Van de voorzitter
In november vorig jaar nam Prof. Amold
Heertje afscheid van de Universiteit van Amsterdam met een college "Mien, je kunt toch nieuwe bakken; Einstein en de economische wetenschap". Na een lange en nogal eens spraakmakende carrière in de vaderlandse economie komt Heertje tot de conclusie dat zijn wetenschap in hoge mate tekort schiet. De economische theorie heeft slechts aandacht voor kosten en prijzen. Waarde heeft alleen dat wat in geld kan worden uitgedrukt. Hij is nu ouder en wijzer geworden: natuur en cultuur tellen in de economie niet of nauwelijks mee. Ze kennen immers geen productiekosten en geen prijs. Ze dreigen daarom maar al te vaak het onderspit te delven. De natuur is echter de drager van alle leven, ook dat van de mens; de kans dat we bezig zijn de tak waarop we zitten door te zagen is bepaald niet denkbeeldig. En de cultuur tilt ons menselijk bestaan naar een hogere orde; zij brengt ons zaken die niet eenvoudig kunnen worden vervangen, die niet kunnen worden gereproduceerd. Het zijn oliebollen die niet nieuw kunnen worden gebakken, zoals Wim Kan in de oudejaarsavondconference van 1973 aan Mien voorstelde en waaraan Heertje refereerde. Laatstgenoemde stelt in zijn afscheidscollege dat de economische theorie veel meer aandacht moet gaan schenken aan producten die niet te vervangen zijn. Ook in onze gemeente worden we
voortdurend geconfronteerd met de spanning tussen eenzijdig economische wetmatigheden en cultuurhistorische belangen zonder prijs. De Historische Vereniging staat er steeds voor op de bres om in dit spanningsveld tot verantwoorde oplossingen te komen. Natuurlijk kan de tijd niet worden stilgezet. Met een open oog voor noodzakelijke maatregelen, zijn wij er echter van overtuigd dat de geschiedenis van onze dorpen heel vaak zonder al te grote meerkosten recht kan worden gedaan. En soms mag het ook best wat kosten, om |
|||||||||||||||||
Tijdschrift van de Historische Vereniging
Vleuten, De Meern, Haarzuilens Verschijnt 4x per jaar. ISSN 0928-4893
20e jaargang nr. 1, januari 2000 ©2000 De vereniging is ingeschreven in het vere-
nigingsregister van de K.v.K. Utrecht e.o. onder nummer V 479360 Correspondentieadres:
Dorpsstraat 1, 3451 BH Vleuten
Dagelij l(s bestuur:
Dr. Ir. P.K. Schenk, voorzitter
Dorpsstraat 29, 3451 BJ Vleuten Tel. 030-6774915 J.W. Schoonderwoerd, secretaris
Meerndijk 62, 3454 HT De Meern Tel. 030-6661462 P.G. de Rooij, penningmeester
't Zand 1, 3544 NC Utrecht Tel. 030-6771483 A.J. van Zeeren, vice-voorzitter
Stationsstraat 34, 3451 BZ Vleuten Tel. 030-6771263 Ereleden:
Mevrouw Prof. Dr. C. Isings, Soest
Dr. D.W. Gravendeel, Laag Keppel Gebouwen:
Vleuten: Broederschapshuisjes (documen-
tatie- en informatiecentrum). Dorpsstraat 1, Tel. 030 - 6774222 (gedurende openingstijden) De Meern: Het Kabinet (permanente expo-
sitieruimte). Zandweg 147B (achter Verenigingsgebouw) Contributie (inclusief tijdschrift):
f. 35,-- per jaar, bij verzending per post
f. 13,- extra
Losse nummers tijdschrift:
f. 10,- voor leden, f. 12,50 voor niet-leden
Bankrelaties:
ABN-AMRO Bank De Meern,
rek. 55.66.33.040 Rabobank Vleuten, rek. 36.75.17.574
Postbank, rek. 2689200 Redactiecommissie:
H.E.J. van Essen, J.H.P. Heesters
en W.H. de Heus
Adres: Mauritslaan 17, 3454 XP De Meern
Tel. 030 - 6662992
|
|||||||||||||||||
in de geest van
Heertje te spre- ken. De ridder- hofsteden, de laantjes er naar toe (zoals het Appellaantje), historische boer- derijen, romeinse en middeleeuwse resten, bepaalde tuinbouwobjec- ten, om maar enkele onderwerpen te noemen, het zijn stuk voor stuk zaken waarmee we met heel veel zorg moeten omgaan. ledere keer weer vraagt dit een zorgvuldige afweging van economische tegenover cultuurhistorische belangen. Eerder heb ik er op deze plaats al eens op
gewezen dat de landelijke en de provinciale overheden steeds meer oog krijgen voor deze problematiek en er daadwerkelijk naar streven cultuur- historische belangen in ontwikkelings- projecten vanaf de aanvang mee te wegen. Hopenlijk zullen daardoor opvallende missers, zoals bijvoorbeeld in onze omgeving rond de Groenedijk,in de toekomst kunnen worden voorkomen. Het bestuur van de Historische Vereniging wil in de discussie een bijdrage leveren op basis van kennis en deskundigheid. Zij kan daarbij de inbreng van de bewoners van onze dorpen niet ontberen. Dit in tweeërlei opzicht. In de eerste plaats doordat heel velen lid zijn of worden van onze vereniging. We hopen dat U dat in Uw omgeving wilt propageren. In de tweede plaats door het bestuur te attenderen op waardevolle zaken die het behouden waard zijn; vele ogen zien nu eenmaal meer dan die van een enkel bestuurslid. Op die wijze kunnen we samen heel wat bereiken. P.K. Schenk
|
|||||||||||||||||
In dit nummer
Van de voorzitter
Verenigingsberichten
Beulswerl<(1)
Voor het laatst de paal in
Vleuten in de jaren 1914-1919
Onze straatnamen, oorsprong en betekenis (7)
De transformatie (3)
Jetje
|
|||||||||||||||||
pag
1
2
4
8
10
16
19
22
|
|||||||||||||||||
Gehele of gedeeltelijke overname van
artikelen uit dit tijdschrift is slechts toegestaan met bronvermelding en na verkregen toestemming van de redactie- commissie. |
|||||||||||||||||
Illustratie voorpagina:
Illustratie voorpagina: Prent van L.P.
Serrurier uit 1729. Gezicht op Veldhuizen Top.Atlas 1881 R.A.U. |
|||||||||||||||||
uk: Jan Evers De Meern
|
|||||||||||||||||
Verenigingsberichten
|
|||||||||
Jaarverslag over 1999
Hierbij geven wij u een verkorte versie van het jaarverslag
van de vereniging. Het ledental is in het verenigingsjaar nagenoeg gelijk geble-
ven en schommelt rond de 800. Nog steeds uitzonderlijk veel in vergelijk met gelijkgezinde verenigingen van omliggende gemeenten. Continu streeft het bestuur ernaar om de vereniging onder de aandacht te brengen van de nieuwe inwoners. Op 26 april werd een algemene vergadering gehouden, waar
mevrP.J.de Rooij-Goes en de heren F.C.G.M.Besouw, T.P.J.van Dijk en P.G.de Rooij werden herbenoemd als bestuurslid. Het bestuur vergaderde dit jaar 11 keer In de verdeling van
de bestuursfuncties kwam geen wijziging. Op de donderdag- avonden werden de gebruikelijke contactavonden van het bestuur gehouden. Om onze statutaire doelstelling van het bevorderen van de
kennis van de historie van onze gemeente gestalte te geven was het beleid ook dit jaar weer op gericht op uitbreiding van het documentatiebezit van de vereniging en toegankelijk maken hiervan om de leden en andere belangstellenden zoveel mogelijk informatie over de geschiedenis van de gemeente en haar inwo- ners te kunnen geven. Gedurende het gehele jaar werd daartoe door een aantal vrijwillige medewerkers in het documentatiecen- trum in de Broederschapshuisjes op de maandag- en dinsdag- middag en donderdagavond gewerkt aan het ordenen, registreren en toegankelijk maken van onze documentatieverzamelingen, die dit jaar weer verder werden uitgebreid. Ruim 120 personen brachten dit jaar een bezoek aan het documentatiecentrum. Overleg met de gemeente resulteerde in een verbetering van
de toegankelijkheid van het oud-archief van de gemeente voor medewerkers van onze vereniging. Het aantal boekwerken in onze bibliotheek kwam op 1235 en
er kwamen 18 jaargangen tijdschriften bij. Het aantal foto's in ons fotoarchief kwam op ruim 3500 en het aantal dia's op 1860. Dit jaar konden weer 4 nummers van ons tijdschrift gereali-
seerd worden met in totaal 93 pagina's tekst. Er werden 18 arti- kelen geplaatst van 8 auteurs. De redactiecommissie werd in het 2e halljaar uitgebreid met
de heer W.H.de Heus. Ter gelegenheid van koninginnedag op 30 april en van de
Vleutense markt op 28 augustus werden in de Broeder- schapshuisjes weer open dagen gehouden, waar kleine exposities werden ingericht. In de loop van het jaar werden voor 3 groepen belangstellen-
den rondleidingen en lezingen in het Kabinet verzorgd en drie- maal werd een lezing over de geschiedenis van de gemeente gegeven. Daaraan namen 142 personen deel. Na de algemene vergadering op 26 april werd door
DrA.A.Manten een lezing gegeven onder de titel "De Stichtse burgeroorlog van 1481-1483". Op 5 oktober werd door de projectarcheologen van Vleuten-
De Meem en Utrecht in de Hervormde kerk van Vleuten een lezing met dia's gegeven over de recente Romeinse vondsten in |
|||||||||
De Meem. Deze lezing werd door 82 personen bezocht.
Op 15 oktober werd in De Schalm in De Meem een eerste
vertoning gegeven van de op videobanden overgezette dorps- films van De Meem, die door 180 personen werd bezocht. Op 3 dinsdagavonden in november werd een cursus
"Genealogie voor beginners" gegeven, waaraan 7 personen deel- namen. Op 11 december nam de vereniging deel aan de voorlich-
tingsdag voor nieuwe inwoners van de wijk Veldhuizen. Van het project ten behoeve van het omgevingsonderwijs op
de basisscholen over de geschiedenis van de Romeinen werd dit jaar door de Willibrordschool in Vleuten gebmik gemaakt. Op 22 mei werd een excursie georganiseerd naar Kasteel
Gunterstein in Breukelen, waaraan door 27 personen werd deel- genomen. Ook dit jaar is de archeologische werkgroep Ouden Rijn,
gevormd door leden van onze vereniging en leden van de Archeologische Werkgemeenschap voor Nederland, weer actief bezig geweest. Een belangrijk punt van activiteit was het onder- zoek naar de resten van een zeer oude boerderij in de Themater polder, waarvan het bestaan vorig jaar door een van onze bestuursleden werd ontdekt. Op de plaats daarvan, die binnen enkele jaren onder water verdwijnt, zal door de werkgroep onder deskundige leiding bodemonderzoek worden verricht. Aan het einde van het jaar waren de voorbereidingen voor dit onderzoek, waarvoor de gemeente zich positief heeft opgesteld en de kosten draagt, nagenoeg gereed. Bij voortduring is het bestuur alert geweest op de ontwikke-
ling van de uitbreidingsplannen van Vleuten-De Meem. Met het oog op de handhaving van monumentale objecten werd een tweetal brieven aan de gemeente gezonden. Samen met de Utrechtse Stichting Industrieel Erfgoed
(USINE) werd een inventaris gemaakt van uit cultuurhistorisch oogpunt belangwekkende tuinbouwprojecten. Deze inventarisa- tie is aangeboden aan de besturen van de gemeente Utrecht en Vleuten-De Meem. Er is daarbij gepleit om bij de inrichting van het Groenpark waar mogelijk iets van de geschiedenis van de tuinbouw zichtbaar aanwezig te laten zijn. Dank zij veel vrijwilligerswerk en een zorgvuldig beheer was
de financiële positie van de vereniging onveranderd gunstig en sluit de jaarrekening met een batig saldo. Aan het eind van dit verslag wil het bestuur een woord van
dank uitspreken aan allen die zich dit jaar weer op enigerlei wijze voor de vereniging ingezet hebben. |
|||||||||
Excursie naar Nijmegen
Op zaterdag 20 mei wordt er een excursie georganiseerd naar
Nijmegen, waar de Stefanskerk en het museum Het Valkhof zul- len worden bezocht. Voor nadere informatie en inschrijving voor deelneming verwijzen wij u naar het hierbijgevoegde inlegvel. |
|||||||||
Uitnodiging algemene ledenvergadering
|
|||||||||||||||||||||||
Oude dorpsfilms
|
|||||||||||||||||||||||
Hiermee nodigen wij de leden uit voor de algemene vergade-
ring van de vereniging, welke gehouden zal worden op dinsdag 18 april 2000 in het Kasteel De Haar te Haarzuilens (*). Aanvang 19.30 uur.
|
|||||||||||||||||||||||
Nadat op 15 oktober, 28 januari en 24 maart j.1. oude dorps-
films van De Meem, die op videoband zijn overgenomen, zijn vertoond, vindt op vrijdag 28 april in "De Schalm" de vierde en laatste vertoning plaats. Aanvang 20.00 uur. Kaartverkoop vanaf 19.30 uur aan de zaal. Toegangsprijs ƒ 5,- voor leden en ƒ 7.50 voor niet-leden. Aangezien er veel belangstelling blijkt te bestaan om kopieën van één of meer van deze 8 videobanden te kopen, zal na 28 april bezien worden voor welke prijs dit kan. Degenen die zich daarvoor hebben gemeld krijgen daarvan bericht. |
|||||||||||||||||||||||
Agenda
|
|||||||||||||||||||||||
Opening.
Notulen van de vorige vergadering.
Jaarverslag over 1999. Rekening over 1999: a. Verslag van de controlecommissie;
b. Goedkeuring rekening en balans.
Benoeming nieuwe controlecommissie. Vaststelling begroting voor 2(X)1 en contributie voor 2(X)1 (ongewijzigd). (Her)benoeming bestuursleden.
Rondvraag en sluiting. |
|||||||||||||||||||||||
1.
2.
3. 4. |
|||||||||||||||||||||||
Open huis op koninginnedag
Zoals gebruikelijk zullen wij op koninginnedag (dit jaar te
vieren op zaterdag 29 april) weer open huis houden in de Broederschapshuisjes. Er is daar altijd wel een stukje historie te zien en u bent er van harte welkom! |
|||||||||||||||||||||||
5.
6. 7.
|
|||||||||||||||||||||||
De vereniging op Internet
Als bestuur proberen wij ook zoveel mogelijk bekendheid te
geven aan onze vereniging en aan hetgeen zij te bieden heeft. Waar mogelijk maken wij daarbij gebruik van nieuwe technische ontwikkelingen. Om belangstellenden de nodige informatie te verschaffen
heeft de vereniging sinds kort een Internet-site, waar men deze informatie kan vinden. Met het adres http://come.to/histvervdm kunt u er komen. Gontributiebetaling
Vele leden hebben gevolg gegeven aan ons verzoek om de
contributie voor dit jaar zoveel mogelijk vóór 1 februari te vol- doen. Een aantal deed dit nog in februari, doch een (klein) aantal heeft dat tot nu toe nog niet gedaan. Wij verzoeken deze leden nogmaals om ons het werk gemak-
kelijker te maken en de contributie nu per omgaande te voldoen. Ter herinnering is nog een (2e) acceptgiro bijgevoegd.
Openingstijden van onze gebouwen
Documentatiecentrum in de Broederschapshuisjes,
Dorpsstraat 1, Vleuten: Maandag en dinsdag van 14.00 - 17.00
uur en donderdag van 19.30 - 22.00 uur.
Gelegenheid tot raadpleging van de bibliotheek en inzage van de
vele documentatieverzamelingen.
Op andere tijden bezoek mogelijk na afspraak met de heer
J.W.Schoonderwoerd, tel. 030-6661462.
Het Kabinet, Zandweg 147b, De Meem
Geen vaste openingstijden. Gelegenheid tot bezichtiging van onze exposities over archeolo-
gie (o.a. Romeinse opgravingsvondsten), ridderhofsteden, oude gereedschappen en werktuigen en oude huishoudelijke gebruiks- voorwerpen. Bezoek mogelijk na afspraak met de heer H.E.J.van Essen,
tel. 030-6662992. |
|||||||||||||||||||||||
Het bestuur,
RK.Schenk, voorzitter J.W.Schoonderwoerd, secretaris. |
|||||||||||||||||||||||
Toelichting
Agendapunten 3, 4 en 6: De hier bedoelde stukken liggen
voor de leden ter inzage op dinsdag 11 april en maandag 17 april van 14.00 -17.00 uur en op donderdag 13 april van 19.30 - 22.00 uur in de Broederschapshuisjes, Dorpsstraat 1 in Vleuten. Agendapunt 7: Volgens het rooster van aftreden zijn dit jaar
de heren T.van den Berg, H.E.J.van Essen, J.H.J.Joosten en RK.Schenk aan de beurt om af te treden. Deze bestuursleden zijn herkiesbaar en worden door het bestuur candidaat gesteld. Door tenminste tien leden kunnen ook candidaten worden voorgedra- gen. Deze voordracht dient uiterlijk drie dagen vóór de vergade- ring bij het bestuur (de secretaris) te worden ingediend. (*) De vergaderruimte in de kelderruimte van het kasteel is te
bereiken via het poortgebouw aan de Bochtdijk, de laan daar- achter naar het kasteel (waar ook geparkeerd kan worden) en dan de bordjes volgen naar de toeristeningang (naast de hoofdingang) van het kasteel. |
|||||||||||||||||||||||
Lezing over de geschiedenis van De Haar
Aansluitend aan de ledenvergadering is er om 20.00
uur een bijeerJcomst, waar de heer R.A.B. Trüm, lid van de staf van het Kasteel De Haar, een lezing zal houden onder de titel: " De Van Zuylens door de eeuwen heen", en de heer J.M. Odijk, eveneens staflid, over: "De bouw- geschiedenis van het kasteel'. Naast de leden zijn ook andere belangstellenden wel-
kom, de toegang is gratis. |
|||||||||||||||||||||||
Beulswerk (1)
|
|||||||||||||
door Veronique Voorn-Verkleij
|
|||||||||||||
Enige tijd geleden kreeg de heer J.H. Van der Poel (lid van onze vereniging) een lijst van de vergoedingen voor de Utrechtse
scherprechter uit 1770 in handen.Deze lijst roept bij lezing tal van vragen op over misdaad en straf in vroegere eeuwen en vormt de aanleiding tot het volgende artikel. |
|||||||||||||
Misdaad brengt in onze samenleving onrust en roept gevoe-
lens van wraak op. Zij werkt afbrekend op het moreel. Wij pro- beren in onze samenleving misdaad te voorkomen door ont- spoorde medemensen op te vangen en te begeleiden. Wij hebben ons tegen misdaad beveiligd, door het hebben van politie, die op tal van wijzen misdadigers tracht op te sporen. We kennen een justitieapparaat, dat beschikt over tal van wetten en maatregelen om misdadigers te berechten. Onze rechters zijn onafhankelijk en beschikken over wetboeken, waarin staat welke handelingen strafbaar zijn en welke straf daarvoor wordt gegeven. Wij kennen begrippen als toerekeningsvatbaarheid en medeplichtigheid. Particulier wraaknemen op de pleger van een misdrijf is verbo- den. Hoe anders ging het er in vroegere eeuwen aan toe. Waar het
recht niet in eigen hand werd genomen, werd het gesproken door vele instanties en voor ieder gebied en iedere rechtskring golden andere regels. De rechters waren niet onafhankelijk en bepaalden vrij willekeurig welke straf werd opgelegd, aangezien wettelijke omschrijvingen van strafbare feiten niet of nauwelijks bestonden. De straffen waren streng en wreed en om tot bekentenissen te komen werd er gemarteld. De uitvoerder van deze straffen was de beul of scherprechter. In dit artikel zullen we zien, dat we nog maar temauwemood aan deze barbaarse tijden zijn ontstegen, daar ons huidige rechtssysteem dateert vanaf de tweede helft van de vorige eeuw. |
|||||||||||||
tijden bijeenkwam en waar alle weerbare mannen verschenen.
Tacitus schreef in zijn Germania, die gereedkwam in 98 na Christus, dat een stam de doodstraf kon opleggen als een stamlid de vrede (= rechtsorde) had verstoord: "Verraders en overloopers hangen zij aan dorre boomen op; lafaards, deserteurs en bedrij- vers van ontucht laten zij in een moddersloot zinken, waarover ze vlechtwerk van roeden en biezen werpen. Deze geheel tegen- overgestelde wijze van terdoodbrenging vindt hierin haar grond, dat men volgens hunne opvatting bij de bestraffing misdaden openlijk moet tentoonstellen, schanddaden daarentegen verber- gen." (Uit Germania, door (Publius Comelius) Tacitus. Naar de vertaling uit het latijn door Dr. B.H. Steringa Kuyper, Amsterdam 1902.) De Middeleeuwen
In de tussen de zesde en negende eeuw opgetekende
Germaanse volksrechten en later de capitularia van de Merovingische koningen (van ongeveer 430 tot 751) en de Karolingische koningen (van 751 tot 987) was de bloedwraak al ver teruggedrongen. Deze volksrechten bevatten regels van straf- rechtelijke en strafprocesrechtelijke aard. In het bijzonder bevat- ten zij opsommingen van boetetarieven voor uiteenlopende vre- deverstorende handelingen. De bloedwraak kon worden afge- kocht in geld of natura (meestal vee) waarbij de afkoopsom in verhouding stond tot het toegebrachte nadeel en de ernst van het gepleegde delict. Dit stelsel van vermogensstraffen is tijdens de |
|||||||||||||
Het verre verleden
In de oudheid werden bij de Grieken en
Romeinen privaatrechtelijke aangelegenheden tus- sen dader en slachtoffer zelf uitgevochten en hierbij speelde de godsdienst ook een belangrijke rol. Later ontstond er rechtspraak, waarbij het strafrecht een bescheiden rol speelde. De meeste delicten betroffen civielrechtelijke verbintenissen tot schadevergoe- ding van de dader aan het slachtoffer of zijn familie. Alleen misdaden, die door groepen werden begaan of die een politiek karakter hadden, werden van staatswege bestraft met verbanning of de dood. In het oudgermaanse recht kende men ook de
wedervergelding of bloedwraak, de talio, die werd uitgevoerd door de benadeelde zelf of zijn familie. Daamaast kende men de compositio, hetgeen afkoop betekent. De meeste straffen konden worden afge- kocht met een schadevergoeding aan het slachtoffer. Alleen zeer gevaarlijke delicten werden agressief gestraft vanuit de gemeenschap. Strafvonnissen wer- den vastgesteld op het stamding, dat op vastgestelde |
|||||||||||||
Een catalogus van de rechtsgang met onder meer het proces, de pijniging en tal
van straffen waartoe mensen veroordeeld kunnen worden (tekening van Bruegel uit 1559). |
|||||||||||||
schout werd verpacht of verpand aan een gegadigde. Deze gaf
diegene, die hem het ambt ter beschikking stelde, een som geld. Daarom kreeg hij dan het recht dit ambt uit te oefenen en de inkomsten daaruit te genieten. De schout stak een groot percen- tage van de inkomsten uit boeten in eigen zak. Hij had daarom een financieel belang bij het voorbrengen van zaken voor het gerecht. Dit werkte corruptie in de hand. Omdat zonder bekente- nis geen vonnis kon worden gewezen en met bekentenis geen hoger beroep mogelijk was, leidde dit systeem tot een buiten- sporig gebruik van de tortuur foltering. Het recht werd uiteindelijk gesproken door de schepenen. De
schepenen waren gekozen vertegenwoordigers uit de burgerij, die via een ingewikkeld getrapt kiesstelsel met kiesmannen waren gekozen, dat vergelijking met onze gemeenteraad niet mogelijk is. Het was uiteindelijk meestal de rijkste en invloed- rijkste bovenlaag van de burgerij, die in de schepenbank plaats- nam. De schepenen spraken het recht, hierin geadviseerd door een Raad uit de aanzienlijkste burgers van de stad. Deze Raad werd steeds machtiger en rond 15(X) had de Raad van Utrecht de bevoegdheid om recht te spreken in alle criminele zaken. De schepenen dienden alleen nog ter bekrachtiging van het vonnis en spraken recht in zaken betreffende onroerend goed en erf- recht. Opsporing
De opsporingsmethoden van deze schepenbanken en Raad
waren tamelijk gebrekkig. Als de misdadiger niet op heterdaad werd betrapt, was het vaak onmogelijk hem op te sporen en te berechten. Daarom werden beloningen uitgeloofd voor eenieder, die een misdadiger kon aanbrengen. Zo werd nog in 1687 door het Hof van Utrecht een placcaat afgekondigd waarin "ten eynde de doodslagers, die hedendaags meenigmaal de handen van de Justitie komen te eschapperen" (ontsnappen) het Hof van Utrecht belooft officieren, schouten, justitiën en anderen "die d'aanhou- dinge, ofte apprehensie van soodanige doodslagers komen te doen en dat deselve over haar begaan delict metter dood werden gestraft als van ouds, tot een proemie sullen genieten veertig pon- den Vlaams, yder pond van twintig stuyvers het stuck." Ook moesten schouten en secretarissen bij de maarschalk van het kwartier of de procureur generaal van het Hof van Utrecht vech- tersbazen aanbrengen en deze in hun keur- boek aantekenen. Barbiers en chirurgijns werden verzocht gewonden van vechtpartijen in het keurboek te laten aantekenen. Dit alles op straffe van de dubbele boete van de delin- kwent en arbitralijke correctie (dat was welke straf dan ook door justitie opgelegd). Andere rechtbaniten
Ook de gilden kenden eigen rechtsregels.
Deze werden toegepast door de leiders van de ambachtsgilden, de zogenaamde over- mannen, op kwesties inzake bedrijf en beroep. Daarnaast was er in Utrecht een gees- telijk rechter, de officiaal, een bisschoppelijk ambtenaar die naast kerkelijke aangelegen- heden ook kleine civiele zaken behandelde, zoals huishuur en arbeidsloon. Er was geen mogelijkheid tot beroep. In Utrecht werd hiervan veel gebruik gemaakt, omdat het pro- ces kort was en goedkoop. Verder kende de |
|||||||||||
Middeleeuwen bUjven bestaan. Was in de vroegste periode een
benadeelde nog vrij in zijn beslissing om hetzij wraak te nemen, hetzij genoegen te nemen met een afkoopsom, in een latere tijd was deze afkoop verplicht. Ook in Utrecht werd de bloedwraak of het zogenaamde veterecht, door de raad in 1300 sterk inge- perkt. Als maatregel stelde de raad de stadsvrede in. Dit was een afkoelingsperiode tussen de strijdende partijen van maximaal een halfjaar. Binnen die tijd was men verplicht in te zoenen, dat wil zeggen tot verzoening te komen. Als er dan toch een misdaad plaatsvond, heette dat vredebreuk. Later werd deze stadsvrede ieder half jaar opnieuw afgekondigd, zodat hij eigenlijk perma- nent was. Deze stadsvrede gold ook het omringende platteland. Rechterlijke instanties
Na de val van het Romeinse Rijk trokken de koningen en
landsheren de rechtspraak naar zich toe. De Duitse keizers schonken grond aan hun bisschoppen en dus ook aan de Utrechtse bisschop. De Utrechtse bisschop schonk de rechts- macht over zijn gebieden en het recht op het innen van belastin- gen aan de kapittels van de kerken, als bron van inkomsten of aan edelen als beloning voor bewezen diensten. Het gerecht Vleuten is op die manier in de 10e of 1 Ie eeuw toegevallen aan het kapit- tel van Oudmunster. De overige gerechten waren in leen gegeven aan edellieden. Deze gebieden hadden alleen de lagere rechts- macht. De hogere rechtsmacht, waaronder criminele lijfstraffelij- ke zaken vielen, bleef bij de bisschop. In de I3e eeuw had zich uit de bisschoppelijke raad een feodaal gerecht ontwikkeld, voor- gezeten door de bisschop. Deze sprak echter niet zelf recht, maar delegeerde dit aan zijn maarschalken. De maarschalk fungeerde als openbaar aanklager en was belast met de uitvoering van de vonnissen. Omstreeks het midden van de 14e eeuw werd de hogere
rechtsmacht, waar die nog als leen van de bisschop in handen was van particulieren, aan de plattelandsgerechten onttrokken ten gunste van de stedelijke schepenbanken. De schout zat deze schej)enbank voor en werd gezien als vertegenwoordiger van de bisschop. Hij hield toezicht op de opsporing van misdadigers, hij vorderde recht in naam van de landsheer in criminele zaken en hij zorgde voor de uitvoering van de vonnissen. Het ambt van |
|||||||||||
M
|
|||||||||||
J -
|
|||||||||||
Het huis Hasenberg waar de Utrechtse schepen vergaderden in 1757
(Gemeentearchief Utrecht). |
|||||||||||
Rooms Katholieke kerk ook nog de kerkelijke rechtbanken, die
ketters berechtten. De beruchtste was wel de Spaanse Inquisitie onder landvoogd Alva. Het middeleeuwse strafrecht
Het middeleeuwse strafrecht was weinig uitgewerkt. Er was
nauwelijks belangstelling voor de persoon van de dader. Onderdelen van het strafbare feit, die nu zwaar wegen, zoals opzet en schuld, speelden een ondergeschikte rol. Het strafrecht was gericht op het verwijderen van de schuldige en het herstel- len van de vrede. Tot het einde van de middeleeuwen was het zogenaamde accusatoire strafproces in zwang. Kenmerken van dit accusatoire proces waren de volgende: De rol van de rechter was lijdelijk en hij baseerde zijn uitspraak op wat hem door beide partijen werd overgelegd. De positie van de klager en beschul- digde was gelijkwaardig. De regel gold: geen aanklacht, dan ook geen misdaad. De aanklager moest zijn klacht bewijzen, anders werd hij zelf voor de misdaad gestraft. Zonder klager was er ook geen proces. Dit laatste bracht de absurde situatie met zich mee, dat, in geval van moord of doodslag de klager was overleden, deze toch in persoon voor het gerecht moest verschijnen tenein- de te klagen. De naaste meerderjarige bloedverwant trad dan op als spreker. Het was in dit geval zaak het dode lichaam niet te laten stelen (door de tegenpartij), omdat er anders geen proces kon worden gevoerd. Later werd het in het Sticht van Utrecht gebruikelijk te klagen "metter dooden hant". Men hieuw de hand van het slachtoffer af en dat verving dan het hele lichaam. Andersom kwam het ook voor, dat het dode lichaam aan de beschuldigde hoorde en het proces werd gevoerd om uit te maken of de tegenpartij zich kon beroepen op noodweer. Bewijs
Een ander kenmerk van het accusatoire proces was de onbe-
holpenheid en ontoereikendheid van de bewijsmiddelen. Bewijs werd geleverd door op heterdaad te betrappen, door een beken- tenis of door getuigen die het hadden gezien. Waren er geen getuigen, dan moest degene die zijn onschuld wilde bewijzen, terugvallen op zijn kring van familieleden, vrienden en buren. Deze moesten onder ede bevestigen dat hij een eerzaam en geloofwaardig man was. Zij waren geen getuigen in de zaak, maar bevestigden de geloofwaardigheid van de afgelegde eed van de beklaagde. Godsoordeel
Een ander bewijsmiddel uit ons oudste recht was het gods-
oordeel. Aangezien godsdienst nog nauw met het recht was ver- weven, had dit godsoordeel grote betekenis. Er bestonden ver- schillende mogelijkheden, zoals het tweegevecht, waarbij de winnaar in zijn gelijk stond, de vuurproef en de waterproef. Bij de vuurproef moest de beklaagde een stuk gloeiend ijzer in de hand nemen, over negen rijen gloeiende ploegscharen lopen of door een brandstapel lopen, al dan niet gekleed in een hemd doordrenkt met was. Bij al deze proeven gold, dat degene die hem zonder brandwonden doorstond of snel genas, onschuldig was. Hoewel er ook al in de Middeleeuwen vraagtekens werden gezet bij de juistheid van het godsoordeel, nam de kerk dit bewijsmiddel over en omkleedde het met kerkelijke riten. Het bleef bestaan tot het einde van de 13e eeuw. Daarna veranderde de mentaliteit onder invloed van het kerkelijke recht en deed het inquisitoire strafproces zijn intrede. Het godsoordeel verdween geheel. |
||||||
Het Provinciaal Gerechtsliof van Utrecht in 1744 gevestigd in
een deel van de voormalige Paulusabdij (Gemeentearchief Utrecht). Karel V
Aan het eind van de Middeleeuwen kwamen de Nederlanden
geleidelijk binnen het machtsgebied van de Bourgondische en later Habsburgse vorsten. Zij streefden ernaar de enorme ver- scheidenheid van organisatie, recht en gewoonte in één lijn te brengen. In hun streven naar centralisatie voerden ze centrale bestuursorganen, een hoogste beroepsinstantie en eenheidswet- geving in. Zij werden bijgestaan door universitair geschoolde juristen, die op de hoogte waren van het Romeinse recht en de ontwikkelingen binnen de kerkelijke rechtbanken. In 1528 nam Karel V de wereldlijke macht van de bisschop
van Utrecht over. Kerk en staat werden nu gescheiden. Dit bete- kende het einde van de bisschoppelijke rechtspraak in civiele - en strafzaken. De zelfstandigheid van de Raad werd ook grondig gesnoeid, want in 1530 stelde Karel V het Hof van Utrecht in. Dit Hof was belast met de criminele rechtspraak van het hele Nedersticht van Utrecht. Voortaan werden alleen die rechtsregels gehanteerd, die waren goedgekeurd door de keizer Verder was er geen aparte rechtspraak meer voor edelen, maar gold hetzelfde recht voor iedereen. Ook werd het rechtspreken van de gilden afgeschaft en de officiaal werd in zijn rechtspraak sterk beknot. In deze tijd werden ook de buurgerechten op het platteland opge- heven en vervangen door schepengerechten, die de lagere rechts- macht hadden. Zo zien we dat het gerecht Vleuten en De Meem in 1527 schepenrecht kreeg. De overige gerechten van onze hui- dige gemeente in 1530. We lezen in het placcaatboek van Utrecht hoe Hendrik van der Borch, die burgemeester was in Utrecht en "het gerecht van den Ouden Rijn met 'er buurtschap ende lande van Heicop" in leen hield, aan keizer Karel V schepenrecht vroeg voor zijn lenen, omdat "in welken zijnen gerechte, overmits dat daar tot hier toe huurrecht gehouden is geweest, zonder dat die selve van recht te doen eenigen eed plegen te doen, veele ende diversche abuysen met lange gelagen te drinken, ende ongere- geltheyd van Justitie, tot grooten achterdeele (nadeel) van partij- en geweest ende gebeurt zijn". Dit was overigens een standaard- zin in elke acte van Karel V, waarin hij schepenrecht toestond. De drankgelagen en ongeregeldheden kwamen blijkbaar algemeen voor. We vinden precies dezelfde opmerking terug in de acte waarin "het gerecht van Velthuysen waaronder een deel kleene |
||||||
de verdachte zelf. Als hij bekende, waren er geen getuigen nodig.
Bekende hij niet, dan was de verklaring nodig van meer dan één andere getuige. Pijnbank
Omdat de bekentenis in het inquisitoire proces zo belangrijk
werd, - zonder bekentenis kon iemand niet ter dood worden ver- oordeeld - kwam er een middel in zwang om deze bekentenis te verkrijgen: de tortuur (= het martelen). Vanaf de 14e eeuw werd door de kerkelijke inquisiteur, naar Romeins rechtelijk voor- beeld, de pijnbank toegepast bij het misdrijf van de goddelijke majesteitsschennis (= ketterij). Bij de opkomst van het inquisi- toire proces in onze gewesten, werd de pijnbank ook mee inge- voerd. Het pijnigen van verdachten, teneinde hen te dwingen de waarheid mee te delen, werd door de meerderheid van de juris- ten toelaatbaar geacht. De bekentenis op de pijnbank had alleen rechtskracht, wanneer de verdachte haar "buyten peyne ende banden" bevestigde. Herriep hij zijn bekentenis, dan kon herha- ling van de pijniging volgen. Een bekentenis sloot vervolgens hoger beroep uit. De verwijzing naar de pijnbank was geen straf. Het was het rechteriijke bevel via de zogeheten "scherpe onder- vraging" tot een betere bewijsvoering te kunnen komen. Voorwaarden waaraan voldaan moesten worden om iemand op de pijnbank te brengen, zoals ze omschreven zijn in de Criminele Ordonnantien, waren de volgende: De pijnbank mocht pas gebruikt worden na ondervraging van de verdachte. Het moest vast staan, dat het misdrijf waarvan de verdachte werd beschul- digd, ook echt was gepleegd. Er moesten genoeg vermoedens bestaan tegen de verdachte, dat hij de dader was. De pijnbank mocht alleen gebruikt worden na een vonnis van de rechter, waarin de graad van pijniging was aangegeven. Het lichaam van de verdachte mocht niet zichtbaar zijn verwond. Na een beken- tenis van de verdachte of voldoende bewijs van schuld, mocht de pijnbank niet worden toegepast. Vooral van deze laatste voor- waarde kwam in de praktijk weinig terecht. De pijnbank was een smalle bank, waarop de verdachte ont-
kleed en met gebonden handen ruggelings werd gelegd. Hij werd |
||||||||||
buurschappen ende namen van landen leggen, als een deel aan
die Meem, Reyerskoop, Bylevelt ende Rosweyde" schepenrecht kreeg. In 1550 stelde Karel V officieel de "costumen, usantiën, poli-
tiën ende stijl van procederen" vast voor de Utrechtse strafrecht- spraak. De in 1570 door Filips II uitgevaardigde Criminele Ordonnantien waren ook van groot belang. Deze wetgeving. |
||||||||||
De Utrechtse pijnbank, die dateert uit de 17' eeuw (Centraal
Museum). bedoeld als uniforme regeling op het gebied van het strafrecht en
de strafvordering, was voor alle Nederlanden gemaakt door de Romeins rechtelijk geschoolde juristen van de regering van Filips II. Hoewel deze Ordonnantien nooit officieel zijn inge- voerd, behielden zij tot het einde van de I8e eeuw groot gezag. Naast het accusatoire proces bevatten zij ook regelingen voor het inquisitoire proces en regelingen met betrekking tot het gebruik van de tortuur. Het inquisitoire proces ging uit van het onderzoek door de rechter naar wat feitelijk gebeurd was, ook als er geen klacht was ingediend. De verdachte werd van overheidswege vervolgd. Zijn positie was minder sterk. Hij was het object van onderzoek. De resultaten van het onderzoek werden geheim gehouden. Het belangrijkste bewijs werd geleverd door een bekentenis of door getuigenverklaringen. De eerste getuige was De pijnbank.
|
||||||||||
Pijnigen.
|
||||||||||
Onder toezicht van magistraten gieten de beul en zijn knecht een verdachte zout water in zijn lijf; op de volgende afbeelding wordt
iemand uitgerekt (Utrechtse Universiteitsbibliotheek) |
||||||||||
Ongelijkheid
Er was nog een misstand aan te wijzen in de oude strafrecht-
pleging. Er bestond ongelijkheid op basis van alles wat je maar kon bedenken: verschil in geboorte, sekse, geloof, ingezeten- schap (of je burger was van de stad of vreemdeling), stand, maat- schappelijke positie en eerbaarheid. Met eerbaarheid werd bedoeld dat je een eerlijk persoon was. Oneerlijke lieden waren bijvoorbeeld onechte kinderen, beroepskampvechters en rond- zwervende speellieden. Zij waren rechteloos. Zij konden geen klager zijn in een proces. Bij verkrachting van "oneerlijke vrou- wen" werd niet streng gestraft. Lieden van stand waren vaak gevrijwaard van de pijnbank. Vreemdelingen werden totaal anders behandeld dan ingezetenen van een stad. Vaak liepen er onder vreemdelingen ook lieden rond die leefden van de misdaad en uit een andere stad waren verbannen. (Ik kom hierop terug bij de straffen.) Bij overspel werd de overspelige vrouw altijd stren- ger gestraft dan de overspelige man. Niet alleen, omdat de man van een overspelige vrouw werd bespot, maar ook omdat een overspelige vrouw onechte kinderen in een huwelijk kon bren- gen. |
|||||||||||
erop vastgebonden met touwen onder de oksels en over de
benen. Dit touw kon worden gebruikt om de verdachte uit te rek- ken. De beul had nogal wat middelen om een bekentenis af te dwingen: hij kon de duim- of scheenschroeven aandraaien of uit- trekken, hij kon het slachtoffer vastbinden met natte krimpende leren riemen, brandend kaarsvet op het lichaam laten druipen, of het lichaam vol gieten met zout water, totdat het helemaal was opgezwollen. Zo was er een heel arsenaal aan martelwerktuigen. Er bestond een voorschrift, dat de rechter niet te letten had op "het roepen, krijsen of klagen van de patiënt". Bij de "scherpe ondervraging" waren schout, schepenen en een secretaris aanwe- zig. Doorstond de verdachte de pijniging, dan ging hij vrijuit. In de praktijk kwam het erop neer, dat een sterke schuldige kon worden vrijgesproken en een zwakke onschuldige kon worden veroordeeld. Vanwege deze verkeerde toepassing van de pijn- bank, samen met de wreedheid en de gevaren van een onder dwang afgegeven verzonnen bekentenis, die de ware schuldige niet aan het licht bracht, rees er uiteindelijk verzet tegen de pijn- bank en verminderde in de loop van de 18e eeuw het gebruik ervan. Meestal werd de pijnbank alleen nog als dreigement gebruikt. In ons land werd de tortuur in 1798 afgeschaft. Op dat moment was het besef doorgedrongen, dat een vonnis nooit alleen mag zijn gebaseerd op een bekentenis. |
|||||||||||
(vervolg in volgende nummer)
|
|||||||||||
Voor het laatst de paal in
|
|||||||||||
door Th. H. Lutters
|
|||||||||||
Begin 1991 is op de Lekdijk, bij het dorp Cabauw, het laatste stukje bovengronds elektriciteitsnet in de provincie Utrecht
gesloopt. Van die tijd af gaat de hele elektriciteitsvoorziening via kabels in de grond. Aan het in palen klimmen door de mon- teurs was een eind gekomen. |
|||||||||||
Zelf heb ik dit werk een jaar of vijftien gedaan. De eerste
keer, dat ik in een paal moest klimmen, kan ik mij nog goed her- inneren. Het was op de Utrechtseweg, toen nog Vleuten. Ik werk- te nog bij het GEVU in Utrecht. De stroomvoorziening werd in Vleuten tot 1957 door het GEVU verzorgd. Ik had storingsdienst en moest voor een storing naar Vleuten. Nadat ik geconstateerd had dat het huis in orde was, moest er dus iets in de paal zitten. Het kon een kapotte zekering zijn of een losse draad. Ik had nog nooit in een paal geklommen, maar de mensen moesten wel geholpen worden. In de storingsauto waren wel een paar klim- schaatsen aanwezig en ik moest het maar proberen om naar boven te komen. Dat lukte me wel, maar ik vond het beslist niet plezierig. Om bij de zekering te komen moest ik tussen de dra- den in gaan. Tussen twee draden stond wel 380 volt. Nee, die eer- ste keer was echt geen pretje, maar ik heb het toch geklaard. Nadat de stroomvoorziening door de PUEM was overgeno-
men, ben ik ook overgegaan naar de PUEM. Daar had ik een groot werkgebied: Vleuten, De Meem, IJsselstein, Lopik, Montfoort en al de plaatsjes die er tussen Uggen. Hiervan waren de meeste aansluitingen bovengronds. In die tijd beschikten we nog niet over een auto maar kregen een Solex als vervoermiddel. Mijn eerste klus voor de PUEM was een aansluiting maken
voor een nieuwe boerderij aan de Noordijsseldijk in IJsselstein. Boven in de paal moest ik steunen met isolatoren aanbrengen. Daarvoor moest ik, tussen de onder spanning staande draden. |
|||||||||||
leren klimmen. Ik moest met een straatverlichtingsarmatuur,
ongeveer tien kilo zwaar en een kleine meter lang, op mijn schouder de palen in klimmen, waarna het door een andere mon- teur op de paal werd vastgeschroefd. Ik heb dus wel een gedegen praktische opleiding gehad. Er is
mij nooit verteld hoe het allemaal moest, dat heb ik zelf maar moeten uitzoeken, terwijl het werk niet van gevaar ontbloot is. Het werk bestond uit het maken van nieuwe aansluitingen, oude reviseren en het oplossen van storingen. Eens in de drie weken had je een week storingsdienst en moest je thuis blijven. Bij een storing moest je er met het brommertje op uit, weer of geen weer. Het was geen pretje om, met je soms natte kleding, een paal in te moeten en tussen de stroomdraden te moeten staan om een sto- ring op te heffen. Je voelde de stroomprikkels in je nek en aan je polsen, maar je wende eraan. In het begin van de jaren zestig kregen we de beschikking
over een auto en zaten we bij regen tenminste droog en hoefden we niet meer op een ladder uit, want die hadden we zelf bij ons, maar palen klimmen bleef zolang het bovengrondse net er was. Als het eens gestormd had was je soms de hele nacht op pad.
Omgewaaide palen en draden die door afgebroken takken waren gebroken, moesten weer gerepareerd worden. Op een keer moest ik, na een storm, mijn collega in Harmeien op gaan halen. Er waren diverse storingsmeldingen binnengekomen. Toen ik de Vleuterweideweg, voorbij de Prins Hendrikweg, opreed zag ik de straatverlichting branden, echter niet op normale hoogte maar in het weiland. Het hele net, tot aan 't Hoog, lag plat in het wei- land. De spanning stond er nog op en daar er koeien in de wei lie- pen moest ik snel zorgen dat de draden stroomloos werden. Er was ook een melding gekomen dat er, op de Rijksstraatweg bij Harmeien, draden op de weg lagen die vonkten. Daar weer vlug naar toe voor er ongelukken konden gebeuren. Die nacht waren we met zo'n twintig man op pad om de schade zo goed mogelijk te herstellen en te zorgen dat iedereen weer van elektriciteit voor- zien was. Nadat het bovengrondse net gesloopt was kwamen zulke storingen niet meer voor. Ondanks alle minder prettige dingen heb ik het werk altijd
met plezier gedaan. Vooral 's zomers was het prettig werken. Je was veel in de buitenlucht. Ook de omgang met de klanten heb ik als zeer positief ervaren. Ik kijk dan ook met veel genoegen terug op mijn PUEM-tijd. |
||||||
met een booromslag gaten in de paal boren en de steunen er in
draaien. Als je dat nooit eerder gedaan hebt is dat geen prettig werk. Het klimmen had ik al gauw onder de knie. Maar om tus- sen de stroomdraden te hangen had je een gordel met een stuk touw eraan, watje om de paal sloeg en waar je dan in hing. Daar moest je wel even aan wennen. In de gevel van de boerderij moesten ook steunen met isolatoren komen. Daarvoor badje een ladder nodig. Die kon je op de Solex niet meenemen, dus maar proberen te lenen bij een boerderij. Dat lukte wel. Het waren van die plukleren, die ze in een boom plaatsten om appels en peren te plukken en die eigenlijk niet geschikt waren om tegen een muur te plaatsen. Maar je moest het er maar mee doen. Nadat de steu- nen waren aangebracht moest je de draden aanbrengen. In mijn geval stond het net aan de andere zijde van de weg en moesten de draden over de weg gespannen worden. Eerste werden de dra- den, vijf in getal, op de steunen in het net bevestigd en dan vlug met de draden de weg over en snel de ladder op, zodat het ver- keer er niet tegenaan kon komen. Gelukkig was er in 1957 nog niet zoveel verkeer als nu. Het zou nu bijna niet meer gaan om alleen zo'n aansluiting te maken. Ik was blij dat ik mijn eerste aansluiting tot een goed eind had gebracht. Kort daarop moest er verlichting aangebracht worden op
Eiteren, langs een, toen nog, landweggetje in IJsselstein. Normaal werd dat werk door een bouwploeg gedaan maar onze chef vond dat wij dat zelf wel konden. Bij dit karwei heb ik goed |
||||||
10
|
||||||||||
Vleuten in de jaren 1914-1919
|
||||||||||
door Jules Braat
|
||||||||||
De dodelijke schoten, die op 28 juni 1914 in Sarajevo werden afgevuurd op aartshertog Frans Ferdinand van Oostenrijk en
zijn vrouw Sophie, waren aanleiding tot een wereldbrand die onder de naam 'Ie Wereldoorlog' de geschiedenis is ingegaan. Binnen een maand na dit bloedige incident waren de Centralen (Duitsland, Oostenrijk en Hongarije) in oorlog met de Geallieerden (Engeland, Frankrijk en Rusland). Later voegde zich nog een aantal andere landen bij de strijdende partijen, zoals Italië, Japan, Turkije en de Verenigde Staten. In deze bijdrage worden de problemen geschetst waarvoor het gemeen- tebestuur van Vleuten in de jaren 1914-1918 kwam te staan en van de maatregelen die werden genomen om daaraan het hoofd te bieden. |
||||||||||
Mobilisatie
Voor Nederland had deze oorlog ver-
strekkende gevolgen. Om ons land tegen een inval te verdedigen en de neutraliteit te handhaven werd op 31 juH 1914 de algeme- ne mobilisatie van land en zeemacht afge- kondigd. Talloze mannen moesten huis en haard verwisselen voor kazerne, fort of kampement. Daaronder waren ook verschil- lende inwoners van Vleuten. Vleuten was anno 1914 een rustig dorp
van ongeveer 1900 inwoners. Men was veelal agrarisch georiënteerd met enkele kleine bedrijven zoals aannemers, een hout- zagerij, wagenmakerij en een 2 tal klompen- makerijen. Het gemeentebestuur werd gevormd door de burgemeester, twee wet- houders, een gemeentesecretaris en enkele ambtenaren. Deze kleine groep bestuurders kreeg na afkondiging van de mobilisatie te maken met een problematiek die zijn weer- ga niet kende. Allereerst was dat de opkomst van de
dienstplichtigen want hoe was in die dagen de dienstplicht geregeld? Deze was geba- seerd op de Militiewet van 1912, waarbij de dienstplicht, ook wel militieplicht genoemd, op zes jaar was gesteld waama men over- ging naar de 'landweer'. Deze landweer vormden een reserve die, in tijd van nood, kon worden opgeroepen, maar dan nog miU- tair geoefend moest worden. Door de afkondiging van de mobilisatie
werden Vleutenaren die met groot verlof waren in werkelijke dienst opgeroepen. Daarvoor werden openbare kennisgevingen aangeplakt, oproepingsbiljetten thuisbe- zorgd en de gemeente liet de torenklok lui- den. De rondbrengers van de oproepingsbil- jetten kregen voor die klus een beloning van 75 cent en de klokkenluider 50 cent. De mobilisatie trok diepe sporen in de
samenleving. Een aantal gedemobiliseerden was kostwinner en had als zodanig recht op aanvulling van de karige soldij. De kost- |
||||||||||
G. Verlaan, geb. 17-01-1887 Kockengen (fotoarchief Hist. Ver.)
|
||||||||||
11
|
|||||||||
winnersvergoeding varieerde van f. 1,- per dag voor een dienst-
plichtige bij de militie tot f. 2,- voor een landweerplichtige van 32 jaar en ouder De genoemde bedragen waren het maximum wat uitbetaald werd. Bij de toekenning van de kostwinnersvergoeding speelde de
gemeente een belangrijke rol, daar werd de aanvraag ingediend, gecontroleerd en uitbetaald. De kosten werden bij het Rijk gede- clareerd. Zonodig kortte de gemeente op de vergoeding. Zo werd bijvoorbeeld van de landweerplichtige Tonen,wegens meerdere inkomsten in het gezin, de vergoeding verlaagd van f. 1,- naar 72 cent per dag. Omdat de Vleutense gemeentekas voor deze onvoorziene
betalingen ontoereikend was, verstrekte het Ministerie van Financiën periodieke voorschotten. In Januari 1915 vroeg Vleuten om een voorschot van f. 590,- want in die maand werd aan militieplichtigen f. 264,30 en aan landweerplichtigen f. 320,30 uitbetaald. Overigens werd tijdens de mobilisatie regel- matig aan de rijksoverheid om een voorschot gevraagd. Bij het Departement van Oorlog werd de uitbetaalde kost-
winnersvergoeding ook nog eens gecontroleerd. Soms was men het daar niet met de gemeente eens, zoals bij de dienstplichtige J. de Rooij, waarvan de vergoeding slechts gedeeltelijk werd goedgekeurd. Men vond dat de toegekende vergoeding niet in de juiste verhouding stond tot de kosten van levensonderhoud. Voor de gemeente bracht de mobilisatie nog meer werk met
zich mee. Aan de Commissaris der Koningin werden inlichtingen verstrekt voor het aanvragen van een vrijstelling voor bijvoor- beeld spoorwegpersoneel. De militie- en landweerregisters |
moesten door de gemeente worden bijgehouden, dienstplichtigen
worden opgeroepen en gedemobiliseerd. Dat laatste leverde nog wel eens problemen op want bij het afzwaaien keken sommige militairen wel eens te diep in het glaasje. Op 25 september 1916 werd door de gemeenteraad beslist, dat op demobilisatiedagen alle 'vergunnings- en verlofslokaliteiten', populair gezegd de cafés en drankwinkels, gesloten moesten zijn. Uitgelaten gedrag was zo wie zo uit den boze. De gemeenteraad besloot op 28 augustus 1914, wegens de
tijdsomstandigheden, de kermis niet door te laten gaan. Het was een maatregel die verder tijdens de hele mobilisatie werd gehandhaafd. Dat ging overigens niet zonder slag of stoot. In de gemeenteraad werd op 25 augustus 1916 nog eens duchtig over het fenomeen kermis gediscussieerd. Waarom moest in Vleuten de kermis verboden worden terwijl in Utrecht de bioscoop en de schouwburg stampvol zaten en overal muziek werd gehoord. De plattelandsbevolking wilde ook wel eens vermaak. Na uitvoerige beraadslaging werd niettemin besloten ook in 1916 in Vleuten geen kermis toe te staan. Om te voorkomen, dat de in augustus 1914 opgeroepen
dienstplichtigen tot in het oneindige moesten dienen, waren aan- vullende maatregelen nodig. In 1916 werden landweerplichtigen opgeroepen, die na oefening, de gedemobiliseerden sedert Augustus 1914 gingen vervangen. Dat besluit zal op het gemeen- tehuis van Vleuten de nodige zweetdruppels gekost hebben. Al was het alleen maar door de in zware ambtelijke taal gestelde brieven van het Departement van Oorlog en de Commissaris der Koningin. Voor de hulp aan getroffenen van de mobilisatie werd |
||||||||
Linksboven: Luuk Verhoef geb. 07-02-1895 Haarzuilens, 2e rechtsboven: Huib van Kooten, geb. 02-02-1895 Haarzuilens,
rechtonder: Ko Goes geb. 03-02-1895 Vleuten (fotoarchief Hist. Ver.) |
|||||||||
12
|
|||||||
op 10 augustus 1914 het Nationaal Steuncomité opgericht. Ook
met dit comité had de gemeente contact zoals voor het aanvragen om extra verlof. Zo werd extra verlof aangevraagd voor slager Ultee, die zijn vrouw in de slagerij wilde helpen en voor de wagenmaker van Bommel in De Meem die tijdens de hooitijd landbouwwerktuigen moest repareren. Ook voor H. J. de Jong die een schildersbedrijf had en voor G. Verlaan, eigenaar van een grote tuin met kassen, werd verlof geregeld. Deze mensen kon- den moeilijk in hun bedrijf worden gemist. Militaire schaden
Als gevolg van de mobilisatie werd de Nieuwe Hollandse
Waterlinie geactiveerd. Vleuten lag in het liniegebied, wat bete- kende dat zonder vergunning geen hout mocht worden gekapt. De gemeente vroeg ontheffing voor dat verbod, omdat de nor- male werkzaamheden van de boeren en de tuinders werden gehinderd. In het liniegebied gold ook een publicatieverbod voor militaire activiteiten. Zonodig konden burgers worden gevorderd voor hulp bij militaire werkzaamheden en er mochten zonder vergunning geen woonwagens geplaatst worden. Het leger maakte bij het vervoer veel gebruik van paarden die
zonodig bij de burgerij werden gevorderd. In Vleuten gebeurde dat bij P.J van Dijk tot een bedrag van f. 500.- en bij C. Rodenburg voor f. 400.- De gemeente bracht deze bedragen in rekening bij de directeur van het Remontewezen. Voor zover bekend waren in Vleuten geen militaire eenheden
gelegerd, wel werd men zo nu en dan met militaire activiteiten opgezadeld. Op 15 september 1914 kwam een artillerie-eenheid uit Harmeien het Haarpad inrijden. Op het land van H.J.van Rooijen werd gedraaid, waardoor 9 klaverakkers werden bescha- digd. De schade werd geschat op f. 35.- en via de gemeente bij de commandant van de Ie Houwitserbatterij gedeclareerd. Die had blijkbaar geen haast of geen geld want in septemberl915 werd hij door de gemeente aangemaand de kwestie eens te rege- len. Van Rooijen had nog geen cent ontvangen, wel was in de afgelopen periode een sergeant langs geweest om te vragen of hij met f. 15.- genoegen wilde nemen. Ook smid Niessen leed scha- de. Bij hem werden tijdens inkwartiering paarden aan een balie vastgezet, die daardoor werd beschadigd De gemeente meldde dit voorval aan de commandant van het 2e Regiment Veldartillerie. Vluchtelingen
Aanvankelijk had de oorlog een snel verloop. In het westen
namen Duitse troepen op 9 oktober 1914 Antwerpen in. Talloze Belgen weken uit naar Nederland en ook in Vleuten kwamen een aantal van hen terecht (63). 's Nachts werden zij ondergebracht in 2 stallen, overdag in een timmermanswerkplaats waarvan de eigenaar onder de wapenen was. Daarin kon niet worden gekookt maar de buurvrouw bood voor f, 1,50 per dag haar keuken en keukengerei aan, een geste waarvan dankbaar gebruik werd gemaakt. De Belgen bleven niet lang in Vleuten want medio oktober
1914 stond de Duitse bezetter van België de terugkeer van de vluchtelingen toe. De Commissaris der Koningin stuurde op 17 oktober 1914 een telegram aan Vleuten met de mededeling dat de regering de terugkeer van de vluchtelingen bevorderde. Niemand werd gedwongen, maar zachte drang was, mijn inziens terecht, toegestaan. Utrecht werd als verzamelpunt voor de "Vleutense" Belgen
aangewezen en vandaar uit vertrok dagelijks een trein richting |
België. Zonder problemen hadden de Belgen eind 1914 Vleuten
verlaten. Hongerstaking of andere ongeregeldheden deden zich niet voor. Vleuten kon de kosten van de opvang bij het rijk decla- reren. Na de oorlog werden de door de vluchtelingen achtergela- ten eigendommen in het openbaar verkocht. Ook de gemeenteraad had zich over het vluchtelingenpro-
bleem gebogen. In de zitting van 20 oktober 1914 kwam een voorstel aan de orde om voor de voeding van de Belgische vluch- telingen f 500.- als voorschot ter beschikking te stellen hetgeen met algemene stemmen werd aangenomen. Kleding en huisves- ting zouden door particuliere instanties worden verzorgd. Ook op 18 maart 1915 stond dit onderwerp op de agenda. Toen werd gesproken over de dekking van het tekort op de vluchtelingen- opvang voor een bedrag van f. 8,68. Na enige discussie, ook toen waren er kritische geluiden, werd besloten dit voor eigen reke- ning te nemen. Tegen het einde van de oorlog waren er in Vleuten nog enke-
le Belgische geïnterneerden ondergebracht. Het ging om militai- ren die in Nederland terecht waren gekomen en waren ontwa- pend. Zonodig vroeg de gemeente voor hen uniformkleding aan bij het Centraal Magazijn voor Militaire kleding in Amsterdam. Voedsel- en brandstofvoorziening
Direct na afkondiging van de mobilisatie vreesde de overheid
prijsopdrijving en vasthouden van goederen. De burgemeester van Vleuten deelde op 13 augustus 1914 aan de Commissaris der Koningin mee dat zulke praktijken in Vleuten niet voorkwamen. Toch was er alles aan gelegen om een eerlijke verdeling van goe- deren en voedsel onder de bevolking te waarborgen. Dat was geen eenvoudige zaak. Nederland lag midden tussen de strijden- de partijen. Om te voorkomen dat Duitsland via Nederland goe- deren zou importeren, werden de Nederlandse schepen streng door de geallieerden gecontroleerd. De import van graan werd daardoor steeds moeilijker en de broodvoorziening liep gevaar. Burgemeester en Wethouders van Vleuten waren genoodzaakt een regeling vast te stellen voor het verkrijgen van ongebuild dat wil zeggen ongezeefd tarwebrood. Graanhandelaar van de Nieuwendijk te Veldhuizen was bereid tarwe te malen, het meel op te slaan en bij bakkers te bezorgen voor 70 cent per 100 kilo. Tijdens de mobilisatie bestelde de gemeente regelmatig rege-
ringsmeel bij het Rijksbureau voor de Distributie van Graan, meestal werd dat geleverd door De Korenschoof te Utrecht. Enkele voorbeelden: op 17 juni 1915 werd 3000, op 13 juH1915 werd 12000 en op 21 augustus 1915 werd 16000 kilogram gele- verd. Omdat de gemeente krap bij kas zat, vroeg zij de minister om toestemming het meel te betalen als het geld van de bakkers ontvangen was. Ook bij de vleesvoorziening trad het gemeentebestuur rege-
lend op. Regelmatig vroeg het aan het 'Bureau tot regeling van de Afzet van Varkensvleesch' om een varken van ongeveerlOO kilo. Hiervan werden de delen tegen de volgende prijzen ver- kocht: ongesmolten reuzel 55 cent, vers spek 50 cent en magere lappen 60 cent per kilo, daar kan Dirkson niet tegen concurreren! Ook voor melk, de witte motor, waren maatregelen nodig om
levering aan particulieren te waarborgen. Toen echter de kaas- prijs begon te stijgen, weigerde een Vleutense melkleverancier nog langer te leveren omdat melk omzetten in kaas immers meer opleverde. Het gemeentebestuur vroeg in septemberl916 aan de Minister van Landbouw toestemming zonodig melk te vorderen. Een regeling voor zieken, zwakken en kinderen om tegen lagere prijs melk te kopen, liep uit de hand. Er werd zoveel gebruik van |
||||||
13
|
||||||||||||||||||||||||||||
Bij nadering van de winter 1915/1916 begon ook de kolen-
voorziening zorgen te baren. In September 1915 informeerde het gemeentebestuur bij het Nationaal Steuncomité naar de moge- lijkheid om tegen billijke prijs antraciet en eierkolen te leveren aan Vleuten. Het resultaat was een levering van 20 ton kolen aan de gemeente en 10 ton aan de Nederlands Hervormde Diaconie tegen de prijs van f. 14.-per ton. Door die levering kon de ergste nood bestreden worden, maar in de winter van 1916 op 1917 waren er weer problemen, mede omdat die winter zo streng was. Het gemeentebestuur zag zich genoodzaakt wegens kolengebrek de school te sluiten en de straatveriichting op " halve kracht" te laten branden. Zelfs breien hield de gemoederen van Burgemeester en
Wethouders bezig. In November 1917 besloten zij een partij sajet aan te kopen en die onder de bevolking te distribueren. Een apart probleem vormde de petroleum. Die werd veel
gebruikt voor een petroleumstel om op te koken en werd voor verlichting gebruikt. De regering hield de petroleum buiten de distributie waardoor de prijs steeg tot het vijfvoudige. Burgemeester en Wethouders van Soest stuurden in oktoberI917 een rekest naar het Ministerie van Landbouw met het verzoek om prijsverlaging of distributie van de petroleum. Burgemeester en Wethouders van Vleuten ondersteunden dat rekest maar het haal- de niets uit. Op 2 november 1917 kwam de kwestie in de gemeenteraad aan de orde. De voors en tegens van een toeslag op de petroleumprijs werden uitvoerig besproken. Een toeslag van 20 cent per liter voor ieder gezin zou de gemeente 6000 tot 7000 gulden per jaar kosten, een bedrag dat de inwoners via verhoging van de hoofdelijke omslag weer zouden moeten ophoesten. Omdat de in Nederland aanwezige voorraad petroleum waar- schijnlijk maar toereikend was tot het voorjaar 1918 voelde de raad niet veel voor een regeling. Besloten werd het verlenen van een petroleumtoeslag aan te houden. Wie toen over elektriciteit beschikte zat gebeiteld! Dat zal ook de reden geweest zijn waar- om schoolhoofd van Gisbergen in april 1917 verzocht zijn woning aan te sluiten op het elektriciteitsnet. Dagelijks leven
Ondanks de problemen ging het gewone leven door. Bij de
gemeente kwamen nog steeds de gebruikelijke verzoeken binnen voor een visakte, drank - of bouwvergunning, voor het vangen van mollen etcetera. De raadzaal en de benedenverdieping van de onderwijzerswoning kregen een nieuw behangetje. Ook de collectebussen rammelde nog steeds. In januari 1916
werd met name het Zuiderzeegebied geteisterd door watersnood. Een collecte voor de slachtoffers leverde in Vleuten /Haarzuilens f. 773.- op, W4t een uitstekend resultaat was. Ook werd jaarlijks gecollecteerd voor het fonds tot aanmoediging en ondersteuning van den bewapenden dienst in de Nederlanden, waarvan de opbrengst bestemd was voor invalide en zieke militairen. Distributie
Vanaf 1916 werd de toestand steeds nijpender. Schepen met
graan, bestemd voor Nederland werden in Engelse havens vast- gehouden, waardoor de broodvoorziening in gevaar kwam. Er moest iets gebeuren! De regering zag zich genoodzaakt tot een maatregel, die hiervoor in zekere zin al aan de orde is geweest, namelijk de distributie van levensmiddelen, brandstof en bepaal- de huishoudelijke artikelen. De distributiewet van 1916 kwam er kortweg gezegd op neer, dat de regering beslag legde op voor- raden en die, tegen inlevering van bonnen, tegen verminderde |
||||||||||||||||||||||||||||
gemaakt dat het de gemeente te veel geld dreigde te gaan kosten.
Burgemeester en Wethouders besloten daarom op 23 oktober 1917 de melk tegen gereduceerde prijs alleen nog te verstrekken PRIJZEN VAN WAREN
|
||||||||||||||||||||||||||||
Regeeringsbrood (by verkoop op
broodkaart)..... Tarwewaterbrood (gebuild)
Tarwewaterbrood (gebuild) (gebakken
onder Rabbinaal toezicht) Tarwebrood (ongebuild; bruinbrood)
Roggebrood.....
KqKnngstarwemeel (by verkoop op
üiZelkaart)..... Tarwebloem (gebuild inlandsch)
Tarwemeel (ongebuild)
Boter......
Vdvette Mei-, Zomer-, Goudsche en
•* Ëdaaimer kaas met Rüksmerk ') Volvette Mei-, Zomei^, Croudsche en
Hdanfinét KaSï"^. ~"." \' |
||||||||||||||||||||||||||||
per K.G. f Ó. IZj
V , - ó. Zj^ |
||||||||||||||||||||||||||||
Jl »
|
C.2X)
|
|||||||||||||||||||||||||||
, V. K.G. - Ü. IP2^
|
||||||||||||||||||||||||||||
» j» »
|
||||||||||||||||||||||||||||
Volvette September-, Octoberkaas
•met Rüksmerk ') . Volvette September-, Octoberkaas ')
Mei-, Zomerkaas (40 -j-) (Edammer
en Goudsch model) ') . September-, Octoberkaas (40 +)
"tfi^ammer en Goudsch model) ') •Vflimte jonge Goudsche en Edammer
kaas met Rijksmerk ') Volvette jonge Goudsche en Edammer
kaas *)...... Jonge kaas (40 +) (Edammer en
Goudsch model) ') Jonge kaas (30 +) ■ (Edammer en
Goudsch model) ') . . . Jonge kaas (20 +) (Edammer en
Goudsch model) ') . . . Jonge magere kaas (Edammer en
Goudsch model) ') . . . Komynekaas, in Leidsch of Delftsch
model, met ten minste 12 pet vel in de droge stof ') . . . Nagelkaas ').....
|
||||||||||||||||||||||||||||
Tt n it
|
||||||||||||||||||||||||||||
0.Z^
|
||||||||||||||||||||||||||||
» » »
|
||||||||||||||||||||||||||||
') D«xe prtjzeo zgn niet van toepassing op room- en lunchkaaa en kaas bereid onder
Rabbinaal toezicht Onder kaas, gemerkt 40+, 30+ of 20+, wordt verstaan kaas, welke respectievelfik 40 Pet. of meer. 30 Pet of meer of 20 Pet of meer vet in de droge stuf bevat |
||||||||||||||||||||||||||||
aan hen die niet in de hoofdelijke omslag waren aangeslagen.
Ter ondersteuning van de voedselvoorziening stelde de
gemeente in 1917 grond ter beschikking aan kleine verbouwers waarop zij gewassen konden telen. Ook werden de inwoners aan- gespoord voedselgewassen te verbouwen op straffe van uitslui- ting van de ontvangst van regeringsgoederen. Later ging de gemeente nog een stap verder en nam grond in eigen exploitatie. Op 22 april 1918 machtigde de gemeenteraad Burgemeester en Wethouders tot het huren van 4 ha weiland achter hofstede Groot Zand voor f. 500,- per ha weiland en aan de Alendorperweg tegen 70 cent per Rijnlandsche roede. Na scheuren (omploegen) werden de 4 hectare bepoot met aardappelen, de 2 hectare met bmine bonen. |
||||||||||||||||||||||||||||
14
|
|||||||
prijs aan de burgers ter beschikking stelde. Met de invoering van
de regeling werden de gemeenten belast. De verliezen die als gevolg van de distributie geleden werden, kwamen voor 90 pro- cent ten laste van het Rijk. Op 26 september vergaderden Burgemeester en Wethouders van Vleuten over de distributie. Besloten werd de raad voor te stellen naar bevinding van zaken te handelen en voor de extra kosten een blanco krediet toe te staan. Op 1 oktober 1916 werd voor Vleuten, Haarzuilens en
Oudenrijn een levensmiddelenbedrijf opgericht. De heer J.K. Niekerk uit Utrecht werd daarvan directeur tegen een salaris van f. 480.- per jaar. Ten behoeve van de gemeente moest hij een borgstelling verstrekken van f. 1000,-, die echter werd overgeno- men door de Nederlandsche Maatschappij van Zekerstelling voor Ambtenaren en Beambten te Amsterdam. Zijn bevoegdhe- den en taken waren nauwkeurig omschreven in de Verordening op het beheer van het Levensmiddelenbedrijf. Een keer per kwar- taal was er kascontrole, de eerste op 29 december 1916. Burgemeester Verder, de wethouders van Bijleveld en van Rooijen en secretaris van Zoeren telden toen nauwkeurig het kas- geld na. Er waren bankbiljetten, zilvergeld en pasmunt met een totaalbedrag van f. 2403,05. Daarna werden de boeken gecontro- leerd, alle posten geparafeerd, de kwitanties en de uitgaven door- genomen. Nadat alles in orde bevonden was, werd proces-ver- baal opgemaakt. Of toen een goede sigaar opgestoken werd, ver- meldt de historie niet. Het distributiegebeuren had voor de Vleutense gemeentebe-
groting de nodige gevolgen en over 1917 werden de kosten ervan geraamd op f. 3000,- Daarvan drukte f. 600,.- op de begroting voor 1917. De rest werd gedekt door een geldlening van f.2400,.- af te lossen in 4 termijnen van ï. 600,.-. Aangezien de kosten in de praktijk hoger uitvielen moest extra worden geleend. Burgemeester en Wethouders vroegen herhaaldelijk toestem- ming aan Gedeputeerde Staten tot het aangaan van een geldle- ning zoals op 24 oktober 1917 een bedrag van f. 1500,.- en op 4 November 1917 werd f. 4300,.- geleend. Vrij kort na zijn benoeming, op 29 Januari 1917, vroeg direc-
teur Niekerk al om salarisverhoging. Hij motiveerde die door te wijzen op zijn sterk toegenomen werkzaamheden omdat de aan- koop van gerst, haver en zaaigoed voor de landbouw ook onder hem ressorteerde. Zijn verzoek werd nog diezelfde dag in de gemeenteraad
behandeld. Het werd billijk geacht het salaris van Niekerk te ver- hogen tot f. 720,- per jaar. Haarzuilens en Oudenrijn zouden daaraan elk f. 120,- bijdragen. Aldus werd besloten. Op 1 sep- temberl917 werd aan Niekerk nog eens een salarisverhoging van f 10,- toegekend. De voorziening van levensmiddelen had in de Vleutense
gemeenteraad de volle aandacht. Uit de notulen kan geconclu- deerd worden dat het sommige raadsleden niet lekker zat dat de gemeente Oudenrijn mee profiteerde van het levensmiddelenbe- drijf Vleuten. Men wilde van die gemeente ook een flinke bij- drage in de kosten. De voorzitter wees er in de zitting van 29 januari 1917 op dat Oudenrijn en Haarzuilens al naar rato van het aantal inwoners bijdroegen. Toch was de ontevredenheid niet weggenomen. In de raadszitting van 8 juni 1917 werd opnieuw kritiek geleverd op Oudenrijn. De reden daarvoor was dat daar begin Juni 1917 bij een winkelier nog 100 pond havermout in voorraad was terwijl op dezelfde dag in de wijk de Meem van de gemeente Vleuten niets meer te koop was. Scherpe woorden werden geuit aan het adres van de burgemeester van Oudenrijn, |
die men beschuldigde van beïnvloeding. Burgemeester Verder
beloofde een onderzoek in te stellen. Op 30 juli 1917 stond de kwestie weer op de rol. Het raadslid dat de kritiek had geuit, zwakte zijn woorden enigszins af en verklaarde dat zijn woorden niet op de burgemeester van Oudenrijn persoonlijk gericht waren. Naast het kritisch volgen van de distributie werden in de raad
ook vragen gesteld over de in Vleuten aanwezige voorraad rijst en over de kolenvoorziening. Op 2 november 1917 werd beslo- ten tot een reservevoorraad aardappelen van 30 ton. Loon- en prijsstijgingen
Hiervoor is de salarisverhoging van directeur Niekerk aan de
orde geweest. Het was niet het enige verzoek aan de gemeente. Ook de gemeenteveldwachter, de klokkenluider, de vuilnisopha- ler en de schoolschoonmaaksters vroegen om meer loon. Zelfs de kranten mengden zich in het koor. De Stichtse Post en Het Centrum vroegen vergoeding voor het tot dusver gratis plaatsen van distributieberichten waarvoor f. 50,- per krant per jaar werd uitgetrokken. Hierbij kwamen ook nog de prijsstijgingen voor brandstof, drukwerk, papier en verfwaren. Op een gegeven moment was de gemeente zelfs genoodzaakt om de vervanging van laarzen voor het brandweerpersoneel wegens te sterk geste- gen prijzen uit te stellen. Om toch over dringend noodzakelijke geldmiddelen te
beschikken, werd de hoofdelijke omslag verhoogd. Dat leverde een aantal bezwaarschriften op. Een aannemer klaagde over de situatie in de bouw, een ander over het niet uitbetalen van Russische fondsen, of over grote verliezen in de varkenshandel. Besmettelijl<e ziekten
Tegen het eind van de oorlog werd de toestand hachelijk, de
bevolking leed gebrek en tot overmaat van ramp nam het aantal besmettelijke ziekten toe In 1916 was er sprake van 2, in 1917 van 3, in 1918 steeg het aantal naar 12 om in 1919 een piek te bereiken met 33 zieken. Hiervan waren 27 gevallen van typheu- ze koorts , 5 difterie en 1 roodvonk. Ook heerste de beruchte Spaanse griep. Het provinciebestuur riep op tot hygiënische maatregelen en waarschuwde tegen volksophopingen zoals ker- missen. Einde oorlog en burgerwacht
Gelukkig was het einde van de oorlog in zicht. Op 11 novem-
ber 1918 werd te Compiègne in Frankrijk een wapenstilstand overeengekomen. Enkele weken daarvoor waren onder de Nederlandse troepen in de Harskamp ongeregeldheden uitgebro- ken, de soldaten klaagden over het eten maar ze waren in wezen mobilisatiemoe. Sociaal-democraten en arbeidersbewegingen roerden zich
duchtig. De regering vreesde sociale onrust en bevorderde de oprichting van burgerwachten ter ondersteuning van het wettig gezag. In januari 1919 werd ook in Vleuten zo'n organisatie opgericht en op 16 Juni daaropvolgend machtigde de raad het college van Burgemeester en Wethouders om daaraan de nodige financiële steun te verlenen. Eind april was de sterkte van de Vleutense burgerwacht 100 man en die van de Meem 50 man. Met de bewapening en uitmsting wilde het niet erg vlotten. In mei/juni 1919 verzocht de gemeente diverse instanties om leve- ring van geweren, revolvers, patronen, wapenolie, etcetera, maar de levering verliep traag. Een reden daarvan kan zijn dat in het hele land burgerwachten bevoorraad moesten worden. Het is ook |
||||||
15
|
||||||||||||||||||||||||||||
M-.-^r/......
|
||||||||||||||||||||||||||||
ii^dmïm,
|
||||||||||||||||||||||||||||
öé a'ta^e ^%i
|
||||||||||||||||||||||||||||
Uittreksel.
|
||||||||||||||||||||||||||||
tmaeó ■uan
|
||||||||||||||||||||||||||||
(S'Uz
|
'T
|
@/ya^^<^^z<(, en-z-.j en^., en'H,
|
||||||||||||||||||||||||||
Beschikkende op de verzoekschriften, ter bekoming van erkenning
van de daarin genoemde, voor minder dan dertig jaren aangegane, vereenigingen door goedkeuring van hare daarbij overgelegde statuten; Oelet op de voorschriften der wet van 22 April 1855 (Staatsblad
N°. 32) in het algemeen en op art. 6, tweede lid, dier wet in het bijzonder: Op de voordracht van Onzen Minister van Justitie van den
,f^ ..-^idt. ƒ.e^v-^^w /f/f^ 1' Afdeeling B, N». ^5^-£7A' HEBBEN GOEDGEVONDEN EN VERSTAAN;
de overgelegde Statuten der navolgende vereenigingen goed te keuren
en deze vereenigingen mitsdien te erkennen; te weten: la. enz.
13e. de vereenlging: "De Vleutenaciie Burger^vaoM ".geres
tlfll te Vleuten:
XM-e, enz.
Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluite
—iuL^ >C*-t^ ^ den L fc'fe^ié-^^«<-Xe/191i^ .
|
||||||||||||||||||||||||||||
(get.) WILHELMINA.
|
||||||||||||||||||||||||||||
De Minister van Justitie,
|
||||||||||||||||||||||||||||
Overeenkomstig het oorspronkelijke,
De Secretaris-Generaal bij het Departement van Justitie, |
||||||||||||||||||||||||||||
mogelijk dat de instanties, die uitrusting moesten leveren, het
gevraagde liever onder zich hielden om te voorkomen dat het in verkeerde handen zou vallen. Uiteindelijk lukte het de Vleutense burgerwacht ( goedgekeurd bij Koninklijk Besluit van 2 September 1919) te bewapenen met 50 geweren, 50 karabijnen en 2 kisten patronen. Een deel daarvan werd opgeslagen in het gemeentehuis en een ander deel in de R.K. pastorie. De grendels waren uit de wapens genomen en werden bewaard in het slaap- vertrek van de verzorger. De Vleutense en de Meemse burger- wacht is nooit ingezet bij de bestrijding van revolutionaire bewe- gingen omdat daar in Vleuten geen voedingsbodem voor was. Vrij snel na de wapenstilstand van 1918 begon de demobili-
satie van de Nederlandse strijdkrachten. Ook de Vleutense mili- tairen zwaaiden af en zochten hun werkgevers weer op. De dis- tributiemaatregelen werden geleidelijk ingetrokken en op 1 augustus 1919 werd het personeel van het Levensmiddelen- bedrijf ontslagen. Eén ambtenaar was nog enkele uren per dag |
belast met de afhandelen van lopende zaken. Schaarste aan goe-
deren en voedsel nam langzamerhand af. Het normale leven her- stelde zich. Vleuten had een aantal moeilijke jaren achter de rug, jaren waarin bevojking en bestuur flink op de proef werden gesteld. |
|||||||||||||||||||||||||||
Bronnen:
Gemeentearchief Vleuten
Gemeentearchief Harmeien Literatuur;
Kors: 't is plicht dat iedere jongen
Mr.Dr.C. Smit: Nederland in de eerste wereldoorlog
Prof.Dr.L.G.J. Verbeme: Geschiedenis van Nederland in de jaren
1850-1925
|
||||||||||||||||||||||||||||
16
|
|||||||||||||||||
Onze straatnamen, oorsprong en betekenis (7)
|
|||||||||||||||||
door J.H.P. Heesters
|
|||||||||||||||||
Toen op 1 januari 1954 de grenswijziging van de voormalige gemeenten Haarzuilens, Vleuten, Veldhuizen en Oudenrijn had
plaatsgevonden, kon de nieuwe gemeente Vleuten-De Meern uitbreidingsplannen gaan ontwikkelen. Eén daarvan was De Meern-zuid dat in 1963 aan de gemeenteraad, in onderdelen, is gepresenteerd. |
|||||||||||||||||
Uitbreidingsplan De IMeern-zuid
Het plan omvatte het gebied dat liep vanaf de Rijksstraatweg
tot aan de Rijksweg A12 van Utrecht naar Den Haag. Aan de oostzijde werd het plan begrensd door een bebouwingsstrook ten oosten van de Meentweg en aan de westzijde door een bunga- lowstrook ten westen van de Marelaan. In het voorstel viel het uitbreidingsplan in twee delen uiteen. Het gedeelte aan de oost- zijde van de Meemdijk werd het plan 'Oudenrijn' en aan de west- zijde het plan 'Veldhuizen' genoemd. De benaming van beide plannen had ongetwijfeld te maken met de opgeheven gemeen- ten in 1954. Het is opmerkelijk dat nu voor de nieuwe Vinexlocatie in de richting Harmeien ook weer voor de wijk- naam Veldhuizen is gekozen, terwijl deze naam al eerder in de gemeentelijke stukken wordt genoemd. De eerste en oudste wijk Veldhuizen wordt nu in het noorden
begrensd door de Rijksstraatweg en in het zuiden door het Zuiderplantsoen. De begrenzing in westelijke richting wordt gevormd door de Marelaan en in oostelijke richting door de Meemdijk. Binnen de grenzen van deze wijk liggen elf straten die in dit artikel aan de orde komen. Twee straten hebben betrek- king op huis Nyevelt terwijl er zes zijn genoemd naar bewoners daarvan. Op voorstel van Burgemeester en Wethouders heeft de gemeenteraad, mogelijk onbewust, emancipatorisch gekozen voor vijf echtgenotes van de bezitters van Nyevelt. |
|||||||||||||||||
Nijenrodelaan.
Omdat zowel in Vleuten als in de wijk Veldhuizen een
(Koningin) Julianalaan was genoemd, besloot de gemeenteraad op 14 januari 1954 een straatnaamwijziging door te voeren. Voor de Koningin Julianalaan in De Meern werd toen de naam Veldhuizenlaan vastgesteld. Tevens is toen ook de nummering van de woningen gewijzigd. In het genoemde raadsbesluit wordt als argumentatie voor de Veldhuizenlaan genoemd dat daardoor de naam van de vroegere gemeente Veldhuizen voor het na- geslacht bewaard zou blijven'. Uit raadsbesluiten blijkt dat de Veldhuizenlaan op 24 augus-
tus 1959 opnieuw is benoemdl Dit had te maken met de naamgeving van de Van Zuylenstraat en Van Nijenrodelaan. |
|||||||||||||||||
Woonhuizen in de Ten Veldestraat.
Ten Veldestraat
De naam Ten Velde dateert al uit de 13e eeuw. In de
'Hedendaagsche Historie of Tegenwoordige Staat van Alle Volken' uit 1772 is te lezen: 'Men vindt in deeze Heerlykheid (Veldhuizen) een weinig bezuiden den Ryn en een kwartier uurs ten westen van 't Dorp Meeren, de Ridder-Hoffstad het Huis te Nyveld, in voorgaande tyden Velde geheeten en al voor het jaar 1200 door een Heer uit het Geslachte van Velde gestigt en beze- ten'. Vermoedelijk was oudtijds Van Velde de bewoner van het
huis Nyevelt wat daama aan de Van Zuijlens is gekomen. Deze vermoedelijke eerste bewoner was voor de gemeente-
raad aanleiding om op 24 augustus 1959 deze benaming in het stratenplan op te nemenl |
|||||||||||||||||
Gezicht op het Huis in Veldhuizen. Tekening van L.P. Serrurier
1729. Veldhiuizenlaan
Vóór de grenswijziging van 1 januari 1954 heette deze straat
de Koningin Julianalaan en was toen anders gesitueerd dan op dit moment. De toenmalige laan liep in het noorden in oostelijke richting tot aan de Meemdijk wat nu een klein gedeelte is van de Van Zuylenstraat. In het zuiden liep deze laan ook in ooste- lijke richting door naar de Meemdijk en heet nu de Van |
|||||||||||||||||
17
|
|||||||||
Mabeliastraat
Van oorsprong heette deze straat in de volksmond het
Aardappelpad omdat op het veld, gelegen aan dit pad, aardappels werden verbouwd. Voordat dit pad tot straat benoemd zou worden, is er in de
gemeenteraad veel over te doen geweest. Op 28 oktober 1958 stond de wijziging van de naam Aardappelpad op de agenda. De gemeenteraadsleden konden het over een nieuwe naam niet eens worden en op 23 december 1958 werd de naamgeving weer geagendeerd. In principe werd men het eens om de oude naam te veranderen. Het zat enkele raadsleden nogal hoog want tijdens de raadsvergadering van 19 maart 1959 wezen zij een wijziging van de benaming af. De argumentatie hiervoor was dat een naamwij- ziging kosten voor de bewoners met zich meebracht. Uiteindelijk besloot de gemeenteraad, met tegenstemmen, op 24 augustus 1959 de naam Aardappelpad te wijzen in Mabeliastraaf*. Mabelia was de echtgenote van de eerste bezitter van Nyevelt, Steven van Zuylen naar wie de Van Zuylenstraat genoemd is. Uit hun huwe- lijk is hun zoon Jacob geboren die in het huwelijk trad met Christina Peters Utenham. Omdat beide namen al vereeuwigd waren, kon aan hen geen straatnaam worden gegeven. Toch zat het besluit van de naamswijziging bij sommige
raadsleden erg hoog. Tijdens een erg rumoerige vergadering van 20 december 1963 kwamen weer enkele wijzigingen van straat- namen aan de orde. Raadsleden die in 1959, in verband met de kosten voor de bewoners, tegen de naamswijziging van het Aardappelpad gestemd hadden, stemde nu voor. Op een niet te misdane wijze werden zij hier toen aan herinnerde Van Heemskerklaan
Deze laan is genoemd naar Agnes van Heemskerk, de vrouw
van Steven van Zuylen die in 1403 overleed. Steven was de derde generatie en zoon van Jacob van Zuylen en Christina Peters Utenham. Van deze Agnes zijn weinig gegevens beschik- baar. Wel is bekend dat zij het leven schonk aan vier kinderen. Deze kregen de namen Jacob, Margriet, Hendrik en Willem. Op 24 augustus 1959 besloot de gemeenteraad een straat naar haar te noemen*. |
|||||||||
Nyeveltstraat
Over de ridderhofstad Nyevelt is veel bekend en in de oude
wijk Veldhuizen is deze door een straatnaam voor het nageslacht bewaard gebleven. In 'Hedendaagsche Historie of Tegen- woordige Staat van Alle Volken' uit 1772 is hierover te lezen: 'Huis Nyevelt heette vóór 1200 'Velde' en was toen reeds een adelyk huis. Doch in de jaare 1356 werdt het door Jan van Egmond, Veldmaarschalk van Willem van Beieren, Graave van Holland, den Eigenaar Steven van Nieuwenvelde ontweldigd en verwoest. Die van 't geslacht van Zuilen hertimmerden het vervolgens en, tot een teken van de gedaane vemieuwinge, wilden zy het Nyveld genoemd hebben om daar door te kennen te geeven dat het oude Velde vernieuwd was. Naar dit Huis lieten ook de Nazaaten van het gemelde geslacht zig Zuilen van Nyveld noemen'. Het woord Nyevelt betekent dus dat de oude ridderhofstad
verbouwd en vernieuwd was en daarom werd het 'Nieuw-veld of Nyevelt' genoemd. De latere ridderhofstad Nyevelt was voor het gemeentebestuur aanleiding om op 29 april 1958 hier een straat naar te benoemend In een later raadsbesluit wordt vermeld dat de Nyeveltstraat
een nieuw aan te leggen zijstraat is van de Veldhuizenlaan. In de huidige situatie klopt dit niet meer. Men moet daarbij wel beden- ken dat het deel van de van Zuylenstraat vanaf de Veldhuizenlaan tot aan de Meerndijk en ook het deel van de Nijenrodelaan tot de Meerndijk tot 24 augustus 1959 nog Veldhuizenlaan werd genoemd. Van Zuylenstraat
Voortbordurend op de historische namen Velde en Nyevelt
werd voor een aantal straatnamen consequent gezocht naar namen van bezitters en familieleden van de ridderhofstad Nyevelt. De eerst bekende bezitter in 1299 was de ridder Steven van Zuylen. In 1311 werd hij door de deken van St. Jan beleend met 26 morgen bouwland. Waarschijnlijk omdat hij de eerst bekende bezitter van de rid-
derhofstad Nyevelt was, besloot de gemeenteraad op 24 augus- tus 1959 een straatnaam naar hem het noemen'. |
|||||||||
Van Nijenrodelaan
Evenals Agnes van Heemskerk
was Elisabeth van Nijenrode een echtgenote van een van de Van Zuylens. Zij was een dochter van Gysbert van Nijenrode en Belia van Leyenburg. Nadat haar man Jacob in 1418 overleed, werd zij beleend met Hoevelaken. Uit haar tweede huwe- lijk zijn zeven kinderen geboren. Zij kregen de namen Steven, Gysbert, Hendrik, Willen, Gysberta, Belijde en Horstina. Op 24 augustus 1959 besloot de
gemeenteraad naar deze derde vrouw van de familie Van Zuylen een straat te noemen'. Van Montfoortstraat
Oeda van Montfoort was een
dochter van Burggrave van Mabeliastraat vanuit het westen met op de achtergrond de Meerndijk en links het aardappelveld. Montfoort en Cunegonda van |
|||||||||
18
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zuiderplantsoen
Over de naamge-
ving van dit zuidelijk- ste deel van de oudste wijk Veldhuizen kan men alleen maar gis- sen. Mogelijk is deze naam door de volks- mond ontstaan omdat het een klein stukje groen was in het zui- delijkste gedeelte van deze wijk. In het gemeentearchief zijn geen gegevens en geen raadsbesluit van deze naam te vinden. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Meerndijk en Van Nijenrodelaan in 1951.
Bronkhorst. Zij trouwde met de zesde bezitter van Nyevelt,
Jacob van Zuylen. Over haar leven is weinig bekend en ook is geen raadsbesluit van haar straatnaam te vinden. Bekend is wel dat zij een kinderrijk huwelijk heeft gehad. Zij schonk het leven aan elf kinderen. Deze kregen de namen Steven, Johan, Hendrik, Gerard, Sweden, Otto, Steven2, ook wel de jonge Steven genoemd, Lysbeth, Barbara, Heywich en Johanna. Walravestraat
De vijfde vrouw van de familie van Zuylen waarnaar een
straat is genoemd, is Walrave van Broekhuysen. Omdat van deze straat geen raadsbesluit bekend is, kan ook niet vermeld worden waarom van deze vrouw de voornaam als straatnaam is gekozen. Als de gemeenteraad consequent in de naamgeving was geweest, had men deze de Van Broekhuysenstraat genoemd. Walrave van Broekhuysen was een dochter van Reinier van Broekhuysen en Ermgard van Groesbeeck. Zij was echtgenote van Steven van Zuylen de zevende generatie van de bezitters van de ridderhof- stad Nyevelt. Uit hun huwelijk zijn de zoon Frans en de dochter Oda geboren. Van hun vader is bekend dat hij een van de voor- naamste aanvoerders is geweest van de Hoekse partij en dat hij meedeed aan alle expedities tegen de Kabeljauwen. Deze perio- de is in de geschiedenis bekend als de tijd van de Hoekse en Kabeljauwse twisten die van het midden van de 14e tot eind 15e eeuw hebben plaatsgevonden. Steven van Zuylen overleed in 1506. Marelaan *.; .
De naam Mare komt in het dorp De Meem meerdere keren
voor. Zo kennen we de Marehal en het zangkoor 'Singhet die Mare'. De Mare was een zijriviertje van de Rijn dat vroeger de loop
had in De Meem en langs de Meerndijk naar de IJssel stroomde. Aan dit riviertje ontleent de Meem zijn naam. Op 23 augustus 1958 is de naam van deze laan door de gemeenteraad vastge- steld'». |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bronnen
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bezitters van Nyevelt
met hun echtgenotes Steven van Zuylen
X Mabelia Jacob van Zuylen + 1355
X Christina Peters Utenham Steven van Zuylen + 1403
X Agnes van Heemskerk Jacob van Zuylen + 1418
Elisabeth van Nyenrode Steven van Zuylen
X Elisabeth van Oye Jacob van Zuylen + 1473
X Oeda van Monfoort Steven van Zuylen + 1506
X Walrave van Broeckhuysen Frans van Zuylen + 1515
Ongehuwd |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
19
|
||||||||||
De transformatie (3)
van historische dorpen tot modern Leidsche Rijn
door Wouter de Heus |
||||||||||
De vorige aflevering van deze reeks handelende over de Groenedijk. Toen kon ik aangeven dat er inmiddels een projectlei-
der was aangesteld om een visie te ontwikkelen over hoe dit mooie oude lint een beter aangezicht te geven, nu de stad aan beide zijden flink is opgerukt. Ook de historische vereniging is sinds kort gesprekspartner bij bedoeld restauratieplan. Een hele verbetering derhalve. Toch kan er van een juichstemming nog geen sprake zijn. Rond de Groenedijk zullen eerst resul- taten geboekt moeten worden. Het zou mooi zijn om in het volgende nummer verslag te kunnen doen van die eventuele resultaten. Echter, de problematiek rond de oude linten die binnen de nieuwbouw van Leidsche Rijn vallen ('t Zand, de Enghlaan, de Hof ter Weydeweg, de Alendorperweg, de Smalle Themaat en de Utrechtseweg) zal steeds dezelfde zijn als er geen lering wordt getrokken uit de perikelen rond de Groenedijk. Hiermee bedoel ik dat er nu achteraf zaken recht gezet moeten worden terwijl zoiets beter vooraf geregeld kan zijn. Nogmaals, het zou onjuist zijn om te stellen dat er binnen de verschillende gemeentelijke organisaties die zich met de bouw van Leidsche Rijn bezighouden, geen aandacht is voor de cultuurhistorie. Die is er zeker Maar toch blijven er veel knelpunten bestaan. Hulp van buiten kan dan net dat zetje geven om de zaak te optimaliseren. Het laat zich op dit moment aanzien dat onder andere door gesprekken die de historische ver- eniging inmiddels heeft gevoerd en nog gaat voeren er verbeteringen kunnen gaan optreden. Het blijft een hele toer om het nut van een goede inpassing van bestaande cultuurhistorische elementen (hierdoor krijgt de nieuwe stad duidelijk meer- waarde) goed over het voetlicht te krijgen. Er staan zulke enorme belangen op het spel. En helaas blijkt de cultuurhistorie, hoewel sommige zaken prima uitpakken, zeer regelmatig van secundair belang te zijn. Er is dus nog voldoende werk te ver- zetten, maar het lijkt iets makkelijker te gaan. |
||||||||||
Appellaantje
Een goed voorbeeld
van de lastige keuzen die gemaakt moeten worden als er binnen een schitte- rend oud gebied een stad moet worden gebouwd betreft het Appellaantje van Huis te Vleuten. In de eerste aflevering van De Transformatie heb ik reeds aangegeven dat het eilandje van Huis te Vleuten (gelegen tegen het spoor bij overgang De Tol) waarschijnlijk zal verdwijnen door de aan- staande spoorwegverbre- ding. Het zou een groot gemis zijn in het lint van Ridderhofsteden als er een landschappelijke ver- wijzing naar dit lint daad- werkelijk zou verdwijnen. Zeker nu we sinds het sloopzieke einde van de 19« eeuw al bijna geen gebouwen van de Ridder- hofsteden meer kunnen terugvinden. Wie dacht dat dit de enige bedrei- ging voor Huis te Vleuten zou vormen, heeft het mis. |
||||||||||
Het appellaantje van de Wilhelminalaan/Europaweg naar Huis te Vleuten toe. Straks zal op de voorgrond
een viaduct verrijzen. Foto winter 2000 (foto auteur). |
||||||||||
20
|
||||||||
De oude toegangsweg van het kasteel, het Appellaantje, loopt
van achter de boerderij aan het eilandje in een rechte lijn naar de Wilhelminalaan/Europaweg. Het is jammer dat er nooit een openbare wandelroute van is gemaakt. Nu is dit schitterende weggetje (een verhoogd grasdijkje langs een sloot met een schit- terende rij hoogstam appelbomen) voor menigeen verborgen. Als u er nog kennis van wilt nemen, hier de plek: komende uit Vleuten fiets u over het fietspad naar De Meem. Op de plek waar de Wilhelminalaan overgaat in de Europaweg (net voorbij num- mer 18) kijkt u naar links, richting de Utrechtseweg. U ziet dan hetzelfde beeld als op de foto, echter, met het oog geeft het een veel mooier beeld. Straks zult u dit beeld toch een heel stuk anders moeten waarnemen. Op die plek komt namelijk de noor- delijke stadsas te lopen. De stadsas komt vanaf Utrecht ten zui- den van het spoor te liggen en buigt bij overweg De Tol verder naar het zuiden. Hij kruist de Utrechtseweg en loopt dan parallel aan het Appellaantje door het gebied tussen Utrechtseweg en Wilhelminalaan/Europaweg. Aan het eind van het Appellaantje komt een viaduct om de noordelijke stadsas onder of over de Wilhelminalaan/Europaweg te leiden, naar deelpan Vleuterweyde. Dit kunstwerk hapt precies het laatste gedeelte van het Appellaantje af. Jammer dat hierdoor weer een belang- rijke zichtiijn wordt doorsneden, jammer dat de historische toe- gangsweg van Huis te Vleuten niet in haar huidige volledigheid wordt bewaard. Gelukkig zullen er gesprekken plaatsvinden om te bezien hoe het laantje een functie kan krijgen en hoe door mid- del van de vormgeving van het viaduct zoveel mogelijk van de beleving van het laantje intact kan blijven. Rol Historische Vereniging
Tijdens de gesprekken die gevoerd gaan worden, zullen ook
andere knelpunten tussen nieuwe infrastructuur en cultuurhisto- rische elementen naar voren komen. Denk aan de weg die van de |
noordelijke stadsas naar de huidige Parkweg moet gaan lopen,
langs de Hamtoren. Langs deze weg moet ook een kanaal wor- den gegraven, als afwatering van de Haarrijnse Plas. Dit kanaal zal ergens langs de Joostenlaan komen te liggen. Verder hebben we stroomweg De Tol, de aansluiting van de A2 naar de noorde- lijke stadsas. Deze weg gaat de Smalle Themaat kruisen, het Centrale Park doorsnijden, de Vleutense Wetering (die van de Oude Rijn naar Ridderhofstad Den Engh loopt) doorsnijden en zal de loop van de Kantonale weg en Hof ter Weydeweg beïn- vloeden. Ook voor het Utrechtse gedeelte van Leidsche Rijn lig- gen nog vele aandachtspunten op tafel. Welke invloed gaat de verplaatsing van de A2 hebben op Park Voom? Vormt de spoor- wegverbreding en noordelijke stadsas een bedreiging voor Den Hoet en de voormalige loop van de Oude Rijn? Hoe wordt de prachtige hofstede Hof ter Weyde opgenomen in de nieuwbouw- plannen? Hoe zal de directe omgeving van Ridderhofstad Den Engh worden vormgegeven? Allemaal vragen die in de nabije toekomst beantwoord moeten worden. Vroegtijdige signalering van knelpunten zal mogelijk kunnen bijdragen aan een goede oplossing en het behouden van waardevolle cultuurhistorische elementen. Het feit dat de historische vereniging haar standpun- ten naar voren kan brengen, zal hopelijk een positief effect heb- ben. Zoals u hebt gelezen, ligt er dus een hele waslijst aan knel- punten en mogelijke knelpunten. Als je het rijtje langsloopt, lig- gen zo'n beetje alle Ridderhofsteden in meer of mindere mate onder vuur. In de optimale situatie lukt het om alle knelpunten weg te nemen of zodanig op te lossen dat met een beetje fantasie nog van een mooi kralensnoer van voormalige Ridderhofsteden aan de voormalige Oude Rijn sprake zal zijn. Hetzelfde geldt uiteraard voor genoemde oude linten. In het horror scenario gaat het op alle fronten net steeds de verkeerde kant op. Flats naast Ridderhofsteden, twee voormalige Ridderhofsteden die verdwij- nen. Logge betonbruggen over de Smalle Themaat en door het |
|||||||
Boerderij Den Engh met rechts het kasteelterrein. Foto winter 2000, genomen vanuit het oosten (foto auteur).
|
||||||||
21
|
|||||||||||
Appellaantje, historische wateriopen die afgedamd worden, oude
linten die op teveel plaatsen worden gekruist door nieuwe wegen en een A2 door Park Voorn. Al met al een 'prettig' rijtje. De belangrijke vraag is natuurlijk of genoemd horror scenario denk- beeldig is, of werkelijkheid zou kunnen worden. Moeilijke vraag! Naar mijn mening is het slechte scenario helaas niet denk- beeldig. Uiteindelijk zal het toch gaan om geld. Is er over een paar jaar nog geld over om de mooie uitgangspunten die al jaren geleden als harde planonderdelen aan het papier werden toever- trouwd daadwerkelijk uit te voeren, of is het geld dan op. Een voorbeeld: de spoorlijn zou vanaf de Huppeldijk tot aan het hui- dige station op 'poten' worden gezet. Inmiddels is sprake van slechts 800 meter. Nu ga ik er niet over of 'het op poten zetten' van het spoor belangrijk is of niet, maar ik constateer wel dat de opmerkingen daarover in het Masterplan kennelijk niet kunnen worden uitgevoerd. Zo zijn er legio voorbeelden. Het mooie 'Masterplan' van Riek Bakker zou je eigenlijk 'Marketingplan' moeten noemen. Dat document moest voomamelijk schitterende uitgangspunten bevatten om de gemeenten Utrecht en Vleuten- De Meem tot samenwerking te krijgen. Nu de trein loopt, zullen we moeten afwachten hoe een en ander zal uitpakken. En de his- torische vereniging heeft gesteld dat er niet wordt afgewacht maar wordt geanticipeerd op de planontwikkeling. Vooralsnog zal de historische vereniging op een positieve
wijze blijven anticiperen op de planvorming om haar steentje mee te dragen aan het positieve scenario. We hopen derhalve in de volgende aflevering een aantal goede resultaten op te kunnen tekenen. |
|||||||||||
De Hamtoren, foto zomer 1999, genomen vanuit het oosten
(foto auteur). |
|||||||||||
Op verzoek van de Stichting Kasteel de Haar brengt de redactie het onderstaande welwillend onder uw aandacht
|
|||||||||||
OPROEP VRIJWILLIGERS
|
|||||||||||
Om de toekomst van het kasteel te waarborgen heeft Baron van Zuylen De Haar ondergebracht in de Stichting Kasteel De Haar.
Voor de instandhouding van dit volstrekt unieke, cultuur historische momument doen wij ook een beroep op de enthousiaste inzet van vrijwilligers. Dankzij de participatie van tientallen vrijwilligers hopen wij het toeristische produkt in al zijn facetten te opti- maliseren. In deze oproep vragen wij vrijwilligers voor het geven van rondleidingen aan groepen door het kasteel. De groepen zijn maxi-
maal 35 personen. De rondleiding bestaat uit het laten zien van de diverse zalen en daarbij het vertellen over het onstaan van het huis, de tuinen, de architectuur, het meubilair, het porselein en straks de restauratie. Door de verscheidenheid van onderwerpen is het heel goed mogelijk om accenten te leggen daar waar de eigen interesse liggen. Voorts vrijwilligers voor de horeca en de win- kel. Alle mogelijke informtie krijgt u van de stafmedewerkers van Kasteel De Haar en u wordt door hen begeleid en opgeleid. Wij zoeken horeca- en winkelmedewerkers voor bijvoorkeur voor de maan-, dins-, vrij-, en zaterdagen. Minimale inzetbaarheid
van 1 dagdeel (4 uur) in de week. De inroostering wordt in overleg vastgesteld. Voor informatie kunt u zich wenden tot:
Stichting Kasteel De Haar
Kasteellaan 1, 3455 RR Haarzuilens
Telefoon 030 - 677 38 04, mevr. drs. Wendy van Saane,
hoofd afdeling Toerisme, fax 030 - 677 34 64
|
|||||||||||
22
|
|||||||||||||
Jetje
|
|||||||||||||
SCHOOL
|
|||||||||||||
Het nieuwe schooljaar is weer begonnen. Ik
ben "verhoogd" en zit nu in de vijfde klas. Bij het hek is het een drukte van belang, want ieder jaar op 1 april komt er weer een zending nieuwe leerlingen voor de eerste klas. Ik heb behoorlijk lezen en schrijven
geleerd en mijn gedachten gaan vandaag uit naar de dag dat wij zelf op school kwamen. Ik kan mij nog goed herinneren dat ik door
mijn moeder bij het schoolhek werd afge- leverd. Met de nodige opvoedende woor- den van mijn moeder en raadgevingen van mijn vader begon ik aan mijn loopbaan op de lagere school aan de Meemdijk. Met de woorden van mijn moeder: "Denk erom, netjes met 2 woorden spreken, niet in je neus peuteren, en piesen is op school plassen, als je dat moet steek je twee vingers op" en de waarschuwing van mijn vader: "Denk erom, datje niet in de maling genomen wordt, want op 1 april steekje de gek met wie je wil", in mijn oren geknoopt stond ik dan tussen de bonte mengeling van moeders en kinderen te wachten op het grote moment. Niet iedereen wilde die dag graag naar
school. Om van moeders rok te worden weggesleurd en overgeleverd te worden aan een vreemde juffrouw viel niet mee. Jantje hield zich stevig vast aan moeders bonte schort, waarmee moeder nog even zijn tranen en snotneus afveegde. Pietje greep zich vast aan het hek en was met de grootste moeite los te krijgen. Van de meisjes werd nog even de strik in het haar in model gebracht. Sommige kinderen werden met een snoep- je naar de schooldeur gelokt, anderen werden met geweld naar binnen gesleurd. Ik hoorde een moeder nog roepen: "Assie jank krijje een slag vooje hasses en ajje dan nog jank krijje dur nog ean". Uiteindelijk viel het in de klas wel mee.
Juffrouw Staal was een heel aardig mens; en al spoedig zaten we met onze armen over elkaar naar haar te luisteren. De juffrouw had ons al snel geleerd dat, als ze met haar vingers knipte, we stil moesten zijn, en als je wat wilde zeggen stak je een vinger op. |
|||||||||||||
We kregen een leesplankje en een doosje
letters, en hiermee gingen we leren lezen. Dikwijls ook dreunden we het hele verhaal van aap, noot, mies, enz. op. Ook leerden we dat één en één, twee is, ik
dacht dan aan mijn vaders waarschuwing en vroeg eens aan de juffrouw of dat wel waar was. ledere keer aan 't begin en eind van het leren moesten we netjes met onze ogen dicht bidden en we hoopten maar dat Onze Lieve Heer ons een beetje zou helpen, en zou zorgen dat wij niet in de maling genomen werden, We kregen ook zangles, het eerste liedje dat
we leerden was: Jarig Jetje zou trakteren, alle kinderen van de klas. Maar die trien had bijna alle snoepjes zelf opgegeten. Ik zou haar wel eens willen spreken met haar overgebleven ulevellen. In mijn fantasie zag ik die meid al voor me. Maar achteraf bleek dat Jetje helemaal niet bestond. Ik voelde me dus in de eerste klas al behoorlijk in de maling genomen. Met vallen en opstaan kwamen wij bij de juffrouw de Ie en 2e klas door. In de eerste klas hadden we het liedje geleerd van Klein Klein Kleutertje, wat doe je in mijn hof ? Maar nu in de vijfde klas zou die tekst wel anders klinken. Nu wij af en toe uit een boomgaard een appeltje wegjatten, wordt er niet gezegd: wat doe je in mijn hof ? Maar., rotjong sodemieter op, uit mijn boomgaard ! In de 3e tot de 5e klas is het trouwens hard
leren bij meester Thijhaar. Een aardige meester, maar hij geeft ook wel eens een |
klap met de lineaal zodat ik wel eens denk,
die school is wel mooi maar ik wou dat ik er nooit aan begonnen was. Ieder jaar maar weer op 1 april dezelfde
toestand voor het schoolhek met de nieuw- komers. En door de dunne wanden van het lokaal van de eerste klas, horen we dan weer dat Jarig Jetje zou trakteren. Ik geloof er niet meer in, maar toch zou ik het leuk vinden om nog eens een jarig Jetje te ontmoeten, maar niet op 1 april want voor je het weet word je in de maling genomen. Maar toch, toen ik deze week het
leesplankje nog eens zat te bekijken zag ik in het rijtje Zus, Jet, Teun, Vuur toch haar naam. Misschien trakteert ze mij toch nog een keer. Je weet maar nooit. |
||||||||||||
Illustratie:
Barbara Gravendeel De Meem, april 1941
Theo van den Berg |
|||||||||||||
23
|
||||||||||||||||||
Van de voorzitter
Enige tijd terug heeft het bestuur uitgebreid
stilgestaan bij de inzet van vrijwilligers. Zonder hen is onze vereniging immers nergens. Heel veel van de geschiedenis van onze dorpen en van de mensen die daarin wonen zou verloren gaan of verdwijnen in stoffige archieven, ontoegankelijk voor iemand die daarvoor belangstelling zou hebben. Met name in ons Documen- tatiecentrum, het Kabinet (met oud- heidskamer) en het tijdschrift wordt het resultaat van al die tijd en energie, die door vrijwilligers is opgebracht, voor ieder die daarvoor belangstelling heeft vastgelegd. Het geeft het bestuur ook de instrumenten en het gezag om bij belangrijke ontwik- kelingen te adviseren over de te volgen weg. Een heel mooi recent voorbeeld hiervan is
het volgende. Bij de voorbereiding van het project Haarrijnse Plas is in opdracht van de gemeente een oriënterend onderzoek verricht door een professioneel instituut naar eventueel aanwezige cultuurhistorisch waardevolle zaken die door de zand- winning verloren zouden kunnen gaan. Op één plaats werden puinconcentraties gevonden; de conclusie luidde dat het hier hoogstwaarschijnlijk puinstort betrof. Een van onze vrijwilligers ontdekte echter in oude archieven dat op die plek al in de 15e eeuw sprake was van een omringde hofstede. Deze hebben ook elders in de provincie bestaan. Historici hebben daar nog heel wat vragen over die wellicht hier, op een plaats die vele eeuwen betrekkelijk ongestoord is gebleven, een antwoord kunnen vinden. De archeologische werkgroep Oude Rijn |
||||||||||||||||||
Tijdschrift van de Historisclie Vereniging
Vleuten, De Meern, Haarzuilens Verschijnt 4x per jaar. ISSN 0928-4893
20e jaargang nr. 2, juni 2000 ©2000 De vereniging is ingeschreven in het vere-
nigingsregister van de K.v.K. Utrecht e.o. onder nummer V 479360 Correspondentieadres:
Dagelijlis bestuur:
Dr. Ir. P.K. Schenk, voorzitter
Dorpsstraat 29, 3451 BJ Vleuten Tel. 030-6774915 J.W. Schoonderwoerd, secretaris
Meerndijk 62, 3454 HT De Meern Tel. 030-6661462 P.G. de Rooij, penningmeester
't Zand 1, 3544 NC Utrecht Tel. 030-6771483 A.J. van Zoeren, vice-voorzitter
Stationsstraat 34, 3451 BZ Vleuten Tel. 030-6771263 Ereleden:
Mevrouw Prof. Dr. C. Isings, Soest
Dr. D.W. Gravendeel, Laag Keppel Gebouwen:
Vleuten: Broederschapshuisjes (documen-
tatie- en informatiecentrum), 1 Dorpsstraat 1, Tel. 030 - 6774222 (gedurende openingstijden)
De Meern: Het Kabinet (permanente expo-
sitieruimte). Zandweg 147B (achter Verenigingsgebouw) Contributie (inclusief tijdschrift):
f. 35,- per jaar, bij verzending per post
f. 13,- extra
Losse nummers tijdschrift:
f. 10," voor leden, f 12,50 voor niet-leden
Bani(relaties:
ABN-AMRO Bank De Meern,
rek. 55.66.33.040 Rabobank Vleuten, rek. 36.75.17.574
Postbank, rek. 2689200 Redactiecommissie:
H.E.J. van Essen, J.H.P. Heesters
en W.H. de Heus
Adres: Mauritslaan 17, 3454 XP De Meern
Tel. 030 - 6662992
Gehele of gedeeltelijke overname van
artikelen uit dit tijdschrift is slechts toegestaan met bronvermelding en na verkregen toestemming van de redactie; commissie. mi |
||||||||||||||||||
(waarin de Histo-
rische Vereniging deelneemt) heeft vervolgens in overleg met de officiële instan- ties een project opgezet om met inzet van vrijwil- ligers in de ko- mende twee jaar te onderzoeken wat zich hier in het verleden heeft afgespeeld. Inmiddels is het project formeel goedgekeurd en heeft de gemeente subsidie toegekend ( voor een bedrag vele malen lager dan bij professionele uitvoe- ring zou moeten worden opgebracht). De eerste proefsleuven zijn ondertussen gegraven en die hebben al interessante aanwijzingen gegeven over de bewoning in de (late) middeleeuwen. Aanwijzingen die zonder de inzet van vrijwilligers ver- loren zouden zijn gegaan. Mocht U (of iemand in Uw omgeving) na dit verhaal denken "dat is nou net iets voor mij" kom dan eens langs in de Broeder- schapshuisjes (maandag- of dinsdag- middag of donderdagavond. We kunnen dan eens samen nagaan waar Uw belang- stelling naar uitgaat, hoeveel tijd U kunt inzetten en wanneer. Het is de moeite waard. |
||||||||||||||||||
P.K. Schenk
|
||||||||||||||||||
In dit nummer
Van de voorzitter
Dorpsbewoners die ons wat te vertellen hebben...
Beulswerk (2)
Verenigingsberichten
Onze straatnamen, oorsprong en betekenis (8)
Archeologische verkenningen (3)
De transformatie (4)
Schoon
|
||||||||||||||||||
pag
23
24 33 39 40 44 46 48 |
||||||||||||||||||
Illustratie voorpagina:
Luchtfoto van de wijk Nieuwe Vaart in
aanbouw in 1994. Foto: D.C. van Dalsen |
||||||||||||||||||
Druli: Jan Evers De Meern
|
||||||||||||||||||
W
|
||||||||||||||||||
24
|
||||||||||||||||||
Dorpsbewoners die ons wat te vertellen hebben,
|
||||||||||||||||||
door Veronique Voorn-Verkleij
|
||||||||||||||||||
Op een donkere novemberavond stappen wij de stoep op van de Meerndijk 36. De voordeur zwaait uitnodigend open, want
onze gastvrouw heeft ons al zien aankomen. We worden binnengelaten in de warme, gezellige huiskamer en onthaald op koffie en thee met koekjes. De koekjes blijven liggen, de koffie wordt langzaam koud, want we worden overstelpt met ver- halen van vroeger. We horen vrolijke anekdotes over vreemde figuren, die vroeger in De Meern woonden en werkten, maar | ook ontroerende verhalen over burenhulp in angstige tijden. We horen over de bijzondere band van Merenezen, die altijd ' weer naar De Meern terugkomen en onze vertelster raakt helemaal in vuur en vlam als ze terugdenkt aan het De Meern in vroegere jaren toen het nog klein was en overzichtelijk en iedereen elkaar kende. Het is al laat als we eindelijk opstappen en we plakken er nog avonden aan vast om foto's te bekijken en gedichten te horen die onze vertelster schrijft. Want één ding wordt wel duidelijk, mevrouw Wolswijk, want zij is het die wij hier aan het woord laten, is nog zeer actief. |
||||||||||||||||||
Mevrouw Comelia Christina Adriana Wolswijk-van den
Brink, roepnaam Cor, werd geboren op 18 februari 1918 aan de Zandweg nummer 137, de huidige gereedschapswinkel van de firma Bonenkamp, lange tijd beter bekend als de sigarenzaak annex postkantoor van de familie Hansen. Later zat de firma Van |
Meerndijk lag, een familie Van
Ingen met twee dochters, Driek en Geertje. De oude vrouw Van Ingen, nog met boerenmuts op. ging nog wel eens naar Utrecht met de bus of paardentram, of wat er in die tijd ook reed, en nam dan de po mee. Onderweg gingen de meisjes dan op de po. Een ander mooi verhaal betreft
de "dakhaas". Deze woonde aan de Kerksteeg die naast de oude |
|||||||||||||||||
Hervormde Kerk liep. Daaraan
lagen kleine huisjes dicht bij |
Cor als peuter van plus
minus anderhalfjaar |
|||||||||||||||||
elkaar en wat was het geval de
"dakhaas" had een oogje op zijn buurvrouw en legde bij tijd en
wijle een plank tussen twee dakraampjes in waarvan hij driftig gebruik maakte. Vandaar de bijnaam. Bruiloft
Toen Cor vier jaar oud was gingen haar peetoom en peettan-
te trouwen. De noodslachtplaats werd schoongemaakt, gewit en versierd, zodat het feest daar gehouden kon worden, 's Morgens ging het bruidspaar in het koetsje van boer Oskam naar de kerk. Deze boer reed ook altijd de heer Barchman Wuytiers van huize Voorn naar de kerk. Het huwelijk werd ingezegend door pastoor |
||||||||||||||||||
Trouwfoto van Hannes van den Brink en Dora Glissenaar
Kooten erin. Haar ouders, Hannes van den Brink en Dora
Glissenaar, waren in 1915 getrouwd. Haar moeder was geboren op de Lage Haar op de hoek van de Bochtdijk en de Eikslaan. Cor, die zichzelf nu liever Corrie noemt ("We hadden thuis een hondje dat Corrie heette en ik werd Cor genoemd en dat vond ik helemaal niet leuk"), was de oudste van vijf dochters. Na haar kwamen achtereenvolgens Grada, Sjaan, Jo en Henny. Haar vader was handelaar in fruit. Hij pachtte boomgaarden, meest kersen, die in de zomer werden geplukt en verkocht. Toen Cor twee jaar oud was verhuisde de familie naar de Groenedijk naar een dubbel woonhuis waarvan het andere gedeelte later werd bewoond door een oom en tante. Haar vader zat in die tijd bij de vrijwillige landstorm. Om wat bij te verdienen had hij een nood- slachtplaats waar hij dieren, die geen besmettelijke ziekte had- den, maar wel ergens aan doodgingen, zelf slachtte, zodat het vlees kon worden gebruikt. Van horen zeggen
De oudste verhalen, die we horen zijn nog van de moeder van
Cor. Zij vertelde wel smeuige verhalen van vroeger. Zo woonde er in het café de Sok, de voorloper van de Afrit dat dichter bij de |
||||||||||||||||||
Het ouderlijk huis aan de Groenedijk
|
||||||||||||||||||
25
|
|||||||
Wezenberg, 's Avonds was het feest in de schuur. Cor, die met
haar zusje Grada in een bedstee sliep, kon niet slapen. Uit de schuur klonk muziek van een accordeon. Daarom kroop zij uit de bedstee door het open raam (het was warm weer) naar buiten. Daar kwam zij een tante tegen, die haar mee nam naar het feest en zo mocht zij ook even meegenieten van de feestelijkheden. Sloot
Op de Groenedijk was geen waterleiding, geen electra en
geen gas. De mensen schepten het water uit de sloot, kookten dat en zo was het dan drinkwater geworden. Dit leverde wel de vol- gende taferelen op: terwijl de moeder van Cor andijvie waste op de stoep naast de sloot, goot de buurvrouw de po leeg en stond er verderop iemand de was uit te spoelen. "Maar", zo zegt mevrouw Wolswijk nuchter: "we hebben het overleefd." Op zondag kwa- men er vaak mensen uit Oog in Al aangewandeld. Eenmaal bij de familie Van den Brink aangekomen, waren ze wel dorstig gewor- den. Moeder bood ze dan een glas water aan, maar als ze hoor- den dat het slootwater was, hadden ze ineens geen dorst meer. Sinterklaas
Naast de familie Van den Brink woonde de familie
Klarenbeek. Nu woont daar Anton van Schalk. Deze kwam op 5 december verkleed als Sinterklaas alle huizen van de Groenedijk langs. Zijn zusters Annie en Corrie speelden voor Zwarte Piet. Cor was altijd erg bang voor Sinterklaas en haar moeder vroeg haar op een keer: "Waarom ben je zo bang?" Waarop ze ant- woordde: "Oh, maar ik ben nu niet bang meer, want het is Anton van Schaik." Hij was namelijk koorzanger en had een heel spe- ciale stem. Later heeft de familie er nog vaak smakelijk om gela- chen. Klantenbinding?
Gekookt werd er op een petroleumstel. De moeder van Cor
had twee vierpits petroleumstel len en een stelletje voor de koffiepot. Er stond altijd wel een pan peertjes te stoven, vlees te braden of soep te trekken. Voor de petroleum ging de familie naar opoe De Korte, die woonde op de driesprong van de Groenedijk, de Kerklaan (nu Burgemeester Verderlaan) en de Hogeweide, in de volksmond het Hurkenest genoemd. Cor ging ook eens petro- leum kopen in een vier literblik en kreeg van opoe een balletje (zuurtje). Thuis hadden ze nooit snoep (niemand had thuis snoep) en dus zei haar kleine zusje: "Oh, maar dan ga ik de volgende keer ook mee, dan krijg ik ook een bal." Afijn, de volgende keer samen naar opoe De Korte. Maar wat deed opoe? Ze brak er een door midden en de meisjes kregen ieder een halve! Ook van de kruidenier, die aan huis bezorgde, kregen ze wel
eens een zakje snoep bij de boodschappen. Klompen
De kinderen Van den Brink gingen in De Meem naar de
openbare school aan de Meemdijk. Eigenlijk was het meer een katholieke school, want er zaten bijna alleen katholieke kinderen op. Cor kwam in 1924 op school. Ze vertelt dat ze nog leuke her- inneringen heeft aan school. Het was heel anders als nu. Zo ruil- den de kinderen eikaars brood. Cor kreeg tarwebrood mee naar school. Van dat zware vloerbrood met roomboter (volgens haar vader was margarine wagensmeer) en belegd met spek of kaas. Wittebrood was er alleen op zondag, 's Zaterdags kocht moeder een halfje wit en dan was er voor ieder een sneetje. Dan was er nog een "dikachtig korstje" over dat vader en moeder de volgen- |
|||||||
Van rechts naar links, Cor, Grada, Sjaan en Jo
de dag opaten. De boterhammen naar school werden graag
geruild voor een boterham met margarine en suiker, want dat vonden ze toch zo lekker. Verder kregen ze een hele grote appel mee waar ze met zijn vijven mee deden. Die een hap en die een hap en vies van elkaar waren ze niet. De weg naar school werd afgelegd op klompen. Voor Cor
was dat eigenlijk wel wat bezwaarlijk, want met haar hoge wreef deed het lopen op klompen nogal zeer. Daarom liet ze ze bij de klompenmaker achteraan de Meentweg wel eens uitschaven. De klompen werden daar wel zwak van, dus moest ze er heel voor- zichtig mee doen. Haar vader vroeg zich ook geregeld af waar- om haar klompen gebarsten waren. Tripjes, klompen met leren bandjes, kreeg ze niet. Dat was te duur. Vaak deed ze, als ze uit het zicht van huis was, haar klompen uit en liep op haar kousen naar school. Die sleten daarvan heel erg, maar haar moeder had allang door wat het probleem was. Op weg naar school kwam ze langs het huis van Jaap
Mijderwijk, die iets ouder was, en waarmee ze wel eens naar school liep. Vaker liep ze met Cor de Rijk mee. Zijn vader zat vaak wortels te spoelen op de stoep en dan riep ze: "Mag ik ook een worteltje?" Hij zocht dan de dikste uit en dan had ze de hele weg naar school wat te kauwen. Het zoontje Cor pofte vaak een appel in de kachel. Die brak hij dan in tweeën en zo liepen ze dan naar school. Als ze dorst hadden schepten ze een klompje water uit de sloot. Krijtje
Aan de Zandweg woonde Frans Knipscheer, de kuiper. Hij
maakte kaasvaten en tonnen voor de boeren. Hij woonde boven. Als de kinderen dan naar school liepen, riepen ze naar boven: "Frans, heb je nog een krijtje?" "Jullie gaan er toch niet mee kladderen, hè?" riep Frans dan terug. Er werd beloofd van niet en Frans gooide een krijtje naar beneden. Tegenover de Woerdlaan stond aan de Rijn een transformatorhuisje en dat werd in twee weken helemaal volgekladderd. Dat waren de kwajongensstre- ken van die tijd. Andere ondeugendheden van Cor en haar vriendjes en vriendinnetjes van school waren belletje trekken, een portemonnee op straat leggen aan een touwtje en wachten tot iemand zich bukte of een touwtje over de weg spannen en iemand laten vallen. In de winter gingen de kinderen schoUetje trappen in de
SUnk. SchoUetje trappen was tijdens de vorst van de ene ijsschots |
|||||||
26
|
|||||||||
naar de andere springen in de sloot. De Slink was de sloot, die
achter een appelboomgaard aan de Rijksstraatweg lag op de plek waar nu de R.K. kerk van De Meem staat. Natte voeten waren natuurlijk het gevolg en thuis een uitbrander. Een andere ondeugendheid was het verkorten van de weg
naar de kerk. Uit de Groenedijk vandaan liepen de kinderen 's morgens over de Kerklaan (de Burgemeester Verderlaan) naar de Zandweg. Daar was het de bedoeling dat ze de Stadsdambrug over gingen, maar dat was een paar meter om. Daarom liepen ze het door moeder verboden verklaarde sluisje over. Dat was een stuk korter, maar het gevaar zat er in dat je vet aan je kleren kreeg. Om dat te voorkomen werden alle rokken goed bij elkaar gehouden, want moeder moest er natuurlijk niet achterkomen. Op school werd er op het plein vaak gescholden naar prote-
stante kinderen die van achter uit de Meemdijk naar de school met de bijbel liepen. In de winter werden ze door kwajongens bekogeld met sneeuwballen. Onderweg naar school kwamen de kinderen langs bakkerij
Emé, waar nu de bistro De Oude Bakkerij is. Deze bakker ging met paard en wagen door de Groenedijk brood rondbrengen. Zijn dochter bond op zaterdagmiddag een schone schort voor en ging dan met een grote mand voorop de fiets brood brengen in De Bilt. Iets verderop zat bakker Verkerk die weer elders zijn klan- ten had. Tussen de twee bakkers zat nog de manufacturenwinkel Klein, kuiper Frans Knipscheer en melkboer Kees van Wijk. Ook zagen ze altijd een zekere bewoonster van de Zandweg 's mor- gens met een volle po de weg oversteken om hem in de Rijn leeg te gooien. Vet prijzen
Bij slagerij Vianen aan de Meemdijk werd nog al eens een
varken geslacht en uitgestald. Het werd dan op een schuin tegen de gevel geplaatste ladder gebonden en dan kwamen de mensen het vet prijzen. Daarmee hoopten ze dan een karbonade in de wacht te slepen. Burgemeester
Mevrouw Wolswijk herinnert zich nog heel goed hoe
Jonkheer Taets van Amerongen werd ingehaald als burgemeester van Oudenrijn. Voor dit feest werd er met alle kinderen een lied |
ingestudeerd op zaterdagmiddag in Den Hommel. Bij de inhul-
diging werden er kinderspelletjes gehouden waarbij zij uit han- den van de burgemeester een prijs kreeg in de vorm van een lees- boek. Strijkviertel
Toen Cor 10 jaar was, verhuisde het gezin naar de
Strijkviertel. Vader Van den Brink had daar een dubbel woonhuis gebouwd. Ze hadden daar wat vee en kersenboomgaarden, aard- beien en aardappels. Het huis lag ongeveer 300 meter van de Rijksstraatweg. Op de hoek lag een appelboomgaard. Daarnaast stond Tjepma, daarnaast lag nog een appelboomgaard en dan stond er nog een huis. Dan kwam een houten noodwoning en dan het huis van de familie Van den Brink. Het huis is later afgebro- ken en maakte plaats voor de Alcu. Over die kersenboomgaarden weet ze nog een mooie anek-
dote te vertellen. Op een dag midden in de kersenpluk stond daar een heer, die vroeg of hij kon helpen met de kersenpluk. De man liep in een keurig pak met een witte boord om en zo klom hij in de bomen. Dat hield hij echter maar één dag vol, want hij werd door iedereen uitgelachen en uitgescholden voor "pakmof. (Oorspronkelijk was dit de scheldnaam voor venters van garen en bandjes die langs de huizen verkochten. Ze droegen meestal een groot pak op de rug en kwamen van oorsprong meestal uit Duitsland.) lUlollen vangen
Vader Van den Brink had nog een bron van inkomsten en dat
was mollen vangen. Als de boeren weer zo'n last van mollen hadden in het veld dan zorgde hij voor een vergunning en ging hij mollen vangen. Toen was het zo, dat hij ze wel mocht vangen maar niet vervoeren. De plaatselijke politieagent was Toon Recourt. Hij loerde altijd op Van den Brink of hij hem niet ergens mee vangen kon, maar Van den Brink was hem altijd te slim af. Zo ook op een dag dat hij mollen had gevangen op Heicop. Toon Recourt had daar lucht van gekregen en stond ter hoogte van het woonhuis te wachten tot Van den Brink terugkwam. Maar die rook Toon Recourt al op afstand. Hij had een heleboel mollen gevangen en liet ze al fietsende her en der in de grasberm vallen. Het schemerde behoorlijk dus Recourt had er geen erg in. Zo kwam hij bij Toon Recourt aan die tegen hem zei: "Je hebt ze gevangen vandaag, hè." "Ja," zei Van den Brink, "ik had een goeie dag." "Nou, laat dan maar eens zien." "Nee," zei Van den Brink, "ik mag ze toch niet vervoeren. Ik ben niet van plan om van jou een bekeuring te krijgen." Ja, daar stond Toon Recourt. Hij kon niets anders doen dan afdruipen en Van den Brink ging in het donker de mollen oprapen. Pieren eten
Zo kon vader Van den Brink nog wel eens meer geinig zijn.
Dan ging hij als het regende met een riek het land in pieren wip- pen. Als hij dan een bak vol had ging hij naar moeder en vroeg om een stopnaald en een zwarte sajetdraad en dan ging hij pieren zitten rijgen. En die klont aaneengeregen pieren hing hij in een mand die in de sloot werd gelaten. De volgende morgen zat die vol met paling. De meisjes hielden daar wel van en smikkelden en smulden. Toen vroeg hij een keer: "Weten jullie ook wat je gegeten hebt?" "Ja, paling." "Oh, hebben jullie niet gezien dat ik pieren heb zitten rijgen. Die palingen die jullie nu eten, hebben die pieren opgegeten." |
||||||||
Het woonhuis aan de Strijkviertel vlak voor de sloop. Nee, het
aanbouwsel is geen gemak, dat lag achter het huis. Het is het klompenhok voor de ingang met twee deuren. Al naar gelang de windrichting deed je de ene of de andere deur open. |
|||||||||
27
|
|||||||||||||||
Zoete inval
Bij mevrouw Van den Brink aan de Strijkviertel was het de
zoete inval. Allerlei kooplui kwamen daar geregeld op de koffie. Omdat vader ook koopman was, kwamen ze allemaal langs. Zo had je het vismannetje uit de Willemstraat in Utrecht. Hij had een juk over zijn schouder met twee kistjes vis. In de ene panharing en in de andere bakbokking. Eenmaal aan de Strijkviertel aange- komen, was hij op het eind van zijn wijk en vroeg hij aan moe- der: "Maak je me los? Ik heb nog honderd visjes." Moeder riep dan uit: "man ik heb net de petroliestellen schoongemaakt." "Heb je nog koffie," vroeg hij dan. Koffie was er altijd. Hij ging dan zitten aan de keukentafel en maakte al die honderd visjes schoon bij een kop dampende koffie. Moeder had inmiddels de pan met vet opgezet en 's avonds at de familie vis met brood. Verder had je nog Klaas van Ingen die huishoudelijke artike-
len verkocht. Hij had een grote mand voorop de fiets. Dan stond |
|||||||||||||||
hij voor de deur en vroeg: "moet je nog een onderofTicier? (ofte-
wel een po). Ga er maar op zitten, dan loop ik er omheen en kijk of ie past." Als hij aan de koffie zat, schudde hij altijd met het kopje op het schoteltje. "Ja," zei hij dan, "ze moeten toch een keer kapot. Dan verkoop ik je weer nieuwe." Dan had je nog Henk de Bruin met de hondenkar, die klom-
pen verkocht. Ook hij zat regelmatig in de keuken aan de koffie. Ook de kruidenier kwam langs met paard en wagen. Het kleinste zusje mocht altijd meerijden. Ze moest dan wel een heel eind teruglopen, maar dat woog niet op tegen het ritje op de bok. Ook Ligterink de postbode zat bij moeder aan de keukentafel. Hij moest na de Strijkviertel nog met zijn fiets de hele Heicop af en kwam eerst zijn brood opeten. Hij bracht iedere week vijf repen chocola mee voor de meisjes. Dat was toch steeds een hele uit- gave. |
|||||||||||||||
De leerlingen en leerkrachten van de Openbare lagere school aan de Meerndijk rond 1930.
|
|||||||||||||||
IMej.Annie Staal
2. Meester van Maarseveen
3. Sjaan Vianen
4. Jan van Vliet
5. Eef Jacobs
6. Thijs Baas
7. Antoon Vermeent
8. Theo Sturkenboom
9. Jan Jacobs
|
|||||||||||||||
28. Anny Vermeent
29. Grada Vermeent
30. Gijs van Doorn
31. Wim Wolswijk
32.Lies Smienk 33.? 34. Henny Wolswijk
35. Meester Piet Tennissen
36. Hein Jacobs
|
|||||||||||||||
19. J. v.d. Brink
20. Jo van Breukelen
21. Jan van Doorn
22. Greet Baas
23. Grada v.d. Brink
24. Gert Jacobs
25. Riek Smienk
26. Cor v.d. Brink
27. Wim v.d. Brink
|
|||||||||||||||
10. Geertje Verhoef
11. Jan Vermeent
12. Tiny Baas
13. Jo van Doorn
14. Dirk Verhoef
15. Bertha Jacobs
16. J. Vermeent
17. Wim Vermeent
18. Lien Baas
|
|||||||||||||||
28
|
|||||||||||||
Melken
Op de hoek van de Strijkviertel woonde boer Kees Oostveen.
Cor was gek op beesten en was vaak op de boerderij te vinden. Ze leerde daar ook melken. Als ze dan uit school kwam, holde ze hard naar huis en kleedde zich gelijk om. Moeder riep dan: "Cor schiet op, daar komt de wagen al aan." Cor reed dan mee op de boerenwagen naar de Heicop, waar het vee in de wei stond. Op het laatst kon ze al zo goed melken dat ze zo tien koeien deed. Ze was toen 12 jaar. Ze verving ook wel eens de boerenknecht op zijn vrije zondagmiddag. Na het melken reed ze mee naar de boerderij en hielp met het schoonschuren van de bussen en emmers, ze spoelde kaasdoekjes in de Oude Rijn en daarna stond er een stapel boterhammen klaar met verse melk. Daarna hielp ze ook nog bij het kaasmaken. Dat zeker drie jaar lang. Totdat ze in een dienstje ging. Maar boer Kees Oostveen wilde wel wat terug doen en wat dat was zien we later in dit verhaal. Huishouding
Cor heeft zeven fijne jaren op school gezeten. Ze zat in de 5e,
6e en 7e klas bij meester Van Maarsseveen, de hoofdonderwijzer. Als ze dictee hadden hield de meester regelmatig haar schrift in de lucht als voorbeeld hoe het moest. Ze was graag gaan stude- ren, want ze kon goed leren en had allemaal tienen op haar rap- port, maar daar was in die tijd geen geld voor. Ze was graag iets gaan doen in het maatschappelijk werk, maar omdat ze de oud- ste was, kwam ze met twaalf jaar van school om haar moeder te helpen in de huishouding. Cor werkte zelf heel graag. Ze kon met zes jaar heel mooi breien en kousen stoppen. Nadat ze twee jaar thuis geholpen had, kwam haar jongere zusje thuis. Cor ging in een dienstje. Bakl<er
Het eerste dienstje dat ze met 14 jaar had, was werken bij
bakker Jan Oskam aan de Zandweg. Ze had gehoord dat het hulpje wegging en haar moeder stuurde haar voor een halfje wit. Daarbij moest ze vragen of Mien wegging en of zij kon komen. "Ja hoor," zei de bakker, "je kunt volgende week komen." Ze heeft er ongeveer twee en een half jaar gewerkt. Ze werkte zes dagen in de week van half acht 's morgens tot half acht 's avonds en 's zondags zorgde ze voor de kinderen als de bakker en zijn vrouw naar de kerk gingen. Ze kreeg hiervoor vier en een halve gulden per week, kost meegerekend, want 's avonds at ze bij de bakker. Dat was in die tijd een heel bedrag. Ze herinnert zich nog goed hoe daar altijd een vrouw. Griet van Tuijl, melk kwam ver- kopen. Die liep de hele Zandweg af met een handkar met een grote koperen ketel erop met melk. Bij bakker Oskam spoelde ze 's zomers en 's winters de was
in de Rijn. Ook als er ijs lag. Dan moest ze eerst een gat in het ijs hakken en dan kon ze spoelen. Daarna heeft ze diverse dienstjes gehad in Utrecht. Ze heeft
gewerkt op de Biltstraat in een schoenenzaak, bij een bakker, een slager en noem maar op. Meestal trof ze het goed, maar ook twee keer slecht. Zo werkte ze eens bij een familie in Utrecht, die de gewoonte had 's avonds om half twaalf nog een borreltje te gaan drinken in het café. Cor moest in de onverwarmde keuken blij- ven wachten totdat de familie 's nachts om half twee thuiskwam, want ze moest op de hond passen. Zo zat zij daar met haar jas aan in de kou te wachten. Ze had dat thuis verteld en haar vader en moeder wilden niet dat ze zo laat naar bed ging. De heer des hui- zes zei toen tegen haar; "Oh, maar dan kruip je toch in bed en |
|||||||||||||
neem je de hond mee." Zo gezegd, zo gedaan 's Nachts kwan
de heer des huizes haar kamer in om de hond te halen. Cor wa nog wakker. "Lig je lekker?" vroeg hij, "zal ik je even instop pen?" "Als je het maar laat!" riep Cor. Op haar vrije avond ver telde ze dit incident aan haar ouders. Haar vader wilde dat ze e nooit meer heen ging maar haar moeder vond dat ze netjes ont slag moest nemen. Toen ze de volgende dag aan de vrouw dei huizes vertelde waarom ze wegging zei die: "Begrijp je waaroir ik hier niet ieder meisje hebben kan?" Van Seumeren
Ze werkte daarna een halfjaar op de boerderij bij de familie
Van den Oudenrijn aan de Kanaalweg in Utrecht. Die boerderij lag naast de werf van Jan Jongerius. Deze Jan Jongerius was een vriend van Frans van Seumeren die aan de Vleutense Vaart woonde tegenover de Douwe Egberts fabriek. Op een dag kwam Jan Jongerius naar haar toe en zei: "Frans van Seumeren zoekt een nieuw meisje. Is dat niets voor jou?" Ze zag het niet zitten. Het was een gezin van tien kinderen (later kwamen er nog vier bij) en het was een deftige familie. Ze bedankte ervoor. Haar ome Gerard van de Groenedijk was wisselloper bij Jongerius. Hij ging met kwitanties langs de deur. Jongerius stuurde hem naar Cor toe maar ze weigerde nog steeds. "Nee hoor," zei ze "ik durf niet." En voor dag en nacht, dat zag ze niet zitten. Toen ging hij zelf nog eens naar de Strijkviertel en toen dat niet hielp kwam Frans van Seumeren zelf vragen of ze bij hem in dienst kwam. Toen wist ze niet meer hoe ze het had. Maar Van Seumeren had het voor elkaar en met 17 jaar kwam ze bij de familie in dienst. Jan Jongerius, die haar aan dit baantje had geholpen zei haar: "Als ik nog eens iets voor je kan doen dan kom je maar." Later zou ze, zoals we zullen zien, daar nog dankbaar gebruik van maken. Bij de familie Van Seumeren deed ze de huishouding en zorgde voor de kinderen. Ze bleef er twee jaar en negen maanden. Ze heeft er heel veel geleerd. Ze was er samen met nog een meisje. Ze zaten altijd bij mevrouw aan tafel om te bedienen. Overdag met blau- we schorten voor en 's avonds in het zwart. Mevrouw van Seumeren zei altijd, dat ze niet zonder haar meisjes kon. Ze hield er wel het principe op na dat, als één van de meisjes wegging, de andere ook moest gaan, omdat ze niet |
|||||||||||||
wilde dat een meisje, dat er al langer
was, de baas zou spelen over een nieuw meisje. Dus toen het andere |
0m
|
||||||||||||
meisje ging trouwen ging Cor ook
weg. |
|||||||||||||
Tjt had nooit een dagje vrij. Als
een dienstje was afgelopen, stonden de mensen in de rij om te vragen of ze kon komen werken. Ze was vaak een paar maanden hier en een paar maan- Mevrouw Wolswijk, den daar om bij te springen in de huis- foto april 2000 houding totdat een oudste dochter van school kwam. Dat was vaak hard werken in grote gezinnen. Het
voordeel van al die dienstjes vindt mevrouw Wolswijk dat ze tien jaar onder de mensen heeft gezeten, veel mensen heeft leren ken- nen en in die tien jaar heel veel heeft geleerd. Soldaten
Vlak voor de oorlog werkte Cor voor de familie Van Beek,
die het café runde naast de katholieke kerk van Oudenrijn nabij de Stadsdam. De heer Van Beek had nog een bijverdienste. Hij |
|||||||||||||
29
|
|||||||
voor Cor tijd was om naar huis te gaan, kwam Willem achter haar
aan en vroeg: "Zal ik je naar huis brengen?" waarop ze zei: "Het hoeft niet, maar het mag wel." Dat heeft ze nog vaak moeten horen. "Dus," besluit ze "het lag hem toch aan het weer?" Mij of de bossen
Toen de oorlog begon, ging de heer Wolswijk terug naar de
Achterhoek. Hij woonde daar midden in de bossen en als Cor een weekend bleef logeren, kreeg ze het altijd Spaans benauwd. Het leek net alsof de bomen iedere keer dichter op het huis aankwa- men. Ze had liever de weidsheid van de weilanden. En toen het op trouwen aankwam, wilde ze onder geen beding in Beek wonen. Haar aanstaande man, die ze inmiddels Wim noemde, had daar zijn werk dus wat deed ze. Ze ging naar Jongerius, die haar aan haar baantje bij Van Seumeren had geholpen. Haar oom werkte daar nog steeds als wisselloper en een neef als monteur. Zij vroeg hem of hij werk had. "Wat is ie?" vroeg Jongerius. "Timmerman." "Hoe heet ie?" "Wolswijk." "Oh," zei hij, "dat is altijd goed, want ik ken de Wolswijken. Laat maar komen." Dus zei ze tegen haar verloofde: "Je kan kiezen: mij of de bossen." En zo kwam Wim Wolswijk bij Jongerius werken. Het stel ging bijna een jaar eerder in ondertrouw in Vleuten
op het zelfde moment als Jaap Mijderwijk en zijn aanstaande vrouw. Ze deden dat op aanraden van de pastoor vanwege de Arbeidseinsatz. De pastoor zei: "Als de nood aan de man is, kan ik met permissie van de bisschop jullie binnen drie dagen trou- wen." Het burgelijk huwelijk werd gesloten in juli 1942 in het gemeentehuis van Oudenrijn, de latere woning van dokter Bijvoet. Hierbij waren de ouders van mevrouw Wolswijk wel aanwezig, maar die van haar man kwamen niet helemaal uit de Achterhoek. In het gemeentehuis aangekomen, kwamen ze tot de ontdekking dat ze twee getuigen nodig hadden. Ze besloten ieder een kant van de Rijksstraatweg op te gaan voor getuigen. De heer Wolswijk trof de heer Van Zijl aan die ongeveer 87 was en wel |
|||||||
ging alle huizen langs en knipte alle kinderen. Naast de kerk lag
een zaal en daar waren twee keer achter elkaar 70 soldaten inge- kwartierd. Zij moest 's ochtends en 's avonds de boterhammen klaarmaken en een ander meisje zorgde voor het warme eten. Daarnaast werkte ze wel bij de familie Van Beek in de huishou- ding of stond ze in het café. Ze werd 's avonds altijd door een van de zonen van Van Beek, of door Van Beek zelf naar huis gebracht, want het was aardedonker op de Strijkviertel. Daarnaast was ze ook nog koster, want Herman Rijker was onder dienst. Dat kosteren bestond uit het vegen van de kerk, koper poetsen, bij dopen zorgen voor kannetje warm water, het hoofd- altaar versieren, de bijaltaren versieren en het klaarleggen van de gewaden voor de pastoor. Zo gebeurde het ook dat Cor kosterde tijdens de begrafenisdienst van Pastoor Boelens, die werd gehou- den op 10 mei 1940. De pastoor zou 's middags door de soldaten uit de zaal worden begraven, maar omdat die dag de oorlog uit- brak en in alle hevigheid losbarstte boven Oudenrijn, ging dat niet door. Er werd achter de kerk een vliegtuig neergeschoten en tijdens de uitvaart kwam een stuk van het plafond naar beneden bij een bombardement. Daarom werden de gelovigen, toen het rustig werd, naar huis gestuurd en begroef Van Beek 's middags met zijn drie zonen in allerijl de pastoor. Ze heeft het lijk van de neergeschoten vliegenier nog gezien, dat onafgedekt lag opge- baard achter het café. Het lag hem aan het weer.
Op de vraag hoe mevrouw Wolswijk haar man heeft leren
kennen, vat ze dat kernachtig samen met de volgende opmer- king: "Dat lag hem aan het weer." Het was op 5 mei 1940. Cor zou eigelijk met haar vader afscheid gaan nemen van haar oom Gert die lag opgebaard in Haarzuilens. Ze had veel liever naar haar oom en tante gegaan in de Groenedijk want oom Gerard was jarig, maar ja, ze besloot met haar vader mee te gaan. Toen het eenmaal middag geworden was en de tocht naar Haarzuilens zou aanvangen keek vader naar de lucht en zij: "Nou ik weet het niet. Ik heb geen zin om voor ome Gert een nat pak te halen." Dus dat feest ging niet door, waarop Cor wel naar oom Gerard wilde gaan, want op die dooie Strijkviertel viel zondags niets te bele- ven. Ze moest van haar moeder haar zusje Henny ook maar mee- nemen, want moeder dacht: "dan kom je misschien op tijd thuis." En zo kwamen de zusjes op de Groenedijk bij oom Gerard. Daar was een neef in huis, een zekere Willem, die een zoon was van de broer van oom Gerard, een Wolswijk, terwijl Cor een dochter was van de zus van de tante (een Van den Brink). Ze hadden dus dezelfde oom en tante maar waren geen familie van elkaar. De neef woonde in Beek bij Didam, maar werkte tijdelijk bij de defensiewerken in Tuil en 't Waal en was bij de oom en tante in de kost. Zijn vader, Adrianus Wolswijk, was in De Meem gebo- ren ergens aan de Zandweg. Hij ging als jongen in de leer bij Jan Vianen, de vader van Toon Vianen, die schoenmaker was en woonde in een rijtje kleine huisjes aan de Meemdijk waar nu Sterk is. Tijdens de mobilisatie kwam hij aan de grens terecht in s-Heerenberg en daar heeft hij zijn vrouw ontmoet. Zodoende was hij in de Achterhoek blijven hangen. Zijn zoon Willem kwam dus echter weer in De Meem terecht bij zijn oom en tante, die ook de oom en tante van Cor waren. Cor vermaakte zich opperbest bij haar oom en tante en wilde 's avonds nog niet naar huis. Ze zaten zo heerlijk te kaarten met zijn allen. Oom zei daar- om: "Laat Henny maar vast naar huis gaan, dan breng ik je str- aks wel." Zo gezegd, zo gedaan. Henny, die pas tien jaar was, werd naar huis gestuurd. Moeder vond het geen stijl. Toen het |
|||||||
Trouwfoto van Wim Wolswijk en Cor van den Brink
|
|||||||
30
|
||||||||||||||
getuigen wilde. Mevrouw Wolswijk kwam bij de boerderij van
boer Verhoef die juist aan het hooien was. Zoon Lambert stond in de hooiberg en wilde wel getuige zijn. Deze was ongeveer 20 jaar. Hij hees zich snel in een net pak en zo kwamen ze bij het gemeentehuis aan met een hele oude en een hele jonge getuige en kon het huwelijk doorgang vinden. Het kerkelijk huwelijk werd op 4 augustus 1942 gesloten in
de kerk van De Meem, die pas gereed gekomen was. "Dat huwe- lijk begon goed en niet goed," vertelt ze. Boer Kees Oostveen had haar namelijk beloofd: "Cor, als jij nog eens gaat trouwen, dan gaan we met het tentwagentje met twee paarden ervoor." Enfin, de huwelijksdag was gepland tijdens de hooibouw. Wolswijk liep al met zijn boeket heen en weer op de Meemdijk bij het huis van het aanstaande bruidspaar, maar wie er kwam: geen Kees Oostveen. Die stond achter op Heicop in het hooiland toen hij de klokken hoorde luiden. En hij zei: "Oh God, Cor trouwt vandaag. Gauw een paard vangen." Ze waren al blij dat ze één paard hadden, dus van twee kwam niks terecht. Kees op zijn klompen in de tentwagen en holderdebolder naar de Meemdijk om de bruidegom op te halen. Daarna naar de Strijkviertel om de bruid te halen en zo kwam het bruidspaar een kwartier te laat in de kerk aan. Het was niet zo leuk om een bruiloft te vieren in die tijd. Het
was oorlog, dus het feest werd thuis gevierd op de Strijkviertel. Omdat de familie van de bruidegom uit Beek bij Didam kwam, moesten ze om half zeven al weer met de bus mee naar Utrecht om de trein te halen. Ze moesten om 11 uur binnen zijn. Het regende dat het goot en het bruidspaar moest 's avonds in de stro- mende regen op de fiets naar de Meemdijk naar hun nieuwe woning. Weekend
Na de oorlog kwamen de ouders van Wim Wolswijk regel-
matig een weekend over want De Meem bleef trekken. Dan ging vader Wolswijk altijd uit de kerk een praatje maken met de oude melkboer Dirk Toonen, die een oude schoolvriend van hem was. Dan werd heel De Meem even doorgesproken en dan was zijn hele weekend weer goed. Bovenwoning
Het jonge paar ging wonen in een bovenwoning. Na haar
huwelijk hield mevrouw Wolswijk op met werken. Haar man wilde het niet langer hebben, want zo zei hij: "Ik houd niets over." De bakker vroeg haar nog wel op zaterdag de bakkerij schoon te komen maken en op maandag voor de was maar dat ging niet door. Nu kreeg ze ook al gauw kinderen en in zeven jaar huwelijk had ze zeven kinderen en na vier jaar nog een achtste erbij dus ze had genoeg te doen. Na vijf en een halfjaar huwelijk en vier kinderen verhuisde de familie naar het huis waar ze nu nog woont op de Meemdijk 36. Daar werden de andere vier kin- deren geboren. Het huishouden kostte in die tijd veel meer werk dan nu. Ze stond om zes uur op en om half zeven ging haar man naar zijn werk. Ze had de hele dag zat te doen en ja hoe ging dat, 's avonds waste ze nog gauw een jurkje en streek de strikjes, want ze wilde dat haar dochters er toch netjes uitzagen. Op school zeiden ze van haar dochters met de mooie krullen: "jouw dochters zijn net prinsesjes" en dan was ze wel een beetje trots. Maar zo rolde ze 's avonds om half twaalf doodmoe in bed. En dan was er om drie uur nog een babytje dat wilde eten. |
De eerste wasmachine was een tweedehands Easy van
Amerikaans model. Het was een grote metalen kuip met een wringer erop en verder werd de was met de hand geschrobd. De eerste stofzuiger kreeg ze op haar vijfde huwelijksdag. Haar man nam haar een dagje mee naar Amsterdam en daar kochten ze een nieuwe stofzuiger. Tot die tijd had ze alles met stoffer en blik gedaan. Dokter Lambers
Mevrouw Wolswijk was één van de eerste patiënten van de
nieuw in De Meem gevestigde dokter Lambers. Zij was patiënt van dokter Fizaan uit Vleuten, maar ze zag het niet zitten om in de winter over die glibberige Krochtdijk naar Vleuten te fietsen naar een dokter waar ze bang voor was, terwijl er recht tegenover haar een dokter was komen wonen. Ze trok zich niets aan van het commentaar van anderen dat je als katholieke vrouw niet naar een andersdenkende dokter mocht gaan. Op de Meemdijk heeft ze heel wat meegemaakt. Zij heeft de
brand in de hooiberg van de familie Van den Bosch van vlak na de oorlog meegemaakt en ze vertelt hoe mstig de Meemdijk was vlak na de oorlog. Boer Van den Bosch had een kar waarmee hij hooi en stro reed. Hij spande zijn paard altijd op de Meemdijk uit en dat liep dan zelf naar de stal door zonder uit te hoeven kijken de Meemdijk over te steken. Achter de schuur en de hooiberg lagen weilanden. Later heeft ze dat allemaal zien volbouwen. Ook de brand van de openbare school heeft ze van dichtbij mee- gemaakt. In een van de
eerste jaren van hun huwelijk, toen het nog oorlog was, is haar man een keer opgepakt door de Duitsers en een dag vastgehouden. Mevrouw Wolswijk was ziek en hij ging 's avonds nog bij een kennis in Utrecht een fles |
|||||||||||||
wijn halen. Toen hij
terug wilde, mocht hij er niet meer door en werd hij vastge- |
Toen de oudste zoon Adri twee maanden
oud was ging mevrouw Wolswijk met de liinderwagen lopend naar de Kanaal- straat in Utreclit om deze foto te laten mal(en voor de verjaardag van liaar man. |
|||||||||||||
houden. De reden
voor zijn aanhou- ding heeft ze nooit geweten, maar in angst gezeten had ze wel. Ze zeiden al tegen haar dat hij naar Duitsland was afgevoerd, maar de volgende avond stond hij plotseling voor haar neus. Hij was met paard en wagen uit Utrecht teruggekomen. Na Jongerius, heeft de heer Wolswijk nog gewerkt bij bouw-
bedrijf Van Aken en van daaruit kon hij bij de Gevu beginnen, weer als timmerman. Hij werkte daar als onderhoudstimmerman in huizen van de gemeente waar het personeel in woonde. Hij heeft ook een villa afgebouwd voor de familie Stork in Bussum. De architekt liet het afweten en onder leiding van de heer Wolswijk is de villa toen afgebouwd. Hij was daarnaast ook meubelmaker. Toen ze trouwden, had hij alle meubels van de |
||||||||||||||
A
|
||||||||||||||
31
|
||||||||||
huiskamer, de slaapkamer en de keuken zelf gemaakt.
Burenhulp
Ook in eigen huis heeft ze het nodige meegemaakt. Zo waren
er om de haverklap kinderen ziek. Als er één de mazelen kreeg, werden er gelijk drie ziek en zo ook met de bof en andere kin- derziekten. Ook hebben twee kinderen op sterven gelegen. Haar oudste dochter was een halfjaar toen ze een darminfectie kreeg. Ze hield helemaal niets meer binnen en droogde helemaal uit. Ze was zo ontzettend ziek, dat de oude dokter Lambers niet meer wilde komen, want zo zei hij: "Als ik kom, wil je dat ik iets doe en ik kan niets meer doen. Kijk maar met een spiegeltje of ze nog ademt." Toen kwam haar moeder en die herinnerde zich een methode van vroeger. Ze vroeg of er geen moeder was die haar kind nog voedde. Die was er. De buurvrouw had een dochter, die ongeveer even oud was en nog de borst kreeg. Moeder zei, dat die moedermelk er misschien wel in bleef. De dokter werd er weer bijgehaald en die ging zelf vragen om een beetje moeder- melk. Even later kwam de buurvrouw met een kopje en dat werd bij het zieke meisje naar binnen gelepeld. Het bleef erin en zo kreeg het kind een aantal dagen moedermelk van de buurvrouw en knapte zienderogen op. Dokter Lambers zei later: "Omdat het een babytje is heeft ze het gered." Een andere dochter kreeg de kinkhoest. Die droogde ook
helemaal uit, omdat ze van de hoest zo moest spugen. Ook daar kwam de dokter niet meer naar kijken. Als ze haar waste dan hield ze het buikje vast, zodat het washandje niet onder de rib- betjes schoof De moeder van mevrouw Wolswijk kon er niet naar kijken. Ook zij zelf vertelt, dat ze stond te huilen bij haar kind. Ze moest bij het zieke kind waken, want als het begon te hoesten met van die gierende uithalen, dan dacht ze dat het zou |
stikken, maar er liepen er ook een paar beneden rond die om aan-
dacht vroegen. Maar ook dit meisje kwam er doorheen en is nu een wolk van een meid. Ziekenbezoek
Toen de kinderen groot waren, ging ze doen wat ze altijd al
had gewild. Ze ging zieken en ouden van dagen bezoeken, thuis, in ziekenhuizen en verpleegtehuizen en ze deed aan stervensbe- geleiding. Ze is ook jaren lang een actief lid van de Parochievergadering geweest. Als motivatie gaf ze op dat ze een kleine schakel wilde zijn tussen de ouderen en de parochie. Verder werd ze lectrice in de r.k. kerk en reikte communie uit. De laatste twee zaken doet ze nu nog en wil ze volhouden zolang het nog kan. De andere bezigheden heeft ze op aanraden van de dok- ter moeten staken. Ze gaat niet meer op ziekenbezoek, daar voelt ze zich te oud voor. Nee, de mensen komen nu bij haar. En ze wil bijblijven. Ze heeft nog altijd grote belangstelling in mensen. Ze kijkt graag naar mensen en vraagt zich dan van alles af: Waar denk je aan? Ben je vrolijk? Ben je verdrietig? En ze heeft altijd willen helpen waar het kon. Zelfs toen ze zelf in het ziekenhuis belandde, vond ze dat ze anderen moest helpen met eten voeren en dergelijke. Ze voelt zich gedwongen zulke dingen te doen. Dankbaarheid of geen dankbaarheid. Dat speelt helemaal niet mee. Ze moet het gewoon van binnenuit. En ze wil het nog zo lang mogelijk volhouden, want zo blijft ze tussen de mensen. "Als ik het niet meer zou doen, dan val ik in een gat," aldus mevrouw Wolswijk. Toen haar man 60 werd, ging hij in de vut vanwege astmati-
sche bronchitis. Nadat hij een hersenbloeding had gehad, heeft ze hem nog vier jaar verpleegd en verzorgd. Ze stond daarbij haar mannetje en
|
|||||||||
weerstond de
ziekenhuisdok- ter, die haar man in een verpleeg- tehuis wilde stoppen waar ze hem niet heb- ben wilde. Hij werd uiteinde- lijk opgenomen in het huis van haar keuze en kwam na een half jaar lopend thuis. Nadat hij nog vaker een hersenbloeding had gehad en was gevallen, werd hij op- nieuw opgeno- men in een ver- pleegtehuis en overleed daar op 5 mei 1986 pre- cies 46 jaar na- dat ze hem voor het eerst had gezien. Over dat |
||||||||||
Van rechts naar links Adri, Dora, Anton, Ans, Hans, Leny en Bernadette Wolswijk. Later werd nogXouis geboren.
|
||||||||||
32
|
|||||||||||
Daar voel ik me thuis
en niet in een ander pand.
In dit huis leef ik al vele jaren
met zijn vertrouwde muren.
Er is nu rust, soms droom ik even weg,
geniet ik van fijne uren.
Er werd gelachen, er werd gehuild,
soms wordt er nu ook wel eens geschuild.
Ook denk ik wel eens terug aan vroegere jaren
vol zorg dag en nacht
en als er zieken waren
hield ik trouw de wacht.
Mijn huis en tuin zijn als geen ander.
Alleen voor mij zijn zij uniek.
De bomen worden weer groen.
De bloemen gaan bloeien.
De vogels zingen.
Het ontroert mij, het klinkt als muziek.
Nog heel lang hoop ik hiervan te mogen genieten
samen met zoveel dierbaren om mij heen.
Elke dag die mij nog wordt gegeven
wil ik God dankbaar zijn.
Elke dag dat ook voor mij de zon scheen.
Lief dorp, lieve woning,
ik voel mij rijker dan een koning.
Ook naar aanleiding van dit interview schreef mevrouw
Wolswijk een gedicht over het denken aan vroeger: Mijmeren
Mijmeren in de stille uren.
Mijmeren dat mag.
Men zegt: dat hoort bij de oude dag.
Gedachten komen boven
van nu en zeker van weleer
Het is een gevoel van op herhaling zijn,
want veel van vroeger weetje niet meen
Het is soms een chaos met wel duizend vragen
zonder antwoord erbij.
Geen beeld van vroeger komt er vrij.
Het was een mix van zoet en zuur,
vreugde en leed.
Een dieptepunt soms en toch telkens weer iets
datje opstaan deed.
Vreemd, een nostalgische bui,
die elke oudere misschien wel eens heeft
en je zo nu en dan overkomt, zolang je leeft.
Een ding is zeker: alles heeft een doel.
En dat geeft mij al een antwoord
en een goed gevoel.
|
|||||||||||
Het uitzicht uit de achtertuin op de Meerndijk 36 eind jaren 60.
Achter de boom lag een sloot de Achtliantemolenvliet. Daarvoor lag een plank en zo liep de familie naar de kerk. Kort na het maken van deze foto werd de Mereveldlaan volgebouwd. verzorgen thuis zegt ze: "Ik heb het met alle liefde gedaan en ik
ben blij dat ik dat zo gedaan heb." Schrijven
Een andere bezigheid van mevrouw Wolswijk is het schrij-
ven. "Het begon met Sinterklaasrijmpjes," vertelt ze. Later schreef ze reisverslagen. Thijs van Bommel organiseerde inder- tijd reizen van de Meemse Zakenvereniging en daarover maakte ze van iedere dag een verslag. Dat begon in 1967. Als lid van de Algemene Vereniging voor Ouderen schrijft zij altijd het verslag en daar doet ze nog wel eens een gedichtje bij. Verder heeft ze haar levensloop opgeschreven en nu schrijft ze veel gedichten over dingen die ze meemaakt en die haar ontroeren, zoals het zin- gen van de vogels, de seizoenen, een eenzame bloem in een tuin... Het houdt haar erg bezig. "Ja," zegt ze, "ik moet wel. Als er iets in me opkomt, moet ik het kwijt en dan schrijf ik het meteen op. En ik verander nooit meer wat. Ik sta nog achter din- gen die ik twintig jaar geleden opschreef. Daar hoef ik niets aan te veranderen. Ik voel nog net hetzelfde." Haar gedichten publi- ceren wil ze niet. Ze vindt ze veel te persoonlijk en wil niet dat anderen daar in zitten te neuzen. Voor het parochieblad heeft ze zo af en toe wel eens wat geschreven onder een pseudoniem, maar ondertussen weet iedereen al wie daar achter steekt, dus dat helpt niet meer. Voor ons blad heeft ze wel een paar gedichten uitgezocht. Zo schreef ze over haar geliefde De Meem en het huis waar zij al zoveel jaren woont in maart 1995 het volgende gedicht: Mijn home
Ergens in ons kleine land
in een dorp door mij geliefd staat een ouder wordend huis. |
|||||||||||
i
I I
f ir
Si |
|||||||||||
Terugkijkend op haar leven zegt mevrouw Wolswijk: "Nu ik
ouder ben, heeft het leven meer inhoud gekregen. Of beter gezegd: je gaat meer inhoud zien. Ik ben tevreden over mezelf en voel me gelukkig. Ik heb acht prachtige kinderen, lieve kleinkinderen. Dat is mijn rijkdom. Alles bij elkaar opgeteld is het een leven vol. Ik heb mijn tijd niet in ledigheid doorgebracht. En nog niet. Ik kom nog tijd te kort." |
|||||||||||
33
|
|||||||||||
Beulswerk (2)
|
|||||||||||
door Veronique Voorn-Verkleij
|
|||||||||||
In de eerste aflevering van dit artikel hebben we in het kort gezien, welke rechtbanken er zoal bestonden en hoe het straf-
proces van het verre verleden tot aan de Middeleeuwen zich heeft ontwikkeld. Dit tweede deel zal gaan over de verschil- lende soorten straffen, de rol van de beul en de uiteindelijk tegenstand, die leidde tot de hervormingen van ons strafstelsel en de invoering van het Wetboek van Strafrecht. |
|||||||||||
Straffen
Tot 1800 werd het strafrecht beheerst door het beginsel, dat
de dader een evenredig leed moest worden toegebracht als hij door zijn misdaad had veroorzaakt en dat de straf een afschrik- wekkend voorbeeld moest zijn voor anderen. Daarom werden executies uitgevoerd in het openbaar en werden de lichamen ten- toongesteld. De wrede verminkende straffen misten echter doel. Gestraften waren na hun mishandeling nog verbitterder op de maatschappij, vervielen weer in de misdaad en eindigden vaak op het schavot. Het publiek leerde blijkbaar ook niet van de exe- cuties, want de misdaad nam er niet van af Gemiddeld waren veel meer mensen slachtoffer van moord en doodslag dan in onze huidige tijd. Welke straffen werden uitgesproken voor welke misdaden?
Het oudste Rechtsboek van Utrecht is het "Liber Albus" uit 1340. Daarin staat het volgende: de dief wordt gestraft met de galg, de moordenaar of moorddadige brandstichter met het rad, de dood- slaander en rover met het zwaard, de muntvervalser met de ketel, de verspieder verliest zijn ogen, de geldsnoeier (die de randen van de munten snijdt) verliest zijn duim. Dit rechtsboek en de latere keurboeken waren vooral een ver-
zameling raadsbesluiten en rechtsgewoontes, die bestonden uit plaatselijk mondeling overgeleverde gebruiken en gewoonten. Het Liber Albus spreekt van wilkeuren, opgelegd door de stede- lijke overheid. Wilkeuren zijn verordeningen waarbij iets verbo- den of geboden is. De straf bij overtreding heette een keur en bestond meestal uit een geldboete (vergelijk onze tegenwoordige bekeuring!). De straffen die in de 14e tot en met de 18e eeuw in Nederland
bestonden waren vermogensstraffen, vrijheidsstraffen, boetedoe- ningen, waarschuwende straffen, onterende straffen, lijfstraffen en doodstraffen. Vermogensstraffen
De vermogensstraffen bestonden uit verbeurdverklaring van
goederen (meestal bij verbannen lieden) en opgelegde boetes. Deze werden uitbetaald in stenen voor de stadsmuur of (en later vooral) in geld. Boetes konden voor allerlei misdrijven worden opgelegd en deze straf werd ook het meest toegepast. Niet in de laatste plaats, omdat dit financieel aantrekkelijk was voor de stad. Het bracht immers geld in het laatje. Vrijheidsstraffen
Vrijheidsstraffen bestonden uit verbanning, galeistraf en
gevangenisstraf. Verbanning was een veelgebruikte straf, toege- past op allerlei misdaden. Vaak ook op misdadigers die, om een zwaardere straf te ontlopen, uit de stad waren gevlucht. |
|||||||||||
Verschillende vormen van straf. We zien van links naar rechts
en van boven naar beneden: de brandstapel, de galg, het uitste- ken van de ogen, vierendelen, radbraken, het afsnijden van de tong, geselen, onthoofden, en het afhakken van vingers. (Houtsnede uit Ulrich Tengler, Laienspiegel, Mainz 1508). Verbanning had eigenlijk een averechts effect. Een banneling
verloor alle rechten en kon zijn beroep nergens meer uitoefenen. Zo zwierven vele bannelingen rond en leefden vaak van diefstal en beroving. De ene stad leverde zo de criminelen voor de ande- re of kreeg zijn misdadigers van het platteland terug. Galeistraf, het als gevangene moeten roeien op een schip,
werd in Utrecht en ook in de omringende provincies nauwelijks uitgevoerd. Onze wateren waren er ook niet echt geschikt voor. Gevangenisstraf was in de Middeleeuwen ook een niet veel
|
|||||||||||
34
|
|||||||||||
Waarschuwende straf
De waarschuwende straf bestond uit het zwaaien van het
zwaard boven het hoofd van de veroordeelde. Bij in herhaling vallen, volgde echt onthoofding. Onterende straffen
Onder de onterende straffen verstaan we het staan op de
schandpaal, het zitten op de kaak, het zitten in een schandmantel (ook wel huik genoemd) of een schandblok, het dragen van de schandstenen, het slepen van de schandslede, het zitten op de schopstoel en het dragen van de schandton. Onterende straffen werden gezien als een verzachting van de doodstraf Vaak wer- den deze straffen voorafgegaan door lijfstraffen als geselen en brandmerken. Bij al deze straffen was het publiek van harte uit- genodigd de gestrafte met vuil te bekogelen, dat door het stads- bestuur werd bekostigd. Wanneer een gestrafte in de schopstoel moest plaatsnemen, werd hij daaruit geschopt van enige hoogte in een berg vuil. Het dragen van de schandstenen was vaak een straf opgelegd aan vrouwen. Deze kregen een ketting om polsen of enkels en moesten dan over een bepaalde route een paar lood- zware stenen door de stad sjouwen. Hetzelfde gold voor de schandslede, die ook voorzien was van een loodzwaar gewicht. De overige straffen waren tentoonstellingsstraffen waarbij op de kaak werd gezeten en aan de schandpaal gestaan met een ijzeren klem om de nek, polsen en enkels. Boven het hoofd werd vaak het voorwerp, waarmee de dader zijn misdaad had begaan, ten- toongesteld. Een andere onterende straf was het een burger afne- men van zijn burgerrechten. Alleen burgers hadden het recht schepen te worden en te kiezen. Door een burger zijn rechten te ontnemen, nam je hem heel zijn maatschappelijke positie af. |
|||||||||||
XlQttloprn gepl bM m<nnni /
9itn8t men tau ^ mscttn ylnnra. Prostituees werden in het spinhuis opgeborgen (Kinderprent
rond 1750 Gemeentearchief Utrecht). voorkomende straf, want deze was niet afschrikwekkend genoeg.
Daarnaast kostte gevangenisstraf veel organisatie. Je had een gevangenis nodig en personeel, dat ook al geld kostte. De gevan- genen zelf kostten niet veel, omdat die in hun eigen onderhoud moesten voorzien. Familie moest zorgen voor voedsel en kleding en er werd ook wel voor de gevangenen gebedeld of gecollec- teerd aan de muur van de gevangenis. Bewakers waren slecht opgeleid of corrupt en ontsnappen kwam ook veel voor. Tot de 16e eeuw had gevangenisstraf meer het karakter van voor- lopige hechtenis. Gevangenisstraf werd vooral toegepast op ver- dachten, die verhoord werden en veroordeelden, die wachtten op hun executie. Verder werden mensen die hun boetes niet konden betalen gevangen gezet, totdat ze betaald hadden. Pas na 1500 kwam er het inzicht, dat de bestaande straffen wreed waren en vaak nutteloos. Het verlangen naar een humanere aanpak groei- de en het tuchthuis kwam in zwang om misdadigers te heropvoe- den. Amsterdam had hiervan de wereldprimeur met een rasphuis voor mannen, waar brasielhout werd geraspt voor de verfindus- trie en een spinhuis voor vrouwen. Het regime was gericht op verbetering en heropvoeding door harde eentonige arbeid, kastij- ding en zielzorg (dit laatste bestond uit het leren van de catechis- mus). In de tuchthuizen zaten bedelaars, landlopers, dieven en prostituees (eventueel gegeseld en gebrandmerkt), die door de overheid al dan niet met rechterlijk vonnis werden ingesloten. Daarnaast waren er huizen voor moeilijk opvoedbare kinderen, die door hun ouders werden gebracht en tegen betaling met harde hand werden opgevoed. De tuchthuizen moesten rendabel zijn en zo betaalden de tuchtelingen de schade aan de maatschappij terug. Tot de 19e eeuw waren de tuchthuizen de belangrijkste gevangenissen. * Boetedoeningen
Deze bestonden uit een bede om vergiffenis in het openbaar,
waarbij de mannen in hun hemd verschenen en de vrouwen blootshoofds en barrevoets. Verder uit het offeren van één of meerdere kaarsen of uit het doen van een strafbedevaart. Bij deze laatste straf moeten we niet direct denken aan tochten naar Santiago de Compostella, Rome of Jerusalem. Een strafbe- devaart naar Onze Lieve Vrouw van Amersfoort of IJsselstein of andere nabij gelegen oorden was heel gewoon, zeker voor kleine vergrijpen. |
|||||||||||
Schandmantel waarin meestal l(aaIgeschoren vrouwen te pronk
werden gezet (Noordbrabants Museum 's-Hertogenbosch). |
|||||||||||
Lijfstraffen
Lijfstraffen werden vaak toegepast in combinatie met andere
straffen, zoals verbanning, onterende straffen of de doodstraf. De lijfstraffen bestonden uit het verminken van de dader, het gese- len, kaalscheren of brandmerken. Dieven, landlopers en bede- laars, die op verboden plekken bedelden, werd vaak een oor of de neus afgesneden dan wel de neus gesplitst, zodat omstanders de persoon herkenden als onbetrouwbaar. Daamaast werden ze |
|||||||||||
35
|
||||||||||||||||
vaak gegeseld of met roeden geslagen en verbannen.
Meinedigen, vervalsers en simulerende bedelaars werden gebrandmerkt in het gezicht of men hakte de vingers of de hele hand af. Mensen die God lasterden, werd de tong doorboord of afgesneden. Brandmerken gebeurde met dieven of andere niet te vertrouwen lieden, die daarmee herkenbaar werden. Het brand- merken gebeurde al naar gelang de ernst van het vergrijp op een zichtbare plaats, zoals het voorhoofd, de wang of de linkerhand of op een minder zichtbare plaats, zoals de rug, de arm, de borst of het been. De brandwond werd vaak goed zichtbaar gemaakt door hem in te smeren met inkt of kruit. Geselen werd vaak toe- gepast in combinatie met andere straffen zoals verbanning of een doodstraf. Kaalscheren was vooral een straf voor vrouwen, die daarna met hun kale hoofd in een schandmantel of op de kaak moesten zitten. Doodstraffen
De doodstraf was gericht op het verwijderen van het crimi-
nele individu uit de samenleving, op vergelding en de grootst mogelijke afschrikkende werking. De doodstraffen werden opge- legd voor de volgende misdrijven: moord (dat wil zeggen dood- slag in het geniep en onverwachts, met verberging van het lijk), doodslag wanneer de vrede werd gebroken, tegennatuurlijke zedenmisdrijven, roof, valsemunterij en bepaalde politieke misdrijven. Gewone doodslag en zware mishandeling werden in de Middeleeuwen gezien als bijkomende effecten van de veel voorkomende vechtpartijen en werden afgedaan met een boete. Na 1500 kwamen er steeds meer verordeningen waarin deze, in onze ogen, ernstige misdaden zwaarder werden gestraft. Zo stel- den de Staten van Utrecht in hun voorwoord van hun "Placcaat jegens doodslagers, moedwilligen en andere quaaddoeners ten platten Lande" uit 1592 dat "doodslagen, fortsen, geweiden, ende andere enorme delicten, ende diverse mesusen" steeds meer voorkomen, vooral op het platteland mede doordat de "straffen, boeten ende keuren" te laag zijn. Doodslag werd voortaan gestraft met het zwaard (dat wil zeggen onthoofding). Moord en politieke misdaden werden ook gestraft met onthoofding. Laster werd gestraft voor mannen met onthoofding en voor vrouwen met "die cule", dat is de kuil, oftewel ze werden levend begra- ven. |
Homofilie en andere tegennatuurlijke zedenmisdrijven wer-
den bestraft met het vuur aan de staak. Heksen werden ook aan de staak vastgebonden en tot as verbrand, zodat hun dode lichaam niet verder kon gaan met hekserij. Ketters werden ver- brand, totdat ze waren gestikt in de rook. Valsemunters werden veroordeeld tot de ketel. Dat wil zeggen dat ze ondersteboven in een ketel kokende vloeistof werden gestikt. |
|||||||||||||||
Radbraakkruis.
|
||||||||||||||||
Een radbraakkruis met pin waarop later het hoofd kon worden
gespiest. Ertegenaan staan de werktuigen waarmee de beul het lichaam bewerkte (Archief H. Steensma, Franeker). |
||||||||||||||||
Dan was er verder nog ophangen aan de galg. Dit was een
onterende doodstraf voor de gewone man en werd meestal toe- gepast bij diefstal en meineed. Onthoofding was voorbehouden voor aanzienlijken, edelen en hoge militairen. Vrouwen werden niet opgehangen maar gewurgd aan een paal of verdronken. De ergste en smadelijkste doodstraf was radbraken. Hierbij
werd de veroordeelde met handen en voeten aan een radbraak- kruis gebonden en dan sloeg de beul met een stok met een beweegbaar stuk ijzer eraan alle botten kapot tot de dood erop volgde. Meestal werd daarna het hoofd afgehouwen en op een pin geplaatst en het gebroken lichaam op een rad tentoongesteld. Soms ook werd bij een zeer ernstige misdaad het lichaam gevie- rendeeld, zodat het op verschillende plaatsen kon worden getoond. Radbraken en vierendelen werden in Utrecht zeer wei- nig toegepast. Ze waren bedoeld voor misdaden als moord, ver- giftiging en brandstichting. Dit waren in grote lijnen de straffen die in de periode van de
14e tot en met de 18e eeuw werden uitgevoerd. Ze werden niet altijd toegepast voor hetzelfde misdrijf, maar door elkaar gebruikt. Ook waren voor veel misdrijven geen wetsbepalingen voorhanden, terwijl de daders toch gestraft werden. Aan de ande- re kant waren de opgelegde straffen vaak ongelijk aan welke in de wetsbepalingen werden aangegeven. In de Middeleeuwen ging het het stadsbestuur er vooral om herhaling van een misdrijf te voorkomen. Daarom werd er vaak gestraft met verbanning (wat juist een averechts effect had), met doodstraf (wat voor de dader zeer effectief was, maar het aantal nieuwe delicten niet ver- minderde) en met zichtbaar maken van een crimineel door hem te verminken. In de loop van de tijd kwamen lijfstraffen en levensstraffen steeds minder voor en werden ze vervangen door |
||||||||||||||||
^flt men bootf jpn guattegansen/
't <{iRfe' int ban tf oputi^ngtn. De beul aan het werk bij een tentoonstellingsgalg voor vier
gehangenen (Kinderprent rond 1750 Gemeentearchief Utrecht). |
||||||||||||||||
36
|
|||||||||||
niet en soms moest hij door het stadsbestuur worden beschermd
tegen volkshaat. Sommige steden kenden zelfs verordeningen om hem hiertegen te beschermen. Ook in Utrecht was de beul niet erg geliefd. In 1422 bepaalde de raad: "Meyster Herman van Culen is onser stat Meyster van den hoechsten recht, dien daer- om smetenisse (beledigingen) van sommigen om gesciet mit woirden (woorden) en mit werken (daden). Hierom verbiet de raet enen ygeliken (eenieder) dat hem nyemant en misdoe noch misdoen en laet van sinen kinderen mit woirden of mit werken, want die raet dat scerpelic an hem rechten wil ende ander kinder ouderen die dit doen." Hieruit blijkt dat beul Herman en zijn kin- deren door velen (volwassenen en kinderen) werden nagejouwd en gepest en dat de raad de volwassenen daarvoor wilde straffen. Als de baan zo weinig begeerd werd, kunnen we anderzijds
ook geen hoogstaande figuren verwachten die hem uitoefenden. Een latere Utrechtse beul, meester Lambert, stond bekend als dader van een doodslag. De afkeer van het beulsambt was waar- schijnlijk een angst voor de dood die werd afgewenteld op een persoon. Beulen kregen ook wel eens spijt van hun beroep en gingen dan op bedevaart om zich te reinigen. Ook bedelaars deden zich wel eens voor als bekeerde beulen. Beulen waren niet onbemiddeld. Hun werk werd goed
betaald. Daarnaast hadden ze vaak tal van bijverdiensten. Soms hielden ze toezicht op de bordelen, waren ze vilder of beoefen- den ze de kwakzalverij. Ze verdienden goed aan de verkoop van middeltjes met een magische kracht, zoals kruiden die onder de galg waren gegroeid, het koord waarmee iemand was opgehan- gen of delen van het lichaam van een geëxecuteerde. De beul, die niet alleen met de feitelijke executie was belast,
maar ook met alles eromheen, zoals het pijnigen op de pijnbank, het bouwen van het schavot en het wegbrengen van het lijk, bracht voor elke handeling, die zijn werk met zich meebracht, een vastgesteld bedrag in rekening. Nemen we nu de lijst van het salaris van de scherprechter uit Utrecht er bij dan lezen we het volgende: Lijste van het salaris van den scherprechter
Gearresteerd den 25. October 1770. (arresteren van een geldsom
is het goedkeuren dat deze geldsom in iemands credit wordt geboekt.) De Scherprechter uit deze Stad naer Amersfoort worden twee
daggelden toegeleid, (op rekening gesteld) ieder tot vyf gulden,
ƒ 10-0-0.
Utsupra naer Vreeland ƒ 10-0-0.
Zeist f 10-0-0.
Hagestein f 10-0-0.
W^k by Duurstede ƒ 10-0-0.
Utsupra naer Rhenen 3 daggelden ƒ 15-0-0.
Mydrecht ƒ 15-0-0.
Amerongen f 15-0-0.
Langerak f 15-0-0.
Leersum f 15-0-0.
Renswoude ƒ 15-0-0.
Voor zyne verteering te Amersfoort, Vreeland, Zeist en
Hagestein, daags vier gulden, dus in twee dagen ƒ 8-0-0.
Utsupra te Wyk dus in twee dagen ƒ 8-0-0.
Utsupra te Rhenen, Mydrecht, Amerongen, Langerak, Leersum
en Renswoude, dus in drie dagen ƒ 12-0-0.
Voor zyn Wagenvragt des daags vier gulden met Voerman en
Paarden, dus in twee dagen naar Amersfoort, Vreeland, Zeist en
|
|||||||||||
humanere straffen als gevangenisstraffen en boeten.
De beul
De man, die in naam van de overheid belast was met de vol-
trekking van het vonnis, was de "meester van den scherpen zwaarde" ofwel de "scherprechter", in de volksmond de beul genoemd. In de vroegste tijden werd het vonnis voltrokken door het verzamelde volk, (te denken valt aan de verhalen van steni- gingen in de Bijbel) of door de oudste bloedverwant van het slachtoffer. Later werd het een zelfstandig beroep. In de Oudheid konden slaven of horigen door de voltrekking van een doodvon- nis hun vrijheid kopen. Ook veroordeelde misdadigers, vilders en |
|||||||||||
Een executie van roofmoordenaars in 1661 op de Neude in
Utrecht. Twee mannen worden geradbraakt met de achterliant van een bijl en een vrouw wordt gewurgd aan de paal. lieden met sadistische neigingen oefenden het beroep uit. Een
scherprechter werd door het stadsbestuur benoemd en ontving ook zijn salaris van de stad. De betrekking van scherprechter werd niet bepaald begeerd. De beul werd gemeden en men sprak over hem met een zekere huivering. Hij werd geminacht en als uitgestotene behandeld en woonde meestal aan de rand van de stad. Soms droeg hij kleding, waaraan hij te herkennen was. Na zijn dood werd een beul meestal begraven op het deel van het kerkhof, waar de zelfmoordenaars lagen. Erg geliefd was hij dus |
|||||||||||
De tentoonstelling van hun lijlien aan de Vaartse Rijn. De lijken
z'jn op een wiel met punt gespiest. Tussen hem in hangt een kneppel als teken dat het om moordenaars gaat (Gemeentearchief Utrecht). |
|||||||||||
37
|
||||||||||
De beul van Utrecht was in 1770 in dienst van het Hof van
Utrecht. Hij legde deze lijst vooraf voor aan het Hof ter goed- keuring. Vandaar dat een paar posten niet zijn overgenomen. Hier staat geen bedrag maar nihil ingevuld. De overige bedragen zijn goedgekeurd en vastgesteld. Aan deze lijst kunnen we helaas niet zien hoe vaak de beul een bepaalde straf uitvoerde, alleen wat het zou kosten. We zien eerst een hele reeks reis- en verblijfskosten voor de beul zelf en voor de voerman en paarden, die hem ver- voerden. Daarna volgen de lijfstraffen, zoals het geselen, daarna een reeks die te maken heeft met het martelen op de pijnbank. Dan volgen de doodstraffen en de duurste daarvan is radbraken (ƒ 40-0-0), omdat niet alleen de veroordeelde, maar ook de beul zelf, na afloop geradbraakt was! Daarna volgt onthoofding (ƒ 16-0-0), waarschijnlijk omdat dit een straf was voor een edel- man en vervolgens hangen en worgen voor de gewone man (ƒ 10-0-0). De overige doodstraffen komen op deze lijst niet voor en zullen in die tijd in Utrecht en omstreken niet zijn uitgevoerd. Vervolgens zien we nog een reeks werkzaamheden, die te maken hebben met het tentoonstellen van het lijk, dan wel het begraven ervan. Deze lijst is uit 1770 maar we kunnen rustig constateren, dat in de Middeleeuwen de strafrechtpleging nog volop aanwe- zig waren! |
||||||||||
Hagestein f 8-0-0.
Utsupra naer Wyk in twee dagen ƒ 8-0-0.
Utsupra naer Rhenen, Mydrecht, Amerongen, Langerak, Leersum, Renswoude in drie dagen ƒ 12-0-0. Verteering voor Voerman en Paarden, ieder dag vier gulden, dus naer Amersfoort, Vreeland, Zeist en Hagestein in twee dagen ƒ 8-0-0. Utsupra naer Wyk in twee dagen ƒ 8-0-0.
Utsupra naer Rhenen, Mydrecht, Amerongen, Langerak, Leersum en Renswoude in drie dagen f 12-0-0. Voor Passagie geld ƒ 0-15-0. De Verteering onder weg naer Rhenen, Mydrecht, Amerongen,
Langerak, Leersum en Renswoude heen en weder, voor den Scherprechter is gereguleerd op ƒ 4-0-0. En naar Amersfoort, Vreeland, Zeist, Hagestein en Wyk op ƒ 3-0-0. Voor de ordinaris Geesseling voor ieder persoon f 3-0-0.
Voor 't strengelyk geesselen f 4-0-0. Voor preparatien daar toe Nihil. Voor het Brandmerken ƒ 4-0-0. Voor het te pronkstellen met afzonder Ornamenten ƒ 2-0-0.
Voor een boekje. Papieren etc. op 't vuur te verbranden ƒ 1-W-O Voor Touwen en Koorden, die tot het geesselen of tot het doen
van eenige andere Executie gebruikt worden f 1-5-0. Voor de Roeden f 0-12-0. Voor het hangen van een Mes en andere Ornamenten boven 't
hoofd f 1-10-0. Voor een Strop op den hals te hangen ƒ 1-10-0.
Voor 't visiteren (kwellen) van de rug ƒ 1-10-0. Voor 't Tortureeren ƒ 6-0-0. Voor vacatie (wachttijd) in 't Hof ter Torture voor 't uur
ƒ 1-10-0. Voor de Instrumenten ƒ 1-10-0.
Voor de Pley op te hangen f 1-10-0. Voor het Zwaard boven boven 't hoofd te zwayen f 6-0-0. Voor 't Onthoofden, van ieder persoon ƒ 16-0-0. Voor 't Schoonmaken van 't Zwaard Nihil Voor 't Hangen van ieder persoon f 10-0-0. Voor 't Worgen van ieder persoon f 10-0-0. Voor 't Rabraken van ieder persoon, 't zy levendig of alvorens geworgd, de Koorden en 't binden daar onder gerekend, f 40-0-0. Voor 't hoofd met een byl af te houwen en op een pin te zetten
f 6-0-0. Voor het Blakeren ƒ 3-0-0.
Voorden Geëxecuteerden van de Galg, Worgpaal, Rad, etc. af te
nemen en van het Schavot op de wagen te helpen brengen f 3-0-0. Voor het dode lichaam op het Zeisterzand aan de Galg te han-
gen. Ladder en Catrol te stellen en af te nemen, te zamen f 6-0-0. Voor het zetten op 't rad aldaar en het hoofd op een pin. Ladder
en Catrol te stellen en weder af te nemen ƒ 6-0-0. '< Voor het hoofd met het lichaam in een zak te steken f 3-0-0.
Voor het lichaam in een Put te begraven f 6-0-0. Accordeert met de Principale,
Was getekend)
MIIAN VISCONTL . =,
|
||||||||||
De Utrechtse beulskist en enkele folterwerktuigen (Centraal
Museum) |
||||||||||
Executie
Hoe ging de executie door een beul in zijn werk? De beul had
de beschikking over een groot aantal werktuigen om de aange- klaagde op de pijnbank te pijnigen of de verminkende straffen uit te voeren: messen, priemen, tangen, roeden, handijzers, bijlen, zwaarden, touwen en riemen. Had eenmaal de beklaagde bekend en was er vonnis gewezen, dan volgde de executie binnen 24 uur. De executies van de levensstraffen werden in het openbaar uit- gevoerd op een plek waar veel publiek kon komen kijken en er lering uit trekken. In werkelijkheid was het meer een soort volks- vermaak. De beul bouwde een groot houten schavot, waarop de executie plaatsvond. De rechtbank las vooraf het vonnis voor en dan volgde de executie. Het was in onze ogen een wrede verto- ning. Ook de wijze waarop de beul, in opdracht van de rechters en
vastgelegd in het vonnis, moest handelen met het dode lichaam van een terechtgestelde, getuigde van geen enkel respect of eer- bied. De lichamen werden naar het galgenveld gebracht op een "horde", een gevlochten slede van tenen, of eenvoudigweg vast- gebonden aan de staart van een paard en gesleept. Het publiek op |
||||||||||
38
|
|||||||||
leefde van 1738 tot 1794. Hij schreef een boekje "Over misda-
den en straf' dat in veel landen werd uitgegeven. In Nederland kwam het in 1768 uit. Ook pleitte hij voor evenredigheid tussen de zwaarte van de misdaad en de straf. Straffen dienden alleen te worden opgelegd via voorafgaande wettelijke bepalingen. Hij pleitte ervoor nodeloze wreedheid af te schaffen. Hij pleitte voor het afschaffen van de doodstraf en de pijnbank. In Nederland was inmiddels de discussie over de pijnbank en de doodstraf al begonnen, maar in de praktijk werden deze nog gewoon gehand- haafd. De hervorming van het recht kwam in een stroomversnel- ling met de komst van de Fransen toen de ideeën van vrijheid, gelijkheid en broederschap opgeld deden. Op 6 maart 1795 vaar- digden zij een eerste decreet uit tegen de barbaarse behandeling van geëxecuteerde criminelen. De galgenvelden en galgenbergen diende weggeruimd te worden en de lichamen dienden begraven te worden. Op 2 december 1796 werd de Bataafse Republiek één en ondeelbaar verklaard. De standen verdwenen en de gilden werden opgeheven. De Staten Generaal waren voortaan de ver- tegenwoordigers van het hele volk. Het beginsel van gelijkheid |
|||||||||
Het Amsterdamse galgenveld met de tentoonsteilingsgalg, raden
en palen (Tekening van Gerrit Lamberts uit 1795). de route liet zich niet onbetuigd en smeet met alles wat het vin-
den kon naar de dode lichamen. Op het galgenveld werden de lichamen tentoongesteld aan de galg, op het rad of aan de paal, al naargelang de manier van terechtstelling in de stad (alhoewel daar ook wel van werd afgeweken). Ze bleven daar tot ze ver- gaan waren, ten prooi aan de vogels en tot afschrik van het alge- meen. Op oude kaarten vinden we deze galgenvelden vaak afge- beeld met een driehoekje of met een galgje. Over het galgenveld van Utrecht aan de Vaartse Rijn schreef dr. D.W. Gravendeel in ons blad van september 1989. Galgentypen
Er waren verschillende galgentypen. Grote steden kenden
vaak een grote stenen kuip met drie gemetselde zuilen, die met dwarsstangen waren verbonden. De zuilen droegen leeuwen met het stadswapen. De lichamen werden aan de stangen opgehangen en vielen na verloop van tijd bij gedeelten in de kuip. Een een- voudiger type was de houten galg, die bestond uit twee of drie palen in de grond met dwarsbalken, waaraan de lichamen werden gehangen. In de nabijheid van de tentoonstellingsgalg stonden meestal een of meerdere raden en palen. Een rad was een op een paal geplaatst wagenwiel, waarop de terechtgestelde (gerad- braakte en soms nog levende!) persoon gezet kon worden, de loodrecht in de grond staande palen dienden om lichamen tegen aan te binden (in oorsprong voor gewurgden). Protesten
Tot de 18e eeuw zijn weinig protesten bekend tegen de wrede
vonnissen. In de 18e eeuw werd de roep om een humaner en rechtszekerder strafrechtpleging steeds groter. Was het eerst zo dat het recht vooral diende om herhaling van een misdaad te voorkomen, in de 18e eeuw werd een dader van een strafbaar feit meer gestraft, omdat hij een kwaad had gepleegd dat vergolden moest worden. Een belangrijk pleitbezorger voor een humanere strafrechtpleging was Cesare Bonesaria, markies de Beccaria, die |
|||||||||
Cesare Bonesana, markies de Beccaria (1738-1794).
van alle individuen werd aanvaard en toegepast in de wetboeken
op verschillende gebieden van het recht. Er kwam meer rechts- zekerheid en rechtseenheid. In 1798 was het de Staatsregeling, die de nieuwe verworvenheden blijvend in ons recht verankerde. Zo werd de tortuur op de pijnbank afgeschaft. In 1809 kwam er het Crimineel Wetboek voor het Koninkrijk Holland. Hierin wer- den de meeste verschrikkingen uit onze oude strafrechtpleging, zoals radbraken en verdrinken, opgeruimd. Ook brandmerken verdween. De doodstraf bleef gehandhaafd, maar werd volgens Franse traditie voortaan uitgevoerd met de guillotine (de valbijl). In 1810 werd dit humane Wetboek vervangen door de strengere Code Pénal. In 1813 werd, met het herstel van de onafhankelijk- heid, de Code Pénal "bij provisie" gehandhaafd, maar met een aantal verbeteringen. Straffen als brandmerken, openbare gese- ling, tewerkstelling in tuchthuis of rasphuis, tepronkstelling op het schavot en eerioosheidverklaring werden gehandhaafd of opnieuw ingevoerd. De guillotine werd weer afgeschaft en het zwaard weer teruggehaald, net als de galg voor mannen en het wurgen aan de paal voor vrouwen. Het duurde nog tot 1854 voor- |
|||||||||
39
|
|||||||||||||||
dat de lijfstraffen, het brandmerken en het op de kaak stellen wer-
den afgeschaft met uitzondering van het geselen. Dit werd samen met de doodstraf afgeschaft in 1870. De Code Pénal bleef gehandhaafd, totdat het Wetboek van Strafrecht in 1886, na veel verworpen ontwerpen, werd ingevoerd. Dit Wetboek van Strafrecht ging uit van de verbetering van de misdadiger in plaats van de afschrikkende werking van de straf. Straffen als verban- ning, deportatie en tuchthuisstraf waren niet meer opgenomen. De lijf- en doodstraffen werden niet meer ingevoerd. Ook de ont- erende straffen werden afgeschaft. De hoofdstraffen waren voor- taan gevangenisstraf, hechtenis en geldboetes. Conclusie
We hebben gezien dat ons rechtssysteem lange tijd gebaseerd
is geweest op gebruiken uit onze vroegste geschiedenis. In de vroege Middeleeuwen was het persoonlijk wraak nemen op de dader van een misdrijf nog steeds een gebruikelijk en geoorloofd middel. Het latere rechtssysteem kende vele misstanden. Er waren vele soorten rechtbanken, maar echte wetboeken, waarin stond wat strafbaar was en hoe gestraft moest worden, bestonden niet of nauwelijks. De rechter was geen onafhankelijk persoon en bepaalde zijn straf op wat in het proces naar voren werd gebracht, zonder zelf een onderzoek in te stellen. Later werd de bekentenis van steeds groter belang, waardoor het gebruikelijk werd deze bekentenis af te dwingen op de pijnbank. De straffen waren wreed en stonden vaak niet in verhouding tot de gepleegde mis- |
daad. Aan de andere kant werden in onze ogen zware misdaden,
zoals doodslag, vaak mild gestraft met een boete. De meeste straffen waren meer een afschuifsysteem in de vorm van verban- ning of opruiming van de misdadiger in de vorm van doodstraf, in een poging de misdaad uit te bannen. In de 18e eeuw kwam er pas verzet tegen al deze praktijken en de vernieuwing van het recht kwam in een stroomversnelling met de komst van de Fransen in 1795, die volgens hun nieuwe opvattingen van vrij- heid, gelijkheid en broederschap een nieuw rechtssysteem intro- duceerden. In de daarop volgende eeuw werden de meeste straf- fen van lieverlee afgeschaft. Ons huidige rechtssysteem dateert van 1886 met de invoering van het Wetboek van Strafrecht. |
||||||||||||||
Geraadpleegde literatuur:
Dr. D.A. Berents, Misdaad in de Middeleeuwen. Een onderzoek naar de cri-
minaliteit in het laat middeleeuwse Utrecht. Bunnik 1976. Ach lieve tijd. Dertien eeuwen Utrecht, de Utrechters en hun goed recht. Onder redactie van drs. M.W.J. de Bruijn e.a. Zwolle 1985. D.W. Gravendeel, Een galgeveld in De Meem? Historische Vereniging Vleuten-De Meem-Haarzuilens, Jaargang 9 nr. 3, september 1989. Prof. Mr. J.E. Spruit, 58 Miljoen Nederlanders en misdaad en straf, Amsterdam 1977. H. Steensma, Straffen door de eeuwen heen. De beul, het tuchthuis en de
gevangenis. Den Haag 1982. J. van de Water, Groot Placcaatboek -'s Lands van Utrecht- 3 delen, Utrecht
1729. Otto Wttewaall, Vleuten-De Meem, geschiedenis en historische bebouwing.
Zeist 1994. |
|||||||||||||||
Verenigingsberichten
|
|||||||||||||||
Kasteel De Haar
|
|||||||||||||||
Eenmalig bezoek aan Kasteel De Haar voor
onze leden. Voor zaterdag 7 oktober a.s. heeft ons bestuur van de
Stichting Kasteel De Haar toestemming gekregen voor een exclusieve rondleiding door het kasteel, speciaal voor onze leden. De rondleiding laat ons vertrekken zien die in de normale touristische route niet zijn opgenomen. Om de toestroom van onze leden over de uren te verdelen (max. 35 personen per groep) en zeker te zijn van de door u gekozen tijd in goede banen te lei- den wordt ƒ 2,50 bespreekkosten gevraagd. De rondleidingen gaan om 10.00 uur van start en vervolgens ieder heel uur en de laatste begint om 16.00 uur. Indien het aanbod op een bepaald uur groter is dan 35 perso-
nen, wordt het meerdere doorgeschoven naar 15 minuten later |
|||||||||||||||
etc. (Kinderen vanaf 5 jaar zijn eveneens welkom).
De bespreekkaartjes, met het door u gewenste tijdstip kunnen
worden afgehaald op de donderdagavonden 7, 14, 21 en 28 sep- tember van 17.30 tot 21.30 uur in de Broederschapshuisjes, Dorpsstraat 1, Vleuten en op de vrijdagavonden 8, 15, 22 en 29 september (zelfde tijdstippen) in Het Kabinet, Zandweg 147b (achter het Verenigingsgebouw), De Meem. Onze postabonnees kunnen gedurende genoemde uren per telefoon reserveren. Helaas zijn er geen voldoende faciliteiten voor rolstoelen. Noteer deze data nu in uw agenda!
In ons tijdschrift van september a.s. geven wij aanwijzingen
over parkeren en ingang. |
|||||||||||||||
40
|
||||||||||||||||
Onze straatnamen, oorsprong en betekenis (8)
|
||||||||||||||||
door J.H.P. Heesters
|
||||||||||||||||
In het begin van de zestiger jaren stonden grote bouwprogramma's voor Vleuten en De Meern op stapel. Voor de bouwlo-
caties Oudenrijn en Veldhuizen in De Meern alsmede voor de wijken Nieuwe Vaart, Odenvelt en Hinderstein in Vleuten moesten veel straatnamen bedacht worden. Er bestond toen nog geen commissie straatnaamgeving zoals op dit moment Het gevolg hiervan was veel creativiteit van Burgemeester, Wethouders en ambtenaren om aan de gemeenteraad nieuwe straatnamen voor te stellen. Mogelijk door de veelheid daarvan is naamgeving niet altijd consequent doorgevoerd. |
||||||||||||||||
Wethouders nieuwe straatnamen
voorgesteld. Omdat de gemeente- raad hiermee niet instemde werd het voorstel aangehouden. Tijdens een rumoerige vergadering op 20 december 1963 werd voor de wijk Nieuwe Vaart voor dichtersnamen gekozen. De Camphuysenstraat was al in 1959 vastgesteld en mogelijk is dat de argumentatie geweest om met dichtersnamen verder te gaan. Opmerkelijk is echter dat de gemeenteraad de namen van zes schrijvers in plaats van dichters heeft vastgesteld. Voor vier nieuwe straten werd gekozen voor de Couperus-, Jacob Cats-, Frederik van Eden- en Multatulistraat. Naarmate de bouwplannen vorderde, werden |
||||||||||||||||
Luchtfoto van de wijk Nieuwe Vaart in aanbouw in 1994. Foto: D.C. van Dalsen
|
hier de Boutens- en de Herman
|
|||||||||||||||
Heijermansstraat aan toegevoegd.
Nadat het transportbedrijf Goes het terrein ten westen van de Schoolstraat had verlaten, werden er nieuwe woningen gebouwd en straten aangelegd. Hiervoor werden de J.C. Bloem-, Clara Eggink- en Theo van Baarenstraat vastgesteld. De vraag is ook waarom men niet consequent de voorletters
of voomaam van de schrijvers en dichters heeft genoemd. In de eerste groep straatnamen had Couperus met zijn voomaam Louis niet misstaan. Camphuysenstraat
Dit is de eerste straat waarvan de naam in 1959 door de
gemeenteraad voor de wijk Nieuwe Vaart is vastgesteld. Dirck Raphaëlsz Camphuysen is in 1586 in Gorinchem geboren. Hij was een Nederlands dichter die in 1617 predikant in Vleuten was. Ondanks dat hij in zijn optreden zeer gematigd was, werd hij door de godsdienstig-staatkundige verschuiving van 1618 ver- volgd. In 1620 werd hij verbannen maar keerde in 1622 in Oost- Friesland terug. In 1624 kwam van hem de anonieme uitgave 'Stichtelijkcke rymen' uit. Het gevolg hiervan was dat hij opdracht kreeg om een nieuwe psalmberijming te schrijven. Dit omvangrijke werk met als titel 'Uytbreyding over de psalmen des propheten Davids na de Fransche dicht-mate van C. Marot en T. de Beze' verscheen postuum in 1630. Dirck Camphuysen overleed in Dokkum op 19 juli 1927. De gemeenteraad stelde op 24 augustus 1959 de Camphuysenstraat vast'). |
||||||||||||||||
De wijk Nieuwe Vaart
Een van de nieuwe wijken was Nieuwe Vaart. Deze wijk is
gelegen ten westen van de Schoolstraat en te noorden van de Dorpstraat. Aan de zuidkant komt men in de wijk via de Camphuysenstraat en aan de oostkant is deze wijk toegankelijk vanaf het Dorpsplein en via de nieuwe Multatulistraat'. Voor de geschiedenis voor de naam van deze wijk moeten we
terug naar 1612. Op 1 november van dat jaar stelden de deken en het kapittel van Oudmunster te Utrecht, als ambachtsheren, een ordonnantie of schouwbrief op, die betrekking had op de 'Nieuwe Grift ofte Vaersloot' in Vleuten en langs Themaatl Een gedeelte van deze vaarsloot was vanaf de Vleutense
Wetering gegraven en liep tussen de huidige Camphuysenstraat en het oude gemeentehuis in de Dorpsstraat in noordelijke rich- ting. Deze watergang liep tot aan de Thematerdijk, wat nu de Thematerweg is, en liep verder in westelijke richting naar Huis den Eyck. Rond 1700 sprak men niet meer over de Nieuwe Grift maar van de Thematervaart. Later werd het gegraven gedeelte de Nieuwe Vaart en het resterende gedeelte vanaf de Thematerdijk de Thematerwetering genoemd. Ten behoeve van de bebouwing werd de Nieuwe Vaart gedempt en kon de locatie bouwrijp gemaakt worden. Schrijvers en dichters
Op 8 november 1963 werden door Burgemeester en
|
||||||||||||||||
41
|
|||||||||
*■.
|
|||||||||
lacob Catsstraat
Een tweede schrijver uit de 16e eeuw waarnaar een straat
benoemd is, is Jacob Cats. Hij is op 10 november 1577 in Brouwershaven geboren en was enige tijd advocaat in de Den Haag en vestigde zich in 1603 in Middelburg. In 1605 trouwde hij met de zeer godsdienstige Elisabeth van Valckenburvg die veel invloed op hem had. In 1611 verkoos hij landbouw boven het juristenvak wat hem in korte tijd een redelijk kapitaal ople- verde. In 1618 debuteerde hij als schrijver met het boek 'Maechden-plicht ofte ampt der jonkvrouwen in eerbaar liefde acnghewesen door sinnebeelden'. Hierna volgden nog tien wer- ken waarvan de in 1627 verschenen 'Trouwringh' het uitvoerig- ste was. Na het twaalQarig bestand werd Cats de tweede pensionaris
van Middelburg en in 1623 pensionaris van Dordrecht. In 1636 werd hij raadspensionaris van Holland en West-Friesland en ver- volgens in 1645 tevens Groot Zegelbewaarder en stadhouder van de lenen. In die functie leefde hij tot 1652 en verder als ambteloos op zijn landgoed 'Sorghvliet' bij Den Haag waar hij op 12 sep- tember 1660 overieed. Op 20 december 1963 werd door de gemeenteraad de Jacob
Catsstraat vastgesteld ■*). Multatulistraat
Het woord 'multatuli' is opgebouwd uit de woorden 'multa-
en tuil' dat 'ik heb veel gedragen' betekent. Het was het pseudo- niem voor Eduard Douwes Dekker die op 3 maart 1820 in de Korsjespoortsteeg in Amsterdam is geboren. In 1838 vertrok hij naar Batavia waar hij verschillende, niet altijd succesvolle, func- ties heeft bekleed. In 1846 trouwde hij met Everdina Huberta van Wijnbergen. In 1857 keerde hij terug naar Europa en leefde, onder anderen in Duitsland zonder zijn gezin, een zwervend bestaan. In die tijd vond hij in Brussel enig journalistiek werk en op een zolderkamer schreef hij zijn bekendste boek 'Max Havelaar' Deze uitgave leidde tot grote belangstelling voor de koloniën. Kenmerkend voor Multatuli zijn zijn pogingen om een
acceptabel rechtsherstel te krijgen voor zijn werk in het toenma- lige Nederiands-Indië. Van 1861 tot 1877 heeft hij verschillende brochures, bundels
en verhandelingen geschreven. Multatuli stierf op 19 februari 1887 in het Duitse Nieder
Ingelheim. Na zij dood werd zijn werk onderdeel van de Multatuli studie. In 1910 werd in zijn geboortehuis het Vlultatulimuseum opgericht en na 1930 herleefde belangstelling i'oor zijn werk. In 1950 is een begin gemaakt met het uitgeven van Mulatuli's volledige werken waarvan deel 17 in 1986 is ver- chenen. Honderd jaar na zijn dood in 1987 werd op de Forensluis in Amsterdam een standbeeld voor hem opgericht. Op 20 december 1963 is voor Multatuli, als Nederiands pro-
Mschrijver en moralist, de straatnaam door de gemeenteraad vastgesteld'). ■rederik van Edenstraat
Frederik Willem van Eden is op 3 april 1860 in Haarlem
geboren. Hij studeerde medicijnen in Amsterdam en promoveer- de in 1886 met het proefschrift 'Kunstmatige voeding bij tuber- ;ulose' Nadat hij psychiatrie in Parijs gestudeerd had, vestigde lij zich als arts in Bussum. Samen met A.W. van Tenterghem stichtte hij in 1887 in Amsterdam een psychotherapeutische kli- niek waar hij tot 1894 werkzaam was. Tijdens zijn medicijnen- |
|||||||||
studie in Amsterdam kwam hij in aanraking met verschillende
schrijvers waaronder Willem Kloos. In latere jaren vertegen- woordigde hij, als Nederlands schrijver, het religieus symbolis- me. Onder het pseudoniem Comelis Paradijs schreef hij in 1885 'Grassprietjes'. Heel bekend is zijn beroemde roman 'De kleine Johannes' dat in de Nieuwe Gids is gepubliceerd en in 1887 in boekvorm is verschenen. Zijn nieuwe socialistische ideeën wor- den door de Eerste Wereldoorlog verstoord. Hierna was zijn lite- raire rol voorbij en voelde hij zich als auteur en hervormer mis- kend. In 1922 ging hij over naar de rooms-katholieke kerk en psychische ziekteverschijnselen verduisterde zijn laatste levens- jaren. Frederik van Eden overleed op 16 juni 1932 te Bussum. De gemeenteraad besloot op 20 december 1963 een straatnaam naar hem te noemen'). Couperusstraat
Louis Maria Anne Couperus is op 10 juni 1863 in
's-Gravenhage geboren. Hij is een schrijver die opgroeide in een familie van Nederlands-Indische ambtenaren en een deel van zijn jeugd op Java doorbracht. Na een mislukte HBS studie in Nederlands-Indië, studeerde hij verder in Nederland en behaalde in 1886 een Mo-akte. In 1891 trouwde hij met zijn nicht Elisabeth Baud. Zijn werk kan in drie groepen ingedeeld worden. De eerste
groep omvat psychologisch-realistische romans waarin met name 's-Gravenhage gesitueerd wordt. Samen met vrouw ver- bleef Couperus veel in Zuid-Frankrijk en Italië. Dit heeft zijn weerslag gevonden in de tweede groep met enkele historische romans met een mediterraan karakter. De derde groep dateert uit de tijd dat hij feuilletons schreef voor het Haags dagblad 'Het Vaderland'. In die tijd schreef hij verhalen, causerieën, brieven, impressies, essays en sprookjes. Ondanks zijn vele werken is hij als schrijver onderschat. Louis Couperus overleed op 16 juli 1923 in De Steeg en zijn straatnaam is op 20 december 1963 door de gemeenteraad vastgesteld') Herman Heijermansstraat
Deze Nederlandse schrijver van sociaal geëngageerde realis-
tische romans en toneelstukken is op 3 december 1864 in Rotterdam geboren. Eerst was hij bankbediende en kwam in 1892 via de journalistiek in de literatuur terecht. In 1893 publi- ceerde hij zijn eerste toneelstuk 'Dora Kremer' waarop afwijzen- de kritiek kwam. In 1989 stichtte hij in Amsterdam 'De Jonge Gids'. Onder het synoniem Sammuel Falkland publiceerde hij van 1894 tot 1911 zeshonderd schetsjes met als titel 'Falklandjes' waarmee hij succes had. In 1912 vond Heijermans dat het auteursrecht in Nederland onvoldoende beschermd was en daardoor vestigde hij zich in Berlijn. Later keerde hij terug en werd directeur van een eigen toneelvereniging. Heijermans over- leed op 22 november 1924 in Zand voort. Op 20 december 1963 is de Herman Heijermansstraat door de gemeenteraad vastge- steld'). Boutensstraat
Pieter Comelis Boutens is op 20 februari 1870 in Middelburg
geboren. Hij studeerde klassieke talen in Utrecht wat mede van invloed is geweest op zijn latere oeuvre. Nadat hij in een korte tijd als leraar werkzaam is geweest, wijdde hij zich na 1904 geheel aan letterkundig werk. In zijn verzen, sonnetten en ande- re werken komen duidelijk zijn filosofische ideeën tot uitdruk- king. Omdat hij klassieke talen had gestudeerd, zijn invloeden |
|||||||||
42
|
|||||||||||||
van Griekse wijsgeren aanwezig. Zijn Homerus vertalingen mag
een van zijn best geslaagde werken genoemd worden Boutens overleed op 14 maart 1942 in 's-Gravenhage. Ook
voor hem heeft de gemeenteraad op 20 december 1963 een straatnaam vastgesteld"). Carla Egginkstraat
Dit is een van de eerste straten die door de gemeenteraad
vastgesteld is op het voormalige terrein van het transportbedrijf Goes. Carla Eggink is op 18 april 1906 geboren. Als Nederlands dichteres en prozaschrijfster is zij gehuwd geweest met J.C. Bloem, J. Campert en H.J.G. Ivens. Omdat zij tijdens de Tweede Wereldoorlog geen lid wenste te worden van de Kultuurkamer werden haar publicaties, net als die van anderen, door de Duitsers verboden. Een en ander had ook tot gevolg dat zij tijdens de oor- logsjaren onderdak bood aan linkse schrijvers. Een van haar beste werken uit die tijd is 'Landinwaarts' dat, ondanks een ver- bod, in 1941 is verschenen. Carla Eggink overleed op 3 maart 1991 in Laren N.H. De gemeenteraad besloot op 17 september 1998 een straatnaam naar haar te noemen'"). Theo van Baarenstraat
De dichter en godsdiensthistoricus Theodoor Petrus van
Baaren is op 13 mei 1912 in Utrecht geboren. Hij studeerde in zijn geboortestad theologie waar hij in 1951 promoveerde. Evenals Carla Eggink werd hij in de Tweede Wereldoorlog geen lid van de Duitse Kultuurkamer Samen met zijn vrouw Gertrude Pape gaf hij in de oorlogsjaren het ondergrondse tijdschrift 'De schone zakdoek' uit. De oplage was slechts één exemplaar waar- van 36 nummers verschenen. Van 1952 tot 1980 was hij hoogle- raar godsdienstwetenschappen en Egyptologie aan de universi- teit van Groningen. Theo van Baaren werkte mee aan het popu- lair wetenschappelijke boek 'Antwoorden' waarin hij schreef over de godsdienst van volkeren die geen geschriften en boeken hebben. Verder schreef hij toneel, verzen, romans en een groot aantal theologische studies. Hij overieed op 4 mei 1989 in Utrecht. Op 17 september 1998 is zijn straatnaam door de gemeenteraad vastgesteld"). Het bijzondere is dat het de enige straatnaam in ons land is die naar Theo van Baaren is genoemd. J.C. Bloemstraat
Mr. Jacobus Comelis Bloem is op 10 mei 1887 in Oudshoorn
geboren. Hij studeerde rechten en promoveerde in 1916. Tot 1946 was hij werkzaam als ambtenaar, journalist bij het NRC en griffier van enkele kantongerechten maar daarna was hij ambte- loos burger. In 1921 verscheen zijn eerste bundel 'Het verlangen' waarna er tot 1979 nog meerderen zijn gevolgd. Kenmerkend is zijn weinig specifieke thematiek en soberheid van zijn stijl. Opmerkelijk in dit kader is de algemene erkenning die hem ten deel is gevallen. In 1949 ontving hij de Constantijn Huygensprijs, in 1952 de P.C. Hooftprijs en in 1964 de Grote Prijs der Nederlandse letteren. In de besluiten van Burgemeester en Wethouders inzake naamgeving wordt niet aangegeven wan- neer de J.C. Bloemstraat is vastgesteld. Omdat hier gaat om de voorlopig laatste straat van fase II van de Schoolstraat moet dat in 1999 zijn geweest. Nieuwe Vaart
Het zal duidelijk zijn dat de straatnaam Nieuwe Vaart afge-
leid is van de wijknaam. In eerste instantie liep deze straat vanaf de Frederik van Eden straat tot aan de Herman Heijermansstraat. |
Nadat een aantal panden aan het Haarpad en de Schoolstraat door
het gemeentebestuur waren aangekocht en gesloopt, werd aan de gemeenteraad in 1968 een plan voorgelegd om de Nieuwe Vaart door te trekken naar de Schoolstraat'-). Dorpsplein
|
||||||||||||
.:.,^ÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊimÊKaÊ
Dorpsplein met torenplein en N.H.Kerk in 1971. Foto: Historische vereniging |
|||||||||||||
Nadat in de Vleutense dorpskern meerdere woningen waren
gesloopt, ontstond als gevolg van deze sanering een open ruim- te. Deze werd afgesloten door de Dorpsstraat, Schoolstraat en Nieuwe vaart. Burgemeester en Wethouders presenteerde een plan om deze ruimte te bestemmen als Dorpsplein. Dit plein, zo meende men, kon een belangrijke functie gaan vervullen in het dorpsleven. Daarnaast moest wel rekening gehouden worden met een grote behoefte aan parkeerruimte. Daarom werd in het plan een parkeerruimte gepland voor 200 auto's in het hart van het dorp. Op 22 december 1967 werd de naam Dorpsplein offi- cieel door de gemeenteraad vastgesteld"). IHoutwerf en Loswal
In 1892 werd door E.J. van Dijk, wagenmaker en houthande-
laar wonende aan de Dorpsstraat, de toenmalige Parkweg en tegenwoordig de Dorpsstraat, een stuk land gekocht voor hout- |
|||||||||||||
De oude situatie in 1960 van de houtwerf met loswal
Foto: LFN |
|||||||||||||
43
|
||||||||||||
opslag. Voor dit doel werd toen een open loods gebouwd. In 1913
bouwde hij daar een houtzagerij, waarbij nog een tweede loods werd gebouwd. Dit voor Vleuten unieke bedrijf werd na zijn dood in 1932 voortgezet door als de N.V, later CV. Houthandel E.J. van Dijk. De aanvoer van bomen, voornamelijk vanuit het buitenland, naar de zagerij oftewel de houtwerf geschiedde vroe- ger vanaf het Merwedekanaal in Utrecht via de Vleutense Wetering naar Vleuten. Later werden de bomen ook per vracht- auto aangevoerd en gelost op de stuk grond bij de Vleutense Wetering (loswal). Vandaar werden ze onder de brug in de Dorpsstraat via de sloot langs de houtwerf naar de sloten rondom de zagerij getransporteerd. Na lange tijd in die sloten 'ingewa- terd' te zijn, werden de bomen uit het water getakeld om in de zagerij tot planken te worden gezaagd. Vervolgens werden de planken in een van de twee houtloodsen opgeslagen om te drogen. In het kader van de ruilverkavelingwerken in de vijftiger jaren werd de brug in de Dorpsstraat afgebroken en de sloot ter plaatse gedempt. De aanvoer van bomen geschiedde toen niet meer via de Vleutense Wetering maar uitsluitend met vrachtwa- gens. Deze werden dan gelost op een stuk grond ten noorden van het Haarpad en ten oosten van het bosje aldaar, dat toen als los- wal werd gebruikt. Het bosje, waar bomen werden gekweekt voor verwerking tot productiehout, behoorde ook bij het bedrijf |
In 1971 werd het bedrijf beëindigd en werd de grond verkocht
aan expeditiebedrijf Goes. In 1974 werd de grond gekocht door de gemeente en bestemd om er woningen op te bouwen. Daartoe werden de sloten gedempt en twee straten aangelegd die, als her- innering aan het vroeger daar gevestigde bedrijf 'Houtwal' en 'Loswerf' werden genoemd. Een raadsbesluit tot het geven van deze namen is niet gevonden. Bronnen:
RAU Do = Rijksarchief Utrecht Dorpsgerechten
OG = Onze Gemeente
Rb = Raadsbesluit
GAV = Gemeentearchief Vleuten
|
|||||||||||
l.OG. januari 1965
2. RAU. inv. 349-7 Rb. 29-08-1959 Rb. 20-12-1963 Rb. 20-12-1963 Rb. 20-12-1963 Rb. 20-12-1963 Rb. 20-12-1963 Rb. 20-12-1963 10. Rb. 17-09-1998
11. Rb. 17-09-1998
12. OG. April 1968
13. Rb. 22-12-1967
|
||||||||||||
Houtwerf gezien vanuit liet
zuidwesten in 1992.
Foto: Historisclie vereniging
|
||||||||||||
Aciiterliant van de Loswal
gezien vanaf het Haarpad. Foto: Historische vereniging |
||||||||||||
44
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Archeologische verkenningen (3)
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
door J.H. J. Joosten
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De vorige archeologische verkenning, al weer een half jaar geleden, leverde twee interessante reacties op.
De Heer J.Storm van Leeuwen reageerde op de aankondiging van het archeologische onderzoek door de archeologische werkgroep Oude Rijn naar de omgrachte hofstede in de polder Themaet. Hem was tijdens zijn werk in het kader van de ruil- verkaveling begin jaren zestig ter ore gekomen dat in de periode tussen de wereldoorlogen in de buurt van de plaats waar de hofstede verwacht wordt, bakstenen werden uitgegraven ten behoeve van restauratiedoeleinden. Belangrijke informatie waarmee tijdens het onderzoek, dat inmiddels al van start is gegaan, zal worden rekening gehouden! In plaats van muur- resten zullen vaak uitbraaksleuven worden aangetroffen. Een tweede reactie kwam van de broers Jos en Theo Brandsen uit De Meern. Zij reageerden op een opmerking in de vori-
ge bijdrage : "geruchten uit het circuit van de onderzoekers met metaaldetectors". Zij boden hun diensten aan de werkgroep aan om het wantrouwen dat tussen de archeologen en de onderzoekers met metaaldetectors wel eens bestaat weg te nemen en een bijdrage te leveren in het archeologisch onderzoek. Hun aanbod is geaccepteerd en inmiddels heeft hun eer- ste bijdrage al een opmerkelijk resultaat gehad. Deze aflevering is verder geheel gewijd aan het onderzoek dat de archeologische werkgroep "Oude Rijn" uitvoert op ver-
zoek van de gemeente Vleuten- De Meern naar de begraven hofstede. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Waarom een onderzoek?
Vooruitlopend op de aanleg van de Haarrijnse Plas is het deel
van de stroomrug van de Oude Rijn gelegen ten noorden van de Thematerweg onderzocht middels een karterend archeologisch |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
baar een huis met twee hooi-
bergen staat afgebeeld (afb.2). Hier was dus duide- lijk iets aan de hand! Het kadaster uit 1832 geeft geen bijzonderheden meer op deze plaats, dus mogelijk liggen er nog niet door latere bebou- wing verstoorde resten van een laatmiddeleeuwse hof- stede. De plaats op de rand van
de stroomrug, de afwijkende kavelstructuur die ter plaatse een merkwaardige uitstul- ping vertoont en de merk- waardige plaats midden in de 11e of 12de-eeuwse ontgin- ning, roepen allerlei vragen |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
iderzoeksgebied
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Doorsnede
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
^ J op afb. 3
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
afb. 2. Landmeterskaart van
J. van Diepenem uit 1639 waar- op aangegeven met dubbele lijnen het onderzoeksgebied |
op. Wellicht was er al sprake
van bewoning voor de ont- ginning werd ondernomen. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
restgeul
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
En wat was de aard van de
bebouwing en de status van de bewoners? Op voorspraak van de gemeentelijke projectarcheoloog Erik
Graafstal heeft de gemeente Vleuten-De Meern de archeologi- sche werkgroep Oude Rijn gevraagd het onderzoek ter beant- woording van deze vragen op zich te nemen. Een bijzonder eer- volle opdracht voor een groep amateurs. Op enige materiele voorwaarden en met de hulp van Ton van Rooijen, die vanuit de provinciale archeologische dienst de kwaliteit bewaakt, heeft de werkgroep positief op het verzoek gereageerd. Ondertussen is na een uitgebreid vooronderzoek het echte
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Thematerweg
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
afb. 1 .Karterend archeologisch booronderzoek RAAP
booronderzoek door RAAP. (afb.1)
Op de rand van de stroomrug werden puinconcentraties aan-
getroffen. Deze concentraties werden eerst voor recente stort aangezien. Bert Koot, lid van de werkgroep, was in het archief van het kapittel van St. Jan een landmeterkaartje tegengekomen uit 1639 waarop de plaats van de puinconcentraties onmisken- |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
graafwerk al begonnen.
|
/
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het vooronderzoek
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het vooronderzoek bestond uit drie delen. Een verder onder-
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
45
|
||||||||||||||||||||||||
geschoold door Ton van Rooijen in het aankrassen, tekenen en
inmeten van archeologische sporen en het registreren van vond- sten, waren de verwachtingen hoog gespannen. De graafmachine van de firma van Lint legde de eerste dag
een put aan van 40m lang ruim 5m breed en een 0,5m diep. Al snel werd loodrecht op de lengterichting van de sleuf een ruim 8m brede baan van donker gekleurde aarde zichtbaar. De bedoe- ling van het aanleggen van de put, in de lengterichting liggend evenwijdig aan de kavelsloten, was het vinden van het grachten- stelsel. Het was direct duidelijk dat de grijze baan de plaats van de zuidelijke gracht aangaf. Om meer over de gracht te weten te komen werd de put ter
hoogte van de gracht nog ruim lm verder uitgediept over de helft van de breedte van de put. De doorsnede van de gracht tekende zich duidelijk af in het aldus verkregen profiel. Uit het profiel stak een stuk ijzer dat bij nader onderzoek een gave lanspunt bleek te zijn van wel 25cm. In de bodem van de uitgediepte put die snel weer onder water liep stak een bewerkte eiken balk schuin omhoog. Mogelijk de pijler van een brug of een deel van een beschoeiing. Uit het profiel werden nog enkele scherven geborgen uit verschillende tijdperken; een aanwijzing dat de gracht verschillende fases heeft gekend. De gracht is breder en ook dieper dan verwacht. Mogelijk is niet alleen de status het doel geweest van de aanleg, maar speelde ook de weerbaarheid van de hofstede een rol. Tot slot werd door de al eerder genoemde broers Brandsen
|
||||||||||||||||||||||||
zoek van de archieven, een veldverkenning van het gebied en
zijn directe omgeving en een nauwkeurige hoogtemeting van het onderzoeksgebied. De leenregisters uit het archief van De Ham leverden een bij-
zondere verassing op. De oudst bewaard gebleven akte met betrekking tot de hofstede bleek al uit 1472 te dateren en daarin werd gesproken over singels en grachten, een formulering die drie eeuwen lang in de leenregisters herhaald wordt. Een beves- tiging van het vermoeden dat hier sprake is van een omgrachte hofstede, een woonvorm die in noordwest Europa in de dertien- de tot zestiende eeuw veel voorkomt. Uit statusoverwegingen omgrachtten de lagere adel en welgestelden hun woningen. Naar dit soort bewoning is in Nederland nog weinig archeologisch onderzoek gedaan. R. van der Mark adviseert in zijn doctoraalscriptie over dit
soort hofsteden, voor het eigenlijke opgraven een nauwkeurige hoogtemeting uit te voeren. Informatie over ophogingen, die bij de bouw van dit soort huizen vaak voorkomt en over eventuele wallen, gaat anders verloren. Aldus is door de werkgroep gedaan. Het resultaat is een prachtige kaart van het onderzoeksgebied waarop het microreliëf in kleuren zichtbaar is gemaakt. Het derde deel van het onderzoek bestond uit het afzoeken
van de omgeving naar aan de oppervlakte liggende scherven , botten en andere restanten van vroegere bewoning. Het leverde een aantal dateerbare scherven op die bewoning in de late mid- deleeuwen bevestigden. Ook werd recent puin aangetroffen met er tussenin een enkele scherf van mogelijk vroeg middeleeuws aardewerk. Vraag blijft of de oude scherf met de recente stort is meegekomen of van een hele vroege bewoning op de plaats zelf afkomstig was. Het onderzoeksgebied ligt op de rand van de stroomrug van
de Rijn. De afzettingen zijn hier ter plaatse ongeveer 4000 jaar oud. Toen boorde de Rijn zich door de vier meter dikke veenlaag en schuurde ook nog een deel van het eronder liggende zand weg. Later zette de rivier, die voortdurend van loop veranderde, zand , grind en zavel af en bij overstromingen met lage stroom- snelheden ook klei, tot ver in de omtrek, over de veenlaag heen.(afb.3) Dit betekent dat reeds in de late steentijd, bronstijd en ijzer-
tijd bewoning van dit deel van de stroomrug mogelijk was. Uit eerder onderzoek is gebleken dat de directe omgeving ten zui- den van de Thematerweg in ieder geval in de ijzertijd al bewoond werd. De eerste spa de grond in!
Geladen met de resultaten van het vooronderzoek en
|
||||||||||||||||||||||||
voorzijde
Randschrift:
"ALBERTUS.DUX:COM.HOLA.Z.ZELA"
(Albertus.hertog (van Beijeren):graaf van Holland en Zeeland) |
keerzijde
Randschrift binnen:
"MONETA HOLAND"
(Geld van Holland) |
|||||||||||||||||||||||
Randschrift buiten:
"ENDIETU.SIT.NOME. DNI.NRI.IHU.XPI" (In God zijn naam ...?) afb.4 1 enkele "groot"(zilver) van het graafschap "Holland"
Aalbrecht van Beijeren (1359-1404) Gothisch randschrift het terrein op metaalvondsten afgezocht. Dat leverde op de
insteek van de gracht een mooie zilveren munt op uit de tweede helft van de 14de eeuw. (afb.4) Boven in de grachtvulling wer- den verder nog talrijke spijkers aangetroffen die mogelijk afkom- stig zijn van een vergaan houten brugdek. Een succesvolle eerste graafdag ! De werkgroep heeft zich
intussen gestort op het tekenen van de zich in de put aangekras- te sporen, het registreren en verwerken van de vondsten en het analyseren van de verkregen gegevens om verdere plannen te ontwikkelen. Daarover een volgende keer meer. De vragenrubriek
Als u vragen, opmerkingen of mededelingen heeft op archeo-
logisch gebied, vergeet dan niet contact op te nemen met de redactie of met Hans Joosten, Haarpad 36, 3451 AZ Vleuten, tel. 030-6772554. |
||||||||||||||||||||||||
liUeO)
|
||||||||||||||||||||||||
Cmdi l1,f,tiJe
|
||||||||||||||||||||||||
^7iieryi^i<tive^
|
||||||||||||||||||||||||
"^^Sk^j^/
|
||||||||||||||||||||||||
'tWiSï'orf/if a/isiii^iiefi
|
||||||||||||||||||||||||
aJb. 3. Doorsnede onderzoeksgebied in noordzuidrichting. De
restgeul is ook zichtbaar op afb L |
||||||||||||||||||||||||
46
|
|||||||||||
De transformatie (4)
van historische dorpen tot modern Leidsche Rijn
door Wouter de Heus |
|||||||||||
In de vorige aflevering van deze reeks handelde het over de gesprekken die gaande waren tussen de verschillende gemeen-
ten die samen Leidsche Rijn bouwen en onze historische vereniging en Oud-Utrecht over het restauratieplan van de Groenedijk. Toen gaf ik aan dat er van een juichstemming nog geen sprake kon zijn, dat er eerst resultaten geboekt moes- ten worden, maar dat het bijzonder prettig was dat de historische verenigingen inmiddels als serieuze gesprekspartner wer- den gezien. Eindelijk, eindelijk kan ik eens positief nieuws melden in dit artikel. Voordat ik daadwerkelijk melding ga maken van het goede nieuws, is er een aantal zaken dat aan de orde mag komen. Allereerst is dat een compliment aan het bestuur van uw vereniging, en in het bijzonder aan voorzitter Piet Schenk en bestuurslid Hugo van Essen. Een uitleg is op zijn plaats. Zelf was ik al jaren lid van zowel de historische vereniging als Oud-Utrecht, maar behalve wat vrijwilligerswerk bij de opgra- vingen en het raadplegen van bronnen voor genealogisch onderzoek, bleef mijn actieve bijdrage aan deze verenigingen zeer beperkt. Toen ik mij wilde gaan vestigen in Leidsche Rijn, ben ik in de plannen van de nieuwbouw gedoken en zag tot mijn enorme schrik welke ingrepen gedaan zouden worden in het mooie cultuurlandschap tussen Vleuten, De Meern en Utrecht. Uiteindelijk ben ik de plannen gaan toetsen aan een in 1995 opgesteld document, de zogenaamde Cultuur Historische Effect Rapportage (CHER). Daarin stonden de elementen die binnen de nieuwbouw bewaard moesten blijven uitvoerig aangege- ven. De Groenedijk was/is zo'n belangrijk element. De blokverkaveling ten noorden van de Groenedijk eveneens. In mijn naïviteit ging ik er van uit dat als zoiets op papier staat, daar rekening mee wordt gehouden met de bouw. Helaas. Ondanks het papieren belang van de Groenedijk werden er flats gebouwd, wegen overheen getrokken, sloten gedempt. Een brief aan de besturen van de historische vereniging, Oud-Utrecht en de Rijksdienst Monumentenzorg bood soelaas. In eer- ste instantie vond ik het heel normaal dat de historische verenigingen, die als taak hebben op te komen voor het cultureel erfgoed, brieven zouden schrijven aan de diverse stadsbesturen. Inmiddels ben ik er achter dat zoiets getuigd van grote moed, omdat het in aanleg een historische vereniging niet past als actievoerder op te treden. Althans, dat paste niet bij de bestuurders van de verenigingen. Inmiddels hebben de brieven en de daarna gevoerde gesprekken groot deels bijgedragen aan een veranderd inzicht bij de politiek en de ambtenaren. De vanwege deze druk in het leven geroepen ambtelijke werk- groep kwam in eerste instantie met een bedroevend restauratieplan. Er zou niets veranderen, alleen wat hersteloperaties aan het wegdek. Tijdens een prettige bijeenkomst met de projectleidster, de historische vereniging en Oud-Utrecht hebben wij aanbevelingen gedaan hoe er werkelijk om zou moeten worden gegaan met de Groenedijk. Uiteindelijk heeft dat de vol- gende resultaten gebracht: |
|||||||||||
Vier dammen t.b.v. auto's zullen worden vervangen door
bruggen. Dit om de twee kilometer lange dijk meer continuïteit te geven. Aan het eind van de Groenedijk (oostzijde) komt op de plek van 'de put van Kraal' een park. De vijf geplande fietspaden daar naar toe krijgen bruggen over de sloten in plaatst van dam- men. Ook een voetgangers doorsteek wordt met een brug uitge- voerd in plaats van een dam. Ongeveer 170 meter recent gedempte sloot wordt weer uitgegraven. In onbruik geraakte dammen zullen worden opgeruimd. De hele dijk wordt opnieuw geasfalteerd en alle beschadigde bermen worden hersteld. Als sluitstuk worden 115 ooit gesneuvelde bomen terug geplant. Dit betreffen knotwilgen, schietwilgen, treurwilgen, essen en popu- lieren. Belangrijke knelpunten waar nog geen helderheid over bestaat zijn de snijding van de HOV-baan met de Groenedijk en de op Vleuten-De Meern gelegen doorsnijding met de zuidelijke stadsas. Over het laatst genoemde punt zijn nu onderhandelingen gaande tussen Vleuten-De Meern en de Utrechtse projectleidster, maar resultaten zijn nog niet bekend. Al met al heeft de inzet van de historische vereniging tot
enorm veel succes geleid. En nogmaals, daarvoor is een dankbe- tuiging aan het bestuur zeker op zijn plaats. Het feit dat er rond de Groenedijk veel dwalingen worden rechtgezet heeft een bij- komend effect dat minstens even belangrijk is. Ook de plannen- |
makers die betrokken zijn bij volgende deelgebieden hebben de
discussie gevolgd. Daardoor zie je nu al dat er met een andere bril wordt gekeken bij volgende plan-delen. Bij deelgebied B - rondom 't Zand- probeert de stedenbouwer anders te werk te gaan. Geen onnodig opbrengen van zand, het respecteren van belangrijke wateriopen en het daadwerkelijk inpassen van oude linten. Zelfs uit het kamp van de archeologen wordt vernomen dat men 95% van de neergelegde wensen gehonoreerd ziet wor- den. Nogmaals, dit heeft mijns inziens alles te maken met het afgegeven signaal: een stad bouwen is prima, maar doe het met respect en zorgvuldigheid. Je kan beter gebruik maken van de goede bestaande elementen dan ze eerst grotendeels wegpoetsen om ze vervolgens voor veel geld weer half op te poetsen. Voorts zal de 5e nota ruimtelijke ordening een verdere steun in de rug betekenen voor het goed omgaan met de cultuurhistorie, maar daarover een andere keer. Ook met de gemeente Vleuten-De Meern heeft uw voorzitter
Piet Schenk inmiddels een gesprek gevoerd over de nieuwbouw- plannen rond belangrijke cultuurhistorische waarden. Het effect van zulke gesprekken betaald zich wellicht niet direct uit in aan- passingen van de plannen die op korte termijn op stapel staan, maar hebben zeker effect op de plannen waar nu nog aan wordt getekend. |
||||||||||
47
|
|||||||||||||||
In het vorige artikelen heb ik een aantal van de bedreigde
plekken de revue laten passeren. Daarbij is nog niet gesproken over de woningbouw tussen Thematerweg en Haarpad. In mijn optiek, maar wellicht sta ik daarin alleen, is het onbezonnen om langs dit oude Kerkepad een woningbouwprogramma los te laten. Het gebied tussen Vleuten en Haarzuilens is dermate waar- devol, dat iedere extra woning hier teveel is. Behalve dat het de laatste open ruimte verkleint, legt dat weer een beetje extra druk op het gebiedje tussen Houtwerf en Joostenlaan. Het zou ver- standiger zijn de geplande woningbouw op deze locatie 'Haarzicht' te beperken tot het deel tussen Schoolstraat en Crossbos, en niet voorbij het Crossbos richting Joostenlaan te bouwen. Straks zal rond Haarzuilens ook nog wel discussie ont- staan over de aanleg van het zogenaamde 'bungalow-bos'. De plannen zijn nog niet helder, maar de huizen zouden nodig zijn om geld voor de Baron te genereren om de restauratie van het kasteel mogelijk te maken, en bossen zijn nodig in het kader van de nieuwe natuur. Nu is een leuk TV-programma om te volgen |
|||||||||||||||
Bouwlocatie 2e deel Haarzicht. Foto genomen vanaf begin
Haarpad richting Thematerweg. |
|||||||||||||||
'^
|
|||||||||||||||
Deel bouwlocatie Haarzicht, genomen achter de Multatulistraat
richting Thematerweg / Schoolstraat. |
|||||||||||||||
Haarpad op kruising Joostenlaan richting Dorp. Foto's auteur.
|
|||||||||||||||
'De Nieuwe Boeren'. Hierin worden boerengezinnen gevolgd
die bijvoorbeeld moeten wijken voor de verbreding van de A2, of voor de aanleg van 'nieuwe natuur' in de Ronde Venen. We zijn in Nederland inmiddels zo rijk geworden, dat we prachtig en eeuwenoud cultuurlandschap op de schop nemen voor meren, bossen en oematuur. Ieder zijn meug, en, we zullen wel bossen of meertjes nodig hebben, maar er zijn ook vele tegenstanders van deze plannen. Niet alleen de boeren hebben weinig begrip, ook hoorde ik een zeer beroemde landschapsarchitect die het zich niet kon voorstellen waarom het wereldbefaamde Hollands polderlandschap, met zijn zwart-bont vee, brede sloten, kreupel- hout en boerderijen opeens beplant moet worden met bomen of moet worden afgegraven voor meren. In onze omgeving doen we inmiddels aan alles mee: we graven de Haarrijnse Plas, er moet bos komen en we bouwen huizen, kantoren en wegen. Nogmaals, het zal allemaal nodig zijn en uiterst belangrijk, maar mijn oprechte vraag is of we er ook aan gedacht hebben om som- mige stukken onveranderd te laten. Dat lijkt mij net zo belang- rijk. |
|||||||||||||||
Wem als boven, nu richting Thematerweg, links nog een stukje
Crossbos zichtbaar. |
|||||||||||||||
48
|
||||||||||||
Schoon
|
||||||||||||
De afgelopen maanden leek het wel of
iedereen gek geworden was. Zoals ieder jaar had de schoonmaakkoorts weer toege- slagen. Zodra de lente is begonnen zijn de mensen niet meer te houden. De natuur wordt weer nieuw; jonge vogel- tjes en lammeren. Alles moet weer schoon worden en vooral de vrouwen zien het als een plicht om voor de Pasen "schoon" te zijn. Meestal gaan eerst de bedsteden leeg, de
met veren gevulde bedden gaan naar buiten en worden flink uitgeklopt. De onderlagen, dat zijn de planken en de droogbalken, moeten goed geschrobd worden. De laatste resten van de wintervoorraad, zoals aardap- pelen, uien en appels, die de hele winter onder de bedstee lagen, gaan naar de schuur 's Morgens zingen we op school "Hopsa
Heisasa 't is in de maand van mei ja, ja". En in dit liedje ook de regel "Moortje heeft zijn werk gedaan. Moortje kan naar zolder gaan". Moortje is onze potkachel, die mijn vader
vanavond op zijn nek zal nemen en de trap op zal sjouwen. Daar wordt hij volgestopt met kranten en heeft tot de herfst weer rust. De Keulse potten zijn leeg. Hieruit hebben we de hele winter sperzie- bonen en andijvie gegeten. Ze worden bin- nen enkele maanden weer gevuld met bonen en andijvie, en vooral veel pekel. De vrouwen houden elkaar goed in de gaten, het is een wedloop; wie het eerst kan zeggen "Ik ben schoon". 's Middags hebben we geen school en we
helpen ook met sjouwen en schoonmaken. We worden weggestuurd om boodschap- pen te doen. Bij de aannemer/timmerman moeten we een emmer witkalk halen, hij heeft een grote voorraad in een grote kalk- put. We mogen daar niet te kort bij komen, want als je er in valt ben je verloren. Bij de kruidenier halen we groene zeep, hij |
||||||||||||
schept dit vakkundig op een stuk grauw
papier, een paar grote brokken soda, een dweil en een boender, kopen we daar ook nog. Bij de drogist moet ik een flesje "Geest van
zout" (zoutzuur) halen. Hiermee kunnen straat en muren weer mooi worden. Is de schoonmaak achter de rug dan is het een beetje feest. Bij de koffie wordt een Jan Hagel koekje van Verkade gegeten, en er worden pan- nenkoeken gebakken. Voor moeders gemak hebben we al heel wat keren rijst met kaneel en suiker gege- ten. Als we geluk hebben, krijgen we voor de
avond nog een emmer biest. Nog net voor pasen was het bij ons alles
schoon, alles werd nog eens gecontroleerd. De voorkamer was nu pronkkamer gewor- den, daar woonden we de hele zomer niet meer. Zijn we helemaal niets vergeten?
Ja, natuurlijk wel, we moeten allemaal nog naar de kapper En wat nog belangrijker is, we moeten
gaan biechten, want onze zielen moeten ook schoongespoeld en opgepoetst zijn. |
En daarna vraag ik me af, ben ik na dat
biechten nog wat vergeten?
Ja, dat wel, maar wat moet ik daar mee
aan?
Ik had ruzie gehad met mijn vriend en na
wat vloeken heb ik tegen hem gezegd: "Je bent niet waard dat ze je in de Rijn trap- pen". Ik moet, om vergeving van dit voorval te
krijgen, mijn woorden terugnemen en excuus vragen. Met lood in mijn schoenen ben ik vandaag
naar hem toegegaan. Ik heb gezegd: "Het spijt me dat ik heb
gezegd, dat je niet waard bent dat ze je in de Rijn trappen". Deze woorden neem ik terug; en zeg je nu:
"Je bent wel waard dat ze je in de Rijn trap- pen". |
|||||||||||
Illustratie:
Barbara Gravendeel De Meem
Theo van den Berg
|
||||||||||||
ir eji^ Tt>S''
|
||||||||||||||||||
49
|
||||||||||||||||||
Van de voorzitter
'Een zelfstandig Vleuten- De Meern
spreekt voor zich'. Met deze oproep hebben we geprobeerd de rest van de wereld er van te overtuigen dat we heel goed de eigen broek op kunnen halen en er prijs op stellen het eigen gezicht te bewaren. Het heeft niet mogen baten. Betekent dit nu dat Vleuten en De Meern monddood zullen worden gemaakt? Geenszins. Natuurlijk zullen onze dorpen worden opgenomen in een groter, meer stedelijk geheel. Even terzijde, ook zonder annexatie zou dit binnen het Leidsche Rijn gebeuren wel niet formeel en bestuurlijk, maar wel feitelijk het geval zijn geweest. Maar betekent dit alles nu, als gevolg van de grote en snelle veran- deringen om ons heen, dat onze dorpen restloos zullen 'oplossen'? Zoals bijvoor- beeld Oude Rijn bij de gemiddelde Neder- lander slechts de gedachte oproept aan een immens verkeersplein? Het bestuur van de Historische Vereniging is er van overtuigd dat dit beslist niet het geval hoeft te zijn. Overal ter wereld zie je binnen grote stedelijke gebieden regio's en wijken met een heel eigen karakter en een eigen gezicht. De bewoners hebben het gevoel er bij te horen en willen zich daar ook voor inzetten. Er moet echter wel voor worden gevochten om dit in positieve zin te doen groeien, want een ontwikkeling in negatieve zin is niet denkbeeldig en ook daarvan zijn maar al te veel voorbeelden bekend. Onze vereniging wil zich voor het eerste
inzetten, vanuit de gedachte dat een toekomst zonder verleden maar al te gauw dreigt te verloederen. Met andere woorden, we moeten heel zuinig zijn op al |
||||||||||||||||||
Tijdschrift van de Historische Vereniging
Vleuten, De Meern, Haarzuilens Verscliijnt 4x per jaar. ISSN 0928-4893
20e jaargang nr. 3, september 2000 ©2000 De vereniging is ingeschreven in het vere-
nigingsregister van de K.v.K. Utrecht e.o. onder nummer V 479360 Correspondentieadres:
Dagelijks bestuur:
Dr. Ir. P.K. Schenk, voorzitter
Dorpsstraat 29, 3451 BJ Vleuten Tel. 030-6774915 J.W. Schoonderwoerd, secretaris
Meerndijk 62, 3454 HT De Meern Tel. 030 - 6661462 P.G. de Rooij, penningmeester
't Zand 1, 3544 NC Utrecht Tel. 030-6771483 A.J. van Zoeren, vice-voorzitter
Stationsstraat 34, 3451 BZ Vleuten Tel. 030-6771263 Ereleden:
Mevrouw Prof. Dr. C. Isings, Soest
Dr. D.W. Gravendeel, Laag Keppel Gebouwen:
Vleuten: Broederschapshuisjes (documen-
tatie- en informatiecentrum). Dorpsstraat 1, Tel. 030 - 6774222 (gedurende openingstijden) De Meern: Het Kabinet (permanente expo-
sitieruimte). Zandweg 147B (achter Verenigingsgebouw) Contributie (inclusief tijdschrift):
f. 35,- per jaar, bij verzending per post
f. 13,- extra
Losse nummers tijdschrift: "^
f 10,- voor leden, f. 12,50 voor niet-leden
|
||||||||||||||||||
het waardevolle
dat voorgaande generaties ons nalieten. De eigen identiteit, het eigen gezicht, zal in belang- rijke mate mede daardoor worden gevormd. Dit voert ons tot de conclusie dat onze vereniging er een belangrijke bijdrage aan kan leveren dat onze dorpen nog voor zich kunnen blijven spreken. Het voorgaande betekent een voortzetting van het beleid zoals dat in de voorbije 20 jaar is gevoerd. Wellicht meer nog dan in het verleden in overleg en samenspraak met organisaties als de onze bij het veilig stellen van cultuurhistorische waarden bij alle voortgaande ontwikkelingen. We hebben geen enkele reden om aan te nemen dat er door verantwoordelijke instanties minder naar ons zal worden geluisterd. Integendeel, ontwikkelingen op landelijk, provinciaal en gemeentelijk niveau wijzen erop dat de genoemde belangen steeds zwaarder en meer integraal in de besluitvorming worden meegewogen. Bij het bestuur van de gemeente hebben
wij bepleit om allerlei zaken die ons kunnen helpen om de eigen identiteit en geschiedenis van onze dorpen in de nieuwe situatie te behouden, aan onze vereniging over te dragen of in bruikleen te geven. (Lees verder op de volgende pagina)
|
||||||||||||||||||
In dit numnner
Van de voorzitter
De Historische Vereniging van 1981 tot 2001
Verenigingsberichten
Het collectieve geheugen van het platteland
Onze straatnamen, oorsprong en betekenis
Nieuwe leden
't Laar. Twentse activiteit in Vleuten
Transformatie (5)
Archeologische verkenningen (4)
Apen
|
||||||||||||||||||
pag
49
50 51 52 56 60 61 65 68 70 |
||||||||||||||||||
Bankrelaties:
ABN-AMRO Bank De Meern,
irek. 55.66.33.040 Rabobank Vleuten, rek. 36.75.17.574 Postbank, rek. 2689200
|
||||||||||||||||||
Redactiecommissie:
H.E.J. van Essen, J.H.P. Heesters
en W.H. de Heus
Adres: Mauritsiaan 17, 3454 XP De Meem
Tel. 030 - 6662992
jGehele of gedeeltelijke overname van
artikelen uit dit tijdschrift is slechts toegestaan met bronvermelding en na verkregen toestemming van de redactie- commissie. |
||||||||||||||||||
Illustratie voorpagina:
Rijksstraatweg naar het westen vanaf de
Meernbrug in 1940. Fotoarchief Hist. Ver. jDruk: Jan Evers De Meern
|
||||||||||||||||||
50
|
||||||||||||||||
(vervolg "Van de voorzitter")
Deze kunnen in ons documentatiecentrum in Vleuten of in onze
oudheidkamer (het Kabinet) in De Meern worden geëxposeerd. We denken hierbij o.m. aan zaken als de schilderijen van Jac. Graafland, een 18e eeuws tegelplateau uit de Broederschapshuisjes, een spandoek 'Vleuten- De Meern zelfstandig' en het recht om de gemeentevlag aangepast als vlag van de vereniging te mogen gebruiken. In het kader van de voorbereiding van ons 20-jarig jubileum in
2001, hebben we ook de medewerking van de gemeente gevraagd om een of meer zaken te ondersteunen die 'het spreken voor zich' kunnen ondersteunen. Enkele ideeën in dit verband zijn herplaatsing van een dorpspomp voor de Broederschapshuisjes, herplaatsing en restauratie van het Spijkhuisje, uitgave van deel 2 van 'Van de brug af gezien' en, samen met anderen, een bijzondere uitgave van kadasterkaarten |
||||||||||||||||
uit 1832 van ons gebied.
Ooit, in de late Middeleeuwen, vormde de zeggenschap over het
gebied waar wij wonen, een voortdurend strijdpunt tussen de bisschop van Utrecht en de graven van Holland. Het ging er vaak hardhandig aan toe: eens is op de Hoge Woerd een geestelijk leider zelfs de hersenpan ingeslagen. Zo woest hebben we het nu gelukkig niet meer kunnen en willen spelen. Je zou kunnen stellen dat thans, na eeuwen, het pleit is beslecht voor de rechtsopvolger van de bisschop. Gelukkig hoeven we nu niet meer te biecht bij Monseigneur Simonis, maar van harte willen we hem zowel als Mevrouw Brouwer uitnodigen om eens langs te komen: we kunnen heel wat laten zien waaruit blijkt dat Vleuten en De Meem nog steeds voor zich spreken! P.K. Schenk
|
||||||||||||||||
De Historische Vereniging van 1981 tot 2001.
Aandacht voor het vierde lustrum van onze Vereniging.
Op 12 mei 1981 vond in het Café "De Brouwerij" te Vleuten de oprichting plaats van de Historische Vereniging Vleuten, De
Meern, Haarzuilens. De eerste voorzitter was dr B.J. van Vliet uit Vleuten, opgevolgd door J. Schutte uit De Meern, dr D.W. Gravendeel uit De Meern, J.F.K. Kits Nieuwenkamp uit Vleuten en dr ir RK. Schenk uit Vleuten. Vice-voorzitter gedurende deze gehele periode van 20 jaar is A.J. van Zoeren uit Vleuten. Het eerste nummer van het tijdschrift verscheen in september 1981. In dat eerste nummer schrijft burgemeester mr H.A.C. Middelweerd, dat hij "de oprichting van een vereniging, die zich gaat bezig houden met de historie van onze gemeente, zeer toejuicht; het zal in de eerste plaats de taak zijn van de Historische Vereniging om al die zaken, die bewaard zijn gebleven, te registreren en zo mogelijk bijeen te brengen". Dit en vele andere zaken heeft de Historische Vereniging nu twintig jaar nagestreefd en het mag gezegd worden, dat onze Vereniging met een kleine 900 leden, zijn doelstelling meer dan waar heeft gemaakt. |
||||||||||||||||
Het jaar 2001 wil de Historische Vereniging gebruiken om
een aantal zaken, die in de voorgaande 20 jaar aan de orde kwamen, maar nog niet (geheel) gerealiseerd werden, alsnog af te ronden. Dit temeer, omdat per 1 januari 2001 de gemeente Vleuten-De Meem (door samenvoeging in 1954 ontstaan) als zodanig zal opgaan in de gemeente Utrecht. Dit feit echter, is voor de Historische Vereniging geen aanleiding haar activiteiten te staken. In tegendeel zelfs, want het is de mening van het bestuur, dat juist nu de Historische Vereniging de schijnwerper extra kan zetten op de identiteit van de dorpen Vleuten, De Meern (Oudenrijn en Veldhuizen) en Haarzuilens (het grensgebied uit 1954). Op zaterdag 12 mei 2001 is als start van het jubileumjaar
een charitatief historisch diner in Restaurant Castellum Novum in De Meem gepland. Een zogenaamd "f 150,- diner", waarvan een groot gedeelte van de opbrengst aan het "jubileumfonds" wordt toegevoegd. Nadere informatie hierover volgt nog. |
||||||||||||||||
onderwerp onze gemeente;
- het 18e eeuwse ingelijste tegeltableau uit de Broeder-
schapshuisjes, voorstellende Christus aan het kmis;
- het origineel van het bevrijdingsmonument te Vleuten;
- de ambtsketens van de burgemeester van Vleuten-De Meem
en van de burgemeesters van de voormalige gemeenten Vleuten, Haarzuilens, Oudenrijn en Veldhuizen; - het rouwbord van Gijsbert Baron de Milan Visconti;
- foto- en filmmateriaal de gemeente betreffende;
- archeologische vondsten binnen de gemeentegrenzen van
Vleuten-De Meem; - plaatsnaamborden Vleuten, Haarzuilens en De Meern,
gemeente Vleuten-De Meem; - een spandoek "Vleuten-De Meem zelfstandig";
- de gemeentevlaggen, met de toestemming deze vlag als
verenigingsvlag te mogen gebmiken; - eventueel andere zaken, die het gestelde doel kunnen dienen.
|
||||||||||||||||
Een financiële bijdrage wordt gevraagd voor de volgende
projecten: 1. de herplaatsing van de Vleutense dorpspomp vóór de
Broederschapshuisjes; de aan deze herplaatsing verbonden kosten worden geraamd op f 30.000,-; er is contact gezocht met de Lions- en de Rotary-afdeling, die onderzoeken of zij dit project financieel kunnen ondersteunen. 2. de restauratie van het voormalige kerkhofje bij de N.H.
Kerk te Vleuten; samen met de N.H. Kerkbestuur werd reeds een restauratieplan opgesteld, dat door de gemeente is goedgekeurd en waarvoor een subsidietoezegging is |
||||||||||||||||
In verband met de Jubileum-activiteiten heeft de Historische
Vereniging op 24 juli j.1. twee brieven aan het gemeentebestuur van Vleuten-De Meem gezonden, met daarin het verzoek om een aantal zaken van cultuur-historisch belang, die in het bezit zijn van de gemeente en die voor de identiteit van de dorpen van groot belang zijn, aan de Historische Vereniging te schenken of in bmikleen te geven, en aan een aantal projecten financiële medewerking te verlenen. Het betreft o.a. de volgende schenkingen/ bmiklenen:
- de schilderijen (48) van de hand van Jac. Graafland met als
|
||||||||||||||||
51
|
|||||||||||
ontvangen; de totale kosten van deze restauratie worden
geraamd op f 90.000,-. Ook hiervoor is contact gelegd met de Lions- en Rotary-afdeling. de herplaatsing en restauratie van 't Spijkhuisje. Ook dit
plan dateert van jaren her en heeft reeds de instemming van de gemeente. Gezocht moest worden naar een goede bouwlocatie. Thans wordt gedacht aan plaatsing tussen de Broederschapshuisjes en het pand van Dirkson, waarvoor het nieuwe kernplan voor Vleuten de ruimte biedt. De bedoeling is, dat het huisje een commerciële bestemming krijgt (klein winkeltje). De kosten worden geraamd op f 100.000,-. Hiervoor is nog geen geldschieter gevonden, de uitgave van een boek over de resultaten van de recente opgravingen in Vleuten-De Meem als vervolg op het boek "Romeinen in Vleuten-De Meern". De kosten worden geraamd op f 15.000,-. De RABO-bank Nedersticht heeft zich inmiddels bereid verklaard dit boekje te sponsoren, de uitgave van het boekje "Van de brug af gezien II", met De Meemse verhalen door Theo van den Berg. De kosten worden geraamd op f 15.000,-. de uitgave van de eerste kadasterkaarten uit 1832, voorzien
van de nodige toelichting en informatie over de toenmalige grondeigenaren. Dit is een uitgave in samenwerking met de Stichting Publikaties Oud-Utrecht. Geraamde kosten f 60.000,-, waarvan onze Vereniging zo'n f 11.000,= moet opbrengen, naast subsidies van de provincie Utrecht, de gemeenten Utrecht en Vleuten-De Meem en de Vereniging Oud-Utrecht. Wat de sponsoring betreft, zal contact worden opgenomen met onder andere de plaatselijke makelaars, de uitgave van een straatnamenboek van de (voormalige) gemeente Vleuten-De Meem, met een verklaring van alle straatnamen. Ons verenigingslid Jan Heesters heeft de namen reeds verklaard en beschreven en daarover gepubliceerd in ons Tijdschrift. De kosten worden geraamd op f 10.000,-. Wij verwachten, dat de gemeente deze uitgave wil sponsoren. |
8. de uitgave van een boek over de "elite" van de gemeente
Vleuten-De Meem (Vleuten, Haarzuilens, Veldhuizen en Oudenrijn). Dit betreft een initiatief van de Stichting Stichtse Geschiedenis o.l.v. Prof. dr Piet 't Hart en drs Fred Vogelsang en handelt over de raadsleden van 1840 tot heden. Vier vrijwilligers zullen in het gemeente-archief onderzoek moeten gaan doen. Drie vrijwilligers hebben zich reeds aangemeld. Een vierde wordt nog gezocht (iets voor u?). De kosten worden geraamd op f 15.0(X),-. Er is nog geen sponsor. 9. het in gebruik mogen nemen van het oude gemeentehuis
(met kluis) van Vleuten om plaats te kunnen bieden aan onze Oudheidkamer met o.m. de Romeinse collectie. 10. Voorts wil de Vereniging naast bovenstaande projecten
extra aandacht besteden aan het behoud van het Appellaantje, het behoud van het eilandje van 't Huis te Vleuten, het behoud van de Smalle Themaat, het behoud van het in Veldhuizen gevonden Romeinse schip en het behoud van de historische druivenkas van de heer Van 't Klooster. 11. Tenslotte wordt een excursie voorbereid naar het Romeinse
Xanten. Realisering van veel van bovengenoemde plannen is
afhankelijk van het verkrijgen van de nodige financiën. Daartoe zal het bestuur in de komende tijd contact opnemen met potentiële sponsors. Gelet op het belang van de realisering van genoemde projecten met het oog op het behoud van de identiteit van de dorpen Vleuten, Haarzuilens en De Meem, verwachten wij alle medewerking. Wik u een "steentje" bijdragen aan de realisering van een en
ander, neemt u dan contact op met het bestuur van de Vereniging of met een van de leden van de Jubileumcommissie: J.F.K. Kits Nieuwenkamp (tel. 6772112), RG. de Rooij (tel. 6771483) of A.J. van Zoeren (tel. 6772788) J.F.K. Kits Nieuwenkamp.
|
||||||||||
Verenigingsberichten
|
|||||||||||
Kasteel De Haar
|
|||||||||||
Laatste instructie voor Piet eenmalig bezoek aan Kasteel De Haar voor onze leden.
Voor het aangekondigde eenmalige bezoek in ons vorige nummer, speciaal voor onze leden op zaterdag 7 oktober a.s., zijn de
laatste wensen ontvangen en is de reservering gesloten. U gelieve zich aan het door u gewenste uur te houden alsmede er rekening mee te houden dat het vanaf de parkeerplaats aan de Bochtdijk nog zeker 10 minuten lopen is naar de hoofdingang, van het kasteel. Wij wensen u een genoeglijke rondleiding.
|
|||||||||||
52
|
|||||||||||||||
Het collectieve geheugen van het platteland
|
|||||||||||||||
door J.A. Storm van Leeuwen
|
|||||||||||||||
Gebeurtenissen die in het verre verleden plaatsvon-
den en belangrijk waren geweest voor de bewoners van een bepaalde streek, zijn soms gedurende eeu- wen mondeling aan de volgende generaties doorge- geven. Daarvan zijn verrassende voorbeelden bekend, zowel in ons land als in het buitenland. Dit was vooral het geval op het platteland, waar men vroeger in de winteravonden zonder goede verlichting gezamenlijk om de haard zat en veel werd verhaald over oude tijden. Tijdens mijn werkzaamheden op het Utrechtse platteland heb ik verschillende van dergelij- ke geschiedenissen gehoord. Deze waren voor bui- tenstaanders niet opzienbarend. Bovendien wist men niet altijd goed meer hoe de vork in de steel had geze- ten. Toch zijn enkele van deze overgeleverde beschrij- vingen mijns inziens het vermelden waard. Zij hadden alle te maken met ingrijpende veranderingen in de waterstaatkundige toestand. Voor de polderbewoners waren die altijd van groot belang. In deze bijdrage worden drie gevallen besproken. Zij handelen over werken die eeuwen geleden werden uitgevoerd ten behoeve van de afwatering van de pol- ders bij De Meern en Haarzuilens. Van deze waters- taatkundige geschiedenis is in 1985 een korte beschrijving gegeven in de gezamelijke uitgave van de Historische Vereniging en het vroegere water- schap Leidse Rijn onder de titel "Van Oude Rijn tot Leidse Rijn". |
|||||||||||||||
Overzichtskaartje van het gebied, waarover dit artikel handelt. Het
noorden is boven. Gedeelte van de topografische kaart 1:50.000, uitgave 1949. |
|||||||||||||||
De windwatermolen van de polder de Haar
Eén van deze gevallen betrof de legendarische windwater-
molen van de vroeger ten westen en ten noorden van het dorp Haarzuilens gelegen polder de Haar. Toen ik de gegevens verzamelde voor de uitgave "Van Oude
Rijn tot Leidse Rijn" kwam ik ook in gesprek met de oud-machi- nist Wessels van onder andere het elektrische gemaal Haarrijn in Haarzuilens. Op mijn vraag of hij misschien wist hoeveel molens oorspronkelijk de polders bij Haarzuilens hadden bemalen, ant- woordde heer Wessels zonder aarzelen: drie. Daarbij was de voormalige molen van Gieltjesdorp aan de overzijde van de Haarrijn niet meegerekend. Twee van de drie molens konden wij thuis brengen. Dat
waren de molen van Themaat in de noordwesthoek van die pol- der, alsmede de molen van Laagnieuwkoop, die aan het noord- einde van de Thematerkade op de plaats van het in 1877 gebouw- de en later geëlectrificeerde stroomgemaal had gestaan. Over de derde molen tastten wij in het duister. Enige tijd later vond ik in het Vervolg van het Groot
Plakkaatboek 's Lands van Utrecht de schouwbrief (het regle- ment) van de voormalige polder de Haar van 1686 afgedrukt. Daarin is sprake van een eigen watermolen. Waar deze molen stond werd niet vermeld, maar deze kan niet ver verwijderd zijn |
|||||||||||||||
geweest van de Haarrijn (toen de Buitenrijn genoemd). Het water
werd erheen geleid door onder andere een watergang langs de zuidoostzijde van de Westdijk (tussen de Haardijk of Rijndijk en |
|||||||||||||||
Gezicht vanuit het oosten op een gemetselde heulbrug in de
Haar- of Rijndijk in Haarzuilens. Deze heulbrug vormde een verbinding tussen het westelijke en het oostelijke deel van de polder de Haar. Het kunstwerk is kort na de fotografische opna- me vervangen door een rechthoekige betonnen duiker onder het noordeinde van de Rijndijk. Foto Landinrichtingsdienst Utrecht, 04-11-1957, nr. 57/100 |
|||||||||||||||
53
|
||||||||||
Kaartje van de polders Themaat, De Haar en Langnieuwkoop
rondom het dorp Haarzuilens. Het noorden is boven. Toestand 1908. Deze drie polders hadden tot omstreeks 1696 elk een windwatermolen, die op de Haarrijn uitsloeg. Na die tijd werd de molen van de Haarpolder opgeheven en nam de molen van Laagnieuwkoop de taak daarvan over. Bij de bouw van het stoomgemaal aan het einde van de Thematerkade in 1877 wer- den zowel de molen van Themaat als die van Laagnieuwkoop buiten werking gesteld. Gedeelte van een kaart van de Provinciale Waterstaat van
Utrecht; HUA, Kaarten Provincie Utrecht (80) nr. 363. |
||||||||||
Fragment van de "Nieuwe caerte van de provincie van Utrecht"
van Bernard de Roy. Uitgave ca. 1696. Op dit kaartje staan de windwatermolens van Themaat en van
Laagnieuwkoop ten zuiden van de Haarrijn getekend. De molen van de polder de Haar ontbreekt. |
||||||||||
Po/^^&t^en -2i^/^«^
|
||||||||||
Gedeelte van de kadstrale kaart van de voormalige gemeente Kockengen (sectie B). Afgebeeld is de omgeving van de Krom ten zuiden
van het dorp Kockengen. De gebouwen zijn gearceerd aangegeven. Het noorden is linksboven. Toestand 1946. De kavelgrenzen van de toenmalige landbouwbedrijven in de polder Kockengen liepen dwars door de Bijleveld en de oosterlijk daarvan
gelegen smalle strook land. Deze strook is de oorspronkelijke "dijk" of rijweg voorlangs de gebouwen geweest. Tussen deze dijk en de boederijen lag toen de wetering van de polder Kockengen. Bij de aanleg van de Bijleveld kort na 1413 maakte men gebruik van deze polderwetering. Dit blijkt onder andere uit de Oorspronkelijke Aanwijzende Tafels (O.A.T.) van 1832, die betrekking hadden op de kadestrale minuutplans uit 1820. De afgesneden smalle strookjes land en water behoorden toe aan de eigenaren van de bijbehorende hofsteden. De strook langs de oostzijde van de Bijleveld heeft tot 1702 dienst gedaan als rijweg naar het dorp Kockengen. In dat jaar Werd de kade voorlangs de gebouwen verbreed tot een rijweg of wagenweg. Weg, waterkering en water zijn thans eigendom van gemeente en waterschap. |
||||||||||
54
|
||||||||
Gezicht vanuit het zuidoosten op de voormalige Kantonnaleweg tussen de niet meer bestaande Welbrug en dito Kortjaksebrug in
Haarzuilens. Links de Bijleveld en rechts de Heycop, die aan weerskanten van de weg in de richting van Kockengen stroomden. De Kantonnaleweg is thans vervangen door het verlengde van de Parkweg, terwijl de Heycop is gedempt tot bij de Schutterskade ten noor- den van Laagnieuwkoop. Met de Bijleveld is hetzelfde gebeurd, echter vanaf de Kortjaksebrug. Foto Landinrichtingsdienst Utrecht, 25-07-1958, nr. 58/389. |
||||||||
de Thematerkade).
De Haarmolen (niet te verwarren met de Haarkorenmolen
aan de Heycop ten westen van Haarzuilens) is waarschijnlijk kort na 1686 opgeheven. Op de "Nieuwe caerte van de provincie van Utrecht" uit ca. 1696 van Bemard de Roy is deze molen althans niet meer getekend; de Thematermolen en de Nieuwkopermo- lens komen daarop wel voor, evenals de molen van Gieltjesdorp. De gronden van de polder de Haar werden na die tijd mede bemalen door de molen van Laagnieuwkoop. De herinnering aan het feit, dat de Haarpolder ooit een eigen
molen bezat, bleef evenwel nog drie eeuwen daarna bestaan. De Kockengense wetering
Een tweede overgeleverd verhaal werd mij verteld door de
veehouder Van der Horst, die een hofstede aan de Wagendijk- Zuid in de polder Kockengen bewoonde. Deze wees mij eens op een aantal dwarssloten, die achter de boerderijen aan de Wagendijk-Zuid liepen. Men was in de polder van mening, zei hij, dat die sloten de
restanten waren van de oorspronkelijke polderwetering. Deze watergang zou naar de tegenwoordige plaats meer naar binnen in de polder zijn verlegd, toen men overging op windbemaling. Hier is sprake van verkeerd overgeleverde feiten. De kwestie is namenlijk, dat de oorspronkelijke wetering niet achter, maar vóór de boerderijen heeft gelopen. Dit was gebruikelijk in de middel- eeuwse ontginningen in het West-Utrechtse en Hollandse veen- gebied. Toen de polders tussen de Oude Rijn (nu Leidse Rijn), de
Meemdijk, de Noord-IJsseldijk en de Hollandsekade (ten zuid- westen van Harmeien), alsmede Harmelerwaard benoorden de |
Oude Rijn in 1413 het recht kochten om hun overtollige water of
de Amstel te lozen, legden zij een gemeenschappelijke afvoerlei- ding naar het noorden aan. Deze watergang begon in het gerechl Bijleveld bij Harmeien en werd daarom de Bijleveldse wetering, later kortweg de Bijleveld genoemd. Voor de aanleg daarvan maakte men onder andere gebruik van de voorwetering van de polder Kockengen, die van toen af uitwaterde op de Bijleveld. Om dit te bewijzen heb ik indertijd in de speciale uitgave
"Van Oude Rijn naar Leidsche Rijn" twee kaartjes opgenomen en toegelicht. Eén daarvan is hier wederom afgedrukt. De molen van Kockengen werd pas in 1502 gebouwd. Het is
daarom waarschijnlijker, dat de wetering eerder is verplaatst. Hierop wijst ook het onregelmatige tracé ervan; voor de aanleg gebruikte men bestaande dwarssloten in de polder. Voor de toe- stroming van het water naar de (toch in die tijd kostbare molen) zou men ongetwijfeld een rechte lijn hebben gevolgd. Voordat men de Kockengense polder ging bemalen, werd het overtollige polderwater na 1413 op natuurlijke wijze op de Bijleveld geloosd door middel van één of meer uitwateringssluisjes. Uit overlevering wist men wel, dat de wetering oudtijds op
een andere plaats had gelegen, maar na een periode van meer van vijf eeuwen waren de bijzonderheden verloren gegaan. De grote Heycop
Het derde geval van de gemeenschappelijke herinnering,
waarmee ik in aanraking kwam, had eveneens te maken met waterstaatkundige gebeurtenissen die lang geleden hadden plaatsgevonden. Ditmaal ging het over de Heycop of de Lange Vliet, die het
overtollige water uit de polders ten zuidoosten van De Meern |
|||||||
55
|
||||||||||||
c3xKxLe/c
|
||||||||||||
BREUKELEN
|
||||||||||||
KOCKENGEN
|
||||||||||||
Kaartje van de wegen, kaden en waterlopen tussen Kockengen en de Vecht bij Breukelen. De wegen en kaden zijn zwart aangegeven,
evenals de bebouwing. De waterlopen zijn met een dubbele dunne lijn getekend. Ter oriëntatie is tevens de spoorweg tussen Amsterdam en Utrecht afgebeeld. Het kaartje is gedeeltelijk ovegenomen en vereenvoudigd uit: "Het waterschap Heycop, genaamd de Lange Vliet, Voorheen en thans" door F.A.R.A. van Ittersum (Utrecht 1900), kaart B. |
||||||||||||
afvoerde naar de Vecht te noorden van Breukelen. Deze water-
gang was letterlijk een lange vliet, die het water om de hoge gronden van Vleuten en Haarzuilens heen, en verder langs het dorp Kockengen naar de Vecht moest leiden. Het gedeelte van de Lange Vliet tot Kockengen werd
Heycopse wetering, later kortweg Heycop genoemd naar het gerecht, waar deze vliet een aanvang nam. Het stuk watergang tussen het dorp Kockengen en de Aa heette Grote Heycop en het laatste kortere gedeelte tot aan de Vecht Kleine Heycop. Volgens enige inwoners van Portengen-Noordeinde had de
Grote Heycop vroeger iets noordelijker gelegen dan tegenwoor- dig. Zij wezen mij een sloot aan, die de oude Heycop zou zijn geweest. Het bleek echter een gewone kavelsloot te zijn, die door eeuwenlang uitbaggeren vooraan breder was geworden. Dat was trouwens ook het geval met de ander kavelsloten in de naaste omgeving. Deze vergissing is verklaarbaar. De situatie ten oosten van
Kockengen is omstreeks 1400 ingrijpend veranderd door de aan- leg van de Grote Heycop. Men moet namelijk weten, dat de pol- der Kockengen, die in de elfde of twaalfde eeuw is ontstaan door ontginning van een stuk veenwildemis, oorspronkelijk het over- tollige water loosde op de Aa. Daarvoor hadden de kolonisten een afvoervliet naar het oosten gegraven. Waarschijnlijk heeft deze vliet gelegen op de plaats, waar nu
de Grote Heycop loopt. Met andere woorden: bij het aanleggen van de Grote Heycop heeft men gebruikgemaakt van de uitwate- |
||||||||||||
ringsvliet van de polder Kockengen.
Voor die polder maakte dat in het begin weinig verschil uit.
Trouwens, twintig jaren later werd Bijleveld aangelegd en moest de polder daarop afwateren. Dat gebeurt heden ten dage nog, zij het in gewijzigde vorm. Ook de kolonisten van Portengen-Zuideinde (de latere polder
Portengen) hadden een uitwateringsvliet naar de Aa gegraven. Deze heeft vanaf de Portengenseweg (vroeger Zuideindseweg genoemd) bezuiden en evenwijdig aan de voormalige Kockengense uitwateringsvliet gelopen. Toen de Grote Heycop werd aangelegd, werd de polder
Portengen-Zuideinde afgesneden van de Aa. De polder kreeg daarom het recht op de Grote Heycop uit te wateren. Aanvankelijk gebeurde dat op natuurlijke wijze met uitwate- ringssluisjes, later door middel van bemaling. De eerste molen kwam ten westen en op enige afstand van de Portengenseweg aan de Grote Heycop te staan. Het verhaal over de zogenaamde oude Heycop heeft daarom
naar alle waarschijnlijkheid betrekking gehad op de oorspronke- lijke afvoervliet van Portengen-Zuideinde, voordat de Grote Heycop was aangelegd, dus vóór 1400. Het is niet te verwonde- ren, dat men in Portengen na al die eeuwen geen juiste voorstel- ling kon maken van de oude situatie. Toch is het opmerkelijk, dat de herinnering aan een verande-
ring in de waterstaatkundige toestand zo lang kon blijven bestaan. , > ^ ., , , |
||||||||||||
56
|
||||||||||||||||||||||||
Onze straatnamen, oorsprong en betekenis (9)
|
||||||||||||||||||||||||
door J.H.P. Heesters
|
||||||||||||||||||||||||
Bij de wijkindeling van de gemeente Vleuten-De Meern en in ambtelijke stukken kan men de Prinsessenbuurt aantreffen. Het
gaat om vier straten aan de oostzijde van De Meern. In het kader van deze aflevering komen deze straten en het gedeelte van het dorp aan de orde dat begrensd wordt door de Rijksstraatweg, Meentweg, Prinses Christinalaan, Oranjelaan en de Meerndijk. |
||||||||||||||||||||||||
Rijksstraatweg
In de 12e en 13e eeuw lag vanaf de Meemdijk in oostelijke
richting de ontginningsbasis voor de polder Oudenrijn. Deze diende ter ontsluiting van de langs deze basis gelegen boerderij- en. Het westelijk gedeelte vanaf de Meemdijk richting Harmeien was de noordelijke uitvalbasis voor de polder Veldhuizen'. Dat het ging om een dijk is af te lezen op een oude topografische kaart van 1624 waarop 'Den Dijck van Utrecht naer Hermeien' wordt genoemd. Ook in 1762 is het nog een dijk want er wordt geschreven over de 'Ouden Rijnsen Dijk' die liep vanaf de 'Taatsen Brug tot het gerecht Rosweijde'. De oorspronkelijke hoofdverkeersweg van Utrecht naar
Leiden liep vanaf 1604, toen deze in opdracht van de Staten van Utrecht was aangelegd, over de huidige Zandweg vanaf het Stadsdam tot aan de Meembrug. Dat veranderde in 1827 toen de oude verkeersweg van de Zandweg verplaatst werd naar de zuid- zijde van de Leidse Rijn. Dit was het gevolg van de grondwet van 1815 waardoor de koning zeggenschap kreeg over alle wegen. Ook kleine wegen kon de koning onderwerpen aan zijn voorschriften'. Omdat de koning beslist had dat de verbindingsweg naar
Leiden naar het zuidelijke deel van de Leidse Rijn verplaatst moest worden, werd een verharding met straatklinkers aange- bracht. Omdat deze verandering geheel op staatskosten plaats- |
||||||||||||||||||||||||
i
|
||||||||||||||||||||||||
*M^
|
||||||||||||||||||||||||
j
|
||||||||||||||||||||||||
Rijksstraatweg naar het westen ter hoogte van nummer 84 in
1940 vond, is deze weg de Rijksstraatweg genoemd.
Nadat op 1 januari 1954 de gemeente Vleuten-De Meern was
gevormd, werden op 14 januari enkele straatnamen in de nieuwe gemeente gewijzigd. De gemeenteraad kwam in de weken daarna tot de ontdekking dat men straten in de vroegere gemeente Veldhuizen, onder anderen vanaf de Meemdijk richting Har- melen, over het hoofd had gezien. Op 19 februari van dat jaar werd alsnog de naam van
het westelijke gedeelte van de Rijksstraatweg vanaf de Meemdijk vastgesteld'. In 1966 bleek dat dit
gedeelte van de Rijks- straatweg levensgevaarlijk |
||||||||||||||||||||||||
'W^^'
|
||||||||||||||||||||||||
-#|fe>-.
|
||||||||||||||||||||||||
was voor het doorgaande
verkeer. Het ge-volg hier- van was dat velen gebruik maakten van de Zandweg en de Reijers-cop. Omdat deze wegen niet berekend wa-ren op dit zware en intensieve vervoer werden deze stuk gereden. Veelvuldig werd dit pro- bleem onder de aandacht gebracht van de rijksover- heid maar er kwamen geen reacties. Het verbeteren van het westelijke deel van de Rijksstraatweg, zo stel- |
||||||||||||||||||||||||
Het Veldhuizense deel van de Rijksstraatweg naar het westen gezien vanaf de Meernbrug in 1940.
|
de men in Den Haag,
|
|||||||||||||||||||||||
57
|
|||||||||||
bleek een tijdrovende en kost-
bare aangelegenheid te zijn waarvoor de financiële mide- len ontbraken. Uiteindelijk werd besloten
de slechtste gedeelten met asfalt te verbeteren". In 1968 werd het weggedeelte tussen de Heldam en de kom van de gemeente Harmeien ook geasfalteerd'. Omdat veel schoolgaande
jeugd van de Rijksstraat -weg gebruik maakte, werd vanaf 1956 bij Rijkswater staat aan gedrongen op het aanleggen van een fietspad. In 1968 werd uiteindelijk besloten dit rijwielpad vanaf de Meent- weg tot aan de parkflat 'De Rheijngaerde aan te leggen'. Door de bouw van het
bejaardencentmm 'De Zonne -wijzer', wat nu een senioren- centrum wordt genoemd, was de Rijksstraatweg tussen Marelaan en de Meemdijk gevaarlijk voor de oudere bewoners van dit centrum. Het aanleggen van een trottoir zou een verbetering beteke- nen wat in 1968 gerealiseerd werd'. |
|||||||||||
Meentweg vanuit het zuidwesten met de voormalige Molenvliet in 1958.
|
|||||||||||
Meentweg
Een meent wordt ook wel 'mient', 'mande' of 'gemene
weide' genoemd. Deze begrippen herinneren aan het gemeen- schappelijke bezit van een weide. De Meentweg in de Meem was tot ver in de dertiger jaren een
landelijk weggetje. In de volksmond werd het wel het |
|||||||||||
'Zwarte weggetje' of 'Kaai' genoemd. De naam zwarte weg-
getje is ontstaan omdat deze vaak bestrooid werd met kolengruis. Dit was afkomstig van de stookketel van het waterschap Oudenrijn dat eigenaar was van de Meentweg. Later is het onder- houd van de Meentweg door de gemeente Oudenrijn overgeno- men. In 1936 werden aan de
westkant van de Meentweg de eerste huizen met de huis- nummers 1 en 3 gebouwd. In 1937 volgden nog vier huizen met de huisnummers 7 tot en metl3.Het dubbele woonhuis aan de oostkant met de even huisnummers 2 en 4 dateren van rond 1940. Voor het eerst staat de
Meentweg, als een rechte weg, ingetekend op een topo- grafische kaart van 1940. Niet is gevonden wanneer de naam voor deze weg door de gemeenteraad van Oudenrijn is vastgesteld. |
|||||||||||
Meentweg vanaf de Rijksstraatweg tijdens de uitbreiding in 1968.
|
|||||||||||
58
|
|||||||
heid door haar boeken waarin zij bomen en dieren emotionele
eigenschappen toeschrijft. Prinses IVIargrietlaan
Margriet Francisca is op 19 januari 1943 in het Canadese
Ottawa geboren. Zij is de derde dochter van prinses Juliana en prins Bemhard. Na haar schoolopleiding volgde zij aan de uni- versiteit van Montpellier de opleidingen Franse letteren en kunst- geschiedenis. Terug in ons land studeerde zij staatsrecht en socio- logie aan de Rijksuniversiteit in Leiden. Hiema werkte zij enige tijd in de ziekenverpleging. Op 10 januari 1967 trouwde zij in Den Haag met Pieter van
Vollenhoven. Uit hun huwelijk zijn de zonen Maurits Pieter Willem Hendrik, Bemhard Lucas Emmanuel, Pieter Christiaan Michel en Floris Frederik Martijn geboren. De belangstelling van Prinses Margriet gaat uit naar maat-
schappelijke en culturele sectoren in onze maatschappij. In het verlengde hiervan is zij sinds 1965 voorzitter van het Rode Kruis en van de Europese Culturele Stichting. Daarnaast vertegen- woordigt zij koningin Beatrix bij verschillende officiële gebeur- tenissen. De gemeenteraad van Vleuten-De Meem stelde op 23
december 1958 deze straatnaam vast". Prinses Christinalaan
Deze vierde dochter van prinses Juliana en prins Bemhard is
op 18 febmari 1947 geboren. Zij kreeg de namen Maria Christina met de roepnaam Marijke. Zij werd met een ernstige oogafwij- king geboren dat voor haar ouders veel zorgen met zich mee bracht. Na haar schoolopleiding studeerde zij pedagogiek aan de
Groningse universiteit en daarna volgde zij een zangstudie bij de zangpedagoge Annie Woud. Op 28 juni 1975 trouwde zij, zonder toestemming van de
Nederlandse regering, met Jorge Guillermo, een Cubaan die in Verenigde Staten woonde. Uit hun huwelijk zijn de kinderen Bemardo Frederico Tomas, Nicolas Daniel Mauricio en Juliana Edenia geboren. Nadat haar huwelijk in 1996 was ontbonden, ging zij met haar kinderen in de Verenigde Staten wonen. Op 19 maart 1959 werd door de gemeenteraad van Vleuten-
De Meem de straatnaam Prinses Marijkelaan vastgesteld'\ In 1962 besloot prinses Marijke haar tweede geboortenaam als roepnaam te voeren. Zij zou verder als prinses Christina door het leven gaan. Na een debat in de gemeenteraad op 19 april 1963 werd besloten de Prinses Marijkelaan te wijzigen in Prinses Christinalaan". Echter op 20 december 1963 kwam een raadslid op dit besluit terug en stelde voor de straatnaam Prinses Marijkelaan te handhaven wat door de gemeenteraad verworpen werd. Prins Willem-Alexanderplantsoen
Willem-Alexander Claus George Ferdinand is op 27 april
1967 als eerste zoon van prinses Beatrix en prins Claus geboren. Daardoor is hij de eerste in de rij voor de erfopvolging en sinds de troonbestijging van koningin Beatrix in 1980 Prins van Oranje-Nassau. Na zijn schoolopleiding vervulde hij zijn militaire dienst-
plicht bij de Koninklijke Marine. In verband met zijn latere troonopvolging studeerde hij vervolgens geschiedenis aan de Rijksuniversiteit van Leiden. Prins Willem-Alexander heeft veel belangstelling voor de
|
|||||||
Prinses Beatrixlaan
Op 13 april 1939 besloot de gemeenteraad van Vleuten de
nieuwe weg langs de Alendorperwetering de Prinses Beatrixlaan te noemen*. Ditzelfde deed de gemeenteraad van Oudenrijn ech- ter zonder de titel 'Prinses' op 27 april 1951'. In Oudenrijn was het de eerste straat voor de nieuwe Prinsessenbuurt die evenwij- dig liep met de Kalverstraat. Tijdens een raadsvergadering van 12 oktober 1951 werd besloten de titel 'Prinses' aan de straat- naam toe te voegen'". Toen op 1 januari 1954, door samenvoeging, de nieuwe
gemeente Vleuten-De Meem was ontstaan, moest één van beide straatnamen gewijzigd worden. Het minst problematisch was dat voor het Vleutense deel. Op 14 januari 1954 besloot de nieuwe gemeenteraad de Prinses Beatrixlaan langs de Alendorperwetering de Esdoomlaan te noemen. De motivatie voor deze nieuwe naam was dat langs deze laan esdooms waren geplant. Het gevolg van dit raadsbesluit was dat de Prinses Beatrixlaan in De Meem gehandhaafd bleef. De volledige namen van prinses, nu koningin, Beatrix zijn
Beatrix Wilhelmina Armgard . Zij is geboren op 31 januari 1938 als oudste dochter van prinses Juliana en prins Bemhard. Na haar schoolopleiding studeerde zij rechten aan de Rijksuniversiteit in Leiden. Op 10 maart 1960 trouwde zij in de Nieuwe Kerk in
Amsterdam met Claus George Willem Otto Frederik von Amsberg. Deze dag werd verstoord door veel ongeregeldheden in Amsterdam. Uit hun huwelijk zijn de zonen Willem- Alexander, Johan Friso en Constantijn geboren. Nadat koningin Juliana op30 april 1980 afstand van de troon
had gedaan, vond in de Nieuwe Kerk in Amsterdam de inhuldi- ging plaats van de nieuwe koningin. Koningin Beatrix heeft veel belangstelling voor kunst en zelf beoefent zij de beeldhouw- kunst. Haar belangstelling voor kunst komt ook tot uitdmkking door de jaarlijkse stimuleringsprijs voor jonge kunstenaars. Prinses Irenelaan
Ruim één jaar na het benoemen van de Prinses Beatrixlaan
stelde de gemeenteraad van Oudenrijn op 30 juni 1952, voor het uitbreidingsplan Noord-West waaraan vier woningen worden gebouwd, de naam Prinses Irenelaan vast'-. Deze was genoemd naar Irene Emma Elisabeth de tweede dochter van prinses Juliana en prins Bemhard. Zij is geboren op 5 augustus 1939 en na haar studies Frans, rechten en economie slaagde zij in 1963 voor het rijksexamen tolk-vertaler Spaans. Nadat zij in 1958 bevestigd was als lidmaat van de
Hervormde kerk trad zijn in 1963 toe tot de Rooms-katholieke kerk. Toen zij in 1964 verloofd was met Carlos Hugo de Bourbon- Parma besloot zij aan de Nederlandse regering geen toestemming te vragen voor haar huwelijk. Door haar katholieke huwelijk op 29 april 1964 in Rome verloor zij daardoor haar rechten op de troon. Uit hun huwelijk zijn Carlos Javier Bemard, de tweeling Jam Bemardo en Magarita Maria Beatriz en Maria Caroline Christine geboren. Nadat hun huwelijk op 27 mei 1981 was ontbonden, keerde zij met haar kinderen terug naar Nederland. Prinses Irene is vooral bekend geworden om haar strijd voor
een plaats van de vrouw in de maatschappij. Hiervoor kreeg zij een eredoctorraat van de universiteit van Frederick in Maryland. Ook nam zij in 1983 op persoonlijke titel deel aan de grote vre- desdemonstratie in Den Haag. De laatste jaren geniet zij bekend- |
|||||||
59
|
||||||||
Zonstraat naar het westen in 1968.
|
||||||||
luchtvaart waarvoor hij alle brevetten waaronder het groot mili-
tair vliegbrevet bezit. Ook heeft hij zich gespecialiseerd in water- management en is lid van het Internationaal Olympisch Comité. Op voorstel van Burgemeester van der Heide werd op 11 mei 1967 door de gemeenteraad voor het plantsoen gelegen aan de Kalverstraat, Oranjelaan en Prinses Christinalaan de straatnaam Prins Willem-Alexanderplantsoen vastgesteld'*. Oranjelaan
Het is niet bekend waarom de gemeenteraad voor deze straat-
naam heeft gekozen. Eén mogelijkheid is dat men heeft gedacht aan het voormalige graafschap Orange en het latere prinsdom in het zuiden van Frankrijk wat oorspronkelijk de bakermat is van het Huis van Oranje. Het kan ook zijn dat de gemeenteraad heeft gekozen voor de
titel van Prins van Oranje. Deze wordt gevoerd door de oudste zoon of andere mannelijke afstammeling die sinds 1813, toen Nederland een koninkrijk werd, de troonopvolger is. De derde mogelijkheid is dat men heeft gedacht aan de fami-
lienaam van het Nederlandse koningshuis. In dit geval zou de naam Oranje-Nassaulaan duidelijker zijn geweest. Mogelijk was dit niet realistisch omdat er in de wijk 'Over het spoor' in Vleuten al een Nassaulaan was. Ook is niet te achterhalen wanneer de Oranjelaan door de
gemeenteraad is vastgesteld. Het is denkbaar dat deze straatnaam op 6 november 1963 een onderdeel is geweest bij de bespreking van het voorstel tot het geven van namen aan straten in de nieuw- bouwwijken in Vleuten en De Meem. Taets van Amerongenlaan
Om deze kleine straat is in het verleden veel te doen geweest.
Voor de geschiedenis moeten we terug naar 1938 toen de bouw |
van een nieuwe Rooms-katholieke kerk in de Meem een vastere
vorm begon aan te nemen. In eerste instantie was het de bedoe- ling dat de kerk enkele meters, met de uitgang naar het noorden, vanaf de Rijksstraatweg gebouwd zou worden. Het gemeentebe- stuur van Oudenrijn was toen ook bezig met het ontwikkelen van een nieuw bestemmingsplan. Men vond de situering van de kerk, op die plaats, geen goed idee mede in verband met de te ver- wachten verkeersdrukte in de toekomst. Achteraf bleek deze visie juist te zijn. In het uitbreidingsplan kon wel een kerk meer in zuidelijke
richting gebouwd worden maar dan moest er wel een toegangs- weg komen. In een schrijven van 20 febmari 1938 is toen door Jhr. A.H. Op ten Noort, raadgevend ingenieurs- en architecten- bureau, een begroting gemaakt voor de straataanleg ten behoeve van de bouw van een R.K. kerk. In het schrijven wordt vermeld: '.... waarvan de kosten gedragen behooren te worden door de bouwgrondexploitanten, ten wier behoeve deze werken in hoofd- zaak worden gemaakt'". Concreet hield dit voor het kerkbestuur in dat ƒ. 27.391,- bij-
gedragen moest worden voor de aanleg van wegen inclusief die van riolering, beplanting, verlichting, etcetera. Daar kwam nog een bedrag bij van ƒ. 5.350,- voor de kosten die de gemeente Oudenrijn al gemaakt had. Om het kerkgebouw en de toegangswegen gerealiseerd te
krijgen, werd door het kerkbestuur op 18 september 1940 een bedrag van ƒ. 20.800,- naar de gemeente overgemaakt". Met de heer C.J.A. Oostveen, een parochiaan van Oudenrijn, die met zijn gezin vanaf 1938 op de boerderij 'Meereveld' woonde, werd op 23 september 1940 overeengekomen dat hij ƒ. 9.071,- ter beschikking zou stellen als '...een gedeeltelijke bijdrage in de kosten van den aanleg der wegen, wegens gedeeltelijke contante waarde van de kosten van het onderhoud der wegen, wegens |
|||||||
60
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zou worden. Zonder enige discussie ging men hiermee akkoord^'
Bronnen;
HV = Archief Historische Vereniging
RbV = Raadsbesluit Vleuten
RbO = Raadsbesluit Oudenrijn
OG = Onze Gemeente
PA = Parochiearchief R.K. Kerk De Meem
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gedeeltelijke bijdrage in de door de gemeente reeds gemaakte of
nog te maken kosten van dorpsuitbreiding', zoals dat is ver- meld". Onder dezelfde voorwaarde stortte het kerkbestuur op 24 september 1940 ƒ. 4.000,- op de rekening van het gemeentebe- stuur^". Als we daarbij in aanmerking nemen dat de nieuwe Rooms-
katholieke kerk op 14 november geconsacreerd is, is het ver- klaarbaar dat de toegangsweg op die datum nog niet klaar was. Tijdens een raadsvergadering van het gemeenteraad van
Oudenrijn werd besloten de nieuwe weg te noemen naar burge- meester Taets van Amerongen. De motivatie hiervoor was dat hij voor het tot stand komen van het uitbreidingsplan van Oudenrijn bijzonder veel moeite heeft gedaan. In tegenwoordigheid van veel genodigden werd de weg door
mevrouw Baronesse Taets van Amerongen van Renswoude- Bieruma Oosting geopend. Met een schaar knipte zij het tradi- tionele lint door en nam de doek weg dat de straatnaam bedekte. Pastoor Boelenslaan
De geschiedenis van de Pastoor Boelenslaan loopt parallel
met die van de Taets van Amerongenlaan. Gelijktijdig met de laatst genoemde laan werd haaks hierop een nieuw gedeelte aan- sluitend aan de reeds bestaande Zonstraat aangelegd. Pastoor Boelens was in 1937 in Oudenrijn benoemd en ging
direct voortvarend aan het werk voor de bouw van een nieuwe kerk. De oude kerk aan het Stadsdam was inmiddels veel te klein geworden terwijl de onderhoudskosten uit de hand dreigden te lopen. Door zijn grote inzet kon de bouw in 1939 van start gaan. Op 29 oktober 1939 metselde hij de eerste steen in het bijzijn van veel geestelijke- en wereldlijke hoogwaardigheidsbekleders en parochianen. Zes maanden voordat de kerk voltooid was, over- leed hij op 6 mei 1940. Op verzoek van één van de raadsleden van de gemeente
Oudenrijn werd voorgesteld het nieuwe gedeelte en de bestaan- de Zonstraat als postume hulde de Pastoor Boelenslaan te noe- men. De motivatie hiervoor was dat het uitbreidingsplan van Oudenrijn ook dankzij pastoor Boelens tot stand is gebracht. Kalverstraat
In 1949 werden in de huidige Kalverstraat zeven gemeente-
woningen gebouwd. Op 30 juni van dat jaar kwam het voorstel aan de orde om deze weg vanaf het daar aanwezige pleintje in zuidelijke richting de Koestraat te noemen. Enkele leden van de gemeenteraad van Oudenrijn konden zich niet met deze naam verenigen en stelde de naam Koelaan voor. Het college van Burgemeester en Wethouders konden zich hierin, zij het met een minderheid, in eerste instantie wel vinden. Een meerderheid vond het toevoegsel 'laan' wel wat groots voor deze straat. Eén van de gemeenteraadsleden vroeg zich af of de naam Kalverstraat niet beter was. Na enige discussie werd voorgesteld deze nieuwe straat de naam Kalverstraat en niet Koestraat te noe- men. Nadat het voorstel in stemming was gebracht, werd de naam Kalverstraat met algemene stemmen aangenomen^'. Zonstraat
Gelijktijdig met de naam voor de Kalverstraat moest er op 30
juni 1949 ook een naam komen voor de nieuwe straat vanaf het pleintje bij de Kalverstraat in oostelijke richting. In westelijke richting heette deze al de Zonstraat maar werd in 1940 veranderd in Pastoor Boelenslaan. De gemeenteraad van Oudenrijn vond het logisch als het nieuwe gedeelte opnieuw Zonstraat genoemd |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Rectificatie
In de vorige aflevering van deze serie in het tijdschrift van juni
2000 heeft een typeduiveltje zijn werk gedaan. Bij het onderschrift van de eerste foto stond het jaartal 1994. Elke lezer die deze foto en de oude situatie kent, zal wel begrepen hebben dat dit niet juist was. Het juiste jaartal moet zijn 1964. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nieuwe leden
(1-3-1999 t/m 31-12-1999)
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(1-1-2000 t/m 15-09-2000)
1447 Mw.H.J.Bakker-Gresnigt
1448 RS.RKuijer
1449 Mw.M.G.Horst-Hilhorst
1450 M.A.RGreuder
1451 D.Bal
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vleuten
De Meem De Meem Montfoort Kockengen (zie vervolg op pagina 64)
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
61
|
||||||||||||
't Laar
Twentse activiteit in Vleuten |
||||||||||||
door Jules Braat
|
||||||||||||
Vrij onopvallend staat op de Alendorpenweg op nummer 75 een huis met het opschrift 't Laar. Het is een voor deze contrei-
en merkwaardige naam. Laar betekent immers volgens Van Dale een "open plek in het bos", terwijl in de omgeving van het bewuste huis geen bos te bespeuren valt. Waarom dan deze naam? De verklaring moeten we zoeken in Overijssel. |
||||||||||||
N.V. Land- en Boschbouw Maatschappij "Het Laar". De
naam is ontleend aan landgoed Het Laer te Ommen (Ov.), een sedert 1229 bestaande havezate, die ondanks verschillende ver- woestingen en verbouwingen nog steeds in Ommen is gelegen. In de geschiedenis van het Laer ging vanaf 1901 de familie Stork uit Hengelo, industriëlen en eigenaren van machinefabrieken, een rol spelen. De Storkbedrijven hadden een aantal dochterondernemingen,
waarvan er één voor ons van belang is. Op 12 december 1901 werd te Hengelo de N.V. Land- en Boschbouw Maatschappij "het Laar" opgericht, waarvan de statuten al eerder op 27 novem- ber 1901 bij koninklijk besluit waren goedgekeurd. De vennoot- schap had o.a. als doelstelling: " .... land- en boschbouw en mits- dien de aankoop van boerderijen, bosch, veen- en heidegronden, het ontginnen en beplanten van woeste gronden, zomede het bereiden en verkoopen van producten ....". Tot de bezittingen van "het Laar" behoorden ook de
Paaschberg in de Lutte, villa de Koppelboer in Oldenzaal en het Weusthach te Hengelo. Na de oprichting van de N.V. kocht directeur Hendrik Casper
Stork op 16 december 1901 het landgoed "Het Laer" te Ommen voor de kapitale som van ƒ 200.000,—. Het transport werd gere- geld via notaris Bloem te Ommen, als verkopers traden daarbij op de Sandbergstichting in Zwolle en vrouwe Petronella Geertruida Agnes gravin van Rechteren van Appeltem uit Staphorst. "Het Laar" afdeling Vleuten
Het Laar beperkte haar activiteiten niet tot Overijssel, maar
ging - om het zo maar eens te noemen - de grens over. Hoewel H.C. Stork in 1913 als directeur van de N.V. was afgetreden, bleef hij toch sterk bij de gang van zaken betrokken. In 1914 werd met zijn financiële hulp een 'Tukker", Willem Krabbe uit Hengelo, in de gelegenheid gesteld in de gemeente Vleuten een tuinbouwbedrijf te starten. Stork kocht daartoe twee percelen weiland (omstreeks 5 ha) op Alendorp van Comelis Floor uit De Bilt. Waarom voor Vleuten werd gekozen is niet bekend, wellicht heeft de zich rond die tijd in Vleuten ontwikkelende tuinbouw een rol gespeeld. Om H.C. Stork tegemoet te komen in eventuele exploitatie-
verliezen werd door de Heren D. W. en C.F. Stork aangeboden het land in Vleuten onder te brengen in de N.V. Land- en Boschbouw Mij "het Laar". Aldus geschiedde, de afdeling Vleuten was daar- mee een feit geworden. Uit de summiere archiefstukken van "het Laar" blijkt dat op
28 juni 1914 bij Stork in Hengelo een aandeelhoudersvergade- ring werd gehouden. Daarbij kwamen o.a. aan de orde het con- |
tract met de beheerder in Vleuten en het openen van een rekening
bij de Stichtsche Bank in Utrecht. Wij mogen dan ook aannemen dat het bedrijf in Vleuten vlak voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog is gestart. Eerdergenoemde Willem Krabbe werd als directeur aangesteld tegen een salaris van ƒ 850,— per jaar. Directeur Krabbe
Willem Krabbe werd op 3 december 1890 geboren te
Hengelo (Ov.) als oudste zoon van Hendrik Krabbe en Grietje de Wilde. Zijn vader was civiel-ingenieur. Willem verliet in 1906 de ouderlijke woning om in Boskoop een opleiding tot boomkwe- ker te gaan volgen. Op 19 maart 1909 keerde hij als volleerd boomkweker naar Hengelo terug, vanwaar hij op 7 mei 1910 ver- trok naar Amsterdam. Daarna volgden korte perioden in o.a. Utrecht, BrusseWorst en Vianen. Op 13 juli 1914 vestigde hij zich te Veldhuizen op nummer 19 aan de Meemdijk. Hij had inmiddels Gesina Wilhelmina Steenbeek (geboren in Oudenrijn op 6 augustus 1887) leren keimen, waarmee hij op 6 juli 1916 te Amsterdam in het huwelijk trad. Uit dit huwelijk werd op 25 juli 1917 zoon Hendrik geboren. Over het verblijf van Krabbe in Veldhuizen is weinig bekend.
Bewaard gebleven is een bezwaarschrift van 9 augustus 1915, waarin hij protesteerde tegen de hem opgelegde hoofdelijke omslag van ƒ 72,- per jaar. De gemeente Veldhuizen was uitge- gaan van een geschat inkomen van ƒ 2.300,- per jaar, maar dat was volgens Krabbe veel te hoog. Hij was geen eigenaar van het bedrijf aan de Alendorperweg, dat was de N.V. "het Laar", die hem ƒ 850,- per jaar betaalde. De kwestie kwam in de gemeen- teraad van 24 augustus 1915 aan de orde. De bezwaren van Krabbe werden afgewezen, maar die liet het er niet bij zitten. Hij ging in beroep bij Gedeputeerde Staten. De gemeente verweerde zich door te stellen dat het belastbaar inkomen serieus was vast- gesteld en dat het heffingspercentage was verhoogd om de nood- zakelijke uitgaven te dekken (het lijkt wel anno 2000!). Krabbe werd door Gedeputeerde Staten schriftelijk en mondeling gehoord en in het gelijk gesteld. Zijn belastbaar inkomen werd bepaald op ƒ 780,-, de daarbij passende hoofdelijke omslag op ƒ 18,-. Krabbe kreeg ƒ 54,- te veel betaalde belasting terug. De naam van Krabbe komt ook nog voor op de kiezerslijst
voor de 2e Kamer, provinciale staten en gemeente over de perio- de 1914-1917. Verder staat zijn naam nog vermeld op een lijst uit 1916, opgemaakt voor de commandant van de Nieuwe Hollandsche Waterlinie. We zitten dan midden in de mobilisatie- periode 1914-1918. Kassenbouw
Onder leiding van Krabbe werd begonnen met de teelt van
|
|||||||||||
62
|
|||||||
Contacten Stork/Krabbe
Zoals al werd vermeld was H.C. Stork sterk betrokken bij de
gang van zaken in de Vleutense kwekerij, onder meer in 1918 toen een nieuw contract met Krabbe werd afgesloten. In zijn privéleven liet Stork zich nu en dan door Krabbe adviseren. In juli 1919 vroeg hij advies bij de aanleg van een boomgaard op zijn landgoed de Koppelboer bij Oldenzaal. Kort daarna vroeg hij Krabbe ook nog om een offerte voor een broeikas van 11 bij 4 meter. Krabbe diende een ontwerp voor een boomgaard bij Stork in,
die dat nauwkeurig bestudeerde. Op 7 augustus 1919 schreef hij Krabbe dat de fruitbomen besteld konden worden: ".... enkele soorten blanke kersen, een stuk of tien perziken, enkele notenbo- men, maar geen frambozen- of aardbeiplanten ....". Ook bij het planten werd Krabbe ingeschakeld, dat kan althans worden afge- leid uit een brief van 7 november 1919. Stork schreef toen dat Krabbe niet uit Vleuten naar Oldenzaal moest komen want er lag te vee! sneeuw waardoor planten niet mogelijk was. Opnieuw bouwactiviteit
In 1917 was er weer bouwactiviteit aan de Alendorprcrweg.
Op 24 februari vroeg "het Laar" toestemming voor de bouw van een bergloods met houten kap, bedekt met asfalt, voorzien van wanden met rietmatten, dienende voor de berging van tuinbouw- materieel. Om niet nader aangeduide redenen werd de aanvraag ingetrokken en volgde op 24 september een nieuw verzoek. Toen ging het om de bouw van een warenhuis waarmee een broeikas werd bedoeld. Het ontwerp daarvoor was van A. van de Bovenkamp, Mr. Timmerman en aannemer in de Meem. De aan- vraag werd op 15 oktober 1917 door B & W goedgekeurd. Bouw van een woning
Een jaar later - op 7 november 1918 - was het weer raak. Toen
ging het om de bouw van een huis, het nog steeds bestaande pand Alendorperweg 75, naar een ontwerp van - alweer - Van de Bovenkamp. In de tekeningen en beschrijving is sprake van een 3-kamerwoning, t.w. eetkamer, keuken en woonkamer met een oppervlakte van 76 m2. De kamers hadden een houten vloer, water werd betrokken d.m.v. een pomp, het geheel was gedekt met riet. Voor opslag van de fecaliën diende een beerput van 2 m3. Het bouwplan werd eerst aan de gemeenteopzichter voorge- legd. Die plaatste met het oog op brandgevaar enkele opmerkin- gen over het rieten dak en de ligging van beer- en waterput, maar ging wel akkoord met het ontwerp. De aanvraag werd vlot door de gemeente behandeld. Niet
gehinderd door inspraak of ingediende bezwaren gaven B & W op 12 november de bouwvergunning af. Voorwaarde was wel dat tussen beer- en welput voldoende afstand in acht genomen zou worden. De bouw van het huis verliep voorspoedig: op 16 juni 1919 kreeg Krabbe toestemming zijn nieuw gebouwde woning te betrekken. Contractwijziging
In 1918 werd het huurcontract van "het Laar" met Krabbe
gewijzigd. Tijdens de algemene aandeelhoudersvergadering van de N.V. op 25 maart te Hengelo werd de directeur gemachtigd het contract van 23 juni 1914 te annuleren en een nieuwe overeen- komst aan te gaan. Daarin werd o.a. opgenomen dat Krabbe ".... al zijn kennis en vlijt...." zou besteden aan het beheer der kwe- kerij in Vleuten. Van dat beheer zou een afzonderlijke commer- ciële boekhouding gevoerd worden. Krabbe mocht voor zijn |
|||||||
komkommmers en tomaten. Voor de benodigde kassen werd in
1914 een aanvraag ingediend bij B & W van Vleuten. Het ging om 2 stookkassen met toebehoren en een schuur. Elke kas had een afmeting van 7 bij 40 meter. Op 26 mei 1914 verleenden B & W de vergunning en kon met de bouw begonnen worden. Het geheel werd in 1915 tegen hagelschade verzekerd voor een pre- mie van ƒ 6,92 per jaar. Aanleg van een waterpomp
Bij de teelt van komkommers en tomaten wordt veel water
gebruikt. Om daarin te voorzien was een pompinstallatie nodig, die water uit de aangrenzende sloot naar de kassen kon pompen. Bij de realisatie van dit plan verloochende "het Laar" haar Twentse afkomst niet. Heemaf uit Hengelo kreeg opdracht de installatie te ontwerpen. Op 8 januari 1916 diende directeur Krabbe een aanvraag met het Heemaf-ontwerp bij de gemeente Vleuten in. Het voorstel hield in een pompinstallatie te plaatsen in een stenen schuur, gedekt met cementen dakpannen, voorzien van 3 ramen en een cementvloer. Voor de techneuten onder de lezers: er was sprake van een hogedrukcentrifugaalpomp met een opbrengst van 30 m3 water per uur, d.m.v. een elektrische kop- peling direct verbonden met een draaistroommotor. Pomp en motor zouden op een gemeenschappelijke fundatieplaat worden gemonteerd en voor de voortstuwing van de installatie diende een electromotor, geschikt voor een spanning van 208 Volt, met een vermogen van 7PK en een toerental van 1450 per minuut. De installatie zou rondom in het weiland worden geplaatst;
binnen een straal van 200 meter stond geen bebouwing, dus voor omwonenden zou er geen overlast zijn. Op 28 januari 1916 werd over deze aanvraag een hoorzitting
gehouden in het gemeentehuis. Niemand verscheen zodat de zit- ting al na een kwartier werd opgeheven. In hun vergadering van 1 februari 1916 besloten B & W vergunning te verlenen op voor- waarde dat de installatie binnen 3 maanden na dagtekening van de beschikking zou worden voltooid. In het exploitatieoverzicht van "het Laar" afdeling Vleuten over 1916 komt bij februari een niet nader gespecificeerd bedrag voor van ƒ 803,81 ten gunste van Heemaf. Ongetwijfeld is dat de betaling van de pompinstal- latie geweest. Administratie/boekhouding
Van "het Laar" afdeling Vleuten is een aantal exploitatiere-
keningen bewaard gebleven. Daar komen posten op voor als: reiskosten, rijtuig, advertenties, verzekeringen, e.d., maar ook betalingen aan bonthandel Jongeneel te Utrecht, steenkolenmijn Laura, de Eerste Hollandsche Vensterglasfabriek, enz. Het moet een vrij ingewikkelde boekhouding zijn geweest want directeur Krabbe kreeg in juli 1916 het verzoek naar Hengelo te komen om te praten over vereenvoudiging. Het resultaat van dat gesprek is niet bekend. Zo nu en dan maakte Krabbe bezwaar tegen bepaal- de in rekening gebrachte bedragen. In 1916 protesteerde hij tegen een dispositie van ƒ 2.000,-, die zou zijn gedaan bij de firma Bergsma en Dikkers, een provinciale bank in Hengelo. De hoofdadministratie in Hengelo gaf toe een fout te hebben gemaakt, het bedrag werd van zijn rekening afgevoerd. Ook in 1918 werd hem ten onrechte een bedrag in rekening gebracht, nl. ƒ 140,25 bij de Nederlandsche Heidemaatschappij. Ten gunste van Krabbe werd weer een verrekening toegepast, zelfs werd ƒ 1,86 te veel opgevoerde rente terugbetaald. |
|||||||
63
|
|||||||
't Laar - met linlis de nieuwbouw uit de jaren '96/'97
|
|||||||
't Laar - vooraanzicht
|
|||||||
't Laar - achterzijde
|
|||||||
't Laar - zijaanzicht
|
|||||||
64
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
levensonderhoud hoogstens ƒ 1.500,- per jaar opvoeren en moest
5% rente per jaar betalen over het kapitaal dat door de N.V. in de kwekerij was gestoken. Verder kreeg hij het recht op ieder gewenst tijdstip de kwekerij over te nemen. Nogmaals uitbreiding
Op 25 januari 1920 werd een vergunning gevraagd voor uit-
breiding van het kassenareaal. In het ook toen door Van de Bovenkamp gemaakte ontwerp ging het om 4 kassen, ieder met een afmeting van 13 bij 57 meter. Voor het geraamte ervan werd gebruikgemaakt van betonstijlen staande op betonblokken. Op 30 januari werd de aanvraag door B & W behandeld en een bouwvergunning afgegeven. Problemen/verlcoop
Medio 1921 zijn vermoedelijk problemen ontstaan. Het is
b.v. opvallend dat vanaf die tijd vanuit Hengelo niet meer met Krabbe gecorrespondeerd wordt, maar met Benjamin Boers, in die tijd een Vleutense tuinbouwbobo. Er zal wel iets voorgeval- len zijn, maar wat? In juli vroeg mevrouw Krabbe-Steenbeek aan Stork om een
onderhoud, zij zat in de problemen. Stork antwoordde bij een bezoek aan Utrecht contact met haar te zullen opnemen. Of een onderhoud heeft plaatsgehad is helaas niet meer vast te stellen, ook de problematiek is onbekend. In december 1921 deelde "het Laar" aan Boers mede bereid
te zijn een gedeelte van de kwekerij te verhuren, waarbij trou- wens wel een aantal voorbehouden werd gemaakt over het recht van optie van de nieuwe huurder, het tijdstip van huurbetaling (vooraf of achteraf) en eventuele onderverhuur. Begin 1922 werden 3 ha 5 a 30 ca (huis, tuin, kassen, schuur
en bouwland) verkocht aan A.D.O. Bonthuis, kweker in Vleuten, het andere deel werd verhuurd. Voor mevrouw Krabbe had de verkoop het vervelende gevolg
dat zij de woning op het terrein van de kwekerij uiterlijk 15 februari 1922 moest verlaten. Stork deelde dat aan haar mede en kende een tegemoetkoming in de verhuiskosten toe van 2 keer ƒ 125,-. Bepaalde tot de kwekerij behorende zaken moest zij in het huis achterlaten. Ook Boers werd daarover ingelicht. Op 10 maart 1922 werd het gezin Krabbe door de gemeente
Vleuten overgeschreven naar Zeist, waar het zich vestigde aan de Oranjelaan in Bosch en Duin. Het huwelijk was om de een of andere reden spaak gelopen, want mevrouw Krabbe vroeg echt- scheiding aan. Op 18 april 1923 werd door de Arrondissementsrechtbank te Utrecht de scheiding uitgesproken. Mevrouw (Krabbe)-Steenbeek ging met haar zoon naar Utrecht en vestigde zich in de Nassaustraat, Krabbe zelf vertrok naar Hengelo. In januari 1927 werd hij wegens vertrek naar Amerika door de gemeente Hengelo ambtshalve uitgeschreven. Einde van "het Laar" afdeling Vleuten
Uit de stukken valt op te maken dat de kwekerij in Vleuten
niet erg succesvol is geweest. Bij de verkoop van een deel in 1922 werd door "het Laar" al ƒ 100.000,- op dit bezit afgeschre- ven. In de praktijk betekende dat voor de toenmalige aandeel- houders H.C., D.W. en C.F. Stork ieder een verlies van ruim ƒ 33.000,-. Ook na 1922 leverde de exploitatie van Vleuten vrijwel
voortdurend verlies op, over de jaren 1923 tot en met 1931 in totaal ƒ 8.675,-. In 1931 stond de kwekerij nog in de boeken voor ƒ 37.820,-. In dat jaar besloten de aandeelhouders de Vleutense |
bezittingen te verkopen. CR. Jansen, kweker te Vleuten, werd
voor ƒ 20.000,- eigenaar. De N.V. "het Laar" leed dus aan het einde van het Vleutense
avontuur nog een verlies van ƒ 17.820,-. Met de verkoop was een einde gekomen aan de afdeling Vleuten van de N.V. "het Laar". De vennootschap wist haar bestaan nog te rekken tot 1958, toen zij werd ontbonden en geliquideerd. Uiteindelijk is de N.V. ingaande 31 mei 1966 opgeheven. Huidige situatie
De grond met landhuis 't Laar is tegenwoordig eigendom van
de familie A.M. Gresnigt. Op een terrein van ongeveer 2,7 ha staat een grote kas waarin vleestomaten worden gekweekt. De N.V. "het Laar" teelde zo'n 85 jaar geleden hetzelfde product, in dat opzicht is er dus weinig veranderd. De familie Gresnigt beschikt verder nog over 1 ha grond op het naastgelegen terrein achter de voormalige Vleutense proeftuin. Hun bedrijf is door de ontwikkeling van Leidsche Rijn gedoemd te verdwijnen. Het ligt in de bedoeling de grond op te nemen in het te ontwikkelen Stadspark. In de jaren 1996/1997 is de in 1918 gebouwde woning op
verantwoorde manier, d.w.z. in stijl, uitgebreid. Het huis zal in de toekomst de woonbestemming behouden. Bronnen:
Algemeen rijksarchief Den Haag
Gemeentearchief Hengelo (Ov.) Gemeentearchief Vleuten Gemeentearchief Zeist Overijssels archief Zwolle Fam. A.M.Gresnigt, De Meem. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
65
|
||||||||||
De transformatie (5)
van historische dorpen tot modern Leidsche Rijn
door Wouter de Heus |
||||||||||
Het was een lange zomer. Heel veel is er dus niet te melden vanuit Leidsche Rijn, omdat het ambtelijk apparaat ool< met
vakantie was (of bezig met het voorbereiden van de overgang naar Utrecht). Het enige geweldige nieuws is wellicht de over- eenkomst tussen Kasteel De Haar en Natuurmonumenten. In mijn optiek is 'een bungalow bos' nu defintief van de agenda! Het blijft natuurlijk wel afwachten in hoeverre de plannen rond de 'Groenstructuur Utrecht West' nog negatieve invloed zullen hebben op het prachtige stukje rondom het Haarpad, voorbij de Joosteniaan. Dat zien we volgende keer wel weer. Nu een aflevering met weinig tekst, maar een verhaal aan de hand van een zestal foto's |
||||||||||
De nazomer van 1997. De koeien van Jan van Schip kunnen nog grazen aan de Groenedijk. Inmiddels heeft Jan van Schip na een lange
moeilijke tijd een bedrijf gevonden langs de Kromme Rijn tussen Utrecht en Bunnik. Zijn koeien hoefden dus niet verkocht, maar blijven bij deze familie. In oktober 2000 zal de verplaatsing een feit zijn. |
||||||||||
Eind juli 2000. De koeien grazen niet meer in het land. Als familie Van Schip verhuisd is, zal dit laatste stukje worden volgebouwd met
twee-onder-een kappers en met de gebouwen van het Groene Sticht (de Emmaus uit Haarzuilens en daklozen opvang). Op de achtergrond zijn de huizen aan de 1' Oosterparklaan te zien. Ze vormen de zuidgrens van de wijk Parkwijk. |
||||||||||
66
|
||||
Zo lag de Langerakbaan erbij in september 1997. Alle materialen voor het bouwrijp maken liggen langs de bouwweg opgetast. Achter de
hoge bomen rechts ligt het Klifrakplantsoen, met de eerste huizen van Leidsche Rijn. |
||||
67
|
|||||
Deze foto is genomen op de (iroenedijk, richting Utrecht, bij de oprit van familie de Rijk aan de Groenedijk 31. Net naast de oprit komt
nu het Klifrakplantsoen uit op de Groenedijk. Net als bij de familie Van Schip is de kans nu groot dat ook familie De Rijk uitgekocht moet worden voor Leidsche Rijn. Door een teken- of rekenfoutje ontstaat een zeer ongelukkige verkeerssituatie. Door De Rijk uit te kopen, kan het plaatje iets worden opgepoetst, maar wordt weer een dijkbewoner 'weggepoetst'. |
|||||
Een paar jaar later op nagenoeg dezelfde plek (ongeveer 100 meter westelijker) kwamen deze bijzondere twee-onder-een
kappers aan de (ïroenedijk. De meningen zijn nogal verdeeld, maar persoonlijk vind ik het nog steeds de meest geslaagde architectuur binnen Leidsche Rijn. De huizen sluiten prima aan bij de omgeving, maar zijn uniek in materiaalgebruik en vorm. |
|||||
68
|
||||||||||||||||||||||
Archeologische verkenningen (4)
|
||||||||||||||||||||||
door J.H. J. Joosten
|
||||||||||||||||||||||
In de afgelopen drie maanden heeft ondanks de vakanties het archeologisch onderzoek niet stil gelegen. Twee keer maak-
ten de media melding van belangwekkende vondsten in de gemeente Vleuten- De Meern. In de polder Vleuterweide even ten noorden van de Leidsche Rijn werden de sporen van een wachttoren uit de derde eeuw aangetroffen en in de nabijheid daarvan de resten van twee visfuiken uit de zelfde tijd. Ontdekkingen die samenhangen met de Romeinse rijksgrens die in de drie eerste eeuwen van onze jaartelling dwars door onze gemeente liep. Reden om alle ontdekkingen langs deze grens binnen onze gemeente nog eens op een rijtje te zetten. De archeologische werkgroep Oude Rijn heeft ook niet stil gezeten en is doorgegaan met het onderzoek van de omgrachte hofstede gelegen achter in de kersenboomgaard gelegen ten noor- den van de Thematerweg. In deze aflevering een klein verslag van de laatste ontwikkelingen |
||||||||||||||||||||||
De limes in Vleuten-De Meern
In 47 n.Chr. riep de Romeinse keizer Claudius de Rijn uit tot
noordgrens van het Romeinse Rijk, na tientallen jaren van ver- geefse pogingen die grens verder naar het noorden en het oosten te verleggen. Deze grens, limes geheten, heeft hier tot ver in de vierde eeuw, misschien nog wel tot in de vijfde, stand gehouden. De Rijn stroomde in de Romeinse tijd dwars door de gemeente Vleuten-De Meern, zodat wel vier eeuwen lang onze gemeente bestond uit een Romeins en een Germaans gedeelte. De sporen |
||||||||||||||||||||||
die dat heeft achter gelaten zijn vergeleken met andere gebieden
in Nederland waar de Rijn doorheen liep indrukwekkend te noe- men. Bijna overal elders zijn de sporen door de Rijn die telkens van loop veranderde weggevaagd, de rivier was immers nog niet ingedijkt. Maar in onze gemeente volgde de limes een klein nevengeultje van de Rijn dat vrij snel na het vertrek van de Romeinen verlandde en langs dit geultje zijn de sporen die de Romeinen hebben achtergelaten goed bewaard gebleven. Vermoedelijk stroomde de Rijn bij huize Voorn onze |
||||||||||||||||||||||
fracAé
|
||||||||||||||||||||||
Slóoé
|
||||||||||||||||||||||
,^<^Aé
|
||||||||||||||||||||||
s/oot
|
||||||||||||||||||||||
1
|
||||||||||||||||||||||
s/fuf^i
|
||||||||||||||||||||||
^■H.ZJoosie^^
|
||||||||||||||||||||||
Afb. 1. Schetskaart centrale gedeelte onderzoeksgebied van de omgrachte hofstede
|
||||||||||||||||||||||
69
|
||||||||||||||
gemeente binnen. Dit gedeelte is nog niet goed onderzocht, maar
zou in de toekomst nog wel enkele verrassingen op kunnen leve- ren. Daarna stroomde de Rijn in noordwestelijke richting tot aan de bloemenveiling. Daar splitste de Rijn zich in een noordelijke sn een zuidelijke tak die even ten noorden van Harmeien weer bij sikaar kwamen. Bij de splitsing zijn veel sporen van Romeinse aanwezigheid aangetroffen. Er is wel eens vermoed dat hier een haventje lag , maar ook is het mogelijk dat er een herberg, een mansio, heeft gelegen. De rivier was in die tijd zeer druk beva- ren en er moeten ovemachtingsmogelijkheden voor zeelui en rei- zigers zijn geweest. Vandaar volgde de limes de zuidelijke neventak van de Rijn richting De Meem ,ongeveer langs het Zand en de Woerdlaan. Even ten noorden van de Hoge Woerd lag een Romeins badhuis waarvan de fundamenten nog in de grond zitten. Er wordt wel eens gezegd dat de tufsteen waaruit het badhuis was opgetrokken gebruikt is voor het kerkje in Vleuten, maar daarvoor bestaan toch geen concrete aanwijzin- gen. Even ten zuiden van het badhuis lag een castellum, onge- veer Iha groot. In De Meem maakte de rivier een grote bocht naar het westen. Vanaf het kloosterpark is nu ook de langs de hele limes lopende Romeinse weg over ruim twee kilometer teruggevonden. In de rivier die hier dicht langs de weg liep zijn verschillen-
de resten van Romeinse schepjen aangetroffen. Het schip dat in september 1997 gevonden is en dat waarschijnlijk bijzonder gaaf nog onder de grond zit, zal mogelijk al snel worden geborgen. Het Rijk heeft twee miljoen hiervoor ter beschikking gesteld. We wachten met spanning de resultaten van deze belangwek- kende opgraving af ! In de jaren die volgden op de ontdekking van de Romeinse weg en het schip zijn langs dit gedeelte van de limes door Erik Graafstal, projectarcheoloog in dienst van onze gemeente, veel interessante details van deze weg blootgelegd, ondermeer een brug en een loskade. En onlangs werd aan deze imposante rij een wachttoren uit de derde eeuw toegevoegd. Als we bedenken dat alleen de bodem op bedreigde plaatsen wordt onderzocht, tot nu toe misschien maar 10%, moet er nog veel meer onder de grond liggen. De 'Omgrachte hofstede'
Bij de opgraving van de "omgrachte hofstede" gelegen in de
Haarrijnse polder zijn door de archeologische werkgroep "Oude Rijn" nu drie proefsleuven gegraven en onderzocht. Twee ervan staan afgebeeld op bijgaande schetskaart (afb.1). Hoe de grach- ten hebben gelopen is nog niet geheel duidelijk en er zullen nog enkele proefsleuven gegraven moeten worden om een duidelij- ker beeld te krijgen van de plattegrond van de nederzetting en de infrastructuur. Uit de vondsten in de bovenste lagen blijkt duide- lijk dat deze plaats vanaf de dertiende tot in de achttiende eeuw bewoond werd. De oudste munt die gevonden is komt uit de insteek van de noordelijke gracht. Dit zilveren muntje uit het begin van de veertiende eeuw komt uit België (afb.2). Het is al de derde zilveren munt die hier gevonden is hetgeen wellicht een |
||||||||||||||
aanwijzing is dat hier lieden van enig aanzien hebben gewoond.
Het grachten - en slotenpatroon is nog lang niet kompleet en valt mogelijk gedeeltelijk samen met de bestaande kavelsloten. Het zal nog een heel gepuzzel worden om de rol van deze water- gangen en de ontwikkeling daarvan in de tijd vast te stellen. De watergangen werden uitgediept verbreed en verlegd. Uiteindelijk werden ze dichtgegooid met materiaal dat voorhanden was en daarin kan zich afval bevinden uit alle eeuwen van de bewoning. Uit de insteek van de zuidelijke gracht komt de lanspunt waar- over al in de vorige aflevering gesproken werd. Op grond van het type wordt deze in de zestiende eeuw gedateerd (afb.3) |
||||||||||||||
keerzijde:
kort kruis (iedere poot lijkt
een beetje op een pilaar
met daar bovenop grote
bladeren)
Randschrift binnen:
|
||||||||||||||
voorzijde:
4 leeuwtjes in wapenschild
Brabants-Limburgs wapenschild,
2x Brabantse leeuw, 2x Limburgse leeuw
Randschrift: DUX-BRAB-ANTIE
|
||||||||||||||
"MONETA:LOVANIES"
(Geld uit Leuven) Bron determinatie: Limburgs-Brabants deel van catalogus van der Chijs,
Pag. 8-9, tekstomschr. pag. 79-80.
Dit zilveren muntje, een sterling-denier, is geslagen in Leuven onder bewind
van Jan de derde. Hertog van Brabant (1312-1355). Het muntje is in een zeer
goede staat.
afb.2 Het muntje uit de noordelijke gracht. Tekst en foto Jos
Bransen. Echte muurresten zijn nog niet aangetroffen. Wel puinbanen
die erop kunnen wijzen dat er ooit muren hebben gestaan die zijn uitgebroken om de stenen te hergebruiken. Hele bakstenen komen dan ook bijna niet voor. De baksteenfragmenten zijn van zeer divers formaat en afkomstig van oude kloostermoppen tot vrij recent gebakken stenen. Een aanwijzing dat er verschillende bouwfases zijn geweest. Het is de vraag in hoeverre het in deze situatie mogelijk is
nog iets van de bouwhistorie te weten te komen. Er werd in die tijd nog niet diep gefundeerd, maar mogelijk kunnen enkele muurresten die aan de uitbraak ontsnapt zijn worden aangetrof- fen. Uit de ligging van de puinbanen kunnen nog niet veel con- clusies worden getrokken. Zijn ze van één of van twee gebouwen afkomstig? Ter beantwoording van die vraag zal een groter vlak moeten worden blootgelegd. Zoals uit bovenstaande blijkt is de werkgroep 'Oude Rijn'
nog lang niet klaar met haar onderzoek. Ze heeft gelukkig in ieder geval nog anderhalf jaar de tijd voordat de aanleg van de Haarrijnse plas definitief de sporen zal vernietigen. In de komen- de afleveringen van deze rubriek hopen we u verder op de hoog- te te houden. De vragenrubriek
Weinig vragen zijn er bij de redactie van deze rubriek bin-
nengekomen over de vorige aflevering. Maar als u iets wil weten op archeologisch gebied of iets in deze rubriek behandeld wilt zien schroom dan niet contact op te nemen met: Hans Joosten, Haarpad 36, 345 lAZ Vleuten, tel.030-6772554. |
||||||||||||||
^^-lltMlIIIM ' ■ ^ ■ ■ ■ ^- ' ■ ' ■ ..-'.-■■"------------,.....,.,..,.^ , ■ -i',! it||||||||„|||||[||||||,||,|||||fc|ii|
Afb.3 Landspunt uit zuidelijke gracht, 16e eeuw. Foto: Frans
Besouw. |
||||||||||||||
70
|
||||||||||||||
Apen
|
||||||||||||||
Het is vakantietijd dus hoeven we niet naar
school.
Maar ieder jaar is het voor ons hetzelfde;
uitgaan doen we niet.
Ja, we logeren wel eens bij een oom en
tante, of een nachtje bij opoe en opa, maar
het uitgaan met vader en moeder beperkt
zich tot de zondagen.
Dan gaan we wel eens fietsen of wandelen,
maar we moeten op zondag ook twee keer
naar de kerk, zodat er dan niet veel tijd
overblijft.
Dit jaar krijgt mijn vader een hele dag
vakantie, en wel op een zaterdag. Wekenlang hebben we hier naar uitgeke- ken en a.s. zaterdag is het dan eindelijk zover. De hele week zijn we al druk met allen, we
gaan naar een dierentuin. Nou, dat is wel iets bijzonders, zoiets heb- ben wij nog nooit meegemaakt. Vrijdag voor de uitgaansdag moeten we allemaal in de teil en met groene zeep wor- den we goed schoon geschrobd . Er worden bij de kruidenier naast ons een paar pond apenootjes gekocht, een paar chocolade repen, en een paar zuurstokken . Een grote tas met luiers voor de allerklein- sten, en voor de anderen een paar reserve onderbroeken, voor als er soms iets mis mocht gaan . Mijn vader koopt voor die dag een half
pakje sigaretten (Miss Blanche). Eindelijk is het dan zover, we gaan met de
bus van Peters, die stopt op verzoek van mijn moeder vlak voor het huis, we hoeven dan met al die spullen niet zo ver te sjou- wen. Met tassen vol brood, flessen aangemaakte
limonade, luiers, onderbroeken en regen- jassen stappen we nogal rumoerig in de bus, voor vader is het meteen al een hele klus om de meute in toom te houden, maar met wat waarschuwingen en oorvijgen lukt het toch wel. In Utrecht stappen we over op de tram, die
ons naar het "Ouwehands Dierenpark" in Rhenen zal brengen. Omdat het prachtig mooi weer is, hebben
we gekozen voor een open wagon, in plaats van deuren zaten hier kettinkjes, dus een waarschuwing aan het kroost was wel weer op zijn plaats. |
||||||||||||||
Het is een lange reis, dus moeder schenkt
wat zelfgemaakte ranja. Zoals gewoonlijk is er wel een van de kin- deren die vergeten is om thuis te plassen. Die wordt door mijn vader met de broek naar beneden even buiten het kettinkje gehouden zodat hier een reservebroek nog niet nodig was. Toen de conducteur kwam wisten we dat
we een beetje moesten jokken over onze leeftijd, want voor een arm gezin is zo'n dag al duur genoeg . Datzelfde gebeurde bij het kaartjes kopen
in de dierentuin. Wat een beesteboel was het daar, en dat
werd nog erger door de komst van veel grote gezinnen. We keken vol bewondering naar olifanten,
tijgers, beren, enzovoort. Maar het mooiste vonden wij de apen. Die werden door ons gevoerd met de mee- gebrachte apenootjes (pinda's). De helft van de nootjes was voor de apen maar wij pikten ook een graantje mee , dus was de andere helft voor ons. Het was ons al direct opgevallen dat er niet zoveel verschil was tussen mensen en apen. Vooral als je goed om je heen keek , vroeg je je wel eens af of iedereen wel aan de goede kant van de tralies stond . Ook werd er dankbaar gebruik gemaakt van de grote speeltuin, dat ging er nogal wild aan toe, zodat de voorraad door moe- der meegebrachte pleisters al behoorlijk begon te slinken . In de draaimolen zat iemand met een ver-
krampt angstig gezicht, hij had hoge nood, |
toen de molen weer stil stond , bleek de
vooruitziende blik van moeder om reserve broeken mee te nemen toch wel goed . Vermoeid maar vrolijk kwamen we 's
avonds weer thuis, het was de mooiste dag van ons leven. Ik hoorde mijn vader tegen moeder zeggen:
"Gelukkig maandag weer werken". Ik vroeg nog aan mijn vader: "Is het waar,
dat de mensen van de apen afstammen"? "Niet allemaal jongen", zei hij "er zijn bij- voorbeeld mensen, dat zijn rare vogels, en weer anderen zijn kwallen. Dan zijn er nog die stelen als raven, en anderen zijn soms zo moe als een hond". Zo ging hij nog een tijdje door, totdat ik zei; mijn vriend is een echte schijtlijster. Bijna kreeg ik een draai om mijn oren, maar pa glimlachte en zei: "Jullie zijn een stelletje echte snotapen" ! |
|||||||||||||
De Meem, augustus 1939
Theo van den Berg |
||||||||||||||
Illustratie;
Barbara Gravendeel |
||||||||||||||
0\Ki^
|
||||||||||||||||
C^6-Lopers- ^u -bLÏ^
|
||||||||||||||||
71
|
||||||||||||||||
Van de voorzitter
Onze wereld, dichtbij en ver weg, gaat
letterlijk en figuurlijk op de schop. In één generatie verandert er meer dan vroeger in eeuwen. Ouderen onder ons herinneren zich hoe destijds iedere verandering, iedere vernieuwing werd toegejuicht en het oude moest verdwijnen. Slechts enkelingen ver- hieven daartegen hun stem: pas toch op, veel van wat waardevol is dreigt onher- roepelijk verloren te gaan. Al eerder heb ik er op deze plaats op gewezen dat gelukkig het tij keert. Een groot aantal landen heeft in 1999 het Verdrag van Malta aanvaard: archeologische monumenten moeten worden beschermd en de verantwoor- delijkheid daarvoor, ook financieel, hgt bij degene die de verandering veroorzaakt. In hetzelfde jaar is in ons land de nota Belvedère verschenen. In het rijksbeleid met betrekking tot ruimtelijke ordening wordt het cultureel erfgoed van de aanvang af integraal meegenomen en daarvoor worden goede voorwaarden geschapen. Dus niet meer zoals nog maar al te vaak gebeurt, als het te laat is: hè wat jammer toch, dat kunnen we echt niet meer opnemen! Ook onze Provincie heeft zich vorig jaar in de Cultuurnota deel III- het cultureel erfgoed in deze lijn gevoegd. U ziet, het hangt echt in de lucht! In onze directe omgeving kunnen we ook iets van deze verandering merken. Wie het Masterplan van 1995 er op naslaat zal con- stateren dat de cultuurhistorie weliswaar niet ontbreekt, maar toch nogal summier aan de orde komt als een onderwerp dat niet mag worden vergeten. In het Plan Rijnsche Park 2000 zien we al veel meer de integrale benadering. Jammer dat in de praktijk de geest soms gewilliger is dan het vlees, maar toch! De politieke partijen in onze (nieuwe) ge-
meente hebben deze ontwikkeling nog niet helemaal meegemaakt. Wie in de onlangs gepubliceerde partijprogramma's zoekt |
||||||||||||||||
Tijdschrift van de Historisclie Vereniging
Vleuten, De Meern, Haarzuilens Verschijnt 4x per jaar. ISSN 0928-4893
20e jaargang nr. 4, december 2000 ©2000 De vereniging is ingeschreven in het vere-
nigingsregister van de K.v.K. Utrecht e.o. onder nummer V 479360 Correspondentieadres:
Dagelijks bestuur:
Dr. Ir. P.K. Schenk, voorzitter
Dorpsstraat 29, 3451 BJ Vleuten Tel. 030-6774915 F.C.G.M. Besouw, secretaris
Schoolstraat 55, 3451 AB Vleuten Tel. 030 - 6773000 P.G. de Rooij, penningmeester
't Zand 1, 3544 NC Utrecht Tel. 030 - 6771483 A.J. van Zoeren, vice-voorzitter
Stationsstraat 34, 3451 BZ Vleuten Tel. 030-6771263 Ereleden:
Mevrouw Prof. Dr. C. Isings, Soest
Dr. D.W. Gravendeel, Laag Keppel Gebouwen:
Vleuten: Broederschapshuisjes (documen-
tatie- en informatiecentrum). Dorpsstraat 1, Tel. 030 - 6774222 (gedurende openingstijden) De Meern: Het Kabinet (permanente expo-
sitieruimte). Zandweg 147B (achter Verenigingsgebouw) Contributie (inclusief tijdschrift):
f. 35,— per jaar, bij verzending per post
f. 13,- extra
Losse nummers tijdschrift:
f. 10,— voor leden, f. 12,50 voor niet-leden
Bankrelaties:
ABN-AMRO Bank De Meern,
rek. 55.66.33.040 Rabobank Vleuten, rek. 36.75.17.574
Postbank, rek. 2689200 Redactiecommissie:
H.E.J. van Essen, J.H.P. Heesters
en W.H. de Heus
Adres: Mauritslaan 17, 3454 XP De Meern
Tel. 030 - 6662992
Gehele of gedeeltelijke overname van
artikelen uit dit tijdschrift is slechts toegestaan met bronvermelding en na verkregen toestemming van de redactie- commissie. Illustratie voorpagina:
De kosterswoning in 1987
foto: K.B. Nanning, Arch.H.V. Druk: Jan Evers De Meern
|
||||||||||||||||
naar een hoofdstuk of paragraaf of alinea
gewijd aan ons onderwerp, komt een beetje van een koude kennis thuis. Verder dan een enkele losse opmerking verloren in de tekst komt men eigenlijk niet. De Historische Vereniging wil graag inhaken op de hiervoor genoemde ontwikkelingen en in een vroeg stadium suggesties doen hoe ons cultureel erfgoed bij alle ver- anderingen kan worden ontzien, bewaard, meegenomen of hersteld. Het gaat daarbij niet zonder meer en alleen maar om behoud van oude zaken. Belangrijk is wat waardevol is en een functie en plaats kan verkrijgen in een nieuwe omgeving. In- grijpende veranderingen bieden soms ook een kans om te herstellen wat vroeger ondoordacht is afgebroken of kapot ge- maakt. Het bestuur nodigt allen die dit lezen uit hieraan mee te werken en te denken. Als u iets weet wat de moeite waard is of ideeën heeft die in onze dorpen, in Leidsche Rijn en het gebied daarom heen ons cultureel erfgoed zijn plaats kunnen geven, meld het ons. Wij willen daar met u voor vechten. De brochure over het Spijckhuisje, gevoegd bij dit nummer van ons blad, illustreert wat mogelijk is als we de handen ineen slaan. Tot slot nog iets heel anders. Op 11 december heeft ons bestuurslid de heer J.W.Schoonderwoerd uit handen van de burgemeester de erepenning in zilver van de gemeente in ontvangst mogen nemen uit erkenning voor de vele activiteiten die hij als vrijwilhger voor onze vereniging en andere organisaties in de gemeente heeft verricht. Ik kan u verzekeren, hij heeft er bijna een dagtaak aan! Namens u allen wens ik hem ook op deze plaats daarmee van harte geluk. Wij hopen dat het documentatiecentrum nog vele jaren van zijn grote kennis gebruik kan maken. P.K. Schenk
|
||||||||||||||||
In dit nummer
Van de voorzitter
Verenigingsberichten
Al meer dan 500 jaar Langerak
Dorpsbewoners die ons wat te vertellen hebben ....
Onze straatnamen, oorsprong en betekenis (10)
De transformatie (6)
Archeologische verkenningen (5)
Opa 4
|
||||||||||||||||
pag
71
72 73 81 88 91 94 96 |
||||||||||||||||
72
|
||||||||
Verenigingsberichten
|
||||||||
Contributiebetaling/ledenadministratie
Bij dit nummer van ons tijdschrift ontvangt u de acceptgiro
voor betaling van de contributie voor 2001. Wij verzoeken u de contributie in de maand januari 2001 met gebruikmaking van dit formulier over te maken. Het verenigingswerk en de administra- tie wordt door vrijwilligers in hun vrije tijd gedaan, het overma- ken van de contributie vóór 1 februari 2001 zal de administratie- ve last voor hen aanzienlijk beperken. Wij rekenen op uw mede- werking! Omdat wij graag over een juist ledenbestand willen beschik-
ken verzoeken wij u indien uw naam of adres op de acceptgiro niet juist vermeld is, of daar wijziging in komt, dat aan onze secretaris te melden. Secretariaat
Op 3 november 1.1. heeft de heer J.W. Schoonderwoerd zijn
functie als secretaris van onze vereniging, die hij gedurende 12'/2Jaar op een buitengewone wijze heeft vervuld, beëindigd, m.i.v. gelijke datum is de heer F.C.G.M. Besouw als secretaris door het bestuur benoemd. Actviteiten in 2001
• Ehnsdag 24 april 2001: Algemene ledenvergadering.
• Maandag 30 april 2001; Koninginnedag, open dag in de
Broederschapshuisjes van 10.00 tot 1700 uur met een exposi- tie van schilderijen van de Vleutense schilder Jac. Graafland. • Zaterdag 19 mei 2001: Open dag Project Themaat: locatie en
tijd worden nog bekend gemaakt. • Zaterdag 22 september 2001: Xanten (Dld), excursie per bus,
nadere gegevens worden nog bekend gemaakt. • Zaterdag 13 oktober 2001: Bezoek Hamtoren te Vleuten:
exclusief voor leden van de vereniging, nadere gegevens wor- den nog bekend gemaakt. Voortgang organisatie jubileumjaar 2001.
In het vorige nummer van ons blad brachten wij u op de
hoogte van onze plannen om in het jaar 2001 extra activiteiten te ontwikkelen naar aanleiding van het feit, dat in dat jaar de vereniging er 20 actieve jaren op heeft zitten. 1. Diner.
Allereerst werd daar de gedachte geopperd om op de oprich-
tingsdatum (12 mei) van start te gaan met een zogenaamd "f 150,= diner". Thans blijkt echter, dat op diezelfde datum de Kulturele Kring Vleuten-De Meem een belangrijke activiteit organiseert. Om die reden heeft het bestuur besloten van de orga- nisatie van dit diner af te zien. 2. Zaleen van cultuurliistorisch belang in gemeente-
bezit. Verheugend is te melden, dat het gemeentebestuur van
Vleuten-De Meem positief heeft gereageerd op ons verzoek om per 1 januari 2001 een groot aantal zaken van cultuurhistorisch belang in bruikleen aan onze vereniging af te staan. 3. Kadasterlcaarten uit 1832.
Zeer teleurstellend is het, dat het gemeentebestuur heeft
gemeend afwijzend te moeten beschikken op ons verzoek om |
||||||||
een financiële bijdrage in de realisering van diverse projecten.
Slechts één project werd gehonoreerd (f 5000,=), namelijk de uit- gave van de eerste kadasterkaarten uit 1832, een uitgave in samenwerking met de Stichting Publikaties Oud-Utrecht. De ver- eniging moet zelf nog f 11.000,= opbrengen en zoekt daar voor nog één of meer sponsors. Wie meldt zich aan? 4. Herplaatsing Vleutense dorpspomp.
Gehoopt werd op financiële ondersteuning door de Lions-
afdeling. Maar deze organisatie heeft meegedeeld haar keuze op een ander project te hebben laten vallen. Wie sponsort? 5. Restauratie kerlthof bij N.H. kerk te Vleuten.
Reeds eerder zegde de gemeente een restauratie-subsidie toe.
Planologisch zijn er thans ook geen bezwaren meer. 6. Herplaatsing en restauratie van 't Spijl<huisje te
Vleuten. Een positieve ontwikkeling heeft zich voorgedaan rond de
plannen voor 't Spijkhuisje. Een aantal personen hebben zich het lot van dit bedreigde tuinhuis aangetrokken. Op 10 december 1999 werd een stichting tot behoud opgericht, die inmiddels het tuinhuis in eigendom heeft. Nadere informatie vindt u in de bij- gevoegde folder. 7. Uitgave boel( over archeologische vondsten
in Vleuten-De Meern. Hiervoor zijn de financiële middelen aanwezig (sponsor
RABO-bank). Thans vindt het verzamelen van de artikelen plaats. 8. Van de brug af gezien II door Theo van den Berg.
Voor dit boekje is de tekst nagenoeg gereed. De ABN-AM-
RO-bank heeft afgehaakt als sponsor Een nieuwe sponsor wordt gezocht. Wie meldt zich aan? 9. Straatnamenboek Vleuten-De Meern.
De gemeente heeft geen belangstelling getoond.De uitgave
daarvan zal dus niet op korte termijn plaatsvinden,tenzij zich nog een sponsor meldt. Wie? 10. Het"Elite"-project.
Betreft onderzoek naar de "herkomst" van de raadsleden tus-
sen 1850 en 1950. Een viertal vrijwilligers is met archief onder- zoek doende. Te zijner tijd zullen hierover publikaties in het tijd- schrift plaatsvinden. 11. Verwerving voormalig gemeentehuis (het oudste
gedeelte). Hierover vindt nog overleg plaats.
Rectificatie Op de voorpagina van ons tijdstrift nummer 2, juni 2000, alsmede op blz.
40, bij het artikel "Onze straatnamen, oorsprong en betekenis", staat abusie- velijk vermeldt, dat deze schitterende luchtfoto gemaakt zou zijn door D.C. van Dalsen. Deze foto is echter van de hand van ons oud bestuurslid / foto- graaf Klaas B. Nanning. (ere wie ere toekomt!) onze welgemeende excuses. De redactie.
|
||||||||
73
|
|||||||||||
Al meer dan 500 jaar Langerak
|
|||||||||||
doorJ.W. Schoonderwoerd
|
|||||||||||
ledereen in onze gemeente weet tegenwoordig wel waar Langerak ligt, omdat er al veel publiciteit is gegeven aan de eerste
wijk van Leidsche Rijn Utrecht, die daar gebouwd wordt. Vijf jaar geleden wisten waarschijnlijk maar weinigen dat het gebied ten noordoosten van De Meern de naam Langerak had, hoewel op oudere topografische kaarten die naam wel vermeld was. Tegenwoordig staat de naam ook op ANWB-wegwijzers. Over Langerak en een boerderij die daar al bijna 400 jaar gestaan heeft, geeft dit stukje geschiedschrijving wat nadere infor-
matie. Uit documenten, die in het bezit zijn van de familie van Oostrom en die ons ter beschikking werden gesteld, konden daarover verschillende gegevens verkregen worden. |
|||||||||||
en tot en met 1959 met nog kleinere letters, terwijl op de in 1988
uitgegeven kaart de naam niet meer vermeld is. Hieruit blijkt dat de naam in de loop der tijd kennelijk steeds minder werd gebruikt (zie afb. 1 t/m 5). De naam van het gebied is ook duidelijk vermeld in het in
1900 door het waterschap Heycop, genaamd De Lange Vliet uit- gegeven geschiedenisboek* (zie afb.6). Rond 1800 vinden we in Langerak nog maar enkele gebou-
wen, t.w. het huis Overvliet (nu Zandweg 82), de boerderij Damzigt (nu Zandweg 72/72a) en de boerderij Landzigt (nu Zandweg 18). De geschiedenis van Damzigt werd in ons tijdschrift van
1999 nr 4 al belicht, in dit artikel zal de boerderij Landzigt, die nog ouder is, eens nader onder de loep genomen worden. Anthonis Gijsbertsz Vermeij
In een akte van 1626' vinden we de verkoop door Jonker
Comelis van Huchtenbroeck, wonende te 's-Gravenhage, aan Anthonis Ghijsbertsz, wonende aan den Ouden Rhijn, van der- tien morgen land "gelegen in de thiende geheten Langeraeck in desen gestichte van Utrecht, leenroerig aen de Proosdije van Oudemunster". Pas in 1631 vinden we het besluit van het Hof van Utrecht waarbij deze verkoop, voor de som van 4500 gulden, wordt goedgekeurd*. In dit besluit is ook vermeld dat Comelis van Huchtenbroeck dit land op 21 juni 1595 in leen heeft gekre- gen, dat daarboven (ten oosten) jonkheer Lubbert van Parijs van Zuijdoort met het land dat hij gekocht heeft van de Carthuijsers ten Bosch en beneden (ten westen) de weduwe van Willem Foeijten met haar medewerkers naast gelegen zijn, dat het land laatst verhuurd was aan de koper Anthonis Gijsbertsz Vermeij, en dat de verkoper niets zal mogen rekenen voor het huisje dat door de koper op de grond is gesticht. Uit het vorenstaande en het hierna vermelde kan geconclu-
deerd worden dat Anthonis Ghijsbertsz, voordat hij de grond kocht deze al pachtte en er een huisje op werd gebouwd en dat, nadat hij de grond had gekocht, daarop een huis, berg, schuur, enz. oftewel een boerderij werd gebouwd, dus iets na 1626. Uit de vermelding dat ten oosten ervan het land van jonkheer
Lubbert van Parijs van Zuijdoort was gelegen, kan ook afgeleid worden dat de onderhavige 13 morgen land ten westen van huize Voom lagen, want deze jonkheer was van 1546 tot 1607 de bezit- ter van huize Voom. De familie van der Nijpoort
In 1636 werden deze dertien morgen land met huis, berg.
|
|||||||||||
Langerak behoorde, evenals het grootste deel van Vleuten en
De Meern, aan het Kapittel van Oudmunster te Utrecht, dat de ambachtsheer van dit gebied was. Het werd aangeduid als een tiend, dat wil zeggen grond waarvan een tiende van de opbrengst aan de leenheer moest worden afgedragen. Delen van deze tiend werden in leen gegeven aan verschillende leenmannen, aanvan- kelijk meest adellijke heren. Het geleende goed kon door de leen- man verkocht worden, maar dan moest de leenheer daarvoor toe- stemming geven en moest de nieuwe eigenaar in het leenregister als leenman worden ingeschreven. In de oudst bewaarde rekening van de kameraar (penning-
meester) van het heemraadschap de Lange Vliet van 1440' is ver- meld welke gebieden er mee betaalden aan het instandhouden van deze waterweg, die het polderwater afvoerde naar de Vecht. Dat waren o.a. de gerechten Jutphaas, Galecop, het Lijnpad (bij Utrecht), Papendorp, Ouden Rhijn en Heijcop, Rosweijde en Langraec. De in dit stuk vermelde oppervlakte van Langerak van T/l hoeve (= 120 morgen = ruim 100 hectare), waarvoor betaald moest worden, klopt met de huidige kadastrale oppervlakte. In het archief van het Kapittel van Oudmunster in Utrecht
vinden we de naam Langerak voor het eerst vermeld in 1452^ Het land met die naam ligt tussen de Leidse Rijn en de Achterdijk (nu Groenedijk), van het dorp de Meern in het westen tot het land van huis Voom in het oosten. Dit gebied werd vroeger vanuit het zandpad langs de Leidse
Rijn in noordelijke richting ontgonnen, waarbij de Groenedijk de achterdijk van de ontginning was. Over de naam die men aan dit gebied gegeven heeft is in
1988 door de heer J.A.Storm van Leeuwen al iets geschreven in ons tijdschrift'. Een rak is een recht stuk tussen twee bochten van een (bevaarbare) rivier en aangezien we hier praten over het begin van de I5e eeuw moeten we niet denken aan het lange rechte stuk van de later gegraven Leidse Rijn dat er langs ligt, maar aan het rechte stuk van de vroegere Oude Rijn dat ten noor- den van Langerak heeft gelopen. In de registers van transporten en plechten (hypotheken) van
het gerecht Vleuten en de Meern komt in 1546 de naam Langerak (toen Langenraeck) al voor, toen daarin de overdracht werd ingeschreven van 5 morgen land gelegen op Langeraf. Tussen 1580 en 1794 komt de naam in deze registers nog min- stens 11 keer voor'. Op topografische kaarten werd ook de naam Langerak ver-
meld, in 1850 met grote letters, in 1879 met wat kleinere letters |
|||||||||||
74
|
||||||||||||
Afb.1 Fragment topografische kaart 1850 (verkleind).
|
||||||||||||
Afb.2 Fragment topografische kaart 1879 (verkleind).
|
||||||||||||
Afb.3 Fragment topografische kaart 1922 (verkleind).
|
||||||||||||
Afb.4 Fragment topografische kaart 1959 (verkleind).
|
||||||||||||
Afb.5 Fragment topografische kaart 1988 (verldeind).
|
||||||||||||
Afb.6 Fragment kaart waterschap Heycop genaamd De Lange
Vliet 1900 (verkleind). |
||||||||||||
75
|
|||||||
schuur, getimmer, geboomte en beplantingen door Anthonis
Ghijsbertsz en zijn echtgenote verkocht aan Mr.Gerard (Gerrit) van der Nijpoort, raadsheer in het Hof van Utrecht en gehuwd met Maria van den Hoeve, voor de som van 7000 gulden'. Of toen Anthonis Gijsbertsz nog pachter is gebleven of wie daarna pachter is geworden is niet gevonden. In 1639 wordt door Antonis Gijsbertsz het leenrecht van deze
13 morgen land, "alsoo die gelegen zijn tot Vlooten in de thien- den die geheten sijn Langeraeck" afgestaan aan het Kapittel van Oudmunster, dat ze dan in leen geeft aan Jonker Gerrit van der Nijpoort'". Rond 1660 koopt Gerard van der Nijpoort nog 5 morgen land
ten westen van de voormelde 13 morgen, zodat zijn totale land- bezit aldaar 18 morgen wordt. Alhoewel niet in Langerak gelegen kan, met het oog op het
hiernavolgende, nog vermeld worden dat Gerard van der Nijpoort in 1638 van de Jacobikerk te Utrecht een hoeve land (= 16 morgen), genaamd de Bonte Hoeff, in huur kreeg, gelegen onder het gerecht Ouden Rhijn, ten zuiden van de Leidse Rijn, tegenover de 13 morgen die hij bezat in Langerak". Deze huur werd in 1661 nog voor 12 jaar verlengd'l Later blijkt hij dat land ook in eigendom te hebben. Van Gerard van der Nijpoort is de 18 morgen land overge-
gaan in eigendom van zijn dochter Geertruijd van der Nijpoort, die in 1683 de 13 morgen in leen krijgt. In 1717 wordt door Geertruijd van der Nijpoort een overeen-
komst aangegaan" met de erfgenamen van Franfois Hemony, de heer van Voorn, en het kapittel van St.Marie te Utrecht als eige- naar van de boerderij Strijland, gelegen ten oosten van huis Voorn, waarbij door haar het recht van uitweg en overpad wordt verleend over een strook grond aan de oostzijde van haar eigen- dom, om te komen en te gaan van het zandpad langs de Leidse Rijn naar de Achterdijk. Ter plaatse van dit pad vinden we later de kerkweg en tegenwoordig de Burgemeester Verderlaan. Uit een akte van 1725", waarin op verzoek van de erfgena-
men van Geertruijd van der Nijpoort, die niet getrouwd was, de taxatie is opgenomen van haar eigendommen, kunnen we con- cluderen dat zij toen was overleden. Waarschijnlijk is toen haar nicht Gerardina Hester van der Nijpoort eigenaar van de 18 mor- gen land met boerderij geworden, want in 1774 worden zij door deze Gerardina, die weduwe was van Wijer Hendrick van Overmeer, verkocht aan Sijmen Hoogland". De familie Hoogland
Het verkochte werd toen omschreven als "een hofstede,
bestaande in een huijsinge, twee bergen, schuuren, bakhuijs en duijfhuijs en verder getiinmerte, mitsgaders bepotinge en beplan- tinge daarop staande, met 18 morgen boomgaard en bouwland agter de voorschreven hofstede, gelegen onder den gerechte van Vleuten, aan de Stadsdam, strekkende voor uit den Rhijn tot den agterdijk, alwaar de heer Mr. Petrus van der Hagen, heere van Voorn etc, oostwaarts en het Barbara Gasthuijs westwaards naast geland en gelegen zijn, waarvan 13 morgen leenroerig zijn aan het Capittel van Oudmunster". Tegelijk kocht Sijmen Hoogland van haar ook de 16 morgen
land in Ouden Rhijn tegenover de hofstede in Langerak. De tota- le koopsom van de boerderij met 18 morgen land in Langerak en |
de 16 morgen land in Ouden Rhijn was 7250 gulden.
Om deze aankoop te kunnen financieren kreeg Sijmen van
Comelis Agterberg in Utrecht een hypotheek van 6000 gulden". Sijmen Hoogland was een zoon van Hendrik Hoogland, die
in 't Goij woonde. Hendrik was getrouwd met Jannigje Gerrits, uit welk huwelijk 3 kinderen werden geboren genaamd Marrigje, Sijmen en Lambertus. Toen Hendrik overleden was, hertrouwde Jannigje met Gerrit Willemsz Segveld, die in Papendorp woon- de. Toen er na het overlijden van Jannigje Gerrits in 1750 een boedelscheiding werd opgemaakt", werd daarin vermeld dat haar dochter Marrigje en zoon Lambertus onder de Bilt woonden en Sijmen onder Vleuten. Uit dit laatste gegeven kan geconcludeerd worden dat Sijmen al in 1750 op de boerderij in Langerak woon- de en daar toen pachter van was. Omstreeks dat jaar trouwde Sijmen Hoogland met Jannigje
van Schalk, uit welk huwelijk 5 kinderen werden geboren: Hendrik, Jannigje, Anthonij, Gerrit en Comelia, resp. in 1752, 1753, 1755, 1756 en 1758, die in Utrecht werden gedoopt". In 1777 kocht Sijmen nog 2 morgen land in Ouden Rhijn van
notaris Tieleman Blekman voor 800 gulden, gelegen naast het land wat hij al in Ouden Rhijn bezat". In 1784 maken Sijmen en Jannigje hun testament, waarbij zij
hun 5 kinderen aanwijzen als erfgenamen, doch de door hen bezeten hofstede met de 36 morgen land prelegateren aan hun oudste twee zoons voor de som van 8500 gulden, waarbij zij in onderlinge overeenstemming moeten beslissen wie de eigen- dommen voor het genoemde bedrag zal aannemen, of anders bij loting zullen moeten beslissen. Degene die ze krijgt zal aan de ander 500 gulden moeten uitkeren^". Hieruit is voortgekomen dat de oudste zoon Hendrik de
eigendommen kreeg, en in 1795 wordt hij daarmee ook door het Kapittel van Oudmunster beleend^'. Hendrik Hoogland, die niet getrouwd was, heeft zijn bezit
echter al in 1798 verkocht aan zijn broer Gerrit voor 9000 gul- den, verminderd met 3000 gulden wegens nog resterende hypo- theek^l Hendrik heeft zich daarna gevestigd in Megen bij Nijmegen. Bij de verkoop heeft hij wel bedongen dat hij zijn leven lang gratis het vrije gebruik behoudt van "zeker vertrek of opkamer" in de boerderij. Hij wilde kennelijk verzekerd zijn van onderdak als hij weer eens in De Meem kwam. Gerrit Hoogland trouwde in april 1798 op 41-jarige leeftijd
met de 21-jarige Annigje Oremus uit Oudenrijn, dochter van Amoldus Oremus en Komelia Pauw. Uit dit huwelijk werd in mei 1799 een zoon Gerardus geboren, die zijn vader echter nooit gezien heeft, want die overleed al in januari 1799. Als voogd van Gerardus werd toen Huig van Zeldenrijk in Laag-Nieuwkoop benoemd. De familie Peek
In februari 1800 hertrouwde Annigje Oremus met de 27-jari-
ge Hendrik Peek, die een zoon was van Gerrit Peek en Hendrikje Broer, wonende op het Lijnpad onder Utrecht. Hendrik was toen al eigenaar (uit de nalatenschap van zijn moeder) van 4 morgen land in de Lage Weide bij de Huppeldijk onder Utrecht, die zijn vader in 1777 kocht van Antonij van Roijen^l Uit hun huwelijk werden 3 kinderen geboren: Hendrika,
Comelis en Gerardus, waarvan de laatste in februari 1805 over- leed, nog geen twee jaar oud. Twee weken later overleed ook |
||||||
76
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
StaÉooD Eoogland/Peek
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hendrik Sijmens Hoogland
* +
|
Cornelis Peek
♦
X
Johanna Vemeulen
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jannigje Gerrits van Odijk
* + 1750.09.25 ^x2 Gerrit Willeiiisz Segveld |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Schalkw
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gerrit
♦ 1733.07.24 + 1782.10.07
X 1766.04.22 Hendrikje Broer ♦ 1743.08.17 + 1799.10.??
■x2 Gerrit van Dijk |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Marrigje
* X1738
Gerrit Grijpestijn
|
Si]nien
♦ + 1795
X 1750 ca Jannigje van Schaik ♦ +
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Lambertus
♦ + 1771 xl 1754 Emetje Bijleveld
x2 1767 Glaasje v.Hensen |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Haria
*1731 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Utrecht (Lijnpad)
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de (teem (Vtn)
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• , • ,, , 771 I i n
Comelia Theodora Hermijntje Gijsbert Hendrik Jan Johannes Gijsbert * 1767 * 1769 * 1770 * 1771 * 1772 * 1773 * 1774 ♦ 1776
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hendricus Johanna
♦ 1752 ♦ 1753 + 1812 + 1826 X
Cornelis
Baars |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Antonius
♦1755 +
|
-Comelis
♦1777 X
Haria
de Lange
Johanna ♦ 1778
xl 1804
Gijsbert
de Lange
x2
Bart
van Dam
nJohannes ♦1779
i-Gerrit 1781 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gerardus Comelia
♦ 1756.09.29 * 1758
+ 1799.01.17 + X 1798.04.24 x 1782
finnigje Jan Oreiis Goes * 1776.08.11
+ 1805.02.22 ^x21800.02.24 Hendrik
Peek ♦ 1772.12.19
+ 1847.10.27 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
X X1791 X1801
Matthijs Jan todries Knijff Schinkel de Langen |
xl 1800
Annigje
Oreiis
* 1776.08.11
^x2 1808.02.09 Bnk
Geertruij
van Zijl
* 1770.04.08
+ 1844.04.11
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
X1807
Haria
Straver
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de Meem (Vtn)
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de Meem (Vtn)
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de Meem (Vtn)
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
r—
Hendrika *1800
+ 1816
|
r
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I
Henricus ♦ 1813.02.21 + 1813.04.15 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Cornelis
*1802
+ 1858
X1832
Johanna
Verheij
|
Gerardus
M803 + 1805 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gerardus
♦ 1812.03.02
+
X 1842.04.26
Johanna
de Bruin
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gerardus
* 1799.05.13 + 1849.08.31 xl 1826.05.06 Maria Schalkwijk x2 1835 Theodora Kooper |
Antonius
♦ 1808.10.17
+ 1857.03.12 X1850 Comelia v.d
Nieuwendijk |
Petrus
♦ 1809.12.04
+ 1854.11.29 x 1841.09.21 Johanna van der Horst |
Gerardus
♦ 1810.10.08 + 1810.11,12 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
♦ 1817.06.11 -
+ 1887.05.04 ^x21859.01.27 Gerrit
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
. de Meem (Vtn)
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van Oostroji <.......zie stambom van Oostrom
♦ 1824.02.24
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Comelis
♦1857 + 1857 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gerrigje
♦1853 X1874 Evert van Wijk |
Hendrika
Thobij
♦1854
X1883
Johannes
Zwanenburg
|
Comelia
♦1856 + 1856 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Geertraida
♦1852 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Afb.7 Stamboomoverzicht van de families Hoogland en Peek.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
77
|
||||||||||||||||
en te Cal k^rifn^
|
||||||||||||||||
'^e,
|
||||||||||||||||
yemeente
|
||||||||||||||||
■Jjtr
|
||||||||||||||||
Afb.8 Kadastrale kaart gem. Vleuten, sectie A, 4e blad,1832 (bewerking HUA, verkleind). De boerderij aan de Zandweg met bijbeho-
rend land is gerasterd aangegeven. |
||||||||||||||||
Hendrik, waartegenover hij aan hun overgebleven kinderen
Anthonij, Petrus en Gerrit ieder ruim 5400 gulden schuldig werd^*. In december 1846 maakte Hendrik Peek een testament^',
waarbij hij zijn eigendommen prelegateerde aan zijn bij hem inwonende zoon Anthonij voor een in te brengen bedrag van 20.000 gulden, mits deze binnen 6 weken na zijn overlijden bij notariële akte verklaart dit te aanvaarden. In dit testament worden de eigendommen van Hendrik nauw-
keurig omschreven, t.w.: 1. de hofstede, bestaande in een boerenwoning, bakhuis,
schuur, duifhok en 2 bergen, met 14.37.40 ha boomgaard en bouwland, tuin en weg gelegen onder de gemeente Vleuten nabij de Stadsdam, enz., kadastraal bekend sectie A nrs 337 t/m 340, 350, 640 en 641; 2. 15.32.10 ha wei- en hooiland gelegen onder den Ouden
Rijn, enz., sectie A nrs 178 t/m 185; 3. 6.22.80 ha hooiland gelegen onder Ouden Rijn, enz., sec-
tie D nrs 76 t/m 78; 4. 4.12.70 ha weiland gelegen onder Catharijne in de Lage
Weide, sectie A nrs 94 en 95. Op 27 oktober 1847 overleed Hendrik en op 13 november
verklaarde zijn zoon Anthonij de eigendommen van zijn vader voor het vastgestelde bedrag over te willen nemen". Anthonij heeft daarvoor een hypotheek van zijn broer Petrus gekregen van 7000 gulden, die in 1854 werd afgelost^'. In 1848 heeft Antonij op een openbare verkoping 1.77.70 ha
land in Ouden Rhijn, sectie A nrs 186 en 187, aansluitend aan zijn bezit daar, gekocht van Aletta van der Leeuw, echtgenote van Jean Charles Grootendorst te Maastricht, voor de som van 1075 gulden'^ In 1850 trouwde Antonij (doopnaam Antonius) met Comelia
van den Nieuwendijk uit Lopik, dochter van Comelis van den Nieuwendijk en Gerarda Boere. Uit dit huwelijk werden vijf kin- deren geboren, waarvan de laatste twee al kort na de geboorte overleden zijn. In 1855 liet Antonij de boerderij, die op de topografische
kaarten met de naam Landzigt werd aangeduid en toen huisnum- mer 5 had, afbreken en opnieuw opbouwen, waarbij aan de oost- |
||||||||||||||||
moeder Annigje Oremus. Als voogden van de twee overgebleven
kinderen werden toen aangewezen Jan Schinkel in Reijerscop, zwager van Hendrik Peek, en Steven Oremus in Weesp, broer van Annigje. In 1805 vond een scheiding plaats van de nalatenschap van
Annigje Oremus, waarbij aan haar weduwnaar Hendrik Peek alle bezittingen en schulden werden toegescheiden, waartegenover hij aan zijn stiefzoon Gerrit Hoogland ruim 5196 gulden en aan de twee eigen kinderen samen ruim 5278 gulden schuldig werd^**. In 1808 hertrouwde Hendrik Peek met Geertruij van Zijl uit
Bunnik, dochter van Pieter van Zijl en Catharina Miltenburg, wonende op de boerderij "Ter Hul". In hun huwelijksvoorwaar- den^' is bepaald dat Geertruij, "boven haare kleederen en lijfsbe- hooren", twaalfhonderd en dertig gulden aanbrengt. Uit dit huwelijk werden tussen 1808 en 1813 vijf kinderen
geboren, waarvan het 3e en 5e al kort na hun geboorte overleden zijn. Van Hendrik's tweede zoon Petrus kan nog vermeld worden
dat deze in 1828 dienstplichtig werd voor de Nationale Militie en dat voor hem toen een plaatsvervanger werd gecontracteerd, in de persoon van Willem Ras, een opperman in Utrecht, waarvoor door hem ƒ 209,- werd betaald, waarvan ƒ 50,- aan de plaatsver- vanger en ƒ 159,- aan diens echtgenote over een periode van 3 jaar^^ Uit het kadaster, dat in 1832 werd ingevoerd, blijkt dat
Hendrik al vóór dat jaar 3290 m^ grond, ten westen van zijn boer- derij, heeft verkocht aan de diaconie van de Hervormde kerk van De Meem, die daar enkele huisjes op heeft gebouwd. In die tijd had de boerderij het huisnummer 3.
In 1837 verkocht Hendrik een strook grond van + V'A meter
breed, in totaal 3770 m^ gelegen tussen de Leidse Rijn en de Groenedijk tegen het land van huis Voorn, aan de heer Mertens, de heer van Voorn". Dit is de tegenwoordige Burgemeester Verderlaan, waarvoor al eerder recht van overpad werd veleend. In 1844 overleed Geertruij van Zijl en werd Hendrik Peek
voor de tweede keer weduwnaar. Bij de scheiding van Geertruij's nalatenschap werden alle eigendommen toegescheiden aan |
||||||||||||||||
78
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Stanbooo van Oostrun (Oostron)
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aelbert Monisz van Oostrum
X
Cunera Jans van Zuylen
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Houten
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
r
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Comelia Teuntje Lambertje
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Antonie
t
X 1698 Vtn
Maria van Veen ' |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jan
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gijsbert Monie
* 1700 ca X 1734 Vtn Maria van Riet |
Jan Cunera Aalbert Goi]ert Hanna Maria Comelia
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Schalkwijk
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Antonia Maria
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jan
* 1742
xl
Martijntje Baars
x2 1821.02.07 Swk
Johanna M.van Rooijen
|
Martma
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Schalkwijk
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
-1
Jan * 1780.10.27
x 1812 ca
Antonia v.d.Worp
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Antonie
* 1770 |
Maria
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Schalkwijk
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I—]---------\—:—I—I---------1--------\--------n—
Johanna Willem Marti]ntje Jan Albertus Jacobus Johannes Gerrit
|
~\-------^--------\—T"—i—n—:—I ,
Willem Bernardus Maria Jannigje Jan Adriaantje Antonie
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
* 1824.02.24
X 1859.01.27 Vtn Comelia v.d.Nieuwendijk ^xl 1850 Antonie Peek <- ♦ 1808.10.17 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zie stamboom Hoogland/Peek
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de Meem(Vtn)
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
------1------
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Antonie van Oostrom
* 1860.04.16
X 1885.06.10 Ut
Johanna Oostveen * 1862.04.09
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de Meera (Vtn)
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
—I----------1-------
Gerardus Johanna
Antonius Petronella
* 1896 Maria
*1898
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I------r~-----\
Comelia Comelis Gerardus
Antonia Gerardus Johannes
♦ 1886 * 1887 * 1889
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Antonius Johannes
Bemardus Wilhelmus * 1900.08.11 * 1902
X 1927.05.11 Ut Gijsberta van Schip
* 1900.10.12
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gerardus Antonia
Johannes Gerarda ♦ 1893 * 1894 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Adriana
Allegonda * 1891 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de Meem (Vtn)
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
r
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Petms Comelis Julianus
Gerardus Antonius Antonius
Julianus ♦ 1936 * 1938
* 1934 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Johanna Johannes Antonie
Juliana Antonius Comelis
Josephina Maria Maria
* 1929 ♦ 1930 * 1932
Afb.9 Stamboomoverzicht van de familie van Oostrom.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gerardus Geima
Antonius Maria
Maria Gijsberta
* 1941 ♦ 1942
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
79
|
|||||||||
circa 42 hectare land,
waartegenover hij aan zijn 2 (half)zusters elk ƒ 23.000,- moest betalen. Antonie is ook niet zo lang boer op Landzigt geweest, want hij overleed al op 44-jarige leeftijd in febmari 1904. Na zijn overlijden kwam de boer- derij aan zijn weduwe Johanna Oostveen, die het bedrijf nog 23 jaar heeft voortgezet tot haar haar overlijden in 1927. In 1925 verkocht zij
een stukje grond op de hoek van de Zandweg en de Burg.Verderlaan (toen nog Kerklaan genoemd), waar een woning op werd gebouwd, en in 1927 een stuk grond aan de westzij- de, waar het wagenma- kersbedrijf van J.van Doom werd gevestigd". Tussen 1860 en 1925 heeft de boederij verschillende malen
een ander huisnummer gekregen. In 1925 werd dat B93. In 1926 maakte Johanna een testament", waarbij zij de boer-
derij Landzicht met 14.28.90 ha land en nog 3.51.30 ha land in Oudenrijn legateerde aan haar zoon Antonius Bemardus (Antoon) en 19.81.30 ha land met huisje in Oudenrijn aan haar zoon Johannes Wilhelmus (Jo), tegen inbreng van de te taxeren waarde. In mei 1927 is Antoon getrouwd en heeft deze met zijn broer
samen een maatschap opgericht met als doel de uitoefening voor gemeenschappelijke rekening van het veehouders- en landbouw- bedrijf op de hofstede genaamd " Landzicht"''. In datzelfde jaar liet moeder van Oostrom het naast de boer-
derij staande "bakhuis" verbouwen tot woning, die huisnummer B93a kreeg, en is zij daarin gaan wonen. Dat heeft maar heel kort geduurd want in december 1927 overleed zij. Haar woning werd daama tot 1960 verhuurd aan derden. |
|||||||||
Afb.lO Foto van de boerderij Zandvfeg 18 omstreeks 1950.
zijde ook een nieuwe schuur werd gebouwd. Waarom de boede-
rij de naam Landzigt had is niet bekend, maar kan voortkomen uit het feit dat Antonij vanuit de boerderij zicht had op zijn land dat er precies tegenover in Oudenrijn lag. Antonij heeft niet lang kunnen genieten van zijn nieuwe
boerderij, want in 1857 is hij overleden. Zijn eigendommen gin- gen toen over op zijn weduwe. Als toeziend voogd over zijn drie minderjarige kinderen werd
zijn broer Comelis benoemd, maar die overleed in september 1858. In januari 1859 werd in diens plaats Nicolaas van Nes, landbouwer in Haarzuilens, benoemd als toeziend voogd. De familie van Oostrom
In januari 1859 hertrouwde Comelia van den Nieuwendijk
met de 7 jaar jongere Gerrit Oostrom uit Schalkwijk, zoon van Johannes (Jan) Oostrom en Antonia (Teuntje) van der Worp. Uit dit huwelijk werd in 1860 een zoon Antonie geboren. In diens geboorteakte werd als naam van de vader vermeld Gerrit van Oostrom, zodat zijn zoon ook Antonie van Oostrom heette. Welhcht had Antonie in zijn jeugd het voornemen om pater
te worden, want volgens het bevolkingsregister'^ verbleef hij van 1870 tot 1873 in St.Michielsgestel. Vader Gerrit van Oostrom overleed in 1879 en het bedrijf
werd toen voortgezet door zijn weduwe, die haar eigendommen in de gemeenten Vleuten, Oudenrijn en Utrecht in 1884, toen zij 63 jaar was, verhuurde aan haar zoon Antonie, ingaande 1 janu- ari 1885 voor de tijd van 6 jaar voor 29(X) gulden per jaar'". Bij testament^' legateerde zij haar bezittingen toen aan Antonie, tegen inbreng van de waarde. Antonie trouwde in juni 1885 met Johanna Oostveen uit
Utrecht, dochter van Comelis Oostveen en Adriana Kooijman, wonende op de hofstede Lubbenes. Uit dit huwelijk werden tus- sen 1886 en 1902 tien kinderen geboren. In 1887 overleed Comelia van den Nieuwendijk en werd
de waarde van haar bezittingen vastgesteld op /69.0(X),-''. Zoon Antonie van Oostrom werd toen eigenaar van de boerderij met |
|||||||||
Afb. 11 Foto uit 1967 van de familie van Oostrom: v.I.n.r. ach-
ter: Jan, Annie, Gemma, Juul, vader A.B.van Oostrom en moeder G.van Oostrom-van Schip; voor: Toon, Piet, Kees en Gerard. |
|||||||||
80
|
||||||||||||||||
In 1929 heeft zoon Jo op
het hem toebedeelde land in Oudenrijn aan de Rijksstraatweg een boerderij
laten bouwen en is hij getrouwd en daar gaan wonen. In de jaren tussen 1934
en 1941 zijn er door Antoon verschillende stukken grond langs de Zandweg en de Burgemeester Verderlaan verkocht voor de bouw van woningen. In de dertiger jaren is er ook nog een plan geweest om zijn gehele grondbezit tussen Zandweg en Groenedijk vol te bouwen met woningen en daarvoor een paar straten aan te leg- gen*". Dat grote bouwplan is echter niet doorgegaan. |
||||||||||||||||
In 1950 werden in de
|
Afb. 12 Foto van de boerderij Zandweg 18 en het naastgelegen huis Zandweg 17 in 2000.
|
|||||||||||||||
gemeente straatnamen met
nieuwe huisnummers ingevoerd. De boerderij werd toen
Zandweg 18 en het vroegere zomerhuis Zandweg 17. Vanaf 1959 is de boerderij aan de Zandweg geheel in gebruik
geweest als fruitbedrijf, dat door Antoon met zijn zoons Jan en Toon werd uitgeoefend. In 1960 is Toon getrouwd en is hij in de woning Zandweg 17 gaan wonen. In 1964 is het woongedeelte van de boederij gesplitst: vader en moeder zijn in het westelijk deel gaan wonen, dat huisnummer 18a kreeg, en Jan, die toen getrouwd is, in het oostelijk deel, dat nummer 18 hield. Toen is ook de kelder verwijderd en het vierde raam rechts in de voorge- vel gemaakt (zie afb. 12). Vanaf 1964 tot 1995 is het bedrijf door Jan en Toon gevoerd als Fa. Gebr.van Oostrom. Per 1 januari 1995 is het grootste deel van Langerak en daar-
mee ook het bezit van de familie van Oostrom overgegaan van de gemeente Vleuten-De Meem naar de gemeente Utrecht. Het land bij de boederij is kort daarna verkocht voor de realisering van de daar geplande woonwijk. En daarmee is een einde geko- men aan een agrarisch bedrijf, dat daar bijna 400 jaar gevestigd is geweest. De boerderij Zandweg 18 wordt nu nog bewoond door Jan van Oostrom en het voormalige zomerhuis Zandweg 17 door diens zoon John, maar de rest van het vroegere bezit van de famihe zal binnenkort deel uitmaken van het volgebouwde nieu- we stadsdeel van Utrecht, dat nu weer Langerak wordt genoemd. Bronnen
HUA = Het Utrechts Archief
GAV = Oud-archief gemeente Vleuten-De Meem
HV = Historische Vereniging
FvO = Archief familie van Oostrom
Do = Archief dorpsgerechten
No = Notarieel archief
|
||||||||||||||||
7. FvO 2 HV 2GE()87 1626.04.20
8. FvO 3 HV 2GE088 1631.07.11
9. FvO 4 HV 2GE089 1636.07.09
10. FvO 6 HV 2GE091 1639.02.02
11. FvO 5 HV2GE090 1638
12. FvO 11 HV2GE096 1661.10.18
13. FvO 22 HV 2GE107 1717.10.25
14. HUA Do 2055 1725.04.17
15. FvO .37 HV 2GEI22 HUA Do 1647 1774.05.21
16. HUA Do 1647 1774.05.21
17. FvO 31 HV2GEI16 1750.10.15
18. HUA Index RC dopen
19. FvO .39 HV 2GE124 1777.04.21
20. FvO 40 HV 2GE125 1784.04.12
21. FvO 41 HV2GE126 1795.07.28
22. Fv0 42HV2GE127 1798.10.14
23. FvO 103 HV 2GEI68 1777.05.03
24. FvO 44 HV 2GE129 1805.05.04
25. FvO 46 HV 2GEI31 1808.02.06
26. HUANoU319a017HV2GB281 1828.04.15
27. GAV Kad.legger v.m. gem.Vleuten
28. FvO 54 HV 2GE139 1846.08.13
29. FvO 55 HV 2GE140 1846.12.05
30. HUANoU318a035HV2GB594 1847.11.13
31.FvO60HV2GE145 1854.05.24 32. FvO 57 HV 2GE142 1848.07.15
33. GAV 2355 blad 27
34. FvO 99 HV 2GE184 1884.12.17
35. FvO 100HV2GE185 1884.12.17
36. FvO 102 HV 2GE187 1887.10.14
37. GAV Kad.legger v.m. gem.Vleuten
38. FvO 70 HV 2GE155 1926.02.16
39. FvO 75 HV 2GE160 1927.06.23
40. Fv0 79HV2GE164
|
||||||||||||||||
l.HUADomkap.3607-1
2. HUA OM 223-1153
3. HV 1988 nr 3 blz.649
4. HUA Do 2047 1546.00.25
5. HUA Do 2049 t/m 2059
6. FA.R.A.Baron van Ittersum 1900
|
||||||||||||||||
Met dank aan de familie van Oostrom
voor hun welwillende medewerking. |
||||||||||||||||
81
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dorpsbewoners die ons wat te vertellen hebben...
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
door Veronique Voorn-Verkleij
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tot 1992 stond achter de rooms-katholieke Sint Wiilibrorduskerk in Vleuten een kleine kosterswoning. Tegen dit decor speel-
de het grootste gedeelte van het leven van onze hoofdpersoon in een nieuwe aflevering van dorpsbewoners zich af. Het betreft de oud-koster Piet Boeijen die hier zestig jaar gewoond heeft. Wat hij te vertellen heeft over het kosterschap van eerst zijn vader en later hemzelf, maar ook van zijn vele eerdere werkzaamheden en zijn belevenissen in de meidagen en oor- logsjaren kunt u lezen in het hierna volgende artikel. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het ouderlijk huis
Piet Boeijen
werd geboren op 29 november 1918 aan het begin van het Haarpad in een vrijstaand huis met 100 roeden grond. Zijn vader, Hendrikus (Henk) Boeijen, was tim- merman sknecht bij aannemer Trom- pen in de Dorps- straat in Vleuten waar nu ongeveer de huidige fietsen- winkel van Van Zuylen is. In die tijd werkte hij aan de wederopbouw van kasteel De Haar. Hij leerde daar ook zijn eer- ste vrouw |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kennen, Everdina (Dina) Steur, die linnenjuffrouw was op het
kasteel. Zij was afkomstig uit Hilversum en werkte met haar hele familie op het kasteel. Haar vader was tuinman op het kas- teel en haar zuster Marie poortwachtster. Henk Boeijen trouwde met haar op 25 april 1913. Dina overleed op 13 februari 1914 bij de geboorte van haar eerste kind. Ook het kind haalde het niet waardoor Henk Boeijen weer alleen was. Piet weet nog pre- |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Huwelijksfoto van Henk Boeijen en Dina
Steur. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Timmermanswerkplaats van Trompert in de Dorpsstraat.
Van links naar rechts: Jan Trompert, Frans Visee, Dirk Mastwijk en Henk Boeijen. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
cies wat er op de grafsteen stond van zijn vaders eerste vrouw:
"Hier rust mijn onvergetelijke vrouw en dochter Dina Boeijen- Steur." Een jaar later, om precies te zijn op 23 april 1915, her- trouwde hij met Johanna van Rooijen uit IJsselstein. Het echt- paar kreeg vier kinderen. Eerst een dochter Cor, dan Piet, dan weer een dochter Jopie en vervolgens zoon Nico. Vader hield wel contact met zijn vroegere schoonfamilie, want Piet herin- nert zich hoe ze iedere zondag na het lof naar Haarzuilens wan- delden naar zijn vrijgezelle tante Marie, de poortwachtster. Deze tante was doof en zat altijd met een hoorn aan haar oor. Piet's vader was later eigen baas en had drie man personeel: Dirk Barten die opperman was, Frans Visee die timmerman was (een echte vakman volgens Piet) en Adriaan Links, metselaar. Dan waren er nog losse arbeiders die af en toe voor hem werkten zoals Kees van Veen, een metselaar en verder nog een metselaar en een stukadoor. Hopman. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Henk Boeijen met zijn vader, moeder, een zusje en een halfzusje
aan het Haarpad. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
82
|
|||||||||
met de kerstdagen als er veel missen waren. Dan stond zijn moe-
der uren boven die hete potten turven te pakken. Piet en zijn broer liepen met die testen de kerk in op een draagbaar. Volgens Piet ging zijn moeder dan ook nog nuchter naar de eerste mis en ter communie. Ze nam hooguit stiekem een slokje water want ze had natuurlijk de hele tijd boven dat vuur gehangen. Zijn vader hielp nooit met de stoven want die was druk in de kerk. Later werd de kerk verwarmd met kolenkachels en verdwenen de sto- ven. Dan was het zaak 's morgens de kolenkachel op te stoken met grote brokken vetkolen. Dat betekende ook vroeg opstaan en scheppen. Weer later werd de kerk verwarmd op gas en hoef- de je alleen nog een knop om te draaien. Op zaterdag bracht vader de schoenen van de pastoor en kapelaan mee om te poet- sen en een bos messen om te slijpen. Piet hielp ook mee met het schoonhouden van de kerk en strooide zaagsel tussen de banken om het stof bij het vegen tegen te gaan. Piet was ook misdienaar. Op zondag waren er 's morgens twee missen, dan 's middags om 4 uur lof en in de meimaand nog om 7 uur meimaandoefe- ning. Dan ging hij vier keer op een dag naar de kerk en diende samen met nog drie jongens. Vooral in de winter was dat geen pretje. Piet herinnert zich een zeer koude winter waarbij de toen- malige pastoor Ohl een kruikje op het altaar had liggen om zijn handen warm te houden. Door de week traden er twee misdie- naars aan om half acht. Deze mis werd steevast door de kape- laan gedaan en om kwart over acht deed de pastoor de school- mis. Klokken luiden
Een ander karwei waarbij Piet moest helpen was het klokken
luiden. Op een normale werkdag werd er geluid om kwart over 7 voor de vroegmis, om 12 uur het Angelus en om 6 uur het avondklokje. Bij een begrafenis werd er geluid van 12 uur tot 1 uur. De klokken werden lange tijd nog met de hand bediend. Bij een begrafenis, als Piet's vader beneden druk was, gingen Piet's moeder, zusje Cor en Piet zelf de toren in nog hoger dan het zangkoor zodat het trekken wat gemakkelijker ging. Zijn moe- der waarschuwde hem al van te voren: "Denk erom dat je niet moet schoolblijven want je moet om 12 uur thuis zijn om de klokken te trekken." Eerst werd dan het kleine klokje geluid voor het Angelus. Dan moest je die klok remmen met het touw en als hij gestopt was dan sprong Piet over op de middelste gro- tere klok en werd er een uur geluid. Later werd dat verkort tot een kwartier. |
|||||||||
Familie Boeijen met personeel bij het huis van Cor van Eijk in
aanbouw. Van links naar rechts: Piet Boeijen, Henk Boeijen, Nico Boeijen, Cor Boeijen, Anna Boeijen-van Rooijen, Jopie Boeijen, Dirk Barten, Frans Visee met hondje Polly, Cor van Eijk en Adriaan Links. Koster
De aannemerij was geen vetpot en het gezin had het moei-
lijk. Piet's moeder, die op zondagmorgen na de mis de boeken te voorschijn haalde en dan de boekhouding deed, vertelde later eens aan Piet dat het personeel met meer geld naar huis ging dan zijn vader verdiende. Er werden in Vleuten niet veel huizen gebouwd. De pastoor begreep deze moeilijkheden wel en toen koster Geelen overleed en er een vacature ontstond kwam pas- toor Ohl wel drie keer bij Boeijen aan de deur om te vragen: "Henk wordt nou koster, dan heb je weer wat vastigheid." Want die pastoor was ook uitgekookt. Als er dan eens wat stuk ging op de pastorie was het wel handig als de koster ook timmerman was! Na aandringen van de pastoor ging Boeijen overstag. Zo verhuisde de familie in 1928 - Piet was negen jaar oud - van het Haarpad naar de kosterswoning aan de Paddenaar achter de R.K. Sint Willibrorduskerk. Zijn vader verhuurde het huis aan het Haarpad aan de klompenmaker Kees van de Wens. Die heeft er gewoond totdat het huis in 1966 werd afgebroken ten behoe- ve van de nieuwbouw van plan Nieuwe Vaart. Stoven
Piet hielp al jong mee met allerhande werkzaamheden rond
de kerk en pastorie. Dat moest ook wel want zijn vader had de aannemerij er ook nog naast. Die werkzaamheden zagen er heel anders uit dan in deze tijd. De kerk was bijvoorbeeld onver- warmd. In de winter hadden veel mensen daarom een stoof. Er waren wel zo'n honderd stoven op zondagmorgen. Dat waren vaste klanten, meest boeren, die een abonnement hadden. Doordeweeks waren het er minder. Die stoven werden gevuld met een halve turf. Eens per jaar werd er met een vrachtwagen turf gebracht. Dat werd allemaal opgeslagen in een schuur bij de kosterswoning. ledere zaterdagmorgen reed Piet kruiwagens vol turf naar het turfhok van de pastorie voor het grote fornuis in de keuken. De overige turven werden in tweeën gehakt en gebruikt in de stoven in de kerk. 's Morgens voor de mis brandde de moe- der van Piet de turven voor in een paar grote vuurpotten. Als ze goed brandden, haalde ze ze eruit met een grote tang. Dan gin- gen ze in een test en die testen bracht ze naar de kerk en daar vulde ze de stoven. Er hing in die tijd natuurlijk vaak een enor- me walm in de kerk met al die rokende turven. Het ergst was het |
|||||||||
Het gezin Boeijen voor de kosterswoning rond 1930. Van links
naar rechts: Jopie, Nico, Piet, Cor, Anna en Henk. |
|||||||||
83
|
|||||||||
Begrafenisondernemer
Naast koster was vader Henk Boeijen begrafenisondeme-
mer. Als er iemand was overleden moest hij de aanzeggingen doen. In de bebouwde kom moest hij lopend in uniform alle deuren langs om te zeggen wie er dood was, hoe oud en wan- neer de begrafenis was. Piet hielp mee aanzeggen en vanaf zijn zestiende ging hij mee om overledenen te kisten, maar niet wan- neer het een vrouw betrof De grafkisten maakte zijn vader zelf en hij bekleedde ze van binnen met witte zijde. Als het goed weer was deed Piet's vader dat in zijn werkplaats maar in de winter als het koud was gebeurde dat in de keuken. Piet's oud- ste zus Cor hielp mee. De overledene werd thuis opgebaard. Was het sterfhuis dicht bij de kerk dan ging alles te voet. Men kende toen nog burendraagplicht. Was het sterfhuis buiten de bebouw- de kom van Vleuten dan huurde zijn vader van stalhouderij Fraza in Utrecht en later bij Schoonhoven-Buytendijk een lijk- koets met twee paarden die dan mooie lange zwarte rouwkleden droegen. Achter de lijkkoets reden dan weer de boeren-tentwa- gentjes. Later betrok hij de kisten en lijkwagen met chauffeur bij begrafenisondernemer Leen Verhoef uit de Nobeldwarsstraat. Kasteel De Haar
Piet Boeijen heeft nog mooie herinneringen aan de tijd van
baron Etienne van Zuylen van Nijevelt van de Haar. "Dat was de goeie tijd op het kasteel," verhaalt hij. Het was de tijd van rentmeester De Greef. In die tijd reed de baron nog in rijtuigen |
|||||||||
Schoolstraat in Vleuten (het huidige gebouw De Schakel). Hij
heeft op school gezeten tot de zevende klas. Daarna ging hij werken want hij had een hekel aan leren. Vooral breuken lagen hem niet zo. En aan aardrijkskunde buitenland had hij ook een hekel. Wat hij wel graag deed was taal. Voordat Piet in 1956 zijn vader opvolgde als koster heeft hij vele baantjes gehad. Piet: "Ik kon de slinger niet krijgen." Toen hij van school kwam ging hij werken bij de brood- en banketbakkerij van Van Dommelen op Haarzuilens. Daarna in de banketbakkerij van Nico van Leer in de Twijnstraat in Utrecht. Vervolgens in de banketbakkerij Schrijvers in Haam. Toen hij dat zat was is hij op de tuinderij van Piet de Groot op Alendorp gaan werken. Daar is hij een paar jaar geweest. Meidagen
Toen moest Piet in militaire dienst. Hij was gelegerd in de
"Van Essen" kazerne in Ede. Tijdens de opleiding gingen de jon- gens zes weken naar Oldebroek. Daar oefenden ze in het schie- ten met scherp. Omdat hij bij een bakker had gewerkt, mocht hij koken in de officierskantine. En daar kreeg hij extra eten dat ook veel lekkerder was dan de gewone soldatenkost. Tot aan de mobilisatie was Piet in Ede. Hij was eigenlijk al klaar en mocht al afzwaaien maar door de oorlogsdreiging en de op handen zijnde mobilisatie werd hij met zijn hele lichting vastgehouden. Tijdens de mobilisatie lag Piet met zijn compagnie artillerie van zo'n 30 soldaten, één burgerofficier, 15 gevorderde boerenpaar- den en wat kleine kanonnetjes, type 6-veld, in een boerderij in Lisse. Ze voetbalden daar regelmatig tegen elkaar op een wei- landje van die boer. Als ze een vrije avond hadden gingen ze naar café Duivenvoorde in Lisse. Toen de oorlog uitbrak op 10 mei 1940 ging de compagnie 's nachts naar Rijnsburg. Van daar- uit moesten ze weer 's nachts verder naar vliegveld Valkenburg. Ze werden ondergebracht in hotel Bellevue in Wassenaar. Piet verhaalt hoe ze in Wassenaar niet veilig over straat konden lopen, omdat de NSBers die er woonden op hen vuurden van uit de bovenramen van de huizen. De hotelier, die weg moest, zei hen dat ze alle drank konden consumeren die er was als ze de boel maar heel hielden. Ze sliepen die nacht op het zware tapijt van het hotel. Vanuit dat hotel zijn ze weer vertrokken naar de Oude Deijl ten oosten van Wassenaar. In de fouragewagen lagen heel wat flessen drank uit het hotel. Het was op Pinksteren. Ze kwa- men daar op een boerderij waar de boer aan de boeren- jongens onder de sol- daten vroeg zijn koei- en te melken die met gespannen uiers ston- den. Zelf moest hij weg. Ze hadden dus volop melk en kregen eten uit de gaarkeu- ken van het leger. En met de drank uit het pj^^ „p ^^ ^^^^^ ^^^ ^^ Dorpsstraat
hotel dachten ze het („„ pastoor Ohllaan) ter hoogte van er wel uit te houden, boomgaard "De Paddenaar". |
|||||||||
Piet Boeijen, Kees van Dijk en Sam Tersteeg in een zevenkorfje
op de Vleutense Wetering op zondagmiddag. en hield hij een grote stal. Piet was regelmatig misdienaar tijdens
de HeiUge Missen op het kasteel. Dat was een bijzonder uitje. Dan werd pastoor Ohl met de misdienaar opgehaald in een grote open landauer met een of twee sierpaarden ervoor en die draaf- den dan prachtig naar het kasteel. Op de bok zat een pikeur in witte broek met laarzen en in tenue met een zweep in de hand. Het halve dorp stond dan langs de weg te kijken en Piet voelde zich heel bijzonder. Na de mis kreeg de misdienaar een boter- ham en fruit. Als het slecht weer was kwam chauffeur Marinus met de auto voorrijden. Die reed dan met een vaartje van tegen de tachtig km per uur over de hobbehge wegen. Hij was in een tijd van een ogenbUk ter plekke. Dat was een hele belevenis voor een jochie van zo'n jaar of tien. De baron zelf reed graag in een Hispano Suisse, dat vond Piet een hele mooie auto. Piet bezocht de rooms-kathoüeke lagere school aan de |
|||||||||
84
|
||||||||
Maar Piet dacht: "Ik drink geen druppel." Want ze lagen in de
vuurlinie van de Duitsers. Op die plek zagen ze namelijk hoe de Duitsers steeds drie vliegtuigen over lieten vliegen waar per vliegtuig 20 parachutisten uit sprongen. Die gingen niet op de boerderij af maar verschansten zich in de griendbosjes. Ze kon- den met hun kanonnetjes daar niets tegen beginnen en kregen versterking van een compagnie mittraillisten. Die schoten velen van die parachutisten dood in de lucht. Piet zag ze slap in hun parachuten hangen. Hoewel de kogels om hun oren floten als ze wachtliepen in de boomgaard, is er maar een jongen van die compagnie gewond geraakt en zijn ze niet in de handen van de Duitsers gevallen. Na de capitulatie moesten de jongens terug naar hun oude standplaats van de mobihsatie op de boerderij in Lisse. Daar hebben ze nog geruime tijd in de bollenschuur gele- gen totdat ze zich moesten melden in de kazerne in Ede om hun spullen in te leveren. Van al die mensen uit de meidagen heeft Piet alleen nog contact met een man van die boerderij in Lisse die nu 87 jaar oud is. Piet gaat nog regelmatig op de brommer naar hem toe. Onderduiken
Piet kwam weer thuis en zijn vader zei tegen hem: "Blijf
maar thuis, dat is veiliger". Hij verdiende geen cent, maar ze hadden het goed genoeg. Piet verbouwde aardappels en bonen op het land aan het Haarpad. Maar op een gegeven moment pak- ten ze jongens op om in Duitsland te werken. In het dorp zeiden ze tegen hem: "Ga maar werken op de houtwerf bij de houtza- gerij van Van Dijk. Dan ben je gevrijwaard want daar komen ze niet. Ze hebben hout nodig." Maar uiteindelijk werd hij toch gevorderd samen met Jaap van Maanen die daar werkte. Piet dacht: "Ik zal maar gaan." Zijn vader maakte een grote houten koffer voor al zijn spullen en zo werd hij met de auto naar het station in Utrecht gebracht. Hij ging er aan de voorkant in. Daar zat iemand aan een tafel die hem inschreef en hij kreeg geld. Toen werd hij opeens bang en liep aan de achterkant het station weer uit en stapte weer in de auto. De trein heeft hij nooit gezien. Eenmaal thuis moest hij onderduiken. Zijn vader zette een ledi- kant in het kolenhok achter de kerk en daar sliep hij de eerste nacht met nog een jongen, Freddy Linschoten, die moest onder- duiken. Piet's jongere broer Nico, die gemeentebode was, ging voor de veiligheid naar IJsselstein naar familie in de Achtersloot. Die is daar een hele poos gebleven. Piet kwam zijn hok weer uit. Hij shep gewoon thuis maar wist als het gevaarlijk werd dat hij een schuilplaats had. Burgemeester Verder, die geen gemeentebode meer had, vroeg of Piet zijn broers plaats in wilde nemen. Piet werd zodoende gemeentebode en toen burgemees- ter Verder onderdook kwam hij onder leiding van een door de Duiters aangesteld burgemeester te staan. Deze NSB'er kende Piet goed, want zijn tuinderij lag naast die van Piet de Groot. Als bode moest Piet Boeijen vorderen bij de boeren. Tuigen en wagens en dergelijke. De burgemeester zei op een dag tegen hem: "Piet, als ik jou opdraag om iets te gaan vorderen en jij kan het niet in je straatje maken, dan moetje mij dat zeggen maar je hoeft niet onder te duiken." Luchtfietserij
Zijn vader diende in de oorlog onder pastoor Van den Burg.
Deze pastoor had een hele mooie fiets. Aangezien de Duitsers alle fietsen vorderden zei zijn vader op een gegeven moment: "Piet, wij moeten die fiets van de pastoor verdonkeremanen." Hoe ze dat versierden? Ze hadden een heel mooi plekje op het |
oog. Piet droeg die fiets de toren in tot aan de zolder waar het
uurwerk stond. Daar kon je over een plank de hele kerk over- steken boven de gewelven. Daar hebben ze die fiets aan een paar steigertouwen over een balk af laten zakken tussen de gewelven waar die fiets tot na de oorlog heeft gestaan. Varlcen
De familie Boeijen had ieder jaar een varken in een schuur-
tje achter de kerk dat in de herfst werd geslacht. In de honger- winter heeft Henk Boeijen toen een half varken verkocht aan de begrafenisondernemer Leen Verhoef. Die man woonde ergens in de stad Utrecht en hoe kom je de stad in met een half varken zonder dat het in beslag genomen wordt? U raadt het al. Leen nam zijn lijkwagen, zette daar een lege kist in en ging naar Vleuten. Het halve varken ging in de kist, werd keurig toege- dekt, schroeven erop en rijden maar. Bij de controlepost zagen die Duitsers een lijkwagen met kist en gebaarden meteen: door- rijden, doorrijden. Er waren in de oorlog ongeveer zeshonderd evacués uit het
noorden van Limburg in Vleuten ondergebracht. Zo'n zes per- sonen hiervan zijn in Vleuten overleden en begraven. Na de oor- log heeft Piet zijn vader nog geholpen met het herbegraven van deze evacués. Nog voor zonsopgang begonnen ze te graven. Piet had een kraantje gebouwd op een driepoot om de kisten eruit te hijsen. De kisten werden dan schoongespoten en in een nieuwe geplaatst en dan gingen ze in de lijkwagen van de eerder gemel- de Leen Verhoef uit de Nobeldwarsstraat. Dit is een keer of twee, drie gebeurd en Piet herinnert zich vooral dat hij een keer de tocht naar Ottersum in Noord-Limburg heeft gemaakt, weg- gedrukt achterin de lijkwagen met drie kisten gezeten op een opklapbankje. |
|||||||
Marie met "de Turk" Tahsine.
|
||||||||
85
|
|||||||||||
Marie
Al in de oorlog kreeg Piet verkering met Marie Jongerius.
Haar ouders hadden een groentezaak gehad, eerst aan de Bilitonkade en later in Oog in Al. Zij stond al vroeg in de zaak samen met haar twee broers: Chris, die later naar Canada emi- greerde, en Giel, die later de zaak overnam. Haar ouders stier- ven kort na elkaar en op 14 jarige leeftijd was zij wees. Haar oom Jan Jongerius werd haar voogd en stuurde haar naar een weeshuis. Marie hield het daar niet uit en smeekte haar oom haar daar uit te halen. Toen mocht ze helemaal intern in betrekking. Ze diende bijvoorbeeld een tijd bij de familie Strengers op de Maliebaan. Daar moest ze onder andere bedienen aan tafel met een mooi schortje voor. Later heeft Marie jaren gediend bij "de Turk", Hassan Tahsine Iskora Bey op huize Alenvelt. In feite was hij een Armenier die in Istanbul de jongste dochter van de familie van Bijlevelt, Pouwlina, ontmoette. Zij maakte vaak verre reizen soms in gezelschap van Kees Valkenstein. Zij was eerder getrouwd geweest met een Albanier, de heer Djemel. Tahsine trouwde met haar en woonde tot haar dood op huize Alenvelt. Hij organiseerde soms op zondag feesten. Dan strooi- de hij met fruit in de tuin of gaf de kinderen snoep en cadeau- tjes. De familie had in de kerk een eigen mooie bank met kus- |
|||||||||||
Huwelijlisfoto van Piet Boeijen en Marie Jongerius op 16 juli
1947. vroeg opstaan. Op zondag liep om 6 uur de wekker af want er
waren twee missen, de vroegmis om 7 uur en de hoogmis om 10 uur. 's Middags was er om vier uur lof en in mei en oktober was er om 19 uur nog een oefening. Daarnaast waren er uitvaartmis- sen, huwelijksmissen, jubilea enz. Daarbij bestond nog klas- severschil. Je had een Ie, 2e en 3e klas op het gebied van klok- ken luiden en altaarversiering. Als er een rijke boer overleed konden arme parochianen brood halen bij de koster. Al naar gelang de grootte van het gezin kregen ze een drie- of een zesponder. In de kerk hadden de arme mensen een speciale plaats helemaal achterin. Daar waren banken zonder leuning die niets kosten. |
|||||||||||
Piet en Marie in hun verlovingstijd.
sentjes die altijd leeg bleef omdat PouwUna mensenschuw was
en haar man Moslim. Hij zat vaak in zijn theekoepel de koran te lezen. Hoewel "de Turk" in het dorp bij sommigen een slechte naam had - hij werd ten onrechte wel gezien als kinderlokker - heeft Marie het altijd erg goed bij hem gehad. Daarna heeft Marie nog gewerkt bij de heer Theo Sterk die aan het stalplein van kasteel de Haar woonde. Marie logeerde vaak in de vakan- tie op boerderij Hinderstein bij de familie van haar moeder, de gebroeders Vermeulen: oom Kees, oom Hannes, oom Jan en tante Ant, die later blind werd. Daar heeft Piet haar leren kennen en als hij op bezoek wilde, liep hij zo door het land naar haar toe. Piet en Marie trouwden op 16 juU 1947. Dat was een slechte tijd waarin nog veel op de bon was. Het echtpaar kreeg vijf kinde- ren: Marian, Peter, Margreet, Lucy en Giel. Piet was inmiddels na de oorlog chauffeur geworden op een
vrachtwagen van de Stichtse Olie- en Lijnkoekenfabriek aan de sluizen van het Merwedekanaal in Utrecht. (De huidige Cereol fabriek.) Dan reed hij met 5 ton veevoeder in zakken naar boe- ren. Daarna is hij op 1 januari 1956 zijn vader opgevolgd als koster en begrafenisondernemer in Vleuten. Het was nog in de tijd van de processies en priesterwijdingen. Met de twee dage- lijkse ochtendmissen en de zondagse diensten was het altijd |
|||||||||||
De l(inderen Boeijen. Van linlis naar reclits: Lucy, Marian, Giel,
Margreet en Peter. |
|||||||||||
86
|
|||||||||
Paniek
In het begin van zijn loopbaan als koster heeft Piet nog eens
doodsangsten uitgestaan om de kerk te redden van een ramp. Het was op een zondagmorgen in december Het vroor dat het kraak- te. Piet was vroeg opgestaan en had zijn zondagse donkerblauwe pak aangetrokken. Hij ging naar de verwarming van de kerk om die open te draaien maar toen hij bij de kelder aankwam spoot daar een dikke straal water uit het lattenraampje. Wat was het geval. De waterleiding die achter de ketel doorliep werd 's win- ters nooit afgesloten want daar kon het toch niet bevriezen. Maar de wind had gemeen op het lattenraampje gestaan en de leiding was kapot. En niet zo'n klein beetje. Nee, de hele kelder was tot borsthoogte volgelopen met water. Tien centimeter hoger zat het electrische schakelpaneel van de verwarming. Piet rent in paniek naar huis en vraagt Marie om een dikke overjas. Hijzelf kleed zich tot zijn onderbroek uit en doet die jas aan. Terug naar de kel- der, de trap af en het water in. Het ging hem erom het schakel- bord te beschermen. De hoofdkraan zat heel moeilijk. Piet moest diep het water in om een luikje los te schroeven dat met vleugel- moeren dicht zat. Dan moest hij zich onder water door dat luikje wurmen en aan de andere kant weer boven komen. Zo'n twee meter verder zat de hoofdkraan die hij nu dicht kon draaien. Weer terug door het luikje en bibberend uit het water. Daarna heeft hij nog gehoosd. Later kwam de brandweer de kelder leegpompen en hoofdcommandant Joop Oostrom was nog wel een beetje boos op Piet. Hij zei hem: "Piet, jij had helemaal dat water niet in mogen gaan, want als daar stroom op had gestaan had je nu liggen drijven met je armen gestrekt!" Sacramentsprocessie
Een belangrijk-jaarlijks terugkerend hoogtepunt was de pro-
cessie op Sacramentsdag. In deze processie liepen alle katholie- ke verenigingen mee, zoals de Mariavereniging, de toneelvereni- ging Ons Genoegen, het muziekcorps Crescendo, de koorzangers van Sint Cecilia, ieder met zijn eigen vaandel. De monstrans met "Ons Heer" werd meegedragen onder een baldakijn en vele beel- den werden rondgedragen. De meisjes waren gekleed als bruid- jes. Om die processie te kunnen houden was veel voorbereiding nodig. Op de eerste plaats moesten de tuin van de pastorie en het kerkhof pico bello in orde gemaakt worden. Daarvoor kwam spe- ciaal eens in het jaar een tuinman, Jan van Husen die aan de Schoolstraat woonde, schoffelen, kantjes afsteken, paden harken enz. Dan werd de route gemarkeerd met speciaal voor deze gele- genheid gemaakte vaantjes. Kleine vlaggetjes in de pauselijke kleuren wit/geel aan een lange stok die overal langs de route in de grond werden gestoken. Hele bossen van die vaantjes lagen hiervoor het hele jaar opgeslagen in de schuur van de koster. De kinderen hielpen hierbij mee. Daar bleef het niet bij. Piet bouw- de ook ieder jaar een rustaltaar bij het grote kruis op het kerkhof dat werd aangekleed met zes lampen. Marie plaatste daar bloe- men op. Na de processie was het voor de zangers van het koor, de dragers van het baldakijn en de vaandeldragers een gezellig samenzijn in de pastorietuin. Hierbij schonk de pastoor een glaasje wijn. In de tijd van pastoor Ohl mocht Piet's vader, Henk Boeijen, uit de wijnkelder van de pastoor een paar flessen wijn halen. Dit was bijzonder want de wijnkelder van de pastoor was voor een ieder verboden. Piet heeft dat ook nooit meer mogen doen. Piet en Marie zongen ook op het zangkoor en ontvingen daar-
voor de Gregoriuspenning voor 35 jaar zingen. Piet was een goede tenor en had nog wel eens een solo te zingen. In het begin |
|||||||||
was het zangkoor Sint Cecilia een mannenkoor en zo herinnert
Piet zich dat ze eens drie dagen zonder de vrouwen met de bus naar Valkenburg gingen. Wat zich in die drie dagen afspeelde is met geen pen te beschrijven. In ieder geval vermaakten de man- nen zich onder elkaar prima en Piet herinnert zich vooral het goede eten en drinken. Goede steun
Naast koster was Piet net als zijn vader begrafenisonderne-
mer, verder reed hij taxi, was hij conciërge van het parochiehuis, was hij tuinman in de tuin van de pastorie en verzorgde het onderhoud van het kerkhof en samen met een werkster het onder- houd van de kerk. Daarbij hoorde ook het jaarlijks schoonmaken van de goten van de kerk op een hoogte van 12 meter! Want die verstopten nog al eens door het afgevallen blad. Dan moest hij door een dakkapelletje het dak op en met een leienleertje daalde hij dan af naar de goot. Een leienleertje is een laddertje dat lei- dekkers gebruiken en dat meebuigt met het dak. Bij al zijn werk had hij een goede steun aan zijn vrouw Marie. Zij heeft tien jaar lang de bloemversiering in de kerk verzorgd. Zij reed alle kwe- kers af om zo voordelig mogelijk aan bloemen te komen. Zij luidde ook vaak om kwart over 7 de klok en zorgde samen met Piet dat alles klaarstond en het licht in de kerk brandde als om kwart over 7 het communie uitreiken begon. Ook poetste zij het zilver en nam stof af. Als conciërge van het parochiehuis hadden Piet en Marie ook genoeg te doen. Het gebouw werd intensief gebruikt voor onder andere toneelopvoeringen, vergaderingen en dansavonden. Zij zorgden er dan voor dat er stoelen werden neer- gezet, de kolenkachels aangemaakt, verduisterd wanneer nodig en 's avonds stonden ze aan het buffet. Marie zette koffie in grote pannen en Piet stond achter de tap. Ze kwamen dan meestal pas om twaalf uur in bed. En 's morgens er weer vroeg uit want als koster moest Piet de kerkverwarming bijhouden. Marie had daar- naast ook nog de zorg voor het gezin met vijf kinderen. Gelegenheid om op vakantie te gaan was er in het begin niet. Het was zeven dagen in de week klaarstaan. Later ging het gezin naar Zuid-Limburg en Noordwijk aan Zee. Taxi of iijltwagen?
Als begrafenisondernemer heeft hij hele trieste dingen mee-
gemaakt, waarover hij liever niet vertelt. In Piet's tijd was het niet meer gebruikelijk dat de overledene thuis werd opgebaard. Piet bracht de overledene naar een garage bij de kosterswoning die daar helemaal voor was ingericht. Hij reed een grijze station- wagen waarmee hij ook overledenen uit het ziekenhuis ophaalde |
|||||||||
Piet en Marie Boeijen, in Iiun flat aan de Hindersteinlaan, jaren
negentig. |
|||||||||
87
|
|||||||||||||||||||
Hobby's
Sport is jarenlang een grote
hobby van Piet geweest. Voor de oorlog voetbalde hij vanaf dat hij een klein jochie was bij PVCV als keeper in het eerste elftal. Ook zat hij in de rooms-kathoUeke gymnas- tiekvereniging Juvenalis. Bij de jaar- lijkse uitvoering werden dan hals- brekende toeren uitgehaald waarbij Piet liet zien geen hoogtevrees te hebben. Na de oorlog speelde hij in een mondharmonica-orkest uit Breukelen. Het was een compleet |
|||||||||||||||||||
Voetbalclub PVCV. Bovenste rij v.l.n.r. Huub van Ling, Herman van Koten, Jos van den Bosch,
Arie de Jong, Cok van Husen, Hennie van Engelen, Jo Jansen en scheidsrechter Gadella. Onderste rij v.l.n.r.: Frans van der Horst, Piet Boeijen, Dirk Peek, Herman van den Tempel en Piet Sterk. |
orkest met een accordeonist, een
pianist en een drummer erbij, dat uitvoeringen verzorgde op feestjes |
||||||||||||||||||
en partijen.
In 1985 stopte Piet met zijn werk als begrafenisondernemer en droeg hij het over aan uitvaartcentrum Barbara in Utrecht. Bij zijn pensionering als koster in 1988 ontving Piet Boeijen de pau- selijke onderscheiding Bene Merenti. Piet Boeijen zegt hierover: "Ik heb mijn werk gedaan. Ik hoef eigelijk heel geen onderscheiding." Marie kreeg in 1991 beenmerg- kanker. Ze kreeg vier chemokuren die goed aansloegen en daarna heeft ze nog zeven jaar goed geleefd. Ze deed «^ graag aan jeu de boules en samen met Piet ging ze uit en fietste ze door de omgeving. Ze hoopte altijd het jaar 2000 nog mee te maken maar dat mocht ze helaas niet meer halen. Ze overleed op 1 augustus 1999. Piet heeft onlangs in november in goede gezondheid
zijn 82 jarige verjaardag nog mogen vieren met al zijn kinderen en kleinkinderen. Hij is een echt gezelschaps- mens, zoals hij het zelf uitdrukt en drinkt nog graag zijn glaasje jonge klare. Ook rijdt hij nog steeds auto en brommer. Hij heeft een plakboek vol stickers van plaat- sen die hij op de brommer heeft bezocht. Velen daarvan liggen in de streek waar hij in de mobilisatie en meidagen heeft gelegen. Ook komt Piet nog graag aan zee. |
|||||||||||||||||||
om ze in de garage die dienst deed als mortuarium op te baren.
Bij de begrafenis huurde hij dan een lijkwagen en volgwagens met chauffeur. Later mocht hij niet meer zijn eigen auto gebrui- |
|||||||||||||||||||
Rooms-katholieke gymnastiekvereniging Juvenalis in het slotstuk van de
jaarlijkse opvoering. Op de onderste rij v.l.n.r.: Arie Ekelschot, Steef Staal, Christiaan van Gisbergen, Adam Wibbeke, Eef van Dijk, Kees van Dijk (bakker). Do van Dijk (smid). Tweede rij?, Theo Uittenhout, Jan Geelen,?,?, Wim Mandjes, Adriaan Fronik. Derde rij: Johan Fronik, Jan Vulto,?,?, Arie de Jong. In het midden bovenaan nog twee onbekenden en de hoogste in het midden is Piet. |
|||||||||||||||||||
Noordwijk is hierbij favoriet.
Piet heeft 60 jaar in het kostershuis gewoond waarvan
32 jaar met vrouw en kinderen. De kosterswoning is in 1992 gesloopt om plaats te maken voor het nieuwe parochiehuis Kerkestein. Van de oude situatie is niets meer terug te vinden alleen zijn onderduikadres, de kolen- |
|||||||||||||||||||
kelder van de kerk, bestaat nog.
|
|||||||||||||||||||
ken omdat hij er ook taxi mee reed. Hij moest kiezen: taxi of
overledenenvervoer. De taxi bracht meer op dus de keuze was snel gemaakt. Ook de aanzeggingen heeft hij nog lange tijd lopend gedaan. De laatste overledene die zo is aangezegd door Piet Boeijen was Piet Oostrom sr, de varkenshandelaar uit de Schoolstraat, bijgenaamd de Keu. Daarna ging het alleen nog per circulaire die Piet zelf opstelde en uittypte. Daarvoor heeft hij nog een typecursus gedaan. Piet moest ook wel eens assisteren bij een begrafenis in Utrecht. Zo vond pastoor Van Batenburg eens een briefje waarop stond: "Pastoor, ik ben in Utrecht begra- ven." Een laatste taak van Piet was privé-rijden voor pastoor
Beutener. Toen deze niet meer kon fietsen reed Piet hem naar zie- ken in het ziekenhuis maar ook wel verder naar congressen of familiebezoek. |
|||||||||||||||||||
De kosterswoning in begin jaren tachtig.
|
|||||||||||||||||||
88
|
||||||||||||
Onze straatnamen, oorsprong en betekenis (10)
|
||||||||||||
door J.H.P. Heesters
|
||||||||||||
Nadat in 1954 de gemeenten Vleuten, Oudenrijn, Veldhuizen en Haarzuilens tot de nieuwe gemeente Vleuten-De Meern
waren samengevoegd, kon men gaan denken over grootschalige nieuwbouw. Voor De Meern stonden de ontwikkelingen van De Meern-Zuid met de wijken Oudenrijn en Veldhuizen op stapel. Voor Vleuten waren dat Odenvelt, Nieuwe Vaart en een nieuwe wijk ten oosten van de Schoolstraat. |
||||||||||||
Hinderstein
Onder leiding van Burgemeester J.H. van der Heide werd een
visie voor de toekomst van de nieuwe gemeente Vleuten-De Meem ontwikkeld. Hierbij moet gedacht worden aan de grote ruilverkaveling en het ontwikkelen van verschillende bouwloca- ties. Naast de plannen voor de nieuwe woonwijken moesten er ook straatnamen bedacht worden. Vooral omdat het ging om vijf nieuwe wijken vroeg dit veel creativiteit van het gemeentebe- stuur, gemeenteraad en ambtenaren. Uit raads- en krantenverslagen wordt duidelijk dat er in
november en december 1963 nogal wat meningsverschillen op het gebied van de straatnaamgeving zijn geweest. Vooral toen het ging om straten te benoemen naar nog levende personen. Ook zijn verschillende straatnamen vastgesteld die later weer zijn ver- anderd. Dit geldt ook voor de wijk ten oosten van de Schoolstraat die de naam Hinderstein heeft gekregen. Deze naam is afkomstig van de toen afgebroken boerderij Hinderstein'. Deze nieuwe wijk zou ontsloten worden via de Hindersteinlaan vanaf de Dorpsstraat. Vanuit de Schoolstraat kon deze wijk bereikt wor- den via de Henri Dunantlaan en de Robert Kochlaanl Voor deze wijk werd gezocht naar namen van geleerden of zo men wilt van wetenschappers. In de krant van 4 november 1963 worden als eerste namen de Semmelweis-, Fleming-, Curie- en Albert Schweitzerlaan genoemd. Later zijn daar nog een vijftal namen aan toegevoegd. Dr. Ooiderslaan
Uit verslagen blijkt dat in 1967 een begin is gemaakt met het
realiseren van het plan Hinderstein en dat voor alle toekomstige |
||||||||||||
straten een naam was vastgesteld. Op 15 november 1968 kwam
echter een voorstel in de gemeenteraad om naar wijlen dokter W. Oolders, een Vleutense arts, een straat te noemen. De gemeente- raad wilde dat voorstel wel honoreren en de beste mogelijkheid zou een straat zijn bij de andere geleerden in Hinderstein. Omdat voor die wijk de namen al waren vastgesteld, moest dus naar een oplossing gezocht worden. Een van de mogelijkheden was om straatnamen te wijzigen. Waarschijnlijk heeft men toen gezocht naar een minder bekende geleerde of naar een straatnaam die minder goed in het gehoor lag. Op 6 december besloot de gemeenteraad de naam van de Semmelweislaan te veranderen in de Albert Schweitzerlaan'. Hierdoor kwam de eerder genoemde Albert Schweitzerlaan vrij. Hiervoor in de plaats kon op 20 december 1968 de dokter Ooiderslaan vastgesteld worden". Het is niet duidelijk waarom deze beslissing niet in één keer op 6 december 1968 genomen is. Dokter Oolders is in 1925 geboren en overleed, samen met
zijn zwager, de heer drs. Claessens, na een tragisch ongeval in 1968. In Vleuten was hij een geliefde arts met een grote sociale en maatschappelijke bewogenheid, die meeleefde met het wel en wee van zijn patiënten en van hun gezinnen. Vooral bij sterfge- vallen ving hij de nabestaanden op en steunde hen. Hij had ook een bijzondere liefde voor kinderen waarvoor hij een actie ont- ketende tegen gevaarlijke kindertuigjes. Deze actie trok grote aandacht in de publiciteitsmedia, zelfs tot over onze landsgren- zen. Dokter Oolders was een oecumenisch denkend en handelend
man, die intensivering van de intermenselijke contacten steeds trachtte te activeren. Dit deed hij ongeacht de verschillen in gods- dienstige of levensbeschouwelijke opvattingen. In Vleuten heeft hij zich ook ingespannen voor het tot stand komen van een Sociaal Medisch Centrum en de sociaal-culturele centra in Vleuten en de Meem. De E.H.B.O. verenigingen hadden zijn bij- zondere aandacht en hij ijverde voor een aantal grotere E.H.B.O. posten in de gemeente\ Zonder twijfel zijn zijn grote verdiensten voor de gemeente
en het tragische ongeval aanleiding geweest om in hetzelfde jaar een straat naar hem te noemen. Albert Schweitzerlaan
Tot 6 december 1968 was de huidige laan genoemd naar
Ignaz Philipp Semmelweis, een Hongaars verloskundige. Zijn grootste verdienste is geweest dat hij verband aantoonde tussen kraamvrouwenkoorts en de gevolgen van besmetting met lijken- gif. Hij bracht dit in verband met het verrichten van bevallingen door artsen die direct uit de sectiekamer kwamen. In het alge- meen ziekenhuis in Wenen, waar hij werkte, schreef hij voor dat iedereen die hielp bij bevallingen eerst de handen en nagels goed |
||||||||||||
Dr. Ooiderslaan vanuit het westen
|
||||||||||||
89
|
|||||||||
met gechloreerd water moesten wassen. Het gevolg van deze
maatregel was dat het sterftecijfer van 12 naar 1% daalde. Internationaal grotere bekendheid genoot Albert Schweitzer
die op 14 januari 1875 in Kaysersberg in Boven-Elzas was gebo- ren. Hij studeerde theologie in Straatsburg en werd in 1902 pri- vaatdocent voor het Nieuwe Testament. Ook genoot hij grote bekendheid om zijn orgelconcerten en zijn grote kennis van Johann Sebastiaan Bach. Tevens heeft hij zich enorm ingezet voor het behoud van oude Silbermann orgels. In 1905 besloot hij om medicijnen te gaan studeren en zich
als artszendeling in te zetten in West-Afrika en met name in het vroegere Kongo en Gabon. Hij was een groot voorstander van medisch missiewerk. In 1913 stichtte hij in Lambarere in Gabon zijn eerste ziekenhuis waarna er nog velen zouden volgen. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd hij om zijn Duitse nationa- liteit uitgewezen, maar keerde er daarna weer terug. Zijn levens- werk financierde hij door het geven van wetenschappelijke voo |
|||||||||
Curielaan vanuit het oosten
Waarschijnlijk is in 1965 de naam Henri Dunandaan door de
gemeenteraad vastgesteld. Dit is afgeleid uit de uitbreidingsplan- nen voor de dorpen Vleuten en de Meem. Daarin wordt de Henri Dunantlaan als ontsluitingsweg genoemd'. Fleminglaan
Een van vier eerste straten die in de krant van 4 november
1963 voor de nieuwe wijk Hinderstein is vermeld, was de Fleminglaan. Deze is genoemd naar Sir Alexander Fleming een Brits bacterioloog. Hij is op 6 augustus 1881 in Lochfeld, Darvel in Schotland geboren. Zijn grootste verdienste is de ontdekking van de penicilline geweest. In 1928 was hij bezig met het kwe- ken van bacteriën. Op een gegeven moment werd een deel daar- van besmet door een schimmel van het geslacht Penicillium. Het gevolg hiervan was dat de bacteriën door de schimmel werden opgelost. Hieruit concludeerde hij dat de schimmel een anti-bac- teriologische stof produceerde. Door verder onderzoek, het kwe- ken van de schimmel en het afzonderen van kleine hoeveelheden hiervan, ontstond de stof die hij penicilline noemde. Na 1940 werd zijn onderzoek door E.B. Chain en H.W. Horey voortgezet. Zij waren in staat penicilline op grotere schaal voor geneeskun- dige doeleinden te maken. Voor de ontdekking van deze stof en het effect bij verschillende infectieziekten kregen Fleming, Cain en Florey in 1945 de Nobelprijs voor geneeskunde. Op 11 maart 1955 overleed Alexander Fleming in Londen. De gemeenteraad stelde op 20 december 1963 de naar hem
genoemde straatnaam vast'. Curielaan
Curie is de familienaam van het Frans-Poolse echtpaar Pierre
Curie en Marie (Marya) Curie-Skodowska. Pierre Curie in Parijs geboren op 15 mei 1859 bestudeerde het magnetisme en om zijn onderzoek te kunnen doen, construeerde hij de balans van Curie. Hij overleed op 19 april 1906 in Parijs. Marie Curie is op 7 november 1867 in Warschau geboren,
was eerst een medewerkster van Pierre Curie met wie zij in 1895 in het huwelijk trad. Uit hun huwelijk zijn de dochters Irene en Eve Denise geboren. Samen met haar man en Henri Becquerel deed zij onderzoek
naar stralingsverschijnselen. Hiervoor kregen zij in 1903 de Nobelprijs voor natuurkunde. Samen met haar man ontdekte zij |
|||||||||
Henri Dunantlaan vanuit het westen
drachten en concerten. Velen onderscheidingen vielen hem ten
deel. Zo ontving hij in 1952 de Nobelprijs voor de vrede. Op 91 jarige leeftijd overleed hij op 4 september 1965 in Lambarere. De gemeenteraad stelde in eerste instantie de Albert
Schweitzerlaan vast wat later de Dokter Ooiderslaan zou wor- den^ Door de wijziging van de straatnamen is de huidige naam Albert Schweitzerlaan vastgesteld' Henri Dunantlaan
In principe is Henri Dunant een vreemde in het rijtje van
straatnamen voor de wijk Hinderstein. Hij was geen arts, geleer- de of wetenschapper maar een Zwitserse bankier, schrijver en filantroop. Zijn grootste verdienste is geweest dat hij in 1863 het initiatief nam voor de oprichting van het Intemationale Rode Kruis. In eerste instantie is deze organisatie opgericht om hulp te verlenen aan zieke en gewonde militairen in oorlogstijd, aan krijgsgevangenen, aan burgerbevolking in oorlogstijd en bij andere conflicten. Later werd de dienstverlening uitgebreid bij natuurrampen, hongersnood en voor verschillende sociale terrei- nen. Deze organisatie is onder de naam Rode Kruis in talloze lan- den en vanaf 1867 in ons land werkzaam. Als Rode Halve Maan is ze actiefin Islamitische landen. In 1917,1944 enI963 ontving het Intemationale Rode Kruis de Nobelprijs voor de vrede. |
|||||||||
90
|
||||||||||||
hij de bacil die tuberculose veroorzaakt en in 1883 tijdens een
reis naar Egypte ontdekte hij de cholerabacterie. Tijdens een andere reis naar de tropen ontdekte hij de verwekker en de wijze van overbrengen van de slaapziekte. Voor zijn onderzoekingen en ontdekkingen van tuberculose ontving hij in 1905 de Nobelprijs. Robert Koch overleed in Baden-Baden op 27 mei 1910. Er zijn geen gegevens bekend wanneer de R. Kochlaan door
de gemeenteraad is vastgesteld. Waarschijnlijk is dit, evenals de Henri Dunantlaan, in 1963 gebeurd. Ook deze naam stond als ontsluitingsweg vermeld bij de uitbreidingsplannen van Vleuten- De Meem Van Leeuwenhoekplantsoen
Antonie of Antoni van Leeuwenhoek is op 24 oktober 1632
met als doopnamen Thonis Philips in Delft geboren. Hij werd voor lakenkoopman opgeleid en heeft een korte tijd daarin gewerkt. Negen jaar is hij kamerbewaarder van de Schepenen in Delft geweest en daardoor kende hij vader en de zonen Huygens. Zijn grootste bekendheid heeft hij te danken aan de door hem vervaardigde microscopen. Hij maakte die van enkele koperen of zilveren plaatsjes en een zelf geslepen lensje. Met zijn microsco- pen deed hij talloze ontdekkingen en daardoor wordt hij de vader van de microbiologie genoemd. Anthonie van Leeuwenhoek is op 26 augustus 1723 in Delft begraven. Naar hem is het bekende ziekenhuis voor kankeronderzoek in Amsterdam genoemd. Het is niet bekend wanneer de gemeenteraad de naam van
Leeuwenhoekplantsoen heeft vastgesteld. Professor Bronkhorstlaan
Willem Bronkhorst is op 26 juni 1886 geboren. Na zijn art-
senopleiding ging hij zich specifiek op longziekten specialiseren. Tijdens de Eerste Wereldoorlog en daarna was tuberculose een van de meest voorkomende volksziekten. Om deze ziekte te bestrijden stichtte de Katholieke Arbeidersbeweging, de K.A.B., in Bilthoven het sanatorium Berg en Bosch. In 1920 werd Willem Bronkhorst daar benoemd tot geneesheer-directeur. Tijdens zijn ambtsperiode ontwikkelde hij nieuwe methoden op het gebied van röntgen- en sputumonderzoek. Hierdoor kon tuberculose tijdig ontdekt worden. Na zijn afscheid in 1950 bleek dat zijn onderzoeken internationaal bekend waren. Zonder twij- fel is hij één van de grootste pioniers geweest op het gebied van deze gevreesde volksziekte. Het is niet bekend waneer de gemeenteraad de naam
Professor Bronkhorstlaan heeft vastgesteld. Bronnen:
OG = Onze Gemeente
Ghb = Vleuten-De Meem Geschiedenis en historische bebouwing
RbV= Raadsbesluit Vleuten
|
||||||||||||
in 1896 radioactieve stralen en de stoffen die deze met zich mee-
brengen. Vervolgens ontdekte zij in 1898 polonium en weer samen met haar man radium. Nadat Pierre in 1906 was overle- den, volgde zij hem als hoogleraar op aan de Sorbonne van Parijs en was daarmee ook de eerste vrouw die daar les gaf. In 1911 kreeg zij de Nobelprijs voor scheikunde en was daarmee ook de eerste vrouw die twee keer voor deze hoge onderscheiding in aanmerking is gekomen. Omdat zij overmatig blootstond aan radioactieve straling, kreeg zij leukemie waaraan zij op 4 juli 1934 in Sancellemos overleed. Het is niet bekend of de gemeenteraad op 20 december 1963
aan het echtpaar Curie of alleen aan Marie Curie heeft gedacht bij het vaststellen van deze straatnaam'". Louis Pasteurlaan
Deze Franse chemicus en bacterioloog is op 27 december
1822 in het Franse Dole geboren. Hij is de grondlegger geweest van de biochemie. Dit is een wetenschappelijke tak die zich bezighoudt met de chemische aspecten van de levende natuur. Deze wetenschap staat niet op zichzelf en hangt nauw samen met de organische- en fysische chemie, met biofysica, fysiologie, far- macologie, microbiologie en genetica. Door al zijn onderzoekin- gen ontdekte hij het gistingsproces van melkzuur en alcohol. Als gevolg hiervan ontwikkelde hij methoden om door middel van gecontroleerde verhitting, voedingsmiddelen en dranken langer te kunnen bewaren. Dit proces is als 'pasteuriseren' bekend. Pasteur deed ook onderzoek naar de oorzaak van infectie-
ziekten door bacteriën en hij zocht, met succes, naar medicijnen om deze ziekten te bestrijden. Wereldberoemd is hij geworden door de vinding in 1881 van een vaccin tegen hondsdolheid. Pasteur overleed op 28 september 1895 in Villeneuve-l'Etang bij Parijs. Het is niet bekend waneer de gemeenteraad de naam Louis
Pasteurlaan heeft vastgesteld. R (obert). Kochlaan
Robert Koch was een Duitse huisarts die op 11 december
1843 in Klausthal is geboren. Evenals Louis Pasteur is hij de grondlegger geweest van de bacteriologie in het algemeen en van de medische bacteriologie in het bijzonder. Hij bestudeerde aller- lei bacteriën en was in staat één zuivere bacterie te kweken. Hij vond een methode uit om deze bacterie op een objectglas vast te zetten, te kleuren en tenslotte te fotograferen. In 1882 ontdekte |
||||||||||||
Ghb pagina 262
OG januari 1963 RbV 06-12-1968 RbV 20-12-1968 OG januari 1969 RbV 20-12-1963 |
||||||||||||
7. RbV 06-12-1968
8. OG januari 1965
9. RbV 20-12-1963
10. RbV 20-12-1963
11. OG januari 1965
|
||||||||||||
Van Leeuwenhoekplantsoen vanuit het zuiden
|
||||||||||||
91
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De transformatie (5)
van historische dorpen tot modern Leidsche Rijn
door Wouter de Heus |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het rommelt in de politiek, deze laatste dagen van het zelfstandige Vleuten-De Meern. De Utrechtse gemeenteraad heeft op
7 december j.l. weliswaar een positief besluit genomen over de ontwikkelingsvisie Rijnse Park, maar met een amendement dat de contouren van het park nog niet vastliggen. Na een jarenlange discussie wordt er een pas op de plaatst gemaakt, omdat Leefbaar Utrecht één dag voor de verkiezingen met een schetsmatig plan kwam waarin werd voorgesteld het park te kantelen, zodat het geheel van het park onder de spoorlijn komt te liggen. Voor de cultuurhistorie kan dit verregaande con- sequenties hebben, denk alleen maar aan de loop van de Oude Rijn en Ridderhofstad Den Engh. De toekomst zal leren hoe dit akkefietje zal uitpakken. Wordt vervolgd derhalve! |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ook Vleuten-De Meem zelf deed nog een aardige duit in het
zakje. Eind november presenteerde de gemeente een grondaan- koop van 42 hectare rond de Thematerweg en de Joostenlaan. Alles ten noorden van de Thematerweg is benodigd voor de Haarrijnseplas, dat was allemaal al genoegzaam bekend. Echter, met de gronden rond de Joostenlaan worden we plots geconfron- teerd. Er zijn verregaande plannen voor een begraafplaats, een ruitervereniging en eventueel PVCV. Een aantal afleveringen geleden schreef ik ook over de plan-
nen rond het Haarpad en de Joostenlaan. Misschien staat u dat nog voor de geest. Ik sprak toen over ongewenste woningbouw - wat mij betreft ongewenst- aan de westkant van 'het bosje van Goes' (gelegen aan de zuidzijde van de Thematerweg en noorde- lijk van het Haarpad). Dit betreft ongeveer de helft van het plan Haarzicht, pak hem beet 350 woningen. Ik sprak over het ver- keerde signaal wat er uitgaat van het willen bouwen van wonin- |
gen tussen Vleuten en Haarzuilens. Wat mij betreft zou daarmee
de druk op de rest van het stuk groen dat ons nog rest in dat gebied, ernstig worden opgevoerd. Toen ik hierover in discussie kwam met een ambtenaar van de gemeente Vleuten-De Meem werd mij aangegeven dat het plannetje Haarzicht puur was bedoeld om een mooie en duidelijke grens aan de westelijke bebouwing van Vleuten te geven. Verder dat ik mij iets in mijn hoofd haalde om te veronderstellen dat de druk op de rest daar- mee zou worden opgevoerd. De rest zou blijven zoals het was. De voorlaatste opmerking was dat de 700 woningen allemaal nodig zouden zijn om de exploitatie van Leidsche Rijn mogelijk te maken. En afsluitend werd aangegeven dat het plannetje Haarzicht al jaren geleden was opgenomen in de Structuurschets van de gemeente, ergo, ik was wat aan de late kant met mijn opmerkingen. U begrijpt, gerustgesteld was ik allerminst door deze mooie woorden. Een paar maanden geleden werd het gebied ten westen van Vleuten op meerdere fronten weer erg |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Haarpad tussen Vleuten en Joostenlaan. Rechts net buiten de foto komen woningen. Foto auteur, december 2000.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
92
|
||||||||||||||||||||||||
actueel. Eerst was daar in maart van dit jaar de notar'Groengebied
Utrecht-West'. Een boekwerk vol met leuke ideetjes voor het aanleggen van bossen en recreatiegebieden aan de westzijde van Vleuten. Rond het Haarpad hebben de schrijvers van deze nota een recreatiegebied bedacht met glooiende heuvels, mooie beel- den en wandelpaden. Er moeten dus ingrepen worden gepleegd. Verder lag er nog de claim van een nader te bepalen bungalow- bos om de kosten voor de restauratie van kasteel De Haar gedeel- telijk te financieren. Ik was dus erg gelukkig met de aankoop door Natuurmonumenten. Een bungalow-bos zal nu denkelijk van de kaart zijn, want dat accepteren die echte liefhebbers natuurlijk nooit. Even later was er een twee pagina's groot artikel in het Utrechts Nieuwsblad dat de beschreven omgeving weer in de picture plaatste. Dit artikel handelde over bouwactiviteiten in de provincie Utrecht die in strijd zijn met het Provinciaal Streekplan. De locatie Haarzicht was een van de woningbouwlo- caties in strijd met het Streekplan. Weer even terug naar de woor- den van bedoelde ambtenaar:'u bent wel wat laat met uw opmer- kingen rond Haarzicht, het staat al jaren in onze Structuurschets'. Daarom heb ik maar eens de moeite genomen om de Structuurschets -mei 1997- erop na te slaan. Direct viel mijn oog op de inhoudsopgave. Er was een onderdeeltje opgenomen betreffende 'de status van de Structuurschets Vleuten-De Meem'. Pagina 9:'De Structuurschets heeft formeel beschouwd geen wet- telijke status en geen juridisch bindende werking.' Zoveel wist ik zelf ook nog wel, na een paar jaar studie Planologie. Toch is er maar weer eens mee aangegeven dat we in een zonderling land leven. We doen aan annexaties omdat gemeenten er op het niveau van de Provincie met elkaar niet uit komen. We hebben een Provincie die Streekplannen maakt waar geen mens zich iets van aantrekt. Gemeenten maken Structuurschetsen die dus niet voldoen aan Streekplannen, geen enkele wettelijke status bezit- ten en juridisch niet bindend zijn, maar wel als zodanig naar voren worden geschoven. Een Raamplancommissie stelt een nota op voor het Groengebied Utrecht-West. De plannen zijn nog volstrekt niet democratisch vastgesteld, maar vormen kennelijk wel het kader voor een Vleutense wethouder om nog een slag om de arm te houden of er al dan niet een begraafplaats kan komen rond de Joostenlaan. Iets dat eerst in het Rijnse Park zou komen -een park dat er voorlopig nog niet is met een gat van 50 miljoen en door de recente ontwikkelingen ook niet wordt bespoedigd- maar kennelijk wel zou mogen op een gebied waarop volgens de |
||||||||||||||||||||||||
'lil»/ ^-W^/^l'
|
||||||||||||||||||||||||
Haat^Ci
|
||||||||||||||||||||||||
Vleuten l\> '. ;/r-','i?'.
|
||||||||||||||||||||||||
I: Haarzicht, 700 woningen. H: Aangekochte grond voor Voorn-
ruiters en Begraafplaats?. Hl: Aangekocht t.b.v. Haarrijnseplas. IV: PVCV of Recreatiegebied met glooiende heuvels, beelden en paden? Let op, de grenzen zijn indicatief, want ik kon niet beschikken over aankooptekening. ambtenaar geen druk zou rusten er iets anders mee te doen dan
'afblijven met de handjes'. Het is eigenlijk allemaal nog veel gekken We besteden enorm
veel geld aan een 'Cultuur Historische Effect Rapportage' (CHER). Daarin geven we zeer belangwekkende elementen aan waar eigenlijk iedereen vanaf zou moeten blijven. Als je uitein- delijk kritisch in het veld gaat kijken wat er van terechtkomt, schrik je regelmatig. We hebben interdepartementale werkgroe- pen -bijvoorbeeld Belvedère- om alvast de cultuurhistorie nog beter te verankeren. We proberen met z'n allen een 5e nota Ruimtelijke Ordening van de grond te krijgen, waarbij de cul- tuurhistorie een uitgangspunt moet gaan vormen, en geen onder- geschoven kind. Ik zou nog even door kunnen gaan, maar doe dat niet. Anders kan ik me voorstellen dat u denkti'die man draait door'. En wie weet, heeft u daar dan nog gelijk in ook. Het ambi- valente is namelijk, dat veel mensen vinden dat er weinig grootschalige nieuwbouwloca- ties in Nederland te vinden zijn, waarbij de cultuurhistorie zo'n belangrijke plek heeft gekre- gen. Leidsche Rijn zou nog zeer fatsoenlijk uit de verf komen. Is het dan zo droevig gesteld in de rest van Neder- land, of heb ik een blinde vlek? Op het gebied van de cultuur- historie zijn we in zoverre aan de winnende hand, dat steeds meer mensen het belang zien in het 'historisch verankeren van nieuwe ontwikkelingen'. In het 'meebouwen met de structuur van een gebied' in plaats van |
||||||||||||||||||||||||
Haarpad richting Vleuten. Foto auteur, december 2000.
|
||||||||||||||||||||||||
93
|
|||||||
ertegenin bouwen. Toch maak ik me nog steeds veel zorgen over
de goede afloop. Vaak als ik met betrekking tot Leidsche Rijn een kritische opmerking plaats, krijg ik dezelfde dooddoener te horen. 'Maar Wouter, we zijn hier wel een stad aan het bouwen!' Ik poog me dan te redden met een andere dooddoener:'Dat we een stad bouwen, dat weet ik nu wel. Maar bouwen we een goede stad, daar gaat het om!'. U snapt het, zo'n discussie, daar kom je nimmer uit. Toch blijft het van eminent belang dat die discussie wel steeds gevoerd blijft worden, ook al zit geen ambtenaar of wethouder daarop te wachten. We hebben namelijk aan het begin van Leidsche Rijn met elkaar afgesproken -dus met de wethou- ders en de ambtenaren (eigenlijk met ons zelf derhalve)- dat er heel veel flexibiliteit ingebouwd moest worden in de plannen. Dit vanwege de lange looptijd en de voortschrijdende inzichten. Er moest steeds kunnen worden bijgestuurd. Vooralsnog valt dat 'bijsturen' ernstig tegen. Jawel, er is hier en daar wat woning- bouw afgeruild. Een beetje meer dure woningen in deelgebied Terwijde erbij, en wat goedkoop eraf. Veel meer kan ik even niet bedenken. De flexibiliteit had slechts één doel te dienen: verbe- teren! Het lijkt er nu vaak op dat de flexibiliteit slechts mogelijk blijkt als er problemen zijn. Als de kwaliteit moet wijken voor de kwantiteit of de financiën. Persoonlijk denk ik nog steeds -en door de recente ontwikkelingen ben ik alleen maar gesterkt in die gedachte- dat we met z'n allen het laatste stukje groen tussen Vleuten en Haarzuilens heel hard nodig zullen hebben. Daar moet niet aan getornd worden door woningbouw en zeker niet door wat er nu gaande is met betrekking tot sportverenigingen of kunstmatige recreatie gebieden. De sport zou zijn plek krijgen in het sportbos, rond de kern van het Rijnse Park. Dit geldt ook voor een begraafplaats. Leidsche Rijn krijgt totaal 30.000 woningen, zeg 70.000 inwoners. En iedereen gun ik de wandeling over de Joostenlaan en het Haarpad richting het Kasteel. En iedereen gun ik dan het huidige uitzicht over de groene velden naar de Hamtoren. En het zou een bonus zijn als er nog een boer is die zijn beesten laat grazen op die groene velden. Sommige dingen zijn zo mooi, daar hoef je niets meer aan te doen. Sterker, alles dat je zou doen, maakt het minder. En helaas schijnen we dat in |
|||||||
Artist-impressie van recreatiegebied i.h.k.v. Groengebied
Utrecht-West. Illustratie: DLG, Bert van Mourik. Nederland niet te kunnen, iets ongemoeid laten. Ieder hoekje en
ieder gaatje moet een functionele bestemming krijgen. Overal moeten we iets kunnen ondememen. De omgeving rond het Haarpad is echter iets om al wandelend in stilte van te genieten. Niets meer en niets minder. Ik zou dus nogmaals willen zeg- gen:'afblijven met de handjes'. Naschrift: Op 7 december stond in een krantenartikel dat
minister Pronk de woningbouwplannen rond Haarzicht scherp in de gaten zal houden, gezien de strijdigheid met het Streekplan. Wethouders Schuurman begreep niets van de commotie, want alles zou passen in de plannen. Contact met de ftovincie leerde mij dat er in het Streekplan inderdaad niets is opgenomen rond Haarzicht. De Provincie zal afwachten met wat voor een Bestemmingsplan-voorstel de gemeente gaat komen en zal dan toetsen of er goedkeuring wordt verleend of niet. Wederom: wordt vervolgd! |
|||||||
Haarpad richting Eikslaan. Kunt u zich een mooiere wandelroute indenken? Foto auteur, december 2000.
|
|||||||
94
|
|||||||||||||
Archeologische verkenningen (5)
door J.H. J. Joosten
|
|||||||||||||
De herfst ligt al weer achter ons en de winter is aangebroken. Overvloedige regenval heeft het archeologisch onderzoek in
de natte vette klei zwaar bemoeilijkt. Toch heeft de archeologische werkgroep 'Oude Rijn' haar onderzoek in de Haarrijnse polder naar de omgrachte hofstede die daar volgens oude documenten moet hebben gelegen, tot diep in november voort- gezet. En met resultaat, muurresten bestaande uit verschillende typen baksteen zijn ontgraven. Dat doet meteen de vraag naar de bouwhistorie opleven. Hoe de verschillende formaten baksteen aan de beantwoording van deze vraag een bijdrage kunnen leveren, wordt hieronder besproken. De winter, gedurende welke de graafwerkzaamheden van de werkgroep zijn stilgelegd, biedt de gelegenheid hier eens diep over na te denken. Ook het historisch onderzoek heeft resultaat opgeleverd. Uit oude akten blijkt dat de hofstede minstens twee namen heeft
gehad. Een inwoner van Vleuten wist zich zelfs nog een naam voor de plaats waar de hofstede gestaan had te herinneren! Door een van onze bestuursleden, de heer J.F.K.Kits Nieuwenkamp, werd nog een bijzondere vondst gemeld. Een hard- stenen kogel uit de Romeinse tijd werd bij graafwerkzaamheden gevonden. Een persoonlijk verslag van de vinder volgt hier- onder. |
|||||||||||||
Een kogel uit de Romeinse tijd?
Bij grondwerkzaamheden ten behoeve van de bouw van een
opstal nabij het perceel Hof terWeydeweg 9 (de oorspronkelijke, wellicht middeleeuwse boerderij "Himsmade", thans bewoond door R.J. de Greve) werd op 18 novemeber j.1. een vermoedelijk romeinse slinger- of katapult-kogel gevonden.De kogel meet ongeveer 8 cm doorsnee. Van dit type kogels zijn in Vleuten-De Meem slechts een drietal eerder gevonden. De vondst bij Himsmade is bijzonder, omdat daar niet eerder romeinse vond- sten zijn gedaan. Van Himsmade bestaan oude verkoop-akten, die teruggaan tot ongeveer 1680. Bewoning vóór deze datum is overigens zeer waarschijnlijk, omdat de boerderij op de oude stroomrug van de Rijn is gelegen en daardoor gevrijwaard bleef van wateroverlast. Deze stroomruggen waren de vroegst- bewoonde delen van ons laaggelegen woongebied.Gedurende de periode van ongeveer de jaren 50 tot 300 waren in het castellum in De Meem de romeinen gelegerd, terwijl er omheen in kleine nederzettingen de oorspronkelijke inlandse bevolking woonde. |
|||||||||||||
j'TrrTrrTmFvri
» « « ' t t f ■
Katapultkogel. Basaltlava (tefriet) vermoedelyk romeins.
Foto: A.J. van Weerdenburg. Vanzelfsprekend was er onderling contact en uitwisseling van
goederen. Op deze wijze zou ook de romeinse slingersteen op het terrein van Himsmade terecht kunnen zijn gekomen. Ook is het mogelijk, dat de steen in de loop der tijden in het romeinse gebied is gevonden en werd meegenomen naar Himsmade en daar weer is verloren.In het romeinse leger waren slingeraars en steenwerpers. Om hun actie te vergroten werden werpmachines uitgevonden.De romeinse architect Vitruvius, die leefde in de eerste eeuw vChr, schrijft op late leeftijd over de tijd van keizer Augustus (63 vChr - 14 nChr), en geeft beschrijvingen en werk- tekeningen voor de bouw van Catapultae (werpmachines), Scorpiones (werptuigen tot het werpen van spitse stenen, pijlen enz.) en Ballistae (slinger-werptuigen) om speren en stenen te werpen. Baltsteen dateren
Iedereen heeft wel eens van kloostermoppen gehoord, grote
bakstenen van wel 32cm lang , 15 breed en 10 dik en soms nog wel groter. Deze grote 'jongens' zijn tevens de oudsten. Zij heb- ben een inhoud van ongeveer 5000 cm en wogen over de lOkg. Omstreeks 1150, toen de baksteen voor het eerst sinds het
vertrek van de Romeinen weer als bouwmateriaal werd toege- |
|||||||||||||
Slingeraar en Steenwerper
|
|||||||||||||
95
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
*•,
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5000
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4000
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3000
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2000
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van 34 gebouwen is de
inhoud van de daarin gebruikte baksteen uit- gezet tegen de datering van het gebouw. Bron: Expositie" In muren verborgen," 23-11/21-12 Gemeente Groningen, ver- werking gegevens J.H.J.Joosten |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1000 4-
"E
ü |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1200 1300
jaartallen |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1400 1500 1600 1700 1800 1900 2000
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De naam van de hofstede
In het archief van Huize den Ham werd een akte aangetrof-
fen( Rijks Archief Utrecht, archief 29-9, Huize Den Ham, 1472 inventaris 29) waarin een hofstede wordt beleend aan Crij stoffel van Aemstel. Daarin wordt gerept over: "Een Huijsinge, ende Hofstede, met al wat daer op is, of geset sal werden. Met vier mergen landts daer aan gelee gen, op Themaet, en des Joncheren Gerecht van Gaesbeeck...." Hierin wordt nog geen naam genoemd, maar wel in een akte 76 jaar later waarin, mogen we aannemen, dezelfde hofstede genoemd wordt: " ...de Hofstede genaemt den Amstel, gelegen onder Vleuten, op Themaet. Met vier mergen landts, daer aen behorende.." ( Rijks Archief Utrecht 229-9, leenregister den Ham 1472, inventaris 7) Mogelijk heeft de familie van Aemstel de naam aan de hofstede gegeven. In een notariële akte uit 1809 lezen we: "...Zekere Twee mer-
gen Bouwland, gelegen onder den Gerechte van Themaet, voor de Hofstede de Kooy. Item drie mergen Hooyland, onderden zel- ven Gerechte, aan den Ouwenaar gelegen. En omtrendtwee mer- gen Weijland, te voren Boomgaard geweest, alwaar de Huijzinge en Hofstede de Kooij gestaan heeft...". ( Het Utrechts Archief, toegang 34-4, notarissen, inventarissen,... 1809 acte 449) Tenslotte bereikte een van de leden van de archeologische
werkgroep het verhaal, dat vlak na de laatste wereldooriog de kersen-, appels- en perenboomgaard van nu er toen gedeeltelijk nog niet was en dat het terrein de "Waterburcht" werd genoemd. We hopen dat iedereen die hier meer over weet contact met
ons opneemt! De vragenrubriek
Als u wil reageren op een van de in deze bijdrage gestelde
vragen of een over een ander archeologische onderwerp, neem dan contact op met: Hans Joosten, Haarpad 36, 345 lAZ Vleuten, tel.030-6772554. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
past, was dit de gangbare maat die aansloot bij de afmetingen
van de tufstenen die tot dan toe gebruikt werden. Vanaf die tijd tot omstreeks 1700 werden de bakstenen alsmaar kleiner tot som- mige typen in het midden van de achttiende eeuw een inhoud van minder dan 800cm hadden. Daarna komen bakstenen van ver- schillende formaten voor, maar ze werden nooit meer zo groot als in de middeleeuwen. De dienst RO/EZ van de gemeente Groningen verzorgde
onlangs een expositie over baksteen in bouwhistorisch onder- zoek onder de titel "In muren verborgen " en gaf daarbij van ruim dertig gebouwen de datering en de afmetingen van de gebruikte bakstenen. In de bij deze bijdrage afgebeelde grafiek staat van deze gebouwen de inhoud van de bastenen afgezet tegen de date- ring. Met behulp van deze grafiek is het mogelijk gebouwen mwweg te dateren, d.w.z. in de buurt van Groningen! Regionaal kunnen er natuurlijk verschillen zijn. Mocht u over dergelijke lijsten van goed gedateerde bakstenen hier in de regio beschik- ken, stuur ze dan naar ons op. Met behulp van deze gegevens kunnen we dan ook een grafiek voor onze omgeving maken. Bij de opgraving van de hofstede in Themaet werden de afge-
lopen drie maanden muurresten blootgelegd. Een daarvan, waar- schijnlijk de zuidelijke muur, is meer dan 50 cm dik en over meer dan lOm zijn de onderste lagen baksteen bewaard gebleven. De grootste bakstenen die daarin zijn gebruikt, zijn gezien hun ver- schillen in kleur en formaat uit diverse ovens afkomstig. Mogelijk zijn ze ook hergebruikt en dat maakt de datering hele- maal lastig. Een overwegend rode baksteen had een formaat van: 28x14x6.5, een gelige 30x14.5x6.5 en een bruine 30?xl5x7; ach- tereenvolgens dus 2548, 2730 en 3150 cml Volgens de Groningse gegevens zouden ze omstreeks 1500 gedateerd kun- nen worden. Tegen deze muur aan en gedeeltelijk in de muur uitgespaard
is een vierhoekig bouwwerkje bestaande uit veel kleinere bak- stenen opgetrokken. De fundamenten hiervan liggen veel dieper. Waarschijnlijk is dit een keldertje uit een latere bouwfase. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
96
|
||||||||||
Opa 4
|
||||||||||
Ik ben weer eens bij opa op bezoek
geweest. Het is een van de eerste dagen van het nieu-
we jaar. Opa zat een beetje treurig in zijn stoel, zijn
pet half voor zijn ogen. Dat ben ik van hem helemaal niet gewend, hij is altijd vrolijk, en als er iemand op bezoek komt, heeft hij altijd wel een grap- je klaar. Er moet wel iets heel ergs gebeurd zijn,
want hij zit niet gauw in de put. Na een poosje begon hij zijn verhaal. Hij vertelde over zijn volkstuin die hij al
jaren heeft, dat is opa's trots. Ik ben heel wat keren met hem mee geweest, en hij liet me dan zien wat er alle- maal groeide. Soms zaten we samen in zijn modderige rieten schuilhut, met als grapje op de deur een briefje waarop stond: Sta even stil, loop niet door, veeg uw voeten, de mat is ervoor. Ook was hij erg trots op zijn kleine glazen
kas waar hij druiven in kweekte. Een mooie tuin en een rustige omgeving, ja, wel ingesloten tussen grote tuinderijen, sloten en paden, maar dat gaf geen moei- lijkheden . Er was vorig jaar wel een meningsverschil geweest. De grote tuinder naast opa eiste een strook van zijn land, hij had dit nodig om wat gro- tere planten te bouwen. Bovendien moest het mooie groene pad verbreed en verhard worden voor betere bereikbaarheid en vervoer. Opa gaf maar zo niet toe. Hij voelde zich koning, of in ieder geval burgemeester, van zijn stuk land. Pas nadat de grote tuinder hem beloofd had
dat hij verder dan met rust gelaten zou wor- den, en dit met een handdruk was bezegeld, was hij bereid zijn strookje grond af te staan, zijn glazen kas mocht dan blijven staan. Een tijd bleef het rustig, al deden er wel
allerlei geruchten de ronde, opa maakte zich niet ongerust, en dacht; een man een man, een woord een woord. |
||||||||||
Na een tijd van betrekkelijke rust werden
de geruchten toch waarheid, de grote tuin- der wilde al het land van opa in zijn bezit nemen, zelfs de glazen kas moest worden afgebroken, die moest opa dan maar ver- plaatsen. Natuurlijk werd er door opa geprotesteerd,
en om nog sterker te staan riep opa zijn buren-volkstuinders bij elkaar. Ze hielden een stemming, en achtennegen- tig procent was vóór het behoud van hun eigen en opa's tuin. Twee sterke personen kwamen opa nog te
hulp. Zij richten een actiegroep op, liepen met spandoeken en gingen praten met de hoogste instanties. "Ja jochie", zei opa, "daar is niet tegen te
vechten. Als je niet zo groot en machtig bent blijf je gewoon Jan-met-de-pet. Dat is dus voor het nieuwe jaar beslist, en daarom ben ik niet vrolijk. Het mooie groene pad is nu een modder- poel, mijn schuilhut en mijn glazen kas heb |
ik al af moeten breken, verder mag ik nog
wel op mijn tuin blijven, maar zelfs dat weet je natuurlijk nooit zeker". Ik was ontroerd en kwaad door dit verhaal
en zei: "Maar opa dat is toch allemaal niet eerlijk ?" "Nee jongen", zei opa, "maar leer maar van
mij, in jouw leven zal de geschiedenis zich nog wel eens herhalen, maar als jij gaat protesteren is het toch vaak allang beslist. Daarom, als je zo'n hoge pief een hand geeft, tel dan altijd later je vingers na". Opa had zijn verhaal verteld, en lachte weer; "We blijven doorgaan want we zijn
nog gezond. Bedenk steeds maar, de mensen misschien
niet, maar het leven kent wel zijn grenzen". Opa zette zijn schouders en zijn pet weer recht en we namen afscheid. De Meem.Theo van den Berg
Illustratie;
Barbara Gravendeel |
|||||||||