|
?;"' i" '\^ 3 t» 6 2
|
|||||||||||||||
|
^ ^D
|
|||||||||||||||
|
Van de voorzitter
|
'M
|
||||||||||||||
|
mg\i\HisromscHe vereniging
^ I i^VLEUTKN-Ot MKKRN-HAAiUUiLENS
|
|||||||||||||||
|
Ergens in de herfst van 1980 is in een gere-
nommeerde kapperszaak in Vleuten het idee geboren dat het hoog tijd werd de krachten te bundelen om het cultureel erfgoed in onze dorpen te beschrijven, te verzamelen en voor verder verval te bewaren. Veel was immers in de loop der eeuwen al verdwenen door onkunde en onverschilligheid. Alle ont- wikkelingen wezen erop, dat dat in onze tijd weleens versneld door zou kunnen gaan. Om een lang verhaal kort te maken, het
gebeuren in de kapperszaak leidde op 2 mei 1981 tot de oprichting van de Historische Vereniging Vleuten, De Meern, Haarzuilens, onder leiding van een voorlopig bestuur. Men ging met verve aan de slag. Al in september verscheen het eerste nummer van ons tijdschrift, met o.a. artikelen over de verdwenen ridderhofstad Bottestein en het centrum van De Meern einde 16e, begin 17e eeuw. Een ambitieus programma werd gepresenteerd.Werkgroepen voor o.a. genealogie, archeologie, handschriftkunde en dorpsfilms waren inmid- dels aan het werk. Burgemeester Middelweerd deed een beroep op zijn onderdanen om de vereniging in alle opzichten te steunen. In oktober werd een expositie gehouden: "Wonen, werken en omgeving (Romeinse tijd tot heden)", eerst in De Meern en de daaropvolgende week in Vleuten. Deze trok meer dan 2000 belangstellenden. Het succes bleek ook uit de snelle groei van het aantal leden: in mei 1981 waren dat er 100, ruim een jaar later al meer dan 450 (mede dank zij huisbezoek afgelegd door bestuursleden!). We zijn nu 20 jaar verder.De vereniging telt thans zon 825 leden.
Met gepaste trots kan worden vastgesteld dat het initiatief rijke vruch- ten heeft gedragen. In het documentatiecentrum in de Broederschaps- huisjes in Vleuten is een archief op cultuurhistorisch en genealogisch gebied opgebouwd dat allerwege respect afdwingt. In het Kabinet in De Meern is een interessante verzameling van vondsten en materialen opgebouwd. Leerlingen van de basisscholen worden daar vertrouwd gemaakt met de historie van hun woonomgeving. De archeologische werkgroep was en is actief betrokken bij opgravingen in ons gebied. Ons tijdschrift heeft heel veel onderzoek en studie over het verleden van de streek en haar bewoners vastgelegd en toegankelijk gemaakt. Dit alles is bereikt dank zij de enorme inzet van heel veel vrijwilligers gedurende al die jaren. Wel iets om even bij stil te staan! We gaan nu een nieuwe periode in als wijk in de stad Utrecht. In het
volgende nummer zal ik wat nader ingaan op de vraag hoe het bestuur op alle veranderingen denkt in te spelen. Vooruitlopend daarop en als teken daarvan ziet u dat ons orgaan in een nieuw jasje is gestoken: een modern logo en een andere uitvoering. Dat moet misschien even wen- nen, maar we zijn er van overtuigd dat het ook u zal bevallen. De burgemeester eindigde zijn aanbeveling in het eerste nummer als
volgt: Dankzij de inspanningen van de Historische Vereniging zal blij- ken, dat de historie van deze gemeente veel rijker is dan menigeen tot nu toe kon vermoeden. Daarover zal geen twijfel meer bestaan! P.K. Schenk
Inhoud biz.
Van de voorzitter 1
Verenigingsberichten 2
De Stichtse Burgeroorlog (1) 4
Kosters en schoolmeesters in de 17e eeuw (1) 16
Transformatie (7) 23
Muizen 26
|
|||||||||||||||
|
Colofon
Tijdschrift van de Historische Vereniging
Vleuten, De Meern, Haarzuilens. Verschijnt 4 keer per jaar. ISSN 0928/4893 21e jaargang no. 1 maart 2001 De vereniging is ingeschreven in het
verenigingsregister van de KvK Utrecht eo. onder nummer V 479360 Correspondentieadres
Dorpsstraat 1 3451 BH Vleuten
http://come.to/histvervdm Dagelijks bestuur
Dr. Ir. P.K. Schenk / voorzitter
Telefoon 030-6774915 F.C.G.M. Besouw / secretaris
Telefoon 030 - 6773000 P.G. de Rooij / penningmeester
Telefoon 030 - 6771483 A.J. van Zoeren / vice-voorzltter
Telefoon 030 - 6771263 Ereleden
Mevr. Prof. Dr. C. Isings / Soest
Dr. D.W. Gravendeel / Laag Keppel Gebouwen
Vleuten Broederschapshuisjes
030-6774222
De Meern Het Kabinet Contributie (inclusief tijdschrift)
/ 35.00 per jaar , per post ƒ 13.00 extra
Losse nummers tijdschrift:
ƒ 10.00 leden / ƒ 12.50 niet-leden
Bankrelaties
ABN-AMRO Bank De Meern
rek. 55.66.33.040
Rabobank Vleuten, rek. 36.75.17574
Postbank, rek. 2689200
Redactiecommissie * '
H.E.J. van Essen, J.H.P. Heesters,
W.H. de Heus Mauritslaan 17, 3454 XP De Meern
Telefoon 030 - 6662992 Ontwerp omslag
Peter de Vries
Ontwerp binnenwerk Frank Moed
Druk
Jan Evers / De Meern
|
|||||||||||||||
|
Veren igingsberichten
|
|||||||
|
Op 7 oktober werden voor leden speciale
rondleidingen in kasteel De Haar georgani- seerd, waaraan door 165 personen werd deelgenomen. Van het project ten behoeve van het
omgevingsonderwijs op de basisscholen over de geschiedenis van de Romeinen werd dit jaar door twee scholen gebruik gemaakt. Op 22 mei werd een excursie georgani-
seerd naar de Stevenskerk en het Valkhof- museum in Nijmegen, waaraan door 24 per- sonen werd deelgenomen. Ook dit jaar is de archeologische werk-
groep Ouden Rijn, gevormd door leden van onze vereniging en leden van de Archeologische Werkgemeenschap voor Nederland, weer actief bezig geweest. Een belangrijke activiteit was het onderzoek naar de resten van een zeer oude boerderij annex herberg in de Themater polder, waarvoor dit jaar begonnen werd met opgravingswerk- zaamheden. Bij voortduring is het bestuur alert ge-
weest op de ontwikkeling van de uitbrei- dingsplannen van Vleuten-De Meern. Met het oog op de handhaving van monumentale objecten werd een drietal brieven aan de gemeente gezonden. Aan de raamplancom- missie van de provincie werd een brief geschreven betreffende het concept Raam- plan Groengebied Utrecht-West. Op 9 september organiseerde het Comité
Open Monumentendag een programma in de N.H.kerk in Vleuten waarin de middeleeuwse geschiedenis van ons gebied, met name die van de ridderhofsteden langs de Oude Rijn, centraal stond. Er werd daarbij medewerking verleend door plaatselijke koren. Vanwege het slechte weer was de opkomst matig. Dank zij veel vrijwilligerswerk en een zorg-
vuldig beheer was de financieële positie van de vereniging onveranderd gunstig en sluit de jaarrekening met een batig saldo. Aan het eind van dit verslag wil het bestuur
een woord van dank uitspreken aan allen die zich dit jaar weer op enigerlei wijze voor de vereniging ingezet hebben. Expositie van schilderijen op
koninginnedag Zoals gebruikelijk zullen wij op koninginne-
dag weer open huis houden in de Broederschapshuisjes. Deze zal dit jaar gecombineerd worden met een expositie van schilderijen van plaatselijke schilders, waar- van veel van Jac.Graafland. Deze expositie vindt plaats in de hervormde kerk, Schoolstraat 5. |
|||||||
|
Jaarverslag over 2000
Hierbij geven wij u een verkorte versie van het jaarverslag van de ver-
eniging. Het ledental dat op 31 december 1999 799 bedroeg, vermeerderde
met 60 nieuwe inschrijvingen en verminderde met 36 afschrijvingen, zodat het aantal leden per 31 december 2000 823 bedroeg. Op 14 april werd een algemene vergadering gehouden, waar de
heren T.van den Berg, H.E.J.van Essen, J.H.J.Joosten en P.K.Schenk werden herbenoemd als bestuurslid. Op 3 november werd de functie van secretaris, die 12 1/2 jaar ver-
vuld werd door de heer J.W.Schoonderwoerd, overgenomen door de plaatsvervangend secretaris de heer F.C.G.M.Besouw. Vanaf die datum fungeert de heer Schoonderwoerd als plaatsvervangend secretaris. Het bestuur vergaderde dit jaar 9 keer. Op de donderdagavonden
werden de gebruikelijke contactavonden van het bestuur gehouden. Op 11 november heeft het gemeentebestuur van Vleuten-De Meern
de bijzondere verdiensten van de heer Schoonderwoerd, o.m. voor onze vereniging, gewaardeerd door toekenning van de erepenning in zilver van de gemeente. Om onze statutaire doelstelling van het bevorderen van de kennis van
de historie van onze gemeente gestalte te geven was het beleid ook dit jaar er weer op gericht op uitbreiding van het documentatiebezit van de vereniging en het toegankelijk maken hiervan om de leden en andere belangstellenden zoveel mogelijk informatie over de geschiedenis van de gemeente en haar inwoners te kunnen geven. Gedurende het gehe- le jaar werd daartoe door een aantal vrijwillige medewerkers in het documentatiecentrum in de Broederschapshuisjes op de maandag- en dinsdagmiddag en donderdagavond gewerkt aan het ordenen, regis- treren en toegankelijk maken van onze documentatieverzamelingen, die dit jaar weer verder werden uitgebreid. Ruim 120 personen brach- ten dit jaar een bezoek aan het documentatiecentrum. Onze Internet-site werd dit jaar door rond 150 belangstellenden
"bezocht". Het aantal boekwerken in onze bibliotheek kwam op 1241 en er kwa-
men 20 jaargangen tijdschriften bij. Het aantal foto's in ons fotoarchief kwam op 3675 en het aantal
negatieven op bijna 5700. Er werden dit jaar kopieën geproduceerd van de 8 videobanden van
de Meernse dorpsfilms. Hiervan werden er 443 verkocht. Dit jaar konden weer 4 nummers van ons tijdschrift gerealiseerd wor-
den met in totaal 96 pagina's tekst. Er werden 23 artikelen geplaatst van 9 auteurs.
Ter gelegenheid van koninginnedag op 29 april en van de Vleutense
markt op 26 augustus werden in de Broederschapshuisjes weer open dagen gehouden, waar kleine exposities werden ingericht. Na de algemene vergadering op 18 april werd door de heren Trüm
en Odijk een lezing gegeven onder de titel "De van Zuyiens door de eeuwen heen". In de loop van het jaar werd viermaal een lezing over de geschiede-
nis van de gemeente gegeven en werden voor 3 groepen belangstel- lenden rondleidingen en lezingen in het Kabinet verzorgd. Op 28 januari, 24 maart, 28 april en 6 oktober werden in De Schalm
in De Meern een eerste vertoningen gegeven van de op videobanden overgezette dorpsfilms van De Meern, die samen door meer dan 500 personen werden bezocht. Op 3 dinsdagavonden in november werd een cursus "Genealogie
voor beginners" gegeven, waaraan 7 personen deelnamen. Op 23 september nam de vereniging deel aan de voorlichtingsdag
voor nieuwe inwoners van de wijk Veldhuizen. |
|||||||
|
wandeling door onze gemeente. Hierin zullen
vele interessante beelden uit onze dorpen worden vertoond, waaronder verschillende die wij kortgeleden verkregen hebben van leden van de Filmclub De Broederschap, en die nog niet eerder door ons werden ver- toond. Naast de leden zijn ook andere belangstel-
lenden hierbij welkom, de toegang is gratis. Nieuwe vormgeving
Na twintig jaar bijna onveranderd te zijn uit-
gekomen, vond de redactie dat we dit jubi- leumjaar moesten benutten voor een be- scheiden aanpassing aan ons blad. De ver- anderingen dienen de volgende doelen: het verhogen van herkenning en leesbaarheid, het verkrijgen van milieuvoordeel en het ver- lagen van de kosten. Het verhogen van de herkenning is terug te vinden in het door Peter de Vries ontworpen nieuwe logo. Peter ontwikkelde ook het oude logo, maar ook hij was van mening dat er iets moest verande- ren. Enerzijds omdat het oude logo teveel deed denken aan het logo van de gezamen- lijke kerken. Anderzijds omdat in het oude logo de verschillende kernen van de oude gemeente Vleuten-De Meern en Haarzuilens niet voldoende te herkennen waren. Het nieu- we logo doet aan iedereen recht. Vleuten levert de toren van Ridderhofstad Den Ham, De Meern levert een duiventoren van Ridderhofstad Voorn en Haarzuilens is te her- kennen aan een van de torens van Kasteel de Haar. De leesbaarheid wordt verbeterd door gebruik te maken van een schreefloze letter en twee verschillende kolommen. Het weg- vallen van de 'haaltjes' aan de oude letter doet de tekst minder 'zweven'. Door ver- schillende kolombreedtes te hanteren, kun- nen we gemakkelijker uit de voeten met lig- gende en staande foto's, zonder al te vaak 'uit het stramien' te lopen. Dit maakt het aan- blik rustiger. Milieuwinst wordt gehaald door gebruik te maken van een volledig houtvrij, ongebleekt Bioset papier. Omdat het papier tevens goedkoper is dan het vorige, bespa- ren we ongeveer 20% op de kosten. Als laat- ste hebben we een grote hoeveelheid adver- tenties aangepast qua lay-out. Graag bedan- ken we Frank Moed voor het vormgeven van het binnenwerk en Peter de Vries voor het nieuwe logo. We bedanken Drukkerij Jan Evers voor het schenken van een extra kleur en Astrid en Heleen voor de extra inzet bij het omschakelen naar het nieuwe ontwerp. Wij zijn tevreden over het resultaat, maar zijn pas echt tevreden als u vindt dat de veran- deringen verbeteringen betreffen. De redactie. |
||||||||||
|
Provinciale Archeologische Kroniek
In de afgelopen jaren verschenen de uitgaven van de Provinciale
Archeologische Kroniek over de jaren 1970 t/m 1997. In december 2000 is in deze door de provincie Utrecht en de Stichting Publicaties Oud-Utrecht uitgegeven serie het boekje over de jaren 1998/1999 ver- schenen. In die jaren zijn op veel plaatsen in onze provincie opgravin- gen uitgevoerd. Er is uitgebreid gespeurd en er zijn vele belangrijke vondsten gedaan. Van de 240 bladzijden van dit boekje betreffen er 50 Vleuten en De Meern. De kroniek is voor leden te koop in ons docu- mentatiecentrum in de Broederschapshuisjes in Vleuten voor de prijs van ƒ 5,- (winkelprijs ƒ 12,50). Contributiebetaling
Vele leden hebben gevolg gegeven aan ons verzoek om de contribu-
tie vóór 1 februari te voldoen. Een aantal deed dit nog in februari, doch een (klein) aantal heeft dat tot nu toe niet gedaan. Wij verzoeken deze leden nogmaals om ons werk gemakkelijker te
maken en de contributie nu per omgaande te voldoen. Ter herinnering is nog een 2e acceptgiro bijgevoegd. Uitnodiging algemene ledenvergadering
Hiermee nodigen wij de leden uit voor de algemene vergadering van de
vereniging, welke gehouden zal worden op dinsdag 24 april 2001 in het Verenigingsgebouw, Zandweg 147 De Meern.Aanvang 19.30 uur Agenda
|
||||||||||
|
Opening.
Notulen van de vorige vergadering.
Jaarverslag over 2000. Rekening over 2000: a. Verslag van de controlecommissie;
b. Goedkeuring rekening en balans.
Benoeming nieuwe controlecommissie. Vaststelling begroting voor 2002 en contributie voor 2002
(ongewijzigd).
(Her)benoeming bestuursleden.
|
||||||||||
|
8. Rondvraag en sluiting.
Het bestuur,
P.K.Schenk, voorzitter
F.C.G.M.Besouw, secretaris.
Toelichting
Agendapunten 3, 4 en 6: De hier bedoelde stukken liggen voor de
leden ter inzage op dinsdag 17 april en maandag 23 april van 14.00 - 17.00 uur en op donderdag 19 april van 19.30 - 22.00 uur in de Broederschapshuisjes, Dorpsstraat 1 in Vleuten. Agendapunt 7: Volgens het rooster van aftreden zijn dit jaar de heren
J.F.K.Kits Nieuwenkamp, A.W.Koot, J.W.Schoonderwoerd en A.van Zoeren aan de beurt om af te treden. Hiervan is de heer Schoonderwoerd herkiesbaar en wordt door het bestuur candidaat gesteld. Daarnaast wordt door het bestuur de heer R.W.Pouw te Vleuten candidaat gesteld. Door tenminste tien leden kunnen ook can- didaten worden voorgedragen. Deze voordracht dient uiterlijk drie dagen vóór de vergadering bij de secretaris te worden ingediend. Dia-presentatie
Aansluitend aan de ledenvergadering is er om 20.00 uur een bijeen-
komst, waar een dia-presentatie gegeven zal worden, getiteld: Een |
||||||||||
|
door Arie A. Manten
DE HAAR CONTRA DEN HAM De Stichtse Burgeroorlog (1)
Dit verhaal gaat over de Stichtse Burgeroorlog van 1481 - 1483. Een oorlog die tot nog bijna een eeuw nadien,
tot in het begin van de Tachtigjarige Oorlog (1568 - 1648), door de mensen in Breukelen en omgeving de Grote Oorlog werd genoemd.' Hij heeft dus een diepe indruk gemaakt en nagelaten. In Holland sprak men van de Utrechtse Oorlog. Toch wordt aan die oorlog, tot mijn verbazing, in de grote driedelige geschiedenis van de provincie Utrecht, die
in 1997 verscheen,' nauwelijks aandacht besteed. Dat verzuim wil ik een beetje helpen herstellen. Ik doe dat vanuit een regionaal perspectief, wat wil zeggen dat ik aan de lotgevallen van mensen uit het westen van de provincie Utrecht en gebeurtenissen die zich hier voltrokken wat meer aandacht zal geven dan aan de rest. Als er vandaag de dag in de provincie Utrecht iets gebeurt, sla je de krant op of zet je de radio of TV aan en de zaak Is meestal snel duidelijk. Als het om gebeurtenissen in de ver achter ons liggende Middeleeuwen gaat, ligt het minder eenvoudig. In de tweede helft van de 15de eeuw waren de omstandigheden in diverse opzich- ten anders dan nu. Eerst moet ik u dus wat achtergrondinformatie verschaffen. |
|||||||
|
ter voor een belangrijk deel elders, in de
politiek van de Bourgondische hertogen. Hun rijk was één van die opkomende nieu- we machtscentra. Daarom kan ik er niet omheen mijn verhaal over deze oorlog bij die Bourgondiërs en zo'n 120 jaar vóór 1481 te laten beginnen. Omdat er in wat volgt nogal wat namen
voorkomen, heb ik de Afbeeldingen 2 en 4 gemaakt. Als u daar van tijd tot tijd ook een oog op slaat, is het verhaal hopelijk wat makkelijker te volgen. In 1361 overleed de laatste hertog van
Bourgondië uit het geslacht Capet; zij wa- ren leenmannen geweest van de Franse ko- ning. De Franse koning Jan II kon toen dus vrij beslissen wie hij daar als opvolger wenste te benoemen. Dat werd zijn eigen, jongere zoon Filips, bijgenaamd de Stoute, die zichzelf al spoedig Filips van Bour- gondië ging noemen.' Vader en zoon zagen belangrijke mogelijkheden in het hertog- dom Bourgondië. Als zoon van de koning kon Filips zijn ambities om een belangrijk man te worden gemakkelijker uitleven dan een gewone leenman. En ambities had Filips de Stoute, dat had hij op het slag- veld, waar hij zich zijn bijnaam verwierf, al duidelijk getoond. Filips trouwde kort na zijn benoeming tot
hertog van Bourgondië met de toen nog maar 19 jaar oude weduwe van zijn voor- ganger, de Vlaamse prinses Margaretha van Male. Daarmee kreeg hij tevens het recht te zijner tijd zijn schoonvader op te volgen in Vlaanderen. Bovendien kreeg Filips van Bourgondië door dit huwelijk het vooruitzicht op nog veel meer landen, die zijn vrouw in de toekomst zou erven. Tot die landen behoorden onder meer Franche- Comté, Artois, Brabant en Limburg. De uit- |
|||||||
|
Bisschop als wereldlijk bestuurder
Tot 1528 was in het Sticht Utrecht niet alleen de geestelijke, maar
ook de wereldlijke macht in handen van de bisschop van Utrecht. Dat samengaan begon ai in de 10de eeuw. In die tijd was zoiets niet on- gewoon. Sedert de Romeinse keizer Constantijn de Grote in 312 tot het christendom was overgegaan, gold de ideologie van de Kerk Gods als christelijke én politieke gemeenschap. De maatschappij be- schouwde men als fundamenteel afhankelijk van het christelijk ge- loof, omdat die maatschappij toen gezien werd als een christelijk ge- menebest, Gods Stad op aarde. Kerk en wereld, paus en keizer hadden een gemeenschappelijk uitgangspunt: in een christelijke sa- menleving leefde men naar Gods geboden en deze hadden zowel in de geestelijke als in de wereldlijke sfeer het hoogste gezag.^ Het ideaal van één christenheid onder één, met de kerk samen-
werkend, wereldlijk gezag leefde na het Romeinse Rijk verder in het Frankische Rijk, waarvan Karel de Grote de bekendste keizer was. Het uiteenvallen van de politieke eenheid van het christelijke ge- menebest, enige tijd na Karel de Grote, zorgde voor complicaties, maar de idee van één grote eenheid leefde voort. Ze kreeg nieuwe impulsen met de kroning van koning Otto I tot keizer in Rome in 962. Zijn zeer uitgestrekte Duitse Rijk werd gezien als de opvolger van het christelijke gemenebest waarover Karel de Grote had geregeerd.^ Het was deze koning/keizer Otto die als eerste de bisschop van
Utrecht tevens met wereldlijke macht bekleedde. De regionale be- stuurders, leken zowel als geestelijken, dus hertogen en graven zo- wel als bisschoppen, waren staatsrechtelijk leenmannen van hun vorst. Achtereenvolgende opvolgers van keizer Otto droegen tot hun kro-
ning tot keizer de veelzeggende titel van rooms-koning; slechts een bekroning door de paus van Rome scheidde die wereldlijke macht- hebber nog van de keizerstitel. Mogelijk herinnert u zich dat ook Willem II graaf van Holland en Zeeland tot rooms-koning verkozen is geweest (1247). In de 12de eeuw begon de aantasting van de idee van het chris-
telijke gemenebest. Op verschillende plaatsen ontstonden nieuwe machtscentra. Maar het duurde enkele eeuwen voordat die een- heidsgedachte grotendeels verloren ging. De groeiende invloedssfeer der Bourgondiërs
Bij het woord "burgeroorlog" wordt al snel gedacht aan een beperkt,
regionaal conflict. De oorzaak van de Stichtse Burgeroorlog lag ech- |
|||||||
|
breiding van zijn Bourgondische rijk had een vlotte start.
Door het huwelijk van de dochter van Filips de Stoute, Margaretha
van Bourgondië geheten, met graaf Willem VI van Beieren, graaf van Henegouwen, Holland en Zeeland, kwamen nieuwe gebiedsuitbreidin- gen in zicht. Deze twee trouwden in 1385; op dezelfde dag trouwde, eveneens in Kamerijk, zoon Jan van Bourgondië, genaamd Jan zonder Vrees, met Margaretha van Beieren.^ De Bourgondiërs namen met deze dubbele verbintenis tussen de families Van Bourgondië en Van Beieren geen risico dat een lonkende machtsuitbreiding hen toch zou ontgaan. Jan kreeg tijdens zijn bewind over Bourgondië, dat in 1404 begon, te
maken met de Franse koning Karel VI, die aan langdurige aanvallen van zwakzinnigheid leed. Het machtsvacuüm dat aldus ontstond bracht de Bourgondische familieleden van de koning er toe de macht te grijpen. Dat werd echter door het huis van Oriéans en het huis van Armagnac gedwarsboomd. Een slopende Franse burgerkrijg volgde.^ De Stichtse Burgeroorlog was dus niet de enige burgeroorlog waarin een Van Bourgondië een belangrijke rol speelde. Jan zonder Vrees, die zijn Bourgondische rijk met enkele Franse ste-
den uitbreidde, werd in 1419 opgevolgd door zijn zoon Filips de Goede. Behalve met zijn wettige echtgenote onderhield deze Filips ook relaties met 24 andere vrouwen, bij wie hij ten minste 17 bastaardkin- deren had. Daarvan zullen we er drie in ons verhaal tegenkomen. Ondanks al zijn amoureuze bezigheden had Filips de Goede toch nog tijd om in 1433 Holland, Zeeland en Henegouwen definitief binnen zijn rijk te halen. Bovendien kocht hij Luxemburg van Elisabeth von Görlitz, een oude weduwe die niets dan schulden had.' Een moeilijkheid was dat Filips' gebieden niet aaneengesloten lagen,
maar in twee blokken, ruim 200 kilometer van elkaar en gescheiden door het grondgebied van de aan elkaar grenzende hertogdommen Bar en Lotharingen. Om van het "Benelux" deel van zijn rijk naar Bourgondië en Franche-Comté te komen, moest men door het Franse graafschap Champagne heen (zie afbeelding 1). Over de volgende poging tot uitbreiding van de Bourgondische
invloedssfeer, over het Sticht Utrecht, zullen we het zometeen hebben. Filips de Schone had er slag van belangrijke edellieden in zijn Bourgondische gebied blijvend aan zich te binden. Een voorbeeld is de stichting van de beroemd geworden Orde van het Gulden Vlies. Daarmee vormde Filips een elite van hoge edelen die met hun opname in de orde de ordesouverein verzekerden van hun trouw en bondge- nootschap in ruil voor bijzondere voorrechten. Uiteraard hanteerde Filips naar buiten toe vooral idealistische en religieuze motieven: het streven naar het herleven van de Middeleeuwse ridderidealen en het verdedigen van de christelijke kerk (het kruistochtidee). Kleine lokale bestuurseenheoen
Het plaatselijke bestuur in het Sticht Utrecht was in die tijd zeer ver-
brokkeld.Het gebied van de huidige Gemeente Breukelen was toen ver- deeld over ruim twintig zogeheten gerechtsheerlijkheden, kortweg gerechten genoemd. Een enkel gerecht had een naar verhouding rede- lijk grote omvang, zoals het Breukelen-Bisschopsgerecht, dat ten noorden, westen en zuiden van het veel kleinere gerecht het Ronde Dorp van Breukelen lag. Als ander uiterste waren er ook hele kleine gerechtsheerlijkheden bij, die slechts een handvol boerenbedrijven groot waren (Breukelerwaard, Vijfhoeven, Portengen-Nijenrodes- gerecht). Kockengen was in de tweede helft van de 15de eeuw opge- deeld in drieën: het Kockengen-Montfoortsgerecht, het Kockengen-De Haargerecht en het Kockengen-Van Lockhorstgerecht.^ Spengen, Portengen-Zuideinde, Laag-Nieuwkoop en Vijfhoeven (ten zuiden van Kortrijk) waren vanaf het begin afzonderlijke gerechtsheerlijkheden. In 1476 werden echter Laag-Nieuwkoop en Portengen-Zuideinde samen |
||||||||||
|
^— Grens van liat Heilig* nooow* Rijk
^^ souroondlscha g«bl«dm cndvr Filips d« Gosito
|
||||||||||
|
3TKKEN EN LANDEN ONDER DE BOURGONDISCHE HERTOGEN
UIT HET HUIS VAU)tS |
||||||||||
|
Afb. 1. Het Bourgondische rijk ten tijde van
Filips de Goede van Bourgondië (Van Voorst van Beest, 1977, biz. 25). Gebieden die alleen onder Bourgondische invloed stonden, zoals het bisdom Utrecht, zijn niet meegerekend. onder dezelfde gerechtsheer geplaatst, de
heer van Den Ham.' De Gemeente Vleuten-De Meern van anno
1999 was in de Late Middeleeuwen wat min- der sterk versnipperd, maar telde toch ook nog zo'n vijftien gerechtsheerlijkheden, waarvan Vleuten de grootste en belangrijk- ste was. Het deel dat geruime tijd de Gemeente Haarzuilens vormde, omvatte vroeger de gerechtsheerlijkheden De Haar, Loefsgerecht van Ruwiel, de Hegge op Themaat, Themaat en Themaat op den Engh.'" Binnen het Nedersticht, dus het gewest
Utrecht, was de burggraaf van Montfoort, die tevens heer was van het Kockengen- Montfoortsgerecht, een belangrijk man. Een verbond met bisschop Rudolf van Diepholt bezorgde burggraaf Hendrik IV de Rover van Montfoort in het midden van de 15de eeuw het recht om binnen zijn Montfoortse gebied opnieuw de hoge heerlijkheid uit te oefe- nen." De hoge heerlijkheid betrof de recht- spraak in ernstige criminele zaken die tot lijf- straffen of zelfs de doodstraf konden leiden. Hoeken en Kabeljauwen,
Lichtenbergers en Lockhorsten Niet lang daarna veranderde de politieke
situatie in het Sticht Utrecht ingrijpend. Op 24 maart 1455 overleed bisschop Rudolf van Diepholt op zijn kasteel Ter Horst bij Rhenen. Meteen begon, net als bij de vorige |
||||||||||
|
bisschopsvacature, een machtsstrijd om de opvolging. De oude tegen-
stelling in de stad Utrecht tussen de Lichtenbergers en de Lokhorsten (die tevoren bekend stonden als de Gunterlingen) laaide in volle hevig- heid weer op. De Lichtenbergse partij had vooral veel aristocratische aanhang en voelde zich verwant aan de Hoekse partij in Holland, terwijl de Lokhorsten in het bijzonder werden gesteund door de over het algemeen zeer mondige ambachtslieden; zij stonden als Kabeljauws- gezind te boek. De Kabeljauwen (die achtergrondinformatie is voor het verstaan van
de gebeurtenissen die volgden heel belangrijk) waren voorstanders van een krachtig gewestelijk gezag, waaronder orde en welvaart konden gedijen. De adel met Hoekse sympathieën was vooral uit op behoud en versterking van eigen macht en had dus een voorkeur voor een zwak- ke gewestelijke bestuurder. Zij waren toen de mensen van het halen- hebben-houden, de conservatieven. De herkomst van de namen Hoeken en Kabeljauwen is onzeker. Bisschopsverkiezing van 1455
Formeel moesten de kapittels de nieuwe bisschop aanwijzen. De sym-
pathie van veel kapittelheren ging traditioneel uit naar de Lichtenber- gers. In die hoek bestond een voorkeur voor de Domproost Gijsbrecht van Brederode, die evenals de overleden bisschop Rudolf van Diepholt Hoeks/Lichtenbergsgezind was. Een bisschopsverkiezing was echter |
eerder dat jaar de stad Utrecht uit waren
gezet, mochten terugkeren en dat zijn adel- lijke medestanders hun gewapende aanhan- gers binnen de stad mochten brengen.'* Al spoedig kreeg Gijsbrecht het echter aan
de stok met de "kleine luiden" van de gilden, die hij - telg uit een eeuwenoud adellijk geslacht - niet als gelijkwaardige partners in het stadsbestuur wenste te dulden. Een opstand hing in de lucht, maar Gijsbrecht zag kans zijn tegenstanders tijdig de stad uit te laten zetten. Voortzetting van de
bourgondisch-hollandse machts- politiek Filips de Goede van Bourgondië nam met de
afloop van de bisschopsverkiezing geen genoegen. Hij wist paus Calixtus III af te hou- den van een officiële benoeming van de elect-bisschop Gijsbrecht van Brederode. Vervolgens beloofde Filips de paus onder meer dat hij een kruistocht naar het Heilige Land zou organiseren (die overigens nooit is uitgevoerd). Door dergelijk gemanipuleer kreeg hij de paus zover dat hij David van Bourgondië toch nog als bisschop van Utrecht aanwees.'^ Hierna stelde Filips eerst zeker dat hij in
Holland over voldoende steun kon blijven beschikken voor de verdere uitvoering van zijn beleid. Behendig haakte hij in op de vrees voor machtsuitbreiding door de Van Brederodes, die nog altijd bij de Hollandse steden bestond, nadat die zich in 1444 en 1445 duidelijk hadden opgesteld als leiders van de Hoekse factie binnen de Hollandse ridderschap.'^ Later was de opstelling van de Van Brederodes weliswaar soepeler geworden, mede doordat ze van de Bourgondiërs hoge functies toebedeeld kre- gen, maar de mogelijkheid van een nieuwe confrontatie werd beslist niet uitgesloten geacht. Het perspectief van een Van Brederode op de Utrechtse bisschopszetel stond de Hollandse steden daarom beslist niet aan. Bovendien hoopten ze dat de steeds weer opstekende politieke spannin- gen tussen Holland en Utrecht zouden ver- minderen als in beide gewesten een Kabeljauwse landsheer aan het hoofd zou staan. Dus gaven ze Filips zonder veel gepa- laver hun steun. De Hollandse stadhouder Joost van Lalaing en hertog Jan van Kleef probeerden de Stichtenaren te bewegen David toch maar als hun heer te erkennen. De steden Amersfoort en Rhenen toonden zich daartoe bereid, maar het Lichten- bergs/Hoekse bestuur in de stad Utrecht, waar door de elect Gijsbrecht van Brederode |
||||||||||||||||||||
|
Genealogie van de leden van het Bourgondische huis die in dit ver-
haal een rol spelen Filips de Stoute
|
|||||||||||||||||||||
|
-------------------1
Margaretha van Bourgondië
X Willem VI van Beieren, graaf van Henegouwen, Holland en Zeeland |
|||||||||||||||||||||
|
Jan zonder Vrees van Bourgondië
X Margaretha van Beieren |
|||||||||||||||||||||
|
Filips de Goede van Bourgondië
|
|||||||||||||||||||||
|
bastaardzonen, onder andere
I
David van Bourgondië Anton van Bourgondië
Filips van Bourgondië |
|||||||||||||||||||||
|
Karel de Stoute van Bourgondië
|
|||||||||||||||||||||
|
Maria de Rijke van Bourgondië
X Maxüniliaan van Habsburg |
|||||||||||||||||||||
|
Afb. 2. Genealogie van de leden van het Bourgondische huis die in dit
verhaal een rol spelen. al lang geen puur Stichtse aangelegenheid meer.'^ De Kabeljauws-
gezinde graaf van Holland, hertog Filips de Goede van Bourgondië, zag in de bisschopskeuze een goede mogelijkheid om zijn greep op het buurgewest te vergroten en wenste daarom zijn bastaardzoon David van Bourgondië op de Utrechtse bisschopszetel; deze was sinds enke- le jaren bisschop van Térouanne (Terwaan) in Artois. De hertog van Gelre schoof om soortgelijke redenen Steven van Beieren als kandidaat naar voren. Op 7 april 1455 kwam het kiescollege, het Kapittel-Generaal, in
Utrecht bijeen. Toen het tot een stemming kwam, gingen de ruim zeventig uitgebrachte stemmen bijna allemaal naar de Domproost Gijsbrecht van Brederode; twee stemmen gingen naar Steven van Beieren en de Bourgondische kandidaat David kreeg geen enkele stem. Daarmee werd Gijsbrecht van Brederode de bisschop-elect van het bis- dom Utrecht. De meerderheid van de Utrechtse adel was daar heel gelukkig mee. De Staten van Utrecht benoemden hem op 18 septem- ber 1455 alvast tot "ruwaard" (landvoogd)." Van de stedelijke Raad kreeg hij al spoedig gedaan dat zijn LichtenbergsAloekse vrienden, die |
|||||||||||||||||||||
|
en zijn aanhang nog maar kort tevoren een dreigend oproer van de
Kabeljauwsgezinde gilden met harde hand onderdrukt was, wilde daar niet van horen. De aldus ontstane situatie overziende, besloot Filips zijn militaire
hoofdkwartier op 30 juli 1455 te verplaatsen van Woerden naar IJsselstein, niet ver van de stad Utrecht. Altijd voorzichtig, gaf deze geslepen diplomaat prioriteit aan het uitoefenen van druk boven direct gewapend ingrijpen. Af en toe liet Filips in het legerkamp de trompet- ten en bazuinen klinken en de kanonnen bulderen, om zo de Utrechters duidelijk te laten voelen dat het voor hen weinig zin had het op een strijd te laten aankomen. De meesten begrepen die boodschap.'^ Ook Gijsbrecht van Brederode gaf toe. Hij deed afstand van zijn func-
tie als gekozen bisschop en als regent, tegen een ruime geldelijke ver- goeding. In de vrede van IJsselstein werden de nieuwe machtsverhou- dingen vastgelegd." Bourgondische machtsovername in Utrecht
In 1456 werden stad en Sticht Utrecht daadwerkelijk en demonstratief
binnen de Bourgondische invloedssfeer gebracht. Hertog Filips trok op 5 augustus van dat jaar met een luisterrijk gevolg de stad binnen. Al spoedig liet hij ook zijn bastaardzoon David daarheen komen. Nog in diezelfde maand augustus werd David van Bourgondië geïnstalleerd als bisschop van Utrecht. Eerst nam hij de wereldlijke macht in handen, daarna liet hij zich in de Domkerk ook met de geestelijke macht bekle- den. Een tijdgenoot beschreef hoe David zijn intrede als bisschop hield
temidden van een gevolg van edelen. Hij was gekleed in harnas, alsof hij een veroveraar van het land was, een wereldlijk vorst. De genoem- de schrijver beschouwde het als een uiting van typisch Bourgondische hovaardij.'^ David zou maar liefst 40 jaar, tot in 1496, bisschop van Utrecht blijven. Het door het vertrek van bisschop David vrijgekomen bisdom Ter-
waan werd toegewezen aan de Bourgondië-getrouwe graaf van Vaudemont. In zijn machtspolitiek liet Filips de Goede geen gat vallen. Voor de Hoeken in het Sticht was het aantreden van bisschop David
een grote omschakeling. Tegenover de aartsrivaal Holland, met meest- al een Kabeljauwse graaf aan het hoofd, helde de Utrechtse bisschop gewoonlijk over naar de Hoekse zijde. Dat was de in het gewest Utrecht relatief sterke Hoekse factie al die tijd goed van pas gekomen. En de Hoeken in Holland hadden, als ze het op hun thuisfront te benauwd kregen, dichtbij een veilige uitwijkplaats gehad. Nu echter had ook Utrecht een Kabeljauwsgezinde landsheer. Veel Stichtenaren vrees- den dat met de installatie van bisschop David van Bourgondië een nieuw tijdperk begonnen was, waarin van hun gewestelijke onafhanke- lijkheid niet veel zou overblijven. En de Hoeksgezinde Hollanders voel- den zich opgesloten in eigen land. |
||||||||||||
|
den, zonder meer weer als volwaardige bur-
gers op te nemen. Een van de ergst ontevredenen met de wij-
ziging in het landsbestuur was de Hoekse burggraaf Hendrik van Montfoort. In oktober 1456 steunde hij de tegenstanders van de Bourgondiërs door met een gewapende macht de stad Utrecht in te gaan." Bijna een jaar later, in de nacht van 25 op
26 september 1457, ontkwam de bisschop, die intussen uit de stad Utrecht was verdre- ven, in het aan de Bourgondiërs wat loyalere Amersfoort aan een aanslag door Reinoud van Brederode en Hendrik van Montfoort. David van Bourgondië kreeg daarna steun
van zijn halfbroer Anton, die in het Sticht enigszins orde op zaken wist te stellen. De Utrechters en de leiders van de Hoekse fac- tie. Van Montfoort en Reinoud en Gijsbrecht van Brederode, moesten zich vernederen en hun heer om vergiffenis vragen.^" Deze Reinoud II van Brederode was behal-
ve heer van Vianen en Ameide ook leenheer van het Ronde Dorp van Breukelen en diver- se andere goederen in en nabij het dorp |
||||||||||||
|
Afb. 3. Bisschop David van Bourgondië, ca.
1480 bron: Rijksmuseum Amsterdam HWA, IA |
||||||||||||
|
Breukelen. Zijn leenmannen voor deze
Breukelse goederen waren de Kabeljauws- gezinde Gijsbrecht III van Nijenrode en Herman Evertsz van Rijn; de laatstgenoemde woonde binnen het Ronde Dorp van Breukelen in de villa tussen Klapstraat (de huidige Herenstraat) en de Vecht. Vooral als het ging om eeuwenoude leenrelaties, kon- den leenheer en leenman er verschillende politieke inzichten op nahouden. Montfoort
De gebeurtenissen in 1457 leidden niet tot
|
||||||||||||
|
Voortdurend verzet
Met de installatie van David van Bourgondië als bisschop was de zaak
echter niet ten einde. Een aantal vooraanstaande Hoeksgezinde Stichtenaren was niet van zins zich deze Bourgondische machtsover- name en bisschopsbenoeming zomaar te laten welgevallen. Het lag ook voor de hand dat de met vrijwel algemene stemmen door het Kapittel-Generaal gekozen Gijsbrecht van Brederode zich niet zonder meer blijvend opzij zou laten zetten. De Lichtenbergers en de kapittels hadden schijnbaar hun nederlaag aanvaard, maar iedereen kon aan- voelen dat ze geen goede gelegenheid zouden laten voorbijgaan om zich van de niet door hen gekozen Bourgondiër te ontdoen. De door Hoeksgezinden gedomineerde Raad van de stad Utrecht voelde er wei- nig voor om Kabeljauwen, die de stad al dan niet vrijwillig verlaten had- |
||||||||||||
|
een blijvende breuk tussen de bisschop en de burggraaf van Montfoort.
Het in 1297 aan de burggraaffamilie toegekende recht dat het bezit van de burcht Montfoort met bijbehoren een eeuwigdurend leen zou zijn, bleef van kracht. Dat bleek in 1461, toen Hendrik IV van Montfoort was overleden. Zijn zoon Jan werd als vanzelfsprekend de nieuwe burg- graaf. Op 21 mei 1461 reikte bisschop David van Bourgondië, ten over- staan van een Kapittel-Generaal, aan Jan (Johan) III burggraaf van Montfoort en heer van Purmerend tevens een leenbrief uit voor het Kockengen-Montfoortsgerecht. In Holland werd Jan echter niet tot de door de Kabeljauwen gedomineerde Staten toegelaten, hoewel hij op basis van zijn goederenbezit in dat gewest meende recht te hebben op een zetel. Dat motiveerde hem tot het actief bestrijden van de Kabeljauwen. In het voorjaar van 1481 verloren de Hoeken in Holland volledig de
strijd. Van Montfoort trok zich terug op zijn burcht in Montfoort. In de Stichtse ridderschap had Jan van Montfoort zich ontwikkeld tot de onbetwiste leider van de Hoekse factie. Ook in dat gewest kreeg hij echter nog een appeltje te schillen met een Kabeljauwsgezinde Bourgondiër. Enige tijd na het aantreden van Jan III als burggraaf van Montfoort
trok bisschop David de conclusie dat burggraaf Jan in de rechtspraak meer bevoegdheden uitoefende dan hem, de bisschop, eigenlijk zinde. Dat liep uit op een ingrijpend besluit. In 1473 dwong David van Bourgondië burggraaf Jan om alle papieren, waaruit aanspraken op de hoge heerlijkheid bleken, bij hem in te leveren. Ze zijn daarna nooit meer teruggevonden! Het is aannemelijk dat deze vernederende ervaring de beslissende
aanleiding vormde van de voortrekkersrol die Jan van Montfoort daar- na speelde in de verscherpte Hoekse reactie tegen de Bourgondische overheersing. Zijn droom werd om het gewest Utrecht te maken tot een machtscentrum der Hoeken. Een ambitie, die zou uitmonden in de beruchte Stichtse Burgeroorlog van 1481 - 1483. |
schop David van Bourgondië voorstond en
kwam daardoor tenslotte, zij het onder enige druk, toch in het Hoekse kamp van Jan van Montfoort terecht. Hij was echter bedachtza- mer en minder fel in zijn optreden dan Van Montfoort. Deze Dirk II van Zuylen van de Haar vervulde diverse malen belangrijke poli- tieke functies. Onder andere werd hij schout en burgemeester van Utrecht. Daardoor raakte hij uiteindelijk in de problemen. Nijenrode
Tegenover deze Hoeksgezinden stond onder meer de Kabeljauwsgezinde Gijsbrecht III van Nijenrode, die in 1455 kasteelheer van Nijenrode was geworden." In 1460 werd hij door Filips van Bourgondië aangesteld als baljuw van de beide Loosdrechten, Mijnden en Teckop, die toen alle Hollands gebied waren; deze functie droeg hij na vier jaar met vriendelijke toestemming van de hertog over aan zijn bastaardzoon en enige nako- meling Hendrik van Nijenrode. In 1468 werd Gijsbrecht ook genoemd onder de edelen die Karel de Stoute van Bourgondië binnen 's- Gravenhage als nieuwe graaf van Holland verwelkomden. Gijsbrecht III was heer van vier gerechts-
heerlijkheden: het Ronde Dorp van Breukelen en, sedert 1474, ook Oud Aa, Otterspoor- broek en Portengen-Nijenrodesgerecht." Den Ham
Op kasteel Den Ham in Vleuten zetelde het geslacht Uten Hamme.^'' Dat kasteel was toen veel groter dan tegenwoordig, nu er nog maar één kasteeltoren overeindstaat. In 1469 werd de Kabeljauwsgezinde Frederick VI Uten Hamme heer van Den Ham en Portengen-Zuideinde en in 1476 ook van Laag-Nieuwkoop. Hij werd tevens in bis- schoppelijke dienst maarschalk van het Nedersticht, dus van het gewest Utrecht. Als zodanig heeft hij zich krachtig ingezet ten gunste van bisschop David van Bourgondië. Ik heb hier nadrukkelijk stil willen staan bij
deze kasteelheren, die tevens lokale bestuurders waren, om duidelijk te maken hoezeer ook mensen uit onze regio bij de verdeeldheid in het gewest Utrecht betrok- ken waren. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Afb. 4. Samenvattend overzicht van de belangrijke personen in de Stichtse
Burgeroorlog (1481 - 1483). |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Andere Breukelse kastelen
Slot Ruwiel zal wat later in dit verhaal voor- komen. De overige kastelen in de omgeving van Breukelen lijken buiten het tumult van de Stichtse Burgeroorlog te zijn gebleven. Het huis Ter Aa maakte toen het eind mee van de periode waarin het bewoond werd door het oorspronkelijke geslacht Van der Aa; de laat- |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Politieke verdeeldheid in onze regio
De Haar
In zijn politieke opstelling stond Jan van Montfoort ook in onze hoek van het gewest Utrecht niet alleen. Dirk II van Zuylen van de Haar, sedert 1449 heer van het Kockengen-
De Haargerecht en van Spengen en vanaf 1451 officieel kasteelheer van De Haar,^' was aanvankelijk Kabeljauws; maar hij was tevens een tegenstander van het centraliserende bestuur dat de Utrechtse bis- |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
ste Van der Aa was een vrouw, Agnes, die in 1470 getrouwd was met
Gerard (Gerrit) van Renesse. Met hem begon de periode Van Renesse van Ter Aa, die tot 1777 zou duren. Kasteel Gunterstein was sinds 1437 in het bezit van Daniël van Everdingen, die in ons gebied nauwe- lijks sporen heeft nagelaten; hij overleed in 1483. Kasteel Oudaen was vanaf 1451 van Ernst van Drakenborch, Utrechts stadsburger. Bij het huis Ter Aa hoorde slechts een kleine gerechtsheerlijkheid. Gunterstein en Oudaen hadden geen lokale bestuursmacht. Bisschop David bestuurlijk hervormer
Het was duidelijk dat Davids positie in het sterk verdeelde bisdom
Utrecht afhankelijk was van de steun van zijn familie, in het bijzonder zijn vader Filips de Goede van Bourgondië. Tegelijkertijd besefte David dat hij er zelf ook al het mogelijke aan moest doen om zich zo goed mogelijk te handhaven. Dat gold nog sterker nadat op 15 juni 1467 Filips de Goede in Brugge was overleden. Filips werd opgevolgd door zijn wettige zoon hertog Karel van Bourgondië, beter bekend als Karel de Stoute," die dus een halfbroer was van Filips' bastaardzoon bis- schop David van Bourgondië. Bisschop David trof een nog echt Middeleeuws gewest aan, waarin
onder Hoekse invloed de belangen van de landadel meestal boven het algemeen belang gingen. Hij begon daarom dat Sticht om te vormen tot een naar de begrippen van die tijd moderne staat.^^ |
Dat was een hevige trap tegen het zere
been van de stad Utrecht. Een Utrechtse delegatie liet, onder bedreiging, IJsselstein terugbrengen in de vroegere toestand van weerloosheid. Het voorspelbare gevolg was dat een Gelderse actie tegen IJsselstein daarna in generlei opzicht meer tegen te houden viel, diplomatiek niet en defensief niet. Twee weken na het optreden van de Utrechters drongen Gelderse krijgers IJsselstein binnen en plunderden het.^^ Dat viel weer helemaal verkeerd in
Holland. Filips de Goede van Bourgondië, graaf van Holland, was absoluut niet gediend van een dergelijk optreden tegen een met Holland gelieerde stad en een bevriend heer. Hij sprak de heer van IJsselstein en zijn onderdanen moed in en zorgde ervoor dat hun onmisbare stadsmuren onverwijld her- bouwd werden. Noch de stad Utrecht, noch bisschop David had het lef of de lust dat te verhinderen, ook al lag daar het verdrag uit 1419. |
|||||||||
|
Stedelijk Utrechts privilege bedreigd
In 1462 dreigde een conflict met de bisschop over de rechten van de
stad Utrecht en zijn burgers uit te lopen op een gewapend onderling treffen. De maarschalk van de bisschop had een Utrechts burger gear- resteerd en naar Duurstede overgebracht, waar de bisschop toen resideerde en zijn bisschoppelijke rechtbank zitting hield. Het kasteel Duurstede was in 1449 bezit geworden van de bisschop
van Utrecht, toen de gevangen genomen Jacob van Gaasbeek het afstond aan bisschop Rudolf van Diepholt. David van Bourgondië liet het tegen de stadsmuur van Wijk bij Duurstede aangelegen kasteel verbouwen. Hij ontwikkelde er een hofleven dat in internationaal aan- zien stond. Daartoe droeg vooral het hoforkest bij. Behalve voor musi- ci was de residentie van bisschop David ook een trefpunt voor geleer- den, dichters en kunstenaars. Het bericht in 1462 dat een zaak tegen een stadsburger van Utrecht
onttrokken werd aan berechting door de rechters binnen de eigen stad, leidde in Utrecht tot hevige verontwaardiging. Het was een regelrechte inbreuk op de eerder aan de stad verleende privileges. Een stadsleger werd gemobiliseerd en trok op naar Duurstede. Bisschop David was tij- dig geïnformeerd en trof maatregelen ter verdediging. Het Utrechtse leger kwam het bisschoppelijke kasteel niet in. Maar toen het naar de stad Utrecht terugkeerde, had het wel de toezegging gekregen dat de maarschalk van de bisschop was ontslagen en kon het de gearres- teerde stadgenoot als vrij man met zich meenemen." Toenemende spanning met Holland
Gebeurtenissen in IJsselstein zorgden in 1466 opnieuw voor een ver-
hitting van de gemoederen in de stad Utrecht. De zelfstandige baronie IJsselstein was een oude vijand van Utrecht. In 1419 had Utrecht de verdedigingswerken van IJsselstein ontmanteld en laten afbreken; in een verdrag was daarna vastgelegd dat de muren rond IJsselstein nooit meer opgebouwd mochten worden. Een vete tussen de heer van IJsselstein en de hertog van Gelre deed de IJsselsteiners in 1466 ech- ter vrezen dat de Geldersen hun stad gewapenderhand zouden aan- pakken. Ze wilden dat niet weerloos afwachten en herbouwden toch maar hun stadsmuren. |
||||||||||
|
Autocratische opvattingen van
Karel de Stoute van Bourgondië Karel de Stoute zette de Bourgondische
machtspolitiek van zijn vader Filips de Goede onverminderd voort. Maar hij kon minder aandacht aan Utrecht besteden, omdat al meteen bij zijn troonsbestijging in 1467 Vlaamse steden, als Gent, Antwerpen, Lier en Mechelen, in opstand kwamen. Na hun onderwerping liet hij hun leidslieden op ver- nederende wijze om vergiffenis smeken, waarna hij hen uit de hoogte toevoegde: "door deze onderwerping, indien gij uw beloften houdt en ze ten uitvoer wilt bren- gen, indien gij goede mensen en kinderen wilt zijn, zoals het hoort, kunt gij onze gunst krijgen en zullen wij een goede vorst zijn". De Vlamingen gedroegen zich echter niet echt zoals Karel dat wenste, zoals onder meer bleek uit een toespraak die hij op 12 juli 1475 hield tijdens de vergadering van de Staten van Vlaanderen. Daar hield hij zijn gehoor voor dat verzet tegen de bevelen van de vorst zwaar zal worden bestraft. "Niet alleen hun goederen worden verbeurd ver- klaard, maar ook die van hun erfgenamen. Geen gewone doodstraf, maar vierendeling." Daarna volgden nog enkele zinnen, die teke- nend waren voor de politieke theorieën van het Bourgondische hof: onderdanen die geweigerd hebben bestuurd te worden gelijk kinderen door hun vader zullen "voortaan bestuurd worden als onderdanen door hun heer, die zijn heerlijkheid van God en van nie- mand anders heeft gekregen en vorst blijft zolang het God behaagt. [. . . ] Het volstaat, |
||||||||||
|
10
|
|||||||
|
het boek der koningen in de bijbel te lezen, waar God uitdrukkelijk de
macht der vorsten over hun onderdanen heeft beschreven."^' De Bourgondiërs mochten dan autocraten zijn, ze waren ook degelij-
ke bestuurders. Zo stelden zij in 1477 een kamer in die de kosten en opbrengsten van hun verspreid gelegen bezittingen moest controleren en die kan gelden als de oudste voorganger van onze huidige Algemene Rekenkamer. Tegenzetten van bisschop David
In 1470 trad bisschop David van Bourgondië hard op tegen zijn tegen-
standers. Reinoud II van Brederode, Walraven van Brederode en enke- le bastaardzonen van Reinoud werden bij verrassing bij Duurstede gevangen genomen; Domproost Gijsbrecht van Brederode, diens bas- taardzoon Joris en de Utrechtse schout Jan van Amerongen overkwam hetzelfde in Utrecht. Het lukte David niet om ook de Hoekse voorman- nen Jan van Montfoort en Jacob van Zuyien van Nyevelt in handen te krijgen; vermoedelijk hadden zij op het juiste moment onraad geroken en zich tijdig uit de voeten weten te maken. De gevangenen werden op harde wijze aangepakt. Op de pijnbank koos Reinoud van Brederode de zijde van bisschop David. Na geruime tijd werd Reinoud van Brederode op last van Karel de
Stoute, halfbroer van David en graaf van Holland, vrijgelaten omdat een ridder in de Orde van het Gulden Vlies zo niet behandeld mocht worden. In 1473 overleed Reinoud echter onder verdachte omstandigheden, mogelijk door vergiftiging. Walraven van Brederode zag kans te ontsnappen en werd daarna met
gejuich in Vianen, de thuisbasis van deze tak van de Van Brederodes, ingehaald. Domproost Gijsbrecht van Brederode was na jaren gevangenschap
geestelijk en lichamelijk aan het eind van zijn krachten en liet zich wel- gevallen dat hij vrij kon komen als hij zijn Domproostschap opgaf, een boete betaalde en buiten het Sticht in ballingschap zou gaan.^° De stad Utrecht bleef, ook na de in 1470 gevoerde actie tegen een
aantal van bisschop Davids belangrijkste tegenstrevers, een van de belangrijkste verzetshaarden, waardoor de bisschop zich genoodzaakt zag meestal te resideren in zijn slot in Wijk bij Duurstede. Utrecht was trots op haar oude rechten en privileges en wenste daar geen afstand van te doen. Conflicten waren aan de orde van de dag, totdat David van Bourgondië in 1470 bestuur en rechtspraak in de stad geheel in zijn macht wist te krijgen. Hij besloot voortaan zelf de leden van de stede- lijke Raad te zullen benoemen en stelde tevens een hem welgevallige schout en bisschopsgezinde schepenen aan. Ook trok hij allerlei bevoegdheden aan zich die van oudsher tot de Utrechtse privileges behoord hadden. Bovendien besnoeide hij het gezag dat het stadsbe- stuur zich buiten de stadspoorten ten koste van de bisschop toegeëi- gend had. In dat kader bracht David van Bourgondië de tollen in Maarssen, Het Gein en Vreeswijk onder zijn controle, wat een tegen- slag betekende voor de in die eeuw juist weer opbloeiende Utrechtse handel. De munt, die oorspronkelijk in Rhenen gevestigd was, liet David in
1474 verplaatsen naar Wijk bij Duurstede, in de onmiddellijke omge- ving van zijn kasteel. Het argument van de bisschop was dat hij mis- bruiken wilde voorkomen, maar velen vreesden voor muntverzwakking, omdat de bisschop altijd veel geld nodig had.^' De "Schive" een landsheerlijk hof van appèl
Bisschop David stelde ook een hooggerechtshof in voor het hele
gebied van het Sticht, zodat iedere ingezetene die zich op juridisch ter- rein tekortgedaan voelde voortaan gebruik kon maken van een recht van appèl.^^ Dat gebeurde tegen de zin van een belangrijk deel van de |
lokale gerechtsheren en van de stad Utrecht.
Het nieuwe instituut stond al snel bekend
als de "Schive", de schijf, zo genoemd naar de ronde tafel waaraan de leden waren geze- ten. Het feit dat voortaan alle rechtszaken ook in hoger beroep konden worden behan- deld, ging uiteraard ten koste van de status van de plaatselijke rechtscolleges, de recht- banken van de steden en de schepenbanken in de gerechtsheerlijkheden. De maatschap- pelijke bovenlaag van die tijd, die vooral werd gevormd door gevestigde edelen op het platteland en patriciërs in de steden, was gewend aan een nogal grote autonomie, en ervoer de Schive als een onaangename con- trole van bovenaf. Voor het gewone volk was deze maatregel echter het tegendeel van tiranniek. Alle rechters in de Schive kwamen voort
uit de bisschoppelijke raad van David en waren hem dus volledig toegewijd. In die raad zaten vrij veel vreemdelingen, ook Franstaligen, en er werden ook mensen in opgenomen uit de lagere adel en de burge- rij." De vooraanstaande Stichtse adellijke families stonden bij benoemingen in de raad nagenoeg geheel buiten spel, wat hen zeer slecht zinde. Zij zagen de Bourgondiër als een handlanger van een Frans cultureel imperialisme avant la lettre, druk in de weer met het verbasteren van Stichtse tradities. Hernieuwde polarisatie
Na de dood van zijn halfbroer Karel de
Stoute, in 1477 op een slagveld bij Nancy, werd het voor bisschop David van Bourgondië heel moeilijk. Hij had even geen rugdekking vanuit het hoogste Bourgon- dische gezag.^^ Want Karel liet alleen een 22- jarige dochter, hertogin Maria, na om hem op te volgen, en zij kreeg al meteen te maken met een oorlog met koning Lodewijk XI van Frankrijk.^* Maria, die vanwege haar veelbegeerde erfenis geruime tijd gold als de verloofde van Europa [novia de Europa) en daarom ook Maria de Rijke werd genoemd, moest nu een dringend beroep doen op haar - door haar vader uitverkoren - verloofde Maximiliaan van Oostenrijk, zoon van Frederik III aartshertog van Oostenrijk, om haar te verdedigen tegen de Franse koning en de Vlaamse steden. Kort daarop trouwden Maria en Maximiliaan. Dat huwelijk zou later van grote invloed blijken op de ont- wikkelingen in onze Lage Landen, want de om hun voordelige huwelijken bekend staan- de Habsburgers waren nog succesvoller imperiumbouwers dan de Bourgondiërs. De stad Utrecht werd na de dood van Karel
de Stoute onrustig. De Raad van de stad |
||||||
|
11
|
|||||||
|
verzocht bisschop David van Bourgondië om Duurstede te verlaten en
naar zijn officiële bisschopsresidentie Utrecht terug te komen, maar David negeerde die wens. Dat verkleinde het gezag van de bisschop in zijn bisschopsstad. De Raad begon bestuurlijke veranderingen die David had doorgevoerd voorzichtig terug te draaien naar de oude situ- atie. De schepenburgemeester trok de beëdiging van schepenen aan zich. De in de stad gevestigde "Schive", het hof van appèl, werd door de Raad opgeheven. De oppositie verbreedde zich. De kapittels traden eveneens met grie-
ven naar voren. Op 11 mei 1477 kwam een groot deel van het draag- vlak van de Staten van Utrecht, te weten de Raad van de stad Utrecht, de Stichtse ridderschap en de geestelijkheid, met een gezamenlijke memorie van grieven naar buiten. Het antwoord daarop, dat bisschop David al op 14 mei bij de Staten liet bezorgen, getuigde ervan dat hij zich niet in een hoek wenste te laten drukken. Hij noemde de beschul- digingen vaag en onduidelijk, vooral omdat in de passage over het wil- lekeurig gevangennemen van personen geen namen waren genoemd van mensen die dat overkomen zou zijn. Tevens roemde hij de beteke- nis van de door hem doorgevoerde rechts- en andere hervormingen.^^ Voor de Staten van Utrecht was deze reactie zeer onvoldoende. Ze
deelden de namen mee van slachtoffers van Davids arrestatiebeleid, wezen opnieuw op de corruptie bij de bisschoppelijke rechtspleging en drongen er nogmaals op aan dat de bisschop zich zou houden aan de ruim een eeuw oude, in 1375 door bisschop Arnold van Horne afgege- ven, Stichtse Landbrief, die sindsdien zo ongeveer als de grondwet van het gewest gold. Zou de bisschop dat loyaal doen, dan beloofden de Staten van hun kant zich als goede onderdanen te zullen gedragen. David van Bourgondië hulde zich echter verder in stilzwijgen. Daarop ondernamen de Overijsselse steden uit het Oversticht een
bemiddelingspoging. Die leidde op 28 juni 1477 tot een overeenkomst tussen bisschop en Staten die bekend staat als de Compositie. David moest verscheidene stappen terug doen, waartegenover stond dat de andere partij zijn verzet tegen hem zou staken. In de praktijk liet David echter nauwelijks enige gelegenheid voorbijgaan om de Compositie te ontduiken.^* Weer een rechtsconflict tussen bisschop en stad
Utrecht In 1478 deed zich een confrontatie voor, die vergelijkbaar was met het
eerder besproken rechtsconflict in 1462. Het ging ditmaal om de pries- ter Dirk van Heusden, die buiten de Utrechtse Weerdpoort met goed- keuring van de bisschop een kapel had ingericht.^^ Hij wist daar grote aantallen gelovigen naar zich toe te trekken. Dat was tegen de zin van de parochiegeestelijken in de stad. Zij dienden een klacht in bij de bis- schop. Toen bleek dat Van Heusden zich van bedrieglijke middelen was gaan bedienen, leidde dat bij de consecratie van de kapel tot handtas- telijkheden. Daardoor werd ingrijpen van hogerhand noodzakelijk, met alle nasleep vandien. Voor Van Heusden was een rechtszaak in Duurstede, waartoe de bisschop besloot, gunstiger dan een proces dat gevoerd zou worden in de stad van zijn opponenten. Hij liet die gang van zaken daarom onweersproken over zich komen. De andere partij beriep zich echter ook in dit geval op de oude Utrechtse rechtsregel, die verbood dat Utrechtse burgers betrokken werden in een geding dat buiten de eigen stad werd berecht. Dirk van Heusden, die had meegewerkt aan de overtreding van de
Utrechtse rechtsregel, werd het verblijf binnen de stad voor een perio- de van tien jaar ontzegd. En de bisschop herinnerde men aan zijn nog maar kort tevoren herhaalde belofte dat hij de Utrechtse rechtsregels en privileges naar beste vermogen zou handhaven. Dat deze zaak nog een staart kreeg, die leidde tot een brief van de
|
paus met het bevel om Dirk van Heusden
weer tot de stad toe te laten, mag hier ver- der onbesproken blijven. Plattelandsbevolking
In 1479 was de polarisatie tussen landsheer
en Staten weer zover opgelopen dat de Staten van Utrecht een nieuwe memorie van grieven aan de bisschop voorlegden. Bisschop David van Bourgondië beloofde beterschap, maar ook ditmaal kwam er wei- nig van terecht. Daardoor liep de spanning opnieuw op. Hoe ondergingen de gewone mensen bui-
ten de stad Utrecht al deze gebeurtenissen? Voor de plattelandsbevolking was het onver- standig om openlijk politieke kleur te beken- nen, in het bijzonder als hun voorkeur uitging naar een andere partij dan die waarvoor hun gerechtsheer had gekozen. Dat verklaart vermoedelijk waarom ik geen archiefstukken heb kunnen vinden waaruit een duidelijk beeld te krijgen valt van de politieke opvat- tingen der plattelanders. Het zou mij echter niet verbazen als er
onder hen meer sympathie voor de Kabeljauwen werd gevonden dan voor de Hoeken. De boeren hadden, evenals de Kabeljauwen, belang bij een krachtig en rust- brengend gewestelijk bestuur. Bovendien was welvaart bij de stedelijke ambachtslie- den, die overwegend Kabeljauwsgezind waren, gunstig voor de afzetmarkt van hun agrarische producten. In noordwest-Utrecht bleek in het open-
baar geen spoor van ontevredenheid met bisschop David. Onruststokers van elders werden met straffe hand bij de kraag gegre- pen door soldaten van maarschalk Frederick Uten Hamme, kasteelheer van Den Ham. Situatie steeds explosiever
In het voorjaar van 1481 organiseerde
Frederick Uten Hamme een bijeenkomst van een groot aantal edelen uit west-Utrecht, waarin zij beloofden de bisschop trouw te blijven. Ook de genuanceerd denkende Dirk II van Zuyien van de Haar legde toen die belof- te af.^' Uten Hammes initiatief had niet het beoog-
de resultaat. De situatie werd steeds explo- siever. Al spoedig kwamen de tegenstanders van de bisschop onder leiding van burggraaf Jan van Montfoort in openlijk verzet. Hij kreeg veel steun van de talrijke Hoekse bal- lingen die vooral vanaf 1480 uit Holland naar de stad Utrecht kwamen. Zij vestigden zich daar en hielpen vervolgens mee hun Kabeljauwsgezinde tegenstrevers zoveel mogelijk de stad uit te jagen. |
||||||
|
12
|
|||||||
|
Veel gewone Utrechtse burgers waren helemaal niet zo ingenomen
met de harde anti-Bourgondische politiek van Van Montfoort. Zij zouden het liefst deze Hoekse lastpak en zijn aanhang uit de stad hebben ver- wijderd, maar zagen daartoe geen kans. Ze durfden het niet te laten aankomen op een gewapend conflict met de goed bewapende soldaten van Jan van Montfoort. Deze militairen zagen onder meer zelfs kans de bisschoppelijke
maarschalk Frederick Uten Hamme krijgsgevangen te maken. Men dwong hem onder ede te beloven niets te zullen doen wat de belangen van een door een Hoeksgezind bestuur geleide stad Utrecht zou kun- nen schaden. Hij heeft er zich in de praktijk niet aan gehouden; zijn loy- aliteit aan de bisschop bleek groter.^" David van Bourgondië werd, zoals verwacht mocht worden, politiek
gesteund door Maximiliaan van Habsburg, ook wel Maximiliaan van Oostenrijk genoemd, die regent van Holland was en de echtgenoot van de regerende Maria van Bourgondië. Dat leidde van de andere kant al spoedig tot kleine schermutselingen met een intimiderend karakter. Holland was min of meer de erfvijand van het Sticht Utrecht en velen verfoeiden de Hollandse inmenging in een intern Stichts conflict. Vanuit diverse plaatsen, waaronder kasteel De Haar, werden Hollanders die de bisschop steunden, beroofd en gevangen genomen. Dienstplichtigen versus huursoldaten
Dat tarten van de Hollanders was niet zonder risico. Het zou gemak-
kelijk kunnen ontaarden in een hard gewapend treffen, zo niet een nieu- we oorlog, tussen de twee gewesten. Het gewest Utrecht stond militair niet bijster sterk. De Hoekse adel
werkte nog overwegend met een op het leenstelsel gebaseerd militair systeem. De stad had zijn militie van bewapende burgers; in die tijd zo'n 2400 weerbare mannen plus een klein aantal gevluchte boeren, de "gesellen van de gruen tent" (gezellen van de groene tent) genoemd. In stad en land van Utrecht had men er bovendien rekening mee te hou- den dat een deel van de bevolking Kabeljauwsgezind was en daardoor minder fanatiek gestemd jegens de bisschop en zijn vrienden. Ongeveer 50 man van de ridderschap schaarden zich openlijk aan de zijde van de bisschop. Maximiliaan onderkende de zwakten van dienstplichtlegertjes. Hij gaf
de voorkeur aan het werven van huursoldaten, wat in zijn tijd op een volledig nieuwe grondslag werd georganiseerd. Een kolonel, doorgaans een krijgsman van enig gezag, mocht op basis van een hem gegeven octrooi manschappen aanwerven en oefenen in de krijgskunde. De kolonel kreeg daarvoor een bedrag ineens. Vaak hield hij echter een deel van dat geld achter voor zichzelf en hield hij zijn mannen zoet met het vooruitzicht op een grote buit na succesvolle acties. Veel beroeps- soldaten moesten zelfs hun uitrusting uit eigen zak betalen. De kolonel was in feite een militaire ondernemer. Hij benoemde zijn kapiteins, die op hun beurt hun luitenants, vaandrigs, sergeanten en korporaals benoemden.^' Het systeem droeg bij tot een kundiger en geroutineer- der krijgsmacht, maar de greep van de huurder op zijn huurleger was nogal eens wat minder groot dan in het geval van een feodaal leger oude stijl. Tussen dienstplichtigen en beroepsmilitairen in laveerden nog een
soort kleine zelfstandige ondernemers, de condottieh, waarvan we er in dit verhaal ook een paar zullen tegenkomen (Jan van Middachten, Vincentius van den Zwanenburgh). De term condottiere stamt uit Italië, waar condottieri vooral in de 14de-16de eeuw veel voorkwamen. Aan het hoofd van een losvaste krijgsbende liet een condottiere zich gebrui- ken door ieder die daar geld voor over had. Uit hun handelingen werd duidelijk dat het hun vooral ging om hun brood en niet om een helden- graf. Als een ander meer geld bood, was een condottiere gemakkelijk |
genegen naar die andere opdrachtgever
over te stappen. Zijn wijze van oorlogsvoe- ren hield altijd wel een uitweg in, ook bij de slechtste stand van zaken. Werd hij gevan- gengenomen dan kende hij het tarief voor zijn vrijlating en kon hij meestal op krediet vrij komen om het losgeld te gaan ophalen. Door zijn wisselvallige loyaliteit en hang naar het eigenbelang werd nogal eens op hem neergezien, waarop vaak werd gereageerd met een verongelijkt gevoel en een hooghar- tige houding. Er waren veel overeenkomsten met de beroepsvoetballers van tegenwoor- dig. Heer van IJsselstein mengde zich
in het conflict Kort nadat Jan van Montfoort de macht in de
stad Utrecht had gegrepen, zegde de heer van IJsselstein de stad Utrecht de vete aan. De molenaarsvrouw van buiten Tolsteeg bracht Jan van Montfoort de boodschap dat IJsselsteins heer der stede vijand en des bis- schops vriend was. Op dat moment stonden door toedoen van Usselsteinse krijgslieden de stadssteenovens buiten Tolsteeg al in brand en dreven ruiters het vee dat buiten de Utrechtse stadsmuren weidde als krijgsbuit bijeen tussen de Rijn en Galecop. Vier dagen later lieten IJsselsteiners ongeveer tien voor- stadshuisjes tot de grond toe afbranden. Jan van Montfoort versterkte de verdedi-
ging van Montfoort door de Geldersman Jan van Middachten met zo'n 10 a 12 man te paard in te huren. Meteen al de eerste keer dat deze huurling uitrukte, raakte Van Middachten met 11 ruiters en 7 burgers in de handen van de vijand. Die van IJsselstein trokken daarop "int lant van Montfoerde ende bernden al die huysen, die daer stonden, dat daer niet een en bleeff"."" De hete zomer van 1481
Weerkundig was de zomer van 1481 nat en
koud; in politiek en militair opzicht was hij zeer heet. In die zomer werden er merk- waardige en schrikaanjagende tekenen aan de hemel gezien, zegt de oude kroniek,^'en vrouwen vonden een rode stof als bloed- druppels op hun witte wasgoed. De bevol- king was onrustig over de dreiging die rond- waarde. In de kerk van Kockengen, gelegen in het Kockengen-De Haargerecht, werd gebeden voor vrede en voor het welzijn van de bisschop." Op 7 augustus 1481 werd Jan van
Montfoort volledig heer en meester van de stad Utrecht. In een stormachtige zitting besloot de Raad van de stad Utrecht in te gaan op de eis van Maximiliaan van |
||||||
|
13
|
|||||||
|
De bussen die in het verslag van deze
gebeurtenis worden genoemd waren waar- schijnlijk de al eerder genoemde primitieve kanonnetjes. Daarnaast beschikte men sinds kort ook over een musket, haakbus genoemd, als handvuurwapen. De kanonnen bestonden laat in de 15de eeuw uit kleine gietijzeren vuurmonden, die op lichte twee- wielige wagentjes werden meegevoerd, want ze stonden nog niet op een eigen onderstel. Bij gebruik werden ze eenvoudig op een soort schraag gelegd. Daardoor had men geen controle over de elevatie en de terug- loop. Het risico dat de helse machine vlak voor de kanonnier ontplofte was bovendien niet denkbeeldig. Met deze kleine kanonnen kon daarom wel vanuit het open veld worden gewerkt, maar niet vanuit een kasteel zoals Nijenrode. Dat was dus in het voordeel van de aanvallers. Er werden stenen kogels afge- schoten. Het gebruik van de effectievere metalen kogels begon zo'n jaar of tien na de Stichtse Burgeroorlog. Toch had het schie- ten met stenen meer uitwerking dan het voorheen gebruikelijke gooien van stenen met allerlei ingenieus geconstrueerde werp- werktuigen. Ook kon men met de kanonne- tjes vanaf een grotere afstand schieten.*^ De muren van Nijenrode bleken tegen een der- gelijke aanval niet bestand te zijn, want de vijand schoot "daardoor en nogmaals daar- door". Vanuit het kasteel werd met handbo- gen teruggeschoten. De schermen die de Utrechters bij zich hadden, boden hen een redelijke bescherming tegen de pijlen. Door de beschieting raakte de bezetting
van Nijenrode betrekkelijk snel geïntimi- deerd. Al op 7 september 1481, in de voor- avond van het feest van Maria's geboorte, gaf men zich over, in ruil voor lijfsbehoud. Alles wat de verliezers bezaten moesten ze bij de aftocht achterlaten. De door Hoeksgezinden geleide Utrechters roofden daarop het kasteel eerst leeg en staken het vervolgens in brand. Het zou het laatste vij- andelijke bezoek van Utrechters aan Nijenrode niet zijn in deze oorlog. ROOFBUIT VOOR DE STAOSKAS
Vrijwel meteen nadat het goede nieuws over
de val van Nijenrode de stad Utrecht had bereikt, luidden daar de klokken. De stads- omroepers gingen rond: "Die raet laet weten ende gebiet" ... dat de geroofde "goede van Nyenrode" nog vóór zonsondergang moesten worden ingeleverd in het huis Het Keizerrijk (op de hoek van Ganzenmarkt en Oude Gracht). De straf voor wie zich er niet aan hield, zou niet gering zijn: "correctie mil- ten zweerde".*^ |
|||||||
|
Habsburg om alle Hoeken, die in de stad hun toevlucht hadden
gezocht, uit te wijzen. Op de Stadhuisbrug stelde Van Montfoort zich met zijn strijdmakkers op. Toen de vredesgezinde leden van de Raad naar buiten kwamen, ontstond een kort maar hevig handgemeen. Daarbij slaagden de fanatieke Hoeken erin hun tegenstanders de stad uit te jagen. Zij maakten daarbij gebruik van enkele kleine kanonnen, die onder de dichtopeengepakte menigte Utrechters veel slachtoffers maakten." Dit betekende een openlijke opstand tegen de bisschop en het wettige gezag, en dus burgeroorlog. Toen de bisschop van het voorval hoorde, ging hij meteen op weg
naar Utrecht. Maar al in het begin van die reis kwam hij, in Cothen, vluchtelingen tegen die hem vertelden dat de zaak in de stad al geheel beslecht was. Samen met de vluchtelingen ging de bisschop vervol- gens bedroefd naar Duurstede." De burgeroorlog was nu echt uitge- broken. Meteen maakte Jan van Montfoort zich op om het hele gewest
Utrecht onder zijn controle te brengen, teneinde sterker te staan bij een aanval door Maximiliaan van Habsburg en zijn Hollanders die, naar men terecht vreesde, bisschop David van Bourgondië nu gewapender- hand te hulp zouden komen. Diverse kastelen van Kabeljauwse heren werden ingenomen en geplunderd of bezet. De hoofdmacht van Jan van Montfoort trok onder zijn leiding naar het
westen, waar kasteel Den Ham hun eerste doel was. Maarschalk Frederick Uten Hamme was op dat moment zelf niet op zijn veste aan- wezig. De zorg voor het huis berustte bij zijn drie broers. Die sloeg de schrik om het hart toen ze de grote troepenmacht zagen die zich bij Den Ham legerde, en die uitgerust was met kanonnen en schutwanden. In ruil voor lijfsbehoud en een vrije aftocht gaf de gehele bezetting van Den Ham het kasteel over aan Van Montfoort. Die liet toe dat het werd geplunderd en in brand gestoken.*' Vervolgens trokken de troepen van Van Montfoort naar kasteel
Harmeien - woonplaats van Gijsbert van Zuyien, broer van Dirk II van Zuyien van de Haar. Ook dat kasteel kon ongehinderd door hen worden bezet."' Gijsbert van Zuyien hoopte zijn residentie ongehavend te kun- nen houden als hij het Van Montfoort niet moeilijk maakte. Dat lukte aanvankelijk ook. Dirk II wist inmiddels van de gebeurtenissen rond Den Ham en kas-
teel Harmeien. Toen Van Montfoort ook voor De Haar opdaagde, trad Dirk van Zuyien hem tegemoet.*' Hij was onder de indruk van de mili- taire voorspoed van Van Montfoort en neigde er toe te denken dat het hem zou kunnen lukken het Sticht Utrecht buiten de Bourgondische invloed te brengen. Bijgevolg liet Dirk weten het Kabeljauwse kamp te zullen verlaten en voortaan met Van Montfoort mee te werken. Op ver- zoek van de Montfoortse burggraaf ging hij binnen de stad Utrecht wonen.*' Kasteel Nijenrode, de residentie van een bekend Kabeljauws voor-
man, dat met hulp van Hollandse huursoldaten (soldeniers) in staat van verdediging gebracht was, werd in het begin van september 1481 bele- gerd door gewapende Utrechtse burgers, ondersteund door artilleris- ten voorzien van bussen en dekschermen. lo staat het beschreven 'm de oude Utrechtse kroniek: "Item die van
Utrecht namen hoer bussen eride hoer scermen mede ende toghen voer Nyenrode. Ende lagen daer voor ende scoten daer doer ende weder doer, also dat die gheen, die daer op laghen, spraecLk hielden met die gheen, die daer voer laghen. Ende sy gaven 't op, behoudelick hoers lyfs. Ende hoer goet, dat most daer blyven. Ende die ruyters met die borgers van Utrecht spolieerden 't en staecken 't aen ende bernden 't. Ende dit gescieden op onser Vrouwen avont navitatis". |
|||||||
|
14
|
|||||||
|
Wat was namelijk het geval: de stad Utrecht had al heel snel na het
uitbreken van de oorlog verboden dat mensen ten eigen bate roofden. De Raad verordonneerde dat wie "bij openbaar consente van onsen Oversten ende onsen Ritmeyster" was "uitgeweest ende eenigen roef ofte goet gehaelt" had, die roofbuit of goederen onverwijld naar de boom op de Neude diende te brengen, om het daar te overhandigen aan "onser stat butemeyster ende synen scriver". Bij die gelegenheid werd ook de strafmaat bepaald: als men niet volkomen eerlijk naar de buitmeester zou gaan "dat soude men rechten mitten zweerde ofte mit- ten lynen aan hoeren liven". Beurtelings moesten twee leden van de Raad der stad gedurende twee weken dienst doen als buitmeesters. Het ingeleverde deel van de Nijenroodse buit werd in Utrecht a con-
tant in het openbaar verkocht: opbrengst slechts 7 pond; bovendien lieten huursoldaten 17 pond achterstallige soldij wegstrepen in ruil voor het mogen behouden van hun deel van de buit. In totaal kwam dus 24 pond ten goede aan de stadskas. De afrekening van deze veiling bevindt zich nog in het Utrechtse stadsarchief. De rest van de buit was weggesleept door de anoniem gebleven krijgslieden en door het schuim, dat mee was uitgetrokken "ter gezellige plundering"."^ Het drei- gement van de doodstraf, door onthoofding of ophanging, op het nege- ren van het verordonneerde stedelijke monopolie op de buit had weinig effect gehad. Ook het dorp Breukelen kreeg het zwaar te verduren van de
Utrechters. Hetzelfde gold voor het nog vrij kleine dorp Loenen. Toen de overheid na afloop van de Stichtse Oorlog daar een inventarisatie uitvoerde, bleek het aantal "haardsteden", dus bruikbare woningen met een vuurplaats, te zijn teruggelopen van 28 tot 11."^ Oorlog is min- stens zozeer een verhaal van de angsten, de wanhoop en de walging van individuele mensen als een relaas van politieke verlangens, krijgs- verrichtingen en dromen van legeraanvoerders. Blijkbaar brachten de rooftochten naar de dorpen en het platteland
over het geheel genomen toch nog behoorlijk wat op voor de stadskas. Dat leidde tot spanningen tussen de steden Utrecht en Amersfoort, die opgelost werden met een duidelijke onderlinge afspraak over hoeveel elk van die plunderingen en afpersingen zou krijgen. Die afspraak staat genoteerd in het "dagelijksch boek" van de Utrechtse Raad, onder de dagtekening "des Donredaghes op sunte Crispinus dach", dus 25 oktober 1481. Driekwart was voortaan voor Utrecht, éénkwart voor Amersfoort. Een van de intussen uitgevoerde Utrechtse expedities was gericht
tegen IJsselstein, dat immers in het jaar daarvoor, meteen na de machtsgreep van Jan van Montfoort, de bisschop te hulp was gekomen door de stad Utrecht aan te vallen. Voor die gebeurtenis wenste men nog steeds wraak te nemen. Op 13 oktober 1481 veroverden de Utrechters die stad, die daarna werd geplunderd. De buit werd in de Utrechtse Buurkerk tentoongesteld."^ KOCKENGEN WERD ONTZIEN
Bij zijn mars door de provincie kwam Jan van Montfoort met zijn troe-
penmacht ook door Kockengen. Hij besefte dat hij daar, als heer van Kockengen-Montfoorts, voor een deel op "eigen" terrein stond. Hij ver- bood zijn soldaten het plunderen en riep de plaatselijke bevolking door het luiden van de kerkklok bijeen bij de kerk. Daar verplichtte hij de mensen om te kijken naar een indrukwekkend militair vertoon. Hij deel- de hen mee dat ze, ook al waren ze Stichtse ingezetenen, ontslagen waren van hun trouw aan de bisschop en ook de schout van Kockengen-De Haar moest trouw beloven aan de burggraaf van Montfoort. Tevens verplichtte hij de Kockenezen tot een gedwongen leverantie van graan, bier en vee. Enkele van zijn krijgslieden bleven achter om er op toe te zien dat de bevolking zich rustig hield en om te |
|||||||
|
voorkomen dat bisschopsgezinde tegenstan-
ders zich er zouden gaan nestelen."' Aanval op kasteel Ruwiel
Van de Kabeljauwse en Hollandse kant kon
men de anti-bisschoppelijke en anti- Kabeljauwse acties van Jan van Montfoort en de Utrechters natuurlijk niet op zijn beloop laten. Een in opdracht van Maximiliaan van Habsburg geformeerd leger trok vanuit Duurstede naar het noorden, plunderde Hoogland, nam de stad Amersfoort in en maakte daar veel dodelijke burgerslacht- offers en gevangenen. In Woerden, toen deel van Holland, had
men voorvoeld niet buiten de strijd te kunnen blijven en was druk gewerkt aan het opknap- pen en versterken van de vestingwerken. Joost de Lalaing, de stadhouder van Holland, legerde een aantal ruiters in Woerden. Enkele malen voelde men de dreiging van een Utrechtse aanval op Woerden, maar steeds bleef die uit."^ Nu echter werd Woerden door Holland in agressieve zin inge- zet. Vanuit die stad werd een verrassings- aanval op kasteel Ruwiel (ten noordwesten van Breukelen) uitgevoerd, dat werd ingeno- men en verbrand."' De Hoeksgezinde kas- teelheer, Wouter III van Amstel van Mijnden van Ruwiel, lijkt geen fanatieke partijganger te zijn geweest, maar leverde als conse- quentie van zijn Hoekse sympathieën wel krijgslieden voor het leger van Jan van Montfoort. Nergens heb ik vermeld gevon- den of en hoe de boerenbevolking in de omgeving van kasteel RCiwiel (Breuke- lerwaard. Oud Aa) eveneens onder de aanval te lijden heeft gehad. Kockengen toch nog leeggeplun-
derd Toen de bisschoppelijke krijgsmacht zich
onder maarschalk Uten Hamme in het noor- den van het gewest Utrecht klaarmaakte voor een gewapend treffen en bij Vreeswijk Hollanders in het Utrechtse binnenvielen, had Van Montfoort al zijn mannen nodig en trok ook de bezetting die hij in Kockengen had gestationeerd vandaar weg."' In het begin van november 1481 werden
de Hollanders verslagen en verdreven. Daarna waren plunderingen door Van Montfoorts soldaten niet meer te voorko- men, ook in Kockengen niet. Deze plunde- ring kwam onverwacht. Na de vorige komst van krijgslieden naar Kockengen had men vertrouwen gehad in de invloed van de heer van Montfoort. Aanwezige voorraden hooi en koren wer-
den op bevel van de aanvoerders meegeno- |
|||||||
|
15
|
|||||||||||
|
men, onder het mom dat men wilde voorkomen dat proviand voor
krijgsman en paard onverhoopt in handen zou vallen van de Hollanders of het bisschoppelijke leger van maarschalk Frederick Uten Hamme.^° De individuele soldaten waren echter niet in de eerste plaats uit op
voedsel, maar op alles wat tegen goed geld in de stad te verkopen was, en in karren om zoveel mogelijk buit te kunnen meevoeren. Plunderen gold als iets wat bij oorlogsomstandigheden hoorde en de aankoop van buit werd niet als heling bestraft. Sterker nog, het openbare bestuur van die tijd maakte zelfs handig
gebruik van de situatie. Nadat diverse plaatsen in de omgeving van de stad Utrecht te maken hadden gehad met plunderingen, bood de stad een wonderlijk soort verzekering aan: verdere plundering en roof kon- den worden afgekocht. En dat door "chantage" verkregen geld werd zonder gevoel voor schaamte in de stadsrekening verantwoord! Zeker is dat Abcoude, Nigtevecht, Loosdrecht en Kamerik, alsmede de |
gerechtsheerlijkheid Mijnden, de gerechts-
heerlijkheid Loenersloot-Oukoop-Ter Aa en het dorp Breukelen zulk "beschermgeld" heb- ben betaald, maar het moet op veel meer plaatsen zijn gebeurd. Ongeveer 8 % van de stadsinkomsten in het boekhoudkundig jaar 1482/83 werd op deze manier verkregen." (wordt vervolgd)
|
||||||||||
|
Noten
J Zie bijvoorbeeld S. Muller Fz, 1888. Gedenkschriften van Jhr Herberen van Mijnden.
Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap gevestigd te Utrecht, 11 de deel, bIz. 1 - 69, in het bijzonder bIz. 18. 2 C. Dekker et al. (Red.), 1997, Geschieden/s van de Provincie Utrecht Uitgeverij Het
Spectrum / Stichtse Historische Reeks, Utrecht. Hiervan deel 1: Tot 1528. 3 P. Leupen, 1998. Keizer in zijn Eigen Rijk. De geboorte van de nationale staat. Uitgave
Wereldbibliotheek, Amsterdam, 208 bIz. 4 C.W. van Voorst van Beest, 1977. De Bourgondiërs en de Lage Landen. Fibula-Van
Dishoeck, Haarlem, 96 bIz., in het bijzonder bIz. 8 - 9. 5 Van Voorst van Beest, 1977, bIz. 13.
6 Van Voorst van Beest, 1977, bIz. 14-15.
7 Van Voorst van Beest, 1977, bIz. 17-25.
8 A.A. Manten, 1996a. Oude geschiedenis van Kockengen. Tijdschrift Historische Kring
Breukelen, jaargang 11, nr 1, bIz. 43 - 50. 9 A.A. Manten, 1994. Leenmannen en -vrouwen van de gerechtsheerlijkheid Laag-Nieuwkoop,
1392 -1727. Tijdschrift Historische Kring Breukelen, jaargang 9, nr 4, bIz. 177 -192. 10 0. Wttewaall, 1994. Vleuten-De Meern. Geschiedenis en historische bebouwing. Uitgeverij
Kerckebosch, Zeist W.A.G. Perks, 1962. Geschiedenis van de gemeentegrenzen in de pro- vincie Utrecht van 1795 tot 1940. Provinciale Almanak voor Utrecht 1962, Samsom, Alphen aan den Rijn, rubriek Mengelwerk, bIz. 3-81. 11 A.A. Manten, 1997. Het Kockengen-Montfoortsgerecht. Tijdschrift Historische Kring
Breukelen, jaargang 12, nr. 2, bIz. 98 -104. 12 J.H. Gosses en R.R. Post, 1979. Handboek tot de Staatkundige Geschiedenis der
Nederlanden. Deel 1. De Middeleeuwen. Derde herdruk. Martinus Nijhoff, 's-Gravenhage, 300 bIz., in het bijzonder bIz. 218. 13 S.B.J. Zilverberg, 1978. De Stichtse Burgeroorlog. De Walburg Pers, Zutphen, 84 bIz., in
het bijzonder bIz. 12. 14 J.E.A.L. Struick, 1984. Utrecht door de Eeuwen heen. Uitgeverij Spectrum, Utrecht, 400
bIz., in het bijzonder bIz. 102 -103. 15 Zilverberg, 1978, bIz. 17.
16 Zilverberg, 1978, bIz. 18-19.
17 Struick, 1984, bIz. 104.
18 J. Huizinga, 1997. Herfsttij der Middeleeuwen. 22ste druk (1 ste druk 19J 9), met illustra-
ties bezorgd door A. van der Lem. Uitgeverij Contact, Amsterdam, 416 bIz., in het bijzon- der bIz. 168. 19 Manten, 1997, bIz. 101-102.
20 Zilverberg, 1978, bIz. 20.
21 A.A. Manten, 1996b. De oude band van Kockengen en Spengen met kasteel De Haar.
Tijdschrift Historische Kring Breukelen, jaargang 11, m. 5, bIz. 249 ■ 257, in het bijzonder bIz. 250. Idem, 1998. De oude band van kasteel De Haar met Kockengen en Spengen. Historische Vereniging Vleuten De Meern Haarzuilens, jaargang 18, nr 3, bIz. 60 - 65, in het bijzonder bIz. 61. 22 J.J. de Geer, 1851. Proeve eener geschiedenis van het geslacht Van Nyenrode. Uit oor-
spronkelijke stukken bewerkt. Berigten van het Historisch Genootschap te Utrecht, vierde deel, eerste stuk, bIz. 3-124. 23 A.A. Manten, 1998. Portengen-Nijenrodesgerecht Tijdschrift Historische Kring Breukelen,
jaargang 13, nr. 1, bIz. 20-28. 24 Manten, 1994, bIz. 182-183.
25 Over Karel de Stoute: R. Vaughan, 1973. Charles the Bold, The Last Va/o/s Duke of
Burgundy. Longman, Londen, 491 bIz. 26 Zilverberg, 1978, bIz. 21.
27 Zilverberg, 1978, bIz. 21; Struick, 1984, bIz. 106.
28 Struick, 1984, bIz. 106. Zie hierover ook M. Vergouw en P. Siccama, 1993. Eyteren bij
Usselstein. Uitgave Comité van O.L. Vrouw van Eiteren, IJsselstein, 102 bIz., daarvan voor- al bIz. 44-47. 29 J. Baerten, 1970. Karel de Stoute, mens en vorst. Spiegel Historiael, jaargang 5, nr. 2,
bIz. 105-109, 127. 30 Zilverberg, 1978, bIz. 23 - 25.
31 Zilverberg, 1978, bIz. 26.
32 Zilverberg, 1978, bIz. 26; Struick, 1984, bIz. 108.
33 Zilverberg laat wat verwarrend zijn hoofdstuk 'Jaren van macht" (bIz. 17-26) doorlopen tot
1481, terwijl Dawds jaren van macht het duidelijkst worden begrensd door het sneuvelen van Karel de Stoute in 1477. Zilverberg geeft dat ook zelf aan door het volgende |
|||||||||||
|
hoofdstuk te wijden aan 'De crisis van 1477'!
34 Over haar gaat het sterk anekdotische en geromanti-
seerde boek van M. Janssonius, z.j. (1980?), Maria van Bourgondië. Bruid van Europa. Uitg. Thieme, Zutphen, 120 bIz. Er zitten ook noga/ wat geschiedkundige fou- ten in dit werk. 35 Zilverberg, 1978, bIz. 27 ■ 32.
36 S.P Wolfs, 1943. De Utrechtsche predikbroeder Jan
(H)oudaen ie. 1433 ■ 1503). Jaarboekje van 'Oud- Utrechf. 1943, bIz. 19-63. 37 W. van de Pas, 1952. Tussen Vecht en Oude Rijn.
Beschrijvende geschiedenis van Noordwest Utrecht naar aanleiding van het eeuwfeest der R.K. parochie. Uitgeverij Het Spectrum, Utrecht, 254 bIz., in het bij- zonder bIz. 57. 38 H.W. Koch, 1980. Over Hellebaarden, Donderbussen
en Huurlingen. Het krijgsbedrijf in de Middeleeuwen. Elsevier, Amsterdam, 259 bIz., in het bijzonder bIz. 192-193. 39 Anoniem, ca. 1483. In: Bisschop David van Bourgondië
en zijn stad, Utrechts-Hollandsche Jaarboeken 1481 ■ 1483 van de hand van een onbe-
kenden, gelijktijdigen schrijver. Naar den eersten druk van Antonius Matthaeus' Analecta, 1698, opnieuw uit- gegeven en van uitleg voorzien door Dr N.B. Tenhaeff. Herdrukken van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde, nr 2, Utrecht, 1920. 40 N. B. Tenhaeff, 1918. Het Stichtsche platteland in oor-
logstijd (1481 -1483). Jaarboekje van het Oudheidkundig Genootschap "Niftarlake', 1918, bIz. 6 - 32, in het bijzonder bIz. 13. Herdrukt in N.B. Tenhaeff, 1949. Verspreide Geschriften. Noordhoff, Groningen/Batavia, deel I, bIz. 95-118. 41 Van de Pas, 1952, bIz. 58.
42 Koch, 1980, bIz. 203, 206, 208, 213 - 214.
43 Tenhaeff, 1918, bIz. 15.
44 Struick, 1984, bIz. 111 -112.
45 S. van der Linde, 1954 (ongewijzigde herdruk 1978).
1000 Jaar Dorpsleven aan de Vecht. Loenen aan de Vecht 953 -1953. Uitgave Drukkerij Van Kralingen/Kantoorboekhandel Joop Lamme, Loenen aan de Vecht, 151 bIz., in het bijzonder bIz. 29 - 30. 46 Vergouw en Siccama, 1993, bIz. 47.
47 IManten, 1997, bIz. 102.
48 N. Plomp, 1972. Woerden 600 Jaar Stad. Stichts-
Hollandse Bijdragen, 13. Uitgave Stichting Stichts- Hollandse Bijdragen, Woerden, 150 bIz., in het bijzon- der bIz. 74. 49 A.A. Manten, 1991. Het geslacht Van Mijnden en kas-
teel Ruwiel, 4. 1472 -1563. Tijdschrift Historische Kring Breukelen, jaargang 6, nr 3, bIz. 140-155 (cor- rectie: op bIz. 143 staat abusievelijk dat kasteel Ruwiel aan de bisschoppelijke kant diende; de opeenvolgende heren Van Mijnden van Ruwiel waren echter Hoeksgezind en door David van Bourgondië, de eerste bisschop die aan de Kabeljauwse kant stond, kwam men ongewild in het anti-bisschoppelijke kamp terecht). 50 Van de Pas, 1952, bIz. 59. Ook: J.H. Huiting, 1999,
Frederik Uten Ham (1441 -1482), kasteelheer, schout, kastelein, maarschalk. In: W.R.C. Alkemade et al. (Red.), Utrechtse Biografieën - Langs de Oude Rijn, Uitgave SPOU, Utrecht, bIz. 176 -180. 51 Van der Linde, 1954, bIz. 30; Struick, 1984, bIz. 115.
|
|||||||||||
|
23
|
|||||||||
|
door Wouter de Heus
OVER SPOREN EN WEGEN Transformatie 7, van historische dorpen tot modern Leidsche Rijn
Na maanden radiostilte zijn op 15 maart jongstleden de tracés van de noordelijke stadsas en de spoorverdubbeling
gepresenteerd. De keuzen die gemaakt zijn hebben verregaande consequenties voor de historische waarden in het gebied. Vooral de keus om nagenoeg het gehele tracé van de spoorbaan op een 6,5 meter hoge dijk uit te voeren (minus 800 en hopelijk 1200 meter 'op poten') is een breuk met de oorspronkelijke plannen. Op pagina 29 van de ontwikkelingsvisie Leidsche Rijn (jan. 1997) staat:'Voor de spoorverdubbeling wordt ervan uitgegaan dat de uit- breiding ten zuiden van het huidige tracé wordt gerealiseerd en dat de verdubbelde spoorlijn op poten wordt gezet'. In de Actualisatie Ontwikkelingsvisie (mrt. 1999) staat geschreven:'Uit kostenoverweging is een verhoogde en vol- ledig transparant uitgevoerde spoorverdubbeling niet realistisch gebleken. Overleg vindt nu plaats over de hoe- veelheid aan transparantie'. Opgeteld kwam men destijds aan 1071 meter. Inmiddels is 800 meter redelijkerwijs vei- liggesteld en wordt naarstig naar fondsen gezocht voor 400 meter aan extra transparantie, te betalen door de gemeente Utrecht. De noordelijke stadsas (die direct ten zuiden van het spoor komt) was initieel bedoeld als weg met 2x1-rijbanen. Inmiddels blijkt dat niet haalbaar, en zal de weg 2x2-rijbanen meten. Op de volgende pagina's volgt een visueel overzicht van de veranderingen die aanstaande zijn. |
|||||||||
|
Een compilatie van 3 luchtfoto's uit 1936 (Topografische Dienst, Emmen). De gehele loop van het huidige spoor is te volgen,
alsmede de kronkelige loop van de restgeul van de Ouderijn. Veel van de bochten die de zuidkant van het spoor raken, zullen verdwijnen onder de hoge en brede spoordijk en de 2x2-baans stadsas. Het kasteeleiland van Ridderhofstad Huis te Vleuten zal definitief ten onder gaan. Het kasteeleiland van Ridderhofstad Den Hoed blijft bestaan, maar de stadsas mist ter nauwe nood de boerderij. |
|||||||||
|
De foto's links geven een aardig beeld hoe
de situatie ten zuiden van Ridderhofstad Den Ham eruit komt te zien. Vanuit Vleuterweide zal het zicht op deze prachtige toren voor een belangrijk deel worden weggenomen. De spoordijk wordt 6,5 meter hoog. Op de foto van de oude situatie is de trein nog juist tus- sen de bomen (links) zichtbaar, maar valt nauwelijks op. In de nieuwe situatie is de trein niet meer over het hoofd te zien. Erg jammer dat de nieuwe bewoners van de 6.500 woningen die in Vleuterweide zullen komen, veel minder kunnen genieten van de enige nog bestaande woontoren van een voormalige Ridderhofstad. Een stukje rechts van de onderste foto komt een doorgang in de spoordijk om een weg aan te leggen tus- sen de noordelijke stadsas en de huidige Parkweg. De breedte van deze onderdoor- gang zou het zicht op de toren moeten waar- borgen. Links van de foto moet een fly-over komen (ter hoogte van 't Hoogt). Deze is nodig om een keerpunt te maken voor de trein. Het is de bedoeling om tussen dat punt en Houten (via Utrecht) acht maal per uur een verbinding te hebben. De fly-over (zie foto op de volgende pagina) torent boven de trein uit. Foto's en animatie door auteur. |
|||||||||
|
24
|
|||||||
|
Links de situatie juist ten westen van Den
Ham, rond 't Hoogt. De witte slinger moet de fly-over voorstellen die er voor zorgt dat een trein komende uit Vleuten, via de fly-over, weer naar de andere zijde kan worden gebracht om zodoende via het rechter spoor weer terug naar Vleuten te kunnen rijden. Alleen op deze wijze kunnen tussen Vleuten, Utrecht en Houten acht treinen per uur gaan rijden. De schoonheidsprijs zal er echter niet voor uitgereikt worden. Graag zou ik ook een animatie zien vanaf het maaiveld. Pas dan kan echt duidelijk worden hoe dit 'kunstwerk' er in de praktijk uit zal gaan zien. Animatie ontvangen van Railinfrabeheer, Ems Peters, aangepast door auteur. |
|||||||
|
Links de situatie rond de spoorovergang in
het dorp. Zoals Johan Cruijff zegt:'Heb ieder nadeel z'n voordeel'! Ontegenzeggelijk is een groot voordeel van de hoge spoordijk, dat er in het dorp nooit meer een auto voor de trein zal hoeven wachten. Voorts zal er ook nooit meer iemand onder de trein kunnen lopen, iets wat mijzelf een jaar of twintig geleden op deze plek bijna overkwam. Toch kleven er volgens mij ernstige bezwaren aan een soort Deltadijk tussen het oude dorp en Vleuterweide. Misschien is dat vals senti- ment van mijn zijde, maar je zult maar de hele dag tegen zo'n ellendig ding aan zitten turen. Verder zullen er redelijk wat huizen afgebroken moeten worden. Toch raar dat uiteindelijk de variant van het 'op poten zet- ten' van het spoor zo eenvoudig van tafel is geschoven. Je ziet maar weer hoe burgers steeds op het verkeerde been worden gezet. Eerst maken we een prachtig marketingplan (Masterplan), om gaandeweg de aardige uit- gangspunten steeds verder uit te kleden. Als je daar een vraag over stelt, krijg je steeds hetzelfde antwoord. 'Maar u kon toch ook wel inzien dat zoiets onbetaalbaar was!'. Ik denk dan altijd:'zet het dan niet in de plan- nen, dan hoef je er ook niet op terug te komen'. Kennelijk is dat een vreemde gedachte. Het is echter heel vervelend dat Leidsche Rijn nog talloze planonderdelen bevat, waar we straks om financiële redenen een stapje terug gaan doen. We zullen er aan moeten wennen! Bedenk bij de animatie dat het 'foto-punt' een paar honderd meter zui- delijker ligt dan bij de foto. Anders was er van de kerktoren en de kastanjeboom niets meer te zien. Foto door auteur, animatie door Martin de Wildt, MCW Studio's. |
|||||||
|
25
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
De eerste foto links betreft de Enghlaan,
maar dan het gedeelte tussen de Utrechtseweg en het spoor. Ooit was dit de toegangsweg naar Ridderhofstad Den Engh. Op deze plek is enige winst te behalen, omdat de twee delen van de Enghlaan weer met elkaar kunnen worden verbonden. Echter, het is maar de vraag of deze onder- doorgang er ook zal gaan komen. 800 meter van het spoor tussen de A2 en het westen van Vleuten zal als onderdoorgang worden uitgevoerd op kosten van het Rijk. De gemeente Utrecht zal fondsen moeten vin- den voor 400 meter 'transparantie'. De onderdoorgang bij de Enghlaan zit in deze 400 meter. Het zal dus duimen worden. Overigens, op de voorgrond zal de noordelij- ke stadsas 2x2-rijbanen breed voorbij razen. Het was aardig geweest een paar autootjes in de animatie bij te voegen, dat zou de toe- komstige werkelijkheid wat adequater weer- geven. Foto auteur, animatie door Martin de Wildt, MCW Studio's. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Hier een luchtfoto van de omgeving rond
spoorwegovergang De Tol. Links de loop van de noordelijke stadsas, rechts het verdub- belde spoor. Het Kasteeleiland van Ridderhofstad Huis te Vleuten is verdwenen, de boerderij ligt ingeklemd tussen spoor en stadsas. De ROB moet vergunning verlenen voor deze oplossing, gezien de status van het eilandje. Railinfrabeheer voelt zich ook niet lekker bij deze oplossing en broedt op een manier om het verdwenen eilandje te visualiseren in het taluud. Illustratie ontvan- gen van Railinfrabeheer, Ems Peters. Aangepast door auteur. Hier een blik naar het westen vanaf ongeveer
Ridderhofstad Den Hoed, die net van de lin- kerkant van de foto is 'afgevallen'. Het Kasteeleiland van Ridderhofstad Den Hoed blijft bestaan, maar de stadsas nadert de boerderij tot op enkele meters. Op de noor- delijke stadsas zullen dagelijks 20 tot 28 dui- zend autobewegingen per etmaal plaatsvin- den. Animatie door Martin de Wildt, MCW Studio's. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
26
|
||||||||||
|
Muizen
|
||||||||||
|
Het ledikant van vader en moeder was daar-
voor in de voorkamer geplaatst, want als de ooievaar 's nachts zou komen hoefde hij niet met het kindje de smalle trap op naar boven te klimmen. Vader en moeder sliepen slecht beneden, de
hele nacht hoorden ze de muizen heen en weer lopen achter het behang. De volgende dag zei pa: "Ik heb die muizen eerst maar eens uitgeroeid". Nee, we mochten niet weten hoe, en we
mochten ze ook niet meer zien. De nacht daarna had de ooievaar het beloofde broer- tje gebracht. Iedereen was erg blij met dit nieuwe leven in
huis en het was dan ook groot feest. Aan ons werd wat minder aandacht geschon- ken, alleen vertelde pa ons; "morgen krijgen jullie lekker beschuit met muisjes". Wij konden ons echt niet voorstellen dat pa de jonge muisjes bewaard had om ze ons te laten opeten ! Gelukkig was dat niet zo, uit een mooi pakje
kwamen mooie gekleurde rondjes en die smaakten erg lekker. Moeder lag ziek op bed, maar ze beloofde
ons; "als ik weer beter ben krijgen jullie een keer gestampte muisjes op brood". Het smaakte ook weer erg lekker, maar ik blijf het toch maar verdacht vinden dat mijn vader niet wil zeggen waar de muizen die achter het behang zaten zijn gebleven. De Meern, april 1937
Theo van den Berg Illustratie;
Barbara Gravendeel |
||||||||||
|
In een boerendorp raak je al heel jong vertrouwd met allerlei gewoon-
ten en gebruiken, maar ook raak je vertrouwd met alle soorten dieren. Bij ons thuis hadden wij een varken, twintig kippen, tien konijnen, drie katten, een hond en een koerduif. Met al deze dieren gebeurde in de loop van het jaar wel wat. Het var-
ken kreeg een jaar lang heel goed te eten, zodat hij na een jaar vet genoeg was om geslacht te worden. Dat was altijd weer een trieste maar noodzakelijke gebeurtenis, maar door een varken te slachten hadden wij het hele jaar door spek, worst en vlees voor het hele gezin. Ook de konijnen werden vet gemest, maar zij moesten, voordat ze
geslacht werden zich eerst nog heel wat keren vermenigvuldigen. De kippen zorgden voor de eieren, maar als ze die niet genoeg meer kon- den produceren, gingen zij ook stuk voor stuk de pan in. Met de katten ging het anders, zij waren onze trouwe huisdieren, zij
waren niet verplicht om voor nageslacht te zorgen, maar deden dit onder luid gejank soms wel twee keer per jaar. Onze hond bewaakte huis en erf en was onze trouwe huisvriend. Hij
was van het mannelijk geslacht, en was soms wel dagen van huis om de vrouwelijke honden te laten zien dat hij een echte kerel was. De koerduif zat in een kooi de hele dag te lachen en te koeren. Zo
was er in en om het huis altijd wel leven, en ook af en toe weer nieuw leven. |
||||||||||
|
Op een dag was er wel heel bijzonder nieuw leven. Onze huiskamer
werd steeds na wat jaren opnieuw behangen, dat was altijd een heel karwei, de muren van de kamer waren erg ruw en ongelijk. Om het behang strak op de muren te krijgen moesten de muren betengeld wor- den. Er werden dan latten tegen de muur gemaakt, daar overheen werd dan jute gespannen, daarover kranten geplakt en dan het behang. Tussen de muur en het behang was zodoende een behoorlijke ruimte. Hiervan hadden de muizen in ons huis dankbaar gebruik gemaakt, en in die ruimte een nest gebouwd. Al vroeg in het voorjaar hoorden we veel geritsel achter het behang, er
zat dus een behoorlijk nest jonge muizen. Vader had ons ook verteld dat er misschien nog meer jong leven in
huis zou komen. Er zou misschien door de ooievaar een nieuw broertje of zusje gebracht worden. |
||||||||||
|
27
|
|||||||||||||
|
Van de voorzitter '^^
De grote veranderingen in onze omgeving en de overgang van dorp
naar wijk in Utrecht, hebben de vraag opgeroepen of er ook in de toe- komst een taak voor onze thans 20- jarige vereniging is weggelegd. Het bestuur heeft daar weinig twijfel over laten bestaan: het is van mening dat het juist in de komende jaren van groot belang is de eigen identiteit te bewaren. Kennis van de geschiedenis is daarbij een van de wezenlijke zaken en daarvoor staat de vereniging. En dat niet alleen voor de oude bewoners, ook voor de nieuwkomers is het van belang te beseffen dat zij wonen in een gebied met een rijke historie. Meer dan in het verleden zal het bestuur zich ook op de tweede categorie bewo- ners richten. Twee hoofdthema's staan de komende jaren centraal. In de eerste
plaats voortgezette studie van het woongebied en van de mensen die hier hebben gewoond en gewerkt. Het resultaat wordt vastgelegd en toegankelijk gemaakt voor ieder die daar belangstelling voor heeft. Het Documentatiecentrum, ons tijdschrift in nieuwe uitvoering, boekwerk- jes, folders, en exposities zullen daarin blijvend een centrale rol spelen. Een punt van zorg vormt hier de Oudheidkamer, die niet in het Kabinet kan worden gehandhaafd. In de tweede plaats zal het streven, meer dan in het verleden, wor-
den gericht op behoud en herstel van waardevolle zaken en elementen in het landschap en het stedelijk gebied, die in de nieuwe situatie een blijvende herinnering kunnen vormen aan wat vorige geslachten hebben opgebouwd en die het eigen karakter van deze regio kunnen weerspie- gelen. Overigens, grote veranderingen kunnen ook leiden tot herstel van wat ooit is verdwenen. In de planvorming rond Leidsche Rijn en Rijnsche Park zijn daarvan gelukkig voorbeelden te vinden. Laten we hopen dat de goede wil stand houdt als rekenmeesters bezwaren maken. Onze vereniging heeft zelf uiteraard slechts beperkte middelen en
praktisch geen mogelijkheden. Wat wij kunnen is bij de verantwoorde- lijke instanties onze kennis inbrengen, adviseren hoe in gigantische en complexe veranderingsprocessen het cultureel erfgoed kan worden meegenomen. Wij doen dit ook niet alleen. We werken samen met veel organisaties die door dezelfde idealen worden geleid, zoals onder meer Oud Utrecht, de Vereniging voor Heemkunde en de Archeologische Werkgemeenschap. Wij dromen van een toekomstige bewoner die dwalend door onze
streek zijn voet kan zetten op de weg waarop ooit Romeinse legionairs marcheerden, hun badhuis kan bezichtigen, een schip kan bewonderen dat in het jaar 130 eiken palen aanvoerde voor bruggen en dammen. Op dezelfde wandeling kan de toekomstige bewoner langs het Jack P. Thijsselint kennis nemen van de ontginningen in de Middeleeuwse perio- de, de ridderhofsteden die hier ooit stonden en de zandwegen die ze met elkaar en met de buitenwereld verbonden. Uit een latere periode ziet hij prachtige oude boerderijen die herinneren aan de agrarische periode en tenslotte rust hij uit in een stadstuinderij waar schoorste- nen, kassen en een uniek waterreservoir herinneren aan de tijd dat de tuinbouw hier een bron van welvaren vormde. Daar willen wij met u aan werken! P.K. Schenk
Inhoud biz.
Van de voorzitter 27
Verenigingsberichten en bezoek De Ham 28 en 45
De Stichtse Burgeroorlog (2) 29
Kosters en schoolmeesters in de 17e eeuw (2) 40
De Transformatie (8) 46
Schatkamer Leidsche Rijn (1) 49
Opa's ie-meel 52
|
|||||||||||||
|
Vi<
|
|||||||||||||
|
Hiiy#«'V\ HISTORISCHE VERENIGING
jL Üvleuten-dé meern-haarzuilens |
|||||||||||||
|
Colofon
Tijdschrift van de Historische Vereniging
Vleuten, De Meern, Haarzuilens. Verschijnt 4 l<eer per jaar. ISSN 0928/4893 21e jaargang no. 2 juni 2001 De vereniging is ingeschreven in het
verenigingsregister van de KvK Utrecht eo. onder nummer V 479360 Correspondentieadres
Dorpsstraat 1 3451 BH Vleuten
http://come.to/histvervdm Dagelijks bestuur
Dr. Ir. P.K. Schenk / voorzitter
Telefoon 030-6774915 F.C.G.M. Besouw / secretaris
Telefoon 030 - 6773000 R.W. Pouw / penningmeester
Telefoon 030 - 6772590 Ereleden
Mevr. Prof. Dr. C. Isings / Soest
Dr. D.W. Gravendeel / Laag Keppel A.J. van Zoeren / Vleuten Gebouwen
Vleuten Broederschapshuisjes
030 - 6774222
De Meern Het Kabinet Contributie (inclusief tijdschrift)
ƒ 35.00 per jaar , per post ƒ 13.00 extra
Losse nummers tijdschrift:
ƒ 10.00 leden / ƒ 12.50 niet-leden
Bankrelaties ? {
ABN-AMRO Bank De Meern „, .;
rek. 55.66.33.040
Rabobank Vleuten, rek. 36.75.17574
Postbank, rek. 2689200 |
|||||||||||||
|
Redactiecommissie
H.E.J. van Essen, J.H.P. Heesters,
W.H. de Heus Mauritslaan 17, 3454 XP De Meern
Telefoon 030 - 6662992 Ontwerp omslag
Peter de Vries
Ontwerp binnenwerk Frank Moed
Druk
Jan Evers / De Meern
|
|||||||||||||
|
28
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Verenigingsberichten
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Wijzigingen in bestuur
Door de algemene ledenvergadering is op 24 april j.l. de heer R.W.
Pouw te Vleuten benoemd tot bestuurslid. Met dank van het bestuur en de vereniging is afscheid genomen van de aftredende bestuursleden mevrouw N. de Rooij-Goes en de heren J.F.K. Kits Nieuwenkamp, A.W. Koot en A.J. van Zoeren. In de bestuursvergadering van 14 mei j.l. is de heer T.P.J. van Dijk aangewezen als plv. voorzitter, de heer R.W. Pouw aangewezen als penningmeester, de heer P. de Rooij aangewe- zen als plv. penningmeester en de heer J.W. Schoonderwoerd aange- wezen als plv. secretaris. Benoeming erelid
Door de algemene leden vergadering is op 24 april j.l., voor zijn inzet
als mede-initiatiefnemer, mede- oprichter en bestuurslid de heer A.J. van Zoeren met algemene stemmen benoemd tot erelid van de vereniging. Cursus genealogie
"Genealogie is een boeiende bezigheid, maar je moet een beetje de weg
weten". Onder dit motto wordt er, evenals in voorgaande jaren, voor degenen die willen beginnen (of al begonnen zijn) met familieonderzoek, in november door onze vereniging, in samenwerking met het Kursusproject Vleuten-De Meern, weer een kursus genealogie voor begin- ners gegeven en wel op de dinsdagavonden 6,13, en 20 november in de Broederschapshuisjes in Vleuten. Aanmelding voor deze kursus dient te geschieden op het tijdstip dat
daarvoor is vermeldt in het rode kursusboekje van het Kursusproject Vleuten-De Meern, dat huis aan huis wordt bezorgd. Als u interesse heeft houdt dat boekje dan in de gaten.! "Van de brug af gezien, sprokkelingen van een
Merenees, deel 2" Dit door Th. van den Berg geschreven boekje werd op 20 april j.l. door
de vereniging gepresenteerd en het eerste exemplaar werd door de auteur aan mevrouw mr. A.H. Brouwer, burgemeester van Utrecht, overhandigd. De enorme vraag naar het uitverkochte eerste deel heeft de vereni-
ging doen besluiten een beperkt aantal van het eerste deel uit te bren- gen als herdruk. De boekwerkjes zijn - zolang de voorraad strekt - bij boekhandel
Visscher in de Meern te koop voor ƒ. 24,50. Voor leden van de ver- eniging is het voor ƒ. 22,— verkrijgbaar in de Broederschapshuisjes. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
In memoriam Joop van der Poel
Op 2 juni j.l. is op 82 jarige leeftijd overleden de heer J.H. van der Poel, die
gedurende vele jaren het merendeel van zijn vrije tijd voor onze vereniging heeft gewerkt. Duizenden uren heeft hij besteed aan het verzamelen, overschrijven en
transcriberen van in het Utrechts Archief aanwezige oude akten, die betrek- king hebben op de geschiedenis van Vleuten-De Meern. Daarmee heeft hij onze vereniging een rijk bezit verschaft, waar onderzoekers van kunnen pro- fiteren. In 1999 werd hem door het bestuur de Dr.D.W.Gravendeelprijs van de ver-
eniging toegekend als waardering voor zijn werk. Vorig jaar werd hem de koninklijke onderscheiding als lid van de Orde van Oranje Nassau toege- kend. Wij zijn de heer van de Poel, die lange tijd in Maarssenbroek en nu ruim een
jaar in Huize Jozefzorg woonde, dankbaar voor al hetgeen hij voor onze ver- eniging gedaan heeft. Wij hopen dat hij nu geniet van een verdiende rust, samen met zijn vorig jaar overleden vrouw. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
29
|
||||||||||||||||||
|
door Ahe A. Manten
|
||||||||||||||||||
|
4m
|
||||||||||||||||||
|
^f! il) * ( tS»
|
||||||||||||||||||
|
DODENDANSEN
De Stichtse Burgeroorlog (2)
|
||||||||||||||||||
|
In het eerste deel van dit verhaal, verschenen in het vorige nummer van dit tijdschrift, werd verteld over een be-
langrijke machtswisseling in het bisdom Utrecht. Achtereenvolgende vorst-bisschoppen hadden de conservatie- ve Hoeksgezinde partij gesteund. In 1456 kwam onder Bourgondisch-Hollandse druk echter David van Bourgondië op de Utrechtse bisschopszetel, die de opvattingen van de hervormingsgezinde Kabeljauwen deelde. De meer- derheid van de Stichtse landadel behoorde tot de Hoeken en verzette zich tegen hem, hoofdzakelijk uit eigenbe- lang. Hun belangrijkste aanvoerder was burggraaf Jan van Montfoort. De maarschalk van de bisschop was Frederick Uten Hamme, heer van kasteel Den Ham. De spanningen liepen steeds meer op, en leidden tenslotte in de zomer van 1481 tot een echte burgeroorlog binnen het Sticht Utrecht, al bleef Holland daarbij niet afzijdig. |
||||||||||||||||||
|
Ook schijnen predikers als ondersteuning
van hun verkondiging dodendansen te heb- ben laten uitvoeren, waarbij geestelijken en burgers van alle rangen door als de dood verklede personen werden meegevoerd in een rondedans." De dodendans werd ook vastgelegd in
afbeeldingen, eerst als muurschilderingen, later tevens in houtsneden. Het is bekend dat op verschillende kerkhoven in de 15de eeuw, en mogelijk al wel eerder, sculpturen van de dodendans te zien zijn geweest, maar door sloop of oorlogsgeweld zijn die overal verloren gegaan. Wel bewaard geble- ven zijn fresco's in een aantal kerken en afdrukken van houtsneden, die de doden- dans verbeelden. De dood wordt daarin vaak afgebeeld met een zeis of met een wapen zoals een speer of een pijl en boog. Ook was de schop, het gereedschap van de doodgra- ver, nogal eens bij een dodendans te zien. Muziekinstrumenten van de dood zijn trom- mels, trompetten (verwijzend naar de bazui- nen waarop geblazen zal worden op de jong- ste dag), doedelzakken (vaak pijpzak of piep- zak genoemd) en fluiten (pijpen genaamd). De uitdrukking "naar het pijpen dansen" zou in oorsprong verwijzen naar de dodendans." Ook het kind werd opgenomen in afbeeldin- gen van de dodendans.^" Een ander bekend Middeleeuws thema is
de onverwachte ontmoeting, tegen het val- len van de duisternis, van drie levenden met drie doden, die hen adviseren zich op hun levenswijze te bezinnen voordat het te laat is. Men ziet het op indrukwekkende wijze afgebeeld op een grote muurschildering in het Campo Santo in Pisa, Italië. Ook zijn fres- co's met dit onderwerp bekend uit Frankrijk, Duitsland, Engeland en Nederland (muur- schilderingen in Zaltbommel, Naarden en Zutphen). Het thema is eveneens terug te vinden op schilderijen en in illustraties in Middeleeuwse manuscripten en werd boven- dien verwerkt in de literatuur uit die tijd.^^ |
||||||||||||||||||
|
Bijzondere aandacht voor de dood
Ik wil het nu hebben over een schijnbaar heel ander onderwerp: de
kunstzinnige verwerking van de confrontatie met de dood. Hoe dit thema past in het verhaal over de Stichtse Burgeroorlog zal gaande- weg duidelijk worden. Een van de opmerkelijke verschijnselen uit de Middeleeuwen is de
dodendans. In feite stamt dat begrip al uit een veel oudere tijd. Reeds in de voor-christelijke periode dacht men hier dat de doden 's nachts uit hun graven kwamen en ronddansten. De kerstening slaagde er niet in die gedachte uit te roeien. Zelfs nog na de Middeleeuwen vermeden mensen om in de nacht in de buurt van een kerkhof te komen, uit vrees dat men dan "de dans niet kon ontspringen" en door de doden zou wor- den meegevoerd. Op tijdstippen en plaatsen die men minder gevaarlijk vond, werd de
dodendans door de levenden geïmiteerd. Zo werd de dans gebruikt om de mensen te wijzen op het voor iedereen onvermijdelijke sterven en probeerde men de angst voor het onverwachte van de dood wat weg te nemen." Een predikorde als die van de Dominicanen schonk op een veelheid
aan manieren aandacht aan het sterven en wat erop volgde. Al in de 12de eeuw werd het motief gebruikt in de zogenaamde Vado Mori gedichten, waarin men personen uit alle maatschappelijke rangen, van paus tot bedelaar, liet vertellen hoe nutteloos aardse rijkdommen zijn. Het bekende Laat-Middeleeuwse drama EIckerlyc is erop gebaseerd. |
||||||||||||||||||
|
\j?^'-^-
|
||||||||||||||||||
|
Afb. 5. Het gedeelte linksboven van het fresco van de drie levenden en de
drie doden in de kerk van Westbroek, achtergrond van het deel met de drie doden. Omdat dit hoog op de muur staande deel moeilijk goed te fotograferen bleek, maakte op verzoek van de auteur Martin Verweij daar- van deze schetstekening. Het toont diverse elementen die ontleend zijn aan de bebouwing in de stad Utrecht. Rechts het torentje van de Jacobikerk, daarnaast de Domtoren; midden boven een stads kasteel. |
||||||||||||||||||
|
30
|
|||||||||||
|
een poortgebouw in de stadsmuur liggen,
geheel links, rivierschepen afgemeerd. Rechts van het poortgebouw staat een groot diep huis, met het karakter van een stads- kasteel zoals er verscheidene in het hart van Utrecht aan Oude Gracht en Neude werden aangetroffen. Denk bijvoorbeeld aan het Utrechtse huis Oudaen. Op het terrein buiten de stad is een jachtpartij in volle gang. Op de rechter muurhelft, achter de drie
levenden, laat de schildering onder andere dames van lichte zeden zien, die staan voor een kroeg met een zwaantje op het uithang- bord, een man in een narrenpak en mensen die met pijl en boog aan het schieten zijn. Zowel boven de doden als boven de leven-
den zweven tekstbanden. Het lijkt op een soort stripverhaal, maar de teksten zijn helaas niet meer leesbaar. Onder deze voor- stelling heeft een uitgebreide tekst gestaan. De letters daarvan zijn slechts vaag zicht- baar en maar een paar woorden zijn met moeite nog te lezen. De Westbroekse dorpskerk bevat meer
muurschilderingen uit dezelfde tijd. Rechts onder de schildering van de leven-
den en de doden staan zes heiligen ten voe- ten uit afgebeeld, te weten Sint-Apollonia (onder andere patrones van een haar toege- wijd gasthuis in Utrecht, gesticht door de heren Van Zuyien die ook gerechtsheer waren van Westbroek; later is het omgezet in het Sint-Bartholomeusgasthuis), Sint- Werenfridus (heilig verklaarde missionaris, helper van Willibrord), Sint-Laurens (bescher- mer tegen brand en helper van de nooddruf- tigen; patroon van de benedictijner abdij Oostbroek bij De Bilt), Sint-Engelmundus (evenals Werenfried een gezel van Willibrord, patroon van zowel het benedictijner klooster als de kerk van Velsen), Sint-Rosiaen of - Euphrosyna (beschermster van vrouwen in barensnood; de enige afbeelding van haar die uit Nederland bekend is) en Sint-Brigida of -Brigitta (patrones van de veehouders).^"^ Vermoedelijk waren het er eerst vier, die met elkaar op één groen voetstuk staan, en zijn de twee laatstgenoemden er pas bij nadere overweging alsnog aan toegevoegd. De eer- ste vier duiden op een zekere relatie tussen Westbroek, de kerk van Utrecht en de abdij Oostbroek. De beide laatstgenoemden ver- wijzen vrijwel zeker naar een ingrijpende gebeurtenis in Westbroek, waar ik later in dit verhaal op terugkom. Verder noem ik hier de afbeelding van het
Laatste Oordeel op de binnenkerkse noord- muur van de toren (binnenkerks gelegen omdat de zijbeuk van de kerk werd verlengd toen een buiten de toren gelegen torentrap |
|||||||||||
|
Fresco's in de kerk van Westbroek
Een van de bewaard gebleven fresco's die een duidelijke verwijzing
naar de dood bevat, is te zien in de oude dorpskerk van Westbroek, in de doopkapel aan de zuidkant.^'^" Deze wandschildering heeft als centraal thema het zojuist genoemde
verhaal van de drie levenden en de drie doden. Het is in dit geval ech- ter gewoon midden op de dag. Drie vorsten ontmoeten tijdens een jachtpartij, bij het passeren van een kerkhof, drie overleden vorsten, die uit hun graven zijn gekomen om - zo lijkt het - te waarschuwen tegen een al te losbandige levenswijze van de jagers. De drie doden zijn heel herkenbaar, maar een beetje schematisch
weergegeven. Alle drie dragen zij hun eigen lijkkist. Vergeleken met de levende personen zijn ze reusachtig van afmeting. De meest linkse dode stapt naar voren en doet door gebaren en kleed denken aan een klassieke redenaar. Met een linkshandig gebaar richt ook de meest rechtse van de drie doden zich tot de levenden. De middelste dode toont de toeschouwer het ongedierte dat van zijn lichaam bezit heeft genomen. De levenden zijn levensecht geschilderd. Ze dragen zwierige kleren.
Hun paarden steigeren van schrik. De jachthonden willen wegvluchten. De voetknechten in het gezelschap knijpen hun neuzen dicht vanwege de stank. Vergeleken met andere afbeeldingen van het thema van de levenden
en de doden zijn er een paar opmerkelijke verschillen. Elders verkeren de drie lijken duidelijk in verschillende stadia van
ontbinding. Eén dode is nog betrekkelijk gaaf, een is halfvergaan en van de derde rest nauwelijks meer dan het skelet. De drie doden die in Westbroek staan afgebeeld, zijn daarentegen in ongeveer dezelfde fase van lijkontbinding; ze moeten min of meer gelijktijdig aan hun levenseinde zijn gekomen.^' Ze staan ook alle drie, leunend op de rechtop op de grond geplaatste vrij korte deksels van hun doodskisten. Specifiek en opmerkelijk in deze muurschildering is verder dat op de
achtergrond de stad Utrecht te zien is.*^" Op het linker deel, dat met de drie doden, staat de Utrechtse Domtoren. Daarnaast het spitse toren- tje van de Jacobikerk, die de parochiekerk van de Westbroekers was in de tijd waarin Westbroek nog niet zelf een parochie was. Meer naar links zien we de veel wereldser buitenkant van de stad Utrecht. De toren van de Buurkerk is daar op de achtergrond te herkennen. Nabij |
|||||||||||
|
Aib. 6. De achtergrond van het rechterdeel van de muurschildering van de
levenden en de doden in de oude dorpskerk van Westbroek, boven het deel met de drie levenden, nagetekend door Martin Verweij. Dit deel van de muurschildering is minder karakteristiek, vager bewaard gebleven en moeilijker te interpreteren dan het deel in Afb. 5. Duidelijk is dat de nadruk overal ligt op mensen die vermaak bieden of zich vermaken en genieten van het zorgeloze leven. Links boven de toren van de Utrechtse Buurkerk. |
|||||||||||
|
31
|
|||||||
|
moest worden aangelegd). Dat fresco, dat eveneens duidelijk verband
houdt met reflecties over de dood, laat de aartsengel Michael zien als zielenweger en Christus, rechtsprekend, op de regenboog. Rechts van Christus is de hemel afgebeeld als een veilige ommuurde ruimte. Links van Hem is veel drukte te zien bij de ingang van de hel." Ook deze muurschildering is vrijwel zeker even oud als die met de levenden en de doden, maar moet zijn gemaakt door een andere, wat ouderwetser werkende schilder.^' De verklaring van deze opmerkelijke schilderingen in de dorpskerk
van Westbroek vinden we in gebeurtenissen die zich rond Sint- Stevensdag 1481 in dit dorp voltrokken. De dag van de heilige Stefanus is 26 december. In 1481 kon men die Tweede Kerstdag in onze omstreken geen feestdag noemen. Naarden dubbel gedupeerd
De aanloop tot het drama begon in de nacht van 10 op 11 november
1481, toen in het kader van de Stichtse Burgeroorlog een gezamenlijk Utrechts/Amersfoorts leger van ongeveer zeshonderd man zich ver- dekt opstelde in de boomgaarden buiten de omwalling van de stad Naarden. Drie soldaten hadden zich verkleed als vrouwen en deden voorkomen alsof zij eieren en boter op de markt wilden brengen. Voor de zekerheid hadden ze een "echte" vrouw meegenomen die de poort- wachter van Naarden verzocht de poort te openen. Toen dat was gebeurd, doodden de als vrouwen vermomde soldaten de poortwach- ter door hem zijn keel te doorsteken. Daarna gaven zij een teken aan hun achtergebleven makkers die daarop de stad binnenstormden en iedereen die zij op hun weg ontmoetten van het leven beroofden. Nadat de stad zo bij verrassing was ingenomen, gingen de huursoldaten die deel uitmaakten van het Utrechts /Amersfoortse legertje over tot plun- dering. Niet alleen burgerhuizen, maar ook kerken en kloosters werden beroofd van alles wat maar enigszins van waarde leek. De buit was zo omvangrijk dat het een probleem was hoe men al die goederen moest transporteren. Ze stalen alle wagens die ze vonden, die zo volge- stouwd werden dat enige ervan onderweg in het veen dreigden weg te zakken.*■' Achteraf bleek deze bravouredaad van de Utrechters niet zo ver-
standig. Na de overwinning op de Hollanders bij Vreeswijk stelden de Utrechters er een eer in te laten zien dat ze hun tegenstander ook op diens eigen grondgebied durfden tarten. Maar actie riep natuurlijk reac- tie op en zo begon een keten van gebeurtenissen die uiteindelijk de Utrechters zwaar opbrak. Al snel waren Hollandse krijgslieden uit Amsterdam en omliggende
plaatsen op weg naar Naarden. Omdat de daar achtergebleven Utrechters en Amersfoorters weinig nut zagen in het verdedigen van de stad, ontruimden ze op 13 december 1481 Naarden. De troepen van de Hollandse stadhouder Joost van Lalaing pakten eerst Eemnes en Soest aan, om geen risico te lopen vanuit het gewest Utrecht in de rug aangevallen te worden. Dat betekende overigens niet een simpele bezetting. Maar liefst zo'n vier- a vijfduizend man overweldigden Eemnes en "sloeghen der veel doot. . . Ende sy pionderden 't ende sy staken 't aen ende bernden 't al op vier huysen na of vijf"." Na die aanval op Eemnes en Soest troffen de Hollanders tot hun ver-
bazing een onverdedigd Naarden aan, zodat ze meteen na het binnen- dringen van de stad met roven en plunderen konden beginnen. Zonder scrupules zetten ze de terreur voort waarmee de weggetrokken Utrechtse troepen hadden moeten ophouden. De inwoners van het in Holland gelegen Naarden, die dus totaal niets met de burgeroorlog in het Sticht Utrecht van doen hadden, moeten zich temidden van dat wis- selend krijgstoneel wel heel erg ongelukkig hebben gevoeld." De Hollandse troepen, overmoedig geworden door het gemak waar-
|
mee ze hun gang konden gaan, zouden het
niet bij hun acties in Eemnes, Soest en Naarden laten. Engelbert van Kleef aangeworven
ALS ruwaard
Intussen was Jan van Montfoort erin
geslaagd Engelbert van Kleef over te halen om aan zijn zijde ruwaard, landvoogd, van het Sticht Utrecht te worden.'^^ Dat beteken- de in feite dat hij zich voor de Hoekse partij wat het wereldlijke bestuur betreft als "tegenbisschop" beschikbaar stelde. Deze zet van Hoekse zijde maakte deel uit van hun pogen aan de opstand een wettig karakter te geven. Jan van Montfoort kon vervolgens probe-
ren ook het Oversticht (Overijssel) mee te krijgen. Dat bleek echter niet eenvoudig. De mensen die in het Oversticht wat te zeggen hadden, mochten dan eveneens allerlei grie- ven tegen hun bisschop hebben, maar in opstand komen tegen hem ging hen te ver. Ze kozen voor een bemiddelende rol tussen de in het Utrechtse strijdende partijen, in de hoop dat zij in een succesvolle afloop daar- van ook voor zichzelf voordelen konden behalen. Helaas echter slaagden ze er niet in beide partijen nader tot elkaar te brengen. Op weg naar Utrecht kwam de 18-jarige
Engelbert van Kleef op 23 december 1481 in Amersfoort aan. De dag daarop begon hij aan het laatste stuk van zijn reis naar de stad Utrecht. Onderweg zag hij, ter hoogte van de Amersfoortse berg, dat de Hollandse troepen van Joost van Lalaing bezig waren Baarn in brand te steken. Hij beschouwde dat als een kleinigheid, die nu eenmaal bij een oorlogssituatie hoorde, en nam geen ini- tiatief tot een tegenactie.^" Had hij dat nou maar wel gedaan ... De krijgshaftiger en ervarener Jan van Montfoort zou in die situ- atie vermoedelijk daadkrachtiger hebben gereageerd. Onverstoord reisde Engelbert van Kleef
met zijn gevolg evenwel door naar Utrecht, waar hij zijn intrek nam in de Bisschopshof. Jan van Montfoort heeft geruime tijd ook
gehoopt steun te kunnen verwerven van koning Lodewijk XI van Frankrijk, die een fanatieke vijand was van de Bourgondische staat. Maar van diens kant is nooit een teken van belangstelling voor de oorlog van de Stichtenaren gekomen. Omdat in die tijd ook de Frans-Bourgondische oorlog nog aan de gang was, welke zich toen in belangrijke mate afspeelde langs de grenzen van de Zuidelijke Nederlanden, werden wel veel Bourgondische troepen in het zuiden vastge- houden, ver van Utrecht. |
||||||
|
32
|
|||||||
|
De slag bij Westbroek
Weliswaar langzamer dan Engelbert van Kleef en zijn gevolg, trok ook
de legermacht van de Hollands-Bourgondische stadhouder Joost van Lalaing verder in de richting van de stad Utrecht. Ze was nog steeds zo'n vier- tot vijfduizend weerbare mannen groot. Op 26 december 1481, "Sint-Stevensdag", Tweede Kerstdag, bereikten ze Westbroek. Het hele dorp werd in brand gestoken, behalve de huizen waarin de sol- daten een kraamvrouw of een stervende aantroffen'^^ ("behalven die cra- men ende daer den heyligen oly was"), en veel dorpelingen lieten het leven.'^'^ Alleen zij die tijdig hun toevlucht hadden weten te nemen in de kerktoren, die van oorsprong een donjon, een zware verdedigingsto- ren, was, zaten redelijk veilig. Men komt in woord en geschrift nogal eens de opvatting tegen dat heel lang oorlogen vooral een strijd waren tussen twee militaire kampen en dat pas in de 20ste eeuw ook veel slachtoffers vielen onder de burgerbevolking. De Stichtse Burgeroorlog levert diverse voorbeelden die mij veel genuanceerder tegen die opvat- ting doen aankijken. Meteen toen men in de stad Utrecht te horen kreeg wat er in
Westbroek gaande was, luidde men daar de noodklok ("die banclock"). Burgers en huursoldaten grepen hun wapens en holden de stad uit, in de richting van het zo geteisterde dorp. Er was in het geheel geen sprake van een geordende krijgstocht. Wie het hardst liep, vond zich- zelf het dapperst. In de woorden van de Utrechtse burger, die kort na het gebeurde daar een verslag van op papier zette:^' "ende die burgers ende die ruters''' liepen uyt na den Westbroeck, sonder ordenancy, wie dat seerst gelopen kost, was de vroomste, als hem docht". Bij Westbroek verzamelden zij zich om de Hollanders aan te vallen en gevangenen te maken. Dichtbij gekomen, ontdekten ze tot hun schrik wat het inhield met goed gewapende mannen te maken te hebben. Deze vingen hen standvastig op en kwamen in gesloten slagorde op hen af.''' Toen een van de Utrechtse voormannen, de burgemeester Aernt Ruys, deze Hollandse overmacht zag, verscheurde hij de Utrechtse stadswimpel en riep hij verschrikt "Weerom, weerom, dat voick is ons te groot ende te veel". De ritmeester Vincentius van der Zwanenburch, een Gelders beroepsmilitair in Utrechtse dienst, besefte onmiddellijk het gevaarlijke van die kreet: "Laet ons bliven staen, want vlieden wij, wij sijn daer alle doot of gevangen om". Maar het was al te laat, de Utrechters waren reeds op de vlucht geslagen. De Hollanders zagen het gebeuren en achtervolgden de vluchtenden.
Iedereen die ze op hun pad aantroffen, werd op gruwelijke wijze dood- geslagen: plattelanders, stedelingen, huursoldaten en zelfs uit nieuws- gierigheid meegelopen kinderen, die wel eens van dichtbij een echt gevecht hadden willen zien. Het aantal doden bedroeg ongeveer 1500. Onder hen bevonden zich veel vooraanstaande Utrechtse burgers, waaronder de burgemeesters Bernt van Everdinghen™ en Aernt Ruys en Steven van Zuyien, de belangrijkste overman van de gilden. Ook waren er zo'n 500 a 600 vermisten, waarvan een deel door de dunne ijslaag op de sloten en weteringen was gezakt en een ander deel slachtoffer werd van de nachtelijke vrieskou ("Aldus bleef daer veel voicks in die wiken int veen ende in die weteringen, die daer meenden over te lopen, mer sij braken daer in ende verdroncken, of sy storven van koude doot, also die nacht aen quam, want deze slach gesciede omtrent te vier uren des avonts [16 uur]. Ende oock bleefter veel doot, die een luttel gewont waren, ende hadden hem geborghen in hegghen, die hem doot bloeden, want sy heet gelopen waren ende vercouden daer weder op"). Het slechte weer en de dood zijn er voor iedereen; ze komen meestal onverwacht en soms ook nog eens gelijktijdig. Dominicaner en Franciscaner monniken en Cellebroeders verzamel-
den de lijken. De gesneuvelden die zo gewelddadig toegetakeld waren dat men ze niet kon herkennen, werden in een massagraf in Westbroek |
|||||||
|
Afb. 7. Sterfbed van een man, voorzien van het
sacrament der stervenden. Houtsnede, in 1490 in Augsburg in een geïllustreerde boekuitgave, Versechung Leib Sele Ere und Gut, in druk ver- schenen. begraven. De doden die men wel kon her-
kennen, kregen een individuele begrafenis in de stad. Veel vrouwen die hun eigen man gesneuveld hadden teruggevonden, zorgden zelf voor zijn thuisreis, soms op een kruiwa- gen, in andere gevallen in een kar ("Ende veel vrouwen brochten hoer man eicx, die een op een kroeywaghen, die ander op kar- ren"). De naamloze lijken die niet heel ernstig verminkt waren en dus nog geïdentificeerd konden worden, bracht men eveneens naar Utrecht. Deze werden in de vrieskoude bin- nen de stad op de Neude neergelegd, zoals - zo schreef iemand die het had meegemaakt
- "visschen op een banck", dus zoals men op
de vismarkt vissen voor de verkoop op een toonbank te kijk legt." Bovenop deze grootste ellende waren ook
nog ongeveer 50 Utrechters in Hollandse gevangenschap geraakt. Het zou een flink losgeld gaan kosten om die weer vrij te krij- gen. In de kerk van Westbroek werden de muur-
schilderingen van het Laatste Oordeel en van de drie doden en de drie levenden een ant- woord op de gapende leegte die de bloedige slag bij Westbroek voor de nabestaanden achterliet." Bijzonder interessant is in dit verband bovendien de zesde in het rijtje hei- ligen of noodhelpers op dezelfde muur als het fresco met de levenden en de doden. Nergens elders staat Sint-Brigida afgebeeld als in Westbroek, met aan weerszijden van haar een os en een ezel en op haar arm een |
|||||||
|
33
|
||||||||||
|
kind. Het is daardoor een combinatie van de beschermster van de
agrariërs en hoofdelementen uit het kerstverhaal. Dat moet wel een verwijzing zijn naar de Tweede Kerstdag 1481. We mogen de Westbroekse muurschilderingen dus vrijwel zeker inter-
preteren als een oorlogsgedenkteken. Ik denk daarbij in de eerste plaats aan een geste - gemaakt enige tijd na afloop van de Stichtse Burgeroorlog - van de zijde van de stad Utrecht en/of daar gevestigde instellingen. Het zijn schilderingen van een zodanige kwaliteit en pro- fessionaliteit, dat ze zeker zullen zijn aangebracht door schilders van elders. Engelbert van Kleef officieel heer van het Sticht
In de stad Utrecht sloeg na de gebeurtenissen bij Westbroek het pes-
simisme grondig toe. Er was droefheid over de vele gevallenen en gevangenen. Weduwe geworden echtgenotes scholden Jan van Montfoort uit voor een "bloetsuper", een "bloedzuiper". Voedsel- schaarste en armoede deden zich voelen. Dagelijks stierven binnen de stadsmuren dertig tot veertig mensen van de honger ("aen dat buyck- oevel"). Men was somber over de nabije toekomst. Engelbert van Kleef had zijn benoeming tot ruwaard te danken aan de
wereldlijke machthebber Jan van Montfoort, maar de geestelijkheid had het moeilijk met deze man in de Bisschopshof. Van Montfoort probeer- de de kapittels die een rol speelden in de bisschopskeuze te bewegen om zich achter Engelbert van Kleef te scharen en de bisschop te laten vallen. Hij legde hun een indrukwekkende lijst voor van de misdrijven die volgens hem sedert 1462 door bisschop David van Bourgondië waren begaan. Maar de kapittels vonden het toch een te grote stap om de bisschop uit zijn ambt te ontslaan. Daarvoor diende bovendien een zware procedure te worden doorlopen. Van Montfoort moest dus tot krachtige maatregelen overgaan. Op 1
februari 1482 liet hij een aantal soldaten, gewapend met geladen haak- bussen (musketten), in de vergaderzaal van het Domkapittel binnenval- len om de aanwezige prelaten te dwingen een stuk te bezegelen waar- in de paus werd gevraagd om een andere beschermer en bestuurder van het Sticht Utrecht. De geïntimideerde geestelijken gingen uiteinde- lijk overstag en zegden toe voortaan Engelbert van Kleef te zullen steu- nen, zelfs tot in hoogste instantie, te weten een algemeen concilie. Op 24 februari legde Engelbert de eed af waarin hij bezwoer de privileges en de rechten der Staten van Utrecht te zullen eerbiedigen. Twee dagen later zond Van Montfoort de officiële ontslagbrief aan bisschop David van Bourgondië naar diens verblijfplaats te Duurstede." Nog meer oorlogsschade
De oorlogshandelingen bleven doorgaan. Meestal bestonden die uit
roofovervallen op eikaars gebied, door Kabeljauws/Lockhorsts- gezinden op bezittingen van HoekseAan Montfoortsgezinden en omge- keerd, en van Utrechters op Hollands territoir en door Hollanders in Utrecht. Daarbij werd bijna altijd de grootste schade geleden door totaal onschuldigen. De boeren bevonden zich in de meest belabberde situatie van alle-
maal. Zij hadden niet te lijden van één der beide strijdende partijen, maar door de slechte voedselsituatie, als gevolg van de zich voortsle- pende oorlogsellende, vormden zij een begeerde prooi voor allebei. Op 31 januari 1482 reden ongeveer 150 Utrechtse ruiters naar
Breukelen op zoek naar hooi voor hun paarden. Zij kregen er toevallig lucht van dat Frederick Uten Hamme zojuist met een begeleiding van 20 man aangekomen was op Nijenrode. Begin februari 1482, op de dag vóór Maria Lichtmis, werd daarop
een gewapende actie ondernomen tegen Nijenrode en zijn Kabeljauwsgezinde heer Gijsbrecht III van Nijenrode. Dat gebeurde op |
een moment dat Frederick Uten Hamme,
heer van Portengen-Zuideinde en Laag- Nieuwkoop, maarschalk van bisschop David van Bourgondië, daar met een klein gevolg verblijf hield. Bij die verrassingsaanval werd Uten Hamme gevangen genomen en tussen tientallen ruiters in, om te voorkomen dat hij onderweg zou worden aangevallen en ver- moord, meegevoerd naar de stad Utrecht. Daar werd het gebeurde door de stadsraad met veel voldoening aangehoord.^" Jan van Montfoort liet hem gevangen zetten in de Cathrijnepoort. De behandeling die hij kreeg was hardvochtig. Als een bijzondere gunst mocht hij op paasdag 2 april even wat rond- lopen, maar met twee voetboeien aan. Door een merkwaardige samenloop van
gebeurtenissen werd op dezelfde dag waar- op Frederick Uten Hamme gevangen werd genomen, zijn buurman-kasteelheer Dirk II van Zuyien van de Haar gekozen tot sche- penburgemeester van de stad Utrecht.^" De gevestigde bevolking van de stad
Utrecht en een belangrijk deel van zijn leids- lieden bleef hopen op een akkoord met het door Maximiliaan van Habsburg geleide Holland." Eind februari 1482 kwam het tot onderhandelingen tussen een Bourgondisch- Habsburgse delegatie met in hun midden Joost van Lalaing en vertegenwoordigers van de Hollandse steden, en een Utrechts- Amersfoortse delegatie met als woordvoer- der de Dominicaan Jan van Oudaen, doctor in de godgeleerdheid. Hij probeerde de |
|||||||||
|
p-Y »v JV'W
|
||||||||||
|
Afb. 8. De muren van de stad Utrecht worden
gerepareerd en versterkt. Houtsnede uit Fasciculus temporum, 1480 (Rijksmuseum Het Catliarijneconvent, Utrecht, inv. ABM nr. 19). |
||||||||||
|
34
|
|||||||
|
tegenpartij duidelijk te maken dat zijn delegatie er op uit was met de
aartshertog vrede te sluiten, waarbij hij nadrukkelijk naar voren bracht dat Engelbert van Kleef zich nooit als een vijand van Maximiliaan had beschouwd. Zijn geloofwaardigheid werd echter zeer ernstig aangetast toen Van Lalaing hem een brief liet lezen, waaruit bleek dat Engelbert van Kleef aan Maximiliaan de oorlog had verklaard. Iemand die over die bijeenkomst goed was ingewijd, schreef: "Doe meyster Jan van Houdaen desen brief gelesen hadde, doe ginck hy sitten ende sprac geen woort meer ende was seer bescaemt, want hy anders gesproe- ken hadde dan 't was".'^ De onderhandelingen mislukten, evenals enke- le volgende gesprekken tussen de twee partijen in Woerden, Den Haag en Arnhem. Een belangrijke gebeurtenis was de inneming op 17 maart 1482
door de Utrechters van de stad Vianen. Deze was een gevolg van ver- raad. Burgemeester Dirk van Zuyien van de Haar was weliswaar niet bereid geweest mee te werken aan het complot, maar Vincentius van der Zwanenburch toonde minder scrupules en zette door. Hij liet zich bovendien kennen als een gewetenloze plunderaar."^ Frederick Uten Hamme onthoofd
Op de dinsdag na Beloken Pasen (11 april) 1482 werd Frederick Uten
Hamme berecht. Burgemeester Dirk van Zuyien van de Haar stelde tij- dens het proces voor om Uten Hamme tegen een borgtocht van twee- duizend Rijnse guldens buiten stad en gewest Utrecht te verbannen, kennelijk met het doel op die manier de maarschalk het leven te red- den. Van Montfoort wilde daar niet van weten en de vertegenwoordi- gers van de gilden, die in deze periode sterk onder zijn invloed ston- den, evenmin. Uten Hamme weigerde standvastig om over te lopen en de zijde van Jan van Montfoort te kiezen. Dat betekende zijn doodvon- nis." Ongekend snel ging het bericht in de stad rond. Nog diezelfde middag, om 2 uur, werd hij in het openbaar op de Plaetse (dat is de Neude) met het zwaard onthoofd. Veel volk stroomde toe om daarvan getuige te zijn, verscheidenen al geruime tijd tevoren om vooral deze sensatie niet te missen. Een belangrijk persoon zien sterven heeft de mensen altijd gefascineerd. Het barbaarse in het menselijke karakter lijkt onuitroeibaar. Dirk van Zuyien van de Haar had niet alleen geprobeerd Uten Hamme
te laten verbannen, hij weigerde ook in te stemmen met het doodvon- nis. Zijn afwijkende standpunt in het complot tegen Vianen had hij, in de ogen van de fanatieke Hoeksgezinden, door zijn gedrag daarna weer goed kunnen maken. Ditmaal zat dat er niet in. Dirk was schepenbur- gemeester geworden op de dag waarop Frederick Uten Hamme gevan- gen was genomen en werd, ruim 2 maanden later, als zodanig ontsla- gen op de dag waarop Uten Hamme ter dood werd gebracht. Een opmerkelijke lotsverbondenheid van twee kasteelheren uit het Vleutense gebied, die politiek in tegenover elkaar staande kampen waren terechtgekomen, maar elkaar daardoor toch niet onverschillig werden. Sedertdien gold Dirk van Zuyien van de Haar als een persoon waar je geen staat op kon maken.'^ Kasteel De Haar verwoest
De situatie werd erger en erger. Verscheidene voedseltransporten over
land vielen in handen van bisschoppelijke huursoldaten. Overijsselse schepen met graan die via de Zuiderzee de Eem wilden opvaren, wer- den eveneens door hen buitgemaakt. De honger in de stad Utrecht was zo nijpend geworden, dat Jan van Montfoort besloot om van zijn eigen voorraad in de burcht van Montfoort 45 mud tarwe met schuiten over te laten brengen naar Utrecht. De Hollandse Woerdenaren kregen lucht van dat transport en 70 van hun poorters wisten de schuiten buit te maken. |
|||||||
|
Daarvan hoorde Dirk van Zuyien van de Haar,
die toen in halve ongenade op zijn kasteel verbleef. Hij mobiliseerde een aantal mannen en ontvoerde de kostbare tarwe uit Woerden. Hij stuurde dat voedsel vervolgens echter niet naar Utrecht, maar bracht het naar De Haar, waar hij het liet uitdelen aan zijn per- soneel en aan gezinnen in de omgeving. De eis van Van Montfoort om de tarwe aan hem af te staan, had Dirk genegeerd. De burg- graaf was daar zeer verbolgen over ("ende die borchgrave was seer toornich")."* Na de vernederingen door de val van
Vianen en de dood van Frederick Uten Hamme werd in de zomer van 1482 door Holland en zijn Kabeljauws/Lockhorstse bondgenoten met succes teruggeslagen. In het bijzonder kreeg kasteel Harmeien, bewoond door Gijsbert, broer van Dirk van Zuyien van de Haar, te maken met de wraak van de Hollanders. Men was boos dat de als Kabeljauwsgezind bekend staande Gijsbert van Zuyien zijn huis, zonder het eerst tot het uiterste te verdedigen, in het vorige jaar laf- hartig had opengezet voor de Hoekse strijd- macht van Van Montfoort. De Hollanders namen het in, plunderden het, staken het in de fik en lieten het afbranden ("spoileerdent ende stakent ende bernet").'' Kort daarna kwam kasteel De Haar aan de
beurt. Na een korte beschieting moest ook de bezetting daarvan, 39 man sterk, zich overgeven. Dirk van Zuyien van de Haar was nog naar de stad Utrecht gegaan om hulp te zoeken, maar tevergeefs, "die van Utrecht wilden heer Dirc niet volghen". Daar zal Jan van Montfoort wel mede de hand in hebben gehad, die hem het gebeurde met de Montfoortse tarwe niet kon vergeven. De Haar werd geplunderd en verbrand.™ Burgers uit Woerden kregen de opdracht de restanten van de kastelen Harmeien en De Haar te slopen, wat ze met genoegen deden. Met spoed werden de nodige voorbereidin- gen getroffen, zoals het inkopen van breek- bijlen en 200 pond kruit en het al tevoren op wacht zetten van 20 man onder Montfoort en 20 man onder Utrecht om verrassing door de vijand te voorkomen. In de nacht gingen ze op weg: 300 mannen uit de burgerij, 5 timmermeesters en 2 meesters met elk 6 vij- zels om de muren neer te halen. De gereed- schappen en een groot deel van de man- schappen werden vervoerd met 6 schouwen en 10 andere schuiten, waarmee ook brood, zuivel en drank werd meegenomen. De Woerdenaars gingen bij het slopen zo gehaast te werk dat vijf mannen onder neer- stortend puin werden bedolven, vier ladders braken en drie repen (kostbare hennepka- |
|||||||
|
35
|
|||||||
|
bels) bleven bij het met vijzels omtrekken van de muren onder het
gevallen puin achter.*" Kockengen werd op 15 en 16 juli 1482 met toestemming van De
Lalaing opnieuw geplunderd en in brand gestoken; alleen de vrouwen en de kinderen liet men ongehinderd. Slechts de kerk en een hoogst- enkel huis bleef overeind. Het boerenland in de nabije en wijde omge- ving werd doelbewust geruïneerd om de voedselvoorziening van Utrecht zo grondig mogelijk te ondermijnen. Daarbij kreeg hij assisten- tie. Leiden stuurde 150 man, Gouda 100 man, allen met de speciale opdracht "om 't coren aldair te destrueren", dus te vernielen.*' Aanvallen op Barneveld en Hoorn
In stad en land van Utrecht nam de ontevredenheid over de oorlogspo-
litiek van Jan van Montfoort en de zijnen voortdurend toe. Van Montfoort probeerde die ontwikkeling op zijn eigenzinnige manier om te buigen, door te streven naar eigen militaire successen. Een van de gewapende acties van de mannen van Jan van Montfoort
was gericht tegen Barneveld. Daarbij vond een ritmeester van bisschop David van Bourgondië, Jan van Schaffelaar, de heldendood. Het verhaal luidt dat hij zijn soldaten vrije aftocht bezorgd heeft door van de Barneveldse kerktoren naar beneden te springen, waar hij middenin de omhooggeheven lansen van zijn belegeraars terechtkwam.*^ Een verrassingsaanval van Hoekse ballingen op Hoorn, dat werd
ingenomen en geplunderd, noodzaakte Joost van Lalaing zijn beleg van het in Hoekse handen geraakte kasteel Den Ham, woonplaats van Uten Hamme, af te breken om in de kop van Noord-Holland orde op zaken te gaan stellen. Omdat de Hoeken de stad Hoorn niet vrijwillig wilden over- geven, liet Van Lalaing zijn troepen op drie plaatsen de aanval inzetten. Op 20 juni 1482 namen zij Hoorn in en konden de Kabeljauwse over- winnaars het plunderen overnemen. Alles wat enige waarde had werd meegenomen. Als een kras staaltje van de oorlogsverschrikkingen wist een kroniekschrijver te melden dat zich in het haastig geroofde en dichtgebonden beddegoed nog kleine kinderen bevonden, die uiteraard een verschrikkelijke verstikkingsdood stierven.*^ Begin van een kentering in de verhoudingen
Bisschop David van Bourgondië was door de loop der gebeurtenissen
van een hoofdrolspeler tot een toeschouwer geworden. De jicht die hem kwelde, maakte hem het leven nog ongemakkelijker. Even mon- terde hij op, toen paus Sixtus IV een bul uitvaardigde waarbij Engelbert van Kleef en de stad Utrecht onder het interdict werden geplaatst. Dat was een kerkelijke straf die de betrokkenen bepaalde rechten ontnam zonder dat de gelovigen van de kerkelijke gemeente werden uitgeslo- ten. Engelbert van Kleef mocht echter de sacramenten niet meer ont- vangen. De nog jeugdige Engelbert raakte hiervan diep onder de indruk en het zag er korte tijd naar uit dat hij de Bisschopshof in Utrecht zou gaan ontruimen. Al spoedig ging evenwel het leven in de stad verder alsof er nooit van een interdict sprake was geweest.*" Toch liet bisschop David zich niet zomaar van het politieke toneel
vegen. Hij kreeg voldoende informatie uit de stad Utrecht om te besef- fen dat veel stedelingen oorlogsmoe waren. Als hij het gematigde deel van de stadsbevolking voor zich zou kunnen winnen, dan moest een oplossing van het conflict mogelijk zijn. Bij zijn tegenspeler Engelbert van Kleef rijpten vergelijkbare gedach-
ten. Het was hem duidelijk geworden dat hij zich in een wespennest had gestoken en hij begon zich af te vragen of het niet verstandig zou zijn te proberen met David van Bourgondië op eervolle wijze tot een akkoord te komen. Ritmeester Vincentius van den Zwanenburgh, de Gelderse condottie-
re, zag het hopeloze van de zaak in en trok met zijn ruiters terug naar |
|||||||
|
Afb. 9. Prent van infanteristen die het beleg
slaan voor een stad, waarbij gebruik gemaakt wordt van enkele kanonnen (Koch, 1980, biz. 185). zijn eigen kasteel.
Jan van Montfoort was evenwel nog lang
niet zover. Hij en zijn Hoekse vrienden voel- den niets voor een compromis-oplossing. De hertog van Kleef, Engelberts broer, bleef aan Van Montfoorts kant staan. Hij stuurde een troepenversterking, waaraan Engelbert Utrechtse strijders toevoegde, om op 26 augustus 1482 de stad IJsselstein te gaan belegeren. Vanuit het klooster Mariënberg beschoten zij de stad. De onderneming werd een mislukking. Op 6 september besloot hij al, na zware verliezen, de aftochtte blazen.*^ Op het kloosterterrein van Mariënberg wer- den ongeveer 150 gesneuvelde belegeraars begraven. Om een aanval vanuit het klooster in het vervolg te voorkomen, sloopten de IJsselsteiners Mariënberg, om het tenslotte binnen de stadsmuren weer op te bouwen. Rond die tijd moet er in de IJsselpoort een gedenksteen zijn aangebracht waarop het Utrechtse stadswapen stond afgebeeld, vastgehouden door twee hazen. Een hatelij- ke tekst completeerde het geheel: Swijgh Wtrecht mit dyn toeten en{de) blasen Doe uijt twe leeuen en(de) set twe hasen Want doe die van IJsselsteijn quamen in 't velt Hebben die van Wtrecht 't op een lopen ghestelt. Deze steen werd in 1795 door Utrechters uit de IJsselsteinse muur gewrikt en in de stads- gracht gesmeten. Hij is nooit meer terugge- vonden. In 1985 werd een vervangende steen geplaatst met het oude opschrift."^ |
|||||||
|
36
|
|||||||
|
In de stad Utrecht nam, door ervaringen als die bij IJsselstein, de hun-
kering naar vrede alleen maar toe. Op 6 november 1482 overleed bur- gemeester Jan de Coninck, die altijd trouw was geweest aan Jan van Montfoort. Op 11 november koos de Raad voor Aernt Ram ter vervul- ling van de ontstane vacature. Dat was zeer tegen de zin van Jan van Montfoort. Hij vroeg Engelbert van Kleef om deze burgemeestersver- kiezing ongedaan te maken, maar die weigerde op dat verzoek in te gaan. De grond onder Van Montfoorts beleid was wankel geworden.*' Utrechtse misrekening
Gelukkig voor de mensen in Kockengen en elders, die na de verwoes-
tingen aangericht in de zomer in armzalige noodonderkomens moesten wonen, was de winter van 1482 - 1483 vrij zacht; er viel die hele win- ter geen sneeuw."' Mensen waren in oorlogstijd echter een groter gevaar dan de natuur.
In de Raad van de in benarde omstandigheden verkerende stad Utrecht kwam men op de gedachte de rivier de Lek in te schakelen in de strijd tegen de Hollanders. De rivierdijk zou doorgestoken kunnen worden en dan zou, naar hun verwachting, water via het lage Stichts-Utrechtse land Holland kunnen instromen en zo troepenverplaatsingen sterk kun- nen hinderen. De Tolsteeg- en Weerdsluizen bij Utrecht werden veilig- heidshalve gedicht, voor het geval het water tot bij de stad zou komen. Op 1 januari 1482 werd even bovenstrooms van de kerk van 't Waal
een opening in de dijk gemaakt. Op dat moment lag er een ijsvloer op de Lek. Dooi en wind joegen evenwel al spoedig daarna behalve water ook ijsschotsen door het gemaakte gat, dat daardoor heel veel groter werd dan in de bedoeling had gelegen. De uitkomst van deze defen- sieve list verkeerde daarom precies in het tegengestelde van de bedoe- ling. Het water richtte grote schade aan in het Sticht en de Hollanders hadden er nauwelijks last van. Zeer geschrokken besloten de stadsbe- stuurders het dijkgat weer te dichten, wat wonderwel met drie dagen hard werken lukte."* Staatsgreep tegen Jan van Montfoort
Gedurende het eerste halfjaar van 1483 heerste er in Utrecht een
uiterst sombere stemming. Menigeen bereidde zich voor op het ergste. Executies waren nodig om de bevolking nog een beetje rustig te hou- den. Op 21 april 1483 was er in het eigen kapittelhuis van de Dom, dus
niet in de kapittelzaal van het Kapittel-Generaal, een vergadering over de vraag of vredesonderhandelingen moesten worden voorgesteld. Daarbij waren ook Jan van Montfoort en enkele van zijn aanhangers aanwezig. Engelbert van Kleef ontbrak omdat hij voor familiezaken in Kleef moest zijn. Ongeveer twintig oude en nieuwe tegenstanders van Jan van
Montfoort wisten van de bijeenkomst en verzamelden zich in de Domkerk. Vandaar gingen ze op een gunstig moment naar het klein kapittelhuis en deden de deuren daarvan op slot. Vervolgens werden Jan van Montfoort en zijn medestanders Evert Zoudenbaich en Jan van Lantscroen gevangen genomen.*" Het tijdstip voor deze contrarevolutie was gunstig, omdat veel sol-
daten van Jan van Montfoort de stad uit waren om een houttransport naar Jutfaas te verzorgen. De enkele ruiters die in de stad achterge- bleven waren, werden in de herbergen verrast of in korte straatge- vechten overmeesterd.'" Zo snel mogelijk moest daarna contact worden opgenomen met bis-
schop David van Bourgondië. Door hulp van de geestelijkheid reisde al spoedig een bode naar het bisschoppelijke verblijf in Duurstede. Bisschop David was verheugd over het bericht. Hij riep hem getrou-
we lieden op om met hem naar de stad Utrecht te gaan en dankte God |
dat de Utrechters kans hadden gezien met
weinig moeite en zonder bloedvergieten een omwenteling te bewerkstelligen. Bij de Utrechtse stadspoort aangekomen, werden de bisschop en zijn gevolg opgehouden tot zij aan de burgerij hadden beloofd af te zul- len zien van wraaknemingen. In de avond trok de bisschop onder het licht van toortsen Utrecht binnen. De nacht die volgde, bracht hij voor het eerst sinds lange tijd weer door in de Bisschopshof.*' Jan van Montfoort was door deze gebeur-
tenissen uiteindelijk een gevangene gewor- den van zijn jarenlange vijand David van Bourgondië. Die nam hem meteen de vol- gende dag zijn kasteel en gerechtsheerlijk- heid Montfoort af en benoemde twee door hem vertrouwde commissarissen om de burcht van Montfoort verder te beheren. David reed met hen en nog ongeveer twee-
tot driehonderd man uit naar Montfoort om de burcht in bezit te nemen. Inmiddels ble- ken echter de Hollanders bezig te zijn met een belegering van het kasteel, dat ze na inneming met de grond gelijk wilden maken. Hoewel bisschop David al het hem mogelijke deed om zijn Hollandse bondgenoten het beleg op te laten geven, boekte hij geen succes. Hij moest onverrichter zake met zijn legertje terugkeren naar de stad Utrecht." Bisschop David in gevangenschap
Al spoedig bleek dat de politieke en militaire
ontwikkelingen zich nog niet definitief ten gunste van bisschop David van Bourgondië hadden gekeerd. Zijn Hoekse tegenstanders hadden weliswaar een belangrijke tegenval- ler moeten incasseren, maar verscheidenen van hen die nog op vrije voeten waren, wens- ten zich niet bij de nieuwe toestand neer te leggen. Burggraaf Jan van Montfoort had zijn neef
Hendrik van Zuyien van Nyevelt opgedragen om gedurende zijn afwezigheid de burcht Montfoort voor hem te bewaken. Door de komst van David van Bourgondië en zijn man- nen naar Montfoort en diens daaropvolgen- de, door de Hollanders geforceerde, afreis kwam hij er achter dat Jan van Montfoort en enige anderen gevangengenomen waren. Daardoor verlegde Hendrik van Zuyien zijn prioriteit. Ondanks de voortgaande belege- ring van het kasteel door de Hollanders slaagde hij erin onopgemerkt uit Montfoort weg te komen. Hij reisde via Amersfoort naar Kleef, waar hij de hertog van Kleef en zijn daar nog aanwezige broer, de ruwaard Engelbert van Kleef, van de jongste gebeur- tenissen in stad en land van Utrecht op de hoogte bracht.'^ |
||||||
|
37
|
||||||||
|
Hendrik van Zuyien slaagde er vervolgens in een groot aantal huursol-
daten aan te werven, met wie hij naar Amersfoort afreisde, waar hij zich door uitgeweken Utrechters precies liet informeren over de situ- atie in de bisschopsstad. Terwijl Engelbert van Kleef in Amersfoort ach- terbleef, trok Hendrik van Zuyien met zijn nieuwe leger op tegen Utrecht. In de nacht van 8 mei 1483 namen zij op verbluffend eenvou- dige wijze de stad in. Hendrik van Zuyien sneuvelde daarbij in een kort straatgevecht, ten gevolge van al te overmoedig gedrag." De zegevierende Hoeksgezinde veroveraars drongen door tot in de
Bisschopshof, waar ze snel de rollen omdraaiden: de bisschop werd gevangengenomen en de daar opgesloten Jan van Montfoort en ande- re Hoeken werden bevrijd. Bisschop David werd met andere gevange- nen op straat geworpen en lopend weggeleid. Hij bleek echter zoveel last van zijn jicht te hebben dat men hem op een wagen zette en onder bewaking overbracht naar een herberg van twijfelachtige reputatie. Enige dagen later lieten de Hoeken David van Bourgondië op een
mestkar overbrengen naar Amersfoort." Op degenen die het zagen, maakte deze grove vernedering van de bisschop een diepe indruk. In de Amersfoortse gevangenis moest David machteloos de verdere loop van de gebeurtenissen afwachten. Hoekse capitulatie
De arrestatie en wegvoering van David van Bourgondië konden natuur-
lijk niet zonder gevolgen blijven. Na de overrompeling van de stad Utrecht door de Hoeken braken de Hollanders hun beleg van de burcht Montfoort af. Het heroveren van de Domstad was toen even belangrij- ker. Ook de bevrijding van de gevangengenomen bisschop David van Bourgondië had voor Maximiliaan een lagere prioriteit! De al enkele keren militair aangepakte stad Utrecht was door de slechte staat van zijn verdedigingswerken nauwelijks meer tegen een nieuwe aanval te beschermen. Bovendien was de moraal in de stad slecht; er heerste een verlammende voedselschaarste en de bevolking en verdedigers waren zich er maar al te zeer van bewust dat zij het op den duur tegen de veel sterkere strijdkrachten van Maximiliaan van Habsburg onmoge- lijk konden redden. Het leger van de aartshertog sloeg niet alleen het beleg voor de stad
Utrecht, maar toonde ook zijn macht in het gebied ten noorden ervan. |
||||||||
|
Zo werden de belangrijke kastelen Abcoude,
Vreeland, Loenersloot en Cronenburgh (in Loenen) bezet. Al na enige door de belegeraars uitge-
voerde aanvallen op de stad kwam het tot onderhandelingen. Daartoe werd voor korte tijd een wapenstilstand gesloten. Toen niet- temin in die overeengekomen gevechtspau- ze een aantal soldaten uit het Hollandse leger van Maximiliaan een aanval op de stadsmuren uitvoerde, liet de nog altijd strijdlustige Jan van Montfoort hard terug- slaan. In deze gevechten sneuvelde Joost van Lalaing. Maar Maximiliaans troepen waren niet tegen te houden. De Utrechters waren aan het eind van hun krachten. Vrij spoedig stuurden ze een delegatie uit van mannen die in het Hollandse kamp aankwa- men met een touw om hun nek, ten teken van overgave en als vraag om genade.'" Nadat Maximiliaan op 7 september 1483
zijn intocht in de stad Utrecht had gemaakt en daarmee zijn overwinning had bevestigd, trok hij met spoed op tegen Amersfoort, dat na enkele dagen moest capituleren op voor- waarden die grote overeenkomst vertoonden met die welke Utrecht waren opgelegd. Met de val van Amersfoort werd bisschop
David van Bourgondië weer vrij man. Hij besloot niet naar Duurstede terug te keren, maar toog naar de stad Utrecht. De verwoestende en bloedige Stichtse
Burgeroorlog, die in stad en gewest Utrecht grote ontreddering teweeg had gebracht, was na 25 maanden in militaire zin ten einde. |
||||||||
|
Afb. 10. Symbolische afbeelding van een boerderij die in brand staat. Duitse houtsnede uit 1482. (Buisman, 1998, deel 3, bIz. 170.)
|
||||||||
|
38
|
|||||||||
|
verweer van betekenis. Na Rotterdam, dat al
in november 1488 in Hoekse handen was gevallen, werd Woerden de tweede Hoekse stad in Holland." Maximiliaan had het elders te druk om in
Holland snel terug te kunnen slaan. Bijgevolg konden maandenlang vanuit Rotterdam, Woerden en Montfoort acties in andere delen van Holland worden ondernomen. Op 11 mei 1489 werd een wapenstilstand gesloten met de stadhouder van Holland, Jan van Egmond. De Hoeken hielden zich daar echter slecht aan en Jan van Montfoort maakte daarop geen uitzondering. Op 30 mei 1489 ver- scheen Albrecht van Saksen, de stadhouder- generaal van de Nederlanden, met een leger voor Montfoort. De burcht werd verdedigd onder leiding van de burggravin, want de burggraaf was in Woerden. Tevergeefs deed Jan van Montfoort een beroep op hulp van de bisschop en de Staten van Utrecht. In juli doorstond Montfoort twee bestormingen, maar in augustus moest die stad het opge- ven. Toen capituleerde de burggraaf en gaf Montfoort en Woerden over. Dit betekende min of meer het einde van de rol van de burg- graaf van Montfoort als leider van de Hollandse Hoeksgezinde edelen."" In stad en land van Utrecht bleef het na
1483 in politiek opzicht rustig. Ook de ver- houding tussen de bisschop en de stadsbe- volking was redelijk goed te noemen. De |
|||||||||
|
Nasleep
Bisschop David van Bourgondië, die part noch deel had gehad aan het
bereiken van de overwinning en de inhoud van het vredesverdrag, moest nu zien zijn land er weer bovenop te krijgen. De economische en financiële toestand waarmee hij werd gecon-
fronteerd, was deplorabel. Stad en Sticht Utrecht hadden veel schade opgelopen, hadden grote schulden gemaakt en moesten daarenboven ook nog een zware oorlogsschatting betalen. In de bij de capitulatie gemaakte overeenkomst, op 3 september 1483, was bepaald dat aan Maximiliaan van Habsburg een bedrag van 20 000 gulden moest wor- den voldaan, waarvan de ene helft in 1484 en de andere in 1485. Omdat in het gewest Utrecht dat geld niet bijeen te brengen was, moesten leningen worden afgesloten bij kapitaalkrachtige personen elders.'^ Voor Dirk van Zuyien van de Haar had de Stichtse Burgeroorlog een
onaangenaam vervolg. Hij werd vanwege woordbreuk aan zijn leenheer vervallen verklaard van zijn Viaanse lenen, waartoe ook kasteel De Haar behoorde. In 1481 hadden de Utrechters immers de stad Vianen inge- nomen. Dirk was toen burgemeester van Utrecht en werd voor zijn inzet op het slagveld tot ridder geslagen. Daardoor werd hij echter tevens medeverantwoordelijk gehouden voor de inname van Vianen, terwijl hij vanwege zijn leengoederen trouw verschuldigd was aan de heer van Vianen. Pas in 1505, ongeveer twee jaar na de dood van Dirk, kreeg zijn zoon Steven vergiffenis van de heer van Vianen en werd hij met kas- teel De Haar beleend.* Dirks bezit van de bisschoppelijke lenen Kockengen-De Haar en
Spengen had door het gebeurde geen gevaar gelopen. De plattelandsbevolking had zwaar geleden onder de oorlogshande-
lingen. Verscheidene huizen waren vernield, vee was geroofd, veel oogst van de akkers was verloren gegaan. Herstel van de schade en het weer opbouwen van een goede veestapel kostten veel tijd. Toen men zo'n beetje op orde begon te komen, begaf in 1496 de Lekdijk bij Tuil en 't Waal het en zette de waterlawine die door de bres golfde het lage land tot voorbij Kockengen blank. Het duurde jaren voor men de gevolgen van al die rampspoed echt helemaal te boven was. Hoe ging het met Jan van Montfoort? Deze hoofdrolspeler uit de
Stichtse Burgeroorlog kwam er naar verhouding zeer genadig van af. Net als nog maar zo kort geleden met de Bosnische Serviër Karadzic het geval was, durfde niemand hem hard aan te pakken, uit vrees voor de gevolgen die dat zou kunnen hebben. Maximiliaan gaf aan Jan van Montfoort al zijn Stichtse goederen terug, inbegrepen de burcht en de heerlijkheid Montfoort, die hij in de oorlog was kwijtgeraakt. Hij behield het Kockengen-Montfoortsgerecht. De Hollandse heerlijkheid Purmerend moest hij echter afstaan. En Van Montfoort moest duchtig meebetalen aan de aan Utrecht opgelegde oorlogsschatting. In het Sticht hield Jan van Montfoort zich verder vrij kalm. Maar met
Maximiliaan van Habsburg en zijn Kabeljauwse regime in Holland had hij naar zijn gevoelen nog wel een appeltje te schillen. Toen de Vlamingen tegen Maximiliaan in opstand kwamen en de Hoeken hen onder leiding van jonker Frans van Brederode vanuit Zeeland gingen steunen, zag Jan van Montfoort zijn kans. Eind december 1488 viel Woerden onver- wacht in Hoekse handen. De gewapende macht in het kasteel bestond slechts uit een portier en twee wakers. In de nacht had één waker dienst, die ieder uur een ronde liep. Omdat de vader van Jan III van Montfoort kasteel Woerden jarenlang in beheer had gehad, was het gebouw bij burggraaf Jan en zijn oom Zweder van Montfoort goed bekend. In de nacht van 26 op 27 december 1488 beklommen Montfoorters met ladders de muren van het kasteel; ze kwamen onop- gemerkt binnen. Baljuw Arend van IJsselstein en zijn echtgenote wer- den in hun slaap verrast. Ook in de stad ontmoetten de aanvallers geen |
|||||||||
|
Bisschop van Bourgondië, ca. 1460.
Tel<ening in zogenaamd 'Recueil d'arras'. Bibliotheek te Atrecht. |
|||||||||
|
39
|
||||||||||||||||||||||||||||||
|
scherpe kantjes van de oude tegenstellingen waren afgesleten. Er leek
toch weer iets te groeien van een Stichts nationaal besef, ditmaal als tegenwicht tegen de Habsburgse machtsaanmatiging.'^ Bisschop David van Bourgondië had bijgeleerd. In de onafhankelijker
opstelling, waarvoor Utrecht koos ten opzichte van Maximiliaan van Habsburg, schaarde hij zich aan de Utrechtse kant. Hij besefte dat er door het huwelijk van Maximiliaan met de erfdochter Maria van Bourgondië een eind kwam aan een afzonderlijk Bourgondisch rijk. Davids Bourgondische sympathieën gingen niet zonder meer over in Habsburgse sympathieën. Per slot van rekening had hij persoonlijk tij- dens de Stichtse Burgeroorlog niet zoveel goede ervaringen met Maximiliaan van Habsburg opgedaan. Toen aartshertog Maximiliaan tij- dens zijn conflict met de Vlamingen in 1488 in Brugge gevangen raak- te, staken noch Utrecht noch de bisschop ook maar één vinger uit om hem te hulp te komen.'' Op 16 april 1496 overleed bisschop David van Bourgondië op kas-
teel Duurstede. De slotvoogd van Duurstede, Davids jongere halfbroer Filips van Bourgondië, net als David een bastaardzoon van wijlen her- |
tog Filips de Goede, stelde meteen alles in
het werk om Frederik van Baden door de kapittels tot nieuwe bisschop gekozen te krijgen. De Staten van Utrecht stelden voor het wereldlijk gezag Jan van Montfoort als ruwaard aan voor de periode van de bis- schopsvacature.'" Laatstgenoemde bleek in de loop der tijd
na zijn wilde haren ook zijn streken goed- deels te zijn kwijtgeraakt. Hij liet het in deze opvolgingskwestie niet op een nieuwe Hoekse rebellie aankomen, ook al zal hij met de keus voor Frederik van Baden als bis- schop niet ingenomen zijn geweest. Een catastrofale ontwikkeling als de
Stichtse Burgeroorlog was in niemands opvattingen voor herhaling vatbaar. |
|||||||||||||||||||||||||||||
|
Noten
|
||||||||||||||||||||||||||||||
|
52
|
D. Th. Enklaar, 1950. De Dodendans. Een cultuur-historische studie. Amsterdam; daarin in
het bijzonder Hoofdstuk KI; De doden tof de /evenden, biz. 36 - 59. R. Spruit, 1986. De Dood onder Ogen. Een cultuurgeschiedenis van sterven, begraven, cremeren en rouw. Uitg. De Haan, Houten, 144 biz., in het bijzonder bIz. 33 - 34. S. Oosterwijk, 1997. Kint ende kinne, man ende wijf. De plaats van het kind m de Middeleeuwse kunst Madoc, jaargang 11, nr. 4, biz. 214 - 225. K.R. van Kooy, i969. Ontmoetingen van levenden en doden. Spiegel Historiael. jaargang 4, nr 7/8, biz. 386 - 393, 495. M.P. van Buijtenen en A.K. de Meijer, 1981. Westbroeks he///gen in polderperspectief.
Uitgeverij Dekker & Van de Vegt, Nijmegen, 92 biz. W. Haakma Wagenaar, 1994. De schilderingen op de toren van de kerk in Westbroek,
onderbouw, toren, constructie schip. St. Maerten - Tiidschrift van de Historische Vereniging Maartensdijk, speciale uitgave (augustus 1994), biz. 1 - 33. De meest linkse van de dne doden gaat weliswaar grotendeels schuil onder zijn l;jkge- waad, maar gezicht, rechterarm, beide handen, beide onderbenen en voeten zijn nog onaangetast. De meest rechtse toont bijna de hele voorkant van het naakte lijf; uit de van kruis tot navel opengebarsten buik komt iets van ongedierte, maar voor het overige is ook hij nog gaaf. De middelste is weliswaar het meest luguber, door het ongedierte dat uit de buik, de mond en de linker oogkas naar buiten komt, maar hoofd, borst, armen en voeten vertonen ook bij hem nog geen verdere duidelijke tekenen van ontbinding. Haakma Wagenaar, 1994, biz. 22. Deze auteur veronderstelt ook dat de "meesters geschoold waren als miniaturist". Voor wat de schildering i/an de levenden en de doden betrett, waarop ik me vooral heb geconcentreerd, betwijfel ik dat. Dat kunstwerk ziet er beslist niet pietepeuterig uit. Het is vervaardigd in een decoratieve stijl. Lichaamsvormen zijn niet heel naturalistisch, maar wat schematisch en in niet strak vloeiende lijnen weerge- geven. De draperie van de doeken om de doden is goed getroffen, maar alleen in grote lij- nen verbeeld. De schilder heeft rekening gehouden met de perspectivische vertekening die kan optreden voor toeschouwers die van dicht bij de muur omhoog moeten kijken naar de bovenste delen van het fresco. De argumenten die Haakma Wagenaar aanvoert, maken ai/een aannemelijk dat de meesters niet ervaren waren in het beschilderen van gepleisterde muren. N. Adema Mzn, 1996. De muurschilderingen van Westbroek. In: W. van Schalk IRed.),
Boeren, Soldaten en Heiligen. Ontginning, Krijgsgewoel en Kerk tussen Utrecht en het Gooi. Uitgave Stichting Brigida, Groenekan, biz. 69-81. Zilverberg, 1978, biz. 42-44. Tenhaeff, 1918, biz. 17. Zilverberg, 1978, biz. 44. Zilverberg, 1978, biz. 44-45. Ook in Baarn en Soest hadden de Hollandse soldaten de kraam- en sterfhuizen gemeden.
Dit opmerkelijke respect voor het begin en het einde van het leven stond evenwel een aan- val op Westbroek in de Kerstnacht niet in de weg. Ontzag voor vrouwen, kinderen en ster- venden komen we ook in latere eeuwen tegen en werd dan soms zelfs in contracten vast- |
(1477 -1483). Parijs (Thomas Basin was vicaris van bis-
schop David van Bourgondië). 70 Over deze Bernt van Everdinghen meldt Zilverberg (biz.
370) dat hij belast was met het innen van de oorlogs- gelden van rijke weduwen die niet tot de Montfoortse partij behoorden. Als hij afwezig moest zijn, belastte hij zijn minnares met die taak. Volgens Zilverberg zou de oude kroniek dat kenschetsen als "aldus was die keese aanbevolen". Er staat echter: "aldus was die kat die keese bevolen" (zo moest de kat op de kaas passen), wat deze opmerking heel wat begrijpelijker maakt. 71 A. Doedens, 1997. Achter de schermen. Over de bron-
nen voor en beschrijvers van de geschiedenis van "De slag bij Westbroek" (1481). St Maerten - Tijdschrift van de Historische Vereniging Maartensdijk, nr.16, biz. 13 - 14. 72 l'an Bui/tenen en De Meijer, 198i, biz. 30. Doedens,
J 996, biz, 63. 73 Zilverberg, 1978, biz. 46-47.
74 Zilverberg, 1978, biz. 50-51.
75 Wolfs, 1943, biz. 38.
76 Zilverberg, 1978, biz. 48-50.
77 Van de Pas, 1952, biz. 59 - 60.
78 Van de Pas, 1952, biz. 60.
79 Van de Pas, 1952, biz. 58, 60.
80 Plomp, 1972, biz. 75.
81 Van de Pas, 1952, biz. 60-61.
82 D.A. Berents, 1973. Jan van Schaffelaar Huursoldaten
in de Late Middeleeuwen. Spiegel Historiael, jaargang 8, biz. 66 - 72. E. Helle, J. van der Meulen en A. Nieuweboer, 1978. Enen geheten Jan van Schaffelaar. De geschiedenis van het voortleven van een held. Barneveldse Drukkerij, Barneveld, 96 biz. |
||||||||||||||||||||||||||||
|
53
|
||||||||||||||||||||||||||||||
|
54
|
||||||||||||||||||||||||||||||
|
55
|
||||||||||||||||||||||||||||||
|
56
|
||||||||||||||||||||||||||||||
|
57
|
||||||||||||||||||||||||||||||
|
58
|
||||||||||||||||||||||||||||||
|
59
|
||||||||||||||||||||||||||||||
|
60
|
||||||||||||||||||||||||||||||
|
83
84 85 86 87 |
Zilverberg, 1978, biz. 55.
Zilverberg, J978, biz. 56. Zilverberg, i978, biz. 56-57. Zilverberg, 1978, biz. 57-58. J. Buisman, 1998. Duizend Jaar Weer, Wind en Water |
|||||||||||||||||||||||||||||
|
61
62 63 64 65 |
||||||||||||||||||||||||||||||
|
in de Lage Landen. Deel 3: 1450 -1575. Uitgeverij Van
Wijnen, Franeker, 807 biz. Tenhaeff, 1918, biz. 21 -22. Zilverberg, 1978, biz. 60-61. |
||||||||||||||||||||||||||||||
|
89
90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 |
||||||||||||||||||||||||||||||
|
Struick, 1984, biz. 117.
Zilverberg, 1978, biz. 61 - Zilverberg, 1978, biz. 62. Zilverberg, 1978, biz. 63. Zilverberg, 1978, biz. 65. Zilverberg, 1978, biz. 67. Manten, 1996b, biz. 251. Plomp, 1972, biz. 75-77. Zilverberg, 1978, biz. 69. Zilverberg, 1978, biz. 75. |
||||||||||||||||||||||||||||||
|
66 A. Doedens, ] 996. Veel in weinig. De slag bij Westbroek en de muurschilderingen als
brandpunt in een geschiedenis van het Noorderpark. In: W. van Schalk (Red.), Boeren, Soldaten en Heiligen. Ontginning, Krijgsgewoel en Kerk tussen Utrecht en het Gooi. Uitgave Stichting Brigida, Groenekan, biz. 51 ■ 67, in het bijzonder biz. 59 - 62. 67 D.Th. Enklaar, 1957. Stadsklerk of schout? De auteur der Utrechtse Jaarboeken 1481 -
1483. Bijdragen voor de Geschiedenis der Nederlanden, jaargang 12, biz. 177 -190. 68 "Ruters" kan niet zomaar vertaald worden met "ruiters". Op een aantal plaatsen in de kro-
niek "Bisschop David van Bourgondië en zijn stad, Utrechts-Hollandsche Jaarboeken 1481 - 1483" wordt gesproken van "ruters tho peerde ende tho voet". Een acceptabele vertaling is "soldaat" of nog nauwkeuriger "huursoldaat". 69 Ch. Samaran en M.C. Garand (Red.j, 1972. Histoire de Louis XI par Th. Basin, Tomé III
|
||||||||||||||||||||||||||||||
|
62.
|
||||||||||||||||||||||||||||||
|
46
|
||||||||||||||||||||||||||||||
|
door Wouter de Heus
VAN HISTORISCHE DORPEN TOT MODERN LEIDSCHE RIJN De Transformatie (8)
In deze aflevering van de Transformatie zal ik een aantal zaken met elkaar combineren: Leidsche Rijn, de oude dor-
pen, archeologie en genealogie. Door de aanleg van een fietspad ten behoeve van de ontsluiting van het 'Klein Archeologie Park' in de wijk Langerak, had ik de mogelijkheid een perceel grond te onderzoeken dat van 1795 tot 1855 bewoond werd door mijn eigen directe familie, 6, 5 en 4 generaties geleden. |
||||||||||||||||||||||||||||||
|
Een aantal jaar geleden was het voor mij een hele toer om uitgezocht
te krijgen waar mijn familie in De Meern had gewoond. Ik had niet meer aanknopingspunten dan een losse opmerking van mijn vader dat zijn grootvader ooit had verteld dat er familie in Vleuten of De Meern zou hebben gewoond. Het vaste startpunt is dan om een stamboom te maken. Omdat er een genealogische familievereniging actief was, had ik de mazzel dat de stamboom al vanaf 1550 goed op papier stond. Ik vond een kopie van een trouwboek met de volgende tekst: Op den der- den april 1795 zijn in ondertrouw gegaan Izaak de Heus, Jongman laatstgewoond t)ebbende onder Veldhuysen en Willemijntje van |
||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||
|
Dit is een tekening met de feitelijke kadastrale
nummers uit 1832. Het fietspad loopt door de nummers 47 en 48 (bedoeld 347 en 348). Ook de boomgaardjes (344 en 345) zijn ingetekend. kerk een lening sloot van f.600,- tegen een
rente van 4,5%, om het bewoonde huis te kunnen kopen en ook betalen. De koopprijs was f. 800,- en f.200,- werd direct voldaan. De rente bedroeg f. 27,50 en de erfpacht f.5,-. Samen net iets minder (f.2,50) dan de huishuur van f.35,- per jaar. Het was mij toen niet duidelijk wat nu de aantrekkelijkheid was van deze transactie. Was het bezitten van een eigen woning dan zo interessant? |
||||||||||||||||||||||||||||||
|
Hier een deel van de kadasterale kaart uit 1832. De eigenaren zijn aangege-
ven. Bij liet bedoelde perceel staat als eigenaar Diaconie Hervormde Kerk. Dorrestijn, jongedogter, wonende onder De Meern en zijn na hunne drie
houwelijks proclamatiën gehad te hebben alhier in den houwelijken staat bevestigt den 19 april 1795. Dat was alles, maar voldoende om te weten dat Veldhuizen en De
Meern in beeld waren. Om erachter te komen waar iemand woonde, is het vooral hopen op een beetje geluk. Dat geluk was afdwingbaar door in het gemeentehuis van Vleuten in de boeken van de burgerlijke stand te duiken. Isaak bewoonde het huis met kameren aan de Meern num- mero 6. Via Jan Schoonderwoerd van de Historische Vereniging leerde ik dat men met Aan de Meern de huizen bedoelde direct ten noorden van de Leidsche Rijn, tellende vanaf Utrecht. Huis Voorn was nummer 1, het sluiswachtershuis aan de Stadsdam nummer 3 en de Hervormde Kerk van De Meern was nummer 26. Dan ben je al een stukje verder, maar niet heel veel verder. Uiteindelijk kon ik de link leggen toen ik de Kadastrale kaart van 1832 bekeek. Daarop waren alle huizen ingete- kend, het grondgebruik en de namen van de eigenaars. Helaas stond er geen 'De Heus' op de lijst met eigenaars, maar wel werd een aantal woningen aangeduid met de eigenaar 'Diaconie van de Hervormde gemeente De Meern'. Dat zou een link kunnen zijn. Helaas was er niets van adequate boeken daarover te vinden bij de verschillende archieven in Utrecht. Daarom heb ik uiteindelijk contact gezocht met de toen zit- tende Kerkeraad in De Meern. Na wat vijven en zessen mocht ik tijdens een vergadering hun verzameling boeken inzien. En toen vond ik terug dat Ary de Heus, zoon van Izaak, ieder jaar een bedrag huishuur (f.35,- per jaar) betaalde. In 1838 wordt geen huur, maar 5 gulden erfpacht betaald. Dit wijst erop dat Ary het huis dat hij al jaren bewoonde, van de kerk had gekocht. Een boel uitzoekwerk later vond ik dat Ary bij de |
||||||||||||||||||||||||||||||
|
In 1960 zijn onder de nieuwe perceelgrenzen
de oude uit 1832 nog zichtbaar De pandjes bestaan nog. Op tiet kaartje van 1968 zijn de bedoelde pandjes weg en zijn de oude gren- zen niet meer in gebruik. Later kocht ik van Jac. De Bruijn zijn stan-
daardwerk over de geschiedenis van de |
||||||||||||||||||||||||||||||
|
47
|
||||||||||||||||||||||||||||
|
ouders van zijn vrouw woonde en verkreeg
daarbij de grond ten westen ervan. De in armoede geraakte man huurde zijn voormali- ge bezit terug. Om enig geldelijk tegoed te beleggen, besloot de Diaconie in 1781 een 'twee onder 1 dak' woning te bouwen op die lege plek ten westen. Toen Isaak in 1795 het linkerdeel huurde, was het een relatief nieuw huis. Uiteindelijk koopt zoon Ary het pand vrij plotseling in 1838. Hiervoor was een reden. De kerk zat met een krot van een pastorie en onvoldoende middelen om te repareren. Ary bood aan om het huis dat hij huurde te kopen, en om daarmee de armslag te bieden voor de broodnodige reparaties aan de pas- torie op de oosthoek van de Woerdlaan (toen Kleiweg) en de Zandweg. Uiteindelijk blijken die f. 800,- onvoldoende om de pastorie ade- quaat te verbeteren. Niemand wilde de kerk helpen, waarop de kerk besloot een brand- brief te zenden aan de Koning Willem I. Daarin wordt gewag gemaakt van de bereid- willige aankoop van Ary, en het onvoldoende effect ervan. Ik zal de gehele geschiedenis besparen, maar uiteindelijk komt de Koning met f. 3000,- over de brug voor een nieuwe pastorie. Binnen de ontwikkeling van Leidsche Rijn
moest over het perceel grond een fietspad komen om het zogenaamde 'Klein Archeologiepark' te ontsluiten naar de Zandweg. Ik verzocht aan het hoofd uitvoe- ring van het Projectbureau Leidsche Rijn aan- wezig te kunnen zijn bij de benodigde graaf- werkzaamheden. Ik was erg benieuwd of ik nog gebruiksvoorwerpen van mijn eigen familie zou terugvinden. Men heeft mij alle mogelijkheden gegeven, maar precies op het tijdstip van de graafwerkzaamheden was ik op vakantie. Het geluk was echter dat de opzichter de afgegraven grond even apart had gehouden en dat er voor het Pinksterweekeinde geen zand in de geul zou worden gestort. Bij terugkomst van vakantie vond ik een mooie verse geul om aan te vallen. |
||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||
|
Foto van waarschijlijk kort na de oorlog met op de achtergrond de twee
rietgekapte huisjes waar het om draait. Rechts ernaast de nu nog bestaan- de diaconie huisjes! Hervormde gemeente De Meern en kwam ik achter de waarheid,
maar daarover straks.Om het huis echt te kunnen aanwijzen was meer nodig. Dat kwam toen ik de acte vond waarbij in 1855 hetzelfde huis door Ary de Heus weer werd terugverkocht aan de kerk. Dit keer voor f.900,-. In de acte werd duidelijk dat alles handelde om kadastraal nummer A348. Het huis was gelokaliseerd. Toen ik die informatie bezat, reed ik, ergens in 1997, direct naar de
Zandweg om eindelijk het huis in ogenschouw te kunnen nemen en te fotograferen. Helaas trof ik nu juist op die plek een open gat aan. Ik |
||||||||||||||||||||||||||||
|
De plankaart van Langerak. Daarop is ingetekend het fietspad dat over het
perceel gaat komen. kon nu alleen de plek aanwijzen, maar het huis was verdwenen. Via
weer een aantal telefoontjes lokaliseerde ik de toenmalige eigenaresse van de grond. En die kon me verblijden met 1 fotootje uit de oorlogs- tijd hoe de huisjes er ooit hebben uitgezien. Het huis zal er niet exact zo hebben uitgezien in 1795, maar het was in ieder geval oud. Zoals gezegd vond ik vele belangwekkende antwoorden in het boek
van Jac. De Bruijn. Ik vond daarin dat Ary vele tientallen jaren Ouderling of Diaken was van de gemeente. Verder dat zijn vader Isaac, degene die zich vanuit Schalwijk, via Veldhuizen in De Meern vestigde in 1795, al voor 1809 de twee boomgaardjes rond het huis huurde. Andere inte- ressante kost: de familie van zijn vrouw waren zijn directe buren. Ook vond ik dat de huisjes vrij nieuw waren toen hij zich er vestigde. De Kerk had in 1750 bij toeval de grond verkregen om een in armoede geraakte lid van de kerk te helpen. Men kocht het pandje waar later de |
||||||||||||||||||||||||||||
|
Luchtfoto uit 1936 met de situatie rind de
Zandweg. Met een goed oog kunt u de bedoel- de huisjes zien. De boerderij van de familie van Oostrom is zichtbaar, links daarvan de nunog bestaande 4 diconiehuisjes en links daarvan de rietgekapte pandjes. |
||||||||||||||||||||||||||||
|
48
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Graven in een beerput van je eigen familie is
altijd spannend. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
In de bodem was een mooie verkleuring aanwezig. Deze kuil was gevuld
met alle getoonde vondsten. Later bleek de kuil een gefundeerde houten bak te zijn, waarvan de functie tot op dit moment nog onduidelijk is. Daarom heb ik me in het afgelopen Pinksterweekeinde (met erg veel
regen en met behulp van wat vrienden) afgebeuld met schep en troffel om nog te kunnen zoeken naar gebruiksvoorwerpen uit de juiste perio- de. Ik vond een mooie beerput in wat later bleek een soort houten kel- dertje (de functie is nog onduidelijk, het formaat van ongeveer 1,80 bij 2 meter lijkt te klein voor een kelder) en een stortkuil van een haard. De stort in het keldertje zat vol met grote botten van runderen, iets dat past bij het beroep van Ary; Vleeschhouwer en Schoenmaker. Echter, de vondsten lijken voornamelijk te dateren iets voor 1750. Dat lijkt zich weer niet te rijmen met de bouw van het huis in 1781. Een duidelijke theorie heb ik nog niet kunnen uitwerken. Wellicht kom ik daar in een volgende aflevering van De Transformatie nog op terug. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Bordje met slibversiering. Datering rond het
midden van de 18" eeuw. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Pijpje met wapen Amsterdam, een mooi potje met
de letters H E (zou dit Heus kunnen vormen?). |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
18e eeuws testje. Werd gebruikt om
een turf je in te laten smeulen. Testje ging in houten stoof je met zinken beplating erin. Goed voor warme voeten tijdens de kerkdienst. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Ringetje, versleten muntje, mooie vork en
mondharpje. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
l\Aooie wijnfles, begin 18' eeuw.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
49
|
||||||||||||||
|
door E.P. Graafstal en H.L. Wynia
|
||||||||||||||
|
ROMEINEN IN VLEUTERWEIDE
Schatkamer Leïdsche Rijn (1)
|
||||||||||||||
|
De VINEX-locatie Leidsche Rijn is een archeologische schatkamer - zoveel is inmiddels wel duidelijk. De afgelopen
vijf jaar waren de gemeenten Utrecht en Vleuten-De Meern om beurten in het nieuws met ontdekkingen als de Romeinse weg, een middeleeuwse eg, een schip uit de 2e eeuw en een zilverschat van rond 1400. Veel belangrijker Is ondertussen het gestaag groeiende beeld van landschap en bewoning vanaf de Bronstijd tot heden. De in het gebied werkzame archeologen hebben vanaf het begin intensief samengewerkt, maar pas eind vorig jaar konden de krachten echt worden gebundeld. Sindsdien wordt al het onderzoek gecoördineerd vanuit het Archeologisch en Bouwhistorisch Centrum in Utrecht. Door de inbreng van de cultuurhistorie zal Leidsche Rijn zich straks kunnen ontwikkelen tot een woonwijk met een ongekende 'tijdsdiepte', vol met plekken waar een verhaal achter steekt. De bewoners zullen daar hun eigen 'mythen' van gaan maken en aldus hun woonomgeving betekenis geven. Zo levert de kennis van het verleden straks een bijdrage aan de groei van een nieuwe gemeenschap. In deze nieuwe rubriek zullen medewerkers van het Archeologisch en Bpuwhistorisch Centrum telkens één of enkele nieuwe bouwstenen presenteren. |
||||||||||||||
|
de toekomstige stroomweg nog in de
bodem resteerden. Van de latere fasen van de Romeinse weg was nauwelijks iets over, behalve grind en nogal wat dakpanfragmen- ten in de verploegde bovengrond. Deze zul- len in verschillende fasen het wegplaveisel hebben uitgemaakt. Op het terrein van de nabijgelegen gemeentewerf zal het karakte- ristieke grinddek van de Romeinse weg op een prachtige manier worden gevisuali- seerd. Dwars door een stroomrug
De ontdekking waar het in deze aflevering
om draait, is een verrassend nevenproduct van het onderzoek aan de Romeinse weg. Teneinde de landschappelijke ligging van de weg te onderzoeken, werd besloten om ter hoogte van de toekomstige stroomweg een complete dwarsdoorsnede van de oude rivierloop te maken. Daarmee zou dan tege- lijk een terrein worden aangesneden waar al in 1993, tijdens de archeologische kartering |
||||||||||||||
|
In deze aflevering staat een recente ontdekking in het plangebied
Vleuterweide centraal. Weer is het de Romeinse rijksgrens [limes) die een verrassing heeft opgeleverd. Ditmaal gaat het niet om de beroem- de weg, die de opeenvolgende legerkampen langs de Rijn met elkaar verbond, maar een ander element dat onontbeerlijk was voor het func- tioneren van het grensverdedigingssysteem. Het onderzoek in het veld is nog maar net afgerond en de verwerking van het rijke vondstmateri- aal moet nog grotendeels plaatsvinden. Maar nu al staat vast dat onze kennis over de Romeinse l/mes in Nederland is verrijkt met een aantal nieuwe inzichten. Het begon allemaal in de zomer van vorig jaar. Vooruitlopend op het
bouwrijp maken van het plangebied Vleuterweide moest een archeolo- gisch proefonderzoek worden uitgevoerd naar de resten van de Romeinse weg op een terrein ten oosten van de nieuwe gemeentewerf aan de Zandweg. Op deze plaats zal over enige tijd de zogenaamde stroomweg worden aangelegd die de wijk Vleuterweide verbindt met de A12 in het zuiden. Het proefonderzoek wees uit dat de Romeinse weg hier in het verleden ernstig is aangetast door kleiwinning ten behoeve van de dakpan- en baksteenindustrie. Kostbare ingrepen om de resten te behouden, waren in dit geval moeilijk te verdedigen. Daarom is besloten om ze op te graven, hetgeen aan het eind van het vorig jaar is gebeurd. De weg volgt ook in Vleuterweide de zuidrand van de zogenaamde
Heidammer stroomrug, een ongeveer 300 m brede gordel van zandige rivierafzettingen van omstreeks het begin van de jaartelling. In de Romeinse tijd stroomde hier een zijtak van de Rijn, ongeveer 30 m breed en 3 m diep, waaraan ook het castellum op de Hoge Woerd gele- gen was. Tot nu toe waren in het plangebied Veldhuizen vooral secties van de weg onderzocht die direct aan de rivier, op hogere terreindelen of anderszins markant gelegen waren. In Vleuterweide kon voor het eerst over grotere lengte een stuk van de weg worden gevolgd waar deze, om een bocht af te snijden, op wat grotere afstand van de rivier was aangelegd. De weg ging hier over wat lager gelegen en natter terrein. Toen hij
werd aangelegd, ergens in de tweede helft van de eerste eeuw, was hier nog maar een dunne laag klei over het onderliggende veen afge- zet. In dit milieu werd de weg iets verhoogd aangelegd met wat zandi- ger materiaal gewonnen uit nabije oeverafzettingen. Om het 5 m brede weglichaam bijeen te houden werden aan weerszijden lichte beschoei- ingen van rijshout of liggende stammetjes geplaatst, die werden vast- gehouden door in de grond gedreven paaltjes van elzenhout. Het waren eigenlijk alleen de uiterste puntjes van deze bermpalen die ter plaatse van |
||||||||||||||
|
De ligging van de opgraving in deelgebied
Vleuterweide. |
||||||||||||||
|
50
|
|||||||
|
van het plangebied Leidsche Rijn, enkele Romeinse scherven waren
gevonden. In het licht van de later ontdekte Romeinse weg was dit een curieuze vindplaats, want hij lag in een zone waar in de Romeinse tijd geen bewoning te verwachten valt, namelijk tussen de weg en de grensrivier. De dwarsdoorsnede door de Heidammer stroomrug, die in de vorige
zomer werd gemaakt, heeft veel opgehelderd over de verschillende fasen van activiteit van deze rivierloop. In de T en 3' eeuw lag de bed- ding vrij zuidelijk in de stroomgordel, al bedroeg de afstand tot de Romeinse weg op deze plaats toch altijd nog zo'n 125 m. Rond het midden van de 3° eeuw is de rivier snel verzand tot een onbeduidende restgeul van een meter of 8 breed. Het waren de afzettingen uit de laat- ste eeuw van de rivierloop, tussen ca. 150 en 250 na Chr., die een reeks van verrassingen opleverden . . . Het begon met een opvallende hoeveelheid Romeins aardewerk en
wat bouwfragmenten op de uiterste zuidoever van de rivierloop. Om de aard van de vondsten beter te kunnen inschatten, werd besloten een compleet blok uit de laatste rivierbedding te onderzoeken. Dat leverde opvallende zaken op, zoals enkele Romeinse schoenzolen, een lans- punt en enkele min of meer complete potten, die kennelijk ter plaatse vanaf de zuidoever in het water waren gegooid. Ondertussen kwamen er ook steeds meer aanwijzingen dat in de onmiddellijke nabijheid een stenen bouwwerk moest hebben gestaan. Toen even verderop ook nog enkele visfuiken voor de dag kwamen, stond vast dat op deze plaats in de 2' en 3' eeuw iets bijzonders aan de hand moest zijn geweest - en dat Romeinse militairen daar alles mee te maken hadden. Naar aanleiding van de vondsten is het afgelopen najaar overleg
gevoerd tussen het Projectbureau Vleuterweide, verantwoordelijk voor de ontwikkeling van het gelijknamige deelplan, de gemeente, de pro- vincie en de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB). Daarbij is de bijzondere waarde van het vondstcomplex afgewo- gen tegen de mogelijkheden om het ter plaatse in de bodem te bewa- ren. Vastgesteld moest worden dat de bodem ook hier tot een diepte van ruim 1 m was verstoord als gevolg van kleiwinning, waardoor vrij- wel alle grondsporen op de zuidoever van de rivier zijn verdwenen. Ook bleek dat het vondstmateriaal in de restgeul, met name de organische component, op termijn achteruit zou gaan door verlaging van het grondwaterpeil. Daarom werd besloten om de complete vindplaats op te graven, met als voornaamste onderdeel de bedding van de 2'- en 3"- eeuwse rivierloop. Het onderzoeksterrein lag direct ten noorden van de in aanbouw zijnde gemeentewerf. Een RIVrERBEDDING OVER DE ZEEF
De opgraving op deze plaats heeft inmiddels plaatsgevonden tussen
januari en april van dit jaar. Daarbij is de rivierbedding uit de 2= en 3' eeuw over een lengte van 150 m onderzocht. Ten zuiden daarvan werd een strook van 50 m breed opgegraven, in de hoop dat daar ondanks de kleiwinning toch nog aanwijzingen konden worden gevonden voor wat op deze plaats in de Romeinse tijd aan de hand is geweest. De meeste informatie zal echter moeten komen van de vondsten die in de rivier- bedding werden gedaan - hier bevond zich echt een kleine schatkamer! Om te beginnen zijn er bijna 9.000 aardewerkfragmenten gevonden. Daaronder bevinden zich ook veel kleine stukjes, want de meest vond- strijke lagen uit de rivierbedding zijn met een grote spoel- en zeefin- stallatie extra secuur uitgekamd. Sommige potten zijn overduidelijk bij elkaar geraapt en vanaf de oever in het water gegooid. De samenstel- ling van het aardewerk maakt duidelijk dat hier een (beperkt) aantal mensen heeft gewoond, want er is veel keuken- en tafelwaar bij. Op grond van het aardewerk wordt de bewoning voorlopig gedateerd tus- sen ca. 125 en 250 na Chr. |
|||||||
|
IJzeren bijl met restant van steel.
In het westelijke deel van de rivierbedding
komt behalve het goed dateerbare Romeinse aardewerk ook veel zogenaamd inheems, met de hand gevormd aardewerk voor. Enkele vondsten uit de \' eeuw wijzen erop dat de eerste activiteit op deze plaats heeft bestaan in een kleine nederzetting van de inheemse bevolking. Het ligt voor de hand dat aan deze bewoning een einde kwam toen ergens rond het jaar 70 of 80 iets zuidelijker de Romeinse weg werd aangelegd. In de tweede eeuw moeten de resten van deze nederzetting dan grotendeels zijn verzwol- gen door rivieractiviteit. Nadat het terrein (op last van het militaire
gezag?) door de inheemse bevolking was verlaten, lijken er in de 2' eeuw heel andere gebruikers neer te strijken. Want verspreid over het terrein zijn enkele onmiskenbaar militaire stukken gevonden: enkele lanspun- ten, twee bijlen en een partij kogels voor werpgeschut (ballista). In dezelfde richting wijst een vijftiental bespijkerde schoenzolen, die alleen in militaire nederzettingen in deze verhoudingen voorkomen. Dit alles wijst erop dat het terrein in de 2' en 3' eeuw door Romeinse soldaten werd gebruikt en bewoond. Maar wat was dan de aard van deze nederzetting? Ook daarvoor moeten we in eerste instantie naar de vondsten uit de rivierbedding kijken. Een van de meest opvallende vondstgroe-
pen is wel de categorie bouwmaterialen. Er zijn ruim 1400 stukken natuursteen gevon- den, vele daarvan met bewerkingssporen en/of mortelresten. Hieruit mag worden afge- leid dat het om afbraakmateriaal van een bouwwerk gaat. Basalt overheerst, maar er komt ook zandsteen, kalksteen, trachiet, tuf en leisteen voor. Opvallend is een regelmatig bekapt stuk tufsteen, aan de buitenzijde recht- hoekig en naar binnen iets taps toelopend: een steen voor de bekleding van een opgaan- de muur, uitgevoerd in kistwerk - een klassie- ke Romeinse constructietechniek. Behalve natuursteen komen er ook veel dakpannen voor, enkele daarvan met militaire stempels; één daarvan dateert uit de jaren 211-222. |
|||||||
|
51
|
||||||||
|
Een wachttoren in het niets?
Wat kan de aard zijn geweest van deze kleine militaire nederzetting,
waar kennelijk steenbouw heeft gestaan? Alle mogelijkheden wegstre- pend, komen we al gauw uit op twee mogelijkheden: een kleine wacht- post voor de militaire wegpolitie of een wacht- en signaaltoren bestemd voor observatie en berichtenverkeer. De eerste mogelijkheid is bij nadere beschouwing minder waarschijnlijk: de kern van het complex ligt zeker 125 m ten noorden van de Romeinse weg. Bovendien zouden we zo'n wachtpost eerder in de buurt van een grotere militaire neder- zetting verwachten, niet midden in de negorij zoals in Vleuterweide - het meest nabije legerkamp lag 3,5 km naar het oosten, op de Hoge Woerd in De Meern. De eigenwijze en geïsoleerde ligging, op een landschappelijk mar-
kant punt in de binnenbocht van de rivier, wijst eerder op de tweede mogelijkheid: die van een wachttoren. Want de locatiekeuze voor dit soort observatieposten blijkt in het buitenland vaak bepaald door de landschappelijke situatie. Het enige aangetroffen grondspoor waar we iets van kunnen maken, wijst ook precies in deze richting. Het gaat om het restant van een langgerekt cirkelvormige greppel, voor ruim de helft bewaart, die een binnenterrein van ongeveer 12 bij 17 m moet hebben omsloten. In de greppel is een 3'-eeuwse kruik en een flink aan- tal bouwfragmenten teruggevonden. Uit de buitenlandse literatuur ken- nen we vergelijkbare greppels inderdaad in verband met wachttorens: zij omsluiten en ontwateren dan de standplaats van een vierkante toren, waarvan de zijden doorgaans tussen 4 en 5 m lang zijn. Van een torenfundament is op deze plaats evenwel niets teruggevonden, waar- schijnlijk vanwege de diepe bodemverstoringen. Wel zijn er indirecte aanwijzingen, in de vorm van verspeelde bouwmaterialen, dat de ver- onderstelde wachttoren een of meer voorgangers heeft gehad. Deze kan (kunnen) zowel iets stroomopwaarts als -afwaarts hebben gestaan. De wachttoren van Vleuterweide - laten we maar zo moedig zijn - is
een verrassing, maar komt ook weer niet helemaal onverwacht. Van andere Romeinse grenssectoren, zoals in Zuid-Duitsland en Schotland, kennen we hele series van dergelijke wacht- of signaaltorens. Zij dien- den voor observatie en heel in het bijzonder ook voor het doorgeven van optische signalen door middel van rook, vuur of bakens. Hiermee konden in korte tijd over grote afstand gecodeerde berichten worden doorgegeven. Voor het functioneren van het midden-Romeinse grens- verdedigingssyteem, gekenmerkt door kleine troependepots verspreid langs de grens, was zo'n communicatiestructuur eigenlijk onmisbaar. Toch is aan de Nederlandse limes nog nooit een wachttoren aange- toond; alleen in de militaire nederzetting van Valkenburg (Z.-H.) schijnt een houten wachttoren uit de 1' eeuw te zijn opgegraven. Waar één wachttoren is, zijn er meer. Immers, voor het functioneren
van dit communicatiesysteem moesten de signaaltorens op zichtaf- stand van elkaar staan en dat kan bij onze overheersende weersge- steldheid toch niet meer dan een paar kilometer zijn geweest. Daarmee is het recente onderzoek in Vleuterweide een belangrijke aanvulling op onze kennis over het functioneren van de Romeinse rijksgrens in Nederland. Over hoe dat systeem zich in de 3° eeuw ontwikkelde en onderhouden werd, is nog heel veel onbekend. We weten dat vanaf ongeveer 180 de legerkampen gedeeltelijk in steen herbouwd werden, maar het begint erop te lijken dat ook kleinere wachtposten in die ont- wikkeling mee gingen. Bovendien verschaft het onderzoek in Vleuterweide ons duidelijke aanwijzingen dat het Romeinse grensver- dedigingssysteem met zijn gehele infrastructuur tot het midden van de ^e eeuw zorgvuldig werd onderhouden. Palingvissen als tijdverdrijf
Verondersteld wordt dat wachttorens in wisseldienst werden bemand
|
||||||||
|
Impressie van een wachttoren.
door ploegen van ongeveer 4 soldaten, wel-
licht vanuit de nabijgelegen legerkampen. Die zaten daar dan vermoedelijk een aantal dagen achtereen. Zij maalden er hun graan, zoals blijkt uit de vondst van een maalsteen, aten en sliepen er, deden ondertussen wat aan het onderhoud van hun wapenrusting, en draai- den natuurlijk hun dienstroosters. Maar vooral zullen zij zich er eindeloos hebben verveeld. Ongetwijfeld zal er veel gedobbeld zijn in die torens! Maar de rivier die voor de deur langs liep, zorgde ook voor de nodige verstrooiing. Dat de zuidoever intensief is gebruikt, blijkt uit een aantal steigertjes, waarvan de elzenhouten palen in de bedding zijn terug- gevonden. Heel bijzonder is een viertal mandvormige visfuiken, gevlochten van wil- gentenen, die verspreid over het onderzoek- sterrein op de bodem van de laat-2'- of 3'- eeuwse rivier werden gevonden. Van de fui- ken was in alle gevallen ongeveer de onder- ste helft bewaard. Drie ervan zijn inmiddels geconserveerd. De lengtedoorsnede die zij tonen, laat op ideale wijze zien hoe zijn func- tioneerden. Aan de achterzijde kon de mand worden geopend en gevuld met aas (visres- ten) en verzwaringmateriaal (dakpannen, keien en grote potscherven). De vis zwom naar binnen door de trechtervormige mond (de zogenaamde keel) en zat vervolgens opgesloten. Gezien de geringe breedte van de mond moeten de fuiken haast wel bestemd geweest zijn voor de palingvangst. Zo was er af toe toch nog wat te beleven op die vermaledijde wachttoren in Vleuterweide! |
||||||||
|
Mandvormige paling fuik.
|
||||||||
|
52
|
|||||||||||||||||
|
Opa's ie-meel
|
|||||||||||||||||
|
Bij het lezen van mijn verhaaltjes en vooral die over opa, zou ik best nog
wel eens graag contact met hem hebben. Er is sinds zijn dood zoveel veranderd, en dat gaat nog maar steeds door. Nu ik achter mijn compu- ter zit en bedenk wat hier allemaal mee kan, moet het toch mogelijk zijn om met opa van gedachten te wisselen. Ik neem aan dat opa na zijn dood regelrecht naar de hemel is gegaan, daar zal men ook wel beschikken over de moderne technieken zoals wij die hier op aarde hebben. Ik probeer het dus via e-mail en wel op de volgende manier:
|
|||||||||||||||||
|
Beste opa,
U zult wel gek opkijken als u dit bericht van mij ontvangt, maar ik heb
u zoveel te vertellen over alles wat hier allemaal veranderd is. Wij wonen nog steeds in De Meern, maar het huis waar u het laatst woon- de staat er niet meer, de hele Meernhoek is weggebroken, dus ook het café van Huigen en van Van Straaten. Ook de brug is na uw tijd al heel wat keren veranderd. Op uw land achter De Meern staat nu een groot restaurant "Castellum". Ook het land op de aardappelbuurt is helemaal vol gebouwd. |
|||||||||||||||||
|
Ja, er is hier erg veel ruimte nodig voor het verkeer, want iedereen rijdt
in een auto. Geleerden zijn al een beetje bang dat wij vandaag of morgen stikken in de uitlaatgassen. Ook de huizenbouw neemt veel grond in beslag, als het zo door gaat blijven er geen sloten en polders meer over. Natuurlijk worden er nog steeds kinderen geboren, alleen was het in uw tijd zo, dat de mensen door Gods goedheid een dochter of een zoon kre- gen. In deze tijd is dat anders geworden, voor God is steeds minder plaats, dus zeggen de mensen: we nemen een kind of: we zetten een kind op de wereld. En dan beslissen ze zelf wel hoe en wanneer. Ook kun- nen de mensen al zelf beslissen wanneer ze dood willen, alleen kunnen ze nog niet zelf regelen wanneer ze griep krijgen. Er is hier een over- vloed aan eten en drinken en bijna iedereen is wel bezig met vermage- ren, intussen eten, drinken en roken ze zich gek. Er is hier in De Meern bijna geen plaats meer voor koeien en die er nog zijn lijden aan de gekke- koeien-ziekte. |
|||||||||||||||||
|
vroeger nog wel eens boerenknecht, tegen-
woordig heten zulke knechten 'agrarisch assistent'. Het beroep werkster heet nu 'inte- rieurverzorgster'. Zo zijn er dingen ten goede maar ook ten kwade veranderd. U voorspelde wel eens dat, als de mensen
zo doorgaan, we allemaal naar de maan gaan, nou volgens mij krijgt u gelijk, er zijn al een paar mensen naar de maan gegaan, de rest zal echt wel een keer volgen. Maak u maar niet ongerust over ons opa, als dit bericht goed is overgekomen schrijf ik u nog wel een keer. |
|||||||||||||||||
|
O ja, opa, toen u met mij sprak over het stuk volkstuin dat u werd afge-
nomen, zei u: "De geschiedenis zal zich nog wel eens herhalen, nou, dat gebeurde al in 1940 maar daar praat ik nu liever niet over". Waarschijnlijk weet u ook wel dat in 1954 de gemeente Veldhuizen ophield te bestaan omdat die werd ingelijfd bij Vleuten. Wij waren het daar helemaal niet mee eens, maar alles is toch prima verlopen. |
De Meern, juni 2001
Theo van den Berg Illustratie;
Barbara Gravendeel |
||||||||||||||||
|
Nu is het hele gebied bij ons, Utrechts grondgebied geworden. Ik stuur
hierbij maar wat krantenknipsels, anders kunt u het misschien niet gelo- ven. Het is allemaal een beetje somber opa, maar we maken er toch maar het beste van. |
|||||||||||||||||
|
Er zijn ook hele mooie dingen gebeurd natuurlijk, inmiddels ben ik zelf
ook opa van maar liefst tien kleinkinderen geworden. Iedereen heeft nu heel veel vrije tijd. De meeste mensen werken niet op zaterdag en heb- ben dus maar liefst twee dagen achter elkaar vrij. Ziektes waar men vroeger aan dood ging worden nu met een pilletje opgelost. Arbeiders bestaan niet meer, dat zijn nu allemaal 'medewerkers' geworden. U was |
|||||||||||||||||
|
/
|
|||||||||||||||||
|
(^9> -<j(J ' ^^ *^2^ \Gsv
|
|||||||||||||||||
|
I
|
|||||||||||||||||
|
53
|
|||||||||||||||||
|
X
|
|||||||||||||||||
|
Van de voorzitter
|
|||||||||||||||||
|
[1/1 In HISTORISCHE VERENIGING
jjl, j U VtHUTENDE MEERN HAARZUILENS
|
|||||||||||||||||
|
Nog even en de € is van ons allemaal. Heeft u ook al dat gevoel? Alles
om ons heen wordt groter, dorpen worden opgeslokt door steden, lan- den gaan samen in unies die werelddelen omvatten en zo wordt de wereld steeds kleiner. Veel van wat ons vertrouwd was gaat verloren en ook de gulden houdt geen stand. De moderne mens heeft soms het gevoel te worden vermalen tussen de molenstenen van economische, politieke en bureaucratische machten. De ontwikkeling is overigens niet alleen maar negatief. Het boeiende verhaal van de Utrechtse burger- oorlog in de voorgaande nummers doet ons beseffen dat ooit in onze omgeving toestanden heersten die hier en nu onvoorstelbaar zijn. En dichter bij huis, het is nu ondenkbaar dat Duitsland en Frankrijk elkaar naar de keel vliegen en in die strijd de hele wereld meeslepen zoals in de laatste 1(D0 jaar tweemaal is gebeurd *). Naast of tegenover de geschetste ontwikkeling naar groter, machtiger
en (soms) beter kunnen we een streven waarnemen naar kleinschalig- heid. Mensen zoeken naar een plek waar ze zich thuis kunnen voelen, waar de dingen bekend, overzichtelijk en vertrouwd zijn. Ze vinden dat in familie- en vriendenkring, in wijk en buurt, in kerk en vereniging, in hobby- en sportclubs. Steeds meer zijn we er ons van bewust gewor- den dat de geschiedenis, het cultureel erfgoed, daarbij niet valt weg te denken. Met afschuw vernamen we destijds hoe Ceausescu prachtige monumenten in Boekarest met de grond gelijk maakte, of hoe de Tallibaan 1000 jaar oude beelden vernietigde. Misdadig! In zo'n wereld kun je toch niet leven! Het voorgaande brengt ons bij de rol van historische genootschappen,
die bijna overal in het land een eigen bijdrage leveren aan dat streven naar een eigen plekje, dat zijn wortels heeft in het verleden en open staat naar het heden en de toekomst. Ook onze vereniging staat daar- voor. En we doen dat niet alleen. We worden daarbij gedragen door een groot aantal leden en vrijwilligers. Bovendien, waar nodig, vallen we terug op instanties met grotere deskundigheid, zoals bijvoorbeeld de Rijksdienst Monumentenzorg, archiefdiensten, Heemschut en Oud Utrecht. Zo willen we de geschiedenis bewaren en toegankelijk maken in tijd-
schrift en documentatiecentrum, door exposities en het klein maar boeiend wijkmuseum. Zo streefden en streven we naar behoud en her- stel van Groenedijk (niet helemaal gelukt jammer genoeg) en Joostenlaan, van oude dorpskern en een bijzondere druivenserre, kort- om voor alles wat onze woonplaats uniek en waardevol maakt. Met uw hulp zullen we ook in de komende jaren daarvoor staan: kijken naar het verleden met het oog op de toekomst. P.K. Schenk i ■"-<
*] Op dinsdagmiddag 11 september, kort voor deze tekst zou worden
gedrukt, veranderde de wereld: het onvoorstelbare bleek opeens onwerkelijk dichtbij; we kunnen slechts hopen en vertrouwen dat de krachten van recht en rede toch zullen overwinnen. |
|||||||||||||||||
|
P| Vf'i
|
|||||||||||||||||
|
Tijdschrift van de Historische Vereniging
Vleuten, De Meern, Haarzuilens. Verschijnt 4 keer per jaar. ISSN 0928/4893 21e jaargang no. 3 september 2001 De vereniging Is ingeschreven in het
verenigingsregister van de KvK Utrecht eo. onder nummer 40479360 Correspondentieadres
Dorpsstraat 1 3451 BH Vleuten
http://come.to/histvervdm Dagelijks bestuur
Dr. Ir. P.K. Schenk / voorzitter
Telefoon 030-6774915 F.C.G.M. Besouw / secretaris
Telefoon 030 - 6773000 R.W. Pouw / penningmeester
Telefoon 030 - 6772590 Ereleden
Mevr. Prof. Dr. C. Isings / Soest
Dr. D.W. Gravendeel / Laag Keppel A.J. van Zoeren / Vleuten Gebouwen
Vleuten Broederschapshuisjes,
(Documentatiecentrum) Dorpsstraat 1 030 - 6774222 De Meern Het Kabinet
Contributie (inclusief tijdschrift)
ƒ 35.00 per jaar , per post ƒ 13.00 extra
Losse nummers tijdschrift:
f 10.00 leden / f 12.50 niet-leden
Bankrelaties
Rabobank Vleuten, rek. 36.75.17574
Postbank, rek. 2689200 Redactiecommissie
H.E.J. van Essen, J.H.P. Heesters,
W.H. de Heus Mauritslaan 17, 3454 XP De Meern
Telefoon 030 - 6662992 Ontwerp omslag
Peter de Vries
Ontwerp binnenwerk Frank Moed
Druk
Jan Evers / De Meern
|
|||||||||||||||||
|
Inhoud biz.
Van de voorzitter .- •■ ^m 53
Verenigingsberichten en bezoek De Ham 54
Het zandpad tussen Utrecht en Harmeien 55
De Kapel aan De Meern 59
Schatkamer Leidsche Rijn (2) 63
Transformatie (9) 68
Onze straatnamen, oorsprong en betekenis (11) 71 Het Kabelhokkie 74
|
|||||||||||||||||
|
54
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Veren igingsberich ten
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Op andere tijden bezoek mogelijk na af-
spraak met de heer J.W.Schoonderwoerd, tel . 030-6661462. Het Kabinet, Zandweg 147b, De Meern.
Geen vaste openingstijden. Gelegenheid tot bezichtiging van onze expo- sities over archeologie (o.a. Romeinse opgravingsvondsten), ridderhofsteden, oude gereedschappen en werktuigen en de huis- houdelijke gebruiksvoorwerpen. Bezoek mogelijk na afspraak met de heer H.E.J. van Essen, tel. 030-6652992. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Rectificatie
In ons tijdschrift nr. 2 juni 2001 op bladzijde 28 bij verenigingsberich-
ten onder wijzigingen in bestuur staat abusievelijk vermeldt mevrouw N. de Rooij-Goes, dit moet zijn mevrouw PJ. de Rooij-Goes, en de heer P. de Rooij, dit moet zijn de heer P.G. de Rooij. Overgang naar de euro
In het kader van de overgang naar de Euro per 1-1-2002 is door de
Algemene Vergadering van 24-4-2001 besloten de contributie voor het jaar 2002 vast te stellen op € 16,-. Bij toezending van het tijd schrift per post komt hier € 6,- bij voor verzendkosten. In verband hiermee verzoeken wij de leden geen contributiebetalingen te doen vóór 1-1-2002. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Bezoek kasteel De Ham voor onze leden
Abusievelijk staat in ons vorige nummer een verkeerde datum ver-
meldt, hiervoor onze excuses. De juiste datum is zaterdag 13 oktober a.s. De bezoekers die reeds besproken hebben verzoeken wij op tijd aanwezig te zijn i.v.m. de tijdsduur per rondleiding (max. 1 uur). De start zal strikt op tijd zijn. Als het enigszins kan raden wij u aan per fiets te komen i.v.m. de
beperkte parkeerruimte. De toegang is uitsluitend op vertoon van uw bespreekkaartje. |
Medewerkers/bezorgers gevraagd
Zowel de vereniging als het verspreidingsge-
bied zijn "groter" gegroeid. Heeft u in de laatste week van elk kwartaal een aantal uur- tjes beschikbaar? Dan bent u mogelijk de persoon die onze vereniging zoekt ter ver- sterking van de bezorgers van ons tijd- schrift. Wie duft!! Heeft u anderszins belangstelling bijvoor-
beeld met betrekking tot documenteren het inrichten van tentoonstelling of u wilt op een andere wijze uw steentje bijdragen kom dan eens praten. Op maandag- en dinsdagmid- dag of op de donderdagavond in de Broederschapshuisjes bent u welkom! Jubileumgeschenk
In het kader van ons 20-jarig jubileum krijgen
alle leden van onze vereniging gratis een register aangereikt. Hierin staan alle artike- len vermeldt van de afgelopen 20 jaar. Wij wijzen u erop dat alle oude nummers nog te bestellen zijn. Nieuwe leden (van 2-6-2001 t/m 31-8-2001)
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
1540 Mw. C.T. Keijzer v.d. Voort Vleuten
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Kasteel Den Ham omstreeks 1865, aquarel van B.J. van Hove (1790-180).
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Openingstijden van onze gebouwen
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Documentatiecentrum in de Broederschapshuisjes, Dorpsstraat 1,
Vleuten: Maandag en dinsdag van 14.00 -17.00 uur en donderdag van
19.30-22.00 uur.
Gelegenheid tot raadpleging van de bibliotheek en inzage van de vele
documentatieverzamelingen.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
55
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
door JA. Storm van Leeuwen
DE SCHIPPER WEEGDE MET DE KLOET Het zandpad tussen Utrecht en Harmeien
In de zeventiende eeuw waren de wegen in het agrarische deel van het West-Utrechtse platteland zonder uitzon-
dering onverharde kleiwegen. De bovenlaag daarvan bestond uit klei of kleiachtige grond. Deze wegen waren in natte perioden slecht of niet berijdbaar en nagenoeg onbegaanbaar. Deze laatste omstan-
digheid vormde in een tijd, toen de gewone man en de gewone vrouw zich hoofdzakelijk te voet verplaatsten naar onder andere de markten in de steden en de kerken en scholen in de grotere dorpen, een groot bezwaar. In het West-Utrechtse poldergebied deden verschillende polderkaden weliswaar ook dienst als voetpad, maar daaraan kleefde hetzelfde bezwaar. Niet alleen de voetgangers - toendertijd 'passanten' genoemd - ondervonden veel last van de slechte wegen, ook
de schippers die hun schuiten vanaf de wal aan een lijn voorttrokken of met een kloet (vaarboom) weegden (voort- duwden) hadden het in de herfst en de winter moeilijk. De behoefte aan permanent bruikbare voetverbindingen werd bij de toenemende welvaart steeds groter. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Jaffasluis, boog dan zuidwaarts langs het
nog steeds Oude Rijn geheten vaarwater naar de tegenwoordige Leidse Rijn bij Oog in Al en volgde deze via de Stadsdam bij het huis te Voorn, langs het dorp De Meern en langs de Heldam naar de brug in Harmelen. (zie afb. 1) De op de bovengrond rustende zandlaag
kreeg een bovenbreedte van vijf voet (ca. 1,50 m) en een dikte van een halve voet (ca. 15 cm). Het zand bestond uit grof rivier- zand, dat in de Lek in kleine schuitjes opge- baggerd en over het water naar het werk ver- voerd werd. In de desbetreffende ordonnantie (voor-
schrift tevens machtiging) van de Staten van |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Aanleg van het zandpad tussen Utrecht en Harmelen
In 1604 stelden de Staten van Utrecht tijdens een ingrijpende verbete-
ring van de Oude Rijn als vaarweg aan de stad Utrecht voor om op hun gezamenlijke kosten een voetzandpad tussen Utrecht en Harmelen aan te leggen. Onder Oude Rijn verstond men toendertijd het vaarwater tus- sen de Vleutensewetering en de tegenwoordige Leidse Rijn bij Oog in Al, alsmede de Leidse Rijn tussen Oog in Al en Harmelen. In Harmelen lag de grens tussen de toenmalige provincies Utrecht en Holland. De zuidelijke oever van de Oude Rijn tussen de brug in Harmelen en de Haanwijkerdam was Utrechts gebied, de noordelijke oever lag in Holland. De vroedschap van Utrecht kon zich met het voorstel van de Staten
verenigen, het zandpad werd nog in hetzelfde jaar aangelegd. Het begon in de voorstad Buiten de Catharijnepoort (gewoonlijk afgekort tot Buiten Catharijne) en liep eerst langs de zuidzijde van de Vleutensewetering in westelijke richting tot iets voor de latere |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Kusendam
r sluis bij Jaffa
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Brug van de
Landskroonkamer?
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|/^ stad utrecht
Voorstad
Buiten de Catharijnepoort
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Haanwijkerdam
Harmelen"
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
De Meern
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
'^'dse Rijn
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Stadsdam H^i^ >'*><>"'
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Nijevelt
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Oude Rijn, nu Leidse Rijn
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Wielerbrug
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
storm van Leeuwen 2001
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Afb. 1. Het zandpad van 1604 tussen Utrecht en Harmelen. Dit zandpad begon in de voorstad Buiten Catharijne en eindigde bij
de brug in Harmelen, waar de provinciale grens toen lag. Het mocht oorspronkelijk alleen te voet worden gebruikt en was bestemd voor voetgangers en voor schippers die hun schuiten vanaf de wal voorttrokken of voortduwden. Bij de aanleg was de breedte vijf voet, na 1625 acht voet. De Stadsdam en de Heldam werden respectievelijk in 1640 en 1643 voorzien van schutsluizen. Mogelijk zijn toen tevens de daarbij gelegen bruggen gebouwd. Voor die tijd gebruikte men waarschijnlijk de Wielerbrug ten oosten van de Stadsdam en de brug van de Landskroonkamer ten oosten van de Heldam om de andere oever te bereiken. Deze oude toestand is op het kaartje aangegeven. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
56
|
|||||||||
|
Utrecht was uitdrukkelijk bepaald, dat dit
zandpad uitsluitend te voet mocht worden gebruikt. Om te voorkomen, dat het illegaal werd bereden met paarden of wagens, bracht men glinten (hekken) en palen ter afscheiding van de eventueel ernaast lopende rijweg aan. Langs het stuk tussen de Heldam en Harmeien, dat gedeeltelijk over uiterdijken kwam te lopen, groef men greppels. Dit zandpad vormde voor voetgangers en
voor schippers een belangrijke oost-westver- binding met de stad Utrecht. Dit was vooral het geval, toen het heemraadschap van Woerden het zandpad vanaf Harmeien met subsidie van de Staten van Holland in 1607 doortrok naar Woerden. Dit verlengde pad kreeg echter geen breedte van vijf, maar van drie voet. Onderhoud en schouw van het
ZANDPAD
Een belangrijk punt vormden de regelingen
voor het onderhoud en voor de schouw (periodieke inspectie) van het zandpad. Dit gold zowel voor de organen die het zandpad beheerden als voor de plattelandsbewoners, die het gerechtsgewijs in goede staat moes- ten houden De belanghebbende gerechten waren door de Staten aangewezen als onderhoudsplichtig. Dit waren niet alleen de gerechten in de onmiddellijke nabijheid van het zandpad, maar ook verderaf gelegen Utrechtse gerechten ten westen van Woerden. Op verzoek van dijkgraaf en heemraden
van Woerden werden de inwoners van de meest westelijk gelegen gerechten Zegveld met Zegvelderbroek, de Lange Ruigeweide en 's-Gravesloot 'uit goede nabuurschap' door de Staten van Utrecht belast met het onderhoud van een klein deel van het zand- pad Harmeien - Woerden in Hollands gebied. Zij werden gelijktijdig ontheven van het onderhoud van het zandpad Utrecht - Harmeien. Ten behoeve van het onderhoud werd het
zandpad zogenaamd verhoefslaagd, dat wil zeggen: in slagen of vakken verdeeld. De lengte van elk slag werd vastgesteld aan de hand van de oppervlakte van het gerecht, waaraan het in onderhoud was toegewezen. Gewoonlijk besteedden de gerechten hun
slag openbaar aan; de kosten berekende men door aan de inwoners. Een voorbeeld is het volgende. In 1607, kort voor de najaarsschouw,
besteedden de gerechten Vleuten en Themaat hun gezamenlijke slag ter lengte van 250 roeden (een roede = ca. 3,76 m) aan om dit te bezanden en de laagten aan te |
|||||||||
|
Heldamsluis tussen De Meern en Harmeien, gezien vanuit het oosten.
Links op de voorgrond de Leidse Rijn (de vroegere Oude Rijn, ook wel Heycop genoemd), rechts de Zandweg die in de plaats van het voormalige zand- en jaagpad Utrecht - Harmeien - Woerden Q- Leiden was gekomen. In de Zandweg ligt de vroegere brug over de Heycop, die hier naar het noorden afsloeg in de richting van Kockengen. Links aan de overkant van het water de voormalige sluiswachterswoning, toendertijd een café; geheel rechts de latere sluiswachterswoning. Foto auteur 1958. |
|||||||||
|
Het dorp Harmeien, gezien vanuit het westen. Links op de voorgrond de
Leidse Rijn (de vroegere Oude Rijn) tussen het dorp en de Haanwijkerdamsluis. Links aan de overkant van het water het voormalige zand- en jaagpad tussen Harmeien en Woerden. I^oto auteur 1958. |
|||||||||
|
57
|
|||||||
|
vullen. De langs het zandpad aanwezige palen en glinten bleven buiten
het bestek. Het werk werd aangenomen door Sander Cornelissen in De Meern voor twintig gulden. Een bijzondere regeling was van toepassing op de zogenaamde
bomen. Dit waren (en zijn nog steeds) smalle voetbruggetjes over slo- ten en greppels, gemaakt van een boomstam. Voor het onderhavige zandpad moest de boom aan de bovenzijde zijn afgevlakt ter breedte van tenminste tien duim (ca. 25 cm) en van een leuning worden voor- zien De gebruiker van de grond, waarover het zandpad liep, was ver- plicht deze bomen aan te brengen op de slootkruisingen en in goede staat te houden. Men mocht ook een stevige plank met de voorge- schreven breedte neerleggen. Dergelijke situaties deden zich onder andere voor op het stuk zandpad langs de Vleutensewetering in de Hogeweide. Wanneer de grondgebruiker na een aanzegging door het schouw-
voerende college in gebreke was gebleven om de afgekeurde boom en leuning te herstellen, gebeurde dit door de kameraar (de technisch opzichter en beheerder van de geldmiddelen van het zandpad). De kos- ten werden 'met de derde penning meer', d.w.z. verhoogd met 50%, in rekening gebracht van de overtreder of zonodig van diens landheer. Deze regeling gold niet voor hoge voetbruggen over bevaarbare
wateren, die hogebomen of kwakels werden genoemd. Deze werden in stand gehouden door de desbetreffende gerechten, evenals de glinten en palen langs het zandpad. Voor zover bekend, is slechts éénmaal sprake geweest van de bouw van een hogeboom of kwakel in samen- hang met het zandpad tussen Utrecht en Harmeien, namelijk kort na 1650. Ten behoeve van de schippers zou een kwakel worden gebouwd over de Vleutensewetering bij de aftakking (de zogenaamde Kromte) van de Oude Rijn ten oosten van Jaffa. Mogelijk was deze verbinding bedoeld om de Vleutenseweg te kunnen gebruiken als trekpad, omdat het zandpad langs de zuidzijde van de wetering door de begroeiing langs de waterkant minder goed bruikbaar was. Of deze kwakel inder- daad werd gebouwd, is niet zeker. De schouw en eventuele naschouw vonden tweemaal per jaar plaats
en werden gevoerd door twee leden van Gedeputeerde Staten, één van de burgemeesters van de stad Utrecht en de ambachtsheer van Harmeien. Ook de kameraar was daarbij aanwezig, onder andere om aantekeningen te maken van de afgekeurde slagen. Verbreding van het zandpad
Het zandpad was niet alleen voor de streek van belang, het deed ook
dienst als verbinding met Holland voor postiljons. Met het oog op de oorlogstoestand verzocht prins Maurits in 1625 dringend aan de Staten van Utrecht het zandpad langs de Oude Rijn geschikt te maken voor het berijden met paarden gedurende de gehele winterperiode. Bij een eventuele invasie van de vijand konden dan berichten spoedig wor- den overgebracht. Een soortgelijk verzoek hadden de Staten van Holland reeds twee jaren eerder gekregen. Naar aanleiding van dit verzoek ordonneerden de Staten van Utrecht
nog in 1625 het zandpad van vijf voet te verbreden tot acht voet en de bruggen daarbij aan te passen. De verbreding tussen de stad Utrecht en de Stadsdam (waarbij men tussen de voorstad Buiten Catharijne en de Oude Hofstede bij de herberg 't Hommeltje een korter tracé volgde) zou door de stad Utrecht worden uitgevoerd. De hoefslagplichtige gerechten moesten het gedeelte tussen de Stadsdam en Harmeien ver- breden en blijven onderhouden. Deze maatregel was niet te vroeg genomen: in 1629 vielen de Spaanse
troepen de Veluwe binnen en namen vervolgens de stad Amersfoort in. De bezetting daarvan duurde slechts kort: nog in hetzelfde jaar verlieten de vijandelijke troepen deze stad en daarna ook de Veluwe. |
In de ordonnantie van 1625 kwam de oude
bepaling, dat niemand het zandpad te paard mocht berijden, te vervallen. Het verbod bleef gehandhaafd voor aangestaarte paar- den (aanstaarten = de kop van een volgend paard aan de staart van het voorgaande paard vastmaken). Deze ordonnantie werd in 1682 herzien en
aangevuld. De belangrijkste wijziging was, dat niemand met wagens of andere rij- en voertuigen op het verbrede zandpad mocht rijden met uitzondering van de prins van Oranje met zijn gevolg en bedienden. De ver- bodsbepaling gold evenmin voor landbou- wers, die tijdens de oogstwerkzaamheden op hun land aan de overzijde van de Oude Rijn moesten wezen. Ook degenen die in het bezit waren van een schriftelijke vergunning mochten het zandpad als rijweg gebruiken. Tot de vergunninghouders behoorden onder anderen de eigenaren van de ridderhofste- den Bottesteyn, Den Engh en Vleuten. Het Leidse jaagpad
Inmiddels had het zandpad een meer uitge-
breide bestemming gekregen. In 1661 kwa- men de steden Utrecht, Woerden en Leiden overeen voor gezamenlijke rekening een geheel nieuwe trekvaart te graven en daar- langs een jaagpad aan te leggen. Door tegenwerking van een aantal Hollandse ste- den, waaronder Gouda, weigerden de Staten van Holland het nodige octrooi (machtiging) te verlenen, zodat het project niet van de grond kwam. Twee jaren later werd besloten geen nieu-
we vaarweg te graven, maar de Oude Rijn daarvoor in te richten. De grond voor de aan- leg van een jaagpad langs de Oude Rijn in Hollands gebied kon door het ontbreken van een octrooi niet worden onteigend. Dankzij de tussenkomst van dijkgraaf en hoogheem- raden van Rijnland gelukte het de drie steden de grond op basis van vrijwillgheid te ver- werven. In de provincie Utrecht diende de Oude
Rijn op sommige plaatsen met twee roeden te worden verbreed; het bestaande zandpad ter breedte van 8 voet kon worden gehand- haafd als toekomstig jaagpad. Met het oog op de verbreding van het vaarwater moest het pad plaatselijk worden verlegd. De Staten van Utrecht verleenden in 1664
een octrooi voor de verbreding van de Oude Rijn en de verlegging van het zandpad. De benodigde gronden konden naar verkiezing worden onteigend of in gebruik worden geno- men tegen betaling van schadevergoedingen aan de grondeigenaren en grondgebruikers. Uit latere bronnen blijkt, dat de vennoot- |
||||||
|
58
|
|||||||||
|
/Aft), 2. De voorstad Buiten de Catharijnepoort of Buiten Catharijne, gezien vanuit het westen. Gravure van Steven van
Lamsweerde (detail) (1657). Op de voorgrond de Vleutenseweg (toen Vleutensedijk, ook wel Stadsdijk geheten) en daarlangs de Vleutensewetering. Aan de overzijde van het water het in 1604 aangelegde zandpad tussen Utrecht en Harmeien met knotwilgen langs de oever. Links de gehavende Doofpoort die vanwege de vele blekerijen in deze omgeving ook wel Bleijkpoort werd genoemd; dit was een zogenaamde buitenpoort, waarmee men oudtijds de voorstad 's avonds en 's nachts kon afsluiten. Rechts daarvan de korenmolen de Kat, ook wel de Achtermolen genoemd. Foto Het Utrechts Archief, Topografische Atlas Ba 50 (A-B). |
|||||||||
|
effect.Twee jaren later vaardigden de Staten
van Utrecht een ordonnantie uit, waarin gro- tendeels werd tegemoetgekomen aan de bezwaren van de onderhoudsplichtigen. Besluit
Het onderhoud van het jaagpad en wat daar-
mee samenhing werd in de 19e eeuw 'geruis- loos' overgenomen door het genootschap van de drie steden. Omdat de exploitatie van het jaagpad op den duur geen batig saldo meer opleverde, werd de overeenkomst van 1663 tussen de drie steden in 1884 ontbon- den. Dit betekende ook het einde van het acht voet brede zandpad tussen Utrecht en Harmeien. Alleen de naam van de Zandweg in De Meern herinnert ons nog aan de oude toestand. Literatuur en bronr)er):
J.A. Storm van Leeuwen, 'Utrechtse zandpaden
in de zeventiende eeuw, in het bijzonder het zandpad tussen Utrecht en Harmeien' in: Jaarboek Oud-Utrecht 2000, p. 5 t/m 51. Van dat artikel zijn in de onderhavige bijdrage enige korte gedeelten van de tekst overgenomen. |
|||||||||
|
schap van de drie steden de gronden alleen in gebruik nam, zodat kon
worden volstaan met het uitkeren van schadevergoedingen. Op aandringen van de steden Leiden en Woerden trok de stad
Utrecht de Oude Rijn en het jaagpad vanaf het (toen nog niet gebouw- de) huis Oog in Al door naar het latere Leidseveer. Men behoefde daar- na niet meer te varen via de Vleutensewetering (de zogenaamde Oude Leidsevaart). Het nieuwe stuk vaarwater kreeg de naam Nieuwe Leidsevaart en heet nu Leidse Rijn. Het jaagpad in het gebied van de stad Utrecht is nu de Leidseweg (afb. 2). In de ordonnantie van 1564 was tevens bepaald, dat de vennoot-
schap ter bestrijding van de jaarlijkse kosten van de onderneming voor het gebruik van het jaagpad een tol mocht heffen, padgeld genoemd. Deze tol kon worden geheven van alle personen, die werden vervoerd in door paarden getrokken vaartuigen. De schippers en schippers- knechten waren daarvan vrijgesteld. De nieuwe situatie bracht geen verandering teweeg in de bestaande
onderhoudsregeling en de schouw van het zandpad. Dit betekende, dat de hoefslagplichtige gerechten en enige particulieren het jaagpad moesten blijven onderhouden. De inwoners van deze gerechten behoef- den geen padgeld te betalen. Zoals gezegd, werd de ordonnantie van 1625 in 1682 herzien, maar
deze was grotendeels een herhaling van de oude ordonnantie. Ondanks de daarin opgenomen verbodsbepalingen werd het jaagpad illegaal bereden door geladen wagens bij bevroren vaarwater. Bovendien trap- ten de jaagpaarden de langs de Oude Rijn gelegen kanten van het jaag- pad af en kalfden de oevers af door de golfslag van voorbijvarende schepen. De kanten en de oevers moesten de gehoefslaagden van het zandpad onderhouden. In 1775 kwamen de eigenaren en gebruikers van de gronden onder
Vleuten en De Meern in het kapittelhuis van Oudmunster te Utrecht bij- een om te beraadslagen over te nemen maatregelen, om het misbruik van het zandpad te voorkomen. Deze protestvergadering sorteerde |
|||||||||
|
63
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
door E.P. Graafstai en H.L. Wynia
EEN RAMP IN LANGERAK: BOERDERIJ DOOR BRAND VERWOEST Schatkamer Leidsche Rijn (2)
Het is al weer enige tijd geleden dat in Langerak de eerste sleutel aan de nieuwe bewoners van de Leidsche Rijn
Is overhandigd. Dat er ver voor deze nieuwe bewoners mensen gewoond hebben in dit gebied, is bij de lezers van het blad van de Historische Vereniging bekend. Tijdens het archeologisch onderzoek dat voorafgaand aan de bouw van Langerak heeft plaatsgevonden, is echter weer wat meer bekend geworden over deze vroegere bewoners. In de smalle strook tussen de Leidsche Rijn en de Groenedijk zijn vijf grote en kleine archeologische projecten uit- gevoerd. In dit deel van de Leidsche Rijn was bij de RAAP kartering aan het begin van de jaren negentig onder andere een nederzetting uit de Romeinse tijd aangetroffen. Het eerste proefonderzoek was er dan ook op gericht de omvang van deze nederzetting vast te stellen. Vervolgens heeft op uitgebreide schaal archeologisch onderzoek plaatsgevonden, waarbij een aantal vondsten is gedaan die In dit artikel worden besproken. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Vleuten-De Meern.
De opgraving van een nederzetting
UIT DE tweede eeuw
Nadat bij het proefonderzoek de omvang van
de nederzetting was vastgesteld, werd op 28 april 1997 begonnen met de opgraving. Aan beide zijden van de tegenwoordige Gouderaklaan werd een omvangrijk areaal |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
De eerste schep in de grond
19 maart 1997 was zowel voor de archeologen van de Leidsche Rijn
als voor de bewoners langs de Groenedijk een bijzonder moment. In de vroege morgen kwam een colonne van groot en zwaar bouwverkeer over de Groenedijk aan rijden om in een maïsakker te beginnen met het archeologisch onderzoek. Voor veel bewoners langs deze oude weg was dit één van de eerste confrontaties met de grote verandering die vanaf dat moment zou gaan plaatsvinden in het voor hun zo vertrouw- de gebied tussen het Amsterdam Rijn kanaal en de gemeente grens van |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Luchtfoto van Langerak met in het midden de opgraving in volle gang. Op de foto zijn tevens de brede vletsloten te zien die in
het stedenbouwkundig plan van Langerak zijn opgenomen. De foto is gemaakt door de fotodienst van de gemeente Utrecht. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
64
|
||||||||||||||||
|
opgegraven. Het terrein bleek door afkleien of afvletten dermate zwaar
verstoord dat alleen de diepere sporen, zoals greppels en afvalkuilen, bewaard waren gebleven. Bij deze opgraving zijn, op een klein gebouw- tje na (mogelijk een graanopslagplaats of horreum), geen duidelijke plattegronden tevoorschijn gekomen. De hoeveelheid inheems (lokaal met de hand vervaardigd aardewerk) en Romeins aardewerk en ander nederzettingsafval die werd aangetroffen, laat echter zien dat hier wel degelijk sprake is geweest van een wat langer bewoonde plek. Een belangrijk deel van het archeologisch werk bestond bij deze
opgraving uit het, met behulp van een graafmachine, volgen van grep- pels. Greppels werden gebruikt om een nederzetting in te delen of als erf of akker grens te functioneren. Naast deze wat meer symbolische functie waren greppels noodzakelijk voor de afvoer van het regenwater. In dit artikel zal ik echter niet uitgebreid ingaan op de vorm van de
nederzetting maar zal me richten op de beschrijving van enkele vond- sten en vondstgroepen die daar zijn aangetroffen. |
||||||||||||||||
|
aantal nederzettingen ten zuiden van de
Romeinse grens of limes sterk toe. De hoog- gelegen stroomruggronden van de Rijn ble- ken namelijk uitstekende grond voor akker- bouw en veeteelt. In ruil voor bijvoorbeeld vlees en graan kwamen de mensen in het bezit van Romeinse producten zoals aarde- werk, glas en sieraden. Over het algemeen worden juist deze niet-vergankelijke producten bij een opgraving teruggevonden. Wanneer het toch wordt aangetroffen, is er
iets bijzonders aan de hand. Dat is het geval wanneer het materiaal onder het grondwa- terpeil ligt waardoor het van zuurstof is afge- sloten, of als het, zoals in Langerak het geval bleek, verbrand of verkoold is. |
||||||||||||||||
|
De relatie tussen de inheemse bevolking en Romeinse
soldaten De aangetroffen nederzetting lag op enige honderden meters ten oos-
ten van het Romeinse grensfort van De Meern. De oude bewoners van Langerak hadden, gezien het voorkomen van een grote hoeveelheid geïmporteerd Romeins aardewerk naast het gewone lokaal gefabri- ceerde aardewerk, intensief contact met de 500 in het castellum gele- |
Verbrand graan
Tijdens de opgraving in Langerak werden bij
het bekijken van de archeologische sporen (greppels) vreemde zwarte puntjes waarge- nomen. Bij een nadere bestudering bleek het om verbrande graankorrels te gaan. En dat het niet om een handjevol korrels ging, werd |
|||||||||||||||
|
Romeins en inheems aardewerli, slijpstenen en verbrand graan. Het Inheemse aardewerk is met de hand gemaakt en het
Romeinse aardewerk is met behulp van een draaischijf gefabriceerd. |
||||||||||||||||
|
gerde soldaten. De soldaten hadden natuurlijk voedsel nodig. Voor een
deel werd dit voedsel geïmporteerd (zoals wijn en olijfolie) en voor een deel werd het verbouwd in de omgeving van het fort. De aanwezigheid van de soldaten zorgde daarom voor een economische 'boom' in de ruime omgeving van het fort. Met name in de tweede eeuw nam het |
||||||||||||||||
|
al snel duidelijk toen we de sporen verder
uitdiepten: in een aantal greppels bleek een dikke laag verkoold graan vermengd met houtskool te liggen. Daartussen lagen grote grijze voorraadpotten die duidelijk door |
||||||||||||||||
|
65
|
||||||||||
|
Het duidelijk door brand aangetaste aardewerk in een greppel met verbrand graan.
|
||||||||||
|
len. Het bleek om emmertarwe en bedekte
gerst te gaan. Daarnaast werd een kleine hoeveelheid haver aangetroffen. Bij de analy- se van het verkoolde materiaal is ook kaf gevonden. Het is daarom aannemelijk dat het graan nog geheel of gedeeltelijk in het kaf verpakt zat toen het verkoolde. Opvallend is dat er weinig zaden van wilde planten aanwezig waren. De afwezigheid van dit soort vervuiling duidt op een voorraad consumptiegraan. Na het oogsten werden de niet eetbare delen van het graan verwijderd waarna het graan met het kaf werd opgesla- gen. Het kaf bood dan enige bescherming tegen vraat- en schimmelaantasting. Doordat op eer aantal plaatsen monsters
zijn genomen, kon worden vastgesteld dat er verschillende partijen graan waren opgesla- gen. In een aantal monsters is vooral gerst aangetroffen terwijl in andere vooral emmer- tarwe werd gevonden. Vermoedelijk is een hele voorraad graan in een keer verbrand en waren de verschillende graansoorten apart opgeslagen. De resultaten van het onderzoek
NAAR het houtskool
Tussen het verkoolde graan bevonden zich -
zoals gezegd - ook grotere stukken houts- kool. Bij het opgraven van de greppels is zoveel mogelijk van dit materiaal verzameld. |
||||||||||
|
brand waren aangetast. Was hier een opslagplaats met graan in brand
gevlogen, waarna de verkoolde resten in greppels waren geschoven? Om een beter inzicht te krijgen over het soort graan en over wat er zich daar kan hebben afgespeeld, zijn alle greppels bemonsterd en voor onderzoek opgestuurd naar BIAX, een Onderzoeks- en Adviesbureau voor Biologische Archeologie en Landschapsreconstructie. Dit bureau is gespecialiseerd in de analyse van biologisch archeologisch materiaal. De resultaten van het onderzoek naar de verkoolde
ZADEN EN vruchten
Een dergelijk onderzoek is belangrijk want het geeft de archeoloog de
kans een beeld te krijgen van wat zich op en rond de nederzetting heeft afgespeeld. Allereerst was het mogelijk de soorten graan vast te stel- |
||||||||||
|
Een detailopname van verbrand graan.
|
||||||||||
|
66
|
||||||
|
Een greppel met een dikke laag verbrand graan en aardewerk. De greppel is over de lengte voor de helft uitgegraven om een
lengteprofiel te kunnen maken. |
||||||
|
Kaartje van Langerak met de locatie van de opgraving.
|
||||||
|
67
|
|||||||||
|
Verkoold hout kan namelijk nog goed gedetermineerd worden. Naast
een aantal wat dikkere houten palen, die vermoedelijk deel hebben uit- gemaakt van de constructie van een boerderij of schuur, zijn ook veel dunnere takjes van els en wilg gevonden. Een aantal van deze twijgjes bevatte ook snijsporen. Op basis van de diameter van de twijgen en de aanwezigheid van die snijsporen kan geconcludeerd worden dat het hout ooit deel heeft uitgemaakt van manden of korven. De determinatie van een dikker stuk houtskool leverde hout van een
zilverspar op. In de Romeinse tijd kwam er in Nederland geen zilver- spar voor. De meest nabijgelegen plaats waar in deze tijd dit soort bomen voorkwam, is het Duitse Rijnland. Zilverspar wordt over het algemeen alleen in militaire context aangetroffen. De plank of balk van dit hout is dan vermoedelijk ook afkomstig uit het Romeinse fort. Het zou dus kunnen zijn dat deze toenmalige oude bewoner van Langerak op een gegeven moment naar het Romeinse fort is gereden om voed- sel te leveren aan de soldaten een mooie plank of balk is tegengeko- men en deze heeft meegenomen om te verwerken in zijn boerderij. Een exotische stempel
Het grootste deel van de vondsten die tevoorschijn is gekomen tijdens
de opgraving bestaat uit Romeins aardewerk. Een aantal scherven is afkomstig van zogenaamde amforen. Dit zijn grote containers die gebruikt werden voor de opslag van bijvoorbeeld wijn en olijfolie. Op de oren van de amforen staan vaak stempels waaruit de herkomst en inhoud valt af te leiden. Bij de opgraving in Langerak is een deel van een amfoor met een stempel op een oor aangetroffen. Op de stempel zijn de letters T*rAS*C te zien. Dit is een afkorting voor T(iti) Atil(i) Asiatic(i), die waarschijnlijk verwijst naar een driedelige naam van een Romeins burger die, gezien zijn bijnaam Asiaticus, mogelijk afkomstig was uit het huidige Turkije of Syrië. Mogelijk is deze man als slaaf van een vermogend heer in Zuid Spanje terechtgekomen waarbij hij na zijn vrijlating ('manumissio') de familienaam van de eigenaar heeft gekregen (Atilius). |
plex aldaar.
Gezien het feit dat er verspreid over het
Romeinse rijk meer dan 70 stempels terug- gevonden zijn (bijvoorbeeld in Groot Brittanië, Marokko en Griekenland) die in ver- band gebracht kunnen worden met dit pro- ductiecentrum duidt dit op een grootschalige productie van olijfolie en de daarbij behoren- de amforen. De vraag is alleen hoe het aangetroffen
oor in een inheems Romeinse nederzetting verzeild is geraakt. Dergelijke amforen kun- nen tientallen liters olie bevatten. De zware amfoor is uit Zuid Spanje, vermoedelijk per schip, in het Romeinse fort van Vleuten De Meern terechtgekomen. Daar is de olijfolie gebruikt. De amfoor is vervolgens op een wagen meegenomen door een boer uit de omgeving van het fort. Een bewoner heeft het daarna waarschijnlijk gebruikt als opslag- vat. Op een gegeven moment zal de amfoor kapot zijn gegaan en weggegooid. 1800 jaar later graven archeologen juist het deel met het stempel op en maken via de stempel een reis door het Romeinse Rijk. Een kleine ramp
De vondst van het aardewerk (zoals de grote
amfoor gemaakt door Asiaticus) en het ver- koolde materiaal geeft ons kleine aanwijzin- gen van wat zich 1800 jaar geleden heeft afgespeeld in Langerak. Gezien de hoeveel- heid geïmporteerd Romeins aardewerk en andere aan de Romeinen toe te wijzen vond- sten lag er in Langerak een boerderij waar- van de bewoners intensief contact onderhiel- den met de Romeinen in het grensfort van De Meern. Op een kwade dag, ergens aan het einde van de tweede eeuw, heeft zich echter een klein drama voltrokken. Door nog onbekende oorzaak vatte de boerderij of een vlak daarbij gelegen voorraadschuur vlam waarbij een groot deel van de in manden en grijze potten opgeslagen graanvoorraad ver- brandde. Uit de analyse van de aangetroffen sporen blijkt dat na de brand alles in de omliggende greppels is geschoven en dat de nederzetting verlaten is. De resten van de nederzetting hebben vervolgens honderden jaren onder de grond gelegen totdat de archeologen in april 1997 begonnen met de opgraving. Bronnen: , .
Het onderzoek is uitgevoerd door L. Kooistra,
K. Haninen en P. van Rijn en verschenen in het rapport: Vinex locatie Leidsche Rijn LR2-1997. Brand in een Romeinse graanopslag. Het bota- nisch onderzoek. BiAXiaal 71. Amsterdam, november 1998. |
||||||||
|
Het oor van de grote amfoor met stempel.
De stempel is gedetermineerd en beschreven door M. Beumers werkzaam
bij de Universiteit Nijmegen.
De baas van Atilius Asiaticus is vermoedelijk de eigenaar geweest van
landerijen in Zuid Spanje waar hij door vrijgelatenen als deze Asiaticus olijfolie liet produceren en verhandelen. Ook de daarbij behorende noodzakelijke werkzaamheden als het bakken van olijfolie-amforen liet hij waarschijnlijk door hen uitvoeren. Atilius Asiaticus was vermoedelijk de uitbater of de bedrijfsleider en personeelschef van een ovencom- |
|||||||||
|
68
|
||||||||||
|
door Wouter de Heus
VAN HISTORISCHE DORPEN TOT MODERN LEIDSCHE RIJN Transformatie (9)
Cultuurhistorie Is binnen onze gebieden, uitzonderingen daargelaten, wat mij betreft vooral gelegen in een aantal
stukken bijzonder mooi bewaard gebleven landschap. Met de bouw van Leidsche Rijn verdwijnt zo'n beetje al het oude landschap voorgoed. Nu er zo weinig van het oude landschap zal overblijven, is het belangrijk om funda- mentele keuzes te maken. Het lijkt me evident dat als er in een gebied 30.000 huizen worden gebouwd, en daar- naast nog vele honderdduizenden meters kantoren, winkels, scholen, sportvoorzieningen, infrastructuur e.d. er ook ruimten moeten overblijven die niet worden volgebouwd. Ik heb er op deze plek al vaak voor gepleit om het huidige geplande woningbouwprogramma van de locatie Haarzicht (zie kaartje) naar beneden bij te stellen. Als je het heel slim aanpakt, zullen waarschijnlijk niet meer dan 150 van de geplande 700 woningen behoeven te verval- len, om zeer veel winst te boeken op landschappelijk en ecologisch terrein. De rest van het gebied rond Haarpad en Joostenlaan zou verder eigenlijk onaangetast dienen te blijven. Het gebied vertoont voor de goede ziener prach- tige glooiingen die alles van doen hebben met de vele inheems-romeinse en nog oudere nederzettingssporen. Natuurlijk kan het geen kwaad als de huidige landerijen iets optimaler worden ontsloten voor de genietende wan- delaar, maar al te rigoureuze aanpassingen in recreatieve zin kan het gebied mijns inziens niet verdragen. Laat staan dat het gebied geschikt zou zijn voor het uitplaatsen van allerlei sportvoorzieningen waarvoor in het Rijnse Park opeens geen plek meer zou zijn. Daarmee zou je willens en wetens het laatste stuk kwalitatief hoogstaand groengebied van Vleuten definitief vernietigen. Nu het Projectbureau Leidsche Rijn druk doende is met de voorbe- reidingen van de herijking van de Ontwikkelingsvisie, is dit het tijdstip om duidelijk aan te geven hoe er gedacht wordt over het mooie stuk landschap langs het Haarpad. |
||||||||||
|
Op dit moment hebben de Provincie Staten van Utrecht het Raamplan
Groengebied Utrecht-West goedgekeurd. Er zal nu een landinrichtings- commissie worden benoemd die zich nu over de daadwerkelijke inrich- ting van de gebieden tussen Vleuten en Haarzuilens en Haarzuilens en Kockengen zal gaan buigen. Nu is het te hopen dat men voldoende tegengas zal kunnen geven aan de gemeente Utrecht, met name aan |
het Projectbureau Leidsche Rijn. Genoemd
Projectbureau heeft namelijk een onder- zoeksopdracht om langs de Joostenlaan ruimte te vinden voor een begraafplaats, een crematorium, een aantal sportverenigingen e.d. Dit past niet binnen het inmiddels geac- |
|||||||||
|
Mei 2001, maïsveld op hoekThematerweg/ Joostenlaan, foto auteur.
|
||||||||||
|
69
|
||||||||
|
't Zand lijkt nu eindelijk de vermaledijde
ophoging van het terrein voor 95% achter- wege te blijven en zullen belangwekkende archeologische vindplaatsen niet worden bebouwd. In de pers komen de vinex-wijken er erg
slecht van af. Ook Leidsche Rijn. Dat gaat echter veelal over het ontbreken van infra- structuur en voorzieningen. Voor de rest, en dat is mijn beeld, gaat het algemeen gezien behoorlijk goed. Ik klink dan wel heel kri- tisch, maar puur met de bedoeling om de ernstige bedreigingen heel duidelijk naar voren te laten komen en om de enorme kan- sen die Leidsche Rijn bezit om de komende eeuw(en) een geweldig functionerend stads- deel te laten zijn. Als we er met het enorm zware bouwprogramma toch in slagen de kenmerken van het landschap zichtbaar te houden, zoveel mogelijk natuurlijke elemen- ten te bewaren, sommige delen te vrijwaren van bebouwing en een goede inrichting te geven aan de genoemde cultuurhistorische projecten, zal Leidsche Rijn het perfecte voorbeeld worden voor hoe je in Nederland met de schaarse ruimte om moet gaan. Het blijft van belang dat iedereen die zich beroepshalve met Leidsche Rijn bezighoudt steeds in zijn of haar hoofd blijft houden tot het uiterste te gaan om de juiste keuzes te maken. Een stuk groen is heel makkelijk vol- |
||||||||
|
cordeerde beleid, maar zoals u weet, niets is veranderlijker dan geac-
cordeerd beleid. Het is al met al behoorlijk vreemd dat bijvoorbeeld de locatie Haarzicht volledig is ingetekend in de plankaart van het Raamplan, terwijl voor deze woningbouw geen ruimte is binnen het hui- dige streekplan. Maar zoals u wellicht weet, de voorbereiding voor het nieuwe Streekplan van de Provincie (dat moet ingaan op 1 januari 2005 en voor 10 jaar de strategische ruimtelijke ontwikkelingen in het Utrechtse moet vastleggen), zijn reeds gaande. Het publiek zal tussen november van dit jaar en februari 2002 worden gehoord. Ook de vijfde nota ruimtelijke ordening is in voorbereiding, alsmede de herijking van de Ontwikkelingsvisie Leidsche Rijn. In laatstgenoemd document zullen de gewenste ontwikkelingen voor Leidsche Rijn worden vastgelegd. Hierbij worden de plannen van Vleuten-De Meern en Utrecht definitief in elkaar geschoven. Het is nu te hopen dat in de herijking van de Ontwikkelingsvisie de
cultuurhistorische banden wat nauwer worden aangetrokken. Ik heb al vaak geroepen dat er van enige flexibiliteit de afgelopen jaren weinig is gebleken. Vreemd. Leidsche Rijn werd altijd geroemd om de inge- bouwde flexibiliteit, maar tot op heden bleek getoonde flexibiliteit alleen verslechtering van de plannen in te houden. Ook dat heb ik in dit artikel meermaals aangewezen. Denk bijvoorbeeld aan de spoorver- dubbeling. De enige mazzel is op dit moment dat op alle vlakken ern- stige vertragingen optreden. Daardoor is er meer tijd om fundamenteel na te denken over de juiste koers. Negatief is dat vertragingen meest van tijd geen gunstige uitwerking op de financiën hebben en er dus een groot gevaar is dat nog meer belangwekkende zaken zullen verschra- len. Op cultuurhistorisch gebied zijn erg belangrijk de inrichting van het
Rijnse Park, de inrichting van het gebied rond het Romeinse Castellum op de Hoge Woerd, de status van Park Voorn (i.v.m. verlegging A2) en de inpassing van de woningbouw in bijvoorbeeld deelgebied 't Zand. In |
||||||||
|
Me/ 2007, boer Lam, hoek Thematerweg / Joostenlaan, foto auteur.
|
||||||||
|
70
|
||||||||
|
gebouwd, maar als het verkeerd is gedaan,
is de vernietiging eeuwig. Dit brengt een ver- antwoordelijkheid met zich mee die soms behoorlijk belastend zal zijn, maar wel hoort bij dit vak. Om nog eenmaal de pracht en praal van het gebied rond het Haarpad aan te duiden, zal ik een aantal prachtige beel- den afdrukken. Dan is voor mij de discussie rond het gebied afgesloten. Als er nu niets mee wordt gedaan, is dit land kennelijk niet rijp om haar prioriteiten zo te stellen dat onze kinderen en kleinkinderen nog iets te genieten overhouden. In dat verband is het zeer prettig dat een aantal bewonersgroe- pen hun krachten inmiddels hebben gebun- deld en in gesprek zijn met het bureau dat de zoekopdracht naar ruimte voor de bedoelde voorzieningen uitvoert. Er heeft al een rijtoer met paard en wagen plaatsgevonden. Ik ben er van overtuigd dat als de beslissers hun ogen goed de kost hebben gegeven, de ruimten rond het Haarpad niet zullen worden volgestopt met voorzieningen die er niet thuishoren. Het zal de bewonersgroepen nog heel wat energie gaan kosten, maar als er uiteindelijk een goed resultaat wordt geboekt, is het heel waardevol geweest. |
||||||||
|
Plankaart Groengebied Utrecht-West. In de cirkel de woningbouwlokatie
Haarzicht. Als je de woningen laat vervallen die buiten de zwarte streepjes vallen, is het 'bosje van Goes' verbonden met de groene structuur. Ook in het noorden van het gebiedje zou je de 'groene wig' verder moeten door- trekken richting het oosten. |
||||||||
|
Augustus 2001. De Hamtoren vanaf De Eikslaan, foto auteur
|
||||||||
|
71
|
|||||||||||
|
door J.H.P. Heesters
ONZE ZEEHELDEN Onze straatnamen, oorsprong en betekenis (11)
Het jaar 1963 zal voor de gemeente Vleuten-De Meern als een druk jaar met veel bouwactiviteiten de geschiedenis
in gaan. Vooral de maanden november en december zijn hectisch geweest. De oorzaak hiervan is dat voor een vijf- tal nieuwbouwlocaties, soms met verschillende wijken, straatnamen vastgesteld moesten worden. |
|||||||||||
|
Zeeheldenbuurt
De nieuwe bouwlocatie Oudenrijn ten oosten van de Meerndijk werd in
1963 verdeeld in een aantal wijken. Zo kwamen er de Prinsessen- en de Zeeheldenbuurt en werd gedacht aan een Stadhouderskwartier. Voor de laatste buurt had men al namen bedacht zoals de Maurits-, Frederik Hendrik-, Stadhouders- en Willem de Zwijgerlaan. Op 20 december 1953 stapte men van dit plan af. Enerzijds was dit om stra- ten naar personen te noemen. Zo werd voor Oudenrijn in plaats van de Stadhouderslaan voor de Wethouder Gerssenlaan gekozen en werd de Frederik Hendriklaan naar Dr. Ariëns genoemd. Anderzijds wilde men ook consequenter straatnamen noemen naar de heerlijkheden van Utrecht waar al meer straten naar genoemd waren. Inplaats van de eer- der voorgestelde Willem de Zwijgerlaan werd de Lichtenberglaan benoemd. In de krant van 4 november 1963 werd voor de uitbreidingsplannen
in De Meern-Zuid een vijftal zeehelden genoemd dat later tot zeven zou worden uitgebreid. De journalist van het artikel schrijft: "Niet duidelijk is waarom bij sommige namen de voornaam van de zeeheld genoemd is, bij anderen de rang en soms geen van beiden. De projectie van de Evertsenstraat tussen de Willem de Zwijgerlaan en de Mauritslaan in het Stadhouderskwartier lijkt ook vreemd". De opmerking van deze journalist staat voor de straatnaamgeving in De Meern-Zuid niet op zich- zelf. Ook voor de wijken Nieuwe Vaart en Hinderstein heeft men de straatnamen niet consequent, met of zonder voornaam of titulatuur, vastgesteld. Een verklaring hiervoor kan zijn dat in een korte tijd teveel straatnamen vastgesteld moesten worden. Overigens was er in die tijd ook geen Commissie Straatnaamgeving die de uniformiteit van namen in de gaten hield. Piet Heinstraat
Pieter Pieterszoon Heyn, ook wel geschreven als Hein, is de oudste
zeeheld in onze vaderlandse geschiedenis. Hij is op 15 november 1577 in Delfshaven geboren. Hij was een vlootvoogd die eerst werkzaam was bij de Oost-Indische Compagnie. Vervolgens trad hij in 1623 als vice- |
|||||||||||
|
admiraal in dienst bij de West-Indische com-
pagnie. Voor de bewindvoerders van de laatst genoemde compagnie had hij als stra- teeg en tacticus een plan opgesteld om de Spaanse zilvertransporten te onderschep- pen. De bekendste is zijn verovering op 6 en 7 september 1628 van de Spaanse zilver- vloot bij en in de Baai van Matansas. De buit hiervan was ongeveer twaalf miljoen gulden. Dit belangrijke wapenfeit wordt nog steeds vertolkt in één van onze vaderlandse liede- ren met als begintekst; "Heb je wel gehoord van de zilveren vloot". Door zijn karakter werd hij in 1629 door
prins Maurits en de Staten van Holland aange- steld als hoofd van de zeemacht. Hij sneuvel- de op 18 juni 1629 bij Dungeness tijdens een zeegevecht tegen de kapers uit Oostende. Zijn stoffelijk overschot werd bijgezet in een tombe in de Oude kerk in Delft. Door de gemeenteraad werd op 20 de-
cember 1963 de naam Piet Heinstraat vast- gesteld.' Trompstraat
In anciënniteit is Maarten Harpertszoon
Tromp de tweede zeeheld in de vaderlandse geschiedenis die op 23 april 1598 in Den Briel, ook wel Brielle genoemd, is geboren. Kenmerkend voor zijn carrière als Noord- Nederlands vlootvoogd is zijn latere strijd tegen de Engelse vloot geweest. In 1629 werd hij vlaggenkapitein bij Piet Pieterszoon Hein. In de aanbeveling voor deze benoe- ming schreef Piet Hein 'dat hij alle deughden erkende, die in een Zeeoverste worden ver- eischt'. In 1634 nam Tromp ontslag en werd belast met de uitrusting van de vloot. Vervolgens werd hij in 1637 benoemd als lui- tenant-admiraal van Holland en West- Friesland waardoor hij opperbevelhebber werd van de zeemacht. Op 21 oktober 1639 vernietigde hij bij Duins de Spaanse vloot. In 1652 was hij betrokken bij de onver-
mijdelijke eerste Engels-Nederlandse oorlog. Door zwaar stormweer en een ondeugdelijke vloot verloor hij de strijd tegen de Engelsen die onder leiding stonden van Robert Blake. Voor dit verlies werd hij uit zijn functie gezet maar kreeg deze weer terug toen zijn opvol- |
|||||||||||
|
Piet Heinstraat vanuit het oosten
|
|||||||||||
|
72
|
||||||||
|
ger Witte de With ook bij Duins de strijd tegen de Engelse zeemacht
verloor. Uiteindelijk werd door hem op 10 december 1652 de Engelse vloot, nog steeds onder leiding van Robert Blake, bij Dungeness ver- slagen. In 1653 is hij nog drie keer de strijd tegen de Engelse vloot aangegaan. In zijn laatste zeeslag bij Ter Heyde sneuvelde Maarten Hapertszoon Tromp op 10 augustus 1653. Door zijn verantwoordelijkheid voor zijn manschappen werd hij door
hen "Bestevaer" genoemd dat "grootvader" betekent. Hij werd begra- ven in de Oude kerk in Delft waar zijn graf bedekt is door een marme- ren tombe. De gemeenteraad stelde op 20 december 1963 de naam Tromp-
straat vastl Witte de Withstraat
Witte Corneliszoon de With is op 29 april 1599 in Den Briel geboren.
Tijdens zijn carrière was hij hofmeester aan boord bij Jan Pieterszoon Coen. Ais vlaggenkapitein fungeerde hij later bij Piet Hein toen deze op 6 en 7 september 1628 de Spaanse zilvervloot bij en in de Baai van Matansas veroverde. Evenals Maarten Hapertszoon Tromp werd hij in 1637 benoemd tot luitenant-admiraal. Hij had er moeite mee dat deze laatste boven hem gesteld werd. Nadat Tromp in 1652 de eerste Engels-Nederlandse oorlog had verloren, werd hij tijdelijk belast met het opperbevel over de Nederlandse zeemacht. Op 8 oktober 1652 verloor hij de slag bij Duins van de Engelsen.
Samen met Tromp leverde hij strijd in de zeeslag bij Nieuwpoort. Toen Tromp op 10 augustus 1653 bij Ter Heyde was gesneuveld, nam hij het bevel over. In tegenstelling tot Tromp was hij niet erg gezien bij het scheepsvolk. Het gevolg hiervan was dat luitenant-admiraal van Wassenaar van Obdam boven hem gesteld werd. Tijdens de slag in de Sont raakte zijn schip aan de grond. Hij streed tegen een grote over- macht en sneuvelde op 8 november 1658 terwijl zijn vlaggenschip zonk. Door de Zweedse vloot werd zijn stoffelijk overschot geborgen waarna hij werd begraven in de Grote kerk in Rotterdam. Het is niet bekend wanneer de gemeenteraad de naam Witte de
Withstraat heeft vastgesteld. Gelet echter op de volgorde van de stra- ten in de Zeeheldenbuurt, is het niet uitgesloten dat dit ook op 20 december 1963 is gebeurd. Dit is niet in de archieven te vinden. De RuiJTERSTRAAT
Michiel Adriaanszoon de Ruijter is één van de bekendste zeehelden van
ons land. Hij is op 24 maart 1607 in Vlissingen geboren. Al vanaf zijn elfde jaar voer hij op zee en was werkzaam bij de koopvaardij en de walvisvaart. Zijn carrière als militair bevelhebber wordt gekenmerkt door het bieden van bescherming aan koopvaardijschepen tegen kapers en zeerovers en door de vele expedities die hij uitvoerde. In 1641 was hij schout-bij-nacht bij de Zeeuwse Admiraliteit, werd in 1653 vice-admiraal van Amsterdam en in 1673 luitenant-admiraalgeneraal. In 1666 kreeg hij als bevelvoerder het nieuwe vlaggenschip "De
Zeven Provincièn onder zijn hoede waarmee hij de Vierdaagse Zeeslag bij Noord-Voorland won. In 1672 toonde de Nederlandse vloot onder leiding van De Ruijter zich voor het eerst de meerdere van de Engelse vloot. Als vlootvoogd was De Ruijter een groot tacticus die in staat was grote formaties zeilschepen op de juiste wijze te commanderen. Als mens was hij goed en rechtvaardig voor het scheepsvolk dat hem, evenals Maarten Harpertszoon Tromp, de bijnaam van "Bestevaer" bezorgde. Tijdens een slag bij Syracuse raakte hij op 22 juli 1676 zwaar gewond
en overleed een week later. Zijn stoffelijk overschot werd met veel cere- monieel bijgezet in de Nieuwe Kerk in Amsterdam. Zijn tombe is in opdracht van de Staten-Generaal gemaakt door Rombout Verhulst. |
||||||||
|
De Ruijterstraat vanuit het oosten
Het is niet bekend wanneer de naam De
Ruijterstraat door de gemeenteraad is vast- gesteld. EVERTSENSTRAAT
Cornelis Evertsen, bijgenaamde "de Oude",
komt uit een Zeeuws geslacht van meerdere vlootvoogden. Hij is op 4 juli 1610 in Vlissingen geboren. In 1626 ging hij varen en werd in 1636 benoemd tot kapitein. Samen met Maarten Harpertszoon Tromp en Corne- liszoon Witte de With vierde hij op 21 oktober 1639 de overwinning van de Slag bij Duins. In 1653 vocht hij samen met Tromp bij de zee- slag van Ter Heyde waarbij zijn schip tot zin- ken werd gebracht. Hij werd gevangen geno- men en belandde drie maanden in een Engels krijgsgevangenkamp. Samen met Michiel De Ruijter vocht hij in
1659 op Funen tegen de Zweden waar hij |
||||||||
|
Evertsenstraat vanuit het zuiden
|
||||||||
|
73
|
|||||||||
|
zich bijzonder onderscheidde. In 1664 werd hij benoemd tot vice-admi-
raal van Zeeland en in 1665 tot luitenant-admiraal bevorderd. Hij overleed op 11 juni 1666 bij Noord-Voorland op de eerste dag van
de Vierdaagse Zeeslag waar Michiel Adriaanszoon De Ruijter een fraaie overwinning behaalde. Op 20 december 1963 is zijn straatnaam door de gemeenteraad vast-
gestelde AoMrRAAL Helfrichstraat
Conrad Emil Lambert Helfrich is op 11 oktober 1886 in Semarang
geboren. Hij was een militair in hart en nieren die verschillende belang- rijke functies heeft gehad. Op 14 februari 1942 volgde hij de Amerikaanse admiraal Thomas C. Hart op als opperbevelhebber van de geallieerde zeestrijdkrachten in het Verre Oosten. Het was in die tijd de meest kritieke periode van de strijd om het toenmalige Nederlands- Indië. Na de slag in de Javazee van 27 februari tot 1 maart 1942 was zijn rol uitgespeeld. Van de Nederlandse regering kreeg hij de opdracht om het comman-
do te gaan voeren over de Nederlandse zee-, land- en luchtmacht in de Indische Oceaan, Australië en de Grote Oceaan. Op 25 augustus 1945 werd hij als luitenant-admiraal tevens belast met het bevel over alle zee- strijdkrachten. Hij vertegenwoordigde de Nederlandse regering bij de overgave van Japan op 2 september 1945 aan boord van het Amerikaanse slagschip "Missouri". Op 1 januari 1949 nam hij ontslag uit militaire dienst en overleed op 20 september 1962 te 's-Gravenhage. Ongetwijfeld om zijn grote verdiensten en staat van dienst heeft de
gemeenteraad op 20 december 1963, een jaar na zijn overlijden, een straat naar hem genoemd'. Karel Doormanstraat
Karel Willem Frederik Marie Doorman is op 23 april 1889 in Utrecht
geboren. Hij stamt uit een bekende officiersfamilie en werd op 21-jari- ge leeftijd officier bij de Nederlandse zeemacht. Tijdens en na de Eerste Wereldoorlog was hij één van de pioniers van de Marinelucht- vaartdienst. In 1937 ging hij in rang van kapitein-ter-zee naar het toen- malige Nederlands-Indië waar hij het bevel voerde over de Marineluchtvaartdienst. Op 17 juni 1940 werd hij bevorderd tot schout-bij-nacht en was van
27 februari tot 1 maart 1942 betrokken bij de Slag om de Javazee waar hij samenvocht met admiraal Helfrich. Op de avond van 27 febru- ari liet hij een paar korte zinnen uitgaan. Eén daarvan was: "All ships follow me", wat later is verfraaid tot: "Ik val aan, volgt mij". Enkele uren later werd zijn gehele eskader door de Japanners vernietigd. Karel Doorman overleed aan boord van het vlaggenschip "De Ruijter". Voor zijn onverzettelijkheid en dapperheid is hij op 5 juni postuum benoemd tot Ridder 3de klasse van de Militaire Willemsorde. Op 20 december 1963 stelde de gemeenteraad voor deze oorlogs-
held een naar hem genoemde straatnaam vaste Dr. Ariënslaan
In november en december 1963 werd in de gemeenteraad voorgesteld
straten te noemen naar personen in dienst van de gemeente, mensen uit de sociale sector, zoals de vakbond, en verzetsstrijders. Na veel politiek geharrewar kwamen daar de Burgemeester van der Heide-, Secretaris Versteeg- en de Wethouder Gerssenlaan uit. Om toch enigs- zins, als compensatie, aan de politieke wensen van de gemeenteraad tegemoet te komen, werd naar Titus Brandsma, als verzetsstrijder, en aan Dr. Ariëns, als vakbondsman, een straat genoemd. Om deze laat- ste laan te kunnen vaststellen moest van de eerder gekozen Frederik Hendriklaan worden afgestapt. |
|||||||||
|
Alphonse Marie Auguste Joseph Ariëns is
op 28 april 1860 in Utrecht geboren. Na zijn priesterwijding studeerde hij theologie in Rome waar hij in 1885 promoveerde. Inplaats van wetenschappelijk werd hij gedu- rende zijn driejarig verblijf in Rome meer sociologisch en sociaal gevormd. Omdat hij in arme volkswijken woonde en op Sicilië het lot zag van de arbeiders in de zwavelmijnen, besloot hij zich op sociaal terrein in te zet- ten. Ondanks zijn grote sociale interesse werd
hij in 1886 benoemd als kapelaan in Enschede. Daar zag hij de sociale wantoe- standen van de textielarbeiders. Op 3 november 1889 stichtte hij een arbeidersbe- weging dat het begin is geweest voor het ontstaan van de Katholieke Arbeidersbe- weging, de K.A.B., in Nederland. Later is deze vakbeweging het N.K.V. geworden, wat weer later opgegaan is in het F.N.V. Om het socialisme te bestrijden, richtte hij het arbei- dersweekblad 'De Katholieke Werkman' op. In de daarop volgende jaren heeft hij zich ingezet voor ontslagen textielarbeiders, voor arbeiders bij de spoorwegen en voor de katholieke vrouwenbeweging. Van 1901 tot 1908 was hij pastoor te
Steenderen en van 1908 tot 1926 te Maarssen. Op 7 augustus 1928 is Dr.. Ariëns in Amersfoort overleden. De gemeenteraad stelde op 20 december
1963 zijn straatnaam vaste |
|||||||||
|
Dr. Ariënslaan vanuit tiet zuiden
Bronnen:
RbV =Raadsbesluit Vleuten-De Meern
1. RbV 20-12-1963
2. RbV 20-12-1963
3. RbV 20-12-1963
4. RbV 20-12-1963
5. RbV 20-12-1963
6. RbV 20-12-1963
|
|||||||||
|
74
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Het Kabelhokkie
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
werd nog wel eens gevliegerd en in de volks-
tuinen langs dit pad lachten ons de aardbei- en en bessen weer toe. Achter op het pad bood ook een mooie
gelegenheid om een rondje te lopen van de Woerdlaan weer naar de Zandweg, want ook daar was altijd wel wat te beleven en vaak werd dan ook de Kerksteeg nog in ons spel betrokken je kon daar achter schoenmaker van Engelen komen en ook bij de loods waar de wagen van W. Delput (de bodedienst naar Utrecht) gestald stond. Het is te begrijpen dat al deze achterom
paadjes en steegjes ideaal waren om ver- stoppertje te spelen, dit gebeurde vanaf het kabelhokkie. De jongen die hem (was) telde dan : rien,
tien, twintig, dertig en zo tot honderd, daar- na van 1 tot 10 en; wie niet weg is wordt gezien; ik kom! In die tussentijd had iedereen zich verstopt
en nu moest je zonder gezien te worden bij het kabelhokkie zien te komen, met je hand een klap op het hokkie geven en dan roepen "vet"! Eens hadden wij ons verstopt in de hooi-
schuur van bakker Verkerk. Maar bakker Verkerk had ons in de schuur
zien kruipen en bij wijze van een grap deed hij de deur aan de buitenkant op slot en riep: "Zo, ik ga naar huis". Wij hielden ons heel lang doodstil, want we
speelden het verstoppertje erg serieus. Toen het echter al een beetje donker was gewor- den hoorden we wat gemorrei aan de deur, en... de stem van bakker Verkerk en mijn moeder. "Zo", zei de bakker, "ik heb die jongens
eens een lesje geleerd, ze mogen niet in de hooischuur". Mijn moeder trok me mee naar de Zandweg en ik trok mijn moeder weer mee naar het kabelhokkie. "Wat moet je daar nu nog doen" zei ze, "iedereen is al naar huis". "Ja", zei ik, "het moet! Ik moet nog vet
maken". |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
J
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Ik weet niet hoe het komt, maar mijn broer Jan en ik zijn heel vaak te
vinden op de Zandweg in De Meern. Misschien komt het wel omdat daar wat meer te beleven is. De straatweg waar wij wonen is niet zo veilig, want daar komt zo af en toe wel eens een auto voorbij. Het kan ook zijn dat de Zandweg wat meer in trek is omdat wij allebei geboren zijn in het steegje bij bakker Verkerk. In ieder geval zijn er op de Zandweg veel meer mogelijkheden om
leuke spelletjes te doen en ook beter geschikt om af en toe wat kat- tenkwaad uit te halen. Maar er was nog iets, er was een ideale hang- en afspreekplek, dat gebeurde heel vaak bij de Meernbrug, maar ook op de Zandweg zelf was een heel goede plek, namelijk het kabelhok- kie. Het kabelhokkie stond tegenover de Woerdlaan aan de Rijnkant. Het was een transformatorhuisje voor de electriciteit. Veel van deze bouwsels stonden overal in het land en ze waren meestal heel fraai en bijzonder gebouwd. Daar werden dus vaak plannen gesmeed, meestal het begin en eind-
punt van ons spel. Je kon er heerlijk uit de wind staan of met je rug tegen het hokkie zitten om in de Rijn te vissen, of gewoon om naar de scheepvaart te kijken. Heel geheimzinnig was dat hokje voor ons, want wat gebeurde daar
binnen eigenlijk? Af en toe hoorde je daarbinnen wat getik maar verder is alles voor ons geheim gebleven. Na het verzamelen bij het hokkie gingen wij zo af en toe op de Woerdlaan voor de boomgaard van Van Dorsten salamanders of kikkers vangen. Daar lachten ook de lekkere appels in de boomgaard ons toe en von-
den wij af en toe niet zondigen toch wel zonde. Bij slecht weer kwamen wij nog wel eens bij elkaar op de schuurzolder van melkboer van Wijk, wat wij daar wel eens uitspookten was niet altijd om over naar huis te schrijven. Verder hielden we bij goed weer wel eens fiets- of hoepelwedstrijden,
van de Meernbrug tot het kabelhokkie, of vanaf de gasketel die op het hoogste punt van de Woerd lag. We hadden ook nog een speelveld (achter op het pad ) dat liep vanaf
de Woerdlaan achter langs de huizen tot achter bakker Verkerk, daar |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
De Meern, september 2001
Theo van den Berg II
Illustratie; Barbara Gravendeel |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
l-Pf rlJ ^1^ 3ic5I
|
||||||||||
|
n
|
||||||||||
|
Van de voorzitter
Vanmorgen ben ik de dag begonnen met een wandeling langs het
Haarpad en de Joostenlaan. Het zonlicht trachtte heen te breken door de nevel die hing om de machtige populieren langs de laan, de scha- pen op het naastgelegen weiland keken nieuwsgierig naar die vroege voorbijganger. Ik vroeg mij af of de bestuurderen die, naar het gerucht gaat, de komende dagen zullen beslissen over de toekomst van dit gebied, zich realiseren hoe uniek en hoe mooi dit eeuwenoude stroom- ruggebied van de Oude Rijn wel is {zie ook het artikel van Wouter de Heus in het vorige nummer). Ik kon slechts hopen dat inzicht en wijs- heid ons regeren, zodat niet in de komende jaren miljoenen (euro's wel te verstaan) worden verspild met als resultaat dat dit cultuurhistorisch bijzondere gebied zijn zeldzaam karakter verliest. In het jaar dat nu ten einde loopt heeft onze vereniging haar 20-jarig jubileum gevierd en zich bij verschillende gelegenheden naar binnen en naar buiten gepresenteerd. Een enkel hoogtepunt. Het bezoek van de burgemeester. Mevr. Brouwer, op 20 april aan de Broederschaps- huisjes en het Kabinet, met aansluitend de uitreiking aan haar van het eerste exemplaar van 'Van de brug af gezien' deel 2 van ons bestuurs- lid Theo van den Berg. Op koninginnedag de expositie van ruim 50 schilderijen grotendeels collectie Graafland, in de toen nog Nederlands Hervormde Kerk in Vleuten. De open dagen van het project Themaat op 31 augustus en 1 september, waarin de werkgroep Oude Rijn de eeu- wenoude geschiedenis van een oude omgrachte hofstede probeert te acherhalen. De excursie naar de tot museum ingerichte Romeinse stad Xanten op 22 september. Het bezoek aan de Hamtoren van een aantal leden op 13 oktober. Ons tijdschrift heeft een nieuw jasje gekregen dat allerwege positief is ontvangen. En tenslotte de uitgave van het Register over de 20 jaargangen van ons tijdschrift, hetgeen de inhoud gemakkelijk toegankelijk maakt. Op de agenda van het bestuur staan naast de voortgang en uitbouw
van de lopende activiteiten in het Documentatiecentrum en het Kabinet, bij voortduring ook de betrokkenheid bij de belangrijke ontwikkelingen in ons werkgebied. Bij herhaling hebben wij aangeboden om onze expertise of die van deskundigen waarop wij een beroep kunnen doen, vroegtijdig bij belangrijke ontwikkelingen te betrekken. Dat blijft echter een moeizaam proces. Met Oud Utrecht voeren we overleg of we ons niet samen sterker kunnen maken. Een punt van zorg blijft verder de toekomst van ons (wijk)museum, nu nog in het Kabinet, waarover een volgende keer iets meer. Het bestaan van onze vereniging is geheel afhankelijk van alle belang-
stelling tonende leden en de vele actieve vrijwilligers. Het bestuur is u allen zeer erkentelijk voor uw bijdrage. Bij de overgang naar weer een nieuw jaar wensen we u en de uwen alle goeds toe. P.K. Schenk
Inhoud biz.
Van de voorzitter 75
Het zandpad langs de Meerndijk 76
Dorpsbewoners die ons wat te vertellen hebben... 79 Onze straatnamen, oorsprong en betekenis (12) 87
Het chauffeursprobleem van Etienne baron van Zuyien van Nyevelt van de Haar 90
Verenigingsberichten 92
Transformatie (10) 93
Schatkamer Leidsche Rijn (3) 96
Bruiloft 100 |
||||||||||
|
1\ HISTORISCHE VERENIGING
'jf_ i, VUEUTEN-Df MEERN-HAARZUILENS
WTTT
|
||||||||||
|
Tijdschrift van de Historische Vereniging
Vleuten, De IVIeern, Haarzuilens. Verschijnt 4 keer per jaar. ISSN 0928/4893 21e jaargang no. 4 december 2001 De vereniging is ingeschreven in het
verenigingsregister van de KvK Utrecht eo. onder nummer 40479360 Correspondentieadres
Dorpsstraat 1 3451 BH Vleuten
http://come.to/histvervdm Dagelijks bestuur
Dr. Ir. P.K. Schenk / voorzitter
Telefoon 030 - 6774915 F.C.G.M. Besouw / secretaris
Telefoon 030 - 6773000 R.W. Pouw / penningmeester
Telefoon 030 - 6772590 Ereleden
Mevr. Prof. Dr. C. Isings / Soest
Dr. D.W. Gravendeel / Laag Keppel A.J. van Zoeren / Vleuten Gebouwen
Vleuten Broederschapshuisjes,
(Documentatiecentrum) Dorpsstraat 1 030 - 6774222 De Meern Het Kabinet
Contributie (inclusief tijdschrift)
ƒ 35.00 per jaar , per post ƒ 13.00 extra
Losse nummers tijdschrift:
ƒ 10.00 leden / ƒ 12.50 niet-leden
Bankrelaties
Rabobank Vleuten, rek. 36.75.17.574
Postbank, rek. 2689200 Redactiecommissie
H.E.J. van Essen, J.H.P. Heesters,
W.H.de Heus Mauritslaan 17, 3454 XP De Meern
Telefoon 030 - 6662992 Ontwerp omslag
Peter de Vries
Ontwerp binnenwerk Frank Moed
Druk
Jan Evers / De Meern
|
||||||||||
|
76
|
|||||||||
|
door JA. Storm van Leeuwen
EEN 'BEQUAEM' VOETZANDPAD Het zandpad langs de Meerndijk
Het West-Utrechtse klei-op-veengebied heeft sinds de middeleeuwse ontginningen steeds een hoge wegendicht-
heid gekend. Het bevatte een groot aantal onverharde wegen, die de ontginners hadden aangelegd om hun in gebruik genomen gronden te ontsluiten. De meeste van deze wegen waren van plaatselijk belang. Het waren alle kleiwegen, dat wil zeggen, dat de bovenlaag uit klei of kleiachtige grond bestond. De kleiwegen met hun diepe wagensporen waren in natte perioden en gedurende de wintermaanden slecht of niet
berijdbaar en nagenoeg onbegaanbaar. Deze laatste omstandigheid vormde voor de plattelandsbevolking in een tijd, toen de gewone man en de gewone vrouw zich hoofdzakelijk te voet verplaatsten naar de markten in de ste- den en naar de kerken en scholen in de grotere dorpen, een groot bezwaar. In het poldergebied deden verschil- lende polderkaden weliswaar ook dienst als voetpad, maar daaraan kleefden dezelfde bezwaren. |
|||||||||
|
In de behoefte aan doorlopend bruikbare voetpaden werd in de zeven-
tiende eeuw op grote schaal voorzien door de Staten van Utrecht, de stadsregeringen en de plaatselijke besturen. In de eerste helft van die eeuw werd een groot aantal zandvoetpaden aangelegd. Deze hadden een bovenbreedte van drie tot vijf voet (een Rijnlandse voet = ca. 31 cm) en waren voorzien van een zandlaag ter dikte van een halve voet. Zandpaden die langs vaarwater liepen en door schippers vanaf de wal als trekpad konden worden gebruikt hadden een breedte van tenminste vijf voet. Langs grotere vaarwegen kregen zij een grotere breedte, zodat die ook voor trekpaarden dienst konden doen. Dit waren jaagpa- den, zoals het omstreeks 1664 aangelegde Leidse jaagpad langs de Leidse Rijn. Eén van de zandpaden die uitsluitend bestemd waren voor voetgan-
gers was het zandpad langs de Meerndijk. Dit voetpad, dat later moest worden vernieuwd, heeft een belangrijke funktie vervuld voor de bewo- ners van Montfoort en omstreken. Daarvan is bovengronds niets bewaard gebleven. Achtereenvolgens zullen het oorspronkelijke of oude zandpad en het tweede of nieuwe zandpad worden besproken. Het oude zandpad langs de Meerndijk
De rijweg op de Meerndijk, die deel uitmaakte van de wegverbinding
tussen de stad Utrecht en Gouda via Montfoort en Oudewater, was een kleiweg. Zoals alle kleiwegen was deze in natte perioden en 's winters voor voetgangers vrijwel onbegaanbaar. De behoefte aan een perma- nent bruikbaar voetpad tussen Montfoort met omliggende dorpen en de markten in de de stad Utrecht werd in het begin van de zeventien- de eeuw met de toenemende welvaart steeds groter. Toen het zandpad tussen Utrecht en Harmeien in 1604 werd aange-
legd vroegen schout, burgemeesters en regeerders van Montfoort onmiddellijk aan de Staten van Utrecht een octrooi (machtiging) aan voor de aanleg van een zandvoetpad vanuit Montfoort naar De Meern. Daar zou het aansluiten op het zandpad tussen Utrecht en Harmeien. Voorts verzocht burgemeester Floris Sas van Weldam van Montfoort
aan dijkgraaf en heemraden van de Meerndijk toestemming een 'bequaem' voetzandpad langs de westzijde van de Meerndijk te maken. Uit latere gegevens blijkt, dat dit zandpad voor rekening van
Montfoort zou worden aangelegd op de tot de Meerndijk behorende westelijke strook landbouwgrond. De breedte zou vier voet bedragen. De burgemeester vroeg tevens vergunning om van de gezamenlijke
geërfden (grondeigenaren) de voor het zandpad benodigde grond aan te kopen of af te graven. De Meerndijk met toebehoren was namelijk sedert 1598 eigendom van de gezamenlijke geërfden, die onder deze dijk ressorteerden. Dit verzoek legden dijkgraaf en heemraden op 7 januari 1605 voor aan een vergadering van deze geërfden in het Klein |
|||||||||
|
Kapittelhuis in Utrecht. Het verzoek werd in
beraad gehouden tot de week daarop. Op 14 januari daaraanvolgend ging men in
beginsel akkoord met het plan. De stadsre- gering van Montfoort mocht zoveel grond afgraven als voor de aanleg van het zandpad nodig was zonder deze aan te kopen, mits de geërfden 'ten ewigen daegen' zouden zijn vrij- gesteld van het onderhoud van het zandpad en dat zij door de Staten van Utrecht zouden worden ontlast van de belasting van zeven- tien oudeschilden (een oudeschild was in 1600 42 stuivers waard), die door de Provincie van deze gronden werden geheven. Voor het gedeelte van het tracé, dat langs
de noordzijde van de Noord-IJsseldijk was ontworpen, werd met de betrokken ingelan- den overeenstemming verkregen om het zandpad over hun landerijen te doen maken. Zij waren bereid dit te onderhouden, mits zij zouden worden ontlast van het onderhoud van hun slagen (onderhoudsvakken) van het zandpad tussen Utrecht en Harmeien. Het is niet geheel duidelijk door welke
instantie met de baronie van IJsselstein voor- overleg had plaats gevonden. Gelet op late- re gegevens moet worden aangenomen, dat het zuidelijke stuk van het zandpad langs de Meerndijk en het oostelijke stuk langs de Noord-IJsseldijk, die beide in de baronie lagen, met instemming en buiten kosten van de baronie zouden worden aangelegd. Het onderhoud werd vermoedelijk wel door de baronie geregeld. Op 2 oktober 1605 vaardigden Gedepu-
teerde Staten van Utrecht op verzoek van schout, burgemeester en regeerders van de stad Montfoort een ordonnantie (voorschrift) uit, die het octrooi alsmede verschillende bepalingen inhield. Onder andere dienden schouwbrieven te
worden opgesteld. Dit waren ordonnanties, waarin de schouw (periodieke inspectie) en het onderhoud werden geregeld en de |
|||||||||
|
77
|
||||||||||||||||||
|
De Meem
|
||||||||||||||||||
|
vaarwater
|
||||||||||||||||||
|
=J|= brug
--------- rijweg
mimm":: Hoof dwaterkeHng
• •••• zandpad
|
||||||||||||||||||
|
"'^e^f
|
'Jn
|
|||||||||||||||||
|
Storm van Leeuwen 2001
|
||||||||||||||||||
|
naar Haastrecht
|
||||||||||||||||||
|
Het zandpad tussen De Meern en Montfoort.
|
||||||||||||||||||
|
boetes werden bepaald. Deze schouwbrieven dienden voor de twee
Utrechtse gedeelten van het zandpad, namelijk dat langs de Meerndijk en dat tussen Montfoort en de Meerndijk. Het land van Montfoort als- mede degenen die beide zandpaden zouden onderhouden en daartoe contribueerden, werden van de onderhoudsplicht van het zandpad tus- sen Utrecht en Harmeien ontheven. Gedeputeerde Staten bepaalden voorts, dat de aanleg van het zandpad
door de Staten voor rekening van Montfoort openbaar zou worden aan- besteed. De benodigde geldmiddelen zouden door de burgemeester Floris Sas van Weldam door middel van een geldlening worden verkregen. Uit de in 1697 door de Staten van Utrecht vastgestelde schouwbrief
voor het gedeelte van het zandpad langs de Meerndijk blijkt, dat de inwoners van tien westwaarts gelegen Stichtse gerechten aan weers- zijden van de Hollandse IJssel, benevens de gebruikers van de land- bouwgronden in de stadsvrijheid van Montfoort, contribueerden aan het onderhoud van dat zandpad. Zij hadden allen belang bij de aanleg en de instandhouding daarvan. Degenen van hen die ten noorden van de IJssel woonden bleven even-
wel als vanouds onderhoudsplichtig voor de Meerndijk als waterkering. De inwoners van Harmeien cum suis, Reyerscop, Kamerik en Zegveld, die de Meerndijk eveneens moesten onderhouden, hadden geen belang bij het erlangs lopende zandpad en waren daarom vrijgesteld van het onderhoud daarvan. De uitvoering van het plan vond reeds in 1605 plaats. Op 27 decem-
ber van dat jaar ging de kameraar {dit was de technisch opzichter en de beheerder van de geldmiddelen van de twee heemraadschappen van de Bijleveld en van de Meerndijk) in het terrein opnemen, hoeveel graan door de aanleg van het zandpad verloren was gegaan. Nog vóór 1616 werd het zandpad vanaf Montfoort op de Zuid-
IJsseldijk doorgetrokken tot het grondgebied van Haastrecht waar de provinciale grens liep. Dit voetpad was eveneens vier voet breed en op |
||||||||||||||||||
|
sommige plaatsen van de rijweg gescheiden
door een greppel. Het nieuwe zandpad langs de
Meerndijk De Meerndijk vervulde in deze tijd (en daar-
na zelfs tot in de tweede helft van de 20e eeuw) nog steeds de taak van het keren van het oppervlaktewater uit het oosten, zij het na 1413 alleen voor de op de Bijleveld afwa- terende polders. De dijk vormde de schei- ding tussen deze Bijleveldse landen en de hoger gelegen polders, die hun overtollige water op de Langevliet of Heycop loosden. In tegenstelling tot het heemraadschap
van de Bijleveld, waar men de bediening van de drie windwatermolens voor een geheel jaar aanbesteedde, had het heemraadschap van de Langevliet de gewoonte dit per week te doen. De molenaars werden daar alleen betaald voor de weken waarin zij maalden. Gedurende de wintermaanden werden de
landen die op de Langevliet afwaterden in de regel niet bemalen. Het gevolg was, dat in die periode de laaggelegen polder Heycop en het aangrenzende gedeelte van de polder Rosweyde onder water kwamen te staan. Bij oosten- en zuidoostenwind werd het hoge water tegen de Meerndijk opgejaagd en ont- stond gevaar voor overlopen van de dijk en het daarlangs lopende zandpad. Onder der- |
||||||||||||||||||
|
78
|
|||||||
|
de dijk en het zandpad uit te graven en met
de uitkomende grond de dijk op te hogen. Dit is een interessant gegeven in de kame-
raarsrekening van dat jaar. Hier wordt voor het eerst gesproken van een volledig vrijlig- gend zandvoetpad, dat door middel van een sloot gescheiden was van de dijk en de daar- op gelegen rijweg. Het graafwerk resulteer- de in een sloot met grotere dan normale afmetingen, vooral wat de diepte aanging. Bij de aanleg van een veetunnel onder de
Meerndijk in 1993 is die uitgegraven sloot waarschijnlijk drie eeuwen later in het profiel zichtbaar geworden (zie de foto). De provin- ciaal archeoloog was destijds echter van mening, dat hier sprake was van een vorstspleet. Het nieuwe zandpad uit 1633 langs de
Meerndijk heeft tot 1791 als voetpad dienst gedaan. In dat jaar werd het door Gedepu- teerde Staten van Utrecht buiten kosten van de inwoners van de onderhoudsplichtige gerechten opgenomen in een naar Montfoort leidende zandweg, dat wil zeggen:een van een zanddek voorziene kleiweg: Het onder- houd kwam echter ten laste van de gehoef- slaagde (= onderhoudsplichtige) gerechten van het zandpad. Literatuur en bronnen;
Groot placaatboek eic. 's Lands yan Utrecht
(1729). Handvesten van het waterschap Btjleveld
(1836). HUA, Archief van het kapittel van de Dom, inv.
nr. 3544; Rekeningen van de kameraar van de Bijleveld en de Meerndijk. HUA, Archief van het kapittel van de Dom, inv. nr. 3607; Rekeningen van de kameraar van de Lange Vliet. Streekarchief Rijnstreek te Woerden, Archief
van het waterschap Bijleveld 1624 - 1979. Notulen van de vergaderingen van geërfden en ingelanden 1633. W.E.J. den Uyl, De Lopikerwaard II (1963).
J.A. Storm van Leeuwen, Van Oude Rijn tot Leidse Rijn, de afwatering van de gronden in en rondom Vleuten - De Meern (1985). S.G. van Dockum, 'Vleuten ■ De Meern; Meerndijk' in: Archeologische kroniek provincie Utrecht, 1992- 1993. p.112- 114. J.A. Storm van Leeuwen, 'Utrechtse zandpa- den in de zeventiende eeuw, in het bijzonder het zandpad tussen Utrecht en Harmeien' in; Jaarboek Oud-Utrecht 2000, p. 5-5J. |
|||||||
|
Doorgraving van de Meerndijk in 1993 ten belioeve van de aanleg van een
veetunnel. Aan de westzijde van de Meerndijk (thans de provincialeweg De Meern - Montfoort etc.) is in het profiel de voormalige sloot tussen het vroegere vrijliggende zandvoetpad en de oude weg te herkennen. Foto auteur gelijke omstandigheden riepen dijkgraaf en heemraden van de Meerndijk
de onderhoudsplichtigen op om de bedreigde plaatsen op te hogen. Ernstiger was de situatie, als de Lekdijk Bovendams doorbrak, het-
geen onder andere op 1 januari 1624 (oude stijl) gebeurde. Tengevolge van ijskaring begaf de Lekdijk het bij 't Waal (ten oosten van Vreeswijk), waardoor in het westen van de provincie Utrecht en in het zuidoosten van Holland rampzalige overstromingen plaats vonden. De Meerndijk bleef niet gespaard: het water stroomde er overheen en spoelde het erlangs lopende zandpad grotendeels weg. De dijk werd in hetzelfde en het daaropvolgende jaar hersteld, maar het zandpad kwam pas in 1633 aan de beurt. In juni van laatstgenoemd jaar overlegden afgevaardigden van de stad
Montfoort met dijkgraaf, heemraden en de kameraar van de Meerndijk ter plaatse, waar een nieuw zandpad met de minste schade voor de ingelanden van de Meerndijk kon worden aangelegd. In augustus machtigden de geërfden dijkgraaf en heemraden om
akkoord te gaan met de aanleg van het nieuwe zandpad met inachtne- ming van hetgeen Gedeputeerde Staten in 1605 hadden bepaald. Ook moesten de benodigde aarde en het zand zodanig worden aangevoerd, dat de geërfden de minste schade zouden lijden. Vijf jaren later brak de Lekdijk Bovendams weer door, ditmaal bij
Schalkwijk. De Meerndijk en de daarop reeds vroeger aangebrachte kade werden beschadigd en hersteld. Aangenomen mag worden, dat hetzelfde gebeurde met het zandpad. Het jaar 1672 was alleen al vanwege de inval door de Fransen een
rampjaar. Voor het platteland gold dit dubbel. De vijand paste het Hollandse systeem van inundatie toe en groef de Lekdijk bij het Klaphek (ten oosten van Jaarsveld) en de Rijndijk (langs de Vaartse Rijn) door. De gaten in de Meerndijk maakte men in 1673 dicht. In 1682 werden de Bijleveldse landen weer bedreigd door hoog
water in de landen van de Langevliet. Besloten werd, de sloot tussen |
|||||||
|
79
|
|||||||||||
|
door Veronique Voom-Verkleij
|
|||||||||||
|
Dorpsbewoners die ons wat te vertellen hebben...
Joanna Jacolina (roepnaam Ans) Wessels werd in het voormalige Oudenrijn Ziekenhuis in Utrecht geboren op 30
september 1949. Haar vader was Jacobus Wessels (roepnaam Kobus door velen afgekort tot Koop, geboren 13-10- 1901, overleden 10-10-1987) en haar moeder was Anna Wessels-van Es (geboren 5-1-1906, overleden 14-7-1992). Haar ouders waren in 1933 al 16 jaar getrouwd toen zij het levenslicht aanschouwde. Ans was enigst kind. Zij woonden op het gemaal achter in de polder Haarrijn aan de Thematerkade tussen Haarzuilens en Kockengen. |
|||||||||||
|
Ambtenaar met een stuk in zijn
BROEK
Ans' vader kwam uit Veldhuizen. Dat hoorde
toen onder Harmeien. Diens vader was altijd boerenknecht geweest. Ook Kobus Wessels is boerenknecht geweest bij de familie Verhoef aan de Breudijk en bij Arie Versteeg op boerderij Slotzicht in Haarzuilens. Bij zijn huwelijk in 1933 kreeg hij de kans om op het gemaal te komen. Hij kwam toen in dienst van het waterschap. Het eerste gemaal dat er stond was een stoomgemaal. Dat loosde op de Haarrijn. Vroeger ging de uitwatering van de Thematerpolder onder het Merwe- dekanaal door en kwam bij restaurant "De Olifant" via sluisdeuren in de Vecht uit. Als de wind verkeerd stond en de Vecht liep op en bleef hoog, kon Themaat niet lozen. Dan werd er ook niet meer uitgemalen en dan ging Themaat onder water. Later loosden ze op het Amsterdam- Rijnkanaal. Toen Ans negen maanden oud was, werd het stoom- |
|||||||||||
|
Op de rand van armoede
Ans moeder kwam uit een groot Haars gezin. Opa en oma Van Es stier-
ven binnen het jaar toen ze net in de 50 waren. De oudere kinderen moesten toen weer zorgen voor de zes jongsten. Het gezin leefde op de rand van armoede. Ans moeder vertelde, toen ze vroeger nog alle- maal thuis waren, "de eerste lichting" met vader of moeder naar de kerk gingen. Als ze terug kwamen dan konden de anderen de schoe- nen, het jasje en de jurk weer aan zodat die ook weer netjes in de kerk kwamen. Met 13 jaar ging haar moeder naar Woerden in een dienstje want, omdat ze een groot gezin hadden en veel daarvan meisjes waren, moest ze gaan werken in de huishouding. Ze was daar in de kost. Ze ging dan zes weken werken en dan mocht ze een keer naar huis. Een zusje van haar had altijd heimwee. Andere Haarse families waren er vaak wel van op de hoogte als er in dergelijke gezinnen armoede heer- ste. Het kwam dan ook wel eens voor dat bakker Van Dommelen bij hun brood kwam brengen en dan zei: "Ik heb nog tien eieren gekregen." "En van wie heb je die dan gekregen?" Dat mocht hij niet zeggen, maar later kwamen ze er wel achter. Dan bleek dat er gewoon iemand was die voor zo'n groot gezin wel iets kon missen en die uit medelijden tien eieren mee gaf aan de bakker. Van wie het kwam werd nooit gemeld. Er waren er zoveel vroeger die eigenlijk op de rand van armoede leef- den en die door giften van anderen het hoofd boven water hielden. |
|||||||||||
|
De familie Van Es bij hun huis in het bos in de bocht van de Ockhuizerweg. Op de bovenste rij in het midden zien we Anna, de
moeder van Ans. Zij was het vierde Idnd in het gezin. Links en rechts van de tafel zien we Anna's vader en moeder. |
|||||||||||
|
80
|
||||||||||||||||||||||||||||
|
en dan hadden ze brood en kruiken met drin-
ken bij zich en de polsstok om over de sloot- jes te komen. Ze moest die stok steeds aan- geven en bij zich houden. De route had hij vooraf gepland. Om zo laat bij de eenden- kooi en zo laat aan de verbindingsweg naar Maarssen (de huidige Maarssenseweg). Ze konden niet verder met het bootje, i.v.m. een duiker. Dus werd de hele handel uitgeladen en liep Ans verder mee tot aan de |
||||||||||||||||||||||||||||
|
Het oude stoomgemaal vlak voor de sloop in 1950. De schoorsteen is al
omgehaald. gemaal afgebroken en vervangen door een elektrisch gemaal. Toen
kregen ze ook een nieuw huis. Ze hadden nog geen waterleiding en geen telefoon, maar wel elektriciteit vanwege het gemaal. De weg was niet meer dan een karrenspoor en dat is later allemaal veranderd met de ruilverkaveling in 1958/1959. Kobus Wessels had geen dagtaak aan het werk voor het gemaal, maar hij had ook het onderhoud van alle watergangen waarbij alle duikers voor het waterpeil onderhouden moesten worden. Hij moest ook met de hand de schuiven bedienen die her en der in de sloten stonden. Die draaide hij met een sleutel omhoog en omlaag. Het water moest een voorgeschreven peil hebben en hij moest dat bedienen met schuitjes. Naast het watergemaal was hij ook belast met het onderhoud van de wegen, die toen meest grindwegen waren. Hij vulde daar de gaten bij. Hij maakte ook altijd met de hand de sloten schoon met de "kantoord" en "haak". Als kind ging Ans ook heel vaak met hem mee als ze de vaart moesten schonen waarop het gemaal stond. Dan nam hij ook een oom mee en dan hadden ze twaalf of veertien van die zeisen aan elkaar. Ze liepen dan ieder aan een kant van het brede water en trokken die sloot schoon. En dat begon bij Ans van de werf af richting de eendenkooi. Ze ging dan mee met het bootje |
||||||||||||||||||||||||||||
|
Ans (1 jaar) op de trappen van het gemaal aan
de Thematerkade |
||||||||||||||||||||||||||||
|
Kantonsweg (de Kantonnale weg). Thuis
draaide het gemaal en dan stond moeder op het "krooshek" het vuil eruit te vissen als ze het aankon, want af en toe kwam er natuur- lijk wel erg veel tegelijk aangedreven. Nu zijn er allemaal machines voor. Dat was vroeger niet. Kobus Wessels heeft zijn oude beroep van boerenknecht nooit verloochend want als het druk was, ging hij ook wel boeren helpen. Alles ging met de hand. Grasmaaien, hooikeren en al zulk soort werk. En als hij dan het weerbericht hoorde en er kwam regen, dan wist hij niet welke buur hij het eerst moest gaan helpen. Ook Ans' moeder heeft dat veel gedaan. Hooikeren met het paard en de hooischudder met die vorkjes daar achter. Ze hebben altijd boerenwerk gedaan. Ans' vader in het land, haar moeder bij de familie Verhoef die op Ockhuizen woonde. Daar hadden ze 12 kinderen, dus ze konden de hulp van moeder goed gebrui- ken. Haar vader is bijna 40 jaar bij het water- schap geweest. Hij is doorgegaan tot zijn 70ste, dus ze wisten dat hij een keer op zou houden maar toen het zover was, was er niet eens een huis voor hem, er was niks. Ook de |
||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||
|
Kobus Wessels schoont de sloten aan de Parkweg. De witte daggelders-
huisjes stonden recht tegenover de Haarlaan waar nu de ingang van de golfbaan is. |
||||||||||||||||||||||||||||
|
81
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
moeder 25 jaar getrouwd waren. Ze was
toen een jaar of negen. Haar tantes hadden voor een verrassing gezord maar dan moest ze met haar mooie jurk stiekem naar tante Koba, die dan met haar naar Kockengen ging naar fotograaf Ravenstein. Daar werd een mooie kleurenfoto van haar genomen die op het feest werd aangeboden. Haar moeder zei toen verbaasd: "En ze heeft niks gezegd!" En dat was best moeilijk voor een kind van negen. School
Ans ging in Haarzuilens naar school. Ze
begon meteen in de eerste klas want, omdat ze van 30 september was, hoefde ze net niet naar de kleuterschool in Vleuten. Deze kleu- terschool, die bij de rk-kerk in Vleuten stond, werd net dat zelfde jaar geopend. Anders had ze daar eerst naar toe gemoeten. Haar moeder had dat helemaal niet zien zitten om vanuit die uithoek achter Haarzuilens hele- maal naar Vleuten te moeten, dus dat was een meevaller. Eerst bracht haar moeder haar weg op de fiets. Toen kreeg ze een autoped, daarna een tweedehands fiets met grote blokken er aan die op de groei was gekocht. Ans was er helemaal aan toe om naar school te gaan. Want daar achter uit die polder vandaan had ze niet zoveel. Er waren |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Anna Wessels aan het krooshek bij het elektrische gemaal.
baggerbeugel en alle gereedschappen waren niet van hem zelf maar
hoorden bij het waterschap. Het huis was een dienstwoning en dat klinkt allemaal heel leuk, maar als haar moeder de kamer wilde sausen of behangen dan mocht ze naar de firma Hoogstraten, de schilder in Haarzuilens, en dan mocht ze behang uitzoeken maar niet te duur en dan plakte ze het er zelf nog op. Het was geen vetpot. Kobus Wessels zei ook altijd: "Ik ben een ambtenaar met een stuk in zijn broek." Ze hebben altijd heel hard moeten werken alledrie. Ans vertelt: "Je ging mee en dan kreeg je misschien een gulden van het waterschap, omdat je dan een zaterdag mee hielp maar dat was voor toendertijd heel gewoon. Als je dat nu vertelt dan zeggen mensen van jó maar het is echt zo geweest hoor." Ans herinnert zich nog goed dat haar vader en |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Klassefoto van de Ie en 2e klas van de Bonifatlusschool in Haarzuilens in 1955. Ie rij bovenaan van links naar rechts: Johan
van Breukelen, Bertus van Rooijen, Roy Calmer, ? Ekelschot, Agnes van Rooijen, Jaap de Goeij, Herman Kersten, Joke van Rooijen, Annie van den Bosch, Wim de Haas, Tonny de Goeij, Mieke de Goeij, Juffrouw van Rie. 2e rij: Wim van Schalk, Annie de Goeij, Joke Miltenburg, Tinus Ekelschot, Ko van Breukelen, Kees van den Bosch, Annie Verhoef, Marthy Verhoef, Jan van der Meer, Nico van Rossum. 3e rij: Sjaan de Rijk, Corrie Verdam, Ria Broekhuyse, Corrie van Breukelen, Hanneke van Leusden, Hans de Goeij, Sjaan van Es, Ans Wessels, Lida Buts, Maria Hoogstraten, Wil van Rooijen. 4e rij: Ineke van den Bosch, Mia van Leusden, Loek van der Wal, Mieke van Rooijen, RIna Verhoef, Frans Verhoef, Sien van Rooijen, Bert Buts en Marietje Verhoef. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
82
|
|||||||
|
en dan had hij zo'n grote huissleutel bij zich
en daar draaide hij hem mee op. Dan had hij nog wat klanten in Vleuten maar 's zomers als de baron op de Haar was en er ook veel personeel en vrienden en bekenden logeer- den, bezorgde Van Zijl daar de boodschap- pen en dan ging ze wel eens met hem mee om alles in de keuken af te geven. Ze vond dat prachtig om naar het kasteel te rijden maar verder dan de keuken kwamen ze niet. De andere winkels in Haarzuilens waren bak- ker van Dommelen en slager van Rooijen. De winkel van sinkel
Omdat ze achter op het land geen gas had-
den, had haar moeder nog lang een petro- leumstel. In Haarzuilens had je vroeger een petroleumboer, Arie Verhoef, die woonde in het straatje bij de Vier Balken. Ze werd er dan als kind op uitgestuurd om zo'n kannetje met petroleum te halen. En vroeger weckte haar moeder ook alles. De groente en het vlees ging allemaal in flessen en dan moest ze op de fiets naar Vleuten, want in Haarzuilens hadden ze geen weckflessen, deksels, ringen en beugels. Dan moest ze naar mevrouw Pos, de vrouw van bakker Pos, die woonde op het Haarpad. Zij had zo'n winkeltje dat ze "de winkel van sinkel" noemden want die had van alles. Daar was meer te koop dan je nu in Vleuten kunt krijgen maar het was ontzettend als je daar als kind naar toe moest want die mevrouw kon zo kwekken. Dus dan werd ze er op uitgestuurd om even naar Vleuten te gaan van achter uit Haarzuilens om platte en ronde ringen te halen. Nou en dan stond zo'n mens daar te praten met een klant en dan stond je als kind van je ene been op 't andere maar te wach- ten. Want ze werd ook niet even tussendoor geholpen. Dan kwam ze wel eens thuis met de mededeling: "Ik ga daar nooit meer naar toe." Familie Pos had ook nog een bakkerij. Later bezorgde bakker Pos brood bij de fami- lie Wessels toen de Thematerkade was geas- falteerd. Dat was na de ruilverkaveling. Eendenjacht
Ans herinnert zich nog goed de Haarse ker-
mis. Dan had je echte optochten. Voor zo'n klein dorpje deden ze echt heel veel. Dan kwam de stadskapel uit Utrecht. Die speelde altijd die twee kermisdagen want vroeger was het alleen maar maandag en dinsdag kermis in Haarzuilens. 's Maandags de ope- ning en dan met school spelletjes doen op het speelveld, waar nu de dierenweide is. Dan kregen ze chocolademelk op het school- plein met een vel er op. Dat kon ze nooit zo erg waarderen. In Ans' tijd was er geen sin- |
|||||||
|
geen broers en zusters of andere kinderen om mee te spelen. Dus ze
was toch vaak tussen de grote mensen. Ze heeft nog bij juffrouw Van Rie gezeten, bij meester Witmer, mevrouw Witmer, meester Lexmond en nog een meester Kok. Meester Witmer was het hoofd en had de vijf- de-zesde klas. Gymnastiek kregen ze op school bij wat nu restaurant De Vier Balken is, dat heette vroeger café Zomerlust. Daar had je een zaaltje bij met een wandrek erin en daar kregen ze eerst gymnastiek. Later gingen ze op de fiets naar de oude gymzaal in Vleuten. Van de schoolreisjes herinnert ze zich nog een reisje naar schiphol. Ze gingen dan met meerdere klassen. Haar moeder kwam, zoals eerder vermeld, uit een grote familie. De zusters van haar moeder woonden in Haarzuilens en Ans ging daar vaak spelen met haar nichtjes of ze ging na schooltijd naar een vriendinnetje. Bij Ans gingen er nooit kinderen spelen want alle ouders waren bang voor al dat water dat zij rondom het huis hadden en er was natuurlijk niet veel te beleven. Maar 's avonds ging ze toch weer alleen naar huis en was weer met haar vader en moeder. Daarom had ze een hele club vriendinnen in Haarzuilens waar ze veel mee omging. Zo gingen ze op de leeftijd dat je amper wegmocht (12 jaar ongeveer) uit Haarzuilens op zondagmiddag uit ver- veling voetbal kijken bij PVCV aan het Haarpad en daarna fietsten ze vaak door naar Vleuten naar Café Het Oude Raadhuis om een ijsje te halen. Op een dag was het zo koud dat Kees van Berkel ze binnen liet om het ijsje bij de kachel op te eten. Ja, zo vulden ze hun vrije tijd in. Onder de pannen in de vakantie
Want vakantie was er niet bij. Ja, Ans ging wel eens logeren bij familie
in Haarzuilens. Maar verder kwam ze niet. En dan één keer in de zoveel tijd gingen ze op een zondag met de familie naar Ouwehands Dierenpark in Rhenen. Maar dat was het enige dat je eigenlijk had. Je kwam niet weg. Want haar vader en moeder hebben vroeger nooit vakantie gehad. Het enige dat ze verder had in de grote vakantie was dat ze veel bij een boer in de buurt hielp. Bessen plukken, druiven pit- ten, meegaan naar het land als ze koeien gingen melken en dan mocht ze op de bok met het paard en wagen met die bussen erop de melk naar de boerderij brengen. Dat paard was zo oud, die wist de weg wel in dat land, dat konden ze haar wel toevertrouwen. Zo was ze onder de pannen in de vakantie. Ze mocht altijd mee-eten op de boerderij en kreeg een gulden in haar spaarpot. Zo bracht ze haar jeugd door bij het gemaal midden in de polder. Ze moesten een kilometer fietsen over de kade voordat ze bij de eerste buren op de boerderij waren. Ze zaten midden in het land en keken naar niks anders dan koeien en op de snel- weg Utrecht-Amsterdam, 's Zomers was dat prachtig maar 's winters als je daar een heel strenge winter had dat er met sneeuw en ijs ook niemand kwam, was het er erg eenzaam. Er kwam dan ook niemand over de vloer. De post moesten ze zelf halen. Die legden ze op de boer- derij neer. Ook de krant brachten ze niet bij Wessels en winkeliers meden de slechte weg. De hoge hoed
Boodschappen deden ze dan ook op Haarzuilens in het winkeltje van
Van Zijl. Dat was een kruidenierswinkeltje (in het pand waar later de antiquair in gezeten heeft). En dan kreeg Ans een winkelboekje mee van haar moeder. Als ze naar school ging, zette ze haar fiets bij de winkel neer, gaf het boekje af en haalde haar fiets uit school weer op. Haar moeder had dan net zo veel boodschappen gepland dat ze ze in een doosje achterop de fiets kon meenemen naar huis. Er waren toen nog wel wat meer winkels in Haarzuilens. Van Zijl was een echte kruidenier met zon stenen vloer en die ouderwetse blikken met koffie, thee enzo- voort. Ans ging daar in de vakantie nog wel eens helpen. Die Van Zijl reed nog zo'n ouderwetse auto. Ze noemden hem altijd "de hoge hoed" |
|||||||
|
83
|
|||||||||
|
terklaas- of kerstfeest op het kasteel maar wat ze wel bij het kasteel
deden vroeger was schaatsen op de kruisvijver. Dat was een traditie. Dan organiseerde de school spelletjes op het ijs. En als de baron op het kasteel was, kwamen ze bij de familie Wessels op zaterdagavond eenden jagen op die lange kade. Dan waren de dames en kinderen er ook bij. Ze kwamen dan in grote auto's met grote gezelschappen. Een vlek wegwerken
De familie Wessels was rooms katholiek en kerkte, zoals iedereen in
Haarzuilens, in Vleuten. Ze gingen altijd op de fiets met zijn drieën en al regende het pijpenstelen ze moesten van moeder naar de kerk. Zo gingen ze eens over die kade op de fiets vanaf het gemaal naar die boerderij. Na die kilometer stonden hun schoenen al vol met water en toen ze op Themaat reden, kwamen ze mensen tegen uit de vroege kerk. Die wezen naar hun voorhoofd tegen haar vader of hij gek was om in dat weer naar Vleuten te fietsen. Maar ja je ging toch 's zondags naar de kerk. Dat moest. En op zaterdagavond naar het lof. En dan had je kapper Roos op Vleuten waar nou bloemenwinkel Floraville zit. Die was op zaterdagavond ook open en dan ging vader Wessels zo af en toe vóór het lof eerst nog even naar Willem Roos om zijn haar te laten knippen. Want hij had door de week geen tijd natuurlijk. Wat Ans zich ook nog goed herinnert dat was de processie op Sacramentsdag. Die processie ging vanuit de kerk over het kerkhof en dan terug door de tuin van de pastorie. Haar moeder was vroeger lid van het vrouwengil- de en liep in de processie in die groep mee. Hoorde je nergens bij, zoals haar vader, dan liep je achteraan bij "het volk". Zijzelf liep als bruidje mee. Alle meisjes van de katholieke scholen uit Vleuten en Haarzuilens deden hieraan mee. Ans ging bij moeder achterop de fiets met die witte jurk al aan. En toen kwamen ze aan bij het Verenigingsgebouw tegenover de rk-kerk. Maar o wee, daar had ze met die witte jurk langs de fietsband geschuurd zodat er een grote zwarte vlek in zat. Koster Piet Boeijen haalde zijn vrouw Marie erbij. Die is aan het poetsen geweest. Die heeft die vlek zo'n beetje weggewerkt. Juffrouw Witkamp, de schooljuffrouw uit Vleuten die het hele bruidjes- gebeuren leidde, keurde haar jurk uiteindelijk goed en zo mocht ze toch nog meelopen. Maar later heeft haar moeder het verstandiger gedaan. Ze nam die jurk voortaan mee en dan trok ze hem in Vleuten pas aan want met een witte jurk de Thematerkade over dat was vragen om moeilijkheden! Dat was in de tijd van pastoor Beutener. Die had zo zijn eigen methoden om dingen duidelijk te maken. Zo was er bij haar eer- ste communie een meisje dat met veel pracht en praal aan het gebeu- ren moest meedoen en dat van haar ouders een sluiertje op had gekre- gen. Beutener vond dat niet kunnen. Het kind stak daarmee teveel boven de anderen uit. Dus achter in de kerk bij het binnenkomen van de stoet, trok hij het sluiertje van haar hoofd. Pastoor Beutener kwam ook vroeger op school om de katechismusles te overhoren en later ook nog op de huishoudschool. Volgens Ans was hij niet zo makkelijk maar erg kortaf. Ze weet nog goed dat ze een keer op de huishoudschool tussen de middag gingen biechten. Dat was toen nog. Er was een stel meiden bij die in de kerk zat te giechelen en te lachen, want ze hadden een soort schooluniform aan bestaande uit witte schorten met een soort kapje op je hoofd. Dus ze waren zo de school uitgestapt om even te biechten. "Ja," zegt Ans "we hadden beter niet kunnen gaan want we deden veel meer beroerdigheid natuurlijk dan dat we op school waren gebleven." En op een gegeven moment werd het wel erg rommelig en levendig in die kerk. Toen kwam pastoor Beutener de biechtstoel uit. En hij stuurde een van de meisjes gewoon weg. En met het overhoren van de katechismus mocht je ook niet zitten hakkelen, want dan kon je het zoveel keer overschrijven en als hij dan de week erop kwam, moest dat op papier staan met de handtekening van pa en moe eronder. En |
|||||||||
|
Foto van Ans ter gelegenheid van haar Ie
communie genomen op de stoep voor het huis aan de Thematerl<ade. |
|||||||||
|
Ans zei een keer uit medelijden per ongeluk:
"Ach meneer pastoor." Waarop Beutener zei: "En jij ook." Beutener stapte ook heel bijzon- der op de fiets. Dan had hij zo'n klein stepje achterop om hem over het zadel te helpen en dan stonden de meisjes wel eens te kijken bij school en hoopten ze erop dat hij er een keer naast ging, maar dat is nooit gebeurd. Indertijd had Vleuten een kapelaan de Wit, die bij de familie Wessels kwam zwemmen. Hij had een scooter, waarmee hij bij Wessels de kade afreed. Dan kwam je aan de snel- weg Utrecht-Amsterdam en dan had je aan de andere kant de veenput van Leen Verhoef waar nu het grote benzinestation gebouwd is. Het water uit het gemaal vandaan heette de Haarrijn. Die liep naar die snelweg toe en daar had je van die grote buizen liggen, want dat water ging onder de snelweg door en kwam aan het Amsterdam-Rijnkanaal uit. En daar zwommen ze dan. Dan konden ze vanaf die grote buizen zo het water in duiken. Er kwamen een heleboel jongelui uit de buurt zwemmen. Ans zelf heeft dat nooit gedaan. Ondanks dat ze altijd rondom in het water woonde, was ze geen watermens. Ze weet niet of pastoor Beutener ooit geweten heeft dat kapelaan De Wit daar zwom. Haar vader en moeder hebben het nooit verder verteld en kapelaan de Wit kon dat wel waarderen want op een keer kwam hij bij haar moeder aan met een grote bos van die grote gele en witte waterdotters. Kapel
Het gebeurde wel eens dat de familie
|
|||||||||
|
84
|
|||||||||||
|
Wessels 's zondags als de baron er was en als er plaats was, naar de
kapel van kasteel de Haar ging. Pastoor Beutener kwam dan met kos- ter Piet Boeijen met de auto en een misdienaar erbij daar de mis doen. Eigenlijk mocht het niet. De mensen die in Haarzuilens woonden, moes- ten naar de parochiekerk in Vleuten, want de kapel was geen officiële parochiekerk dus dat gold niet als zondagsplicht. Voorts miste de parochie dan inkomsten uit de collecte. Dat iedere cent telde blijkt wel uit het feit dat er ook een hele strijd is geweest tussen de parochie van Vleuten en die van Kockengen over het probleem aan welke parochie de familie Wessels behoorde. Ze woonden namelijk precies op de grens van Haarzuilens en Kockengen en ze weet nog dat haar vader en moe- der vertelden dat de pastoor van Kockengen ook zat te azen, want het ging om parochianen. Uiteindelijk bleven ze bij Vleuten horen. Vroeger kwam de pastoor ieder jaar wel even langs met een verhaaltje. Zo ging dat in die tijd. En haar vader had als hobby een ren met kippen en een |
zagen hem zo langs de muur van de tuin af
komen strompelen want hij was naar zijn hok- jes met kippen geweest. De familie Wessels had indertijd dokter Schuurs, maar ja, bij Wessels was er nooit iets aan de hand dus de dokter kwam 's middags om 4 uur. (Dat ging toen zo!) En toen heeft hij hem zelf meegenomen naar het ziekenhuis het Sint Joannes de Deo. Daar moest hij drie weken blijven en toen moest Ans met haar moeder samen het gemaal bedienen. Ze zat inmid- dels op de VGLO-school (de huishoudschool in wat nu de Kees Valkensteinschool is). Daar kreeg zij vrij van omdat ze samen de boel moesten runnen, want nu het begon te dooien was het allemaal ijs en troep wat los- kwam. Het gemaal ging ook nog kapot, zodat ze ook nog een paar nachten door moesten draaien anders zaten Laag Nieuwkoop en het land bij de eendenkooi onder water. Ans en haar moeder gingen elke keer naar het ziekenhuis en dan vroeg vader: "Hoe is het waterpeil op Themaat en hoe is het waterpeil daar en daar?" Dat kon je bij het gemaal op de werf op borden zien en dan zei Ans' moeder: "Zeg jij het maar." "Nou," zegt Ans "ik heb wat gelogen toen hoor." Op een gegeven moment was alles achter de rug en hadden ze alles weer onder controle. Toen gingen ze op bezoek bij vader met Gert Verhoef, een boer van een van de boerderijen op de Ockhuizerweg, die polder- meester was. Zo noemden ze vroeger de mensen die voor het waterschap de schouw deden. Toen durfden ze te vertellen dat het gemaal stuk was geweest, want Kobus Wessels was een beste man maar hij was ontzettend kort en driftig. Zo zelfs dat hij in staat was geweest dat ziekenhuis uit te komen. Er was geen vervanger. Alleen Nico Borst, de boswachter, hadden ze ingescha- keld. Die deed vaker de ronde 's nachts en kwam dan naar hen toe als er teveel vuil op het krooshek lag. Want het ijs ging kruien en na die lange vorst was er ook veel dode vis. Dat werd allemaal op een hoop gegooid met een haak aan een lange steel en op een gegeven moment werd dat weggevoerd. Van de hel in de hemel
Na die winter waren ze het zat daar. Ans'
moeder al helemaal, want die was van november tot maart niet in Haarzuilens geweest. Die had al die maanden daar ach- ter in die polder gezeten. En toen kreeg Kobus de kans om in de Vleuterweideweg op het gemaal te komen of op het gemaal van Rodenburg aan het kanaal maar daar wilde haar moeder niet naar toe. Die bleef liever in de buurt. Hijzelf trouwens ook. Eind decem- |
||||||||||
|
Kobus Wessels 25 jaar in dienst van het watersctiap. Rond de tafel zitten:
A.P. Zwartkruis, secretaris van het waterschap, P. Teunissen en C. van der Meer, Poldermeesters, J. Versteeg, voorzitter van het waterschap, G. Verhoef, H. van Dam, L. Broekhuyse, poldermeesters, Ans, Anna en Kobus Wessels. |
|||||||||||
|
varken maar als het varken in oktober geslacht werd, ging het beste
deel wel naar de pastorie, naar het hoofd van de school en naar de dokter bij wijze van spreken. Ze gaven van hun armoede nog het beste weg. Als hij dan dat varken slachtte, kwam Arie Verhoef (de vader van Kees Verhoef van Burger en Gemeenschap) dat varken schieten op de werf. Moeder ving het bloed op want ze maakte ook alles zelf: bloed- worst, balkenbrij enz. Ans moest wel binnenblijven maar stond toch wel voor het raam. Ze is nooit kinderachtig opgevoed maar was overal bij betrokken. Dat was ook met onweer en dergelijke. Ze werd nooit bang gemaakt. Zo gebeurde het dat ze een keer in Haarzuilens bij haar tante was en daar waren ze allemaal erg bang voor onweer. Haar moeder was onderweg van Vleuten naar Haarzuilens en fietste midden in een bui. De hele Schoolstraat stond blank en het bleef maar onweren. De lamp ging aan en ze gingen allemaal onder de tafel. Op een gegeven moment kwam haar moeder binnen en werd gewoon nijdig. Ze waren daar te nuchter voor. Ze hadden al zoveel dingen meegemaakt in die polder maar er werd geen drama van gemaakt. Nou BREEKT MIJN KLOMP
De winter van '63 was bijzonder streng en duurde erg lang. Begin
maart begon het te dooien. Op de eerste dag van de dooi viel Kobus Wessels in de gladheid en hij dacht nog dat de kap van zijn klomp brak maar dat was dus zijn enkel. Dat gebeurde 's morgens om 8 uur. Ze |
|||||||||||
|
85
|
|||||||||||
|
ber 1963 zijn ze toen naar Vleuten gegaan. En toen kwamen ze van de
hel in de hemel. Toen kregen ze buren. In die zelfde tijd kwam ze van de lagere school en ging naar de school voor Voortgezet lager onder- wijs (de VGLO-school). Dat was een leuke tijd. Ze leerde daar van alles op huishoudelijk gebied. Maar je kon er ook typen leren en een beetje boekhouden. Ze was altijd iemand die graag in het huishouden werkte. Je leerde er koken en bakken en de ene week moest je op het elektri- sche fornuis koken en de andere week had je het gasfornuis. En ook naaien en dat soort dingen. Het hoofd van de school was meester Gisbergen. Ans deed twee jaar VGLO-school. In het derde jaar had ze geen zin meer. Ze was 13 toen ze van school kwam, want ze was nog steeds een vroege leerling natuurlijk. Dansles bij Cor Zeegers
Het verenigingsleven van Ans bestond uit handbal. En als zij ging zwem-
men dan ging ze naar het bad van Van Eden in Maarssen want Fletiomare in De Meern bestond nog niet. Toen Ans ongeveer 16 jaar was mocht ze op zondagmiddag met haar club van Haarse meiden met de trein naar dansles in Utrecht. Dat was 's middags want 's avonds |
|||||||||||
|
Klassefoto van de VGLO-school. 7e rij boven-
aan van links naar rechts: Mia van Leusden, AH Versteeg, Ans Wessels, Sjaan de Rijk, Ineke van den Bosch, Wil Termeulen, Zuster Theresia Maria. 2e rij: Ans van Mourik, Thea van Ooijen, Wil Vermeulen, Wilhelmien van der Horst. 3e rij: Annie de Goeij, Gerda van den Hoven, Mieke van Rooijen, Corrie van den Bosch, ?. |
|||||||||||
|
heel goed naar haar zin gehad. Ans ging dan
met de fiets naar het dorp. Dan ging ze ver- der met de bus. Ze stapte bij bakker Van Munster in de Dorpsstraat (heette dat toen nog, de Pastoor Ohllaan en de Hindersteinlaan bestonden nog niet) op de bus (van de Kabogarage aan de Schoolstraat) naar Utrecht en dan stapte ze bij de Majellakerk uit. Ze liep het laatste stuk tot vlak bij het militair hospitaal waar die mensen woonden. Dat was ze heel gauw beu want dat duurde veel te lang. Als het regen- de was ze toch al nat als ze uit de Vleuterweideweg bij de bushalte kwam. Dan fietste ze door, want ook toen al was de bus vaak niet op tijd. Ze werkte er iedere dag tot zelfs zaterdags aan toe. Door de week van 9 tot 5 en op zaterdag tot een uur of 1. Ze ver- diende zo'n zes gulden in de week. Ans vond het er heel leuk met zo'n stel kinderen om haar heen terwijl ze thuis maar alleen was. De vader van het gezin werkte bij de Utrechtse IJzerhandel, de VUIJ, en de moe- der kwam van de boerderij dus dat was ook een buitenmens. Dat klikte. Ze is daar wel een jaar of zes geweest. Op een gegeven moment gingen die mensen verhuizen naar De Bilt. Ze wilden haar heel graag houden en Ans kon daar zelfs een kamer krijgen maar dat kon ze haar vader en moeder niet aan- doen. Toen is ze gaan werken bij de familie Knippers in Laag Nieuwkoop als hulp in de huishouding. Die hadden een loonbedrijf. In die tijd heeft ze haar man leren kennen en zijn ze getrouwd. Ze bleef wel werken bij Knippers en toen ze zwanger was bleef ze zo |
|||||||||||
|
Het gemaal aan de Vleuterweideweg. Op de brug staat Theo de Goeij met
zijn opel kadett. kwam ze niet weg. En haar ouders wisten precies hoe laat dansen afge-
lopen was dus ze kon ook geen trein later komen. Alles wat vroeger katholiek was, ging bij Zeegers op de Breedstraat op dansles. Dat was de mogelijkheid dat je even onder het ouderlijke gezag uit was. Dat je even los was. Ans weet nog dat ze bij Zeegers een soiree hadden op een zaterdagavond, terwijl er van de rk-kerk voor ouders en kinderen iets te doen was in het Verenigingsgebouw (waar nu de woonstichting in zit tegenover de rk-kerk). Ze vond het verschrikkelijk want ze wilde zo graag naar dat dansen. Haar vader, die hoewel hij op leeftijd was vroeger zelf ook van feesten had gehouden, zorgde ervoor dat ze naar Utrecht kon naar dat dansfeest. Ze ging met de bus maar 's avonds laat reed er geen bus meer. Daarom hadden ze dat zo georganiseerd dat slager van Rooijen, die ook een dochter had bij de club, de meiden in Utrecht ging halen. Ans' vader stond 's nachts om 1 uur op de Bottensteinweg te wachten van waar ze weer met de fiets naar huis gingen. En dat waren de uitjes eigenlijk. Na de VGLO-school ging ze bij Nico Borst, de boswachter, in de huishouding werken. Later ging ze in Oog in Al bij familie Appelman werken. Daar hadden ze zes kinderen, waaronder twee tweelingen die nog ouder waren dan Ans. Die mensen hadden ook nog een nakomertje, waar ze een soort kindermeisje voor zochten die daarnaast ook huishoudelijk werk deed. Daar heeft ze het |
|||||||||||
|
86
|
|||||||||
|
lang doorwerken dat mevrouw Knippers haar zei: "Ik vind het erg dat je
weggaat maar wanneer ga je want straks wordt het hier geboren." Maar ook na de geboorte van haar eerste dochter heeft ze daar nog gewerkt. Van een bruiloft komt een bruiloft
Ans heeft haar man, Theo de Goeij die uit Oud Zuilen kwam, leren ken-
nen op het 12 en een half jarige bruiloftsfeest van Jan van Lint en zijn vrouw. De familie Van Lint woonde op de Vleuterweideweg dus waren buren. Theo was een neef van ze en een nichtje, Lida geheten, was een vriendin van Ans. De vader en moeder van Theo waren uiteraard uitge- nodigd op het feest en Lida, die wist dat Theo zijn vader en moeder altijd bracht en haalde met de auto, zei tegen hem: "Theo als je ze nou komt halen, kom dan wat eerder want ik weet nog een leuke vriendin voor je." Theo voegde de daad bij het woord en kwam rijkelijk vroeg. Zodoende kon hij nog gezellig wat dansen met de daar aanwezige meisjes en laat het nou meteen klikken met Ans! Theo vertelt: "Ik reed altijd voor mijn ouders. Mijn vader reed helemaal geen auto. Ik weet nog dat hij een bromfiets kreeg, nou dat was wat. Hij liep altijd en ver- der was hij gewoon paard en wagen gewend. Toen hij die bromfiets pas had riep hij tegen de bromfiets ook ho, maar die stopte natuurlijk niet dus dat ging wel eens fout. Ja die mensen waren daar niet mee opgegroeid." De duvel en z'n ouwe moer
Van alle baantjes die Ans heeft gehad hoefde ze geen kostgeld te beta-
len. Ze mocht het zelf houden maar op een gegeven moment zei ze zelf: "Ik wil kostgeld gaan betalen." Haar vader zei: "Ben je nou hele- maal gek." Maar haar moeder zei: "Nee dat is wei goed." En toen ze gingen trouwen en de sleutel hadden gekregen van het nieuwe huis, kwamen haar ouders met een hele grote wasmand en daar zat van alles en nog wat in voor de uitzet: handdoeken, theedoeken, wasknij- pers, stoffer en blik, borstel, de duvel en z'n ouwe moer zat in die mand. Dat had haar moeder allemaal van dat geld dat ze dan zoge- naamd als kostgeld betaalde voor hen opgespaard. Ze trouwden op 27 juni 1970. Ze kregen een huis in de wijk Nieuwe Vaart. Dat waren de laatste premiewoningen die toen gebouwd werden in Vleuten. Van de heer Zwartkruis die gemeentesecretaris was maar ook bij het water- schap zat, hoorden ze dat die huizen gebouwd werden en toen werd hen aangeraden daar een huis te kopen ais ze in Vleuten wilden blijven wonen, want daarna zou lange tijd niet meer gebouwd worden. Daarna zou Nijeveld in De Meern worden ontwikkeld. De ouders van Ans von- den het verschrikkelijk als ze niet in Vleuten bleef. Ze kregen twee dochters, een in oktober 1971 en een in augustus 1973. Ans' vader en moeder hebben daar nog heel veel jaren van kunnen genieten want ze kwamen later in de Camphuysenstraat wonen in een bejaardenhuisje. Ze kwamen heel vaak even aan. Ans' vader heeft ontzettend veel gefietst met de oudste. Haar moeder kwam altijd voor de kleine werk- jes zoals aardappels schillen of wat naaien. Ze zijn in hoge ouderdom gestorven. Haar vader is 85 geworden en haar moeder 86. Theo: "Die mensjes hebben heel wat gewerkt en toch zijn ze ook gelukkig geweest. Maar de luxe van vandaag en de armoe van onze ouders, dat heeft niks met geluk te maken. Tegenwoordig moet het allemaal meer, meer, meer. Het is allemaal zo'n verschil. Daarom benijd ik ze ook wel van vroeger hoor. Het is nooit dat jachtige geweest." Ans is, toen de kinderen ouder werden, weer gaan werken in de huishouding en dat doet ze nu nog. De meisjes zijn in Vleuten naar school gegaan en toen naar de Rientjesmavo in Maarssenbroek. Daarna zijn ze allebei nog naar de Meao (Middelbaar economisch en administratief onderwijs) gegaan en toen is de oudste gaan werken bij het transportbedrijf van Goes. De tweede dochter is nog heao gaan doen en die werkt bij Verder op de Utrechtse weg. Sinds april 2001 is Ans oma van een |
|||||||||
|
Trouwfoto van Ans Wessels en Theo de Goeij.
|
|||||||||
|
kleindochter. Ze past sindsdien ook twee
middagen en een hele dag op en ze vindt dat ontzettend leuk om te doen. Ze gaat dat werk in de huishouding daarom meer afbou- wen en meer haar tijd besteden aan haar kleinkind want dat vindt ze toch leuker. Maar bepaalde mensen bij wie ze al zoveel jaren komt en ook een bepaalde band mee heeft, blijft ze wel bij werken. Dat is ook een beet- je om de sociale contacten. Verder is ze iemand die eigenlijk wel graag thuis is. Ze is niet zon mens dat overal op en in zit, wat dat betreft is ze erg op zichzelf. "Misschien," zegt ze, "komt dat omdat wij ook altijd erg achteraf gewoond hebben. Ik weet het niet." |
|||||||||
|
Kobus en Anna Wessels.
|
|||||||||
|
87
|
||||||||||||
|
door J.H.P. Heesters
|
||||||||||||
|
DE SCHILDERSWIJK
Onze straatnamen, oorsprong en betekenis (12)
|
||||||||||||
|
In de zestiger jaren zijn In onze gemeente grote bouwlocaties gerealiseerd. In de wijken Odenvelt, Nieuwe Vaart
en De Meern Zuid zijn heel wat huizen gebouwd. Dat bleek nog niet voldoende om aan de vraag te kunnen vol- doen. De gemeenteraad besloot om het gedeelte tussen de Henri Dunantlaan en de Smalle Themaat in Vleuten als bouwlocatie aan te wijzen. Deze wijk gaat als Hinderstein-Noord de geschiedenis in. |
||||||||||||
|
Gemeenschap is wel inzicht gekregen in de
oudste families in onze gemeente. Omdat over de zeven schilders al veel
gepubliceerd is, beperken we ons in het kader van de serie 'Onze straatnamen, oor- sprong en betekenis' in verband met de vol- ledigheid tot de voornaamste feiten uit hun levensloop. Rubenslaan en Rubenshof
Van de zeven schilders in de wijk Hinderstein
Noord is Pieter Paul Rubens de oudste. Hij is op 28 juni 1577 in het Duitse Siegen gebo- ren. Zijn ouders waren de Antwerpse advo- caat en schepen Jan Rubens en Maria Pypelinckx. In 1592 werd Pieter Paul leerling van de landschapschilder Tobias Verhaecht en vervolgens van Adam van Noort en Otto van Veen. In 1598 werd hij 'vrymeester' in Antwerpen. Twee jaar later ging hij naar Italië waar hij acht jaar verbleef. Op 25 okto- ber 1608 kwam hij weer terug naar Antwerpen. Op 23 september 1609 werd hij benoemd tot hofschilder van de aartsherto- |
||||||||||||
|
HlNDERSTEIN-NOORD
Vanzelfsprekend moesten voor de nieuwe wijk straatnamen bedacht
worden. De politieke partij Burger en Gemeenschap deed op 20 sep- tember 1985 schriftelijk een tegenvoorstel op datgene wat door de Commissie Straatnaamgeving was voorgesteld. Op 2 juli 1986 had Burger en Gemeenschap geopperd om voor de nieuwe wijk namen te gebruiken van families die een eeuw of langer in onze gemeente woon- achtig zijn. Het college van Burgemeester en Wethouders vond het een sympathiek idee. Men verwachtte echter dat de uitvoering problemen zou gaan geven. Er waren maar tien straatnamen nodig terwijl er meer families met 'oude' namen waren. Achteraf gezien moet vastgesteld worden dat Joke Eysenbach van
Burger en Gemeenschap zeer accuraat te werk is gegaan. Uitgangspunt was het jaarl887 precies honderd jaar eerder dan de oplevering van de eerste woningen in Hinderstein Noord. Alle achter- namen zijn verzameld en toen bleek dat in dat jaar 53 kinderen zijn geboren. Een groot deel van de geslachtsnamen van deze kinderen kwam niet meer voor. Van de overgebleven namen werden er tien gese- lecteerd welke op dat moment het meest voorkwamen. De gemeente- raad heeft deze naamgeving ondanks veel sympathie niet aangedurfd. Men besloot het voorstel van de Commissie Straatnaamgeving om de straten te benoemen naar Nederlandse schilders op 23 september 1986 aan te nemen. Door het vele researchwerk van Burger en |
||||||||||||
|
Rubenslaan vanuit het zuiden.
|
||||||||||||
|
88
|
||||||||
|
gen Albrecht en Isabella en in datzelfde jaar op 30 oktober trad hij in
het huwelijk met Isabella Brant. Na de dood in 1621 van aartshertog Albrecht bleef hij hofschilder.
Daarnaast kreeg hij van aartshertogin Isabella belangrijke diplomatieke opdrachten. Nadat zijn vrouw in 1626 was overleden, trouwde hij in 1630 met de 16 jarige Hélène Fourment. Pieter Paul Rubens overleed op 30 mei 1640 in Antwerpen en werd begraven in de Sint Jacobskerk eveneens in Antwerpen. Beide straten zijn op 23 september 1986 door gemeenteraad vastgesteld'. JoHAN Vermeererf
Tot het einde van de 19' eeuw was Vermeer niet zo'n bekende schilder.
Dat is ook de oorzaak dat van zijn leven niet veel bekend is. Johannes, beter bekend als Jan Vermeer is op 31 oktober 1632 in Delft geboren. Hij was zoon van een zijdewerker die zich ook wel met kunsthandel bezighield. In 1653 trouwde hij in Delft en werd lid van het Sint Lucasgilde. Niet is bekend van wie hij een schildersopleiding heeft gekregen. Men vermoedt dat het Carel Fabritius, een leerling van Rembrandt, is geweest. Uit zijn werk blijkt wel dat hij contact heeft gehad met Utrechtse volgelingen van Michel Angelo Merisi da Caravaggio bij ons beter bekend als Michelangelo. Dat kan geconclu- deerd worden uit twee schilderijen waar op de achtergrond van een interieur een schilderij van de Utrechtse Dirck van Baburen hangt. Vermeer was geen groot productieve schilder want van hem zijn
slechts 35 schilderijen bekend. Hij heeft altijd in Delft gewoond en gewerkt en overleed daar op 15 december 1675. Na zijn dood raakte hij op de achtergrond maar sinds het einde van de 19' eeuw wordt hij tot een van de grootste schilders van de 17' eeuw gerekend. De naam van dit erf is op 23 september 1986 door de gemeenteraad vastgestelde Rembrandtlaan
Rembrandt Harmenszoon van Rijn is op 15 juli 1607 in Leiden geboren.
Hij was zoon van Harmen Gerritszoon van Rijn die molenaar was en van Neeltgen Willemsdochter van Zuytbrouck, een bakkersdochter. Rembrandt is één jaar ingeschreven geweest aan de Academie in
Leiden waar hij verschillende leermeesters heeft gehad. Rond 1525 deelde hij samen met Jan Lievens een atelier in Leiden. In juli 1632 gaat hij naar Amsterdam waar op 6 juni 1633 trouwde hij met Saskia van Uylenburch. In 1639 kocht hij het huis in de Jodenbreestraat 4-6 in Amsterdam. Dit huis, bekend als het Rembrandthuis, is onlangs geheel gerestaureerd. Het echtpaar kreeg vier kinderen waarvan alleen de zoon Titus in leven bleef. In 1642 overleed Saskia en kwam Rembrandt in grote financiële en persoonlijke problemen. Het moet |
1645 zijn geweest toen hij met Hendrickje
Stoffels ging samenwonen waaruit dochter Cornelia is geboren. Rembrandt heeft talrijke leerlingen gehad
die later bekende schilders of etsers zijn geworden. Na een productief leven overleed hij op 4 oktober 1669 en is op 8 oktober in de Westerkerk in Amsterdam begraven. Zijn straatnaam is op 23 september 1986 door de gemeenteraad vastgestelde Mesdaglaan en Mesdaghof
Wie Mesdag zegt, denkt onmiddellijk aan het
geschilderde panorama in Den Haag. Deze panoramische schildering is van Hendrik Willem Mesdag die op 23 februari 1831 in Groningen is geboren. Hij is getrouwd met Sientje die officieel Sina van Houten heet. Willem Mesdag kan gekenschetst worden als een veelzijdig kunstenaar. Naast schilder was hij ook aquarellist en graficus. Hij wordt gerekend tot de schilders van de Haagse School, een beweging van Haagse schilders die van 1870 tot 1900 romantisch realisti- sche schilderijen maakten. Een voorbeeld is hiervan het genoemde panorama waaraan Theophile de Bock, George Breitner en zijn echtgenote Sientje, in de periode van 1880 - 1881 hebben meegewerkt, Op 10 juli 1915 overleed Hendrik Mesdag in Den Haag. Beide straatnamen zijn op 23 september 1986 door de gemeenteraad vastgesteld*. JaCOB MARISPLErN
Het is niet bekend waarom de gemeenteraad
juist aan Jacob Maris een straatnaam heeft gegeven. Hij is één van de vijf schilders, allen broers, die bekend zijn. Een mogelijk argument kan zijn dat Jacob, met de doop- namen Jacobus, Hendricus, de oudste was die op 25 augustus 1837 is geboren. De roots van deze schildersfamilie ligt in Praag. Wenzel Maresch trouwde daar in 1800 met de Amsterdamse Metje Smit waarna zij ver- trokken naar Den haag. Hun zoon Mattheus, geboren inl805, staat als Marris in het gemeenteregister ingeschreven en de fami- lienaam is dus een verbastering van de Poolse naam. Opmerkelijk is dat de naam van de volgende generatie met één r wordt geschreven. Jacob Maris, zoon van Mattheus, was naast schilder ook lithograaf en etser. Hij is evenals, Hendrik Mesdag een verte- genwoordiger van de Haagse School. Hij overleed op 7 augustus 1899 in de Duitse plaats Karlsbad. Deze straatnaam is op 23 september 1986 door de gemeenteraad vastgestelde |
|||||||
|
Mesdaglaan vanuit het zuiden.
|
||||||||
|
89
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Jacob Marisplein vanuit het oosten.
Vincent van Goghlaan
Zonder twijfel is Vincent Willem van Gogh één van de bekendste
Nederlandse schilders. Hij is op 30 maart 1853 als zoon van een domi- nee in Groot Zundert geboren. Zijn levenspad begon niet direct als schilder. Eerst werkte hij als leerling in een Haagse kunsthandel van waaruit hij naar Londen en Parijs werd gezonden. Hij kreeg grote belangstelling voor theologie en werkte tot 1876 als hulpprediker in Engeland. In Nederland teruggekeerd wilde hij theologie gaan studeren maar hij haalde het staatsexamen niet en ging in de Belgische Borinage als prediker aan de slag. Daar werkte hij hard, fanatiek en leefde zoals de armste mijnwerkers. Deze manier van leven was niet in overeen- stemming met zijn functie waardoor hij in 1880 werd ontslagen. In 1881 verlegde hij zijn fanatisme naar het tekenen en werkten dat jaar vanuit zijn ouderlijk huis dat toen in Etten was. Van 1881 tot 1883 kreeg hij les van Anton Mauve en leefde samen met Sien, een onge- huwde moeder, die veel model heeft gestaan voor zijn tekeningen. Van december 1883 tot november 1885 verbleef hij weer bij zijn ouders die toen in Nuenen woonden. Via Antwerpen kwam hij eerst in Parijs en later in de Provence terecht. Zijn leven is gekenmerkt door steeds terugkerende moeilijkheden met zijn omgeving en met zichzelf. Door zijn toch al labiel geestelijke gesteldheid kwam hij enkele malen in het ziekenhuis en in een psychiatrische instelling terecht. Ondanks dat is Van Gogh een van de grootste kunstenaars van de 19' eeuw. Hij week bewust af van natuurgetrouwe weergave, van de werkelijkheid, ter wille van de symbolische uitdrukkingswaarde. Zijn schildertechniek heeft veel invloed uitgeoefend voor de verdere ontwikkeling van de schilderkunst. Op 29 juli 1890 overleed hij in Auvers sur Oise nadat hij op 27 juli op zichzelf een schot had gelost. Zijn straatnaam is op 23 september 1986 door de gemeenteraad vastgestelde Mondriaanerf
Pieter Cornelis Mondriaan is op 2 maart 1872 te Amersfoort geboren.
Hij studeerde in de periode 1892 - 1897 aan de Rijksacademie in Amsterdam. Ook kreeg hij les van zijn vader en zijn oom Frits. In eer- |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
ste instantie schilderde hij in de trant van de
Haagse- en Amsterdamse School. Na 1904 ontwikkelde hij een persoonlijke stijl waarbij hij bepaalde natuurlijke thema's steeds ver- der abstraheerde. Nadat Mondriaan kennis had genomen van het Kubisme ging hij naar Parijs waar hij zijn ontwikkelingen naar ab- stractie verder ontwikkelde. Door ziekte van zijn vader kwam hij in 1914 terug naar ons land en schilderde in die tijd zijn eerste ab- stracte schilderij gebaseerd op lineaire en geometrische motieven. Kenmerkend voor zijn verdere werk zijn de horizontale en ver- ticale lijnen. Hij gebruikte uitsluitende de pri- maire kleuren rood, geel en blauw en zwart, wit en grijs als drie niet-kleuren. In 1938 ver- bleef hij in Parijs maar door de dreigende oorlog ging hij naar Londen en vervolgens in 1940 naar New York waar hij op 1 februari 1944 overleed. Pieter Mondriaan is een van de pioniers geweest van de abstracte schil- derkunst. De naam van dit erf is op 23 sep- tember 1986 door de gemeenteraad vast- gesteld'. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
90
|
|||||||||||
|
door Peter-Eloy Staal
CHAUFFEURS REGEERDEN BIJ DE GRATIE VAN DE ONKUNDE VAN HUN BAAS. Het chauffeursprobleem van Etienne baron van Zuyien
van Nyevelt van de Haar. Tot de Eerste Wereldoorlog reden er maar weinig auto's in Nederland. In 1914 werden in de boeken van de
'Personeele Belasting' 4684 'motorrijtuigen' aangeslagen. Binnen deze beperkte groep automobilisten speelde baron Van Zuyien van Nyevelt van de Haar een belangrijke rol. Naast faam voor de bouw van kasteel de Haar had hij ook roem verworven als voorzitter van de machtige Automobile Club de France (ACF) en later als erevoorzit- ter van de Nederlandsche Automobiel Club (NAC)^ |
|||||||||||
|
De eerste autobezitters kampten met een veelheid aan problemen. Na
het krijgen van een lekke band werd, door de Algemene Nederlandsche Wielrijdersbond (ANWB), het chauffeursprobleem als één van de ergste plagen van het vroege automobilisme genoemd. Talloze bezitters van grote auto's kenden een soort permanente
ergernis, die uitging van de persoon die aangesteld was om de machi- ne te verplegen en te onderhouden. Op zich was het beroep van chauffeur- mecanicien respectabel genoeg en het beroep werd goed betaald voor de praktische machinekennis. Helaas bevonden zich onder de chauffeurs nogal wat figuren die parasiteerden op hun heer (de 'amateur-automobiel-eigenaar') en op zijn leveranciers van motor- benodigdheden. In werkelijkheid was het de chauffeur-mecanicien die zijn patroon exploiteerde en de wet voorschreef. De chauffeur regeer- de en brutaliseerde bij de gratie van de onkunde van zijn patroon. Als de eigenaar wilde rijden maar de chauffeur had geen zin, waren er tal van auto-aangelegenheden die aangevoerd konden worden om van een ritje af te zien. Een tweede probleem was van financiële aard. Omdat de autohandel
met een provisiesysteem werkte, lag hier een unieke kans voor de chauffeur om illegaal bij te verdienen: 'Wanneer een automobiel- |
|||||||||||
|
eigenaar bij een handelaar een stel nieuwe
banden bestelt, of eenige andere commissie van beteekenis opgeeft, ontvangt de 'chauffeur' van den handelaar, hetzij direct, hetzij bij betaling van de rekening een fooi. Daar steekt oogenschijnlijk geen kwaad in, doch zoo'n simpel iets ontaardt zoo gemak- kelijk in 'exploitatie', waarin de eerste plaats de automobieleigenaar de dupe is. Want een brutaal automobielpoetser is niet tevreden met een fooi, vrijwillig en onverplicht gege- ven, neen, hij stelt aan den handelaar den eisch, dat hij provisie zal ontvangen over alle posten der onderhoudsrekening. En is de provisie hem niet hoog genoeg dan gaat hij 'chauffeur-mécaniciën', in zijn hoedanigheid als pseudo-makelaar eenvoudig met zijn bestellingen bij een ander...^ Ondanks een eerdere provisieregeling van de industrie slaagden chauffeurs er steeds in de afspra- |
|||||||||||
|
Ontvangst Franse automobielclub op kasteel De Haar.
Bron: J.F.K. Kits Nieuwenkamp, Haarzuilens in oude ansichten (Zaltbommel 1995).
|
|||||||||||
|
91
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
ken te omzeilen.
Op zich was het commissiesysteem in de transportwereld niet
nieuw. Er zijn aanwijzingen dat ook de koetsiers zichzelf verrijkten met maandelijkse procenten voor voeder, stalling, beslag alsmede com- missie voor nieuwe paarden. Met de komst van de auto zou (zo hoop- te men) deze uitwas verdwijnen omdat een chauffeur dit gedrag niet zou vertonen\ Dit bleek een ijdele hoop. Omdat de chauffeur meer kennis over de
auto had, voelde hij zich vaak hoger dan zijn patroon. Uiteraard een onduldbare situatie. Alleen door hun kennis te verruimen konden auto- mobilist-eigenaars deze situatie tegengaan, ofschoon de redactie van De Kampioen (het officiële orgaan van de ANWB) begreep dat niet iede- re automobilist zin had te studeren en niet altijd even graag in contact kwam met de vette auto-onderdelenl De omvang van het probleem werd duidelijk als men het hoge per-
centage particulier chauffeurs beschouwde. Veelzeggend waren de cij- fers van de in Haarlem verstrekte rijvergunningen: van de 36 verstrek- te vergunningen werden er maar liefst 25 verstrekt aan chauffeurs^ Zelfs de voorzitter van de machtige ACF en erevoorzitter van de
NAC, baron van Zuyien, ontkwam niet aan de 'chauffeursplaag'. In 'De Auto' (het officiële orgaan van de NAC viel te lezen hoe de baron in zijn woning in het Bois (de Boulogne?) te keer ging omdat hij sinds enige dagen zijn chauffeur kwijt was, die er met de auto vandoor was gegaan. Hij was juist zo geërgerd omdat de chauffeur een degelijk per- soon leek te zijn die bovendien in een automobielfabriek gewerkt had. De verdwenen auto was een Peugeot en de baron had de fabriek van het gebeuren in kennis gesteld en verzocht hem behulpzaam te zijn de voortvluchtige te vinden. Bij Peugeot aangekomen kreeg de baron te horen dat men de wagen met de stomdronken chauffeur bij de brug van Asières had teruggevonden. Bovendien was gebleken dat hij de voor- gaande dagen drie dames met de auto had opgepikt en met hen de nacht in Maison Laffitte had door gebracht. Het toppunt voor de redac- teur was dat de chauffeur die (te voet en nog niet geheel nuchter) op het toneel verscheen de baron kameraadschappelijk groette en vervol- gens naar zijn gezondheid vroeg'. Daarmee waren de chauffeursproblemen nog niet voorbij. In de dag-
bladen van 13 september 1906 viel te lezen hoe de automobiel van baron Van Zuyien van Nyevelt een ongeluk had veroorzaakt op de Vleutenseweg bij Utrecht. De heer J.C.V. (die banketbakker in de Mariastraat was) overleed in het ziekenhuis aan de gevolgen van de aanrijding. Het ochtendblad van de N.Ct. gaf de details: 'De heer V. was |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Baron van Zuyien van Nyevelt van de Haar.
Bron: B. Evert Lugard, Gedenkboek van het 25-jarig bestaan der Koninklijke Nederlandsche automobielclub 1898-3 juli - 1923 (Haarlem 1923). met een ar)der op pad en hoorde achter zich
plotseling het hoorngetoeter van een auto- mobiel, die reeds niet meer zoo heel ver ver- wijderd was. Omkijken en uitwijken is in een zoodanig geval de boodschap. De heer V. handelde eveneens op deze wijze. Veel tijd om uit den weg te gaan, scheen hij echter op dat oogenblik niet meer te hebben. Waarschijnlijk raakte hij de kluts kwijt, ging naar rechts en links en werd door een der voorste spatborden van den in flinke vaart voortsnellende automobiel in de lendens- treek gegrepen en weggeslingerd. De heer V. bleef roerloos liggen. Behalve een vreese- lijke verwonding aan den onderbuik was zijn aangezicht op bloedige wijze geschaafd. De hem vergezellende heer bleef ongedeerd. Onmiddellijk na het ongeval stopte de
automobiel, die door een chauffeur bestuurd werd. Er bleef niets over dan de gekwetste heer mede te voeren. Aldus geschiedde. De heer V. werd in het ziekenhuis opgenomen en zijn toestand werd door de aanwezige doctoren reeds dadelijk als hopeloos beschouwd. Een geestelijke kwam nog juist betijds om den stervende, die R.K. was, te bedienen. Daarna overleed h/f. De dramatiek van het ongeluk werd nog
verhoogd door het feit dat de zoon van de banketbakker toevallig getuige van het gebeuren was geweest. Hij bevond zich namelijk als infantrist aan de overzijde van de Wetering en was één van de eerste die bijstand verleende. Hoewel het ongeluk niet direct aan de
chauffeur was toe te schrijven, werd in de vaderlandse pers toch het 'woest' rijden door automobilisten aan de kaak gesteld. Opvallend was de tegenstelling in berichtge- ving tussen verkeersongelukken waar auto's wel en niet bij betrokken waren. De laatste |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Toegangspoort kasteel De Haar met naast de chauffeur barones Hélène.
Bron: J.F.K. Kits Nieuwenkamp, Haarzuilens in oude ansichten (Zaltbommel 1995). |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
92
|
||||||||||||||
|
werden in kleine berichten afgedaan terwijl ongelukken met automo-
bielen uitgebreid besproken werden. De betrokkenheid van de wagen van de baron was extra pikant omdat hij sinds het begin van het auto- mobilisme een zeer actief beijveraar voor de auto was geweest. Als erevoorzitter van de NAC stond hij natuurlijk erg in de belangstelling. Verder werd de jeugdige leeftijd van de chauffeur, hij was 18 jaar, ter discussie gesteld. Door de redacteuren van menig dagblad werd aan- gedrongen de Motor- en rijwielwet aan te passen en de leeftijd voor het mogen besturen van een auto te verhogen. De NAC verwierp dit, door erop te wijzen dat dit wilde rijden ook door oudere personen of in het bijzijn van de eigenaar van de auto (die meestal ouder was) geschied- de. Toch voelde de NAC dat er iets moest gebeuren. In samenwerking met de Rijwiel- en Auto-industrie (RAI) zette de NAC
in 1906 een chauffeursopleiding op, als onderdeel van de Haagse ambachtsschool. Beroepschauffeurs konden in tweeënhalve maand een cursus volgen, eigenaars-chauffeurs konden volstaan met één maand. Tot begin jaren twintig volgden 395 beroepschauffeurs en 271 particulieren een opleiding, hetgeen nog een aanwijzing voor het hoge aandeel beroepschauffeurs (59%) onder de vroege Nederlandse auto- rijders vormt^ Spoedig na de start van de opleiding zou het chauffeursprobleem
aan belangstelling inboeten. Dit kwam niet zozeer door het afleveren van grote hoeveelheden particulier chauffeurs, maar door een veran- derend gebruik van de auto. Tot 1909 bleef de grote toerauto domi- nant. Na 1909 ging de lichtere auto overheersen. Deze laatste werd minder gebruikt voor het toeren en meer voor het zakelijke verkeer. Bovendien reden de eigenaars van lichte auto's meestal zelf, zodat de |
||||||||||||||
|
markt voor de chauffeurs in de loop der
jaren steeds kleiner werd. |
||||||||||||||
|
Bronnen:
Met dank aan Margreet Staal.
2. In 1913 werd de NAC het predikaat
'Koninklijk' verleend. Zie: B. Evert Lugard Gedenkboek van het 25-jarig bestaan der Koninklijke Nederlandsche Automobiel Club (Haarlem 1923) 80. 3. De Kampioen, no. 28, 14 juli 1906,
493-494. 4. De Kampioen 1903, Aanschaffings- en
onderhoudskosten voor automobielen, 28-29 aldaar 29. 5. De Kampioen, no. 13, 29 maart 1907,
243-245. 6. Ariejan Bos, "De gebruikers geteld: het
vroege Nederlandse automobilisme in cij- fers en statistieken', in: Ariejan Bos, Hans van Groningen, Gijs Mom (red.), Vincent van der Vinne, Het paardloze voertuig: de auto in Nerderland een eeuw geleden (Deventer 1996), 17-77 hier: 30. |
||||||||||||||
|
Veren igingsberichten
|
||||||||||||||
|
Overgang naar de EURO
Zoals reeds vermeld in ons vorige nummer is de contributie voor 2002
vastgesteld op € 16, voor toezending per post komt hier € 6 bij voor verzend kosten. Contributiebetaling/ledenadministratie
Bij dit nummer van ons tijdschrift ontvangt u het acceptgiroformulier in
euro's voor betaling van de contributie voor 2002. Wij verzoeken u de contributie in de maand januari 2002 met gebruikmaking van dit for- mulier over te maken. Het verenigingswerk en de administratie wordt door vrijwilligers in
hun vrije tijd gedaan, het overmaken van de contributie vóór 1 februari 2002 zal de administratieve last voor hen aanzienlijk beperken. Wij rekenen op uw medewerking! Omdat wij graag over een juist ledenbestand willen beschikken ver-
zoeken wij u indien uw naam of adres op de acceptgiro niet juist ver- meld is, of daar wijziging in komt, dat aan onze secretaris te melden. Medewerkers gevraagd
De historische vereniging en de werkgroepen documentatiecentrum,
beeldmateriaal, exposities/tentoonstellingen en distributie/verzending tijdschrift e.d. willen hun taken ook in de toekomst blijven uitoefenen. U kunt ons daarbij helpen door het vrijwilligersteam op peil te hou- den. Heeft u belangstelling voor ons werk en wilt u als vrijwilliger een bijdrage leveren kom dan eens praten op een maandag- of dinsdag- middag of op onze contactbijeenkomst op de donderdagavond in de |
Broederschapshuisjes. U bent van harte wel-
kom. Actviteiten in 2002
Voor het komende jaar heeft het bestuur
reeds de volgende activiteiten gepland: - Algemene ledenvergadering: dinsdag
23 april 2002, programma, tijd en
plaats worden nog bekend gemaakt . - Koninginnedag: dinsdag 30 april 2002,
open dag met expositie in de Broeder- schapshuisjes van 10.00 tot 1700 uur. - Project Themaat: de archeologische
werkgroep Oude-Rijn houd in de tweede helft van 2002 een open dag, datum, tijd en locatie worden nog bekend gemaakt. - Romeins schip, in het najaar van 2002
zal een aanvang worden gemaakt met de opgraving van het Romeinse schip, wij houden u op de hoogte. Kadastrale Atlas 1832.
De vereniging zoekt nog sponsors om deze
uitgave van de eerste kadastrale kaarten van ons grondgebied te realiseren, wie meldt zich aan ? |
|||||||||||||
|
93
|
||||||||||
|
door Wouter de Heus
VAN HISTORISCHE DORPEN TOT MODERN LEIDSCHE RIJN Transformatie (10)
Op deze pagina heb ik me al vaak moeten uitlaten over het feit dat aanpassingen binnen de Leidsche Rijn plannen
vooralsnog bijna altijd negatieve effecten hebben op de cultuurhistorie. Een aantal afleveringen geleden handel- de het over de spoorverdubbeling. In eerste instantie zou het spoornet 'op palen' worden gezet, zodat er weer een fysieke verbinding kon ontstaan tussen het noordelijke en het zuidelijke deel. Daarmee zou de situatie van voor ongeveer 1850 weer zijn teruggegeven aan het gebied. Opeens werd er een dijk van 7 meter geïntroduceerd, maar zou op belangrijke punten nog van brede onderdoorgangen sprake blijven (ongeveer 1200 meter). In de uiteinde- lijke plannen is slechts financiële ruimte gevonden voor 800 meter transparantie. Voor 400 meter 'cultuurhistori- sche transparantie' is aan Utrecht gevraagd daarvoor de financiële ruimte te vinden. Mijn stelling was destijds dat daarmee onderdoorgangen om bijvoorbeeld het noordelijk deel van de Enghlaan weer te verbinden met het zui- delijke deel definitief van de baan zouden zijn. Inmiddels is het bijna vaststaand dat er geen ruimte is voor die onderdoorgangen, vanwege onvoldoende financiële middelen. Dat zou echt verschrikkelijk jammer zijn. Ook de definitieve uitwerking van de Smalle Themaat (de kruising met de Stroomweg De Tol) is zo'n punt van zorg. Positievere berichten zijn te vernemen rond de Joostenlaan. Hoewel er formeel nog geen 'witte rook' is waarge- nomen, wijzen de signalen de goede richting op: alle plannen gaan van tafel, op een manege na. Als dat het geval is, heeft Utrecht laten zien wel degelijk gevoelig te zijn voor steekhoudende argumenten betreffende de evidente waarde van natuur, landschap en cultuurhistorie. Ander positief nieuws betreft de toekenning door Belvedère van een subsidiebedrag om een cultuurhistorisch plan te maken voor de inrichting van het Rijnse Park onder de titel 'Leidsche Rijn bouwt een Kathedraal'. Nijpend echter zijn de plannen rond de A2. |
||||||||||
|
Zoals u waarschijnlijk allemaal weet is een belangrijk uitgangspunt van
de Vinex-wijken de aanhechting aan de bestaande steden. Bij Utrecht ligt er op dat punt een probleem (eigenlijk twee problemen): de barriè- rewerking van A2 en Amsterdam-Rijnkanaal staan een echte aanhech- ting in de weg. Om dit probleem het hoofd te bieden is er al in een vroegtijdig stadium de wens geuit om de A2 in westelijke richting te |
verleggen en te overkappen. Deze rijksweg
moest sowieso worden verbreed. Door het aanpakken van deze twee projecten in een keer zou financieel voordeel kunnen worden behaald. Een groot nadeelis dat de A2 daar- mee gevaarlijk richting Park Voorn opschuift. |
|||||||||
|
2. Een drieluik van de omgeving rond Hooggelegen. Het linkerbeeld laat zien hoe de inpassing van Hooggelegen momenteel is
ingetekend, anders dan de intenties uit 1997 van illustratie 1. De aantakkingen op de verlegde A2 in het noorden walsen een rij prachtige huizen aan de Rijksstraatweg weg. Een groot deel van Park Voorn wordt opgevreten. Op de plek waar De Meern en Utrecht alleen door het Amsterdan-Rijnkanaal van elkaar zijn gescheiden, ontstaat een zone van ongeveer 200 meter aan fly- overs. Overigens zijn er meer varianten opgetekend door Rijkswaterstaat die nog niet openbaar zijn. De meeste varianten gaan nog veel destructiever te werk. Het middelste plaatje is een mogelijke uitwerking door een bewoner, op basis van het oude uit- gangspunt om Hooggelegen iets te draaien. Hierbij ontstaat de minste schade aan de lintbebouwing langs de Rijksstraatweg. Ook blijft er veel meer over van Park Voorn. Bij deze uitwerking hoeft de gemeente Utrecht veel minder bewoners voor veel geld uit te kopen. Ook het recent aangelegde stadsverwarmingsstation (de 'zwarte doos', ontvanger van de Rietveld Architectuurprijs) kan blijven staan. In de huidige opzet zou het peperdure gebouw na zo'n korte tijd al moeten worden gesloopt Een heel belang- rijk voordeel van de middelste 'suggestie' is de extra grond die Nedal tot zijn beschikking krijgt. Hierdoor zou de gemeente Utrecht mogelijkerwijs 120 miljoen besparen omdat Nedal dan wellicht niet verplaatst zou hoeven worden. Sterker, wellicht zou dit voor Nedal een reden kunnen vormen haar juridische procedures tegen de gemeente Utrecht te stoppen. Het rechterbeeld is een projectie van het middelste beeld op het linker beeld. In een oogopslag is de cultuurhistorische winst te zien. |
||||||||||
|
94
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
4. Zie onderschrift bij 3.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
plex aan onderdoorgangen. Met die voorlig-
gende operatie verdwijnt tevens het grootste deel van Park Voorn, de nu nog rustieke |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
3. Rijksstraatweg nummer 5, foto auteur, november 2001. Huize Rtiijnoord,
gemeentelijk monument, stammend uit de tweede helft van de 19e eeuw. Het pand is in de loop van de tijd meermaals aangepast. Foto 4 laat het huis zien rond 1900 toen het nog Rhijnvliet was genaamd. Het huis kent nog res- tanten uit de 17' eeuw. In 1960 werd op het parkachtige grondgebied van deze typisch stadse 'vakwerkvilla' parkflat De Rheyngaerde gebouwd. Bij de voorliggende plannen zal dit pand verdwijnen. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Veel dramatischer is het effect dat de dan noodzakelijke aanpassing
van knooppunt Hooggelegen teweeg zal brengen. De A2 zal worden overkapt ongeveer 170 meter ten noorden van de Leidsche Rijn tot aan het spoor. Tussen het huidige Hooggelegen en het begin van de over- kapping zijn nieuwe aansluitingen nodig. In de oorspronkelijke Leidsche Rijn plannen, zou Hooggelegen iets
naar het zuiden worden verlegd en iets worden gedraaid (illustratie 1). Een prima plan om de allerbelangrijkste aansluiting met de bestaande stad, de Leidsche Rijn, te behouden. En niet voor niets is met betrek- king tot Leidsche Rijn aangegeven dat de aansluiting op de bestaande stad een essentieel onderdeel vormt van de Vinex gedachte. Inmiddels is gaandeweg deze verplaatsing van Hooggelegen uit de plannen verd- wenen. Tekeningen doemen nu op waaruit duidelijk naar voren komt dat er in een zone van enkele honderden meters, fly-overs het beeld aan het oostelijke eindpunt van de Rijksstraatweg gaan bepalen (illustratie 2). Op de plek waar op dit moment alleen het Amsterdam-Rijnkanaal de barrière vormt met de stad Utrecht, krijgen we straks een enorm com- |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
1. Tekening uit de ontwikkelingsvisie van
Leidsche Rijn uit 1997. Knooppunt Hooggelegen zou iets worden gedraaid en worden opgeschoven naar het zuiden. omgeving rond de ruïne van de oude
Ridderhofstad. Er zijn scenario's waarbij de nieuwe op- en afritten van en naar Rijksweg 2 de ruïne op slechts enkele tientallen meters na raken. Behoudens de ontmanteling van |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
10. Een aardige ansichtkaart van rond 1900.
Als deze foto over een jaar of 5 zou worden gemaakt, stond de fotograaf bijna onder de dan wellicht aangelegde meest westelijke fly- oven Aan de rechterzijde het 'nieuwe' huis Voorn (gebouwd in 1871). Het prachtige sluis- wachtershuis en de kroeg op de Stadsdam verdwenen reeds in het begin van de 50-er jaren van de vorige eeuw. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
5. Rijksstraatweg nummer 6 en 7, foto auteur, november 2001. Huize
Rhijnshoek, gemeentelijk monument, van oorsprong 18' eeuws woonhuis. Na 1864 werd het linker deel aangebouwd als vogelhuis. Bij de voorlig- gende plannen zal dit pand verdwijnen. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
95
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
6. Luchtfoto uit 1936 van het gebied. De A2 en
Amsterdam-Flijnkanaal bestaan nog niet. Wel zijn de voorbereidingen aan het graven van het kanaal zichtbaar. Ook is een cirkelvorm zichtbaar ten zuiden van de Groeneweg en ten westen van het in aanbouw zijnde Oog in Al. Over dit verschijnsel zal ik later een artikel wij- den. Het Amsterdam-Rijnkanaal gaat door het westelijk deel van deze cirkel. De huidige benaming van het gebiedje is 'Halve Maan'. Bij recent archeologisch proefonderzoek kwam te westen van deze cirkel een Karolingische nederzetting aan het licht. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
" rif'' ■ ■ %\^v^"s^
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
8. Huidige topografische kaart met daarin een deel van de luchtfoto uit
1936 (Park Voorn en de cirkelvorm). een groot deel van Park Voorn zal een aantal gemeentelijke monumen-
ten als Rhijnoord en Rhijnshoek aan de Rijksstraatweg gesloopt moeten worden {illustratie 3, 4 en 5). In sommige varianten zal het zelfs gaan om enkele Rijksmonumenten die aan de Rijksstraatweg zijn gelegen. Dan kan je je natuurlijk in alle rede afvragen wat de waarde nog is van zo'n status. Met betrekking tot Park Voorn is er al tijden sprake van het feit dat er een Rijksmonumenten status in voorbereiding is. Het is te hopen dat het parkgebied rond de voormalige Ridderhofstad deze sta- tus ook snel gaat krijgen. Het zal toch een extra argument vormen om beslissers ervan te overtuigen dat de plek waarop momenteel de Leidsche Rijn, alleen onderbroken door het Amsterdam-Rijnkanaal, naar de binnenstad stroomt (de stroomrichting is uiteraard andersom) de minst aangetaste plek is tussen de stad en de dorpen (illustratie 6, 7 en 8) en dat zo moet blijven. Het past volledig in de planopzet van Leidsche Rijn om zo min mogelijk barrières op te werpen. Sterker, er gaat 1,2 miljard gulden worden uitgegeven om de A2 zo charmant mogelijk te integreren (illustratie 9). De minister kan natuurlijk niet |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
7. Hetzelfde deel, maar dan op een luchtfoto
uit 1956. zoveel geld uitgeven aan dat project, als aan
de zuidkant van deze operatie een enorme zone aan barrières wordt opgeworpen. Als dat allemaal kan, dan snap ik er werkelijk niets meer van. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
9. Artist-impressie van de verlegde A2. Op dit moment kiest men voor de zogenaamde DoDo-plus-variant. De A2 is op 3 plek-
ken overdekt. De parallelbanen zijn volledig overdekt. Hiermee is de geluidskwaliteit en de luchtkwaliteit dusdanig goed, dat er vrij dicht op de A2 kan worden gebouwd. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
96
|
||||||||||||||
|
door H.L. Wynia
|
||||||||||||||
|
EEN MYSTERIE IN HET ZAND
Schatkamer Leidsche Rijn (3)
|
||||||||||||||
|
De verbazing begint
In december 1998 is bij het graven van een wegcunet ten behoeve van de bouwweg van Parkwijk, ter hoogte van
de kruising met de Rijn Kennemerland Waterleiding, een nederzetting uit de vroege Middeleeuwen gevonden. Aangezien een deel van deze nederzetting in Parkwijk lag, en het gebied snel bouwrijp gemaakt zou worden, werd besloten een groot deel van deze bijzondere plek op te graven. Vier maanden later konden de archeologen aan de slag. Al snel bleek het verdere onderzoek een verstandige keuze, want de archeologen vonden een goed gecon- serveerde nederzetting uit de vijfde tot en met zevende eeuw. Naast een boerderijplattegrond werden waterput- ten, greppels, afvalkuilen en vele paalgaten aangetroffen. |
||||||||||||||
|
Toen het onderzoek al drie maanden aan de gang was, troffen de
archeologen menselijk gebeente aan. Het lag op een onverwachte plek en in een merkwaardige context. Dat er inderdaad iets vreemds met deze stoffelijke resten aan de hand was, wordt bevestigd als we de toenmalige dagrapporten van de archeoloog Jeroen van der Kamp er nog eens op na slaan. |
||||||||||||||
|
Dagrapport van 10 juni 1999: "(...)
Opvallend: bij het couperen (dit is het door- snijden van een archeologisch spoor om een verticale doorsnede te krijgen) van spoor 28 en 29 werd botmateriaal aangetroffen. Het blijkt te gaan om een complete arm en sche- del van een mens, volledig in anatomisch verband. (...) Het skelet strekt zich ver buiten de twee genoemde sporen uit. Met de hand is het vlak rond het skelet iets verdiept, maar er is vooralsnog absoluut geen insteek (gegra- ven kuil) zichtbaar rond het skelet. (...) Ik heb het vermoeden dat deze menselijke resten veel ouder zijn dan de vijfde eeuw (...)." Dagrapport van 14 juni 1999: "(...) het
menselijk skelet is voor het grootste deel bloot gepeuterd. Hij/zij ligt op de buik, met het hoofd in de grond. Van de rechter arm is de onderarm niet zichtbaar. Deze ligt moge- lijk onder het lichaam gevouwen. Ook de linker voet ligt (waarschijnlijk) met de tenen recht naar beneden en is daardoor niet zichtbaar. Het rechter bovenbeen is verdwenen, zeer waarschijnlijk door de machine verwijderd bij het aanleggen van het vlak. Dit geldt ook voor enkele ribben. Verder is alles aanwezig." Dagrapport 15 juni 1999: "(...) nergens op
het vlak rondom het skelet is de vaagste aanwijzing voor het bestaan van een insteek voor een grafkuil te vinden. Is dit skelet afge- zet tussen de natuurlijke afzettingen van dit gebied???(...)" Dagrapport 16 juni 1999: "(...) 's middags
is het skelet in delen gelicht en ieder deel van een ledemaat apart genummerd. (...) Vreemd genoeg waren de rechter onderarm en hand verdwenen en lagen deze niet op hun plaats (onder het skelet gevouwen, zoals we hadden gedacht) (...)". Dagrapport 17 juni 1999:"(...) Verder het
gebied rond het skelet verdiept tot het twee- de vlak (...) Bij dit verdiepen kwamen de rechteronderarm en hand van het skelet aan het licht, op ca. anderhalve meter van de plek waar deze echt thuis zouden horen. |
||||||||||||||
|
De ligging van de opgraving in deelgebied Parkwijk.
|
||||||||||||||
|
De verbazing begint. De archeologen treffen bij onderzoek in Parkwijk op
een onverwachte plek en in een merkwaardige context menselijk gebeen- te aan. De linkerarm en de schedel zijn in het zicht gekomen. Foto: Archeologisch en Bouwhistorisch Centrum. |
||||||||||||||
|
97
|
||||||||||
|
men, werd het slecht geconserveerde bot-
materiaal zoveel mogelijk met de omliggen- de grond geborgen en voor verder onder- zoek overgebracht naar het Archeologisch en Bouwhistorisch Centrum (ABC) van de Gemeente Utrecht. Het mysterie ontvouwt zich
langzaam Naast de vaste medwerkers van het ABC,
waaronder archeologen en bouwhistorici, ver- keert het ABC in de gelukkige omstandigheid dat al meer dan twintig jaar een beroep gedaan kan worden op Tjeerd Pot. Hij heeft, naast het schoonmaken en restaureren van voorwerpen, in de afgelopen jaren vele hon- derden skeletten onderzocht. Hierbij komt zijn verleden als tandarts, en daarmee zijn kennis over het menselijk gebit en de schedel, zeer goed van pas. Zonder de inspanningen van hem zou het nu volgende deel van het artikel dan ook niet geschreven kunnen zijn. De opgraving van de schedel, hand en
romp ging dus binnen de muren van het ABC verder, waarbij de schedel als eerste werd onderzocht. Het vrijgraven van de schedel bleek een moeilijk en secuur werk waaraan door de heer Pot tientallen uren is gewerkt. Om het uitdrogen, en daarmee verharding
en krimp van de grond en daardoor het mogelijk scheuren van botmateriaal te voor- komen, werd gedurende het wegschrapen van de grond de kluit aarde met bot regel- matig met water besproeid. Daarnaast bleek het noodzakelijk de vrijgekomen schedelde- len met een mengsel van water en houtlijm te impregneren, waardoor het bot zijn vorm behield en niet in stukjes uiteen zou vallen. Bij de opgraving in het veld was alleen het
achterhoofd in het zicht gekomen. Het was dus nog onduidelijk of de rest van de sche- del aanwezig was en in welke staat het bot zou verkeren. De schedel werd voorzichtig van rechts
naar links van aarde ontdaan. Bij het vrijgra- ven van de rechterzijde, tot het midden van de schedel, werd steeds meer van het aan- gezicht zichtbaar. Het bleek dat de voor- hoofdspartij met oogkas nog intact was, maar dat het juk- en neusbeen licht waren beschadigd. De boven en onderkaak bleken vrijwel onbeschadigd te zijn. De kiezen ston- den nog op hun originele plaats. De linker bovensnijtand bleek echter half uit de tand- kas gedreven en de tegenoverliggende ondersnijtand bleek verdwenen te zijn. Daarnaast was een kleine verschuiving van de onderkaak naar rechts waarneembaar. Wat zou de oorzaak van deze beschadi- gingen kunnen zijn? |
||||||||||
|
Het skelet is zoveel mogelijk vrijgegraven. Opvallend is de wijze waarop
het skelet in de bodem ligt: met de armen en benen gespreid en het gezicht naar beneden. De rechter onderarm ontbreekt maar is korte tijd later op enige afstand van het skelet teruggevonden. Het rechter boven- been is bij de aanleg van een hoger gelegen vlak vermoedelijk door de graafmachine vergraven. Foto: Archeologisch en Bouwhistorisch Centrum. |
||||||||||
|
De onderarm en hand zijn in volledig anatomisch verband. Vooralsnog
valt aan het (in slechte staat verkerende) bot te zien dat deze onder- arm is afgekapt of geknaagd.!...)". Het skelet werd dus midden in een nederzetting, zonder enige aan-
wijzing van een gegraven (graf)kuil gevonden. Ook de wijze waarop het skelet in de bodem lag - met de armen en benen gespreid en het gezicht naar beneden - riep veel vragen op: is dit een manier om een medemens te begraven? Maar niet alleen het ontbreken van een graf- kuil riep vragen op. Hoe kwam bijvoorbeeld de rechterarm op enige afstand van het skelet terecht? En: in welke periode was het skelet in de bodem terechtgekomen? Voorwerpen of andere aanwijzingen die daar iets over zouden kunnen vertellen, werden niet aangetroffen. Ook een aantal andere belangrijke vragen, zoals over het geslacht,
de leeftijd en doodsoorzaak, kon niet in het veld worden beantwoord. Om beschadigingen en daarmee verlies aan informatie te voorko-
|
||||||||||
|
Tjeerd Pot is bezig met het voorzichtig verwijderen van de grond van het
linker aangezicht van de schedel.
Foto: Archeologisch en Bouwhistorisch Centrum.
|
||||||||||
|
98
|
||||||||
|
schedelbasisfractuur!
Wanneer alle aanwijzingen nog eens naast
elkaar worden gelegd, zou het drama zich op de volgende manier kunnen hebben afge- speeld. Het niet geringe geweld, wellicht meerdere klappen, kwam van schuin links- achter en trof het gebied deels achter het rotsbeen en tegen het achterhoofd en de nek. Door de klap(pen) brak het rotsbeen af, barstte de schedelbasis en brak het achter- hoofd in stukken. De nek brak tussen de atlas en draaier, waarbij het hoofd naar voren knikte en de halswervels tot in de bin- nenkant van de onderkaak terechtkwamen. De onderkaak werd iets naar boven en naar rechts geforceerd waarbij een klein stukje van de kaakhoek afbrak. Bij de verplaatsing botsten de onder- en boventanden in het mid- den en werd een boventand half uit zijn tand- kas gedreven waarbij de daar tegen overlig- gende snijtand werd uitgedreven. Naast gegevens over de doodsoorzaak
leverde de schedel ook informatie op over geslacht en leeftijd. Diverse aanwijzingen wezen er op - en dan met name de zware richel boven de oogkassen - dat het bij dit skelet om een man ging. Dit idee werd later bevestigd door het onderzoek naar het bek- ken waaruit ook typisch manlijke kenmerken naar voren kwamen. De leeftijd kon onder meer worden bepaald door het onderzoek naar de mate van slijtage van de verschillen- de gebitselementen: immers hoe ouder een individu hoe langer het gebit werd gebruikt en des te meer slijtage van tanden en kiezen heeft plaatsgevonden. Na de schedel was het de beurt aan de
rechterhand om onderzocht te worden. Voorzover het in het veld al zichtbaar was. |
||||||||
|
Het linker aangezicht van de schedel. De dislocatie van het rotsbeen is
duidelijk zichtbaar.
Foto: Fotodienst Gemeente Utrecht.
Nu was het de beurt aan het linkerdeel van de voorhoofdspartij om te
worden vrijgegraven, waardoor de complete en intacte voorhoofdspar- tij - met de oogkassen en onder- en bovenkaak - in het zicht kwam. De linker jukboog vertoonde beschadigingen. Het linker aangezicht bleek er veel slechter aan toe te zijn dan
rechts. De hoek van de onderkaak en het jukbeen waren beschadigd en/of deels verloren gegaan. Daarnaast werden fracturen en disloca- ties van botpartijen rondom de achterste jukboogaanzet en het rots- been zichtbaar. Wanneer de tot nu toe aangetroffen beschadigingen op een rijtje wor-
den gezet - de fracturen en dislocatie van botpartijen aan de linkerzij- de, de wat scheve onderkaak en het verlies van de ondersnijtand en het loszitten van de bovensnijtand - ontstaat het vermoeden dat er sprake is geweest van geweld aan de linkerzijde van het hoofd. Zou het onderzoek aan de achter- en binnenzijde van de schedel dit
vermoeden kunnen bevestigen? Na het vrijgraven van het voorste deel van de schedel was het de
beurt aan de achterkant om te worden ontdaan van de grond. Bij het verwijderen van de eerste grote kluiten aan het begin van de
'binnenopgraving' was al een aantal nekwervels in de onderkaak in het zicht gekomen. En het was al meteen opgevallen dat deze wervels niet op een logische plaats lagen. Bij een 'normaal' stoffelijk overschot zou- den de nekwervels namelijk veel verder naar achteren liggen. Het vrij- graven van de atlas en draaier maakte duidelijk wat er aan de hand was. De draaier bevond zich nog op de originele plaats, maar ver- toonde een hoek van ongeveer twintig graden ten opzichte van de atlas. Dit duidde onmiskenbaar op een gebroken nek. Daar het achterhoofd van de schedel in het veld al in stukken was
gebroken, was ook de binnenzijde van de schedel beschikbaar voor verder onderzoek. De losse fragmenten konden makkelijk worden ver- wijderd en weer aan elkaar worden gepast. Bij het verwijderen van de grond uit de schedel kwamen nog twee
kleine losliggende schedelfragmentjes te voorschijn, die post mortem (na de dood) in de schedel terecht moeten zijn gekomen. Daar deze fragmenten nooit vanzelf los zouden zijn gekomen, duidde hun aanwe- zigheid eveneens op geweld. De definitieve bevestiging van een gewelddadig einde werd tenslotte
gevonden in de schedelbasis. De rechterzijde van de schedelbasis was intact maar de linkerzijde vertoonde een barst met een dislocatie van 3 a 4 mm naar linksbuiten en iets naar boven; een klassieke |
||||||||
|
De voorzijde van de schedel. De linker boven-
snijtand is half uit de tandkas gedreven en de tegenoverliggende ondersnijtand is verdwenen. Foto: Fotodienst Gemeente Utrecht. |
||||||||
|
99
|
||||||||
|
De geconserveerde rechterhand. Foto: Fotodienst Gemeente Utrecht.
|
||||||||
|
leek de hand compleet. Dit werd bevestigd bij het vrijgraven waar al
snel de handwortel, middenhandbeentjes en een aantal vingerkootjes in het zicht kwamen. Maar waar waren de vingertoppen? Op de te ver- wachten plaats bleken deze niet te liggen. Bij verder onderzoek bleken ze naast de vingerkootjes te liggen, waarmee ze ooit een verbinding vormden: articuleerden. Het eindkootje van de duim lag onder een hoek van 45 graden tegen de wijsvinger. Samen met de vreemde lig- ging van de vingertoppen leek dit op een verkramping te duiden. Het is goed denkbaar dat deze verkrampte toestand bij het intreden van de dood, wellicht na een korte doodsstrijd, ontstond. De hand is met omliggende grond door middel van water en houtlijm
geïmpregneerd en is daardoor in de originele, verkrampte stand bewaard gebleven. De laatste grote kluit bevatte de complete romp met de wervelkolom
en ribben. Het bot bleek echter in een dermate slechte staat te verke- ren dat verder vrijgraven praktisch niet uitvoerbaar bleek. De romp zal voorlopig met de omliggende grond in het ABC bewaard blijven. Zoals gezegd werden tijdens het opgraven van het skelet geen aanwij- zingen gevonden die tot een mogelijke datering konden leiden. Om toch iets meer te weten te komen over de periode waarin het drama zich heeft afgespeeld, werd een botfragment opgestuurd voor een C-14 onderzoek. Maar een antwoord kwam daar niet uit; er bleek te weinig meetbaar materiaal in aanwezig te zijn om tot een datering te kunnen komen. Het enige dat we nu kunnen zeggen, is dat het skelet in ieder geval niets te maken had met de vroeg-middeleeuwse neder- zetting en dus uit een periode (ver) daarvóór moet dateren. Een belangrijke vraag die nog openstond, was hoe het skelet op die
plek terecht is gekomen. Heeft 'onze' man een ongeluk gehad of is hij vermoord? En als hij is vermoord, werd hij dan op deze plek achter- gelaten? Als we nog eens naar de opvallende ligging van het skelet kijken - met
het gezicht naar beneden en met de armen en benen gespreid - ont- staat het beeld van iemand die in het water heeft gedreven. Nadat het |
lichaam was aangespoeld, konden aaseters
eraan knabbelen waarbij de rechter onder- arm mogelijk van het lichaam is losgekomen. De rivier heeft vervolgens de stoffelijke res- ten op een natuurlijke wijze begraven. Hetzelfde zand dat het lichaam bedekte,
bleek enige honderden jaren later voor men- sen uit de vroege Middeleeuwen ideaal te zijn om zich op te vestigen. Deze, in grote houten boerderijen wonende, mensen waren zich er echter niet van bewust dat onder hun voeten de resten lagen van een op dramati- sche wijze aan zijn eind gekomen oudere Leidsche Rijn bewoner. Door het opgraven van de nederzetting is het skelet van 'onze' veertig jaar oude man na vele duizenden jaren weer te voorschijn gekomen. Een markering in de nieuwe stad?
Op vele tientallen plaatsen in de Leidsche
Rijn heeft archeologisch onderzoek plaats- gevonden en zal onderzoek plaatsvinden. Op dit moment wordt door archeologen van de Gemeente Utrecht gewerkt aan een groot project, waarbij onder andere het visualise- ren van historische plekken een belangrijke rol zal gaan spelen. De plaats waar het skelet gevonden is, zou
op een of andere wijze in de openbare ruim- te aangeduid kunnen worden zodat dit dra- matische verhaal voor altijd gemarkeerd zal blijven. |
|||||||
|
100
|
||||||||||
|
Bruiloft
|
||||||||||
|
In een gezin met veel kinderen is er na schooltijd altijd wel wat te doen,
wat betreft kleine karweitjes in en rond het huis. Mijn oudste broer Jan en ik waren wel meestal de aangewezen per-
sonen om het echte mannenwerk te doen. Zo moesten van tijd tot tijd de konijnen uitgemest, gras en hooi verzamelen voor deze beesten, en ook in de tuin rond het huis en op de volkstuin was altijd werk genoeg. We wisten dat Pa er trots op was dat hij al zulke flinke zonen had. Ook als we wel eens iets verprutsten werd hij niet kwaad, maar vertelde ons met een glimlach hoe wij het de volgende keer beter konden doen. De mest van de konijnen ed. kippen werd steeds achter in de tuin op
een hoop gegooid, vormde dan in de loop van de tijd een behoorlijke mestvaalt, wij noemden dit de volt. Deze "volt" moest om de zoveel tijd met de kruiwagen naar het land (de volkstuin) worden gebracht. Het was een heel karwei, en ik lees hier in mijn dagdoek: "we hebben
de hele week messen gekrooien". Eens kwamen wij op het idee om het eens wat sneller te doen, we
hadden de kruiwagen goed volgeschept en bonden hem achter de fiets. Jan zou fietsen en ik liep er achter om alles een beetje in even- wicht te houden. Jan was nog maar net opgestapt toen bij de hoek van de Meerndijk
de hele boel kantelde, met als gevolg; de mest over de straat, de fiets en kruiwagen enigszins verwrongen. Jan een beschadigd scheenbeen en ik kreeg op mijn donder omdat ik de boel niet goed in evenwicht had gehouden. We besloten om maar niks aan Pa te vertellen, we wisten zelf wel hoe
wij het in het vervolg niet moesten doen. Een ander werk was het leegmaken van de gierput. Achter de schuur
hadden wij een w.c. nou ja, zo noemden wij dat toen nog niet, het stelde ook niet zoveel voor; een plank met een gat erin en een deksel er op. Wij noemden het de plee, de poepdoos of nummer honderd, of ook
wel eens (heel plat gezegd) het schijthuis. De behoefte van het hele gezin verdween hier in een niet al te grote
put, en die moest heel wat keren per jaar geleegd worden. Wij hadden wel geleerd dat als je in sommige dingen gaat roeren het enorm kan gaan stinken. Dit werk werd dan ook altijd door mijn vader gedaan, maar op een
dag vond hij ons wel groot genoeg om aan dit werk een kleine bijdra- ge te leveren. We moesten na schooltijd bij wagenmaker Verweij de gierkar gaan
huren, dit was een grote vierkante houten kar, de grote houten bak had een behoorlijke inhoud, er zat een groot deksel op waardoor je met een gierpuls (dit is een lange steel met daaraan een bak in de vorm van een emmer). |
Hiermee kon je de put leeg en de gierkar vol
scheppen. We schepten de kar behoorlijk vol, en kre-
gen van de buren al de opmerking: "Zo zijn jullie aan het bruiloft vieren?" Dit was een echte Meernse uitdrukking als je aan het gie- ren was. De kar was vol, en we namen het besluit
om Pa maar eens te verrassen en de kar weg te brengen en leeg te maken op het land. Voor het leegmaken van de kar zat aan de achterkant een grote kraan. Het was moeilijk om de kar aan het rollen te krijgen maar toen hij eenmaal reed ging het steeds lichter. Bij het land aangekomen reed hij ontzet-
tend licht, Jan zei: "We raken er aan gewend". Toen we hem leeg wilden laten lopen,
zagen we tot onze schrik dat de kraan niet helemaal dicht stond. De volgende dag waren vader en moeder niet thuis, een oom en tante waren zoveel jaar getrouwd. Toen de olieboer kwam en vroeg; "Zijn je
vader en moeder niet thuis", zeiden wij, "Nee, die zijn aan het bruiloft vieren". "Dat dacht ik al" zei hij, "Je kan het heel
De Meern zien en ruiken". |
|||||||||
|
De Meern, december 2001 ,
Theo van den Berg / Illustratie;
Barbara Gravendeel |
||||||||||