-ocr page 1-
Van de voorzitter
In november vorig jaar nam Prof. Amold
Heertje afscheid van de Universiteit van
Amsterdam met een college "Mien, je kunt
toch nieuwe bakken; Einstein en de
economische wetenschap". Na een lange en
nogal eens spraakmakende carrière in de
vaderlandse economie komt Heertje tot de
conclusie dat zijn wetenschap in hoge mate
tekort schiet. De economische theorie heeft
slechts aandacht voor kosten en prijzen.
Waarde heeft alleen dat wat in geld kan
worden uitgedrukt. Hij is nu ouder en
wijzer geworden: natuur en cultuur tellen in
de economie niet of nauwelijks mee. Ze
kennen immers geen productiekosten en
geen prijs. Ze dreigen daarom maar al te
vaak het onderspit te delven. De natuur is
echter de drager van alle leven, ook dat van
de mens; de kans dat we bezig zijn de tak
waarop we zitten door te zagen is bepaald
niet denkbeeldig. En de cultuur tilt ons
menselijk bestaan naar een hogere orde; zij
brengt ons zaken die niet eenvoudig kunnen
worden vervangen, die niet kunnen worden
gereproduceerd. Het zijn oliebollen die niet
nieuw kunnen worden gebakken, zoals
Wim Kan in de oudejaarsavondconference
van 1973 aan Mien voorstelde en waaraan
Heertje refereerde. Laatstgenoemde stelt in
zijn afscheidscollege dat de economische
theorie veel meer aandacht moet gaan
schenken aan producten die niet te
vervangen zijn.
Ook in onze gemeente worden we
voortdurend geconfronteerd met de
spanning tussen eenzijdig economische
wetmatigheden en cultuurhistorische
belangen zonder prijs. De Historische
Vereniging staat er steeds voor op de bres
om in dit spanningsveld tot verantwoorde
oplossingen te komen. Natuurlijk kan de
tijd niet worden stilgezet. Met een open oog
voor noodzakelijke maatregelen, zijn wij er
echter van overtuigd dat de geschiedenis
van onze dorpen heel vaak zonder al te
grote meerkosten recht kan worden gedaan.
En soms mag het ook best wat kosten, om
Tijdschrift van de Historische Vereniging
Vleuten, De Meern, Haarzuilens
Verschijnt 4x per jaar. ISSN 0928-4893
20e jaargang nr. 1, januari 2000 ©2000
De vereniging is ingeschreven in het vere-
nigingsregister van de K.v.K. Utrecht e.o.
onder nummer V 479360
Correspondentieadres:
Dorpsstraat 1, 3451 BH Vleuten
Dagelij l(s bestuur:
Dr. Ir. P.K. Schenk, voorzitter
Dorpsstraat 29, 3451 BJ Vleuten
Tel. 030-6774915
J.W. Schoonderwoerd, secretaris
Meerndijk 62, 3454 HT De Meern
Tel. 030-6661462
P.G. de Rooij, penningmeester
't Zand 1, 3544 NC Utrecht
Tel. 030-6771483
A.J. van Zeeren, vice-voorzitter
Stationsstraat 34, 3451 BZ Vleuten
Tel. 030-6771263
Ereleden:
Mevrouw Prof. Dr. C. Isings, Soest
Dr. D.W. Gravendeel, Laag Keppel
Gebouwen:
Vleuten: Broederschapshuisjes (documen-
tatie- en informatiecentrum).
Dorpsstraat 1, Tel. 030 - 6774222
(gedurende openingstijden)
De Meern: Het Kabinet (permanente expo-
sitieruimte). Zandweg 147B
(achter Verenigingsgebouw)
Contributie (inclusief tijdschrift):
f. 35,-- per jaar, bij verzending per post
f. 13,- extra
Losse nummers tijdschrift:
f. 10,- voor leden, f. 12,50 voor niet-leden
Bankrelaties:
ABN-AMRO Bank De Meern,
rek. 55.66.33.040
Rabobank Vleuten, rek. 36.75.17.574
Postbank, rek. 2689200
Redactiecommissie:
H.E.J. van Essen, J.H.P. Heesters
en W.H. de Heus
Adres: Mauritslaan 17, 3454 XP De Meern
Tel. 030 - 6662992
in de geest van
Heertje te spre-
ken. De ridder-
hofsteden, de
laantjes er naar
toe (zoals het
Appellaantje),
historische boer-
derijen, romeinse
en middeleeuwse
resten, bepaalde
tuinbouwobjec-
ten, om maar enkele onderwerpen te
noemen, het zijn stuk voor stuk zaken
waarmee we met heel veel zorg moeten
omgaan. ledere keer weer vraagt dit een
zorgvuldige afweging van economische
tegenover cultuurhistorische belangen.
Eerder heb ik er op deze plaats al eens op
gewezen dat de landelijke en de
provinciale overheden steeds meer oog
krijgen voor deze problematiek en er
daadwerkelijk naar streven cultuur-
historische belangen in ontwikkelings-
projecten vanaf de aanvang mee te wegen.
Hopenlijk zullen daardoor opvallende
missers, zoals bijvoorbeeld in onze
omgeving rond de Groenedijk,in de
toekomst kunnen worden voorkomen. Het
bestuur van de Historische Vereniging wil
in de discussie een bijdrage leveren op
basis van kennis en deskundigheid. Zij kan
daarbij de inbreng van de bewoners van
onze dorpen niet ontberen. Dit in tweeërlei
opzicht. In de eerste plaats doordat heel
velen lid zijn of worden van onze
vereniging. We hopen dat U dat in Uw
omgeving wilt propageren. In de tweede
plaats door het bestuur te attenderen op
waardevolle zaken die het behouden waard
zijn; vele ogen zien nu eenmaal meer dan
die van een enkel bestuurslid. Op die wijze
kunnen we samen heel wat bereiken.
P.K. Schenk
In dit nummer
Van de voorzitter
Verenigingsberichten
Beulswerl<(1)
Voor het laatst de paal in
Vleuten in de jaren 1914-1919
Onze straatnamen, oorsprong en betekenis (7)
De transformatie (3)
Jetje
pag
1
2
4
8
10
16
19
22
Gehele of gedeeltelijke overname van
artikelen uit dit tijdschrift is slechts
toegestaan met bronvermelding en na
verkregen toestemming van de redactie-
commissie.
Illustratie voorpagina:
Illustratie voorpagina: Prent van L.P.
Serrurier uit 1729. Gezicht op Veldhuizen
Top.Atlas 1881 R.A.U.
uk: Jan Evers De Meern
-ocr page 2-
Verenigingsberichten
Jaarverslag over 1999
Hierbij geven wij u een verkorte versie van het jaarverslag
van de vereniging.
Het ledental is in het verenigingsjaar nagenoeg gelijk geble-
ven en schommelt rond de 800. Nog steeds uitzonderlijk veel in
vergelijk met gelijkgezinde verenigingen van omliggende
gemeenten. Continu streeft het bestuur ernaar om de vereniging
onder de aandacht te brengen van de nieuwe inwoners.
Op 26 april werd een algemene vergadering gehouden, waar
mevrP.J.de Rooij-Goes en de heren F.C.G.M.Besouw, T.P.J.van
Dijk en P.G.de Rooij werden herbenoemd als bestuurslid.
Het bestuur vergaderde dit jaar 11 keer In de verdeling van
de bestuursfuncties kwam geen wijziging. Op de donderdag-
avonden werden de gebruikelijke contactavonden van het
bestuur gehouden.
Om onze statutaire doelstelling van het bevorderen van de
kennis van de historie van onze gemeente gestalte te geven was
het beleid ook dit jaar weer op gericht op uitbreiding van het
documentatiebezit van de vereniging en toegankelijk maken
hiervan om de leden en andere belangstellenden zoveel mogelijk
informatie over de geschiedenis van de gemeente en haar inwo-
ners te kunnen geven. Gedurende het gehele jaar werd daartoe
door een aantal vrijwillige medewerkers in het documentatiecen-
trum in de Broederschapshuisjes op de maandag- en dinsdag-
middag en donderdagavond gewerkt aan het ordenen, registreren
en toegankelijk maken van onze documentatieverzamelingen,
die dit jaar weer verder werden uitgebreid. Ruim 120 personen
brachten dit jaar een bezoek aan het documentatiecentrum.
Overleg met de gemeente resulteerde in een verbetering van
de toegankelijkheid van het oud-archief van de gemeente voor
medewerkers van onze vereniging.
Het aantal boekwerken in onze bibliotheek kwam op 1235 en
er kwamen 18 jaargangen tijdschriften bij. Het aantal foto's in
ons fotoarchief kwam op ruim 3500 en het aantal dia's op 1860.
Dit jaar konden weer 4 nummers van ons tijdschrift gereali-
seerd worden met in totaal 93 pagina's tekst. Er werden 18 arti-
kelen geplaatst van 8 auteurs.
De redactiecommissie werd in het 2e halljaar uitgebreid met
de heer W.H.de Heus.
Ter gelegenheid van koninginnedag op 30 april en van de
Vleutense markt op 28 augustus werden in de Broeder-
schapshuisjes weer open dagen gehouden, waar kleine exposities
werden ingericht.
In de loop van het jaar werden voor 3 groepen belangstellen-
den rondleidingen en lezingen in het Kabinet verzorgd en drie-
maal werd een lezing over de geschiedenis van de gemeente
gegeven. Daaraan namen 142 personen deel.
Na de algemene vergadering op 26 april werd door
DrA.A.Manten een lezing gegeven onder de titel "De Stichtse
burgeroorlog van 1481-1483".
Op 5 oktober werd door de projectarcheologen van Vleuten-
De Meem en Utrecht in de Hervormde kerk van Vleuten een
lezing met dia's gegeven over de recente Romeinse vondsten in
De Meem. Deze lezing werd door 82 personen bezocht.
Op 15 oktober werd in De Schalm in De Meem een eerste
vertoning gegeven van de op videobanden overgezette dorps-
films van De Meem, die door 180 personen werd bezocht.
Op 3 dinsdagavonden in november werd een cursus
"Genealogie voor beginners" gegeven, waaraan 7 personen deel-
namen.
Op 11 december nam de vereniging deel aan de voorlich-
tingsdag voor nieuwe inwoners van de wijk Veldhuizen.
Van het project ten behoeve van het omgevingsonderwijs op
de basisscholen over de geschiedenis van de Romeinen werd dit
jaar door de Willibrordschool in Vleuten gebmik gemaakt.
Op 22 mei werd een excursie georganiseerd naar Kasteel
Gunterstein in Breukelen, waaraan door 27 personen werd deel-
genomen.
Ook dit jaar is de archeologische werkgroep Ouden Rijn,
gevormd door leden van onze vereniging en leden van de
Archeologische Werkgemeenschap voor Nederland, weer actief
bezig geweest. Een belangrijk punt van activiteit was het onder-
zoek naar de resten van een zeer oude boerderij in de Themater
polder, waarvan het bestaan vorig jaar door een van onze
bestuursleden werd ontdekt. Op de plaats daarvan, die binnen
enkele jaren onder water verdwijnt, zal door de werkgroep onder
deskundige leiding bodemonderzoek worden verricht. Aan het
einde van het jaar waren de voorbereidingen voor dit onderzoek,
waarvoor de gemeente zich positief heeft opgesteld en de kosten
draagt, nagenoeg gereed.
Bij voortduring is het bestuur alert geweest op de ontwikke-
ling van de uitbreidingsplannen van Vleuten-De Meem. Met het
oog op de handhaving van monumentale objecten werd een
tweetal brieven aan de gemeente gezonden.
Samen met de Utrechtse Stichting Industrieel Erfgoed
(USINE) werd een inventaris gemaakt van uit cultuurhistorisch
oogpunt belangwekkende tuinbouwprojecten. Deze inventarisa-
tie is aangeboden aan de besturen van de gemeente Utrecht en
Vleuten-De Meem. Er is daarbij gepleit om bij de inrichting van
het Groenpark waar mogelijk iets van de geschiedenis van de
tuinbouw zichtbaar aanwezig te laten zijn.
Dank zij veel vrijwilligerswerk en een zorgvuldig beheer was
de financiële positie van de vereniging onveranderd gunstig en
sluit de jaarrekening met een batig saldo.
Aan het eind van dit verslag wil het bestuur een woord van
dank uitspreken aan allen die zich dit jaar weer op enigerlei wijze
voor de vereniging ingezet hebben.
Excursie naar Nijmegen
Op zaterdag 20 mei wordt er een excursie georganiseerd naar
Nijmegen, waar de Stefanskerk en het museum Het Valkhof zul-
len worden bezocht. Voor nadere informatie en inschrijving voor
deelneming verwijzen wij u naar het hierbijgevoegde inlegvel.
-ocr page 3-
Uitnodiging algemene ledenvergadering
Oude dorpsfilms
Hiermee nodigen wij de leden uit voor de algemene vergade-
ring van de vereniging, welke gehouden zal worden op dinsdag
18 april 2000 in het Kasteel De Haar te Haarzuilens (*).
Aanvang 19.30 uur.
Nadat op 15 oktober, 28 januari en 24 maart j.1. oude dorps-
films van De Meem, die op videoband zijn overgenomen, zijn
vertoond, vindt op vrijdag 28 april in "De Schalm" de vierde en
laatste vertoning plaats. Aanvang 20.00 uur. Kaartverkoop vanaf
19.30 uur aan de zaal. Toegangsprijs ƒ 5,- voor leden en ƒ 7.50
voor niet-leden. Aangezien er veel belangstelling blijkt te bestaan
om kopieën van één of meer van deze 8 videobanden te kopen,
zal na 28 april bezien worden voor welke prijs dit kan. Degenen
die zich daarvoor hebben gemeld krijgen daarvan bericht.
Agenda
Opening.
Notulen van de vorige vergadering.
Jaarverslag over 1999.
Rekening over 1999:
a. Verslag van de controlecommissie;
b. Goedkeuring rekening en balans.
Benoeming nieuwe controlecommissie.
Vaststelling begroting voor 2(X)1 en contributie voor
2(X)1 (ongewijzigd).
(Her)benoeming bestuursleden.
Rondvraag en sluiting.
1.
2.
3.
4.
Open huis op koninginnedag
Zoals gebruikelijk zullen wij op koninginnedag (dit jaar te
vieren op zaterdag 29 april) weer open huis houden in de
Broederschapshuisjes. Er is daar altijd wel een stukje historie te
zien en u bent er van harte welkom!
5.
6.
7.
De vereniging op Internet
Als bestuur proberen wij ook zoveel mogelijk bekendheid te
geven aan onze vereniging en aan hetgeen zij te bieden heeft.
Waar mogelijk maken wij daarbij gebruik van nieuwe technische
ontwikkelingen.
Om belangstellenden de nodige informatie te verschaffen
heeft de vereniging sinds kort een Internet-site, waar men deze
informatie kan vinden. Met het adres http://come.to/histvervdm
kunt u er komen.
Gontributiebetaling
Vele leden hebben gevolg gegeven aan ons verzoek om de
contributie voor dit jaar zoveel mogelijk vóór 1 februari te vol-
doen. Een aantal deed dit nog in februari, doch een (klein) aantal
heeft dat tot nu toe nog niet gedaan.
Wij verzoeken deze leden nogmaals om ons het werk gemak-
kelijker te maken en de contributie nu per omgaande te voldoen.
Ter herinnering is nog een (2e) acceptgiro bijgevoegd.
Openingstijden van onze gebouwen
Documentatiecentrum in de Broederschapshuisjes,
Dorpsstraat 1, Vleuten: Maandag en dinsdag van 14.00 - 17.00
uur en donderdag van 19.30 - 22.00 uur.
Gelegenheid tot raadpleging van de bibliotheek en inzage van de
vele documentatieverzamelingen.
Op andere tijden bezoek mogelijk na afspraak met de heer
J.W.Schoonderwoerd, tel. 030-6661462.
Het Kabinet, Zandweg 147b, De Meem
Geen vaste openingstijden.
Gelegenheid tot bezichtiging van onze exposities over archeolo-
gie (o.a. Romeinse opgravingsvondsten), ridderhofsteden, oude
gereedschappen en werktuigen en oude huishoudelijke gebruiks-
voorwerpen.
Bezoek mogelijk na afspraak met de heer H.E.J.van Essen,
tel. 030-6662992.
Het bestuur,
RK.Schenk, voorzitter
J.W.Schoonderwoerd, secretaris.
Toelichting
Agendapunten 3, 4 en 6: De hier bedoelde stukken liggen
voor de leden ter inzage op dinsdag 11 april en maandag 17 april
van 14.00 -17.00 uur en op donderdag 13 april van 19.30 - 22.00
uur in de Broederschapshuisjes, Dorpsstraat 1 in Vleuten.
Agendapunt 7: Volgens het rooster van aftreden zijn dit jaar
de heren T.van den Berg, H.E.J.van Essen, J.H.J.Joosten en
RK.Schenk aan de beurt om af te treden. Deze bestuursleden zijn
herkiesbaar en worden door het bestuur candidaat gesteld. Door
tenminste tien leden kunnen ook candidaten worden voorgedra-
gen. Deze voordracht dient uiterlijk drie dagen vóór de vergade-
ring bij het bestuur (de secretaris) te worden ingediend.
(*) De vergaderruimte in de kelderruimte van het kasteel is te
bereiken via het poortgebouw aan de Bochtdijk, de laan daar-
achter naar het kasteel (waar ook geparkeerd kan worden) en dan
de bordjes volgen naar de toeristeningang (naast de hoofdingang)
van het kasteel.
Lezing over de geschiedenis van De Haar
Aansluitend aan de ledenvergadering is er om 20.00
uur een bijeerJcomst, waar de heer R.A.B. Trüm, lid van
de staf van het Kasteel De Haar, een lezing zal houden
onder de titel: " De Van Zuylens door de eeuwen heen",
en de heer J.M. Odijk, eveneens staflid, over: "De bouw-
geschiedenis van het kasteel'.
Naast de leden zijn ook andere belangstellenden wel-
kom, de toegang is gratis.
-ocr page 4-
Beulswerk (1)
door Veronique Voorn-Verkleij
Enige tijd geleden kreeg de heer J.H. Van der Poel (lid van onze vereniging) een lijst van de vergoedingen voor de Utrechtse
scherprechter uit 1770 in handen.Deze lijst roept bij lezing tal van vragen op over misdaad en straf in vroegere eeuwen en
vormt de aanleiding tot het volgende artikel.
Misdaad brengt in onze samenleving onrust en roept gevoe-
lens van wraak op. Zij werkt afbrekend op het moreel. Wij pro-
beren in onze samenleving misdaad te voorkomen door ont-
spoorde medemensen op te vangen en te begeleiden. Wij hebben
ons tegen misdaad beveiligd, door het hebben van politie, die op
tal van wijzen misdadigers tracht op te sporen. We kennen een
justitieapparaat, dat beschikt over tal van wetten en maatregelen
om misdadigers te berechten. Onze rechters zijn onafhankelijk en
beschikken over wetboeken, waarin staat welke handelingen
strafbaar zijn en welke straf daarvoor wordt gegeven. Wij kennen
begrippen als toerekeningsvatbaarheid en medeplichtigheid.
Particulier wraaknemen op de pleger van een misdrijf is verbo-
den.
Hoe anders ging het er in vroegere eeuwen aan toe. Waar het
recht niet in eigen hand werd genomen, werd het gesproken door
vele instanties en voor ieder gebied en iedere rechtskring golden
andere regels. De rechters waren niet onafhankelijk en bepaalden
vrij willekeurig welke straf werd opgelegd, aangezien wettelijke
omschrijvingen van strafbare feiten niet of nauwelijks bestonden.
De straffen waren streng en wreed en om tot bekentenissen te
komen werd er gemarteld. De uitvoerder van deze straffen was
de beul of scherprechter. In dit artikel zullen we zien, dat we nog
maar temauwemood aan deze barbaarse tijden zijn ontstegen,
daar ons huidige rechtssysteem dateert vanaf de tweede helft van
de vorige eeuw.
tijden bijeenkwam en waar alle weerbare mannen verschenen.
Tacitus schreef in zijn Germania, die gereedkwam in 98 na
Christus, dat een stam de doodstraf kon opleggen als een stamlid
de vrede (= rechtsorde) had verstoord: "Verraders en overloopers
hangen zij aan dorre boomen op; lafaards, deserteurs en bedrij-
vers van ontucht laten zij in een moddersloot zinken, waarover ze
vlechtwerk van roeden en biezen werpen. Deze geheel tegen-
overgestelde wijze van terdoodbrenging vindt hierin haar grond,
dat men volgens hunne opvatting bij de bestraffing misdaden
openlijk moet tentoonstellen, schanddaden daarentegen verber-
gen." (Uit Germania, door (Publius Comelius) Tacitus. Naar de
vertaling uit het latijn door Dr. B.H. Steringa Kuyper,
Amsterdam 1902.)
De Middeleeuwen
In de tussen de zesde en negende eeuw opgetekende
Germaanse volksrechten en later de capitularia van de
Merovingische koningen (van ongeveer 430 tot 751) en de
Karolingische koningen (van 751 tot 987) was de bloedwraak al
ver teruggedrongen. Deze volksrechten bevatten regels van straf-
rechtelijke en strafprocesrechtelijke aard. In het bijzonder bevat-
ten zij opsommingen van boetetarieven voor uiteenlopende vre-
deverstorende handelingen. De bloedwraak kon worden afge-
kocht in geld of natura (meestal vee) waarbij de afkoopsom in
verhouding stond tot het toegebrachte nadeel en de ernst van het
gepleegde delict. Dit stelsel van vermogensstraffen is tijdens de
Het verre verleden
In de oudheid werden bij de Grieken en
Romeinen privaatrechtelijke aangelegenheden tus-
sen dader en slachtoffer zelf uitgevochten en hierbij
speelde de godsdienst ook een belangrijke rol. Later
ontstond er rechtspraak, waarbij het strafrecht een
bescheiden rol speelde. De meeste delicten betroffen
civielrechtelijke verbintenissen tot schadevergoe-
ding van de dader aan het slachtoffer of zijn familie.
Alleen misdaden, die door groepen werden begaan
of die een politiek karakter hadden, werden van
staatswege bestraft met verbanning of de dood.
In het oudgermaanse recht kende men ook de
wedervergelding of bloedwraak, de talio, die werd
uitgevoerd door de benadeelde zelf of zijn familie.
Daamaast kende men de compositio, hetgeen afkoop
betekent. De meeste straffen konden worden afge-
kocht met een schadevergoeding aan het slachtoffer.
Alleen zeer gevaarlijke delicten werden agressief
gestraft vanuit de gemeenschap. Strafvonnissen wer-
den vastgesteld op het stamding, dat op vastgestelde
Een catalogus van de rechtsgang met onder meer het proces, de pijniging en tal
van straffen waartoe mensen veroordeeld kunnen worden (tekening van Bruegel
uit 1559).
-ocr page 5-
schout werd verpacht of verpand aan een gegadigde. Deze gaf
diegene, die hem het ambt ter beschikking stelde, een som geld.
Daarom kreeg hij dan het recht dit ambt uit te oefenen en de
inkomsten daaruit te genieten. De schout stak een groot percen-
tage van de inkomsten uit boeten in eigen zak. Hij had daarom
een financieel belang bij het voorbrengen van zaken voor het
gerecht. Dit werkte corruptie in de hand. Omdat zonder bekente-
nis geen vonnis kon worden gewezen en met bekentenis geen
hoger beroep mogelijk was, leidde dit systeem tot een buiten-
sporig gebruik van de tortuur foltering.
Het recht werd uiteindelijk gesproken door de schepenen. De
schepenen waren gekozen vertegenwoordigers uit de burgerij,
die via een ingewikkeld getrapt kiesstelsel met kiesmannen
waren gekozen, dat vergelijking met onze gemeenteraad niet
mogelijk is. Het was uiteindelijk meestal de rijkste en invloed-
rijkste bovenlaag van de burgerij, die in de schepenbank plaats-
nam. De schepenen spraken het recht, hierin geadviseerd door
een Raad uit de aanzienlijkste burgers van de stad. Deze Raad
werd steeds machtiger en rond 15(X) had de Raad van Utrecht de
bevoegdheid om recht te spreken in alle criminele zaken. De
schepenen dienden alleen nog ter bekrachtiging van het vonnis
en spraken recht in zaken betreffende onroerend goed en erf-
recht.
Opsporing
De opsporingsmethoden van deze schepenbanken en Raad
waren tamelijk gebrekkig. Als de misdadiger niet op heterdaad
werd betrapt, was het vaak onmogelijk hem op te sporen en te
berechten. Daarom werden beloningen uitgeloofd voor eenieder,
die een misdadiger kon aanbrengen. Zo werd nog in 1687 door
het Hof van Utrecht een placcaat afgekondigd waarin "ten eynde
de doodslagers, die hedendaags meenigmaal de handen van de
Justitie komen te eschapperen" (ontsnappen) het Hof van Utrecht
belooft officieren, schouten, justitiën en anderen "die d'aanhou-
dinge, ofte apprehensie van soodanige doodslagers komen te
doen en dat deselve over haar begaan delict metter dood werden
gestraft als van ouds, tot een proemie sullen genieten veertig pon-
den Vlaams, yder pond van twintig stuyvers het stuck." Ook
moesten schouten en secretarissen bij de maarschalk van het
kwartier of de procureur generaal van het Hof van Utrecht vech-
tersbazen aanbrengen en deze in hun keur-
boek aantekenen. Barbiers en chirurgijns
werden verzocht gewonden van vechtpartijen
in het keurboek te laten aantekenen. Dit alles
op straffe van de dubbele boete van de delin-
kwent en arbitralijke correctie (dat was welke
straf dan ook door justitie opgelegd).
Andere rechtbaniten
Ook de gilden kenden eigen rechtsregels.
Deze werden toegepast door de leiders van
de ambachtsgilden, de zogenaamde over-
mannen, op kwesties inzake bedrijf en
beroep. Daarnaast was er in Utrecht een gees-
telijk rechter, de officiaal, een bisschoppelijk
ambtenaar die naast kerkelijke aangelegen-
heden ook kleine civiele zaken behandelde,
zoals huishuur en arbeidsloon. Er was geen
mogelijkheid tot beroep. In Utrecht werd
hiervan veel gebruik gemaakt, omdat het pro-
ces kort was en goedkoop. Verder kende de
Middeleeuwen bUjven bestaan. Was in de vroegste periode een
benadeelde nog vrij in zijn beslissing om hetzij wraak te nemen,
hetzij genoegen te nemen met een afkoopsom, in een latere tijd
was deze afkoop verplicht. Ook in Utrecht werd de bloedwraak
of het zogenaamde veterecht, door de raad in 1300 sterk inge-
perkt. Als maatregel stelde de raad de stadsvrede in. Dit was een
afkoelingsperiode tussen de strijdende partijen van maximaal een
halfjaar. Binnen die tijd was men verplicht in te zoenen, dat wil
zeggen tot verzoening te komen. Als er dan toch een misdaad
plaatsvond, heette dat vredebreuk. Later werd deze stadsvrede
ieder half jaar opnieuw afgekondigd, zodat hij eigenlijk perma-
nent was. Deze stadsvrede gold ook het omringende platteland.
Rechterlijke instanties
Na de val van het Romeinse Rijk trokken de koningen en
landsheren de rechtspraak naar zich toe. De Duitse keizers
schonken grond aan hun bisschoppen en dus ook aan de
Utrechtse bisschop. De Utrechtse bisschop schonk de rechts-
macht over zijn gebieden en het recht op het innen van belastin-
gen aan de kapittels van de kerken, als bron van inkomsten of aan
edelen als beloning voor bewezen diensten. Het gerecht Vleuten
is op die manier in de 10e of 1 Ie eeuw toegevallen aan het kapit-
tel van Oudmunster. De overige gerechten waren in leen gegeven
aan edellieden. Deze gebieden hadden alleen de lagere rechts-
macht. De hogere rechtsmacht, waaronder criminele lijfstraffelij-
ke zaken vielen, bleef bij de bisschop. In de I3e eeuw had zich
uit de bisschoppelijke raad een feodaal gerecht ontwikkeld, voor-
gezeten door de bisschop. Deze sprak echter niet zelf recht, maar
delegeerde dit aan zijn maarschalken. De maarschalk fungeerde
als openbaar aanklager en was belast met de uitvoering van de
vonnissen.
Omstreeks het midden van de 14e eeuw werd de hogere
rechtsmacht, waar die nog als leen van de bisschop in handen
was van particulieren, aan de plattelandsgerechten onttrokken ten
gunste van de stedelijke schepenbanken. De schout zat deze
schej)enbank voor en werd gezien als vertegenwoordiger van de
bisschop. Hij hield toezicht op de opsporing van misdadigers, hij
vorderde recht in naam van de landsheer in criminele zaken en
hij zorgde voor de uitvoering van de vonnissen. Het ambt van
M
J -
Het huis Hasenberg waar de Utrechtse schepen vergaderden in 1757
(Gemeentearchief Utrecht).
-ocr page 6-
Rooms Katholieke kerk ook nog de kerkelijke rechtbanken, die
ketters berechtten. De beruchtste was wel de Spaanse Inquisitie
onder landvoogd Alva.
Het middeleeuwse strafrecht
Het middeleeuwse strafrecht was weinig uitgewerkt. Er was
nauwelijks belangstelling voor de persoon van de dader.
Onderdelen van het strafbare feit, die nu zwaar wegen, zoals
opzet en schuld, speelden een ondergeschikte rol. Het strafrecht
was gericht op het verwijderen van de schuldige en het herstel-
len van de vrede. Tot het einde van de middeleeuwen was het
zogenaamde accusatoire strafproces in zwang. Kenmerken van
dit accusatoire proces waren de volgende: De rol van de rechter
was lijdelijk en hij baseerde zijn uitspraak op wat hem door beide
partijen werd overgelegd. De positie van de klager en beschul-
digde was gelijkwaardig. De regel gold: geen aanklacht, dan ook
geen misdaad. De aanklager moest zijn klacht bewijzen, anders
werd hij zelf voor de misdaad gestraft. Zonder klager was er ook
geen proces. Dit laatste bracht de absurde situatie met zich mee,
dat, in geval van moord of doodslag de klager was overleden,
deze toch in persoon voor het gerecht moest verschijnen tenein-
de te klagen. De naaste meerderjarige bloedverwant trad dan op
als spreker. Het was in dit geval zaak het dode lichaam niet te
laten stelen (door de tegenpartij), omdat er anders geen proces
kon worden gevoerd. Later werd het in het Sticht van Utrecht
gebruikelijk te klagen "metter dooden hant". Men hieuw de hand
van het slachtoffer af en dat verving dan het hele lichaam.
Andersom kwam het ook voor, dat het dode lichaam aan de
beschuldigde hoorde en het proces werd gevoerd om uit te
maken of de tegenpartij zich kon beroepen op noodweer.
Bewijs
Een ander kenmerk van het accusatoire proces was de onbe-
holpenheid en ontoereikendheid van de bewijsmiddelen. Bewijs
werd geleverd door op heterdaad te betrappen, door een beken-
tenis of door getuigen die het hadden gezien. Waren er geen
getuigen, dan moest degene die zijn onschuld wilde bewijzen,
terugvallen op zijn kring van familieleden, vrienden en buren.
Deze moesten onder ede bevestigen dat hij een eerzaam en
geloofwaardig man was. Zij waren geen getuigen in de zaak,
maar bevestigden de geloofwaardigheid van de afgelegde eed
van de beklaagde.
Godsoordeel
Een ander bewijsmiddel uit ons oudste recht was het gods-
oordeel. Aangezien godsdienst nog nauw met het recht was ver-
weven, had dit godsoordeel grote betekenis. Er bestonden ver-
schillende mogelijkheden, zoals het tweegevecht, waarbij de
winnaar in zijn gelijk stond, de vuurproef en de waterproef. Bij
de vuurproef moest de beklaagde een stuk gloeiend ijzer in de
hand nemen, over negen rijen gloeiende ploegscharen lopen of
door een brandstapel lopen, al dan niet gekleed in een hemd
doordrenkt met was. Bij al deze proeven gold, dat degene die
hem zonder brandwonden doorstond of snel genas, onschuldig
was. Hoewel er ook al in de Middeleeuwen vraagtekens werden
gezet bij de juistheid van het godsoordeel, nam de kerk dit
bewijsmiddel over en omkleedde het met kerkelijke riten. Het
bleef bestaan tot het einde van de 13e eeuw. Daarna veranderde
de mentaliteit onder invloed van het kerkelijke recht en deed het
inquisitoire strafproces zijn intrede. Het godsoordeel verdween
geheel.
Het Provinciaal Gerechtsliof van Utrecht in 1744 gevestigd in
een deel van de voormalige Paulusabdij (Gemeentearchief
Utrecht).
Karel V
Aan het eind van de Middeleeuwen kwamen de Nederlanden
geleidelijk binnen het machtsgebied van de Bourgondische en
later Habsburgse vorsten. Zij streefden ernaar de enorme ver-
scheidenheid van organisatie, recht en gewoonte in één lijn te
brengen. In hun streven naar centralisatie voerden ze centrale
bestuursorganen, een hoogste beroepsinstantie en eenheidswet-
geving in. Zij werden bijgestaan door universitair geschoolde
juristen, die op de hoogte waren van het Romeinse recht en de
ontwikkelingen binnen de kerkelijke rechtbanken.
In 1528 nam Karel V de wereldlijke macht van de bisschop
van Utrecht over. Kerk en staat werden nu gescheiden. Dit bete-
kende het einde van de bisschoppelijke rechtspraak in civiele - en
strafzaken. De zelfstandigheid van de Raad werd ook grondig
gesnoeid, want in 1530 stelde Karel V het Hof van Utrecht in. Dit
Hof was belast met de criminele rechtspraak van het hele
Nedersticht van Utrecht. Voortaan werden alleen die rechtsregels
gehanteerd, die waren goedgekeurd door de keizer Verder was er
geen aparte rechtspraak meer voor edelen, maar gold hetzelfde
recht voor iedereen. Ook werd het rechtspreken van de gilden
afgeschaft en de officiaal werd in zijn rechtspraak sterk beknot.
In deze tijd werden ook de buurgerechten op het platteland opge-
heven en vervangen door schepengerechten, die de lagere rechts-
macht hadden. Zo zien we dat het gerecht Vleuten en De Meem
in 1527 schepenrecht kreeg. De overige gerechten van onze hui-
dige gemeente in 1530. We lezen in het placcaatboek van Utrecht
hoe Hendrik van der Borch, die burgemeester was in Utrecht en
"het gerecht van den Ouden Rijn met 'er buurtschap ende lande
van Heicop" in leen hield, aan keizer Karel V schepenrecht vroeg
voor zijn lenen, omdat "in welken zijnen gerechte, overmits dat
daar tot hier toe huurrecht gehouden is geweest, zonder dat die
selve van recht te doen eenigen eed plegen te doen, veele ende
diversche abuysen met lange gelagen te drinken, ende ongere-
geltheyd van Justitie, tot grooten achterdeele (nadeel) van partij-
en geweest ende gebeurt zijn". Dit was overigens een standaard-
zin in elke acte van Karel V, waarin hij schepenrecht toestond. De
drankgelagen en ongeregeldheden kwamen blijkbaar algemeen
voor. We vinden precies dezelfde opmerking terug in de acte
waarin "het gerecht van Velthuysen waaronder een deel kleene
-ocr page 7-
de verdachte zelf. Als hij bekende, waren er geen getuigen nodig.
Bekende hij niet, dan was de verklaring nodig van meer dan één
andere getuige.
Pijnbank
Omdat de bekentenis in het inquisitoire proces zo belangrijk
werd, - zonder bekentenis kon iemand niet ter dood worden ver-
oordeeld - kwam er een middel in zwang om deze bekentenis te
verkrijgen: de tortuur (= het martelen). Vanaf de 14e eeuw werd
door de kerkelijke inquisiteur, naar Romeins rechtelijk voor-
beeld, de pijnbank toegepast bij het misdrijf van de goddelijke
majesteitsschennis (= ketterij). Bij de opkomst van het inquisi-
toire proces in onze gewesten, werd de pijnbank ook mee inge-
voerd. Het pijnigen van verdachten, teneinde hen te dwingen de
waarheid mee te delen, werd door de meerderheid van de juris-
ten toelaatbaar geacht. De bekentenis op de pijnbank had alleen
rechtskracht, wanneer de verdachte haar "buyten peyne ende
banden" bevestigde. Herriep hij zijn bekentenis, dan kon herha-
ling van de pijniging volgen. Een bekentenis sloot vervolgens
hoger beroep uit. De verwijzing naar de pijnbank was geen straf.
Het was het rechteriijke bevel via de zogeheten "scherpe onder-
vraging" tot een betere bewijsvoering te kunnen komen.
Voorwaarden waaraan voldaan moesten worden om iemand op
de pijnbank te brengen, zoals ze omschreven zijn in de Criminele
Ordonnantien, waren de volgende: De pijnbank mocht pas
gebruikt worden na ondervraging van de verdachte. Het moest
vast staan, dat het misdrijf waarvan de verdachte werd beschul-
digd, ook echt was gepleegd. Er moesten genoeg vermoedens
bestaan tegen de verdachte, dat hij de dader was. De pijnbank
mocht alleen gebruikt worden na een vonnis van de rechter,
waarin de graad van pijniging was aangegeven. Het lichaam van
de verdachte mocht niet zichtbaar zijn verwond. Na een beken-
tenis van de verdachte of voldoende bewijs van schuld, mocht de
pijnbank niet worden toegepast. Vooral van deze laatste voor-
waarde kwam in de praktijk weinig terecht.
De pijnbank was een smalle bank, waarop de verdachte ont-
kleed en met gebonden handen ruggelings werd gelegd. Hij werd
buurschappen ende namen van landen leggen, als een deel aan
die Meem, Reyerskoop, Bylevelt ende Rosweyde" schepenrecht
kreeg.
In 1550 stelde Karel V officieel de "costumen, usantiën, poli-
tiën ende stijl van procederen" vast voor de Utrechtse strafrecht-
spraak. De in 1570 door Filips II uitgevaardigde Criminele
Ordonnantien waren ook van groot belang. Deze wetgeving.
De Utrechtse pijnbank, die dateert uit de 17' eeuw (Centraal
Museum).
bedoeld als uniforme regeling op het gebied van het strafrecht en
de strafvordering, was voor alle Nederlanden gemaakt door de
Romeins rechtelijk geschoolde juristen van de regering van
Filips II. Hoewel deze Ordonnantien nooit officieel zijn inge-
voerd, behielden zij tot het einde van de I8e eeuw groot gezag.
Naast het accusatoire proces bevatten zij ook regelingen voor het
inquisitoire proces en regelingen met betrekking tot het gebruik
van de tortuur. Het inquisitoire proces ging uit van het onderzoek
door de rechter naar wat feitelijk gebeurd was, ook als er geen
klacht was ingediend. De verdachte werd van overheidswege
vervolgd. Zijn positie was minder sterk. Hij was het object van
onderzoek. De resultaten van het onderzoek werden geheim
gehouden. Het belangrijkste bewijs werd geleverd door een
bekentenis of door getuigenverklaringen. De eerste getuige was
De pijnbank.
Pijnigen.
Onder toezicht van magistraten gieten de beul en zijn knecht een verdachte zout water in zijn lijf; op de volgende afbeelding wordt
iemand uitgerekt (Utrechtse Universiteitsbibliotheek)
-ocr page 8-
Ongelijkheid
Er was nog een misstand aan te wijzen in de oude strafrecht-
pleging. Er bestond ongelijkheid op basis van alles wat je maar
kon bedenken: verschil in geboorte, sekse, geloof, ingezeten-
schap (of je burger was van de stad of vreemdeling), stand, maat-
schappelijke positie en eerbaarheid. Met eerbaarheid werd
bedoeld dat je een eerlijk persoon was. Oneerlijke lieden waren
bijvoorbeeld onechte kinderen, beroepskampvechters en rond-
zwervende speellieden. Zij waren rechteloos. Zij konden geen
klager zijn in een proces. Bij verkrachting van "oneerlijke vrou-
wen" werd niet streng gestraft. Lieden van stand waren vaak
gevrijwaard van de pijnbank. Vreemdelingen werden totaal
anders behandeld dan ingezetenen van een stad. Vaak liepen er
onder vreemdelingen ook lieden rond die leefden van de misdaad
en uit een andere stad waren verbannen. (Ik kom hierop terug bij
de straffen.) Bij overspel werd de overspelige vrouw altijd stren-
ger gestraft dan de overspelige man. Niet alleen, omdat de man
van een overspelige vrouw werd bespot, maar ook omdat een
overspelige vrouw onechte kinderen in een huwelijk kon bren-
gen.
erop vastgebonden met touwen onder de oksels en over de
benen. Dit touw kon worden gebruikt om de verdachte uit te rek-
ken. De beul had nogal wat middelen om een bekentenis af te
dwingen: hij kon de duim- of scheenschroeven aandraaien of uit-
trekken, hij kon het slachtoffer vastbinden met natte krimpende
leren riemen, brandend kaarsvet op het lichaam laten druipen, of
het lichaam vol gieten met zout water, totdat het helemaal was
opgezwollen. Zo was er een heel arsenaal aan martelwerktuigen.
Er bestond een voorschrift, dat de rechter niet te letten had op
"het roepen, krijsen of klagen van de patiënt". Bij de "scherpe
ondervraging" waren schout, schepenen en een secretaris aanwe-
zig. Doorstond de verdachte de pijniging, dan ging hij vrijuit. In
de praktijk kwam het erop neer, dat een sterke schuldige kon
worden vrijgesproken en een zwakke onschuldige kon worden
veroordeeld. Vanwege deze verkeerde toepassing van de pijn-
bank, samen met de wreedheid en de gevaren van een onder
dwang afgegeven verzonnen bekentenis, die de ware schuldige
niet aan het licht bracht, rees er uiteindelijk verzet tegen de pijn-
bank en verminderde in de loop van de 18e eeuw het gebruik
ervan. Meestal werd de pijnbank alleen nog als dreigement
gebruikt. In ons land werd de tortuur in 1798 afgeschaft. Op dat
moment was het besef doorgedrongen, dat een vonnis nooit
alleen mag zijn gebaseerd op een bekentenis.
(vervolg in volgende nummer)
Voor het laatst de paal in
door Th. H. Lutters
Begin 1991 is op de Lekdijk, bij het dorp Cabauw, het laatste stukje bovengronds elektriciteitsnet in de provincie Utrecht
gesloopt. Van die tijd af gaat de hele elektriciteitsvoorziening via kabels in de grond. Aan het in palen klimmen door de mon-
teurs was een eind gekomen.
Zelf heb ik dit werk een jaar of vijftien gedaan. De eerste
keer, dat ik in een paal moest klimmen, kan ik mij nog goed her-
inneren. Het was op de Utrechtseweg, toen nog Vleuten. Ik werk-
te nog bij het GEVU in Utrecht. De stroomvoorziening werd in
Vleuten tot 1957 door het GEVU verzorgd. Ik had storingsdienst
en moest voor een storing naar Vleuten. Nadat ik geconstateerd
had dat het huis in orde was, moest er dus iets in de paal zitten.
Het kon een kapotte zekering zijn of een losse draad. Ik had nog
nooit in een paal geklommen, maar de mensen moesten wel
geholpen worden. In de storingsauto waren wel een paar klim-
schaatsen aanwezig en ik moest het maar proberen om naar
boven te komen. Dat lukte me wel, maar ik vond het beslist niet
plezierig. Om bij de zekering te komen moest ik tussen de dra-
den in gaan. Tussen twee draden stond wel 380 volt. Nee, die eer-
ste keer was echt geen pretje, maar ik heb het toch geklaard.
Nadat de stroomvoorziening door de PUEM was overgeno-
men, ben ik ook overgegaan naar de PUEM. Daar had ik een
groot werkgebied: Vleuten, De Meem, IJsselstein, Lopik,
Montfoort en al de plaatsjes die er tussen Uggen. Hiervan waren
de meeste aansluitingen bovengronds. In die tijd beschikten we
nog niet over een auto maar kregen een Solex als vervoermiddel.
Mijn eerste klus voor de PUEM was een aansluiting maken
voor een nieuwe boerderij aan de Noordijsseldijk in IJsselstein.
Boven in de paal moest ik steunen met isolatoren aanbrengen.
Daarvoor moest ik, tussen de onder spanning staande draden.
-ocr page 9-
leren klimmen. Ik moest met een straatverlichtingsarmatuur,
ongeveer tien kilo zwaar en een kleine meter lang, op mijn
schouder de palen in klimmen, waarna het door een andere mon-
teur op de paal werd vastgeschroefd.
Ik heb dus wel een gedegen praktische opleiding gehad. Er is
mij nooit verteld hoe het allemaal moest, dat heb ik zelf maar
moeten uitzoeken, terwijl het werk niet van gevaar ontbloot is.
Het werk bestond uit het maken van nieuwe aansluitingen, oude
reviseren en het oplossen van storingen. Eens in de drie weken
had je een week storingsdienst en moest je thuis blijven. Bij een
storing moest je er met het brommertje op uit, weer of geen weer.
Het was geen pretje om, met je soms natte kleding, een paal in te
moeten en tussen de stroomdraden te moeten staan om een sto-
ring op te heffen. Je voelde de stroomprikkels in je nek en aan je
polsen, maar je wende eraan.
In het begin van de jaren zestig kregen we de beschikking
over een auto en zaten we bij regen tenminste droog en hoefden
we niet meer op een ladder uit, want die hadden we zelf bij ons,
maar palen klimmen bleef zolang het bovengrondse net er was.
Als het eens gestormd had was je soms de hele nacht op pad.
Omgewaaide palen en draden die door afgebroken takken waren
gebroken, moesten weer gerepareerd worden. Op een keer moest
ik, na een storm, mijn collega in Harmeien op gaan halen. Er
waren diverse storingsmeldingen binnengekomen. Toen ik de
Vleuterweideweg, voorbij de Prins Hendrikweg, opreed zag ik
de straatverlichting branden, echter niet op normale hoogte maar
in het weiland. Het hele net, tot aan 't Hoog, lag plat in het wei-
land. De spanning stond er nog op en daar er koeien in de wei lie-
pen moest ik snel zorgen dat de draden stroomloos werden. Er
was ook een melding gekomen dat er, op de Rijksstraatweg bij
Harmeien, draden op de weg lagen die vonkten. Daar weer vlug
naar toe voor er ongelukken konden gebeuren. Die nacht waren
we met zo'n twintig man op pad om de schade zo goed mogelijk
te herstellen en te zorgen dat iedereen weer van elektriciteit voor-
zien was. Nadat het bovengrondse net gesloopt was kwamen
zulke storingen niet meer voor.
Ondanks alle minder prettige dingen heb ik het werk altijd
met plezier gedaan. Vooral 's zomers was het prettig werken. Je
was veel in de buitenlucht. Ook de omgang met de klanten heb
ik als zeer positief ervaren. Ik kijk dan ook met veel genoegen
terug op mijn PUEM-tijd.
met een booromslag gaten in de paal boren en de steunen er in
draaien. Als je dat nooit eerder gedaan hebt is dat geen prettig
werk. Het klimmen had ik al gauw onder de knie. Maar om tus-
sen de stroomdraden te hangen had je een gordel met een stuk
touw eraan, watje om de paal sloeg en waar je dan in hing. Daar
moest je wel even aan wennen. In de gevel van de boerderij
moesten ook steunen met isolatoren komen. Daarvoor badje een
ladder nodig. Die kon je op de Solex niet meenemen, dus maar
proberen te lenen bij een boerderij. Dat lukte wel. Het waren van
die plukleren, die ze in een boom plaatsten om appels en peren te
plukken en die eigenlijk niet geschikt waren om tegen een muur
te plaatsen. Maar je moest het er maar mee doen. Nadat de steu-
nen waren aangebracht moest je de draden aanbrengen. In mijn
geval stond het net aan de andere zijde van de weg en moesten
de draden over de weg gespannen worden. Eerste werden de dra-
den, vijf in getal, op de steunen in het net bevestigd en dan vlug
met de draden de weg over en snel de ladder op, zodat het ver-
keer er niet tegenaan kon komen. Gelukkig was er in 1957 nog
niet zoveel verkeer als nu. Het zou nu bijna niet meer gaan om
alleen zo'n aansluiting te maken. Ik was blij dat ik mijn eerste
aansluiting tot een goed eind had gebracht.
Kort daarop moest er verlichting aangebracht worden op
Eiteren, langs een, toen nog, landweggetje in IJsselstein.
Normaal werd dat werk door een bouwploeg gedaan maar onze
chef vond dat wij dat zelf wel konden. Bij dit karwei heb ik goed
-ocr page 10-
10
Vleuten in de jaren 1914-1919
door Jules Braat
De dodelijke schoten, die op 28 juni 1914 in Sarajevo werden afgevuurd op aartshertog Frans Ferdinand van Oostenrijk en
zijn vrouw Sophie, waren aanleiding tot een wereldbrand die onder de naam 'Ie Wereldoorlog' de geschiedenis is ingegaan.
Binnen een maand na dit bloedige incident waren de Centralen (Duitsland, Oostenrijk en Hongarije) in oorlog met de
Geallieerden (Engeland, Frankrijk en Rusland). Later voegde zich nog een aantal andere landen bij de strijdende partijen,
zoals Italië, Japan, Turkije en de Verenigde Staten. In deze bijdrage worden de problemen geschetst waarvoor het gemeen-
tebestuur van Vleuten in de jaren 1914-1918 kwam te staan en van de maatregelen die werden genomen om daaraan het
hoofd te bieden.
Mobilisatie
Voor Nederland had deze oorlog ver-
strekkende gevolgen. Om ons land tegen
een inval te verdedigen en de neutraliteit te
handhaven werd op 31 juH 1914 de algeme-
ne mobilisatie van land en zeemacht afge-
kondigd. Talloze mannen moesten huis en
haard verwisselen voor kazerne, fort of
kampement. Daaronder waren ook verschil-
lende inwoners van Vleuten.
Vleuten was anno 1914 een rustig dorp
van ongeveer 1900 inwoners. Men was
veelal agrarisch georiënteerd met enkele
kleine bedrijven zoals aannemers, een hout-
zagerij, wagenmakerij en een 2 tal klompen-
makerijen. Het gemeentebestuur werd
gevormd door de burgemeester, twee wet-
houders, een gemeentesecretaris en enkele
ambtenaren. Deze kleine groep bestuurders
kreeg na afkondiging van de mobilisatie te
maken met een problematiek die zijn weer-
ga niet kende.
Allereerst was dat de opkomst van de
dienstplichtigen want hoe was in die dagen
de dienstplicht geregeld? Deze was geba-
seerd op de Militiewet van 1912, waarbij de
dienstplicht, ook wel militieplicht genoemd,
op zes jaar was gesteld waama men over-
ging naar de 'landweer'. Deze landweer
vormden een reserve die, in tijd van nood,
kon worden opgeroepen, maar dan nog miU-
tair geoefend moest worden.
Door de afkondiging van de mobilisatie
werden Vleutenaren die met groot verlof
waren in werkelijke dienst opgeroepen.
Daarvoor werden openbare kennisgevingen
aangeplakt, oproepingsbiljetten thuisbe-
zorgd en de gemeente liet de torenklok lui-
den. De rondbrengers van de oproepingsbil-
jetten kregen voor die klus een beloning van
75 cent en de klokkenluider 50 cent.
De mobilisatie trok diepe sporen in de
samenleving. Een aantal gedemobiliseerden
was kostwinner en had als zodanig recht op
aanvulling van de karige soldij. De kost-
G. Verlaan, geb. 17-01-1887 Kockengen (fotoarchief Hist. Ver.)
-ocr page 11-
11
winnersvergoeding varieerde van f. 1,- per dag voor een dienst-
plichtige bij de militie tot f. 2,- voor een landweerplichtige van
32 jaar en ouder De genoemde bedragen waren het maximum
wat uitbetaald werd.
Bij de toekenning van de kostwinnersvergoeding speelde de
gemeente een belangrijke rol, daar werd de aanvraag ingediend,
gecontroleerd en uitbetaald. De kosten werden bij het Rijk gede-
clareerd. Zonodig kortte de gemeente op de vergoeding. Zo werd
bijvoorbeeld van de landweerplichtige Tonen,wegens meerdere
inkomsten in het gezin, de vergoeding verlaagd van f. 1,- naar 72
cent per dag.
Omdat de Vleutense gemeentekas voor deze onvoorziene
betalingen ontoereikend was, verstrekte het Ministerie van
Financiën periodieke voorschotten. In Januari 1915 vroeg
Vleuten om een voorschot van f. 590,- want in die maand werd
aan militieplichtigen f. 264,30 en aan landweerplichtigen
f. 320,30 uitbetaald. Overigens werd tijdens de mobilisatie regel-
matig aan de rijksoverheid om een voorschot gevraagd.
Bij het Departement van Oorlog werd de uitbetaalde kost-
winnersvergoeding ook nog eens gecontroleerd. Soms was men
het daar niet met de gemeente eens, zoals bij de dienstplichtige
J. de Rooij, waarvan de vergoeding slechts gedeeltelijk werd
goedgekeurd. Men vond dat de toegekende vergoeding niet in de
juiste verhouding stond tot de kosten van levensonderhoud.
Voor de gemeente bracht de mobilisatie nog meer werk met
zich mee. Aan de Commissaris der Koningin werden inlichtingen
verstrekt voor het aanvragen van een vrijstelling voor bijvoor-
beeld spoorwegpersoneel. De militie- en landweerregisters
moesten door de gemeente worden bijgehouden, dienstplichtigen
worden opgeroepen en gedemobiliseerd. Dat laatste leverde nog
wel eens problemen op want bij het afzwaaien keken sommige
militairen wel eens te diep in het glaasje. Op 25 september 1916
werd door de gemeenteraad beslist, dat op demobilisatiedagen
alle 'vergunnings- en verlofslokaliteiten', populair gezegd de
cafés en drankwinkels, gesloten moesten zijn. Uitgelaten gedrag
was zo wie zo uit den boze.
De gemeenteraad besloot op 28 augustus 1914, wegens de
tijdsomstandigheden, de kermis niet door te laten gaan. Het was
een maatregel die verder tijdens de hele mobilisatie werd
gehandhaafd. Dat ging overigens niet zonder slag of stoot. In de
gemeenteraad werd op 25 augustus 1916 nog eens duchtig over
het fenomeen kermis gediscussieerd. Waarom moest in Vleuten
de kermis verboden worden terwijl in Utrecht de bioscoop en de
schouwburg stampvol zaten en overal muziek werd gehoord. De
plattelandsbevolking wilde ook wel eens vermaak. Na uitvoerige
beraadslaging werd niettemin besloten ook in 1916 in Vleuten
geen kermis toe te staan.
Om te voorkomen, dat de in augustus 1914 opgeroepen
dienstplichtigen tot in het oneindige moesten dienen, waren aan-
vullende maatregelen nodig. In 1916 werden landweerplichtigen
opgeroepen, die na oefening, de gedemobiliseerden sedert
Augustus 1914 gingen vervangen. Dat besluit zal op het gemeen-
tehuis van Vleuten de nodige zweetdruppels gekost hebben. Al
was het alleen maar door de in zware ambtelijke taal gestelde
brieven van het Departement van Oorlog en de Commissaris der
Koningin. Voor de hulp aan getroffenen van de mobilisatie werd
Linksboven: Luuk Verhoef geb. 07-02-1895 Haarzuilens, 2e rechtsboven: Huib van Kooten, geb. 02-02-1895 Haarzuilens,
rechtonder: Ko Goes geb. 03-02-1895 Vleuten (fotoarchief Hist. Ver.)
-ocr page 12-
12
op 10 augustus 1914 het Nationaal Steuncomité opgericht. Ook
met dit comité had de gemeente contact zoals voor het aanvragen
om extra verlof. Zo werd extra verlof aangevraagd voor slager
Ultee, die zijn vrouw in de slagerij wilde helpen en voor de
wagenmaker van Bommel in De Meem die tijdens de hooitijd
landbouwwerktuigen moest repareren. Ook voor H. J. de Jong
die een schildersbedrijf had en voor G. Verlaan, eigenaar van een
grote tuin met kassen, werd verlof geregeld. Deze mensen kon-
den moeilijk in hun bedrijf worden gemist.
Militaire schaden
Als gevolg van de mobilisatie werd de Nieuwe Hollandse
Waterlinie geactiveerd. Vleuten lag in het liniegebied, wat bete-
kende dat zonder vergunning geen hout mocht worden gekapt.
De gemeente vroeg ontheffing voor dat verbod, omdat de nor-
male werkzaamheden van de boeren en de tuinders werden
gehinderd. In het liniegebied gold ook een publicatieverbod voor
militaire activiteiten. Zonodig konden burgers worden gevorderd
voor hulp bij militaire werkzaamheden en er mochten zonder
vergunning geen woonwagens geplaatst worden.
Het leger maakte bij het vervoer veel gebruik van paarden die
zonodig bij de burgerij werden gevorderd. In Vleuten gebeurde
dat bij P.J van Dijk tot een bedrag van f. 500.- en bij C.
Rodenburg voor f. 400.- De gemeente bracht deze bedragen in
rekening bij de directeur van het Remontewezen.
Voor zover bekend waren in Vleuten geen militaire eenheden
gelegerd, wel werd men zo nu en dan met militaire activiteiten
opgezadeld. Op 15 september 1914 kwam een artillerie-eenheid
uit Harmeien het Haarpad inrijden. Op het land van H.J.van
Rooijen werd gedraaid, waardoor 9 klaverakkers werden bescha-
digd. De schade werd geschat op f. 35.- en via de gemeente bij
de commandant van de Ie Houwitserbatterij gedeclareerd. Die
had blijkbaar geen haast of geen geld want in septemberl915
werd hij door de gemeente aangemaand de kwestie eens te rege-
len. Van Rooijen had nog geen cent ontvangen, wel was in de
afgelopen periode een sergeant langs geweest om te vragen of hij
met f. 15.- genoegen wilde nemen. Ook smid Niessen leed scha-
de. Bij hem werden tijdens inkwartiering paarden aan een balie
vastgezet, die daardoor werd beschadigd De gemeente meldde
dit voorval aan de commandant van het 2e Regiment
Veldartillerie.
Vluchtelingen
Aanvankelijk had de oorlog een snel verloop. In het westen
namen Duitse troepen op 9 oktober 1914 Antwerpen in. Talloze
Belgen weken uit naar Nederland en ook in Vleuten kwamen een
aantal van hen terecht (63). 's Nachts werden zij ondergebracht
in 2 stallen, overdag in een timmermanswerkplaats waarvan de
eigenaar onder de wapenen was. Daarin kon niet worden gekookt
maar de buurvrouw bood voor f, 1,50 per dag haar keuken en
keukengerei aan, een geste waarvan dankbaar gebruik werd
gemaakt.
De Belgen bleven niet lang in Vleuten want medio oktober
1914 stond de Duitse bezetter van België de terugkeer van de
vluchtelingen toe. De Commissaris der Koningin stuurde op 17
oktober 1914 een telegram aan Vleuten met de mededeling dat
de regering de terugkeer van de vluchtelingen bevorderde.
Niemand werd gedwongen, maar zachte drang was, mijn inziens
terecht, toegestaan.
Utrecht werd als verzamelpunt voor de "Vleutense" Belgen
aangewezen en vandaar uit vertrok dagelijks een trein richting
België. Zonder problemen hadden de Belgen eind 1914 Vleuten
verlaten. Hongerstaking of andere ongeregeldheden deden zich
niet voor. Vleuten kon de kosten van de opvang bij het rijk decla-
reren. Na de oorlog werden de door de vluchtelingen achtergela-
ten eigendommen in het openbaar verkocht.
Ook de gemeenteraad had zich over het vluchtelingenpro-
bleem gebogen. In de zitting van 20 oktober 1914 kwam een
voorstel aan de orde om voor de voeding van de Belgische vluch-
telingen f 500.- als voorschot ter beschikking te stellen hetgeen
met algemene stemmen werd aangenomen. Kleding en huisves-
ting zouden door particuliere instanties worden verzorgd. Ook op
18 maart 1915 stond dit onderwerp op de agenda. Toen werd
gesproken over de dekking van het tekort op de vluchtelingen-
opvang voor een bedrag van f. 8,68. Na enige discussie, ook toen
waren er kritische geluiden, werd besloten dit voor eigen reke-
ning te nemen.
Tegen het einde van de oorlog waren er in Vleuten nog enke-
le Belgische geïnterneerden ondergebracht. Het ging om militai-
ren die in Nederland terecht waren gekomen en waren ontwa-
pend. Zonodig vroeg de gemeente voor hen uniformkleding aan
bij het Centraal Magazijn voor Militaire kleding in Amsterdam.
Voedsel- en brandstofvoorziening
Direct na afkondiging van de mobilisatie vreesde de overheid
prijsopdrijving en vasthouden van goederen. De burgemeester
van Vleuten deelde op 13 augustus 1914 aan de Commissaris der
Koningin mee dat zulke praktijken in Vleuten niet voorkwamen.
Toch was er alles aan gelegen om een eerlijke verdeling van goe-
deren en voedsel onder de bevolking te waarborgen. Dat was
geen eenvoudige zaak. Nederland lag midden tussen de strijden-
de partijen. Om te voorkomen dat Duitsland via Nederland goe-
deren zou importeren, werden de Nederlandse schepen streng
door de geallieerden gecontroleerd. De import van graan werd
daardoor steeds moeilijker en de broodvoorziening liep gevaar.
Burgemeester en Wethouders van Vleuten waren genoodzaakt
een regeling vast te stellen voor het verkrijgen van ongebuild dat
wil zeggen ongezeefd tarwebrood. Graanhandelaar van de
Nieuwendijk te Veldhuizen was bereid tarwe te malen, het meel
op te slaan en bij bakkers te bezorgen voor 70 cent per 100 kilo.
Tijdens de mobilisatie bestelde de gemeente regelmatig rege-
ringsmeel bij het Rijksbureau voor de Distributie van Graan,
meestal werd dat geleverd door De Korenschoof te Utrecht.
Enkele voorbeelden: op 17 juni 1915 werd 3000, op 13 juH1915
werd 12000 en op 21 augustus 1915 werd 16000 kilogram gele-
verd. Omdat de gemeente krap bij kas zat, vroeg zij de minister
om toestemming het meel te betalen als het geld van de bakkers
ontvangen was.
Ook bij de vleesvoorziening trad het gemeentebestuur rege-
lend op. Regelmatig vroeg het aan het 'Bureau tot regeling van
de Afzet van Varkensvleesch' om een varken van ongeveerlOO
kilo. Hiervan werden de delen tegen de volgende prijzen ver-
kocht: ongesmolten reuzel 55 cent, vers spek 50 cent en magere
lappen 60 cent per kilo, daar kan Dirkson niet tegen concurreren!
Ook voor melk, de witte motor, waren maatregelen nodig om
levering aan particulieren te waarborgen. Toen echter de kaas-
prijs begon te stijgen, weigerde een Vleutense melkleverancier
nog langer te leveren omdat melk omzetten in kaas immers meer
opleverde. Het gemeentebestuur vroeg in septemberl916 aan de
Minister van Landbouw toestemming zonodig melk te vorderen.
Een regeling voor zieken, zwakken en kinderen om tegen lagere
prijs melk te kopen, liep uit de hand. Er werd zoveel gebruik van
-ocr page 13-
13
Bij nadering van de winter 1915/1916 begon ook de kolen-
voorziening zorgen te baren. In September 1915 informeerde het
gemeentebestuur bij het Nationaal Steuncomité naar de moge-
lijkheid om tegen billijke prijs antraciet en eierkolen te leveren
aan Vleuten. Het resultaat was een levering van 20 ton kolen aan
de gemeente en 10 ton aan de Nederlands Hervormde Diaconie
tegen de prijs van f. 14.-per ton. Door die levering kon de ergste
nood bestreden worden, maar in de winter van 1916 op 1917
waren er weer problemen, mede omdat die winter zo streng was.
Het gemeentebestuur zag zich genoodzaakt wegens kolengebrek
de school te sluiten en de straatveriichting op " halve kracht" te
laten branden.
Zelfs breien hield de gemoederen van Burgemeester en
Wethouders bezig. In November 1917 besloten zij een partij sajet
aan te kopen en die onder de bevolking te distribueren.
Een apart probleem vormde de petroleum. Die werd veel
gebruikt voor een petroleumstel om op te koken en werd voor
verlichting gebruikt. De regering hield de petroleum buiten de
distributie waardoor de prijs steeg tot het vijfvoudige.
Burgemeester en Wethouders van Soest stuurden in oktoberI917
een rekest naar het Ministerie van Landbouw met het verzoek om
prijsverlaging of distributie van de petroleum. Burgemeester en
Wethouders van Vleuten ondersteunden dat rekest maar het haal-
de niets uit. Op 2 november 1917 kwam de kwestie in de
gemeenteraad aan de orde. De voors en tegens van een toeslag op
de petroleumprijs werden uitvoerig besproken. Een toeslag van
20 cent per liter voor ieder gezin zou de gemeente 6000 tot 7000
gulden per jaar kosten, een bedrag dat de inwoners via verhoging
van de hoofdelijke omslag weer zouden moeten ophoesten.
Omdat de in Nederland aanwezige voorraad petroleum waar-
schijnlijk maar toereikend was tot het voorjaar 1918 voelde de
raad niet veel voor een regeling. Besloten werd het verlenen van
een petroleumtoeslag aan te houden. Wie toen over elektriciteit
beschikte zat gebeiteld! Dat zal ook de reden geweest zijn waar-
om schoolhoofd van Gisbergen in april 1917 verzocht zijn
woning aan te sluiten op het elektriciteitsnet.
Dagelijks leven
Ondanks de problemen ging het gewone leven door. Bij de
gemeente kwamen nog steeds de gebruikelijke verzoeken binnen
voor een visakte, drank - of bouwvergunning, voor het vangen
van mollen etcetera. De raadzaal en de benedenverdieping van de
onderwijzerswoning kregen een nieuw behangetje.
Ook de collectebussen rammelde nog steeds. In januari 1916
werd met name het Zuiderzeegebied geteisterd door watersnood.
Een collecte voor de slachtoffers leverde in Vleuten /Haarzuilens
f. 773.- op, W4t een uitstekend resultaat was. Ook werd jaarlijks
gecollecteerd voor het fonds tot aanmoediging en ondersteuning
van den bewapenden dienst in de Nederlanden, waarvan de
opbrengst bestemd was voor invalide en zieke militairen.
Distributie
Vanaf 1916 werd de toestand steeds nijpender. Schepen met
graan, bestemd voor Nederland werden in Engelse havens vast-
gehouden, waardoor de broodvoorziening in gevaar kwam. Er
moest iets gebeuren! De regering zag zich genoodzaakt tot een
maatregel, die hiervoor in zekere zin al aan de orde is geweest,
namelijk de distributie van levensmiddelen, brandstof en bepaal-
de huishoudelijke artikelen. De distributiewet van 1916 kwam er
kortweg gezegd op neer, dat de regering beslag legde op voor-
raden en die, tegen inlevering van bonnen, tegen verminderde
gemaakt dat het de gemeente te veel geld dreigde te gaan kosten.
Burgemeester en Wethouders besloten daarom op 23 oktober
1917 de melk tegen gereduceerde prijs alleen nog te verstrekken
PRIJZEN VAN WAREN
Regeeringsbrood (by verkoop op
broodkaart).....
Tarwewaterbrood (gebuild)
Tarwewaterbrood (gebuild) (gebakken
onder Rabbinaal toezicht)
Tarwebrood (ongebuild; bruinbrood)
Roggebrood.....
KqKnngstarwemeel (by verkoop op
üiZelkaart).....
Tarwebloem (gebuild inlandsch)
Tarwemeel (ongebuild)
Boter......
Vdvette Mei-, Zomer-, Goudsche en
•* Ëdaaimer kaas met Rüksmerk ')
Volvette Mei-, Zomei^, Croudsche en
Hdanfinét KaSï"^. ~"." \'
per K.G. f Ó. IZj
V , - ó. Zj^
Jl          »
C.2X)
, V. K.G. - Ü. IP2^
» j» »
Volvette September-, Octoberkaas
•met Rüksmerk ') .
Volvette September-, Octoberkaas ')
Mei-, Zomerkaas (40 -j-) (Edammer
en Goudsch model) ') .
September-, Octoberkaas (40 +)
"tfi^ammer en Goudsch model) ')
•Vflimte jonge Goudsche en Edammer
kaas met Rijksmerk ')
Volvette jonge Goudsche en Edammer
kaas *)......
Jonge kaas (40 +) (Edammer en
Goudsch model) ')
Jonge kaas (30 +) ■ (Edammer en
Goudsch model) ') . . .
Jonge kaas (20 +) (Edammer en
Goudsch model) ') . . .
Jonge magere kaas (Edammer en
Goudsch model) ') . . .
Komynekaas, in Leidsch of Delftsch
model, met ten minste 12 pet vel
in de droge stof ') . . .
Nagelkaas ').....
Tt n it
0.Z^
» » »
') D«xe prtjzeo zgn niet van toepassing op room- en lunchkaaa en kaas bereid onder
Rabbinaal toezicht
Onder kaas, gemerkt 40+, 30+ of 20+, wordt verstaan kaas, welke respectievelfik
40 Pet. of meer. 30 Pet of meer of 20 Pet of meer vet in de droge stuf bevat
aan hen die niet in de hoofdelijke omslag waren aangeslagen.
Ter ondersteuning van de voedselvoorziening stelde de
gemeente in 1917 grond ter beschikking aan kleine verbouwers
waarop zij gewassen konden telen. Ook werden de inwoners aan-
gespoord voedselgewassen te verbouwen op straffe van uitslui-
ting van de ontvangst van regeringsgoederen. Later ging de
gemeente nog een stap verder en nam grond in eigen exploitatie.
Op 22 april 1918 machtigde de gemeenteraad Burgemeester en
Wethouders tot het huren van 4 ha weiland achter hofstede Groot
Zand voor f. 500,- per ha weiland en aan de Alendorperweg
tegen 70 cent per Rijnlandsche roede. Na scheuren (omploegen)
werden de 4 hectare bepoot met aardappelen, de 2 hectare met
bmine bonen.
-ocr page 14-
14
prijs aan de burgers ter beschikking stelde. Met de invoering van
de regeling werden de gemeenten belast. De verliezen die als
gevolg van de distributie geleden werden, kwamen voor 90 pro-
cent ten laste van het Rijk. Op 26 september vergaderden
Burgemeester en Wethouders van Vleuten over de distributie.
Besloten werd de raad voor te stellen naar bevinding van zaken
te handelen en voor de extra kosten een blanco krediet toe te
staan.
Op 1 oktober 1916 werd voor Vleuten, Haarzuilens en
Oudenrijn een levensmiddelenbedrijf opgericht. De heer J.K.
Niekerk uit Utrecht werd daarvan directeur tegen een salaris van
f. 480.- per jaar. Ten behoeve van de gemeente moest hij een
borgstelling verstrekken van f. 1000,-, die echter werd overgeno-
men door de Nederlandsche Maatschappij van Zekerstelling
voor Ambtenaren en Beambten te Amsterdam. Zijn bevoegdhe-
den en taken waren nauwkeurig omschreven in de Verordening
op het beheer van het Levensmiddelenbedrijf. Een keer per kwar-
taal was er kascontrole, de eerste op 29 december 1916.
Burgemeester Verder, de wethouders van Bijleveld en van
Rooijen en secretaris van Zoeren telden toen nauwkeurig het kas-
geld na. Er waren bankbiljetten, zilvergeld en pasmunt met een
totaalbedrag van f. 2403,05. Daarna werden de boeken gecontro-
leerd, alle posten geparafeerd, de kwitanties en de uitgaven door-
genomen. Nadat alles in orde bevonden was, werd proces-ver-
baal opgemaakt. Of toen een goede sigaar opgestoken werd, ver-
meldt de historie niet.
Het distributiegebeuren had voor de Vleutense gemeentebe-
groting de nodige gevolgen en over 1917 werden de kosten ervan
geraamd op f. 3000,- Daarvan drukte f. 600,.- op de begroting
voor 1917. De rest werd gedekt door een geldlening van
f.2400,.- af te lossen in 4 termijnen van ï. 600,.-. Aangezien de
kosten in de praktijk hoger uitvielen moest extra worden geleend.
Burgemeester en Wethouders vroegen herhaaldelijk toestem-
ming aan Gedeputeerde Staten tot het aangaan van een geldle-
ning zoals op 24 oktober 1917 een bedrag van f. 1500,.- en op 4
November 1917 werd f. 4300,.- geleend.
Vrij kort na zijn benoeming, op 29 Januari 1917, vroeg direc-
teur Niekerk al om salarisverhoging. Hij motiveerde die door te
wijzen op zijn sterk toegenomen werkzaamheden omdat de aan-
koop van gerst, haver en zaaigoed voor de landbouw ook onder
hem ressorteerde.
Zijn verzoek werd nog diezelfde dag in de gemeenteraad
behandeld. Het werd billijk geacht het salaris van Niekerk te ver-
hogen tot f. 720,- per jaar. Haarzuilens en Oudenrijn zouden
daaraan elk f. 120,- bijdragen. Aldus werd besloten. Op 1 sep-
temberl917 werd aan Niekerk nog eens een salarisverhoging van
f 10,- toegekend.
De voorziening van levensmiddelen had in de Vleutense
gemeenteraad de volle aandacht. Uit de notulen kan geconclu-
deerd worden dat het sommige raadsleden niet lekker zat dat de
gemeente Oudenrijn mee profiteerde van het levensmiddelenbe-
drijf Vleuten. Men wilde van die gemeente ook een flinke bij-
drage in de kosten. De voorzitter wees er in de zitting van 29
januari 1917 op dat Oudenrijn en Haarzuilens al naar rato van het
aantal inwoners bijdroegen. Toch was de ontevredenheid niet
weggenomen. In de raadszitting van 8 juni 1917 werd opnieuw
kritiek geleverd op Oudenrijn. De reden daarvoor was dat daar
begin Juni 1917 bij een winkelier nog 100 pond havermout in
voorraad was terwijl op dezelfde dag in de wijk de Meem van de
gemeente Vleuten niets meer te koop was. Scherpe woorden
werden geuit aan het adres van de burgemeester van Oudenrijn,
die men beschuldigde van beïnvloeding. Burgemeester Verder
beloofde een onderzoek in te stellen. Op 30 juli 1917 stond de
kwestie weer op de rol. Het raadslid dat de kritiek had geuit,
zwakte zijn woorden enigszins af en verklaarde dat zijn woorden
niet op de burgemeester van Oudenrijn persoonlijk gericht
waren.
Naast het kritisch volgen van de distributie werden in de raad
ook vragen gesteld over de in Vleuten aanwezige voorraad rijst
en over de kolenvoorziening. Op 2 november 1917 werd beslo-
ten tot een reservevoorraad aardappelen van 30 ton.
Loon- en prijsstijgingen
Hiervoor is de salarisverhoging van directeur Niekerk aan de
orde geweest. Het was niet het enige verzoek aan de gemeente.
Ook de gemeenteveldwachter, de klokkenluider, de vuilnisopha-
ler en de schoolschoonmaaksters vroegen om meer loon. Zelfs de
kranten mengden zich in het koor. De Stichtse Post en Het
Centrum vroegen vergoeding voor het tot dusver gratis plaatsen
van distributieberichten waarvoor f. 50,- per krant per jaar werd
uitgetrokken. Hierbij kwamen ook nog de prijsstijgingen voor
brandstof, drukwerk, papier en verfwaren. Op een gegeven
moment was de gemeente zelfs genoodzaakt om de vervanging
van laarzen voor het brandweerpersoneel wegens te sterk geste-
gen prijzen uit te stellen.
Om toch over dringend noodzakelijke geldmiddelen te
beschikken, werd de hoofdelijke omslag verhoogd. Dat leverde
een aantal bezwaarschriften op. Een aannemer klaagde over de
situatie in de bouw, een ander over het niet uitbetalen van
Russische fondsen, of over grote verliezen in de varkenshandel.
Besmettelijl<e ziekten
Tegen het eind van de oorlog werd de toestand hachelijk, de
bevolking leed gebrek en tot overmaat van ramp nam het aantal
besmettelijke ziekten toe In 1916 was er sprake van 2, in 1917
van 3, in 1918 steeg het aantal naar 12 om in 1919 een piek te
bereiken met 33 zieken. Hiervan waren 27 gevallen van typheu-
ze koorts , 5 difterie en 1 roodvonk. Ook heerste de beruchte
Spaanse griep. Het provinciebestuur riep op tot hygiënische
maatregelen en waarschuwde tegen volksophopingen zoals ker-
missen.
Einde oorlog en burgerwacht
Gelukkig was het einde van de oorlog in zicht. Op 11 novem-
ber 1918 werd te Compiègne in Frankrijk een wapenstilstand
overeengekomen. Enkele weken daarvoor waren onder de
Nederlandse troepen in de Harskamp ongeregeldheden uitgebro-
ken, de soldaten klaagden over het eten maar ze waren in wezen
mobilisatiemoe.
Sociaal-democraten en arbeidersbewegingen roerden zich
duchtig. De regering vreesde sociale onrust en bevorderde de
oprichting van burgerwachten ter ondersteuning van het wettig
gezag. In januari 1919 werd ook in Vleuten zo'n organisatie
opgericht en op 16 Juni daaropvolgend machtigde de raad het
college van Burgemeester en Wethouders om daaraan de nodige
financiële steun te verlenen. Eind april was de sterkte van de
Vleutense burgerwacht 100 man en die van de Meem 50 man.
Met de bewapening en uitmsting wilde het niet erg vlotten. In
mei/juni 1919 verzocht de gemeente diverse instanties om leve-
ring van geweren, revolvers, patronen, wapenolie, etcetera, maar
de levering verliep traag. Een reden daarvan kan zijn dat in het
hele land burgerwachten bevoorraad moesten worden. Het is ook
-ocr page 15-
15
M-.-^r/......
ii^dmïm,
öé a'ta^e ^%i
Uittreksel.
tmaeó ■uan
(S'Uz
'T
@/ya^^<^^z<(, en-z-.j en^., en'H,
Beschikkende op de verzoekschriften, ter bekoming van erkenning
van de daarin genoemde, voor minder dan dertig jaren aangegane,
vereenigingen door goedkeuring van hare daarbij overgelegde statuten;
Oelet op de voorschriften der wet van 22 April 1855 (Staatsblad
N°. 32) in het algemeen en op art. 6, tweede lid, dier wet in het bijzonder:
Op de voordracht van Onzen Minister van Justitie van den
,f^ ..-^idt. ƒ.e^v-^^w /f/f^ 1' Afdeeling B, N». ^5^-£7A'
HEBBEN GOEDGEVONDEN EN VERSTAAN;
de overgelegde Statuten der navolgende vereenigingen goed te keuren
en deze vereenigingen mitsdien te erkennen; te weten:
la. enz.
13e. de vereenlging: "De Vleutenaciie Burger^vaoM ".geres
tlfll te Vleuten:
XM-e, enz.
Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluite
—iuL^ >C*-t^ ^ den L fc'fe^ié-^^«<-Xe/191i^ .
(get.) WILHELMINA.
De Minister van Justitie,
Overeenkomstig het oorspronkelijke,
De Secretaris-Generaal bij het Departement van Justitie,
mogelijk dat de instanties, die uitrusting moesten leveren, het
gevraagde liever onder zich hielden om te voorkomen dat het in
verkeerde handen zou vallen. Uiteindelijk lukte het de Vleutense
burgerwacht ( goedgekeurd bij Koninklijk Besluit van 2
September 1919) te bewapenen met 50 geweren, 50 karabijnen
en 2 kisten patronen. Een deel daarvan werd opgeslagen in het
gemeentehuis en een ander deel in de R.K. pastorie. De grendels
waren uit de wapens genomen en werden bewaard in het slaap-
vertrek van de verzorger. De Vleutense en de Meemse burger-
wacht is nooit ingezet bij de bestrijding van revolutionaire bewe-
gingen omdat daar in Vleuten geen voedingsbodem voor was.
Vrij snel na de wapenstilstand van 1918 begon de demobili-
satie van de Nederlandse strijdkrachten. Ook de Vleutense mili-
tairen zwaaiden af en zochten hun werkgevers weer op. De dis-
tributiemaatregelen werden geleidelijk ingetrokken en op
1 augustus 1919 werd het personeel van het Levensmiddelen-
bedrijf ontslagen. Eén ambtenaar was nog enkele uren per dag
belast met de afhandelen van lopende zaken. Schaarste aan goe-
deren en voedsel nam langzamerhand af. Het normale leven her-
stelde zich. Vleuten had een aantal moeilijke jaren achter de rug,
jaren waarin bevojking en bestuur flink op de proef werden
gesteld.
Bronnen:
Gemeentearchief Vleuten
Gemeentearchief Harmeien
Literatuur;
Kors: 't is plicht dat iedere jongen
Mr.Dr.C. Smit: Nederland in de eerste wereldoorlog
Prof.Dr.L.G.J. Verbeme: Geschiedenis van Nederland in de jaren
1850-1925
-ocr page 16-
16
Onze straatnamen, oorsprong en betekenis (7)
door J.H.P. Heesters
Toen op 1 januari 1954 de grenswijziging van de voormalige gemeenten Haarzuilens, Vleuten, Veldhuizen en Oudenrijn had
plaatsgevonden, kon de nieuwe gemeente Vleuten-De Meern uitbreidingsplannen gaan ontwikkelen. Eén daarvan was
De Meern-zuid dat in 1963 aan de gemeenteraad, in onderdelen, is gepresenteerd.
Uitbreidingsplan De IMeern-zuid
Het plan omvatte het gebied dat liep vanaf de Rijksstraatweg
tot aan de Rijksweg A12 van Utrecht naar Den Haag. Aan de
oostzijde werd het plan begrensd door een bebouwingsstrook ten
oosten van de Meentweg en aan de westzijde door een bunga-
lowstrook ten westen van de Marelaan. In het voorstel viel het
uitbreidingsplan in twee delen uiteen. Het gedeelte aan de oost-
zijde van de Meemdijk werd het plan 'Oudenrijn' en aan de west-
zijde het plan 'Veldhuizen' genoemd. De benaming van beide
plannen had ongetwijfeld te maken met de opgeheven gemeen-
ten in 1954. Het is opmerkelijk dat nu voor de nieuwe
Vinexlocatie in de richting Harmeien ook weer voor de wijk-
naam Veldhuizen is gekozen, terwijl deze naam al eerder in de
gemeentelijke stukken wordt genoemd.
De eerste en oudste wijk Veldhuizen wordt nu in het noorden
begrensd door de Rijksstraatweg en in het zuiden door het
Zuiderplantsoen. De begrenzing in westelijke richting wordt
gevormd door de Marelaan en in oostelijke richting door de
Meemdijk. Binnen de grenzen van deze wijk liggen elf straten
die in dit artikel aan de orde komen. Twee straten hebben betrek-
king op huis Nyevelt terwijl er zes zijn genoemd naar bewoners
daarvan. Op voorstel van Burgemeester en Wethouders heeft de
gemeenteraad, mogelijk onbewust, emancipatorisch gekozen
voor vijf echtgenotes van de bezitters van Nyevelt.
Nijenrodelaan.
Omdat zowel in Vleuten als in de wijk Veldhuizen een
(Koningin) Julianalaan was genoemd, besloot de gemeenteraad
op 14 januari 1954 een straatnaamwijziging door te voeren. Voor
de Koningin Julianalaan in De Meern werd toen de naam
Veldhuizenlaan vastgesteld. Tevens is toen ook de nummering
van de woningen gewijzigd. In het genoemde raadsbesluit wordt
als argumentatie voor de Veldhuizenlaan genoemd dat daardoor
de naam van de vroegere gemeente Veldhuizen voor het na-
geslacht bewaard zou blijven'.
Uit raadsbesluiten blijkt dat de Veldhuizenlaan op 24 augus-
tus 1959 opnieuw is benoemdl Dit had te maken met de
naamgeving van de Van Zuylenstraat en Van Nijenrodelaan.
Woonhuizen in de Ten Veldestraat.
Ten Veldestraat
De naam Ten Velde dateert al uit de 13e eeuw. In de
'Hedendaagsche Historie of Tegenwoordige Staat van Alle
Volken' uit 1772 is te lezen: 'Men vindt in deeze Heerlykheid
(Veldhuizen) een weinig bezuiden den Ryn en een kwartier uurs
ten westen van 't Dorp Meeren, de Ridder-Hoffstad het Huis te
Nyveld, in voorgaande tyden Velde geheeten en al voor het jaar
1200 door een Heer uit het Geslachte van Velde gestigt en beze-
ten'.
Vermoedelijk was oudtijds Van Velde de bewoner van het
huis Nyevelt wat daama aan de Van Zuijlens is gekomen.
Deze vermoedelijke eerste bewoner was voor de gemeente-
raad aanleiding om op 24 augustus 1959 deze benaming in het
stratenplan op te nemenl
Gezicht op het Huis in Veldhuizen. Tekening van L.P. Serrurier
1729.
Veldhiuizenlaan
Vóór de grenswijziging van 1 januari 1954 heette deze straat
de Koningin Julianalaan en was toen anders gesitueerd dan op dit
moment. De toenmalige laan liep in het noorden in oostelijke
richting tot aan de Meemdijk wat nu een klein gedeelte is van
de Van Zuylenstraat. In het zuiden liep deze laan ook in ooste-
lijke richting door naar de Meemdijk en heet nu de Van
-ocr page 17-
17
Mabeliastraat
Van oorsprong heette deze straat in de volksmond het
Aardappelpad omdat op het veld, gelegen aan dit pad, aardappels
werden verbouwd.
Voordat dit pad tot straat benoemd zou worden, is er in de
gemeenteraad veel over te doen geweest. Op 28 oktober 1958
stond de wijziging van de naam Aardappelpad op de agenda. De
gemeenteraadsleden konden het over een nieuwe naam niet eens
worden en op 23 december 1958 werd de naamgeving weer
geagendeerd. In principe werd men het eens om de oude naam te
veranderen. Het zat enkele raadsleden nogal hoog want tijdens de
raadsvergadering van 19 maart 1959 wezen zij een wijziging van
de benaming af. De argumentatie hiervoor was dat een naamwij-
ziging kosten voor de bewoners met zich meebracht. Uiteindelijk
besloot de gemeenteraad, met tegenstemmen, op 24 augustus
1959 de naam Aardappelpad te wijzen in Mabeliastraaf*. Mabelia
was de echtgenote van de eerste bezitter van Nyevelt, Steven van
Zuylen naar wie de Van Zuylenstraat genoemd is. Uit hun huwe-
lijk is hun zoon Jacob geboren die in het huwelijk trad met
Christina Peters Utenham. Omdat beide namen al vereeuwigd
waren, kon aan hen geen straatnaam worden gegeven.
Toch zat het besluit van de naamswijziging bij sommige
raadsleden erg hoog. Tijdens een erg rumoerige vergadering van
20 december 1963 kwamen weer enkele wijzigingen van straat-
namen aan de orde. Raadsleden die in 1959, in verband met de
kosten voor de bewoners, tegen de naamswijziging van het
Aardappelpad gestemd hadden, stemde nu voor. Op een niet te
misdane wijze werden zij hier toen aan herinnerde
Van Heemskerklaan
Deze laan is genoemd naar Agnes van Heemskerk, de vrouw
van Steven van Zuylen die in 1403 overleed. Steven was de
derde generatie en zoon van Jacob van Zuylen en Christina
Peters Utenham. Van deze Agnes zijn weinig gegevens beschik-
baar. Wel is bekend dat zij het leven schonk aan vier kinderen.
Deze kregen de namen Jacob, Margriet, Hendrik en Willem. Op
24 augustus 1959 besloot de gemeenteraad een straat naar haar te
noemen*.
Nyeveltstraat
Over de ridderhofstad Nyevelt is veel bekend en in de oude
wijk Veldhuizen is deze door een straatnaam voor het nageslacht
bewaard gebleven. In 'Hedendaagsche Historie of Tegen-
woordige Staat van Alle Volken' uit 1772 is hierover te lezen:
'Huis Nyevelt heette vóór 1200 'Velde' en was toen reeds een
adelyk huis. Doch in de jaare 1356 werdt het door Jan van
Egmond, Veldmaarschalk van Willem van Beieren, Graave van
Holland, den Eigenaar Steven van Nieuwenvelde ontweldigd en
verwoest. Die van 't geslacht van Zuilen hertimmerden het
vervolgens en, tot een teken van de gedaane vemieuwinge,
wilden zy het Nyveld genoemd hebben om daar door te kennen
te geeven dat het oude Velde vernieuwd was. Naar dit Huis lieten
ook de Nazaaten van het gemelde geslacht zig Zuilen van Nyveld
noemen'.
Het woord Nyevelt betekent dus dat de oude ridderhofstad
verbouwd en vernieuwd was en daarom werd het 'Nieuw-veld of
Nyevelt' genoemd. De latere ridderhofstad Nyevelt was voor het
gemeentebestuur aanleiding om op 29 april 1958 hier een straat
naar te benoemend
In een later raadsbesluit wordt vermeld dat de Nyeveltstraat
een nieuw aan te leggen zijstraat is van de Veldhuizenlaan. In de
huidige situatie klopt dit niet meer. Men moet daarbij wel beden-
ken dat het deel van de van Zuylenstraat vanaf de Veldhuizenlaan
tot aan de Meerndijk en ook het deel van de Nijenrodelaan tot de
Meerndijk tot 24 augustus 1959 nog Veldhuizenlaan werd
genoemd.
Van Zuylenstraat
Voortbordurend op de historische namen Velde en Nyevelt
werd voor een aantal straatnamen consequent gezocht naar
namen van bezitters en familieleden van de ridderhofstad
Nyevelt. De eerst bekende bezitter in 1299 was de ridder Steven
van Zuylen. In 1311 werd hij door de deken van St. Jan beleend
met 26 morgen bouwland.
Waarschijnlijk omdat hij de eerst bekende bezitter van de rid-
derhofstad Nyevelt was, besloot de gemeenteraad op 24 augus-
tus 1959 een straatnaam naar hem het noemen'.
Van Nijenrodelaan
Evenals Agnes van Heemskerk
was Elisabeth van Nijenrode een
echtgenote van een van de Van
Zuylens. Zij was een dochter van
Gysbert van Nijenrode en Belia van
Leyenburg. Nadat haar man Jacob in
1418 overleed, werd zij beleend met
Hoevelaken. Uit haar tweede huwe-
lijk zijn zeven kinderen geboren. Zij
kregen de namen Steven, Gysbert,
Hendrik, Willen, Gysberta, Belijde
en Horstina.
Op 24 augustus 1959 besloot de
gemeenteraad naar deze derde
vrouw van de familie Van Zuylen
een straat te noemen'.
Van Montfoortstraat
Oeda van Montfoort was een
dochter van Burggrave van
Mabeliastraat vanuit het westen met op de achtergrond de Meerndijk en links het aardappelveld. Montfoort en Cunegonda van
-ocr page 18-
18
Zuiderplantsoen
Over de naamge-
ving van dit zuidelijk-
ste deel van de oudste
wijk Veldhuizen kan
men alleen maar gis-
sen. Mogelijk is deze
naam door de volks-
mond ontstaan omdat
het een klein stukje
groen was in het zui-
delijkste gedeelte van
deze wijk. In het
gemeentearchief zijn
geen gegevens en
geen raadsbesluit van
deze naam te vinden.
Meerndijk en Van Nijenrodelaan in 1951.
Bronkhorst. Zij trouwde met de zesde bezitter van Nyevelt,
Jacob van Zuylen. Over haar leven is weinig bekend en ook is
geen raadsbesluit van haar straatnaam te vinden. Bekend is wel
dat zij een kinderrijk huwelijk heeft gehad. Zij schonk het leven
aan elf kinderen. Deze kregen de namen Steven, Johan, Hendrik,
Gerard, Sweden, Otto, Steven2, ook wel de jonge Steven
genoemd, Lysbeth, Barbara, Heywich en Johanna.
Walravestraat
De vijfde vrouw van de familie van Zuylen waarnaar een
straat is genoemd, is Walrave van Broekhuysen. Omdat van deze
straat geen raadsbesluit bekend is, kan ook niet vermeld worden
waarom van deze vrouw de voornaam als straatnaam is gekozen.
Als de gemeenteraad consequent in de naamgeving was geweest,
had men deze de Van Broekhuysenstraat genoemd. Walrave van
Broekhuysen was een dochter van Reinier van Broekhuysen en
Ermgard van Groesbeeck. Zij was echtgenote van Steven van
Zuylen de zevende generatie van de bezitters van de ridderhof-
stad Nyevelt. Uit hun huwelijk zijn de zoon Frans en de dochter
Oda geboren. Van hun vader is bekend dat hij een van de voor-
naamste aanvoerders is geweest van de Hoekse partij en dat hij
meedeed aan alle expedities tegen de Kabeljauwen. Deze perio-
de is in de geschiedenis bekend als de tijd van de Hoekse en
Kabeljauwse twisten die van het midden van de 14e tot eind 15e
eeuw hebben plaatsgevonden. Steven van Zuylen overleed in
1506.
Marelaan *.; .
De naam Mare komt in het dorp De Meem meerdere keren
voor. Zo kennen we de Marehal en het zangkoor 'Singhet die
Mare'.
De Mare was een zijriviertje van de Rijn dat vroeger de loop
had in De Meem en langs de Meerndijk naar de IJssel stroomde.
Aan dit riviertje ontleent de Meem zijn naam. Op 23 augustus
1958 is de naam van deze laan door de gemeenteraad vastge-
steld'».
Bronnen
1.
Rb. 14-01-1954.
6. Rb.24-08-1959.
2.
Rb. 24-08-1959
7. Rb.20-08-1959.
3.
Rb.24-08-1959.
8. RB.24-08-1959
4.
RB. 29-4-1958.
9. Rb.24-08-1959.
5.
Rb.29-08-1959.
lO.Rb.23-08-1953.
Bezitters van Nyevelt
met hun echtgenotes
Steven van Zuylen
X Mabelia
Jacob van Zuylen + 1355
X Christina Peters Utenham
Steven van Zuylen + 1403
X Agnes van Heemskerk
Jacob van Zuylen + 1418
Elisabeth van Nyenrode
Steven van Zuylen
X Elisabeth van Oye
Jacob van Zuylen + 1473
X Oeda van Monfoort
Steven van Zuylen + 1506
X Walrave van Broeckhuysen
Frans van Zuylen + 1515
Ongehuwd
-ocr page 19-
19
De transformatie (3)
van historische dorpen tot modern Leidsche Rijn
door Wouter de Heus
De vorige aflevering van deze reeks handelende over de Groenedijk. Toen kon ik aangeven dat er inmiddels een projectlei-
der was aangesteld om een visie te ontwikkelen over hoe dit mooie oude lint een beter aangezicht te geven, nu de stad aan
beide zijden flink is opgerukt. Ook de historische vereniging is sinds kort gesprekspartner bij bedoeld restauratieplan. Een
hele verbetering derhalve. Toch kan er van een juichstemming nog geen sprake zijn. Rond de Groenedijk zullen eerst resul-
taten geboekt moeten worden. Het zou mooi zijn om in het volgende nummer verslag te kunnen doen van die eventuele
resultaten. Echter, de problematiek rond de oude linten die binnen de nieuwbouw van Leidsche Rijn vallen ('t Zand, de
Enghlaan, de Hof ter Weydeweg, de Alendorperweg, de Smalle Themaat en de Utrechtseweg) zal steeds dezelfde zijn als
er geen lering wordt getrokken uit de perikelen rond de Groenedijk. Hiermee bedoel ik dat er nu achteraf zaken recht gezet
moeten worden terwijl zoiets beter vooraf geregeld kan zijn. Nogmaals, het zou onjuist zijn om te stellen dat er binnen de
verschillende gemeentelijke organisaties die zich met de bouw van Leidsche Rijn bezighouden, geen aandacht is voor de
cultuurhistorie. Die is er zeker Maar toch blijven er veel knelpunten bestaan. Hulp van buiten kan dan net dat zetje geven
om de zaak te optimaliseren. Het laat zich op dit moment aanzien dat onder andere door gesprekken die de historische ver-
eniging inmiddels heeft gevoerd en nog gaat voeren er verbeteringen kunnen gaan optreden. Het blijft een hele toer om het
nut van een goede inpassing van bestaande cultuurhistorische elementen (hierdoor krijgt de nieuwe stad duidelijk meer-
waarde) goed over het voetlicht te krijgen. Er staan zulke enorme belangen op het spel. En helaas blijkt de cultuurhistorie,
hoewel sommige zaken prima uitpakken, zeer regelmatig van secundair belang te zijn. Er is dus nog voldoende werk te ver-
zetten, maar het lijkt iets makkelijker te gaan.
Appellaantje
Een goed voorbeeld
van de lastige keuzen die
gemaakt moeten worden
als er binnen een schitte-
rend oud gebied een stad
moet worden gebouwd
betreft het Appellaantje
van Huis te Vleuten. In de
eerste aflevering van De
Transformatie heb ik
reeds aangegeven dat het
eilandje van Huis te
Vleuten (gelegen tegen
het spoor bij overgang De
Tol) waarschijnlijk zal
verdwijnen door de aan-
staande spoorwegverbre-
ding. Het zou een groot
gemis zijn in het lint van
Ridderhofsteden als er
een landschappelijke ver-
wijzing naar dit lint daad-
werkelijk zou verdwijnen.
Zeker nu we sinds het
sloopzieke einde van de
19« eeuw al bijna geen
gebouwen van de Ridder-
hofsteden meer kunnen
terugvinden. Wie dacht
dat dit de enige bedrei-
ging voor Huis te Vleuten
zou vormen, heeft het mis.
Het appellaantje van de Wilhelminalaan/Europaweg naar Huis te Vleuten toe. Straks zal op de voorgrond
een viaduct verrijzen. Foto winter 2000 (foto auteur).
-ocr page 20-
20
De oude toegangsweg van het kasteel, het Appellaantje, loopt
van achter de boerderij aan het eilandje in een rechte lijn naar de
Wilhelminalaan/Europaweg. Het is jammer dat er nooit een
openbare wandelroute van is gemaakt. Nu is dit schitterende
weggetje (een verhoogd grasdijkje langs een sloot met een schit-
terende rij hoogstam appelbomen) voor menigeen verborgen. Als
u er nog kennis van wilt nemen, hier de plek: komende uit
Vleuten fiets u over het fietspad naar De Meem. Op de plek waar
de Wilhelminalaan overgaat in de Europaweg (net voorbij num-
mer 18) kijkt u naar links, richting de Utrechtseweg. U ziet dan
hetzelfde beeld als op de foto, echter, met het oog geeft het een
veel mooier beeld. Straks zult u dit beeld toch een heel stuk
anders moeten waarnemen. Op die plek komt namelijk de noor-
delijke stadsas te lopen. De stadsas komt vanaf Utrecht ten zui-
den van het spoor te liggen en buigt bij overweg De Tol verder
naar het zuiden. Hij kruist de Utrechtseweg en loopt dan parallel
aan het Appellaantje door het gebied tussen Utrechtseweg en
Wilhelminalaan/Europaweg. Aan het eind van het Appellaantje
komt een viaduct om de noordelijke stadsas onder of over de
Wilhelminalaan/Europaweg te leiden, naar deelpan
Vleuterweyde. Dit kunstwerk hapt precies het laatste gedeelte
van het Appellaantje af. Jammer dat hierdoor weer een belang-
rijke zichtiijn wordt doorsneden, jammer dat de historische toe-
gangsweg van Huis te Vleuten niet in haar huidige volledigheid
wordt bewaard. Gelukkig zullen er gesprekken plaatsvinden om
te bezien hoe het laantje een functie kan krijgen en hoe door mid-
del van de vormgeving van het viaduct zoveel mogelijk van de
beleving van het laantje intact kan blijven.
Rol Historische Vereniging
Tijdens de gesprekken die gevoerd gaan worden, zullen ook
andere knelpunten tussen nieuwe infrastructuur en cultuurhisto-
rische elementen naar voren komen. Denk aan de weg die van de
noordelijke stadsas naar de huidige Parkweg moet gaan lopen,
langs de Hamtoren. Langs deze weg moet ook een kanaal wor-
den gegraven, als afwatering van de Haarrijnse Plas. Dit kanaal
zal ergens langs de Joostenlaan komen te liggen. Verder hebben
we stroomweg De Tol, de aansluiting van de A2 naar de noorde-
lijke stadsas. Deze weg gaat de Smalle Themaat kruisen, het
Centrale Park doorsnijden, de Vleutense Wetering (die van de
Oude Rijn naar Ridderhofstad Den Engh loopt) doorsnijden en
zal de loop van de Kantonale weg en Hof ter Weydeweg beïn-
vloeden. Ook voor het Utrechtse gedeelte van Leidsche Rijn lig-
gen nog vele aandachtspunten op tafel. Welke invloed gaat de
verplaatsing van de A2 hebben op Park Voom? Vormt de spoor-
wegverbreding en noordelijke stadsas een bedreiging voor Den
Hoet en de voormalige loop van de Oude Rijn? Hoe wordt de
prachtige hofstede Hof ter Weyde opgenomen in de nieuwbouw-
plannen? Hoe zal de directe omgeving van Ridderhofstad Den
Engh worden vormgegeven? Allemaal vragen die in de nabije
toekomst beantwoord moeten worden. Vroegtijdige signalering
van knelpunten zal mogelijk kunnen bijdragen aan een goede
oplossing en het behouden van waardevolle cultuurhistorische
elementen. Het feit dat de historische vereniging haar standpun-
ten naar voren kan brengen, zal hopelijk een positief effect heb-
ben. Zoals u hebt gelezen, ligt er dus een hele waslijst aan knel-
punten en mogelijke knelpunten. Als je het rijtje langsloopt, lig-
gen zo'n beetje alle Ridderhofsteden in meer of mindere mate
onder vuur. In de optimale situatie lukt het om alle knelpunten
weg te nemen of zodanig op te lossen dat met een beetje fantasie
nog van een mooi kralensnoer van voormalige Ridderhofsteden
aan de voormalige Oude Rijn sprake zal zijn. Hetzelfde geldt
uiteraard voor genoemde oude linten. In het horror scenario gaat
het op alle fronten net steeds de verkeerde kant op. Flats naast
Ridderhofsteden, twee voormalige Ridderhofsteden die verdwij-
nen. Logge betonbruggen over de Smalle Themaat en door het
Boerderij Den Engh met rechts het kasteelterrein. Foto winter 2000, genomen vanuit het oosten (foto auteur).
-ocr page 21-
21
Appellaantje, historische wateriopen die afgedamd worden, oude
linten die op teveel plaatsen worden gekruist door nieuwe wegen
en een A2 door Park Voorn. Al met al een 'prettig' rijtje. De
belangrijke vraag is natuurlijk of genoemd horror scenario denk-
beeldig is, of werkelijkheid zou kunnen worden. Moeilijke
vraag! Naar mijn mening is het slechte scenario helaas niet denk-
beeldig. Uiteindelijk zal het toch gaan om geld. Is er over een
paar jaar nog geld over om de mooie uitgangspunten die al jaren
geleden als harde planonderdelen aan het papier werden toever-
trouwd daadwerkelijk uit te voeren, of is het geld dan op. Een
voorbeeld: de spoorlijn zou vanaf de Huppeldijk tot aan het hui-
dige station op 'poten' worden gezet. Inmiddels is sprake van
slechts 800 meter. Nu ga ik er niet over of 'het op poten zetten'
van het spoor belangrijk is of niet, maar ik constateer wel dat de
opmerkingen daarover in het Masterplan kennelijk niet kunnen
worden uitgevoerd. Zo zijn er legio voorbeelden. Het mooie
'Masterplan' van Riek Bakker zou je eigenlijk 'Marketingplan'
moeten noemen. Dat document moest voomamelijk schitterende
uitgangspunten bevatten om de gemeenten Utrecht en Vleuten-
De Meem tot samenwerking te krijgen. Nu de trein loopt, zullen
we moeten afwachten hoe een en ander zal uitpakken. En de his-
torische vereniging heeft gesteld dat er niet wordt afgewacht
maar wordt geanticipeerd op de planontwikkeling.
Vooralsnog zal de historische vereniging op een positieve
wijze blijven anticiperen op de planvorming om haar steentje
mee te dragen aan het positieve scenario. We hopen derhalve in
de volgende aflevering een aantal goede resultaten op te kunnen
tekenen.
De Hamtoren, foto zomer 1999, genomen vanuit het oosten
(foto auteur).
Op verzoek van de Stichting Kasteel de Haar brengt de redactie het onderstaande welwillend onder uw aandacht
OPROEP VRIJWILLIGERS
Om de toekomst van het kasteel te waarborgen heeft Baron van Zuylen De Haar ondergebracht in de Stichting Kasteel De Haar.
Voor de instandhouding van dit volstrekt unieke, cultuur historische momument doen wij ook een beroep op de enthousiaste inzet
van vrijwilligers. Dankzij de participatie van tientallen vrijwilligers hopen wij het toeristische produkt in al zijn facetten te opti-
maliseren.
In deze oproep vragen wij vrijwilligers voor het geven van rondleidingen aan groepen door het kasteel. De groepen zijn maxi-
maal 35 personen. De rondleiding bestaat uit het laten zien van de diverse zalen en daarbij het vertellen over het onstaan van het
huis, de tuinen, de architectuur, het meubilair, het porselein en straks de restauratie. Door de verscheidenheid van onderwerpen is
het heel goed mogelijk om accenten te leggen daar waar de eigen interesse liggen. Voorts vrijwilligers voor de horeca en de win-
kel.
Alle mogelijke informtie krijgt u van de stafmedewerkers van Kasteel De Haar en u wordt door hen begeleid en opgeleid.
Wij zoeken horeca- en winkelmedewerkers voor bijvoorkeur voor de maan-, dins-, vrij-, en zaterdagen. Minimale inzetbaarheid
van 1 dagdeel (4 uur) in de week. De inroostering wordt in overleg vastgesteld.
Voor informatie kunt u zich wenden tot:
Stichting Kasteel De Haar
Kasteellaan 1, 3455 RR Haarzuilens
Telefoon 030 - 677 38 04, mevr. drs. Wendy van Saane,
hoofd afdeling Toerisme, fax 030 - 677 34 64
-ocr page 22-
22
Jetje
SCHOOL
Het nieuwe schooljaar is weer begonnen. Ik
ben "verhoogd" en zit nu in de vijfde klas.
Bij het hek is het een drukte van belang,
want ieder jaar op 1 april komt er weer een
zending nieuwe leerlingen voor de eerste
klas.
Ik heb behoorlijk lezen en schrijven
geleerd en mijn gedachten gaan vandaag
uit naar de dag dat wij zelf op school
kwamen.
Ik kan mij nog goed herinneren dat ik door
mijn moeder bij het schoolhek werd afge-
leverd. Met de nodige opvoedende woor-
den van mijn moeder en raadgevingen van
mijn vader begon ik aan mijn loopbaan op
de lagere school aan de Meemdijk.
Met de woorden van mijn moeder: "Denk
erom, netjes met 2 woorden spreken, niet in
je neus peuteren, en piesen is op school
plassen, als je dat moet steek je twee
vingers op" en de waarschuwing van mijn
vader: "Denk erom, datje niet in de maling
genomen wordt, want op 1 april steekje de
gek met wie je wil", in mijn oren geknoopt
stond ik dan tussen de bonte mengeling van
moeders en kinderen te wachten op het
grote moment.
Niet iedereen wilde die dag graag naar
school. Om van moeders rok te worden
weggesleurd en overgeleverd te worden
aan een vreemde juffrouw viel niet mee.
Jantje hield zich stevig vast aan moeders
bonte schort, waarmee moeder nog even
zijn tranen en snotneus afveegde.
Pietje greep zich vast aan het hek en was
met de grootste moeite los te krijgen. Van
de meisjes werd nog even de strik in het
haar in model gebracht.
Sommige kinderen werden met een snoep-
je naar de schooldeur gelokt, anderen
werden met geweld naar binnen gesleurd.
Ik hoorde een moeder nog roepen: "Assie
jank krijje een slag vooje hasses en ajje dan
nog jank krijje dur nog ean".
Uiteindelijk viel het in de klas wel mee.
Juffrouw Staal was een heel aardig mens;
en al spoedig zaten we met onze armen
over elkaar naar haar te luisteren.
De juffrouw had ons al snel geleerd dat, als
ze met haar vingers knipte, we stil moesten
zijn, en als je wat wilde zeggen stak je een
vinger op.
We kregen een leesplankje en een doosje
letters, en hiermee gingen we leren lezen.
Dikwijls ook dreunden we het hele verhaal
van aap, noot, mies, enz. op.
Ook leerden we dat één en één, twee is, ik
dacht dan aan mijn vaders waarschuwing
en vroeg eens aan de juffrouw of dat wel
waar was. ledere keer aan 't begin en eind
van het leren moesten we netjes met onze
ogen dicht bidden en we hoopten maar dat
Onze Lieve Heer ons een beetje zou
helpen, en zou zorgen dat wij niet in de
maling genomen werden,
We kregen ook zangles, het eerste liedje dat
we leerden was: Jarig Jetje zou trakteren,
alle kinderen van de klas.
Maar die trien had bijna alle snoepjes zelf
opgegeten. Ik zou haar wel eens willen
spreken met haar overgebleven ulevellen.
In mijn fantasie zag ik die meid al voor me.
Maar achteraf bleek dat Jetje helemaal niet
bestond. Ik voelde me dus in de eerste klas
al behoorlijk in de maling genomen. Met
vallen en opstaan kwamen wij bij de
juffrouw de Ie en 2e klas door. In de eerste
klas hadden we het liedje geleerd van Klein
Klein Kleutertje, wat doe je in mijn hof ?
Maar nu in de vijfde klas zou die tekst wel
anders klinken. Nu wij af en toe uit een
boomgaard een appeltje wegjatten, wordt
er niet gezegd: wat doe je in mijn hof ?
Maar., rotjong sodemieter op, uit mijn
boomgaard !
In de 3e tot de 5e klas is het trouwens hard
leren bij meester Thijhaar. Een aardige
meester, maar hij geeft ook wel eens een
klap met de lineaal zodat ik wel eens denk,
die school is wel mooi maar ik wou dat ik
er nooit aan begonnen was.
Ieder jaar maar weer op 1 april dezelfde
toestand voor het schoolhek met de nieuw-
komers. En door de dunne wanden van het
lokaal van de eerste klas, horen we dan
weer dat Jarig Jetje zou trakteren.
Ik geloof er niet meer in, maar toch zou ik
het leuk vinden om nog eens een jarig Jetje
te ontmoeten, maar niet op 1 april want
voor je het weet word je in de maling
genomen.
Maar toch, toen ik deze week het
leesplankje nog eens zat te bekijken zag ik
in het rijtje Zus, Jet, Teun, Vuur toch haar
naam. Misschien trakteert ze mij toch nog
een keer.
Je weet maar nooit.
Illustratie:
Barbara Gravendeel
De Meem, april 1941
Theo van den Berg
-ocr page 23-
23
Van de voorzitter
Enige tijd terug heeft het bestuur uitgebreid
stilgestaan bij de inzet van vrijwilligers.
Zonder hen is onze vereniging immers
nergens. Heel veel van de geschiedenis van
onze dorpen en van de mensen die daarin
wonen zou verloren gaan of verdwijnen in
stoffige archieven, ontoegankelijk voor
iemand die daarvoor belangstelling zou
hebben. Met name in ons Documen-
tatiecentrum, het Kabinet (met oud-
heidskamer) en het tijdschrift wordt het
resultaat van al die tijd en energie, die door
vrijwilligers is opgebracht, voor ieder die
daarvoor belangstelling heeft vastgelegd.
Het geeft het bestuur ook de instrumenten
en het gezag om bij belangrijke ontwik-
kelingen te adviseren over de te volgen
weg.
Een heel mooi recent voorbeeld hiervan is
het volgende. Bij de voorbereiding van het
project Haarrijnse Plas is in opdracht van
de gemeente een oriënterend onderzoek
verricht door een professioneel instituut
naar eventueel aanwezige cultuurhistorisch
waardevolle zaken die door de zand-
winning verloren zouden kunnen gaan. Op
één plaats werden puinconcentraties
gevonden; de conclusie luidde dat het
hier hoogstwaarschijnlijk puinstort betrof.
Een van onze vrijwilligers ontdekte echter
in oude archieven dat op die plek al
in de 15e eeuw sprake was van een
omringde hofstede. Deze hebben ook elders
in de provincie bestaan. Historici hebben
daar nog heel wat vragen over die wellicht
hier, op een plaats die vele eeuwen
betrekkelijk ongestoord is gebleven,
een antwoord kunnen vinden. De
archeologische werkgroep Oude Rijn
Tijdschrift van de Historisclie Vereniging
Vleuten, De Meern, Haarzuilens
Verschijnt 4x per jaar. ISSN 0928-4893
20e jaargang nr. 2, juni 2000 ©2000
De vereniging is ingeschreven in het vere-
nigingsregister van de K.v.K. Utrecht e.o.
onder nummer V 479360
Correspondentieadres:
Dorpsstraat 1, 3451 BH Vleuten
Voor informatie via Internet:
http://come.to/histvervdm
Dagelijlis bestuur:
Dr. Ir. P.K. Schenk, voorzitter
Dorpsstraat 29, 3451 BJ Vleuten
Tel. 030-6774915
J.W. Schoonderwoerd, secretaris
Meerndijk 62, 3454 HT De Meern
Tel. 030-6661462
P.G. de Rooij, penningmeester
't Zand 1, 3544 NC Utrecht
Tel. 030-6771483
A.J. van Zoeren, vice-voorzitter
Stationsstraat 34, 3451 BZ Vleuten
Tel. 030-6771263
Ereleden:
Mevrouw Prof. Dr. C. Isings, Soest
Dr. D.W. Gravendeel, Laag Keppel
Gebouwen:
Vleuten: Broederschapshuisjes (documen-
tatie- en informatiecentrum),
1
               Dorpsstraat 1, Tel. 030 - 6774222
(gedurende openingstijden)
De Meern: Het Kabinet (permanente expo-
sitieruimte). Zandweg 147B
(achter Verenigingsgebouw)
Contributie (inclusief tijdschrift):
f. 35,- per jaar, bij verzending per post
f. 13,- extra
Losse nummers tijdschrift:
f. 10," voor leden, f 12,50 voor niet-leden
Bani(relaties:
ABN-AMRO Bank De Meern,
rek. 55.66.33.040
Rabobank Vleuten, rek. 36.75.17.574
Postbank, rek. 2689200
Redactiecommissie:
H.E.J. van Essen, J.H.P. Heesters
en W.H. de Heus
Adres: Mauritslaan 17, 3454 XP De Meern
Tel. 030 - 6662992
Gehele of gedeeltelijke overname van
artikelen uit dit tijdschrift is slechts
toegestaan met bronvermelding en na
verkregen toestemming van de redactie;
commissie.
                                          mi
(waarin de Histo-
rische Vereniging
deelneemt) heeft
vervolgens in
overleg met de
officiële instan-
ties een project
opgezet om met
inzet van vrijwil-
ligers in de ko-
mende twee jaar
te onderzoeken
wat zich hier in het verleden heeft
afgespeeld. Inmiddels is het project
formeel goedgekeurd en heeft de gemeente
subsidie toegekend ( voor een bedrag vele
malen lager dan bij professionele uitvoe-
ring zou moeten worden opgebracht). De
eerste proefsleuven zijn ondertussen
gegraven en die hebben al interessante
aanwijzingen gegeven over de bewoning
in de (late) middeleeuwen. Aanwijzingen
die zonder de inzet van vrijwilligers ver-
loren zouden zijn gegaan.
Mocht U (of iemand in Uw omgeving) na
dit verhaal denken "dat is nou net iets voor
mij" kom dan eens langs in de Broeder-
schapshuisjes (maandag- of dinsdag-
middag of donderdagavond. We kunnen
dan eens samen nagaan waar Uw belang-
stelling naar uitgaat, hoeveel tijd U kunt
inzetten en wanneer. Het is de moeite
waard.
P.K. Schenk
In dit nummer
Van de voorzitter
Dorpsbewoners die ons wat te vertellen hebben...
Beulswerk (2)
Verenigingsberichten
Onze straatnamen, oorsprong en betekenis (8)
Archeologische verkenningen (3)
De transformatie (4)
Schoon
pag
23
24
33
39
40
44
46
48
Illustratie voorpagina:
Luchtfoto van de wijk Nieuwe Vaart in
aanbouw in 1994. Foto: D.C. van Dalsen
Druli: Jan Evers De Meern
W
-ocr page 24-
24
Dorpsbewoners die ons wat te vertellen hebben,
door Veronique Voorn-Verkleij
Op een donkere novemberavond stappen wij de stoep op van de Meerndijk 36. De voordeur zwaait uitnodigend open, want
onze gastvrouw heeft ons al zien aankomen. We worden binnengelaten in de warme, gezellige huiskamer en onthaald op
koffie en thee met koekjes. De koekjes blijven liggen, de koffie wordt langzaam koud, want we worden overstelpt met ver-
halen van vroeger. We horen vrolijke anekdotes over vreemde figuren, die vroeger in De Meern woonden en werkten, maar |
ook ontroerende verhalen over burenhulp in angstige tijden. We horen over de bijzondere band van Merenezen, die altijd '
weer naar De Meern terugkomen en onze vertelster raakt helemaal in vuur en vlam als ze terugdenkt aan het De Meern in
vroegere jaren toen het nog klein was en overzichtelijk en iedereen elkaar kende. Het is al laat als we eindelijk opstappen
en we plakken er nog avonden aan vast om foto's te bekijken en gedichten te horen die onze vertelster schrijft. Want één
ding wordt wel duidelijk, mevrouw Wolswijk, want zij is het die wij hier aan het woord laten, is nog zeer actief.
Mevrouw Comelia Christina Adriana Wolswijk-van den
Brink, roepnaam Cor, werd geboren op 18 februari 1918 aan de
Zandweg nummer 137, de huidige gereedschapswinkel van de
firma Bonenkamp, lange tijd beter bekend als de sigarenzaak
annex postkantoor van de familie Hansen. Later zat de firma Van
Meerndijk lag, een familie Van
Ingen met twee dochters, Driek en
Geertje. De oude vrouw Van
Ingen, nog met boerenmuts op.
ging nog wel eens naar Utrecht
met de bus of paardentram, of wat
er in die tijd ook reed, en nam dan
de po mee. Onderweg gingen de
meisjes dan op de po.
Een ander mooi verhaal betreft
de "dakhaas". Deze woonde aan
de Kerksteeg die naast de oude
Hervormde Kerk liep. Daaraan
lagen kleine huisjes dicht bij
Cor als peuter van plus
minus anderhalfjaar
elkaar en wat was het geval de
"dakhaas" had een oogje op zijn buurvrouw en legde bij tijd en
wijle een plank tussen twee dakraampjes in waarvan hij driftig
gebruik maakte. Vandaar de bijnaam.
Bruiloft
Toen Cor vier jaar oud was gingen haar peetoom en peettan-
te trouwen. De noodslachtplaats werd schoongemaakt, gewit en
versierd, zodat het feest daar gehouden kon worden, 's Morgens
ging het bruidspaar in het koetsje van boer Oskam naar de kerk.
Deze boer reed ook altijd de heer Barchman Wuytiers van huize
Voorn naar de kerk. Het huwelijk werd ingezegend door pastoor
Trouwfoto van Hannes van den Brink en Dora Glissenaar
Kooten erin. Haar ouders, Hannes van den Brink en Dora
Glissenaar, waren in 1915 getrouwd. Haar moeder was geboren
op de Lage Haar op de hoek van de Bochtdijk en de Eikslaan.
Cor, die zichzelf nu liever Corrie noemt ("We hadden thuis een
hondje dat Corrie heette en ik werd Cor genoemd en dat vond ik
helemaal niet leuk"), was de oudste van vijf dochters. Na haar
kwamen achtereenvolgens Grada, Sjaan, Jo en Henny. Haar
vader was handelaar in fruit. Hij pachtte boomgaarden, meest
kersen, die in de zomer werden geplukt en verkocht. Toen Cor
twee jaar oud was verhuisde de familie naar de Groenedijk naar
een dubbel woonhuis waarvan het andere gedeelte later werd
bewoond door een oom en tante. Haar vader zat in die tijd bij de
vrijwillige landstorm. Om wat bij te verdienen had hij een nood-
slachtplaats waar hij dieren, die geen besmettelijke ziekte had-
den, maar wel ergens aan doodgingen, zelf slachtte, zodat het
vlees kon worden gebruikt.
Van horen zeggen
De oudste verhalen, die we horen zijn nog van de moeder van
Cor. Zij vertelde wel smeuige verhalen van vroeger. Zo woonde
er in het café de Sok, de voorloper van de Afrit dat dichter bij de
Het ouderlijk huis aan de Groenedijk
-ocr page 25-
25
Wezenberg, 's Avonds was het feest in de schuur. Cor, die met
haar zusje Grada in een bedstee sliep, kon niet slapen. Uit de
schuur klonk muziek van een accordeon. Daarom kroop zij uit de
bedstee door het open raam (het was warm weer) naar buiten.
Daar kwam zij een tante tegen, die haar mee nam naar het feest
en zo mocht zij ook even meegenieten van de feestelijkheden.
Sloot
Op de Groenedijk was geen waterleiding, geen electra en
geen gas. De mensen schepten het water uit de sloot, kookten dat
en zo was het dan drinkwater geworden. Dit leverde wel de vol-
gende taferelen op: terwijl de moeder van Cor andijvie waste op
de stoep naast de sloot, goot de buurvrouw de po leeg en stond er
verderop iemand de was uit te spoelen. "Maar", zo zegt mevrouw
Wolswijk nuchter: "we hebben het overleefd." Op zondag kwa-
men er vaak mensen uit Oog in Al aangewandeld. Eenmaal bij de
familie Van den Brink aangekomen, waren ze wel dorstig gewor-
den. Moeder bood ze dan een glas water aan, maar als ze hoor-
den dat het slootwater was, hadden ze ineens geen dorst meer.
Sinterklaas
Naast de familie Van den Brink woonde de familie
Klarenbeek. Nu woont daar Anton van Schalk. Deze kwam op 5
december verkleed als Sinterklaas alle huizen van de Groenedijk
langs. Zijn zusters Annie en Corrie speelden voor Zwarte Piet.
Cor was altijd erg bang voor Sinterklaas en haar moeder vroeg
haar op een keer: "Waarom ben je zo bang?" Waarop ze ant-
woordde: "Oh, maar ik ben nu niet bang meer, want het is Anton
van Schaik." Hij was namelijk koorzanger en had een heel spe-
ciale stem. Later heeft de familie er nog vaak smakelijk om gela-
chen.
Klantenbinding?
Gekookt werd er op een petroleumstel. De moeder van Cor
had twee vierpits petroleumstel len en een stelletje voor de
koffiepot. Er stond altijd wel een pan peertjes te stoven, vlees te
braden of soep te trekken. Voor de petroleum ging de familie naar
opoe De Korte, die woonde op de driesprong van de Groenedijk,
de Kerklaan (nu Burgemeester Verderlaan) en de Hogeweide, in
de volksmond het Hurkenest genoemd. Cor ging ook eens petro-
leum kopen in een vier literblik en kreeg van opoe een balletje
(zuurtje). Thuis hadden ze nooit snoep (niemand had thuis snoep)
en dus zei haar kleine zusje: "Oh, maar dan ga ik de volgende
keer ook mee, dan krijg ik ook een bal." Afijn, de volgende keer
samen naar opoe De Korte. Maar wat deed opoe? Ze brak er een
door midden en de meisjes kregen ieder een halve!
Ook van de kruidenier, die aan huis bezorgde, kregen ze wel
eens een zakje snoep bij de boodschappen.
Klompen
De kinderen Van den Brink gingen in De Meem naar de
openbare school aan de Meemdijk. Eigenlijk was het meer een
katholieke school, want er zaten bijna alleen katholieke kinderen
op. Cor kwam in 1924 op school. Ze vertelt dat ze nog leuke her-
inneringen heeft aan school. Het was heel anders als nu. Zo ruil-
den de kinderen eikaars brood. Cor kreeg tarwebrood mee naar
school. Van dat zware vloerbrood met roomboter (volgens haar
vader was margarine wagensmeer) en belegd met spek of kaas.
Wittebrood was er alleen op zondag, 's Zaterdags kocht moeder
een halfje wit en dan was er voor ieder een sneetje. Dan was er
nog een "dikachtig korstje" over dat vader en moeder de volgen-
Van rechts naar links, Cor, Grada, Sjaan en Jo
de dag opaten. De boterhammen naar school werden graag
geruild voor een boterham met margarine en suiker, want dat
vonden ze toch zo lekker. Verder kregen ze een hele grote appel
mee waar ze met zijn vijven mee deden. Die een hap en die een
hap en vies van elkaar waren ze niet.
De weg naar school werd afgelegd op klompen. Voor Cor
was dat eigenlijk wel wat bezwaarlijk, want met haar hoge wreef
deed het lopen op klompen nogal zeer. Daarom liet ze ze bij de
klompenmaker achteraan de Meentweg wel eens uitschaven. De
klompen werden daar wel zwak van, dus moest ze er heel voor-
zichtig mee doen. Haar vader vroeg zich ook geregeld af waar-
om haar klompen gebarsten waren. Tripjes, klompen met leren
bandjes, kreeg ze niet. Dat was te duur. Vaak deed ze, als ze uit
het zicht van huis was, haar klompen uit en liep op haar kousen
naar school. Die sleten daarvan heel erg, maar haar moeder had
allang door wat het probleem was.
Op weg naar school kwam ze langs het huis van Jaap
Mijderwijk, die iets ouder was, en waarmee ze wel eens naar
school liep. Vaker liep ze met Cor de Rijk mee. Zijn vader zat
vaak wortels te spoelen op de stoep en dan riep ze: "Mag ik ook
een worteltje?" Hij zocht dan de dikste uit en dan had ze de hele
weg naar school wat te kauwen. Het zoontje Cor pofte vaak een
appel in de kachel. Die brak hij dan in tweeën en zo liepen ze dan
naar school. Als ze dorst hadden schepten ze een klompje water
uit de sloot.
Krijtje
Aan de Zandweg woonde Frans Knipscheer, de kuiper. Hij
maakte kaasvaten en tonnen voor de boeren. Hij woonde boven.
Als de kinderen dan naar school liepen, riepen ze naar boven:
"Frans, heb je nog een krijtje?" "Jullie gaan er toch niet mee
kladderen, hè?" riep Frans dan terug. Er werd beloofd van niet en
Frans gooide een krijtje naar beneden. Tegenover de Woerdlaan
stond aan de Rijn een transformatorhuisje en dat werd in twee
weken helemaal volgekladderd. Dat waren de kwajongensstre-
ken van die tijd. Andere ondeugendheden van Cor en haar
vriendjes en vriendinnetjes van school waren belletje trekken,
een portemonnee op straat leggen aan een touwtje en wachten tot
iemand zich bukte of een touwtje over de weg spannen en
iemand laten vallen.
In de winter gingen de kinderen schoUetje trappen in de
SUnk. SchoUetje trappen was tijdens de vorst van de ene ijsschots
-ocr page 26-
26
naar de andere springen in de sloot. De Slink was de sloot, die
achter een appelboomgaard aan de Rijksstraatweg lag op de plek
waar nu de R.K. kerk van De Meem staat. Natte voeten waren
natuurlijk het gevolg en thuis een uitbrander.
Een andere ondeugendheid was het verkorten van de weg
naar de kerk. Uit de Groenedijk vandaan liepen de kinderen 's
morgens over de Kerklaan (de Burgemeester Verderlaan) naar de
Zandweg. Daar was het de bedoeling dat ze de Stadsdambrug
over gingen, maar dat was een paar meter om. Daarom liepen ze
het door moeder verboden verklaarde sluisje over. Dat was een
stuk korter, maar het gevaar zat er in dat je vet aan je kleren
kreeg. Om dat te voorkomen werden alle rokken goed bij elkaar
gehouden, want moeder moest er natuurlijk niet achterkomen.
Op school werd er op het plein vaak gescholden naar prote-
stante kinderen die van achter uit de Meemdijk naar de school
met de bijbel liepen. In de winter werden ze door kwajongens
bekogeld met sneeuwballen.
Onderweg naar school kwamen de kinderen langs bakkerij
Emé, waar nu de bistro De Oude Bakkerij is. Deze bakker ging
met paard en wagen door de Groenedijk brood rondbrengen. Zijn
dochter bond op zaterdagmiddag een schone schort voor en ging
dan met een grote mand voorop de fiets brood brengen in De
Bilt. Iets verderop zat bakker Verkerk die weer elders zijn klan-
ten had. Tussen de twee bakkers zat nog de manufacturenwinkel
Klein, kuiper Frans Knipscheer en melkboer Kees van Wijk. Ook
zagen ze altijd een zekere bewoonster van de Zandweg 's mor-
gens met een volle po de weg oversteken om hem in de Rijn leeg
te gooien.
Vet prijzen
Bij slagerij Vianen aan de Meemdijk werd nog al eens een
varken geslacht en uitgestald. Het werd dan op een schuin tegen
de gevel geplaatste ladder gebonden en dan kwamen de mensen
het vet prijzen. Daarmee hoopten ze dan een karbonade in de
wacht te slepen.
Burgemeester
Mevrouw Wolswijk herinnert zich nog heel goed hoe
Jonkheer Taets van Amerongen werd ingehaald als burgemeester
van Oudenrijn. Voor dit feest werd er met alle kinderen een lied
ingestudeerd op zaterdagmiddag in Den Hommel. Bij de inhul-
diging werden er kinderspelletjes gehouden waarbij zij uit han-
den van de burgemeester een prijs kreeg in de vorm van een lees-
boek.
Strijkviertel
Toen Cor 10 jaar was, verhuisde het gezin naar de
Strijkviertel. Vader Van den Brink had daar een dubbel woonhuis
gebouwd. Ze hadden daar wat vee en kersenboomgaarden, aard-
beien en aardappels. Het huis lag ongeveer 300 meter van de
Rijksstraatweg. Op de hoek lag een appelboomgaard. Daarnaast
stond Tjepma, daarnaast lag nog een appelboomgaard en dan
stond er nog een huis. Dan kwam een houten noodwoning en dan
het huis van de familie Van den Brink. Het huis is later afgebro-
ken en maakte plaats voor de Alcu.
Over die kersenboomgaarden weet ze nog een mooie anek-
dote te vertellen. Op een dag midden in de kersenpluk stond daar
een heer, die vroeg of hij kon helpen met de kersenpluk. De man
liep in een keurig pak met een witte boord om en zo klom hij in
de bomen. Dat hield hij echter maar één dag vol, want hij werd
door iedereen uitgelachen en uitgescholden voor "pakmof.
(Oorspronkelijk was dit de scheldnaam voor venters van garen
en bandjes die langs de huizen verkochten. Ze droegen meestal
een groot pak op de rug en kwamen van oorsprong meestal uit
Duitsland.)
lUlollen vangen
Vader Van den Brink had nog een bron van inkomsten en dat
was mollen vangen. Als de boeren weer zo'n last van mollen
hadden in het veld dan zorgde hij voor een vergunning en ging
hij mollen vangen. Toen was het zo, dat hij ze wel mocht vangen
maar niet vervoeren. De plaatselijke politieagent was Toon
Recourt. Hij loerde altijd op Van den Brink of hij hem niet ergens
mee vangen kon, maar Van den Brink was hem altijd te slim af.
Zo ook op een dag dat hij mollen had gevangen op Heicop. Toon
Recourt had daar lucht van gekregen en stond ter hoogte van het
woonhuis te wachten tot Van den Brink terugkwam. Maar die
rook Toon Recourt al op afstand. Hij had een heleboel mollen
gevangen en liet ze al fietsende her en der in de grasberm vallen.
Het schemerde behoorlijk dus Recourt had er geen erg in. Zo
kwam hij bij Toon Recourt aan die tegen hem zei: "Je hebt ze
gevangen vandaag, hè." "Ja," zei Van den Brink, "ik had een
goeie dag." "Nou, laat dan maar eens zien." "Nee," zei Van den
Brink, "ik mag ze toch niet vervoeren. Ik ben niet van plan om
van jou een bekeuring te krijgen." Ja, daar stond Toon Recourt.
Hij kon niets anders doen dan afdruipen en Van den Brink ging
in het donker de mollen oprapen.
Pieren eten
Zo kon vader Van den Brink nog wel eens meer geinig zijn.
Dan ging hij als het regende met een riek het land in pieren wip-
pen. Als hij dan een bak vol had ging hij naar moeder en vroeg
om een stopnaald en een zwarte sajetdraad en dan ging hij pieren
zitten rijgen. En die klont aaneengeregen pieren hing hij in een
mand die in de sloot werd gelaten. De volgende morgen zat die
vol met paling. De meisjes hielden daar wel van en smikkelden
en smulden. Toen vroeg hij een keer: "Weten jullie ook wat je
gegeten hebt?" "Ja, paling." "Oh, hebben jullie niet gezien dat ik
pieren heb zitten rijgen. Die palingen die jullie nu eten, hebben
die pieren opgegeten."
Het woonhuis aan de Strijkviertel vlak voor de sloop. Nee, het
aanbouwsel is geen gemak, dat lag achter het huis. Het is het
klompenhok voor de ingang met twee deuren. Al naar gelang de
windrichting deed je de ene of de andere deur open.
-ocr page 27-
27
Zoete inval
Bij mevrouw Van den Brink aan de Strijkviertel was het de
zoete inval. Allerlei kooplui kwamen daar geregeld op de koffie.
Omdat vader ook koopman was, kwamen ze allemaal langs. Zo
had je het vismannetje uit de Willemstraat in Utrecht. Hij had een
juk over zijn schouder met twee kistjes vis. In de ene panharing
en in de andere bakbokking. Eenmaal aan de Strijkviertel aange-
komen, was hij op het eind van zijn wijk en vroeg hij aan moe-
der: "Maak je me los? Ik heb nog honderd visjes." Moeder riep
dan uit: "man ik heb net de petroliestellen schoongemaakt."
"Heb je nog koffie," vroeg hij dan. Koffie was er altijd. Hij ging
dan zitten aan de keukentafel en maakte al die honderd visjes
schoon bij een kop dampende koffie. Moeder had inmiddels de
pan met vet opgezet en 's avonds at de familie vis met brood.
Verder had je nog Klaas van Ingen die huishoudelijke artike-
len verkocht. Hij had een grote mand voorop de fiets. Dan stond
hij voor de deur en vroeg: "moet je nog een onderofTicier? (ofte-
wel een po). Ga er maar op zitten, dan loop ik er omheen en kijk
of ie past." Als hij aan de koffie zat, schudde hij altijd met het
kopje op het schoteltje. "Ja," zei hij dan, "ze moeten toch een
keer kapot. Dan verkoop ik je weer nieuwe."
Dan had je nog Henk de Bruin met de hondenkar, die klom-
pen verkocht. Ook hij zat regelmatig in de keuken aan de koffie.
Ook de kruidenier kwam langs met paard en wagen. Het kleinste
zusje mocht altijd meerijden. Ze moest dan wel een heel eind
teruglopen, maar dat woog niet op tegen het ritje op de bok. Ook
Ligterink de postbode zat bij moeder aan de keukentafel. Hij
moest na de Strijkviertel nog met zijn fiets de hele Heicop af en
kwam eerst zijn brood opeten. Hij bracht iedere week vijf repen
chocola mee voor de meisjes. Dat was toch steeds een hele uit-
gave.
De leerlingen en leerkrachten van de Openbare lagere school aan de Meerndijk rond 1930.
IMej.Annie Staal
2. Meester van Maarseveen
3. Sjaan Vianen
4. Jan van Vliet
5. Eef Jacobs
6. Thijs Baas
7. Antoon Vermeent
8. Theo Sturkenboom
9. Jan Jacobs
28. Anny Vermeent
29. Grada Vermeent
30. Gijs van Doorn
31. Wim Wolswijk
32.Lies Smienk
33.?
34. Henny Wolswijk
35. Meester Piet Tennissen
36. Hein Jacobs
19. J. v.d. Brink
20. Jo van Breukelen
21. Jan van Doorn
22. Greet Baas
23. Grada v.d. Brink
24. Gert Jacobs
25. Riek Smienk
26. Cor v.d. Brink
27. Wim v.d. Brink
10. Geertje Verhoef
11. Jan Vermeent
12. Tiny Baas
13. Jo van Doorn
14. Dirk Verhoef
15. Bertha Jacobs
16. J. Vermeent
17. Wim Vermeent
18. Lien Baas
-ocr page 28-
28
Melken
Op de hoek van de Strijkviertel woonde boer Kees Oostveen.
Cor was gek op beesten en was vaak op de boerderij te vinden.
Ze leerde daar ook melken. Als ze dan uit school kwam, holde ze
hard naar huis en kleedde zich gelijk om. Moeder riep dan: "Cor
schiet op, daar komt de wagen al aan." Cor reed dan mee op de
boerenwagen naar de Heicop, waar het vee in de wei stond. Op
het laatst kon ze al zo goed melken dat ze zo tien koeien deed. Ze
was toen 12 jaar. Ze verving ook wel eens de boerenknecht op
zijn vrije zondagmiddag. Na het melken reed ze mee naar de
boerderij en hielp met het schoonschuren van de bussen en
emmers, ze spoelde kaasdoekjes in de Oude Rijn en daarna stond
er een stapel boterhammen klaar met verse melk. Daarna hielp ze
ook nog bij het kaasmaken. Dat zeker drie jaar lang. Totdat ze in
een dienstje ging. Maar boer Kees Oostveen wilde wel wat terug
doen en wat dat was zien we later in dit verhaal.
Huishouding
Cor heeft zeven fijne jaren op school gezeten. Ze zat in de 5e,
6e en 7e klas bij meester Van Maarsseveen, de hoofdonderwijzer.
Als ze dictee hadden hield de meester regelmatig haar schrift in
de lucht als voorbeeld hoe het moest. Ze was graag gaan stude-
ren, want ze kon goed leren en had allemaal tienen op haar rap-
port, maar daar was in die tijd geen geld voor. Ze was graag iets
gaan doen in het maatschappelijk werk, maar omdat ze de oud-
ste was, kwam ze met twaalf jaar van school om haar moeder te
helpen in de huishouding. Cor werkte zelf heel graag. Ze kon met
zes jaar heel mooi breien en kousen stoppen. Nadat ze twee jaar
thuis geholpen had, kwam haar jongere zusje thuis. Cor ging in
een dienstje.
Bakl<er
Het eerste dienstje dat ze met 14 jaar had, was werken bij
bakker Jan Oskam aan de Zandweg. Ze had gehoord dat het
hulpje wegging en haar moeder stuurde haar voor een halfje wit.
Daarbij moest ze vragen of Mien wegging en of zij kon komen.
"Ja hoor," zei de bakker, "je kunt volgende week komen." Ze
heeft er ongeveer twee en een half jaar gewerkt. Ze werkte zes
dagen in de week van half acht 's morgens tot half acht 's avonds
en 's zondags zorgde ze voor de kinderen als de bakker en zijn
vrouw naar de kerk gingen. Ze kreeg hiervoor vier en een halve
gulden per week, kost meegerekend, want 's avonds at ze bij de
bakker. Dat was in die tijd een heel bedrag. Ze herinnert zich nog
goed hoe daar altijd een vrouw. Griet van Tuijl, melk kwam ver-
kopen. Die liep de hele Zandweg af met een handkar met een
grote koperen ketel erop met melk.
Bij bakker Oskam spoelde ze 's zomers en 's winters de was
in de Rijn. Ook als er ijs lag. Dan moest ze eerst een gat in het ijs
hakken en dan kon ze spoelen.
Daarna heeft ze diverse dienstjes gehad in Utrecht. Ze heeft
gewerkt op de Biltstraat in een schoenenzaak, bij een bakker, een
slager en noem maar op. Meestal trof ze het goed, maar ook twee
keer slecht. Zo werkte ze eens bij een familie in Utrecht, die de
gewoonte had 's avonds om half twaalf nog een borreltje te gaan
drinken in het café. Cor moest in de onverwarmde keuken blij-
ven wachten totdat de familie 's nachts om half twee thuiskwam,
want ze moest op de hond passen. Zo zat zij daar met haar jas aan
in de kou te wachten. Ze had dat thuis verteld en haar vader en
moeder wilden niet dat ze zo laat naar bed ging. De heer des hui-
zes zei toen tegen haar; "Oh, maar dan kruip je toch in bed en
neem je de hond mee." Zo gezegd, zo gedaan 's Nachts kwan
de heer des huizes haar kamer in om de hond te halen. Cor wa
nog wakker. "Lig je lekker?" vroeg hij, "zal ik je even instop
pen?" "Als je het maar laat!" riep Cor. Op haar vrije avond ver
telde ze dit incident aan haar ouders. Haar vader wilde dat ze e
nooit meer heen ging maar haar moeder vond dat ze netjes ont
slag moest nemen. Toen ze de volgende dag aan de vrouw dei
huizes vertelde waarom ze wegging zei die: "Begrijp je waaroir
ik hier niet ieder meisje hebben kan?"
Van Seumeren
Ze werkte daarna een halfjaar op de boerderij bij de familie
Van den Oudenrijn aan de Kanaalweg in Utrecht. Die boerderij
lag naast de werf van Jan Jongerius. Deze Jan Jongerius was een
vriend van Frans van Seumeren die aan de Vleutense Vaart
woonde tegenover de Douwe Egberts fabriek. Op een dag kwam
Jan Jongerius naar haar toe en zei: "Frans van Seumeren zoekt
een nieuw meisje. Is dat niets voor jou?" Ze zag het niet zitten.
Het was een gezin van tien kinderen (later kwamen er nog vier
bij) en het was een deftige familie. Ze bedankte ervoor. Haar ome
Gerard van de Groenedijk was wisselloper bij Jongerius. Hij ging
met kwitanties langs de deur. Jongerius stuurde hem naar Cor toe
maar ze weigerde nog steeds. "Nee hoor," zei ze "ik durf niet."
En voor dag en nacht, dat zag ze niet zitten. Toen ging hij zelf
nog eens naar de Strijkviertel en toen dat niet hielp kwam Frans
van Seumeren zelf vragen of ze bij hem in dienst kwam. Toen
wist ze niet meer hoe ze het had. Maar Van Seumeren had het
voor elkaar en met 17 jaar kwam ze bij de familie in dienst. Jan
Jongerius, die haar aan dit baantje had geholpen zei haar: "Als ik
nog eens iets voor je kan doen dan kom je maar." Later zou ze,
zoals we zullen zien, daar nog dankbaar gebruik van maken. Bij
de familie Van Seumeren deed ze de huishouding en zorgde voor
de kinderen. Ze bleef er twee jaar en negen maanden. Ze heeft er
heel veel geleerd. Ze was er samen met nog een meisje. Ze zaten
altijd bij mevrouw aan tafel om te bedienen. Overdag met blau-
we schorten voor en 's avonds in het zwart. Mevrouw van
Seumeren zei altijd, dat ze niet zonder haar meisjes kon. Ze hield
er wel het principe op na dat, als één van de meisjes wegging, de
andere ook moest gaan, omdat ze niet
wilde dat een meisje, dat er al langer
was, de baas zou spelen over een
nieuw meisje. Dus toen het andere
0m
meisje ging trouwen ging Cor ook
weg.
Tjt had nooit een dagje vrij. Als
een dienstje was afgelopen, stonden
de mensen in de rij om te vragen of ze
kon komen werken. Ze was vaak een
paar maanden hier en een paar maan- Mevrouw Wolswijk,
den daar om bij te springen in de huis- foto april 2000
houding totdat een oudste dochter van
school kwam. Dat was vaak hard werken in grote gezinnen. Het
voordeel van al die dienstjes vindt mevrouw Wolswijk dat ze tien
jaar onder de mensen heeft gezeten, veel mensen heeft leren ken-
nen en in die tien jaar heel veel heeft geleerd.
Soldaten
Vlak voor de oorlog werkte Cor voor de familie Van Beek,
die het café runde naast de katholieke kerk van Oudenrijn nabij
de Stadsdam. De heer Van Beek had nog een bijverdienste. Hij
-ocr page 29-
29
voor Cor tijd was om naar huis te gaan, kwam Willem achter haar
aan en vroeg: "Zal ik je naar huis brengen?" waarop ze zei: "Het
hoeft niet, maar het mag wel." Dat heeft ze nog vaak moeten
horen. "Dus," besluit ze "het lag hem toch aan het weer?"
Mij of de bossen
Toen de oorlog begon, ging de heer Wolswijk terug naar de
Achterhoek. Hij woonde daar midden in de bossen en als Cor een
weekend bleef logeren, kreeg ze het altijd Spaans benauwd. Het
leek net alsof de bomen iedere keer dichter op het huis aankwa-
men. Ze had liever de weidsheid van de weilanden. En toen het
op trouwen aankwam, wilde ze onder geen beding in Beek
wonen. Haar aanstaande man, die ze inmiddels Wim noemde,
had daar zijn werk dus wat deed ze. Ze ging naar Jongerius, die
haar aan haar baantje bij Van Seumeren had geholpen. Haar oom
werkte daar nog steeds als wisselloper en een neef als monteur.
Zij vroeg hem of hij werk had. "Wat is ie?" vroeg Jongerius.
"Timmerman." "Hoe heet ie?" "Wolswijk." "Oh," zei hij, "dat is
altijd goed, want ik ken de Wolswijken. Laat maar komen." Dus
zei ze tegen haar verloofde: "Je kan kiezen: mij of de bossen." En
zo kwam Wim Wolswijk bij Jongerius werken.
Het stel ging bijna een jaar eerder in ondertrouw in Vleuten
op het zelfde moment als Jaap Mijderwijk en zijn aanstaande
vrouw. Ze deden dat op aanraden van de pastoor vanwege de
Arbeidseinsatz. De pastoor zei: "Als de nood aan de man is, kan
ik met permissie van de bisschop jullie binnen drie dagen trou-
wen." Het burgelijk huwelijk werd gesloten in juli 1942 in het
gemeentehuis van Oudenrijn, de latere woning van dokter
Bijvoet. Hierbij waren de ouders van mevrouw Wolswijk wel
aanwezig, maar die van haar man kwamen niet helemaal uit de
Achterhoek. In het gemeentehuis aangekomen, kwamen ze tot de
ontdekking dat ze twee getuigen nodig hadden. Ze besloten ieder
een kant van de Rijksstraatweg op te gaan voor getuigen. De heer
Wolswijk trof de heer Van Zijl aan die ongeveer 87 was en wel
ging alle huizen langs en knipte alle kinderen. Naast de kerk lag
een zaal en daar waren twee keer achter elkaar 70 soldaten inge-
kwartierd. Zij moest 's ochtends en 's avonds de boterhammen
klaarmaken en een ander meisje zorgde voor het warme eten.
Daarnaast werkte ze wel bij de familie Van Beek in de huishou-
ding of stond ze in het café. Ze werd 's avonds altijd door een van
de zonen van Van Beek, of door Van Beek zelf naar huis
gebracht, want het was aardedonker op de Strijkviertel.
Daarnaast was ze ook nog koster, want Herman Rijker was onder
dienst. Dat kosteren bestond uit het vegen van de kerk, koper
poetsen, bij dopen zorgen voor kannetje warm water, het hoofd-
altaar versieren, de bijaltaren versieren en het klaarleggen van de
gewaden voor de pastoor. Zo gebeurde het ook dat Cor kosterde
tijdens de begrafenisdienst van Pastoor Boelens, die werd gehou-
den op 10 mei 1940. De pastoor zou 's middags door de soldaten
uit de zaal worden begraven, maar omdat die dag de oorlog uit-
brak en in alle hevigheid losbarstte boven Oudenrijn, ging dat
niet door. Er werd achter de kerk een vliegtuig neergeschoten en
tijdens de uitvaart kwam een stuk van het plafond naar beneden
bij een bombardement. Daarom werden de gelovigen, toen het
rustig werd, naar huis gestuurd en begroef Van Beek 's middags
met zijn drie zonen in allerijl de pastoor. Ze heeft het lijk van de
neergeschoten vliegenier nog gezien, dat onafgedekt lag opge-
baard achter het café.
Het lag hem aan het weer.
Op de vraag hoe mevrouw Wolswijk haar man heeft leren
kennen, vat ze dat kernachtig samen met de volgende opmer-
king: "Dat lag hem aan het weer." Het was op 5 mei 1940. Cor
zou eigelijk met haar vader afscheid gaan nemen van haar oom
Gert die lag opgebaard in Haarzuilens. Ze had veel liever naar
haar oom en tante gegaan in de Groenedijk want oom Gerard was
jarig, maar ja, ze besloot met haar vader mee te gaan. Toen het
eenmaal middag geworden was en de tocht naar Haarzuilens zou
aanvangen keek vader naar de lucht en zij: "Nou ik weet het niet.
Ik heb geen zin om voor ome Gert een nat pak te halen." Dus dat
feest ging niet door, waarop Cor wel naar oom Gerard wilde
gaan, want op die dooie Strijkviertel viel zondags niets te bele-
ven. Ze moest van haar moeder haar zusje Henny ook maar mee-
nemen, want moeder dacht: "dan kom je misschien op tijd thuis."
En zo kwamen de zusjes op de Groenedijk bij oom Gerard. Daar
was een neef in huis, een zekere Willem, die een zoon was van
de broer van oom Gerard, een Wolswijk, terwijl Cor een dochter
was van de zus van de tante (een Van den Brink). Ze hadden dus
dezelfde oom en tante maar waren geen familie van elkaar. De
neef woonde in Beek bij Didam, maar werkte tijdelijk bij de
defensiewerken in Tuil en 't Waal en was bij de oom en tante in
de kost. Zijn vader, Adrianus Wolswijk, was in De Meem gebo-
ren ergens aan de Zandweg. Hij ging als jongen in de leer bij Jan
Vianen, de vader van Toon Vianen, die schoenmaker was en
woonde in een rijtje kleine huisjes aan de Meemdijk waar nu
Sterk is. Tijdens de mobilisatie kwam hij aan de grens terecht in
s-Heerenberg en daar heeft hij zijn vrouw ontmoet. Zodoende
was hij in de Achterhoek blijven hangen. Zijn zoon Willem
kwam dus echter weer in De Meem terecht bij zijn oom en tante,
die ook de oom en tante van Cor waren. Cor vermaakte zich
opperbest bij haar oom en tante en wilde 's avonds nog niet naar
huis. Ze zaten zo heerlijk te kaarten met zijn allen. Oom zei daar-
om: "Laat Henny maar vast naar huis gaan, dan breng ik je str-
aks wel." Zo gezegd, zo gedaan. Henny, die pas tien jaar was,
werd naar huis gestuurd. Moeder vond het geen stijl. Toen het
Trouwfoto van Wim Wolswijk en Cor van den Brink
-ocr page 30-
30
getuigen wilde. Mevrouw Wolswijk kwam bij de boerderij van
boer Verhoef die juist aan het hooien was. Zoon Lambert stond
in de hooiberg en wilde wel getuige zijn. Deze was ongeveer 20
jaar. Hij hees zich snel in een net pak en zo kwamen ze bij het
gemeentehuis aan met een hele oude en een hele jonge getuige
en kon het huwelijk doorgang vinden.
Het kerkelijk huwelijk werd op 4 augustus 1942 gesloten in
de kerk van De Meem, die pas gereed gekomen was. "Dat huwe-
lijk begon goed en niet goed," vertelt ze. Boer Kees Oostveen
had haar namelijk beloofd: "Cor, als jij nog eens gaat trouwen,
dan gaan we met het tentwagentje met twee paarden ervoor."
Enfin, de huwelijksdag was gepland tijdens de hooibouw.
Wolswijk liep al met zijn boeket heen en weer op de Meemdijk
bij het huis van het aanstaande bruidspaar, maar wie er kwam:
geen Kees Oostveen. Die stond achter op Heicop in het hooiland
toen hij de klokken hoorde luiden. En hij zei: "Oh God, Cor
trouwt vandaag. Gauw een paard vangen." Ze waren al blij dat ze
één paard hadden, dus van twee kwam niks terecht. Kees op zijn
klompen in de tentwagen en holderdebolder naar de Meemdijk
om de bruidegom op te halen. Daarna naar de Strijkviertel om de
bruid te halen en zo kwam het bruidspaar een kwartier te laat in
de kerk aan.
Het was niet zo leuk om een bruiloft te vieren in die tijd. Het
was oorlog, dus het feest werd thuis gevierd op de Strijkviertel.
Omdat de familie van de bruidegom uit Beek bij Didam kwam,
moesten ze om half zeven al weer met de bus mee naar Utrecht
om de trein te halen. Ze moesten om 11 uur binnen zijn. Het
regende dat het goot en het bruidspaar moest 's avonds in de stro-
mende regen op de fiets naar de Meemdijk naar hun nieuwe
woning.
Weekend
Na de oorlog kwamen de ouders van Wim Wolswijk regel-
matig een weekend over want De Meem bleef trekken. Dan ging
vader Wolswijk altijd uit de kerk een praatje maken met de oude
melkboer Dirk Toonen, die een oude schoolvriend van hem was.
Dan werd heel De Meem even doorgesproken en dan was zijn
hele weekend weer goed.
Bovenwoning
Het jonge paar ging wonen in een bovenwoning. Na haar
huwelijk hield mevrouw Wolswijk op met werken. Haar man
wilde het niet langer hebben, want zo zei hij: "Ik houd niets
over." De bakker vroeg haar nog wel op zaterdag de bakkerij
schoon te komen maken en op maandag voor de was maar dat
ging niet door. Nu kreeg ze ook al gauw kinderen en in zeven jaar
huwelijk had ze zeven kinderen en na vier jaar nog een achtste
erbij dus ze had genoeg te doen. Na vijf en een halfjaar huwelijk
en vier kinderen verhuisde de familie naar het huis waar ze nu
nog woont op de Meemdijk 36. Daar werden de andere vier kin-
deren geboren. Het huishouden kostte in die tijd veel meer werk
dan nu. Ze stond om zes uur op en om half zeven ging haar man
naar zijn werk. Ze had de hele dag zat te doen en ja hoe ging dat,
's avonds waste ze nog gauw een jurkje en streek de strikjes,
want ze wilde dat haar dochters er toch netjes uitzagen. Op
school zeiden ze van haar dochters met de mooie krullen: "jouw
dochters zijn net prinsesjes" en dan was ze wel een beetje trots.
Maar zo rolde ze 's avonds om half twaalf doodmoe in bed. En
dan was er om drie uur nog een babytje dat wilde eten.
De eerste wasmachine was een tweedehands Easy van
Amerikaans model. Het was een grote metalen kuip met een
wringer erop en verder werd de was met de hand geschrobd. De
eerste stofzuiger kreeg ze op haar vijfde huwelijksdag. Haar man
nam haar een dagje mee naar Amsterdam en daar kochten ze een
nieuwe stofzuiger. Tot die tijd had ze alles met stoffer en blik
gedaan.
Dokter Lambers
Mevrouw Wolswijk was één van de eerste patiënten van de
nieuw in De Meem gevestigde dokter Lambers. Zij was patiënt
van dokter Fizaan uit Vleuten, maar ze zag het niet zitten om in
de winter over die glibberige Krochtdijk naar Vleuten te fietsen
naar een dokter waar ze bang voor was, terwijl er recht tegenover
haar een dokter was komen wonen. Ze trok zich niets aan van het
commentaar van anderen dat je als katholieke vrouw niet naar
een andersdenkende dokter mocht gaan.
Op de Meemdijk heeft ze heel wat meegemaakt. Zij heeft de
brand in de hooiberg van de familie Van den Bosch van vlak na
de oorlog meegemaakt en ze vertelt hoe mstig de Meemdijk was
vlak na de oorlog. Boer Van den Bosch had een kar waarmee hij
hooi en stro reed. Hij spande zijn paard altijd op de Meemdijk uit
en dat liep dan zelf naar de stal door zonder uit te hoeven kijken
de Meemdijk over te steken. Achter de schuur en de hooiberg
lagen weilanden. Later heeft ze dat allemaal zien volbouwen.
Ook de brand van de openbare school heeft ze van dichtbij mee-
gemaakt.
In een van de
eerste jaren van hun
huwelijk, toen het
nog oorlog was, is
haar man een keer
opgepakt door de
Duitsers en een
dag vastgehouden.
Mevrouw Wolswijk
was ziek en hij
ging 's avonds nog
bij een kennis in
Utrecht een fles
wijn halen. Toen hij
terug wilde, mocht
hij er niet meer door
en werd hij vastge-
Toen de oudste zoon Adri twee maanden
oud was ging mevrouw Wolswijk met de
liinderwagen lopend naar de Kanaal-
straat in Utreclit om deze foto te laten
mal(en voor de verjaardag van liaar man.
houden. De reden
voor zijn aanhou-
ding heeft ze nooit geweten, maar in angst gezeten had ze wel.
Ze zeiden al tegen haar dat hij naar Duitsland was afgevoerd,
maar de volgende avond stond hij plotseling voor haar neus. Hij
was met paard en wagen uit Utrecht teruggekomen.
Na Jongerius, heeft de heer Wolswijk nog gewerkt bij bouw-
bedrijf Van Aken en van daaruit kon hij bij de Gevu beginnen,
weer als timmerman. Hij werkte daar als onderhoudstimmerman
in huizen van de gemeente waar het personeel in woonde. Hij
heeft ook een villa afgebouwd voor de familie Stork in Bussum.
De architekt liet het afweten en onder leiding van de heer
Wolswijk is de villa toen afgebouwd. Hij was daarnaast ook
meubelmaker. Toen ze trouwden, had hij alle meubels van de
A
-ocr page 31-
31
huiskamer, de slaapkamer en de keuken zelf gemaakt.
Burenhulp
Ook in eigen huis heeft ze het nodige meegemaakt. Zo waren
er om de haverklap kinderen ziek. Als er één de mazelen kreeg,
werden er gelijk drie ziek en zo ook met de bof en andere kin-
derziekten. Ook hebben twee kinderen op sterven gelegen. Haar
oudste dochter was een halfjaar toen ze een darminfectie kreeg.
Ze hield helemaal niets meer binnen en droogde helemaal uit. Ze
was zo ontzettend ziek, dat de oude dokter Lambers niet meer
wilde komen, want zo zei hij: "Als ik kom, wil je dat ik iets doe
en ik kan niets meer doen. Kijk maar met een spiegeltje of ze nog
ademt." Toen kwam haar moeder en die herinnerde zich een
methode van vroeger. Ze vroeg of er geen moeder was die haar
kind nog voedde. Die was er. De buurvrouw had een dochter, die
ongeveer even oud was en nog de borst kreeg. Moeder zei, dat
die moedermelk er misschien wel in bleef. De dokter werd er
weer bijgehaald en die ging zelf vragen om een beetje moeder-
melk. Even later kwam de buurvrouw met een kopje en dat werd
bij het zieke meisje naar binnen gelepeld. Het bleef erin en zo
kreeg het kind een aantal dagen moedermelk van de buurvrouw
en knapte zienderogen op. Dokter Lambers zei later: "Omdat het
een babytje is heeft ze het gered."
Een andere dochter kreeg de kinkhoest. Die droogde ook
helemaal uit, omdat ze van de hoest zo moest spugen. Ook daar
kwam de dokter niet meer naar kijken. Als ze haar waste dan
hield ze het buikje vast, zodat het washandje niet onder de rib-
betjes schoof De moeder van mevrouw Wolswijk kon er niet
naar kijken. Ook zij zelf vertelt, dat ze stond te huilen bij haar
kind. Ze moest bij het zieke kind waken, want als het begon te
hoesten met van die gierende uithalen, dan dacht ze dat het zou
stikken, maar er liepen er ook een paar beneden rond die om aan-
dacht vroegen. Maar ook dit meisje kwam er doorheen en is nu
een wolk van een meid.
Ziekenbezoek
Toen de kinderen groot waren, ging ze doen wat ze altijd al
had gewild. Ze ging zieken en ouden van dagen bezoeken, thuis,
in ziekenhuizen en verpleegtehuizen en ze deed aan stervensbe-
geleiding. Ze is ook jaren lang een actief lid van de
Parochievergadering geweest. Als motivatie gaf ze op dat ze een
kleine schakel wilde zijn tussen de ouderen en de parochie.
Verder werd ze lectrice in de r.k. kerk en reikte communie uit. De
laatste twee zaken doet ze nu nog en wil ze volhouden zolang het
nog kan. De andere bezigheden heeft ze op aanraden van de dok-
ter moeten staken. Ze gaat niet meer op ziekenbezoek, daar voelt
ze zich te oud voor. Nee, de mensen komen nu bij haar. En ze wil
bijblijven. Ze heeft nog altijd grote belangstelling in mensen. Ze
kijkt graag naar mensen en vraagt zich dan van alles af: Waar
denk je aan? Ben je vrolijk? Ben je verdrietig? En ze heeft altijd
willen helpen waar het kon. Zelfs toen ze zelf in het ziekenhuis
belandde, vond ze dat ze anderen moest helpen met eten voeren
en dergelijke. Ze voelt zich gedwongen zulke dingen te doen.
Dankbaarheid of geen dankbaarheid. Dat speelt helemaal niet
mee. Ze moet het gewoon van binnenuit. En ze wil het nog zo
lang mogelijk volhouden, want zo blijft ze tussen de mensen.
"Als ik het niet meer zou doen, dan val ik in een gat," aldus
mevrouw Wolswijk.
Toen haar man 60 werd, ging hij in de vut vanwege astmati-
sche bronchitis. Nadat hij een hersenbloeding had gehad, heeft ze
hem nog vier jaar verpleegd en verzorgd. Ze stond daarbij haar
mannetje en
weerstond de
ziekenhuisdok-
ter, die haar man
in een verpleeg-
tehuis wilde
stoppen waar
ze hem niet heb-
ben wilde. Hij
werd uiteinde-
lijk opgenomen
in het huis van
haar keuze en
kwam na een
half jaar lopend
thuis. Nadat hij
nog vaker een
hersenbloeding
had gehad en
was gevallen,
werd hij op-
nieuw opgeno-
men in een ver-
pleegtehuis en
overleed daar op
5 mei 1986 pre-
cies 46 jaar na-
dat ze hem voor
het eerst had
gezien. Over dat
Van rechts naar links Adri, Dora, Anton, Ans, Hans, Leny en Bernadette Wolswijk. Later werd nogXouis geboren.
-ocr page 32-
32
Daar voel ik me thuis
en niet in een ander pand.
In dit huis leef ik al vele jaren
met zijn vertrouwde muren.
Er is nu rust, soms droom ik even weg,
geniet ik van fijne uren.
Er werd gelachen, er werd gehuild,
soms wordt er nu ook wel eens geschuild.
Ook denk ik wel eens terug aan vroegere jaren
vol zorg dag en nacht
en als er zieken waren
hield ik trouw de wacht.
Mijn huis en tuin zijn als geen ander.
Alleen voor mij zijn zij uniek.
De bomen worden weer groen.
De bloemen gaan bloeien.
De vogels zingen.
Het ontroert mij, het klinkt als muziek.
Nog heel lang hoop ik hiervan te mogen genieten
samen met zoveel dierbaren om mij heen.
Elke dag die mij nog wordt gegeven
wil ik God dankbaar zijn.
Elke dag dat ook voor mij de zon scheen.
Lief dorp, lieve woning,
ik voel mij rijker dan een koning.
Ook naar aanleiding van dit interview schreef mevrouw
Wolswijk een gedicht over het denken aan vroeger:
Mijmeren
Mijmeren in de stille uren.
Mijmeren dat mag.
Men zegt: dat hoort bij de oude dag.
Gedachten komen boven
van nu en zeker van weleer
Het is een gevoel van op herhaling zijn,
want veel van vroeger weetje niet meen
Het is soms een chaos met wel duizend vragen
zonder antwoord erbij.
Geen beeld van vroeger komt er vrij.
Het was een mix van zoet en zuur,
vreugde en leed.
Een dieptepunt soms en toch telkens weer iets
datje opstaan deed.
Vreemd, een nostalgische bui,
die elke oudere misschien wel eens heeft
en je zo nu en dan overkomt, zolang je leeft.
Een ding is zeker: alles heeft een doel.
En dat geeft mij al een antwoord
en een goed gevoel.
Het uitzicht uit de achtertuin op de Meerndijk 36 eind jaren 60.
Achter de boom lag een sloot de Achtliantemolenvliet. Daarvoor
lag een plank en zo liep de familie naar de kerk. Kort na het
maken van deze foto werd de Mereveldlaan volgebouwd.
verzorgen thuis zegt ze: "Ik heb het met alle liefde gedaan en ik
ben blij dat ik dat zo gedaan heb."
Schrijven
Een andere bezigheid van mevrouw Wolswijk is het schrij-
ven. "Het begon met Sinterklaasrijmpjes," vertelt ze. Later
schreef ze reisverslagen. Thijs van Bommel organiseerde inder-
tijd reizen van de Meemse Zakenvereniging en daarover maakte
ze van iedere dag een verslag. Dat begon in 1967. Als lid van de
Algemene Vereniging voor Ouderen schrijft zij altijd het verslag
en daar doet ze nog wel eens een gedichtje bij. Verder heeft ze
haar levensloop opgeschreven en nu schrijft ze veel gedichten
over dingen die ze meemaakt en die haar ontroeren, zoals het zin-
gen van de vogels, de seizoenen, een eenzame bloem in een
tuin... Het houdt haar erg bezig. "Ja," zegt ze, "ik moet wel. Als
er iets in me opkomt, moet ik het kwijt en dan schrijf ik het
meteen op. En ik verander nooit meer wat. Ik sta nog achter din-
gen die ik twintig jaar geleden opschreef. Daar hoef ik niets aan
te veranderen. Ik voel nog net hetzelfde." Haar gedichten publi-
ceren wil ze niet. Ze vindt ze veel te persoonlijk en wil niet dat
anderen daar in zitten te neuzen. Voor het parochieblad heeft ze
zo af en toe wel eens wat geschreven onder een pseudoniem,
maar ondertussen weet iedereen al wie daar achter steekt, dus dat
helpt niet meer. Voor ons blad heeft ze wel een paar gedichten
uitgezocht. Zo schreef ze over haar geliefde De Meem en het
huis waar zij al zoveel jaren woont in maart 1995 het volgende
gedicht:
Mijn home
Ergens in ons kleine land
in een dorp door mij geliefd
staat een ouder wordend huis.
i
I
I
f
ir
Si
Terugkijkend op haar leven zegt mevrouw Wolswijk: "Nu ik
ouder ben, heeft het leven meer inhoud gekregen. Of beter
gezegd: je gaat meer inhoud zien. Ik ben tevreden over
mezelf en voel me gelukkig. Ik heb acht prachtige kinderen,
lieve kleinkinderen. Dat is mijn rijkdom. Alles bij elkaar
opgeteld is het een leven vol. Ik heb mijn tijd niet in ledigheid
doorgebracht. En nog niet. Ik kom nog tijd te kort."
-ocr page 33-
33
Beulswerk (2)
door Veronique Voorn-Verkleij
In de eerste aflevering van dit artikel hebben we in het kort gezien, welke rechtbanken er zoal bestonden en hoe het straf-
proces van het verre verleden tot aan de Middeleeuwen zich heeft ontwikkeld. Dit tweede deel zal gaan over de verschil-
lende soorten straffen, de rol van de beul en de uiteindelijk tegenstand, die leidde tot de hervormingen van ons strafstelsel
en de invoering van het Wetboek van Strafrecht.
Straffen
Tot 1800 werd het strafrecht beheerst door het beginsel, dat
de dader een evenredig leed moest worden toegebracht als hij
door zijn misdaad had veroorzaakt en dat de straf een afschrik-
wekkend voorbeeld moest zijn voor anderen. Daarom werden
executies uitgevoerd in het openbaar en werden de lichamen ten-
toongesteld. De wrede verminkende straffen misten echter doel.
Gestraften waren na hun mishandeling nog verbitterder op de
maatschappij, vervielen weer in de misdaad en eindigden vaak
op het schavot. Het publiek leerde blijkbaar ook niet van de exe-
cuties, want de misdaad nam er niet van af Gemiddeld waren
veel meer mensen slachtoffer van moord en doodslag dan in onze
huidige tijd.
Welke straffen werden uitgesproken voor welke misdaden?
Het oudste Rechtsboek van Utrecht is het "Liber Albus" uit 1340.
Daarin staat het volgende: de dief wordt gestraft met de galg, de
moordenaar of moorddadige brandstichter met het rad, de dood-
slaander en rover met het zwaard, de muntvervalser met de ketel,
de verspieder verliest zijn ogen, de geldsnoeier (die de randen
van de munten snijdt) verliest zijn duim.
Dit rechtsboek en de latere keurboeken waren vooral een ver-
zameling raadsbesluiten en rechtsgewoontes, die bestonden uit
plaatselijk mondeling overgeleverde gebruiken en gewoonten.
Het Liber Albus spreekt van wilkeuren, opgelegd door de stede-
lijke overheid. Wilkeuren zijn verordeningen waarbij iets verbo-
den of geboden is. De straf bij overtreding heette een keur en
bestond meestal uit een geldboete (vergelijk onze tegenwoordige
bekeuring!).
De straffen die in de 14e tot en met de 18e eeuw in Nederland
bestonden waren vermogensstraffen, vrijheidsstraffen, boetedoe-
ningen, waarschuwende straffen, onterende straffen, lijfstraffen
en doodstraffen.
Vermogensstraffen
De vermogensstraffen bestonden uit verbeurdverklaring van
goederen (meestal bij verbannen lieden) en opgelegde boetes.
Deze werden uitbetaald in stenen voor de stadsmuur of (en later
vooral) in geld. Boetes konden voor allerlei misdrijven worden
opgelegd en deze straf werd ook het meest toegepast. Niet in de
laatste plaats, omdat dit financieel aantrekkelijk was voor de
stad. Het bracht immers geld in het laatje.
Vrijheidsstraffen
Vrijheidsstraffen bestonden uit verbanning, galeistraf en
gevangenisstraf. Verbanning was een veelgebruikte straf, toege-
past op allerlei misdaden. Vaak ook op misdadigers die, om een
zwaardere straf te ontlopen, uit de stad waren gevlucht.
Verschillende vormen van straf. We zien van links naar rechts
en van boven naar beneden: de brandstapel, de galg, het uitste-
ken van de ogen, vierendelen, radbraken, het afsnijden van de
tong, geselen, onthoofden, en het afhakken van vingers.
(Houtsnede uit Ulrich Tengler, Laienspiegel, Mainz 1508).
Verbanning had eigenlijk een averechts effect. Een banneling
verloor alle rechten en kon zijn beroep nergens meer uitoefenen.
Zo zwierven vele bannelingen rond en leefden vaak van diefstal
en beroving. De ene stad leverde zo de criminelen voor de ande-
re of kreeg zijn misdadigers van het platteland terug.
Galeistraf, het als gevangene moeten roeien op een schip,
werd in Utrecht en ook in de omringende provincies nauwelijks
uitgevoerd. Onze wateren waren er ook niet echt geschikt voor.
Gevangenisstraf was in de Middeleeuwen ook een niet veel
-ocr page 34-
34
Waarschuwende straf
De waarschuwende straf bestond uit het zwaaien van het
zwaard boven het hoofd van de veroordeelde. Bij in herhaling
vallen, volgde echt onthoofding.
Onterende straffen
Onder de onterende straffen verstaan we het staan op de
schandpaal, het zitten op de kaak, het zitten in een schandmantel
(ook wel huik genoemd) of een schandblok, het dragen van de
schandstenen, het slepen van de schandslede, het zitten op de
schopstoel en het dragen van de schandton. Onterende straffen
werden gezien als een verzachting van de doodstraf Vaak wer-
den deze straffen voorafgegaan door lijfstraffen als geselen en
brandmerken. Bij al deze straffen was het publiek van harte uit-
genodigd de gestrafte met vuil te bekogelen, dat door het stads-
bestuur werd bekostigd. Wanneer een gestrafte in de schopstoel
moest plaatsnemen, werd hij daaruit geschopt van enige hoogte
in een berg vuil. Het dragen van de schandstenen was vaak een
straf opgelegd aan vrouwen. Deze kregen een ketting om polsen
of enkels en moesten dan over een bepaalde route een paar lood-
zware stenen door de stad sjouwen. Hetzelfde gold voor de
schandslede, die ook voorzien was van een loodzwaar gewicht.
De overige straffen waren tentoonstellingsstraffen waarbij op de
kaak werd gezeten en aan de schandpaal gestaan met een ijzeren
klem om de nek, polsen en enkels. Boven het hoofd werd vaak
het voorwerp, waarmee de dader zijn misdaad had begaan, ten-
toongesteld. Een andere onterende straf was het een burger afne-
men van zijn burgerrechten. Alleen burgers hadden het recht
schepen te worden en te kiezen. Door een burger zijn rechten te
ontnemen, nam je hem heel zijn maatschappelijke positie af.
XlQttloprn gepl bM m<nnni /
9itn8t men tau ^ mscttn ylnnra.
Prostituees werden in het spinhuis opgeborgen (Kinderprent
rond 1750 Gemeentearchief Utrecht).
voorkomende straf, want deze was niet afschrikwekkend genoeg.
Daarnaast kostte gevangenisstraf veel organisatie. Je had een
gevangenis nodig en personeel, dat ook al geld kostte. De gevan-
genen zelf kostten niet veel, omdat die in hun eigen onderhoud
moesten voorzien. Familie moest zorgen voor voedsel en kleding
en er werd ook wel voor de gevangenen gebedeld of gecollec-
teerd aan de muur van de gevangenis. Bewakers waren slecht
opgeleid of corrupt en ontsnappen kwam ook veel voor.
Tot de 16e eeuw had gevangenisstraf meer het karakter van voor-
lopige hechtenis. Gevangenisstraf werd vooral toegepast op ver-
dachten, die verhoord werden en veroordeelden, die wachtten op
hun executie. Verder werden mensen die hun boetes niet konden
betalen gevangen gezet, totdat ze betaald hadden. Pas na 1500
kwam er het inzicht, dat de bestaande straffen wreed waren en
vaak nutteloos. Het verlangen naar een humanere aanpak groei-
de en het tuchthuis kwam in zwang om misdadigers te heropvoe-
den. Amsterdam had hiervan de wereldprimeur met een rasphuis
voor mannen, waar brasielhout werd geraspt voor de verfindus-
trie en een spinhuis voor vrouwen. Het regime was gericht op
verbetering en heropvoeding door harde eentonige arbeid, kastij-
ding en zielzorg (dit laatste bestond uit het leren van de catechis-
mus). In de tuchthuizen zaten bedelaars, landlopers, dieven en
prostituees (eventueel gegeseld en gebrandmerkt), die door de
overheid al dan niet met rechterlijk vonnis werden ingesloten.
Daarnaast waren er huizen voor moeilijk opvoedbare kinderen,
die door hun ouders werden gebracht en tegen betaling met harde
hand werden opgevoed. De tuchthuizen moesten rendabel zijn en
zo betaalden de tuchtelingen de schade aan de maatschappij
terug. Tot de 19e eeuw waren de tuchthuizen de belangrijkste
gevangenissen.
              *
Boetedoeningen
Deze bestonden uit een bede om vergiffenis in het openbaar,
waarbij de mannen in hun hemd verschenen en de vrouwen
blootshoofds en barrevoets. Verder uit het offeren van één of
meerdere kaarsen of uit het doen van een strafbedevaart.
Bij deze laatste straf moeten we niet direct denken aan tochten
naar Santiago de Compostella, Rome of Jerusalem. Een strafbe-
devaart naar Onze Lieve Vrouw van Amersfoort of IJsselstein of
andere nabij gelegen oorden was heel gewoon, zeker voor kleine
vergrijpen.
Schandmantel waarin meestal l(aaIgeschoren vrouwen te pronk
werden gezet (Noordbrabants Museum 's-Hertogenbosch).
Lijfstraffen
Lijfstraffen werden vaak toegepast in combinatie met andere
straffen, zoals verbanning, onterende straffen of de doodstraf. De
lijfstraffen bestonden uit het verminken van de dader, het gese-
len, kaalscheren of brandmerken. Dieven, landlopers en bede-
laars, die op verboden plekken bedelden, werd vaak een oor of
de neus afgesneden dan wel de neus gesplitst, zodat omstanders
de persoon herkenden als onbetrouwbaar. Daamaast werden ze
-ocr page 35-
35
vaak gegeseld of met roeden geslagen en verbannen.
Meinedigen, vervalsers en simulerende bedelaars werden
gebrandmerkt in het gezicht of men hakte de vingers of de hele
hand af. Mensen die God lasterden, werd de tong doorboord of
afgesneden. Brandmerken gebeurde met dieven of andere niet te
vertrouwen lieden, die daarmee herkenbaar werden. Het brand-
merken gebeurde al naar gelang de ernst van het vergrijp op een
zichtbare plaats, zoals het voorhoofd, de wang of de linkerhand
of op een minder zichtbare plaats, zoals de rug, de arm, de borst
of het been. De brandwond werd vaak goed zichtbaar gemaakt
door hem in te smeren met inkt of kruit. Geselen werd vaak toe-
gepast in combinatie met andere straffen zoals verbanning of een
doodstraf. Kaalscheren was vooral een straf voor vrouwen, die
daarna met hun kale hoofd in een schandmantel of op de kaak
moesten zitten.
Doodstraffen
De doodstraf was gericht op het verwijderen van het crimi-
nele individu uit de samenleving, op vergelding en de grootst
mogelijke afschrikkende werking. De doodstraffen werden opge-
legd voor de volgende misdrijven: moord (dat wil zeggen dood-
slag in het geniep en onverwachts, met verberging van het lijk),
doodslag wanneer de vrede werd gebroken, tegennatuurlijke
zedenmisdrijven, roof, valsemunterij en bepaalde politieke
misdrijven. Gewone doodslag en zware mishandeling werden in
de Middeleeuwen gezien als bijkomende effecten van de veel
voorkomende vechtpartijen en werden afgedaan met een boete.
Na 1500 kwamen er steeds meer verordeningen waarin deze, in
onze ogen, ernstige misdaden zwaarder werden gestraft. Zo stel-
den de Staten van Utrecht in hun voorwoord van hun "Placcaat
jegens doodslagers, moedwilligen en andere quaaddoeners ten
platten Lande" uit 1592 dat "doodslagen, fortsen, geweiden, ende
andere enorme delicten, ende diverse mesusen" steeds meer
voorkomen, vooral op het platteland mede doordat de "straffen,
boeten ende keuren" te laag zijn. Doodslag werd voortaan
gestraft met het zwaard (dat wil zeggen onthoofding). Moord en
politieke misdaden werden ook gestraft met onthoofding. Laster
werd gestraft voor mannen met onthoofding en voor vrouwen
met "die cule", dat is de kuil, oftewel ze werden levend begra-
ven.
Homofilie en andere tegennatuurlijke zedenmisdrijven wer-
den bestraft met het vuur aan de staak. Heksen werden ook aan
de staak vastgebonden en tot as verbrand, zodat hun dode
lichaam niet verder kon gaan met hekserij. Ketters werden ver-
brand, totdat ze waren gestikt in de rook. Valsemunters werden
veroordeeld tot de ketel. Dat wil zeggen dat ze ondersteboven in
een ketel kokende vloeistof werden gestikt.
Radbraakkruis.
Een radbraakkruis met pin waarop later het hoofd kon worden
gespiest. Ertegenaan staan de werktuigen waarmee de beul het
lichaam bewerkte (Archief H. Steensma, Franeker).
Dan was er verder nog ophangen aan de galg. Dit was een
onterende doodstraf voor de gewone man en werd meestal toe-
gepast bij diefstal en meineed. Onthoofding was voorbehouden
voor aanzienlijken, edelen en hoge militairen. Vrouwen werden
niet opgehangen maar gewurgd aan een paal of verdronken.
De ergste en smadelijkste doodstraf was radbraken. Hierbij
werd de veroordeelde met handen en voeten aan een radbraak-
kruis gebonden en dan sloeg de beul met een stok met een
beweegbaar stuk ijzer eraan alle botten kapot tot de dood erop
volgde. Meestal werd daarna het hoofd afgehouwen en op een
pin geplaatst en het gebroken lichaam op een rad tentoongesteld.
Soms ook werd bij een zeer ernstige misdaad het lichaam gevie-
rendeeld, zodat het op verschillende plaatsen kon worden
getoond. Radbraken en vierendelen werden in Utrecht zeer wei-
nig toegepast. Ze waren bedoeld voor misdaden als moord, ver-
giftiging en brandstichting.
Dit waren in grote lijnen de straffen die in de periode van de
14e tot en met de 18e eeuw werden uitgevoerd. Ze werden niet
altijd toegepast voor hetzelfde misdrijf, maar door elkaar
gebruikt. Ook waren voor veel misdrijven geen wetsbepalingen
voorhanden, terwijl de daders toch gestraft werden. Aan de ande-
re kant waren de opgelegde straffen vaak ongelijk aan welke in
de wetsbepalingen werden aangegeven. In de Middeleeuwen
ging het het stadsbestuur er vooral om herhaling van een misdrijf
te voorkomen. Daarom werd er vaak gestraft met verbanning
(wat juist een averechts effect had), met doodstraf (wat voor de
dader zeer effectief was, maar het aantal nieuwe delicten niet ver-
minderde) en met zichtbaar maken van een crimineel door hem
te verminken. In de loop van de tijd kwamen lijfstraffen en
levensstraffen steeds minder voor en werden ze vervangen door
^flt men bootf jpn guattegansen/
't <{iRfe' int ban tf oputi^ngtn.
De beul aan het werk bij een tentoonstellingsgalg voor vier
gehangenen (Kinderprent rond 1750 Gemeentearchief Utrecht).
-ocr page 36-
36
niet en soms moest hij door het stadsbestuur worden beschermd
tegen volkshaat. Sommige steden kenden zelfs verordeningen
om hem hiertegen te beschermen. Ook in Utrecht was de beul
niet erg geliefd. In 1422 bepaalde de raad: "Meyster Herman van
Culen is onser stat Meyster van den hoechsten recht, dien daer-
om smetenisse (beledigingen) van sommigen om gesciet mit
woirden (woorden) en mit werken (daden). Hierom verbiet de
raet enen ygeliken (eenieder) dat hem nyemant en misdoe noch
misdoen en laet van sinen kinderen mit woirden of mit werken,
want die raet dat scerpelic an hem rechten wil ende ander kinder
ouderen die dit doen." Hieruit blijkt dat beul Herman en zijn kin-
deren door velen (volwassenen en kinderen) werden nagejouwd
en gepest en dat de raad de volwassenen daarvoor wilde straffen.
Als de baan zo weinig begeerd werd, kunnen we anderzijds
ook geen hoogstaande figuren verwachten die hem uitoefenden.
Een latere Utrechtse beul, meester Lambert, stond bekend als
dader van een doodslag. De afkeer van het beulsambt was waar-
schijnlijk een angst voor de dood die werd afgewenteld op een
persoon. Beulen kregen ook wel eens spijt van hun beroep en
gingen dan op bedevaart om zich te reinigen. Ook bedelaars
deden zich wel eens voor als bekeerde beulen.
Beulen waren niet onbemiddeld. Hun werk werd goed
betaald. Daarnaast hadden ze vaak tal van bijverdiensten. Soms
hielden ze toezicht op de bordelen, waren ze vilder of beoefen-
den ze de kwakzalverij. Ze verdienden goed aan de verkoop van
middeltjes met een magische kracht, zoals kruiden die onder de
galg waren gegroeid, het koord waarmee iemand was opgehan-
gen of delen van het lichaam van een geëxecuteerde.
De beul, die niet alleen met de feitelijke executie was belast,
maar ook met alles eromheen, zoals het pijnigen op de pijnbank,
het bouwen van het schavot en het wegbrengen van het lijk,
bracht voor elke handeling, die zijn werk met zich meebracht,
een vastgesteld bedrag in rekening. Nemen we nu de lijst van het
salaris van de scherprechter uit Utrecht er bij dan lezen we het
volgende:
Lijste van het salaris van den scherprechter
Gearresteerd den 25. October 1770. (arresteren van een geldsom
is het goedkeuren dat deze geldsom in iemands credit wordt
geboekt.)
De Scherprechter uit deze Stad naer Amersfoort worden twee
daggelden toegeleid, (op rekening gesteld) ieder tot vyf gulden,
ƒ 10-0-0.
Utsupra naer Vreeland ƒ 10-0-0.
Zeist f 10-0-0.
Hagestein f 10-0-0.
W^k by Duurstede ƒ 10-0-0.
Utsupra naer Rhenen 3 daggelden ƒ 15-0-0.
Mydrecht ƒ 15-0-0.
Amerongen f 15-0-0.
Langerak f 15-0-0.
Leersum f 15-0-0.
Renswoude ƒ 15-0-0.
Voor zyne verteering te Amersfoort, Vreeland, Zeist en
Hagestein, daags vier gulden, dus in twee dagen ƒ 8-0-0.
Utsupra te Wyk dus in twee dagen ƒ 8-0-0.
Utsupra te Rhenen, Mydrecht, Amerongen, Langerak, Leersum
en Renswoude, dus in drie dagen ƒ 12-0-0.
Voor zyn Wagenvragt des daags vier gulden met Voerman en
Paarden, dus in twee dagen naar Amersfoort, Vreeland, Zeist en
humanere straffen als gevangenisstraffen en boeten.
De beul
De man, die in naam van de overheid belast was met de vol-
trekking van het vonnis, was de "meester van den scherpen
zwaarde" ofwel de "scherprechter", in de volksmond de beul
genoemd. In de vroegste tijden werd het vonnis voltrokken door
het verzamelde volk, (te denken valt aan de verhalen van steni-
gingen in de Bijbel) of door de oudste bloedverwant van het
slachtoffer. Later werd het een zelfstandig beroep. In de Oudheid
konden slaven of horigen door de voltrekking van een doodvon-
nis hun vrijheid kopen. Ook veroordeelde misdadigers, vilders en
Een executie van roofmoordenaars in 1661 op de Neude in
Utrecht. Twee mannen worden geradbraakt met de achterliant
van een bijl en een vrouw wordt gewurgd aan de paal.
lieden met sadistische neigingen oefenden het beroep uit. Een
scherprechter werd door het stadsbestuur benoemd en ontving
ook zijn salaris van de stad. De betrekking van scherprechter
werd niet bepaald begeerd. De beul werd gemeden en men sprak
over hem met een zekere huivering. Hij werd geminacht en als
uitgestotene behandeld en woonde meestal aan de rand van de
stad. Soms droeg hij kleding, waaraan hij te herkennen was. Na
zijn dood werd een beul meestal begraven op het deel van het
kerkhof, waar de zelfmoordenaars lagen. Erg geliefd was hij dus
De tentoonstelling van hun lijlien aan de Vaartse Rijn. De lijken
z'jn op een wiel met punt gespiest. Tussen hem in hangt een
kneppel als teken dat het om moordenaars gaat
(Gemeentearchief Utrecht).
-ocr page 37-
37
De beul van Utrecht was in 1770 in dienst van het Hof van
Utrecht. Hij legde deze lijst vooraf voor aan het Hof ter goed-
keuring. Vandaar dat een paar posten niet zijn overgenomen. Hier
staat geen bedrag maar nihil ingevuld. De overige bedragen zijn
goedgekeurd en vastgesteld. Aan deze lijst kunnen we helaas niet
zien hoe vaak de beul een bepaalde straf uitvoerde, alleen wat het
zou kosten. We zien eerst een hele reeks reis- en verblijfskosten
voor de beul zelf en voor de voerman en paarden, die hem ver-
voerden. Daarna volgen de lijfstraffen, zoals het geselen, daarna
een reeks die te maken heeft met het martelen op de pijnbank.
Dan volgen de doodstraffen en de duurste daarvan is radbraken
(ƒ 40-0-0), omdat niet alleen de veroordeelde, maar ook de beul
zelf, na afloop geradbraakt was! Daarna volgt onthoofding
(ƒ 16-0-0), waarschijnlijk omdat dit een straf was voor een edel-
man en vervolgens hangen en worgen voor de gewone man
(ƒ 10-0-0). De overige doodstraffen komen op deze lijst niet voor
en zullen in die tijd in Utrecht en omstreken niet zijn uitgevoerd.
Vervolgens zien we nog een reeks werkzaamheden, die te maken
hebben met het tentoonstellen van het lijk, dan wel het begraven
ervan. Deze lijst is uit 1770 maar we kunnen rustig constateren,
dat in de Middeleeuwen de strafrechtpleging nog volop aanwe-
zig waren!
Hagestein f 8-0-0.
Utsupra naer Wyk in twee dagen ƒ 8-0-0.
Utsupra naer Rhenen, Mydrecht, Amerongen, Langerak,
Leersum, Renswoude in drie dagen
ƒ 12-0-0.
Verteering voor Voerman en Paarden, ieder dag vier gulden, dus
naer Amersfoort, Vreeland, Zeist en Hagestein in twee dagen
ƒ 8-0-0.
Utsupra naer Wyk in twee dagen ƒ 8-0-0.
Utsupra naer Rhenen, Mydrecht, Amerongen, Langerak,
Leersum en Renswoude in drie dagen f 12-0-0.
Voor Passagie geld
ƒ 0-15-0.
De Verteering onder weg naer Rhenen, Mydrecht, Amerongen,
Langerak, Leersum en Renswoude heen en weder, voor den
Scherprechter is gereguleerd op
ƒ 4-0-0.
En naar Amersfoort, Vreeland, Zeist, Hagestein en Wyk op
ƒ 3-0-0.
Voor de ordinaris Geesseling voor ieder persoon f 3-0-0.
Voor 't strengelyk geesselen f 4-0-0.
Voor preparatien daar toe Nihil.
Voor het Brandmerken
ƒ 4-0-0.
Voor het te pronkstellen met afzonder Ornamenten ƒ 2-0-0.
Voor een boekje. Papieren etc. op 't vuur te verbranden
ƒ 1-W-O
Voor Touwen en Koorden, die tot het geesselen of tot het doen
van eenige andere Executie gebruikt worden f 1-5-0.
Voor de Roeden f 0-12-0.
Voor het hangen van een Mes en andere Ornamenten boven 't
hoofd f 1-10-0.
Voor een Strop op den hals te hangen ƒ 1-10-0.
Voor 't visiteren (kwellen) van de rug
ƒ 1-10-0.
Voor 't Tortureeren
ƒ 6-0-0.
Voor vacatie (wachttijd) in 't Hof ter Torture voor 't uur
ƒ 1-10-0.
Voor de Instrumenten ƒ 1-10-0.
Voor de Pley op te hangen f 1-10-0.
Voor het Zwaard boven boven 't hoofd te zwayen f 6-0-0.
Voor 't Onthoofden, van ieder persoon
ƒ 16-0-0.
Voor 't Schoonmaken van 't Zwaard Nihil
Voor 't Hangen van ieder persoon f 10-0-0.
Voor 't Worgen van ieder persoon f 10-0-0.
Voor 't Rabraken van ieder persoon, 't zy levendig of alvorens
geworgd, de Koorden en 't binden daar onder gerekend,
f 40-0-0.
Voor 't hoofd met een byl af te houwen en op een pin te zetten
f 6-0-0.
Voor het Blakeren ƒ 3-0-0.
Voorden Geëxecuteerden van de Galg, Worgpaal, Rad, etc. af te
nemen en van het Schavot op de wagen te helpen brengen
f 3-0-0.
Voor het dode lichaam op het Zeisterzand aan de Galg te han-
gen. Ladder en Catrol te stellen en af te nemen, te zamen
f 6-0-0.
Voor het zetten op 't rad aldaar en het hoofd op een pin. Ladder
en Catrol te stellen en weder af te nemen
ƒ 6-0-0.
                    '<
Voor het hoofd met het lichaam in een zak te steken f 3-0-0.
Voor het lichaam in een Put te begraven f 6-0-0.
Accordeert met de Principale,
Was getekend)
MIIAN VISCONTL                                      . =,
De Utrechtse beulskist en enkele folterwerktuigen (Centraal
Museum)
Executie
Hoe ging de executie door een beul in zijn werk? De beul had
de beschikking over een groot aantal werktuigen om de aange-
klaagde op de pijnbank te pijnigen of de verminkende straffen uit
te voeren: messen, priemen, tangen, roeden, handijzers, bijlen,
zwaarden, touwen en riemen. Had eenmaal de beklaagde bekend
en was er vonnis gewezen, dan volgde de executie binnen 24 uur.
De executies van de levensstraffen werden in het openbaar uit-
gevoerd op een plek waar veel publiek kon komen kijken en er
lering uit trekken. In werkelijkheid was het meer een soort volks-
vermaak. De beul bouwde een groot houten schavot, waarop de
executie plaatsvond. De rechtbank las vooraf het vonnis voor en
dan volgde de executie. Het was in onze ogen een wrede verto-
ning.
Ook de wijze waarop de beul, in opdracht van de rechters en
vastgelegd in het vonnis, moest handelen met het dode lichaam
van een terechtgestelde, getuigde van geen enkel respect of eer-
bied. De lichamen werden naar het galgenveld gebracht op een
"horde", een gevlochten slede van tenen, of eenvoudigweg vast-
gebonden aan de staart van een paard en gesleept. Het publiek op
-ocr page 38-
38
leefde van 1738 tot 1794. Hij schreef een boekje "Over misda-
den en straf' dat in veel landen werd uitgegeven. In Nederland
kwam het in 1768 uit. Ook pleitte hij voor evenredigheid tussen
de zwaarte van de misdaad en de straf. Straffen dienden alleen te
worden opgelegd via voorafgaande wettelijke bepalingen. Hij
pleitte ervoor nodeloze wreedheid af te schaffen. Hij pleitte voor
het afschaffen van de doodstraf en de pijnbank. In Nederland was
inmiddels de discussie over de pijnbank en de doodstraf al
begonnen, maar in de praktijk werden deze nog gewoon gehand-
haafd. De hervorming van het recht kwam in een stroomversnel-
ling met de komst van de Fransen toen de ideeën van vrijheid,
gelijkheid en broederschap opgeld deden. Op 6 maart 1795 vaar-
digden zij een eerste decreet uit tegen de barbaarse behandeling
van geëxecuteerde criminelen. De galgenvelden en galgenbergen
diende weggeruimd te worden en de lichamen dienden begraven
te worden. Op 2 december 1796 werd de Bataafse Republiek één
en ondeelbaar verklaard. De standen verdwenen en de gilden
werden opgeheven. De Staten Generaal waren voortaan de ver-
tegenwoordigers van het hele volk. Het beginsel van gelijkheid
Het Amsterdamse galgenveld met de tentoonsteilingsgalg, raden
en palen (Tekening van Gerrit Lamberts uit 1795).
de route liet zich niet onbetuigd en smeet met alles wat het vin-
den kon naar de dode lichamen. Op het galgenveld werden de
lichamen tentoongesteld aan de galg, op het rad of aan de paal, al
naargelang de manier van terechtstelling in de stad (alhoewel
daar ook wel van werd afgeweken). Ze bleven daar tot ze ver-
gaan waren, ten prooi aan de vogels en tot afschrik van het alge-
meen. Op oude kaarten vinden we deze galgenvelden vaak afge-
beeld met een driehoekje of met een galgje. Over het galgenveld
van Utrecht aan de Vaartse Rijn schreef dr. D.W. Gravendeel in
ons blad van september 1989.
Galgentypen
Er waren verschillende galgentypen. Grote steden kenden
vaak een grote stenen kuip met drie gemetselde zuilen, die met
dwarsstangen waren verbonden. De zuilen droegen leeuwen met
het stadswapen. De lichamen werden aan de stangen opgehangen
en vielen na verloop van tijd bij gedeelten in de kuip. Een een-
voudiger type was de houten galg, die bestond uit twee of drie
palen in de grond met dwarsbalken, waaraan de lichamen werden
gehangen. In de nabijheid van de tentoonstellingsgalg stonden
meestal een of meerdere raden en palen. Een rad was een op een
paal geplaatst wagenwiel, waarop de terechtgestelde (gerad-
braakte en soms nog levende!) persoon gezet kon worden, de
loodrecht in de grond staande palen dienden om lichamen tegen
aan te binden (in oorsprong voor gewurgden).
Protesten
Tot de 18e eeuw zijn weinig protesten bekend tegen de wrede
vonnissen. In de 18e eeuw werd de roep om een humaner en
rechtszekerder strafrechtpleging steeds groter. Was het eerst zo
dat het recht vooral diende om herhaling van een misdaad te
voorkomen, in de 18e eeuw werd een dader van een strafbaar feit
meer gestraft, omdat hij een kwaad had gepleegd dat vergolden
moest worden. Een belangrijk pleitbezorger voor een humanere
strafrechtpleging was Cesare Bonesaria, markies de Beccaria, die
Cesare Bonesana, markies de Beccaria (1738-1794).
van alle individuen werd aanvaard en toegepast in de wetboeken
op verschillende gebieden van het recht. Er kwam meer rechts-
zekerheid en rechtseenheid. In 1798 was het de Staatsregeling,
die de nieuwe verworvenheden blijvend in ons recht verankerde.
Zo werd de tortuur op de pijnbank afgeschaft. In 1809 kwam er
het Crimineel Wetboek voor het Koninkrijk Holland. Hierin wer-
den de meeste verschrikkingen uit onze oude strafrechtpleging,
zoals radbraken en verdrinken, opgeruimd. Ook brandmerken
verdween. De doodstraf bleef gehandhaafd, maar werd volgens
Franse traditie voortaan uitgevoerd met de guillotine (de valbijl).
In 1810 werd dit humane Wetboek vervangen door de strengere
Code Pénal. In 1813 werd, met het herstel van de onafhankelijk-
heid, de Code Pénal "bij provisie" gehandhaafd, maar met een
aantal verbeteringen. Straffen als brandmerken, openbare gese-
ling, tewerkstelling in tuchthuis of rasphuis, tepronkstelling op
het schavot en eerioosheidverklaring werden gehandhaafd of
opnieuw ingevoerd. De guillotine werd weer afgeschaft en het
zwaard weer teruggehaald, net als de galg voor mannen en het
wurgen aan de paal voor vrouwen. Het duurde nog tot 1854 voor-
-ocr page 39-
39
dat de lijfstraffen, het brandmerken en het op de kaak stellen wer-
den afgeschaft met uitzondering van het geselen. Dit werd samen
met de doodstraf afgeschaft in 1870. De Code Pénal bleef
gehandhaafd, totdat het Wetboek van Strafrecht in 1886, na veel
verworpen ontwerpen, werd ingevoerd. Dit Wetboek van
Strafrecht ging uit van de verbetering van de misdadiger in plaats
van de afschrikkende werking van de straf. Straffen als verban-
ning, deportatie en tuchthuisstraf waren niet meer opgenomen.
De lijf- en doodstraffen werden niet meer ingevoerd. Ook de ont-
erende straffen werden afgeschaft. De hoofdstraffen waren voor-
taan gevangenisstraf, hechtenis en geldboetes.
Conclusie
We hebben gezien dat ons rechtssysteem lange tijd gebaseerd
is geweest op gebruiken uit onze vroegste geschiedenis. In de
vroege Middeleeuwen was het persoonlijk wraak nemen op de
dader van een misdrijf nog steeds een gebruikelijk en geoorloofd
middel. Het latere rechtssysteem kende vele misstanden. Er
waren vele soorten rechtbanken, maar echte wetboeken, waarin
stond wat strafbaar was en hoe gestraft moest worden, bestonden
niet of nauwelijks. De rechter was geen onafhankelijk persoon en
bepaalde zijn straf op wat in het proces naar voren werd gebracht,
zonder zelf een onderzoek in te stellen. Later werd de bekentenis
van steeds groter belang, waardoor het gebruikelijk werd deze
bekentenis af te dwingen op de pijnbank. De straffen waren
wreed en stonden vaak niet in verhouding tot de gepleegde mis-
daad. Aan de andere kant werden in onze ogen zware misdaden,
zoals doodslag, vaak mild gestraft met een boete. De meeste
straffen waren meer een afschuifsysteem in de vorm van verban-
ning of opruiming van de misdadiger in de vorm van doodstraf,
in een poging de misdaad uit te bannen. In de 18e eeuw kwam er
pas verzet tegen al deze praktijken en de vernieuwing van het
recht kwam in een stroomversnelling met de komst van de
Fransen in 1795, die volgens hun nieuwe opvattingen van vrij-
heid, gelijkheid en broederschap een nieuw rechtssysteem intro-
duceerden. In de daarop volgende eeuw werden de meeste straf-
fen van lieverlee afgeschaft. Ons huidige rechtssysteem dateert
van 1886 met de invoering van het Wetboek van Strafrecht.
Geraadpleegde literatuur:
Dr. D.A. Berents, Misdaad in de Middeleeuwen. Een onderzoek naar de cri-
minaliteit in het laat middeleeuwse Utrecht. Bunnik 1976.
Ach lieve tijd. Dertien eeuwen Utrecht, de Utrechters en hun goed recht.
Onder redactie van drs. M.W.J. de Bruijn e.a. Zwolle 1985.
D.W. Gravendeel, Een galgeveld in De Meem? Historische Vereniging
Vleuten-De Meem-Haarzuilens, Jaargang 9 nr. 3, september 1989.
Prof. Mr. J.E. Spruit, 58 Miljoen Nederlanders en misdaad en straf,
Amsterdam 1977.
H. Steensma, Straffen door de eeuwen heen. De beul, het tuchthuis en de
gevangenis. Den Haag 1982.
J. van de Water, Groot Placcaatboek -'s Lands van Utrecht- 3 delen, Utrecht
1729.
Otto Wttewaall, Vleuten-De Meem, geschiedenis en historische bebouwing.
Zeist 1994.
Verenigingsberichten
Kasteel De Haar
Eenmalig bezoek aan Kasteel De Haar voor
onze leden.
Voor zaterdag 7 oktober a.s. heeft ons bestuur van de
Stichting Kasteel De Haar toestemming gekregen voor een
exclusieve rondleiding door het kasteel, speciaal voor onze
leden. De rondleiding laat ons vertrekken zien die in de normale
touristische route niet zijn opgenomen. Om de toestroom van
onze leden over de uren te verdelen (max. 35 personen per groep)
en zeker te zijn van de door u gekozen tijd in goede banen te lei-
den wordt ƒ 2,50 bespreekkosten gevraagd. De rondleidingen
gaan om 10.00 uur van start en vervolgens ieder heel uur en de
laatste begint om 16.00 uur.
Indien het aanbod op een bepaald uur groter is dan 35 perso-
nen, wordt het meerdere doorgeschoven naar 15 minuten later
etc. (Kinderen vanaf 5 jaar zijn eveneens welkom).
De bespreekkaartjes, met het door u gewenste tijdstip kunnen
worden afgehaald op de donderdagavonden 7, 14, 21 en 28 sep-
tember van 17.30 tot 21.30 uur in de Broederschapshuisjes,
Dorpsstraat 1, Vleuten en op de vrijdagavonden 8, 15, 22 en 29
september (zelfde tijdstippen) in Het Kabinet, Zandweg 147b
(achter het Verenigingsgebouw), De Meem. Onze postabonnees
kunnen gedurende genoemde uren per telefoon reserveren. Helaas
zijn er geen voldoende faciliteiten voor rolstoelen.
Noteer deze data nu in uw agenda!
In ons tijdschrift van september a.s. geven wij aanwijzingen
over parkeren en ingang.
-ocr page 40-
40
Onze straatnamen, oorsprong en betekenis (8)
door J.H.P. Heesters
In het begin van de zestiger jaren stonden grote bouwprogramma's voor Vleuten en De Meern op stapel. Voor de bouwlo-
caties Oudenrijn en Veldhuizen in De Meern alsmede voor de wijken Nieuwe Vaart, Odenvelt en Hinderstein in Vleuten
moesten veel straatnamen bedacht worden. Er bestond toen nog geen commissie straatnaamgeving zoals op dit moment
Het gevolg hiervan was veel creativiteit van Burgemeester, Wethouders en ambtenaren om aan de gemeenteraad nieuwe
straatnamen voor te stellen. Mogelijk door de veelheid daarvan is naamgeving niet altijd consequent doorgevoerd.
Wethouders nieuwe straatnamen
voorgesteld. Omdat de gemeente-
raad hiermee niet instemde werd
het voorstel aangehouden. Tijdens
een rumoerige vergadering op 20
december 1963 werd voor de wijk
Nieuwe Vaart voor dichtersnamen
gekozen. De Camphuysenstraat
was al in 1959 vastgesteld en
mogelijk is dat de argumentatie
geweest om met dichtersnamen
verder te gaan. Opmerkelijk is
echter dat de gemeenteraad de
namen van zes schrijvers in plaats
van dichters heeft vastgesteld.
Voor vier nieuwe straten werd
gekozen voor de Couperus-, Jacob
Cats-, Frederik van Eden- en
Multatulistraat. Naarmate de
bouwplannen vorderde, werden
Luchtfoto van de wijk Nieuwe Vaart in aanbouw in 1994. Foto: D.C. van Dalsen
hier de Boutens- en de Herman
Heijermansstraat aan toegevoegd.
Nadat het transportbedrijf Goes het terrein ten westen van de
Schoolstraat had verlaten, werden er nieuwe woningen gebouwd
en straten aangelegd. Hiervoor werden de J.C. Bloem-, Clara
Eggink- en Theo van Baarenstraat vastgesteld.
De vraag is ook waarom men niet consequent de voorletters
of voomaam van de schrijvers en dichters heeft genoemd. In de
eerste groep straatnamen had Couperus met zijn voomaam Louis
niet misstaan.
Camphuysenstraat
Dit is de eerste straat waarvan de naam in 1959 door de
gemeenteraad voor de wijk Nieuwe Vaart is vastgesteld. Dirck
Raphaëlsz Camphuysen is in 1586 in Gorinchem geboren. Hij
was een Nederlands dichter die in 1617 predikant in Vleuten was.
Ondanks dat hij in zijn optreden zeer gematigd was, werd hij
door de godsdienstig-staatkundige verschuiving van 1618 ver-
volgd. In 1620 werd hij verbannen maar keerde in 1622 in Oost-
Friesland terug. In 1624 kwam van hem de anonieme uitgave
'Stichtelijkcke rymen' uit. Het gevolg hiervan was dat hij
opdracht kreeg om een nieuwe psalmberijming te schrijven. Dit
omvangrijke werk met als titel 'Uytbreyding over de psalmen
des propheten Davids na de Fransche dicht-mate van C. Marot en
T. de Beze' verscheen postuum in 1630. Dirck Camphuysen
overleed in Dokkum op 19 juli 1927. De gemeenteraad stelde op
24 augustus 1959 de Camphuysenstraat vast').
De wijk Nieuwe Vaart
Een van de nieuwe wijken was Nieuwe Vaart. Deze wijk is
gelegen ten westen van de Schoolstraat en te noorden van de
Dorpstraat. Aan de zuidkant komt men in de wijk via de
Camphuysenstraat en aan de oostkant is deze wijk toegankelijk
vanaf het Dorpsplein en via de nieuwe Multatulistraat'.
Voor de geschiedenis voor de naam van deze wijk moeten we
terug naar 1612. Op 1 november van dat jaar stelden de deken en
het kapittel van Oudmunster te Utrecht, als ambachtsheren, een
ordonnantie of schouwbrief op, die betrekking had op de
'Nieuwe Grift ofte Vaersloot' in Vleuten en langs Themaatl
Een gedeelte van deze vaarsloot was vanaf de Vleutense
Wetering gegraven en liep tussen de huidige Camphuysenstraat
en het oude gemeentehuis in de Dorpsstraat in noordelijke rich-
ting. Deze watergang liep tot aan de Thematerdijk, wat nu de
Thematerweg is, en liep verder in westelijke richting naar Huis
den Eyck. Rond 1700 sprak men niet meer over de Nieuwe Grift
maar van de Thematervaart. Later werd het gegraven gedeelte de
Nieuwe Vaart en het resterende gedeelte vanaf de Thematerdijk
de Thematerwetering genoemd. Ten behoeve van de bebouwing
werd de Nieuwe Vaart gedempt en kon de locatie bouwrijp
gemaakt worden.
Schrijvers en dichters
Op 8 november 1963 werden door Burgemeester en
-ocr page 41-
41
*■.
lacob Catsstraat
Een tweede schrijver uit de 16e eeuw waarnaar een straat
benoemd is, is Jacob Cats. Hij is op 10 november 1577 in
Brouwershaven geboren en was enige tijd advocaat in de Den
Haag en vestigde zich in 1603 in Middelburg. In 1605 trouwde
hij met de zeer godsdienstige Elisabeth van Valckenburvg die
veel invloed op hem had. In 1611 verkoos hij landbouw boven
het juristenvak wat hem in korte tijd een redelijk kapitaal ople-
verde. In 1618 debuteerde hij als schrijver met het boek
'Maechden-plicht ofte ampt der jonkvrouwen in eerbaar liefde
acnghewesen door sinnebeelden'. Hierna volgden nog tien wer-
ken waarvan de in 1627 verschenen 'Trouwringh' het uitvoerig-
ste was.
Na het twaalQarig bestand werd Cats de tweede pensionaris
van Middelburg en in 1623 pensionaris van Dordrecht. In 1636
werd hij raadspensionaris van Holland en West-Friesland en ver-
volgens in 1645 tevens Groot Zegelbewaarder en stadhouder van
de lenen. In die functie leefde hij tot 1652 en verder als ambteloos
op zijn landgoed 'Sorghvliet' bij Den Haag waar hij op 12 sep-
tember 1660 overieed.
Op 20 december 1963 werd door de gemeenteraad de Jacob
Catsstraat vastgesteld ■*).
Multatulistraat
Het woord 'multatuli' is opgebouwd uit de woorden 'multa-
en tuil' dat 'ik heb veel gedragen' betekent. Het was het pseudo-
niem voor Eduard Douwes Dekker die op 3 maart 1820 in de
Korsjespoortsteeg in Amsterdam is geboren. In 1838 vertrok hij
naar Batavia waar hij verschillende, niet altijd succesvolle, func-
ties heeft bekleed. In 1846 trouwde hij met Everdina Huberta van
Wijnbergen. In 1857 keerde hij terug naar Europa en leefde,
onder anderen in Duitsland zonder zijn gezin, een zwervend
bestaan. In die tijd vond hij in Brussel enig journalistiek werk en
op een zolderkamer schreef hij zijn bekendste boek 'Max
Havelaar' Deze uitgave leidde tot grote belangstelling voor de
koloniën.
Kenmerkend voor Multatuli zijn zijn pogingen om een
acceptabel rechtsherstel te krijgen voor zijn werk in het toenma-
lige Nederiands-Indië.
Van 1861 tot 1877 heeft hij verschillende brochures, bundels
en verhandelingen geschreven.
Multatuli stierf op 19 februari 1887 in het Duitse Nieder
Ingelheim. Na zij dood werd zijn werk onderdeel van de
Multatuli studie. In 1910 werd in zijn geboortehuis het
Vlultatulimuseum opgericht en na 1930 herleefde belangstelling
i'oor zijn werk. In 1950 is een begin gemaakt met het uitgeven
van Mulatuli's volledige werken waarvan deel 17 in 1986 is ver-
chenen. Honderd jaar na zijn dood in 1987 werd op de
Forensluis in Amsterdam een standbeeld voor hem opgericht.
Op 20 december 1963 is voor Multatuli, als Nederiands pro-
Mschrijver en moralist, de straatnaam door de gemeenteraad
vastgesteld').
■rederik van Edenstraat
Frederik Willem van Eden is op 3 april 1860 in Haarlem
geboren. Hij studeerde medicijnen in Amsterdam en promoveer-
de in 1886 met het proefschrift 'Kunstmatige voeding bij tuber-
;ulose' Nadat hij psychiatrie in Parijs gestudeerd had, vestigde
lij zich als arts in Bussum. Samen met A.W. van Tenterghem
stichtte hij in 1887 in Amsterdam een psychotherapeutische kli-
niek waar hij tot 1894 werkzaam was. Tijdens zijn medicijnen-
studie in Amsterdam kwam hij in aanraking met verschillende
schrijvers waaronder Willem Kloos. In latere jaren vertegen-
woordigde hij, als Nederlands schrijver, het religieus symbolis-
me. Onder het pseudoniem Comelis Paradijs schreef hij in 1885
'Grassprietjes'. Heel bekend is zijn beroemde roman 'De kleine
Johannes' dat in de Nieuwe Gids is gepubliceerd en in 1887 in
boekvorm is verschenen. Zijn nieuwe socialistische ideeën wor-
den door de Eerste Wereldoorlog verstoord. Hierna was zijn lite-
raire rol voorbij en voelde hij zich als auteur en hervormer mis-
kend. In 1922 ging hij over naar de rooms-katholieke kerk en
psychische ziekteverschijnselen verduisterde zijn laatste levens-
jaren. Frederik van Eden overleed op 16 juni 1932 te Bussum. De
gemeenteraad besloot op 20 december 1963 een straatnaam naar
hem te noemen').
Couperusstraat
Louis Maria Anne Couperus is op 10 juni 1863 in
's-Gravenhage geboren. Hij is een schrijver die opgroeide in een
familie van Nederlands-Indische ambtenaren en een deel van zijn
jeugd op Java doorbracht. Na een mislukte HBS studie in
Nederlands-Indië, studeerde hij verder in Nederland en behaalde
in 1886 een Mo-akte. In 1891 trouwde hij met zijn nicht
Elisabeth Baud.
Zijn werk kan in drie groepen ingedeeld worden. De eerste
groep omvat psychologisch-realistische romans waarin met
name 's-Gravenhage gesitueerd wordt. Samen met vrouw ver-
bleef Couperus veel in Zuid-Frankrijk en Italië. Dit heeft zijn
weerslag gevonden in de tweede groep met enkele historische
romans met een mediterraan karakter. De derde groep dateert uit
de tijd dat hij feuilletons schreef voor het Haags dagblad 'Het
Vaderland'. In die tijd schreef hij verhalen, causerieën, brieven,
impressies, essays en sprookjes. Ondanks zijn vele werken is hij
als schrijver onderschat. Louis Couperus overleed op 16 juli
1923 in De Steeg en zijn straatnaam is op 20 december 1963 door
de gemeenteraad vastgesteld')
Herman Heijermansstraat
Deze Nederlandse schrijver van sociaal geëngageerde realis-
tische romans en toneelstukken is op 3 december 1864 in
Rotterdam geboren. Eerst was hij bankbediende en kwam in
1892 via de journalistiek in de literatuur terecht. In 1893 publi-
ceerde hij zijn eerste toneelstuk 'Dora Kremer' waarop afwijzen-
de kritiek kwam. In 1989 stichtte hij in Amsterdam 'De Jonge
Gids'. Onder het synoniem Sammuel Falkland publiceerde hij
van 1894 tot 1911 zeshonderd schetsjes met als titel
'Falklandjes' waarmee hij succes had. In 1912 vond Heijermans
dat het auteursrecht in Nederland onvoldoende beschermd was
en daardoor vestigde hij zich in Berlijn. Later keerde hij terug en
werd directeur van een eigen toneelvereniging. Heijermans over-
leed op 22 november 1924 in Zand voort. Op 20 december 1963
is de Herman Heijermansstraat door de gemeenteraad vastge-
steld').
Boutensstraat
Pieter Comelis Boutens is op 20 februari 1870 in Middelburg
geboren. Hij studeerde klassieke talen in Utrecht wat mede van
invloed is geweest op zijn latere oeuvre. Nadat hij in een korte
tijd als leraar werkzaam is geweest, wijdde hij zich na 1904
geheel aan letterkundig werk. In zijn verzen, sonnetten en ande-
re werken komen duidelijk zijn filosofische ideeën tot uitdruk-
king. Omdat hij klassieke talen had gestudeerd, zijn invloeden
-ocr page 42-
42
van Griekse wijsgeren aanwezig. Zijn Homerus vertalingen mag
een van zijn best geslaagde werken genoemd worden
Boutens overleed op 14 maart 1942 in 's-Gravenhage. Ook
voor hem heeft de gemeenteraad op 20 december 1963 een
straatnaam vastgesteld").
Carla Egginkstraat
Dit is een van de eerste straten die door de gemeenteraad
vastgesteld is op het voormalige terrein van het transportbedrijf
Goes. Carla Eggink is op 18 april 1906 geboren. Als Nederlands
dichteres en prozaschrijfster is zij gehuwd geweest met J.C.
Bloem, J. Campert en H.J.G. Ivens. Omdat zij tijdens de Tweede
Wereldoorlog geen lid wenste te worden van de Kultuurkamer
werden haar publicaties, net als die van anderen, door de Duitsers
verboden. Een en ander had ook tot gevolg dat zij tijdens de oor-
logsjaren onderdak bood aan linkse schrijvers. Een van haar
beste werken uit die tijd is 'Landinwaarts' dat, ondanks een ver-
bod, in 1941 is verschenen. Carla Eggink overleed op 3 maart
1991 in Laren N.H. De gemeenteraad besloot op 17 september
1998 een straatnaam naar haar te noemen'").
Theo van Baarenstraat
De dichter en godsdiensthistoricus Theodoor Petrus van
Baaren is op 13 mei 1912 in Utrecht geboren. Hij studeerde in
zijn geboortestad theologie waar hij in 1951 promoveerde.
Evenals Carla Eggink werd hij in de Tweede Wereldoorlog geen
lid van de Duitse Kultuurkamer Samen met zijn vrouw Gertrude
Pape gaf hij in de oorlogsjaren het ondergrondse tijdschrift 'De
schone zakdoek' uit. De oplage was slechts één exemplaar waar-
van 36 nummers verschenen. Van 1952 tot 1980 was hij hoogle-
raar godsdienstwetenschappen en Egyptologie aan de universi-
teit van Groningen. Theo van Baaren werkte mee aan het popu-
lair wetenschappelijke boek 'Antwoorden' waarin hij schreef
over de godsdienst van volkeren die geen geschriften en boeken
hebben. Verder schreef hij toneel, verzen, romans en een groot
aantal theologische studies. Hij overieed op 4 mei 1989 in
Utrecht. Op 17 september 1998 is zijn straatnaam door de
gemeenteraad vastgesteld"). Het bijzondere is dat het de enige
straatnaam in ons land is die naar Theo van Baaren is genoemd.
J.C. Bloemstraat
Mr. Jacobus Comelis Bloem is op 10 mei 1887 in Oudshoorn
geboren. Hij studeerde rechten en promoveerde in 1916. Tot
1946 was hij werkzaam als ambtenaar, journalist bij het NRC en
griffier van enkele kantongerechten maar daarna was hij ambte-
loos burger. In 1921 verscheen zijn eerste bundel 'Het verlangen'
waarna er tot 1979 nog meerderen zijn gevolgd. Kenmerkend is
zijn weinig specifieke thematiek en soberheid van zijn stijl.
Opmerkelijk in dit kader is de algemene erkenning die hem ten
deel is gevallen. In 1949 ontving hij de Constantijn
Huygensprijs, in 1952 de P.C. Hooftprijs en in 1964 de Grote
Prijs der Nederlandse letteren. In de besluiten van Burgemeester
en Wethouders inzake naamgeving wordt niet aangegeven wan-
neer de J.C. Bloemstraat is vastgesteld. Omdat hier gaat om de
voorlopig laatste straat van fase II van de Schoolstraat moet dat
in 1999 zijn geweest.
Nieuwe Vaart
Het zal duidelijk zijn dat de straatnaam Nieuwe Vaart afge-
leid is van de wijknaam. In eerste instantie liep deze straat vanaf
de Frederik van Eden straat tot aan de Herman Heijermansstraat.
Nadat een aantal panden aan het Haarpad en de Schoolstraat door
het gemeentebestuur waren aangekocht en gesloopt, werd aan de
gemeenteraad in 1968 een plan voorgelegd om de Nieuwe Vaart
door te trekken naar de Schoolstraat'-).
Dorpsplein
.:.,^ÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊimÊKaÊ
Dorpsplein met torenplein en N.H.Kerk in 1971.
Foto: Historische vereniging
Nadat in de Vleutense dorpskern meerdere woningen waren
gesloopt, ontstond als gevolg van deze sanering een open ruim-
te. Deze werd afgesloten door de Dorpsstraat, Schoolstraat en
Nieuwe vaart. Burgemeester en Wethouders presenteerde een
plan om deze ruimte te bestemmen als Dorpsplein. Dit plein, zo
meende men, kon een belangrijke functie gaan vervullen in het
dorpsleven. Daarnaast moest wel rekening gehouden worden
met een grote behoefte aan parkeerruimte. Daarom werd in het
plan een parkeerruimte gepland voor 200 auto's in het hart van
het dorp. Op 22 december 1967 werd de naam Dorpsplein offi-
cieel door de gemeenteraad vastgesteld").
IHoutwerf en Loswal
In 1892 werd door E.J. van Dijk, wagenmaker en houthande-
laar wonende aan de Dorpsstraat, de toenmalige Parkweg en
tegenwoordig de Dorpsstraat, een stuk land gekocht voor hout-
De oude situatie in 1960 van de houtwerf met loswal
Foto: LFN
-ocr page 43-
43
opslag. Voor dit doel werd toen een open loods gebouwd. In 1913
bouwde hij daar een houtzagerij, waarbij nog een tweede loods
werd gebouwd. Dit voor Vleuten unieke bedrijf werd na zijn
dood in 1932 voortgezet door als de N.V, later CV. Houthandel
E.J. van Dijk. De aanvoer van bomen, voornamelijk vanuit het
buitenland, naar de zagerij oftewel de houtwerf geschiedde vroe-
ger vanaf het Merwedekanaal in Utrecht via de Vleutense
Wetering naar Vleuten. Later werden de bomen ook per vracht-
auto aangevoerd en gelost op de stuk grond bij de Vleutense
Wetering (loswal). Vandaar werden ze onder de brug in de
Dorpsstraat via de sloot langs de houtwerf naar de sloten rondom
de zagerij getransporteerd. Na lange tijd in die sloten 'ingewa-
terd' te zijn, werden de bomen uit het water getakeld om in de
zagerij tot planken te worden gezaagd. Vervolgens werden de
planken in een van de twee houtloodsen opgeslagen om te
drogen. In het kader van de ruilverkavelingwerken in de vijftiger
jaren werd de brug in de Dorpsstraat afgebroken en de sloot ter
plaatse gedempt. De aanvoer van bomen geschiedde toen niet
meer via de Vleutense Wetering maar uitsluitend met vrachtwa-
gens. Deze werden dan gelost op een stuk grond ten noorden van
het Haarpad en ten oosten van het bosje aldaar, dat toen als los-
wal werd gebruikt. Het bosje, waar bomen werden gekweekt
voor verwerking tot productiehout, behoorde ook bij het bedrijf
In 1971 werd het bedrijf beëindigd en werd de grond verkocht
aan expeditiebedrijf Goes. In 1974 werd de grond gekocht door
de gemeente en bestemd om er woningen op te bouwen. Daartoe
werden de sloten gedempt en twee straten aangelegd die, als her-
innering aan het vroeger daar gevestigde bedrijf 'Houtwal' en
'Loswerf' werden genoemd. Een raadsbesluit tot het geven van
deze namen is niet gevonden.
Bronnen:
RAU Do   = Rijksarchief Utrecht Dorpsgerechten
OG            = Onze Gemeente
Rb             = Raadsbesluit
GAV         = Gemeentearchief Vleuten
l.OG. januari 1965
2. RAU. inv. 349-7
Rb. 29-08-1959
Rb. 20-12-1963
Rb. 20-12-1963
Rb. 20-12-1963
Rb. 20-12-1963
Rb. 20-12-1963
Rb. 20-12-1963
10.  Rb. 17-09-1998
11. Rb. 17-09-1998
12. OG. April 1968
13. Rb. 22-12-1967
Houtwerf gezien vanuit liet
zuidwesten in 1992.
Foto: Historisclie vereniging
Aciiterliant van de Loswal
gezien vanaf het Haarpad.
Foto: Historische vereniging
-ocr page 44-
44
Archeologische verkenningen (3)
door J.H. J. Joosten
De vorige archeologische verkenning, al weer een half jaar geleden, leverde twee interessante reacties op.
De Heer J.Storm van Leeuwen reageerde op de aankondiging van het archeologische onderzoek door de archeologische
werkgroep Oude Rijn naar de omgrachte hofstede in de polder Themaet. Hem was tijdens zijn werk in het kader van de ruil-
verkaveling begin jaren zestig ter ore gekomen dat in de periode tussen de wereldoorlogen in de buurt van de plaats waar
de hofstede verwacht wordt, bakstenen werden uitgegraven ten behoeve van restauratiedoeleinden. Belangrijke informatie
waarmee tijdens het onderzoek, dat inmiddels al van start is gegaan, zal worden rekening gehouden! In plaats van muur-
resten zullen vaak uitbraaksleuven worden aangetroffen.
Een tweede reactie kwam van de broers Jos en Theo Brandsen uit De Meern. Zij reageerden op een opmerking in de vori-
ge bijdrage : "geruchten uit het circuit van de onderzoekers met metaaldetectors". Zij boden hun diensten aan de werkgroep
aan om het wantrouwen dat tussen de archeologen en de onderzoekers met metaaldetectors wel eens bestaat weg te
nemen en een bijdrage te leveren in het archeologisch onderzoek. Hun aanbod is geaccepteerd en inmiddels heeft hun eer-
ste bijdrage al een opmerkelijk resultaat gehad.
Deze aflevering is verder geheel gewijd aan het onderzoek dat de archeologische werkgroep "Oude Rijn" uitvoert op ver-
zoek van de gemeente Vleuten- De Meern naar de begraven hofstede.
Waarom een onderzoek?
Vooruitlopend op de aanleg van de Haarrijnse Plas is het deel
van de stroomrug van de Oude Rijn gelegen ten noorden van de
Thematerweg onderzocht middels een karterend archeologisch
baar een huis met twee hooi-
bergen staat afgebeeld
(afb.2). Hier was dus duide-
lijk iets aan de hand! Het
kadaster uit 1832 geeft geen
bijzonderheden meer op deze
plaats, dus mogelijk liggen er
nog niet door latere bebou-
wing verstoorde resten van
een laatmiddeleeuwse hof-
stede.
De plaats op de rand van
de stroomrug, de afwijkende
kavelstructuur die ter plaatse
een merkwaardige uitstul-
ping vertoont en de merk-
waardige plaats midden in de
11e of 12de-eeuwse ontgin-
ning, roepen allerlei vragen
iderzoeksgebied
Doorsnede
^ J op afb. 3
afb. 2. Landmeterskaart van
J. van Diepenem uit 1639 waar-
op aangegeven met dubbele
lijnen het onderzoeksgebied
op. Wellicht was er al sprake
van bewoning voor de ont-
ginning werd ondernomen.
restgeul
En wat was de aard van de
bebouwing en de status van
de bewoners?
Op voorspraak van de gemeentelijke projectarcheoloog Erik
Graafstal heeft de gemeente Vleuten-De Meern de archeologi-
sche werkgroep Oude Rijn gevraagd het onderzoek ter beant-
woording van deze vragen op zich te nemen. Een bijzonder eer-
volle opdracht voor een groep amateurs. Op enige materiele
voorwaarden en met de hulp van Ton van Rooijen, die vanuit de
provinciale archeologische dienst de kwaliteit bewaakt, heeft de
werkgroep positief op het verzoek gereageerd.
Ondertussen is na een uitgebreid vooronderzoek het echte
Thematerweg
Haam'inse olas
legenda
boringen
0
zonder archeologisch materiaal
met houtskool
81
met puin
afb. 1 .Karterend archeologisch booronderzoek RAAP
booronderzoek door RAAP. (afb.1)
Op de rand van de stroomrug werden puinconcentraties aan-
getroffen. Deze concentraties werden eerst voor recente stort
aangezien. Bert Koot, lid van de werkgroep, was in het archief
van het kapittel van St. Jan een landmeterkaartje tegengekomen
uit 1639 waarop de plaats van de puinconcentraties onmisken-
graafwerk al begonnen.
/
Het vooronderzoek
Het vooronderzoek bestond uit drie delen. Een verder onder-
-ocr page 45-
45
geschoold door Ton van Rooijen in het aankrassen, tekenen en
inmeten van archeologische sporen en het registreren van vond-
sten, waren de verwachtingen hoog gespannen.
De graafmachine van de firma van Lint legde de eerste dag
een put aan van 40m lang ruim 5m breed en een 0,5m diep. Al
snel werd loodrecht op de lengterichting van de sleuf een ruim
8m brede baan van donker gekleurde aarde zichtbaar. De bedoe-
ling van het aanleggen van de put, in de lengterichting liggend
evenwijdig aan de kavelsloten, was het vinden van het grachten-
stelsel. Het was direct duidelijk dat de grijze baan de plaats van
de zuidelijke gracht aangaf.
Om meer over de gracht te weten te komen werd de put ter
hoogte van de gracht nog ruim lm verder uitgediept over de helft
van de breedte van de put. De doorsnede van de gracht tekende
zich duidelijk af in het aldus verkregen profiel. Uit het profiel
stak een stuk ijzer dat bij nader onderzoek een gave lanspunt
bleek te zijn van wel 25cm. In de bodem van de uitgediepte put
die snel weer onder water liep stak een bewerkte eiken balk
schuin omhoog. Mogelijk de pijler van een brug of een deel van
een beschoeiing. Uit het profiel werden nog enkele scherven
geborgen uit verschillende tijdperken; een aanwijzing dat de
gracht verschillende fases heeft gekend. De gracht is breder en
ook dieper dan verwacht. Mogelijk is niet alleen de status het
doel geweest van de aanleg, maar speelde ook de weerbaarheid
van de hofstede een rol.
Tot slot werd door de al eerder genoemde broers Brandsen
zoek van de archieven, een veldverkenning van het gebied en
zijn directe omgeving en een nauwkeurige hoogtemeting van het
onderzoeksgebied.
De leenregisters uit het archief van De Ham leverden een bij-
zondere verassing op. De oudst bewaard gebleven akte met
betrekking tot de hofstede bleek al uit 1472 te dateren en daarin
werd gesproken over singels en grachten, een formulering die
drie eeuwen lang in de leenregisters herhaald wordt. Een beves-
tiging van het vermoeden dat hier sprake is van een omgrachte
hofstede, een woonvorm die in noordwest Europa in de dertien-
de tot zestiende eeuw veel voorkomt. Uit statusoverwegingen
omgrachtten de lagere adel en welgestelden hun woningen. Naar
dit soort bewoning is in Nederland nog weinig archeologisch
onderzoek gedaan.
R. van der Mark adviseert in zijn doctoraalscriptie over dit
soort hofsteden, voor het eigenlijke opgraven een nauwkeurige
hoogtemeting uit te voeren. Informatie over ophogingen, die bij
de bouw van dit soort huizen vaak voorkomt en over eventuele
wallen, gaat anders verloren. Aldus is door de werkgroep gedaan.
Het resultaat is een prachtige kaart van het onderzoeksgebied
waarop het microreliëf in kleuren zichtbaar is gemaakt.
Het derde deel van het onderzoek bestond uit het afzoeken
van de omgeving naar aan de oppervlakte liggende scherven ,
botten en andere restanten van vroegere bewoning. Het leverde
een aantal dateerbare scherven op die bewoning in de late mid-
deleeuwen bevestigden. Ook werd recent puin aangetroffen met
er tussenin een enkele scherf van mogelijk vroeg middeleeuws
aardewerk. Vraag blijft of de oude scherf met de recente stort is
meegekomen of van een hele vroege bewoning op de plaats zelf
afkomstig was.
Het onderzoeksgebied ligt op de rand van de stroomrug van
de Rijn. De afzettingen zijn hier ter plaatse ongeveer 4000 jaar
oud. Toen boorde de Rijn zich door de vier meter dikke veenlaag
en schuurde ook nog een deel van het eronder liggende zand
weg. Later zette de rivier, die voortdurend van loop veranderde,
zand , grind en zavel af en bij overstromingen met lage stroom-
snelheden ook klei, tot ver in de omtrek, over de veenlaag
heen.(afb.3)
Dit betekent dat reeds in de late steentijd, bronstijd en ijzer-
tijd bewoning van dit deel van de stroomrug mogelijk was. Uit
eerder onderzoek is gebleken dat de directe omgeving ten zui-
den van de Thematerweg in ieder geval in de ijzertijd al
bewoond werd.
De eerste spa de grond in!
Geladen met de resultaten van het vooronderzoek en
voorzijde
Randschrift:
"ALBERTUS.DUX:COM.HOLA.Z.ZELA"
(Albertus.hertog (van Beijeren):graaf van
Holland en Zeeland)
keerzijde
Randschrift binnen:
"MONETA HOLAND"
(Geld van Holland)
Randschrift buiten:
"ENDIETU.SIT.NOME.
DNI.NRI.IHU.XPI"
(In God zijn naam ...?)
afb.4 1 enkele "groot"(zilver) van het graafschap "Holland"
Aalbrecht van Beijeren (1359-1404) Gothisch randschrift
het terrein op metaalvondsten afgezocht. Dat leverde op de
insteek van de gracht een mooie zilveren munt op uit de tweede
helft van de 14de eeuw. (afb.4) Boven in de grachtvulling wer-
den verder nog talrijke spijkers aangetroffen die mogelijk afkom-
stig zijn van een vergaan houten brugdek.
Een succesvolle eerste graafdag ! De werkgroep heeft zich
intussen gestort op het tekenen van de zich in de put aangekras-
te sporen, het registreren en verwerken van de vondsten en het
analyseren van de verkregen gegevens om verdere plannen te
ontwikkelen. Daarover een volgende keer meer.
De vragenrubriek
Als u vragen, opmerkingen of mededelingen heeft op archeo-
logisch gebied, vergeet dan niet contact op te nemen met de
redactie of met Hans Joosten, Haarpad 36, 3451 AZ Vleuten, tel.
030-6772554.
liUeO)
Cmdi l1,f,tiJe
^7iieryi^i<tive^
"^^Sk^j^/
'tWiSï'orf/if a/isiii^iiefi
aJb. 3. Doorsnede onderzoeksgebied in noordzuidrichting. De
restgeul is ook zichtbaar op afb L
-ocr page 46-
46
De transformatie (4)
van historische dorpen tot modern Leidsche Rijn
door Wouter de Heus
In de vorige aflevering van deze reeks handelde het over de gesprekken die gaande waren tussen de verschillende gemeen-
ten die samen Leidsche Rijn bouwen en onze historische vereniging en Oud-Utrecht over het restauratieplan van de
Groenedijk. Toen gaf ik aan dat er van een juichstemming nog geen sprake kon zijn, dat er eerst resultaten geboekt moes-
ten worden, maar dat het bijzonder prettig was dat de historische verenigingen inmiddels als serieuze gesprekspartner wer-
den gezien. Eindelijk, eindelijk kan ik eens positief nieuws melden in dit artikel. Voordat ik daadwerkelijk melding ga maken
van het goede nieuws, is er een aantal zaken dat aan de orde mag komen. Allereerst is dat een compliment aan het bestuur
van uw vereniging, en in het bijzonder aan voorzitter Piet Schenk en bestuurslid Hugo van Essen. Een uitleg is op zijn plaats.
Zelf was ik al jaren lid van zowel de historische vereniging als Oud-Utrecht, maar behalve wat vrijwilligerswerk bij de opgra-
vingen en het raadplegen van bronnen voor genealogisch onderzoek, bleef mijn actieve bijdrage aan deze verenigingen zeer
beperkt. Toen ik mij wilde gaan vestigen in Leidsche Rijn, ben ik in de plannen van de nieuwbouw gedoken en zag tot mijn
enorme schrik welke ingrepen gedaan zouden worden in het mooie cultuurlandschap tussen Vleuten, De Meern en Utrecht.
Uiteindelijk ben ik de plannen gaan toetsen aan een in 1995 opgesteld document, de zogenaamde Cultuur Historische Effect
Rapportage (CHER). Daarin stonden de elementen die binnen de nieuwbouw bewaard moesten blijven uitvoerig aangege-
ven. De Groenedijk was/is zo'n belangrijk element. De blokverkaveling ten noorden van de Groenedijk eveneens.
In mijn naïviteit ging ik er van uit dat als zoiets op papier staat, daar rekening mee wordt gehouden met de bouw. Helaas.
Ondanks het papieren belang van de Groenedijk werden er flats gebouwd, wegen overheen getrokken, sloten gedempt. Een
brief aan de besturen van de historische vereniging, Oud-Utrecht en de Rijksdienst Monumentenzorg bood soelaas. In eer-
ste instantie vond ik het heel normaal dat de historische verenigingen, die als taak hebben op te komen voor het cultureel
erfgoed, brieven zouden schrijven aan de diverse stadsbesturen. Inmiddels ben ik er achter dat zoiets getuigd van grote
moed, omdat het in aanleg een historische vereniging niet past als actievoerder op te treden. Althans, dat paste niet bij de
bestuurders van de verenigingen. Inmiddels hebben de brieven en de daarna gevoerde gesprekken groot deels bijgedragen
aan een veranderd inzicht bij de politiek en de ambtenaren. De vanwege deze druk in het leven geroepen ambtelijke werk-
groep kwam in eerste instantie met een bedroevend restauratieplan. Er zou niets veranderen, alleen wat hersteloperaties
aan het wegdek. Tijdens een prettige bijeenkomst met de projectleidster, de historische vereniging en Oud-Utrecht hebben
wij aanbevelingen gedaan hoe er werkelijk om zou moeten worden gegaan met de Groenedijk. Uiteindelijk heeft dat de vol-
gende resultaten gebracht:
Vier dammen t.b.v. auto's zullen worden vervangen door
bruggen. Dit om de twee kilometer lange dijk meer continuïteit
te geven. Aan het eind van de Groenedijk (oostzijde) komt op de
plek van 'de put van Kraal' een park. De vijf geplande fietspaden
daar naar toe krijgen bruggen over de sloten in plaatst van dam-
men. Ook een voetgangers doorsteek wordt met een brug uitge-
voerd in plaats van een dam. Ongeveer 170 meter recent
gedempte sloot wordt weer uitgegraven. In onbruik geraakte
dammen zullen worden opgeruimd. De hele dijk wordt opnieuw
geasfalteerd en alle beschadigde bermen worden hersteld. Als
sluitstuk worden 115 ooit gesneuvelde bomen terug geplant. Dit
betreffen knotwilgen, schietwilgen, treurwilgen, essen en popu-
lieren. Belangrijke knelpunten waar nog geen helderheid over
bestaat zijn de snijding van de HOV-baan met de Groenedijk en
de op Vleuten-De Meern gelegen doorsnijding met de zuidelijke
stadsas. Over het laatst genoemde punt zijn nu onderhandelingen
gaande tussen Vleuten-De Meern en de Utrechtse projectleidster,
maar resultaten zijn nog niet bekend.
Al met al heeft de inzet van de historische vereniging tot
enorm veel succes geleid. En nogmaals, daarvoor is een dankbe-
tuiging aan het bestuur zeker op zijn plaats. Het feit dat er rond
de Groenedijk veel dwalingen worden rechtgezet heeft een bij-
komend effect dat minstens even belangrijk is. Ook de plannen-
makers die betrokken zijn bij volgende deelgebieden hebben de
discussie gevolgd. Daardoor zie je nu al dat er met een andere
bril wordt gekeken bij volgende plan-delen. Bij deelgebied B -
rondom 't Zand- probeert de stedenbouwer anders te werk te
gaan. Geen onnodig opbrengen van zand, het respecteren van
belangrijke wateriopen en het daadwerkelijk inpassen van oude
linten. Zelfs uit het kamp van de archeologen wordt vernomen
dat men 95% van de neergelegde wensen gehonoreerd ziet wor-
den. Nogmaals, dit heeft mijns inziens alles te maken met het
afgegeven signaal: een stad bouwen is prima, maar doe het met
respect en zorgvuldigheid. Je kan beter gebruik maken van de
goede bestaande elementen dan ze eerst grotendeels wegpoetsen
om ze vervolgens voor veel geld weer half op te poetsen. Voorts
zal de 5e nota ruimtelijke ordening een verdere steun in de rug
betekenen voor het goed omgaan met de cultuurhistorie, maar
daarover een andere keer.
Ook met de gemeente Vleuten-De Meern heeft uw voorzitter
Piet Schenk inmiddels een gesprek gevoerd over de nieuwbouw-
plannen rond belangrijke cultuurhistorische waarden. Het effect
van zulke gesprekken betaald zich wellicht niet direct uit in aan-
passingen van de plannen die op korte termijn op stapel staan,
maar hebben zeker effect op de plannen waar nu nog aan wordt
getekend.
-ocr page 47-
47
In het vorige artikelen heb ik een aantal van de bedreigde
plekken de revue laten passeren. Daarbij is nog niet gesproken
over de woningbouw tussen Thematerweg en Haarpad. In mijn
optiek, maar wellicht sta ik daarin alleen, is het onbezonnen om
langs dit oude Kerkepad een woningbouwprogramma los te
laten. Het gebied tussen Vleuten en Haarzuilens is dermate waar-
devol, dat iedere extra woning hier teveel is. Behalve dat het de
laatste open ruimte verkleint, legt dat weer een beetje extra druk
op het gebiedje tussen Houtwerf en Joostenlaan. Het zou ver-
standiger zijn de geplande woningbouw op deze locatie
'Haarzicht' te beperken tot het deel tussen Schoolstraat en
Crossbos, en niet voorbij het Crossbos richting Joostenlaan te
bouwen. Straks zal rond Haarzuilens ook nog wel discussie ont-
staan over de aanleg van het zogenaamde 'bungalow-bos'. De
plannen zijn nog niet helder, maar de huizen zouden nodig zijn
om geld voor de Baron te genereren om de restauratie van het
kasteel mogelijk te maken, en bossen zijn nodig in het kader van
de nieuwe natuur. Nu is een leuk TV-programma om te volgen
Bouwlocatie 2e deel Haarzicht. Foto genomen vanaf begin
Haarpad richting Thematerweg.
'^
Deel bouwlocatie Haarzicht, genomen achter de Multatulistraat
richting Thematerweg / Schoolstraat.
Haarpad op kruising Joostenlaan richting Dorp. Foto's auteur.
'De Nieuwe Boeren'. Hierin worden boerengezinnen gevolgd
die bijvoorbeeld moeten wijken voor de verbreding van de A2,
of voor de aanleg van 'nieuwe natuur' in de Ronde Venen. We
zijn in Nederland inmiddels zo rijk geworden, dat we prachtig en
eeuwenoud cultuurlandschap op de schop nemen voor meren,
bossen en oematuur. Ieder zijn meug, en, we zullen wel bossen
of meertjes nodig hebben, maar er zijn ook vele tegenstanders
van deze plannen. Niet alleen de boeren hebben weinig begrip,
ook hoorde ik een zeer beroemde landschapsarchitect die het
zich niet kon voorstellen waarom het wereldbefaamde Hollands
polderlandschap, met zijn zwart-bont vee, brede sloten, kreupel-
hout en boerderijen opeens beplant moet worden met bomen of
moet worden afgegraven voor meren. In onze omgeving doen we
inmiddels aan alles mee: we graven de Haarrijnse Plas, er moet
bos komen en we bouwen huizen, kantoren en wegen.
Nogmaals, het zal allemaal nodig zijn en uiterst belangrijk, maar
mijn oprechte vraag is of we er ook aan gedacht hebben om som-
mige stukken onveranderd te laten. Dat lijkt mij net zo belang-
rijk.
Wem als boven, nu richting Thematerweg, links nog een stukje
Crossbos zichtbaar.
-ocr page 48-
48
Schoon
De afgelopen maanden leek het wel of
iedereen gek geworden was. Zoals ieder
jaar had de schoonmaakkoorts weer toege-
slagen. Zodra de lente is begonnen zijn de
mensen niet meer te houden.
De natuur wordt weer nieuw; jonge vogel-
tjes en lammeren. Alles moet weer schoon
worden en vooral de vrouwen zien het als
een plicht om voor de Pasen "schoon" te
zijn.
Meestal gaan eerst de bedsteden leeg, de
met veren gevulde bedden gaan naar buiten
en worden flink uitgeklopt. De onderlagen,
dat zijn de planken en de droogbalken,
moeten goed geschrobd worden. De laatste
resten van de wintervoorraad, zoals aardap-
pelen, uien en appels, die de hele winter
onder de bedstee lagen, gaan naar de
schuur
's Morgens zingen we op school "Hopsa
Heisasa 't is in de maand van mei ja, ja".
En in dit liedje ook de regel "Moortje heeft
zijn werk gedaan. Moortje kan naar zolder
gaan".
Moortje is onze potkachel, die mijn vader
vanavond op zijn nek zal nemen en de trap
op zal sjouwen. Daar wordt hij volgestopt
met kranten en heeft tot de herfst weer rust.
De Keulse potten zijn leeg.
Hieruit hebben we de hele winter sperzie-
bonen en andijvie gegeten. Ze worden bin-
nen enkele maanden weer gevuld met
bonen en andijvie, en vooral veel pekel.
De vrouwen houden elkaar goed in de
gaten, het is een wedloop; wie het eerst kan
zeggen "Ik ben schoon".
's Middags hebben we geen school en we
helpen ook met sjouwen en schoonmaken.
We worden weggestuurd om boodschap-
pen te doen. Bij de aannemer/timmerman
moeten we een emmer witkalk halen, hij
heeft een grote voorraad in een grote kalk-
put. We mogen daar niet te kort bij komen,
want als je er in valt ben je verloren.
Bij de kruidenier halen we groene zeep, hij
schept dit vakkundig op een stuk grauw
papier, een paar grote brokken soda, een
dweil en een boender, kopen we daar ook
nog.
Bij de drogist moet ik een flesje "Geest van
zout" (zoutzuur) halen.
Hiermee kunnen straat en muren weer
mooi worden. Is de schoonmaak achter de
rug dan is het een beetje feest.
Bij de koffie wordt een Jan Hagel koekje
van Verkade gegeten, en er worden pan-
nenkoeken gebakken.
Voor moeders gemak hebben we al heel
wat keren rijst met kaneel en suiker gege-
ten.
Als we geluk hebben, krijgen we voor de
avond nog een emmer biest.
Nog net voor pasen was het bij ons alles
schoon, alles werd nog eens gecontroleerd.
De voorkamer was nu pronkkamer gewor-
den, daar woonden we de hele zomer niet
meer.
Zijn we helemaal niets vergeten?
Ja, natuurlijk wel, we moeten allemaal nog
naar de kapper
En wat nog belangrijker is, we moeten
gaan biechten, want onze zielen moeten
ook schoongespoeld en opgepoetst zijn.
En daarna vraag ik me af, ben ik na dat
biechten nog wat vergeten?
Ja, dat wel, maar wat moet ik daar mee
aan?
Ik had ruzie gehad met mijn vriend en na
wat vloeken heb ik tegen hem gezegd: "Je
bent niet waard dat ze je in de Rijn trap-
pen".
Ik moet, om vergeving van dit voorval te
krijgen, mijn woorden terugnemen en
excuus vragen.
Met lood in mijn schoenen ben ik vandaag
naar hem toegegaan.
Ik heb gezegd: "Het spijt me dat ik heb
gezegd, dat je niet waard bent dat ze je in
de Rijn trappen".
Deze woorden neem ik terug; en zeg je nu:
"Je bent wel waard dat ze je in de Rijn trap-
pen".
Illustratie:
Barbara Gravendeel
De Meem
Theo van den Berg
-ocr page 49-
ir eji^ Tt>S''
49
Van de voorzitter
'Een zelfstandig Vleuten- De Meern
spreekt voor zich'. Met deze oproep hebben
we geprobeerd de rest van de wereld er van
te overtuigen dat we heel goed de eigen
broek op kunnen halen en er prijs op stellen
het eigen gezicht te bewaren. Het heeft niet
mogen baten. Betekent dit nu dat Vleuten
en De Meern monddood zullen worden
gemaakt? Geenszins. Natuurlijk zullen
onze dorpen worden opgenomen in een
groter, meer stedelijk geheel. Even terzijde,
ook zonder annexatie zou dit binnen het
Leidsche Rijn gebeuren wel niet formeel en
bestuurlijk, maar wel feitelijk het geval zijn
geweest. Maar betekent dit alles nu, als
gevolg van de grote en snelle veran-
deringen om ons heen, dat onze dorpen
restloos zullen 'oplossen'? Zoals bijvoor-
beeld Oude Rijn bij de gemiddelde Neder-
lander slechts de gedachte oproept aan een
immens verkeersplein?
Het bestuur van de Historische Vereniging
is er van overtuigd dat dit beslist niet het
geval hoeft te zijn. Overal ter wereld zie je
binnen grote stedelijke gebieden regio's en
wijken met een heel eigen karakter en een
eigen gezicht. De bewoners hebben het
gevoel er bij te horen en willen zich daar
ook voor inzetten. Er moet echter wel voor
worden gevochten om dit in positieve zin te
doen groeien, want een ontwikkeling in
negatieve zin is niet denkbeeldig en ook
daarvan zijn maar al te veel voorbeelden
bekend.
Onze vereniging wil zich voor het eerste
inzetten, vanuit de gedachte dat
een toekomst zonder verleden maar al te
gauw dreigt te verloederen. Met andere
woorden, we moeten heel zuinig zijn op al
Tijdschrift van de Historische Vereniging
Vleuten, De Meern, Haarzuilens
Verscliijnt 4x per jaar. ISSN 0928-4893
20e jaargang nr. 3, september 2000 ©2000
De vereniging is ingeschreven in het vere-
nigingsregister van de K.v.K. Utrecht e.o.
onder nummer V 479360
Correspondentieadres:
Dorpsstraat 1, 3451 BH Vleuten
Voor informatie via Internet:
http://come.to/histvervdm
Dagelijks bestuur:
Dr. Ir. P.K. Schenk, voorzitter
Dorpsstraat 29, 3451 BJ Vleuten
Tel. 030-6774915
J.W. Schoonderwoerd, secretaris
Meerndijk 62, 3454 HT De Meern
Tel. 030 - 6661462
P.G. de Rooij, penningmeester
't Zand 1, 3544 NC Utrecht
Tel. 030-6771483
A.J. van Zoeren, vice-voorzitter
Stationsstraat 34, 3451 BZ Vleuten
Tel. 030-6771263
Ereleden:
Mevrouw Prof. Dr. C. Isings, Soest
Dr. D.W. Gravendeel, Laag Keppel
Gebouwen:
Vleuten: Broederschapshuisjes (documen-
tatie- en informatiecentrum).
Dorpsstraat 1, Tel. 030 - 6774222
(gedurende openingstijden)
De Meern: Het Kabinet (permanente expo-
sitieruimte). Zandweg 147B
(achter Verenigingsgebouw)
Contributie (inclusief tijdschrift):
f. 35,- per jaar, bij verzending per post
f. 13,- extra
Losse nummers tijdschrift:                      "^
f 10,- voor leden, f. 12,50 voor niet-leden
het waardevolle
dat voorgaande
generaties ons
nalieten. De
eigen identiteit,
het eigen gezicht,
zal in belang-
rijke mate mede
daardoor worden
gevormd. Dit
voert ons tot de
conclusie dat
onze vereniging er een belangrijke
bijdrage aan kan leveren dat onze dorpen
nog voor zich kunnen blijven spreken.
Het voorgaande betekent een voortzetting
van het beleid zoals dat in de voorbije 20
jaar is gevoerd. Wellicht meer nog dan in
het verleden in overleg en samenspraak
met organisaties als de onze bij het veilig
stellen van cultuurhistorische waarden bij
alle voortgaande ontwikkelingen. We
hebben geen enkele reden om aan te
nemen dat er door verantwoordelijke
instanties minder naar ons zal worden
geluisterd. Integendeel, ontwikkelingen op
landelijk, provinciaal en gemeentelijk
niveau wijzen erop dat de genoemde
belangen steeds zwaarder en meer
integraal in de besluitvorming worden
meegewogen.
Bij het bestuur van de gemeente hebben
wij bepleit om allerlei zaken die ons
kunnen helpen om de eigen identiteit en
geschiedenis van onze dorpen in de
nieuwe situatie te behouden, aan onze
vereniging over te dragen of in bruikleen
te geven.
(Lees verder op de volgende pagina)
In dit numnner
Van de voorzitter
De Historische Vereniging van 1981 tot 2001
Verenigingsberichten
Het collectieve geheugen van het platteland
Onze straatnamen, oorsprong en betekenis
Nieuwe leden
't Laar. Twentse activiteit in Vleuten
Transformatie (5)
Archeologische verkenningen (4)
Apen
pag
49
50
51
52
56
60
61
65
68
70
Bankrelaties:
ABN-AMRO Bank De Meern,
irek. 55.66.33.040
Rabobank Vleuten, rek. 36.75.17.574
Postbank, rek. 2689200
Redactiecommissie:
H.E.J. van Essen, J.H.P. Heesters
en W.H. de Heus
Adres: Mauritsiaan 17, 3454 XP De Meem
Tel. 030 - 6662992
jGehele of gedeeltelijke overname van
artikelen uit dit tijdschrift is slechts
toegestaan met bronvermelding en na
verkregen toestemming van de redactie-
commissie.
Illustratie voorpagina:
Rijksstraatweg naar het westen vanaf de
Meernbrug in 1940. Fotoarchief Hist. Ver.
jDruk: Jan Evers De Meern
-ocr page 50-
50
(vervolg "Van de voorzitter")
Deze kunnen in ons documentatiecentrum in Vleuten of in onze
oudheidkamer (het Kabinet) in De Meern worden geëxposeerd.
We denken hierbij o.m. aan zaken als de schilderijen van Jac.
Graafland, een 18e eeuws tegelplateau uit de
Broederschapshuisjes, een spandoek 'Vleuten- De Meern
zelfstandig' en het recht om de gemeentevlag aangepast als vlag
van de vereniging te mogen gebruiken.
In het kader van de voorbereiding van ons 20-jarig jubileum in
2001, hebben we ook de medewerking van de gemeente
gevraagd om een of meer zaken te ondersteunen die 'het
spreken voor zich' kunnen ondersteunen. Enkele ideeën in dit
verband zijn herplaatsing van een dorpspomp voor de
Broederschapshuisjes, herplaatsing en restauratie van het
Spijkhuisje, uitgave van deel 2 van 'Van de brug af gezien' en,
samen met anderen, een bijzondere uitgave van kadasterkaarten
uit 1832 van ons gebied.
Ooit, in de late Middeleeuwen, vormde de zeggenschap over het
gebied waar wij wonen, een voortdurend strijdpunt tussen de
bisschop van Utrecht en de graven van Holland. Het ging er
vaak hardhandig aan toe: eens is op de Hoge Woerd een
geestelijk leider zelfs de hersenpan ingeslagen. Zo woest hebben
we het nu gelukkig niet meer kunnen en willen spelen. Je zou
kunnen stellen dat thans, na eeuwen, het pleit is beslecht voor de
rechtsopvolger van de bisschop. Gelukkig hoeven we nu niet
meer te biecht bij Monseigneur Simonis, maar van harte willen
we hem zowel als Mevrouw Brouwer uitnodigen om eens langs
te komen: we kunnen heel wat laten zien waaruit blijkt dat
Vleuten en De Meem nog steeds voor zich spreken!
P.K. Schenk
De Historische Vereniging van 1981 tot 2001.
Aandacht voor het vierde lustrum van onze Vereniging.
Op 12 mei 1981 vond in het Café "De Brouwerij" te Vleuten de oprichting plaats van de Historische Vereniging Vleuten, De
Meern, Haarzuilens. De eerste voorzitter was dr B.J. van Vliet uit Vleuten, opgevolgd door J. Schutte uit De Meern, dr D.W.
Gravendeel uit De Meern, J.F.K. Kits Nieuwenkamp uit Vleuten en dr ir RK. Schenk uit Vleuten. Vice-voorzitter gedurende
deze gehele periode van 20 jaar is A.J. van Zoeren uit Vleuten. Het eerste nummer van het tijdschrift verscheen in
september 1981. In dat eerste nummer schrijft burgemeester mr H.A.C. Middelweerd, dat hij "de oprichting van een
vereniging, die zich gaat bezig houden met de historie van onze gemeente, zeer toejuicht; het zal in de eerste plaats de
taak zijn van de Historische Vereniging om al die zaken, die bewaard zijn gebleven, te registreren en zo mogelijk bijeen te
brengen". Dit en vele andere zaken heeft de Historische Vereniging nu twintig jaar nagestreefd en het mag gezegd worden,
dat onze Vereniging met een kleine 900 leden, zijn doelstelling meer dan waar heeft gemaakt.
Het jaar 2001 wil de Historische Vereniging gebruiken om
een aantal zaken, die in de voorgaande 20 jaar aan de orde
kwamen, maar nog niet (geheel) gerealiseerd werden, alsnog af
te ronden. Dit temeer, omdat per 1 januari 2001 de gemeente
Vleuten-De Meem (door samenvoeging in 1954 ontstaan) als
zodanig zal opgaan in de gemeente Utrecht. Dit feit echter, is
voor de Historische Vereniging geen aanleiding haar activiteiten
te staken. In tegendeel zelfs, want het is de mening van het
bestuur, dat juist nu de Historische Vereniging de schijnwerper
extra kan zetten op de identiteit van de dorpen Vleuten, De
Meern (Oudenrijn en Veldhuizen) en Haarzuilens (het
grensgebied uit 1954).
Op zaterdag 12 mei 2001 is als start van het jubileumjaar
een charitatief historisch diner in Restaurant Castellum Novum
in De Meem gepland. Een zogenaamd "f 150,- diner", waarvan
een groot gedeelte van de opbrengst aan het "jubileumfonds"
wordt toegevoegd. Nadere informatie hierover volgt nog.
onderwerp onze gemeente;
-  het 18e eeuwse ingelijste tegeltableau uit de Broeder-
schapshuisjes, voorstellende Christus aan het kmis;
-    het origineel van het bevrijdingsmonument te Vleuten;
-    de ambtsketens van de burgemeester van Vleuten-De Meem
en van de burgemeesters van de voormalige gemeenten
Vleuten, Haarzuilens, Oudenrijn en Veldhuizen;
-   het rouwbord van Gijsbert Baron de Milan Visconti;
-   foto- en filmmateriaal de gemeente betreffende;
-    archeologische vondsten binnen de gemeentegrenzen van
Vleuten-De Meem;
-   plaatsnaamborden Vleuten, Haarzuilens en De Meern,
gemeente Vleuten-De Meem;
-   een spandoek "Vleuten-De Meem zelfstandig";
-   de gemeentevlaggen, met de toestemming deze vlag als
verenigingsvlag te mogen gebmiken;
-   eventueel andere zaken, die het gestelde doel kunnen dienen.
Een financiële bijdrage wordt gevraagd voor de volgende
projecten:
1.    de herplaatsing van de Vleutense dorpspomp vóór de
Broederschapshuisjes; de aan deze herplaatsing verbonden
kosten worden geraamd op f 30.000,-; er is contact gezocht
met de Lions- en de Rotary-afdeling, die onderzoeken of zij
dit project financieel kunnen ondersteunen.
2.    de restauratie van het voormalige kerkhofje bij de N.H.
Kerk te Vleuten; samen met de N.H. Kerkbestuur werd
reeds een restauratieplan opgesteld, dat door de gemeente is
goedgekeurd en waarvoor een subsidietoezegging is
In verband met de Jubileum-activiteiten heeft de Historische
Vereniging op 24 juli j.1. twee brieven aan het gemeentebestuur
van Vleuten-De Meem gezonden, met daarin het verzoek om
een aantal zaken van cultuur-historisch belang, die in het bezit
zijn van de gemeente en die voor de identiteit van de dorpen van
groot belang zijn, aan de Historische Vereniging te schenken of
in bmikleen te geven, en aan een aantal projecten financiële
medewerking te verlenen.
Het betreft o.a. de volgende schenkingen/ bmiklenen:
- de schilderijen (48) van de hand van Jac. Graafland met als
-ocr page 51-
51
ontvangen; de totale kosten van deze restauratie worden
geraamd op f 90.000,-. Ook hiervoor is contact gelegd met
de Lions- en Rotary-afdeling.
de herplaatsing en restauratie van 't Spijkhuisje. Ook dit
plan dateert van jaren her en heeft reeds de instemming van
de gemeente. Gezocht moest worden naar een goede
bouwlocatie. Thans wordt gedacht aan plaatsing tussen de
Broederschapshuisjes en het pand van Dirkson, waarvoor
het nieuwe kernplan voor Vleuten de ruimte biedt. De
bedoeling is, dat het huisje een commerciële bestemming
krijgt (klein winkeltje). De kosten worden geraamd op f
100.000,-. Hiervoor is nog geen geldschieter gevonden,
de uitgave van een boek over de resultaten van de recente
opgravingen in Vleuten-De Meem als vervolg op het boek
"Romeinen in Vleuten-De Meern". De kosten worden
geraamd op f 15.000,-. De RABO-bank Nedersticht heeft
zich inmiddels bereid verklaard dit boekje te sponsoren,
de uitgave van het boekje "Van de brug af gezien II", met
De Meemse verhalen door Theo van den Berg. De kosten
worden geraamd op f 15.000,-.
de uitgave van de eerste kadasterkaarten uit 1832, voorzien
van de nodige toelichting en informatie over de toenmalige
grondeigenaren. Dit is een uitgave in samenwerking met de
Stichting Publikaties Oud-Utrecht. Geraamde kosten f
60.000,-, waarvan onze Vereniging zo'n f 11.000,= moet
opbrengen, naast subsidies van de provincie Utrecht, de
gemeenten Utrecht en Vleuten-De Meem en de Vereniging
Oud-Utrecht. Wat de sponsoring betreft, zal contact worden
opgenomen met onder andere de plaatselijke makelaars,
de uitgave van een straatnamenboek van de (voormalige)
gemeente Vleuten-De Meem, met een verklaring van alle
straatnamen. Ons verenigingslid Jan Heesters heeft de
namen reeds verklaard en beschreven en daarover
gepubliceerd in ons Tijdschrift. De kosten worden geraamd
op f 10.000,-. Wij verwachten, dat de gemeente deze
uitgave wil sponsoren.
8.    de uitgave van een boek over de "elite" van de gemeente
Vleuten-De Meem (Vleuten, Haarzuilens, Veldhuizen en
Oudenrijn). Dit betreft een initiatief van de Stichting
Stichtse Geschiedenis o.l.v. Prof. dr Piet 't Hart en drs Fred
Vogelsang en handelt over de raadsleden van 1840 tot
heden. Vier vrijwilligers zullen in het gemeente-archief
onderzoek moeten gaan doen. Drie vrijwilligers hebben
zich reeds aangemeld. Een vierde wordt nog gezocht (iets
voor u?). De kosten worden geraamd op f 15.0(X),-. Er is
nog geen sponsor.
9.    het in gebruik mogen nemen van het oude gemeentehuis
(met kluis) van Vleuten om plaats te kunnen bieden aan
onze Oudheidkamer met o.m. de Romeinse collectie.
10.  Voorts wil de Vereniging naast bovenstaande projecten
extra aandacht besteden aan het behoud van het
Appellaantje, het behoud van het eilandje van 't Huis te
Vleuten, het behoud van de Smalle Themaat, het behoud
van het in Veldhuizen gevonden Romeinse schip en het
behoud van de historische druivenkas van de heer Van 't
Klooster.
11.  Tenslotte wordt een excursie voorbereid naar het Romeinse
Xanten.
Realisering van veel van bovengenoemde plannen is
afhankelijk van het verkrijgen van de nodige financiën. Daartoe
zal het bestuur in de komende tijd contact opnemen met
potentiële sponsors. Gelet op het belang van de realisering van
genoemde projecten met het oog op het behoud van de identiteit
van de dorpen Vleuten, Haarzuilens en De Meem, verwachten
wij alle medewerking.
Wik u een "steentje" bijdragen aan de realisering van een en
ander, neemt u dan contact op met het bestuur van de
Vereniging of met een van de leden van de Jubileumcommissie:
J.F.K. Kits Nieuwenkamp (tel. 6772112), RG. de Rooij
(tel. 6771483) of A.J. van Zoeren (tel. 6772788)
J.F.K. Kits Nieuwenkamp.
Verenigingsberichten
Kasteel De Haar
Laatste instructie voor Piet eenmalig bezoek aan Kasteel De Haar voor onze leden.
Voor het aangekondigde eenmalige bezoek in ons vorige nummer, speciaal voor onze leden op zaterdag 7 oktober a.s., zijn de
laatste wensen ontvangen en is de reservering gesloten. U gelieve zich aan het door u gewenste uur te houden alsmede er rekening mee
te houden dat het vanaf de parkeerplaats aan de Bochtdijk nog zeker 10 minuten lopen is naar de hoofdingang, van het kasteel.
Wij wensen u een genoeglijke rondleiding.
-ocr page 52-
52
Het collectieve geheugen van het platteland
door J.A. Storm van Leeuwen
Gebeurtenissen die in het verre verleden plaatsvon-
den en belangrijk waren geweest voor de bewoners
van een bepaalde streek, zijn soms gedurende eeu-
wen mondeling aan de volgende generaties doorge-
geven. Daarvan zijn verrassende voorbeelden
bekend, zowel in ons land als in het buitenland. Dit
was vooral het geval op het platteland, waar men
vroeger in de winteravonden zonder goede verlichting
gezamenlijk om de haard zat en veel werd verhaald
over oude tijden. Tijdens mijn werkzaamheden op het
Utrechtse platteland heb ik verschillende van dergelij-
ke geschiedenissen gehoord. Deze waren voor bui-
tenstaanders niet opzienbarend. Bovendien wist men
niet altijd goed meer hoe de vork in de steel had geze-
ten. Toch zijn enkele van deze overgeleverde beschrij-
vingen mijns inziens het vermelden waard. Zij hadden
alle te maken met ingrijpende veranderingen in de
waterstaatkundige toestand. Voor de polderbewoners
waren die altijd van groot belang.
In deze bijdrage worden drie gevallen besproken. Zij
handelen over werken die eeuwen geleden werden
uitgevoerd ten behoeve van de afwatering van de pol-
ders bij De Meern en Haarzuilens. Van deze waters-
taatkundige geschiedenis is in 1985 een korte
beschrijving gegeven in de gezamelijke uitgave van
de Historische Vereniging en het vroegere water-
schap Leidse Rijn onder de titel "Van Oude Rijn tot
Leidse Rijn".
Overzichtskaartje van het gebied, waarover dit artikel handelt. Het
noorden is boven. Gedeelte van de topografische kaart 1:50.000,
uitgave 1949.
De windwatermolen van de polder de Haar
Eén van deze gevallen betrof de legendarische windwater-
molen van de vroeger ten westen en ten noorden van het dorp
Haarzuilens gelegen polder de Haar.
Toen ik de gegevens verzamelde voor de uitgave "Van Oude
Rijn tot Leidse Rijn" kwam ik ook in gesprek met de oud-machi-
nist Wessels van onder andere het elektrische gemaal Haarrijn in
Haarzuilens. Op mijn vraag of hij misschien wist hoeveel molens
oorspronkelijk de polders bij Haarzuilens hadden bemalen, ant-
woordde heer Wessels zonder aarzelen: drie. Daarbij was de
voormalige molen van Gieltjesdorp aan de overzijde van de
Haarrijn niet meegerekend.
Twee van de drie molens konden wij thuis brengen. Dat
waren de molen van Themaat in de noordwesthoek van die pol-
der, alsmede de molen van Laagnieuwkoop, die aan het noord-
einde van de Thematerkade op de plaats van het in 1877 gebouw-
de en later geëlectrificeerde stroomgemaal had gestaan. Over de
derde molen tastten wij in het duister.
Enige tijd later vond ik in het Vervolg van het Groot
Plakkaatboek 's Lands van Utrecht de schouwbrief (het regle-
ment) van de voormalige polder de Haar van 1686 afgedrukt.
Daarin is sprake van een eigen watermolen. Waar deze molen
stond werd niet vermeld, maar deze kan niet ver verwijderd zijn
geweest van de Haarrijn (toen de Buitenrijn genoemd). Het water
werd erheen geleid door onder andere een watergang langs de
zuidoostzijde van de Westdijk (tussen de Haardijk of Rijndijk en
Gezicht vanuit het oosten op een gemetselde heulbrug in de
Haar- of Rijndijk in Haarzuilens. Deze heulbrug vormde een
verbinding tussen het westelijke en het oostelijke deel van de
polder de Haar. Het kunstwerk is kort na de fotografische opna-
me vervangen door een rechthoekige betonnen duiker onder het
noordeinde van de Rijndijk.
Foto Landinrichtingsdienst Utrecht, 04-11-1957, nr. 57/100
-ocr page 53-
53
Kaartje van de polders Themaat, De Haar en Langnieuwkoop
rondom het dorp Haarzuilens. Het noorden is boven. Toestand
1908. Deze drie polders hadden tot omstreeks 1696 elk een
windwatermolen, die op de Haarrijn uitsloeg. Na die tijd werd
de molen van de Haarpolder opgeheven en nam de molen van
Laagnieuwkoop de taak daarvan over. Bij de bouw van het
stoomgemaal aan het einde van de Thematerkade in 1877 wer-
den zowel de molen van Themaat als die van Laagnieuwkoop
buiten werking gesteld.
Gedeelte van een kaart van de Provinciale Waterstaat van
Utrecht; HUA, Kaarten Provincie Utrecht (80) nr. 363.
Fragment van de "Nieuwe caerte van de provincie van Utrecht"
van Bernard de Roy. Uitgave ca. 1696.
Op dit kaartje staan de windwatermolens van Themaat en van
Laagnieuwkoop ten zuiden van de Haarrijn getekend. De molen
van de polder de Haar ontbreekt.
Po/^^&t^en -2i^/^«^
Gedeelte van de kadstrale kaart van de voormalige gemeente Kockengen (sectie B). Afgebeeld is de omgeving van de Krom ten zuiden
van het dorp Kockengen. De gebouwen zijn gearceerd aangegeven. Het noorden is linksboven. Toestand 1946.
De kavelgrenzen van de toenmalige landbouwbedrijven in de polder Kockengen liepen dwars door de Bijleveld en de oosterlijk daarvan
gelegen smalle strook land. Deze strook is de oorspronkelijke "dijk" of rijweg voorlangs de gebouwen geweest. Tussen deze dijk en de
boederijen lag toen de wetering van de polder Kockengen. Bij de aanleg van de Bijleveld kort na 1413 maakte men gebruik van deze
polderwetering. Dit blijkt onder andere uit de Oorspronkelijke Aanwijzende Tafels (O.A.T.) van 1832, die betrekking hadden op de
kadestrale minuutplans uit 1820. De afgesneden smalle strookjes land en water behoorden toe aan de eigenaren van de bijbehorende
hofsteden. De strook langs de oostzijde van de Bijleveld heeft tot 1702 dienst gedaan als rijweg naar het dorp Kockengen. In dat jaar
Werd de kade voorlangs de gebouwen verbreed tot een rijweg of wagenweg. Weg, waterkering en water zijn thans eigendom van
gemeente en waterschap.
-ocr page 54-
54
Gezicht vanuit het zuidoosten op de voormalige Kantonnaleweg tussen de niet meer bestaande Welbrug en dito Kortjaksebrug in
Haarzuilens. Links de Bijleveld en rechts de Heycop, die aan weerskanten van de weg in de richting van Kockengen stroomden. De
Kantonnaleweg is thans vervangen door het verlengde van de Parkweg, terwijl de Heycop is gedempt tot bij de Schutterskade ten noor-
den van Laagnieuwkoop. Met de Bijleveld is hetzelfde gebeurd, echter vanaf de Kortjaksebrug.
Foto Landinrichtingsdienst Utrecht, 25-07-1958, nr. 58/389.
de Thematerkade).
De Haarmolen (niet te verwarren met de Haarkorenmolen
aan de Heycop ten westen van Haarzuilens) is waarschijnlijk kort
na 1686 opgeheven. Op de "Nieuwe caerte van de provincie van
Utrecht" uit ca. 1696 van Bemard de Roy is deze molen althans
niet meer getekend; de Thematermolen en de Nieuwkopermo-
lens komen daarop wel voor, evenals de molen van Gieltjesdorp.
De gronden van de polder de Haar werden na die tijd mede
bemalen door de molen van Laagnieuwkoop.
De herinnering aan het feit, dat de Haarpolder ooit een eigen
molen bezat, bleef evenwel nog drie eeuwen daarna bestaan.
De Kockengense wetering
Een tweede overgeleverd verhaal werd mij verteld door de
veehouder Van der Horst, die een hofstede aan de Wagendijk-
Zuid in de polder Kockengen bewoonde. Deze wees mij eens op
een aantal dwarssloten, die achter de boerderijen aan de
Wagendijk-Zuid liepen.
Men was in de polder van mening, zei hij, dat die sloten de
restanten waren van de oorspronkelijke polderwetering. Deze
watergang zou naar de tegenwoordige plaats meer naar binnen in
de polder zijn verlegd, toen men overging op windbemaling.
Hier is sprake van verkeerd overgeleverde feiten. De kwestie is
namenlijk, dat de oorspronkelijke wetering niet achter, maar vóór
de boerderijen heeft gelopen. Dit was gebruikelijk in de middel-
eeuwse ontginningen in het West-Utrechtse en Hollandse veen-
gebied.
Toen de polders tussen de Oude Rijn (nu Leidse Rijn), de
Meemdijk, de Noord-IJsseldijk en de Hollandsekade (ten zuid-
westen van Harmeien), alsmede Harmelerwaard benoorden de
Oude Rijn in 1413 het recht kochten om hun overtollige water of
de Amstel te lozen, legden zij een gemeenschappelijke afvoerlei-
ding naar het noorden aan. Deze watergang begon in het gerechl
Bijleveld bij Harmeien en werd daarom de Bijleveldse wetering,
later kortweg de Bijleveld genoemd. Voor de aanleg daarvan
maakte men onder andere gebruik van de voorwetering van de
polder Kockengen, die van toen af uitwaterde op de Bijleveld.
Om dit te bewijzen heb ik indertijd in de speciale uitgave
"Van Oude Rijn naar Leidsche Rijn" twee kaartjes opgenomen
en toegelicht. Eén daarvan is hier wederom afgedrukt.
De molen van Kockengen werd pas in 1502 gebouwd. Het is
daarom waarschijnlijker, dat de wetering eerder is verplaatst.
Hierop wijst ook het onregelmatige tracé ervan; voor de aanleg
gebruikte men bestaande dwarssloten in de polder. Voor de toe-
stroming van het water naar de (toch in die tijd kostbare molen)
zou men ongetwijfeld een rechte lijn hebben gevolgd. Voordat
men de Kockengense polder ging bemalen, werd het overtollige
polderwater na 1413 op natuurlijke wijze op de Bijleveld geloosd
door middel van één of meer uitwateringssluisjes.
Uit overlevering wist men wel, dat de wetering oudtijds op
een andere plaats had gelegen, maar na een periode van meer van
vijf eeuwen waren de bijzonderheden verloren gegaan.
De grote Heycop
Het derde geval van de gemeenschappelijke herinnering,
waarmee ik in aanraking kwam, had eveneens te maken met
waterstaatkundige gebeurtenissen die lang geleden hadden
plaatsgevonden.
Ditmaal ging het over de Heycop of de Lange Vliet, die het
overtollige water uit de polders ten zuidoosten van De Meern
-ocr page 55-
55
c3xKxLe/c
BREUKELEN
KOCKENGEN
Kaartje van de wegen, kaden en waterlopen tussen Kockengen en de Vecht bij Breukelen. De wegen en kaden zijn zwart aangegeven,
evenals de bebouwing. De waterlopen zijn met een dubbele dunne lijn getekend. Ter oriëntatie is tevens de spoorweg tussen Amsterdam
en Utrecht afgebeeld. Het kaartje is gedeeltelijk ovegenomen en vereenvoudigd uit: "Het waterschap Heycop, genaamd de Lange Vliet,
Voorheen en thans" door F.A.R.A. van Ittersum (Utrecht 1900), kaart B.
afvoerde naar de Vecht te noorden van Breukelen. Deze water-
gang was letterlijk een lange vliet, die het water om de hoge
gronden van Vleuten en Haarzuilens heen, en verder langs het
dorp Kockengen naar de Vecht moest leiden.
Het gedeelte van de Lange Vliet tot Kockengen werd
Heycopse wetering, later kortweg Heycop genoemd naar het
gerecht, waar deze vliet een aanvang nam. Het stuk watergang
tussen het dorp Kockengen en de Aa heette Grote Heycop en het
laatste kortere gedeelte tot aan de Vecht Kleine Heycop.
Volgens enige inwoners van Portengen-Noordeinde had de
Grote Heycop vroeger iets noordelijker gelegen dan tegenwoor-
dig. Zij wezen mij een sloot aan, die de oude Heycop zou zijn
geweest. Het bleek echter een gewone kavelsloot te zijn, die door
eeuwenlang uitbaggeren vooraan breder was geworden. Dat was
trouwens ook het geval met de ander kavelsloten in de naaste
omgeving.
Deze vergissing is verklaarbaar. De situatie ten oosten van
Kockengen is omstreeks 1400 ingrijpend veranderd door de aan-
leg van de Grote Heycop. Men moet namelijk weten, dat de pol-
der Kockengen, die in de elfde of twaalfde eeuw is ontstaan door
ontginning van een stuk veenwildemis, oorspronkelijk het over-
tollige water loosde op de Aa. Daarvoor hadden de kolonisten
een afvoervliet naar het oosten gegraven.
Waarschijnlijk heeft deze vliet gelegen op de plaats, waar nu
de Grote Heycop loopt. Met andere woorden: bij het aanleggen
van de Grote Heycop heeft men gebruikgemaakt van de uitwate-
ringsvliet van de polder Kockengen.
Voor die polder maakte dat in het begin weinig verschil uit.
Trouwens, twintig jaren later werd Bijleveld aangelegd en moest
de polder daarop afwateren. Dat gebeurt heden ten dage nog, zij
het in gewijzigde vorm.
Ook de kolonisten van Portengen-Zuideinde (de latere polder
Portengen) hadden een uitwateringsvliet naar de Aa gegraven.
Deze heeft vanaf de Portengenseweg (vroeger Zuideindseweg
genoemd) bezuiden en evenwijdig aan de voormalige
Kockengense uitwateringsvliet gelopen.
Toen de Grote Heycop werd aangelegd, werd de polder
Portengen-Zuideinde afgesneden van de Aa. De polder kreeg
daarom het recht op de Grote Heycop uit te wateren.
Aanvankelijk gebeurde dat op natuurlijke wijze met uitwate-
ringssluisjes, later door middel van bemaling. De eerste molen
kwam ten westen en op enige afstand van de Portengenseweg
aan de Grote Heycop te staan.
Het verhaal over de zogenaamde oude Heycop heeft daarom
naar alle waarschijnlijkheid betrekking gehad op de oorspronke-
lijke afvoervliet van Portengen-Zuideinde, voordat de Grote
Heycop was aangelegd, dus vóór 1400. Het is niet te verwonde-
ren, dat men in Portengen na al die eeuwen geen juiste voorstel-
ling kon maken van de oude situatie.
Toch is het opmerkelijk, dat de herinnering aan een verande-
ring in de waterstaatkundige toestand zo lang kon blijven
bestaan.
                                                   , > ^ ., , ,
-ocr page 56-
56
Onze straatnamen, oorsprong en betekenis (9)
door J.H.P. Heesters
Bij de wijkindeling van de gemeente Vleuten-De Meern en in ambtelijke stukken kan men de Prinsessenbuurt aantreffen. Het
gaat om vier straten aan de oostzijde van De Meern. In het kader van deze aflevering komen deze straten en het gedeelte
van het dorp aan de orde dat begrensd wordt door de Rijksstraatweg, Meentweg, Prinses Christinalaan, Oranjelaan en de
Meerndijk.
Rijksstraatweg
In de 12e en 13e eeuw lag vanaf de Meemdijk in oostelijke
richting de ontginningsbasis voor de polder Oudenrijn. Deze
diende ter ontsluiting van de langs deze basis gelegen boerderij-
en. Het westelijk gedeelte vanaf de Meemdijk richting Harmeien
was de noordelijke uitvalbasis voor de polder Veldhuizen'. Dat
het ging om een dijk is af te lezen op een oude topografische
kaart van 1624 waarop 'Den Dijck van Utrecht naer Hermeien'
wordt genoemd. Ook in 1762 is het nog een dijk want er wordt
geschreven over de 'Ouden Rijnsen Dijk' die liep vanaf de
'Taatsen Brug tot het gerecht Rosweijde'.
De oorspronkelijke hoofdverkeersweg van Utrecht naar
Leiden liep vanaf 1604, toen deze in opdracht van de Staten van
Utrecht was aangelegd, over de huidige Zandweg vanaf het
Stadsdam tot aan de Meembrug. Dat veranderde in 1827 toen de
oude verkeersweg van de Zandweg verplaatst werd naar de zuid-
zijde van de Leidse Rijn. Dit was het gevolg van de grondwet
van 1815 waardoor de koning zeggenschap kreeg over alle
wegen. Ook kleine wegen kon de koning onderwerpen aan zijn
voorschriften'.
Omdat de koning beslist had dat de verbindingsweg naar
Leiden naar het zuidelijke deel van de Leidse Rijn verplaatst
moest worden, werd een verharding met straatklinkers aange-
bracht. Omdat deze verandering geheel op staatskosten plaats-
i
*M^
j
Rijksstraatweg naar het westen ter hoogte van nummer 84 in
1940
vond, is deze weg de Rijksstraatweg genoemd.
Nadat op 1 januari 1954 de gemeente Vleuten-De Meern was
gevormd, werden op 14 januari enkele straatnamen in de nieuwe
gemeente gewijzigd. De gemeenteraad kwam in de weken daarna
tot de ontdekking dat men straten in de vroegere gemeente
Veldhuizen, onder anderen vanaf de Meemdijk richting Har-
melen, over het hoofd had gezien. Op 19 februari van dat jaar
werd alsnog de naam van
het westelijke gedeelte van
de Rijksstraatweg vanaf de
Meemdijk vastgesteld'.
In 1966 bleek dat dit
gedeelte van de Rijks-
straatweg levensgevaarlijk
'W^^'
-#|fe>-.
was voor het doorgaande
verkeer. Het ge-volg hier-
van was dat velen gebruik
maakten van de Zandweg
en de Reijers-cop. Omdat
deze wegen niet berekend
wa-ren op dit zware en
intensieve vervoer werden
deze stuk gereden.
Veelvuldig werd dit pro-
bleem onder de aandacht
gebracht van de rijksover-
heid maar er kwamen geen
reacties. Het verbeteren
van het westelijke deel van
de Rijksstraatweg, zo stel-
Het Veldhuizense deel van de Rijksstraatweg naar het westen gezien vanaf de Meernbrug in 1940.
de men in Den Haag,
-ocr page 57-
57
bleek een tijdrovende en kost-
bare aangelegenheid te zijn
waarvoor de financiële mide-
len ontbraken.
Uiteindelijk werd besloten
de slechtste gedeelten met
asfalt te verbeteren". In 1968
werd het weggedeelte tussen
de Heldam en de kom van de
gemeente Harmeien ook
geasfalteerd'.
Omdat veel schoolgaande
jeugd van de Rijksstraat -weg
gebruik maakte, werd vanaf
1956 bij Rijkswater staat aan
gedrongen op het aanleggen
van een fietspad. In 1968
werd uiteindelijk besloten dit
rijwielpad vanaf de Meent-
weg tot aan de parkflat 'De
Rheijngaerde aan te leggen'.
Door de bouw van het
bejaardencentmm 'De Zonne
-wijzer', wat nu een senioren-
centrum wordt genoemd, was
de Rijksstraatweg tussen
Marelaan en de Meemdijk
gevaarlijk voor de oudere
bewoners van dit centrum.
Het aanleggen van een trottoir
zou een verbetering beteke-
nen wat in 1968 gerealiseerd
werd'.
Meentweg vanuit het zuidwesten met de voormalige Molenvliet in 1958.
Meentweg
Een meent wordt ook wel 'mient', 'mande' of 'gemene
weide' genoemd. Deze begrippen herinneren aan het gemeen-
schappelijke bezit van een weide.
De Meentweg in de Meem was tot ver in de dertiger jaren een
landelijk weggetje. In de volksmond werd het wel het
'Zwarte weggetje' of 'Kaai' genoemd. De naam zwarte weg-
getje is ontstaan omdat deze vaak bestrooid werd met kolengruis.
Dit was afkomstig van de stookketel van het waterschap
Oudenrijn dat eigenaar was van de Meentweg. Later is het onder-
houd van de Meentweg door de gemeente Oudenrijn overgeno-
men.
In 1936 werden aan de
westkant van de Meentweg
de eerste huizen met de huis-
nummers 1 en 3 gebouwd. In
1937 volgden nog vier huizen
met de huisnummers 7 tot en
metl3.Het dubbele woonhuis
aan de oostkant met de even
huisnummers 2 en 4 dateren
van rond 1940.
Voor het eerst staat de
Meentweg, als een rechte
weg, ingetekend op een topo-
grafische kaart van 1940.
Niet is gevonden wanneer de
naam voor deze weg door de
gemeenteraad van Oudenrijn
is vastgesteld.
Meentweg vanaf de Rijksstraatweg tijdens de uitbreiding in 1968.
-ocr page 58-
58
heid door haar boeken waarin zij bomen en dieren emotionele
eigenschappen toeschrijft.
Prinses IVIargrietlaan
Margriet Francisca is op 19 januari 1943 in het Canadese
Ottawa geboren. Zij is de derde dochter van prinses Juliana en
prins Bemhard. Na haar schoolopleiding volgde zij aan de uni-
versiteit van Montpellier de opleidingen Franse letteren en kunst-
geschiedenis. Terug in ons land studeerde zij staatsrecht en socio-
logie aan de Rijksuniversiteit in Leiden. Hiema werkte zij enige
tijd in de ziekenverpleging.
Op 10 januari 1967 trouwde zij in Den Haag met Pieter van
Vollenhoven. Uit hun huwelijk zijn de zonen Maurits Pieter
Willem Hendrik, Bemhard Lucas Emmanuel, Pieter Christiaan
Michel en Floris Frederik Martijn geboren.
De belangstelling van Prinses Margriet gaat uit naar maat-
schappelijke en culturele sectoren in onze maatschappij. In het
verlengde hiervan is zij sinds 1965 voorzitter van het Rode Kruis
en van de Europese Culturele Stichting. Daarnaast vertegen-
woordigt zij koningin Beatrix bij verschillende officiële gebeur-
tenissen.
De gemeenteraad van Vleuten-De Meem stelde op 23
december 1958 deze straatnaam vast".
Prinses Christinalaan
Deze vierde dochter van prinses Juliana en prins Bemhard is
op 18 febmari 1947 geboren. Zij kreeg de namen Maria Christina
met de roepnaam Marijke. Zij werd met een ernstige oogafwij-
king geboren dat voor haar ouders veel zorgen met zich mee
bracht.
Na haar schoolopleiding studeerde zij pedagogiek aan de
Groningse universiteit en daarna volgde zij een zangstudie bij de
zangpedagoge Annie Woud.
Op 28 juni 1975 trouwde zij, zonder toestemming van de
Nederlandse regering, met Jorge Guillermo, een Cubaan die in
Verenigde Staten woonde. Uit hun huwelijk zijn de kinderen
Bemardo Frederico Tomas, Nicolas Daniel Mauricio en Juliana
Edenia geboren. Nadat haar huwelijk in 1996 was ontbonden,
ging zij met haar kinderen in de Verenigde Staten wonen.
Op 19 maart 1959 werd door de gemeenteraad van Vleuten-
De Meem de straatnaam Prinses Marijkelaan vastgesteld'\ In
1962 besloot prinses Marijke haar tweede geboortenaam als
roepnaam te voeren. Zij zou verder als prinses Christina door het
leven gaan. Na een debat in de gemeenteraad op 19 april 1963
werd besloten de Prinses Marijkelaan te wijzigen in Prinses
Christinalaan". Echter op 20 december 1963 kwam een raadslid
op dit besluit terug en stelde voor de straatnaam Prinses
Marijkelaan te handhaven wat door de gemeenteraad verworpen
werd.
Prins Willem-Alexanderplantsoen
Willem-Alexander Claus George Ferdinand is op 27 april
1967 als eerste zoon van prinses Beatrix en prins Claus geboren.
Daardoor is hij de eerste in de rij voor de erfopvolging en sinds
de troonbestijging van koningin Beatrix in 1980 Prins van
Oranje-Nassau.
Na zijn schoolopleiding vervulde hij zijn militaire dienst-
plicht bij de Koninklijke Marine. In verband met zijn latere
troonopvolging studeerde hij vervolgens geschiedenis aan de
Rijksuniversiteit van Leiden.
Prins Willem-Alexander heeft veel belangstelling voor de
Prinses Beatrixlaan
Op 13 april 1939 besloot de gemeenteraad van Vleuten de
nieuwe weg langs de Alendorperwetering de Prinses Beatrixlaan
te noemen*. Ditzelfde deed de gemeenteraad van Oudenrijn ech-
ter zonder de titel 'Prinses' op 27 april 1951'. In Oudenrijn was
het de eerste straat voor de nieuwe Prinsessenbuurt die evenwij-
dig liep met de Kalverstraat. Tijdens een raadsvergadering van
12 oktober 1951 werd besloten de titel 'Prinses' aan de straat-
naam toe te voegen'".
Toen op 1 januari 1954, door samenvoeging, de nieuwe
gemeente Vleuten-De Meem was ontstaan, moest één van beide
straatnamen gewijzigd worden. Het minst problematisch was dat
voor het Vleutense deel. Op 14 januari 1954 besloot de nieuwe
gemeenteraad de Prinses Beatrixlaan langs de
Alendorperwetering de Esdoomlaan te noemen. De motivatie
voor deze nieuwe naam was dat langs deze laan esdooms waren
geplant. Het gevolg van dit raadsbesluit was dat de Prinses
Beatrixlaan in De Meem gehandhaafd bleef.
De volledige namen van prinses, nu koningin, Beatrix zijn
Beatrix Wilhelmina Armgard . Zij is geboren op 31 januari 1938
als oudste dochter van prinses Juliana en prins Bemhard. Na haar
schoolopleiding studeerde zij rechten aan de Rijksuniversiteit in
Leiden.
Op 10 maart 1960 trouwde zij in de Nieuwe Kerk in
Amsterdam met Claus George Willem Otto Frederik von
Amsberg. Deze dag werd verstoord door veel ongeregeldheden
in Amsterdam. Uit hun huwelijk zijn de zonen Willem-
Alexander, Johan Friso en Constantijn geboren.
Nadat koningin Juliana op30 april 1980 afstand van de troon
had gedaan, vond in de Nieuwe Kerk in Amsterdam de inhuldi-
ging plaats van de nieuwe koningin. Koningin Beatrix heeft veel
belangstelling voor kunst en zelf beoefent zij de beeldhouw-
kunst. Haar belangstelling voor kunst komt ook tot uitdmkking
door de jaarlijkse stimuleringsprijs voor jonge kunstenaars.
Prinses Irenelaan
Ruim één jaar na het benoemen van de Prinses Beatrixlaan
stelde de gemeenteraad van Oudenrijn op 30 juni 1952, voor het
uitbreidingsplan Noord-West waaraan vier woningen worden
gebouwd, de naam Prinses Irenelaan vast'-. Deze was genoemd
naar Irene Emma Elisabeth de tweede dochter van prinses
Juliana en prins Bemhard. Zij is geboren op 5 augustus 1939 en
na haar studies Frans, rechten en economie slaagde zij in 1963
voor het rijksexamen tolk-vertaler Spaans.
Nadat zij in 1958 bevestigd was als lidmaat van de
Hervormde kerk trad zijn in 1963 toe tot de Rooms-katholieke
kerk. Toen zij in 1964 verloofd was met Carlos Hugo de
Bourbon- Parma besloot zij aan de Nederlandse regering geen
toestemming te vragen voor haar huwelijk. Door haar katholieke
huwelijk op 29 april 1964 in Rome verloor zij daardoor haar
rechten op de troon. Uit hun huwelijk zijn Carlos Javier Bemard,
de tweeling Jam Bemardo en Magarita Maria Beatriz en Maria
Caroline Christine geboren. Nadat hun huwelijk op 27 mei 1981
was ontbonden, keerde zij met haar kinderen terug naar
Nederland.
Prinses Irene is vooral bekend geworden om haar strijd voor
een plaats van de vrouw in de maatschappij. Hiervoor kreeg zij
een eredoctorraat van de universiteit van Frederick in Maryland.
Ook nam zij in 1983 op persoonlijke titel deel aan de grote vre-
desdemonstratie in Den Haag. De laatste jaren geniet zij bekend-
-ocr page 59-
59
Zonstraat naar het westen in 1968.
luchtvaart waarvoor hij alle brevetten waaronder het groot mili-
tair vliegbrevet bezit. Ook heeft hij zich gespecialiseerd in water-
management en is lid van het Internationaal Olympisch Comité.
Op voorstel van Burgemeester van der Heide werd op 11 mei
1967 door de gemeenteraad voor het plantsoen gelegen aan de
Kalverstraat, Oranjelaan en Prinses Christinalaan de straatnaam
Prins Willem-Alexanderplantsoen vastgesteld'*.
Oranjelaan
Het is niet bekend waarom de gemeenteraad voor deze straat-
naam heeft gekozen. Eén mogelijkheid is dat men heeft gedacht
aan het voormalige graafschap Orange en het latere prinsdom in
het zuiden van Frankrijk wat oorspronkelijk de bakermat is van
het Huis van Oranje.
Het kan ook zijn dat de gemeenteraad heeft gekozen voor de
titel van Prins van Oranje. Deze wordt gevoerd door de oudste
zoon of andere mannelijke afstammeling die sinds 1813, toen
Nederland een koninkrijk werd, de troonopvolger is.
De derde mogelijkheid is dat men heeft gedacht aan de fami-
lienaam van het Nederlandse koningshuis. In dit geval zou de
naam Oranje-Nassaulaan duidelijker zijn geweest. Mogelijk was
dit niet realistisch omdat er in de wijk 'Over het spoor' in Vleuten
al een Nassaulaan was.
Ook is niet te achterhalen wanneer de Oranjelaan door de
gemeenteraad is vastgesteld. Het is denkbaar dat deze straatnaam
op 6 november 1963 een onderdeel is geweest bij de bespreking
van het voorstel tot het geven van namen aan straten in de nieuw-
bouwwijken in Vleuten en De Meem.
Taets van Amerongenlaan
Om deze kleine straat is in het verleden veel te doen geweest.
Voor de geschiedenis moeten we terug naar 1938 toen de bouw
van een nieuwe Rooms-katholieke kerk in de Meem een vastere
vorm begon aan te nemen. In eerste instantie was het de bedoe-
ling dat de kerk enkele meters, met de uitgang naar het noorden,
vanaf de Rijksstraatweg gebouwd zou worden. Het gemeentebe-
stuur van Oudenrijn was toen ook bezig met het ontwikkelen van
een nieuw bestemmingsplan. Men vond de situering van de kerk,
op die plaats, geen goed idee mede in verband met de te ver-
wachten verkeersdrukte in de toekomst. Achteraf bleek deze
visie juist te zijn.
In het uitbreidingsplan kon wel een kerk meer in zuidelijke
richting gebouwd worden maar dan moest er wel een toegangs-
weg komen. In een schrijven van 20 febmari 1938 is toen door
Jhr. A.H. Op ten Noort, raadgevend ingenieurs- en architecten-
bureau, een begroting gemaakt voor de straataanleg ten behoeve
van de bouw van een R.K. kerk. In het schrijven wordt vermeld:
'.... waarvan de kosten gedragen behooren te worden door de
bouwgrondexploitanten, ten wier behoeve deze werken in hoofd-
zaak worden gemaakt'".
Concreet hield dit voor het kerkbestuur in dat ƒ. 27.391,- bij-
gedragen moest worden voor de aanleg van wegen inclusief die
van riolering, beplanting, verlichting, etcetera. Daar kwam nog
een bedrag bij van ƒ. 5.350,- voor de kosten die de gemeente
Oudenrijn al gemaakt had.
Om het kerkgebouw en de toegangswegen gerealiseerd te
krijgen, werd door het kerkbestuur op 18 september 1940 een
bedrag van ƒ. 20.800,- naar de gemeente overgemaakt". Met de
heer C.J.A. Oostveen, een parochiaan van Oudenrijn, die met
zijn gezin vanaf 1938 op de boerderij 'Meereveld' woonde, werd
op 23 september 1940 overeengekomen dat hij ƒ. 9.071,- ter
beschikking zou stellen als '...een gedeeltelijke bijdrage in de
kosten van den aanleg der wegen, wegens gedeeltelijke contante
waarde van de kosten van het onderhoud der wegen, wegens
-ocr page 60-
60
zou worden. Zonder enige discussie ging men hiermee akkoord^'
Bronnen;
HV = Archief Historische Vereniging
RbV = Raadsbesluit Vleuten
RbO = Raadsbesluit Oudenrijn
OG = Onze Gemeente
PA = Parochiearchief R.K. Kerk De Meem
gedeeltelijke bijdrage in de door de gemeente reeds gemaakte of
nog te maken kosten van dorpsuitbreiding', zoals dat is ver-
meld". Onder dezelfde voorwaarde stortte het kerkbestuur op 24
september 1940 ƒ. 4.000,- op de rekening van het gemeentebe-
stuur^".
Als we daarbij in aanmerking nemen dat de nieuwe Rooms-
katholieke kerk op 14 november geconsacreerd is, is het ver-
klaarbaar dat de toegangsweg op die datum nog niet klaar was.
Tijdens een raadsvergadering van het gemeenteraad van
Oudenrijn werd besloten de nieuwe weg te noemen naar burge-
meester Taets van Amerongen. De motivatie hiervoor was dat hij
voor het tot stand komen van het uitbreidingsplan van Oudenrijn
bijzonder veel moeite heeft gedaan.
In tegenwoordigheid van veel genodigden werd de weg door
mevrouw Baronesse Taets van Amerongen van Renswoude-
Bieruma Oosting geopend. Met een schaar knipte zij het tradi-
tionele lint door en nam de doek weg dat de straatnaam bedekte.
Pastoor Boelenslaan
De geschiedenis van de Pastoor Boelenslaan loopt parallel
met die van de Taets van Amerongenlaan. Gelijktijdig met de
laatst genoemde laan werd haaks hierop een nieuw gedeelte aan-
sluitend aan de reeds bestaande Zonstraat aangelegd.
Pastoor Boelens was in 1937 in Oudenrijn benoemd en ging
direct voortvarend aan het werk voor de bouw van een nieuwe
kerk. De oude kerk aan het Stadsdam was inmiddels veel te klein
geworden terwijl de onderhoudskosten uit de hand dreigden te
lopen. Door zijn grote inzet kon de bouw in 1939 van start gaan.
Op 29 oktober 1939 metselde hij de eerste steen in het bijzijn van
veel geestelijke- en wereldlijke hoogwaardigheidsbekleders en
parochianen. Zes maanden voordat de kerk voltooid was, over-
leed hij op 6 mei 1940.
Op verzoek van één van de raadsleden van de gemeente
Oudenrijn werd voorgesteld het nieuwe gedeelte en de bestaan-
de Zonstraat als postume hulde de Pastoor Boelenslaan te noe-
men. De motivatie hiervoor was dat het uitbreidingsplan van
Oudenrijn ook dankzij pastoor Boelens tot stand is gebracht.
Kalverstraat
In 1949 werden in de huidige Kalverstraat zeven gemeente-
woningen gebouwd. Op 30 juni van dat jaar kwam het voorstel
aan de orde om deze weg vanaf het daar aanwezige pleintje in
zuidelijke richting de Koestraat te noemen. Enkele leden van de
gemeenteraad van Oudenrijn konden zich niet met deze naam
verenigen en stelde de naam Koelaan voor. Het college van
Burgemeester en Wethouders konden zich hierin, zij het met een
minderheid, in eerste instantie wel vinden. Een meerderheid
vond het toevoegsel 'laan' wel wat groots voor deze straat. Eén
van de gemeenteraadsleden vroeg zich af of de naam
Kalverstraat niet beter was. Na enige discussie werd voorgesteld
deze nieuwe straat de naam Kalverstraat en niet Koestraat te noe-
men. Nadat het voorstel in stemming was gebracht, werd de
naam Kalverstraat met algemene stemmen aangenomen^'.
Zonstraat
Gelijktijdig met de naam voor de Kalverstraat moest er op 30
juni 1949 ook een naam komen voor de nieuwe straat vanaf het
pleintje bij de Kalverstraat in oostelijke richting. In westelijke
richting heette deze al de Zonstraat maar werd in 1940 veranderd
in Pastoor Boelenslaan. De gemeenteraad van Oudenrijn vond
het logisch als het nieuwe gedeelte opnieuw Zonstraat genoemd
1.
HV 3GA006
12. RbO 30-06-1952
2.
Geel boek p.204
13. RbV 23-12-1958
3.
RbV 19-01-1954
14. RbV 19-12-1959
4.
00 december 1966
15. RbV 19-04-1964
5.
OGjuli 1968
16. RbV 11-05-1967
6.
OG januari 1968
17. PA 20-02-1938
7.
OG april 1968
18. PA 18-09-1940
8.
RbV 13-04-1939
19. PA 23-09-1940
9.
RbO 27-04-1951
20, PA 24-09-1940
10
12-10-1951
21. RbO 295
11
RbV 14-01-1954
22. RbO 295
Rectificatie
In de vorige aflevering van deze serie in het tijdschrift van juni
2000 heeft een typeduiveltje zijn werk gedaan. Bij het onderschrift
van de eerste foto stond het jaartal 1994. Elke lezer die deze foto en
de oude situatie kent, zal wel begrepen hebben dat dit niet juist was.
Het juiste jaartal moet zijn 1964.
Nieuwe leden
(1-3-1999 t/m 31-12-1999)
1423
H.G.Kuitert
Vleuten
1424
H.van Essen
Utrecht
1425
P.C.Broeksma
De Meem
1426
C.G.Verhoef
Harmeien
1427
A.G.Mastwijk
Oudewater
1428
F.Bocko
De Meem
1429
P.E.Staal
De Meem
1430
J.H.van der Poel
Vleuten
1431
H.W.Knippers
Vleuten
1432
EP.de Grauw
Utrecht
1433
C.A.Niessen
Hilversum
1434
C.Baars
Vleuten
1435
W.H.J.Mulder
Hïiarzuilens
1436
H.Rudolph
Vleuten
1437
Mw.R.Seckel
Vleuten
1438
E.E.van Zomeren
Vleuten
1439
Mw.B.A.van Seventer
Vleuten
1440
P.A.Lievegoed
Vleuten
1441
W.S.van Oostveen
De Meem
1442
Mw.E.A.M.Harmsen-van Rooijen
De Meem
1443
Mw.A.C.van Soest-van de Bilt
Vleuten
1444
J.J.Bloemkolk
Vleuten
1445
M.J.Oosterveen
Vleuten
1446
A.L.Hakstege
Utrecht
(1-1-2000 t/m 15-09-2000)
1447      Mw.H.J.Bakker-Gresnigt
1448      RS.RKuijer
1449      Mw.M.G.Horst-Hilhorst
1450      M.A.RGreuder
1451      D.Bal
Vleuten
De Meem
De Meem
Montfoort
Kockengen
(zie vervolg op pagina 64)
-ocr page 61-
61
't Laar
Twentse activiteit in Vleuten
door Jules Braat
Vrij onopvallend staat op de Alendorpenweg op nummer 75 een huis met het opschrift 't Laar. Het is een voor deze contrei-
en merkwaardige naam. Laar betekent immers volgens Van Dale een "open plek in het bos", terwijl in de omgeving van het
bewuste huis geen bos te bespeuren valt. Waarom dan deze naam? De verklaring moeten we zoeken in Overijssel.
N.V. Land- en Boschbouw Maatschappij "Het Laar". De
naam is ontleend aan landgoed Het Laer te Ommen (Ov.), een
sedert 1229 bestaande havezate, die ondanks verschillende ver-
woestingen en verbouwingen nog steeds in Ommen is gelegen.
In de geschiedenis van het Laer ging vanaf 1901 de familie Stork
uit Hengelo, industriëlen en eigenaren van machinefabrieken,
een rol spelen.
De Storkbedrijven hadden een aantal dochterondernemingen,
waarvan er één voor ons van belang is. Op 12 december 1901
werd te Hengelo de N.V. Land- en Boschbouw Maatschappij
"het Laar" opgericht, waarvan de statuten al eerder op 27 novem-
ber 1901 bij koninklijk besluit waren goedgekeurd. De vennoot-
schap had o.a. als doelstelling: " .... land- en boschbouw en mits-
dien de aankoop van boerderijen, bosch, veen- en heidegronden,
het ontginnen en beplanten van woeste gronden, zomede het
bereiden en verkoopen van producten ....".
Tot de bezittingen van "het Laar" behoorden ook de
Paaschberg in de Lutte, villa de Koppelboer in Oldenzaal en het
Weusthach te Hengelo.
Na de oprichting van de N.V. kocht directeur Hendrik Casper
Stork op 16 december 1901 het landgoed "Het Laer" te Ommen
voor de kapitale som van ƒ 200.000,—. Het transport werd gere-
geld via notaris Bloem te Ommen, als verkopers traden daarbij
op de Sandbergstichting in Zwolle en vrouwe Petronella
Geertruida Agnes gravin van Rechteren van Appeltem uit
Staphorst.
"Het Laar" afdeling Vleuten
Het Laar beperkte haar activiteiten niet tot Overijssel, maar
ging - om het zo maar eens te noemen - de grens over. Hoewel
H.C. Stork in 1913 als directeur van de N.V. was afgetreden,
bleef hij toch sterk bij de gang van zaken betrokken. In 1914
werd met zijn financiële hulp een 'Tukker", Willem Krabbe uit
Hengelo, in de gelegenheid gesteld in de gemeente Vleuten een
tuinbouwbedrijf te starten. Stork kocht daartoe twee percelen
weiland (omstreeks 5 ha) op Alendorp van Comelis Floor uit De
Bilt. Waarom voor Vleuten werd gekozen is niet bekend, wellicht
heeft de zich rond die tijd in Vleuten ontwikkelende tuinbouw
een rol gespeeld.
Om H.C. Stork tegemoet te komen in eventuele exploitatie-
verliezen werd door de Heren D. W. en C.F. Stork aangeboden het
land in Vleuten onder te brengen in de N.V. Land- en Boschbouw
Mij "het Laar". Aldus geschiedde, de afdeling Vleuten was daar-
mee een feit geworden.
Uit de summiere archiefstukken van "het Laar" blijkt dat op
28 juni 1914 bij Stork in Hengelo een aandeelhoudersvergade-
ring werd gehouden. Daarbij kwamen o.a. aan de orde het con-
tract met de beheerder in Vleuten en het openen van een rekening
bij de Stichtsche Bank in Utrecht. Wij mogen dan ook aannemen
dat het bedrijf in Vleuten vlak voor het uitbreken van de Eerste
Wereldoorlog is gestart. Eerdergenoemde Willem Krabbe werd
als directeur aangesteld tegen een salaris van ƒ 850,— per jaar.
Directeur Krabbe
Willem Krabbe werd op 3 december 1890 geboren te
Hengelo (Ov.) als oudste zoon van Hendrik Krabbe en Grietje de
Wilde. Zijn vader was civiel-ingenieur. Willem verliet in 1906 de
ouderlijke woning om in Boskoop een opleiding tot boomkwe-
ker te gaan volgen. Op 19 maart 1909 keerde hij als volleerd
boomkweker naar Hengelo terug, vanwaar hij op 7 mei 1910 ver-
trok naar Amsterdam. Daarna volgden korte perioden in o.a.
Utrecht, BrusseWorst en Vianen. Op 13 juli 1914 vestigde hij
zich te Veldhuizen op nummer 19 aan de Meemdijk. Hij had
inmiddels Gesina Wilhelmina Steenbeek (geboren in Oudenrijn
op 6 augustus 1887) leren keimen, waarmee hij op 6 juli 1916 te
Amsterdam in het huwelijk trad. Uit dit huwelijk werd op 25 juli
1917 zoon Hendrik geboren.
Over het verblijf van Krabbe in Veldhuizen is weinig bekend.
Bewaard gebleven is een bezwaarschrift van 9 augustus 1915,
waarin hij protesteerde tegen de hem opgelegde hoofdelijke
omslag van ƒ 72,- per jaar. De gemeente Veldhuizen was uitge-
gaan van een geschat inkomen van ƒ 2.300,- per jaar, maar dat
was volgens Krabbe veel te hoog. Hij was geen eigenaar van het
bedrijf aan de Alendorperweg, dat was de N.V. "het Laar", die
hem ƒ 850,- per jaar betaalde. De kwestie kwam in de gemeen-
teraad van 24 augustus 1915 aan de orde. De bezwaren van
Krabbe werden afgewezen, maar die liet het er niet bij zitten. Hij
ging in beroep bij Gedeputeerde Staten. De gemeente verweerde
zich door te stellen dat het belastbaar inkomen serieus was vast-
gesteld en dat het heffingspercentage was verhoogd om de nood-
zakelijke uitgaven te dekken (het lijkt wel anno 2000!). Krabbe
werd door Gedeputeerde Staten schriftelijk en mondeling
gehoord en in het gelijk gesteld. Zijn belastbaar inkomen werd
bepaald op ƒ 780,-, de daarbij passende hoofdelijke omslag op
ƒ 18,-. Krabbe kreeg ƒ 54,- te veel betaalde belasting terug.
De naam van Krabbe komt ook nog voor op de kiezerslijst
voor de 2e Kamer, provinciale staten en gemeente over de perio-
de 1914-1917. Verder staat zijn naam nog vermeld op een lijst uit
1916, opgemaakt voor de commandant van de Nieuwe
Hollandsche Waterlinie. We zitten dan midden in de mobilisatie-
periode 1914-1918.
Kassenbouw
Onder leiding van Krabbe werd begonnen met de teelt van
-ocr page 62-
62
Contacten Stork/Krabbe
Zoals al werd vermeld was H.C. Stork sterk betrokken bij de
gang van zaken in de Vleutense kwekerij, onder meer in 1918
toen een nieuw contract met Krabbe werd afgesloten. In zijn
privéleven liet Stork zich nu en dan door Krabbe adviseren. In
juli 1919 vroeg hij advies bij de aanleg van een boomgaard op
zijn landgoed de Koppelboer bij Oldenzaal. Kort daarna vroeg
hij Krabbe ook nog om een offerte voor een broeikas van 11 bij
4 meter.
Krabbe diende een ontwerp voor een boomgaard bij Stork in,
die dat nauwkeurig bestudeerde. Op 7 augustus 1919 schreef hij
Krabbe dat de fruitbomen besteld konden worden: ".... enkele
soorten blanke kersen, een stuk of tien perziken, enkele notenbo-
men, maar geen frambozen- of aardbeiplanten ....". Ook bij het
planten werd Krabbe ingeschakeld, dat kan althans worden afge-
leid uit een brief van 7 november 1919. Stork schreef toen dat
Krabbe niet uit Vleuten naar Oldenzaal moest komen want er lag
te vee! sneeuw waardoor planten niet mogelijk was.
Opnieuw bouwactiviteit
In 1917 was er weer bouwactiviteit aan de Alendorprcrweg.
Op 24 februari vroeg "het Laar" toestemming voor de bouw van
een bergloods met houten kap, bedekt met asfalt, voorzien van
wanden met rietmatten, dienende voor de berging van tuinbouw-
materieel. Om niet nader aangeduide redenen werd de aanvraag
ingetrokken en volgde op 24 september een nieuw verzoek. Toen
ging het om de bouw van een warenhuis waarmee een broeikas
werd bedoeld. Het ontwerp daarvoor was van A. van de
Bovenkamp, Mr. Timmerman en aannemer in de Meem. De aan-
vraag werd op 15 oktober 1917 door B & W goedgekeurd.
Bouw van een woning
Een jaar later - op 7 november 1918 - was het weer raak. Toen
ging het om de bouw van een huis, het nog steeds bestaande pand
Alendorperweg 75, naar een ontwerp van - alweer - Van de
Bovenkamp. In de tekeningen en beschrijving is sprake van een
3-kamerwoning, t.w. eetkamer, keuken en woonkamer met een
oppervlakte van 76 m2. De kamers hadden een houten vloer,
water werd betrokken d.m.v. een pomp, het geheel was gedekt
met riet. Voor opslag van de fecaliën diende een beerput van 2
m3. Het bouwplan werd eerst aan de gemeenteopzichter voorge-
legd. Die plaatste met het oog op brandgevaar enkele opmerkin-
gen over het rieten dak en de ligging van beer- en waterput, maar
ging wel akkoord met het ontwerp.
De aanvraag werd vlot door de gemeente behandeld. Niet
gehinderd door inspraak of ingediende bezwaren gaven B & W
op 12 november de bouwvergunning af. Voorwaarde was wel dat
tussen beer- en welput voldoende afstand in acht genomen zou
worden. De bouw van het huis verliep voorspoedig: op 16 juni
1919 kreeg Krabbe toestemming zijn nieuw gebouwde woning te
betrekken.
Contractwijziging
In 1918 werd het huurcontract van "het Laar" met Krabbe
gewijzigd. Tijdens de algemene aandeelhoudersvergadering van
de N.V. op 25 maart te Hengelo werd de directeur gemachtigd het
contract van 23 juni 1914 te annuleren en een nieuwe overeen-
komst aan te gaan. Daarin werd o.a. opgenomen dat Krabbe "....
al zijn kennis en vlijt...." zou besteden aan het beheer der kwe-
kerij in Vleuten. Van dat beheer zou een afzonderlijke commer-
ciële boekhouding gevoerd worden. Krabbe mocht voor zijn
komkommmers en tomaten. Voor de benodigde kassen werd in
1914 een aanvraag ingediend bij B & W van Vleuten. Het ging
om 2 stookkassen met toebehoren en een schuur. Elke kas had
een afmeting van 7 bij 40 meter. Op 26 mei 1914 verleenden B
& W de vergunning en kon met de bouw begonnen worden. Het
geheel werd in 1915 tegen hagelschade verzekerd voor een pre-
mie van ƒ 6,92 per jaar.
Aanleg van een waterpomp
Bij de teelt van komkommers en tomaten wordt veel water
gebruikt. Om daarin te voorzien was een pompinstallatie nodig,
die water uit de aangrenzende sloot naar de kassen kon pompen.
Bij de realisatie van dit plan verloochende "het Laar" haar
Twentse afkomst niet. Heemaf uit Hengelo kreeg opdracht de
installatie te ontwerpen. Op 8 januari 1916 diende directeur
Krabbe een aanvraag met het Heemaf-ontwerp bij de gemeente
Vleuten in. Het voorstel hield in een pompinstallatie te plaatsen
in een stenen schuur, gedekt met cementen dakpannen, voorzien
van 3 ramen en een cementvloer. Voor de techneuten onder de
lezers: er was sprake van een hogedrukcentrifugaalpomp met een
opbrengst van 30 m3 water per uur, d.m.v. een elektrische kop-
peling direct verbonden met een draaistroommotor. Pomp en
motor zouden op een gemeenschappelijke fundatieplaat worden
gemonteerd en voor de voortstuwing van de installatie diende
een electromotor, geschikt voor een spanning van 208 Volt, met
een vermogen van 7PK en een toerental van 1450 per minuut.
De installatie zou rondom in het weiland worden geplaatst;
binnen een straal van 200 meter stond geen bebouwing, dus voor
omwonenden zou er geen overlast zijn.
Op 28 januari 1916 werd over deze aanvraag een hoorzitting
gehouden in het gemeentehuis. Niemand verscheen zodat de zit-
ting al na een kwartier werd opgeheven. In hun vergadering van
1 februari 1916 besloten B & W vergunning te verlenen op voor-
waarde dat de installatie binnen 3 maanden na dagtekening van
de beschikking zou worden voltooid. In het exploitatieoverzicht
van "het Laar" afdeling Vleuten over 1916 komt bij februari een
niet nader gespecificeerd bedrag voor van ƒ 803,81 ten gunste
van Heemaf. Ongetwijfeld is dat de betaling van de pompinstal-
latie geweest.
Administratie/boekhouding
Van "het Laar" afdeling Vleuten is een aantal exploitatiere-
keningen bewaard gebleven. Daar komen posten op voor als:
reiskosten, rijtuig, advertenties, verzekeringen, e.d., maar ook
betalingen aan bonthandel Jongeneel te Utrecht, steenkolenmijn
Laura, de Eerste Hollandsche Vensterglasfabriek, enz. Het moet
een vrij ingewikkelde boekhouding zijn geweest want directeur
Krabbe kreeg in juli 1916 het verzoek naar Hengelo te komen om
te praten over vereenvoudiging. Het resultaat van dat gesprek is
niet bekend. Zo nu en dan maakte Krabbe bezwaar tegen bepaal-
de in rekening gebrachte bedragen. In 1916 protesteerde hij tegen
een dispositie van ƒ 2.000,-, die zou zijn gedaan bij de firma
Bergsma en Dikkers, een provinciale bank in Hengelo. De
hoofdadministratie in Hengelo gaf toe een fout te hebben
gemaakt, het bedrag werd van zijn rekening afgevoerd. Ook in
1918 werd hem ten onrechte een bedrag in rekening gebracht, nl.
ƒ 140,25 bij de Nederlandsche Heidemaatschappij. Ten gunste
van Krabbe werd weer een verrekening toegepast, zelfs werd
ƒ 1,86 te veel opgevoerde rente terugbetaald.
-ocr page 63-
63
't Laar - met linlis de nieuwbouw uit de jaren '96/'97
't Laar - vooraanzicht
't Laar - achterzijde
't Laar - zijaanzicht
-ocr page 64-
64
levensonderhoud hoogstens ƒ 1.500,- per jaar opvoeren en moest
5% rente per jaar betalen over het kapitaal dat door de N.V. in de
kwekerij was gestoken. Verder kreeg hij het recht op ieder
gewenst tijdstip de kwekerij over te nemen.
Nogmaals uitbreiding
Op 25 januari 1920 werd een vergunning gevraagd voor uit-
breiding van het kassenareaal. In het ook toen door Van de
Bovenkamp gemaakte ontwerp ging het om 4 kassen, ieder met
een afmeting van 13 bij 57 meter. Voor het geraamte ervan werd
gebruikgemaakt van betonstijlen staande op betonblokken. Op
30 januari werd de aanvraag door B & W behandeld en een
bouwvergunning afgegeven.
Problemen/verlcoop
Medio 1921 zijn vermoedelijk problemen ontstaan. Het is
b.v. opvallend dat vanaf die tijd vanuit Hengelo niet meer met
Krabbe gecorrespondeerd wordt, maar met Benjamin Boers, in
die tijd een Vleutense tuinbouwbobo. Er zal wel iets voorgeval-
len zijn, maar wat?
In juli vroeg mevrouw Krabbe-Steenbeek aan Stork om een
onderhoud, zij zat in de problemen. Stork antwoordde bij een
bezoek aan Utrecht contact met haar te zullen opnemen. Of een
onderhoud heeft plaatsgehad is helaas niet meer vast te stellen,
ook de problematiek is onbekend.
In december 1921 deelde "het Laar" aan Boers mede bereid
te zijn een gedeelte van de kwekerij te verhuren, waarbij trou-
wens wel een aantal voorbehouden werd gemaakt over het recht
van optie van de nieuwe huurder, het tijdstip van huurbetaling
(vooraf of achteraf) en eventuele onderverhuur.
Begin 1922 werden 3 ha 5 a 30 ca (huis, tuin, kassen, schuur
en bouwland) verkocht aan A.D.O. Bonthuis, kweker in Vleuten,
het andere deel werd verhuurd.
Voor mevrouw Krabbe had de verkoop het vervelende gevolg
dat zij de woning op het terrein van de kwekerij uiterlijk 15
februari 1922 moest verlaten. Stork deelde dat aan haar mede en
kende een tegemoetkoming in de verhuiskosten toe van 2 keer
ƒ 125,-. Bepaalde tot de kwekerij behorende zaken moest zij in
het huis achterlaten. Ook Boers werd daarover ingelicht.
Op 10 maart 1922 werd het gezin Krabbe door de gemeente
Vleuten overgeschreven naar Zeist, waar het zich vestigde aan de
Oranjelaan in Bosch en Duin. Het huwelijk was om de een of
andere reden spaak gelopen, want mevrouw Krabbe vroeg echt-
scheiding aan. Op 18 april 1923 werd door de
Arrondissementsrechtbank te Utrecht de scheiding uitgesproken.
Mevrouw (Krabbe)-Steenbeek ging met haar zoon naar Utrecht
en vestigde zich in de Nassaustraat, Krabbe zelf vertrok naar
Hengelo. In januari 1927 werd hij wegens vertrek naar Amerika
door de gemeente Hengelo ambtshalve uitgeschreven.
Einde van "het Laar" afdeling Vleuten
Uit de stukken valt op te maken dat de kwekerij in Vleuten
niet erg succesvol is geweest. Bij de verkoop van een deel in
1922 werd door "het Laar" al ƒ 100.000,- op dit bezit afgeschre-
ven. In de praktijk betekende dat voor de toenmalige aandeel-
houders H.C., D.W. en C.F. Stork ieder een verlies van ruim
ƒ 33.000,-.
Ook na 1922 leverde de exploitatie van Vleuten vrijwel
voortdurend verlies op, over de jaren 1923 tot en met 1931 in
totaal ƒ 8.675,-. In 1931 stond de kwekerij nog in de boeken voor
ƒ 37.820,-. In dat jaar besloten de aandeelhouders de Vleutense
bezittingen te verkopen. CR. Jansen, kweker te Vleuten, werd
voor ƒ 20.000,- eigenaar.
De N.V. "het Laar" leed dus aan het einde van het Vleutense
avontuur nog een verlies van ƒ 17.820,-. Met de verkoop was een
einde gekomen aan de afdeling Vleuten van de N.V. "het Laar".
De vennootschap wist haar bestaan nog te rekken tot 1958, toen
zij werd ontbonden en geliquideerd. Uiteindelijk is de N.V.
ingaande 31 mei 1966 opgeheven.
Huidige situatie
De grond met landhuis 't Laar is tegenwoordig eigendom van
de familie A.M. Gresnigt. Op een terrein van ongeveer 2,7 ha
staat een grote kas waarin vleestomaten worden gekweekt. De
N.V. "het Laar" teelde zo'n 85 jaar geleden hetzelfde product, in
dat opzicht is er dus weinig veranderd. De familie Gresnigt
beschikt verder nog over 1 ha grond op het naastgelegen terrein
achter de voormalige Vleutense proeftuin. Hun bedrijf is door de
ontwikkeling van Leidsche Rijn gedoemd te verdwijnen. Het ligt
in de bedoeling de grond op te nemen in het te ontwikkelen
Stadspark.
In de jaren 1996/1997 is de in 1918 gebouwde woning op
verantwoorde manier, d.w.z. in stijl, uitgebreid. Het huis zal in de
toekomst de woonbestemming behouden.
Bronnen:
Algemeen rijksarchief Den Haag
Gemeentearchief Hengelo (Ov.)
Gemeentearchief Vleuten
Gemeentearchief Zeist
Overijssels archief Zwolle
Fam. A.M.Gresnigt, De Meem.
(vervolg nieuwe leden)
Nieuwe leden
(1-1-2000 t/m 15-09-2000)
1452
T.van Lint
Vleuten
1453
A.C.M.WoiswiJk
Vleuten
1454
R.B.Drost
De Meem
1455
G.J.van den Bosch
Hïiarzuilens
1456
W.den Hartog
De Meem
1457
G.C.M.Wolters
Vleuten
1458
Mw.G.C.W.van der Weijden
De Meem
1459
Ing.A.van Vredendaal
Hilversum
1460
Mw.F.J.M.T.Chappin
Vleuten
1461
J.J.J.van Schip
De Meem
1462
W.J.M.van Engelen
De Meem
1463
Mw.C.A.M.Rijntjes-van Bommel
Harmelen
1464
L.H.M.van Bomme
De Meem
1465
Mw.M.J.Westerhout-van den Akker
De Meem
1466
Mw.C.C.A.Wolswijk-van den Brink
De Meem
1467
A.G.C.Kok
Doom
1468
Mw.M.J.van Montfoort
Amsterdam
1469
Mw.W.van Saane
Vleuten
1470
Mr.H.T.Schravenmade
Maarssen
1471
N.J.I.van Zanden
Utrecht
1472
P.A.Besemer
De Meem
1473
A.A.de Heus
Vleuten
1474
L.van de Bovenkamp
Vleuten
1475
Mw.J.P.J.van Vugt-van Hove
Vleuten
1476
E.J.C.Kraijeveld
Vleuten
-ocr page 65-
65
De transformatie (5)
van historische dorpen tot modern Leidsche Rijn
door Wouter de Heus
Het was een lange zomer. Heel veel is er dus niet te melden vanuit Leidsche Rijn, omdat het ambtelijk apparaat ool< met
vakantie was (of bezig met het voorbereiden van de overgang naar Utrecht). Het enige geweldige nieuws is wellicht de over-
eenkomst tussen Kasteel De Haar en Natuurmonumenten. In mijn optiek is 'een bungalow bos' nu defintief van de agenda!
Het blijft natuurlijk wel afwachten in hoeverre de plannen rond de 'Groenstructuur Utrecht West' nog negatieve invloed zullen
hebben op het prachtige stukje rondom het Haarpad, voorbij de Joosteniaan. Dat zien we volgende keer wel weer. Nu een
aflevering met weinig tekst, maar een verhaal aan de hand van een zestal foto's
De nazomer van 1997. De koeien van Jan van Schip kunnen nog grazen aan de Groenedijk. Inmiddels heeft Jan van Schip na een lange
moeilijke tijd een bedrijf gevonden langs de Kromme Rijn tussen Utrecht en Bunnik. Zijn koeien hoefden dus niet verkocht, maar blijven
bij deze familie. In oktober 2000 zal de verplaatsing een feit zijn.
Eind juli 2000. De koeien grazen niet meer in het land. Als familie Van Schip verhuisd is, zal dit laatste stukje worden volgebouwd met
twee-onder-een kappers en met de gebouwen van het Groene Sticht (de Emmaus uit Haarzuilens en daklozen opvang). Op de achtergrond
zijn de huizen aan de 1' Oosterparklaan te zien. Ze vormen de zuidgrens van de wijk Parkwijk.
-ocr page 66-
66
Zo lag de Langerakbaan erbij in september 1997. Alle materialen voor het bouwrijp maken liggen langs de bouwweg opgetast. Achter de
hoge bomen rechts ligt het Klifrakplantsoen, met de eerste huizen van Leidsche Rijn.
-ocr page 67-
67
Deze foto is genomen op de (iroenedijk, richting Utrecht, bij de oprit van familie de Rijk aan de Groenedijk 31. Net naast de oprit komt
nu het Klifrakplantsoen uit op de Groenedijk. Net als bij de familie Van Schip is de kans nu groot dat ook familie De Rijk uitgekocht moet
worden voor Leidsche Rijn. Door een teken- of rekenfoutje ontstaat een zeer ongelukkige verkeerssituatie. Door De Rijk uit te kopen, kan
het plaatje iets worden opgepoetst, maar wordt weer een dijkbewoner 'weggepoetst'.
Een paar jaar later op nagenoeg dezelfde plek (ongeveer 100 meter westelijker) kwamen deze bijzondere twee-onder-een
kappers aan de (ïroenedijk. De meningen zijn nogal verdeeld, maar persoonlijk vind ik het nog steeds de meest geslaagde architectuur
binnen Leidsche Rijn. De huizen sluiten prima aan bij de omgeving, maar zijn uniek in materiaalgebruik en vorm.
-ocr page 68-
68
Archeologische verkenningen (4)
door J.H. J. Joosten
In de afgelopen drie maanden heeft ondanks de vakanties het archeologisch onderzoek niet stil gelegen. Twee keer maak-
ten de media melding van belangwekkende vondsten in de gemeente Vleuten- De Meern. In de polder Vleuterweide even
ten noorden van de Leidsche Rijn werden de sporen van een wachttoren uit de derde eeuw aangetroffen en in de nabijheid
daarvan de resten van twee visfuiken uit de zelfde tijd. Ontdekkingen die samenhangen met de Romeinse rijksgrens die in
de drie eerste eeuwen van onze jaartelling dwars door onze gemeente liep. Reden om alle ontdekkingen langs deze grens
binnen onze gemeente nog eens op een rijtje te zetten. De archeologische werkgroep Oude Rijn heeft ook niet stil gezeten
en is doorgegaan met het onderzoek van de omgrachte hofstede gelegen achter in de kersenboomgaard gelegen ten noor-
den van de Thematerweg. In deze aflevering een klein verslag van de laatste ontwikkelingen
De limes in Vleuten-De Meern
In 47 n.Chr. riep de Romeinse keizer Claudius de Rijn uit tot
noordgrens van het Romeinse Rijk, na tientallen jaren van ver-
geefse pogingen die grens verder naar het noorden en het oosten
te verleggen. Deze grens, limes geheten, heeft hier tot ver in de
vierde eeuw, misschien nog wel tot in de vijfde, stand gehouden.
De Rijn stroomde in de Romeinse tijd dwars door de gemeente
Vleuten-De Meern, zodat wel vier eeuwen lang onze gemeente
bestond uit een Romeins en een Germaans gedeelte. De sporen
die dat heeft achter gelaten zijn vergeleken met andere gebieden
in Nederland waar de Rijn doorheen liep indrukwekkend te noe-
men. Bijna overal elders zijn de sporen door de Rijn die telkens
van loop veranderde weggevaagd, de rivier was immers nog niet
ingedijkt. Maar in onze gemeente volgde de limes een klein
nevengeultje van de Rijn dat vrij snel na het vertrek van de
Romeinen verlandde en langs dit geultje zijn de sporen die de
Romeinen hebben achtergelaten goed bewaard gebleven.
Vermoedelijk stroomde de Rijn bij huize Voorn onze
fracAé
Slóoé
,^<^Aé
s/oot
1
s/fuf^i
^■H.ZJoosie^^
Afb. 1. Schetskaart centrale gedeelte onderzoeksgebied van de omgrachte hofstede
-ocr page 69-
69
gemeente binnen. Dit gedeelte is nog niet goed onderzocht, maar
zou in de toekomst nog wel enkele verrassingen op kunnen leve-
ren. Daarna stroomde de Rijn in noordwestelijke richting tot aan
de bloemenveiling. Daar splitste de Rijn zich in een noordelijke
sn een zuidelijke tak die even ten noorden van Harmeien weer bij
sikaar kwamen. Bij de splitsing zijn veel sporen van Romeinse
aanwezigheid aangetroffen. Er is wel eens vermoed dat hier een
haventje lag , maar ook is het mogelijk dat er een herberg, een
mansio, heeft gelegen. De rivier was in die tijd zeer druk beva-
ren en er moeten ovemachtingsmogelijkheden voor zeelui en rei-
zigers zijn geweest. Vandaar volgde de limes de zuidelijke
neventak van de Rijn richting De Meem ,ongeveer langs het
Zand en de Woerdlaan. Even ten noorden van de Hoge Woerd
lag een Romeins badhuis waarvan de fundamenten nog in de
grond zitten. Er wordt wel eens gezegd dat de tufsteen waaruit
het badhuis was opgetrokken gebruikt is voor het kerkje in
Vleuten, maar daarvoor bestaan toch geen concrete aanwijzin-
gen. Even ten zuiden van het badhuis lag een castellum, onge-
veer Iha groot. In De Meem maakte de rivier een grote bocht
naar het westen. Vanaf het kloosterpark is nu ook de langs de
hele limes lopende Romeinse weg over ruim twee kilometer
teruggevonden.
In de rivier die hier dicht langs de weg liep zijn verschillen-
de resten van Romeinse schepjen aangetroffen. Het schip dat in
september 1997 gevonden is en dat waarschijnlijk bijzonder gaaf
nog onder de grond zit, zal mogelijk al snel worden geborgen.
Het Rijk heeft twee miljoen hiervoor ter beschikking gesteld.
We wachten met spanning de resultaten van deze belangwek-
kende opgraving af ! In de jaren die volgden op de ontdekking
van de Romeinse weg en het schip zijn langs dit gedeelte van de
limes door Erik Graafstal, projectarcheoloog in dienst van onze
gemeente, veel interessante details van deze weg blootgelegd,
ondermeer een brug en een loskade. En onlangs werd aan deze
imposante rij een wachttoren uit de derde eeuw toegevoegd. Als
we bedenken dat alleen de bodem op bedreigde plaatsen wordt
onderzocht, tot nu toe misschien maar 10%, moet er nog veel
meer onder de grond liggen.
De 'Omgrachte hofstede'
Bij de opgraving van de "omgrachte hofstede" gelegen in de
Haarrijnse polder zijn door de archeologische werkgroep "Oude
Rijn" nu drie proefsleuven gegraven en onderzocht. Twee ervan
staan afgebeeld op bijgaande schetskaart (afb.1). Hoe de grach-
ten hebben gelopen is nog niet geheel duidelijk en er zullen nog
enkele proefsleuven gegraven moeten worden om een duidelij-
ker beeld te krijgen van de plattegrond van de nederzetting en de
infrastructuur. Uit de vondsten in de bovenste lagen blijkt duide-
lijk dat deze plaats vanaf de dertiende tot in de achttiende eeuw
bewoond werd. De oudste munt die gevonden is komt uit de
insteek van de noordelijke gracht. Dit zilveren muntje uit het
begin van de veertiende eeuw komt uit België (afb.2). Het is al
de derde zilveren munt die hier gevonden is hetgeen wellicht een
aanwijzing is dat hier lieden van enig aanzien hebben gewoond.
Het grachten - en slotenpatroon is nog lang niet kompleet en
valt mogelijk gedeeltelijk samen met de bestaande kavelsloten.
Het zal nog een heel gepuzzel worden om de rol van deze water-
gangen en de ontwikkeling daarvan in de tijd vast te stellen. De
watergangen werden uitgediept verbreed en verlegd. Uiteindelijk
werden ze dichtgegooid met materiaal dat voorhanden was en
daarin kan zich afval bevinden uit alle eeuwen van de bewoning.
Uit de insteek van de zuidelijke gracht komt de lanspunt waar-
over al in de vorige aflevering gesproken werd. Op grond van het
type wordt deze in de zestiende eeuw gedateerd (afb.3)
keerzijde:
kort kruis (iedere poot lijkt
een beetje op een pilaar
met daar bovenop grote
bladeren)
Randschrift binnen:
voorzijde:
4 leeuwtjes in wapenschild
Brabants-Limburgs wapenschild,
2x Brabantse leeuw, 2x Limburgse leeuw
Randschrift: DUX-BRAB-ANTIE
"MONETA:LOVANIES"
(Geld uit Leuven)
Bron determinatie: Limburgs-Brabants deel van catalogus van der Chijs,
Pag. 8-9, tekstomschr. pag. 79-80.
Dit zilveren muntje, een sterling-denier, is geslagen in Leuven onder bewind
van Jan de derde. Hertog van Brabant (1312-1355). Het muntje is in een zeer
goede staat.
afb.2 Het muntje uit de noordelijke gracht. Tekst en foto Jos
Bransen.
Echte muurresten zijn nog niet aangetroffen. Wel puinbanen
die erop kunnen wijzen dat er ooit muren hebben gestaan die zijn
uitgebroken om de stenen te hergebruiken. Hele bakstenen
komen dan ook bijna niet voor. De baksteenfragmenten zijn van
zeer divers formaat en afkomstig van oude kloostermoppen tot
vrij recent gebakken stenen. Een aanwijzing dat er verschillende
bouwfases zijn geweest.
Het is de vraag in hoeverre het in deze situatie mogelijk is
nog iets van de bouwhistorie te weten te komen. Er werd in die
tijd nog niet diep gefundeerd, maar mogelijk kunnen enkele
muurresten die aan de uitbraak ontsnapt zijn worden aangetrof-
fen. Uit de ligging van de puinbanen kunnen nog niet veel con-
clusies worden getrokken. Zijn ze van één of van twee gebouwen
afkomstig? Ter beantwoording van die vraag zal een groter vlak
moeten worden blootgelegd.
Zoals uit bovenstaande blijkt is de werkgroep 'Oude Rijn'
nog lang niet klaar met haar onderzoek. Ze heeft gelukkig in
ieder geval nog anderhalf jaar de tijd voordat de aanleg van de
Haarrijnse plas definitief de sporen zal vernietigen. In de komen-
de afleveringen van deze rubriek hopen we u verder op de hoog-
te te houden.
De vragenrubriek
Weinig vragen zijn er bij de redactie van deze rubriek bin-
nengekomen over de vorige aflevering. Maar als u iets wil weten
op archeologisch gebied of iets in deze rubriek behandeld wilt
zien schroom dan niet contact op te nemen met: Hans Joosten,
Haarpad 36, 345 lAZ Vleuten, tel.030-6772554.
^^-lltMlIIIM ' ■ ^ ■ ■ ■ ^- ' ■ ' ■ ..-'.-■■"------------,.....,.,..,.^ , ■ -i',! it||||||||„|||||[||||||,||,|||||fc|ii|
Afb.3 Landspunt uit zuidelijke gracht, 16e eeuw. Foto: Frans
Besouw.
-ocr page 70-
70
Apen
Het is vakantietijd dus hoeven we niet naar
school.
Maar ieder jaar is het voor ons hetzelfde;
uitgaan doen we niet.
Ja, we logeren wel eens bij een oom en
tante, of een nachtje bij opoe en opa, maar
het uitgaan met vader en moeder beperkt
zich tot de zondagen.
Dan gaan we wel eens fietsen of wandelen,
maar we moeten op zondag ook twee keer
naar de kerk, zodat er dan niet veel tijd
overblijft.
Dit jaar krijgt mijn vader een hele dag
vakantie, en wel op een zaterdag.
Wekenlang hebben we hier naar uitgeke-
ken en a.s. zaterdag is het dan eindelijk
zover.
De hele week zijn we al druk met allen, we
gaan naar een dierentuin.
Nou, dat is wel iets bijzonders, zoiets heb-
ben wij nog nooit meegemaakt.
Vrijdag voor de uitgaansdag moeten we
allemaal in de teil en met groene zeep wor-
den we goed schoon geschrobd .
Er worden bij de kruidenier naast ons een
paar pond apenootjes gekocht, een paar
chocolade repen, en een paar zuurstokken .
Een grote tas met luiers voor de allerklein-
sten, en voor de anderen een paar reserve
onderbroeken, voor als er soms iets mis
mocht gaan .
Mijn vader koopt voor die dag een half
pakje sigaretten (Miss Blanche).
Eindelijk is het dan zover, we gaan met de
bus van Peters, die stopt op verzoek van
mijn moeder vlak voor het huis, we hoeven
dan met al die spullen niet zo ver te sjou-
wen.
Met tassen vol brood, flessen aangemaakte
limonade, luiers, onderbroeken en regen-
jassen stappen we nogal rumoerig in de
bus, voor vader is het meteen al een hele
klus om de meute in toom te houden, maar
met wat waarschuwingen en oorvijgen lukt
het toch wel.
In Utrecht stappen we over op de tram, die
ons naar het "Ouwehands Dierenpark" in
Rhenen zal brengen.
Omdat het prachtig mooi weer is, hebben
we gekozen voor een open wagon, in plaats
van deuren zaten hier kettinkjes, dus een
waarschuwing aan het kroost was wel weer
op zijn plaats.
Het is een lange reis, dus moeder schenkt
wat zelfgemaakte ranja.
Zoals gewoonlijk is er wel een van de kin-
deren die vergeten is om thuis te plassen.
Die wordt door mijn vader met de broek
naar beneden even buiten het kettinkje
gehouden zodat hier een reservebroek nog
niet nodig was.
Toen de conducteur kwam wisten we dat
we een beetje moesten jokken over onze
leeftijd, want voor een arm gezin is zo'n
dag al duur genoeg .
Datzelfde gebeurde bij het kaartjes kopen
in de dierentuin.
Wat een beesteboel was het daar, en dat
werd nog erger door de komst van veel
grote gezinnen.
We keken vol bewondering naar olifanten,
tijgers, beren, enzovoort.
Maar het mooiste vonden wij de apen.
Die werden door ons gevoerd met de mee-
gebrachte apenootjes (pinda's).
De helft van de nootjes was voor de apen
maar wij pikten ook een graantje mee , dus
was de andere helft voor ons.
Het was ons al direct opgevallen dat er niet
zoveel verschil was tussen mensen en apen.
Vooral als je goed om je heen keek , vroeg
je je wel eens af of iedereen wel aan de
goede kant van de tralies stond .
Ook werd er dankbaar gebruik gemaakt
van de grote speeltuin, dat ging er nogal
wild aan toe, zodat de voorraad door moe-
der meegebrachte pleisters al behoorlijk
begon te slinken .
In de draaimolen zat iemand met een ver-
krampt angstig gezicht, hij had hoge nood,
toen de molen weer stil stond , bleek de
vooruitziende blik van moeder om reserve
broeken mee te nemen toch wel goed .
Vermoeid maar vrolijk kwamen we 's
avonds weer thuis, het was de mooiste dag
van ons leven.
Ik hoorde mijn vader tegen moeder zeggen:
"Gelukkig maandag weer werken".
Ik vroeg nog aan mijn vader: "Is het waar,
dat de mensen van de apen afstammen"?
"Niet allemaal jongen", zei hij "er zijn bij-
voorbeeld mensen, dat zijn rare vogels, en
weer anderen zijn kwallen.
Dan zijn er nog die stelen als raven, en
anderen zijn soms zo moe als een hond".
Zo ging hij nog een tijdje door, totdat ik
zei; mijn vriend is een echte schijtlijster.
Bijna kreeg ik een draai om mijn oren,
maar pa glimlachte en zei:
"Jullie zijn een stelletje echte snotapen" !
De Meem, augustus 1939
Theo van den Berg
Illustratie;
Barbara Gravendeel
-ocr page 71-
0\Ki^
C^6-Lopers- ^u -bLÏ^
71
Van de voorzitter
Onze wereld, dichtbij en ver weg, gaat
letterlijk en figuurlijk op de schop. In één
generatie verandert er meer dan vroeger in
eeuwen. Ouderen onder ons herinneren zich
hoe destijds iedere verandering, iedere
vernieuwing werd toegejuicht en het oude
moest verdwijnen. Slechts enkelingen ver-
hieven daartegen hun stem: pas toch op,
veel van wat waardevol is dreigt onher-
roepelijk verloren te gaan. Al eerder heb ik
er op deze plaats op gewezen dat gelukkig
het tij keert. Een groot aantal landen heeft
in 1999 het Verdrag van Malta aanvaard:
archeologische monumenten moeten
worden beschermd en de verantwoor-
delijkheid daarvoor, ook financieel, hgt bij
degene die de verandering veroorzaakt. In
hetzelfde jaar is in ons land de nota
Belvedère verschenen. In het rijksbeleid
met betrekking tot ruimtelijke ordening
wordt het cultureel erfgoed van de aanvang
af integraal meegenomen en daarvoor
worden goede voorwaarden geschapen.
Dus niet meer zoals nog maar al te vaak
gebeurt, als het te laat is: hè wat jammer
toch, dat kunnen we echt niet meer
opnemen! Ook onze Provincie heeft zich
vorig jaar in de Cultuurnota deel III- het
cultureel erfgoed in deze lijn gevoegd. U
ziet, het hangt echt in de lucht!
In onze directe omgeving kunnen we ook
iets van deze verandering merken. Wie het
Masterplan van 1995 er op naslaat zal con-
stateren dat de cultuurhistorie weliswaar
niet ontbreekt, maar toch nogal summier
aan de orde komt als een onderwerp dat
niet mag worden vergeten. In het Plan
Rijnsche Park 2000 zien we al veel meer de
integrale benadering. Jammer dat in de
praktijk de geest soms gewilliger is dan het
vlees, maar toch!
De politieke partijen in onze (nieuwe) ge-
meente hebben deze ontwikkeling nog niet
helemaal meegemaakt. Wie in de onlangs
gepubliceerde partijprogramma's zoekt
Tijdschrift van de Historisclie Vereniging
Vleuten, De Meern, Haarzuilens
Verschijnt 4x per jaar. ISSN 0928-4893
20e jaargang nr. 4, december 2000 ©2000
De vereniging is ingeschreven in het vere-
nigingsregister van de K.v.K. Utrecht e.o.
onder nummer V 479360
Correspondentieadres:
Dorpsstraat 1, 3451 BH Vleuten
Voor informatie via Internet:
http://come.to/histvervdm
Dagelijks bestuur:
Dr. Ir. P.K. Schenk, voorzitter
Dorpsstraat 29, 3451 BJ Vleuten
Tel. 030-6774915
F.C.G.M. Besouw, secretaris
Schoolstraat 55, 3451 AB Vleuten
Tel. 030 - 6773000
P.G. de Rooij, penningmeester
't Zand 1, 3544 NC Utrecht
Tel. 030 - 6771483
A.J. van Zoeren, vice-voorzitter
Stationsstraat 34, 3451 BZ Vleuten
Tel. 030-6771263
Ereleden:
Mevrouw Prof. Dr. C. Isings, Soest
Dr. D.W. Gravendeel, Laag Keppel
Gebouwen:
Vleuten: Broederschapshuisjes (documen-
tatie- en informatiecentrum).
Dorpsstraat 1, Tel. 030 - 6774222
(gedurende openingstijden)
De Meern: Het Kabinet (permanente expo-
sitieruimte). Zandweg 147B
(achter Verenigingsgebouw)
Contributie (inclusief tijdschrift):
f. 35,— per jaar, bij verzending per post
f. 13,- extra
Losse nummers tijdschrift:
f. 10,— voor leden, f. 12,50 voor niet-leden
Bankrelaties:
ABN-AMRO Bank De Meern,
rek. 55.66.33.040
Rabobank Vleuten, rek. 36.75.17.574
Postbank, rek. 2689200
Redactiecommissie:
H.E.J. van Essen, J.H.P. Heesters
en W.H. de Heus
Adres: Mauritslaan 17, 3454 XP De Meern
Tel. 030 - 6662992
Gehele of gedeeltelijke overname van
artikelen uit dit tijdschrift is slechts
toegestaan met bronvermelding en na
verkregen toestemming van de redactie-
commissie.
Illustratie voorpagina:
De kosterswoning in 1987
foto: K.B. Nanning, Arch.H.V.
Druk: Jan Evers De Meern
naar een hoofdstuk of paragraaf of alinea
gewijd aan ons onderwerp, komt een
beetje van een koude kennis thuis. Verder
dan een enkele losse opmerking verloren
in de tekst komt men eigenlijk niet. De
Historische Vereniging wil graag inhaken
op de hiervoor genoemde ontwikkelingen
en in een vroeg stadium suggesties doen
hoe ons cultureel erfgoed bij alle ver-
anderingen kan worden ontzien, bewaard,
meegenomen of hersteld. Het gaat daarbij
niet zonder meer en alleen maar om
behoud van oude zaken. Belangrijk is wat
waardevol is en een functie en plaats kan
verkrijgen in een nieuwe omgeving. In-
grijpende veranderingen bieden soms ook
een kans om te herstellen wat vroeger
ondoordacht is afgebroken of kapot ge-
maakt. Het bestuur nodigt allen die dit
lezen uit hieraan mee te werken en te
denken. Als u iets weet wat de moeite
waard is of ideeën heeft die in onze
dorpen, in Leidsche Rijn en het gebied
daarom heen ons cultureel erfgoed zijn
plaats kunnen geven, meld het ons. Wij
willen daar met u voor vechten. De
brochure over het Spijckhuisje, gevoegd
bij dit nummer van ons blad, illustreert wat
mogelijk is als we de handen ineen slaan.
Tot slot nog iets heel anders. Op 11
december heeft ons bestuurslid de heer
J.W.Schoonderwoerd uit handen van de
burgemeester de erepenning in zilver van
de gemeente in ontvangst mogen nemen
uit erkenning voor de vele activiteiten die
hij als vrijwilhger voor onze vereniging en
andere organisaties in de gemeente heeft
verricht. Ik kan u verzekeren, hij heeft er
bijna een dagtaak aan! Namens u allen
wens ik hem ook op deze plaats daarmee
van harte geluk. Wij hopen dat het
documentatiecentrum nog vele jaren van
zijn grote kennis gebruik kan maken.
P.K. Schenk
In dit nummer
Van de voorzitter
Verenigingsberichten
Al meer dan 500 jaar Langerak
Dorpsbewoners die ons wat te vertellen hebben ....
Onze straatnamen, oorsprong en betekenis (10)
De transformatie (6)
Archeologische verkenningen (5)
Opa 4
pag
71
72
73
81
88
91
94
96
-ocr page 72-
72
Verenigingsberichten
Contributiebetaling/ledenadministratie
Bij dit nummer van ons tijdschrift ontvangt u de acceptgiro
voor betaling van de contributie voor 2001. Wij verzoeken u de
contributie in de maand januari 2001 met gebruikmaking van dit
formulier over te maken. Het verenigingswerk en de administra-
tie wordt door vrijwilligers in hun vrije tijd gedaan, het overma-
ken van de contributie vóór 1 februari 2001 zal de administratie-
ve last voor hen aanzienlijk beperken. Wij rekenen op uw mede-
werking!
Omdat wij graag over een juist ledenbestand willen beschik-
ken verzoeken wij u indien uw naam of adres op de acceptgiro
niet juist vermeld is, of daar wijziging in komt, dat aan onze
secretaris te melden.
Secretariaat
Op 3 november 1.1. heeft de heer J.W. Schoonderwoerd zijn
functie als secretaris van onze vereniging, die hij gedurende
12'/2Jaar op een buitengewone wijze heeft vervuld, beëindigd,
m.i.v. gelijke datum is de heer F.C.G.M. Besouw als secretaris
door het bestuur benoemd.
Actviteiten in 2001
•  Ehnsdag 24 april 2001: Algemene ledenvergadering.
•  Maandag 30 april 2001; Koninginnedag, open dag in de
Broederschapshuisjes van 10.00 tot 1700 uur met een exposi-
tie van schilderijen van de Vleutense schilder Jac. Graafland.
•  Zaterdag 19 mei 2001: Open dag Project Themaat: locatie en
tijd worden nog bekend gemaakt.
•  Zaterdag 22 september 2001: Xanten (Dld), excursie per bus,
nadere gegevens worden nog bekend gemaakt.
•  Zaterdag 13 oktober 2001: Bezoek Hamtoren te Vleuten:
exclusief voor leden van de vereniging, nadere gegevens wor-
den nog bekend gemaakt.
Voortgang organisatie jubileumjaar 2001.
In het vorige nummer van ons blad brachten wij u op de
hoogte van onze plannen om in het jaar 2001 extra activiteiten te
ontwikkelen naar aanleiding van het feit, dat in dat jaar de
vereniging er 20 actieve jaren op heeft zitten.
1.  Diner.
Allereerst werd daar de gedachte geopperd om op de oprich-
tingsdatum (12 mei) van start te gaan met een zogenaamd
"f 150,= diner". Thans blijkt echter, dat op diezelfde datum de
Kulturele Kring Vleuten-De Meem een belangrijke activiteit
organiseert. Om die reden heeft het bestuur besloten van de orga-
nisatie van dit diner af te zien.
2. Zaleen van cultuurliistorisch belang in gemeente-
bezit.
Verheugend is te melden, dat het gemeentebestuur van
Vleuten-De Meem positief heeft gereageerd op ons verzoek om
per 1 januari 2001 een groot aantal zaken van cultuurhistorisch
belang in bruikleen aan onze vereniging af te staan.
3.  Kadasterlcaarten uit 1832.
Zeer teleurstellend is het, dat het gemeentebestuur heeft
gemeend afwijzend te moeten beschikken op ons verzoek om
een financiële bijdrage in de realisering van diverse projecten.
Slechts één project werd gehonoreerd (f 5000,=), namelijk de uit-
gave van de eerste kadasterkaarten uit 1832, een uitgave in
samenwerking met de Stichting Publikaties Oud-Utrecht. De ver-
eniging moet zelf nog f 11.000,= opbrengen en
zoekt daar voor nog één of meer sponsors. Wie meldt zich aan?
4.  Herplaatsing Vleutense dorpspomp.
Gehoopt werd op financiële ondersteuning door de Lions-
afdeling. Maar deze organisatie heeft meegedeeld haar keuze op
een ander project te hebben laten vallen. Wie sponsort?
5.  Restauratie kerlthof bij N.H. kerk te Vleuten.
Reeds eerder zegde de gemeente een restauratie-subsidie toe.
Planologisch zijn er thans ook geen bezwaren meer.
6.  Herplaatsing en restauratie van 't Spijl<huisje te
Vleuten.
Een positieve ontwikkeling heeft zich voorgedaan rond de
plannen voor 't Spijkhuisje. Een aantal personen hebben zich het
lot van dit bedreigde tuinhuis aangetrokken. Op 10 december
1999 werd een stichting tot behoud opgericht, die inmiddels het
tuinhuis in eigendom heeft. Nadere informatie vindt u in de bij-
gevoegde folder.
7.  Uitgave boel( over archeologische vondsten
in Vleuten-De Meern.
Hiervoor zijn de financiële middelen aanwezig (sponsor
RABO-bank). Thans vindt het verzamelen van de artikelen
plaats.
8.  Van de brug af gezien II door Theo van den Berg.
Voor dit boekje is de tekst nagenoeg gereed. De ABN-AM-
RO-bank heeft afgehaakt als sponsor Een nieuwe sponsor wordt
gezocht. Wie meldt zich aan?
9. Straatnamenboek Vleuten-De Meern.
De gemeente heeft geen belangstelling getoond.De uitgave
daarvan zal dus niet op korte termijn plaatsvinden,tenzij zich nog
een sponsor meldt. Wie?
10.  Het"Elite"-project.
Betreft onderzoek naar de "herkomst" van de raadsleden tus-
sen 1850 en 1950. Een viertal vrijwilligers is met archief onder-
zoek doende. Te zijner tijd zullen hierover publikaties in het tijd-
schrift plaatsvinden.
11. Verwerving voormalig gemeentehuis (het oudste
gedeelte).
Hierover vindt nog overleg plaats.
Rectificatie
Op de voorpagina van ons tijdstrift nummer 2, juni 2000, alsmede op blz.
40, bij het artikel "Onze straatnamen, oorsprong en betekenis", staat abusie-
velijk vermeldt, dat deze schitterende luchtfoto gemaakt zou zijn door D.C.
van Dalsen. Deze foto is echter van de hand van ons oud bestuurslid / foto-
graaf Klaas B. Nanning. (ere wie ere toekomt!) onze welgemeende excuses.
De redactie.
-ocr page 73-
73
Al meer dan 500 jaar Langerak
doorJ.W. Schoonderwoerd
ledereen in onze gemeente weet tegenwoordig wel waar Langerak ligt, omdat er al veel publiciteit is gegeven aan de eerste
wijk van Leidsche Rijn Utrecht, die daar gebouwd wordt. Vijf jaar geleden wisten waarschijnlijk maar weinigen dat het gebied
ten noordoosten van De Meern de naam Langerak had, hoewel op oudere topografische kaarten die naam wel vermeld was.
Tegenwoordig staat de naam ook op ANWB-wegwijzers.
Over Langerak en een boerderij die daar al bijna 400 jaar gestaan heeft, geeft dit stukje geschiedschrijving wat nadere infor-
matie. Uit documenten, die in het bezit zijn van de familie van Oostrom en die ons ter beschikking werden gesteld, konden
daarover verschillende gegevens verkregen worden.
en tot en met 1959 met nog kleinere letters, terwijl op de in 1988
uitgegeven kaart de naam niet meer vermeld is. Hieruit blijkt dat
de naam in de loop der tijd kennelijk steeds minder werd gebruikt
(zie afb. 1 t/m 5).
De naam van het gebied is ook duidelijk vermeld in het in
1900 door het waterschap Heycop, genaamd De Lange Vliet uit-
gegeven geschiedenisboek* (zie afb.6).
Rond 1800 vinden we in Langerak nog maar enkele gebou-
wen, t.w. het huis Overvliet (nu Zandweg 82), de boerderij
Damzigt (nu Zandweg 72/72a) en de boerderij Landzigt (nu
Zandweg 18).
De geschiedenis van Damzigt werd in ons tijdschrift van
1999 nr 4 al belicht, in dit artikel zal de boerderij Landzigt, die
nog ouder is, eens nader onder de loep genomen worden.
Anthonis Gijsbertsz Vermeij
In een akte van 1626' vinden we de verkoop door Jonker
Comelis van Huchtenbroeck, wonende te 's-Gravenhage, aan
Anthonis Ghijsbertsz, wonende aan den Ouden Rhijn, van der-
tien morgen land "gelegen in de thiende geheten Langeraeck in
desen gestichte van Utrecht, leenroerig aen de Proosdije van
Oudemunster". Pas in 1631 vinden we het besluit van het Hof
van Utrecht waarbij deze verkoop, voor de som van 4500 gulden,
wordt goedgekeurd*. In dit besluit is ook vermeld dat Comelis
van Huchtenbroeck dit land op 21 juni 1595 in leen heeft gekre-
gen, dat daarboven (ten oosten) jonkheer Lubbert van Parijs van
Zuijdoort met het land dat hij gekocht heeft van de Carthuijsers
ten Bosch en beneden (ten westen) de weduwe van Willem
Foeijten met haar medewerkers naast gelegen zijn, dat het land
laatst verhuurd was aan de koper Anthonis Gijsbertsz Vermeij, en
dat de verkoper niets zal mogen rekenen voor het huisje dat door
de koper op de grond is gesticht.
Uit het vorenstaande en het hierna vermelde kan geconclu-
deerd worden dat Anthonis Ghijsbertsz, voordat hij de grond
kocht deze al pachtte en er een huisje op werd gebouwd en dat,
nadat hij de grond had gekocht, daarop een huis, berg, schuur,
enz. oftewel een boerderij werd gebouwd, dus iets na 1626.
Uit de vermelding dat ten oosten ervan het land van jonkheer
Lubbert van Parijs van Zuijdoort was gelegen, kan ook afgeleid
worden dat de onderhavige 13 morgen land ten westen van huize
Voom lagen, want deze jonkheer was van 1546 tot 1607 de bezit-
ter van huize Voom.
De familie van der Nijpoort
In 1636 werden deze dertien morgen land met huis, berg.
Langerak behoorde, evenals het grootste deel van Vleuten en
De Meern, aan het Kapittel van Oudmunster te Utrecht, dat de
ambachtsheer van dit gebied was. Het werd aangeduid als een
tiend, dat wil zeggen grond waarvan een tiende van de opbrengst
aan de leenheer moest worden afgedragen. Delen van deze tiend
werden in leen gegeven aan verschillende leenmannen, aanvan-
kelijk meest adellijke heren. Het geleende goed kon door de leen-
man verkocht worden, maar dan moest de leenheer daarvoor toe-
stemming geven en moest de nieuwe eigenaar in het leenregister
als leenman worden ingeschreven.
In de oudst bewaarde rekening van de kameraar (penning-
meester) van het heemraadschap de Lange Vliet van 1440' is ver-
meld welke gebieden er mee betaalden aan het instandhouden
van deze waterweg, die het polderwater afvoerde naar de Vecht.
Dat waren o.a. de gerechten Jutphaas, Galecop, het Lijnpad (bij
Utrecht), Papendorp, Ouden Rhijn en Heijcop, Rosweijde en
Langraec. De in dit stuk vermelde oppervlakte van Langerak van
T/l hoeve (= 120 morgen = ruim 100 hectare), waarvoor betaald
moest worden, klopt met de huidige kadastrale oppervlakte.
In het archief van het Kapittel van Oudmunster in Utrecht
vinden we de naam Langerak voor het eerst vermeld in 1452^ Het
land met die naam ligt tussen de Leidse Rijn en de Achterdijk (nu
Groenedijk), van het dorp de Meern in het westen tot het land van
huis Voom in het oosten.
Dit gebied werd vroeger vanuit het zandpad langs de Leidse
Rijn in noordelijke richting ontgonnen, waarbij de Groenedijk de
achterdijk van de ontginning was.
Over de naam die men aan dit gebied gegeven heeft is in
1988 door de heer J.A.Storm van Leeuwen al iets geschreven in
ons tijdschrift'. Een rak is een recht stuk tussen twee bochten van
een (bevaarbare) rivier en aangezien we hier praten over het
begin van de I5e eeuw moeten we niet denken aan het lange
rechte stuk van de later gegraven Leidse Rijn dat er langs ligt,
maar aan het rechte stuk van de vroegere Oude Rijn dat ten noor-
den van Langerak heeft gelopen.
In de registers van transporten en plechten (hypotheken) van
het gerecht Vleuten en de Meern komt in 1546 de naam
Langerak (toen Langenraeck) al voor, toen daarin de overdracht
werd ingeschreven van 5 morgen land gelegen op Langeraf.
Tussen 1580 en 1794 komt de naam in deze registers nog min-
stens 11 keer voor'.
Op topografische kaarten werd ook de naam Langerak ver-
meld, in 1850 met grote letters, in 1879 met wat kleinere letters
-ocr page 74-
74
Afb.1 Fragment topografische kaart 1850 (verkleind).
Afb.2 Fragment topografische kaart 1879 (verkleind).
Afb.3 Fragment topografische kaart 1922 (verkleind).
Afb.4 Fragment topografische kaart 1959 (verkleind).
Afb.5 Fragment topografische kaart 1988 (verldeind).
Afb.6 Fragment kaart waterschap Heycop genaamd De Lange
Vliet 1900 (verkleind).
-ocr page 75-
75
schuur, getimmer, geboomte en beplantingen door Anthonis
Ghijsbertsz en zijn echtgenote verkocht aan Mr.Gerard (Gerrit)
van der Nijpoort, raadsheer in het Hof van Utrecht en gehuwd
met Maria van den Hoeve, voor de som van 7000 gulden'. Of
toen Anthonis Gijsbertsz nog pachter is gebleven of wie daarna
pachter is geworden is niet gevonden.
In 1639 wordt door Antonis Gijsbertsz het leenrecht van deze
13 morgen land, "alsoo die gelegen zijn tot Vlooten in de thien-
den die geheten sijn Langeraeck" afgestaan aan het Kapittel van
Oudmunster, dat ze dan in leen geeft aan Jonker Gerrit van der
Nijpoort'".
Rond 1660 koopt Gerard van der Nijpoort nog 5 morgen land
ten westen van de voormelde 13 morgen, zodat zijn totale land-
bezit aldaar 18 morgen wordt.
Alhoewel niet in Langerak gelegen kan, met het oog op het
hiernavolgende, nog vermeld worden dat Gerard van der
Nijpoort in 1638 van de Jacobikerk te Utrecht een hoeve land (=
16 morgen), genaamd de Bonte Hoeff, in huur kreeg, gelegen
onder het gerecht Ouden Rhijn, ten zuiden van de Leidse Rijn,
tegenover de 13 morgen die hij bezat in Langerak". Deze huur
werd in 1661 nog voor 12 jaar verlengd'l Later blijkt hij dat land
ook in eigendom te hebben.
Van Gerard van der Nijpoort is de 18 morgen land overge-
gaan in eigendom van zijn dochter Geertruijd van der Nijpoort,
die in 1683 de 13 morgen in leen krijgt.
In 1717 wordt door Geertruijd van der Nijpoort een overeen-
komst aangegaan" met de erfgenamen van Franfois Hemony, de
heer van Voorn, en het kapittel van St.Marie te Utrecht als eige-
naar van de boerderij Strijland, gelegen ten oosten van huis
Voorn, waarbij door haar het recht van uitweg en overpad wordt
verleend over een strook grond aan de oostzijde van haar eigen-
dom, om te komen en te gaan van het zandpad langs de Leidse
Rijn naar de Achterdijk. Ter plaatse van dit pad vinden we later
de kerkweg en tegenwoordig de Burgemeester Verderlaan.
Uit een akte van 1725", waarin op verzoek van de erfgena-
men van Geertruijd van der Nijpoort, die niet getrouwd was, de
taxatie is opgenomen van haar eigendommen, kunnen we con-
cluderen dat zij toen was overleden. Waarschijnlijk is toen haar
nicht Gerardina Hester van der Nijpoort eigenaar van de 18 mor-
gen land met boerderij geworden, want in 1774 worden zij door
deze Gerardina, die weduwe was van Wijer Hendrick van
Overmeer, verkocht aan Sijmen Hoogland".
De familie Hoogland
Het verkochte werd toen omschreven als "een hofstede,
bestaande in een huijsinge, twee bergen, schuuren, bakhuijs en
duijfhuijs en verder getiinmerte, mitsgaders bepotinge en beplan-
tinge daarop staande, met 18 morgen boomgaard en bouwland
agter de voorschreven hofstede, gelegen onder den gerechte van
Vleuten, aan de Stadsdam, strekkende voor uit den Rhijn tot den
agterdijk, alwaar de heer Mr. Petrus van der Hagen, heere van
Voorn etc, oostwaarts en het Barbara Gasthuijs westwaards
naast geland en gelegen zijn, waarvan 13 morgen leenroerig zijn
aan het Capittel van Oudmunster".
Tegelijk kocht Sijmen Hoogland van haar ook de 16 morgen
land in Ouden Rhijn tegenover de hofstede in Langerak. De tota-
le koopsom van de boerderij met 18 morgen land in Langerak en
de 16 morgen land in Ouden Rhijn was 7250 gulden.
Om deze aankoop te kunnen financieren kreeg Sijmen van
Comelis Agterberg in Utrecht een hypotheek van 6000 gulden".
Sijmen Hoogland was een zoon van Hendrik Hoogland, die
in 't Goij woonde. Hendrik was getrouwd met Jannigje Gerrits,
uit welk huwelijk 3 kinderen werden geboren genaamd Marrigje,
Sijmen en Lambertus. Toen Hendrik overleden was, hertrouwde
Jannigje met Gerrit Willemsz Segveld, die in Papendorp woon-
de. Toen er na het overlijden van Jannigje Gerrits in 1750 een
boedelscheiding werd opgemaakt", werd daarin vermeld dat haar
dochter Marrigje en zoon Lambertus onder de Bilt woonden en
Sijmen onder Vleuten. Uit dit laatste gegeven kan geconcludeerd
worden dat Sijmen al in 1750 op de boerderij in Langerak woon-
de en daar toen pachter van was.
Omstreeks dat jaar trouwde Sijmen Hoogland met Jannigje
van Schalk, uit welk huwelijk 5 kinderen werden geboren:
Hendrik, Jannigje, Anthonij, Gerrit en Comelia, resp. in 1752,
1753, 1755, 1756 en 1758, die in Utrecht werden gedoopt".
In 1777 kocht Sijmen nog 2 morgen land in Ouden Rhijn van
notaris Tieleman Blekman voor 800 gulden, gelegen naast het
land wat hij al in Ouden Rhijn bezat".
In 1784 maken Sijmen en Jannigje hun testament, waarbij zij
hun 5 kinderen aanwijzen als erfgenamen, doch de door hen
bezeten hofstede met de 36 morgen land prelegateren aan hun
oudste twee zoons voor de som van 8500 gulden, waarbij zij in
onderlinge overeenstemming moeten beslissen wie de eigen-
dommen voor het genoemde bedrag zal aannemen, of anders bij
loting zullen moeten beslissen. Degene die ze krijgt zal aan de
ander 500 gulden moeten uitkeren^".
Hieruit is voortgekomen dat de oudste zoon Hendrik de
eigendommen kreeg, en in 1795 wordt hij daarmee ook door het
Kapittel van Oudmunster beleend^'.
Hendrik Hoogland, die niet getrouwd was, heeft zijn bezit
echter al in 1798 verkocht aan zijn broer Gerrit voor 9000 gul-
den, verminderd met 3000 gulden wegens nog resterende hypo-
theek^l Hendrik heeft zich daarna gevestigd in Megen bij
Nijmegen. Bij de verkoop heeft hij wel bedongen dat hij zijn
leven lang gratis het vrije gebruik behoudt van "zeker vertrek of
opkamer" in de boerderij. Hij wilde kennelijk verzekerd zijn van
onderdak als hij weer eens in De Meem kwam.
Gerrit Hoogland trouwde in april 1798 op 41-jarige leeftijd
met de 21-jarige Annigje Oremus uit Oudenrijn, dochter van
Amoldus Oremus en Komelia Pauw. Uit dit huwelijk werd in
mei 1799 een zoon Gerardus geboren, die zijn vader echter nooit
gezien heeft, want die overleed al in januari 1799. Als voogd van
Gerardus werd toen Huig van Zeldenrijk in Laag-Nieuwkoop
benoemd.
De familie Peek
In februari 1800 hertrouwde Annigje Oremus met de 27-jari-
ge Hendrik Peek, die een zoon was van Gerrit Peek en Hendrikje
Broer, wonende op het Lijnpad onder Utrecht. Hendrik was toen
al eigenaar (uit de nalatenschap van zijn moeder) van 4 morgen
land in de Lage Weide bij de Huppeldijk onder Utrecht, die zijn
vader in 1777 kocht van Antonij van Roijen^l
Uit hun huwelijk werden 3 kinderen geboren: Hendrika,
Comelis en Gerardus, waarvan de laatste in februari 1805 over-
leed, nog geen twee jaar oud. Twee weken later overleed ook
-ocr page 76-
76
StaÉooD Eoogland/Peek
Hendrik Sijmens Hoogland
* +
Cornelis Peek
X
Johanna Vemeulen
Jannigje Gerrits van Odijk
* + 1750.09.25
^x2
Gerrit Willeiiisz Segveld
Schalkw
Gerrit
  1733.07.24 + 1782.10.07
X 1766.04.22
Hendrikje Broer
  1743.08.17 + 1799.10.??
■x2
Gerrit van Dijk
Marrigje
*
X1738
Gerrit
Grijpestijn
Si]nien
             + 1795
X 1750 ca
Jannigje van Schaik
                    +
Lambertus
♦ + 1771
xl 1754
Emetje Bijleveld
x2 1767
Glaasje v.Hensen
Haria
*1731
Utrecht (Lijnpad)
de (teem (Vtn)
• , • ,, , 771 I i n
Comelia Theodora Hermijntje Gijsbert Hendrik Jan Johannes Gijsbert
* 1767 * 1769 * 1770 * 1771 * 1772 * 1773 * 1774 ♦ 1776
Hendricus Johanna
♦ 1752 ♦ 1753
+ 1812 + 1826
X
Cornelis
Baars
Antonius
♦1755
+
-Comelis
♦1777
X
Haria
de Lange
Johanna
♦ 1778
xl 1804
Gijsbert
de Lange
x2
Bart
van Dam
nJohannes
♦1779
i-Gerrit
1781
Gerardus Comelia
 1756.09.29 * 1758
+ 1799.01.17 +
X 1798.04.24 x 1782
finnigje Jan
Oreiis Goes
*  1776.08.11
+ 1805.02.22
^x21800.02.24
Hendrik
Peek
♦ 1772.12.19
+ 1847.10.27
X X1791 X1801
Matthijs Jan todries
Knijff Schinkel de Langen
xl 1800
Annigje
Oreiis
* 1776.08.11
^x2 1808.02.09 Bnk
Geertruij
van Zijl
* 1770.04.08
+ 1844.04.11
X1807
Haria
Straver
de Meem (Vtn)
de Meem (Vtn)
de Meem (Vtn)
r—
Hendrika
*1800
+ 1816
r
I
Henricus
♦ 1813.02.21
+ 1813.04.15
Cornelis
*1802
+ 1858
X1832
Johanna
Verheij
Gerardus
M803
+ 1805
Gerardus
♦ 1812.03.02
+
X 1842.04.26
Johanna
de Bruin
Gerardus
* 1799.05.13
+ 1849.08.31
xl 1826.05.06
Maria Schalkwijk
x2 1835
Theodora Kooper
Antonius
  1808.10.17
+ 1857.03.12
X1850
Comelia v.d
Nieuwendijk
Petrus
♦ 1809.12.04
+ 1854.11.29
x 1841.09.21
Johanna
van der Horst
Gerardus
♦ 1810.10.08
+ 1810.11,12
  1817.06.11 -
+ 1887.05.04
^x21859.01.27
Gerrit
. de Meem (Vtn)
van Oostroji <.......zie stambom van Oostrom
♦ 1824.02.24
Comelis
♦1857
+ 1857
Gerrigje
♦1853
X1874
Evert
van Wijk
Hendrika
Thobij
♦1854
X1883
Johannes
Zwanenburg
Comelia
♦1856
+ 1856
Geertraida
♦1852
Afb.7 Stamboomoverzicht van de families Hoogland en Peek.
-ocr page 77-
77
en te Cal k^rifn^
'^e,
yemeente
■Jjtr
Afb.8 Kadastrale kaart gem. Vleuten, sectie A, 4e blad,1832 (bewerking HUA, verkleind). De boerderij aan de Zandweg met bijbeho-
rend land is gerasterd aangegeven.
Hendrik, waartegenover hij aan hun overgebleven kinderen
Anthonij, Petrus en Gerrit ieder ruim 5400 gulden schuldig
werd^*.
In december 1846 maakte Hendrik Peek een testament^',
waarbij hij zijn eigendommen prelegateerde aan zijn bij hem
inwonende zoon Anthonij voor een in te brengen bedrag van
20.000 gulden, mits deze binnen 6 weken na zijn overlijden bij
notariële akte verklaart dit te aanvaarden.
In dit testament worden de eigendommen van Hendrik nauw-
keurig omschreven, t.w.:
1.  de hofstede, bestaande in een boerenwoning, bakhuis,
schuur, duifhok en 2 bergen, met 14.37.40 ha boomgaard en
bouwland, tuin en weg gelegen onder de gemeente Vleuten nabij
de Stadsdam, enz., kadastraal bekend sectie A nrs 337 t/m 340,
350, 640 en 641;
2.  15.32.10 ha wei- en hooiland gelegen onder den Ouden
Rijn, enz., sectie A nrs 178 t/m 185;
3.  6.22.80 ha hooiland gelegen onder Ouden Rijn, enz., sec-
tie D nrs 76 t/m 78;
4.  4.12.70 ha weiland gelegen onder Catharijne in de Lage
Weide, sectie A nrs 94 en 95.
Op 27 oktober 1847 overleed Hendrik en op 13 november
verklaarde zijn zoon Anthonij de eigendommen van zijn vader
voor het vastgestelde bedrag over te willen nemen". Anthonij
heeft daarvoor een hypotheek van zijn broer Petrus gekregen van
7000 gulden, die in 1854 werd afgelost^'.
In 1848 heeft Antonij op een openbare verkoping 1.77.70 ha
land in Ouden Rhijn, sectie A nrs 186 en 187, aansluitend aan
zijn bezit daar, gekocht van Aletta van der Leeuw, echtgenote van
Jean Charles Grootendorst te Maastricht, voor de som van 1075
gulden'^
In 1850 trouwde Antonij (doopnaam Antonius) met Comelia
van den Nieuwendijk uit Lopik, dochter van Comelis van den
Nieuwendijk en Gerarda Boere. Uit dit huwelijk werden vijf kin-
deren geboren, waarvan de laatste twee al kort na de geboorte
overleden zijn.
In 1855 liet Antonij de boerderij, die op de topografische
kaarten met de naam Landzigt werd aangeduid en toen huisnum-
mer 5 had, afbreken en opnieuw opbouwen, waarbij aan de oost-
moeder Annigje Oremus. Als voogden van de twee overgebleven
kinderen werden toen aangewezen Jan Schinkel in Reijerscop,
zwager van Hendrik Peek, en Steven Oremus in Weesp, broer
van Annigje.
In 1805 vond een scheiding plaats van de nalatenschap van
Annigje Oremus, waarbij aan haar weduwnaar Hendrik Peek alle
bezittingen en schulden werden toegescheiden, waartegenover
hij aan zijn stiefzoon Gerrit Hoogland ruim 5196 gulden en aan
de twee eigen kinderen samen ruim 5278 gulden schuldig werd^**.
In 1808 hertrouwde Hendrik Peek met Geertruij van Zijl uit
Bunnik, dochter van Pieter van Zijl en Catharina Miltenburg,
wonende op de boerderij "Ter Hul". In hun huwelijksvoorwaar-
den^' is bepaald dat Geertruij, "boven haare kleederen en lijfsbe-
hooren", twaalfhonderd en dertig gulden aanbrengt.
Uit dit huwelijk werden tussen 1808 en 1813 vijf kinderen
geboren, waarvan het 3e en 5e al kort na hun geboorte overleden
zijn.
Van Hendrik's tweede zoon Petrus kan nog vermeld worden
dat deze in 1828 dienstplichtig werd voor de Nationale Militie en
dat voor hem toen een plaatsvervanger werd gecontracteerd, in
de persoon van Willem Ras, een opperman in Utrecht, waarvoor
door hem ƒ 209,- werd betaald, waarvan ƒ 50,- aan de plaatsver-
vanger en ƒ 159,- aan diens echtgenote over een periode van 3
jaar^^
Uit het kadaster, dat in 1832 werd ingevoerd, blijkt dat
Hendrik al vóór dat jaar 3290 m^ grond, ten westen van zijn boer-
derij, heeft verkocht aan de diaconie van de Hervormde kerk van
De Meem, die daar enkele huisjes op heeft gebouwd.
In die tijd had de boerderij het huisnummer 3.
In 1837 verkocht Hendrik een strook grond van + V'A meter
breed, in totaal 3770 m^ gelegen tussen de Leidse Rijn en de
Groenedijk tegen het land van huis Voorn, aan de heer Mertens,
de heer van Voorn". Dit is de tegenwoordige Burgemeester
Verderlaan, waarvoor al eerder recht van overpad werd veleend.
In 1844 overleed Geertruij van Zijl en werd Hendrik Peek
voor de tweede keer weduwnaar. Bij de scheiding van Geertruij's
nalatenschap werden alle eigendommen toegescheiden aan
-ocr page 78-
78
Stanbooo van Oostrun (Oostron)
Aelbert Monisz van Oostrum
X
Cunera Jans van Zuylen
Houten
r
Comelia Teuntje Lambertje
Antonie
t
X 1698 Vtn
Maria van Veen '
Jan
Gijsbert Monie
* 1700 ca
X 1734 Vtn
Maria van Riet
Jan Cunera Aalbert Goi]ert Hanna Maria Comelia
Schalkwijk
Antonia Maria
Jan
* 1742
xl
Martijntje Baars
x2 1821.02.07 Swk
Johanna M.van Rooijen
Martma
Schalkwijk
-1
Jan
* 1780.10.27
x 1812 ca
Antonia v.d.Worp
Antonie
* 1770
Maria
Schalkwijk
I—]---------\:—I—I---------1--------\--------n
Johanna Willem Marti]ntje Jan Albertus Jacobus Johannes Gerrit
~\-------^--------\—T"—i—n—:—I ,
Willem Bernardus Maria Jannigje Jan Adriaantje Antonie
* 1824.02.24
X 1859.01.27 Vtn
Comelia
v.d.Nieuwendijk
^xl 1850
Antonie Peek <-
♦ 1808.10.17
zie stamboom Hoogland/Peek
de Meem(Vtn)
------1------
Antonie van Oostrom
* 1860.04.16
X 1885.06.10 Ut
Johanna Oostveen
* 1862.04.09
de Meera (Vtn)
—I----------1-------
Gerardus Johanna
Antonius Petronella
* 1896 Maria
*1898
I------r~-----\
Comelia Comelis Gerardus
Antonia Gerardus Johannes
♦ 1886 * 1887 * 1889
Antonius Johannes
Bemardus Wilhelmus
* 1900.08.11 * 1902
X 1927.05.11 Ut
Gijsberta
van Schip
* 1900.10.12
Gerardus Antonia
Johannes Gerarda
♦ 1893 * 1894
Adriana
Allegonda
* 1891
de Meem (Vtn)
T
r
Petms         Comelis       Julianus
Gerardus    Antonius      Antonius
Julianus     ♦ 1936           * 1938
* 1934
Johanna Johannes    Antonie
Juliana Antonius    Comelis
Josephina Maria          Maria
* 1929 ♦ 1930         * 1932
Afb.9 Stamboomoverzicht van de familie van Oostrom.
Gerardus       Geima
Antonius       Maria
Maria             Gijsberta
* 1941           ♦ 1942
-ocr page 79-
79
circa 42 hectare land,
waartegenover hij aan zijn
2 (half)zusters elk
ƒ 23.000,- moest betalen.
Antonie is ook niet zo
lang boer op Landzigt
geweest, want hij overleed
al op 44-jarige leeftijd in
febmari 1904. Na zijn
overlijden kwam de boer-
derij aan zijn weduwe
Johanna Oostveen, die het
bedrijf nog 23 jaar heeft
voortgezet tot haar haar
overlijden in 1927.
In 1925 verkocht zij
een stukje grond op de
hoek van de Zandweg en
de Burg.Verderlaan (toen
nog Kerklaan genoemd),
waar een woning op werd
gebouwd, en in 1927 een
stuk grond aan de westzij-
de, waar het wagenma-
kersbedrijf van J.van Doom werd gevestigd".
Tussen 1860 en 1925 heeft de boederij verschillende malen
een ander huisnummer gekregen. In 1925 werd dat B93.
In 1926 maakte Johanna een testament", waarbij zij de boer-
derij Landzicht met 14.28.90 ha land en nog 3.51.30 ha land in
Oudenrijn legateerde aan haar zoon Antonius Bemardus
(Antoon) en 19.81.30 ha land met huisje in Oudenrijn aan haar
zoon Johannes Wilhelmus (Jo), tegen inbreng van de te taxeren
waarde.
In mei 1927 is Antoon getrouwd en heeft deze met zijn broer
samen een maatschap opgericht met als doel de uitoefening voor
gemeenschappelijke rekening van het veehouders- en landbouw-
bedrijf op de hofstede genaamd " Landzicht"''.
In datzelfde jaar liet moeder van Oostrom het naast de boer-
derij staande "bakhuis" verbouwen tot woning, die huisnummer
B93a kreeg, en is zij daarin gaan wonen. Dat heeft maar heel kort
geduurd want in december 1927 overleed zij. Haar woning werd
daama tot 1960 verhuurd aan derden.
Afb.lO Foto van de boerderij Zandvfeg 18 omstreeks 1950.
zijde ook een nieuwe schuur werd gebouwd. Waarom de boede-
rij de naam Landzigt had is niet bekend, maar kan voortkomen
uit het feit dat Antonij vanuit de boerderij zicht had op zijn land
dat er precies tegenover in Oudenrijn lag.
Antonij heeft niet lang kunnen genieten van zijn nieuwe
boerderij, want in 1857 is hij overleden. Zijn eigendommen gin-
gen toen over op zijn weduwe.
Als toeziend voogd over zijn drie minderjarige kinderen werd
zijn broer Comelis benoemd, maar die overleed in september
1858. In januari 1859 werd in diens plaats Nicolaas van Nes,
landbouwer in Haarzuilens, benoemd als toeziend voogd.
De familie van Oostrom
In januari 1859 hertrouwde Comelia van den Nieuwendijk
met de 7 jaar jongere Gerrit Oostrom uit Schalkwijk, zoon van
Johannes (Jan) Oostrom en Antonia (Teuntje) van der Worp. Uit
dit huwelijk werd in 1860 een zoon Antonie geboren. In diens
geboorteakte werd als naam van de vader vermeld Gerrit van
Oostrom, zodat zijn zoon ook Antonie van Oostrom heette.
Welhcht had Antonie in zijn jeugd het voornemen om pater
te worden, want volgens het bevolkingsregister'^ verbleef hij van
1870 tot 1873 in St.Michielsgestel.
Vader Gerrit van Oostrom overleed in 1879 en het bedrijf
werd toen voortgezet door zijn weduwe, die haar eigendommen
in de gemeenten Vleuten, Oudenrijn en Utrecht in 1884, toen zij
63 jaar was, verhuurde aan haar zoon Antonie, ingaande 1 janu-
ari 1885 voor de tijd van 6 jaar voor 29(X) gulden per jaar'". Bij
testament^' legateerde zij haar bezittingen toen aan Antonie,
tegen inbreng van de waarde.
Antonie trouwde in juni 1885 met Johanna Oostveen uit
Utrecht, dochter van Comelis Oostveen en Adriana Kooijman,
wonende op de hofstede Lubbenes. Uit dit huwelijk werden tus-
sen 1886 en 1902 tien kinderen geboren.
In 1887 overleed Comelia van den Nieuwendijk en werd
de waarde van haar bezittingen vastgesteld op /69.0(X),-''. Zoon
Antonie van Oostrom werd toen eigenaar van de boerderij met
Afb. 11 Foto uit 1967 van de familie van Oostrom: v.I.n.r. ach-
ter: Jan, Annie, Gemma, Juul, vader A.B.van Oostrom en
moeder G.van Oostrom-van Schip; voor: Toon, Piet, Kees en
Gerard.
-ocr page 80-
80
In 1929 heeft zoon Jo op
het hem toebedeelde land in
Oudenrijn
         aan         de
Rijksstraatweg een boerderij
laten bouwen en is hij
getrouwd en daar gaan
wonen.
In de jaren tussen 1934
en 1941 zijn er door Antoon
verschillende stukken grond
langs de Zandweg en de
Burgemeester Verderlaan
verkocht voor de bouw van
woningen. In de dertiger
jaren is er ook nog een plan
geweest om zijn gehele
grondbezit tussen Zandweg
en Groenedijk vol te bouwen
met woningen en daarvoor
een paar straten aan te leg-
gen*". Dat grote bouwplan is
echter niet doorgegaan.
In 1950 werden in de
Afb. 12 Foto van de boerderij Zandweg 18 en het naastgelegen huis Zandweg 17 in 2000.
gemeente straatnamen met
nieuwe huisnummers ingevoerd. De boerderij werd toen
Zandweg 18 en het vroegere zomerhuis Zandweg 17.
Vanaf 1959 is de boerderij aan de Zandweg geheel in gebruik
geweest als fruitbedrijf, dat door Antoon met zijn zoons Jan en
Toon werd uitgeoefend. In 1960 is Toon getrouwd en is hij in de
woning Zandweg 17 gaan wonen. In 1964 is het woongedeelte
van de boederij gesplitst: vader en moeder zijn in het westelijk
deel gaan wonen, dat huisnummer 18a kreeg, en Jan, die toen
getrouwd is, in het oostelijk deel, dat nummer 18 hield. Toen is
ook de kelder verwijderd en het vierde raam rechts in de voorge-
vel gemaakt (zie afb. 12). Vanaf 1964 tot 1995 is het bedrijf door
Jan en Toon gevoerd als Fa. Gebr.van Oostrom.
Per 1 januari 1995 is het grootste deel van Langerak en daar-
mee ook het bezit van de familie van Oostrom overgegaan van
de gemeente Vleuten-De Meem naar de gemeente Utrecht. Het
land bij de boederij is kort daarna verkocht voor de realisering
van de daar geplande woonwijk. En daarmee is een einde geko-
men aan een agrarisch bedrijf, dat daar bijna 400 jaar gevestigd
is geweest. De boerderij Zandweg 18 wordt nu nog bewoond
door Jan van Oostrom en het voormalige zomerhuis Zandweg 17
door diens zoon John, maar de rest van het vroegere bezit van de
famihe zal binnenkort deel uitmaken van het volgebouwde nieu-
we stadsdeel van Utrecht, dat nu weer Langerak wordt genoemd.
Bronnen
HUA = Het Utrechts Archief
GAV = Oud-archief gemeente Vleuten-De Meem
HV = Historische Vereniging
FvO = Archief familie van Oostrom
Do = Archief dorpsgerechten
No = Notarieel archief
7.  FvO 2 HV 2GE()87 1626.04.20
8.  FvO 3 HV 2GE088 1631.07.11
9.  FvO 4 HV 2GE089 1636.07.09
10.  FvO 6 HV 2GE091 1639.02.02
11.  FvO 5 HV2GE090 1638
12.  FvO 11 HV2GE096 1661.10.18
13.  FvO 22 HV 2GE107 1717.10.25
14.  HUA Do 2055 1725.04.17
15.  FvO .37 HV 2GEI22 HUA Do 1647 1774.05.21
16.  HUA Do 1647 1774.05.21
17.  FvO 31 HV2GEI16 1750.10.15
18.  HUA Index RC dopen
19.  FvO .39 HV 2GE124 1777.04.21
20.  FvO 40 HV 2GE125 1784.04.12
21.  FvO 41 HV2GE126 1795.07.28
22.  Fv0 42HV2GE127 1798.10.14
23.  FvO 103 HV 2GEI68 1777.05.03
24.  FvO 44 HV 2GE129 1805.05.04
25.  FvO 46 HV 2GEI31 1808.02.06
26.  HUANoU319a017HV2GB281 1828.04.15
27.  GAV Kad.legger v.m. gem.Vleuten
28.  FvO 54 HV 2GE139 1846.08.13
29.  FvO 55 HV 2GE140 1846.12.05
30.  HUANoU318a035HV2GB594 1847.11.13
31.FvO60HV2GE145 1854.05.24
32.  FvO 57 HV 2GE142 1848.07.15
33.  GAV 2355 blad 27
34.  FvO 99 HV 2GE184 1884.12.17
35.  FvO 100HV2GE185 1884.12.17
36.  FvO 102 HV 2GE187 1887.10.14
37.  GAV Kad.legger v.m. gem.Vleuten
38.  FvO 70 HV 2GE155 1926.02.16
39.  FvO 75 HV 2GE160 1927.06.23
40.  Fv0 79HV2GE164
l.HUADomkap.3607-1
2. HUA OM 223-1153
3. HV 1988 nr 3 blz.649
4. HUA Do 2047 1546.00.25
5. HUA Do 2049 t/m 2059
6. FA.R.A.Baron van Ittersum 1900
Met dank aan de familie van Oostrom
voor hun welwillende medewerking.
-ocr page 81-
81
Dorpsbewoners die ons wat te vertellen hebben...
door Veronique Voorn-Verkleij
Tot 1992 stond achter de rooms-katholieke Sint Wiilibrorduskerk in Vleuten een kleine kosterswoning. Tegen dit decor speel-
de het grootste gedeelte van het leven van onze hoofdpersoon in een nieuwe aflevering van dorpsbewoners zich af. Het
betreft de oud-koster Piet Boeijen die hier zestig jaar gewoond heeft. Wat hij te vertellen heeft over het kosterschap van eerst
zijn vader en later hemzelf, maar ook van zijn vele eerdere werkzaamheden en zijn belevenissen in de meidagen en oor-
logsjaren kunt u lezen in het hierna volgende artikel.
Het ouderlijk huis
Piet Boeijen
werd geboren op
29 november 1918
aan het begin van
het Haarpad in
een vrijstaand huis
met 100 roeden
grond. Zijn vader,
Hendrikus (Henk)
Boeijen, was tim-
merman sknecht bij
aannemer Trom-
pen in de Dorps-
straat in Vleuten
waar nu ongeveer
de huidige fietsen-
winkel van Van
Zuylen is. In die
tijd werkte hij aan
de wederopbouw
van kasteel De
Haar. Hij leerde
daar ook zijn eer-
ste vrouw
kennen, Everdina (Dina) Steur, die linnenjuffrouw was op het
kasteel. Zij was afkomstig uit Hilversum en werkte met haar
hele familie op het kasteel. Haar vader was tuinman op het kas-
teel en haar zuster Marie poortwachtster. Henk Boeijen trouwde
met haar op 25 april 1913. Dina overleed op 13 februari 1914
bij de geboorte van haar eerste kind. Ook het kind haalde het
niet waardoor Henk Boeijen weer alleen was. Piet weet nog pre-
Huwelijksfoto van Henk Boeijen en Dina
Steur.
De Timmermanswerkplaats van Trompert in de Dorpsstraat.
Van links naar rechts: Jan Trompert, Frans Visee, Dirk
Mastwijk en Henk Boeijen.
1.....i..... "i -«1
■ l^'-ü
IV
P^ m
«
f '^^ ^
f
c!*- -■"
J*iiaf ^
■■'1
. #'*
,M#«' ■» ^^
^ s g
ffi^JPc%('
m
v"
^ -
cies wat er op de grafsteen stond van zijn vaders eerste vrouw:
"Hier rust mijn onvergetelijke vrouw en dochter Dina Boeijen-
Steur." Een jaar later, om precies te zijn op 23 april 1915, her-
trouwde hij met Johanna van Rooijen uit IJsselstein. Het echt-
paar kreeg vier kinderen. Eerst een dochter Cor, dan Piet, dan
weer een dochter Jopie en vervolgens zoon Nico. Vader hield
wel contact met zijn vroegere schoonfamilie, want Piet herin-
nert zich hoe ze iedere zondag na het lof naar Haarzuilens wan-
delden naar zijn vrijgezelle tante Marie, de poortwachtster. Deze
tante was doof en zat altijd met een hoorn aan haar oor. Piet's
vader was later eigen baas en had drie man personeel: Dirk
Barten die opperman was, Frans Visee die timmerman was (een
echte vakman volgens Piet) en Adriaan Links, metselaar. Dan
waren er nog losse arbeiders die af en toe voor hem werkten
zoals Kees van Veen, een metselaar en verder nog een metselaar
en een stukadoor. Hopman.
Henk Boeijen met zijn vader, moeder, een zusje en een halfzusje
aan het Haarpad.
-ocr page 82-
82
met de kerstdagen als er veel missen waren. Dan stond zijn moe-
der uren boven die hete potten turven te pakken. Piet en zijn
broer liepen met die testen de kerk in op een draagbaar. Volgens
Piet ging zijn moeder dan ook nog nuchter naar de eerste mis en
ter communie. Ze nam hooguit stiekem een slokje water want ze
had natuurlijk de hele tijd boven dat vuur gehangen. Zijn vader
hielp nooit met de stoven want die was druk in de kerk. Later
werd de kerk verwarmd met kolenkachels en verdwenen de sto-
ven. Dan was het zaak 's morgens de kolenkachel op te stoken
met grote brokken vetkolen. Dat betekende ook vroeg opstaan
en scheppen. Weer later werd de kerk verwarmd op gas en hoef-
de je alleen nog een knop om te draaien. Op zaterdag bracht
vader de schoenen van de pastoor en kapelaan mee om te poet-
sen en een bos messen om te slijpen. Piet hielp ook mee met het
schoonhouden van de kerk en strooide zaagsel tussen de banken
om het stof bij het vegen tegen te gaan. Piet was ook misdienaar.
Op zondag waren er 's morgens twee missen, dan 's middags
om 4 uur lof en in de meimaand nog om 7 uur meimaandoefe-
ning. Dan ging hij vier keer op een dag naar de kerk en diende
samen met nog drie jongens. Vooral in de winter was dat geen
pretje. Piet herinnert zich een zeer koude winter waarbij de toen-
malige pastoor Ohl een kruikje op het altaar had liggen om zijn
handen warm te houden. Door de week traden er twee misdie-
naars aan om half acht. Deze mis werd steevast door de kape-
laan gedaan en om kwart over acht deed de pastoor de school-
mis.
Klokken luiden
Een ander karwei waarbij Piet moest helpen was het klokken
luiden. Op een normale werkdag werd er geluid om kwart over
7 voor de vroegmis, om 12 uur het Angelus en om 6 uur het
avondklokje. Bij een begrafenis werd er geluid van 12 uur tot 1
uur. De klokken werden lange tijd nog met de hand bediend. Bij
een begrafenis, als Piet's vader beneden druk was, gingen Piet's
moeder, zusje Cor en Piet zelf de toren in nog hoger dan het
zangkoor zodat het trekken wat gemakkelijker ging. Zijn moe-
der waarschuwde hem al van te voren: "Denk erom dat je niet
moet schoolblijven want je moet om 12 uur thuis zijn om de
klokken te trekken." Eerst werd dan het kleine klokje geluid
voor het Angelus. Dan moest je die klok remmen met het touw
en als hij gestopt was dan sprong Piet over op de middelste gro-
tere klok en werd er een uur geluid. Later werd dat verkort tot
een kwartier.
Familie Boeijen met personeel bij het huis van Cor van Eijk in
aanbouw. Van links naar rechts: Piet Boeijen, Henk Boeijen,
Nico Boeijen, Cor Boeijen, Anna Boeijen-van Rooijen, Jopie
Boeijen, Dirk Barten, Frans Visee met hondje Polly, Cor van
Eijk en Adriaan Links.
Koster
De aannemerij was geen vetpot en het gezin had het moei-
lijk. Piet's moeder, die op zondagmorgen na de mis de boeken
te voorschijn haalde en dan de boekhouding deed, vertelde later
eens aan Piet dat het personeel met meer geld naar huis ging dan
zijn vader verdiende. Er werden in Vleuten niet veel huizen
gebouwd. De pastoor begreep deze moeilijkheden wel en toen
koster Geelen overleed en er een vacature ontstond kwam pas-
toor Ohl wel drie keer bij Boeijen aan de deur om te vragen:
"Henk wordt nou koster, dan heb je weer wat vastigheid." Want
die pastoor was ook uitgekookt. Als er dan eens wat stuk ging
op de pastorie was het wel handig als de koster ook timmerman
was! Na aandringen van de pastoor ging Boeijen overstag. Zo
verhuisde de familie in 1928 - Piet was negen jaar oud - van het
Haarpad naar de kosterswoning aan de Paddenaar achter de
R.K. Sint Willibrorduskerk. Zijn vader verhuurde het huis aan
het Haarpad aan de klompenmaker Kees van de Wens. Die heeft
er gewoond totdat het huis in 1966 werd afgebroken ten behoe-
ve van de nieuwbouw van plan Nieuwe Vaart.
Stoven
Piet hielp al jong mee met allerhande werkzaamheden rond
de kerk en pastorie. Dat moest ook wel want zijn vader had de
aannemerij er ook nog naast. Die werkzaamheden zagen er heel
anders uit dan in deze tijd. De kerk was bijvoorbeeld onver-
warmd. In de winter hadden veel mensen daarom een stoof. Er
waren wel zo'n honderd stoven op zondagmorgen. Dat waren
vaste klanten, meest boeren, die een abonnement hadden.
Doordeweeks waren het er minder. Die stoven werden gevuld
met een halve turf. Eens per jaar werd er met een vrachtwagen
turf gebracht. Dat werd allemaal opgeslagen in een schuur bij de
kosterswoning. ledere zaterdagmorgen reed Piet kruiwagens vol
turf naar het turfhok van de pastorie voor het grote fornuis in de
keuken. De overige turven werden in tweeën gehakt en gebruikt
in de stoven in de kerk. 's Morgens voor de mis brandde de moe-
der van Piet de turven voor in een paar grote vuurpotten. Als ze
goed brandden, haalde ze ze eruit met een grote tang. Dan gin-
gen ze in een test en die testen bracht ze naar de kerk en daar
vulde ze de stoven. Er hing in die tijd natuurlijk vaak een enor-
me walm in de kerk met al die rokende turven. Het ergst was het
Het gezin Boeijen voor de kosterswoning rond 1930. Van links
naar rechts: Jopie, Nico, Piet, Cor, Anna en Henk.
-ocr page 83-
83
Begrafenisondernemer
Naast koster was vader Henk Boeijen begrafenisondeme-
mer. Als er iemand was overleden moest hij de aanzeggingen
doen. In de bebouwde kom moest hij lopend in uniform alle
deuren langs om te zeggen wie er dood was, hoe oud en wan-
neer de begrafenis was. Piet hielp mee aanzeggen en vanaf zijn
zestiende ging hij mee om overledenen te kisten, maar niet wan-
neer het een vrouw betrof De grafkisten maakte zijn vader zelf
en hij bekleedde ze van binnen met witte zijde. Als het goed
weer was deed Piet's vader dat in zijn werkplaats maar in de
winter als het koud was gebeurde dat in de keuken. Piet's oud-
ste zus Cor hielp mee. De overledene werd thuis opgebaard. Was
het sterfhuis dicht bij de kerk dan ging alles te voet. Men kende
toen nog burendraagplicht. Was het sterfhuis buiten de bebouw-
de kom van Vleuten dan huurde zijn vader van stalhouderij
Fraza in Utrecht en later bij Schoonhoven-Buytendijk een lijk-
koets met twee paarden die dan mooie lange zwarte rouwkleden
droegen. Achter de lijkkoets reden dan weer de boeren-tentwa-
gentjes. Later betrok hij de kisten en lijkwagen met chauffeur bij
begrafenisondernemer Leen Verhoef uit de Nobeldwarsstraat.
Kasteel De Haar
Piet Boeijen heeft nog mooie herinneringen aan de tijd van
baron Etienne van Zuylen van Nijevelt van de Haar. "Dat was
de goeie tijd op het kasteel," verhaalt hij. Het was de tijd van
rentmeester De Greef. In die tijd reed de baron nog in rijtuigen
Schoolstraat in Vleuten (het huidige gebouw De Schakel). Hij
heeft op school gezeten tot de zevende klas. Daarna ging hij
werken want hij had een hekel aan leren. Vooral breuken lagen
hem niet zo. En aan aardrijkskunde buitenland had hij ook een
hekel. Wat hij wel graag deed was taal. Voordat Piet in 1956 zijn
vader opvolgde als koster heeft hij vele baantjes gehad. Piet: "Ik
kon de slinger niet krijgen." Toen hij van school kwam ging hij
werken bij de brood- en banketbakkerij van Van Dommelen op
Haarzuilens. Daarna in de banketbakkerij van Nico van Leer in
de Twijnstraat in Utrecht. Vervolgens in de banketbakkerij
Schrijvers in Haam. Toen hij dat zat was is hij op de tuinderij
van Piet de Groot op Alendorp gaan werken. Daar is hij een paar
jaar geweest.
Meidagen
Toen moest Piet in militaire dienst. Hij was gelegerd in de
"Van Essen" kazerne in Ede. Tijdens de opleiding gingen de jon-
gens zes weken naar Oldebroek. Daar oefenden ze in het schie-
ten met scherp. Omdat hij bij een bakker had gewerkt, mocht hij
koken in de officierskantine. En daar kreeg hij extra eten dat ook
veel lekkerder was dan de gewone soldatenkost. Tot aan de
mobilisatie was Piet in Ede. Hij was eigenlijk al klaar en mocht
al afzwaaien maar door de oorlogsdreiging en de op handen
zijnde mobilisatie werd hij met zijn hele lichting vastgehouden.
Tijdens de mobilisatie lag Piet met zijn compagnie artillerie van
zo'n 30 soldaten, één burgerofficier, 15 gevorderde boerenpaar-
den en wat kleine kanonnetjes, type 6-veld, in een boerderij in
Lisse. Ze voetbalden daar regelmatig tegen elkaar op een wei-
landje van die boer. Als ze een vrije avond hadden gingen ze
naar café Duivenvoorde in Lisse. Toen de oorlog uitbrak op 10
mei 1940 ging de compagnie 's nachts naar Rijnsburg. Van daar-
uit moesten ze weer 's nachts verder naar vliegveld Valkenburg.
Ze werden ondergebracht in hotel Bellevue in Wassenaar. Piet
verhaalt hoe ze in Wassenaar niet veilig over straat konden
lopen, omdat de NSBers die er woonden op hen vuurden van uit
de bovenramen van de huizen. De hotelier, die weg moest, zei
hen dat ze alle drank konden consumeren die er was als ze de
boel maar heel hielden. Ze sliepen die nacht op het zware tapijt
van het hotel. Vanuit dat hotel zijn ze weer vertrokken naar de
Oude Deijl ten oosten
van Wassenaar. In de
fouragewagen lagen
heel wat flessen
drank uit het hotel.
Het was op
Pinksteren. Ze kwa-
men daar op een
boerderij waar de
boer aan de boeren-
jongens onder de sol-
daten vroeg zijn koei-
en te melken die met
gespannen uiers ston-
den. Zelf moest hij
weg. Ze hadden dus
volop melk en kregen
eten uit de gaarkeu-
ken van het leger. En
met de drank uit het pj^^ „p ^^ ^^^^^ ^^^ ^^ Dorpsstraat
hotel dachten ze het („„ pastoor Ohllaan) ter hoogte van
er wel uit te houden, boomgaard "De Paddenaar".
Piet Boeijen, Kees van Dijk en Sam Tersteeg in een zevenkorfje
op de Vleutense Wetering op zondagmiddag.
en hield hij een grote stal. Piet was regelmatig misdienaar tijdens
de HeiUge Missen op het kasteel. Dat was een bijzonder uitje.
Dan werd pastoor Ohl met de misdienaar opgehaald in een grote
open landauer met een of twee sierpaarden ervoor en die draaf-
den dan prachtig naar het kasteel. Op de bok zat een pikeur in
witte broek met laarzen en in tenue met een zweep in de hand.
Het halve dorp stond dan langs de weg te kijken en Piet voelde
zich heel bijzonder. Na de mis kreeg de misdienaar een boter-
ham en fruit. Als het slecht weer was kwam chauffeur Marinus
met de auto voorrijden. Die reed dan met een vaartje van tegen
de tachtig km per uur over de hobbehge wegen. Hij was in een
tijd van een ogenbUk ter plekke. Dat was een hele belevenis
voor een jochie van zo'n jaar of tien. De baron zelf reed graag
in een Hispano Suisse, dat vond Piet een hele mooie auto.
Piet bezocht de rooms-kathoüeke lagere school aan de
-ocr page 84-
84
Maar Piet dacht: "Ik drink geen druppel." Want ze lagen in de
vuurlinie van de Duitsers. Op die plek zagen ze namelijk hoe de
Duitsers steeds drie vliegtuigen over lieten vliegen waar per
vliegtuig 20 parachutisten uit sprongen. Die gingen niet op de
boerderij af maar verschansten zich in de griendbosjes. Ze kon-
den met hun kanonnetjes daar niets tegen beginnen en kregen
versterking van een compagnie mittraillisten. Die schoten velen
van die parachutisten dood in de lucht. Piet zag ze slap in hun
parachuten hangen. Hoewel de kogels om hun oren floten als ze
wachtliepen in de boomgaard, is er maar een jongen van die
compagnie gewond geraakt en zijn ze niet in de handen van de
Duitsers gevallen. Na de capitulatie moesten de jongens terug
naar hun oude standplaats van de mobihsatie op de boerderij in
Lisse. Daar hebben ze nog geruime tijd in de bollenschuur gele-
gen totdat ze zich moesten melden in de kazerne in Ede om hun
spullen in te leveren. Van al die mensen uit de meidagen heeft
Piet alleen nog contact met een man van die boerderij in Lisse
die nu 87 jaar oud is. Piet gaat nog regelmatig op de brommer
naar hem toe.
Onderduiken
Piet kwam weer thuis en zijn vader zei tegen hem: "Blijf
maar thuis, dat is veiliger". Hij verdiende geen cent, maar ze
hadden het goed genoeg. Piet verbouwde aardappels en bonen
op het land aan het Haarpad. Maar op een gegeven moment pak-
ten ze jongens op om in Duitsland te werken. In het dorp zeiden
ze tegen hem: "Ga maar werken op de houtwerf bij de houtza-
gerij van Van Dijk. Dan ben je gevrijwaard want daar komen ze
niet. Ze hebben hout nodig." Maar uiteindelijk werd hij toch
gevorderd samen met Jaap van Maanen die daar werkte. Piet
dacht: "Ik zal maar gaan." Zijn vader maakte een grote houten
koffer voor al zijn spullen en zo werd hij met de auto naar het
station in Utrecht gebracht. Hij ging er aan de voorkant in. Daar
zat iemand aan een tafel die hem inschreef en hij kreeg geld.
Toen werd hij opeens bang en liep aan de achterkant het station
weer uit en stapte weer in de auto. De trein heeft hij nooit gezien.
Eenmaal thuis moest hij onderduiken. Zijn vader zette een ledi-
kant in het kolenhok achter de kerk en daar sliep hij de eerste
nacht met nog een jongen, Freddy Linschoten, die moest onder-
duiken. Piet's jongere broer Nico, die gemeentebode was, ging
voor de veiligheid naar IJsselstein naar familie in de
Achtersloot. Die is daar een hele poos gebleven. Piet kwam zijn
hok weer uit. Hij shep gewoon thuis maar wist als het gevaarlijk
werd dat hij een schuilplaats had. Burgemeester Verder, die geen
gemeentebode meer had, vroeg of Piet zijn broers plaats in wilde
nemen. Piet werd zodoende gemeentebode en toen burgemees-
ter Verder onderdook kwam hij onder leiding van een door de
Duiters aangesteld burgemeester te staan. Deze NSB'er kende
Piet goed, want zijn tuinderij lag naast die van Piet de Groot. Als
bode moest Piet Boeijen vorderen bij de boeren. Tuigen en
wagens en dergelijke. De burgemeester zei op een dag tegen
hem: "Piet, als ik jou opdraag om iets te gaan vorderen en jij kan
het niet in je straatje maken, dan moetje mij dat zeggen maar je
hoeft niet onder te duiken."
Luchtfietserij
Zijn vader diende in de oorlog onder pastoor Van den Burg.
Deze pastoor had een hele mooie fiets. Aangezien de Duitsers
alle fietsen vorderden zei zijn vader op een gegeven moment:
"Piet, wij moeten die fiets van de pastoor verdonkeremanen."
Hoe ze dat versierden? Ze hadden een heel mooi plekje op het
oog. Piet droeg die fiets de toren in tot aan de zolder waar het
uurwerk stond. Daar kon je over een plank de hele kerk over-
steken boven de gewelven. Daar hebben ze die fiets aan een paar
steigertouwen over een balk af laten zakken tussen de gewelven
waar die fiets tot na de oorlog heeft gestaan.
Varlcen
De familie Boeijen had ieder jaar een varken in een schuur-
tje achter de kerk dat in de herfst werd geslacht. In de honger-
winter heeft Henk Boeijen toen een half varken verkocht aan de
begrafenisondernemer Leen Verhoef. Die man woonde ergens in
de stad Utrecht en hoe kom je de stad in met een half varken
zonder dat het in beslag genomen wordt? U raadt het al. Leen
nam zijn lijkwagen, zette daar een lege kist in en ging naar
Vleuten. Het halve varken ging in de kist, werd keurig toege-
dekt, schroeven erop en rijden maar. Bij de controlepost zagen
die Duitsers een lijkwagen met kist en gebaarden meteen: door-
rijden, doorrijden.
Er waren in de oorlog ongeveer zeshonderd evacués uit het
noorden van Limburg in Vleuten ondergebracht. Zo'n zes per-
sonen hiervan zijn in Vleuten overleden en begraven. Na de oor-
log heeft Piet zijn vader nog geholpen met het herbegraven van
deze evacués. Nog voor zonsopgang begonnen ze te graven. Piet
had een kraantje gebouwd op een driepoot om de kisten eruit te
hijsen. De kisten werden dan schoongespoten en in een nieuwe
geplaatst en dan gingen ze in de lijkwagen van de eerder gemel-
de Leen Verhoef uit de Nobeldwarsstraat. Dit is een keer of
twee, drie gebeurd en Piet herinnert zich vooral dat hij een keer
de tocht naar Ottersum in Noord-Limburg heeft gemaakt, weg-
gedrukt achterin de lijkwagen met drie kisten gezeten op een
opklapbankje.
Marie met "de Turk" Tahsine.
-ocr page 85-
85
Marie
Al in de oorlog kreeg Piet verkering met Marie Jongerius.
Haar ouders hadden een groentezaak gehad, eerst aan de
Bilitonkade en later in Oog in Al. Zij stond al vroeg in de zaak
samen met haar twee broers: Chris, die later naar Canada emi-
greerde, en Giel, die later de zaak overnam. Haar ouders stier-
ven kort na elkaar en op 14 jarige leeftijd was zij wees. Haar
oom Jan Jongerius werd haar voogd en stuurde haar naar een
weeshuis. Marie hield het daar niet uit en smeekte haar oom haar
daar uit te halen. Toen mocht ze helemaal intern in betrekking.
Ze diende bijvoorbeeld een tijd bij de familie Strengers op de
Maliebaan. Daar moest ze onder andere bedienen aan tafel met
een mooi schortje voor. Later heeft Marie jaren gediend bij "de
Turk", Hassan Tahsine Iskora Bey op huize Alenvelt. In feite
was hij een Armenier die in Istanbul de jongste dochter van de
familie van Bijlevelt, Pouwlina, ontmoette. Zij maakte vaak
verre reizen soms in gezelschap van Kees Valkenstein. Zij was
eerder getrouwd geweest met een Albanier, de heer Djemel.
Tahsine trouwde met haar en woonde tot haar dood op huize
Alenvelt. Hij organiseerde soms op zondag feesten. Dan strooi-
de hij met fruit in de tuin of gaf de kinderen snoep en cadeau-
tjes. De familie had in de kerk een eigen mooie bank met kus-
Huwelijlisfoto van Piet Boeijen en Marie Jongerius op 16 juli
1947.
vroeg opstaan. Op zondag liep om 6 uur de wekker af want er
waren twee missen, de vroegmis om 7 uur en de hoogmis om 10
uur. 's Middags was er om vier uur lof en in mei en oktober was
er om 19 uur nog een oefening. Daarnaast waren er uitvaartmis-
sen, huwelijksmissen, jubilea enz. Daarbij bestond nog klas-
severschil. Je had een Ie, 2e en 3e klas op het gebied van klok-
ken luiden en altaarversiering. Als er een rijke boer overleed
konden arme parochianen brood halen bij de koster. Al naar
gelang de grootte van het gezin kregen ze een drie- of een
zesponder. In de kerk hadden de arme mensen een speciale
plaats helemaal achterin. Daar waren banken zonder leuning die
niets kosten.
Piet en Marie in hun verlovingstijd.
sentjes die altijd leeg bleef omdat PouwUna mensenschuw was
en haar man Moslim. Hij zat vaak in zijn theekoepel de koran te
lezen. Hoewel "de Turk" in het dorp bij sommigen een slechte
naam had - hij werd ten onrechte wel gezien als kinderlokker -
heeft Marie het altijd erg goed bij hem gehad. Daarna heeft
Marie nog gewerkt bij de heer Theo Sterk die aan het stalplein
van kasteel de Haar woonde. Marie logeerde vaak in de vakan-
tie op boerderij Hinderstein bij de familie van haar moeder, de
gebroeders Vermeulen: oom Kees, oom Hannes, oom Jan en
tante Ant, die later blind werd. Daar heeft Piet haar leren kennen
en als hij op bezoek wilde, liep hij zo door het land naar haar toe.
Piet en Marie trouwden op 16 juU 1947. Dat was een slechte tijd
waarin nog veel op de bon was. Het echtpaar kreeg vijf kinde-
ren: Marian, Peter, Margreet, Lucy en Giel.
Piet was inmiddels na de oorlog chauffeur geworden op een
vrachtwagen van de Stichtse Olie- en Lijnkoekenfabriek aan de
sluizen van het Merwedekanaal in Utrecht. (De huidige Cereol
fabriek.) Dan reed hij met 5 ton veevoeder in zakken naar boe-
ren. Daarna is hij op 1 januari 1956 zijn vader opgevolgd als
koster en begrafenisondernemer in Vleuten. Het was nog in de
tijd van de processies en priesterwijdingen. Met de twee dage-
lijkse ochtendmissen en de zondagse diensten was het altijd
De l(inderen Boeijen. Van linlis naar reclits: Lucy, Marian, Giel,
Margreet en Peter.
-ocr page 86-
86
Paniek
In het begin van zijn loopbaan als koster heeft Piet nog eens
doodsangsten uitgestaan om de kerk te redden van een ramp. Het
was op een zondagmorgen in december Het vroor dat het kraak-
te. Piet was vroeg opgestaan en had zijn zondagse donkerblauwe
pak aangetrokken. Hij ging naar de verwarming van de kerk om
die open te draaien maar toen hij bij de kelder aankwam spoot
daar een dikke straal water uit het lattenraampje. Wat was het
geval. De waterleiding die achter de ketel doorliep werd 's win-
ters nooit afgesloten want daar kon het toch niet bevriezen. Maar
de wind had gemeen op het lattenraampje gestaan en de leiding
was kapot. En niet zo'n klein beetje. Nee, de hele kelder was tot
borsthoogte volgelopen met water. Tien centimeter hoger zat het
electrische schakelpaneel van de verwarming. Piet rent in paniek
naar huis en vraagt Marie om een dikke overjas. Hijzelf kleed
zich tot zijn onderbroek uit en doet die jas aan. Terug naar de kel-
der, de trap af en het water in. Het ging hem erom het schakel-
bord te beschermen. De hoofdkraan zat heel moeilijk. Piet moest
diep het water in om een luikje los te schroeven dat met vleugel-
moeren dicht zat. Dan moest hij zich onder water door dat luikje
wurmen en aan de andere kant weer boven komen. Zo'n twee
meter verder zat de hoofdkraan die hij nu dicht kon draaien. Weer
terug door het luikje en bibberend uit het water. Daarna heeft hij
nog gehoosd. Later kwam de brandweer de kelder leegpompen
en hoofdcommandant Joop Oostrom was nog wel een beetje
boos op Piet. Hij zei hem: "Piet, jij had helemaal dat water niet
in mogen gaan, want als daar stroom op had gestaan had je nu
liggen drijven met je armen gestrekt!"
Sacramentsprocessie
Een belangrijk-jaarlijks terugkerend hoogtepunt was de pro-
cessie op Sacramentsdag. In deze processie liepen alle katholie-
ke verenigingen mee, zoals de Mariavereniging, de toneelvereni-
ging Ons Genoegen, het muziekcorps Crescendo, de koorzangers
van Sint Cecilia, ieder met zijn eigen vaandel. De monstrans met
"Ons Heer" werd meegedragen onder een baldakijn en vele beel-
den werden rondgedragen. De meisjes waren gekleed als bruid-
jes. Om die processie te kunnen houden was veel voorbereiding
nodig. Op de eerste plaats moesten de tuin van de pastorie en het
kerkhof pico bello in orde gemaakt worden. Daarvoor kwam spe-
ciaal eens in het jaar een tuinman, Jan van Husen die aan de
Schoolstraat woonde, schoffelen, kantjes afsteken, paden harken
enz. Dan werd de route gemarkeerd met speciaal voor deze gele-
genheid gemaakte vaantjes. Kleine vlaggetjes in de pauselijke
kleuren wit/geel aan een lange stok die overal langs de route in
de grond werden gestoken. Hele bossen van die vaantjes lagen
hiervoor het hele jaar opgeslagen in de schuur van de koster. De
kinderen hielpen hierbij mee. Daar bleef het niet bij. Piet bouw-
de ook ieder jaar een rustaltaar bij het grote kruis op het kerkhof
dat werd aangekleed met zes lampen. Marie plaatste daar bloe-
men op. Na de processie was het voor de zangers van het koor,
de dragers van het baldakijn en de vaandeldragers een gezellig
samenzijn in de pastorietuin. Hierbij schonk de pastoor een
glaasje wijn. In de tijd van pastoor Ohl mocht Piet's vader, Henk
Boeijen, uit de wijnkelder van de pastoor een paar flessen wijn
halen. Dit was bijzonder want de wijnkelder van de pastoor was
voor een ieder verboden. Piet heeft dat ook nooit meer mogen
doen.
Piet en Marie zongen ook op het zangkoor en ontvingen daar-
voor de Gregoriuspenning voor 35 jaar zingen. Piet was een
goede tenor en had nog wel eens een solo te zingen. In het begin
was het zangkoor Sint Cecilia een mannenkoor en zo herinnert
Piet zich dat ze eens drie dagen zonder de vrouwen met de bus
naar Valkenburg gingen. Wat zich in die drie dagen afspeelde is
met geen pen te beschrijven. In ieder geval vermaakten de man-
nen zich onder elkaar prima en Piet herinnert zich vooral het
goede eten en drinken.
Goede steun
Naast koster was Piet net als zijn vader begrafenisonderne-
mer, verder reed hij taxi, was hij conciërge van het parochiehuis,
was hij tuinman in de tuin van de pastorie en verzorgde het
onderhoud van het kerkhof en samen met een werkster het onder-
houd van de kerk. Daarbij hoorde ook het jaarlijks schoonmaken
van de goten van de kerk op een hoogte van 12 meter! Want die
verstopten nog al eens door het afgevallen blad. Dan moest hij
door een dakkapelletje het dak op en met een leienleertje daalde
hij dan af naar de goot. Een leienleertje is een laddertje dat lei-
dekkers gebruiken en dat meebuigt met het dak. Bij al zijn werk
had hij een goede steun aan zijn vrouw Marie. Zij heeft tien jaar
lang de bloemversiering in de kerk verzorgd. Zij reed alle kwe-
kers af om zo voordelig mogelijk aan bloemen te komen. Zij
luidde ook vaak om kwart over 7 de klok en zorgde samen met
Piet dat alles klaarstond en het licht in de kerk brandde als om
kwart over 7 het communie uitreiken begon. Ook poetste zij het
zilver en nam stof af. Als conciërge van het parochiehuis hadden
Piet en Marie ook genoeg te doen. Het gebouw werd intensief
gebruikt voor onder andere toneelopvoeringen, vergaderingen en
dansavonden. Zij zorgden er dan voor dat er stoelen werden neer-
gezet, de kolenkachels aangemaakt, verduisterd wanneer nodig
en 's avonds stonden ze aan het buffet. Marie zette koffie in grote
pannen en Piet stond achter de tap. Ze kwamen dan meestal pas
om twaalf uur in bed. En 's morgens er weer vroeg uit want als
koster moest Piet de kerkverwarming bijhouden. Marie had daar-
naast ook nog de zorg voor het gezin met vijf kinderen.
Gelegenheid om op vakantie te gaan was er in het begin niet. Het
was zeven dagen in de week klaarstaan. Later ging het gezin naar
Zuid-Limburg en Noordwijk aan Zee.
Taxi of iijltwagen?
Als begrafenisondernemer heeft hij hele trieste dingen mee-
gemaakt, waarover hij liever niet vertelt. In Piet's tijd was het
niet meer gebruikelijk dat de overledene thuis werd opgebaard.
Piet bracht de overledene naar een garage bij de kosterswoning
die daar helemaal voor was ingericht. Hij reed een grijze station-
wagen waarmee hij ook overledenen uit het ziekenhuis ophaalde
Piet en Marie Boeijen, in Iiun flat aan de Hindersteinlaan, jaren
negentig.
-ocr page 87-
87
Hobby's
Sport is jarenlang een grote
hobby van Piet geweest. Voor de
oorlog voetbalde hij vanaf dat hij
een klein jochie was bij PVCV als
keeper in het eerste elftal. Ook zat
hij in de rooms-kathoUeke gymnas-
tiekvereniging Juvenalis. Bij de jaar-
lijkse uitvoering werden dan hals-
brekende toeren uitgehaald waarbij
Piet liet zien geen hoogtevrees te
hebben. Na de oorlog speelde hij in
een mondharmonica-orkest uit
Breukelen. Het was een compleet
Voetbalclub PVCV. Bovenste rij v.l.n.r. Huub van Ling, Herman van Koten, Jos van den Bosch,
Arie de Jong, Cok van Husen, Hennie van Engelen, Jo Jansen en scheidsrechter Gadella. Onderste
rij v.l.n.r.: Frans van der Horst, Piet Boeijen, Dirk Peek, Herman van den Tempel en Piet Sterk.
orkest met een accordeonist, een
pianist en een drummer erbij, dat
uitvoeringen verzorgde op feestjes
en partijen.
In 1985 stopte Piet met zijn werk als begrafenisondernemer
en droeg hij het over aan uitvaartcentrum Barbara in Utrecht. Bij
zijn pensionering als koster in 1988 ontving Piet Boeijen de pau-
selijke onderscheiding Bene Merenti. Piet Boeijen zegt
hierover: "Ik heb mijn werk gedaan. Ik hoef eigelijk heel
geen onderscheiding." Marie kreeg in 1991 beenmerg-
kanker. Ze kreeg vier chemokuren die goed aansloegen en
daarna heeft ze nog zeven jaar goed geleefd. Ze deed
«^ graag aan jeu de boules en samen met Piet ging ze uit en
fietste ze door de omgeving. Ze hoopte altijd het jaar 2000
nog mee te maken maar dat mocht ze helaas niet meer
halen. Ze overleed op 1 augustus 1999.
Piet heeft onlangs in november in goede gezondheid
zijn 82 jarige verjaardag nog mogen vieren met al zijn
kinderen en kleinkinderen. Hij is een echt gezelschaps-
mens, zoals hij het zelf uitdrukt en drinkt nog graag zijn
glaasje jonge klare. Ook rijdt hij nog steeds auto en
brommer. Hij heeft een plakboek vol stickers van plaat-
sen die hij op de brommer heeft bezocht. Velen daarvan
liggen in de streek waar hij in de mobilisatie en meidagen
heeft gelegen. Ook komt Piet nog graag aan zee.
om ze in de garage die dienst deed als mortuarium op te baren.
Bij de begrafenis huurde hij dan een lijkwagen en volgwagens
met chauffeur. Later mocht hij niet meer zijn eigen auto gebrui-
Rooms-katholieke gymnastiekvereniging Juvenalis in het slotstuk van de
jaarlijkse opvoering. Op de onderste rij v.l.n.r.: Arie Ekelschot, Steef Staal,
Christiaan van Gisbergen, Adam Wibbeke, Eef van Dijk, Kees van Dijk
(bakker). Do van Dijk (smid). Tweede rij?, Theo Uittenhout, Jan Geelen,?,?,
Wim Mandjes, Adriaan Fronik. Derde rij: Johan Fronik, Jan Vulto,?,?,
Arie de Jong. In het midden bovenaan nog twee onbekenden en de hoogste in
het midden is Piet.
Noordwijk is hierbij favoriet.
Piet heeft 60 jaar in het kostershuis gewoond waarvan
32 jaar met vrouw en kinderen. De kosterswoning is in
1992 gesloopt om plaats te maken voor het nieuwe
parochiehuis Kerkestein. Van de oude situatie is niets
meer terug te vinden alleen zijn onderduikadres, de kolen-
kelder van de kerk, bestaat nog.
ken omdat hij er ook taxi mee reed. Hij moest kiezen: taxi of
overledenenvervoer. De taxi bracht meer op dus de keuze was
snel gemaakt. Ook de aanzeggingen heeft hij nog lange tijd
lopend gedaan. De laatste overledene die zo is aangezegd door
Piet Boeijen was Piet Oostrom sr, de varkenshandelaar uit de
Schoolstraat, bijgenaamd de Keu. Daarna ging het alleen nog per
circulaire die Piet zelf opstelde en uittypte. Daarvoor heeft hij
nog een typecursus gedaan. Piet moest ook wel eens assisteren
bij een begrafenis in Utrecht. Zo vond pastoor Van Batenburg
eens een briefje waarop stond: "Pastoor, ik ben in Utrecht begra-
ven."
Een laatste taak van Piet was privé-rijden voor pastoor
Beutener. Toen deze niet meer kon fietsen reed Piet hem naar zie-
ken in het ziekenhuis maar ook wel verder naar congressen of
familiebezoek.
De kosterswoning in begin jaren tachtig.
-ocr page 88-
88
Onze straatnamen, oorsprong en betekenis (10)
door J.H.P. Heesters
Nadat in 1954 de gemeenten Vleuten, Oudenrijn, Veldhuizen en Haarzuilens tot de nieuwe gemeente Vleuten-De Meern
waren samengevoegd, kon men gaan denken over grootschalige nieuwbouw. Voor De Meern stonden de ontwikkelingen
van De Meern-Zuid met de wijken Oudenrijn en Veldhuizen op stapel. Voor Vleuten waren dat Odenvelt, Nieuwe Vaart en
een nieuwe wijk ten oosten van de Schoolstraat.
Hinderstein
Onder leiding van Burgemeester J.H. van der Heide werd een
visie voor de toekomst van de nieuwe gemeente Vleuten-De
Meem ontwikkeld. Hierbij moet gedacht worden aan de grote
ruilverkaveling en het ontwikkelen van verschillende bouwloca-
ties. Naast de plannen voor de nieuwe woonwijken moesten er
ook straatnamen bedacht worden. Vooral omdat het ging om vijf
nieuwe wijken vroeg dit veel creativiteit van het gemeentebe-
stuur, gemeenteraad en ambtenaren.
Uit raads- en krantenverslagen wordt duidelijk dat er in
november en december 1963 nogal wat meningsverschillen op
het gebied van de straatnaamgeving zijn geweest. Vooral toen het
ging om straten te benoemen naar nog levende personen. Ook
zijn verschillende straatnamen vastgesteld die later weer zijn ver-
anderd. Dit geldt ook voor de wijk ten oosten van de Schoolstraat
die de naam Hinderstein heeft gekregen. Deze naam is afkomstig
van de toen afgebroken boerderij Hinderstein'. Deze nieuwe wijk
zou ontsloten worden via de Hindersteinlaan vanaf de
Dorpsstraat. Vanuit de Schoolstraat kon deze wijk bereikt wor-
den via de Henri Dunantlaan en de Robert Kochlaanl Voor deze
wijk werd gezocht naar namen van geleerden of zo men wilt van
wetenschappers. In de krant van 4 november 1963 worden als
eerste namen de Semmelweis-, Fleming-, Curie- en Albert
Schweitzerlaan genoemd. Later zijn daar nog een vijftal namen
aan toegevoegd.
Dr. Ooiderslaan
Uit verslagen blijkt dat in 1967 een begin is gemaakt met het
realiseren van het plan Hinderstein en dat voor alle toekomstige
straten een naam was vastgesteld. Op 15 november 1968 kwam
echter een voorstel in de gemeenteraad om naar wijlen dokter W.
Oolders, een Vleutense arts, een straat te noemen. De gemeente-
raad wilde dat voorstel wel honoreren en de beste mogelijkheid
zou een straat zijn bij de andere geleerden in Hinderstein. Omdat
voor die wijk de namen al waren vastgesteld, moest dus naar een
oplossing gezocht worden. Een van de mogelijkheden was om
straatnamen te wijzigen. Waarschijnlijk heeft men toen gezocht
naar een minder bekende geleerde of naar een straatnaam die
minder goed in het gehoor lag. Op 6 december besloot de
gemeenteraad de naam van de Semmelweislaan te veranderen in
de Albert Schweitzerlaan'. Hierdoor kwam de eerder genoemde
Albert Schweitzerlaan vrij. Hiervoor in de plaats kon op 20
december 1968 de dokter Ooiderslaan vastgesteld worden". Het
is niet duidelijk waarom deze beslissing niet in één keer op 6
december 1968 genomen is.
Dokter Oolders is in 1925 geboren en overleed, samen met
zijn zwager, de heer drs. Claessens, na een tragisch ongeval in
1968. In Vleuten was hij een geliefde arts met een grote sociale
en maatschappelijke bewogenheid, die meeleefde met het wel en
wee van zijn patiënten en van hun gezinnen. Vooral bij sterfge-
vallen ving hij de nabestaanden op en steunde hen. Hij had ook
een bijzondere liefde voor kinderen waarvoor hij een actie ont-
ketende tegen gevaarlijke kindertuigjes. Deze actie trok grote
aandacht in de publiciteitsmedia, zelfs tot over onze landsgren-
zen.
Dokter Oolders was een oecumenisch denkend en handelend
man, die intensivering van de intermenselijke contacten steeds
trachtte te activeren. Dit deed hij ongeacht de verschillen in gods-
dienstige of levensbeschouwelijke opvattingen. In Vleuten heeft
hij zich ook ingespannen voor het tot stand komen van een
Sociaal Medisch Centrum en de sociaal-culturele centra in
Vleuten en de Meem. De E.H.B.O. verenigingen hadden zijn bij-
zondere aandacht en hij ijverde voor een aantal grotere E.H.B.O.
posten in de gemeente\
Zonder twijfel zijn zijn grote verdiensten voor de gemeente
en het tragische ongeval aanleiding geweest om in hetzelfde jaar
een straat naar hem te noemen.
Albert Schweitzerlaan
Tot 6 december 1968 was de huidige laan genoemd naar
Ignaz Philipp Semmelweis, een Hongaars verloskundige. Zijn
grootste verdienste is geweest dat hij verband aantoonde tussen
kraamvrouwenkoorts en de gevolgen van besmetting met lijken-
gif. Hij bracht dit in verband met het verrichten van bevallingen
door artsen die direct uit de sectiekamer kwamen. In het alge-
meen ziekenhuis in Wenen, waar hij werkte, schreef hij voor dat
iedereen die hielp bij bevallingen eerst de handen en nagels goed
Dr. Ooiderslaan vanuit het westen
-ocr page 89-
89
met gechloreerd water moesten wassen. Het gevolg van deze
maatregel was dat het sterftecijfer van 12 naar 1% daalde.
Internationaal grotere bekendheid genoot Albert Schweitzer
die op 14 januari 1875 in Kaysersberg in Boven-Elzas was gebo-
ren. Hij studeerde theologie in Straatsburg en werd in 1902 pri-
vaatdocent voor het Nieuwe Testament. Ook genoot hij grote
bekendheid om zijn orgelconcerten en zijn grote kennis van
Johann Sebastiaan Bach. Tevens heeft hij zich enorm ingezet
voor het behoud van oude Silbermann orgels.
In 1905 besloot hij om medicijnen te gaan studeren en zich
als artszendeling in te zetten in West-Afrika en met name in het
vroegere Kongo en Gabon. Hij was een groot voorstander van
medisch missiewerk. In 1913 stichtte hij in Lambarere in Gabon
zijn eerste ziekenhuis waarna er nog velen zouden volgen.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd hij om zijn Duitse nationa-
liteit uitgewezen, maar keerde er daarna weer terug. Zijn levens-
werk financierde hij door het geven van wetenschappelijke voo
Curielaan vanuit het oosten
Waarschijnlijk is in 1965 de naam Henri Dunandaan door de
gemeenteraad vastgesteld. Dit is afgeleid uit de uitbreidingsplan-
nen voor de dorpen Vleuten en de Meem. Daarin wordt de Henri
Dunantlaan als ontsluitingsweg genoemd'.
Fleminglaan
Een van vier eerste straten die in de krant van 4 november
1963 voor de nieuwe wijk Hinderstein is vermeld, was de
Fleminglaan. Deze is genoemd naar Sir Alexander Fleming een
Brits bacterioloog. Hij is op 6 augustus 1881 in Lochfeld, Darvel
in Schotland geboren. Zijn grootste verdienste is de ontdekking
van de penicilline geweest. In 1928 was hij bezig met het kwe-
ken van bacteriën. Op een gegeven moment werd een deel daar-
van besmet door een schimmel van het geslacht Penicillium. Het
gevolg hiervan was dat de bacteriën door de schimmel werden
opgelost. Hieruit concludeerde hij dat de schimmel een anti-bac-
teriologische stof produceerde. Door verder onderzoek, het kwe-
ken van de schimmel en het afzonderen van kleine hoeveelheden
hiervan, ontstond de stof die hij penicilline noemde. Na 1940
werd zijn onderzoek door E.B. Chain en H.W. Horey voortgezet.
Zij waren in staat penicilline op grotere schaal voor geneeskun-
dige doeleinden te maken. Voor de ontdekking van deze stof en
het effect bij verschillende infectieziekten kregen Fleming, Cain
en Florey in 1945 de Nobelprijs voor geneeskunde. Op 11 maart
1955 overleed Alexander Fleming in Londen.
De gemeenteraad stelde op 20 december 1963 de naar hem
genoemde straatnaam vast'.
Curielaan
Curie is de familienaam van het Frans-Poolse echtpaar Pierre
Curie en Marie (Marya) Curie-Skodowska. Pierre Curie in Parijs
geboren op 15 mei 1859 bestudeerde het magnetisme en om zijn
onderzoek te kunnen doen, construeerde hij de balans van Curie.
Hij overleed op 19 april 1906 in Parijs.
Marie Curie is op 7 november 1867 in Warschau geboren,
was eerst een medewerkster van Pierre Curie met wie zij in 1895
in het huwelijk trad. Uit hun huwelijk zijn de dochters Irene en
Eve Denise geboren.
Samen met haar man en Henri Becquerel deed zij onderzoek
naar stralingsverschijnselen. Hiervoor kregen zij in 1903 de
Nobelprijs voor natuurkunde. Samen met haar man ontdekte zij
Henri Dunantlaan vanuit het westen
drachten en concerten. Velen onderscheidingen vielen hem ten
deel. Zo ontving hij in 1952 de Nobelprijs voor de vrede. Op 91
jarige leeftijd overleed hij op 4 september 1965 in Lambarere.
De gemeenteraad stelde in eerste instantie de Albert
Schweitzerlaan vast wat later de Dokter Ooiderslaan zou wor-
den^ Door de wijziging van de straatnamen is de huidige naam
Albert Schweitzerlaan vastgesteld'
Henri Dunantlaan
In principe is Henri Dunant een vreemde in het rijtje van
straatnamen voor de wijk Hinderstein. Hij was geen arts, geleer-
de of wetenschapper maar een Zwitserse bankier, schrijver en
filantroop. Zijn grootste verdienste is geweest dat hij in 1863 het
initiatief nam voor de oprichting van het Intemationale Rode
Kruis. In eerste instantie is deze organisatie opgericht om hulp te
verlenen aan zieke en gewonde militairen in oorlogstijd, aan
krijgsgevangenen, aan burgerbevolking in oorlogstijd en bij
andere conflicten. Later werd de dienstverlening uitgebreid bij
natuurrampen, hongersnood en voor verschillende sociale terrei-
nen. Deze organisatie is onder de naam Rode Kruis in talloze lan-
den en vanaf 1867 in ons land werkzaam. Als Rode Halve Maan
is ze actiefin Islamitische landen. In 1917,1944 enI963 ontving
het Intemationale Rode Kruis de Nobelprijs voor de vrede.
-ocr page 90-
90
hij de bacil die tuberculose veroorzaakt en in 1883 tijdens een
reis naar Egypte ontdekte hij de cholerabacterie. Tijdens een
andere reis naar de tropen ontdekte hij de verwekker en de wijze
van overbrengen van de slaapziekte. Voor zijn onderzoekingen
en ontdekkingen van tuberculose ontving hij in 1905 de
Nobelprijs. Robert Koch overleed in Baden-Baden op 27 mei
1910.
Er zijn geen gegevens bekend wanneer de R. Kochlaan door
de gemeenteraad is vastgesteld. Waarschijnlijk is dit, evenals de
Henri Dunantlaan, in 1963 gebeurd. Ook deze naam stond als
ontsluitingsweg vermeld bij de uitbreidingsplannen van Vleuten-
De Meem
Van Leeuwenhoekplantsoen
Antonie of Antoni van Leeuwenhoek is op 24 oktober 1632
met als doopnamen Thonis Philips in Delft geboren. Hij werd
voor lakenkoopman opgeleid en heeft een korte tijd daarin
gewerkt. Negen jaar is hij kamerbewaarder van de Schepenen in
Delft geweest en daardoor kende hij vader en de zonen Huygens.
Zijn grootste bekendheid heeft hij te danken aan de door hem
vervaardigde microscopen. Hij maakte die van enkele koperen of
zilveren plaatsjes en een zelf geslepen lensje. Met zijn microsco-
pen deed hij talloze ontdekkingen en daardoor wordt hij de vader
van de microbiologie genoemd. Anthonie van Leeuwenhoek is
op 26 augustus 1723 in Delft begraven. Naar hem is het bekende
ziekenhuis voor kankeronderzoek in Amsterdam genoemd.
Het is niet bekend wanneer de gemeenteraad de naam van
Leeuwenhoekplantsoen heeft vastgesteld.
Professor Bronkhorstlaan
Willem Bronkhorst is op 26 juni 1886 geboren. Na zijn art-
senopleiding ging hij zich specifiek op longziekten specialiseren.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog en daarna was tuberculose een
van de meest voorkomende volksziekten. Om deze ziekte te
bestrijden stichtte de Katholieke Arbeidersbeweging, de K.A.B.,
in Bilthoven het sanatorium Berg en Bosch. In 1920 werd
Willem Bronkhorst daar benoemd tot geneesheer-directeur.
Tijdens zijn ambtsperiode ontwikkelde hij nieuwe methoden op
het gebied van röntgen- en sputumonderzoek. Hierdoor kon
tuberculose tijdig ontdekt worden. Na zijn afscheid in 1950 bleek
dat zijn onderzoeken internationaal bekend waren. Zonder twij-
fel is hij één van de grootste pioniers geweest op het gebied van
deze gevreesde volksziekte.
Het is niet bekend waneer de gemeenteraad de naam
Professor Bronkhorstlaan heeft vastgesteld.
Bronnen:
OG = Onze Gemeente
Ghb = Vleuten-De Meem Geschiedenis en historische bebouwing
RbV= Raadsbesluit Vleuten
in 1896 radioactieve stralen en de stoffen die deze met zich mee-
brengen. Vervolgens ontdekte zij in 1898 polonium en weer
samen met haar man radium. Nadat Pierre in 1906 was overle-
den, volgde zij hem als hoogleraar op aan de Sorbonne van Parijs
en was daarmee ook de eerste vrouw die daar les gaf. In 1911
kreeg zij de Nobelprijs voor scheikunde en was daarmee ook de
eerste vrouw die twee keer voor deze hoge onderscheiding in
aanmerking is gekomen. Omdat zij overmatig blootstond aan
radioactieve straling, kreeg zij leukemie waaraan zij op 4 juli
1934 in Sancellemos overleed.
Het is niet bekend of de gemeenteraad op 20 december 1963
aan het echtpaar Curie of alleen aan Marie Curie heeft gedacht
bij het vaststellen van deze straatnaam'".
Louis Pasteurlaan
Deze Franse chemicus en bacterioloog is op 27 december
1822 in het Franse Dole geboren. Hij is de grondlegger geweest
van de biochemie. Dit is een wetenschappelijke tak die zich
bezighoudt met de chemische aspecten van de levende natuur.
Deze wetenschap staat niet op zichzelf en hangt nauw samen met
de organische- en fysische chemie, met biofysica, fysiologie, far-
macologie, microbiologie en genetica. Door al zijn onderzoekin-
gen ontdekte hij het gistingsproces van melkzuur en alcohol. Als
gevolg hiervan ontwikkelde hij methoden om door middel van
gecontroleerde verhitting, voedingsmiddelen en dranken langer
te kunnen bewaren. Dit proces is als 'pasteuriseren' bekend.
Pasteur deed ook onderzoek naar de oorzaak van infectie-
ziekten door bacteriën en hij zocht, met succes, naar medicijnen
om deze ziekten te bestrijden. Wereldberoemd is hij geworden
door de vinding in 1881 van een vaccin tegen hondsdolheid.
Pasteur overleed op 28 september 1895 in Villeneuve-l'Etang bij
Parijs.
Het is niet bekend waneer de gemeenteraad de naam Louis
Pasteurlaan heeft vastgesteld.
R (obert). Kochlaan
Robert Koch was een Duitse huisarts die op 11 december
1843 in Klausthal is geboren. Evenals Louis Pasteur is hij de
grondlegger geweest van de bacteriologie in het algemeen en van
de medische bacteriologie in het bijzonder. Hij bestudeerde aller-
lei bacteriën en was in staat één zuivere bacterie te kweken. Hij
vond een methode uit om deze bacterie op een objectglas vast te
zetten, te kleuren en tenslotte te fotograferen. In 1882 ontdekte
Ghb pagina 262
OG januari 1963
RbV 06-12-1968
RbV 20-12-1968
OG januari 1969
RbV 20-12-1963
7.  RbV 06-12-1968
8. OG januari 1965
9.  RbV 20-12-1963
10.  RbV 20-12-1963
11.  OG januari 1965
Van Leeuwenhoekplantsoen vanuit het zuiden
-ocr page 91-
91
De transformatie (5)
van historische dorpen tot modern Leidsche Rijn
door Wouter de Heus
Het rommelt in de politiek, deze laatste dagen van het zelfstandige Vleuten-De Meern. De Utrechtse gemeenteraad heeft op
7 december j.l. weliswaar een positief besluit genomen over de ontwikkelingsvisie Rijnse Park, maar met een amendement
dat de contouren van het park nog niet vastliggen. Na een jarenlange discussie wordt er een pas op de plaatst gemaakt,
omdat Leefbaar Utrecht één dag voor de verkiezingen met een schetsmatig plan kwam waarin werd voorgesteld het park te
kantelen, zodat het geheel van het park onder de spoorlijn komt te liggen. Voor de cultuurhistorie kan dit verregaande con-
sequenties hebben, denk alleen maar aan de loop van de Oude Rijn en Ridderhofstad Den Engh. De toekomst zal leren hoe
dit akkefietje zal uitpakken. Wordt vervolgd derhalve!
Ook Vleuten-De Meem zelf deed nog een aardige duit in het
zakje. Eind november presenteerde de gemeente een grondaan-
koop van 42 hectare rond de Thematerweg en de Joostenlaan.
Alles ten noorden van de Thematerweg is benodigd voor de
Haarrijnseplas, dat was allemaal al genoegzaam bekend. Echter,
met de gronden rond de Joostenlaan worden we plots geconfron-
teerd. Er zijn verregaande plannen voor een begraafplaats, een
ruitervereniging en eventueel PVCV.
Een aantal afleveringen geleden schreef ik ook over de plan-
nen rond het Haarpad en de Joostenlaan. Misschien staat u dat
nog voor de geest. Ik sprak toen over ongewenste woningbouw -
wat mij betreft ongewenst- aan de westkant van 'het bosje van
Goes' (gelegen aan de zuidzijde van de Thematerweg en noorde-
lijk van het Haarpad). Dit betreft ongeveer de helft van het plan
Haarzicht, pak hem beet 350 woningen. Ik sprak over het ver-
keerde signaal wat er uitgaat van het willen bouwen van wonin-
gen tussen Vleuten en Haarzuilens. Wat mij betreft zou daarmee
de druk op de rest van het stuk groen dat ons nog rest in dat
gebied, ernstig worden opgevoerd. Toen ik hierover in discussie
kwam met een ambtenaar van de gemeente Vleuten-De Meem
werd mij aangegeven dat het plannetje Haarzicht puur was
bedoeld om een mooie en duidelijke grens aan de westelijke
bebouwing van Vleuten te geven. Verder dat ik mij iets in mijn
hoofd haalde om te veronderstellen dat de druk op de rest daar-
mee zou worden opgevoerd. De rest zou blijven zoals het was.
De voorlaatste opmerking was dat de 700 woningen allemaal
nodig zouden zijn om de exploitatie van Leidsche Rijn mogelijk
te maken. En afsluitend werd aangegeven dat het plannetje
Haarzicht al jaren geleden was opgenomen in de Structuurschets
van de gemeente, ergo, ik was wat aan de late kant met mijn
opmerkingen. U begrijpt, gerustgesteld was ik allerminst door
deze mooie woorden. Een paar maanden geleden werd het
gebied ten westen van Vleuten op meerdere fronten weer erg
M 'M
h&X^KJH
E^Sto .jhT^SM^^^^^M
,. .-■.T'-'^'-.C!.^
ïf^-
_^<
l^iË.
• ,
,■ - *■ . ' ^-
F.<^
■3
^^
iSjM'-^
^ggy Jr. -fji^-rm
.■ y^
PI
/'
'^U
^^^^[P^^ïi
lm
't
i *
1
{
,i, f ;-^
^Ê^«..^„-. ,.,
' "3
1 '^^^^M
! -
1
' y^^^^ff^t^""^
a
1
1
i
^^K ^f
1 \
'«^H
''SH
¥
^^RP
K i ,r^Wi.
;** '. i: sif "* iJ~ 5. -
,Am
^
Haarpad tussen Vleuten en Joostenlaan. Rechts net buiten de foto komen woningen. Foto auteur, december 2000.
-ocr page 92-
92
actueel. Eerst was daar in maart van dit jaar de notar'Groengebied
Utrecht-West'. Een boekwerk vol met leuke ideetjes voor het
aanleggen van bossen en recreatiegebieden aan de westzijde van
Vleuten. Rond het Haarpad hebben de schrijvers van deze nota
een recreatiegebied bedacht met glooiende heuvels, mooie beel-
den en wandelpaden. Er moeten dus ingrepen worden gepleegd.
Verder lag er nog de claim van een nader te bepalen bungalow-
bos om de kosten voor de restauratie van kasteel De Haar gedeel-
telijk te financieren. Ik was dus erg gelukkig met de aankoop
door Natuurmonumenten. Een bungalow-bos zal nu denkelijk
van de kaart zijn, want dat accepteren die echte liefhebbers
natuurlijk nooit. Even later was er een twee pagina's groot artikel
in het Utrechts Nieuwsblad dat de beschreven omgeving weer in
de picture plaatste. Dit artikel handelde over bouwactiviteiten in
de provincie Utrecht die in strijd zijn met het Provinciaal
Streekplan. De locatie Haarzicht was een van de woningbouwlo-
caties in strijd met het Streekplan. Weer even terug naar de woor-
den van bedoelde ambtenaar:'u bent wel wat laat met uw opmer-
kingen rond Haarzicht, het staat al jaren in onze Structuurschets'.
Daarom heb ik maar eens de moeite genomen om de
Structuurschets -mei 1997- erop na te slaan. Direct viel mijn oog
op de inhoudsopgave. Er was een onderdeeltje opgenomen
betreffende 'de status van de Structuurschets Vleuten-De Meem'.
Pagina 9:'De Structuurschets heeft formeel beschouwd geen wet-
telijke status en geen juridisch bindende werking.' Zoveel wist ik
zelf ook nog wel, na een paar jaar studie Planologie. Toch is er
maar weer eens mee aangegeven dat we in een zonderling land
leven. We doen aan annexaties omdat gemeenten er op het
niveau van de Provincie met elkaar niet uit komen. We hebben
een Provincie die Streekplannen maakt waar geen mens zich iets
van aantrekt. Gemeenten maken Structuurschetsen die dus niet
voldoen aan Streekplannen, geen enkele wettelijke status bezit-
ten en juridisch niet bindend zijn, maar wel als zodanig naar
voren worden geschoven. Een Raamplancommissie stelt een
nota op voor het Groengebied Utrecht-West. De plannen zijn nog
volstrekt niet democratisch vastgesteld, maar vormen kennelijk
wel het kader voor een Vleutense wethouder om nog een slag om
de arm te houden of er al dan niet een begraafplaats kan komen
rond de Joostenlaan. Iets dat eerst in het Rijnse Park zou komen
-een park dat er voorlopig nog niet is met een gat van 50 miljoen
en door de recente ontwikkelingen ook niet wordt bespoedigd-
maar kennelijk wel zou mogen op een gebied waarop volgens de
'lil»/ ^-W^/^l'
Haat^Ci
Vleuten l\> '. ;/r-','i?'.
I: Haarzicht, 700 woningen. H: Aangekochte grond voor Voorn-
ruiters en Begraafplaats?. Hl: Aangekocht t.b.v. Haarrijnseplas.
IV: PVCV of Recreatiegebied met glooiende heuvels, beelden en
paden? Let op, de grenzen zijn indicatief, want ik kon niet
beschikken over aankooptekening.
ambtenaar geen druk zou rusten er iets anders mee te doen dan
'afblijven met de handjes'.
Het is eigenlijk allemaal nog veel gekken We besteden enorm
veel geld aan een 'Cultuur Historische Effect Rapportage'
(CHER). Daarin geven we zeer belangwekkende elementen aan
waar eigenlijk iedereen vanaf zou moeten blijven. Als je uitein-
delijk kritisch in het veld gaat kijken wat er van terechtkomt,
schrik je regelmatig. We hebben interdepartementale werkgroe-
pen -bijvoorbeeld Belvedère- om alvast de cultuurhistorie nog
beter te verankeren. We proberen met z'n allen een 5e nota
Ruimtelijke Ordening van de grond te krijgen, waarbij de cul-
tuurhistorie een uitgangspunt moet gaan vormen, en geen onder-
geschoven kind. Ik zou nog even door kunnen gaan, maar doe dat
niet. Anders kan ik me voorstellen dat u denkti'die man draait
door'. En wie weet, heeft u daar dan nog gelijk in ook. Het ambi-
valente is namelijk, dat veel
mensen vinden dat er weinig
grootschalige nieuwbouwloca-
ties in Nederland te vinden zijn,
waarbij de cultuurhistorie zo'n
belangrijke plek heeft gekre-
gen. Leidsche Rijn zou nog
zeer fatsoenlijk uit de verf
komen. Is het dan zo droevig
gesteld in de rest van Neder-
land, of heb ik een blinde vlek?
Op het gebied van de cultuur-
historie zijn we in zoverre aan
de winnende hand, dat steeds
meer mensen het belang zien in
het 'historisch verankeren van
nieuwe ontwikkelingen'. In het
'meebouwen met de structuur
van een gebied' in plaats van
Haarpad richting Vleuten. Foto auteur, december 2000.
-ocr page 93-
93
ertegenin bouwen. Toch maak ik me nog steeds veel zorgen over
de goede afloop. Vaak als ik met betrekking tot Leidsche Rijn een
kritische opmerking plaats, krijg ik dezelfde dooddoener te
horen. 'Maar Wouter, we zijn hier wel een stad aan het bouwen!'
Ik poog me dan te redden met een andere dooddoener:'Dat we
een stad bouwen, dat weet ik nu wel. Maar bouwen we een goede
stad, daar gaat het om!'. U snapt het, zo'n discussie, daar kom je
nimmer uit. Toch blijft het van eminent belang dat die discussie
wel steeds gevoerd blijft worden, ook al zit geen ambtenaar of
wethouder daarop te wachten. We hebben namelijk aan het begin
van Leidsche Rijn met elkaar afgesproken -dus met de wethou-
ders en de ambtenaren (eigenlijk met ons zelf derhalve)- dat er
heel veel flexibiliteit ingebouwd moest worden in de plannen.
Dit vanwege de lange looptijd en de voortschrijdende inzichten.
Er moest steeds kunnen worden bijgestuurd. Vooralsnog valt dat
'bijsturen' ernstig tegen. Jawel, er is hier en daar wat woning-
bouw afgeruild. Een beetje meer dure woningen in deelgebied
Terwijde erbij, en wat goedkoop eraf. Veel meer kan ik even niet
bedenken. De flexibiliteit had slechts één doel te dienen: verbe-
teren! Het lijkt er nu vaak op dat de flexibiliteit slechts mogelijk
blijkt als er problemen zijn. Als de kwaliteit moet wijken voor de
kwantiteit of de financiën. Persoonlijk denk ik nog steeds -en
door de recente ontwikkelingen ben ik alleen maar gesterkt in die
gedachte- dat we met z'n allen het laatste stukje groen tussen
Vleuten en Haarzuilens heel hard nodig zullen hebben. Daar
moet niet aan getornd worden door woningbouw en zeker niet
door wat er nu gaande is met betrekking tot sportverenigingen of
kunstmatige recreatie gebieden. De sport zou zijn plek krijgen in
het sportbos, rond de kern van het Rijnse Park. Dit geldt ook voor
een begraafplaats. Leidsche Rijn krijgt totaal 30.000 woningen,
zeg 70.000 inwoners. En iedereen gun ik de wandeling over de
Joostenlaan en het Haarpad richting het Kasteel. En iedereen gun
ik dan het huidige uitzicht over de groene velden naar de
Hamtoren. En het zou een bonus zijn als er nog een boer is die
zijn beesten laat grazen op die groene velden. Sommige dingen
zijn zo mooi, daar hoef je niets meer aan te doen. Sterker, alles
dat je zou doen, maakt het minder. En helaas schijnen we dat in
Artist-impressie van recreatiegebied i.h.k.v. Groengebied
Utrecht-West. Illustratie: DLG, Bert van Mourik.
Nederland niet te kunnen, iets ongemoeid laten. Ieder hoekje en
ieder gaatje moet een functionele bestemming krijgen. Overal
moeten we iets kunnen ondememen. De omgeving rond het
Haarpad is echter iets om al wandelend in stilte van te genieten.
Niets meer en niets minder. Ik zou dus nogmaals willen zeg-
gen:'afblijven met de handjes'.
Naschrift: Op 7 december stond in een krantenartikel dat
minister Pronk de woningbouwplannen rond Haarzicht scherp in
de gaten zal houden, gezien de strijdigheid met het Streekplan.
Wethouders Schuurman begreep niets van de commotie, want
alles zou passen in de plannen. Contact met de ftovincie leerde
mij dat er in het Streekplan inderdaad niets is opgenomen rond
Haarzicht. De Provincie zal afwachten met wat voor een
Bestemmingsplan-voorstel de gemeente gaat komen en zal dan
toetsen of er goedkeuring wordt verleend of niet. Wederom:
wordt vervolgd!
Haarpad richting Eikslaan. Kunt u zich een mooiere wandelroute indenken? Foto auteur, december 2000.
-ocr page 94-
94
Archeologische verkenningen (5)
door J.H. J. Joosten
De herfst ligt al weer achter ons en de winter is aangebroken. Overvloedige regenval heeft het archeologisch onderzoek in
de natte vette klei zwaar bemoeilijkt. Toch heeft de archeologische werkgroep 'Oude Rijn' haar onderzoek in de Haarrijnse
polder naar de omgrachte hofstede die daar volgens oude documenten moet hebben gelegen, tot diep in november voort-
gezet. En met resultaat, muurresten bestaande uit verschillende typen baksteen zijn ontgraven. Dat doet meteen de vraag
naar de bouwhistorie opleven. Hoe de verschillende formaten baksteen aan de beantwoording van deze vraag een bijdrage
kunnen leveren, wordt hieronder besproken. De winter, gedurende welke de graafwerkzaamheden van de werkgroep zijn
stilgelegd, biedt de gelegenheid hier eens diep over na te denken.
Ook het historisch onderzoek heeft resultaat opgeleverd. Uit oude akten blijkt dat de hofstede minstens twee namen heeft
gehad. Een inwoner van Vleuten wist zich zelfs nog een naam voor de plaats waar de hofstede gestaan had te herinneren!
Door een van onze bestuursleden, de heer J.F.K.Kits Nieuwenkamp, werd nog een bijzondere vondst gemeld. Een hard-
stenen kogel uit de Romeinse tijd werd bij graafwerkzaamheden gevonden. Een persoonlijk verslag van de vinder volgt hier-
onder.
Een kogel uit de Romeinse tijd?
Bij grondwerkzaamheden ten behoeve van de bouw van een
opstal nabij het perceel Hof terWeydeweg 9 (de oorspronkelijke,
wellicht middeleeuwse boerderij "Himsmade", thans bewoond
door R.J. de Greve) werd op 18 novemeber j.1. een vermoedelijk
romeinse slinger- of katapult-kogel gevonden.De kogel meet
ongeveer 8 cm doorsnee. Van dit type kogels zijn in Vleuten-De
Meem slechts een drietal eerder gevonden. De vondst bij
Himsmade is bijzonder, omdat daar niet eerder romeinse vond-
sten zijn gedaan. Van Himsmade bestaan oude verkoop-akten,
die teruggaan tot ongeveer 1680. Bewoning vóór deze datum is
overigens zeer waarschijnlijk, omdat de boerderij op de oude
stroomrug van de Rijn is gelegen en daardoor gevrijwaard bleef
van wateroverlast. Deze stroomruggen waren de vroegst-
bewoonde delen van ons laaggelegen woongebied.Gedurende de
periode van ongeveer de jaren 50 tot 300 waren in het castellum
in De Meem de romeinen gelegerd, terwijl er omheen in kleine
nederzettingen de oorspronkelijke inlandse bevolking woonde.
j'TrrTrrTmFvri
» « « ' t t f ■
Katapultkogel. Basaltlava (tefriet) vermoedelyk romeins.
Foto: A.J. van Weerdenburg.
Vanzelfsprekend was er onderling contact en uitwisseling van
goederen. Op deze wijze zou ook de romeinse slingersteen op het
terrein van Himsmade terecht kunnen zijn gekomen. Ook is het
mogelijk, dat de steen in de loop der tijden in het romeinse
gebied is gevonden en werd meegenomen naar Himsmade en
daar weer is verloren.In het romeinse leger waren slingeraars en
steenwerpers. Om hun actie te vergroten werden werpmachines
uitgevonden.De romeinse architect Vitruvius, die leefde in de
eerste eeuw vChr, schrijft op late leeftijd over de tijd van keizer
Augustus (63 vChr - 14 nChr), en geeft beschrijvingen en werk-
tekeningen voor de bouw van Catapultae (werpmachines),
Scorpiones (werptuigen tot het werpen van spitse stenen, pijlen
enz.) en Ballistae (slinger-werptuigen) om speren en stenen te
werpen.
Baltsteen dateren
Iedereen heeft wel eens van kloostermoppen gehoord, grote
bakstenen van wel 32cm lang , 15 breed en 10 dik en soms nog
wel groter. Deze grote 'jongens' zijn tevens de oudsten. Zij heb-
ben een inhoud van ongeveer 5000 cm en wogen over de lOkg.
Omstreeks 1150, toen de baksteen voor het eerst sinds het
vertrek van de Romeinen weer als bouwmateriaal werd toege-
Slingeraar en Steenwerper
-ocr page 95-
95
*•,
1 1
1 1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
i
1
1
(
■ f 1
1 1
I 1
1 t
i 1
i 1
1
1
1
1
i_ 1.
1 1
1 —J—
1
1 ~r
1 1
1
1
.»». 1
f-
1 1
1
1
-slz
1 1
1
1 1
1 1
1 i
f
1
r
1
!
n^
1 i
1
1
!
1
r '
^ 1-
\ 1
! 1
1
1
1
f
1
i
1 j
1 ^ 1
1
l 1
.....\ .
(
l ,
1 [
1
5000
4000
3000
2000
Van 34 gebouwen is de
inhoud van de daarin
gebruikte baksteen uit-
gezet tegen de datering
van het gebouw.
Bron: Expositie" In muren
verborgen," 23-11/21-12
Gemeente Groningen, ver-
werking gegevens
J.H.J.Joosten
1000 4-
"E
ü
1200 1300
jaartallen
1400 1500 1600 1700 1800 1900 2000
De naam van de hofstede
In het archief van Huize den Ham werd een akte aangetrof-
fen( Rijks Archief Utrecht, archief 29-9, Huize Den Ham, 1472
inventaris 29) waarin een hofstede wordt beleend aan Crij stoffel
van Aemstel. Daarin wordt gerept over: "Een Huijsinge, ende
Hofstede, met al wat daer op is, of geset sal werden. Met vier
mergen landts daer aan gelee gen, op Themaet, en des Joncheren
Gerecht van Gaesbeeck...."
Hierin wordt nog geen naam
genoemd, maar wel in een akte 76 jaar later waarin, mogen we
aannemen, dezelfde hofstede genoemd wordt: " ...de Hofstede
genaemt den Amstel, gelegen onder Vleuten, op Themaet. Met
vier mergen landts, daer aen behorende.."
( Rijks Archief
Utrecht 229-9, leenregister den Ham 1472, inventaris 7)
Mogelijk heeft de familie van Aemstel de naam aan de hofstede
gegeven.
In een notariële akte uit 1809 lezen we: "...Zekere Twee mer-
gen Bouwland, gelegen onder den Gerechte van Themaet, voor
de Hofstede de Kooy. Item drie mergen Hooyland, onderden zel-
ven Gerechte, aan den Ouwenaar gelegen. En omtrendtwee mer-
gen Weijland, te voren Boomgaard geweest, alwaar de Huijzinge
en Hofstede de Kooij gestaan heeft...".
( Het Utrechts Archief,
toegang 34-4, notarissen, inventarissen,... 1809 acte 449)
Tenslotte bereikte een van de leden van de archeologische
werkgroep het verhaal, dat vlak na de laatste wereldooriog de
kersen-, appels- en perenboomgaard van nu er toen gedeeltelijk
nog niet was en dat het terrein de "Waterburcht" werd genoemd.
We hopen dat iedereen die hier meer over weet contact met
ons opneemt!
De vragenrubriek
Als u wil reageren op een van de in deze bijdrage gestelde
vragen of een over een ander archeologische onderwerp, neem
dan contact op met: Hans Joosten, Haarpad 36, 345 lAZ Vleuten,
tel.030-6772554.
past, was dit de gangbare maat die aansloot bij de afmetingen
van de tufstenen die tot dan toe gebruikt werden. Vanaf die tijd
tot omstreeks 1700 werden de bakstenen alsmaar kleiner tot som-
mige typen in het midden van de achttiende eeuw een inhoud van
minder dan 800cm hadden. Daarna komen bakstenen van ver-
schillende formaten voor, maar ze werden nooit meer zo groot als
in de middeleeuwen.
De dienst RO/EZ van de gemeente Groningen verzorgde
onlangs een expositie over baksteen in bouwhistorisch onder-
zoek onder de titel "In muren verborgen " en gaf daarbij van ruim
dertig gebouwen de datering en de afmetingen van de gebruikte
bakstenen. In de bij deze bijdrage afgebeelde grafiek staat van
deze gebouwen de inhoud van de bastenen afgezet tegen de date-
ring. Met behulp van deze grafiek is het mogelijk gebouwen
mwweg te dateren, d.w.z. in de buurt van Groningen! Regionaal
kunnen er natuurlijk verschillen zijn. Mocht u over dergelijke
lijsten van goed gedateerde bakstenen hier in de regio beschik-
ken, stuur ze dan naar ons op. Met behulp van deze gegevens
kunnen we dan ook een grafiek voor onze omgeving maken.
Bij de opgraving van de hofstede in Themaet werden de afge-
lopen drie maanden muurresten blootgelegd. Een daarvan, waar-
schijnlijk de zuidelijke muur, is meer dan 50 cm dik en over meer
dan lOm zijn de onderste lagen baksteen bewaard gebleven. De
grootste bakstenen die daarin zijn gebruikt, zijn gezien hun ver-
schillen in kleur en formaat uit diverse ovens afkomstig.
Mogelijk zijn ze ook hergebruikt en dat maakt de datering hele-
maal lastig. Een overwegend rode baksteen had een formaat van:
28x14x6.5, een gelige 30x14.5x6.5 en een bruine 30?xl5x7; ach-
tereenvolgens dus 2548, 2730 en 3150 cml Volgens de
Groningse gegevens zouden ze omstreeks 1500 gedateerd kun-
nen worden.
Tegen deze muur aan en gedeeltelijk in de muur uitgespaard
is een vierhoekig bouwwerkje bestaande uit veel kleinere bak-
stenen opgetrokken. De fundamenten hiervan liggen veel dieper.
Waarschijnlijk is dit een keldertje uit een latere bouwfase.
-ocr page 96-
96
Opa 4
Ik ben weer eens bij opa op bezoek
geweest.
Het is een van de eerste dagen van het nieu-
we jaar.
Opa zat een beetje treurig in zijn stoel, zijn
pet half voor zijn ogen.
Dat ben ik van hem helemaal niet gewend,
hij is altijd vrolijk, en als er iemand op
bezoek komt, heeft hij altijd wel een grap-
je klaar.
Er moet wel iets heel ergs gebeurd zijn,
want hij zit niet gauw in de put.
Na een poosje begon hij zijn verhaal.
Hij vertelde over zijn volkstuin die hij al
jaren heeft, dat is opa's trots.
Ik ben heel wat keren met hem mee
geweest, en hij liet me dan zien wat er alle-
maal groeide. Soms zaten we samen in zijn
modderige rieten schuilhut, met als grapje
op de deur een briefje waarop stond: Sta
even stil, loop niet door, veeg uw voeten,
de mat is ervoor.
Ook was hij erg trots op zijn kleine glazen
kas waar hij druiven in kweekte.
Een mooie tuin en een rustige omgeving,
ja, wel ingesloten tussen grote tuinderijen,
sloten en paden, maar dat gaf geen moei-
lijkheden . Er was vorig jaar wel een
meningsverschil geweest.
De grote tuinder naast opa eiste een strook
van zijn land, hij had dit nodig om wat gro-
tere planten te bouwen.
Bovendien moest het mooie groene pad
verbreed en verhard worden voor betere
bereikbaarheid en vervoer.
Opa gaf maar zo niet toe. Hij voelde zich
koning, of in ieder geval burgemeester, van
zijn stuk land.
Pas nadat de grote tuinder hem beloofd had
dat hij verder dan met rust gelaten zou wor-
den, en dit met een handdruk was bezegeld,
was hij bereid zijn strookje grond af te
staan, zijn glazen kas mocht dan blijven
staan.
Een tijd bleef het rustig, al deden er wel
allerlei geruchten de ronde, opa maakte
zich niet ongerust, en dacht; een man een
man, een woord een woord.
Na een tijd van betrekkelijke rust werden
de geruchten toch waarheid, de grote tuin-
der wilde al het land van opa in zijn bezit
nemen, zelfs de glazen kas moest worden
afgebroken, die moest opa dan maar ver-
plaatsen.
Natuurlijk werd er door opa geprotesteerd,
en om nog sterker te staan riep opa zijn
buren-volkstuinders bij elkaar.
Ze hielden een stemming, en achtennegen-
tig procent was vóór het behoud van hun
eigen en opa's tuin.
Twee sterke personen kwamen opa nog te
hulp. Zij richten een actiegroep op, liepen
met spandoeken en gingen praten met de
hoogste instanties.
"Ja jochie", zei opa, "daar is niet tegen te
vechten. Als je niet zo groot en machtig
bent blijf je gewoon Jan-met-de-pet.
Dat is dus voor het nieuwe jaar beslist, en
daarom ben ik niet vrolijk.
Het mooie groene pad is nu een modder-
poel, mijn schuilhut en mijn glazen kas heb
ik al af moeten breken, verder mag ik nog
wel op mijn tuin blijven, maar zelfs dat
weet je natuurlijk nooit zeker".
Ik was ontroerd en kwaad door dit verhaal
en zei: "Maar opa dat is toch allemaal niet
eerlijk ?"
"Nee jongen", zei opa, "maar leer maar van
mij, in jouw leven zal de geschiedenis zich
nog wel eens herhalen, maar als jij gaat
protesteren is het toch vaak allang beslist.
Daarom, als je zo'n hoge pief een hand
geeft, tel dan altijd later je vingers na".
Opa had zijn verhaal verteld, en lachte
weer; "We blijven doorgaan want we zijn
nog gezond.
Bedenk steeds maar, de mensen misschien
niet, maar het leven kent wel zijn grenzen".
Opa zette zijn schouders en zijn pet weer
recht en we namen afscheid.
De Meem.Theo van den Berg
Illustratie;
Barbara Gravendeel