-ocr page 1-
(^?^.\30 ;C\<^ 0^ l6S"L
■^^pT^
^
Van de voorzitter
Tijdschrift van de Historische Vereniging
Vleuten, De Meern, Haarzuilens
Verschijnt 4x per jaar. ISSN 0928-4893
18e jaargang nr. 1, maart 1998 ©1998
De vereniging is ingeschreven in het vere-
nigingsregister van de K.v.K. Utrecht e.o.
onder nunmmer V 479360
Correspondentieadres:
Dorpsstraat 1, 3451 BH Vleuten
Dagelijics bestuur:
J.F.K. Kits Nieuwenkamp, voorzitter
Hof ter Weydeweg 11, 3451 ST Vleuten
Tel. 030-6772112
J.W. Schoonderwoerd, secretaris
Meerndijk 62, 3454 HT De Meern
Tel. 030-6661462
P.G. de Rooij, penningmeester
't Zand 1, 3544 NC Utrecht
Tel. 030-6771483
A.J. van Zoeren, vice-voorzitter
Stationsstraat 34, 3451 BZ Vleuten
Tel. 030-6771263
Ereleden:
Mevrouw Prof. Dr. C. Isings, Soest
Dr. D.W. Gravendeel, Laag Keppel
Gebouwen:
Vleuten: Broederschapshuisjes (documen-
tatie- en informatiecentrum).
Dorpsstraat 1, Tel. 030 - 6774222
(gedurende openingstijden)
De Meern: Het Kabinet (permanente expo-
sitieruimte). Zandweg 147B
(achter Verenigingsgebouw)
Contributie (inclusief tijdschrift):
f. 35,— per jaar,
bij verzending per post f. 13,- extra
Losse nummers tijdschrift:
f 10,- voor leden, f. 12,50 voor niet-leden
Bankrelaties:
ABN-AMRO Bank De Meern,
rek. 55.66.33.040
Rabobank Vleuten, rek. 36.75.17.574
Postbank, rek. 2689200
Redactiecommissie:
H.E.J. van Essen en J.H.P. Heesters
Adres: Mauritslaan 17, 3454 XP De Meern
Tel. 030 - 6662992
Gehele of gedeeltelijke overname van ar-
tikelen uit dit tijdschrift is slechts toege-
staan met bronvermelding en na verkregen
toestemming van de redactiecommissie.
Illustratie voorpagina:
Zandweg en Meernbrug in 1760. Foto van
tegelplateau in 1982 gemaakt door pla-
teelbakker J.M. Brand naar tekening van D.
Verrijk. (Tekening Kon. Huisarchief, plateau
van fam. C.W. Bonenkamp, foto A.J. van
Weerdenburg
Druk: Jan Evers D<" M^^rn
nen moeten worden gerealiseerd. Wat dat
betreft zijn de leden van het bestuur echte
"doeners". En dat is voor een voorzitter
zeer plezierig.Als ik op het werk van de
vereniging van de afgelopen zes jaar terug
kijk, dat vallen mij twee dingen bijzonder
op. Ten eerste het aantal gedrukte uitgaven,
naast ons voortreffelijke tijdschrift. Ik
noem de teboekstelling van de geschie-
denis van onze gemeente, de uitgave van
een fotoboek over onze gemeente, een
fotoboek over Kasteel De Haar, een bundel
over de Romeinen in Vleuten-De Meern
en een reeks verhalen over De Meern. Ten
tweede valt onze betrokkenheid op bij het
archeologisch onderzoek in onze gemeen-
te. Steeds hebben wij in een zeer vroeg
stadium het gemeentebestuur geïnformeerd
over archeologisch belangrijke gebieden
binnen onze gemeente, die bedreigd wor-
den door de bouwactiviteiten in het kader
van het Leidsche Rijn project. Dat deden
wij in de hoop en verwachting, dat het ge-
meentebestuur deze gegevens zou betrek-
ken bij en integreren in de te ontwikkelen
bouwplannen, waardoor het zo hoog in het
vaandel geschreven "behoud van de iden-
titeit" zou worden bevorderd. Tot mijn gro-
te spijt heb ik moeten constateren, dat men
in veel gevallen "ja" zei, doch "nee" deed.
Een voorbeeld daarvan is de uitwerking
van het plan Veldhuizen, waar de vere-
niging ervoor gepleit heeft in het plan re-
kening te houden met de loop van de
stroomrug van de Rijn als belangrijk cul-
tuur-historisch onderdeel van dat gebied,
met de te verwachten vondsten van bewo-
ning. De uitwerking van het plan hield
geen enkele rekening met deze cultuur-
historische feiten. En nu de bodem deze
feiten prijsgeeft (de vondsten van de Ro-
meinse weg, de boten, de droogschuur en
andere zaken) moeten de plannen nu met
extra inspanning en vooral kosten worden
aangepast. Jammer, dat op dit punt de
samenwerking niet optimaal was. Wellicht
iets voor mijn opvolger.De vereniging
wacht een andere Heer!
Bedankt.
Wellicht is dit alweer het laatste voorwoord
van deze voorzitter. Ik maak nu zo'n acht
jaar deel uit van het bestuur van de vereni-
ging, waarvan zes jaar als voorzitter. Dit
laatste zijn twee ambtstermijnen. Op 28
april a.s. vindt wederom onze jaarvergade-
ring plaats en dan zou mijn derde ambtster-
mijn ingaan. Ik heb mijzelf moeten afvra-
gen of het juist zou zijn een derde termijn
van drie jaren te ambiëren. Na ampel be-
raad ben ik tot de conclusie gekomen, dat
het goed zou zijn om ruimte te maken voor
een opvolger, als deze zich aandient. En dat
hoop ik. Want iedere voorzitter heeft toch
zo zijn eigen stijl, zijn eigen ambities en
zijn eigen stokpaardjes. Bovendien heeft hij
zich bij het aanvaarden van zijn functie
enkele doelstellingen ter realisering voor-
gesteld. Na een bepaalde periode zijn deze
doelstellingen of gerealiseerd of is hem ge-
bleken, dat het on-mogelijk voor hem is die
doelstellingen ooit te realiseren. Beide si-
tuaties leiden ertoe op een bepaald moment
het estafette-stokje aan een ander over te
geven.
Ik denk, dat voor mij dit moment nu is
aangebroken, tenzij ... Ik wil hier direct aan
toevoegen, dat ik dat op zichzelf wel erg
jammer vind, want uw vereniging zes jaar
voorzitten heb ik steeds met veel enthou-
siasme gedaan. Het ene moment met wat
meer voldoening dan het andere, maar toch
altijd met de gedachte een zeer goede zaak
te dienen.De inzet van mijn medebestuurs-
leden is altijd optimaal geweest, waardoor
het vergaderen (zo'n eenmaal per maand)
een plezier was. Hoofdelijke stemmingen
hebben eigenlijk nooit plaatsgevonden,
omdat na het nodige overleg altijd con-
sensus werd bereikt. De vergaderingen
waren meestal zo aangenaam, dat zij tot
middernacht duurden. En passant werden
ook de dorpsroddels nog even doorgeno-
men, zoals dat bij een historische vere-
niging past!
Dat voorts de bestuursleden stuk voor
stuk bereid zijn bij de uitvoering van de
besluiten zelf de handen uit de mouwen te
steken en veel werk te verrichten heeft mij
altijd aangenaam verbaasd. Want hoe vaak
komt het niet voor, dat er bestuursleden zijn
die allerlei fantastische plannen lanceren,
maar daar niet bij vertellen hoe deze plan-
J.F.K. Kits Nieuwenkamp
In dit nummer
Van de voorzitter
Verenigingsberichten
Smederijen aan De Meern
Gegevens voor familieonderzoek
Onze straatnamen, oorsprong en betekenis (1)
Themaat, van maat tot polder (I)
Griep
pag
1
2
5
13
14
18
26
-ocr page 2-
Verenigingsberichten
Jaarverslag 1997
Hierbij geven wij u een verkorte versie van het jaarverslag van
de vereniging.
Het ledental dat op 1 januari 1997 829 bedroeg, vermeerderde
met 43 nieuwe inschrijvingen en verminderde met 41 afschrij-
vingen, zodat het aantal per 31 december 1997 831 bedroeg.
Op 23 april werd een algemene vergadering gehouden, waar de
heren T.van den Berg en H.E.J.van Essen werden herbenoemd en
de heer J.H.J.Joosten werd benoemd als bestuurslid.
Het bestuur vergaderde dit jaar 9 keer. In de verdeling van de
bestuursfunctie kwam geen wijziging. Op de donderdagavonden
werden de gebruikelijke contactavonden van het bestuur gehou-
den.
Ook dit jaar werd in het documentatiecentrum van de vereni-
ging in de Broederschapshuisjes weer door een aantal vrijwilli-
gers op maandag en dinsdagmiddag en donderdagavond gewerkt
aan het ordenen, registreren en toegankelijk maken van de docu-
mentatieverzameling. Deze verzameling, die uniek is in onze
regio, kon uitgebreid worden met de 1 O-jaarlijkse klappers op de
registers van de burgerlijke stand en met enkele honderden akten
over personen en zaken onze gemeente betreffende, die door de
heer van der Poel werden vergaard. Rond 125 geïnteresseerden
kon dit jaar weer aan gegevens geholpen worden. Het aantal
boekwerken in onze bibliotheek bereikte dit jaar de 1085 en er
kwamen weer 20 jaargangen tijdschriften bij. Het aantal foto's in
ons fotoarchief kwam op bijna 3000 en het aantal negatieven op
ruim 5400.
Ter gelegenheid van koninginnedag en van de Vleutense markt
op 30 augustus werden er in en bij de Broederschapshui.sjes akti-
viteiten ontwikkeld, die mede gericht waren op de activiteiten in
het Romeinenjaar. Op 29 augustus was de vereniging met een
kraam vertegenwoordigd op de Meemse markt.
In oktober werd weer een cursus genealogie voor beginners
gegeven, waaraan 9 personen deelnamen.
Ons tijdschrift verscheen ook dit jaar viermaal met in totaal 96
pagina's tekst. Er werden 24 artikelen geplaatst van 14 auteurs.
Regelmatig werden er door onze vereniging uitgegeven boek-
werken verkocht. In dit jaar werden er twee nieuwe uitgaven
gerealiseerd, het boek "Romeinen in Vleuten-De Meem" en het
boekje "Van de brug af gezien, sprokkelingen van een
Merenees", beide samengesteld door bestuursleden, resp. de
heren J.EK.Kits Nieuwenkamp en T.van den Berg. Beide uitga-
ven waren aan het eind van het jaar bijna uitverkocht.
De door de vereniging ingestelde "Dr.D.W.Gravendeelprijs"
werd dit jaar toegekend aan de heer Ir.J.A. Storm van Leeuwen
voor zijn vele verdiensten op het gebied van onderzoek en publi-
catie van de geschiedenis van onze gemeente, met name op het
terrein van de waterstaatkundige geschiedenis. Op 25 juni werd
deze prijs in een feestelijke bijeenkomst in de Broederschaps-
huisjes uitgereikt.
Er werd dit jaar ook verder gewerkt aan het bevorderen van het
omgevingsonderwijs op de basisscholen in onze gemeente. In
1998 zal dit project van start kunnen gaan.
Na de jaarvergadering op 23 april werd een lezing met dia's
gegeven over het archeologisch onderzoek in onze gemeente.
Voor een viertal groepen werden in de loop van het jaar lezingen
met dia's gegeven over de historie van onze gemeente. Eén van
deze groepen bestond uit de familie van Baron van Zuijlen van
Nijevelt uit St.Andries in België, die ook werd rondgeleid in kas-
teel de Haar, in Het Kabinet en naar de ruïne Nijevelt, het kasteel
van hun voorvaderen.
Veel aandacht werd geschonken aan het in onze provincie uit-
geroepen Romeinenjaar, ter herdenking van het feit dat 1950 jaar
geleden de Romeinse grens door ons land werd vastgesteld. Met
het bouwen van een Romeinse voorgevel voor Het Kabinet werd
dit gebouw mede geschikt gemaakt als achtergrond voor mani-
festaties die dit jaar werden georganiseerd. Op 4 en 5 mei en op
6 en 7 september werden activiteiten ontwikkeld om de aandacht
te vestigen op de Romeinse aanwezigheid in onze gemeente en
meer bekendheid te geven aan dit stuk geschiedenis. Omgeven
door kramen met Romeinse handwerk- en kookkunst werden er
door Romeinse soldaten en burgers demonstraties gegeven, ter-
wijl door onze medewerker Toon van Weerdenburg in een lokaal
van het naastgelegen verenigingsgebouw een dia-show werd
gegeven. Beide weekeinden mochten zich verheugen in een
grote belangstelling. In totaal kwamen er meer dan 2000 bezoe-
kers. Op de Open Monumentendag op 13 september was Het
Kabinet ook weer open om de aandacht te vestigen op de
Romein.se geschiedenis.
Het gehele jaar is de archeologische werkgroep, gevormd door
leden van onze vereniging en leden van de Archeologische
Werkgemeenschap voor Nederland, werkzaam geweest met
opgravingen in onze gemeente, in samenwerking met de
gemeentelijke projectarcheoloog.
Hoogtepunten van de in dit jaar uitgevoerde opgravingswerk-
zaamheden waren de ontdekkingen van de Romeinse weg en het
Romeinse schip in de nabijheid van de ruïne Nijevelt. Ons
bestuurslid de heer Joosten was de degene die bij opgravingen
het schip in de grond ontdekte. Op 26 september werden deze
vondsten via een persconferentie wereldkundig gemaakt en op
27 september en 4 oktober aan het publiek getoond. Op deze laat-
ste dag was onze vereniging aanwezig op het opgravingsterrein,
om onze historische publicaties aan het publiek aan te bieden.
Deze vonden gretig aftrek. Het bestuur streeft ernaar om berich-
ten over de opgravingen regelmatig in ons tijdschrift te publice-
ren. Voorts heeft het bestuur aan de gemeente verzocht te bevor-
deren dat de unieke vondsten in onze gemeente bij voorkeur in
de toekomst ook in onze gemeente worden tentoongesteld.
Ook dit jaar is het bestuur alert geweest op de ontwikkeling van
de uitbreidingsplannen van Vleuten-De Meem. Er werd deelge-
nomen aan besprekingen over de inrichting van het wijkpark in
Veldhuizen, waarin de ruïne Nijevelt is gelegen. Het bestuur
heeft daarbij gepleit voor een conservering van de ruïne, voorzo-
ver mogelijk met restauratie van de bebouwingsresten, en het
toegankelijk maken voor het publiek en ook voor het behoud van
de hoogteverschillen in het omliggende terrein, om daarmee iets
van de Heidammer stroomrug zichtbaar te houden. Onze visie in
dezen is bij brief aan de gemeente nader toegelicht.
Aan de gemeente werd ook onze visie gegeven op de structuur-
schets van de gemeente met betrekking tot de beide dorpskernen,
waarbij bezwaren werden gemaakt tegen de gekozen alternatie-
ven en gepleit werd voor de alternatieven die meer recht doen
aan het behoud van het historisch aanzien.
Het bestuur was ook vertegenwoordigd op de informatieavond
van de provincie over het "Ontwerp Gebiedsperspectief voor het
Groot Groengebied Utrecht". Onze visie daarop zal nog aan de
provincie kenbaar gemaakt worden. Ook hierbij zal gepleit wor-
den voor handhaving van historische elementen in het noord-
westelijk deel van onze gemeente.
-ocr page 3-
Dank zij veel vrijwilligerswerk en een zorgvuldig beheer was de
financiële positie van de vereniging onveranderd gunstig, doch
door een grote uitgaaf voor reparatie van het dak van Het
Kabinet, die slechts gedeeltelijk uit de onderhoudsreserve kon
worden gedekt, sluit de jaarrekening met een nadelig saldo van
ƒ 2.124,—. Dit bedrag kan uit de reserve van saldi van voor-
gaande jaren worden gedekt.
Aan het eind van dit verslag wil het bestuur nog een woord van
dank uitspreken aan allen die zich dit jaar op enigerlei wijze voor
de vereniging hebben ingezet.
Correcties op het vorige nummer
In het decembernummer van ons tijdschrift zijn enkele fouten
geslopen, die correctie behoeven.
Op blz.75 (Ie pagina) staat bovenaan in het colofon vermeld:
nr.4, september 1997. Dit moet, zoals duidelijk zal zijn, nr.4,
december 1997 zijn.
Op blz. 80, links onder, is helaas een verkeerde afbeelding
geplaatst. Dit had moeten zijn een kopie van het stuk waarvan
daarnaast de transcriptie is vermeld, doch het is hetzelfde stuk als
op blz. 79 is afgedrukt.
Bij de prent bovenaan de rechter kolom van blz. 89 is het onder-
schrift weggevallen. Daar had moeten staan: Patiënt met beenla-
de(1657).
Onze verontschuldiging voor deze onjuistheden.
Sticlits Historisch Contact
Door de Stichting Stichtse Geschiedenis, die o.a. als doel heeft de
ondersteuning van de historische verenigingen in onze provincie,
wordt sinds 1993 een nieuwsbrief uitgegeven, genaamd "Stichts
Historisch Contact", die viermaal per jaar verschijnt en ook door
onze vereniging wordt ontvangen.
De doelstelling van het Stichts Historisch Contact is de mensen
op de hoogte brengen van de ontwikkelingen binnen de
Utrechtse lokale en regionale geschiedenis. Om dit doel te berei-
ken wil de SSG deze nieuwsbrief een bredere bekendheid geven.
Daarom wordt u bij dit nummer van ons tijdschrift door de SSG
gratis een exemplaar aangeboden. U kunt er kennis van nemen
en bezien of u er zelf een abonnement op wilt nemen.
Contributiebetaling
Bij het decembernummer was een acceptgiro gevoegd voor
betaling van de contributie voor 1998, met het verzoek deze bin-
nen een maand te willen voldoen. Een aantal leden heeft echter
nog niet aan dit verzoek voldaan. Wij verzoeken hen nu per
omgaande hun betaling te verzorgen. Mocht om welke reden dan
ook de acceptgiro u niet hebben bereikt, neem dan even telefo-
nisch contact op met de secretaris.
Uitnodiging algemene ledenvergadering
Hiermee nodigen wij de leden uit voor de algemene vergade-
ring van de vereniging, welke gehouden zal worden op dinsdag
28 april 1998 in het Verenigingsgebouw, Zandweg 148 in De
Meem. Aanvang 19.30 uur.
Agenda
1. Opening.
2. Notulen van de vorige vergadering.
3. Jaarverslag over 1997.
4.  Rekening over 1997:
a. Verslag van de controlecommissie;
b. Goedkeuring rekening en balans.
5.  Benoeming nieuwe controlecommissie.
6. Vaststelling begroting voor 1999 en contributie voor 1999
(ongewijzigd).
7. Benoeming bestuursleden.
8. Rondvraag en sluiting.
Het bestuur,
J.F.K.Kits Nieuwenkamp, voorzitter
J.W.Schoonderwoerd, secretaris.
Toelichting
Agendapunten 3, 4 en 6: De hier bedoelde stukken liggen op
voor de leden ter inzage op dinsdag 21 april en maandag 27 april
van 14.00 - 17.00 uur en donderdag 23 april van 19.30 - 22.00
uur in de Broederschapshuisjes, Dorpsstraat 1, alsmede een uur
voor de vergadering in Het Kabinet, Zandweg 147B.
Agendapunt 7: Volgens het rooster van aftreden zijn dit jaar de
heren J.F.K.Kits Nieuwenkamp, J.W.Schoonderwoerd en
A.J.van Zoeren aan de beurt om af te treden. Deze heren zijn her-
kiesbaar en worden door het bestuur candidaat gesteld. Daarnaast
worden door het bestuur de heren F.C.G.M.Besouw, A.W.Koot
en RK.Schenk te Vleuten candidaat gesteld. Door tenminste tien
leden kunnen ook candidaten worden voorgedragen. Deze voor-
dracht dient uiterlijk drie dagen vóór de vergadering bij het
bestuur (de secretaris) te worden ingediend.
Lezing over Romeinse namen
Aansluitend aan de ledenvergadering is er om 20.30 uur een
bijeenkomst, waar Drs.S.L.Wynia, docent Archeologisch
Instituut Vrije Universiteit, Amsterdan, een lezing zal houden
onder de titel: "Plaatsnamen en watemamen uit de Romeinse
tijd in Nederland: waarop berust onze kennis?".
Zoals u bekend zal zijn, is er tot nu toe verschil van mening
over de schrijfwijze en plaatsbepaling van sommige
Romeinse namen, zoals Hetione. De spreker zal hier nader
op ingaan.
Daarna zal er gelegenheid zijn tot het stellen van vragen.
-ocr page 4-
Excursie naar Landgoed en Huis Linschoten
Op zaterdag 16 mei a.s. organiseert de vereniging een excursie
naar het Landgoed en het Huis te Linschoten. Dit eeuwenoude
huis heeft een prachtig interieur met diverse schouwen en heel
mooi behang. Bij het huis behoort ook een ijskelder. De excur-
sie omvat een rondwandeling van ± 1/2 uur door het natuurge-
bied rond het Huis en een rondleiding van ± 2 uur door het
Huis.
Normaal is het Huis niet voor publiek toegankelijk en u heeft nu
een unieke gelegenheid om het te bezoeken.
We rijden er gezamenlijk heen met een bus van de
Fa.Middelweerd uit Harmeien.
Programma:
13.45 uur: vertrek uit Vleuten (Dorpsplein bij de Rabobank);
14.00 uur: vertrek uit De Meem (carpoolplaats bij Azotod);
14.30 uur: aankomst te Linschoten en begin rondwandeling.
Er kunnen slechts 25 personen aan de excursie deelnemen. U
kunt zich aanmelden via het bijgevoegde aanmeldingsformulier,
dat vóór 1 mei a.s. dient te worden bezorgd op één van de vol-
gende adressen: Vleuten: Broederschapshuisjes, Dorpsstraat 1;
De Meem: J.W.Schoonderwoerd, Meemdijk 62.
Inschrijving vindt plaats in volgorde van binnenkomst van de
aanmelding. De geplaatsten krijgen daarvan bericht. Indien er
meer aanmeldingen zijn dan plaatsen, zal overwogen worden de
excursie op een latere datum te herhalen. De niet-geplaatsten
krijgen daarover t.z.t. bericht.
De kosten bedragen ƒ 25,— per per persoon (bus- en entreekos-
ten) en dienen in de bus te worden betaald.
Hieronder volgt een historisch overzicht.
In 1645 koopt Johan Strick, geëligeerde Raad van Utrecht en
gecommiteerde ter Staten Generaal, de heerlijkheden Kromwijk-
Polanen en de Linschoter Haar van de Heren Van Merode. Deze
Merodes waren verwant aan de Heren van Montfoort, die de
gronden en het oude huis (dat in ket dorp stond) jarenlang in leen
hadden van het Kapittel van Oudmunster. Johan heeft daat in
1647 een huis gesticht. Dit huis werd voortaan aangeduid als
"Het Huis te Linschoten". In 1720 werd het huis door de familie
Strick uitgebreid met een tegen de achtergevel opgetrokken
bouwdeel. Later werden de vierkante torens verhoogd en voor-
zien van een spits, waarbij de voorzijde van het huis een verdie-
ping erbij kreeg.
In 1723 koopt een achterkleinzoon van Johan Strick de heerlijk-
heden Linschoten, Snelrewaard en Hekendorp (van de toenmali-
ge eigenaar, een kleinzoon van de raadspensionaris Johan de
Witt). Het huis te Linschoten blijft daarop nog ruim een eeuw in
bezit van de familie Strick.
De laatste telg uit het geslacht Strick van Linschoten was Emile
Strick (1798-1861). Hij was een zonderlinge vrijgezel die meest-
al in Utrecht woonde en nagenoeg geen contact met zijn familie
had. Hij had een zuster Betty Strick van Linschoten (1800-1846),
die getrouwd was met Heinrich Alexander Baron van Amim
(1798-1861). Zij trouwden op 15 mei 1826 in Linschoten.
Heinrich kwam uit een adelijke Duitse familie, die een landgoed
had in Brandenburg. Zij kregen een dochter Elisabeth (Else)
Barones van Amim en deze erft in 1850 het langdoeg Linschoten
door een zeer toevallige ontmoeting met haar zonderlinge oom.
De Von Amims wisten van niets. Dan krijgt haar vader Heinrich
Alexander een brief van de rechtbank inUtrecht, dat Emile Strick
is gestorven en dat hij in 1843 een testament had laten maken,
waarin hij Else tot zijn enige erfgenaam maakte.
Dan leert Else Friedrich Wilhelm Graaf von dem Bussche
Ippenburg (1830-1897) kennen met wie zij op 16 september
1855 trouwt.
Op 2 september 1891 wordt het landgoed geveild. De ware reden
voor deze veiling is nooit achterhaald. Het landgoed was renda-
bel, het werd goed beheerd door ene Jan Witteveen en de familie
Von dem Bussche had in Duitsland geen schulden.
De Utrechtse sigarenfabrikant en tabakshandelaar Gerlacus
Ribbius Peletier koopt het landgoed voor f 499.400,-. Ruim drie-
kwart eeuw is het landgoed in handen geweest van de familie
Peletier. In 1969 sterft het geslacht Peletier in mannelijke lijn uit.
De laatste, Geriach Ribbius Peletier (1887-1969), brengt het
landgoed op 10 maart 1939 onder in een stichting. Bij de opening
van zijn testament op 18 april 1969 blijkt hij o.a. twee neven in
het stichtingsbestuur te hebben benoemd. Eén van hen, Prof.Dr.
A.W Reinink, is thans voorzitter.
"WSjHSBÜ^jiK^^^^j^^^^ü^^'^^:^^^
Huis te Linschoten. Gewassen pentekening
op papier door Jan de Beyer 1744.
-ocr page 5-
Smederijen aan De Meern
door F. J. Scheepens
Bij onderzoek in het gemeente-archief van Vleuten vond ik een lijst van niet-argrarische ondernemers in Vleuten,
Oudenrijn en Haarzuilens in het jaar 1889. Vermeld werden de namen, beroepen en huisnummers van de eigenaars en
het aantal personeelsleden per bedrijf in dienst, uigesplitst in kolommen naar leeftijd en geslacht. Op deze lijst die komen
vijf smederijen voor, twee in De Meern op de huisnummers BSO en B88 (nu Zandweg) en drie in Vleuten op de num-
mers A34, A43 en A84 (nu Dorpsstraat). Het blijkt dat de smederijen eeuwenlang op dezelfde plaats waren gevestigd.
In dit artikel beperk ik mij tot de smederijen van De Meern. Die van Vleuten komen een volgende keer aan de beurt.
In de archieven komt in 1626 Bart Jansz van der Molen voor als "smit aen de Meern" .
Ik vermeld dit om te laten zien, dat het beroep al heel lang geleden hier werd uitgeoefend. Helaas heb ik niet kunnen
nagaan om welke smederij het ging.
I. De smederij op BSO nu Zandweg 116 van de
familie Pak
Albert Ensing, smid van ca.1728 tot 1754
Deze smederij kwomt voor het eerst voor in 1728. Toen kocht
Albert Ensing, mr.smid aan De Meern, van Gerrit Teuniszoon de
Hit "sekere huijsinge, erve en grond staende en gelegen aen De
Meern daer westwaerts Jan Teunisz Stam en oostwaerts Jan
Paulussen naest gehuijst en geerft sijn voor drie hondert gulden" .
Peter Verhoeven, smid van 1754 tot 1796
Johanna Ensing, dochter van Albert Ensing trouwde in 1754,
toen haar vader overleden was, met smid Peter Verhoeven, een
jongeman afkomstig van Uden in het land van Ravestein. voor
zover bekend hadden Peter en Johanna geen kinderen. Volgens
haar mutueel testament in 1757 benoemde zij haar man tot enige
erfgenaam .
Peter Verhoeven werd in 1793 vermeld in de belastingregisters
van de 1 (X)ste penning als "smit aen De Meern en weduwnaar, hij
had twee knegts Jan van Druten en Antonie Ras". Hij vermaakte
in zijn testament aan zijn halfzuster Geertrui Verhoeven, bij hem
inwonende, de smederij. Aan zijn andere halfzusters Maria en
Judith Verhoeven en de twee kinderen van zijn halfbroeder Jan
Verhoeven legateerde hij ieder 200 gulden. "Tot executeuren van
zijn testament en nalatenschap en tot directeuren van zijn begra-
fenis" benoemde hij zijn goede vrienden Comelis van
Schalkwijk en Coenraad Peek .
Peter overleed in 1798.
Jan van Druten, smid van 1796 tot 1825
Jan van Druten, geboortig uit Wychen, promoveerde in 1796 van
smidsknecht tot smidsbaas toen hij trouwde met Geertruij
Verhoeven. Geertruij bleef wel officieel eigenares van de smede-
rij tot haar overlijden in 1818. In haar testament in 1812 werd
haar man Jan van Druten tot universeel erfgenaam aangesteld .
In 1810 had Jan kosten gemaakt "wegens inkwartiering als
anderszints van een hussaar voor kostgeld en het beslaan van vijf
paarden tot een bedrag van 82 gulden en 1 stuiver. Hiervoor werd
de gehele Vleutense gemeenschap naar vermogen aangeslagen.
Jan zelf moest ook zeven gulden bijdragen .
Jan van Druten machtigde in 1825 Johan Christiaan Nelle in De
Meern om alle betalingen die hij tegoed had te vorderen en
Nicolaas van Batum, bouwman in Veldhuizen kreeg de opdracht
om de smederij op nr24 en de helft van een huis op nr.23 te ver-
kopen. De nieuwe eigenaar werd Gijsbert Vermeulen voor 1700
gulden. Om aan zijn verplichtingen te kunnen voldoen sloot
Gijsbert een hypothecairelening van 1000 gulden bij lakenkoop-
man J.V. de Lang in Utrecht .
De faiilie Veneulen/Herkhoven
Gijsbert Veneulen
* 1797 «amel
smid De Heem
x(l) 1828 Comelia Maria üiterwaal
x(2) 1839 JudilA Galesloot
— x(2) 1860
Comelis (ieildioven
snid De Heem
n--
Killen
* 1851
--------\---------
Comelis
Antonius
I
Cornelis
* 1856
Huberdina Antonie Wijnanda Elisabeth Petronella Johanna Cornelis
Petronella
Johanna
* 1854
* 1828
+ 1887
* 1848 * 1849 + 1891
* 1830 * 1832 * 1835
* 1843
* 1850
snid De Heem
X 1887
H.W.Versteeg
------1------
(10 kinderen)
-ocr page 6-
Gijsbert Vermeulen, smid van 1825 tot 1849
Gijsbert werd in 1797 in Wamel geboren en trouwde in 1828 met
Comelia Maria Uiterwaal. Uit dit huwelijk werden vier kinderen
geboren, kort na de geboorte van het vierde kind overleed
Comelia Maria Uiterwaal in het kraambed.
in 1839 hertrouwde Gijsbert met Judith Galesloot, geboortig
uit IJsselstein. Kort na de geboorte van hun derde kind in 1849
overleed Gijsbert Vermeulen op 51-jarige leeftijd; Judith bleef
achter met zeven minderjarige kinderen.
Hieronder volgt de boedelbeschrijving in 1850 gemaakt door
notaris Wigman te Utrecht. De taxaties werden uitgevoerd door
Jacobus van Zegveld schipper onder Veldhuizen, Leendert van
Bommel wagenmaker aan De Meem en Johannes Vermeulen
wonende onder Oudenrijn .
— op het erf —
drie ijzeren potten geschat op...............................................ƒ 2,50
een koekenpan, hangijzeren zak............................................1,50
een waschtob en eenige rommeling........................................3,—
twee tonnen en een spekbak....................................................2,—
— in het keukentje —
twee kasten..............................................................................2,50
een vatenbank met aardewerk en borden...............................2,—
drie koftljketels, komfoor en koffijmolen..............................2,50
een vijzel, tinnen bierkan en maatje.......................................2,—
zes plaatschilderingen, twee trommeltjes, twee stoven.........2,50
vier kazen.................................................................................9,—
twee lampen, karafje en eenige lepels en vorken...................2,50
— op een opkamer —
een bed, peluw en twee kussens............................................22,—
twee katoenen dekens.............................................................2,50
een paar gordijnen...................................................................2,—
een ladetafel.............................................................................2,—
een thee serviesje.....................................................................1,—
een ladetafel.............................................................................4,—
een lessenaartje........................................................................1,—
vier koppen en melkkan.......................................................... 1,—
een koekkastje.........................................................................0,50
een hangoortafeltje.................................................................. 1,—
een spiegeltje en zes schilderijen............................................1,50
— in de kelder —
een partij aardappelen............................................................10,—
eenige fleschen en aardewerk................................................ 1,50
vier tonnen en een vlootje...................................................... 1,50
een bierstel en ijzeren pot.......................................................2,—
— op de zolder-
een partij nieuw ijzer..............................................................20,—
een partij oud ijzer..................................................................14,—
een krip en bedje.....................................................................10,—
een kist.....................................................................................l.—
eenige .stelen en houtwerk.......................................................7,—
eenige zigten, seissen en platen..............................................3,—
twee wafelijzers en prioemelijzer...........................................2,50
een kagchel en vuurmand....................................................... 1,—
een bed en peluws..................................................................14,—
drie dekens...............................................................................2,—
zeven pakjes spijkers...............................................................4,—
een varkenszeuning en rommel..............................................1,—
—in den winkel—
twee blaa,sbalgen....................................................................60,—
een aambeeld..........................................................................80,—
drie .schroeven........................................................................25,—
eenig nieuw ijzer.....................................................................30,—
een slijp.steen en oud ijzer......................................................14,—
eenig smidsgereedschap.........................................................18,—
acht stuks gewichten...............................................................8,—
honderd paar nieuwe hoefijzers.............................................25,—
— in een binnen vertrek —
een eikenhouten kabinet.........................................................25,—
een kastje................................................................................10,—
twee tafels................................................................................2,50
acht matstoelen........................................................................2,—
een kachgel..............................................................................8,—
een staartklok..........................................................................10,—
een theeservies, eenige kopjes en twee trommeltjes..............2,—
twaalf schotels en borden........................................................ 1,50
eenig haardgereedschap..........................................................2,50
twee roodkoperen koffijkannen..............................................3,—
een kolenbak en haardijzer...................................................... 1,—
eenige glasgordijnen...............................................................0,50
een spiegeitje en vier schilderijen.......................................... 1,50
een bed, peluw en een kussen.................................................15,—
een bed, peluw en drie kussens..............................................30,—
drie katoenen dekens...............................................................5,—
een paar bedgordijnen............................................................. 1,50
een kinderstoel met wieg en kleed......................................... 1,50
eenig .spek...............................................................................16,—
— linnen —
elf beddelakens........................................................................8,—
acht sloopen.............................................................................2,—
— klederen van de overledene —
een blaauwe lakensche jas......................................................7,—
een zilveren horloge en zilveren ketting.................................6,—
terwijl de overige klederen ten nutte der kinderen
zijn verbruikt
— klederen van de weduwe—
eenige hemden, borstrokken, broeken, rokken, jakken,
kousen enzoovoorts................................................................38,—
een gouden ketting, slot en kruisje........................................40,—
zes dito handringen.................................................................6,—
een paar dito oorbellen en een speld......................................9,—
een zilveren knipje.................................................................. 1,50
— gereede gelden —
Deselve bedragen op dato boedelbeschrijving in
differente speciën.................................................................44,525
Judith Galesloot, gehuwd met Cornelis Werkhoven
(1849-1884)
Judith Galesloot trouwde in 1850 opnieuw, nu met de smid
Cornelis Werkhoven. Uit dit huwelijk werden nog eens vier kin-
deren geboren. Zij overleed in 1884 en pas zeven jaar later had
de boedelscheiding plaats. Inmiddels waren ook zoon Willem
Werkhoven en zoon Cornelis Vermeulen uit haar eerste huwelijk
overleden. Waarschijnlijk was er tot 1891 nog geen overeen-
stemming over de opvolging in de smederij. Alle overige kinde-
ren stonden hun aandeel van de smederij, erf en grond af voor
2102 gulden aan hun broer Cornelis Antonius Werkhoven, de
oudste zoon uit Judith's tweede huwelijk .
-ocr page 7-
Smederij van familie Pak uit omstreeks 1935.
Schilderij Jac. Graafland in bezit van familie
H.Pak. Foto A.J. van Weerdenburg.
De familie Werkhoven voor
de hoefstal van de smederij
omstr. 1900. 2de van rechts
met paard bakker Jan
Verkerk.
.ji-Mln
De familie Pak voor de hoefstal en smederij
ca. 1950. Van rechts naar links Hendrik Pak,
zijn vrouw Cornelia de Weerd, op de wagen
hun dochter Tonia, knecht Jaap Brouwer en
..^r Dirk Verweij.
-ocr page 8-
8
Cornelis Antonius Werkhoven (1891-1910)
Comelis Antonius Werkhoven werd geboren in 1850, hij noem-
de zich smid en rijtuigfabrikant. Hij trouwde in 1887 met Maria
Willemina Versteeg, geboren in Veldhuizen. Tussen 1888 en
1903 werden er uit dit huwelijk tien kinderen geboren.
Het liep slecht af met de zaak want in 1910 had de verkoop
plaats wegens faillisement. Cornelis Antonius was inmiddels
koopman in Utrecht. De verkoop ging over een huis, erf en weg
kadasternrs.A469 en 812 (smederij) en de helft van een huis, erf.
schuur, tuin en weg A466, 447 en 813. De andere helft was
eigendom van de erven Johannes Verkerk. De koper was smid
Dionysius Johannes Niessen. De koopsom bedroeg 24(X) gul-
den .
In 1915 werden de roerende goederen uit de smederij eveneens
aan Niessen verkocht.
Dionysius Johannes Niessen, smid van 1910-1932
Dionysius werd in 1874 in Harmeien geboren als zoon van
Arnoldus Niessen, smid in Hannelen en later in Vleuten.
Dionysius had geen opvolger in de smederij, daarom verkocht hij
in 1932 bij notaris Jhr.P.J.de Winter te Woerden 2 huizen met
werkplaats erf en weg totaal groot 6 a en 62 ca aan Hendrik Pak,
Lijst nlet-argrarische ondernöiaers uit
1889
IKXll 1 2
huisnr.
werkl.>18j
werkl.<18j
1. H.Selder^
rietdekker
A32
1
2. F.Koren
metselaar
aannemer
A32a
1
j. 14-16j
3. A.Niessen
grof en hoefsmid
A34
1
4. F.A.Truohel
vleeschhouwar
A66
1
5. G.W.Trompert
timmerman
metselaar
aannemer
A76
3
2
1
j,16-18j
6. G.W.Bauhaus
kleermaker
A79/a0
1
7. E.J.van Dijk
wagenmaker
A82
1
8. G.Bezuijen
schilder/behanger
A125
2
9. H.Breeveld
schoenmaker
A133
1
10.D.van dar Lit
grof en hoefsmid
A43
1
11.A.van Lent
schilder/behanger
Al 34
2
1
j.12-13j
12.J.Staal
grof en hoefsmid
A84
2
13.J.F.J.Baars
timmerman
metselaar
A135
2
14.wed.B.Mastwijk woilen/linnemiaalster A140
1 geh.vr.
1
m.l4-16j
1
m.l6-18j
IS.L.J.de Rooij
timmerman
aannemer
A181
2
1
j.16-18j
16.Ph.van Zuilen
rietdekker
3
17.P,van Dijk
bakker
A88
1
j.12-13j
IS.W.dö Langen
schoenmaker
A96
2
1
j.14-16J
19.J.Bos
bakker
A106
1
ZO.L.Makkink
vleesohhouwer
A102
1
j.12-13j
Zl.A.Wibbeke
kuiper
A122
1
22.H.Koetsier
metselaar
aannemer
B57b
1
23.J.Kelle
wollen/linnennaaister
B58
1 vr>18j
3
2
7
m.i6-iej
B.14-16J
m.l2-13j
24.J.M.Ernee
bakker
B61
25.J.Verkerk
bakker
B73
2
26-C.Werkhoven
grof en hoefsmid
BSO
2
27.H.H6etmayer
kuiper
1 '
28.A.T.Ligtering
timmerman
B82
1
29.E.van der Sluis schoenmaker
1
30.H.Boers
grof en hoefsmid
B88
2
31.A.A.Klink
schoenmaker
2
32.L,van Bommel
wagenmaker
B90
2
33.J.Bauhau8
kleermaker
1
1
j.14-16j
34.6.M.Hansen
schiIder/behanger
B94
1
J.16-18J
35.G.Balvert
timmerman
B97
1
Haarzuilens
1. A.J.de Langen
schoenmaker
A39
2. W.van Koeten
bakker
A41
1
Oudenrijn
1. M.Baas
schoenmaker
77
1
1
1
J.14-16J
j.16-18j
2. W.Versloot
klompenmaker
101
1
j.14-16j
3. D.van Oostveen
aardewerkfabr ikant
2b
5
1
1
1
j.12-13j
J.14-16J
J.16-18J
(1
krachtwerktulg lOpk)
4. G.H.van Maarsseveen vleeschhouwer
5. H^de Jong
rijtuigbekeleder
6. C.W.Versloot
klompenmaker
2
smid aan De Meern, voor
ƒ 5300,- en de smidsgereed-
schapen voor f 1700,- .
Hendril< Pak, smid van
1932 tot 1958
Hendrik werd in 1909 in
Kamerik geboren, hij trouwde
in 1932 in Buurmalsen met
Cornelia Anlonia de Weerd. Ze
kregen vier kinderen Jacobus,
Cornelis, Hendrik en Tonia
Hendrika.
Toen moeder Cornelia in
1958 stierf vormde Hendrik
met de kinderen de firma de
firma Pak. Van de zonen wer-
den Jacobus en Hendrik smid
en Cornelis timmerman.
Jacobus begon een bedrijf in
Geldermalsen en Hendrik heeft
de smederij gerund tot 1974.
Hij woont met zijn vrouw
Elisabeth Christina van
Maanen in het voormalige
smidspand.
II. De smederij op B88
later Zandweg 131 van
de familie Bonenkamp
Jacobus van Altena,
smid van ca 1748 tot ca
1761
Jacobus van Altena komt voor
het eerst in het Vleutens archief
voor als smid. In 1751 was hij
"bruijker van een huijsinge en
smitswinkel" aan De Meern.
Dan Iaat de eigenares Thecla
Victoire de Clercque de
Wissocq, weduwe van
Arnoldus Josephus Peeters
genaamd Stommelin, haar
eigendommen in De Meern
estimeren (taxeren).
De smederij komt op 150
gulden, "de huisinge en her-
berg daer de Swaan uijthangt
gebruijckt bij Evert van
-ocr page 9-
De Clercque de Wissocq was een adellijk Belgisch geslacht dat
zowel in de noordelijke als de zuidelijke Nederlanden talrijke
bezittingen had. Het meest bekende was kasteel Oudaen in
Breukelen. In het Utrechts archief worden de leenbrieven van
Oudaen bewaard.
Twee ervan heb ik mogen inzien, die van 1736 toen het leen
overging van Philibert Belizaire de Clercque de Wissocq naar
zijn neef (oomzegger) Eugene Fran^ois de Clercque de Wissocq
en die van 1788 toen diens broer Sebastien Francois leenheer
werd. Eugene Fran9ois is dus niet minder dan 51 jaren Heer van
Oudaen geweest.
In de leenbrief van 1736 tekende namens de Heeren Edelen
Jonkheer Jacob van Utenhoven, Heer van Bottesteijn, eigenaar
van het kasteel Bottesteijn in Vleuten.
Gerrit van Peer, smid van ca 1761 tot ca 180
Vermoedelijk was Gerrit van Peer, die in Mogen geboren werd,
al vanaf zijn huwelijk in 1759 met Anna Schouten smid in De
Meem.
In 1784 kwam Gerrit voor op een lijst van mannen tussen de
18 en 60 jaar oud welke onder de gerechte van Vleuten en De
Meem woonden en "bekwaam waren om in cas van nood den
lande van dienst te zijn".
Zoals hierboven al vermeld was hij in 1787 huurder van de sme-
derij van de Heer de Clercque de Wissocq. Kort daarna zal hij de
smederij hebben gekocht want in 1793 bij de belastingheffing
van de honderdste penning kwam hij voor als smid met zijn
vrouw Anna Schouten en de kinderen Anna en Henricus. Hij had
1 knecht in dienst genaamd Jan Geurts .
In het RK doopboek van Vleuten vinden we tussen 1760 en
1774 de dopen van tien kinderen, waarvan er enkele jong zijn
overleden. Gerrit verkoopt in 18(X) voor ƒ 798,- "een smederij in
de dorpe van Harmeien" aan zijn oudste zoon Antonie van Peer .
Deze smederij stond op de hoek van de Dorpsstraat en de
Kalverstraat. Nu is er de kledingwinkel van Vallen.
De jongste zoon Hendrikus volgde zijn vader op als smid in De
Meem omstreeks 1800.
l-lendrikus van Peer, smid van ca 1800-1835
Hendrikus (Drikus) van Peer trouwde in 1800 Catharina van
Veen, geb op Ockhuijsen, dochter van Gijsbertus Jansz van Veen,
landbouwer in Reijerscop .
In 1802 was hij zeker eigenaar van de smederij als hij een reke-
ning indiende van 11 gulden en 6 stuijvers bij de gemeente
Vleuten voor "arbeidsloon en leverancie aan den tooren en
1')
schoolhuis aan De Meem .
Het gaat Drikus financieel goed, behalve smid noemt hij zich
ook veearts. In 1806 koopt hij "een huizinge genaemt het
Zwaantje" aan de Meem voor 990 gulden van August Ernst de
Clercque van Wissocq .
In 1829 verklaarde hij in erfpacht te hebben gegeven aan
Adrianus van Bommel, wagenmaker aan de Meem, een stuk
grond groot 9 roeden 94 ellen voor de tijd van 90 jaren voor 17
gulden 50 cent per jaar.
In 1930 verkoopt hij "een huijsinge, erf en grond met desselfs
bepoting en beplanting, met berg en schuur op nr.40, staande aan
De meem, groot 1 bunder 70 roeden, voor 1(XX) gulden .
Toen Drikus in 1835 overleed bezat hij behalve de smederij
aan De Meem nog een bunder weiland eveneens aan De Meem,
Beeldje van een smid uit de verzameling van C. Bonenkamp.
Foto A.J. van Weerdenburg.
Campen" op 600 gulden en "vijf a zes morgen bouwland in
huure gebruijckt bij Teunis Jansz Middelweert" op 600 gulden .
Blijkbaar zijn de smederij en de andere onroerende goederen
in De Meem overgegaan naar haar neef (oomzegger) Eugene
Fran^ois de Clercque de Wissocq, want in 1787 was er opnieuw
een estimatie van de goederen nu door de erfgenamen van
Eugene Fran9ois. "de helft van de smitshuijsinge met het kool-
schuurtje (lees kolenschuurtje) uitgesondert de houtschuur die
aan de bewoonder Gerrit Peer competeert" op 300 gulden en "de
helft van bouwlant en de helft van het huijsje 't Swaentje" op 900
gulden .
Fragirat genealogie faiilie de Clercque de Hissocq^
Philibert, burggraaf de Wissocq
Johanna Maria van den Burch
Vrouwe van Oudaen en Soestberqen
Philibert Belisaire
burggraaf van wissocq,
Heer van Oudaen en
Soestbergen, enz.
ongehuwd
+ 1736
Tecla Victoire Jeanne I.C.
eigenares van
sBederii De Heem
X
Arnauld J.Peeters
gen.Stoiiiielin
Hedard Eugene F.
X 1724
C.P.Giiselinck
Sebastiaen Franijois Hyacinthe
Heer van Oudaen enz.
Eugene Frangois
Beer van Oudaen enz.
eigenaar van
siederii De Heem
Eugene C.V.S.
Augustus E.F.A.
Beer van Oudaen enz.
-ocr page 10-
10
dan nog ruim een bunder in Reijerscop en "een huisinge geappr.
tot 2 woningen in het dorp van Vleuten voor van de Groeneweg
tot achter aan het land van de Heer Knoops, belend aan de eene
zijde de woning onder hetzelfde dak toebehorende aan de Heer
van Odenhoven en aan de andere zijde de Haarsche weg" .
In 1837 had de boedelscheiding plaats. Het vermogen werd
vastgesteld op 19100 gulden ".
Drikus en Catharina kregen vijf kinderen waarvan er twee jong
overleden. Geen van de twee zoons werd smid, maar dochter
Johanna trouwde met mr. smid Johannes Boers, die de smederij
overnam.
Johannes Boers, smid van 1835-1864
Johannes Boers, in 1788 geboren in Bodegraven, was een zoon
van Huibert Boers, mr. smid in Nieuwerbrug, en Steintje de
Bitter. Hij trouwde in 1820 in Vleuten met Johanna van Peer.
Zijn schoonmoeder Catharina van Veen, weduwe van Drikus
van Peer, bleef nog eigenares van de smederij tot 1843. Toen ver-
kocht zij aan Johannes Boers "eene huizinge, ingericht tot eene
smederij met twee noodstallen, kolenhok, verdere betimmeringe,
tuin en boomgaard staande en gelegen aan de Meem gemeente
Vleuten, strekkende tot aan het land van Antonie Freijters belend
aan de eene zijde Arie Andries Klink en Gerrit van Dorssen en
aan de andere zijde Willem Bauhaus en het erfpacht van
Adrianus van Bommel geland en gelegen zijn voor 2500 gul-
den .
Uit hun huwelijk werden acht kinderen geboren, waarvan
Hendrikus, de oudste zoon, na het overlijden van zijn vader in
1864, het bedrijf voortzette.
Hendrikus Boers, smid van 1864 tot 1888
In 1869 kocht Hendrikus Boers van zijn moeder "eene huijzinge
ingerigt tot smederij met de gereedschappen daartoe behoorende
met noodstal en verdere betim-
mering, erf' tuin en boomgaard
groot 21 roeden en 10 ellen,
kadasternrs.A497, A8()(), A8()4
em A8().'>, "strekkende van de
weg tot aan de eene zijde
A.A.Klink en J.K.van Dorssen
De fanilie van Peer/Boers
Gerrit Teunisz van Peer
snid aan De Heem
X 1759
Johanna Schouten
TH
—^-----------
Joanna
* 1772 Vleuten
X 1799 Vleuten
Jacobus
\                                 r
Antonie
* 1761 Vleuten
smid Hameien
X 1788 Vleuten
Maria van
Berkestein
I
Maria
* 1765 Vleuten
X
Paulus
de Groot
Hameien
\
Hendrijntje
* 1769 Vleuten
X 1789 Vleuten
Johannes
Hendrik
* 1774 Vleuten
smid De Heem
X 1800 Harmeien
Catharina
van Veen
en aan de andere zijde
J.Bauhaus en W.van Oostrum
gelant en gelegen zijn". Op
dezelfde dag leende Hendrikus
duizend gulden van de Heer
van der Heijden Verhei]
S.PW.H. van Bijlevelt, wet-
De Heem
houder te Vleuten, in zijn hoe-
danigheid van procureur van
T
-----1------
Hendrik
* 1790 Hml
TTl
I
Adriana
* 1798 Hml
Gijsbert
* 1811 Odr
Gerrit
* 1788 Hml
koetsier
X 1811 ütr
Maria
Vermeulen
8 kinderen
(Utrecht)
Gerardus
* 1802 Odr
kastelein
X 1829 ütr
Alida van
Schalkwijk
i
5 kinderen
(Oudenrijn)
Jacob
* 1789 Hml
snid
X 1810 Hml
Petronella
van Dijk
Johanna
* 1800 Odr
X 1820 Vtn
Johannes
Boers
snid De Heem
R.C. Broederschap te Vleuten".
Hendrikus woonde omst-
reeks 1880 samen met zijn
broers Antonie en Johannes en
zijn zuster Catharina Boers.
Allen waren ongehuwd.
Johannes overleed in 1884 en
Hnl/Abc
MIMI
Tl
r
T
Hendrik
smid De Heem
* 1824 Veuten
+ 1888 Vleuten
Catharina
* 1831 Vtn
+ 1917 Vtn
Antonie
smid Harmeien
* 1816 Abcoude
X 1850 Bunnik
Wijnanda
van Zijl
Hendrikus in 1888. In zijn tes-
tament in 1888 benoemde
Hendrikus zijn zuster
Catharina tot zijn enige erfge-
name .
Voor de successierechten wer-
den de bezittingen en schulden
in 1888 vastgesteld als volgt:
De bezittingen:
een huis ingericht tot smederij
met noodstal en verdere
betimmering, erf tuin en boom-
gaard, staande en gelegen
onder Vleuten aan de Meern
geschat op
                 ƒ 3300,-
inboedel en andere lichamelij-
ke goederen op
            ƒ 220,-
contante gelden op het overlij-
aanwezig ƒ 663,68
De schulden:
een hypothecaire schuldvorde-
Hameien
T
rrm
rr
Hendrikus A.
manufacturier
* 1863 Hml
X
Hiesje Mastwijk
Jacobus H.
smid
* 1857 Hml
X
A.Ho veling
r
1
Antonius J.
smid Breukelen
* 1888 Breukelen
X
A.M.Bogaard
* = geboren
X = gehuwd
+ = overleden
Vtn = Vleuten
Hml = Hameien
ütr = Utrecht
Odr = Oudenrijn
(Breukelen)
-ocr page 11-
11
Smederij en wooniiuis van Andries
Bonenltamp ca. 1915.
Schilderij Jac. Graafland in bezit van
C. Bonenltamp. Foto A.,J. van
Weerdenburg
Foto van smederij en woonhuis
van Geert Bonenliamp omstreeks
1950. Geheel links de rijwielzaak
van Piet Bonenkamp.
Huizen, winkels en werk-
plaatsen van de gebroeders
Bonenkamp aan de pas aan
gelegde Castellumlaan om-
streeks 1960. Schilderij van
Jac. Graafland in bezit van
C. Bonenkamp. Foto A.J.
van Weerdenburg
-ocr page 12-
12
ring ten behoeve van de Weledel geboren Heer S.P.W.H.
van Bijlevelt te Vleuten................                                 1000,—
de rente daarvan ad 5% sedert 1 mei 1888......................... 10,42
aan de navolgenden wegens over 1888 tot en met de dag
van hetoverlijden geleverde goederen en verrichte werk-
zaamheden als:
Osti en Co ijzerhandelaar te Utrecht..................................300,—
G.Hansen mr.schilder te De Meem...................................... 1,25
G.Balvert mr.timmerman aldaar........................................... 2,29
A.Klink schoenmaker en slijter aldaar................................. 8,50
H.Schipperhijn, korenhandelaar aldaar............................. 39,715
H.Verbiest, schipper aldaar.................................................. 13,36
Middelkoop en Co, steenhouwers te Utrecht...................... 21,60
J.Meinderts stangenmaker te Utrecht................................... 3,—
E.N.Heymans Utrecht aldaar voor brandstoffen................. 16,15
de Heer Fumée arts te De Meem........................................ 38,70
Catharina Boers te De Meem dienstbodenloon vanaf
1 nov 1887 tot 1 nov 1888............................................... 100,—
A.Willemsen te De Meem huur sedert 1 mei 1888 tot
en met 15juh 1888...................................................... 44,335
J.van Zuilen te De Meem sedert en tot en met als voren.... 16,25
aan begrafeniskosten des erflaters....................................... 79,68
Er is sprake van een dubbel woonhuis met boomgaard, sme-
derij en rijwielwerkplaats aan De Meem.
In deze tijd was het nog algemeen gebmikelijk dat de klanten
eens per jaar de rekeningen betaalden. Toen dat veranderd werd
in twee maal per jaar, kostte dat enkele vaste klanten.
In 1934 verhuurde Andries de smederij aan zijn zoon Geert
met recht van koop na het overlijden van zijn vader voor 3850
gulden.
De huurprijs bedroeg 16 gulden per week, te betalen elke
maandag bij voomitbetaling. Onder de huurvoorwaarden o.a.:
"de huurder zal het gehuurde net en zindelijk gebmiken en bewo-
nen en de huurder zal moeten gedoogen dat het gehuurde van tijd
tot tijd door de verhuurder wordt bezichtigd" .
Na het overlijden van vader Andries in 1950 ging de smederij
over naar zijn zoon Gerardus Johannes Hermanus Bonenkamp.
Gerardus Johannes Hermanus (Geert) Bonenkamp,
smid van 1949-1959
Geboren in 1900 in De Meern, trouwde Geert in 1928 met Anna
Hendrika Griffioen, geboren in Kockengen in 1899. Uit dit
huwelijk werden twee zonen geboren; Dré en Kees. Beiden
kozen voor het smidsvak.
Catharina Boers, eigenares smederij van
1888 tot 1908
Catharina was meer dan huishoudster van haar broer Hendrik, ze
was in dienst van de zaak, want zij ontving dienstbodeloon.
Misschien hield ze de administratie bij, want het zware smids-
werk was zeker geen vrouwenwerk. Toch heeft ze na de dood
van haar broer nog 20 jaar de leiding gehad over het smidsbe-
drijf. Op haar 73ste levensjaar in 1904 liet zij zelfs de zaak nog
verbouwen .
Vier jaar later in 1908 verkocht zij huis, schuur, werkplaats en
erf tesamen groot 21 aren 10 ca kad.nrs. A497, A800, Al363 en
1364 aan Andries Bonenkamp, meester smid, wonende aan De
Meem voor 4000 gulden .
Andries Bonenitamp, smid van 1908-1949
Andries Bonenkamp was in 1867 geboren in Spanbroek (Noord
Holland) Al in 1893 vestigde hij zich als smid aan De Meem. Hij
woonde op hetzelfde adres als Catharina Boers (BI27), we
29
mogen dus aanemen dat hij daar ook werkte in haar smederij .
Mogelijk, kende Catharina de familie Bonenkamp al langer. Is
het niet toevalling, dat een nicht van Catharina Boers, ook
Catharina Boers geheten, enkele jaren bij haar inwoonde en in
1886 vanuit De Meem naar Spanbroek vertrok? Er heeft nog een
Hermanus Bonenkamp, geb In 1874 in Spanbroek, enkele jaren
(1893-1896) als smid gewoond op hetzelfde adres.
Waarschijnlijk gaat het om een jongere broer van Andries.
Andries trouwde in 1897 in Amersfoort met Johanna Maria
Alijda van Roozendaal. Uit dit huwelijk werden zeven kinderen
in De Meem geboren tussen 1898 en 1910.
Na het overlijden van zijn vrouw in 1932 was er in 1933 een
boedelscheiding. Zoon Gerardus (Geert) was smid aan de Meem,
Bemardus theologisch student in Esch, Hermanus religieus in
Algiers en Petms rijwielhersteller aan de Meem.
De dochters Agnes en Eneelina woonden beiden aan de Meem
30
en Maria was religieuze in Algiers .
In de jaren vijftig veranderde er veel in deze branche. De mecha-
nisatie in de landbouw nam een grote vlucht. Paarden werden
vervangen door traktoren. Door de winning van aardgas verdwe-
nen de kolenhaarden en maakten plaats voor centrale verwar-
mingsketels.
Dré en Kees Bonenkamp hebben op tijd de bakens verzet en
stichtten de handelsonderneming gebroeders Bonenkamp.
In 1959 werd de oude smederij afgebroken en aan de
Castellumlaan een nieuw pand geopend, waarin de winkels en
werkplaatsen werden ondergebracht.
Tot slot dank ik de familie Hendrik Pak en de familie Kees
Bonenkamp voor hun spontane medewerking aan dit artikel.
Geert Bonenkamp en zijn vrouw Anna Griffioen op hun 25-
jarig huwelijksfeest. Foto in bezit van C. Bonenkamp.
noten:
1)   Utrechts Archief (UA) Dorpsgerechten 2051 20.06.1626
2)   idem 2056 03.08.1728
3)   UAU201a007 notaris J.Smit 19.10.1757
4)   UA U270a013 notaris Th.Koppen 03.03.1792
5)  UA U272c047 notaris N.W.Buddingh 25.04.1812
6)   Gemeentelijk Archief Vleuten-De Meern (GAV)nr. 1765 18.10.1810
-ocr page 13-
13
7)   UA U293a025 notaris D.Rother 17.01.1825, 21.0M825 en
13.05.1825
8)   UA U318a040 notaris M.Wigman 20.03.1850
9)   UAU336a011 notaris J.H.Huijbers 22.10.1891
10) kadaster Utrecht 17.2.1910
11) idem              19.9.1932
12) GAY 1960 agenda's Vleuten jaar 1889
13) UA dorpsgerechten 2057 28,09.1751
14) UA dorpsgerechten 2059 31.12.1787
15) UA Wittert van Hoogland, Genealogische en Heraldieke bladen,
deel vni, blz 446 en 447
16) GAV 1800 manualen 100ste penning Vleuten jaar 1793
17) UA U271 a005 notaris J.Stellingweri^ 22.03.1800
18) UA U271 a005 notaris J.Stellingwerf 04.01.1800
19) GAV 1762 omslag en uitzettinge van de dorpslasten van Vleuten
en De Meern over de jaare 1802
20) UA U271 a007 notaris J.Stellingwerf 21.10.1806
21) UA U326a015 notaris B.Boers 25.07.1829 en 17.7.1830
22) UA 137-4 memories van successie Vleuten 03.09.1835
23) UA HM001a017 notaris G.N.Buddingh 21.03.1837
24) UA HM001a023 notaris G.N.Buddingh 23.02.1843
25) UA U305c030 notaris J.A.H.Borret 05.06.1869
26)  UA U305tT)09 notaris H.F.A.Kaag 22.05.1888
27) GAV kadastrale leggers Vleuten
28) kadaster Utrecht 18.12.1908 not.Th.O.M.J. baron van Wijnbergen
29) GAV bevolkingregisters Vleuten 1880-1923
30)  Kadaster Utrecht 23.02.1933 not.A.J.P.Hermans
31) akte 23.02.1934 notaris Th.O.M.J. baron van Wijnbergen (in bezit van de
Heer C.Bonenkamp)
Gegevens voor familieonderzoek
Van vele families die in onze gemeente gewoond hebben (en nog wonen) bezit
de Historische Vereniging gegevens. Dat kan variëren van een compleet familieboek tot een stamboom op een enkel velle-
tje papier.Voor belangstellenden volgt hier een overzicht van een aantal familienamen waarvan in het documentatiecentrum
gegevens beschikbaar zijn.Van niet genoemde families zijn in onze verzamelingen veelal ook de nodige gegevens te vin-
den.
van Batenburg (Vleuten 1766-)
Bauhaus (Selm Dld./De Meern 1760-)
Berkestijn (Veldh./Themaat/L.Nwk./Vleuten 1700-1900)
van Bommel (Utrecht/De Meern 1700-)
van den Bosch (VeldhuizenA^leuten 1740-)
Bran(d)sen (OudenrijnA'leuten 1680-)
van Breukelen (Vleuten 1670-1953)
van Breukelen (Maarssenbroek/Haarzuilen.s 1801-1952)
Broekhuijse (Div.plaatsen/HaarzuilensA'leuten 1670-)
Broekhuizen (OdijkA'leuten 1750-)
van Bijlevelt (Vleuten 1630-)
van Bijlevelt (Alendorp 1530-1630)
van Dalsen (Tholen/Z.Afrika 1756-1970)
Delp(e)ut (Ally Fr.A'ianen/De Meern (1779-)
van Dijk (Vleuten 1700-)
van Dijk (Reijerscop 1720-)
van Dijk (IJsselstein/Jutphaas/Vleuten 1720-1952)
Ekelschot(Egerschot) (L.Nwk./HarmelenA^leuten 1680-)
van Eijk (RK) (Woerden/L.Nieuwkoop/Haarzuilens 1750-)
van Eijk (NH) (TienhovenA'leuten 1770-)
van Gisbergen (Tumhout/L.Mierde/Tilb.A'leuten 1746-)
Glissenaar (Heiden Dld./Haarzuilens/De Meern 1660-)
Goes (Hagestein/Harmelen/Haarzuilens/Vleuten 1725-)
Goes (UtrechtAVestbroek/De MeenWleuten 1750-)
de Goeij (Schalkw./Utrecht/Haarz.A'leuten 1750-1962)
Griffioen (NH) (Div.pl. NWOUtrechtA'leuten 1690-)
Griffioen (RK) (Kamerik/KockengenA'leuten 1768-)
de Groot (Div.stammen UtrechtA'leuten 1600-)
Hamoen (Nieuwkoop/Woerden/De Meern 1525-1956)
Hansen (Someren/Zwammerdam/De Meern 1720-)
den Hartog (Schalkw./Houten/Haarz.A^leuten 1600-1946)
Hoedemaker (De MeenWleuten 1660-1850)
Hoffland (Stolwijk/Utrecht/De Meern (1854-)
Hollaar (Themaat/De Haar 1640-1831)
Hollaar (Achthoven/Alendorp/De MeenWleuten 1640-)
Huigen (Soest/De Meern 1760-)
Jansen (Harmelen/Haarzuilens 1842-)
Jongerius (UtrechtA'leuten 1723-)
Kok (Themaat/HaarzuilensA'leuten 1580-)
Kok (De Meern 1700-)
Kooijman (VleutenAVoerden/De Meern 1770-1945)
van Ko(o)ten (Woerden/Haarz.A'leuten/De Meern 1750-)
Kromwijk (WoerdenA^leuten/De Meern 1680-)
Lenssinck (Bocholt/HarmelenA'leuten 1715-)
Ligt(e)rink (Barlo/De Meern 1700-)
van Ma(a)nen (Bennekom/EdeA'leuten 1690-)
Mandjes (Veldhuizen/Vleuten 1882-)
van der Meer (Woerden/HaarzuilensA^leuten (1771 -)
Middelweerd (ThemaatAfeldhuizen/Cothen 1640-)
(van) Miltenburg (Div.stammen 1679-)
van Montfoort (Vleuten 1530-1860)
van Nes(ch) (IJsselsteinA'leuten 1600-)
(van) Oostrom (Oostrum) (Div.stammen 1592-)
Oostveen (JutphaasAJtrechtA'leuten 1670-)
Oostveen (SchalkwijkA'leuten 1824-)
van Riet (Themaat/De HaarA'leuten 1734-1900)
van Rooijen (RK) (Schalkwijk/HoutenA'leuten 1590-)
van Rooijen (Harmelen/De Meern 1799-)
van Rossum (Usselst./Jutphaas/Houten/Haarz. 1650-)
van Rijnsoever (Bunnik/HaarzuilensA'leuten 1767-)
van Schalkwijk (Vleuten/De Meern 1655-1880)
Schoonderwoerd (Stam Lopikerwaard 1530-)
Schuilenburg (Reijerscop/HarmelenA'leuten 1670-1811)
Senne (Wintheim Dld.AVoubrugge/De Meern 1788-)
Spithoven (Wijk bij Duurstede/De Haar 1714-)
van der Tol (Reijerscop/De Haar/Harmeien 1590-1800)
van Veen (Div.stammen 1565-1812)
Verbiest (Woerden/OudenrijnA'eldhuizen 1760-1946)
Verhoef (Vleuten/Utrecht/Haarz.A^leuten 1490-)
Verkerk (Vleuten/De Meern 1620-)
Versteeg (Galekop/Breukelen/Themaat/Haarz. 1752-)
Vulto (Utrecht/Bunnik/Haarz.A'leuten 1650-1963)
Wibbeke (Vleuten 1803-)
Wilschut (Veldhuizen/HarmelenA'leuten 1650-1813)
van Wijk (HaarzuilensA^leuten/De Meern 1650-)
Zegveld (VleutenA'eldhuizen 1680-1881)
-ocr page 14-
14
Onze straatnamen, oorsprong en betekenis (1)
door J.H.P. Heesters
Dat wij aan een weg, in een straat of laan met een huisnummer en voorzien van een bestrating wonen, wordt als vanzelf-
sprekend ervaren. In het verleden was dat wel anders. We moeten daarbij wel bedenken dat de vroegere gemeenten
Vleuten, Oudenrijn, Veldhuizen en Haarzuilens nog niet zo groot waren. In vroeger tijd waren er nog geen officieel vastge-
stelde straatnamen en werden de huizen in een betrekkelijk willekeurige volgorde genummerd. In een aantal artikelen zui-
len de oorsprong en de betekenis van de straatnamen in onze gemeente onder de loep worden genomen.
Straten en huisnummers
Koning Willem II verordende op 19 november 1849 dat op 22
december van dat jaar een volkstelling moest plaatsvinden. De
gegevens hiervan moesten vanaf 1 januari 1850 in een bevol-
kingsregister genoteerd worden. De namen van de bewoners
werden toen niet alfabetisch maar op huisnummer ingeschreven.
Om dit overzichtelijk te kunnen houden, kwam er een wettelijke
regeling dat gemeenten met meer dan duizend huizen in wijken
ingedeeld moesten worden. Van de voormalige gemeenten
Vleuten, Oudenrijn, Veldhuizen en Haarzuilens had alleen
Vleuten dat aantal woningen. Daar ontstonden de wijken A, B, C
en D met elk eigen nummers. Geleidelijk ontstond de gewoonte
om een huis aan te duiden met een (niet-officiële) straatnaam en
daarbij de wijk en het huisnummer zoals Haarpad A 25 of
Utrechtseweg Bil.
In de gemeenten Oudenrijn, Veldhuizen en Haarzuilens bleef de
oude huisnummering ongewijzigd.
Voor andere doeleinden werden al eerder straatnamen gebruikt.
Door de gemeenten werden lijsten gemaakt, de zogenaamde
wegenleggers, waarin per weg of straat werd aangegeven wie de
onderhoudsplichtigen waren. In de stratenlegger van 1854 van de
gemeente Vleuten wordt vermeld dat de Zandweg vanaf de
Heldambrug tot aan Stadsdam door verschillende personen
onderhouden moest worden. Genoemd zijn de namen van
J.Broers, A.A. Klink, G.A. van Dorsten, Weduwe J.H. Ligterink
en C. Werkhoven. Ook worden nog genoemd de erven van der
Sluis en de Hervormde Gemeente van De Meem en later wordt
de diaconie van deze kerk genoemd.
In raadsbesluiten van 1949 is bepaald dat de straten in Vleuten
en Haarzuilens op 1 januari 1950 officiële namen zouden krijgen.
Vanaf die datum zijn de huizen per straat genummerd met aan de
ene kant de even- en aan de andere kant de oneven nummers
voorzover de straat tenmin-
ste aan beide zijden
bebouwd was. Van de
gemeenten Oudenrijn en
Veldhuizen is hierover niets
in de raadsbesluiten te vin-
den.
Na de vorming van de
nieuwe gemeente Vleuten-
De Meem in 1954 werden
de bestaande straatnamen
vastgesteld. Omdat de
Prinses Beatrixlaan en de
Koningin Julianalaan zo-
wel in Vleuten als
Oudenrijn respectievelijk
Veldhuizen voorkwamen.
zijn op die' datum de straatnamen respectievelijk in de
Esdoomlaan en Veldhuizenlaan gewijzigd. Ook heeft toen de
vernummering van woningen aan de Taets van Amerongenlaan,
Rijksstraatweg, Meemdijk en Reijercop plaatsgevonden. Omdat
voor Veldhui-zen nog nimmer de wegen officieel met benamin-
gen waren aangeduid, werden de straatnamen Rijksstraatweg,
Meemdijk en Reijerscop later door de gemeenteraad van de nieu-
we gemeente Vleuten-De Meem officieel vastgesteld.
Straatnamen met een geschiedenis
Een aantal straatnamen heeft al heel lang bestaan. Ze vinden hun
oorsprong in de geschiedenis van de omgeving waarin zij lagen.
Hierbij kan gedacht worden aan de Heijcopperkade, Meemdijk,
Alendorperweg en de Groenedijk.
Niet al de namen van vroeger komen tegenwoordig nog als offi-
ciële straatnaam voor. De tegenwoordige Thematerweg was
vroeger bekend als de Thematerdijk en de Joostenlaan noemde
men vroeger Groenelaan of Griftselaan. De Schoolstraat werd de
Kerkweg naar Themaat en later de Groeneweg genoemd. De
Dorpstraat heette vroeger De Dijk of de Heereweg. De Den
Hamstraat was de Achterdijk maar ook de Groenedijk werd
Achterdijk genoemd evenals de Heijcopperkade. De tegenwoor-
dige Woerdlaan heette vroeger de Schinkel- of Schenkeldijk, de
Zandweg, het Zandpad en het Haarpad, het Zandpad naar de
Haar. Toen er in 1881 een station in Vleuten kwam, werd de weg
die naar het station liep Stationsweg genoemd. Deze weg heette
vroeger Tiendweg een naam die ook voor de huidige Westlandse
tuin werd gebruikt. Tenslotte werd een gedeelte van de
Krogtdijk, genoemd naar het land "De Krogt' dat er naast lag.
Wilhelminalaan en Europaweg genoemd.
De Reijerscop, zoals deze was voor de reconstructie in 1961
-ocr page 15-
15
De oudste straten
Onze gemeente kent straten waarvan de geschiedenis teruggaat
tot de 12e eeuw. Veelal heeft dit te maken met de ontginning van
de polders waar omheen dijken werden aangelegd die ook als
weg dienst deden. We beginnen daarom met het beschrijven van
de wegen die op deze wijze een naam hebben gekregen.
Reijerscop
Deze naam is afkomstig van de polder Reijerscop en stamt uit de
tijd van de ontginningen in de twaalfde of dertiende eeuw. Op
een oude kaart uit 1696 van Bemard de Roy komt de naam
'Reyers Coop' voor. Het woord coop of later cop herinnert aan
de 'copers' die tegen betaling van een symbolische vergoeding
aan de bisschop van Utrecht het onbeperkte gebruiksrecht van
het ontgonnen land kregen. In dit geval was dat aan een zekere
Reynar die als koper optrad.
of Merendijk genoemd. Op een oude kaart uit 1599 van
Comelius Anthoniusz Homhovius wordt 'De Meemdijck' al ver-
meld.
Aan de westzijde van deze slaper- of binnendijk liep een klei-
weg dat als een karrepad de verbindingsweg was tussen De
Meem en Montfoort. De naam Meerndijk werd toen ook al als
naam voor deze weg langs de dijk gebruikt. Na 1823 werd het
karrepad een grindweg dat in 1928 werd verbreed en verhard.
Daardoor werden dijk en weg één geheel en ging dienst doen als
provinciale weg. Officieel werd de naam van de Meerndijk op 19
februari 1954 als straatnaam vastgesteld.
Strijkviertel
Deze naam komt op een oude kaart uit 1696 van Bemard de Roy
voor als 'De Stryck Veertel'. Het is dan de verbindingsweg tus-
sen de Hei Kooper Agterweg, in de polder Heycop, naar de
Ouden Rijnse Dijk, de
tegenwoordige Rijksstraat-
weg. De oudste akte waarin
de Strijkviertel genoemd
wordt, dateert van 8 maart
4
1756 Ook is de naam
altijd gebruikt door het
Waterschap Oudenrijn. Op
1 januari 1951 ging de
Strijkvier-tel voor één gul-
den in eigendom over naar
de gemeente Oudenrijn.
Het is denkbaar dat op die
datum de naam officieel
door de gemeente Ouden-
rijn is overgenomen wat
echter niet in de raads-
besuiten van die gemeente
te vinden is.
De herkomst van de naam van deze weg is nog niet duidelijk.
Er wordt wel eens gezegd dat deze afkomstig zou zijn van het
strijken van de zeilen van de schepen, een viertel (kwartier
gaans) van de Stadsdam. Het kan ook zijn dat de naam afkomstig
is van een viertel (=kwart) hoeve land. Een hoeve is een aandui-
ding voor 16 morgen en is omgerekend ongeveer 13,5 hectare
grond.
De Meerndijk in 1905.
De noordelijke dijk van deze polder, die als ontginningsbasis
diende, werd als Reijerscopperkade aangeduid. Van hieruit werd
het gebied in vier delen ontgonnen waaruit de gerechten
Reijerscop-Lichtenberg, Reijerscop-Kreuningen, Reijerscop-
Sint Pieter en Reijerscop-Indijk zijn ontstaan. Deze gerechten
zijn 1811 opgegaan in de gemeenten Veldhuizen en Harmeien.
De naam Reijerscop is altijd
gebruikt en officieel in de
nieuwe gemeente Vleuten -
De Meem ingevoerd op 19
febmari 1954.
Meerndijk
Waarschijnlijk in de tweede
helft van de twaalfde eeuw
werd een dijk aangelegd om
de landerijen in Holland
tegen wateroverlast vanuit
het oosten te beschermen.
Deze werd aangelegd tussen
de Oude- of Leidse Rijn en
de Hollandse IJssel en werd
vroeger arrendijk, Memedijc
Links Huize Beefland met de auto van dok-
De Strijkviertel in 1955 met rechts de vroegere Tjepmahoeve.
ter Lambers sr.
-ocr page 16-
16
Heijcopperkade
Dit was in de twaalfde eeuw de ontginningsbasis van waaruit de
zogenaamde cope-ontginningen werden uitgevoerd. Het waren
ontginningen van het grondeigendom van de bisschop van
Utrecht. In een oude vermelding uit 1217 wordt de naam
'Heyncoep' genoemd. Hieruit kan afgeleid worden dat het
gebied voor de ontginning 'gekocht' is door een zekere Heyn.
De Heijcopse- of Heijcopperkade wordt op een kaart uit 1696
van Bemard de Roy als 'Den Heycoper Dyck' vermeld en was de
achterdijk van de polder Ouden Rhijn die liep van de Meerndijk
tot aan de polder Galecop. In de raadsbesluiten van de gemeente
Oudenrijn is niet te vinden wanneer de naam van deze kade offi-
cieel is vastgesteld
Zandweg
In 1604 was in opdracht van de Staten van Utrecht een zandpad
van Utrecht naar Harmeien
aangelegd dat toen 'Het
Sandtpadt' werd genoemd.
Dit pad was bestemd 'tot
gerief van den passeerende
man'. Tot 1664 mocht het
pad alleen door voetgan-
gers en personen, die hun
vaartuig met mankracht
voorttrokken,
        worden
gebruikt. In hetzelfde jaar
werd het zandpad verbreed
om als jaagpad (pad langs
de Leijdsche Vaart voor
jaagpaarden) voor de
scheepvaart dienst te doen.
In 1775 werd er geklaagd
dat er op het zandpad ook
door zwaar beladen wagens
gereden werd.
De huidige Zandweg was
'Groene Dijk of Oude Leidseweg' ge-noemd. De huidige naam
Groenedijk komt voor het eerst voor in de Gemeente-Atlas van
J. Kuyper van 1868. Van de naam Groenedijk is in de raadsbe-
sluiten van de gemeente Vleuten geen officiële vaststelling te
vinden.
't Zand
Het gedeelte ten noorden van de Hoge Woerd heeft een hoog
zandvoorkomen en daar was de naamgeving in elk geval in 1368
al op gebaseerd. Het noordelijk gedeelte 't Zand is zeer oud en is
mogelijk nog uit de Romeinse tijd. Het kan een verbindingsweg
zijn geweest tussen het castellum en de nederzetting bij de
(Ouden) Rijn achter de huidige bloemenveiling aan de
Utrechtseweg. Het zuidelijk gedeelte van deze weg werd vroeger
Schinkel- of Schenkeldijk genoemd en deze liep door tot aan de
Leidse Rijn.
aan het begin van de 18e
eeuw de hoofdverkeersweg
De Enghlaan met de bomen, gezien vanaf de Hof ter Weideweg, is een restant van de oprijlaan naar de
ridderhofstad Den Engh.
tussen Utrecht en Leiden.
Nadat in 1827 de weg ten zuiden van de Leidse Rijn, de huidige
Rijksstraatweg, verhard was, was de oude doorgaande route naar
Harmeien via de Zandweg niet meer nodig. Op 14 oktober 1949
werd in de gemeenteraad van Vleuten de idee geopperd om de
naam Zandweg te wijzigen in Rijnweg. Op voorstel van de
Meemse leden van de raad bleef de naam Zandweg gehandhaafd.
Groenedijk
Is een oude weg en is lange tijd van grote betekenis geweest als
hoofdweg tussen Utrecht en Gouda. In een ordonnantie van 1546
van de stadhouder van de provincie Utrecht wordt over de
Goudseweg of Achterweg gesproken. De naam Achterweg komt
ook voor op een kaart van 1554 waarop de gronden van Huis te
Voorn zijn aangegeven.
Op een kaart van 1757 van Izaak Tirion wordt de Groenedijk, de
'Agter Dijck' genoemd. Dit blijkt ook uit een transportakte van
15 augustus 1753. Hierin wordt vermeld dat 13 morgen bouw-
land van de Goyersbrug tot aan de Agterdijck zijn verkocht.
Ook later wordt deze benaming nog vaak gebruikt maar geleide-
lijk wordt gesproken over Groene- of Achterdijk. In de eerste
wegenlegger van de ge-meente Vleuten van 1854 wordt de
De oudste datering van deze weg is te vinden in een akte van 8
maart 1448 waarin een leen van het kapittel van Oud-Munster
wordt genoemd. In een akte van 8 januari 1518 worden de hof-
steden Groot- en Klein Zand vermeld. Op een kaart van Bemard
de Roy van 1696 staat in de buurtschap Alendorp de hofstede
'het Sant' ingetekend. In een akte van 9 januari 1715 wordt het
'Huis en Hofstede 't Sant' genoemd. Op 14 oktober 1949 wordt
bij raadsbesluit het deel tussen de Leidse Rijn en Groenedijk de
Woerdlaan genoemd. .Alleen de weg tussen de Utrechtseweg
en de Groenedijk heet nu nog 't Zand.
Alendorperweg
Een gedeelte van deze weg stamt in westelijke richting nog uit de
Romeinse tijd. In de late middeleeuwen was de weg een verbin-
dingsweg van Vleuten naar De Meem. De naam Alendorperweg
is afgeleid van de gelijknamige buurtschap en komt voor op een
kaart van 1769 van P. Ketelaar. De naam Alendorp wordt al ver-
meld in een akte van 3 maart 1448 " terwijl in een transportakte
van 20 mei 1730 deze weg de 'Alendorpsendijck' wordt
genoemd. Naar deze weg is de langhuisboerderij Alendorp
genoemd die in 1911 in opdracht van mevrouw Schalij is
-ocr page 17-
17
delijke richting naar de A2, een kruis-
punt ontstaan. Het westelijk deel werd
in het kader van de ruilverkaveling ver-
breed. Het oostelijk deel met de oude
wegprofiel en aan beide zijden bomen-
rijen werd, nadat in 1988 bij de aanleg
van de wijk Hinderstein-noord een lus
in de weg was aangebracht, de Smalle
Themaat genoemd. Het westelijk bleef
de Thematerweg heten.
Bronnen.
Rb = Raadsbesluit Vleuten
HV = Archief Historische Vereniging
RAU = Rijksarchief Utrecht
1.  Rb 24-06-1949
2.  Rb 14-01-1954
3.  Rb 19-02-1954
4.  RAU Do 1647 1756.03.08
5.  RAU Archief van het kapittel van Oud-
munster nr 627
6.  Rb 14-10-1949
7.  HV Do 2057 1753.08.15
8.  HV 2GA 884 1448.03.08
9.  HV2GA036 1518.01.08
10.  RAU Do 2055 1715.01.09
11. Rb 14-10-1949
12.  HV2GA017 1448.03.03
13.  HV2GA941 1730.05.10
Boerderij Alendorp aan de Alendorperweg, gebouwd in 1911.
gebouwd. Bij de raadsbesluiten van Vleuten is niet te vinden
wanneer de naam van de Alendorperweg officieel is vastgesteld.
Enghlaan
De naam 'engh' betekent bouwland en verwijst naar het gebruik
van het oorspronkelijk gebied. De huidige Enghlaan is een res-
tant van de oprijlaan naar de ridderhofstad Den Engh waarvan de
oudste vermelding dateert uit 1259. De naam 'Huys den Engh'
komt ook voor op de 'Carte van de Vrijheyd der Stadt Utrecht'
uit 1539. Daarop is duidelijk te zien dat er kaarsrechte laan met
aan beide zijden bomen liep van de huidige Utrechtseweg naar
de ridderhofstad. Op 21 mei 1855 werd de laan door de spoor-
baan Utrecht - Gouda doorkruist. Toen in de vijftiger jaren in het
kader van de ruilverkaveling de Hof ter Weydeweg werd aange-
legd en de spoorwegovergang in de Enghlaan werd opgeheven,
werd alleen het ten noorden van de spoorbaan gelegen deel nog
als Enghlaan aangeduid. Het deel ten zuiden van de spoorlijn
behoorde vanaf die tijd tot de Utrechtseweg.
Thematerweg en Smalle Themaat
De naam Themaat gaat terug tot in de middeleeuwen. Het
gebruik van de grond werd in die tijd als 'maat' aangeduid waar-
mee een hooiland werd bedoeld. De oorsprong van de polder
Themaat begint in de twaalfde eeuw als de Thematerdijk als ont-
ginningsbasis voor het ontsluiten van de landerijen wordt aange-
legd. Op een kaart uit 1696 van Bemard de Roy loopt de
'Themater Dijck' van ridderhofstad Den Engh naar 't Huys ter
Haer'. Deze situade is tot 1868 volgens de Gemeente-Atlas van
J. Kuyper hetzelfde gebleven. In de vijftiger jaren is in de
Thematerweg, door de aanleg van de Maarssenseweg in de noor-
De Smalle Ihemaat in 1969 met het oude wegprofiel en aan
beide zijden bomenrijen.
-ocr page 18-
Themaat, van maat tot polder (I)
door JA. Storm van Leeuwen
Het gebied tussen Vleuten en Haarzuilens is al sedert vele eeuwen in gebruik geweest als landbouwgrond. Het
bestaat nu uit een relatief hooggelegen gedeelte, dat vroeger onder meer Wielderveid werd genoemd, en een lager
gelegen polder met de naam Themaat. Wielerveld en Themaat hebben ooit één geheel gevormd. In deze bijdrage
vertelt de auteur het een en ander over de vroege geschiedenis van Themaat als maat van Wielerveld en als onaf-
hankelijke polder. Met het oog op de lengte van dit artikel wordt het in twee gedeelten gepubliceerd.
Het ligt voor de hand bij Themaat te denken aan de boeren die
hun landbouwbedrijven hadden in het zuidelijk van Themaat
gelegen gebied, dat bekend stond onder de naam Wielerveld.
Om iets meer te weten te komen over het verleden van Themaat
zijn verschillende gegevens verzameld over het ontstaan van de
bodem, de collectieve ontginning en de waterstaatkundige toe-
stand daarvan. Ook de topografie is een waardevol hulpmiddel
geweest bij dit onderzoek.
De Oude Rijn en zijn afzettingen
Bij het ontstaan van de bodem van het gebied van Vleuten, De
Meem en Haarzuilens heeft
de Oude Rijn een hoofdrol
gespeeld. Deze toen nog
onbedijkt en niet-bekade
rivier stroomde tussen
veeneilanden door naar zee,
maar wis.selde nogal eens
van loop en had verschillen-
de zijtakken.
De meegevoerde grovere
bestanddelen zette de rivier
aan beide zijden van de bed-
ding af in de vorm van
oeverwallen. Deze beston-
den merendeels uit zandige
klei en staken op den duur
boven de omgeving uit.
Oeverwallen zijn dus stro-
ken hogere grond aan de
oevers van een rivier in de
laagvlakte.
Door het herhaald verleg-
gen van de loop en het
dichtslibben van de oude
beddingen ontstonden zo-
genaamde stroomgordels
van naast elkaar gelegen en
zich splitsende ruggen, die
stroomruggen worden ge-
noemd. Dit geldt zowel
voor de hoofdstroom als
voor de eveneens verlande
zijtakken daarvan.
Bij hoge rivierstanden
werd het achter de oever-
wallen gelegen terrein, dat
Inleiding
Themaat is een nog grotendeels bestaande polder ten noorden
van de dorpen Vleuten en Haarzuilens, die in de vorige eeuw
477 hectare groot was.
Afgaande op de naam is Themaat oorspronkelijk een maat of
made geweest, dat wil zeggen een niet in kavels verdeeld stuk
grasland, dat gemeenschappelijk werd gebruikt door in de
nabijheid wonende boeren. Aan de andere (oost)zijde van
Maarssenbroek zijn evenees maten geweest, namelijk de
Hooge en de Neermaten. Deze lagen tussen de Vecht en de
Maarssenbroeksedijk ten westen van het dorp Maarssen.
Afb. 1 Wielerveld en Themaat en hun naaste omgeving. Combinatiekaartgrafische kaart 1:25000, nummers 425 (Kockengen, 1887), 426 (Maars1887) en 445 (Utrecht, 1887/1900). Het noorden is boven. HetVleuten/Haarzuilens vrijwel geheel de toestand weer, die kort vóór 1887 b
van het nieuwe dorp Haarzuilens (1886-1898). (Rijksarchief Utrecht, Topografische Atlas).
-ocr page 19-
19
zee. De twee rivieren gingen
verlanden, de Kromme Rijn
minder dan de Oude Rijn van-
wege de in stand blijvende
scheepvaart. Ook de mond van
de Oude Rijn bij Katwijk ver-
zandde op den duur.
Van de rivierbedding van de
Oude Rijn bleef slechts een
smalle waterloop over, die rest-
geul wordt genoemd. Verschil-
lende gedeelten daarvan zijn,
met of zonder afsnijdingen van
hinderlijke kronkels, tot halver-
wege onze eeuw bevaarbaar
gebleven voor kleine schuiten
en pramen.
Het waren de Alendorperwete-
ring tussen het Hof ter Weyde
en de voormalige Krochtdijk,
de Vleutense wetering tussen
De Tol en 't Hoog, de Heycop
tussen 't Hoog en De Wel en
tenslotte de Bijleveld tussen de
hofstede De Wel en de Leidse
Rijn in Harmeien.
Op bijgaand kaartje (afb.2),
dat alleen het noordelijke deel
van Vleuten-De Meem omvat,
zijn de stroomruggronden wit
en de klei-op-veengronden
donker getint aangegeven. De
restgeul van de door dit gebied
stromende Oude Rijn is met een
dikke lijn getekend.
Wielerveld en Themaat
en hun begrenzingen
De door de Oude Rijn gevorm-
de stroomruggen tussen
Vleuten en Haarzuilens waren
al vroeg bewoond. Deze relatief
hooggelegen stroomruggron-
den bestaan uit rivierklei met
zandige lagen. Zij zijn goed
waterdoorlatend en werden
voornamelijk als bouwland
gebruikt. De boerderijen ston-
den oudtijds aan de zuidzijde in
Afb. 2 Bodemkaart van Wielerveld en Themaat en hun omgeving. De witte gedeelten zijn stroomrug-
gronden of daarmee te vergelijken gronden, de licht- en donkergrijze gedeelten zijn komgronden (klei-
op-veengronden). In Themaat wordt het westelijke deel ingenomen door zowel stroomruggrond als klei-
op-veengrond, in het oostelijke deel van die polder komt uitsluitend laatstgenoemde grondsoort voor.
Vereenvoudigde beschrijving van een zwart-witkopie van een fragment van een gekleurde kaart. (Naar
H.J.A.Berendsen, De genese van het landschap in het zuiden van de provincie Utrecht).
oorspronkelijk uit veengrond bestond, telkens overstroomd met
slibhoudend rivierwater. Dit slib en ook de fijne klei bezonken in
de komvormige laagten die tussen de oeverwallen en de stroom-
gordels lagen. Het is een zwaar te bewerken, slecht waterdoorla-
tende grondsoort, die in het algemeen komklei wordt genoemd.
In ons geval spreekt men meestal van klei-op-veengrond; het
kleidek is hier, vergeleken met de komgronden elders in het rivie-
rengebied, betrekkelijk dun. Tussen de stroomruggronden en de
klei-op-veengronden bestaan overgangen.
Zoals bekend verplaatste de Nederrijn in de loop van de tijd zijn
bedding vanaf Wijk bij Duurstede naar de Lek. Hierdoor voerden
de Kromme Rijn en de Oude Rijn steeds minder water af naar
de nabijheid van de Oude Rijn, evenals het huis Den Ham. Men
noemde dit complex gronden in de middeleeuwen Wielreveld,
dat in de loop van de tijd werd verbasterd tot Wilderveld. Nog tot
in de 19e eeuw komt de naam Wilderveld in gerechtelijke en
notariële stukken regelmatig voor. In dit artikel zal de spelling
Wielerveld worden gevolgd, zijnde de hedendaagse schrijfwijze
van Wielreveld.
Volgens Gravendeel duidde men met de naam Wielerveld het
gebied aan dat besloten was tussen de tegenwoordige Themater-
weg in het noorden, de Schoolstraat in het oosten, de Vleutense
wetering in het zuiden en de Eikslaan in het westen .
-ocr page 20-
20
Voordat Themaat werd
verkaveld vormde die
polder met Wielerveld
één geheel. Themaat
heeft, voor zover de grond
is gelegen ten oosten van
de School-straat en ten
noorden van het tegen-
woordige
                  dorp
Haarzuilens, merendeels
een zwaarder te bewerken
bodem dan die in Wieler-
veld. Hier is in de tijden
van hoogwater fijne klei
en slib gedeponeerd; deze
kleilagen rusten op een
eerder gevormde veen-
grond. Met uitzondering
van de eerste tijd na de
ontginning is het lage
gedeelte van Themaat
waarschijnlijk altijd een
graspolder geweest.
De begrenzing van
Themaat heeft naar mijn
mening in twee fasen
plaats gehad. De noorde-
lijke grens lag langs de
achterkade
                 van
Maarssenbroek           (de
Ouwenaarskade), de oos-
telijke langs de grens van
de Utrechtse stadsvrijheid
en wel van de Lageweide.
Dit was in de tijd, toen de
Proostwetering nog niet
was gegraven. De zuid-
grens werd gevormd door
de
                       vroegere
Thematerdijk, thans
Thematerweg en Smalle
Themaat. De oorspronke-
lijke westelijke grens liep
in het verlengde van de
Eikslaan. Pas toen de
afwatering naar de Oude
watergang
weg of pad
oude westgrens van Themaat
grens van Themaat
Gieltjesdorp
Laagnieuwkoop
De Haar
Haarzuilens
vh De Haar
é
Lagcweidc
Den Eng
J.A.Storm van Leeuwen 1998
Afb. 3 Schetskaartje van het gebied van Wielerveld en Themaat. Situatie hoofdzakelijk volgens de topografi-
sche kaart van 1887. Hierop zijn de namen vermeld, die tegenwoordig en voorheen werden gebruikt. Terwille
van de overzichtelijkheid zijn de voormalige Stadswetering of Vleutense wetering ten zuidoosten van Den
Eng, alsmede de vroegere Heycop ten zuiden en ten westen van Den Ham weggelaten. Deze twee watergangen
hebben geen duidelijke rol gespeeld in de - toch al gecompliceerde - waterstaatkundige geschiedenis van
Wielerveld en van Themaat. De niet meer bestaande Proostwetering en de bij de Themater-kade beginnende
Haarrijn (beide in of kort na 1226 gegraven) liepen oorspronkelijk door tot aan de Vecht. De op het schets-
kaartje getekende pijltjes geven de stroomrichting aan van het af te voeren water uit respectievelijk de
Vleutense en de Haar-zuilense landen.
Rijn kort na 1226 niet
meer mogelijk was en men het overtollige polderwater naar de
Vecht moest afvoeren, werd de westgrens verlegd naar de
Thematerkade en het verlengde daarvan in zuidelijke richting.
Voorlopig hebben wij alleen te maken met de oorspronkelijke
grens in het verlengde van de Eikslaan. Aan het einde van dit arti-
kel zal worden ingegaan op de wijzigingen, die het gevolg waren
van de afdamming van de Oude Rijn bij de Wel (ten zuiden van
De Haar). Tot op dat ogenblik waterden zowel Wielerveld als
Themaat af op de Oude Rijn.
Hierbij dient te worden opgemerkt, dat deze begrenzing pas ont-
stond, toen de noordelijk daarvan gelegen ontginning van
Themaat ter hand werd genomen; de grenzen daarvan werden
tevoren in het terrein uitgezet en tijdens de uitvoering van het
werk door wegen en kaden zichtbaar gemaakt.
De tegenwoordige Thematerweg en Smalle Themaat vormden
de basis van waaruit de kavels in Themaat werden uitgemeten;
deze twee wegen heetten vroeger te zamen Thema-terdijk. De
Schoolstraat is voortgekomen uit het kerkpad van Themaat naar
de oude, aan Sint Willibrord gewijde kerk in Vleuten. De
Eikslaan is vermoedelijk één van de uitwegen geweest van de
ontginning Themaat. Deze weg moet daarom veel ouder zijn dan
het voormalige Huis den Eyck, waarnaar de Eikslaan is
genoemd.
-ocr page 21-
21
De naam Wielerveld
Wielerveld wordt reeds in 1350 vermeld als een gebied, waarin
het kapittel van Oudmunster grond bezat. Men sprak evenwel
niet van in Wielerveld, maar op Wielerveld, zoals men ook op
Themaat, op de Lagehaar, op Vleuterweide, op Knijfkens-dorp
en op Langerak zei en nog wel zegt; daarentegen aan de Meem
en oudtijds aan de Oude Rijn (het vroegere gerecht Oudenrijn).
Zo kocht het grootwaterschap Heycop, genaamd de Lange
Vliet, in 1510 van Meertijn Gherytsen een sloot wervenrijse op
Wylrevelt, die vertuynt zijn aen den opstall tusschen Jan Pellen
ende die Heil, etc. .
Wervenrijse is wil-
genrijs, vertuynt wil zeggen: gebruikt
voor betuining (= vlechtwerk van wilgen-
tenen en paaltjes van wilgentakken) als
oeverbescherming, in dit geval van de
opstal (=kade) langs de Heycop bij de
Heldam.
Ook in 1618 zei men op Wielrevelt\ in
het bovenaagehaald artikel van
Gravendeel is sprake van vier morgen
(een morgen, of zoals men toendertijd
zei; mergen, was 0,85 hectare groot)
bouwland op Wielerveld, die Johan
Utenham verpachtte aan Goyert Jansz.;
daarvan lag 2 morgen benoorden de
Wielerveldsedijk en 2 morgen ten zuiden
ervan . De Wielerveldsedijk was de
tegenwoordige Dorpsstraat en het ver-
volg daarvan, de Parkweg. Wielerveld
werd dus aan de zuidzijde begrensd door
de Rijn (nu Vleutense wetering) en niet
door de Wielerveldsedijk, hetgeen men
zou verwachten. Een aantal boerderijen
stond tussen de dijk (=rijweg) en de Rijn,
andere aan de noordzijde van de dijk.
De grenzen van verschillende kavels
aan weerszijden van de Wielerveldsedijk
hebben in elkaar verlengde gelegen. Dit
kan betekenen, dat deze dijk werd aange-
legd, toen Wielerveld reeds was verdeeld
in weren (stroken land of kavels). Dit is
(uitgave 1961) geeft als betekenins van de plaatsnaam Wylre
(L.) de bij een villa (landgoed) behorende grond (villare). De
Vries noemt in dit werk nog enkele voorbeelden van deze aflei-
ding, waarbij het latijnse villare is verbasterd: Wilre en Wilderen
in België.
Ook Huiting is deze mening toegedaan. Hij schrijft, dat
Wilderveld een verbastering is van het oude Wylreveld, waarvan
het eerste lid verwant is aan villare (behorend bij een villa).
Onder villa verstaat Huiting in dit verband een middeleeuwse
hof of curtis, eventueel met bijbehorend land. De hof was het
denkelijk gebeurd, toen de Vleutense
wetering plaatselijk noordwaarts werd
verlegd om een voor de scheepvaart hin-
derlijke kleine kronkel stroomopwaarts
van Den Ham af te snijden. In 1624
noemde men dit gedeelte van de VleutNieuwe Grift. Grift of greft betekende: eenhet bijzonder ten behoeve van de scheepvaawas in de regel een verbeterde of vervangentueel gepaard gaande met één of meer bochhier het geval zal zijn geweest. Een dergelijverleden kan een verklaring zijn voor het vrveertig jaren geleden geamoveerde Achterdi
Huiting meent, dat deze doorlopende kavezijn van een recht van opstrek van de grondevan de Wielderveldsedijk. Hetzelfde zou vozijn geweest bij de Vleuterweide ten zuidewetering'.
Over de verklaring van de naam Wielerveld
Afb. 4 Voorbeeld van een zogenaamde tuin die gemaakt is van vlechtwerk van wilgentenen
en wilgentakken. Dergelijke tuinen werden ook gebruikt bij het maken van betuiningen
langs watergangen ter bescherming van de oevers. Het perceeltje grasland is mogelijk een
hennepakkertje nabij de boerderij geweest. (Foto van de schrijver. Willige Langerak, 23-5-
1965; neg. nr. 65/1-11).
administratie- en exploitatiecentrum in een aaneengesloten
complex landbouwgronden, waarbij sprake was van groot-
grondbezit. Wilderveld behoorde in die tijd toe aan de proost
van Oudmunster.
Gravendeel gaat uit van het toponiem Wiel in de betekenis van
poel of moeras. Zo'n wiel kon later tot cultuurgrond worden
gemaakt". Er bestonden in Vleuten-De Meem tenminste twee
Wielen, die betrekking hadden op stukken landbouwgrond.
Beide lagen langs de restgeul van de Oude Rijn, namelijk één
ten zuidoosten van de vroegere hofstede Strijland nabij het Huis
te Voorn, de andere ten oosten van het Huis den Ham. De laatst-
genoemde Wiel bevond zich tussen de vroeger zo genoemde
Rijn (Vleutense wetering) en de Wielderveldsedijk
(Dorpsstraat) in Vleuten. Volgens Gravendeel is de naam
Wielreveld of Wielerveld hiervan afgeleid.
gezindheid. Het Etymologische Woordenboek van J.de Vries
-ocr page 22-
22
gemeenschappelijk bezit van markegronden (in ons geval
maten), zoals die op de zandgronden voorkwamen . Toch moet
er een zekere vorm van gemeenschappelijk gebruiksrecht op de
Themaatse gronden hebben bestaan, anders zou er immers geen
sprake zijn geweest van een maat. Voor dit gebruiksrecht, dat ten
behoeve van de verkaveling gewijzigd of beëindigd moest wor-
den, betaalden de gebruiksgerechtigden waarschijnlijk jaarlijks
recognitiepenningen aan de landheer Dit was onder andere ook
het geval in het oude Gooiland, waar zich eveneens maten langs
de Zuiderzeekust en meenten bij het Naardermeer bevonden.
Overigens gaat deze vergelijking met de situatie daar mank, niet
alleen vanwege de totaal andere bodemgesteldheid, maar ook
omdat de gebruiksrechten van de Erfgooiers schriftelijk waren
vastgelegd .
Het gemeenschappelijk gebruik van de maten in Themaat als
hooiland moet al vroeg zijn beëindigd. Dit toen nog niet als pol-
der ingerichte gebied werd geruime tijd vóór 1220, mogelijk
zelfs vóór 1100, volgens de middeleeuwse ontginningsmethode
van de copen tot volwaardige landbouwgrond aangemaakt. Gelet
op de later te bespreken afwateringsproblemen die men reeds
vóór 1226 in Themaat ondervond als gevolg van inklinking van
de bodem, moet het tijdstip van de verkaveling namelijk veel eer-
der dan 12(X) worden gesteld.
Het systeem van de cope-ontginningen werd in de Utrechts-
Hollandse laagvlakte algemeen toegepast. Het hield in, dat aan
een groep kolonisten of aan een namens hen optredende persoon
een bepaald stuk veenwildemis ter beschikking werd gesteld om
volgens een vastgesteld plan tot landbouwgrond te ontginnen. Ik
zal daar aanstonds dieper op ingaan.
Het is opmerkelijk, dat de ontginningen ten noorden, ten oosten
en ten westen van het huidige dorp Haarzuilens in vergelijking
De twee verklaringen voor het onderdeel Wieier van de naam
Wielerveld lopen sterk uiteen. Aan die van Gravendeel meen ik
de voorkeur te kunnen geven. Afgezien van de door hem veron-
derstelde betekenis van het toponiem Wiel lijkt mij de relatie tus-
sen Wiel en Wielerveld voor de hand te liggen. De Wiel moet dan
eerder dan Wielerveld als landbouwgrond in gebruik zijn geno-
men.
Deze conclusie stemt overeen met de oorspronkelijke betekenis
van het tweede deel van de naam Wielerveld. Met veld werd oud-
tijds een niet tot landbouwgrond ontgonnen vlakte bedoeld. In de
loop van de tijd is men er ook in cultuur gebrachte woeste grond
onder gaan verstaan.
De maatlanden van Themaat en de ontginning
daarvan
Te oordelen naar de naam is de polder Themaat vóór de ontgin-
ning of verkaveling in gemeenschappelijk gebruik geweest als
min of meer wild grasland; dit werd niet bemest. Maat, made of
mede is afgeleid van maaien en betekent in het algemeen hooi-
land. Wij kunnen ons daarbij een landschap voorstellen van ver-
spreid liggende stukken hooiland die niet waren gescheiden door
sloten, maar door stroken houtgewas. Dit laatste kon dienen tot
bouwhout, geriefhout en brandhout.
Het hooiland zal in oude tijden zijn gebruikt door onder meer
de boeren die land in Wielerveld bebouwden. Evenals in andere,
vergelijkbare streken van ons land, hadden zij vanouds gemeng-
de landbouwbedrijven. Behalve de akkerbouw bedreven zij
enige veehouderij, mede om in de mestbehoefte van hun akkers
te voorzien. Waarschijnlijk hadden zij toen, tezamen met andere
Vleutense agrariërs, hun weidegronden ten zuiden van de Oude
Rijn in de Vleuterweide liggen.
Deze werden denkelijk, evenals
de maten, gemeenschappelijk
gebruikt. Elders sprak men van
meenten, maar deze benaming
in de betekenis van gemene
weiden komt hier bij mijn
weten niet voor; wel in die van
gemeenschappelijke (uit)weg,
bijvoorbeeld de Vijfhoeven-
semeent ten noorden van
Gieltjesdorp, de Spengense-
meent bij Kockengen en de
Meent in Oudenrijn (nu Meent-
weg in De Meem).
De verklaring van het voor-
voegsel The van Themaat, die
Gravendeel in 1984 in dit tijd-
schrift heeft gegeven, is in mijn
ogen alleszins aannemelijk .
The is een zeer oude vorm,
zowel wat uitspraak als schrijf-
wijze betreft, van ons lidwoord
de. Themaat betekende in
Afb. 6 De Portengenseweg in Kocliengen met daarlangs de Portengense wetering en aan de overzijde
van het water de boerderijen; gezien vanuit het zuiden. Links vooraan een klein hoekje van de uit-
monding van een kavelsloot. Voorbeeld van de ontginningsbasis van een cope-ontginning in het veen-
weidegebied in West-Utrecht. De weg (de vroegere dijk) was kort voor het maken van de opname ver-
breed. Ook de wetering is oorspronkelijk veel smaller geweest, maar door het eeuwenlang uitbaggeren
aanzienlijk breder geworden. De erven van de boerderijen zijn door middel van bruggen verbonden
met de weg, omdat de wetering bevaarbaar moest blijven. (Foto van de schrijver, 7-6-1973).
Oudnederlands De Maat en kan
niet anders dan de maat van
Wielerveld zijn geweest.
Er zijn hier geen aanwijzingen
van het bestaan van vroegere
markgenootschappen met
-ocr page 23-
23
met de omringende ontginningen vanuit de Vecht en de Oude
Rijn de laatste waren. Toch waren de stroomruggen van Vleuten
en de Haar reeds in de vroege middeleeuwen bewoond. De van-
uit de Vecht ondernomen ontginningsblokken Maarssenbroek,
KortrijkA'ijfhoeven en Gieltjesdorp waren al lang en breed in het
terrein uitgemeten en in uitvoering of zelfs voltooid, toen
Themaat aan snee kwam. Door de reeds aanwezige buurontgin-
ningen en de bestaande grens van de Utrechtse stadsvrijheid (in
dit geval die van de Lageweide) kreeg Themaat een zeer onre-
gelmatige vorm. Dit blok werd daardoor een uitgesproken res-
tontginning. Ook de ontginningsblokken de Haar en
Laagnieuwkoop, die zich ten noordwesten van het dorp De Haar
uitstrekten, kwamen laat op gang. De reden daarvan is mij niet
bekend.
Om het uiterlijk van Themaat (en ook het landschap in het gehe-
le veenweidegebied) te begrijpen is het nodig, dat wij ons in
hoofdlijnen op de hoogte stellen van de wijze, waarop men in de
middeleeuwen bij de ontginningen te werk ging. De lezer beden-
ke daarbij, dat het gehele veengebied in West-Utrecht en Zuid-
Holland in slechts twee eeuwen tijds, namelijk in de 11e en 12e
eeuw, door de daarheen trekkende boeren zonder mechanische
hulpmiddelen is opengelegd. Dit is de periode van de Grote
Ontginning. De mogelijke reconstructie van de vroegere gang
van zaken zal hierna in het kort worden verhaald.
De cope
Het Oudnederlandse woord cope betekende ongeveer heizelfde
als het tegenwoordige koop. De ontginners of een namens hen
optredende ondernemer kochten tegen bepaalde voorwaarden het
recht om een door de toenmalige eigenaar (graaf, bisschop of één
van de Utrechtse kapittels) uitgegeven stuk wildernis (woeste
grond) in cultuur te brengen. De aan dit project deelnemende
kolonisten verwierven daarmee tevens het eigendomsrecht, mits
de toegedeelde kavels ontgonnen en bewoond zouden worden.
Zij betaalden daarvoor jaarlijks een gering bedrag aan recogni-
tiepenningen (tijnsen) ter erkenning van het overheidsgezag over
de nieuwe nederzetting .
Het woord cope komt als achtervoegsel thans nog voor in de
namen van verschillende oude cope-ontginningen, zoals
Laagnieuwkoop, Heycop en Reyerscop. Bij Themaat ligt dat
anders, daarvan bestond de naam waarschijnlijk reeds voordat dit
blok ter ontginning of ter verkaveling werd uitgegeven.
Kenmerkend voor veel cope-ontginningen, onder andere die
tussen Breukelen en Kamerik, zijn de onderling evenwijdig
lopende rechte kavels en de vrijwel overal aanwezige vaste
kavellengten of kaveldiepten. Deze laatste bedragen meestal
ongeveer 1300 meter, te weten 6 voorlingen (een zeer oude leng-
temaat). Het polderlandschap is hier overwegend rechtlijnig
geworden, met evenwijdig aan elkaar lopende en dwars op elkaar
staande wegen, kaden, weteringen en sloten. Wij zullen in het
vervolg van deze bijdrage zien, dat een kavellengte van ongeveer
1300 meter in Themaat slechts in zeer beperkte mate kon worden
verwezenlijkt.
Voor de toekomstige landbouwgronden in het veengebied was
een goede waterbeheersing van groot belang. De ontginnings-
blokken dienden polders te worden, dat wil zeggen, dat zij
omringd moesten worden door waterkeringen (wegen, kaden) en
dat het slootwaterpeil en daarmee de grondwaterspiegel regel-
baar waren. Omdat in die tijd alle afwateringen op natuurlijke
wijze (dus zonder bemaling) plaats vonden, hielden de ontgin-
/          grens van de ontginning             O
fl
6 ■
i3 ^
if
n
4 ■
J.A.Storm van Leeuwen 1V98
Afb. 5 Schema van een klassieke cope-ontginning. Betekenis van
de cijfers:
1 rivier, van waaruit de ontginners de venen introkken; links
daarvan weg met daaraan de oude bebouwing (niet getekend);
2 uitweg en uitwateringsvliet met uitwateringssluis;
3 ontginningsbasis, bestaande uit de dijk (=weg) met daarlangs
aan de linkerzijde de wetering; aan de overzijde van de wete-
ring staan de boerderijen;
4 zijkaden van de ontginning (streepjeslijn);
5 achterkade van de ontginning (streepjeslijn);
6 kavelsloten, die in de wetering uitmonden;
De grens van de concessie is met een stippellijn aangegeven.
Indien voldoende ruimte beschikbaar was bedroeg de kavelleng-
te of kaveldiepte rond 1300 meter. Dit was de standaardlengte.
De breedte van de kavels varieerde, maar was in veel gevallen
iets meer dan 100 meter. De bedrijfsoppervlakte van een boerde-
rij kon zodoende 13 a 14 hectare of, gemeten met oude maat, 16
morgen (1 hoeve) worden. Er bestaan echter op veel plaatsen
grote afwijkingen van dit principe.De ontginningen in het
Haarzuilense gebied kwamen pas tot uitvoering toen de omrin-
gende ontginningsblokken voltooid waren. De beschikbare ruim-
te was daarom zeer beperkt. Toch zijn in de Lagehaar en in een
klein gedeelte van Themaat kavels met de standaardlengte uit-
gemeten.
ners nauwkeurig rekening met de hellingen ban het terrein.
Door de aanleg van weteringen binnen de ontworpen polders en
van vlieten daarbuiten konden de ontginners het overtollige pol-
derwater lozen op de rivier of op de kleinere waterloop van waar-
uit zij de venen waren ingetrokken. De uitwateringen maakte
men altijd aan de benedenstroomse zijde van de ontginning,
omdat daar de rivierstanden het laagst waren.
Aan het einde van de uitwateringsvliet van een ontginning werd
een uitwateringssluisje aangebracht, zodat het polderpeil zoveel
mogelijk in de hand kon worden gehouden. Dit was belangrijk,
omdat daarmee ook het grondwaterpeil op de gewenste hoogte
ten opzichte van het maaiveld kon worden gehandhaafd en vol-
doende lucht kon toetreden tot de wortels van de verbouwde
gewassen. Want in het begin werden de nieuw verworven gron-
den in de eerste plaats gebruikt voor akkerbouw (graan).
De deelnemers aan een cope-ontginning voerden de werkzaam-
-ocr page 24-
24
heden geUjktijdig uit. Sommige onderdelen van het project wer-
den bovendien gezamenlijk tot stand gebracht.
Men begon met het verwijderen van de begroeiiing met strui-
ken en bomen om de grenzen van het blok en die van de kavels
te kunnen doen uitmeten door een landmeten Daarna groef men
een uitwateringsvliet naar het buitenwater, alsmede de daarop
aansluitende polderwetering. In de wetering zouden de toekom-
Vervolgens ontgon iedere deelnemer zijn eigen stuk land nadat
hij de aan zijn kant gekeerde helft van de sloten ter weerszijden
van zijn kavel had gegraven. Deze kavelsloten dienden zowel tot
scheisloten als tot afvoersloten en, voorzover het de veehouderij
betrof, ook als veekeringen en drinkplaatsen voor het vee.
Al deze werkzaamheden moesten in het voorjaar gereed zijn om
de nieuwe landen te kunnen inzaaien. De voedselvoorziening
kan in het begin een probleem zijn geweest,
maar daarover is niets bekend. Omdat in het
gerooide houtgewas veel elzen voorkwamen,
behoefden de kolonisten gedurende de eerste
jaren weinig zorgen te hebben over de mestbe-
hoefte van hun land; er was in de loop van de
tijd vóór de ontginning veel stik.stof opgeslagen
in de wortelknolletjes van de elzen.
Hierboven is een beschrijving gegeven van de
normale gang van zaken in cope-ontginningen
van woeste gronden of zogenaamde wildernis-
sen. In Themaat waren de omstandigheden iets
anders; daarvan werd een gedeelte reeds
gebruikt als hooiland. De ontginningswerk-
zaamheden bestonden hier hoofdzakelijk uit het
verkavelen (verdelen in kavels) en het regelen
van de waterhuishouding daarbinnen.
Het gerecht
De aan de kolonisten opgelegde erkenning van
het overheidsgezag bracht met zich mede, dat
het ontgonnen blok na enige tijd een gerecht
werd, later in navolging van Holland soms
ambacht genoemd.
Het woord gerecht heeft twee betekeninssen
gehad . Met de eerste bedoelde men het gebied
van de kleinste rechterlijke en bestuuriijke een-
heid op het Utrechtse platteland. Geografisch
Afb. 8 Het westelijk gedeelte van de Bloklandsedijk in Willeskop (Lopikerwaard),
gezien vanuit het noordoosten. Een zeldzaam geval van een dijk (weg) van een ontgin-
ningsbasis van een cope-ontginning, die sedert de middeleeuwen onverhard is gebleven.
Blokland is namelijk een restontginning geweest, die tussen oudere polders kwam te
liggen. Daarop wijst ook de naam: beloken land = niet ontsloten land. Langs dit ge-
deelte van de Bloklandsedijk kon men geen boerderijen bouwen omdat er geen kavels
van voldoende lengte konden worden gemaakt. (Foto van de schrijver; Willeskop,
27-10-1964).
kwam het gerecht overeen met het grondgebied
van het lichaam of van de persoon die de regeer-
macht en de rechtspraak ter plaatse bezat. Dit
was de gerechtsheer of ambachtsheer, het
grondgebied heette ambachtsheerlijkheid.
De andere betekenis van het woord gerecht
was het rechterlijke orgaan dat lichte misdrij-
ven en civiele zaken in het rechtsgebied
berechtte en behandelde. Het bestond uit een door de ambachts-
heer benoemde schout die namens hem optrad als rechtsvorde-
raar (openbare aanklager) en een aantal geburen of buren die de
vonnissen wezen. Deze buren waren alle inwoners van het
gerecht; zij moesten een zeker minimum aan grondbezit hebben.
Het ambt van de schout, waarvoor uitvoerige voorschriften en
richtlijnen bestonden, werd in de regel door de ambachtsheer
verpacht. Voor de schout stonden daar tegenover bepaalde
inkomsten, onder andere een gedeelte van de opgelegde boeten.
Zo werd het schoutambt van Themaat, dat door het overlijden
van de schout Pauwels Ruijsch vrij kwam, in 1634 aan jonkheer
Johan van Suyien van der Haar, heer van de Haar, Kockengen,
Spengen en Montfoorts gerecht, op diens verzoek door de Staten
's Lands van Utrecht als ambachtsheren van Themaat verpacht
voor de tijd van zevenmaal drie jaren .
Zoiets zou in onze tijd ondenkbaar zijn, maar wij moeten er
rekening mee houden, dat de beschikking over de overheids-
stige kavelsloten uitmonden.
Met de uit de wetering komende grond legde men daarlangs een
weg aan; deze werd dijk genoemd. De dijk verbonden de ontgin-
ners met de bewoonde wereld door middel van een uitweg, oprit
of oppad, vaak meent en in Haarzuilens en Vleuten laan geheten.
Deze dijken en uitwegen of lanen waren in die tijd in de regel
doodlopende wegen, althans niet bestemd voor doorgaand ver-
keer per as.
Aan de overzijde van de wetering kwamen de bouwplaatsen van
de boerderijen te liggen. Ook legden de ontginners aan de zij-
kanten en aan de achterzijde van het blok polderkaden aan.
Dit waren allemaal werken die gezamenlijk uitgevoerd en later
ook gezamenlijk onderhouden werden. Deze objecten waren,
zoals men zei, verhoefslaagd, dat wil zeggen over de onder-
houdsplichtige hoeven verdeeld. Slaan betekende verdelen (ver-
gelijk ons omslaan). Iedere kolonist kreeg een slag in onderhoud
toegewezen.
-ocr page 25-
25
rechten vóór 1795 tot op zekere hoogte als een privaat bezit werd
beschouwd. Dat was zowel op het platteland als in de steden het
geval, hoewel in de steden in mindere mate.
In veel gerechten voldeed het zogenaamde huurrecht steeds
minder goed. Het werd dan ook geleidelijk vervangen door het
schepenrecht. Daarbij werden enige schepenen uit de gegoede
dorpsgenoten gekozen en door de ambachtsheer beëdigd. Deze
schepenen kwamen in de plaats van de buren.
der Nederlanden.
De door Van der Aa verstrekte gegevens van De Hegge zijn niet
geheel juist. Volgens deze auteur was dit toenmalige ambachts-
heerlijkheidje gelegen in drie gemeenten, te weten Haarzuilens,
Laagnieuwkoop en Vleuten. Gelet op de gemeentegrenzen in die
tijd is dat niet mogelijk. De ligging van De Hegge en de door Van
der Aa opgegeven kadastrale oppervlakte daarvan zijn daarom
onzeker. Het staat dan ook allerminst vast dat hierin geen bewo-
ning was. Integendeel, er zijn zelfs aanwijzingen, dat de (voor-
malige) boerderij aan het eind van de huidige Eikstraat in
Haarzuilens ooit deel uitmaakte van De Hegge.
Afgezien van het al dan niet aanwezig zijn van boerderijen of
woonhuizen (Van der Aa maakte daartussen geen onderscheid) is
het wel zeker, dat de mini-gerechtjes Themaat op den Eng en De
Hegge op Themaat geen rechtsmacht bezaten. In 1848 waren zij
nog wel ambachtsheerlijkheden nieuwe stijl, dus zonder regeer-
macht en zonder rechtspraak.
(Wordt vervolgd)
Noten
1.  H.J.A. Berendsen, De genese van het landschap in het zuiden van de pro
vincie Utrecht. Utrechtse geografische studies 25 (1982).
2. D.W. Gravendeel, "De Wiel"; in dit tijdschrift, jrg. 10, nr. 1 (1990), p,
813-817.
3. Gravendeel (1990).
Blijkens de kaart van P.Ketelaar uit 1769, waarvan in het archief van de
Historische Vereniging een gekopieerd exemplaar van het op Vleuten-De
Meem betrekking hebbende gedeelte aanwezig is, heeft in dat jaar nog een
boerderij met de naam Wilderveld aan de zuidzijde van de Thematenveg
gestaan (vriendelijke mededeling van de heer J.W.Schoonderwoerd te De
Meem). Op het kadastrale minuutplan van omstreeks 1832, gemeente
Vleuten, sectie B, is het perceel, waarop deze hofstede heeft gestaan,
genummerd met 106,
4.   Rijksarchief Utrecht, Domkapittel, inv.nr. 3607-1, Kameraarsrekening
1510 van Heycop, genaamd de Lange Vliet.
5.   Gravendeel (1990).
6.   Rijksarchief Utrecht, Topografische Atlas, Kapittel van Oudmunster,
inv.nr. 933 (Kaartboek volgnrs. 34 en 35).
7.   J.H. Huiting, "Middeleeuws grondbezit in Vleuten en Haarzuilens; een
perceelsgewijze reconstructie"; in: Historisch geografisch tijdschrift, jrg.
13, nr. 2(1995), p. 62-77.
8.    J. de Vries, Etymologisch Woordenboek (1961).
Opmerking: in de uitgave van 1991, waaraan o.a. F. de Tollenaers mee
werkte, worden de toponiemen Wylre enz. niet meer genoemd.
9.    Huiting (1995).
10. Gravendeel (1990).
11.  D.W. Gravendeel, "Themaat"; in dit tijdschrift, jrg.4, nr. 2 (1984), p,
212-216.
Naar mij werd medgedeeld door de heer J.W.Schoonderwoerd te De
Meem heeft zich blijkens een akte uit 1769 een derde wiel bevonden in
de Alendorperwetering nabij het Hof ter Weyde. Dit was een tamelijk
diep en breed gedeelte van de weterirg, dat zijns inziens niet was ont
staan door het uitbaggeren. Men sprak toen echter niet van "wiel", maar
van "waaikuil", zoals men van oudsher heeft gedaan bij de Meerndijk.
Het is, denk ik, twijfelachtig, of er bij de Alendorperwetering ooit een
dijkdoorbraak is geweest, zoals zich lang geleden heeft voorgedaan bij de
Meerndijk. Bovendien is hier waarschijnlijk sprake van een ander soort
van "wiel" dan Gravendeel bedoelt.
12. A. Ie Cosquino de Bussy, Marken in Utrecht. Geschiedkundige Atlas van
Nederland (1925).
13. A.A. Beekman, De grondheeriijke mark Gooiland. Zie bij Marken in
Utrecht (1925).
Het instituut van de Erfgooiers "Stad en Lande van Gooiland" werd, na
een bestaan van meer dan 1000 jaren, pas in 1975 opgeheven.
14.  H. van der Linden, De Cope (1956).
15. J. Hovy, Het bestuur van de steden en dorpen in de provincie Utrecht.
Lezing 1960 (typoscript); Instituut voor geschiedenis der Rijksuniver-
siteit te Utrecht, cat. nr. Ag 78 depot.
D.T. Koen, Inventaris van de archivalia, afkomstig van de dorpsgerech-
ten in de provincie Utrecht (Inleiding). Rijksarchief Utrecht (1985).
16. Rijksarchief Utrecht, Archief van de Staten van Utrecht, inv. nr. 349-19;
18e register van acten, commissiën en instructiën der Staten, f. 235.
17. A.J. van der Aa, Aardrijkskundig Woordenboek der Nederianden (1848,
herdruk 1980).
Theaaat >
op den Eng
Afb. 7 Kaartje met de globale grenzen van de gerechten
Laagnieuwkoop, De Haar, Themaat, De Hegge op Themaat en
Themaat op den Eng in 1795. (Naar een in het Rijksarchief te
Utrecht berustende kaart, welke is getekend door H. de Lanoy
Meijer).
De buren, later de schepenen, vormden tezamen met de schout
tevens het plattelandsbestuur van het gerecht. Belangrijke onder-
delen van de bestuurlijke aangelegenheden waren de verschillen-
de belastingen en de inning (gadering) daarvan. Maar ook het
toezicht op en de schouw (inspectie) van de wegen, watergangen
en waterkeringen binnen het gerecht behoorden tot de taak van
dit college. Het onderhoud van deze objecten was meestal ver-
hoefslaagd, dat wil zeggen verdeeld over de onderhoudsplichtige
inwoners van het gerecht; bovendien was het gerecht verplicht
ook buiten het eigen territoir verschillende grotere objecten te
onderhouden, waarvoor eveneens inwoners waren aangewezen.
Toen het polderbeheer ingewikkelder was geworden werden
voor de waterstaatszaken heemraden of molenmeesters door de
ingelanden gekoezen; deze vormden met de schout een afzon-
derlijk rechterlijk en bestuurlijk college. In zekere zin waren de
gerechten de voorlopers van de latere gemeenten en waterschap-
pen; de grenzen daarvan vielen in de vorige eeuw vaak met
elkaar samen.
Aan het einde van de 18e eeuw, toen de polder Themaat al eeu-
wen tevoren naar het westen was uitgebreid, bestond dit gebied
uit drie gerechten. In het oosten was dat Themaat op den Eng,
Themaat Uten Eng of Themaat Engsgerecht ter grootte van ruim
27 ha, in het midden Themaat Westrenen met ruim 453 ha en in
het westen De Hegge op Themaat met ruim 4 ha .In Themaat op
den Eng, dat toebehoorde aan de heer van Den Eng, stond slechts
een huis, in De Hegge, dat leenroerig was aan het huis van
Vianen, geen enkel. Dit was tenminste de toestand die Van der Aa
in 1848 beschreef in zijn bekende Aardrijkskundig Woordenboek
-ocr page 26-
26
Griep
Het was de laatste tijd erg slecht weer
geweest. Veel maartse buien, regen, wind
en kou.
Natuurlijk is dat niet zo best voor je
gezondheid. In een gezin met kinderen is er
altijd wel wat, zoals alle bekende kinder-
ziektes: de mazelen, de bof en de normale
verkoudheden.
Deze keer was het wel goed raak; het
hele gezin, maar vooral de kinderen kwa-
men hoestend en met koorts in bed terecht.
Een hele zorg voor moeder, we lagen met
alle kinderen op een zolder, de ledikanten
strak tegen elkaar.
Alle huismiddelen werden gebruikt om
de kinderschaar weer te genezen. Een ge-
klutst ei met suiker en een beetje brande-
wijn erin.
Ook had moeder bij ieder van ons een
schoteltje met een doorgesneden ui neerge-
zet.
Er werd veel hete anijsmelk gedronken
en natuurlijk aspirine geslikt. Door al deze
middeltjes hing er op de zolder een zieken-
huissfeer. In plaats van ruzie maken, zoals
we gewoonlijk deden, keken we elkaar met
hele waterige ogen aan. Tegen het hoesten
had moeder dropwater gemaakt; een doos- .
je wybertjes opgelost in een fles water.
Toen de genezing niet zo erg wilde vlotten,
besloot moeder na enkele dagen toch maar
de dokter te laten komen. We lagen nog
steeds te zweten en te bibberen onder
gestikte dekens, jassen en gordijnen. Toen
de dokter zou komen, werd de zolder een
beetje opgeruimd en de jassen en gordijnen
moesten even van de bedden. De dokter
bekeek een beetje lachend en bedenkelijk
de ziekenzaal.
Om beurten moesten wij onze tong uit-
steken en sommige van ons moesten ook
nog 'A' zeggen. Ik had hierbij binnenpret
want voor de allereerste keer vond ook
moeder het goed dat we tegen iemand onze
tong uitstaken. De dokter overzag de situ-
atie eens en zei telkens: "ja, ja, griep".
Omdat mijn oudste broer geen geklutst ei
en melk lustte, werd mijn broer wat gron-
diger onderzocht.
"Als de griep over is, moet hij zo snel
mogelijk levertraan gaan drinken.
Laat ze allemaal onder de wol blijven, dan
kom ik nog wel een keer terug", zei de dok-
ter.
Na krap een week voelden wij ons al
weer heel wat beter, en in bed blijven lig-
gen werd wel erg vervelend. Zo ontstonden
er op zolder kussengevechten, verkleedpar-
tijen en we gingen allerlei capriolen uitha-
len; verstoppertje spelen op de ledikanten
en we klommen zo hoog mogelijk en lieten
ons dan met een klap in het bed vallen.
Mijn oudste broer speelde voor spook, hij
was behoorlijk mager en met een wit laken
om maakte hij het spannend. Eigenlijk wil-
den we wel buiten spelen, maar wij moes-
ten wachten op de dokter. Toen deze na wat
dagen nog niet kwam, werden we toch
maar naar buiten en naar school gestuurd.
Mijn broer trof het slecht; er stond al een
grote fles levertraan voor hem klaar. Wij
dronken melk. Wij hadden allemaal, ook
mijn broer, al even aan de fles geroken. Hij
was echt niet van plan om er maar een slok
van te drinken. Toen mijn vader 's avonds
thuiskwam moest het toch gebeuren. Vader
zei: "ik hou z'n kop wel vast, en zijn neus
dicht". Moeder moest dan een flinke lepel
levertraan in zijn keel gieten.
Het leek wel of er een varken geslacht
werd, zo ging mijn broer te keer. Zelfs met
een schepje suiker kreeg hij het niet naar
binnen. "Ik zal wel aan de dokter vragen
wat we eraan kunnen doen", zei mijn moe-
der, "die komt toch vandaag of morgen nog
terug".
Maar de dokter kwam niet. "Ach ja", zei
mijn moeder, "er zijn natuurlijk veel griep-
patienten, dus heeft hij het druk". Na 3
dagen ging moeder eens informeren. De
dokter lag met griep in bed. "Nou", zei
mijn broer, "laat hij dan zelf die levertraan
maar opdrinken.
De Meem, 1942
Theo van den Berg
Illustratie:
Barbara Gravendeel
//
/
-ocr page 27-
27
Van de voorzitter
In het nummer van maart kondigde de heer
Kits Nieuwenkamp aan dat hij het
estafettestokje van de voorzitter na zes jaar
eigenlijk wel eens over wilde dragen, alleen
aan wie?
Degene die dat houtje nu overneemt doet
dit met een lichte aarzeling, en dat niet
alleen omdat het bestuur, op het moment
dat hij dit schrijft, daarover nog definitief
moet beslissen.
Aarzeling ook omdat hij nog nauwelijks
kans heeft gehad om alle spelregels te leren
en zich nog maar een vaag beeld heeft
gevormd van de weg die moet worden
gelopen.
Toch doet hij dit ook met plezier en een
zekere verwachting. Hij heeft inmiddels
ervaren hoe een enthousiast stel mensen
klaar staat met goede ideeën en met de
bereidheid om de handen uit de mouwen te
steken.
In de bijna 20 jaar van haar bestaan heeft de
vereniging al veel bereikt. De jaargangen
van dit tijdschrift leggen daarvan een
indrukwekkend getuigenis af. Daarnaast
staan nog veel gedrukte uitgaven over
speciale onderwerpen uit de geschiedenis
van de dorpen en omgeving en van de men-
sen die daar woonden ter beschikking.
Allemaal zaken die anders ontoegankelijk
zouden zijn of zelfs geheel verloren zouden
zijn gegaan.
Een kleine goed ingerichte bibliotheek, een
uitgebreid documentatiebezit en een be-
scheiden doch interessante verzameling
historische voorwerpen laten zien met welk
een enthousiasme veel vrijwilligers zich al
die jaren hebben ingezet. Veel zusterve-
renigingen nemen daar met bewondering en
Tijdschrift van de Historische Vereniging
Vleuten, De Meern, Haarzuilens
Verschijnt 4x per jaar. ISSN 0928-4893
18e jaargang nr. 2, juni 1998 ©1998
De vereniging is ingeschreven in het vere-
nigingsregister van de K.v.K. Utrecht e.o.
onder nummer V 479360
Correspondentieadres:
Dorpsstraat 1, 3451 BH Vleuten
Dagelijks bestuur:
Dr. Ir. P.K. Schenk, voorzitter
Dorpsstraat 29, 3451 BJ Vleuten
Tel. 030 - 6774915
J.W. Schoonderwoerd, secretaris
Meerndijk 62, 3454 HT De Meern
Tel. 030-6661462
P.G. de Rooij, penningmeester
't Zand 1, 3544 NC Utrecht
Tel. 030-6771483
A.J. van Zoeren, vice-voorzitter
Stationsstraat 34, 3451 BZ Vleuten
Tel. 030 - 6771263
Ereleden:
Mevrouw Prof. Dr. C. Isings, Soest
Dr. D.W. Gravendeel, Laag Keppel
Gebouwen:
Vleuten: Broederschapshuisjes (documen-
tatie- en informatiecentrum).
Dorpsstraat 1, Tel. 030 - 6774222
(gedurende openingstijden)
De Meern: Het Kabinet (permanente expo-
sitieruimte). Zandweg 147B
(achter Verenigingsgebouw)
Contributie (inclusief tijdschrift):
f. 35,— per jaar,
bij verzending per post f. 13,- extra
Losse nummers tijdschrift:
f. 10,- voor leden, f. 12,50 voor niet-leden
Bankrelaties:
ABN-AMRO Bank De Meern,
rek. 55.66.33.040
Rabobank Vleuten, rek. 36.75.17.574
Postbank, rek. 2689200
Redactiecommissie:
H.E.J. van Essen en J.H.P. Heesters
Adres: Mauritslaan 17, 3454 XP De Meern
Tel. 030 - 6662992
Gehele of gedeeltelijke overname van ar-
tikelen uit dit tijdschrift is slechts toege-
staan met bronvermelding en na verkregen
toestemming van de redactiecommissie.
Illustratie voorpagina:
De niet meer in bedrijf zijnde eendenkooi
in Themaat. Foto: J.A. Storm van
Leeuwen (zie blz.32).
waardering kennis van.
Nu grote delen van onze gemeente op de
schop zullen worden genomen en er veel
zal veranderen, is eens te meer aandacht
voor de historische waarden gewenst.
Het bestuur zal het op hoge prijs stellen als
u mee wilt (blijven) denken hoe waar-
devolle zaken in onze leefomgeving zo
goed mogelijk kunnen worden opgenomen
in een nieuwe situatie. Aarzel niet om uw
idëeen daarover aan te dragen. De vere-
niging zal steeds op de bres staan om, waar
mogelijk, verleden, heden en toekomst met
elkaar in verband te brengen. Zij zal dit bij
de verantwoordelijke instanties op een
passende manier aan de orde stellen.
We hopen dat veel oude èn nieuwe bewo-
ners het streven van onze organisatie
willen steunen om die veranderingen op
een historisch zo verantwoord mogelijke
manier te laten plaats vinden. Dit kan door
lid te blijven ofte worden.
Aan dit nummer van ons tijdschrift is de
nieuwe informatiefolder van onze vere-
niging toegevoegd. Wat zou het goed zijn
als ieder lid met deze folder een goede
buur of een (niet te) verre vriend ervan
weet te overtuigen dat het lidmaatschap
een goede zaak dient.
Uw steun zal een stimulans zijn voor het
bestuur!
P.K.Schenk
In dit nummer
Van de voorzitter
Verenigingsberichten
Themaat, van maat tot polder (II)
Romeins Vleuten-De Meern
De korenmolen van Veldhuizen
Beurzen open, dijken dicht!
Vleuten/Haarzuilens en de watersnood van 1953
Vervoer
pag
27
28
29
37
44
50
52
-ocr page 28-
28
Verenigingsberichten
Wijzigingen in bestuur
Door de algemene ledenvergadering zijn op 28 april j.1. de heren
F.C.G.M.Besouw, A.W.Koot en Dr.Ir.P.K.Schenk te Vleuten
benoemd tot leden van het bestuur. In verband hiermee en met de
door de heer Kits Nieuwenkamp geuite wens om zijn functie van
voorzitter neer te leggen, heeft het bestuur op 8 juni besloten de
heer Schenk aan te wijzen tot voorzitter De heer Besouw is aan-
gewezen als plaatsvervangend secretaris in de plaats van de heer
H.E.J.van Essen.
Excursie naar Huis Linschoten
De door de vereniging georganiseerde excursie naar Huis
Linschoten op 16 mei heeft zoveel belangstelling getrokken, dat
een tweede excursie op 13 juni werd georganiseerd. De deelne-
mers waren zeer tevreden over hetgeen zij daar te zien kregen.
Hierbij een foto van de deelnemers op 13 juni en van het Huis
Linschoten. (Foto's: D. van Dijk)
Cursus genealogie
"Genealogie is een boeiende bezigheid, maar je moet een beetje
de weg weten". Onder dit motto wordt er, evenals in voorgaande
jaren, voor degenen die willen beginnen (of al begonnen zijn)
met familie-onderzoek, in november door onze vereniging, in
samenwerking met het Kursusprojekt Vleuten-De Meem, weer
een cursus genealogie voor beginners gegeven en wel op de dins-
dagavonden 3, 10 en 17 november in de Broederschapshuisjes in
Vleuten.
Aanmelding voor deze cursus dient te geschieden op het tijdstip
dat daarvoor is vermeld in het rode kursusboekje van het
Kursusprojekt, dat in de gemeente huis aan huis wordt bezorgd.
Als u interesse heeft houdt dat boekje dan in de gaten!
Cursus Nederlandse paleografie
Iedereen die historisch of genealogisch onderzoek doet in stuk-
ken uit de 17e eeuw of ouder krijgt met oude handschriften te
maken, die voor een leek onleesbaar zijn. Door het Utrechts
Archief worden van oktober 1998 tot april 1999 twee cursussen
Nederlandse paleografie gege-
ven, waarin wordt geoefend om
deze oude handschriften te
lezen. Deze cursussen worden
gegeven gedurende 14 weken
eens in de 2 weken, één op don-
derdagavond en één op de zater-
dagochtend. Nadere informatie
kunt u krijgen bij de medewer-
ker educatie van het U.A., tel.
030-2866611.
Auteurs gevraagd
In ons documentatiecentrum
veel historisch materiaal aanwe-
zig, waaruit o.a. geput kan wor-
den om artikelen te schrijven
voor ons tijdschrift. Over het
algemeen vergt dat wel wat tijd
en interesse. Leden die daaraan
zouden willen meewerken zijn
van harte welkom. Neem eens
contact op met de secretaris.
Markten in Vleuten en De Meern
Bij gelegenheid van de markt in Vleuten
op zaterdag 29 augustus is er weer een
open dag in de Broederschapshuisjes.
Daar zal speciaal aandacht besteed wor-
den aan de Romeinse vondsten van de
laatste tijd in onze gemeente. Verder
worden er ook oude foto's geëxposeerd.
Eenieder is daar welkom!
Op de markt in De Meem op vrijdag 28
september zal de vereniging vertegen-
woordigd zijn om in een kraam haar
activiteiten aan de bezoekers te tonen.
-ocr page 29-
29
Themaat, van maat tot polder (II)
doorJ.A.Storm van Leeuwen
de latere Eikslaan beginnen op een afstand van circa 1300 meter
vanaf de Wielerveldsedijk. Dit was in die tijd een bekende maat,
namelijk de standaardlengte van de kavels in de copen; men
paste die om de een of andere reden ook toe in Wielerveld,
ofschoon daar geen sprake was van een cope-ontginning.
Bij de scheiding van Wielerveld en Themaat hielden de ontgin-
ners geen rekening met de verschillen in grondsoort of met de
hoogteverschillen van het maaiveld. Deze hadden zich toen nog
niet geopenbaard door een ongelijkmatige inklinking van klei- en
veengrond. Dit wijst op een betrekkelijk vroege ontginning. De
naburige blokken Maarssenbroek, KortrijkA'ijfhoeven en
Gieltjesdorp waren evenwel, zoals hiervoor is gezegd, eerder
opengelegd.
De oorspronkelijke grenzen van Themaat
De uitgangspunten van de cope-ontginningen, die in het eerste
deel onder het hoofd "De cope" zijn beschreven, werden ook
voor Themaat aangehouden. Dit betekende, dat eerst de begren-
zing van het te ontginnen of te verkavelen gebied moest worden
vastgelegd.
Van Themaat stonden de achtergrens en de oostelijke grens
tevoren vast. De achterzijde van dit ontginningsblok kwam tegen
de achterkade (de tegenwoordige Ouwenaarskade) van het reeds
bestaande Maarssenbroek te liggen. De oorstelijke grens sloot
aan op die van de Lageweide, onderdeel van de Utrechtse stads-
vrijheid.
De voorgrens, waarlangs de boerderijen zouden komen te staan
en die doorgaans de ontginningsbasis wordt genoemd, moest
door de landmeter in het terrein worden uitgezet. Hier kwam de
Thematerdijk te lopen. Tegenwoordig
bestaat deze dijk uit de Thematerweg
ten westen van de Schoolstraat en de
watergang
weg of pad
oude westgrens van Themaat
grens van Themaat
Smalle Themaat ten oosten daarvan.
Gieltjesdorp
Op het tracé ervan kom ik straks terug.
Evenals de voorgrens zette de land-
meter de westgrens uit. Dat gebeurde
niet op de plaats van de veel later aan-
Laagnieuwkoop
gelegde Thematerkade, maar in het
verlengde van de tegenwoordige
Eikslaan. Het lijkt erop, dat toen een-
maal was besloten om de Themaatse
maten te verkavelen, een rechte lijn is
getrokken tussen de Wielerveldsedijk
(nu Parkweg) en de Ouwenaarskade.
Daarmee stonden de westelijke gren-
zen van Wielerveld en van het oor-
spronkelijk blok Themaat vast.
De gronden van de kleine nederzet-
ting Ockhuizen ten noorden van het
tegenwoordige dorp Haarzuilens wer-
den niet betrokken bij deze Themaatse
ontginning. Dat gold ook voor het ten
oosten van Ockhuizen gelegen bedrijf,
dat later de naam De Koningshof zou
krijgen . Ockhuizen en de
Koningshof zijn trouwens pas na de
aanleg van de Haarrijn, dat wil zeggen
na 1226 (zie later), als landbouwgrond
in gebruik genomen.
Op de kadatrale minuutplans van
omstreeks 1832 en op de topografi-
sche kaart 1 : 250(X) van 1887 is de
oude westelijke kade van de (kleine)
polder Themaat terug te vinden.
De afbakening van de westelijke
grens van de oude Themaatse polder
vond gelijktijdig plaats met de bepa-
ling van de zuidelijke grens, de
Thematerdijk. Deze dijk liet men bij
De Haar
Haarzuilens
vh De Haar-
Lageweide
Den Eng
JA.Storrnvan Loeuwsn 19?ê
Afb.9 Schetskaartje van het gebied van Wielerveld en Themaat. Dit kaartje werd ook afgedrukt in
het eerste deel van dit artikel. Zie de toelichting aldaar.
aii^^sL^OlieiS
-ocr page 30-
30
V^ ■
De wording van de polder Themaat
Zodra de begrenzing van Themaat bepaald was groeven de ont-
ginners gezamenlijk de wetering langs de uitgezette ontginnings-
basis; hierin zouden de toekomstige kavelsloten uitmonden. De
wetering kwam aan de voorzijde van het blok, omdat daar het
oppervlak van de grond voordat deze werd ontwaterd het laagst
was. Deze wetering, die niet dezelfde was als de tegenwoordige
Thematerwetering, bracht men door middel van een tevoren aan-
gelegde, maar niet meer bestaande vliet, in verbinding met de
vroegere Oude Rijn (nu gedeeltelijk de Vleutense wetering).
Aan het uiteinde van de vliet werd een uitwateringssluisje aan-
gebracht. Daarmee kon de waterstand in de vliet, de wetering en
de kavelsloten zo goed mogelijk worden geregeld. Zoals eerder
is gezegd, beïnvloedt het slootwaterpeil de stand van de grond-
waterspiegel, hetgeen bepalend is voor de groei van de gewas-
sen.
Met de grond die uit de wetering kwam legden de deelnemers
aan de ontginning, ieder voor zijn eigen deel, naast de wetering
een dijk of weg aan. Dit was de latere Thematerdijk, nu
Thematerweg en Smalle Themaat geheten. Deze weg liep met
een bajonetvormig tracé door in de richting van het vroegere
dorp De Haar, dat later -evenals het huidige verplaatste dorp -
Haarzuilens werd genoemd. De Thematerdijk werd door middel
van een uitweg verbonden met de Wielerveldsedijk (nu
Parkweg). Mogelijk was dit de tegenwoordige Eikslaan, maar
waarschijnlijker is het, dat de uitweg op de plaats van de
Joostenlaan heeft gelegen.
Afb.10 De Smalle Themaat (voorheen Thematerweg-oost) ten oos-
ten van de Schoolstraat in Vleuten. Gezien vanuit het noordwesten
in de richting van het Huis den Eng. Deze kaarsrechte weg stamt
nog uit de middeleeuwen, toen hier de ontginningsbasis van
Themaat werd aangelegd. De tegenwoordige Thematerweg (voor-
heen Thematerweg-west) is oorspronkelijk even smal geweest, maar
is later enige malen verbreed. (Foto van de schrijver. Vleuten, 20-2-
1968.
De Joostenlaan heette niet lang
geleden Groenelaan vanwege
het grasgewas dat daarop
placht te groeien en verpacht
werd. Deze laan, een in
Vleuten en Haarzuilens meer
voorkomende benaming voor
een toegangsweg of oprit (ver-
gelijk oprijlaan) met of zonder
wegbeplanting, lag op Vleutens
grondgebied, maar was in 1908
nog eigendom van de gemeen-
te Haarzuilens . Deze gemeen-
te was de rechtsopvolgster van
onder meer het gerecht The-
maat en verkreeg daardoor de
eigendomsrechten van de uit-
weg van de middeleeuwse ont-
ginning Themaat.
De Joostenlaan werd ook
Griftselaan genoemd, onge-
twijfeld omdat deze laan leidde
naar de Nieuwe Grift langs de
zuidzijde van de Thematerweg.
Deze werd in 1622 aangelegd
en heet nu Thematerwetering .
De Griftselaan was dus een
laan naar de Grift.
Afb.12 De Joostenlaan aan het noordelijk einde bij de brug over de Thematerwetering omstreeks 1960,
gezien vanuit het oosten. De Joostenlaan (vroeger Groenelaan of Griftselaan geheten) was waarschijnlijk de
belangrijkste uitweg van de ontginning Themaat. De bomen rechts op de foto staan in de zuidelijke berm
van de Thematerweg (oudtijds Thematerdijk geheten). Op de voorgrond de in 1612 gegraven Nieuwe Grift,
thans Thematerwetering geheten. (Foto Stichting voor Bodemkartering, Wageningen).
-ocr page 31-
31
De tegenwoordige Schoolstraat is misschien eveneens een uit-
weg van Themaat geweest en werd ook zo genoemd. Een ande-
re naam was Kerkweg naar Themaat. Het is ook mogelijk dat
Themaat vanwege de langgerekte vorm meer dan één uitweg
naar de bewoonde wereld langs de Oude Rijn heeft gehad.
De S-bocht in de Thematerweg
Door de onregelmatige vorm van Themaat was het niet mogelijk
om overal kavels met een standaardlengte van 1300 meter te
maken. Dit kon slechts in het westelijke gedeelte van de oor-
spronkelijke ontginning worden gedaan, omdat alleen daar vol-
doende ruimte aanwezig was. De achtergrens stond vast in de
vorm van de Ouwenaarskade, terwijl de voorgrens (de
Thematerdijk) het westelijke beginpunt en het oostelijke eind-
punt eveneens tevoren waren bepaald. Men kon daartussen wei-
nig meer schuiven.
Afb.11 Kadastrale kaart van de gemeente Haarzuilens, sectie A (oostelijk deel). Toestand circa 1832, De nummering van de percelen is duide-
lijkheidshalve weggelaten. De oorspronkelijke westgrens van Themaat lag op het smalle perceel in het verlengde van de Eikslaan, tussen de
Thematerweg en de linkerbenedenhoek van het driehoekig stuk land met de eendenkooi. Links daarvan het land dat bij het bedrijf van De
Koningshof hoorde. Daar weer links van, iets meer naar het noorden, de nederzetting Ockhuizen met twee boerderijen, waarvan het land tot
aan de Ouwenaar en de Haarrijn reikte. Korte tijd na 1226 werd de westgrens van Themaat meer naar het westen verlegd en kwam toen te
lopen over de Thematerkade en het zuidelijke verlengde daarvan tot aan de Thematerweg. Het laatste stuk van deze nieuwe grens kreeg een
bajonetvormig tracé, mogelijk met het oog op de aanwezigheid van het minigerechtje De Hegge. (Rijksarchief Utrecht, Topografische Atlas).
Tot nog toe waren de werkzaamheden gezamenlijk uitgevoerd.
Het eigenlijke ontginningswerk deed iedere deelnemer voor
zichzelf. De kolonisten (want dat waren deze ontginners!) groe-
ven dwars op de wetering van voor naar achter de schei- of
kavelsloten. Deze moesten in beginsel onderling evenwijdig
lopen, zodat het niet onwaarschijnlijk is, dat de grenzen van de
verschillende kavels, zowel aan de voorzijde als aan de achter-
zijde, door de landmeter waren uitgemeten. Alleen op plaatsen,
waar een evenwijdige strokenverkaveling niet mogelijk was, liet
de landmeter de kavelgrenzen geren, dat wil zeggen: schuin ten
opzichte van elkaar lopen. Dit laatste is nog steeds te zien in het
westelijke deel van Themaat bij Ockhuizen, hoewel dat deel van
Themaat pas later bij het ten oosten daarvan gelegen deel is
gevoegd.
Beginnende bij de oude westgrens, te weten het verlengde van de
Eikslaan, had de landmeter ruimte genoeg voor kavel met de
standaardlengte; teveel zelfs. Daarom werd daar een dwarssloot
gegraven op ca. 1300 meter afstand van de Thematerdijk.
In het terrein schoot een driehoekig stuk grond over, dat afzon-
derlijk werd verkaveld. Daarbinnen legde later een kooiman of
kooiker een vogelkoy (eendenkooi) aan; deze bestaat nog steeds,
al is die niet meer in bedrijf Het is overigens de enige kooi die is
overgebleven van de drie of vier eendenkooien die Themaat ooit
rijk is geweest.
In de driehoek bevindt zich voorts een met berkenopslag
begroeid veendepot, dat tijdens de aanleg van rijksweg 2 (nu A2)
werd opgespoten met specie uit het cunet van deze autoweg. De
berken zijn afkomstig van fossiel zaad dat in de specie aanwezig
was.
-ocr page 32-
32
^^^^^^^PaHCwj^i
'^^^B^^^^^^^^^H
InttiL^ '^^Êf^^Ê^ ^^rr^^^ -lïSBÊÊ^^^BÊ^Ê^M
^P^p|[||^f^P^iM^^,j^M'<:^^ÏK^MH^^^H
&^^4k * ^M^^^^l
^HHL '*^|b|^^^^I
^ ' <Ir^"'' - WKKff^^^^M
^^HIk ^J^ ^^d
^^^^^HKi. ^#^^b^-^^H
liep. De lozing vond op natuurlijke wijze plaats, dat wil zeggen
zonder bemaling. Pas eeuwen later zou een windwatermolen
worden gebouwd, die het polderwater kunstmatig op het buiten-
water bracht. Deze molen sloeg echter niet uit op de Oude Rijn,
maar op de Haarrijn. Deze verandering was het gevolg van
gebeurtenissen die ik aan het einde van dit artikel zal verhalen.
De voortdurende ontwatering van de landbouwgronden had een
voor de boeren ongewenste consequentie. Door inklinking van
de bodem daalde het maaiveld steeds meer. Bij de veenonder-
grond gebeurde deze inklinking in sterkere mate dan bij het klei-
dek en bij de stroomruggrond. De vanuit Wielerveld enigszins
doorlopende kleistrook aan de voorzijde van het westelijke deel
van Themaat, waar het overtollige water juist heen moest stro-
men, zakte minder dan het oostelijke deel. De langs de noordzij-
de van de Thematerdijk gegraven wetering kwam voor het af te
voeren polderwater op den duur te hoog te liggen, zodat stagna-
ties in de afwatering optraden.
Waarschijnlijk heeft men de moeilijkheden met de afwatering
het eerst ondervonden in het oostelijke deel van Themaat, dat wil
zeggen ten oosten van de huidige Schoolstraat. Om toch vol-
doende drooglegging te behouden, groef men schuin door
Wielerveld een extra afvoervliet.
Op een door de landmeter Henrick Verstralen in 1624 getekend
kaartje, dat zich in een kaartboek van het kapittel van
Oudmunster bevindt, wordt deze watergang Sloot van Temet
genoemd . Temet (mogelijk met de klemtoon op de tweede let-
tergreep) is duidelijk een verbastering van Themaat.
Deze sloot liep diagonaalsgewijze door Wielerveld vanaf de
noordoosthoek Schoolstraat/Thematerweg in zuidwestelijke
richting en was gericht op het zuideinde van de Eikslaan (zie
kaartje Afb.nr 9). Mogelijk mondde hij uit in de uitwateringsvliet
van Themaat die langs de Joostenlaan of langs de Eikslaan naar
de Oude Rijn was aangelegd.
Hoewel het tracé van deze Sloot van Themaat zeer recht is moe-
ten wij er rekening mee houden, dat men bij de aanleg daarvan
gedeeltelijk gebruik heeft gemaakt van de aanwezigheid van een
natuurlijke waterloop. Naar mij door de heer J.H.J.Joosten te
Vleuten werd medegedeeld zijn daarvoor aanwijzingen in het
bodemprofiel te vinden. Dit zou een verklaring kunnen zijn voor
het feit, dat de Themaatse boeren niet dadelijk een hulpafvoer-
leiding rechtstreeks naar de Oude Rijn groeven, zoals later den-
kelijk wel is gebeurd op de plaats van de latere Nieuwe Vaart.
Uit het verkavelingspatroon in Wielerveld is op te maken, dat
de Sloot van Themaat reeds bestond toen Wielerveld bewesten
de Joostenlaan in kavels werd gedeeld. Dit is een interessant
gegeven, want wij weten dat de Oude Rijn bij De Wel in of kort
na 1226 werd afgedamd (zie de volgende paragraaf). De Sloot
van Themaat kan immers niet na dat tijdstip zijn gegraven, omdat
toen de afvoer naar de Oude Rijn geen zin meer had. De verde-
ling van de kavels van Wielerveld zal daarom grotendeels plaats
gevonden hebben voordat die watergang buiten gebruik werd
gesteld, dus vóór 1226.
Daarentegen zijn de Wielerveldse kavels doorsneden door het
Haarpad. Dit behoeft niet te betekenen, dat dit publieke voetpad
pas na de verdeling is aangelegd. Het is niet ondenkbaar, dat men
bij het verkavelen van de gronden in Wielerveld het toen reeds
bestaande Haarpad handhaafde. Het moet dan dwars door de
bouwlanden hebben gelopen, zoals dat ook hier en daar het geval
is geweest in het Kromme Rijngebied. Toen de bouwlanden in
Wielerveld aan het einde van de vorige eeuw geleidelijk werden
omgezet in grasland heeft men langs het Haarpad veekeringen
Afb.13 De niet meer in bedrijf zijnde eendenl(ooi in Themaat. De
kooiplas in het midden van de kooi, waarin vroeger de tamme lok-
eenden van de kooiman of de kooiker zwommen en de wilde eenden
neerstreken, is reeds aan het verlanden. Binnen het omringende
kooibos bevinden zich de vier vangpijpen. Deze begroeiing kan deel
hebben uitgemaakt van het mysterieuze Rijneveldse Bos dat ooit in
deze omgeving heeft gestaan. (Foto van de schrijver. Haarzuilens, 3-
7-1966).
Andere houtgewassen, zoals wilgen, kregen de kans niet om uit
te groeien, werd mij eens verteld, want de schapen van de kooi-
ker vraten stelselmatig de jonge scheuten daarvan op.
Dergelijke driehoekige restanten binnen cope-ontginningen
komen in het veengebied meer voor. Voorbeelden daarvan zijn
Oudenrijn (nu vrijwel geheel verdwenen onder de sindsdien aan-
gelegde wegen) en Klein Houtdijk. Evenals in Themaat bedraagt
de afstand tussen de respectievelijke voorgrenzen en de achter-
aan gelegen driehoeken rond 1300 meter.
De driehoek in Themaat is voor het tracé van de Thematerweg
van groot belang geweest. Ten oosten van de driehoek kon de
landmeter nog enige kavels met de standaardlengte van rond
1300 meter uitzetten. Daartoe moest hij de toenmalige
Thematerdijk een kort stuk evenwijdig aan de Ouwenaarskade
laten lopen. Hier kwam dus een bocht in de Thematerdijk.
Nog verder naar het oosten gaande werd de Thematerdijk weer
gericht op het tevoren vastgestelde eindpunt bij Den Eng.
Daardoor ontstond een tegengestelde bocht. Op deze wijze is de
nog steeds aanwezige S-bocht in de (inmiddels verbrede)
Thematerweg ontstaan, die nu een nuttige functie vervult om de
rijsnelheid van het gemotoriseerde verkeer te beperken.
De ontginningsbasis verder oostwaarts vervolgende kregen de
ontginners steeds kortere kavels. Om toch voldoende bedrijfsop-
pervlakte te verkrijgen moesten per bedrijf meer of bredere
kavels worden toegedeeld. Op dat gedeelte konden dus minder
boerderijen worden gebouwd.
De sloot van Themaat
Intussen was Themaat beoosten het veriengde van de Eikslaan
een polder geworden. De ontginning was geheel omkaad en
voorzien van een regelbaar afwateringsstelsel. De afvoer naar het
buitenwater geschiedde door middel van een vliet, die hetzij
langs de Eikslaan, hetzij langs de Joostenlaan naar de Oude Rijn
-ocr page 33-
33
Aflj.M Landmeterskaartje uit 1624 van enige percelen landbouwgrond in Wielerveld, gelegen tussen de Vleutense wetering en de toenmalige
Sloot van Themaat, getekend door de landmeter Henrick Verstralen. Het noorden is rechts. Linksonder de tegenwoordige N.H. kerk te Vleuten
met daarnaast de Broederschapshuisjes. Onderaan van zuid naar noord de huidige Schoolstraat, hier nog Kerkweg naar Themaat genoemd,
later (zie het topografische kaartje) Groeneweg geheten. Deze weg is hier recht getekend, maar heeft in werkelijkheid een bocht in het zuide-
lijk gedeelte. De westelijke begrenzing van het opgemeten stuk land tussen de Dorpsstraat (toen Vleuterdij of Dijk geheten) en de Sloot van
Themaat wordt gevormd door de twaalf jaren tevoren aangelegde Nieuwe Grift (later Nieuwe Vaart geheten). Rechts tegen de rand van het
kaartje de in Wielerveld uitstekende driehoek van Themaat, hier aangeduid met de woorden "Op Temet". Voorts is het Haarpad (schuin door
de kavel) getekend. De tekst van het bijschrift van Henrick Verstralen luidt: "Opten 14 Septembris anno 1624 hebbe ick onderschreven dit per-
ceels lants gemeten mette Stichtse roede ute Vleutese wateringe tot de halve Sloot van Temet toe, die erffpacht hoffste daer buyten gelaten, die
voor aen den dijck leyt ende bij schout Hans van de edele capittel in erffpacht gebruyckt. In alles groot bevonde, de halve water aan drie zijde
ende den Vleuterdijck in, toto 9 m 4 h 65 r 1 v. Bij mij Henrick Verstralen". (Foto Rijksarchief Utrecht, Topografische Atlas, Kapittel van
Oudmunster, inv.nr. 933, kaartboek volgnr. 23).
1226.
Toen het gerecht Themaat te zamen met enkele andere gerech-
ten in 1811 de gemeente Haarzuilens ging vormen, werd deze in
het gebied van Vleuten en de Meem uitstekende driehoek over-
eenkomstig de eeuwenoude toestand ingedeeld bij Haarzuilens.
Deze grensscheiding bleef bestendigd tot het ontstaan van de
gemeente Vleuten-De Meem in 1954.
Na deze kortstondige sprong naar de 20e eeuw keren wij weer
terug naar de 13e eeuw, toen de polder Themaat zijn definitieve
begrenzing kreeg.
moeten aanbrengen; dit gebeurde in de vorm van meidoomha-
gen.
Het is merkwaardig, dat in de hoekSchoolstraat/Thematerweg
door de Sloot van Themaat en de Nieuwe Vaart (onderdeel van
de in 1612 aangelegde Nieuwe Grift) een driehoekig stuk land
van Wielerveld werd afgesneden. Deze driehoek is op het boven-
genoemde kaartje van Verstralen aangeduid met de woorden Op
Temet; op is hier hetzelfde als in. Het behoorde dus tot het terri-
toir van het gerecht Themaat.
Naar ik veronderstel, onstond deze driehoek toen de Sloot van
Themaat niet meer voldeed en men een nieuwe afvoerleiding
naar de Oude Rijn moest graven: deze nieuwe watergang is dan
de voorloper geweest van de in 1612 aangelegde Nieuwe Vaart .
Deze verandering heeft in ieder geval plaats gevonden vóór
-ocr page 34-
34
De aanleg van de Proostwetering en van de Haarrijn
In de 12e eeuw was Themaat niet de enige gereedgekomen ont-
ginning in West-Utrecht. In die tijd was vrijwel het gehele veen-
gebied in Utrecht en Holland als landbouwgrond in gebruik
genomen. Omdat de neerslag toen niet meer kon worden vastge-
houden door de humuslagen van de bij de ontginning gerooide
broekbossen (voornamelijk elzen) en door de daaronder gelegen
veenlagen die als sponzen werkten, werd het overtollige water in
een veel kortere tijd dan voorheen op de Oude Rijn geloosd.
Langs het benedenstroomse gebied van die rivier, waarvan de
aangelegd en de Oude Rijn bij de hofstede De Wel (ten zuiden
van De Haar) afgedamd . Vooral deze laatste maatregel was voor
de landbouwgronden in Vleuten en Haarzuilens van groot
belang.
Verschillende Utrechtse polders moesten zorgen voor een ande-
re lozingsmogelijkheid. Voor de gronden in Vleuten en
Haarzuilens kwam alleen de Vecht in aanmerking als buitenwa-
ter. De relatief hooggelegen gronden in Vleuten, waartoe ook die
van Wielerveld behoorden, kregen een uitwateringsvliet naar de
Vecht in de vorm van de (vroegere) Proostwetering. Deze is
waarschijnlijk in opdracht van de toenmalige proost van
Oudmunster aangelegd.
De door Vleuten lopende restgeul van de Oude Rijn (de latere
Vleutense wetering) verbond men - mogelijk in een later stadium
- vanaf het Huis te Vleuten met de Proostwetering nabij Den Eng
door middel van het zogenaamde Leiwerk. Hierdoor werd de
stroomrichting van het af te voeren water in een gedeelte van de
restgeul omgekeerd. De naam Leiwerk is helaas vervangen door
de naam Vleutense wetering.
Voor de lagere gronden van Haarzuilens legde men de Haarrijn
of Buitenrijn aan; deze aan het einde van de Thematerkade
beginnende uitwateringsvliet bestaat nog steeds, maar stroomt
niet meer naar de Vecht. Sedert de aanleg van het Amsterdam-
Rijnkanaal in de jaren dertig van deze eeuw wordt het
Haarzuilense water daarin geloosd.
Om zich aan de veranderende omstandigheden te kunnen aan-
passen moesten de lager gelegen gerechten of polders De Haar
en Themaat binnen hun grondgebied ingrijpende maatregelen
treffen. Dit gold overigens ook voor de aangrenzende polder
Laagnieuwkoop.
De polder Themaat krijgt zijn uiteindelijke vorm
De oorspronkelijke Thematerwetering langs de noordzijde van
de Thematerdijk kon na de afdamming van de Oude Rijn bij De
Wel geen dienst meer doen voor de afwatering van de dwars
daarop staande kavels landbouwgrond. Het is bovendien de
vraag of deze wetering door het in de loop van de tijd gedaalde
maaiveld nog wel voldoende kon functoneren.
De Themaatse grondeigenaren en grondgebruikers veranderden
daarom radicaal de richting van de afwatering van hun landerij-
en. Zij groeven (uiteraard op aanwijzing van hun ambachtsheren,
deken en kapittel van Oudmunster) een nieuwe wetering langs de
achterzijde van hun kavels; deze wetering kreeg later om mij niet
bekende redenen de naam Ouwenaar. Deze mondde uit in de
Haarrijn.
De dwarssloot die bij de ontginning of verkaveling van Themaat
ten zuiden van de driehoek was gegraven als noordgrens van een
aantal kavels met de standaardlengte bleef gehandhaafd. Echter
ving deze voortaan het water op uit de zuidelijk daarvan gelegen
kavelsloten en werd daarom Dwarswetering of Middelwetering
genoemd. Deze verbond men met de Ouwenaar door middel van
een verbrede en verdiepte kavelsoot, later Uitschuit geheten.
Deze naam is ongetwijfeld een verbastering van het
Middelnederlandse woord uitschut. Voorzover ik heb kunnen
nagaan betekende uitschutten het lozen of afvoeren van water.
De schuin door Wielerveld gegraven Sloot van Themaat kon als
hulpuitwateringsvliet vervallen. Deze watergang bleef echter
grotendeels bestaan als dwarslopende scheisloot, toen
Wielerveld in kavels werd verdeeld.
Afb.15 Fragment van een landmeterskaartje van de Wellehofstede
ten zuiden van het kasteel De Haar, in 1627 getekend door Henryck
Verstralen. Het noorden is rechts. De boerderij ligt in een kronkel
van de Heycop. Rechtsboven is de dam getekend, die in of kort na
1226 in de Oude Rijn werd aangebracht om de afstroming van
Stichts water naar Holland te beperken. Kort daarna werden de
Heycop en de Bijleveld aangelegd. Voor beide uitwateringsvlieten
maakte men gebruik van gedeelten van de afgedamde Oude Rijn,
voor de Heycop van het bovenstroomse gedeelte en voor de Bijleveld
van het benedenstroomse gedeelte. Deze dam bij De Wel is van
wezenlijk belang geweest voor de geschiedenis van Themaat, omdat
na het aanbrengen ervan de afwatering niet meer naar de Oude
Rijn kon plaats vinden, maar via de Haarrijn naar de Vecht moest
worden verlegd. De dam bestaat niet meer, beide stukken van de
voormalige Oude Rijn zijn nu weer met elkaar verbonden. Van de
Heycop en de Bijleveld zijn de gedeelten tussen deze dam en de
vroegere Kockengerhout ten zuiden van het dorp Kockengen thans
gedempt. (Rijksarchief Utrecht, Topografische Atlas; Kapittel van
Oudmunster, inv. nr.933, kaartboek volgnrs. 42/43).
monding bij Katwijk was verzand, trad daardoor steeds meer ern-
stige wateroverlast op, met name in Rijnland.
In 1226 sloten de Hollandse graaf en de Utrechtse bisschop een
overeenkomst, die voor onze streek verstrekkende gevolgen
heeft gehad. Afgesproken werd, dat de hoeveelheid Stichts water,
die door de Oude Rijn westwaards werd afgevoerd, aanzienlijk
zou worden beperkt. Daartoe werden onder andere de Meemdijk
-ocr page 35-
35
Hier moet de dam met de Otterspoorsluis in de Vecht zijn aangelegd
om opwaaiend Zuiderzeewater te keren en tevens de waterstand in
de Utrechtse stadgrachten te regelen. De mond van de Haarrijn is
toen naar alle waarschijnlijkheid in noordelijke richting verplaatst,
zodat het overtollige water uit de Haarzuilense polders en uit
Laagnieuwkoop benedenstrooms van de Otterspoorsluis kon wor-
den geloosd op de Vecht. Dit zou betekenen, dat de dam tussen 1226
(mogelijke aanleg van de Haarrijn) en 1323 (oudste bisschoppelijke
dijkbrief van de Lekdijk Bovendams) moet zijn aangebracht. Deze
waterkering is overigens in 1437 verlegd naar de vroegere
Hinderdam bij Nigtevecht nabij de Stichts-Hollandse grens. Het
tracé van de Haarrijn is toen niet meer veranderd, ook de grens van
het hoogheemraadschap niet.
De nieuwe westgrens van Themaat kwam langs de Themater-
kade te lopen. Daaronder verstond men zowel het tegenwoordi-
ge weggedeelte van die naam ten noorden van Ockhuizen als het
zuidwaarts gerichte verlengde daarvan tot aan het doorgetrokken
gedeelte van de vroegere Thematerdijk.
Het laatste stuk Thematerkade was evenwel geen polderkade,
maar een strook van percelen landbouwgrond, waarvan de maai-
veldhoogte naderhand schriftelijk ten opzichte van het
Amsterdams Peil was vastgelegd. Deze grond mocht niet worden
afgegraven of doorsneden door een watergang; in feite was dit
een niet in het terrein herkenbare binnenwaterkering .
Afb.16 Fragment van de topograflsche kaart 1 : 25000, blad 425,
uitgave 1887. Het noorden is boven. Rechtsboven de Vecht met op
de linkeroever de Rijksstraatweg tussen Maarssen en Breukelen.
Van linksboven naar rechtsmidden het Merwedekanaal, dat later is
verbreed tot het tegenwoordige Amsterdam-Rijnkanaal. Langs het
Merwedekanaal ligt de spoorweg tussen Amsterdam en Utrecht. De
Haarrijn, die bij de Thematerkade begint, is op dit kaartje met een
dikke lijn aangegeven. Op de kruising met de Woerdenseweg ligt de
Rijnbrug, die hier met twee dwarsstreepjes is aangeduid (zie ook de
foto afb.17). Het overtollige water uit de polders De Haar, Themaat
en Laagnieuwkoop stroomde vroeger door de Haarrijn naar de
Vecht, waarop het ten zuiden van kasteel Nijenrode via een uitwa-
teringssluis werd geloosd. Sinds de aanleg van het Amsterdam-
Rijnkanaal gebeurt dat op dat kanaal. Zoals in de speciale uitgave
van de Historische Vereniging "Van Oude Rijn tot Leidse Rijn" in
1985 werd beschreven, is het zeer waarschijnlijk, dat de uitmonding
van de Haarrijn in de Vecht oorspronkelijk zuidelijker heeft gele-
gen, namelijk bij het tegenwoordige café-restaurant De Oliphant.
Het vermoedelijk oude tracé is op het kaartje met een stippellen
aangegeven. Op die plaats heeft ook een deel van de noordwestelij-
ke grens van het voormalige hoogheemraadschap Lekdijk
Bovendams gelegen.
vé'vVv/
Afb.17 De Rijnbrug over de Haarrijn in de Woerdenseweg te
Breukelen, gezien vanuit het zuiden. Op de achtergrond de begroei-
ing langs de Rijksstraatweg en langs de Vecht ten zuiden van kas-
teel Nijenrode. Na 1226 werd het overtollige water van de polders in
de voormalige gemeente Haarzuilens door de Haarrijn afgevoerd
en op de Vecht geloosd. (Foto van de schrijver. Breukelen, 29-7-
1958).
Ockhuizen
De gronden tussen de oude en de nieuwe westgrenzen van
Themaat, die ten noorden van de tegenwoordige Eikstraat in het
dorp Haarzuilens liggen, zijn waarschijnlijk op een later tijdstip
in gebruik genomen dan die in de oorspronkelijk (nog niet ver-
grote) polder Themaat.
-ocr page 36-
36
Met uitzondering van een strook grond langs de huidige
Thematerkade en het verlengde daarvan lijkt dit gebied eerst ver-
deeld te zijn geworden in twee grote kavels; deze lagen naast
elkaar tussen de Eikstraat en de Ouwenaar benevens de Haarrijn.
Op de oostelijke van deze twee kavels kwam later de reeds
genoemde hofstede De Koningshof. Deze kavel is lange tijd
onveranderd gebleven, hoewel al vrij vroeg overlangs een sloot
in het midden moet zijn gegraven.
De westelijk daarvan gelegen andere kavel is in een later stadi-
um overdwars in twee ongelijke stukken verdeeld door evenwij-
dig aan de Eikstraat een weg aan te leggen. Dit is de vroegere
Ockhuizerdijk, nu Ockhuizerweg geheten. Aan deze dijk kwa-
men aanvankelijk twee boerderijen te staan; de landen daarvan
reikten tot aan de Ouwenaar en de Haarrijn.
Deze nederzetting, Ockhuizen genaamd, kreeg een zogenaam-
de laan (oprit, tevens uitweg) vanaf de tegenwoordige Eikstraat.
Het tracé ervan kwam op enige afstand van het verlengde van de
Thematerkade te lopen. In de schouwbrief (verordening of regle-
ment) van 1573 voor het gerecht of de polder Themaat" wordt
gesproken van een "zeker stuk lands, geheten Ockhuizerlaan",
dat jaarlijks werd verhuurd. Met de opbrengst werd onder meer
een kade bij de toenmalige windwatermolen onderhouden.
Hieruit blijkt, dat de strook grond, waarop de Ockhuizerlaan
was aangelegd, aanmerkelijk breder moet zijn geweest dan voor
een dergelijke uitweg nodig zou zijn. Mogelijk was de gehele
breedte van het perceel grond, met inbegrip van de westelijke
waterkering van de vergrote polder Themaat, eigendom van het
gerecht. In die tijd werd dit perceel vrijwel zeker gebruikt als
bouwland.
Van de Ockhuizerlaan is alleen het noordelijke gedeelte
bewaard gebleven; het zuidelijke deel ligt nu in het noordelijke
park van het kasteel De Haar.
Het gebied Ockhuizen bezit enige kenmerken van een cope-
ontginning. Toch kan men hier naar mijn mening niet spreken
van een klassieke cope; daar wijzen noch de verkaveling, noch
de naam op.
Ook of oc is een verkorting van ooc, dat is afgeleid van het
Middelnederlandse woord oken; dit betekende onder andere ver-
meerderen . Ockhuizen zal een uitbreiding zijn geweest van een
ten zuiden ervan gelegen grotere bezitting. Het woord ook vindt
men eveneens terug in de samenstelling ooclant, dat is een klein
stuk land, door een sloot gescheiden van een groter stuk.
Met het oog op de ongunstige ligging van de Ockhuizer landen
ten opzichte van de Oude Rijn, waarop theoretisch zou moeten
worden uitgewaterd, is het zeer waarschijnlijk, dat deze gronden
pas na de aanleg van de Haarrijn zijn ontgonnen, dus na 1226.
Ockhuizen zal daarom een betrekkelijk jonge ontginning zijn
geweest.
Besluit
In deze bijdrage heb ik getracht het een en ander uit de vroege
geschiedenis van de polder Themaat te achterhalen. De oude
"Maat van Wielerveld" is in de loop der tijden aan veel verande-
ringen onderhevig geweest. Daarbij bleef de uit omstreeks 1226
daterende begrenzing nagenoeg ongewijzigd. In 1949 vond een
waterschapsreorganisatie plaats; daarbij verloor Themaat, na
meer dan zeven eeuwen te hebben bestaan, zijn zelfstandigheid.
Hierbij zal het echter niet blijven. In het kader van de stede-
bouwkundige ontwikkelingen in Vleuten-De Meem worden op
het ogenblik plannen beraamd, die voor Themaat zeer ingrijpend
zijn. Wanneer deze doorgang vinden zal hetgeen de Themaatse
boeren gedurende vele eeuwen met grote inspanning tot stand
brachten onherroepelijk verdwijnen.
Noten
(Zie voor de noten 1 t/m 16 het eerste deel van dit artikel).
17.  D.W.Gravendeel en J.H.van der Poel, "De nalatenschap van een rijke boer",
in dit tijdschrift jrg, 13, nr. 2 (1993), p. 29-35.
18.  Gemeente Vleuten-De Meem, Archieven van de voormalige gemeenten
Haarzuilens, Oudenrijn, Veldhuizen en Vleuten; inv.nr. 203.
19. J.A.Storm van Leeuwen, "De Nieuwe Vaart en de Thematerwetering volgens
de schouwbrief van 1612", in dit tijdschrift jrg. 17, nr. 3 (1997), p. 54-57.
20. Zie noot 6.
21.  Storm van L.eeuwen (1997).
22.  J.A.Storm van Leeuwen, "Van Oude Rijn tot l.eidse Rijn", Speciale uitgave
van de Historische Vereniging en het Waterschap Leidse Rijn (1985).
23.  Rijksarchief Utrecht, Archief van het Provinciaal Bestuur van Utrecht 1813-
1920. Notulen der Staten van Utrecht, 1860; inv.nr. 116, p. 245.
24.  N.van Wijk, met supplement door C.B.Haeringen, Franck's Etymologisch
Woordenboek der Nededanden (1949).
25. J.de Vries (1961); zie noot 8 in deel I.
Correctie op deel I
Op bladzijde 23 van het vorige nummer van dit tijdschrift is een
kaartje (Afb.5) per vergissing onvolledig afgedrukt. Daardoor is
één van de wezenlijke kenmerken van een cope-ontginning,
namelijk de standaardlengte van de kavel van ongeveer 1300
meter, weggevallen. Deze heeft juist bij de tracering van de
Thematerweg een grote rol gespeeld. Het schema wordt hierbij
nogmaals afgedrukt.
^rcns V
inde
ont§ir
ling
2 > li,
i3
it
6
:■.........
k
J.A.Slorni van Leeuwen 1998
Afb.5 Schema van een klassieke cope-ontginning. Betekenis van de
cijfers:
1 rivier, van waaruit de ontginners de venen introkken; links daar-
van de weg met daaraan de oude bebouwing (niet getekend);
2 uitweg en uitwateringsvliet met uitwateringssluis;
3 ontginningsbasis, bestaande uit de dijk (=weg) met daarlangs
aan de linkerzijde de wetering; aan de overzijde van de wetering
staan de boerderijen;
4 zijkaden van de ontginning (streepjeslijn);
5 achterkade van de ontginning (streepjeslijn);
6 kavelsloten, die in de wetering uitmonden.
De grens van de concessie is met een stippellijn aangegeven.
-ocr page 37-
37
Romeins Vleuten-De Meern
door J. H. J. Joosten
Het boek De Romeinen in Vleuten-De Meern is nog maar een jaar oud en nu al door de sensationele ontdekkingen in
Veldhuizen verouderd. Toch bundelt dit boek, uitgegeven door onze historische vereniging, een aantal artikelen die een
schat van informatie bevatten over het Romeinse verleden van onze gemeente. Door de overweldigende belangstelling
opgewekt door de vondst van de Romeinse weg en het schip, is het boek bijna uitverkocht. De weg en het schip vertellen
een verhaal dat een nieuw licht werpt op het verloop van de Romeinse rijksgrens en de positie van Romeins Vleuten-De
Meern, mogelijk het Fletio(ne) van een oude Romeinse wegenkaart. Dit artikel is een eerste aanvulling op het Romeinen-
boek en geeft tevens een overzicht van wat er al eerder gevonden is (afb. 1 zie middenpagina's39 en 40).
De Rijn domineerde het landschap
De machtige, 100 tot 200 meter brede, Rijn bepaalde gedurende
de eeuwen rond het begin van de jaartelling hier het landschap.
Waar nu Huize Voorn ligt stroomde ze onze gemeente binnen om
met enkele wijde bochten via de huidige dorpskern van Vleuten
bij Harmeien onze gemeente weer te verlaten. In de buurt van
waar nu de bloemenveiling aan de Utrechtseweg ligt takte zich
een stroom af die zich slingerend zijn weg baande naar De Meern
om daar naar het noordwesten af te buigen en zich even ten noor-
den van Harmeien weer bij de hoofdstroom te voegen. We noe-
men deze niet meer bestaande stroom, die zo'n belangrijke rol
zal spelen, naar de naam die fysisch-geografen aan zijn stroom-
mg hebben gegeven: de Heldammerstroom.
In de vele eeuwen dat dit rivierensysteem bestond had ze een
brede strook veen in de omliggende moerassen opgeruimd en
daarvoor in de plaats, en gedeeltelijk ook daarover, zand en klei
afgezet. Hoe verder van de rivier af hoe kleiiger. Vlak bij de
rivier waren de afzettingen zo hoog geworden dat ze een soort
natuurlijke dijken vormden. Alleen bij hoge waterstanden over-
stroomden deze oeverwallen. Door de schurende werking van de
rivier verplaatsten de kronkels, de meanders, zich stroomaf-
waarts, daarbij de oeverwallen soms aantastend. Bij zeer hoge
waterstanden, veroorzaakt door springvloed en westerstorm of
hoge waterafvoer, brak de rivier soms met geweld door de aldus
ontstane zwakke plekken van zijn natuurlijke dijken heen en
sleep een geul uit tot ver in de naast liggende moerassen. De
zandafzettingen die deze doorbraakgeulen, crevasses in vaktaal,
later opvulden, vinden we nu nog terug als hooggelegen ruggen
in het landschap. De relatief hoge ligging werd veroorzaakt
omdat het omliggende veen na de ontginningen met enkele
meters inklonk. Ten zuiden van de Heldammerstroom liggen
enkele van deze grillig gevormde crevasses. Buiten de zojuist
beschreven stroomruggen en crevasses lagen de komgronden. Ze
waren vroeger vrijwel onbegaanbaar; slecht afgewaterd en
bedekt met bossen. De wijk Het Weer ligt midden in zo'n kom.
Bewoners zullen in hun tuinen vruchteloos naar zand graven en
als ze door de zware komklei heen zijn venige lagen aantreffen.
Dit alles vormde het toneel van de hierna beschreven gebeurte-
nissen.
Inheems en Inheems-Romeins
Op de omgeploegde akkers zien we, nadat de regens de grond
hebben uitgespoeld, vaak op lichte verhogingen, donkere ver-
kleuringen. Bij nadere beschouwing blijken deze veroorzaakt te
zijn door botresten, potscherven, verbrand leem en houtskool.
Als de archeoloog hier met zijn guts of boor de grond dieper
onderzoekt dan blijkt de ondergrond niet zelden de groengele
verkleuring te vertonen van fosfaatrijke grond. Dit zijn de resten
van de huisplaatsen van Germaanse inheemse families die zich
hier veelal in de late ijzertijd in de eerste eeuwen voor onze jaar-
telling hadden gevestigd. We vinden ze alleen op de stroomrug-
gen en crevasses waarvan de zandige klei zich goed liet bewer-
ken. Ze vormden hun aardewerk met de hand. De klei vermeng-
den ze met grof zand of potgruis om ze bij hoge temperaturen
niet te laten barsten. Met hun nagels en door de potranden met
hun vingertoppen van kartels te voorzien versierden ze vaak hun
aardewerk.
Zo'n huisplaats werd slechts enkele tientallen jaren gebmikt.
Gedurende die tijd drongen de fosfaatrijke afvalstoffen de grond
in en zijn nu na 2000 jaar nog goed zichtbaar. De oude huizen
brandden af en de muren van met leem bestreken vlechtwerk
werden als het ware gebakken. De brokstukken hiervan liggen er
nu nog. In vaktaal wordt dan van huttenleem gesproken.
Enkele jaren geleden zijn, voor de bouw van Leidsche Rijn
begon, archeologische verkenningen uitgevoerd. Bij deze ver-
kenningen zijn in de omgeving van het Haarpad, Langerak,
Veldhuizen en nog op veel meer plaatsen op de stroomrug tien-
tallen van dergelijke vestigingen uit de ijzertijd ontdekt. Rekenen
we mee dat door begroeiing, bebouwing en andere oorzaken lang
niet alles onderzocht kon worden en er bovendien door erosie
van de rivieren en door afvletting veel verloren is gegaan dan
moeten er honderden van dit soort inheemse boerderijen geweest
zijn. Stellen we de periode gedurende welke deze boerderijen
gebouwd werden op 300 jaar en de levensduur van zo'n boerde-
rij op 30 jaar, dan zijn er gemiddeld enkele tientallen tegelijker-
tijd bewoond geweest. Hierbij hoort een inwoneraantal van
omstreeks 500. Dit zijn natuurlijk grove benaderingen, maar
geven toch een indruk van de bevolking in die periode. Niet altijd
werd op deze huisplaatsen alleen het handgevormde met kwarts
en potgruis gemagerde aardewerk gevonden. Vaak lagen er ook
scherven van Romeins aardewerk tussen. Een stuk van een wrijf-
schaal of een amphora lagen tussen het inheemse aardewerk dat
nu ook vaak met organisch materiaal was gemagerd. Deze orga-
nische magering verraadt de Romeinse invloed. Vertonen de
vindplaatsen het zojuist beschreven beeld dan spreken we van:
Inheems-Romeins. Deze inheems-Romeinse nederzettingen vin-
den we vooral ten zuiden en ten oosten van de Heldammer-
stroom, een eerste aanwijzing dat de rijksgrens langs deze nieti-
ge zijtak van de Rijn liep en niet langs de hoofdarm.
Het huidige Vleuten werd in de twaalfde eeuw gespeld als
-ocr page 38-
38
Flutene of Floetene. Het zou van het Germaanse woord flótina af
kunnen zijn geleid dat stromen betekent. In dat geval gaat de oor-
sprong van de naam Vleuten terug tot deze zojuist beschreven
primitieve gemeenschap.
De Romeinen komen!
Wanneer de eerste Romein zijn voet op onze gemeentegrond
zette is niet met zekerheid te zeggen. In de eerste eeuw voor Chr.
veroverde Ceasar Gallië, waaronder het huidige Frankrijk.
Daarna richtten de Romeinen hun blik op Brittannië en
Germanië. De delta van de Rijn was door zijn goede bevaarbaar-
heid een belangrijke verkeersader in dit gebied en al voor het
begin van onze jaartelling zal de inheemse bevolking al menig
Romeins schip hebben zien langs varen. Na de mislukte veld
tocht in het noordelijke deel van Germanië stelde keizer Claudius
in 47 n.Chr. de Rijn als noordgrens vast. Nu kreeg de inheemse
bevolking pas goed met de Romeinen, in het bijzonder met de
Romeinse soldaat, te maken. Ter verdediging werd een lange
keten versterkingen langs deze grens gebouwd. Het castellum op
de Hoge Woerd in De Meem is daar één van. De ligging met zijn
front naar het westen heeft tot voor kort de archeloog bevreemd.
Waarom lag dit castellum niet net als de anderen met zijn voor-
kant naar de Rijn? De vondst van de limesweg in Veldhuizen ten
zuiden van de Heldammerstroom geeft wellicht de oplossing. De
limes liep, anders dan vroeger gedacht werd, niet langs de hoofd-
tak van de Rijn maar langs het stroompje dat al eerder ten wes-
ten van het castellum gevonden was en deel van de
Heldammerstroom uitmaakte. De ligging van het castellum was
dus net als die van de anderen, naar de limes toe. De Romeinse
weg die in Veldhuizen is gevonden had waarschijnlijk zijn ver-
volg in de binnen de ca.stellummuren gegelegen weg, de 'via
principalis', die bij opgravingen in 1982-83 op het castellumter-
rein is gevonden. De weg liep mogelijk door naar de plaats waar
de Heldammerstroom zich van de Rijn aftakte. Op die plaats,
even ten zuiden van de bloemenveiling, lag misschien een soort
havenkwartier. Er zijn daar talrijke vonsten gedaaan die daarop
wijzen.
Het castellum, ongeveer één hectare groot, kon ongeveer 500
soldaten herbergen. Even ten noorden van het castellum ten wes-
ten van de weg lag het badhuis. De stenen fundamenten liggen
nog onder de grond. Ten zuiden van het castellum lag langs de
weg waarschijnlijk de begraafplaats.
Al gauw zal de inheemse bevolking voor de Romeinse bezetter
zijn gaan werken. Er heeft zich hier echter niet, zoals we dat uit
Houten en Rijswijk kennen, een elite gevormd die in Romeinse
stijl in een luxe stenen 'villa' ging wonen. Verder dan op
Romeinse leest geschoeide boerenbedrijven is het hier waar-
schijnlijk niet gekomen. Ook is nog geen duidelijk spoor van een
kampdorp, een 'vicus', aangetroffen, zoals we dat bij de castella
van bijvoorbeeld Vechten en Valkenburg(ZH) kennen.
Ook weten we nog niet onder welk bestuurscentrum de bevol-
king hier viel, onder het Forum Hadriani (Voorburg) of onder
Noviomagus (Nijmegen), ofwel aaaaaaa aa Cananefaten of de
Bataven. Misschien vinden we de oplossing als hier, evenals
onlangs nog in Wateringen, een mijlpaal gevonden wordt. Vaak
gaven die de afstand naar het bestuurscentrum aan.(afb.2)
In 1994 zijn in de bedding van het vroegere riviertje langs het
castellum talrijke paalsporen aangetroffen. Zij zijn waarschijnlijk
de resten van schoeiingen en aanlegsteigers. Sommigen eiken
palen waren nog zo goed dat uit hun jaarringen de kapdatum
Afb. 2 Mijlpaal gevonden in de buurt van Monster. MP.XII geeft
de afstand tot Forum Adriani aan.
bepaald kon worden. Zij dateerden uit het einde van de eerste
eeuw. Misschien is het niet toevallig dat juist in die periode ook
een afdeling van de Romeinse vloot hier was gelegerd. Er zijn
dakpannen gevonden die het stempel dragen van het eerste
cohors van deze vloot: het Cohors I Classica Pia Fidelis
Domitiana. De eretitel "Pia Fidelis Domitiana" kreeg deze een-
heid van de in 96 gestorven keizer Domitianus. Na zijn dood
werd de eretitel niet meer gevoerd, dus weten we dat de cohors
aan het einde van de eerste eeuw hier was gelegerd. Dat een der-
gelijke belangrijke vlooteenheid niet opereerde heeft misschien
iets te maken met de positie van het castellum temidden van
waterwegen en was Romeins Vleuten-De Meem niet alleen een
versterking aan de belangrijke limes maar ook een regionaal cen-
trum van vaarwegen.
-ocr page 39-
39
Regionaal centrum van vaarwegen.
Dat juist de Rijnarm die bij Katwijk in zee uitmondde als rijks-
grens werd aangewezen zal te maken hebben met zijn goede
bevaarbaarheid en zijn goed ontwikkelde oeverwallen. De oever-
wallen maakten het mogelijk in dit verder bijna onbegaanbare
gebied ook over land de ter verdediging aangelegde versterkin-
gen goed en snel te bereiken.
De vondst van de Romeinse weg en het er naast liggende schip
op de Heldammerstroomrug in Veldhuizen was zeer verrassend.
Niet alleen omdat de weg niet de hoofdstroom van de Rijn volg-
de maar ook omdat het schip aantoonde dat de nevenstroom in de
Romeinse tijd nog bevaarbaar was. Tot nu toe werd aangenomen
dat deze stroom toen al verland was.
Stukjes van de legpuzzle vielen nu in elkaar. De Heidammer
stroom sloot aan op het stroompje ten westen van het Meemse
castellum. En ook de positie van het castellum werd, zoals we
eerder zagen, logisch.
Het zuidelijkste punt van de Heldammerstroom stond via een
natuurlijke of een gegraven waterweg in verbinding met de
IJssel. De geleerden zijn het er nog niet over eens of het hier gaat
om natuurlijke verbinding tussen twee crevasses of dat een deel
door de Romeinen is gegraven. De Meemdijk ligt precies op
deze waterweg. De zandige en kleiige afzettingen die aan de
definitieve verlanding vooraf gingen vormen een goede onder-
grond voor deze weg. De dwarsdoorsnede die van deze weg
werd gemaakt bij de aanleg van een veetunnel enkele jaren gele-
den trok veel toeschouwers maar loste voor de archeologen het
probleem niet op. "Natuurlijk water", zeiden de fysisch- geogra-
fen. Maar dat sluit nog niet uit dat een zeer recht gedeelte, enke-
le honderden meters, verder gegraven kan zijn.
Mocht dat laatste het geval zijn dan hebben we hier te maken met
een Meemse tegenhanger van de beroemde Fossa Corbulonis,
een door de Romeinen gegraven verbinding die ook van natuur-
lijke wateren gebruik maakte. De gracht van Corbulo verbond
achter de duinen om de Rijn met de Maasmond.
De waterwegen hier moeten in de Romeinse tijd druk zijn beva-
ren. Alleen al voor de aanleg van de weg moeten, zoals we dade-
lijk zullen zien, duizenden scheepsladingen grind en ander
bouwmateriaal zijn aangevoerd. Ook de bevoorrading van de
Romeinse soldaten ging over water De scherven van kruiken
waarin de wijn en olie werd vervoerd kunnen we overal terug
vinden. De legioenen in Gennanië werden voorzien van koren
uit Brittanië en ook deze graanschepen zullen de Rijn bevaren
moeten hebben. In Woerden is zo'n graanschip gevonden.
De latere castella en belangrijke gebouwen, zoals ook het bad-
huis, werden met aangevoerde natuursteen uit Duitsland opge-
trokken. Het is dan ook niet verbazingwekkend dat deze drukke
scheepvaart zijn sporen heeft achtergelaten. Verschillende
scheepswrakken zijn in de oude rivierbeddingen aangetroffen. In
Zwammerdam, Woerden en nu ook in Vleuten-De Meem zijn al
een tiental grote en kleine schepen gevonden.
Geen enkel wrak is echter zo gaaf bewaard gebleven als het schip
dat naast de Romeinse weg in Veldhuizen is gevonden.(atb.3)
Vastgesteld is nu dat het over zijn volle lengte van 25m bewaard
is gebleven. In de buurt van het schip is ook een Romeinse kano
gevonden en wrakhout dat op nog meer scheepsvondsten kan
wijzen. Verder lijkt het dat ook een deel van de inventaris (afb.4)
bewaard is gebleven. Het in het schip gevonden kistje, het
gereedschap en het emmertje wijzen daarop.
De open dagen die naar aanleiding van de spectaculaire vondst
zijn gehouden hebben ook nog een verrassing opgeleverd!
-ocr page 40-
41
sporen uit. De gebieden
tussen de Romeinse Rijn
en de restgeul zijn dus
geen vindplaatsen van
Romeinse oudheden.
Bij Langerak heeft de
Utrechtse projectarcheo-
loog Herre Wynia een
profiel gestoken waarop
prachtig zichtbaar was
hoe de restgeul, gevuld
met
         Karolingische
scherven, een laag met
Romeins materiaal had
aangetast. In de negende
eeuw was deze rivier
dus nog actief.
De eens zo machtige
rivier die het Romeinse
rijk begrensde is tenslot-
te verworden tot een
kronkelig watertje dat
tot voorkort de gemeen-
tegrens tussen Utrecht
en Vleuten markeerde.
Afb. 3 Het Romeinse schip zoals hij even te zien is geweest in Veldhuizen. Intussen is vastgesteld dat hij 25m
lang is en een laadvermogen had van ongeveer 30 ton.
Enkele van de duizenden belangstellenden vertelden verhalen
over vroegere scheepsvondsten in dit gebied. De verhalen die
soms van ver voor de oorlog dateerden zijn intussen door een
speciaal daarvoor in het leven geroepen afdeling van de archeo-
logische werkgroep 'Oude Rijn' nagetrokken. Dit leverde nog
drie mogelijke lokaties van scheepswrakken op. Alle lokaties lig-
gen in oude rivierbeddingen, dus veelbelovend!
Hier volgen twee fragmenten van een verslag dat een der mede-
werkers van de scheepsgroep maakte:
"Theo zegt dat de Romeinse pot in de Wolweverslaan is gevon-
den halverwege de Houtsnijderslaan en de Glazenierslaan bij
het graven van een riolering op grote diepte.
De boot is ook halverwege de Houtsnijderslaan gevonden. De
boot lag dwars in de singel halfin de singel en halfin de tuin(en)
van de woningen aan de Wolweverslaan. Om de schoeiing aan te
brengen is de boot ter plaatse weggegraven, er zal dus nog wel
een deel in het water en een deel in de tuin(en) zijn achtergeble-
ven. "
..... " Hannes was met zijn broer bij de kraan en heeft de
schoeiing aangebracht. Volgens hem hebben andere werknemers
zeer grote gesmede spijkers uit spantribben mee naar huis geno-
men. Hij gaf met zijn wijsvingers een maat van 20 cm. aan.
Visserslatijn?"
Bedenken we dat slechts een zeer klein deel van het bodemar-
chief geopend is en dat vondsten lang niet altijd herkend en
gemeld worden dan moeten de vijf schepen slechts een kleine
fractie vormen van het totaal dat nog onder de grond ligt. Het zijn
de stille getuigen van een druk scheepvaartverkeer waarvan
Romeins Vleuten-De Meem ooit het middelpunt was, een regio-
naal centrum van waterwegen.
De Waal en de Lek voerden steeds meer water af. Het verlan-
dingsproces dat in de twaalfde eeuw eindigde met de afdamming
van de Rijn bij Wijk bij Duurstede begon voor wat de
Heldammerstroom betreft misschien al in de Romeinse tijd.
Langs deze stroom zijn geen laat-Romeinse sporen gevonden.
Dat het riviersysteem steeds minder water afvoerde betekende
nog niet dat haar meanderactiviteit verminderde. Integendeel,
haar loop werd steeds grilliger. Zij wiste daarbij veel Romeinse
Afb. 4 Het in het schip gevonden kistje, met links een breeuwij-
zer, een halve leren zool, een sleutel en slotplaat, een spijker.
Rechts een flbula en bronzen ring van een heft en een beitel.
De Limesweg, van Lugdunum naar Argentoratum.
Twee maanden lang staken de koppen van twee rijen zware eiken
palen boven de grond uit in een bijna twee meter diepe kuil zon-
der dat het archeologisch belang tot iemand was doorgedrongen.
-ocr page 41-
42
Vlak voor de zomervakantie van 1997 had Ballast-Nedam deze
kuil gegraven, op zoek naar zand om de toekomstige wegen in
Veldhuizen voor te belasten. Teleurgesteld door de venige onder-
grond werd elders verder gezocht. De palen stonden precies op
de scheidingslijn van de stroomrug, daar waar het zand overgaat
in veen. Na de vakantie kwam dit vrijwilligers van archeologi-
sche werkgroep 'Oude Rijn' ter ore die daaop onmiddelijk alarm
sloegen bij de projectarcheoloog. Terwijl Erik Graafstal de
vondst aan de ROB meldde, vonden dezelfde vrijwilligers het
schip.
Direkt was duidelijk dat hier iets heel bijzonders aan de hand
was. De weg was tot bijna zijn kruin bewaard gebleven.
Duidelijk zichtbaar waren aan de binnenzijde van de palenrijen
opdringen van de rivier op plaatsen waar hij vlak langs de bui-
tenbochten liep. Waar de weg, om een kleine bocht af te snijden,
door het moeras liep zien we dikke lagen riet waar het verzak-
kende weglichaam mee werd opgevuld.
De weg volgde een tracée dat een compromis was tussen erosie
door de rivier en verzakking in het moeras.
Het castellum in De Meem gelegen bij een kooppunt van vaar-
wegen lag aan deze weg. Zouden de schrijvers van Romeinse
reisgidsen het hebben opgemerkt?
Van af Fletione tot Lugdunum XXIX leugae.
De Tabula Peutingeriana is een kopie uit omstreeks 1200 van
Afb. 5 Het gedeelte van de Tabula Peutingeriana waar Fletione opstaat. Volgens de afstanden ligt Lauri bij Bodegraven, Nigro Pullo en
Albinianis liggen bij Alphen. Praetorium Agrippina bij Valkenburg(ZH). Aan de andere kant van Fletione ligt Levefanum, aan de over-
zijde van de Rijn bij Wijk bij Duurstede.
de planken die het zeker één meter boven het Romeinse maaiveld
uitstekende dijklichaam dat de weg droeg bijeen hadden gehou-
den. In de wanden tekenden zich lagen met vlechtwerk, rieten
matten en grind af (Afb.5) Dit enorme bouwwerk moest de weg
zijn die in de Tabula Peutingeriana en in het Itinerarium Antonini
met vermelding van de afstanden staat beschreven! Het
Itinerarium Antonini kondigt de weg als volgt aan: "Caput
Germaniarum. A Lugduno Argentorato.mpm. CCCXXV sic.
Albinianis mpm.X...".
Hetgeen zoiets betekent als; Het uiteinde
van de Germaanse provincies. Vanaf Lugdunum (bij Katwijk) tot
aan Argentoratum (Straatsburg) 325 Leugae. Vervolgens tot
Albinianis (bij Alphen) 10 leugae...
Intussen is binnen onze gemeente al meer dan drie kilometer van
deze weg teruggevonden. Vrijwel overal heeft de weg dezelfde
constructie met de zware, tot vier meter lange, eiken palen. De
kapdatum van deze palen,zo meldt Erik Graafstal in het archeo-
logische blad 'Scarabee,' valt omstreeks het jaar 124, het jaar
waarin keizer Hadrianus hier langs kwam op doorreis naar
Brittanië. Bekend is dat deze keizer overal waar hij kwam de
grensverdediging met kunstwerken verstevigde. Zo bouwde hij
dwars door Engeland de muur van Hadrianus. De hier gevonden
limesweg zal wat inspanning en bouwkunst betreft zeker niet
voor deze muur onderdoen. Voor alleen al de 60km weg van hier
tot aan de monding van de Rijn zijn omstreeks 100.000 eiken
geveld. Deze eiken moesten uit Duitsland worden aangevoerd,
op maat gezaagd en met dissels van punten worden voorzien om
ze daarna drie meter de grond in te heien. Het grondwerk moet
enorm zijn geweest. Vele honderduizenden kubieke meters aarde
waren nodig voor het dijklichaam onder de ruim vier meter brede
weg. Om een laagje van 5cm verharding op de weg aan te bren-
gen waren duizenden scheepsladingen grind nodig, dat waar-
schijnlijk ook uit Duitsland moest worden aangevoerd. Ook het
onderhoud is een hele klus geweest. Overal zijn sporen van her-
stel met essen en elzen palen en van wegverleggingen door het
een Romeinse schematische wegenkaart. Tellen we op deze kaart
de afstanden van Lugduno tot Fletione op dan komen we uit op
29 . De afstanden in dit deel van het Romeinse Rijk werden op
deze kaart berekend in de leuga, ongeveer 2200m. Fletio(ne) lag
dus op 64 km van Lugdunum. Lugdunum lag aan de Rijnmond
en zou nu, naar algemeen wordt aangenomen, ongeveer een kilo-
meter in zee hebben gelegen.
Nu de weg bij Vleuten-De Meem zo goed is te volgen, is te
samen met de waarnemigen van deze weg bij Bodegraven,
Zwammerdam en Valkenburg(ZH), een behooriijk nauwkeurige
schatting van de weglengte te geven tussen Castellum De Meem
en Lugdunum. Ik kwam op 63 km uit, één kilometer minder dan
de afstand die de Tabula geeft tot Fletio(ne).
De provincie die in samenwerking met de ROB een fietsroute
langs de limes van Wijk bij Duurstede (Levefanum) met mijlpa-
len heeft bewijzerd kwam ook precies met zijn zeventiende mijl-
paal op de Hoge Woerd bij De Meem uit, daarmee precies de 16
leugae van de Tabula Peutingeriana naar Fletio(ne) afpassend.
Hiermee wijst deze oude Romeinse reisgids, die ook verder langs
deze weg zeer betrouwbare getallen geeft, Romeins Vleuten-De
Meem als Fletio aan.
Romeins Vleuten-De Meem heeft een naam:"Fletio"! Fletione
op de Tabula is een verbuiging die ofwel 'Te Vleuten' of 'Vanaf
Vleuten' zou kunnen betekenen. Een naam die mogelijk is afge-
leid van het Germaanse woord 'flótina', die zoals we eerder
zagen aan de naam van de inheemse gemeenschap ten grondslag
lag.
Tot slot.                                   /
Mede door de inzet van vrijwilligers van de Historische vereni-
ging en het aanstellen door onze gemeente van een projectar-
cheoloog heeft de kennis over Romeins Vleuten-De Meem een
enorme vlucht genomen.
-ocr page 42-
43
Er is veel aandacht voor de archeologie in onze gemeente.
Terecht besteedt de pers daar veel aandacht aan.
De wil om stedebouwkundig de Romeinse weg ook in de wijk in
te passen moet worden ondersteund. Men beseft dat een zicht-
baar maken van het verleden voor veel bewoners een meerwaar-
de betekent. Het geeft kleur aan hun nieuwe wijk. Het voorlich-
tingspaneel in Waterland dat vee! aandacht aan de archeologie
besteedt, geeft blijk van dit besef
Heel mooi zou het zijn als het Meemse schip, wanneer het ooit
wordt opgegraven onderdak krijgt in een Limesmuseum, waar
alle vondsten die nu over Nederland verspreid liggen worden
tentoongesteld. Eïen plek bovenop het badhuis, dat voor dat doel
voor een deel zichtbaar is gemaakt, zou ideaal zijn. De nieuwe
stad Leidse Rijn zou er een pronkstuk door krijgen. Het museum
zou tevens een rol kunnen vervullen in de educatie van de jonge
nieuwe bewoners.
Nieuwe leden
(1-10-1997 t/m 30-6-1998)
1371 S.vanAken
De Meem
1372 M.van Harten
Vleuten
1373A.N.J.Talsma
Vleuten
1374 G.G.Wieman
Zeewolde
1375 Wissing Stedeb. & Ruimtel.ord.BV
Barendrecht
1376H.Dam
De Meem
1377 Mw.E.G.J.van der Most-Verheul
Utrecht
1378 Mw.L.Valk
Odijk
1379Mr.J.W.Lemaier
Utrecht
1380RT.Lindeman
De Meem
1381 Mw.M.Hamoen-Hoogendoom
De Meem
1382 E.van den Berg
Vleuten
1383 RH.M.Everaard
Nieuwegein
1384 Mw.M.J.M.van Putten-van Gisbergen
Vleuten
1385 W.D.Aertssen
Haarzuilens
1386J.Dissel
De Meem
1387 G.Peek
Vleuten
1388A.M.Senten
Vleuten
1389 H.J.van Rijnsoever
Vleuten
1390W.J.M.Schlösser
De Meem
1391 Jhr.E.R.van Holthe
Haarzuilens
1392 C.Verhoeven
De Meem
1393 Mw.J.M.van der Kleij-Gijsbertsen
Vleuten
1394 S.Koster
Haarzuilens
1395 L.Dissel
De Bilt
1396 G.A.H.J.de Groot
De Meem
1397 A.J.B.van Eijndhoven
Vleuten
1398 Mw.C.A.Verheul-van Wijk
Utrecht
1399Mw.H.J.M.Mastwijk
Utrecht
Wat u bij ons kunt kopen
Hieronder geven wij u een overzicht van de boekwerken, tijd
schriften e.d., die bij onze vereniging te koop zijn.
- Vleuten-De Meem, Geschiedenis en historische
bebouwing, door O.J.Wttewaall, 400 pag., uitg.1994,
ƒ 34,50 (voor leden ƒ 29,50);
- De gemeente Vleuten-De Meem, toen en nu (fotoboek),
door J.F.K.Kits Nieuwenkamp en H.E.J.van Essen, 93 pag.
uitg.1994, ƒ 30,— (leden ƒ 25,—);
- Haarzuilens in Oude ansichten, door J.F.K.Kits Nieu-
wenkamp, 78 pag., uitg.1996, ƒ 27,50 (leden ƒ 25,—);
- De Romeinen in Vleuten-De Meem, samengesteld door
J.EK.Kits Nieuwenkamp, 85 pag., uitg.1997, ƒ 15,—
(leden/12,50);
-  100 jaar Willibrordkerk, door Dr.D.W.Gravendeel e.a.,
72 pag., uitg.1985, ƒ 15,— (leden ƒ 12,50);
- Van Oude Rijn tot Leidse Rijn, Door J.A.Storm van
Leeuwen, 76 pag., uitg,1985. ƒ 20,— (leden ƒ 17,50);
- Kees Valkenstein en de Vleutense Polder, door G.J.Bel,
48 pag., uitg.1986, ƒ 7,50 (leden ƒ 5,—);
-  150 jaar graven naar Romeins Castellum in De Meem,
door C.A.Kalee en Prof Dr.C.Isings, 36 pag., uitg.1984,
ƒ 3,50 (leden ƒ 2,50);
- Geomorfogenetische kaart van Zuidwest-Utrecht,
behorende bij het boek van H.J.A.Berendsen, met
toelichting, uitg. 1982, ƒ 5,—;
- Provinciale Archeologische Kroniek 1988/1989 ƒ 5,—
(leden ƒ 2,50);
- Idem 1990/1991 ƒ 10,— (leden ƒ 5,—);
- Idem 1992/1993 ƒ 10,— (leden ƒ 5,—);
- Losse exemplaren van ons tijdschrift: laatste 2 jaren
ƒ 12,50 (leden ƒ 10,—), oudere jaargangen ƒ 6,25
(leden ƒ 5,—);
- Verzamelbanden voor 3 jaargangen van ons tijdschrift:
ƒ 15,—.
Al deze uitgaven zijn verkrijgbaar in ons documentetie-
centmm in de Broederschapshuisjes in Vleuten.
Openingstijden van onze gebouwen
Documentatiecentrum in de Broederschapshuisjes,
Dorpsstraat 1, Vleuten: Maandag en dinsdag van 14.00 - 17.00 uur en donderdag van 19.30 - 22.00 uur. Gelegenheid tot raadpleging
van de bibliotheek en inzage van de vele documentatieverzameUngen. Op andere tijden bezoek mogelijk na afspraak met de heer
JW.Schoonderwoerd, tel. 030-6661462.
Het Kabinet, Zandweg 147b, De Meem
Geen vaste openingstijden. Gelegenheid tot bezichtiging van onze exposities over archeologie (o.a. Romeinse opgravingsvondsten),
ndderhofsteden, oude gereedschappen en werktuigen en oude huishoudelijke gebmiksvoorwerpen.
Bezoek mogelijk na afspraak met de heer H.E.J.van Essen, tel. 030-6662992.
-ocr page 43-
44
De korenmolen van Veldhuizen
door Ing. T.Bruntink
De illustratie op de voorpagina van ons tijdschrift van juni 1996 (jrQ-lö nr 2) betrof een afbeelding van de korenmolen "De
Korenbloem". Deze molen stond op de plaats waar ooit de molen behorende tot het kasteel Nljevelt heeft gestaan. In eer-
dere artikelen in ons tijdschrift wordt de molen aangeduid als Nijeveltse of Veldhuizense molen. In dit artikel is getracht iets
meer te vertellen over de historie van de molen.
Ter oriëntatie
De molen stond op het perceel Rijksstraatweg 137, nabij de
Loobrug, kadastraal bekend onder sectie A nummer 516 in de
(voormalige) gemeente Veldhuizen, thans Vleuten-De Meem.
De laatste eigenaar was J.H.Oude Wansink. In 1952 werd de
molen gesloopt tot op de stenen onderbouw, die nog tot 1971
als woning werd gebruikt. In 1971 werd het laatste deel van de
molen gesloopt.
De oudste molen
In de speciale uitgave "Van Oude Rijn tot Leidse Rijn" door
Ir.J.A.Storm van Leeuwen (1985) wordt bij een foto van de
molen uit de twintiger jaren van deze eeuw in het onderschrift
vermeld: "De voormalige windkorenmolen in Veldhuizen, die op
de plaats heeft gestaan van de reeds in 1385 in een open brief van
bisschop Roris van Wevelinckhoven genoemde "moeien die
voor Nijenvelt staat" aan de Oude Rijn, nu Leidse Rijn, gezicht
vanuit het noordwesten".
Dit is waarschijnlijk het oudst vermelde jaar waarin de molen
wordt genoemd. Van deze molen uit 1385 is verder niets bekend;
het zal een standaardmolen zijn geweest, een molentype dat in
die tijd gebruikelijk was. De in 1944 door oorlogshandelingen
verloren gegane standaardmolen "Hertog van Brabant" bij Sint
Oedenrode was van 1296!
Over het wel en wee van de molen in de volgende eeuwen is
weinig bekend tot 1672, het jaar waarin de molen wordt ver-
woest. In een erfpachtakte uit 1701 wordt dit vermeld. Het was
dus in de tijd dat de Franse troepen in deze contreien rondtrok-
ken.
In het artikel "Gevangen, geplunderd en verbrand (II)" van
DnD.W.Gravendeel in ons tijdschrift van september 1993 (jrg.13
nr 4) wordt over de molen niets vermeld. Wel wordt in het arti-
kel "Molens in het Stichts-Hollandse grensgebied" door E.Stoop
in het tijdschrift Heemtijdingen van september 1991 (blz.80) ver-
meld dat door de Fran.sen, die plunderend en brandstichtend
rondtrokken, vele molens het loodje moesten leggen, waaronder
de molen van Rietveld.
Dat er omstreeks 1695 geen molen bij Nljevelt was blijkt ook
Afb.2 Fragment (verkleind) van de "Nieuwe Caerte van de Provincie van Utrecht" van 1696, waarop bij Nljevelt geen molen Is getekend
(rechthoekje) en de andere molens In de omgeving (omcirkeld) zijn aangegeven (Archief HV).
J
-ocr page 44-
45
uit de kaart afgebeeld in de eerder genoemde uitgave "Van Oude
Rijn tot Leidse Rijn". Op deze "Nieuwe Caerte van de Provincie
Utrecht" gedrukt in 1696 (gedeeltelijk afgedrukt), wordt bij "'t
Huys Nyvelt" geen molen aangegeven, terwijl andere molens
wel worden weergegeven, zoals de "Heycoper molens", meerde-
re molens bij Harmeien, bij de Haar en de "Coom"molen bij
(Oud) Zuilen aan de Vecht (zie afb.2).
De tweede molen
De hiervoor genoemde erfpacht werd verleend op 30 januari
1701 door de Heer van Nyvelt, Grave van der Sip, aan Aries
Comelissen Castelijn, waarbij tevens toestemming wordt gege-
ven voor de herbouw van korenmolen met huis. De erfpacht
bedroeg ƒ 20,—. In hoeverre dit een bevestiging achteraf is
geweest, is de vraag, want reeds in 1692 krijgt de familie
Castelijn, t.w. Petertje, Fijchjen, Jannichje en Comelia, kinderen
van Arie Castelijn, een hypotheek van ƒ 400,— op de windko-
renmolen met huis bij Huis Nijevelt van Johan van der Laeck,
onderschout van Vleuten.
Hoewel een en ander onduidelijk is, mag worden aangenomen
dat omstreeks 1690 de in 1672 verwoeste molen herbouwd is, dat
de waarnemingen voor de landkaart uit 1695 reeds voordien
waren verricht en dat de erfpacht achteraf is beschreven.
Aangenomen mag worden dat dit de tweede molen is, hoewel
het niet uitgesloten is dat tussen 1385 en 1672 een vervanging
nodig is geweest.
Wat voor type molen gebouwd werd is niet na te gaan (wellicht
komt er nog een oude prent te voorschijn). Vermoedelijk is het
weer een standaardmolen geweest, hoewel het niet uitgesloten is
dat het een wipkorenmolen is geweest. Wipmolens zijn in die
jaren veel gebouwd als watermolen, o.a. de Heycoper molens bij
De Meem en thans nog bestaande molens bij Kockengen en
Breukelen.
De korenmolen van Haarzuilens, de Haarmolen, was een wip-
korenmolen, uiterlijk veel gelijkenis hebbend met de wipwater-
molen, echter geen aandrijving van een waterrad maar van
molenstenen. De Haarmolen is in 1911 verbrand.
In 1709 verkoopt de familie Castelijn de windkorenmolen met
huis bij Nijevelt, genaamd "de Nijeveltse molen" aan Johan van
der Laeck wonende te Utrecht. Deze verkoopt op dezelfde datum
28 november 1709 de molen aan Comelis Hermensen Schenkel
wonende te Harmeien.
Tien jaar later verkoopt C.H.van Schenkel de Nijeveltse wind-
molen met huis aan Hendrik Berkestijn. Deze krijgt daarvoor een
hypotheek groot ƒ 1200,— van Maria van der Haar, weduwe van
Harmen Aarts van Nijvelt.
De Berkestijn's hebben de molen gedurende vele jaren in bezit
gehad en vele malen moesten zij daarvoor een hypotheek aan-
gaan. Zo krijgt Hendrik Berkestijn op 21 juni 1735 een hypo-
theek groot ƒ 800,— van Hendrik van Bijlevelt, brouwer te
Vleuten. Deze hypotheek had een lange looptijd want pas in
1810 vindt de aflossing plaats.
Hendrik Berkestijn's zoon Jacobus was in 1762 molenaar te
Veldhuizen als hij op 6 december van dat jaar een hypotheek
krijgt van Jan van Voorst op de Nieveldermolen en de molen te
Harmeien.
Jacobus Berkestijn overlijdt omstreeks 1796 en zijn zoon
Wilhelmus (Willem) wordt alleen eigenaar als hij met ƒ 5700,—
de overige erfgenamen afkoopt.
Opgemerkt dient te worden dat de familie Berkestijn een echt
molenaarsgeslacht was. Zo leende Anthonij Berkestijn, "coom-
Stnlna f mille Botastiji
lendtik Berkestijn
■Dienaar Veldniia
X
Belena Groenendijk
Jacobus
*  1726.08.03 Vhz
nloiaai Veldhoiseii
H 1748.01.16 Vtn
Haria Teunisse Niddelueert
♦  1722.02.13 Utr
Antonius
*  1757.12.20 Vhz
t 1833.10.13 Bkl
iwlenaar Haanolen
ï 1785.05.09 Vtn
Catliarina Bresser
* 1763.06.28 Eli
+ 1833.03.19 Bkl
Hillieliius (Hillei)
*  1763.01.23 ïliz
t 1814.01.02 Hll
■olenaar Veldboitei
ïl 1795.05.04 Vtn
Anna Haria van Hiekerk
*  1763.02.17 Dtr
t 1840.01.20 Odr
n 1815.09.28 Hil
Johannes (Jan) van Kes
*  1781.06.16 WbD
t 1856.08.24 Odr
■oleaaar Teldniten
Theodorus
*  1764.08.13 Vhz
t 1818.03.28 Bkl
lolenaar Baanolen
x 1790.05.18 Vtn
Hilleiijntje van aiekerk
*  1767.10.04 ötr
-f 1846.03.23 Bilversin
(9 kinderen)
(5 kinderen)
Doiinicus
« 1799.09.27 Bkl
+ ? Soest
■olenaar in Breukelen
Jacobus
» 1791.04.16 Bkl
+ 1866.01.02 Hïl
lolenaar Baanolen
ï
Catharina Rietveld
* 1797 Vkv
+ 1882.04.04 Bil
Haria Catbarina
•  1828.05.22 Uk
+ 1904.11.23 Vhz
ï
Johannes van den llieuiiendiik
* 1822.04.12 Haurik (Gld)
+ 1890.06.27 ntr
1882 ■oleiaar Téldboiui
Gerardus Jacobus
* 1832.10.02 LBk
+ 1901.07.27 INk
lolenaar HaarKilen
X 1897.04.22 Bzl
Comelia Bouinan
» 1858.05.24 IJs
t 1931.03.29 Otr
Vtn = Vleuten Hil = Barbelen
Vhi = Veldhuizen Odr = Oudenrijn
Ezl = Baarzuilens Bkl = Breukelen
IJs = IJsselstein Dtr = Dtrecht
LSk = Lg «ieuwkoop Vkv - Vinkeveen
DbD = Hijk bij Duurstede
Nilbelnis Josephus
♦ 1864.07.25
+ ?
■Dienaar Veldhuizoi
molenaar aan de Haar" in 1790 geld van Paulus van Bijlevelt,
pastoor te Vleuten, waarvoor o.a. zijn moeder Maria
Middelweert, weduwe van Jacobus Berkestijn, en Willem
Berkestijn wonende te Veldhuizen zich garant verklaarden ten
behoeve van de geïnteresseerden in de boedel van de pastoor. De
molenaars van de Nijeveltse molen en van de Haarse molen
waren dus broers. Wanneer in 1907 de unieke Haarse molen door
bliksem getroffen en onherstelbaar verwoest wordt is een
Berkestijn de molenaar (tijdschrift HV maart 1982, blz.82).
Willem Berkestijn was getrouwd met Anna Maria van Niekerk.
Na het overiijden van Willem in 1814 blijft zijn weduwe met de
molen malen. Zij hertrouwt in 1815 met Johannes (Jan) van Kes,
geboren te Wijk bij Duurstede. Jan van Kes was als molenaar
bereid om ook wel clandestien te malen, zie het artikel van
J.WSchoonderwoerd "Nachtelijke bezigheden" in ons tijdschrift
nr 3 van 1993.
-ocr page 45-
46
kingsregister en woont samen met de familie Dirk van Eist bij de
molen. Er komt nu een onduidelijke periode in het verloop van
de geschiedenis. Willem Deetman vertrekt n.1. in 1863 al weer
naar Doom en de familie D.van der Eist naar Oudenrijn. Is de
molen toen verbrand of omgewaaid? Waarom hij verloren is
gegaan is in het archief van Vleuten-De Meem, waar de archief-
stukken van Veldhuizen zich bevinden, momenteel niet na te
gaan (inzage niet mogelijk). In
het formulier behorende bij de
inventarisatie van molens door
het toemalige Departement van
Opvoeding, Wetenschap en
Kultuurbescherming in decem-
ber 1942 wordt vermeld dat de
molen circa 100 jaar geleden
werd gebouwd. Mij lijkt dat dit
toen circa 80 jaar was geleden,
gezien het vertrek van
W.Z. Deetman, maar het archief
zal daarin duidelijkheid moeten
geven.
De derde molen
Na het vertrek van Deetman
wordt de nieuwe molenaar en
erfpachter Johannes van den
Nieuwendijk, korenmolenaar
en wethouder te Montfoort,
gehuwd met Maria Catharina
van Berkestijn, geboren in
Haarzuilens (Haarmolen) en
heeft familierelatie met Jan van
Kes.
Johannes van den
Nieuwendijk heeft waarschijn-
lijk een nieuwe molen ge-
bouwd. Nu een stellingmolen,
een gemetselde achtkantige
onderbouw met daarop een
achtkante houten rietgedekte
molen (zoals b.v. de molen in
Aalsmeer). Het is hierbij niet
uitgesloten dat de bovenbouw
van een elders gesloopte molen
was, omdat in die tijd veel pol-
dermolens overbodig werden
in verband met stoombema-
ling. Deze contructie, stenen
In de eerste kadastrale legger van 1832 van de gemeente
Veldhuizen, wordt Jan van Kes, molenaar te Veldhuizen,
genoemd als eigenaar van de percelen sectie A nrs 177 t/m 180,
zijnde molen, erf, plaats en tuin. In 1838 vermeldt de kadastrale
legger de verkoop van deze percelen in 1837 aan Bemardus
Johannes van Rhijn, korenmolenaar te Vianen.
Waarschijnlijk is later gebleken dat de grond van de molen erf-
Afb.3 Gedeelte van de topografische kaart 1:50000, blad 31 oost (Utrecht) uitgave 1855. Op deze kaart
is de "Koornmolen" van Veldhuizen duidelijk aangegeven (RAU Top.Atlas, archief HV).
onderbouw met daarop een
poldermolen, omgebouwd tot
korenmolen, kwam en komt
ook nu nog veelvuldig voor.
Door brand wordt in 1889 de molen gedeeltelijk verwoest. De
eigenaar/molenaar Johannes van den Nieuwendijk is kort daarop
overleden, want in 1892 gaat de erfpacht over op zijn weduwe
Marie Catharina van Berkesteijn, met de vermelding ...... "de
korenmolen affaire uitoefenen".
Restauratie/herbouw vindt plaats in 1892 door het plaatsen van
een uit Noordholland afkomstige molen op de nog aanwezige
stenen onderbouw. De nieuwe molen was van sloop afkomstig en
werd geleverd door de Gebr.de Boer uit Oostzaan. Molenaar is
pachtgrond was, omdat het kadaster in 1851 (art. 138) vermeldt
dat Jhr.Diederik Jan Anthonie Albertus van Lawick van Pabst te
"s-Heerenberg eigenaar is en B.J.van Rhijn erfpachter. In ons
tijdschrift van december 1987 heeft Dr.D.W.Gravendeel de fami-
lie van Rhijn beschreven in zijn artikel "Een molenaarsdochter".
Hoewel het kadaster B.J.van Rhijn noemt als erfpachter, wordt
in dat jaar (1851) zijn zoon Arie de molenaar. De familie van
Rhijn vertrekt in 1862 naar Rietveld en de nieuwe molenaar (erf-
pachter) wordt Willem Zeger Deetman, afkomstig uit
Harderwijk. Willem Deetman staat als ongehuwd in het bevol-
-ocr page 46-
47
S^Üd^i^L- •'
ik .
■: .^
/'!/ ~. ^ ;.,
••
> r;
^*B^;-
''M
1 __j__
t. .
1
i
3
i>*-' -i—
y~ ^F,
1 r r
r.
'f
r^
-
"!J
1 •• >
j 1
.....
—-
W^
^Kf^^ -
1
>
i
^^^^^^^fllHsi
'M
■^Ê
M.
7fS?f 'fiT '
;*
men (in 1701 de heer van Nijevelt,
Grave van der Sip, in 1923 Jhr.Mr.
D.J.A.A.van Lawick van Pabst
van Nyevelt).
Periode van verval
Het onderhoud van een molen is
een kostbare zaak; regelmatig is
groot onderhoud noodzakelijk.
Concurrentie en de crisisjaren
maakten het nodig om kostbare
reparaties uit te stellen. Voor een
concurrerende bedrijfsvoering
werd in 1932 overgegaan op
mechanische aandrijving in plaats
van windkracht. De maalderij
werd toen voortgezet met een
35/40 PK dieselmotor.
Afb.4 De Haarmolen, wipkorenmolen aan de Lagehaarsedijk. Generatiesnaar en hadden zeer nauwe familiebanden met de molenaars vanAnsichtkaart van ca.1900 (Verzameling A.J.van Zoeren).
dan Willen van den Nieuwendijk terwijl zijn moeder Marie
Catharina van Berkensteijn erfpachter blijft.
Na het overlijden van Jhr.D.J.A.A.van Lawick van Pabst van
Nijevelt wordt in 1901 Marie Jacoba Simonnette Rijnbende de
grondeigenaar en in 1903 wordt dit Jhr.Mr.Diederik Jacob
Adrianus Albertus van Lawick van Pabst van Nijevelt, burg-
meester van Doetinchem. Wilhelmus Joseph (Willem) van den
Nieuwendijk, molenaar en graanhandelaar te Veldhuizen, wordt
in 1905 erfpachter.
Stilstand van een molen betekent
achteruitgang en bij het uitbreken
van de oorlog in 1940 was dat dui-
delijk aan de molen te zien. In
1941 waren het hekwerk van de wieken en de stelling er niet
meen Met het schaarser worden van motorbrandstof werd het
gebruik van windkracht weer aantrekkelijk. Restauratie-plannen
werden gemaakt en ook subsidie werd aangevraagd. Met een
brief d.d. 9 december 1943 aan de Heer Secretaris-Generaal van
het Departement van Opvoeding, Wetenschap en
Kultuurbescherming te Apeldoorn vraagt de heer J.H.Oude
Wansink om een rijkssubsidie voor de restauratie van de z.g.n.
Nijenveldse korenmolen "De Korenbleom". Op welk bedrag de
In 1919 wordt de molen met
woning en graanhandel verkocht
aan Johannes Hendrikus Oude
Wansink,
         afkomstig         uit
Haaksbergen en behorend tot een
Twents molenaarsgeslacht. Zij
waren o.a. molenaar op de beltko-
renmolen (thans stellingmolen) te
Haaksbergen, genaamd "De
Korenbloem". Sindsdien is de
Nijeveldse of Veldhui-zense molen
voorzien van de naam "De
Korenbloem".
De erfpacht werd pas in 1923
overgeschreven op J.H.Oude
Wansink (kad.legger art.463).
Gelijktijdig werd de grond door
■I-H.Oude Wansink gekocht en
daarmee kwam de grond waarop
de molen met huis en schuur stond
en de omliggende grond nu in volle
eigendom van Oude Wansink
(kad.legger art.464).
Hoewel het niet steeds omschre-
ven is, mag aangenomen worden
dat de molenaar eigenaar was van
niolen, huis en bijgebouwen en dat
hij erfpachter was van de grond,
die behoorde aan de bezitters van Afb.5 De Veidhuizense korenmolen genaamd "De Korenbloem"
het kasteel Nijevelt of hun erfgena- de twintiger jaren (Verzameling T.Bruntink).
nog in volle glorie. Ansichtkaart uit
-ocr page 47-
48
restauratiekosten door de molenbouwer G.ten Have te Vorden
werden begroot is niet vermeld. Verwezen wordt naar een bijla-
ge, die niet bij de kopie in het gemeentearchief is bijgevoegd.
Wel is de aanvrager bereid ƒ 2500,— bij te dragen en de kosten
voor rietdekken en schilderwerk voor zijn rekening te nemen,
begroot op ƒ 500,— h f 600,— en ƒ 400,—.
De burgemeester van Veldhuizen doet op 30 mei 1944 schrifte-
lijk een aanvullend verzoek aan genoemde Secretaris-Generaal
onder opgave van aan hem toegezegde bijdragen van door hem
bouw. Feitelijk is er dan alleen nog een molenrestant over, dat
wordt verbouwd tot woning en ais zodanig nog tot 1971 als
woonruimte heeft gediend.
In september 1971 wordt ook de onderbouw gesloopt en is er
niets meer over van wat eens de mooie Nijeveltse of
Veldhuizense windkorenmolen was.
Overzicht van de molenaars van de Nijeveltse of
Veldhuizense molen
1385 Bekend is dat er een molen
bij Nijevelt staat, geen gegevens
van de molenaar
1692PieterCastelijn
1709 Comelis Hermensen
Schenkel
1719 Hendrik Berkestijn
1762 Jacobus Berkestijn
1796 Willem Berkestijn
1815 Jan van Kes
1836 Bemardus Johannes van
Rhijn
1851 Arie van Rhijn
1862  Willem Zeger Deelman
1863  Johannes van den
Nieuwendijk
1890 Willem van den
Nieuwendijk
1919 Johannes Hendrikus Oude
Afb.6 De Lauwbrug (Loobrug) met op de achtergrond de reeds danig in verval zijnde Nijevelder
l(orenmolen "De Korenbloem". Ansichtkaart van omstreelts 1950 (Archief HV).
Wansink
1952 Molen gesloopt tot op de
stenen onderbouw
Naschrift 1
Binnen de grenzen van de huidige gemeente Vleuten-De Meem
hebben in verleden verschillende molens gestaan. Behalve de
hiervoor beschreven Veldhuizense korenmolen en de korenmo-
len in Haarzuilens zijn er diverse watermolens geweest, zoals in
Vleuterweide, bij de Haarrijn en de Heijcopper molens in De
Meem.
Helaas is hiervan geen enkele molen overgebleven. Er is echter
een kans dat er weer een molen in de gemeente komt. De pro-
jectgroep Leidsche Rijn heeft de gemeente Vleuten-De Meem
gevraagd om in het kader van het Leidsche Rijn-plan in het
geplande waterrijke gebied de "Haarrijnplas" de mogelijkheid te
bezien om hier de Kortrijkse molen een plaats te geven
benaderde instanties. Om welke bedragen het gaat is interessant:
Vereniging de Hollandsche Molen
Gemeente Harmeien
Gemeente Vleuten
Gemeente Oudenrijn
Plaatselijke VVV Harmeien
ANWB
Prov.Utr.Bond voor Vreemdelingenverkeer
Coöp.Boerenleenbank Oudenrijn
Diverse particulieren
ƒ
100,—
150,—
100,—
25,—
10,—
50,—
25,—
250,—
700,—
De Secretaris-Generaal bericht met brief van 11 september 1944
aan de burgemeester van Veldhuizen (brief komt pas op 25 sep-
tember aan) dat de heer J.H.Oude Wansink een rijkssubsidie is
toegezegd van ƒ 1560,—, dit in de veronder-
stelling dat zowel de gemeente Veldhuizen als
de provincie Utrecht elk 20% van het ontbre-
kende bedrag van ƒ 2600,— zullen bijdragen.
Na september 1944 zijn de omstandigheden
zodanig dat de restauratie moet worden uitge-
steld, met het gevolg dat wanneer de oorlog
voorbij is andere zaken worden aangepakt.
Door het weer beschikbaar komen van motor-
brandstof is het malen met windkracht geen
noodzaak meer.
Het verval van de molen gaat onverminderd
door en in 1947 is het nodig om de roeden
(wieken) van de molen af te nemen. Een kale
molen bleef over en dat blijft zo tot in 1952, Afb.7 Foto van de sloop van het restant van de Veldhuizense molen in september 1971
toen hij werd gesloopt tot aan de stenen onder- (Foto Studio Verheul in "De Brug" van 21-9-1971. Archief "De Brug"). .
-ocr page 48-
49
(Molenrevue, uitga-
ve van de Utrechtse
Molenstichting
No.7, jaarverslag
januari t/m juni
1997).
               De
Kortrijkse molen
staat in Breukelen
nabij het Van der
Valk Hotel en moet
waarschijnlijk wij-
ken voor de verbre-
ding van de auto-
snelweg A2.
Naschrift 2
Ik wil graag de
heren J.W.Schoon-
derwoerd en F.J.
Scheepens hartelijk
dank zeggen voor
hun bijdrage aan dit
artikel.
Bronnen
(voorzover niet in tekst
genoemd)
1 .Archief Hist.Ver.Vleuten,
De Meem, Haarzuilens)
2.De Brabantse molens,
uitg. Prov.bestuur Noord-
Brabant, 1974, Uitgeverij
Helmond te Helmond
3.Rijl^sarchief Utrecht,
dorpsgerechten inv.nr 2022.
4.Gemeentearchief Vleu-
ten-De Meem.
Enkele typen van In Nederfand voor-
komende molens:
1  = standerdmolen;
2 a wipmolen;
= binnenkruiet;
4 = bovenkruler;
5 = stelllngmolen {bovenkruler)
6 = bergmolen {bovenkruler);
= we/demo/en;
8 = PalUokmolen.
Afb.8 Overzicht van de verschillende soorten molens (Uit folder VVV-Utrecht 1980).
-■lnilniir--'^"-'Mint[-■'■'■ ^'^■^"•^''''"'•'•'''^'^-'''^'^^'^'-^"''^'^"'^"*'**""'"^'''''^
-ocr page 49-
50
Beurzen open, dijken dicht!
Vleuten/Haarzuilens en de watersnood van 1953
door Jules Braat
in februari van dit jaar was het 45 jaar geleden, dat ons land getroffen werd door een overstroming van ongekende omvang.
In de nacht van 31 januari op 1 februari kwamen door een combinatie van dijkdoorbraken, springvloed en zware noord-
wester-storm grote delen van zuid-west Nederland onder water te staan. Als gevolg van deze ramp vielen ruim 1800 slacht-
offers, kwamen talloze dieren om het leven en moesten duizenden mensen een goed heenkomen zoeken.
Evacués
Direct op zondagmorgen 1 februari 1953 kwam een grote red-
dingsoperatie op gang en werden bijvoorbeeld alle onder de
wapenen zijnde militairen (waaronder schrijver dezes) opgeroe-
pen naar hun kazernes terug te keren.
De eerste dagen na de catastrofe verliepen chaotisch, her en der
werden vluchtelingen ondergebracht. In Utrecht fungeerde de
Jaarbeurs als opvangcentrum, van daaruit werd men elders in de
provincie ondergebracht, onder andere in Vleuten.
Hoeveel evacués in de beginperiode in Vleuten/Haarzuilens
terecht zijn gekomen is niet vast te stellen. De in het gemeente-
archiefvan Vleuten daarover aanwezige documenten geven geen
zekerheid. Op een adreslijst van geheel Vleuten staan bij diverse
adressen vermeldingen zoals: 1 echtpaar, 2 kinderen, 1 alleen-
staande, enz. Niet duidelijk is of het in dit geval om evacués gaat,
dan wel om een inventarisatie van de mogelijkheden tot onder-
brenging. Ook van Haarzuilens is een dergelijke lijst aanwezig.
Een verslag van de Stichting voor Maatschappelijk Werk in de
provincie Utrecht vermeldt over de eerste drie weken met betrek-
king tot Vleuten de aanwezigheid van 100 evacués, naar her-
komst als volgt verdeeld: Zeeland 70, Noord-Brabant 20 en
Zuid-Holland 10, qua religie: N.H. 75, Geref. 15, R.K. 10. Op 19
februari 1953 was dit aantal al weer gezakt tot 34.
Uiteindelijk heeft een 23-tal vluchtelingen gedurende langere
tijd in Vleuten vertoefd, te weten 4 echtparen met kinderen, 1
bejaard echtpaar, 1 onvolledig gezin, een viertal alleenstaanden
en 2 kinderen. Vermoedelijk zijn deze rampslachtoffers allen
tezamen in één keer in Vleuten aangeland. In het archief bevindt
zich nog een ongedateerd geleidebiljet uit die hectische dagen
waaruit blijkt dat een bus van de firma Tensen uit Soest 23 per-
sonen in Vleuten afleverde.
Huisvesting
Bij het onderbrengen van deze mensen speelde het gemeentebe-
stuur van Vleuten en Haarzuilens een belangrijke rol.
Huisvesting bij gastgezinnen vond plaats over de gehele gemeen-
te: van Utrechtseweg tot Hamlaan en van Dorpsstraat tot aan 't
Zand. In het algemeen werd rekening gehouden met de gods-
dienstige achtergrond van zowel kwartiergever als evacué.
Zonodig werden dominee, pastoor of dokter ingelicht over de
aanwezigheid van evacués.
Het zal geen verwondering wekken, dat zich met deze ontred-
derde mensen problemen voordeden. Zo vroeg één evacué al
direct bij aankomst in Vleuten om onderbrenging in Noord-
Brabant. Zij kon op 4 maart 1953 naar Tilburg vertrekken, de
gemeente had in dit geval bemiddeld en de Sociale Dienst van
Tilburg ingelicht. Eén gezin vertrok na korte tijd naar Rotterdam,
een ander, dat eerst nog 14 dagen elders had doorgebracht,
kwam pas op 15 februari in Vleuten aan. Weer een ander gezin
verhuisde van Vleuten naar Bunnik en ook had een verhuizing
plaats binnen de gemeente.
Ambtelijke molen
Het waren hoogtijdagen voor de ambtelijke papiermolen: een
regen van circulaires daalde op de gemeentebesturen neer, dus
ook op die van Vleuten en Haarzuilens. Het Ministerie van
Maatschappelijk Werk, de Commissaris der Koningin, het Rode
Kruis, Het Nationaal Rampenfons, ieder deed zijn zegje.
De gemeenten kregen b.v. opdracht de evacués in te schrijven
in het Bevolkingsregister en de gemeente van herkomst alsmede
de Inspectie van de Bevolkingsregisters in te lichten. Met deze
vorm van registratie wilde men een eind maken aan onzekerheid
betreffende het lot van bepaalde personen. Ook het Rode Kruis
en de Dienst voor Maatschappelijke Zorg in Utrecht moesten
worden ingelicht.
Op IO februari kreeg Vleuten van de Evacuatiecommissaris in
Utrecht het verzoek een opgave te verstrekken van de in de
gemeente aangekomen en geregistreerde vluchtelingen. Enkele
dagen later kwam er weer een circulaire van dezelfde functiona-
ris waarin richtlijnen werden gegeven voor de opvang van jeug-
dige evacués en zaken als onderwijs, jeugdwerk, speelgoed en
dergelijke aan de orde kwamen.
Ook de gemeenten onderling bestookten elkaar met papier: er
werden lijsten met namen van evacués uitgewisseld, waarop men
kon nagaan of zich daarbij familie of bekenden bevonden, een
soort "zoeklijst". Vleuten kreeg zulke lijsten uit Eemnes,
Maartensdijk en Rhenen. Het is niet bekend of er veel gebruik
van werd gemaakt.
Rond 10 februari 1953 was de ergste nood voorbij, het gemeen-
tebestuur kreeg toen van de provinciale Evacuatiecommissaris
een dankbetuiging. In de avondvergadering van de gemeenteraad
op 11 februari werd een gebed uitgesproken en één minuut stilte
in acht genomen ter herdenking van de slachtoffers.
Hoewel de acute noodsituatie achter de rug was, konden de eva-
cués nog niet naar huis. Voorlopig waren zij genoodzaakt in
Vleuten te blijven, wat onder andere betekende dat bepaalde
kwesties, zoals op financieel gebied, geregeld moesten worden:
men zat immers zonder werk en inkomsten bij vreemde mensen
in huis.
-ocr page 50-
51
Inzamelen
Het Rode Kruis Vleuten had 72 dozen kledingstukken ingeza-
meld en opgeslagen in de VGLO-school. Die hoeveelheid was
groot genoeg om er een heel dorp mee aan te kleden. De ingeza-
melde artikelen geven trouwens een aardig beeld van de bena-
ming van het kledingpakket uit die dagen: géén leggings, T-
shirts, boxer-shorts of soft-beha's, maar lange onderbroeken,
borstrokken, damesnachtjaponnen, slobbroekjes enz.
Voor de evacués, die ter plaatse niet konden worden geholpen,
kon kleding worden aagevraagd bij het Provinciaal Kledingdepot
van het Rode Kruis in Zeist. In een enkel geval is dat door
Vleuten gedaan. Ook vroeg de gemeente eind maart 1953 bij het
Rode Kruis nog 10 paar herenschoenen aan, die prompt werden
geleverd. Tenslotte was er voor de evacués bij de Galeries
Modemes in Utrecht een speciale "winkel" ingericht, waar ze
met een bon van Sociale Zaken terecht konden. Ook toen waren
er lastige klanten: één evacué wenste b.v. een zondagscostuum
naar maat; als gevolg van zijn hoge eisen werd de hulpverlening
gestaakt.
De watersnood bracht onder de Nederlandse bevolking een golf
van offergezindheid te weeg. Al op 2 februari kondigde het
Nationale Rampenfonds een grote inzamelingsactie aan tegen 14
februari. Het motto in die dagen was: Beurzen open, dijken dicht!
In Vleuten en Haarzuilens waren al spontane inzamelingsacties
gehouden; de burgemeester van beide gemeenten deelde dat dan
ook op 3 februari aan het Nationale Rampenfonds mee. De uit-
eindelijke opbrengst van de geldinzameling bedroeg voor
Vleuten ƒ 3.791,45 en voor Haarzuilens ƒ 1.567,50.
Niet alleen evacués werden gehuisvest, ook vee werd in Vleuten
ondergebracht. Verspreid over de buitengebieden van de
gemeente werd een groot aantal koeien bij veehouders geplaatst.
Het gemeentebestuur wees de verzorgers op de plicht tot inenting
(er werd gratis entstof tegen mond- en klauwzeer ter beschikking
gesteld), registratieplicht en de te volgen gedragslijn bij terugga-
ve aan de eigenaars. Die moesten zich legitimeren en b.v. stal-
lijsten overleggen. Mutaties in het bestand van geëvacueerd vee
- zoals overbenging naar een ander adres - werden door de
gemeente bijgehouden.
Ten slotte nog de directe hulpverlening in het getroffen gebied.
Begin februari was personeel van de brandweer en enkele bedrij-
ven met een lichtaggregaat naar het getroffen gebied afgereisd,
waar zij waren ingezet bij Hellevoetsluis en Stellendam. Na
terugkeer in Vleuten moest het aggregaat gerepareerd en schoon-
gemaakt worden. De kosten van de hulpactie werden later door
Vleuten naar rato aan Hellevoetsluis en Stellendam in rekening
gebracht. De hulpverlening was dus niet belangeloos geweest.
Aangezien de laatste vergoeding aan evacués tot 26 december
1953 werd uitbetaald kunnen wij aannemen dat rond de
Kerstdagen alle watersnoodslachtoffers naar huis waren terugge-
keerd. Daarmee was een einde gekomen aan een hulpactie, waar-
aan ook Vleuten en Haarzuilens naar vermogen hebben bijge-
dragen.
Financiële regelingen
Om in de ergste nood te voorzijn was door "Den Haag" een rege-
ling ontworpen, min of meer gebaseerd op die voor hulp aan
Oorlogsslachtoffers 1940-1945. De regeling voorzag in een tege-
moetkoming aan zowel de evacués als de kwartiergevers. Op
grond van deze richtlijnen stuurden burgemeester en wethouders
van Vleuten op 12 februari 1953 een brief naar betrokkenen,
waarin de vergoeding werd medegedeeld. Die bedroeg bijvoor-
beeld voor een gezin van 4 personen ƒ 54,25 per week, voor 2
personen kreeg de kwartiergever ƒ 31,50. De evacués zelf kregen
zakgeld, iemand van 18 jaar of ouder kreeg ƒ 3,—, onder de 18
kreeg ƒ 2,— per week. Bovendien werd een uitkering-ineens
verstrekt, volwassenen ontvingen ƒ 10,—, gezinsleden ouder dan
15 jaar ƒ 5,— en was men onder de 15 dan was het ƒ 2,50.
Achter hun comfortabele bureaus hadden de Haagse ambtenra-
en wel bedacht dat eventuele vaste inkomsten aan de gemeente
moesten worden afgedragen tot ten hoogste het uitbetaalde kwar-
tier- en zakgeld. Men kreeg dus een sigaar uit eigen doos.
Betaling van de toekomende gelden vond plaats op woensdag
"ten kantore van de gemeente-ontvanger. Dorpsstraat 17 te
Vleuten". Een aantal kwartiergevers machtigden hun gasten het
kwartiergeld in ontvangst te nemen, de evacués waren misschien
blij daarmee iets om handen te hebben.
Het kwartier- en zakgeld werd geregistreerd op kaarten, die
eigenlijk bestemd waren voor het vastleggen van uitkeringen aan
oorlogsslachtoffers. Wekelijks werd bijgehouden over hoeveel
dagen vergoeding was uitbetaald, de uitkering uit het
Rampenfonds, reiskosten, overige voorzieningen, kortom alles
werd nauwgezet geadministreerd. Periodiek declareerde Vleuten
de voor de evacués uitgegeven gelden bij het Ministerie voor
Maatschappelijk Werk.
ledere evacué werd gevraagd naar zijn financiële situatie: had
men een eigen huis, hoeveel bedroegen de lasten, had men spaar-
geld, zo ja, hoeveel? Ook moest elke week een gezinsinkom-
stenbriefje worden ingeleverd.
De gemeente regelde zonodig ook andere zaken: klompen wer-
den aangeschaft, een pet, steunzolen; een horloge, broek en
schoenen werden gerepareerd, een pedicure ingeschakeld, reis-
kosten vergoed. Eén evacué werkte enkele maanden bij een aan-
nemer. Voor hem werden een overall en een werkbroek geregeld
en werkschoenen verzoold. Verder correspondeerde de gemeen-
te met Het Gemeenschappelijk Administratie Kantoor (GAK)
over WW-uitkeringen en met de Rijksverzekeringsbank en
Raden van Arbeid over de betaalbaarstelling van ouderdomsren-
ten. Enkele evacués werden verzocht naar het gemeentehuis te
komen voor een gesprek met een vertegenwoordiger van het
Gewestelijk Arbeidsbureau.
Naarmate de toestand in het rampgebied verbeterde keerden de
evacués naar huis terug. Sommigen hadden tussentijds al eens
een kijkje genomen in hun oude woonplaats. Daarvoor was een
speciale vergunning nodig. De gemeente verzocht voor een
inwoner van Zonnemaire (Schouwen) om een inreisvergunning
bij de politie aldaar.
Van de vluchtelingen, die het rampgebied vaak in grote haast
hadden verlaten, kwam een aantal zonder behooriijke kleding of
schoeisel in de opvangcentra terecht. De gemeenten kregen tot
taak de onder hen ressorterende vluchtelingen van kleding te
voorzien.
Bronnen; Gemeentearchief Vleuten-De Meern, Rijksarchief Utrecht,
Gemeentearchief Utrecht.
-ocr page 51-
52
Vervoer
Alle middelen van vervoer hebben mij
altijd al geboeid en je krijgt er in je leven
heel wat mee te maken. Zoals iedereen zal
ook ik wel in een kinderwagen zijn begon-
nen. Zelf weet ik daar niet zo veel meer
van, maar ik kan me zo voorstellen dat
mijn moeder met mij ging wandelen met 3
kinderen op en in de kinderwagen. De
afstanden waren niet zo groot omdat er
overal lang werd stilgestaan omdat ieder-
een het nieuwe kindje moest bekijken.
Dan natuurlijk de nodige verhalen zoals: de
mijne lacht al, en de mijne kraait al.
Sommige dronken al uit de fles en hebben
dit nooit meer afgeleerd.
Eien kinderrijk dorp was De Meem en soms
stonden de kinderwagens bij de
Meembrug bijna in file. Later mocht ik bij
mijn vader voor op de fiets, in een bakje zat
ik dan eerste rang en zorgde dat vader een
beetje uit de wind zat.
Dan komt de tijd dat er weer een kleiner
kind voor in het bakje moet, en moet je
achter op de bagagedrager. Je benen wel
ver van de fiets houden, want een schoen of
een heel been tussen de spaken fietst zo
moeilijk.
Af en toe mogen we mee naar het land,
allemaal op de kruiwagen; we ontdekten
toen al dat als je een doel wilt bereiken, heb
je meestal wel een kruiwagen nodig.
Daarna wordt je wat zelfstandiger, met val-
len en opstaan heb je geleerd hoe je verder
door het leven zal gaan. Zo gaat het ook
met fietsen leren.
Je voelt je een flinke kerel als je dat onder
de knie hebt gekregen, maar zo af en toe ga
je ook in je leven wel eens behoorlijk
onderuit.
Ook mag je af en toe met moeder in de bus
naar Utrecht. Thuis krijg je dan eerst een
beetje opvoeding, zoals, als er oudere men-
sen in de bus staan, moet je je plaats
afstaan.
Ook wordt je geleerd om wat te sjoemelen
met je leeftijd. Er wordt je op het hart
gedrukt dat je nog een kind bent en dus
voor half geld kan reizen.
De chauffeur van de bus vroeg eens aan
mijn moeder: "wordt dat kind van je dan
nooit ouder ?".
Zo leer je dan ook dat je soms toch voor
een dubbeltje op de eerste rang kan zitten.
En datje op die manier wat geld kan bespa-
ren. Zo heb je geleerd dat er 2 manieren
zijn om rijk te worden.....eerlijk duurt het
langst.
't Gekste vervoermiddel ontdekte ik, toen
er wat grotere jongens een autoband van de
Meembrug lieten rollen. Ik moest daar
gehurkt in gaan zitten. De eerste keer was
ik er misselijk van, en de tweede keer
belandde ik met een klap tegen het café van
Huygen. Thuis vertelde ik huilend wat er
gebeurd was.
M'n vader zei: "je zal in je leven wel meer
mensen ontmoeten waar je misselijk van
wordt en je zal ook nog wel dikwijls je kop
stoten".
Dan mag je ook een keer met een schipper
mee varen in de Rijn. Een heel mooie erva-
ring en je weet dan meteen datje in je ver-
dere leven wel eens meer in de boot zal zit-
ten.
Dan komt de dag waarop je al lang hebt
gewacht.De kinderen van de buurvrouw
zijn uit de kinderwagen gegroeid en nu
hoop je maar dat de wagen afgedankt
wordt.
En ja hoor, ik kreeg het onderstel. Ik kreeg
wel een uitbrander van m'n moeder omdat
ik zei dat 't onderstel van de buurvrouw er
wel een beetje gammel uitzag.
Maar ik maakte er een kar van en reed heel
wat keren van de Meembrug.
De kar is vakkundig bestuurbaar gemaakt;
een draaiende vooras die je met 2 touwtjes
kon besturen.
Het vervoer van alles werd veel sneller en
ingewikkelder. Met treinen, vliegtuigen en
schepen werden er steeds grotere afstanden
afgelegd. Wie een goede plaats in een ver-
voermiddel wilde hebben moest met z'n
ellebogen leren werken.
Mijn vader las in de krant over alle onge-
lukken die er gebeurden met alle moderne
vervoermiddelen en zei bedenkelijk: "als
we zo doorgaan gaan we allemaal naar de
maan".
Hij kon alleen niet zeggen met welk ver-
voermiddel.
Misschien is dat voor iedereen verschillend ?
De Meem, 1929-1949
Theo van den Berg
Illustratie:
Barbara Gravendeel
/
-ocr page 52-
53
Van de voorzitter
Het gebied van de gemeente Vleuten-
De Meern kent een lange en boeiende
geschiedenis. Een rivier die zich door de
eeuwen heen kwispelend een weg zocht door
het vlakke land. Mensen die al in prehi-
storische tijden op de hoogste delen van de
door die rivier opgeworpen stroomruggen
een woonplaats hebben gevonden. Romeinse
keizers die hier de grenzen van hun impe-
rium legden. Bisschoppen van Utrecht en
graven van Holland die elkaar de hegemonie
over dit gebied betwistten (en dat is nu weer
actueel!).
Nooit eerder zijn hier zo ingrijpende
veranderingen in landschap en bebouwing
door de mens aangebracht als in onze dagen
het geval is. Nooit eerder ook hebben zoveel
mensen in dit gebied woonplaats gezocht en
gevonden. De Historische Vereniging ziet het
al lang als haar taak om mee te denken over
de vraag hoe die ingrijpende veranderingen
op een historisch verantwoorde manier
kunnen plaats vinden. Gelukkig is in onze
dagen de bereidheid om daar tijd, zorg en
geld aan te besteden groter dan ooit. Dit
bleek ook onlangs tijdens een voorlich-
tingsbijeenkomst door het gemeentebestuur
over de plannen met betrekking tot de
dorpskernen van zowel Vleuten als De
Meem binnen de nieuw te bouwen stad. De
globale opzet in de structuurschets van mei
1997 is nu verder uitgewerkt. In beginsel
bieden de plannen de mogelijkheid om voor
beide dorpen een centraal plein, een
ontmoetingsplaats, in te richten. Met name
voor Vleuten hebben deze plannen een meer
definitieve vonn gekregen. Als bij de uitwer-
king daarvan geen concessies worden gedaan
aan uitgangspunten als identiteit en histo-
rische waarden, zal dit een plaats kunnen
worden waar de mensen van nu en komende
generaties zich thuis voelen en met plezier
naar toe trekken. Dan wordt ook tegemoet
gekomen aan de eerder schriftelijk door onze
vereniging verwoorde vrees, dat onvol-
doende recht zou worden gedaan aan
waardevolle zaken uit het verleden, zoals dat
tot in recente tijd maar al te vaak is gebeurd.
Tijdschrift van de Historische Vereniging
Vleuten, De Meern, Haarzuilens
Verschijnt 4x per jaar. ISSN 0928-4893
18e jaargang nr. 3, september 1998 ©1998
De vereniging is ingeschreven in het vere-
nigingsregister van de K.v.K. Utrecht e.o.
onder nummer V 479360
Correspondentieadres:
Dorpsstraat 1, 3451 BH Vleuten
Dagelijks bestuur:
Dr. Ir. P.K. Schenk, voorzitter
Dorpsstraat 29, 3451 BJ Vleuten
Tel. 030-6774915
J.W. Schoonderwoerd, secretaris
Meerndijk 62, 3454 HT De Meern
Tel. 030-6661462
P.G. de Rooij, penningmeester
't Zand 1, 3544 NC Utrecht
Tel. 030-6771483
A.J. van Zoeren, vice-voorzitter
Stationsstraat 34, 3451 BZ Vleuten
Tel. 030-6771263
Ereleden:
Mevrouw Prof. Dr. C. Isings, Soest
Dr. D.W. Gravendeel, Laag Keppel
Gebouwen:
Vleuten: Broederschapshuisjes (documen-
tatie- en informatiecentrum).
Dorpsstraat I, Tel. 030 - 6774222
(gedurende openingstijden)
De Meern: Het Kabinet (permanente expo-
sitieruimte). Zandweg 147B
(achter Verenigingsgebouw)
Contributie (inclusief tijdschrift):
f. 35,— per jaar,
bij verzending per post f. 13,- extra
Losse nummers tijdschrift:
f. 10,- voor leden, f. 12,50 voor niet-leden
Bankrelaties:
ABN-AMRO Bank De Meern,
rek. 55.66.33.040
Rabobank Vleuten, rek. 36.75.17.574
Postbank, rek. 2689200
Redactiecommissie:
H.E.J. van Essen en J.H.P. Heesters
Adres: Mauritslaan 17, 3454 XP De Meern
Tel. 030 - 6662992
Gehele of gedeeltelijke overname van ar-
tikelen uit dit tijdschrift is slechts toege-
staan met bronvermelding en na verkregen
toestemming van de redactiecommissie.
Tijdens de markten in
beide dorpen op 28 en
29 augustus, bleek
eens te meer hoe veel
oude en nieuwe
bewoners met belang-
stelling kennis nemen
van de activiteiten
van onze vereniging.
Dit kwam ook tot uiting in de opgave van
een achttal nieuwe leden.
Er is al weer een jaar verlopen sinds de
opzienbarende ontdekking van de Romeinse
weg en het Romeinse schip in het plan
Veldhuizen. Inmiddels is de loop van deze
klassieke A1 over een afstand van ca. 2 '/i
km vastgesteld en met belangstelling en
spanning wachten we op de vondsten die
vertellen waar deze weg ten oosten en ten
westen verder liep!
De laatste doorsnede van deze weg, iets
ten zuiden van de Rijksstraatweg, leverde
begin deze zomer nog een verrassing op.
Naast de weg, langs een zijstroom van de
Rijn, bleek een aanlegsteiger te voorschijn
te komen. De machines voor aanleg van een
riolering op die plek stonden al bijna klaar
om op te rukken. Gelukkig kon enig uitstel
worden overeengekomen. Onder grote
tijdsdruk, met medewerking van vrijwil-
ligers, heeft de ROB deze plek uitvoerig
kunnen onderzoeken.
Bij de aanleg van het park tussen de
Meentweg en de Strijkviertel is een bewo-
ningsplaats met inheems-romeins aardewerk
gevonden uit het begin van onze jaartelling.
Dat sluit aan op eerdere vondsten in die
omgeving. Een geplande waterpartij wordt
nu enigszins verlegd om deze vondst te
behouden.
Het bestuur van de Historische Vere-
niging zal zich in de komende tijd bezig
gaan houden met de vraag welke zaken de
komende jaren op de agenda moeten staan.
Ik wil graag alle leden oproepen wensen of
ideeën daarover kenbaar te maken. Alle
bestuursleden hebben daarvoor een open
oor!
                                       RK.Schenk
In dit nummer
pag
53
54
58
60
66
72
73
74
Van de voorzitter
Haarzuilens 100 jaar (7 en slot)
Onze straatnamen, oorsprong en betekenis (2)
De oude band van kasteel De Haar met Kockengen en Spengen
Straatnaamgeving in de nieuwbouw
Een kijk van nu... op'n kiek van toen
Openingstijden van onze gebouwen
Aanspreker
Illustratie voorpagina:
Prentbriefkaan omstreeks
(archief Hist.Ver.)
!900
-ocr page 53-
54
Haarzuilens 100 jaar (7 en slot)
door J.F.K. Kits Nieuwenkamp
In aflevering zes van de serie "Haarzuilens 100 jaar" in Jaargang 17, nummer 2 van juni 1997 van dit Tijdschrift hebben we
de raadsvergaderingen van het oude dorp De Haar gevolgd tot 1898. Slechts driemaal kwam de nieuwbouw van het dorp
daar aan de orde en dan noch terzijde: in verband met de verkoop aan Baron van Zuijien van de oude dorpspomp, de vast-
stelling van de bebouwde kom van het nieuwe dorp en de goedkeuring van de verlegging van enkele wegen.
In 1898 werd het nieuwe dorp officieel in gebruik genomen. Van bestudering van de B&W- en G.S.-stukken is het tot nu toe
niet gekomen.
Tot slot nog enkele wetenswaardigheden.
Kasteel De Haar en de familie Rothschild.
Bij mijn rondleidingen op Kasteel de Haar wordt vaak gevraagd
naar de familie Rothschild en haar relatie tot het kasteel.
Soms denkt men, dat de huidige generatie Van Zuylen van
Nyevelt van de Haar nog een directe (financiële) band heeft met
de bekende bankiersfamilie Rothschild. Dit laatste is m.i. niet het
geval, niet meer dan de normale familie relatie via de grootmoe-
der van de huidige eigenaar, te weten Helene de Rothschild.
Eerst enige achtergronden van deze bekende en eertijds zeer ver-
mogende bankiersfamilie.
Oorspronkelijk uit Frankfurt a.d. Main (Duitsland).
De familie Rothschild is een van oorsprong Joodse familie, die
in de 19e eeuw tot grote rijkdom is gekomen. De stamvader van
de familie en stichter van het bankbedrijf was Mayer Amschel
Rothschild (1744-1812), die in de Judengasse in Frankfurt a.d.
Main - waar een rood schild uithing (vandaar de naam) - de geld-
wisselarij beoefende en een bescheiden handel dreef in antiqui-
teiten, penningen enz. Zijn kennis van geld bracht hem in contact
met de commercieel aangelegde Wilhelm IX, Keurvorst van
Hessen-Kassel, aan wie hij spoedig als "vorstelijk hofagent"
actieve bemiddeling verleende, o.a. bij de levering van Duitse
huurtroepen aan Engeland.
Moeite noch geld hebben de Rothschilds tijdens hun opkomst
gespaard om in contact te komen met vorstelijke personen en lei-
dende staatslieden. Naast hoop op stoffelijk gewin stonden hun
hierbij ook mogelijkheden voor de geest tot sociale verheffing
van hun Joodse positie, en tot emancipatie van de Joden in het
algemeen.
In de Franse tijd (vanaf 1780) werd de grondslag gelegd van
de financiële macht van het Huis Rothschild, o.a. door de handel
op Engeland, de goederen- en geldhandel in het tot bloei komen-
de Frankfurt, de bemiddeling bij de financiering van de Engelse
oorlogvoering op het Continent en in het verstrekken van lenin-
gen aan vorstelijke personen en aan staten.
Nog tijdens het leven, maar zeker na de dood van Mayer
Amschel Rothschild in 1812 bouwden de vijf zoons - de "vijf
Frankforters" - het Huis Rothschild verder uit, en kwamen tot
verregaande decentralisatie van het bedrijf: vestigingen kwamen
er in Frankfurt, Londen, Parijs, Wenen en Napels.
Deze zonen zijn er in geslaagd het vermogen van hun vader -
rond 1800 geschat op één miljoen gulden - te verduizendvoudi-
gen.
Vestiging te Londen (Engeland).
De derde zoon Nathan Mayer Rothschild (1776-1836), onderne-
mend en bij uitstek financieel begaafd, was de eerste die de vleu-
gels uitsloeg. Hij vestigde zich in 1798 in Manchester, vertrok in
1804 naar Londen en is de stichter van het Engelse Huis
Rothschild, zelfstandig, maar in nauwe samenwerking met het
stamhuis in Frankfurt, dat hij tijdens de oorlog grote diensten
bewees o.a. met de leverantie van grote partijen manufacturen uit
het geïndustrialiseerde Engeland.
Vestiging te Parijs (Frankrijk).
De jongste van de vijf zonen, James Roth.schild (1792-1868)
werd de grondlegger van het Parijse Huis Rothschild, toen deze
in 1814 zijn bank liet registreren bij het Parij.se Handelstribunaal.
Op zeer jeugdige leeftijd bewerkstelligde hij samen met zijn
broer Nathan in Londen de financiering van het Engelse expedi-
tieleger in Spanje, waartoe de Engelse regering niet in staat was.
Onder meer deed Nathan hiertoe enorme sommen aan baar geld
over het Kanaal aan James toekomen, die dat geld door middel
van vernuftige wisseltransacties onder de ogen van de Franse
autoriteiten ter beschikking van het Engelse leger wist te stellen.
Ook werd hem het kapitaal van Koning Lodewijk XVIII toever-
trouwd. In 1835 investeerde hij als eerste in de spoorlijn van
Parijs naar St Germain-en-Laye. Voorts verkeerde de familie in
de hoogste politieke en artistieke kringen in Frankrijk: Keizer
Napoleon III (1808-1870), Keizer der Fransen vanaf 1852, derde
zoon van Koning Lodewijk Bonaparte, Koning van Holland en
van Hortense de Beauhamais; Rossini (1792-1868), Italiaans
opera componist; Ingres (1780-1867), bekend Frans schilder, en
Heinrich Heine (1797-1856), Duitse, van oorsprong Joodse dich-
ter, zij allen behoorden tot de intimi van James Rothschild.
Vestiging te Wenen (Oostenrijk).
Na het herstel van de vrede in 1815 zag het Frankforter Huis, nu
onder leiding van de oudste zoon, Anselm Rothschild (1773-
1855), zijn betrekkingen met Oostenrijk steeds inniger worden.
Dit leidde in 1820 tot de vestiging van een Huis Rothschild in
Wenen, met aan het hoofd Salomon Mayer Rothschild (1774-
1855). Zijn nauwe relaties met Klemens Prins von Mettemich
(1773-1859), sinds 1823 Kanselier van Oostenrijk en bevorde-
raar van de Europese samenwerking tussen Rusland, Pruisen,
Oostenrijk, Frankrijk en Engeland, maakten de Rothschilds tot
de bankiers van de Heilige Alliantie, een internationaal bondge-
nootschap van 1815 tussen Alexander I van Rusland, Frederik
Willem III van Pruisen en Frans 1 van Oostenrijk, waartoe alle
-ocr page 54-
55
souverijnen van Europa, behalve de Turkse Sultan, de Paus en de
Prins-regent van Engeland toetraden en waarbij zij beloofden
hun onderdanen als vaders te zullen regeren, elkaar als broeders
en de Christenheid als één natie te zullen beschouwen. Toen
Mettemich in 1821 in Italië ingreep, financierden de Rothschilds
de Oostenrijkse militaire maatregelen en werden belast met de
zorg voor het financieel evenwicht van het herstelde
Napolitaanse koninkrijk.
Vestiging te Napels (Italië).
De relatie met het Napolitaanse koninkrijk leidde tot de stichting
van het Huis Rothschild in Napels, met Carl Mayer Rothschild
(1788-1855) aan het hoofd.
Intensieve samenwerking.
Met deze vijf, met elkaar in contact staande steunpunten, vorm-
den de Rothschilds tot diep in de 19e eeuw een wereldmacht, die
invloed uitoefende op iedere grote economische gebeurtenis en
op iedere politieke beslissing, waarbij financiële belangen waren
betrokken.
Zij speelden onder andere een rol bij het herstel van de poli-
tieke en economische verhoudingen na de val van Napoleon
(1814). Alphons de Rothschild zat bij de Frans-Duitse Vrede in
1871 in Versaille aan de conferentietafel tegenover Otto Graaf,
later Vorst von Bismarck (1815-1898), stichter van het Tweede
Duitse Rijk, bij de onderhandelingen over de aan Frankrijk op te
leggen schadeloosstelling, waarvoor hij zich bovendien borg
moest stellen. De vlotte afwikkeling van deze Franse miljarden-
schuld werd tenslotte erg vergemakkelijkt, doordat de Londense
Rothschild, Lionel, zich aan het hoofd stelde van een groep
Engelse bankiers, om de Franse wisselkoers op peil te houden.
Ook was het Lionel Rothschild, die in 1875 aan Disraeli
(1804-1881) - Engels staatsman, sinds 1874 Premier - persoon-
lijk vier miljoen pond verstrekte (het Parlement was op reces),
waarmee in alle haast van de Khedive van Egypte de helft van
alle aandelen Suez-kanaal voor Engeland werd gekocht.
Behalve op het gebied van staatsleningen speelden de
Rothschilds een voorname rol bij de aanleg van spoorwegen in
Frankrijk, Oostenrijk en België, bij de exploitatie van petro-
leumbronnen in Rusland en Galicië en bij de verwerving van
kwikzilvermijnen in Spanje.
Verheffing in de adelstand.
Met de ontwikkeling van hun financiële positie steeg ook hun
sociale positie. In 1816 werden vier broers op het Continent door
de Oostenrijkse Keizer in de adelstand verheven en in 1822 ook
Nathan Mayer Rothschild in Londen. Salomon werd ereburger
van Wenen, James werd lid en grootofficier van het Legioen van
Eer (1840). Lionel werd in 1847 tot lid gekozen van het Engelse
Lagerhuis, maar kon zijn zetel pas in 1858 innemen, toen de
bezwaren tegen de Joodse eedsformule werden weggenomen.
Zijn oudste zoon Nathaniël Rothschild (1840-1915) deed in 1885
als Lord Rothschild zijn intrede in het Engelse Hogerhuis. Mayer
Carl (1820-1886), het toenmalige hoofd van het Frankforter
Huis, werd in 1866 lid van de Noordduitse Rijksdag.
Het verloop in de 20ste eeuw.
In onze eeuw is de machtspositie van de Rothschilds aanzienlijk
gedaald. De opkomst van de naamloze vennootschap in het
bankwezen heeft de positie van de private banken teruggedron-
gen; door de veranderde emissie-techniek is de betekenis van
credietbemiddelaars geringer geworden; ten slotte bleek het
onmogelijk om bij de gevolgde familiepolitiek de verschillende
zusterondernemingen bij voortduring onder de leiding van topfi-
guren te plaatsen.
Reeds in 1861, bij de val van het Koninkrijk Napels, werd het
Italiaanse Huis Rothschild, overigens het minst belangrijke van
de vijf, opgeheven. In 1901 stierf het stamhuis te Frankfort uit.
Na de grote verliezen, die het Weense Huis te verduren kreeg
door Wereldoorlog I (1914-1918) en de financiële crisis van
1931, moesten in 1938 onder het nationaal-socialisme de Joodse
Rothschilds Oostenrijk verlaten, zodat alleen de vestigingen in
Parijs en Londen zijn overgebleven.
Vrouwe van De Haar.
Helene Caroline Betsy Barones de Rothschild (1864-1947) was
een kleindochter van James de Rothschild, de stichter van het
Parijse bankiershuis en dochter van Salomon Jules Baron de
Rothschild en Adèle Barones de Rothschild. Het is deze vrouw
die in 1887 op 23-jarige leeftijd huwt met de dan 27-jarige Belg
Etienne Gustave Frederic Baron van Zuylen van Nyevelt
(1860-1934).
Al rond 1680 is een tak van de familie Van Zuylen van
Nyevelt (Pieter Andreas Van Zuylen van Nyevelt) naar de
Zuidelijke Nederlanden vertrokken, in dienst van de Prins van
Thum und Taxis, waar zij o.a. Postmeester en Burgemeester van
Brugge waren, zowel zijn zoon als zijn kleinzoon. Van deze tak
leven nog steeds diverse nazaten in België. Deze tak Van Zuylen
van Nyevelt behoort niet meer tot de Nederlandse adel, doch tot
de Belgische. In tegenstelling tot de Nederlandse takken, die in
het begin van deze eeuw zijn uitgestorven, is deze Belgische tak
Katholiek.
Zoals dr D.W. Gravendeel in het Tijdschrift van de
Historische Vereniging (Jaargang 8, nr 4, van december 1988)
schrijft, wordt op 12 april 1807 - doordat de Nederlandse Van
Zuylen's in mannelijke lijn waren uitgestorven - Jan Jacob
Ghislain Baron van Zuylen van Nyevelt (1752-1846) door verer-
ving Heer van De Haar. Hij was op 11 oktober 1752 in Brugge
geboren als zoon van Jan Bemard van Zuylen van Nyevelt en
Isabelle Marie Claire du Bois, Vrouwe van Leyseele. Hij
bekleedde het ambt van Maire van Brugge onder het Franse
Keizerrijk en dat van Burgemeester van die stad onder het
Koninkrijk, was lid van de Tweede Kamer der Staten Generaal,
president van de Ridderschap van West Vlaanderen en Ridder in
de Orde van de Nederlandse Leeuw. Deze Jan Jacob Ghislain
Baron van Zuylen van Nyevelt bleef in Brugge wonen en had in
Nederland alleen een pied-a-terre in Utrecht op de Kromme
Nieuwe Gracht, want het enige wat er nog in het begin van de
19e eeuw van het kasteel De Haar over was gebleven, was de
kapel en enkele onderaardse gangen en kelders, welke nog in
tamelijk goede toestand verkeerden. Hij huwde op 3 juni 1788 te
Utrecht in eerst echt met Maria Elisabeth Catharina van
Wijckersloot, die op 17 februari 1815 te Brugge overleed.
Op 23 april 1817 huwde hij voor de tweede maal te Brugge
met zijn nicht Julienne Isabelle Ghislaine Barones van Zuylen
van Nyevelt (1794-1866).
Uit dit tweede huwelijk werd op 23 februari 1818 te Brugge
geboren Gustave Adolphe Hyacinthe Joseph Ghislain Baron van
Zuylen van Nyevelt, die bij het overiijden van zijn vader in 1846
Heer van De Haar werd. Hij overleed op 20 maart 1890 te
Brussel.
Hij huwde in eerste echt op 26 april 1853 Julie Alexandrine
-ocr page 55-
56
Marie Josèphe Gravin Visart de Bocarmé (1823-1862), en ten
tweede op 13 mei 1874 met Léontine Caroline Stéphanie Octavie
Augustine Zépherine Barones van Lookhorst (overleden in
1906).
Uit het eerste huwelijk werd op 16 oktober 1860 in Nice
(Kasteel St. Etienne) geboren Etienne Gustave Frédéric Baron
van Zuylen van Nyevelt.
Het is deze Etienne - die dus op 16 augustus 1887 te Parijs
huwde met Helene Caroline Betsy Barones de Rothschild - die in
1890 bij het overlijden van zijn vader de kasteelruïne van de
Haar met 45 ha land erft.
Van de bekende voorvechter voor het behoud van de
Nederlandse cultuur, Jhr mr Victor de Stuers (1843-1916) krijgt
hij al bij zijn huwelijk in 1887 in Parijs een voorstel tot restaura-
tie van het Kasteel De Haar aangeboden: Etienne van Zuylen
heeft zijn illuster voorgeslacht en Helene de Rothschild heeft het
geld (bij de Rothschilds was het overigens gewoonte de dochters
een aanzienlijke bruidschat mee te geven, zonder verder recht op
deling in de erfenis).
In 1890 wordt aan de bekende - dan 63-jarige - architect dr
Pierre J.H. Cuypers (1827-1921) opdracht gegeven om een res-
tauratieplan op te maken voor een bewoonbaar huis, van alle
moderne comfort voorzien (centrale (vloer)verwarming, warm
en koud stromend water, elektriciteit, lift en een moderne keu-
ken).
Na vijf jaar huwelijk - in 1892 - de echtelieden zijn dan
respectievelijk 28 en 32 jaar, wordt daadwerkelijk met de restau-
ratie van De Haar begonnen. In plaats van de gedachte twee jaar
van restauratie, duurt de restauratie in totaal 20 jaar (de restaura-
tie is in 1912 geheel voltooid). De architect is inmiddels 85 jaar
en de echtelieden zijn respectievelijk 48 en 52 wanneer de res-
tauratie gereed is. Beiden bereiken overigens de respectabele
leeftijden van 83 en 74 jaar. Cuypers sterft op 94-jarige leeftijd,
zodat gesteld kan worden, dat toch alle direct betrokkenen lang
van de geleverde prestatie hebben kunnen genieten.
Het nieuwe dorp Haarzuilens (1898).
Het oorspronkelijke dorpje De Haar, dat in de loop der eeuwen
tegen de ruïne van het kasteel was aangebouwd, moest bij de her-
bouw van het kasteel verdwijnen. In totaal werd zo'n 400 ha
opgekocht en ongeveer 1,5 km van het kasteel werd het nieuwe
dorpje Haarzuilens gebouwd.
Dit nieuwe dorpje werd op 1 en 2 september 1898 tijdens de
feestelijkheden ter gelegenheid van de inhuldiging van H.M.
Wilhelmina Koningin der Nederlanden in gebruik genomen.
Er waren diverse commissies gevormd.
De Eere-Commissie bestaande uit:
Jhr Barchman Wuytiers, Burgemeester van Vleuten en
Haarzuylens; Etienne Baron van Zuylen van Nyevelt van de
Haar; Zeer Eerw. Heer De Klaver, Pastoor van Vleuten; Dr P.J.H.
Cuypers, Architect van het Huis ter Haar; S. Hondelinck,
Secretaris der Gemeente Vleuten & Haarzuylens.
De Adviserende Commissie:
Frans Luyten; Joseph Th.J. Cuypers; C.I. Huygen; H. Copijn;
Com. van Straaten.
De Uitvoerende Commissie:
J. de Goey, Wethouder, Voorzitter; Van Wijck, Wethouder;
Berkesteijn, Penningmeester; P. Turlings, 2de Secretaris;
Broekhuijzen, Raadslid; Joh. Versteeg, Raadslid; J. Vulto,
Raadslid; J. van Oostrom, Raadslid; H. Looyaards, Raadslid;
Swaninck, Commissaris; Bemhardt, Commissaris; Voortman,
Commissaris; Trompert, Commissaris;Baars, Commissaris; P.J.
Perquin, 1ste Secretaris.
Het waren twee dagen van grootse feesten, met optocht ("langs
Ockhuyzerlaan en Haardijk naar 't Oude dorp", bestaande uit:
man te voet met nationale vlag; twee jagers van 't Huis ter Haar,
groot tenue; wielrijders, eerste afdeling; eerste muziekkorps;
harddravers, eerste afdeling; meisjes met attributen; de gemeen-
teraad; de uitvoerende commissie; ringstekers, eerste afdeling;
tweede muziekkorps; harddravers, tweede afdeling; wielrijders,
tweede afdeling; H.H. de Indische Vorsten; ringstekers, tweede
afdeling en de wagen met de gedenkboom) en plechtige oj)ening
van "het nieuwe Raadhuis van Haarzuylens", een huidebetoging
aan H.M. de Koningin in aanwezigheid van vele Indische
Vorsten, die op Kasteel De Haar logeerden (Z.H. Jang di
Pertoewan besar Sjarif Hasjim Abdoel Djalil Saifoedin, Sultan
van Siak Sri Indrapoera en onderhorigheden; Adjudant J.A.
Schouten, Gepensioneerd Assistent Resident; Z.H. Pangeran
Ario Mataram van Soerakarta; Adjudant A. van Senden,
Controleur 1ste klasse B.B.; H.H. Pangeran Mangkoenegoro van
Koetei; Adjudant H. Doeff, Controleur 2e klasse B.B.; Radenmas
Ario Koesoemo-winoto en Radenmas Panji Poesponegoro van
Soerakarta; Dr G.A. van de Roemer, lijfarts; Radenmas Mathes
en Radenmas Van Son van Soerakarta), het planten van een
gedenkboom, een feestmaaltijd, een muziekuitvoering op de
Brink, een tombola voor kinderen, een wedstrijd tussen wielrij-
ders, ringrijderij, harddraverij, volksspelen en veriichting en
vuurwerk.
Huidige financiële status.
Gelet op de financiële teruggang aan het einde van de vorige
eeuw en vooral de terugval in het begin van deze eeuw moet aan-
genomen worden, dat in de restauratie-periode de financiën voor
de familie nog geen enkel probleem waren, doch dat dit met het
voortschrijden van de tijd wel het geval was.
Ten eerste is een directe financiële relatie met de Rothschilds en
de Rothschilds bank(en) niet aanwezig. Ten tweede is de huidige
bezitter "slechts" een kleinzoon van een vrouwelijk lid van de
Rothschilds, waarbij - zoals gezegd - het in de familie Rothschild
gebruik was, de vrouwelijke nakomelingen slechts een vaste
bruidsschat mee te geven, zonder verdere rechten op de erfenis.
Ten derde is het beheren van een (verondersteld) kapitaal van de
grootouders in de turbulente 20ste eeuw geen sinecure geweest.
Ten slotte zijn de kosten van onderhoud van een object als het
Kasteel De Haar in verhouding tot de bouw- en onderhoudskos-
ten rond 1900 onvergelijkbaar.
Komende 10 jaar: 50 miljoen gulden aan
restauratie-kosten.
Honderd jaar na de restauratie door architect Cuypers, doen zich
thans ernstige funderings- en bouwtechnische problemen aan het
kasteel voor. Hoewel Cuypers een gerenommeerd architect was
- zelfs één van onze grootste architecten - en vele objecten heeft
gebouwd en gerestaureerd (o.a. ruim 60 R.K.-kerken, vele res-
tauraties van middeleeuwse kastelen, het Centraal Station en het
Rijksmuseum in Amsterdam), blijkt zijn bouwwijze toch niet
bestand te zijn tegen de tand des tijds. Te weinig aandacht werd
besteed aan de fundamenten van het kasteel en ook de gebruikte
-ocr page 56-
57
bouwmaterialen blijken de tand des tijds niet te kunnen door-
staan. Inmiddels is een restauratie/consolidatieplan opgemaakt,
waaraan een prijskaartje hangt van vijftig miljoen gulden, te
besteden in de komende tien jaar.
De financiering van het restauratieplan.
Hoewel de familie in het verleden dus niet op een cent behoefde
te kijken, is het duidelijk dat thans - gelet op de hierboven
beschreven geschiedenis van de Rothschild-dynastie - terecht
een beroep wordt gedaan op de reguliere subsidie-kanalen om de
50 miljoen gulden kostende restauratie te financieren. Overigens
zijn niet alle kosten subsidiabel, waardoor voor de eigenaar
(thans een familie-stichting) ongeveer 30% (15 miljoen) van de
kosten voor eigen rekening blijft. Dat bedrag moet door de fami-
lie en de stichting via de exploitatie van het kasteel worden opge-
bracht.
Om het eerste miljoen hiervan binnen te krijgen is er beslo-
ten in oktober 1998 een 100-tal antieke objecten van de familie
uit het kasteel op een speciale veiling door het bekende
Veilinghuis Christies in het kasteel te veilen.
Jaarlijks bezoeken meer dan 60.000 toeristen dit unieke kasteel,
deze eigenaardige "follie", een onvervangbaar monument uit
vervlogen tijden, waarmee het dorp Haarzuilens onverbrekelijk
is verbonden.
Bij de herdenking dit jaar van het 100-jarig bestaan van het
dorp Haarzuilens wensen wij de eigenaren van kasteel, park en
dorp de sterkte en wijsheid toe om deze parel van de gemeente
Vleuten-De Meem tot in lengte van jaren voor ons allen in stand
te houden.
Wij eindigen deze reeks over het 100-jarige Haarzuilens met het
"Loflied op De Haar".
"Loflied op De Haar"
Nu in groene loverpracht
Ons Haarzuilens ligt.
En ons hart en onz' gedacht'
Op haar zijn gericht.
Zingen wij uit volle borst
't Loflied op De Haar.
Ons mooie dorpje klein.
Onze mooie Haar,
Waar wij zo trots op zijn.
Onze mooie Haar.
'k Heb het lief, mijn dorpje klein.
Om zijn prachtkasteel,
Met zijn poort en ophaalbrug
En kantelen veel.
Hoge torens schitt' ren er
In de zonneschijn.
Refrein.
'k Heb het lief, mijn dorpje klein.
Om zijn kermisfeest.
Waar men pret maakt, arm en rijk.
Opgeruimd van geest.
Waar eenieder danst en host:
Oud, jong, groot of klein.
Refrein.
Eief Haarzuilens, dorpje klein.
Plaats van mijn geboort',
Waar 'k ook kom, gij zijt de plek
Die mij toebehoort.
Tot besluit dus zingen wij
Samen dit refrein.
Bronnen:
Winkler Prins
Bulletin KNOB 1996-2/3
Gemeentegids Haarzuylens 1898
Inventaris Kasteel De Haar 1952
Tijdschrift Historische Vereniging 4/1988
-ocr page 57-
58
Onze straatnamen, oorsprong en betekenis (2)
door J.H. R Heesters
Voor zover in het gemeentearchief is na te gaan, zijn vanaf 1925 de straatnamen in Vleuten en vanaf 1954 in de gemeente
Vleuten - De Meern officieel door de gemeenteraad vastgesteld.
De naamgeving werd in het verleden niet zo stringent doorgevoerd als na 1954. Na dat jaar kregen eerst de nieuwbouwwij-
ken een naam waarbij dan de bijpassende straatnamen werden gekozen.
Over het spoor
Eén van de oudere wijken in onze gemeente is "Over het spoor".
Het is een deel van de Vleuterweidsche Polder zoals genoemd is
op een kaart uit 1850 van J.H. Kips, op een kaart van 1860 en op
de Gemeente Atlas van J. Kuyper uit 1868. Op de topografische
kaart van 1949 en de jaren daarna wordt de naam "Polder
Vleuterweide" vermeld. De spoorlijn uit 1855 vormt met een
daarlangs liggend gedeelte van de prins Hendrikweg de noor-
delijke grens van de wijk en aan de oostzijde liep voorheen de
Krogtdijk, dat nu de Wilhelminalaan is. De grens aan de zuid-
zijde was voorheen de polder Vleuterweide maar wordt na de
ruilverkaveling van 1953 - 1963 gevormd door de nieuw aan-
gelegde Vleuterweideweg. De achtertuinen van de huizen aan de
westkant van de Prins Hendrikweg bepalen, tot nu toe nog, de
westgrens van deze wijk.
Het ontstaan van de wijk "Over het spoor" dateert uit 1918.
Uit archieven blijkt dat de huisvesting van de Vleutense bevol-
king verbetert moest worden. Er werden toen twee verenigingen
opgericht en één daarvan was de woningbouwvereniging
"Vleuten" die op 12 december 1918 is opgericht. De andere was
de R.K. Bouwvereniging Sint Joseph. De opzet van deze vere-
nigingen was om hygiënisch ingerichte huizen te bouwen. Ze
moesten voldoen aan de behoeften van gezinnen waarvan de
financiële draagkracht niet
hoog was. De huizen, die
gebouwd zouden gaan
worden, zouden verhuurd
worden aan "personen uit
de arbeidersklasse of daar-
mee gelijk te stellen perso-
nen". In 1920 werd, in
opdracht van de woning-
bouwvereniging "Vleu-
ten", door aannemingsbe-
drijf C. van Hees met de
bouw van twintig wonin-
gen begonnen aan de toen
nieuw aangelegde, maar
nog niet verharde, Julia-
nalaan.
Na de tweede wereld-
oorlog zijn in de wijk, door
de gemeente, nog meer wo-
ningwetwoningen ge-
bouwd. In de zestiger jaren
bestond voor de huurders
de mogelijkheid om de
woning te kopen waar-
            De Julianalaan rond 1960 vanuit het
van toen door enkelen gebruik is gemaakt. De overige woningen
zijn in 1969 door de gemeente overgenomen waarna de woning-
bouwvereniging "Vleuten" werd geliquideerd.
Naarmate de huizenbouw in de wijk vorderde, kwamen er
ook meer straten. Deze zijn vernoemd naar leden van het
Koninklijk Huis die daar vóór 1938 deel van uitmaakten. In de
gemeentelijke archieven is geen motivatie te vinden waarom
hiervoor toen, door de gemeenteraad, een keuze is gemaakt. In
deze wijk zijn geen straatnamen naar de vier dochters van prin-
ses Juliana genoemd. De gemeenteraad heeft hun namen ver-
bonden aan de Prinsessebuurt in De Meem.
Wilhelminalaan
Van oorsprong is deze laan samen met de Europaweg, als
Krogtdijk, een zeer oude verbindingsweg tussen Vleuten en
Veldhuizen. Deze weg is al ingetekend op de kaart van landme-
ter B. de Roy uit 1696, op de Nieuwe Caerte van de Provincie
Utrecht omstreeks 1700 en op de kaart van de Stad Utrecht uit
1757. De naam "Den Krogt Dijck" zoals deze laan vroeger heet-
te, wordt voor het eerst vermeld op de kaart van P. Ketelaar uit
1769. Ook op latere kaarten komt de naam Krogtdijk voor. "De
Krogt" was de naam van het tegen de dijk gelegen land in het
zuidelijk deel van de Vleuterweidsche Polder.
zuiden gezien. Foto: archief H.V.
-ocr page 58-
59
Prins Hendrikweg
Op 23 juni 1925 besloot de gemeenteraad om het wegge-
deelte vanaf het station tot aan C. de Groot, tegenwoordig met
het huisnummer 20, Wilhelminalaan te noemen'. Het resterende
gedeelte tot aan de Loobrug blijft, tot 1958. Krogtdijk heten.
Op 8 mei 1971 besloot de gemeenteraad om de Wilhelmina-
laan te verbreden en te voorzien van een fietspad. Toen dit werk
was voltooid, besloot de gemeenteraad op 20 juni 1972 dat het
nieuw aangelegde fietspad niet bestemd was voor bromfietsers.
Wilhelmina Helena Pauline Maria (1880 - 1962) is vanaf
1898 tot 1948 koningin der Nederlanden geweest. Zij was de
opvolgster van haar vader koning Willem III. Omdat zij bij de
dood van haar vader in 1890 constitutioneel nog te jong was voor
het koningschap, werd haar moeder Emma van 1890 tot 1898
regentes.
Op 7 februari 1901 trouwde koningin Wilhelmina met
Hendrik van Meckelenburg - Schwerin. Tijdens de tweede
wereldoorlog verbleef zij in Engeland en op 13 maart 1945 zette
zij in Zeeuws-Vlaanderen weer voet op de Nederlandse bodem.
Op 4 september 1948 trad zij af ten gunste van haar dochter
Juliana en verbleef tot haar dood in 1962 in paleis Het Loo in
Apedoom.
Bijzonder is, dat door de Duitse bezetters het gebruik van de
naam Wilhelminalaan, bij het begin van de tweede wereldoorlog,
verboden werd. Als gevolg hiervan werd toen de naam Krogtdijk
weer ingevoerd. Na de oorlog werd de oude naam weer in ere
hersteld.
Julianalaan
Toen de eerste huizen aan de Julianalaan rond 1920 zijn
gebouwd, was er nog geen verharde weg. De bestrating zou pas
in 1948 plaatsvinden toen het onderhoud van deze weg door de
gemeente van de woningbouwvereniging "Vleuten" werd over-
genomen.
Tijdens de raadsvergadering van 23 juni 1925 kwam een voor-
stel van Burgemeester en Wethouders aan de orde om enkele
namen in de wijk "Over het spoor" een naam te gevenl Een daar-
van was de Julianalaan. In het raadsbesluit no 148 staat hierover:
"De weg tusschen de huizen der woningbouwvereniging
Vleuten: Julianalaan". Ook de naam van deze laan mocht bij het
begin van de tweede wereldoorlog door de Duitsers niet meer
gebruikt worden. Daarvoor in de plaats is toen de naam
"Spoorlaan" gekozen. Na de oorlog werd de oude naam weer ter-
stond ingevoerd. Tijdens de ruilverkaveling van 1953 - 1963 is
het zuidelijke gedeelte van deze laan aangesloten op de nieuw
aangelegde Vleuterweideweg.
In de praktijk bleek dat de plaats waar de Prins Hendrikweg
en de Julianalaan samenkomen, problemen opleverden. Op voor-
stel van Burgemeester en Wethouders besluit de gemeenteraad
op 22 september 1950 het plein aan de zuidzijde van de spoor-
wegovergang bij het station de naam "Julianaplein" te geven'.
Deze laan en het plein zijn genoemd naar Juliana Louise
Emma Wilhelmina prinses der Nederlanden, prinses van Oranje
- Nassau en hertogin van Meckelenburg. Zij is op 30 april 1909
geboren en is enig kind van koningin Wilhelmina en prins
Hendrik. Zij huwde in 1937 met prins Bemhard van Lippe
Biesterfeld. Uit hun huwelijk zijn de vier dochters Beatrix, Irene,
Margriet en Christina geboren.
In 1948 volgde zij haar moeder op als koningin en zelf trad
ZIJ in 1980 af ten gunste van haar dochter Beatrix.
Voor dat de spoorlijn Utrecht - Gouda op 21 mei 1855 in
gebruik werd genomen, liep er vanaf de Stationstraat bij de num-
mers 35 tot 39 een kaarsrecht pad door de Vleuterweidsche
Polder naar het zuiden in de richting van de Middelwetering.
Hierop liet men paarden draven en werd daarom het
Harddraverspad genoemd. Na de aanleg van de spoorlijn werd
dit pad doorsneden en liep verder over een onbewaakte spoor-
wegovergang. Ook toen aan dit pad woningen werden gebouwd,
bleef deze naam bestaan. Dat veranderde op 23 juni 1925 toen op
voorstel van Burgemeester en Wethouders de naam Prins
Hendrikweg werd vastgestelde
Jarenlang bleef deze weg onverhard en was eigendom van ver-
schillende particulieren. In 1948 nam de gemeente de onverhar-
de weg over. Er werd een plan ontwikkeld om van deze weg,
samen met de Julianalaan, een verharde straat te maken. Er werd
toen, ten behoeve van de bouw van woningen, evenwijdig aan de
spoorlijn een verbreding gemaakt tussen de Julianalaan en de
Prins Hendrikweg en werd de onbewaakte overweg opgeheven.
De uitvoering van dat plan heeft tot 1951 geduurd. Tijdens de
ruilverkaveling van 1953 - 1963 is het zuidelijke gedeelte van
deze weg doorgetrokken naar de nieuw aangelegde
Vleuterweideweg.
Deze straat is genoemd naar Hendrik Wladimir Albrecht
Ernst (1876 - 1934) Hertog van Meckelenburg - Schwerin.
Na zijn naturalisatie en verloving kreeg hij de titel van prins der
Nederlanden. Op 7 februari 1901 huwde hij met de jonge konin-
gin Wilhelmina en uit dit huwelijk is prinses Juliana geboren.
Prins Bernhardstraat
De Julianalaan en de Prins Hendrikweg waren tot het einde
van de veertiger jaren de enige straten in de wijk "Over het
spoor" die evenwijdig aan elkaar liepen. In die tijd werd een ver-
harde verbindingsweg tussen beide straten aangelegd waaraan
nieuwe huizen werden gebouwd. Op 22 september 1950 werd op
voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten deze nieuwe
weg de Prins Bernhardstraat te noemen'.
Bemhard Leopold Frederik Eberhart Julius Coert Karel Gotfried
Pieter, prins van Lippe Biesterfeld is op 29 juni 1911 geboren. Na
zijn naturalisatie tot Nederlands staatsburger en zijn verloving in
1936 met de Nederlandse kroonprinses Juliana, kreeg hij de titel
van prins der Nederlanden. In 1937 huwde hij met prinses
Juliana en uit dit huwelijk zijn de vier dochters Beatrix, Irene,
Margriet en Christina geboren.
Emmalaan
Tot in de vijftiger jaren was een gedeelte land dat ingesloten
lag tussen de Prins Hendrikweg, Prins Bernhardstraat en
Julianalaan nog braakliggend. Hierop zijn toen wegen aangelegd
en huizen gebouwd.
Op 29 juli 1957 zijn een aantal straatnamen voor het plan "Over
het spoor" door de gemeenteraad vastgesteld. Eén daarvan was
de Emmalaane
Deze laan is genoemd naar Adelheid Emma Wilhelmina
Theresia van Waldeck - Pyrmont (1858 - 1934). In 1879 huwde
zij met koning Willem III van wie zij de tweede vrouw was. Uit
hun huwelijk is op 31 augustus 1880 prinses Wilhelmina, de late-
re koningin geboren. Na de dood van koning Willem III in 1890
was Wilhelmina nog te jong voor het koningschap. Koningin
Emma is daardoor van 1890 - 1898 regentes geweest.
Vervolg op pagina 65
-ocr page 59-
60
De oude band van kasteel De Haar
met Kockengen en Spengen
door Arie A. Manten
Uit de archieven valt een zeer oude relatie af te leiden tussen een klein maar belangrijk stuk van Kockengen (met het land
waarop de kerk was gebouwd en het patronaatsrecht van de kerk) en de hele gerechtsheerlijkheid Spengen enerzijds en
de bewoners van het kasteel De Haar anderzijds. Dat slot dankt zijn naam aan het oude toponiem "haar", waarmee een
langgerekt, hoger gelegen stuk land werd aangeduid, gesitueerd tussen lager gelegen terreinen.^
Het grootste deel van de heerlijkheid Kockengen was in de Late Middeleeuwen en het begin van de 16de eeuw (tot aan het
eind van 1537) in het bezit van de burggraven van Montfoort: het Kockengen-Montfoortsgerecht.^
Ook lagen er binnen Kockengen nog twee Van Linschotengerechten, beide vijf hoeven (boerderijen) groot, die later tot het
Kockengen-Van Lockhorstgerecht werden verenigd. Niet onmogelijk vormden het Montfoortsgerecht en de beide kleine Van
Linschotengerechten aanvankelijk één groot Kockengen-Van Linschotengerecht. Het was niettemin de gerechtsheer van het
kleine Kockengen-De Haargerecht die, vermoedelijk vanwege de maatschappelijke betekenis van het bezit van "die kirke-
hoeve van Kockenghen mitter giften van der kirken", veelal kortweg werd aangeduid als de heer van Kockengen. Op basis
van het patronaatsrecht mocht hij de kandidaat voordragen als er een vacature was voor een pastoor, koster of school-
meester in Kockengen; als gerechtsheer benoemde hij bovendien de schout of secretaris van de gerechtsheerlijkheid.
De oudst bekende gerechtsheren van Spengen en van Kockengen-De Haar behoorden tot het oorspronkelijke geslacht Van
de Haar: Werner van de Haar (omstreeks 1300), en meer dan driekwart eeuw later Boekei van de Haar (in een Stichts-
Utrechtse bron genoemd in 1381).' Helaas zijn de archiefgegevens uit de 12de tot 14de eeuw erg schaars, zodat over die
periode geen volledige lijst van gerechtsheren van Kockengen op te stellen valt.
Tijdens de jaren 1336 -1368 werd opnieuw een Werner van de Haar genoemd, die waarschijnlijk een kleinzoon was van de
Werner uit rond 1300. Hij werd opgevolgd door zijn zoon Gijsbert.^ Van beiden kan ook een relatie met Kockengen worden
vermoed, maar documenten die dat aantonen ontbreken. Boekei van de Haar was hoogstwaarschijnlijk een zoon van deze
Gijsbert.
In dit artikel wil ik nader ingaan op bewoners van kasteel De Haar vanaf het eind van de 14de eeuw die tevens heer of vrou-
we van Kockengen en Spengen waren. Door een hoeveelheid tot dusver verzamelde gegevens op een rij te zetten, hoop ik
een springplank te leggen voor verder historisch onderzoek betreffende Kockengen en Spengen in de 15de tot 17de eeuw.
Als u mijn verhaal kunt aanvullen of verbeteren, dan hoor ik dat heel graag.
Gerechtsheren van Kockengen en Spengen uit het
geslacht Van de Haar
Het is niet volledig duidelijk tot wanneer Boekei (Bokel) van de
Haar, die op 31 oktober 1391 voor het eerst wegens een belening
met kasteel De Haar in de bewaard gebleven Viaanse leenregis-
ters werd genoemd,'' zijn voorvaderlijk kasteel met bijbehoren,
alsmede Kockengen-De Haar en Spengen, bestierde.
In ieder geval was Boekei van de Haar de gerechtsheer van
Kockengen en Spengen die de aanleg van de Heycop meemaak-
te en misschien ook het begin van het tot stand brengen van de
Bijleveld. Kockengen en Spengen gingen toen over van waterlo-
zing op de Aa naar lozing op de Bijleveld, en daardoor dus op de
Amstel. Met de aanleg van deze twee waterwegen werd
Kockengen tot "ons" mooie Tweestromenland.
Boekei moet zijn opgevolgd door zijn zoon Gijsbert Boekei
van de Haar. Van hem zijn geen leenbrieven bekend. Deze
Gijsbert Boekei van de Haar zal, toen hij heer van De Haar,
Kockengen en Spengen werd, al flink op jaren zijn geweest.
Hij was getrouwd met "Joffr. Lysbet dochter Gijsberts van Rueel
Jacobssone van Putten a° 1370 sonnendaechs na St. Agatha".'
Over deze Gijsbert Jacobsz van Ruwiel is mij verder nog niets
bekend. Gijsbert Boekei van de Haar stierf in 1419.^
De bisschop van Utrecht gaf op 24 oktober 1419 een
leenbrief inzake Kockengen en Spengen af aan Gijsbert van de
Haar, wegens het overlijden van zijn vader Gijsbert Boekei van
de Haar." Op 5 maart 1420 komt deze Gijsbert van de Haar
vanwege het kasteel ook voor in de leenregisters van Vianen.^ Hij
was gehuwd met Jutte van der Meer.
In de jaren 1429 tot 1437 wordt Wemer van de Haar
genoemd als degene die kasteel De Haar in bezit had." Van hem
is een leenbrief bekend met betrekking tot Kockengen en
Spengen, gedateerd op 23 januari 1434." Omdat hij al enige jaren
eerder kasteelheer werd, was deze belening mogelijk een beves-
tiging, volgend op de komst van Rudolf van Diepholt in Utrecht
als bisschop in januari 1433.
Werner had blijkbaar geen nakomeling die hem kon
opvolgen, maar er was, toen op 30 april 1440 opgetekend werd
dat hij enige tijd tevoren was overleden, nog wel een zuster van
hem in leven: Joost van de Haar, die soms ook wel Josina werd
genoemd.'
-ocr page 60-
61
Joost van de Haar trouwde met Dirk van Zuylen
Op 30 april 1440 werd Joost, dochter van Gijsbert van de Haar,
door het Leenhof van Vianen beleend met kasteel De Haar en
toebehoren' en op 6 juli 1440 door de bisschop van Utrecht met
de gerechtsheerlijkheden Kockengen-De Haar en Spengen.'^Zij
was gehuwd met Dirk van Zuylen. Dit huwelijk markeerde het
einde van de rol van het geslacht Van de Haar in onze omgeving,
een geslacht dat zeker in de 14de eeuw tot de belangrijkere adel
in het westen van het Nedersticht gerekend werd.'"
De schoonfamilie van Joost van de Haar, de familie Van
Zuylen, behoorde tot de invloedrijkste geslachten in het Sticht en
was door huwelijken verbonden met bijna alle andere belangrij-
ke families. Dirk bracht zelf ook een rijkdom aan goederen in bij
zijn huwelijk met Joost van de Haar, waaronder het kasteel
Harmeien waarmee hij in 1435 door de St.-Paulusabdij in
Utrecht beleend was.'" Voor het echtpaar was kasteel De Haar
echter het belangrijkst en Dirk en zijn nakomelingen noemden
zich voortaan dan ook Van Zuylen van de Haar.
Dirk II van Zuylen van de Haar
De zoon van Joost van de Haar en Dirk van Zuylen, eveneens
Dirk genaamd, werd in 1446 als opvolger van zijn moeder aan-
gewezen." In een bisschoppelijke leenakte uit 1449 lezen we
voor het eerst dat Joost intussen overleden was. Op 21 november
1449 kreeg Dirk Dirksz van Zuylen van de Haar officieel
Kockengen en Spengen toebedeeld" en op 12 maart 1451 werd
deze Dirk II met het kasteel De Haar en bijbehoren beleend.'-
Meteen kende hij toen aan zijn vader Dirk van Zuylen een lijf-
tocht (wat in dit geval een jaarlijkse lijfrente betekende) toe uit
de inkomsten van De Haar.'' Dirk II vervulde diverse malen
belangrijke politieke functies. Onder andere was hij schout en
burgemeester van Utrecht.'" Daardoor geraakte hij in moeilijk-
heden, wat hem op de verwoesting van zijn kastelen De Haar en
Harmeien (bewoond door zijn broer Gijsbert) kwam te staan.
Dirk II was een tegenstander van het centraliserende bestuur dat
de Utrechtse bisschop David van Bourgondie (1456 -1496) voor-
stond. Als aanhanger der Kabeljauwen (het was de tijd van de
beruchte Hoekse en Kabeljauwse twisten) bleef hij evenwel nog
lange tijd loyaal aan de bisschop, ook al kwam hij in politiek
opzicht geleidelijk verder van hem af te staan.
In 1477 kn'amen de Hoekgezinde tegenstanders van de bisschop
onder leiding van burggraaf Jan van Montfoort in openlijk ver-
zet. De stad Utrecht werd een van de belangrijkste verzetshaar-
den, waardoor de bisschop zich genoodzaakt zag uit te wijken
naar zijn slot in Wijk bij Duurstede. David van Bourgondie werd
echter gesteund door Maximiliaan van Oostenrijk (=
Maximiliaan van Habshurg), regent van Holland. Vanuit diverse
punten, waaronder kasteel De Haar, werden Hollanders die de
bisschop steunden, beroofd en gevangen genomen. Holland was
min of meer de erfv'ijand van het Sticht Utrecht en velen veifoei-
den de Hollandse inmenging in een intern Stichts conflict.
Kasteel Nijenrode, dat door Hollandse soldeniers (= huursolda-
ten) bezet was, werd in 1481 door gewapende Utrechtse burgers
ingenomen en in brand gestoken." Kasteel Harmeien - woon-
plaats van Gijsbert van Zuylen, broer van Dirk II - werd door
troepen van Van Montfoort bezet. Maar in de zomer van 1482
werd van Hollandse zijde met succes teruggeslagen. Kasteel
Harmeien werd ingenomen, geplunderd en in brand gestoken.
Kort daarna moest ook de bezetting van kasteel De Haar zich
overgeven. Burgers uit Woerden kregen de opdracht de restanten
van de beide kastelen te slopen, waarbij ze zo gehaast te werk
gingen dat vijf man onder neerstortend puin werden bedolven.'^
Kockengen werd geplunderd en in brand gestoken; alleen de
vrouwen en de kinderen liet men ongehinderd.'^ In 1483 werd de
oorlog beëindigd en kon bisschop David van Bourgondie naar de
stad Utrecht terugkeren.
Voor Dirk II van Zuylen van de Haar had deze oorlog echter
nog een onaangenaam vervolg. Hij werd vanwege woordbreuk
aan zijn leenheer vervallen verklaard van zijn Viaanse lenen,
waartoe ook kasteel De Haar behoorde. In 1481 hadden de
Utrechters de stad Vianen ingenomen. Dirk II, die zich na de
bezetting van Harmeien had gevoegd hij het kamp van Jan van
Montfoort, was toen burgemeester van Utrecht. In die hoedanig-
heid raakte hij gemengd in het plan om, via verraad, de stad
Vianen in te nemen. Burgemeester Dirk 11 van Zuylen van de
Haar was weliswaar niet bereid mee te werken aan het smeden
van een dergelijk complot, maar toen van Utrechts/Montfoortse
zijde toch werd doorgezet, onttrok hij zich wat de uitvoering
betrof niet aan zijn Utrechtse verantwoordelijkheden.
Integendeel, hij deed toen dapper mee en werd voor zijn inzet op
het slagveld zelfs tot ridder geslagen. Daardoor werd hij echter
tevens medeverantwoordelijk gehouden voor de inname van
Vianen, terwijl hij vanwege zijn leengoederen juist trouw ver-
schuldigd was aan de heer Van Vianen.'" Pas in 1505, ongeveer
twee jaar na de dood van Dirk II, kreeg zijn zoon Steven vergif-
fenis van de heer Van Vianen en werd hij met kasteel De Haar
beleend.""
Dirks bezit van de bisschoppelijke lenen Kockengen en
Spengen had door het gebeurde geen gevaar gelopen. Maar de
plattelandsbevolking had zwaar geleden onder de oorlogshande-
lingen. Verscheidene huizen waren vernield, vee was geroofd,
veel oogst van de akkers verloren gegaan. Daar kwam nog hij
dat in 1496 de Lekdijk bij Tuil en 't Waal het begaf en de water-
lawine die door de bres golfde het lage land tot voorbij
Kockengen blank zette." Het zou jaren duren voor men de gevol-
gen van al die rampspoed te boven was.
Steven van Zuylen van de Haar
Opvolger van Dirk II was dus diens zoon Steven van Zuylen van
de Haar. Bij bisschoppelijke leenakte van 28 september 1503
werd hij officieel heer van Kockengen-De Haar en Spengen'* en
bij Viaanse leenakte van 14 maart 1505 werd hij officieel heer
van De Haar. Steven had de status van ridder.'*
Steven van Zuylen van de Haar trouwde in 1506 met Josina
van Assendelft.'" In 1532 kende nij haar een lijftocht toe uit een
deel van de kasteelgoederen."
Steven moet de wederopbouw van kasteel De Haar zeer
voortvarend aangepakt hebben. Bij het optrekken van de nieuwe
buitenmuren lijkt men rekening te hebben gehouden met een
oudere kem, die bij de verwoesting in 1482 gespaard is geble-
ven.' Uit een opsomming van Stevens goederen in 1506, in ver-
band met het opstellen van de huwelijkse voorwaarden, blijkt
nergens dat het kasteel toen nog een ruine was.'" Zeker is, dat het
kasteel er in 1536 in goede toestand bijstond, want toen werd het
door de Staten van Utrecht als ridderhofstad erkend.^" In dat jaar
was Steven echter al niet meer in leven.
In de tijd van Steven van Zuylen van de Haar vond ten wes-
ten van Wijk bij Duurstede de grootste en meest vernielende
doorbraak van de Lekdijk plaats welke ooit West-Utrecht heeft
geteisterd. In 1523 omspoelde het water de stad Utrecht en kwam
-ocr page 61-
62
het maar liefst tot Leiden en Amsterdam. De weilanden werden
tot één aaneengesloten poelen- en moerassengebied en huizen
die niet hecht waren gebouwd, stortten in elkaar."
Bij octrooi van 12 mei 1534, uitgegeven door keizer Karel V,
kreeg Steven van Zuylen van de Haar op zijn verzoek toestem-
ming om in het plaatselijk bestuur in Kockengen, Spengen en De
Haar over te gaan van bestuur door de algemene burenvergade-
ring naar vertegenwoordigend bestuur door schepenen en de drie
tot één gerechtsheerlijkheid te verenigen. De schout bleef een
benoemde functionaris. Deze combinatie van drie gebieden hield
het echter slechts één jaar vol. De inwoners van Spengen en
Kockengen bepleitten met kracht dat ze apart van De Haar
bestuurd wilden worden, omdat De Haar op een te grote afstand
van Kockengen en Spengen lag. De inmiddels aangetreden zoon
van Steven van Zuylen, Dirk III, en Karel V stemden hiermee in
en zo kwam er in 1535 een herzien octrooi.
Dirk III van Zuylen van de Haar
De volgende gerechtsheer van Kockengen en Spengen was Dirk
in van Zuylen van de Haar, Zevender, Spengen en Kockengen
enz. Deze kreeg Kockengen en Spengen in leen op 31 augustus
1535, wegens het overlijden van zijn vader,'* en De Haar op 23
december 1535; moeder Josina behield toen haar lijftocht uit de
eerder gespecificeerde kasteelgoederen.-' Ridder Dirk was een
zeer vermogend man.^^ Vanaf eind 1537 - toen Joost burggraaf
van Montfoort afstand deed van zijn aanspraken op het
Kockengen-Montfoortsgerecht - werd de heer van De Haar,
behalve met Kockengen-De Haar en Spengen, gedurende bijna
anderhalve eeuw ook beleend met Kockengen-Montfoorts.
Dirk III werd genoemd als lid van de ridderschap van het
Sticht in 1537,1549 en 1577 en was schout van de stad Utrecht
van april 1561 tot in 1572." In 1533 trouwde hij met Josina van
Drakenhorch, eigenaresse van de ridderhofstad Oudaen aan de
Vecht bij Breulcelen. Zij woonden met hun steeds talrijker kin-
derschare afwisselend in Utrecht en op De Haar, maar niet op
Oudaen, dat verpacht werdP
In 1558 was moeder Josina blijkbaar niet langer in leven,
want de lijftocht die haar toebedacht was geweest, ging toen
naar vrouw Josina." In 1570 werd die lijftocht nogmaals vastge-
legd." Dirk III stierf op 5 juni 1580; zijn vrouw Josina overleed
in 1586."
Nlcolaas van Zuylen van de Haar
Opvolger van Dirk III was zijn zoon Nicolaas (Nicolaus) van
Zuylen van de Haar, heer van Zevender en Drakenburg, geboren
in 1536." AI in 1560 werd hij uitdrukkelijk genoemd als
"hebbende het patronaat over de kerk" van Kockengen. Hij was
ook collator of patroon van de beide vicarieën (altaren met
daaraan dienst doende kapelaans) die in deze kerk waren
gesticht: die der Heilige Maagd en die van Sint Maria
Magdalena.^** Nicolaas werd echter pas op 22 mei 1581 officieel
heer van Kockengen en Spengen, na het overlijden van zijn
vader," terwijl de akte waarbij hij met De Haar werd beleend nog
weer bijna 4 jaar later, op 7 maart 1585, gedateerd staat.^'
Nicolaas was gehuwd met Eva van Schagen, die overleden is op
14 oktober 1617."
Ook Nicolaas was enige tijd schout van de stad Utrecht. In de
onrustige tijd rond de Kerkelijke Reformatie werd hij op 21 juli
1586 met een groep Rooms-Katholieken en libertijnse regenten
uit de stad verbannen. Pas eind 1588, toen de stad bestuurlijk tot
rust kwam, mochten deze ballingen terugkeren.^"
Johan van Zuylen van de Haar
Vervolgens trad Johan van Zuylen, heer van de Haar, Zevender,
Drakenborg, Kockengen, Spengen enz. op de voorgrond."' Zijn
voornaam werd ook wel als Jan geschreven." De belening met
Kockengen en Spengen vond plaats op 4 juni 1603."
Johan van Zuylen van de Haar werd geboren op 17 maart
1573." Vanwege het overlijden van zijn vader Nicolaas, werd hij
op 26 juni 1603 door Walraven van Brederode, heer van Vianen,
met kasteel De Haar en de daarbij behorende goederen
beleend:"'Johan was schout van de stad Utrecht van 1602 tot
1622. Zijn eerste vrouw was Agnes van Renesse; na haar over-
lijden in 1605 hertrouwde Johan in 1607 met Geertruida van
Lennep."
In 1622 kocht Johan van Zuylen van de Haar, als bezitter van
het patronaatsrecht van de kerk van Kockengen, van zijn secre-
taris C. Peters te Kockengen een naast het kerkhof gelegen huis,
om daarin de koster te kunnen huisvesten." In 1633 liet Johan,
in diezelfde hoedanigheid, een steen met een gevierendeeld
wapenschild aanbrengen boven de ingang van de Kockengense
dorpskerk in de torengevel, welke daar nog steeds te zien is."
Johan overleed op 16 februari 1641. Op 20 december 1641
meldde Johan van Atteveld, griffer van de lenen van De Haar,
zich bij het Leenhof van Vianen, namens Geertruida van Lennep,
vrouwe van De Haar, Drakenburg, Kockengen en Spengen,
douairière van Johan van Zuylen van de Haar." Doel was het
regelen van haar lijftocht. Onder dat woord kon zowel een
lijfrente of weduwe gift worden verstaan, als het algehele vrucht-
gebruik van
overervend bezit. In dit geval was het naar alle waarschijnlijk-
heid het laatste, want pas na haar dood kwam op De Haar een
echte opvolger van de toen al verscheidene jaren eerder
overleden Johan van Zuylen van De Haar in het beeld.
Duidelijker nog is het beeld met betrekking tot Kockengen en
Spengen, want daarvan is de op 15 juni 1643 gedateerde en op
naam van de weduwe Geertruyd van Lennep, vrouwe van De
Haar, gestelde beleningsakte bewaard gebleven."
Ten tijde van de weduwe Van Zuylen van de Haar-van Lennep
bleek dat men ook in die tijd voor gemeenschapstaken soms niet
zonder subsidie van een hogere overheid kon. In 1643 moest de
predikantswoning in Kockengen hoognodig worden gerestau-
reerd, omdat die aan één zijde zo vervallen was dat er niets
anders opzat dan het hele pand te vernieuwen. De kosten waren
begroot op f 400,-. Een gezamenlijk subsidieverzoek van schout
en schepenen en de kerkmeesters bij de Staten van Utrecht
leverde een bijdrage van f 100,- op."
In 1646 gaven de Staten van Utrecht een machtiging aan
Gedeputeerde Staten voor de aanleg van een sluis bij
de Joostendam, ten noorden van Kockengen, waar
Heycop en Bijleveld zeer dicht bij elkaar komen. In 1658
werd deze dam doorbroken en een eenvoudig sluisje in werking
gesteld." Daarmee kwam er een eind aan de oude overtoom
bij de Joostendam.
Geslacht van Renesse van Moermont
Uit een akte van 22 februari 1654 blijkt dat Geertruida van
Lennep toen al enige tijd dood was." Blijkbaar had Johan uit
geen van zijn beide huwelijken een nakomeling die hem kon
-ocr page 62-
63
opvolgen, want in 1653 kwam kasteel De Haar via vererving in
bezit van Johan van Renesse van Moermont, die daardoor tevens
heer van De Haar, Drakenborg, enz. werd. Daarmee kwam een
eind aan de bloeitijd van De Haar als residentie van het belang-
rijke adellijke regentengeslacht Van Zuylen. De belening met
Kockengen(-De Haar), het Kockengen-Montfoortsgerecht en
Spengen kwam tot stand op 29 april 1654."
Johan van Renesse van Moermont was een kleinzoon van
Cornelia van Zuylen van de Haar, die weer een zuster was van
de eerder besproken Johan van Zuylen van de Haar? Op 1
november 1654 trad hij in het huwelijk metAntonia van Lijnden.
Johan van Renesse stierf al in 1664, zijn vrouw Antonia in 1688."
Het bezit van Johan van Renesse ging na zijn vroegtijdige
dood over op zijn minderjarige dochter Gijsberta Antonia van
Renesse. Zij werd op 19 mei 1665 door de Staten van Utrecht
met Kockengen en Spengen" en op 23 mei 1665 door het
Leenhof van Vianen met De Haar beleend. Namens haar trad bij
die gelegenheid Comelis Mathesius op, die advocaat bij het Hof
van Utrecht was."
Rampjaar 1672-1673
Ruim 7 jaar later kregen ook deze jongedame en de mensen van
Kockengen en Spangen te maken met het Rampjaar 1672-1673,
in de beruchte oorlog met Engeland, Frankrijk, Munster en
Keulen. In de zomer van 1672 kwam het Franse leger tot in de
Vechtstreek. De Waterlinie verhinderde een verdere opmars naar
Amsterdam. Ons gebied kreeg zwaar te lijden.
Doordat het verdedigende Staatse leger ook "in de Lekdijk
een opening maakte" liep veel land onder, tot aan Amsterdam
toe.* "Na dat de Stadt en geheele Provincie van Utrecht, nu Frans
was geworden, vluchten meest alle de Landtluyden met hare ge-
reetste Goederen, in de vaste Steden."" Dat nodigde uit tot het
plunderen van het platteland. Zoals te verwachten was, greep het
bezettingsleger zijn kans. Zo leidden in november 1672 "plonde-
ringen . . . door de Franse" onder meer tot het wegraken van de
hele administratie (kerkelijke akten, lidmatenboek, doop- en
trouwboek, diaconierekeningen, inkomstenboek van de diaco-
nie) en de bijbels en psalmboeken uit de kerk van Kockengen.'*
Maar ook door allerlei inheems gespuis werd "groote moedtwil-
ligheyt gepleeght, inzonderheyt bij nacht als wanneer verschey-
de stoute Bedelaers, Landtlopers, en Vagebonden de verlaten
Huyzen open braken, die doorsnuffelden, en 't geen door ver-
schrikte haastigheyt verlaten, en hier en daar versteeken was,
daar uyt haalden"."
Op 7 maart 1673 stelden de Staten van Utrecht (dus in bezet
gebied) vast dat de inundatie "het meeste deel van de beste lan-
den van 't Landtschap onder heeft gezet, en . . . indien men het,
met de opening in dit voorjaar te stoppen, niet droogh maakt, zy
zoo week en bedorven zouden worden, dat men in veel jaren
niets daar af zou trekken, en dat zy in deze Somer noch Gras
'*i^
■ f' ^k'^Or'ó'''\ <^
Afb. 1. Troepen van de Franse koning LodewijkXIV, bezig met plunderen en brandstichten. Deel van een gravure, zeer kort na het
Rampjaar 1672-1673 gemaakt door J. Sorious en gepubliceerd in deel II van't Ontroerde Nederlandt, 1676.
-ocr page 63-
64
noch Hoy zullen geven, tot de geheele ondergang der arme
Inwoonders".'' In april was men bezig met pogingen de Lekdijk
te herstellen, maar vooralsnog met weinig resultaat.
Kockengen en omgeving bleven het toneel van incidentele
oorlogshandelingen.
Op 14 maart 1673 vertrokken in Woerden gelegerde Franse
soldaten "met veel Schuyten na Teckop, achter Kamerijk, zoo wel
op den roof als om hop te halen uyt, doch weynigh quamen daar
van wederom t'huys".
Omstreeks 20 maart 1673 was er sprake van "een partye van
86 Fransen uyt geweest hebbende om het Dorp Kokkengen te
pionderen". Een deel van het Staatse leger, onder leiding van de
vaandrig Remminger, "dat in de Vinkebuurt in Garnizoen lagh",
kreeg opdracht tegen deze vijandelijke plunderaars in actie te
komen. Er werden "30 man uyt gecommandeert om de Franse
den pas te gaan afsnijden; waar op gedachte Vaendrigh met vier
Sloepen uyt zijn Quartier vertrok en tusschen Uytrecht en het
Woerder Verlaat, in zeker huys, Joostendam genoemt, post vat-
ten; alwaar de Franse, naar eenigen tijdt daar voorbij komende
zoodanigh van de Staatse gechargeerd wierden, dat zij, niet
tegenstaande zich dapper verweerden, eyndelijk genoodtzaakt
waren af te wijken, achterlatende 30 Dooden, en 20 Gequetsten.
Van de Staatse zijn 4 doodt gebleven en 3 gequetst". "Sedert zijn
de Franse, na dat de Staatse na haar Quartier waren vertrokken,
weder daar omtrent geweest, en hebben het voorszeyde Huys uyt
bitterheydt, in brandt gesteken" .^^
In het midden van de maand mei 1673 "zijn 30 Staatse
Soldaten na het Dorp Kokengen gegaan, alwaar hun gezeyt was
dat de Fransen Brandt-wacht hielden; zy zetten op de
Schiltwacht aan, die, hun vernemende, vuur gaf, en liep voort in
huys, doch wierd van de Staatse gevolght, die 8 daar binnen
neder schouten en 11 gevangen kregen; die raakten wech, en
quamen de Staatse met goeden buyt weder in hun Quartier":'"
Kasteel De Haar ontsnapte in het Rampjaar aan vernieling
door de Franse troepen, maar het zal vermoedelijk wel zijn
beschadigd.-
De schade die de Fransen in Kockengen en Spengen aan-
richtten was groot. Veel huizen en bedrijfsopstallen waren zwaar
beschadigd. Behalve de kosten in de particuliere sfeer, kregen
veel ingezetenen ook diverse gemeenschapslasten te dragen,
zoals de reparatiekosten aan het schoolhuis,'' de kerktoren* en
het uurwerk in de kerktoren,^' die naar rato van hun landbezit
werden omgeslagen. Ook de gerechtsheer zal zijn aangesproken.
Onder meer moesten de woningen van de dominee en de koster
gerepareerd worden."^
De Haar en Kockengen gescheiden
Door het huwelijk, in 1679, van Johans dochter Gijsberta
Antonia van Renesse van Moermont met Antonius van Stembor
kwam het kasteel De Haar in bezit van het Zuidnederlandse
geslacht Van Stembor. Waarschijnlijk heeft Antonius het
enigszins vervallen kasteel gedeeltelijk laten opknappen. '"
Als gevolg van de schade die in het Rampjaar was
aangericht, was de gerechtsheerlijkheid Kockengen en Spengen
voor jaren een kostenpost geworden in plaats van een bron van
inkomsten. De nieuwe eigenaar, die zich minder met dit gebied
verbonden voelde, wilde er daarom wel van af. Bijgevolg werd
de gerechts- of ambachtsheerlijkheid Kockengen(-De Haar
en -Montfoorts) en Spengen, met de gifte van de kerk en het land
waar de kerk op staat, in 1681 door de erfgenamen van Johan van
Renesse voor 14 805 Carolusguldens verkocht aan Anthonie
(Antoine) Godin, zoon van Isaac Godin en Catharina
Winckelman, en Domheer van Oudmunster te Utrecht.'"
In deze koop waren begrepen: "de Ambachtsheerlijkheid
[=gerechtsheerlijkheid] van Kockengen en Spengen, met de
rechtigheden, mitsgaders enige percelen land met het recht van
Jus patronatus, op het stellen van het recht predikant, voorzan-
ger, koster, schoolmeester, schout en schepenen, secretaris en
bode, mitsgaders schippers van Kockengen varende op Utrecht
en op Amsterdam, verder het recht en collatie van twee conside-
rahle vicarijen gefundeerd in de kerk van Kockengen, met de
thinsen en de groven en smalle krijtende tienden, en met de thins
van Teemaat, alsmede diverse erfpachten en het recht van de IJk,
mitsgaders verdere gerechtigheden daartoe behorende, zulks
gemelde Heer Johan van Renesse van Zuylen van De Haar,
dezelfve van oudsher gepossedeerd heeft, leenroerig aan de
Edele Mog. Heren Staten 's lands van Utrecht. Verder 12 morgen
weiland gelegen te Kockengen en een huis waar de gerechtsbank
gehouden wordt, staande mede te Kockengen, daarbenevens nog
de Ambachtsheerlijkheid en het dagelijks gerecht van Spengen
en de sluis te Joostendam, liggende in het gerecht Spengen
(einde Kockengen), met het profijt van de tol of doortocht der
schuiten met de sluiswachterswoning, zijnde een tapstede,
tot 1 mei 1682 verpacht aan H.H. van Rijn.".
Nadat de erfgenamen en crediteuren van de Vrouwe van
Renesse hun lopende zaken met betrekking tot Kockengen en
Spengen tot tevredenheid hadden afgehandeld, gingen de Staten
van Utrecht op 23 juni 1682 over tot de uitreiking van een
leenbrief aan Anthony Godin.-' Daarmee was de oude band van
kasteel De Haar met Kockengen en Spengen verbroken.
Antonius van Stembor (gestorven in 1694) werd wat De Haar en
andere bezittingen betreft, opgevolgd door zijn zoon Johan van
Stembor Na achtereenvolgende verervingen op twee vrijgezelle
broers stierf ook dit geslacht in de mannelijke lijn uit.^
Via de kleindochter van Antonius van Stembor en Gijsberta
Antonia van Renesse, die niet verwonderlyk Antonia van
Stembor heette en die gehuwd was met Rudolf Frederik van
Zuylen van Nyevelt, kwam het ondertussen grotendeels tot ruïne
vervallen kasteel De Haar aan die tak van de Van Zuylens.'"
Noten
1  A.A. Manten, 1996. Oude geschiedenis van Kockengen. Tijdschrift
Historische Kring Breukelen, jaargang 11, nr. 1, blz. 43 - 50.
2 H. Janssen en K. Loeff, 1995. De Haar. In: B. 01de Meierink et al. (Red.),
Kastelen en Ridderhofsteden in Utrecht. Uitgeverij Matrijs, Utrecht, blz. 218
- 224, in het bijzonder blz. 219 en 222 eerste alinea.
3 A.J. Maris, 1956. Repertorium op de Stichtse leenprotocollen uit het lands-
heerlijke tijdvak, deel 1. De Nederstichtse leenacten (1394 - 1581). Uitgave
Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, 's-Gravenhage, blz.
160-161 (No. 187).
4 Archief van het Leenhof van Vianen (Algemeen Rijksarchief, 's Graven-
hage), inv. nr. 6, Register van acten van belening uitgegeven door Hendrik,
heer van Vianen en van den Goye en van Ameide, 1391 - 1396; daarin fol.
57.
5 Collectie Van Atteveld (Het Utrechts Archief, voorheen Rijksarchief te
Utrecht), inv. nr. 135, genealogie Van der Haer.
6 Maris, 1956, blz. 161 - 162 (No. 188).
7 Archief van het Leenhof van Vianen, inv. nr. 9, Register van acten van
belening uitgegeven door Reinoud van Brederode, heer van Gennep, Vianen
en Ameide, 1420 - 1424, fol. 20 verso.
-ocr page 64-
65
8 Archief Kasteel De Haar (in Kasteel De Haar te Haarzuilens), inv. nr. 91,
deel B.
9 Archief van het Leenhof van Vianen, inv. nr. 10, Register van acten van
belening uitgegeven door Reinoud van Brederode, heer van Gennep, Vianen
en Ameide, en door Jolante van Lalaing, zijne weduwe, als voogdes over
haar zoon Walraven, 1427 - 1477; daarin fol. 35 verso.
10 O. Wttewaall, 1994. Vleuten - De Meem. Geschiedenis en historische
bebouwing. Uitgeverij Kerckebosch, Zeist (in reeks: Monumenten-inventari-
satie Provincie Utrecht), 400 blz., in het bijzonder biz. 144 - 146.
11 Archief van het Leenhof van Vianen, inv. nr. 10, fol. 54 verso.
12 Archief van het Leenhof van Vianen, inv. nr. 10, fol. 63.
13  E.B.J. Postma, 1983. Nijenrode in prent - met een beknopt overzicht van
zeven eeuwen historie. Uitgave Nijenrode - Hogeschool voor Bedrijfskunde,
Breukelen/Repro-Holland, Alphen aan den Rijn, 2de druk, 76 blz., in het bij-
zonder blz. 18.
14 N. Plomp, 1972. Woerden 600 jaar stad. Uitgave Stichting Stichts-
Hollandse Bijdragen, Woerden, 150 blz., in het bijzonder blz. 75.
15 Zie voor een uitvoeriger weergave van de gebeurtenissen in Kockengen
en omgeving: W. van de Pas, 1952. Tussen Vecht en Oude Rijn. Uitgeverij
Het Spectrum, Utrecht, 2.54 blz., in het bijzonder blz. 56-61.
16 Archief van het Leenhof van Vianen, inv. nr. 12, Register van acten van
belening uitgegeven door Walraven van Brederode, heer van Vianen en
Ameide, 1480 - Mei 1508; daarin fol. 180 verso - 181.
17  M. Donkersloot-de Vrij, J. Greive, H. Hovenkamp, G. Jonkers, Ph. van
der Lee en G. Wammes, 1993. De Stichtse Rijnlanden. Geschiedenis van de
zuidelijke Utrechtse waterschappen. Uitgeverij Matrijs, Utrecht, 176 blz., in
het bijzonder blz. 169. Ook: Van de Pas, 1952, blz. 61, 62.
18 Mans, 1956, blz. 161 (verwijzing naar No. 100), alsmede blz. 90-91
(No. 100). Ook: Van de Pas, 1952, blz. 246. Tevens: W.F.M. Ahoud, 1994.
Inventaris van de archieven van de voormalige gemeente Kockengen 1599 -
1988 (Gemeentehuis te Breukelen), blz. 21-22.
19 Archief van het Leenhof van Vianen, inv. nr. 17, Register van afschriften
van acten van belening uitgegeven door Reinoud van Brederode, heer van
Vianen en Ameide, 1531 - 1552; daarin fol. 13.
20 Verzameling Handschriften in Rijksarchief te Utrecht, inv. nr. 85, Lijst
Vrij- ende Ridderhofsteden .
21  Archief van het Leenhof van Vianen, inv. nr. 17, fol. 44 verso - 45.
22  M.A. Dukes-Greup, 1984. Oudaen, 't huys met syn optreckende brugge.
Repro-Holland, Alphen aan den Rijn, 96 blz., in het bijzonder blz. 32.
23 J.C. Jongeneel, 1980. Grepen uit de Geschiedenis van de Gemeente
Kockengen. N. Samsom, Alphen aan den Rijn, 3de druk (met medewerking
van G.F.W. Hemgreen), 135 blz., in het bijzonder blz. 13.
24 Archief van het Leenhof van Vianen, inv. nr. 21, Register van afschriften
van acten van belening uitgegeven door Hendrik van Brederode, heer van
Vianen en Ameide, 1557 - 1567; daarin fol. 38 verso - 39.
25 Archief van het Leenhof van Vianen, inv. nr. 24, Register van afschriften
van acten van belening uitgegeven door Philips II, koning van Spanje, ten
tijde dat de heerlijkheden Vianen en Ameide geconfisceerd waren, 1567 -
1576; daarin fol. 77.
26 Van de Pas, 1952, blz. 47.
27 Van de Pas, 1952, blz. 245. Ten onrechte noemt Van de Pas het
Kockengen-Montfoortsgerecht daar het Kockengen-Lockhorstgerecht. Deze
onjuistheid werd helaas overgenomen door Ahoud, 1994, blz. 22.
Laatstgenoemde maakte wel - in afwijking van Van de Pas, maar geschied-
kundig juister - de lijst voor Kockengen en Spengen tot de hoofdlijst.
28 Archief van het Leenhof van Vianen, inv. nr. 25, Register van afschriften
van acten van belening uitgegeven door Geertruid van Bronchorst en
Batenborch, vrouw van Vianen en Ameide, 1576 - 1578 en 1584 - 1590;
daarin fol. 59 - 60.
29 A.A. Manten, 1992. De na-Middeleeuwse Kerkelijke Reformatie in onze
omgeving. Tijdschrift Historische Kring Breukelen, jaargang 7, nr. 4, blz.
207 - 209.
30 Archief van het Leenhof van Vianen, inv. nr. 26, Register van acten van
belening uitgegeven door Walraven van Brederode, heer van Vianen en
Ameide, 1592 - 1614; daarin fol. 139 verso - 140.
31  Archief van het Leenhof van Vianen, inv. nr. 29, Register van acten van
belening uitgegeven door Hans Wolphert van Brederode (Januari 1639 -
Augustus 1655), Hendrik van Brederode (Februari 1656 - Juni 1657) en
Wolphert van Brederode (Juli 1657 - November 1666), als heren van Vianen
en Ameide en Noordeloos; daarin fol. 157 verso - 158.
32 Jongeneel, 1980, blz. 40-41.
33  M. van Vliet, 1993. Hervormde kerk van Kockengen rijk aan historische
herinneringen. Tijdschrift Historische Kring Breukelen, jaargang 8, nr. 1, blz.
7 - 13, in het bijzonder blz. 8.
34 Archief van het Leenhof van Vianen, inv. nr. 29, fol. 33 - 35 verso.
35 Archief van het Leenhof van Vianen, inv. nr. 29, fol. 273 verso - 275
verso.
36 H.T.E.V.G.D.Q. Liefhebber der waarheydt (=Tobias van Donselaer?),
1676. Het Tweede Deel Van't Ontroerde Nederlandt, Door de Wapenen des
Konings van Vrankryk. Dat is Een Waarachtigh verhaal Van den Fransen,
Engelsen, Keulsen, en Munstersen Oorlogh, Tegen de Vereenigde
Nederlanden, En der zelfder Geallieerden. Bij Markus Willemsz Doornik,
Boekverkoper t'Amsterdam, 832 blz., in het bijzonder blz. 117, 253, 263,
273,391 -392,402.
37 Anoniem ("een Liefhebber der waarheydt"), 1674. Het Ontroerde
Nederlandt, Door de Wapenen des Konings van Vrankryk. Dat is Een
Waarachtigh verhaal Van den Fransen, Engelsen, Keulsen, en Munstersen
Oorlogh, Tegen de Vereenigde Nederlanden, Met desselfs Binnelandtse
Beroerten. Bij Markus Willemsz Doornik, Boekverkoper t'Amsterdam, 549
blz., in het bijzonder blz. 410.
38 Jongeneel, 1980, blz. 41.
39 Archief Voormalige Gemeente Kockengen (Gemeentehuis te Breukelen),
inv. nr. 196, Rekening en omslag van de reparatiekosten van het schoolhuis
te Kockengen, met vaststelling van de omslag over de morgentalen, 1680.
40 Archief Voormalige Gemeente Kockengen, inv. nr. 197, Rekening en
omslag van het Kockengense en Spengense aandeel in de reparatiekosten der
kerktoren te Kockengen in 1682, met vaststelling van de omslag over de
morgentalen, 1683.
41  Archief Voormalige Gemeente Kockengen, inv. nr. 504, Rekening en bui-
tengewone omslag van het aandeel van Kockengen-Lockhorst inzake de
reparatie van het uurwerk in de kerktoren, 1680.
42 Archief Voormalige Gemeente Kockengen, inv. nr. 785, Repartitie van de
kosten van zekere reparatiewerkzaamheden aan de predikants- en kosterswo-
ning en andere lasten van het gehele kerspel van Kockengen, 1681.
43 Jongeneel, 1980, blz. 43.
Dit artikel werd eerder gepubliceerd in Tijdschrift Historische Kring
Breukelen, jaargang 11, nr. 5 (december 1996). De auteur gaf toestemming
tot overneming en voegde ook nog enige extra informatie toe.
Vervolg van pagina 59
Nassaustraat
Tijdens de ruilverkaveling van 1953 - 1963 is de
Vleuterweideweg aangelegd. Toen dit gedeelte van het plan ge-
realiseerd was, besloot de gemeenteraad op 29 juli 1957 om voor
enkele straten in de wijk "Over het spoor" de straatnamen offi-
cieel vast te stellend Een daarvan was de Nassaustraat en was de
tweede dwarsstraat tussen de Julianalaan en de Prins Hen-
drikweg.
Omtrent de motivatie voor deze naam zijn in het gemeente-
archief geen gegevens te vinden. Omdat in die tijd de
Prinsessebuurt in De Meem al door de gemeenteraad was vast-
gesteld, heeft men ongetwijfeld gezocht naar één straatnaam die
paste bij de al eerder genoemde straten. De vraag is dan waarom
men toen voor Nassau en niet voor Oranje - Nassau heeft geko-
zen.
Het geslacht Oranje - Nassau is sinds 1815 het vorstenhuis
van het Koninkrijk der Nederlanden. Het is ontstaan door het
huwelijk van Hendrik II van het Duitse geslacht Nassau met
Claudia van het Franse geslacht Charton - Orange.
Het Duitse vorstengeslacht Nassau is genoemd naar de Burg
Nassau aan de Lahn dat in 1120 is gebouwd door de graven van
Laurenburg. In 1255 ontstonden in het geslacht Nassau twee tak-
ken. Uit de Walmramse tak stamt het groothertogdom
Luxemburg. Uit de Ottoonse tak is, door het genoemde huwelijk,
het Nederlandse vorstenhuis voortgekomen.
noten:
l.Rb 148.23-06-1925
5. Rb 291. 22-09-1950
2. Rb 148. 23-06-1925
6. Rb 29-07-1957
3. Rb 291. 22-09-1950
7. Rb 29-07-1957
4. Rb 148. 23-06-1925
-ocr page 65-
66
Staatnaamgeving in de nieuwbouw
De herkomst van de naam De Milan Visconti
door J.F.K. Kits Nieuwenkamp
Ten behoeve van het doen van voorstellen voor straatnaamgeving in de nieuwe wijken van onze gemeente, zoals de wijken
't Weer en De Tol, maar binnenkort ook de wijken Veldhuizen, Vleuterweide, Haarzicht en De Woerd, is een kleine gemeen-
telijke commissie ingesteld, waarin ook de Historische Vereniging is vertegenwoordigd. Van november 1994 tot en met mei
1998 maakte schrijver dezes deel uit van deze commissie. Zijn plaats in de commissie is inmiddels ingenomen door ons lid,
de heer J.H.R Heesters.
Een verslag van de commissie en de geschiedenis van de familie De Milan Visconti.
Straatnaamgeving.
Het geven van straatnamen is minder gemakkelijk dan het lijkt.
Vooral tegenwoordig. Vroeger ontstonden straatnamen "spelen-
derwijs". De plaatselijke bewoners gaven zelf een naam aan een
buurtje, een straatje, een weggetje, of een pad. En dat alleen maar
om de ligging van een huis of perceel globaal aan te duiden.
De lokale overheid bemoeide zich in eerste instantie niet met die
naamgeving. Door de overheid werden de huizen rond 1850
alleen genummerd en waren gelegen in wijken, die met een let-
ter werden aangeduid. Zo was dat ook in de gemeenten Vleuten,
Haarzuilens, Veldhuizen en Oudenrijn. (Zie hiervoor ook "Onze
straatnamen, oorsprong en betekenis (1) door J.H.P. Heesters in
ons Tijdschrift nr 1 van maart 1998).
De wettelijke basis voor de straatnaamgeving ligt besloten in
artikel 149 van de Gemeentewet: de raad maakt de verordenin-
gen die hij in het belang van de gemeente nodig oordeelt.
Overigens bestaan er geen algemene richtlijnen voor het
geven van straatnamen: het gemeentebestuur is daarin geheel
vrij. Maar in de praktijk is gebleken, dat er toch een zekere sys-
tematiek noodzakelijk is. De straatnamen moeten herkenbaar
zijn, maar ook de wijk waarin ze gelegen zijn. In de nieuwe wij-
ken ziet men daarom clusters van namen van dichters, schilders,
natuurkundigen, professoren enz.
De straatnamencommissie wordt geacht zich te houden aan o.a.
de volgende uitgangspunten:
-  de naam moet gemakkelijk bruikbaar zijn;
-  de naam moet geen verwarring opleveren met reeds bestaande
namen;
-  een bepaalde wijk dient te worden voorzien van een cluster
van te vernoemen gelijke onderwerpen;
-  per wijk kan worden gekozen voor een bepaald achtervoegsel
(ten behoeve van de herkenbaarheid), zoals -straat, -weg, -
laan, -allee, -singel, -land, -polder, of in het geheel geen ach-
tervoegsel;
De wijken 't Weer en De Tol.
De voorstellen die door de Historische Vereniging werden aan-
gedragen voor het plan "t Weer" (een plaatselijk toponiem met de
vermoedelijke betekenis van een stuk land tussen twee ontwate-
ringssloten) werden niet door de gemeente overgenomen.
De gemeenteraad achtte namen, die verband houden met de
meteorologische gesteldheid beter passen, dan historische
namen, die samenhangen met de oorspronkelijke betekenis van
't Weer.
De suggesties voor de wijk De Tol (genoemd naar het nabij
gelegen voormalige tolhuis, thans café-restaurant De Tol)
werden gelukkig wel aanvaard, zodat daar nu oude topografische
namen (veld- en boerderijnamen) uit Vleuten en Haarzuilens zijn
terug te vinden.
Benoeming deelplannen "Leidsche Rijn".
Inmiddels heeft de commissie voor de "Leidsche Rijn"-plannen
de volgende adviezen uitgebracht (die door het college van
burgemeester en wethouders zijn overgenomen):
als wijknamen: Veldhuizen, Vleuterweide, Haarzicht en
De Woerd; als naam voor de grote waterpartij: Haarrijnseplas;
als naam voor het industrieterrein: Haarrijn.
De wijl< Veldhuizen.
Als buurtnamen in de wijk Veldhuizen (genoemd naar de aldaar
gelegen voormalige gemeente Veldhuizen) is gekozen voor:
Rijnland, Waterland, Polderland, Hoogland, Laagland, Eiland en
Park land.
Het park in Veldhuizen zal het De Milan Viscontipark gaan
heten, terwijl de hoofdwegen aldaar zullen worden aangeduid als
Heldammersingel, De Milan Viscontilaan en Van Lawick van
Pabstlaan (als laatste particulier eigenaar van de ruïne van kasteel
Nyevelt).
De straatnamen in het onderdeel Polderland zullen gaan
heten naar polders, gelegen in de provincie Utrecht:
Bethunepolder, Bikkerspolder, Bovenpolder, Broekpolder,
Donkervlietpolder, Geinpolder, Gelderpolder, Honswijkpolder,
Kerkeindsepolder, Kortrijkpolder, Maatpolder, Molenpolder,
Rapijnenpolder, Ruijgenhoeksepolder, Vlowijkerpolder en
Zeldertpolder.
De straatnamen in het onderdeel Waterland worden als volgt
voorgesteld, naar minder bekende riviertjes in Nederland:
Angstel, Ame, Dintel, Does, Drecht, Gaag, Geeuw, Kome, Laak,
Rotte, Schenk, Tjonger, Waver, Wierecke, Winkel, Ziende en
Zweth.
In het onderdeel Rijnland zullen de grote rivieren in
Nederland worden vemoemd, in Hoogland de "bergen" in
Nederland, in Laagland komen de veldbloemen in beeld, in
Eiland de waddeneilanden en in Parkland parken en/of kastelen
in de provincie Utrecht c.q. in Nederland.
De Milan Visconti.
Het voorstel om een park en een laan in het plan Veldhuizen,
nabij de ruïne van het Kasteel Nyevelt te vernoemen naar de
familie De Milan Visconti houdt verband met het feit, dat deze
familie drie generaties lang (door aankoop) Heren van Nyevelt
-ocr page 66-
67
waren, en wel van 1710 tot 1780. In dit laatste jaar stierf de laat-
ste telg van dit geslacht en stierf het geslacht De Milan Visconti
uit, evenals dat overigens ook al in 1448 gebeurde, met de dood
van hertog Philip Maria Visconti. Hierover in het vervolg meer.
Met de dood in 1780 van de in 1693 geboren Gijsbert Franco
Baron de Milan Visconti, secretaris der Staten van Utrecht
(1742-1780), Kanunnik van het Kapittel van Sint Marie te
Utrecht, sinds 1720 Heer van Hinderstein en sinds 1747 Heer van
Nyeveld, Veldhuysen, Bijleveld, Rosweyde, Reijerscop,
Lichtenberg en Snellenburg, kwam een einde aan zes generaties
van een van oorsprong Italiaanse familie De Milano, die in het
Utrechtse voor hun tijd een bijzondere geschiedenis hebben
geschreven.
Limburch (1659-1740). Zij hebben vier kinderen: '
1. Johan Servaas Baron de Milan Visconti tot Nijveld
(1684-1747), tafelhouder tot 1719 (het tafelhouderschap
gaat over op het Stadsweeshuis Utrecht), Baron des Heili-
gen Roomschen Rijks, Heer van Veldhuijsen, Domheer van
St Marie, Domheer en Deken van het Kapittel van Sint
Marie, Geëligeerde Raad ter Vergaderinge van de Ed.Mog.
Heeren Staaten van den Lande van Utrecht, Raad extra-ordi-
naris in den Ed. Hove Provintiaal, Gecommitterde ter Staten-
Generaal, Hoogheemraad en Dijkgraaf van het
Hoogheemraadschap van den Lekkendijk Bovendams ende
van Heijcoop genaamd De Langevliet, ongehuwd en begra-
ven in de Catharijnenkerk te Utrecht.
2.   Comelia Barones de Milan Visconti (1686-1711),
ongehuwd;
3.   Alexandrina Margaretha Barones de Milan Visconti
(1689), ongehuwd;
4.   Gijsbert Franco Baron de Milan Visconti (zie VI).
VI. Gijsbert Franco Baron de Milan Visconti (1693-1780),
Secretaris der Staten van Utrecht van 1742 tot 1780, sinds
1720 Heer van Hinderstein en sinds 1747 Heer van Nijeveld,
Veldhuijsen, Bijleveld, Rosweijde, Reijerscop, Lichtenberg en
Snellenburg, ongehuwd.
Zoals gezegd, sterft met de dood van deze Gijsbert Franco de
Milan Visconti de familie De Milan Visconti uit.
Nu wij de leden van deze familie kennen, zullen wij nader
ingaan op hun levensloop en hun beroep van tafelhouder. Hierbij
is het goed te realiseren, dat Joden zich toentertijd in het alge-
meen zich wel met (geld)handel moesten bezig houden, omdat
zij van bestuuriijke functies officieel waren uitgesloten.
Vanaf de middeleeuwen tot in de 17e eeuw vormden met name
De geschiedenis begint met:
I. Guilielmo de Milano, van Joodse
afkomst, tafelhouder (houder van
een bank van lening), die zich in
Nederland vestigt en hier trouwt
met Anna Wolfswinckel. Zij krijgen
twee kinderen: Anna de Milan, die
huwt met Pedro Ormea, ook bank-
houder, eerst in Den Briel en sinds
1581 in Utrecht. Het tweede kind
is:
afb.1 De Milan Visconti
11. Jan de Milan, ook tafelhouder, die in 1575 in Rijssel huwt
met Agnes Maes. Hij overlijdt in 1595. Zij hebben één
zoon:
III.Daniel de Milan (overleden in 1635), wederom tafelhouder,
die in 1613 te Vlissingen huwt met Johanna del Come. Zij
overlijdt in Utrecht 1674. Uit dit huwelijk spruiten drie kinderen:
1.   Agnes de Milan (1621-1695), die in 1636 huwt met Mr
Justus Gisbrechtszn Kriex (1610-1665), tafelhouder te
Groningen Advocaat voor den Hove van Utrecht, Domheer
van St Marie, Regent van het Bartholomeus Gasthuys (1646),
Regent van de Aelmoezeniers kamer (1652), begraven in de
Jacobikerk in Utrecht;
2.  Matthias de Milan;
3.  Johan de Milan (zie IV).
IV.  Johannes de Milan (1622-1699), tafelhouder te Utrecht,
Kanunnik van het Kapittel van Sint Marie te Utrecht die in
1649 trouwt met Alexandrina Martinusdr Kriex (gedoopt te
Sneek en overleden 1701 in Utrecht). In 1696 wordt deze
Johan door Keizer Leopold van Oostenrijk (door koop)
verheven tot Baron de Milan Visconti. Hij heeft vier kin-
deren:
1.   Mr Daniel Baron de Milan Visconti (zie V);
2.   Gijsbert Baron de Milan Visconti;
3.   Joost Baron de Milan Visconti, overieden 1705;
4.   Willem Baron de Milan Visconti.
V.   Mr Daniel Baron de Milan Visconti (1652-1741), tafelhou-
der, zich eerder noemende Daniel de Mediolano Vicecomes,
Kanunnik van Sint Marie, Schepen en Raad in de
Vroedschap van Utrecht, President van Gecommitteerde Raden
van Utrecht, Heer van Hinderstein, Nyeveld, Veldhuysen,
Bijleveld, Rosweijde, Reijerscop, Lichtenberg, Oude Rijn, en
Snellenburg, huwt in 1682 Mechteld Jacoba Servaes van
afb.2 Geldwisselaars in de zestiende eeuw. (Illustratie uit:
Gewogen of bedrogen, liet wegen van geld in de Nederlanden;
uitgave: Rijksmuseum Het Koninklijk Penningkabinet).
Italiaanse Joodse tafelhouders (lombards of houders van banken
van lening) een soort kartel op het gebied van de geldhandel. Zij
waren in het algemeen zeer vermogend. De hoge rentepercenta-
ges deed hen overigens ook als woekeraars bekend staan.
Tot 1614 was het gewoon, dat de Bank van Lening, de Taeffel
van Leeninge, de Table de Prest werd geëxploiteerd door onder
andere deze Italianen. Hier te lande is het wel opmerkelijk, dat
uit de doop- en trouwinschrijvingen overigens blijkt, dat zij op
een enkele uitzondering na allen "de ware gereformeerde religie"
-ocr page 67-
68
beleden en op deze wijze trachtten hun Joodse afkomst te
ontkennen en zich te integreren in de Hollandse samenleving.
Deze Italianen kwamen goeddeels uit Piemonte, een landstreek
rondom Turijn in Noord-Italië.
In 1614 was Amsterdam de eerste stad die de Tafel van
leening in eigen beheer nam, gevolgd door Rotterdam (1635),
Middelburg (1636), Gouda (1654), Haarlem (1662),
's-Gravenhage (1673), Leiden (1675) en Delft (1677). Een uit-
zondering was de stad Utrecht, waar tot 1714 de erven van
Joannes de Milan (overleden in 1699) de tafel hielden. In 1719
werd hij als Tafelhouder opgevolgd door het verlenen van octroy
voor 15 jaren aan het in financiële moeilijkheden verkerende
Utrechtse Burgerweeshuys.
In de 17e eeuw vormden de Tafelhouders nog steeds een
gesloten groep, waarbinnen veelal werd getrouwd om zowel het
kapitaal als de "vakkennis" (warenkennis, in verband met de
taxatie van de aangeboden panden) binnen de groep, en vooral
binnen de familie te behouden. De administratie werd in een
geheime, alleen aan ingewijden bekende taal gevoerd.
In "De Nederlandsche Leeuw" van juli 1964 schrijft Mr J.H. de
Vey Mestdagh hierover onder andere het volgende.
De familie De Milan Visconti telde in de 18e eeuw diverse
leden, zowel in de Noordelijke als in de Oostenrijkse (Zuidelijke)
Nederlanden. In 1722 certificeert Philip 0'Kelly, "premier roi et
heraut d'armes" van Maria Theresia voor haar provincie
Henegouwen, een geslachtslijst, waarin men de Mechelse en
Utrechtse De Milan's rechtstreeks laat afstammen van het
geslacht Visconti, dat gedurende ruim een eeuw Milaan regeer-
de, eerst als Heer en later als Hertog. Deze lijst steunt mede op
het in 1710 te Amsterdam verschenen werk van J.W. Imhoff: "De
twintig illustre families van Italië". Imhoff maakte daarbij
gebruik van een brief van Mr Daniel de Milan Visconti uit
Utrecht, waarin deze zich noemt Daniel de Mediolano
Vicecomes. Hierdoor is ook vastgesteld aan wiens fantasie deze
wonderlijke genealogie te danken is. Wonderlijk, want de herto-
gelijke tak van het geslacht Visconti stierf reeds in 1448 met
hertog Philip Maria Visconti in mannelijke lijn uit.
De Vey Mestdagh vervolgt: De eerste werkelijk bekende
stamvader van Mr Daniel was Guillielmo de Milano, in eerste
echt getrouwd met Anna Wolfswinckel. Van hun zoon Jan weten
we, dat hij te Rijssel in 1575 een huwelijk aanging met Agnes
Maes en aldaar twintig jaar later overleed. Uit deze tijd is ook
bekend, dat de familie het beroep van tafelhouder uitoefende en
door huwelijk met andere lombardfamilies was verbonden.
Zo trouwt Jan's zuster Anna met de Brielse en sinds 1581
Utrechtse bankhouder Pedro Ormea. Het in 1620 op Jeronimo
del Ponte, een zoon uit Anna's tweede huwelijk, en op haar neef
Daniel de Milan Janszn overgegane Utrechtse octrooi zou nog
drie generaties lang in handen blijven van de De Milan's en de
aan hen geparenteerde families Del Come, Kriex en De Ferraris,
totdat het in 1719 wordt overgedragen aan het stads weeshuis in
Utrecht. Daniel's zoon, Jan de Milan, zal zich op den duur zeker
niet meer direct hebben ingelaten met het bedrijf, dat zijn aspira-
ties naar een hogere sport op de maatschappelijke ladder lelijk in
de weg had kunnen staan. De smet, die nu eenmaal sinds de mid-
deleeuwen aan het beroep van tafelhouder kleefde, was in zijn
tijd nog altijd virulent. Als in 1664 bij de vernieuwing van het
octrooi zelfs professoren willen deelnemen in de bank van
lening, bemoeit de academische senaat er zich mee en spoort hen
aan zich te gedragen in overeenstemming met de waardigheid
van hun ambt. In 1657 wordt er nog gedelibereerd of Johanna
Holda, vrouw van de kassier van de bank, wel mocht worden
toegelaten tot het heilig avondmaal.
afb.3 Alexandrina Kriex (+Utrecht 1701), echtgenote van
Johan de Milan (16-22-1699)
In 1696, drie jaar voor zijn dood, wist Jan de Milan zich door
Keizer Leopold van Oostenrijk te doen verheffen tot Baron van
het Heilige Roomse Rijk, nadat hij reeds voordien in het bezit
gekomen was van de positie en titel van Kanunnik van het
Kapittel van Sint Marie in Utrecht.
afb.4 Johanna Del Corne (+Utrecht 1674), echtgenote van
Daniel de Milan (tUtrecht 1635)
Zijn zoon. Mr Daniel, voerde ingevolge voomoemde adelsver-
heffing het volledige wapen der Visconti's, Hertogen van Milaan.
Ook vertoonde hij op uitgebreide schaal die andere typerende
merkwaardigheid der rijk geworden lombardiers, het najagen
van heerlijke titels en goederen. De ridderhofsteden Hinderstein
en Nyeveld wist hij te vermenigvuldigen met de ambachtsheer-
lijkheden Veldhuysen, Bijleveld, Rosweyde, Reyerscop,
Lichtenberg en Oude Rijn, terwijl en passant nog het huis
-ocr page 68-
69
Snellenburg onder Benschop daaraan kon worden toegevoegd.
Evenals zijn vader was hij Kanunnik van Sint Marie, maar wat
deze nog niet was gelukt, het verkrijgen van toegang tot de hoge
colleges van bestuur, daarin slaagde de zoon. Hij werd schepen
en raad in de Vroedschap van Utrecht, vervolgens lid en tenslot-
te zelfs president van Gecommitterde Raden van Utrecht.
Ook zijn huwelijk met een dochter uit een bekend Alkmaars
en ook te Amsterdam bekend
regenten- en koopmansgeslacht,
Mechteld Jacoba Servaes van
Limburch, zal de nodige luister
hebben bijgezet. Zij trouwden te
Benschop 26 december 1682 en
overleden te Utrecht respectievelijk
op 3 april 1741 en op 19 juli 1740.
Uit dit huwelijk werden genoemde
vier kinderen geboren.
Jan Servaas overtroefde al weer zijn
vader en werd Deken van het
afb.5 Servaes van Limburch Kapittel van Sint Marie, geëligeerd
Raad, gecommitteerde ter Staten-
Generaal, Raad in het Hof van Utrecht en dijkgraaf van het
Hoogheemraadschap van de Lekdijk Bovendams.
De jongste, Gijsbert Franco, bij zijn doop vemoemd naar zijn
oom Gijsbert de Milan en de IJsselsteinse burgemeester Franco
van Meerlant, bekleedde vanaf 1742 tot aan zijn dood in 1780 de
sleutelpositie van Secretaris der Staten van Utrecht. We kunnen
wel zeggen, dat de familie De Milan Visconti in de 18e eeuw "in"
was.
Het zijn ongetwijfeld de grote rijkdom van de familie en de
vooraanstaande en invloedrijke positie van Mr Daniel geweest,
die de loopbaan van zijn zoons mede hebben bepaald.
Er was echter één omstandigheid die aan alle voorspoed een
wrange bijsmaak gaf. Geen der kinderen van Mr Daniel bleek
namelijk een huwelijk te ambiëren, hetgeen ertoe leidde, dat het
geslacht in 1780 uitsterft. De ouders hadden alles gedaan om het
contact met de andere sexe te bevorderen: feesten, bals, en bui-
tenpartijen, waartoe hun behuizingen in Utrecht, Benschop en
Langbroek zich zo bij uitstek leenden.
Ook op andere wijze werd erop aangestuurd van beide jon-
gens all-round mensen te maken. Zoals dat in de 18e en 19e eeuw
bij zoons van gegoede en vooraanstaande huize gewoonte was,
zien we in het najaar van 1714 de gebroeders De Milan, gewa-
pend met een paspoort van de stad Utrecht, vertrekken voor wat
in die tijd zeker nog als een wereldreis kon worden beschouwd:
een reis die hen zou voeren door Frankrijk, Italië en Duitsland.
De wereldwijsheid en levenservaring daarbij opgedaan zal hun
zeker later te pas zijn gekomen bij het vervullen van hun verant-
woordelijke en hoge posities.
In 1747 werd Jan Servaas de Milan Visconti ten grave gedra-
gen in de Catharijnekerk in Utrecht, "nalatende een bejaarde
broeder en zuster". Zijn wapen werd in de kerk "gehangen" en de
24 el laken (van de lijkbaar) aan het kinderhuis vereert".
Gijsbert Franco de Milan Visconti, sinds 1742 secretaris van de
Staten en sinds 1720, door opdracht van zijn vader. Heer van
Hinderstein, bleef dus alleen met zijn zuster Alexandrina achter
en volgde zijn broer op in al diens heerlijkheden en goederen. Hij
kon zich voortaan noemen: Heer van Hinderstein, Nyeveld,
Veldhuysen, Bijleveld, Rosweyde, Reyerscop en Lichtenberg.
De bewoning van drie huizen tegelijkertijd leverde, bij afwezig-
heid van nivellerende belastingen, nog geen problemen op.
afb.6 Nyvelt. Aquarel door H.G. Schutter, 1752.
(Rijksarchief Utrecht)
De weekeinden genoot hij op Snellenburg en Hindersteyn. De
rest van de tijd was hij, mede door zijn ambtsbezigheden, gebon-
den aan de stad Utrecht, waar de familie al sinds het begin van
de 18e eeuw een gunstig gelegen dubbel woonhuis bewoonde
aan de Wijde Begijnestraat, vlak bij de Voorstraat, vanwaar men
in enkele minuten via de Boothstraat het gebouw van de Staten
aan het Janskerkhof kon bereiken.
Echter, niet alleen het staatkundig en kerkelijk leven van zijn
tijd hield hem bezig. Ook de Vrijmetselarij vond in hem een
actief aanhanger. Hinderstein werd een centmm van de ma9on-
nerie, waar de Utrechtse loge - één van de eerste in ons land -
regelmatig vergaderde in de torenkamer met uitzicht op het noor-
den, zoals de rite dat verlangt.
Als we op de 18e december 1766 het huis aan de Wijde
Begijnestraat hadden kunnen binnen gaan, dan zouden we daar
broer en zus De Milan in enigszins geagiteerde stemming hebben
kunnen aantreffen, druk bezig zich gereed te maken voor een
uitstapje, waarvan de gevolgen voor één hunner huisgenoten van
wel bijzondere betekenis zou blijken te zijn. Gijsbert Franco, nog
goed ter been, en zijn zuster "wel swakkelijk, dog mede gaande
en staande", begaven zich op die dag, zich met het klimmen der
jaren meer en meer bewust van de broosheid van dit aardse
bestaan, naar notaris Oskamp om daar hun laatste wil te doen
verleiden, een wil die er kennelijk op gericht was hun geliefde
huisgenote, Jacoba Guitton, tot hun dood aan zich te binden, in
de hoop zodoende in hun laatste jaren verzekerd te zijn van haar
liefderijke verzorging. Na voor de notaris verklaard te hebben,
dat de langstlevende van hen beiden het vruchtgebruik van hun
goederen en vermogen zou genieten, bepaalden zij, dat Jacoba
Johanna Guitton na hun beider dood hun enige en universele erf-
gename zou zijn. Het zou overigens nog 14 jaar duren eer deze
wel zeer genereuze bepaling effect kon sorteren.
De tekst van een, copie uit 1781 van
het originele testament, luidt als
V tr
volgt:
Beslotene Testamentaire Dispositie
van wijlen Den HoogWelGeb. Heer
Baron De Milan Visconti en van De
HoogWelGeb.Jonckvrouwe
Alexan drina Magdalena Baronesse
De Milan Visconti.
Acte van Superscriptie.
afb.7 Guitton
            Op huyden den 1 Be December
-ocr page 69-
70
1766 compareerden voor mij Dirk Oskamp, Notaris 's Hoofs van
Utrecht, binnen Utrecht residerende en bij d'Ed.Groot Achtbare
Heren Borgemeesteren en Vroedschap derzelver Stad geatmi-
teerd, en voor Jacobus De Graaff en Theodorus Koppen als
getuiygen, Den HoogWelGeboren Heere Gijsbert Franco Baron
De Milan Visconti, Heere van Hinderstein Etc. Etc, en De
HoogWelGebore Jonkvrouwe Alexandrina Magdalena
Baronesse De Milan Visconti, Broeder en Zuster, mij Notaris
bekend.
Den Heer Comparant met ons gaande en staande, en de
Jonkvrouwe comparante wel swakkelijk, dog mede gaande en
staande, beijden hun verstand en memorie volkomen magtig en
gebruijkende, als ons Notaris en getuigen opentlijk bleek, en
exhibeerde de comparanten dit besloten papier met een zwarte
zijde draad toegenaaijd, en op vier plaatzen met het signet van de
comparanten en swarten lakke verzegeld, met verklaring dat in
het zelve is begrepen hun lieder testament en uijterste wille,
welke zijlieden uit kragte van den octroije daar inne geroerd
gemaakt, mitsgaders met des Heer comparants hand op zegel
geschreven hebben, zijnde door beiden de comparanten duijde-
lijk nagelezen en ondertekend, hebbende de comparanten zig tot
dit instrument gerefereerd bij hunne opene dispositie, op heden
voor mij Notaris en getuigen gepasseerd, begerende de compa-
ranten, dat de inhoud van dezen testamente na dode van de
langstlevende van hun beide, zal worden agtervolgd, en volko-
men effect sorteren, 't zij als testament, codicil of andere soorte
van laatste dispositie, zo als het zelve na regten best zal kunnen
bestaan; verklarende de comparanten hunne wil en begeerte te
zijn, dat dit testament ten eersten na het overleiden van den
langstlevende der comparanten zal worden geopent en om zulks
door Notaris en getuigen te laten doen, authoriseren de compa-
ranten daartoe bij dezen Mejuffrouw Jacoba Johanna Guitton,
Dogter van den Wel.Eerwaarde Heer Marcus Guitton, Predicant
in De Waalsche gemeente te Maastricht, zonder daar inne door
imand te worden belet direct of ondirect, en is deze door den
Heer en Jonckvrouwe comparanten en de voornoemde getuigen,
benevens mij Notaris ondertekent binnen Utrecht, ten Huijze van
de comparanten op dato voorschreve.
Was getekent Milan Visconti, A.M. De Milan Visconti, J.D.
Graaff, T. Koppen, 1766. Dirk Oskamp, Notaris 1766.
Volgt de dispositie zelve:
Wij, onderschreven Gijsbert Franco Baron De Milan Visconti,
Heer van Hyndersteijn etc. en Alexandrina Magdalena Baronesse
De Milan Visconti bij onze mutuele testamente op heden voor
den Notaris Dirk Oskamp en getuigen gepasseerd, ons gerefe-
reert hebbende tot deze onze belotene testamente, welke wij
willen dat na dode van de langslevende van ons zal stand grijpen,
hebben tot voldoening van het zelve, in krachte van den octroije
bij gem. testamente gemeld, goedgevonden dienvolgens bij
dezen te disponeren, in maniere als hier na beschreven staat.
Confirmerende als nog den zelven testamente, excluderen wij
vooraf en in alle gevallen, allen zullen die na dode van de langst-
levende van ons ab in testato of uit hoofde van eenige voorgaan-
de making, tot onze nalatenschap zouden vermeijnen gerechtigt
te zijn of zich daar mede zouden willen en trachten te bemoeijen.
Voorts legateren wij te zamen voor het geheel, en ieder in het
bijzonder voor de helfte, na dode van de langstlevende van ons
beijden, aan de perzoonen hier na beschreven, gelijk agter den
naam van ieder uitgedrukt staat.
Aan de twee zoonen van den Heer Raadsheer Mr Nicolaas
van Haeften, bij Vrouwe Ida Comelia van Buijten hem in huwe-
lijk verwekt, ieder eene somme van Vijf Duijzent Guldens aan
obligatien.
Aan den Heer Adriaan Comelis van Haeften, zoon van wij-
len den Heer Raad in de Vroedschap, Jan van Haeften, eene
Hofstede in Benschop aan de Zuydzijde met haar getimmerte en
12 Mergen, nevens en daarboven nog 5 Mergen en 10 Mergen
aan de Noordzeide, dus groot te samen negen en twintig Mergen
Drie Honderd Roeden, zo als die Hofstede tegenwoordig in
huure wordt gebruikt bij Adrianus Langerak; Item nog de
Huijzinge op de voorszeide, 10 Mergen aan de Noordzeide staan-
de, en eyndelijk eene somme van Vijf Duizend Guldens om voor-
noemde somme te gebruijken tot het timmeren van eene woning
tegen de voorgevel van de Huijzinge bij Adrianus Langerak
bewoond, of waartoe anders zal komen goed te vinden.
Aan Mevrouw Meijen, geboren Wijburg zodanige obligatien
ten laste dezen Provincie, te samen uitmakende een capitaal van
Vijf Duizend Guldens als onse hier na te stellen erfgename tot
voldoening daarvan zal goedvinden te emploijeren, welke obli-
gatien na dode van genoemde Mevrouw Meijen zullen komen te
devolveren op haren zoon Jan Meijen bij de Heer Comelis
Meijen in echte verwekt, en bij vooroverlijden van dezen, haren
zoon Jan Meijen, op eene der twee voor dochters van den Heer
Comelis Meijen, hier na te noemen, welke zij. Mevrouw Meijen,
daartoe preferen zal.
Aan den Heer Jan Jacob Meijen, Clerk ter Secretarije dezer
Provincie, en aan mevrouw De Ruever en Mevrouw
Luchtermans, bijden geboren Meijen, en alle drie tesamen voor-
kinderen van genoemde Heer Comelis Meijen, ieder eene
somme van twee Duizend Guldens aan obligatien, mede ter
keuze en schikking van onze erfgename als boven.
Aan den jongsten zoon van meergenoemde Heer Comelis
Meijen, Jan Meijen, bij Vrouwe Wijburg in echte verwekt, eene
somme van tien Duizend Guldens aan obligatien op deze
provincie, ter keuze en schikking van onze erfgename, van welke
obligatien de jaarlijkse renten zullen worden gebruijkt tot zijne
opvoeding als anders, tot dat hij Jan Meijen zal wezen meerder-
jarig geworden, wanneer hij met voornoemde somme, als met
zijn eijgen goed, naar welgevallen kan handelen.
Aan Mejuffrouw Arens van Juchen, dochter van wijlen den Heer
Lieutenant Collonel Arens van Juchen, aan Vrouwe Meijen in
echte verwekt, eene somme van tien Duizend Guldens aan
obligatien op deze provincie, ter keuze en schikking van onze
erfgename als boven.
Aan de Diaconie scholen alhier te Utrecht, eene somme van
een Duizend gulden.
Aan het Oude Mannen en Vrouwen huijs mede alhier, ook
eene somme van een Duijzend Guldens.
Aan het Fonds van de Weduwen van de Walsche en Fransche
Predicanten, eene gelijke somme van een Duizend Gulden.
Aan den kamerdienaar van mij, testateur, die bij het overleiden
van de langstlevende, bij dezelve nog zal in dienst zijn, eene
somme van twee Duizend Guldens aan obligatien, mede ter
keuze en schikking van onze erfgename, als boven.
Aan de verdere domestiken die bij het overleiden van de
langstlevende zullen in huijs zijn, en niet bij de eerstnavolgende
vervaarteid staan uit de huur te gaan; den Tuynier, maar niet den
Tuyniersknegt, daar onder begrepen, eene somme van vierduy-
zent Guldens tezamen om die onder den anderen egaal te verde-
len.
-ocr page 70-
71
Aan den Tuijniersknegt in het bijzonder een Honderd
Gulden.
Zullende het collateraal zoverre het zelve van alle de voor-
noemde legaten bij het overleiden van de langslevende
verschulgigt is, of reeds voor de helft bij dode van de eerstster-
vende betaald mogte zijn, komen tot laste van de respective lega-
tarissen.
Op den laste van welke legaten schulden en doodschulden
wij te samen en ieder van ons in het bijzonder tot onze universele
erfgename stellen en nomines aan Mejuffrouw Jacoba Johanna
Guitton, dochter van den heer Marcus Guitton, Predikant van de
Walsche gemeente te Maastricht, en zulks in alle de goederen,
hetzij leen of allodiaal, roerende en onroerende, actiën en credie-
ten, van wat nature of benaming dezelven zijn mogen, gene
uytgezonderd, zulks en in dien voegen wij die met de dood
ontruymen en nalaten zullen, om daar mede te handelen naar
welgevallen.
En om met haar. Mejuffrouw Jacoba Johanna Guitton, den
boedel te redden, en haar in alles, wat na dode van de langst-
levende van ons zal te doen zijn, met raad en daad behulpzaam
te wezen, verzoeken, stellen en nomineren wij den Heer en
Mr Hermannus van Vianen, Raad Ordinaris in den Hove van
Justitie alhier, aan welke wij voor zijne moeijte in dezen te
nemen, legateren eene somme van drie Duizend Guldens.
Al het welke voorschreven staat verklaren wij te zijn onze
laatste wille en testamentaire dispositie, die wij begeren, dat na
overleiden van de langstlevende van ons zal worden nagekomen
en volkomen effect sorteren, hetzij als testament, codicil, donatie
mortis causa, of andere sovite van laaste
dispositie, zo als die best zal kunnen bestaan, al ware het, dat
eenige solemniteiten naar rechte nodig, niet zijn geobserveerd,
ten dien eijnde het officium indicis en den competente rechteren
implorerende.
Aldus deze laatste en uyterste wille uyt onze vaste wille en
zonder bedwang van iemand, met eijgene hand van mij testateur
geschreven, en van beijde zo testateur als testatrice, ondertekent,
en met ons aangeboren pitzier bekrachticht binnen Utrecht op
den 18 December XVII C Zes en Zestig (was getekend) (LS)
Milan Visconti (LS) A.M. De Milan Visconti.
Acte van Opening.
Op huyden de 27e December 1780 Compareerde voor mij Mr
Comelis de Wijs in qualiteit als Notaris 's Hoofs van Utrecht etc.
en voors de nagenoemde getuigen hiertoe verzogt.
De welEdele Geboren Jongvrouwe Jacoba Johanna Guitton,
wonende binnen deze stad, mij Notaris bekend: dewelke aan ons
exribeerde dit besloten papier, gevouwen in quarto, continerende
volgens de Acte van Superscriptie, in dorso van hetzelve staan-
de, van dato 18 December 1766 ten overstaan van den Notaris
Dirk Oskamp en getuijgen binnen deze Stad gepassseerd, de
uiterste wil van Den HoogWelGeboren Heer Gijsbert Franco
Baron De Milan Visconti, Heer van Hinderstein, en van
De HoogWelGeboren Jongvrouwe Alexandrina Magdalena
Baronesse De Milan Visconti, en zijnde het voorschrevene
Papier met een zwarten zijden draad doomaaid, en op vier
hoeken met het cachet van de aldaar comparanten in zwarten
lakke verzegeld, verzoekende de voornoemde Jongvrouwe
Guitton, dat ik Notaris het voorschrevene instrument wilde ope-
nen; hetwelk nadat aan ons Notaris en getuigen gebleken was,
hetzelve te wezen gansch gaaf en ongeschonden, bij deze is
geschied, verzoekende de welgemelde jongvrouwe in dorso
hiervan acte, die deze is.
Aldus gedaan en gepasseerd binnen Utrecht ter prasentie van
Petrus Versteegh en Jacob des Tombe als getuigen (was getekent)
J.J. Guitton, P. Versteegh, J. des Tombes, Comelis de Wijs 1780
Notaris.
Accordeerd na gedane collatie met de originele testamentaire
dispositie, mitsgaders acten van superscriptie en opening, ten
protocoUe mijns Notaris berustende in Utrecht op den 3e January
1781.
Getekend Comelis Dewijs Notaris 1781.
Hiemit blijkt dus, dat in 1780 op ruim 87-jarige leeftijd Gijsbert
Franco Baron de Milan Visconti, als laatste van zijn geslacht, is
overleden, nadat zijn zuster hem al enige jaren was voorgegaan.
Zoals uit de beschreven akte blijkt, werd het testament op
27 december 1780 door notaris Mr Comelis de Wijs geopend en
uitgevoerd, waarmee aan zes generaties naar "aanzien" streven-
de De Milan's een einde kwam.
llKli.H ^ Vhl .\(-: (iENCROSlSSIMO. VIKÜ
i GYSBERTü. FKANCONI.DEMILANVISCOWI
SACRl. ROMAN! . IMPERll . LIBERO . BARON 1 .           -,'
TOPARCHAE IN.HINDERSTEYN.VELDHUYSEN . BYLEVLLn *
ROSWEYDE. REYERSCOF LICHTENBERCH. OUDEN- RHYN k
HEYCOOP. CET.
                                          1
ORDINUM. TRAIECTINORUM. NOMINE COLLEGIO . aUOD I
HAGAE COMITUM.PUBLIC AS.FOEDERATl. BELGII
           
RATIONES . CURAT        QUONDAM. ADSCRIPTO.          I
PER PROXIMOS VERO . XXXVIll.ANNOS DIDECESIHUlC.TRAIECTIKAi: I
A. TABÜLI.*; . ET.5ECRETIS
                            I
CET . CET.
aUl.NATUS.XVlIl lANUARll.ANNl . C13. 13 . C ■ XCI I
QIIUM . ANNUM. AETATIS.LXXXVni . AGERET g
OBIIT . DIE-XXVH.DECEMBRIS.ANN CO. 13. CC. LXXX . ^
H.M . P. C .                     Ji
Afb.8 Rouwbord ter herinnering aan Gijsbert Franco de Milan
Visconti.
Rouwborden liwamen vroeger in bijna alle kerken voor,
eenvoudig of uitgebreid. Voor het aanbrengen en onderhoud
moest aan de kerk een vrij hoog recht worden betaald, jaarlijks
te voldoen. Na de Franse revolutie moesten de borden verdwij-
nen en konden de families ze terugkopen. Dit rouwbord heeft
vermoedelijk in de oude N.H. Kerk in De Meern gehangen. Het
is thans eigendom van de gemeente Vleuten-De Meern, die het
in langdurig bruikleen heeft afgestaan aan de laatste particu-
liere eigenaar van de ruïne van Kasteel Nyevelt, Jhr. D.' van
Lawick van Pabst. De tekst luidt: Aan de zeer doorluchtige en
zeer edelmoedige man Gysberto Fiancon 1 De Milan Visconti,
Baron van het Heilig Roomsche Rijk, Heer van Hindersteyn,
Veldhuysen, Byleveld, Rosweyde, Reyerscop, Lichtenberch,
Ouden-Rhyn, Heycoop enz.
Voorheen lid van het Statencollege van Utrecht, dat de zetel
voor zijn publieke werkzaamheden voor de Verenigde
Provinciën heeft te 's-Gravenhage.
Gedurende bijna 38 jaar archivaris en secretaris van dit Sticht
Utrecht. Enz., enz.
Die geboren is 18 januari 1692, en die een leeftijd van 88 jaar
heeft bereikt en gestorven is 27 December 1780.
Dit monument heeft doen oprichten, de zeer bedroefde
erfgename.
Bronnen:
"De Nederlandsche Leeuw", nr 7, 81e jaargang, juli 1964;
Jaarboek Centraal Bureau voor Genealogie nr 31, 1977;
Jaarboek Centraal Bureau voor Genealogie nr 46, 1992.
-ocr page 71-
72
Een kijk van nu ... op 'n kiek van toen
Wapen van Gouda' te zien. Rond 1920 werd dit etablissement
geëxploiteerd door de familie Van de Berg, terwijl later Kobus
Huigen er de scepter zwaaide. Op de andere hoek stonden de
Sparwinkel van de kruidenier Piet van der Weijden en twee
kleine woningen.
Gelet op het toenemende verkeer en het slechte uitzicht
ontstond er bij de Meemhoek een gevaarlijke situatie. In 1956
schreef het Utrechts Nieuwsblad hierover: "....dat velen door
ongelukken lichamelijk lijden heeft gebracht....".
Het gevolg was
dat in nauwe samenwerking tussen de rijks- en gemeentepolitie
het "dmkke" verkeer door een agent geregeld werd. Links op
de hoek staat J.A. Tomberg, die toen wachtmeester bij de rijks-
|X)litie was.
Om deze gevaarlijke situatie te verbeteren, moest er gesloopt
worden. Café Huigen met de aangrenzende Waag van
Veldhuizen aan de ene kant, de kmidenierswinkel en de twee
woonhuizen aan de andere kant werden in 1960 afgebroken. De
vroegere slagerij van Van Engelen, nu uitzendbureau Trend, kon
blijven staan, zoals op de foto met de "kijk van nu" te zien is.
Door de sloop kon een waaiervormige aansluiting gerealiseerd
worden en werd de Rijksstraatweg tot voorrangsweg verheven
We schrijven 1993, toen de eerste aflevering met bovengenoem-
de titel in ons verenigingsblad werd gepubliceerd. De bedoeling
was en is nog steeds om veranderingen in onze gemeente, van
allerlei aard, vast te leggen. Zeker nu de grootschalige woning-
bouw in Veldhuizen is begonnen, zullen nu ook weer dorps-
gezichten gaan veranderen.
Ook de situatie rond de Meembrug is in de loop van de tijd
veranderd. Deze overgang over de Leidse Rijn, in de buurtschap
De Meem, is door de eeuwen heen een belangrijk verkeers-
knooppunt geweest.
In het begin van de 18e eeuw was de Zandweg, toen nog
"Sandtpadt" genoemd, de belangrijkste verkeersader tussen
Utrecht en Leiden. Van de noordelijke zijde van de Leidse Rijn
ging men over de Meembrug om de route aan de zuidelijke kant
te vervolgen. Overheidsplannen, de opkomst van het verkeer en
de ruilverkaveling tussen 1953 en 1963 hebben er voor gezorgd
dat de situatie rond de Meembrug drastisch is gewijzigd.
De 'Tdek van toen" laat een oude situatie zien. Aan de zuid-
zijde van de Leidse Rijn op de hoek van de Meemdijk en de
Rijksstraatweg is uiterst links op de foto het bekende café 'Het
afb.1. De situatie rond de Meembrug vóór 1960.
"Kiek
van toen" uit: foto-archief H.V.
-ocr page 72-
73
afb.2. De huidige situatie waarbij de Rijksstraatweg een voorrangsweg is geworden.
"Kijli van nu" A.J. van Weerdenburg
zoals op het bord op de lantaarnpaal aangegeven is. De fietser,
die er voorheen rustig kon fietsen, moest later op het fietspad en
achter de abri van de streekbus omrijden.
Als gevolg van deze verandering, maar ook als gevolg van
het later doortrekken van de Castellumlaan, werd de oude vaste
Meembrug in 1962 vervangen door een beweegbare waardoor
schepen ongehinderd konden passeren.
Al voor de ruilverkaveling in de periode 1953 tot 1963 waren
er bij de provincie en gemeente geluiden te horen over een
sanering van de omgeving van de Meembrug. Er zou een win-
kelcentrum komen waarbij tevens de verkeerssituatie verbeterd
zou worden. Dat ambtelijke molens langzaam malen, is bekend
want het beoogde winkelcentrum is nog steeds niet gerealiseerd
maar is nu weer actueel geworden.
Door de overheidsplannen werd de Castellumlaan tot aan de
Zandweg tegenover de Meembrug aangelegd. Hiervoor moesten
enkele opstallen, zoals de smederij van Bonenkamp, het café "De
Meembrug" van Van Straten, de boerderij van de familie
Wesseling en het voormalige Groene Kruisgebouw worden
afgebroken. Op de hoek van de Castellumlaan werd het pand van
Piet Bonenkamp verbouwd en uitgebreid terwijl daarnaast, iets
terugliggend, de apotheek werd gevestigd.
Toen de Castellumlaan gereed was, werd de naam officieel door
de gemeenteraad op 23 december 1958 vastgesteld.
Tot de volgende Kijk.
J.H.
Openingstijden van onze gebouwen
Documentatiecentrum in de Broederschapshuisjes, Dorpsstraat 1, Vleuten:
Gelegenheid tot raadpleging van de bibliotheek en inzage van de vele documentatieverzamelingen.
Maandag en dinsdag van 14.00 - 17.00 uur en donderdag van 19.30 - 22.00 uur.
Op andere tijden bezoek mogelijk na afspraak met de heer J.W.Schoonderwoerd, tel. 030-6661462.
Het Kabinet, Zandweg 147b, De Meem
Gelegenheid tot bezichtiging van onze exposities over archeologie (o.a. Romeinse opgravingsvondsten), ridderhofsteden, oude gereed-
schappen en werktuigen en oude huishoudelijke gebruiksvoorwerpen.
Geen vaste openingstijden.
Bezoek mogelijk na afspraak met de heer H.E.J.van Essen, tel. 030-6662992.
-ocr page 73-
74
De aanspreker
Het is deze week alweer de vierde keer dat
de aanspreker aan de deur komt.
Het is de man die, in plaats van kaarten,
komt zeggen als er iemand overleden is.
Bij ons in De Meem is aanspreker een te
dure naam, wij noemen deze man een
"Kraai" of een "doodbidder".
In De Meem is dat de wagenmaker, dhr.
Van Doom.
"O jee", zei moeder toen hij aan de deur
kwam, "wie zal er nou weer dood zijn ?".
De doodbidder zette zijn hoed af en begon
zonder omwegen zijn verhaal:
'Hedenochtend is op de leeftijd van 78 jaar
verleden Ouwe Teunis.
>Ia een ziekbed van een jaar heeft de Heer
nem tot zr geroepen. Er is gelegenheid
om de eer? omende dagen te bidden aan
het sterfhuis om 19.00 uur.
De begrafenis is a.s. donderdag. U wordt
beleefd uitgenodigd hierbij aanwezig te
zijn".
Even ging zijn gezicht uit de plooi en hij
vroeg: "Kan je man tijd vinden om te
dragen?".
Mijn vader deed dat altijd, want vaak ver-
diende hij dan een rijksdaalder, een goeie
sigaar en een pierenverschrikkertje (bor-
rel).
't Was haast niet meer voor te lopen want
nu moesten we de hele week ergens gaan
bidden.
Ma het bidden bij Teunis stonden er op de
Meembrug nog wat mensen bij elkaar.
Niemand sprak graag het woord dood uit,
dus een van hen zei: "Zo, die Teunis is toch
plotseling uit de koets gevallen, we hadden
het niet verwacht, want steeds waren er wel
huismiddelen om hem aan het leven te hou-
wen".
"Ja", zei de tweede, "en nou hep tie toch de
pijp an Maarten gegeven. Hij moest nooit
wat van een dokter weten. Hij wist het
altijd wel te redden. Voor zijn slechte benen
hadden ze hem aangeraden om ze in te
smeren met constitent-vet, en dat steeds
twee weken onder z'n lange onderbroek te
laten zitten".
"Ja", zei een derde, "er komt een tijd , dat
we er allemaal geweest zijn, als we het ten-
minste nog mogen meemaken".
Voor mij was het allemaal niet zo prettig
om deze week bij vier doden te gaan bid-
den, maar moeder wilde altijd dat wij er bij
waren. Soms kreeg je nog wel een snoepje,
dat was dan een kleine vergoeding voor het
bidden van een rozenkrans en nog andere
gebeden.
Je hoopte dan altijd maar dat de ziel van de
overledene rechtstreeks naar de hemel
ging; bij sommigen doden had ik daar mijn
twijfels over.
Wat ik er verder aan over hield waren een
paar knieën waar het patroon van een
cocosmat nog dagenlang op te zien was.
Het werd dmk op de Meembmg, en aange-
zien Teunis een bekend dorpsfiguur was,
ging het gesprek over hem.
Geert, die het laatst aan was komen lopen,
wist alles van Teunis, het was zijn over-
buurman, dus hij vertelde zijn verhaal.
Teunis is nooit zo erg sterk geweest, hij had
altijd wel wat. Maar hij had altijd, soms
met behulp van anderen, wel een middel
om er weer bovenop te komen.
Soms was dat een kaars die bij een heilige
beeld werd aangestoken. Een andere keer
wist de bakker wel raad, hij kon iemand
met strijkers (handoplegging) genezen. De
slager had altijd een middel tegen maag-
klachten, varkensbloed gemengd met sui-
ker en oude jenever.
Zo waren er in De Meem heel wat wónder-
genezers, we hadden dus bijna nooit een
dokter nodig en Teunis heeft nooit vertrou-
wen in een dokter gehad.
Steeds meer begon hij de strijd tegen zijn
ziektes te verliezen, zodat men besloot
Teunis uiteindelijk uit voorzorg te laten
bedienen door de pastoor.
Een van zijn buren maakte toen nog de
opmerking dat hij al bijna 60 jaar lang door
de kastelein was bediend.
Maar nu heeft hij toch de kraaienmars
geblazen. Was er dan niemand die nog een
wondermiddel had om hem te redden?
Arie vertelde dat ze uiteindelijk er toch
maar een dokter bijgehaald hadden, maar
ook hij kon niks meer doen.
"Ja, dat is natuurlijk stom", zei een buur-
vrouw, "waarom hebben jullie niet even de
smit erbij gehaald, die schijnt hele bijzon-
dere gaven te hebben als genezer".
Ja, dat we daar niet aan gedacht hebben, en
een grote fout gemaakt hebben door een
dokter er bij te halen.
Maar dat is te laat, hij mst in vrede.
De Meem,
Theo van den Berg
Illustratie:
Barbara Gravendeel
-ocr page 74-
AvS.^
\?^ \^r>-.(S-^ .A> itSV
75
Van de voorzitter
Het jaar onzes Heren 1998 is al weer ten
einde. Als vanzelf staan we dan even stil bij
wat was en wat komt.
Met name voor uw voorzitter was het een
boeiend en leerzaam jaar. Weliswaar had ik
al eerder ervaren dat wij in Vleuten-De
Meern wonen in een deel van het land met
een interesante geschiedenis, reikend tot het
begin van onze jaartelling en zelfs ver
daarvoor. Maar door kennisneming van de
inzet en inspanning van velen is dat nog
veel meer gaan leven.
In en rond het documentatiecentrum en het
Kabinet besteedden ook dit jaar veel
vrijwilligers uren en dagen aan de opbouw
en het beheer van onze documen-
tatieverzamelingen, studie van uiteen-
lopende onderwerpen betreffende het
verleden van onze dorpen en van de
mensen die daar wonen en woonden, het
verstrekken van informatie, het geven van
voorlichting en, niet het minst, de uitgave
van ons tijdschrift.
Aansluitend op het voorgaande zag het
bestuur het als een belangrijke taak mee te
denken met de ingrijpende ontwikkelingen
in onze dorpen en daarop te reageren,
uiteraard met name rond het Vinex-project.
Onze specifieke verantwoordelijkheid was
en blijft daarbij suggesties en voorstellen
aan te dragen hoe verleden, heden en
toekomst op harmonieuze wijze kunnen
samengaan. Maar al te vaak zijn ooit
waardevolle zaken achteloos terzijde
geschoven, wat nu wordt betreurd en soms
met hoge kosten hersteld.
Enkele onderwerpen die, naast vele andere,
de aandacht van het bestuur vragen, zijn:
Tijdschrift van de Historische Vereniging
Vleuten, De Meern, Haarzuilens
Verschijnt 4x per jaar. ISSN 0928-4893
18e Jaargang nr. 4, december 1998 ©1998
De vereniging is ingeschreven in het vere-
nigingsregister van de K.v.K. Utrecht e.o.
onder nummer V 479360
Correspondentieadres:
Dorpsstraat 1, 3451 BH Vleuten
Dagelijks bestuur:
Dr. Ir. P.K. Schenk, voorzitter
Dorpsstraat 29, 3451 BJ Vleuten
Tel. 030-6774915
J.W. Schoonderwoerd, secretaris
Meerndijk 62, 3454 HT De Meern
Tel. 030-6661462
P.G. de Rooij, penningmeester
't Zand 1, 3544 NC Utrecht
Tel. 030-6771483
A.J. van Zoeren, vice-voorzitter
Stationsstraat 34, 3451 BZ Vleuten
Tel. 030-6771263
Ereleden:
Mevrouw Prof. Dr. C. Isings, Soest
Dr. D.W. Gravendeel, Laag Keppel
Gebouwen:
Vleuten: Broederschapshuisjes (documen-
tatie- en informatiecentrum).
Dorpsstraat 1, Tel. 030 - 6774222
(gedurende openingstijden)
De Meern: Het Kabinet (permanente expo-
sitieruimte). Zandweg 147B
(achter Verenigingsgebouw)
Contributie (inclusief tijdschrift):
f. 35,— per jaar,
bij verzending per post f. 13,- extra
Losse nummers tijdschrift:
f. 10,- voor leden, f. 12,50 voor niet-leden
Bankrelaties:
ABN-AMRO Bank De Meern,
rek. 55.66.33.040
Rabobank Vleuten, rek. 36.75.17.574
Postbank, rek. 2689200
Redactiecommissie:
H.E.J. van Essen en J.H.P. Heesters
Adres: Mauritslaan 17, 3454 XP De Meern
Tel. 030 - 6662992
Gehele of gedeeltelijke overname van ar-
tikelen uit dit tijdschrift is slechts toege-
staan met bronvermelding en na verkregen
toestemming van de redactiecommissie.
Illustratie voorpagina:
Dorpsgezicht Vleuten vanuit het Westen.
Tekening D. van der Burg 1756
uitR.A.U.no.981.
Druk: Jan Evers De Meern
-  Het Kabinet zal hooguit nog enkele jaren
mee kunnen gaan; hoe kan de waarde-
volle historische collectie in de toekomst
veilig worden gesteld?
-  Het in de aanhef reeds genoemde
historisch belang van ons woongebied
wordt ieder jaar duidelijker; hoe kan de
herinnering daaraan in het nieuw te
bouwen stedelijk gebied vorm krijgen
(tot in de woonwijken en het Centraal
Park)? Het bestuur constateert met
tevredenheid dat in de voorberei-
dingsfase deze gedachten door de
bevoegde instanties worden mee-
genomen.
-  Kan in het te vormen Centraal Park iets
bewaard blijven van de tuinbouw die in
onze regio van zo groot belang was en is
(zie elders in dit nummer)?
-  Het bestuur voert overleg met de
gemeente over de wijze waarop kan
worden samengewerkt bij het vergroten
van de toegankelijkheid van het oud
archief.
-  De uitbouw van het ledenbestand.
Tussen haakjes: heeft u nog iets kunnen
doen met de mooie folder die bij het
juni-nummer van het tijdschrift was
gevoegd?
Al met al, de Historische Vereniging is
dank zij de inzet van velen een bloeiende
zaak. Ik wil alle vrijwilligers en leden
daarvoor dank zeggen en een ieder een
voorspoedig nieuw jaar toewensen.
P.K.Schenk
In dit nummer
Van de voorzitter
Een Remonstrant te Vleuten
Een kleine eeuw glastuinbouw in Vleuten - De Meern
Onze straatnamen, oorsprong en betekenis (3)
Een kijk van nu ... op 'n kiek van toen
Verenigingsberichten
De grote brand van Vleuten in 1898
Spiritus
pag
75
76
84
92
96
97 en 99
98
100
-ocr page 75-
76
Een Remonstrant te Vleuten
door Veronique Voorn
In Vleuten ligt in de wijk van Nederlandse schrijvers en dichters de Camphuysenstraat. Wie was deze Camphuysen en wat
had hij te maken met Vleuten. Op het straatnaambord staat vermeld; D.R. Camphuysen *1586 +1627 Dichter-predikant. In
het nu volgende artikel zal duidelijk worden, hoe achter deze naam een groot talent en een stuk vaderlandse geschiedenis
verborgen blijken te zitten.
Gorcum
Dirk Rafaëlsz Camphuysen werd omstreeks 1586 geboren in
Gorcum uit Doopsgezinde ouders. Zijn vader Rafaël was bar-
bier-chirurgijn en genoot enig aanzien. Omdat hij blijkbaar veel
arme mensen in zijn praktijk had, noemde men hem "meester
Rafel". Dirks moeder Maria was een dochter van Hans van
Maseick, een doopsgezinde koopman die in 1568 door de
Spaanse inquisitie was onthoofd vanwege het luisteren naar ket-
terse preken en het herbergen van ketterse predikanten. Maria
was net als haar vader erg godsdienstig en nam actief deel aan de
doopsgezinde gemeente. Dirk had verder nog een oudere broer
Covert.
Dirk wilde wel studeren onder voorwaarde dat hij werd aange-
nomen als commensalis, omdat hij niet met jongens van 12 jaar
in één klas wilde zitten. Commensales waren leerlingen van bui-
ten de stad die werden gehuisvest en privélessen kregen van de
rector en conrector. Deze vorm van studeren was duurder maar
voor Dirk werd een uitzondering gemaakt omdat hij door een
aantal notabelen werd gesponsord. Nonnaliter duurde zo"n
school zes jaar maar Dirk doorliep hem in driejaar terwijl hij ook
nog als ondermeester lessen waarnam. In mei 1608 verliet hij de
school met een getuigschrift.
Leiden
In datzelfde jaar werd hij aangewezen door het gemeentebestuur
van Gorcum om als bursaal te gaan studeren in het Staten-
Collegie te Leiden. Dit instituut was opgericht om onbemiddelde
studenten uit het hele land de mogelijkheid te geven theologie te
studeren. Gemeenten kregen veelal het verzoek bursalen naar dit
Collegie te sturen. Dirk Camphuysen werd hiervoor gevraagd,
hetgeen hij accepteerde. Waarschijnlijk deed hij dat alleen omdat
hij graag wilde studeren en niet om dominee te worden en dit was
de enige mogelijkheid daar hij geen geld bezat. Op 15 mei 1608
legde hij het toelatingsexamen af en op 19 juni 1608 werd hij
beëdigd. Hij werd ingeschreven als Theodorus (?) Camphuysen,
oud omtrent 18 jaren (in werkelijkheid was hij 21 of 22 jaar!).
De dicipline in het Staten-CoUegie was streng en riep vaak
verzet op van de bursalen. Dirk Camphuysen had er nauwelijks
vrienden. Toch vond hij er een vriend voor het leven, Johannes
van Allendorp, de zoon van de Dordrechtse predikant Godefridus
van Allendorp die Arminiaan was. Camphuysen werd in deze
periode onder invloed van Johannes en de rector van het Collegie
sterk aangetrokken door de leer van Arminius. Waar dat toe leid-
de, zullen we later zien. Johannes verliet het Collegie al weer snel
en werd schoolmeester. Bij zijn vertrek kwam zijn zusje Anneke
helpen met pakken. Het was voor Dirk liefde op het eerste
gezicht, maar Anneke zag eerst niet zoveel in Dirk. Hij maakte
heel wat reisjes naar Dordrecht, waar ze bij haar moeder woon-
de, alvorens hij zich met haar verloofde. Kort na de verloving
verliet Dirk voorgoed het Staten-Collegie. Hij was wetenschap-
pelijk geïnteresseerd maar hij zou moeten beginnen aan het twee-
de gedeelte van de studie, waarbij de godgeleerdheid belangrij-
ker zou zijn dan de letteren. Hieruit blijkt dat hij in die tijd geen
roeping had predikant te worden.
Loevestein
Hij nam in plaats daarvan een baan aan als privéleraar voor de
twee zonen van Gideon van den Boetzelaer, heer van Langerak,
Half-Nieuwpoort en Camisse, militair gouverneur van
Loevestein en Woudrichem die op Loevestein woonde.
Dirk Rafaëlsz Camphuysen (1586 -1627)
Toen Dirk 8 jaar oud was overleed zijn moeder en enige jaren
later zijn vader. Zijn broer Covert nam de chirurgijnswinkel over
en deed Dirk in de leer bij de Gorcumse kunstschilder Dirck
Govers. Hij had aanleg en blonk al gauw uit in het maken van
pentekeningen die niet van gedrukte te onderscheiden waren. Dat
maakte hem al gauw graag gezien. Toen Dirk 18 jaar oud was,
bezocht de rector van de latijnse school. Mr. Willem Traudenius,
zijn broer Covert en stelde hem voor Dirk te laten studeren.
Govert was er eerst op tegen omdat Dirk nu zelf verdiende, maar
-ocr page 76-
77
Camphuysen verliet het Collegie weer alleen met een getuig-
schrift. Over de resultaten van zijn studie is niets bekend.
Hoewel Camphuysen verloofd was, had hij een contract gete-
kend voor vier jaar. Hij moet gedacht hebben dat van een huwe-
lijk toch voorlopig niets kon komen, omdat Anneke's moeder
hiertegen fel gekant was.
Camphuysen maakte zich erg geliefd bij de familie Van den
Boetzelaer. Hij had hen verzwegen dat hij verloofd was en dat
zou hem nog opbreken want de familie wilde hem koppelen aan
een meisje van zeer goede komaf. In plaats van het opbiechten
van zijn verloving probeerde Camphuysen nu zijn verloofde in
Loevestein te krijgen. Toen er dan ook een vacature kwam voor
een gouvernante, beveelde hij een zekere mejuffrouw A. van
Allendorp aan, zonder te vertellen dat zij zijn verloofde was.
Anneke zag een mogelijkheid het ouderlijk huis te verlaten en
haar moeder was blij dat ze ging verdienen. Ze wist niet dat Dirk
bij dezelfde familie in dienst was.
Toen Anneke drie maanden in dienst was, had ze het al
geschopt tot hoofd van de huishouding. Omdat het personeel
misbruik maakte van de drankvoorraad van het kasteel, kreeg
Anneke de opdracht niemand wijn of bier te schenken buiten de
daarvoor bestemde tijden, behalve aan de heer Camphuysen, die
blijkbaar onder en boven de wet stond. Zodoende kon Dirk af en
toe een glaasje gaan drinken en een praatje maken bij zijn ver-
loofde. Hij deed dit echter zo vaak dat het personeel achterdoch-
tig werd. Daarom liet Dirk Anneke bij hem in zijn werkkamer
komen, waar ze soms tot diep in de nacht bleven! Dit werd uiter-
aard opgemerkt en aan de familie doorverteld. Die probeerde de
gelieven te scheiden omdat ze Camphuysen immers aan een
ander wilden koppelen! Mevrouw Van den Boetzelaer zette bei-
den tegen elkaar op door lelijke dingen van de ander te vertellen.
Anneke hield zich van den domme, maar Dirk doorzag de list
niet en maakte ruzie met Anneke. Ze verdedigde zich maar hij
bleef boos en verbrak de verloving. Anneke wilde nu een eind
maken aan het geheimzinnige gedoe en ging naar mevrouw Van
den Boetzelaer. Dirk kon dit niet verhinderen. Toen Anneke het
hele verhaal opbiechtte deed hij alsof het hem niets kon schelen
en hij zei dat het uit was tussen hen. Daarna verliet hij de kamer
.Anneke ging hem achterna en vertelde hem wat zij had moeten
aanhoren. Dirk begreep dat hij een fout had gemaakt, maar deed
het voorkomen alsof hij haar had willen testen. Dirk vond het
beter na dit voorval bij de Van den Boetzelaers weg te gaan.
Anneke kreeg evenwel de schuld van het voorval en werd de dag
na Camphuysens vertrek ontslagen.
Walcheren
Zo stonden zij in januari 1613 daags na elkaar op straat. Dirk was
naar Gouda gegaan waar zijn vroegere leraar Traudenius de
latijnse school runde. Anneke ging naar haar broer Johannes die
toen rector was van de latijnse school in Gorcum. Johannes en
Anneke zochten Dirk en vonden hem in Gouda. Gedrieën togen
ze naar Dordrecht in de hoop onderdak te vinden bij de moeder
van Anneke. Deze was zo boos toen ze hoorde wat er gebeurd
was, dat zij zowel Dirk als Anneke de toegang tot het huis ont-
zegde. Johannes besloot toen dat Anneke maar naar een vroege-
re buurman moest gaan die nu op Walcheren woonde. Johannes
en Dirk brachten haar naar de boot maar Dirk wilde geen
afscheid van haar nemen. Hij bleef aan boord ondanks pogingen
van Johannes hem aan wal te laten komen. Zo voeren de twee
gelieven naar Zeeland. Na een stormachtige reis met veel ontbe-
ringen in de winterse kou, werden zij hartelijk ontvangen door de
vroegere buurman van Anneke. Zij woonden daar drie maanden
samen. De plaatselijke dominee die zelf op Anneke verliefd
werd, bood aan de moeder van Anneke te schrijven om haast te
maken met de toestemming in het huwelijk. Toen Dirk deze brief
per ongeluk in handen kreeg, las hij hem heimelijk en dat was
maar goed ook want de dominee maakte hem uit voor alles wat
lelijk was en hij bood zichzelf aan als geschikte huwelijkskandi-
daat. Dirk verstuurde de brief uiteraard nooit. Een dominee uit
Dordrecht echter wist de moeder van Anneke over te halen in te
stemmen met het huwelijk en aan de onwettige situatie een einde
te maken. Ze schreef Anneke en Dirk over te komen hetgeen ze
onmiddellijk deden en zo trouwden ze op 11 april 1613. Ze trok-
ken bij de moeder van Anneke in maar de oudste broer van
Anneke, Rafaël, die bij de moeder inwoonde had het blijkbaar
ook niet zo op Dirk en wist het gedaan te krijgen dat ze na drie
weken het huis uit gezet werden. Ze vertrokken daarop naar
Gorcum waar de andere broer van Anneke, Johannes, hoofd was
van de latijnse school. Ze gingen bij hem inwonen. Anneke was
inmiddels in verwachting. In die tijd liet Dirk, die als Doops-
gezinde nooit als kind gedoopt was, zich dopen. In januari of
februari 1614 werd een zoon geboren.
Utrecht
In maart 1614 kreeg
Camphuysen een betrekking
bij de latijnse school te
Utrecht, de Hieronymus-
school. Camphuysen bekleed-
de deze post tot mei 1617.
Anneke kreeg in die tijd nog
drie kinderen. Camphuysen
had een zuur leven onder de
rector van de school die de
baan liever naar één van zijn
zonen had zien gaan.
Eduard Poppins
In die tijd las hij een boek
van Eduardus Poppius, "De
Enge Poorte". Poppius formuleerde in zijn boek het standpunt
van Arminius: Zalig word je niet door uitverkiezing, maar door
de loutering die je ondergaat als je het smalle pad bewandelt dat
ten hemel leidt. Dit smalle pad bestaat uit het lijden dat
Christenen wordt aangedaan, de stijd van de Christenen tegen de
wereld en het doen van goede werken. Dit laatste noemde hij het
oefenen van de godzaligheid. Het boek is de aanleiding tot
Hou stadig oogen hert op 's levens enge poorte (Schuwt water
ende vuur) naar d'eeuw ge vreugdenstad;
Hoe struikelt, sneuvelt hier een volk van alle soorte
Door onbedrevenheid op deugdes middel-pad.
-ocr page 77-
78
claachde, dat joncker Wtenham een paap hieldt op zijn huys,
onder decksel van zijn kinderen te laten leeren, ende ondertus-
schen door de pauselijcke exercitien tvolck seer vant gehoor des
goddelijcken woords vervremde; 2. dat van gelijcken de.selve
exercitien opt huys te Nijveld onderhouden wierden tot grooten
afttrueck van de religie."
Camphuysen was er de juiste man op de juiste plaats. Hij preek-
te voortreffelijk. Hij onthield zich van het getwist maar predikte
het Evangelie zonder onderscheid des geloofs. Door zijn vrien-
delijkheid kreeg hij ook andersdenkenden onder zijn gehoor
omdat hij geen partij trok maar zijn toehoorders vermaande hoe
zij hier moesten leven om na dit leven van de eeuwige dood
bevrijd te worden. De katholieken van Vleuten zeiden later dat
als Camphuysen in Vleuten had mogen blijven er geen
Roomsgezinden gebleven zouden zijn maar dat hij ze allemaal in
de kerk gepreekt zou hebben. (Zijn opvolger evenwel schold ze
allemaal de kerk weer uit.) Camphuysen echter probeerde ze te
bekeren tot het calvinisme. Waarschijnlijk trok hij wel fel van
leer tegen de orthodoxe calvinisten die de leer van Gomarus aan-
hingen.
De Dordtse synode
Er waren namelijk binnen de gereformeerde kerk twee stromin-
gen ontstaan. Calvijn hing de leer aan van de menselijke verdor-
venheid. Het doen en laten van de mens is niet van invloed op
Camphuysens bekering. Hij probeerde voortaan een godzahg
leven te leiden en deed goede werken. In Utrecht kwam hij in
contact met dominee Taurinus, één van de meest gewaardeerde
en best betaalde predikanten van Utrecht. Deze vroeg hem als
plaatsvervanger in de Domkerk te preken, hetgeen Camphuysen
geregeld en met veel succes deed. Aangemoedigd door dit succes
nam hij zijn studie theologie weer op.
Vleuten
Op 24 mei 1617 deed hij examen en werd hij door de Staten van
Utrecht als dominee benoemd te Vleuten. De benoemingsacte
luidde als volgt:
"Commissie Didericx Camphuijsen
predicant tot Vleuten.
Die Gedeputeerden van de Staten slandts van Utrecht Allen den
geenen die desen sullen sien ofte hooren lesen Saluijt, Alsoe ver-
mits den overlijden des Eersamen weigeleerden ende
Godtvruchtigen floris Gerritsz van Ens zaliger in sijn leven kerc-
kendienaer ende pastoor tot Vleuten den kerckendienst aldaer nu
eenen geruijmen tijdt gevaceert ende ledich gestaen heeft, Soe
dat van node sij, dat deselve kercke met eenen anderen
bequamen kerckendienaer ofte pastoor versien worde, doen te
weeten dat nj
/...ƒ aengenomen hebben ende nemen aen hij
desen tot pastoor, predicant ende dienaar des Godtlijcken
woordts inden voorschreven dorpe van Vleuten, O mme aldaer
Godes heijlige woordt vervatet inde boecken des ouden ende
nieuwen testaments suijver ende oprecht sonder eenich aenhanck
van menschelijcke leeringe te vercondigen, de h: sacramenten,
doopsell ende avontmaell naede instellinge Jhesu Christi, ende
deforme in de Christelijcke gereformeerde kercken gebruijcke-
lijck te bedienen, over de Cudde Christi aldaer, gelijck een goed
harder toestaet sorchvuldich te waecken, de selve met eenen goe-
den stichtelijcken wande II voor te gaen, ende voorts alles te doen
dat een goet Leeraer ende sielsorger nae Godts woordt schuldich
is ende behoort te doen. Ende sall sich voorts in allen anderen
saecken - den kerckendienst aengaende dragen ende reguleren
nae de Christelijcke kerckenordeninge, bij de E.M. heeren Staten
van desen Lande met advijs des Sijnodi in Augusto 1612 gema-
eckt. Versoucken ende ordonneren daeromme de E. Ambacht-
sheren, den Schout, Gerechte - Coster, Schoolmeester ende ge
-
meijne ingesetenen van Vleuten voornoemt, ende allen anderen
dien dit aengaen mach, den voornoemdenn Didericum
Camphuijsen int geene voorseydt is te erkennen eeren ende
respecteren naer behoren, hem doende int predicken ende admi-
nistratie der h: sacramenten ende in allen anderen saecken sijn-
der bedieninge alle behulp ende adsistentie. Gegeven tUtrecht
onder tsegell van de voornoemde Staten Op den XVIIen dach
Maij int Jaer ons Lieffs heeren ende eenigen salichmaeckers
Jhesu Christi XVIc, ende seventhien. Onderstondt: Ter ordonna-
tie van de voorseyde Gedeputeerden. Onderteeckent G.
Ledenberch."
In de tijd waarin dit verhaal zich afspeelde was het calvinisme
staatsgodsdienst in de Verenigde Nederlandse Provinties.
Katholieken werden getolereerd zolang zij maar niet in het open-
baar hun godsdienst beleden. Er bestonden overal schuilkerken
en veel kasteelheren waren katholiek gebleven en herbergden
een pastoor. Het dorp Vleuten nu was overwegend katholiek. Op
de Utrechtse synode van 1612 werd er nog geklaagd over de
roomse activiteit te Vleuten: "De kerckendienaar van Vleuten
::;;;■■ ^ÊÊÊ^.I.::V..:
zijn positie in het hiemamaals. Slechts
een uitverkoren groep van rechtgeaar-
de calvinisten had God in de eeuwig-
heid waardig gekeurd de hemel te
beërven. Dit was de predestinatieleer.
De Leidse hoogleraar Arminius
(eigenlijk Jacob Harmenszoon, die
leefde van 1560 tot 1609) kwam in
verzet tegen deze leer. Hij leerde de
mogelijkheid van de allesomvattende
verlossing. Eén van zijn belangrijkste
Arminius Jacob Har-
menszoon (1560 - 1609)
volgelingen was Oldenbamevelt, de
raadspensionaris (= secretaris) van de
Staten van Holland. Arminius kreeg
veel aanhang in vooral Holland maar ook in de steden Utrecht,
Nijmegen en Kampen. Ook Camphuysen hing deze leer aan.
Aan de kant van de strenge calvi-
nisten stond de eveneens Leidse
hoogleraar Gomarus (eigenlijk
Franciscus Gommer, die leefde van
1563 tot 1641). De strijd werd vanaf
de kansel gestreden. De gomaristen of
preciesen wilden de arminianen of
rekkelijken uit de kerk zetten. De
Staten van Holland spraken zich
onder invloed van Oldenbamevelt uit
vóór de arminianen. Deze dienden op
14 januari 1610 bij de Staten van
Holland een Remonstrantie (= ver-
Franciscus Gommer
(1563 -1641)
zoek) in waarin zij de wens uitten de
Nederlandse Geloofsbelijdenis te herzien waartegen zij grote
bezwaren hadden. Vanaf dat moment werden de Arminianen
bestempeld als Remonstranten. In 1614 dienden de gomaristen
een contraremonstrantie in waarin zij het verzoek deden tot het
bijeenroepen van een nationale synode om uit te maken wie
-ocr page 78-
79
gelijk had. Dit verzoek werd door de Staten van Holland afge-
wezen. Het conflict verhevigde zich en nam vormen aan als bij
de beeldenstorm een halve eeuw eerder.
Hadden de twee partijen in 1612 nog gezamenlijk beloofd in
vrede naast elkaar te zullen leven, in 1617 verbonden de contra-
remonstranten zich in de acte van separatie die inhield dat zij de
remonstranten niet meer als broeders en medeleden wensten te
beschouwen. De kerkelijke twisten kregen een politiek karakter
toen Oldenbamevelt de "scherpe resolutie" afkondigde waarbij
aan de steden werd geadviseerd zelf waardgelders in dienst te
nemen om de ojjenbare orde te handhaven. Nu er een burgeroor-
log dreigde kreeg Prins Maurits, die inmiddels openlijk voor de
contraremonstranten had gekozen de opdracht van de Staten
Generaal de waardgelders in Utrecht te afdanken (31 juli 1618).
In Utrecht werd nu "de wet verzet" wat inhield dat de remon-
strants gezinde leden van het stads- en provintiebestuur werden
vervangen door contraremonstranten. De Staten van Holland
waren nu totaal geïsoleerd in het conflict. Maurits nam
Oldenbamevelt en zijn aanhangers waaronder Hugo de Groot
gevangen. De Staten van Holland moesten zich gewonnen geven
en de nationale synode werd bijeengeroepen te Dordrecht. De
Utrechtse provinciale synode vergaderde op 22 oktober 1618 in
de Dom. Hier waren geen predikanten uit de stad Utrecht bij aan-
wezig. Zij waren allen remonstrants. Deze waren met hun
remonstrantse broeders uit de provincie bijeen in het
Catharijneklooster. Ook Camphuysen was hierbij. Doel van deze
bijeenkomsten was het kiezen van afgevaardigden voor de natio-
nale synode.
De eerste zitting hiervan werd gehouden op 13 november
1618. Ze werd bijgewoond door tientallen predikanten, ouderlin-
gen en hoogleraren, 23 theologen uit Engeland, Duitsland en
Zwitserland en 18 vertegenwoordigers uit de Staten Generaal.
De remonstranten waren sterk in de minderheid. De synode
kende een eindeloze rij zittingen tot 6 mei 1619. Er werden
besluiten genomen zoals een nieuwe vertaling van de Bijbel en
de verbetering van het kerkelijk onderwijs. Op 6 mei 1619 wer-
den de "Dordtse leerregels" afgekondigd. Hierin werd de leer
van Calvijn nog eens benadrukt en de leer van de remonstranten
bestreden. Na de synode werden tweehonderd remonstrantse pre-
dikanten bij de zuivering die volgde op straat gezet.
Oldenbamevelt werd op 13 mei 1619 onthoofd, Hugo de Groot
gevangen gezet. Predikanten moesten voortaan verklaren in te
stemmen met de belijdenis zoals die door de nationale synode
was vastgesteld. Illegale predikers werden nog jarenlang fel ver-
volgd en gestraft.
Een preekverbod
Hoe verging het Dirk Camphuysen? We hebben gezien hoe hij de
remonstrantse leer aanhing. Dat dit hem nog zou bezuren zullen
we hierna zien. Camphuysen was ook dichter. Het volgende
gedicht schreef hij in deze periode van verdeeldheid:
Het is het oudst bewaarde gedicht van Camphuysen, maar-gezien
de stijl niet zijn eerste.
Wat betreft deze "strijdts" had Camphuysen gelijk. Nog tij-
dens de nationale synode te Dordrecht werden op 8 februari 1619
alle predikanten van Utrecht, die allen remonstrants waren uit
hun ambt ontzet en vervangen door calvinisten. De remonstran-
ten wilden niet ter kerke bij de nieuw aangestelde contraremon-
strantse predikanten maar wandelden 's zondags naar Vleuten
om Camphuysen te horen. Het kerkje in Vleuten werd overvol.
Vaak moesten de toehoorders op het kerkplein blijven staan. Dit
was zeer tegen de zin van de Utrechtse predikanten die de magi-
straat te hulp riepen. Je zou verwachten dat Camphuysen vervol-
gens meteen werd afgezet maar dit gebeurde niet. In plaats daar-.
van namen de Utrechtse Staten de volgende resolutie aan:
"Opt 't geproponeerde nopende t'uutgaen van de Remonstrants-
gesinde gemeijnte, der stadt Utrecht, inde predicatie tot Vleuten,
is naer genomene deliberatie geresolveert omme t'zelve mette
sachste, ende gevouchelijckste middelen te sien beletten. Datmen
zal schrijven aen Johannes Segermanus, pastoor tot Westbrouck,
dat hij hem op naestcomunde Sondagh vrough met een waghen,
tot coste vant lant, vervoughe naer Vleuten, omme denzelven dag
aldaer te predijken. tot wekken eijnde men hem oock een missi-
ve zal zenden aen didericus Camphusius. denwelcken men
daerojfzal verwittighen, op dat hij sonder swaricheijdt daerinne
te maecken, gedooghe, dat den voors. Johannes Segermannus
den voors. dagh in zijne plaetse tot Vleuten predijke - welcke mis-
sive Segermannus aen Camphusius zal siente behandigen te
voorens denzelven zal meijnen te predijken."
De volgende zondag zat de kerk in Vleuten weer afgeladen
vol met Utrechtse Remonstranten. Maar verbazing alom. De
contraremonstrantse dominee Zegerman uit Westbroek beklom
de kansel. U raadt het al: het hele kerkje stroomde weer leeg.
Camphuysen nam de Utrechters mee naar de boomgaard achter
de kerk en hield voor hen een hagepreek. De Staten waren teleur-
gesteld. Zij wilden liever niet nog eens de Utrechtse predikanten
op hun dak en namen de volgende resolutie betreffende
Camphuysen aan:
"Is geproponeert dat Didericus Camphusius, predicant tot Vleu-
ten, cavilerende, ende tot cleijnachtinghe van f gene hem op den
lesten Martij voorleden, hij de se camer is aengeschreven ende
bevolen, hem heeft vervoordert tot Vleuten te predijken onder
den blauwen hemel, in een hoogaert, op Sondagh voorleden voor
seker getal remonstrantsgesinde borgheren woonende binnen de
stadt Utrecht; Waer op ghelet, ende gedelihereert, mitsgaders
f zelve bevonden zijnde te wesen een zake strijdende tegens de
goede intentie van de heeren deser camer, ende streckende tot
seditie, en ondienst vant Landt, zoo oock tot vilipendentie vande
authoriteyt, ende cleijnachtinge vant hevel den voors.
Camphusius, hij die voors. missive gedaen. Is geresolveert dat
men denzelven Camphusius hier over scherpelijck zal schrijven
ende expresselijck belasten, dat hij merghen, wesende Sondagh,
nochte oock daer na, wanneer het soude moghen wesen, hem en
zal vervoorderen, t'zij tot Vleuten ofte elders in deze provintie,
eenige predicatie, vermaninge, ofte voorlesinge te doen, ofte
eenige vergaderinge te maecken, ofte gedoogen, in eenige kerc-
ke, ofte daerbuijten, int heijmelijck nochte openbaer, op wat pla-
etse, onder den blauwen hemel, ofte niet, ende hoe zulcx zoude
mogen wesen, voor, ende aleer hem zulcx bij deze camer zal zijn
Daer moet veel strijdts gestreden sijn:
Daer moet veel leets geleden sijn:
En veel gehedts gebeden sijn:
En Christelijk zeden sijn:
Een nauwen wech betreden sijn;
Soo lang wij hier beneden sijn:
Soo sal 't hier nae in vreden sijn.
-ocr page 79-
80
leere inden Nationalen Sijnodo anno 1619 tot Dordrecht ghes-
telt, in alles met Godts woort over een comen. Beloven derhalven
dat wij de voorss. leere neerstelick zullen leeren, ende getrouwe-
lyck voorstaen, sonder yet teghen deselve, t'sij opentlick, ofte
int'bysonder, t'sij directelick ofte indirectelick, te leeren ofte te
schrijven: Gelyck oock dat wij niet alleen alle dwalinghen teghen
strydende, ende namentlick die inden voors. Sijnodo gecondem-
neert zijn, verwerpen; maer oock zullen tegenstaen, wederleg-
gen, ende helpen weeren. Ende indien het zoude moghen gebeu-
ren, dat wy na desen enich bedencken ofte ghevoelen teghen de
voorss. leere, ofte eenich poinct derselver zouden moghen crij-
gen, beloven wij, dat wy t'selve noch opentlick noch heijmelick
zullen voorstellen, dry ven, prdycken, ofte schryven; maer dat wy
'tselve alvoren den kerckenraet, Classi ende Synodo zullen open-
baren, om vande selve ge-examineert te worden, bereyt zynde het
oordeel derselver altyt ghewillichlick ons te onderwerpen; op
pene dat wij hyer teghen doende ipso facto van onsen dienst zul-
len zyn gesuspendeert. Ende indien t'enighen tyde de kerckenra-
et. Classis, ofte Sijnodus om ghewichtighe oorsaecken van
nadencken zouden moghen goet vinden, tot behoudinge vande
enicheyt ende suijverheyt inde leere, van ons te vereyschen onse
naerder gevoelen ende verclaringhe, zoo beloven wij oock midts
desen, dat wij daer toe tot allen tijden bereyt ende willich zyn zul-
len op pene als hoven, behoudens t'recht van appel in casu van
beswaernisse, geduerende wekken tyt appel, wij ons naer de
uytspraeck ende ordre des Sijnodi provincialis zullen regulee-
ren."
De op de synode aanwezig gewezen remonstrantse predikan-
ten werden geschorst en moesten de acte van stilstand tekenen.
Deze luidde als volgt:
"lek ondersch. helove en verclare mitsdesen in goeder cons-
cientie ende oprechtelyck, dat ick mij van nu af ende voortaen zal
onthouden van alle kerckelycke diensten ende bedienyngen ende
wat daeraf dependeren mach, int heymelyck of int openbaer,
directelyck oft indirectelyck, zowel in als buyten de steden, dor-
pen ende plaetsen van de Geünieerde Provintien ende het resort
van dien, maer dat ick my hurgerlyck in alle modestie en stilhe-
ijt als een particulier ingeseten zal comporteren ende draghen
ende my na de bevelen van de overheyt zal reguleren ende dezel-
ve gehoorsamen."
Iedere remonstrantse predikant die tekende werd gevrijwaard
van vervolging en mocht in het vaderland blijven wonen. Alle
predikanten die op de synode aanwezig waren geweest op één na
weigerden. Ze werden vervolgens als balling naar Waalwijk ver-
voerd dat buiten het grondgebied van de Unie van Utrecht lag.
Na deze verbanning begon de vervolging van de Remonstranten
pas goed.
Rotterdam
Zo raakte Camphuysen betrokken bij een rel te Rotterdam. In
deze stad woonden vele Remonstranten. Camphuysen was waar-
schijnlijk uitgenodigd te komen preken omdat er al veel predi-
kanten waren verbannen. Op 21 juli 1619 kwam het bijna tot een
gewapend treffen tussen Remonstranten en soldaten. Het begon
met een klein groepje Remonstranten dat zich verzamelde voor
de Prinsenkerk en constateerde dat deze gesloten was. Ze begon-
nen voor de deur psalmen te zingen en hun aantal nam gestaag
toe vooral toen de onderschout kwam om hen te verjagen.
geconsenteert, ofte belast. Op pene van derselver indignatie."
Camphuysen nam terecht aan dat het er alleen om ging de
Utrechters het "overlopen" te beletten. Hij stuurde de Staten de
volgende brief:
"Aende Edele Mogende Heeren; Mijne Heeren De Staten Slants
van Utrecht, ofte hare Ed. Gedeputeerden.
Alsoe het uwe Ed. Mog. gelieft heeft bij sekere missive van date
den 11 Aprilis, mij onderschreven te belasten, niet alleenlijck
voor dien Sondagh van de publijcke ende ordinaire predicatie
des Goddelijcken woorts te supersederen, Nemaer oock egeene
predicatien in toecomende tijden te doen dan bij uwer Ed. Mog.
permissie ende toelatinge, Ende, dat ter oorsake van dat de bed-
ruckte ledematen der Gemeijnte Jesu Christi tot Utrecht haer,
voor desen, ten gehoore van de voors. predicatien hadden ver-
voecht, Waerinne hy onders. oock tot noch toe, uijt seeckere
goede consideratien, uwer Ed. Mog. bevel gepareert heeft; Maer
want de voors. bedruckte litmaten sich naderhant evenwel op
andere plaetsen in dese provintie tot het gehoor des Goddelijcken
Woorts begeven hebben; Ende onder des de goede Ingesetenen
ende Ledematen der Gemeynte Jesu Christi in den dorpe van
Vleuten gefrustreert blijven van de exercitie der ware
Christelijcke Religie; Soo ist dat hij onders. in alle behoorlijcke
eerbiedinge ende onderdanicheijt noodich geacht heeft het selve
uwe Ed. Mog. (regard nemende op alle het gene voorseijt) sullen,
volgens alle Christelijcke wijsheijt ende discretie, hem
Remonstrant vergunnen, van nu voortaen, gelijck voor desen, sij-
nen ordinaris kerckendienst, tot stichtinge en de vergenoeginge
van sijne Gemeijnte, te betreden. Dit doende etc.
Didericus Camphuysen
predicant tot Vleuten"
Hieruit blijkt dat de Utrechters toch wel elders ter kerke gin-
gen en dat in de ogen van Camphuysen het verbod eigenlijk
overbodig was. De Staten gingen pas tot actie over in augustus.
Tot die tijd zou Camphuysen gewoon doorgepreekt hebben en
bestaan er allerlei anekdotes. Zo zou hij blootshoofds gepreekt
hebben in een hagelbui en een andere keer zouden soldaten op
hem af zijn gestuurd. Hij nam toen de aanwezigen te samen met
de soldaten mee naar Harmeien waar de remonstrantsgezinde
dominee Langerack net aan het preken was. Deze maakte meteen
plaats voor Camphuysen die verder preekte. Zelfs de officier die
de soldaten aanvoerde nam deel aan de dienst, volgens de anek-
dote niet tot zijn ongenoegen.
De acte van stilstand
Ondertussen was de nationale synode ten einde. De strijd was
beslist in het voordeel van de contraremonstranten. Op 17 mei
1619 werd een formulier ontworpen dat alle predikanten van de
gereformeerde kerk moesten ondertekenen. Het betrof de acte
van toestemming, waarmee de ondertekenaar verklaarde het eens
te zijn met de officiële leer van de kerk zoals die op de nationale
synode was vastgesteld inclusief de vijf artikelen tegen de
remonstranten. Deze luidde als volgt:
"Wij ondergeschreve dienaren des Godtlycken Woorts, resor-
teerdende onder de Classe van N.N. verclaren oprechtelick in
goeder conscientie voor den Heere, met dese onse onderteecke-
ninge, dat wij van herten ghevoelen ende geloven, dat alle de
articulen ende stucken der leere in dese Confessie ende
Catechismo der gereformeerde Nederlantsche kercken begrepen,
midtsgaders de verclaringe over eenige poincten der voorss.
-ocr page 80-
Terug in Vleuten                                             ,
Nu brak voor Camphuysen een tijd aan van een grote innerlijke
tweestrijd. De provinciale synode in Utrecht had aangekondigd
met haar "reinigingswerk" te beginnen en elk moment kon
Camphuysen verwachten de acte van stilstand te moeten onder-
tekenen. Als hij weigerde zou hij verbannen worden, zijn huis
kwijt zijn en met zijn zwangere vrouw en kinderen de unie moe-
ten ontvluchten. Als hij wel tekende zou hij handelen in strijd met
zijn geweten. Hij moest dus proberen in Vleuten te blijven en de
acte van stilstand te ontlopen. Daarom schreef hij aan de Staten
van Utrecht de volgende brief:
"Edele Mogende He eren
Alsoo ick tot noch toe, door uwer Ed. Mog. gratie ende faveur,
als kerckendienaer ofte Predicant, gehruijckt hen geweest in
uwer Ed. Mog. Provintie van Utrecht, in den dorpe van Vleuten,
Ende ick voor als nu, om verscheyden gewichtige redenen, in
mijn gemoet mij bewogen vinde, omme voortaen te supersederen
van mijnen puhlijcken kerckendienst: Sao ist, dat ick mits desen,
Uwe E. Mog. van dese mijne intentie hebhen willen verwittigen,
Ende Uwe Ed. Mog. met Eenen ootmoedichlijk hedancken voor
de vergunste van de gemelde kerckelijcke bedieninge, die ick tot
noch toe onder uwer E. Mog. regeringe bedient ende gehadt,
ende waervan ick mijn onderhoudt genoten hebhe.
Hiermede Edele Mogende Heeren, mijnen geringen persone
aenhiedende tot allen anderen dienst van Uwe Ed. Mog., en voor
hebbende Uwe Ed. Mog. te hewijsen alle soodanige gehoorsa-
emheijt als mij Godt ende de conscientie toelaten, Bevele ick
Uwe E. Mog. in de bewaringe des Allerhoochsten, die Uwe E.
Mog. regeringe wil dirigeren tot sijns naems Eere ende Welstant
der Gemeynte.
Dat. 4. August. 1619
Uwer Ed. Mog. ootmoedige ende onderdanige Dienaer
Didericus Camphuysen, geweesen predicant tot Vleuten."
Hieruit blijkt dat hij van zijn functie als predikant ontheven wilde
worden en graag een andere betrekking kreeg. Camphuysen had
echter al twee oproepen gehad voor de Utrechtse synode te ver-
schijnen waaraan hij geen gehoor had gegeven. Daarop conclu-
Daarop vertrokken zij naar een erf van een brouwer en voorma-
lig schepen van de stad die Remonstrant was. Camphuysen werd
op een stellage van biertonnen gehesen en begon te preken. De
groep was inmiddels gegroeid tot zo'n 3000 man waarvan veel
op relletjes beluste randfiguren. De burgemeester, een fel contra-
remonstrant, probeerde Camphuysen van zijn "preekstoel" af te
krijgen maar moest zich terugtrekken. Hij kwam terug met een
bataljon soldaten met het geweer in de aanslag. De mensenme-
nigte begon te schreeuwen en Camphuysen werd in een schip-
persvermomming gehesen. Zo kwam hij ongemerkt weg in het
gewoel. Zelfs zijn vrouw, die ook in Rotterdam was, herkende
hem niet. Het liep uiteindelijk nog goed af met de verzamelde
remonstranten. Tot stenen gooien naar de soldaten kwam het niet.
Het bleef bij psaimzingen. De groep slonk uiteindelijk doordat er
niet veel meer te beleven viel en de soldaten keerden uiteindelijk
om.
Deze rel, en misschien ook andere elders, had tot gevolg dat
de Staten Generaal een resolutie aannamen waarin zij bepaalden
dat alle predikanten ten lande de acte van toestemming moesten
tekenen en als zij dat weigerden de acte van stilstand.
Camphuysen verliet met zijn vrouw Rotterdam en ging naar
Dordrecht, waar zij bij haar verbleef. Het is niet bekend waar de
kinderen op dat moment waren. Mogelijk waren zij gewoon in
Vleuten gebleven. Anneke was in verwachting van het vijfde
kind en zij was bang voor de principiële houding van haar man
wat onrust en gevaar meebracht voor het gezin. Camphuysen
reisde verder naar Waalwijk om zijn verbannen broeders te
bezoeken. Daar kreeg hij ruzie, waarschijnlijk over de rel te
Rotterdam. Na de resolutie van de 24e juli stroomde Waalwijk
ineens vol met verbannen Remonstranten en dat namen ze
Camphuysen kwalijk.
Camphuysen reisde op 11 augustus richting Utrecht terug
met twee heren die iemand zochten om hier en daar te preken.
Aangezien Camphuysen niet verbannen was, viel de keus op
hem. In Heusden werd het gezelschap aan de grens met de geü-
nieerde provincies aangehouden en Camphuysen wed vastge-
houden in de herberg. Toen eindelijk bleek dat hij niet was ver-
bannen mocht hij gaan. Daarna reisde hij naar Dordrecht om zijn
vrouw weer op te halen. Op 14 augustus was hij weer in Vleuten.
-ocr page 81-
82
IX
Dus moest ick door den kruijswech heen,
Doch die 'ck alleen niet tradt:
't Is beter met Godts voick gele'en
Dann zonden-nut gehadt.
Maer noch soo ginck de Blintheijt dommer tredt:
Groot geit (o schandt!) wierd' op ons lijffgeset.
Wat raedt? Religij-haet wordt zelden mat.
En heijlloos' -heijl'ge bloetlust nimmer zat.
deerde de synode dat Camphuysen een "bitteren en calumnieus
Remonstrant" was en verklaarde hem vervallen van het predik-
ambt. Het was nu aan de Staten van Utrecht om Camphuysen te
dwingen de acte van stilstand te ondertekenen. Ze namen daarom
op 29 augustus de volgende resolutie aan:
"Oock geopent zijnde het advis vande voors. Sijnodale ver-
gaderinge, nopende de comparitie van diedericus Camphusius,
gewesen predicant tot Vleuten, van dat hij, volgens de gedane
aenschrijvinge van de heeren Staten voor dezelve Sijnode
behoort te compareren, oom t'aenhooren t'gene men hem aldaer
zoude moghe voor houden, niettegenstaende zijn missive van
excuse ende verclaringe, van hem den kerckendienst te sullen
onthouden; zoo op den se sten deser maendt Augustij geduerende
de se Beschrijvinge genot eert is; Is naer genome ne deliberatie
verstaen ende geresolveert. dat men zyne gedaene verclaringe
accepteert; hem houdt voor gedeporteert. alsoo hij alghereets
gesuspendeert was. Ende dienvolgens mede, gelyck alle andere
affghesette predicanten, volgens de resolutie vanden ho mo: hee-
ren Staten Generael in d'acte den XXiiijen der verledene maendt
Julij. d' onderteeckeninghe vande acte van Belofte zal voorhou-
den, ende daertoe vermanen, ende induceren."
De toon van deze resolutie was niet erg dwingend en de proce-
dure werd door de Staten alsmaar gerekt. Had Camphuysen hier
enige vrienden?? Zo lezen we op 1 december nog in een resolu-
tie dat "de Staten ordonneren bij desen alsnoch ten overvloedt
diedericus Camphusius, gewesen predicant tot Vleuten" om de
acte te komen ondertekenen. Pas op 25 december werd hij inge-
daagd en op 5 februari 1620 verbannen.
Amsterdam
Camphuysen had inmiddels allang Vleuten verlaten. Hij was ner-
gens veilig omdat hij bleef preken voor remonstrantse groeperin-
gen. Dit werd beboet met 300 gulden waarvan de helft voor de
verklikker. In die tijd was 150 gulden een vorstelijk bedrag.
Begrijpelijk dat hij onderdook. Hij verbleef enige tijd in Loenen
waar Anneke hem uiteindelijk vond. Ze zijn van daaruit naar
Amsterdam vertrokken waar ze een huisje huurden in de
Jordaan. Anneke moest nog terug naar Vleuten om de inboedel
van de pastorie te verkopen die dankzij de gulheid van de
gemeenteleden de kapitale som van 400 gulden opbracht, een
bedrag waarvan het gezin een jaar kon leven.
Camphuysen kreeg in de tijd dat hij in Amsterdam woonde
een brief van de Rotterdamse remonstrantse gemeente om daar
predikant te worden. Camphuysen vermoedde dat de Rotter-
dammers een nieuwe kerk wilden stichten. Hij wilde hierbij niet
betrokken raken en bedankte. Kort daarna beviel Anneke van het
vijfde kind maar er was geen vreugde over de boreling. De Staten
Generaal hadden zojuist een verscherpt plakkaat uitgevaardigd
tegen de Remonstranten. De beloning voor het aanbrengen van
een verbannen predikant werd gesteld op 500 gulden (het jaarsa-
laris van een predikant in een grotere stad) en ieder die zo iemand
herbergde werd beboet met 300 gulden waarvan de helft voor de
aanbrenger.
Camphuysen heeft omstreeks 7 februari 1620 het land verla-
ten. Hij dichtte in deze tijd het Schey-liedt waarbij hij zijn ver-
banning beschreef. Een deel citeer ik hierbij:
O lant! o lant! waer in wel eer
De waerheyt herherch vondt,
Hoe doet schijn-deucht en valsche leer
U slapen in de zondt!
Ghij meijnt ghij sijtse quijt die konden scha'en:
Maer (laes!) ghij queecktse op die u verra'en.
Gh'hebt ingeswolgen. maer (ach wee!)fenijn:
Gh'hebt uijtgebraeckt. doch uw's ziels medecijn.
XII
Adieu, ick gae. doch gae met vreuchdt;
Maer u naeckt ongeval.
Ick ga uijt dij. maer 't loon van deucht
Blijft en volcht overal.
't Aertsch Vaderlant te missen valt hem licht.
Die 't Hemelsch klaer heeft in sijns herts gesicht.
Adieu, ick gae, en wensch dat Godes roe.
Wanneer s'eens koomt, u d'oogen open doe.
Norden
Camphuysen verliet Amsterdam met zijn gezin en samen met
Pieter Arentsz die hem voorstelde naar Norden te gaan boven
Emden in Duitsland om daar een Remonstrantse drukkerij-uitge-
verij op te zetten. Tot 1622 woonde Camphuysen hier betrekke-
lijk rustig met zijn gezin en werkte hij in de drukkerij. In die tijd
schreef hij veel gedichten. Het jaar 1622 maakte een einde aan de
rust. In dat jaar werd Norden getroffen door een epidemie van
builenpest, die veroorzaakt werd door de vlooien van besmette
huisratten. De builenpest werd vaak vergezeld van longpest, die
zeer besmettelijk was en lijders daaraan stierven zeer snel. In die
periode kende men maar één afdoend middel om van de ziekte
verschoond te blijven en dat was vluchten. Dit zogenaamde
"pest-vlieden" werd streng veroordeeld omdat men zieken
onverzorgd achterliet. Camphuysen en zijn familie en vrienden
lieten zien wat het betekende om het smalle pad te bewandelen.
Ze verzorgden alleen gelaten zieken en begroeven de doden.
Toch verliet het gezin nog tijdens de epidemie Norden. Waren ze
dan toch "pestvlieders" geworden? Nee, de Duitse graaf Ernst
von Mansfeld met zijn onafhankelijke leger trok Norden binnen.
Dit voorspelde niet veel goeds want het bestond uit 5000 tot 8000
man die de Nederlanden hadden moeten verlaten omdat de slecht
betaalde troepen tot plunderen in staat werden geacht.
Camphuysen zat er als verbannen predikant niet op te wachten
door deze graaf in zijn kraag te worden gegrepen en vertrok.
Harlingen en Ameland
Camphuysen en zijn gezin scheepten zich in naar Harlingen. Hier
werkte hij aan zijn "Stichtelycke rymen". Hij woonde maar kort
in Harlingen omdat de Staten van Friesland op 17 maart 1623 het
-ocr page 82-
83
plakkaat tegen de Remonstranten hernieuwden. Uit angst verra-
den te worden trok hij naar Ameland dat onafhankelijk was van
de Republiek. Op Ameland schreef hij zijn belangrijkste theolo-
gische geschrift: "Van 't onbedrieghelijck oordeel tusschen
goede ende quade leere". Na vijf maanden vertrok het gezin
weer. Het klimaat stond hen niet aan Anneke ging met de kinde-
ren terug naar Harlingen terwijl Dirk Friesland doorreisde op
zoek naar een geschikte woonplaats.
Dokkum
Begin januari 1624 vertrok het gezin naar Dokkum. Toen men er
daar echter lucht van kreeg dat een verbannen Remonstrant in de
stad kwam wonen, wilde men het lossen van de verhuiswagen
beletten. Uiteindelijk kreeg Camphuysen steun van een paar
notabelen en mocht het gezin het huis betrekken onder voor-
waarden dat ze zo snel mogelijk weer zouden gaan. Camphuysen
trok wat rond door Friesland terwijl zijn gezin in Dokkum woon-
de. In maart was hij weer in Dokkum met een ernstige beenziek-
te. Anneke vertrok naar Amsterdam om wat inkopen te doen
maar moest terugkomen omdat Dirk zo ziek was. Men legde hem
in die tijd weer de acte van stilstand voor die hij weigerde te
ondertekenen. Daarop kwam een bode van de stadsregering hem
de toegang ontzeggen. Camphuysen zei hem dat ze hem dan
maar de stad uit moesten dragen. Hij mocht uiteindelijk weer
blijven maar moest wel verhuizen. Gedurende zijn ziekte legde
hij de laatste hand aan zijn Stichtelycke rymen. Toen die klaar
waren was hij ook beter. Hij vertrok naar Hoorn om ze daar te
laten drukken onder pseudoniem. Dit boek zou in de 17e eeuw
het meest gebruikte liedboek in Nederland worden. Het werk had
direct na uitkomen in 1624 al zo'n succes dat Camphuysen de
opdracht kreeg de psalmen van een nieuwe berijming te voor-
zien.
Eén van de bekendste nu nog gezongen psalmen is deze:
Toeveriaat II
Over psalm 121
Gij doorgrondt het, Gij bekent het; al wat is of wat geschiedt,
Merkt Uw oog, 't welk alles ziet.
Zit ik, sta ik, lig ik, ga ik, waar dat ik mij keer of wend;
Alle ding is U bekend.
Is er iet zoo diep verborgen in mijn diepste fantazij,
Dat voor U verholen zij?
't Hert en kan zoo ras niet denken, of Gij voelt 'et ook terstond
En begrijpt zijn diepsten grond.
Doet de nacht het lichaam rusten; maakt de dag de zinnen
moe:
Gij doorziet al wat ik doe.
Het succes van Camphuysens psalmen lag hem vooral in de een-
voudige taal die hij gebruikte en het zingbare karakter ervan.
Camphuysen nam als melodieën namelijk volksliedjes. Zijn psal-
men werden zodoende echte meezingers.
Naast het dichten ging Camphuysen ook een vak uitoefenen
om in zijn levensonderhoud te voorzien. Hij ging in de vlashan-
del waaronder ook het bewerken van vlas viel. Na zijn beenziek-
te werd Camphuysen bezocht door de derdedaagse koorts. De
stad Dokkum zon nog steeds op maatregelen om Camphuysen
uit te zetten. Inmiddels kreeg Camphuysen een brief uit Krakau
in Polen of hij daar rector wilde worden van de latijnse school.
Camphuysen had dat zelf wel gewild maar Anneke onder geen
beding en zo bedankte Camphuysen voorlopig. Hij ging ook niet
kijken in Krakau omdat hij na van de koorts te zijn genezen last
van nierstenen kreeg. Toen hij die kwijtraakte ging hij weer rei-
zen naar onder andere Haarlem en Den Briel. Teruggekeerd in
Dokkum was hij weer lange tijd ziek. Eenmaal wat beter, werk-
te hij aan de psalmberijmingen. Onmiddellijk na de voltooiing
hiervan rond 10 april 1627 werd hij weer ernstig ziek. Hij werd
verzorgd door de broer van zijn vrouw en een hulp in de huis-
houding om zijn vrouw Anneke te ontzien. Hij had zelf het
gevoel zijn levenswerk voltooid te hebben. Op 19 juli 1627 stierf
hij 41 jaar oud. Het is wrang te beseffen dat slechts drie jaar na
zijn dood in 1630 de vervolging van de Remonstranten werd
opgeheven. Zelfs in de dood werd hij niet met rust gelaten. De
doodgraver groef zijn schedel op en verkocht hem. Na tal van
omzwervingen kwam hij terug in Dokkum waar hij in het raad-
huis tentoongesteld werd. Pas in 1860 wilde de Remonstrants-
doopsgezinde gemeente van Dokkum hier een eind aan maken
en werd het gebeente van Camphuysen compleet met de schedel
herbegraven op de nieuwe begraafplaats op de stadswal. Dirk
Camphuysen kreeg hier eindelijk de rust die hij verdiende.
Dat Vleuten aan hem een talentvol man en goed predikant verlo-
ren heeft mag na lezing van dit artikel duidelijk zijn. Zijn
Vleutense periode had in het straatnaambord best benadrukt
mogen worden.
Bronnen:
Reader's digest. Erfgoed van Nederland. Wat bleef uit een roerig verleden.
Amsterdam 1984.
Gerlof Verwey, Geschiedenis van Nederland. Levensverhaal van zijn bevol-
king. Amsterdam 1987, 1989.
Dr. H.G. van den Doel, Daar moet veel strijds gestreden zijn. Dirk Rafaelsz
Camphuysen en de contraremonstranten. Een biografie. Meppel 1967.
Jac. de Bruijn, Dirk Rafaels Camphuysen. De Brug 1970.
Roel Houwink, De bloemhof, gedichten en spreuken van Dirk Camphuysen.
Utrecht 1942.
Ik hoor trompetten klinken,
De vijand is nabij.
Ik zie harnassen blinken:
En niemand is met mij.
Het hert klopt door 't benauwen,
Dies laat ik diep beschroomd
't Gezicht 't gehergt aanschouwen.
Of daar geen hulp van koomt.
Daar is geen hulp voorhanden,
Voorhanden dan van God,
Van God, die 's werelds landen
Heeft onder Zijn gebod.
Van God, die 's hemels lichten
Heeft onder Zijn gebied
En die 't weleer al stichte.
Dat 's menschen ooge ziet.
En deze:
Uit den 139sten psalm
Daar en is niet in mijn leven, daar en is, Heer niet in mij
Dat verborgen is voor Dij.
-ocr page 83-
84
Een kleine eeuw glastuinbouw
in Vleuten - De Meern
door D. Van der Leest-Brand
Het kassengebied van Vleuten De Meern maakt plaats voor de bouw van de nieuwe stadswijk Leidsche Rijn, die tussen nu
en 2015 gerealiseerd zal zijn met 30.000 woningen. In Vleuten-De Meern heeft het tuinbouwgebied, evenals het Westland,
een karakteristiek kassenlandschap. Kassen hadden een korte levensduur en werden vaak vernieuwd, tenwijl met de komst
van het aardgas de karakteristieke schoorstenen verdwenen'.
Glastuinbouw is een tak van bedrijvigheid die als industrie gezien kan worden, omdat het produceren van groenten, bloe-
men en potplanten als een grootschalig produktieproces in kassen plaatsvindt. De glastuinbouw, de groenten-, de bloemen-
en potplantenteelt onder glas zijn van groot economisch belang voor de Nederlandse export en voor de telers zelf.
De ontwil(keling in de l<assenbouw
Vanaf de vijftiende eeuw waren er aan de rand van de steden
bedrijven die uitsluitend groenten en fruit teelden, de zogenaam-
de "warmoezenierderijen". Naarmate de steden groeiden en de
bevolking talrijker werd ontstond er meer behoefte aan tuin-
bouwprodukten. De warmoezenierderijen moesten dicht bij een
stad liggen, want men moest de verse produkten snel naar de stad
kunnen vervoeren. Dat ging per kar met een paard, een handkar
met een hond eronder, of per boot over geschikt vaarwater. Om
de oogst te vervroegen werden er allerlei kunstgrepen uitge-
voerd. Het fruit groeide sneller als de fruitbomen achter een muur
beschut tegen de wind stonden. Een volgende stap was het telen
achter glas'. De ontwikkeling van de glastuinbouw in Nederiand
liep achter ten opzichte van het buitenland. In België bestonden
al sinds 1865 druivenkassen voor de beroepsteelt. De eerste kas
in het Westland kwam in 1888, nadat een aantal tuinders uit
Poeldijk, samen met de smid, in Hoeilaart waren gaan kijken. Zij
namen de tekeningen van de
kas mee naar huis en ook de
succesvolle druivensoort
Black Alicante. Deze drui-
venkas werd in het Westland
en later in Vleuten nage-
bouwd*.
Vanwege de concurrentie
van de Engelse komkom-
mers op de Duitse markt
besloten in 1903 tuinders uit
De geschiedenis van de glastuinbouw
De geschiedenis van honderd jaar glastuinbouw was vanaf het
begin tot het einde van deze eeuw geen succesverhaal, want er
waren ook perioden met crisis en perioden met veranderingen.
De ingeslagen weg bleek geblokkeerd en er moest dan een ande-
re weg gekozen worden. Zulke perioden waren tijden vol onze-
kerheden. De rode draad in dit verhaal is het zoeken naar nieu-
we oplossingen voor steeds weer nieuwe problemen van een
kleine eeuw glastuinbouw in Vleuten-De Meem. De gevonden
oplossingen waren vaak van blijvende aard.
De stadsuitbreiding van Utrecht aan het begin van deze eeuw
werd de aanleiding van het ontstaan van dit glastuinbouwgebied.
De stadsuitbreiding aan het einde van deze eeuw betekent het
einde ervan. Door de Vierde Nota Ruimtelijke Ordening Extra
(VINEX) werd bepaald dat hier de stad Leidsche Rijn gebouwd
wordt. Op de duurste grond van Nederland komen 30.000
woningen-.
ki^l^^
^^.f;i»P'
^ro
,TDE
!^ M
Loosduinen naar Engeland te
gaan. Zij bouwden de En-
gelse komkommerkassen na,
h
^
dubbele tweezijdige bakken
met afneembare ramen. In
1904 bestond 90% van het
Schema, voorstellende de ontwikkeling van de kas uit muur. orangcne of zaaibcd.
glasareaal in Nederland uit
Druivenkas
Kasonlwikkeling
Warenhuis
a.
Muur
a.
I6e eeuw. Schuur geen glas!
a. Bed
b.
Muur met ramen
b.
17e eeuw. Orangerie tweezijdig glas
b. Zonnescherm van rietmat
c.
Muurkas
c.
18e eeuw, Muurkas (twee è drtezijdig glas)
c. Enkele (eenzijdige) bak
d.
Lessenaar
d.
I9e eeuw. Tweezijdige kas (alzijdig glas)
d. Dubbele (tweezijdige) bak
e.
Kopkas
e.
20e eeuw. Kas met kunstlicht
e. Warenhuis
e.
Dubbele kopkas
ft-
Druivenkas serre
platglas en was de achters-
tand ten opzichte van het bui-
tenland ingehaald. Op het
eiland Guemsey had men op
een goedkope wijze een
warenhuis gebouwd, dit is
een kas op houten palen met
afb.1. Schema van de ontwikkelingen in de kassenbouw
Bron: Vijverberg p56
-ocr page 84-
85
tuin Westland de eerste proeftuin in Naaldwijk gesticht,'in 1926
kwam er een proeftuin in Vleuten. De tuinders en bloementelers
in een centra richten gezamenlijk in verenigingsvorm of in coö-
peratie een proeftuin op. Hier werden teeltproeven gedaan,
bemestingsproeven en later de bestrijdingsproeven tegen plan-
tenziekte. Als de proeven tot een goed resultaat leidden, namen
de tuinders dat direct over voor de eigen teelten. Deze onderzoe-
ken waren op de praktijk gericht.
afb. 2. Ontwerptekening uit 1916 voor de bouw van liassen vol-
gens Westlandsmodel voor H Both op het land langs de
tegenwoordige Wilhelminalaan te Vleuten.
Bron: Wttewaall p85
afneembare eenruiters (dakramen). Deze goedkoop te bouwen
warenhuizen werden na 1918 in Nederland een enorm succes.
Hierin kon een groot assortiment gewassen worden gekweekt.
Door de bemesting werd het zoutgehalte van de grond hoger en
als dit te hoog werd ging de groei van het gewas achteruit. Het
probleem van de verzilting kon opgelost worden door er gedu-
rende de winterperiode de ramen van af te halen, waardoor de
grond door de regen werd doorgespoeld. Deze ramen werden in
de winter weer voor andere teelten met platglas gebruikt\
Hieronder is een foto afgedrukt van drie generaties glas, op de
voorgrond plat glas, de ramen werden in de winter op stapels
gelegd, helemaal links een warenhuis (platglas op palen,
gemaakt van hout) en op de achtergrond de Venlokassen. De
Venlokassen werden niet meer van hout maar van metaal
gemaakt en waren hoger met grotere glazen ramen waardoor de
lichtinval werd verbeterd.
1^4^
«MMM*-
. ^^^-j^^lPt iT^fjF^j^^^'^
^^^^l^^^^^MM^^^^
^ijjj
^Ö^^^J^^^"
^'-—^
W*-4
jt^\A
^^^^jLr ^ 4,
■ a'^^^ÜS»
■ V
^^H^^^s|^t|P^ - .'vt .
, ■*
^^KÊêè^lA^J^ ..«Miot^
^PiB|H
^^Ê
Hï^^%||^s..
^.
'■ wl
HHBhüi^'I^^K'
K..-
■■J^i^.<r
cèm
afb. 4. De in 1926 opgerichte proeftuin te Vleuten. Bij de broei-
bakken staat de toenmalige bedrijfsleider Lucas Verhoef.
Bron; Wttewaall p85
Het door het Rijk gefinancierde onderwijs, voorlichting en
onderzoek heeft een rol gesf)eeld als richtingaanwijzer en bege-
leider in de ontwikkeling van de glastuinbouw. De verweten-
schappelijking was pas na de Tweede Wereldoorlog het terrein
van de techniek. Deze leverde duurzame oplossingen van de ont-
stane problemen*'.
Het Westland heeft altijd een voortrekkersrol in de tuinbouw
gespeeld. Het succes kwam voort uit samenwerking met elkaar
in dit centrum van glastuinbouw, zoals veilingen, tuinbouwbon-
den, studieclubs, banken en toeleveringsbedrijven. Het
Westlandse centrum werd ook een broedplaats voor nieuwe ont-
wikkelingen. Het uitwisselen van kennis tussen ondernemers
was een belangrijk element. Vooral kleine ondernemers zijn ster-
ker van een centrum afhankelijk dan grote ondernemers.
Specialisatie werd een noodzakelijke voorwaarde om deel te
nemen aan de nieuwe ontwikkeling. De kosten voor een sorteer-
machine waren niet rendabel als deze maar voor een deel van de
bedrijfsactiviteit gebruikt konden worden. Dus voor de ontwik-
keling van een centrum is concentratie van activiteiten, coöpera-
tie van ondernemingen en specialisatie per ondememer op een
enkel produkt nodig. Zo is ook Vleuten-De Meem als centrum
van glastuin bouw ontstaand In het volgende hoofdstuk wordt
afb.3. Drie generaties glas.
Bron: Vijverberg p22
Oe verwetenschappelijking
Rond de eeuwwisseling zag de Nederlandse regering dat de land-
bouw en de tuinbouw steeds belangrijker werden voor de export.
De regering wilde een ministerie van Landbouw oprichten om de
achterstand op het buitenland in te lopen. De overheid wilde het
produktieniveau verhogen door betere voorlichting, onderwijs en
ook onderzoek. Om dit te realiseren had de overheid gespreks-
partners uit de landbouw- en de tuinbouw sector nodig voor
overleg. Dit leidde in 1906 tot de oprichting van de
Nederlandsche Tuinbouwbond. De overheid wilde in een goede
samenwerking met de tuinders de tuinbouw bevorderen.
Hiervoor werden in 1914 twaalf Rijkstuinbouwleraren aange-
steld voor het onderwijs aan de tuinbouwwinterscholen in de
tuinbouwgebieden. De eerste tuinbouwleraar in Naaldwijk werd
al in 1896 benoemd. Vanaf 1920 werden er Rijkstuinbouw-
consulenten aangesteld en werden er proefstations in de tuin-
bouwcentra opgericht. In 1900 werd door de vereniging proef-
afb. 5. Een foto uit 1925 met het kassencomplex langs 't Zand
van A.C.J. Wttewaall en F.C. Klein van Willigen. De drie ach-
terste schoorstenen staan er nu nog zoals te zien is op de foto
van de bron op pag. 84.
Bron: Wttewaall p.84
-ocr page 85-
86
deze geschiedenis met de dieptepunten die de glastuinbouw in
Nederland en dus ook in Vleuten-De Meem heeft doorgemaakt
beschreven. De voortdurende uitdaging om op deze dieptepunten
een antwoord te vinden spreekt van een groot doorzettingsver-
mogen.
Het ontstaan van de Vleutense glastuinbouw de
landbouwcrisis van 1880-1890
Door de grote transportmogelijkheden werd graan uit Amerika
per boot hier op de markt gebracht en uit Rusland kwam na 1880
het graan per trein. De graanprijzen kelderden, ook in Nederland
werd graan beneden de kostprijs verkocht. Deze crisis heeft de
modernisering in de landbouw versneld en men ging over tot het
telen van andere produkten. De tuinbouw werd bijna niet door
deze crisis getroffen, zodat veel akkerbouwers overschakelden
op de kleinschalige tuinbouw. Na 1895 brak er een tijd van onge-
kende produktiestijging aan*. Deze overschakeling van akker-
bouw naar tuinbouw gebeurde ook in Vleuten en omgeving. De
hoge stroomruggronden werden weidegrond, boomgaarden of
gebruikt voor het telen van tuinbouwproducten.
De stadsuitbreiding van Utrecht 1880-1920
Omdat veel mensen van het platteland naar de stad trokken en de
bevolking groeide, ging de stad Utrecht haar woongebied in een
snel tempo naar alle kanten uitbreiden. Veel warmoezeniers
rondom Utrecht moesten uitzien naar nieuwe tuinbouwgrond. hi
zijn boek "Zo was Utrecht, het dagelijksleven in Utrecht van
1900-1920", schreef Jan Reeskamp over de Utrechtse hoveniers:
"Het was een beroep van hard werken. Om drie uur s'morgens
stonden zij op om de kar met groenten te laden en naar de markt
op het Jacobi Kerkhof te gaan, waar tegen vijf uur de winkeliers
hun waren kwamen kopen. Met al die blaffende honden onder de
karren gaf dat een enorm kabaal, waar de buurt niet blij mee
was."
In de wijk Pijlsweerd herinneren nu nog enkele straatnamen
aan deze tijd, zoals de Hoveniersstraat, de Tuinbouwstraat, de
Zilvergeldstraat (de jaarlijkse pacht werd in zilvergeld betaald).
De warmoezeniers uit Pijlsweerd waren veelal oud-katholiek en
de warmoezeniers uit Abstede en Oudwijk rooms-katholiek'.
In 1905 werd de groenteveiling op het Paardenveld opge-
richt. De Utrechtse hoveniers hadden een geweldige hekel aan
deze veiling, omdat ook de hoveniers van buiten de stad hier hun
waar mochten aanbieden. Zij werkten dan ook flink tegen. In
1909 werd op het Paardenveld een vast veilinggebouw neerge-
zet, dat in 1912 aanzienlijk werd uitgebreid, zodat hier ook de
bloemkwekers hun bloemen konden veilen'".
De warmoezeniers werden door de woningbouw gedwongen te
vertrekken. Zij vestigden zich in een kring rondom Utrecht, voor-
namelijk in Bunnik, Zuilen, Maarssen, Vleuten en Harmeien. De
rooms-katholieke families De Groot, Jongerius, Kosterman,
Verheul en Gresnicht en de oud-katholieke familie Van der Steen
vestigden zich in Vleuten".
Vleuten had goede tuinbouwgrond ter beschikking, door de
oude stroomruggronden van de Leidsche of Oude Rijn, het had
een goede waterhuishouding en bovendien lag het dicht bij
Utrecht. Een grote stimulans voor de verdere ontwikkeling van
de Vleutense tuinbouw was de vestiging van de "Ida Maria
State" van dokter Van Dugteren aan het begin van deze eeuw.
Dokter van Dugteren was huidspecialist in Rotterdam en stelde
in 1904 Benjamin Boers aan als bedrijfsleider van zijn grote tuin-
derij. Boers was afgestudeerd aan de Rijkstuinbouwwinterschool
te Naaldwijk. In deze tuin naar Westlands model ingericht, ston-
den de eerste druivenkassen, er werden diverse groenten
gekweekt en ook asperges, rabarber en aardbeien. Verder bestond
de tuin uit boomgaarden met een onderbeplanting van diverse
bessensoorten.
Omdat Den Haag zich richting Westland ging uitbreiden,
moesten ook hier tuinders elders naar grond gaan zoeken.
Aangemoedigd door Boers kwamen velen naar Vleuten. De
families Klein van Willigen, Wttewaal, Gondelach en anderen
vestigden zich hier met hun tuinen in-gericht naar het Westlandse
model. Zij teelden onder meer druiven en perziken in de drui-
venkassen en onder glas werden tomaten, sla en snijbonen
gekweekt. Daarnaast teelden zij chrysanten en fresia's. Boers
begon al snel voor zichzelf en Bonthuis werd bedrijfsleider.
Boers en andere tuinders zochten naar een beter afzetsysteem
dan zelf te verkopen op de markt. Op initiatief van Boers en met
medewerking van C. Van Breenen, H. Jongerius, J.C. de Haan, J.
Witteveen, J.A. Kors en P.J. van de Wurff werd de "Vereniging
Groenten- en Vruchten veiling Utrecht en Omstreken opgericht
in 1905. In het begin waren er 22 leden. Er kwam veel tegen-
werking van de Utrechtse warmoezeniers. In 1912 werd Boers
voorzitter. Het bleef moeilijk in het begin. Soms bleven de tuin-
ders opjeens weg en moest vanuit het Westland groenten en fruit
aangevoerd worden.
Deze periode van grond onteigening kan niet als een crisis
worden gezien, wel moesten de Utrechtse warmoezeniers ver-
huizen voor de woningbouw en dat werd juist de opkomst van
Vleuten als tuinbouwgebied. De stadsuitbreiding van Den Haag
richting Westland droeg hier eveneens aan bij.
De ontwil<keling voor de Tweede Wereldoorlog
De Eerste Wereldoorlog 1914-1918.
Nederland bleef neutraal en de handel werd tot in de zomer van
1915 ongemoeid gelaten. Een voedseltekort dreigde omdat het
prijspijl hoog bleef en er veel geëxporteerd werd naar
Duitsland. Daardoor werd de regering genoodzaakt een uitvoer-
verbod in te stellen op witte kool en bonen, later volgden meer
produkten. De export moest werken met exportvergunningen,
tegenover iedere partij voor de export moest een bepaald percen-
tage tegen matige prijzen voor het binnenland beschikbaar blij-
ven. De regering droeg deze taak aan de Nederlandsche
Tuinbouwraad op. Tevens richtte de regering een distributiekan-
toor voor de binnenlandse bestemmingen van de groenten op. Dit
werd de "Groenten Centrale" waarvan de veilingen, afzetvereni-
gingen, exporteurs en verwerkers de leden waren. Ook werd er
een Fruit Centrale opgericht. In 1916 verbood de Groenten
Centrale de export naar Duitsland op consignatiebasis wegens de
voedselschaarste vooral in Amsterdam, De schaarste werd steeds
groter. Om in deze gunstige periode als veilingen met één mond
te spreken, was een krachtige organisatie nodig en daarom werd
in 1916 het Centraal Bureau voor de Tuinbouwveilingen in
Nederland opgericht. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werden de
landelijke tuinbouworganisatie versterkt door in samenwerking
de organisatieproblemen op te lossen. Ook het aantal veilingen
per regio was toegenomen'^
Na 1920 bleef de landbouw door overproduktie en protectie
in een depressie. De veeteelt breidde zich uit en er was een voort-
durende overgang van akkerbouw naar tuinbouw, vooral rondom
de snel groeiende steden. Zo bleef de tuinbouw met de glastuin-
bouw groeien en was deze Eerste Wereldoorlog geen crisis voor
de glastuinbouw. Wel was het een tijd van schaarste en van 1917-
1918 moesten de gaarkeukens in de grote steden de arme bevol-
-ocr page 86-
87
De Tweede Wereldoorlog 1940-1945
De Duitsers schreven in 1940 voor dat de helft van de veilin-
gaanvoer tegen vastgestelde (lage) prijzen naar Duitsland moest
worden getransporteerd. De Duitsers eisten het toezicht over alle
organen. De Groenten- en Fruit Centrale moest weer ingesteld
worden voor de voedselvoorzienig. Tevens werden er bedrijf-
schappen ingesteld. De eerste drie oorlogsjaren konden de tuin-
ders volop produceren. Pas in 1944 en 1945 met de barre koude
winters kwamen er moeilijkheden. Er was geen brandstof voor
het verwarmen van de kassen. Ook was er in het Westland veel
schade door de brede verdedigingslinie die langs de kust was
aangelegd en door het oorlogsgeweld. Rond de bevrijding maak-
ten de tuinders plannen om tot een democratischer functioneren
van de tuinbouworganisaties te komen dan voor 1940 het geval
was, waarbij de kleinere tuinders ook een vinger in de pap kre-
gen. De veilingen werden de kern waar iedere tuinder lid van kon
wordenen tevens een kern van de handel. Dit in tegenstelling met
voor de oorlog. Het Centraal Bureau voor de Tuinbouwveilingen
(CBT) zou belast worden met de algemene verantwoording,
waarvan beheersing van het prijspeil het doel was.
Ook in deze oorlog kwamen er geen vernieuwingen maar
was het weer een periode van overleven. Wel werden de organi-
saties van de veilingen, het CBT, de proeftuinen en van het tuin-
bouwonderwijs sterker.
De ontwikkeling na de Tweede Wereldoorlog, een
periode van groei
De jaren 1946 en 1947 waren een tijd vol onzekerheden. Het
ministerie van Economische Zaken wilde de kosten van levens-
onderhoud laag houden en wenste maximumprijzen in te voeren.
De tuinbouworganisaties wilden juist een minimum-prijsrege-
ling. Het Ministerie van Landbouw zwalkte hier tussen heen en
weer. In 1947 begon heel voorzichtig de export naar de bezette
zone's van het westelijke Duitsland en stelde het CBT de mini-
mumprijzen vast. Dit werd een blijvende regeling. Ook kwam in
dit jaar het exportcontract van tien miljoen dollar tot stand tussen
de regering, de FAO (de voedsel en landbouworganisatie van de
Verenigde Naties) en het CBT. In 1948 verbeterde de export naar
Duitsland, 40% van de tomatentoevoer ging naar de bezette wes-
telijke zones van Duitsland voor de legereenheden van de geal-
lieerde westelijke bezettingszones. Ook de export naar Groot
Brittannië kwam op gang".
Uit het jaarverslag van 1949 van de Vleutense proeftuin
blijkt, dat Ir. B.K. Bartels directeur was en J.C. Verhoef be-
drijfsleider (de zoon de vorige bedrijfsleider). Hier stond ook in
hoe de proeftuin aan geld kwam. De inkomsten waren: f. 2000,-
van het Rijk; f. 1000,- van de provincie; f. 4000,- van de veiling;
f. 10,- van de gemeente Harmeien: f. 10,- van de Boerenleenbank
en de opbrengst van de produkten bedroeg f. 15.000,-. De con-
tributie van de leden werd niet genoemd. Elk jaar werden er ver-
beteringen aan de kassen uitgevoerd of nieuwe kassen geplaatst.
Het aantal proeven voor bemesting, gloeiresten (zoutbepaling),
pH metingen en teeltproeven nam steeds toe.
Door de matiging in de loonpolitiek gingen de lonen in de
jaren vijftig geleidelijk omhoog, vooral als antwoord op de prijs-
stijgingen, zodat het geen echte welvaartsverbetering gaf. De
telers moesten de produktiekosten in de hand houden en van de
groeiende vraag profiteren. Tijdens de aanloop naar de EEG
bleef de export groeien. De komkommer-, de sla- en de tomaten-
teelt waren het grootst. De veilplicht bleef bestaan. De bloemis-
terij werd nog steeds afgeschermd door teeltvergunningen, zodat
king van voedsel voorzien.
In 1920 verkocht dokter Van Duchteren zijn 28 ha. grote
tuinderij met de Ida Maria State. Deze werd in diverse percelen
geveild. De bedrijfschef Bonthuis vestigde een bedrijf aan de
Alendorperweg, dat later de Vleutense Proeftuin werd. In 1926
was Ir. Leenders de Rijkstuinbouwconsulent en Lucas Verhoef
de bedrijfsleider van de eerste proeftuin aan de Utrechtseweg.
Door de inzet van Boers verhuisde de goedlopende veiling in
1929 naar de terreinen aan de Croeselaan'\
De depressie van de jaren dertig
De beurscrisis van 1929 in New York leidde de diepe depressie
van de jaren dertig in. De handel werd door de invoerende lan-
den drastisch beperkt en daardoor kelderden de veilingomzetten.
In 1933 kwamen er steunmaatregelen voor de telers in de vorm
van een prijstoeslag op produkten die voor een te lage prijs waren
verkocht. De regering stelde de Landbouwcrisiswet in werking.
Deze hield in dat de invoer werd beperkt, er minimumprijzen
vastgesteld werden voor de verkoop op de veilingen en dat bij
doordraai de telers een minimumprijs kregen. Om de onkosten te
beperken werd er gezocht naar een goedkoper te bouwen en bete-
re kas, dit werd het "crisiswarenhuis", waaruit later de Venlo kas
is voortgekomen. Een nadeel was dat deze geen afneembare rui-
ten hadden voor het uitspoelen van zout uit de bodem, maar het
grote voordeel lag in een betere lichtdoorlating'^
Maar de marktoverschotten bleven. Men bleef naar oplossingen
hiervoor zoeken. Van overtollig fruit werd pulp gemaakt voor de
jamindustrie en in Leiden werd een drogerij opgericht om groen-
ten te conserveren. Men teelde zo veel mogelijk groenten die
bewaard konden worden of
'
              ingemaakt. De plaatselijke
standsorganisaties moesten met
de banken de schuldenlasten
regelen die voor een aantal tuin-
ders te zwaar geworden waren'\
In Vleuten werd in 1934
een Tuinbouwschool gestart,
waar Jac. de Bruyn directeur
was. Hij was tevens de schrijver
van het artikel "Het ontstaan
van de Vleutense tuinbouw".
Ook in Vleuten trof deze
afb. 6. Een Venlokas
Bron: Vijverberg p22
crisis vooral de kleine boeren en
tuinders en velen gingen failliet
of bijna failliet. Er is onder hen
veel armoede geleden. Zij vielen buiten de werkloosheidsuitke-
ring omdat zij zelfstandig waren. De gemeente sprong zeer zui-
nig met ondersteuning om, alleen de allerarmsten kregen steun
van de gemeente. Deze crisislasten gingen steeds zwaarder op de
financiële positie van Vleuten drukken. Zij moest iedere uitgave
tegenover Gedeputeerde Staten verantwoorden. Pas in 1938 trad
de officiële rijkssteunregeling voor kleine tuinders in werking'^
In deze crisistijd heeft de overheid maatregelen moeten nemen,
zoals de teeltplicht voor bewaargroenten, de export belemmerin-
gen, steunuitkeringen om de land- en de tuinbouw voor onder-
gang te behoeden. Deze depressie van de jaren dertig was in de
eerste plaats een periode van overleven. In de tweede plaats werd
"het crisiswarenhuis" en daarna de Venlokas een blijvend succes.
Het overschotprobleem werd door de Tweede Oorlog in een klap
weggevaagd.
-ocr page 87-
het ook in deze sector goed ging'*.
De jaren zestig
Nog nooit waren de prijzen voor tomaten na de Tweede
Wereldoorlog zó laag geweest en de doordraai zó groot als in
1964. Het gunstige weer en de uitbreiding van het glasareaal met
20% ten opzichte van 1963 waren de oorzaken hiervan.
In deze jaren zestig kregen de tomatentelers te maken met een
infectieziekte van de tomatenplant met het tabaksmozaïekvirus
(TMV). Dit gaf grote schade omdat de kwaliteit verminderde en
de opbrengst daalde. Door onderzoek is in ca. 1966 een TMV
resistent ras gevonden, dat een revolutie in de tomatenteelt bete-
kende. Het bood de mogelijkheid van doortelen, dit betekende
dat zodra het oude gewas bloeide er de nieuwe planten tussen
geplaatst werden en zodoende kon men het hele jaar door oog-
sten.Voor die tijd moest alles tegelijk geoogst en geveild worden
met meer risico voor de prijsvorming. Het doortelen werd direct
door de tuinders in praktijk gebracht en dit gaf enorme besparin-
gen. De tuinders richtten de studieclubs op om gezamenlijk pro-
blemen het hoofd te bieden, zoals het komkommervirus aan het
einde van de jaren zestig. Door een verbeterd komkommerras
volgde ook hier een produktievergroting'".
Na 1963 werd de geleide loonpolitiek losgelaten, daarna ste-
gen de lonen met ca. 10% en ook in de jaren daarna bleven de
lonen stijgen, waardoor de produktiekosten hoger werden. Om
de arbeidskosten te verlagen werden technische uitvindingen
gebruikt zoals sorteermachines. In tien jaar tijd groeide de pro-
duktie van glasgroenten, door uitbreiding van het glasareaal,
schaalvergroting van de bedrijven en door een toenemende ver-
betering van de produktietechniek. De markt kon deze loonstij-
ging aan door meer te produceren. Dit leverde geen extra winst
op, dus de rentabiliteit daalde. Daarom moest men effectiever
gaan werken.
stormachtige groei van de bloementeelt. Door de relatief zwakke
rentabiliteit van de groententeelt ten opzichte van de grote renta-
biliteit van de bloementeelt stapten tal van groententuinders over
en werden bloemenkweker. Dit gaf ook in Vleuten-De Meem
spanningen, de gevestigde bloemenkwekers waren bang voor
deze concurrentie. De groei in de bloementeelt betekende een
verbreding voor de hele glastuinbouw.
In 1970 bedroeg de omzet van de Groenten- en Fruitveiling
Utrecht en Omstreken 40 miljoen. De omzet van de nieuwe bloe-
menveiling aan de Utrechtseweg te Vleuten was 10 miljoen. Het
glasareaal in Nederland bereikte in 1970 voor de glasgroenteteelt
zijn hoogste punt en daalde daarna in enkele jaren met 10%, ook
Vleuten liep hiermee in de pas. De snijbloemen en de potplan-
tensector bleef doorgroeien, zodat het totale glasareaal bleef stij-
gen. In 1974 en 1975 nam het glasareaal voor de glasgroenteteelt
weer toe, zoals blijkt uit onderstaande tabel.
Tabel 2: ontwikkeling en
gebruik glasareaal
in hectaren
in Nederland
jaar groente snijbloemen
potplanten
totaal glas
1965 5.114 863
38
6.339
1970 5.374 1.440
194
7.238
1975 4.683 2.608
452
7.900
1980 4.508 3.475
701
8.761
''Bron: Vijverberg p. 65
In 1975 bestond in Vleuten het glastuinbouwgebied voor 63 %
uit groententeelt en 37 % uit bloementeelt. Vleuten had 138 glas-
tuinbouwbedrijven met gemiddeld 69 aren glasoppervlak, totaal
ca. 9640 are (96,4 ha), waarvan 46% met verwarmd glas. Er
waren maar enkele grote bedrijven en vele kleine, 1/3 van deze
kwetsbare ondernemers had een arbeidsopbrengst van minder
dan f. 15.(XX),- per jaar per bedrijf. In de kleine tuinderijen werk-
ten vaak de vrouw en grotere kinderen mee. Deze gegevens
komen uit een onderzoek van het Landbouw Economisch
Instituut uit 1978 naar de toekomstmogelijkheden van het glas-
tuinbouwgebied van Vleuten-De Meem en Harmeien. De con-
clusie van dit rapport was, dat dit gebied zich prima zou kunnen
handhaven".
Door import uit Oost-Europa, van komkommers en tomaten
uit Bulgarije en Roemenië via Duitsland, appels uit Argentinië en
champignons uit het verre Oosten stonden de prijzen onder druk.
Bovendien kwam daar de concurrentievervalsing van de EEG
nog bij. De Italiaanse regering
steunde haar exporttelers met
voordelen, ook de Franse rege-
ring steunde de eigen export.
Tegen deze gang van zaken
werden protestdemonstraties
gehouden in Rotterdam en in
Den Haag. De Nederlandse
regering protesteerde in de
ministerraden van de EEG te
Brussel en oefende zoveel
mogelijk druk uit. Pas midden
jaren zeventig werden de geno-
men maatregelen pas merkbaar.
In 1973 kwam de eerste
Tabel 1: veilingaan voer
glasgroenten
1960-1970.
Hoeveelheden
in miljoen.
Produkt
eenheid
1960
1965
1970
tomaat
kg
200
311
350
komkommer
stuks
132
286
350
sla
stuks
300
470
566
Bron; Vijverberg p
,62
Aanpassingen in het veilingwezen waren nodig door het ophef-
fen van de veilplicht en het aantal veilingen te verminderen. In
1960 waren er 133 veilingen in Nederland en in 1965 nog maar
87.
De crisis met overschotten en plantenziekten liet een enorme
inventiviteit zien op het gebied van de wetenschap. Door de nood
gedwongen werden nieuwe verbeterde en resistente tomaten- en
komkommerrassen gevonden, kon men doortelen en werd
tevens door technische uitvindingen de produktietechniek blij-
vend verbeterd, terwijl de markt zich weer herstelde'".
De jaren zeventig
De Centrale Bond voor de Bloemisterij had lang voor de Tweede
Wereldoorlog het teeltrecht bij het Ministerie voor Land- en
Tuinbouw geregeld, om deze bloemensector te beschermen
tegen te veel concurrentie. Om bloemen of planten te mogen
gaan telen had men dus een vergunning nodig . In 1967 werd het
teeltrecht voor de bloemisterij opgeheven, hetgeen leidde tot een
afb. 7. De moderne Ivekakas
Bron: Vijverberg p37
oliecrisis met een aanzienlijke
werkloosheid en met een prijs-.
-ocr page 88-
89
een loon- en een geld inflatie. De prijsstijgingen werden veroor-
zaakt door de verhoogde energieprijzen, vooral van olie. De
tweede oliecrisis in 1979 gaf een stagnatie in de economie waar-
van protectionisme het gevolg werd. Overheden, ondernemers en
vakbonden veranderden de overlegeconomie in een subsidie-
economie. De glastuinbouw schakelde over van olie op aardgas.
De ombouwkosten werkten kostenverhogend, zodat de rentabili-
teit nihil werd. Aardgas was wel goedkoper dan olie, maar de
aardgas prijs was gekoppeld aan de verhoogde olieprijs. Daarom
voerde de regering in een vertraagd tempo stapsgewijs de verho-
ging van de aardgasprijs in, tot ergemis van concurrenten in de
EEG. Arbeid en energie waren relatief duur geworden. De ener-
giekosten bedroegen 30-50% van de produktiekosten, terwijl de
arbeidskosten ieder jaar met 5 - 8 % omhoog gingen. Ook de
rente op geleend geld ging omhoog en de inflatiespiraal bleef
omhoog gaan^'.
Het gevolg van de energiecrisis was een verbetering in de kas-
senbouw in de tweede helft van de jaren zeventig. De firma Iveka
bouwde in samenwerking met TNO kassen met een bredere ruit.
Hierdoor werd de lichttoetreding verbeterd en ook de warmte-
huishouding. Kortom de Ivekakas was beter en goedkoper dan de
Venlokas.
De bouwbedrijven van kassen probeerden aan de wensen van de
tuinders om rendabeler en sneller te produceren tegemoet te
komen. Voor de komkommerteelt werd de monorail ontwikkeld
om de geplukte komkommers makkelijk naar het middenpad te
transporteren. Vrij hoog in de kas hing een bak aan deze mono-
rail waarin de geplukte komkommers gelegd werden. Door de
tuinder Jaap Zegwaard werd een railsysteem met een kar op wie-
len op de verwarmingsbuizen vlak boven de grond in de kas
bedacht. Dit Zegwaardbuissysteem rationaliseerde de produktie.
Zowel de monorail als het Zegwaardbuissysteem werden direct
in de kassen ingevoerd.
Door onderzoek en proeven is de teelt op substraat ontwikkeld.
Deze sponsachtige kunststof was ideaal voor het telen van
gewassen zoals komkommers, tomaten, rozen, etc. De tuingrond
werd afgedekt met plastic, zodat er dus geen tuingrond meer
nodig was om te telen, daardoor verkleinde de kans op planten-
ziekten. Door de automatische doseerinstallaties kregen de plan-
ten een uitgekiende hoeveelheid vocht en groeistoffen toege-
diend. Deze vernieuwingen werden snel ingevoerd, waarmee de
glasgroententeelt een sterke impuls kreeg naar verdere speciali-
satie, zoals de paprika, aubergine, vleestomaten en radijs. De blij-
vende sporen die deze perioden van dieptepunten nalieten waren
de technische verbeteringen van de nieuwe Ivekakas, de mono-
rail, het Zegwaardbuissysteem, de substraatteelt met de nieuwe
gespecialiseerde teelten^".
De jaren tachtig
De jaren tachtig waren voor de glastuinbouw moeilijk. De
arbeidskosten stegen sterk, de rentevoet ging omhoog evenals de
energieprijzen. De arbeidskosten maakten 30-50% van de pro-
duktiekosten uit. In de praktijk bleek dat op de arbeidskosten niet
veel meer te besparen viel en ook het zwartwerken van buiten-
landers was verleden tijd. De meeste aandacht ging uit naar
besparing op de energiekosten. Men liet de moed niet zakken,
want men besefte dat het mogelijk moest zijn het energieverbruik
te halveren door technische verbeteringen^'. Vanaf 1987 ging het
steeds beter in de glastuinbouw door de economische groei.
Deze goede vooruitzichten leidden tot veel investeringen,
zowel in de diepte door verbetering en modernisering van de
computergestuurde automatische regelsystemen voor verwar-
ming en voor de dosering van water en voedsel, als ook in de
breedte door vergroting van het bestaande produktieareaal. In het
buitenland waren de vooruitzichten eveneens goed en werd er op
dezelfde wijze geïnvesteerd. De productievergroting van Neder-
land en de productievergroting in het buitenland die toen volgde
resulteerde in lagere prijzen, waardoor de rentabiliteit van de
glassector enorm daalde, vooral van de glasgroenten^^
De dieptepunten van de jaren tachtig laten zien dat deze ver-
oorzaakt waren door de rentabili teitsdaling, ten gevolge van de
hoge energiekosten, de hoge arbeidskosten en een hoge rente.
Voor lagere produktiekosten waren technische verbeteringen
nodig. Ook de handel en de verkoop werden gerationaliseerd. De
markt begon weer te groeien. Met bankkapitaal werden diepte-
en breedte-investeringen gedaan in de techniek en vergroting van
het glasareaal, om zo efficiënt mogelijk te produceren. Er werd
nog meer gespecialiseerd en ook het assortiment werd nog ver-
der uitgebreid.
De jaren negentig
De concurrentie binnen de EEG van de Zuid-Europese landen
werd steeds groter. De landen rond de Middellandse zee werkten
met de goedkope plastic kassen en konden hun positie versterken
ten opzichte van de landen in Noordwest Europa met de dure gla-
zen kassen. Het Nederlandse klimaat is ongeschikt voor deze
plastic kassen die snel stuk waaien. De markt werd overvoerd
met groenten. Ons oude veilingsysteem dat wel steeds gerationa-
liseerd was, had hierop geen antwoord. In 1992 en 1993 was het
dieptepunt van de Nederlandse marktorganisatie op de overvoer-
de markt. Dit dieptepunt was van een andere orde dan alle voor-
gaande, want in de periode van 1965-1990 werden deze voor-
gaande crises door verbreding van het assortiment en rationalise-
ring en schaalvergroting bestreden. Ook uit dit dieptepunt van de
markt in 1992/1993 probeerde men met deze vroegere aanpass-
ingen van het produktiebedrijf te komen, maar de reddingsboei
van assortimentsvergroting hielp niet. De veilingen en de toele-
veringsbedrijven werden verder gerationaliseerd, met nieuwe
computersystemen bij het verkoopproces. De kleine groenten- en
fruitveilingen fuseerden met de groten. Maar dit bracht geen ver-
bjl
pi
afb. 8. Het buis-railsysteem van Zegwaard heeft veel arbeidsven-
lichting gebracht. Hier worden tomatenplanten op substraat
gezet.
Bron: Vijverberg pi32
-ocr page 89-
90
De plannen voor Leidsche Rijn en het einde van de
glastuinbouw in Vleuten-De Meern
Net als in 1978 kwam het Landbouw Economisch Instituut in
1983 met een rapport over de toekomstige ontwikkeling van de
glastuinbouw in Vleuten-De Meern en Harmeien. De conclusie
luidde opnieuw, dat dit glastuingebied zich zou kunnen handha-
ven.
In 1986 verscheen het streekplan van de provincie Utrecht, waar-
in de verdere ontwikkeling van de glastuinbouw ten westen van
de A2 werd geprojecteerd. Tevens werd een plan ontwikkeld,
waarbij de restwarmte van de UNA elektriciteitscentrale voor
deze glastuinbouw benut zou worden.
Het ministerie van Landbouw en Visserij begon met een ruil-
verkaveling en modernisering van het glastuinbouwgebied aan
weerszijden van de Alendorperweg, die 5 miljoen gekost heeft en
in 1991 was afgerond. Het nieuwe glastuinbouwcentrum Den
Hoet van 20 ha. werd in 1990 geopend.
De verschillende rapporten tuimelden over elkaar heen, alle
met dezelfde strekking van handhaving van het tuinbouwgebied
van Vleuten-De Meem. Tot er in 1991 een plotselinge ombuiging
van bovengenoemd beleid kwam met de Vierde Nota
Ruimtelijke Ordening Extra (VINEX) van het Rijk. Deze
VINEX nota regelde de woningbouw voor heel Nederland en
bepaalde, waar wel en waar geen woningbouw zou komen. Er
werden natuurlijk vele afwegingen gemaak en het Rijk wilde
Het Groene Hart van de provincie Zuid-Holland niet verstedelij-
ken maar groen houden. Er werd een stad ten westen van Utrecht
gepland en handhaving van de glastuinbouw werd niet mogelijk
geacht. Het Rijk wenste versterking van de centra in de
Haarlemmermeer en in de Hoeksche Waard. Ten westen van
Utrecht moest grootschalige woningbouw komen. De
Gedeputeerde Staten van Utrecht waren hiertegen, net als het
Ministerie van Landbouw. Weer tuimelden allerlei nota's over
elkaar De stad Utrecht claimde grond ten Westen van de A2 voor
woningbouw, omdat het grondgebied van Utrecht volgebouwd
was en er een enorme vraag naar woonruimte ontstond. Ook het
gemeentebestuur van Vleuten-De Meem was bereid om een
groeitaak van 15.000 woningen op zich te nemen, onder voor-
waarde dat de glastuinbouw gehandhaafd zou blijven. De drie
gewestelijke landbouworganisaties van de provincie Utrecht
publiceerden een rapport "Glastuinbouw Vleuten-De Meem in
perspectief'. Zij wensten één duidelijke lijn voor het handhaven
van het glastuinbouwgebied en waren tegen annexatie door
Utrecht. Het was een onzekere tijd voor de glastuinbouw in dit
gebied; de telers wisten niet meer waar zij aan toe waren, of er
nog wel geïnvesteerd of juist niet geïnvesteerd kon worden.
Om aan de VINEX nota gestalte te geven gingen Utrecht en
Vleuten-De Meern samenwerken en kwam in 1995 het
Masterplan Leidsche Rijn tot stand. Het projectbureau van de
architect Riek Bakker speelde een grote rol hierin. Vleuten-De
Meem ging akkoord met de annexatie van een deel van haar
grondgebied ten westen van de A2 door Utrecht.
In 1995 werden er al afspraken gemaakt tussen de Provincie
Utrecht, het Regionaal Beraad Utrecht, de gemeente Utrecht, de
gemeente Vleuten-De Meem, de gemeente Harmeien en de
belangenverenigingen van de agrariërs van Vleuten-De Meem
ten aanzien van het verplaatsingsplan. Deze afspraken gingen
over de aankoop van de glastuinbedrijven, die moesten wijken
voor de woningbouw, het verplaatsen en hervestigen in de
Harmelerwaard, de aanpassing van de infrastmctuur, de aankoop
van bedrijven die in de Harmelerwaard moeten wijken voor de
betering. Naar de Europese marktwerking was te weinig onder-
zoek gedaan door TNO, LH Wageningen en het ministerie van
Landbouw, zodat een pasklaar antwoord niet voorhanden was.
De traditie van de potplantentelers om zelf hun producten te
verhandelen zonder de veilingklok begon nu ook bij de bloe-
menveilingen. De grote winkelketens kochten niet meer op de
veilingen maar sloten hun contracten direct met de bloemenkwe-
kers af. De potplanten handel kon door de grotere houdbaarheid
ten opzichte van snijbloemen en groenten op langere termijn
afspraken maken voor de verkoop. De kennis in het eigenbedrijf
werd benut op het eigen bedrijf of met een beperkte groep uitge-
wisseld. Nieuwkomers werden en worden nu nog steeds als con-
currenten gezien. Het aantal potplantentelers is vrij klein.
In de glasgroente teelt, waar veel grote hoeveelheden wor-
den gekweekt is de kennisuitwisseling zeer open, omdat de stu-
dieclubs hun kennis met collega's delen. Door de coöperatieve
organisaties van de glasgroentetelers zien zij elkaar niet als con-
currenten.
De snijbloemensector bevindt zich daar tussenin. Verkopen
gaan via de veiling, maar ook op naam staande partijen gaan bui-
ten de veiling om. De kennisuitwisseling is redelijk open, toch
wordt een betere produktiekwaliteit van een collega als nadeel
voor het eigen bedrijf gezien.
Een zaadproducent, een stekbedrijf en een plantenkweker
komen op de markt met een eigen uniek produkt en opereren
geheel zelfstandig".
Tot 1992/1993 was het een efficiënte marktorganisatie met een
publieke prijsvorming, een standarisatie van de kwaliteit en een
uitgekookt logistiek systeem. Deze voorsprong die de glastuin-
bouw had is aan het verschuiven. De groentetelers gingen zich
organiseren in telersorganisaties, die dezelfde produkten teelden,
zoals van komkommers en van tomaten. Deze telersverenigingen
konden als een gespiecialiseerde groep van eenzelfde teelt veran-
deringen in dit marktsysteem afdwingen. De coöperatieve veilin-
gen zijn gefuseerd tot negen grote veilingen in Nederland onder
de naam de Verenigde Tuinbouwbedrijven Nederland (VTN).
Hieruit is de VTN Greenery ontstaan met als hoofdtaak verkoop
en export en in tijden van schaarste van kopen en importeren. De
CBT is opgeheven en is een onderdeel van de VTN Greenery
gewor den. Na 100 jaar veilingklok met de eerlijkste manier van
verkopen met opbouwprijzen voor iedere producent, moet deze
klok wijken voor de grote winkelketens die voor langere tijd
vaste prijzen wensen af te spreken. Dit betekent grotere hoeveel-
heden produceren, dus schaalvergroting en nog meer investerin-
gen. Er kwam een ware hausse van kassenbouw in 1997. De klei-
ne tuinderijen vallen in deze race af.
De overheid draaide de subsidiekraan sinds 1994 drastisch
dicht. De minister stelde minder geld ter beschikking voor onder-
zoek, zodat veel proeftuinen verdwenen. Alleen Naaldwijk,
Wageningen, Horst en Klazinaveen bleven over. Ook de studie-
clubs zijn gefuseerd en zijn nu onderdeel van de Land- en
Tuinbouw Organisatie Nederland. Ook hier werden de subsidies
van het Rijk geschrapt, terwijl de buitenlandse concurrentie
steeds meer voordeel weet te halen uit de Brusselse EEG subsi-
diepot. Het nieuwe VTN Greenery veilingsysteem draait nog niet
goed er worden nog veel fouten gemaakt, zodat de onvrede groeit
en veel tuinders hun lidmaatschap opzeggen. De problemen zijn
nog niet opgelost en waren van een heel andere aard dan alle
voorgaande dieptepunten. De verkoop buiten de klok om wordt
steeds omvangrijker en veel kleine bedrijven kunnen deze wed-
loop niet bijhouden en stoppen.
-ocr page 90-
91
11  Reeskamp, 20-28.                                                                     '
12 W. Kemmers en L. Gijsberts, 75 jaar Centraal Bureau van de
Tuinbouwveilingen in Nederland (Zoetermeer 1992), 14-22.
12 J. de Bruijn, Het ontstaan van de Vleutense tuinbouw in: Historische
Vereniging Vleuten De Meem Haarzuilens (1985 nr. 2), 13.
14 Vijverberg, 58.
15 W. Kemmers en L. Gijsberts, 39-40
16 R. van Vliet, Vleuten in de jaren dertig; een onderzoek naar het gemeen-
tebeleid ten aanzien van door de economische crisis getroffen personen .
Doctoraalscriptie (Utrecht 1982), 42-81.
17 Kemmers en Gijsberts, 55-59
18 Vijverberg, 59.
19 Ibidem, 35.
20 Ibidem, 62,63.
21  Ibidem, 65.
22 J.G.M. Helder, De tuinbouw in Vleuten-De Meem en Harmeien;
Toekomstige ontwikkeling ontwikkeling van de glastuinbouw (LEI
afd.Structuuronderzoek, Den Haag 1983), 16.
23 Kemmers en Gijsberts, 103, 104.
24 Vijverberg, 41.
25  Ibidem, 68.
27 Ibidem, 100.
Literatuur
• J. de Bruijn, Het ontstaan van de Vleutense tuinbouw in: Historische
Vereniging Vleuten, De Meem, Haarzuilens (1985 nr. 2).
• J.P. Corten e.d., Sporen van nijverheid: op zoek naar industrieel erfgoed.
Stichting Regionale Geschiedbeoeffening (Meppel 1995).
• D.W. Gravendeel, 10.(X)0 baby's, verhalen uit "herinneringen en overpein-
zingen'Van Dr. A.W. Aussems in: Historische Vereniging Vleuten,
De Meem, Haarzuilens (1985 nr.3).
• J.G.M. Helder, De tuinbouw in Vleuten-De Meem en Harmeien;
Toekomstige ontwikkeling van de glastuinbouw (LEI
afd.Stmctuuronderzoek, Den Haag 1983).
• A. van Hulzen, Utrecht bij gaslicht (Groningen 1980).
• Jubileumgids 1917-1977, Vereniging Bloemen en Plantenveiling Utrecht en
Omstreken.
• Kemmers en L. Gijsberts, 75 jaar Centraal Bureau van de
Tuinbouwveilingen in Nederland (Zoetermeer 1992).
• H. Knippenberg en B. de Pater, De eenwording van Nederland;
Schaalvergroting en integratie sinds 1800 (Nijmegen 1990).
• E. Nijhof en P. Scholliers, Het tijdperk van de machine; Industriecultuur in
België en Nederland (Brussel 1996).
• C. Ploeger, De tuinbouw in Vleuten-De Meem en Harmeien; enkele
bedrijfseconomische en structurele aspecten van de glastuinbouw (LEI afd.
Tuinbouw, Den Haag 1978).
• J. Reeskamp, Zo was Utrecht; het dagelijksleven in Utrecht 1900-1920 (
Zaltbommel 1976) .
• Drie gewestelijke landbouworganisaties voor Utrecht, Glastuinbouw
Vleuten-De Meem in perspectief (Utrecht 1991).
• Veiling Utrecht 60 jaar; jubilerende veiling ligt midden in gezond tuin-
bouwgebied in: Vakblad voor de bloemisterij (1977 nr.37).
• Verplaatsingsplan glastuinbouw, (Utrecht 1995).
• A.J. Vijverberg, Glastuinbouw in ontwikkeling, Beschouwingen over de
sector en de beïnvloeding ervan door de wetenschap. (Delft 1996).
• R. van Vliet, Vleuten in de jaren dertig; een onderzoek naar het gemeente-
beleid ten aanzien van door de economische crisis getroffen personen .
Doctoraalscriptie (Utrecht 1982).
• Vleutens Proeftuin-Jaarverslagen over 1949 tot 1971
• Westlands Museumgids voor streek- en tuinbouwhistorie. (Honselaarsdijk
1995)
O. Wttewaall, Vleuten-De Meem geschiedenis en historische bebouwing
(Zeist 1994).
Bronnen
Intervieuw met G. Brand, Pruimendijk 75, Rijsoord. Komkommerteler.
Jaarverslagen van Vleutens Proeftuin van 1949 t/m 1970.
Kranten publicaties van De Bmg van 18 en 25 maart 1998.
Masterplan Leidsche Rijn.
Ontwerp-herindelingsregeling provincie Utrecht; Commentaamota bij reac-
ties op het herindelingsplan Provincie Utrecht Deel I (1997).
Plankaart van de Structuurschets Vleuten De Meem 1977 (Projectbureau
Vleuten-De Meem).
Vierde Nota Ruimtelijke Ordening Extra (Den Haag 1991).
glastuinbouw, over de schadeloosstellingen, de grondprijs, de
bodemsanering, de fasering en hoe de geschillen over schade-
loosstellingen moeten worden opgelost. Hiermee is men nog
steeds volop bezig.
De Provinciale Staten van Utrecht kwamen in 1997 met een
nieuw herindelingsplan voor de hele provincie Utrecht.
Harmeien werd bij Woerden en Vleuten-De Meem werd bij
Utrecht gevoegd ter versterking van de stad Utrecht. De bewo-
ners en het gemeentebestuur van Vleuten-De Meem willen zelf-
standig blijven en hebben geprotesteerd met acties en met over-
leg. Deze procedures lopen ook nog steeds.
De gevolgen voor al deze beslissingen zijn dat een deel van
de nieuwe stad Leidsche Rijn, op de duurste grond van
Nederland gebouwd zal worden. Het kost miljoenen om de tuin-
ders uit te kopen en schadeloos te stellen, zodat zij kunnen ver-
huizen naar de Harmelerwaard of naar andere locaties met hun
bedrijf.
Door de tuinders van Vleuten De Meem is een belangenver-
eniging van agrariërs opgericht. Piet Koning is de secretaris en de
woordvoerder van deze vereniging naar de provincie, de
gemeente Vleuten- De Meem, naar Utrecht, de pers, etc. Na
inventarisatie wat de agrariërs zelf wilden blijkt dat ongeveer 1/3
deel, 35 van de 90 tuinders willen verkassen naar de
Harmelerwaard en de polders Bijleveld en Vleuterweide. Ook
verkassen er bedrijven naar elders. Het juiste aantal is niet
bekend maar ik schat ongeveer 1/3 deel. Voor de oudere tuinders
die geen opvolger hebben is dit het moment om te stoppen. Zij
laten zich uitkopen en gaan met pensioen.
In het jaar 2015 zal deze stad met 30.000 woningen, met
winkelcentra, scholen en infrastmctuur een feit zijn. Het ontstaan
van de tuinbouw in Vleuten was het gevolg van de stadsuitbrei-
ding van Utrecht aan het beging van deze eeuw. De warmoeze-
niers moesten verdwijnen voor de woningbouw. Zij verhuisden
naar de dorjjen rondom Utrecht en ook naar Vleuten. Aan het
einde van deze eeuw zal het bloeiende glastuinbouwcentrum van
Vleuten-De Meem verdwijnen voor de woningbouw. Een eeuw
lang bepaalde dit glastuinbouwcentrum de geschiedenis van
Vleuten-De Meem. Het landschap met de moderne kassen en
enkele overgebleven schoorstenen is door de slopershamer snel
aan het veranderen.
Tenslotte wil ik ervoor pleiten, dat van de geschiedenis van
een kleine eeuw glastuinbouw in Vleuten-De Meem, een schoor-
steen, een kas, kortom een stukje industrieel erfgoed als herinne-
ring bewaard blijft in de stad Leidsche Rijn. De juiste plaats hier-
voor is het geplande Groenpark. Hier moet beslist een stukje
industrieel erfgoed behouden kunnen worden.
Notenlijst
1   E. Nijhof en P. Scholliers, Het tijdperk van de machine; Industriecultuur
in België en Nederland (Brussel 1996) 16.
2  Ibidem, 50.
3  Vierde Nota Ruimtelijke Ordening Extra (Den Haag 1991).
4 Westlands Museumgids voor streek- en tuinbouwhistorie. (Honselaarsdijk
1995), 20.
5 A.J. Vijverberg, Glastuinbouw in ontwikkeling, Beschouwingen over de
sector en de beïnvloeding ervan door de wetenschap. (Delft 1996), 55-58.
6 Ibidem, 34, 118.
7 Ibidem, 90-95.
8 H. Knippenberg en B. de Pater, De eenwording van Nederland;
Schaalvergroting en integratie sinds 1800 (Nijmegen 1990). 106.
9 J. Reeskamp, Zo was Utrecht; het dagelijksleven in Utrecht 1900-1920 (
Zaltbommel 1976), 20-28.
10 A. van Hulzen, Utrecht bij gaslicht (Groningen 1980), 13
-ocr page 91-
92
Onze straatnamen, oorsprong en betekenis (3)
door J.H.R Heesters
Voor Haarzuilens is 1998 een belangrijk jaar. Een eeuw geleden, in het jaar van de inhuldiging van koningin Wilhelmina, werd
op 31 augustus in het nieuw gebouwde dorp de raadzaal van de gemeente Haarzuilens officieel in gebruik genomen. Als
afsluiting van dit eeuwfeest besteden we, in de laatste aflevering van dit jaar, aandacht aan de wegen in dit oude dorp waar-
van er velen ook een eeuw bestaan.
Het nieuwe dorp
In 1887 huwt Etienne Gustave Frederic Baron van Zuylen van
Nyevelt met Helene Caroline Betsy Barones de Rothschild. Zij
was een telg uit de bekende en rijke bankiersfamilie.
seren, moesten enige wegen, zoals een deel van de
Ockhuizedaan en Eikstraat vervallen. Ook moesten wegen wor-
den omgelegd en nieuwe worden aangelegd.
Ondanks dat de aanleg van het gehele wegenstelsel in en om
het nieuwe dorp Haarzuilens omvangrijk
' . is geweest, is daar in de archieven van de
!
                           gemeente Haarzuilens niets van te vinden.
5                Het enige houvast is de wegenlegger van
5 juli 1854 waarin enige oude wegen zijn
V
                        genoemd die op 18 augustus van dat jaar
zijn vastgesteld'.
Brink
De centrale plaats van het nieuwe dorp
Haarzuilens wordt gevormd door de
Brink. In Saksische streken was een brink
van ouds een open ruimte omzoomd door
bomen waar omheen een dorp werd
gebouwd. Vanuit dit gegeven heeft archi-
tect Cuypers het nieuwe dorp
Haarzuilens, met een middeleeuws karak-
ter, gerealiseerd.
Hij ontwierp een trapeziumvormig plein
waarop een aantal wegen en paden uit-
kwamen. Rondom het plein werden, naast
de woonhuizen, een bakkerij, smederij,
kruideniers- en manufacturenwinkel gebouwd. Een centrale
plaats werd ingeruimd voor het café 'In 't wapen van
afb. 1. Het oude dorp De Haar voor de afbraak rond 1890.
Als huwelijksgeschenk ontvangt het bruidspaar van Jhr. Mr.
Victor de Stuers een, door architect dr. P.J.H. Cuypers, gemaakt
plan voor de herbouw van kasteel De Haar.
Nadat de baron in 1890 de ruïnes van het kasteel had geërfd,
werd in 1892 besloten om op de restanten een nieuw kasteel te
herbouwen. Archtitect Cuypers, als fervent voorstander van de
neo-gotiek, krijgt hiervoor de opdracht. Zonder eerst een bouw-
kundig onderzoek te doen, gaat hij voortvarend aan de slag. Het
gevolg hiervan is dat, na bijna honderd jaar, vijftig miljoen gul-
den voor een ingrijpende restauratie nodig is.
In het plan van Cuypers was geen plaats meer voor het oude
dorp De Haar. Dit dorp lag ten zuidoosten van de ruïne van het
kasteel. Het hele dorp bestond uit 44 huizen en boerderijen waar-
van er zeker twintig afgebroken moesten worden. De toenmalige
baron kocht alle bezittingen op en bouwde, op zijn kosten, twee
kilometer ten oosten van het oude kasteel een nieuw brinkdorp.
Met de bouw hiervan werd in 1896 begonnen en in 1898 konden
de woningen en de bedrijfspanden worden betrokken.
In het plan van Cuypers waren ook tuinen en een park opge-
nomen. De bekende tuinarchitect H. Copijn uit Maartensdijk
werd belast met het ontwerp en de aanleg. Om dit alles te reali-
Café en Hotel 't Wapen van Haarxuilen,
i\
                                              (Raadhuis.)
afb. 2. Boven het café ( Brink 2 ) bevindt zich de raadzaal van
de gemeente Haarzuilens ( Brink 1)
-ocr page 92-
93
Haarzuilens'. Op de bovenverdieping van
dit café bevond zich de raadzaal van de voormalige gemeente
Haarzuilens die op 31 augustus 1898, op de achttiende verjaar-
dag van H.M. Koningin Wilhelmina, in gebruik is genomen.
Op het middelpunt van de Brink heeft al vanaf het begin een
waterpomp gestaan. Deze pomp is via een aantal diagonaal
lopende paden bereikbaar. In 1951 is de originele pomp door de
huidige vervangen.
Brinkstraat
Een van toegangswegen naar de Brink is de Brinkstraat. Het was
een van de eerste straten die tijdens de bouw van het dorp
Haarzuilens is aangelegd. Deze weg de loopt vanaf de Brink, in
zuidelijke richting, naar de kruising met de Eikslaan, Kasteellaan
en Thematerweg en diende ter ontsluiting van het nieuw
gebouwde dorp.
Om het middeleeuws karakter van het nieuwe dorp meer tot uit-
drukking te laten komen, was in het plan van architect Cuypers,
aan het begin van deze weg, een poortgebouw opgenomen. Dit
idee werd al vrij spoedig afgewezen.
afb. 4. Eikslaan met fletspad vanuit het noorden
Tot 1885 wordt de naam verder niet op kaarten vermeld. Daarna
kan de naam van deze laan aangetroffen worden op de topogra-
fische kaart van 1885 en op de kaart van het
Hoogheemraadschap van de Lange Vliet uit 1900.
Tot 9 maart 1937 bestond de bestrating van de Eikslaan uit
grind en puin en de onderhoudsplicht was in handen van het
waterschap Haarrijn'. Door het raadsbesluit van de gemeente
Haarzuilens in 1950 werd de onderhoudsplicht van het water-
schap door de gemeente overgenomen'.
In 1979 besloot de gemeenteraad van Vleuten-De Meem dat
het zuidelijke gedeelte van de Eikslaan op kosten van de
gemeente geschikt gemaakt zou worden voor fietsers en voet-
gangers". Omdat toen ook de beplanting behouden is, is het
karakter van deze laan bewaard gebleven.
Ockhuizerweg
Dit is de tweede toegangsweg naar de Brink uit noordelijke rich-
ting. Het oude gedeelte van deze weg, vroeger de Ockhuizerlaan
en in het noordoosten de Ockhuizerdijk genoemd, dateert waar-
afb. 3. Een karakteristiek huis aan de Brinkstraat 1 met een
opvallende tekst
Typerend voor de Brinkstraat zijn enkele laat 19de eeuwse
gebouwen. Het pand op nummer 1 is in 1896, in opdracht van de
toenmalige baron, gebouwd. Op de gevel staat de tekst;' Cordis
Dos Optima Candor'. De vertaling hiervan luidt 'De reinheid des
harten is het grootste geluk'. Uit 1910 dateert het café met de uit-
spaning waarin Thomas van Leeuwen de scepter zwaaide. In dit
etablissement is nu café-restaurant 'De Vier Balken' gevestigd.
Door het karakteristieke van het kasteel en het dorp wordt dit
door veel mensen bezocht. Om de verkeerssituatie voor het
lopende publiek in zuidelijke richting te verbeteren, werd in april
1970 vanaf de Brink, achter de bestaande bomenrij om, een trot-
toir tot aan de kasteellaan aangelegd.
Eikslaan
In het verlengde van de Brinkstraat loopt in zuidelijke richting de
Eikslaan. Mogelijk is deze weg tot aan de latere kantonnale weg,
wat nu de Parkweg is, een uitweg voor de polder Themaat
geweest.
Zeker is dat deze laan in de 17de eeuw als oprijlaan naar kas-
teel Den Eyck is gebruikt. Dit kasteel stond ter hoogte van de
Bochtdijk. Op de kaart van P. Ketelaar uit 1769 is te zien dat de
Eikslaan om het kasteel gelegd is. Op deze kaart wordt ook de
'Laan van den Eyck' vermeld. Op de kadastrale kaart van 1832
blijkt dat het kasteel gesloopt en de Eikslaan rechtgetrokken is.
afb 5. Enkele huizen aan de Ockhuizerweg
schijnlijk uit de 12de eeuw. Het was de ontginningsbasis van de
restontginning van Ockhuizen. De oorspronkelijke weg liep
kaarsrecht van de Thematerkade in zuidelijke richting tot aan de
westzijde van de huidige Eikstraat. Deze laan wordt vermeld op
een topografische kaart uit 1860 en op de Gemeente Atlas van J.
Kuyperuit 1868.
Toen op het einde van de vorige eeuw het park van kasteel De
Haar werd aangelegd, is een groot gedeelte van de laan verdwe-
nen. Ten noorden van het park werd een nieuwe weg in zuidoos-
telijke richting aangelegd. Deze boog in zuidelijke richting af en
gaf vervolgens toegang tot de Brink. Vanaf die tijd werden de
-ocr page 93-
94
Ockhuizerlaan en de Ockhuizerdijk de Ockhuizerweg genoemd
Uit de wegenlegger van 9 maart 1937 blijkt dat het oude
dische kleuren van kasteel De Haar, rood-wit, zijn geschilderd.
Wethouder de Greeflaan
Toen in 1896 het park van kasteel De Haar werd aangelegd, ver-
dween een gedeelte van de vroegere Ockhuizerlaan. Omdat een
boerderij, als gevolg hiervan, geïsoleerd werd, moest een nieuwe
weg in oostelijke richting aangelegd worden, die de naam
Boslaan kreeg.
Op 18 oktober 1955 besloot de gemeenteraad van Vleuten-De
Meem de naam van deze laan en het stukje ten oosten van de
Ockhuizerweg te wijzigen in Wethouder de Greeflaan'. Het was
een eerbewijs aan de vroegere rentmeester van het kasteel, wet-
houder van Haarzuilens en lid van het comité 'Eigen R.K. Kerk
Haarzuilens". Na het eerste rentmeesterschap van Frans Luyten,
volgde Hendrik de Greef hem op en hij beheerde het kasteel tot
1954.
Heggestraat
Deze straat is genoemd naar het minigerecht 'De Hegge op
Themaat". Dit kleine gerecht heeft tot aan het einde van de 18e
afb. 6. Eikstraat no's 2 -12 tijdens de renovatie in 1994
gedeelte van de weg bestond uit grindl Bij het oude weggedeel
te is nog het oude wegprofiel intact met in de berm aan beide zij
den knotwilgen. Het nieuw aangelegde
deel bestond uit asfalt en beton. Op 8 mei
1951 besloot de gemeenteraad van
Haarzuilens de onderhoudsplicht van
waterschap Haarrijn over te nemen^
Eikstraat
Evenals de Eikslaan is deze straat genoemd
naar het vroegere kasteel Den Eyck dat op
de Eikslaan stond ter hoogte van de
Bochtdijk. Aansluitend aan de vroegere
Ockhuizerlaan en Ockhuizerdijk diende
deze weg, waarschijnlijk in de 12de eeuw,
als uitvalsbasis voor de restontginning van
Ockhuizen.
Toen vanaf 1896 de tuinen en het park
van kasteel De Haar werden aangelegd,
werd het westelijk deel van deze straat (en
van de Ockhuizerlaan) aan het wegennet
onttrokken. Het oostelijk gedeelte werd in
het stratenplan van het nieuwe dorp
Haarzuilens opgenomen. Kenmerkend
voor deze straat zijn een zestal woningen die na 1896, in
opdracht van de voormalige baron, zijn gebouwd. Typerend voor
deze huizen in deze straat is dat de luiken en deuren in de heral-
afb. 8. De grachtzijde van de Heggestraat met rechts de werkplaats van
schildersbedrijf Hoogstraten
eeuw bestaan en was vijf morgen groot. Dit kleine gerecht was
geen onderdeel van het gerecht Themaat, zoals mogelijk gedacht
kan worden, maar een afscheiding van een gedeelte van het
gerecht De Haar. In de 'Tegenwoordige Staat der Vereenigde
Nederlanden' van 1772 is vermeld dat het kleine gerecht in 1767
was beleend aan Jan Maarten de Monchy. De Heggestraat is tij-
dens de bouw van het nieuwe dorp Haarzuilens op de einde van
de 19de eeuw aangelegd.
Polderweg
Als gevolg van de parkaanleg van kasteel De Haar moest er een
verbindingsweg komen. Deze weg was nodig ter vervanging van
de vroegere verbinding naar de Thematerkade tussen de vroege-
re Ockhuizerlaan, wat nu de Ockhuizerweg is, en de Haardijk, de
tegenwoordige Rijndijk.
Rond 1900 werd deze weg langs noordelijke begrenzing van het
park aangelegd en Polderweg genoemd. In het gemeentearchief
van de vroeger gemeente Haarzuilens is over de naamgeving van
deze straat niets te vinden. Het ligt voor de hand dat deze naam
afb. 7. Foto met huizen in de Wethouder de Greeflaan 2-8 uit
1987
-ocr page 94-
95
gekozen is omdat de weg door het polderlandschap liep.
Wel wordt de naam in de wegenlegger van 30 augustus
1907 genoemd*. Hierin wordt vermeld: 'Polderweg loopende
van den Thematerweg in westelijke richting tot den Rijn- of
Haardijk = grint'. In de wegenlegger van 9 maart 1937 is ver-
meld dat de Polderweg voorzien is van beton en asfalt'.
Alexandralaan
In 1979 werd door de gemeenteraad besloten om achter de
Ockhuizerweg zes premiekoopwoningen te bouwen omdat
het realiseren van twaalf geplande woningwetwoningen niet
haalbaar was. Later werden er nog zes woningen gebouwd.
Toen de woningen gebouwd waren en de weg was aange-
legd, besloot de gemeenteraad op 24 maart 1980 op verzoek
van de inwoners van de kern Haarzuilens, de nieuwe weg de
Alexandralaan te noemen. Alexandra is de oudste dochter
van de huidige baron Thierry Frederic Etienne Helin van
Zuylen van Nyevelt.
Haarlaan
Deze laan staat zonder naam al ingetekend op de 'Nieuwe
Caerte van de Provincie Utrecht' van omstreeks 1700. Op de
kaart van P. Ketelaar uit 1769 wordt de Haarlaan vermeld en deze
liep van de Haar naar 'Het Zand Pad'. Op de topografische kaart
van 1860 en de Gemeente Atlas uit 1868 loopt deze laan vanaf
Plattegrond van Haarzuilens
de tol ten zuiden van het oude dorp Haarzuilens naar de hofstede
'Vrede Wel. Op een topografische kaart uit 1885 is
de laan ook vermeld terwijl de hofstede toen 'De
Wel' werd genoemd.
In de wegenlegger van 30 augustus 1907 wordt
vermeld: 'Haarlaan loopende van de Zuylenlaan
(Bochtdijk) tot aan de Kantonnale weg bij de Wel =
grint''". Op 8 mei 1951 besluit de gemeenteraad van
Haarzuilens om de onderhoudsplicht van de
Haarlaan over te nemen van het waterschap
'Haarrijn en Portengen'".
Tijdens de ruilverkaveling van 1953 tot 1963 is de
Haarlaan aan het verkeer onttrokken en is nog alleen
de toegangsweg naar de golfbaan.
Stalplein en Kasteellaan
Het Stalplein en de Kasteellaan stammen uit de vori-
ge eeuw toen het kasteel herbouwd werd. Ze bevin-
den zich binnen het domein van kasteel de Haar en
zijn geen doorgaande wegen. Rondom het Stalplein
zijn nu dienstwoningen, stallen en garages ten
behoeve van het kasteel gebouwd. De Kasteellaan
vormt de belangrijkste en kaarsrechte oprit naar het
kasteel vanaf de Thematerweg. De ingang wordt
gevormd door een fraai smeedijzeren hekwerk
Bronnen:
GAV = Gemeentearchief Vleuten-De Meem
Rb = Raadsbesluit Haarzuilens
Foto's = Archief Historische Vereniging Vleuten-De Meem-
Haarzuilens
Noten:
1. GAV 451
2.  GAV 453
3. Rb 447
4.  Rb 10-05-1979
5. GAV 453
6. GAV 447
7.  Rb 18-10-1955
8. GAV 452
9. GAV 453
10. GAV 452
11. Rb 447
al). 9 Gedeelte van de fraai smeedijzeren hek en de kasteellaan vanuit het oosten
-ocr page 95-
%
Een kijk van nu ... op 'n kiek van toen
Voor deze aflevering van de rubriek 'Een kijk van nu ... op 'n kiek van toen' zijn we in Vleuten. De fotografen voor beide foto's
hebben gestaan aan de zuidelijke kant van de Dorpsstraat ter hoogte van de T-kruising met de Schoolstraat. Duidelijk is te
zien dat deze straat in de loop van de tijd veel is veranderd.
Overigens heeft de Dorpsstraat een lange geschiedenis. Ze
dateert al uit de 10e eeuw toen de nederzetting Vleuten is ont-
staan. In het begin werd deze weg 'De Dijk' en in 1595 de
'Heerewech' genoemd. Hiermee werd een openbare hoofdweg
bedoeld. Deze moest in eerste instantie oorspronkelijk namens de
bisschop van Utrecht en later namens de Staten van Utrecht door
aangewezen personen geschouwd, dat wil zeggen geïnspecteerd,
worden.
Uit een 18e eeuwse akte blijkt dat deze weg toen de
Vlueterdijck werd genoemd. Op 23 juni 1925 besloot de
gemeenteraad van Vleuten om de 'Dorpsstraat' officieel vast te
stellen. Tot 1929 werd het onderhoud aan deze weg uitgevoerd
door het Waterschap Vleuten maar ging op 1 juli van dat jaar
over naar de gemeente.
Op de 'kiek van toen' zien we een oude situatie. Aan de lin-
kerzijde op nummer 3a was de slagerij van De Lange en op num-
mer 5 woonde postbode Frans van Dijk. Nog even doorlopend,
maar niet op de foto zichtbaar, staan de vier broederschapshuis-
jes. Deze zijn inwendig tot één geheel gemaakt en is nu de
belangrijkste huisvesting van onze Historische Vereniging.
Tussen de bomen is nog iets te zien van de karakterstieke dorps-
pomp die in de vijftiger jaren is verwijderd. Ook de grote bomen
hebben plaats moeten maken voor enkele leilinden.
Aan de rechterzijde van de weg zien we nog de hoefstal van
de smid Chiel Staal met daarnaast bakkerij Van Dijk die daar nog
steeds gevestigd is. Het bord aan de stoeprand geeft aan dat de
Dorpsstraat later tot voorrangsweg is verheven.
Op de hoek bij de bakkerij begint naar rechts de
Odenveltlaan. Het begin van deze laan was tot 1967 een deel van
de Stationstraat. Aan de overzijde van deze laan zien we 'De
Brouwerij' waarvan de oudste bronnen uit 1603 dateren. Op de
'kijk van nu' staat op de zijgevel in verschillende letterhoogten
de tekst; 'DEPOT der KONL: NEDL. BEIERSCHE BIER-
BROUWERIJ AMSTERDAM'.
Als we beide foto's naast elkaar vergelijken dan zijn de ver-
dwenen bomen het eerste wat opvalt. Omdat de oude foto geno-
men is toen de bomen nog vol met blad waren, is er weinig te
zien wat er zich achter het fraaie gebladerte bevindt. Ook de oude
klinkerbestrating is vervangen door asfalt. Duidelijk is te zien dat
van het oude dorpsbeeld in de loop van de tijd veel is verdwenen.
afb.1 Een kijk van nu....
Foto: A.J. van Weerdenburg
-ocr page 96-
97
afb. 2 .... op een kiek van toen
Foto-archief Historische Vereniging
Ook nu zijn er weer plannen om het centrum van Vleuten te
veranderen. In het laatste concept-stedenbouwkundig plan van
de gemeente komt het nu geplande winkeU/woningcomplex
dichter op de broederschapshuisjes te staan. Hierdoor komt een
bijzonder historisch monument van onze gemeente minder goed
tot zijn recht. Omdat het conceptplan nog aangepast kan worden,
is het aan te bevelen als de commissie ruimtelijke ordening in
haar vergadering van januari as. met een van de weinig histori-
sche aspecten in onze gemeente duidelijk rekening houdt. In de
loop van de jaren is er al te veel van onze plaatselijke historie ver-
loren gegaan.
J.H.
Verenigingsberichten
Contributiebetaling/ledenadministratie
Bij dit nummer van ons tijdschrift ontvangt u de acceptgiro voor
betaling van de contributie voor 1999. Wij verzoeken u de
contributie binnen één maand met gebruikmaking van dit formu-
lier over te maken.
Het werk voor de vereniging, dus ook voor de contributieadmi-
nistratie, wordt allemaal door vrijwilligers in hun vrije tijd
gedaan.
Als iedereen de contributie vóór 1 februari overmaakt is ons
werk voor de administratie van de ontvangen contributies snel
gedaan.
Wij rekenen op uw medewerking!
Omdat wij graag over een correct ledenbestand willen beschik-
ken en verzoeken wij u, als uw naam of adres op de acceptgiro
niet helemaal juist vermeld is, of wanneer daarin wijziging komt,
dat te melden aan onze secretaris.
Verzamelbanden
Met dit nummer is er weer een jaargang van ons tijdschrift com-
pleet. Misschien wilt u uw tijdschriften in een keurige band in uw
boekenkast opbergen. Dat kan. Voor het opbergen kunt u bij ons
mooie verzamelbanden kopen, die ruimte bieden voor 3 jaar-
gangen. Voor ƒ 15,- kunt u weer 3 jaar vooruit!
-ocr page 97-
98
De grote brand van Vleuten in 1898
Begin oktober j.1. kreeg de redactie enige foto's ter inzage over
bovengenoemde brand, dit jaar 100 jaar geleden. Al eerder in ons
tijdschrift van 1997 nr. 3 plaatsten wij een nogal gehavende foto
van dezelfde brand. Deze gave exemplaren willen wij u niet ont-
houden en wij wijzen u ook nog op ons uitgebreid artikel hier-
over in ons tijdschrift van 1993 nr. 2.
Bij foto 1 kijkt de fotograaf in de richting van 'De
Brouwerij', waarbij op de voorgrond de restanten zijn te zien van
het café van G.M. (Geert) van Dijk 'Het oude Randhuis', en staat
met zijn rug naar de 'Broederschapshuisjes' gekeerd. De perso-
nen hierop zijn ons niet bekend.
Van foto 2 zijn ons de meeste personen wel bekend, doch alleen
bij naam en wel; Ant. van Dijk, Van der Bosch, Schurink,
Wibbeke, Baars, Lubach, De Lange, Ram, Lensinck, en Van
Lent.
Alleen de namen, van de gemeenteveldwachter in uniform, J.
Jansen en rechtsboven zijn hoofd. Hannes van Dijk de bakker
alsmede in het midden Juffrouw Schippers, konden wij met de
juiste persoon combineren. Wie helpt ons verder? Een telefoon-
tje naar de redactie wordt op prijs gesteld.
H.V.E.
afb.1 met op de achtergrond 'De Brouwerij'
-ocr page 98-
99
afb.2 met in het midden Juffrouw Schipper
Verenigingsberichten
(vervolg)
Uitverkochte boekwerken
Om tevergeefse vragen te voorkomen delen wij u mede dat het
fotoboek "Vleuten-De Meem, toen en nu" en het boekje "Van de
brug af gezien" uitverkocht zijn en dus bij ons niet meer te koop
zijn.
Het boek "Vleuten-De Meem, geschiedenis en historische
bebouwing", het boekje "Haarzuilens in oude ansichten" en de
special "Romeinen in Vleuten-De Meem" zijn nog wel te krijgen
in ons documentatiecentmm.
Gezocht: gedenkwaardige inwoners!
In samenwerking met de Stichting Stichtse Geschiedenis (SSG)
en de Stichting Publicaties Oud-Utrecht (SPOU) is de
Historische Vereniging voornemens voor onze regio een boek
samen te stellen over oud-inwoners van Vleuten, De Meem en
Haarzuilens, met als werktitel "Langs de Oude Rijn", in combi-
natie overigens met Harmeien en Woerden. Het boek zal deel uit-
maken van een reeks Utrechtse Biografieën, waarvan reeds vijf
delen van de stad Utrecht en een deel van de streek Eemland zijn
verschenen.
In het boek "Langs de Oude Rijn", waarvan de verschijning is
gepland in december 1999, zal een 50-tal personen worden
beschreven, die een belangrijke en/of opvallende rol in de plaat
selijke historie hebben gespeeld.
Voor Vleuten, De Meem en Haarzuilens gaat het om 25 illustere
personen, met een plaatselijke uitstraling. De bedoeling is een
grote variatie aan te brengen in de periode en het type van de te
beschrijven personen. Fabrikanten, criminelen, kunstenaars, pre-
dikanten, dorpstypes, sportlieden, politici en alle mogelijke ande-
re mensen kunnen in de biografieën hun rentree maken.
Het gaat niet alleen om mensen uit het verre verleden, maar juist
ook om mensen uit de recente historie. De Historische
Vereniging heeft al enkele namen op een lijstje, over wie een bio-
grafie zou kunnen worden geschreven, maar er wordt nog
gezocht naar meer onbekende, maar plaatselijk toch interessante
personen, die een plaatsje in de biografieënreeks (en in de
geschiedenis) verdienen.
De Historische Vereniging roept plaatsgenoten op om suggesties
te doen van namen van oud-dorpsbewoners (alleen overleden
personen komen in aanmerking), die zouden thuishoren in het
samen te stellen biografieën-boek.
Ook adspirant-auteurs voor het schrijven van de biografieën wor-
den uitgenodigd om zich aan te melden.
Opgaven worden gaarne ontvangen door de redacteur, de heer
J.F.K.Kits Nieuwenkamp, Hof ter Weydeweg 11, 3451 ST
Vleuten, telefoon/fax 030-6772112.
-ocr page 99-
100
Spiritus
Het is nog vroeg in het voorjaar, het gras
wordt alweer groen, en bij de tuinders is het
een drukte van belang, met spitten, zaaien
en poten. De hoempa-mannen zijn alweer
in De Meem geweest. Het draaiorgel en de
harmonica-speler zijn ontwaakt uit hun
winterslaap.
Ik loop graag achter muziek aan die gaan
meestal naar het laatste huis in 'Het Weer'.
Ze keren dan weer terug en gaan hun kelen
wat smeren bij Café Meembrug. Aan hun
neuzen te zien is het beste smeermiddel een
biertje of een borreltje. De harmonica-spe-
ler, een klein mannetje met een bochel, gaat
van deur tot deur. Meestal komt hij met
spelen niet verder dan de eerste twee regels
van een liedje, zo gauw hij een cent, of
soms een stuiver heeft gekregen gaat hij
snel weer een deur verder en speelt weer
dezelfde twee regels.
Niet zo leuk dus, om met hem mee te
lopen. Het draaiorgel geeft meer plezier,
daar raak je niet op uitgekeken.
De man die aan het grote wiel draait, moet
ook regelmatig gesmeerd worden.
Zo is er, in ons rustige dorp, toch steeds wel
wat te beleven.
Ik heb wat lopen kijken naar al deze
gebeurtenissen. Totdat ik weer de oude
bekende bedelaars, een man en een vrouw,
zie lopen. Slingerend, en gekleed in wat
oude lompen, lopen ze over de Zandweg.
Ze hebben de hele breedte van de weg
nodig en proberen af en toe van de mensen
een paar centen los te krijgen.
We noemen ze "De spirituszuijjers".
Om aan het nodige alcohol-percentage te
komen, drinken ze spiritus, omdat dit goed-
koper is dan elke andere alcolhol-houdende
drank.
Ik loop er ook zwaaiend en lachend achter-
aan. Totdat de man naar mij toekomt en
zegt: "Jochie, ga jij even voor mij een fles
spiritus kopen, bij de kruidenier. Zeg maar
dat het voor je moeder is".
Ik krijg van hem geld en ga naar de winkel.
"Ik wil voor mijn moeder een fles spiritus",
zei ik.
"Lc moet het zeker opschrijven", zei de
kruidenier.
"Nee", zei ik, "Ik heb het geld bij me".
Ik liep met de fles naar de Zandweg, waar
de man en de vrouw in het gras lagen.
Op de fles las ik nog snel: 'Licht ontvlam-
baar en gevaarlijk bij inwendig gebruik'.
Heel snel namen de bedelaars een flinke
teug uit de fles.
"Ja jongen", zei de man "dit is ons leven".
"Wij hoeven niet elke dag te werken, en
liggen hier lekker in de zon.
Je vader moet zeker hard werken he? Nou,
dat vinden wij zonde van de tijd. Hij moet
zeker 's zaterdags al het geld aan je moeder
geven, en kan dan zelf amper een borreltje
kopen. En jij moet zeker iedere dag naar
school om te leren rekenen. Vind je dat niet
zonde van de tijd ?"
Eigenlijk had hij wel gelijk; ik heb geen
hekel aan school, maar iedere dag is soms
wel wat veel.
De bedelaar vertelde met een dubbele tong
over het vrije leven dat ze hadden. Ik moest
snel naar huis, want het was bijna etenstijd.
Gezellig zaten we aan tafel, m'n vader
kwam wat later, en at het weer opgewarm-
de eten uit de koekenpan.
Toch had hij nog even tijd om een spelletje
met ons te doen. Daarna bidden en naar
bed.
Ik lag nog lang te prakizeren over een mooi
vrij leven.
De volgende morgen weer naar school, we
kregen rekenles en ik vond het wel een
beetje zonde van de tijd. Het was gaan
regenen en ik dacht, misschien liggen die
twee wel weer ergens laveloos in het gras.
Nee, voor mij hoeft dat toch niet, dacht ik.
Na schooltijd zei m'n moeder: "Je moet
voor je vader een fles spiritus gaan halen ".
Ik schrok, maar liet dat niet merken. Het
was me wel opgevallen dat mijn vader de
laatste tijd wel wat licht ontvlambaar was.
Bij de kruidenier moest ik de fles op laten
schrijven.
Hij vond het gek. "Alweer spiritus", zei hij.
"Jullie drinken het toch niet op ?".
"Nee", zei ik. Maar ik begon toch wel een
beetje te twijfelen aan m'n vader.
's Avonds na het eten moest mijn vader nog
even naar de volkstuin, ik mocht ook mee.
Pa pakte de fles met spiritus en wat groene
zeep. Op de volkstuin liet hij me zien dat de
tuinbonen onder de luis zaten. Hij pakte
een emmer, de fles spiritus en groene zeep
en roerde alles door het water.
"Kijk", zei hij, "dat is beter dan met gif
spuiten. Zo zie je maar weer dat je met
goedkope spullen nog veel kunt doen. En
vooral spiritus kun je voor veel dingen
gebruiken".
Door dit voorval was ik weer trots op m'n
vader, en wat de vrijheid betreft; ik blijf
maar liever thuis.
De Meem, 1939
Theo van den Berg
Illustratie:
Barbara Gravendeel