-ocr page 1-
Van de voorzitter
Tt|d$cbrirt van de Historische Vereniging
Vleuten, De Meern, Haarzuilens
Verschijnt 4x per jaar. ISSN 0928-4893
16e jaargang on 1, maart 1996 ©1996
IJllilipnigiBg is ingescbrcvcii m bet vere-l
iÜl^llpÉgistei*.«an de K.v.K. Utrecht e.Oï|
'—'—""""-----
1|ii|79360
Haarzuilens 100 jaar (1).
In 1998 zal het feit worden herdacht, dat
het in dat jaar 100 jaar geleden zal zijn,
dat het nieuwe dorp Haarzuilens met
groot vertoon officieel in gebruik werd
genomen, na een massale verhuizing van-
uit het oude dorp De Haar. Dit oude dorp
werd door de eigenaar van Kasteel De
Haar afgebroken om plaats te maken voor
een park rondom het in restauratie zijnde
kasteel. De restauratie van het kasteel, de
opbouw van het nieuwe dorp en de af-
braak van het oude (een project, dat in to-
taal 20 jaar in beslag nam) moet een ge-
weldig karwei zijn geweest, waarvan ver-
wacht mag worden, dat daarover in die
tijd veel gezegd zal zijn.
Om de festiviteiten voor 1998 goed voor
te bereiden heeft men in Haarzuilens het
initiatief genomen tot de oprichting van
de stichting „100 jaar Haarzuilens", die
deze festiviteiten gaat voorbereiden.
Ook binnen onze vereniging was dit
jubileum al gesignaleerd en was besloten
om in de komende nummers van ons blad
ruime aandacht te besteden aan de recente
geschiedenis van deze jonge 100-jarige
parel van onze gemeente. Gedacht wordt
aan onderwerpen als gemeentebestuur,
onderwijs, brandweer, verenigingen enz.
Onze vereniging en het stichtingsbe-
stuur hebben inmiddels met elkaar con-
tact gezocht en er is besloten tot nauwe
samenwerking.
Onder andere zal de stichting in sa-
menwerking met onze vereniging vanaf
komend najaar regelmatig in het Weeblad
De Brug korte artikeltjes doen verschij-
nen over bijzondere gebeurtenissen op De
Haar gedurende de laatste 100 jaar. Ik doe
graag het volgende beroep op u: Mocht u
aardige verhalen en/of anekdotes kennen,
dan wordt u verzocht deze aan ons of aan
de stichting (de heer H.W. Kooiman, de
Koningshof, Eikstraat 9, 3455 SJ Haar-
zuilens, tel. 6775271) door te geven.
Wij beginnen nu al met het aangeven van
een algeheel kader. De eerste vraag is
dan, in welk jaar moet je beginnen. Met
de bouw van het nieuwe dorp werd al in
1886 begonnen. Met de restauratie van
het kasteel werd in 1892 gestart en duur-
de tot 1912. De bouwheer Etienne Baron
van Zuylen van Nyevelt huwde in 1887
met Helene Caroline Betsy Barones de
Rothschild, een rijke bankiersdochter,
waardoor hij over voldoende pecunia
ging beschikken om de restauratieplan-
nen tot een goed einde te brengen. Het
nieuwe dorp kwam in 1898 gereed. Alle-
maal data, die voor het „begin" in aan-
merking komen.
Wij hebben gekozen voor het jaar,
waarin in Haarzuilens Jhr J.W.A. Barch-
man Wuijtiers van Vliet (1847-1926) tot
burgemeester werd benoemd, en dat is in
1879. Dat is dus ruim vóór het huwelijk
van Baron van Zuylen en derhalve ook
ruim voor de tijd, dat over een eventuele
restauratie wordt gesproken, laat staan
over de afbraak van het oude dorp. Dat
betekent, dat we alle consternaties, die
het gevolg zijn geweest van de grootse
plannen van de kasteelheer, moeten te-
genkomen. We zullen zien of de gemoe-
deren hoog oplopen, of er inspraak is, of
er medewerking of tegenwerking is en
wat de rol van het gemeentebestuur is
geweest.
Alle verhalen van voor 1898 spelen
zich dus nog af in het oude dorp, dat on-
der de rook en tegen de ruïne van het
kasteel in de loop der eeuwen was ont-
staan, rondom een open terrein (brink).
In die tijd stonden er in de toenmalige
gemeente Haarzuilens 44 huizen en boer-
derijen, waarvan zo'n 20 in het dorp.
Uit de „Notulen der Openbare Verga-
deringen van den Gemeente Raad van
Haarzuilens" neem ik om te beginnen het
volgende over.
Dagelijks bestuur:
iJ^illCiïiKits Nieuwenkamp, voorzitter
iiiiilïteiiieweg 1 ï, 3451 Sï Vleuten
^ Tel. 030|i||||||i
:.I,W. Scbcwndcrwoerd. secretaris
sMeerndijk 62. 3454 HT De Meert)
iilijpO-6661462
IIIÉiiilAooiJ, pennmgïiiKiiiiBf *",!!fW^
■'tZahd 1i 3544 NC Utrecht
Tei. 030-6771483
A.j. vae Zoeren. vice-voorzitter
'Stationsstraat 34, 3451 BZ Vleuten
Tel. 030-6771263
F.reledem
Mevrouw Prof, Dr. C. Isings, Soest
Dr. D.W. Gravendeel. Laag Keppel
Gebouwen:
Vleuten: Broedcrschapshutsjes (docuraen-l
tatie- en inA'rmatiecentrmtjj,
Dorpsstraat l^'m.mÊÊWÊ^WÊ
|i||:'
          (gedurende openitjistililiiiiiii
:Öe Meern: Het Kabinet (permanente expo-;:
sitieruirate), Zandweg I47B
(achter Verenigingsgebouw)
Ledenadministratie ea -informatie:
Mevrouw P.J. de Rootj-Goes
't Zand 1. 3544 NC Utrecht
Tel, 030 - 6771483
Contributie (inclusieftji
f. 35,- [jerjaar,          ■"111111111'
.bij verzending per p(>st:|||i^|||sixtra
|feöSiS;ièlMP|!^;;;||iirtÉfc
iiiiiHBiiiiiiÉHiïHiiBiiiii
ABN-AMi«> Baak'ite Meern,..............
rek, 55.66.33.Ö40
ïïAbobftak Vi^mm, rek. 36.73,17-574
In dit nummer
H.B.J. van
Adtes;
Tel. 030.
tsA l.W. Schooadcrwöeni
i7,3454XPDeMeens
pag.
1
2
4
4
5
13
21
26
Van de voorzitter
Verenigingsberichten
Algemene Ledenvergadering
Jaarverslag 1995
De boerderij Zorgwijk op Themaat en zijn eigenaren van 1645-1996
Een eeuw gereformeerde kerk (2)
Bange dagen op de dijken
Caramba
{jeheie óf i^edeeiteUjlÈe ovetMtse *at> ut-
ökele» vat dit tij4»ofeirilt h slecfets toege*
slaan met bmnvennelding en na verkregen
toestemming van de redacüecommissle
'. voorpagina:
Schilderij vao boerderij „Zorgwïjk" op
ThemaAt *aui Ja«. Gr«ia0andi. Origineel in
bezii van,^|(|j|,,^^pu!i^Jj|ll|j)!^|^^ Houten,
pliaiP^llllgf iBiliooten De Meern
-ocr page 2-
25 April 1879: Aan het woord is Jhr J.W.A. Barchman Wuy-
tiers van Vliet:
„Mijne Heeren,
Door Zijne Majesteit onzen geeerbiedigden Koning benoemd
tot Burgemeester dezer Gemeente, zoo ben ik thans geroepen
met U, Mijne Heeren, voortaan de belangen dezer Gemeente
voor te staan en te bevorderen.
Gij, Mijne Heeren, kent die belangen, gij zijt bekend met de
behoeften dezer Gemeente, gij weet welke maatregelen en
besluiten thans genomen moeten worden tot bevordering van
de belangen onzer ingezetenen, terwijl ik nog als vreemdeling
in Uw midden mij die belangen en behoeften moet eigen ma-
ken. Ik heb alzoo in de eerste plaats Uwe voorlichting en Uwen
bijstand noodig tot vervulling van de mij opgedragen taak.
En daartoe Mijne Heeren, doe ik een beroep op Uwe
vergadering. Mogen onze beraadslagingen, zoowel in deze
vergadering als in de vergaderingen van Burgemeester en
Wethouders zich kenmerken door eendracht en welwillend-
heid. Ik van mijn zijde zal daartoe zooveel in mijn vermogen is
bijdragen. Word ik daarin door U gesteund dan zal deze
Gemeente onder ons krachtig Bestuur in bloei en ontwikkeling
toenemen en zal het voor mij gemakkelijker vallen de plaats te
vervullen van het voormalig hoofd dezer Gemeente Jhr mr
WH. de Beaufort, die in zulk eene hooge mate Uwe achting en
genegenheid mocht verwerven.
Ik beveel mij in de vriendschap van U, Mijne Heeren, en van
den Secretaris dezer Gemeente aan en aanvaard daarmede het
Voorzitterschap dezer vergadering" (de voorganger van Wuij-
tiers was burgemeester van 1870 tot 1879 terwijl de secretaris de
loco-secretaris G. Hondelink was, die Wuijtiers in 1901 als bur-
gemeester van Vleuten en Haarzuilens zal opvolgen). Wuytiers
zal zich bij het uitspreken van de woorden ,,dan zal deze
Gemeente onder ons krachtig Bestuur in bloei en ontwikkeling
toenemen" niet hebben gerealiseerd, dat die bloei en ontwik-
keling een totale verplaatsing van zijn dorp zou betekenen.
In dezelfde vergadering wordt J. Smit, Genees-, Heel- en Ver-
loskundige te Druten per 15 mei 1879 benoemd tot Gemeente
Geneesheer voor Haarzuilens, onder genot van een vast jaarlijks
traktement van f 50,= op een alsnog vast te stellen instructie. Als
ambtenaar van de burgerlijke stand wordt Wuijtiers zelf benoemd.
Voorts wordt besloten om tot 1 juli e.k. ten behoeve van Willem
Glissenaar, leerling bij de kleermaker G. Bouwman in Haar-
zuilens, per week f 0,50 onderstand te verlenen.
Op 25 juli 1879 geeft het raadslid D. de Goeij de vergade-
ring in overweging om met het oog op de vrij gunstige toestand
van de gemeente-financiën en het zijns inziens nuttige der
zaak, te besluiten tot het plaatsen van een pomp in de kom van
de gemeente. Wuijtiers kan zich daarmee goed verenigen, maar
„zoude dan op de te plaatsen pomp gaarne eene lantaarn willen
laten stellen, ten einde ook voor de z.i. hoogst wenschelijke
verlichting te zorgen". Met algemene stemmen wordt besloten
de beslissing tot een volgende vergadering te verdagen.
In de vergadering van 13 augustus 1879 wordt de gemeente-
rekening 1878 vastgesteld: aan ontvangsten f 2258,81, aan
uitgaven f 1745,42, zodat het batig slot f 513,39 bedraagt.
Aansluitend wordt het voorstel tot het ,,daarstellen eener
pomp" aan de orde gesteld. De pomp zal worden geplaatst op
het plein voor het gemeentehuis en de burgemeester wordt
gemachtigd in overleg met B&W verder het nodige te doen
verrichten. Op 2 oktober 1879 wordt de begroting 1880
vastgesteld op f 2129,70 evenals enkele verordeningen op de
heffing van leges. Voorts wordt de onderstand, die wordt
genoten door Willem Glissenaar, kleermakersleerling bij J. van
Schip te Vleuten, vroeger bij G. Bouwman te Haarzuilens,
bepaald op f 0,50 tot 1 januari 1880 „en daarna geen bedeling
meer te verstrekken".
In de vergadering van 28 november 1879 geven Gedeputeer-de
Staten van Utrecht kennis, dat het hun minder wenselijk
voorkomt, dat de brandweer gemeenschappelijk met Vleuten
geregeld wordt en geven in overweging een eigen brandspuit
aan te schaffen.
Enkele raadsleden geven te kennen dat zij in feite noch een
pomp, noch een brandspuit noodzakelijk achten, maar dat zij
wel de uitbreiding van de verlichting wenselijk vinden. Het
raadslid Van Wijk is van oordeel, dat het plaatsen van een
pomp zonder meer noodzakelijk is, maar dat hij tegen de uit-
breiding van de straatverlichting is. Raadslid De Goeij stelt
echter voor alsnog 2 lantarens ca. aan te schaffen. Dit voorstel
wordt aangenomen met 5 stemmen voor en 2 tegen (Van Wijk
en Oostrum). Op voorstel van Wuijtiers wordt met algemene
stemmen besloten B&W te machtigen een persoon te belasten
met het aansteken enz. van de lantarens. Het voorstel tot
regeling van de brandweer wordt aangehouden tot een
volgende vergadering.
De kosten blijken als volgt te zijn:
Aan de Maatschappij IJzergieterij De Prins van Oranje te 's-
Gravenhage, wegens geleverde lantaren met toebehoren en paal
t.b.v. de straatverlichting f 19,30; Aan C. Trompert, timmerman
te Vleuten voor het zetten van een paal f 2,10; Aan T. de Koning
te Utrecht, wegens geleverde petroleumkannen f 8,70; Aan D.
van Kooten te Haarzuilens, wegens het aansteken van de lantaren
en geleverde petroleum f 5,=; Aan P. van Lint, gemeente-
veldwachter te Vleuten, wegens huisvesting en voeding van de
beambten van politie gedurende de kermisweek f 3,50.
Pas op 17 februari 1880 komt het voorstel tot aankoop van
een brandspuit en het plaatsen van een brandspuithuisje weer
aan de orde. Om deze uitgaven te kunnen doen zal een geld-
lening moeten worden afgesloten. Daarover ontstaat een felle
discussie en het voorstel zal uiteindelijk worden verworpen.
Maar hierover de volgende maal.
J.F.K. Kits Nieuwenkamp.
Verenigingsberichten
Collectie van der Poel
Reeds jarenlang worden door de heer J.H. van der Poel uit
Maarssenbroek akten uit de rijks- en gemeentearchieven in
Utrecht, die betrekking hebben op eigendommen en personen
in onze gemeente, opgezocht en overgeschreven (getranscri-
beerd) voor ons documentatiecentrum. Voor deze verzameling,
de „collectie van der Poel" genoemd, werd door de heer van
der Poel op 19 februari j.1. de 2(X)0e akte aangeleverd. Dit feit
werd door ons in een bijeenkomst met de heer en mevrouw van
der Poel op 26 februari in de Broederschapshuisjes gevierd. In
zijn toespraak sprak de voorzitter zijn bewondering en dank uit
voor dit ,,monnikenwerk", dat voor het onderzoek van de
geschiedenis van onze gemeente van groot belang is. Hij sprak
de hoop uit, dat de heer van der Poel, die nu 76 jaar is, dit werk
nog lang zal kunnen voortzetten.
De verzameling akten, grotendeels uit de notariële archie-
ven, loopt van 1350 tot 1950. Een register hiervan is in het
computerbestand van de vereniging opgenomen, zodat gewen-
ste gegevens snel kunnen worden opgezocht. Uit veiligheids-
overwegingen wordt een tweede exemplaar van de verzamelde
akten door de gemeente in de archiefkluis van het gemeente-
huis bewaard. De voorzitter memoreerde bij deze gelegenheid
ook, dat terzelfder tijd in ons computerbestand het 30.000e
-ocr page 3-
1 ■;■,:,:.....;w
J
tussen Vleuten en Haarzuilens, onder handen genomen. Belang-
rijke nederzettingsresten uit de Late IJzertijd/Romeinse tijd (ca.
250 v.Chr. - 270 na Chr.) en de Merovingische tijd (ca. 500-
750) zijn daarbij aan het licht gekonen. In het voorjaar van
1995 kon een samenhangend blok van ca. 100 ha worden
afgerond met de ontdekking van een ongeveer 250 m lang be-
woningslint langs de Parkweg, daterend uit de 1 Ie - 13e eeuw.
De scherven van de campagne 1994-1995 waren nog niet
gewassen, toen bleek dat de provincie druk studeert op de
aanleg van omvangrijke bos- en recreatiegebieden rondom
Haarzuilens, precies in het onderzoeksgebied. Alle aanleiding
dus om de tot dusverre verkregen resultaten samen te brengen
in een rapport, dat zou kunnen dienen als basis voor aanvullend
(boor)onderzoek. Op 20 oktober j.1. werd de inventarisatie aan-
geboden aan gedeputeerde Kok en loco-burgemeester Melcherts
van Vleuten-De Meern. Op deze bijzonder geslaagde middag
in kasteel De Haar werd voor een breed gehoor van bestuur-
ders en rijks-, provincie- en gemeenteambtenaren aandacht ge-
vraagd voor de samenhang van cultuurhistorische waarden in
het gebied rond Haarzuilens.
Ondertussen heeft de werkgroep in juni en juli gepartici-
peerd in een opgraving van de Rijksdienst voor het Oudheid-
kundig Bodemonderzoek (ROB) in De Meern (zie ons tijd-
schrift van 1995 nr 3). De bouw van een loods tussen de Rijks-
straatweg en het bedrijventerrein Oudenrijn was aanleiding
voor een nood-onderzoek van drie weken op het terrein van
een inheems-Romeinse nederzetting. Ondanks beperkte onder-
zoeksmogelijkheden werden vier plattegronden van houten
gebouwen vastgelegd, waarvan twee compleet. Te herkennen
zijn een boerderij en een achtpalige spieker (voorraadschuur);
daarnaast twee andere gebouwen met standgreppels. Verschei-
dene leden van de werkgroep hebben een flink aantal dagdelen
beschikbaar gesteld om te assisteren met schaven, troffelen,
meten, tekenen en wassen.
In 1995 zijn in Vleuten omvangrijke grondwerkzaamheden
uitgevoerd in het nieuwbouwplan De Tol. De werkgroep heeft
er enkele malen een verkenning gedaan, maar dit gebied blijkt
archeologisch grotendeels leeg, zoals eerder werd aangetoond
tijdens het verkennende onderzoek van de Stichting RAAP in
1992-1993. Een beperkte waameming kon in mei worden ge-
daan in Vleuten, ter plaatse van het voormalige restaurant Het
Oude Raadhuis, direct ten oosten van de Hervormde kerk. In
de verstoorde bodem van een bouwput werden schamele resten
van greppels en andere sporen aangetroffen, daterend uit de
Late Middeleeuwen tot recente tijd.
In 1996 hoopt de werkgroep voort te gaan met de kartering
van het gebied ten noordwesten van Vleuten, waar o.a. een
voortzetting van de Merovingische nederzettingsstmctuur van
het Haarpad wordt vermoed. Ten westen van De Meem zal het
bestemmingsplan Veldhuizen later dit jaar waarschijnlijk onze
aandacht vragen. Enkele inheems-Romeinse vindplaatsen
liggen daar midden in het beoogde nieuwbouwplan. Na het
vruchtbare jaar 1995 heeft de Archeologische Werkgroep dus
al weer een volle agenda.
Erik Graafstal
„record" werd ingevoerd. In dit bestand bevinden zich de
registraties van alle bezittingen van de vereniging, niet alleen
van de documenten, maar ook van onze boeken, tijdschriften,
microfilms, kaarten, foto's en negatieven, en van de registers op
de archieven van de gerechten en de doop-, trouw- en begraaf-
boeken van de kerken in onze gemeente van vóór 1811.
Met de heer van der Poel sprak ook de voorzitter zijn te-
leurstelling uit, dat niet meer vrijwilligers zich willen inzetten
om de verzameling te gebruiken voor het schrijven van een
stuk(je) geschiedenis van de gemeente. Er zou nog heel veel
geschreven kunnen worden.
Verslag van de archeologische werkgroep
Sinds enkele jaren werkt de Historische Vereniging samen met
de Archeologische Werkgemeenschap voor Nederland (AWN)
bij het opsporen en onderzoeken van oude bewoningsresten in
en om Vleuten, De Meem en Haarzuilens. Feitelijk draait de
groep al een jaar of drie in een min of meer constante samen-
stelling en zijn de oorspronkelijke bloedgroepen - AWN-ers uit
Utrecht en omstreken en leden van de Historische Vereniging -
inmiddels nauwelijks meer te onderscheiden. In het afgelopen
jaar werd de samenwerking geformaliseerd. In 1995 telde het
actieve bestand ongeveer 10 personen.
Zo fungeert de werkgroep in de praktijk tegelijk als archeo-
logische werkgroep en als onderdeel van de landelijke AWN-
structuur, met alle faciliteiten van dien. Als uitvalsbasis, maga-
zijn en museum worden de accommodaties van de vereniging
in Vleuten en De Meem gebruikt.
Het zwaartepunt van de activiteiten zal voorlopig wel liggen op
de stroomrug van de Oude Rijn tussen Utrecht en Harmeien.
De komende jaren is daar werk te over: in 1997 wordt een be-
gin gemaakt met de bouw van 30.000 woningen, het glastuin-
bouwgebied tussen Vleuten en De Meem zal worden verplaatst
naar Harmeien en rond Haarzuilens zal een omvangrijke groen-
structuur annex recreatiepias worden aangelegd.
De afgelopen jaren heeft de werkgroep zich vooral bezig
gehouden met de archeologische kartering van het gebied rond
Haarzuilens. In 1994 en 1995 is de omgeving van het Haarpad,
Contributiebetaling
Een aantal leden heeft de contributie voor dit jaar nog niet
betaald. Wij verzoeken deze leden vriendelijk doch drin-
gend de hen toegezonden acceptgiro nog deze week aan hun
bank ter betaling te zenden. Niet vergeten!
-ocr page 4-
Jaarverslag 1995
Uitnodiging algemene
ledenvergadering
Hiermee nodigen wij de leden uit voor de algemene vergade-
ring van de vereniging, welke gehouden zal worden op dinsdag
7 mei 1996 in het Verenigingsgebouw, Zandweg 148, in De
Meem. Aanvang 20.00 uur.
Agenda
1.  Opening.
2.  Notulen van de vorige vergadering;
3.  Jaarverslag over 1995.
4.  Rekening over 1995:
a. Verslag van de controlecommissie;
b. Goedkeuring rekening en balans.
5.  Benoeming nieuwe controlecommissie.
6.  Vaststelling begroting voor 1997 en contrbutie voor 1997
(ongewijzigd).
7.  Benoeming bestuursleden.
8.  Rondvraag en sluiting.
Het bestuur,
J.F.K. Kits Nieuwenkamp, voorzitter
J.W. Schoonderwoerd, secretaris
Toelichting
Agendapunten 3, 4 en 6: De hier bedoelde stukken liggen gedu-
rende een week voor de vergadering ten huize van de secre-
taris, Meemdijk 62, op donderdag 2 mei van 19.30 - 22.00 uur
in de Broederschapshuisjes, Dorpsstraat 1, alsmede een uur
voor de vergadering in de vergaderzaal voor de leden ter
inzage.
Agendapunt 7: Volgens het rooster van aftreden zijn dit jaar
Mw. RJ. de Rooij-Goes en de heren P.G. de Rooij en T.P.J. van
Dijk aan de beurt om af te treden. Allen zijn herbenoembaar en
worden door het bestuur candidaat gesteld. Door tenminste tien
leden kunnen ook candidaten worden voorgedragen. Deze
voordracht dient uiterlijk drie dagen vóór de vergadering bij
het bestuur (de secretaris) te worden ingediend.
Hierbij geven wij u een verkorte versie van het jaarverslag van
de vereniging.
Het ledenaantal, dat op 1 januari 1995 843 bedroeg, vermeer-
derde met 39 nieuwe inschrijvingen en verminderde met 44 af-
schrijvingen, zodat het aantal per 1 januari 1996 838 bedroeg.
Op 16 mei werd een algemene ledenvergadering gehouden,
waarin de heren Kits Nieuwenkamp, Schoonderwoerd en Van
Zoeren werden herbenoemd als bestuurslid. Het bestuur
vergaderde dit jaar 8 keer. In de verdeling van de bestuurs-
functies kwam geen wijziging.
De contactavonden van het bestuur op donderdag in de
Broederschapshuisjes werden steeds drukker bezocht. Gedu-
rende het gehele jaar werd op de maandag- en dinsdagmiddag
en de donderdagavond door een zevental medewerkers gewerkt
aan het ordenen, registreren en toegankelijk maken van onze
documentatieverzamelingen. Tezamen werd daaraan ongeveer
50 uur per week besteed. In de bibliotkeek van ons documenta-
tiecentrum zijn thans meer dan 1030 boekwerken en ruim 300
jaargangen tijdschriften aanwezig. Het fotoarchief omvat ruim
2700 foto's, 18(X) dia's en 53(X) negatieven. De documentatie-
verzameling werd dit jaar verder uitgebreid, mede doordat de
heer J.H. van der Poel weer zorgde voor een groot aantal trans-
cripties van akten, voornamelijk uit de notariële archieven. Ook
werd weer een aantal microfilms en microfiches aangekocht,
zodat ons centrum vele onderzoekers aan informatie over
eigendommen en personen in onze gemeente kon helpen.
In november werd in samenwerking met het Kursusprojekt
een cursus genealogie voor beginners gegeven.
Ons tijdschrift verscheen dit jaar weer viermaal met in totaal
96 pagina's tekst. Er werden 18 artikelen geplaatst van 11
auteurs. Het eerste nummer was hoofdzakelijk gewijd aan de
herdenking van de oorlog en de bevrijding van 50 jaar geleden.
Deze herdenking werd ook gestalte gegeven door de grote
tentoonstellingen in Het Kabinet en de Broederschapshuisjes
van 22 april tot 8 mei, waar in totaal ruim 1500 bezoekers
werden ontvangen.
Na deze tentoonstelling werden plannen gemaakt voor een
herinrichting van Het Kabinet, waarbij ernaar gestreefd wordt
om ook voor de jeugd interessante aspecten van de geschiede-
nis te tonen.
Met diverse activiteiten presenteerde de vereniging zich op
de jaarmarkt in Vleuten op 26 augustus en de Meemse markt
op 15 september.
De archeologische werkgroep hield zich bezig met terrein-
verkenningen in het gebied ten westen van Vleuten, in het plan
De Tol en in De Meem op een terrein nabij het bedrijventerrein
Oudenrijn. Vooral in Vleuten werden belangrijke vondsten
gedaan van nederzettingen uit de Late ijzertijd/Romeinse tijd
en de Merovingische tijd (ca.5(X)-750). Ook in De Meem wer-
den duidelijke sporen gevonden van vroegere nederzettingen.
Het behoud van archeologische en andere monumenten heeft
in verband met de uitbreiding van de bebouwing van de ge-
meente bijzondere aandacht van het bestuur. Hoorzittingen en
informatiebijeenkomsten daarover werden daartoe bijgewoond.
Aan het eind van dit verslag wil het bestuur een woord van
dank uitspreken aan allen die zich het afgelopen jaar op
enigerlei wijze voor de vereniging ingezet hebben.
Lezing over Romeinse en inheemse nederzettingen
Na afloop van de ledenvergadering (± 20.45 uur) zal door
de heer É.R Graafstal een lezing met dia's verzorgd wor-
den over de Romeinse en inheemse nederzettingen in onze
gemeente.
Daarbij zal speciaal aandacht besteed worden aan nieuwe
vondsten in de laatste drie jaren, die uitwijzen dat de
rijkdom aan archeologisch materiaal nog veel omvang-
rijker is dan tot nu toe bekend was.
Een belangrijk stuk van onze geschiedenis zit nog in de
grond en komt beetje bij beetje naar boven!
-ocr page 5-
De boerderij Zorgwijk op Themaat en zijn eigenaren
van 1645 tot 1996
door F. J. Scheepens en A.W. Koot
Zorgwijk, een krukhuisboerderij gelegen aan de Smalle Themaat 20, maakte tot 1811 deel uit van het gerecht Themaat,
tot 1954 van de gemeente Haarzuilens en valt nu onder de gemeente Vleuten-De Meem. Uit de muurijzers, die in de
oude boerderij (vóór 1980) aanwezig waren, hadden we al een sterk vermoeden dat er in de 17de eeuw op deze plaats
een boerderij stond. Inmiddels heeft archiefonderzoek dit bevestigd.
In 1980 heeft een grondige restauratie plaats gevonden, waarbij het karakteristieke van het historische gebouw zo-
veel mogelijk is behouden. Volgens de beschrijving in het boek ,,Vleuten-De Meern, geschiedenis en historische bebou-
wing" van Ó.J. Wttewaal, wordt de boerderij vanwege zijn architectuur, historie en omgeving met drie sterren gewaar-
deerd als een zeer belangrijk gemeentemonument.
De familie van Wijcltersioot
(1645-1683)
Aert Cornelisz van Wijckerloot was bier-
brouwer in „de Booch" aan de Oude
Gracht bij de Volderbrug in Utrecht. Hij
kocht de Booch in 1621 van Mechtelt de
Lange, weduwe van Anthoni van Schaik i).
Aert koopt in 1645 van Maria van
Detten, weduwe van Mr. Bruno Porten-
gen, „het derde part van 12 morgen 83i/2
roeden land ,,met huijsinge, berch,
schuijr, backhuijs, wagenhuijs, duijf-
fhuijs en boomgaerden met haer toebeho-
ren so groot en cleijn desselve gelegen
sijn in 23 morgen leggende tot Vleuten
ende op Themaet sijnde weij ende bouw-
lant streckende ten deele van de The-
maeterdijck noortwaerts tot in de Ouden-
aersche Weteringe waeraen oostwaerts
Catharina Rams en westwaerts Jacob
Antonisz Verstraelen naest gelant sijn."
Uit deze beschrijving plus de mededeling
dat al 11 morgen land in 1640 is „ge-
transporteert aen Aert van Wijckersloot",
concluderen we dat Aert in gedeelten
land op Themaat en Vleuten heeft
gekocht en dat er toen al een boerderij
stond, die later Zorgwijk genoemd werd 2).
Aert's zoon Cornelis van Wijckersloot
volgde zijn vader vóór 1650 op als brou-
wer. Na de dood van Cornelis' vrouw
Elisabeth Schuijt in 1691 werd de Booch,
inclusief de inboedel voor 20000 gulden
verkocht aan Anna Eijckels en haar
schoonzoon Dirck van Bijlevelt, die een
zoon was van de Vleutense brouwer
Willem Dircksz van Bijlevelt 3).
Een tweede zoon van Aert, Mr.
Thomas van Wijckersloot was advocaat
aan het Hof van Utrecht.
cleijn deselve landerijen gelegen sijn onder
de gerechte van Themaet en Vleuten met
huijsinge bergen en schuijren en vorder
getimmer opt lant onder Themaet gelegen
staende, mitsgaders de bepotinge en beplan-
tinge als oock met het gereetschap tot de
bouw en melckerij behoorende, het coom
op het velt en alle haeff op de voorschreve
landerijen gaende en dat tesame tegen de
somme van twaelff duijsent guldens".
Verder werd aan Steven toegescheiden „se-
ckere 6 mergen weijlandts onder Maerssen"
en was hem „bij loot treckinge ten deele
gevallen seckere wintcoommolen, rosmolen
met huijsinge en vorder getimmer, erve en
gront staende en gelegen onder de gerechte
van Bunnick."
Zijn halfbroer Arnoldus van Wijckersloot
had getrokken „een huijsinge met berch
genaempt den Huppel staende in de Lage
Weij de opt lant van den Armen Noothulp
en seeckere Vicarij en een viertel (4 mor-
Van de derde zoon Antonie van
Wijckersloot weten we, dat hij boer was
en eigenaar van een boerderij met 27i/2m
land op Themaat en Vleuten, zoals we bij
de boedelscheiding van 1679 zullen zien.
Bij zijn eerste huwelijk met Cornelia
Meulen in 1647 te Amsterdam bracht hij
tienduizend gulden mee. Hij was dus
welgesteld. Al spoedig na de geboorte
van hun zoontje Steven overleed zijn
vrouw. Vóór Antonie's tweede huwelijk
in 1649 met Agatha Doesburg werd zoon-
tje Steven uitgekocht (zijn moederlijk
erfdeel werd veilig gesteld). Het bedrag
was 19300 gulden plus 420 gulden pille-
gaven (doopgeschenken) en potpennin-
gen (geld voor zijn spaarpot) 4).
Na Antonie's dood vond er een boedel-
scheiding plaats in 1679. Zoon Steven
kreeg „een seeckere hoffstede met om-
trent 271/2 mergen so weij als bouwlant
daer aen behoorende ofte so groot en de
Aert Cornelisz van Wijckersloot
X 1606
E.van Schaijck
I____________________________
I
I
Geertruijt
X 1633
Jacob van
Bloc klant
I
Antonie
1623-1679
x(l) 1647
C. Meulen
x(2) 1649
A. Doesburg
I___________
I
Steven
x
A. de Rijck
Cornelis
1613-1647
X 1639
Thomas
1617-1682
ongehuwd
E. Schuijt
I
Cor-
nelia
I            I
Geer- Maria
truijt
X 1674
C. van
Gessel
I
Catha-
rina
X 1671
Thomas
Doncker
I
Aleidis
X 1660
Mr .C. van
Wijcker-
sloot
I
Arnoldus
-ocr page 6-
gen) weijland gelegen in de Lage Weij-
de." Het boterde niet zo goed tussen de
twee broers. „Er was een seckere questie
ontstaan tussen de partijen bekent en die
sij om redenen niet willen verhaelen".
Gedeeld werden „de vette beesten, ver-
ekens, calveren, gereet geld, silver en
gout, bedden, deckens, cussens en linnen,
houtwerk, aert weck glass en mantwerk,
porselijn, schilderijen, spiegels, provisie
en vorder huijsraet". „Int gemeen" (on-
verdeeld) bleven de vorderingen van ca.
6000 gulden om de boedelschulden mee
te voldoen en ,,de twee bergen coorn op
Themaet sal door de Heer Steven selven
worden gedorst tot de fourage dienende" 5).
In 1679 stelde Steven zijn testament op.
Hij legateerde aan de Heer Mr. Cornelis van
Wijckersloot, zijn neef, „drie van sijn beste
bedden met peulens, oorkussens en dee-
ckens daer toe behoorende mitsgaders de
contrefeijtsels (portretten) van sijn grootva-
der en grootmoeder zaliger, aan Dirck
Jacobsz van Blommendael soontje van
Jacob Dircksen van Blommendael wonende
in de Huppel de renten van een capitael van
300 gulden sijn leven lanck geduijerende en
aan de Rooms Catholieke Aalmoeseniers-
camer t.b.v. de Armen een capitael van 3(XX)
gulden". Steven nomineerde als zijn enige
erfgenaam Mr. Thomas van Wijckersloot,
zijn oom e).
Steven van Wijckersloot heeft niet lang
plezier gehad van zijn bezittingen op
Themaat. In 1681 werd de boerderij met
151/2 morgen land verkocht aan Antony
van Catwijck voor 5000 gulden, maar de
koper kreeg spijt en wist de koop teniet te
doen. De aspirant-koper moest wel de
verkoopkosten van 200 zilveren ducatons
en de 40ste penning (belasting) betalen 7).
In 1683 was er uitspraak van een pro-
ces aan het hof van Utrecht tussen Steven
van Wijckersloot en Adriaen van Wijck.
De eigendomsrechten van „een hoffstede
met 15i/2 m land van de Thematerdijk tot
de opstal van Maarssenbroeck, waar
oostwaerts de Heeren van Oudmunster en
westwaerts de Heer de Beus naest gelant
en gelegen zijn" werden betwist.
De hofstede werd toegewezen aan
Adriaen van Wijck. In 1684 werd de
boerderij per decreet verkocht voor 2725
gulden. Een koopje voor Adriaen van
Wijck, die iedereen te slim af was, zoals
we ook verder zullen zien. Steven van
Wijckersloot moest de deurwaarderskos-
ten en de advocaat van Adriaen van Wijck
betalen. Gerrit van Lies velt, de schout
van Themaet, kreeg voorrang voor het in-
nen van een achterstallige belasting-
schuld van 920 gulden en 15 stuivers.
Voor zover mogelijk kreeg Adriaen van
Wijck de 2500 gulden terug, waarvoor in
1679 een plecht (hypotheekakte) was
gepasseerd 8).
Afb. 1 Recente foto van boerderij „Zorgwijk". Foto A.J. van Weerdenburg.
IVIr. Hermanus van Wijck
(1752-1764)
Na de dood van Adriaen van Wijck
(1713) en Geertruijt Tibbel (1725) wordt
de boedel onderhands verdeeld. Waar-
schijnlijk werden Hermanus van Wijck
en zijn zuster Anna ieder voor de helft
eigenaar van de boerderij op Themaat,
want na het overlijden van Anna (1752)
werd de helft van de boerderij met 15i/2m
land getaxeerd op 800 gulden, waarna
Hermanus de enige eigenaar werd u).
Hermanus woonde in de Mariastraat te
Utrecht en was advocaat aan het Hof van
Utrecht. In een huurcontract van 1759
werd „de hoffstede met huijsinge, bak-
huis, duijfhuis, bergen en schuur, boom-
gaard, bouw- en weilanden tesaamen
groot omtrent 45i/2 morgen onder de
gerechte van Themaet en Vleuten" door
Hermanus van Wijck verhuurd aan
Cornelis van Sweserijn en zijn vrouw
Geertruijd van de Geer. In de huur was
niet begrepen „de groote caamer annex
wooninge mitsgaders de hoff daarvoor en
naast gelegen maar wordt door de Heer
verhuurder aan sig behouden."
Adriaen van Wijck (1679-1713)
Adriaen van Wijck was bierbrouwer in
Utrecht en woonde met zijn vrouw Geer-
truijt Tibbel en hun kinderen aan de Oude
Gracht bij de Viebrug, waar hun brouwe-
rij „de Ruijtgens" was gevestigd. Het
ging Adriaen financieel heel goed. Hij
kocht veel „huijsingen, cameren (kleine
huizen), grutterijen en tapperijen" in de
stad, maar ook boerderijen en land in
naburige dorpen 9).
De gekochte tapperijen werden ver-
huurd op voorwaarde dat de huurder uit-
sluitend bij de verhuurder bier mocht
inkopen. Zo verzekerde Adriaen zich van
een vaste klantenkring. De boerderij op
Themaet met 251/2 m land werd in 1695
voor 6 jaar verhuurd aan Jan Thonis van
Neereijnt. In 1702 werd het huurcontract
verlengd, maar Adriaen van Wijck nam
geen risico. Als borgen werden aange-
steld: de broers Steven en Peter Arisz van
Rooijen, landbouwers in Werkhoven.
Reeds in 1704 werd de huur opgezegd en
een nieuw huurcontract gesloten met
Gijsbert Cornelis van Kapellenhofstede
uit Maarssen 10).
Johan van Wijck
X C. Lobi
I__________________________________
I                    I                    I
Pontianus Hendrikus Cornelis
Adriaen
X G. Tibbel
I_________
I                    I
Hendrikus Hermanus
innocent advocaat
(zwakzinnig) + 1664
ongehuwd
I
Cornelia
+ 1738
ongehuwd
I
Anna
-1-1752
ongeh.
I
Jan Baptist
X
9
Maria
X
Cornelis van
Duijnkerken
I
Adrianus van
Duijnkerken
I
Elisabeth
ongehuwd
I
Geertruida
ongehuwd
Aletta
ongeh.
-ocr page 7-
4?»Q*t^^
een custingbrief (hypotheek). De reste-
rende 35(X) gulden moest zij per 1 januari
1766 betalen, maar dat was voor haar
bezwaarlijk, want zij moest „van haar
contante penningen ook nog paarden,
koeijen en andere noodwendigheden"
kopen. Daarom werd met de verkopers
overeengekomen dat ze 2000 gulden
extra van hen zal lenen voor 3 procent
rente per jaar. Twee van haar broers,
Jacobus van Oostrum timmerman te
Bunnik en Antoni van Oostrum wonende
in de herberg 't Nagtegaaltjen tussen de
Wittevrouwenpoort en de Maliebaan te
Utrecht, waren borgen voor de lening van
2000 gulden en de custingbrief van 40(X)
gulden 21). Johanna maakte kort voor
haar dood in 1793 haar testament op en in
1796 had de boedelscheiding plaats 22).
Bernardus Welleman, haar knecht,
mocht zolang hij verkoos op de hofstede
blijven wonen en kreeg voor kost en
inwoning 100 gulden per jaar. De R.C.
armen van Vleuten en Themaat ontvingen
1000 gulden. De boerderij werd toebe-
deeld aan haar neef Willem van Oostrum,
zoon van Gerrit van Oostrum (broer van
Johanna) en Johanna van der Wel. Hij
was opgevoed door de erflaatster.
Johanna legateerde tevens aan Willem
,,een kast staande in het voorhuijs, zijnde
het bovenste gedeelte een glaase kast en
het onderste gedeelte een kleerkast."
Aan Hendrika van Oostrum (dochter
van Willem) schonk zij ,,alle haar kleede-
ren, so van sijden als wollen, mitsgaders
goud, silver en juweelen tot haar lijven
cieraad gedient en behoort hebbende." De
erfgenamen waren haar broers en zusters,
of bij overlijden hun kinderen.
Willem van Oostrum (1793-1805)
Willem is bij de opvolging van zijn tante
in 1793 al 54 jaar oud. Hij is gedoopt in
1739 in Utrecht en trouwde omstreeks 1786
met Johanna Ruitenbeek. De eerste jaren
van zijn huwelijk woonde hij in Maartens-
dijk. Na het overlijden van zijn tante ver-
huisde hij naar Themaat, waarde twee jong-
ste kinderen zijn geboren. Hij overleed in
1805. Johanna Ruitenbeek hertrouwde in
1807 met Antonie van Rooijen. Johanna
kreeg het vruchtgebruik van de goederen, en
Antonie van Rooijen werd toeziend voogd
over haar kinderen.
Johanna Ruitenbeek, wed. van
Willem van Oostrum (1805-1832)
Johanna overleed op 16 november 1832,
op 6 november 1833 vond de boedel-
scheiding plaats bij notaris G.N. Bud-
dingh te Utrecht. De erfgenamen waren
de twee kinderen van haar overleden
dochter Hanna van Oostrum getrouwd,
met Jan Vulto, landman te Haarzuilens en
Ca^»            y^"^
j^lK ^*SW^
¥*■%
Afb. 2 Fragment (met handtekeningen) van de akte waarbij Johanna van Oostrum 2000
gulden leent van de erfgenamen van Mr. Hermanus van Wijck.
Johanna van Oostrum (1766-1793)
In die tijd was het zeer bijzonder dat een
ongehuwde vrouw een boerderij kocht en
zelfstandig het boerenbedrijf runde. Toch
is dat hier het geval.
Johanna werd geboren in Werkhoven
als één van de zeven kinderen van Hen-
drik van Oostrum en Christina (Stijntje)
van Schaik. Hendrik was boer en schepen
van het gerecht Werkhoven. Bij zijn over-
lijden in 1755 werden zijn bezittingen
geschat op ruim 4100 gulden is). Johanna
kende de vorige eigenaar goed, want haar
vader had sinds in 1710 3000 gulden
geleend bij de familie van Wijck. Die
schuld bestond in 1767 nog steeds en
stond als plecht in de boedelbeschrijving
van Hermanus van Wijck op naam van de
kinderen van Steven van Oostrum, zoon
en opvolger van bovengenoemde
Hendrik van Oostrum in Werkhoven 19).
In 1766 kocht Johanna van de erfgena-
men van Hermanus van Wijck, m.n. zijn
neef Adrianus van Duijnkerken en zijn
nichten Elisabeth, Geertruida en Aletta
van Wijck, de boerderij met 151/2 morgen
land op Themaat voor 7500 gulden 20).
Dit bedrag had zij niet voorhanden,
daarom leende zij bij de erfgenamen van
Hermanus van Wijck 4000 gulden d.m.v.
In deze tijd kwam het dus voor dat een
eigenaar uit de stad een deel van zijn
bezittingen op het platteland voor zich-
zelf reserveerde als buitenverblijf 12).
De huurder tot 1759 was Gijsbert van
Veen. Hij had de hofstede „verscheijde-
ne jaaren in huure gebruijkt en had nog
12 morgen coorn op het veld staan" op
het tijdstip dat de huur afliep 13).
Op 11 oktober 1764 overleed Herma-
nus van Wijck als „bejaarde vrijer"(onge-
huwd) in zijn woning op de Mariaplaats.
Hij werd begraven in de Jacobikerk. De
begrafeniskosten waren 90 gulden. Er
werd 16 ellen laken gescheurd en de klok
heeft 2i/2 uur geluid 14). In 1767 is een
inventaris van zijn bezittingen opge-
maakt, zijn vermogen werd getaxeerd op
ruim 128000 gulden. Vergeleken met nu
is dat een miljoenenbedrag 15).
Uit alles blijkt, dat hij een rijk man en
van hoog aanzien is geweest. Hij was ook
ccn sociaal voelend mens, getuige zijn
vorstelijke gift van 15000 gulden aan de
regenten van de R.C. Armen of Aalmoe-
zenierscamer om de weeskinderen te
laten leren, lezen en schrijven 16). Verder
schonk hij 50 gulden per jaar aan het
Dolhuijs in Utrecht tot onderhoud van
Anna Mense Noorderwind, echtgenote
van Jan de Hoop n).
-ocr page 8-
Hij legateerde aan zijn neef Willem van
Oostrum, zoon van zijn broer Geurt van
Oostrum:
a. al zijn klederen en lijfstoebehooren
benevens kostbaarheden tot lijfdragt die-
nende, b. alle zijne levende haaf en den
inboedel en meubelen, koom, stroo, hooi en
mestvaalt, c. alle zijne onroerende goederen,
mits hij voor de laatste in zijne nalatenschap
inbrenge twee derden der waarde waarop
die goederen door drie deskundigen
getaxeerd en mits hij zich deswege binnen
zes maanden na zijn overlijden verklare.
De onroerende goederen bestonden uit:
1.  eene boerenhofstede met huizinge en
achterhuis en verder getimmerten, erf,
tuin en boomgaard, bouw-, wei- en hooi-
landen en weg in Haarzuilens, tezamen
groot 20 ha 44 a 60 ca,
2.  9 ha 80 ca land in Vleuten.
De taxateurs waren de landbouwers
Dirk de Goeij te Haarzuilens, Johannes
Naathuis te Zuilen en Jan Jacobus
Rentinck te Vleuten De waarde werd
geschat op 45000 gulden. Willem moest
dus 30000 gulden inbrengen 26).
Willem van Oostrum (1873-1886)
Willem van Oostrum kocht op een veiling in
1874 een bouwhoeve op Themaat groot 3 ha
96 a 52 ca, waarmee hij zijn grondbezit tot
33 ha 41a 92ca vergrootte 27).
In 1877 werd een nieuw bakhuis bij de
boerderij gebouwd. Zijn twee zoontjes
Johannes Jacobus en Johannes, respectieve-
lijk 15 en 11 jaar oud, legden de eerste steen.
In 1886 overleed Willem op 69-jarige
leeftijd. Hij liet zijn vrouw en zeven kin-
deren na, waarvan er zes nog minderjarig
waren. De inventaris en scheiding vinden
we bij notaris Robbemond uit Harmeien 28).
Uit de boedelbeschrijving van 27 mei 1886:
- vee in het veld -
een bruin paard
                              20,—
een zwart paard                           300,—
een schimmelmerrie paard            200,—
Afb. 3 Kadasterkaart uit 1832. De gearceerde percelen behoorden bij de boerderij van de
familie van Oostrum, ten noorden van de Thematerdijk (nu Smalle Themaat) de boerderij
met boomgaarde en Vfeiland, langs de Kerkweg (nu Schoolstraat) en tussen Dorpsstraat en
Haarpad bouvfland.
belasting f. 127,59 24). Hij was van 1856
tot 1870 kerkmeester in de R.C. kerk op
't Hoog. Jan was ongehuwd en overleed
in 1873. Al in 1854 had hij zijn testament
opgemaakt 25).
Zijn erfgenamen waren:
1.  Willem Vulto te Kockengen, zoon van
zijn overleden zuster Johanna van
Oostrum en Jan Vulto;
2.  Jannigje van Oostrum te Haarzuilens,
dochter van zijn overleden broer Geurt
van Oostrom, ongehuwd;
3.  Jacobus Klarenbeek, kastelein te Har-
melen, gehuwd met Johanna vaii Oostrum,
eveneens dochter van Geurt van Oostrom.
haar zoons Geurt van Oostrum, tapper te
Vleuten, Jacobus van Oostrum en Jan van
Oostrum, beiden ongehuwd en landlie-
den op Themaat gemeente Haarzuilens.
Taxateurs van de onroerende goederen
waren Hendrik van Rooijen, landman op
boerderij Rijkelijkhuizen op Themaat en
Frans Vulto, landman te Vleuten.
De onroerende goederen bestonden uit:
1.  een boerderij met 16 bunders, 4 roeden
60 ellen land onder Themaat, getaxeerd
op 4600 gulden;
2.  4 bunders 40 roeden onder Themaat
op 8(X) gulden;
3.  14 bunders 47 roeden 12 ellen onder
Vleuten voor 5600 gulden tezamen voor
11000 gulden;
4.  contante penningen 60 gulden.
Als lasten van de boedel werd een schuld
vermeld van 4000 gulden voor het
Semenarium der R.C. Cleregie te
Amersfoort en van 2000 gulden t.b.v. Jkvr.
H.G. Gravinne van Rechteren 23). Aan Jan
van Oostrum werden toegescheiden de per-
celen 1 en 2 voor 5400 gulden, aan Jacobus
van Oostrum perceel 3 voor 5600 gulden.
Jan van Oostrum (1832-1873)
Jan van Oostrum behoorde met Elias van
Schaik en Martinus Versteeg tot de groot-
ste boeren van Haarzuilens. In 1860
betaalde hij aan grond en personele
Afb. 4 Eerste steen van het bakhuis in 1877.
-ocr page 9-
een vosmerrie paard
400,—
twee grauwmerrie paarden.
440,—
twee roode koeien
260,—
vijftien zwartbonte bleskoeien
1835,—
een witte koe
125,—
twee blauwe bleskoeien
250,—
zes zwarte vaarzen
665,—
drie witte vaarzen
270,—
een zwartbonte pinkstier
45,—
een vaalbonte pinkstier
50,—
drie zwarte pinken
120,—
vijf vale pinken
219,—
een kreupele pink
28,—
zestien kalveren
140,—
twee schapen
40,—
twee drachtige zoogvarkens
64,—
een guiste dito
25,—
een partij kippen en een haan
50,—
een hond met hok en ketting
3,—
- in het koetshuis -
een tentwagentje
150,—
een tilburie
50,—
- in het bakhuis -
twee kasten
2,50
tien stoelen
1,50
een turfkist
2,—
twee kooien
5,-
een blaaspijp
5,—
haardgerij
1 —
ijzeren potten en waterketel
2,—
- in de voorkamer -
een kabinet met pullen
60,—
een eikenhouten kast met vazen
30,—
een brandkast met servies erop
60,—
een tafel, een fauteuil en
twaalf stoelen.
28,—
een hanglamp
6,—
vloerkleed en glazenkleedjes
15,—
een bed met toebehoren
65,—
mans boven en onderkleederen
50,—
- in de kaaskamer -
een oude kast
10,—
een partij kaasvaten
6,—
kaasstandaards en planken.
12,—
een partij kaas
90,-
- in het middenhuis -
een kabinet en chiffoniere
20,—
een staartklok
5,—
twee tafels en tien stoelen.
10,—
een naaimachine
40,—
een schietgeweer
2,—
een dito vordering t.b.v.          i
Jacobus Klarenbeek
te Harmeien                               3200,—
een dito vordering t.b.v.
Maria van Schalk te Vleuten 2500,—
een dito vordering t.b.v.
G.L. Zeilerhof te Utrecht
             500,—
een dito vordering t.b.v.
J. Men te Utrecht
                         400,—
een dito vordering t.b.v.
het R.C. Kerkbestuur te Vleuten 400,—
wegens huur weilanden t.b.v.
J.L.J.J. baron van Wijckerslooth
van Rooijenstein te Namen
vanaf 1 jan 1886
                            —,—
een schuld aan de kinderen van de
overledene wegens nalatenschap
van hun oom Jan van Oostrum 400,^
een schuld aan de minderjarige
jongste dochter van de overle-
dene wegens een legaat van
haar tante Christina van Wensen 100,—
openstaande leveranciersreke-
ningen en van de belastingen 1609,695
Opvallend hierbij was de hoge rekening
van de gebroeders Claassen te Harmeien
voor levering manufacturen van 557,23.
Het zuiver vermogen van de boedel is
f. 18632,36, waarvan Maria Spruit de
helft erfde en haar zeven kinderen de
andere helft. Aan Maria Spruit werd
zowel de roerende als onroerende goederen
toegewezen en alle schulden waren voor
haar rekening. Zij hield dan wel een aan-
zienlijke schuldenlast aan haar kinderen.
Maria Spruit, wed. van Wilhelmus
van Oostrum (1886-1900)
Nu rijst de vraag: waarom heeft Maria
Spruit haar bedrijf in 1900 moeten verko-
pen? Zij had immers in 1886 nog een aar-
dig vermogen. Waarschijnlijk hebben de
kinderen toen ze volwassen werden hun
vaders erfdeel opgeëist en kon Maria dat
-  op den zolder -
twee bedden met toebehoren          60,—
een kachel met toebehoren             10,—
een partij spek, en vleesch              70,—
een vierkante kachel.                     12,—
een partij tarwe                             70,—
-  in het achterhuis -
een dorschmolen en toebehoren. 25,—
vrouwen onder en bovenkleederen 50,—
linnengoed
                                    25,—
-  goud en zilverwerk -
een gouden ketting met
juweelen booten en oorbellen. 150,—
een gouden ketting
                        40,—
een paar gouden oorbellen.             10,—
een gouden broche.                         5,—
nog twwe paar gouden oorbellen 4,50
een bloedkoralen ketting
met gouden slot
                             15,—
vier gouden ringen.                         2,—
een beugeltasch met zilveren knip 12,—
een kerkboek met zilveren sloten 1,50
een zilveren tabaksdoos met pijpen 7,50
een zilveren snuifdoos
                     2,50
een pepermuntdoos en reukdoosje. 3,—
een beurs met zilveren knip
             0,75
een zilveren horloge met ketting 15,—
een mes met zilveren hecht
              3,—
De onroerende goederen werden door
drie landbouwers uit Haarzuilens geschat
op 45300,— en de roerende goederen in
totaal op 7488,75.
De aanwezige contanten bedroegen 231,—.
Er zijn vorderingen voor geleverde boter
van Th. de Klaver, pastoor te Vleuten van
70,— en van de weduwe de Laat te
Utrecht van 40,—.
De schulden bestonden uit
een hypotecaire vordering
t.b.v. Mr. W.J.M. Bosch te
16000,-
Utrecht van
Verder een schuldvordering
t.b.v. Johanna van Oostrum
8500,-
-  in de slaapkamer -
een bed met toebehoren                 50,-
-  in de opkamer -
twee bedden met toebehoren          80,-
een ladetafel en spiegel.                   6,-
-  in de kelder -
een partij kaas                               85,-
twee pekelbakken en vijf vlooten 7,-
zout, zeep en stremsel.                    12,-
Afb. 5 Familiefoto Kemp. Van links naar rechts Wijnand de Wit (knecht), Jo, vader, moe-
der, Arie, Cor, Bep, Hans en Piet.
-ocr page 10-
10
stamboom van Oostrum
niet betalen. Er zijn tragische gebeurte-
nissen aan vooraf gegaan. Zeer waarschijn-
lijk is daardoor de naam „Zorgwijk" ont-
staan. We vinden deze naam voor het eerst
in een officiële akte van 1900.
Tussen 1890 en 1898 overleden drie
van haar kinderen, op 28- tot 33-jarige
leeftijd, waaronder haar beide zoons. Zij
waren gehuwd en hadden kinderen. Het
kind van haar overleden dochter werd
door Maria zelf opgevoed.
De veiling van Zorgwijk in 1900
Op 17 maart 1900 verscheen Hendrikus
Mulder, rijtuigfabrikant te Utrecht, als
lasthebber van Maria Spruit, op de open-
bare verkoping van haar boerderij met
landerijen.
De boerderij met percelen land te
Haarzuilens kadastrale nrs.A614, 615,
619 Üm 632, 685 t/m 688, 811 t/m 813,
totaal groot 20 ha 99 a 30 ca, werd
gekocht door Johannes Kemp,veehouder
in Maartensdijk, voor 31000 gulden.
Een perceel te Vleuten kad.nr. B191
groot 2 ha 22 a 60 ca ging naar Adrianus
de Jongh, koopman te 's Graveland en Jo-
hannes de Goeij, veehouder te Haarzui-
lens, voor 7700 gulden.
Een perceel te Vleuten kad.nr. BI92
groot 4 ha 31a lOca naar Bernardus
Johannes Lenssinck, veehouder te Maars-
sen, voor 11200 gulden.
Twee percelen te Vleuten B 190 en
195 groot 2 ha 54 a 10 ca naar Willem
van Lankeren, pannenfabrikant te Utrecht,
voor 3600 gulden. De totale opbrengst is
dus 53500 gulden 29).
Kort na de veiling is Maria Spruijt, ver-
gezeld van haar jongste dochter Maria
Christina Martha van Oostrum, haar on-
gehuwde schoonzuster Jannigje van
Oostrum en haar kleinkind Maria
Cornelia Broekhuijse vertrokken naar
Utrecht, waar ze in 1910 is overleden.
Johannes Kemp (1900-1917)
Johannes Kemp, in 1847 geboren in
Zuilen, trouwde met Bertha Weerdestijn,
geboren in Maartensdijk. In 1900 vertrok
hij met zijn gezin van Maartensdijk naar
Zorgwijk op Themaat. Johannes Kemp is
overleden 11 augustus 1917 te Haarzuilens.
Zijn weduwe Bertha Weerdestijn ver-
scheen 12.9.1918 voor notaris Swane te
Utrecht voor boedelscheiding. Zorgwijk
was toen nog groot: 16 ha 59 a 30 ca land
in Haarzuilens en 1 ha 96 a 30 ca land in
Vleuten.
De zes kinderen m.n. Arie, Annetje,
Antonie, Hannes, Bertha Hendrika en
Maria doen afstand van hun rechten tot
ontbinding van de boedel. Bertha Weer-
destijn kon het bedrijf voortzetten.
Antonis Willemsz
Maarssen
1
Willem
1
Jacob
't Geyn
1
Gerrit
x(l)M. Brey
x(2) 1654 tCn M. de Ridder
't Geyn (Rijpikerwaard)
11). 12) 13)
Hendrik Jannichje Jacob
Stijntje
van Schaik
Werkhoven
1
Steven
xl734Bnk
M. v. Rijn
Oudwulven
1 1
Jacob Maria
X
J. Koot
1
Antoni
xl738Utr
M. V. Wijk
Utrecht
1 1 1
Gerrit Adriana J
xl738Utr X
J. v.d. Wel H. Hol
Utrecht
1 II
Willem (1739-1805)
X
J. Ruitenbeek
Utrecht/Haarzuilens
1
Pieter
xl766Htn
M. Welles
Werkhoven
1
Stijntje
Johanna
I INI I III
Johannes Hendrik
xl799Wbd xl809Wbd
J. v.d. Hei- P van
I                 I III I
Geurt         Jacob         Jan
(1787-1836) (1789-1867) (1797-1873)
xl815 Vtn
M. de Bree
Vleuten
Steven
xl806Htn
E. Peek
Houten ligenberg
I III Wijk b. D.
Petrus          I
Lokhorst
Wijk b. D.
I           I
I
I                 III
Wilhelmus
(1817-1886)
xca 1861
Maria Spruit
(1834-1910)
Haarzuilens
xl834Htn
L. de Wit
Houten
I lllll Ml
Stephanus
Petrus
xl834Wbd
A. v. Loenen
Utrecht
I I I I
xl864Vhz J__________
C. Smorenburg
Houten________
I           I              I
Arie Pieter Hubertus
xl893 xl900 xl904
A. Kla-M. West-M.J. van
renbeek hof
         Schaik
Houten Houten Houten
I
Hendrik
xl870Hml
C. van Dijk
Veldhuizen
I
         lllll I
Petrus J.
xl899 Kkg
J, Broeke
Veldhuizen
I             II
Johannes J.
(1862-1895)
xl890Hzl
I            III
Johannes
(1866-1898)
xl898Wns
A. v.d. Meer MM. den Haitog
Wilnis
           Haarzuilens
I
I
I
I               I
Jan           Hendrik
x              xl932 Jph
A.F.          A.A.
v.d. Brink Pouw
I                I
Leonardus
xl938Vhz
A.M.
Hoveling
Petrus J.
x 1944 Vtn
G. van
Leusden
Afkortingen
X Huwelijk
Wns Wilnis
tGn 't Geyn
Bnk Bunnik
Utr Utrecht
Htn Houten
Hml Harmeien
Vtn Vleuten
Hzl Haarzuilens
Vhz Veldhuizen
Wbd Wijk bij Duurstede
Jph Jutphaas
Kkg Kockengen
-ocr page 11-
11
Bertha Weerdestijn, wed.
Johannes Kemp (1917-1935)
van
Bertha heeft na de dood van haar man
nog achttien jaar het boerenbedrijf ge-
leid. Op 20 februari 1930 verkocht
Bertha de boerderij met 16 ha 59 a 30 ca
land te Haarzuilens en 92 a 80 ca land te
Vleuten aan haar zoon Johannes Hendri-
kus (Hannes) Kemp voor 39000 gulden.
De koop ging na haar overlijden in.
Op 2 januari 1935 verklaarde Bertha
de overeenkomst van 1930 echter te ont-
binden en sluit nu een koopovereenkomst
met zoon Hannes voor 30000 gulden. De
crisisjaren eisten blijkbaar hun tol.
Bertha overleed 15 januari 1937, op 10
september 1937 is er boedelscheiding bij
notaris Swane te Utrecht. De erfgenamen
zijn vijf kinderen en negen kleinkinderen
(kinderen van de in 1921 overleden doch-
ter Johanna Anna Kemp en Johannes Ber-
nardus Lenssinck).
Johannes Hendrikus (Hannes) Kemp
(1935-1965)
Johannes Henricus (Hannes) Kemp werd
op Zorgwijk geboren in 1886, in 1919
trouwde hij met Wilhelmina Johanna
Bunschoten uit Mijdrecht; uit dit huwe-
lijk werden zes kinderen geboren.
Hannes was een man met een sociaal
hart voor de medemens. Zo was hij 33
jaar armenmeester en 28 jaar hiervan te-
vens voorzitter van het armenbestuur van
de R.K. kerk in Vleuten. Dat was in een
tijd van grote werkeloosheid en bittere
armoede. Het was zijn taak de collecte-
zakken te ledigen, de centen te tellen en
de behoeftigen uit te betalen.
Niet minder dan 60 jaar zong Hannes in
het parochieel zangkoor. Voor zijn trouwe
dienst werd hij pauselijk onderscheiden.
In de oorlog had Hannes de moed om
Henk Wieman 16 maanden in de boerde-
rij te laten onderduiken. Henk werd als
commandant van de plaatselijke BS door
de Duitsers gezocht. Op de boerderij
waren veel wapens en munitie verstopt.
Zijn kinderen namen aktief deel in het
verzet 30). Op 27 december 1965 hebben
Hannes en zijn vrouw de boerderij ver-
kocht aan hun jongste zoon Adrianus
Antonius (Arie) Kemp.
Arie Kemp (1965-1980)
Op 16 mei 1980 verkochten Arie en zijn
vrouw de boerderij met 15 ha 82 a 85 ca
land kad.nrs D 275 t/m 350 aan de koop-
lieden T.Th. den Helder te Kockengen en
L.D.Huisman te Woerden, die op dezelf-
de dag doorverkochten aan H.D. van der
Vliet, winkelier te Maarssen.
Afb. 6 Luchtfoto van boerderij Zorgwijk.
afb. 7 Familiefoto uit 1931 t.g.v. het 12l/2-jarig huwelijksfeest van het bruidspaar Kemp-
Bunschoten. Van links naar rechts Jo, vader, Wijnand de Wit, Bep, Cor, Opoe Kemp-Weer-
destijn, Arie, moeder, Piet en Hans.
Afb. 8 Familiefoto Kemp uit 1944 t.g.v. het zilveren huwelijk van het echtpaar Kemp-
Bunschoten. Van links naar rechts staand, Arie, Piet, Jo, Bep, zittend, vader, Cor, moeder
en Hans.
-ocr page 12-
12
wel binnen als buiten de boerderij veel
vernieuwd in oude stijl. Zo is de hooiberg
gerestaureerd en een schoorsteen ge-
bouwd op het dak, zoals het vroeger was.
Verder zijn er plannen om de voorgevel
weer in oude staat te brengen en het bak-
huis te renoveren met oude materialen.
Noten:
H.D.van der Vliet (1980-1983)
Onder zijn leiding is de boerderij zeer
grondig gerestaureerd.
A.W. Koot (1983-1996)
In 1983 heeft A.W.Koot Zorgwijk
gekocht. De huidige eigenaar heeft zo-
Gem. Arch. Utrecht (GAU) transporten en plech-
ten stad Utrecht
Rijksarchief Utrecht (RAU) Dorpsgerechten
2051(25.7.1645)
GAU U054a0O5 not S. van de Aelpoel (5.2.1691)
RAU Familiearchief van Wijckersloot acte van
uijtcoop 28.1.1679 not. C. Tou te Amsterdam
Hist. Vereniging: Coll.van der Poel nr.2GC104
(29.10.1679)
GAU U064a008 not. Nic. van Vechten
(6.11.1679)
Hist. vereniging; CoU. van der Poel nr.2GC089
(30.11.1681)
idem nrs 2GA722 (31.7.1683) en 2GA724
(4.2.1684)
GAU transporten en plechten stad Utrecht en RAU
U191a002 not. A. van Goudoever (30.9.1767)
GAU U100a002 not. J.A. Becker (2.6.1695 en
27.1.1702)
RAU Dorpsgerechten nrl974
GAU 19 la002 not. A. van Goudoever (8.3.1759)
idem (29.4.1759)
GAU begraalboek Jacobikerk
GAU U191a002 not. A. van Goudoever
idem
GAU U162a003 not. C.F. Pronckert (12.7.1742)
GAU U201a006 not. J. Smit (1755)
GAU U191a002 not. A. van Goudoever
(30.9.1767)
RAU dorpsgerechten nr 1974
GAU UI91a002 not. A. van Goudoever
(3.10.1765)
GAU U269c006 not. Helmert van Dam
(5.5.1793) en U272c018 not. N.W. Buddingh
(21.6.1796)
RAU HM001a013 not. G.N. Buddingh
(6.11.18.33)
Gemeente-archief Vleuten-De Meem arch.nr.100
GAU U305c006 not. J.A.H. Borrct (28.7.18.54)
idem (16.9.1873)
GAU U335a015 not H.W.Th, van Goudoever
(27.6.1874)
RAU HMOOlhOll not. D. Robbemond
(27.5.1886)
Kadaster Utrecht not. J. de Klerck (2.5.1900)
De Patriot 1940-1945 Vleuten en Haarzuilens
2)
3)
4)
5)
6)
7)
8)
9)
10)
11)
12)
13)
14)
15)
16)
17)
18)
19)
20)
21)
22)
Afb. 9 Foto familie Kemp uit 1944. Van links naar rechts zittend Arie, moeder, vader, Jo.
Staand Bep, Hans, Cor, Henk Wieman, Corrie van Kuik (vrouw van Piet), Piet.
23)
24)
25)
26)
27)
28)
29)
30)
Onze dank gaat uit naar mevrouw C.van
Bennekom-Kemp in Houten voor het ter beschik-
king stellen van haar familie-foto's. Verder dank aan
Hans Kemp en Piet Boeijen voor hun bijdrage in het
opsporen van de namen op de oude foto's.
Afb. 10 Het Vleutens zangkoor „St.Cecilia" in Volendam. Van links naar rechts: Ie rij: Jan
Broekhuijse, Jo Lexmond, Piet Boeijen. 2de rij: Co van Eijk, Henk Boeijen, Niek Boeijen,
Toon Carpaij, Piet Teunissen, Wout van Gisbergen. 3de rij: Hannes Kemp, Kees Wieman,
Ries Hoogland, Hannie van Rooijen, Arie Kerste, pastoor Beutener, Jo van Dijk.
-ocr page 13-
13
Een eeuw gereformeerde kerk
Vleuten-De Meern 1894 -1994 (2)
door Clement van Dijk
In 1994 herdacht de Gereformeerde Kerk van Vleuten-De Meern het honderdjarig bestaan. Ter gelegenheid daarvan
heb ik op verzoek van de kerkeraad de geschiedenis van die kerk in de archieven opgezocht en op schrift gesteld. Het
resultaat is in boekvorm uitgegeven en o.m. aangeboden aan de Historische Vereniging hier terplaatse. Het bestuur
van de Historische Vereniging heeft mij gevraagd een verkorte versie te willen samenstellen. Het eerste deel daarvan
werd opgenomen in het tijdschrift van december 1995. Hier volgt het tweede deel.
,,Noch werd op diezelfde vierde mei 1896
besloten om B. de Rooij en J.L. van der
Kwast een opgaaf te laten doen wegens
het zetten ener kerk naar het bestek dat
daarvoor gemaakt is."Aan te nemen is dat
de genoemden zijn: Lambertus Jan, met
roepnaam Bart, oudste zoon van Gijsbert
en Adrianus Leendert, met vermoedelijke
roepnaam Janus; de scriba dus. Zij waren
nl. allebei timmerman.
somme van zeventien en een halve gulden
de roe (1 roe is bijna 16 m2 ). „En wel
zoveel roede als er nodig is voor de bouw
eener kerk en de plaats waar de kerk komt
is naast de woning van G. de Rooij, voor-
aan de hoek van de boomgaard, met die
voorwaarde van een vrije toegang over
weg en sloot naar het kerkgebouw".
We laten een gedeelte van de verkoop-
akte zien, gedateerd 12 september 1896.
De vergaderplaats van de gemeen-
te li
Het kerken in een landbouwschuur is na-
tuurlijk niet echt prettig; zodra de offi-
ciële erkenning als Gereformeerde Kerk
van Vleuten en De Meern er in 1894 was,
werd er onmiddellijk aan kerkbouw
gedacht en over gepraat. Uit een gemeen-
tevergadering van 3 juni 1895 blijkt het
plan om grond te kopen aan wat toen
heette de Kraagdij k, de latere Krogtdijk
en nog weer later, na de Tweede Wereld-
oorlog, gedeeltelijk Wilhelminalaan en
Europaweg.
Er wordt door de kerkeraad in sep-
tember een bod gedaan op deze grond, die
eigendom is van J. J. Koning uit „Ley-
erdorp", de landheer van Dirk van Wou-
denberg. „Er werd besloten een net kerk-
gebouw te plaatsen in dier voege onge-
veer als te Zuilen".
Maar de plaats werd bij nader inzien
toch niet gunstig genoeg bevonden, door-
dat de ligging te ver van de weg af was.
Uit het kerkeraadsverslag van 17 april
1896 blijkt dat Dirk van Woudenberg met
zijn gezin zal vertrekken; het gemeen-
telijk bevolkingsregister laat zien dat zij
19 mei 1896 naar Nieuwkoop werden
overgeschreven. Er moest nu dus vaart
komen in de kerkbouw, want met het
vertrek van de Van Woudenbergs was ook
de provisorische vergaderplaats niet meer
beschikbaar. Hoewel per brief aan de
eigenaar Koning gevraagd werd : ,,ons
niet zoo dierek te verjagen ...", moet men
vertrekken en Van der Kwast zal de
gebouwde kapschuur of wagenloods op
het erf van Van Woudenberg afbreken en
afvoeren.
Reeds op 4 mei 1896 besluit de kerkeraad
tot de aankoop van grond van G. de Rooij
Gzn., voorzitter van de kerkeraad, voor de
■'iüieiXy
iC<f^£>/zi:^z.ait^*^t!^éx,ii^é/z/.
Sïï^C.
-ocr page 14-
14
B&W werken mee in de haast:
?<i«.
^^
-^-^-^ —«i
cfei.
^—-^S>,
-^
^'^lö
Lambertus Jan de Rooij, geboren 15 juni
1849, Maartensdijk; oudste zoon van Gijs-
bert de Rooij en Hendrika van Voorst. Bart
kwam 1 mei 1861 met zijn ouders van
Achttienhoven naar Vleuten en werd daar
zelfstandig timmerman.
L. J. de Rooij schrijft op 2 juli 1896 aan
Burgemeester en Wethouders van de ge-
meente Vleuten:
'^^
Metselaar F. Kooren heeft ingeschreven
voor het metsel- en graafwerk en het hard-
steenwerk voor f 997,- en heeft daarvoor
de opdracht gekregen. A. de Rooij, waar-
schijnlijk dezelfde als L(ambertus) J(an)
heeft het timmerwerk begroot op f 947,90
en heeft daarvoor ook de opdracht ge-
kregen, zodat „de Rooij en Kooren de kerk
zullen maken naar bestek en tekening".
Dat gaat kennelijk heel snel, want op
30 september 1896, ruim twee maanden
dus na de vergunningverlening en nog
geen drie maanden na de bouwaanvraag,
besluit de kerkeraad om Antje van der
Kwast, dochter van de scriba, tot kosteres
te benoemen. Maar uit het kerkeraads-
verslag van 23 oktober blijkt dat Antje
niet wil; pas op 4 mei 1897 wordt dan kos-
ter P. de Haan benoemd, met een vergoe-
ding van f 30,- per jaar. Op 2 november
bespreekt de kerkeraad verschillende za-
ken over de nieuwe kerk, zoals o.m. het
plaatsengeld. Drie tarieven worden er vast-
gesteld, één, twee en drie gulden per jaar.
We drukken op de volgende pagina de
foto van de kerk af welke is opgenomen in
de gemeentelijke monumenten-inventa-
risering. Daaruit weten we tevens dat de
architectuur de kerk typeert als van het
zgn. schuurkerk-type, voorzien van sobere
neogothische details (de ramen natuur-
lijk). Boven de ingang is in hardsteen
gebeiteld: „Geef den Heere de eere Zijns
Naams, brengt offer en komt in Zijne
voorhoven", uit psalm 96:8.
Ar'-"'-'"'''^'
^t^itert*xy a^a,^ ■«?♦«' C^<^»ö4>v« ♦* «t
7r
*4^
fUh)^.
-ocr page 15-
15
moet een belangrijke verbetering zijn
geweest, want nu werd het tijdstip van de
bijeenkomsten wat minder bepaald door
het natuurlijke licht.
Een nieuwe wens is in vervulling ge-
gaan; met ,,bijna" algemene stemmen
wordt in oktober 1922 besloten een kachel
in de kerk te plaatsen voor de wintermaan-
den. Tot dan toe was er dus geen enkele
,^ verwarming en zal door menigeen zijn/haar
eigen warme stoof zijn meegebracht.
Bij de gemeente zal gevraagd worden
om een of twee lantaarns langs de weg.
Zes jaar stond de kachel in de kerkzaal
er, maar het was niet je dat. In de verga-
dering van de kerkeraad van 3 september
1928 werd voor het eerst gesproken over
de mogelijkheid van centrale verwarming
en werd besloten informatie in te winnen
wat de kosten daarvan zouden zijn.
Reeds een week later werden de mans-
lidmaten geraadpleegd; de heer E. Bos
heeft de kosten opgegeven voor CV voor
consistorie, kerkzaal en orgel. Er werd
De hier tussengevoegde rekening van 27 een lijst aangeboden voor bijdragen. Alle
september 1916 van het elektrotechnische aanwezigen schreven in, zodat de kerke-
bureau W. Hoevenaar laat zien dat als raad het werk kan laten uitvoeren. Op 13
nieuw komfort-element voor een bedrag oktober werd de CV tot genoegen van de
van f 77,90, een elektrische installatie kerkeraad opgeleverd en geheel betaald:
werd aangebracht. Elektrische verlichting f 640,-. Bijkomende kosten voor timmer-
werk, o.a. een cokesbergplaats en 1000 kg
cokes maken een totaal van f 715,74; er
was ingetekend voor f 717,50, er bleef
dus zelfs nog wat over.
Zo functioneerde de gemeente in die tijd,
sober, maar wat er nodig was kwam er. In
1929 werd besloten het orgelfonds op te
heffen en een rondgang bij de leden te
houden om een bijdrage om alzo in de tijd
van twee, hoogstens drie jaar de schuld
die nog steeds op het orgel rust afgelost te
krijgen, dat was er dus ook inmiddels ge-
komen.
De Alendorpkerk staat op bijzondere
grond
Het is een gelukkig toeval dat in de akte
van verkoop en koop van de grond van de
kerk tevens is vermeld wanneer Gijs de
Rooij de grond zelf kocht; we lieten dat
hiervoor zien.
Ingegeven door wat verdergaande
interesse dan voor deze herdenkingspubli-
catie misschien nodig is, werd die oor-
spronkelijke koop toch ook maar geraad-
pleegd. En zie, daardoor weten we nu dat
Gijs de Rooij op zaterdag 11 juni 1859 in
totaal vijf aaneengesloten percelen grond
kocht, met een totale oppervlakte van
ruim 21 bunders. Hij kocht deze grond,
boomgaard, bos en weiland, bij openbare
verkoping in Utrecht, Achter Sint Pieter,
voor een totaalprijs van vijftienduizend
driehonderd vijf en zeventig gulden. Het
aardige is nu dat in het blad van de Histo-
rische Vereniging in 1992 een uitvoerig
verhaal over deze locatie is geschreven
door J. Huiting. Het is een beschrijving
van enkele goederencomplexen van het
zgn. Kapittel van Oudmunster. Een van de
bezittingen van Oudmunster was ,,een
hoeve tussen Alendorp en de Krogtdijk",
tegenwoordig Esdoornlaan-noordelijk ge-
deelte Europaweg. Op 7 januari 1248 ver-
koopt Amelis uten Weerde de hoeve aan
het kapittel Oudmunster. In de zgn. oor-
konde van deze transaktie wordt de hoeve
bij Alendorp ,,de Gulden Hoeve" ge-
noemd. Vanaf 1248 is de Gulden Hoeve
bij Alendorp geen leengoed meer, maar
een pachtgoed en zal eeuwenlang in het
bezit blijven van het kapittel.
In het jaar 1793 blijkt de Gulden Hoeve
in gebruik te zijn bij Cornelis de Lange,
die deze huurde van Willem Gerard van
Nes en Hendrik Bemard Martini. Willem
van Nes slaagde erin een groot grondbezit
te verwerven, onder andere door op 6 no-
vember 1794 de Gulden Hoeve van het
kapittel te kopen. Hieruit blijkt dat de
Gulden Hoeve maar liefst bijna vijf en
een halve eeuw behoorde tot de goederen
van de voormalige St. Salvatorkerk (Oud-
munster). Nog in 1832 was het complex
van de Gulden Hoeve in het bezit van de
C—/é-z.*-;;^^^*»7'l*«/ï^«.
t^€H>f^
i,=_jt--.^i,jj-.-.-
.lM:(U^.UA...,,JL,...Jyu^                                 ..........
J:...iU.U.Jt,.Jrt^i,J,rr,,.....T........::.            .......... ............................
Ji,............II........l(JJ^>rr>.- .J.llO./Ja.U...............................................
:/......h'U.ot,M^...Jt<J^....a<i^L.J~HL*>'--.........................................
4
.....j^
........,:;./X.
.^.::...:.u.
^
.y..Órfa~^:\.
J.ö::
■?
...^rfTTVrr...
J/kyf.. IL^.....i«i~s........^...JÖq^:..0
.^f^^l^L^^....:..:..'...................;.....:
'^PfCi&Trp..
-...'^*!?^./>!^.:.
Z'^:..
-ocr page 16-
16
898: Inkomsten kerk
f349,16
Uitgaven kerk
f296,69
batig
f 52,47
Inkomsten diakonie
f 148,90
Uitgaven diakonie
f 93,58
batig
f 55,32
van dit huwelijk werd verzorgd door de al
geruime tijd in Vleuten bekende Utrechtse
predikant M. van Minnen; bij de De
Rooijen nog beter bekend uit hun Utrechtse
kerktijd.
Vier door dominee Van Minnen be-
vestigde huwelijken hebben we geteld en
gedurende het gehele herderloze tijdperk
van veertig jaar waren dat er 57.
Favoriet als geestelijk huwelijksmake-
laar was de latere, eveneens Utrechtse
predikant, dr. H. Kaajan, die van 1920 tot
1940 aan die kerk verbonden en ook een
aantal jaren consulent voor Vleuten en De
Meern was. Hij bevestigde maar liefst acht-
tien huwelijken in onze gemeente.
Het niet hebben van een eigen predikant
betekende natuurlijk ook dat iedere zon-
dag en voor elke andere kerkdienst een
predikant of een zgn. oefenaar van buiten
moest komen, of dat volstaan moest wor-
den met preeklezing.
In dat raam bood in juli 1906 ds. A.
Voogel van Waarder aan om de komende
winter de kerk van Vleuten te dienen. Het
antwoord van de kerkeraad op dit aanbod
luidde: „De kerkeraad in Vleuten en De
Meern in zijnen meerderheid van oordeel
zijnden dat Ds. Voogel van Waarder in de-
zen winter de gemeente in Vleuten niet zal
kunnen stichten, geeft u bij dezen schrifte-
lijk kennis dat zij u aanbod niet aanvaard".
Scriba Evert van Woudenberg wil ge-
notuleerd hebben: ,,dat hij als minderheid
protesteert tegen dezen geheele handel".
Was de preekvoorziening op zich al geen
eenvoudige opgave, de voorgangers moes-
ten ook veelal in Utrecht gehaald en daarna
terug gebracht worden. Daarvoor werd in
november 1894 snel een rooster gemaakt,
dat naar aan te nemen is alleen agrariërs be-
vatte, immers zij beschikten over paarden-
tractie. De vergoeding voor het optreden
van predikanten tweemaal per zondag
wordt in 1918 van twaalf naar veertien
gulden opgetrokken; voor oefenaars blijft
het op twaalf gulden gehandhaafd.
De financiën van zo'n nog jonge en klei-
ne gemeente zijn natuurlijk een voortdu-
rende zorg voor de kerkeraad; we zien
met name voorzitter G. de Rooij initiatie-
ven nemen voor extra bijdragen om tekor-
ten af te dekken, of zelfs soms een rente-
loze lening beschikbaar te stellen.
Als illustratie van de vroegste kerke-
lijke financiële huishouding laten we de
rekeningen van 1897 en 1898 zien.
familie Van Nes. En dan zien we dat in
1859 Gijsbert de Rooij dit grondcomplex
koopt; maar de oorspronkelijke hoeve is
er dan in ieder geval niet meer blijkens de
akte. Vandaar dat Gijs in 1860 een nieuwe
boerderij laat bouwen, ongeveer op de-
zelfde plaats. Maar waarschijnlijk onbe-
kend met de historie geeft de eigenaar de
nieuwe hoeve niet opnieuw de naam Gul-
den Hoeve....
In 1897 verkoopt Gijs de Rooij een
stukje van deze grond aan de Gerefor-
meerde Kerk, waarvan hij lid is, om daar-
op een kerk te bouwen; op grond die eeu-
wenlang door het kapittel vanuit Utrecht
bestuurd werd. De plaats waarop het
Alendorper kerkje staat is zogezegd van
bijzondere kerkhistorische betekenis......
Wij volstaan met deze korte aandui-
ding; een uitgebreidere verhandeling zou
wellicht een storend element zijn. Wie er
meer van wil weten kan in het blad van de
Historische Vereniging terecht.
Mozaiek van gedenkwaardigheden
uit de herderloze eerste veertig jaar
In het nu volgende willen we een aantal
zaken, voorvallen en dergelijke de revue
laten passeren, die we al lezende aantrof-
fen bij het onderzoek van het gedeelte van
ons archief dat inde vrijgemaakte kerk op
Alendorp wordt bewaard. Niet altijd zal
de chronologische volgorde der gebeurte-
nissen worden aangehouden, maar daar-
van worden afgeweken omwille van de sa-
menhang. Omdat het om allerlei ver-
schillende zaken en voorvallen gaat, noe-
men we dit deel een mozaïek.
Een kerkelijke gemeente zonder eigen
predikant krijgt door de classis een pre-
dikant als consulent toegewezen, die de
kerkeraad bijstaat bij allerlei aangelegen-
heden waarvoor de inschakeling van een
predikant noodzakelijk of wenselijk is.
Dit betekent dat vanaf de institutie voor
de Gereformeerde Kerk van Vleuten en
De Meern een consulent moest worden
benoemd, want de financiële draagkracht
van deze mini-gemeente was natuurlijk
bij lange na niet toereikend voor het heb-
ben van een eigen predikant. En dat zou
nog heel lang duren. Als eerste consulent
werd door de classis aangewezen ds. W.
Schoch van Amerongen.
Behalve voor de zondagse kerkdiensten
kwamen bij de vacante gemeente ook
voor kerkelijke huwelijksbevestigingen de
predikanten altijd van buiten. Het eerste
huwelijk na de institutie was dat van
Leenden Jan Griffioen, landbouwer in
Waarder, broer van diaken Arie. Hij
trouwde op 18 april 1895 in Vleuten, met
Elizabeth de Rooij, dochter van de voor-
zitter van de kerkeraad. De inzegening
We signaleren nu even dat aan het einde
van 1899, de eeuwwisseling dus, volgens
de documentatie ,,Gereformeerden in stad
en land", het ledental van onze kerk in-
middels is opgelopen tot 97. Het blijft dus
groeien.
Voor de kosten die verbonden zijn aan
„prekers op zondag" besluit de kerkeraad
in maart 1904 "een derde zakje aan de
deur in te stellen". En zo'n anderhalfjaar
verder op lezen we: „Dewijl Vleuten niet
veel armenzorg heeft werd geraden niet
voor de armen te collecteren". Maar van
dit laatste moeten we vooral geen al te
grote indruk hebben want er komen wel
degelijk steunzaken voor. Zo signaleerden
we „dat een zuster der gemeente verzocht
om betaling van haar onkosten voor haar
verpleging in het Diaconessenhuis in
Utrecht, waaraan de Diakenen zullen
voldoen". Een ander voorbeeld is het door
de diaconie betalen van zes gulden school-
geld voor de kinderen van NN aan de
christelijke school te Vleuten.
We willen nu wat nader kijken naar som-
mige „handelingen van de kerkeraad" in
die eerste veertig jaar, naast al hetgeen
inmiddels al de revue is gepasseerd.
In oktober 1901 signaleren we in de
gemeentevergadering waarin een nieuwe
ambtsdrager zal worden gekozen, pro-
blemen met de kandidaatstelling. Van der
Kwast treedt op als spreekbuis van een
viertal gemeenteleden dat bezwaar maakt
tegen het feit dat beide kandidaten in
Vleuten wonen. Dit leidt ertoe dat de ver-
kiezing wordt uitgesteld en er in de eerst-
volgende vergadering van de kerkeraad
eerst over het probleem wordt gesproken.
Bij die gelegenheid wordt eenvoudig ge-
steld dat in de eerste notulen niets staat
over een verdeling van ambtsdragers tus-
sen Vleuten en De Meern. Daarna vindt
alsnog de verkiezing plaats.
Vanaf 1894 heeft Gijs de Rooij als nestor
-hij was een generatie ouder dan de ove-
rige ambtsdragers- leiding gegeven aan de
kerkeraad. Bij zijn aantreden was hij reeds
een en zeventig jaar; de laatste keer dat
wij zijn handtekening aantroffen onder de
verslaggeving van de kerkeraadsvergade-
ring was 1 februari 1905. In de maartver-
gadering is hij afwezig wegens ziekte en
wordt zijn taak overgenomen door Arie
Griffioen. Uit de akten van de burgerlijke
1897: Inkomsten
Uitgaven
kerk
kerk
tekort
f 480,01
f518,955
f 38,945
f 106,78
f 36,00
f 70,78
Inkomsten diakonie
Uitgaven diakonie
batig
-ocr page 17-
17
Wel een van de allerergste zonden was
dat een zuster der gemeente buitenechte-
lijk zwanger werd. We hebben zo'n voor-
val waargenomen; twee door de kerke-
raad aangewezen ouderlingen bezochten
de betreffende zuster teneinde na te gaan
of zij zich wel schuldig voelde over zo'n
misdrijf. Er volgden natuurlijk ook een
zeer persoonlijke preek en onthouding van
het Heilig Avondmaal gedurende eenjaar
De tijd gaat voort; op 28 juli 1914 wordt
de wereld opgeschrikt door de oorlogs-
verklaring van Oostenrijk aan Servië. De
direkte aanleiding lag in een groeiend na-
tionalisme in de Balkanlanden, culmine-
rend in de moord op de Oostenrijkse kroon-
prins Frans Ferdinand en zijn vrouw op
28 juni te Sarajewo, hoofdstad van het in
1878 door Oostenrijk bezette en in 1908
geannexeerde Bosnië. Omdat de dader
een Servisch student was, stelde Oosten-
rijk een ultimatum aan Servië. Toen Ser-
vië hierop niet inging verklaarde Oosten-
rijk de oorlog.
Deze stap bracht andere internationale
conflicten tot uitbarsting; de Eerste We-
reldoorlog was uitgebroken. De gerefor-
meerde kerkeraad besloot op 4 augustus
in verband hiermee tot het houden van
een biduur op 12 augustus en men zal de
hervormde predikanten van Vleuten en
De Meem vragen het voorbeeld te volgen.
Ds. Haitema van De Meem en ds. Vink
van Vleuten doen mee; ze betuigen hun
hartelijke instemming.
Een aangelegenheid van geheel andere
aard is het volgende. In de zomer van
1921 heeft de regering een grondwets-
wijziging in voorbereiding, welke ertoe
moet leiden dat het tot dan toegeldende
verbod op rooms-katholieke processies op
de openbare weg, zal worden opgeheven.
De Hervormde gemeente van Am-
sterdam heeft een protest opgesteld tegen
dit voornemen en vraagt andere kerken
om adhesie te betuigen. De kerkeraad van
gereformeerd Vleuten en De Meem stemt
met dit protest in.
De eigen predikant komt weer eens aan
de orde; of liever het niet hebben van een
eigen predikant. In het najaar van 1921
wordt dit onderwerp opnieuw ter tafel
gebracht door de op bezoek zijnde kerk-
visitatoren. Zij constateren in hun rapport,
geschreven door ds. W. Verhoef uit Zeist;
,,dat deze kerk kwijnende, ja zelfs ster-
vende is als gevolg van het ontbreken van
een herder en leraar"! De kerkeraad is
witheet en protesteert tegen het rapport;
maar dat helpt weinig, het wordt niet
ingetrokken of gewijzigd.
Het in 1927 afgestemde idee om een af-
zonderlijke commissie van beheer in te
stellen kwam er een paar jaar later toch
door, nl. in maart 1930. En let u op, toen
die commissie er eenmaal was besloot de
kerkeraad daaraan twee kerkeraadsleden
toe te voegen. De eerste die deze rol te
vervullen kregen waren de diakenen G. de
Rooij (de Ile) als primus en J. Fokker als
secundus. Pas dan ook besluit de kerke-
raad om het kerkgebouw tegen schade te
verzekeren; alhoewel niet iedereen het daar
op principiële gronden mee eens was.
In het raam van het verlangen naar een
eigen predikant, deed in diezelfde tijd als
waarvan we zo juist spraken, dominee
Brinkman van Harmeien het aanbod om
de gemeente van Vleuten en De Meern
pastorale zorg te verlenen. De daarvoor
gevraagde vergoeding was zevenhonderd
a achthonderd gulden per jaar. De kerke-
raad wees het aanbod af.
Een eigen predil<ant
Oktober 1931; opnieuw het onderwerp
„eigen predikant" ! In de classis werd aan
alle kleine en vacante kerken gevraagd of
zij pogingen willen doen een predikant te
beroepen. Dit gebeurde mede tegen de ach-
tergrond dat er inmiddels veel kandidaten
beschikbaar waren. Maar alle in de classis
aanwezige vertegenwoordigers van de klei-
ne en vacante kerken antwoordden dat het
met het oog op de financiën niet zou gaan.
Toch blijkt een maand later dat het sig-
naal opgepikt is, want in de notulen van
24 november 1931 lezen we: „Ook aan de
orde komt om onder biddend opzien tot
den Heere soms de mogelijkheid zou kun-
nen bestaan om nog eens een eigen herder
en leeraar te bezitten en om hierover de
gedachtengang der gemeente eens te mo-
gen vernemen.
Daar het niet de bedoeling is om tot een
besluit te komen, want overhaaste spoed is
zelden goed, maar dat het een voorberei-
dende gedachten was en de gemeente opge-
wekt werd dit in ernstige overweging te ne-
men, want ook hiermede zullen vele stoffe-
lijke bezwaren medegepaard gaan. Ook
werd gezegd dat dr. Kaajan (de consulent)
er op gewezen had dat er zoveel kandidaten
waren die gaarne een plaats zouden willen
hebben, als zij maar werden beroepen.
Vervolgens waren er onder de aanwezi-
gen die ook nog een woord in het midden
brachten en over de financiële moeilijk-
heden die daardoor zouden ontstaan".
1 maart 1932; voorzitter J. de Jager brengt
verslag uit van het bezoek aan ds. H. Kaa-
jan „om met hem te spreken over de mo-
gelijkheid om te kunnen komen tot het be-
zit van een eigen predikant en wel een eme-
ritus predikant om niet in te hoge uitgaven
te vervallen welke de gemeente niet zou
kunnen dragen. Zijn Weleerwaarde zegde
toe het voorstel in de eerstvolgende clas-
gemeente weten we dat hij op 14 april,
dus twee en een halve maand na zijn
laatste kerkeraads- vergadering en inmid-
dels op de hoge leeftijd van ruim twee en
tachtig jaar, overleed. In het begin van
1909, zien we twee nieuwe kerkeraads-
leden optreden; het zijn H. M. Fokker,
ouderling en M. R. van Zoeren, diaken.
Fokker is veehouder op de Nobelhoeve
in Vleuten; hij wordt gelijk praeses van de
kerkeraad omdat Arie Griffioen deze
functie neerlegt en als oudste in zittings-
jaren dan scriba (met een fraai hand-
schrift) wordt. Dat doet hij weer vier jaar
maar dan legt hij ook deze functie neer
We hebben tot nu toe de functiewis-
selingen binnen de kerkeraad steeds zon-
der problemen zien verlopen. Maar nu is er
wel een probleem; Van Zoeren vindt dat
ook een diaken best scriba kan zijn. Voor-
zitter Van der Kwast is daar echter op tegen
en verwijst naar het desbetreffende besluit
van januari 1911, toen daarover ook dis-
cussie was en met 4 tegen 2 stemmen werd
besloten dat de scriba een ouderling moet
zijn. Van Zoeren wil inzage van de kerk-
orde, maar Van der Kwast weigert.
Het resultaat van de stemming is dat
Van Zoeren drie van de vijf stemmen
krijgt, waarop Van der Kwast zegt dat
wanneer die benoeming tot scriba door-
gaat, hij als ouderling opstapt. Van Zoeren
neemt de benoeming tot scriba dan maar
niet aan, maar weigert het dankgebed uit
te spreken. In de volgende vergadering
wordt ouderling J. van der Haar tot scriba
benoemd.
Scriba's van de kerkeraad hadden wel
eens moeite met de schrijfwijze van niet al-
ledaagse woorden; dat is zeker in die tijd
geen schande. We willen niet nalaten enke-
le van die woorden te noteren omdat we
daarvan zelf bij het lezen hebben genoten
en soms gepuzzeld. Een kleine bloem-
lezing dus:
vinanzejeel
viezietatoren
unieversetijt
rouwsecelerren (rouwcirculaires ?)
Pouwlus
pascherie (pastorie)
zenzuur a moora (censura morum = onder-
ling vermaan)
Zo is 't genoeg !
Een enkele maal zit de kerkeraad met een
in het kerkelijke leven niet te tolereren le-
venswandel van een gemeentelid. Zo za-
gen we dat een echtpaar de kerkgang ge-
ruime tijd verzaakte; dat een gemeentelid
beticht werd van „op de dag des Heere
voor een ieder zichtbaar werkzaamheden
te verrichten". De tuchtoefening in derge-
lijke gevallen was het voor enige tijd af-
houden van het Heilig Avondmaal.
-ocr page 18-
18
Ondertussen wordt medewerking verkre-
gen van de deputaten voor hulpbehoe-
vende kerken voor ondersteuning met 300
gulden uit de generale kas en 200 gulden
van de classis.
Zodat kandidaat D. J. Ras verkoren
wordt. Na vertrek van de manslidmaten
wordt de beroepingsbrief klaar gemaakt
en door alle kerkeraadsleden ondertekend.
En dan nu in spanning wachten op het re-
sultaat; dat duurt niet lang, zie maar hierna:
sis in te brengen en bereidheid te vragen
voor enige financiële hulp".
Dat gebeurde reeds daags daarna met
het gevolg dat de afgevaardigden Van den
Dorpe en ds. Brinkman een onderzoek
zullen instellen naar de financiën van de
kerk. Het resultaat hiervan was dat door de
„kas voor hulpbehoevende kerken" waar-
schijnlijk driehonderd gulden zal worden
bijgedragen als de kerk een eigen predi-
kant mocht krijgen.
Maar als we een half jaar verder zijn
besluit de kerkeraad in september 1932
het verkrijgen van een eigen Dienaar des
Woords nog wat uit te stellen met het oog
op de gedrukte tijdsomstandigheden; de
hevige economische crisis dus. Dit wordt
ook medegedeeld in een bijeenkomst van
de manslidmaten op 7 november.
Oktober 1933; de economische crisis duurt
onverkort voort, maar er is een vervroeg-
de kerkeraad bijeengeroepen omdat in de
gemeente stemmen opgaan „om een eigen
Dienaar des Woords te bezitten". De voor-
zitter zegt „dat er aan de begeerte ook
financiële bezwaren verbonden zijn"; hij
meende dat als van de classis vier- a vijf-
honderd gulden erbij gekregen wordt, de
bezwaren wel te overkomen zijn. De leden
van de kerkeraad vonden dat het met de
Hulpe des Heeren niet onoverkomelijk was.
En zoals we inmiddels gewend zijn
worden een week later de manslidmaten
bijeengeroepen. Er was al een lijst opge-
maakt wat elk gezin en ook jongeren zou-
den kunnen bijdragen. Op verzoek van
sommige leden werd de lijst voorgelezen.
Het voorstel werd in stemming gebracht:
26 voor; 6 tegen. Voorwaar een voor de
kerk historisch besluit. Nu kan ook de
steunaanvraag aan de classis uit en dat
gebeurt ook onverwijld.
We gaan het veertigste jaar in van de zelf-
standige, maar nog steeds predikantloze
Gereformeerde Kerk van Vleuten en De
Meern. In december 1933 werd het eerste
beroep uitgebracht op kandidaat Van
Noort. Dit beroep werd niet door hem
aangenomen, hij bedankte daarvoor en
nam een beroep naar Schoonrewoerd wel
aan.
In de mei-vergadering van het volgende
jaar van de kerkeraad zegt voorzitter J. de
Jager dat het tijd wordt het beroepings-
werk weer ter hand te nemen. Hij stelt
voor om het traktement op 1700 gulden
en als het kan op 1800 gulden te stellen;
dit wordt goed gevonden.
Er worden drie potentiële kandidaten
voorgesteld en daaruit gestemd door 37
leden:
1.  F. van Dijk uit Kampen 8 stemmen
2.  D. J. Ras uit Scheveningen 19 stemmen
3.  H. de Valk uit Rotterdam 4 stemmen
"ütfwi^AUMt. U . r- ')f
f . ' Ma ■ ^oJU :
%1/\M
^'JiAjU 0|.UAC X^
It U
'^ u
M^ S'U/l^
nu.
'_l 't)
Korte biografie:
Dirk Jan Ras, geboren 9 maart 1908 Am-
sterdam; gehuwd met Hendrika Wilhel-
mina Griffioen, geboren 28 december 1902.
Uit het huwelijk werden vijf kinderen ge-
boren, van wie de eerste twee in Vleuten.
De standplaatsen en intrede-data van Ds.
D. J. Ras waren:
1.  Vleuten-De Meern 7 oktober 1934
2.  Klundert 4 februari 1940
3.  Bennekom28juli 1946
4.  Enschede 1 juni 1956
5.  Leerdam 10 mei 1970
6.  Emeritaat 1973
De beide echtelieden overleden in de-
zelfde maand te Ermelo, nl.: Dirk Jan
Ras, 4 mei 1990 en Hendrika Wilhelmina
Griffioen, 27 mei 1990.
Hiermee sluiten wij dit mozaiëk af. Er
zou nog veel meer zijn te vertellen maar
we hebben ons ertoe beperkt de krenten
uit de pap te halen.
-ocr page 19-
19
De hulp van een gereformeerde tuin-
der
In het agrarische Vleuten-De Meern was
ook in de Tweede Wereldoorlog al tuin-
bouw. Vanuit de nabijgelegen stad kwa-
men de Utrechters al gauw per fiets bij de
tuinders groenten halen; zo ook bij Dirk
van Rooijen. De later vrijgemaakt gewor-
den familie emigreerde naar Canada en
Dirk heeft zijn beleving van de bezetting
op schrift gesteld. Hieruit volgt een sa-
menvatting.
In zwermen fietsten zij over de dorps-
wegen; soms stond de schuur vol met hen.
Een aantal vrouwen kwam veelal geza-
menlijk en maakten er soms een gezellige
ochtend van, zoals toen ze de gekochte
erwten en de tuinbonen in een aan de wal
liggende boot gingen zitten doppen. Im-
mers, als ze de bonen ongedopt mee-
namen, was de vracht veel zwaarder. De
vrouwen haalden de groenten niet alleen
voor hun eigen gezin, maar ook voor on-
dergedokenen. Door hen kwam Van Rooij-
en in contact met de geschorste Utrechtse
politie-inspecteur Van Kooten, die onder-
dak zocht voor een joodse jonge vrouw,
een verpleegster in een joods psychia-
trische inrichting, bij een Duitse overval
ternauwernood ontkomen.
Dan deed Van Rooijen, hoewel hij zich
bewust was van het gevaar voor eigen
leven, wat velen en te weinigen deden en
nam haar in huis. „Die avond gingen wij
ook hiervoor in gebed tot den Heere en
vroegen om Zijn bescherming als dit Zijn
wil was."
Van crisis naar oorlog
Dominee Ras heeft 21 januari 1940 af-
scheid genomen en is vertrokken naar
Klundert. Reeds begin januari hebben
zich bij de kerkeraad enkele kandidaat-
predikanten gemeld om onze kerk te
dienen gedurende de tijd dat er geen eigen
predikant is. Maar de kerkeraad neemt
zelf met voortvarendheid het initiatief
voor de opvolging van dominee Ras;
aangezocht zullen worden de kandidaten
Verspuij, Reijenga en Ridderbosch.
Zodra dominee Ras eind januari is ver-
trokken benoemt de kerkeraad ouderling
De Jager weer tot praeses. Een verzoek
van Kockengen tot samenwerking wordt
afgewezen, omdat deze gemeente niet tot
dezelfde classis behoort. Ofschoon de ker-
keraad wel voelt voor samenwerking met
de kerk van Harmeien die sinds juli 1939
vacant is, komt deze niet tot stand omdat
deze zusterkerk al ver gevorderd is met
het beroepingswerk en in april 1940 weer
een eigen predikant krijgt. In Vleuten-De
Meern is een aantal kandidaten in dien-
sten voorgegaan. De kerkeraad heeft een
voorkeur voor G. Reijenga, die hulppre-
diker is in Hoogeveen.
De mannelijke lidmaten kiezen hem op
22 april met 26 van de 42 stemmen. Hij
wordt beroepen op diezelfde dag en be-
hoeft niet lang na te denken. Hij gaat ak-
koord met het geboden salaris van f 2.000,-
per jaar; dat was maandag 6 mei, enkele
dagen voor de inval der Duitsers in ons land.
Op 28 juli 1940 doet dominee Reijenga
intrede in Vleuten-De Meern en in de ker-
keraadsvergadering van 5 augustus wor-
den de attestaties gemeld van hem en zijn
echtgenote Magdalena Toth.
Het is niet de bedoeling in dit hoofdstuk
geschiedschrijvingvan de Tweede Wereld-
oorlog te bedrijven. Toch kunnen we daar-
aan niet helemaal voorbijgaan; daarvoor
is die periode teingrijpend, te dramatisch
en maakt deel uit van de honderd jaar. We
zullen ons dan ook beperken tot gebeur-
tenissen van plaatselijke aard en die waar
de kerkelijke gemeente of sommigen van
haar leden mee te maken kregen en die
we dan ook uit hun mond optekenden.
De kerkeraad stelt op 3 juni 1940 dank-
baar vast dat de levens van alle Gerefor-
meerde gemeenteleden gedurende de vijf
oorlogsdagen zijn gespaard. In diezelfde
verslaglegging staat ook dat er een collec-
te wordt gehouden voor de zwaar getrof-
fen kerk van Rotterdam. Enkele maanden
later, in november, vraagt de diakonie van
Rotterdam om kleding en beddegoed.
Op 25 oktober 1940 richten de Neder-
landse kerken zich in een gemeenschappe-
lijk schrijven tot de Duitse zetbaas, Seyss
Inquart, met het verzoek tot intrekking
van het verbod om Joden in overheids-
dienst aan te stellen of te bevorderen. Het
in de samenleving isoleren van de Joden
is daarmee in Nederland weer verder toe-
genomen.
Als in september 1941 de gereformeerde
classis 's-Hertogenbosch bezwaar aante-
kent tegen instelling van de Nederlandse
Arbeidsdienst, wordt dat door de kerke-
raad van Vleuten-De Meern onderschre-
ven. In het archief van de burgerlijke ge-
meente hebben we de informatie aange-
troffen dat er 2 november 1940 inkwartie-
ring wordt gevorderd voor 16 a 17 man-
schappen in de toenmalige gemeente Veld-
huizen, voor het vliegveld Achthoven.
Ooit geweten dat er hier een vliegveld is
geweest ? Nu, dat was er ook niet; we heb-
ben hier te maken met een door de Duitsers
aangelegd schijnvliegveld bij Achthoven,
tussen De Meern en Montfoort. Zij deden
dit om de aandacht van het vliegveld
Soesterberg af te leiden. Toen zij het later
niet meer gebruikten is het nog enige tijd
gebruikt door het verzet in deze regio
t.b.v. wapendroppings uit Engeland.
In september 1942 kreeg de gemeente
Veldhuizen onderdak te verzorgen voor 7
officieren, 12 onderofficieren, 35 man-
schappen, 21 paarden en 8 auto's. Dit be-
tekende voornamelijk een last voor de
boeren.
Ook worden in datzelfde jaar boe-
renwachten ingesteld tegen oogst- en vee-
diefstallen. Steeds grimmiger manifesteert
zich de oorlogssituatie.
Kort voor Dolle Dinsdag in september
1944 werd er nog een wapendropping in
het tuinbouwgebied uitgevoerd. Deze wa-
pens werden door het verzet verzameld en
opgeborgen in een onder een schuur uit-
gegraven kelder aan de Westlandse Tuin.
Dappere meiden verzorgden het transport
naar Het Wapen van Haarzuilens.
In het vroege voorjaar van 1945 wer-
den door de bezetter de nog aanwezige
boerenwagens en paarden gevorderd om
het militaire materiaal vanuit onze ge-
meente naar Breukelen te vervoeren.
Een laatste dropping vanuit Engeland
werd uitgevoerd in april 1945, maar nu
ging het niet meer om wapens, maar om
voedsel t.b.v. Harmeien en Vleuten-De
Meern.
We hebben niet beoogd met bovenstaande
feiten een kompleet beeld te geven; met
opzet is dit gedeelte kort en fragmen-
tarisch gehouden, teneinde hierna een
tweetal verhalen die zich binnen onze ker-
kelijke gemeente afspeelden wat uitvoe-
riger te kunnen vertellen.
De eigen kinderen mochten natuurlijk niet
weten waarom er een hulp in de
huishouding kwam. Zo ontkwam deze jo-
din aan de gaskamer. Deze Van Rooijen's
-ocr page 20-
20
bed op 64jarige leeftijd overleden. Een
groot gezin bleef achter met vader Jan
Fokker als weduwnaar. Op dinsdag 5 sep-
tember 1944 vond de begrafenis plaats bij
de Hervormde kerk in Vleuten.
Het meeste dat men van een begrafenis
kan wensen is dat zij in goede orde ver-
loopt. Maar dat was de familie Fokker
ook niet gegeven. De lijkkoets moest uit
Woerden komen, maar kwam niet, omdat,
naar later bleek, de paarden door de Duit-
sers in paniek waren gevorderd. Er bleef
geen andere mogelijkheid over dan de kist
door een aantal begrafenisdienaren naar
de hervormde kerk te dragen.
Boven de stoet verschenen drie forma-
ties van drie Engelse gevechtsvliegtuigen
die later toen de stoet op het kerkhof was,
terugkwamen en een beschieting begon-
nen in de buurt van het station.
Ds. Reijnga probeerde de aanwezigen
tot kalmte te manen en zette zelfs de plech-
tigheid voort. Het zal duidelijk zijn dat
velen echter in paniek een veilig heenko-
men zochten en de kist in allerijl werd
neergelaten in het graf.
De vliegtuigen verschenen opnieuw, de
paarden werden uitgespannen en onder-
gebracht in het Oude Raadhuis. Een nieu-
we aanval vond plaats en naar later bleek
was deze gericht op een trein die tussen
de Hamtoren en het station stond, vol met
vluchtende NSB-ers.
Nog weer later begreep men dat deze
verdrietige dinsdag tevens de bekende
„Dolle Dinsdag" was, waarop de Duitsers
en hun vrienden in paniek raakten van-
wege de later onjuist gebleken geruchten
over de triomfantelijke opmars der geal-
lieerden. Er zou echter nog een honger-
winter in het bezet gebied volgen voor wij
bevrijd werden. Zo werd ,,Dolle Dinsdag"
voor de familie Fokker en vele gemeente-
leden tot een extra verdrietige herinnering.
(wordt vervolgd)
hadden gedaan wat van hen gevraagd
was. Voor deze onderduikster zal de be-
vrijding een geweldige betekenis hebben
gehad. Dirk van Rooijen en Martha Tim-
mer staan in dit gedenkboek model voor
meer leden van onze kerk die leven en
veiligheid in de waagschaal stelden tij-
dens de bezetting.
De joodse vrouw ging als gevolg van haar
verblijf in Vleuten-De Meern over naar de
Gereformeerde Kerk, immers daar was de
familie Van Rooijen lid van. Zij is haar
gehele verdere leven in ons dorp blijven
wonen.
Een extra verdrietige begrafenis
In de Nobelhoeve aan de Dorpsstraat in
Vleuten ( de witte boerderij aan het eind
van de bebouwde kom aan de weg naar de
Hamtoren ) was moeder Fokker, Wille-
mijntje Scherpenzeel, na een ernstig ziek-
Schoolfoto uit 1928 in Haarzuilens. V.l.n.r.; voorste rij: Gert van der Poel, Hein Broekhuijse, Piet van Es, Jan Kooijman, Keeks van
Es, Piet Kemp, Hein Kooijman, Jaap Kooijman. V.l.n.r.: tweede rij: Jan Tennissen, Jaantje Goes, ??, ??, Bep Kemp (dochter van Toon),
Cor Kemp, Jopie van den Bosch, Door Glissenaar, ??, ??, Anna Kooijman. V.l.n.r.: derde rij: Meester Teunissen, Juffrouw Mengelberg,
Coba van Es, Anna van der Poel, Door van der Poel, Cor Kemp (dochter van Toon), Wesselina van den Bosch, Anna van den Bosch, ??,
Johanna Kooijman, Sjaan van den Tempel, Gonda van den Tempel. V.l.nr.: vierde rij: Hans Kemp, Geert Hoogstraten, Luuk
Hoogstraten, Toon van Breukelen, Cor Hoogstraten, Bemard van den Tempel, Herman van den Tempel, Jan van den Tempel.
Met dank aan de heer Toon Hoogstraten, voor de hulp bij het vinden van de namen van de kinderen op deze foto.
-ocr page 21-
21
Bange dagen op de dijken
,,soe het water aen alle kanten zeer groot ende hooch was".
Het grootwaterschap Bijleveld en de Meerndijk in 1570.
door Ir. J.A. Storm van Leeuwen
Het voormalige grootwaterschap Bijleveld en de Meerndijk, dat tussen De Meern en Harmeien was gelegen, heeft
eeuwenlang te kampen gehad met waterstaatkundige probelemen i). Deze hadden niet alleen betrekking op de
afwatgering van de landbouwgronden, maar ook op de kering van het van buiten komende water. In enkele gevallen
moest men het gebied verdedigen tegen overstromingswater uit de Lek. Een dergelijke gebeurtenis deed zich voor in
1570, toen de Lekdijk Benedendams bij Jaarsveld doorbrak.
In deze bijdrage wordt in de bewoordingen van de toenmalige kameraar van het grootwaterschap beschreven welke
maatregelen werden genomen om het Lekwater buiten de deur te houden.
Het grootwaterschap Bijleveld en
de Meerndijk
Bij handvest van 1413 gaven Willem van
Beieren, graaf van Holland, en Jan van
Beieren, heer van Woerden, tegen beta-
ling van een zekere som gelds vergun-
ning aan de gerechten Bijleveld, Reijers-
cop. Mastwijk en Achthoven, alsmede
aan de Harmelerwaard om het over-
tollige water uit hun gebied af te voeren
naar de Amstel. Door die rivier konden
zij, tesamen met andere reeds daarop
afwaterende landen, uitwateren op het IJ
en de Zuiderzee 2). De stad Amsterdam
en de bij dit plan betrokken grondeige-
naren in Amstelland gaven hiervoor hun
toestemming. Er werden echter wel be-
paalde voorwaarden gesteld ten aanzien
van het keren van gebiedsvreemd water
en het onderhouden van de uitwaterings-
sluizen. De nieuwe watergang, de erlangs
gelegen kaden (toen opstallen genoemd) en
andere waterkeringen, benevens de brug-
gen, sluizen en later ook de windwater-
molens kwamen in beheer van een colle-
ge, dat bestond uit een water- of dijk-
graaf en vijf heemraden. Een jaar later,
in 1414 verleende Frederik van Blanken-
heim, bisschop van Utrecht, een schouw-
brief aan de jonge organisatie, waaruit
het latere overkoepelende grootwater-
schap Bijleveld en de Meerndijk zou
voortkomen. Dit laatste heeft gedurende
vijf-en-een-halve eeuw bestaan; in 1966
werd het opgeheven.
Onder een gerecht (in Holland ambacht
geheten) wordt hier verstaan: het rechts-
gebied of district van een college van
schout en schepenen (eertijds buren) dat
de lage rechtspraak uitoefende. Dit colle-
ge was tevens belast met een bestuurlijke
en een verordenende taak in het gebied.
Voor de lokale waterstaatkundige zaken
binnen het gerecht berustten deze functies
bij een college, dat uit dezelfde schout met
vier heemraden bestond. Deze laatste
werden later meestal kroosheemraden of
lage heemraden genoemd ter onderschei-
ding van de heemraden of hoge heem-
raden van het grootwaterschap.
Oorspronkelijk hadden de gerechten
Bijlevelt en Reijerscop, die verschillende
middeleeuwse ontginningen omvatten,
afgewaterd op de tegenwoordige Leidsche
Rijn, toen gewoon Rijn geheten. De ge-
rechten Mastwijk en Achthoven daar-
entegen loosden hun waterbezwaar op de
Hollandse IJssel, die in dit artikel verder
als IJssel wordt aangeduid. In de periode
tussen 1297 en 1413 brachten alle vier
gerechten hun overtollige water naar de
inmiddels aan het boveneinde afgedamde
IJssel. De benoorden de Rijn gelegen Har-
melerwaard, die alleen om waterstaat-
technische redenen aan de vier bovenge-
noemde gerechten werd toegevoegd, heeft
altijd op deze waterloop afgewaterd.
In of kort na 1413 legden de geza-
menlijke grondeigenaren een watergang
aan vanuit de Rijn bij Harmeien, die langs
Kockengen en door de Ronde Venen naar
de Amstel liep. Deze afvoerleiding noem-
de men na enige tijd de Bijleveldse wete-
ring of kortweg de Bijleveld naar het ge-
recht van die naam, waar het beginpunt
lag. Van deze Bijleveld zijn nog grote de-
len in het terrein terug te vinden.
De lozing van het waterbezwaar uit de
gerechten ten zuiden van de Rijn had
aanvankelijk op natuurlijke wijze plaats,
dat wil zeggen zonder bemaling. De in de
1 Ie en 12e eeuw ontgonnen klei-op-veen-
gronden lagen toen nog hoog genoeg bo-
ven de normale stand van het buiten-
water. Door de voortdurende ontwate-
ring van de grond klonken het veen on-
der de kleilaag en - in veel geringere ma-
te - de klei in, waardoor het maaiveld
steeds verder daalde. Het gevolg was, dat
de afwatering van de polders op de Rijn
stagneerde. Om het neerslagoverschot
tijdens het groeiseizoen eerder kwijt te ra-
ken, ging men over tot bemaling van de
polders. In 1486 stichtte het Grootwa-
terschap daarom gelijktijdig drie onaf-
hankelijk van elkaar werkende windwa-
termolens, te weten (vanuit Utrecht gere-
kend) de Eerste of Helmolen, de Tweede
of Middelmolen en de Derde of Haan wij-
kerdammolen, ook wel Dammolen ge-
noemd 3). Voor de hoger gelegen en uit
stroomruggrond bestaande Harmelerwaard
was geen bemaling nodig.
De molens werden aan de zuidelijke
oever van de Rijn gebouwd en niet, zoals
men in het algemeen aanneemt, op gro-
tere afstand daarvan in de polders. De
Middelmolen en de Haanwijkerdammo-
len moesten respectievelijk in 1609 en
1612 „veldwaarts" worden verplaatst,
omdat het maaiveld daar ten gevolge van
de doorgaande inklinking aanmerkelijk
lager was koem te liggen dan dat op de
kleistrook langs de Rijn 4). De in 1755
afgebroken Helmolen heeft men nooit
verplaatst 5).
De drie molens sloegen uit op de Rijn,
die het water naar de Bijleveld leidde. Ik
vermoed dat ten tijde van de stichting van
de molens de Zandwetering tussen de Rijn
en de Bijleveld door de Harmelerwaard
is gegraven; deze watergang heeft name-
lijk ook behoord tot het stelsel van hoofd-
watergangen van Bijleveld en de Meern-
dijk. Duidelijkheidshalve zij opgemerkt
dat deze hoofdwatergangen zelf niet wer-
den bemalen; zij deden dienst als boe-
zemwateren.
-ocr page 22-
22
■^-3?a^i»;::
keuren van de rekening door de vergade-
ring van geërfden werd „uytgeseth". Dit
gebeurde aan de hand van de eindbe-
dragen van de rekening Het verschil tus-
sen het totale bedrag aan te innen om-
slagen en het (meestal negatieve) saldo
van de rekening was beschikbaar voor de
kameraar om het volgende jaar de ge-
bruikelijke betalingen te doen. Of zoals
het steevast luidde: „sulcx dat de camer-
aer overhoudt om toecomende jaer mede
te beginnen". Voor de onvoorziene zeer
grote uitgaven, zoals kostbare reparaties
aan molens, kon de kameraar leningen
met een korte looptijd sluiten. Er werden
dus geen jaarlijkse begrotingen opge-
maakt, zoals men later ging doen. De
omslagen werden achteraf vastgesteld.
De vergaderingen van de geërfden von-
den plaats in het kapittelhuis van de Dom
te Utrecht, waar ook het archief oorspron-
kelijk was ondergebracht. Daardoor is
onder andere een groot aantal kameraars-
rekeningen bewaard gebleven. De pos-
ten daarvan zijn, zoals gebruikelijk was
in die tijd, steeds uitvoerig toegelicht, hoe
gering het geldsbedrag ook is geweest.
Zij geven daarom een vrij goede indruk
van het reilen en zeilen van het grootwa-
terschap. Het hierna volgende verslag is
samengesteld uit de omschrijvingen van
verschillende posten uit de rekening van
1570, die werd opgesteld door de kameraar
Jasper van Tellingen s).
Het is een sober verhaal. Desondanks
voelt men de spanning bij de mensen, die
de kracht van het water kenden en alles
deden wat in hun vermogen lag om de
ellende van een overstroming te voorko-
men. Marsman heeft het in zijn gedicht
,,Herinnering aan Holland" zo treffend
gezegd:
,,en in alle gewesten                  \
wordt de stem van het water            \
gevreesd en gehoord".                j
Malende molens en bewaakte dijken
Onder normale omstandigheden vervul-
de de Meerndijk geen bijzondere taak.
Zoals gezegd vormde hij de oostelijke
grens van het grootwaterschap Bijleveld :
en de Meerndijk, en was als zodanig niet j
belangrijker dan een polderkade. Maar |
zodra er gevaar dreigde van een over-
stroming als gevolg van een dijkdoor-
braak van de Lekdijk trad de Meerndijk
als onmisbare slaperdijk in werking. Zo'n
situatie deed zich voor in het jaar 1570.
In januari van dat jaar brak de Lekdijk
Benedendams bij Jaarsveld door ten ge-
volge van het kruien van het ijs en de vor-
ming van een ijsdam in de rivier (ijska-
ring). Daardoor kwamen de tussen de
Lek en de IJssel gelegen Lopikerwaard
en Krimpenerwaard onder water te staan,
terwijl in enige polders van het groot-
L^l^i^^ ~s^4j;r^r^.
Het dichten van de dijkdoorbraak van de Lek ten oosten van Tüll en 't Waal in 1624.
Rechts op de afbeelding het huis waar de heemraden tijdens het herstel verbleven; twee
hunner staan toezicht te houden. Ets door Elias van den Velde circa 1624, Hoogheem-
raadschap De Stichtse Rijnlanden.
Behalve de zorg voor de gemeenschap-
pelijke afvoer van het overtollige water
uit de inliggende lokale waterschappen
had het hoofdwaterschap, zoals hierbo-
ven is gezegd, onder andere het beheer
over de waterkeringen, zowel die welke
het gebied omringden als de zogenaamde
opstallen (kaden) langs de hoofdwater-
gangen. Dat was niet alleen nodig uit
veiligheidsoverwegingen (overstroming
door rivier- of zeewater), maar ook om
gebiedsvreemd water uit aangrenzende
waterschappen tegen te houden. Dit
laatste was trouwens één van de voor-
waarden, die waren gesteld in het hand-
vest uit 1413 waarbij aan de Bijleveldse
landen werd vergund om hun overtollige
water door Hollands gebied te leiden.
Tot het onderhouden van de hoofd-
watergangen en van de hoofdwaterke-
ringen waren in het algemeen de be-
langhebbende gerechten verplicht. Daar-
toe waren deze werken verdeeld in zoge-
heten slagen. De belangrijkste hoofdwa-
terkeringen waren de Meerndijk en de
noordelijke IJsseldijk. De Meerndijk, die
naar ik vermoed in het begin van de 13e
eeuw werd aangelegd als een dwarsdijk
tussen de hoge gronden bij De Meern en
een oeverwal van de IJssel, diende tot
1363 om het daarachter gelegen Land
van Woerden te beschermen tegen moge-
lijke overstromingen vanuit de Lek 6).
De noordelijke IJsseldijk keerde het wa-
ter van de Ussel. Deze rivier leverde echter
na de afdamming van het boveneinde bij
de Lek in of kort na 1285 geen direct ge-
vaar meer op ?). Bovendien was de IJs-
seldijk aangelegd op een oeverwal die van
nature reeds hoger lag dan de omgeving.
De Meerndijk daarentegen was op min-
der stevige bodem gebouwd; een groot
gedeelte had men indertijd opgeworpen
op klei-op-veengrond. Als gevolg van
samenpersing van de veenachtige onder-
grond traden in de loop van de tijd plaat-
selijk verzakkingen op.
Zoals gezegd werd het grootwaterschap
Bijleveld en de Meerndijk bestuurd door
een college van dijkgraaf - tevens water-
graaf - en vijf heemraden. Na 1595 wer-
den voor de Meerndijk twee extra heemra-
den benoemd. De meesten van hen woon-
den in de stad Utrecht; ook een groot aan-
tal grondeigenaren (kapittels en andere
geestelijke instellingen) was daar geves-
tigd. Als secretaris fungeerde de secre-
taris van het Domkapittel te Utrecht.
Voor de technische en financiële zaken
was een kameraar aangesteld, die even-
eens in Utrecht woonde. Het behoorde
onder andere tot zijn taak nieuwe werken
voor te bereiden en te doen uitvoeren,
alsmede bestaande werken in goede staat
te houden. Eventuele gebreken rappor-
teerde hij aan de watergraaf (van Bijle-
veld) of de dijkgraaf (van de Meerndijk).
Beide functies waren overigens in han-
den van een en dezelfde persoon. Tevens
beheerde hij de geldelijke middelen. Aan
het einde van het jaar maakte hij de re-
kening van de inkomsten en uitgaven op,
en legde deze ter goedkeuring voor aan
de vergadering van de grondeigenaren,
hier geërfden genoemd. De inkomsten
werden hoofdzakelijk verkregen door een
omslag per morgen (0,85 hectare) te hef-
fen, die elk jaar na het horen en goed-
-ocr page 23-
23
en de Meerndijk. De hierboven bedoelde
herstelwerkzaamheden aan de opstallen
(kaden) konden overigen van beperkte om-
vang blijven, aangezien de molens toen
nog op korte afstand van de Rijn stonden.
Drie dagen later gaat de kameraar naar
de IJsseldijk en de Meerndijk om de toe-
stand daar op te nemen. Het water blijkt
zeer hoog te staan en de Bijleveldse lan-
den van twee kanten te bedreigen: Item
noch gegeven Herbert Thoniszn., dat hij
de camerair opten 6en februarij gevoert
heeft t Achthoven aen den IJseldijck en-
de voort aen den Meerndijck om te sien
off die dijeken nergens over en liepen,
soe het water aen alle kanten zeer groot
en-de hooch was, voor vracht ende ver-
teerde costen 12 stuvers.
Na twee dagen waait er een harde wind
uit het oosten en het noordoosten. Door
opwaaiing van het op het land staande
water van het aangrenzende grootwater-
schap is het gevaar voor het overlopen en
daardoor beschadigen van de Meerndijk
toegenomen: Item noch heeft die ca-
merair wederomme geweest opten 8en
februarij opten Meerndijck om te besien
off wij gheen overloop en hadden van
Heycopper water, alsoe die wijnt zeer sterck
waeyden uuyt de oosten ende noortoos-
ten, van verteerde costen 5 stuvers.
De toestand wordt kritiek. De kame-
raar waarschuwt de dijkgraaf die, even-
als de kameraar, in de stad Utrecht woont.
De dijkgraaf draagt hem op zich terstond
naar de Meerndijk te begeven en daar
dijkwachten aan te stellen. Door de al of
niet bevroren modder en karresporen is
de kleiweg tussen Utrecht en De Meern
(die toen via de Everard Meysterlaan in
Oog en Al en de Groenedijk in De Meern
liep) in het donker onbegaanbaar, zodat
de kameraar in De Meern moet overnach-
ten: Item noch is de camerair den voirs.
dach teghens de avont thuys gecomen,
den graeff adverterende dat den Meern-
dijck zeer ramperlicken stondt mit den
water, soe is terstont den camerair van
de graeff belast geworden stracxx we-
deromme te reysen om opsicht te hebben
ende wacht te stellen op de Meerndijck,
dat hij nyet en overliep off duergestee-
cken en wordt; van vracht ende verteerde
costen aen den Meern verteert dien nacht
ende des anderen daechs soe die wech
zeer diep was 15 stuvers.
De volgende post van de rekening illu-
streert wel hoe men vroeger bij grote wa-
teroverlast er niet voor terugdeinsde de
waterkeringen van de buren door te gra-
ven om zelf bevrijd te worden van het
hoge water. Om dat te voorkomen moet
er 's nachts wacht worden gelopen op de
Meerndijk: Item Noch gegeven Cornelis
Aerstzn. Moen aen den Meerndijck dat
hij opten 8, 9 ende Wen februarij des
nachts opten Meerndijck toesicht ende
stellen. Vervolgens worden de hoofdwa-
terkeringen gecontroleerd: Item heeft die
camerair geweeest opten I6en januarij
tot Hermeien om die muelens te doen in-
slaen ende oick die ruesel aen die mue-
lens gebrocht; ende voorts opte 17en ja-
nuarij met Herbert Thoniszn. na de IJsel-
dijck gevaren om te zien off onzer Mast-
wijckerkaa ende voorts die huell in de
IJseldijck oeck dicht waren, ende voorts
gegaen op den Meerndijck om te sien off
die gheen gebreck lijden en mochte van
overloopen als 't ijs begost te gaen ofte
als 't uuytgedoeyt was, van vracht ende
verteerde costen in twee daghen 12 stu-
vers.
Met ,,onser Mastwijckerkaa" is
waarschijnlijk een reeds aanwezige kade
op de kruin van de noordelijke IJsseldijk
bezuiden de polder Mastwijk bedoeld.
Dit gedeelte heet nu Mastwijkerdijk.
Door de heul (duiker) liet men geduren-
de droge perioden water uit de IJssel in.
Op de 21e januari, elf dagen nadat alle
mogelijke voorzorgsmaatregelen zijn geno-
men, breekt de Lekdijk bij Jaarsveld door.
De polders van Bijleveld en de Meern-
dijk blijven echter droog. Zekerheids-
halve koopt de kameraar op 30 januari
wederom negen pond reuzel in Utrecht:
Item noch gegeven Claessgen voirschre-
ven opten 30 januarij voer neghen pont
ruesels, het pont twee stuvers een oirt-
gen, facit I gulden 4 penninck.
Na twee weken malen moeten de kam-
men van een kamrad van de „leste mue-
len", dit is de derde of Haanwijkerdam-
molen bij Harmeien, worden vervangen.
Omdat de wind is gedraaid naar het zuid-
westen wordt het water in de Zuiderzee
niet meer opgewaaid en kan het uitge-
malen polderwater weer door de Bijle-
veld wegstromen. Van deze gelegenheid
maakt de kameraar gebruik om de kaden
bij de Heldam en die langs de voorboe-
zems van de Helmolen en van de „veer-
ste muelen" (dit is dezelfde als de „leste
muelen" of Haanwijkerdammolen) met
bagger weer op hoogte te brengen en de
betuiningen (oeververdedigingen bestaan-
de uit vlechtwerk van wilgetwijgen en
paaltjes langs de waterkant) te herstellen:
Item heeft die cameraier opten 3en fe-
bruarij met de timmerman ende zijn knechte
tot Hermeien aen die muelens geweest
zoe dair aen die leste muelen een gang
kammen onstucken waren ende die came-
rair de opstallen bij de Helschedam, Hell-
muelen ende oeck bij de veerste muelen
weder bestaden most om te betuynen
ende weder op te baggeren, alsoe die van
den water mit de zuytwesten wijnt weder
ewech gecoompt waren; van vracht ende
verteerde costen 6 stuvers.
De Helsche-
dam of Heldam, oudtijds Basterdam ge-
heten, lag in de Rijn tussen De Meern en
Harmeien. Hij maakte deel uit van de
ring van waterkeringen rondom Bijleveld
waterschap Heycop, genaamd de Lange
Vliet, beoosten de Meerndijk ernstige
wateroverlast ontstond 9). Zowel de Meern-
dijk als de noordelijke IJsseldijk zouden
het zwaar te verduren krijgen. Het was
evenwel niet alleen het hoge water dat
een rechtstreeks gevaar opleverde voor
de bewoners van de polders binnen het
grootwaterschap Bijleveld en de Meern-
dijk, maar ook de kans dat de buren in de
reeds ondergelopen polders de Meern-
dijk en de noordelijke IJsseldijk zouden
doorsteken om hun eigen schade te be-
perken. Dit gebeurde niet zelden, ook in
andere provincies.
Op welk tijdstip de Lekdijk Beneden-
dams is doorgebroken staat niet geheel
vast. Van Hengst (1898) noemde als meest
waarschijnlijke datum 21 januari 1570 10).
Dijkgraaf en heemraden van de Meern-
dijk verwachtten echter al eerder moei-
lijkheden, getuige de voorzorgsmaatre-
gelen die getroffen werden om het water
buiten de deur te houden. Wij kunnen de-
ze handelingen in de rekening van 1570
op de voet volgen, met datum en al 11).
Op 10 januari laat de kameraar de pol-
dermolens bedrijfsklaar maken. Gewoon-
lijk staan deze in de wintermaanden stil,
maar nu wil hij het peil in de sloten ze-
kerheidshalve verlagen om meer water-
berging te scheppen: In den eersten ge-
geven opten Wen januari] Willem Huy-
bertszen. ende Wemair Peterszn., meule-
naers, van dat zijluyden twaelff zeylen
met haeren sleede over het ijs van Utrecht
gehaelt ende voorts tot Hermeien aen de
muelens gebracht hebben opdat men we-
der beghinnen zoude te maelen, 6 stuvers'.
De stuiver was een grote zilveren munt,
die de grondslag vormde van ons toen-
malige geldstelsel. Evenals tegenwoordig
gingen er 20 stuivers in een gulden, die
toen (zoals de naam al zegt) van goud
was. Bovenstaande tekst zal duidelijker
worden als men weet, dat het west-Utrecht-
se platteland vanwege de ,,troebelen" tij-
dens het Spaanse bewind onveilig was.
Daarom bewaarde men de kostbare zei-
len van de windwatermolens gedurende
de wintermaanden, als er toch niet werd
gemalen, binnen de stad Utrecht.
Op 15 januari koopt de kameraar in
Utrecht negen pond reuzel (in de regel
was dit varkensreuzel) als smeermiddel
voor de molens voor twee-en-een-kwart
stuiver het pond: Item gegeven Claess-
gen, vetvercoopster, wonende aen de Nuede
bij 't gasthuys, opten 15en januarij voer
neghen pont ruesels, het pont twee stu-
vers een oirtgen, facit 1 gulden 4 pen-
ninck.
Een oirtgen was een kwartje, in dit
geval van een stuiver en eveneens van
zilver; een penning had hier de waarde
van 1/16 stuiver.
De volgende dag laat de kameraar de
molens door de molenaars in werking
-ocr page 24-
24
Figuur 1
Kaart van het door de Bijleveld afwateren-
de gebied van het voormalige grootwater-
schap Bijleveld en de Meemdijk, in 1836
getekend door B.G.A. Pabst (RAU, TA nr
159). Het noorden is boven. Het gedeelte
van de Bijleveld, dat vroeger bij de Kort-
jaksebrug aan het einde van de Breudijk
begon en noordwestwaarts stroomde, is
buiten deze kaart gelaten. De oostelijke
grens werd gevormd door de binnen het
territoir van het grootwaterschap gelegen
Meemdijk tussen De Meem en de noorde-
lijke IJsseldijk. De zuidelijke hoofdwater-
kering bestond uit de noordelijke IJssel-
dijk. In het westen werd het gebied be-
grensd door de nog steeds tot het groot-
waterschap van Woerden behorende Hol-
landse kade, die tussen de noordelijke IJs-
seldijk en het noordelijke einde van de
Breudijk zigzaggend via de Haanwijker-
dam (met sluis) langs Harmeien loopt. Van
daar af volgde de grens de buitenzijde van
de Dorveldijk of Dorpeldijk met al zijn
kronkelingen om de Harmelerwaard heen
naar de Leidsche Rijn bij de Heldam (met
sluis) en van dit punt af de Rijksstraatweg
(hier Rijndijk geheten) tot aan de Meem-
dijk bij De Meem. De oorspronkelijke pol-
der Bijleveld is hier gesplitst in Bijleveld
en Veldhuizen; Reijerscop is verdeeld in
Reijerescooper Indijk en Reijerscoop. De
Middelmolen heet hier Achtkantemolen,
de Haanwijkerdammolen wordt Haanwij-
kermolen genoemd. Dit laatste is onjuist:
de aangrenzende polder Haanwijk lag wes-
telijk van de Hollandse kade en bezat een
eigen windwatermolen (ook op de kaart
aangegeven). Het op de kaart getekende
gedeelte van de Bijleveld langs de oostzijde
van de Harmelenwaard is van oorsprong
een stukje restwater van de vroeger door
Vleuten stromende Rijn geweest.
■ ft APAaiT
Figuur 1
Figuur 2
Fragment van de topografische kaart,
schaal 1: 50.000, uitgave 1949. Het afwate-
rende gebied van het voormalige groot wa-
terschap Bijleveld en de Meemdijk is hier-
op omgrensd door een zwarte stippel lijn.
De watergang Bijleveld begon in Harmeien
en liep ten westen van de Harmelerwaard
naar het einde van de Breudijk en van
daar af in de richting van Kockengen noord-
west waarts. Van het gedeelte vanaf de
Breudijk is alleen het eerste stukje op de
kaart te zien.
Figuur 2
-ocr page 25-
25
dat men het volck die opten IJseldijck
wacht hielden om off te dancken, want
het water gevallen was dat men nyet
meer behouffden te waecken, etc.
Besluit
Inderdaad bleef het water zakken Er
moesten nog verschillende herstelwerk-
zaamheden worden verricht aan dijken,
kaden, betuiningen, bruggen en sluizen
die van het hoge water en de wind te lij-
den hadden gehad, maar de inspanningen
die men zich had getroost om het over-
stromingswater buiten de dijken te hou-
den waren niet vergeefs geweest. Helaas
stond de bewoners van deze streek nog
voor het einde van hetzelfde jaar een
nieuwe beproeving te wachten, ditmaal
niet afkomstig uit het oosten en het zui-
den, maar uit het noorden en het westen.
Op 1 november 1570 had de Allerheili-
genvloed plaats (niet te verwarren met de
AUerheiligenvloed precies een eeuw te-
voren). Als gevolg van deze beruchte
stormvloed braken onder andere de Zui-
derzeedijken op verschillende plaatsen
door, zodat het brakke zeewater grote de-
len van Holland en Utrecht overstroom-
de. De strijd tegen het water duurde voort.
Noten
1.   De naam Bijleveld en de Meerndijk stamt uit 1867,
maar is hier gemakshalve steeds gebruikt voor de
waterstaatkundige organisatie die in 141.3 werd
ingesteld.In 1912 kreeg dit overkoepelende hoofd-
waterschap de titel grootwaterschap, zulks ter on-
derscheiding van de lokale inliggende waterschappen.
Ook het woord „waterschap" in de betekenis van een
publiekrechtelijk lichaam is van jongere datum, of-
schoon men er oudtijds wel het gebied (onder andere
van de Bijleveld) mee bedoelde; ook werd er een uit-
watering of een hoofdwatergang mee aangeduid.
2.     B.G.A. Pabst, De hydrarchia Bijleveld (Utrecht
1836). Zie voor de voorgeschiedenis: J.A. Storm van
Leeuwen, Vo/i Oude Rijn tot Leidse Rijn (Vleuten-De
Meem 1985).
3.   RAU, Archief van het Domkapittel nr. 3556.
4.   Ibidem nr. 3554.
5.   RAU, Archief van het waterschap Bijleveld 1624-
1979, Inventaris archieven Leidse Rijn nr.74.
6.   Archief van het grootwaterschap van Woerden,
loquet 40 nr. 6.
7.   Oorkotidenboek van het Sticht Utrecht tot 1301 dl.
IV (Den Haag 1954) nr. 2230.
8.   RAU, Archief van het Domkapittel nr. 3544.
9.   Het overkoepelende hoofdwaterschap Heycop, ge-
naamd de Lange Vliet, opgericht in 1385, lag tussen
de stad Utrecht en de Meerndijk. Het kreeg in 1908
om dezelfde reden als Bijleveld en de Meerndijk de
titel grootwaterschap. De naam bestond echter eerder.
10.   JA. van Hengst, De Lekdijk Benedendams en de
Usseldam
dl.l (z.p. 1898), 54 noot 3.
11.  RAU, Archief van het Domkapittel nr. 3544.
overliep te schutten ofte keren 15 vann,
facit 1 gulden 2 stuvers 8 penninghen ".
Een van of vaan is een oude inhouds-
maat van circa 3,4 liter, speciaal gebruikt
voor bier. 's Avonds is het gevaar gewe-
ken en krijgen de huislieden, dertig in
getal, naar ouder gewoonte bier voor de
gedane arbeid: Item noch ter selver tijt
gegeven Aert Jan Cauwenszn. t savonts
toen t water gekeert was dat hij haelden
een tonnen biers dien sij tot Henrick
Budden droncken daer sij wel met huer
30 toe waren, soe van Achthoven als
uuyt Reyerscop, 2 gulden 4 stuvers.
Maar ook bij de IJsseldijk moet ern-
stig rekening worden gehouden met kwaad-
willigheid van de bewoners van naburige
polders. Bij geruchte is vernomen dat de
inwoners van Heeswijk (ten oosten van
Montfoort) of die van Achtersloot (ten
noorden van IJsselstein), beide aan de
overzijde van de IJssel gelegen, gepoogd
hebben de IJsseldijk aan de noordzijde,
dus tegenover de ondergelopen Lopiker-
waard, door te graven: Item noch gege-
ven Jacob Aertszn. t Achthoven, Hen-
drick Jacobszn., Keyserssoen in Reyers-
cop van dat sij tusschen den 15en ende
16en februarij des nachts tusschen de
IJseldijck wacht hielden, om dat d selff-
de dijck nyet duergesteecken en wordt,
want daer geseyt worde dat die van Hees-
wijck ofte die Aftersloters haer ver-
poecht hadden te doen, elcx derhalve
stuver, facit 7 stuvers 8 penninghen.
De dag daarop neemt men geen halve
maatregel: er wordt aan vier mannen bij
aanbesteding opgedragen des nachts op
de IJsseldijk wacht te lopen: Item noch
heeft de camerair opten 16en februarij
aenbestaet, in presentie van de schout
van Achthoven als heemraet. Peter Hen-
ricxszn. ende Aert Bauwenszn. dat zij-
luyden elcx mit noch een man des nachts
opten IJseldijck wacht souden hauden, d
een parthije bij Dirck Geerloven, d an-
der parthije opten dijck in t Auvlant van
IJselsteyn geleegen, t welck zijluyden ge-
daen hebben zess nachten lanck, elcke
man s nachts een stooter, facit 3 gulden.
De schout van Achthoven was heem-
raad van Bijleveld en de Meerndijk;
Dirck Geerloven woonde aan het weste-
lijk deel van de IJsseldijk. Het hier be-
doelde Ouweland of Oudeland van IJs-
selstein lag naar mijn mening benoorden
de IJssel; het maakte waterstaatkundig
geen deel uit van het aan de zuidzijde
gelegen Oudeland. Een stoter was een
zilveren munt ter waarde van twee-en-
een-halve stuiver
Op 23 februari, een maand na de door-
braak van de Lekdijk, daalt de water-
stand in de IJssel en kan men de dijkbe-
waking opheffen: Item heeft die
camerair geweest opten 23en februarij t
Achthoven om te besien oft oirbaer was
wacht gehouden heeft opdat die Meern-
dijck nyet duergesteecken en soude wor-
den ende dat hij s daechs daer op ge-
arbeyt heeft, des daechs vier stuvers en-
de des nachts drye stuvers, facit samen 1
gulden 2 stuvers.
De onderstaande post heeft weer be-
trekking op het met bagger ophogen en
betuinen van de kaden langs de voor-
boezems van twee molens. Dit werk had
de kameraar, zoals hierboven bleek, op 3
februari aanbesteed: Item noch heeft die
camerair geweest opten 13en februarij tot
Hermeien om te besien off Crijn Peterszn.
ende Henrick Ghijsbertszn. die d' opstal-
len aengenoemn hadden ompt water te
schutten gelijck als de camerair se haer-
luyden aenbestaet had, omdat die mue-
: lens weder maelen mochte soe t noet was,
van verteerde costen 5 stuvers.
Ook de IJsseldijk loopt gevaar
Niet alleen de Meerndijk vereiste de no-
dige aandacht, ook de noordelijke IJssel-
dijk dreigde over te lopen, omdat de wa-
terstand in de IJssel buitengewoon hoog
was door het via de ondergelof>en Lopiker-
en Krimpenerwaard instromende Lekwa-
ter. Op 15 februari is het zo ver: dijk-
wachter Moen van de Meerndijk deelt de
kameraar mee dat de IJsseldijk overloopt:
[tem gegeven Comelis Aertszn. Moen aen
de Meerndijck van dat hij opten 15en
februarij den camerair die bootschap
brocht ende uuythaelden dat de IJsel-
dijck overliep ende hij voort opten dijck
innen arbeyden, 5 stuvers.
De kameraar treft onmiddelijk de no-
dige maatregelen. Samen met de geme-
nelandsdienaar (het gemeneland = het
Grootwaterschap) waarschuwt hij de be-
woners in de polders om op de IJssel-
dijk te komen en daar kaden en dammen
te maken: Item noch is de camerair mit
Blaell, onzen meelantse diender, terstont
opten 15en als boven uuytgereust na den
IJseldijck om all daer mitte huysluyden
terstont de dijck op te kaeyen ende te dam-
men voer t Leckwater, daer die IJsell me-
de beswaert was ende overliep op Acht-
hoven, Reyerscop ende Bijlevelt, ende all
daer twee daghen gevaceert; van vracht
ende verteerde costen voer beyde daghen
18 stuvers.
De huislieden die gsen vergoeding in
geld krijgen werken aan één stuk door.
Zij moeten zelfs het bier, dat volgens ge-
woonte enige malen voor hen is gehaald
tiit de herberg „Int Zwertgen", staande
3p de dijk opdrinken „Item noch gege-
ten opten 15en februarij tot Barbers t
\chthoven Int Zwertgen dat die huys-
uyden soe van Achthoven ende oeck
iuyt Reyerscop soe nu ende dan all
itaende droncken doe sij in t werck wae-
-en om het Leckwater dat uuyt d IJsel
Dit artikel werd eerdert gepubliceerd in het
tijdschrift Oud-Utrecht 1994 nr. 3. De
redactie heeft welwillend ingestemd met
publicatie in ons tijdschrift.
-ocr page 26-
26
Caramba
Het is alweer ruim vier jaar geleden dat ik
in het autovak ben gaan werken. De eer-
ste jaren daarvan waren moeilijk. Onder
leiding van een eerste monteur moest
alles over het repareren van auto's geleerd
worden. Aangevuld met avondschool en
cursussen is mij dat goed gelukt. De eer-
ste jaren werden alle vooroorlogse auto's
weer tevoorschijn gehaald. Ondergedo-
ken in hooibergen en schuren, hadden ze
vijf jaar staan roesten. Mijn specialiteit
en liefhebberij was om deze auto's weer
volledig te reviseren, alles moest uit el-
kaar en weer gangbaar en lopend ge-
maakt worden.
Het grote revisiewerk beheerste ik tot in
de puntjes. Zo was de dag gekomen dat ik
dat helemaal zelfstandig mocht doen,
soms met hulp van een leerling monteur.
Op een dag werd ik op kantoor bij de chef
geroepen. Hij vertelde me dat ik volgen-
de week een volontair bij me zou krij-
gen.Omdat het een nogal bijzonder per-
soon betrof, vond hij mij de beste per-
soon om deze man in te wijden in de ge-
heimen van het autovak.
Verdere bijzonderheden vertelde hij niet,
alleen de opmerking dat ik me tegenover
deze persoon heel netjes moest gedragen.
„Hij komt maandagmorgen en ik stuur hem
meteen naar jou toe". Ik was er erg trots
op, dat de chef zoveel vertrouwen in mij
had, om iemand ons mooie vak te leren.
Bijna een half uur te vroeg kwam ik
's maandags op mijn werk. Nadat ik mijn
jas had uitgetrokken, en m'n overall (sla-
venjurk) aangedaan, kwam er een zwarte
gedaante naar mij toe. „Bent u misschien
de heer van den Berg" vroeg hij. „Ja",
zei ik, wat benauwd kijkend.
Hij stelde zich voor: „ik ben pater Bene-
dictus en ik ben door de Heer geroepen
om als missionaris te gaan werken. Waar-
schijnlijk krijgen wij dank zij de Miva
ook met vervoermiddelen te maken. De
tijd dat ik nog hier ben wil ik besteden
om mij enigszins te bekwamen in het
automobielvak".
Ik wist niet wat ik moest zeggen; Be-
nedictus of misschien Ben of Dick, voor
alle zekerheid noemde ik hem maar „eer-
waarde", en zo is het steeds gebleven.
„Nou eerwaarde, zullen we maar begin-
nen", zei ik. We hadden een grote klus,
maar toen ik de pater nog eens goed be-
keek verwachte ik toch niet veel hulp van
hem.Hij hield gewoon z'n zwarte jurk
aan, en zelfs zijn schrikboord om. Hij
pakte uit zijn zwarte aktetas een notitie-
blok en begon te schrijven.
Een oude A-Ford moest helemaal uit
elkaar, dus ik begon al met vastgeroeste
moeren, die kreeg ik meestal wel met wat
krachttermen los. Dat mocht nu niet, de
pater zei: „Ik doe wel een schietgebed-
je". Maar dat ging niet. Ik zei: „Nou eer-
waarde dat helpt ook geen moer".
Een ander hulpmiddel was kruipolie,
van het bekende merk „Caramba". Dus
in de plaats van mijn gebruikelijke
krachttermen schreeuwde ik steeds naar
de eerwaarde Benedictus, Caramba!!! Hij
bleef maar vragen, en schreef alles op.
Er moest ook weleens met een hamer
en een beitel gewerkt worden, en tussen-
door schreeuwde ik steeds: „Caramba !!!"
Mag ik weten wat u nu aan het doen bent
vroeg de eerwaarde me steeds. Nu stond
mijn hoofd er niet altijd naar om altijd
alles uit te leggen. Soms maakte ik er
maar wat van. Nu zei ik: „Kijk eerwaar-
de, hier is nog een stuk vooroorlogse
compressie vast blijven zitten, dat moet
ik nu met een beitel weghakken".
Ik was blij dat het middag was. Schaft-
tijd. Ik vroeg aan de eerwaarde of hij tij-
dens de pauze niet even naar de kerk
moest. „Nee, ik blijf de hele dag bij u",
zei hij. Nou ik at m'n brood altijd in de
auto die ik aan het repareren was. De
pater kwam naast me zitten, pakte ook
zijn brood en een kerkboekje. „Da's m'n
brevier", zei hij.
Tijdens het eten en brevieren wilde hij ook
nog uitleg over alle knopjes en schakelaars
in de auto. „Ik zal u ook vast „droog" auto
leren rijden", zei ik tegen hem.
Met opgetrokken rokken nam hij
plaats achter het stuur. Ik imiteerde het
motorgeluid, „Broem broem", ^n gaf
aanwijzingen als de pater moest schake-
len. Bij een verkeerde handeling schreeuw- |
de ik steeds maar „Caramba Caramba".
Zo werkten we bijna drie maanden
samen.
De pater veranderde niets, altijd zijn zie-
kenfondsbrilletje op zijn bleke magere
neus, zijn zwarte jurk en sandalen. Ik was
wel veranderd, het was net of er heel veel
woorden van binnen vastgeroest zaten, en
die moesten er toch een keer uit.
Gelukkig in augustus moest ik in mili-
taire dienst, de pater bleef nog drie maan-
den om alles wat hij van mij geleerd had
nog eens door te nemen. Tijdens mijn
eerste verlof ging ik afscheid nemen van
de eerwaarde. Hij bedankte me voor
alles, maar over de vastgeroeste compres-
sie had hij z'n twijfels. Hij wilde me nog
de zegen geven, maar daar praatte ik snel
overheen. Ik dacht bij mezelf, hij kan van
mij de zegen krijgen.
Als afscheidsgeschenk had ik voor hem
een grote schoenendoos vol zilverpapier,
ik zei; „dan hebben die zwartjes waar u
naar toe gaat al vast wat te eten". Uit m'n
binnenzak haalde ik een mooi ingepakt
blik. Toen de pater 't openmaakte zag hij
de bus kruipolie en riep verheugd:
„Caramba !"
De Meern, augustus 1949
Theo van den Berg
Illustratie
Barbara Gravendeel
-ocr page 27-
c\kiof,- rs9^ M"^
27
Van de voorzitter
Id^hrift van de Hktoris^be V^renlgii)^
, Dte Meera» Ha»rzaU«it$
            ^
14x per jaar. ISSN 0928-4893 ' %
Haarzuilens 100 jaar (2).
Naar aanleiding van mijn vorig artikel over
het dorp Haarzuilens, dat in 1998 1CX3 jaar
bestaat, kreeg ik 1 reactie, en wel van ons
lid Gedo Voorn uit De Meem, die mij het
boekje „Haarzuilens en omstreken" aan-
reikte, „Gids voor het Kasteel van Haarzui-
lens en omstreken, uitgegeven 25 juni 1898
bij gelegenheid van het bezoek aan het
kasteel, gebracht door het genootschap
Architectura et Amicitia te Amsterdam, de
Vereniging Bouwkunst en Vriendschap te
Rotterdam en eenige leden der afdeeling
Arnhem der Maatschappij ter Bevordering
de Bouwkunst". Het is een bijzonder inte-
ressant boekje met veel informatie over de
tot stand koming van het kasteel en van de
verplaatsing en nieuwbouw van het dorp.
In het vervolg van mijn rapportage zal ik
zeker nog gegevens en citaten uit dat boek-
je overnemen, zoals ik ook de gegevens
overneem uit het archief (de raadsstukken
van de gemeente Haarzuilens) van de
gemeente Vleuten-De Meem, die mij ter
inzage werden gegeven door de vriende-
lijke medewerking van o.a. Mej. J. van
Eijk van het gemeente-archief
Omdat mijn rapportage al in 1879 be-
gint, wanneer er nog geen enkele sprake is
van het bouwen van een nieuw dorp, wor-
den bij dit artikel twee topografische kaart-
jes afgedrukt met zowel de situering van
het oude (1892) als van het nieuwe dorp
(1914). Hiermee zal het gemakkelijker zijn
de beschreven plaatsaanduidingen terug te
vinden.
Op 17 februari 1880 buigen de raadsleden
W. van Kooten, W. van Oostrum, J. van
Wijk, A. van Schaik, D. de Goeij (wethou-
der), J. Vulto en H. Miltenburg (wethou-
der) zich over het voorstel tot aankoop van
een brandspuit „en het doen daarstellen
van een brandspuithuisje". De rente en af-
lossing van een geldlening zullen vanaf
1880 op de gemeentebegroting drukken.
Raadslid Vulto is niet ingenomen met het
voorstel. Hij merkt op, dat t.g.v. eerdere
geldleningen „men hier tot voor een paar
jaren steeds veel gemeentebelastingen
heeft moeten betalen, waarin men nu weer
zou vervallen, indien eene geldlening voor
de brandweer wordt gegeven". Raadslid
W. van Oostrum verklaart zich ook tegen
„aangezien te Vleuten alles geregeld is".
Daarom wil hij liever, dat voor het gebruik
van de Vleutense brandblusmiddelen, iets
meer betaald wordt. Ook raadslid J. van
Wijk ziet in een eigen brandweer niet veel
verbetering „als zijnde de woningen te ver
uit elkander gelegen". Ook denkt hij, dat
de ingezetenen „flink tegen brandschade
zijn verzekerd".
De voorzitter is van mening, dat elke
gemeente over een brandweer dient te be-
schikken en dat het weinig uitmaakt of
men een lening afsluit of een hogere ver-
goeding aan Vleuten gaat betalen. Voorts
erkent hij, dat men in de meeste gevallen
„den brand wel niet geheel kan voorko-
men, doch veelal is men in staat door een
brandspuit de belendende gebouwen of
bergen te besparen. Dat bleek nog bij den
brand op de hofstede Galecop in de ge-
meente Oudenrhijn, en eveneens bij Van
Leeuwen te Veldhuijzen; in beide gevallen
was de brand ontstaan in hooibergen; de
dicht bij elkaar staande percelen bleven
m.b.v. de brandweer gespaard".
Ondanks dit verweer wordt het voorstel
met 5 tegen 2 (de wethouders) verworpen!
Op 23 maart 1880 ligt er overigens al een
gemeenschappelijke regeling met Vleuten
voor f 50,= per jaar. Daarin staat wel, „dat
wanneer er in beide gemeenten tegelijker-
tijd brand is, Vleuten voorgaat, en dat tij-
dens brand in Haarzuilens, er brand uit-
breekt in Vleuten, de brandweer onver-
wijld naar Vleuten gaat"!
i vereaigtKg is iagesetereve» Ijb l»t v««ï-
reglster va» «fe IC-v,l£. litrechc «,«*
|ks bestuur:
jts Nieuwsökampt voorztKer
* Weydéweg il, 3451 ST Vlööfeso
|(iöitÖ2»3454irrï>eMcem
1030-6661462
Rapii, peBniisgnieBst^
.4JMCUlriÈcht
'71483
.1, van ZcHBfea, vlce^voijrjsiJtór
toóössttaal 34,3451 SZ VJeöten
-m 030* 6771261
Crfebouwes:
taüe- «mMormatieceuctttöJ)*
|ï<wpsisrtfaitó 1. Tel 030 - $T?4»
s Utmn: Mei ICabiset (i«n»»n«nte«xi>o-t
$||ierBi3i!t«), Z^adweg i4')0&
:030»67?14«3
mmwvmwiMwimwiiiiw
0jit]riNi.tie (todusief «jds<?l>rlf0f
^35,«-jpBr|aatr,
1 -v^jzi^jidli^ pftir föSI f. 12,50 «xtot
iO,- voor le«Jea> f, O^^^O voor tóet-leówi
$.33.040
■,Vhm%sek,HM,l%574
In dit nummer
tes; MaartlsJaaa 17,3454 XP Ite ]
pag.
27
29
30
31
39
40
47
52
iwMwwwwww#w>#wwwiM>iiiN......w......tttimwm»w\i»tmtmmttft ^
Van de voorzitter
. s« overuMje ¥^ ^* Verenigingsberichten
„■m ét tild&cMft I* 9k(^i» «jege-
i*êi feronverRi«ldï»g eö aa vmkt^m Wie wat bewaart, die geeft wat / Nieuwe leden
Een eeuw gereformeerde kerk (3)
Werk bij de kerk
P» vm$tmMi^ \mmmx)3m vaa V^^lt^' Daniel Ocker Heldewier, burgemeester van Veldhuizen
18e Eeuwse cnminelen (1)
Karel
.V^ Kdotea tH Me«Mi
-ocr page 28-
28
pij een bijdrage te verlenen van f 1200,=
„in de kosten van een halte aan den Spoor-
weg, nabij het dorp Vleuten, onder voor-
waarde;
1.  dat de Rhijn Spoorweg Maatschappij
voor zich zoowel als voor hare rechtver-
krijgende zich verbindt, zoolang de spoor-
weg blijft bestaan, in iedere richting drie
treinen te Vleuten te doen ophouden aan
een behoorlijk ingericht gebouw aan den
Krogtdijk (thans Wilhelminalaan/Europa-
weg) nabij het dorp Vleuten;
                        |
2.  dat gelegenheid worde gegeven tot het *
vervoer van bestelgoederen;
3.  dat, zo eenigszins mogelijk, gelegen-
heid worde gegeven gedurende een halfuur
voor de aankomst van lederen trein te tele-
grapheren;
4.  dat een terrein nabij de halt worde inge-
richt en onderhouden alwaar gelegenheid
bestaat om met rijtuigen te keeren".
Om de genoemde f 1200,= te kunnen
betalen wordt in de vergadering van 20
september 1881 besloten om een geldle-
ning ter grootte van dat bedrag aan te gaan
tegen een rente van 4 1/2 % in aandelen
van f 50,= en jaarlijks m.i.v. 1883 daarvan
twee of meer, bij loting af te lossen. De
uitloting zal geschieden in het openbaar
door B&W in het gemeentehuis te Haar-
zuilens, telkens in de maand september
Tevens wordt de gemeentebegroting 1882
vastgesteld op een bedrag van f 3199,44 !
Dit is een aanzienlijke verhoging in ver-
gelijking met voorgaande jaren.
Tenslotte worden in de vergadering van
9 november 1881 de heren D.J. de Heus te
Loenen en N.E. Gerwig te Breukelen Nij-
enrode benoemd tot schatters der jaarlijks
te schatten huurwaarde van lokaliteiten
waar sterke drank in het klein verkocht
wordt, nadat in de vergadering van 20
september de Verordening op de heffing
van een vergunningsrecht voor het verkoo-
pen van sterke drank in het klein in de ge-
meente Haarzuilens was vastgesteld (een
heffing van f 15,= voor elke f 100,= huur-
waarde van de lokaliteit).
En zo kabbelt het (raads)leven in Haarzui-
lens voort, zonder dat we iets horen over
de ruïne van het kasteel of de eigenaar
daarvan. Naar verwachting zal dat ook pas
rond 1887 gaan spelen, wanneer bouwheer
Etienne Baron van Zuylen van Nievelt met
de rijke Helene Caroline Betsy Barones de
Rothschild trouwt.
Wordt vervolgd.
Topografische kaart van Haarzuilens en omgeving in 1892 (oude dorp) en in 1914 (nieuwe dorp).
M.i.v. 1 april wordt eervol ontslag ver-
leend aan de gemeente-geneesheer J. Smit
en wordt tevens besloten het traktement
van f 50,= te brengen op f 150,= (met
inbegrip van vaccinatie-zittingen etc). De
Goeij vindt f 150,= te hoog en stelt f 100,=
voor en aldus wordt besloten.
Op 7 april wordt G. Hondelink tot ge-
meente-secretaris benoemd, en P. Nuijens
uit Harmeien tot tijdelijk Gemeente-ge-
neesheer, onder voorwaarde, „dat de ver-
loskundige practijk worde opgedragen aan
eene bekwame Accouscheuse (vroedvrouw),
zijnde Mej. Veenendaal uit Harmeien. Bo-
vendien wordt het traktement toch op
f 150,= bepaald, omdat Vleuten inmiddels
f 500,= toucheert. Een en ander leidt ertoe,
dat op 3 mei 1880 J. Maats Astuling van
Terschelling per 1 juni tot Gemeente-ge-
neesheer wordt benoemd.
Op 26 augustus 1880 wordt de rekening
1879 vastgesteld: inkomsten f2226,98,
uitgaven f 1851,11, batig saldo f 375,87. In
de vergadering van 13 september 1880
wordt gesproken over een stoomtram tus-
sen Utrecht-Vleuten en Harmeien „zoals
eerder besproken in de gemeenteraad van
Vleuten, om pogingen in het werk te stel-
len tot verkrijging van een openbaar mid-
del van vervoer". Men heeft zich gewend
tot de Directeur der Nederlandsche Rhijn-
spoorweg Maatschappij. Deze deelde mee
„dat de plaatsing van een spoorweghalte te
Vleuten nimmer zou kunnen geschieden
met het oog op de reeds nu bestaande
moeilijkheid om de aansluiting met andere
spoorwegen niet te missen, doch dat zij
bereid was, bij wijze van proefneming, tus-
sen Utrecht en Harmeien een stoomtram te
laten loopen, aan de keuze van het Ge-
meentebestuur overlatende, onder een van
de volgende voorwaarden;
1.  gedurende de zes wintermaanden van
1880/1881 tegen een maandelijksch subsi-
die van f 50,=;
2.  gedurende een jaar tegen een maande-
lijksch subsidie in de wintermaanden van
f 50,= en in de zomermaanden van f 150,=.
De voorzitter betoogt „dat het tot stand
komen van genoemde stoomtramdienst in
eene reeds lang gevoelde behoefte voor de-
ze Gemeente zal voorzien vermits verre-
weg de meeste woningen der ingezetenen
op een afstand van slechts 10 a 20 minuten
gaans van de lijn zijn gelegen". Voorstel 2
wordt met algemene stemmen aangeno-
men voor f 100,= per maand.
In de vergadering van 27 oktober 1880
wordt een gemeenschappelijke regeling
met Vleuten vastgesteld inzake de belan-
gen van het onderwijs (toelating van kin-
deren uit de gemeente Haarzuilens op de
o.l.s. te Vleuten).
In de vergadering van 8 maart 1881
wordt goedgekeurd, dat een bedrag van
f 3,= wordt betaald aan C. Trompert te
Vleuten „wegens het maken van een plan
voor een bergplaats der brandblusch-
middelen". Hierbij moet gedacht worden
aan een bergplaats voor o.a. de leren water-
emmers, die toenmaals door de brand-
blusplichtigen (de inwoners zelf) werden
gebruikt. Kennelijk voelt gemeentesecreta-
ris Hondelink zich onderbetaald, want in
de raadsvergadering van 29 juli 1881 wordt
zijn salaris (sinds 1877 f 100,=) verhoogd
tot f 125,= per jaar. Op 16 augustus daar-
opvolgend wordt de rekening van 1880
vastgesteld; inkomsten f2215,17, uitgaven
1905,27, batig slot f 309,90.
In de raadsvergadering van 22 augustus
1881 wordt met alleen de stem van A. van
Schaik tegen (dus 6 voor) besloten aan de
Nederiandsche Rhijnspoorweg Maatschap-
J.RK. Kits Nieuwenkamp.
-ocr page 29-
29
Verenigingsberichten
Ons documentatiecentrum
In de afgelopen jaren is er hard gewerkt om ons documentatie-
en informatiecentrum in de Broederschapshuisjes te maken wat
het nu is: een centrum dat heel veel mogelijkheden biedt om
informatie te krijgen over de geschiedenis van Vleuten-De
Meem en haar inwoners. Naast veel documentatie over kastelen,
huizen en landerijen die in de geschiedenis een rol hebben
gespeeld, zijn er ook veel gegevens beschikbaar over de mensen
die er hebben gewoond. Meer en meer vinden mensen die bezig
zijn met familie-onderzoek de weg naar ons centrum. En om nog
meer mensen te laten weten wat wij te bieden hebben, geven wij
hier nog eens een opsomming van wat u bij ons kunt vinden.
Als wij over Vleuten-De Meem spreken dan omvat dat ook
de vroegere gemeenten Vleuten, Haarzuilens, Oudenrijn en
Veldhuizen (1812-1954) en de dorpsgerechten waaruit deze
gemeenten zijn ontstaan, t.w. De Haar, Themaat, Vleuten en de
Meem, Ouden Rhijn en Heijcop, Veldhuizen (incl. Reijerscop-
Lichtenberg en Rosweijde), Reijerscop-Kreuningen en
Reijerscop-St.Pieters (1527-1811).
Om te beginnen hebben wij microfilms van de archieven van
deze oude gerechten, waarin o.a. eigendomsoverdrachten, hypo-
theken, boedelscheidingen en huwelijksgegevens zijn geregis-
treerd. Wij hebben registers gemaakt op deze archieven, die in
onze computer zijn opgenomen, zodat het zoeken daarin gemak-
kelijk is gemaakt.
Daarnaast hebben wij microfiches met de doop-, trouw- en
begraafregisters van de kerken van Vleuten, De Meem en
Harmeien (± 1650-1811). Ook deze registers zijn in onze com-
puter verwerkt, zodat u in een mum van tijd alle gewenste
namen en data kunt vinden.
Van veel mensen die in onze gemeente gewoond hebben (en
er nu nog wonen) hebben wij (of anderen voor ons) stambomen
gemaakt, die u bij ons kunt inzien of waarvan u kopieën kunt
verkrijgen. Ook hebben wij kopieën van de akten van indemni-
teit die in het gemeentearchief bemsten. Hierop is een register
gemaakt, dat mede een hulpmiddel kan zijn om persoonsgege-
vens te vinden.
Verder omvat ons documentenbezit nog zo'n 2500 akten
(vanaf 1350), grotendeels uit de notariële archieven, maar ook
uit de kapittelarchieven, waar heel veel in te vinden is.
En mocht u kadastrale gegevens nodig hebben, dan hebben
wij de eerste registers en de kaarten van het kadaster (van 1832)
ter beschikking. Ook nog oudere kaarten en moderne topografi-
sche kaarten zijn in ons bezit. Onze bibliotheek omvat meer dan
1000 boekwerken, o.a. over plaatselijke en regionale geschiede-
nis, genealogie, paleografie (oud schrift), topografie, archeolo-
gie, bouwkunst en monumenten, rechts- en waterschapsgeschie-
denis, alsmede vele jaargangen van tijdschriften van zusterver-
enigingen en van de Nederlandse Genealogische Vereniging.
Tenslotte beschikken wij over een archief van meer dan 2500
foto's, 1800 dia's en 5000 negatieven, dat ook een belangrijke
bron van informatie vormt. En hiermee is nog niet alles
genoemd, maar waarschijnlijk toch wel genoeg om u een indmk
te geven van wat ons documentatiecentrum u te bieden heeft.
Met deze opsomming hopen wij te voorkomen dat, zoals
regelmatig gebeurt, er mensen bij ons komen die zeggen:
„Hebben jullie dat ook?" of „Had ik dat maar eerder geweten,
dan had ik mij een hoop zoekwerk kunnen besparen". De ope-
ningstijden vindt u hieronder vermeld.
Open Monumentendag
Poen vorig jaar per 1 april de gemeentelijke monumentencom-
missie werd opgeheven, betekende dit ook het einde van het
toenmalige Comité Open Monumentendag. Dit comité was n.1.
sen subcommissie van genoemde commissie, waarin ook verte-
genwoordigers zaten van onze vereniging, van de Bond Heem-
schut en van de basisscholen in onze gemeente. Onze vereniging
heeft altijd actief meegewerkt aan de organisatie van de jaarlijk-
se Open Monumenten Dag (OMD), die (landelijk) in het begin
van september wordt gehouden.
Na de opheffing van het comité heeft ons bestuur zich beraden
over hoe het nu verder moet met de OMD en heeft daarover
overleg gevoerd met het gemeentebestuur. In eerste instantie
was de gemeente de mening toegedaan, dat de organisatie van de
OMD tot de verantwoordelijkheid van onze vereniging behoor-
de. Het bestuur is echter van mening dat de organisatie van de
jaarlijkse OMD geen zaak is van de vereniging alleen, doch dat
die organisatie een breder draagvlak behoeft.
Het initiatief voor een landelijke OMD werd destijds genomen
door de Vereniging van Ned. Gemeenten en het Nationaal
Contact Monumentenzorg, een samenwerking derhalve tussen
de gemeenten, als verantwoordelijken voor het plaatselijk monu-
mentenbeleid, en particuliere instellingen, die de monumenten-
zorg bevorderen.
Het overleg met de gemeente heeft er toe geleid, dat afgespro-
ken is dat de vereniging de organisatie van de jaarlijkse OMD
initieert en ondersteunt en dat de gemeente het daartoe daartoe
in de gemeentebegroting opgenomen bedrag beschikbaar stelt en
mogelijk nog enige facilitaire ondersteuning verleent. Voor onze
vereniging, met haar grote aantal leden maar met een klein aan-
tal actieve medewerkers, is dat een zware opgaaf, want in de eer-
ste plaats zullen er weer medewerkers gevonden moeten worden
uit verschillende plaatselijke groeperingen, die hart hebben voor
de monumentenzorg en bereid zijn tijd en energie te geven aan
een nieuw te vormen comité OMD.
Omdat dit op korte termijn niet te realiseren bleek en bovendien
het thema van de OMD 1996 „Industrieel erfgoed" is, wat in onze
gemeente praktisch niet aanwezig is, is in overleg met de gemeen-
te besloten dit jaar geen OMD in onze gemeente te organiseren.
Voor 1997 zullen onze activiteiten vooral gericht zijn op de
Romeinse geschiedenis van onze gemeente, omdat het jaar 1997
door de Provincie is uitgeroepen tot „Jaar van de Romeinen", in
het kader waarvan in onze provincie diverse activiteiten georga-
niseerd zullen worden, waarin onze vereniging ook een taak
heeft. Vooralsnog zullen deze activiteiten in de plaats treden van
die voor de OMD.
Alhoewel de organisatie van een OMD dus nog niet direct aan
de orde is, willen wij toch vragen of er onder u mensen zijn, die
actief zouden willen meewerken in een te vormen comité OMD,
zodat er een begin gemaakt kan worden met de vorming
van een organisatie die de jaarlijkse (of tweejaarlijkse) OMD ter
hand neemt. Laat uw bereidheid weten aan onze voorzitter (tel.
030-6772112).
-ocr page 30-
30
Cursus genealogie
Voor degenen die met familie-onderzoek willen beginnen, of
daar al mee begonnen zijn, wordt dit jaar voor de derde maal
door onze vereniging een cursus „genealogie voor beginners"
gegeven, en wel op 3 avonden, 5, 12 en 19 november.
In deze cursus wordt u verteld waar u gegevens kunt vinden en
hoe u het beste te werk kunt gaan. De cursus wordt gegeven in
het kader van het Kursus Projekt Vleuten-De Meern en aanmel-
ding dient te geschieden bij het Kursus Projekt. Kijk daarvoor in
het rode boekje wanneer dat bij u in de bus komt.
Kwaliteit foto's tijdschrift
In de afgelopen maanden hebben wij verschillende kritische
geluiden vernomen betreffende de kwaliteit van de foto's in ons
tijdschrift. De redactiecommissie deelt deze kritiek volledig. Als
gevolg van een nieuw gebruikt drukprocedé is de kwaliteit van
de foto's niet wat wij gewend waren. Er is al overleg gepleegd
hoe zo snel mogelijk weer een goede kwaliteit bereikt kan wor-
den.
Utrechts kastelenboek
Het boek „Kastelen en ridderhofsteden in Utrecht", dat eind
vorig jaar verschenen is, was binnen korte tijd uitverkocht.
Wij kunnen u mededelen dat van dit prachtige boek inmiddels
een herdruk verschenen is en dat het bij de boekhandel weer ver-
krijgbaar is.
Openingstijden van onze gebouwen:
Documentatiecentrum in de Broederschapshuisjes,
Dorpsstraat 1, Vleuten
Elke dinsdag van 14.00 - 17.00 uur en
elke donderdag van 19.30 - 22.00 uur.
Gelegenheid voor contact met bestuur en werkgroep
documentatie en mogelijkheid tot raadpleging van
bibliotheek en de vele documentatieverzamelingen.
Op andere tijdstippen bezoek mogelijk na afspraak met
de heer J. Schoonderwoerd, tel. 030 - 66612462.
Het Kabinet, Zandweg 147b, De Meern
Geen vaste openingstijden.
Gelegenheid tot bezoek van onze exposities over ar-
cheologie (o.a. Romeinse nederzetting), oude gereed-
schappen en werktuigen en oude huishoudelijke ge-
bruiksvoorwerpen.
Kan door belangstellenden bezocht worden in overleg
met de heer H.E.J. van Essen, na telefonische afspraak,
tel. 030 - 6662992.
Wie wat bewaart, die geeft wat
C.G. Nugter, De Meern
Een oorkonde gemaakt door Jac. Graafland, in 1930 aange-
boden door de Vereniging „Het Groene Kruis" aan het
„Damescomité De Meern".
K. van Proosdij, De Meern
Een oude koperen deurkruk.
Weekrant ,4)e Brug", Vleuten
310 foto's veelal betreffende de aktuele gebeurtenissen in
voorbije jaren.
J.P. Jansen, Haarzuilens
Snij-ijzer voor de kaasbereiding, „Landbouwverslagen" over
de jaren 1952-1969 en enige exemplaren van „Vrij Nederland"
en een tinnen beddekruik.
Nieuwe leden
1995-1996 (tot 1 juni)
J.J. Baltus
Hoevelaken
R.J. de Greve
Vleuten
R.D. Mijderwijk
De Meern
G.B. Beekman
De Meern
R Griffioen
Vleuten
H.J. Nouhuijs
Vleuten
G.M. Berger
Amstelveen
J.T. de Groot
Vleuten
J. Oomen
De Meern
Mw. T. Betzold-Klaarenbeek
Maarssen
Mw. T. Gruters-Elmensdorp
De Meern
A.W. Oosterink
Vleuten
M.A.G. van de Bilt
Vleuten
Mw. P.S. Haman-
v.Rijnsoever Maarssen
W.A. Oostveen
De Meern
P.N. Boeijen
Vleuten
W. ten Have
De Meern
A.E. Oskam
De Meern
Mw. I. Boot
De Meern
J. van Hees
Vleuten
A.J. van Rijnsoever
Zeist
L.A.M. Bouhuijzen
Vleuten
W.H. de Heus
Utrecht
D.P. Roetman
Maarssen
G.J. Bouwman
Utrecht
N. Hirschfeld
Vleuten
B.M.A. Rosenboom
De Meern
Th. Bransen
De Meern
L. Hoogstraten
Haarzuilens
Mw. P. Schelfhorst-Remeijer
De Meern
Mw. H. Bruggink-Heijkamp
Assen
Mw. J.M. Jansen-
van Dijk
Ingen
A.RM. Smienk
De Meern
J. van Dijk
Schalkhaar
S.J. Kooijman
Woerden
A. Tammer
De Meern
Mw. R. van Dijk-Versteeg
Vleuten
C.P. Koppert
De Meern
D. van Veen
De Meern
J. van Duijn
Vleuten
G.C.M, van Kuik
De Meern
J.M. Vissenberg
De Meern
Mw. M.E.A.M. Feteris-Hoft
Vleuten
J.H. Lasser
Vleuten
M.M. Vissenberg
Haarzuilens
M. Glissenaar
Amsterdam
R. Levering
Utrecht
T. van der Vlist
Vleuten
J.A. Gremmé
De Meern
R. Mande
Vleuten
Mw. E.J. Gresnigt-Staal
Vleuten
J.J.W. Mandjes
De Meern
-ocr page 31-
31
Een eeuw gereformeerde kerk
Vleuten-De Meern 1894 -1994 (3)
door Clement van Dijk
in 1994 herdacht de Gereformeerde Kerk van Vleuten-De Meern het honderdjarig bestaan. Ter gelegenheid daarvan
heb ik op verzoek van de kerkeraad de geschiedenis van die kerk in de archieven opgezocht en op schrift gesteld. Het
resultaat is in boekvorm uitgegeven en o.m. aangeboden aan de Historische Vereniging hier terplaatse. Het bestuur
van de Historische Vereniging heeft mij gevraagd een verkorte versie te willen samenstellen. Het eerste deel daarvan
werd opgenomen in het tijdschrift van december 1995; het tweede deel in maart 1996. Nu dus deel 3. Het beschrijft
de waarschijnlijk meest dramatische gebeurtenis, halverwege de honderd jaren; de vrijmaking van 1944.
in geloof wordt aangenomen. Deze leer-
opvatting is in strijd met de synode-uit-
spraken. De Kogel vraagt dan de kerke-
raad om dominee Rijenga aan de synode
voor schorsing uit zijn ambt voor te dragen.
Van der Wel wijst in zijn brief van 30 juli
1944 met name op de gevaren voor de
eenheid in de kerk; „Ik voor mij acht dit
een zeer groot gevaar voor de eenheid van
onze kerk, bovendien onwettig tegenover
de Synode en in strijd met haar gezag".
Hij wijst tevens op het gevaar van catechi-
satie aan de kinderen door ds. Reijenga.
Op zondag 13 augustus 1944 preekte ds.
Reijenga over „de kerkelijke tucht naar al
haar deelen", zondag 31 van de catechis-
mus. Hierin bestreed hij zeer fel de syno-
dale handelingen inzake de schorsing van
Prof. Schilder en Prof. Greijdanus. Deze
preek bracht de gemoederen nog meer in
beweging. Een derde bezwaarschrift, van
Cees van Vliet, kwam binnen. Op de ker-
keraadsvergadering van 31 augustus wer-
den de bezwaarschriften van De Kogel en
Van der Wel voorgelezen. Er zou een na-
dere studie volgen, gezien de verstrek-
kende betekenis van de bezwaarschriften.
Op de volgende kerkeraadsvergadering
van maandag 4 september zou het
bezwaarschrift van Van Vliet behandeld
worden. Dominee Reijenga diende op
deze avond echter zelf een uitgebreid
bezwaarschrift in. Alleen zijn stuk werd
behandeld. Reijenga richtte zich tot de
kerkeraad, op dat moment bestaande uit:
G. Reijenga, predikant, praeses
Abel Huizenga, tuinder, scriba
Jan de Wit, controleur zuivelfabriek,
ouderling
Jan de Jager, adjudant bij het leger,
ouderling
Hendrik Jan Jonker, tuinder, diaken
Dirk van Rooijen, tuinder, diaken
Gijs de Rooij, boer, diaken.
De vrijmaking van Vleuten-De IVIeern
Hij had in Kampen aan de voeten van pro-
fessor Klaas Schilder gezeten; een leer-
ling en volgeling van deze hoogleraar was
Gerben Reijenga, die, zoals we al eerder
hebben gezien in 1940 naar de Gerefor-
meerde Kerk van Vleuten-De Meern werd
beroepen en dit beroep aannam. Ons vroe-
gere gemeentelid Adriaan M. Buitink ver-
telt in zijn scriptie over de vrijmaking in
onze gemeente zelfs dat hij vaak bij
Schilder over de vloer kwam. Dat hij door
deze dus behoorlijk beïnvloed werd over
diens ideeën aangaande de verbondsleer
kan ons dan niet meer verwonderen. Of de
kerkeraad van Vleuten-De Meern daar
weet van had valt te betwijfelen.
Uit de door ons geraadpleegde archief-
stukken weten we dat voor de eerste maal
in een gemeentevergadering op 10 febru-
ari 1944 door broeder C. R. de Kogel ge-
vraagd wordt of het ook nodig is dat onze
gemeente wordt ingelicht over „de me-
ningsverschillen in de gereformeerde ker-
ken". De praeses, dominee Reijenga dus,
zegt dat de nuttigheid en noodzakelijk-
heid daarvan niet wordt ingezien en zegt
tevens dat de kerkeraad in deze dingen nog
geen definitieve beslissing heeft genomen.
Nog geen twee maanden later, 3 april,
schrijft de oud-scriba C. van Vliet de ker-
keraad over de wenselijkheid dat bekend
wordt wat de houding van de kerkeraad is
inzake de handelingen van de Synode van
Utrecht 1943-1944, Er is dan ook reeds
een brief van de Generale Synode ingeko-
men over de schorsing van professor dr.
K. Schilder. In een buitengewone kerke-
raadsvergadering op 11 april spreekt de
kerkeraad uit dat de kerkelijke ontwikke-
ling met bezwaard hart tegemoet wordt
gezien. In de loop van diezelfde maand
komen er bij de kerkeraad stukken binnen
betreffende bezwaren tegen de schorsing;
deze worden in de kerkeraadsvergadering
van 1 mei onder de kerkeraadsleden ter
lezing in roulatie gegeven.
Nog weer een maand later ligt er bij de
kerkeraden een brief van professor Schil-
der, waarin deze zich verantwoordt ten
aanzien van het schorsingsbesluit; hij
voelt zich ten onrechte beschuldigd als
scheurmaker.
Op zondag 23 juli 1944 wordt, zoals in
veel kerken, in de avonddienst door domi-
nee Reijenga een catechismus-predikatie
gehouden.
Aan de orde van behandeling is Zon-
dag 27 van de Heidelbergse Catechismus
over de kinderdoop. In zijn preek heeft ds.
Reijenga klaar en duidelijk de Synode-
leemitspraken betreffende wedergeboorte,
genade-verbond, doop en zelfonderzoek, als
niet naar het Woord des Heeren, afgewezen
en de schriftuurlijke juistheid beleden van
vraag en antwoord 74 van die catechismus.
Na afloop van de dienst bleek onder de
kerkgangers grote beroering te leven over
de preek van Reijenga. Hierop kwamen
dan ook bezwaarschriften binnen bij de
kerkeraad van de gemeenteleden C. R. de
Kogel en G. van der Wel.
We vatten de brief van De Kogel kort
samen. Door dominee Rijenga wordt de
laatste tijd steeds uiting gegeven van zijn
bezwaren tegen de handelingen en enkele
leeruitspraken van de Generale Synode
van onze Gereformeerde Kerken.
In het bijzonder is dit tot uitdrukking
gekomen in zijn avondpredikatie van 23
juli, waarin hij met grote beslistheid de
uitspraak van de synode van 1905 en op-
nieuw bevestigd door de synode van dit
jaar, t.a.v. de wedergeboorte.
Met nadruk is door hem in deze predi-
katie gezegd dat wij de jonge kinderen
niet door de doop als wedergeboren mo-
gen beschouwen, maar dat de doop alleen
een „aanbod van genade" is en deze ge-
nade zeker wordt geschonken indien deze
-ocr page 32-
32
Het is niet onbelangrijk dat we vermelden
dat in de verslaglegging van deze bewo-
gen vergadering aan het einde wordt ge-
noteerd dat de bespreking in broederlijke
sfeer is gevoerd.
Hieronder treft u beide kerkeraadsleden
aan die niet de verantwoordelijkheid voor
de gemeente wilden nemen in deze uiterst
netelige kwestie.
werken aan de afhandeling van lopende
zaken en naar we moeten aannemen daar-
na zullen aftreden; maar dat zou anders
lopen.....
Ondertussen blijft Reijenga De Jager en
De Rooij onder druk zetten om mee te
gaan met de meerderheid van de kerke-
raad; nog in de middag van zondag 17
september kwam hij bij De Rooij en haal-
de hem bij zijn koeien vandaan onder
melkenstijd, terwijl een enorme lucht-
vloot van de geallieerden over Midden-
Nederland vloog; de slag om Arnhem
begon. Maar zowel De Rooij als De Jager
wilden, hoewel ze de opvattingen van
Reijenga niet zonder meer afwezen, niet
meewerken aan een scheuring.
Intermezzo
Bovenstaande kwesties speelden in de
eindfase van de Tweede Wereldoorlog.
We willen niet nalaten de samenloop hier-
van met een buitengewoon markante si-
tuatie in het dagelijkse leven te laten zien.
Een bijzonder goede beschrijving daar-
van is opgenomen in „Geschiedenis van
de lage landen" van meesterverteller Jaap
ter Haar.
De bevrijdende invasie op het vaste
land van Europa is op 6 juni 1944 in Nor-
mandie begonnen; op 3 september om 4
uur in de middag wordt Brussel binnen
getrokken door troepen van maarschalk
Montgomery; Britten, Canadezen, Bel-
gen, Polen en Nederlanders.
„Zij komen !"
Een ontstuimige golf van enthousiasme
spoelt over Nederland heen. „Gij weet,
dat de bevrijder voor de deur staat", meldt
Radio Oranje. „Prins Bemhard is tot op-
perbevelhebber van alle Nederlandse-
strijdkrachten benoemd!" Onder zijn
commando vallen nu ook alle groeperin-
gen van het verzet. Te veel vertrouwend
op allerlei berichten, die in Londen de
ronde doen, komt op maandag 4 septem-
ber de wakkere, strijdbare minister Ger-
brandy voor de microfoon:
„Nu de geallieerde legers in hun on-
weerstaanbare opmars de Nederlandse
grens overschreden hebben .." Op dat
nieuws staakt zelfs de BBC haar Engelse
uitzendingen en zendt spontaan het Wil-
helmus uit. Nog later volgt het bericht:
„Breda is bevrijd !' In de roes van vreug-
devolle opwinding breekt de 'Dolle Dins-
dag" aan:
Nederiand, dinsdag 5 september 1944:
Niet een paniek uit angst, maar een pa-
niek uit bevrijdende blijdschap zwiept j
over Nederland heen. „Ze komen !" roe-j
pen opgetogen mensen na de overtrokken 1
De dominee had bezwaren van zowel kerk-
rechtelijke- als dogmatische aard. Zijn
brief bestond uit liefst vijf kantjes. In deze
brief ontwikkelde hij zijn bezwaren tegen
de „zelfcontinuatie van de Generale Sy-
node", tegen de afzetting van Schilder en
Greijdanus en tegen de leeruitspraken in-
zake de wedergeboorte.
Reijenga besluit zijn schrijven als volgt:
„Dergelijke en nogmeer bezwaren, Broe-
ders, zijn voor mij van dien aard dat ik U
er van in kennis moest stellen, aangezien
ik niet beloven kan op grond van Schrift
en Belijdenis en kerkorde niets daartegen
in te zullen leren, ja, ik zelfs het verderfe-
lijke van de besluiten der Synode zo ern-
stig zie, dat ik daar met alle macht tegen
in moet gaan om des Heeren en des gewe-
tens wil". Reijenga waarschuwt de kerke-
raad tegen „insluipende ketterij en inslui-
pende hiërarchie" en roept de kerke-
raadsleden op tot verzet ertegen. Zijn
daartoe ingediende motie luidde:
„De kerkeraad der Geref. Kerk te Vleu-
ten-De Meem, zich er van bewust, dat
hem de regeermacht over de kerk van
Vleuten-De Meem door Christus is toe-
vertrouwd en hij deswege immer aan
Christus, den koning der kerk verant-
woording schuldig is, gezien hebbende,
hoe in de laatste tijd in onze kerken een
streven merkbaar is en zich verwerkelijkt
om die regeermacht te leggen in handen
van meerdere vergaderingen - die niet
meerder zijn, dan alleen in aantal kerken
afgevaardigd, - en dit scherp ziende uitko-
men in de handelingen van de laatste
Synode; bespeurende hoe bovendien de
consciëntie geweld wordt aangedaan,
door te binden, waar God in de hemel niet
bind door Zijn Woord, spreekt uit, dat zij de
uitspraken der huidige Synode, en van de
vorige, kerkrechtelijk en dogmatisch,
betreffende Prof. dr. K. Schilder en Prof.
dr. S. Greijdanus en de veronderstelde
wedergeboorte niet voor haar rekening
kan nemen en dienaangaande elke verant-
woordelijkheid van zich schuift en ver-
maant de kerken om zich geen juk op te
laten leggen, dan het juk van Christus en
roept de Synode ernstig op zich te bekeren
van haar eigenwillige weg en weer terug
te keren tot de gehoorzaamheid van
Christus en Zijn Woord. En besluit hier-
van kennis te geven aan de kerken en
aan de Synode".
De conclusies van het bezwaarschrift wer-
den met vijf tegen twee stemmen aange-
nomen. De leden de Jager en de Rooij
gingen niet met de meerderheid van de
kerkeraad mee. Daarop belegde de kerke-
raad, op 7 september, een ledenverga-
dering voor lidmaten en alle doopleden,
ouder dan achttien jaar.
^N
^.^f
Jan de Jager
geboren 11 dec. 1881 te Voorschoten
overleden 8 juli 1966 te Utrecht
Gijsbert de Rooij
geboren 26 maart 1898 te Vleuten
overleden 15 april 1992 te Utrecht
Aansluitend op de ledenvergadering zal
op 8 september een buitengewone kerke-
raadsvergadering worden gehouden; De
Jager en De Rooij zullen dan nog mee-
-ocr page 33-
33
voerprobleem. Voor zich weten zij de gro-
te rivieren, waarachter vroeger Bataven
en middeleeuwers, prins Maurits en stad-
houder Willem III zich zo vaak en doel-
treffend hebben verschanst. Datzelfde
voordeel geldt nu voor de Duitse bezet-
tingsmacht. De SS-ers, de Grune Polizei,
de NSB-ers en de gehate Landwachters
keren terug en sluiten de gelederen weer
aaneen.
Einde van het citaat als intermezzo
In deze sfeer woedt dan ook nog een oor-
log binnen de Gereformeerde Kerken,
zoals sommigen mij hun beleving van die
tijd weergaven.
Onmiddellijk na „dolle dinsdag" werd
door de bezetter de avondklok op acht uur
gesteld; hierdoor kon de ledenvergadering
van 7 september geen doorgang vinden.
Dit leidde ertoe dat De Jager en De Rooij,
daarin waarschijnlijk bijgestaan door en-
kele gemeenteleden aktie ondernamen om
op zaterdagmiddag 9 september een le-
minderheid zich terstond tot den
Consulent of een Dienaar des Woords van
een genabuurde kerk wenden, opdat
onder diens leiding het getrouwe deel der
gemeente worde vergaderd en de kerke-
raad zo spoedig mogelijk aangevuld".
Ds. A. Schouten uit Den Dolder bleek
de eerste die toezegde hen te willen bij-
staan. Hierbij moet echter worden opge-
merkt dat er in feite nog geen sprake van
was dat de meerderheid van de kerkeraad
het verband met de Gereformeerde Ker-
ken had verbroken.
Alhoewel we geen verslag van de ge-
meentevergadering van 9 september heb-
ben aangetroffen, blijkt toch uit het ver-
volg dat de synodale kerkeraad imiddels
bestaat uit: J. de Jager en C. van Vliet,
ouderlingen; G. de Rooij en Gerrit van
Woudenberg, diakenen.
De voor 8 september belegde buitenge-
wone vergadering van de kerkeraad in de
consistorie ging door, maar zonder De
Jager en De Rooij. Hieronder het verslag:
berichten van Radio Oranje en de BBC.
„Breda bevrijd!" Vanmiddag, misschien
vanavond zijn ze hier!' Verstrooide en
verwarde Duitse eenheden gaan met fiet-
sen, handkarren, zelfs autopeds langs de
wegen voort. Dikwijls zijn ze vergezeld
door Belgische nazi's, die voor de gealli-
eerden zijn gevlucht. De Duitse telefo-
nisten in hun grijze uniformen hollen met
hun koffertjes naar de stations. Gaan er nog
treinen naar het Duitse land? „Schnell,
bitte!" De NSB raakt in paniek: „Alleen
de vrouwen en kinderen zullen evacu-
eren" heeft Mussert op maandag tegen
zijn districtsleiders gezegd.
Op dinsdag is hij met Tante naar Twente
onderweg. Honderden, duizenden NSB-
ers gaan aan de haal. Zij hebben hun zwar-
te uniformen uitgetrokken, hun speldjes
afgedaan. „Sneller, Mien!" „Doortrap-
pen, Anton!" Juichend komt de rest van
Nederland (iedereen die goed was, of half-
goed; iedereen die laf en passief was,
maar geen wraak heeft te vrezen), als een
grote familie de straat op. Ook het verzet
raakt in paniek! Denkend dat alles afge-
lopen is, hebben leden van Wijk bij Duur-
stedes knokploeg de NSB-burgemeester
gearresteerd. Marechaussees in Brabant
stoppen Duitsers in het gevang. Een Rot-
terdamse verzetsgroep bezet „openlijk"
een school. Het illegale blad „De Vonk"
drukt voor het eerst de namen van de
redacteuren af, maar distribueert die editie
op het laatste moment toch niet.
Onder aanvoering van jhr. Bosch rid-
der van Rosenthal, komen in Den Haag
topmensen uit het verzet, het „College
van Vertrouwensmannen" (onder wie Wil-
lem Drees) bijeen. „Wij moeten het be-
wind tijdelijk in handen nemen" klinkt
het daar, overeenkomstig een telegram,
dat hen uit Londen heeft bereikt. Kolonel
Koot is tot commandant van de Binnen-
landse Strijdkrachten benoemd. Zijn
pogingen om alle verzetsgroepen onder
zijn commando te verenigen, blijken
vruchteloos. „Nu opeens gehoorzamen
aan oud-militairen, terwijl „wij" al die ja-
ren het vuile werk hebben gedaan?
Buiten op straat duurt de bevrijdings-
roes voort. Allerlei wilde geruchten sta-
pelen zich op: „Rotterdam is bevrijd", „Ze
zitten al in Den Haag". Landelijk sabo-
tagecommandant Jan van Bijnen (Frank
K. P.) zet zijn mensen tot sabotagedaden
tegen de spoorwegen aan.
Hier en daar vliegen bruggen in de
lucht. Overal staan mensen langs de we-
gen, vaak met bloemen in de hand: voor
de eerste geallieerde soldaat! „Komen ze
nou?" „Ze komen niet!" De 5de, 6de, de
7de, de 8ste september gaat voorbij. Wat
wel komt is de ontnuchterende werkelijk-
heid: de geallieerden staan bij het
Albertkanaal en kampen met een aan-
bZTJëZZ
<3L.
-^'
^^:.^ia,y^il^/a^^^T-,.Jj>^lxi^ -AtL^r-t^u /^M^-^t^ //U^fSci,!^^
£4.i*,tJ^^AAm,
denvergadering te houden in het kerkge-
bouw. Zij zeiden te spreken „namens de
kerkeraad" en „dat Reijenga c.s. zich had-
den losgemaakt van de kerk en dat de leden-
vergadering nu onder leiding van ds. A.
Schouten uit Den Dolder zou plaatsvinden."
De Jager en De Rooij hadden zich tot
een andere predikant gewend ingevolge
de door de Generale Synode uitgegeven
„gedragslijnen betreffende de tegenwoor-
dige kerkelijke moeilijkheden" nadat op
11 augustus 1944 de „Acte van Vrijma-
king of wederkeer" in Den Haag was aan-
vaard door de bezwaarden. Gedragslijn
IV luidt: „Indien een kerkeraad bij meer-
derheid van stemmen het verband met de
Gereformeerde Kerken verbreekt, zal een
Het is natuurlijk interessant te weten wie
die koster was en dat weten we, want we
hebben hiervoor zijn benoeming per 1 ja-
nuari 1938 geregistreerd. Het is natuurlijk
duidelijk aan welke kant koster Jan Wie-
gers stond. Van zijn echtgenote hoorden
we dat hij weliswaar sterk betrokken was
bij alles wat er speelde, maar tegelijkertijd
vond dat het heel sterk een professoren-
kwestie was, en er niets voor voelde zich
daarin te laten meeslepen. Nog herinnert
mevrouw Wiegers zich de opwinding en
boosheid van dominee Reijenga dat hij de
sleutels niet kreeg en Wiegers heel drei-
gend toevoegde :„maar ik heb de sleutels
van het hemelrijk..!" Heel grievend was
dat, aldus mevrouw Wiegers.
-ocr page 34-
34
Des Zondags 10 september begaf de ker-
keraad zich naar het kerkgebouw. De deur
der consistorie was gesloten. Door de kerk-
deur verschafte de kerkeraad zich toegang
tot de kerk. Op de kansel bevond zich Ds.
A. Schouten reeds. De broeders J. de Ja-
ger en G. de Rooij Jr. hadden reeds hun
plaats ingenomen in de kerkeraadsban-
ken. Het was echter nog 10 minuten voor
den aanvang van de dienst....
Hierop heeft de praeses Ds. G. Reij-
enga namens den kerkeraad het volgende
de gemeente voorgelezen: „De kerkeraad
der Geref. kerk van Vleuten-De Meem
constateert hier een wederrechtelijk optre-
den van leden der gemeente tegen het
gezag van Christus. Hij bestraft in naam
van Christus deze leden en vermaant tot
berouw en bekeering; Daar zij daden van
geweld dreigen te plegen wijken wij uit
ten aan te brengen of te doen aanbrengen
aan de deuren van het kerkgebouw om
alzoo zeker te zijn van het bezit van het
kerkgebouw. De kerkeraad deinst terug
voor daden van geweld!
In de (synodale) kerkdienst van die ge-
denkwaardige tiende september werden
de in de ledenvergadering van 9 septem-
ber gekozen ambtsdragers C. van Vliet en
G. van Woudenberg (broer van de hier-
voor genoemde Gerardus), bevestigd door
dominee Schouten.
Over het verdere verloop der dingen
zullen we ons nu wat beperken en soms
met samenvattende aantekeningen vol-
staan. We kunnen ons niet aan de indruk
onttrekken dat er aan beide zijden aanvan-
kelijk sprake was van een zekere angst
voor het uit de hand lopen en onherstel-
bare van de zaak.
Over en weer werden er pogingen onder-
nomen op kerkeraadsniveau met elkaar in
gesprek te geraken. Toch bleek het niet
mogelijk het daarvoor gewenste klimaat
te scheppen. Ook niet - misschien moeten
we zeggen, zeker niet - met het voorstel
van de synodalen van 15 september om
dominee Reijenga met vakantie te laten
gaan en dan zonder hem een samenspre-
king te houden.
Er werden ook door beide kerkeraden
ledenvergaderingen belegd om enerzijds
tot verklaring der feiten te komen en an-
derzijds beantwoording van levende vra-
gen mogelijk te maken. Maar zeker ook om
zoveel mogelijk leden aan zich te binden.
De classis benoemde 20 september de
predikanten A. Schouten (Den Dolder) en
G. van der Zanden (De Bilt) tot „Depu-
taten voor zwarigheden in de Gerefor-
meerde Kerk van Vleuten-De Meem".
Deze bleken evenmin in staat het tij te
keren en schreven 4 oktober aan de be-
zwaarden: „Het doet ons innig leed, u te
moeten melden, dat we tot geen andere
slotsom kunnen komen, dan vast te stel-
len, dat door u allen met woord en daad
het Verband met de Gereformeerde Ker-
ken verbroken is". De veronderstelde
daadwerkelijke verbreking was niet juist;
er had zich nog niemand „onttrokken".
Op 16 oktober wendt de synodale kerke-
raad zich tot de leden met een overzicht
van de gebeurtenissen; zij wilden ook
daarmee „voorkomen dat de gansche ge-
meente aan het verband der Gerefor-
meerde Kerken onttrokken zou worden".
Er komt een heel uitvoerige reaktie van de
vier bezwaarde leken-ambtsdragers aan
de „zich noemende Raad der Gerefor-
meerde Kerk van Vleuten-De Meem",
gedateerd 30 november 1944; daar is dus
wel even over nagedacht en gesproken.
Maar een opening komt er niet.
Koster Jan Wiegers
Zaterdagavond 9 september 1944
^
4^ ■^/lAa^n^a^^ri^l/f^^/L^/yUU^^.a^L'i.a^ eCc
%.^t4^^-tL, Ol^yt'iL*^,
y^ ■«i^«iofi/«-r^;>«i.
:-i.^ t>/*^ .■.
^^ *****-'*»-^-»*.*-»^^<<fe^ j
't*»
i.^ e€U^l^r>^tn^,^t.n/ts,^^, O^a.^^.^.,i/a.w (v t^Li^.
'a^t^A^vrtO^.
<:^^t.....^^^4c. A-
^.>-^
onder protest, met het volle besef en hand-
having van het recht onzerzijds. Wij ver-
zoeken de getrouwe leden der gemeente
hun wettige kerkeraad te volgen".
Een groot deel der gemeente volgde toen
de kerkeraad, velen vooral uit frustratie
over de in hun ogen harde behandeling
van Ds. Reijenga, en mede door de als
demonstratief ervaren aanwezigheid van
Ds. Schouten. Men ging naar de stal van
Gerardus van Woudenberg aan de Alen-
dorperweg waar de dienst werd gehou-
den.
Omdat dominee Reijenga en de andere
hem volgende ambtsdragers van de te ver-
wachten gang van zaken tevoren (zater-
dagavond) op de hoogte waren, was de
stal van Van Woudenberg reeds zo goed
mogelijk voor de dienst ingericht. Ver-
meld dient nog te worden, dat de kerke-
raad niet is ingegaan op de adviezen van
Mr. A. Groen uit Utrecht om nieuwe slo-
Dienzelfden Zaterdagavond, zijn aan de
pastorie, de twee ambtsdragers die de Ker-
keraad waren uitgegaan met Ds. A. Schou-
ten aangekomen, welke toen een onderh-
oud met den predikant alleen wenschten.
Aan Ds. Schouten is dit niet toege-
staan, de 2 broeders tezamen wenschten
toen ook niet binnen te gaan. Later op
dien avond werd bij Ds. Reijenga een
brief bezorgd, onderteekend door den
Raad der Geref. Kerk te Vleuten-De Meem
en voorzien van de handteekening van de
2 bovenbedoelde broeders, met zakelijk
dezen inhoud: „In gehoorzaamheid aan
onzen ambtelijke roeping vergaderen wij
morgen, de Geref. Kerk van Vleuten-De
Meem in eigen Kerkgebouw in de bedie-
ning des Woords, waarin Ds. A. Schouten
ons zal voorgaan. We vertrouwen dat U
daarmede rekenen zult". Dit schrijven
moest toen voor kennisgeving aange-
nomen worden, want bespreking met den
Kerkeraad was uitgesloten !
-ocr page 35-
35
Schilder. In de ogen van de vrijgemaakten
valt de opkomst van synodaal gerefor-
meerden tegen. Van enkelen die wij spraken
hoorden we dat de bijeenkomst een on-
prettige sfeer had en dat de beantwoording
van de vragen erg denigrerend was; ook
t.o.v. verschillende synodale predikanten.
De kerkeraad van de synodalen stelt op 2
oktober 1945 een tweetal voor de vervul-
ling van de vacante predikantsplaats. Het
zijn ds. W. G. Bovendorp van Zevenhui-
zen en ds. Chr. H. Swen van Linschoten.
Op 19 oktober wordt in een gemeentever-
gadering gekozen voor een beroep op
dominee Bovendorp en dat beroep wordt
onmiddellijk uitgebracht.
In een persoonlijk gesprek dat ik op 11
januari 1994 nog met de inmiddels een en
negentigjarige dominee Bovendorp mocht
hebben, vertelde hij mij o.m. dat de ker-
keraad van Zevenhuizen tegen hem zei:
„Zou u dat wel doen, het is een gescheur-
de gemeente?". Het antwoord van Boven-
dorp luidde: „Misschien wel juist daarom!"
Hij herinnerde zich ook nog de grap
dat de hoorcommissie van Vleuten-De
Meem verdwaald was en per abuis bij
hem in de kerkdienst in Zevenhuizen te-
recht kwam. Maar dat was kennelijk goed
bevallen.
Op 24 oktober 1945 volgde de uit-
spraak van de Arrondisements-rechtbank
te Utrecht. De synodalen werden in het
gelijk gesteld, de rechter wees alle kerke-
lijke goederen toe aan de synodalen, om-
dat de bezwaarden zich officieel hadden
aangesloten bij de vrijgemaakte kerken en
dus gebroken hadden met de synodalen.
Op de aanklacht van de bezwaarden
dat de synode in strijd had gehandeld met
Gods Woord (art. 31 K.O.) stelde de recht-
bank dat dit niet het geval was en „leidt
dit af uit het feit dat reeds tientallen jaren
verschil van meening tusschen de Gere-
formeerden over het problematicum be-
staat, wat thans aanleiding heeft gegeven
tot de scheuring". De rechter achtte het
geen bijzondere situatie. De uitspraak
leidde ertoe dat de synodalen onder ande-
re de pastorie konden opeisen voor hun
nieuwe predikant. Deze, ds. W. G. Boven-
dorp uit Zevenhuizen (Z.H.) dus, nam het
beroep op 6 november aan.
De bezwaarden lieten het bij deze uit-
spraak echter niet zitten en gingen in ho-
ger beroep bij het Gerechtshof in Amster-
dam. Onmiddellijk na het aannemen van
het beroep door dominee Bovendorp wordt
dominee Reijenga aangeschreven met het
verzoek de pastorie te verlaten. Deze voelt
daar echter niets voor, hangende het hoger
beroep. Er zit voor de synodalen niets an-
ders op dan voorlopig een andere woning
voor de nieuwe predikant te zoeken.
Buitink schrijft dat op 9 januari 1945 de
ledentallen als volgt waren:
De gerechtelijke dagvaarding verscheen
27 februari 1945; de eisers waren de be-
zwaarden, de synodalen de gedaagden.
Dat had dus vier maanden gevergd. Niet
zo verwonderlijk, want deze zaak werd
aangespannen en voorbereid gedurende
de hongerwinter, die vooraf ging aan de be-
vrijding van een groot deel van ons land.
Hoe bizar dit was moge blijken uit en-
kele hieronder volgende korte aanduidin-
gen; bewust zien we nu af van een volle-
diger inkleuring. Iedereen kan dat met de
vele voorhanden zijnde geschiedschrij-
vingen gemakkelijk zelf oproepen. Maar
zij die de Tweede Wereldoorlog zelf mee-
maakten hebben de hulp van de geschied-
schrijvers daarvoor niet nodig; voor hen is
die episode om nooit meer te vergeten.
We volstaan dus met het noemen van:
17 september 1944, begin van de misluk-
te slag om Arnhem. 10 november 1944 en
enkele maanden daarna; in de grote ste-
den van de randstad worden niet minder
dan ongeveer 120.000 mannen vanaf 17
jaar als dwangarbeiders weggevoerd naar
Duitsland. De honger grijpt om zich heen,
vooral weer in de grote steden; het voed-
selrantsoen bedraagt slechts 500 calorieën
per dag, maar is zelden te krijgen. 25.000
mannen, vrouwen en kinderen komen van
de honger om. Ook bij de boeren van Vleu-
ten-De Meem stonden de hongerenden van
daar en van elders dagelijks voor de deur.
En ondertussen bereidt gereformeerd Vleu-
ten-De Meem zich voor op een gerechte-
lijke uitspraak over de toewijzing van de
kerkgoederen. Hoe is het mogelijk en hoe
verblind moeten de verantwoordelijken in
de kerkeraad die het initiatief daartoe nam
dan toch wel zijn geweest. Verbijstering is
wat de toeschouwer daarvan overhoudt.
Het kan dan nauwelijks nog verbazing
wekken dat we in het kerkeraadsverslag
synodaal van 7 mei 1945 aangetekend
zien dat het voorstel van C. R. de Kogel
om een dankstond voor de bevrijding te
houden niet werd overgenomen. Maar in
het vrijgemaakte kerkeraadsverslag van 8
mei lezen we geen enkel woord over de
bevrijding.....
Wel ging er een toenaderingspoging door
de synodalen van start. Men wilde op 4
juli 1945 een bijeenkomst organiseren,
onder leiding van ds. G. Laarman van
Utrecht. Ook de bezwaarden werden hier-
voor uitgenodigd. Ds. Reijenga deelde
echter mede dat „nu zij sedert 10 maart
1945 in verband getreden waren met de
zogenaamde vrijgemaakte kerken, zij er
geen heil in zagen om zonder meer terug
te keren in een „lekkende schuit".
In de hervormde kerk van De Meem
beleggen de vrijgemaakten op 20 juli een
bijeenkomst met als spreker professor K.
Syn. Geref. Bezwaard Totaal
95
             63           158
99             65           164
T94           l28          322
doopleden
belijdende
leden
Totaal
Er is veel schade; niet in het minst in de
onderlinge relaties van mensen. Niet al-
leen gaat de scheuring dwars door ver-
houdingen van vrienden en kennissen;
ook in veel gevallen dwars door families
heen, en daar waren heel schrijnende ge-
vallen bij. In al deze gevallen verdwijnt de
gemeenschappelijke noemer van kerk en
geloof, er kan onderling vrijwel niet meer
over gesproken worden op straffe van vol-
strekte vervreemding. Alleen wanneer
deze onderwerpen worden vermeden
worden de verhoudingen niet volledig
verstoord.
Konflikt om de kerkgoederen
Het materiele resultaat van de scheuring
was dus dat de synodalen over het kerk-
gebouw en de overige kerkelijke goede-
ren bleven beschikken, maar zonder pre-
dikant zaten. De vrijgemaakten hadden de
predikant maar beschikten niet over een
plaats van samenkomst; zij hielden hun
diensten in het Verenigingsgebouw van de
Hervormden in De Meem. De kerke-
raadsvergaderingen van de vrijgemaakten
werden voortaan bij dominee Reijenga
aan huis gehouden aan de Utrechtseweg;
voor de eerste maal op 2 oktober 1944. In
die vergadering werden o.m. alle notulen
vanaf 9 september tot 2 oktober, in een
blok geschreven, vastgesteld en onder-
tekend door de predikant en de scriba A.
Huizenga.
Op 15 oktober besluit deze kerkeraad
een rechtsgeding aan te spannen tegen de
synodalen voor het gebruik van het kerk-
gebouw. Maar reeds op 27 september had
Reijenga mondeling medegedeeld dat rechts-
kundige hulp was ingeroepen van Mr. Von-
kenberg uit Gorinchem. Dit verplichtte
uiteraard de synodale kerkeraad zich ook
van rechtskundige bijstand te voorzien;
gekozen werd Mr. Grosheide uit Amster-
dam; lid van een landelijke synodale com-
missie voor deze problematiek.
De leiding van de synodale kerkeraad
kwam weer in handen van Jan de Jager en
Cees van Vliet pakte het scribaat weer op;
beiden waren ervaren ambtsdragers. Gijs
de Rooij werd derde ouderiing en naast
diaken Gert van Woudenberg werden in
diezelfdefunktie gekozen Garrelt Mello
Jonker en Frans van Rooijen.
-ocr page 36-
36
Het duurde tot 17 april 1947 eer het Hof
met een uitspraak kwam. Deze uitspraak
leidde tot vernietiging van de uitspraak
door de Arrondissements-rechtbank van
14 oktober 1945. De bezwaarden werden
door het Hof in Amsterdam in het gelijk
gesteld. De synodalen moesten hierop alle
onroerende goederen terugleveren, even-
als de archieven. Ook de kosten van het ge-
ding waren voor rekening van de synodalen.
De motivatie was aldus: de bezwaar-
den gingen niet direct over naar een ande-
re kerk. De nieuwe kerkeraad van synoda-
len was dus niet rechtsgeldig; bovendien
bleef de meerderheid der oude kerkeraad
aan. Het Gerechtshof benadrukte het be-
lang der „plaatselijk gemeente" en vond
dat uittreding uit synodaal verband moge-
lijk was. De gereformeerden hebben ook
niet kunnen aantonen dat een kerk zonder
Verband niet kon voortbestaan.
De hele rechtelijke procedure kwam
hard aan bij de synodalen. Dominee Bo-
vendorp schreef, naar aanleiding hiervan,
een artikel in „De Strijdende Kerk", een
voorlichtingsblad van de Gereformeerde
Kerken in Nederland. Over de bezwaar-
den schreef hij: „Deze groep, 'n minder-
heid uit de gemeente heeft ons nu een pro-
ces aangedaan. In eerste instantie wees de
arrondissementsrechtbank te Utrecht de
kerkelijke goederen toe aan de Geref.
Kerk. Bij hooger beroep heeft het Hof van
Amsterdam de uitspraak van Utrecht ver-
nietigd en de onroerende goederen, de
gelden en het archief toegewezen aan de
Gereformeerde Kerk (ond. art. 31 K.O.)
„Over de motivering van het vonnis schreef
Bovendorp „Vast moet staan aldus het Hof
dat appelante (de bezwaarden) de voort-
zetting is van de voor sept. 1944 in Vleu-
ten-De Meem bestaande, in 1894 tot open-
baring gekomen „Gereformeerde Kerk".
Elke plaatselijke Geref. Kerk is een
zelfstandige, complete kerk en kan zich
dus losmaken van synodaal Verband, al-
dus het Hof". Bovendorp was van me-
ning dat het Hof niet de vraag heeft beant-
woord of het geschil wel juist was om tot
een scheuring te komen.
Concluderend mogen we in ieder geval
stellen dat het proces over de kerkelijke
goederen diepe wonden heeft geslagen.
De twee partijen stonden als kemphanen
tegenover elkaar. Een cassatieberoep
werd door de Hoge Raad der Nederlanden
op 23 januari 1948 verworpen.
Een maand later volgt de overdracht van
de kerkelijk goederen, na een uitermate
irritante uitgebreide briefwissehng over
wat de vrijgemaakten aan gemaakte kos-
ten meenden te kunnen claimen. Dat
nemen we niet op.
Alhoewel daar twee handtekeningen
onder staan, vertelde dominee Troost ons
in een gesprek dat wij op 10 januari 1994
met hem hadden, zich nog goed te her-
Die wordt al spoedig gevonden en wel
aan de Zandweg 82-83; daar kan een dub-
bel woonhuis, genaamd „La Finca",
gehuurd worden; Ds. Bovendorp gaat nr
82 bewonen. Zijn intrede vindt plaats op
27 januari 1946 en op 29 januari draagt
Jan de Jager het voorzitterschap van de
kerkeraad weer aan de predikant over.
Behalve het komen van dominee Bo-
vendorp, vertrekt in datzelfde jaar 1946,
om precies te zijn op 25 september, domi-
nee Reijenga van de vrijgemaakten. Na
hier twee jaar de vrijmaking te hebben ge-
leid gaat hij naar Dordrecht. De vrijge-
maakte gemeente heeft het geluk heel snel
een nieuwe predikant te vinden; beroepen
is op 4 augustus na de middagdienst kan-
didaat A. Troost uit Amsterdam. En in de-
zelfde septembermaand dat Reijenga ver-
trekt doet Troost reeds zijn intrede.
inneren dat hij en dominee Bovendorp sa-
men in de consistorie van de kerk waren
bij de overhandiging van de sleutel (de
goederen waren immers de kerk en de
inboedel en dus aanwezig). Dit was een
pijnlijke ontmoeting, aldus Troost. En al
hadden de Vrijgemaakten het proces ge-
wonnen, zij waren er niet blij mee. Het
was nu de beurt van de synodalen om hun
diensten te gaan houden in het Vereni-
gingsgebouw....
Het mag een wonder heten; hereni-
ging
We hebben gezien dat beide gerefor-
meerde kerken een nieuwe predikant heb-
ben gevonden. Bij de synodalen doet op
27 januari 1946 dominee Willem Gerrit
Bovendorp intrede; bij de vrijgemaakten
lost in september van datzelfde jaar do-
minee Andre Troost dominee Reijenga af
We hebben ook gezien dat van syno-
dale zijde herhaaldelijk is geprobeerd de
gescheurde gemeenten weer samen te voe-
gen. Dat gebeurde niet alleen in Vleuten-
De Meem; er waren meer gemeenten die
niet wilden bemsten in een blijvende breuk.
Alle pogingen die de officiële landelijke en
regionale organen ondernemen om tot her-
eniging te komen mislukken door de afwij-
zende houding van vrijgemaakte zijde. Een
oproep daarna om te komen tot een par-
ticuliere samenspreking vindt wel gehoor.
Initatiefnemers zijn drie synodaal-gere-
formeerde predikanten, J. W. Bonda en A.
la Fleur, beiden uit Oegstgeest en G.
Torenvliet van Leiden.; de vierde trekker is
de vrijgemaakte legerpredikant B.A. Bos.
Zij versturen op 14 september 1948
een uitnodiging aan „een vijftigtal broe-
ders, (predikanten en overige ambtsdra-
gers ) geestelijk gelijkelijk verdeeld over
de beide kerkgroepen, om in een drie-
daagse conferentie met elkaar gelovig te
spreken". Onder degenen die de conferen-
tie, die van 4 tot 6 oktober te Oosterbeek
wordt gehouden, bevinden zich vijf vrij-
gemaakte en zes synodale predikanten.
Aan het slot van de conferentie wordt een
communiqué vastgesteld, waarin de
noodzaak van hereniging wordt bepleit.
De verklaring wordt ondertekend door 38
conferentiegangers.
Van 3 tot 5 januari 1949 volgt conferentie
Oosterbeek ü. Onder zeven nieuwe deel-
nemers treffen we nu ook aan ds. A.
Troost; hij is uitgenodigd als vervanger
van een verhinderde predikant, maar ook
omdat hij redaktioneel medewerker is van
het vrijgemaakte blad „De Roeper" (een
getuige voor de ere Gods, in kerk, maat-
schappij en staat), waarvan B. A. Bos
hoofdredakteur is.
De verhouding vrijgemaakt: synodaal is nu
20: 23. Deze vervolgconferentie mondt uit
Korte biografie:
Gerben Reijenga, geboren 26 juni 1907
Overleden te Dordrecht 3 juni 1965.
Gehuwd met Magdalena Toth; zij over-
leed in 1993.
In januari 1947 geeft het gerechtshof te
Amsterdam de partijen de opdracht te
trachten een regeling te treffen op fifty-fifty
basis en het recht van beide partijen op het
gebruik van het kerkgebouw.
De vrijgemaakten willen dat echter niet;
in de kerkeraadsnotulen van de synodalen
troffen we een verslag aan van zo'n samen-
spreking. Een citaat van de door ds. Troost
verwoorde opvatting van de vrijgemaakten:
„We kunnen niet tot verdeling overgaan
omdat de rechten van Christus niet gedeeld
kunnen worden. Als de gemeente van art.
31 de kerk in eigendom verkrijgt zal de
kerk aan de synodalen ten gebruike worden
afgestaan, maar omgekeerd willen wij dat
niet!". De samenspreking heeft geen enkel
gunstig resultaat opgeleverd.
-ocr page 37-
37
van die samenspreking wordt aangete-
kend dat er een goede sfeer was. Deze
samenspreking wordt gevolgd door een
briefwisseling tussen beide kerkeraden,
waarin de verschillen van opvatting ver-
der worden uitgewerkt en toegelicht. Dit
neemt logischerwijs gemime tijd in beslag.
Op 20 oktober 1949 vindt er weer een
ontmoeting van beide kerkeraden plaats.
Het is nu zover dat wordt gekonkludeerd:
„dat het konflikt ter plaatse in broederlijke
zin beëindigd zou kunnen worden, indien het
uitsluitend een plaatselijke kwestie gold".
Het krantenbericht waarmee dit in de open-
baariieid werd gebracht drukken we hier af.
Kennelijk ontwikkelden er zich omstreeks
die tijd geleidelijk aan persoonlijke kon-
takten tussen de twee predikanten. Beiden
vonden dat er sprake was van een eenzij-
dige benadering door de respektievelijke
synoden. De formele standpunten hadden
geen reden voor geestelijke breuk mogen
zijn, aldus hun gemeenschappelijke op-
vatting. En zo zien we hen vandaar uit sa-
men naar een oplossing zoeken.
En dat lukt, want al op 11 februari
1949, dus een maand na Oosterbeek II,
vindt er een samenspreking plaats van de
beide kerkeraden, met als basis de verkla-
ring van Oosterbeek. In de verslaglegging
in een indrukwekkende verklaring van
schulderkenning en hoop op hereniging;
uiteindelijk voorzien van 27 handteke-
ningen. Deze druk om tot hereniging te
komen moet toch tot enig resultaat leiden
zou je zeggen; maar is dat ook zo ?
De synode van Den Haag (1949) beraadt
zich uitgebreid over de vele verzoeken tot
hereniging, waaronder verzoeken van liefst
acht particuliere synoden. Het voert te ver
om hierop uitvoerig in te gaan; we volstaan
met de vermelding dat de kerkelijke verga-
deringen worden opgewekt om het nodige
te doen tot herstel. Dat zal echter beperkt
bhjven tot plaatselijke gehele of gedeeltelij-
ke herenigingen. In dit verband kunnen
genoemd worden Vlaardingen, Winters-
wijk, Zwolle, Bergentheim, Deventer, Win-
schoten, Zuidlaren en Roodeschool. In
totaal keren een tiental predikanten en rond
2500 kerkleden terug.
Maar nu terug naar ons eigen erf. Bij de
deelnemers en ondertekenaars van Ooster-
beek troffen we dus ook dominee Troost
aan. Dat is natuurlijk een grote verrassing,
want het betekent niets minder dan dat de
vrijgemaakte voorganger van Vleuten-De
Meem een weg naar herstel zoekt. Dit feit
is voor ons aanleiding geweest met hem te
gaan spreken bij hem thuis in Amsterdam,
om die beleving zo helder mogelijk te krij-
gen. Zoals hiervoor al vermeld vond dit
gesprek plaats op 10 januari 1994.
Al heel spoedig na de vrijmaking, al-dus
Troost, groeide bij mij de twijfel over de
juistheid van mijn stap om daarin mee te
gaan. Die twijfel was er niet over het dog-
matische en kerkrechtelijke van de vrij-
making; dat was en is voor mij vol-strekt
terecht geweest. Maar ik ben hevig teleur-
gesteld geworden over de uiterst radicale
wijze waarop de Vrijgemaakt Ge-refor-
meerden zich ontwikkelden tot een ker-
kistische groep, omwille van wat we toen
al noemden „de zaaksgerechtigheid". Een
zo generale vrijmaking was absoluut niet
nodig geweest. Tot zover Troost.
Het is aannemelijk dat al vroeg in 1948
gesprekken hebben plaatsgevonden tus-
sen de beide predikanten om een oplos-
sing te zoeken. In het receptiealbum van
het huwelijk van het echtpaar Troost, 12
april 1947, treffen we ook de handteke-
ningen aan van dominee en mevrouw
Bovendorp. Omstreeks de datum van
overdracht der kerkelijke goederen, hier-
voor vermeld en gedateerd 23 februari
1948, bracht het echtpaar Bovendorp een
kraambezoek bij het echtpaar Troost, die
hun eerste kind op 31 januari geboren za-
gen worden. Nog kunnen de heer en me-
vrouw Troost zich herinneren dit bezoek
toen bijzonder gewaardeerd te hebben.
Door onze kerkeraad,' die rcedT'.samengesproken
had met 6p broeders die op- 4-9-'44 'tegenstemden,
werd de volgende verklaring'afgelegd:
         : ' s .
„Wat de gang van'zaken tussen 4 en'lO'Seot. ■''14
betreft, heeft de kerkeraad het Volgende geconstateerd:
';>■:> Ie. dat;het t juist ^gezien 'Is van de. brs.-J; ;dÉi^Jager
!;';en,,"G.';de.:Rooij,^idot ,zlj .zich niet konden, neerleggen
'bij;het;"dbor'de-imeerdc^h(^id,van dé kerkeraad-.(ienO'^.
.'meri'';beslult!i--'':':.'■",'.■.'.';..', .,;■ ,, _. ^' . i , '
viï."^c:vdat:zl)'terecht nhar'niiddeUn.hebbetfgczêKlit.oiii
de Gcref, ICerk ter plaatse-te..bewaren,,vooT; vcrbre-
f'klng ivan het kerkverband.';
            - *'- '.y-:,'■'
■■ , 3e, dat zij.zldi: terecht • gingen, beschouwen- als_
v'oortzettende='dc"ra'ad'der Ger. Kerk,-"'leveiidc,'In het'
verband der Ger. Kerken''In Nederland:";! V: o
." 4é..'dat het juister' gewccsttware, indien 'zij'— voor
tot handelingen, over. te gaan — daarover gesproken
, hdddén met Ds Rcljenga en de andere. kcrkcraads-
leden. .
          ,..'-. „.,-^ p... .., ,' - .i .' ..., ^. . ,■
'. '5c.' dot 'liet Iiüii' roeping' geweéstjwas, tezamen' met;
genabuurdc kerk of kcrkvisltatoreri, om Ds Reljenga
■~ eri'-de 'andere 'k'erkcraadSleden'van' hun'ingeslagen'
'weg 'terug te roepen, vóórdat op de gemeentever-;
gadcring van 9 Scpt. '44 de overgebleven minderheid
"Van de Icerke'riad werd aangevuld tot een volledige
raad.'-',' .,.-; ^.! .,; t.i ■..■ •.
Over'ién en;;ander;ls. óij'ï.zulk een wijze gediscus-
sieerd, dat daarbij kwam vast te staan, dat het con-
flict ter plaatse hl broederlijke zin beëindigd zou kun-
■nen .worden,. Indien '.het :uitslultend een .^plaatselijke
'kwestie gold.',. ,, . i
                     .."'r',.''
Waar achter liet plaatselijk conflict het gebeuren In
': de jaren'1941. lot'■4'fliöt, hopen wij de daarover
/ reeds .vroeger .aangevangen bespreking voort te zetten.
1 Onze hulp Jj; van de, Here die, gelijk wij belijden
'(p.L. II. 9)j te 'Zijner tijd Zijn Kerk tot één zal
''''™°"'""'.:':.'";;;'. de kerkeraad.,
■ De 8aiiicnsprckïn^*op\20 Óct^ 1950; Voor de mogc-
lljklicld en liet verloop van deze 'samenspreking mogen
wij onze God dankbaar zijn.,!,,                               ■ ^
Uitgangspunt was. dit keer tiet kerkeniadsbcslult'
'van 4 Sept, '44, dat aldus'eindigt;,„De Kerkeraad.......
spreekt uit, dat zIJ de uitspraken der huidige Syn, en,
van de.vorige, kerkrechtelijk en do^naties, betreffcinde
Prof Dr K.. Schilder en Prof. Dr S. Grel)danu3 en de
veronderstelde wedergeboorte niet voor. haar rekening
kan.ncinen en dienaangaande, elke^verantwoordelijk'
held van zich schuift, ,. ,'*.
...en vermaant de. kerken | om-zich geen. juk op te
laten.leggen, dan alleen het,juk van Christus'en roept'
de' Synode ernstig^op zich .te' bekeren van Iiaar eigenV
willige, weg en weer terug 'te keren
tot.de gehoorzaam-'
heid. aan Christus en'Zijn. Woord . .
' „en toesluit hiervan' kennis 'te geven aan de kerken
en aan de Synode". ]' , ' ., . ,
De beide broeders,'.die' tegenstemden) 'zagen in 'dit
besluit'de, kerkelijke sclieuring in feite voltrokken.
.Onze kerkeraad. kan ook.'thans nog dit besluit
moeilijk lezen lals een besluit om een bezwaarschrift'
in te'dienen; ' ,
        r!.' ';!,             ,                     ',,
' ,Van. de zijde, der vrijgemaakte..broeders. is,.opge-
merkt, dat de .bedoeling niet;anders Is geweest dan'
cén eerste stap te zetten op de.normale, kerkelijke weg
die open staat voor cen'kerk die'bezwaren heeft tegen
een besluit van een Generale Synode.
Ofschoon' het mocilljlc zal, zijn, op dit'punt tot een-,'
held. van gedachten te komen, kon het'aanhoren van';
elkanders. bedoelingen ' toch lelcfcri tot, beter begrip,,
waardoor wederzijds aangenomen kon worden, dat de;
broeders aan belde zijden hadden gehandeld overeen-
komstig de roeping zoals''*zij. die zagen..
;. In de tweede plaats werd de bespreking voortgezet,
over de handelingen tussen 4 en 10 Scpt. '44, inzon-'
derhcid:' door' de ' rainderlicid .van de kerkcratid.
De vrijgemaakte kerkeraad heeft naar
aanleiding van deze ontwikkelingen op 9
november 1950 de classicale kerkvisitato-
ren op bezoek gehad, om te spreken over
die op handen zijnde hereniging. De clas-
sis heeft het verzoek van de kerkeraad niet
gehonoreerd. De ontwikkelingen blijven nu
niet langer binnenskamers. Loenen aan de
Vecht schrijft op 24 december dat zij de met
ds. Troost voor 16 juli 1951 te Abcoude en
Nigtevecht afgesproken kerkdiensten niet
door wil laten gaan. Hetzelfde gebeurde
door Mijdrecht die de toezegging voor een
predikbeurt op 11 maart 1951 annuleerde.
In diezelfde tijd brengt Reijenga bij her-
haling huisbezoeken in Vleuten-De Meem,
om vrijgemaakte gemeenteleden van terug-
keer af te houden. Het wordt zomer 1951;
de vrijgemaakte kerkeraad geeft op 2 juh de
gemeente inzage in de eindbriefwisseling
met de synodale kerkeraad en schrijft voor
11 juli een gemeentevergadering uit om de
samensprekingen van de beide kerkeraden
aan de gemeente toe te lichten. We hebben
van deze bijeenkomst geen verslag, maar
wel de verheugende tijding van de beide
kerkeraden aan de respektievelijke ge-
meenten op 12 juli; resulterende in een acte
van hereniging.
Hieronder het bericht in het dagblad Trouw
van 14 juli 1951 waaruit de melding van de
hereniging aan de classis wordt bericht.
Dc kerkelijke hcrenipiijf;
te Vleuten en De Mecni
In do vcrcaflerlnK van de classis utrecht!
'■ van du GcreformiMMdc Kork«n. di« «iliiercn .
gehouden werd. hoeft de kerk van Vleiitnn
en Do Meern, bU monde van d> W G.
Bovendorp. medcdellnz «edaan van dc ner-
iinlsInR van de Gereformeerde Kerk (er
plaatnp -^at de Gei'el'orineorrta i<crk lonoerh.
art 3' O) Aan dera herenlKlne zlln lanK-
durlKL ,1 dlepiüiianda correspondenties en
hesorcklnecn vóorargeüaan In broedcrlVIke
«eest, waarbU alle aandacht |[ecnnci>ntreercl
u-ord op de kern van het kerkeltik con-
flict, liet resultaat daarvan tvaü dat dnor
belde korkeraden mcl erkennlne van b»l-
jerzljds scinaaktc routen, overcen»lenimlne
werd bereltct. waarna de hereniging op
12 luU tol Rtand kwam
Op de clatslsveriraderina te Utrecht, dl*
ook werd bUsewoond door de predikanten
P N Kru.vswilk en J van Horkcen al» de>
putaton der InnKteehnuden Generale Sy-
node voor advies en «anienspreklnc werd
met blijdschap kennis genomen van d*
(ann van caken te Vlauien en Oe Mcern.
V»<IbI de praese.. ds K Hart. eet nort
woord had gesproken, gaf de olassi' uiting
lan haar danklia .rheiri met hel clnffen van
Psalm 13.'i vers 1 en 3 Beslolrn werd aan
ille Gnreformeerile Kerken In Nederland
mededeling te doen van het teil. dal ds \.
rroOBi,. tot voor kori predikant der Vrllge-
mankte Gerei Kerk van Nederland vanaf
lieden de volle rechten van dienaar des
Woord» In de Gere(r>rmr»rde Kerken beilt
■n mllsdicn heroepbaar Is
De ciasslsvercnrierlnit bracht aan net ein-
de haar ootmoedige dank aan de Koning
'Ier kerk die dere dingen r.o heeft releld,
'lal de hnnp is versierkt, dal In de toekomst
dc «aak der herenlulng verdere voortgang '
«al moRcn Ucbhcu
-ocr page 38-
38
waardige afdingpartij over de waarde van
het gebouw. Maar behalve dit onderwerp
ontstaat er tevens een schier eindeloze
touwtrekkerij om het eigendomsrecht van
het kerkelijk archief van Alendorp.
We hebben eigenlijk weinig zin om deze
zaak uitputtend te beschrijven omdat we dat
nogal gênant vinden. Het komt er in het kort
op neer dat de kerk en inventaris door de sy-
nodalen worden aangeboden voor f 5.500,-
en uiteindelijk worden overgedragen voor
f 2.107,66. Van de kerkelijke- en diakonale
gelden behouden de vrijgemaaken 40% .
Over het archief wordt geen overeen-
stemming bereikt; de vrijgemaakten wei-
geren de overdracht omdat „het ons niet is
geoorloofd het archief af te geven vanwe-
ge onze ambtelijke roeping" en meer van
dergelijke argumentatie. Na veel heen en
weer gepraat en geschrijf bemsten de syno-
daal gereformeerden en leggen het moede
hoofd in de schoot. Bij de notariële over-
dracht wensen zij echter wel vast te leggen
dat over het archief geen overeenstemming
kon worden bereikt. Dit is niet naar de zin
van de vrijgemaakten, maar is er toch in
blijven staan.
Aan een uitermate bewogen periode van
circa acht jaar komt hiermee een einde,
immers de gehele vrijmaking en hereni-
ging begon in februari 1944 met de eerste
bezwaarbrieven van C. R. de Kogel en c.s.
en eindigt nu in februari 1952 bij notaris
Brouwer te Utrecht. De classis Utrecht
stelt dominee Troost beroepbaar en nog
voor het einde van het jaar, op 15 decem-
ber 1951 doet hij intrede in de Gerefor-
meerde Kerk van het Friese Beetgum.
Tenslotte geven we hieronder dan nog een
korte biografie van dominee Troost en een
foto van hem uit de tijd dat hij in Vleuten-
De Meem stond.
è S ï 5 JJ-J". 55555Ï2Ï2S
Ds b»ld« Carefonwerda Kerksn t« Tleutsn-Ce llsem« dia sinds ds drosre scheu-
rloc Tan Ssptember 1944 sesoheiden van eliunder leefdeiii tot smaad vao de Baan van
Christus In deze wsreld, lubben In geboorzaaaheid aas het ipostollsche Woord (ota»
Fhlllppsnzen 2i2-5,7) enige jaren geleden ojmleinr contact met elkander gezocht
door hun ksrkeraden.
BIJ Verscheiden samenaprekingen en In uitvoerige correspondentie werden weder-
zijds verschillende t3ksrtkoiiiingen erkend, terwijl blijvende verschillen werden er-
kend als van te geringe betekenis om gescheiden te blijven leven.
Thans, Donderdag 12 Juli 1951, is het zover, dat wij - dank zij Gods schuld-
vergevende en vernieuwende ontferming - ons geroepen en bereid weten opnieuw een-
drachtig de Here te dienen.
Daarom besluiten wij heden,'met wederzijdse erkenning der ambtsdragers, ons
te herenigen tot
66d plaatselijke Gereformeerde Kerk te Vleuten-Se Meem, die be-
geert te leven in onderwerping aan Gods Voord, in gebondenheid aan de Drie Formu-
lieren van Enigheid en de Kerkenordenlng, en In hst verband van "De Gerefomserde
Eerken In Nederland".
Overeenkomstig de bede van onze Heiland in Johannes 17>11,20-2}, wekken de
kerkoraden thans Ule leden van de beide gemeenten op, om in gehoorzaamheid aan de
wil van onze God en Zaligmaker, elkander met de beiderzijdse smbtedxagers» wederom
te ontvangen als broeders en axtsters in de Here. Voorts wekken de beide kerkeraden
alle leden der beide gemeenten op, al wat zondig was in de kerkelijke strijd rond-
om 1942-1944 aan de Here te belijden, elkander te vergeven en voortaan in liefde
en enigheid met elkander te leven (SpreuJcsn 17<9l Sfeze 4>1-fi|15) 1 Corlnthe 13t1J|
1 Tifflotheus 114-5) 1 Petrus 4>S en vele anders plaatsen).
Met dankzegging bidden wij dat ds Here der Kerk, Jezus Christus, in genade op
ons neer zls en het hstnieiiRde samenleven vsn broeders en zusters krons met Zijn
zegen.
Do i;Grl:oraLid:
Ü/e,y^^22r°^- T)^. V.,u-.'riovencLorp.
JK'. A. '.Crooa-t.
A. den Hok.
:;. c.v.d. i;Y.'.-iE.-t.
>1. Fd.ii:acn.
j!'.   vaii Kooycn.
-^ -^(^ cc~fu^ , J.   ■.irï-crü.
^^[^^"M^^. , C-.  :.;. JonUei-.
, K.   van ^elii.
'M '• I                 '
U''l''iA^ir "'■' "-■'-"» • ■-■•   '^-^ vioudonbcrs
Aan de burgerlijke gemeente wordt 19
december 1951 geschreven dat de Gere-
formeerde Kerk (onderh. art. 31 K.O) nog
tien gezinnen telt. De synodale Gerefor-
meerde Kerk telt nu weer 291 leden.
Maar nu komt er nog een probleem; gelet
op de overgrote meerderheid van vrijge-
maakte kerkeraads- en gemeenteleden die
herenigden met de synodalen, komen nu
de kerkelijke goederen weer toe aan de
synodale Gereformeerde Kerk en mag de-
ze gemeente zich weer de rechtmatige
opvolging weten van de in 1894 gestichte
gemeente, ook al heeft daar nu geen ge-
rechtelijk proces toe geleid.
We zullen hierna zien dat er inmiddels in
De Meem aan de Woerdlaan een nieuw
kerkgebouw komt voor de synodaal gere-
formeerden. Zij hebben geen behoefte aan
twee kerken en bieden daarom de vrijge-
maakten aan om de kerk op Alendorp
over te nemen.
Alhoewel de vrijgemaakten dat wel
willen ontstaat er een bijna niet geloof-
Er zouden meer persberichten kunnen
wordt afgedrukt, zoals b.v. een uitgebreid
artikel in de vrijgemaakte kerkbode van
Noord-Holland van zaterdag 18 augustus
1951, die kopte met: „Vleuten- de Meem
heeft zich op genade of ongenade overge-
geven". Maar dat zullen we niet doen; over-
daad schaadt. Wel passend is dat we hier de
drie kerkeraadsleden noemen die de hereni-
ging niet konden meemaken: Jan de Wit,
Abel Huizenga en Jan Gerrit Boschaart; zij
konden zich niet op democratische wijze
neerleggen bij de meerderheid van de ker-
keraad. Maar dat konden in 1944 Jan de
Jager en Gijs de Rooij ook niet. Een kerke-
raad is dus niet altijd een bestuursorgaan dat
volgens de democratische regels werkt.
Maar niet alleen zij; het zou te mooi
zijn om waar te zijn als allen weer zouden
zijn verenigd. In een brief van de overge-
bleven vrijgemaakte kerkeraad van 20 sep-
tember 1951 aan de vrijgemaakte classis
wordt melding gemaakt van het vertrek
van ds. Troost, drie ambtsdragers en 60%
van de leden.
Andree Troost,
geboren 24 oktober
1916teZaltbommel.
Gehuwd 12 april
1947 te Vleuten,
met Elisabeth Maria
Zeegers.
Standplaatsen:
Vleuten-De Meem; vrijgemaakt, septem-
ber 1946
Vleuten-De Meem; synodaal, 12 juli 1951
Beetgum, 15 december 1951
Kootwijk, 1955
Rotterdam, 1958
In deze laatste gemeente werd hij parttime
studentenpredikant en parttime godsdienst-
leraar aan een middelbare meisjesschool.
(slot volgt)
-ocr page 39-
39
Werk bij de kerk
(Onderhoud aan het oude kerhof bij de N.H.kerk te Vleuten)
Een paar jaar geleden richtte de Stichting
Terebinth (Stichting tot herstel van zorg
rond dood en rustplaats) het verzoek tot
onder meer onze Historische Vereniging om
mee te werken aan een inventarisatie van
begraafplaatsen in de provincie Utrecht, met
als doel het in kaart brengen van begraaf-
plaatsen en grafmonumenten die cultuurhis-
torisch gezien van belang zijn. De Stichting
Terebinth borduurde hier weer op voort met
haar cursus „Begraven en Begraafplaatsen"
en maakte waarschijnlijk ook gebruik van
de informatie die velerlei werkgroepjes al
voor Terebinth verzamelden. Hier in Vleu-
ten-De Meem ging een kleine groep vrijwil-
ligers aan de slag en dat resulteerde in een
onlangs uitgebracht, zeer overzichtelijk en
samenvattend, verslag van onze vier be-
graafplaatsen.
Mijn bescheiden rol in dit geheel begon
met een oproep in „De Brug" van augustus
1994 door deze vrijwilligers, die uiteraard
nog wel enige versterking konden gebrui-
ken. Op dat moment werkte ik al bijna acht
jaar als tuinman-doodgraver, zij het niet in
Vleuten-De Meem. Het leek me wel een
toepasselijke klus en tevens een manier om
in eigen woonplaats (Vleuten) meer mensen
te leren kennen. Toen ik dan ook door de
overige werkgroepleden het oude kerkhof
bij de Nederlandse Hervormde kerk in
Vleuten als werkterrein kreeg aangewezen
was ik, bij kennismaking daarmee, direct
verkocht. Want ik heb nooit geweten dat
hier zo'n rustiek en charmant begraafplaats-
je tegen de kerk aan ligt en toch fietste ik er
al jaren langs.
Inmiddels is het papierwerk grotendeels
achter de rug, hetgeen onder andere resul-
teerde in de hierbij afgebeelde plattegrond.
Die geeft aan dat er nog 37 grafstenen en
een een forse grafkelder aanwezig zijn en
tevens waar precies. Velen bevinden zich in
een deplorabele toestand en terecht porde
collega werkgroeper Maroesja Brits me dit
voorjaar op om er eens wat aan te gaan
doen, Via Ad van Zoeren kregen we groen
licht van de kerkvoogdij en toen zijn we er
met z'n tweeën eens rustig aan begonnen.
Nu heeft de redactie van ons tijdschrift
mij al meermalen gevraagd om er iets over
te schrijven. Daar het hier eigenlijk een pure
verslaggeving van uitgevoerde werkzaam-
heden betreft, wil ik wel aan die wens vol-
doen. En daar het voorgenomen werk vrij
uitgebreid en zeer arbeidsintentief is, be-
looft het zelfs een vervolgverhaal te wor-
den. Voor de geïntresseerde lezer is het raad-
zaam om de plattegrond bij de hand te hou-
den, teneinde het verhaal goed te kunnen
volgen.
g =ia« c
oanboi^w
.....niS
360
O          1           2           3
Donderdagmorgen 28 maart 1996 is een
historische datum voor het oude kerkhof,
want na jaren verwaarlozing beginnen we
met het onderhoud. Een nieuwe lente: een
nieuw geluid! De temperatuur is nog om het
vriespunt als we besluiten om eerst met de
grafkelder te beginnen. Deze is overwoe-
kerd door wilde bramen (dauwbramen) en
maakt de meest verwaarloosde indruk van
het hele kerkhof. De bramen worden ge-
rooid en afgevoerd, maar we zijn de rest van
de zomer nog wel bezig om de laatste stuk-
jes wortel uit te steken, want die blijven
hardnekkig steeds opnieuw uitiopen. Zes
sierrozen op de kelder worden gespaard; ze
stonden er oorspronkelijk en bloeien met
gele bloemen. Daarna wordt de overhan-
gende grensbeplanting teruggesnoeid.
Vooral de hulsthaag onder de twee bruine
beuken (de vroegere ingang vain he^ kerk-
hof) is sterk over gaan hangen en sommige
grafstenen gaan er bijna onder schuil. Ook
de jeneverbes-conifeer in de hoek moet een
forse veer laten. Verder harken we het blad
op een hoop, want een kruiwagen om het af
te voeren ontbreekt (nog). Trouwens, waar
laten we hier onze spullen en gereedschap?
Voorlopig wordt het in hoeken en gaten ver-
stopt maar ideaal is dat niet bepaald. Bij het
harken vindt Maroesja een dode vogel tus-
sen de beukenbladeren. Ondanks z'n „ver-
regaande staat" herken ik een houtsnip. Dat
die hier voorkomen: midden in Vleuten!
Op 4 april werkte ik alleen; ook toen was
het nog steeds vrij koud en heb ik dus maar
wat pittig werk aangepakt. Na vier kleinere
grafstenen rechtgezet te hebben begin ik aan
het uitgraven van een vijfde: nummer 18 op
de tekening. Deze is in tweeën gebroken en
het onderste stuk zit bijna geheel onder de;
grond. Het is een kunststeen oftewel Mas- i
taba-monument. Een fabriek maakte ze;
vroeger van beton, afgestrooid met steen-
slag. Er moeten hier tienduizenden van!
staan op de Nederlandse begraafplaatsen,!
maar hier is het toevallig de enige. Hij is 5
geplaatst voor mevrouw Elizabeth de Gier
(1899-1943) en als ik het onderste stuk met]
moeite diep uit de kleiïge grond uitgraaf!
blijkt dat ook nog een tekst te bevatten.
Alles kan te zijner tijd dus weer vastgezet en
opnieuw ingemetseld worden. Op het klein-
ste steentje (nr 7) blijkt nog een inscriptie
achterop te staan, die alleen bij een bepaal-
de lichtval te zien is en nog niet eerder opge-
merkt was. Het betreft de naam en adres van
een Utrechtse steenhouwer aan de Gans-
straat, een bedrijf dat, inmiddels twee steen-
houwens verder, nog steeds bestaat en actiefis!
Verder heb ik nog een flinke partij zaai-
lingen gerooid van vlieren en cotoneasters,
alsmede een enkele bosrank (Clematis vital-
ba) en een notenboom (Juglans). Ook pro-
beerde ik een vlierstronk achter het graf van
Jan Graafland (nr 30) te rooien. Hoewel ik
wel iets gewend ben blijkt deze te hard en te
vast. Ik herken deze struik dan al ook op een
foto van K.B. Nanning uit 1987.
Teneinde de steen niet te beschadigen
besluit ik tot chemische oorlogvoering en
strooi hem rijkelijk anti-pythagorium over
z'n stronk in de hoop dat deze in de nazo-
mer verrot is en we de steen alsnog kunnen
ophogen en rechtzetten. De ben benieuwd!
Cees Bongers
-ocr page 40-
40
Daniel Ocker Heldewier,
burgemeester van Veldhuizen van 1879 tot 1895
en mijn fannilierelatie tot deze ambtsdrager
door J.F.K. Kits Nieuwenkamp.
Tot nu toe gaan de meeste artikelen in dit tijdschrift uitsluitend over de plaatselijke geschiedenis. Het betreft de geschie-
denis van oude huizen en boerderijen, enkele autochtone families, de waterhuishouding, persoonlijke herinneringen van
inwoners en zo meer. Minder is er geschreven over de geschiedenis van de leden van onze vereniging zelf, die b.v. een
bijzondere band met de gemeente blijken te hebben.
Inleiding
Het gaat om het gebruikmaken van genea-
logische gegevens. Voor genealogie in al-
gemene zin bestaan er natuurlijk meer ge-
specialiseerde verenigingen en semi-over-
heidsinstanties, zoals het Koninklijk
Nederlandsch Genootschap voor Geslacht-
en Wapenkunde (met de Nederlandsche
Leeuw als tijdschrift), de Nederlands Ge-
nealogische Vereniging (met Gens Nostra
als verenigingsblad) en het Centraal Bu-
reau voor Genealogie, met zijn eigen pe-
riodieken, waar familie-onderzoek ge-
publiceerd kan worden.
Meestentijds wordt de genealogie bedre-
ven vanuit de belangstelling voor de eigen
familie, in opgaande mannelijke en vrou-
welijke lijn. Het boeiende is, dat bij het op-
stellen ervan al gauw vele families betrok-
ken zijn, waarover in gedrukte bronnen
vaak meer bekend is. Bovendien blijkt
ook, dat die families weer op een andere
wijze aan elkaar verwant zijn. De familie-
namen volgen elkaar in snel tempo op: het
begint met de beide ouders, dan de groot-
ouders (4), vervolgens de overgrootouders
(8), de bet-overgrootouders (16). En dat
verdubbelt zich steeds: tot 32, 64, 128 enz.
enz. Wanneer men dan bijvoorbeeld wisse-
lend via de mannelijke en vrouwelijke lijn
in de familiegeschiedenis teruggaat, komt
men op interessante en volledig onver-
wachte familie-relaties. Zo blijkt o.a. uit
een oproep via de Nederlands Genealogi-
sche Vereniging vele familievorsers hun
afstamming te kunnen opvoeren tot bij-
voorbeeld Karel de Grote (742-814).
Dat is voor de plaatselijke geschiedenis
natuurlijk niet zo erg interessant. Wel voor
de familie zelf. Het gaat daarbij dan niet
om de gemeenschap als geheel, maar om
de kleinste eenheid daarin, de familie.
In het bijbelboek Job (hoofdstuk 8:8)
wordt al geschreven:
..Want doe slechts navraag bij het voorge-
slacht, en geef acht op hetgeen hun vade-
men doorvorsten".
Wij zelf zijn allemaal het produkt van een
lange reeks van voorouders en het is alleszins
aanvaardbaar te onderzoeken hoe die voor-
ouders geleefd en gewerkt hebben om na te
gaan hoe, mede door hun toedoen, wij
geworden zijn zoals wij zijn. Al die afzon-
derlijke familiegeschiedenissen bij elkaar
maken in feite onze gemeenschappelijke
geschiedenis.
Aanknopingspunten met de plaat-
selijke geschiedenis
Wanneer die kennis van het voorgeslacht
aanknopingspunten geeft met de plaatselij-
ke geschiedenis, dan wordt het weer
geschikt voor publikatie in ons vereni-
gingsblad. Toen ik mij in 1962 in de
gemeente Vleuten-De Meem vestigde,
dacht ik met deze gemeente geen enkele
band te hebben, noch in het verleden, noch
in het heden. Maar niets blijkt minder
waar. Over een van deze eerdere contacten
wil ik hier iets vertellen, omdat door de
functie van de betrokken persoon in deze
gemeente ook het een en ander over de
geschiedenis van onze gemeente gezegd
kan worden. Het gaat over burgemeester
D.0. Helde wier, burgemeester van
Veldhuizen van 1879 tot 1895.
De familierelatie met burgemeester
D. O. Heldewier
Daniel Ocker Heldewier werd geboren te
's-Gravenhage op 26 oktober 1840, was
luitenant ter zee van 1858 tot 1869, burge-
meester van Wijk bij Duurstede van 1869
tot 1879 en burgemeester van Harmeien en
Veldhuizen van 1879-1895. Hij overleed te
Velp op 15 oktober 1906. Hij was een zoon
van Charles D. Heldewier en Fran§oise
CS. van Kerchem.
Geschilderd portret van burgemeester D.O.
Heldewier in 1928 geschonlien aan de
gemeente Harmeien door Mevr. G.A. Ger-
lings-Hasselman te Utrecht
Daniel Ocker Helde wier trouwde op 16
maart 1870 in eerste echt met Maria H. A.
Coerman, dochter van Gijsbertus J.
Coerman en Henriette F. Ch. de Favauge,
die in 1884 te Harmeien overlijdt, en
trouwde in tweede echt te Zoelen op 30
oktober 1886 met Caroline Suzette Has-
selman, geboren te Zoelen op 12 maart
1852, dochter van Catharinus J. Hassel-
man, geboren te Ophemert op 9 juni 1818,
die suikerplanter was in Nederlandsch-
Indië en later lid van Provinciale Staten
van Gelderland. Hij overleed te Zoelen op
27 maart 1875. Hij huwde op 27 augustus
1843 met Charlotte Catherine van Son,
geboren te Palembang op 27 mei 1827 en
overleden te Zoelen op 5 januari 1905.
Familiewapen Heldewier.
Familiewapen Hasselman.
-ocr page 41-
41
Wie was burgemeester Heldewier
Zoals uit het bovenstaande blijkt waren bur-
gemeester Daniel O. Heldewier en
Christiaan F.A. Gregory zwagers van elkaar.
Dit echtpaar Hasselman-Van Son had 10
kinderen, waarvan Caroline Suzette de 3e
en Adriana Johanna de 7e was.
Deze twee zusters zorgden voor de
familierelatie, die tussen Heldewier en
mijn familie ontstond, zoals uit het vervolg
zal blijken.
De 10 kinderen waren:
1.  Hendrik D.S. Hasselman, geboren
Koedoes (Japara) op 11 juni 1846, rijks-
landbouwleraar te Utrecht, overleden te
Utrecht 12 november 1915. Hij huwde te
Breda op 27 juni 1872 Maria C.S.E. Pels
Rijcken, geboren te Medemblik 26
november 1849 en overleden te Utrecht 9
januari 1928.
2.  Geertruida A. Hasselman, geboren te
Herwijnen 9 april 1850, overleden te
j Oosterbeek 27 maart 1935, gehuwd te
Zoelen 16 september 1870 met mr
Cornelis Gerlings, geboren te Utrecht 23
april 1834, gemeente-ontvanger.
3.  Caroline Suzette Hasselman, geboren
te Zoelen 12 maart 1852, zie hiervoor.
4.  Maria A. Hasselman, geboren te
Zoelen 3 juni 1853, overleden te
Brummen 23 maart 1938, gehuwd te
Zoelen 22 mei 1875 met Christiaan Pels
Rijcken (R.O.N.), geboren te Breda 25
augustus 1851, luitenant ter zee, dir.
Arnhemse en Ooster Tramweg Mij.,
overieden te Arnhem op 24 maart 1933.
5.  Eugenie N.C. Hasselman, geboren te
Zoelen op 20 augustus 1855, overleden te
Egmond aan de Hoef op 12 december
1937.
6.  Charlotte Hasselman, geboren te
Zoelen op 4 september 1859 en aldaar
overieden op 20 februari 1890.
7.  Adriana J. Hasselman, geboren te
Zoelen op 19 mei 1858, overleden te
Nijmegen op 25 augustus 1918, gehuwd
te Zoelen op 24 februari 1883 met
Christiaan Frederik Alexander Gregory,
geboren te Arnhem op 19 april 1851,
kapitein ter zee, overleden te Nijmegen
op 25 april 1903.
8.  Louise C. Hasselman, geboren te Zoe-
len op 7 maart 1862 en overleden te 's-
Gravenhage op 23 december 1939,
gehuwd te Zoelen op 4 augustus 1883
met ir. Johannes van Dusseldorp
(O.O.N.), geboren te Vlaardingen op 16
januari 1857, stoommeelfabrikant, lid
gemeenteraad en voorzitter Kamer van
Koophandel, overleden te 's-Gravenhage
op 3 augustus 1938.
9.  Dirk C. Hasselman (O.O.N.), geboren
te Zoelen op 13 juli 1865, overleden
aldaar op 18 september 1942, gehuwd te
Utrecht op 2 mei 1893 met Elisabeth P.C.
van Beuningen, geboren te Amsterdam
3P 12 januari 1872.
lO.Suzette Hasselman, geboren te Zoelen
3P 28 september 1868 en aldaar overle-
den op 23 oktober 1900.
Familiewapen Gregory.
Nu de relatie tussen mijn familie en deze
twee zwagers.
Genoemde Christiaan F.A. Gregory had
een zoon Frederik A.A. Gregory, geboren te
Zoelen op 8 januari 1886, luitenant ter zee,
directeur n.v. Zwolsche Biscuitfabriek v/h
E. Helder en Co en lid van de Autohandel
Berendsen en Co. en die te 's-Gravenhage
overleed op 3 september 1939. Hij huwde
te Nijmegen op 27 februari 1912 met
Catharina de Sauvage Nolting, geboren te
Amsterdam op 28 november 1888, overle-
den te Haarlem op 21 november 1951 en
dochter van Caspar W. de Sauvage Nolting
en Heiltje Hesselink. Dit echtpaar had weer
een zoon Ing. Christiaan F.A. Gregory,
geboren te Nijmegen 8 januari 1914, werk-
tuigbouwkundige bij Thomassen & Drijver-
Verblifa n.v. te Deventer, oud-res.kapitein
der artillerie, die op 24 januari 1940 in
Diepenveen huwde met Josephine A.Th.
van Doominck, geboren te Colmschate op
10 maart 1918, dochter van Pieter W. van
Doominck en Justine E.H. barones van der
Borch tot Verwolde. Met hun dochter
Justine CL. Gregory, geboren te Deventer
op 3 mei 1941, fleuriste, huwde ik op 7 sep-
tember 1968.
Familiewapen Heldewier.
De stamreeks van burgemeester Heldewier
vangt aan met:
L Michael Heldewier, geboren in Bergen
(Henegouwen) in 1563. Om geloofsrede-
nen wijkt hij uit naar Keulen en vandaar
naar Frankfort a. Main. Daar vestigt hij
zich als koopman en op 24 juni 1601 wordt
hij daar burger. Hij overlijdt voor 1627 en
trouwt met Philippine de Mauregnault
(1567-1622).
n. Zijn zoon is Isaac Heldewier (1600-
1638), leeriing bij Abraham de Mauregnault
te Keulen, later lakenhandelaar te Frankfurt
a. Main, die in 1627 in Keulen huwt met
Anna Resteau (1602-1651).
ni. Dan volgt Abraham Heldewier, (1630-
1717), die in 1665 burger van Amsterdam
wordt en eerst gehuwd is met Anna
Bosman en na haar overlijden met Agneta
de Hulter (1646-1723).
rv. Hun zoon is Michiel Heldewier (1673-
1758), koopman te Aleppo en thesaurier
der Hollandsche Natie aldaar. Hij huwt
JacobaMoller (1685-1750).
V. Daarop volgt Mr. Johan A.W. Heldewier
(1724-1759), advocaat voor den Hove van
Holland en kapitein burgerwacht Leiden.
Hij trouwt met Martina Patijn (1720-1797).
VL Hun zoon is Mr. Daniel M.G. Hel-
dewier (1753-1822), veertigraad en burge-
meester van Leiden van 1810 tot 1822, lid
van provinciale Staten van Zuid-Holland
(1822) en vurig patriot. Hij trouwt met
Charlotte C. Cox, vrouwe van Est en
Opijnen (1763-1819).
Dit echtpaar heeft twee zonen, waarvan de
oudste (Mr. Albert W.L.M. Heldewier) bij
K.B. van 3 augustus 1835 nr 1 in de Ne-
derlandse Adel wordt verheven met het
predikaat jonkheer.
VII. De tweede zoon is Charles D. Hel-
dewier (1797-1869), kolonel-commandant
der schutterij in Den Haag en lid van de ge-
meenteraad aldaar. Hij trouwt met Fran-
9oise CS. van Kerchem (1801-1888).
Familiewapen
Kits Nieuwenkamp.
Met het bovenstaande is dus de onver-
wachte relatie aangegeven met de voorma-
lige burgemeester van een deel van onze
gemeente, Daniel Ocker Heldewier.
Een andere toevalligheid is, dat op 12
februari 1910 een zuster van genoemde
Catharina de Sauvage Nolting, Petronella
L.M. de Sauvage Nolting, huwde met ds.
Henri A. Enklaar, geboren te Deventer op
5 april 1884, predikant te Hekelingen. Zij
kregen o.a. een dochter, Petronella Enklaar
(1912), die met Dirk Van Haren Noman
(1913-1978) huwde. Dit echtpaar kreeg 5
kinderen, waaronder Franciska S. Van Ha-
ren Noman (1940), die ook weer woonach-
tig blijkt te zijn in Vleuten. Dus ook deze
inwoonster van Vleuten is aan mij gepa-
renteerd. De wereld is klein en Vleuten-De
Meem in het bijzonder.
-ocr page 42-
42
Vni. Uit dit huwelijk spruit dan o.a. onze
Daniel Ocker Heldewier (1840-1906), die
eerst is gehuwd met Maria H.A. Coerman
(1840-1884) en na haar overlijden met
Caroline S. Hasselman (geb. 1852). Na elf
jaar een marine-carriëre te hebben ge-
maakt, wordt hij eerst burgemeester van
Wijk bij Duurstede (1869-1879) en daarna
van Harmeien en Veldhuizen (1879-1895).
Op 18 november 1895 vertrekken beide
echtelieden naar Rheden (Gelderland).
Burgemeester Heldewier stamt dus af
van een familie uit de Zuiderlijke Neder-
landen, die zich in verband met het geloof
via Duitsland, halverwege de 17e eeuw in
Nederland vestigde. Na het koopmanschap
te hebben bedreven en militaire functies te
hebben bekleed, kwamen de leden van
deze familie al gauw in de bestuurlijke
sfeer en op het pluche terecht. Dat Daniel
Ocker Heldewier eerst voor een militaire
carrière en daarna voor het burgemeesters-
ambt kiest is dan ook niet zo vreemd.
„Velthuizen, met Bijleveld, Rosweide,
Reierskoop en Lichtenberg, eene Heerlijk-
heid, in het Nederkwartier van Utrecht,
aan de Leidsche Vaart, digt bij Katten-
broek, aan 't Gestigt van Utrecht leenroe-
rig, en in haaren omvang bestaande uit
701 Morgens en 300 Roeden. Men telt 'er
ongeveer 20 Huizen ".
Honderd jaar later (in de tijd dat Hel-
dewier er tot burgemeester wordt be-
noemd) beschrijft P.H. Witkamp in zijn
Aardrijkskundig Woordenboek van Neder-
land de gemeente en de polders als volgt:
veel geleden door een brand in den nacht
van 2 op 3 October 1845, die 15 huizen en
schuren in de asch legde.
De gemeente is gevormd uit verschil-
lende polders, te weten Veldhuizen, Reij-
erscop-Creuningen, Ligtenberg of Veld-
huizen-Ligtenberg, Reijercop-St. Pieters
en Rosweide. Het zuiderdeel van het
dorp. De Meem, in 1870 met 52 inwo-
ners, ligt binnen deze gemeente. Er zijn
nog geringe overblijfselen van het Huis
Nijeveld.
n >f(«t,fd dm iMKiigMidici Md'
■li nTMT, dat Ik, om Is, Batguniatlar t» word*D b«iMaid, dtnculjjk al
dsdincWIjk uti gwiM jxnoiNn. helij] ta of huitM hM bMtuur, neder «•! BMurn
eet Tgan>«oJ«J ook, Molg* giftea of pim bdiwfd oT gtgtmi li«b, nocb bdkint
MfimaaL
                                                                        ^B
elk i*adr, *1 Ik, om ieta hoageeoiBid In deee betrekking U doen of te ktoa,
eeea DlaneBd hnegeneemd eeolge tMkilten i/ geecbenkvi eenneaieo tel diiocUlUk
lof lndiracut)ik.>
■m VMr/Uk Itelr* mtf «•< •!■•««"«'
elk iweer trettw len da QmidKat aa aan da wetles dee Ryke, en dat Ik da
•ketaagen dar |enieetil&^ omI el ndjn Yinw^an tal toorataeo en beicaderan.*
Sm utMarll/k *«<»« mtl ««J mtm^Ugt
En U kierren sebtaactil data aeta. nelko beoateM oia door den bekedigde li onder-
teekood tio dege en jere eli boetn.
tm
Het dorp Veldhuizen, gezien vanaf de Meernbrug, met het gezicht op de Meerndijk. Dit was
bijna de volledige bebouwing van het dorpe Links het Café van C. van den Berg, Het Wapen
van Gouda, met het zaaltje waar de raadsvergaderingen werden gehouden (later het café van
Kobus Huigen)e
V/^^"^^
/
Akte van eedsaflegging d.de 29 april 1885
van burgemeester DeOe Heldewier als burge-
meester van Harmeien en Veldhuizen.
Burgemeester van Veldhuizen
Na Wijk bij Duurstede (met toentertijd
2934 inwoners) werd Heldewier burge-
meester van Harmeien (1624 inwoners) en
Veldhuizen (350 inwoners). Hoewel in
totaal dus minder inwoners, zal het feit dat
hij burgemeester werd van twee gemeen-
ten, hem toch een hogere jaarwedde heb-
ben opgeleverd. De jaarwedde van een
burgemeester van een kleine gemeente was
destijds ongeveer f 200,= per jaar, terwijl
de exploitatierekening van de gemeente
Veldhuizen destijds schommelde rond de
f 2{XX),= aan inkomsten en uitgaven.
In het Vaderlandsch Woordenboek van
Jacobus Kok uit 1793 wordt de gemeente
Veldhuizen als volgt omschreven:
Veldhuizen, gezien vanaf de Meerndijk naar de Meernbruge
„Veldhuizen, gemeente in Utrecht, tusschen
Vleuten, Oudenrhijn, Jutphaas, Linschoten
en Harmeien, 926 bunders groot De grond,
die in het noorden door den Ouden Rijn
wordt bezoomd, bestaat uit klei, die meest
tot weiden, deels tot akkerland is aangelegd.
In 1822 had Veldhuizen 261, in 1840 291, in
1876 350 inwoners, in laatstgenoemd jaar
onderscheiden in 234 R.-Kath. en 116 Her-
vormden. Het gehucht Veldhuizen heeft
Veldhuizen, polder, 528 bunders groot.
Men vond er in 1840 98. in 1870104 inwo-
ners.
Reijerscop-Creuningen, polderen voor-
malige heerlijkheid, 289 bunders groot;
Reijerscop-Lichtenberg, polder van 324
bunders.
Reijerscop-St. Pieter, of Reijerscop-
Mierlo, polder en voormalige heerlijkheid,
100 bunders groot.
-ocr page 43-
43
Rosweide, polder van 64 bunders. Deze
polder had in 1840 31 inwoners".
In de raadsvergadering van Veldhuizen
van 12 mei 1879 wordt meegedeeld, dat de
heer D.0. Heldewier op 30 april 1879 „den
eed heeft afgelegd als Burgemeester dezer
gemeente." (Zie afb. op de vorige bladzij-
de.
De raad en het college van burge-
meester en wethouders
Gedurende zijn ruim 16-jarige ambtsperio-
de van 1879 tot 1895, had Helde wier te
maken met een college bestaande uit 2
wethouders (met een jaarwedde van f 10,=,
in 1887 verhoogd tot f 15,=) en 5 raadsle-
den. In de loop der tijd maakten daarvan
deel uit: J. Dorrestein (lid van 1853 tot zijn
overlijden in 1888), opgevolgd door G.
van Wijk; H. Driessen, C. Stolwijk
(wegens vertrek uit gemeente tot 1893, na
19 jaar raadslid te zijn geweest), C. Spruit
(tot 1885 wegens vertrek naar Vleuten),
opgevolgd door J.B. van Miltenburg; H.
van Veen, W. van Bemmel, D. de With (tot
1879, wegens zijn voortdurende ongesteld-
heid), opgevolgd door C. van den Berg; C.
Knijff (m.i.v. 1891), J. Kromwijk (sinds
1893) en W. Dorrestein (sedert 1894).
Secretaris was W.C.Merkx en gemeente-
ontvanger respectievelijk J.C. Haasse, J.H.
van der Ven (1879) en vanaf 1886 W.C.
Merkx.
De vergaderingen werden gehouden in
een zaaltje van het plaatselijke café van C.
van den Berg aan de Rijksstraatweg (het
Wapen van Gouda, later café Huigen), die
daarvoor een vergoeding kreeg van f 35,=
per jaar, respectievelijk verhoogd naar
f 40,= en f 70,= m.i.v. 1 januari 1885. Deze
verhoging was noodzakelijk in verband
met wettelijk te treffen voorzieningen ter
afscheiding van het café-gedeelte! De
secretarie bevond zich te Harmeien, waar-
voor een vergoeding werd betaald van
f 20,= per jaar. De gemeentesecretaris had
een tractement van f 150,= per jaar. Tijdens
de vergadering van de raad van 16 oktober
1883 verzocht hij dit bedrag te verhogen
tot f 200,=. Dit verzoek werd door de raad
echter afgewezen in verband met de te ver-
wachten hogere kosten van het openbaar
onderwijs. De ambtenaar, belast met de
burgeriijke stand ontving f 20,= per jaar, in
1887 verhoogd tot f 25,=. In de raadsver-
gadering van 4 september 1894 komt een
verzoek van de klerk ter secretarie A. van
Donselaar ter tafel, waarin hij vraagt zijn
jaarwedde (sinds 1888 f 60,= 's jaars) te
verhogen „als bilUjk zal worden geacht".
Heldewier onderschrijft het verzoek,
omdat „in den laatsten tijd de gemeentebe-
sturen met alleriei tijdrovende werkzaam-
heden worden belast, als door invoering
der arbeidswet en de daarmede in betrek-
king staande statistiek, de voorgeschreven
Café Het Wapen van Gouda met links De Waag van Veldhuizen, waarvan een deel later ver-
bouwd werd tot raadkamer. Voor het
café de stoom-autobus omstreeks 1904.
Veldhuizen, met de Meemdijk, de Rijksstraatweg en de Meembrug. Links op de voorgrond Café
Het Wapen van Gouda met links het tot Raadkamer van Veldhuizen verbouwde deel van de Waag.
Vv.s^vy^ Vt&"^* ft^ïï^ sr n'- ^
Het hulppostkantoor van Veldhuizen aan de Meerndijk (belendend aan Café Het Wapen van
Gouda), met vJ.n.r. Cees de Vries, Jan van Weverwijk, Hannes Bauhaus, Jan de Vries, Henk
van Engelen en Teunis Ligterink (postbesteller).
-ocr page 44-
44
den der brandspuit". Op 21 augustus 1879
wordt de jaarwedde van de gemeenteveld-
wachter met f 20,= verhoogd en de kosten
voor uitrusting en kleding met f 5,= „wor-
dende alsdan zijn jaarlijksch tractement op
f 100,= en zijne uitrusting en kleding op
f 15,= gebragt, ingaande met Januari 1880".
Metzger heeft dan een vrouw en zes kinde-
ren te onderhouden, terwijl het zevende
kind in aantocht is (19-1-1881). Dit voor-
stel wordt met 5 tegen 1 stem (Stolwijk)
aangenomen.
In de raadsvergadering van 21 novem-
ber 1879 wordt besloten tot betaling van
een aandeel in de kosten van het huis van
bewaring in Woerden, een bedrag van
f 3,47. Evenzo in de kosten van het luiden
der klok te Harmeien bij begrafenissen
f 6,30 en voorts tot betaling van kosten
voor brandweerhulp voor een spuit van
Harmeien f 59,21 en aan alle spuitgasten
van Veldhuizen (16) ieder 1 gulden te beta-
len. In de raadsvergadering van 27 februari
1885 krijgt D. van Amerongen eervol ont-
slag als doodgraver (ook van Harmeien),
die dit werk had gedaan op een tractement
van f 45,= per jaar (waarvan 1/3 voor
Veldhuizen).
Verordeningen
Kennelijk heeft Heldewier zich ingespan-
nen om diverse zaken goed op papier te zet-
ten, want vanaf 1880 worden diverse veror-
deningen door de raad vastgesteld, zoals de
Verordening tot voorkoming van brand in
de gemeente Veldhuizen, de Algemene
Politie Verordening, de regeling omtrent
toelating van kinderen op de Openbare
School van de gemeenten Vleuten en
Oudenrhijn te De Meem en diverse andere.
De lijdensweg van de Tramweg/Om-
nibus (1881-1895)
Een zwager van Heldewier, Christiaan Pels
Rijcken (1851-1933), was o.a. directeur
van de Arnhemse en Ooster Tramweg
Maatschappij. Of dit er iets mee te maken
heeft is onbekend, maar op 30 september
1881 wordt aan de raad een rekwest (ver-
zoek) voorgelegd van J.H. Muller, tech-
nisch Directeur van de IJssel Stoomtram-
weg Maatschappij „verzoekende concessie
voor den aanleg en de exploitatie van een
tramweg (gaande door deze gemeente) tus-
schen Gouda en Utrecht". De raad heeft in
principe geen bezwaar, maar wil meer
informatie „omtrent de weg en het tijd-
stip". Of deze verbinding ooit tot stand is
gekomen is niet duidelijk.
Vervolgens treffen we in de raadsverga-
dering van 3 september 1889 een verzoek-
schrift aan van H. Versloot uit De Bilt „hou-
dende mededeling, dat hij voornemens is
een geregelde dienst tot vervoer van perso-
nen, bagage en kleine pakketten tussen
Utrecht en De Meem in het leven te roepen,
welke dienst zal worden uitgevoerd met een
tram-omnibus en vermeent dat hierdoor de
belangen van deze gemeente niet weinig
zullen worden bevorderd, dientengevolge
den raad verzoekt in deze exploitatiekosten
tegemoet te komen door een jaarlijksche
subsidie van f 200,= gedurende 10 jaren, te
verlenen". De tram zou worden getrokken
door paarden en zou er 5 kwartier over doen
om te gaan van Utrecht naar Harmelen-sta-
tion. De voorzitter vindt de verbinding
Utrecht-De Meem te gering: beter tot aan
het station Harmeien en naar Montfoort.
Bovendien is f 200,= gedurende 10 jaar veel
te hoog. De raad besluit afwijzend.
Rijkskeuring van paarden voor den Mili-
tairen dienst, uitbreiding der Statistiek van
het lager onderwijs en het verzamelen van
verschillende door de Regeering gevraag-
de statistieke opgaven betreffende het kies-
recht en het Armwezen enz". De jaarwed-
de wordt tot f 85,= 's jaars opgetrokken.
Het college van B&W vergaderde onge-
veer 10 maal per jaar en de raad kwam
gemiddeld 6 maal per jaar bijeen, zodat
Heldewier een kleine 300 vergaderingen
gedurende zijn ambtsperiode heeft voorge-
zeten.
Meer wapenfeiten van burgemees-
ter Heldewier
Personele aangelegenheden
Door het overlijden van de gemeente-ont-
vanger J.C.Haasse moest al direct na het
aantreden van Heldewier op 30 mei 1879
een opvolger worden benoemd. De kandi-
daten waren J.H. van der Ven (die een aan-
beveling had van de heren Van Lennep,
Rijksontvanger en van de Controleur), D.
Bluemink en H.G. Kurvers. Van der Ven
werd met algemene stemmen benoemd.
In diezelfde vergadering stelde Helde-
wier voor de plaatselijke veldwachter
Metzger jaarlijks een gratificatie te verle-
nen. Albertus Metzger was geboren op 25
april 1846 te Utrecht als zoon van Johan-
nes Michael Metzger (Zeist 15-11-1815/
Harmeien 17-4-1892) en Jacoba Spies
(Jutphaas 19-4-1822/Harmelen 29-9-1896).
Hij huwde ca. 1870 Adriana Maria Polder-
dijk (Amersfoort 19-3-1847/Harmelen 1-
12-1937), en was eerst wachtmeester bij de
Veldartillerie en werd op 1 april 1874 aan-
gesteld als gemeenteveldwachter van
Harmeien en Veldhuizen. Hij woonde aan
de Paardensteeg C 18 in Harmeien en had
9 kinderen.
Het Koningshuis
In de vergadering van 13 juni 1879 leest
Heldewier een brief d.d. 12 juni 1879 van
de Commissaris der Koning voor „hou-
dende mededeling, dat Zijne Koninklijke
Hoogheid de Prins van Oranje, op den
Men juni 1.1. te Parijs is overleden", terwijl
op 11 februari 1887 wordt besloten „f 50,=
beschikbaar te stellen om bij gelegenheid
van den 70en verjaardag van Z.M. den
Koning behoeftigen en minvermogende
ingezetenen alhier op dien dag te onthalen
door eene uitdeling van spek en groene
erwten".
Nog meer personele aangelegenhe-
den
Op 21 juni 1879 wordt besloten om aan A.
van den Brink een tractement van f 18,= te
verlenen „voor het jaarlijksche schoonhou-
Stoom-Omnibus Utrecht-Harmelen. Op het traject Utrecht, Oudenrhijn, Veldhuizen, Harme-
len kwam een stoomautomobieldienst De wagon vervoerde soms 40 a 50 personen per rit, was
6,6 meter lang, sierlijk ingericht, liep geruisloos, keerde en wendde gemakkelijk en werd in 10
minuten onder stoom gebracht
-ocr page 45-
45
Berg zegt, dat hij het voortbestaan van den
Tram zeer op prijs stelt en zoude de Raad
wel een voorstel willen doen om eene sub-
sidie van f 50,= meer te verlenen, wanneer
des zaterdags ochtend evenals vroeger in
het eerste jaar, van hieruit een tram op
Utrecht ging, daar gewoonlijk de twee aan-
komende trammen van Harmeien geheel
bezet zijn, zodat voor de passagiers alhier
geen enkele zitplaats overblijft". Hoewel
Heldewier zegt, dat een dergelijke eis veel
meer zou gaan kosten wordt het voorstel
aangenomen.
In de vergadering van 23 oktober 1893
wordt kennis genomen van een nieuwe
dienstregeling van de Wester Tramweg
Omnibus Maatschappij met slechts 3 ritten
per dag. Het subsidie gaat dan van f 75,=
terug naar f 50,=.
Op 9 februari 1894 deelt Heldewier de
raad mee, dat de Wester Tramweg Om-
nibus Maatschappij geliquideerd is. Het
restant subsidie ad f 53,125 wordt uitbe-
taald. Maar in dezelfde raadsvergadering
ligt er alweer een nieuw verzoek (d.d. 19
januari 1894) en wel van Jhr. J.W.A. Barch-
man Wuytiers c.s. te Vleuten (sinds 1879
burgemeester van Vleuten en Haarzuilens)
„dat wegens het liquideren van de Wester
Tramweg Omnibus Maatschappij zij voor-
nemens zijn een geregelde dienst tot ver-
voer van personen tusschen Utrecht en
Harmeien in het leven te roepen: 6 ritten
per dag v.v. met een tram-omnibus volgens
bestaand engelsch model, dat zeer gerief-
lijk is". Er wordt een jaarlijks subsidie van
f 75,= gevraagd, dat door de raad wordt
toegewezen.
In de vergadering van 4 september 1894
deelt Heldewier mee, dat hij een schrijven
van Jhr J.W.A. Barchman Wuytiers van
Vliet te Oudenrijn, commissaris van de
Omnibus Maatschappij heeft ontvangen,
waarin wordt gesteld, „dat de dienst tus-
schen Harmelen-De Meem, wegens het
weinig gebruik, dat de ingezetenen van
Harmeien daarvan maken, den 3 septem-
ber 1894 gestaakt wordt, terwijl voorlopig
de dienst tusschen Veldhuizen-Utrecht tot
1 October 1894 blijft loopen. Blijkt in dat
tijdvak dat de zaak in stand is te houden,
dan blijft dat deel in exploitatie; verder ver-
zoekende om, aangezien geen geld in de
kas der Maatschappij is, de subsidie over
het tijdvak van 1 mei - 1 september 1894 te
willen uitbetalen". Aldus wordt besloten.
Men vreest echter beëindiging per 1 okto-
ber 1894, hetgeen kennelijk ook gebeurt.
Want op 5 maart 1895 volgt een rekwest
van G. van de Haar uit Soest „dat hij voor-
nemens is een tramomnibusdienst te
ondernemen tusschen de gemeenten
Harmelen-Utrecht via De Meem en Ou-
denrijn en dat hij in die exploitatiekosten
gaarne een subsidie van f 100,= 's jaars
van deze gemeente wenscht te ontvangen".
Nu zegt Heldewier (hij is het kennelijk
beu), dat gelet op de ervaringen geen
levensvatbaarheid is te verwachten. Het
verzoek wordt daarom afgewezen.
Torenuurwerk
Burgemeester en wethouders van Vleuten
berichten op 21 augustus 1888 aan de raad
„dat het torenuurwerk te De Meem
(gemeente Vleuten) wegens den ongunsti-
gen toestand, jaarlijks groote kosten tot
herstelling veroorzaakt, en wenschen daar-
voor het uurwerk geheel of gedeeltelijk
Op 9 oktober wordt een nieuw verzoek van
H. Versloot om subsidie behandeld, maar
nu voor de exploitatiekosten van een tram-
omnibusdienst tussen Utrecht-De Meem-
Harmelen-station Rhijnspoor. Daarbij deelt
Heldewier mee, dat Harmeien f 200,= geeft
gedurende 5 jaar. Hij verdedigt het voorstel
„ten behoeve van het gerief en gemak der
ingezetenen". De condities zijn: lage tarie-
ven en 5 ritten per dag. Voorgesteld wordt
f 50,= subsidie te verlenen gedurende 5
jaar. Met de stem van Van Veen tegen
wordt het voorstel aangenomen.
Reeds op 30 oktober 1891 verzoekt H.
Versloot opnieuw om de verleende subsi-
die van f 50,= te verhogen tot f 100,= en
deelt daarbij mee, dat diverse particulieren
al een bijdrage hebben gegeven en dat de
pachters van de tolbomen een belangrijke
vermindering van de tolgelden hebben ver-
leend. Heldewier vindt dit vervoermiddel
zeer in het belang der ingezetenen en deelt
bovendien mee, dat Oudenrhijn de subsi-
die van f 200,= heeft verhoogd tot f 500,=
per jaar. Bij stemming blijkt de gehele raad
tegen te zijn in verband met de „minder
goede finantiele toestand der gemeente".
Versloot laat het er niet bij zitten: op 26
februari 1892 ligt er opnieuw een verzoek-
schrift van de Wester Tramweg Omnibus
Maatschappij. Men is teleurgesteld over de
afwijzing en verzoekt heroverweging.
Burgemeester en Wethouders achten het
voortbestaan van groot belang. De rijkstol-
len zullen weliswaar binnenkort worden
afgeschaft, maar kosten nu nog f 1000,=
's jaars! Harmeien is bereid om het subsi-
die te verhogen tot f 400,=. Voorgesteld
wordt het subsidie voor 1 jaar te verhogen
van f 50,= naar f 75,=. „De heer Van den
<
i
4 , .,..^^^ ji,^ y....,.^,^
Portretfoto van Jhr J.W.A. Barchman Wuy-
tiers (1847-1926), burgemeester van Vleuten
en Haarzuilens van 1879 tot 1901 en commis-
saris van de Omnibus Maatschappij.
Het eeuwenoude Hervormde kerkje met de klok en het torenuurwerk, dat onderhoud nodig
had. Het kerkje was evenwijdig gebouwd aan de Zandweg, werd in 1912 afgebroken en ver-
vangen door de huidige N.H. Kerk. Op de voorgrond de gemeenschappelijke waterpomp en
rechts daarvan het gemeentelijke publikatiebord.
-ocr page 46-
46
Door alle raadsleden wordt deze medede-
ling met leedwezen vernomen.
De Heer van den Berg dringt er ten
sterkste op aan, dat door Z.E.A alsnog niet
te overhaast aan het medegedeelde ont-
slag-aanvrage gevolg worde gegeven,
maar nog wat te wachten, daar de omstan-
digheden konden veranderen, en dit ont-
slag later nog altijd kan gevraagd worden.
Alle raadsleden sluiten zich hierbij aan
en zouden wenschen, dat Z.E.A. op zijn
besluit konde terug komen. Waarop de
Voorzitter verklaart dat het zeer aange-
naam is te hooren, dat de Raad en de
bevolking in 't algemeen hem genegen is,
doch hij vreest op zijn besluit niet te kun-
nen terug komen.
Waarna de vergadering door den
Voorzitter wordt gesloten".
De volgende vergadering op 18 oktober
is Heldewier afwezig, doch in de vergade-
ring van 31 oktober 1895 neemt hij daad-
werkelijk afscheid. Hij is dan 55 jaar. Hij
overlijdt op 66-jarige leeftijd te Velp op 15
oktober 1906. Heldewier wordt opgevolgd
door de 28-jarige H.Ph.J. Baron van
Heemstra (1867), die op 20 november
daarop volgend wordt ingehaald: „Ie roi est
mort, vivele roi".
lijke maatregelen tot afwending der
Aziatische Cholera en tot wering harer uit-
breiding en gevolgen, speciaal het vaststel-
len van strafbepalingen op het besmetten
der openbare wateren door faecaliën van
lijders aan die ziekte". In de raadsvergade-
ring van 19 oktober 1894 wordt voorts
genotuleerd: „Naar aanleiding van de in de
laatste dagen aan De Meem onder Vleuten
voorgekomen gevallen van Cholera, waar-
door als van zelf de behoefte aan goed
drinkwater ter sprake komt, merkt de
Voorzitter (Heldewier) op dat echter voor
stichting en onderhoud eener pomp voor
deze gemeente, wanneer men daartoe
wilde overgaan en een geschikt stuk grond
kon verkrijgen, op de begroting geen post
voorkomt". Toch wenst de raad terzake
geen geld beschikbaar te stellen.
Zijn vertrek
Tenslotte deelt Heldewier in de raadsver-
gadering van 3 september 1895 mee voor-
nemens te zijn af te treden als burgemees-
ter: „De Voorzitter geeft den Raad kennis
van zijn voornemen om ontslag uit zijne
betrekking van Burgemeester van Harme-
ien en Veldhuizen te vragen, daar Z.E.A.
volgens geneeskundig advies, in het
belang zijner echtgenote verplicht is zijne
gemeente te verlaten. Slechts na rijp be-
raad en door omstandigheden gedrongen,
is Z.E.A. met veel moeite tot dit besluit
gekomen, en doet hem leed deze gemeen-
ten, aan wier hoofd hij nu ruim 16 jaren
heeft gestaan en waaraan hij zich nauw
verbonden gevoelt te moeten verlaten.
ACTE VAN EEDSAFLEOQING.
van een nieuw uurwerk te voorzien, ofwel
indien zulks de finantiele toestand van die
gemeente te bovenging, zouden meerdere
kosten daaraan te besteden, den ingezete-
nen het gemak, dat een torenuurwerk aan-
biedt, moeten doen missen". Vleuten
vraagt met name een jaarlijkse bijdrage
van f 25,=. Besloten wordt „dat eene gere-
gelde gang van dat torenuurwerk voor de
ingezetenen van Veldhuizen niet van zoda-
nig belang is om daarvoor eene jaarlijk-
sche bijdrage voor het onderhouden of ver-
nieuwen te verlenen".
Nieuwjaarsalmanakken
Op 8 oktober 1888 wordt in de gemeente-
raad een missive van de Commissaris des
Konings voorgelezen, „houdende verbod
aan den gemeente-veldwachter in het ver-
volg met nieuwjaarsalmanakken aan de
ingezetenen rond te brengen, en waarbij
Z.E. in overweging geeft om zoo hiervoor
termen bestaan den gemeenteraad een
voorstel te doen, teneinde de bedoelde
politiebeambte in het daarvoor ontstane
geldelijk verlies tegemoet te komen".
Heldewier stelt voor een jaarlijkse gratifi-
catie van f 10,= te verstrekken, „waardoor
het voor den veldwachter eene opwekking
blijft om zijne plichten met ijver te blijven
vervullen". Op voorstel van Van den Berg
wordt het bedrag bepaald op f 25,=. Voorts
wordt het tractement van de klerk ter secre-
tarie van f 40,= tot f 60,= 's jaars verhoogd
„wegens den ijver en bekwaamheid van
dien ambtenaar".
Cholera
In de raadsvergadering van 7 juli 1893
wordt de Verordening tegen Aziatissche
Cholera vastgesteld. Gedeputeerde Staten
dringen aan op „het nemen van alle moge-
Op Men dm -<^<!«<i.^ .--C^-*
wmpmtnU lOot On* CoHHiftiAnl* Bin 1
.....fA......_.._
.je^.
bQ KonIsklUk batluit vtn ilen ^ -"^U-
d«w«1ka In ani« hand«n hecH afgelegd de n«Talgende ««den:
„Ik iweir, dit ik. om lot Bur|*iae«t« (• wordtn UnMmri, dirsctalUk dl
„Iddircclcllik lan h**"* pmoaen, hetifl in at builoi Iwt bmuur, onder wat num
„of Toorwcndtal ook, *anig< ginen ot fa**n beloofd of gsgeren heb, noch b^oren
„Ik iweer, dtt ik, om isli hoegenKimd in dei» b«lr«kkinB te doen of t« Utan,
„Ttn ninnïDd hotgeiiumU eenifte beloften ol gcKbenken ainnemm i«l directeUJk
„of indlncleUlk."
„Ik iweer trouw un d« OrondwH en sin de wetlen de* R|jks, en dM ik da
„baUnjen der teraeenla..n. mal *l müii TennDian ui roonlain en bemrderen,"
Xoe marijk k«Ip« mU Qod klmacUct
En Li hierian gelormaerd daia acle, «elka benaieni oni door den beéedtgde ti
aodcfteekend tan dage, mande ea itr* altforen.
Portretfoto van H.Ph.J. Baron van
Heemstra, ambtsopvolger van burgemeester
Heldewier.
Foto's: Collectie Historische Vereniging
Ot CiMaunarü itr IfnuMgui aMrnMMJ,
(:ü>.->«i.
Akte van eedsaflegging d.d. 11 november 1895
van H.niJ. Baron van Heemstra als burge-
meester van Harmelen en Veldliuizen als
opvolger van burgemeester D.0. Heldewier.
Amerikaanse karikatuur uit 1866 op het
gevaar van de cholera. Een dorpspomp (met
zuiver water) was daarby van groot belang.
-ocr page 47-
52
Karel
Het is alweer een tijd geleden dat ik in
kontakt gekomen ben met Karel.
Hij was een heel eenvoudige man, die
geen hoge eisen stelde wat betreft luxe.
In een klein huisje woonde hij, en had
weinig omgang met de rest van de bevol-
king.
Op een dag was Karel bezig de geit naar
huis te halen, die graasde aan een ketting
langs slootkanten en bermen. Het werd voor
Karel steeds moeilijker om die oude geit
de baas te blijven, als je bij hem in de buurt
kwam, maakte hij rare bokkesprongen.
Nu had ik van mijn grootmoeder
geleerd dat je naar hem toe moet gaan
met een verse wilgentak. Nou, dat werk-
te goed, knabbelend aan de blaadjes van
de tak liep hij heel gedwee achter mij
aan. Thuisgekomen zette Karel hem vast
in de schuur.
Hij nodigde mij uit om even mee naar
binnen te gaan. Ik schrok van de rommel
die ik daar zag. Karel gaf mij een stoel
waar de veren en het zeegras doorstaken.
Ik ging zitten en onder de stoel begon een
vieze hond te grommen. „Ja," zei Karel,
„dat is zijn stoel, hij ligt daar dag en
nacht", de stoel was zelfs nog warm van
de hond.
„Blijf maar effe lekker zitte jochie, ik
zal koffie make". In een oude sok deed
hij twee loodjes koffie en goot daar heet
water over.
Toen de koffie klaar was, schonk hij
het in een half verroeste en aangegroeide
metalen kroes en zette deze op tafel,
naast de halfvolle kwispeldoor, hij spuw-
de zijn pruim in de kwispeldoor en zei:
„Wil je suiker in de koffie"? „Nee", zei
ik, „ik heb een barstende kiespijn, en met
suiker wordt dat nog erger".
„M'n moeder heeft alle huismiddeltjes
al geprobeerd en nu heb ik een kruidna-
gel in mijn holle kies". „Allemaal niks
waard" zei Karel, „ik zal je straks na de
koffie een beter middel geven".
Tijedens het koffiedrinken was ik steeds
bezig de zwarte beestjes te vangen die op
mijn blote knieën sprongen. Dat lukte
niet best, en Karel begon te lachen, „ja
jochie" zei hij, „alles is een kunst, maar
vlooien vangen is een gauwugheid".
Hierna kwam hij met het medicijn tegen
de kiespijn; een stenen kruik met brande-
wijn. „Hier moet je een flinke slok van
nemen en flink spoelen". Ik zette de fles
aan mijn mond maar spoog het meteen
weer uit in de koffiebeker.
„Dat is doodzonde" zei Karel, „doe
het maar weer in je mond dan spoelen en
doorslikken". Ik werd warm van binnen
en voelde mijn hoofd rood worden, maar
de kiespijn was wat minder. „Nu nog een
grotere slok" zei Karel, dat ging beter, en
even later was de pijn helemaal weg.
Karel lachte, en toen zag ik pas, dat hij
zelf nog maar een paar tanden en kiezen
had. De meeste waren half afgebroken,
en de rest was om het netjes te zeggen in
verregaande staat van ontbinding.
„Ik spoel iedere dag wel tien of vijf-
tien keer", zei Karel, terwijl hij een gro-
te slok uit de Oes nam.
Maanden gingen er zo voorbij, en het was
bijna zover dat ik iedere dag wel even bij
Karel ging spoelen. Soms als ik thuis
kwam zei mijn moeder, ,je moet niet
altijd zo raar praten, en je moet ook niet
denken datje leuk bent".
Eens op een avond hoorde ik moeder
tegen vader zeggen: „Ik geloof dat ik
maar eens met Theo naar de dokter moet
gaan, volgens mij heeft hij last van even-
wichtsstoomis". „Och", zei rtiijn vader,
„hij heeft een gezonde rooie kop, die jon-
gen mankeert niks".
Toen ik op een dag weer bij Karel kwam,
lag hij achterover in zijn stoel, twee lege
kruiken stonden er naast. Hij mompelde
wat, maar was bijna niet te verstaan. Het
leek wel of zijn tong dubbelgevouwen
was. Na een poosje begreep ik wat hij
zei, „die ene kies van mij reageert niet
meer op brandewijn, dat kreng moet er nu
uit en jij moet me helpen".
Hij nam me mee naar buiten, hield zich
vast aan de perenboom, hij maakte een lus
aan een dun stuk ijzerdraad en deed die lus
om zijn kies. Het andere eind van dat draad
moest ik aan de openstaande schuurdeur
knopen en op een teken van Karel moest ik
de deur met een klap dichtgooien.
Dat werd met te gek, maar Karel bleef
aandringen. Al mijn tanden en kiezen
deden zeer, hij had de fles brandewijn
mee naar buiten genomen, nam een heel
grote slok. „Hier, jij ook zo'n slok en dan
gooien met de deur". Ik wilde Karel niet
teleurstellen, nam twee hele grote slok-
ken, daarna deed ik mijn ogen dicht en
daar ging de deur.
Door het gevloek en gekrijs van Karel
was ik zo geschrokken dat ik rillend naar
huis holde en tegen mijn moeder zei: „Ik
geloof dat Karel dood is".
Pas twee dagen later durfde ik te gaan
kijken, daar zat hij in zijn stoel met een
natte handdoek om zijn kop. „Het is een
kaakverzwering geworden", zei hij,
„maar ik laat me niet kisten, met veel
spoelen is het zo weer beter".
Maar Karel ging zienderogen achteruit,
wassen of scheren deed hij niet meer,
zodat je in zijn nek wel spinazie kon zaai-
en. Het kon zo echt niet langer, er is een
dokter bij gehaald. Die constateerde dat
hij van alles mankeerde maar eerst door
de wijkzuster maar eens gewassen moest
worden.
Twee dagen later hoorde ik dat Karel was
overleden. Ik heb hem nog even gezien.
Hij was mooi schoon, maar op zijn ge-
zicht had hij een uitdrukking alsof hij er
zich maar moeilijk bij neer kon leggen.
Toen ik thuis kwam zei ik tegen mijn
moeder; „Karel heeft zich nu toch laten
kisten". Ik kreeg een behoorlijke uitbran-
der, zoiets zeg je toch niet.
Die avond verging ik van de kiespijn.
Toen mijn vader thuis kwam haalde hij
een fles uit de kast, „hier", zei hij, „spoel
maar met een beetje brandewijn, maar
niet doorslikken hoor!" Het was al te
laat, ik werd weer warm van binnen.
/
De Meern 1943
Theo van den Berg
Illustratie
Barbara Gravendeel
-ocr page 48-
53
Van de voorzitter
Tijdschrift van de Historische Vereniging
Vleuten. De Meern, Haarzuilens                                   u . kttx^/u a t u\ a o/i
Ve,schiini 4x por iuar. ISSN 0928-4893          "^^ ^^^ '" ^et NRC/Handelsblad van 24
16e jaargang nr. 3, september 1996 ©Ï996     augustus j.1. dat ik het volgende bericht las:
...........................................................     De Rijksdienst voor Oudheidkundig Bo-
De vereniging is ingeschreven in het vere-     demonderzoek (ROB) heeft in het Bra-
niging'iregtster van de K.vK. Utrecht e.o.     bantse Gemert de resten gevonden van een
onder nummer V 47936()                              houten kasteelcomplex uit de elfde of twaalf-
............-------------------------------------------     de eeuw. ,,De bewoning ervan eindigde
Dagelijks bestuur:                                      vermoedelijk in de 14de eeuw. Daarna is
j.F K. Kits Xieuwenkatnfn voorzitter ||    ^^^ ^ouw ontmanteld en bedekt met een
m 'S<^-7777m 1    ^^"*"''§- D^ plattegrond van het complex
is daardoor compleet en volkomen gaaf
J W Schoonderwoerd, secretaris 1    teruggevonden. Dat is uniek voor Neder-
Meemdijk 62. 3454 HT De Meern |    land", aldus E. Graafstal van de ROB.
Tei 030-6661462                                      „Meestal rijst op de resten van een oor-
spronkelijk houten kasteel een nieuw ste-
RO. de Rooij, penningmeester ;. |    nen bolwerk. Daardoor gaat van het eerste
't Zand 1. 3544NC Utrecht ;||||i|||H^^^    gebouw veel verloren. Bekend is dat het
Tc!. 030 • 6771483                                      complex werd bewoond door de heren van
^ , ; iiiilii    Gemert". De opgravers troffen in de grach-
A.J^ van Zeeren, vice-vm^^mer : i;||            ^ ^ , , ^ ..^
Stationsstraat 34,3451 BZ Vkuten                               , . ,^ „.. ., ■
Tei 0^0-677P63                                      geworpen huisraad aan. „Bijna een hele in-
"                                                        ventaris van het dagelijkse leven in die tijd;
Erelcden:                                                   mede daardoor is het onderzoek weten-
Mcvroiiw I^rof. Dr, C, Jsings, Soest ||||||||    schappelijk gezien van grote betekenis",
Dr. D.W. (jravendeel. Laag Kcppel |||||||||    aldus Graafstal. Tot zover dit bericht.
-------------------------------------------------■'"'"'™™-'ï....."          U zult zich afvragen waarom ik dit be-
Cebouwen:                                                richtje hier citeer. De reden is, dat de ge-
Vlcuteo. Broederscliapshujsies tdocurtien-     „oemde E. Graafstal bestuurslid van onze
taiie- en .nlonmü.ecentnm, i          vereniging is, die ook al in onze gemeente
Doinsstraat I, lel 0^0-6774222              ^ "^ j- j u <•. u-- u fu i •
l , . ,                ziin sporen verdiend heett bii het beeelei-
tgcdurende oneningNiiitlen)            , ■ , , ■ , ,
De \1ec-m- Het Kabinet i iH^.mancntc e.po-     ^en van onze eigen archeologische werk-
siiicritimtf). Zandweg 147B          groep, die werkzaam is in samenwerking
1 (achter Vcieniging.si?cbouw)          met de Archeologische Werkgemeenschap
--------------------------------------------------     Neder-land (AWN). Bovendien verrichtte
Ledenadministratie en -iiiformatie:             hij t.b.v. de Stichting RAAP archeologisch
\kvrouw PJ. de Kooij-Cocs                         onder-zoek binnen onze gemeente. Het
I /anil I, 3.'^44 .\C' Uiiechi                           bestuur van onze vereniging is er dan ook
lel. 030- 677148^___________________     ^^Q^^ ^p^ ^j^j gj-j^. Graafstal thans voor de
^, ., , ,                                        ROB werk-zaam is en bijzondere vondsten
Contributie (mduMol niJschiitfj                  j . n u u j ■ j i j . u- u-
t i% - ne '■'                                                                            indruk, dat hij een bijzon-
nij verzendSg per post f ]2.50 cMia             "^^'^ "e"s heeft voor exclusieve archeo-
Losse nummers öjdschrjft;                            \o^x\)e vondsten.
r. !0,~ vöor ledtefl. f, 12.50 voor xM-leém            Ik - en met nuj het gehele bestuur - was
-—'"--------------.....mmmmmmmm.....................................mmmmmm     ook aangenaam vcrrast, begin dit jaar van-
Bankrelafiet»;                                             uit de pers te mogen vernemen, dat er van-
■ABN-A..VIROlïmkDe Meein.                      uit het college van B&W een voorstel (ge-
tek. 55.66.33.Ö40                                        dateerd 15 april 1996) aan de commissie
Rabobank Vleuten, rek. 36.75.17.574             Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting
r'astbaak.Fek.268920ó_______________    ^^^^ gedaan om ten behoeve van de ont-
Redactiecomnusrfe:                                    v^WkcYmg van de grootschalige nieuwbouw
H.B.J. van Essen eis J.W. Schoonderwoerd     "P °"^ ^^^' "J"^^ archeologische grondge
Adres: Mauritsiaan '-!. 34^4 XPDeMeem     ti'^^ »" Veldhuizen, een part-time archeo-
rei. 030 - 6662992
loog aan te stellen. Nog enthousiaster
werd ik, toen ik in dat voorstel las, dat -
naast een aantal voor de gemeente belang-
rijke argumenten - deze part-time archeo-
loog zou worden aangesteld, omdat „bin-
nen Vleuten-De Meern de Historische
Vereniging zeer betrokken is bij de plan-
ontwikkeling in verband met de histori-
sche waarden in het gebied; een gemeen-
telijke projektarcheoloog kan een inter-
mediair vormen tussen de gemeente en
deze vereniging, waarbij samen kan wor-
den opgetrokken".
Jammer genoeg moet ik nu (eind augus-
tus) constateren, dat over de aanstelling
van een part-time projektarcheoloog nog
geen enkel contact met onze vereniging
heeft plaatsgevonden: niet bij de ontwik-
keling van het plan Veldhuizen, noch over
de aanstelling van en de te verrichten
werkzaamheden door de archeoloog. Dat
vind ik erg jammer, vooral ook, omdat
onze vereniging in het voorstel als deelne-
mende partij wordt genoemd. Graag hoop
ik, dat onze vereniging alsnog zo spoedig
mogelijk in het overleg terzake betrokken
zal worden, ook al zijn de planologische
werkzaamheden voorlopig opgeschort
i.v.m. de verwerpelijke annexatieplannen
van de provincie en stad Utrecht.
Een positiever geluid wil ik laten horen
over het provinciale initiatief om in 1997
aandacht te besteden aan het feit, dat het
dan 1950 jaar geleden is, dat de Romeinen
besloten de loop van de toenmalige Rijn te
beschouwen als de noordgrens van het
Romeinse Rijk, naar aanleiding waarvan
toen o.a. het Castellum in De Meern werd
aangelegd. De vereniging heeft van het
college van B&W bericht ontvangen, dat
het aan de raad wil voorstellen voor deze
herdenking een bijdrage beschikbaar te
stellen van f 10.000,—. In dit bedrag zijn
de budgetten begrepen voor de Open Mo-
numentendagen 1996 en 1997, die in deze
jaren niet afzonderlijk worden georgani-
seerd. Binnenkort zal het bestuur een com-
missie instellen om deze herdenking (die
zal duren van april t/m september 1997)
ter plaatse gestalte te geven.
J.F.K. Kits Nieuwenkamp.
In dit nummer
Van de voorzitter
Verenigingsberichten
Haarzuilens 100 jaar (3)
Op zoek naar Fletione
Een eeuw gereformeerde kerk (4)
Geloof
Gehele of gedeeltelijke ovcfaame vas m-
tikelen yit dit tijdschrift I» slecht» toege-
"itaan met bronvermelding en sa verkregen
toestemming van de rcdactiecomniissie
pag.
53
54
55
59
70
74
I>e«l v»a hOc tkbulaFcutlngtriana'
/)ruk: Nick \an Kooien Do Meern
-ocr page 49-
54
Verenigingsberichten
Dr. D.W. Gravendeelprijs voor Jaap Sprong
De Dr. D. W. Gravendeelprijs, die door de vereniging is inge-
steld tot bevordering van de zorg voor het historisch erfgoed en
de aandacht voor het plaatselijk verleden, is voor het jaar 1996
toegekend aan de heer J.J.Th. Sprong. De heer Sprong, die 41
jaar in dienst geweest is van de gemeente en vele maatschap-
pelijke functies heeft vervuld, heeft zich vanaf de dertiger jaren,
toen er nog weinig aandacht aan de geschiedenis van de ge-
meente werd besteed, bezig gehouden met het schrijven van
stukjes voor de regionale pers over het wel en wee van de ge-
meente, en heeft zich ook zeer verdienstelijk gemaakt met het
schrijven van artikelen over de geschiedenis van onze gemeente
en haar inwoners in „Onze Gemeente", het periodiek van de
gemeente Vleuten-De Meem, dat van 1964 tot 1980 werd uit-
gegeven. Daarnaast was hij de samensteller van enkele boekjes
Vleuten-Haarzuilens en De Meem in oude ansichten. Oude
prentkaarten vertellen over Vleuten-De Meem en Vleuten-De
Meem van verleden naar heden. Hiermee heeft hij als geen an-
der de kennis van die geschiedenis bevorderd. Een en ander was
voor het bestuur aanleiding om hem de Dr. D.W. Graven-
deelprijs voor 1996 toe te kennen. Op 25 juli, 3 dagen vóór zijn
80e verjaardag, werd hem deze prijs in een gezellige bijeen-
komst in de Broederschapshuisjes uitgereikt. De toekenning van
deze prijs werd door de heer Sprong bijzonder op prijs gesteld.
IVIeer activiteiten van de vereniging
Er bereiken het bestuur wel eens geluiden, dat men graag zou
zien dat de vereniging wat meer activiteiten zou ontplooien,
waarbij men dan denkt aan tentoonstellingen en excursies en het
meer aantrekkelijk maken van ons Kabinet. Men zegt wel eens:
een vereniging met 850 leden moet toch meer kunnen doen. Het
bestuur zou niets liever willen dan meer activiteiten ontwikkelen
om te laten zien wat de vereniging allemaal te bieden heeft, maar
dat kost veel tijd en daar moeten mensen voor zijn, die bereid zijn
zich daarvoor in te zetten. Helaas hebben onze oproepen om
meer vrijwillige medewerkers tot nu toe weinig respons gehad,
wat tot gevolg heeft dat de bestuursleden met hun kleine groep
medewerkers tot niet meer in staat zijn dan tot het meest noodza-
kelijke werk, zoals het bestuurswerk, het beheer van de gebouwen,
de zorg voor de collectie historische voorwerpen en de per-
manente expositie daarvan, het uitgeven van ons tijdschrift, het
instandhouden en bemannen van het documentatiecentrum en het
bij bepaalde gelegenheden, zoals op koninginnedag en marktda-
gen, organiseren van kleine exposities. Daamaast vergt ook het
archeologisch onderzoek en de zorg voor monumenten in ver-
band met de uitbreidingsplannen van de gemeente nog de nodige
inspanning.
Wij hopen dat u begrip hebt voor deze situatie, maar wij ho-
pen ook dat er in onze gemeente mensen zijn, die ons als be-
stuurslid of medewerker willen helpen om meer te doen. Als dat
het geval mocht blijken te zijn kunt u van ons zeker meer ver-
wachten! Help ons en bel voor informatie onze secretaris.
Provinciale archeologische kroniek
Tot voor enkele jaren geleden verscheen er regelmatig een
Archeologische Kroniek van de Provincie Utrecht, waarin
informatie werd gegeven over de archeologische activiteiten
in de provincie. Belangstellenden konden dat boekwerkje ko-
pen. Thans zijn er plannen ontwikkeld om deze kroniek, die
voor het laatst het jaar 1987 betrof, in een nieuw jasje te ste-
ken en toegankelijk te maken voor een breed publiek, zodat
meer mensen geïnformeerd zijn over de archeologische acti-
viteiten in de provincie en dit stuk cultuurhistorie een groter
maatschappelijk draagvlak krijgt. De formule is zo aangepast
dat meerdere auteurs, die zelf betrokken zijn bij de verschil-
lende opgravingen, verslag doen van hun ervaringen. Daarbij
zal worden aangegeven welke betekenis de resultaten voor
ons beeld van het verleden kunnen hebben. De kroniek zal
twee-jaarlijks verschijnen, maar eerst zal de achterstand in de
verslaglegging worden ingehaald door het laten verschijnen
van de kronieken over de jaren 1988/89, 1990/91, 1992/93 en
1994/95 in de loop van 1996 en 1997.
De kroniek over 1988/89, die deze maand verschijnt, wordt
door de provincie aan alle leden van de historische verenigingen
gratis ter beschikking gesteld. Een exemplaar wordt u bij ons
tijdschrift aangeboden. Hierdoor kunt u kennis maken met deze
kroniek. Het tweede exemplaar over 1990/91 zal begin 1997
verschijnen en wordt u door de vereniging gratis aangeboden.
Daama kunt u beslissen of u de verdere uitgaven, die rond ƒ 2,50
per stuk gaan kosten, tegen betaling via de vereniging wilt ont-
vangen. Aangezien er in de afgelopen jaren in onze gemeente
verschillende opgravingen zijn gedaan en er in de komende jaren,
met het oog op de uitbreiding van de bebouwing, nog veel meer
onderzoekingen zullen worden gedaan, zal deze kroniek u
ongetwijfeld interessante informatie verschaffen. Over de verdere
uitgaven en de mogelijkheid tot inschrijving daarop zullen wij u
nog nader informeren.
Uitbreiding openingstijden documentatiecentrum
Het documentatiecentmm van de vereniging in de Broeder-
schapshuisjes is voor belangstellenden tot nu toe geopend op
maandag- en dinsdagmiddag en op donderdagavond, waarbij de
donderdagavond tevens contactavond is van het bestuur met de
leden. Omdat het op vrijdag koopavond is in Vleuten en het voor
sommigen wellicht beter uitkomt om het centmm op die avond te
bezoeken, heeft het bestuur besloten om, bij wijze van proef, ook
op de vrijdagavond open te zijn van 19.30 - 22.00 uur en die
avond ook als contactavond aan te merken. Deze extra open-
stelling gaat in op 11 oktober en zal duren tot 1 april 1997. In het
tijdschrift van maart 1997 zal bekend gemaakt worden of deze
openstelling in een behoefte voorziet en of deze vanaf 1 april zal
worden voortgezet.
Prent op voorpagina vorige nummer
Bij de tekening op de voorpagina van het juni-nummer van ons
tijdschrift werd vermeld dat de maker daarvan niet bekend was.
Eén van onze leden, die in het bezit is van deze tekening, maakte
ons erop attent dat deze vervaardigd werd door de heer A. Leen-
houts in De Meem. Graag vermelden wij dat hierbij alsnog.
-ocr page 50-
55
Haarzuilens 100 Jaar (3)
door J.F.K. Kits Nieuwenkamp
In zijn column „Van de voorzitter" heeft schrijver dezes in de voorgaande nummers 1 en 2 van deze jaargang van dit blad
een aanzet gemaakt om via de verslagen van de raadsvergaderingen van de voormalige gemeente Haarzuilens er achter
te komen op welke wijze de oorspronkelijke bewoners van het oude dorp reageerden op de grootse plannen van de toen-
malige eigenaar van de ruïne van kasteel De Haar, om dit kasteel te restaureren en het dorp af te breken en op een afstand
van ruim een kilometer weer te herbouwen. In onderstaande bijdrage worden de raadsvergaderingen van 1882 t/m 1887
gevolgd.
met een geldboete van 3 tot 10 gulden of
een gevangenisstraf van 1 tot 3 dagen.
Burenplicht
Zoals aangegeven, wordt op 31 juli 1882 de
eerder genoemde „Verordening regelende
den aard en duur der persoonlijke diensten,
waartoe de ingezetenen der gemeente
Haarzuilens kunnen worden opgeroepen,
alsmede de gevallen waarin zij kunnen
gevorderd worden", vastgesteld. Deze ge-
vallen zijn:
a.  tot handhaving der openbare orde, wan-
neer die op ernstige wijze verstoord wordt;
b.  tot het beproeven der brandblusmiddelen
en tot oefening in de behandeling van die
middelen;
c.  tot blussing van brand.
Tot vervulling van deze diensten zijn alle
mannelijke ingezetenen en diegenen, die
gedurende drie maanden in de gemeente tij-
delijk verblijf houden en tussen de 18 en 60
jaren oud zijn, verpUcht. Uitgezonderd wor-
den ambtenaren in 's Rijks dienst, de secre-
taris, de ontvanger en personen met li-
chaamsgebreken. De omschrijving van de
uitzonderingen leidt tot een heftige discus-
sie met Gedeputeerde Staten, hetgeen blijkt
uit de besluitvorming in de raadsvergade-
ring van 25 augustus. De discussie betreft de
genoemde uitzonderingen, terwijl G.S. daar
een mimere interpretatie aan willen geven
en de uitzonderingen van geval tot geval
willen bezien. Maar de raad houdt voet bij
stuk. Voor alle diensten worden overigens
afkoop en plaatsvervanging toegelaten,
door storting van respectievelijk f 0,75 per 3
maanden voor het bepaalde onder a en van
f 0,50 per 3 maanden voor het bepaalde
onder b en c. Maar ook deze verordening
vindt geen genade bij de provincie en zelfs
de minister van Binnenlandse Zaken komt
er aan te pas, zoals blijkt uit de discussies in
de vergadering van 6 december. Maar ook
hier blijft de raad vasthoudend en besluit tot
handhaving van het genomen besluit.
Tenslotte wordt het besluit bij Koninklijk
Besluit van 28 februari 1883 vernietigd. In
de raadsvergadering van 28 maart 1883
Zoals u zich zult herinneren begon ik mijn
speurwerk in de raadsvergaderingen van het
jaar 1879, toen Jhr J.W.A. Barchman
Wuijtiers het burgemeestersambt van de
gemeente Haarzuilens aanvaardde. Het was
een klein dorpje met 75 huizen en boerde-
rijen en 380 inwoners. Deze inwoners
leefden van de landbouw en de vee- en fruit-
teelt. Er was een ruim dorpsplein (de brink
of vrijthof), gelegen tussen de ruïne en de
huidige Bochtdijk, op de plaats van de te-
genwoordige Romeinse tuin, beplant met
hoge bomen. Ook was er een behoorlijke
herberg, waarin het „Gerecht" onderdak
vond en nog twee uitspanningen. De restau-
ratie van het kasteel komt overigens pas in
1887 in zicht bij het huwelijk op 16 augus-
tus van dat jaar tussen Hélène Caroline
Betsy Barones de Rothschild (1864-1947)
en de erfgenaam van kasteel De Haar,
Etienne Gustave Frédéric Baron van Zuylen
van Nijevelt (1860-1934), die in 1890 Heer
van De Haar wordt. Bij dat huwelijk geeft
Jhr. mr. Victor de Stuers (1843-1916) het
jonge paar een ontwerp voor restauratie
cadeau. De feitelijke restauratie begint in
1892 en wordt in 1912 voltooid. Over de
nieuwbouw van het dorp wordt voor het
eerst gerept in een rapportage d.d. 21 de-
cember 1891. In 1898 wordt het nieuwe
dorp officieel in gebruik genomen.
Nieuwjaarswens 1882
Maar nu terug naar de vergaderingen van de
toenmalige vroede vaderen, zijnde Jhr.
J.W.A. Barchman Wuijtiers van Vliet (bur-
gemeester) en de heren Dirk de Goeij (wet-
houder, landbouwer en gehuwd met Maria
de Rooij), Hendrik Miltenburg (wethouder,
weduwnaar van Joanna de Langen en Maria
van der Weyde, gehuwd met Comelia
Mocking, weduwe van Hendrik Broekhuij-
se), Willem van Kooten (landbouwer en
gehuwd met Comelia de Leeuw), J. van
Wijk, Willem van Oostrum (winkelier en
gehuwd met Christina Gerdina Koene-
koop), Antonie van Schaik (veehouder,
weduwnaar) en Johannis Vulto (landbou-
wer, gehuwd met Anna Maria Oosterlaak),
bijgestaan door de gemeente-secretaris G.
Hondelink. Zij worden op 23 januari 1882
met een nieuwjaarswens van de burge-
meester toegesproken: „In de eerste verga-
dering welke wij dit jaar houden gevoel ik
behoefte U, Mijne Heeren, mijn dank te
betuigen voor de welwillendheid en de
medewerking welke ik in het afgeloopen
jaar van Uwe zijde heb ondervonden. Ik
hoop dat Uwe vergadering de zaken welke
in dit nieuwe jaar aan Uw oordeel zullen
onderworpen worden, met dezelfde lust en
ijver zult overwegen".
Brandweer
Belangrijker is de vergadering van 15
maart, waarin de „Verordening, houdende
bepalingen tot regeling van het Brandwe-
zen" wordt vastgesteld (die overigens in de
volgende vergadering van 9 juni wordt her-
zien en uitgebreid). De brandweer wordt op-
gedragen aan één opperbrandmeester en aan
twee brandmeesters, terwijl door B&W
jaarlijks een lijst wordt opgemaakt van inge-
zetenen, die „tot dienstverrichting bij het
Brandwezen worden verplicht, op grond
van de „Verordening op de persoonlijke
diensten" (deze verordening wordt op 31
juli vastgesteld). De aangewezenen zijn bij
brand verplicht zich te begeven naar de
bewaarplaats van de brandblusmiddelen en
de spuiten met toebehoren en alle andere
brandblusmiddelen, en deze middelen ten
spoedigste naar de plaats waar de brand
woedt, te vervoeren.
Kinderarbeid
Ook wordt in deze vergadering de
„Verordening omtrent het arbeiden van
kinderen beneden de twaalf jaren" vastge-
steld. Daarin wordt het een ieder verboden
„gedurende de schooltijden kinderen bene-
den de twaalf jaren in loontrekkenden
dienst te hebben, veldarbeid te doen ver-
richten en in het algemeen diensten hoe
ook genaamd te doen verrichten, waardoor
zij de dagschool niet geregeld zouden kun-
nen bezoeken". Overtreding wordt gestraft
-ocr page 51-
56
raden besluit genomen te hebben. Toch
wordt na hoofdelijke stemming het voorstel
van Van Schaik met algemene stemmen
aangenomen, overwegende dat de oude
maatregel in de gemeente weinig bijval
heeft ondervonden en zelfs, met het oog op
de van oudsher bestaande gewoonte, dat de
voorafgaande zondag daartoe als dag van
aanvang was aangewezen, door een aantal
gemeentenaren als „eene krenking van ver-
kregen rechten is beschouwd, en dat de ver-
andering van het tijdstip van aanvang der
jaarmarkt of kermis voornamelijk besloten
is in navolging van het daartoe door den
raad der gemeente Vleuten ten opzichte der
jaarmarkt of kermis in die gemeente, zonder
dat bizondere redenen eene verandering
noodzakelijk maakten of hiertoe aanleiding
hebben gegeven". In de raadsvergadering
van 2 oktober blijkt, dat Gedeputeerde
Staten bezwaar hebben tegen het wijzi-
gingsbesluit en verzoeken de raad het in te
trekken. Na enige bespreking wordt beslo-
ten het besluit te handhaven op grond van de
eerder genoemde overwegingen.
In de vergadering van 31 juli 1882 worden
ook de leden van het CoUegie van Zetters
voor 's Rijks directe belastingen benoemd:
J. Rietveld, Gerardus Jacobus van Berke-
stijn (korenmolenaar en gehuwd met Cor-
nelia Bouman), J. Vulto en A. van Schaik.
De dorpspomp
Op 25 september 1882 wordt het volgende
besloten: „Gelet op een voorstel van B&W,
strekkende tot aankoop ten behoeve der
gemeente Haarzuilens van een aan den heer
Jan Jacob Ghislain Baron van Zuijlen van
Nievelt, Heer van de Haar (1752-1846),
burgemeester van Brugge, toebehorend stuk
grond gelegen in de kom van het dorp
Haarzuilens (op de Brink) en zulks ten einde
daarop eene gemeentepomp te plaatsen;
Gezien artt. 137 en 194 der gemeentewet;
Heeft besloten tot aankoop van een gedeel-
te ter grootte van 4 centiaren, van perceel
kadaster gemeente Haarzuilens, sectie A, nr
183 voor de som van tien gulden" (dat
genoemde eigenaar al 36 jaar is overleden is
het gemeentebestuur ontgaan!). En met
algemene stemmen wordt aan B&W opge-
dragen „de voor de daarstelling der pomp
vereischte werkzaamheden te doen uitvoe-
ren". In de vergadering van 25 mei 1883
wordt besloten aan H.W Arentzen, notaris
te Utrecht „wegens koopsom van een stuk
grond tot het stichten eener gemeentepomp
aangekocht van den Heer Gustave Adolphe
Hyacinthe Joseph Ghislain Baron van
Zuijlen van Nijevelt (sinds 1846 Heer van
de Haar) (1818-1890) f 18,03 ( f 10,— +
f 8,03 kosten)" te betalen. Voorts wordt
besloten er een Nortonpomp te plaatsen. In
de vergadering van 20 juni 1883 deelt de
burgemeester mee, „dat de kosten van een
Nortonpomp met bijbehoren worden ge-
raamd op f 150,—, doch dat, volgens ver-
klaring van deskundigen, zich bij het slaan
der pijp omstandigheden kunnen voordoen,
waardoor de geraamde kosten aanmerkelijk
moeten worden overschreden". Na enige
discussie wordt met algemene stemmen
besloten „geen Nortonpomp te plaatsen,
doch een flinken put te doen graven en daar-
op eene gewone pomp te laten plaatsen". De
waterputten werden oorspronkelijk steeds in
open toestand gebruikt. Het water werd
geput d.m.v. een emmer aan een touw of
met een puthaak. De volgende variant was
een afgedekte put met een pomp erop.
Daarna ging men over op het slaan van
zogenaamde nortonbuizen (dus geen water-
put meer), met daarop een nortonpomp.
Daarbij wordt een buis tot aan de waterhou-
dende grondlaag geslagen. Het hangt van de
grondlaag af of de nortonpomp voldoende
wordt voorgesteld de oorspronkelijke veror-
dening van 6 augustus 1856 in te trekken en
de gewijzigde verordening aan te passen
aan de wensen van G.S. en de Ministen In
de vergadering van 25 mei blijken Gede-
puteerde Staten nog niet tevreden. De raad
betwijfelt opnieuw of wijziging noodzake-
lijk is, maar gaat morrend overstag.
Wel of geen kermis op zondag
In de vergadering van 31 juli 1882 brengt de
burgemeester het verzoek d.d. 17 juli van de
Kerkeraad van de Hervormde Gemeente
Vleuten ter tafel om tè bepalen, dat op zon-
dag geen kermis meer wordt gevierd. In de
volgende vergadering van 25 augustus
wordt door de burgemeester gezegd, dat
door de raad van Vleuten op het verzoek
afwijzend is beschikt. Hierop besluit de raad
met algemene stemmen „hoezeer ook
dezerzijds op eene stille welvoeglijke vie-
ring van den Zondag op prijs wordt gesteld,
eene wijziging in den dag van aanvang der
kermis in deze gemeente, terwijl daarin te
Vleuten geene verandering wordt gebracht,
met het oog op daarvan te verwachten mst-
verstoring, niet wenschelijk wordt geacht,
en besluit daarom aan den kerkeraad te ken-
nen te geven, dat aan zijn verzoek niet kan
worden voldaan". In de vergadering van 30
juli 1884 wordt opnieuw een adres van de
Kerkeraad van de Herv. Gemeente Vleuten
ontvangen, om zondags het houden van
jaarmarkten in Haarzuilens te willen af-
schaffen. Hierop wordt besloten, „dat de
jaarmarkt te Haarzuilens, te beginnen met
het jaar 1884 een aanvang zal nemen den
derden Maandag in de maand September en
zal voortduren tot en met den daarop vol-
genden Woensdag". Maar dit besluit over
de kermis blijkt in 1884 toch niet zo goed bij
de bevolking te zijn gevallen, hetgeen blijkt
uit de vergadering van 1 september 1885.
Door het raadslid Van Schaik wordt voorge-
steld het op 30 juli 1884 genomen besluit te
wijzigen en „te bepalen, dat de kermis of
jaarmarkt voortaan opnieuw op den derden
Zondag in de maand September zal aanvan-
gen en dat zij zal voortduren tot en met den
daarop volgenden Woensdag". De burge-
meester maakt bezwaar om dit voorstel in
behandeling te nemen, omdat het een onder-
werp is, dat niet op de agenda staat. Hij
wenst de suggestie evenwel in overweging
te nemen en in een volgende vergadering
met een voorstel van B&W aan de raad voor
te leggen. Diverse leden geven echter te
kennen, dat staande de vergadering een
besluit moet worden genomen en spreken
op welsprekende wijze het belang ervan uit
voor de houders van tapperijen. De burge-
meester protesteert tevergeefs tegen deze
wijze van handelen en doet daarbij uitko-
men, dat door wijziging van het pas vorig
jaar genomen besluit, de vergadering de
schijn op zich laadt, het vorig jaar een onbe-
Hier een foto van het dorp De Haar omstreeks 1890, vlak voordat het dorp verplaatst en ver-
vangen werd. Links op de foto de oude dorpspomp.
-ocr page 52-
57
de vergadering van 30 juli 1884 besloten het
oud-archief in bruikleen af te staan ter plaat-
sing in het daartoe door de regering in de
stad Utrecht ingericht gebouw, onder de
volgende voorwaarden:
1.  dat de in te zenden stukken behoorlijk
zullen worden geïnventariseerd en een
afschrift der inventaris aan ons worde toe-
gezonden;
2.  en 3. dat bewijs van afgifte worde ont-
vangen en dat kosteloos afschriften kunnen
worden ontvangen.
Voorts worden in deze vergadering als
Zetters voor 's Rijks directe belastingen in
de plaats van H. Miltenburg en J. van Wijk
benoemd de heren J. Vulto en A. van
Schaik.
In de vergadering van 2 september 1884
wordt tot wethouder benoemd Joh. van
Wijk in de vacature D. de Goeij. De verga-
dering van 29 september 1884 benoemt de
Heer J. Maats Astuling, geneeskundige te
Elspeet, tot Gemeente-Geneesheer, en ver-
leent op de meest eervolle wijze ontslag aan
de Heer P. Nuijens Jr te Harmeien.
Op 12 december 1884 doet de burge-
meester mededeling van het overlijden op
11 december van de Heer Joh. van Wijk Sr.
De burgemeester herdenkt met leedwezen
het overlijden van Van Wijk, die sedert vele
jaren lid van de raad was en onlangs nog
benoemd werd tot wethouder. „De overle-
dene die zich in ruime mate de achting en
genegenheid zijner medeleden had verwor-
ven zal zeker steeds bij allen in herinnering
blijven".
Beschrijving ruine De Haar op per-
kament
Een interessant besluit wordt op 23 februari
1885 genomen. Op voorstel van de burge-
meester wordt namelijk met algemene
stemmen besloten aan B&W „een crediet te
verleenen van f 10,— tot het doen maken
eener beschrijving enz. op percament van de
ruïne de Haar". In de vergadering van 5
maart 1886 wordt een uitgave aan Jhr Wuij-
tiers. Burgemeester dezer gemeente goedge-
keurd, wegens gedane verschotten tot be-
schrijving en omlijsting eener oorkonde van
het „Huis de Haer" en het doen vervaardi-
gen van het wapen van gemeld huis: f 10,—
Op 3 mei 1885 wordt de Heer Rijk van
Nes (veehouder en gehuwd met Pietemella
Spliet) tot lid van de raad benoemd.
Een wethoudersverkiezing
In de voltallige vergadering van 1 juni 1885
- met de stemopnemers W. van Kooten en
R. van Nes - wordt gestemd over de opvol-
ger van de overleden wethouder Van Wijk.
Er worden 7 briefjes ingeleverd. Na opening
blijkt, dat op de leden J. Vulto 3, W. van
Oostrum 2, en op A. van Schaik ook 2 stem-
men zijn uitgebracht. Omdat niemand de
algemeene begraafplaats is afgestaan met
bepaling, dat na verloop van dit tijdperk de
overeenkomst zou geacht worden telkens
voor den tijd van twee jaren van kracht te
zijn, tenzij door een der partijen daarvan een
halfjaar te voren opzegging geschiede". Het
eerdere besluit van 1871 wordt hierbij inge-
trokken en opnieuw wordt besloten met het
Kerkbestuur der Ned. Hervormde Ge-
meente te de Meem „eene overeenkomst
aan te gaan, strekkende tot verkrijging in
huur, tot wederopzeggings toe, van een stuk
grond ter grootte van ongeveer 14 ca, kada-
straal bekend in sectie A, nr 527, gelegen te
de Meem, en zulks bepaaldelijk ten gebrui-
ke als algemeene begraafplaats". De huren
worden bepaald op f 25,— voor Vleuten,
f 20,— voor Oudenrijn en f 15,— voor
Haarzuilens.
Cholera
De burgemeester licht in de vergadering van
31 augustus 1883 een voorstel van B&W
toe, „dat met het oog op de mogelijkheid,
dat de thans in Egypte epidemisch heer-
schende Aziatische cholera ook Europa aan-
taste, het wenschelijk moet worden geacht
eene gelegenheid in te richten tot afzonde-
ring en verpleging van lijders aan die ziek-
te. Besloten wordt van Jan van Lint te
Haarzuilens, voor de tijd van twee jaar een
vertrek in zijn woning te huren tot afzonde-
ring en verpleging van lijders aan besmette-
lijke ziekten, tegen een huurprijs van f 10,—
per jaar, ingaande 15 september 1883. Op 1
oktober 1886 wordt besloten de huur van
een lokaal voor verpleging van lijders aan
besmettelijke ziekten m.i.v. 1887 te beëindi-
gen.
In de vergadering van 21 december 1883
wordt de jaarwedde van de wnd. gemeente-
Geneesheer verhoogd met f 30, en bepaald
op f 50,—, ingaande op 1 januari 1884.
Bovendien deelt de burgemeester mee, dat
door de raad van Vleuten is besloten tot het
stichten „eener woning voor een eventueel
te benoemen Gemeente-Geneesheer aldaar"
(vermoedelijk de later gebouwde woning
Stationsstraat 36, waar laatstelijk dr. Fizaan
woonde en praktiseerde) en "dat het wen-
schelijk moet worden geacht, dat ook de
gemeente Haarzuilens zooveel mogelijk de
vestiging van een Gemeente-Geneesheer te
Vleuten bevordere". Daarom besluit de raad
de jaarwedde verbonden aan de betrekking
van Gemeente Geneesheer te verhogen met
f 50,— en te bepalen op f 200,— per jaar.
Ook wordt eervol ontslag verleend aan de
heer P. Nuijens Jr te Harmeien als wnd.
Gemeente-Geneesheer.
Op 26 maart 1884 wordt een wijziging in
de gemeentebegroting goedgekeurd, waar-
bij een bedrag van f 2,50 wordt gereser-
veerd als „kosten tot instandhouding van het
gemeente-archief en onderhoud van histori-
sche gedenkteekenen". Vervolgens wordt in
water geeft; door fijn zand kan de buis ver-
stopt raken. In Haarzuilens verkoos men dus
voor de ouderwetse methode. In de verga-
dering van 29 september 1884 wordt met
het schoonhouden van de zinkput (water-
put) bij de gemeentepomp en de beveiliging
van die pomp tegen vorst B. van Sprang be-
last, tegen een jaarlijkse beloning van f 5,-
In de vergadering van 7 maart 1887 wordt
een uitgaaf van f 3,85 goedgekeurd, uit te
betalen aan D. van der Lit, smid te Vleuten,
wegens arbeidsloon en leveranties tot
onderhoud van de gemeentepomp in 1886.
Rechtszaal
In de vergadering van 25 september 1882
deelt de burgemeester mee, dat Petrus Spliet
(tapper/landbouwer/slachter/koopman/win-
kelier, gehuwd met Maria van Kooten)
genegen is aan de gemeente in huur een
lokaal tot het houden van raadsvergaderin-
gen af te staan voor een bedrag van f25,- a
f 30,- per jaar. Op 28 maart 1883 wordt
besloten met Petrus Spliet, landbouwer te
Haarzui-lens, een contract aan te gaan „tot
het huren van een lokaal tot het houden van
Raadsvergaderingen enz. en zulks tegen
eenen huurprijs van f 35,- 's jaars". Deze
overeenkomst wordt in de vergadering van
29 september 1884 veriengd tot 1 mei 1885.
Op 3 mei 1885 wordt besloten van Comelis
Wilhelmus van Oostrum (tapper/veehouder
en gehuwd met Comelia van Kooten) het
lokaal van het door hem bewoonde huis,
bekend onder de naam „rechtszaal", vanaf 1
mei 1885 ten dienste van de gemeente te hu-
ren, voor de tijd van 6 jaar tegen f 35,~ per jaar.
't Huys de Haar: 5 October 1744. Gewassen
pentekening door Jan de Beijer. (Collectie
Koninklijk Huisarchief; opname RDMZ).
Links het kasteel, rechts daarvan de kapel en
geheel rechts het café annex rechthuis.
Begraafplaats
In de vergadering van 28 maart 1883 wordt
besloten tot huur van grond voor een
gemeenschappelijke begraafplaats te Vleu-
ten, samen met Vleuten en Oudenrijn (op
grond van besluiten van de Raden d.d. 4, 6
en 8 september 1871), waarbij „eene over-
eenkomst is gesloten met het Kerkbestuur
der Ned. Hervormde gemeente te de Meem,
waarbij voor den tijd van tien jaren een
gedeelte van de bizondere begraafplaats
aldaar (aan de Zandweg) ten gebruike als
-ocr page 53-
58
1887 wordt besloten hoogstens f 10,—
beschikbaar te stellen voor beplanting met
20 opg£iande wilgenpoten van de weg
genaamd de Groenelaan. In de vergadering
van 20 november 1887 wordt op voorstel
van Van Wijk na enige discussie met 2 stem-
men tegen (Van Schaik en De Goeij), beslo-
ten „in het a.s. voorjaar op de Groenelaan,
loopende van den Thematerweg door het
Haarpad naar den Vleutenschenweg te plan-
ten 25 opgaande wilgenboomen". Het is
niet geheel duidelijk welke weg hier
bedoeld wordt. In aanmerking kunnen
komen de Eikslaan, de Joostenlaan of de
Schoolstraat. Deze lopen alle van de Vleu-
tenscheweg (Dorpsstraat/Parkweg), het
Haarpad kruisend naar de Thematerweg,
maar ze zijn alle gelegen in de gemeente
Vleuten: waarom zou Haarzuilens daar zorg
over hebben en geld aan uitgeven?
In de vergadering van 7 januari 1887
wordt J. Vulto toegelaten als raadslid.
Voorts wordt besloten aan de Wed.
Griffioen te Kockengen tot wederopzegging
toe te betalen f 0,50 per jaar voor het lossen
van grind op aan haar toebehorende grond
i.v.m. onderhoud van de Bochtdijk.
Op 7 maart 1887 wordt tot de volgende
bijzondere uitgaven besloten:
- aan L.E. Bosch en Zoon te Utrecht wegens
geleverd materiaal in 1886 ten dienste der
verkiezingen f 3,20;
-  aan C.W. van Oostrum te Haarzuilens
wegens geleverde benodigdheden bij de
verkiezingen in 1886 f 30,—;
-  de gemeente-secretaris te machtigen tot
betaling van arbeidslonen enz. inz^e de
brand ontstaan op 30 juli 1887 op de hofste-
de bewoond door G. van der Meer.
Op 23 mei 1887 wordt per I juni eervol
ontslag verleend aan de heer A.J.C. Frans
als Gemeente-Geneesheer te Haarzuilens,
terwijl op 25 mei per 15 juni de heer B.
Smits, arts te Culemborg in deze vacature
wordt benoemd. Maar daarmee is deze
vacature nog niet vervuld, want op 22 juli
deelt de burgemeester mee, dat de heer B.
Smits heeft bericht - wegens behoeming in
Bunnik - zijn functie in Haarzuilens niet te
kunnen aanvaarden. Wethouder Van Schaik
deelt daarop mee, dat de ons bekende arts
Nuijens uit Harmeien bereid is deze functie
wederom als waarnemend per 15 augustus
op zich te nemen. Aldus wordt besloten.
Rijksveldwachter Van Arkel
Voorts stelt de burgemeester in deze verga-
dering voor, om aan de te Harmeien gesta-
tioneerde Rijksveldwachter Van Arkel een-
gratificatie van f5,— toe te kennen „met het
oog op de onlangs door hem gedane opspo-
ring van den dader van den ten nadeele van
C. den Hartog alhier gepleegden diefstal
eener geit". Verschillende leden verklaren
zich tegen het verlenen van een gratificatie
omdat de Rijksveldwachters voor dergelijke
diensten hun traktement genieten. Zij ma-
ken er de burgemeester tevens opmerkzaam
op, dat het toezicht van de Rijkspolitie in de
laatste tijd wel wat te wensen overiaat en het
getal landlopers en bedelaars gaandeweg
toeneemt. De voorzitter zegt toe de nodige
maatregelen te zullen nemen tot verbe-
tering.
Rekeningen en begrotingen
Het gemeentelijke budget beloopt jaarlijks
ruim f 2000,— aan inkomsten en uitgaven.
Ta wordt op 31 juli 1882 de gemeentere-
kening 1881 vastgesteld met aan ontvang-
sten f 2149,15 en uitgaven f 2087,55. Na
jaarlijks ongeveer dezelfde budgetten te
hebben vastgesteld wordt op 12 augustus
1887 de rekening 1886 vastgesteld: ont-
vangsten f 2181,05, uitgaven f 2094,09. Op
7 oktober 1887 wordt besloten in de begro-
ting 1888 (f 2548,91) de kosten van „on-
derstand, strekkende tot bedeeling van M.
Schuilenburg ad f 1,— per week te beëindi-
gen". De laatste raadsvergadering van dat
jaar vindt plaats op 20 november 1887. Pas
op 8 februari 1888 zal de raad weer bijeen-
komen.
Onze zoektocht naar gegevens over reacties
van de bewoners van het oude dorp
Haarzuilens op de restauratie en de afbraak
van het dorp heeft tot nu toe in feite niets
opgeleverd. De vraag is of de beschrijving
op perkament van de mine van Kasteel de
Haar in 1885/1886 enig verband houdt met
de restauratieplannen. Feit is echter, dat dit
geen aanleiding heeft gegeven tot een
belangrijke discussie is de raad. De bouw-
heer is inmiddels wel getrouwd (1887),
waaraan in de raad ook geen enkele aan-
dacht is besteed. Of zou de beschrijving op
perkament een huwelijkscadeau van de
gemeente Haarzuilens aan het jonge paar
zijn geweest, met de bedoeling de aandacht
op de bouwval te vestigen en een restauratie
te bevorderen? Het onderzoek gaat voort.
Wordt vervolgd.
volstrekte meerderheid heeft behaald wordt
besloten bij vrije stemming eerst uit te
maken, wie van de twee laatstgenoemde
leden met eerstgenoemd lid in herstemming
zal komen. Er worden 5 stemmen uitge-
bracht op A. van Schaik en 2 op W. van
Oostrum, zodat de herstemming moet
plaatsvinden tussen de leden J. Vulto en A.
van Schaik. Bij deze stemming worden op
A. van Schaik 4 en op J. Vulto 3 stemmen
uitgebracht, zodat A. van Schaik met vols-
trekte meerderheid van stemmen is gekozen.
In de vergadering van 5 maart 1886 her-
denkt de burgemeester met leedwezen het
overleden op 11 febiruari van het lid H.
Miltenburg. Voorts wordt nog de volgende
opmerkelijke uitgave goedgekeurd: aan
Pieter van Lint, „veldwachter dezer
gemeente te Vleuten, wegens belooning tot
inzameling van gelden in de Provincie
Utrecht ten behoeve van H. van Putten".
Wie deze Van Putten was en waarom de
inzameling van gelden nodig was, is mij
niet bekend. De veldwachter was geboren in
1816 en had als soldaat gediend. Hij was
getrouwd met Anna van Ingen. Hij had een
tractement van f 50,- plus een toelage van
f 20,- voor kleding en van f 13,- voor huis-
huur. Zijn collega was Petrus van Loo,
geboren in 1810 en gepensioneerd onderof-
ficier. Hij was gehuwd met Sara Jacoba
Veerman.
Op 14 april 1886 moet de burgemeester
opnieuw het verlies van een raadslid her-
denken, en wel het overlijden van W van
Oostrum. Dat betekent, dat nog slechts 5
raadsleden resten: A. van Schaik, W van
Kooten, J. Vulto, J. de Goeij en R. van Nes.
In deze vergadering wordt per 1 mei ontslag
verleend aan J. Maats te Vleuten als, en
wordt A.J.C. Frans, geneeskundige te
Wervershoof, benoemd tot Gemeente-
Geneesheer. Besloten wordt tot herziening
van de Plaatselijke strafverordening i.v.m.
de invoering van een nieuwe Wetboek van
Strafrecht. Tenslotte wordt J. van Wijk als
raadslid toegelaten, gevolgd op 11 juni door
G. van der Meer. Op 16 juli wordt J. de
Goeij tot wethouder benoemd in de vacatu-
re H. Miltenburg. Als leden van het Collegie
van Zetters worden, wegens aftreden van
G.J. van Berkestijn en vertrek van J.
Rietveld naar Loenersloot, benoemd: G.J.
van Berkestijn, J. de Goeij, G. van der Meer
en J. van Wijk. Op 9 augustus 1886 biedt de
heer J. Vulto zijn ontslag aan als lid van de
gemeenteraad.
De Groenelaan
In de vergadering van 1 oktober 1886 wordt
naar aanleiding van de begroting 1887
geadviseerd „het gras op de weg, genaamd
de Groenelaan, lopende van de Vleuten-
scheweg door het Haarpad tot aan den
Thematerweg publiek te verpachten en dien
weg gedeeltelijk te bepoten". Op 7 maart
Literatuur en bronnen
Gemeentearchief Vleuten-De Meem.
Gids voor het kasteel van Haarzuilens en omstreken.
Genootschap Architectura et Amicitia, Kleinmann en
Co Haarlem 1898.
Monique van Essen, Oude dorpsbewoners vertellen,
Tijdschrift Hist.Ver. Jg. 4, nr 1, april 1984.
Dr. D.W. Gravendeel, Dorpspompen in Vleuten-De
Meem, Tijdschrift Hist.Ver. Jg.7, nr 3, september 1987.
Dr. D.W. Gravendeel, Het oude dorp (Haarzuilens
omstreeks 1880), Tijdschrift Hist.Ver. Jg. 8, nr 4,
december 1988.
J.F.K. Kits Nieuwenkamp, Haarzuilens in oude ansich-
ten, Europese Bibliotheek Zaltbommel, 1995.
-ocr page 54-
59
Op zoek naar Fletione
door J.H. J. Joosten
Op een historisch document van de eerste orde, de ,,Tabula Peutingeriana", komt tussen Lauri en Levefanum de naam
Fletione voor (afb. 1 voorpagina). Zou het kunnen dat de naam Vleuten, in archieven uit de twaalfde eeuw Floeten,
Flutene en Fletene, afkomstig is van het Romeinse Fletione i)? Etymologisch zou het kunnen, maar de gangbare opvat-
ting is toch dat Fletione een verschrijving is van Fectione en in Vechten een gehucht bij Bunnik gezocht moet worden
(afb. 2). Zelfs in ons eigen Kabinet in De Meern hangt een overzicht waarop dezelfde opvatting is afgebeeld. Hoewel
veel historici vraagtekens zetten 2) komen we de opvatting Fletione=Vechten ook vaak zonder vraagteken tegen. In het
boek ,,De Romeinse rijksgrens, Tilmann Bechert en Willem J.H. Willems", schrijft Saskia van Dockem: „De vondst van
een altaar, gewijd aan de godin Viradecdis doorTongerse schippers die in Fectione verbleven, leidde in 1869 tot de con-
clusie dat de locatie gekoppeld kon worden aan de naam Fletione op de kaart van Peutinger. Die geldt sindsdien als
een verschrijving". Sinds 1869 is er veel kennis bijgekomen over het landschap en de Romeinse aanwezigheid in ons
land en misschien moet bovenstaande opvatting herzien worden. In dit artikel wordt onderzocht of het Castellum op de
,,Hoge Woerd" bij De Meern niet een betere kandidaat is voor het Romeinse Fletione en het nabij gelegen Vleuten deze
naam heeft geërfd. Me\ de Tabula Peutingeriana in de hand, het „Itinerarium Antonini" in de achterzak en enkele
duidelijke uitgangspunten in het hoofd gaan we langs Maas en Rijn in het laat-Romeinse Germania Secunda op reis op
zoek naar Fletione. Daar aangekomen kunt u zelf oordelen waar het ligt!
ïl
\litt\0
f^^^iisïï;^":
.T^i
!^
. t\"<-<^Sl^ .'^'
I '-'jt''!"'?
■::fê
Cinurafo
lH(Hmftnucum..-vw..             A^B
.C»(utt«'
,1 n,.r„.ro.K(aumV ' r.m. '^^^I^ Sf»^cia7*             '         ■-----
.Atv
»«>*., lïfi.-rtlUV.
T Carvo (Kesteren) Nouiomagus
Leucfanum (Rijswijk)
Lugdunum (Katwijk)
Matilo (Leiden-Roomburg)
Lflurum (Woerden)
Nigrum Pullum (Alphen-Zwammerdam)
Practorium Agrippinae (Valkenburg)
Mbanianae (Alphen aan den Rijn)
Fectio (Bunnik-Vechten)
Gastra Herculis
Afb. 2 Uit: De Romeinse rijksgrens
De Werkwijze
Naast de Tabula Peutingeriana (verder af-
gekort tot TP), een Romeinse reisgids of
kaart, is er geen andere bron bekend waar-
in Fletione voorkomt. Wel is er een 3de
eeuwse bron, het Itinerarium Antonini, een
reisboek geschreven door een Romeins
officier, waarin veel plaatsen voorkomen
die ook genoemd worden in de TP met
hun onderlinge afstanden. Weinig litera-
tuur heb ik kunnen vinden over de inter-
pretatie van de TP, H. Hettema schrijft in
1938 in zijn boek „De Nederlandsche
wateren en plaatsen in den Romeinschen
tijd", een hoofdstuk over de wegen en
komt tot een schetskaart, maar hij had nog
lang niet die gegevens waarover we nu
kunnen beschikken. Veel moest worden
verklaard uit verschrijvingen of door mille
passum (1500 m) in plaats van leuga (2220
Tl) te nemen en dan kan veel wat niet lijkt
te kloppen recht worden gepraat.
Duidelijke uitgangspunten ontbreken.
Nog veel sterker geldt dit voor het boek-
je ,,Willibrord, apostel van Noord-
Frankrijk", uitgegeven door de Stichting
Albert Delahaye, waarvan de omslag
een ge-deelte van de TP afbeeldt. De in
1987 overleden archivaris en historicus
A. Delahaye identificeert de Renus van
de TP niet met de Rijn maar met de
Schelde en ziet Fletione en de andere
aan de Rijn gelegen plaatsen in Frans
Vlaanderen liggen. De vernuftige uit-
gangspunten, zoals het omdraaien van
de noord-zuidoriëntatie lijken me toch
weinig gefundeerd. Ze passen niet in het
grotere geheel van wegen en rivieren"
op de TP.
Meer had ik aan de boekjes Museum-
stukken II, de Tabula Peutingeriana uit-
gegeven door de vereniging vrienden van
museum Ram. In het ene wordt een 16de
eeuwse kopie van de TP in zijn geheel
afgebeeld en in het andere geeft P. Stuart
een commentaar; betrekkelijk recent
1991. Hij schrijft over Fletione het vol-
gende:
,.Het cijfer achter Lauri is op het ori-
gineel niet goed leesbaar doordat er een
gat is gekomen. Maar blijkens de gravu-
re uit 1598 is dat getal XIL Dat brengt
ons in het ten oosten van Utrecht gelegen
Vechten (gem. Bunnik). Op de tabula heet
dat Fletione. De overeenkomst in klank
heeft wel eens tot de opvatting geleid dat
dit Vleuten (ten westen van Utrecht) zou
kunnen zijn. Jammer (en merkwaardig)
ge-noeg staat Utrecht zelf er niet op. Was
dit wel het geval geweest dan bestond het
probleem niet. In het Itinerarium Anto-
nini wordt Utrecht wèl genoemd: Traiecto.
Fletione moet een verschrijving zijn van
Fectione, de naam die sinds 1869 bekend
is door de inscriptie op een stenen monu-
-ocr page 55-
60
sche gronden gedateerd in de twaalfde of
begin dertiende eeuw. Het is echter een
kopie die, waarschijnlijk via eerdere af-
schriften teruggaat op een kaart uit de laat-
Romeinse tijd. Deze was op haar beurt
gebaseerd op een wereldkaart die tijdens
de regering van keizer Augustus omstreeks
het begin van onze jaartelling werd ver-
vaardigd en bestemd was om te Rome in
een zuilengang te worden aangebracht. De
kaart is bijgehouden tot in de vierde eeuw.
Let op de naam Constantinopolis: „Con-
stantijnstad", die omstreeks het jaar 330 de
oude naam Byzantium verving (afb. 6). De
ment dat daar ter ere van de godin
Viradecdis was opgericht. Na Nijmegen
is Vechten de rijkste vindplaats van
Romeinse oudheden in ons land. Op
grond daarvan had het best een vignet
mogen hebben. Maar daarin is de tabula
nu eenmaal niet consequent."
Er worden vraagtekens gezet. Vleuten
wordt als mogelijkheid genoemd. Maar
Vechten wordt op grond van de afstand van
XII leuga tussen Fletione en Lauri waar-
schijnlijker geacht. Wel wordt de klank-
overeenkomst opgemerkt.
We zullen zelf om meer duidelijkheid te
krijgen op onderzoek moeten gaan. Er die-
nen zich dan vier onderzoeksvelden aan
die in hun onderlinge samenhang moeten
worden bekeken. Daaruit volgen een aan-
tal uitgangspunten waarmee we verder
kunnen gaan. De onderzoeksvelden zijn:
de interpretatie van de TP, het landschap,
de archeologische gegevens en de histori-
sche achtergrond.
De Tabula Peutingeriana (TP)
De enige bron waarin Fletione vermeld
staat is de Tabula Peutingeriana. De TP is
een uit oorspronkelijk 12 aaneen gelijmde
stukken perkament bestaande kaart van het
hele Romeinse Rijk van Engeland tot India
en van de Rijn en Donau in het noorden tot
de Sahara in het zuiden. Het eerste seg-
ment met Engeland en Spanje is verloren
gegaan. Nederland staat er gelukkig nog net
op wat nu het eerste segment is. De kaart
meet 35 bij 675 cm en kon in opgerolde
toestand worden meegenomen (afb. 3). Het
Afb. 4
(afb. 4). We reizen hier kennelijk naar
Rome, want er staat niet: „vanaf hier". De
TP dateert dus in ieder geval van na 200.
Bij Rijswijk is een mijlpaal gevonden uit
250 waarop de afstand in leuga staat aan-
gegeven; helaas is niet meer leesbaar hoe-
veel (afb. 5). De TP wordt op paleografi-
Afb. 6 Constantijnstad.
TP is al eind zestiende eeuw gekopieerd. De
grote waarde van deze kopie is dat nadien
onleesbaar geworden getallen hierop nog
wel goed leesbaar zijn. In museum Kam
wordt een van de kopieën bewaard die ik bij
mijn onderzoek gebruikte. In het boekje
„Museumstukken II, Tabula Peutingeriana"
is de kopie toegankelijk. De tweede bron
waaruit we kunnen putten is het Itinerarium
Antonini (afgekort tot IA). Het IA is
geschreven door een Romeins militair in de
derde eeuw. In dit reisboek staan de afstan-
den tussen de plaatsen in leuga en de in die
plaatsen gelegerde legerafdelingen. Het is
helaas niet overal evengoed leesbaar.
Fletione staat er niet op maar wel in de buurt
aan de zelfde weg gelegen plaatsen. We zul-
len waar mogelijk het IA gebmiken als een
soort second opinion.
Het Landschap
In Nederland hebben de rivieren en de zee
een enorme invloed gehad op het land-
schap (afb. 7). De onbedijkte rivieren ver-
anderden soms van bedding en ook binnen
hun stroombedding meanderden ze. De zee
had vrij spel. Grote hoeveelheden zand
werden aangevoerd dan we weer wegge-
slagen. De Zuid-Hollandse kust lag tot en-
kele kilometers verder in zee. De eilanden
zijn helemaal niet meer te herkennen. In
één estuarium, het Helenium, mondden
Scaldis (Schelde), Patavus (Maas), Wahalis
(Waal) en de met de Hollandse IJssel
Afb. 3 De Peutingerkaart als boekrol en
daaronder een hedendaags kaartje.
zal duidelijk zijn dat de noord-zuid afstan-
den sterk verkleind zijn en we geen enkele
conclusie uit de schaal mogen trekken. De
afstanden staan er wel bij en die worden in
Gallië waartoe ook onze regio behoorde,
gemeten in leugae, ongeveer 2220 m. We
spreken dan ook liever van een tabel dan
van een kaart. De afstanden werden voor
het jaar 200 bemeten in mille passum, dui-
zend dubbelpassen de Romeinse afstands-
maat, ongeveer 1500 m. Bij het Franse
Lyon, Lugduno, geheten staat het op de
kaart: „usque hic leugas", tot hier leugae
Afb. 5 Mijlpaal van Rijswijk (Z.H.) met
inscriptie ter ere van keizer IVaianus Decius,
opgericht in het jaar 250. Op de onderste
regel staat de lengtemaat: leug(a
ofoe). Rijks-
museum van Oudheden te Leiden.
-ocr page 56-
61
nederz«lting laat-Romeinse tpjd
militaire nederzetting laat Romeinse t |d
begraving iasl-Romeinse i jd
nederzetting volksverhuiz ngsmd
begraving voiksverhuizingst |d
nederzetting vroege middeleeuwen
begraving vroege middeleeuwen
laaT-Romemse tijd en volksverhu z ngst |d
op dezelfde vindplaats
Afb. 7 Laat Romeinse tijd en begin vroege middeleeuwen (270-500 n.C.)
samengevloeide Lek uit. De Renus (Rijn)
stond er, achter de duinen om, ook mee in
verbinding via de deels gegraven Corbulo-
gracht. Ceasar schrijft er over in „De bello
Gallico": „De Maas.... en nadat zij een deel
van de Rijn ontvangen heeft dat Waal heet
vormt het eiland van de Bataven en mondt
niet verder dan 80 Mille Passum (120 km)
uit in de oceaan".
2000 BP
Ook Tacitus schrijft iets over het Hele-
nium: „Er werd een ruimte als van een zee-
vlakte gekozen, nl daar waar de mond van
de Maas de Rijnstroom in de oceaan stort".
Bovenstaande citaten geven de toestand in
het begin van de jaartelling ween De TP
dateert van meer dan drie honderd jaar
laten En er kan veel veranderen in drie eeu-
wen. Zo onstonden Lek en Hollandse
Ussel in die periode. Maar ook door ingrij-
pen van de mens veranderde het landschap
toen al. De rivieren waren sterker gaan me-
anderen door de ontbossing stroomop-
waarts (afb. 8). Aardig om te zien op deze
afbeelding is dat de Maas ten zuiden van
Lith stroomt. Bij Lith-Kessel zijn funda-
menten van een laat-Romeins bouwwerk
gevonden, waarover laten
De mate waarmee de rivieren kronkelen
is belangrijk omdat de wegen in onze
gebieden vaak alleen mogelijk zijn op de
oeverwallen of op oude stroomruggen. Van
nature heeft de Rijn in onze streken een
kronkelfactor van 1,5 3). De wegen in Ne-
derland zullen dan ook op sommige plaat-
sen langs de rivier tot 50% langer kunnen
zijn dan de afstand hemelsbreed.
1000 BP
^^^^^^^^^^^jGorinchern^^
^^Wjtl^^f
caltbommelC^ ^I^ A
■■t<?ï' ^^.
, ,:j^ .
.,,»r '^ a'^ ^^
£f ■ "^
o
o f Dussen
^
oR J
0 ^^
^wTTÜ^^^rf^
'^
1 Donken
1 Dekzand
0
5 km
i
[:ö:
|:-v^
Dekzandruggen
Actieve riviersystemen | - | Oudere riviersystemen
Veronderstelde rivierloop m IHuidige Waai en Maas
Riviersystemen van de Maas in en rond de Bommelerwaard (naar Weerts & Berendsen 1995). (a) 2000 BP, (b) 1000 BP,
Merk op, dat de meanderlengte van de rivieren is toegenomen als gevolg van een grotere piekafvoer.
Afb. 8 De toename van de meanderiengte is geïnterpreteerd als een „toename van de piek-
afvoer die waarschijnlijk het gevolg is van de ontbossing en ontginning in het boven-
stroomse deel van het stroomgebied". (Berendsen „De vorming van het land" 1996).
Afb. 9 Loop van de rivier de Rijn door
Utrecht rond het jaar 1000.
-ocr page 57-
62
Het meanderen van de rivieren is er de oor-
zaak van dat de loop van de rivieren moei-
lijk te reconstrueren is, ze ploegden hun
eigen bedding telkens om waarbij ook spo-
ren van wegen vernietigd werden. Vooral
in de zandige ondergrond in het midden en
oosten van de provincie Utrecht is dit het
geval. In Utrecht zelf is uit het stratenplan
nog enigszins de loop van de Rijn te recon-
strueren (afb. 9) maar tussen Utrecht en De
Meem is het zeer moeilijk. Er is daar ook
geen restgeul meer (afb. 10). We zullen dus
meestal niet de wegen zelf terugvinden,
maar wèl, daar de rivier binnen de stroom-
rug meandert en we ongeveer de kronkel-
factor kennen, de vermoedelijke weglengte.
De archeologie
De namen die in de TP voorkomen zullen
meestal in de 4de eeuw, de tijd tot waar de
TP in ieder geval is bijgewerkt, betekenis
hebben gehad. In het boek de Romeinse
Rijksgrens uit 1995 vinden we een kaartje
die de laat-Romeinse situatie aardig weer-
geeft (afb. 11). Bij de interpretatie van de
Amersfoort
Drj «bergen
\S- ] Graafse stroomstelsel (G)
|-: ; :■ :1 Benschopse stroomstelsel |B|
Krimpensa stroomstelsel (K|
Linschotensa stroomstelsel IL)
Utrechtse stroomstelsel (U|
Afb. 10
O
viMnOTiM
JtwTwiMin »n toffwwn
\m
PMstoc«na tfitttingan
[B
Hcxildstad
E
St«d, vtnMrkW vtoua
\m
CuMttum
[iïï]
WtgvwilarUng
E
Wretvrtdt n»d*fxatllr)g
E
B#f7wdtf2s1UnQ
S
VlocWburoht
S
PTMtoctM LMtorum, S
S]
Viool
CE
Pibricw
SI
VMg
Afb. 11 Het laat-Romeinse grensgebied tussen Moezel en Noordzeekust.
Plaatsnamen 1. Andernach (Autunacum), 2. Bitburg (Beda), 3. Arlon (Orolaunum), 4. Jünkerath (Icorigium), 5. Zulpich (Tolbiacum),
6. Aachen (AquaeGranni), 7. Jülich Ouliacum), 8. Heerlen (Coriovallum), 9. Maastricht (TVaiectum), 10. Nijmegen-Valkhof (Noviomagus),
11. Bavay (Bagacum), 12. Famars (Fanum Martis), 13. Cassel, 14. Brittenburg, 15. Valkenburg, 16. Woerden (Laurum), 17. Vleuten-De
Meern, 18. Utrecht (Traiectum), 19. Maurik (Mannaricium), 20. Rhenen, 21. Driel, 22. Arnhem-Meinerswijk (Gastra Herculis),
23. Huissen, 24. Rossum, 25. Ewijk, 26. Kessel, 27. Cuijk(CeuIum), 28. Heumensoord, 29. Asperden, 30. Qualburg (Quadriburgium),
31. Kalkar-Altkalkar (Burginatium), 32. Xanten ('lVice(n)sinia(e)), 33. Moers-Asberg (Asciburgium), 34. Krefeld-Gellep (Gelduba),
35. Neuss (Novaesium), 36. Monheim-Haus Bürgel, 37. Dormagen (Durnomagus,) 38. Köln-Deutz (Divitia), 39. Bonn (Bonna), 40. Remagen
(Rigomagus), 41. Rheinbrohl, 42. Engers, 43. OostVoorne, 44. Westerschouwen, 45. Domburg, 46. Aardenburg, 47. Brugge,
48. Oudenburg, 49. Marquise?, 50. Boulogne, 51. Etaples, 52. LeCrotoy, 53. CapHornu, 54. Lottum, 55. Blerick, 56. Heel, 57. Stokkem,
58. Brühl-Villenhaus, 59. Hüchelhoven, 60. Hulsberg, 61. Oreye-Bergilers, 62. Braives (Perniciacum?), 63. Taviers, 64. Cortil-Noirmont,
65. Liberchies I en H (Geminiacum), 66. Morlanwelz I en U, 67. Givry, 68. Bermerain, 69. Courtrai (Cortoriacum), 70. Echternach.
-ocr page 58-
63
Afb. 12 Possible late-Roman military and/or fortifïed sites in the eastern river area. Left the situation before and right that after C. AD 350.
minor fortification
major fortification
route
239. Ewijk, 315. Wijchen, 403. Valkhof, 391. Heimersoord, 499. Cuyk, 460. Qualburg, 466. Asperen, 126. Meinderswijk, 123. Driel.
(uit: Willem J.H. Willems/Romans and Batavians).
deze grens met succes verdedigd door
legioenen en hulptroepen die gelegerd
waren in een reeks forten langs de rivier. In
de tweede helft van de derde eeuw braken
Germaanse volken door de limes heen en
bezetten tijdelijk delen van Germania, de
noordelijke provincie van Gallië. Bijna
geen fort stond er na 275 meer overeind.
Vooral onder keizer Constantijn (301-331)
echter werd de orde hersteld, maar hoewel
er weer korte rustige perioden aanbraken
tijdens welke de grens weer stevig in
Romeinse handen was, werd de stabiele
situatie van enkele eeuwen eerder, de Pax
Romana, niet meer bereikt. De Romeinse
legioenen waren nu kleiner en mobieler en
werden meer in de diepte opgesteld langs
de wegen in kleine sterke forten: „De
burgi" (afb. 13). Niet alle castella en castra
gen. Zo kreeg de noord-zuidverbinding bij
Cuijk een nieuwe brug en talrijke verster-
kingen op regelmatige afstanden van el-
kaar. De beveiliging van de waterweg naar
Brittannië zal een belangrijke taak geweest
zijn van de langs de Rijn gelegen alae
(ruiterafdelingen), cohorten en de classis
Germanica (de vloot). De situatie toen lijkt
in de verte op de militaire situatie in de
jaren 1960-90 in Nederiand. De NTC (Ne-
derlands Territoriaal Commandant) was
toen verantwoordelijk voor het in stand
houden van de verbindingen over land,
water en spoor met de voor de Weser ont-
plooide legers van de NAVO. Men sprak in
die tijd van de LOC, de Lines Of Com-
munication.
Door de onrust en de hoge waterstanden
waren veel autochtonen uit het rivie-
rengebied weggetrokken en hadden hun
landbouwgronden onbewerkt achtergela-
ten. De ontbossing van de bovenloop van
de Rijn veroorzaakte veel overstromingen
en de rivier meanderde daardoor sterker.
Veel wegen die in onze lage landen op de
wat hogere oeverwallen van de rivieren lie-
f)en, zullen regelmatig verlegd en hersteld
zijn. In onze streken rukte het bos nu juist
weer op en bedekte de braakliggende
akkers. Het voedsel, vooral graan dat vroe-
ger hier verbouwd, werd moest nu uit
Brittannië met schepen worden aange-
voerd. In 359 vergezelde de Caesar zelf een
vloot van 6(X) graanschepen uit Brittannië
via de Rijn naar Germanië om de bijna
muitende legionairs te voeden 5). De be-
scherming van deze transporten zal een
belangrijke taak van de Romeinse militie
geweest zijn. In het havengebied bij de
monding van de Rijn zijn goed bescherm-
de graanopslagplaatsen, horrea, gevonden.
TP is het voorkomen van 4de eeuws mate-
riaal op de plaats van de vermoede lokatie
natuurlijk een sterke aanbeveling. Opge-
merkt kan worden dat op dit kaartje Vech-
ten niet maar Vleuten- de Meem wèl voor-
komt.
Een andere reconstructie van de laat-
Romeinse situatie vinden we in het onder-
zoek van W.J.H. Willems gepubliceerd in
Berichten van de Rijksdienst voor het oud-
heidkundig Bodemonderzoek uit 1984. Ik
heb deze als ondergrond gebruikt voor de
reconstructie van het wegenverloop bij
Nijmegen (afb. 19). Dat de militaire situ-
atie voor en na 350 nogal wijzigde, ziet u
op een afbeelding uit hetzelfde onderzoek
(afb. 12). Nijmegen speelde daarin na het
jaar 350 nog maar een ondergeschikte rol.
Een complicerende factor is dat laat-
Romeinse sporen in vergelijking tot de
midden-Romeinse veel minder vaak aan-
wezig zijn. Daarvoor zijn verschillende
oorzaken aan te geven. De totale periode is
korter en de Romeinse aanwezigheid min-
der intensief. Doordat de bevolking in die
tijd belangrijk minder groot was, tot min-
der dan 25% van de periode ervoor, zijn
ook de uit handel met de Romeinen ver-
kregen gebruiksvoorwerpen niet zo talrijk.
Juist de laatste sporen werden door erosie
of door menselijk ingrijpen het eerste
aangetast.
De laat-Romeinse situatie
Een reis wordt des te aardiger en interes-
santer naarmate we meer over de cultuur
en het landschap weten. Het is nu niet
anders. De noordgrens van het Romeinse
rijk, de limes, liep sinds 47 langs de Rijn.
Tot het midden van de derde eeuw werd
Afb. 13 Voorbeeld van een ,3urgus''.
van vroeger werden weer opgebouwd,
maar op de puinhopen verrezen vaak nieu-
we versterkingen uitgerust met ronde to-
rens. De nieuwe strategie vereiste meer
mobiliteit van de legioenen en dus een
goede infrastuctuur van land- en waterwe-
-ocr page 59-
64
De drukke scheepvaart eiste allerlei voor-
zieningen als: aanlegplaatsen, overslagfaci-
liteiten, betonningen etc. De schepen die
een geringe diepgang hadden waren tot 40
m lang en dat vereist manoevreerruimte. Ze
voeren met een weinig zeil en werden
geroeid, getrokken, gejaagd of geboomd
(afb. 14). Er bestonden zelfs gilden van
vaarlieden die bepaalde verbindingen ver-
zorgden 6). Misschien is het eerder genoem-
de altaar met Fectione erop door zo'n gilde
van Tongerse schippers neergezet. In de
burgi langs de wegen zijn ook voedselop-
slagplaatsen gevonden, kennelijk was het
anders niet veilig.
Afb. 15 Voorbeelden van „kronkelfactoren".
De uitgangspunten
Het probleem bij de interpretatie van de TP
is de veelheid van gegevens die in samen-
hang moet worden gecombineerd. Het
landschap speelt daarbij een cruciale rol.
Dit bepaalt hoe direct en recht de wegen
konden worden aangelegd. Langs de mid-
denloop van Rijn en Maas is dat redelijk
goed te overzien, maar in de benedenloop
veranderen de rivieren door meanderen en
stroomgordelverleggingen, hetgeen de
loop van de wegen beïnvloedt. Er zijn in
dit gebied bijna geen Romeinse wegen
teruggevonden en we moeten door een
nauwkeurige reconstructie van het land-
schap in de tijd dat de kaart gemaakt is en
de enkele geschreven bronnen die we heb-
ben, de loop van de wegen en de genoem-
de plaatsen op de TP zien terug te vinden.
Maar er zijn nog veel meer factoren. Hoe is
de maker aan zijn gegevens gekomen?
Voor wie is de kaart gemaakt? Voor
militairen, handelaren, voor controleurs
van de keizer, voor de koeriersdiensten of
voor reizigers. In welke tijd is de kaart
Afb. 14 Reconstructie van een Romeinse
platbodem waarvan de restanten zijn opge-
graven bij Zwanunerdam. Het schip is 4^ m
breed, 34 m lang en 1^ m hoog en had een
laadvermogen van 100 ton. (uit: „Op pad met
de Romeinen").
Onze reis gaat dus door, in onze streken,
dunbevolkte gebieden met een voor de
Romeinen licht vijandige bevolking. De
oude wegen die sinds de Pax Romana geen
onderhoud meer hebben gehad en langs de
rivieren mogelijk deels zijn weggeslagen,
worden weer hersteld. Over de oude struc-
tuur heen is in midden van de 4de eeuw
een nieuwe ontstaan die is aangepast aan
de veranderde eisen van beveiliging en
mobiliteit. Nadat we de gegevens hebben
gecombineerd in een aantal uitgangspun-
ten gaan we Fletione benaderen via twee
kanten. Eerst vanaf Rigomagus langs de
Rijn, de limes langs en vervolgens langs de
Maas om daarna via Lugduno de Rijn
stroomopwaards te volgen en Fletione van-
uit het westen te benaderen.
gemaakt? Wat betekenen de symbolen
zoals de vignetten en knikken. Hoe is er
afgerond? Naar beneden, naar boven of is
er doorgeleid. Welke plaatsen zijn opgeno-
men? Kruispunten, aanlegplaatsen van
schepen, belangrijke militaire steunpunten,
plaatsen op de grenzen van provincies
etc... Lang niet al deze vragen zijn te beant-
woorden. Om tot een duidelijke analyse te
komen zullen er keuzes gemaakt moeten
worden. Deze heb ik geformuleerd in een
aantal uitgangspunten.
-   Om greep te krijgen op de invloed van
het landschap op de weglengte heb ik de
kronkelfactor gedefinieerd als de werkelij-
ke weglengte gedeeld door de afstand
hemelsbreed. Een kronkelfactor van 1,13
betekent dan dat de weg 13% langer is dan
de verbinding hemelsbreed. Door vergelij-
king van landschappen kunnen we de leng-
ten van de wegen voorspellen (afb. 15).
-   De kaart, in ieder geval ons deel, is
gemaakt in de laat-Romeinse tijd tussen
325 en 375. De laat-Romeinse aanwezig-
Noviomngus (Nijmegen) T Burflinatium (Altkalkar)
Harenatium (Kleef-Rindem)
Vetera (Xanten-Birten) T Nouaesium (Neuss)
Asciburflium (Moers-Asberg)
Gastra Herculis (Arnhem-Meinerswijk)
Afb. 16
ColoniaTraiana (Xanten)
Agrip(p)ina (Keulen)
-ocr page 60-
65
The distribution of late-Roman settlements (AD 270- c. 425) in the eastem river area. 1. Pleistocene deposits, 2. floodbasin deposits and peat, 3, banlc deposits and pre-Roman channel zone deposits.
4. estimated channel deposits (meanderbelts) related to aciive river branches, major brooks, and some of the snall and in part still active fossil channels. 5. present day riveFchannels. 6. boundaries of
deposits, 7. reconstnicted boundaries of deposits, 8. fortified (military) settleinent and possible stronghold of unknown status, 9. small fort (buigus), 10. settlemenl.
Afb. 17 Reconstructie van de wegenloop op de Tabula Peutingeriana ± 350 N.C.
Romeinse Quadriburgio (Qualburg) wordt
niet genoemd. De kronkelfactoren passen
allen goed bij het landschap en de kleine
verschillen kunnen door afrondingen ver-
klaard worden. Alleen de XL tussen Vete-
ribus en Colo. Traiana is onbegrijpelijk. (Op
de voor de afbeelding 16 gebruikte kopie is
tussen Veteribus en Asciburgio de afstand
vergeten. Op het origineel staat XIII). Uit
andere bronnen is de ligging goed bekend.
Het IA vermeldt I leuga, samen met de V
leuga tot Burginatio percies gelijk aan de
VI die op een andere plaats in het IA
genoemd wordt als afstand tussen Veteri-
bus en Burginatio. De tot Arenatio ge-
noemde VI leuga brengen ons niet in die
plaats, maar tot een punt even voorbij het
al eerder genoemde Quadriburgio. Ik neem
aan dat daar de afslag naar Noviomagus
(Nijmegen) lag (afb. 17). Een eeuw eerder
Gallische leuga, ongeveer 2220 m. Opval-
lend is dat de opgetelde, de cumulatieve
afstanden goed kloppen. Niet altijd lijkt er
gemeten te zijn van plaats tot plaats, maar
tot een nabij gelegen kruispunt of afslag.
- Ik ga er vanuit dat de afstanden op de
TP op een enkele aperte verschrijving na,
juist zijn.
De Rijnroute naar Fletione
Vanaf Rigomagus (Remagen) tot Arenatio
(Rindem) is de weg goed bekend (afb. 16).
Veel stukken weg zijn teruggevonden. De
ligging van de wegen op het laagterras van
het Rijndal maakte een recht verloop mo-
gelijk. De aan deze weg in de TP genoem-
de plaatsen zijn de laatste jaren allen terug-
gevonden en hadden, op Arenatium na, een
laat-Romeins signatuur. Het duidelijk laat-
heid in ons land is kort en enkele malen
onderbroken en niet erg intensief geweest
in vergelijking met de midden-Romeinse
periode. Zeker het westen van Germania
Secunda was veel minder dicht bevolkt
dan tijdens de Pax Romana er zal dus ook
minder handel hebben plaats gevonden.
Het zal dan ook vaak moeilijk zijn laat-
Romeinse aanwezigheid aan te tonen met
munten en scherven.
-    De TP was in de eerst plaats een reis-
kaart. In ons land betekent dit dat ook de
waterwegen belangrijk zijn. Op de TP
genoemde plaatsen zullen naast kruis-
punten van wegen vaak ook aanleg-
plaatsen aan vaarwegen zijn. Door de
vorm en opzet komen de wegen naar
Rome er beter vanaf dan de dwarsverbin-
dingen.
-    In Gallië zijn de wegen gemeten in de
-ocr page 61-
66
*- iff—-i-s;--
-■ 1.2 *"i-1.3 J
T Caruo (Kesteren)
-i- 1.1 •"
1*4
i
^1^ 1.7 -
fll«uw«r&nii
Lugdunum (Katwijk) T Matilo (Leiden-Roomburg)                       
Laurum (Woerden)
Prartorium Aflrippinae (Valkenburg)             T Ni^nim Pulium (Alphen-Zwammerdam)
Aibaniotiüt (Alphen aan den Rijn)
Caruo (Kesteren)
Leuefanum (Rijswijk)
        t
( De Meem )
Afb. 18 De Rijnroute met jjcronkelfactoren".
zal de limesweg doorgelopen hebben langs
de Rijn richting Arnhem, maar de toestand
van de Waal en Rijn kan dit onmogelijk of
moeilijk gemaakt hebben. De Rijn ver-
plaatste zich naar het westen en de Waal
werd steeds breder terwijl ze beiden meer
meanderden. Ook kan door de militaire
situatie een meer zuidelijke route de voor-
keur hebben gehad (zie ook afb. 12). Voor
de hand ligt nu dat de weg de zuidelijke
Waaloever volgde via Noviomagus, Ad
Duodecimum(?) naar Grinnibus(Rossum).
Daar spreken echter twee dingen tegen. De
afstand tot Ceuclum (Cuyk) UI leuga, is
dan tekort en zou VI moeten zijn. De
afstand van Noviomagus via het onbeken-
de Ad Duodecimum langs de Waal naar
Grinnibus (Rossum) is te lang. Een kronk-
elfactor van 1,5 in dit gebied lijkt me te
veel. Er is echter een alternatief. De weg
liep langs Heumensoord (Malden) en
kruiste daar de belangrijke noord-zuidrou-
te. In Heumensoord is een laat-Romeinse
burgus gevonden, hetgeen zo dicht bij het
versterkte Ceuclum al duidt op iets bijzon-
ders. Vandaar liep de weg in zuid-westelij-
ke richting om de slecht begaanbare kom-
gronden heen en voegde zich bij Ad
Duodecimum bij de Waakoute, bij de 12de
leugapaal gerekend vanaf Noviomagus op
de oude weg. Ad Duodecimum betekent
bij de twaalfde. De XVIII leuga vanaf
Heumensoord naar Ad Duodecimum, dat
dan ergens te zuiden van Wamel komt te
liggen, levert een kronkelfactor op van
ruim 1,4, het gevolg van een omweg om
het moeras en het kronkelend verloop van
een zijtak van de Maas langs het laat-
Romeinse Wijchen. De oorzaak van deze
omleiding zou de slechte begaanbaarheid
van de Waalroute kunnen zijn. Maar ook
het feit dat het militaire zwaartepunt niet
meer bij Noviomagus lag maar zich naar
het zuiden naar Ceuclum verplaatst had.
Vanaf Noviomagus, waarvan ik verder
aanneem dat het kruispunt bij Heumens-
Vrijwel alle in de TP genoemde plaatsen
hebben laat-Romeinse sporen.
Via de Maas-route benaderen we Fle-
tione nog een keer en kunnen de uitgangs-
punten opnieuw getoetst worden.
De zuidelijke route langs de Maas
Bij de noordelijke route heb ik drie keer
aangenomen dat niet vanaf de plaats zelf
maar vanaf een nabij gelegen kruispunt af
afslag gemeten is: bij Rindem, Novioma-
gus en Castra Herculis, net als dat op
moderne kaarten het geval is. Bij de zuide-
lijke route komt zoiets ook voor bij Atuaca.
Gelukkig is de route daar beter bekend en
ondersteunen de TP en het IA elkaar.
We vertrekken uit de laat-Romeinse
stad Colonia Agripina met zijn prachtige
stenen brug die de zojuist afgebouwde ves-
ting Devitia, met zijn voor die tijd typische
ronde torens, met de stad verbindt. De weg
naar Coriovallis (Heerlen) via luliaco (Jü-
lich) is recht en de kronkelfactor van 0,96
op het gedeelte tot luliaco is door een
afronding te verklaren. Anders is het op het
gedeelte tussen Coriovallio en Atuaca
(Tongeren). De XVI leuga zijn onvoldoen-
de om Atuaca te bereiken - zelfs als we
aannemen dat de weg kaarsrecht is - en we
komen in een punt dat III leuga ten noord-
oosten van Tongeren ligt, als we rekening
houden met een kronkelfactor van 1,1
gezien het heuvelachtige landschap en een
lichte omweg over de brug bij het laat-Ro-
meinse Maastricht. Dit is in perfecte over-
eenstemming met de afstand naar Pemaco
(= Pemiciacum =Braives? zie afb. 11) die
anders precies die 3 leuga te kort zou zijn.
De TP is kennelijk niet bedoeld als
detailkaart waarop lokaal precies de
wegensituatie is afgebeeld. Dit leidt ertoe
dat kmispunten genoemd worden naar de
nabij gelegen plaats.
Vanaf het kruispunt bij Atuaca gaan we
langs de linker Maasoever via Feresne en
oord bedoeld wordt, gaat de weg verder
naar het noorden langs de in onbruik
geraakte legerplaats en amfitheater om bij
de laat-Romeinse versterking bij het
Valkhof de Waal over te steken. Even voor-
bij Eist lag de afslag naar Castra Herculis,
een belangrijke Romeinse versterking in
die tijd. Ook hier wordt niet tot de plaats
zelf gerekend, deze ligt 2 leuga van de
afslag, maar tot het kruispunt. Vandaar
volgt de weg de zuidelijke Rijnoever langs
Caruone (Kesteren) naar Levefano (Rijs-
wijk, tegenover Wijk bij Duurstede in Gel-
derland (afb. 18). De kronkelfactoren zijn
in overeenstemming met het landschap: 1,3
en 1,2. Nu wordt het spannend. Na
Levefano is het XVI leuga = 36 km naar
Fletione. Vechten bij Bunnik ligt op 15 km
en dat levert een kronkelfactor op van 2,4.
En zelfs bij de hevig kronkelende Kromme
Rijn is dat te veel, temeer daar er een goede
andere route is over de erlangs gelegen ou-
de stroomrug waarop vele Romeinse vond-
sten gedaan zijn (zie afb. 10). Een kronkel-
factor van 1,2 lijkt beter te passen op het
traject tussen Rijswijk en Utrecht. Hoewel
Utrecht niet genoemd wordt op de TP
neem ik aan dat de weg door Traiectum
loopt. Tussen Utrecht en de Meem is er
geen oude stroomrug en moet een kronkel-
factor van zeker 1,3 verwacht worden. De
afstanden, hemelsbreed, Rijswijk-Domto-
ren en Domtoren-De Meem van 22 en 7
km geven het volgende rekensommetje
voor de verwachte weglengte: „22x1,2 +
7x1,3 = 35,5 km". En dat is precies XVI
leuga!
Voorlopige conclusie na deze tocht kan
zijn, dat de TP op een onbegrijpelijke xL
na tussen Veteribus en Colo.Traiana, een
betrouwbare reisgids geweest is. Bij Are-
natio, Noviomagus en Castra Herculis is
niet gemeten vanaf het centrum maar vanaf
een nabij gelegen kruispunt. Alle afstanden
zijn correct als we aannemen dat Fletione
in De Meem gezocht moet worden.
-ocr page 62-
67
liggende Lugduno pakken we de Rijnroute
weer op en benaderen we Fletione vanuit
het westen.
Conclusie na deze reis. Er is geen enkele
reden om te twijfelen aan de in de TP ge-
noemde afstanden. Laat-Romeinse sporen
ontbreken soms. Bij Atuaca is gemeten van-
uit een nabij gelegen kruispunt. De kronkel-
factor van de wegen langs de rivieren kan
flink oplopen, tot zeker boven de 1.3.
re van gemaakt (afb. 20). Hét vierkante
grondplan in het midden is een horreum,
een graanopslagplaats, een aanwijzing voor
een laat-Romeinse aanwezigheid. In de
vierde eeuw was er een levendige handel in
graan uit Brittannië. Misschien door de ont-
volking van dit gebied, die in de late derde
eeuw was ingezet, waren de Romeinen
afhankelijk geworden van voedselimporten.
Langs de oeverwallen van het estuarium
van de Rijn brengt de weg ons n leuga ver-
der bij Pretorium Agrippine. Op de TP voor-
zien van een vignet dat meestal gebruikt
wordt bij badplaatsen, het was op de zandi-
ge stranden wellicht goed toeven. De vele
kreken die hier uitkomen waren goede in-
steekhavens en geschikt voor allerlei andere
havenactiviteiten. Ook hier weer twee hor-
rea uit de laat-Romeinse periode. We gaan
verder langs de oever naar Matilone lU
leuga verder Matilone ligt op het punt waar
de fossa Corbulo in de Rijn uitkomt. Dit
vroeg-Romeinse kanaal vormde samen met
natuurlijke waterlopen een verbinding met
het Helenium en mondde ergens bij het hui-
dige Vlaardingen uit. Daar lag Flenio zoals
we eerder gezien hebben. We komen nu in
het veen. De weg volgde hier nauwkeurig
de smalle zuidelijke oeverwal en had nood-
zakelijk een slingerend verioop 8). Vijf leu-
ga verder komen we in Albamanis, het hui-
dige Alphen. Na Albamanis volgt Nigropul-
lo, Zwammerdam, Il leuga verder. In de
derde eeuw nog waren hier veel havenacti-
viteiten, er zijn heel wat boten opgegraven
en een beschoeiing. Laat-Romeinse vond-
sten zijn hier nog niet gedaan. Fletione komt
in zicht, maar eerst nog V leuga verder Lau-
ri! Vijf leuga is ongeveer 11 km en dat
brengt ons in Nieuwerbrug en niet in Woer-
den. Er zijn in Bodegraven en in Woerden
vondsten gedaan maar bij mijn weten niet in
Catualium naar Blarico. (Blerick) Voor de
eerste twee worden wel eens Stokkem en
Heel genoemd. Het laatste stuk langs de
Maas brengt ons in Ceuclum (Cuyk). Over
het hele traject is de kronkelfactor onge-
veer 1,2. We zien dat het reizen langs de
rivieren hier al een aanzienlijke verlenging
van de wegen ten gevolge heeft. We steken
over de mooie brug bij Ceuclum de Maas
over (afb. 19). Een brug met een lengte van
250 m! In Heumensoord bij de burgus
Afb. 19 Brug bij Cuyk (uit: „De Romeinse Rijksgrens").
Weer terug naar Fletione
Over het eerste deel van de weg van
Lugduno naar Fletione is iedereen het wel
eens. Er zijn zelfs hele stukken van de weg
teruggevonden. Van de kust tot Bodegra-
ven is het tracé door de restanten van
schelpgruis en grind in het veld goed te
volgen 7). Maar vanaf Bodegraven wordt
het onduidelijker, vooral vanaf Harmeien
is de Romeinse Rijn moeilijk te volgen. Ik
doe toch een poging want op dit deel moet
Fletione liggen.
We beginnen in Lugduno dat nu onge-
veer een kilometer in zee ligt. In de mid-
deleeuwen zijn bij zeer laag water de res-
tanten verschillende keren zichtbaar ge-
weest. Ortelius heeft er in 1581 een gravu-
slaan we linksaf richting Ad Duodecimum
waar we bij de twaalfde leugapaal van de
oude weg langs de Waal aankomen. Daar
linksaf naar Grinnibus (Rossum). We pas-
seren bij Lith-Kessel een versterking, die
misschien gebouwd is met resten van de 7
km verder te zuiden van de Maas gelegen
tempel van Empel. Steen was schaars in dit
gebied. In Grinnibus zijn resten gevonden
die duiden op een laat-Romeinse verster-
king. Hier naderden Maas en Waal elkaar
zeer dicht en hebbben mogelijk met elkaar
in verbinding gestaan. De rest van de
Maasroute is moeilijk te volgen. Vele rivie-
ren en zijrivieren moeten worden overge-
stoken (zie afb. 8). Verdelen we de kron-
kelfactor min of meer regelmatig over dit
gebied en houden we de noordelijke Maas-
oever en daarna de zuidoever van het
Helenium aan, dan ligt Caspingio ergens
ten zuiden van Gorinchem en Tablis ten
zuiden van Dordrecht in de buurt van 's-
Gravendeel. Flenio zal dan iets ten oosten
van Vlaardingen liggen bij Maassluis. Dit
levert op deze trajecten een gemiddelde
kronkelfactor op van ruim 1,3. Plaatselijk
kan die natuurlijk veel hoger zijn. In het
noorden van de Hoekse Waard, daar waar-
over de weg loopt, zijn Romeinse munten
gevonden. Een duidelijke laat-Romeinse
aanwezigheid is nog niet aangetoond, maar
misschien ook niet te verwachten gezien
de activiteit van de rivieren en de zee in dit
gebied. Vanaf Flenio komen we op bekend
terrein, het leefgebied van de Caninefaten.
Hun aantal is in deze periode waarschijn-
lijk sterk afgenomen. Om het moeras te
mijden loopt de weg over Poeldijk en
Rijswijk. In Rijswijk is de leugapaal
gevonden. De kronkelfactor van 1,1 is
weer in overeenstemming met het land-
schap. We komen aan in Forum Hadriana
(Voorburg). Via het op onbekende afstan-
RVINARVM ARC IS BRITANNICJt
Afb. 20 De Brittenburg, toen „Lugduno". Gravure door A. Ortelius (1581).
-ocr page 63-
68
Afb. 21 De vlaggetjes geven de afstand langs de Rijn vanaf Lauri (Nieuwerbrug) aan. (Icm = 1 km)
als in de zandige ondergrond bij Vleuten.
Eerst 7 km naar Woerden, Breeveld 3 km,
Harmeien 4 km, samen 14 km. We zijn over
de helft. In de Romeinse tijd was de Leidse
Rijn nog niet gegraven en we moeten nu
verder de oude loop van de Rijn volgen. De
loop van dit gedeelte van de Rijn is onzeker.
Globaal echter ligt in de loop vast (afb. 22).
Bij Harmeien 3 km naar het noorden naar
„de Wel", bij de ingang van het golfterrein
van Haarzuilen, 5 km naar het oosten tot de
bloemenveiling en vandaar 1,5 km naar het
zuiden tot de Hoge Woerd. Gaan we ervan
uit dat door het sterke meanderende verioop
een kronkelfactor van 1,3 een redelijke
schatting is dan is de afstand van de weg
van Harmeien tot de Hoge Woerd 9,5 maal
1,3 is 12,5 km. Samen met de 14 km tot
Harmeien 26,5 km. Dit komt goed overeen
met de kleine 27 km van de T.P. ! Met de
auto heb ik dit traject gereden en ik kwam
uit op precies 25 km.
Nieuwerbrug. Toch neem ik aan dat vanaf
hier verder geteld is. Wellicht was hier een
aanlegplaats of een ander markant punt. Nu
komt het moeilijkste deel de XII leuga naar
Fletione: een kleine 27 km. Hemelsbreed is
de afstand bijna 16 km hetgeen een kronkel-
factor van bijna 1,7 zal opleveren. We vol-
gen de route met de kaart ernaast ( afb. 21,
1 cm=l km). Op het eerste stuk is de loop
van de Oude Rijn niet zoveel gewijzigd. In
het veen meanderen de rivieren niet zo sterk
—^ 1. RUnloop ± 350 N.C.
9 .2. Late Uzer- en Rom. tijd
^ .3. Castellum op de Hoge Woerd en daarmee
verband houdende Rom. nederzetting
^ 4. Vroege Middeleeuwen
' —— 5. Romeinse weg
6. Huidige restgeul
y^////y//^j//j-r
Afb. 22 Reconstructie Rijnloop ± 350 N.C. tussen Harmeien en De Meern.
-ocr page 64-
69
Afb. 23 In juni 1993 werd bij de aanleg van
een veetunnel circa één kilometer ten zui-
den van de Rijlisweg A12, het proflei van
de Meerndijk en een oudere, circa 25 m
brede geul archeologisch onderzocht Het
oudste dijklichaam is deels opgeworpen op
de vfestelijke vulling van deze waterloop en
deels op de westelijke oever van deze
waterloop, die in de Romeinse tijd functio-
neerde. Mogelijk maakte men hierbij
gebruik van de klei van de top van de
opvulling van deze geul. De waterloop is op
het punt waar in juni 1993 de dwarsdoor-
snede is gemaakt, schijnbaar van natuurlij-
ke oorsprong. In ieder geval is de geul in
vrij korte tijd, op natuurlijke wijze dicht-
geslibd. Ten tijde van de ontginning in de
twaalfde eeuw was ze al niet meer in het
landschap zichtbaar, aangezien bij verka-
veling van het gebied er geen rekening mee
werd gehouden. Pas door de oxydatie van
het veen moet ze zichtbaar zijn geworden
om als „fundering" te dienen voor de aan-
leg van de in 1279 voor het eerst genoemde
Meerndijk. Nader onderzoek moet uitwij-
zen of genoemde waterloop, ook verder
noordelijk, richting De Meern, van natuur-
lijke oorsprong is. Een aantal aanwijzingen
doet vermoeden dat delen van deze voor-
malige waterloop gegraven of gekanali-
seerd zijn.
Fletione nader bekeken
Noten
1.  Vleuten De Meem. Geschiedenis en historische
bebouwing. Otto Wttewaal. Blz. 14
2.   Museumstukken II. De Tabula Peutingeriana,
commentaar. P. Stuart. Blz. 17
3.  Fysisch Geografisch onderzoek 1996 H.J.A.
Berendsen. Blz, 176-177.
4.  Berichten van de Rijksdienst voor oudheidkundig
bodemonderzoek 1984.
Romans and batavians.W.J.H. Willems. Blz.59.
5.  Zie noot 4 blz. 277.
6.  Römerwege 1992 ISBN 3-7165-0852-7
BenteU Verlag Bern. Blz. 100.
7.  Romeinse Rijksgrens 1995
Onder redactie van Tilman, Bechert en W.J.H.
Willems, Blz. 90.
8.  Zie noot 7. Blz. 89.
9.  Archeologische kartering Vleuten-Haarzuilens
Campagnes 1994-1995. Haarpad en omgeving.
E. Graafstal. Blz.25
Vondsten op de Hoge Woerd en op het
parkeerterrein bij de bloemenveiling aan
de Utrechtseweg duiden op laat-Romein-
se activiteiten. Op de hoge Woerd zijn
munten gevonden uit 330-340 en enkele
vierde- en vijfde-eeuw&e scherven. In
1993 is een waterloop aangetoond met
een enkele tweede en derde eeuwse
scherf. Deze gedeeltelijk gegraven water-
loop verbond mogelijk de Rijn met de
IJssel en deze stond weer in verbinding
met de Lek die in die tijd juist aan belang
begon te winnen. Mogelijk was er dus
scheepvaart van Levefanum naar Hetione
via deze „bypass", die de door sterke
kronkels slecht bevaarbare Rijn, de latere
Kromme Rijn, omzeilde. Dit verklaart
misschien tevens waarom Fectione en
Traiectum niet op de TP staan. Fletione
was dus misschien een knooppunt van
waterwegen. De waterloop die mogelijk
aanvankelijk is gegraven om het achter-
land te ontsluiten is • toen Lek en IJssel in
de laat-Romeinse tijd bevaarbaar werden
- gebruikt als verbindingskanaal. Er zijn
aanwijzingen dat de bewoning zich na het
vertrek van de Romeinen heeft voortgezet
op het terrein achter de bloemenveiling en
op de hoge Woerd. Langs een oude rest-
geul in de omgeving van het Haarpad is
een hele reeks van vroeg-middeleeuw-
se sporen aangetroffen uit begin zevende
eeuw en mogelijk eerder 9). Het is moge-
lijk dat de naam Fletione eerst overgeno-
men is door het gebied bij de bloemenvei-
ling en vervolgens, toen de bewoning zich
langs de hele rivier uitbreidde, aan het
hele gebied en tenslotte aan het dorp dat
zich midden in dat gebied vormde.
Hoewel er veel onzekerheden zijn en
er nog veel onderzoek gedaan moet wor-
den lijkt me dat Fletione eerder gezocht
moet worden in Vleuten, en ik bedoel dan
het castellum in de Meem, dan in Vech-
ten. Alle afstanden op de TP zijn in over-
eenstemming met het landschap. De hoge
kronkelfactor van 1,7 tussen Nieuwerbrug
(Lauri) en De Meem (Fletione) geeft,
indien we de afstand hemelsbreed langs
de bedding meten, een kronkelfactor van
1,3. (Eigenlijk werken we hier dan met de
sinuositeitsindex. H.J.A. Berendsen in
Fysisch-Geografisch onderzoek). De con-
tinuïteit in de bewoning is er, zodat Fle-
tione zich tot Vleuten kon ontwikkelen.
De laat-Romeinse vondsten zijn beschei-
den, hetgeen gezien het afvletten ook ver-
wacht mocht worden, maar niet vrijwel
geheel afwezig zoals in Vechten. Het
wordt langzamerhand tijd dat de bordjes
in het Kabinet van de Historische vereni-
ging in De Meem worden verhangen.
-ocr page 65-
70
Een eeuw gereformeerde kerk
Vleuten-De Meern 1894 - 1994 (4)
door Clement van Dijk
In 1994 herdacht de Gereformeerde Kerk van Vleuten-De Meern het honderdjarig bestaan. Ter gelegenheid daarvan
heb ik op verzoek van de kerkeraad de geschiedenis van die kerk in de archieven opgezocht en op schrift gesteld. Het
resultaat is in boekvorm uitgegeven en o.m. aangeboden aan de Historische Vereniging hier terplaatse. Het bestuur
van de Historische Vereniging heeft mij gevraagd een verkorte versie te willen samenstellen, die is afgestemd op het
ledenbestand van de vereniging. Met genoegen heb ik daarin toegestemd. Na drie delen in het tijdschrift van decem-
ber 1995 en maart en juni 1996 volgt hier het laatste deel. Wie na lezing van deze sterk verkorte versie graag het gehe-
le verhaal wil kennen, kan het oorspronkelijke boek via mij bestellen. Het zal uiteraard worden geleverd zolang de voor-
raad strekt.
De landelijke gereformeerde deputaten
voor hulpverlening aan gescheurde ker-
ken verlenen steun voor de kerkbouw ten
bedrage van f 25.000,-, welke steun later
nog wordt verhoogd tot f 35.000,- Archi-
tekt is W. de Jong uit De Bilt. Op 16 sep-
tember 1950 wordt een aannemingsover-
eenkomst gesloten met C. Hoogendoorn,
aannemer te Montfoort. Hij is de laagste
inschrijver voor een bedrag van f 58.042,-.
De bouw gaat heel snel; al op 2 januari
1951 meldt de architekt dat het gebouw ge-
reed is. Behalve de inrichting moet ook de
centrale verwarmingsinstallatie nog worden
gemaakt. Dat wordt 2 febmari 1951 opge-
dragen aan de fuma M. Staal te Vleuten, die
de installatie zal leveren voor f 4.570,-.
De uitnodigingen voor de ingebmikneming
zijn gedateerd 17 juli; de ingebruikneming
van het kerkgebouw zal op 27 juli 1951
plaatsvinden. Opmerkelijk is dat de kerke-
raad van de Gereformeerde Kerk (vrijge-
maakt) al op 28 mei laat weten geen verte-
genwoordiging te zullen zenden, terwijl we
De vergaderplaats van de gemeen-
te III
Een rondschrijven van de kerkeraad en de
Commissie van Beheer aan familie en ken-
nissen van de leden van de kerk, laat dui-
delijk zien in welke toestand de gemeente
verkeert na de ontknoping van het kon-
flikt met de vrijgemaakten om de kerke-
lijke goederen. Maar het laat ook zien dat
de gemeente niet bij de pakken is gaan
neerzitten en het hoofd in de schoot heeft
gelegd. Integendeel !
Daarbij is dan ook nog te bedenken dat de
kerk van Vleuten-De Meern nog steeds
een „bijstand-kerk" is en dat nog geruime
tijd zal blijven ook.
Er was een aanbieding voor gratis ter
beschikking gestelde grond vlak bij de
kerk op Alendorp; aanbieder was Gij sbert
de Rooij. Maar dat feestje kan niet ge-
vierd worden want de gemeente verleent
geen vergunning om daar een tweede kerk
te bouwen.
Vooral uit de kring van Vleutense ge-
meenteleden wordt voortdurend aandrang
uitgeoefend de nieuwe kerk in Vleuten te
bouwen. Maar dit blijkt toch niet moge-
lijk; het resultaat van de besprekingen met
het College van B & W is dat een perceel
grond beschikbaar komt in De Meern, in
het toen aan de orde zijnde uitbreidings-
plan achter de Zandweg.
Tegen de achtergrond van de penibele
financiële omstandigheden vraagt de ker-
keraad aan de gemeente de koopprijs voor
de grond zo laag mogelijk te willen stel-
len. B & W zijn daar gevoelig voor en
stellen de gemeenteraad voor de grond
aan de kerk aan te bieden voor f 4,25 per
m2 in plaaats van f 4,92. De gemeente-
raad stemt daarmee in en besluit daartoe
op 30 december 1949. Voor de kerk wordt
1035 m2 gereserveerd; voor een later nog
te bouwen pastorie 667 m2.
toch hiervoor hebben gezien dat omstreeks
die tijd de verhoudingen tussen de beide
kerkeraden al veel beter waren geworden.
Dominee Troost vertelde ons dat hij toen
persoonlijk door dominee Bovendorp is
uitgenodigd de ingebruikneming bij te
wonen en dat uiteraard ook heeft gedaan;
hij heeft dat bijzonder gewaardeerd.
De stukken uit het archief vertellen ons
dat er gedurende het verblijf van dominee
Bovendorp in Vleuten-De Meem veel hoor-
commissies zijn geweest en er ook ver-
schillende beroepen op hem werden uit-
gebracht. Steeds was dan zijn antwoord:
„Mijn werk hier is nog niet klaar; ik blijf".
Na de hereniging en de totstandkoming
van de nieuwe kerk werd dit anders en
nam Bovendorp het beroep aan dat de
kerk van Wapenveld op hem uitbracht. Hij
vertrok heel snel na dominee Troost;
slechts ruim een maand later Op 20 janu-
ari 1952 doet hij intrede in deze Veluwse
gemeente.
tó.
^f/M''
' «^0Mr-^'
-ocr page 66-
71
En zo gebeurt het dat de bij de Gerefor-
meerde Kerk gereserveerde grond voor
een pastorie bebouwd gaat worden. Ar-
chitekt G. C. van Bemmel uit Harmeien
tekent een eerste ontwerp en legt dat 24
september 1960 voor aan de kerkeraad.
De raming hiervoor komt uit op f 51.000,-.
Dat wordt kennelijk wat duur gevonden,
want in febmari Ugt er een tweede ontwerp
ter tafel, waarop een bestek volgt. Op 2
maart 1961 wordt door vijf aannemers in-
geschreven en de laagste inschrijver is Joh.
J. Griffioen, aannemer te Vleuten. Hij zal
de pastorie gaan bouwen voor f 41.110,—.
Uitbreiding van de gemeente
De gemeenteraad bereidt aan het begin
van de jaren zestig plannen voor om het
aantal inwoners sterk te laten toenemen
door de bouw van een groot aantal wo-
ningen in de beide kernen De Meem en
Vleuten. In dat kader wordt aan de ker-
ken gevraagd te willen aangeven hoe men
denkt daarop in te spelen.
Op 24 oktober 1961 schrijft de Gerefor-
meerde kerkeraad aan het gemeentebe-
stuur, tot de konklusie te zijn gekomen dat
de meest logische oplossing voor het op-
vangen van de te verwachten nieuwe le-
den van onze kerk in de richting wijst van
het stichten van een tweede kerkgebouw
en wel in de dorpskern Vleuten.
In maart 1963 ligt bij de kerkeraad een
rapport over de te verwachten ontwikke-
lingen voor de Gereformeerde kerk op
basis van de gemeentelijke uitbreidings-
plannen en 19 mei 1964 legt architekt Sj.
Wouda uit Utrecht een plan voor aan de
kerkeraad voor een te bouwen kerk in
Vleuten. Het bijbehorende kostenplaatje
komt uit op f 205.000,-.
29 mei 1964; de kerkeraad besluit tot de
bouw van een kerk in Vleuten en deelt dat
besluit op 30 mei mee aan het College van
B&W en aan de Hervormde Jeugdraad
Vleuten.
Hoe voortvarend het voorgaande er ook
uitziet, in de boezem van de verantwoor-
delijken binnen de Gereformeerde Kerk
zijn kennelijk toch ook wel de nodige twij-
fels over de haalbaarheid van de plannen
en wordt met name door de Commissie
van Beheer tot voorzichtigheid gemaand.
In de zomer van 1968 komen de diskus-
sies opnieuw op gang; vooral in de och-
tend kerkdiensten kan de kerk de kerk-
gangers niet meer bergen en moeten er bij
herhaling op de meest onmogelijke ma-
nieren extra stoelen worden bijgezet. Te-
gelijk wordt nu ook hardop twijfel uitge-
sproken over de kerkbouw in Vleuten.
wist ik niet uit welke „hoek" ze kwamen;
dat deed kennelijk niet meer ter zake.
Die bijzondere stap was gezet en dus
werd er vooruit gekeken en aan gemeen-
teopbouw gewerkt, zonder reserve en met
enthousiasme. Kunt u zich indenken dat
wij een fijne tijd hebben gehad in deze
gemeente?
Hier is hij, met zijn korte biografie.
Korte biografie:
Willem Gerrit Bovendorp, geboren 27
december 1902, Brummen (Gld); gehuwd
met Johanna Paulina Bouma.
Standplaatsen:
Zevenhuizen (Z. H.), 7 juli 1929
Vleuten-De Meem, 27 januari 1946
Wapenveld (Gld), 20 januari 1952
tevens hulpprediker te Vaassen,
1 november 1953
Wijhe, 13 oktober 1957
Emeritus, 16 november 1968
Bij de ingebruikneming van de Woerd-
laankerk verzorgt het echtpaar Wiegers
nog altijd het kosterschap. Zij zullen wor-
den opgevolgd door achtereenvolgens de
heer Gersen, de echtparen Van der Meu-
len. Van Heil, Van der Wel en tenslotte tot
op de huidige dag het echtpaar Rijksen.
Het duurde enige tijd alvorens er een nieu-
we predikant kon worden benoemd; bijna
anderhalf jaar was er nodig. Maar dan
doet op 19 april 1953 dominee Banga in-
trede in zijn eerste gemeente, bevestigd
door zijn kersverse schoonvader, Dr. Hoek
van 's-Gravenhage. Daar immers is hij
eerst nog op 10 april in het huwelijk ge-
treden met Nelly Hoek.
Hem is het voorrecht toegevallen als eer-
ste predikant de herenigde gemeente te mo-
gen dienen. Dit feit was voor mij aanlei-
ding hem naar zijn eerste ervaringen te
vragen. Mijn eerste opdracht van kerke-
raadswege was, aldus Banga, het bevor-
deren van het éénwordingsproces. Maar
daaraan heb ik niet veel bijgedragen; dat
vraagt natuurlijk wel om enige uitleg.
Wel, de gemeente zelf droeg nl. alles aan
bij die éénwording; slechts hoogst zelden
heb ik iets gemerkt van vervreemding of
tegenstelling. Van velen uit de gemeente
Jan Banga, geboren 1 januari 1927 te
Noord Bergum. Gehuwd met Nelly Hoek.
Standplaatsen:
Vleuten-De Meem              19 april 1953
Leiderdorp                   18 augustus 1957
Ede                           29 september 1963
Vervroegd uitgetreden 1 september 1990
Emeritus
                         1 februari 1992
Een eigen pastorie
Sedert de vrijmaking heeft de Gerefor-
meerde Kerk eigenlijk niet meer over een
eigen pastorie kunnen beschikken. Na het
vertrek van dominee Bovendorp in 1952
werd het door hem en zijn vrouw be-
woonde herenhuis aan de Zandweg ver-
bouwd tot bankgebouw.
Voor de daarna komende predikanten
werd opnieuw gehuurd en wel op de hoek
van de Zandweg en de Woerdlaan. Een
pand dat toen eigendom was van de hier-
bovenbedoelde bank. De bewoner, kassier
van de bank, verhuisde met de bank mee.
Later kwam deze predikantswoning in be-
zit van de Hervormde Gemeente De Meem.
Als in 1960 de Hervormde Gemeente een
nieuwe predikant heeft beroepen, wordt
de huur van de pastorie aan de Gerefor-
meerde Kerk opgezegd. Uiteriijk 1 sep-
tember 1961 moet de dan fungerende ds.
D. J. Suurmond het huis hebben ontruimd.
-ocr page 67-
72
Staten. Voor een ander deel is het mis-
schien wel het gevolg van het belangrijke
aandeel dat de Canadezen hadden in de
bevrijding van ons land uit de Duitse
overheersing.
Ongetwijfeld heeft de uitermate drama-
tische crisis van de jaren dertig voor velen
invloed gehad bij hun emigratiebeslissing.
Alhoewel de ouderen de crisis als onder-
nemer hadden weten te overleven, straal-
de de grote armoede toch ook af op de
jongere generatie; niet in geringe mate ver-
sterkt door de toen nog in ruime mate
voorkomen de grote gezinnen.
Een lang niet altijd uitgesproken an-
dere reden is in een aantal gevallen zon-
der twijfel geweest het opkomende gevaar
van een nieuwe oorlog in Europa; nu tus-
sen Oost en West. Met nog de Duitse be-
zetting vers in de herinnering, vreesden
niet weinigen voor een nieuwe overheer-
sing, nu door het Russische communisme.
De algemeen geldende opvatting was dat
dit nog erger zou zijn dan de Duitse over-
heersing. En dit gegeven joeg menigeen
naar de andere zijde van de Atlantische
Oceaan.
Het bovengenoemde gold natuurlijk
ook de in onze gemeente in grote mate
aanwezige agrarische bevolking. De agra-
rische sektor kende reeds voor de Tweede
Wereldoorlog, maar zeker daarna, een
gevoelig tekort aan grond. Een daarbij
behorende faktor was dat daardoor de
grondprijzen hier aanzienlijk hoger lagen
dan aan de overkant.
Tenslotte willen we niet onvermeld laten
dat het emigreren voor Gereformeerden
historisch gezien niet vreemd was; een
aantal had daardoor reeds verre familie
aan de overkant van de grote plas. We
bedoelen de emigranten van hier ver-
volgde Afgescheidenen in het midden van
de negentiende eeuw. Hierdoor was waar-
schijnlijk het aantal Gereformeerden rela-
tief vrij hoog.
Uit een en ander moge duidelijk zijn
dat de emigratiegolf ook de Gerefor-
meerde Kerk van Vleuten-De Meem niet
onberoerd liet. In de ogen der Canadezen
waren de emigranten veelal vluchtelingen
en werden zij dan ook niet zelden als dis-
placed persons behandeld.
We hebben zo goed mogelijk en zoveel
mogelijk proberen terug te vinden wie er
van onze kerkelijke gemeente allemaal
emigreerden. Het aantal teruggevonden
geëmigreerden beloopt volgens onze
waarneming 50. Als in aanmerking wordt
genomen dat het ledental van onze
gemeente na de vrijmaking van 1944 was
gereduceerd tot ruim tweehonderd, dan
veroorzaakte de emigratie een forse ader-
lating.
Op 21 oktober besluit de kerkeraad na daar-
toe gevoerd overleg, om voor de ochtend-
diensten gebruik te gaan maken van de
Hervormde Kerk in De Meem. Deze dien-
sten zullen om 9.00 uur aanvangen en de
diensten van de hervormden om 10.15 uur
De kerk in Vleuten komt er niet! De ker-
keraad kiest voor uitbreiding van de kerk
in De Meem.
Op 6 november 1968 ligt er een plan ter
tafel, omvattende:
a.  Uitbreken van de bestaande wanden en
lokalen en bijruimten achter de kerkzaal
en deze ruimte benutten voor de vergro-
ting van de kerkzaal met honderd plaatsen.
b.  Uitbreiding van het gebouw met enke-
le zalen, keuken, stookruimte, gang, ber-
ging en toiletten.
Daaraan hangt architekt W.M. de Jong uit De
Bilt een prijskaartje van ca. f 150.000,-;
schrik alom.
In een gemeentevergadering op 16 mei
van dat jaar wordt ruime instemming ver-
kregen op de plannen en geeft de ker-
keraad opdracht aan de architekt het plan
bestekklaar te maken.
Als dat gebeurd is voegt hij daar een bij-
gestelde raming van f 135.000,- aan toe;
het is 10 juni 1969.
De vaart blijft er in; op 23 juni besluit de
kerkeraad tot uitvoering van het plan en
geeft op 17 juli aan de architekt machti-
ging om opdracht te verlenen aan de plaat-
selijke aannemer M. van de Brandhof
voor de bouwkundige werkzaamheden.
Het installatiebedrijf Heilker uit Woerden
gaat de centrale verwarmingsinstallatie ma-
ken en het schilderwerk gaat naar schilder
Van Zoeren.
Als het karwei is geklaard zal de eindafre-
kening f 139.514,46 bedragen.
De heropening van de kerk vindt plaats op
vrijdag 12 december 1969. In de speciale
dank- en eredienst wordt tevens herdacht dat
de gemeente vijf en zeventig jaar bestaat.
Een emigratiegolf rond 1960
Een van de latere gevolgen van de Twee-
de Wereldoorlog was een aan het einde
van de jaren veertig op gang gekomen
emigratiestroom van vele Nederlanders
naar Canada, de Verenigde Staten van
Amerika en Australië.
Naar Canada veruit het meest; dat was
waarschijnlijk vooral te danken aan het
feit dat Canada een minder stringent toe-
latingsbeleid voerde dan de Verenigde
Tot mijn grote genoegen heeft een van
onze gemeenteleden mij in de gelegen-
heid gesteld kennis te nemen van de op
schrift gestelde memoires van een der
emigranten uit die tijd, dus inmiddels al
meer dan veertig jaar geleden.
Hieronder wil ik proberen in een korte
schets iets door te geven vanuit deze in-
formatie. Daarmee is natuurlijk niet aan-
getoond dat die schets representatief is
voor alle emigranten. Maar dat het model
staat voor een niet gering aantal van de
Gereformeerden, daarover heb ik nauwe-
lijks twijfel.
Zoals hiervoor al gezegd ging het bij de
emigratie veelal om grote gezinnen;
ouders kozen vooral voor de toekomst
van hun kinderen voor een leven in de
nieuwe wereld.
Maar een emigratie naar een zo ver
land betekent materieel ooknogal wat.
Velen hadden daarvoor niet de middelen.
Dan kon de onderneming of niet doorgaan
of er werden de nodige verplichtingen
aangegaan in de vorm van een lening. Dat
dit voor niet weinigen een barrière was
waar langdurig tegenop werd gezien laat
zich verstaan.
In onze gemeente kwam het wel voor
dat door bemiddeling van de predikant
financiële hulp werd geboden door parti-
culieren, meestal dus gemeenteleden.
We kunnen ons goed voorstellen dat
een dergelijke diep ingrijpende beslissing
pas genomen werd na heel veel wikken en
wegen. Maar ik heb kunnen lezen dat dit
voor velen meer dan dat was en daartoe
vanuit de geloofsbeleving heel dikwijls
intensief steun van God werd gezocht.
Veel van de ervaringenop deze weg wer-
den rechtstreeks beleefd als verhoring van
veelvuldig opgezonden gebeden en Gods
leiding.
Wanneer dan eindelijk de beslissing tot
uitvoering kwam,volgde steeds een lange
en moeizame weg langs verschillende in-
stanties. Grote teleurstelling moest me-
nigmaal worden geincasseerd als de ver-
gunning niet snel kwam; als b.v. een der
gezinsleden niet door de medische keuring
kwam. Niet zelden werd het eigen huis
verkocht en was de opbrengst daarvan
tevens de belangrijkste bron van financie-
ring voor het emigratieavontuur.
Als dan eindelijk de vergunning wordt
verkregen is het tijdstip van vertrek nog
lang niet aangebroken; er is dan weer een
nieuwe bron van veel spanning in de ge-
zinnen. In dit verband las ik de ontboe-
zeming: „Het is voor Gods kinderen niet
altijd even gemakkelijk om des Heren wil
in ons leven te verstaan ".
-ocr page 68-
73
Dat langs deze weg een grote saamhorig-
heid wordt ontwikkeld Iaat zich goed be-
grijpen. Hierdoor wordt dan ook veel on-
derlinge hulp en steun gegeven en geno-
ten, een faktor van groot belang bij de ker-
kelijke en maatschappelijke integratie.
Inmiddels zijn er bijna twee nieuwe gene-
raties die Nederland nauwelijks meer ken-
nen. Niettemin zijn er nog altijd heel wat
huwelijken gesloten tussen uit Nederland
geëmigreerde vrouwen en mannen.
We zullen ons moeten realiseren dat
niet iedere emigrant goed geslaagd is. De
hang naar het oorspronkelijke moederland
is zeker ook niet altijd even sterk. Voor de
oorspronkelijke emigrant is soms bij het
ouder worden de strijd tussen heimwee
naar het oude land en de kinderen in het
nieuwe land een niet geringe belasting.
Vanuit onze gemeente weten we dat nog
veelvuldig heen en weer wordt gereisd
door zowel emigranten als achtergebleven
familieleden hier; zij waren vooral de aan-
leiding om ook dit onderwerp niet onbe-
sproken te laten, omdat ook dat deel uit-
maakt van het kleurenpalet van onze hon-
derdjarige kerkelijke gemeente.
Overige predikanten
Hieronder volgen tenslotte de overige
predikanten na dominee Banga, die de
Gereformeerde Kerk van Vleuten-De
Meem hebben gediend na de hereniging
met het overgrote deel der vrijgemaakten
in 1951.
Veelvuldig worden tijdelijke dienstver-
banden aangegaan, omdat het eigen
bedrijf al is beëindigd. Veel zorg is er om
wat wel en wat niet kan worden meege-
nomen. Het is meestal niet meer dan de
kleding en enige huishoudelijke zaken en
soms wat huisraad; immers ook de verzen-
ding van de mee te nemen bagage kost weer
het nodige.
En dan komt eindelijk na dat heel lange
proces het ogenblik van vertrek; veelal
per bus werden de emigranten opgehaald
en naar een der havensteden gebracht. Het
mee te nemen huisraad was dan al in een
kist verpakt getransporteerd. Dorpsge-
noten zwaaiden hen uit.
De emigrantenschepen waren meestal
vroegere troepen-transportschepen uit de
Tweede Wereldoorlog. Als laatste hadden
deze de Nederlandse militairen naar en
weer terug van het vroeger Nederlands
Indie vervoerd, die daar heen werden ge-
zonden in verband met de toenmalige po-
litionele akties.
Die troepen en dus later de emigranten,
werden aan boord gehuisvest in grote tus-
senruimen met als slaapgelegenheid een
hangmat.
En dan vertrekt het schip; de emigranten
worden uitgezwaaid door familieleden.
Zullen ze elkaar ooit weerzien? Met de
vliegverbindingen van nu kunnen we ons
nauwelijks meer voorstellen hoe dat veer-
tig k vijftig jaar geleden ging. Een zeereis
van enkele weken begint voor de landrot-
ten die nog nooit op zee zijn geweest.
Zeeziekte heerste alom.
Aan boord worden de emigranten bege-
leid door predikanten en priesters; zij zor-
gen ook voor de kerkdiensten in b.v. de
leeszaal van het schip. Groot is natuurlijk
de spanning als het „beloofde land" wordt
bereikt. Als het een emigrantenschip be-
treft dat naar Canada gaat vaart het schip
nog een heel eind landinwaarts over de St.
Lawrenceriver tot de havenstad Quebec.
Daar begint de opvang en de begelei-
ding door de eerder geëmigreerde land-
genoten, de kerken en de werkgevers. De
vanuit onze gemeente geëmigreerde dorps-
genoten zijn vrijwel allemaal leden van de
Christian Reformed Church geworden.
Juist de bedding van die kerk is voor de
emigranten van Gereformeerde signatuur
van enorme betekenis gebleken.
De uitgestrektheid van de kerkelijke ge-
meenten maakt de zondagse kerkelijke in-
vulling tot een geheel andere dan wij hier
gewend zijn. Veelvuldig worden na afloop
van de voormiddagse kerkdienst ontmoe-
tingen en gezamenlijke maaltijden geor-
ganiseerd en keert men pas weer huis-
waarts na de tweede kerkdienst.
Daniel Jan Suurmond,
geboren 31 juli 1932 te
Oosterbeek. Gehuwd met:
Anna Trijntje Muntingh.
Hendrikus van der Laan,
geboren 10 mei 1932 te
Huizen (N.H.) Gehuwd
met Alie Hindriks.
Frank de Vries, geboren
7 januari 1931 te Leiden.
Gehuwd met Alice Cla-
sina Hendrika van Zuile-
kom.
Cornelis de Ruijter, ge-
boren 7 december 1930,
te Leidschendam. Ge-
huwd met: Geertruida
Maria van den Bos.
Wietze ten Kate, geboren
1 september 1925 te
Oostdongeradeel (Fr.).
Gehuwd met Maria van
der Esch.
Leendert van der Veer,
geboren 30 oktober 1936,
Rotterdam Gehuwd met:
Jenny van de Merwe
-ocr page 69-
74
Geloof
Al weken lang hebben we stralend zomer-
weer, ook vandaag belooft het weer zo'n
dag te worden. We zijn al vroeg uit bed
want we willen voor schooltijd nog wat
buiten genieten van het mooie weer. We
hadden al plannen gemaakt, wat we na
schooltijd zouden gaan doen.
Bij het ontbijt gebeurde er echter iets, dat
onze plannen behoorlijk zou veranderen.
Mijn zus zou de suiTkerpot pakken, maar
liet deze uit haar handen vallen, alles over
de tafel en de vloer. „Geen paniek", zei
moeder en schepte alles netjes in de pot
terug. „Zout morsen is erger" zei ze, want
dan krijg je ruzie. Als je suiker morst is dat
een teken dat je visite krijgt.
Toen we rond het middaguur thuis kwa-
men aten we rustig onze boterham met een
grote beker melk, moeder zei altijd: „Wie
goed gezond wil leven, drinkt wat de koei-
en geven".
Natuurlijk kreeg onze poes ook een
schoteltje melk. Na het melkdrinken begon
onze poes zich uitgebreid te wassen en
vooral zijn kop. „Kijk eens", zei moeder,
„als de kat z'n kop wast, krijgen we visite
met een hoed op".
We dachten weer aan de suiker van van-
morgen, en waren erg nieuwsgierig wie er
vandaag zou komen. Met deze gedachte
gingen we weer naar school.
Na schooltijd werden we bij de achterdeur
door mijn moeder opgevangen. Eerst jullie
handen wassen, en met een vaatdoek en
een sopje van de vaat werden onze gezich-
ten wat schoongeveegd. Met haar bonte
schort veegde ze nog snel onze snotneuzen
schoon, en zei toen: „Meheer pastoor is op
visite, dat heet huisbezoek". „Jullie geven
meheer pastoor netjes een hand en gaan
dan stil in de kamer zitten, en denk erom
monden dicht".
Zo zaten wij netjes op een rijtje terwijl de
pastoor de kamer rondliep en alles aan-
dachtig bekeek. Moeder had nog net op tijd
een waxinelichtje bij het Heilig Hartbeeld
aangestoken, en een rozenkrans aan een
spijker daar onder gehangen.
Het beeld stelde niet veel voor, het was
van alle kanten gehavend, het hoofd zat
met plakband vast. De consol waar het op
stond was gammel en voor de zekerheid
had mijn vader een schoenveter om de nek
gedaan en die vastgemaakt aan een spijker
in de muur.
„Mooie radio hebben jullie", zei de pas-
toor, hij wist niet hoeveel vloeken het mijn
vader soms kostte om het kreng aan het
spelen te krijgen. Moeder trok de Katholie-
ke Radiogids wat meer naar voren. De pas-
toor knikte goedkeurend.
De pastoor ging in mijn vaders stoel zitten,
en stak een grote sigaar op. Ik kreeg het
sigarenbandje voor mijn verzameling.
Mijn vader rookte alleen maar Ibis van een
dubbeltje per pakje. Toen ik de pastoor zo
zag zitten met zijn sigaar en zijn goed
gevulde buik dacht ik: alles in de wereld is
toch wel een beetje raar verdeeld, maar ik
mocht niets zeegen. Ik had zelfs het idee
dat de pastoor misschien wel familie van
Onze Lieve Heer was.
„Kom jij eens hier", zei de pastoor tegen
mij en met een rooie kop ging ik naar hem
toe. „Kan jij al goed het Onze Vader bid-
den" vroeg hij. Nou dat was niet moeilijk,
dat werd ons met de paplepel ingegoten en
ik lustte graag pap, dus het Onze Vader
kwam er vloeiend uit.
Daarna liet mijn moeder het kruisbeeld
wijden, ze had het pas tweedehands
gekocht, en dan weet je nooit zeker of het
wel gewijd is.
Daarna stelde de pastoor allerlei vragen,
wat voor krant wij lazen, en wijzend naar
de radio zei hij: „U luistert toch niet naar
de programma's van de VARA?" Mijn
moeder wist dat niet zeker, maar de pastoor
zei nog eens heel uitdrukkelijk dat deze
zender streng verboden was voor katholie-
ken.
Daarna prees hij mijn moeder voor haar
kinderrijke gezin, en wilde heel graag
weten hoe oud de jongste was. „Ach ja",
zei mijn moeder, „het valt niet altijd mee
om al die mondjes gevuld te krijgen".
„Ach", zei meheer pastoor, „als er nog
een paar kindertjes bij komen, zal Onze
Lieve Heer ze wel te eten geven".
Ik stond op van mijn stoel, en wilde wat
vragen. „Ga zitten en hou je mond" zie
moeder, maar in mijn hoofd speelde de
gedachte, of meheer pastoor er niet voor
zou kunnen zorgen dat ik af en toe eens bij
Onze Lieve Heer kon eten.
We hebben het thuis niet slecht, maar
mijn moeder koopt altijd brood van twee
dagen oud, dat is veel gezonder, maar
vooral ook goedkoop. Ik zou best eens lek-
ker vers brood bij Onze Lieve Heer willen
eten, en dan zou ik voor mijn vader zo'n
lekkere grote sigaar vragen. Ik kreeg niet
de kans om nog wat te zeggen, meheer pas-
toor gaf ons allemaal de zegen.
Hij streek met zijn vingers langs zijn
stijve boord en zei: „Het is broeierig van-
daag, ik denk dat we onweer krijgen". Dat
kon ik niet gebruiken, morgen hoef ik niet
naar school en dan wil ik wel buiten spe-
len. Gelukkig had ik een schietgebedje van
mijn moeder geleerd. Eerbiedig boog ik
mijn hoofd en bad: „Onze Lieve Heertje,
Geef mooi weertje. Morgen een mooie
dag. Dat het zonnetje schijnen mag".
De volgende dag moesten we naar de kerk,
er werd gebeden voor het gewas op het
veld dat schreeuwde om regen. De boeren
en tuinders baden Onze Lieve Heer bijna
uit de hemel.
Bij de collecte gaven ze grof geld, ik
deed een cent in de collectezak, en zei
zacht: „Onze Lieve Heer, ik was eerst, ik
heb gisteren om zon gevraagd".
Het bleef nog vier dagen prachtig weer. Ik
had schik, want ik had gewonnen van de
rijke boeren en tuinders.
Bovendien had ik geleerd dat Onze
Lieve Heer zich niet laat omkopen met
geld, rijkdom of macht.
Bedankt Lieve Heer!!!
De Meern, zomer 1938
Theo van den Berg
Illustratie:
Barbara Gravendeel
-ocr page 70-
75
Van de voorzitter
Tijdschrift van de Historische Vereniging
Vleuten, De Meern, HaarzuiJens
Verschijnt 4x per jaar. ISSN 0928-4893
16e jaargang nr. 4, december 1996 ©1996
De vereniging is ingeschreven in het vere-
nigingsregister van de K.v.K. Utrecht e,o.
onder nummer V 479360
Dagelijks bestuur:
J.F.K. Kits Nieuwenkamp, voorzitter
Hof ter Weydeweg 11, 3451 ST Vleuten <
Tei. 030-6772112
J.W. Schoonderwoerd, secretaris
Meerndijk 62, 3454 HT De Meern
Tei, 030 - 6661462
HG. de Rooij, penningrnëesfèr
't Zand 1,3544 NCÖtrecht
Tel. 030.6771483
Wanneer u dit leest zit het jaar 1996 er al-
weer op. Ik hoop dat u een goed jaar achter u
hebt liggen en ik wens u een zeer voorspoe-
dig 1997.
Voor de Historische Vereniging was het
een redelijk succesvol jaar en we gaan 1997
met frisse moed tegemoet. Op de jaarverga-
dering doen wij altijd uitvoerig verslag van
de activiteiten van onze vereniging, zodat ik
daarover thans niet verder hoef uit te wijden.
Voor wat ons tijdschrift betreft heeft u het
wel en wee van de vereniging kunnen vol-
gen via de „Verenigingsberichten". In num-
mer 1 van dit jaar werd uitvoerig bericht
over de „collectie Van der Poel", een verza-
meling van transcripties van akten uit diver-
se archieven, betrekking hebbend op eigen-
dommen en personen in onze gemeente van
1350 tot 1950. Een unieke collectie, waar
steeds meer bezoekers van ons documenta-
tiecentrum gebraik van maken. Ook kwam
onze Archeologische werkgroep uitgebreid
aan de orde, die vele nieuwe vondsten doet
en hand-en-spandiensten verricht voor de
Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bo-
demonderzoek. Verder vond u daar gegevens
over de algemene ledenvergadering met het
jaarverslag over 1995.
Aan artikelen herinner ik nog eens aan de
start van mijn reeks over „100 jaar Haar-
zullens" (uit de raadsnotulen van deze voor-
malige gemeente vanaf 1879), en voorts aan
de uitvoerige beschrijving van de boerderij
Zorgwijk op Themaat (door F.J. Scheepens
en A.W. Koot), de geschiedenis van een
eeuw Gereformeerde Kerk in Vleuten-De
Meern (door C. van Dijk) en over Bange
dagen op de dijken (door J.A. Storm van
Leeuwen).
In nummer 2 werd in de Verenigingsbe-
richten aandacht besteed aan de verantwoor-
delijken voor de organisatie van de Open
Monumentendag en de betekenis van ons
Documentatiecentrum en verschenen verder
de volgende grote artikelen: deel 2 van „100
jaar Haarzuilens", deel 3 van Een eeuw Ge-
reformeerde Kerk, een artikel van mijn hand
over D.O. Heldewier, burgemeester van
Veldhuizen van 1879 tot 1895, een artikel
over 18e eeuwse criminelen (door J.H. Hui-
ting) en een verslag (door C. Bongers) over
de op ons initiatief ondernomen werkzaam-
heden om het kerkhof bij de N.H. Kerk in
Vleuten weer in de openbaariieid te brengen.
In nummer 3 van ons tijdschrift werd
aandacht geschonken aan het voornemen
van de gemeente om t.b.v. de nieuwbouw-
plannen een archeoloog aan te stellen en het
provinciale idee om 1997 uit te roepen tot
Romeinenjaar, terwijl het Verenigingsnieuws
aandacht schonk aan de uitreiking van de dr.
D.W. Gravendeelprijs aan de 80-jarige heer
J.J.Th. Sprong, en de Provinciale Archeolo-
gische Kroniek. Voorts verscheen daarin
deel 3 van 100 jaar Haarzuilens, het aan-
dacht trekkende artikel van J.H.J. Joosten
over Fletione, met het antwoord op de vraag
of hiermee Vleuten of Vechten wordt be-
doeld, en voorts het slotartikel over een
eeuw Gereformeerde Kerk.
In het laatste nummer van de 16e jaar-
gang vindt u deel 4 van Haarzuilens 100
jaar, een 2e verslag over het werk aan het
oude kerkhof bij de N.H. Kerk (door C.
Bongers), een 2e artikel over 18e eeuwse
criminelen (door J.H. Huiting), een verhaal
over een verdwenen naam, van de Leidse
Rijn en middeleeuwse ontginningen (door
J.A. Storm van Leeuwen) en een bijzonder
interessant artikel van J.W. Schoonder-
woerd over de geschiedenis van een voor-
malige herberg in Vleuten, de Frisse Roemer
En natuurlijk stond er in alle afleverin-
gen op de laatste pagina weer de column
van Theo van den Berg, die op onnavolg-
bare wijze historische feiten uit zijn dag-
boeken weet om te zetten in bijzonder
lezenswaardige stukjes, eenvoudig maar
prachtig geïllustreerd door Barbara Gra-
vendeel. De hoor vaak, dat dit het artikel is,
dat de leden het eerst lezen als ons blad in
de brievenbus glijdt.
Graag dank ik de redactiecommissie en
alle auteurs voor hun bijdragen en ik hoop,
dat het ons ook in 1997 zal lukken interes-
sante stukken geschiedenis van onze ge-
meente boven water te halen en in ons tijd-
schrift vast te leggen.
J.F.K. Kits Nieuwenkamp
A.J. vanZoeren. vice-voorzitter
Stationsstraat 34, 3451 BZ Vlenten
Tel. 030-6771263
Ereleden:
Mevrouw Prof, Dr. C. Isings, Soest
Dr. D.W. Gravendeel, Laag Keppel
Gebouwen:
Vleuten. Broederschapshuisjes (documen-
tatie-en inforraatiecentrura),
Dorpsstraat 1, Tel. 030 - 6774222,
{gedurende openingstijden)
De Meern: Het ICabinet (permanente expo-;
sitieruimte). Zandweg !47B
(achter Verenigingsgebouw)
Ledenadministratie en -informatie:
Mevrouw P J. de Rooij-Gocs
't Zand 1. 3544 NC Utrecht
Tel. 030-6771483
(-ontributie (inclusief tijdschrirt):
f. 35,- por jaar,
bij verzending per post f. 12.50 extra ■'«'-SiS-
Losse nummers tijdschrift:
1'. 10,-- voor leden, f. 12.50 voor niet-lcden
Bankrelaties:
ABN-AMRO Bank De Meern.
lek, 55,66,33.040
Rabobank Vkufen, rek, 36,75,17,374
Postbank, rek. 268920O
Redactiecommissie:
H.E.J. van Essen en J.W. Schoonderwoerd
Adres; Mauritslaan 17, 3454 XP De Meern
Tel. 030 - 6662992
In dit nummer
pag.
75
76
77
85
92
93
99
100
Gehele of gedeeltelijke overnante van ar-
tikelen uit dit tijdschrift is slechts toege-
     Van de voorzitter
staan met bronvermelding en na verkregen     Haarzullens 100 jaar (4) / Verenlglngsberichten
toestemming van de redactiecommissie           „ .. .        r, r- . r,
______________________________ De Herberg De Frisse Roemer
Illustratie voorpagina:                      llil ^ «^ Eeuwse criminelen (II)
Werk bij de kerk (II)
Hel huis Dorpsstraat 8 In Vleuten i« 1967 np HpI
(Foto K.B. Nannbig, arch. fam. Van Dijk)
______________________________ Vervolg Haarzullens 100 jaar (4)
Druli: Ntek van Kooten De Meern                 Mens erger je niet
-ocr page 71-
76
Haarzuilens 100 jaar (4)
doorJ.F.K. Kits Nieuwenkamp
(....). Later recommandeerde ik hem Cuypers". Dit initiatief werd
gevolgd door een uitvoerig artikel over de ruïne De Haar (en met
name over Dirk van Zuylen en Josine van de Haar (1440)) in de
Utrechtse Courant „Het Centrum" van 3 april 1888 door J.H.
Hofman. Maar ook al voor het huwelijk in 1887 werd aan de
restauratie gedacht: de Utrechtse architect Kamperdijk had na-
melijk al eerder aan de vader van Etienne, Gustave Baron van
Zuylen van Nyevelt, geadviseerd de helft van de kasteelruïne af
te breken en van het vrijkomende materiaal de andere helft weer
op te bouwen.
In 1890 wordt de toren van de kerk (nu kapel) nog als var-
kensschuur gebruikt, terwijl het middenschip verbouwd was tot
een schuur voor het overige vee. Deze kerk moet al uit de 15e
eeuw dateren. In 1535 krijgt Dirk van Zuylen, heer van de Haar,
het recht om in deze kerk doopplechtigheden te verrichten. Een
tekening uit 1744 van Jan de Beijer toont het kasteel met de kerk
en het oude raadhuis van De Haar.
In de zomer van 1891 wordt door Baron en Barones van
Zuylen-de Rothschild een eerste werkbezoek aan de ruïne van
het kasteel gebracht. In dat jaar wordt besloten het kasteel op
eenvoudige wijze te herstellen, waarbij op 16 augustus 1891 een
eerste plan van dr. Pierre J.H. Cuypers (1827-1921) voor „Le
Chateau de Haarzuilen" wordt gepresenteerd met ten noorden
van het kasteel een bescheiden park in landschapsstijl, inclusief
een vijverpartij en met behoud van het oude dorp, en wordt een
voorstel gedaan tot het aanbrengen van een galerij op de binnen-
plaats (waarvoor dan nog geen plannen tot overkapping zijn).
De eerste serieuze plannen en tekeningen liggen in september
1891 op tafel, opgemaakt door genoemde Cuypers en zijn zoon
Joseph Th.J. Cuypers (1861-1949) en op 28 oktober 1891 beves-
tigt Cuypers het definitieve besluit van Baron van Zuylen om
kasteel De Haar te restaureren en het dorp te verplaatsen: „Het
dorp wordt verplaatst naar het oosten: rondom een dubbele grote
laan en geformeerd rond 4 of 5 grasvelden; aan het einde een
dubbele laan (de latere Van Zuylenlaan) de eerste aanzet tot het
nieuwe dorp".
In de vorige drie afleveringen werd verslag gedaan van de
belangrijkste punten uit de raadsvergaderingen van de voorma-
lige gemeente Haarzuilens tot en met het jaar 1887 (dus vóór de
afbraak van het oude dorp en de ingebruikneming van het
nieuwe in 1898). Onderstaand een overzicht van de jaren 1888
t/m 1894, waarin met de restauratie van het kasteel daadwerke-
lijk een aanvang werd gemaakt.
Ook in dit verslag worden we teleurgesteld voor wat betreft
de aanknopingspunten in de verslagen van de raadsvergaderin-
gen over de voorgenomen grootse restauratieplennen van het
kasteel en de verplaatsing van het dorp. Daarop zal in een vol-
gend artikel worden teruggekomen. Het lijkt erop, dat alle voor-
bereidingen voor dit toch gigantische project binnenskamers zijn
gemaakt, waarbij de inwoners als geheel niet waren betrokken.
Zoveel inspraak als de burgerij tegenwoordig heeft, zo weinig
moet het in die dagen geweest zijn. Het particuliere karakter van
de activiteiten stond garant voor het uitsluiten van de (plaatse-
lijke) overheid. Een summier overleg met burgemeester Jhr.
J.W.A. Barchman Wuijtiers (1847-1916) en Gedeputeerde Sta-
ten lijkt voldoende te zijn geweest.
Plannen voor de restauratie werden al in 1887 en ver daarvoor
gesmeed. In 1862 bijvoorbeeld, maakt een zekere C.B. van der
Tak al opmetingstekeningen van de kasteelruïne. In 1887 wordt
door Jhr. mr. Victor de Stuers (1843-1916) (de grote voorvechter
voor het behoud van de Nederlandse cultuur en sinds 1875 refe-
rendaris bij het ministerie van Binnenlandse Zaken, belast met
de monumentenzorg) aan Adolph Mulder van het Rijksbureau
Monumenten opdracht gegeven voor een opmeting t.b.v. een
voorlopig plan tot restauratie, dat aan de toenmalige, pas ge-
trouwde en toekomstige jonge eigenaar Etienne Gustave Frede-
ric Baron van Zuylen van Nyevelt, cadeau wordt gegeven (teke-
ningen, foto's en oude afbeeldingen). Pas in 1890 erft de jonge
baron de romantische ruïne van Kasteel De Haar van zijn vader.
Het terrein met het kasteel is dan circa 45 ha groot, een opper-
vlakte, die hij door aankoop ongeveer 10 maal zal vergroten.
In 1912 schrijft De Stuers over de restauratie: „Die restauratie
is aan mij te danken. Toen Zuylen met Rothschild getrouwd was
(1887), liet ik de ruïne opnemen door Mulder, en door hem een
schetsmatig restauretieplan opmaken. Ik zond alles aan Zuylen
(Zie vervolg blz. 99)
Verenigingsberichten
Contributiebetaling/ledenadministratie
Bij dit nummer van ons tijdschrift ontvangt u de acceptgiro
voor betaling van de contributie voor 1997. Wij verzoeken u de
contributie binnen één maand met gebruikmaking van dit for-
mulier over te maken. Volgens de statuten dient de contributie
bij vooruitbetaling te worden voldaan. Betaal dus nu!
Mocht u onverhoopt uw lidmaatschap willen opzeggen, dan
wijzen wij u erop dat dat schriftelijk dient te geschieden en ten-
minste een maand vóór het einde van het lopende kalenderjaar.
Uw Udmaatschap eindigt dan met ingang van het volgende jaar.
Wanneer uw naam of adres op de acceptgiro niet helemaal
juist is, of wanneer daarin wijziging komt, verzoeken wij u dat
te berichten aan de secretaris.
Openingstijden van onze gebouwen
Documentatiecentrum in de Broederschapshuisjes,
Dorpsstraat 1, Vleuten
Maandag en dinsdag van 14.00 - 17.00 uur
en donderdag van 19.30 - 22.00 uur
Op andere tijdstippen bezoek mogelijk na afspraak met
de heer J.W. Schoonderwoerd, tel. 030 - 6661462.
Het Kabinet, Zandweg 147b, De Meem
Geen vaste openingstijden
Bezoek mogelijk na afspraak met de heer H.E.J. van Essen,
tel. 030-6662992.
-ocr page 72-
77
De herberg De Frisse Roemer
en wat er verder mee gebeurde
doorJ.W. Schoonderwoerd
Ruim 25 jaar geleden, op dinsdag 2 augustus 1971, werd in alle vroegte begonnen met de sloop van een woonhuis in
het midden van Vleuten, toen Dorpsstraat 8. Voordat men in Vleuten goed en wel wakker was stonden er nog maar een
paar stukken muur overeind en was het verder een puinhoop. Eigenlijk had dat historische pand niet afgebroken mogen
worden, maar nu was het te laat om daar iets tegen te doen. Tegenwoordig staan er op de plaats van dit beeldbepa-
lend element in Vleuten een paar eenvoudige winkeltjes. In dit artikel wil ik iets vertellen over de rijke historie van dit
pand, dat daar meer dan 400 jaar gestaan heeft en in het verre verleden een herberg was, en over de mensen die er
gewoond hebben.
De familie van Montfoort
In 1632 vinden we Willem Adriaensz van
Montfoort vermeld als herbergier in Vleu-
ten 2) en deze heeft de herberg geërfd van
zijn vader Adriaen Comelisz van Mont-
foort 3), die een zoon was van Cornelis
Gijsbertsz van Montfoort. Deze laatste was
naar alle waarschijnlijkheid een zoon van
Gijsbert Comelisz, die we hiervoor als her-
bergier vermeld zagen. De familie is opge-
nomen in de hiema weergegeven stam-
boom. Omdat eigendomsverkrijgingen
door vererving veelal niet werden geregis-
treerd in de registers van transporten van
het gerecht, is moeilijk na te gaan wanneer
de overgang van vader op zoon heeft plaats
gevonden.
Comelis Gijsbertsz kocht in 1559 31/2
morgen land onder Vleuten aan de The-
materdijk 4). Na zijn dood werden deze 31/2
morgen land in 1587 door zijn kinderen,
als erfgenamen, verkocht aan hun broer
Adriaen Comelisz 5). Hieruit blijkt dat
Adriaen Comelisz een zoon was van Cor-
nelis Gijsbertsz. Adriaen Comelisz van
Montfoort, die omstreeks 1565 werd gebo-
ren, trouwde rond 1595 met Elisabeth
Claes. Tussen 1596 en 1608 kregen zij 7
kinderen, waarvan Willem de tweede was.
Toen overleed Adriaen en hertrouwde zijn
vrouw Elisabeth met Comelis Gerritsz van
Rewijck, bij wie zij ook nog twee kinderen
kreeg. Na het overlijden van Adriaen werd
in 1608 een boedelscheiding gemaakt,
waarbij Elisabeth zijn eigendommen
behield en haar kinderen hun erfdeel uit-
keerde in de vorm van een hypotheek van
ƒ 1500,- op de 31/2 morgen land, die haar
man in 1587 verkreeg 6). In 1617, als
Comelis van Rewijck overleden is, ver-
koopt Elisabeth de 31/2 morgen land aan de
Thematerdijk, met daarop de hypotheek
van ƒ 1500,-, aan haar zwager Gijsbert
Comelisz van Montfoort, een broer van
betekent dat het nog ouder is dan de
Broederschapshuisjes, die er toen nog niet
stonden. Op een kaartje van de landmeter
Henrick Verstraelen uit 1624 (zie afb. 1),
waar de Broederschapshuisjes wel op
staan, is de situering iets beter te zien. Aan
de westzijde van het huis was toen nog niet
gebouwd. Er is daar wel een hooiberg gete-
kend, maar of die bij de herberg behoorde
is niet duidelijk.
De herberg
Dat we nu nog beschikken over gegevens
van de oudste tijd van de herberg, die in het
toen nog kleine dorpje Vleuten stond, is het
gevolg van een dramatische gebeurtenis in
1562: een vechtpartij met dodelijke afloop.
De vastgelegde en bewaarde getuigenver-
klaringen hiervan i) maken duidelijk wat
er gebeurde. De vrouw van „de weert"
Gijsbert Comelisz had een kind gekregen
en enkele buurvrouwen waren er op de
„kraammaaltijd" geweest. Toen zij na af-
loop daarvan naar huis gingen en buiten
nog even met elkaar stonden te praten,
hoorden zij geschreeuw en lawaai in de
herberg. Zij gingen weer naar binnen om te
kijken wat er aan de hand was en zagen de
waard met zijn blote handen proberen
enkele vechtenden te scheiden. Het was
echter al te laat en ene Hans Stevensz bleef
dood op de vloer liggen, waarna de vecht-
partij afgelopen was. Volgens de verkla-
ring van één van de getuigen had zij de
zoon van de herbergier, Pelgrom Gijs-
bertsz, wel met een rapier (lange degen) in
de hand gezien, maar zij verklaarde daarbij
dat hij nooit iets anders dan zijn broodmes
droeg en dat hij dat rapier wel aan iemand
die daar vechtende was „ontweldicht" zou
hebben. Wie de dader was blijft onbekend
want noch in het archief van het gerecht
noch in dat van het Hof van Utrecht, dat
criminele zaken behandelde, is daar iets
van te vinden.
Blijft het feit dat we uit het voorgevalle-
ne weten dat er in 1562 al een herberg was
en dat Gijsbert Comelisz de herbergier
was. Uit het volgende blijkt dat deze her-
berg aan de Dorpsstraat stond, die toen nog
de dijk of de Heerenwech genoemd werd,
tegenover de kerkweg naar Themaat, de
tegenwoordige Schoolstraat. Op een kaart-
je van de landmeter Jan Rutgersz van den
Berch uit 1599 is het huis al te zien en dat
/SMuümtii.
Afb. 1 Fragment (vergroot) van de kaart van
de landmeter Henrick Verstraelen uit 1624.
Het noorden is rechts. Links de toen bestaan-
de bebouvnng aan de zuidzijde van de Dorps-
straat, die zich uitstrekt van de bal(ker|j op de
hoek van de tegenwoordige Odenv^ltlaan tot
en met het pand waarin de Frisse Roemer was
gevestigd.
-ocr page 73-
78
stond, en verder wordt daarin ook het
steegje genoemd, dat aan de oostzijde van
het perceel lag. Dit steegje werd en wordt
als „seecker steegjen" vele malen als
belending vermeld, ook in transportakten
van het ten oosten daarvan liggende pand,
en komt hierna ook nog ter sprake.
Van Jan Blom is niet veel bekend; ver-
moedelijk was hij verwant aan de Har-
melense herbergiersfamilie van die naam.
In 1663 lieten hij en zijn vrouw een testa-
ment op de langstlevende maken, waarin
geen kinderen vermeld werden. In 1667
wordt hij vermeld als kerkmeester van
Vleuten. Verder blijkt hij (later) een huis te
hebben aan de Haar, dat zijn erfgenamen in
1679 verkopen.
Nogmaals van Montfoort
In 1663 verkoopt Jan Blom de herberg aan
Adriaen Willems van Montfoort 10), waar-
door deze weer in bezit van de familie van
Montfoort komt. Het verkochte werd toen
omschreven als „seeckere huijsinge ende
erve ende hoffstede staende in desen ge-
rechte daer den Frissche Roomer uijthangt
... streckende uijt den Heerenwech tot in
den Vleutenschen Rhijn toe, daer Willem
Dirckssoon weduwe oftewel seecker
steechjen oostwaerts ende Cornelis
Peterssoon erffgenamen westwaerts naest
gelegen sijn".
Adriaen trouwde rond 1662 met Jan-
nigje Thonis van Maarschalkerweerd.
Voorzover bekend hadden zij slechts één
kind, een dochter Gerrichen, die trouwde
met Cornelis Stevens Vermeent. Adriaen
had zelf niet veel geld, want met de
Frissche Roemer als onderpand leende hij
voor deze koop ƒ 11(X),— van Willem
Dircksz van Bijlevelt, de Vleutense bier-
brouwer, die ook als geldschieter zeer
bekend werd, maar daarbij natuurlijk ook
bedong dat alleen zijn bier verkocht mocht
worden. Vermoedelijk heeft Adriaen de
lasten van de herberg niet kunnen dragen,
want nog geen zeven maanden later, op 7
maart 1664, verkoopt hij hem aan zijn
geldgever 11).
Willem Dircksz van Bijlevelt
In de transportakte wordt dezelfde eigen-
domsomschrijving gegeven als in het vori-
ge transport, met toevoeging van „mits
mede vier bedsteden, een scherm in de
keucken, een plaet, een haelboom ende
voorts alle de hoepen alsmede de boomen,
horden, stellingen ende plancken in de hui-
singe, backhuijs, kelder ende schuijre los
leggende". Van belang hierbij is de ver-
melding dat het huis een kelder had, een
fraaie kelder met booggewelven, die altijd
in gebruik is gebleven. Zoals uit de hierna
vermelde akte blijkt, verhuurde Willem de
herberg aan Rut Meertensz.
Eüsbert CmeOJs
«ISüO.ca
xl530.ca
De f adlie vn NntfiKirt
Cmelis GUsbcrta
'el^'ai Gijsbertsz
«1530.i:a t y.1587
X 1560.ca
Hijsgen Hilln Cornelisdr
«1535.M
Gijs
«1535.ca tn.l5e7
M-t Correlisz
1
Anna
Itarieke Heijntgen Geertgen
Urum DmeUsz
« 1560.ca t leiO.ca
« ?
«? « ? »?
«1565.ca U608.ca
X 1585.ca
X
X X v.1577 X
xl595.ca
Janneken
Joost P.
van Erp
telbert Conwlis J. Gcrrit
Claesz van Rijn Thoiisz
Elisabeth Claesdr
L2 ♦ 1625.ca
x2 IBlO.ca
Cornelis Gerrite van Radjck
* ? t 1617.ca___________
Herfaert Grietgen Annidigen
«? «7          «7
Raijchen Claesgen Ad-iaen Heijnsgen
«7         17          «7       «7
Jan
Anna
« 1585.ca
Grietgen Jan
« ISeS.ca « 1590.ca
Cornelis
«1590.ca
*159
« 1597.ca « ?
X 1831.ca
X ?                     X 1605.ca X 1623
tert Lauraisz Jan Jansz Itarrichen Huijberts
van Bijlevelt » ?              de RoiJ
1x2
IJan Gerritsz
Ivan Dalenoort
Harten C. Cornelis D. Splinter Jan A.
van NoiJ van liossui Petersz Haes
Neeltgen
lUleK
Jacob
van Bosch
I x2 1645.ca
_____[ Cornelis G.
I               Rijckelijckhuijsen
Urim U_________
U832.U
xlB62.ca
Jannigje Thoiis van
üarschalkerwerd
x2 167<
harten Cornelisz
van Soest
x3ie83
Jan Hendrücsz
Sas_________
Gerrichen
»1663.ca tv.169!
X lesO.ca
Cornelis Stevensz
Ver»ecnl
de 4 morgen land. In 1650 leent hij nog
eens ƒ 350,— en ƒ 650,— met zijn huis
resp. zijn land, als onderpand s). Na 8 jaar
eigenaar van de herberg te zijn geweest
heeft Evert financiële problemen gekre-
gen, want over 1655 t/m 1657 betaalt hij
zijn rente en belastingen niet, hetgeen
resulteert in een gerechtelijke verkoop van
zijn bezittingen op 6 juli 1658 8). Zijn 4
morgen land brengen ƒ 2.105,- op, de her-
berg ƒ 1.344,- en zijn roerende goederen
ruim ƒ 274,—, wat bij elkaar echter niet
voldoende is om zijn schulden te betalen.
Jan Gijsbertsz Blom
De herberg wordt dan gekocht door Jan
Gijsbertsz Blom, die getrouwd was met
Merrichen Jans de Jongh, en de omschrij-
ving van het verkochte luidt: „seeckere
huijsinge, erve en hoffstede, staande ende
gelegen in dezen gerechte daar den Fris-
schen Romer uijthangt, ... streckende uijt
den Heerenwech tot in den Vleutenschen
Rhijn toe, daar Willem Dircx weduwe
oftewell seecker steechjen oostwaerts ende
Comehs Petersz wever westwaerts gelegen
sijn .... op de laste van ses gulden jaerlicx
als die erifgenamen van Joffrouwe de Wael
van Vronesteijn uijt d'selve huijsinge ende
erve sijn competerende."
In de transportakte 9) wordt voor het
eerst de naam Frissche Roemer vermeld,
die op het uithangbord van de herberg
haar eerste man Adriaen 7). Gezien het
bezit van de 31/2 morgen land op Themaat
mogen we aannemen dat de van Mont-
foorts als herbergiers ook nog vee bezaten,
wat in die tijd bij meerdere neringdoenden
voorkwam.
Gezien het hiervoor vermelde feit, dat
Willem Adriaensz de herberg van zijn
vader erfde, ligt het voor de hand dat hij als
herbergier zijn stiefvader en moeder is
opgevolgd. Willem trouwde omstreeks
1630 met Neeltgen Willems, hetgeen blijkt
uit een aan hen verleend octrooi voor het
maken van een testament van 14 septem-
ber 1630. (Zoals vaker gebeurde werd een
testament ook bij of vlak na een huwelijk
gemaakt.) Uit dit huwelijk is slechts één
kind bekend, zoon Adriaen, die rond 1632
werd geboren. In 1633 kocht Willem 4
morgen land op Vleuterweide, genaamd de
Kerckencamp, waaruit afgeleid kan wor-
den dat ook hij vee bezat. Omstreeks 1645
overleed Willem en hertrouwde zijn vrouw
met Cornelis van Rijckelijckhuijsen, die op
Themaat woonde. Zij ging toen bij haar
man wonen en de herberg met de 4 morgen
land werden in 1647 verkocht aan Evert
Aertsz Vereem, die toen herbergier werd s).
Evert Aertsz Vereem
Evert Vereem, die getrouwd was met
Grietgen Peters, kreeg van de verkopers
een hypotheek van ƒ 2.000,- op zijn huis en
-ocr page 74-
79
streckende van den Herenwech tot in de
weteringe toe, daer de nacomelingen van
Gijsbert Jansz van Dijck westwaerts ende
Willem Petersz wever off seecker steech-
jen oostwaerts naast gelant ende gelegen
zijn, op de laste van ses gulden jaerlijcx die
daer uijt tot grontgelt wort betaelt, jegen-
woordich bij de weduwe van Meerten
Cornelisz van Soest, in sijn leven schipper
tot Vleuten, in huijre bewoont wordende,
op conditien dat de cooper gehouden sall
sijn uijt te houden de drie jaeren huijre die
deselve daer aen noch tot Paschen 1684 is
hebbende, mits gerede genietende de huij-
re jegens ses en dartich gulden jaerlijcx vrij
gelts daervoor belooft." Koper is Johan
van der Laeck, schout van Vleuten, voor de
som van drie honderd twintig gulden.
Uit deze akte blijkt dat Jannigje van
Maarschalkerweerd intussen weer weduwe
geworden is en de herberg huurde en dus
nog steeds herbergierster was. Op 12
augustus 1683 hertrouwt Jannigje voor de
tweede keer, nu met Jan Hendriksz Sas,
zoon van de schoenmaker Hendrick Sas,
die later de herberg huurt, want daarna
wordt hij ook als herbergier vermeld.
Jan Hendriksz Sas
In 1696 koopt Jan Sas de herberg van
Johan van der Laeck, dan omschreven als
„huisinge en erve te Vleuten, waar den
Frisschen Roemer uijthangt" 16). Als hij in
1716 een hypothecaire lening wil hebben,
blijkt er van de koop in 1696 geen trans-
portakte bij het gerecht te zijn geregis-
treerd. Op 21 november 1716 gebeurt dat
Gerrit Henricksz van Bijlevelt
In december 1664 ontdoet Willem van
Bijlevelt zich weer van zijn bezit en ver-
koopt hij het aan Gerrit Henricksz van
Bijlevelt (geen familie) en zijn vrouw
Joosgen Cornelis, waarbij het omschreven
werd als „huijsinge, schuijre en backhuijs"
te Vleuten 12). Het pand was toen verhuurd
aan Rut Meerten.sz tot mei 1667. In 1671 is
Gerrit van Bijlevelt overleden en krijgen
zijn erfgenamen een hypotheek van ƒ 1500,-
op het pand 13).
Waarschijnlijk heeft het huis in de woe-
lige jaren rond 1672 wel wat te verduren
gehad en is de slechte economische toe-
stand in de jaren daarna er de oorzaak van
dat het, als het in april 1681 op verzoek van
de familie van Bijlevelt wordt getaxeerd,
nog maar op ƒ 400,- gewaardeerd wordt m).
Zoals uit de hierna vermelde akte kan wor-
den geconcludeerd is de herberg door
Gerrit van Bijlevelt weer verhuurd aan
Adriaen Cornelisz van Montfoort, die
omstreeks 1672 overleden is, waarna zijn
weduwe Jannigje van Maarschalkerweerd
in 1673 hertrouwd is met Marten Cornelisz
van Soest, die schipper in Vleuten was.
Johan van der Laeck
In mei 1681 15) werd het pand door de erf-
genamen van Gerrit van Bijlevelt publiek
verkocht, waarbij het omschreven werd als
„seeckere huijsinge, schuijr ende back-
huijs, staende en gelegen in den dorpe van
Vleuten op de gront van de erffgenamen
van Joffrouw de Wael van Vronesteijn,
alsnog en daarna wordt ten name van
Cornelis Kick te Utrecht een hypotheek
van ƒ 300,- gevestigd op „huijsinge en
erve met allen sijnen toebehoren en 't gene
daarinne aart en nagelvast is, staande ende
gelegen in den dorpe van Vleuten, alwaar
den Frissen Roemer uijthangt, strekkende
voor van den Heerenwegh tot achter in den
Vleutensenrijn toe, daar oostwaarts
Willem Petersz of seker steegje en west-
waarts Jacob Hendricksz Attendoom naast
gehuijst en geerft sijn, en dit alles soo en in
dier voegen als den comparant hetselve
heeft gekogt op den len februarij 1696 van
Johan van der Laack in leven oud schout
tot Vleuten" 17).
Zoals u uit de hiervoor vermelde akten
ziet werd vroeger, toen er nog geen kadas-
ter was, de ligging van een perceel aange-
geven door vermelding van de belendende
eigenaren, wegen of wateren. Die belen-
dende eigenaren wisselden echter ook
vaak, zodat het niet altijd eenvoudig is de
plaats te bepalen. Er blijkt wel steeds uit
wie dan de buren zijn of geweest zijn, want
soms werden de erfgenamen van een vroe-
gere eigenaar vermeld.
In tegenstelling tot vroegere herbergiers
is het Jan Sas kennelijk wel goed gegaan,
want meer dan 35 jaar is hij herbergier in
Vleuten geweest.
Matthijs Hoveling
In 1733, als Jan Sas ongeveer 80 jaar is,
verkoopt hij de herberg aan Matthijs
Hoveling, schepen van Vleuten en eige-
naar van de herberg annex gerechtshuis
.-... / /.-
/
'•/'
./.
/<
<
a.
/
Afb. 2 Foto van de originele transportakte d.d. 26.04.1735 van de Frissen Roemer door Matthijs Hoveling aan Hendrik van Bijlevelt
(arch. fam. Van Dijk, foto A J. van Weerdenburg)
-ocr page 75-
80
kocht aan Jan Hoedemaker in de Meem
voor 1400 gulden. Het transport vond
plaats op 26 mei 1789 24).
De familie Hoedemaker
Jan Hoedemaker kwam uit Bunnik en was
daar bekend onder de naam Jan van
Hoeden, op welke naam hem op 7 oktober
1789 een akte van indemniteit werd ver-
leend 25). In Vleuten werd hij echter
Hoedemaker genoemd. Jan trouwde in
november 1788 met Hendrica van ('t)
Schip uit Oudenrijn. Op 9 juni 1789 leent
hij van de 5 minderjarige kinderen van zijn
schoonzuster Cornelia van 't Schip
ƒ 1000,- met hypotheek op zijn bakkerij
26). Jan en Hendrikje krijgen tussen 1789
en 1797 vijf kinderen, waarvan de oudste
(Christiaan) en de jongste (Catharina) in
1797 overlijden.
In 1796 koopt Jan Hoedemaker van zijn
buren aan de westzijde, Nicolaas van
Steenderen en zijn vrouw, „zeeker com-
bofje of snuivertje, staande achter de hui-
zinge en op het erf van de verkoopers voor-
noemd, doch annex en tegen de huizinge of
bakkerij van gemelde kooper" voor vijftig
gulden 27). Volgens Van Dale is een kom-
boQe of snuivertje een keuken, schuurtje of
stookhok buiten het huis. Kennelijk was
dat kombofje vroeger op grond van de
buurman gebouwd. Bij de opmeting door
het kadaster in 1832 blijkt de grens tussen
de twee percelen echter een rechte lijn te
zijn, zodat niet precies na te gaan is waar
dat kombolje gestaan heeft.
In 1834 overlijdt Jan Hoedemaker en
krachtens de in augustus 1836 opgemaakte
boedelscheiding gaat de bakkerij over op
zijn zoon Hendrik, die landbouwer was en
in 1830 trouwde met Elisabeth van
Bemmel. In 1840 leent Hendrik ƒ 1100,-
op onderpand van „een huizinge erve en
schuur, zijnde geapproprieerd tot brood-
bakkerij, staande en gelegen op het dorp
Vleuten ... strekkende voor uit den dijk tot
achter in de Vleutense wetering, alwaar
aan de eene zijde de weduwe of erven
Nicolaas van Steenderen en aan de andere
zijde zekere steeg of toegang naar de
Vleutense wetering voornoemd, op het
kadaster bekend sectie A numero 67 in-
houds grootte twee roeden tien ellen" 28).
Hendrik is niet lang bakker gebleven,
want zeven jaar later, in september 1843,
verkoopt hij de bakkerij aan Everardus van
Dijk (geb. 1813), een zoon van bakker
Evert van Dijk in Vleuten 29). De omschrij-
ving van het verkochte luidde toen: eene
huizing, van ouds genaamd de Frissche
Roemer, geapproprieerd (verbouwd) tot
eene broodbakkerij, met daarbij behorende
schuur, verder betimmeringen, erve, grond
en tuin, staande en gelegen in het dorp
Vleuten, strekkende voor uit den dijk tot
achter in de Vleutensche Wetering, belend
De fanlie Lave/Kok
HilLeB Laflpe
UÏOO.ca +1777
xl 1730
Johanna Strooraberg
* ? + 1763
x2 1763
Annigje van Roijen
*1721 +1775
x3 1775
Maria Sibilla Sloot
*  ? + ?
1
x2 1779
HerwBHis Kok
* 1751 + ?
1
1
1
1
Hendrik
III 1 1
III 1 1
Margaretha Pieter Arnoldus Elisabeth Johanna Arnoldus
* 1734
* 1739 * 1745 * 1780 + 1780 * 1782 + 1784 * 1788 + 1788
xl761
Wouter Pas
meerdere huizen in het centrum van
Vleuten, waaronder 4 huizen ten westen
van zijn eigen huis. Hij bezat ook enkele
koeien en kocht in 1743 daarvoor 8 mor-
gen (ca. 7 hectare) land op Themaat.
Willem overleed in december 1777 en
werd in Vleuten begraven. In april 1778
vindt er een scheiding van de boedel van
Willem plaats tussen zijn vrouw Maria
Sloot en zijn enig overgebleven dochter
Maragretha, die getrouwd is met Wouter
Pas, koster in Kockengen 22). Hierbij wordt
het huis van Willem toegescheiden aan zijn
weduwe. In de boedelbeschrijving worden
ook winkelwaren vermeld. Vermoedelijk
wordt daarmee de barbierswinkel bedoeld,
want in die tijd was het gebruikelijk dat de
chirurgijn tevens barbier was.
Hermanus Kok
In mei 1778 hertrouwt Maria Sloot met
Hermanus Kok uit Utrecht, die toen in
Vleuten is komen wonen en in het pand
van zijn vrouw een bakkerij is begonnen.
Hermanus en Maria kregen tussen 1780 en
1788 nog 3 kinderen, die echter allen zeer
jong zijn overleden.
Na 10 jaar bakker te zijn geweest ver-
koopt Hermanus de bakkerij in augustus
1788 23). Het pand werd toen omschreven
als „huijsinge, erve en grond met een
schuur, staande en gelegen in den dorpe
van Vleuten, zijnde een broodbakkerije,
thans bewoont door Hermanus Koek". De
koopsom bedroeg 625 gulden, kosten
koper, te betalen in de eerstkomende
maand november, terwijl het huis betrok-
ken kan worden zodra de heer Koek is ver-
huisd. De koper was Anthonie van Ber-
kenstein, bakker in Harmeien, die het pand
echter twee maanden later weer doorver-
aan de overzijde van de Heerenwech 18).
Waarom Matthijs toen een tweede her-
berg kocht is niet duidelijk, want ander-
half jaar later verkoopt hij hem weer en
wel aan Hendrick Willemsz van Bijle-
velt, brouwer te Vleuten 19), die dan
eigenaar wordt van het pand dat 70 jaar
daarvoor zijn vader Willem ook al beze-
ten heeft, (zie afb. 2).
Hendrick van Bijlevelt
Hendrick van Bijlevelt heeft de herberg
ongetwijfeld verhuurd, maar aan wie is
niet bekend. Hij is ook maar kort eigenaar
geweest want in 1741 verkoopt hij hem
weer en wel aan Willem Lampe 20), die
toen vermoedelijk al huurder was.
Willem Lampe
Willem Lampe was sedert 1730 Mr chirur-
gijn in Vleuten. In dat jaar trouwde hij met
Johanna Stroomberg uit Maarssen, die in
maart 1767 overleed. Uit dit huwelijk had
Willem drie kinderen, Hendrik (geb.
1734), Margrita (Margaretha) (geb. 1739),
en Pieter (geb. 1745), waarvan alleen
Margaretha in leven gebleven is. In mei
1767 hertrouwde Willem met Annigje van
Roijen, dochter van Frans van Roijen van
Heemsmade. Na haar overlijden, toen hij
al rond 75 jaar was, hertrouwde hij in 1775
met de veel jongere Maria Sibilla Sloot.
Willem Lampe is ruim 30 jaar chirur-
gijn in Vleuten geweest en oefende zijn
praktijk uit in de voormalige herberg. In
1748 kreeg hij van de Gereformeerde
Diaconie van Vleuten een hypotheek van
ƒ 500,- op zijn huis 21). Willem was ook-
vele jaren schepen en kerkmeester van
Vleuten en kocht in de loop der jaren nog
-ocr page 76-
81
De f anOie Hoedenker
*1753 ^
X 1788
Hendrika
*1762
H834
van Schip
U834
1
1
Christiaan
*1789 +17
1
1
Cnelis
97 *1791
xl
Geertrui
StaiD
x2
Anderijntje
Schipperheijn
1
HemHlc
*1?93
X 1830
Elisabeth
van Bemioel
*1803
1 1
1 1
Cornelia Gaatje
* 1795 +1797
xl838
Adrianus
Buurman
+ 1797
1 1
1 1
Joannes Jan
* 1831+ 1831 *1832
III 1
III 1
Cornelia Cornelis Anderijntje Geertruida
*1834 n836 n839 * 1839 +1840
1
1
Johannes
* 1844 + 1844
kunnen gebruiken werd in 1845 aan Evert
van Dijk op zijn verzoek door de gemeente-
raad een vrije uitweg verleend door de steeg
of uitweg naar de Vleutense Wete-ring „met
allerhande soort van rijtuig behoorende tot
zijne affaire" onder voorwaarde deze voor
zijn rekening te moeten onderhouden en
„nimmer aan de ingezetenen van Vleuten en
Themaat eenige verhindering aan hunne
vrije passage wordt toegebracht, en alzoo
geen rijtuigen hoe ook genaamd in gemelde
uitweg te laten staan waardoor beletzel aan
de vrijheid der ingezetenen voornoemd
wordt veroorzaakt" 3o).
Omdat de steeg maar circa anderhalve
meter breed was, was het moeilijk om met
wagens achter het huis om naar de wagen-
makerij te komen. Daarom maakte Evert
de hoek van de achterkant van zijn huis
schuin om er gemakkelijker in te kunnen-
draaien. Deze schuine muur is altijd zo
gebleven (zie afb. 6).
Evert van Dijk trouwde in 1842 met
Maria Steenman uit Muiden. Na bijna 18
jaar getrouwd te zijn geweest overleed zij in
maart 1860 zonder kinderen te hebben ge-
kregen. In mei 1861 hertrouwde Evert met
Maria van Wijk uit Montfoort. Tussen 1862
en 1871 kregen zij 8 kinderen, waarvan de
5e, 6e en 7e jong overleden. In februari
1874 overlijdt Maria van Wijk en blijft
Evert met 5 jonge kinderen achten In 1875
aan de eenen zijde de weduwe of erven
Nicolaas van Steenderen en aan de andere
zijde zeker steegje of toegang naar opge-
melde wetering, bij het kadaster der gemel-
de gemeente bekend in sectie A numero 67,
huis en erf twee roeden tien ellen (2 aren
10 centiaren), en 67a huis en erf zestig
ellen (60 centiaren) belast met eene erf-
pachtcanon van zes gulden per jaar ten
behoeve van de weduwe Kelfkens of haar
successeuren, vermeld in een proces-ver-
baal van publieke verkoop op den zesden
januarij zeventien honderd vijf en negentig
gehouden". Verder vermeldt de koopakte:
„Welk bovengemelde perceel door de ver-
koper in eigendom is verkregen uit den
boedel en nalatenschap zijner ouders Jan
Hoedemaker en Hendrika van Schip, blij-
kens onderhandsche acte van scheiding
van dato zevenden augustus achttien hon-
derd zes en dertig. De koper zal het door
hem gekochte eerst kunnen aanvaarden
primo mei aanstaande, als tot welker tijd
de verkooper het gebruik en bewoning van
hetzelve aan zich reserveert". De koopsom
is 1500 gulden „welke bij het teekenen en
passeren dezes geheel kontant is betaald".
Het huis had toen nummer 75.
Hetgeen in deze akte vermeld is over
het erfpachtsrecht van een deel van het per-
ceel (dat daarom met een apart nummer in
de kadastrale legger werd vermeld) is ken-
nelijk een voortzetting de vroegere grond-
eigendom, die in de eerdere koopakten
voor het gehele perceel werd omschreven,
en waarvoor toen ook zes gulden per jaar
betaald moest worden, (zie afb. 3).
De familie Van Dijic
Evert van Dijk begon in 1844 in de door
hem gekochte bakkerij een wagenmakerij.
die aan de oostzijde van het perceel tegen
de steeg stond (zie afb. 3). De winkel aan
de voorkant van het huis werd gebruikt als
kruidenierswinkel.
De wagenmakerij was toegankelijk
door de steeg, die eigendom was van de
gemeente. Om deze toegang rechtens te
Afb. 3 Fragment van de kadastrale minuutkaart uit 1832. De nrs 67 en 67a geven de plaats
aan van het beschreven pand aan de Dorpsstraat met oostelijk daarvan het steegje. De bak-
kerij achter het huis staat aan de zijde van de steeg.
-ocr page 77-
82
Evert's tweede zoon Gerardus Mathias
(Geert) trouwde in 1889 en was kastelein
in Het Oude Raadhuis, zijn derde zoon
Joannes (Jan) werd onderwijzer en trouw-
de ook in 1889, en zijn vierde zoon
Hubertus (Bertus) trouwde in 1892 en
werd schipper in Harmeien. Zijn enig over-
gebleven dochter Anna Cornelia (Kee)
woonde toen zij nog minderjarig was bij
haar voogd in Harmeien en kwam in 1893
terug naar Vleuten, waar zij trouwde met
Johannes Baars, die timmerman was.
In 1888 trouwde Everard met Marga-
retha Wilhelmina SpoUu uit Alphen aan
den Rijn. Tussen 1889 en 1907 kregen zij
12 kinderen. Zij hadden toen ook nog de
kruidenierswinkel. Naast wagenmaker was
Everard ook houthandelaar en in 1892
kocht hij een terrein aan de vroegere
Parkweg (waar nu de straat Houtwerf ligt)
voor houtopslag 33). In 1913 bouwde hij
daar een electrische zagerij, die tot 1972 in
bedrijf is geweest.
Vroeger werden de huisnummers nogal
vaak gewijzigd. Het nummer 75 werd rond
1860 veranderd in A 148 en daarna in de
periode tot 1910 had het de nummers A82,
A154, Al 14 en Al 16. Daarna kreeg het
nummer A92 en rond 1925 werd het Al07.
In 1907 bouwde Everard achter zijn
huis aan de westzijde een nieuwe wagen-
makerij en werd de vroegere bakkerij aan
de oostzijde (aan de kant van de steeg)
afgebroken. Toen werd ook de voorgevel
van het huis gerestaureerd en voorzien van
nieuwe ramen en een nieuwe voordeur in
Louis XVI-stijl (zie afb. 4).
Omstreeks 1920 werd de winkel in het
huis opgeheven en werd in die ruimte het
kantoor van de houthandel gevestigd. In
1902 werd Everard benoemd tot gemeen-
teontvanger. Deze functie, die hij tot 1 juli
1930 bekleedde, was toen nog geen volle
dagtaak en werd door hem thuis uitgeoe-
fend, waarbij het kantoor van de houthan-
del tevens diende als kantoor van de
gemeente-ontvanger. Van 1930 tot zijn
dood was Everard ook procurator van de
R.K.Broederschap van Vleuten.
De welbekende steeg, die altijd werd
aangemerkt als openbare grond van de
gemeente, kreeg bij het opmaken van de
kadasterkaarten in 1832 geen nummer en
werd ook niet in de kadastrale legger als
eigendom van de gemeente vermeld. In
1916 wordt deze omissie hersteld en wordt
de steeg onder nummer A 1640, ter grootte
van 36 ca, in de legger bij de eigendom-
men van de gemeente opgenomen.
Na ruim 80 jaar te hebben bestaan, werd
in 1926 werd het wagenmakersbedrijf
beëindigd, toen zoon Johannes Hubertus
(Jan), die het vak bij zijn vader had ge-
leerd, elders in het dorp een eigen wagen-
makerij begon.
In 1929 koopt Everard van Dijk voor
ƒ 124,- de erl^acht van perceel A 67a, dat
Evert
«177< +1839
1(11802
NiltieliiiM Verkerk
«1784 nm
1(21804
Cornelia van S(^lkujk
«1781 tl834
De f adJie Van Dijk
Pieter
«1814
+ 1892
Leemiert Leendert tatje Kornelia Cornelia —
« 1816 « 1817 « 1818 « 1820 » 1821 « 1823
+1816 11884 +1873 +1820 +1821 t 1823
Jan Joannes Haria Batthijs Hilhekina Hatthijs Johanna Gerardus Ewrante
« 1806 « 1807
♦ 1892 11807
»1809
+ 1888
«1811
+ 1836
«1812
+ 1854
«1813
+ 1881
xll842
Haria
Steenaan
1809-1860
X2 1861
Karia
van Hijk
1835-1874
« 1803 « 1905
t 1804 11873
«1808
tl844
xl843
Joannes J.
Renlinck
1802-1896
xl874
Cornelia
Glissenaar
1844-1926
Ewrarttis Gerardus Joannes Hubertus Anna
flatthias Kathias Anna
1865-1941    1866-1945 Cornelia
X 1889         X 1892 1867-1868
Anna H.G.    Karia
MeetJMsen      van Kleef
Cornelia
1871-1956
X11893
Johannes F.J.
Monws Kathias
1862-1932 1863-1908
X 1888
               xl 1889
Nargaretha H. Johanna T.
Gerardus
1870-1870
SpoUu
van Ooslroi
1863-1333
1868-1938
Baars
1861-1931
1863-1897
x2 1899
'
1
1
1856-1903
x2 1906
Oorothea J.
Schiwl
1863-1904
x31905
Johanna E.
Nieuhoff
1863-1947
Theodorus
van Kleef
1880-1958
Jthannes Cornelia
IhenfcriB Rathias
Franciscus Antonia
Cmrius Theodorus
1900-1384 1901-1987
1903-1984 1907-1977
X 1932 X 1938
xl933
Johanna R. Hillea C.
Adriana N.G
Everanlis Hicolaas Gerardus
lUcrtus Herianus Theodorus
1889-1959 1890-1932 1892-1965
xl928
Seertruida A.
Niddelkoop
Alida flaria Johannes Hilheliina Theodora
Cornelia Anna Hubertus 1896-1973 Cornelia
1832-1982 1894-1982 1895-1965
                  1898-1990
X 1926                       X 1926
Haria
van Lent
Schoonderwcrd van Gent Schoondemoerd
Goenans
goede bekende van Evert was.
In 1885 wordt een boedelscheiding
opgemaakt, waarbij zoon Everard het huis
met de wagenmakerij in eigendom krijgt,
evenals de erfpacht van het perceel A 67a,
waarvan Jan van Dijk, steenbakker in
Maarssen (geen familie), intussen eigenaar
geworden is 32).
laat hij een testament maken 3i), waarbij hij
zijn huis en wagenmakerij legateert aan zijn
oudste zoon Everard (Everardus Johannes,
geb. 1862), tegen inbreng van de geschatte
waarde daarvan in de boedel. In 1881 over-
lijdt Evert als zijn kinderen nog minderjarig
zijn. Hun voogd is Albertus Franciscus van
Heteren, wagenmaker in Harmeien, die een
Afb. 4 Foto van het huis Dorpsstraat A92 rond 1912. Voor het huis staan 3 dochters van
EJ. van Dyk. (arch. fam. Van Dijk)
-ocr page 78-
83
Toen Theo per 1 juli 1930 werd benoemd
tot gemeente-ontvanger, bleef het kantoor
(tot 1957) in gebruik als kantoor van de
gemeente-ontvanger. Theo, die ook onge-
huwd was, volgde zijn vader op als procu-
rator van de Broederschap, was jarenlang
penningmeester van het R.K. kerkbestuur,
voorzitter van de Bouwvereniging St.
Joseph en later ook bestuurslid van de
Bejaardenstichting Sint Jozefzorg, zodat
zijn kantoor een belangrijke functie in de
plaatselijke gemeenschap vervulde.
Bij de officiële invoering van straatna-
men door de gemeente in 1950 werd het
huisnummer Al07 gewijzigd in Dorps-
straat 17.
In 1959 overlijdt Fxf en komt het pand
aan zijn mede-eigenaren, t.w. de zusters en
broer die met hem samenwonen (Alida
Cornelia, Maria Anna, Wilhelmina en
Theodorus Gerardus).
In verband met een hermeting door het
kadaster worden de percelen A 67 en A 67a
in 1961 verenigd en nieuw genummerd
sectie E nummer 768, ter grootte van 292
ca. De steeg krijgt nummer E 766 en het
huis ten oosten daarvan E 766. In 1967
wordt het huisnummer 17 gewijzigd in 8.
In 1969 ontvangt de familie Van Dijk
van de minister van C.R.M, een kennisge-
ving van de voorgenomen plaatsing van
„het monument Dorpsstraat 8" op de lijst
van beschermde monumenten, hetgeen
inhoudt dat voor wijziging of afbraak van
het monument vergunning van de minister
van C.R.M, vereist is .i6). Op de lijst werd
het pand aangeduid als boerderij, wat,
gezien de hier weergegeven geschiedenis,
een volkomen foute aanduiding was.
In 1969 wordt het pand ten oosten van
de steeg (Dorpsstraat 6), dat ook op de
voorlopige lijst van monumenten was
geplaatst, gekocht door W.J. de Bouter (op
naam van zijn echtgenote Mw. C.J.
Mangelsdorf), die het laat afbreken om er
een winkelpand op te laten bouwen. Hij
treedt in overleg met de gemeente om de
steeg te kopen, in ruil voor een strook
grond langs de straat, om ook op de grond
van de steeg te kunnen bouwen. Dit verno-
men hebbend richt Theo van Dijk zich
namens de eigenaren van Dorpsstraat 8 tot
de gemeente en wijst het gemeentebestuur
op het recht van uitweg dat aan de familie
in 1845 werd verleend en op het feit dat de
riolering van het huis van de achterzijde
daarvan door de steeg naar de straat ligt.
De gemeente antwoordt hem dat de ver-
koop zal geschieden „behoudens rechten
van derden", hetgeen betekent dat hij zich
daarover met de koper zal moeten verstaan
37). In mei 1970 besluit de raad van de
gemeente Vleuten-De Meem tot ruil van
de grond van de steeg met Mw. C.J. de
Bouter-Mangelsdorf.
Mede om verdere problemen over de
steeg te voorkomen, verkopen Theo van
Afb. 5 Foto van de zuidzijde van de Dorpsstraat rond 1955. Helemaal links het huis dat oos-
telijk van de steeg stond, rechts van de steeg het huis van de familie van Dijk. (arch. fam. Van
Dijk)
Afb. 6 Foto van het huis Dorpsstraat 8 in 1971. Aan de achterkant van de zijgevel, waar de
steeg was, is de afgeschuinde hoek van de gevel te zien. Het huis aan de oostzijde van de steeg
was toen al afgebroken, (foto J. Verheul, arch. fam. Van Dijk)
intussen van Jan van Dijk is overgegaan op
Johanna Frederica Knoops te Utrecht en
vervolgens op Jan Peelen, koopman te
Maarssen en daarna op diens zuster Johan-
na Frederica Peelen, zodat hij het gehele
huisperceel nu in volle eigendom heeft m).
In 1932 overiijdt Everard van Dijk en
krijgen zijn oudste zoon Everardus
Hubertus (Eef), die ongehuwd was, en zijn
overige nog thuis wonende kinderen het
pand aan de Dorpsstraat uit de boedel van
hun vader. Het bedrijf van houthandel en
houtzagerij werd in 1930 ingebracht in de
N.V., later CV. Houthandel E.J. van Dijk,
waarvan Eef en zijn broers Johannes
Franciscus (Jo) en Theodorus Gerardus
(Theo) beherende vennoten waren, resp. in
de functies van directeur, bedrijfsleider en
boekhouder }5). Het kantooradres van de
houthandel was Dorpsstraat Al07.
-ocr page 79-
84
Bronnen
Voorzover niet nader vermeld zijn gegevens
in dit artikel ontleend aan de doop-, trouw- en
begraafregisters van de kerken in Vleuten, de
registers van de burgerlijke stand, de oude
bevolkingsregisters en de kadastrale regis-
ters, alsmede aan de akten welke in het docu-
mentatiecentrum van de vereniging aanwe-
zig zijn (Collectie van der Poel).
(GAU No; Gemeentearchief Utrecht,
Notarieel archief; RAU Do; Rijksarchief
Utrecht, Dorpsgerechten (microfilms HV);
AVD: archief familie Van Dijk Vleuten;
HV: archief Hist. Ver.).
1)   1564.06.05 GAU No UOOlaOOl; HV Inv. nr
2GC115
2)   16.32.01.11 RAU Do 2051
3)   16.50.06.06 RAU Do 2051
4)   15.59.05.02 RAU Do 2048
5)   1617.08.09 RAU Do 2051
6)   1608.10.29 RAU Do 2051
7)   Zie 5)
8)   1650.06.06 RAU Do 2051; 1660.04.14
(1647.05.01) RAU Hof.v.Utr.Civ.Sent.187-4;
HV2GA710
9)  1663.08.27 (1658.07.06) RAU Do 2052: HV
2GA172
10) 1663.08.27 RAU Do 2052
11) 1664.03.07 RAU Do 2052/2061; HV
2GA174/786
12) 1664.12.12 RAU Do 2052/2061; HV
2GA177/178
13) 1671.03.04 RAU Do 2053
14) 1681.04.29 RAU Do 20.53
15) 1681.05.21 GAU No U049a002; HV 2GA2.33;
1681.09.28 RAU Do 2053
16) 1716.11.21 (1696.06.01) RAU Do 2055
17) 1716.12.10 RAU Do 2055
18) 1733.10.20 RAU Do 2056
19) 1735.04.26 RAU Do 2056; AVD Nr 1
20)1741.05.01 RAU Do 20.56
21) 1748.08.10 RAU Do 2057
22) 1778.04.18 GAU No U188a033; HV 2GC.379
23) 1788.08.06 RAU Do 2065; 1788.10.18 GAU No
U21 la005; 1789.05.26 RAU Do 2059; AVD Nr2
24) 1788.10.18 RAU Do 2065; 1789.05.26 RAU Do
2059; AVD Nr 3; HV 2GC568
25) 1789.10.07 HV2HM059
26) 1789.06.09 RAU Do 2059
27) 1796.12.23 AVD Nr 4
28)1843.08.30 AVD Nr 11
29) 1843.09.19 RAU No R 34-1 765; AVD Nr 12
30) 1845.04.29 AVD Nr 13
31) 1875.06.12 GAU No U305c041; AVD Nr 17
32) 1885.08.04 Kad.UtrOpenb.reg.deel 445 nr 18
33) 1892.08.06 AVD Nr 22
34) 1929.10.18 Kad.Utr.Openb.iïg.deel 1043 nr 38
35) 1930.12.08 AVD Nr 62
36)1969.08.04 AVD Nr 112
37) 1970.04.22 AVD Nr 115
38) 1971.02.03/1971.07.21 AVD Nr 123
39) 1971.07.23 Gem.arch. Vleuten
Met dank aan de heer J.H.van der Poel, die mij
behulpzaam was mei het opzoeken van oude akten uit
de notariële archieven.
WÖ-'t^F',
Afb. 7 Krantenfoto van augustus 1971, genomen tijdens de afbraak van het pand Dorpsstraat
8. Op deze foto is rechts onder het nog niet afgebroken achterste deel van het huis het gewelf
van de oude kelder te zien. (foto De Brug)
Vleuten-De Meem is vastgesteld en dat het
pand Dorpsstraat 8 daarop is gehandhaafd.
Op 20 augustus schrijven burgemeester en
wethouders aan de minister van CRM:
„Op de door u inmiddels vastgestelde
„Lijst van mo.numenten in de gemeente
Vleuten-De Meem" staat vermeld het pand
Dorpsstraat 8, omschreven als „Boerderij,
dwarshuis, gepleisterd met topgevel, deur-
omlijsting Louis XVI, opkamer, rieten
dak". Als eigenaar staat vermeld de familie
Van Dijk te Vleuten. Thans blijkt, dat de
familie Van Dijk het pand onlangs heeft
verkocht aan Mevrouw C.J. de Bouter-
Mangelsdorf te Vleuten. Voordat dezer-
zijds hiervan aan u kon worden kennisge-
geven bleek ons, dat de nieuwe eigenares-
se het pand heeft afgebroken. Wij menen er
goed aan te doen u van deze afbraak in
kennis te stellen." 39)
Op 2 september vraagt het lid van de
gemeenteraad CR. de Kogel aan de raad
een interpellatie over "de gang van zaken
in verband met het onrechtmatig slopen
van het pand Dorpsstraat 8 te Vleuten,
door de eigenaar W.J. de Bouter". In de
vergadering van de raad van 7 september
antwoordt de voorzitter dat hij meent „dat
gezien de wijze waarop de samenstelling
van de lijst heeft plaats gehad (zonder
overleg met de gemeente), het rijk ook de
controle maar moet uitoefenen en dat deze
zaak niet door de gemeente overgenomen
behoeft te worden". En daarmee is de
storm voorbij en wordt er ter plaatse een
zestal kleine winkels met bovenwoningen
gebouwd.
Dijk en zijn zusters hun pand Dorpsstraat 8
aan WJ. de Bouter. Het voorlopig koop-
contract wordt getekend op 3 februari 1971
en het transport vindt plaats op 21 juli 1971
op naam van Mw. C.J. Mangelsdorf, echt-
genote van W.J.de Bouter 38). Op 9 juli
1971 verlaat de familie Van Dijk de wo-
ning en dient de heer de Bouter bij burge-
meester en wethouders een principe-aan-
vraag in voor de bouw van een bedrijfs-
pand op de percelen Dorpsstraat 6 en 8. Op
23 juli berichten burgemeester en wethou-
ders aan hem dat zij bereid zijn aan het
plan medewerking te verlenen, ware het
niet dat het perceel Dorpsstraat 8 op de
voorlopige lijst van monumenten is
geplaatst en dat daaraan consequenties zijn
verbonden.
Op dinsdag 2 augustus 1971 wordt het
pand Dorpsstraat 8 in alle vroegte afgebro-
ken. En daarmee is een beeldbepalend his-
torisch pand in het centrum van Vleuten
voorgoed verdwenen.
Die afbraak had nog een politiek staartje.
In de plaatselijke en regionale bladen ver-
schenen met grote koppen berichten over
de afbraak: „Beschermd pand werd onver-
hoeds gesloopt", „Ondanks voorkomen op
Monumentenlijst: Boederij voor dag en
dauw met de grond gelijk gemaakt",
„Sloop monument oogluikend toege-
staan?" en „CRM is kwaad op Vleuten".
Op 9 augustus 1971 ontvangt de ge-
meente bericht van de staatssecretari van
CRM dat ingevolge artikel 9, Ie lid, van de
Monumentenwet de lijst voor de gemeente
-ocr page 80-
92
Werk bij de kerk (II)
(Onderhoud aan het oude kerkhof bij de N.H.Kerk te Vleuten)
houding moderne, voorziening. Later schildert Maroesja de tekst
en vul ik de steen op met schoon grind. En nu de herfstblaadjes
van de beuk er jaarlijks uitvissen ....
Begin mei zijn we zover dat we alvast teksten op de stenen gaan
opschilderen, het meest tijdrovende karwei van het hele project.
We beginnen helemaal achterin (of voorin) onder de beukenbo-
men, mede uit zorg of daar nog iets te zien is als de beuken vol
in blad staan (dat bleek later mee te vallen, mits er 's ochtends
zon was).
Op twee mei komt J. Kits Nieuwenkamp eens kijken wat we
uitvoeren en wel in gezelschap van oud-schilder Toon
Hoogstraten, die aangeeft ons te willen helpen. Dat is een prima
idee; hij woont dicht in de buurt van het kerkhof, levert ons
water en adviezen en vanaf eind mei mogen we zijn schuurtje
gebruiken als opslag voor onze kruiwagen en gereedschap.
Daarmee leverde hij ons de steun en de uitvalsbasis die we de
eerste maanden zo misten.
Soms haalde ik wel eens water op de bouw, bij de nieuwe
Dirkson supermarkt in aanbouw, pal achter het kerkhof. Daar
maakte ik kennis met de uitvoerder, meneer van Dam. Die zag
namelijk een „vreemde vogel" op z'n erf en greep me in m'n
nek. Eind juni krijgen we nog zes kruiwagens zand van meneer
van Dam en als ik hem op 11 juli zijn spullen zie inpakken stap
ik op hem af om hem te bedanken en even een praatje te maken.
Hij is klaar, nu wij nog.
In juni hebben we ook nog een kuub zand gekregen via meneer
Verschoor van de Hervormde Kerk. Die heb ik met behulp van
m'n dochter Suzanne (4 jaar) naar binnen gekruid en gebruikt
om de ergste gaten in het kerkhofveld te dichten. Die waren nog
gevaarlijk ook maar na opvullen is het weer goed begaanbaar.
De actie van twee jonge kennissen van Maroesja, om met een
detector naar metalen en/of stenen te zoeken, levert weinig
bruikbaars op. Behalve afval eigenlijk alleen maar een paar ijze-
ren stangen, die, getuige hun diagonale stand, ooit een grafsteen
gesteund hebben en na verdwijnen van die steen zijn blijven zit-
ten.
Gedurende de zomermaanden schilderen we rustig verder voor-
zover schoolvakanties van dochter (van mij) en kleinkinderen
(van Maroesja) dat toelaten. Zij is jaloers op mijn nette en strak-
ke letters, ik op haar snelheid. Hoe kan dat nu als je allebei in
hetzelfde sterrenbeeld geboren bent? Dat moeten we nog eens
aan een astroloog voorleggen! Hadden we overigens maar
iemand met paranormale gaven in de werkgroep. Enfin, u
begrijpt dat het hoog tijd werd dat we nu zelf op vakantie gingen
en aldus geschiedde. Op verzoek van meneer Hoogstraten laat ik
m'n schilderspuUen bij hem achter, zodat hij „ook nog wat kan
doen". Eind augustus teruggekomen blijkt dat hij bijna tien ste-
nen heeft schoongemaakt en de teksten geschilderd. Zo schieten
we tenminste op!
In augustus is er ook op twee plaatsen gegraven bij de omhei-
ning en daarbij zijn funderingsresten van de vroegere kerkhof-
muur blootgelegd. En dat is iets bijzonders want nergens staat
beschreven dat die er nog liggen.
(Wordt vervolgd)
Allereerst naar aanleiding van het vorige stukje een paar opmer-
kingen. De stichting die voortborduurde op het werk van
„Terebinth" was niet de Terebinth zelf (drukfout) maar natuurlijk
"Teleac" en wel met zijn cursus „Begraven en Begraafplaatsen".
Die schijnt overigens nog een vervolg te krijgen.
De vermelde dauwbramen op de grafkelder blijken een groter
probleem dan verwacht. Ze zijn door het metselwerk van de zij-
muurtjes heengegroeid en blijven terugkomen, onverschillig hoe
vaak we ze wegsteken. En dat is nu al de hele zomer! Zelden heb
ik een plant met zo'n uithoudingsvermogen gezien. Blijven uit-
steken is de enige mogelijkheid want de kelder gedeeltelijk
afbreken en opnieuw opbouwen ligt ver buiten ons bereik.
Van de genoemde zaailing van de bosrank (Clematis vitalba)
bleek de moerplant niet ver weg te staan, namelijk aan de zijkant
van de Broederschapshuisjes. Deze zomer is hij terecht flink
gesnoeid. Jaiimier genoeg net vóór de bloeitijd, erna had ook
gekund. Van de notenboom vond ik nog verschillende doppen,
die staat dus ook niet ver weg.
Tenslotte wil ik nog melden dat de Vleutense wasserij bij de
goede windrichting tijdens ons werk op het kerkhof ook nadruk-
kelijk aanwezig kan zijn.
Begin april houden Maroesja en ik ons hoofdzakelijk bezig met
het rechtzetten en ophogen van verzakte stenen en dat zijn er
nogal wat. Eén daarvan, nummer 19, vermeldt een Willem
Pleijster (1872-1940) en is zo diep verzakt, dat het meerdere
ochtenden kost om alle onderdelen weer boven het maaiveld te
krijgen. De sokkel rust op twee „voeten", dwarsgeplaatste stuk-
ken afvalsteen, welke op een diepte van 80 cm ook nog eens
klem zitten onder beukenwortels. Pas als die doorgestoken zijn
kan de zaak losgewrikt worden uit de vette klei. Later poetsen
we alles netjes schoon en plaatsen we de sokkel weer opnieuw
op z'n voeten, maar deze keer zo'n vijftig centimeter hoger. Als
ik later de steen schilder blijkt de T een I te zijn en heet meneer
Pleijster dan ineens Pleijsier. Nu, vergeten zal ik hem niet, want
van alle stenen heeft deze ons wel de meeste inspanning gekost.
Op 19 april vonden we onder de grond ook nog een vierkant
stuk hardsteen zonder tekst maar wel netjes glad afgewerkt,
mogelijk een soort sokkel of zo. Ter nadere bestudering hebben
we het tegen de kerk gezet.
Er komt soms nog meer tevoorschijn. Op de (verzakte) sok-
kel van nr 27 (Jan van Maanen 1890-1945) blijkt nog een „Rust
in vrede" ingewerkt te zijn. En de zijde waarop dit staat geeft aan
dat de grafsteen er los en achterstevoren tegenaan is gezet. Zo
zie je maar weer .... Later vinden we nog een paar keer zo'n
„sokkeltekst" onder het maaiveld.
Grafsteen nr 11 (A.C. Kikkers 1883-1952) ligt in de uiterste
zuidwesthoek vrijwel klem tussen omheining en beplanting. Er
is dus niet met een lange balk achter te komen om hem op te
lichten. En daar hij zeker 25 cm diep verzakt is bedenk ik een
andere oplossing. Van m'n werk breng ik een handlier of dom-
mekracht mee, een zwaar soort krik, 71 cm hoog en ± 20 kilo
staal, maar wel met een hefvermogen van 3 ton oftewel 3000 kg!
Gaatje graven, balkje onderin tegen wegdrukken van de stempel
en draaien maar. Na het tilwerk ophogen, deels met eigen ver-
vuilde marmer steenslag, en netje waterpas gelegd. Dat is dan
een heel ander gezicht, want nu zijn ook de drie balken weer
boven het maaiveld. Deze stroken hardsteen liggen vóór de
tekstplaat op een betonnen funderingsplaat van twee bij één
meter. Deze steen is de enige op het kerkhof met zo'n, naar ver-
Cees Bongers
-ocr page 81-
93
De Hel
Een verhaal van een verdwenen naam, van de Leidse Rijn en van middeleeuwse ontginningen
door J.A. Storm van Leeuwen
De tegenwoordig niet meer bestaande Heldam en Heldammersluis tussen De Meern en Harmelen hebben volgens de
auteur hun naam te danken gehad aan het toponiem de Hel. In deze bijdrage wordt getracht de betekenis van de
opmerkelijke naam Hel op die plaats te achterhalen. Dit gebeurt aan de hand van enige waterstaatkundige gegevens
en van de ontginningsgeschiedenis in deze omgeving. Daarbij wordt bijzondere aandacht geschonken aan de aanleg
van de Leidse Rijn (oudtijds Oude Rijn geheten) en aan een aantal ten zuiden daarvan gelegen middeleeuwse kom-
grondontginningen.
Inleiding
Een aantal jaren geleden heb ik in dit tijdschrift iets verteld
over de voormalige Heldam, oudtijds Dam bij Croenkens
camer of Basterdam genoemd. Deze waterkering lag tussen
De Meern en Harmelen in de Leidse Rijn, toendertijd Oude
Rijn geheten i).
De populaire naam Dam bij Croenkens camer, zo schreef ik
toen, kwam voort uit de aanwezigheid van een in de nabijheid
van de dam staande „stenen kamer" die eigendom was van het
geslacht Van Lantscroon 2). Het familiewapen daarvan ver-
toonde drie kroontjes, die waarschijnlijk op het stenen ge-
bouwtje of op de to?gangsbrug waren aangebracht.
Op de tweede naam: Basterdam, een verbastering van het
eveneens voorkomende Bastaertsdamme, ging ik iets dieper
in, omdat deze een aanwijzing geeft omtrent het tijdstip waar-
op deze dam werd aangelegd. Dat was namelijk omstreeks
1363. In dat jaar scheidden de gerechten Bijleveld en
Reyerscop (dit waren de latere polders van die namen) zich op
grond van een overeenkomst definitief af van het (oude)
grootwaterschap van Woerden. Zij hadden hun waterlozing
reeds enige tijd tevoren naar het zuiden op de Hollandse IJssel
verplaatst en behoefden niet meer via Woerden en Rijnland uit
te wateren bij Spaarndam.
De Basterdam ging deel uitmaken van de nieuwe oostelijke
grens van het (oude) grootwaterschap van Woerden. De vorige
grens had gelegen bij de Meemdijk. Deze was geruime tijd na de
vorming van de gerechten Bijleveld en Reyerscop — waar-
schijnlijk omstreeks 1226 — opgeworpen en sneed de veel
oudere verkavelingen van Bijleveld en Reyerscop schuin door.
Door de afdamming van de Oude Rijn (nu Leidse Rijn)
door middel van de Basterdam kon de Harmelerwaard, die
niet betrokken was bij de overeenkomst, blijven afwateren op
het Land van Woerden. Met „bastaert" bedoelde men Jan
Aleman of Jan Aalman, bastaard van Henegouwen, heer van
Woerden, op wiens gezag de dam zal zijn aangebracht.
Voor wat de naam Heldam betreft stelde ik toendertijd, dat
deze zou kunnen zijn afgeleid van een herberg „In de Hel",
die bij deze van een overtoom voorziene dam stond. In de
kameraarsrekeningen van het vroegere grootwaterschap
Bijleveld en de Meerndijk uit de 16e eeuw wordt namelijk
gesproken van „die weerdinne in de Hel" i). Een herberg bij
een dam in een vaarweg, waar de schippers hun vaart moesten
onderbreken om met behulp van de overtoom op het andere
pand te komen, kwam op veel plaatsen voor.
De Hel werd echter in die tijd ook zonder meer als plaatsaan-
duiding gebruikt, zowel in de voornoemde kameraarsrekeningen
als in die van het voormalige grootwaterschap Heycop genaamd
de Lange Vliet. Zo is in de kameraarsrekening van 1512 van
Heycop sprake van „de dam bij de Helle" 4). Deze onlangs
gevonden rekeningpost werpt meer licht op het duistere Hei-
vraagstuk. Het is duidelijk, dat hier niet een herberg met de naam
de Helle werd bedoeld, maar de locatie van die naam.
Onze oud-voorzitter Gravendeel deelde mijn mening over de
aanwezigheid van een herberg bij de Heldam, maar vroeg zich in
een nawoord af waar dan de naam Hel vandaan kwam. Zijns
inziens was hier sprake van één of twee boezemwateren. Hel had
weliswaar in het oergermaans misschien de betekenis die wij er ni(
aan hechten, oorspronkelijk verstond men er echter een schuil-
plaats of bergplaats onder. In het onderhavige geval was de Hel
volgens Gravendeel een bergplaats voor water, dus een boezem.
Intussen heb ik ten aanzien van de aanleg van de tegenwoordi-
ge Leidse Rijn (oudtijds Oude Rijn geheten) en het verband vaii
deze watergang met de ten zuiden ervan gelegen komgrondont-
ginningen andere gedachten gevormd. Deze bieden naar mijn
mening de mogeüjkheid iets meer te weten te komen van de oor-
spronkelijke toestand in de omgeving van de vroegere Heldam.
In deze bijdrage wordt een poging gedaan een verklaring te
vinden voor het toponiem de Hel tussen De Meern en
Harmelen. Daarbij speelt de voorloper van de Leidse Rijn een
belangrijke rol. Ook de ten zuiden daarvan gelegen middel-
eeuwse komgrondontginningen krijgen de nodige aandacht;
deze geven ons een inzicht in de wijze waarop het overwe-
gend rechtlijnige polderlandschap in het veenweidegebied is
ontstaan.
Nagenoeg alle topografische namen die in dit artikel wor-
den gebruikt zijn op het kaartje 1 aangeduid.
De Hel was waarschijnlijk een moerasachtige plek
De naam Hel komt in Nederland en in Vlaanderen op ver-
schillende plaatsen als toponiem voor, ook als eerste lid van
samenstellingen, zoals in Heldam en Helmolen 5). Hel kan
onder andere de benaming zijn van een stuk land of onland, en
dan in het bijzonder van een moeras of poel. De oorspronke-
lijke betekenis van het toponiem Hel schijnt onzeker te zijn.
Vaak heeft die een ongunstige klank gehad. Eén van de theo-
rieën is, dat onze verre voorouders op het platteland dergelij-
ke sinistere plaatsen in verband brachten met de onderwereld
6). Vroeger door mij gegeven voorbeelden van moerasachtige
stukken onland zijn de aan elkaar grenzende natuurreserva^t-
jes de Hel en de Blauwe Hel ten zuidoosten van Veenendaal 7).
-ocr page 82-
94
Het stroompje mondde bij Harmelen uit in het restwater
van de Oude Rijn, dat van Utrecht af naar het westen door
Vleuten stroomde. Dit restwater heb ik indertijd, ter onder-
scheiding van de later eveneens Oude Rijn geheten voorloper
van de Leidse Rijn, de Vleutense Oude Rijn genoemd. Bij
Harmelen heette dat water later de Bijleveld.
Met andere woorden: een betrekkelijk laaggelegen kleine
moerasachtige kom bij de latere Heldam waterde door een
stroompje westwaarts af naar Harmelen. De laagte vormde
daarvan de oorsprong en werd volgens mijn theorie de Hel
genoemd door de bewoners van de hoger gelegen stroomrug-
gen van Vleuten, De Haar en Harmelen.
Toen de voorloper van de Leidse Rijn werd gegraven, ging
het stroompje daarvan deel uitmaken. Het is in de loop der tij-
den enige malen verbreed en verdiept ten dienste van de
scheepvaart, evenals de tegenwoordige Leidse Rijn.
Dit kanaal had tot doel de kronkelige vaarroute door
Vleuten af te snijden; wanneer het werd aangelegd is niet
meer vast te stellen. Naar mijn mening moet het voltooid zijn
geweest voordat met de hierna te bespreken cope-ontginnin-
gen een begin werd gemaakt. Ik kom daar straks uitvoeriger
op terug.
Cope-ontginningen
Ten zuiden van de tegenwoordige Leidse Rijn bevonden zich
oudtijds, tussen de vroegere polders Papendorp en Galecop in
het oosten en het dorp Harmelen in het westen, de polders
Oudenrijn en Bijleveld; daarachter lagen de polders Heycop
en Reyerscop (zie kaartje 1). Een deel daarvan is nu door
bebouwing of door de autosnelweg Al2 en andere wegen
ingenomen, de rest is nog agrarische grond.
Ook in ons geval - te weten de naaste omgeving van de voor-
malige Heldam - kan aanvankelijk sprake zijn geweest van een
moeras van beperkte omvang. Dit zou dan gelegen moeten heb-
ben tussen de noordelijk daarvan aanwezige bewoonde stroom-
ruggen en de ten zuiden ervan gelegen onontgonnen kommen. De
moeilijkheid is evenwel dat niet kan worden aangetoond, dat hier
tijdens of na de middeleeuwse ontginningen van de komgronden
een dergelijke moerasachtige toestand heeft bestaan. De huidige
topografie, met name de verkaveling, wijst daar niet op.
Dit neemt niet weg, dat er vóór de ontginningstijd (die hier te
stellen is op de 11e - 12e eeuw) wel een vochtige laagte of een
poel kan hebben gelegen. De vorming van een dergelijke moeras-
achtige plek hing denkeüjk samen met de aanwezigheid van een
kleine tak van de Oude Rijn, die vanuit het oosten door
Veldhuizen naar de zuidoosthoek van de Harmelerwaard stroom-
de (zie kaartje 2) s). De kleiboorden van dit fossiele stroompje zijn
voor een deel op een luchtfoto goed te volgen, terwijl in het ter-
rein enige schuin op de kavelsloten staande dwarssloten de plaats
aangeven waar het restwater heeft gelopen. Deze geul moet ove-
rigens vrijwel geheel verland zijn geweest toen de gronden hier in
gebruik werden genomen als landbouwgrond; blijkens het verka-
velingspatroon heeft men daarmee bij de ontginning bijna nergens
rekening gehouden. De moerasachtige plek, die in de omgeving
van de latere Heldam lag, is vermoedelijk het begin geweest van
een waterloopje, dat reeds vóór de aanleg van de voorloper van de
Leidse Rijn westwaarts naar Harmelen stroomde. Dit watertje liep
met een flauwe boog langs de zuidrand van de stroomruggronden
van de Harmelerwaard, waarvan het maaiveld toen nog niet door
afvletting van klei was verlaagd. De ten zuiden daarvan gelegen
komgronden werden pas later tot landbouwgrond ontgonnen en
waren daarom nog niet door ontwatering ingeklonken, dat wil
zeggen: nog niet lager geworden.
OuiU Rijn
(naar Woerden)
Stad
Utrecht
} v/aterloop
gerechts- en poldergrens
gerechtsgrens
gebouw
hoogte
dam
1  = Catharijnepoort
2 = Tolsteeg poort
3 = Jaffa
6 = 't Oog in At
5 = Voorn
6 = Den Hoed
7 = Hot ter Weijde
8 = Alendorp
9 = Stenen Kamer
/
Kaartje 1
Schetskaartje van het gebied tussen de stad Utrecht en Harmelen met alleen de topograflsche namen die in dit artikel zijn gebruikt. Voor
de Hel is een uitzondering gemaakt omdat de plaats daarvan niet nauwkeurig bekend is. De Hel heeft vóór de aanleg van de voorloper
van de Leidse Rijn in de naaste omgeving van de latere Heldam (tussen De Meern en Harmelen) gelegen.
-ocr page 83-
95
De grenzen van de cope-ontginningen ten zuiden
van de Leidse Rijn
Het uitgangspunt van een cope-ontginning kon een bestaande
waterloop of de achterzijde dan wel een zijkant van een reeds
uitgevoerde ontginning zijn. Wanneer dat uitgangspunt boch-
ten of knikken had, werd de begrenzing van het nieuwe blok
aangepast. De ontginningsbasis kreeg dan geen recht, maar
een gebroken tracé.
Indien de kavels alle de standaardlengte hadden gekregen
en dus even lang waren, liep de achtergrens evenwijdig aan de
voorgrens (basis). Daarbij werden alle knikken gevolgd.
Dit is het geval geweest met de ontginning Bijleveld ca.,
die gedeeltelijk het stroompje ten zuiden van de Harmeler-
waard als uitganspunt had en de bochten daarvan tot en met de
achtergrens volgde. Het daarachter gelegen ontginningsblok
Reyerscop ca. volgde weer de gebroken lijnen van de achter-
zijde van Bijleveld ca. (zie de kaartjes 1 en 2). Het is een fraai
voorbeeld van dit ook elders toegepaste systeem.
Deze voormalige polders zijn gelegen in een gebied dat uit
komgrond bestaat, dat wil zeggen uit klei-op-veengrond. Het
was oorspronkelijk een uit broekbos bestaande wildernis die
in de late middeleeuwen werd ontgonnen tot landbouwgrond.
De ontginningen waren, waterstaatkundig gezien, afzonderlij-
ke polders.
Binnen de polders Bijleveld en Reyerscop hebben enige
kleinere ontginningen gelegen, maar die hebben voor wat de
waterstaatszorg betreft betrekkelijk vroeg hun zelfstandigheid
verloren. Een voorbeeld daarvan is Veldhuizen. In de 15e eeuw
worden alleen de gerechten Bijleveld en Reyerscop vermeld.
Een gerecht was, de kleinste gerechterlijke en bestuurlijke een-
heid op het Utrechtse platteland; het was min of meer de voor-
loper van de tegenwoordige gemeente en het waterschap.
Deze ontginningen behoorden tot de zogenaamde cope-
ontginningen die op een zeer bepaalde manier collectief wer-
den uitgevoerd 9). Het in gebruik te nemen stuk woeste grond
werd door de overheid (bisschop, graaf, kapittel) onder zeke-
re voorwaarden uitgegeven. In zekere zin was dan sprake van
een koop (in het Middelnederlands „cope") door de gegadig-
den. De namen Reyerscop, Heycop en Galecop zijn daarvan
afgeleid.
Bij het uitmeten van de grenzen van het ontginningsblok
zette de landmeter aan de voorzijde een rechte lijn uit, waar-
langs de kolonisten gezamenlijk een wetering groeven. Dit
was de basis van de ontginning. Met de uitkomende grond
maakten zij een weg (uiteraard nog onverhard) langs de wete-
ring. Deze kwam iets hoger te liggen dan het maaiveld en
werd daarom dijk genoemd. Deze benaming voor een weg is
op het Utrechtse platteland en ook elders nog steeds gebruike-
lijk. Aan de overzijde van de wetering kwamen de boerderij-
en te staan.
Dwars op de wetering groeven de deelnemers aan de nieu-
we nederzetting ieder voor zich sloten langs de aan hen toe-
gewezen kavels (strokenverkaveling). Deze vormden de
kavelgrenzen en zorgden tevens voor de afwatering van het
land. Later dienden zij ook tot veekering en tot het drenken
van het vee. In beginsel liepen deze kavelsloten onderling
evenwijdig, alleen tussen de eventuele hoeken van de voor- en
achtergrenzen moesten zij geren, dat wil zeggen, schuin ten
opzichte van elkaar gegraven worden.
De lengte van de kavels was zo mogelijk gelijk, de stan-
daardlengte bedroeg 1250 a 1300 meter. De achterzijde van
het ontginningsblok was door de landmeter tevoren afgeba-
kend en liep in de meeste gevallen evenwijdig aan de voorzij-
de (basis) van de ontginning, zodat de kavellengten tevoren
waren vastgelegd. Er komen echter in het veenweidegebied op
veel plaatsen cope-ontginningen voor, die door terrein-
omstandigheden kavels met een grotere of kleinere lengte
hebben gekregen.
Aan de achterzijde groef men een sloot, waarvan de uitko-
mende grond werd gebruikt voor het opwerpen van de achter-
kade. Hetzelfde gebeurde met de zijkanten van het ontgin-
ningsblok. Te zamen met de „dijk" (weg) aan de voorzijde
omsloten deze kaden een polder, waarbinnen de belangheb-
benden het slootpeil - en daarmee de grondwaterstand - naar
eigen goeddunken konden regelen. Het overtollige water werd
afgevoerd naar het buitenwater.
Deze ontginningen werden grotendeels in de He en 12e
eeuw verwezenlijkt. Het waren in die tijd grote werken, die de
deelnemende kolonisten volledig in handkracht uitvoerden.
Het is verbazingwekkend hoe vrijwel de gehele veenwildernis
in Utrecht en Zuid-Holland binnen twee eeuwen op deze wijze
stelselmatig werd opengelegd. De middeleeuwse landmeters
en boeren hebben daarmee de grondslag gelegd van het over-
wegend rechtlijnige landschap in de Hollands-Utrechtse laag-
vlakte.
Kaartje 2
Fragment van de topografische kaart, blad 31 G, schaal 1:25.000.
Uitgave 1959. Het noorden is boven. Dwars over de bovenste
helft van het kaartje loopt de Leidse Rijn, zuidelijk daarvan ligt
de autosnelweg A12. Op de rechterhelft van het kaartje kronkelt
de kleine Oude Rijntak in Veldhuizen (polder Bijleveld) naar de
zuidoosthoek van de Harmelerwaard. Daar zou later de Heldam
komen. Alleen het gedeelte van de Oude Rijntak ten westen van
het voormalige slot Nievelt is getekend. (Naar Berendsen, 1982).
Bij Oudenrijn en Heycop werd van dit principe afgeweken.
De reden daarvan is mij niet bekend. Aanvankelijk lijkt men
wel van plan te zijn geweest om een knik in de voorloper van
de Leidse Rijn te volgen. Hierop zou het feit kunnen wijzen,
dat de landmeter achterin Oudenrijn een lange sloot evenwij-
dig aan het uitgangspunt (Leidse Rijn) heeft uitgezet.
-ocr page 84-
96
Kaartje 3
Fragment van de topograflsche kaart blad 31, schaal 1:50.000. Verkend in 1850, gegraveerd in 1855. Het noorden is boven. De naam
Papecop is fout, deze moet zijn: Papendorp. De polders Oudenrijn en Heycop zijn gescheiden door de Heycopperkade. Tegenwoordig
loopt daar de autosnelweg A12 langs. De lange dwarssloot achterin de polder Oudenrijn sneed een driehoekig stuk af van deze polder (zie
de tekst). De S-bocht in de Heycopperdijk (nu Ringkade geheten) langs de zuidzijde van Heycop is ontstaan doordat de ontginners van
Oudenrijn blijkbaar aanvankelijk de knik in de Oude Rijn (nu Leidse Rijn) wilden volgen. Die knik werd weer overgenomen door Heycop,
maar tijdens het werk moet het ontginningsplan van Oudenrijn zijn gewijzigd en daarmee ook dat van Heycop. De boerderijen in Heycop
zijn vermoedelijk eerst aan de noordzijde van dit ontginningsblok gebouwd, doch later verplaatst naar de Heycopperdijk (Ringkade) van-
wege de hogere ligging van het maaiveld in de zuidwesthoek van deze polder.
Het'is overigens opvallend, dat de boerderijen in Heycop niet
aan de noordzijde (de theoretische ontginningsbasis) staan, zoals
men zou verwachten, maar aan de zuidzijde (de vroegere ach-
terzijde). In overeenstemming daarmee heette de zuidkade al
zeer lange tijd Heycopperdijk (tegenwoordig Ringkade) en de
noordkade (de vroegere „dijk") Heycopperkade. Wij moeten
wel aannemen, dat de boerderijen om redenen van hoogteligging
werden verplaatst. Dit moet al in een vroeg stadium zijn gebeurd
(zie kaartje 4).
Hoe de gang van zaken ook mag zijn geweest, het resultaat
vormt voor Oudenrijn en Heycop een interessante afwijking van
de gewoonlijk toegepaste regels bij de cope-ontginningen.
De Leidse Rijn is van oorsprong een vaarwater
Men is algemeen van mening, dat de huidige Leidse Rijn in
eerste instantie niet is aangelegd als een vaarwater, maar als
een gezamenlijke polderwetering (ontginningsbasis) van de
cope-ontginningen Bijleveld en Oudenrijn, alsmede van de
daarachter gelegen cope-ontginningen Reyerscop en Heycop.
Op een oudere topografische kaart schaal 1:50.000 is te zien,
hoe een schuin op de kavelsloten staande lange dwarssloot een
driehoekig gedeelte afsnijdt, zodat de kavels de standaardlengte
kregen. Het westelijk deel van het driehoekig stuk werd vermoe-
delijk als een afzonderlijke kavel toegewezen, de kavelsloten van
het oorspronkelijk uitgemeten gedeelte van het blok lopen daar
althans niet door tot de gewijzigde achtergrens (zie kaartje 3) lo).
Een andere, meer voor de hand liggende mogelijkheid is, dat
de ontginning van Oudenrijn door een of andere oorzaak vertra-
ging ondervond, terwijl het daarachter uitgegeven blok Heycop
reeds in uitvoering was genomen. Voor laatstgenoemde ontgin-
ning had men eerst het westelijk deel van de (ongewijzigde) ach-
tergrens van Oudenrijn als basis aangehouden. Dit had tot
gevolg, dat in de achtergrens van Heycop een bocht ontstond,
die overeenkwam met de knik in de voorloper van de Leidse
Rijn. Door de planwijziging voor Oudenrijn moest de landmeter
de grenzen van het oostelijke deel van Heycop aanpassen. Maar
op dat moment was de bocht in de achtergrens reeds gegraven.
De kavels in het oostelijke deel van Heycop zijn daardoor korter
geworden dan de standaardlengte.
-ocr page 85-
97
afzonderlijk daarop hun overtollige water lozen riiet behulp
van uitwateringssluisjes. De achterliggende polders hadden
daarvoor bovendien vlieten naar de voorioper van de Leidse
Rijn nodig.
Zo was de situatie voordat de Meemdijk omstreeks 1226
werd aangelegd. In die tijd werd de waterstaatkundige toe-
stand in deze streek ingrijpend gewijzigd, zowel ten noorden
als ten zuiden van de tegenwoordige Leidse Rijn.
Veranderingen van de afwatering van de gronden in dit gebied
na 1226 blijven hier echter buiten beschouwing.
Voor de aanleg van het scheepvaartkanaal (de latere Leidse
Rijn) maakte men gebruik van een waterloop ten westen van
het Huis te Voorn en van het stroompje ten zuiden van de
Harmelerwaard. Deze moesten worden verbonden door een zo
recht mogelijk tussenpand. Omdat de hoge gronden van de
Hoge Woerd bij De Meern een belemmering vormden moest
men het tracé van het tussengedeelte aanpassen. Er werden
twee scheef op elkaar staande, nagenoeg rechte stukken
gegraven. Op deze wijze kon men de hoge gronden omzeilen
en ontstond mijns inziens de merkwaardige knik in de tegen-
woordige leidse Rijn ten oosten van De Meern.
Mogelijk is toen ook de noordwaarts gerichte kronkel van
de Oude Rijn tegenover Papendorp afgesneden. Het restwater
van deze bocht liep oorspronkelijk tot aan de Everard
Meysterlaan (Oog in Al), maar is door de aanleg van het
Amsterdam-Rijnkanaal en door stedelijke bebouwing geheel
verdwenen. Aan de hand van kadastrale minuutplans kan de
oude loop worden gereconstrueerd ii).
Een betere scheepvaartroute
Voor de scheepvaart tussen Utrecht en Harmeien en verder
Holland in moet de aanleg van de voorloper van de Leidse Rijn
tussen Papendorp (ten oosten van het Huis te Voorn) en
Harmeien een belangrijke verbetering zijn geweest. Dit kanaal
sneed het sterk slingerende restwater van de Oude Rijn door de
Hogeweide en het Vleutense gebied (de zogenaamde Vleutense
Oude Rijn) radicaal af. Zelfs nadat - waarschijnlijk in een zeer
vroeg stadium 12) - het gedeelte van de Vleutense wetering tus-
sen de Catharijnepoort van Utrecht en de hofstede Den Hoed
was gegraven, waardoor de meanderende loop in de Hogeweide
werd afgesneden, bevatte het Vleutense gedeelte van de vaarweg
nog bijzonder veel kronkels. Het was alleen bevaarbaar voor
zeer kleine vaartuigen.
Pas in 1467 maakte men in opdracht van de bisschop van
Utrecht een verbindingsvaart tussen de tegenwoordige Leidse
Rijn en de Vleutense Oude Rijn, namelijk de grotendeels nog
bestaande Alendorper wetering of, zoals men die toen ging noe-
men, de Nieuwe Greft 13). Daartoe werd onder andere een kron-
kel van de Oude Rijnloop bij Alendorp (de latere Alendorper-
wetering) afgesneden. Deze Nieuwe Greft verbond men door
middel van de eveneens nieuwe Louwwetering met de Leidse
Rijn bij de Louwbrug. Het doorgaande scheepvaartverkeer
behoefde voortaan niet meer het tijdrovende en lastige tracé door
Vleuten te volgen. Bovendien kwam een vaarverbinding tot stand
met de Vecht via de Stads wetering en de omstreeks 1226 gegra-
ven Proostwetering 14). Het is opmerkelijk, dat de Nieuwe Greft
en waarschijnlijk ook de Louwwetering op kosten van de belang-
hebbende kerspel Harmeien, Kamerik, Kockengen en Zegveld
werden aangelegd; de stad Utrecht nam het onderhoud op zich.
Bij al deze veranderingen van waterstaatkundige aard laat
ik in het midden, of tijdens de aanleg van de voorloper van de
Leidse Rijn tussen Papendorp en Harmeien de tak van de
Oude Rijn, die vanaf Tolsteeg door het gerecht 't Lijnpad in
de Stadsvrijheid van Utrecht westwaarts stroomde, nog
bevaarbaar was. Er is misschien een aanwijzing, dat zulks in
1378 nog het geval was 15).
Kaartje 4
Fragment van de „Nieuwe Caerte van de Provincie van Utreclit"
door Bernhard de Roy, 1696. Het noorden is boven. In de polder
Heycop zijn de namen Heycopperdijk (zuidgrens) en Heycopper-
kade (noordgrens) reeds in de 17e eeuw verwisseld. Er staan drie
boerderijen aan de Heycopperdijk, die oorspronkelijk aan d^
tegenwoordige Heycopperkade moeten zijn neergezet. Deze kade
is volgens het toenmalige ontginningssysteem de basis en dus de
„dijk" (weg) van Heycop geweest. Zie ook het kaartje 3.
Volgens deze opvatting zouden de vier polders hun over-
tollige water rechtstreeks lozen op deze gemeenschappelijke
wetering. Het daarop gebrachte water stroomde vervolgens
naar Harmeien, waar het terecht kwam in de Vleutense Oude
Rijn (de latere Bijleveld).
De door „cope" (koop) verkregen rechten van de conces-
siehouders van de cope-ontginningen, waartoe de vier hierbo-
ven genoemde polders behoorden, werden altijd zorgvuldig in
acht genomen. Elke ontginning kreeg een eigen uitwatering
naar de rivier of kleinere waterloop vanwaar de kolonisten de
zogenaamde wildernis waren ingetrokken. De waterloop kon
zowel een natuurlijk water als een geheel of gedeehelijk
gegraven watergang zijn, zoals de voorloper van de Leidse
Rijn er één was.
De uitwateringsvlieten waren in het terrein strikt geschei-
den, zodat een oudere polder geen wateroverlast kon onder-
vinden van een achtergelegen of naastgelegen jongere polder.
De in tweede instantie ontgonnen blokken Reyerscop en
Heycop konden volgens dit systeem niet afwateren op de wete-
ringen van Bijleveld en Oudenrijn. De Leidse Rijn kan daarom
naar mijn mening geen gemeenschappelijke wetering zijn
geweest van de vier polders ten zuiden daarvan. Indien de
belanghebbenden dat ooit van plan zouden zijn geweest had-
den zij de dwars op de Leidse Rijn uitgezette kavels de dubbe-
le lengte gegeven en de werkzaamheden in de vier ontginnin-
gen als één geheel hebben uitgevoerd. Cope-ontginningen met
kavels die de dubbele standaardlengte hebben komen op enke-
le plaatsen in het veenweidegebied voor.
Mijn conclusie is, dat de Leidse Rijn ten behoeve van de
scheepvaart al was gegraven voordat de ontginningen ten zui-
den ervan ter hand werden genomen. Toen deze watergang er
eenmaal was konden de nieuwe polders zonder bezwaar
-ocr page 86-
98
Situatie bij de Heldammersluis in 1958, korte tijd voordat deze met gebouwen en bruggen werd opgeruimd. Gezicht vanuit het oosten. Op
de voorgrond de Leidse Rijn. In deze omgeving heeft waarschijnlijk het moerasachtige stuk land gelegen, dat de Hel werd genoemd.
Foto door de schrijver genomen in mei 1958.
Besluit
Bij het zoeken naar verklaringen van topografische namen is
altijd grote voorzichtigheid geboden. Toch heb ik als belang-
stellende leek op het gebied van de naamkunde een poging
gewaagd aan de hand van waterstaatkundige gegevens en van
de ontginningsgeschiedenis de herkomst te achterhalen van
het vroegere toponiem de Hel tussen De Meern en Harmeien.
Mijn conclusie is, dat deze Heinaam betrekking heeft
gehad op een stuk moerasachtig land aan het begin van een
stroompje dat langs de zuidrand van de Harmelerwaard naar
Harmeien liep. Eén van de betekenissen van Hel is namelijk
moerasachtig onland of poel. Dit stukje moeras zal bij de aan-
leg van de voorloper van de Leidse Rijn in het werk zijn mee-
genomen en vergraven of gedempt.
De Leidse Rijn is naar mijn mening oorspronkelijk ten
behoeve van de scheepvaart tussen de stad Utrecht en Har-
melen gegraven. Daarmee kon de lange en kronkelige vaar-
route door het Vleutense gebied (door mij de Vleutense Oude
Rijn genoemd) worden afgesneden.
De aanleg van dat kortere vaarwater tussen de ontginnin-
gen Papendorp/Galecop en Harmeien moet om rechtskundige
en waterstaatkundige redenen plaats hebben gehad voordat de
Een andere mogelijkheid is, dat de schippers toen reeds ge-
bruik maakten van de Vleutense wetering vanaf de Catharijne-
poort tot iets vóór de Kusendam bij de latere herberg Jaffa.
Tussen dat punt en het in stand gehouden gedeelte van de
Oude Rijntak door 't Lijnpad (bij het latere buitenhuis 't Oog
in Al) was een vaarverbinding gemaakt. Deze vormde oudtijds
een onderdeel van de door de Utrechters zo genoemde Oude
Hollandse Rijn (ook wel Oude Rijn of Hollandse Rijn), die via
De Meern westwaarts liep 16). Dit verbindingswater, nu Oude
Rijn geheten, bestaat nog steeds; het loopt langs de Billiton-
kade. De Vleutense wetering is in onze eeuw tussen de stad en
het uit ca. 1890 daterende Merwedekanaal gedempt. Nu ligt er
de verbrede Vleutenseweg op.
Bij de aanleg van de voorloper van de Leidse Rijn maakte
men onder andere gebruik van het reeds genoemde stroompje
tussen de Hel en Harmeien. De situatie op de plek die als de
Hel bekend was veranderde daardoor ingrijpend. Het moeras
moet toen verdwenen zijn. Bij de latere ontginningswerken
behoefden de middeleeuwse concessiehouders daar althans
geen rekening meer mee te houden. Mogelijk is dat de reden
waarom de huidige topografie daar ter plaatse, met name de
verkaveling, geen informatie geeft over de oorspronkelijke
toestand.
-ocr page 87-
99
Heldam en sloeg uit op de Leidse Rijn. Na een aantal volledige en gedeeltelijke
vernieuwingen werd de Helmolen in 1755 afgebroken en niet meer vervangen. De
naar deze molen voerende vliet heette de Helmolenvliet; thans is dat een gewone
kavelsloot geworden, die de naam Hellevliet of Helsloot draagt.
6.   J.A. Huisman, De Hei-namen in Nederiand. Rede, uitgesproken bij de officiële aan-
vaarding van het hoogleraarsambt aan de Rijksuniversiteit te Utrecht (1953), blz 3.
7.   Storm van Leeuwen (1991), blz. 42.
8.   Zie H.J.A. Berendsen, de genese van het landschap in het zuiden van de pro-
vincie Utrecht. Utrechtse geografische studies 25 (1982).
9.   Zie H. van der Linden, De Cope (1956).
10. C. Dekker beschouwt de Leidse Rijn als de gemeenschappelijke wetering (ont-
ginningsbasis) van de ten zuiden ervan gelegen cope-ontginningen. Deze wetering
zou etappegewijs vanuit Harmeien oostwaarts naar Papendorp zijn gegraven,
behalve bij Oudenrijn. Dit blok zou volgens Dekker vanuit Papendorp zijn geko-
loniseerd. De achteigrens daarvan werd zijns inziens aanvankelijk in het verleng-
de van de achtergrens van Veldhuizen (Bijleveld) uitgezet. Om de voorwetering
(de latere Leidse Rijn) uit te laten komen op een kronkel van de Oude Rijn bij
Papendorp, werd van dit plan afgeweken. De ontginners van Veldhuizen en die van
Oudenrijn wericten zodanig samen, dat in de nog te graven (en niet uitgezette?)
voorwetering een knik ontstond. De reeds uitgezette achtergrens van Oudenrijn
werd blijkbaar gehandhaafd, zodat een driehoekig stuk van het blok achter de
kavels met de normale lengte werd gevormd. Het is m.i. niet duidelijk waarom
men hier niet eerst de vooigrens (basis) van de ontginning bepaalde, zoals gebrui-
kelijk was. C. Dekker, „Afwatering en scheepvaart ten westen van de stad Utrecht tot
de 14e eeuw"; in: Feestbundel, aangeboden aan prof. dr. D.P Blok (1990), blz. 63.
11. J.A. Storm van Leeuwen, Van Oude Rijn tot Leidse Rijn. De afwatering van de
gronden in en rondom Vleuten - De Meem in de loop der tijden. Gezamenlijke uit-
gave van de Historische Vereniging Vleuten, De Meem, Haarzuilens en het water-
schap Leidse Rijn (1985), blz. 27.
12. Dekker (1990), blz. 70 t/m 72.
13. Procuratie- en ceitificaatboek 1467-1483, t.o. folio 9. Gem. Archiefdienst
Utrecht, Stadsarchief I, inv. nr. 22
14. Storm van Leeuwen (1985), blz. 25.
15. Dekker (1990), blz. 69.
16. Schouwe ceduUe van den Ouden Hollantschen Rhijn, begonnen anno 1605.
Gem. Archiefdienst Utrecht, Stadsarchief II, inv. nr. 1995.
cope-ontginningen van de ten zuiden ervan gelegen komgron-
den ter hand werden genomen. Deze zienswijze wijkt af van
de algemeen heersende opvatting, dat de voorloper van de
Leidse Rijn is gegraven als een gemeenschappelijke wetering
van die cope-ontginningen.
Bij de twee oostelijk gelegen cope-ontginningen Oudenrijn
en Heycop is afgeweken van het gebruikelijke model. De
reden daarvan is niet duidelijk, maar moet wel samenhangen
met de knik in de voorloper van de Leidse Rijn.
Bij de aanleg van dat scheepvaartkanaal verdween de moe-
rasachtige Hel. Omdat de occupatie ten zuiden ervan pas later
plaats vond is de oude toestand niet meer terug te vinden in
het verkavelingspatroon.
De naam Hel of Helle werd nog wel in de 16e eeuw als
plaatsaanduiding gebruikt. De objecten met de daarvan afge-
leide namen Heldam, Heldammersluis en Helmolen bestaan
niet meer. Alleen de Hellevliet of Helsloot (de vroegere
Helmolenvliet) in Bijleveld en de veertig jaar oude
Heldamweg in de Harmelerwaard doen ons nog herinneren
aan dat merkwaardige toponiem de Hel.
Noten
1.   J.A. Storm van Leeuwen, „De dam bij Croenkens camer"; in: Tijdschr.
Historische Vereniging Vleuten, De Meem, Haarzuilens, jaargang 11, nr. 2 (juni
1991), blz. 37 t/m 44, De Heldam was voorzien van een overtoom of overtocht. In
de 17e eeuw veranderde de stad Utrecht de Heldam in een schutsluis, die in 1960
is opgeruimd.
2.   H.E.J. van Essen en D.W. Gravendeel, „Een steene caemer"; in: Tijdschr.
Historische Vereniging Vleuten, De Meem, Haarzuilens, jaargang 10, nr. 4
(december 1990), blz. 892 t/m 895.
3.   Rekeningen van de kameraar van het waterschap Reyetscop en Bijleveld,
Arch. Kapittel van den EXjm, inv. nr. 3544. Rijksarchief Utrecht.
4.   Rekeningen van de kameraar van het waterschap Heycop genaamd de Lange
Vliet, Arch. Kapittel van de Dom, inv. nr. 3607. Rijksarchief Utrecht.
5.   De Helmolen was de meest oostelijke van de drie in 1485 gebouwde windwa-
tennolens van het grootwaterschap Bijleveld en de Meemdijk. Hij stond bij de
Haarzuilens 100 jaar (vervolg van blz. 76)
Springer uit Haarlem wordt gevraagd een eerste ontwerp te
maken voor de aanleg van het terrein rond het kasteel. Korte tijd
later wordt de opdracht tot aanleg gegeven aan Copijn uit
Groenekan. Het is Copijn, die via de overheid de gewenste ver-
legging van de wegen bewerkstelligt. Copijn geeft praktische tips
over de wegenloop aan het openbaar bestuur (zonder dat daarbij
de gemeenteraad wordt betrokken). Dan is er ook een maquette
gemaakt van de zgn. Hall, de te overkappen binnenplaats, en op
16 december 1893 wordt de definitieve keuze voor de lokatie van
het nieuwe dorp bepaald: een ontwerp van Cuypers en Copijn
geeft aan, waar het dorp (op de huidige plek) wordt geprojecteerd.
In maart 1894 zijn de wanden van de Hall grotendeels klaar.
Op 10 december 1894 zijn alle spanten van de kap gesteld, terwijl
nog diverse nieuwe ontwerpen voor het park (van Cuypers en
Copijn) de revue hebben gepasseerd. In 1894 wordt ook een aan-
vang gemaakt met de aanleg van het Noorderpark.
(Wórdt vervolgd)
Tot 1892 blijft het kasteel een ruïne, waarover in die tijd wordt
geschreven, dat het het grootste thans nog bestaande feodale kas-
teel van ons land is.
In januari 1892 ligt er een ontwerp voor de vooigevel en wordt
het idee geopperd om de binnenplaats te overkappen. Ook wordt
een begin gemaakt met de restauratiewerkzaamheden: de oprui-
ming van al het puin, dat in de loop der jaren in de grachten en op
de binnenplaats terecht was gekomen. In de loop van 1892
blijkt, dat de ambities van de bouwheer verder reiken dan zijn
grondbezit. Er worden plannen geopperd om meer grond aan te
kopen en de opdracht wordt gegeven om een overzicht te maken
van terreinen, die dienen te worden aangekocht om een groot
park aan te leggen met een verbeterde wegenloop. Met name de
grond van ene Mocking, die een aantal percelen bezit, blijkt de
interesse van de inmiddels aangestelde rentmeester (de Belg
Frans Luyten) te hebben, evenals de boomgaard van ene Van
Rooyen, die aan deze percelen grenst. Het nieuwe dorp wordt
geprojecteerd op een stuk grond van genoemde Mocking en van
Baron van Lynden, die op de Sterreschans in Loenen woonde. In
verband met de nieuwbouw van het dorp wordt een ontwerp
gemaakt voor een landelijke herberg met een kegelbaan.
In augustus 1893 zijn alle betrokkenen het eens over de inde-
ling van het te restaureren kasteel. Aan de tuinarchitect Leonard
Bron: /Artikelen van Mariël Kok, Karel Loeff en Heimerick Tromp in Bulletin
KNOB 19%-2/3.
-ocr page 88-
100
Mens erger je niet
De decembermaand en de tijd rond kerst
en oud en nieuw is in ons gezin altijd ge-
zellig. We wonen dan niet meer in de
woonkeuken, maar de voorkamer wordt
gezellig bewoonbaar gemaakt. Gordijnen
worden gewassen, en mijn vader krijgt
dan het verzoek om niet zo veel meer te
roken. Na een korte woordenwisseling
besloot hij om maar meteen te stoppen.
Hij liep naar buiten en kwam zonder pijp
terug.
De kachel was van zolder gehaald,
maar het aanmaken gaf dit keer nogal wat
problemen. Vaak was de oorzaak, dat de
schoorsteen nog te vochtig was, maar toen
we elkaar niet meer konden zien van de
rook, kwamen we tot de ontdekking dat de
pijp nog volgestopt zat met kranten.
Op sinterklaasavond zaten we geduldig te
zingen en te wachten tot de kado's werden
uitgedeeld. Wat we kregen was al lang
bekend. Moeder begon in de zomer al te
breien voor Sinterklaas. We hadden dan al
de keus, een paar sokken, wanten of een
das. Omdat ik een krantenwijk had, kreeg
ik ook nog een paar oorwarmers.
Voor het hele gezin bracht de Sint nog
een spel, „Mens erger je niet". Omdat
wij netjes opgevoed waren was dat eigen-
lijk geen spel voor ons. Wij hadden niet
geleerd, dat als je een doel wilt bereiken
je desnoods je beste vrienden of familie
zomaar aan de kant mag schuiven.
Om de goede vrede te bewaren, had-
den mijn ouders de spelregels wat milder
gemaakt, maar er was toch altijd nog veel
ergernis.
Vanaf die tijd ging ik al dat soort spellen
vergelijken met de wereld, de mensen en
de dieren. Wij zijn allemaal pionnen op een
groot speelbord. Iedereen probeert zo hoog
mogelijke ogen te gooien, om snel een doel
te bereiken. Gooi je zes dan mag je nog
eens, je telt maar door, en staat er iemand
in de weg, schuif hem maar aan de kant.
Ik ben nooit zo gelukkig in een spel,
bij „ganzenbord" zit ik vaak in de put.
Bij „Monopoly" kom ik in de gevange-
nis, of ik ga niet langs „af" en ontvang
geen tweehonderd gulden. Bij het kaarten
zal iemand mij altijd overtroeven, of ze
spelen mij de „Zwarte Piet" toe. Moet er
een spelletje gespeeld worden, dan zeg ik
liever ik pas.
Mijn twee konijnen die ik steeds zo goed
verzorgd heb, moeten ook het veld rui-
men, ze mogen het spel niet meer mee
spelen, het eindigt in de braadpan. De
kippen zijn in de rui, ze kunnen geen zes
eieren in de week meer gooien, dus de
hele kippenfamilie loopt zo langzamer-
hand in de soep. Ja, zo gaat dat als het
Kerstmis is geworden. Natuurlijk gaan
we ook naar de kerk, en vieren het feest
van de vrede, alleen het spel van de
vrede, daar zijn we al jaren de spelregels
van kwijt.
Thuis heeft mijn vader de kerststal gezet,
een eenvoudige kleine stal, niet groot
genoeg om alle beelden in kwijt te raken.
Kijk, zei mijn vader, ik heb de eenvoudi-
ge herders in de stal gezet vlak bij het
Kindje Jezus. De koningen die met hun
pracht en praal misschien vaak zes gooi-
en, staan buiten in de sneeuw. Wij vier-
den een mooi maar eenvoudig kerstfeest.
Na wat dagen restjes eten en nog kerst-
feest vieren, kwam de laatste dag van het
jaar. Het hele dorp rook naar oliebollen,
en de donderbussen werden al een beetje
uitgeprobeerd, 's Avonds spelen we een
spelletje, dus ik zit me weer te ergeren.
We eten oliebollen, nog wat overgeble-
ven chocolade en als verrassing ... een
zure haring.
's Nachts na de jaarwisseling waren er
twee dingen die me behoorlijk dwars
zaten. Het eerst was, het eten van choco-
lade met haring, ik was kotsmisselijk.
Maar het ergste vond ik, dat ik bij het
„Mens erger je niet" mijn moeders pion
aan de kant had geschoven, toen ze bijna
„thuis" was. Wat een gemeen spel.
Na de nieuwjaarsdag moest ik weer kran-
ten bezorgen, en overal aanbellen om
nieuwjaar te wensen. Bij een groot huis,
waarvan de eigenaar waarschijnlijk heel
wat keren zes had gegooid, kreeg ik te
horen; „Zeg knaapje, ik vind dit een ver-
kapte vorm van bedelarij, van mij krijg je
niks". „Nou ja", zei ik, „ik wens U toch
van harte alles wat ik U wensen kan".
Thuis gekomen maakte ik de balans op
van mijn zestig kranten bezorgen, twee
peren, drie appels en zeven en dertig en
een halve cent. Mijn vader had zijn pijp
weer opgezocht, zat heerlijk te roken en
las de krant. Telkens mompelde hij „mens
erger je niet". Toen ik hem liet zien wat ik
had gekregen, voor een jaar krantenbezor-
gen, riep hij: „Mens erger je niet".
/
Illustratie:
Barbara Gravendeel
De Meern 1939/1940
Theo van den Berg