-ocr page 1-
Van de voorzitter
De gemeentebesturen van Utrecht en
Vleuten-De Meern hebben eerder een
prijsvraag uitgeschreven met als opdracht
een lange termijn ontwikkelingsplan voor
het Centraal Park. Vorig jaar is als één van
de vijf inzenders het Rotterdamse bureau
West 8 unaniem als winnaar aangewezen.
Het heeft naar het oordeel van de jury een
visionair ontwikkelingsplan op tafel gelegd.
Het Centraal Park zal zich op die wijze
kunnen ontwikkelen tot een plaats van
grote allure en meer dan lokale betekenis.
Ook cultuurhistorische onderwerpen moe-
ten daarin een belangrijke plaats vinden.
In aansluiting op het voorgaande is de
Historische Vereniging van mening, dat de
geschiedenis van de tuinbouw daarin een
plaats zou moeten krijgen. Immers, meer
dan een eeuw heeft deze tak van
bedrijvigheid juist daar een heel belangrijke
rol gespeeld. Karakteristieke zaken moeten
in de nieuwe situatie worden opgenomen.
Samen met USINE, een organisatie voor
behoud van wat heet het industrieel
erfgoed, en enkele belangstellenden is een
inventarisatie gemaakt van zaken die
daarvoor in aanmeking komen (zoals
kassen, schoorstenen, smalspoor met
lorrie). Deze inventarisatie zal in eerste
instantie worden aangeboden aan de
werkgroep die met de uitwerking van de
cultuurhistorische aspecten van het
Centraal Park is belast. In overleg met het
tuinbouwbedrijfsleven wil het bestuur
bevorderen dat het verleden in de toekomst
nog zichtbaar aanwezig zal zijn. De kans op
succes is uiteraard groter als de werkgroep
er in slaagt dit te integreren met andere
thema's van historisch, educatief, voor-
lichtend en recreatief belang. Het bestuur
Tijdschrift van de Historische Vereniging
Vleuten, De Meern, Haarzuilens
Verschijnt 4x per jaar. ISSN 0928-4893
19e jaargang nr. 1, maart 1999 ©1999
De vereniging is ingeschreven in het vere-
nigingsregister van de K.v.K. Utrecht e.o.
onder nummer V 479360
Correspondentieadres:
Dorpsstraat 1, 3451 BH Vleuten
Dagelijks bestuur:
Dr. Ir. P.K. Schenk, voorzitter
Dorpsstraat 29, 3451 BJ Vleuten
Tel. 030-6774915
J.W. Schoonderwoerd, secretaris
Meerndijk 62, 3454 HT De Meern
Tel. 030-6661462
P.G. de Rooij, penningmeester
't Zand 1, 3544 NC Utrecht
Tel. 030-6771483
A.J. van Zoeren, vice-voorzitter
Stationsstraat 34, 3451 BZ Vleuten
Tel. 030-6771263
Ereleden:
Mevrouw Prof. Dr. C. Isings, Soest
Dr. D.W. Gravendeel, Laag Keppel
Gebouwen:
Vleuten: Broederschapshuisjes (documen-
tatie- en informatiecentrum).
Dorpsstraat 1, Tel. 030 - 6774222
(gedurende openingstijden)
De Meern: Het Kabinet (permanente expo-
sitieruimte). Zandweg 147B
(achter Verenigingsgebouw)
Contributie (inclusief tijdschrift):
f. 35,— per jaar,
bij verzending per post f. 13,- extra
Losse nummers tijdschrift:
f. 10,— voor leden, f. 12,50 voor niet-leden
Bankrelaties:
ABN-AMRO Bank De Meern,
rek. 55.66.33.040
Rabobank Vleuten, rek. 36.75.17.574
Postbank, rek. 2689200
Redactiecommissie:
H.E.J. van Essen en J.H.P. Heesters
Adres: Mauritslaan 17, 3454 XP De Meern
Tel. 030 - 6662992
Gehele of gedeeltelijke overname van ar-
tikelen uit dit tijdschrift is slechts toege-
staan met bronvermelding en na verkregen
toestemming van de redactiecommissie.
Illustratie voorpagina:
Den Ham in het ridderhofstedenboek
(RAU,TA1119)
Druk: Jan Evers De Meern
wil daarin graag meedenken.
Een ander onderwerp op de agenda van
het bestuur vormt het project Haarrijnse
Plas. Volgens deskundigen is de kans dat
bij de zandwinning heel interessante zaken
uit de prehistorie te voorschijn komen heel
groot. In samenspraak met de project-
archeoloog Erik Graafstal wordt gezocht
naar mogelijkheden om hierbij vrijwil-
ligers in te schakelen, om dit met zorg te
begeleiden.
Tot slot nog het volgende. Een werkgroep
binnen de vereniging heeft zich vorig jaar
ingezet om oude dorpsfilms (op smalfilm)
over te zetten op videobanden. Dit is
inmiddels gereed. Binnenkort zullen de
filmpjes, met enige publiciteit, aan het
bestuur worden aangeboden. Daarna zullen
ze voor vertoning beschikbaar zijn.
Elders in dit nummer vindt u nog
mededelingen over komende activiteiten,
waaronder de jaarvergadering met aanslu-
itend een interessante lezing over de laat-
middeleeuwse geschiedenis van onze regio
en een excursie naar het kasteel Gunter-
stein in Breukelen.
RK.Schenk
In dit nummer
pag
1
2
4
7
21
22
23
Van de voorzitter
Verenigingsberichten
Onze straatnamen, oorsprong en betekenis (4)
De agrarische functie van kasteel Den Ham
Nieuwe leden / Verenigingsuitgaven / Openingstijden gebouwen
Een kijk van nu ... op 'n kiek van toen
Knikkeren
-ocr page 2-
Verenigingsberichten
Jaarverslag 1998
Hierbij geven wij u een verkorte versie van het jaarverslag
van de vereniging.
Het ledental dat op 1 januari 1998 831 bedroeg, vermeerder-
de met 28 nieuwe inschrijvingen en verminderde met 47 afschrij-
vingen, zodat het aantal per 31 december 1998 812 bedroeg.
Door het bestuur werd regelmatig aandacht besteed aan
mogelijkheden om het ledental te vermeerderen.
Op 28 april werd een algemene vergadering gehouden, waar
de heren J.F.K.Kits Nieuwenkamp, J.W.Schoonderwoerd en
A.J.van Zoeren werden herbenoemd en de heren F.C.G.M.
Besouw, A.W.Koot en P.K.Schenk werden benoemd als be-
stuurslid.
Het bestuur vergaderde dit jaar 10 keer. In de vergadering van
8 juni werd de heer P.K.Schenk aangewezen als voorzitter in de
plaats van de heer Kits Nieuwenkamp. De heer F.C.G.M.Besouw
werd aangewezen als plaatsvervangend secretaris in plaats van
de heer H.E.J.van Essen.
Op de donderdagavonden werden de gebruikelijke contact-
avonden van het bestuur gehouden.
In april van dit jaar werd een nieuwe infomatiefolder van de
vereniging uitgegeven, die ook aan alle leden werd toegezonden.
Om onze statutaire doelstelling van het bevorderen van de
kennis van de historie van onze gemeente gestalte te geven werd
dit jaar in het documentatiecentrum van de vereniging in de
Broederschapshuisjes door een aantal vrijwilligers op maandag-
en dinsdagmiddag en donderdagavond weer gewerkt aan orde-
nen, registreren en toegankelijk maken van de documentatiever-
zameling. Deze verzameling, die uniek is in onze regio, kon uit-
gebreid worden met een register van de huwelijksakten van de
burgerlijke stand over de periode 1811 - 1932 van de voormali-
ge gemeenten Vleuten, Haarzuilens en Veldhuizen en met enke-
le honderden akten over personen en zaken onze gemeente
betreffende, die voornamelijk door de heer van der Poel werden
vergaard. Rond 170 personen brachten dit jaar een bezoek aan
het documentatiecentrum. Door verschillende personen werd
ook documentatiemateriaal aan de vereniging geschonken.
Het aantal boekwerken in onze bibliotheek bereikte de 1200
en er kwamen weer 20 jaargangen tijdschriften bij. Het aantal
foto's in ons fotoarchief kwam op ruim 3300 en het aantal nega-
tieven op bijna 5700.
Dit jaar werd een aantal oude dorpsfilms, die in het bezit van
de gemeente zijn, overgezet op videobanden.
Ons tijdschrift verscheen ook dit jaar viermaal met in totaal
100 pagina's tekst. Er werden 21 artikelen geplaatst van 12
auteurs.
Ter gelegenheid van koninginnedag en van de Vleutense
markt op 29 augustus werden er in de Broederschapshuisjes weer
open dagen gehouden, waar kleine exposities werden gehouden.
Op 28 augustus was de vereniging met een kraam vertegen-
woordigd op de Meemse markt.
In het Kabinet werd voor 6 groepen belangstellenden een
lezing met rondleiding gegeven.
Er werd dit jaar ook gewerkt aan het bevorderen van het
omgevingsonderwijs op de basisscholen in onze gemeente. In
1998 is dit project van start gegaan met een project over de
Romeinen in onze gemeente.
Na de jaarvergadering op 28 april werd een lezing met dia's
gegeven over Romeinse namen in onze regio en verder werden
in de loop van het jaar voor een drietal groepen lezingen gegeven
over de geschiedenis van onze gemeente.
In mei en juni werden 2 excursies georganiseerd naar het
Huis Linschoten.
Bij voortduring is het bestuur alert geweest op de ontwikke-
ling van de uitbreidingsplannen van Vleuten-De Meem. Er werd
deelgenomen aan een (vervolg)bespreking over de inrichting van
het wijkpark in Veldhuizen.
Aan de gemeente werd ook onze visie gegeven op de struc-
tuurschets van de gemeente met betrekking tot de beide dorps-
kernen, waarbij bezwaren werden gemaakt tegen de gekozen
alternatieven en gepleit werd voor de alternatieven die meer recht
doen aan het behoud van het historisch aanzien.
In een brief aan Gedeputeerde Staten werd onze visie op het
"Ontwerp Gebiedsperspectief voor het Groot Groengebied
Utrecht" kenbaar gemaakt.
Bij al deze activiteiten staat voorop het streven naar behoud
van waardevolle historische elementen bij alle veranderingen in
onze woonomgeving, om te vookomen dat er in de toekomst te
weinig meer te zien is van datgene wat in het verleden het leven
in onze omgeving vorm heeft gegeven.
Ook dit jaar is de archeologische werkgroep, gevormd door
leden van onze vereniging en leden van de Archeologische
Werkgemeenschap voor Nederland, behulpzaam geweest bij
opgravingen in onze gemeente, in samenwerking met de
gemeentelijke projectarcheoloog. Een verslag van de groep is
hierna opgenomen.
Dank zij veel vrijwilligerswerk en een zorgvuldig beheer was
de financiële positie van de vereniging onveranderd gunstig en
sluit de jaarrekening met een batig saldo van ruim ƒ 2.000,—.
Aan het eind van dit verslag wil het bestuur nog een woord
van dank uitspreken aan allen die zich dit jaar op enigerlei wijze
voor de vereniging hebben ingezet.
Verslag van de archeologische werkgroep
Het jaar 1998 stond voor een groot deel in het teken van de
spectaculaire ontwikkelingen in Veldhuizen van het jaar daar-
voor. Het tracé van de Romeinse weg, dat nu over 3 km bekend
is, werd door de aanleg van leidingen en wegen op verschillende
plaatsen doorsneden. Op die plaatsen kon de weg door de pro-
jectarcheoloog en een aantal specialisten zorgvuldig worden
onderzocht. Ongeveer 100 mandagen heeft de werkgroep aan
assistentie daarbij besteed.
De werkgroep scheepsmeldingen, die vooral tot taak had
oude verhalen over opgegraven schepen na te trekken, heeft aan
de projectarcheoloog verslag uitgebracht. Te zijner tijd zal mis-
schien een verder onderzoek op de door de groep vastgestelde
lokaties plaats vinden.
Door de groep die de velden doorloopt om aan de hand van
-ocr page 3-
Uitnodiging algemene ledenvergadering           •
Hiermee nodigen wij de leden uit voor de algemene vergade-
ring van de vereniging, welke gehouden zal worden op maandag
26 april 1999 in het Parochiecentrum Kerkestein, Past.Ohllaan
34A Vleuten (achter RK kerk). Aanvang 19.30 uur.
Agenda
1.      Opening.
2.      Notulen van de vorige vergadering.
3.      Jaarverslag over 1998.
4.       Rekening over 1998:
a.       Verslag van de controlecommissie;
b.      Goedkeuring rekening en balans.
5.       Benoeming nieuwe controlecommissie.
6.      Vaststelling begroting voor 2000 en contributie voor 2000
(ongewijzigd).
7.       Benoeming bestuursleden.
8.      Rondvraag en sluiting.
Het bestuur,
P.K.Schenk, voorzitter
J.W.Schoonderwoerd, secretaris.
oppervlaktevondsten oude bewoningslokaties vast te stellen,
werden slechts een paar velden doorlopen en daarbij werden nau-
welijks vondsten gedaan.
Een hoogtepunt van het jaar vormde de bijeenkomst van de
werkgroep in de Broederschapshuisjes, waar de projectarcheolo-
gen van Utrecht en Vleuten-De Meem, Herre Wynia en Erik
Graafstal, een diapresentatie verzorgden. In dit besloten gezel-
schap konden ze het achterste van hun tong laten zien en dat
leverde menige interessante discussie op.
Ook individueel zijn de leden van de werkgroep actief. Zo
tekende Willem Bogaert aan de hand van de opgravingsgegevens
een prachtige voorstelling van de Romeinse kade die in
Veldhuizen is blootgelegd. De tekening is over twee pagina's
afgebeeld in het blad De Kampioen van de ANWB.
De grootscheepse werkzaamheden voor de bouw van de
nieuwe wijken werden door Bert Koot nauwkeurig gevolgd om
bedreigde historische objecten tijdig onder de aandacht van de
projectarcheoloog te brengen. Zo kon nog juist op tijd een plaats
met sporen uit de ijzertijd en de middeleeuwen worden onder-
zocht.
Voor het volgend jaar dienen zich twee nieuwe projecten aan.
Bij de aanleg van de "Haarrijnse plas" worden grote zandzuigers
ingezet. Daarbij zullen stoffen die in de filters blijven hangen
regelmatig worden onderzocht.
Het tweede project is een nader onderzoek in een boom-
gaard ten noorden van de Thematerweg, waar bij een onderzoek
door de stichting RAAP concentraties van stenen werden gevon-
den, maar waar Bert Koot op een oude tekening uit de 17e eeuw
heeft ontdekt dat daar een boerderij heeft gestaan en dat die ste-
nen daarvan afkomstig kunnen zijn. Met een goede begeleiding
van een deskundige en met wat extra scholing van enkele vrij-
willigers is het misschien mogelijk dat de werkgroep dit onder-
zoek min of meer zelfstandig op zich neemt.
Toelichting
Agendapunten 3, 4 en 6: De hier bedoelde stukken liggen
voor de leden ter inzage op maandag 19 april en dinsdag 20 april
van 14.00 - 17.00 uur en op donderdag 22 april van 19.30 - 22.00
uur in de Broederschapshuisjes, Dorpsstraat 1 in Vleuten.
Agendapunt 7: Volgens het rooster van aftreden zijn dit jaar
Mw.P.J.de Rooij-Goes en de heren F.C.G.M. Besouw, T.P.J.van
Dijk en P.G.de Rooij aan de beurt om af te treden. Deze bestuurs-
leden zijn herkiesbaar en worden door het bestuur candidaat
gesteld. Door tenminste tien leden kunnen ook candidaten wor-
den voorgedragen. Deze voordracht dient uiterlijk drie dagen
vóór de vergadering bij het bestuur (de secretaris) te worden
ingediend.
Open dag op 30 april
Op Koninginnedag houden wij zoals gebruikelijk weer een
open dag in ons documentatiecentrum in de Broederschaps-
huisjes in Vleuten, waar u kennis kunt nemen van het werk en de
verzamelingen van de vereniging. Van 10.00 - 17.00 uur bent u
er van harte welkom!
Lezing over de Stichtse burgeroorlog
Aansluitend aan de ledenvergadering is er om 20.15 uur een
bijeenkomst, waar de heer Dr.A .A.Manten, voorzitter van de
Historische Kring Breukelen, een lezing zal houden onder de
titel: "De Stichtse burgeroorlog van 1481-1483".
In die tijd heersten er in onze omgeving "Joegoslavische"
toestanden. In de strijd tussen de Utrechtse bisschop en de
Hollandse graaf werden de kastelen Nijenrode, Harmeien en
De Haar belegerd, ingenomen en verwoest. Frederick Uuten
Hamme, heer van Den Ham en van Portengen en Laag-
Nieuwkoop en maarschalk van de Utrechtse bisschop, die in
1471 één van de oprichters van de Vleutense Broederschap
was, verloor daarbij letterlijk zijn hoofd.
Het was een strijd die van grote invloed is geweest op de
geschiedenis van onze regio en daarom is het beslist de
moeite waard om er wat meer van te horen.
Naast de leden zijn ook andere belangstellenden welkom, de
toegang is gratis.
Dr.D.W.Gravendeelprijs
In 1994 werd door het bestuur besloten een prijs in te stellen,
genaamd de "Dr.D.W.Gravendeelprijs", met als doel het bevor-
deren van de zorg voor het historisch erfgoed in de gemeente
Vleuten-De Meem en van de aandacht voor het plaatselijk verle-
den in de ruimste zin van het woord.
De voor de prijs voorgedragen werken, projecten of activitei-
ten dienen hetzij in het straatbeeld of het landschap zichtbaar te
zijn, hetzij een educatief of informatief karakter te hebben, hetzij
op andere wijze een brede publieke strekking te hebben.
De prijs kan worden toegekend aan een persoon, instelling of
onderneming, die naar het oordeel van de jury op de meest sti-
mulerende wijze heeft bijgedragen aan de omschreven doelstel-
ling. De prijs wordt toegekend door de jury uit een voordracht
van het bestuur. In 1999 zal deze prijs voor de vierde keer wor-
den toegekend.
Het bestuur nodigt u uit om suggesties voor toekenning van
de prijs te richten aan de secretaris.
-ocr page 4-
Onze straatnamen, oorsprong en betekenis (4)
door J.H.P. Heesters
In de elfde eeuw bestonden de gronden ten noorden en ten zuiden van onze gemeente uit een ondoordringbare wil-
dernis. Het waren woeste gronden die 'terra inculta' werden genoemd. Door een toename van de bevolking was in de
11e en 12e eeuw meer landbouwgrond nodig. Nadat deze gronden in de 12e en 13e eeuw ontgonnen waren, werd hier-
op voornamelijk rogge en gerst verbouwd.
De polders Haarveld en De Haar
In het zuiden van onze huidige gemeente werden vier gebie-
den ontgonnen. Dit waren de polders Oudenrijn en Heijcop,
Veldhuizen, Bijleveld en Reijerscop. In het noorden bleef tussen
het ontgonnen gebied Maarssenbroek en de al in cultuur gebrach-
te gronden van Vleuten en De Haar een smalle strook wildernis
over. Vanuit de ontginningsbasis Thematerdijk wordt dit gebied
vanuit het zuiden ontgonnen die de polder Themaat wordt
genoemd.
Rond het kasteel De Haar waren er ook nog twee gebieden
die ontgonnen moesten worden. Het zuidwestelijke gebied wordt
de polder Haarveld die vanuit de Lagehaarsedijk naar het zuiden
wordt ontgonnen. Het andere gebied wordt gedeeltelijk vanuit
De Haar en gedeeltelijk vanaf de Lagehaarsedijk in noordelijke
richting ontgonnen. Dit ontgonnen gebied wordt de polder De
Haar genoemd.
Aan de westkant van polder De Haar behoren het
Kortjaksepad en de Breudijk tot de gemeente Harmelen. De ove-
rige wegen behoren tot het
grondgebied van onze
gemeente. We beginnen
daarom deze aflevering in
het noorden met de Laag-
Nieuwkoopsebuurtweg en
volgen de polderwegen eerst
in noordoostelijke richting.
Nummer 2 op de platte-
grond was voorheen een
kade, de Westdijk genaamd,
waarvan nu alleen nog een
pad over is. De overige
nummers van de straten in
deze aflevering komen over-
een met die op de platte-
grond.
Laag-
Nieuwkoopsebuurtweg
Deze weg (1) was de
ontginningsbasis van de pol-
der Laag-Nieuwkoop en
werd de Nieuwkoopsedijk
Kaart van de polders
A.
de Haar
B.
Haarveld
1.
2.
3.
Laag-Nleuwkoopse-
buurtweg
Vroegere Westdijk
Thematerkader
4.
5.
6.
7.
8.
Ockhuizerweg
Rijndijk
Polderweg
Lagehaarsedijk
Haarlaan
9.
Parkweg
-ocr page 5-
Rijndijk
De Rijndijk (5) was een
scheidingsweg tussen de pol-
ders De Lage Haar in het wes-
ten en de Hoge Haar in het oos-
ten. Waarschijnlijk is daardoor
in de 17e eeuw de naam
Haardijk ontstaan.
Op de kaart van landmeter
B. de Roy van 1696 wordt aan
de westkant van Huys te Haer
de 'Haer Dyck' vermeld. Ook
in de Gemeente-Atlas van J.
Kuypers van 1868 en op de
kaart van het Waterschap
Heijcop van 1900 wordt de
naam Haardijk nog steeds
genoemd.
Voor dezelfde weg is ook
de naam Rijndijk gebruikt. Dit
blijkt uit een overeenkomst van
13 juli 1530. Daarin staat:' In
dese manieren ende voerwaerden na bescreven zee hebben die
gemeen choergesellen van huerkerck tot Utrecht verhuert Jacob
Aelhertss te Vlueten vyjf mergens lants, soe groet ende cleyn als
die van outs gelegen syn in dat karspel van Vlueten, daer Sinte
Barbaren gasthuys hoven naest gelant is, mits achtalve (7 h)
mergen laats leggende ghemeenre aen den Rijndijck'K
Beide namen komen ook voor op de kaart van R Ketelaar van
1769. Daarop wordt 'Den Haer- of Rijn Dijk' vermeld. Dit is in
1937 ook nog het geval hetgeen blijkt uit de wegenlegger van de
gemeente Haarzuilens van 9 maart 19371
De Rijndijk was voorheen het verlengde van de Schenkeldijk
en liep tot aan de T-kruising van de Lagehaarsedijk. Tijdens de
ruilverkaveling in de periode 1953 tot 1963 werd deze in zuid-
westelijke richting doorgetrokken naar de Breudijk. Op 29 juni
1959 is de naam van het gedeelte van de Rijndijk tussen de
Lagehaarsedijk en de gemeentegrens van Harmeien bij de
Kortjaksebrug officieel door de gemeenteraad vastgesteld".
Polderweg
Deze weg (6) is rond 1900 aangelegd waarover geschreven is
in jaargang 18, nummer 4, pagina 94.
Lagehiaarsedijk
Deze weg (7) was als dijk de ontginningsbasis van waaruit de
polder Haarveld naar het zuiden en het westelijk gedeelte van
polder De Haar naar het noorden werd ontgonnen. De agrarische
bebouwing langs de dijk stond bekend als de buurtschap De Lage
Haar. Dit verklaart ook de naam van de huidige weg. Op een
kaart van 1624 wordt de naam 'De Haerdijck' vermeld. Tot in
onze eeuw staat deze dijk ingetekend maar niet met naam
genoemd. Wel wordt de molen genoemd die aan het westelijke
einde van deze weg stond. Zo wordt in 1696 en in 1700 'De
Haermolen' genoemd. Op kaarten van 1800 en later blijkt deze
niet meer voor te komen. De unieke molen heeft echter tot 1907
op dezelfde plaats gestaan maar is in dat jaar door de bliksem
getroffen en onherstelbaar verwoest.
Ondanks dat over deze weg geen raadsbesluit in het
gemeentearchief van Haarzuilens te vinden is, zijn wel gegevens
te vinden in de wegenleggers. Hierin staat op 30 augustus 1907
Gezicht vanuit het zuiden uit 1959. Links vooraan op de krui-
sing de Rijn- of Haardijk. Links achter de Laag-Nieuwkoopse-
buurtweg, midden achter de Schinkeldijk en rechts de
Polderweg.
genoemd. Tijdens de ontginning van een gedeelte van de polder
De Haar was dit de noordelijke begrenzing. Op de kaart van
landmeter B. de Roy uit 1696 en op de Nieuwe Caerte van de
provincie Utrecht rond 1700 wordt deze weg als 'Laegh
Nieucoop' vermeld. Later is op een topografische kaart van 1860
de naam veranderd in Nieuwkoopsche Dijk. In 1900 wordt
dezelfde weg op de kaart van het Hoogheemraadschap van de
Lange Vliet als de Laagnieuwkoopse Dijk vermeld. Momenteel
loopt deze weg van de kruising bij de Rijndijk en Polderweg in
westelijke richting naar de Wagendijk in de gemeente Harmeien.
Het gebied ten noorden van deze weg behoorde vroeger tot de
gemeente Laag-Nieuwkoop en later van Kockengen. Tegen-
woordig behoort het tot het grondgebied van Breukelen.
Thematerkade
Tijdens de ontginningen liep deze weg (3) tussen de polders
De Haar en Themaat. Het was de oostelijke grens van de polder
De Haar. Omdat het tevens de westelijke grens was van de pol-
der Themaat werd deze weg de Thematerkade genoemd.
Op de kaarten van landmeter B. de Roy van 1696 en de
Nieuwe Caerte van de provincie Utrecht rond 1700 staat de
Thematerkade, echter zonder naam, ingetekend. Met naam wordt
deze weg genoemd in de Gemeente-Atlas van J. Kuijper uit 1868
en op de topografische kaarten van 1887 en 1892. Omdat deze
weg eeuwenlang als Thematerkade bekend was, is daarover geen
raadsbesluit in het gemeentearchief van Haarzuilens te vinden.
De naam wordt wel officieel vermeld in de wegenlegger van de
gemeente Haarzuilens van 9 maart 1937. Hierin staat vermeld:
'Themaatschekade: grind en sintels''.
Ockhuizerweg
Deze weg liep vóór de aanleg van park De Haar rechtuit in
zuidelijke richting maar is later verlegd. De beschrijving van
deze weg (4) is vermeld in jaargang 18', nummer 4, pagina 93.
-ocr page 6-
Parkweg
Deze weg (9) was oorspronkelijk een oude middeleeuwse
interlokale weg van Vleuten naar Kockengen. Deze liep van het
dorp Vleuten naar hofstede 'De Wel' die in 1627 de
'Wellehofstede' werd genoemd. In de 13e eeuw had deze weg de
naam 'Wielerveldsedijk' naar de gelijknamige polder.
Op de Nieuwe Caerte van de Provincie Utrecht omstreeks
1700 staat het 'Padt' ingetekend. In 1769 wordt op de kaart van
P. Ketelaar deze weg 'Het Zand Pad' genoemd. Ter hoogte van
de Haarlaan boog deze weg in zuidwestelijke richting af langs de
Heijcop. In 1828 ging deze weg deel uit maken van de
Kantonnale Provinciale weg. Dit is ook vermeld op een kaart van
het Hoogheemraadschap van de Lange Vliet van 1900.
Door de gemeenteraad van Vleuten werd op 23 juni 1925
voor de oude zandweg en Kantonnale weg, vanaf de brug bij P.
Bos (toen Dorpstraat 1) tot aan de gemeentegrens bij hofstede De
Wel, de naam Parkstraat vastgesteld.^
Tijdens de ruilverkaveling in de periode van 1953 tot 1963
werd het westelijke deel van de Parkweg naar het noordwesten
verlengd naar het nieuwe gedeelte van de Rijndijk. Hierdoor
kwam het oude gedeelte, dat voorheen langs de Heijcop liep, te
vervallen. Voor dit nieuwe verlengde gedeelte werd door de
gemeenteraad op 29 juni 1959 officieel de naam Parkweg vast-
gesteld.*
De Lagehaarsedijk
Bronnen:
GAV= Gemeentearchief Vleuten-De Meem
HV= Archief Historische Vereniging Vleuten-De Meem-
Haarzuilens
Rb = Raadsbesluit Vleuten-De Meem
vermeld: 'Lagehaarsedijk: grint lopende van de Rijn- of Haardijk
en de Zuijlenlaan in westelijke richting". Uit de wegenlegger van
9 maart 1937 *" blijkt dat deze dijk nog steeds bestaat uit een weg-
profiel van grint.
Haarlaan
De beschrijving van deze laan (8) is te vinden in jaargang 18,
nummer 4, pagina 95.
Noten:
1.GAV453
2. HV2GC549 13-07-1.^30
3 .GAV 453
4.  Rb 29-06-19.59
5. GAV 4.52
6. GAV 453
7. Rb 23-06-1925
De parkweg rond 1953
-ocr page 7-
22
Een kijk van nu ... op 'n kiek van toen
Onlangs zijn op de rijksweg A12, tussen Harmelen en De Meern, de proeven voor het rekeningrijden, zeg maar de tolheffing,
begonnen. Op vier portalen staat van vier leveranciers apparatuur opgesteld waarmee de testen worden uitgevoerd. De
ANWB is tegen het rekeningrijden en probeert via de Kampioen zijn lezers hiertegen te mobiliseren.
gulden door passanten betaald.
Op zich is dat logisch te ver-
klaren want het was een
belangrijke doorgaande weg.
De tol op de Breudijk leverde
echter maar het schamele
bedrag van negentig gulden op.
Hieruit mag geconcludeerd
worden dat het niet zo'n druk-
ke weg was. Of zou het tolgeld
daar lager zijn geweest?
Als we de oude situatie met
de huidige vergelijken, dan zijn
alleen de vorm van beide
onderramen van het huidige
café-restaurant 'De Tol' nog
herkenbaar. Het is duidelijk dat
de naam van dit etablissement
afkomstig is van de tol Klein
Alenvelt. Ook de naam van de
nieuwbouwwijk 'De Tol" heeft een relatie met de oude tol en dus
niet met het café-restaurant.
In de loop van de jaren is er veel veranderd. De kiek van toen
moet in het begin van deze eeuw gemaakt zijn. Door de vele
bomen is de spoorweg, aangelegd in 1856, niet te zien. De oude
Utrechtseweg was smal en met grint verhard, terwijl er nu een
geasfalteerde tweebaansweg ligt met aan beide zijden een fiets-
pad. Wat bijzonder opvalt is dat er in de loop van de jaren zoveel
bomen verwijderd zijn. Van het idyllische beeld van toen is nu
niets meer oven Ook in de komende jaren zal het beeld van nu,
door de grootschalige woningbouw, weer veel veranderen.
afb.1 Een fraai beeld op de oude tol met zelfs een oude wegwijzer
Op zich is tolheffen niets nieuws. Alleen mag men het reke-
ningrijden van nu niet vergelijken met het tolheffen van vroeger.
Het tolheffen van nu is bedoeld om de weggebruikers uit de auto
te krijgen en daardoor de filevorming op de wegen te verminde-
ren. In de 17e- en 18e eeuw werd er ook al tol geheven dat voor-
al in de 19e eeuw een grotere vlucht heeft genomen. De tolgel-
den waren toen nodig in verband met het onderhoud en de ver-
betering van de wegen.
Binnen onze gemeentegren-
zen kenden we in het verleden
vijf tolplaatsen. Er was een tol ten
zuiden van de ruïne van kasteel
De Haar bij het begin van de
Haarlaan. De tweede was op de
Breudijk en de derde op de
Kerkweg, wat nu de Burgemees-
ter Verderlaan is.
Op de kiek van toen zien we
de twee overige tollen. De duide-
lijkst zichtbare is de tol vanaf
Utrecht richting Vleuten die
'Klein Alenvelt' werd genoemd.
De andere tol staat links voor de
zijgevel van de woning aan het
begin van de huidige Kanton-
naleweg.
Van de vijf tollen bracht die
van Klein Alenvelt het meeste op.
Op jaarbasis werd driehonderd
J.H
afb. 2 Van de oude tol is alleen
het café-restaurant als herinnering overgebleven
Foto: A.J. van Weerdenburg
-ocr page 8-
23
Knikkeren
Het hele jaar door vermaken wij ons met
allerlei spelletjes.
Voor ieder spel is er een bepaalde tijd van
het jaar,wie dat bepaalt weet ik niet, maar
plotseling is het vlieger-, hoepel- of toltijd.
Nu is het knikkertijd, je ziet dan ook heel
veel kinderen met een knikkerzak om hun
nek naar school gaan.
We hebben allemaal ons best gedaan om
zoveel mogelijk knikkers te bemachtigen.
In een groot, arm gezin is er niet veel geld
om knikkers te kopen, ook al kosten ze
maar een paar centen.
Gelukkig spelen de fabrikanten van bij-
voorbeeld wasmiddelen hierop in, en zo
krijg je bij een pak zeeppoeder al gauw
een zakje knikkers.
Op school wordt het spel ingedeeld in ver-
schillende groepen.
In de laagste groep speel je met gewone
aardewerk knikkers, dus ook de "zeeppoe-
der-knikkers". Dan volgt de groep van de
zogenaamde "glaasjes", hierbij zijn prach-
tige exemplaren, en vooral veel "beukies"
(glazen knikkers met in het midden figuur-
tjes in de vorm van een beukenootje, red.)
Door de manier van spelen ontstonden ook
weer groepen, zo zat je bijvoorbeeld in de
groep "potje pikken" of "doodpikkertje".
Ik begon met aardewerk knikkers in de
laagste klasse, wel allemaal dezelfde groot-
te maar wel verschillende kleuren.
Ik was niet zo erg gelukkig en vaak kwam
ik thuis zonder knikkers; allemaal verloren.
Mijn moeder had dan altijd wel wat knik-
kers achter de hand en zo kon ik de
volgende dag toch weer meedoen.
Op een dag had ik wat meer geluk, ik had
vijftig knikkers gewonnen en ruilde deze
voor vier mooie "glaasjes".
Nu kwam ik toch in een hogere klasse, dat
was pas het betere werk.
Het ging heel goed, totdat er op zekere dag
jongens kwamen met een looie bam, dat
was een metalen kogel, waarmee ze met
één gooi de hele pot leeg haalden.
Zo waren het toch weer de grote mannen
met meer geld en een looie bam die mijn
lot bepaalden.
®
Zo kwam ik tot de ontdekking dat de hele
wereld en de samenleving één groot knik-
kersf)el is.
De mensen met heel veel knikkers (geld)
zullen het altijd winnen van de mensen met
een paar goedkope knikkers.
De mensen met mooie kostbare knikkers
krijgen er steeds meer en kunnen zich ver-
oorloven er wat van te verkopen en van het
geld hun voorraad op een voordelige
manier weer aan te vullen.
De grote mannen in de wereld gooien
desnoods hun looie bammen (bommen) uit
vliegtuigen om nog meer bezit en macht te
krijgen.
"Ja jongen", zei mijn vader, "probeer daar
maar niet tegenop te knikkeren, als je voor
goedkope knikkers geboren bent, zul je
nooit veel dure glaasjes krijgen.
Als je de grote mannen tegenspreekt zullen
ze misschien zeggen: Heb ik soms nog met
jou geknikkerd ?
Bedenk maar goed; eer jij met een zakje
goedkope knikkers wat bereikt hebt, heb ik
wel een kale knikker".
Het knikkerspel uit mijn jeugd is nu voor-
bij, het had allemaal zo mooi kunnen blij-
ven, maar nadat ik het ging vergelijken met
het grote wereldknikkerspel is voor mij de
aardigheid er af.
Toch moet ik tegen mijn zin in de wereld
mee blijven knikkeren.
Mijn knikkerzak is nu een geldbeurs met
wat losse knikkers (centen).
In de wereld speelt men nu het liefst dood-
pikkertje. Met mijn paar losse knikkers
probeer ik wel plezierig te leven, maar ik
moet oppassen, anders ben ik er vandaag of
morgen toch nog uit geknikkerd.
Mijn mooie glaasjes van een dubbeltje zijn
geen stuiver meer waard. Zoals mijn vader
vroeger al zei: "Ja jochie, het is crisistijd, er
is in de hele wereld stront aan de knikker".
Wat ik nog steeds niet goed begrijp; gaat
het in de wereld nu om het spel, of om de
knikkers ?
De Meem 1948
Theo van den Berg
Illustratie
Barbara Gravendeel
-ocr page 9-
24
Van de voorzitter
Het is al weer enige tijd geleden toen in het
nieuws kwam hoe gering het historisch
besef is van velen in dit land. Zelfs politici
gaven er blijk van niet of nauwelijks te
beschikken over enig inzicht in of kennis
van onze geschiedenis. En deze mensen
moeten beslissen over de toekomst! Je
houdt het bijna niet voor mogelijk. Op zo'n
moment voel je weer van hoe groot belang
het werk is van verenigingen als de onze
(om maar niet te spreken over de rol van
het onderwijs).
In Leidsche Rijn is heel veel aan de hand.
Eén van de uitgangspunten van het beleid
is, dat bij alle veranderingen het verleden
waar mogelijk in de nieuwe situatie moet
worden teruggevonden. Soms wordt dit
gemakkelijker gezegd dan gedaan. Een
recent voorbeeld hiervan vormt de
ontwikkeling langs de Groenedijk. Tot voor
ruim een jaar werd in de plannen deze oude
en schilderachtige weg zoveel mogelijk
ontzien: het zou een doorgaande fietsroute
worden, omzoomd door historisch
verantwoorde bebouwing en begroeiing.
Op recente tekeningen blijkt de weg op
zeven of meer plaatsen te worden
doorsneden, o.m. door ontsluitingswegen
van de nieuwbouwwijk Langerak. De
Historische Vereniging heeft, gealarmeerd
door bewoners, bij de wethouder van
ruimtelijke ordening van de gemeente
Utrecht (waar de Groenedijk onder valt)
met klem bepleit bij de oorspronkelijke
plannen te blijven. Ook de Vereniging Oud-
Utrecht heeft hierop aangedrongen.
De vorige maal heb ik op deze plaats al
gewezen op mogelijk archeologisch
onderzoek in het project Haarrijnse Plas,
Tijdschrift van de Historische Vereniging
Vleuten, De Meern, Haarzuilens
Verschijnt 4x per jaar. ISSN 0928-4893
19e jaargang nr. 2, juni 1999 ©1999
De vereniging is ingeschreven in het vere-
nigingsregister van de K.v.K. Utrecht e.o.
onder nummer V 479360
Correspondentieadres:
Dorpsstraat 1, 3451 BH Vleuten
Dagelijks bestuur:
Dr. Ir. P.K. Schenk, voorzitter
Dorpsstraat 29, 3451 BJ Vleuten
Tel. 030-6774915
J.W. Schoonderwoerd, secretaris
Meerndijk 62, 3454 HT De Meern
Tel. 030-6661462
P.G. de Rooij, penningmeester
't Zand 1, 3544 NC Utrecht
Tel. 030-6771483
A.J. van Zeeren, vice-voorzitter
Stationsstraat 34, 3451 BZ Vleuten
Tel. 030-6771263
Ereleden:
Mevrouw Prof. Dr. C. Isings, Soest
Dr. D.W. Gravendeel, Laag Keppel
Gebouwen:
Vleuten: Broederschapshuisjes (documen-
tatie- en informatiecentrum).
Dorpsstraat I, Tel. 030 - 6774222
(gedurende openingstijden)
De Meern: Het Kabinet (permanente expo-
sitieruimte). Zandweg I47B
(achter Verenigingsgebouw)
Contributie (inclusief tijdschrift):
f. 35,— per jaar,
bij verzending per post f. 13,- extra
Losse nummers tijdschrift:
f. 10,- voor leden, f. 12,50 voor niet-leden
Bankrelaties:
ABN-AMRO Bank De Meern,
rek. 55.66.33.040
Rabobank Vleuten, rek. 36.75.17.574
Postbank, rek. 2689200
Redactiecommissie:
H.E.J. van Essen en J.H.P. Heesters
Adres: Mauritslaan 17, 3454 XP De Meern
Tel. 030 - 6662992
Gehele of gedeeltelijke overname van ar-
tikelen uit dit tijdschrift is slechts toege-
staan met bronvermelding en na verkregen
toestemming van de redactiecommissie.
Illustratie voorpagina:
Schilderij van Jac. Graafland, eigendom
van mevrouw E.J. Gresnigt-Staal, rond
1930 geschilderd. Op de voorgrond de
toenmalige burgemeester van Vleuten. Op
de achtergrond de Smederij van Machiel
Staal en rechts de Broederschapshuisjes.
Druk: Jan Evers De Meern
met inzet van vrijwilligers. Inmiddels
hebben medewerkers van de Historische
Vereniging in de archieven een interesante
ontdekking gedaan: in de eerste helft van
de 17e eeuw heeft op _ 450 m ten noorden
van de Thematerweg een huis (boerderij)
met schuur gestaan. En dat op een plaats
waar de ontginningssloot uit de 12e eeuw
een merkwaardige slinger vertoont. Dit
kan duiden op vroegtijdige bewoning,
wellicht al van vóór die tijd. In
samenwerking met de Rijksdienst voor het
Oudheidkundig Bodemonderzoek zullen
vrijwilligers worden ingezet om te trachten
de geschiedenis van die plek te
achterhalen.
Tenslotte. Elders in dit nummer vindt u
aangekondigd dat de komende herfst een
tweetal activiteiten plaats zal vinden. In de
eerste plaats op 5 oktober een lezing van
de beide projectarcheologen Graafstal en
Wynia, over de spectaculaire vondsten uit
de Romeinse periode. Daarna op 15
oktober een avond waarin dorpsfilms uit
de jaren 50 en 60 uit De Meern zullen
worden vertoond. Noteer die data alvast.
Het is de moeite waard!
RK.Schenk
n dit nummer
pag
24
25
36
37
48
48
49
Van de voorzitter
Snnederijen in Vleuten en Haarzuilens
Rectificatie; "Een kleine eeuw glastuinbouw Vleuten-De Meern"
Een rechtenlijke dwaling in 1869
Onze straatnamen, aanvulling op (4)
Verenigingsberichten
Paard
-ocr page 10-
25
Smederijen in Vleuten en Haarzuilens
door F.J.Scheepens
Als vervolg op het artikel over de smederijen van De Meern in ons tijdschrift van maart 1998 geef ik een beschrijving van de
geschiedenis van de Vleutense smederijen. Op de lijst van niet-argrarische ondernemers van 1889 (zie ons blad jg. 18 nr.1
bIz. 8) is vermeld dat Vleuten drie smederijen had op de huisnrs. A34, A43 en A84. In Haarzuilens was toen geen smederij
aanwezig. In de 17de en 18de eeuw daarentegen waren er smeden zowel in Vleuten als op De Haar en ze kwamen vaak
voor in dezelfde families, daarom heb ik ook De Haar bij het onderzoek betrokken.
I De smederij op A34 van de familie Niessen (nu
Dorpsstraat 56)
De familie Lenssinck eigenaar van de smederij van
1847 tot 1896
In 1847 liet Bemardus Lenssinck, landbouwer en Mr.tim-
merman op boerderij "Ken U zelven" aan de Vleutensche Weg
in Vleuten (perceel A 643 groot 1 are 80 centiaren) een smederij
bouwen aan een reeds bestaand woonhuis. Het is niet bekend
wie de huurder van dit huis was en of hij het beroep van
smid uitoefende'.
Na het overlijden van Bemardus in 1864 werd zijn weduwe
Anna Verhoef eigenaresse tot haar dood in 1879. Opvolgend
eigenaar van de boerderij en smederij werd haar zoon Gerardus
Hermanus Lenssinck, die gehuwd was met Geertruida de Goeij.
Toen in 1891 Geertruida de Goeij overleed, werd een inven-
taris van de bezittingen opgemaakt voor de vaststelling van suc-
cessierechten.
De familie t)ezat in Harmelen een boerderij met land, enige
arbeiderswoningen, in Vleuten o.a. de boerderij "Ken U zelven"
familiefoto Niessen uit ca 1915.
Vooraan de kleinkinderen van links naar rechts: Arnold Selders, Heintje Selders, Anna Selders, Rookje Niessen (dochter van Dionisius),
Andries Niessen (zoon van Arnoldus), Rookje Niessen (dochter van Cornelis), Gijsbert Niessen (zoon van Cornelis)
de rij zittend v.l.n.r.: Anna Selders-Niessen, opa Arnoldus Niessen, oma Rookje Niessen-van Gelder, Berendien van Eldik-Niessen
de eerste rij staand v.l.n.r.: Hanna Niessen (dochter van Dionisius), Antonie Niessen, Jacobus Selders, Hillegonda Niessen-van Barneveld
(vrouw van Hendrik), Gerdina Niessen-van Alphen (vrouw van Dionisius), Dionisius Niessen, Maria Niessen-Bos (vrouw van Cornelis),
Cornelis Niessen, Jan van Eldik
de achterste rij staand v.l.n.r.: Willem Niessen, Henk Niessen, Jan Pieter Niessen, Susanna Niessen-Beukers (vrouw van Arnoldus),
Arnoldus Niessen, oom Toon Niessen en tante Kee Niessen-?
-ocr page 11-
26
Willem Niessen smid in Vleuten van 1921 tot 1957
In 1921 kocht Willem Niessen een huis met smederij en erf
groot 1 are 83 centiaren, een huis met schuur en erf groot 1 are
93 centiaren en nog een huis van 50 centiaren van zijn vader
tezamen voor 3500 gulden. De koper nam de verplichting op
zich "de verkooper en zijn echtgenoote vanaf heden hun leven
lang kosteloos in zijn huize kost, inwooning, verpleging, klee-
ding, bewassching en geneeskundige hulp te verschaffen in
evenredigheid met hun stand"*.
Willem is geboren in 1894 en trouwde in 1921 met Elizabeth
de With uit Veldhuizen. Uit dit huwelijk werden vier zoons gebo-
ren.
Willem en zijn vrouw boden ook onderdak aan kostgangers,
zo is onderwijzer P.Meima vanaf 1939 enige jaren bij de familie
in huis geweest. Willem was diaken van de Nederlands
Hervormde kerk in Vleuten.
met 22 hectaren land geschat op ƒ 25000,-, huize Nieuwlust
geschat op ƒ 2500,- en een huis met smederij benevens twee
woningen geschat op ƒ 2000,-1
In 1896 veilde Gijsbertus Hermanus Lenssinck (op bevel van
de arrondissementsrechtbank van Utrecht!) verschillende onroe-
rende goederen in Vleuten. Zeer waarschijnlijk konden de erfge-
namen het niet eens worden over de verdeling van de goederen.
Hieronder volgt de veiling die plaats had ten huize van
Gerardus Matthias van Dijk, kastelein in Vleuten:
1.  "Een Heerenhuizing genaamd Nieuwlust met erf en tuin
staande en liggende nabij het dorp Vleuten tusschen den
Vleutenschen weg en de Vleutensche Wetering" bij het kadaster
bekend met nrs.A878 en A879 groot 26 aren 10 centiaren, ver-
huurd voor ƒ 275,- per jaar aan Ph.van Bijlevelt. Het schuiten-
huis en duiventil zijn eigendom van de huurder. Koopster was
mejuffrouw Hendrina J. W. Robbemond uit Harmelen voor
ƒ 4200,-;
2.  Een smederij annex woonhuis kadastemrs. A775, Al 139
en A1223 voor ƒ 150,- per jaar verhuurd aan Amoldus Niessen
en de daaraan verbonden twee woningen bewoond door
A.Terhorst voor 9 gulden per kwartaal en aan H.van den Hoven
voor 11 gulden 50 cent per kwartaal tezamen groot 6 aren 23 cen-
tiaren "staande en liggende nabij de kom van het dorp Vleuten
tusschen den Vleutenschen weg en de Vleutensche Wetering".
Koper was Amoldus Niessen voor ƒ 3100,-;
3. Eïen huis, verdeeld in 3 abeiderswoningen kadastemr. A70
groot 2 aren voor 12 gulden 50 cent per kwartaal verhuurd aan
Van Geelen en voor voor 10 gulden per kwartaal aan Van de Bilt,
staande en liggende midden in het dorp van Vleuten. Koopster
was voor ƒ 1250,- Comelia Glissenaar, weduwe van Pieter van
Dijk, de bakker;
4. "Een huis waarin de herberg met vergunning en de wagen-
makerij-affaire wordt uitgeoefend" verhuurd voor 110 gulden per
jaar aan Johannes Kroonenburg en nog 2 arbeiderswoningen ver-
huurd aan Hoogendoom voor 13 gulden per kwartaal en aan
Schurink voor 18 gulden 75 cents per kwartaal, kadastemrs. A88,
A830, A831, AlOOl, Al002 en Al268 groot 8 aren 6 centiaren
"staande en liggende nabij de Roomsch Catholieke kerk tusschen
den Vleutenschen Weg en de Vleutense Wetering" (nu Pastoor
Ohllaan café de Papegaai). Koopster was mejuffrouw Hendrina
J.W. Robbemond uit Harmelen voor ƒ 4100,-'.
Arnoldus Niessen smid in Vleuten van 1880 tot
1921
Amoldus Niessen werd geboren in 1850 in Soest, als zoon
van smid Dionisius Johannes Ulrich Niessen en Bemardina
Christina Ebersbach. Hij kwam in 1880 als Mr.smid met zijn
vrouw Rookje van Gelder en drie kinderen vanuit Harmelen in
Vleuten wonen. Hier werden negen kinderen geboren, waarvan
er 3 jong zijn overleden. Zeer waarschijnlijk is hij vanaf 1880
huurder van de smederij van boer Lenssinck geweest. Bij de
openbare verkoping in 1896 werd de smederij met 3 woonhuizen
bij opbod ingezet door Adam J.J.Wintershoven, aannemer in
Utrecht op ƒ 3050,- ver\'olgens werd dit bod afgemijnd op f50,-
door Amoldus Niessen, dus werd hij eigenaar voor ƒ 3100,-.
Van de kinderen werden er vijf smid: de oudste Dionisius
Johannes in De Meem, Comelis in Zuilen, Antonie in Vreeland,
Amoldus in Woerden en Willem in Vleuten.
Tot 1921 heeft Amoldus het smidsambacht uitgeoefend, toen
verkocht hij de smederij met drie huizen aan zijn zoon Willem
Niessen.
Willem Niessen in aktie als hoefsmid
Vanaf 1957 is de smederij nog enige tijd in bedrijf geweest
onder leiding van zoon Dion Niessen, waama deze werd afge-
broken. In 1962 werd huis en smederij verkocht aan J.P.Wieman,
wiens zoon Cor er nu met zijn gezin woont.
-ocr page 12-
27
I De smederij op A43 van de familie van Dijk (nu
Dorpsstraat 34)
Dirk van der Lit smid in Vleuten van 1847 tot 1896
Dirk is geboren in Harmeien in 1821. Omstreeks 1847 ver-
huisde hij met zijn vrouw Aaltje Plomp en hun oudste kind
Johanna naar Vleuten. Alle overige kinderen werden in Vleuten
geboren. Velen stierven jong. Alleen bovengenoemde Johanna
geboren in Harmelen in 1846 en Gerardus geboren in 1853 in
Vleuten, bereikten de volwassen leeftijd. Dirk was al smid toen
hij in Vleuten kwam. Hij woonde met zijn gezin op nr.A63. Is het
toeval dat ook in 1847 Bemardus Lenssinck zijn smederij liet
bouwen?. Het lijkt waarschijnlijk dat Dirk vanaf 1847 deze sme-
derij van hem heeft gehuurd. Een bevestiging heb ik echter niet
kunnen vinden.
Gerardus van der Lit, de toen 12-jarige zoon van Dirk, legde
in 1865 de eerste steen van de nieuwe smederij. De bouwer was
aannemer Comelis Trompert, die al eigenaar van de grond was.
In 1868 kocht Dirk van Comelis Trompert huis en hof
(kadastemrs. A899 en A9(X) in Vleuten groot 3aren 45centiaren).
Het is niet duidelijk of het hier om de smederij gaat. Dirk bezat
nog meer percelen (nl. A962 2 aren 75 centiaren en A963 70 cen-
tiaren) eveneens afkomstig van Trompert'.
In 1892 kocht Dirk van Wessel van den Bosch, koopman in
Laag Nieuwkoop voor zijn dochter Johanna de westelijke helft
van ruim één hectare land tegenover de smederij. De oostelijke
helft kocht Everardus Johannes van Dijk. De koopsom was voor
ieder ƒ 662,50. De grens tussen beide stukken was een sloot,
"waarin de Heer van Dijk het recht zal hebben hout te wateren
zonder daarbij de doorvaart te mogen belemmeren"''.
In 1896 regelde Dirk van der Lit zijn opvolging. Hij was toen
75 jaar. Zijn zoon had geen aanleg voor het smidsvak en werkte
als agent voor de levensverzekering "De Utrecht" in de gelijkna-
mige stad.
Adrianus Theodorus van Dijk, Mr.smid, geboren in Jutphaas,
had trouwplannen en was op zoek naar een geschikte smederij.
Op 16 mei 1896 kwam hij als commensaal (kostganger) bij Dirk
in huis wonen en tien dagen later gingen ze naar de notaris voor
de overdracht van de smederij met woonhuis voor ƒ 3000,-. Voor
hetzelfde bedrag werd een hypothecaire lening afgesloten'.
In 1897 overleed de vrouw van Dirk en werd er een inventa-
ris gemaakt van hun bezittingen":
twee huizen met tuin staande en liggende in Vleuten
aan de Vleutensche Weg getaxeerd op
                         ƒ 2300,-
meubelen, kleeren en verdere lichamelijke goederen ƒ510,-
een onderhandsche schuldbekentenis ten laste van de
R.C. parochiële kerk te Vleuten
                                  ƒ 4000,-
rente van 1 mei 1896 tot en met de sterfdag                 ƒ 151,11
een schuldvordering ten laste van Comelia Glissenaar,
weduwe van Pieter van Dijk, broodbakster te Vleuten ƒ 1200,-
rente als voren
                                                          ƒ 37,335
een hypothecaire schuldbekentenis ten laste van Arie
van Dijk, meester smid te Vleuten
                              ƒ 3000,-
rente als voren                                                          ƒ 53,335
De totale schulden bedragen slechts                            ƒ51,-
De begrafeniskosten inclusief kerkelijke diensten
welke mogen worden afgetrokken bedragen
                ƒ 286,-
Bij de bouw van de RK kerk van Vleuten in 1885 had Dirk
geld geleend aan het kerkbestuur, onder verantwoordelijkheid
van pastoor Theodorus de Klaver. De pastoor had in 1900 in zijn
testament tot zijn enige erfgenaam benoemd het RK parochieel
kerkbestuur van Vleuten. Na zijn dood in 1903 werden de
schuldeisers via het Utrechts Dagblad opgeroepjen om zich te
melden. Uit de verantwoording van de boedelscheiding blijkt dat
37 schuldeisers zich hebben gemeld voor een totaal bedrag van
69642 gulden. Het uit te keren bedrag bedroeg slechts 14200 gul-
den. De preferente schuldeisers (zoals personeel) kregen 100%
uitgekeerd, de overigen, waaronder Dirk van der Lit, ontvingen
slechts 20,89% van hun vordering''.
Dirk en zijn kinderen Johanna en Gerardus (beiden bleven
ongehuwd) verhuisden naar het huis naast de smederij (nu
Dorpsstraat 32).
Dirk overleed in 1911 en was toen bijna 90 jaar. Johanna en
Gerardus overleden kort na elkaar in 1921.
In een testament in 1921 had Gerardus bepaald dat Everardus
J.van Dijk van de bonthandel op zou treden als executeur-testa-
mentair.
Hij legateerde aan het RK armenbestuur van de parochie van
Vleuten en Haarzuilens een perceel bouwland en twee woonhui-
zen met de bepaling dat H.van den Hoven er zijn verdere leven
gratis mocht blijven wonen. Bij verkoop van de huizen had
Everardus J.van Dijk het eerste recht van koop'".
De familie van Dijk smeden in Vleuten van 1896 tot
heden
Adrianus Theodorus (Arie) van Dijk, Meester smid, trouwde
in 1896 in Montfoort met Comelia Hermina van Rooijen.
Van de zeven kinderen werden Jurinus (Ries) en Theodorus
(Do) smid in Vleuten, Harrie werd zilversmid in Edam, Johannes
abt van een trappistenklooster in Berkel, Dora zuster van Liefde
in Tilburg en Kees archivaris bij Douwe Egberts.
Arie kocht in 1928 een huis en schuur aan de Brink nr.3 van
De smederij van A.Th. van Dijk (1871-1961) links, Ome Willem
(hij was geen oom en heette eigenlijlt Jan, maar omdat hij in
dienst was bij een 'heer' uit Woerden, die al een knecht had met
dezelfde naam, werd hij maar Willem genoemd). In het midden
een smidsknecht en rechts met rasp Arie (A.Th. van Dijk, smid
in Vleuten van 1896 tot 1936
-ocr page 13-
28
Johan Karl Dracher, die er vier jaren een smederij had. Uit con-
currentieoverwegingen zorgde Arie er wel voor dat er geen smid
meer in kwam. Het pand werd vele jaren verhuurd aan Herman
van Rooijen, die er een slagerij begon in 1937".
Na het huwelijk van zoon Ries van Dijk met Annie van
Kleef, een dochter van Theodorus (Dirk) van Kleef in 1936, gin-
gen zij in de smederij wonen. Daar werden hun acht kinderen
geboren. De tweede zoon Dirk werd smid en opvolger. Hij
trouwde met Truus Hansen uit De Meem. Ze woonden één jaar
in de oude smederij en daarna lieten ze aan de overkant van de
oude smederij een nieuw pand bouwen, waar ze nu nog wonen
en werken. Een hoefstal was niet meer nodig, want de paarden
verdwenen door de mechanisatie in de landbouw. In een con-
structiehal wordt volgens de nieuwste miheu-eisen het smidsvak
nog steeds uitgeoefend. Verwacht mag worden dat zoon Jurrie
binnen afzienbare tijd het bedrijf zal voortzetten.
Enkele anekdoten uit het leven van Arie en Ries van Dijk ver-
Er waren paarden die bij het beslaan opstandig werden en er
vandoor wilden gaan. Daar werd de volgende oplossing voor
gevonden. Er werd een groot zeil onder de buik van het paard
doorgehaald en met een soort katrol werd het paard omhoogge-
trokken, waardoor het dier geen grond meer onder de benen voel-
de. Als dat ook niet lukte werd Hannes van der Horst erbij
gehaald. Hannes, bijnaam "storm en onweer", wist met paarden
om te gaan. Hij werkte bij een boer als daggelder en woonde in
één van de huisjes bij de houtwerf.
Als Nel van Dijk uit school thuis kwam, keek ze ahijd welk
De volière in het park van kasteel De Haar. Op de nok van het
ijzeren geraamte staat smid Ries van Dijk. Nu bevindt zich op
dezelfde plaats het informatie-centrum van het kasteel.
paard er in de hoefstal stond, want ze moest er langs naar de
voordeur. Als het een engerd was riep ze eerst om haar moeder.
Dirk van Dijk bracht de paarden vaak terug naar de eigenaar,
soms wel met drie tegelijk. Die werden dan hoofd/staart aan
elkaar gebonden. Hij sprong op de rug van het voorste paard en
in galop ging het dan naar huis. Het paard van Piet Lam liep altijd
alleen naar huis. Zodra die klaar was werd het dier losgelaten en
er ging een telefoontje naar de Lage Hoeve dat hij eraan kwam.
Een paard van Arie van Rooijen van Themaat hield zo van
zoetigheid, dat hij in een onbewaakt ogenblik het kruideniers-
winkeltje van Hannes van Eijk binnenging en de bruidsuikers
opvrat.
Vermeldenswaard is dat Do van Dijk zijn gehele leven als
Familiefoto van Dijit gemaaiit in de tuin tegenover de smederij,
van link.s naar rechts: Harrie, opa Arie van Dijk, Johannes,
Dora, oma Hermina van Dijk-van Rooijen, Ries, Kees, Joiianna
en Do.
teld door Dirk van Dijk en Nel van Rooijen-van Dijk.
Toen in 1935 de R.K. kerk werd verbouwd moest er een toe-
gangshek naar de doopvont worden verplaatst. Aan Arie van Dijk
werd een offerte gevraagd door pastoor Ohl. Na enige tijd hoor-
de Arie dat Giel Staal de opdracht kreeg. Hierover was hij zo
kwaad, dat hij de pastoor enige tijd weigerde te woord te staan.
"Ho Rooie" schreeuwde Ries van Dijk, toen hij een bruin
paard besloeg, terwijl hij zag dat Rooie Mien voorbij kwam.
Foto van kroonluchter in klooster trappisten gemaakt door Arie
van Dijk en zijn zoons Harrie, Ries en Do t.g.v. de verkiezing
van zijn zoon tot abt Dom Willibrord in 1945.
Foto van hek, voorstellende een smid in aktie gemaakt door Ries
van Dijk bij drukkerij Van Rooijen, Odenveltlaan 3 te Vleuten
-ocr page 14-
I
29
smid in het familiebedrijf heeft gewerkt, eerst bij zijn vader, daar-
na bij zijn broer Ries van Dijk en tot zijn pensioen bij zijn neef
Dirk van Dijk.
III De smederij op A84 van de familie Staal (nu
Dorpsstraat 4)
Deze smederij was verreweg de oudste van Vleuten. Al in
1535 woonde er een Comelis Gijsbertsz, gehuwd met Marijchen
als "hoeffsmit" en kocht er Vh morgen land van Frederick Aartsz
en in 1536 nog eens 'A van 5 m land naast de Broodakker uit die
Rijn tot de Dorpeldijk'^
Bovendien is bekend dat in 1586 Comelis Jansz Vemoij,
gehuwd met Neeltgen van Rijn, er smid was, hij kocht 4 morgen
4 hont 80 roeden land in Vleuten".
In 1632 komt Meerten Comelisz Vemoij met zijn vrouw
Grietgen Adriaense en hun drie kinderen Maijchgen, Gerrichgen
en Comelis voor in de kerkrekeningen van het kapittel
Oudmunster, die toen de goederen van de kerk van Vleuten
beheerde.
In 1642 werd hij opnieuw vermeld, nu als smid van Vleuten,
in dezelfde boeken en in de gerechtsboeken van Vleuten, in 1643
als kerkmeester van Vleuten en in 1647 als diaken van de armen
van Vleuten.
met dochter Stijntje van Overschie uit zijn tweede huwelijk.
Volgens de estimatie (taxatie) in 1718 had hij aan vaste goe-
deren:
"Eerstelijk een huijsinge en schuurtje met het erv off bogaar-
tje bepotinge en beplantinge staande en gelegen onder de gerech-
te van de Haar breder de transport briev van dato 26 julij 1706
daar van sijnde en bij schout en schepenen van de Haar geesti-
meerd ter somme van ƒ 250,-, mitsgaders de smitswinkel tot de
voorschreven huijsinge behorende bestaande in een aambeeld,
speerhaak, blaasbalk, twee schroeven, een nieuwe schaar, een
kleijn aambeeld, een speerhaak, eenige smeekolen, omtrent 100
pond nieuw ijser, twee schaarbledden en voorts de hamer en tan-
gen tot de winkel behorende met ooijstal en slijpsteen tesamen
geestimeerd op ƒ 105,-;
Item sekere huijsinge enz.
Aldus de voorschreven inventaris en boedelcedulle bij den
boedelharder ten overstaan van schout en schepenen in capite
deses genomineerd doen maken instellen en overleven, naar sijn
beste kennisse en wetenschap, sonder enige goederen willens off
wetens verswegen off ter quade trouwe agter gehouden te hebben
protesterende daaromme bij desen wel expresselijk, indien
namels ietwes tot bate of schade deses boedels te voorschijn
mogte komen, off enige veranderinge nodig ware, daar inne niet
behaald te wesen, maar integendeel desen inventaris daar mede
te mogen amplieren, corrigeren, dresseren of diminueren, sulx
bevonden sal worden te behoren, praejuditie van sijn boedelhar-
ders goed regt, presenterende derhalve desen inventaris desnoots
en daartoe versocht sijnde met de behorenlijke boedeleed te ster-
ken, Actum de Haar den 16-11-1718 en was getekend Comelis
van Liesvelt schout en Sijmen Comelisz de Jongh, Gijsbert Jansz
Veen en Jan Tennissen de Hit schepenen van de Haar". Hermen
van Overschie beloofde de smederij op de Haar in mei 1719 te
zullen ontmimen t.b.v Anthonij de Becker'*.
Hij hertrouwde in 1719 met Comelia Teunisse Back weduwe
van Herman Jansz van de Blanckevoort en vestigde zich als smid
in Vleuten.
In 1721 verkocht hij als smid in Vleuten op de Haar een huis,
erf en grond aan Jacob Hendrixe Billeges, kleermaker aan de
Haar".
In 1722 overleed Herman Teunisse van Overschie.
Antonie de Becker smid op de Haar en Vleuten van
1719 tot 1743
Antonie de Becker, geboren in Megen (NB) en Meester smid
trouwde in 1714 Stijntje van Overschie. Twee kinderen werden
geboren in 1714 en 1717 in Vleuten, daarna van 1719 tot 1724
drie op De Haar.
In 1735 werd Antonie genoemd als smid en eigenaar van de
smederij van Vleuten^"
Willem van Hengstum smid op de Haar van 1743 tot
1808
Willem van Hengstum, geboren in Empel bij Den Bosch,
trouwde in Vleuten in 1743 met Margrieta (Grietje) de Becker,
geboren op de Haar en gedoopt in Vleuten in 1723, dochter van
bovengenoemde Anthonij de Becker en Stijntje van Overschie.
In 1744 kocht Willem van Jan Willemsz de Kruijf een huis met
schuurtje en boomgaardje aan de Haar voor ƒ 140,-^'.
Willem bezat ook de smederij in Vleuten. In 1777 verkocht
hij deze aan zijn oudste zoon Lucas. Zijn zonen Antonius en
Comelis werden smid in Utrecht en Johannes volgde hem op op
Anthonis Hermansz van Overschie smid op de Haar
en in Vleuten omstreeks 1650
De eerstvolgende smid die we vinden was Anthonis
Hermansz van Overschie, die in 1645 smid aan de Haar was en
daar een huis kocht van Gerrit Joosten van Rijckelijkhuijsen,
wonende op Themaet".
In 1657 kocht Anthonis Hermansz van Overschie, smid in
Vleuten een huis in Vleuten van Aeltgen Jans, weduwe van
Comelis Rutgers van Dijck'l
Dezelfde Anthonis Hermansz kocht in 1657 als smid van
Vleuten samen met zijn vrouw Stijntje Jans een huis in het dorp
Vleuten. We moeten dus aannemen dat hij omstreeks 1657 is ver-
huisd naar Vleuten. Hij neemt dan een hypotheek van f500,- op
dat huis.
De familie van de Blanckevoort smid in Vleuten van
ca.1695totca.1719
In 1695 verkocht Annichje Swartsenburgh, weduwe van Jan
Hermansz van de Blanckevoort in Vleuten "de smitswinkel met
smitsgereedschap" voor 50 gulden aan haar oudste zoon Herman
Jansz van de Blanckevoort"".
Zijn loopbaan was maar kort, want zijn weduwe Comelia
Teunisse Back hertrouwde in 1719 met Herman Teunisse van
Overschie, die zijn smederij op De Haar had verkocht en zich als
smid vestigde in Vleuten. Het was Herman's 3de huwelijk.
Herman Teunisse van Overschie smid in Vleuten
van 1719 tot 1722
Herman Teunisse van Overschie was tot 1719 smid aan de
Haar Ook zijn broer Jan Teunisse van Overschie was er smid.
Hij komt tussen 1707 en 1723 meermalen voor in de rekeningen
van gerecht Themaet".
Herman was in 1717 weduwnaar geworden van Margrietje
van Grijpesteijn, zijn 2de echtgenote. Bij de boedelscheiding in
1718 werd de smidswinkel met toebehoren overgenomen door
zijn schoonzoon Anthonij de Bekker, die in 1714 gehuwd was
-ocr page 15-
30
De snedenfanilies Van Oversdüe en Van Hengstin
Anthonis Hemansz van Ovetsdiie
smid (fflr en Vtn
xl Stijntje Jans
Cornelis van Hengstun
landbouwer Empel HB
X
A.van Swanenbergh
Lucas
X 1713
A.Kluedtnans
Hernaji
süd dHr en Vtn
x2
Hargriet v.Grijpestijn
Stijntje
X 1714 Vtn
Anthonie de Becker
siaid dHr
Jan
siid Vtn
X 1709 Vtn
Stephania van Bunnik
de Haar
-------i—
Jan Fijqje
* 1714 * 1717
I
Grietje
* 1723
Haria
* 1724
Willen
siid dHr
X 1743 Vtn
Grietje de Becker
de Haar
---^---
Antonius
* 1748
ongehuwd
I
Aletta
* 1746
---^------
Wilhelnus
* 1751
siid Dtr
X
H.v.Liefland
nin
\------------
Christina
* 1755
—I
Wilhelia
* 1759
Cornelis
* 1749
said Dtr
X 1777 ütr
H.Brouwer
mn
Lucas
* 1744
siid Vtn
xl 1775 Vtn
H.Verkerk
X2 1797 Vtn
K.v.Straalen
Johannes
* 1757
siid/tapper dHr
X 1795
A.Haring
r+n
Joannes
* 1753
Vleuten
■~I------------
Mie
* 1781
T
T
Hargrita
* 1776
Piet
* 1783
X 1810 Vtn
J.A.Kusters
Willen
* 1785
siid Vtn
X 1821 Vtn
H.van Schaik
Grietje Hendrik
* 1787 * 1789
Alie Gert Wilhelnina Wilhelnina
* 1799 * 1801 * 1803 * 1808
Johannes
* 1777
siidNbr
X 1805 Vtn
J.Honburg
Vleuten
Westbroek
Vleuten
T
T
TX
Hendrik
* 1822
smid Msv, Odr en Hft
X 1850 Bunnik
J.van Rossun
Willen
* 1828
smid Vtn
ongehuwd
Gerardus
* 1810
smid Hf t
X 1845 Wdn
E.A.ObdaD
Lucas
* 1808
smid Swk
xl 1838 Swk
H.Stekelenburg
x2 1856 Swk
A.van Dijk
I Schalkwijk
Johannes
* 1818
smid Hbg
X 1848 Bdg
A.K.Boers
Lucas
* 1823
priester
Hieuwerbrug
Werkhoven
Haarsseveen
r-----\----n rr
Lucas J. Petrus A.
smid Svk said Sst
X 1892 Htn Xl 1893 Sst
Dina Zoner G.A.Staal
x2 1903
J.Boerssen
HM III
—I
Johannes
smid Hbg en Wdn
X 1889 ca
A.C.Okkerse
1
Johannes G.
smid ffbv
xl 1879 Htn
C.Lindeman
x2 1889 Htn
C.Koskan
rr+TTi
Willen J.
smid Hft
X 1919 Odw
llllllllllll
wijk
Schalk
Verklaring tekens
en afkortingen:
* = geboren
X = gehuwd
Wdn Woerden
Vtn Vleuten
Hft Hontfoort
Hbg Nieuwerbrug
dHr de Haar
Hsv Haarsseveen
Sst Soest
Hzl Haarzuilens
Odr Oudenrijn
Bdg Bodegraven
Utr Utrecht
Odw Oudewater
Htn Houten
Swk Schalkwijk
Whv Werkhoven
Wbr Westbroek
—r
Gerardus L.
siid Slik
X 1919 Swk
H.M.Spithoven
Schalkwijk
rrmn
III II n
-ocr page 16-
31
Lucas van Hengstum smid in Vleuten van 1777 tot
1821
Lucas, geboren in 1744 op de Haar, huwde in 1775 Maria
Verkerk, geboren op Themaet, dochter van de Vleutense bakker
Jan Verkerk en Hendrikje van Bijlevelt. hi 1777 kocht hij de sme-
derij in Vleuten van zijn vader. Uit het huwelijk van Lucas en
Maria werden zeven kinderen geboren, waarvan twee zoons het
smidsvak voortzetten, Johannes in Westbroek en Willem in
Vleuten. Na het overlijden van Maria Verkerk hertrouwde Lucas
in 1797 met Klaartje van Straalen, afkomstig uit Utrecht. Uit dit
tweede huwelijk werden vier kinderen geboren. Lucas overleed
in 1821.
de Haar=^
In 1794 gingen Willem van Hengstum en Grietje de Becker
naar de notaris voor hun testament met legaten aan hun kinde-
ren^'.
Aaltje, Jan en Antonie ontvingen tezamen een boomgaard
met woning genaamd het Huijs van Termeijde. Niet te verwarren
met kasteel Ter Meij dat toen niet meer bestond. Het lag ten wes-
ten van kasteelruïne De Haar waar nu het Stalplein is. (zie gear-
ceerd gedeelte op kadasterkaart). Antonie kreeg flOO,- alsmede
een bed met toebehoren en Aaltje eveneens een bed met toebe-
horen.
Jan kreeg de keuze om "huizinge, berg en schuur, zijnde de
smitswinkel aan de Haar" aan en over te nemen voor zodanige
prijs als waarop sulks door twee onpartijdige en deskundige per-
sonen zal worden getaxeerd."
Zoon Willem kreeg een legaat van ƒ 200,-
In 1805 stelde Willem van Hengstum, dan 88 jaar oud, zijn zoon
Johannes van Hengstum aan "als executeur en reddenaer zijns
De boedelbeschrijving van Lucas van Hengstum in
1821-'.
—in een smitswinkel—
drie aanbeelden tesamen geschat op
ƒ70,-
elf hamers op
ƒ 8,-
enige tangen en verder gereedschap op
ƒ14,-
drie bankschroeven op
ƒ 8,-
drie speerhaken op
ƒ 3,-
enige leesten en spieën op
ƒ 4,-
enige nagelgaat ijzers op
ƒ 4,-
enige vijlen op
ƒ 2,-
drie snij ijzers op
ƒ 2,-
twee blaasbalken op
ƒ30,-
twee slijpstenen
ƒ12,-
twee bakken met gereedschap
ƒ 2,-
vier en vijftig paar hoefijzers
ƒ 10,50
enig gemaakt ijzer
ƒ 3,30
een nieuwe schaar
ƒ 8,-
enig oud ijzer
ƒ 1,-
drie maten kooien
ƒ 4,50
vijftig steelen
ƒ 2,50
—in eeen binnenkamer—
een bed, peluw, twee kussens en twee dekens
ƒ20,-
twee kasten
ƒ 8,-
een tafel
ƒ 2,-
acht stoelen
ƒ 2,40
drie stooven
ƒ 0,90
twee ijzeren potten
ƒ 0,80
een theeketel
ƒ l-
een kopere wasketel
ƒ 2,-
drie koffijketels
ƒ 1,50
een koffijmolen.
ƒ 0,75
een bierkan en vijsel
ƒ 3,-
een lamp en bedpan
ƒ 2,-
een tang, blaaspijp en haal
ƒ 3,-
een vriesche klok
ƒ 9,-
vier schilderijen
ƒ 0,60
een lessenaar
ƒ 1,50
zes tinne borden
ƒ 1,80
negen stelsels
ƒ 0,90
een lessenaar
ƒ 1,50
een spiegel
ƒ 0,30
acht schotels en vijf borden
ƒ 1,90
—op een opkamer—
een bed, peluw en twee kussens en twee dekens
ƒ20,-
twee tafels
ƒ 1,-
veertig schotels en borden /
ƒ 6,-
vijf rekken
ƒ 0,75
twee wateremmers
ƒ 1,-
Kadasterkaart 1832 Haarzuilens. In het midden de ruïne van
het kasteel, onder bij de pijl de smederij en herberg "de
Bijenkorr'. Het gearceerde gedeelte het huijs Termeijde
boedels en om deselve tot liquiditeit te brengen".
Hij gaf hem de macht en de autoriteit, wanneer hij dat nodig
oordeelde "de vaste of onroerende goederen ten gelde te maken,
hetzij uit de hand of bij publicque veiling aan de kopers te cede-
ren en transporteren na stili locale (naar plaatselijk gebruik)"^".
Willem overleed in 1808 op De Haar. Hij werd 91 jaar oud.
Jan van Hengstum smid op de Haar van 1808 tot
1828
Jan trouwde met Jaantje Haring uit Woerden.
Met de smederij ging het snel bergafwaarts, want in 1815
nam Jan een hypotheek van ƒ 3(X),- van Huijch van Seldenrijk uit
Laag Nieuwkoop op "een huijs, schuur en smitswinkel met over-
dekte kolfbaan aan De Haar ten noorden begrensd aan de Heer
van De Haar en ten westen aan de erven van Pieter van Duuren,
verkregen uit de boedel van zijn ouders." Behalve de smederij
exploiteerde hij ook een herberg met kolfbaan "de Bijenkorf'
genaamd. Het kolfspel was in die tijd erg populair^'. Jan overleed
in 1828.
-ocr page 17-
32
ƒ
1,-
ƒ
12,-
ƒ
5,-
ƒ
1,80
ƒ
15,-
ƒ
1,50
ƒ
3,60
ƒ
1,80
ƒ
1,20
ƒ
1,-
ƒ
1,20
deeld bij Willem van Hengstum, zijn zuster Comelia en broer
Gerrit van Hengstum. Bij een eventueel huwelijk van één van
hen zal hij of zij binnen drie maanden worden uitgekocht en het
toebedeelde huis zal niet aan vreemden mogen worden verkocht
dan nadat daarvoor bevorens het recht van naasting of voorkeur
zal zijn aangeboden aan broeder Hendrikus van Hengstum en
aan zijn kinderen voor de prijs of zodanige prijs als waarophet
perceel zal worden geschat door twee deskundigen van weerszij-
de te benoemen, die bij verschil een derde zullen toevoegen.
De inventaris van de bezittingen in 1875:
Het huis met schuur en noodstal kadastemr. A69 groot 3 aren
80 centiaren werd gewaardeerd op.
                          ƒ 3000,-
De meubelen en vaste gereedschappen tot de
smederij behoorende op
                                          ƒ 715,-
Contante gelden en vorderingen van de smederij ƒ 1300,-
Aan schulden een hypotheek aan Jan van Dijk,
de bakker
                                                             ƒ 2550,-
Schulden van huishoudelijke aard en ter zake
van de gedreven smederij tezamen
                           ƒ 1592,86
Willem van Hengstum jr smid in Vleuten van 1872
tot 1881
Willem van Hengstum jr overleed ongehuwd in 1881.
Aangzien er in de familie geen opvolger was te vinden werd de
smederij in het openbaar geveild.
"Op den 17de sept.1881 wordt in het lokaal van de openbare
verkoping achter St.Pieter door Gerrit van Hengstum, smid te
Vleuten voor zich zelf en gemachtigde van zijne zuster Comelia
van Hengstum zonder beroep te Vleuten overgegaan tot in het
openbaar veilen van het huis A84 waarin de smederij wordt uit-
geoefend met schuurtje en noodstal, erf en grond en tuin staande
en gelegen te Vleuten belend aan de ene zijde de weduwe A.van
Bentum en aan de andere zijde de Heer G.Lenssinck kadastemr.
A69 groot 3aren 80 centiaren, grondbelasting over lopend jaar ƒ
10,86 en ongelden t.b.v de Nederlands Hervormde Kerk te
Vleuten ƒ 0,15 per jaar, aangekomen van Willem van Hengstum
en Maria van Schaik.
De veiling werd ingezet door Lucas van Hengstum, smid te
Schalkwijk op 3800 gulden, vervolgens afgemijnd door Jan Staal
smid te Maartensdijk op f400,-; koper was Jan Staal voor
ƒ 4200,-^'.                                                                i:."»i
Johannes (Jan) Staal smid in Vleuten van 1881 tot
1890
Johannes Staal jr werd geboren in Maartensdijk in 1825 als
zoon van smid Johannes Staal sr en Elisabeth Baas. Johannes sr
werd geboren in Soest, waar zijn ouders eveneens een smederij
hadden. Johannes jr kocht in 1874 in Maartensdijk van zijn vader
"een huis tot drie woningen ingerigt met ijzersmederij, schuur,
tuin, boomgaard, erf en verder aanbehooren". Hij heeft er slechts
zeven jaren als eigenaar gewoond. Hij was in Maartensdijk de
enige Rooms Katholiek en moest elke zondag naar de R.K. kerk
in de Biltstraat te Utrecht. Daarom verhuisde hij naar Vleuten.
De verhuizing in 1881 had plaats per schuit over de
Vleutense Wetering.
In 1856 trouwde Johannes jr met Wijnanda Miltenburg, hun
zes kinderen werden allen in Maartensdijk geboren.
Van de drie zonen Jan, Giel en Comelis werden Jan en Giel
smid en Comelis onderwijzer en dirigent van het zangkoor in de
RK kerk van Vleuten.
Kees Valkenstijn, de bekende Vleutense onderwijzer en kin-
een wastobbe
enig spek, vleesch en vet
een partij aardappelen
twee wafel en een prouwelijzer
een jas, buijs,broek,drie hembden,eene slaapmuts en
hoed
een paar zilvere broekgespen met stalen beugels
zes lakens
zes sloopen
twee schoorsteen kleeden
—op de zolder—
twee ladders
een partij turf
—het schuldboek—
een boek, ingenaaijd in eene chitspapieren band waarachter
niets opgeschreven staat, beginnende met den acht en
twintigste November achttien honderd achttien en eindigende
met den derden November achttienhonderd twintig waaruit
geene bladen zijn gescheurd en dus is in een goede staat en ook
bleek daaruit dat den boedel van onderscheidene persoonen als
andersints schulden had te weten:
van de Themater Polder over 1820
van de weduwe van Arij Dop op Themaat over 1820
van de Heer Angelkot te Vleuten over 1820
van de Wel Eerwaarde Heer van den Nieuwendijk,
pastoor te Vleuten over 1820
van Gerrit van Schalkwijk over 1820
van de Heer Paulus Martinus van Bijlevelt te Vleuten
over 1820
van Pieter Verkerk op Themaat over 1820
Annigje Pouw te Vleuten voor een hypotheek van
rente daarop verschuldigd
de ijzerkoper Nagel te Utrecht
de ijzerkoper Barrebas te Utrecht
Willem van Hengstum voor verdiend loon
de gebroeders Leerkind voor geleverde zijssen
en zegten
de turfboer de Heus
de schoenmaker den Hork
Elsje van Schalk voor een geleverde koeij
Hannes van Rijn voor een varken
Evert van Dijk voor winkelwaren
ƒ 84,-
ƒ 66,65
ƒ 12,65
ƒ 11,-
ƒ 38,-
ƒ 13,95
ƒ 1,60
ƒ1000,-
ƒ 50,-
ƒ623,15
ƒ 100,-
ƒ 100,-
ƒ
ƒ
ƒ
ƒ
ƒ
70,-
15,-
10,-
30,-
20,-
51,-
ƒ
de doodschulden bedragen
ƒ 41,80
Willem van Hengstum smid in Vleuten van 1821 tot
1862
Willem van Hensgstum geboren in Vleuten 1785, huwde in
1821 met Maria van Schaik. Maria was geboren in Zuilen en
gedoopt in Maarssen in 1796 als dochter van landbouwer
Hendrikus van Schaik en Joanna Blom. Willem kocht in 1824 de
helft van de smederij, die voorheen leenroerig was aan den Huize
van den Ham, voor 700 gulden van zijn stiefmoeder Klaartje van
Straalen".
Willem overleed in Vleuten in 1862 en Maria in 1869. De
boedelscheiding had pas plaats in 1875^*.
Van de zeven kinderen zijn er dan drie overleden, nl. in 1869
de Weleerwaarde Heer Lucas van Hengstum, pastoor in Herveld
en in 1864 en 1868 resp. Johanna en Maria in Vleuten. Van de
overige kinderen is alleen Hendrikus gehuwd, hij was smid in
Maarssen, Oudenrijn en Montfoort en hij kreeg ruim 200 gulden
uitgekeerd in contanten. De overige bezittingen bleven onver-
-ocr page 18-
33
Staibooi van de faiilie Staal
Jan Staal
* 1758 Sst
said in Soest
X 1787 Sst
Banna Snijder
Soest
I---------
Hendrikus
* 1789
siid in Soest
I
Arie
* ?
snid in Atv
I
Wouterus
* 1811
verwer(schilder) in Sst
Johannes
* 1790
siid in Mtd
X 1822 Htd
E.Baas
Hannes
* 1801
snid in Sst
Maartensdijk
Verklaring tekens en
afkortingen:
* = geboren
X = grhuwd
Sst Soest
Htd Maartensdijk
Atv Achterveld
Asd Austerdain
Vtn Vleuten
Hzl Haarzuilens
HdB Hederhorst den Berg
^—-----------
Johannes
* 1825
siid in Htd en Vtn
X 1856 Mtd
W.Miltenburg
\
Willea
* 1841
siid in Sst
I
Hendrik
* ?
siid in Sst
Cornelis
* ?
siid in Asd
Johannes
* ?
siid in Sst
Maartensdijk
---1------
Johanna
* 1861
xl
T.de Grauw
x2 1900 Vtn
F.v.d.Han
Vleuten
---1-----------
Cornelis
* 1870
onderwijzer in Vtn
X 1902 Vtn
W.H.de Jong
I
Johannes
* 1866
snid in Hzl
X
C.H.v.Resteren
Hichiel
* 1868
snid in Vtn
X 1903 NdB
A.C.Vernooij
Elisabeth
* 1873
X 1904 Vtn
G.Jansen
Janna
* 1864
X 1896 Vtn
C.H.de Groot
xn----1---------1---
Gerardus Elisabeth
Floris Josephina
* 1915 * 1917
snid in Vtn X
I
Alida
Stefana
* 1906
X
—I-----
Cornelia
Johanna
* 1910
Johannes       Maria
Hartinus       Margaretha
* 1911          * 1912
snid in Vtn   X
Wijnanda
Elisabeth
* 1904
X
Johanna           Stephanus
Maria               Johannes
* 1907             * 1908
X               siid in Gorcun x
A.H.Gresnigt
E.J.v.Schaik
A.J.A.de Lange J.H.v.Arnhem G.H.C.Baas x
H.Gaielkoorn x
E.H.de Goeij
H.van Eijk
W.C.van Peer
derboekenschnjver heeft gedurende 22 jaar (van 1884 tot 1906)
als commensaal bij de familie Staal ingewoond".
Er was veel werk, vooral bij de nieuwbouw van kasteel
Haarzuilens.
Na zijn huwelijk met Cornelia van Resteren vestigde zoon
Jan Staal zich als smid in Haarzuilens (nu Brink nr.13). Daar
werden tussen 1901 en 1915 zeven kinderen geboren. Daarna
was er steeds minder werk te doen voor de baron. De koetsen met
paarden verdwenen door de komst van automobielen. In 1917
vertrok het gezin naar Hillegom en begon daar een hotel.
Giel Staal bleef smid in Vleuten. Hij maakte zich verdienste-
lijk als machinist bij de vrijwillige brandweer. Bij een brand werd
hij als eerste gewaarschuwd want de brandspuit die onder de
gemeentetoren stond, moest hij net als een lokomotief op stoom
brengen. Jan Lenssinck van boerderij "Ken U zelven" op de hoek
van de Schoolstraat was brandmeester. Hij kwam met een paard
aanhollen om de spuit voort te trekken. Kuiper Wibbeke en tim-
merman Kees van Koten woonden ook in de buurt, zij waren de
spuitgasten.
Giel was ook klokkenist. Elke dag om 12 uur moest hij met
de hand de klok luiden. Bij een begrafenis van een protestant op
het kerkhof bij de Hervormde Kerk werd een korte gebedsdienst
gehouden. Als de begrafenisstoet er aan kwam moest Giel begin-
nen met luiden. Ook het regelmatig opwinden van het torenuur-
werk behoorde tot zijn taken.
Bij geboorte-aangiften in het gemeentehuis werd Giel vaak
gevraagd om getuige te zijn, vooral door boeren die ver van het
dorp woonden. Na de plechtigheid werd er altijd een borrel op de
boreling gedronken in het café van Piet Bos tegenover het
gemeentehuis.
Bij trouw- en rouwdiensten onderbrak Giel zijn werkzaam-
heden als smid om te gaan zingen in het kerkkoor van de RK
kerk. Dat koor bestond toen alleen maar uit mannen.
De paarden werden meestal in de hoefstal beslagen, maar als
ze er niet in wilden gebeurde dat buiten op straat met alle geva-
Smederij rond 1920 links: Jan de Grauw rechts: Giet Staal
-ocr page 19-
34
Trouwfoto van (Jerardus Jansen en Elisabeth Staal in 1904
Ie rij: Wijnand van den Ham (zoon van Floor van den Ham en Johanna Staal), Jan de Grouw (zoon van Dirk de Grouw en Johanna
Staal). Nanda de (ïroot en Annie de Groot (kinderen van Cornelis de Groot en Janna Staal)
2de rij: Jan Staal, Johanna Staal (gehuwd met Floor van den Ham), de bruidegom Gerardus Jansen, de bruid Elisabeth Staal, ?, Janna
Staal (gehuwd met Cornelis de (Jroot)
3de rij: Cornelia van Resteren (gehuwd met Jan Staal), Floor van den Ham, Cornelis Staal, Wilhelmina de Jong (gehuwd met Cornelis
Staal), Anna Vernooij (gehuwd met Michiel Staal), Michiel Staal, Johannes Verdam en zijn echtgenote Gerarda Straver
4de rij: in het midden Cornelis de (Jroot, de overigen zijn evenals Johannes Verdam boeren uit Vleuten en Haarzuilens, die met hun
rijtuigen het gezelschap vervoerden.
ren van dien.
Twee huizen verder had Everardus van Dijk een wagenma-
kerij. De ijzeren banden om de wagenwielen werden door Staal
gemaakt, een precies vakwerk. De banden werden dicht gesmeed
en roodgloeiend om de houten wielen geslagen en daarna geblust
met water uit de koelbak. Dit alles gebeurde in een gat in de
betonnen vloer.
Hoewel het werk zwaar was en de dagen lang, meestal van 's
morgens 6 uur tot 's avonds 8 uur, was er altijd wel tijd voor een
praatje met een klant of vertegenwoordiger.
In 1928 was er een grote verbouwing. Praktisch het hele huis
werd uitgebroken. Ook de hoefstal ging plat. In de nieuwe sme-
derij werden voorzieningen getroffen zodat daar de paarden
beslagen konden worden. Helaas is bij de verbouwing de eerste
steen van de oude smederij uit 1572 verloren gegaan. Er kwam
een grote winkel voor die tijd, waarin fietsen en ijzerwaren, van
draadnagels tot hele keukenuitzetten, werden verkocht.
Het was in die tijd gebruikelijk dat de klanten slechts één keer
per jaar een rekening kregen. Dat moest veranderd worden in
twee keer per jaar. Veel klanten vonden dit niet leuk, maar het
werd toch doorgevoerd.
Enkele constructiewerken van voor de 2de wereldoorlog
waren de ijzeren raamkozijnen van het NS-station in Vleuten en
de eerste tuinderskassen met ijzeren raamwerk bij Gondelach.
M. STAAL
VLEUTEN
Hoef-, Rijtuig- en Kacheismederij.
Handel in: RI)WIELEN.              :-:              RI)WIELHERSTELLER. Q
ooooocaocaca
oocaoS
Vleuten...../^,^,<>S-«<*^.<v-«.;...................191 ?'.
NOTA voorJif'^^^^14^4*^}^:^'^'^^^
aan M. STAAL.
/'
a/v^. /
^
(^^
/ yi;^uet,—,
.Ji^a^ '^i^L^ xrP'^'A ^i^-^^e^J
Kopie rekening M.Staal 1916
-ocr page 20-
35
Voor de hoefstal rond 1925:
Rie Staal, Jet Griffioen, Bep
de Roos, Nanda Staal, Ad de
Lange, Annie van Kleef, Jan
Staal, Alie Staal en Gerard
Staal
Hieronder volgt de boedelbeschrijving na het overlijden van Jan
Staal in 1890^'.
Een huis waarin smederij met erf, grond en verder aanbehooren
in de gemeente en het dorp Vleuten en bekend op het kadaster
dier gemeente in Sectie A onder nommer 69 ter grootte van 83
aren 80 centiaren door ons aangevers geschat op          ƒ 4200,-
meubelen, inboedel en verdere roerende goederen ƒ 500,-
voorraad ijzer en smidsgereedschappen                       ƒ 198,-
diverse vorderingen wegens de door de overledene
gedreven smederij                                                     ƒ 1133,-
contanten ten bedrage van overlijden voorhanden         ƒ 70,-
aan schulden:
Aan Gerrit van Hengstum wegens geleend geld onder hypo-
thecair verband van voormeld onroerend goed            ƒ 2500,-
rente van 1 nov t/m 31 dec 1890                               ƒ 20,83
aan de firma 0ste Cole voor geleverde ijzerwaren       ƒ 550,-
aan de firma Fokkenburg Pijman wegens
geleverde steenkolen                                                ƒ 210,-
Wijntje Miltenburg, de weduwe van Jan Staal was eigenares van
de smederij van 1890 tot haar overlijden in 1912. Zij overleed
zonder testament. In 1913 had de boedelscheiding plaats".
De erfgenamen waren:
1.   Floris van den Ham, smid in Utrecht, gehuwd met Johanna
Staal;
2.   Johannes Comelis de Grauw, smid in Vleuten, zoon van
' ^ J
7,
fp
IHK-'
r
'^S^S^MJ^t
t^M^^J
ni.
'im^^^ ^Ë
■W^^W^' ^V*^^^^|
wÊMm
r
4 ^^
f
'i.l>"
1*
1
mr*
' i ÊÊ'%
"■"/ '
0% l
Foto t.g.v. het 25-jarlg huwelijk
van Anna Vernooij en Giel Staal
in de tuin aan de Vleutense
Wetering: zittend het bruidspaar,
staand van links naar rechts Alie,
Gerard, Nanda, Steef, Rie, Jan
Lies, Annie, Cor :
-ocr page 21-
36
Zijl, die er samen met zijn zuster Martha (Mat) een meubelzaak
begon. Nu is er de optiekwinkel van De Baat.
In 1978 moest Jan Staal om gezondheidsredenen zijn bedrijf
in de Schoolstraat beëindigen. Het familiebedrijf Staal heeft in
Vleuten bijna 100 jaar bestaan.
Tot slot dank ik Heer A.C.Niessen uit Waalre, Nel van
Rooijen-van Dijk, Dirk van Dijk en mevr Gresnigt-Staal uit
Vleuten voor hun spontane medewerking met foto's en oude her-
inneringen en last but not least de Heer M.J.(Hans) van
Hengstum uit Venray voor de foto's en zijn boek "De familie van
Hengstum".
bovengen.
Johanna Staal uit eerder huwelijk met Theodorus de Grauw,
in leven kleermaker in Aarlanderveen, overleden in 1902;
3.   Comelis Hermanus de Groot, koffiehuishouder in Utrecht,
gehuwd met Janna Staal;
4.   Joannes Staal, smid in Haarzuilens;
5.   Comelis Staal, onderwijzer in Vleuten;
6.   Gerardus Jansen, bloemist in Steenwijk, gehuwd met
Elisabeth Staal;
7.   Michiel Staal, smid in Vleuten.
De comparanten nrs. 1 en 2 waren ieder erfgenaam voor 1/12
deel en de nrs. 3 t/m 7 ieder voor 1/6 deel.
Aan Michiel Staal werden toebedeeld alle activa onder de last
om de hypothecaire schuld op zich te nemen. Hij moest aan de
overige erfgenamen hun deel uitbetalen.
Michiel(Giel) Staal smid van in Vleuten 1912 tot
1943
Giel Staal werd geboren in 1868 in Maartensdijk en trouwde
in 1903 met Anna Catharina Vemooij, geboren in Nederhorst den
Berg. Ze kregen twaalf kinderen, waarvan er negen volwassen
werden.
Na het overlijden van Giel in 1943 was er in 1945 een boe-
delscheiding. Erfgenamen waren z'n weduwe voor 11/20 deel en
de negen kinderen ieder voor 1/20 deel.
Anna Catharina Staal-Vemooij was eigenares van de smede-
rij van 1943 tot aan haar overlijden in 1956, haar zonen Jan en
Gerard werkten als smid in Vleuten en Steef begon een smederij
in Gorcum, dat uitgroeide tot een constructiebedrijf van 70 man.
Johannes IVIartinus (Jan) Staal smid in Vleuten van
1957 tot 1974
Gerard Staal ging als technisch hoofd-ambtenaar bij de
gemeente Utrecht werken en Jan werd eigenaar van de smederij.
Jan Staal was in 1946 gehuwd met Elisabeth Maria de Goeij
uit Utrecht.
In deze tijd nam de mechanisatie in de landbouw snel toe,
dus schakelde Jan over op centrale verwarming en metaalcon-
structies. Daarvoor werd aan de Schoolstraat een bedrijfspand
gebouwd. De oude smederij werd opnieuw afgebroken en een
nieuw pand werd neergezet. Beneden had Mevr.Staal-de Goeij
een winkel van huishoudelijke apparaten, de bovenverdiping
diende als woning.
In 1974 werden de winkel en woning verkocht aan Piet van
Noten:
Gemeente-archief Vleuten-De Meem (GAV) kadastrale leggers van de
v.m. gemeente Vleuten
Utrechts Archief (UA) 137-7 memories van successie
Vleuten 09.11.1891
UA R51 -19 notaris D.Robbemond 21.06.1896
Kadaster Utrecht notaris F.A.Minkema 15.03.1921
GAV kadastrale leggers v.m. gemeente Vleuten
Historische Vereniging Vleuten, De Meem, Haarzuilens (HV),
Archief familie van Dijk (Houtwerf)
UA R51-I9 notaris D.Robbemond 26.06.1896
UA 137-7 memories van successie Vleuten 10.04.1897
UA R77-I archief RK Willibrordkerk van Vleuten
HV Archief familie van Dijk (Houtwerf) notaris Stokvis
10.05.1921
GAV kad.leggers en Een eeuw Haarzuilens door Dries van Dijk,
Harm Lotgering, Coen Rood jr en Thijs Vissenberg
UA Dorpsgerechten 2047 14.10.1535
UA idem 2049 16.07.1586
UA idem 2051 15.03.1645
UA idem 2051 10,06.1657
UA idem 2053 22.05.1695
GAV 36 Gerecht Themaet jaren 1707 t/m 1722
UAidem 707 17.02.1718
UAidem 710 18.01.1721
UAidem 2056 24.02.1735
UAidem 710 08.05,1744
UAR34-2 U2I la(X)4 notaris W.G.van Nes 21.06.1777
UA R.34-1 KO004c(X)9 notaris D.van Schaardenburg 28.01,1794
UAR34-I KO()04c013 notaris D.van Schaardenburg 30.11.1805
UAR34-I M004aoll notaris Th.van der Vliet 05.09.1815
UAR34-I M004a017 notaris Th.van der Vliet 16.10.1821
UA R34-I M004a020 notaris Th.van der Vliet 30.04.1824
UA R34-2 U305c042 notaris J.A.H,Borret 29,7,1875
UA R34-2 U305c0.53 notaris J.A.H.Borret 11.5.1881
GAV Bevolkingsregisters v.m. gemeente Vleuten
UA 137-7 memories van successie Vleuten 31,12.1890
Kadaster Utrecht notaris Th.O.M.J,baron van Wijnbergen
04.10.1913, deel llOnr.23
I
9
10
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
2.i
26
27
28
29
30
31
32
Rectificatie van bIz. 87 in nummer 4 van december 1998 "Een kleine eeuw glastuinbouw in Vleuten-De Meem'^
Van de heer G.J. Verhoef uit Heemskerk ontving de redactie een
brief, waarin hij wees op een fout in genoemd artikel.
Deze rectificatie, alsmede nog eens de afbeelding hierbij, luidt:.
Uit het jaarverslag van 1949 van de Vleutense proeftuin blijkt,
dat Ir. B.K. Bartels de directeur was en Lucas Verhoef bedrijfs-
leider. Laatstgenoemde was vanaf de oprichting in 1926 tot aan
zijn pensionering in 1960 de bedrijfsleider van de Vleutense
Proeftuin. Zijn zoon G.J. Verhoef heeft als voorman van 1946 tot
1951 onder leiding van zijn vader op de Proeftuin gewerkt. Zijn
broer L.J.P. Verhoef werkte eveneens op de proeftuin en is na
1960 zijn vader opgevolgd als bedrijfsleider.
De redactie.
De in 1926 opgerichte proeftuin te Vleuten. Bij de broeibakken
staat de toenmalige bedrijfsleider Lucas Verhoef.
-ocr page 22-
37
Een rechterlijke dwaling in 1869
door Veronique Voorn-Verkleij
Velen van u kennen waarschijnlijk het museum Erven Betje Boerhave op 't Hoogt in Utrecht. Het is het kruidenierswinkeltje
uit de vorige eeuw waar je nog antieke snoepjes kunt kopen. Wat de meesten van u niet weten is dat Elizabeth Boerhave-
Cramer - de kruideniersvrouw - een schrijverstalent had en ooit de bedoeling had een boek te schrijven. Het zou gaan over
een boerenmeisje dat ze zelf kende. Het boerenmeisje Dirkje, onze hoofdpersoon, werkt in Harmeien en later in Kockengen
bij een boer. Ze heeft een besteedster in Vleuten. Deze speelt echter in dit verhaal een belangrijke bijrol. Door haar toedoen,
doet Dirkje zich zeven jaar ouder voor met alle gevolgen van dien. Maar vóór alles is dit een verhaal van armoede, uitbui-
ting en standsverschil dat uitloopt in een rechterlijke dwaling van de eerste orde.
Elizabeth (Betje) Boerhave heeft haar boek nooit afgemaakt. Om onduidelijke redenen belandden haar aantekeningen over
Dirkje samen met haar dagboeken in een blikken trommel onder de vloer van het winkeltje in Utrecht. Tijdens het vervangen
van enkele plavuizen begin jaren 70 werd deze trommel gevonden en werden de dagboeken en later het verhaal van Dirkje
gepubliceerd.' Dit wonderlijke verhaal dat zich net buiten onze gemeentegrenzen afspeelt (en soms ook even net erin) wil-
len we u niet onthouden.^
Het hierna volgende levensverhaal van Dirkje komt groten-
deels uit de aantekeningen die Betje Boerhave maakte tijdens
haar veelvuldige bezoeken aan Dirkje in Linschoten en Utrecht.
We moeten er echter wel rekening mee houden dat het niet hele-
maal betrouwbaar is. Dirkje kan aardig fantaseren, wat ook wel
blijkt uit haar belevenissen. We moeten aannemen dat ze hier en
daar stevig zijn aangedikt en hoewel Betje Boerhave zelf ook op
onderzoek ging en officiële stukken raadpleegde is het haar nooit
gelukt het kaf van het koren te scheiden.
Dirkje's afkomst
Dirkje wordt geboren op 23 september 1853 in 't Goy in de
gemeente Houten. Haar moeder Mina van Kooy is ongehuwd.
Op het platteland bestaan dan nog grote sociale tegenstellingen.
Er is een kleine bovenlaag die welgesteld is en de lakens uitdeelt.
En daarnaast zijn er de armen die amper mogelijkheden hebben
zich verder te ontwikkelen en die vaak onder het bestaansmini-
mum leven. Deze maatschappelijke tegenstellingen worden door
de meesten berustend aanvaard als iets dat er altijd al geweest is
en dat niet zomaar te veranderen valt. Men is al dankbaar voor
een eenvoudig dak boven het hoofd en een sobere maaltijd op
tafel.' Zo kan het gebeuren dat een adellijke jonker (door Betje
jonker Rutger genoemd) af en toe bij Mina komt om de bloeme-
tjes buiten te zetten. Hij bereidt dat netjes voor met extra eten en
schoon beddengoed en dergelijke. Verder stopt hij als dank voor
zijn gerief de familie regelmatig wat extra geld toe. Het is moge-
lijk dat Dirkje een dochter van deze jonker is, het kan echter ook
zijn dat zij een dochter is van één van de boeren waar Mina zo
nu en dan werkt. Mina woont in bij haar vader Nelis van Kooy
en diens eerste en later tweede vrouw en Mina's halfzusje. Dirkje
gaat naar school in Schalkwijk. Als haar moeder op haar 40ste
nog trouwt met Gerrit Veldhuizen en een baby krijgt wordt
Dirkje van school gehaald. Ze is dan 11 jaar oud en moet dan
voor haar kleine broertje en haar inmiddels bejaarde en invalide
opa zorgen. Haar oma is dan al gestorven en haar halfzusje en
ook een tante zijn dan al het huis uit. Als haar moeder weer een
baby krijgt, sterft ze in het kraambed en de baby een dag later.
Het is dan 1864. Dirkjes stiefvader hertrouwt nog het zelfde jaar.
Dirkje blijft er nog in huis totdat haar stiefmoeder is bevallen van
een baby. Ze helpt dan nog wat dagen rond het kraambed maar
wordt dan overgedaan aan haar halfzusje Maria die getrouwd is.
Dirkje is dan 12 jaar. Als haar zusje ook een baby heeft gekregen
wordt er voor Dirkje een betrekking gezocht.
Betrekking
Zo zien we dat arbeiderskinderen nooit lang kind konden blij-
ven. Dirkje moet al op jonge leeftijd meedoen in de strijd om het
bestaan. Het was heel gewoon als kinderen van tien, elf, twaalf
jaar werden uitbesteed bij een boer. Ze moesten vaak voor dag en
dauw op om de koeien te melken, vuur op te stoken, water te
halen, schoonmaakwerkzaamheden te verrichten in huis en in de
stal, op het land te werken en noem maar op. Weken van tegen
de tachtig uur waren heel gewoon."
Op 10 oktober 1866 (Dirkje is 13) treedt Dirkje in dienst van
de familie Van Schalk aan de Hogendijk tussen Tuil en het
Kuilenbergse veer als kindermeid. Dirkje is uitgegroeit tot een
knap jong meisje met prachtige krullen. Ze zorgt voomamelijk
-ocr page 23-
38
voor het jongste kind. Dominee Calkoen uit Schalkwijk (de
gemeente waar Dirkje kerkt) komt haar eens opzoeken en
gebiedt dat Dirkje, die 's zondags niet naar de kerk kan omdat ze
dan op de jongste kinderen moet passen, op vrijdagavond maar
naar categesatie moet komen. De boer, die een beetje verkikkerd
is op Dirkje, moet haar 's avonds brengen, gaat dan naar het
plaatselijke café en brengt haar dan weer terug naar huis. De boe-
rin en haar twee ongetrouwde zussen zien die aandacht van de
boer voor Dirkje met lede ogen aan en willen haar dan het liefst
weg hebben. Ze laten haar daarom opdraaien voor de diefstal van
een gouden speld die opzettelijk in Dirkjes bed is gestopt. Dirkje
heeft geen verweer en moet vertrekken. Ze komt dan bij een boer
in Jutphaas. Daar doet een knecht haar onoorbare voorstellen. Als
ze daarover klaagt, zegt de boerin haar iets over haar moeder. Ze
begrijpt het wel niet maar vertrekt meteen. Ook dit verhaal wordt
ten nadele van Dirkje verteld en samen met de zogenaamde dief-
stal krijgt Dirkje een slechte naam.
Breudijk
Dominee Calkoen vindt het beter dat Dirkje in een andere
streek gaat werken. Hij bemiddelt haar naar een besteedster in
Vleuten. Deze besteedster, een verhuurster van dienstboden,
bezorgt haar een plaats in Harmeien. Ze komt te werken bij Arie
Daar nemen ze de trein die rijdt over Soest, Amersfoort; Nijkerk
en Putten. Dan stappen ze uit in Harderwijk. (Deze spoorweg is
net een paar jaar eerder - namelijk in 1865 - gereedgekomen en
gaat nog verder naar Zwolle en Kampen.'')
Afscheid van Bertus
Ze worden onverwacht ontvangen door een heer met rijtuig
die ze naar een herberg brengt. Bertus gaat door naar de kazerne
om zich te laten keuren. Dirkje loopt wat rond in Harderwijk. Als
Bertus is goedgekeurd heeft hij nog één dag vrij. Ze verblijven
wat in de stad en later in de herberg waar de herbergier ze heel
handig al hun geld ontfutselt met drank en kaarten. De volgende
dag is het droevige afscheid bij de kazerne. Dirkje heeft het voor-
gevoel dat ze Bertus nooit terug zal zien. Ze is totaal berooid en
gaat lopend terug. Het enige middel van vervoer dat ze in deze
omstandigheden heeft. Naar de familie Bos aan de Breudijk in
Harmeien durft ze niet terug te gaan. Ze is van plan naar haar
zusje te gaan. Ze loopt tot Putten waar ze een paar koeken steelt
bij de bakker. Dan gaat ze naar Nijkerk. Het is vriezend weer en
ze ziet een paar schaatsers. Het zijn de kinderen van de dokter in
Nijkerk. Als die vragen waar zij naar toe gaat en wie ze is, ver-
zint ze dat ze een boerendochter is die haar broer naar de kazer-
ne in Harderwijk heeft gebracht en die haar portemonnee is ver-
loren. De kinderen nodigen haar uit te blijven eten en slapen en
zo blijft zij daar wel een week logeren. Dan wordt haar door de
dochter verstaan gegeven dat ze beter kan vertrekken omdat ze
zowel de dokter als zijn zoon het hoofd op hol brengt. Ze krijgt
een gulden voor de trein, maar Dirkje gaat lopen zodat ze met de
gulden eten kan kopen. Ze gaat door naar Amersfoort en koopt
daar wat.
Kees Vervoort
Amersfoort weer uit wordt ze ingehaald door een vrachtrij-
der. Hij vraagt of ze mee wil rijden op de bok. Hij heet Kees
Vervoort en heeft gevochten in 1831 in de oorlog tegen de
Belgen. Daarbij raakte hij zo ernstig gewond dat hij werd afge-
keurd. Van zijn luitenant kreeg hij twee paarden waarmee hij
voortaan vracht rijdt. Dirkje vertelt hem haar levensverhaal. Ze
rijdt mee naar Utrecht en omdat ze niet weet wat te moeten doen
rijdt ze weer mee terug naar Amersfoort. Het klikt wel tussen die
twee en Dirkje blijft bij Kees wonen. Hij maakt voor haar een
hooibed in de stal. Dirkje, die blijkbaar van haar dienstjes niet
veel van huishoudelijk werk heeft opgestoken, leert van de buur-
vrouwen koken en verstellen. Kees zorgt voor haar of het zijn
Bos aan de Breudijk. Het bevalt haar daar goed. Een buurjongen,
Bertus van Leeuwen, wordt verliefd op haar. Als dat uitkomt,
wordt Bertus voor de keus gesteld: breken met Dirkje of zich ver
weg als knecht verhuren want hij komt er thuis niet meer in als
hij zich ophoudt met een boerenmeid. Na wikken en wegen
besluit Bertus dienst te nemen in de Oost, zodat ze na zes jaar als
hij terug komt, kunnen trouwen en een boerderijtje beginnen.
Thuis zegt hij dat hij zich als knecht gaat verhuren en op een
avond nemen Bertus en Dirkje samen de benen. Ze lopen door
het Harmelense bos tot aan het jaagpad van de Rijn. Dat lopen ze
helemaal af door De Meem tot aan de Hommel. Vandaar gaan ze
naar het station van Utrecht om de trein te nemen naar
Harderwijk maar die gaat die dag niet meer. Ze besluiten dan
door te lopen tot het eerste station na Utrecht. Dat is De Bilt. Als
ze de Biltstraat uit gelopen zijn, zijn ze zo moe dat ze een boe-
renschuur opzoeken en in het hooi slapen. Als het licht wordt
sluipen ze het erf weer af en lopen naar het station in De Bilt.
-ocr page 24-
39
nachten en dan gaat ze een nieuwe betrekking zoeken. Deze keer
wil ze niet bij een boer maar aangezien ze geen getuigschriften
heeft wordt ze nergens aangenomen.
Nieuwe betrekkingen
Uiteindelijk komt ze terecht bij een boerenfamilie in Houten,
maar de boer laat zijn oog te vaak op haar vallen zodat ze wordt
overgedaan naar de zuster van de boerin in Bunnik. Deze is
getrouwd met een fruithandelaar die geen oog heeft voor vrou-
welijk schoon. Nadat de fruithandelaar in de gevangenis belandt
wegens een misdrijf tegen de zeden vertrekt zijn vrouw met
Dirkje naar een nicht in Breukelen. Daar zoeken ze een baantje
voor Dirkje en vinden dat bij de familie Van Vliet in Kockengen.
Dirkje gaat eerst naar haar besteedster in Vleuten. Die geeft haar
de raad als leeftijd 22 jaar op te geven (Dirkje is 15!) en met niet
minder dan 70 gulden plus nieuwe kleren genoegen te nemen.
Dirkje laat haar goeie goed achter en krijgt wat oude plunje aan.
Slechte behandeling
Op 19 februari 1869 treedt Dirkje in dienst van de familie
Van Vliet aan de Wagendijk. Ze wordt door de boerin buitenge-
woon onvriendelijk ontvangen na een wandeling van twee uur
van Breukelen tot voorbij Kockengen. Ze krijgt te horen dat ze
laat is en dat ze meteen aan het werk moet. Het oudste zoontje
van zes jaar (Dirkje schat hem 9!) laat haar zien waar ze moet sla-
pen. Op de til in de stal. De til noemen de boeren de verdieping
boven de koeien waar ook het hooi ligt opgetast.'' Het gezin
bestaat behalve de boer en boerin verder uit vier kinderen, drie
jongens van 6, 5 en 2 jaar en een dochter van 8 maanden. Dirkje
heeft het er helemaal niet naar haar zin. De boer is een norse stil-
le man die nooit tegen haar praat en de boerin geeft haar alleen
bevelen en berispt haar voortdurend. De enige met wie ze goed
overweg kan is het zoontje Willem van 6 jaar oud die erg wijs is
voor zijn leeftijd. Ze heeft al gauw een paar grieven tegen de boe-
rin. Ze mag niet naar de kerk in haar daagse kleren en nieuwe
krijgt ze pas over eenjaar. En verder is haar slaapplaats niet afge-
.schut. Ze heeft geen enkele privacy. Al gauw wil Dirkje er alleen
nog maar weg. Als ze dat kenbaar maakt zegt de boerin haar dat
ze dan naar haar geld kan fluiten en ook naar de nieuwe kleren.
Dirkje kan dus geen kant op. Alleen het zoontje durft ze te ver-
trouwen. Ze probeert haar best te doen met het schillen van extra
aardappelen en ze probeert haar werk zo goed mogelijk te doen
maar ze krijgt er enkel boze berispende antwoorden van de boe-
rin voor terug. Het verlangen er weg te willen groeit in Dirkje.
Brand
Ze verzint verhalen dat de boel tot de grond toe afbrandt en
dat ze twee kinderen redt en dat de boer en de boerin haar daar-
voor dankbaar zijn. Deze verhalen worden zo'n obsessie dat
Dirkje op een nacht uit haar bed op de til komt en naar de luci-
fers loopt die op de richel liggen van het groepluik. Ze strijkt er
een paar af langs de muur en steekt het stro naast de bedstee aan.
De boer en boerin worden wakker en de boer loopt door de stal.
Dirkje is in een oogwenk terug in bed. Tot een brand komt het
niet want de boer ontdekt het vuur een weet het tijdig te blussen.
Iedereen valt weer in slaap. De volgende morgen wordt Dirkje
wakker van geluiden uit de stal en gaat melken. Na het melken
wil de boer weten of Dirkje die brand heeft gesticht bij de bed-
stee. Dirkje ontkent eerst maar als de boer met de veldwachter
dreigt, bekent ze de brand te hebben aangestoken. Ze vertelt het
eerst aan het zoontje Willem die ze beter vertrouwt en dan aan de
eigen dochter is. Als ze daar een week woont heeft Kees een pak-
ket uit de kazerne van Harderwijk voor Harmeien. Nieuwsgierig
leest Dirkje het adres. Het is voor de familie van Leeuwen. Ze
maken daarom het pak open en lezen de brief. Het zijn de kleren
van Bertus en in de brief staat dat hij aan een longontsteking is
overleden na een poging te deserteren. Dirkje is niet eens ver-
drietig. Bertus is voor haar iets uit een ver verleden.
Ruzie
Op oudejaarsavond gaat Dirkje met Kees naar een herberg
omdat Dirkje geen oliebollen kan bakken. Dirkje valt op en de
mannen maken opmerkingen. Kees krijgt ruzie met een man die
de schele wordt genoemd die al aardig dronken is en die probeert
Dirkje te betasten. In de ruzie grijpt de schele een mes en steekt
Kees Vervoort neer. Deze valt dodelijk getroffen over het kelder-
luik. De herberg stroomt meteen leeg en ineens is er politie. Ze
sturen Dirkje naar huis. De volgende dag staan drie broers van
Kees op de stoep om zijn spullen te halen. Ze behandelen Dirkje
nogal dreigend en er ontstaat een oploop. Als dan ook de politie
arriveert om met Dirkje te praten over de vorige avond sluipt
Dirkje ongezien door een achterdeur een steegje in. Ze heeft wat
spaargeld van Kees meegenomen. Ze neemt de trein naar Utrecht
en reist door naar haar zusje in Tuil. Daar logeert ze een paar
-ocr page 25-
40
txier. Later gaat de boer met een kennis toch naar het dorp naar
de veldwachter. Die komt met boer van Vhet mee temg en maakt
proces-verbaal op. Als reden voor de brand geeft Dirkje aan dat
de duivel het haar moet hebben ingegeven en dat de duivel huist
in vrouw van Vliet. De veldwachter zegt daarop dat ze een mis-
drijf heeft begaan en dat dat niet tot zijn competentie behoort. Hij
moet haar daarom naar Utrecht brengen.
Trein
En hier steekt waarschijnlijk de fantaseerwoede van Dirkje
de kop op. Betje Boerhave, aan wie ze dit hele verhaal vertelt en
die het heeft opgeschreven, schrijft op 29 maart 1881 na een
bezoek aan Dirkje in haar dagboek: "Dirkje was zeer spraak-
zaam, maar ik geloof dat ze nog al fantaseert. Ik betrap haar ten-
minste steeds vaker op tegenstrijdige verhalen."^ Ze vertelt
namelijk dat de veldwachter haar laat kiezen waar ze op de trein
wil stappen naar Utrecht. In Breukelen of Vleuten? Dirkje kiest
voor Vleuten want dan hoeft ze niet door Kockengen waar het
hele dorp inmiddels op de hoogte is. Maar nu hebben we een pro-
bleem. In Vleuten kwam weliswaar sinds 1855 de trein voorbij,
maar er was geen station." Vleuten heeft tot 1880 moeten wach-
ten totdat er een stoomtram kwam met halte Krochtdijk' en tot
1882 voordat er een echt station kwam waar de treinen naar
Utrecht en naar Rotterdam stopten.'" We kunnen dus gevoeglijk
aannemen dat Dirkje dit verhaal over de reis naar Utrecht wat
heeft verfraaid en op de vraag hoe ze werkelijk gereisd heeft,
moeten we het antwoord schuldig blijven. Of het moet zo gegaan
zijn dat de trein in Vleuten werd tegengehouden door één van de
treinwachters vanwege arrestantenvervoer en dat Dirkje alsnog
in Vleuten is ingestapt. Wie zal het zeggen?
We vervolgen het verhaal maar zoals Betje het heeft opge-
schreven.
Woivenplein
Op weg naar Vleuten staan er al mensen langs de weg want
het nieuws gaat als een lopend vuurtje. Bij een viersprong gaan
ze richting Harmeien waarbij Dirkje verschrikt vraagt of ze niet
op de Breudijk uitkomen. Ze wil beslist niet herkend worden.
Maar even verderop gaan ze linksaf achter de ruïne van kasteel
de Haar om naar Vleuten. In Vleuten vragen ze bij de kerk de
weg naar het station. Daar aangekomen moeten ze een tijd lang
wachten op de trein. Ze kunnen gratis mee want arrestanten-
transport gaat voor rijksrekening. In Utrecht nemen ze een rijtuig
naar het Woivenplein. Daar aangekomen wordt ze ingeschreven
en brengt men haar naar een cel. Dirkje, die na haar brandstich-
ting niet meer heeft geslapen, valt als een blok in slaap. Om half
tien 's avonds wordt ze opgeroepen voor verhoor. Ze wordt
ondervraagd door de rechter-commissaris Baron van Ittersum.
Haar raadsman is Mr. Robert Melvil Baron van Lynden die
tevens waarnemend griffier is. Verder is aanwezig de heer Van
Engelenberg als substituut Officier van Justitie. Ze vragen haar
waar ze vandaan komt en hoe oud ze is. Dirkje antwoordt dat ze
uit 't Goy komt en dat ze in Schalkwijk op school zat. De heren
die het verhoor afnemen, nemen daarom aan dat 't Goy gemeen-
te Schalkwijk is. Verder liegt Dirkje weer over haar leeftijd en
zegt dat ze 22 is. Ze heeft nu eenmaal die leeftijd bij Van Vliet
opgegeven en denkt dat ze daar over moet blijven liegen om het
niet erger te maken. In werkelijkheid is ze nog geen zestien. Om
half twaalf pas wordt het verhoor beëindigd. Dirkje moet na
voorlezing het stuk ondertekenen en mag naar haar cel terug.
Over dat ondertekenen van stukken zegt ze later tegen Betje
Boerhave: "Op het gerechtshof moest ik ook steeds mijn naam
schrijven onder allerlei papieren. Die lazen ze dan eerst voor en
als je het er niet mee eens was mocht je dat zeggen. Maar ja, hoe
kun je nou wat zeggen tegen die hoge heren. En ze stopten je
meteen al de pen in de hand en dan begon je maar meteen te
schrijven. Dat was al moeilijk genoeg. En je dacht, het zal wel
goed zijn. En ze hadden trouwens al gezegd dat ze het beste met
je voor hadden. Zodoende.""
Verhoor
Hier volgt het authentieke verslag van het verhoor van Dirkje
op zaterdagavond voor Pinksteren. Door bemiddeling van de
man van haar vriendin Mien, die kantonrechter is, heeft Elizabeth
Boerhave-Cramer kennis mogen nemen van het dossier van deze
rechtzaak. De belangrijkste stukken heeft ze overgeschreven. Het
is duidelijk, dat dit verslag geen juiste weergave bevat van het
verhoor. Dirkje spreekt hierin op een manier die de hare niet is en
we mogen ook wel aannemen dat ze ondervraagd is in een voor
haar onbegrijpelijke taal.'^
Provincie Utrecht Arrondissement Utrecht
Verhoor van de verdachte
Op heden den vijftienden mei 1800 negen en zestig is voor
ons Regter-Commissaris, belast met de Instructie van Strafzaken
bij de Arrondissements-Regtbank te Utrecht, bijgestaan door den
waarnemenden Griffier in onze Verhoorkamer in de Cellulaire
Gevangenis verschenen de zich in hechtenis bevindende
Verdachte D. Velthuizen. welke, op het requisitoir en in tegen-
woordigheid van den Officier van Justitie, naar aanleiding den
bezwaren, onstaan uit de ingewonnen informatien, door Ons is
gehoord als volgt.
R.C. Welke zijn u naam, voornamen, ouderdom, beroep,
geboorte- en woonplaats?
V. Dirkje Velthuizen, oud 22 jaren, dienstmeid, geboren te
Schalkwijk, wonende te Kockengen.
R.C. Moet gij niet erkennen op gisteren Vrijdag 14 mei des
avonds tusschen half elf en elf uur het stroo, dat in de bedstede
lag, waarin Hendrik van Vliet sliep met zijne huisvrouw en kind-
je, bij wien gij in dienst waart, moedwillig in brand te hebben
gestoken?
V. Ik moet mijne schuld aan dit feit volledig erkennen. Sinds
Februari II. woonde ik als dienstmeid bij Hendrik van Vliet. Zijn
gezin bestond uit zijne vrouw en vier jeugdige kinderen; deze
mocht ik gaarne lijden, en ook van Vliet was ik niet ongenegen;
met zijne vrouw daarentegen kon ik het minder goed vinden. Ik
konde het bijna nooit naar haar zin maken; ook stond zij mij nim-
mer toe naar de kerk te gaan, waarheen zij, ofschoon behooren-
de tot de Afgescheiden Gemeente, zelve ook nooit ging. Reeds
had ik hun wel eens mijn wens te kennen gegeven om te vertrek-
ken, doch antwoordde mij de vrouw dan, dat ik, als ik dat deed,
noch mijn geld noch mijn goed zou ontvangen. Wat mij ook
onaangenaam aandeed, was, dat wanneer ik des avonds naar
bed ging, en hun volgens mijne gewoonte goeden nacht wensch-
te, ik bijna nimmer een antwoord ontving. Donderdag avond II.
berispte de vrouw mij weer dat ik naar haar zin niet ijverig
genoeg bezig was geweest met aardappelschillen. Gisteren voor-
middag had ik zes kaasplanken schoongemaakt; ik meende daar-
bij mijn best gedaan te hebben en toch vond de vrouw het weer
niet goed. Dit alles maakte mij zeer verdrietig; dit werd niet beter
toen ik gisterenavond naar bed gaande en hun goeden nacht
wenschende weder geen antwoord ontving. Wij gingen volgens
-ocr page 26-
41
gewoonte allen om half tien naar bed. Ik sliep daar op de til,
boven den koeienstal, terwijl de boer en zijne vrouw heneden in
een bedstede slapen ter zijde van den kelder tegenover mijn
slaapplaats, van waar ik er het gezicht op had. Achter in de bed-
stede naast de vrouw lag hun jongste kind, nog geen jaar oud.
Tegen mijn til stond een ledikant waarin de beide oudste kinde-
ren sliepen, en in eene wieg bij de bedstede lag het derde kind.
Zooals gezegd, was ik verdrietig en boos op de vrouw toen ik mij
te rusten legde, en kwam daarom bij mij de lust op haar enig leed
te veroorzaken. Toen ik alzoo merkte, dat in de bedstede alles stil
was en ik zelf reeds even was ingeslapen, doch spoedig daarna
weder ontwaakte, begaf ik mij van mijne til naar beneden, greep
eenige lucifers, die gelijk altijd in een groepluik bij de bedstede
lagen, ging daarmede naar de bedstede, waar Van Vliet, zijne
vrouw en het kind rustig sliepen. Ik streek twee lucifers tegelijk af
aan den muur van den kelder, doch wilden die niet branden;
daarop streek ik de overige (ik meen: drie) ook af en wierp die,
brandende, in het stroo, dat een eind achter de hoofdpeluw uit-
stak. Eén van de lucifers doofde in het stroo uit, terwijl de beide
andere het stroo vlam deden vatten. Een oogenhlik heb ik daar
alzoo bijgestaan en was de vlam reeds veel verminderd toen ik
weder naar mijne slaapplaats terugging. Toen ik weder was
teruggekeerd begon ik eerst te beseffen, wat ik gedaan had en
schrikte bij het denkbeeld, dat zij door mijne daad wel levend
konden verbranden; vooral dacht ik daarbij aan het kind. Ik werd
echter gerustgesteld toen ik zag dat de vlam uitging en de boer
opstond; deze is naar het achterhuis gegaan doch niet naar mij
toegekomen. Ik heb dien nacht verder niet gerust geslapen en heb
dit ook vanmorgen aan Van Vliet gezegd. Om 4 uur ben ik van
ochtend met den hoer en de vrouw de koeien gaan melken, maar
is er toen niet over den brand gesproken. Later echter, omtrent 8
uur, beschuldigde de boer mij, dat ik het gedaan had, en ver-
maande mij het te bekennen, onder belofte, dat hij alles blauw
blauw zou laten, en onder bedreiging, als ik het niet bekende, den
veldwachter te zullen halen. Ik heb het daarom aan hem beleden,
(doorgehaald: Tevoren had ik het reeds aan het oudste zoontje
verteld.) Ik gevoel nu diep berouw over mijne daad. Ik heb die
bedreven zonder te bedenken, welke daarvan de schromelijke
gevolgen hadden kunnen zijn. Reeds toen ik nog bij de bedstede
stond en het stroo brandde gevoelde ik berouw over hetgeen ik
gedaan had, en heb getracht door te blazen de vlam te blusschen,
wat echter niet gelukte.
R.C. Zijt gij meer in rechtershanden geweest?
V. Neen.
Na voorlezing en volharding geteekend
Hoog bezoek
Om het pinksterweekend daarna nog aardig door te komen
besluit het verhoordrietal op zondagmorgen eens een bezoek te
gaan brengen aan de plaats van de misdaad in Kockengen. Hier
volgt het verslag van hun "gerechtelijke plaats opname" zoals dat
officieel wordt genoemd, en van de verhoren die ze afnamen van
vrouw en boer van Vliet en ook nog van de veldwachter die op
de hoogte gesteld van de aankomst van een rijtuig met "hoge"
heren bij van Vliet daar maar eens poolshoogte was komen
nemen.
Pro Justitia
Proces verbaal van Plaatsopneming
Op heden den zestiende Mei 1800 negen en zestig hebben Wij
Rechtercommissaris, belast met de Instructie van Strafzaken bij
de Arrondissements-Rechtbank te Utrecht, bijgestaan door den
waarnemenden Griffier en vergezeld van den Substituut-Officier
van Justitie bij dezelfde Rechtbank, Ons begeven naar
Kockengen ten woonhuize van Hendrik van Vliet, landbouwer
aldaar, ten einde een onderzoek in loco in te stellen omtrent eene
te dien huize plaats gehad hebbende brandstichting in den nacht
van 14 op 15 Mei II. De plaatselijke gesteldheid hebben wij
bevonden als volgt:
Door de zich in den Zuidoostelijke muur van het huis bevin-
dende hoofddeur naar binnen gaanden kwamen Wij in een ruim
en hoog vertrek, waarvan de vloer geheel met roode tegels was
geplaveid. Rechts en links van Ons bevonden zich de standplaat-
sen voor het vee, waar toen evenwel geene heesten stonden, van
de middenruimte afgescheiden door rietmatten beschotten van
eens mans hoogte; deze beschotten begonnen een pas of drie van
den muur af, waarin de hoofddeur was waardoor Wij waren bin-
-'^^J>rz::z.
-^ ^^^ilM^C^
Als eene omstandigheid niet van gewicht ontbloot constatee-
ren wij, dat de verdachte, niettegenstaande wij haar met de
mogelijke gevolgen van hare daad voor haar hebben bekend
gemaakt, gedurende dit verhoor, dat van half tien tot half twaalf
dezen avond geduurd heeft, verscheidene malen in slaap is
gevallen.
R. Melvil van Lynden, J.R. van Engelenberg.
Begrijpelijk dat Dirkje na zoveel uur op te zijn geweest haar
naam niet meer goed kan spellen en dat ze onder het verhoor in
slaap valt!
-ocr page 27-
42
ken; die zwarte plek was circa 3 palm lang en hal h palm
breed; ook eene langs het stroo hopende lat was op die plaats
zwart geworden.
Wij hebben eenige wassen lucifers uit een Ons door de bewo-
ners van het huis overlegd blikken doosje genomen en die aan
den bovengenoemde keldermuur aangestreken, en bevonden dat
deze op dien witten muur blauwe sporen achterlieten, welke in
allen deele overeenkwamen met die, welke Wij reeds aan dien-
zelfden muur hadden opgemerkt.
En hebben Wij van Onze bevinding dit proces-verbaal opge-
maakt, hetwelk door Ons en onzen Griffier, alsmede door den
Ons vergezellenden Substituut-Officier van Justitie is geteekend.
M. van Ittersum, J.R. van Engelenberg en R. Melvil van Lyrulen.
Getuigenis van vrouw van Vliet
Proces-verbaal van getuigen-verhoor
Op heden den zestienden Mei 1869 is voor Ons Regter-
Commissaris, belast met de Instructie van Strafzaken bij de
Arrondissements-Regtbank te UTRECHT, bijgestaan door den
waarnemenden Griffier, op het requisitoir en in tegenwoordig-
heid van de Officier van Justitie, ten woonhuize van Hendrik van
Vliet te Kockengen, vrijwillig verschenen Vrouw van Vliet, die,
na aflegging der belofte van de geheele waarheid en niets dan de
waarheid te zullen zeggen, afzonderlijk en buiten tegenwoordig-
heid van de verdachte heeft verklaard te zijn genaamd Elizabeth
Anker, huisvrouw van Hendrik van Vliet, zonder beroep, oud 28
jaren, wonende te Kockengen, en vervolgens op de bijzondere
door Ons gedane vragen geantwoord, als volgt: De verdachte.
Dirkje Velthuizen is in de maand Februari II. als dienstmeid bij
mij in dienst gekomen door tusschenkomst van eene besteedster
uit Vleuten, van wie ik goede getuigenissen omtrent haar had
ontvangen. Bij nadere kennismaking viel zij mij tegen; vooral
hinderde het mij, daar ik zelve houd van zindelijkheid, dat zij ver-
schrikkelijk slordig in haar werk was. Ook zat zij bij hare komst
vol ongedierte en zeer slecht in de kleêren. Dit maakte, dat er dik-
wijls oneenigheid tusschen ons was, daar ik haar telkens over
haar werk moest berispen. Wel heb ik eens tegen haar gezegd,
dat als ik een andere meid kon krijgen ik haar om die reden zou
wegzenden, doch deed ik dit niet, omdat ik geen kans zag daarin
zoo spoedig te slagen. Ook zij heeft mij wel eens gezegd, dat zij
weg wilde, en heb ik daarop wel eens geantwoord, dat zij dan
noch geld noch haar goed zou ontvangen. Zij is bij mij nooit naar
de kerk geweest, niet omdat ik haar dat niet wilde toestaan, doch
alleen omdat zij geene ordentelijke kleêren had. In de laatste
dagen echter was ik over haar werk meer tevreden dan vroeger
Ik weet zeker, dat ik haar Donderdag avond over het aardappel-
schillen geen woord gezegd heb; en toen zij Vrijdag morgen eeni-
ge kaasplanken had schoongemaakt en mij vroeg of zij dat goed
gedaan had, heb ik er haar zelfs mijne tevredenheid over betuigd.
Zonder iets kwaads te vermoeden gingen wij dien avond volgens
gewoonte om half tien naar bed, nadat ik haar (hetgeen ik trou-
wens lederen avond deed), en nog wel tot tweemaal toe, goeden
nacht had gewenscht. Ik plaatste, als altijd het nachtlichtje op de
beddeplank. Spoedig vielen wij gerust in slaap; in de bedstede
sliep mijn man vooraan, naast hem lag ik met mijn jongste kind,
nog slechts acht maanden oud, in mijn arm. In een ledikant ach-
ter onze bedstede sliepen mijne beide oudste kinderen Willem en
Arie, oud 6 en 5 jaar, en in eene wieg vóór de bedstede ons derde
jongentje, Marten, oud 2 jaar. Met de meid, die op de til sliep,
maakte dezen ons heele huisgezin uit. Omstreeks elf uur werd ik
door een droom wakker en zag toen, dat het stroo onder de peluw
VERKLARING.
eti^4€.e£*^.
(^ -A^ -ó^ -2^1^ cU, '
nengekomen, en liepen door tot op een afstand van twee d drie
ellen van den tegenovergestelden binnenwand. Langs die
beschotten waren eenige ornamenten gerangschikt en het geheel
maakte op Ons den indruk van buitengewone, verregaande zin-
delijkheid en orde. Boven de standplaatsen van het vee aan Onze
linkerzijde was een houten platform, door de bewoners "til"
genoemd, welke ter breedte van en boven het afgeschotene
gedeelte zich uitstrekte van de Zuiderhoek tot ongeveer de halve
lengte van het vertrek langs den zuidwestelijken buitenmuur,
zoodat de na te noemen bedstede en het ledikant der kinderen
van boven eene openen ruimte hadden en niet door de platform
of til waren bedekt. Op die "til" welke ongeveer zeven voet hoog
was boven den beganen grond, en waarop men slechts met een
ladder komen kon, bevond zich het bed van de meid.
In den binnenwand tegenover den ingang bevond zich eene
houten binnendeur In de richting van deze deur ons begevende,
sloegen Wij aan het einde van het rietmattenbeschot gekomen
links den hoek om, en hadden alstoen: recht vóór Ons: een ven-
ster in den zuidwestelijken buitenmuur; ter rechterzijde: in den
hoek de kelderdeur, terwijl op den keldermuur naast die deur de
sporen van aangestrekene lucifers duidelijk zichtbaar waren; ter
linker zijde: eene houten bedstede, en daarvoor een breede voet-
bank, waarop volgens zeggen der bewoners des nachts de wieg
van op één na het jongste kind werd geplaatst.
Ons vervolgens naar de bedstede wendende, welke van bin-
nen met behangselpapier was beplakt, bemerkten Wij aan het
hoofdeinde ter hoogte van de peluw in den linkervoorhoek eene
gebrande plek van triangulairen vorm, breed circa 2 h palm aan
de basis en spits toeloopende tot eene lengte van ongeveer 3
palm; het behangselpapier was daar van onderen geheel wegge-
hrand en van boven gezengd, en het houtwerk zag er zwart en
gezengd uit. Achter in de bestede was eene houten deur, welke op
de standplaatsen van het vee, achter het rietmattenbeschot, uit-
kwam; daar was nog eene van boven opene ruimte groot onge-
veer 4 ellen in het vierkant, het overige was van boven door de
reeds genoemde platform of "til" bedekt. In die opene ruimte
stond tegen het rietmattenbeschot een houten kinderledikant en
vlak tegenover dat ledikant was in den zuidwestelijken buiten-
muur een houten luik, laag bij den grond, met een kozijn ter
hreedte van 8 d 10 duim, waarop eene niet aangestokene nacht-
pit was geplaatst; dit luik werd door de bewoners "groepluik"
geheeten. Onmiddellijk boven dit "groepluik" was in het schuins
ofloopende stroodak van de woning, hetwelk er vrij nieuw uitzag,
eene zwarte plek zichtbaar, waar het stroo was verzengd, op eene
plaats tot welke men, op den grond staande, met de hand kon rei-
-ocr page 28-
43
achter het hoofd van mijn man in brand stond. Ik wekte mijn
man, die met een kussen den brand heeft gebluscht, en daarna
van het bed is gegaan en overal heeft rondgekeken, behalve op
de til, doch niets gevonden. Hij is daarna weer op bed gekomen,
doch hebhen wij niet meer geslapen en zijn om 4 uur opgestaan.
Wel was toen de gedachte bij mij opgekomen, dat de brand
moedwillig was aangestoken, en dat niemand anders dan onze
dienstmeid dit kon hebhen gedaan. Echter spraken wij daarover
niet, toen wij des morgens te zamen gingen melken; eerst later,
onder het eten van een boterham, vroeg mijn man haar of zij rus-
tig had geslapen en of zij niet wakker geworden was en gezien
had, dat de baas in het huis rondliep. Eerst antwoordde zij op
alles ontkennend, doch toen mijn man haar voorhield, dat, indien
zij bekende, hij de zaak blauw blauw zou laten, doch anders den
veldwachter zou roepen, en ik haar nog onder het oog gebracht
had, hoe niemand anders dan zij het had kunnen doen, heeft zij
het eerst aan mijn zoontje Willem en daarna ook aan ons bekend,
zonder voor die daad ééne reden op te geven. Uit vrees dat zij
weer zoo iets mocht ondernemen, hebben wij den veldwachter
laten roepen, aan wien zij ook aanstonds haar schuld heeft bele-
den. Des nachts bevonden wij, dat een gedeelte van de peluw en
van het stroo daaronder verbrand was, alsmede een gedeelte van
het papieren behangsel waarmede de bedstede van binnen
beplakt is. Tevens vonden wij 4 half en 2 geheel verbrande was-
sen lucifers, welke wij aan den veldwachter hebben ter hand
gesteld, hoogst waarschijnlijk afkomstig uit een blikken doosje
met zulke lucifers, door mijn man den vorigen Maandag op de
paardenmarkt te Utrecht gekocht. Door een toevallige omstan-
digheid had ik dat doosje den vorigen avond laten staan in het
kozijn van een groepluik bij het ledikant van de kinderen, waar
anders nimmer lucifers liggen, doch had ik dien avond met een
dier lucifers het nachtlichtje aangestoken, omdat ik de lamp
waarmede ik dit pleeg te doen niet had gebrand. Het doosje luci-
fers, de peluw en een gedeelte van het stroo leg ik hierbij ten
dienste der justitie over. Gisteren avond bij het naar hed gaan
ontdekten wij nog, dat een gedeelte van het stroo van het dak bij
het ledikant van de kinderen eene hand breed en bijna tn'eemaal
zoo lang was verzengd, hetgeen zeer onlangs moet zijn aangeko-
men, daar het dak nog nieuw is. Na voorlezing en volharding
geteekend
Elizahet Anker, M. van Ittersum, J.R. van Engelenberg en
R. Melvil van Lynden.
Getuigenis boer van Vliet
Verschenen als voren Hendrik van Vliet, oud 41 jaren, land-
bouwer, wonende te Kockengen, welke verklaart: Ik vereenig mij
geheel met de verklaring van mijn vrouw, mij hier voorgehouden:
het is mij bekend, dat mijn vrouw van den beginne af ontevreden
was over onze dienstmeid, daar zij, ofschoon ons het tegenover-
gestelde van haar was bericht, haar werk slecht verstond en mor-
sig was. Echter weet ik niet dat de laatste dagen mijne vrouw
ongenoegen met haar heeft gehad. Vrijdag avond gingen wij te
zamen op onzen gewonen tijd naar bed; omstreeks 13 uur werd
ik door mijne vrouw gewekt met den uitroep: "Mijn God,
Hendrik, sta op!" en zag ik dat het stroo onder mijne peluw
brandde. Met een kussen heb ik den brand gebluscht en daarbij
mijn vinger nog eenigzins bezeerd, daarna heb ik in het huis
rondgezocht, doch niets gevonden. Om 4 uur zijn wij te zamen
gaan melken; ik heb toen nog met Dirkje nergens over gespro-
ken, maar haar wel in het oog gehouden en vermeed zij blijkbaar
mij aan te zien. Daarna, onder het eten van eenen boterham,
vroeg ik haar of zij goed geslapen had, voorwendende dat ik iets
had horen kraken, waarop zij mij antwoordde, dat zij alleen om
12 uur eenig gestommel had gehoord. Ook later bleef zij volhou-
den van de zaak niets te weten, en toen ik haar zeide, dat ik haar
voor de schuldige hield, zeide zij, dat zij dan maar op staanden
voet vertrekken zou, dat zij er vrij van was en daarover wel een
eed kon afleggen. Om achter de waarheid te komen, zeide ik
haar, dat indien zij de waarheid beleed ik er verder niet van zou
spreken doch dat ik anders onmiddellijk den veldwachter zou
halen. Ook dit baatte eerst niet. Eerst toen ik mij gereed had
gemaakt om naar den veldwachter te gaan en haar voor het
laatst nog afvroeg zeide zij tegen mij, dat ik het maar aan mijn
zoontje Willem moest vragen, wien zij de waarheid had medege-
deeld. Daar ik niet recht begreep wat zij aan mijn zoontje had
gezegd, riep ik het kind in hare tegenwoordigheid en heeft zij mij
toen beleden, dat zij werkelijk het stroo onder mijne peluw met
lucifers in brand had gestoken. Ik heb echter niet uit haar kun-
nen krijgen met welk doel zij dat heeft gedaan. Dienzelfden mor-
gen om acht uur was de kuiper Hannes Benschop bij mij en deel-
de ik hem het geval mede. Hij vond in een lossen tegel hij mijn
bedstede 3 of 4 half\'erbrande wassen lucifers; 2 geheel ver-
brande lucifers lagen op de vloer vóór de bedstede. Het door
mijn vrouw overgelegde en mij hier vertoonde doosje lucifers heb
ik verleden Maandag op de Paardemarkt te Utrecht gekocht, en
ik vereenig mij ook met hetgeen mijne vrouw daaromtrent heeft
verklaard. De door ons overgelegde peluw en het stroo is geheel
in denzelfden toestand als waarin wij het dien nacht na het blus-
schen van den brand hebhen gevonden. De verbrande lucifers
heb ik aan den veldwachter gegeven. Na voorlezing en volhar-
ding geteekend
M. V. Ittersum, H. van Vliet, R. Melvil van Lynden en
J.R. van Engelenberg
Getuigenis veldwachter
Verschenen als voren Hendrik van der Veen, oud 37 jaren,
onbezoldigd rijksveldwachter, wonende te Kockengen. welke ver-
klaart: Gisteren morgen omstreeks 9 uur k-wam Hendrik van Vliet
mij zeggen, dat hij in den afgeloopen nacht het stroo onder zijne
hoofdpeluw in brand had gevonden en dat dit vermoedelijk het
werk geweest was van zijn dienstmeid Dirkje Velthuizen. Ik heb
mij onmiddellijk met hem naar zijne woning hegeven, de bedste-
de onderzocht en bevonden zooals in mijn proces verbaal is gere-
lateerd. Aanstonds heb ik de verdachte ondervraagd en heeft zij
mij bekend, dat zij den vorigen avond niet te bed was geweest en
den brand gesticht had. Op mijne vraag waarom zij dit gedaan
had zeide zij dat de duivel dit haar had ingegeven. Later zeide zij
mij nog, sprekende over vrouw van Vliet: "dat wijf kijkt altijd uit
hare oogen alsof de duivel erin is." Vrouw van Vliet stelde mij ter
hand drie verbrande lucifers, die ik hierbij overleg, welke zij
zeide in een lossen tegel vóór de bedstede te hebhen gevonden.
Na voorlezing en volharding geteekend
M. V. Ittersum, H. van der Veen en R. Melvil van Lynden.
Na deze verhoren aanvaarden de heren de terugreis. Ze spre-
ken onderweg niet over de liefdeloze uitbuiting van een boeren-
meid. Nee, ze nemen aan dat door de bekentenis van Dirkje, de
getuigenverklaringen van vrouw en boer van Vliet en de situatie
ter plekke de zwaarste straf kan worden geëist. In dit geval dus
de doodstraf. Dat wil zeggen dat de rechtbank niet bevoegd is en
dat de hele affaire moet worden overgedragen aan het
Provinciaal Gerechtshof.
-ocr page 29-
44
dat het doosje met wassen lucifers er puur toevallig was blijven
liggen. Een punt voor de verdediging om het "met voorbedachte
rade" te kunnen ontkrachten, hetgeen later evenwel niet gebeurt.
De meid van de buurvrouw verklaart dat zij slechts een paar maal
met Dirkje heeft gesproken en dat die haar heeft gezegd dat ze
het met vrouw van Vliet goed kan vinden. Dirkje zegt hierop dat
de meid de waarheid spreekt en dat ze haar nooit verteld heeft dat
ze een hekel aan vrouw van Vliet had.
Vonnis
Dirkje moet terechtstaan in de openbare terechtzitting van het
Hof op 24 juli en daarom tijdig worden overgeplaatst naar de
speciale gevangenis van het Hof aan de Hamburgerstraat. Eerst
komt er nog een professor van het krankzinnigengesticht te
Utrecht haar onderzoeken en rapport uitbrengen. Dit gebeurt op
23 juli. Over dit rapport en het vonnis van de rechtbank schrijft
Betje Boerhave verontwaardigd het volgende: "Op 23 juli had
Professor van Lith met Dirkje het afgesproken onderhoud en wel
in haar cel want ze moest vrijuit kunnen praten vond hij. En wat
schreef hij in zijn rapport. Dat Dirkje Veldhuizen weliswaar tot
de klasse der moreel weinig ontwikkelden behoorde maar in
geenen deele tot die der in hunne verstandelijke vermogens
gekrenkten.
En tot welke klasse behoort gij dan wel heren rechters van het
Provinciaal Gerechtshof die ik met name zal noemen zodat uw
Cel
Ondertussen is Dirkje al helemaal gewend aan haar cel. Ze
verblijft er de hele dag en wordt tweemaal daags door een van
drie bewaardsters gehaald om te worden gelucht op een driehoe-
kig binnenplaatsje dat op een kooi lijkt. Er is geen mogelijkheid
te praten met een medegevangene. Sinds 1851 werd namelijk een
proef genomen met het cellulair opsluiten van gevangenen en in
Utrecht was dit na 1857 een feit. In dit systeem werd de gevan-
gene geheel alleen opgesloten en alleen gelucht en mocht hij/zij
alleen met gevangenispersoneel spreken. Contact met medege-
vangenen was uitgesloten." De rapporten van de gevangenisin-
specteur Grevelink die in 1857 nagenoeg alle gevangenissen en
bewaringsgestichten bezocht geven een goed beeld van de toe-
standen in de 19e eeuwse gevangenissen. In de meeste gestich-
ten werden geregeld godsdienstoefeningen gehouden en vond
ook gewoon onderwijs plaats. Ook was er in de grotere gevan-
genis werk, zoals spinnen, schoenmaken, mandenmaken, matten
vlechten of netten knopen. Personeel was er echter over het alge-
meen te weinig zodat de gevangenen soms werden toevertrouwd
aan een 'Tjejaard, vertrouwd gevangene". Ook werd het perso-
neel onderbetaald.'^
Nieuw verlioor
Op dinsdag 25 mei moet Dirkje nogmaals naar de verhoor-
kamer waar nu alleen de rechter-commissaris Baron van Ittersum
en de waarnemend griffier Mr. Melvil van Lynden aanwezig zijn.
Haar eerdere verklaringen worden opnieuw met haar doorgeno-
men. Ook boer van Vliet en zijn vrouw blijken te zijn ontboden
evenals de kennis met wie boer van Vliet naar het dorp is gegaan
en ook de meid van de buurman is aanwezig. Na ieder verhoor
moet Dirkje binnenkomen om de afgelegde verklaringen te
beamen of tegen te spreken.
Vrouw van Vliet beschuldigt haar nog de hond tegen de kin-
deren te hebben opgehitst hetgeen Dirkje uiteraard ontkent. Boer
van Vliet verklaart dat er nooit lucifers lagen in het groepluik en
meedogeloosheid, onbenul en onbegrip voor nu en later geboek-
staafd zullen blijven. Gij, rechters die op vordering van den
Procureur-Generaal Mr. E.A.A. IJssel de Schepper Oudkerkhof
F85 de dato zaterdag 24 juli op maandag 26 juli d.a.v. Dirkje
Veldhuizen schuldig hebt verklaard aan opzettelijke brandstich-
ting en haar deswege, hoewel er geen enkel onheil werd gesticht
niettemin heb veroordeeld tot de straffe des doods uit te voeren
op een der openbare plaatsen binnen de gemeente Utrecht.
Gij waarnemend President van het Hof Jhr. Mr. J.G. Bosch
van Drakenstein Muntstraat G395 en gij raadsheren Jhr. Mr.
P.A.M, vann Oosthuyse van Rijckevorsel van Rijsenburg
Kromme Nieuwegracht F388, Mr. H. Verloren van Themaat
Boothstraat H604 en Mr. N.F. van Nooten Lange Nieuwstraat
A596. En wat heb gij Mr. Robert Melvil Baron van Lynden ter
-ocr page 30-
45
verdediging van Dirkje aangedragen?
Niets, helemaal niets. In uw ijdele onbenulligheid hebt u zich
slechts gerefereerd aan het oordeel van het Hof. Is geen uwer op
het denkbeeld gekomen dat hier een kind terecht stond, een kind
van nog geen zestien jaar, dat u ter dood hebt veroordeeld. Was
het te veel moeite om haar leeftijd even bij de secretarie der
gemeente Houten, want daartoe behoort 't Goy en niet tot
Schalkwijk, na te vragen of bij de secretarie der gemeente
Kockengen zoals ik zelf heb gedaan en waar duidelijk is beschre-
ven dat Dirkje Veldhuizen op 23 september 1853 te Houten is
geboren en dus minderjarig was.""
Dirkje begrijpt er niets van. Straffe des doods. Er is toch niets
gebeurd. Ze vraagt de rechters waarom ze dood moet, maar die
geven geen antwoord. Ze roept ze toe dat ze moordenaars zijn en
de heren verlaten haastig de zaal. Dirkje wordt opgevangen door
haar bewaakster en naar het Wolvenplein teruggebracht.
Doodstraf
Hoe stond het met de doodstraf in 1869? In 1809 waren de
meeste wrede doodstraffen afgeschaft en bestond er alleen nog
doodstraf door de strop (ophanging bij mannen en verwurging bij
vrouwen) of onthoofding. Nadat de Fransen waren vertrokken
werd de galg in ere hersteld. Bij Koninklijk besluit werd in 1851
bepaald dat er in Nederland slechts twee scherprechters zouden
zijn: één in Amsterdam en één in Arnhem. Toen de beul te
Arnhem in 1854 ontslagen werd was de Amsterdamse Dirk
Jansen Nederlands enige scherprechter. Veel doodstraffen heeft
Jansen evenwel niet hoeven te voltrekken, het zullen er nog geen
tien geweest zijn. De laatste executie die hij moest verrichten was
op 31 oktober 1860 in Maastricht. Er werd toen een moordenaar
opgehangen. Na 1860 werd ook nog verschillende malen de
doodstraf uitgesproken, door de Koning werd echter steeds gra-
tie verleend. In 1869 was er een wetsvoorstel in de maak om de
doodstraf af te schaffen hetgeen in 1870 gebeurde. Dirkje's
doodstraf zou dus nooit zijn uitgevoerd."'
Stiefvader
Op de volgende zondag krijgt Dirkje plotseling bezoek van
haar stiefvader Gerrit Veldhuizen. Hij vertelt haar dat hij werd
aangesproken door iemand die in de krant had gelezen dat een
boerenmeid D. Veldhuizen ter dood was veroordeeld en of dat
familie van hem was. Hij was daarop naar dominee Calkoen
gegaan die het verder had uitgezocht. De dominee had ontdekt
dat het om Dirkje ging die als minderjarige nooit voor het Hof
had mogen verschijnen maar voor de Arrondisements-Rechtbank
en die Rechtbank kon geen doodvonnissen uitspreken. De domi-
nee zou Jhr. Rutger aangespreken die een neef heeft die adjudant
is van de Koning en er een brief over schrijven aan de Tweede
Kamer in Den Haag. Haar stiefvader brengt haar daarvan op de
hoogte. Na haar stiefvader komt ook haar waarschijnlijk natuur-
lijke vader jonker Rutger haar bezoeken. Hij zegt alles in het
werk te zullen stellen om gratie te bespoedigen en haar straf te
verminderen. Ook komt dominee Calkoen op bezoek om haar te
vertellen dat er een brief naar de Tweede Kamer is gegaan en dat
hij een bezoek heeft gebracht aan de Procureur-Generaal IJssel
de Scheppen Die heeft hem verweten dat hij niet gewaarschuwd
had vóór de terechtzitting dat Dirkje minderjarig was. De domi-
nee zegt tegen Dirkje dat ze de fout bij zich zelf moeten zoeken,
maar dat hij dat maar niet gezegd heeft om de hoge heren niet
tegen hem in het harnas te jagen.
Gratie
Op dinsdag 21 september maakt de Koning gebruik van zijn
recht van gratie door Dirkje's doodvonnis te veranderen in tien
jaar tuchthuis. Dirkje wordt dit officieel meegedeeld op haar ver-
jaardag 23 september. Wel moet Dirkje op 25 september worden
overgebracht naar de vrouwengevangenis in Woerden. Eigenlijk
hoort Dirkje daar ook niet thuis en moet de straf worden omge-
zet in correctionele gevangenisstraf die ze kan uitzitten in
Montfoort. Maar de heer IJssel de Schepper schrijft pas op 13
november de volgende leugenachtige brief aan de Commissie
van Administratie van de gevangenis voor jeugdige vrouwelijke
veroordeelden dat huist in het voormalige kasteel Montfoort.
Utrecht, den 13 November IH69.
Provinciaal Gerechtshof in Utrecht
Parliet van den Procureur Generaal.
Bij Arrest van het Provinciaal Geregtshof alhier van 26 Jidy
1869 is zekere Dirkje Velthuizen, volgens hare opgaven oud 22
jaren, wegens opzettelijke brandstichting, tot de doodstraf ver-
oordeeld. Die straf, hij Z.M. Besluit van 21 September jl. N. 6, in
eene tuchthuisstraf van tien jaren verwisseld zijnde, zoo is die
veroordeelde op 25 September jl naar de gevangenis voor ver-
oordeelde vrouwen te Woerden overgebragt. Pas even was zij
daar aangekomen toen zich het gerucht verbreidde dat zij nau-
welijks zestien jaren oud zoude wezen, een gerucht dat bij onder-
zoek bevonden is waar te zijn, daar zij op 23 September 1853 te
Houten is geboren. Uit dien hoofde zijn de noodige stappen
gedaan om verwisseling der tuchthuisstraf in correctionele
gevangenisstraf te verkrijgen, hetgeen hij Z.M. nader Besluit van
10 November jl. N 13 heeft plaats gehad, als zijnde daarbij
-ocr page 31-
46
gemelde tuchthuisstraf veranderd in correctionel gevangenis-
strafvan gelijken duur Naardien nu zoodanige straf door eene
veroordeelde van haren leeftijd in de gevangenis onder Uw
beheer moet worden ondergaan, zoo heb ik de eer Uwed. Gestr
beleefdelijk te verzoeken mij te willen melden of Dirkje
Velthuizen
tot dat einde daarin kan worden opgenomen?
De Procureur Generaal bij het Provinciaal Geregtshof in
Utrecht
IJssel de Schepper
Het kasteel
Op 14 oktober 1879 vertelt Dirkje aan Betje Boerhave: "En
zo kwam ik na twee maanden op het kasteel. Maar die twee
maanden in Woerden heb ik geweten hoor. Het waren daar bijna
allemaal hoeren met permissie. Als Woerden de hel zou zijn dan
was het kasteel wel de hemel."'^ In het kasteel waren drie
bewaaksters voor de nacht, verder een stuk of wat onderwijze-
ressen, een directeur, een portier en een tuinman. Dirkje heeft in
het kasteel veel bijgeleerd, vooral lezen. Bij de boeren moest ze
opstaan als het licht werd, dus vaak al om 4 uur. In het kasteel
staat Dirkje om 6 uur op en 's winters om 7 uur. Eerst gaat ze met
de po naar de tonnetjes. Daarna gaat ze zich wassen. Dan wordt
in het ondergoed het ochtendgebed gebeden. Eén voor de prote-
stanten en één voor de katholieken. Dirkje hoopt altijd op een
vlugge voorbidder om niet te lang kou te lijden. Daarna op je
gemak aankleden. Dan krijgt ze in de keuken een partje brood en
gaat wat werk verrichten bijvoorbeeld in de tuin. Om acht uur is
het ontbijt in een zaal met lange tafels. Ze krijgt een kroes thee,
twee sneden bruinbrood gesmeerd en een snee roggebrood. Om
negen uur 's avonds gaat ze naar bed. Eerst worden de voeten
gewassen en dan het avondgebed gebeden. Omdat ze in novem-
ber op het kasteel aankomt komt ze als boerenmeid niet in de
tuinploeg maar in de breiploeg. Ze leert sokken breien met wol
uit de vrouwengevangenis in Woerden. Aan het eind van het jaar
heeft ze twee paar af en eindigt onderaan de lijst.
Hoelang Dirkje precies in Montfoort gezeten heeft is niet dui-
delijk. Betje Boerhave krijgt in 1875 een boekje in handen met
de titel "Het Provinciaal Gerechtshof van Utrecht en Dirkje
Veldhuizen". Na lezing van dit boekje stelt ze haar vriendin Mien
voor samen naar Montfoort te gaan om de stumper op te zoeken
die nu zes jaar gevangen moet zitten. Haar man stelt echter voor
de familie Van Vliet op te zoeken en de wederpartij te horen. Als
Betje Boerhave dan in april 1876 vrouw van Vliet bezoekt in
Kockengen zegt deze: "U kunt zich de moeite van een bezoek
aan de gevangenis wel besparen. Die meid is allang vrij en
getrouwd en ook al een kind natuurlijk. Ze wonen in Woerden
heb ik horen zeggen."'* Na dit bezoek rijpt bij Betje Boerhave het
plan een boek over Dirkje te schrijven.
Getrouwd
Nadat ze uit de gevangenis is ontslagen woont Dirkje in
Linschoten en Zuilen. Ze trouwt met ene Nelis en krijgt een
zoontje Schalk. Hoe de kennismaking tussen Dirkje en Betje
Boerhave tot stand komt is niet bekend. De dagboekaantekenin-
gen tussen januari 1876 en april 1879 van Betje Boerhave zijn
verloren gegaan. Bij het eerste bezoek aan Dirkje dat Betje in
haar dagboek in 1879 beschrijft, woont Dirkje alweer in
Linschoten. Dirkje vertelt haar dat de waarzegster haar heeft
gezegd dat ze nog minstens 24 keer zal verhuizen. Haar man
Nelis weet niet dat ze heeft gezeten. Hij kan niet lezen want hij
moest al met zes jaar gaan werken bij een boer. Bij de bezoeken
aan Dirkje komt Betje nogal wat te weten over Dirkje's tijd in het
kasteel en ze maakt aantekeningen voor haar boek. Bij vertrek
geeft ze Dirkje steevast een gouden tientje. In de jaren 1880-1881
verhuist Dirkje van het ene huisje in Linschoten naar het andere.
Op 13 juli 1881 tijdens de Utrechtse kermis komt Schalk bij
Betje Boerhave op bezoek. Hij vertelt dat zijn vader en moeder
naar de Utrechtse kermis zijn gegaan en dat zijn moeder niet mee
terug is gekomen. Betje neemt Schalk mee terug naar Linschoten
en kookt voor hem en Nelis. 's Avonds brengt Nelis haar naar het
station in Woerden en vertelt dan dat Dirkje op de kermis is
gebleven bij ene kermisbaas Hein. Dat doet ze ieder jaar en Nelis
kan er niets tegen beginnen want Dirkje is sterk en slaat terug.
Hein heeft een rad van avontuur en Dirkje verkoopt de lootjes en
slaapt 's nachts bij Hein in de wagen. Nelis vertelt dat Schalk ook
een zoon is van Hein en dat Dirkje al in verwachting was toen hij
met haar trouwde en dat ze dat hem niet had verteld. Volgens
Nelis was Dirkje wat graag met Hein getrouwd maar die is al
getrouwd. De vrouw van Hein loopt tijdens de Utrechtse kermis
meestal op alle dagen en is dan thuis in Schagen waar ze de win-
ter overstaan. Nelis eindigt zijn verhaal met te zeggen dat ze na
de kermis wel weer thuiskomt met cadeautjes en dat ze dan heel
aardig is.
Nadat Betje Boerhave dit verhaal over Dirkje heeft aange-
hoord is het animo om een boek over Dirkje te schrijven behoor-
lijk weggeëbt. Ze schrijft in haar dagboek: "Onderweg naar huis,
in trein en rijtuig, overwoog ik wat er allemaal veranderd moest
worden aan mijn boek.
Zou ik er maar niet beter een streep onder zetten?"" Betje
neemt na dit voorval wat afstand van Dirkje en als Dirkje haar
eens bezoekt en vraagt hoe het met het boek gaat zegt Betje haar
maar niet dat ze het in de onderste la van de linnenkast heeft
opgeboren. Voorgoed. Onder het wintergoed.^"
Op 11 november 1881 bezoekt Dirkje plotseling Betje in
Utrecht. Ze is in augustus naar Woerden verhuist en woont
inmiddels in Utrecht. Haar man Nelis is in de turf en komt zo af
en toe naar huis. Daarna verhuist Dirkje nog verscheidene malen.
In 1885 begint Betje opnieuw aan het boek. Als ze die maand
juli 1885 met haar vriendin over de Utrechtse kermis loopt ziet
ze Dirkje weer assisteren bij Hein met het rad van avontuur. Ze
is fraai gekapt en uitgedost en heeft een iets te brutaal decolletée.
-ocr page 32-
47
Ze danst met Hein en verkoopt loten. Betje maakt zich op tijd uit
de voeten om niet gezien te worden.
Het contact met Betje Boerhave wordt steeds minder zodat
deze niet veel meer te vertellen heeft over Dirkje. Dirkje krijgt in
ieder geval zeven kinderen waarvan er in 1888 maar drie in leven
zijn. Achtereenvolgens zijn dat een zoon Schalk die is geboren
op 5 april 1875, dan een zoon Nelis geboren in 1877 en na een
maand gestorven, dan een dochter Jannigje (I), geboren in 1878
en na een week gestorven, dan een dochter Jannigje (II) geboren
op 17 maart 1880 en bijna twee jaar geworden, dan een dochter
Wilhelmina (I) geboren op 30 mei 1882 en vier jaar geworden,
dan een dochter Jannigje 111 geboren op 3 december 1885 en ten-
slotte een dochter Wilhelmina II geboren in 1887.
De laatste keer dat Betje Dirkje bezoekt in Utrecht is op 14
augustus 1888. Ze schrijft dan dat het huis bij Dirkje een welva-
rende indruk maakt.
Met vrouw van Vliet loopt het slechter af. Betje bezoekt in
april 1876 vrouw van Vliet in Kockengen. Ze leest hierover op
16 september 1879 uit haar aantekeningen voor aan Dirkje: "We
troffen vrouw van Vliet achter op de deel en ik zette de reden van
ons bezoek uiteen. Ze zei dat ze liever geen bezoek ontving
omdat ze zich ziek voelde maar bood ons toch een stoel aan. Een
meisje van naar schatting een jaar kroop over de vloer. Het i.s
mijn tiende kind zei ze maar twee zijn na een maand ai weer
gestorven. Dat is niet zo erg want je hebt je nog niet gehecht. (...)
Was ik hier maar nooit gekomen zei ze toch nog. Ik had het thuis
op de boerderij in Kamerik goed maar je denkt er wijs aan te
doen te trouwen. Met een weduwnaar nog wel. Eerst kwam ik er
helpen na de dood van zijn vrouw Gerrigje Bruynens ook een
Kamerikse en al eerder getrouwd geweest. Ik geloof dat ze al
achtenveertig was toen ze stierf. Maar ja bij ons boerenmensen
gaat het vooral ook om geld en grond. Maar even goed een heel
verschil voor van Vliet want ik was nog maar twintig. Nu ben ik
zes en dertig en zegt u maar gerust wat u denkt. Dat ik zes en
veertig ben. En u schat me niet nog ouder vanwege die kleine
hier. (...) Er was intussen een meisje van een jaar of drie binnen
gekomen dat over de deel aarzelend naderbij kwam. Dit is ons
Dirkje zei vrouw van Vliet. (Die hebben ze zeker naar mij
genoemd, onderbrak Dirkje mijn voorlezen. (...) Maar ziek was
vrouw van Vliet wel. Want in oktober van dat jaar (1876) is ze
dood gegaan.)"''
Bronnen:
Hel dagboek van Betje Boerhave. bewerkt door Mr. Jan Veenhoven. Uitgave
van de Stichting Museum voor het Krnideniersbedrijt'te Utrecht. Utrecht
1974-1977.
Dirkje boerennieid. CragTncnten en notities van Eli/.abeth Boerhave-Cramer
vrijmoedig uitgewerkt door Mr. Jan Veenhoven. Uitgave van de Stichting
Museum voor het Kruideniersbedrijl te Utrecht ter bevordering van het
opsporen, uitgeven en verspreiden van de geschriften van Elizabeth
Boerhave-Cranier. Utrecht 1978.
H. Steensma. Straffen door de eeuwen heen. de beul. het tuchthuis en de
gevangenis. Den Haag 1982.
Jan A. Niemeijer. Leven op het platteland. Drachten 1986.
Prof. Dr. J.A. Faber (red.). Het spoor. l.SO jaar spoorwegen in Nederland.
Amsterdam 1989.
F.J.C. Rombach, Vleuten en de spoorweg. Tijdschrift Historische Vereniging
Vleuten, de Meern. Haarzuilens. Jaargang 9 nummer ,3 september 1989.
J.A. Storm van Leeuwen. De stoomtram tussen Utrecht en Harmeien of hoe
Vleuten en Haarzuilens aan hun spoorwegstation kwamen. Tijdsclirift
Historische Vereniging Vleuten. De Meern. Haarzuilens. Jaargang 17 num-
mer 1 maart 1997.
Illustraties: Astrid van Straaten en Lies ter Horst-Veenhoven.
Noten:
1.  De zeven deeltjes van het dagboek van Betje Boerhave zijn nog steeds te
koop in het kruidenierswinkeltje op 't Hoogt (t in Utrecht. De twee deeltjes
Dirkje Boerennieid zijn helaas al jaren uitverkocht.
2.  Met dank aan de heer B.W. Timmerman, vice-voorzitler van de Stichting
Museum voor het kruideniersbedrijf voor diens toestemming dit artikel te
publiceren.
3.  Niemeyer, blz 9-10
4.  Niemeyer, blz 5\
5.  Faber. blz. 2?, en 48
6.  Dagboek Betje Boerhave deel .S. blz. 62
7.  Dagboek Betje Boerhave deel 6, blz. 29
8.  Rombach
9.  Storm van Leeuwen
10.  Rombach
11.  Dagboek Betje Boerhave deel .'S, blz. 75
12.  Dirkje Boerenmeid, deel 2 blz. 38
13.  Steen.sma, blz. 62
14.  Steen.sma, blz. 63-6.'i
l.'ï. Dirkje Boerenmeid, deel 2 blz. 82
16.  Steensma, blz. 24
17.  Dagboek Betje Boerhave deel 5, blz. 70
18.  Dagboek Betje Boerhave deel 5, blz, ."ïó
19.  Dagboek Betje Boerhave deel 6, blz. 41
20.  Dagboek Betje Boerhave deel 6, blz. 50
21.  Dagboek Betje Boerhave deel 5, blz. 55-56
-ocr page 33-
48
Onze straatnamen, oorsprong en betekenis
door J.H.P. Heesters
In de vorige aflevering nummer 1 van maart 1999 is aandacht besteed aan de straten in en rond de polders Haarveld en De
Haar. In dat artikel zijn acht straten aan de orde geweest en is de Bochtdijk niet vermeld. Het is de zuidelijkste straat die loopt
tussen de Eikslaan en de Rijndijk en langs het poortgebouw van kasteel De Haar. Om het geheel compleet te maken wordt
deze straat nu vermeld.
kaart van B. de Roy van 1696 is duidelijk te zien dat het ooste-
lijk deel van de Bochtdijk bij Den Eyck twee scherpe bochten
heeft. Vóór de herbouw van kasteel De Haar liep het westelijke
deel door het oude dorp Haarzuilens. Na de verplaatsing van het
dorp en de herbouw van het kasteel is de Bochtdijk enigszins
rechtgetrokken, maar was nog niet bestraat met klinkers of asfalt.
Dit blijkt uit de wegenlegger van 9 maart 1939 waarin wordt ver-
meld dat het wegdek bestond uit grint'. Op 5 september 1950
wordt, volgens de wegenlegger van Haarzuilens, de onderhouds-
plicht van deze weg van het Waterschap 'Haarrijn' overgenomen
door de gemeente Haarzuilens ".
Momenteel scheidt de Bochtdijk het landgoed van De Haar
in een noorderpark met het kasteel en de Franse tuin en in een
zuiderpark met de golfbaan. Het is nu de verbindingsweg tussen
de Eikslaan en de Rijndijk. Noch in het archief van Haarzuilens
noch in dat van Vleuten is te vinden wanneer de naam van de
Bochtdijk officieel is vastgesteld.
noten:
I.RAUDo2048 1558-01-07
2.RAUDo2048 1558-01-18
3.GAV 453
4.GAV 447
Bochtdijk
In de middeleeuwen b)estond de Bochtdijk al. Dit blijkt uit
een transportakte van 7 januari 1558'. Dirck van Zuylen, heer tot
Zevenden, verkocht op die dag aan Sander van Bommel 4 mor-
gen land aan de Goeystraat, noordwaarts van de Bochtdijk.
Datzelfde stuk land verkocht Sander van Bommel elf dagen later
door aan de kinderen van Daen Pauwels van de Borch-. Op de
Verenigingsberichten
Cursus genealogie voor beginners
"Genealogie is een boeiende bezigheid, maar je moet een
beetje de weg weten". Onder dit motto wordt er, evenals in voor-
gaande jaren, voor degenen die willen beginnen (of al begonnen
zijn) met familie-onderzoek, in november door onze vereniging,
in samenwerking met het Kursusprojekt Vleuten-De Meem,
weer een cursus genealogie voor beginners gegeven en wel op de
dinsdagavonden 2,9 en 16 november in de Broederschapshuisjes
in Vleuten.
Aanmelding voor deze cursus dient te geschieden op het tijd-
stip dat daarvoor is vermeld in het rode kursusboekje van het
Kursusprojekt, dat in de gemeente huis aan huis wordt bezorgd.
Als u interesse heeft houdt dat boekje dan in de gaten!
Lezing over arclieologische vondsten
Op dinsdag 5 oktober zullen de projectarcheologen van
Vleuten-De Meem en Utrecht, de heren Graafstal en Wynia, een
zeer interessante lezing met dia's geven over de recente
Romeinse vondsten in De Meem. Deze lezing zal plaats vinden
in de Hervormde kerk van Vleuten. Nadere mededelingen volgen
nog, maar de datum kunt u al noteren.
Vertoning oude dorpsfilms
Zoals u in de pers heeft kunnen lezen zijn de dorpsfilms, die
in de vijftiger en zestiger jaren door de heer van der Munt uit De
Meem zijn gemaakt, door een werkgroep van de Historische
Vereniging op videobanden overgenomen. Op vrijdag 15 oktober
zal in De Schalm in De Meem een eerste vertoning gegeven wor-
den van enkele van deze films. Noteer deze datum vast, nader
bericht volgt nog.
-ocr page 34-
49
Paard
Een paard is een edel dier en in ons boe-
rendorp onmisbaar voor het vervoer.
Overal is het paard voor nodig, om een kar
te trekken, om te ploegen, zelfs om de boe-
ren met hun tentwagen naar de kerk te
brengen.
Het is misschien wel daarom dat er zoveel
spreekwoorden en gezegden zijn over dit
dier.
Zo kan iemand bijvoorbeeld wel eens 'over
het paard getild zijn', of 'op het verkeerde
paard wedden'.
En in het leven moeten we wel eens 'de
teugels laten vieren'.
Een paard is een hard werkend dier, en
natuurlijk 'zo sterk als een paard'.
Maar het is net als bij hardwerkende men-
sen; zij 'die de haver verdienen krijgen dat
meestal niet'.
In de tijd van mest rijden, en vooral in de
hooibouw, is het voor mens en paard hard
werken.
Bij de jeugd is het 'paardje spelen' (bij een
grotere jongen op zijn nek zitten, of
gewoon als paard aan een touw over de
weg rennen) erg in trek.
Het is nu de tijd van de hooibouw, en ook
wij zijn daar druk mee.
We hebben thuis heel veel konijnen, en
daarvoor hebben we veel gras nodig.
ledere dag na schooltijd moet er iemand
gras snijden.
Het geeft nog wel eens onenigheid in het
gezin wie er die dag aan de beurt is om het
gras te snijden.
Bovendien moeten we in deze tijd ook hooi
verzamelen voor de winter.
ledere keer maar weer met een kist of een
zak op pad dat is toch een heel gedoe.
Gelukkig kwam hiervoor een goede oplos-
sing.
We kregen een kar met een heel grote bak,
mijn vader heeft er een paar bomen aan
gemaakt, en zo konden wij het paardje spe-
len combineren met het nuttige werk.
Er werd steeds geloot wie er als paard de
kar moest trekken.
Deze keer was ik aan de beurt, en de fanta-
sie was al zo ver gegaan, dat het paard ook
helemaal ingespannen moest worden.
Een van de jongens kwam op het idee dat
het paard ook nog beslagen moest worden,
en werd als hoefsmid aangesteld.
Het paard werd wild en protesteerde, maar
werd stevig vastgebonden aan een droog-
lijnpaal.
Men had besloten om bij gebrek aan echte
hoefijzers maar jampotdeksels onder mijn
klompen te slaan.
In de schuur werden wat oude spijkers
opgezocht en de smid kon beginnen.
Sommige spijkers bleken wat te lang, toen
heb ik wat termen geroepen die een fat-
soenlijk paard normaal niet uit zijn bek kan
krijgen.
Na weer te zijn ingespannen gingen we in
galop over de straatweg.
Het was moeilijk lopen met dat beslag
onder mijn klompen, maar om alles zo echt
mogelijk na te bootsen besloot ik om maar
eens op hol te slaan.
Dat liep slecht af, door de jampotdeksels
gleed ik uit, en lag met een verstuikte voet
op straat.
Iemand anders nam de plaats van het paard
in, en ik moest me vasthouden achter aan
de kar en maar mee strompelen.
Thuisgekomen kreeg ik geen haver, maar
wel een bord havermoutse pap.
Ik weel nu ook de betekenis van 'het paard
achter de wagen spannen'.
De Meem 1939
Theo van den Berg
Iemand maakte al gauw de opmerking dat
ik ook de beste paardekop had.
Ik besloot me daarom als een lastig, wild
paard te gedragen.
Het inspannen koste dus al heel veel moei-
te.
In mijn mond kreeg ik een houten pakken-
dragertje dat dienst deed als bit. Aan het
pakkendragertje werden de teugels beves-
tigd.
In een sukkeldrafje reden we naar de
Meent weg.
Onderweg trokken we al wat hooi van pas-
serende boerenwagens.
Als ik wat harder moest lopen kreeg ik
steeds een klap met de zweep.
De voerman hield de teugels behoorlijk
strak, zodat een van mijn slechte kiezen
afbrak.
Het pakkendragertje werd toen maar uit
mijn mond verwijderd, maar verder schonk
niemand aandacht aan mijn bebloede
mond, 'je mag een gegeven paard immers
niet in de bek kijken'.
Na een tijdje kwamen we thuis met een
behoorlijk voer hooi, dat werd vakkundig
op de schuurzolder gestouwd.
Moeder had voor de harde werkers een
glaasje ranja klaar staan. Toen ik dat ook
wilde drinken werd er geprotesteerd; een
paard mag geen ranja, die mag alleen maar
water.
Na nog even te hebben gerust moesten we
weer op pad, nu om gras te halen bij de
Loobrug.
Illustratie
Barbara Gravendeel
-ocr page 35-
.<j.^ Qa_*. xét^Z-
Qïi'^*
Pd^.^^Y
50
Van de voorzitter
De vorige maal opende ik op deze plaats
met een wat zure opmerking over het
verontrustend geringe historisch besef van
velen in dit land, zelfs in hogere kringen.
Nu begin ik met een positiever geluid: op
verschillende beleidsniveau's groeit de
belangstelling voor het verleden.
Eerder dit jaar is veel aandacht geschonken
aan het project Belvedère. Dit is erop
gericht een landelijk beleid met betrekking
tot inventarisatie, behoud en beheer van wat
zo mooi heet ons cultureel erfgoed, handen
en voeten te geven. Integratie daarvan in de
eigentijdse ontwikkeling is het streven.
Terwijl ik dit schrijf ligt voor mij de
Ontwerp Cultuurnota 1999- 2002 deel III
Cultureel Erfgoed, waarin de Provincie
Utrecht het beleid voor de komende jaren
invulling geeft. Een interessant document.
Als de voorstellen worden aanvaard zal dit
de komende jaren richting kunnen geven
aan allerlei ontwikkelingen in onze
provincie en gemeente waar ook onze
vereniging zich voor inzet. Om een paar
zaken uit vele te noemen: onderzoek naar
de bouw en inrichting van een Provinciaal
Archeologisch Centrum met daarin o.m.
een provinciaal museum, samenwerking
met amateur-archeologen, behoud en
beheer van archieven en bevordering van
onderlinge samenwerking en ondersteuning
van het onderwijs op dit terrein. Zaken die
ook ons al lang bezig houden en waarop we
alert willen inspelen.
Over een van deze onderwerpen nog iets
meer. Het bestuur ondersteunt van harte het
streven te komen tot een samenhangende
archeologische collectie en een museum in
onze provincie. In dit deel van het land en
zeker niet het minst in onze gemeente, zijn
uitermate belangrijke zaken aan het licht
gekomen en er volgen zeker nog veel meer
(w.o. bij ons de Romeinse mijlpaal met de
naam Fletione!). Bij het nader onderzoek
naar de optimale plaats moet ons inziens
echter niet alleen naar Vechten worden
Tijdschrift van de Historisclie Vereniging
Vleuten, De Meern, Haarzuilens
Verschijnt 4x per jaar. ISSN 0928-4893
19e jaargang nr. 3, september 1999 ©1999
De vereniging is ingeschreven in het vere-
nigingsregister van de K.v.K. Utrecht e.o.
onder nummer V 479360
Correspondentieadres:
Dorpsstraat 1. 3451 BH Vleuten
Dagelijlis bestuur:
Dr. Ir. P.K. Schenk, voorzitter
Dorpsstraat 29, 3451 BJ Vleuten
Tel. 030-6774915
J.W. Schoondervvoerd, secretaris
Meerndijk 62, 3454 HT De Meern
Tel. 030 - 6661462
P.G. de Rooij, penningmeester
't Zand 1, 3544 NC Utrecht
Tel. 030-6771483
A.J. van Zoeren, vice-voorzitter
Stationsstraat 34, 3451 BZ Vleuten
Tel. 030-6771263
Ereleden:
Mevrouw Prof. Dr. C. Isings. Soest
Dr. D.W. Gravendeel. Laag Keppel
Gebouwen:
Vleuten: Broederschapshuisjes (documen-
tatie- en informatiecentrum).
Dorpsstraat 1. Tel. 030 - 6774222
(gedurende openingstijden)
De Meern: Het Kabinet (permanente expo-
sitieruimte). Zandweg 147B
(achter Verenigingsgebouw)
Contributie (inclusief tijdschrift):
f. 35,— per jaar,
bij verzending per post f. 13.- extra
Losse nummers tijdschrift:
f 10,— voor leden, f. 12,50 voor niet-leden
Banlirelaties:
ABN-AMRO Bank De Meern,
rek. 55.66.33.040
Rabobank Vleuten, rek. 36.75.17.574
Postbank, rek. 2689200
Redactiecommissie:
H.E.J. van Essen en J.H.F. Heesters
Adres: Mauritslaan 17, 3454 XP De Meern
Tel. 030 - 6662992
Gehele of gedeeltelijke overname van ar-
tikelen uit dit tijdschrift is slechts toege-
staan met bronvermelding en na verkregen
toestemming van de redactiecommissie.
gekeken. In de hoge ambities die de
gemeenten Utrecht zowel als Vleuten-De
Meern koesteren met betrekking tot het
Centraal Park in Leidsche Rijn past een
dergelijk centrum van nature in.
Onze vereniging drijft op de inzet van
vrijwilligers. Eerder dit jaar heeft het
bestuur besloten een van hen die zich
bijzonder verdienstelijk heeft gemaakt, te
onderscheiden. Op 1 september 1999 is de
Dr. D.W. Gravendeelprijs tijdens een
bijzondere bijeenkomst uitgereikt aan de
heer J.H. van der Poel. Elders in dit
nummer wordt daarvan verslag gedaan.
Een van de zorgen van het bestuur betreft
de inzet van nieuwe vrijwilligers. Het
verheugt ons daarom dat Wouter de Heus
zich bereid heeft verklaard regelmatig een
bijdrage te leveren aan ons tijdschrift met
als thema: een blik in de toekomst. Een
eerste resultaat vindt U al in dit nummer.
Met voldoening stel ik vast dat de
gemiddelde leeftijd van de medewerkers
daardoor iets daalt. Met het oog op de
lange termijn zou het bestuur die tendens
nog wel wat willen versterken! Een andere
rubriek die U voortaan regelmatig tegen
zult komen betreft actuele archeologische
zaken, van de hand van ons bestuurslid
Hans Joosten.
Verder op deze plaats nog een knelpunt:
het bestuur zoekt een medewerker,
overigens ongeacht de leeftijd, die bereid
is het verslag te maken van een tiental
bestuursvergaderingen per jaar. Hij of zij
hoeft daartoe geen lid te zijn van het
bestuur!
Tot besluit. Houdt U de verenigings-
berichten elders in dit blad goed in de
gaten: er worden de komende maand
enkele boeiende onderwerpen aan de orde
gesteld.
P.K. Schenk
In dit nummer
Van de voorzitter
Verenigingsberichten
De Broederschap van O.L. vrouw te Vleuten (I)
De transformatie (I)
Onze straatnamen, oorsprong en betekenis (5)
Archeologische verkenningen (I)
Poeh
pag
50
51
52
62
66
69
71
Illustratie voorpagina:
Deel van het vaandel van de Broederschap
van Vleuten met een afbeelding van O.L.
Vrouw (reprod. van foto A.M. Sprong)
Druk: Jan Evers De Meern
-ocr page 36-
51
Verenigingsberichten
De uitreiking van de prijs met de bijbehorende oorkonde
heeft op 1 september j.1 plaats gevonden in de Broederschaps-
huisjes in Vleuten.
Dr.D.W.Gravendeelprijs 1997 toegekend aan J.H.van
der Poel
Het is al weer bijna 6 jaar geleden dat het bestuur van onze
vereniging besloot een prijs in te stellen, die toegekend kan wor-
den aan personen of instellingen, die zich bijzonder verdienste-
lijk gemaakt hebben voor het bevorderen van de aandacht voor
het plaatselijk verleden. Er is daarbij onder meer gedacht aan
activiteiten die een educatief of informatief karakter hebben met
een brede strekking.
Deze prijs is genoemd naar onze vroegere voorzitter,
Dr.D.W.Gravendeel, die het initiatief genomen heeft en er veel
aan bijgedragen heeft om historisch materiaal te verzamelen en
daarover te publiceren, om de geschiedenis van onze gemeente
zoveel mogelijk bekendheid te geven. In ons documentatiecen-
trum wordt het verzamelde materiaal geregistreerd en toeganke-
lijk gemaakt voor onderzoek.
In de afgelopen 15 jaren is een enorm documentatiebezit
opgebouwd, waaronder een groot aantal akten uit verschillende
archieven, die tietrekking hebben op onze gemeente.
Aan dit laatste heeft de heer J.H.van der Poel een grote
bijdrage geleverd.
Nadat hij zijn beroep van marktkoopman had beëindigd heeft
de heer van der Poel zich begeven op het terrein van familie-
onderzoek, waarmee hij zich enkele jaren heeft bezig gehouden
en waarbij hij kennis heeft verworven van de inhoud van ver-
schillende archiefinstellingen en oude handschriften heeft leren
lezen.
Vervolgens is hij zich bezig gaan houden met de geschiede-
nis van de Utrechtse bierbrouwerijen en daarbij heeft hij kennis
gekregen van de Vleutense brouwersfamilie van Bijlevelt, die
ook brouwerijen in Utrecht had.
Dat heeft geleid tot een ontmoeting met onze toenmalige
voorzitter, de heer Gravendeel, die hem bereid vondt zijn werk
ook ten dienste van onze vereniging te laten komen, want wij
hadden uiteraard ook belangstelling voor deze bekende
Vleutense brouwersfamilie.
Van het een is het ander gekomen en al jaren geleden is de
heer van der Poel begonnen voor onze vereniging ook van ande-
re personen en van hun eigendommen in onze gemeente akten te
verzamelen. Jarenlang bracht de heer van der Poel daartoe dage-
lijks een aantal uren door in de Utrechtse archieven.
Zo heeft de heer van der Poel in de afgelopen 12 jaar zo'n
2700 akten geproduceerd. Door ons werden deze akten in de
computer geregistreerd en in ordners opgeborgen, waarmee nu al
meer dan een hele kast gevuld is.
Het bestuur is van mening dat datgene wat de heer van de
Poel terzake van de kennis van de historie voor onze vereniging
en dus voor de inwoners van onze gemeente heeft gedaan, van
groot belang is.
En daarom heeft het besloten de Dr.D.W.Gravendeelprijs dit
jaar toe te kennen aan de inmiddels 80 jaar zijnde Johannes
Hermanus van der Poel, die sinds kort ook inwoner van onze
gemeente is.
De bewoningsgeschiedenis van Leidsche Rijn
Over dit thema wordt op dinsdag 5 oktober in de N.H. kerk
te Vleuten door de heren Erik Graafstal en Herre Wynia, resp.
projectarcheologen van Vleuten-De Meem en Utrecht, een
lezing gegeven met vertoning van dia's.
Al 3000 jaar is het gebied van de Leidsche Rijn bewoond
door mensen die in verschillende tijden en op verschillende
plaatsen hun sporen in het landschap hebben nagelaten. Naast de
nu nog zichtbare sporen is het gebied zeer rijk aan archeologi-
sche vindplaatsen. Deze aan het oppervlak onzichtbare resten
van de bewoningsgeschiedenis zijn aangetroffen in 47 vindplaat-
sen, die dateren vanaf de Bronstijd tot de Late Middeleeuwen.
Zeer prominent aanwezig zijn de vondsten uit de Romeinse tijd.
met als zeer bijzondere ontdekkingen de restanten van drie kilo-
meter van de Romeinse weg en een volledig Romeins schip. Zij
zullen tijdens de lezing aan de orde komen. Daarnaast zullen de
beide archeologen een overzicht geven van andere resultaten van
hun onderzoek tot nu toe. Tevens zal verteld worden op welke
wijze een aantal belangrijke archeologische vindplaatsen in de
stedebouwkundige plannen is ingepast.
De lezing begint om 20.00 uur en de kerk is open om 19.30
uur. Toegang ƒ 5,-, voor leden van de vereniging ƒ 2,50.
Oude dorpsfilms worden weer vertoond
In de jaren 1959 tot 1966 zijn door de heer A.A. van der Munt
uit De Meem een aantal films gemaakt van gebeurtenissen die in
de loop van die jaren in De Meem hebben plaats gevonden. Deze
films, die een echt dorpsjoumaal vormen, werden door hem aan
de gemeente geschonken en zijn door onze vereniging in het ver-
leden wel eens vertoond, maar dat was nu door hun toestand niet
meer mogelijk.
Door een werkgroep van onze vereniging zijn deze films
overgezet op videobanden, waarvan er enkele nu voor het eerst
vertoond worden. Een prachtige herbeleving van het dorpsge-
beuren in die jaren!
U kunt ze zien op vrijdag 15 oktober om 20.00 in De Schalm
in De Meem.
Toegang ƒ 7,50, voor leden van de vereniging ƒ 5,-.
-ocr page 37-
52
De Broederschap van O.L.Vrouw te Vleuten (I)
door J.W.Schoonderwoerd
ledereen in Vleuten weet wel waar de broederschapshuisjes staan en dat deze huisjes al heel oud zijn. Sommigen weten
ook dat deze huisjes iets met een Broederschap te maken hebben en enkelen weten dat die Broederschap nog steeds
bestaat. Sinds 1988 heeft onze vereniging haar documentatiecentrum in deze huisjes. Er komen daar wel eens bezoekers
die vragen: Waar komt die benaming broederschapshuisjes vandaan?
Het lag al lang in de bedoeling iets te schrijven over de Broederschap en de broederschapshuisjes, doch stukken over de
oudste geschiedenis daarvan waren en zijn moeilijk te vinden. Een jaar of tien geleden werd door onze vroegere voorzitter,
Dr.D.W.Gravendeel, reeds een aantal gegevens en documenten verzameld en een begin gemaakt met een artikel over de
broederschapshuisjes in Vleuten, dat door hem echter niet werd voltooid. Het feit dat deze Broederschap met haar huisjes
een belangrijk stuk historie van onze gemeente inhoudt, was voor mij aanleiding om het werk van Gravendeel voort te zet-
ten en zoveel mogelijk gegevens te verzamelen. Het resultaat is geen kort verhaal maar een uitgebreide geschiedschrijving,
die in twee delen wordt gepubliceerd.
Het eerste deel betreft het ontstaan, de activiteiten en de leden, het tweede deel de bezittingen en speciaal de broeder-
schapshuisjes.
Het ontstaan van de Broederschap
Voor het ontstaan van de Broederschap moeten we teruggaan
naar 1471. Het was toen een roerige tijd, waarin graven en bis-
schoppen, kasteelheren en andere adellijke heren elkaar bevoch-
ten om het bezit van land en macht. De toenmalige pastoor van
Vleuten, Aemt Jansz van der Bilt, was een vredelievend man, die
al dat geweld verafschuwde en vond dat die heren toch met
elkaar in vrede moesten kunnen leven. Hij nam daarom het ini-
tiatief tot het bijeenroepen van verschillende heren uit de omge-
ving in de kerk van Vleuten. Hij kreeg hen zover dat zij kwamen
en beloofden als broeders vreedzaam naast elkaar te zullen leven.
Voor het altaar van Onze Lieve Vrouw werd toen een soort gilde
opgericht, de Broederschap van Onze Lieve Vrouw, waarvoor op
22 april 1471 (Beloken Pasen of eerste zondag na Pasen) een
officiële stichtingsbrief werd opgemaakt.
Het perkament waarop die stichtingsakte werd geschreven
was niet zo best en was na bijna 100 jaar versleten. Op 7 maart
1568 (de eerste zondag in de vasten) werd de stichtingsbrief
daarom opnieuw vastgesteld.
Dit charter met de vernieuwde statuten is bewaard gebleven
(zie afb.1). Er staat ook in wie de oorspronkelijke stichters
waren: Frederick Uuten Ham, heer van Den Ham en maarschalk
van het Nedersticht; Jan Uuten Ham, heer van Bottestein,
Henrick van Eemskerck, heer van Zuileveld, Alfert van der
Meije, heer van Ter Meij, Barnier van Wel en "andere goede
mannen".
De in 1568 vernieuwde stichtingsbrief werd ondertekend
door Jan Nijssoon, wonende op Spengens hofstede, en Comelis
Gijsbert Jansz, als procurators van de Broederschap, en Comelis
Comelisz Poel op Spijck en Henrick Tonisz, als kerkmeesters
van Vleuten, en gezegeld door Jonker Frederick Uuten Eng,
Jonker Johan Uuten Ham, Gijsbert Comelisz Uuten Wael, schout
van Vleuten, Comelis Comelissen, schout van Themaat (en kerk-
meester van Vleuten) en Gijsbert Jansz van Wel, schout van De
Haar.
De voornaamste bepalingen uit deze statuten (waarvan een
transcriptie als bijlage is opgenomen) zijn:
1. dat er elke zondag en elke woensdag op het O.L.Vrouwen
altaar een mis zal worden gedaan voor de levende en overle-
den broeders en zusters;
2.   dat op een vooraf bepaalde zondag de broeders en zusters
samen zullen eten en op de daaraanvolgende maandag in de
kerk komen, waar een mis gedaan zal worden voor de leven-
de en overleden broeders en zusters, waarna zij weer een
maaltijd hebben, waarbij vóór de maaltijd door de procura-
tors rekening en verantwoording wordt gedaan, één nieuwe
procurator wordt gekozen en allen hun bijdrage in de kosten
zullen betalen;
3.   dat voor elke broeder of zuster die gestorven is de procurators
een uitvaartmis laten doen;
4.   dat degenen die tot de Broederschap toegelaten worden
goede eerbare mannen en vrouwen en van goede naam en
faam dienen te zijn en bij hun inschrijving een pond was
moeten geven voor de kerk en dat de toelating geschiedt ten
genoege en met toestemming van de procurators en de meer-
derheid van de broeders en zusters;
5.   dat een broeder of zuster die uit de broederschap wenst te tre-
den een gulden moet betalen als dat uittreden zes weken voor
de maaltijd geschiedt en bij later uittreden ook zijn aandeel in
de kosten van dat jaar;
6.   dat er boetebepalingen gelden voor degenen die tijdens de
maaltijd woorden krijgen, messen trekken, of iemand letsel
toebrengen;
7.   dat degenen die zich misdragen uit de broederschap gezet
kunnen worden;
8.   dat alle broeders en zusters zich zullen houden aan de bepa-
lingen van de statuten.
Als we het heel nuchter bekijken lijken het niet meer dan
regels voor een clubje heren die vrienden willen zijn, een keer
per jaar samen gezellig eten en door de pastoor wat missen laten
doen voor het heil van hun zielen, met een aantal boetebepalin-
gen voor wie zich niet aan de regels houdt. Hoewel er naast broe-
ders ook zusters lid kunnen zijn is er geen enkele vrouw als lid
gevonden.
Een doelstelling dat de Broederschap iets voor anderen doet,
zoals hulp aan armen of iets dergelijks, komt in de statuten niet
voor.
-ocr page 38-
S3
Statuten van de Broederschap van O.L.Vrouw te Vleuten, vast-
gesteld op 7 maart 1568.
In der ehren Godts almachtich ende [Maria] sijnre ghebenedide liever moeder
Maria, soe is een broederscap gesticht van Onsser Liever Vrouwen in de ker-
cke van Vlueten op Onser Liever Vrouwen outaer, bij wil, rade ende consent
heer Aemt Janssen van der Bilt, pastoer van Vlueten, ende bij Vrederick Uuten
Ham, Jan Uuten Ham, Henrick van Emskerck, Alfert van der Mije, Barnier
van Wel ende bij ander veel goeden mannen etc. Geschiet in 't jaer ons Heeren
duijsent vier hondert een ende tseventich den 21 en dach in April. Nu [we-
deromme] in den jaere 1500 acht ende tsestich den 7en dach Meert, soe is dese
fondatie wederomme vemieuwet doer versletenheit van der voerscreven fon-
datie, ende bij wil, rade ende consente van den erentfesten ende vromen ende
edelen joncker Vrederick Uuten Eng, joncker Johan Uuten Ham, Gijsbert
Comelissen Uuten Wael, gesubstitueert scout tot Vlueten, Cornelis
Comelissen, scout van Temaet ende kerckmeister nu ter tijt tot Vlueten,
Gijsbert Janssen van Wel, scout van de Haer, Jan Nijssoen, woenende op
Spengenre hofstede, ende Cornelis Gijsbert Janssen, procuratoers van den
voerscreven broederscap, Cornelis Comelissen Poel op Spijck ende Henrick
Tonissen, alse kerckmeisters nu ter tijt tot Vlueten, ende meer andere goede
mannen etc.
Item in den eijrsten soe sal men ter eeren van Onsser Liever Vrouwen alle
Sondaechs doen een misse op Onsser Liever Vrouwen outaer nae die getijden
van den daege voer alle broeders ende susters die levendich off doot sijn, ende
nae de misse soe sal derselver priester aff gaen van den outaer ende lesen
"Miserere mei Deus" ende "De profondis" mit sijn toebehoeren.
Item soe sal men noch alle week op ten woensdach doen een singende misse
van Onsser Liever Vrouwen op Onsser Vrouwen outaer voor allen broederen
ende susteren, sij sijn levendich offte doot, ende nae de misse soe sal den
priester aff gaen van den outaer ende lesen "Miserere mei Deus" ende "De
profondis" mit sijn toebehoeren als voerscreven staet.
Item soe sullen de broederen ende susteren, die in der voerscreven broeders-
cap sijn, eens jaers te saemen eten op enen voerghenoemden dach ende des
anderen daechs sellen sij kiesen enen procuratoer ende enen sal der blijven;
ende die sullen te saemen allen dinghen besorgen en ordineeren, ende allen
gelden ende ongelden ende testamenten ontfangen ende uuytgeven tot profij-
te der broederscap; ende soe wat broeder ende suster dan daer op die maeltijt
niet en coempt, die sal gehouden wesen alsoe veel te gelden ende te geven als
degheen, die gecommen sijn; ende in geval dat sij daer onwillich inne sijn
omme dat te betaelen, soe sullen de procuratoers in der tijt dat tselfde terstondt
moegen doen uuythaelen mit een pander des Hooffs van Utrecht, sonder
sijluijden daerteghens ijet te oposeeren off teghens te doen.
Item des anderen daechs, als des maenendaechs, soe sullen alle broederen
ende susteren ter kercke commen ende soe sullen de procuratoers in der tijt
daer laeten doen een vigilye van negen lessen mit opstekende neghen bamen-
de waskeerssen, mits doende een singhende misse van requiem voer allen
broederen ende susteren ziellen, sij sijn levendich off doot, waervan de procu-
ratoers sullen geven den pastoer twe stuever, den onderpriester ende coster
eicx een stuever; ende nae de misse eer dat sij aen den maeltijt gaen, soe sul-
len de procuratoers van den verleden jaer hoer rekeninge doen ende bewisin-
ge voor den broederen, die dan daer bij commen, van allen ontfanck, opbueren
ende uuytgeven; ende soe wat dan een ijgelick broeder ende suster sal com-
men te geven, dat sullen sij dan terstondt opleggen ende betaelen, ende indien
sij niet en betaelden of ten lanxten binnen 14 daegen daemae, soe sullen de
procuratoers in der tijt die penningen moegen uuytpanden ende scatten op
enen dach aen alle haer gereetste goederen, sonder enijge oppositije ofte recht
ter contrarie te sustineeren.
Item soe wat broeder ofte suster uuyt de voerscreven broederscap sterft, soe
sullen de erffgenaemen haer een dertichts nae laeten doen nae ouder ghe-
woonte, soe veere sij die macht hebben ende believen.
Item noch soe sullen der procuratoers in der tijt voor den geenre, die daer uuyt
de voorscreven broederscap gestorven is, laeten houden zijn uuytvaert binnen
't yerste maenstondt in de kercke tot Vlueten, mit vigilye van negen lessen, mit
opstekende negen bamende waskeerssen mits doende een singende misse van
requiem voer die ziell ende allen ziellen, sij sijn levendich ofte doot, van den
broeders ende susters voorscreven, mits dat den procuratoers sullen geven den
pastoer, onderpriester ende coster gelijckx voerscreven staet.
Item soe willen wij ende ordineeren, dat alle die gene die in onsse voerscre-
ven broederscap ontfangen sullen worden, goede eerbaer mannen ende vrou-
wen wesen sullen, die van goede naeme ende fame sijn, mits van elcken broe-
der ofte suster, daer alsoe incommen ende inghescreven sullen sijn, sullen
geven een pondt was ter onderhoudenisse van Goedts dienst, ende alsoe
incommende bij believen ende consent der procuratoers in der tijt ende het
meestendeel van de broeders en susters voerscreven, ende soe sal men den
broeder ofte suster alsdan terstont bij den priester ofte secretarys in doen tel-
kenen; ende soe wie den anderen dach van de maeltijt alsoe incoempt, die sal
ter maeltijt moegen blijven sonder dat hij ofte zij yet daer off geven sullen,
behoutlicken soe sullen sij after dien verbonden wesen in allen condicyen
voerwaarden van dese selffde broederscap te onderhouden, in allen manieren
als voerscreven is ende naebescreven sal worden.
Item insgelijck soe wanneer als ijemant, in dese voorscreven broederscap wes-
ende, ende daer begeert uuijt te gaen, dieselffde sal oeck gehouden ende ver-
bonden wesen te geven enen postulaets gulden, alse te weten 18 stuevers,
indien ende soe verde sij dat doen ses weken te voeren als die voerscreven
broeders ende susters te saemen huaer maeltijt doen; ende ingeval ijemant daer
uuytgaet voer ofte nae dat die maeltijt gedaen is, sullen sij insgelijckx geven
die voorscreven postulaets gulden ende daerenboven sal hij ofte sij noch beta-
elen hoer aendeel ende portije van de missen die men in desen broederscap in
een jaer doet; ende soe wie anders doet ende hier inne ghebreecke valt ende
dit selffde niet en betaelt gelijck voerscreven staet, soe sullen de procuratoers
in der tijt dieselffde penningen moegen doen uuijtpanden ende scatten als 's
Heren accijssen ende dominii, sonder enijge oppositije ofte recht ter contrarije
te sustineeren.
Item dat enich van onssen broederen ende susteren, ten tijde als men die mael-
tijt doet, teghens malcander woerden creghen ende messen toech ofte ijemant
quetste ofte mit enich ander feijt van waepenen, 't sij kannen ofte stoelen hoe-
danich het sijn mach, die sal verbueren drie gouwen ecclesije Vranckrijckse
schilden tot profijt van de voorscreven broederscap ende daer en boeven,
indien hij ofte sij ijemant ghequest hadde, sijn meysterloen te betaelen, ende
alsdan noch te blijven aen twee van onsse broederen, die die procuratoers
daertoe stellen sullen, ende den priester als een overman, ende dit al bij pene
voerscreven.
Item waer 't dat enich van onssen broederen ende susteren soe onredelijck
waer in woerden, in wercken, ofte te veel willes woude hebben in den voor-
screven broederscap, dat het den broederen verdoocht, ende die procuratoers
hem ofte huer dat zeide, ende dan niet off en lieten, soe mueghen hem die pro-
curatoers ofte brueders off dat merendeel van dien hem ofte huer uuijt den
broederscap setten ende sij sullen daer en boeven betalen de drie gouwen
ecclesije Vranckrijckse schilden ende sculden die welcke voerscreven staen;
ende soe wie datter inne in ghebrecke valt, die sal men terstont moegen doen
executeren aen hoerluyden gereetste goederen, als seckeren accijssen ende
domijnij, sonder enijghe oppositije ter contrarije te sustineeren.
                          j
Item die procuratoers ofte broederen off dat meerendeel van dien, die moe-
ghen tot allen tijden, als sij willen, dese voerscreven fondatije, overdracht, ver-
bant ende elcke punt bisonder verminderen, vermeerderen naer hoer goet
duncken tot oerbaerlickheijt ende meere nutschap ende profijt der voerscreven
broederscap ende anders niet.
                                                                            j
Item voert soe gheloeven wij allen broeders ende susters, die in dese voor-
screven broederscap sijn, dese ordinantije mit allen articulen hierinne begre- |
pen, mitter broederschap te houden van weerden voer ons ende onsser nae-
commelingen, ende daer niet teghens te oposeeren, noch te doen, noch te doen |
doen mit enijghen rechten, geestelick noch werlick, in enijgher wies.
Alle dinck sonder argelist.
In kennisse der waerheyt soe hebben wij Jan Nyssoen, Cornelis Gijsbertssen,
Comelis Comelissen Poel op Spijck ende Henrick Tonissen, procuratoers ende
kerckmeisters voerscreven, elkx dese fondatije onderteijkent; ende tot meer-
der vasticheijt soe hebben wij procuratoers ende kerckmeisters voerscreven
met der ghemeen broederen en susteren tsamentlick gebeden den erentfesten.
edelen ende vroemen joncker Vrederick Uuten Eng, jonker Johan Uuten Ham,
Ghisbert Comelissen Uuten Wael, scout tot Vlueten, Cornelis Comelissen,
schout van Themaet ende Gijsbert Janssen van Wel, schout van der Haer, dese
ordonantije ofte fondatie van der broederscap over ons allen te willen besege-
len.
Ende wij voerscreven hebben om bede wille van den procuratoers, kerck-
meisters ende onsse ghemeen broederen ende susteren voerscreven elcx onsse
segel aen desen brieff gehanghen ende mede over ons selven etc.
Gegheven in 't jaer Ons Heeren duysent vijffhondert ende acht ende tsestich
opten sevensten dach inde Meert.
(get.) Jan Nyssoen, Comelis Gijsbertsz, Comelis Comelisz Poel op Spyck,
Hendrick Tonisz
(Gezegeld met zegels van Frederik Uten Eng, Jan Uten Ham Wanroy, Gijsbert
Comelissen Uten Wael, Comelis Comelissen en Gijsbert Janssen van Wel)
Toch heeft deze Broederschap altijd een zekere status gehad,
was het een eer om daar Hd van te zijn en voor heel wat mensen
een instelling om geld en goed aan te schenken ofte legateren. Is
dat wellicht een gevolg van het feit dat de stichting plaats had
door de pastoor en een aantal adellijke heren en dat er in de loop
der tijd veel voorname heren lid van zijn geweest? Deze vraag
-ocr page 39-
54
Afb. 1 Fragment van een foto (40x30 cm) van de originele stichtingbrief (statuten) van 1568, formaat origineel ca. 47x40 cm (foto Het
Utrechts Archief, ABs nr 40).
grond beschikbaar stelden om onder de bescherming van hun
kasteel weer een kerk te bouwen.
Er werd destijds door de overheid wel geregistreerd welke
eigendommen er nog in het bezit van kerkelijke instellingen
waren en welke inkomsten daaruit werden ontvangen. In het
archief van de Staten van Utrecht (HUA StvU 938) bevindt zich
een "Inventaris van de gheestelijke goederen in den cleijnen ste-
den ende ten plattelande van Utrecht" (1582-1585). Hierin is ver-
meld:
"Incomen van de goederen toebehorende onse lieve vrouwe
Broederschap in de kercke van Vleuten.
Claes Heijnrixsz als procuratoer van de broederschap voorszegt
verclaert datter toebehoort alsulcke percelen van landen mit die
bruijckers pacht ende huijre als hiemae volgt:
In den eersten drie mergen landts gelegen in de Goijstraet in de
gerechte van Vlueten ende gebruijckt worden bij Comelis
Gijsbert Jansz tsjaers voor derthien gulden ende competeert noch
etiijkcke jaeren te gebmijcken.
Item noch twee mergen gelegen in de bruijkweer van zaliger
Willem van Hijndersteijn ende bij Peter Baers nu gebruijckt wor-
den voor elff gulden en noch etlijcke jaeren te gebruijcken staen.
Item competeert die broederschap noch een cleijn huijsken sta-
ende in 't dorp van Vlueten ende bij de pastoir bewoint wordt pro
nihilo."
In 1593 werd door een commissie, die ingesteld werd door de
Staten van Utrecht en waarvan ook Jonkheer Frederick van
Zuijlen van Nijevelt deel uitmaakte, een verslag uitgebracht geti-
teld: "Verbael van 't gebesoigneerde in de visitatie der kercken
ten platten lande in 't Sticht van Utrecht" (HUA BMGH
Hist.Gen.Bib V66). In dit visitatieverslag van 1593 wordt onder
Vleuten vermeld: "Hier en is geen pastorie, maer de breurschap
van onse L.Vrouwe heeft zeeckere wooninge. Item 25 gld. jaer-
lijx incomen van lantpacht ende anders, ende noch eenige juwe-
len, die se op haere maeltijt van eenige continuele dagen plegen
te vertonen."
Hieruit blijkt dat in die tijd de broeders nog maaltijden had-
zal niet beantwoord kunnen worden, maar het is echter een feit
dat de Broederschap nu al meer dan 500 jaar bestaat, dat er door
haar in de loop van de eeuwen ook veel goede dingen zijn gedaan
en dat er nu in haar statuten is opgenomen dat zij haar doel mede
tracht te bereiken door het ondersteunen en/of bevorderen van
godsdienstige, charitatieve, culturele en sociale akties.
Laten we eens bezien wat er in die 500 jaar met de
Broederschap is gebeurd.
Activiteiten van de Broederschap
Omdat er uit de eerste eeuwen van het bestaan van de
Broederschap zeer weinig geschriften bewaard gebleven zijn, is
er ook weinig te vinden over wat er door haar gedaan werd.
Over de tijd tussen 1471 en 1558 is van enige activiteit van
de Broederschap, behoudens het bezit van enkele eigendommen,
waarover hierna meer, niets bekend. Van de jaren daama tot rond
1770 zijn slechts enkele geschriften bekend waaruit iets over het
functioneren van de Broederschap blijkt. Na de beeldenstorm
van 1567, die ook in de kerk van Vleuten plaats vond, werd het
functioneren van de rooms-katholieke kerken en instellingen
steeds verder bemoeilijkt door de protestantse overheidsorganen.
In 1580 werden alle uitingen van het katholieke geloof verboden
en derhalve werden er, althans in het openbaar, ook geen missen
meer voor de Broederschap gedaan.
Ondanks alle verboden bleef de toenmalige pastoor Van
Segvelt nog tot zijn dood in 1611 functioneren, wat mede tot
gevolg heeft gehad dat het merendeel van de Vleutense bevol-
king katholiek is gebleven.
De kerk van Vleuten en de eigendommen van de kerk wer-
den door de gereformeerde overheid geconfisceerd en datzelfde
dreigde ook te gebeuren met de bezittingen van de Broederschap,
die ook wel als een kerkelijke instelling werd gezien. Dat dit toch
niet is gebeurd is wellicht een gevolg van het feit dat de
Broederschap zich presenteerde als een (niet kerkelijke) instel-
ling die zich inzette voor de armenzorg, maar was misschien ook
te danken aan de invloedrijke heren van Den Ham, die evenals
verschillende andere heren katholiek bleven en 100 jaar later ook
-ocr page 40-
55
afgestorven broeders en dat ieder daar present sal moeten weesen
in de gestoelten, op een boete van ses stuijvers bij ieder van de
broeders die niet present sullen weesen ten behoeve van de
armen van de Broederschap verbeuren." De op 11 juni 1748 en
23 mei 1769 vastgestelde boeten bleven daarbij gehandhaafd.
In 1791 werd verordend dat "als een der broeders komt te
sterven, de eerwaarde pastoor van Vleuten daags na de uitvaart
van den overledene, des ochtends om 9 uur, een H.Mis van
Requiem zal doen met 12 brandende waskaarsen en dat op boete
van een gulden alle leden daarbij tegenwoordig moeten zijn".
Volgens de overlevering werd in de begintijd van de
Broederschap het overschot van de jaarlijkse maaltijd aan de
armen geschonken, maar waarschijnlijk werd er op andere wijze
nog wel iets meer voor armlastigen gedaan, want gelovige men-
sen zorgden toch ook voor hun behoeftige medemensen. In die
tijd bestonden er ook meerdere soorten van fundaties, die soms
bindingen met de kerken hadden en die sociale doeleinden
nastreefden, b.v. zorg voor armen of zieken.
In het maart-nummer van Oud-Utrecht van 1971 werd door
Mw.E.P.Polak-de Booy een artikel geschreven onder de titel
"Armenzorg in Vleuten", dat betrekking heeft op het functione-
ren van de R.K.Broederschap van Vleuten in de 18e eeuw. Zij
heeft daarvoor o.a. het kerkeboek van de Nederlandse hervorm-
de gemeente van Vleuten, berustend in het Utrechts Archief,
nagegaan. Een groot deel van dat artikel wil ik hierbij graag over-
nemen.
"In een visitatierapport van 1593 lezen we dat er toen een
gilde in Vleuten was, waarvan de leden een jaarlijkse maaltijd
hielden, waarop enkele juwelen getoond werden die eigendom
waren van het gilde. Het inkomen was ongeveer 25 gulden per
jaar, blijkbaar ruim voldoende om de onkosten te dekken. In
1621 was er wat veranderd, zoals blijkt uit een mededeling van
de toenmalige predikant van Vleuten op de classis-vergadering in
Utrecht. Het inkomen was gegroeid tot 30 gulden, en het werd
besteed "tot profijt der armen". Wanneer we bedenken dat in die
tijd van gereformeerde zijde pogingen werden gedaan om het
inkomen van gilden en broederschappen te algemenen nutte aan
te wenden, inplaats van dat "onnut verbrassen", is het niet moei-
lijk om te begrijpen wat er gebeurd was. Om baas in eigen huis
te blijven had de broederschap aan de buitenwereld doen weten
dat armenzorg haar voornaamste doel was. Dat was niet uitslui-
tend camouflage, want er werd wel degelijk veel voor de armen
gedaan. Zo veel, dat ook buitenstaanders dit gilde de aangewe-
zen instelling gingen vinden om geld of goederen aan na te laten,
in de wetenschap dat dit goed besteed zou worden. In het begin
van de achttiende eeuw scheen het gilde zelfs zijn zuiver katho-
liek karakter verloren te hebben, want het telde ook enige gere-
formeerden onder zijn leden."
"In 1732 kreeg de gereformeerde gemeente in Vleuten een
verzoek van het gerecht om iets bij te dragen tot onderstand van
een Vleutense jongen die in Utrecht in het dolhuis was opgeno-
men. De kosten waren te hoog om geheel ten laste van het dorp
te komen: 80 gulden per jaar. Als de diakonie nu eens 20 gulden
bijdroeg? Goed, zei de kerkeraad, voor dit éne jaar willen we het
wel doen, omdat jullie zoveel uitgaven hebben moeten doen om
de jongen in de kleren te steken. Maar er is één voorwaarde: de
O.L.Vrouwen Broederschap moet evenveel bijdragen, anders
doen wij het niet. Hierop volgde een vergadering in het rechthuis,
met vertegenwoordigers van zowel broederschap als kerkeraad.
Afb.2 De 2 drinkbekers (kelken) van de Broederschap, links de
glazen met wapenschild, rechts de glazen met zilveren voet. (foto:
autteur)
den op enkele achtereenvolgende dagen.
De hiervoor vermelde "juwelen" van de Broederschap zijn
waarschijnlijk de twee kelken, die bij de maaltijd gebruikt wer-
den en die tot nu toe bewaard zijn gebleven. De ene was een gla-
zen kelk met zilveren voet en de andere een glazen kelk waarop
een wapenschild is aangebracht (zie afb.2). Volgens de overleve-
ring werd een kelk gebruik bij de intreding van nieuwe leden, die
een volle beker wijn moesten leegdrinken.
In het midden van de 17e eeuw of misschien al eerder wer-
den de jaarlijkse twee "teerdagen" teruggebracht tot één dag en
in 1667 werd door de broeders besloten dat de kosten van de
maaltijd op de rekendag, die tot dan uit de inkomsten van de
broederschap werden betaald, voortaan voor eigen rekening van
de deelnemers zouden komen. Dit had het onbedoelde gevolg dat
verschillende broeders niet meer deelnamen aan de broeder-
schapsdag. In het begin van de 18e eeuw werd vastgesteld dat
ieder die bij het vriendenmaal ontbrak met een rijksdaalder zou
worden beboet. Wat later werd de maaltijd op de rekendag in het
geheel niet meer gehouden.
Op 11 juli 1748 werd besloten dat "om reedenen die maaltijd
nu sederd eenige jaren cesserende is, die boeten vervolgens wor-
den gemodemeert waaromme is goedgevonden en verstaan dat
in het vervolgh bij den absente broeder ten behoeve van de
Broederschap sal werden verbeurt 25 stuijvers" (= I gulden 5
stuivers). Ook dit had niet het gewenste resultaat en er moest
zelfs iets gedaan worden om de broeders op de rekendag bij
elkaar te krijgen. Op 23 mei 1769 werd daarom vastgesteld dat
"de broeders op den dagh van de jaarlijkse rekeningh des namid-
dags ten vier uuren precies present sullen moeten sijn op een
boete van ses stuijvers te verbeuren bij ieder van de broeders die
alsdan niet present sullen weesen en sal vervolgens de rekening
ten half vijf uuren worden gedaan."
In die tijd genoten de katholieken wat meer vrijheid in de uit-
oefening van de godsdienst en op 28 mei 1771 werd door de
broeders bij meerderheid van stemmen besloten "dat den pastoor
van Vleuten 's morgens om 9 uuren een mis zal doen voor de
-ocr page 41-
56
Woordvoerder van de eerste was de brouwer Hendrik van
Bijlevelt, een der voornaamste katholieken van het dorp en hoog
aangeslagen in de belasting. Al direkt stelde hij zich op tegenover
de predikant, Jacobus Vlaer, en er kwam een felle diskussie.
Nu moet men weten dat Jan Joosten, de jongen waar het om
ging, wel van gereformeerde huize was. Hij was echter geen lid-
maat en hoorde dus tot de zogenaamde buiten-armen. In veel
dorpen lag de situatie zo, dat katholieke en gereformeerde lid-
maten ieder bij hun eigen diakonie voor steun terecht konden,
terwijl de buiten-armen óf bij het gerecht konden aankloppen, óf
bij een van die nog uit de tijd van de middeleeuwen stammende
fundaties voor armenzorg, doorgaans Heilige Geest tafels
genoemd. De dominee zag in de Vleutense broederschap ook
zo'n min of meer neutrale instelling en voelde zich in die mening
gesteund door het feit dat sommige gereformeerden aanzienlijke
bedragen aan de broederschap hadden nagelaten. Dat zouden zij
niet gedaan hebben als het een puur katholieke organisatie was.
Zo eenvoudig lag het in Vleuten toch niet. Om te beginnen
was er geen roomse diakonie. Neen, zei Bijlevelt, de roomse
armen worden gesteund door de broederschap of door het
gerecht.
Dominee: Wat, geen diakonie? Wat doe je dan met je aal-
moezen?
Bijlevelt: Die zijn er niet.
Dominee: Geen aalmoezen? Waar is dan die lade voor die
zondags in jullie kerk rondgaat?
Bijlevelt: Voor de pastoor.
Dominee: Maar er is toch al een bus waarmee je bij de hui-
zen geld inzamelt voor de pastoor, en nog een tweede voor het
onderhoud van de kerk, geef je dan nooit aalmoezen? Dat bestaat
toch niet, een christelijke gemeente die niet aan de armen denkt?
Bijlevelt: Toch wel, ik geef elke donderdag aan de passanten
uit Utrecht, die hier op die dag gewoonlijk komen "schoeyen".
Dominee: Die? Maar dat is onhebbelijk en godloos volk!
Vroeger gaf ik ze ook wel eens wat, uit eigen beurs, maar ze ver-
drinken alles in dat kroegje, je weet wel, en toen ik dat merkte
hield ik er mee op. Ik vind dat je beter kunt geven aan de armen
van je eigen dorp, waar je wat van afweet.
Hierop zwegen de roomse aanwezigen, "alsof ze de dominee
gelijk gaven". Maar Bijlevelt hield voet bij stuk en begon een
tegenaanval: Waarom had de broederschap niets gekregen uit de
nalatenschap van Jan Pronckert, lidmaat van de gereformeerde
kerk, die behalve van de diakonie ook onderstand had genoten
van de broederschap? Hij voor zich voelde er niet voor aan deze
nieuwe zaak mee te werken, zolang er in de oude geen klaarheid
gekomen was.
Het dreigement van de dominee dat de gereformeerden dan
ook niets zouden geven, bracht Bijlevelt tenslotte tot nadenken.
Met zijn verklaring "ik zal dan ook geven, dog ook maer voor dit
jaer" eindigde de vergadering. De dominee ging naar huis en
schreef alles in het kerkeboek, nog vóór zijn gemoed tot rust was
gekomen.
Tenslotte betaalde de diakonie niet alleen voor dat éne jaar,
maar jaren lang, evenals de O.L.Vrouwen Broederschap. De
zaak over Jan Pronckert was dan ook tot aller tevredenheid opge-
lost.
Enige jaren later (in 1740) waren er weer moeilijkheden, dit-
maal tussen gerecht en broederschap. Het gerecht had twee
rooms-katholieke vrouwen (Marie van den Bergh en Jannetje
Gijsen) die om steun kwamen vragen, naar de broederschap ver-
wezen, maar zij werden daar niet geholpen. Schout en schepenen
dienden hierover hun beklag in bij de Gedeputeerde Staten en
stelden, dat de broederschap de phcht had deze vrouwen iets uit
te keren.
In hun verweer maken de broeders duidelijk dat zij deze eis
van het gerecht beschouwden als een inbreuk op hun beschik-
kingsrecht over de goederen van het gilde. Het was hun eigen
vrije wil geweest indertijd, dat de inkomsten voortaan gebruikt
zouden worden voor armenzorg. Zijzelf hadden in 1667 beslist
dat voortaan de jaarlijkse maaltijd uit eigen zak betaald zou wor-
den. Zijzelf wilden ook bepalen wie wel en wie niet voor onder-
stand in aanmerking kwam. Wat die twee vrouwen betreft, die
voldeden niet aan hun eisen. Maria van den Bergh was al jaren
lang niet in de kerk verschenen; de pastoor had haar uit eigen
beurs een schelling per week aangeboden als zij wel zou komen,
maar zij had halsstarrig geweigerd. De andere woonde in De
Meem en ging in Utrecht ter kerke en kwam dus helemaal niet in
aanmerking. Verontwaardigd constateerden zij dat het gerecht
maar links en rechts akten van indemniteit uitgaf zonder hun
voorkennis, en dan wel de broederschap voor hun onderstand liet
opdraaien. Op die manier zou er binnenkort niets meer van het
vermogen over zijn.
Het is niet meer na te gaan hoe het met die vrouwen afliep;
maar het standpunt van de broeders is wel invoelbaar, vooral
wanneer we de geschiedenis van het gilde van het begin af na
gaan."
Uit een resolutie van de Gedeputeerde Staten van 2 februari
1740 (HUA StvU 264-145) blijkt dat deze "Schout en schepenen
nopen de alimentatie te doen".
"Al bij het conflict in 1740 over de twee vrouwen die om
onderstand vroegen, krijgen we de indruk dat het gerecht aan het
gilde de taak toedacht om speciaal de katholieken te steunen.
Niet meer neutraal dus. De broederschap zelf, zo blijkt uit het
verweer, vond dat die katholieken dan ook geregeld in de kerk
moesten komen en nam aldus de taak op zich van een roomse
diakonie, die immers in Vleuten niet bestond.
En met de infiltratie van gereformeerden in het gilde was het
in de tweede helft van de achttiende eeuw afgelopen.
Heel veel jaren later, in de winter van 1812/1813, zat een
andere dominee van Vleuten op een avond in het kerkeboek te
lezen. Toen hij zag wat zijn voorganger Jacobus Vlaer had opge-
schreven, wreef hij zich de ogen uit. Die O.L.Vrouwen
Broederschap zou dus bedoeld zijn om de buiten-armen te steu-
nen? Maar dan hadden zij al jaren lang deze mensen, en ook de
hervormde diakonie, te kort gedaan. Hij nam de pen op en
schreef een brief op poten aan de administrateurs van de broe-
derschap. In het Frans, zoals dat in die tijd hoorde. Het was het
begin van een lange briefwisseling, waarbij vele stukken ter tafel
kwamen. Pas in 1815 bracht de vrederechter van het kanton
Maarssen een vergelijk tot stand. Waarschijnlijk hield hij er reke-
ning mee dat het gilde ook wel eens legaten van gereformeerden
had ontvangen, en wees daarom een achtste van het vermogen
(in totaal geschat op 5503 gulden) toe aan de hervormde diako-
nie. Op 5 februari 1820 werd de laatste betaling gedaan, en daar-
mee was de O.L. Vrouwen Broederschap weer baas in eigen huis
geworden, maar nu voorgoed."
In de vergadering van de broeders van 3 juli 1821 werd beslo-
ten dat in het vervolg geen leden tot de Broederschap zullen wor-
den aangenomen die de R.K. godsdienst niet belijden en dat,
ingeval een der broeders van godsdienst zou veranderen, hij
dadelijk het lidmaatschap verliest.
-ocr page 42-
57
onvermogen van de huurders vaak niet werd geïnd of werd kwijt-
gescholden.
Verder werden er nu en dan schenkingen of legaten ontvan-
gen, voorzover nagegaan kon worden in de loop der jaren zo'n ƒ
4.800,- tot begin 1800.
Daarnaast werd er jaarlijks nog een bedrag van ƒ 12,— ont-
vangen van de heren van Den Ham wegens rente van een bedrag
van ƒ 400, —, dat door Jonkheer Hendrik van den Borch, de toen-
malige heer van Den Ham, in 1696 ten behoeve van de
Broederschap werd vastgelegd.
In het hierbij afgedrukte overzicht van de inkomsten en uit-
gaven van de Broederschap (om de 25 jaar) is te zien welke
omvang deze hadden. Ook het bedrag van het bezit aan obliga-
ties e.d. is daarbij vermeld. Alhoewel de waarde van het geld in
de 18e en 19e eeuw niet te vergelijken is met de huidige waarde,
kan uit dit overzicht wel geconcludeerd worden dat de financiën
van de Broederschap slechts een bescheiden
omvang hadden en er bepaald geen sprake was
van een kapitaalkrachtige instelling.
In het archief van de Broederschap zijn boeken met de jaar-
rekeningen bewaard gebleven vanaf het boekjaar 1776/1777,
toen Willem Hendrik van Bijlevelt procurator was geworden
(ABs nrs 2 t/m 5). In het eerste boek is hij begonnen met de sta-
tuten op te schrijven en vervolgens een aantal door de broeders
genomen besluiten vanaf 1748 over het verschuldigd zijn van
boeten voor het niet bijwonen van de maaltijd en de mis.
Uit de jaarrekeningen blijkt dat er verschillende uitgaven
werden gedaan voor armenzorg, in geld en in natura, b.v. door
het verstrekken van brood en turf. In het jaar 1776/77 beliepen
die uitgaven een totaal van ruim 476 gulden, in 1777/78 ruim 205
gulden. Hieruit mag wel geconcludeerd worden dat er in daaraan
voorafgegane jaren ook dergelijke bedragen werden besteed.
Vanaf 1794 tot 1809 werd er jaarlijks een bedrag van ƒ 200,—
Overzicht van de inkomsten en uitgaven van de Broederschap van 1776
(Vroegere bedragen in guldens, stuivers en penningen zijn omgezet in decimale
bedragen)
Inkomsten
In 1823 werd het broedermaal weer in ere
hersteld. Er werd daarvoor ƒ 45,— door de
Broederschap betaald en de dag van de maaltijd
werd vastgesteld op tweede dinsdag na
St.Petrus en Paulus (29 juni). Uit de uitgaven in
1870 blijkt dat er toen ƒ 60,— werd betaald
voor de maaltijd, welke bedrag in 1871 met
ƒ 10,— werd verhoogd om in 1881 op ƒ 100,—
te worden vastgesteld. In 1925 waren de kosten
opgelopen tot ƒ 230, — , waarna besloten werd
dat nog slechts een deel van de kosten betaald
zou worden. In 1947 waren de middelen dus-
danig krap, dat besloten werd de maaltijd voor
gezamenlijke rekening van de broeders te laten
komen. In de vijftiger jaren werd besloten de
kosten van de maaltijd weer voor rekening van
de Broederschap te nemen.
1776/7
1800/1
1825/6
1850
1875
1900
1925
1950
landpacht
86,-
104,-
145,-
170,-
149,-
125,-
225,-
165,-
huishuur
98,-
138,-
73,20
229,50
276,-
237,-
733,50
763,50
grondgeld
3,-
3,-
3,-
11,-
31,-
rente
166,43
76,40
54,63
66,69
101,3
254,18
,80
24,80
uitk.Den Ham
12,-
12,-
12,-
12,-
12,-
12,-
12,-
12,-
uitk.Erven v.D.
25,-
25,-
25,-
25,-
25,-
25,-
25,-
200,-
boeten e.d.
22,10
overige
25,-
22,-
1901,-
920,50
3,50
totaal
415,43
380,50
312,83
514,19
616,39
2554,18
1917,80
] 168,80
Obligaties e.d.
4525,-
6268,-
1600,-
2534,-
2100,-
5000,-
100,-
500,-
Uitgaven
1776/7
1800/1
1825/6
1850
1875
1900
1925
1950
missen
18,-
8,-
8,-
15,-
47,-
35,-
maaltijd
52,50
70,-
122,60
230,-
134,43
belastingen
66,56
66,27
66,48
50,26
83,95
45,81
96,79
199,95
onderh. huizen
181,78
23,53
70,68
68,73
769,55
587,94
365,29
brandverz.
16,43
25,85
42,10
37,60
armenzorg
476,50
359,35
122,66
117,88
276,87
179,64
180,58
overige
20,-
9,40
1,-
1201,08
733,58
388,50
totaal
563,06
607,40
283,17
256,22
524,98
2359,53
1917,99
1160,77
De verbondenheid met het O.L.Vrouwen
altaar in de kerk van Vleuten kwam tot uiting
toen in 1885 de nieuwe R.K. kerk in Vleuten
werd gebouwd. De Broederschap besloot toen
op haar kosten een nieuw Maria-altaar te laten
maken. Hiervoor werd aanvankelijk ƒ 500,—
uitgetrokken, maar de werkelijke kosten bleken
veel hoger uit te vallen en overschreden de
ƒ 2.000, — . Dit kon de Broederschap niet direct
betalen en daarom werd besloten het resterende
bedrag in enkele jaarlijkse termijnen te betalen,
naarmate er geld over was. Toen dat wat lang
duurde werd daartoe een obligatie van
ƒ 1.000,- verkocht.
In 1957 werd een bedrag van ƒ 1.200,— aan de kerk
geschonken voor een hek van de doopkapel.
De Broederschap heeft ook iets gedaan voor de plaatselijke
gezondheidszorg. Aan de toenmalige vereniging "Het Wit-Gele
Kruis" werd in 1931 en 1932 een subsidie verleend van ƒ 50,—
en van 1933 tot en met 1953 van ƒ 75,— per jaar.
Voorzover de beschikbare middelen niet nodig waren voor
betaald aan het toen fungerende Roomsch Catholiek Armbestuur,
waardoor de rechtstreekse armenzorg wat minder werd, doch steun
in natura werd nog wel verleend. In de jaren na 1880 werd er jaar-
lijks in de wintermaanden rond ƒ 300,— aan brood en turf" voor de
armen betaald. Deze vorm van armenzorg heeft nog tot 1947 plaats
gehad.
De inkomsten van de Broederschap bestonden uit landpacht,
rente van obligaties, grondgeld (erfpacht) en huishuur, waaron-
der de huur van de broederschapshuisjes, welke huur wegens
-ocr page 43-
58
het onderhoud van de broederschapshuisjes werden deze vanaf
de zeventiger jaren besteed aan algemeen sociale en culturele
doeleinden, onder andere voor ondersteuning van werkers in de
onwikkelingslanden afkomstig uit Vleuten en Haarzuilens, zoals
pastoor G.J.van der Meer in Brazilië, zuster Chr.Kooijman uit
Haarzuilens, zuster de Groot en pater H.Tennissen uit Vleuten, en
door steun aan de aktiviteiten van de vereniging "Aktie voor
Aktie" (financiële adoptie van kinderen in Brazilië), aan het
Johannes Hospitium in Vleuten en de actie van de M.O. V.werk-
groep van de Willibrordparochie in de Oekraïne. Voor laatstge-
noemde drie projecten werd ter gelegenheid van het 525-jarig
bestaan in 1996 een extra bedrag van ƒ 10.000,— besteed.
Op een ander "sociaal" vlak is de Broederschap ook in het
recente vededen nog actief geweest. In 1980 werd een brief aan
de gemeente gezonden, waarin werd aangeboden het
Kwakelbruggetje over de wetering, tussen Past.Ohllaan en
Stationsstraat, voor rekening van de Broederschap te verbouwen
tot een vlak bruggetje, omdat het hoge bruggetje problemen ople-
verde voor oudere en moeilijk lopende mensen. Dit aanbod werd
door de gemeente afgewezen "gelet op het karakteristieke beeld
wat deze loopverbinding oplevert in het dorpsbeeld vanaf de
Pastoor Ohllaan en de Stationsstraat gezien". De gemeente zegde
wel toe aandacht te zullen besteden aan de begaanbaarheid van
het bruggetje.
Er dient ook nog vermeld te worden dat de Broederschap al
meer dan KX) jaar een vaandel heeft, dat bij officiële gelegenhe-
den wordt gebruikt. Aan de voorzijde staat een afbeelding van
O.L. Vrouw en aan de achterzijde de naam. Omdat het na 100 jaar
in een slechte toestand verkeerde werd het enkele jaren geleden
gerestaureerd (zie afb.3).
Procurators
Zoals uit de oorspronkelijke statuten blijkt werden er uit de
leden twee procurators gekozen, waarvan er elk jaar één aftre-
dend was. Deze procurators waren degenen die het dagelijks
bestuur uitoefenden en jaarlijks rekening en verantwoording
aflegden op de "rekendag". Omstreeks 1700 vinden we dat de
procurator voor het leven wordt benoemd en dat er 2 vice-procu-
rators zijn. In 1903 werd bepaald dat de procurator voor 5 jaar
wordt gekozen en in 1905 werd die termijn statutair vastgesteld
op 10 jaar.
In verschillende akten die in de loop der tijd zijn opgemaakt
vinden we namen van procurators, waarvan er sommigen niet in
het archief van de Broederschap doch in akten in andere archie-
ven zijn gevonden. De namen van degenen die in akten vermeld
werden zijn:
In 1525: Willem Gerritsen en Antonis Herbertsen;
In 1558: Jan Nijssoon, wonende op de hofstede Spengen, en
Comelis Gijsbert Jansz wonende op Themaat;
In 1579:Claes Henricksz en Gijsbert Comelisz van Schoon-
derwoert (uut Twaall), deze laatste was van 1543 tot 1576
(plaatsvervangend) schout van Vleuten;
In 1582: Claes Henricksz;
In 1653: Gerrit Joosten van Rijckelijckhuijsen (wonende op
Themaat) en Gerrit Henricksz van Bijlevelt (wonende op
Alendorp);
Afb. 3 Het vaandel van de Broederschap, linlisonder de voorzijde met afbeelding van O.L. Vrouw, rechtsonder de achterzijde met de
naam en de jaartallen 1471 en 1887 (reprod. van foto's van A.M. Sprong)
-ocr page 44-
59
In 1703, 1710 en 1728: Hendrick Willemsz van Bijlevelt
(1671-1749, brouwer te Vleuten, zoon van brouwer Willem
Dircksz);
In 1753, 1754 en 1761: Jan Comehs van Bijlevelt (1702-1770,
brouwer te Vleuten, zoon van Hendrick Willemsz).
Waarschijnlijk waren deze laatste twee Van Bijlevelts al voor het
leven benoemd en tot hun dood procurator.
Uit de notulen en andere stukken van de Broederschap blijkt
dat procurator waren:
4-6-1776 tot 23-12-1799: Willem Hendrik van Bijlevelt (1733-
1799, brouwer, schepen van Vleuten, zoon van Jan Comelis);
10-6-1800 tot 13-7-1837: Paulus Martinus van Bijlevelt (1770-
1841, heer van Alen velt, van 1811 tot 1820 heer van Den Ham,
lid van de Staten van Utrecht, zoon van Willem Hendrik);
13-7-1837 tot 18-10-1895: Simon Petrus Wilhelmus Henricus
van Bijlevelt (1816-1895, heer van Alenvelt, wethouder van
Vleuten, zoon van Paulus Martinus);
29-10-1895 tot 10-2-1903: Theodorus de Klaver (pastoor);
26-2-1903 tot 29-9-1932: Everardus Johannes van Dijk (1862-
1932, eigenaar bonthandel en -zagerij, gemeenteontvanger van
Vleuten);
11-10-1932 tot 16-12-1981: Theodorus Gerardus van Dijk
(1903-1984, boekhouder/firmant bonthandel, gemeente-ontvan-
ger en o.a. penningmeester van het R.K.kerkbestuur, zoon van
Everardus Johannes).
Vanaf 16-12-1981 is Hubertus Johannes Broekhuijse, tot voor
enkele jaren directeur van de Rabobank Vleuten, procurator.
Hieruit blijkt dat de functie van procurator van rond 1700 tot
1895 of bijna 200 jaar door 5 generaties Van Bijlevelts en van
1903 tot 1982 of bijna 80 jaar door 2 generaties Van Dijken werd
vervuld. Het langst was Simon P.W.H.van Bijlevelt procurator en
in 1887 werd aan hem een zilveren beeld van O.L.Vrouw aange-
boden ter gelegenheid van zijn 50-jarig lidmaatschap.
Leden
In de oorspronkelijke statuten werd niets bepaald over het
aantal leden van de Broederschap. In 1753 bestond de
Broederschap uit 20, in begin 1800 uit 16 en omstreeks 1890 uit
15 leden. In de in 1933 gewijzigde statuten is bepaald dat er,
behalve de procurator, tenminste 12 leden zullen zijn. In de sta-
tuten van 1977 is bepaald dat het aantal leden in de ledenverga-
dering wordt vastgesteld, met een minimum van 13 leden.
Momenteel zijn er 15 leden.
Vanaf het begin van de 19e eeuw zijn de pastoors van
Vleuten ambtshalve lid van de Broederschap.
Wie er in de loop der tijden lid van de Broederschap zijn
geweest is niet volledig na te gaan. In het archief van de
Broederschap komt één stuk voor uit 1654, dat ondertekend is
door de toenmalige leden. Dat waren:
Frederick Uijten Hamme (heer van Den Ham)
Isbrandt van Ravenswaeij (heer van Den Eijk)
Frederick van Zuijlen van Nijevelt (heer van Den Engh)
Jan Adriaensz van Montfoort
Gerrit Hendrickx (van Bijlevelt)
Jan Gijsbert Baers (?)
Gerrit Joosten van Rijckelijckhuijsen
Anthonis Harmans (van Overschie) (smid)
Comelis Sebastiaans van Zijl
Gerrit Stevense van Rossem
Claes Splitersz van de Wel
Comelis de Cruijf
Comelis Gertsen van Rijckelijckhuijsen
Gerrit Jansz Spijck.
Verder komen in het archief enkele lijsten met namen van
leden voor, met jaar of datum van toelating en soms met datum
van overlijden of bedanken, doch deze lijsten zijn niet volledig
en beginnen pas in 1730. Later is er ook in notulen van vergade-
ringen vermeld wie tot lid is gekozen of wie er is overleden. Van
sommigen blijkt hun lidmaatschap uit het feit dat zij de jaarrre-
kening ondertekenden of dat zij boeten betaalden voor het niet of
te laat in de mis komen, of het niet aanwezig zijn op de rekendag.
Van enkelen is slechts vermeld waneer er na hun overlijden een
mis van requiem werd gelezen.
In het boekje van Hofman van 1898 wordt ook een aantal
leden vermeld, waarvan verschillende van vóór 1730, waarbij
echter geen bron is vermeld. Dat zijn:
-   Jonker IJsbrant van Ravenswaeij, heer van de Hegge in
Themaat en van het huis Den Eijk;
-  Jonker Jan van Wanroy Uyten Ham, tot 1632 heer van Den
Ham, Laag-Nieuwkoop, Portengen en Vijfhoeven;
- Jonker Frederick van Zuylen van Nyevelt, heer van Aertsbergen
en van Den Engh, lid van de Staten van Utrecht tot 1646;
- Jonker Jan van Wanroy Uyten Ham, heer van Den Ham sinds
1645;
-  Jonker Jan van Renesse van Zuylen, sedert 1654 heer van De
Haar en Drakenburch, vanaf 1660 lid van de Staten van Utrecht;
-  Jonker Karel van Valckenaer, heer van Duckenburg, maar-
schalk van Montfoort, sinds 1670 heer van Bottestein en sedert
1674 lid van de Saten van het Sticht;
- Jonker Frederick van Renesse van Moermont, sinds 1667 heer
van ter Aa en van Zuijlevelt, tot 1680 lid van de Staten van het
Sticht;
- Jonker Hugo Andries Ruijsch, zoon van de schout van Utrecht,
sinds 1664 heer van Den Engh;
- Jonker Cornelis van Egmond van der Nijeborg, sinds 1686 heer
van Den Engh;
- Jonker Frederik van Wanroy Uyten Ham, heer van Den Ham,
overleden in 1695;
-  Jonker Gijsbert van Raveswaeij, heer van de Hegge en Den
Eijk;
-  Jonker Hendrik Jaspersz van der Borch van Velthuijsen, heer
van Rosweijde en sinds 1714 heer van Den Ham;
- Gerard Hendrik Baron van Hackfort, sedert 1760 heer van Den
Ham, overleden in 1792;
- Tieleman Emst Hoynck van Papendrecht, overleden in 1819;
-  Mr.Leopoldus Franciscus Wilhelmus van Cooth, geb.1806,
raadheer bij het Gerechtshof te Utrecht, overleden 1840.
(De twee laatstgenoemden zijn in het archief niet als lid gevon-
den).
In de 18e eeuw waren er weinig kasteelheren meer en daar-
voor in de plaats kwamen er meer Utrechtse patriciërs als broe-
ders. Waarom deze als lid werden aangenomen is moeilijk na te
gaan. Onder hen waren verschillende kooplieden, notarissen en
juristen. In een enkel geval kan het zijn omdat zij land in Vleuten
bezaten, zoals de heren Bosch. In andere gevallen moet meer
gedacht worden aan relaties van de Van Bijlevelts als brouwer.
Het deed wel wat afbreuk aan het Vleutense karakter van de
-ocr page 45-
60
Afb. 4 Foto van de leden van de Broederschap en genodigden t.g.v. de viering van het 450-jarig bestaan op 21 juni 1921, gemaakt in de
tuin naast de pastorie. Op de eerste rij zittend v.I.n.n: Johannes Versteeg, Johannes A. Verder, burgemeester, Philibertus J.W. van
Bijlevelt, 2e vice-producator, Everardus J. van Dijk, procurator, Gerardus van der Meer, Ie vice-procurator, Henricus S. Ohl, pastoor,
Theodorus J. Oostrom; tweede rij staand v.I.n.n: Mw. M. Verder-Liesker, Mw. M. Broekhuijse-Vergeer, Mw. C. Vulto- van Schalk, Mw.
M.W. van Dijk-Spollu echtgen. van E.J. van Dijk, Mw. G. Versteeg-Hilhorst, Mw. A. van Bijlevelt- van Oosterom echtgen. van Th. S.
van Bijlevelt, mej. O. Oosterom dochter van Th. J. Oosterom, Mw. C. van Dijk-Lenssinck echtgen. van E.L. van Dijk, Mej. A. van
Bijlevelt dochter van Ph. J.W. van Bijlevelt, Mw. C. de Langen-Vulto; derde rij v.I.n.n: Martinus A. Versteeg, Mw. J. Versteeg- van der
Meer, Hubertus A. Broekhuijse, Everardus L. van Dijk, Petrus Johannes van Dijk, Johannes Vulto; vierde rij v.I.n.n Hermanus de
Langen, Johannes van Wijk, Theodorus S. van Bijlevelt (reprod. van foto van A.M. Sprong)
1745-1802:
1745-?:
1747-1756:
1748-?:
1751-1758:
1751-1756:
1751-?: Jan
1753-1793
1754-1792
1754-1762
1755-1799:
1755-1788
1755-1806?
Mr.Willem Gerard van Nes, notaris, Utrecht
Gijsbert van Veen, Themaat
Jan van Velthuijsen (bedankt 1756)
Gerrit Claesen Spruijt, de Haar (-1- _ 1768)
Johannes (Jan) van Schalkwijk, Vleuten
Thomas van Oosterom
Jacobse Wiltschut, Vleuten
Jacob Koek, landman, Themaat
Willem van Seldenrijck, Vleuten
Dirck van Dam
Willem Hendrik van Bijlevelt, Vleuten (zoon van Jan C.)
Willem Bosch, koopman, Utrecht
Theodorus Gerardus Bosch, koopman, Utrecht
(echtgen.van Cornelia Jans van Bijlevelt)
Jan Vastertsz Hom, landbouwer, Heldam
Jan van Mastwijck, landbouwer, Alendorp/Koehom
Jan Bokstart, landbouwer, Heldam
Gerard Schermaat, Utrecht
Jan Vermeulen, landbouwer. Koningshof De Haar
Mathijs van Schalkwijk, tapper/bouwman/schipper, Vleuten
(zoon van Joh.)
Nicolaas van Nes, landbouwer, Vleuten
Dr.Herbert Jan Bosch, Utrecht (zoon van Willem)
Jan van der Louw, landbouwer, Den Ham Vleuten
Gerrit Oosterom, Vleuten
Comelis Agterberg Czn, houtkoopman, Utrecht (schoon-
zoon van Willem H.van Bijlevelt)
Arie van Nes, landbouwer, Zeldenrijk Vleuten
Comelis van Schalkwijk, landbouwer. Hof ter Weijde
Vleuten (zoon van Joh.)
Comelis Vonk, landbouwer, Hoge Ham Vleuten
Gerrit van Schalkwijk (zoon van Joh.)
Comelis van Veen, Ockhuizen
Broederschap. Sommigen kwamen regelmatig, maar anderen
vaak niet op de jaarlijkse maaltijd. In 1898 kwam daaraan een
eind. Toen werden de statuten herzien en werd daarin vastgelegd
dat voortaan alleen katholieken, geboren en wonende in de
parochie van Vleuten, lid konden worden. Met uitzondering van
G.Blankenheijm, die vice-procurator was en die nog tot 1910 lid
bleef, werden de vijf toen lid zijnde Utrechters beschreven als
ereleden en werden in hun plaats Vleutenaren gekozen.
Uit de hiervoor vermelde bronnen kon de bijgevoegde lijst
van leden vanaf 1730 worden samengesteld, waarbij zoveel
mogelijk de woonplaatsen en beroepen zijn vermeld, om enige
indruk te krijgen van wat voor mensen lid van de Broederschap
zijn geweest. Afb.4 toont een foto van de leden bij het 450-jarig
bestaan in 1921.
Ledenlijst van de Broederschap vanaf 1730.
(Voorzover niet anders is vermeld is het jaar van einde van het
lidmaatschap gelijk aan het jaar van overlijden).
1730-1736:          Mr.Willem van Baerle, procurator, Utrecht
1731-1762:          Mr.Paul van Alen, heer van Alenvelt, Vleuten (echtgen.van
Anna Maria van Bijlevelt)
1734-1770:         Jan Comelis van Bijlevelt
1738-?:               Mr.Henrick Rutger Doever
1743-?:               Jan van Veen, Themaat {+ _ 1770)
1743-1757:          Evert Aertse van Houten, landbouwer op Den Engh
1745-1759:          Mr.Philippus van Baerle, notaris, Utrecht {bedankt 1759)
1755-1792:
1759-1798:
1759-1772?:
1760-na 1779:
1760-1793:
1760-1813:
1763-1789:
1764-na 1779:
1765-?:
1766-1798:
1777-1795:
?-1793:
7-1796:
7-1797:
v.1785-1797:
7-1798:
-ocr page 46-
êl
7-1800:               Harmanus Achterberg                                                                      1861-1888:
7-1804:               M.F.Bassert (?)
?-1806:               Gerrit van Breukelen                                                                       1866-1890:
1790-1841:         Paulus Martinus van Bijleveh, gem.ontv., Vleuten (zoon                   1866-1886:
van Willem H.)                                                                               1867-1898
1791-1792:         Gerard Hendrick Baron van Hackfort, heer van Den Ham                 1868-1891
1796-1818:         A.Tellegen, pastoor                                                                         1870-1871
1796-na 1799:     Johan van Ceulen, goudsmit/juwelier, Utrecht                                  1870-1910:
1799-1801:         Mr Wilhelmus Josephus Hom, raadsheer te Utrecht,                          1873-1890
Heldam (zoon v. Jan)                                                                       1874-1886
1799-na 1821:     Jonker Frederik Olivier Joseph Hackfort, 1793-1811 heer                 1874-1895
van de Ham, 1795-1804 schout van Vleuten                                     1877-1898
1799-1813:         Wilhelmus Jansz van Bijlevelt, Heldam                                            1879-1903
1799-1820:         Comelis van Schalkwijk, landbouwer. Hof ter Weijde                       1879-1884
Vleuten (zoon van Joh.)                                                                  1884-1898:
1799-1815:         Hendrikus J.van Schevikhoven, landman, Vleuten                            1885-1898
1799-1815:         Antonie van Eijk, Vleuten                                                               1885-1926
1799-1803:         Anthonij (Toon) Schipperijn                                                            1886-1901
1805-1817:         Jacobus Johannes Hom, rentenier, Utrecht                                        1886-1903:
1809-1821:         Gijsbertus Achterbergh, rentenier, Utrecht                                        1886-1930:
v.1815-1824:       Anthonie Vermeulen, bouwman, Vleuten                                          1888-1910:
v.1815-1817?:     Pieter Verkerk, landman, Themaat (-H 1836)                                      1891-1895
v.1815-1827:       Gijsbertus Verhoef, mr.timmerman, Vleuten                                     1896-1906
v. 1815 -18217:     Jan Hoedemaker, broodbakker, Vleuten (+ 1834)                              1896-1938
v.1815-1815:       Adrianus Rosweijde, landman, Vleuten                                            1896-1933
V.I8I5-1815:       Theodorus Hendrik van Keetel, med.dr, Utrecht                               1898-1903
V. 1815-1844:       Gerrit van Schalkwijk, veehouder/kastelein/schipper/stal-                 1898-1922
houder, Vleuten (zoon v.Mathijs)
1814-1870:         Theodorus J.A.Haerten, procureur, Utrecht                                       1898-1930:
1816-na 1837:     C.B.J.Comhaire, Utrecht                                                                  1898-1932:
n. 1815-1821:       Bert van Bemmel, bouwman, Alenvelt Vleuten
n. 1815-1830:      Jan de Bree, landbouwer, Themaat                                                   1898-1912
n.1815-1839:       Dirk van Niekerk, landbouwer                                                         1898-1924
1819-1825:         Jacobus Ignatius van den Nieuwendijk, pastoor                                1898-1914
1819-1845:         Dr.L.C.E.E.van Cooth, raadsheer gerechtshof, Utrecht                      1901-1921
1819-1831:         C.H.Fock, doctor, Utrecht                                                                1903-1944
1820-1844:         Willem van Riet, Haarzuilens                                                          1904-1906:
1820-7:               C.(van) Rosseweij, landbouwer, Haarzuilens
1820?-na 1837:   Jan van Schalkwijk                                                                         1904-1914:
1821-7:               Willem van Veen                                                                            1906-1961:
1821-1826:         R.van Ewijk
18217-1823:        C.van Rossum                                                                                1911-1937:
1821 -1865:         Elias van Schalk, landbouwer, de Haar                                             1912-1957:
1823-1860:         Gijs van Schevikhoven, landbouwer, aan de Rhijn
1824-1843:         Jacobus van Rooijen, bouwman, Vleuten                                         1914-1927:
1825-1844:         Willem Hollaar, bouwman, Vleuten
1826-1851:         Joannes van Everdingen, pastoor                                                     1915-1937
1826-na 1830:     M.Rvan Steenhardt                                                                         1921-1973
1830-1839:         Evert van Dijk, bakker, Vleuten                                                       1922-1940:
1837-1840:         J.C.Hoijnk van Papendrecht                                                            1923-1932
1837-1895:         Simon Petms Wilhelmus Hendrikus van Bijlevelt (zoon                    1925-1963
van P.M.)
1838-1851:         Jan van Nes, bouwman, Vleuten                                                      1927-1932:
1838-1868:         Jan Kok, Vleuten (bedankt 1868)
1839-1841:         A.PCastelijn, Utrecht (vervallen 1841)                                            1927-1974
1840-1865:         J.L.Bauens, Wijk bij Duurstede                                                       1931-1985:
1840-1843:         Mr.H.Fock, doctor, Utrecht (bedankt 1843)                                      1931-1974
1841-1884:         S.P.C.Koenen, Utrecht                                                                     1932-1984
1841 -1851:         RG.van der Goor, Utrecht
1842-1879:         Paulus Gerardus Johannes van Bijlevelt, Vleuten (zoon van              1934-1961:
J.H.J.)
1842-1886:         Johannes Jacobus Rentinck, veehouder, Vleuten                               1934-1977:
1843-1859:         Comelis Vermeulen, bouwman, Vleuten                                           1934-1982:
1843-1844:         Christiaan Pels, Wijk bij Duurstede (bedankt 1844)                          1937-1986:
1844-1853:         Hooft van Huis Duinen, Schalkwijk (bedankt 1853)
1844-1888:         Dirk de Goeij, veehouder, Haarzuilens                                             1937-1966:
1844 1852:         J.van der Heiden, Utrecht (bedankt 1852)                                         1939-1996:
1845-1847:         L.van Cooth, doctor, Breukelen (bedankt 1847)                         ■ 1940-1964
1845-1874:         Joannes Oosterum, landbouwer, Haarzuilens                                    1944-1946
1845-1873:         Jan van Dijk, bakker, Vleuten (zoon van Evert)                                1946-1967:
1851-1865:         Nicolaas van Nes, landbouwer, Haarzuilens                                     1958-1991
1852-1880:         Hendrik Andriessen, pastoor                                                            1962-1992:
1852-1878:         J.J.Ie Brun, geneesheer, Vleuten (schoonvader van
S.PW.H.van Bijlevelt)                                                                     1962-1992:
1853-1886:         J.A.H.Borret, notaris, Utrecht (vervallen 1886)
1854-1883:         A.W.K.Ariens, Utrecht                                                                    1963-1975:
1860-1873:         Gijsbertus Vendrig, landbouwer, Vleuten
Mathijs van Dijk, veehouder/kastelein/gem.ontv., Vleuten
(zoon van Evert)
Gerrit van Nes, veehouder, Vleuten
Hendrikus Miltenburg, veehouder, Vleuten
Mr.A.M.C.H.Kock, Utrecht
Ludovicus Oosterom, veehouder, Vleuten
Dr.J.L.H.Haerten, med.dr., Utrecht (bedankt 1871)
G.Blankenheijm, Utrecht
Rijk van Nes, veehouder, Haarzuilens
Wilhelmus van Oostrom, landbouwer, Haarzuilens
Gijsbertus Hermanus Lenssinck, veehouder, Vleuten
Dr.C.A.N.van Romondt, arts, Utrecht
Theodoms de Klaver, pastoor
Johannes van Wijk, landbouwer, Haarzuilens
Jhr.J.W.M.Bosch, Utrecht
C.L.Zellerhoff, Utrecht
Johannes van Wijk, veehouder, Themaat (vertrokken 1926)
Comelis Johannes Buijs, veehouder, Vleuten
Willem van Riet, veehouder, Vleuten (bedankt, vertrokken)
Gerardus van der Meer, landbouwer, Haarzuilens
Johannis Vermeulen, veehouder, Vleuten
Johannes Vulto, veehouder, Ockhuizen
Johannes de Goeij, veehouder, Vleuten
Philibertus J.W.van Bijlevelt, Vleuten (zoon van P.G.J.)
Hubertus A.Broekhuijse, veehouder/gem.ontv., Haarzuilens
Johannes Franciscus Josephus Baars, timmerman, Vleuten
Theodoms Stephanus van Bijlevelt, Vleuten (zoon van
P.G.J.)
Theodoms Johannes Oostrom, veehouder, Vleuten
Everardus Johannes van Dijk, wagenmaker/houthandelaar,
Vleuten
Gijsbertus Wouduvikus Trompert, aannemer, Vleuten
Johannes Versteeg, veehouder, Haarzuilens
                   : i-
Anthonie van Lent, huisschilder, Vleuten
Johannes Vulto, veehouder, Lage Haar Haarzuilens
Henricus Stephanus Ohl, pastoor
Gerardus Matthias van Dijk, tapper/veehouder, Vleuten
(broer van E.J.)
Gerrit Vulto, timmerman, Vleuten
Everardus Leonardus van Dijk, veehouder, Haarzuilens
(zoon van bakker Pieter)
Johannes van Wijk
Petms Johannes van Dijk, bakker/veehouder, Vleuten (zoon
van bakker Pieter)
Martinus Adrianus Versteeg, veehouder/caféhouder,
Haarzuilens
Hermanus de Langen, schoenmaker/slager, Vleuten
Petms van den Bosch, kantoorbediende/kassier, Vleuten
Johannes Bemardus Lenssinck, veehouder, Vleuten
Pieter van Lent, huisschilder, Vleuten
Comelis Petms van der Meer, veehouder, Haarzuilens
(zoon van Gerardus)
Nicolaas Hermanus van Dijk, boekhouder, Vleuten (zoon
van E.J.)
Paulus Gerardus Johannes van Bijlevelt (zoon van Ph.J.W.)
Everardus Gerardus Baars, aannemer, Vleuten
Johannes Wilhelmus Spliet, veehouder, Haarzuilens
Theodoms Gerardus van Dijk, boekhouder/gem.ontv.,
Vleuten (zoon van E.J.)
Hendrikus Comelis Breeveld,
schoenmaker/zadelmaker/stoffeerder, Vleuten
Johannes Adrianus Ebskamp, veehouder, Vleuten
Johannes Adrianus Broekhuijse, veehouder, Vleuten
Petms Johannes Adrianus Teunissen, hoofdonderwijzer,
Vleuten
Johannes Gijsbertus Versteeg, gem.secretaris, Haarzuilens
Jurinus Comelis van Dijk, smid, Vleuten
Petms Antonius Jansen, veehouder, Haarzuilens
Rudolphus Ambrosius van der Burgt, pastoor
Johannes Hermanus Beutener, pastoor
Evert van Dijk, veehouder, Vleuten (zoon van P.J.)
Gijsbertus Henricus van den Berg, schoenmaker/zadelma-
ker, Vleuten
Johannes Antonius Petms Kooijman, veehouder,
Haarzuilens
Waltems Johannes Willibrordus van Gisbergen, hoofdon-
derwijzer, Vleuten
-ocr page 47-
62
Geradus Coraelis Petrus Versteeg, caféhouder, Haarzuilens
H.P.van Schaick, pastoor
J.W.Th.de Groot, tuinder, Vleuten
W.J.L.Batenburg, pastoor
A.G.Verhoef, veehouder, Haarzuilens (1982 vertrokken)
P.W.van Zijl, manufacturier/stoffeerder, Vleuten
1965-1997
1967-1972
1967-1981
1972-1988
1977-1982
1984-1992
Utrechts Archief (HUA). In 1990 is hiervan door de heer L.P.W.de Graaf een
inventaris gemaakt (toegang 410).
2. J.H.Hofman, O.L.Vrouwen Broederschap te Vleuten (HUA: Archief voor
de geschiedenis van het Aartsbisdom Utrecht XXV, 1898, kopie HV).
3.  HUA: Archieven dorpsgerechten (Do), toegang R49.
4.  HUA: Notariële archieven (No), toegang R34.
5.  HUA: Archief van het Kapittel van Oudmunster (OM), toegang R23.
6.  HUA: Archief van de Staten van Utrecht (StvU), toegang R33.
7. Archief gemeente Vleuten-De Meem (GAV): oude bevolkingsregisters.
8.  Diverse documenten aanwezig in het documentatiecentrum van de
Historische Vereniging (HV).
9. Tijdschrift Oud-Utrecht 44e jaarg., nr 3, maart 1971 (Met dank aan
Mw.E.Pde Booy voor de bereidwillige toestenmiing om uit haar artikel te
citeren).
10.  De huidige administratie van de Broederschap (gegevens welwillend
beschikbaar gesteld door de procurator).
Momenteel zijn lid: H.J.Broekhuijse (v.a.1973), G.G.van der Meer (1974),
F.E.de Rooij (1977), J.FM.Versteeg (1977), J.P.M.Miltenburg (1981),
J.RJansen (1982), A.M.Sprong (1982), POostrom (1983), J.B.van Dijk
(1986), pastoor J.A.M.Kouijzer (1989), G.J.M.van den Bosch (1991),
J.G.J.Kooijman (1992), J.W.M.van Rooijen (1992), T.RJ.van Dijk (1993),
A.H.M.van Rooijen (1996) en T.C.M.van Lint (1998).
De transformatie (I)
Van historische dorpen tot modern Leidsche Rijn
door Wouter de Heus
Begin augustus mocht ik met de archeoloog voor Leidsche Rijn Utrecht, Herre Wynia, een praatje houden voor de NCRV-
radio over dit vakgebied. Heel gezellig en leuk om mee te kunnen helpen deze, ook voor vrijwilligers, schitterende en belang-
rijke bezigheid wat extra publiciteit te kunnen geven, ledere mogelijkheid die er is om voor het voetlicht te kunnen dragen
hoe belangrijk de geschiedenis is voor de toekomst, zouden we met beide handen aan moeten pakken. Het zou wellicht het
besef teweeg kunnen brengen bij politieke beslissers dat zorgvuldig omgaan met de aanwezige cultuurhistorische waarde
zeer belangrijk is.
Nu de kernen Vleuten en De Meern via de deelgebieden Vleuten/velde en Veldhuizen aan elkaar worden gebouwd in het
kader van de ontwikkeling van Leidsche Rijn, is het goed om vanuit onze verantwoordelijkheid als historische vereniging
deze ontwikkelingen goed te volgen. Vandaar dat deze rubriek vanaf nu wordt toegevoegd aan ons blad. Het zal steeds gaan
over de actuele stand van zaken rond de inpassing van de nu nog aanwezige cultuurhistorische waarden in onze gemeen-
ten (of het gebied wat tot een paar jaar geleden hier nog onder viel) binnen de ontwikkeling van Leidsche Rijn.
Deze aflevering zal ik besteden aan iets waar Vleuten, De Meern en Haarzuilens fameus om zijn: de vele ridderhofste-
den. Op het eerste gezicht een wellicht uitgekauwd onderwerp. U kunt alle plaatjes waarschijnlijk dromen. Toch is het zo dat
mensen deze plekken, wellicht nu niet meer dan alleen een eilandje, zeer waarderen, ook al staan ze er wellicht niet bij stil.
Dat gemis komt pas als de eilandjes, lees ridderhofsteden, voorgoed zijn weggevaagd. Hoe vervelend ook, veel van deze
briljante venwijzingen naar het roemruchte verleden van de omgeving rond Utrecht zuilen straks echt zijn verdwenen, of danig
verminkt. Nu kan veel nog worden aanschouwd zoals het ooit was, met de ruime landerijen er omheen. Nog even, en het is
te laat. Zeg dus straks niet dat niemand u gewaarschuwd heeft.                                           ?
Nijeveld
Van de voormalige ridderhofstad Nijeveld rest slechts een
ruïne. Toch is de plek nog steeds schitterend om te bekijken. De
gracht is nog aanwezig en de twee eilandjes waar de gebouwen
op stonden. Ook zijn er nog gedeelten van muren zichtbaar. Toen
anderhalf jaar geleden de archeologische opgravingen rond
Nijeveld plaatsvonden, werd een geweldig stelsel van grachten
bloot gelegd. Om de bestaande gracht heen lagen nog eens drie
grachten. Wie weet, zijn die ooit aangelegd als verdedigingswer-
ken. In 1356 belegerde Johan van Egmond, graaf van Holland,
Nijeveld, en liet van het kasteel weinig over De grachten bleken
kennelijk niet afdoende te functioneren en werden gedempt. Hoe
dan ook, in de opzet van de wijk Veldhuizen zien we niets terug
van de prachtige grachten rond het kasteel. De woningbouw
-ocr page 48-
63
Den Ham
Het mag een wonder heten dat een groot deel van deze rid-
derhofstad nog altijd in volle glorie het gebied tussen Vleuten en
Haarzuilens domineert. Dat de trotse toren het vele geweld in
deze regio in het midden van de 14e eeuw heeft doorstaan kan te
maken hebben met het feit dat ridder Frederik uten Ham in 1345
een verbond sloot met de Hollandse graaf dat zijn kasteel
gebruikt mocht worden als uitvalsbasis voor schermutselingen
tegen de slappe bisschop van Utrecht. Voor die tijd lagen de
meeste ridderhofsteden in ons gebied onder de invloedsfeer van
de Utrechtse bisschop. Op het moment dat er weer een sterke bis-
schop aan de macht kwam -Jan van Arkel-, sloot onze Frederik
zich weer bij hem aan. Er was dus redelijk wat gekonkel voor
nodig om op het juiste moment door de juiste man beschermd te
worden. Of dit ervoor heeft gezorgd dat we nu nog kunnen genie-
ten van deze schitterende toren kunnen we niet met zekerheid
stellen, maar het zal zeker geholpen hebben. Helaas, en dat zien
Kasteelterrein Nijeveld vanaf het westen. Situatie najaar 1998.
loopt aan de westzijde strak langs de ruïne. Aan de oostkant, tus-
sen de ruïne en de boerderij, komt het Milan de Viscontipark,
genoemd naar de roemruchte en grootheidswaanzinnige eigenaar
van rond 1700, Daniel De Milan de Visconti. Het had wat mij
betreft ook kasteelpark Nijeveld mogen heten, maar dit terzijde.
Het behoeft natuurlijk geen betoog dat iedereen een andere
mening heeft hoe om te gaan met de inpassing van de ridderhof-
steden in de nieuwe woningbouwplannen. Toch had ik het rond
Nijeveld graag anders gezien. De pech van Nijeveld was echter,
dat de grachten pas werden ontdekt nadat het stedenbouwkundig
ontwerp was afgerond. Erik Graafstal, de archeoloog voor het
Vleuten-De Meemse grondgebied van Leidsche Rijn, heeft zijn
uiterste best gedaan om de pijn te verzachten, maar dat heeft niet
geresulteerd in een andere inpassing van het kasteel. Kennelijk
vond men zoals het nu gaat worden, de beste keuze. Bij Nijeveld
zullen we er dus mee moeten leven dat het zo heeft uitgepakt. Bij
andere ridderhofsteden is er nog de mogelijkheid van tegengas.
Hierbij denk ik aan ridderhofstad Den Ham.
Een gedeelte van de plankaart van Vleuterweide. Linksboven
bij de pijl Den Ham. De zwarte lijn is de weg die langs Den
Ham op de Parkweg zal moeten aansluiten.
Een gedeelte van de plankaart van Veldhuizen. Middenin de
contouren van Nijeveld. De bebouwing loopt strak langs de
westzijde van het kasteelterrein, over de drievoudige grachten-
ring heen.
Huidige situatie rond de Hamtoren.
-ocr page 49-
64
we bij de vele ridderhofsteden in ons gebied bijna
zonder uitzondering, heeft ook Den Ham veel last
gehad van de vernieuwingsdriften in het laatste
kwart van de vorige eeuw. Bleef huis en toren zes
eeuwen redelijk onaangetast, in 1871 werd de eerste
fase van de ridderhofstad, de lage woontoren, vak-
kundig met de grond gelijk gemaakt. Als ik op dit
moment soms bitter ben over de stedenbouwers van
onze tijd, ze zijn heilig bij de vernieuwers die rond
het eind van de vorige eeuw als ware sloopkogels
door ons land trokken.
Toch heeft Den Ham, hebben wij, weer geluk
dat er geen bouwprogramma in de directe nabijheid
zal worden uitgevoerd. Het lijkt wel of Den Ham,
wat dat betreft, zich het zondagskind van de ridder-
hofsteden mag noemen. Geen zorgen, zult u denken.
Nee, niet helemaal. Het zou niet onverstandig zijn
als we toch voorzichtigjes aan de plannen rond Den
Ham gaan volgen. Wat is het geval, de wijk
Vleuterweide, tussen spoor. Europaweg en
Leidsche Rijn, zal ontsloten dienen te worden voor
autoverkeer Een van de noord-zuid wegen (stroom-
wegen) zal direct langs Den Ham, moeten aanslui-
ten op de huidige Parkweg. De historische vereniging zal wat dat
betreft deze ontwikkelingen op de voet gaan volgen.
Den Engh
Wat ik zojuist schreef over Den Ham geldt in optima forma
voor ridderhofstad Den Engh. Niet de graven van Holland, maar
de vernieuwingsdriften eind vorige eeuw, hebben Den Engh
gemaakt wat het nu is: niet meer dan een eilandje met een boer-
derij. Toen men in Haarzuilens druk doende was op de ruïnes van
De Haar weer een kasteel te doen herrijzen, ging de sloophamer
over Den Engh. Saillant detail: de toenmalige eigenaar van Den
Huidige situatie Rond Den Engh.
Engh die in 1896 opdracht gaf tot sloop, de heer W.J. Royaards,
was op dat moment ook eigenaar van Den Ham. Kennelijk heeft
hij toen de keuze gemaakt Den Ham te laten staan en Den Engh
te slopen. Wie weet heeft hij nog met de gedachte gespeeld beide
ridderhofsteden te slopen. Wat dat betreft mag het helemaal een
wonder heten dat Den Ham nog goeddeels bestaat. Den Engh ligt
momenteel precies op de grens van de gemeente Utrecht en de
gemeente Vleuten-de Meem. De huidige bedreiging is tweeledig.
Er zal een verbinding moeten komen van Vleuten, langs uitbrei-
dingswijk De Tol, naar de Zuilense Ring te Maarssen. Deze weg
zal onder regie van de gemeente Vleuten-De Meem worden uit-
gevoerd en behoorlijke
gevolgen hebben voor de
directe omgeving van Den
Engh. Het tracé van bedoelde
weg is nog niet vastgesteld,
maar zal zeker de Smalle
Themaat doorsnijden. Met
een beetje pech zal de huidi-
ge Kantonale Weg, die het
noordelijke deel al goeddeels
is kwijtgeraakt door de aan-
leg van het Amsterdam
Rijnkanaal en de A2, volledig
verdwijnen. Het terrein van
de Engh zal aan de oostkant
worden omgeven door de
nieuwbouw die Utrecht daar
realiseert. De exacte inpas-
sing was bij het drukken van
dit blad nog niet bekend,
maar de Rijksdienst voor
Monumentenzorg heeft
recent
          kanttekeningen
geplaatst bij de stedenbouw-
kundige uitwerking van Ter
Weide.
Den Engh, kopergravure van C. Specht, 1697.
-ocr page 50-
65
>:;:.--;ïr--.~--~->^^ïi?>^-^^s5e'<^^^ "*^'^^~' "'■ ~-"=$ï^^§S^>$$$i?-"" • *""- ^'A <ï >r'-^
van een ketting van ridderhofsteden
langs de restgeul van de Oude Rijn.
Deze ridderhofsteden deden vaak
dienst als een soort vooruit geschoven
post van de bisschop van Utrecht die
zijn grens graag wilde beschermen
tegen de graven van Holland. Net als
de Romeinen haar castella aan deze -
toendertijd machtige- rivier situeerden-
, deed men dat ook in de late middel-
eeuwen. Helaas komt er nu een einde
aan de geschiedenis van Huis te
Vleuten. Iedereen die het eiland nog
wil zien doet dat liever vandaag dan
morgen. Met de spoorverbreding die
aanstaande is, zal er waarschijnlijk
niets meer overblijven van Huis te
Vleuten. Na meer dan 700 jaar zal er
dan weer een leemte vallen in de reeks
van ridderhofsteden van Vleuten, en
dat is een zeer betreurenswaardig ver-
haal.
-2)c^ BIBDSJEL HOFSTAD VLEUTEN.
Huis te Vleuten
Het is altijd leuk, als we zeer kort de geschiedenis van een
ridderhofstad beschrijven, iets te vinden over de onderlinge
samenhang. Het is natuurlijk logisch dat de kasteelheren van alle
ridderhofsteden in en rond Vleuten contacten met elkaar hadden.
Dochters kon je bijvoorbeeld goed uithuwelijken aan een fijne
partij. Een collega 'ridderhofstad heer' met een leuke dochter
was uiteraard zo'n fijne partij. Verder stel ik me zo voor dat de
heren van de kastelen eens in de week een gezellig borreluur had-
den. Tegenwoordig hebben we de Lions of de Rotary, toen had je
natuurlijk iets vergelijkbaars, althans, de kans dat ze zoiets had-
den lijkt mij waarschijnlijker dan dat ze zoiets niet hadden. Wie
weet speelden ze wel op de dinsdagavond een gezellig potje
bridge bij kaarslicht, wie zal het zeggen. In ieder geval weten we
van de geschiedenis van Huis te Vleuten dat in 1443 Melis uten
Engh, heer van Den Engh, de rechten van Frederik uten Ham -
die waren we ook al tegen gekomen- zal verdedigen tegen even-
tuele aanspraken van Willem van Vleuten. Hieruit blijkt dat Huis
te Vleuten een leen was van Den Engh. Uiteindelijk neemt
Willem in 1446 het huis in pacht van Frederik uten Ham, die het
zelf weer uitgegeven had gekregen van de heer van Den Engh,
terwijl die het weer in leen had van de bisschop van Utrecht. Zo
zie je maar weer, ze zullen af en toe chagrijnig tegen elkaar
geweest zijn tijdens een hazenjacht. Een ieder had zo zijn belan-
gen en zakelijk ging voor de gezelligheid. Overigens werd er aar-
dig handel gedreven met de bezittingen van de katholieke kerk.
Tegenwoordig mag je een huurhuis niet onderverhuren, in de tijd
waarover we nu spreken deden ze dat maar wat graag. Zoals uit
het voorafgaande gedestilleerd mag worden. Huis te Vleuten was
geen machtig kasteel van een machtig ridder. Het was, in verge-
lijking met de andere ridderhofsteden, meer een aardig huis dat
werd doorgeschoven aan een minder aanzienlijke familie. Het zal
nooit veel meer geweest zijn dan een eenvoudige woontoren,
zonder echte bijgebouwen. Ooit was het vierkant, nu rest direct
na de spoorovergang bij De Tol (aan de rechterzijde, komende
vanuit Vleuten) niet meer dan een cirkelvormig eiland. Toch is de
huidige aanwezigheid van het eiland van Huis te Vleuten heel erg
belangrijk. Het is een verwijzing naar het verleden. Een verleden
De volgende aflevering zal ik aandacht besteden aan de overige
ridderhofsteden, en de vele oude landwegen.
Een gedeelte van de plankaart van Ter Weijde en het Centrale
Park. In de cirkel zou het eiland van Huis te Vleuten zichtbaar
moeten zijn, echter, het is reeds verdwenen. Dit waarschijnlijk
vanwege de spoorverbreding. Middenrechts ziet u de contouren
van Den Engh. Het kasteelterrein wordt van de rechterzijde
ingesloten door woningbouw. De weg die vanaf de cirkel naar
boven loopt is Stroomweg De Tol. Hoe deze weg definitief gaat
lopen is nog onduidelijk. Zoals hij nu staat ingetekend zal hij de
huidige Kantonale weg doen verdwijnen.
-ocr page 51-
66
Onze straatnamen, oorsprong en betekenis (5)
door J.H.R Heesters
Toen in 1980 het groene licht was gegeven voor de uitbreiding van het industrieterrein Strijkviertel, kon enkele tijd daarna de
gemeentelijke commissie straatnaamgeving gaan denken aan nieuwe namen. In eerste instantie ging het om vier straatna-
men waaraan later nog vier toegevoegd zouden worden. Besloten werd om namen te zoeken van al dan niet meer bestaan-
de historische boerderijen in de omgeving van de Strijkviertel.
bestaande industrieterrein met 11 hectare uit te breiden waarvan
8 hectare voor bebouwing beschikbaar zou zijn. Aan deze
uitbreiding was behoefte; enerzijds omdat binnen de dorpskernen
een aantal bedrijven gevestigd waren die er qua aard en omvang
niet thuis hoorden. Anderzijds waren er binnen de gemeente ook
bedrijven die wilden uitbreiden maar dat op eigen vestigings-
plaats niet konden. Het waren in hoofdzaak transportbedrijven
die veel problemen opleverden voor de verkeerssituatie in de
dorpskernen.
Nadat de algemene voorzieningen, zoals wegen, sloten en
verlichting gerealiseerd waren, besloot de gemeenteraad op
1 november 1988 om het vroegere industrieterrein Strijkviertel
om te dopen in 'Bedrijventerrein Oudenrijn' De argumentatie
hiervoor was dat hierdoor de naam van de vroegere gemeente
behouden bleef. De tweede reden was dat het bedrijventerrein
genoemd werd naar het meest bekende verkeersplein van ons
land en daardoor herkenbaar zou zijn voor het vrachtvervoer op
de Rijksweg. Gelijktijdig met deze naamgeving besloot de
gemeenteraad in dezelfde vergadering om voor de derde
uitbreiding de straatnaamgeving voor de eerste vier straten, per
1 januari 1990, vast te stellen.' Toen ook dit gedeelte was
bebouwd werden op 17 september 1998 voor de vierde
uitbreiding de straatnamen vastgesteld.
Rijnzathe
Dit pand aan de Rijksstraatweg 13 is in opdracht van Willem
Hendrik Baron Taets van Amerongen in 1925 gebouwd. Bij
Koninklijk Besluit van 27 april 1925 was hij benoemd tot burge-
meester van Oudenrijn. Hij gaf opdracht aan de architecten Jan
en Theo Stuivinga om voor hem, zijn vrouw Agatha Geertruida
Wilhelmina de Bordes en hun dochter Machteld Sophie
Henriette deze villa te bouwen.
De bouw werd uitgevoerd door aannemer A. van de
Bovenkamp. Kenmerkend voor deze op enige afstand van de
weg gelegen villa is de siertuin met een halfrond lopend pad en
twee inritten vanaf de Rijksstraatweg. Burgemeester W.H. Taets
van Amerongen vestigde zich op 20 september 1926 te
Oudenrijn. Op 14 december 1951 kreeg hij eervol ontslag in
verband met zijn benoemding tot burgemeester van Driebergen.
Het pand is daarna bewoond door de bekende Meerenaar
WH. van Basten-Batenburg.
Mogelijk is de naam van deze villa afgeleid van het oude
woord havezate wat een historisch ridderlijk goed of kasteel, met
name in de oostelijke provincies, is. Omdat het pand aan de
Leidse Rijn gelegen was, is mogelijk voor de naam Rhijnzate
gekozen.
Op I november 1988 is de naam van deze villa als straatnaam
in het bedrijventerrein vastgesteld.
De Strijkviertel is een van de oudste wegen in onze gemeen-
te. Deze wordt als 'Stryck Veertel' vermeld op een kaart van
1696 van de landmeter Bemard de Roy. Het was de verbindings-
weg tussen de 'Hei Koojjer Agterweg' en de 'Ouden Rijnse
Dijk'. Eeuwenlang was er weinig bebouwing en op de hoek van
de Rijksstraatweg stond de Tjepmahoeve uit de 17e eeuw. Door
de vestiging van een expeditie- en kraanbedrijf verdwenen
in 1960 de laatste restanten van deze eens zo belangrijke buiten-
plaats.
In de eerste jaren daarna vestigden zich, vanaf de
Rijksstraatweg tot aan de Strijkviertelplas, kleine industrieën
langs de Strijkviertel. In 1962 werd het industrieterrein aan de
westkant van de Strijkviertel in zuidelijke richting uitgebreid. Er
kwamen grote industrieën maar het gebied behoorde toen nog
niet tot de bebouwde kom van De Meem. In verband met de
bebouwingsdichtheid verzocht het gemeentebestuur aan
Gedeputeerde Staten van Utrecht om met ingang van 1 septem-
ber 1965 de Strijkviertel tot de bebouwde kom te willen verkla-
ren. Dit verzoek werd ingewilligd en 20 meter ten zuiden van de
Rijksstraatweg en 320 meter ten noorden van de Rijksweg A 12
kon tot de bebouwde kom worden gerekend. Tot circa 1988 stond
op de wegwijzers van de ANWB 'Industrieterrein Strijkviertel'
aangegeven.
In 1979 ontvouwde het gemeentebestuur een plan om het
De Strijkviertel in 1969 gezien vanuit liet zuiden vóór de aanleg
vandeS20.
-ocr page 52-
67
boerderij eigendom van de familie van der Weijden. Het is zelfs
mogelijk dat deze boerderij door de voorvaderen van deze fami-
lie is gebouwd. Dit is af te leiden uit het genealogische overzicht
waarin de oudste generatie dateert van 1774.' In 1910 was dit
pand het geboortehuis van de bekende kunstschilder Adriaan van
der Weijden
Typisch voor deze boerderij is het woongedeelte dat dwars op
de stal staat waarvan de naam dwarshuisboerderij afgeleid is.
Rechts in de voorgevel bevindt zich, evenals bij Molensteijn, een
vierruits schuifvenster met daarachter de opkamer. Daaronder
een kleiner raam van de kelder. Aan de straat kant wordt het ter-
rein afgesloten door een fraai smeedijzeren hekwerk.
Op 21 december 1993 is de naam van deze boerderij vastge-
steld voor één van de straten van het bedrijventerrein Oudenrijn.
Naamrijk
Deze boerderij staat op de topografische kaarten van 1879 tot
1922 ingetekend. Met naam wordt dit pand vermeld op de topo-
grafische kaart van 1887. Dat deze hofstede ouder is, blijkt uit
archiefonderzoek. Op 6 oktober 1756 verkoopt Pieter Namink
van deze hofstede vier morgen land in Oudenrijn en zeven mor-
gen land in Heijcop aan Christiaan Hendrik Trotz." In de koop-
akte wordt deze vermeld als professor te Utrecht. Uit een akte
van 10 december 1779 blijkt dat niet de professor, maar
Theodorus Florentius Trotz, de eigenaar is.'^ Tot 10 juni 1784 blijft
de naam van deze familie met de hofstede Naamrijk verbonden.''
Deze boerderij heeft gestaan tussen de huidige boerderijen
aan de Rijksstraatweg 50 tot 60 en is waarschijnlijk in het eerste
kwart van deze eeuw afgebroken. Daarvoor in de plaats zijn een
aantal woningen gebouwd. Een herinnering aan deze boerderij
was de naam van de bushalte voor deze woningen. In verband
met de nieuwbouw is de halte Naamrijk vervangen door Leidse
Rijn/Langerak waardoor een van de laatste herinneringen verlo-
ren is gegaan.
Op 1 november 1988 is de naam van deze afgebroken boer-
derij vastgesteld voor één van de straten van het bedrijventerrein
Oudenrijn.
Landzigt
Na de eerste fase van het bedrijventerrein Oudenrijn is in
1996 begonnen met de voltooiing hiervan. De gemeentelijke
commissie straatnaamgeving stelde consequent weer vier oude
boerderijnamen voor nieuwe wegen voor. De eerste hiervan was
de boerderij Landzigt die gestaan heeft aan het begin van de
Zandweg ten westen van de vroegere Kerkweg, de huidige
Burgemeester Verderlaan. De naam van deze boerderij staat ver-
meld op de topografische kaart van 1860. Op de Gemeente Atlas
van J. Kuyper uit 1868 wordt deze boerderij niet meer vermeld,
terwijl de naam weer voorkomt op een kaart van 1887.
Vermoedelijk is de boerderij in het begin van deze eeuw afge-
broken waarvoor nieuwe woningen in de plaats zijn gekomen
Over de geschiedenis van deze boerderij zijn geen gegevens
in de archieven te vinden
Op 17 september 1998 is de naam van deze oude, maar niet
meer bestaande, boerderij op voorstel van burgemeester en wet-
houders door de gemeenteraad vastgesteld.^
Damzigt °
Deze buitenplaats aan de Zandweg dateert uit het einde van
de 18e eeuw en is gesticht door een Utrechtse koopman in ijzer-
waren. Deze koopman bezat ook de naastgelegen boerderij. Op
Boerderij Molensteijn aan Rijksstraatweg 41 in 1975
Molensteijn
De kern van deze langhuisboerderij aan de Rijksstraatweg 41
dateert uit de 18e eeuw. Op een topografische kaart van 1860
staat deze boerderij langs de Leidse Rijn met naam vermeld.
Uit een besloten testament van 15 november 1859 van
Wilhelmus Henricus Antonius van Bijlevelt, Ridder der Orde van
den Nederlandsche Leeuw, Vicaris Generaal van het
Aartsbisdom van Utrecht, Deken van Naarden en pastoor te
Maarssen staat dat hij in die tijd eigenaar van deze boerderij was.
Na zijn overlijden op 1 juli 1877 blijkt dat hij in het testament
zijn eigendommen heeft gelegateerd aan de 'Roomsch
Katholyke kerk' in Maarssen.' Hieronder bevond zich 'Eene hof-
stede Molenstijn bestaande in een Huis, bakhuis, twee bergen, en
eene schuur benevens boomgaard, wei en hooilanden'.
Samen met de hofstede Naamrijk komt Molensteijn nog voor
op een topografische kaart van 1887. Typerend voor dit pand is
het opkamervenster met vier ruiten met daaronder een kelderlicht
met luik.
Alhoewel de naam van deze boerderij de indruk wekt over
het bestaan van een molen, zijn daarover geen aanwijzigingen
gevonden. Ook oude kaarten geven daarover geen uitsluitsel.
De naam van deze boerderij is op 1 november 1988 vast-
gesteld voor één van de straten van het bedrijventerrein
Oudenrijn.
Veldzigt
Deze gepleisterde dwarshuisboerderij van het Saksische type
aan de Rijksstraatweg 44 dateert uit de 18e eeuw. Dit blijkt ook
uit gevonden munten van 1780 en 1784. Jarenlang was deze
Boerderij Veldzigt Rijksstraatweg 44 in 1975 gezien vanuit liet
noordoosten.
-ocr page 53-
68
Boteyken
De eerste vermelding van deze hofstede
is met naam te vinden op de Nieuwe Caerte
van de Provincie van Utrecht van 1696 die
door landmeter Bemard de Roy is getekend.
Het pand lag in 'Den Ouden Rijn' ten westen
van de 'Strijck Veertel'. Op latere kaarten
staat deze hofstede nog wel ingetekend maar
wordt niet meer met naam genoemd.
Deze hofstede is genoemd naar Comelis
Botteijken, een oud-burgemeester van Breda.
Op 22 februari 1687 kocht hij van het 'Stads
Kinderhuys' te Utrecht Th morgen wei- en
bouwland in Ouden Rijn. Op 3 december
1717 verkocht zijn dochter Anna Comelia,
als erfgenaam, het pand en zeven morgen
land aan Phiüppus Comelis van de Bosch.
Hieruit kan afgeleid worden dat ComeUs
Botteijken toen overleden was.'°
In de raadsvergadering van 17 september
1998 is deze oude hofstede als straatoaam in het bedrijventerrein
Oudenrijn vastgesteld.
Leidse Rijn
Als laatste straat van het huidige bedrijventerrein Oudenrijn
moet Leidse Rijn genoemd worden. Het is de straat die rond de
kantoorgebouwen op de hoek van de Strijkviertel en
Rijksstraatweg loopt. In tegenstelling tot de andere straten is men
hier afgeweken van de naamgeving van oude boerderijen.. Een
verklaring hiervoor kan zijn dat deze straat in het uiterste noor-
den van het bedrijventerrein gesitueerd is, terwijl de andere acht
straten in het uiterste zuiden liggen.
Alhoewel over de motivering van deze naam niets bekend is,
ligt het voor de hand dat hier verwezen wordt naar de nabij gele-
gen Leidse Rijn. In deze rivier is in 1640 een dam vervangen
door een sluis. Na een overeenkomst tussen Utrecht, Woerden en
Leiden besloot de Utrechtse vroedschap in 1663 om een nieuwe
vaart te laten graven. Het gaat hier om het gedeelte vanaf de
Catharijnepoort via de sluizen bij het Stadsdam en Heldam.
Tussen Utrecht en de Hollandse steden was ook overeengeko-
men om langs deze gegraven vaart een trekpad aan te leggen.
Nadat deze in 1665 gerealiseerd was, was het mogelijk langs het
gehele traject tot Leiden gebraik te maken van trekpaarden.
In de openbare vergadering van 21 december 1993 van de
gemeenteraad werd tot deze straatnaam besloten."
Boerderij huidige Damzigt aan de Zandweg in 1998.
1 juli 1816 is hofstede Damzigt verkocht aan Gerard Groen. Na
zijn overlijden in 1833 kwam de hofstede, na scheiding van de
eigendommen, in handen van zijn weduwe Comelia Kipp. In
1835 hertrouwde zij met Gerardus Johannes Hendrikus van
Bijlevelt, burgemeester van Vleuten. Bekend is dat het buiten-
huis rond 1840 enkele jaren is gebruikt als tehuis voor zwakzin-
nige vrouwen. In december 1846 werd het huis verkocht aan
Christiaan Amoldus Koot die het pand in 1856 weer verkocht
aan Johannes Henricus Scheurleer
Op de kaart van de provincie Utrecht van J.H. Kipps van
1850, op de topografische kaart van 1860 en op de Gemeente
Atlas van J.H. Kuyper van de gemeente Vleuten van 1868 wordt
Damzigt vermeld. Dit laatste is niet helemaal duidelijk Uit een
verkoopakte van 1860 aan Jonkheer Jacob Carel Martens blijkt
namelijk dat de naam Damzigt toen is gewijzigd in Rijnsoever
Dit pand ging in 1873 over nar Theodorus Klink. In 1909 liet hij
het pand afbreken waarvoor het huidige pand Rijnsoever, thans
Zandweg 70, in de plaats is gekomen.
De naam van deze buitenplaats is op 17 september 1998 door
de gemeenteraad vastgesteld als één van de straten van het
bedrijventerrein Oudenrijn-West.
Gessel
Deze hofstede moet gelegen hebben ten westen van de
Heykopper Dijk, de latere Taatsche Dijk. Dit blijkt uit de Caerte
van de Vrijheid der Stadt Utrecht van 1539. Ook op de kaart van
de landmeter Bemard de Roy uit 1696 wordt deze hofstede nog
genoemd. Uit de jaren daama zijn meer gegevens bekend.
Eigenaar was toen Ottho Gessel. Deze was heer van Klein
Gulick, een hertogdom waarvan een gedeelte in Duitsland en een
kleiner gedeelte in Nederland bij Sittard lag.
De oudste verwijzing dateert van 9 januari 1703.' Op die
datum is voor Ottho van Gessel een voorlopig koopcontract
opgemaakt voor de verkoop van zijn hofstede Gessel. Op 15
januari 1703 passeert de koopakte en wordt Philibert de Belizaire
de Clerque, burchgrave van Wissocq, de nieuwe eigenaar. Hij
werd voor drieduizend gulden eigenaar van de hofstede met
twaalf morgen land in Ouden Rhijn.
Op 17 september 1998 is deze naam door de gemeenteraad
als straat in het bedrijventerrein Oudenrijn vastgesteld.
RAU Do = Rijksarchief Utrecht Dorpsgerechten
RbV
          = Raadsbesluit gemeente Vleuten
HV           = Archief Historische Vereniging
Bronnen.
l.RbV 1.11.1988
2.  HV. 2 GB 585
3. Boekje Adriaan van de Weijden pag. 10
4. RAU Do 1649 1703.01.09
5.  RAU Do 1648 1779.12.10
6.  RAU Do 1648 1784.06.10
7. RbV 17.09.1998
8.  HV. Tijdschrift jrg, 1995 no's 2 en 3
9. RAU Do 1703.01.09
10. RAU Do 1717.12.03
11. RbV 21.12.1993
-ocr page 54-
69
Archeologische verkenningen (I)
door J.H. J. Joosten
Vleuten- De Meern is bijzonder rijk aan archeologische vindplaatsen. Regelmatig verschijnen in de krant berichten dat
weer een interessante ontdekking is gedaan. Denkt u maar eens aan het Romeinse schip, de Romeinse weg, het skelet dat
laatst in Parkwijk is gevonden en de vondsten in en rond de vele kastelen die onze regio rijk is. Hoewel de pers regelmatig
aandacht aan de archeologische vondsten besteedt, is het toch moeilijk om een samenhangend beeld te krijgen van het
verleden binnen onze (voormalige) gemeentegrenzen.
In deze rubriek willen we hier wat aan doen. Er zal worden geprobeerd aandacht te schenken aan speciale technieken
die worden aangewend om meer over de vondsten te weten te komen. Verder zal worden gepoogd regelmatig verslag te
doen van het actuele archeologische onderzoek.
De geschiedenis van het land-
schap
De archeologische vondsten in dit
gebied zijn moeilijk te begrijpen zonder
een gedegen kennis van het ontstaan
van het landschap. Zonder kennis hier-
van lijken de vindplaatsen van oudhe-
den willekeurig over de regio uitge-
strooid.
Hoe komt het dat een Romeins
schip ruim twee meter diep onder een
van de hoogste plaatsen in de grond
zit? Hoe komt het dat de oorspronkelij-
ke loop van de Oude Rijn tussen
Vleuten en Utrecht vrijwel niet meer is
terug te vinden? 2k)nder kennis van de
genese, het ontstaan, van het landschap,
blijven deze vragen onbeantwoord.
Hoewel dit gebied ook tijdens en
voor de laatste ijstijd bewoond is
geweest beperken wij ons hier tot de
periode na de laatste ijstijd, zeg de laat-
ste 10.000 jaar.
Gedurende het afsmeken van het
landijs dat gedeeltelijk ook Nederland
bedekte steeg de zeespiegel tientallen
meters. Daarbij ontstonden de duinen
met achter die duinen een venig moe-
rasgebied. Vlak achter de duinen zijn de
moerassen het diepst. Daarna neemt de
dikte van het veen langzaam af, totdat
in de uitlopers van de Utrechtse
Heuvelrug het veen geheel verdwenen
is. In ons onderzoeksgebied is de dikte
ongeveer drie meter.
De Rijn, die eerst wat meer naar het
noorden zijn monding had, verplaatste
zijn hoofdstroom enkele duizenden
jaren voor onze jaartelling meer naar
het zuiden en boorde zich door de moe-
rassen heen en kreeg bij het huidige
Katwijk zijn belangrijkste monding-
Enkele eeuwen voor onze jaartelling
Afb. 1
-ocr page 55-
70
Afb.2 5* eeuwse waterput
was deze tak, die dwars door de huidige dorpskern van Vleuten
stroomde, over zijn hoogtepunt heen.
Dat geldt ook voor een later ontstane belangrijke neven-
stroom die zich voor het dorp Vleuten van de hoofdstroom aftak-
te, door de huidige dorpskern van De Meem liep en zich bij
Harmeien weer bij de hoofdstroom voegde.
De Waal en later ook de Lek verwerkten een steeds grotere
hoeveelheid water. Volgens de jongste onderzoekingen ziet het er
naar uit dat rond het jaar O de Vleutense en de Meemse tak van
de Rijn bescheiden stroompjes waren, te vergelijken met de hui-
dige Linge. In de tweede eeuw n.Chr. was de Meemse stroom
vrijwel geheel verland. De Vleutense tak werd steeds smaller en
kreeg een bizar kronkelig verloop. In de twaalfde eeuw werd bij
Wijk bij Duurstede de Kromme Rijn afgedamd. In de gemeen-
tegrenzen en in sommige gedeelten van de Vleutense wetering is
het verloop van de Oude Rijn bewaard gebleven.(afb.l)
Bij overstromingen had de Rijn gedurende duizenden jaren
veel zand en klei afgezet op plaatsen waar de rivier de veenlaag
had opgeruimd en gedeeltelijk ook over de veenlagen heen.
Deze plaatsen, de oeverwallen, waren uiterst geschikt voor
bewoning. Het is daarom ook niet verwonderlijk dat vrijwel alle
nederzettingen van voor de grote ontginningen van de elfde en
twaalfde eeuw in de nabije omgeving van deze oeverwallen
waren gelegen .
De moord in Leidsche Rijn
Even ten noorden van de Groenedijk, daar waar nu het
wegenplan voor de Utrechtse uitbreiding Parkwijk wordt aange-
legd, legden in dit voorjaar Utrechtse archeologen een
Merovigische nederzetting uit de vijfde eeuw bloot. Naast de
huisplattegrond werd nog een aantal waterputten aangetroffen.
Het hout dat diep in de grond de put tegen instorten bescherm-
de, was nog in vrij goede staat, (afb.2) Toch was dat niet het
meest opmerkelijke van deze opgraving. Wat dieper in de grond.
vrijwel onder de nederzetting werd een vrij gaaf skelet aange-
troffen. De sporen er omheen wezen niet op een begraving. Er
was geen grafkuil en de houding was ongebruikelijk. Bovendien
ontbrak een deel van het been, en de onderarm inclusief de hand
lag een stukje verden Bij nadere bestudering bleek de schedel
fracturen te vertonen, waarschijnlijk tengevolge van een flinke
klap. Een oude afrekening, suggereerden enkele kranten.
Maar wanneer heeft deze moord plaatsgevonden? Geen
1500 jaar geleden zoals sommige kranten meldden.
Waarschijnlijk hebben de bewoners van de vijfde-eeuwse
nederzetting van de aanwezigheid van dit skelet geen weet
gehad. Eeuwen eerder toen de Rijn hier nog een brede rivier
was, is het lichaam van deze vermoorde man op een zandbank
aangespoeld en later bedekt met zandige afzettingen. Misschien
hebben roofdieren de arm eraf gebeten en zijn met het onderbeen
op stap gegaan. Geschat wordt dat de gebeurtenis zich niet lang
voor het begin van onze jaartelling heeft afgespeeld. Maar er zijn
ook veel vroegere tijdstippen genoemd, wel tot 1500 v.Chr.. In
het volgend nummer hopen wij u de uitslag van de ouderdoms-
bepaling met behulp van de CI4 -methode te kunnen meedelen.
De vragenrubriek
Als u vragen heeft op archeologisch gebied of meer wil
weten over de voortgang van het onderzoek, neem dan
telefonisch of schriftelijk contact op. In de volgende aflevering
kan hier dan aandacht aan worden besteed.
Wilt u zelf actief in het onderzoek worden betrokken dan kan
u lid worden van de archeologische werkgroep 'Oude Rijn'.
Vragenrubriek: Hans Joosten, Haarpad 36, 3451 AZ Vleuten,
tel 030 6772554.
Arch.werkgroep 'Oude Rijn': Henk Doomenbal, Torontodreef
22, 3564 KR, Utrecht.
-ocr page 56-
71
Poeh
Het is gek, als klein kind moet je zo snel
mogelijk leren praten. Je begint met de eer-
ste woordjes en daarna hele zinnen.
Vader en moeder zijn dan trots dat je zo
goed kan praten.
Dan moetje ook andere dingen leren, zoals
fietsen en wordt je erg handig.
Dan kom je op school en leer je alles lezen
en schrijven, je krijgt op school goede cij-
fers, weer zijn je ouders trots.
Maar nu ik zo ongeveer aan 't eind van
mijn lagere schooltijd ben gekomen; kom
ik tot de ontdekking dat je niet alles mag
lezen, schrijven of zeggen.
De heb er zelfs straf voor gekregen.
Op school zijn heel wat jongens nogal
opschepperig.
Soms sterke verhalen over hun vader die
dingen kunnen doen of een bijzonder vak
hebben. Ik was daar niet van onder de
indruk, want mijn vader kon alles.
Had iemand zijn schoen laten maken bij de
schoenmaker dan zei ik: "Poeh, die maakt
mijn vader zelf'. Hij kocht op de markt het
materiaal hiervoor, en zat dan 's avonds als
een volleerd schoenmaker onze schoenen
weer te herstellen.
Had iemand zijn fiets bij de fietsenmaker
gebracht dan zei ik: "Poeh, die maakt mijn
vader zelf'.
Ja, we hadden een handige vader, die zelfs
een kapotte radio weer kon laten spelen.
Was een van de jongens naar de kapper
geweest dan kon ik ook weer zeggen:
"Poeh, dat doet mijn vader zelf'.
Het was soms wel een pijnlijke gebeurtenis
als mijn vader mijn haar knipte, met een
oude handtondeuze, die soms een beetje
bot was en er zodoende meer haren uittrok
dan knipte.
Maar als je tegenstribbelde zei hij: "als je
niet stil zit, knip ik je helemaal kaal".
Maar ook heel veel speelgoed, zoals een
hoepel, een tol, een vlieger of een zeepkist
(van een oud onderstel van een kinderwa-
gen), altijd kon ik zeggen: "Poeh, dat
maakt mijn vader zelf'.
In een half donkere schuur was hij 's
avonds altijd bezig.
Zo leerden wij veel van mijn vader en wer-
den wij behoorlijk zelfstandig. Wij repa-
reerden zelf onze fiets en werden zo aardi-
ge doe-het-zelvers, als hadden we toch nog
vaak de hulp van vader nodig.
Maar in de gesprekken met anderen kwam
wel steeds minder voor: "Poeh, dat doet
mijn vader zelf'.
Dan komt de tijd dat je veel gelezen en
geleerd hebt, je voelt je een flinke kerel dat
je zo veel weet.
Maar ook is dat de tijd datje tot de ontdek-
king komt datje veel dingen niet meer mag
zeggen, schrijven of lezen.
Als we met jongens onder elkaar over din-
gen spraken, merkte je dat je ook hier en
daar wel wat verkeerd was voorgelicht.
Spraken we bijvoorbeeld over Sinterklaas
die met de boot uit Spanje komt en met zijn
paard over de daken rijd om cadeautjes
te brengen, dan zei ik maar weer: "Poeh,
dat doet m'n vader zelf'. Vaak merkte hij
ook de geschenken zelf
Sommige woorden of uitdrukkingen die
we van volwassen mensen hoorden, moch-
ten wij niet gebruiken.Steeds minder was
vader het grote goede voorbeeld.
Natuurlijk hadden we nog wel steeds veel
bewondering voor zo'n handige vader. Wij
zijn voorzichtig geworden.
Toen laatst een jongen stond te vertellen
dat de ooievaar een broertje gebracht had,
wist ik wel beter.
Ik heb toen gezegd: "Poeh........"
Kijk en de rest had ik niet mogen zeggen,
en durf ik hier nu ook nog niet te schrijven.
De Meem, 1944
Theo van den Berg
Illustratie:
Barbara Gravendeel
J
-ocr page 57-
oa-^<
A'a;lo^ :<^<^0>^lG^'L
72
Van de voorzitter
Nog even en we gaan over in een volgend
millennium. We realiseren ons daarbij
misschien nog meer dan anders dat niet alleen
dagen, maanden , jaren, maar ook eeuwen als
een schaduw heenvliegen. Tussen haakjes, het
blijft een willekeurig gekozen moment.
Onlangs merkte Rabbijn Soetendorp op, met
een glimlach om de lippen, dat het Joodse
volk deze gebeurtenis al heeft meegemaakt
lang voor Abraham zijn stamland verliet.
Hoe het ook zij, zo'n moment roept op tot
bezinning: vanwaar komen wij en waarheen
leidt de weg? Zelden heb ik daarover
beeldender horen vertellen dan in het verhaal
van koning Edwin van Northumberland in het
begin van de 7e eeuw, gebracht door
Marguerite Yourcenar. Edwin moest beslissen
op het verzoek van de missionaris Augustinus
om het evangelie te mogen prediken. Een van
zijn raadslieden onderbouwde zijn mening als
volgt: "Het leven van de mensen op aarde , o
koning, vergeleken bij de onmetelijke
tijdsruimten waarvan we niets weten, komt
mij voor als de vlucht van een musje dat
binnenvliegt door een venstergat van de grote
zaal, waar in het midden een vuur brandt dat
een behaaglijke warmte verspreidt, en waar u
de maaltijden gebruikt met uw raadslieden en
vazallen, terwijl buiten met regen en sneeuw
de winterstorm raast. En de vogel vliegt snel
de zaal door en gaat aan de overkant naar
buiten, en na dat korte respijt keert hij,
gekomen uit de winter, in de winter terug en
verdwijnt uit uw ogen. Zo is het met het
kortstondig leven van de mensen, waarvan we
niet weten wat eraan vooraf gaat noch wat er
op volgt.....". Zijn conclusie: als we dan toch
niets weten, waarom geen beroep gedaan op
degenen die, misschien, weten? Edwin besluit
dat de monnik Augustinus zijn gang kan
gaan, met alle op dat moment volstrekt
onvoorstelbare gevolgen die daaruit
voortvloeiden. Een verhaal als dit kan ons
veel leren. Bijvoorbeeld bescheidenheid; in
onze tijd leven we maar al te veel alsof we
alles weten, in de hand hebben, beheersen.
Niets is echter minder waar, we weten niet
eens zoveel meer als de raadsman van koning
Tijdschrift van de Historische Vereniging
Vleuten, De Meern, Haarzuilens
Verschijnt 4x per jaar. ISSN 0928-4893
19e jaargang nr. 4, december 1999 ©1999
De vereniging is ingeschreven in het vere-
nigingsregister van de K.v.K. Utrecht e.o.
onder nummer V 479360
Correspondentieadres:
Dorpsstraat 1, 3451 BH Vleuten
Dagelijks bestuur:
Dr. Ir. P.K. Schenk, voorzitter
Dorpsstraat 29, 3451 BJ Vleuten
Tel. 030-6774915
J.W. Schoonderwoerd, secretaris
Meerndijk 62, 3454 HT De Meern
Tel. 030-6661462
P.G. de Rooij, penningmeester
't Zand 1, 3544 NC Utrecht
Tel. 030-6771483
A.J. van Zeeren, vice-voorzitter
Stationsstraat 34, 3451 BZ Vleuten
Tel. 030-6771263
Ereleden:
Mevrouw Prof. Dr. C. Isings, Soest
Dr. D.W. Gravendeel, Laag Keppel
Gebouwen:
Vleuten: Broederschapshuisjes (documen-
tatie- en informatiecentrum).
Dorpsstraat 1, Tel. 030 - 6774222
(gedurende openingstijden)
De Meern: Het Kabinet (permanente expo-
sitieruimte). Zandweg 147B
(achter Verenigingsgebouw)
Contributie (inclusief tijdschrift):
f. 35,-- per jaar, bij verzending per post
f. 13,- extra
Losse nummers tijdschrift:
f. 10,—voor leden, f 12,50 voor niet-leden
Bankrelaties:
ABN-AMRO Bank De Meern,
rek. 55.66.33.040
Rabobank Vleuten, rek. 36.75.17.574
Postbank, rek. 2689200
Redactiecommissie:
H.E.J. van Essen, J.H.P. Heesters
en W.H. de Heus
Adres: Mauritslaan 17, 3454 XP De Meern
Tel. 030 - 6662992
Gehele of gedeeltelijke overname van
ar-tikelen uit dit tijdschrift is slechts
toege-staan met bronvermelding en na
verkregen toestemming van de redactie-
commissie.
Illustratie voorpagina:
Foto van de broederschapshuisjes uit
1989, toen de Historische Vereniging er in
gevestigd was.
Druk: Jan Evers De Meern
Edwin. Openheid voor de mening van
anderen is hier een ander thema. Laten we
met belangstelling naar hen luisteren, soms
hebben zij ons veel te zeggen.
Na de bezinning komt dan de actie.
Augustinus gaat aan het werk en wij dus
ook! De Historische Vereniging gaat de
komende periode met ambitie en vertrouwen
tegemoet. Heel wat zaken vragen de
aandacht. Enkele zal ik hier nu noemen.
Het vertonen van oude dorpsfilms in De
Meern bleek een overweldigend succes; het
wordt de komende maanden voortgezet:
noteert U de data die elders in dit nummer
zijn opgenomen. Het documentatie- en
informatiecentrum heeft heel veel te bieden
op het gebied van de geschiedenis van onze
dorpen en de mensen die er wonen. Steeds
weer blijkt dat velen daar geen of nauwelijks
weet van hebben. We blijven er naar streven
hieraan meer bekendheid te geven. Het
project Themaat en Haarrijnse Plas van de
archeologische werkgroep Oude Rijn zal de
komende paar jaar heel veel inzet vragen van
de vrijwilligers. De verwachtingen zijn hoog
gespannen: wat zal de ruïne van een oude
hofstede blootgeven van zijn geschiedenis en
van dat gebied. Hier dus niet de Romeinse
tijd, maar de middeleeuwen en, bij het
tweede onderwerp, de prehistorie. In 2001
viert de Historische Vereniging haar 20-jarig
bestaan. Het bestuur wil daaraan veel
aandacht geven en houdt zich nu reeds bezig
met de voorbereiding.
Tot slot. Onze vereniging is er een van
vrijwilligers. Alles wat is bereikt en wat de
komende jaren zal worden opgebouwd is hun
werk en daar zijn we trots op. Overigens, er
ligt nog veel werk te wachten: als u zin en
tijd heeft en nog geen vrijwilliger bent, is er
vast voor u ook wat te doen! Allen, leden én
vrijwilligers, wens ik een voorspoedig
nieuwjaar (een voorspoedig nieuw
millennium zou wat hoog gegrepen zijn!).
P.K. Schenk
In dit nummer
Van de voorzitter
Verenigingsberichten
De Broederschap van O.L. Vrouw te Vleuten (2)
Onze straatnamen, oorsprong en betekenis (6)
Een kijk van nu.... op 'n kiek van toen
De transformatie (2)
Archeologisciie verkenningen (2)
De Brug
pag
72
73
74
84
88
89
91
93
-ocr page 58-
73
Verenigingsberichten
Oude dorpsfilms worden weer vertoond
In ons vorige nummer hebben wij al vermeld dat de dorps-
films, die in de jaren 1959 t/m 1966 door de heer A.A.van der
Munt werden gemaakt, op videoband zijn overgezet en weer ver-
toond kunnen worden. Op 15 oktober j.1. werden de eerste 2 ban-
den in De Schalm vertoond, tot groot genoegen van de vele aan-
wezigen.
Gezien de grote belangstelling is besloten ook de overige
6 banden te vertonen en wel op de vrijdagen 22 januari,
24 maart en 28 april 2000 om 20.00 uur in De Schalm.
Dit betreft de dorpsjoumaals van De Meem van resp. decem-
ber 1960 t/m september 1962, oktober 1962 t/m september 1964
en oktober 1964 t/m augustus 1966.
Toegangsbewijzen zijn op de betreffende avond aan de zaal
verkrijgbaar (ƒ 2,50 voor leden, ƒ 5,- voor niet-leden).
Op deze avonden kunt u ons ook laten weten of u belangstel-
ling hebt voor het kopen van kopieën van één of meer banden.
Na 28 april zal door ons bezien worden hoe groot de belangstel-
ling is en wat de kosten per band zullen zijn. Wij zullen u daar-
over dan nog nader informeren.
Nieuwe historische uitgave
Vorig jaar werd onze vereniging uitgenodigd om mee te wer-
ken aan de totstandkoming van een boekje met levensbeschrij-
vingen van overleden plaatsgenoten, die elk op hun eigen wijze
een rol gespeeld hebben in de plaatselijke gemeenschap van
Vleuten-De Meem, Harmeien en Woerden, in de reeks Regionale
Utrechtse Biografieën, uitgegeven door de Stichting Publicaties
Oud-Utrecht.
Ons bestuurshd J.F.K.Kits Nieuwenkamp werd als mede-
redateur aangewezen, samen met de heren L.Cl.M.Peters van de
Stichts-Hollandse Historische Vereniging te Woerden en
F.Vogelzang van de Stichting Stichtse Geschiedenis (SSG).
Naar aanleiding van een oproep via de pers werd een aantal
te beschrijven personen voorgedragen, later aangevuld door de
redactie. In totaal konden ongeveer veertig biografieën worden
geplaatst, twintig van inwoners van Vleuten-De Meem en twin-
tig uit Harmeien en Woerden.
Op 1 december j.1. werd het boekje in Harmeien gepresen-
teerd door Mr.D.H.Kok, gedeputeerde van de provincie Utrecht,
waarbij de "eerste" exemplaren werden uitgereikt aan de burge-
meesters van Vleuten-De Meem, Harmeien en Woerden.
Voor Vleuten-De Meem werden levensbeschrijvingen opge-
nomen van 21 personen, t.w. (in alf.volgorde): aannemer Eef
Baars, zouaaf Andries van Batenburg, tuinder Ben Boers, artiest
A.W.Broekman (Brockino), dominee Dirck Camphuysen, schout
Hans Duyk, burgemeester D.O.Heldewier, chef waterleiding
Johan Kastelein, oprichter van De Bmg Jaap Mijderwijk, Heer
van Hinderstein, Veldhuizen enz. Gijsbert Baron de Milan
X'isconti, pastoor H.S.Ohl, pastoor Johan Ludolph van Rhenen,
koster Herman Rijker, dokter Dré Schuurs, ambtenaar Jaap
Sprong, kunstenaar Harrie Sterk, schavuit Adam Suijsters, Heer
van Den Ham Jonker Utenham, gemeentesecretaris Jo Versteeg,
kunstenaar Adriaan van der Weijden en de bouwheer van kasteel
De Haar Etienne Baron van Zuylen van Nyevelt van de Haar.
Het boekje, getiteld "Langs de Oude Rijn", verschijnt in een
beperkte oplage (1000 ex.) en is in de boekhandel te koop voor
ƒ 25,-. Voor leden van onze vereniging is het voor ƒ 22,50
verkrijgbaar in ons documentatiecentrum in de Broeder-
schapshuisjes in Vleuten (zolang de voorraad strekt).
Contributiebetaling/ledenadministratie
Bij dit nummer van ons tijdschrift ontvangt u de acceptgiro
voor betaling van de contributie voor 2000. Wij verzoeken u de
contributie in de maand januari met gebmikmaking van dit for-
mulier over te maken.
Het werk voor de vereniging, dus ook voor de contributiead-
ministratie, wordt door vrijwilligers in hun vrije tijd gedaan. Als
iedereen de contributie vóór 1 februari overmaakt is ons werk
voor de administratie van de ontvangen contributies snel gedaan.
Wij rekenen op uw medewerking!
Omdat wij graag over een correct ledenbestand willen
beschikken verzoeken wij u, als uw naam of adres op de accept-
giro niet helemaal juist vermeld is, of wanneer daarin wijziging
komt, dat te melden aan onze secretaris.
Verzamelbanden
Met dit nummer is er weer een jaargang van ons tijdschrift
compleet. Als u uw tijdschriften in een keurige band in uw boe-
kenkast wilt opbergen dan kan dat. Voor het opbergen kunt u bij
ons mooie verzamelbanden kopen, die ruimte bieden voor 3 jaar-
gangen. Voor ƒ 15,- kunt u weer 3 jaar vooruit!
Oude foto's
In ons fotoarchief hebben wij veel foto's van gebouwen, per-
sonen en gebeurtenissen uit vroeger jciren. Toch komen wij regel-
matig tot de ontdekking dat wij van bepaalde woningen en
gebouwen nog geen foto hebben. Wij ontmoeten wel eens men-
sen die over oude foto's beschikken en bereid zijn ons daarvan
een reproductie te laten maken. Wij hebben echter het idee, dat
er bij meerderen onder onze leden nog foto's in de kast liggen,
die wij graag in onze verzameling zouden willen hebben.
Mocht u nog over foto's uit vroeger jaren beschikken dan
verzoeken wij u vriendelijk ze ons eens te laten zien, om te
bekijken of er iets bij is wat wij graag zouden willen hebben. Ook
oude ansichtkaarten zijn welkom. Bij voorbaat dank.
lUledewerkers gevraagd
De historie van onze gemeente blijkt al lang zo interessant te
zijn, dat het zeer de moeite waard is daar belangstelling voor te
wekken, er onderzoek naar te doen en er bekendheid aan te
geven, om zoveel mogelijk inwoners (en andere belangstellen-
den) daarvan kennis te laten nemen.
Wij trachten dat werk te doen in verschillende werkgroepen,
die deels op vaste tijden (b.v. in het documentatiecentrum) en
deels op wisselende tijden (b.v. voor tentoonstellingen, excursies,
e.d.) werkzaam zijn om bepaalde activiteiten te realiseren.
Een aantal vrijwilligers heeft zich daarvoor al jarenlang inge-
zet, maar we willen dat werk graag blijven voortzetten en zo
mogelijk uitbreiden. En daarvoor zijn meer medewerkers nodig.
Als u belangstelling heeft voor ons werk en daar een steentje
aan wilt bijdrage kom dan eens praten. Op maandag- en dins-
dagmiddag of op de contactbijeenkomsten op donderdagavond
in de Broederschapshuisjes bent u welkom!
-ocr page 59-
74
De Broederschap van O.L.Vrouw te Vleuten (2)
door J. W.Schoonderwoerd
In het eerste deel van dit stuk geschiedenis, opgenomen in het vorige nummer, werd een beschrijving gegeven van het ont-
staan van de Broederschap, van haar activiteiten en haar leden. In dit tweede deel worden de eigendommen beschreven,
die de Broederschap in de loop der tijden heeft gehad. Bijzondere aandacht wordt daarbij besteed aan de bekendste eigen-
dommen, de broederschapshuisjes.
De bezittingen van de Broederschap
Het oudst bekende bezit van de Broederschap was drie mor-
gen land (1 morgen = 0,85 ha) in het gerecht van Vleuten op de
Goijstraat (bij het oude dorp De Haar). Het is niet bekend hoe de
Broederschap dat land verwierf, maar op 3 april 1525 werden
deze 3 morgen door de procurators Willem Gerritsen en Antonis
Herbertsen verkocht aan Aleyt van der Borgh, de weduwe van
Jonker Hemt van der Haar, die ze gelijk weer in eeuwigdurende
erfpacht gaf aan de Broederschap, onder beding dat de
Broederschap ten eeuwigen dage zorg moest dragen voor het
jaarlijks laten doen van missen voor de zielerust van Jonker
Daem van der Haar, diens echtgenote en al hun kinderen'.
Deze drie morgen land worden als eigendom van de
Broederschap vermeld in de belastingregisters van het oud-
schildgeld van 1536, 1600 en 1686 en zijn dan resp. in gebruik
(pacht) bij Anna Willem Janses weduwe, Joris Willemsz aan de
Haar en Gijsbert Jansz Veen aan de Haar^. Ook in het register van
geestelijke goederen (1582-1585) wordt als eigendom van de
Broederschap vermeld 3 morgen land in de Goijstraat onder den
gerechte van Vleuten, in gebruik bij Comelis Gijsbert Jansz voor
13 gulden per jaar'.
In 1776 was dit land verpacht aan Pieter van Schalk voor ƒ 42,-
per jaar en in 1799 voor ƒ 44,- per jaar aan Johannes van Niekerk.
In 1813 worden deze 3 morgen in een staat van eigendommen"
vermeld als "3 morgen bouwland en bos gelegen op de Goijstraat
in den gerechte van Vleuten", die we in 1832 in het kadaster vin-
den als de percelen gemeente Haarzuilens A 228 (0.04.60 ha
bouwland en weg (v.m. Haarpad) en A 229 (0.19.30 ha bouw-
land) en gemeente Vleuten sectie B 3 (1.37.20 ha bouwland) en
B 4 (0.52.10 ha bos). De totale oppervlakte daarvan is 2.13.20 ha
dus slechts 2,51 morgen.
Een deel van het in Haarzuilens gelegen land (A 229) werd in
1857 voor ƒ 20,- per jaar in erfpacht uitgegeven aan H.Looijaard
in Haarzuilens, die er een woning op liet bouwen.
In 1892 werd dit gehele bezit verkocht aan Baron van Zuijlen
voor ƒ 6000,-, waarbij de baron zich verplichtte tot levering van
een stukje grond met een huis in het nieuwe dorp Haarzuilens.
Dit werden de percelen sectie A 941 (136 m^ huis, schuur en erf)
en 947 (134 m^ huis, schuur en erf) aan de Eikstraat, die in 1930
verkocht werden aan resp. Comelis en Adrianus Verhoef.
In de hiervoor genoemde oudschildgeldregisters komen ook
nog als eigendom van de Broederschap voor: 1 morgen land (in
1536), 4 A morgen land (in 1536 en 1600 samen met de kerk), en
25 roeden grond met "een hofstede van 2 of 3 huizen" (in 1536
van de kerk en in 1600 en 1686 van de Broederschap en de kerk).
De hier vermelde I morgen betreft "een acker lands te
Vleuten geheten Onser Liever Vrouwenacker", die echter vóór
1579 al werd verkocht, want op 28-3-1579' werd deze door Peter
Jansz verkocht aan Henrick Claesz, die hem in 1597'' weer ver-
kocht aan Jan Gijsbertsz, schout van Themaat. Deze wordt in het
oudschildgeldregister van 16(X) ook als eigenaar vermeld.
Van de 4/i morgen land, waarvan vóór 1600 Willem van
Hijndersteijn en daarna Claes Petersz pachter was (in 1686 geen
eigendom meer) is niet meer gevonden dan de hierna vermelde 2
morgen.
In het eerder genoemde register van geestelijke goederen
worden als eigendom van de Broederschap nog vermeld 2 mor-
gen land gelegen "in de bruyckweer van zaliger Willem van
Hinderstein", gebruikt en nog ettelijke jaren te gebruiken door
Peter Baars voor elf gulden per jaar, en een klein huisje in het
dorp Vleuten, dat door de pastoor "pro nihilo" bewoond wordt
(ten noorden van de kerk).
De hier vermelde 2 morgen in Hinderstein, waarvan geen
verkrijging gevonden werd, werden in 1653 verkocht aan
Henrick Zas van Weldam'. In de verkoopakte worden Gerrit
Joosten van Rijckelijckhuijsen en Gerrit Henricksz van Bijlevelt
vermeld als gemachtigden (procurators) van de Broederschap.
Van het kleine door de pastoor bewoonde huisje is verder
niets gevonden.
Opmerkelijk is dat in dit register niet vermeld zijn de 25 roe-
den grond met de daarop staande huizen, die volgens de oud-
schildgeldregisters van de Broederschap en de kerk waren.
Het is bijzonder moeilijk om iets te vinden over de eigen-
dommen van de Broederschap bij de kerk in het dorpscentrum
van Vleuten. De 25 roeden grond (+ 350 m^) met 2 of 3 huizen
zou betrekking kunnen hebben op de huidige huisjes aan de
Dorpsstraat nrs 1, 3 en 3 A, maar de kadastrale oppervlakte daar-
van was in 1832 272 ml Uit de archieven blijkt echter niet dui-
delijk welke gronden van de kerk waren en welke van de
Broederschap. Dat deze 25 roeden in 1536 als eigendom van de
kerk werden vermeld en in 1600 als eigendom van "de procura-
tors van de Broederschap en de kerk" en in 1686 als eigendom
van "de Broederschap en de kerk" zou er op kunnen wijzen dat
deze grond op enigerlei wijze door de Broederschap van de kerk
is verkregen. Bij latere eigendomsoverdrachten van de huisjes
Dorpsstraat 3 en 3A wordt ook omschreven dat ze staan op grond
van de Broederschap. De latere aanbouw aan de achterzijde vond
echter ook plaats op grond van de Broederschap maar is, volgens
de latere kadastrale tekening, een uitstulping in de grond van de
kerk.
Er was echter nog meer grond van de Broederschap. De
grond waarop het rechthuis (later het Oude Raadhuis) stond, was
tenminste voor een deel eigendom van de Broederschap, waar-
-ocr page 60-
75
Afb.1 Samengevoegde kadastrale kaarten
(bewerking HUA) van 1832 van de gemeen-
ten Haarzuilens en Vleuten (ged.), waarop
gerasterd zijn aangegeven:
1, 2 en 3: Eigendommen van de Erven van
Dueren vóór de ruil met Baron
van Zuyien.
4 en 5:
6:
Idem na de ruil.
Eigendom van de Broederschap
bij het oude dorp De Haar.
Idem in Vleuterweide.
voor jaarlijks een grondgeld (erfpacht) werd betaald van 20 stui-
vers of ƒ 1,-. In een transportakte van het rechthuis van 28-6-
1595* is vermeld dat er voor de grond jaarlijks een erfpacht van
28 stuivers aan "den pastorije" en van 20 stuivers aan "die Ons
Lieff Vrouwen Broederschap" verschuldigd is. In een koopakte
van 2-1-1744'* wordt vermeld dat de grond belast is met "een oud
eijgen groot eene gulden, de Broederschap van Vleuten daar aan
competerende". De hier bedoelde gulden werd jaarlijks in de
boekhouding verantwoord tot 1884, toen deze erfpacht door de
toenmalige eigenaar Matthijs van Dijk afgekocht werd voor
ƒ 20,-.
Nergens is nog gevonden wanneer de 4 huisjes (nu
Dorpsstraat 1) gebouwd werden en wanneer deze of de grond
eronder eigendom van de Broederschap zijn geworden. Op een
-ocr page 61-
76
landmeterstekening van 1599, waarop ter oriëntering een schets-
je van de bebouwing bij de kerk is opgenomen, staan tussen de
Dorpsstraat en de kerk nog geen huizen, terwijl in een soortgelij-
ke schets van een landmeter uit 1624 het rijtje huizen wel is inge-
tekend. Andere tekeningen van de dorpskern zijn echter nog niet
gevonden, zodat er nog wel wat vraagpunten overblijven.
Vraagpunten zoals: waar het huisje van de Broederschap stond
dat door de pastoor bewoond werd, en ook waar het
"BaghijnhofP' bij de kerk van Vleuten heeft gelegen, waarop ooit
2 huisjes stonden, die daar door twee weduwen werden gebouwd
en die na hun dood rond 1530 eigendom van de kerk werden'".
In 1560 blijkt Jan Aelbertsz 2 morgen land in de Goeijstraat
en 2 morgen land in de Bocht (bij de Bochtdijk) in erfpacht van
de O.L.VBroederschap te hebben, die hij op 2-1-1560 transpor-
teert aan Comelis Gijsbert Jansz te Vleuten". Op 28-12-1579
transporteert de Broederschap (procurators Claes Hendricksz en
Gijsbert Comelisz van Schoonderwoert) 4 morgen land "geheten
die Bocht" ten zuiden van de Bochtdijk aan Comelis Gijsbert
pacht van Hermanus van Wijk, advocaat in Utrecht, een stukje
grond met een huis gelegen in de Proostenkamp tussen de vroe-
gere Parkweg en de Vleutense wetering ten westen van de
Themater Vaart of Nieuwe Vaart'*". De erfpachtscanon bedroeg
(volgens de boekhouding) in 1777 ƒ 4,- per jaar. Het huis was
toen verhuurd aan Nol van den Bosch en de huur van huis en
grond bedroeg ƒ 25,- per jaar. Kadastraal was het perceel in 1832
genummerd A 54 (540 m^ tuin) en 55 (290 m^ huis en erf) en toen
volledig eigendom. In 1880 werd het verhuurd aan Jan Stigtenaar
en in 1909 aan diens schoonzoon Comelis (Kees) Mandjes. Het
huis was toen genummerd Parkweg A 95.
In 1911 werd er nog een huis aangebouwd en werd het per-
ceel gesplitst in A 1519 (725 m^huis, schuur, tuin) en 1520 (105
m^ huis en erf). In 1926 werd het pierceel A 1519 verkocht aan
WJ.Vermeent (385 m^ huis en erf) en P.van den Bosch (340 m^
tuin). Aan de verkoop aan Vermeent, een schoonzoon van Kees
Mandjes, was de voorwaarde verbonden dat Mandjes het tot zijn
dood zou kunnen blijven huren. In 1955 werd het perceel A 1520
eveneens aan WJ.Vermeent verkocht.
Afb.2. Samengevoegde kadastrale kaarten
van het centrum van Vleuten (sectie A en B),
waarop gerasterd zijn aangegeven de eigen-
dommen van de Broederschap.
Jansz van Wel op Themaat'l Waarschijnlijk zijn dat de hiervoor
vermelde 2 en 2 morgen, want die komen verder niet meer als
eigendom van de Broederschap voor.
In 1710 kocht de Broederschap van Claes Gijsbertsz van
Montfoort, echtgenoot van Gijsbertje Jans van den Engh, 4 mor-
gen land op Vleuterweide, genaamd de Kerckekamp'^ Deze
naam kreeg dat land in de tijd van vóór 1476, toen het eigendom
was van de kerk van Vleuten'". In 1832 was dit land kadastraal
genummerd sectie C nummers 172 en 173, resp. 1.58.70 ha en
1.62.70 ha groot, dus samen 3.21.40 ha oftewel 3,8 morgen. In
1776 werd dit land voor ƒ 44,- per jaar verpacht aan Claes van
Nes en in 1799 betaalde diens weduwe ƒ 60,- per jaar. Dit land
bleef tot 1960 eigendom van de Broederschap. Toen werd het
verkocht en in ruilverkavelingsverband overgedragen aan
J.Kromwijk".
In 1754 verkreeg de Broederschap in eeuwigdurende erf-
-ocr page 62-
n
Volgens het kadaster had de Broederschap in 1832 ook nog
een huis met erf in Vleuten, tussen de Dorpsstraat en de wetering,
sectie A nr 63, groot 240 m*. Er is nog niet gevonden wanneer zij
daar eigenaar van geworden is, maar vanaf 1779 werd daarvoor
reeds huur ontvangen, eerst van de rietdekker Gijsbert van
Berkel en vanaf 1788 van Gerrit Homberg. In 1822 wordt bij de
huur van de toenmalige huurder H.Overzee vermeld "voor het
huis genaamd de zeven oortjes". Deze naam is verder nergens
gevonden. Per 1-11-1824 werd het perceel voor ƒ 7,- per jaar in
erfpacht uitgegeven aan de timmerman J.van Huijsen. Bij het
opmaken van het kadaster in 1832 werd het perceel ook ten name
van J.van Huisen gesteld, maar in 1841 werd dat gecorrigeerd en
werd het ten name van de Broederschap gesteld. Het huis werd
in 1849 afgebroken. De grond werd toen tegen een canon van
ƒ 8,- per jaar voor 99 jaar (tot 1-1-1950) in erfpacht uitgegeven
aan Comelis Trompert, die timmerman was en er een nieuw huis
met schuur op liet bouwen.
In 1896 werd de grond door de Broederschap voor ƒ 120,-
verkocht aan zijn zoon Gijsbertus W.Trompert, die daar toen zijn
aannemersbedrijf had. Deze overleed in 1912, waarna het pand
eigendom werd van zijn weduwe en later van zijn zoon Comelis
G.Trompert. Deze verkocht het in 1925 aan Gerrit Bedijs te
Harmeien, die het in 1926, toen Dorpsstraat A 102, verkocht aan
Comelis Robertus (Kees) Mastwijk, die er tot 1965 een slagers-
winkel had, later genummerd Dorpsstraat 9 (tegenwoordig 14).
In 1965 werd de slagerij overgenomen door W.J.de Bouter.
Sinds 1973 heeft de Broederschap geen andere eigendom-
men meer dan alleen de (oorspronkelijk) 4 broederschapshuisjes,
thans Dorpsstraat 1, nu verhuurd aan de Historische Vereniging.
Erven van Dueren
Een belangrijk stuk bezit verkreeg de Broederschap uit de
nalatenschap van Beatrix van Nes, weduwe van Pieter van
Dueren, die aan de Haar woonde. Bij haar testament van 16-2-
1761" wees zij de heer Jan van Bijlevelt, brouwer te Vleuten aan
als executeur-testamentair en als administrateur van haar boedel-
goederen, en na diens dood zijn zoon Willem Hendrik van
Bijlevelt, met bepaling dat, als zij geen opvolger aanwezen, de
procurator van de Broederschap het executeurschap en de admi-
nistratie zou vervullen. Dit gebeurde na het overlijden van
Willem van Bijlevelt eind 1799, waardoor Paulus Martinus van
Bijlevelt, die op 10-6-1800 procurator werd, het beheer kreeg.
Verder verklaarde zij bij testament van 29-6-176 P" de
Broederschap aan te stellen tot haar erfgenaam, met dien ver-
stande dat de procurator zich voor wat betreft het beheer van de
door haar nagelaten goederen zou moeten handelen als in haar
testament was beschreven, n.1. dat de opbrengsten der erflating
aan behoeftige familieleden moesten worden uitgekeerd. Voor
haar werk kreeg de Broederschap ƒ 25,- per jaar.
Na het overlijden van Beatrix van Nes in 1762 kwam de
Broederschap derhalve in het bezit van haar nalatenschap, die
bestond uit een boerderij, ten westen van het kasteel gelegen, met
33.51.40 ha land, een huis aan de Lagehaarsedijk met 1050 ca
grond, een huis in het oude dorp De Haar met 250 ca grond (zie
afb.1), en 5.60.50 ha land onder Harmeien (Gerverscop).
In het kadaster werden deze landerijen in 1832 vermeld als
eigendom van de Erven Beatrix van Dueren, doch dit werd in
1897 gerectificeerd en toen werden ze ten name van de
R.C.Broederschap van Vleuten gesteld.
In 1758'^ verkreeg de Broederschap als legaat van Gerrit
Brienen van Bunnik, die getrouwd was met Amolda Wissink en
die geen kinderen had, 3 huisjes gelegen tussen de kerkweg naar
Themaat, de tegenwoordige Schoolstraat, en het kerkhof, nu het
Torenplein, met een deel van de weg ten westen en een stukje bos
ten noorden van de huisjes. De grond waarop deze huisjes ston-
den was van de kerk en daarvoor werd jaarlijks een grondgeld
van ƒ 1,- betaald. In 1884 werd dit voor ƒ 20,- afgekocht. In 1832
waren deze eigendommen kadastraal genummerd sectie B num-
mers 211 (162 m- bos), 212 (80 m- weg), 213 (76 m- huis), 214
(30 m^ huis en erf) en 215 (24 m^ huis en erf). Deze huisjes wer-
den verhuurd en worden ook wel broederschapshuisjes genoemd
(zie hierna).
In 1961 werden deze eigendommen verkocht aan de gemeen-
te Vleuten-De Meem. De 2 huisjes B 214 en 215 staan er nog en
zijn nu genummerd Schoolstraat 1 en 3.
In 1773 verkreeg de Broederschap 2 achter elkaar gelegen
huisjes in Vleuten, die aan haar bij testament waren vermaakt
door Niesje Teunisse van Batenburg, een bejaarde ongehuwde
vrouw die daarin sedert 1746 gewoond had". Deze huisjes lagen
aan de vroegere Dorpsstraat, nu Pastoor Ohllaan, en zij werden
door de Broederschap ook verhuurd. Kadastraal was dit perceel,
groot 180 m\ genummerd sectie A nr 84. In 1777 bedroeg de
huur van het voorste huisje ƒ 18,- per jaar en van het achterste
huisje ƒ 14,- per jaar.
Oudere Vleutenaren zullen zich ongetwijfeld nog het winkel-
tje van vrouw Massop herinneren, waar de kinderen vroeger voor
een cent snoep gingen kopen (zie afb.3). Rechts daarvan stond
het huis waar de familie Hoogendoom en veldwachter Jan Paul
woonden en links ervan de kapperszaak van De Roos. In het huis
achter de familie Massop woonde Willem de Groot. In 1961 wer-
den deze woningen door de gemeente onbewoonbaar verklaard
en in 1965 afgebroken.
In 1973 werd de grond verkocht aan G.P.Boogaard en
C.W.Wolters en werden daar winkels gebouwd.
Afb.3. Foto van omstreeks 1930 van de Dorpsstraat (nu Past.
Ohllaan) waarop links vooraan de woning van de familie
Massop staat, waarin een kruidenierswinkel was gevestigd waar
de kinderen voor een cent snoep konden kopen.
-ocr page 63-
78
Van het verkrijgen van deze
eigendommen is de Broederschap
bepaald niet rijker geworden.
Omdat de opbrengsten dus niet ten
goede kwamen aan de
Broederschap, betekende dit bezit
eigenlijk alleen maar extra werk
van het beheer tegen een vergoe-
ding van ƒ 25,- per jaar, wat in de
18e eeuw nog wel iets betekende,
maar in de 20e eeuw maar een klein
bedrag meer was. In 1935 werd er
daarom ƒ 100,- en in 1950 ƒ 200,-
door de Broederschap in rekening
gebracht.
De eigendommen in
Haarzuilens zijn in 1898 geruild
met Baron van Zuylen van Nijevelt
van de Haar tegen een boerderij
met 25.78.19 ha land op Ockhuizen
en een boerderij met 18.22.40 ha
land aan de Thematerweg (nu
Afb.5. Foto van de broederschapshuisjes rond 1940. Hier is de 2e deur van links verdwenen
en het meest linkse raam vervangen door een groter (winkel)raam. De oude pomp is vervan-
gen door een gemetseld bouwsel met een drinkwaterkraan.
werden. Op nr 31 heeft de toenmalige procurator Th.G.van Dijk
van 1971 tot 1982 nog met zijn zusters gewoond. Deze wonin-
gen werden in 1992 verkocht.
De Fundatie heeft daarna geen onroerende goederen meer in
bezit, maar alleen geldelijk vermogen, waarvan de opbrengsten
worden gebruikt om haar doel te verwezenlijken.
De broederschapshuisjes
Zoals uit het voorgaande blijkt zijn niet alle huisjes, die broe-
derschapshuisjes worden genoemd, van de Broederschap
geweest. We kunnen hierbij onderscheiden:
1.   de oorspronkelijk 4 huisjes, die van ouds van de
Broederschap zijn geweest en nu genummerd zijn als
Dorpsstraat 1;
2.   de 3 huisjes, die van ouds particulier bezit zijn geweest en nu
genummerd zijn Dorpsstraat 3, 3A en 5;
3.   de oorspronkelijk 3 huisjes, later 2 huisjes met een complex
schuurtjes, die in 1758 eigendom werden van de
Broederschap, in 1961 werden verkocht aan de gemeente en
nu genummerd zijn Schoolstraat 1 en 3.
Dorpsstraat 1
De vier huisjes, nu bekend als Dorpsstraat 1, zijn, sinds zij
rond 1600 in het bezit van de Broederschap kwamen, tot 1954
altijd door de Broederschap verhuurd als armenhuisjes en als
zodanig is er in 350 jaar praktisch niets veranderd.
Toen in 1987 het stucwerk van de oostelijke buitenmuur werd
afgebikt om vernieuwd te worden, bleek dat er in die muur ver-
schillende soorten metselwerk voorkwamen (zie afb.nr 6), waar-
uit geconcludeerd kan worden dat er vroeger in die gevel wellicht
ook een raam of deur heeft gezeten.
Overigens moeten we er vanuit gaan dat deze huisjes in de
Smalle Themaat) (zie afb.1). Het
land in Harmeien werd in 1918
verkocht aan W.Th.Stolwijk te
Harmeien.
Om duidelijk te laten uitkomen weErven van Dueren waren, omdat de opkeerd dienden te worden aan familiewerd in 1938 een Stichting Fundatiericht, op naam van welke stichting de vtoen werden gesteld.
De hiervoor vermelde, uit de ruil mkregen boerderij aan de Ockhuizerwegaan de Gebrs. van Dijk. Van de boerd1972 een stukje grond verkocht aan G.Daan H.C.de Bruin.
In 1938 kocht de Fundatie ErveR.K.Kerkbestuur een stukje grond aan d2 woningen liet bouwen (nu Past.Ohllaa
Afb.4. Foto van de broederschapshuisjes rond 1930. Hierop is de
oorspronkelijk indeling van ramen en deuren nog te zien,
evenals het kelderluikje in de voorgevel en de pomp die voor de
huisjes stond.
loop der eeuwen wel wat veranderingen hebben ondergaan, want
waarschijnlijk waren het - zoals hiervoor al werd beschreven -
oorspronkelijk 2 of 3 houten huizen, die pas op een later tijdstip
van steen zijn opgetrokken en tot 4 huisjes zijn omgebouwd.
-ocr page 64-
79
daar eerst met 7 jonge kinderen en later met
haar zoon Hendrikus (Henk) Ram, die loop-
knecht was. In het begin van 1900 kreeg het
huis nummer A 110 en omstreeks 1930
nummer A 100. In 1925 trouwde Henk met
Ida Johanna Drost en namen zij het winkel-
tje over. In 1930 kregen Henk en zijn vrouw
een dochter, Geertruida Maria (Truus), die
waarschijnlijk het enige kind is dat ooit in
de broederschapshuisjes werd geboren. In
1939 werd het huis verbouwd. Er werd toen
ook een wc in gemaakt en de deur van het
derde huisje werd vervangen door een raam
in dezelfde stijl als de overige ramen. Het
oorspronkelijke raam van het 4e huisje was
al omstreeks 1925 vervangen door een wat
groter raam, dat als etalage van de winkel
diende (zie afb.5).
Oudere Vleutenaren kunnen zich mis-
schien deze etalage nog herinneren, die in
de sinterklaastijd vol stond met speculaas-
poppen en allerlei gekleurd suikergoed.
Afb.6. Foto van de oostgevel van de broederschapshuisjes toen in 1986 een nieuwe pleis-
terlaag werd aangebracht. In het oude metselwerk is te zien dat daarin in vroeger tijden
nog een raam of deur heeft gezeten.
Ook in de huiskamer werd toen snoepgoed
tentoongesteld. In 1950 kreeg dit huis het
nummer Dorpsstraat 22.
In 1964 verhuisden Henk Ram en zijn
vrouw naar het bejaardencentrum en werden deze oorspronkelijk
2 huisjes ook aan de bibliotheek verhuurd, die toen het gehele
complex van 4 huisjes als bibliotheek in gebruik nam. Daartoe
werd eerst nog een verbouwing uitgevoerd, waarbij tussenmuren
werden verwijderd en het winkelraam weer in zijn oorspronke-
In het meest rechtse huisje is vroeger een soort kelderruimte
met opkamertje geweest, wat geconcludeerd kan worden uit de
aanwezigheid van een kelderraam in de voorgevel, dat pas in het
recente verleden (+ 1946) dichtgemetseld is, toen in de voorge-
vel naast het oorspronkelijke raam ook een tweede raam werd
gemaakt (zie afb. 4 en 7).
In 1954 werd het 2e huisje (van
rechts bezien), toen genummerd
Dorpsstraat 24 en laatstelijk bewoond
door Gerardus van den Bosch en daar-
voor van 1902 tot 1938 door Hendrika
Gerarda (Drika) de Reuver, verhuurd
                           ^
aan de R.K. bibliotheek in Vleuten, die
daarin de bibliotheek genaamd Het
Boeckhuijs "De Pomp" vestigde. De
bibliotheek kreeg het huisje om niet in
gebruik, als subsidie.
In 1960 werd het eerste huisje, toen
genummerd Dorpsstraat 26, eveneens
verhuurd aan de R.K. bibliotheek, die
daarmee haar vestiging uitbreidde. Dit
huisje werd vanaf 1908 (tot 1937 met
zijn zuster Kee) tot zijn dood in 1945
bewoond door Hendrikus Johannes
(Henk) van Husen, de vuilnisman van
de gemeente, daarna nog 5 jaar door
Theodorus Vonk en laatstelijk tot 1960
door Geertruida van de Bilt-
Afb.7. Foto van de broederschapshuisjes in 1987. Hierop is te zien dat het meest linkse raam
weer in de oorspronkelijke toestand is teruggebracht en dat de drinkwaterkraan er niet meer
is.
Batenburg. Voor de twee samenge-
voegde huisjes betaalde de bibliotheek
toen ƒ7,- per week.
Het 3e en 4e huisje, vroeger
genummerd A 91 en 92, werden in 1900 tesamen verhuurd aan
Geertrui Bok, weduwe van de in dat jaar overleden Johannes
Ram, die er een kruidenierswinkeltje in vestigde. Zij woonde
lijke toestand werd teruggebracht (zie afb.7). Er werden toen ook
een toiletruimte en een keukentje in gebouwd, waarvoor een bui-
tendeur aan de achterzijde werd dichtgemetseld en een nieuw
-ocr page 65-
80
ontmoetingspunt in het oude dorpscen-
trum, waar de inwoners hun drinkwater
kwamen halen, maar waar ook, zoals
door Drika de Reuver, de was werd
gespoeld en de po werd geleegd.
Rond 1930 werd de handgezwen-
gelde pomp gesloopt en vervangen
door een kleiner gemetseld bouwsel
met een drinkwaterkraan, dat er tot
1948 heeft gestaan. (Zie afb. 4 en 5).
Om een beeld te schetsen van wat
er ruim 100 jaar geleden speelde en
onderwerp van bespreking was in de
vergadering van de broeders, citeer ik
hier nog iets uit de notulen van de ver-
gadering van 14 juli 1891: "Verder
werd behandeld een voorstel van
G.H.Lenssinck om een privaat te
1930.
                               maken voor de bewoners der huizen
van de Broederschap. De procurator
(van Bijlevelt) is geheel tegen dit voor-
stel, omdat er vroeger jaren aldaar bij de Broederschapshuisjes
een privaat heeft gestaan, die door de bovengemelde bewoners
gebruikt werd. Maar door de misbruiken, welke aldaar plaats
hadden en de onreinheden die men daar aantrof groote walging
en afschuw verwekte en alzoo niet meer te gebruiken was en
geamoveerd moest worden. Wil men nu aldaar een privaat stel-
len en iemand belasten met de sleutel om de aanvragenden gele-
genheid te geven er gebruik van te maken dan mag die persoon
wel een behoorlijk tractement hebben om aan die verplichting te
voldoen, want gratis zal men niemand daarvoor vinden." Met
Afb.8. Foto van de achterzijde van de broederschapshuisjes omstreeks
Rechts op de foto Henk van Husen, zittend bij zijn vuilniskar.
raam werd gemaakt. Nadat de bibliotheek in 1972 een nieuwe
ruimte kreeg in het winkelcentrum bleven de huisjes nog in
gebruik als discotheek en artotheek.
In 1988 kreeg de bibliotheek de vroegere R.K.kleuterschool
aan de Paddenaar ter beschikking en verliet zij haar vestiging aan
de Dorpsstraat. Vanaf 1 augustus van dat jaar werden deze
Broederschapshuisjes verhuurd aan de Historische Vereniging,
die daar nu in gevestigd is en er haar documentatiecentrum en
expositieruimte in heeft. En daarmee heeft dit historische pand
een waardige bestemming gekregen.
Bij deze broederschapshuisjes
moet ook nog vermeld worden dat
vóór het 2e huisje jarenlang een
dorpspomp heeft gestaan. Vóór 1870
lag er voor de huisjes een open wei-
put, waar de dorpsbewoners water uit
konden putten. Ter voorkoming van
watervervuiling en om gemakkelijker
water te kunnen krijgen werd daar
rond 1870 een pomp op geplaatst.
In 1895 werd door de
Broederschap aan de gemeente ver-
gunning verleend om op de grond
van de Broederschap een z.g.n.
Northonpomp (grondwaterpomp) te
plaatsen ten behoeve van de openba-
re drinkwatervoorziening. Het water
uit deze pomp was bepaald niet
geliefd bij de inwoners, want het
opgepompte water was weliswaar
helder maar sterk ijzerhoudend,
waardoor het snel bruin werd en tot
verkleuring van de was aanleiding
gaf. De gemeente betaalde toen aan
Afb.9. Foto van de achterzijde van de broederschapshuisjes in 1987.
de Broederschap ƒ 15,- per jaar voor
het hebben van deze pomp, welk bedrag in 1904 werd verlaagd
tot ƒ 10,- per jaar, wat nog tot en met 1947 werd betaald.
Deze dorpspomp was een markant herkenningspunt en ook
deze argumentatie hebben de broeders kennelijk genoegen geno-
men, want er kwam toen geen privaat. Er blijkt niet uit waar de
bewoners toen hun behoeften moesten doen.
-ocr page 66-
81
Dorpsstraat 3, 3A en 5
Deze huizen worden, zoals hiervoor werd vermeld, ook wel
broederschapshuisjes genoemd, maar eigenlijk ten onrechte,
want zij zijn nooit van de Broederschap geweest, maar van ouds
particulier eigendom.
De nummers 3 en 3A werden, als één woning, vermoedelijk
rond 1600 gebouwd, op grond van de Broederschap, waarvoor
jaarlijks 1 gulden en 10 stuivers (= ƒ 1,50) grondgeld betaald
werd. Als eerste eigenaar is bekend Comelis Petersz, die kleer-
maker was en getrouwd was met Geertgen Adriaen
Knijffsdochter, die daar in 1614 al woonde^'.
In 1640" heeft Comelis Petersz zijn huis verkocht aan zijn
zoon Peter Comelisz, die evenals zijn vader kleermaker was.
In 1669-' verkocht Peter Comelisz zijn huis aan zijn zoon
Herman Petersz, die getrouwd was met Neeltje Jochums en die
het kleermakersberoep van zijn vader en grootvader voortzette.
Vermoedelijk is Herman in 1707 overleden, want op 9 november
1707 werd zijn huis door de voogden van zijn minderjarige kin-
deren verkocht aan Jan Gijsbertsz van Veen, die het op dezelfde
dag doorverkocht aan Hendrick Hagedoom, die chimrgijn in
Vleuten was^\
Het is niet bekend of Hendrick Hagedoom zijn chimrgijns-
winkel in dit huis had of elders in het dorp (daarvan is niets
gevonden), maar kennelijk had hij mimte over, want in 1711 ver-
kocht hij het oostelijk deel (nu Dorpsstraat 3) aan Comelis
Teunisz Back^\
Comelis Back verkocht het in 1739'*^ aan Anthonij
Kippersluis, die er niet zelf woonde, maar het verhuurde.
Vervolgens werd het in 1761'^ verkocht aan Jasper van den Berg,
die er een schuurtje achter bouwde, in 1789'* aan Antonie
Beukers, in 1815 aan Bemardus Kok, wiens zoon Marcelis Kok
het in 1852 erfde en die het in 187P' voor ƒ 550,- verkocht aan
Simon Petrus Wilhelmus Hendrikus van Bijlevelt, toen procura-
tor van de Broederschap. Deze kocht in 1884 de jaarlijkse grond-
last aan de Broederschap af.
In 1895 verkreeg Pouwlina van Bijlevelt (die getrouwd was
met Hassan Tahsin Iskora, ook wel "de Turk" genoemd) het huis
als erfenis van haar vader en na haar overlijden werd het in 1947
eigendom van de Van Bijlevelt Stichting. Deze verkocht het in
1952 aan Dirk van Selm in Vleuten, die het in 1962 verkocht aan
de gemeente Vleuten-De Meem. Vanaf 1917 werd dit huis ver-
huurd aan Frans van Dijk, die vele jaren postbode in Vleuten was
en die in 1972 overleed, waama zijn weduwe er nog tot 1977 in
woonde. Laatstelijk voor de renovatie woonden daar Antonius
G.Zaal (tot 1982) en Egbertus G.Melten (tot 1990). Sinds 1992
is het verhuurd aan Mw.C.van Haren Noman.
Het huis Dorpsstraat 3A bleef van 1707 tot zijn dood in 1739
eigendom van Hendrick Hagedoom, daarna tot 1755 van zijn
weduwe en laatstelijk van 1761 tot 1764 van zijn enige dochter
Henderijn Hagedoom'". Door deze werd het in 1764 verkocht
aan Matthijs van Schalkwijk, de kastelein van het Oude
Raadhuis, die het verhuurde en in 1802" verkocht aan Dirk
Verhugen. In de transportakte wordt het omschreven als "een
kamer of woninge vanouds genaamd de Kelder". Deze benaming
is verder nergens gevonden.
Van Dirk Verhugen, die in 1824 overleed, is het (op een niet
bekende datum) overgegaan op de Roomsche Armen (het
R.K.Armbestuur), dat het blijkens het kadaster in 1832 in bezit
had en verhuurde. Van 1876 tot 1897 is dit huisje nog in twee
delen (huisnummers A 94 en A 95) verhuurd geweest.
In 1897 werd het gekocht door Hermanus de Lange, die toen
al in bezit was van de woning Dorpsstraat 5 en die er een slage-
rij in vestigde. Het samengevoegde perceel (3aH-5) kwam in 1937
aan zijn weduwe Comelia Vulto. Na haar dood in 1951 werd het
publiek verkocht, waarbij Johannes M.Jansen eigenaar werd.
Deze liet er weer 2 woningen van maken en ging (na het mim 4
jaar verhuurd te hebben aan Nicolaas H.Wibbeke) in 1956 zelf in
het huis nummer 3A wonen tot zijn dood in 1963, waama zijn
weduwe er nog tot 1979 in woonde. In 1961 verkocht hij het huis
(samen met nr 5) aan de gemeente Vleuten-De Meem. Deze ver-
huurde het van 1979 tot 1985 aan Johannes C.P.de Gier en daar-
na aan Mw.Th.C.van Mourik, die er thans nog woont.
De hiervoor vermelde kleermaker Comelis Petersz heeft al
vóór 1614 naast zijn woning, op grond die hij voor één gulden en
zeven stuivers per jaar van de kerk huurde^', het huis laten bou-
wen dat nu Dorpsstraat 5 is.
In 1632" heeft hij dit huis verkocht aan Egbert Huijbertsz, die
schoenmaker was. Deze verkocht het huis in 1640" aan de kleer-
maker Wessel Gerritsz. Van deze Wessel is alleen bekend dat hij
als Wessel Gerritsz Manta in 1647'" een
hypotheek van ƒ 125, kreeg op zijn huis en
dat hij tot en met 1671 één gulden en tien
stuivers grondgeld betaalde aan de kerk".
Van een verkoop is niets gevonden, maar
vanaf 1672'^ werd het grondgeld aan de
kerk betaald door Gerrit Jansz de With.
Vanaf 1683 werd door dezen geen grond-
geld betaald, omdat het huis vervallen was".
Of het toen afgebroken werd is niet duide-
lijk, maar in 1687 staat er in de kerkreke-
ning dat door hem geen grondgeld werd
betaald "voor het erf waar zijn huis op
gestaan heeft"'^. Waarschijnlijk is het daar-
na weer herbouwd en in 1707 was het
eigendom van Hendrick Stijn^* en vanaf
1710 werd er weer grondgeld voor betaald.
Deze Stijn, ook wel Stip of Stippingh
genaamd, kwam uit Munsterland en trouw-
de in 1690 in Vleuten met Grietie Crijnen.
Afb.10. Foto uit 1991 van de woningen Dorpsstraat 3, 3A en 5.
-ocr page 67-
S2
In 1992 werden de huizen nrs 3,
3A en 5 door de gemeente gereno-
veerd om ze aan de huidige bewo-
ningseisen te laten voldoen.
Schoolstraat 1 en 3
Zoals al vermeld werd, kreeg de
Broederschap in 1758, als legaat
van Gerrit Brienen van Bunnik en
zijn vrouw Amolda Wissink, een
huis met erf tussen de kerkweg naar
Themaat (tegenwoordig School-
straat) en het kerkhof (tegenwoordig
Torenplein), welk eigendom was
bezwaard met een jaarlijkse uitgang
(grondgeld) van ƒ 1,- ten behoeve
van de kerk van Vleuten, omdat het
op grond van de kerk stond. Deze
jaarlijkse last werd in 1884 door de
Afb.11. Foto uit 1991 van de woning Schoolstraat 1 (daarachter nr 3) met de daarnaast gelegen
schuurtjes.
Broederschap voor ƒ 20,- afgekocht.
Dit huis, waarvan niet gevonden
is wanneer het werd gebouwd,
bestond uit 3 woningen. In 1855 werd één van deze woningen
afgebroken en op de plaats daarvan werd een schuur gebouwd.
In 1900 werd deze schuur vervangen door een complex van
6 schuurtjes, ten dienste van de 2 overgebleven woningen en de
4 woningen Dorpsstraat 1, toen omschreven als "de armenhuizen
of beter gezegd de Broederschapshuizen". Deze schuurtjes wer-
den nog enkele malen verbouwd en veranderd.
In 1915 werd er een stukje grond van 4 m^ van het plein ten
noorden van de schuurtjes in gebruik gegeven aan de proviciale
electriciteitsmaatschappij om er een transformatorhuisje te bou-
wen ten dienste van de stroomvoorziening in Vleuten. Dit trans-
formatorhuisje is tot in de zestiger jaren een blikvanger in het
dorpscentrum geweest en geliefd bij de jeugd om er rondom te
spelen.
In 1941 werden de 2 woningen door de Broederschap ver-
bouwd en beter bewoonbaar gemaakt. Het naast Schoolstraat 1
gelegen schuurtje werd binnenshuis met de woning verbonden.
In 1961 werden de woningen ca. door de Broederschap verkocht
aan de gemeente Vleuten-De Meem. In 1992 werden ook deze
woningen door de gemeente gerenoveerd. Ze worden nog steeds
verhuurd.
Al vanaf 1860 of nog eerder had de Broederschap op de
grond ten noorden van deze huisjes ook nog een "aschvaalt",
waar de dorpsbewoners hun as konden deponeren, die door de
Broederschap werd verkocht (in 1861 voor ƒ 6,-). In 1872
bepaalde de gemeente dat de as in het vervolg bij de gemeente
moest worden gebracht en werd aan de Broederschap ƒ 12,- per
jaar betaald als schadeloosstelling voor het gemis van de asvaalt.
Deze schadeloosstelling werd tot en met 1895 betaald.
Dreigende afbraak
Tenslotte moet nog vermeld worden dat de tegenwoordige
huisjes, die op de monumentenlijst van het rijk zijn geplaatst, er
bijna niet meer waren geweest. In het begin van de zestiger jaren
had de gemeente plannen tot verbreding van de Dorpsstraat ter
plaatse van de huisjes. Om deze plannen te realiseren zouden de
huisjes afgebroken moeten worden. Daartoe werden de huisjes
Dorpsstraat 3-5 en Schoolstraat 1-3 al door de gemeente aange-
Stijn verkocht het huis in 1749" aan de chirurgijn Willem
Lampe, die daar zijn beroep niet heeft uitgeoefend maar het ver-
huurde. Na Willems dood kwam het in 1777 aan zijn weduwe
M.S.Lampe-Slooth, die in 1778 hertrouwde met Hermanus Kok,
die toen eigenaar werd (hij woonde aan de overkant van de
straat). In 1789" werd het huis verkocht aan Bart Kramer, in
1791'' aan Hendrik Mulder en in 1795*' aan Adriaan Rosweide.
Wanneer deze het heeft verkocht is niet bekend, maar in 1832^'
was het eigendom van Dirk den Holder, die kleermaker was en
daar al in 1811 woonde. In 1857 werd het verkocht aan Antonie
Broere en in 1865 aan Wijnand de Lange, die schoenmaker was.
In 1897 ging het huis over op diens zoon Hermanus (Mans) de
Lange, die schoenmaker, barbier en slager was, en het, zoals hier-
voor al werd vermeld, samentrok met de woning nr 3A, waar hij
zijn slagerij in vestigde.
Evenals het huis 3A werd het in 1951 verkocht aan Johannes
M.Jansen, die het in 1952 verhuurde aan schilder A.Hoogstraten.
De gemeente Vleuten-De Meem werd in 1961 eigenaar van het
huis, maar A.Hoogstraten is nog steeds huurder.
Afb.12. Foto uit 1947 van Henk Ram met zijn vrouw en dochter
Truus, het enige kind dat in de broederschapshuisjes werd gebo-
-ocr page 68-
83
1969 opnieuw in beroep ging. Vanwege het feit dat de huisjes
waren opgenomen op de voorlopige lijst van beschermde monu-
menten werd bij Koninklijk Besluit van 25-5-1971 goedkeuring
onthouden aan het door de gemeenteraad vastgestelde plan voor
wat betreft de "aan de noordoostzijde van de Dorpsstraat gelegen
panden 1,3,3a en 5 met de bestemming weg". De gemeente had
intussen de verbredingsplannen aangepast en het uiteindelijk
resultaat is dat de huisjes nu nog in hun volle glorie te zien zijn.
kocht. De Broederschap wilde de 4 huisjes Dorpsstraat 1 echter
niet verkopen. Op 28-6-1963 werd door de gemeenteraad het
plan van uitbreiding in onderdelen "kern Vleuten" vastgesteld, in
welk plan de nieuwe straatgrens midden door de huisjes liep. Op
21-6-1965 werd dit plan door Gedeputeerde Staten goedgekeurd.
De Broederschap ging op 10-8-1965 tegen dit besluit in beroep
bij de Kroon, met als gevolg dat het besluit door de Kroon ver-
nietigd werd. Op 3-2-1969 namen Gedeputeerde Staten een
nieuw goedkeuringsbesluit, waartegen de Broederschap op 23-4-
14
HUA 8 492-1/HV 2GC219, 1476.06.25
15
ABs 87,
963
16. ABs 28,
754.06.01
17
Do 2057/ABs 26, 1758.05.31
18
Do 2058,
1773.03.17
19. ABs 135,
1761.02.16
20. ABs 135,
1761.06.29
21
OM 597-1, 1614
22
Do 2051,
1640.09.30
23
Do 2052,
1669.06.09
24
Do 2054,
1707.11.09
25
Do 2054,
1711.05.21
26
Do 2056,
1739.06.13
27
Do 2057,
1761.06.02
28.
Do 2059,
1789.10.29
29. No U305c034/HV 2GB038, 1871.11.08
30
Do 2057,
1755.07.09
31
Do 2059,
1802.11.30
32
Do 2051,
1632.05.12
33
OM 597-1, 1640
34
Do 2051,
1647.06.02
35.
OM 597-2 1672 e.v.
36. OM 597-3, 1711/2
37.
Do 2057,
1749.09.11
38.
Do 2059,
1789.10.29
39.
Do 2059,
1791.11.05
40.
Do 2059,
1795.12.01
41.
GAV, Kad.leggers
Bronnen
Archief van de O.L.Vr.Broederschap Vleuten (ABs), in bewaring gegeven bij
Het Utrechts Archief (HUA). Inventaris in 1990 opgemaakt door L.P.W.de
Graaf, toegang nr 610 nrs 1 t/m 171.
Archieven van de dorpsgerechten (Do), HUA toegang 49 (microfilms in
bezit van HV)
Notariële archieven (No). HUA toegang 34
Archief van het Kapittel van Oudmunster (OM), HUA toegang 223
Archief van de Staten van Utrecht (StvU), HUA toegang 233
Archief gemeente Vleuten-De Meem: Dubbelen van de kadastrale leggers en
oude bevolkingsregisters.
Hist.Ver. Vleuten, De Meem, Haarzuilens (HV): Verzameling documenten
uit diverse bronnen (w.o. Collectie van der Poel)
Kadaster Utrecht
I.ABs7, 1525.04.03
2. StvU 1675
3. StvU 938
4. ABs 33, 1813
5. Do 2049, 1579.03.28
6. Do 2050, 1597.01.15
7. Do 2053/2080, 1653.02.07
8. Do 2049/HV 2GA072, 1595.06.28
9. No U188a006/HV 2GA738, 1744.01.02
10. OM 1136. 1570.05.10
11. Do 2048, 1560.01.02
12. Do 2049, 1579.12.28
13. Do2054/ABs 11, 1710.05.15
Smederijen in Vleuten en Haarzuilens
(aanvulling op het artikel in het juni-nummer)
gevestigd in het pand Rijksstraatweg 20 in De Meem, de
voormalige R.K. kerk van Oudenrijn.
FJ. Scheepens
Correctie
In het vorige nummer zijn bij de bronvermeldingen van
het artikel over de R.K. Broederschap van Vleuten (blz. 62
rechts boven) twee regels weggevallen. Daar had moeten
staan:
Bronnen:
Archief van de O.L.Vr. Broederschap Vleuten (ABs), in bewaring
gegeven bij Het
Excuus voor deze omissie.
Aan het eind van mijn artikel (blz. 36) staat vermeld dat
Jan Staal in 1978 om gezondheidsredenen zijn bedrijf in de
Schoolstraat moest beëindigen. Mw. E. Vriezen-Wieman
maakte mij erop attent dat dat moet zijn in 1974. Het pand in
de Schoolstraat werd in 1958 gebouwd en daarbij behoorde
ook een bedrijfswoning, waarin Antoon Wieman woonde,
die al vanaf 1942 bij de Fa. Staal in dienst was, eerst als
smidsleerling, vanaf 1949 in vaste dienst en in de
Schoolstraat als bedrijfsleider van de afdeling staalconstruc-
ties. Toen het bedrijf in 1974 werd verkocht zijn Antoon
Wieman en Ko van Wijk, die toen ook al 23 jaar bij Staal in
dienst was, een eigen bedrijf begonnen, dat de naam kreeg
van Metak BV Metaalaktiviteiten. Vanaf 1976 is dat
Openingstijden van onze gebouwen
Documentatiecentrum in de Broederschapshuisjes, Dorpsstraat 1, Vleuten: Maandag en dinsdag van 14.00 - 17.00 uur
en donderdag van 19.30 - 22.00 uur. Gelegenheid tot raadpleging van de bibliotheek en inzage van de vele documentatieverzamelingen.
Op andere tijden bezoek mogelijk na afspraak met de heer J.W.Schoonderwoerd, tel. 030-6661462.
Het Kabinet, Zandweg 147b, De Meem
Geen vaste openingstijden. Gelegenheid tot bezichtiging van onze exposities over archeologie (o.a. Romeinse opgravingsvondsten), ridderhofsteden,
oude gereedschappen en werktuigen en oude huishoudelijke gebruiksvoorwerpen. Bezoek mogelijk na afspraak met de heer H.E.J.van Essen,
tel. 030-6662992.
-ocr page 69-
84
Onze straatnamen, oorsprong en betekenis (6)
door J.H.R Heesters
In maart 1963 werden door burgemeester en wethouders van onze gemeente de uitbreidingsplannen in grote lijnen voor de
dorpskernen Vleuten en De Meern aan de gemeenteraad gepresenteerd. Eind 1963 waren de plannen gedetailleerder uit-
gewerkt en voor Vleuten bestond het uitbreidingsplan uit drie wijken waarvan Odenvelt er één was.
Dit geplande gedeelte was gesitueerd ten zuiden van Den Hamstraat en ten westen van de Stationsstraat. De nieuwe
geplande wijk zou bereikbaar worden via de Van Woerdenstraat, het kruispunt Den Hamstraat/Stationsstraat en de
Stationsstraat nabij de ambtswoning van de burgemeester.
De wijk Odenvelt
Bij zulke grote uitbreidingsplannen moeten tijdig straatna-
men vastgesteld worden. Er bestond toen nog geen commissie
straatnaamgeving zoals wij die nu kennen. Burgemeester, wet-
houders, gemeenteraadsleden en ambtenaren brachten ideeën ter
tafel die in een raadsvoorstel werden vastgelegd. We moeten ons
daarbij wel realiseren dat het in 1963 ging om de vele straatna-
men voor het plan De Meern-Zuid en in Vleuten voor de wijken
Odenvelt, Nieuwe Vaart en Hinderstein.
In oktober 1963 vindt de aanbesteding plaats voor het bouw-
rijp maken van de grond voor de nieuwe wijk Odenvelt. Op 4
november 1963 werd dit werk gegund aan de firma G.J. Weber
uit Utrecht. Het zou echter nog tot juli 1967 duren voor dat een
begin gemaakt kon worden met de bouw van de eerste van de
364 woningen in Odenvelt.
Op 8 november 1963 boog de gemeenteraad zich over de
voorstellen voor de straatnaamgeving. Zo was er een voorstel om
in Odenvelt straten te noemen naar verzetstrijders en naar voor-
mannen van de Katholieke Arbeiders Beweging, de KAB, zoals
Alphons Ariëns. Dit voorstel werd later in het plan De Meem-
Zuid gehonoreerd. De eerder vastgestelde Frederik Hendriklaan
werd in de Dr. Ariënslaan gewijzigd.
In Odenveit/Noord bestonden al enkele straatnamen waar-
over in de raadsbesluiten niets te vinden is. Het ging om de
Utenham-, Van Wanroy-, Van Woerden- en Bernard van
Hamstraat. Sommige leden van de gemeenteraad vroegen zich af
waarom in Odenvelt geen vervolg werd gegeven aan de voort-
zetting van de historische straatnamen. Er waren na de genoem-
de namen toch nog vele geslachten die Den Ham hebben
Odenveltlaan hoek Dorpsstraat in 1999
bewoond en die voor een straatnaam in aanmerking konden
komen. Men vond dat de systematiek en uniformiteit in het plan
ver te zoeken was. Het gevolg was dat het voorstel werd aange-
houden en op 20 december 1963 verder besproken zou worden.
Het resultaat van die, niet zo vriendelijke, bespreking, komt in de
hierna volgende beschrijving van de straatnamen in Odenvelt aan
de orde.
Hofstede Odenvelt
De hofstede, waarnaar de wijk in 1963 is genoemd, stond op
de plaats waar nu het gebouw van gemeentewerken annex brand-
weergarage in de Den Hamstraat gevestigd is. Voor de geschie-
denis van deze hofstede en dus ook van de nieuwe wijknaam,
moeten we terug naar het begin van de 19e eeuw. In een ver-
koopakte van 9 december 1837 wordt vermeld: 'Kapitale
Hofstede, genaamd Odenveld, bestaande in woon- en achterhuis,
bakhuis, schuur en bergen, benevens 67 roeden boomgaardland
en tuin, staande en gelegen onder de gemeente Vleuten nabij het
Dorp, belend oostwaarts het Nieuwe Pad en westwaarts de
eigendom van de heer B. Finjé'.'
De bedoelde hofstede was rond 1750 in eigendom van
Willem Hendrik van Bijleveld en Alida Odila van Rietveld maar
werd toen nog geen Odenvelt genoemd. Uit hun huwelijk is de
dochter Johanna Comelia geboren die op 30 oktober 1800 in het
huwelijk trad met Mr. Philibertus Josephus Wilhelmus van
Odenhoven.
Uit de nalatenschap van de ouders kwam Johanna Comelia
op 9 juni 1802 ^ na boedelscheiding, in het bezit van de hofste-
de die ook toen nog geen naam had. Verondersteld wordt dat na
1802 de naam Odenvelt voor de hofstede is ontstaan uit een com-
De afbraak van hofstede Odenvelt
-ocr page 70-
85
binatie van de delen van de beide achternamen Odenhoven en
Bijlevelt van de echtelieden.
Odenveltlaan en Odenveltpark
Als herinnering aan hofstede Odenvelt uit het begin van de
19e eeuw en de daarna in 1967 gebouwde wijk is de
Odenveltlaan en het Odenveltpark genoemd. Het gedeelte van de
Odenveltlaan tussen de Dorpsstraat en de kruising van de
Stationsstraat/Hamweg met de brug over de Vleutense Wetering
is van Middeleeuwse oorsprong. Deze eeuwenoude oeververbin-
ding tussen noord en zuid Vleuten verdween in 1970 en werd
vervangen door een duiker. Dit deel van de Odenveltlaan was
daarvoor een deel van de vroegere Stationsweg dat in 1925
Stationsstraat werd genoemd. Dit deel van de straat en de nieuw
aangelegde weg is in 1970 door de gemeenteraad Odenveltlaan
genoemd. Nadat de laatste fruitboomgaard in Odenvelt in 1971
was gerooid, kon met de aanleg van het Odenveltpark worden
begonnen. In de raadsvergadering van 2 februari 1971 is de naam
Odenveltpark officieel vastgesteld.
Den Hamstraat bij de kruising van de J.F. Kennedylaan vanuit
het westen in 1986
Den Hamstraat die voorheen Achterdijk en later Hamweg heette,
volgt een gedeelte van het tracé van de vroegere Achterdijk die
doorliep tot 't Hoog. Het was een agrarisch gebied waarin de
hofstede Odenvelt en de boerderij 't Hamhuus" gelegen waren.
De laatste dateert van 15 juni 1860 hetgeen blijkt uit de eerste
steen die op die datum door J.A. Damen is gelegd.
Utenhamstraat
In het noorden van de wijk Odenvelt zijn een aantal straten-
namen gegeven die verband houden met de ridderhofstad Den
Ham. De eerste hiervan is de Utenhamstraat waarvan de naam
zoals die nu geschreven wordt historisch onjuist is. In oude bron-
nen na 1250 wordt Frederik Uten Ham genoemd waarmee
bedoeld werd dat hij 'Uit Den Ham' kwam. De elfde generatie
Utenhamme was een zekere Elisabeth. Deze dame werd in 1522
geschaakt door Jan van Wanroy die een ondergeschikte was, zeg
maar knecht, van haar vader. Over haar huwelijk met deze Jan
staat vermeld: Jujfr. Elisabeth, oudste dr, troude eenen Jan van
Wanroy, haers vaders snijders ofte wiltschut, die met haer te
lande vuyl geweyst is omme der vrunden wil. Deese heyt nae
doode haers broeders alle goederen beseten ende haer kijnderen
naegelaten. die over sulex geworden sijn Heeren van Den Ham.
Sij was geboren anno 1497'
.'' Na het huwelijk vertrok het paar
met onbekende bestemming. Hoe lang Elisabeth en Jan 'buiten-
lands' zijn geweest, is niet bekend. In ieder geval was zij in 1553
terug want op 12 mei 1553 werd zij, na het overlijden van haar
Stationsstraat omstreeks 1910
Stationsstraat
Een van de oudste straten in de nieuwe wijk is de
Stationssstraat. Oorspronkelijk was deze een verlengde van de
vroegere Krogtdijk, tegenwoordig de Wilhelminalaan en
Europaweg. In de middeleeuwen was het een verbindingsweg
van Vleuten naar De Meem en werd toen Tiendweg genoemd.
In 1856 is de spoorlijn aangelegd en in 1881 is het station
gebouwd. Vanaf die tijd werd het stuk weg lopend vanaf de
dorpskern van Vleuten tot aan de spoorwegovergang
Stationsweg genoemd. In die tijd was het nog een zandweg het-
geen blijkt uit een raadsbesluit van 7 november 1923 om de
Stationsweg te bestraten.'
Gelijktijdig met de benoeming van enkele straten in de wijk
'Over het spoor' werd op 23 juni 1925 de straat vanaf bakker Van
Dijk op de hoek van de Dorpsstraat tot aan het station niet meer
Stationweg maar Stationsstraat genoemd.* In 1970 werd het
noordelijke gedeelte van de Stationsstraat vanaf de Dorpstraat tot
aan Den Hamstraat, Odenveltlaan genoemd.
Den Hamstraat
Ook de Den Hamstraat is een zeer oude weg in de nieuwe
wijk Odenvelt. Uit een taxatierapport van 1 december 1694 blijkt
deze weg al te bestaan.' Hierin wordt vermeld: 'Erfgenaam van
Marcelis Jansz. De Veer laat Huis taxeren '/: van huis met hoom-
gaerd te Vleuten en 'h op de Achterdijk op f. 325,-' ■
De huidige
Utenhamstraat vanuit Den Hamstraat
-ocr page 71-
86
Van Woerdenstraat
De familie van Woerden is, mogelijk in de eerste helft van de
tiende eeuw, nauw verwant geweest met de families De Haar en
Uten Ham (Den Ham). Dit kan afgeleid worden vcin de wapens
van de drie families die precies hetzelfde zijn. Gotschalk van
Woerden, een van de nazaten, stichtte in 1162 of 1163 het oude
kasteel 'De Haer'. Bekend is ook dat de heren van Woerden in
1260 in het bezit zijn gekomen van de kasteel Den Ham dat toen
nog geen ridderhofstad was. In de navolgende eeuwen worden de
nakomelingen van Van Woerden 'Heren van de Haer' genoemd
waarmee de naam Van Woerden uit de geschiedenis is verdwe-
nen. Mogelijk als herinnering aan de eerste bouwheer van kasteel
De Haar heeft de gemeenteraad voor deze straatnaam gekozen
waarvan geen raadsbesluit in het gemeentearchief te vinden is.
Een andere optie is dat deze straatnaam gekozen is omdat Van
Woerden ook eigenaar is geweest van Den Ham. Over een van
beide mogelijke redenen zijn in het gemeentearchief geen gege-
vens beschikbaar.
Ridderhoflaan
Het is niet duidelijk hoe de gemeenteraad op deze naam is
gekomen omdat het woord 'ridderhof' in geen enkele encyclo-
pedie is te vinden. Het ligt voor de hand dat men bij de keuze
voor deze straatnaam in de wijk Odenvelt heeft gedacht aan de
erkenning als ridderhofstad van Den Ham op 27 oktober 1536
door de Staten van Utrecht,. Een ridderhofstad was in die tijd een
versterkte woning met erf om bescherming te kunnen bieden aan
de bewoners, de omwonenden, de landlieden en de dorpelingen.
Taalkundig kan met het woord ridderhofstede vergelijken met
boerenhofstede. Daarom zou de naam Ridderhofstedelaan een
betere keuze zijn geweest. De gemeenteraad stelde echter de
naam Ridderhoflaan vast op 20 december 1963.
Broederschapslaan
Deze laan is genoemd naar de sinds 21 april 1471 bestaande
Onze Lieve Vrouwe Broederschap in Vleuten. Om de broeder-
schapzin tussen de ridders, maar ook tussen burgers, te bevorde-
ren ging pastoor Arent Janszoon van der Bilt praten met de bewo-
ners van de ridderhof steden De Haar, De Engh, Den Ham,
TerMeij, Zuileveld en Bottestein. Op zondag na Pasen (Beloken
Pasen) 1471 werd voor het Onze Lieve Vrouwenaltaar in de Sint
Willibrorduskerk op het Dorpsplein in Vleuten een vrienden-
kring als broederschap opgericht. Door schenkingen, legaten en
erflatingen kreeg de broederschap bezittingen. De baten hiervan
kwamen ten goede aan minvermogenden. Ook zijn giften en
legaten, mogelijk maar niet bewijsbaar, gebruikt voor de bouw
van de broederschaphuisjes aan de Dorpsstraat. Deze huisjes
waren als huisvesting bestemd voor arme mensen. Na de tweede
wereldoorlog kregen deze huisjes een andere bestemming. Eerst
in één, later in twee en in 1964 werd in vier van de oorspronke-
lijke huisjes de R.K.Bibliotheek gevestigd. Sinds 1988 is het
documentatiecentrum van onze Historische Vereniging Vleuten,
De Meem, Haarzuilens daarin gehuisvest.
Rijnbedding
In het verleden slingerde de Oude Rijn als een vrij brede
rivier door onze gemeente wat ter hoogte van de pastoor Ohllaan
nog te zien is. Verder het dorp in wordt dit water, mede veroor-
zaakt door de bebouwing, smaller en wordt weer breder bij boer-
derij De Wel.
In het verleden werd deze waterweg de Vleutense Ouden
kinderloos gebleven broer Frederik, beleend met de ridderhof-
stad Den Ham. Bekend is wel dat haar man toen al was overle-
den. Alhoewel de nakomelingen officieel Van Wanroy - Utenham
heetten, werd in 1589 door de kleinkinderen van Elisabeth de
achternaam Utenham - Van Wanroy gebruikt.
Uit het raadsbesluit kan niet opgemaakt worden of deze straat
is genoemd naar het geslacht Uten Ham of naar jonkvrouw
Elisabeth. Het laatste ligt voor de hand omdat de daarnaast lig-
gende straat van Wanroystraat is genoemd.
Hui.s.jes van de Broederschap waarnaar de laan genoemd is.
In deze huisjes is de Historische Vereniging Vleuten, De Meern,
Haarzuilens gevestigd.
Van Wanroystraat
In het gemeentearchief is niets te vinden wanneer deze straat-
naam officieel door de gemeenteraad is vastgesteld. Ook is niet
duidelijk of de gemeenteraad hierbij gedacht heeft aan het
geslacht van Wanroy of aan Jan van Wanroy. De laatste moge-
lijkheid ligt voor de hand omdat het geslacht van Wanroy niet tot
een adellijk geslacht gerekend kan worden. Jan was een gewone
jongen die de dochter van zijn heer geschaakt had en niet van
adellijke afkomst was. Zijn adellijke status is via de vrouwelijke
lijn ontstaan.
Uit het huwelijk met Elisabeth is in 1523 hun eerste kind
geboren die naar zijn vader, ook Jan, wordt genoemd. Jan van
Wanroy senior is in 1531 overleden.
Bernard Van Hamstraat
De derde straat naast de Utenham- en Van Wanroystraat is de
Bemard van Hamstraat. In eerste instantie komen we ridder
Bemardus de Hamme in 1259 bij kasteel Den Engh tegen, waar-
van hij de bezitter was. In dat jaar droeg hij 20 morgen land op
aan de bisschop van Utrecht en kreeg deze vervolgens in leen
terug. Dezelfde Bemardus de Hamme moet ook eigenaar van
kasteel Den Ham, toen nog geen ridderhofstad, zijn geweest. Dit
kan afgeleid worden van een zekere Rothardus, milles de
Hamme, waarvan in 1239 sprake is. Een andere aanwijzing zijn
de namen van zijn beide zoons. Een noemde zich Frederik Uten
Ham terwijl de ander Berent Uten Engh heette. Waarschijnlijk
hebben zij, als zoons van Bemardus, zich naar hun erfgoed kas-
teel Den Ham en kasteel Den Engh genoemd. De eerste vermel-
ding van kasteel Den Ham dateert uit 1325 toen Frederik Uten
Ham zijn stenen huis opdroeg aan de graaf van Holland en dit
vervolgens in leen terugkreeg.
-ocr page 72-
87
de jaren daarna zouden nog meer ambtenaren het gemeentecorps
komen versterken. Op 28 november 1966, op 64 jarige leeftijd,
is hij overleden. Tijdens zijn ambtsperiode werd hij voor zijn vele
verdiensten, met name voor het werk tijdens de ruilverkaveling,
geëerd met een straatnaam in de wijk Odenvelt. Op 20 december
1963 is de naam Secretaris Versteeglaan officieel door de
gemeenteraad vastgesteld.
Professor Titus Brandsmalaan
Dat deze laan langs de spoorlijn Utrecht - Den Haag ligt,
heeft een symbolische betekenis. Anne Sjoerd Brandsma, met als
kloosternaam Titus, is op 23 februari 1881 te Oegeklooster bij
Bolsward geboren. In 1897 trad hij in bij de orde van de
Karmelieten en is op 17 mei 1905 tot priester gewijd. Zijn kloos-
terleven wordt gekenmerkt door studie en tal van functies.
Tijdens de Duitse bezetting van 1940 - 1945 was hij een
voorvechter van het katholiek middelbaar onderwijs en de katho-
lieke pers. Op 31 december 1941 stelde hij in opdracht van Mgr.
J. de Jong, aartsbisschop van Utrecht, richtlijnen op voor de
Nederlandse katholieke pers. Het gevolg hiervan was dat hij 19
januari 1942 door de Duitsers gevangen genomen werd. Daags
na zijn arrestatie werd hij als gevangene door de sicherheitspoli-
zei per trein via Utrecht en Vleuten naar de Scheveningse gevan-
genis overgebracht. Deze laatste treinreis van professor Titus
Brandsma was voor de gemeenteraad van Vleuten-De Meem
aanleiding de laan langs het spoor naar hem te noemen.
Joiin F. Kennedylaan
John Fitzgerald Kennedy werd op 29 mei 1917 geboren. In
1960 is hij door zijn democratische partij als kandidaat voor het
presidentsschap aangewezen. Hij moest de verkiezingsstrijd
opnemen tegen zijn republikeinse tegenstander Richard M.
Nixon. Op 8 november 1960 behaalde hij de overwinning en op
20 januari 1961 aanvaardde hij het ambt als president van de
Verenigde Staten van Amerika. Historisch wordt hij gezien als
het symbool van het herstelde Amerikaanse zelfvertrouwen na de
tweede wereldoorlog.
Op 22 november 1963, toen hij bijna twee jaar president was,
werd hij tijdens een officieel bezoek aan Dallas in de staat Texas
tijdens een rondrit doodgeschoten. Zijn dood schokte de hele
wereld en mogelijk is dat de reden geweest dat de gemeenteraad
van Vleuten - De Meem hem zo snel wilde eren met een straat-
naam in de nieuwe wijk Odenvelt. Hiermee verdween het oor-
spronkelijke voorstel om deze weg de Toemooilaan te noemen.
Niet ieder raadslid was het daar mee eens want men vond dat de
toenmalige minister Luns, voor zijn intemationale verdiensten
voor ons land, een straatnaam verdiend had. Een ander raadslid
vond de straatnaam wel wat lang en stelde de Kennedylaan zon-
der voomaam en letter voor. Uiteindelijk besloot de gemeente-
raad op 20 december 1963 de huidige naam vast te stellen.
Noten
Rijnbedding vanuit het westen in 1991
Rijn of Vleutense wetering genoemd. De naam Vleutense wete-
ring was in 1663 al bekend.
Naar de bedding van de Oude Rijn is de straat Rijnbedding
genoemd waarvan de naam op 28 juli 1961 door de gemeente-
raad is vastgesteld.
Burgemeester van der Heidelaan
Johannes Hillarius van der Heide, geboren op 9 mei te
Haskeriand, is bij Koninklijk Besluit van 18 november 1946, als
33-jarige, benoemd tot burgemeester van Vleuten en
Haarzuilens. Op 1 december van datzelfde jaar werd hij geïn-
stalleerd. Tijdens zijn ambtsperiode vond op 1 januari 1954 de
samenvoeging plaats van de gemeenten Vleuten, Haarzuilens,
Oudenrijn en Veldhuizen. Op dezelfde datum werd hij benoemd
tot burgemeester van de nieuwe gemeente Vleuten-De Meem.
Gedurende 27 jaar heeft hij de plattelandsgemeenten zien
veranderen tot één grote gemeente waarbij het agrarische karak-
ter behouden moest blijven. Als randgemeente van Utrecht heeft
hij Vleuten-De Meem tot grote bloei en ontwikkeling gebracht.
In 1973 liet zijn gezondheid hem in de steek waardoor hij
gedwongen werd met vervroegd pensioen te gaan. Bij Koninklijk
Besluit van 7 november 1973 kreeg hij eervol ontslag en op 26
januari 1974 nam hij afscheid van de gemeente.
Tijdens de raadsvergadering van 8 november 1963 kwam een
voorstel aan de orde voor het geven van straatnamen in de nieuw-
bouwwijken van Vleuten- De Meem. Een daarvan zou genoemd
worden naar burgemeester Van der Heide. Een enkel raadslid
was er tegen om nog in leven zijnde bestuurders met een straat-
naam te eren. Er volgde een felle en niet prettige discussie maar
uiteindelijk besloot de gemeenteraad op 20 december 1963 om
de naam Burgemeester van der Heidelaan vast te stellen.
Secretaris Versteeglaan
Gemeentesecretaris J.G. Versteeg is vanaf 1 augustus 1925
als eerste ambtenaar en tevens waarnemend secretaris werkzaam
geweest in de gemeenten Vleuten en Haarzuilens. Op I juli 1946
werd hij benoemd tot gemeentesecretaris van die gemeenten en
die functie behield hij ook toen de nieuwe gemeente Vleuten - De
Meem op 1 januari 1954 werd gevormd. In 1953 werd hij, naast
zijn gemeentelijke functie door het college van Gedeputeerde
Staten benoemd tot voorzitter van de plaatselijke commissie mil-
verkaveling 'Vleuten'. Tijdens zijn loopbaan is er, door alle ont-
wikkelingen, veel veranderd. Met name voor de grote milverka-
veling heeft hij veel werk verzet. In 1925 had hij de leiding over
drie ambtenaren dat in 1965 tot vijfentwintig was uitgegroeid. In
HV2GB118
HV 2GB003
Rb VI 26
Rb 20-06-1925
RAU Do 2053
6. Dictaat Ir. G.L. Wanrooy
-ocr page 73-
88
Een kijk van nu ... op 'n kiek van toen
Voor deze keer hebben de fotografen op de hoek van het westelijk deel van de Stationstraat gestaan. Zo op het eerste
gezicht lijken de situaties vrijwel hetzelfde. Hoog boven de gebouwen uit, troont de toren van de NH.Kerk. Uit beide foto's
wordt duidelijk dat het dorpsbeeld in de loop van zeventig jaren veel is veranderd. Wel vormt deze straat zowel toen als nu
een belangrijke verkeersweg door Vleuten.
Op de hoek van de Dorpsstraat en de huidige OdenveUlaan
zien we de panden van bakkerij van Dijk. Deze staan op histori-
sche grond, want op een kaart van 1642 staat al een bebouwing
aangegeven. Bekend is dat ook op die plaats, vanaf de 17e /
eeuw, al een bakkerij annex boerderij eerst van de familie //
Verkerk en vanaf 1802 van de familie Van Dijk gevestigd
was. In 1898 brandden de oude gebouwen af en in 1900
gaf C. Glissenaar, de weduwe van P. van Dijk, opdracht
om de huidige winkel met woonhuis, met daarachter een
bakkerij en een schuur te bouwen. Op beide foto's is de
schuur voorzien van een rond venster en het afscheidings-
muurtje met schuine kant is ook nu nog goed te zien.
De kiek van toen is rond 1929 gemaakt. In die tijd kon
de mallejan met daarop planken nog rustig door de straat
rijden. Overigens dateert het weggedeelte, waar we op uit-
kijken, vanaf de Dorpstraat tot de kruising van de huidige
Stationsstraat en Den Hamstraat uit de middeleeuwen. Het
was een deel van de doorgaande weg van Vleuten naar De
Meem en heette tot 1967, toen de wijk Odenvelt is gebouwd.
Stationsstraat. Nog steeds is het een doorgaande weg waar
menigeen, vooral tijdens spitsuren, moet wachten omdat een
voorrangweg wordt genaderd. Dat het ook nu nog een drukke
weg is, is te zien op de foto van de kijk van nu. Aan beide zijden
van de weg staan verkeersborden voor een stop- en wachtverbod
en er staan twee auto's in de parkeerhaven. Die parkeervakken
zijn momenteel geen overbodige luxe. Als we beide foto's wat
scherper en gedetailleerder vergelijken dan is bij de oude foto aan
de linkerzijde van de weg een leuning van de brug over de
Vleutense wetering te zien. Op de foto van nu is deze verdwenen
want de wetering stroomt sinds 1970, via een duiker, onder de
weg door.
Op de achtergrond in de
Dorpsstraat is op de oude kiek
nog het café-restaurant 'Het
Oude Raadhuis' te zien. Dat is
verdwenen en nu kijken we
tegen de wegwijzers van de
ANWB aan. Als we het toch
over de achtergrond hebben,
zien we dat op de oude foto de
kerktoren los van de kerk
staat. De laatste heeft een
gebogen schilddak en is
bekroond met een koepeltje.
Op de kijk van nu is het schip
van de kerk weer met de toren
verbonden. Dit is het resultaat
van de grootschalige restaura-
tie en herbouwing in 1970.
Daardoor heeft Vleuten weer
een kerk met een middel-
eeuws uiterlijk.
J.H.
Foto: A. van Weerdenburg
-ocr page 74-
89
De transformatie (2)
van historische dorpen tot modem Leidsche Rijn
door Wouter de Heus
In het vorige nummer van ons tijdschrift ben ik kort ingegaan op het wel en wee van onze Ridderhofsteden nu er een nieu-
we stad in aanbouw is. In deze aflevering zal ik ingaan op een van de oude linten; De Groenedijk.
Veel is er niet bekend over de ontstaansgeschiedenis (of leef-
tijd) van De Groenedijk. Het enige artikel dat ooit over deze slin-
gerende oase tussen De Meem en Utrecht is geschreven, komt
van de hand van de heer Storm van Leeuwen en is eind tachtiger
jaren in drie delen verschenen in ons tijdschrift.
De Groenedijk heeft weinig te lijden gehad onder de groot-
scheepse ruilverkaveling van de 50-er en 60-er jaren. Dit geldt
overigens voor de hele polder vanaf De Groenedijk naar het
noorden tot aan de Hof ter Weijdeweg. In 1954 zijn slechts klei-
ne aanpassingen gedaan om het vervoer over deze dijk iets aan-
genamer te maken. Enkele bochten werden bijgetrokken en hier
en daar werden in de bermsloten stuwen en duikers aangebracht
om de waterhuishouding beter te laten verlopen. De belangrijk-
ste verandering was het asfalteren van de weg. De naam
Groenedijk zou afkomstig zijn van al het gras dat voordien tus-
sen de kiezels groeide. Of dit zo is, durf ik niet met zekerheid te
stellen, maar mijn overbuurman, die meer dan 60 jaar aan de dijk
woont, bevestigde deze lezing.
De grote romantiek van De Groenedijk is zeker gelegen in
het feit dat hij uitkomt op de Castellumlaan (De vroegere
Woerdlaan). Goed beschouwd wandel je op dat punt zo de Vicus
van het Romeinse Castellum binnen.
Nieuwbouw langs De Groenedijk, nov.1999
Velen hebben        De
Groenedijk altijd beschouwd
als de Romeinse weg tussen het
Meernse Castellum en het
Utrechtse Castellum dat op het
huidige Domplein was gele-
gen. Hiervoor zijn tot op heden
echter nog geen aanwijzingen
gevonden. Op dit moment zijn
er vele archeologische opgra-
vingen rond De Groenedijk en
het moge duidelijk zijn dat de
Utrechtse archeologen de grote
wens koesteren om ook op
Utrechts grondgebied de
Romeinse weg te vinden, ten
zuiden of noorden van De
Groenedijk. Zover is het nog
niet. Wel komen in zo'n beetje
alle site's rond De Groenedijk
behoorlijke hoeveelheden
Romeins aardewerk tevoor-
schijn. In bijna alle gevallen zal
het hier gaan om materiaal dat
Situatie voorjaar 1998. foto auteur.
-ocr page 75-
90
Stadsvrijheid Utrecht. Kaart uit 1539 van
Van Schaik. Let op: het noorden is het
westen! Hoewel van de schaal niets klopt,
zijn de wegen goed herkenbaar. Leuk
detail: Het nog bestaande weggetje van de
Verlengde Vleutenseweg naar de Rau-
waart liep ooit door tot De Groenedijk.
de bevolking uit de middeleeuwen met
karrenvrachten van het vervallen
Castellum haalde om palen te funderen of
anderszins als bouwmateriaal gebruikte.
Nogmaals, De Groenedijk laat zich
lastig dateren. Het is nog steeds heel wel
mogelijk dat een gedeelte een Romeinse
oorsprong zal blijken te hebben. Het stuk
vanaf ongeveer het midden (bij de boer-
derij van Jan van Schip op nummer 46,
straks onderdeel van Het Groene Sticht)
richting Utrecht is zeker jonger. Hier
loopt De Groenedijk midden in de vroe-
gere bedding (de laatste fase) van de
Oude Rijn. Ook nu weer is het lastig te
dateren wanneer de Oude Rijn volledig
was verland. Rond de ridderhofsteden werd de Oude Rijn waar-
schijnlijk steeds uitgebaggerd, andere gedeelten moeten al kort
na het verdwijnen van de Romeinen zijn dichtgeslibd. Hoe dan
ook. De Groenedijk heeft vele, vele eeuwen de polder ontsloten
voor gebruikers. In 1301 zullen de niet gesneuvelde soldaten van
de wel gesneuvelde Utrechtse Bisschop Willem Berthout van
Mechelen er over zijn teruggejaagd naar de stad, na de smadelij-
ke verloren slag op de Hoge Woerd. In ordonnanties van 1546
en 1581 van de stadhouder van de autonome provincie Utrecht is
al sprake van de weg. Dan genoemd als Goudseweg (hoofdweg
tussen Utrecht en Gouda) of Achterweg tussen de 'Hoogweert'
en de Stadsvrijheid van Utrecht.
Op dit moment is De Groenedijk scheidslijn tussen de deel-
gebieden Parkwijk (ten noorden van de dijk) en Langerak (ten
zuiden van de dijk). Sprak men in 1997 over 'een uitstekende
cultuurhistorische fietsroute' en 'natuuriijke, landschappelijke en
ecologische route die het plan dooraderd' in 1998 wordt het al
'scheidend en verbindend element tussen twee plangebieden'.
De dijk zal straks door 9 wegen worden gekruist; de zuidelijke
stadsas (15.000 - 20.000 voertuigen/etmaal). De HOV-baan en 7
wegen met 4000 voertuigen/etmaal. Een in de haast aangestelde
projectmanager moet nu een restauratieplan voor De Groenedijk
opstellen om alle tegenstrijdige functies van de dijk toch harmo-
nieus met elkaar te doen samengaan. Handiger was geweest De
Groenedijk integraal onderdeel te laten zijn van de plannen en
niet aan te merken als
plangrens. Dat is weinig
respectvol voor zo'n
majestueuze oude dame!
In de vorige aflevering
van dit artikel heb ik
reeds aangegeven dat
mocht u nog plekken van
Vleuten-De Meem in
haar oude luister willen
bezoeken, u dat beter
vandaag dan morgen
doet. De bouw gaat in ijl-
tempo voort. Voor De
Groenedijk bent u reeds
te laat, maar hopelijk niet
voor de linten rond
Ridderhofstad Den Engh,
waar de volgende
Transformatie over zal
handelen.
Identieke plek als Ie foto. Situatie nov.1999 (foto auteur)
-ocr page 76-
91
Archeologische verkenningen (2)
door J.H.J. Joosten
De sensationele ontwikkelingen in de omgeving van Vleuten-De Meern volgen elkaar snel op. Was het enkele maanden
geleden het skelet van een ongeveer 2000 jaar geleden vermoorde man dat opzien baarde, onlangs was het de ontdekking
van een muntschat bestaande uit zilveren munten uit de veertiende eeuw. We wachten nog steeds op de onthulling van het
tijdstip waarop de moord heeft plaats gevonden. De botresten kunnen met behulp van de C14-methode gedateerd worden.
Bij al die ontdekkingen is het belangwekkende feit dat hier een voor de archeologische wereld vrij zeldzame vijfde-eeuwse
nederzetting is aangetroffen wat op de achtergrond geraakt. In deze rubriek komt dit nu aan de orde.
Verder wordt ingegaan op een reactie van een van de lezers over de onbekende ligging van de stroomrug in de bebouwde
kom van De Meern. Een onderwerp dat de vorige keer aan de orde kwam. Tenslotte wordt de ophanden zijnde opgraving
besproken van een oude woonplaats in Themaet. Mogelijk betreft het hier een laatmiddeleeuwse omgrachte hofstede.
Zonder de opmerkzaamheid van een van de leden van de archeologische werkgroep 'Oude Rijn' was deze hofstede in de
toekomstige Haarrijnse plas verdwenen.
Heipalen in De Meern
Op de geomorfogenetische kaart van Zuid-Utrecht uitge-
bracht door het Geografisch instituut Utrecht zijn de tijdens de
verkenning bebouwde gebieden niet in kaart gebracht. De
Heidammer stroomrug die gedeeltelijk onder het daardoor niet in
kaart gebrachte gedeelte van De Meem loopt is daar dus niet te
volgen. Toch is juist dat gedeelte voor archeologen van groot
belang. Niet allen moet daar de in de Romeinse tijd bestaande
gegraven (of natuurlijke) verbinding met de HollanseIJssel aan-
sluiten op de in die tijd watervoerende Heldammerstroom, maar
ook maakt de Romeinse weg die de uiterste zuidrand van de
stroomrug volgt hier waarschijnlijk een scherpe bocht naar het
noorden waar het castellum ligt, bovendien moet de weg hier de
zojuist genoemde waterweg oversteken. Het is dus niet ondenk-
baar dat de brugpeilers nog in de grond zitten. De juiste plaats
van de bocht en de plaats van de brug is zonder een bodemon-
derzoek moeilijk te vinden.
De heer A.J.Kragten geeft in een brief aan onze redactie een
stukje interessante informatie over deze problematiek. Bij de
aanleg van de huizen langs de Ten Veldestraat, zo schrijft hij, zijn
de huizen onderheid met palen van zeer verschillende lengten.
De huisnummers 3 t/m 19 zijn met palen van 6 m onderheid, de
nummers 21 t/m 35 met langere, maar deze verdwenen in het
midden terwijl ze aan het eind boven de grond uit kwamen. De
nummers 37 t/m 51 konden op staal worden gebouwd. Het onre-
gelmatige bodemprofiel maakt het aannemelijk dat de Ten
Veldestraat hier de stroomrug raakt of kruist. Deze informatie
maakt het waarschijnlijk dat de stroomrug westelijker ligt dan
men op grond van de wel gekarteerde omgeving zou verwachten.
Dit betekent tevens dat de Romeinse weg de Ten Veldestraat
waarschijnlijk snijdt ter hoogte van een huisnummer boven de
51. De weg moet hier in de buurt de zojuist genoemde waterweg
zijn over gestoken. Deze plaats ligt dan wel iets oostelijker
Mochten de bewoners van huizen in deze buurt hout- of paal-
resten diep in hun tuin aantreffen laten zij er dan snel melding
van maken!
Vleuten tijdens de volksverhuizingen
In de meeste geschiedenisboeken staat de periode vlak na het
vertrek van de Romeinen aangegeven als de tijd van de grote
volksverhuizingen, een roerige periode waarover weinig bekend
is. De Franken namen de plaats van de wegtrekkende Romeinen
in en stichtten het Frankische rijk. Meestal laat men op dit tijd-
stip de vroege middeleeuwen beginnen. Nederzettingen uit het
eerste gedeelte van deze periode noemt men Merovingisch, naar
het koningshuis waar de eerste Frankische koningen uit stamden.
In de omgeving van Vleuten zijn in tegenstelling tot elders
wel veel sporen uit deze periode aangetoond. De vondst van de
vijfde-eeuwse nederzetting waaronder het skelet van de ver-
moorde man werd aangetroffen past in dit beeld. Ook in de wei-
landen langs het Haarpad. achter de bloemenveiling en op de
Hoge Woerd zijn Merovingische sporen aangetroffen.
In deze periode kwam Dorestad, gelegen tegenover het hui-
dige Wijk bij Duurstede, op als internationaal handelscentrum.
De waterweg die Dorestad met Engeland verbond was de Oude
Rijn. Halverwege naar Katwijk lag Vleuten, een mooie pleister-
plaats. Een van de weinige geschreven bronnen uit die tijd, de
Cosmographia Ravennatis Anonymi getuigt daar mogelijk van.
Eind zevende eeuw stelde een onbekende uit Ravenna uit
klassieke bronnen deze wereldbeschrijving samen. Hij noemde
in het Frankenland vanaf Mainz, de Rijn stroomafwaarts vol-
gend, een reeks aan deze rivier gelegen plaatsen. De laatste vijf,
Noita, Coadalfaveris, Evitano, Fictione, en Matellionem, zouden
in Nederland gelegen kunnen hebben. Noita is wel eens met
Nijmegen geïdentificeerd, Coadalfaveris is niet meer thuis te
brengen en Evitano is vrij zeker het tegenover Dorestad gelegen
castellum dat in andere bronnen met Levefanum wordt aange-
duid, Matellionem, is het bij Leiden gelegen castellum dat elders
Matilo heet. Over Fictione bestaan twee opvattingen. Het zou het
castellum Fectio bij Vechten kunnen zijn of een verschrijving
van Fletione, dat voorkomt op de Tabula Peutingeriana, een
Romeinse wegenkaart. Toch pleit er meer voor de tweede opvat-
ting.
De onbekende uit Ravenna heeft de klassieke bronnen
bewerkt naar vijfde-eeuwse toestanden en in die tijd was in
Vechten weinig te beleven. Bovendien werd in de achtste eeuw
Vechten aangeduid als Fethna en niet meer als Fectione. Deze
beide argumenten pleiten niet voor de opvatting Fictione
=Vechten. Het zou dus heel goed kunnen dat Fictione een ver-
schrijving is van Fletione=Vleuten. De afstanden op de Tabula
Peutingeriana, waarop Fletione voorkomt, wijzen ondubbelzin-
nig de omgeving van het castellum in De Meem aan als de plaats
-ocr page 77-
92
een kaartje uit 1639 gesto-
ten waarop, op de plaats
van de puinconcentraties,
een woonplaats staat afge-
beeld. Er werd aan de bel
getrokken en een nader
onderzoek werd ingesteld.
De werkgroep heeft samen
met een deskundige van de
provincie het terrein nog
eens goed bekeken.
Voorlopig werd vastgesteld
dat er weliswaar puinresten
zijn die van stort afkomstig
zijn, maar dat dit niet het
geval is op de plaats die het
oude kaartje aangeeft. De
stort heeft de stichting
RAAP mogelijk op het
verkeerde been gezet.
De gemeente heeft zich
zeer positief opgesteld en
werkt mee aan een opgra-
ving uitgevoerd door de
werkgroep 'Oude Rijn'.
De provincie is bereid een
deskundige dit project, dat
voornamelijk door ama-
teurs zal worden uitge-
voerd, te laten begeleiden.
Op dit moment al worden
de vrijwilligers van de
werkgroep geschoold in
het inmeten van sporen en
vondsten en in het verwer-
ken en registreren hiervan.
Begin 2000 hoopt de werk-
groep op de locatie in actie
te komen.
Intussen is ook het historisch onderzoek naar deze woon-
plaats gestart. Uit oude akten, leenregisters en andere stukken uit
oude archieven blijkt dat de plaats al in 1472 bewoond was. Ook
wordt in deze akten gesproken van singhelen ende graften om de
hofstede. In de periode 1300 tot 1600 zijn meer van deze woon-
plaatsen aangelegd. Vrije boeren en lagere edelen omgrachtten
uit statusoverwegingen hun behuizingen. Sommige van deze
plaatsen zijn uitgegroeid tot ridderhofsteden, anderen zijn boe-
renbedrijven gebleven.
De hofstede in Themaet is al bijna twee eeuwen verlaten.
Kaarten van begin negentiende eeuw geven geen bewoning meer
aan. Hier doet zich wellicht een zeldzame gelegenheid voor om
een omgrachte hofstede in een niet door later bebouwing ver-
stoorde staat te bestuderen. Wij zullen in latere afleveringen u
zeker van de vorderingen van het onderzoek op de hoogte hou-
den.
De vragenrubriek
Als u vragen of mededelingen heeft op archeologisch gebied,
schroom dan niet contact op te nemen met de redactie of met
Hans Joosten, Haarpad 36, 3451AZ Vleuten, tel.030-6772554
Uit de Geomorfogenetische kaart van Zuid-Utrecht. Geografisch InstituuFsl en Fs2 zijn de gebieden waar niet zwaar geheid zou hoeven te wordegeul die door deze gebieden heenloopt, de restgeul heeft een vulling vanduid met Fs5 en Fkl moet vrij zeker geheid worden, vrij dicht onder demeinse weg is met een dikke lijn aangegeven en geblokt waar de loop on
waar Fletione gelegen heeft. Het bhjft natuurlijk altijd moeiUjk
om bronnen die door veelvuldig kopiëren vele verschrijvingen
bevatten te interpreteren.
Misschien dat de opgravingen in de komende jaren meer dui-
delijkheid geven en blijven de vondst van een gouden munt uit
Dorestat langs het Haarpad en geruchten van vondsten van nog
meer van deze munten uit het circuit van de onderzoekers met
metaaldetectoren in onze gemeente niet de enige getuigen van
de plaats die Vleuten had aan deze vroegmiddeleeuwse handels-
route.
Een omgrachte hofstede op Themaet
De aanleg van de Haarrijnse plas in de polder Themaet heeft
de gemeente aangezet om onderzoek te doen naar archeologische
resten die mogelijk bij de ontgronding verloren zouden gaan. De
stichting RAAP is gevraagd middels een booronderzoek de
archeologische waarden van dit gebied vast te stellen en deze
stichting heeft in 1999 rapport uitgebracht.
Dit RAAP-rapport meldde slechts de aanwezigheid van con-
centraties puin die geacht werden van stort afkomstig te zijn. Een
van de leden van de archeologische werkgroep 'Oude Rijn' was
bij een historisch onderzoek naar de bewoning van dit gebied op
-ocr page 78-
93
De Brug
Op een regenachtige dag besloot ik om
eens wat oude foto's en boekjes te bekij-
ken.
Daarbij zaten ook foto's en tekeningen van
ons oude dorp De Meem. Vooral de foto's
van de brug vond ik interessant.
Je zag hier de rust die er zo'n honderd jaar
geleden was.
Mijn gedachten gingen uit naar mijn groot-
ouders die dit allemaal hebben meege-
maakt. Ze hebben een gedeelte van alle
veranderingen meegemaakt, en graag zou
ik ze hier vertellen, wat er na die tijd alle-
maal met de brug en het dorp is gebeurd.
De Meembrug was voor velen een behoor-
lijke hindernis om te nemen, vooral voor de
paard en wagens. Dit kwam omdat de
opritten zo stijl waren. Maar er stonden
altijd wel wat mannen op de brug te praten,
die dan hulp boden.
Toen er later ook wat autoverkeer kwam,
werd de mooie houten brug aangepast, hij
werd iets breder en kreeg ijzeren leunin-
gen.
Vanaf de brug werd er gekeken naar het
steeds drukkere en daarmee gevaarlijk
wordende autoverkeer, maar het hart van
De Meem bleef nog een tijdje behouden.
Totdat de tijd kwam dat men bang was dat
de verkeersaderen zouden dicht slibben.
Men maakte uit voorzorg alvast een bypass
en noemde dit Castellumlaan. Hiervoor
werd het mooie, gezellige café met trapjes-
gevel van Van Straaten, gesloopt.
Toen men dit klaar had, vond men dat het
hart toch te zwak was om alles te verwer-
ken, heeft men het hart er totaal uitgemkt.
Men had de smaak van het slopen zo te
pakken, dat er heel veel tegen de vlakte
ging.
Ook deze kale vlakte was niet in staat om
alles te verwerken, men maakte dus nog
een omleiding; De Letcherweg.
Hiervoor moest veel natuurschoon worden
opgeofferd. Ook de mstige mensen waren
er niet meer, iedereen kreeg haast, en de
mooie regels voor het verkeer werden
overal aan de laars gelapt.
De omleidingen en verkeersaders waren te
mooi en te glad, dus maakte men overal
drempels en belemmeringen omdat de ver-
keersdeelnemers niet meer op te voeden
waren.
De Meem bleef een dorp zonder hart, en
men sloopte en bouwde maar door.
Er kwamen overal nieuwe woonwijken en
steeds meer verkeer.
Ook de mensen werden er ziek van en
kregen stress en hartklachten.
Met pillen en opwekkende drankjes kon-
den ze toch nog verder leven.
De voomitgang kende geen grenzen meer,
zo dacht Utrecht er ook over en pikte een
mooi stuk grondgebied in.
Ook daar ging men met buldozers door de
natuur en men bouwde tussen vogels en
kikkerslootjes hoge flatgebouwen zodat de
Groenedijk ook niet meer groen was.
Op de Meembmg was geen plaats meer om
alles mstig te bekijken, wel was hij in de
loop van de tijd gelijkvloers en beweegbaar
gemaakt.
Men bouwde nog meer bruggen: de
Kloosterbmg, een brug te ver, de Meent-
bmg, een brug te veel, en de Regenboog-
bmg, een bmg te hoog (deze brug is aange-
legd naar een tekening uit 1900). Hier ziet
men moeders met kinderen, nadat zij een
gevaarlijke oversteek genomen hebben,
worstelend tegen de te hoge bmg opgaan.
Het hele leven is veranderd, we eten uit de
muur en halen geld uit de muur. Alles
wordt door computers geregeld, en veel
van deze apparaten zijn ziek en hebben een
vims.
Met veel zorg gaan we naar de volgende
eeuw.
Misschien worden we toch nog eens ver-
standig en bouwen we nog een hele grote
mooie bmg waarover we dan terug kunnen
gaan naar die goeie ouwe tijd.
De Meem, 1999
Theo van den Berg
Illustratie:
Barbara Gravendeel