1
|
|||||||||||
Van de voorzitter
Ooit hebben monniken in de tuinen van hun
kloosters geleerd hoe zij groenten, fruit en bloemen konden telen. Al in de late Middel- eeuwen keken warmoezeniers hen de kunst en kunde af. Zij vestigden zich rond de steden en verzorgden de groeiende bevolking met verse producten. Zo ook in het Utrechtse. Zo'n 100 jaar terug werden de "hoveniers" zoals ze hier werden genoemd, door de uitbreiding van de stad verdreven naar onze dorpen. Thans her- haalt zich de geschiedenis. In Leidsche Rijn zal geen plaats meer zijn voor de tuinbouw, een sector die zo lang aan velen een dikwijls heel goed, maar soms ook slechts dun belegde boterham heeft geboden. Zal daar straks nog iets van terug te vinden zijn? De Historische Vereniging is van mening dat hier een unieke kans wordt geboden om de nieuwe stad en het centrale park een heel eigen gezicht en karakter te geven. Zij heeft samen met USINE, de organisatie die zich inzet voor behoud van industrieel erfgoed, al in 1999 het initiatief genomen om te inventariseren wat er aan cultuurhistorisch belangrijke tuinbouw objecten in ons gebied nog aanwezig is en waar we zuinig op moeten zijn. Daarbij is dankbaar gebruik gemaakt van een lijst die Marco de Groot al had samengesteld en ook van adviezen en waardering door de Rijksdienst voor de Monumentenzorg. Onder de titel "Leidsche R;jn, straks meer dan een herinnering?", is de studie aangeboden aan de besturen van de (toen nog) twee betrokken gemeenten. We kunnen nu constateren dat onder meer dit initiatief succes begint af te werpen. Aan de Johanniterweg wordt gewerkt aan een centrum waarin o.m. schoorstenen, kassen en een uniek waterreservoir een opvallende plaats zullen innemen. In het Belvedère-project "Leidsche Rijn bouwt een kathe- draal", neemt de intergratie van tuinbouw objecten in stad en park een belangrijke plaats in. Onze vereniging heeft daaraan uiteraard van harte haar medewerking toegezegd. In De Brug heeft u er al iets over kunnen lezen. Er wordt gewerkt aan verschillende zaken: a) we willen mensen die het allemaal hebben meegemaakt vragen hun verhaal te vertellen en, voor- zover daar mogelijkheden zijn, dit ook op film vast leggen, b) een boek werkje samen te stellen met oude foto's en korte verhalen over de geschiedenis, c) een inventarisatie van wat er nog aan waardevolle zaken beschikbaar is. We roepen al onze leden op eens na te gaan wat er nog aanwezig is aan foto's, gebruiksvoorwerpen, gereedschappen, enz.en ons dat te melden; het gaat met name om zaken die ooit in een bezoekers centrum, museum of andere openbare ruimte kunnen worden opgenomen. Van harte roepen we onze leden op eens bij zichzelf of de buren te rade te gaan of zij hieraan kunnen bijdragen. We wachten uw reactie met belang- stelling af! P.K. Schenk
Inhoud biz.
Van de voorzitter 1
Verenigingsberichten 2
De gemeentebesturen van Vleuten en Haarzuilens 4
Kennisdagen inspireren dichters 11
Onze straatnamen, oorsprong en betekenis (13) 12
Armeniërs tussen Hitler en Stalin 16
De Transformatie (11) 20
Schatkamer Leidsche Rijn (4) 21
De kleine man 25
|
|||||||||||
'' Ml!J/^t'^ HISTORISCHE VERENIGING
"j|^ 1 l^VL£UTEN-OE MEERN-HAAJIZUILENS
WTTT
|
|||||||||||
Tijdschrift van de Historische Vereniging
Vleuten, De Meern, Haarzuilens. Verschijnt 4 keer per jaar. ISSN 0928/4893 22e jaargang no. 1, maart 2002 De vereniging is ingeschreven in het
verenigingsregister van de KvK Utrecht eo. onder nummer 40479360 Correspondentieadres
Dorpsstraat 1 3451 BH Vleuten
website:www. histvervdmh.nl Dagelijks bestuur
Dr. Ir. P.K. Schenk / voorzitter
Telefoon 030 - 6774915 F.C.G.M. Besouw / secretaris
Telefoon 030 - 6773000 R.W. Pouw / penningmeester
Telefoon 030 - 6772590 Ereleden
Mevr. Prof. Dr. C. Isings / Soest
Dr. D.W. Gravendeel / Laag Keppel A.J. van Zoeren / Vleuten Gebouwen
Vleuten Broederschapshuisjes,
(Documentatiecentrum) ,
Dorpsstraat 1 030 - 6774222 De Meern Het Kabinet
|
|||||||||||
Contributie (inclusief tijdschrift)
€ 16.00 per jaar , per post € 6.00 extra
Losse nummers tijdschrift:
€ 5.00 leden / € 6.00 niet-leden
Bankrelaties
Rabobank Vleuten, rek. 36.75.17.574
Postbank, rek. 2689200 Redactiecommissie
H.E.J. van Essen, J.H.P. Heesters,
W.H.de Heus Mauritslaan 17, 3454 XP De Meern '
Telefoon 030 - 6662992 Ontwerp omslag '••
Peter de Vries
Ontwerp binnenwerk Frank Moed
Druk
Jan Evers / De Meern
|
|||||||||||
Veren igingsberichten
|
||||||||
Op 13 oktober werd voor leden een speciale
rondleiding georganiseerd in de Hamtoren. Ook dit jaar is de archeologische werkgroep
Oude Rijn, gevormd door leden van onze vereniging en de Archeologische Werkge- meenschap Nederland, actief bezig geweest. Een belangrijke activiteit was de voortzetting van het onderzoek naar de resten van de omgrachte hofstede in de Themater polder. Op 30 augustus en 1 september werd door de acheologische werkgroep een open dag gehouden van de opgraving in Themaat, het aantal bezoekers bedroeg 150 personen. Tijdens de Rode Kruis bustocht voor de
bejaarden van Vleuten-De Meern door de omgeving fungeerden de heren Van Essen en Kits Nieuwenkamp als gids. Bij voortduring is het bestuur allert geweest
op de bescherming van monumenten in de ontwikkeling van de uitbreidingsplannen in het gebied van de voormalige gemeente Vleuten-De Meern. In dit verband werden aan de gemeente Utrecht en de Provincie brieven geschreven over de in ontwikkeling zijnde plannen met betrekking tot de Johanniterweg, het Appellaantje en het Groengebied Utrecht-West, met name het gebied rond Joostenlaan - Haarpad. Aan het eind van dit verslag wil het bestuur
een woord van dank uitspreken aan allen die zich dit jaar weer op enigerlei wijze voor de vereniging ingezet hebben. UITNODIGING ALGEMENE
LEDENVERGADERING Hiermee nodigen wij de leden uit voor de
algemene vergadering van de vereniging, die gehouden zal worden op dinsdag 23 april 2002 in het Parochiecentrum Kerkestein, Past. Ohllaan 34a in Vleuten (achter de RK kerk). Aanvang 19.30 uur. Agenda
1. Opening.
2. Notulen van de vorige vergadering.
3. Jaarverslag 2001.
4. Rekening over 2001:
a. Verslag van de controlecommissie;
b. Goedkeuring rekening en balans.
5. Benoeming nieuwe controlecommissie.
6. Vaststelling begroting 2003 en contributie
voor 2003. 7. (Her)benoeming bestuursleden.
8. Rondvraag en sluiting.
Het bestuur,
PK.Schenk, voorzitter F.C.G.M.Besouw, secretaris. |
||||||||
In memoriam W.H.Denekamp
Op 13 januari j.l. is in het verpleegtehuis Heremalerhof in Harmeien in de
leeftijd van 82 jaar overleden de heer Wim Denekamp. Vanaf de oprichting van onze vereniging in mei 1981 tot zijn aftreden in april 1988 is hij sec- retaris van de vereniging geweest. Wij zijn Wim Denekamp dankbaar voor al het werk dat hij in die jaren met
veel enthousiasme gedaan heeft. Wij betuigen onze deelneming aan zijn vrouw en kinderen met dit verlies. |
||||||||
JAARVERSLAG OVER 2001
Hierbij geven wij u een verkorte versie van het jaarverslag van de vereniging.
Het ledental is in het verenigingsjaar nagenoeg gelijk gebleven en bedraagt
rond de 820 leden. Continu streeft het bestuur ernaar om de vereniging onder de aandacht te brengen van de nieuwe inwoners. Op 24 april werd een algemene vergadering gehouden, waar de heer J.W.
Schoonderwoerd werd herbenoemd en de heer R.W. Pouw benoemd. Mevrouw P.J. de Rooij-Goes en de heren A.J. van Zoeren, J.F.K. Kits Nieuwenkamp en A.W. Koot hebben hun bestuursfunctie neergelegd. De heer A.J. van Zoeren is benoemd tot Erelid. De contributie werd i.v.m. de overgang naar de Euro vastgesteld op € 16,- per jaar. In de vergadering van 14 mei werd de heer T.J.P. van Dijk aangewezen
als plv. voorzitter, de heer R.W. Pouw als penningmeester en de heer P.G. de Rooij als plv. penningmeester. Het bestuur vergaderde dit jaar 10 keer. Op de donderdagavonden wer-
den de gebruikelijke contactavonden van het bestuur gehouden. Het beleid was ook dit jaar weer gericht op uitbreiding van het documen-
tatiebezit van de vereniging en het toegankelijk maken hiervan om de leden en andere belangstellenden zoveel mogelijk informatie over de geschiede- nis van de voormalige gemeente en haar inwoners te kunnen geven. Gedurende het gehele jaar werd door een aantal vrijwillige medewerkers op maandag - en dinsdagmiddag en donderdagavond gewerkt aan het orde- nen, registreren en toegankelijk maken van onze documentatieverzamelin- gen. Zowel de documentatie- verzamelingen als de bibliotheek en het fotoarchief werden dit jaar verder uitgebreid. Rond de 107 personen bracht- en dit jaar een bezoek aan het documentatiecentrum. De internet-site werd dit jaar door 429 belangstellenden bezocht. Op 20 april werd de bundel "Van de brug af gezien, deel 2", geschreven door T. van den Berg gepre- senteerd en werd het eerste exemplaar overhandigd aan de burgemeester van Utrecht mevrouw Mr. A.H.Brouwer-Korf. Ter gelegenheid van koniginnedag op 30 april werd in de broederschaps-
huisjes weer open dag gehouden en werd daar en in de Torenpleinkerk een expositie ingericht met werken van bekende lokale kunstenaars. Dit jaar konden weer 4 nummers van ons tijdschrift gerealiseerd worden met
in totaal 100 pagina's tekst. Er werden 23 artikelen geplaatst van 11 auteurs. In de loop van het jaar werd zesmaal een lezing over de geschiedenis van
de gemeente gegeven en werden voor 3 groepen belangstellenden rondlei- dingen in het kabinet verzorgd. Voor de vereniging Oud-Utrecht werd een inleiding verzorgd over de activiteiten van onze vereniging. Dit jaar werd door de Torenpleinschool gebruik gemaakt van het project ten behoeve van het omgevings-onderwijs op de basisscholen over de geschiedenis van de Romeinen en brachten 33 leerlingen aansluitend een bezoek aan het Kabinet. Op 3 dinsdagavonden in oktober werd een cursus "Genealogie voor
beginners" gegeven, waaraan 10 personen deelnamen. Op 22 september werd een excursie voor leden georganiseerd naar Xanten. |
||||||||
ven over "De opkomst en ondergang van de
glastuinbouw in Vleuten- De Meern". De Historische Vereniging wil met dit boek ertoe bijdragen, dat een eeuw (glas)tuinbouw in Vleuten-De Meern niet vergeten wordt! |
||||||||||
Toelichting
Agendapunten 3, 4, en 6: de hier bedoelde stukken liggen voor leden ter
inzage op dinsdag 16 april en maandag 22 april van 14.00 - 17.00 uur en op donderdag 18 april van 19.30 - 22.00 uur in de Broederschapshuisjes, Dorpsstraat 1 in Vleuten. |
||||||||||
Agendapunt 7: volgens het rooster van aftreden zijn dit jaar de heren T.J.P.
van Dijk, P.G. de Rooij en F.C.G.M. Besouw aan de beurt om af te treden. Deze bestuursleden zijn herkiesbaar en worden door het bestuur candidaat gesteld. Daarnaast wordt door het bestuur mevrouw M.M.A. Staal-Spekman te Haarzuilens candidaat gesteld. Door ten minste tien leden kunnen ook candidaten worden voorgedragen. Deze voordracht dient uiterlijk drie dagen voor de vergadering bij de secretaris te worden ingediend. Lezing
Aansluitend aan de leden vergadering is er om 20.00 uur een bijeenkomst
waar een lezing met diapresentatie gegeven zal worden door de archeolo- gen Erik Graafstal en Herre Wynia over de archeologische ontwikkelingen in ons gebied. Naast leden zijn ook andere belangstellenden hierbij welkom, de toegang is gratis. Contributiebetaling
Veel leden hebben gevolg gegeven aan ons verzoek de contributie voor 1
februari te voldoen. Een aantal deed dit nog in februari, echter een klein aan- tal heeft dat tot nu toe nog niet voldaan. Wij verzoeken deze leden nogmaals de contributie nu per omgaande te voldoen. Ter herinnering is nog een 2e acceptgiro bijgevoegd. Expositie
Zoals gebruikelijk zullen wij op Koninginnedag open huis houden in de
Broederschapshuisjes. Dit jaar met een expositie van het openbaar vervoer in Vleuten, o.a. de KABO (fa. de Haas). Excursie naar Anholt
Het bestuur heeft op 14 september a.s. een excursie naar het kasteel Anholt
gepland. Nadere gegevens worden in het volgende tijdschrift bekend gemaakt. Geschiedenisboek uitverkocht
Het boek "Vleuten-De Meern, geschiedenis en historische bebouwing", dat in
1994 werd uitgegeven is door velen bij de vereninging gekocht. Helaas is onze voorraad nu op en kunnen wij geintresseerden niet meer van dienst zijn. Mochten er leden zijn die het boek bezitten maar er geen prijs meer opstellen dan verzoeken wij hen contact op te nemen om het aan de vereninging terug te verkopen, zodat wij er iemand anders een plezier mee kunnen doen. Oproep aan de tuinders van Vleuten-De Meern
De Historische Vereniging wil een fotoboek gaan samenstellen over
honderd jaar glastuinbouw. Daarom doet de vereniging een oproep aan de (voormalige) tuinders van Vleuten-De Meern om familiefoto's en/of foto's van hun tuinderijen en kassen tijdelijk af te staan. Vooral foto's van voor 1945 zijn welkom. Bij iedere foto in het boek hoort natuurlijk een verhaal. Daar komt te
staan waar de tuinderij lag, wat de afmetingen waren en wie de eige- naar was. Verder wordt vermeld wat er geteeld werd en wat voor kas- sen er stonden en hoe groot die waren. Uiteraard wil de lezer ook weten wie er op de foto staan en wanneer de foto genomen werd. De werkgroep die het boek gaat samenstellen bestaat uit H.E.J. van Essen, J.F.K. Kits Nieuwenkamp, P.K. Schenk (voorzitter van de Historische Vereniging en Diny van der Leest. Zij heeft vorig jaar ter afronding van haar studie geschiedenis een doctoraalscriptie geschre- |
||||||||||
Druivenkassen
Niet alleen de oude maar ook de nieuwe
bewoners van Leidsche Rijn zijn waarschijn- lijk geïnteresseerd in de geschiedenis van de streek waar zij nu wonen, veronderstelt de Historische Vereniging. Vleuten bezat goede tuingrond op de stroomruggen van de Oude Rijn. Dat werd de oorzaak dat "De Westlandsche Tuin", met de eerste druivenkassen, aan het begin van de twintigste eeuw bij t'Zand en de Utrechtseweg werd gevestigd. De jonge westlander Benjamin Boers werd hier bedrijfsleider. Hij werd later de voortrekker voor de tuinbouw in Vleuten De Meern. Rond 1920 moesten de Utrechtse warmoezeniers wijken voor de grootschalige stadsuitbreidin- gen van Utrecht. Enkele families kwamen naar Vleuten en ook Westlanders trokken hierheen. Tot 1930 was hier een ware haus- se in de tuinbouw. Grote kascomplexen wer- den aangelegd, met ketelhuizen en schoor- stenen en met de specifieke tuinderswonin- gen. De crisis na 1930 was ook voor de tuin- bouw een moeilijke periode. Na de crisis ging het weer beter zodat Vleuten kon uitgroeien tot het derde tuinbouwcentrum van Nederland. Wel zijn er enkele dieptepunten geweest in de jaren zeventig en tijdens de oliecrisis. Het tuinbouw- centrum van Vleuten met de Utrechtse Groente- en Fruitveiling dichtbij, had een Proeftuin, een Tuinbouwschool en een Bloemenveiling. Verder waren er vele toeleveringsbedrijven. Eind vori- ge eeuw moest ook dit tuinbouwgebied ook weer wijken voor de uitbreiding van de stad Utrecht. Maar wie bekommert zich om de nog niet gesloopte kassen en de enkele overgeble- ven schoorstenen in het voormalige tuinbouw- gebied? Zal monumentenzorg dat gaan doen? Over een Romeins schip of een Romeinse weg is geen discussie, dat is archeologisch heel bijzonder. Maar waarom zijn sommige oude kassen en schoorstenen geen monumenten? De Historische Vereniging houdt zich met deze en andere vragen bezig. Wie wil mee- helpen aan het levend houden van de vroegere glastuinbouw kan contact opnemen met de Historische Vereniging aan de Dorpsstraat 1, 3451 BH Vleuten. Tel. 030-6774222 (men kan de foto's ook persoonlijk brengen op donder- dag avond). Ook kunt u contact opnemen met J.F.K. Kits Nieuwenkamp, tel. 030-6772112, e- mail: jfk.kn@Planet.nl en met D. van der Leest, tel. 030-6661942, e-mail: jsvdleest@ncrv.nl. |
||||||||||
door D. Van der Leest-Brand
DE SAMENSTELLING VAN HET GEMEENTEBESTUUR TUSSEN 1850 1870 De gemeentebesturen van Vleuten en Haarzuilens (1)
De laatste decennia is op verschillende plaatsen in Nederland onderzoek gedaan naar de bestuurlijke elite. Utrecht
is daarbij sterk achtergebleven. Behalve in het 19de eeuwse Woerden is geen enkele plaats onderwerp van een der- gelijk onderzoek geweest. Gezien de eigen positie van de provincie kan onderzoek tot veel meer inzicht leiden. Dit zou zich niet moeten beperken tot de grote steden en tot een beperkte periode. Het thema zou in een aantal plaat- sen, geografisch verdeeld over de provincie, over een langere periode, moeten worden aangepakt. Het leent zich bij uitstek voor een samenwerking tussen professionals en locale amateurhistorici. De Stichting Stichtse Geschiedenis en de hoogleraar Utrechtstudies, Prof. Dr. P.D. 't Hart, hebben het initiatief
genomen tot een dergelijk onderzoek. Wie waren raadslid, wat was hun beroep, op welke leeftijd waren zij politiek actief, op welke bestuurlijke deelgebieden richtten zij vooral hun aandacht, waren zij rijk, bestonden er machts- blokken, kwamen veel raadsleden uit dezelfde families, wat was hun politieke en maatschappelijke "draagvlak"? Deze en vele andere onderwerpen maken deel uit van de onderzoeksopdracht. De initiatiefnemers hebben de Historische Verenining gevraagd hieraan deel te nemen. Inmiddels is een team van vijf mensen begonnen aan de uitvoering: de heren J.F.K. Kits Nieuwenkamp en F. Scheepers en de dames Veronique Voorn, Margreet Staal en Marouscha Brits. Eerder al maakte ons lid, mevrouw D. van der Leest-Brand een beschouwing over dit onderwerp.
|
||||||||
Inleiding
Deze beschouwing gaat over de "elite" van Vleuten en Haarzuilens van
1850 tot 1870. Door de nieuwe kieswet van 1850 en de gemeentewet van 1851 veranderde het bestuur van plattelandsgenneenten ingrij- pend. Vóór 1851 werden de gemeenteraadsleden door de Provinciale Staten benoemd en na 1851 werden zij via het indirecte censuskies- recht gekozen. Vleuten en Haarzuilens waren zelfstandige aan elkaar grenzende plat-
telandsgemeenten. Pas in 1954 werden Vleuten en Haarzuilens samen- gevoegd met Veldhuizen en Oudenrijn tot de gemeente Vleuten-De Meern. Het tijdperk van 1850-1870 is maar een heel klein stukje in de ontwikkeling van het gemeentebestuur van Vleuten en het gemeente- bestuur van Haarzuilens. Het is niet los te zien van de tijd er voor en de tijd er na. Het gewest Utrecht omvatte aan het einde van de acht- tiende eeuw vijf steden en honderd veertig gerechten. Vleuten, Ouden- rijn, Veldhuizen en Haarzuilens zijn gegroeid uit een dozijn kleine gerechten die samengevoegd werden tijdens de Bataafse Republiek (1795-1806). Aan het oude regerings- en bestuurssysteem kwam toen een einde. De Bataafse Republiek bracht het principe van de volkssoe- vereiniteit binnen ons staatsbestel en er kwam een centrale regering in Den Haag. Met de stichting van het koninkrijk der Nederlanden in 1815 bleef de
regering in Den Haag en kwam de macht bij de koning en zijn ministers te liggen. Er kwam tevens een nieuwe indeling van gemeenten op het platteland: de samenvoegingen uit de Bataafse-Franse tijd werden gro- tendeels ongedaan gemaakt. In 1825 kwam er een nieuw regelement voor het besturen van de plattelandsgemeenten in de provincie Utrecht. De regering streefde naar meer gelijkvormigheid van deze bestuursreglementen tussen steden en plattelandsgemeenten en tevens naar meer regeringsinvloed. Vóór 1848 bestond een indirect kiesstelsel. Op het platteland dienden de stemgerechtigden minimaal twaalf namen op hun stembiljet in te vullen, hieruit werd een kiescolle- ge gekozen, die twaalf vertegenwoordigers in de Provinciale Staten konden aanwijzen. Op het platteland werd de gemeenteraad benoemd door de Provinciale Staten. Een dorpsbestuur telde zeven raadsleden en een burgemeester. De burgemeester kon tevens de functie van secretaris vervullen. De steden mochten wel hun eigen kiescollege voor de raad benoemen. Er was dus helemaal geen gelijkvormigheid '. |
||||||||
In de provincie Utrecht, zonder de steden,
hadden er voor het platteland slechts ca. 1350 personen kiesrecht. Via bovengenoem- de indirecte verkiezingen brachten zij 12 leden in de Provinciale Staten, nog eens 12 leden werden gekozen door de steden en de resterende 12 leden werden door de 30 a 40 adellijke heren van de Ridderschap gekozen '. Het jaar 1848 bracht in Nederland geen
echte revolutie maar wel een ingrijpende grondwetswijziging. Bij de uitwerking van de nieuwe grondwet kwamen in 1840 de kies- wet en in de 1851 de gemeentewet tot stand. Aan de lokale besturen werden nu veel meer uitvoerende taken gegeven, die voorheen bij de centrale overheid lagen. De stemgerechtigde inwoners kozen nu direct de gemeenteraden, de Provinciale Staten en de Tweede Kamer. Onder de stemgerechtig- den moest nog wel verstaan worden: man- nen boven de 23 jaar, die een bepaalde som aan grond-, personele- of patentbelasting bestaaiden. Om kiezer of gekozene te zijn moest men een groot stuk grond bezitten, of een groot huis bewonen of een welvarend bedrijf hebben. De census (som geld die men in de belasting moet betalen om kies- recht te bezitten) om te stemmen voor de gemeenteraadsverkiezingen in Vleuten en Haarzuilens was fl. 12,- en om gekozen te worden fl. 150,-. De ruim 137.000 kiesge- rechtigden voor de Nederlandse gemeente- raden van 1851 vormden ruim 4,5% van de totale bevolking. Dat aantal was aanmerke- lijk hoger dan voor 1848 \ In Vleuten mochten 60 van de 1120 inwo-
ners kiezen (5%). |
||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De vraag rijst, in hoeverre deze nieuwe kies-
wet een verschuiving in de plaatselijke gemeenteraden te zien gaf. Werden daar nu andere personen in gekozen dan vóór 1851? Was er verandering of continuïteit in de gemeenteraden van Vleuten en Haarzuilens van 1850-1870? H. van Dijk " stelt de vraag of er in de negentiende eeuw sprake is geweest van een continuïteit van het vroege- re patriciaat in de stedelijke raden en tevens op welke wijze de stedelijke regeringen met de verschuiving van de macht naar het Haagse regeringscentrum rekening moesten houden. In zijn onderzoek toont hij aan dat in Rotterdam de verschuiving van de regerende elite naar de regering in Den Haag al rond 1800 begon en er weinig na 1848 verander- de. Voor Utrecht lag dat weer anders. Deze beschouwing gaat over de overgang
van de benoemde gemeenteraad naar de rechtstreeks gekozen gemeenteraden van Vleuten en Haarzuilens van 1851 tot 1870. Veel gegevens in deze studie zijn verza-
meld uit het archief van Vleuten en van Haarzuilens, zoals de agenda van Burgemeester en Wethouders van Haarzuilens en van Vleuten van 1850 tot 1873 en de gemeenteraadsstukken, over de |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vleuten +/- 1795
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vaim gerecht naar geivieente:
Vleuteim en Haarzuilens in de eer- ste HELFT VAN DE NEGENTIENDE EEUW. Voor 1795 bestond het plaatselijk bestuur
van het Utrechtse platteland uit dorpsge- rechten met schepenbanken, die een zeer beperkte bevoegdheid hadden. De ambachtsheer van Vleuten en De Meern w/as tot 1798 het Utrechtse kapittel van Oudmunster. De heer van kasteel De Haar, met het dorp en het bijbehorende grondge- bied, was Van Zuyien van Nijevelt van De Haar. Tijdens de Bataafse Republiek kwamen er diverse nieuwe staatsindelingen en werd het aantal gemeenten in Utrecht van 140 teruggebracht tot 69. Uit een twaalftal gerechten (De Haar, Themaat, Themaat op de Eng, De Hegge op Themaat, Vleuten, Veldhuizen, Rosweide, Rijerscop Kreuningen, Reijerscop Mierio, Galecop, Papendorp, Oudenrijn en Heijkop) ontstonden de gemeenten Harmeien, Haarzuilens, Vleuten, |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Haarzuilens +/- 1795
samenstelling van de raad, de verkiezingen en benoemingen. Bij de
raadstukken van 1850 tot 1870 bevinden zich de belastinglijsten en kiezerslijsten met extra gegevens. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Veldhuizen en Oudenrijn'
Bij de staatsindeling van 1801 werden de
gerechten weer zelfstandig en konden zij hun eigen huishouding besturen. Tijdens de inlijving bij Frankrijk van 1811-1813 was de katholieke bierbrouwer J.H.J. van Bijlevelt maire van Vleuten en Haarzuilens. Na het herstel van de onafhankelijkheid en het ont- staan van het Koninkrijk der Nederlanden werd in 1815 de provincie opnieuw in gemeenten verdeeld. Schout van Vleuten en Haarzuilens bleef genoemde J.H.J. van Bijlevelt en in 1825 werd hij de eerste bur- gemeester van Vleuten en Haarzuilens '. Na de Bataafse omwenteling in 1795 was door de stemgerechtigde dorpelingen een munici- paliteit gekozen voor de zittingstijd van één jaar. Om verwarring en onzekerheid te voor- komen werden in 1796 voor de benoemin- gen van ambtenaren voorschriften gegeven, waarbij het plattelandsbestuur weer van bovenaf werd geregeld door de provinciale overheid. Tevens werden de heerlijke rech- ten afgeschaft, zonder vergoeding. De schouten, gadermeesters, secretarissen werden evenals vóór de revolutie tot weder- opzegging benoemd door de provincie '. De gemeentegrenzen bleven vanaf 1815
onveranderd en ook de bebouwing bleef tot 1870 in de dorpen Vleuten en Haarzuilens nagenoeg gelijk. Op de kadastrale minuut- kaarten van Vleuten, De Meern en Haarzuilens uit 1832, is in vergelijking met latere kaarten te zien dat er nauwelijks enige uitbreiding was '". De glorietijd van de kastelen en grote
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
B I Z>
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
VOOR nE ZIEt YAS ZALIPEH
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
HeiiricDs Taii BljleTelt,
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Sureerin0esb«r -ran Vleuten.
Vttnim Tia 4e ü. D. SicriaHlta dn dtnNila, ortrinJ
hij I* Vkiiin ilti ! Ipril l<>76, ii in taittitm
rta 58 jvu mi S amm^h , ^gN>n tho S tpril
WttVt, want gij weet noch dtc dag noch
bet nor. Matth. XX7 - 13.
Hij wu cenroadip en regtachkpCD. Werkuam
ca met zorgoo lictft bij lijne dagen dourgebra|;t,
V^jlg. Tob; I.
Ome Vndcr. . , Weei gegroet. . .
H- X. I*.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Haar
boerderijen, die tot buitens waren omge-
bouwd, was in de negentiende eeuw voorbij. De kastelen werden gesloopt en de grond eromheen werd als landbouwgrond in gebruik genomen. De Haar was sinds eeuw- en in het bezit van de familie Van Zuyien van Nijevelt van de Haar, die het in 1892 liet her- bouwen door architect P.J.F. Cuypers. Kasteel Den Ham werd in opdracht van de
eigenaar (door koop sinds 1857, de Utrechtse wethouder W.J. Royaards) in 1870 grotendeels gesloopt, behalve de woontoren |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Den Ham
en de kelders. Ook het kasteel Den Engh met
boerderij en opstallen kwam in 1868 via een openbare verkoping in bezit van W.J. Royaards; het kasteel werd in 1896 afgebro- ken. De overblijfselen van het kasteel Bottenstein werden door Baron van Utenhove in 1855 verkocht aan de Utrechtse wethouder Jhr. W.E. Ram. Het Huis te Vleuten met koetshuis liet Jan van TuyII van Serooskerken in 1830 afbreken. Alleen de boerderij bleef bestaan. De overige kastelen waren voor de negentiende eeuw al ge sloopt. Een enkele grote boerderij werd tot buitenplaats omgebouwd met een grote tuin of een park ". |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Landbouw en veeteelt waren de belangrijk-
ste bronnen van bestaan. Vrijwel iedereen had er direct of indirect mee te maken. Dat gold zowel voor de grootgrondbezitters, pachters, hereboeren en dagloners als voor de de dorpssmeden, de wagenmakers en de schippers. De andere beroepen waren ver- zorgend, zoals de bakker, de timmerman, de kastelein. In de negentiende eeuw werd het al gebruikelijk dat de boeren hun boerderij met bijbehorend land zelf in bezit hadden. In die tijd onderging de landbouw grote veran- deringen: men legde zich toe op de verbouw van nieuwe gewassen en veel landbouw- grond werd weiland of boomgaard. In de tweede helft van de negentiende eeuw kwam er een opleving in het boerenbedrijf en deden de eerste landbouwmachines hun intrede '^ Er was in Vleuten maar één industrieel |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Station Vleuten voor 1921
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
10
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bedrijf: de brouwerij van de familie Van Bijlevelt. De Vleutense wetering
voorzag de brouwerij van "schoon" water en tevens van transport met schuiten die voor de aanvoer van grondstoffen zorgden en voor de afvoer van biervaten. Begin negentiende eeuw ging de groei er uit en rond 1870 werd er gestopt met de bierproduktie. In 1845 begon Evert van Dijk in een pand aan de Dorpsstraat in Vleuten een wagenmakerij. In het najaar van 1852 werd begonnen met de aanleg van de spoor- lijn Utrecht-Gouda door de Nederlandsche Rhijnspoorweg Maatschappij. In 1855 kwam het baanvak van Utrecht tot Rotterdam gereed. Er kwamen drie bewaakte spoorwegovergangen met een dub- bele wachterswoning aan de Krochtdijk (Wilhelminalaan). In 1869 werd het traject van Harmeien naar Breukelen aangelegd. Hierdoor werden er enkele landerijen en polders doorsneden ". In de tweede helft van de negentiende eeuw werden door het station te Vleuten en het station |
ca. 20-25% protestanten en in De Meern
behoorde ongeveer 40-50% tot de prote- stantse godsdienst. In De Meern was de oud- ste kerk de kapel van de rooms-katholieken bij de Meernbrug, die vanaf 1672 door de hervormde gemeente werd gebruikt. De rooms-katholieken hebben wel geprobeerd deze kerk terug te krijgen, maar dat werd afgewezen door Gedeputeerde Staten. Van 1836 tot 1876 was J.P. Briët predikant in De Meern. Na het herstel van de bisschoppelijke organisatie in 1853 en de daarop volgende Aprilbeweging was er veel onenigheid tussen de protestanten en het in meerderheid rooms-katholieke gemeentebestuur van Vleuten, onder andere, over de school, over het onderhoud van kerkgebouwen en over de armen en/of zieken van de hervormde gemeente in het dorp De Meern 'l In Oudenrijn stond, na de scheiding van staat en kerk in 1795, de roomskatholieke schuurkerk aan de Stadsdam. In 1835 werd deze vergroot. Er gingen daar 600 mensen uit de wijde omgeving zoals, Utrecht, Ouden- rijn, Jutphaas, Veldhuizen en Vleuten (inclu- sief De Meern) ter kerke. Ten tijde van pas- toor Keuken (1854-1890) werden de plannen voor een nieuwe kerk verwezenlijkt en in 1860 werd het kerkgebouw aan de Stads dam in gebruik genomen '^ In Vleuten werd het kerkgebouw op 't Hoog door de rooms-katholieke parochie gebruikt. Deze kerk lag aan de Heikopperweg achter kasteel Den Ham, geheel buiten het centrum en werd in 1887 verkocht voor de sloop. Inmiddels was in 1885 de nieuwe Willibrordkerk (aan de Pastoor Ohllaan) inge- wijd. Hendrik Andriessen was hier pastoor van 1851-1880. De helft van de kerkmees- ters, zoals D. de Goey, Joh. Van Wijk, Joh. Van Oostrom, C. Stolwijk zat ook in de gemeenteraad ". De Hervormde gemeente van Vleuten en De Haar kerkte in de oude Sint Willibrordkerk. Hier wisselenden de vele predikanten elkaar per drie of vier jaar af ". De oude schoolwet van 1806 regelde het onderwijs in Vleuten en De Meern. In een redelijk nieuw gebouw van één klas werd in De Meern openbaar onderwijs gegeven. Het schoolhoofd was, zoals voorheen, een pro- testant. De grondwetswijziging van 1848 bracht in principe vrijheid van onderwijs. In 1848 besloot de kerkeraad van de Hervormde Gemeente in De Meern tot de oprichting van een christelijke school, naar aanleiding van de benoeming van een katho- lieke hoofdonderwijzer door het gemeente- bestuur van de enige openbare lagere school. De hervormden hadden de goedkeu- ring nodig van het overwegend rooms-katho- |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Oude katholieke schuilkerk op 't Hoog te Vleuten
tussen Haarzuilens en Harmeien de vervoersmogelijkheden naar de
grote steden enorm verbeterd. Deze zouden voor Haarzuilens en voor- al voor Vleuten gunstige ontwikkelingen in de veehouderijen, de land- bouw en later in de tuinbouw te zien geven. De bevolkingsgroei verliep zeer traag '*:
Vleuten groeide uit van 1830 tot 1880 van 968 inwoners naar 1271 inwoners en Haarzuilens van 289 naar 376 inwoners. In 1852 had Haarzuilens 318 inwoners, van wie er 19 de protestant-
se godsdienst hadden. In het rooms-katholieke Vleuten, woonden maar |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
11
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lieke gemeentebestuur. De hervormde school was gehuisvest in het
voormalige oude schoolhuis '^ De gemeenteraad van Vleuten bestond sinds 1815 uit zeven leden,
met aan het hoofd een door de koning benoemde burgemeester voor een termijn van zes jaar. De mogelijkheid bleef dat beide ambten van burgemeester en gemeentesecretaris door dezelfde persoon werden uitgeoefend en dat was in Vleuten het geval. Twee assessoren werden benoemd uit de leden van de raad door Gedeputeerde Staten. Ook de benoeming van de leden van de raad bleef bij Gedeputeerde Staten, maar de raad werd wel eerst gehoord. De inwoners van het platteland hadden geen invloed op de samenstelling van de raad, maar volgens de regelementen werden zij wel gehoord bij belangrijke zaken en door de gemeenteraad uitgenodigd om hun mening te geven. Hiervan kwam een verslag, dat aan Gedeputeerde Staten werd gezonden ^°. Sinds 1815 regelde het provinciale reglement de verkiezingen op het
platteland. De provincie werd daarvoor verdeeld in kiesdistricten. In 1817, 1825 en 1840 kwamen er nieuwe voorschriften over de census en de precieze indeling van deze kiesdistricten. Omstreeks 1840 was de census voor dit kiesrecht fl. 30,- en om gekozen te worden voor een kiescollege fl. 150,-. Deze census was het totaalbedrag dat men betaalde aan grond-, personele en patentbelasting. De drie standen, de ridderschap (adel), de steden en het platteland, kozen de leden van Provinciale Staten via een getrapt kiesstelsel. De stemgerechtigden |
van het platteland van de provincie Utrecht
moesten twaalf vertegenwoordigers aanwij- zen via een kiescollege. Rond 1840 had ongeveer 3,3% van de plattelandsbevolking van de provincie Utrecht stemrecht '\ De bewoners van het platteland hadden
dus geen invloed op het bestuur van hun dorp. De door Gedeputeerde Staten benoemde raadsleden zaten vaak tot hun dood in de gemeenteraad en de samenstel- ling van de raad veranderde weinig. De bur- gemeesters hadden een grote invloed in de raad en tevens gebruikten zij hun invloed om weer opnieuw voor zes jaar door de koning te worden benoemd in dezelfde of in een grotere gemeente. De Tweede Kamer streef- de wel naar meer invloed, maar zonder veel resultaat. Door de opkomst van het liberalis- me werd deze roep om invloed steeds luider. Pas met de nieuwe grondwet van 1848 kwam de doorbraak. (Wordt vervolgd. Voetnoten volgen bij deel 2.)
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
12
|
|||||||||||
door J.H.P. Heesters
GESCHUIF MET STRAATNAMEN Onze straatnamen, oorsprong en betekenis (13)
In 1963 moesten voor verschillende bouwlocaties in Vleuten en De Meern straatnamen bedacht worden. In die tijd
was het gebruikelijk dat door burgemeester en wethouders en ambtenaren van de secretarie straatnamen werden bedacht. Dat wil echter niet zeggen dat de voorgestelde namen instemming kregen van de gemeenteraadsleden. Door de veelheid aan straten en de hectiek in die tijd zijn voorstellen gedaan die in de volgende vergadering weer zijn verworpen. |
|||||||||||
Op de jonge prins hebben de lessen van
Simon Stevin veel indruk gemaakt toen hij van april 1583 tot september 1584 aan de Leidse universiteit studeerde. Het gevolg hiervan is geweest dat hij een oorlogsstrate- gie op mathematische grondslag heeft ont- wikkeld die hij later zou gebruiken. Op 1 november 1585 werd hij als stad-
houder, als kapitein-generaal en als admiraal van de Staten van Holland en Zeeland aan- gesteld. Later volgden er nog meer bevor- deringen waaronder die voor de Staten van Gelderland en Overijssel. Hij voerde oorlogen op wiskundige grond-
slag en behaalde daardoor veel overwinnin- gen op de Spaanse hertog van Parma. Eén van zijn bekendste oorlogsfeiten is de inna- me in 1590 van Breda met het beroemde turfschip. In eerste instantie werd hij gepousseerd
door Johan van Oldenbarnevelt die later zijn grootste tegenspeler zou worden. Van 1600 tot 1610 leefde prins Maurits samen met Margaretha van Mechelen waaruit Lodewijk van Nassau, als onwettig kind, is geboren. Prins Maurits overleed op 23 april 1625 te 's-Gravenhage. Het is niet met zekerheid bekend wanneer
de gemeenteraad de Mauritslaan heeft vastgesteld. Het is mogelijk dat dit op 20 december 1963 is gebeurd. De Dompelaar
Deze weg is aangelegd voor ontsluiting van
een klein industrieterrein dat gesitueerd was ten oosten van de Meerndijk in de nieuwe wijk De Meern-Zuid. Deze weg is genoemd naar het stoomgemaal dat 'De Dompeiaar' werd genoemd en op 20 oktober 1894 in bedrijf is genomen. Dit gemaal diende om het overtollige water van de polder Heijcop af te voeren naar de Leidse Rijn. Op dezelfde plaats heeft eerder de
Achtkante- of wel Rosweydemolen gestaan die in 1883 door brand is verwoest. Deze molen stond op 2 '/, morgen land dat in 1801 eigendom was van Jacob van Berkensteyn die het later verkocht aan Jan Kok. Het is niet bekend wanneer deze straat
|
|||||||||||
Wel of geen stadhouderskwartier
Tijdens de gemeenteraadsvergadering van 8 november 1953 is lang
gesproken over de straatnamen voor de bouwlocaties De Meern-Zuid. Voorgesteld werd om in die wijk een stadhouders- of staatsliedenkwar- tier te realiseren. In eerste instantie werd gedacht aan een Stadhouderslaan, Frederik Hendriklaan, Willem de Zwijgerlaan, Mauritslaan en Renesselaan. In dezelfde vergadering moesten ook namen voor de nieuwe wijk
Odenvelt in Vleuten worden vastgesteld. Enkele raadslieden waren van mening dat straatnamen genoemd moesten worden naar verzetstrij- ders en naar voormannen van de Katholieke Arbeiders Beweging, de KAB. Bij bepaalde politieke partijen was men niet zo enthousiast over dit voorstel. Meer weerklank vond de suggestie om één van de straten te noemen naar oud-wethouder Gerssen. Datzelfde gold ook voor het benoemen van een straat naar de toenmalige gemeentesecretaris J.G. Versteeg die onschatbaar veel heeft gedaan voor de ruilverkaveling in de gemeente'. Tijdens de raadsvergadering van 20 december 1963 werden wijzi-
gingen voorgesteld. De namen van de Stadhouderslaan, Frederik Hendriklaan en Willem de Zwijgerlaan werden respectievelijk gewijzigd in Wethouder Gerssenlaan. Ariënslaan en Lichtenberglaan. In de wijk Odenvelt te Vleuten werd de eerst voorgestelde Valkenierslaan veran- derd in Secretaris Versteeglaan^ Mauritslaan
De enige straatnaam die van het oorspronkelijke plan voor een stad-
houderskwartier is overgebleven is de Mauritslaan. De naam Maurits is afgeleid van het Latijnse woord Mauritius en is een uitbreiding van het woord Maurus zoals de bewoners van Mauritanië worden genoemd. Voor het benoemen van deze straat heeft de gemeenteraad gekozen
voor prins Maurits die op 23 november 1567 in Dillenburg is geboren. Hij was zoon van Willem van Oranje en zijn tweede vrouw Anna van Saksen. |
|||||||||||
Mauritslaan naar het oosten vanaf de Rosweydelaan.
|
|||||||||||
13
|
||||||||
in ook de polder 'de Rosweyde' wordt
genoemd, verleend. In de 12'' eeuw behoorde het gebied tot de
heerlijkheid van Utrecht. Het viel gedeeltelijk onder het gerecht Veldhuizen en deels onder het gerecht Oudenrijn en Heijcop, Zoals uit een oude kaart blijkt, liep het gebied van Rosweijde vanaf 't Nedereind van Jutphaas via de huidige Meerndijk in noordelijke rich- ting tot aan de Leidse Rijn en vervolgens in oostelijke richting tot aan de Strijkviertel. Hierna naar het zuiden tot aan de Heijcopperkade en verder in zuidelijke rich- ting tot aan het 't Nedereind. In de 14' eeuw was Rosweyde 64 bunder
groot waarop 1 herberg en 8 daggelderhuis- jes waren gebouwd. Alhoewel Rosweyde geen eigen gerecht was, is vanaf 1530 voor dit gebied door de ambachtsheer Hendik van de Borch een schepen aangesteld. Het is niet bekend wanneer de
Rosweydelaan door de gemeenteraad is vastgesteld. In de krant van 4 november 1963 wordt vermeld dat de Rosweydelaan gehandhaafd blijft. Hieruit kan geconclu- deerd worden dat deze straatnaam al eerder vastgesteld moet zijn. OUDENRIJNSINGEL
Het ligt voor de hand dat de naam van deze
straat verwijst naar de vroeger gemeente Oudenrijn die in 1954 in de gemeente Vleuten-De Meern is opgegaan. Als zelfstan- dige gemeente dateert Oudenrijn uit 1818. Vanaf dat jaar was D. Rother schout en is |
||||||||
De Dompelaar vanuit het zuiden.
door de gemeenteraad is vastgesteld. In de krant van 4 november 1963
wordt vermeld dat de straatnaam De Dompelaar gehandhaafd blijft. Een conclusie is dat deze straatnaam eerder vastgesteld moet zijn. Mereveldlaan en Mereveldplein
Deze laan is een van de vier lange lanen in de noord-zuid richting in de
nieuwe wijk De Meern-Zuid. De naam is afkomstig van de 19e eeuwse langhuisboerderij 'Meereveld' dat ongeveer halverwege vanaf de hoek Meerndijk aan de Rijksstraatweg tot aan de Taets van Amerongenlaan heeft gestaan. Het land dat bij deze boerderij hoorde liep in die tijd tot aan de Heijcopperkade. De boerderij lag ongeveer 40 meter af van de Rijksstraatweg waar een hek stond met de naam 'Meereveld'. Tot 1938 is de boerderij bewoond door de familie Blaauwendraad en
kwam daarna in het bezit van de familie Oostveen. De heer C.J.A. Oostveen was loco-burgemeester van Oudenrijn toen deze gemeente in 1954 werd opgeheven. Tot 1966 heeft hij zitting gehad in de gemeen- teraad van Vleuten-De Meern. Ook is hij jarenlang Watergraaf van het waterschap Heijcop geweest. Op 26 juli 1963 kwam in de gemeenteraad de naamgeving van de
huidige Mereveldlaan aan de ordel Op 4 oktober van dat jaar vond een bespreking plaats of deze nieuwe laan met één e of twee e's geschre- ven moest worden\ Tijdens de vergadering van 20 december 1963 is de huidige naam met één e vastgesteld wat niet getuigd van historisch besef van de gemeenteraad waarin toen ook nog de heer Oostveen zit- ting hadl De boerderij heeft in 1965 plaats moeten maken voor de geplande nieuwbouw. Op 28 oktober 1966 is de naam Mereveld voor het winkelcentrum in
zijn geheel en de naam Mereveldplein voor het gedeelte binnen het cen- trum door de gemeenteraad vastgesteld^ ROSWEYDELAAN
Zoals men mogelijk kan veronderstellen is Rosweyde nooit een afzon-
derlijk gerecht geweest. De polder 'de Rosweyde' heeft een oude geschiedenis. De landen van
Heijcop en andere polders konden in 1148 hun water niet meer kwijt. De Vaartse Rijn was gegraven en hierdoor werd de IJssel (Gein) een belang- rijke stroom. In 1285 werd de IJssel aan 't Klaphek afgedamd en hier- door trad een sterke verdroging op. De Oude Rijn was in capaciteit ver- minderd en hierdoor had de Mare opgehouden te bestaan. Door al die oorzaken kon het waterschap Heijcop zijn water niet meer kwijt en daar- om werd aan bisschop Floris van Wevelickhoven vergunning gevraagd tot het graven van een wetering, de Heijcop of Lange Vliet, naar de Vecht. Met een brief van 7 december 1385 werd deze vergunning, waar- |
||||||||
Mereveldlaan naar het noorden vanaf de
Centrumlaan. |
||||||||
14
|
|||||||||||
vanaf 1825 tot 1839 de eerste burgemeester.
Het oorspronkelijke gebied heette in de 14' eeuw 'De Heerlykheid
Den Ouden Rijn en Heikop' en was eigendom van de bisschop van Utrecht en de heren van Vianen. Omdat beide eigenaren het voor het zeggen hadden, waren er door de eeuwen hen nogal eens moeilijkhe- den. Bekend is dat de heer van Vianen in 1380 een deel van het gebied in leen heeft gegeven aan Willem van Marne. De oudst bekende bele- ning door de bisschop van Utrecht voor het gerecht Oudenrijn aan Gijsbert van der Weijde dateert uit 1419. Het is niet bekend wanneer deze straatnaam door de gemeenteraad
is vastgesteld. Wethouder Gerssenlaan.
Een van de gemeenteraadsleden stelde tijdens de raadsvergadering
van 8 novemberl953 voor om een straat in een van de nieuwe wijken te noemen naar wethouder Gerssen. Daarop werd besloten om dan maar de al eerdere vastgestelde Stadhouderslaan te wijzigen in de Wethouder Gerssenlaan die van oorsprong veehouder in Haarzuilens was. Hij is vanaf september 1939 tot aan het opheffen van de gemeen- te Haarzuilens op 1 januari 1954 raadslid en vanaf 1947 wethouder geweest. Vanaf 1 januari 1954 tot september 1970 was hij raadslid van de nieuwe gemeente Vleuten-De Meern. In die periode is hij twee keer wethouder en tevens loco-burgemeester geweest. In de loop van zijn leven bekleedde hij talloze functies op kerkelijk,
sociaal en maatschappelijk gebied. Voor zijn grote inzet ontving hij op 27 april 1967 de eremedaille in goud verbonden aan de orde van Oranje-Nassau. Op 14 juni 1975 is de heer Gerssen overleden. Op 20 december 1963 heeft de gemeenteraad de Wethouder
Gerssenlaan vastgesteld'. Centrumlaan
Deze laan vormt de zuidelijke begrenzing van het winkelcentrum
Mereveld. Omdat deze laan het centrum is van het uitbreidingsplan De Meern-Zuid heeft de gemeenteraad voor deze straatnaam gekozene Het is niet bekend wanneer deze straatnaam is vastgesteld. Scholenpad
Tussen enerzijds de Rosweydelaan en de Mereveldlaan en anderzijds de
Koningin Beatrixschool en de Centrumschool ligt een voetpad. De gemeenteraad was van oordeel om dit pad een officiële staatnaam te geven. Op 11 januari 1988 werd de naam Scholenpad door de ge- meenteraad vastgesteld'. Momenteel zijn alleen nog de straatnaambordjes van het officiële pad |
|||||||||||
Oudenrijnsingel in noordelijke richting.
zichtbaar. Het gehele pad is door slecht
onderhoud overwoekerd door begroeiing en overhangend groen. Laan 1954
Is een van de breedste lanen in Vleuten-De
Meern. De oorzaak daarvan is dat in het oor- spronkelijke bestemmingsplan met toekom- stig openbaar vervoer rekening is gehouden. Een tram- of busverbinding zou via deze laan naar de Strijkviertel rijden. Dat is ook de reden dat aan de Meentweg tussen de huis- nummers 114 en 116 nooit is gebouwd. Deze open ruimte is nu geschikt gemaakt als |
|||||||||||
Scliolenpad naar het oosten waarvan alleen het straatnaambordje
duidelijl< is. |
|||||||||||
Wethouder Gerssenlaan naar het noorden
vanaf de Piet Heinstraat. |
|||||||||||
15
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
toegang tot het Meentpark.
De naam van deze straat is een herinnering aan de samenvoeging in
1954 van de voormalige gemeenten Haarzuilens, Vleuten, Oudenrijn en Veldhuizen. Deze laan loopt van oost naar west en verbindt de oude gemeenten Oudenrijn en Veldhuizen. Door deze naamgeving wilde de gemeenteraad de herinnering aan de grenswijziging als een belangrijk historisch gemeentelijk gebeurtenis laten voortleven. Ondanks deze motivatie is het niet te begrijpen dat één raadslid, toen zonder verdere onderbouwing, voorstelde om de laan de Triolaan te noemen. Uiteindelijk stelde de gemeenteraad op 20 december 1963 de huidige
naam vast'°. Renesselaan.
Over de naamgeving van deze straat zijn in het in het gemeentearchief
geen gegevens te vinden. Het is daarom ook niet duidelijk hoe men op dit idee is gekomen. Bekend is wel dat deze straatnaam onderdeel moest uitmaken van het Stadhouderkwartier. In dat verband zal men zeker niet gedacht hebben aan Renesse een vroegere gemeente aan de noordkust van het Zeeuwse eiland Schouwen-Duiveland. Deze gemeente is in 1961 opgeheven en maakt nu deel uit van de gemeente Westerschouwen. Het is denkbaar dat één van de gemeenteraadsleden heeft gedacht
aan het Zeeuws adellijke geslacht dat naar de plaats Renesse genoemd. Van dit geslacht was Jan de bekendste, voornaamste en invloedrijkste lid die ook in Utrecht bekend is geweest. Ook weten we dat Jan met hulp van de Engelse koning Eduard I, in naam van graaf Jan I van Holland zoon van Floris V, Zeeland heeft beheerd. Ook heeft Jan van Renesse mee gestreden tijdens de
Guldensporenslag. Hij ondersteunde in 1304 de Vlaamse actie en drong daarbij door tot Utrecht. Na een nederlaag moest hij Utrecht overhaast verlaten en verdronk bij het oversteken van de Lek bij Beusichem. Zijn straatnaam is op 8 november 1963 vastgesteld".
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Laan 1954 naar het westen vanaf de
Renesselaan. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Lichtenberglaan
De voormalige gemeente Veldhuizen was is het verleden samengesteld
uit een aantal verschillende ontginninggebieden. Een daarvan was Reijercop-Lichtenberg. Het is niet duidelijk of deze verschillende gebie- den ook zelfstandige gerechten zijn geweest. Wel is bekend dat de bis- schop van Utrecht de rechtsmacht over deze gebieden in eerste instan- tie aan verschillende personen in leen heeft gegeven, Eén van hen was Jacob van Lichtenberg die in 1314 een van deze gebieden in leen heeft ontvangen waardoor mogelijk voor zijn gebied de naam Reijerscop- Lichtenberg is ontstaan. Een vraagteken blijft wat de reden is geweest om de eerder benoemde Willem de Zwijgerlaan, die op 8 november 1963 was vastgesteld, op 20 december 1963 in Lichtenberglaan te veranderen". |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bronnen:
RV: Verslag Raadsvergadering
RbV: Raadsbesluit Vleuten-de Meern OG: Onze Gemeente |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Lichtenberglaan naar het westen bij de krui-
sing met de Oudenrijnsingel. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
20
|
||||||||||||||
door Wouter de Heus
|
||||||||||||||
VAN HISTORISCHE DORPEN TOT MODERN LEIDSCHE RIJN
De Transformatie (11)
|
||||||||||||||
Door de veelheid aan artikelen in dit blad, zal ik mijn bijdrage moeten beperken tot het kort aanstippen van twee
belangrijke ontwikkelingen. Allereerst blijft hoog op de agenda de gevaren voor Park Voorn door de verlegging van de A2 en belangrijker, de aanpassingen van knooppunt Hooggelegen. Daarmee direct verband houdend is er de spoorverdubbeling door het gebied. |
||||||||||||||
Dan nog even over de aanpassingen aan
knooppunt Hooggelegen. In de vorige afleve- ring van De Transformatie heb ik er ruim aan- dacht aan besteed. Zoals het er nu voor- staat, zijn alle zorgen rond Park Voorn meer dan gerechtvaardigd. Rijkswaterstaat heeft |
||||||||||||||
Zoals zovaak zijn er positieve en negatieve berichten. Een belangrijk
positief bericht betreft het vervallen van de 'spoor-fly-overs' bij 't Hoogt en de Hamtoren. Er is gekozen om dit keerpunt van de treinen te ver- leggen naar Woerden. Door die keuze zal de spoordijk ter hoogte van 't Hoogt en de Hamtoren een behoorlijk stuk lager uitvallen dan de geplande zeven meter. Denk aan ongeveer de helft. Dat lijkt me grote winst. Het is nog niet helemaal duidelijk of rond dat punt geluidsscher- men toegepast zullen worden. Ergens in april van dit jaar volgt een pre- sentatie van het tracé, waarbij zulke zaken ruim de aandacht krijgen. Nog even afwachten wat dat betreft, maar belangrijke winst is geboekt. Na jaren van gesteggel heeft de regering in Den Haag groen licht gegeven voor de A2 verlegging. Financieel heeft de gemeente Utrecht wel water bij de wijn moeten doen. De deal is dat er minder geld ter beschikking komt voor de inpassing van de spoorverdubbeling. Er zal miljoenen moeten worden bezuinigd op de 'transparantie' of wel, de hoeveelheid aan- en de breedte van de onderdoorgangen. De situatie was dat er elfhonderdelf {1111) meter aan transparantie zou komen. Nu zal daar honderd meter moeten worden wegbezuinigd. Verder kan hier nog honderdvijfenzestig meter bijkomen, als de gemeente geen extra Rijkssubsidie krijgt. Voorlopig is de situatie dat deze subsidie- aanvraag is afgewezen. We moeten er rekening mee houden dat er uit- eindelijk niet meer dan achthonderdzesenveertig (846) meter aan transparantie zal overblijven. In dit scenario kunnen we aannemen dat er twee geplande onderdoorgangen vervallen: De Enghlaan en het J.P. Thijssenlint-oost. Andere onderdoorgangen zullen smaller worden uit- gevoerd. Van het oorspronkelijke idee om het hele spoor op palen te plaatsen blijft dan weinig meer over. Nu was dat plan vanaf het begin financieel weinig realistisch, maar 846 meter aan transparantie is vol- strekt onder de maat. |
||||||||||||||
Rijksstraatweg 12 en T2b, Rhijnzicht met bijge-
bouwen, uit de 18e eeuw. Links van de foto zal in de nieuwe situatie de HOV-baan naar Hooggelegen voeren. Foto auteur, december 2001. aangegeven de alternatieven van bewoners
niet serieus te nemen omdat een bepaald weefvak dan wat aan de korte kant zal wor- den. Ik kan dat niet anders vertalen dan dat de auto veel en veel belangrijker is dan een geweldig park, een prachtige Leidsche Rijn en een klein dozijn gemeentelijke- en Rijksmonumenten. Kortom: belangrijker dan de leefbaarheid en veel belangrijker dan een cultuurhistorisch bijzonder belangrijk gebied. Nota bene de vindplaats van de 'Jupiter van De Meern'. Een schitterend beeld (zie cover) dat wel iedere dag mag pronken in het Centraal Museum te Utrecht. Ik mag hopen dat Rijkswaterstaat en de gemeente Utrecht alle creativiteit zullen aan- spreken om het 'probleem' van de lengte van het weefvak op een andere wijze op te los- sen dan nu ter tafel ligt. Wellicht kan het hel- pen om de Jupiter tijdelijk te verplaatsen van het Centraal Museum naar de vergadertafel van de plannenmakers. Misschien helpt zijn aanwezigheid om het belang van een goede oplossing continu scherp op het netvlies te houden. De Jupiter als inspiratiebron! |
||||||||||||||
Park Voorn vanaf de Rijksstraatweg. Over een paar jaar zal het beeld gedo-
mineerd worden door Cunetten en fly-overs. Foto auteur, december 2001 |
||||||||||||||
21
|
||||||||||||||||||||||||||||||
door Erik Graaf stal
IJZERTIJD IN VLEUTERWEIDE Schatkamer Leidsche Rijn (4)
Het begon zowat 10 jaar geleden met een paar onooglijke scherven, opgeraapt uit molshopen op een weiland in de
Vleuterweide. De daarop volgende grondboringen gaven geen opheldering over de aard van deze vindplaats. En zo bleef het voorlopig bij een stip op de kaart, één van de vele tientallen die in 1997, toen de ontwikkeling van Leidsche Rijn serieus begon, verspreid over het plangebied lagen. Vorige jaar echter heeft op deze plaats een groot- schalige opgraving plaatsgevonden. En niet voor niets: plotseling staat een complete nederzetting uit de Ijzertijd op de kaart. Het zijn de oudste bewoningssporen die tot nu toe in Leidsche Rijn zijn opgegraven. Zij voeren ons terug naar een periode waarin de menselijke levenswijze nog geheel was aangepast aan de mogelijkheden die de natuurlijke omgeving bood. Straks, als de bouwplannen zijn gerealiseerd, zullen de sporen wellicht als betekenis- volle ankerpunten in het 21e-eeuwse stadslandschap te herkennen zijn. |
||||||||||||||||||||||||||||||
opeens van grote waarde, want uit deze
periode zijn in het Midden-Nederlandse rivie- rengebied maar heel weinig nederzettingen onderzocht. Omdat de resten door de aanleg van de Noordelijke Stadsas en de wijk Vleuterweide verstoord zullen worden, is besloten om ze volledig op te graven. |
||||||||||||||||||||||||||||||
Op dit moment vinden rond de Vleutense wijk Achter 't spoor allerlei
activiteiten plaats, die duidelijk maken dat hier grote veranderingen op til zijn. In het verlengde van de Vleuterweideweg wordt een tijdelijke weg aangelegd, die aansluit op de Europalaan. Hierover zal straks het bouwverkeer naar het plangebied Vleuterweide rijden. Later zal hier de Noordelijke Stadsas komen te liggen, één van de hoofdontsluitingen van deze nieuwe wijk. Vooruitlopend op de bodemverstoringen die nu plaatsvinden, is hier vorig jaar een omvangrijke opgraving uitgevoerd. Waar straks de auto's voorbijrazen, zo weten we nu, lag ruim tweedui- zend jaar geleden een kleine rivierloop. Op de zuidoever daarvan leef- den één of twee boerengezinnen, in de schoot van het landschap. Het onderzoek van hun boerderijen heeft onze kennis van de bewoningsge- schiedenis van Leidsche Rijn wezenlijk verrijkt. Ook in de rest van het Nederlandse rivierengebied zijn trouwens maar weinig nederzettingen uit de Ijzertijd opgegraven. De ontdekking
De vindplaats werd ontdekt tijdens de archeologische veldkartering van
Leidsche Rijn, die in 1992-1993 in opdracht van de provincie Utrecht plaatsvond. Bij deze onderzoeksvorm worden alle percelen zo goed mogelijk aan de oppervlakte afgezocht, om aanwijzingen te vinden voor vroegere menselijke bewoning. Die bestonden op dit terrein, gelegen aan de Wilhelminalaan, uit niet meer dan een paar fragmentjes aarde- werk, dat in prehistorische traditie met de hand was gevormd. Er wer- den enkele verkennende grondboringen uitgevoerd, om het beeld van de oppervlaktevondsten aan te vullen. Die maakten echter niet duidelijk of we hier te maken hadden met een paar verdwaalde vondsten of een echte archeologische vindplaats, d.w.z. een terrein met sporen van vroegere menselijke bewoning. Het was overigens nog maar de vraag of op deze plaats überhaupt
samenhangende bewoningssporen in de bodem bewaard konden zijn. In de onmiddellijke omgeving is namelijk in het verleden veel klei gewonnen ('afgevlet') ten behoeve van de dakpan- en baksteenindus- trie. Hierdoor is de bodemopbouw verstoord geraakt, op sommige plaatsen wel tot een meter diep. Ook de dubieuze vondstlocatie waar we het hier over hebben, leek erdoor te zijn aangetast. Om die reden zijn de bouwplannen niet aangepast om deze vindplaats te bewaren. Wel zijn er ruim vóór aanvang van de bouwactiviteiten proefsleuven gegraven, om vast te stellen of er niet toch nog resten aanwezig waren die voor onderzoek in aanmerking zouden komen. Dit proefonderzoek vond plaats in juli van het jaar 2000. Daarbij werd
vastgesteld dat er wel degelijk goede bewoningssporen bewaard waren gebleven. Eén van de proefsleuven lag precies op de plek waar ooit een boerderij had gestaan en maakte duidelijk dat we hier met bewo- ning uit de Ijzertijd te maken hadden. De vindplaats bleek daarmee |
||||||||||||||||||||||||||||||
^ I ii:i I i /criJ-<.\Vr^'T- •,: WW^
|
||||||||||||||||||||||||||||||
2^
|
||||||||||||||||||||||||||||||
4' 4^
|
||||||||||||||||||||||||||||||
i>o-
|
||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||
De ligging van de opgegraven nederzetting
aan de Wilhelminalaan op een topografische kaart (a) en op een luchtfoto uit 1936 (b). |
||||||||||||||||||||||||||||||
22
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dit onderzoek is van augustus tot en met oktober vorig jaar uitge-
voerd onder verantwoordelijkheid van het Archeologisch en Bouwhistorisch Centrum van de gemeente Utrecht. De Gemeenschappelijke Exploitatiemaatschappij Vleuterweide, die het gebied ontwikkelt, stelde de middelen voor het onderzoek beschikbaar. In totaal is een oppervlak van ca. 150 bij 100 m opgegraven, waardoor een belangrijk stuk 'bodemarchief' is gedocumenteerd. Door de tijdige uitvoering van proef- en vervolgonderzoek was de opgraving al maan- den klaar voordat de bouwwerkzaamheden daadwerkelijk begonnen. Het project 'Wilhelminalaan' toont aan dat een zorgvuldige omgang met archeologische resten de 'harde' belangen van nieuwbouw niet in de weg hoeft te zitten. Twee erven uit de IJzertud
Bij de opgraving zijn twee boerderijerven min of meer compleet in
beeld gekomen. Min of meer, omdat de nederzetting deels gelegen was op een reeks van smalle zandige ruggen, waarvan de kruinen door kleiwinning en bodembewerking zijn verdwenen. Toch is er van de grondsporen genoeg over om de aard en omvang van de bewoning- sporen te duiden. Het overzicht (afb. 2) toont twee clusters van grond- sporen, één aan de westzijde en één aan de oostzijde van het opge- graven terrein. Zij vertegenwoordigen allebei een bewoond erf. De kern van de erven bestaat telkens uit een zogenaamd woonstal-
huis, waarin mens en vee onder één dak leefden. De plattegronden wij- ken qua vorm en oppervlak niet eens zoveel af van de langhuisboerde- rijen zoals die tot voor kort werden gebouwd. De lengte van de ooste- lijke boerderij, die het meest compleet bewaard was, bedraagt moge- lijk 25 m bij een breedte van ongeveer 7,5 m {afb. 2: Hl). Het woon- gedeelte besloeg ongeveer een derde van het gebouw en lag in het westelijke uiteinde. Het werd door twee ingangen gescheiden van het stalgedeelte, waar het vee in boxen de winter kon doorbrengen. Door de oriëntatie van het gebouw, zoals gebruikelijk met het woongedeelte op het westen, profiteerde het vee van de warmte van de stookplaats, die midden in het woongedeelte lag. Van de boerderijen restten alleen de verkleuringen van de palen die
het dak hebben gedragen en de wanden overeind hebben gehouden. De eigenlijke palen zijn vrijwel altijd weggerot, waarna de holte opge- vuld is geraakt met verontreinigde grond, die afsteekt bij de schone |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De plattegrond van de oostelijke boerderij
werd tijdens een open dag voor de pers gemarkeerd met piketpaaltjes (foto: A. Veenhof). omgeving. Het zijn deze sporen die de plat-
tegrond van het bouwwerk verraden. De bin- nenruimte van de boerderijen was opgedeeld door de dakdragende palen, die telkens paarsgewijs in jukken geplaatst waren. Hierdoor was het gebouw in de lengterich- ting in drie 'schepen' verdeeld. In het stalge- deelte was de indeling van de veeboxen vast- gehecht aan deze 'binnenstijlen'. De westelij- ke boerderij, waarvan vooral het stalgedeel- te bewaard is gebleven, had als bijzonder- heid dat ook de dakvoet, die ruim buiten de wand uitstak, door een rij palen werd gesteund (afb. 2: H2). Rondom de twee boerderijplattegronden |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Overzicht van de opgegraven grondsporen. Met dunne lijnen zijn de contouren van de gebouwen gereconstrueerd. Hl en 2 zijn de
eigenlijke boerderijen. Eromheen liggen onder andere talrijke kleine schuurtjes IS) voor de berging van oogstgewassen en hooi. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
23
|
|||||||||
zijn talrijke paalsporen gevonden, die voor een deel zijn toe te schrij-
ven aan zogenaamde spiekers (afb. 2: S). Dit zijn kleine schuurtjes voor de berging van oogstgewassen en hooi, waarvan de vloer op palen boven het maaiveld lag (vgl. afb. 6). Op deze manier werd voor- komen dat de opgeslagen producten te lijden hadden van diervraat of optrekkend vocht. Meestal gaat het om regelmatige structuren die uit 2 X 2 of 3 X 3 palen bestaan. Ook zijn er rondom de boerderijen enke- le kuilen en greppels gevonden, opgevuld met afvalresten in de vorm van aardewerkscherven en botfragmenten. In sommige kuilen lijkt vuur te zijn gestookt, maar welke activiteiten daarmee gemoeid waren, ont- trekt zich aan onze waarneming. Op het oostelijk erf werd bovendien een waterput opgegraven, overigens zonder een spoor van bekisting (afb. 2: Wl). Leven in de IJzertijd
Op grond van het gevonden aardewerk en de constructiewijze van de
boerderijen kan de bewoning worden gedateerd in de Midden- en Late Ijzertijd, of zelfs nog wat preciezer: tussen ca. 300 en 100 voor Chr.. In nederzettingen uit deze tijd werd een gemengd agrarisch bedrijf uit- geoefend. Dat blijkt ook al uit de nu gevonden gebouwen, die zoals we zagen dienden voor de stalling van vee en voor oogstberging. Uit bota- nisch onderzoek is gebleken dat de bewoners van de nederzetting op hun akkers vooral gerst en mogelijk ook haver hebben verbouwd. De veestapel bestond waarschijnlijk net als elders voornamelijk uit runde- ren en wat schapen en varkens. Men was grotendeels zelfvoorziend. Talrijke producten werden om te
beginnen betrokken van de eigen veestapel, zoals melk, kaas, huiden, vlees en been. Het laatste materiaal werd gebruikt om allerhande gereedschappen te maken. Ook het aardewerk werd door de bewoners zelf gemaakt: het werd met de hand gevormd en bij relatief lage tem- peratuur gebakken in eenvoudige veldovens. Op de rand en de 'buik' van de potten werd regelmatig versiering aangebracht, meestal door middel van nagelindrukken. Uit de vondst van enkele weefgewichten, eveneens vervaardigd uit gebakken klei, blijkt dat men zelf textiel heeft gemaakt. De benodigde wol werd door de eigen schapen geleverd en op spinrokkens gesponnen. Alleen maalstenen en een enkel sierraad moesten door ruil worden verkregen. Hoe deze uitwisseling precies plaatsvond, weten we niet. Waarschijnlijk waren de bewoners van deze nederzetting opgenomen in grotere sociale netwerken, waarin bijvoor- beeld ook huwelijkspartners werden gevonden en waarvan de leden een besef van stamverwantschap cultiveerden. |
schoof de bewoning na één of enkele gene-
raties naar een nieuw te ontginnen plek. Vaak gebeurde het dat juist een voormalig erf, waar immers jarenlang mest en andere voedingsstoffen waren neergeslagen, als akkerland werd ingericht. Op die manier wan- delden de boerenerven in de loop van de generaties door het landschap. We spreken in dit verband dan ook wel van 'zwervende erven'. De opgegraven resten aan de Wilhelminalaan, die tot nu toe twee boerde- rijplattegronden laten zien, vertegenwoordi- gen waarschijnlijk niet meer dan enkele generaties bewoning. Strikt genomen valt niet uit te sluiten dat de ene boerderij de opvolger is van de andere. De westelijke boerderij zal dan wel de oudste zijn, want deze sluit nog het meest aan bij de tradities van de Midden-IJzertijd (500-250 v. Chr.), net als het grote bijgebouw ten noorden ervan (afb. 2: SI). Het kan ook zijn dat er een gat gaapt tussen de bewoningsperiode van het westelijke en die van het oostelijke erf. Opmerkelijk is dat de opgegraven erven
aan de Wilhelminalaan zijn aangelegd op een wat lager gelegen deel van de stroomrug. De ondergrond bestaat uit de afzettingen van een reeks opeenvolgende crevasses of overloopgeulen. Veel betere grond lag onmiddellijk ten zuiden van de erven: een ongeveer 100 m brede, zandige stroomrug, waar ten tijde van de bewoning al geen rivier meer doorheen stroomde. De bewoningspo- ren houden hier opmerkelijk genoeg op. Dit moet haast wel betekenen dat deze hoge en makkelijk te bewerken gronden werden gere- serveerd voor akkerbouw. Aan de noordkant van de twee erven lag een grotendeels ver- lande rivierbedding. Ten tijde van de bewo- ning restte er niet meer dan een natte depressie, die de erven misschien enigszins ontwaterde. Om de waterafvoer op peil te houden werd op de bodem ervan regelmatig een nieuwe greppel gegraven. Betekenis
Voor onze kennis van de bewoningsgeschie-
denis van Leidsche Rijn is de opgraving aan de Wilhelminalaan van grote betekenis. Het is voor het eerst dat hier een prehistorische nederzetting is opgegraven. Ook in groter verband zijn de resten van wetenschappelij- ke waarde. Tot nu toe was er over de IJzertijdbewoning in het stroomgebied van de Oude Rijn tussen Utrecht en Leiden nau- welijks iets bekend. We wisten bijvoorbeeld weinig over de etnische achtergronden en culturele tradities van deze vroege bewo- ners. Het aardewerk van de Wilhelminalaan suggereert nu dat er relaties met het West- |
||||||||
Plattegrond van een boerderij uit de Ijzertijd opgegraven in Hijken
(Drenthe). (Bron: J.H.F. Bloemers e.a., Verleden land. Archeologische opgravingen in Nederland, Meulenhoff, Amsterdam 198 V. Landschap en bewoning
Een kenmerk van de bewoning uit de Late Ijzertijd is dat zij nog weinig
plaatsvast was. Omdat de houten boerderijen na ca. 30 jaar aan ver- vanging toe waren en de akkers niet systematisch werden bemest, ver- |
|||||||||
24
|
|||||||||||
veranderde in de inheemse samenleving,
toen deze werd opgenomen in tiet grote Imperium Romanum. De gemeentelijke archeologen zijn al enke-
le jaren in het gebied actief en bouwen gestaag aan het beeld van de vroegere bewoning. Door de kennis van het verleden en door de talrijke zichtbare resten die in de woonomgeving worden ingepast, ontwikkelt Leidsche Rijn zich tot een stadsdeel met een lange geschiedenis. Nieuwe bewoners zullen zich misschien makkelijker hechten in een gebied dat vol zit met verhalen en ankerpun- ten. Wie weet kunnen de prehistorische bewoningssporen van de Wilhelminalaan straks op een of andere manier in de open- bare ruimte van Vleuterweide worden gemar- keerd. |
|||||||||||
Doorsnede van het stalgedeelte van een boerderij' uit de Ijzertijd. (Bron:
J.H.F. Bloemers e.a., Verleden land. Archeologische opgravingen in Nederland, Meulenhoff, Amsterdam 1981). |
|||||||||||
Nederlandse kustgebied bestonden. De laatste tijd zijn er meer
nederzettingen in Leidsche Rijn bekend geworden die dateren uit de periode onmiddellijk voorafgaand aan de komst van de Romeinen. Deze kunnen belangrijke informatie gaan opleveren over wat er allemaal |
|||||||||||
^JMli*^^i.i.----- ..id^
|
|||||||||||
Impressie van het leven in een nederzetting uit de Ijzertijd. (Bron: LR Louwe Kooijmans, Sporen in het Land. De Nederlandse
delta in de prehistorie, Meulenhoff, Amsterdam 1985). |
|||||||||||
25
|
||||||||||||
De kleine man
|
||||||||||||
Op ons erf, waar wij met meerdere gezinnen wonen, zit ik op het
putje bij de regenpijp. Daar zit ik vaak te fantaseren, of een liedje te zingen wat ik van mijn vader en moeder geleerd heb. Ik kan hier de hele buurt overzien, het is de laatste jaren wel wat stiller geworden. Op de hoek van het erf woonde opa. Vaak zat ik te wachten tot hij thuis kwam. Hij kon dan altijd leuke grapjes vertellen en van zijn rooie zakdoek een konijn maken. Op de andere hoek van het erf wonen wij. Mijn vader en opa lijken veel op elkaar, beiden maken veel grapjes.
Mijn vader heeft daarbij ook altijd heel leuke uitdrukkingen. Zowel mijn vader als mijn opa zijn klein en misschien is het wel daar-
om dat ik op onze oude grammafoon graag platen draai van Louis Davids die 'De grote kleine man' genoemd wordt. Vooral het liedje van de kleine man lijkt speciaal voor mijn opa en vader geschreven. Nu, anno 2001, vind ik steeds meer overeenkomsten met de beide
Jannen en Davids liedje wat zo begint: Het ;s op ons kleine wereldje een beetje raar gesteld
Want de ene mens neemt veel te grote happen
Ja, de één woont in een villa en de ander bij de belt
En die moet zich op z'n teentjes laten trappen
De een die slaat z'n slag
Doet soms wat hij niet mag
De ander dat is een feit, betaald steeds het gelag
Nou, erg grote happen konden deze twee mensen niet nemen. Ze
woonden niet direct bij de belt maar zeker niet in een villa. Vaak moes- ten ze zich door de villa-bewoners op hun teentjes laten trappen. En als er iets fout ging moesten ze vaak het gelag betalen. Ook in het refrein herken ik mijn opa en vader: Dat is die kleine man.
Die kleine burgerman.
Zo'n doodgewone man met een confectie-pakkie an.
Zo'n man die niks verdragen kan blijft altijd 'Onder Jan' (de mindere)
Zon minimumlijer, zenuwlijer van een kleine man.
|
||||||||||||
Maar, die kleine man had in die tijd geen
keus om te stemmen wat hij wilde. De kerk en pastoor bepaalden namelijk voor de Jannen dat zij het hokje van de Katholieke Volkspartij moesten aankruisen, hetgeen ze dan ook als 'kleine mannen' misschien wel met enige tegenzin deden. Nu zoveel jaren later kom ik erachter dat dit
lied niet alleen voor de 'kleine Jannen' van toen maar ook voor 'de kleine man' van nu geldt. Dit blijkt uit het volgende couplet:
Onlangs hadden wij de tweede conferentie in Den
Haag en daar waren zowat vijftienhonderd heren. Om Europa weer gezond te maken en dat is bereikt met souperen, confereren en dineren. Ze vraten zich daar rond, Europa wordt gezond maar wie stond buiten voor het hekkie met een open mond. |
||||||||||||
Ja, kleine burgermannetjes met de hele week een manchesterbroek en
een kiel. En 's zondags inderdaad, om naar de kerk te gaan, een con- fectie-pakkie. Met kaartspel, onder andere schutjassen kwam het heel vaak voor dat ze geen 50 panden haalden, dat betekende dat ze 'Onder Jan' bleven, en de tegenpartij 2 panden of meer behaalde. En al werk- ten ze nog zo hard en veel; ze bleven toch altijd op het minimum. Het enige voordeel was dat het geen zenuwlijers werden. Welnee, de beide Jannen hadden een optimistische kijk op het leven
en zagen, zelfs bij het donkerste weer, altijd nog de zon schijnen. Soms moesten er bij moeilijkheden wel eens een paar 'pierenverschrikkertjes' (borreltjes) aan te pas komen om de zon weer tevoorschijn te toveren. Het liedje van Louis Davids gaat verder:
De verkiezingen in Holland zijn altijd een grote pret, want dan hoor je onze heren
kandidaten. Elkaar uitschelden voor leugenaar, voor schoffie enzovoorts, zoe- ken gaatjes om het gifgas uit te laten. Maar zitten ze op hun stoel, hoe veilig zo'n gevoel, maar wie betaalt de rekening voor een grote ... mond Dat is die kleine man.
Die kleine burgerman.
Zo'n doodgewone man met een confectie-pakkie an.
Zo'n man met zo'n 18 gulden C&A-tje an
Zo'n zenuwlijer, hongerlijer van een kleine man.
|
Dat is de kleine man.
De kleine burgerman.
De doodgewone man met een confectie-pakkie an.
De man met van die afgetrapte Bata-schoenen aan
Die zenuwlijer, hongerlijer van een kleine man.
Misschien hadden al deze 'grote heren' wel
een onderscheiding of een lintje. Voor de twee kleine Jannen was dit niet weggelegd. Misschien is er tussen de huidige nieuwbouw nog plaats voor een standbeeld van 'de klei- ne man' want die heeft ons immers geleerd hoe goed en leuk het leven kan zijn en hoe je de kunst van gelukkig zijn, zelfs met een minimum aan bezittingen, kunt verstaan. De Meern, 2001
Theo van den Berg Illustratie;
Barbara Gravendeel |
|||||||||||
Aa.ric
|
||||||||||||||
I
|
||||||||||||||
26
|
||||||||||||||
^
|
||||||||||||||
Van de voorzitter
Terwijl ik me zet aan het schrijven van dit voorwoord organiseert het
Projectbureau Leidsche Rijn "De week van de visie". Als uw voorzitter heb ik de eerste bijeenkomst mogen meemaken. Het onderwerp is de actualisering van de Ontwikkelingsvisie voor Leidsche Rijn onder het motto "verder kijken dan je vakgebied". De volgende week wordt in het Paushuis in Utrecht een symposium gehouden over het thema "Cultuurhistorie en Ruimtelijke Kwaliteit". Hier staat centraal de Belvedère gedachte dat bij de gigantische ontwikkelingen overal in het land, de cultuurhistorie van het begin af aan een gelijkwaardige rol moet spelen naast bijv. sociale, stedenbouwkundige, economische en financiële vraagstukken. Een belangrijk onderwerp vormt de ontwikkeling van Leidsche Rijn met daarin het Rijnsche Park. Ook hiervoor heb ik een uitnodiging ontvan- gen. Uit veel documenten spreekt grote waardering voor de wijze waarop de ontwik-
keling in het Utrechtse is voorbereid. Op basis van wat heet een Cultuurhistorische effectrapportage kon in het Masterplan en daarna in het plan Rijnsche Park het cultureel erfgoed al in een vroeg stadium worden meegenomen. Dit lijkt dus ideaal. Maar als we de Ontwikkelingsvisie van 1997 en de eerste actualisering daarvan in 1999 er nog eens op naslaan valt het toch een beetje tegen. Natuurlijk, de hoofdstructuren van het Masterplan vormen de basis. Maar bij de uitwerking hebben de planners kennelijk het rijke cultureel erf- goed wat uit het oog verloren. Tevergeefs zult u zoeken naar een hoofdstuk of zelfs maar een paragraaf aan dit thema gewijd. Dat dit soms achteraf moet wor- den betreurd heeft bijv.de ontwikkeling rond de Groene Dijk wel getoond. Symptomatisch voor de onderwaardering is ook de nota Culturele Infrastructuur Leidsche Rijn. Terecht wordt daarin veel aandacht geschonken aan beeldende kunst en podiumkunsten, professioneel zowel als door amateurs. Maar het cul- tureel erfgoed zult u er niet of slechts terzijde in tegen komen! Maar ja, tussen de 32 instanties die hierover hebben meegedacht (zoals Dansend Hart en Fanfare De Tegenwind, Kikker en 't Barre Land) schitteren organisaties op ons terrein door afwezigheid. Bij voorstellen voor kunst in de openbare ruimte wor- den als thema's genoemd onder meer water, ecologie en urbanisatie. Maar de oogkleppen ontnamen ook hier het zicht op de cultuurhistorie! Het gevolg van het niet zien van wat het gebied een heel eigen karakter geeft is ook terug te vinden in de twee fotoboeken die verschenen zijn (Leidsche Rijn- landschap in beweging en Villa Vinex). Prachtige foto's, dat wel. Maar ze hadden in iedere Vinex locatie kunnen worden geschoten. En alles wat Leidsche Rijn tot Leidsche Rijn moet maken ontbreekt. Kortom, de Belvedère filosofie was in de plannen tot uitwerking niet of
nauwelijks terug te vinden. Laten we hopen dat bij de actualisering waar nu aan wordt gewerkt deze misser verdwijnt. Het genoemde motto kan daarbij als lei- draad dienen! Onder verenigingsberichten wordt nog een oproep gedaan aan leden die mee
willen denken over de vraag hoe onze rijke historie een plaats kan vinden in de nieuwe stad. P.K. Schenk
|
||||||||||||||
Jl'l|s|1\ HISTORISCHE VERENIGING
Jf^ I ^^VLEUTEN-DE MEERN-HAARZUIUENS
|
||||||||||||||
Tijdschrift van de Historische Vereniging
Vleuten, De Meern, Haarzuilens. Verschijnt 4 keer per jaar. ISSN 0928/4893 22e jaargang no. 2, juni 2002 De vereniging is ingeschreven in het
verenigingsregister van de KvK Utrecht eo. onder nummer 40479360 Correspondentieadres
Dorpsstraat 1 3451 BH Vleuten
we bs i te: WW w.h istvervdmh.nl Dagelijl<s bestuur
Dr. Ir. P.K. Schenk / voorzitter
Telefoon 030-6774915 F.C.G.M. Besouw / secretaris
Telefoon 030 - 6773000 R.W. Pouw / penningmeester
Telefoon 030 - 6772590 Ereleden
Mevr. Prof. Dr. C. Isings / Soest
Dr. D.W. Gravendeel / Laag Keppel A.J. van Zoeren / Vleuten Gebouwen
Vleuten Broederschapshuisjes,
(Documentatiecentrum) Dorpsstraat 1 030 - 6774222 De Meern Het Kabinet
Contributie (inclusief tijdschrift)
€ 16.00 per jaar , per post € 6.00 extra
Losse nummers tijdschrift:
€ 5.00 leden / € 6.00 niet-leden
Banlcrelaties
Rabobank Vleuten, rek. 36.75.17.574
Postbank, rek. 2689200 Redactiecommissie
H.E.J. van Essen, J.H.P. Heesters,
W.H. de Heus (redactie@4image.nl) Mauritslaan 17, 3454 XP De Meern Telefoon 030 - 6662992 Ontwerp omslag
Peter de Vries Ontwerp binnenwerk Frank Moed
Druk
Jan Evers / De Meern
|
||||||||||||||
Inhoud biz.
Van de voorzitter 26
Verenigingsberichten 27
De gemeentebesturen van Vleuten en Haarzuilens (2) 28 Onze straatnamen, oorsprong en betekenis (14) 36
De Meerndijk, een oude middeldijk 38
De Transformatie (12) 49
Geld 50
|
||||||||||||||
27
|
||||||||||
Veren igingsberichten
|
||||||||||
archeologische (Romeinse) vondsten in de
Vinex-locatie Leidsche Rijn.
Het geheel zal worden omlijst met muziek en
andere culturele activiteiten.
Een boeiende avond, waar de inwoners van
Vleuten-De Meern en met name alle leden
van de Historische Vereniging van harte voor
worden uitgenodigd.
De toegang is gratis.
Meedenken met Belvedère
In het voorwoord is besproken hoe binnen
Leidsche Rijn wordt gedacht aan bijstelling van de Ontwikkelingsvisie en hoe tot nu toe het cultureel erfgoed daarin te veel buiten zicht viel. In het denken over Belvedère is een van de
centrale gedachten het betrekken van de bewoners van het gebied dat op de schop wordt genomen bij wat er staat te gebeuren. Hoe kunnen verleden en heden worden geïn- tegreerd naar de toekomst. Hoe kunnen straks oude en nieuwe bewoners met trots aan bezoekers tonen dat Leidsche Rijn niet zomaar een van de vele Vinex wijken is, maar dat het dank zij een zichtbaar en voel- baar verleden een heel eigen gezicht en uniek karakter en daardoor ook toekomst heeft. Het bestuur is van mening dat onze organisatie daar, wellicht met anderen samen, een grotere rol in zou kunnen spelen. Als u belangstelling heeft voor het Belvedère gebeuren en mee wil denken over de wijze waarop dat in de nieuwe stad kan worden gerealiseerd, verzoekt het bestuur u zich te melden bij het secretariaat. Geïnteres- seerden worden dan uitgenodigd voor een gesprek over de wijze waarop dit vorm kan worden gegeven. Van de redactie
Als redactie hebben we het eigenlijk nog
nooit gedaan, maar we zullen vanaf dit num- mer steeds enige wetenswaardigheden van- uit de redactie melden Bijvoorbeeld het aan- bevelen van artikelen, maar vooral ook om in contact te blijven met onze lezers. Als u zelf nog lezenswaardige artikelen wilt aanbren- gen, mail ons dan op redactie@4image.nl. Het septembernummer zal geheel worden gewijd aan het laatste artikel van onze zeer gewaardeerde auteur Ir. J.A. Storm van Leeuwen (90). Ook dit nummer (en het vori- ge) bevat(te) een van zijn bijzondere penne- vruchten. Helaas treft u in dit nummer geen Schatkamer Leidsche Rijn, maar dat maken wij in het decembernummer weer meer dan goed. Namens de redactie veel leesplezier! |
||||||||||
Zilveren speld van de stad Utrecht
Op 10 april j.l. ontving ons bestuurslid Th. van den Berg te De Meern
in de Broederschapshuisjes te Vleuten uit handen van de burgemeester mevrouw Mr. A. Brouwer-Korf de zilveren speld van de stad Utrecht. Deze onderscheiding werd hem toegekend voor zijn brede-, actieve- en intensieve wijze waarop hij zich gedurende vele jaren belangeloos heeft ingezet voor onze vereniging en andere organisaties binnen onze gemeente. |
||||||||||
Burgemeester mevrouw Mn A. Brouwer-Korf, Theo van den Berg,
Corry van den Berg- Moerings Activiteiten in 2002 ( noteer in uw agenda !!! )
Excursie naar Anholt Op 14 september a.s. organiseert de vereniging een excursie naar het
kasteel Anholt , kosten € 30,— p.p. (zie bijgevoegd inlegvel). Open dag Themaat
op 30 en 31 augustus a.s. expositie van de opgraving en vondsten van
de omgrachte hofstede in Themaat. {nadere publicatie volgt via de lokale pers) "Historische perspectief bij de opheffing van de
GEMEENTE VLEUTEN-DE MEERN"
Op vrijdag 27 september a.s. om 20.00 uur in de N.H. Kerk te Vleuten
organiseert de Stichting "Kunstig" in samenwerking met de Kulturele Kring Vleuten-De Meern, haar laatste activiteit. Door de samenvoeging van Vleuten-De Meern met de stad Utrecht wordt deze stichting - onderdeel van de voormalige welzijnsraad Vleuten-De Meern - m.i.v. 1 januari 2003 opgeheven en gaat dan over in de Kulturele Kring. Onder het motto "Historisch perspectief bij de opheffing van de gemeente Vleuten-De Meern" is de Historische Vereniging gevraagd het grootste gedeelte van de avond met een klinkend programma in te vullen. Gedacht wordt aan een inleiding door de voorzitter, die de ontwikkeling en de plannen van onze vereniging zal toelichten. Voorts een levendige diavoorstelling inhoudende een historische wandeling door de voorma- lige gemeente en tenslotte een korte inleiding over de meest recente |
||||||||||
28
|
||||||||||||||||||||
door D. l/an der Leest-Brar)d
|
||||||||||||||||||||
DE SAMENSTELLIIMG VAN HET GEMEENTEBESTUUR TUSSEN 1850 EN 1870
De gemeentebesturen van Vleuten en Haarzuilens (2)
|
||||||||||||||||||||
Wie waren raadslid, wat was hun beroep, op welke leeftijd waren zij politiek actief, op welke bestuurlijke deel-
gebieden richtten zij vooral hun aandacht, waren zij rijk, bestonden er machtsblokken, kwamen veel raadsleden uit dezelfde families, wat was hun politieke en maatschappelijke "draagvlak"? |
||||||||||||||||||||
schoolhuis, dat eigendom van de hervormde
kerk was. De gemeenteraad werkte tegen, wilde geen protestantse school vlak naast de openbare school met een rooms-katholieke onderwijzer. Het kerkbestuur stond op zijn rechten een eigen school te stichten. Het benoemde meester R.J. Nelle in 1848, die tot 1875 behalve schoolmeester ook koster was. Over deze kwestie kwamen nog meer geschillen; zoals over de kosten van het onderwijs en het plaatsen van een schutting naast de school. Deze liepen zo hoog op dat het gemeentebestuur de Amsterdamse advocaat B. Donker Curtius inschakelde. Door hem werden enkele bemiddelingspogin- gen ondernomen samen met Gedeputeerde Staten tot aan 1852, echter zonder resul- taat. De uitspraak van de Kroon eind 1852 was, dat de christelijke school mocht blijven. De kosten van de advocaat, ca. fl. 600,-, waren voor de leden van de gemeenteraad ^^ De burgemeester was voorzitter van de
gemeenteraad en had veel invloed op het bestuur. Zijn jaarwedde werd door het rijk betaald en hij werd geacht als een onafhan- kelijk persoon boven de raad te staan ". In Vleuten kwam het voor dat de zoon de
vader opvolgde als burgemeester en was familie-invloed in bestuurszaken dus nog steeds aanwezig. De familie Van Bijlevelt heeft wel een heel sterk stempel op Vleuten gedrukt. Van 1811 tot zijn dood in 1834 was de katholieke bierbrouwer Johannes H.J. van Bijlevelt burgemeester van Vleuten en Haarzuilens. Zijn zoon Gerardus J.H. van Bijlevelt volgde hem op van 1834 tot 1870. Deze was landbouwer en woonde op het Groot Zand te Vleuten. Hij was vanaf 1838 tevens burgemeester van Haarzuilens en vanaf 1852 bovendien burgemeester van Oudenrijn, tot aan zijn dood. Daarna werd in 1870 Jhr. W.H. de Beaufort benoemd tot burgemeester van Vleuten, Haarzuilens en Oudenrijn. Hij woonde in Utrecht en was her- vormd. Hij was de zoon van Jhr. P. de Beaufort, die lid van Gedeputeerde Staten van Utrecht was. Hij was 26 jaar toen hij bur- gemeester van Vleuten werd. Hij vertrok in 1879 als burgemeester naar Driebergen. De burgemeesters van Haarzuilens waren
in 1852 dezelfde als die van Vleuten. Van 1818 tot 1820 was Theodorus Keetell |
||||||||||||||||||||
Kiezers en gekozenen te Vleuten na 1851
Door de centralisatie van de macht en de regeringsbemoeienis met het
bestuur van het platteland was er in het koninkrijk geen ruimte voor gemeentelijke autonomie geweest. De grondwetsherziening van 1848 bracht grote veranderingen. Door de nieuwe grondwet kwam volledige vrijheid en gelijkstelling van godsdienst. Vóór 1795 was het niet moge- lijk geweest voor rooms-katholieken om benoemd te worden als amb- tenaar, of als bestuurder. En ook na 1814 waren de meeste gezags- dragers protestant. In Haarzuilens was de bevolking voor 95% rooms- katholiek en in Vleuten voor 75%. De leden van de gemeenteraden van Vleuten en Haarzuilens waren eveneens in meerderheid rooms-katholiek en zo ontstond er in 1848 onenigheid met het hervormde kerkbestuur van De Meern. De bevolking in het dorp De Meern was voor 50% rooms-katholiek en 50% protestant. Op de enige openbare lagere school was altijd een hervormde onderwijzer geweest totdat het in meerderheid rooms-katholieke gemeentebestuur een nieuwe rooms- katholieke schoolonderwijzer benoemde. Het hervormde kerkbestuur besloot daarom een eigen christelijke school te stichten in het oude |
||||||||||||||||||||
li i r S L A C
|
||||||||||||||||||||
I>hK
|
||||||||||||||||||||
YïM:^I123NCE5
|
||||||||||||||||||||
De weigestelden begeven zich naar de stembus
|
||||||||||||||||||||
29
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
burgemeester van Haarzuilens. Hij was commies bij het Utrechtse
stadsbestuur geweest en werd door Gedeputeerde Staten tot schout benoemd. Hij was rooms-katholiek. Zijn opvolger Johannes H.J. van Bijlevelt, werd eerst als schout tot 1825 en daarna tot burgemeester benoemd, ook van Vleuten. Vanaf 1834 volgde Gerardus J.H. van Bijlevelt zijn vader ook hier op tot 1870. Van 1850-1851 was Willem F.H. Greup twee jaar burgemeester van Vleuten en Haarzuilens. In 1839 was hij al burgemeester van Oudenrijn. Hij was commies der brieven- posterij te Utrecht geweest. Hij was hervormd en ging in december 1851 naar Vreeland. Vanaf 1852 bleef G.J.H, van Bijlevelt burgemees- ter van Vleuten, Haarzuilens en Oudenrijn tot 1870 ". Over de burgemeesters van Vleuten en Haarzuilens is meer bekend
dan van de raadsleden. Uit de raadsnotulen en de kieslijsten konden enige gegevens opgespoord worden. Op de kieslijst van 1848 van Vleuten voor de Tweede Kamer stonden slechts 19 namen. De belas- tinglijst bepaalde wie mochten stemmen voor de Tweede Kamer en de Provinciale Staten en dat was dus een beperkte groep. Op de stemlijst van 1851 voor de gemeenteraad van Vleuten stonden 30 namen met het aantal stemmen. |
via Gedeputeerde Staten opgelost, zodat op
17 oktober 1851 alle bovengenoemde per- sonen werden beëdigd. Op 31 oktober 1851 diende Gerardus J.H. van Bijlevelt een re- kwest in voor de functie van secretaris en Simon van Bijlvelt verzocht de functie van ontvanger opnieuw te mogen bekleden. Opvallend is dat Gerardus J.H. van Bijlevelt als voormalig burgemeester nu naar de func- tie van secretaris solliciteerde en dus geen raadslid kon blijven. Hij werd op 7 november secretaris met algemene stemmen. Deze twee Van Bijlevelts waren neven. Op 14 november werd Hermanus P.M. van Bijlevelt tot gemeenteontvanger benoemd, hij was wel tweede graads familie. Wegens bloed- verwantschap werd hij in 1852 eervol ont- slagen. Mathijs van Dijk kreeg toen deze functie en hij was weer familie van wethou- der Van Dijk. Eind 1852 ging burgemeester Greup weg en werd Gerardus J.H. van Bijlvelt weer tot burgemeester van Haarzuilens benoemd. B. Lenssinck verzocht om ontslag uit de raad, maar bleef er toch tot 1870 zit- ten. In juni 1855 werden er weer gemeente- raadsverkiezingen gehouden. Van Dorsten vroeg ontslag uit de raad. Na de verkiezingen zag de raad er aldus uit: |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Simon Petrus Wilhelmus H. van Bijlevelt r.k. 36
Gerardus Johannes Hendricus van Bijlevelt r.k.29
Bernardus Lenssink r.k. 29
Johannes Oostrom r.k. 24
Jan van Dijk r.k. 24
?\ons Oskam prot. 23
Bast/aan Blok prot. 22
Pieter van der Grift prot. 21
Gijsbertus Schevikhoven r.k. 20
Jan Jacobus Rentinck r.k. 19
Gerardus Albertus van Dorsten prot. 19
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De vetgedrukte namen werden de raadsleden in de nieuwe raad van
1851 en daarbij is te zien dat de meerderheid rooms-katholiek was. Van Dorsten en Van der Grift namen zitting in de raad terwijl zij minder stemmen hadden dan Oskam en Blok, die niet in de raad kwamen. Als men totaal fl. 12,- aan directe belastingen betaalde (dat was de grond- de personele- en de patentbelasting samen) mocht men stemmen voor de gemeenteraad. Voor de verkiezingen voor de Tweede Kamer moest men fl. 24,- betalen aan belasting om te mogen stemmen en fl. 150,- voor verkiesbaarheid. Bij de eerste gemeenteraadsverkiezingen in Vleuten bleek dat de oude raad, waarvan de meerderheid rooms- katholiek was, in zijn geheel terugkeerde. De eerste openbare bijeenkomst van de gekozen gemeenteraad van
Vleuten was op 6 oktober 1851. Burgemeester Greup, een protestant, was door de koning tot burgemeester van Haarzuilens benoemd. Hij was tevens burgemeester van Oudenrijn. De gemeenteontvanger S.P.W.H, van Bijlevelt werd tot wethouder benoemd evenals Jan van Dijk. De overige raadsleden waren Bernardus Lenssinck, Johannes van Oostrom, Pieter E. van der Grift, Gerardus A. van Dorsten en Gerardus J.H. van Bijlevelt. In een commissie van vier, en in een commissie van drie raadsleden werden de geloofsbrieven van de andere raadsleden onderzocht. De raad besloot om S.P.W.H, van Bijlevelt niet tot de raad toe te laten omdat hij secretaris en ontvanger van de gemeente was. Ook woonde hij niet binnen de gemeente. Het raadslidschap was sinds 1851 onverenigbaar met de functie van secretaris geworden. Van Bijlevelt protesteerde, want hij had de secretarisfunctie nog geen jaar waargenomen en inmiddels overgedragen. Dat hij niet binnen de gemeente woonde was genoegzaam bekend. Als de raad bleef weige- ren zou hij zich tot een hogere macht wenden. Deze onenigheid werd |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In deze lijst is duidelijk te zien dat de raads-
leden lang in de raad bleven zitten, soms tot hun dood. Dit bleef in Vleuten doorgaan tot 1871. De gemeenteraadsverkiezingen ver- anderden daar niets aan. In de kiezerslijst gemeenteraad Vleuten 1860 is te zien hoe- veel de 61 stemgerechtigden aan belasting betaalden in 1860; alleen de burgers die vanaf fl. 12,- belasting betaalden staan erop. Tien mannen betaalden meer dan fl. 100,- aan grond-, personeels- en patentbelasting tesamen. G.J.H, van Bijlevelt betaalde fl. 359,-. Joh. van Oostrom betaalde fl. 238,-. S.P.W.H. van Bijlevelt betaalde fl. 182,- en B. Lenssinck betaalde fl. 138,- aan belasting. Arie van Santen betaalde fl. 18,- P. v.d. Grift fl. 37,- J.J. Rentinck fl. 37,- en J. van Dijk fl. 44,-. Dus drie raadsleden waren vermogend en de andere vier behoorden tot de gegoede |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
30
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nniddengroep. In 1872 was deze belastinglijst gegroeid tot 67 stem-
gerechtigde mannen, waarvan er elf meer dan fl. 100,- aan belasting betaalden. De stijging was maar klein. De gemiddelde leeftijd van de raadsleden in 1852 was 47 jaar, in 1860 was dat 50 jaar en in 1872 was dat 51 jaar. Als er een raadslid overleed kwam daar een jongere voor in de
plaats, zodat de gemiddelde leeftijd ongeveer hetzelfde bleef. Van de raadsleden was er één rentenier, één zonder beroep en vijf landbouwer. De agenda van burgemeester en wethouders en de notulen van de
raadsvergaderingen geven zeer beperkt de gevoerde discussies weer. In de kwestie dat er 30 kinderen van de Vleutense school af moesten als de gemeente Vleuten geen fl. 100,- extra zou bijbetalen aan de kos- ten hiervoor werd wel de discussie genotuleerd. Drie raadsleden. Van Oostrom, Van Dorsten en Lenssinck, vonden dat deze fl. 100,- moest worden bijbetaald, omdat de kinderen van behoeftige ouders wel naar school moesten kunnen gaan. De andere vier waren tegen. Later gre- pen Gedeputeerde Staten en de schoolinspectie in. Vleuten betaalde en de kinderen bleven op school. Dit geeft wel een beeld van de sociale bewogenheid van enkele raadsleden. H. van Dijk merkte op, dat er wei- nig over de standpunten van individuele raadsleden in de notulen van de raad van Rotterdam was te vinden ". Omdat het in Vleuten om een kleine gemeente ging stonden dit soort zaken wel een enkele maal in de notulen. In een klein dorp als Vleuten met maar 1119 inwoners in 1850, mochten er 60 ingezetenen stemmen, omdat zij aan de census van fl. 12,- voldeden. Op de stemlijst van 1851 stonden 30 namen, waarvan 13 mannen met 1 stem, twee mannen met 3 en 5 stemmen, 6 mannen met tussen de 13 en 19 stemmen en 9 mannen met meer dan 20 stemmen. Het percentage stemmers was ca. 5% in 1851. In deze kleine dorpsgemeenschap kende men elkaar. De kerk en de gods- dienst speelden een grote rol bij de keuze. Een rooms-katholiek stem- de niet op een protestant. De raadsleden genoten het vertrouwen want zij werden steeds opnieuw herkozen. Zij verlieten de raad op eigen ver- zoek of bleven raadslid tot hun dood. De verkiezingen veranderden niet veel aan de samenstelling van de raad tussen 1850 en 1870 en alles bleef hetzelfde als in 1851. De nieuwe kieswet bracht ongeveer 1% meer stemmers. Op het platteland was dat in 1851 ca. 4,5% en in 1840 was dat ca. 3,5% geweest. H. van Dijk stelt in zijn boek '^ vast, dat door de geringe omvang van de Rotterdamse elite en de grote mate van verzwagering er in deze familieregering van de Rotterdamse raad in het midden van de negentiende eeuw ook geen verandering kwam. Aan het begin van de negentiende eeuw was een groot deel van de Rotterdamse elite wegens regeringsfuncties naar Den Haag ver- |
trokken. Pas toen het aantal kiezers zich na
1880 gestaag uitbreidde en het partijenstel- sel zich begon te ontwikkelen, kwam daar verandering in. In Vleuten had de welgestel- de familie Van Bijlevelt ook een netwerk van functies, zoals ontvanger en secretaris en trof men altijd twee Van Bijlevelts in de Vleutense raad. In de gemeentewet van 1851 was niet voor niets de bepaling van uit- sluiting van eerste en tweede graads familie- leden in de raad opgenomen. Toch bleven de Van Bijlevelts een sterk stempel op de gemeente Vleuten drukken. Haarzuilens van 1850-1870
Vleuten was ruim twee maal zo groot naar
grondoppervlak en had ruim drie maal zo veel inwoners als de aangrenzende gemeen- te Haarzuilens. Haarzuilens had 316 inwo- ners in 1850 en was voor 95% rooms-katho- liek. Het was een zelfstandige gemeente met een eigen gemeenteraad, maar geen eigen school, de kinderen gingen in Vleuten op school. Er was ook geen eigen kerk; de kapel van het kasteel was ingestort en de |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Koning WillemM(1849 - 1890)
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
31
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het Haarpad; wandelpad van Haarzuilens naar
Vleuten |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Johan Rudolf Thorbecke, (1798- 1872)
Nederlands grootste staatsman uit de 19e eeuw, ontwerper van de grondwet en diverse andere wetten fiet kiesrecht betreffende. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
32
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Haarzuilens. Hij was ook burgemeester van
Oudenrijn. Greup was protestant, in tegen- stelling tot de rooms-katholieke inwoners en de raadsleden. In 1850 hadden zitting in de raad Jacobus
Verkerk (assessor), Pieter de Leeuw (asses- sor; hij overleed aan het einde van 1850), Gerardus H.J. van BIjlevelt, Martinus Versteeg, Jacobus Kok, Jan Spliet en Jan van Oostrom. 1851 werd het jaar van de eer- ste raadsverkiezingen en ook het jaar van de eerste openbare raadsvergadering op 31 oktober. In de raadsnotulen van Haarzuilens werd vermeld dat er geen 25 kiezers waren. In de nieuwe gemeentewet waren 25 stem- gerechtigden het minimum om gemeente- raadsverkiezingen te mogen houden. Na 1851 werd de gehele raad gecontinueerd. In 1852 waren er maar 14 stemgerechtig- den die meer dan fl. 24,- belasting betaal- den. De inwoners van steden met goederen op het platteland mochten niet in de dorpen kiezen al hadden zij daar hun bezittingen. Op 27 december werden er door Gedeputeerde Staten twee nieuwe leden in de raad benoemd: Dirk de Goey en Hendrik Miltenburg. Per 31 december werd aan bur- gemeester Greup ontslag verleend, want hij was benoemd in Vreeland; Gerard J.H. van BIjlevelt volgde hem op. In januari 1852 werd een brief van Gedeputeerde Staten behan- deld over de samenvoeging van Haarzuilens met Vleuten. De gemeenteraad was unaniem tegen dit voorstel, wegens de extra kosten. Vleuten kon beter met Veldhuizen samen- gaan vonden zij. Deze samenvoeging ging niet door, de gemeentegrenzen zouden onveranderd blijven tot de gemeentelijke her- indeling van 1954, toen Haarzuilens, Vleuten, Oudenrijn en Veldhuizen bij elkaar werden gevoegd tot één gemeente Vleuten- De Meern. In 1853 overleed het raadslid Jacob Kok en J. van Wijk volgde hem op. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
rooms-katholieke inwoners gingen naar 't Hoog, achter de Hamtoren te
Vleuten, ter kerke. De protestanten liepen via het Haarpad naar de kerk van Vleuten. Er was wel een eigen raadzaal in het rechthuis en een eigen gemeenteraad. In het raadsnotulenboek van 1850 tot 1873 en in de agenda van de gemeenteraad met ingekomen- en uitgegane stukken zijn de gebeurtenissen van dit dorp van 1850-1870 terug te vinden. Van 1838 tot 1850 was Gerardus H.J. van BIjlevelt burgemeester van Vleuten en van Haarzuilens tot W.F.H. Greup in 1851 werd benoemd in |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het oude dorp Haarzuilens
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
33
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Lijst kiezers 2de kamer Haarzuilens 1873
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Geboorteplaats
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Datum
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
G.J. van Berkestein
|
Laag Nieuwkoop
|
03/09/1832
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
D. de Goeij
|
Houten
|
01/05/1813
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W. van Koten
|
Haarzuilens
|
04/04/1814
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
H. Miltenburg
|
28/12/1814
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Breukelen
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
R. van Nes
|
Haarzuilens
|
14/11/1839
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
J. van Oostrum
|
09/11/1796
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A. van Schalk
|
03/05/1820
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
M. Scholman
|
Vleuten
|
16/04/1820
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A. Spliet
|
Haarzuilens
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
04/03/1833
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A. Verdam
|
Maarssenbroek
|
18/12/1832
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
J. Vulto
|
Snelrewaard
|
16/06/1820
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
J. van Wijk
|
Haarzuilens
|
23/06/1824
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
34
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dat was in Haarzuilens het geval. Hier was
dus totaal geen verandering gekomen in de samenstelling van de gemeenteraad al was er een nieuwe kieswet en een nieuwe gemeentewet gekomen. Conclusie
Tijdens de Bataafse Republiek waren er in
1795 rechtstreekse verkiezingen gekomen. De gemeenteraad werd per jaar gekozen. Dat duurde maar één jaar, daarna benoem- den Gedeputeerde Staten de leden van de plattelandsbesturen weer. Met het Koningrijk der Nederlanden kwam er in 1815 een nieu-. we grondwet die ook de verkiezingen regel- de. De provincie werd in kiesdistricten ver- deeld en er kwam een indirect kiesstelsel en er werd een census ingesteld voor het kies- recht. De Koning kon altijd van bovenaf in besturen ingrijpen en benoemde de burge- meesters. De autonomie van de plattelands- gemeenten was erg klein. De raadsleden werden niet gekozen maar benoemd en ble- ven vaak tot hun dood in de gemeenteraad zitten. Zij behoorden tot de bovenlaag van de dorpsbevolking. De nieuwe grondwet van 1848 bracht voor
de plattelandsgemeenten autonomie, gere- geld in de gemeentewet van 1851. De Koning bleef wel de burgemeesters benoe- men, maar had geen invloed meer op het plattelandsbestuur. De raad werd het hoofd van de gemeente. Sinds 1851 werden de raadsleden rechtstreeks gekozen door de stemgerechtigden. Het aantal kiezers bleef erg beperkt door de census. Slechts 4,5% van de plattelandsbevolking mocht stem- men. Na de eerste gemeenteraadsverkiezin- gen in Vleuten bleek, dat de oude raad in zijn geheel terugkeerde en uit de rijke bovenlaag van de dorpsbewoners bestond, op twee na. Van 1856 tot 1870 vertrokken twee raadsle- den, één door overlijden en één op verzoek en verder bleef de raad onveranderd tot 1870. Burgemeester G.J.H, van Bijlevelt was in 1870 overleden en de nieuwe burgemees- ter Jhr. W.H. de Beaufort werd in Vleuten, Haarzuilens en Oudenrijn benoemd. Haarzuilens mocht geen gemeenteraad
kiezen omdat het aantal kiesgerechtigden onder de 25 lag. De gemeentewet bepaalde dat bij minder dan 25 kiesgerechtigden Gedeputeerde Staten benoemingen regel- den, dus bleef na 1851 in Haarzuilens de raad ongewijzigd. Vertrok er een raadslid, dan werd een nieuw raadslid door Gedeputeerde Staten benoemd. Toch wer- den er later wel enkele verkiezingen gehou- den, die weer dezelfde raadsleden oplever- den. De nieuwe kieswet van 1850 had wel het |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In deze lijst is precies te zien hoe weinig roulatie er was. In Haarzuilens
kwam daar na 1870 nog weinig verandering in. Alles bleef gaan zoals het altijd al was geweest. In het notulenboek staan weer alle door de gemeente te regelen
zaken, zoals het bestuur en de roosters van aftreden, de te benoemen commissies voor de schutterij, de brandweer, enz., de begrotingen, de rekeningen, de armenzorg, de zorg voor de wegen, de belastingen, de maatregelen tegen besmettelijke ziekten, enz. Al was de gemeente klein, de taken bleven gelijk aan die van Vleuten. In de notulen van augustus 1858 staat te lezen, dat Gedeputeerde Staten goedkeuring gaven om in Haarzuilens geen openbare lagere school te vestigen. De kinderen konden naar Vleuten naar de openbare lagere school gaan, mits voor 1/3 deel aan de kosten voor de schoolgebouwen meebetaald zou worden. De Meern en Oudenrijn zouden samen een openbare school in stand houden. In mei 1863 waren er weer problemen over de school tussen Haarzuilens en Vleuten. De school was te klein gewor- den, er waren nu 120 leerlingen, er moest een hulponderwijzer bijko- men en de Haarzuilense kinderen moesten van school af. Gedeputeerde Staten werden weer te hulp geroepen, die vonden dat de samenwerking tot 1865 verlengd moest worden. De vergoeding werd wel flink verhoogd, omdat de school in Vleuten verbouwd moest wor- den. Deze schoolkwestie kwam regelmatig terug en de vergoedingen werden nog enkele keren verhoogd. Tussen Vleuten en De Meern gin- gen de problemen over het geloof van de hoofdonderwijzer van de openbare school. Tussen Haarzuilens en Vleuten ging het om de hoog- te van de financiële bijdrage. In 1860 overleed Jan Spliet en werd Nicolaas van Nes in de raad van
Haarzuilens gekozen. In 1867 kwam Willem van Kooten weer als opvol- ger van de overleden Nicolaas van Nes. Daarna overleed Martinus Versteeg. Hij werd opgevolgd door Willem van Oostrom (zoon van J. van Oostrom). Lange tijd was J. van Oostrom afwezig bij raadsverga- deringen en in 1867 kwam A. van Schaik als nieuw raadslid in de raad. In 1870 overleed G.J.H, van Bijlevelt. Tot burgemeester van Haarzuilens en Vleuten werd toen Jhr. W.H. de Beaufort benoemd. Hij was protestant, 26 jaar en ook burgemeester van Oudenrijn en Vleuten. De leden van de gemeenteraad waren allen 'bouman' (boer). G.J.H, van Bijlevelt was ook landbouwer, hij bezat een grote boerderij 'Klein Zand'. In 1852 waren alle raadsleden landbouwer, behalve Verkerk, die een bakkerij bezat. In 1870 behoorden alle raadsleden tot de rijke boven- laag van de dorpsbewoners, behalve twee die tot de middengroep behoorden. Om precies te zijn, vier betaalden meer dan fl. 100,- aan directe belastingen, één fl. 96,- en twee betaalden minder dan fl. 50,-. De gemiddelde leeftijd was in 1851 ca. 43 jaar en in 1873 ca. 59 jaar. Vijf raadsleden bleven tot aan hun dood in de raad. De leden van de raad kwamen dus niet allen uit de bovenste rijke laag van de bevolking. Voor de gemeenteraadsverkiezingen bestond er een minimum van 25 kiezers in de nieuwe gemeentewet. Waren deze er niet, dan benoemde Provinciale Staten, net als voorheen, de leden van de gemeenteraad en |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
35
|
||||||||||||||||||
betreffende de scholen. Nergens staat in de
raadsnotulen vermeld dat er belangstellen- den in de raadszaal aanwezig waren, terwijl de raadsvergaderingen wel openbaar gewor- den waren. Er is nog veel te onderzoeken op het gebied van de politieke gang van zaken in de plattelandsgemeenten, vooral over de vraag hoe en waarom raadsleden hun invloed gebruikten. |
||||||||||||||||||
aantal kiezers vergroot, maar in de kleine plattelandsgemeenten zoals
Vleuten en Haarzuilens bracht dat vooralsnog geen enkele verandering. Over de politieke gang van zaken van plattelandsgemeenten van 1850-1870 is niet veel bekend. Er zijn ook maar weinig gegevens over te vinden. De notulen van de gemeenteraden vermelden wel de beslui- ten, maar nooit de discussies daarover. Een enkele keer wordt vermeld wie voor of tegen een besluit stemde. De grootste conflicten in de dorpsgemeenschappen lagen tussen protestanten en rooms-katholie- ken. Vooral rond 1853 met de Aprilbeweging en over de financiën Bronnen
Gemeentearchief van Vleuten-De Meern
Raadsnotulen van Vleuten
Inv. nr. 1808 1850-1851
Inv. nr. 1809 1851-1881
Raadsagenda's met de ingekomen- en afschriften van uitgegane stukken
van Vleuten
Inv. nrs. 1909-1915 1850-1836
Inv. nrs. 1942-1943 1842-1843
Raadnotulen van Haarzuilens
lnv.nr.48 1850-1873 Raadsagenda's met de ingekomen- en afschriften van uitgegane stul<ken
van Haarzuilens
Inv. nrs. 90-95 1850-1855
Inv. nrs. 108-110 1869-1871
Literatuur
J.Th.M. Bank e.d., Nederlands verleden in vogelvlucht, Delta 3, De
Nieuwste tijd: 1813 tot heden (Groningen 1993). H. Knippenberg en B. de Pater, De Eenwording van Nederland, schaal-
vergroting en integratie sinds 1800 (Nijmegen 1988). 0. Wttewaall, Vleuten-De Meern: geschiedenis en historische bebouwing
(Zeist 1994). C.B. Wels, Harmeien op weg van oud naar nieuw (Harmeien 1970).
H. van Dijk 'Het negentiende-eeuwse stadbestuur: continuïteit of veran-
dering? In P.B.M. 6/aas e.a. Stedelijke naijver. De betekenis van interstede- lijke conflicten in de geschiedenis. Enige beschouwingen en case-studies ('s Gravenhage 1986) 128-149. M. Koeken, Van stads- en pJattelandsbestuur naar gemeentebestuur
('s Gravenhage 1973). L. Blok. Stemmen en kiezen. Het kiesstelsel in Nederland in de periode
1814-1850 (Groningen 1987). D.W. Gravendeel, 'De geschiedenis van onze gemeentegrens sinds ca.
1800, Historische Vereniging Vleuten, De Meern, Haarzuilens (1983). D.W. Gravendeel, 'Onze burgemeesters' Historische Vereniging Vleuten,
De Meern, Haarzuilens (1986). J.F.K. Kits Nieuwenkamp, Beknopte geschiedenis van de Ridderhofstad
Den Ham te Weuten (1975), J.F.K. Kits Nieuwenkamp, Haarzuilens in oude ansichten (1995).
H.E.J. van Essen en J.F.K. Kits Nieuwenkamp, De gemeente Vleuten-De
Meern, toen en nu (1994). Voetnoten:
1. L. Blok, Stemmen en kiezen. Het kiesstelsel in Nederland in de
periode 1814-1850 (Groningen 1987) 181, 182 en 195. |
||||||||||||||||||
Ibidem, 63
Ibidem. 250 H. van Dijk, 'Het negentiende-eeuwse
stadsbestuur: continuïteit of verandering?, in: P.B.M. Blaas e.a. Stedelijke naijver. De betekenis van interstedelijke conflicten in de geschiedenis. Enige beschouwingen en case-studies ('s Gravenhage 1986) 131. D.W. Gravendeel, 'De geschiedenis van onze gemeentegrens sinds ca. 1800' Historische Vereniging Vleuten, De Meern, Haarzuilens (HV) (1983) 84-87. D.W. Gravendeel, 'Onze Burgemeesters"H\/ (1986) 441-451
D.W. Gravendeel. "De geschiedenis van onze gemeentegrens sinds ca. 1800: HV (1986) (1983) 84-87. D.W. Gravendeel, 'Onze burgemeesters'HV (1986) 441-141. M. Koeken, Van stads- en plattelandbe-
stuur naar gemeentebestuur ('s-Gravenhage 1973) 108. 0. Wttewaall, Vleuten De Meern: geschie- denis en historische bebouwing (Zeist 1994) 58 Wttewaall, Vleuten De Meern, 127-161.
Ibedem, 81 Wttewaall, Vleuten De Meern, 214
Ibidem. 75 Wttewaall, Vleuten De Meern, 104
Jubileumboek Parochie OLV ten Hemelopneming 1797-1997 (De Meern 1997) 14. D.W. Gravendeel e.d., '100 jaar
Willibrordkerk'HV (1985). Wttewaal, Vleuten De Meern, 99. Ibidem, 187-188. Blok, Stemmen en kiezen, 1 72 Blok, Stemmen en kiezen, 172 Gemeentearchief Vleuten-De Meern, inv. Nr. 1809, Raadsnotulen van Vleuten 1851-1852. Koeken, Van stads- en plattelandsbestuur
naar gemeentebestuur, 583-585. D.W. Gravendeel, 'Onze burgemeesters'HV (1986)441-451. H. van Dijk, ■ 'Het negentiende-eeuwse
stadsbestuur' |
||||||||||||||||||
2.
3. 4.
|
||||||||||||||||||
10.
|
||||||||||||||||||
11.
12. 13. 14. 15. 16. |
||||||||||||||||||
17.
18.
19. 20. 21. 22. |
||||||||||||||||||
23.
|
||||||||||||||||||
24.
|
||||||||||||||||||
25.
|
||||||||||||||||||
36
|
|||||||||||||
. door J.H.P. Heesters
|
|||||||||||||
NOG STEEDS GEEN DORPSCENTRUM
Onze straatnamen, oorsprong en betekenis (14)
|
|||||||||||||
Voor dat de nieuwe wijk 't Weer gebouwd was, passeerde men ten noorden van de Leidse Rijn en de Meernbrug een
relatief kleine wijk. Deze wordt ten zuiden begrenst door de Zandweg en ten Westen door de Castellumlaan. Ten oos- ten ligt de Woerdlaan die naar het noordwesten ombuigt en samen met de Castellumlaan weer aansluit bij 't Zand. Veel gesloopt
In 1949 zijn door de provincie Utrecht en de gemeente Vleuten plannen
ontwikkeld voor de sanering van de omgeving van de Meernbrug. Het plan was om een dorpscentrum rond de brug te realiseren. Daarvoor moesten panden gesloopt worden, wegen worden aangelegd en de oude Meernbrug vervangen worden. Voortvarend is men aan de slag gegaan en het eindresultaat is dat nu, na 57 jaar, er nog steeds geen dorpscentrum is. Ook nu zij er weer dezelfde plannen maar het finan- ciële plaatje is te duur om het uit te voeren. Dus zullen er nog wel wat jaren bijkomen als het tenminste ooit doorgaat gezien de politieke ontwikkelingen. De eerste stap werd gezet door panden te slopen. Het eerst was het
Groene Kruisgebouw aan de beurt dat ten westen van de Nederlands Hervormde kerk stond. Dit pand was vroeger de onderwijzers- en kosterswoning. Daarna volgde de boerderij van D.J.K. Wesseling. Vervolgens bleef het even stil want de Castellumlaan moest nog aan- |
|||||||||||||
Castellumlaan vanuit het zuiden.
Woerden van wie de grond gekocht was en
waarop de nieuwe weg aangelegd zou wor- den. Hiertegen was bezwaar omdat bij het benoemen van straatnamen naar een per- soon deze dan wel heel bijzondere verdien- sten voor de gemeenschap moet hebben gehad. Tijdens de raadsvergadering van 14 oktober 1949 stellen Burgemeester en Wethouders voor deze weg tot aan de Groenedijk 'Woerdlaan' te noemen en het res- terende gedeelte vanaf de Groenedijk tot aan de Utrechtseweg de naam 't 'Zand' te laten houden'. Het is niet bekend hoe men op het woord 'woerd' is gekomen waarbij men zeker niet gedacht heeft aan een mannelijke eend. Men kan het, gezien de discussie in de gemeenteraad, als een politieke vondst zien. In ieder geval kon de gemeenteraad zich met beide namen verenigen. Om met de bouw te kunnen beginnen, is eerst de sloot langs de Woerdlaan in mei 1950 gedempt. Toen later de Castellumlaan aangelegd werd, is aan de noordzijde van de Woerdlaan een bocht naar links gemaakt die haaks aansloot op de nieu- we laan. Er werd een plantsoen aangelegd waaruit de oude situatie nog herkenbaar is. Castellumlaan
De aanleg van het zuidelijke gedeelte van de
huidige Castellumlaan vanaf de Woerdlaan tot aan de Leidse Rijn hield verband met de plannen voor een dorpscentrum in de omge- ving aan de Meernbrug. Mede door de ruil- verkaveling in de periode 1953 tot 1963 was een nieuwe weg in zuidelijke richting |
|||||||||||||
gelegd worden. Uit oude foto's blijkt dat tijdens het vervangen van de
Meernbrug in 1962 het café van Van Straten, de fietsenzaak van Piet Bonenkamp en de smederij van Geert Bonenkamp nog niet zijn afge- broken. Inmiddels was men toen al dertien jaar bezig. Woerdlaan
Wie voorheen vanaf de Utrechtseweg in Vleuten via 't Zand naar de
Leidse Rijn in De Meern wilde gaan, moest over de weg, die nu Woerdlaan wordt genoemd. Dat was de doorgaande weg want de huidi- ge Castellumlaan was er toen nog niet. Tussen 1879 en 1891 werd deze weg de Grintweg en daarna de Schenkel- of Schinkeldijk genoemd. Omdat er in 1949 bouwplannen voor het gebied rond de Schenkeldijk waren, moest een nieuwe straatnaam bedacht worden. Door enkele gemeenteraadsleden werd geopperd om deze te benoemen naar Van |
|||||||||||||
Woerdlaan vanuit het zuiden.
|
|||||||||||||
37
|
|||||||||||||||
Geopperd werd de naam Kerksteeg ook te
veranderen in Kerkstraat. De gemeenteraad vond deze naam zeer toepasselijk vooral om in de toekomst aan beide einden een kerk gebouwd zou worden. Uiteindelijk is alleen de Gereformeerde kerk aan de oostzijde gebouwd. Op 30 december 1949 stelde de gemeenteraad de naam Kerkstraat vaste Hoge Woerd
Halverwege de Zandweg en de Kerkstraat ligt
ten westen van de Woerdlaan de Hoge Woerd. Het is een doodlopende weg waaraan een aantal bungalows zijn gebouwd. Over benaming en vaststelling van deze straat zijn geen gegevens beschikbaar. Wijs geworden van de naam Woerdlaan heeft men voor Hoge Woerd gekozen. Bij het woord ,Woerd' heeft men mogelijk gedacht aan een 'laaggelegen omdijkt stuk grond'. De vraag is dan waarom het woord 'Hoge' ervoor gezet is. Bronnen:
RbV; Raadsbesluit Vleuten
RbVM: Raadsbesluit Vleuten-De Meern
|
|||||||||||||||
Kerkkstraat vanaf de Woerdlaan.
geprojecteerd. Deze moest vanaf het noordelijk gedeelte van de toen
nog bestaande Woerdlaan doorgetrokken worden tot aan de toenmali- ge zuidelijke grens van de gemeente Vleuten bij de Meernbrug. Het oude gedeelte van de Woerdlaan tot aan de Groenedijk kon gehandhaafd blijven. In eerste instantie werd geopperd aan de weg de naam Romeinselaan te geven waarmee gerefereerd werd aan het castellum dat ten westen van de nieuwe weg was gevonden. Uiteindelijk werd door de gemeenteraad de voorkeur aan de naam
Castellumlaan gegeven. Omdat het ging om één doorgaande weg vanaf de Groenedijk tot aan
de Meernbrug moest het oude noordelijke gedeelte van de Woerdlaan opnieuw benoemd worden. Dit hield in dat dit gedeelte ook Castellumlaan genoemd moest worden. Op 23 december 1958 werd deze naam door de gemeenteraad voor dit deel al vast vastgestelde Nadat het zuidelijke gedeelte klaar was, werd door de gemeenteraad
op 31 augustus 1960 dit deel als Castellumlaan vastgestelde Castellumpark
Halverwege ten westen van de huidige Castellumlaan lag een plantsoen
dat bestemd was voor de bouw van bungalows. In 1969 was het zover en moest hieraan een naam worden gegeven. Unaniem was de gemeente- raad op 20 december 1968 van mening dat hier de naam Castellumpark het meest geschikt voor wase Ondanks dat dit besluit op die datum was vastgesteld, trad het pas op 4 februari 1969 in werkinge Kerkstraat
Tot 1949 werd deze straat de Kerksteeg genoemd. In datzelfde jaar
werd deze straat gelijktijdig met de Zandweg verbreed en verbeterd. In verband met de toekomst moest de Kerksteeg doorgetrokken worden. |
|||||||||||||||
RbVM 20-12-1968
RbVM 04-02-1969 RbV 30-12-1949 |
|||||||||||||||
1. RbV 14-10-1949 4.
2. RbVM 23-12-1958 5.
3. RbVM 31-08-1960 6.
|
|||||||||||||||
Rectificatie Wethouder Gerssenlaan
De scribent van de serie 'Ome straatnamen, oor-
sprong en betekenis' is er op attent gemaakt dat in de beschrijving van de Wethouder Gerssen- laan enkele onjuistheden voorkwamen. Om onverklaarbare redenen zijn gegevens van wet- houder L.C. Broekhuyse verwerkt die daar niet thuishoorden. Met dank aan de informant wordt onderstaand een nieuwe beschrijving van deze laan gegeven. Een van de raadsleden stelde tijdens de raads-
vergadering van 8 november 1963 voor om een straat in een van de nieuwe wijken te noemen naar wethouder Gerssen. Daarop werd besloten om dan maar de al eerder vastgestelde Stadhouderslaan te wijzigen in de Wethouder Gerssenlaan. Jac. Gerssen was oorspronkelijk tuinman die
werkzaam is geweest op het landgoed Voorn dat tot het grondgebied van de gemeente Vleuten behoorde. Hij woonde in het oude koetshuis op het terrein dat nog steeds aanwezig is. Al in een vroeg stadium kwamen zijn bestuur- lijke kwaliteiten naar voren. Het gevolg was, dat hij in de loop van zijn leven talrijke functies op kerkelijk, sociaal en maatschappelijk terrein heeft vervuld. Meer dan 25 jaar is hij wethouder, eerst van de voormalige gemeente Vleuten en van 1954 tot 1962 van de gemeente Vleuten-De Meern. Uit dankbaarheid en waardering voor zijn grote inzet werd aan hem op 27 april 1967 de eremedaille in goud verbonden aan de Orde van Oranje Nassau uitgereikt. In de ouderdom van 74 jaar is hij op 23 april 1968 overleden. Op 20 december 1963 heeft de gemeenteraad de Wethouder Gerssenlaan vastgesteld. |
|||||||||||||||
Hoge Woerd vanaf de Woerdlaan.
|
|||||||||||||||
38
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
door JA. Storm van Leeuwen
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
EIGENDOM, SCHOUW EN ONDERHOUD VÓÓR 1600
De Meerndijk, een oude middeldijk
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Meerndijk, die vanaf de Meernbrug in het dorp De Meern zuidwaarts naar de Noord-IJsseldijk loopt, heeft een
belangwekkend waterstaatkundig verleden. De dijk ontleent zijn naam aan de Marne, Marre of Mare, een niet meer bestaande, In de Hollandse IJssel uitmondende watergang. Deze liep langs de oostzijde van de latere Meerndijk. De oude uitmonding werd in 1208 'Marremunde' genoemd. Van deze Mare was het noordelijke deel het restwater van een natuurlijke waterloop, het overige gedeelte werd
in de Romeinse tijd gegraven. Van de Mare is de naam van het dorp De Meern afgeleid. Men sprak dan ook - en verschillende oudere inwoners doen dat nog steeds - van wonende aan de Meern, in plaats van wonende in de Meern. De Meerndijk was oorspronkelijk bedoeld als een waterkering voor de ten westen daarvan gelegen polders in het
klei-op-veengebied tot aan Zwammerdam toe. Op de dijkskruin kwam na enige tijd een belangrijke kleiweg te lopen. In de zeventiende eeuw werd bovendien een vrijliggend zandvoetpad langs de westzijde van de Meerndijk aangelegd. In deze bijdrage zullen enige aspecten van de aanleg, alsmede van de eigendom, de schouw en het onderhoud
van de Meerndijk tot 1600 worden verhaald. Aangezien de Meerndijk hoofdzakelijk diende tot het veiligstellen van de waterbeheersing in de ten westen ervan gelegen landbouwgronden, zal ook enige aandacht worden geschon- ken aan de vroegere afwateringsproblemen van dit gebied. Enkele conclusies in dit artikel wijken af van opvat- tingen in eerdere publikaties van de auteur. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Overzichtskaartje van de Meerndijk met ten oosten daarvan de aangrenzende gerechten en polders in het heemraadschap
Heycop, voorheen genaamd de Langevliet en ten wesfen daarvan de gerechten en polders in het heemraadschap van de Bijleveld en de Meerndijk (de Bijleveldse landen) vóór 1595. Het noorden is boven. In het zuiden de Noord-IJsseldijk, die de zuidelijke grens vormde van de Bijleveldse landen. De door de Meerndijk afgesneden stukken van de gerechten Veldhuizen en Reyerscop vormden te samen de polder Rosweyde. De polder Achthoven, die zich oostwaarts uitstrekte tot aan de Meerndijk en zuidwaarts tot aan de Noord-IJsseldijk, bestond uit een Utrechts deel (het gerecht Achthoven) en een IJsselsteins deel (Achthoven onder Usselstein). De gehele polder Achthoven waterde echter sedert 1413 af door de Bijleveld, zodat toen ook het IJsselsteinse deel watertsaatkundig tot de Bijleveldse landen was gaan behoren. Terwille van de overzichtelijkheid zijn de poldergrenzen van het IJsselsteinse deel weggelaten. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
39
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Heldam in de Oude Rijn tussen de Meernbrug
en Harmeien. Deze afsluiting moet gelijktij- dig met de Meerndijk zijn aangebracht, omdat de benoorden de Oude Rijn gelegen Harmelerwaard - die zelf in het noorden was begrensd door onder andere de Dorpeldijk - vanouds op de Oude Rijn afwaterde. De Heldam werd na enige tijd voorzien van een overtocht of overtoom. In de zeventiende eeuw veranderde men de dam in een schut- sluis, die omstreeks 1960 is afgebroken. De waterkerende ring om het Land van Woerden was hier gesloten door een bestaande 'dijk' of rijweg langs de zuidelijke oever van de Oude Rijn tussen de Meerndijk en de Heldam. Deze dijk was de basis van de ont- ginning Veldhuizen. De Oude Rijn vormde weliswaar het uit-
gangspunt voor de ten zuiden ervan gelegen cope-ontginningen Bijleveld, Veldhuizen en Reyerscop, maar was niet de gemeenschap- pelijke voorwetering, zoals algemeen wordt aangenomen. De eenheden of blokken van deze soort van ontginningen (de latere |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aanleg van de Meerndijk
Het is zo goed als zeker dat de Meerndijk acht eeuwen geleden is aan-
gelegd door het vroegere Land van Woerden. Deze dijk diende om de toestroming van overstromingswater uit de Lek en van overtollig oppervlaktewater uit de ten oosten van de Meerndijk hoger gelegen ontginningsgronden te beletten. Een dergelijke waterkering noemt men een middeldijk. Het gedeelte van deze dijk tussen de Meernbrug en de Nedereindse-
weg (oudtijds Jutphaseweg geheten) lag in de toenmalige provincie Utrecht, het gedeelte tussen de Nedereindseweg en de Noord-IJsseldijk was deels Utrechts en deels IJsselsteins gebied. In tegenstelling tot hetgeen de schrijver van dit artikel vroeger meende, sloot het noord- einde van deze waterkering niet aan op de hoge gronden van de Hogewoerd bij het latere dorp De Meern. Dit blijkt onder andere uit het goederenregister van kanunnik Johannes Visscher, voorkomende in één van de rekeningen van het kapittel van Oudmunster. Daarin wordt in de jaarrekening van 1300 gesproken van de toen reeds bestaande 'pons Maerne', oftewel de Meernbrug over de Oude Rijn (nu Leidse Rijn) aan het noordeinde van de Meerndijk. De scheepvaart op de Oude Rijn, van welk water het gedeelte tussen
de Taatsendijk en Harmeien lang tevoren was gegraven om de kronke- lige vaarroute door de restgeul van de Oude Rijn langs de Hoge- en Lageweide en door Vleuten af te snijden, werd dus niet belemmerd door de Meerndijk. Dit was wel het geval met de thans verdwenen |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
GEMEENTE TELD HUIZEN
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
PROVINCIE ITTHECHT.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
l>*eBandtrt. JOO rnxitiutis
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Kaartje met de in zwart aangegeven begrenzing van de voormalige gemeente Veldhuizen, het noorden is boven. Deze gemeen-
te omvatte de vroegere gerechten Reyerscop (met inbegrip van alle in die polder gelegen kleine gerechten) en Veldhuizen. De oostelijke grens volgde de middeleeuwse grenzen van de twee genoemde gerechten. Het kaartje is overgenomen uit: J. Kuyper, Gemeente-atlas van Nederland (1871, heruitgave 1971). j h • , ,. j o.. .. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
40
|
|||||||||||
gerechten) hadden elk een eigen afwate-
ringssysteem van sloten, weteringen en vlie- ten. Deze leidden het overtollige polderwater naar de Oude Rijn. Daartoe waren de zuid- noord lopende vlieten aan hun uitmondingen voorzien van uitwateringssluisjes of wacht- deuren. De Oude Rijn voerde toen het uit de polders geloosde water westwaarts af naar Rijnland in Holland. De gronden van de Harmelerwaard, waar zich geen cope-ontgin- ningen bevonden, waterden met hun sloten wel rechtstreeks af op de Oude Rijn. De Meerndijk (oorspronkelijk niet meer dan
een brede kade) en de aan weerszijden daar- van gelegen stroken grond volgden, voorzo- ver deze waren gelegen in de toenmalige provincie Utrecht, merkwaardigerwijs niet de oostelijke polderkaden van de gerechten Veldhuizen en Reyerscop, maar sneden de kavels van deze middeleeuwse cope-ontgin- ningen schuin door. De afgesneden gedeel- ten bleven daarna bestuurlijk en gerechtelijk deel uitmaken van die twee gerechten; waterstaatkundig vormden zij echter te samen een afzonderlijke polder, Rosweyde genaamd. Deze polder werd ten aanzien van de afwatering in 1385 onder de vleugels genomen van het toen ingestelde heemraad- schap van de Heycop, voorheen genaamd de Langevliet. De polders binnen dit heemraad- schap loosden hun overtollige water door middel van een gemeenschappelijke water- gang (de Langevliet, later Heycop geheten) op de Vecht bij Breukelen. Tracé van de Meerndijk
Het tracé van de Meerndijk is indertijd niet
willekeurig bepaald. Bij een onderzoek in 1982 naar het ontstaan van het landschap in Zuid-Utrecht en bij de bouw van een veetun- nel in 1993 bleek, dat zich aan de oostzijde van de dijk over een grote lengte een oude, met klei en zandige klei dichtgeslibde water- loop bevindt. Het grootste deel daarvan, dat als kanaal werd gegraven, heeft een recht tracé gehad. Reeds enige eeuwen vóór de aanleg van
de Meerndijk, toen de landbouw in grote mate bijdroeg tot de algemene welvaart en de bevolking sterk toenam, werd de veenwil- dernis in deze streek ontgonnen tot land- bouwgrond. Met het oog op het landbouw- kundige gebruik (aanvankelijk gemengde bedrijven) was het nodig het grondwater op een bepaald niveau beneden het maaiveld te houden. Dit gebeurde door het overtollige water door sloten en weteringen af te voeren naar het buitenwater. De ontwatering had tot gevolg dat zich
verschillende processen in de grond gingen |
|||||||||||
Drie foto's van de doorgraving van de Meerndijk in 1993 voor de bouw van
een veetunneltje. De foto's zijn door de auteur vanuit het zuiden gemaakt. Tijdens de uitvoering van het graafwerk deed de Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB) archeologisch onderzoek naar een dichtgeslibde waterloop ten westen van de Meerndijk. Op de drie foto's is het profiel daarvan zichtbaar De donkergetinte gedeelten bestaan uit veen- grond, de lichtgekleurde uit klei en zandige klei. Zie ook de afbeelding en bijbehorende toelichting door E.R Graafstal in 1993 in dit tijdschrift. |
|||||||||||
41
|
|||||||
Meernbrug (door hem 'de stenen heul'
genoemd) en het midden van de IJsseldijk in totaal bijna 19 morgen (een morgen = ca. 0,85 hectare). Daarvan was de dijk (inclusief de halve IJsseldijk aan het einde van de Meerndijk) tussen de bermsloten ruim 4 1/2 morgen, het bijbehorende land aan weerszij- den van de dijk (door hem 'onland' genoemd) inclusief de sloten en het wiel (de Waaikuil) ruim 14 morgen. De morgen was een algemeen gebruikte
landmaat in onder andere Gelderland, Holland (Rijnland) en het Sticht. De opper- vlakten van de morgens in deze drie streken verschilden weinig van elkaar en waren onge- veer 0,85 hectare. In de betekenis van land- maat wordt de morgen wel eens verklaard als: 'zoveel land als met een span ossen in een morgen kan worden geploegd'. Wij mogen aannemen, dat de belangheb-
bende inwoners van het toenmalige Land van Woerden, dat westwaarts reikte tot aan de grens met Rijnland bij Zwammerdam, ouder gewoonte (dat wil zeggen volgens het gewoonterecht) onderhoudsplichtig voor de Meerndijk waren. Dit blijkt ondermeer uit het feit, dat graaf Willem III van Holland in juni 1323 in overleg met bisschop Frederik van Zierik van Utrecht gebood de 'Marendike' terstond na de oogst te doen ophogen. Daarvoor moesten allen die woonden in het Land van Woerden ten westen van de Meerndijk alsmede die van het Land van Stein (ten oosten van Gouda), van Reeuwijk en van Zwammerdam op de dijk komen, om deze 2 voet (een Rijnlandse voet = ca. 31 cm) op te hogen en de bovenzijde 16 voet breed te maken. Deze maatregel was nodig, omdat Holland - met name Rijnland - grote schade had geleden van doorbraken van de Lekdijk bij Vreeswijk in 1321 en 1322. Deze catastrofe, die ook West-Utrecht trof, heeft overigens in 1323 onder druk van de Hollandse graaf geleid tot een reorganisatie van het bestuur van de Lekdijk Bovendams en tot een schriftelijk vastgelegde onder- houdsregeling in een schouwbrief of dijkbrief voor dat hoogheemraadschap. Men dient de zwaarte van de toenmalige
onderhoudsplichten op het platteland niet te onderschatten. De daarvoor aangewezen boeren in de dijkplichtige gerechten moesten vaak grote afstanden te voet of per schuit afleggen met hun gereedschap voor het te verrichten grondwerk. Hiervoor ontvingen zij geen enkele vergoeding. De wegen waren in die tijd bijkans onbegaanbaar, vooral na de overstromingen in 1321 en 1322. Door het onderhoudswerk volgens
gewoonterecht door de inwoners van de |
|||||||
Het dorp De Meern in 1744, gezien vanuit het westen. Gravure door H.
Spilman, naar een tekening van J. de Beyer In tiet midden de Meernbrug over de Oude Rijn (nu Leidse Rijn). Deze brug wordt reeds in 1300 genoemd. Links langs het water het bezande Leidse jaagpad (nu de Zandweg). Rechts op de voorgrond de (interlokale) heerweg tussen Harmeien en De Meern. Rechts van de brug een door een paard getrokken wagen, die in de richting van de Meerndijk rijdt. Niet zichtbaar op de afbeelding loopt de Steenweg aan de overzijde van het water (oostelijk van de brug) tussen de Meernbrug en de Schenkeldijk (nu Woerdlaan). Deze in de 17e eeuw bestrate weg maakte na de aanleg van de Meerndijk deel uit van de Goudseweg tussen Utrecht en Montfoort. Foto Historische Vereniging. afspelen, zoals inkrimping en vaster worden door indroging, oxidatie
van veen en humus door toetreding van lucht (vooral als er werd geploegd) en vermindering van de opwaartse druk door daling van het grondwaterpeil. Door deze factoren vond een zogenaamde inklinking plaats en daalde het maaiveld. Men moest het slootwaterpeil en daar- mee de grondwaterstand voortdurend verlagen. De aanhoudende inklin- king van de als spons werkende veengrond was evenwel aanmerkelijk sterker dan die van kleigrond. Na enige eeuwen van ontwatering werd de voormalige met klei gevulde Mare als een lichte verhevenheid boven het maaiveld zichtbaar. Deze rug was ten tijde van de Middeleeuwse ontginningen (in de 11e
eeuw, dus vóór de aanleg van Meerndijk) nog niet gevormd. Het noor- delijke deel van de Mare was toen waarschijnlijk nog een smal water- tje. Het overige (gegraven) stuk was wel verland, maar mogelijk nog als een laagte in het terrein aanwezig dan wel tijdens rivieroverstromingen verder dichtgeslibd. In ieder geval behoefde de toenmalige landmeter bij het uitzetten van de ontginningsblokken (de latere gerechten) en van de kavels geen of weinig rekening te houden met deze omstandighe- den. De kleirug vormde gedeeltelijk de eerste aanzet van de waterkering
en leverde tevens specie daarvoor op. Voor ophogingen en herstel- werken haalde men later grond uit de ter weerszijden ervan gelegen stroken land. Tot zover de meest aannemelijke verklaring voor het merk- waardige tracé van de Meerndijk. Eigendom van de Meerndijk
De dijk en de bijbehorende stroken land behoorden toe aan het Land
van Woerden en niet aan de rechtsopvolgers van de oorspronkelijke ontginners of hun landheren, zoals men zou verwachten. Hoe deze ongebruikelijke eigendomstoestand ontstond is niet duidelijk. Volgens een opmeting in 1598 door de landmeter Jan Rutgersz. van
den Berch bedroeg de oppervlakte van de Meerndijk tussen de |
|||||||
42
|
|||||||||||
belanghebbende gerechten om niet te laten uitvoeren, konden de uit-
gaven voor de instandhouding van waterstaatkundige werken beperkt blijven. De lonen van dagloners waren toendertijd, in verhouding tot de vergoedingen voor de dijkgraaf en de heemraden, niet laag. Een grond- werker verdiende in 1484 in het heemraadschap Bijleveld 3 1/2 stui- ver per dag. Een timmerman kreeg toen te samen met zijn knecht 12 stuivers per dag. In dit heemraadschap bedroeg in 1498 het daggeld voor een heemraad 6 stuivers en voor de dijkgraaf 12 stuivers. Aanleg van de IJsseldam
Hoewel de periode van frequente en grote rivieroverstromingen aan het
begin van de ontginningsactiviteiten in Utrecht en Holland (de Grote Ontginning) achter de rug was, bleef de bedreiging door incidentele overstromingen met water uit de Lek en uit de Hollandse IJssel bestaan. In 1285 besloot graaf Floris V in overleg met de bisschop van Utrecht tot de afdamming van de bovenmond van de IJssel aan de Lek ten westen van Vreeswijk. Dit werd de nog bestaande IJsseldam bij de vroegere Hoppenesse of bij het Klaphek. Het gevaar van rivierovers- tromingen werd daardoor beperkt. Een bijkomend maar belangrijk voor- deel was, dat door de lagere ebstanden in de IJssel voor veel polders de mogelijkheid werd geschapen daarop te gaan uitwateren met wachtdeuren of sluisjes. Men was toen nog aangewezen op natuurlijke lozing van het overtollige polderwater; bemaling met windwatermolens vond hier pas tegen het einde van de 15e eeuw plaats. De geërfden (grondeigenaren) van de ten noorden van de IJssel en
ten zuiden van de Oude Rijn gelegen landen, die sedert de ontginnin- gen het overtollige water op de Oude Rijn hadden geloosd, maakten spoedig gebruik van de nieuwe toestand. Daartoe behoorden onder andere de geërfden in de Utrechtse gerechten Bijleveld (inclusief Veldhuizen) en Reyerscop. De ten zuiden daarvan gelegen Utrechtse polders Achthoven en Mastwijk waterden reeds vanouds af op de Hollandse IJssel. Gerechten (in Holland ambachten) waren de kleinste bestuurlijke en gerechtelijke eenheden op het Utrechtse platteland. Daarvoor in de plaats zijn later de gemeenten en waterschappen gekomen. |
|||||||||||
Kadastraal kaartje van de Meerndijk tussen de
Nedereindseweg en de Noordijsseldijk met de aangrenzende percelen (toestand 1910) (Het Utrechts Archief. Topografische atlas; Bijleveld en de Meerndijk, inv. nr. 40, kaart nr. 23). Het noorden is linksboven. De dikke lijnen zijn gemeentegrenzen. Onderaan de Noord- ijsseldijk. De Meerndijk heeft mogelijk vóór de aanleg van de Noord-IJsseldijk doorgelopen tot aan de bedding van de Hollandse IJssel (zie het wijzende handje bij het kadastrale perceel gemeente IJsselstein, sectie D, nummer 61). |
|||||||||||
de oostelijke grens naar het westen tot
voorbij het dorp Harmeien en werd de Meerndijk afgestoten (zie later). Zijdwing was een verbastering van side-
wende. De betekenis daarvan was een bin- nendijk die aan een zijkant van een ontgin- ningsblok of polder liep. De voorzijde van het blok was de weg, waaraan de boerderijen stonden (de zogenaamde ontginningbasis). Wende of wending was een ander woord voor dijk. Wenden of keren van water is het tegenhouden van water (waterkering). In de Ronde Venen en in enige ten oosten daarvan gelegen polders spreekt men tegenwoordig van zuwe, een verbastering van zijtwin, sijd- wen of zijdwinde. Deze zuwen zijn thans alle als wegen in gebruik, bijvoorbeeld de Mijdrechtse Zuwe en de Wilnisse Zuwe. Hol is de oorspronkelijke schrijfwijze van heul, een overdekte holte of doorgang voor water. Tegenwoordig zeggen wij duiker. Heulen in wegen werden meestal gemetseld en ten behoeve van de scheepvaart dikwijls vergroot tot een stenen boogbrug. Zo'n brug noemde men vaak ook heul of heulbrug. |
|||||||||||
Oprichting van het heemraadschap van Woerden
De rampspoedige rivieroverstromingen in 1321 en 1322 waren voor de
Hollandse graaf aanleiding de baljuw (zijn vertegenwoordiger) van Woerden op te dragen vijf welgeboren heemraden te kiezen. Met hen zou hij als dijkgraaf (rechtsvorderaar namens de graaf) het Land van Woerden besturen met betrekking tot de belangrijkste waterschaps- werken. In het gebied "van den Marrendijk totte Swadenburchdam (Zwammerdam) toe" vielen daaronder (de waterkeringen in enkelvoud en zonder nadere plaatsaanduidingen opgesomd): zeedijk, middeldijk, zijdwing, wateringen, sluizen, holen en de Marrendijk. De betekenissen van sommige van deze waterstaatkundige soortnamen waren als volgt. Een middeldijk is een binnendijk, die onder normale omstandigheden geen water keert. In 1323 kwamen de graaf van Holland en de bis- schop van Utrecht overeen, dat een middeldijk zou worden aangelegd tussen de Hollandse IJssel en de Vecht. Daarvan zou de Meerndijk, die in hetzelfde jaar werd opgehoogd, deel uitmaken. Het is niet duidelijk of deze middeldijk volledig tot stand is gekomen en zo ja, op welke wijze. Hiertegen bestond veel bezwaar van de zijde van de vier Utrechtse kapittelen. Mogelijk vond een verlenging van de Meerndijk plaats via de Ouderijnsedijk (op de zuidelijke oever van de Oude Rijn), de Stadsdam, de tegenwoordige Burgemeester Verderlaan, het zuide- lijke deel van de Hogeweidsedijk en de kade in het verlengde daarvan tot aan de Vleutensewetering bij het latere huis Leeuwensteyn. Voorzover deze middeldijk werd verwezenlijkt, heeft die slechts 40 jaren dienst kunnen doen. In 1363 verplaatste het Land van Woerden |
|||||||||||
43
|
|||||||
zou in de tweede helft van de zestiende eeuw
tot enige problemen en zelfs tot een voor het Hof van Utrecht gevoerd proces leiden. Het heemraadschap van de
Bijleveld en de Meerndijk De uitwatering op de Hollandse IJssel bleek
van korte vreugde te zijn. Door onvoldoende doorstroming bleef tijdens doodtij veel slib in de rivier achter, zodat de afvoer stagneerde. De eigenaren van de landen in de gerechten Bijleveld (inclusief Veldhuizen), Reyerscop, Mastwijk en Achthoven {in dit artikel voor- taan samen met de Harmelerwaard de Bijleveldse landen genoemd) kregen van de Hollandse graaf aanvankelijk wel, maar door tegenwerking van het Land van Woerden ten- slotte geen toestemming om naar de oude toestand terug te keren. Zelfs werd de Oude Rijn ten westen van Harmeien met de Haanwijkerdam afgesloten. Zij moesten het overtollige water op een andere wijze zien kwijt te raken. De enige mogelijkheid voor hen was een afvoerleiding in noordelijke rich- ting te maken. In 1413 kregen deze geërfden onder
bepaalde voorwaarden en tegen betaling van zekere sommen gelds vergunningen van de graaf van Holland, de heer van Woerden en de stad Amsterdam om hun polderwater via de Amstel op het IJ te lozen. Daartoe legden zij korte tijd later gezamenlijk een hoofdaf- voerleiding aan vanuit het gerecht Bijleveld via de Oude Rijn bij Harmeien, langs het dorp Kockengen en door de Ronde Venen naar de Amstel bij Koelbiers (waarschijnlijk een her- berg). In 1677 werd deze gemeenschappelij- ke afvoerleiding om de Ronde Venen heen geleid. De landen tussen de Noord-IJsseldijk en de Hollandse IJssel (de zogenaamde uiterdijken) van Achthoven en Mastwijk waren niet betrokken bij de uitwatering naar de Amstel. Deze buitendijkse gronden bleven na 1413 als vanouds op de Hollandse IJssel afwateren. Het gedeelte van de Oude Rijn tussen de
Heldam en de Haanwijkerdam kwam in open verbinding te staan met de nieuwe afvoerlei- ding. De ten zuiden ervan gelegen polders waterden daarop uit door middel van hun uit de ontginningstijd daterende weteringen en vlieten. Deze waren aan hun uitmondingen afgesloten door wachtdeuren of sluisjes. De Harmelerwaard ging eveneens (noodgedwon- gen) via de Oude Rijn en de nieuwe afvoer- leiding in de Amstel uitwateren. De gemeenschappelijke afvoerleiding
noemde men aanvankelijk 'Bijleveldsewete- ring' (1498), 'ons wetering' (1502) en 'ge- meenlantswetering die in de Aemstel gaet' |
|||||||
Tot zover de korte toelichting op de oude namen van verschillende
soorten van waterschapswerken in het in 1322 ingestelde heemraad- schap van Woerden. Dit heemraadschap was de voorloper van het late- re grootwaterschap van Woerden. De binnen dit heemraadschap gelegen polders bezuiden de Oude
Rijn, die na 1285 hun overtollige water daar niet meer op brachten, maar op de Hollandse IJssel waren gaan lozen, waren mede onder- houdsplichtig gebleven voor de uitwateringssluizen van Rijnland bij Spaarndam benoorden Haarlem. Toen de sluizen tijdens een doorbraak van de Spaarndam in 1362 ernstig werden beschadigd, maakten deze geërfden bezwaar om bij te dragen in de hoge herstelkosten. Zij hadden geen belang meer bij deze uitwatering. In 1363 werd met toestemming van de ruwaard van Holland een
overeenkomst gesloten tussen de heemraden van Rijnland en de geërf- den van het Hollandse en Utrechtse deel van het Land van Woerden. De geërfden van de landen ten zuiden van de Oude Rijn, die na 1285 op de Hollandse IJssel uitwaterden, deden afstand van hun recht het pol- derwater in de Oude Rijn te lozen. Hun verplichtingen kochten zij af. De Meerndijk speelde voortaan geen rol meer als waterkering van
het heemraadschap van Woerden. Dit was niet het geval met de Heldam, omdat de Harmelerwaard op de Oude Rijn was blijven afwateren. Schenking van de Meerndijk aan Steven van Zuylen
In 1363 schonken vier heemraden van het Land van Woerden van
's Landswegen 'ewelicken de bruucweer' van de Meerndijk 'met toebe- hooren' tussen de Meernbrug en de Noord-IJsseldijk aan de vijfde heemraad Steven van Zuylen en zijn nakomelingen. Bruikweer was volgens S. Muller Fz., indertijd archivaris van het
Utrechtse archief, het gebruiksrecht op de desbetreffende grond. In latere archiefstukken wordt geen duidelijk onderscheid gemaakt tussen 'bruikweer' en 'vrij eigendom'. Onder 'toebehooren' verstond men de aan weerszijden van de dijk gelegen stroken grond. Deze werden aan- vankelijk gebruikt als bouwland, maar waren aan het einde van de 16e eeuw door herhaalde afgravingen ten behoeve van het onderhoud en het herstel van de Meerndijk onland geworden en gedeeltelijk bepoot met wilgen. Ook de Waaikuil (een bij een vroegere doorbraak van de Meerndijk ontstaan wiel of wade) maakte daar deel van uit. Voorwaarde van de gift was, dat Steven van Zuylen en zijn nakome-
lingen de Meerndijk zouden onderhouden. Hierbij moeten wij in het oog houden, dat het woord 'dijk' oudtijds in de provincie Utrecht (en ook elders) niet alleen de betekenis had van waterkering, maar tevens van 'rijweg'. Dit kon een beperkt openbare binnenweg van uitsluitend plaat- selijk belang voor de aanwonende 'buren' (een zogenaamde buurweg) zijn, maar ook een volledig openbare en interlokale rijweg (een zoge- naamde heerweg of herenweg). In Utrecht werden de heerwegen door de maarschalken in hun kwartieren geschouwd. Zij deden dit namens de landsheer of de stadhouder, vandaar de naam 'heerweg'. In het onderhavige geval had zich in de loop van de tijd op de kruin
van de Meerndijk een rijweg gevormd, die een onderdeel was gewor- den van de heerweg tussen de steden Utrecht, Monfoort en Gouda. Deze heerweg was, zoals alle rijwegen in West-Utrecht, een onverhar- de kleiweg, dat wil zeggen, dat de bovenlaag uit kleiachtige grond bestond. De nieuwe eigenaar was verplicht de gaten te dichten indien de dijk
overgelopen of moedwillig doorgestoken was. Dit alles diende buiten bezwaar van het Land van Woerden te geschieden. De heemraden van het Land van Woerden behielden zich het recht voor de dijk naar eigen inzicht te verhogen of te verlagen, wanneer de Lekdijk zou doorbreken en het Land van Woerden daarvan schade zou ondervinden. De schenking in 1363 aan Steven van Zuylen en diens nakomelingen
|
|||||||
■
|
||||||||
44
|
||||||||
(1508). De naam 'Bijlevelt' voor deze watergang komt in de bewaard
gebleven kameraarsrekeningen van Bijleveld en de Meerndijk voor het eerst voor in 1519. Bijleveld werd later de officiële naam van deze watergang. De Heldam, die in het begin van de 16e eeuw onder ande- re ook 'dam bij die Helle' (kameraarsrekening van 1508) werd genoemd, vormde de oostelijke begrenzing van de Bijleveldse boezem. Het was van belang deze dam in goede staat te houden, omdat de uit- watering in de Amstel alleen was toegestaan, indien er uitsluitend Bijlevelds water door Hollands territoir zou stromen. Aansluitend op de vergunningen van 1413 vaardigde de Utrechtse
bisschop Frederik van Blankenheim in 1414 een schouwbrief uit voor de betrokken geërfden. Deze hield onder meer de vergunning in voor de aanleg van de gemeenschappelijke afvoerleiding (de latere Bijleveld) met de daarlangs te maken 'opstallen' (waterkerende stroken land, later voorzien van kaden) door of tussen andere gerechten. De daar- voor benodigde gronden mochten worden onteigend of in gebruik genomen, mits de in de streek gebruikelijke schadevergoedingen wer- den uitgekeerd. Dit reglement bevatte tevens bepalingen omtrent de samenstelling
en verkiezing van het college van dijkgraaf en heemraden. Voorts wer- den voorschriften gegeven omtrent het voeren van de schouw (perio- dieke inspectie) door dit college, alsmede wie verplicht waren de wer- ken te onderhouden en de eventuele boetes voor in gebreke gebleven onderhoudsplichtige gerechten of personen in het ingestelde heem- raadschap. Een toenmalig heemraadschap was een voorloper van een tegenwoordig waterschap, het had echter niet de hoedanigheid van een publiekrechtelijk lichaam. Het onderhavige heemraadschap zal in dit artikel het heemraadschap van de Bijleveld en de Meerndijk worden genoemd. Deze naam bestond niet, maar wordt hier ter wille van de duidelijkheid gebruikt. De dijkgraaf zou bij meerderheid van stemmen worden gekozen door
de geërfden in de gerechten Bijleveld, Reyerscop, Mastwijk en Achthoven (de Harmelerwaard werd in de schouwbrief niet genoemd). Dit was ook het geval met vier van de vijf heemraden. Voor hen was voorgeschreven, dat zij uit bepaalde groepen van de geërfden moesten komen. Artikel 9 van de schouwbrief van 1414 (die hoofdzakelijk bedoeld was voor de Bijleveld en niet op de Meerndijk sloeg) luidt: "Voert soe zeilen zij zetten vijff heemraders, dat is te verstaen: de ecclesiën van Utrecht een, de commanduer van sinte Katrijnen t' Utrecht, die in der tijt wesen zeil, van der cloesterweghen een, die van Reijnerscoep een, die van Bijlervelt één ende van de borchgrave van Montfoorde een". De commandeur van de Johannieters in Harmeien was dus heemraad namens de kloosters en werd niet gekozen. Voor het Land van Montfoort trad meestal één van de schouten op als heem- raad. De vergaderingen van de geërfden vonden plaats in het Kapittelhuis
of het Klein Kapittelhuis van de Dom te Utrecht onder leiding van de domdeken of een enkele maal van de vice-domdeken. Als secretaris fungeerde de secretaris van het Domkapittel, die ook zorgde voor het onderbrengen van de stukken in het archief van het kapittel. Aan de achtereenvolgende secretarissen is het te danken, dat nog betrekkelijk veel oude gegevens van het heemraadschap bewaard zijn gebleven. Het technische toezicht op de waterschapswerken, waartoe na 1486 ook de drie op de Oude Rijn uitslaande windwatermolens behoorden, berustte bij de door de geërfden aangestelde kameraar; deze beheer- de ook de geldmiddelen van het heemraadschap. De geërfden waren veelal geestelijke instellingen in de stad Utrecht, zodat slechts twee heemraden afkomstig waren uit het 'gemeenlant van Bijlevelt'. Ook de dijkgraaf was in de regel woonachtig in de stad, evenals de kameraar. De Bijleveld moest tweemaal 's jaars worden geschouwd door het
|
college van dijkgraaf en heemraden. Deze
schouwen en de eventuele naschouwen wer- den gewoonlijk in de maanden mei (mei- schouw) en oktober (herfstschouw) vanuit Harmeien per schuit gevoerd. De reis tussen Utrecht en Harmeien deed men meestal met paard en wagen. Soms - onder andere in 1507, 1508, 1574 t/m 1576 - kon de schouw van de Bijleveld slechts gedeeltelijk of in 't geheel niet plaats vinden door de aan- wezigheid van vijandig gezinde 'ruiteren' (sol- daten) in Hollands gebied of om andere rede- nen. In enkele gevallen lieten dijkgraaf en heemraden zich om veiligheidsredenen verge- zellen door enige 'gesellen'. Schouw en onderhoud van de
Meerndijk na 1414 De nieuwe waterstaatkundige toestand
bracht met zich mee, dat het in 1414 inge- stelde heemraadschap van de Bijleveld en de Meerndijk verantwoordlijk werd voor de instandhouding van de Meerndijk en tevens voor de Heldam. Toch werd over de Meerndijk, die de oostelijke waterkering van de op de Bijleveld afwaterende polders was geworden, in de schouwbrief van 1414 met geen woord gerept. Het onderhoud daarvan vond plaats volgens het gewoonterecht, ter- wijl dijkgraaf en heemraden van het heem- raadschap zowel de Bijleveld als de Meerndijk schouwden. De Meerndijk was niet alleen de oostelijke waterkering van de Bijleveldse landen geworden, maar ook indi- rect van belang voor de afwatering daarvan. Zoals gezegd, mocht krachtens de vergun- ningen van 1413 geen gebiedsvreemd water door de Bijleveld in Hollands gebied (Amstelland) terecht komen. De bewoners van alle in de Oude Rijn uit-
waterende gerechten in de toenmalige pro- vincie Utrecht, die belang hadden bij de instandhouding van de Meerndijk, waren daarvoor van oudsher onderhoudsplichtig. Dit waren zowel de gerechten in het nieuwe heemraadschap van de Bijleveld en de Meerndijk, als de daarbuiten gelegen Utrechtse gerechten in het Land van Woerden. Zo werd de bewoners van Achthoven (waarvan een gedeelte in IJsselsteins gebied lag) en Mastwijk in 1464 opgedragen de Meerndijk mede te onder- houden 'nae ouder gewoenten'. De in het Hollandse deel van het Land van Woerden wonende grondgebruikers behoefden na 1363 de Meerndijk niet meer te onderhou- den. Daarvoor in de plaats moesten zij de omringende kade (de Gemeenlandskade, later plaatselijk de Hollandsekade geheten) van het heemraadschap van het Land van |
|||||||
45
|
|||||||
schouw vond plaats in augustus 1584. Het
aantal hoefslagplichtige gerechten bedroeg toen 12. In de tussentijd, te weten in 1582, had
men van de nieuwe regeling gebruik kunnen maken, toen de Meerndijk met het oog op hoog water in de Heycopse polders moest worden voorzien van een tijdelijke kade op de kruin. In hetzelfde jaar werd de dijk ver- hoogd met grond uit de sloot tussen de dijk en het erlangs lopende zandvoetpad. Wisselend eigendom van de
Meerndijk Zoals eerder is vermeld, schonk het Land
van Woerden in 1363 de 'bruucweer' van de Meerndijk met toebehoren onder bepaalde voorwaarden aan Steven van Zuyien. Dit gebruiksrecht schijnt op den duur te zijn ver- eenzelvigd met 'vrij eigendom'. De Meerndijk met toebehoren werd na enige tijd overlangs in twee helften gesplitst en door de nakome- lingen van Steven van Zuyien afzonderlijk verpacht. Dit blijkt uit een pachtovereen- komst uit 1460 tussen Melis van Zuyien van Nijevelt (als voogd over zijn zoon Jacob) en Gijsbert van der Meern. Daarbij werd de helft van de Meerndijk met toebehoren, met uit- zondering van de gebouwen, voor de duur van 25 jaren verpacht voor 8 1/2 Beyerse gulden 's jaars. Of deze pachtovereenkomst alleen betrekking had op het gedeelte van de Meerndijk tussen de Meernbrug en de Nedereindseweg is niet aangegeven, maar wel waarschijnlijk. In 1554 werd een pachtovereenkomst
gesloten tussen Steven van Rossum, heer van Nijevelt en zijn erfgenamen en nakome- lingen enerzijds en Claes Jacobssn. en Katrijn, diens vrouw, anderzijds voor de helft van de Meerndijk met inbegrip van de daar- langs gelegen gronden. Om te beletten, dat de wagens over de als bouwland gebruikte brede bermen van de weg zouden rijden, waren deze gedeeltelijk afgegraven. Het boerderijtje bij de 'Waey Cuyll' was eigendom van de pachter. Ook hier zal waarschijnlijk sprake zijn geweest van uitsluitend de in de toenmalige provincie Utrecht gelegen over- langse helft van de Meerndijk met toebeho- ren. De pacht bedroeg 14 Karolusgulden per jaar. Deze overeenkomst werd ten overstaan van Acrijn Hermanssoen, schout 'aen den Ouden Rijn ende op Heycop' gesloten en door hem bezegeld. In 1556 kwamen de twee in de provincie
Utrecht gelegen helften weer in één hand. In dat jaar kocht de reeds genoemde Acrijn Hermanssoen, burger en brouwer te Utrecht - hij was ook van 1548 tot 1568 kameraar |
|||||||
Woerden in goede staat houden.
In de jaren 1498 -1506 verzocht de kameraar de kosters in
Harmeien, Kamerik, Kockengen en Zegveld, naderhand uitgebreid met die in Montfoort en Linschoten, des zondags in de kerken de schouw- dagen voor de Meerndijk aan te kondigen; daarvoor ontvingen zij een kleine vergoeding, die telkens in de jaarrekeningen van de kameraar werd verantwoord. In 1569, 1571 en 1572 reisde de dienaar van het heemraadschap naar Harmeien, Kamerik, Zegveld, Linschoten, Achthoven en Cattenbroek om de grondgebruikers bij 'clockeslach' op te roepen naar de Meerndijk te gaan, om deze ouder gewoonte 'uit de schouw te houden' (behoorlijk gemaakt en vrij van boete te houden). In en na 1584 werden de schouten van de hoefslagplichtige gerechten schriftelijk opgeroepen om met hun daarvoor aangewezen ingezetenen voor de schouw op de Meerndijk te verschijnen. Onder hoefslagplichtige gerechten verstond men gerechten, die 'in
de dijk gehoefslaagd' en mitsdien onderhoudsplichtig waren voor het aan hen toegewezen 'slag' of vak. Deze slagen hadden verschillende lengten al naar gelang van de oppervlakten van de betreffende gerech- ten. Het onderdeel 'hoef' was afgeleid van 'hoeve'. Daaronder verstond men oorspronkelijk de oppervlakte grond die bij een hofstede hoorde. Een hoeve in Utrecht was meestal 16 morgen groot. De schouw werd aanvankelijk op onregelmatige tijdstippen en later in
de maanden juni of juli (als de kleiweg op de Meerndijk berijdbaar was) per wagen éénmaal 's jaars door dijkgraaf en heemraden met de kame- raar gevoerd. Deze inspecties betroffen niet alleen de hoedanigheid van de dijk als waterkering, er werd ook gekeken naar de zich daarop bevindende kleiweg. Deze weg behoorde door de bezitter van het gebruiksrecht van de Meerndijk of diens pachter te worden geëffend, waarbij de vaak diepe karresporen moesten worden opgevuld. Voorts diende de rijbaan tot voldoende breedte te worden vrijgehouden van opgaande beplantingen. Door het ontbreken van duidelijke en schriftelijk vastgelegde voor-
schriften ten aanzien van het onderhoud van de Meerndijk ontstonden telkens problemen, niet in de laatste plaats door de 'troubles' (oorlogs- omstandigheden). Het heemraadschap van de Bijleveld en de Meerndijk kon de onwillige onderhoudsplichtigen niet beboeten of andere maat- regelen treffen, zonder door de Staten van Utrecht daartoe te zijn gemachtigd met een door dezen goedgekeurde verordening of schouw- brief voor de Meerndijk. Een waterdichte onderhoudsregeling voor de Meerndijk was niet
overbodig. In het heemraadschap Heycop, voorheen genaamd de Langevliet ten oosten van de Meerndijk werd gedurende de herfst- en wintermaanden niet gemalen. Het gevolg was, dat de laaggelegen pol- der Heycop en het zuidelijke deel van Rosweyde dan meestal onder water kwamen te staan. De dijk kon bij aanhoudende oostenwind of zuidoostenwind, waardoor het polderwater werd opgejaagd tegen de Meerndijk, op de laagste plaatsen overlopen. In dergelijke gevallen wer- den de daarvoor aangewezen bewoners van de hoefslagplichtige gerechten 'bij clockeslach' opgeroepen op de dijk te verschijnen om de schade te herstellen. In 1581 besloot de vergadering van geërfden die onder de Meerndijk
ressorteerden deze te verhoefslagen (in onderhoudsvakken te verde- len) en deze verdeling schriftelijk vast te leggen. Een jaar later werden de slagen door de landmeter Jan Ruijsch en zijn assistent uitgemeten in aanwezigheid van de schouten van Zegveld, Kamerik, Linschoten (twee schouten), Kockengen, Gerverscop, Vleuten (voor de Harmeier- waard), Achthoven, Harmeien, Reyerscop en Veldhuizen. De geërfden bepaalden voorts, dat de schouten voortaan lijsten zouden inleveren van de aantallen morgens land in hun gerechten, vermoedelijk met ver- melding van de namen van de gebruikers daarvan. De eerstvolgende |
|||||||
46
|
|||||||
van het heemraadschap van de Bijleveld en de Meerndijk - de oostelij-
ke helft tussen de 'Heycoperw/etering en de de Jutphaescheweg' (dit was het gedeelte tussen de Oude Rijn bij de Meernbrug en de Nedereindseweg) van Aernt van Zuyien van Nijevelt, heer tot Hoefflaecken, 'in ewigen ende staidigen vasten erffcope' voor 400 Karolusgulden. Deze helft grensde aan land van de koper in Rosweyde. Drie jaren later, in 1559, kocht Acrijn Hermanssoen de westelijke helft tussen de Oude Rijn en de Jutphaseweg (nu Nedereindseweg) van Steven van Rossum, heer van Nijevelt, voor eveneens 400 Karolusgulden. De bestaande pacht van 14 gulden 's jaars werd bestendigd. Geen van de twee koopcontracten, waarvan copieën bewaard zijn gebleven, bevatten een clausule over het servituut van onderhoud van de weg op de Meerndijk. Mogelijk sprak dat volgens het gewoonterecht vanzelf: het onderhoudswerk werd in de regel verricht door de pachters. In januari 1563 verleende Gerrit van Haerlem ten overstaan van de
schout van Bijleveld, Reyerscop en Rosweyde aan Acrijn Hermanssoen een plecht (hypotheek) op de bruikweer van de helft van 13 morgen van de Meerndijk. Daarbij stond de pandgever de grond in vrij eigendom af voor 500 Karolusgulden en werd deze aan hem in erfpacht teruggege- ven voor 31 gouden Karolusgulden en vijf stuiver Brabants 's jaars. Volgens deze plecht zou de totale oppervlakte van het Utrechtse deel van de Meerndijk met toebehoren 13 morgen bedragen. In deze akte was geen verschil gemaakt tussen 'bruikweer' en 'vrij eigendom'. De plecht werd in 1581 afgelost. In dat jaar kregen de erfgenamen van Acrijn Hermanssoen, die in 1569 was overleden, de eigendom van de grond weer terug. In 1582 voerde het heemraadschap onderhandelin- gen met deze erfgenamen over een eventuele aankoop van de Meerndijk met toebehoren. Omdat geen overeenstemming kon worden bereikt met de schuldeisers van wijlen Acrijn Hermanssoen, ging de koop niet door. Nadat bekend werd, dat de hierboven bedoelde erfgenamen de
Meerndijk met toebehoren wegens schulden publiek zouden verkopen en in de aankondigingen niet was vermeld, dat deze gronden waren belast met servituten, besloten dijkgraaf, heemraden en geërfden van de Meerndijk daartegen op te treden. In 1597 verklaarden zij alleen in te stemmen met een gerechtelijke verkoop, indien in de tekst van de biljetten alsnog de op die gronden rustende lasten en servituten zou- den worden opgenomen. Deze zaak werd voorgelegd aan het Hof van Utrrecht. Dit was van oordeel, dat aan de eis van het heemraadschap diende te worden voldaan. In 1598 werden de gezamenlijke geërfden, vertegenwoordigd door het heemraadschap van de Meerndijk, als hoogste bieders voor 670 Karolusgulden eigenaren van het Utrechtse deel van de Meerndijk met toebehoren ter grootte van 13 morgen. De verloren schouwbrief van 1564
In 1563 was een meningsverschil ontstaan tussen dijkgraaf en heem-
raden van de Bijleveld en de Meerndijk enerzijds en Acrijn Hermanssoen anderzijds over de onderhoudstoestand van de Meerndijk. Deze kwestie is vermoedelijk voortgekomen uit het feit, dat de schouw in dat jaar nauwkeuriger was gevoerd dan voorheen gebrui- kelijk was geweest. Acrijn Hermanssoen verzocht toen aan de Staten van Utrecht te willen bemiddelen om over deze zaak 'in vruntschappen te kunnen accorderen'. In een bij het Hof van Utrecht in 1564 ingediende klacht door de pre-
laten en kapittelen van de vijf belangrijkste kerken in Utrecht, alsmede door de gewone geërfden en bewoners van Bijleveld, Reyerscop, Achthoven en Mastwijk wordt beschreven, welke gebreken waren ont- staan aan de kleiweg op de Meerndijk. Zij wezen erop, dat deze weg een heerweg was tussen Utrecht en Montfoort, Oudewater, Gouda en om- |
|||||||
streken.
Volgens de briefschrijvers was het
Utrechtse deel van de weg in de loop van vier of vijf jaren onbruikbaar geworden. De eigenaren Steven van Rossum en Acrijn Hermanssoen hadden de weg stelselmatig versmald door sloten te graven, de bermen af te graven en deze te bepoten of te beplan- ten met bomen. Niet alleen het doorgaande verkeer had daar last van, ook de grondge- bruikers van de op de Meerndijk uitwegende landbouwpercelen werden daardoor gehin- derd. Verzocht werd de eigenaren te gelas- ten alles weer in de oorspronkelijke toestand terug te brengen. In hetzelfde jaar dienden de geërfden van
de landen die onder de Meerndijk ressor- teerden een verzoekschrift in bij de Staten van Utrecht om een ordonnantie en schouw- brief voor de Meerndijk uit te vaardigen. Voor dit waterschapswerk was geen schrif- telijk vastgelegde keur (te vergelijken met een tegenwoordige politieverordening) aan- wezig. Met een dergelijke ordonnantie zouden hun dijkgraaf en heemraden de overtreders en onwilligen rechtens kunnen beboeten en zonodig executeren (beslag leggen op hun bezittingen en deze gerechtelijk verkopen). Het leek hun gewenst, dat dijkgraaf en
heemraden de ingezetenen van Achthoven, Mastwijk, Linschoten, Harmeien, Kamerik en Zegveld, die van oudsher de Meerndijk onderhielden, voor de jaarlijkse schouw en ook bij dreigend gevaar van overlopen van de dijk krachtens een door de Staten uitge- vaardigde verordening konden oproepen. Deze 'huislieden' volgden namelijk niet steeds de aan hun gegeven aanwijzingen op, terwijl voor die weigerachtige houding geen sancties waren gesteld. Ook wezen zij erop, dat de Meerndijk bij regenachtig weer niet zonder gevaar vanuit Holland (bedoeld zal zijn geweest Oudewater, Gouda en omstre- ken) met paard en wagen was te gebruiken. Voorgesteld werd iedere man die een viertel (= een vierde hoeve van 16 morgen, dus 4 morgen) land gebruikte te verplichten bij lastgeving van dijkgraaf en heemraden 'ten dijk' te verschijnen. Bij tegenspraak of bele- diging van dijkgraaf of heemraden zou huns inziens naar dijkrecht een boete van 5 gou- den guldens kunnen worden geëist. Voorts zouden de schouten van de hoef-
slagplichtige gerechten lijsten dienen op te stellen met de namen van de personen die opgeroepen konden worden. De Meerndijk zou volgens hen moeten worden verhoef- slaagd naar het aantal grondgebruikers in de desbetreffende gerechten. Hierbij zij opge- merkt, dat een dergelijke verdeling zou |
|||||||
47
|
|||||||
afwijken van de in het Sticht gebruikelijke onderhoudsregelingen voor
wegen en voor voetpaden die nagenoeg steeds naar het aantal mor- gens per gerecht werden verhoefslaagd. Er zijn geen aanwijzingen, dat deze schouwbrief rechtsgeldigheid
heeft gekregen. Als gevolg van de onrustige tijdsomstandigheden raak- te het exemplaar van het heemraadschap verloren. Overigens was de voorgestelde onderhoudsregeling uitsluitend bedoeld voor de Meerndijk. Voor het gedeelte van de Noord-IJsseldijk, dat de zuidelijke waterkering van de Bijleveldse landen vormde, waren de huislieden in de aan deze dijk grenzende polders Achthoven en Mastwijk volgens de eeuwenoude stelregel "wie water deert, die water keert" onderhouds- plichtig. Het onderhoud van de noordelijke waterkering van de Bijleveldse landen tussen de Meerndijk en de Heldam langs de zuid- zijde van de Oude Rijn kwam van oudsher ten laste van de aangren- zende grondgebruikers in Veldhuizen. Dit was ook het geval met de zich daarop bevindende heerweg naar Harmeien. De nieuwe schouwbrief van 1595
In 1583 stelde het heemraadschap een ontwerp van een nieuwe
schouwbrief voor de Meerndijk op, ditmaal naar voorbeeld van de dijk- brief van de Lekdijk Bovendams. De tekst werd in hetzelfde jaar goed- gekeurd door de vergadering van de geërfden. Het duurde echter tot 1595, voordat de Staten van Utrecht de schouwbrief vaststelden en de verzochte ordonnantie uitvaardigden. Er was namelijk langdurige one- nigheid ontstaan over de inhoud van het ontwerp, omdat veel belang- hebbenden daarvan niet op de hoogte bleken te zijn. De inwoners van Harmeien, Kamerik, Linschoten, Zegveld en anderen dienden in 1593 een bezwaarschrift in bij de Staten van Utrecht. Zij schreven, dat het concept buiten hen om was opgesteld. De schouwbrief betekende voor hen een aanmerkelijke verzwaring van de lasten in vergelijking met die, waaraan zij van oude tijden af gewend waren. Daarbij wezen zij op de Hollandse brieven van 1322 en 1363, waarin volgens hen was vastge- legd, dat zij niet belast zouden worden met meer onderhoudswerk aan de Meerndijk. Deze argumenten werden door dijkgraaf en heemraden weerlegd. Bij
de bespreking van het ontwerp in 1583 was een zeer groot aantal van de belanghebbenden in het Kapittelhuis te Utrecht aanwezig geweest. Voorts waren de brieven van 1322 en 1363 huns inziens verouderd en bovendien niet in strijd met de bepalingen van de concept-schouwbrief. In augustus 1594 vond over de concept-schouwbrief een geconvo- ceerde vergadering van de aan de Meerndijk dijkplichtige geërfden plaats. Na het aanbrengen van enige aanvullingen en verbeteringen, werd het nieuwe ontwerp door de vergadering aanvaard. De schouwbrief werd in september 1595 door de Staten van Utrecht
vastgesteld. Het heemraadschap van de Bijleveld en de Meerndijk werd daarbij gesplitst in een heemraadschap van de Bijleveld en een in het leven geroepen heemraadschap van de Meerndijk (Marendijk genoemd). Het eerstgenoemde heemraadschap had een college van watergraaf en vijf heemraden, dat als vanouds de zorg droeg voor de gezamenlijke afwatering. Het tweede heemraadschap met een college van dijkgraaf en zeven heemraden beheerde de Meerndijk. De water- graaf en de dijkgraaf waren dezelfde persoon, evenals vijf heemraden. Voor het heemraadschap van de Meerndijk werden twee heemraden aan het bestaande college toegevoegd. Dezen dienden te worden gekozen door de geërfden van de landen in de op die dijk gehoef- slaagde gerechten buiten de Bijleveldse landen. In de schouwbrief werd uitdrukkelijk vastgesteld, dat de bewoners
van het bewesten de Meerndijk gelegen gebied van oude tijden af gehouden waren geweest deze dijk te onderhouden en dat de latere handvesten door de troebelen vermist werden. Deze ordonnantie gold |
dan ook voor de inwoners en geërfden van
Achthoven, Linschoten, Cattenbroek, Rapijnen, Iselveld, Schagen, Den Eng, Mastwijk,"s Gravenbroek of 's Gravensloot, Zegveld met Zegvelderbroek, Kamerik Oud en Kamerik Nieuw, Kamerik Mijzijde, Houdijk, Reyerscop, St. Pietersgerecht, Harmeien, Gerverscop met de Breudijk, Haanwijk, Harmelerwaard en Veldhuizen, alle met hun buurschappen en gerechten. De geërfden en grondgebruikers van de Bijleveldse landen waren dus zowel voor de Bijleveld als voor de Meerndijk onderhoudsplichtig. De geërf- den en grondgebruikers van de hierboven bedoelde gronden buiten de Bijleveldse lan- den waren dat - afgezien van andere onder- houdsplichten - alleen voor de Meerndijk. De gewone schouwen zouden voortaan
plaats vinden op de eerste woensdag na de eerste juni van elk jaar. In bijzondere geval- len zouden de schouwdagen door middel van biljetten des zondags bekend worden gemaakt in de kerken van Montfoort, Linschoten, Harmeien, Kamerik en Zegveld, alsmede voor de vier stadspoorten van Utrecht. Zoals gezegd, was de Meerndijk reeds in
1581 door de daaronder ressorterende geërfden morgen-morgensgelijk over de van oudsher onderhoudsplichtige gerechten ver- hoefslaagd. Thans werd voorgeschreven, dat de grondgebruikers met vier of meer mor- gen land persoonlijk of door middel van een plaatsvervanger in opdracht van dijkgraaf en heemraden 'ten dijk' moesten komen op straffe van een boete van twaalf stuivers. De opgeroepenen dienden te zijn voorzien van schoppen, spaden, bijlen, draagberries en ander gereedschap. Ook de schouten waren verplicht op de dijk te verschijnen. Zij moes- ten lijsten bij zich hebben met de namen van de op de dijk gekomen ingezetenen. De grondeigenaren, die vier of meer mor-
gen land in de onder de Meerndijk ressorte- rende gerechten bezaten, waren gerechtigd de vergaderingen van de geërfden bij te wonen. Aangezien de meeste en belangrijk- ste geërfden in de stad Utrecht woonden werd bepaald, dat de vergaderingen gehou- den zouden worden in het Kapittelhuis van de Dom te Utrecht. Kort na 1595 kochten de geërfden van de
niet op de Bijleveld afwaterende gronden het onder de jaarlijkse schouw vallende gewone onderhoud van de Meerndijk af met een een- malige betaling van 1 1/2 stuiver per mor- gen. Deze afkoop geschiedde met instem- ming van de geërfden van de Bijleveldse lan- den. De geërfden van de buiten de Bijleveldse landen gelegen gronden werden |
||||||
daarna alleen belast met het buitengewone onderhoud, dat wil zeggen
bij dreigend of plaats gehad hebbend overlopen of doorbreken van de Meerndijk. Een voorbeeld daarvan is de doorbraak van de Meerndijk in 1624
geweest. In dat jaar werd volgens de jaarrekening van de kameraar van Bijleveld, die tevens de kameraar van de Meerndijk was, op iedere mor- gen lands een bijzondere omslag geheven van twee stuiver. De opper- vlakte van het omslagplichtige gebied bedroeg 8975 morgen, zodat deze "uitzetting" (omslag) resulteerde in een totaalbedrag van 897 gul- den 10 stuiver. De herstelkosten met inbegrip van de aanleg van een kade op de dijk bedroegen 822 gulden. De grondgebruikers moesten de penningen van de uitzetting geheel voorschieten en via de pacht- sommen verrekenen met hun grondheren. De schouwbrief van 1595 werd in 1644 gerenoveerd en heeft dienst
gedaan tot 1867. Nog in 1860 werden de dijkplichtigen aan de Meerndijk 'ten dijk geroepen'. Besluit
De twee in 1595 gevormde heemraadschappen van de Bijleveld en van
de Meerndijk werden in 1867 door de Staten van Utrecht weer samen- gevoegd tot het waterschap Bijleveld en de Meerndijk, in 1912 gewij- zigd in grootwaterschap. In 1966 werd dit grootwaterschap opgeheven. |
omdat de Bijleveld als gemeenschappelijke
uitwateringsvliet was vervallen. Evenals in een eerder stadium de Heycopse polders dit hadden gedaan, gingen de Bijleveldse pol- ders oostwaarts via de Leidse Rijn op het inmiddels aangelegde Amsterdam- Rijnkanaal uitwateren. De Bijleveldse polders zonder de Harmelerwaard vormden in 1956 te samen het waterschap Bijleveld. De Harmelerwaard werd ingedeeld bij het toen ingestelde water- schap Vleutensewetering. Bij de oprichting van het waterschap Leidse Rijn maakten Bijleveld en Vleutensewetering daarvan deel uit, totdat Leidse Rijn opging in het tegen- woordige hoogheemraadschap Stichtse Rijnlanden. De Meerndijk vormt thans geen scheiding
meer tussen Heycops en Bijlevelds water. Het vrijliggende zandvoetpad is lang geleden verdwenen. Alleen de boven de omgeving uit- stekende weg naar Montfoort en Gouda is als een moderne provinciale weg blijven bestaan. |
|||||||||
1 7. Oud-Vaderlandsche rechtsbronnen.
Rechtsbronnen der vier hoofdwaterschap-
pen van het vasteland van Zuid-Holland. V/erken der Vereeniging tot uitgaaf der bronnen van het Oud-Vaderlandsche recht, 3e reeks, 15, 1951. 18.B.G.A. Pabst, Handvesten voor het water-
schap Bijleveld; overdruk van de bijlagen van De hydrarchia Bijleveld, 1836. 19. K. van Royen, 'De oudste kapittelrekening
van Oudmunster uit het jaar 1295' in Bijdragen en mededeelingen van het Historisch Genootschap, gevestigd te Utrecht, dl. 58 (1937). 20. J.A. Storm van Leeuwen, Van Oude Rijn tot
Leidse Rijn, 1985. 21. J.A. Storm van Leeuwen, 'Het raadselachti-
ge tracé van de Meerndijk' in dit tijdschrift, jaargang 9, nr. 2 (1989). 22. J.A. Storm van Leeuwen, 'Meerndijk. een
reconstructie aan de hand van een bestek uit 1928' in dit tijdschrift, jaargang 10, nr. 4 (1990). 23. J.A. Storm van Leeuwen, 'De afwatering van
de Bijleveldse landen in de late middeleeu- wen' in Heemtijdinghen, jrg. 41 (1995). 24. Streekarchief Rijnstreek te Woerden;
Archief van het grootwaterschap i/an Woerden, Inventaris anno 1886, locjuet 40, nr. 6. 25. J.M. Verhoeff, De oude Nederlandse maten
en gewichten, 1983. 26. Martina van Vliet, Het hoogheemraadschap van
de Lekdijk Bovendams, 1961. /
|
||||||||||
Literatuur en bronnen
1. A.A. Beekman, Het dijk- en waterschapsrecht in Nederland vóór 1795
(2 delen), 1905 en 1907. 2. A.N. Beets, Systematisch overzicht van de vindplaatsen van de regle-
menten van hoogheemraadschappen, heemraadschappen, grootwater- schappen, waterschappen, polders en veenderijen, vastgesteld, gewij- zigd of ingetrokken door Provinciale Staten van Utrecht, 1977. 3. H.J.A. Berendsen, De genese van het landschap in het Zuiden van de
provincie Utrecht, Utrechtse Geografische Studies nr 25, Geografisch Instituut Rijksuniversiteit Utrecht, 1982. 4. C. Dekker, 'Afwatering en scheepvaart ten westen van de stad Utrecht
tot m de 14e eeuw' in Feestbundel D.P. Blok (1990). 5. S.G. van Dockum, 'Vleuten - De Meern. Meerndijk' in Archeologische
kroniek provincie Utrecht, 1992-1993. 6. S.J. Fockema Andreae, De uitwatering van Woerden op Rijnland en de
geschiedenis der gemaakte bepalingen. Nota 1930, gevoegd bij de notulen van de Vereenigde Vergadering van Rijnland van dat jaar. 7. S.J. Fockema Andreae, 'Stem, het ontstaan van een vrije hooge heer-
lijkheid op de grenzen van Holland en van hare bestuursorgaan' in Tijdschrift voor geschiedenis, jrg. 47 (1932). 8. S.J. Fockema Andreae, Studiën over waterschapsgeschiedenis, dl. IV
Het Nedersticht, 1950. 9. S.J. Fockema Andreae, Hoogheemraadschap van Rijnland,1934, twee-
de uitgave 1982. lO.M.K.J. Gottschalk, Stormvloeden en rivieroverstromingen dl. I, 1971.
11. E.P. Graafstal, 'Archeologisch onderzoek aan de Meerndijk' in dit tijd-
schrift, jaarg. 13, nr. 2 (1993). 12. Groot Placaatboek etc. 's Lands van Utrecht (3 delen), 1729.
13. Handelingen der Staten van Utrecht; zittingen 1858 en 1865.
14. Het Utrechts Archief (HUA), Archief van het kapittel van de Dom, inv.
nrs. 3544, 3556, 3588, 3589, 3590, 3591, 3592, 3593, 3594, 3595. 15. Het Utrechts Archief (HUA), Civiele rechtzaken Hof van Utrecht (onder
1564). 16. H. van der Linden, 'Een nieuwe overheidsinstelling: het waterschap
circa 1100-1400' in Algemene geschiedenis van de Nederlanden, deel 3(1982). |
||||||||||
49
|
||||||||||||||||||||||||||
door Wouter de Heus
|
||||||||||||||||||||||||||
VAN HISTORISCHE DORPEN TOT MODERN LEIDSCHE RUN
De Transformatie (12)
Een korte transformatie, omdat de cultuurhistorie in Leidsche Rijn zich op dit moment in een soort vacuüm
bevindt. Recent vond de Week van de Visie plaats. Bewoners en professionals konden zich aanmelden om mee te spreken over de toekomst van Leidsche Rijn nu de Ontwikkelingsvisie van begin 1999 eindelijk zal worden herijkt. Helaas maakte het onderdeel cultuurhistorie geen onderdeel uit van de voorbereide werkgroepjes. Een aantal bestuursleden van de vereniging is aanwezig geweest, maar kon dus onmogelijk aandacht vragen voor dit onder- werp. Zij waren ingedeeld in het groepje 'bewonersparticipatie'. Niet echt waarvoor ze gekomen waren. Toch noemde de gemeente De Week van de Visie een groot succes. Nu maar hopen dat de grootste kracht van Leidsche Rijn volgens de gemeente (het bestaande landschap en cultuurhistorie) ook in de toekomst verankert is. Vanuit ons aandachtsgebied speelt er nog steeds een aantal belangrij-
ke zaken. Het gebied rond de Joostenlaan is nog steeds niet veiligge- steld. Eind 2000 gaf ik al aan wat de vervelende consequenties zouden kunnen zijn van het feit dat toenmalig wethouder Schuurmans nog even 40 hectare land had gekocht in die omgeving en dit inbracht om ruim- teproblemen in het 'Sportbos' van het Rijnsche Park op te lossen, ter- wijl hij zelf lid was van de commissie die werkte aan het Raamplan Utrecht-West. De gemeente Utrecht is zich ervan bewust dat men geen sportvelden zou moeten aanleggen langs de Joostenlaan. Maar ja, men bezit nu wel de grond en zal die investering moeten terugverdienen, is het verhaal. Gelukkig is die grond voor een prikkie gekocht, dus moe- |
||||||||||||||||||||||||||
ten er mogelijkheden zijn om die gronden tegen dezelfde prijs door te
verkopen aan Natuurmonumenten. Als dat onmogelijk blijkt, zou ik wel |
Spooronderdoorgang bij Station Terwijde,
illustratie Railinfrabeheer. |
|||||||||||||||||||||||||
een actie willen opzetten waarbij geïnteresseerde bewoners een aantal
vierkante meters kan overnemen van de gemeente om deze dan te schenken aan Natuurmonumenten. Dat PVCV vast blijft houden aan locatie Joostenlaan vind ik persoonlijk onbestaanbaar. Ik snap best dat men snel duidelijkheid wenst over een goede locatie, maar ook het bestuur van deze roemruchte vereniging zou best enige compassie met de belangrijke natuurlijke waarden mogen tonen. Ook op Park Voorn rust nog steeds een zware hypotheek. Er zijn
inmiddels meerdere alternatieven aangeboden aan het projectteam dat verkeersknooppunt Hooggelegen moet herontwerpen. Men heeft geluk- kig de toezegging gedaan dat Rijkswaterstaat deze uitvoerbare alter- natieven zal bekijken en becommentariëren. Tot er een reactie is ont- vangen zou ik nog een keer willen meegeven dat in de Cultuurhistorische Effectrapportage Leidsche Rijn (1995), Park Voorn de hoogste status van 'te handhaven' element heeft meegekregen. In dat licht zal bij een toekomstige afweging, dat aspect een belangrijke rol moeten spelen. Uiteraard op een transparante en controleerbare wijze. Omtrent de spoorverdubbeling hebben de afgelopen weken een aantal informatieavonden plaatsgevonden. Het is nu helder welke pijn de bezuinigingen met zich meebrengen. De onderdoorgang Thijsselint- Oost is volledig van tafel. Iets dat grote consequenties heeft voor de beleving en de functie van het Rijnsche Park. Volstrekt onduidelijk is, waarom men tot deze keuze is gekomen. In deelplan Terwijde wordt onverkort vastgehouden aan een onderdoorgang van een kleine 250 meter. Kennelijk hebben de stedenbouwers van dit deelgebied een hele stevige vinge- in de pap. Als je daar een klein deel van zou laten ver- vallen, en je laat de onzinnige fietstunnel aan de Ridderhoflaan verval- len (een verbinding van niets naar nergens en straks kansrijk als 'soci- aal probleempunt'), kan de verbinding Thijsselint-Oost weer worden opgenomen. Het is leuk dat de bevolking hele avonden kan vullen met presentaties over zulke onderwerpen, het is alleen wat onbevredigend als de bevolking nooit iets te horen krijgt over afwegingen die hebben plaatsgevonden om tot keuzen te komen, laat staan dat men daar ook maar iets over in kan brengen. |
||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||
Ingebracht alternatief voor Hooggelegen.
Door de afrit A2 vanuit Amsterdam naar het zuiden te verplaatsen (onderste 'krul' links), in plaats van de eerdere 'dubbele krul' links- boven, kan het grootste deel van de monumen- ten langs de Rijksstraatweg gehandhaafd blijven en sneuvelt een kleiner deel van Park Voorn. Onderligger Rijkswaterstaat, aanpassing auteur |
||||||||||||||||||||||||||
50
|
|||||||||||
Geld
|
|||||||||||
Alleen bij de film werd het duidelijk dat wij niet
onder de rijken behoorden, we zaten nooit eer- ste rang; dit kon alleen voor een dubbeltje. Er werd in die tijd hard gewerkt en gespaard
om wat centen bij elkaar te krijgen en toch heb- ben we maar weinig bereikt, we waren niet meer tevreden met ons mooie geld. En hiervoor in de plaats kwam de Euro, met als gevolg dat de gulden, rijksdaalder en ook wijzelf; na al dat zwoegen en sparen 'geen cent meer waard' zijn. |
|||||||||||
De Meern, 2002
Theo van den Berg |
|||||||||||
Illustratie
Barbara Gravendeel
|
|||||||||||
Geld is voor de mensen altijd heel belangrijk geweest. Daarom proberen ze
altijd zoveel mogelijk in hun bezit te krijgen. Bij ons thuis werd het woord geld bijna nooit gebruikt, dat was ook niet
nodig want we hadden het immers niet. Het woord centen was bij ons veel belangrijker. Met een paar centen moesten we ' t huishouden maar draai- ende houden. Als m'n vader na een week hard werken thuiskwam zei hij altijd: 'Zo, ik heb weer een paar centen verdiend'. Mijn moeder voelde zich schatrijk want ze had altijd een portemonnee vol losse centen, dit werd in de volksmond 'rooie loop' genoemd. Toch kon je met losse centen nog heel wat doen. M'n vader had voor elf cent een pakje Ibis-shag met vloeitjes. De melkboer
en de bakker werden meestal met losse centen betaald. Ook in de kerk was de cent het meest voorkomende muntstuk, vooral in de collectezak voor de kerk en armen. Ons zakgeld bestond uit een paar centen in de week en we werden zo zui-
nig opgevoed dat we hiervan nog wat in onze spaarpot konden doen. Vooral toen we ontdekten dat we de centen die we kregen om in de kerkenzak te gooien konden vervangen door knopen uit de knopendoos. Een van m'n broers presteerde het om op die manier wel honderd centen te sparen. 'Hij zat dus goed in z'n slappe was' of beter gezegd; hij was 'stinkend rijk'. Voor mij kwam ook dat geluk; in de periode 1936/1937 logeerde ik bij
een oom en tante op de boerderij in Houten. In die tijd waren er in Utrecht grote branden waaronder het Centraal Station, maar ook Galeries Modern brandde tot de grond toe af. Er was geen tijd om de kassa's leeg te halen dus ook de centen kwamen
in het brandende spul terecht. Alles moest snel worden opgeruimd en nu was er in Houten een boer die wat sloten wilde dempen. Al de resten van de brand waren hier erg geschikt voor. Tussen al het verbrandde spul zoch- ten wij dagenlang centen. Soms was de 'oogst' slechts twee of drie centen op een dag, maar op den duur telde het toch aardig aan. Voor een cent kochten we al een behoorlijk ijsje. Ook kochten we een 'fluitje voor een cent.' Alles was in die vooroorlogse jaren erg goedkoop; je had af en toe geen
geld meer nodig want je kocht iets voor een 'habbekrats', 'een appel en een ei', of... 'een scheet en drie knikkers'. Toch was er altijd vrolijkheid; men zong "Geen geld en toch geen zorgen".
Ook voor de orgelman, die wekelijks zijn deuntje ten gehore bracht, bleef er altijd een cent 'aan de strijkstok' hangen. Een arme bedelaar aan de deur verkocht soms teksten van liedjes voor een cent en ook die ging niet zon- der cent naar huis. Ook al in die tijd pastte Albert Heijn op de kleintjes, daar- om werd hij ook met centen betaald. |
|||||||||||
M 'I^
|
||||||||||||||||||||||||||||
51
|
||||||||||||||||||||||||||||
^
|
||||||||||||||||||||||||||||
X
|
||||||||||||||||||||||||||||
Van de voorzitter
In de afgelopen jaren is op deze plaats enkele malen melding gemaakt van
de Se/vedere-filosofie of een Belvedère-project, als thema waarin de cultuurhis- torie in de ruimtelijke ontwikkeling een centrale plaats kent. Deze keer iets meer over de belangrijke ontwikkeling die hiermee wordt aangeduid. In juli 1999 heeft de landelijke overheid de nota Belvedère uitgebracht, waar- voor een 4-tal departementen heeft getekend (VROM, OCenW, LNV en V&W). De centrale gedachte is dat beleidsmakers, cultuurhistorici en ruimtelijke orde- naars werken in hetzelfde landschap aan dezelfde objecten, maar geregeld een volstrekt andere taal spreken. Het misverstand tussen de spelers in de ruimtelijke ordening moet worden doorbroken. Belvedère geeft een nieuwe richting aan de veranderingsprocessen in stad en land onder de aansprekende leuze behoud door ontwikkeiing. Voor de internetters onder de lezers: onder www.belvedere.nl vindt u veel informatie. Hoe wil men dat nu doen? Een van de belangrijke initiatieven vormt de moge-
lijkheid vernieuwende ideeën die oude grenzen doorbreken te subsidiëren. In twee rondes zijn in 2000 en 2001 ruim 80 projecten in het land toegewezen. Een voorbeeld dat speelt in ons gebied, ingebracht door de gemeente Utrecht. Onder het hoofd Oude verhalen in een nieuw groen hart: Leidsche Rijn bouwt een kathedraal'. Een schatkamer voor het collectieve geheugen van een nieuwe gemeenschap. Een enkel citaat uit de toelichting: "In het Rijnsche Park .... kun- nen bewoners straks verpozen tussen resten van het eeuwenoude cultuurland- schap. Boerderijlinten, een Romeinse grens, enkele ridderhofsteden en kas- teellanen mengen zich hier met nieuwe "groene" functies van de stadswijk. Samen met bewoners onderzoeken bestuurders en ontwerpers hoe deze niet eenvoudige combinatie te realiseren is".En iets verder:"De gemeente is hierdoor zo enthousiast geworden, dat er nu een samenhangende strategie voor publiekspresentatie van de cultuurhistorie wordt ontwikkeld voor heel Leidsche Rijn". Het project loopt tot juni 2003, er is ruim € 128.000 voor uitgetrokken waarvan de helft subsidie door Belvedère. Zo'n klein jaar terug heeft u in de plaatselijke pers er al een en ander over kunnen lezen. Het zijn gedachten die onze vereniging uiteraard van harte onderschrijft. Aan
één onderwerp daarin werken wij ook mee: het project tuinbouw, waarin verha- len van tuinders worden vastgelegd. Maar wat gebeurt er verder? Velen maken zich met ons ernstig zorgen dat de Belvedère-gedachte met alle mooie voorne- mens dreigt te verzanden tussen de vele problemen die in Leidsche Rijn de gemoederen bezig houden. In het vorige nummer heeft u er op deze plaats al een en ander over kunnen lezen. Daarom heeft onze vereniging samen met de Bond Heemschut en Oud-Utrecht een brief geschreven aan B&W met kopie aan het Projectbureau Leidsche Rijn om bij de actualisering van de Ontwikkelingsvisie voor 2003-2005 de Belvedère- gedachte alle kans te geven. De drie organisaties hebben de bereidheid uitgesproken daarin mee te denken en daaraan bij te dragen. Begin oktober vindt overleg plaats tussen de genoem- de organisaties en de leiding van het Projectbureau. We zijn benieuwd! P.K. Schenk
|
||||||||||||||||||||||||||||
»1^
|
||||||||||||||||||||||||||||
ii^H
|
||||||||||||||||||||||||||||
'!]i
|
||||||||||||||||||||||||||||
ISTORISCHE VERENIGING
|
||||||||||||||||||||||||||||
* ^. i Uy^E'^E^' ''E MEERNHAARZUILENS
|
||||||||||||||||||||||||||||
W Vff
|
||||||||||||||||||||||||||||
Tijdschrift van de Historische Vereniging
Vleuten, De Meern, Haarzuilens. Verschijnt 4 keer per jaar. ISSN 0928/4893 22e jaargang no. 3, september 2002 De vereniging is ingeschreven in het
verenigingsregister van de KvK Utrecht eo. onder nummer 40479360 Correspondentieadres
Dorpsstraat 1 3451 BH Vleuten
website: www. histvervdmh.nl Dagelijks bestuur
Dr. Ir. P.K. Schenk / voorzitter
Telefoon 030-6774915 F.C.G.M. Besouw / secretaris
Telefoon 030 - 6773000 R.W. Pouw / penningmeester
Telefoon 030 - 6772590 Ereleden
Mevr. Prof. Dr. C. Isings / Soest
Dr. D.W. Gravendeel / Laag Keppel A.J. van Zoeren / Vleuten Gebouwen
Vleuten Broederschapshuisjes,
(Documentatiecentrum) Dorpsstraat 1 030 - 6774222 De Meern Het Kabinet
Contributie (inclusief tijdschrift)
€ 16.00 per jaar , per post € 6.00 extra
Losse nummers tijdschrift:
€ 5.00 leden / € 6.00 niet-leden
Bankrelaties
Rabobank Vleuten, rek. 36.75.17.574
Postbank, rek. 2689200 Redactiecommissie
H.E.J. van Essen, J.H.P. Heesters,
W.H. de Heus (redactie@4image.nl) Mauritslaan 17, 3454 XP De Meern Telefoon 030 - 6662992 Ontwerp omslag
Peter de Vries
Ontwerp binnenwerk Frank Moed
|
||||||||||||||||||||||||||||
Inhoud
Van de voorzitter
Verenigingsberichten
Het zandvoetpad tussen Utrecht en Oudhuizen
De Transformatie (13)
In memoriam Tlieo van den Berg
|
||||||||||||||||||||||||||||
biz.
51 52 53 72 75 |
||||||||||||||||||||||||||||
Druk
Jan Evers / De Meern
|
||||||||||||||||||||||||||||
52
|
||||||||||||
Verenigingsberichten
|
||||||||||||
Van de redactie
|
||||||||||||
Enige tijd geleden gaf de heer Ir. J.A. Storm van Leeuwen te kennen,
dit jaar werd hij 90 jaar, zijn laatste bijdrage te willen leveren voor ons tijdschrift. Het betreft hier een gedegen studie, die eigenlijk een spe- ciale uitgave waard is. Om aan de hoge waarde ervan geen tekort te doen heeft de redactie in overleg met het bestuur gekozen voor een onverkort aaneengesloten artikel in dit nummer. Wij zijn de heer Storm van Leeuwen dankbaar voor dit prachtige aanbod, waarin hij zijn karak- teristieke eigenschap van de perfectie alsmede uitleg van oude woord- gebruiken voor een ieder duidelijk weet te maken, zijn tientallen artike- len die in ons tijdschrift van hem zijn verschenen zullen een bron van wetenschap blijven. |
||||||||||||
Openingstijden van onze gebouwen:
Documentatiecentrum
In de Broederschapshuisjes, Dorpsstraat 1,
Vleuten: maandag en dinsdag van 14.00 - 17.00 uur en donderdag van 19.30 - 22.00 uur. Gelegenheid tot raadpleging van de bibliotheek en inzage van de vele documen- tatieverzamelingen. Het kabinet.
Zandweg 147b, De Meern.
Geen vaste openingstijden. Gelegenheid tot bezichtiging van onze exposities over archeologie (o.a. Romeinse opgravingsvond- sten), ridderhofsteden, oude gereedschap- pen, werktuigen en de huishoudelijke gebruiksvoorwerpen. Bezoek mogelijk na afspraak met dhr. H.E.J. van Essen, tel. 030- 6662992. Suggesties,
voor de komende maanden:
Verzamelbanden, voor het opbergen van de tijdschriften, met het logo van de vereniging, voldoende voor het opbergen van 3 jaargan- gen. Prijs € 7,- Haarzuilens in oude ansichten,
door J.F.K.Kits Nieuwenkamp, 78 pagina's, 1995. Prijs € 7,~ (voor niet leden € 8,-). Van de brug af gezien, sprokkelingen van een Merenees, door Th. van den Berg, 116 pagina's, 1997. Van de brug af gezien 2, sprokkelingen van een Merenees , door Th. van den Berg, 104 pagina's, 2001. Een leven lang heeft de auteur met open oog en oor de grote en kleine gebeurtenissen in het dorp De Meern gevolgd, en zijn aanteke- ningen verwerkt tot korte anekdotische ver- halen die als collumn werden afgerukt op de laatste pagina van ons tijdschrift. Prijs per deel € 10,- (voor niet leden € 11,-) Langs de Oude Rijn (biografiën, Levens-beschrijvingen van bekende en onbekende mensen uit Vleuten- De Meern, Harmeien en Woerden, 210 pagi- na's,1999. Prijs € 10,50 (voor niet leden € 12,-)
De Romeinen in Vleuten-De Meern, Een speciale uitgave van de Historische Vereniging, samensteller J.F.K. Kits Nieu- wenkamp, 85 pagina's, 1997. Prijs € 6,- (voor niet leden € 7,-). De uitgaven zijn verkrijgbaar of te bestellen bij het documentatiecentrum van de vereni- ging in de Broederschapshuisjes, Dorps- straat 1 in Vleuten. |
||||||||||||
De heer en mevrouw Storm van Leeuwen
Curriculum Vitae
• Johannes Adriaan Storm van Leeuwen werd geboren op 28 mei
1912 in Jogjacarta N.l. • 1937 Ingenieur Landbouw Hogeschool Wageningen.
• 1937 Naar Nederlands Indië Suikerindustrie.
• 1942 In Buitenzorg bij het Bodemkundig Instituut.
• 1942 Oproep voor het K.N.I.L. en in hetzelfde jaar bij de Japanse
bezetting met vrouw en 2 kinderen geïnterneerd. Gedwongen tewerkgesteld bij de aanleg van een spoorweg op Sumatra. • 1945 Naar Nederland en in overheidsdienst getreden, het laatst en
het langst bij de Landinrichtingsdienst. • 1953 - 1963 Meegewerkt aan de uitvoering van de ruilverkaveling
Vleuten. • 1985 Uitreiking Ie exemplaar van zijn boek "Van Oude Rijn tot
Leidse Rijn", een speciale uitgave van de Historische Vereniging. Hierin beschrijft hij de geschiedenis van het waterschap Leidse Rijn. • 1997 Ontving hij van de Historische Vereniging de "Dr. D.W.
Gravendeelprijs". Deze prijs is ingesteld tot bevordering van de zorg voor het historisch erfgoed en de aandacht voor het plaatse- lijk verleden. Ingenieur Storm van Leeuwen is getrouwd en heeft drie zoons en twee dochters. |
||||||||||||
53
|
|||||||||
door JA. Storm van Leeuwen
INTERLOKAAL VERKEER EN COMMUNICATIE IN DE GOUDEN EEUW Het zandvoetpad tussen Utrecht en Oudhuizen
Ter herinnering aan J.G. Versteeg (1902-1966), secretaris van de gemeente Vleuten - De Meern, die mijn aandacht
vestigde op het hier beschreven zeventiende-eeuwse zandvoetpad.
S.
Dit is de derde, tevens laatste, bijdrage in dit tijdschrift over zandpaden die in en rondom het gebied van de voor-
malige gemeente Vleuten - De Meern in de zeventiende eeuw werden aangelegd. Het eerste artikel handelde over het zandpad Utrecht - De Meern - Harmeien langs de Oude Rijn, het tweede over het zandpad tussen De Meern en Montfoort langs onder andere de Meerndijk. Thans volgt een beschrijving van het vroegere zandvoetpad tussen Utrecht en Oudhuizen (bij Wilnis in de Ronde Venen). In de twee voorgaande bijdragen werd er reeds op gewezen, dat de wegen in de klei- en In de klei-op-veen-
gebieden tijdens natte perioden en gedurende de wintermaanden vrijwel onbegaanbaar waren. Dit was niet alleen het geval op het eigenlijke platteland, maar in het algemeen ook in de naaste omgeving van de steden Deze omstandigheid was in een tijd, toen de gewone man en de gewone vrouw zich hoofdzakelijk te voet verplaatsten, een grote belemmering. Om in die toestand verbetering te brengen werd een groot aantal zand- paden aangelegd voor voetgangers en voor schippers. Deze zandpaden hadden in de zeventiende en achttiende eeuw voor de plattelandsbevolking een zeer grote betekenis. Onder zandpaden verstond men voet- en jaagpaden op kleiige of veenachtige grond, die met een laag scherp
zand ter dikte van een halve voet (ca. 15 cm) waren bedekt. Vaak was sprake van bestaande kleivoetpaden die bezand werden. Voetpaden op zandgrond noemde men geen zandpaden. Met uitzondering van de bezande jaagpaden, waren de zandpaden uitsluitend bestemd voor voetgangers en
(langs vaarwateren) tevens voor schippers, die hun vaartuigen vanaf de wal voorttrokken of voortduwden. De breedte daarvan bedroeg tenminste 21/2 voet (ca. 75 cm), maar was voor interprovinciale en interlokale zand- paden (zogenaamde grote zandpaden) 3 tot 5 voet (ca. 90 tot 150 cm). De bezande jaagpaden, zoals die langs de Vecht en de Oude Rijn, waren aanmerkelijk breder. Het interlokale zandpad tussen Utrecht en Oudhuizen is van groot belang geweest voor de communicatie
tussen de stad Utrecht en het platteland in Noordwest-Utrecht. De markten in de stad werden gemakkelijker en beter bereikbaar na de aanleg van dit permanent bruikbare voetpad. Bij de totstandkoming ervan heeft Johan van Zuijlen van der Haer, die ambachtsheer was van De Haar, Kockengen en Spengen, een grote rol gespeeld. Het door- gaande zandpad leidde bovendien tot de aanleg van daarop aansluitende zandpaden van plaatselijk belang. Het zandpad naar Oudhuizen doorkruiste onder andere het gebied van de gerechten Vleuten, De Haar, Themaat
en twee daarbij gelegen minigerechten. Een gerecht was de kleinste bestuurlijke en juridische eenheid op het Utrechtse platteland. In Holland waren dat de ambachten. Op de geschiedenis van dit gedeelte van het zandpad zal uitvoeriger worden ingegaan dan op de andere gedeelten. Het Oudhuizerpad, zoals dit later wel werd genoemd, heeft een betrekkelijk lange voorgeschiedenis gehad die
zich buiten het werkgebied van de Historische Vereniging afspeelde. Omdat die gebeurtenissen aanleiding gaven tot de aanleg van het zandpad Utrecht - Oudhuizen en niet eerder zijn beschreven, worden zij hier volledigheids- halve in het kort verhaald in het eerste deel van deze bijdrage. |
|||||||||
I. Het niet-aangelegde zandpad tussen
Oudhuizen en Breukelen Het zandpad tussen Utrecht en Breukelen
De geschiedenis van het voormalige zandpad tussen Utrecht en
Oudhuizen, dat van 1621 dateerde, begint reeds in 1605. In augustus van dat jaar besloten de Gedeputeerde Staten van Utrecht een bestek te laten opmaken voor het in zijn geheel of in gedeelten aanleggen van een 'lijntpath' langs de oostzijde van de Vecht tussen Utrecht en Breukelen. Dit lijnpad of jaagpad zou worden bestemd 'voor menschen en peerden' . Dat hier sprake was van een zandpad blijkt uit een besluit van Gedeputeerde Staten van februari 1606 '. De breedte van dit jaagpad bedroeg 12 voet (een Rijnlandse voet = |
|||||||||
ca. 31 cm). Het was niet alleen bedoeld voor
het gebruik te voet, maar was in de eerste plaats bestemd voor schippers die hun sche- pen door jagers met hun jaagpaarden wilden laten trekken. Voor wagens, ploegen en der- gelijke landbouwwerktuigen was het evenwel verboden. De aanleg van het jaagpad nam men onmiddellijk ter hand nadat men in 1604 was begonnen met een grote verbete- ring van de Vecht als vaarwater. De benodig- de geldmiddelen werden op de gebruikelijke wijze verkregen door het uitgeven van lijfren- tebrieven en losrentebrieven (obligaties) aan |
|||||||||
54
|
||||||||||||||||||||||
Wilnij
|
||||||||||||||||||||||
Proosdij van ^ St, Jan
|
||||||||||||||||||||||
==^ vaarwater
=-/nv= hogeboom of kwakel
=^^ brug
dam
Hollandse Kade
polder- of gerechtsgrens
rijweg
zandpad
|
||||||||||||||||||||||
Brvudijk
|
||||||||||||||||||||||
Coutiom Kusendam. later sluis bij Jaffa
Doofpoort Stad Utrecht
|
||||||||||||||||||||||
Huis te Vleuten
|
||||||||||||||||||||||
Voorstad
zandpad Buiten Catharijne naar Harmelsn
|
||||||||||||||||||||||
storm van Leeuwen 2002
|
||||||||||||||||||||||
Schetskaartje van het zandpad tussen Utrecht en Ouidhuizen. Dit zandpad begon bij de Doofpoort in de voorstad Buiten
Catharijne en liep achtereenvolgens door de Utrechtse stadsvrijheid en de dorpen Vleuten, De Haar en Kockengen. Het pad ein- digde bij de brug over de Bijleveld in Oudhuizen. Tekening door J.W. Storm van Leeuwen (2001). |
||||||||||||||||||||||
het gedeelte binnen de stadsvrijheid, de Staten van Utrecht deden dat
voor het overige gedeelte. De Stadsvrijheid was het gebied rondom de stad, waar de Raad en later de Vroedschap zeggenschap hadden; het was verdeeld in zogenaamde buitengerechten. In 1607 vaardigden de Staten van Utrecht een ordonnantie (voor-
schrift en machtiging) uit, waarbij het onderhoud van dit bezande jaag- pad werd geregeld \ Daartoe werd het zandpad verhoefslaagd, dat wil zeggen in slagen (onderhoudsvakken) van verschillende lengten ver- deeld (slaan betekende delen of verdelen). Voor iedere slag werd een zogenaamd hoefslagplichtig (= onderhoudsplichtig) gerecht aangewe- zen, dat geacht werd belang te hebben bij de instandhouding van het zandpad. Deze gerechten lagen zowel binnen als buiten de Utrechtse stadsvrijheid. De lengten van de slagen waren bepaald in evenre- digheid met de oppervlakten van de desbetreffende gerechten. Deze oppervlakten werden uitgedrukt in 'morgentalen' (aantallen morgens; een morgen = ca. 0,85 hectare groot). Het onderdeel 'hoef' was afge- leid van 'hoeve'. Daaronder verstond men oorspronkelijk de bij een hof- stede behorende oppervlakte land. In het gewest Utrecht werd een hoeve gelijkgesteld met een oppervlakte van 16 morgen. Het onderhoudswerk aan de zandpaden werd meestal door de schou-
ten van de hoefslagplichtige gerechten aanbesteed. De kosten sloegen deze om over de grondgebruikers in hun gerecht in de vorm van een geldsbedrag per morgen land. |
||||||||||||||||||||||
De Proosdij van St. Jan
Na korte tijd dienden de hoefslagplichtige
gerechten Abcoude c.s., Westbroek en Oostveen een bezwaarschrift in bij de Staten. Zij waren van mening, dat niet alleen hun inwoners, maar ook die van de Proosdij van St. Jan (Mijdrecht en omgeving) het zandpad langs de Vecht moesten onderhou- den. Huns inziens maakten die van de Proosdij meer gebruik van het zandpad dan hun eigen ingezetenen. De door de Staten van Utrecht benoemde
gecommitteerden van het zandpad Utrecht - Breukelen, die daarover de schouw voerden, stelden zich op verzoek van de Staten in ver- binding met de inwoners van Mijdrecht, Oudhuizen, Uithoorn en Wilnis. Zij wezen hen erop, dat de Proosdij eigenlijk eveneens in het zandpad langs de Vecht gehoefslaagd diende te worden. Die van de Proosdij voelden daar weinig
voor en stelden toen voor dat zij op hun eigen kosten een zandpad zouden aanleggen |
||||||||||||||||||||||
55
|
|||||||||
en onderhouden tussen Oudhuizen en Breukelen. Voorwaarde was, dat
die van Breukelen dit zouden doen binnen hun gebied \ Op of langs de wegen in de dorpen Mijdrecht en Wilnis ten oosten
van de Amstel benevens in Thamen aan de overzijde van het water waren reeds sinds 1589 zandpaden voor voetgangers aanwezig l Dit gold ook voor de Mijdrechtse Zuwe. Deze weg leidde naar het veer over de Amstel bij De Uithoorn. In 1636 kwam daarvoor een brug in de plaats ^ Tijdens de Franse inval in 1672 braken de Amsterdammers de brug volledig af'. In 1711 werd deze brug weer opgebouwd l De inwoners van de Proosdij en die van de omliggende dorpen zou-
den met het voorgestelde zandpad 'droogvoets' de stad Utrecht kun- nen bereiken. Bovendien ontstond op die wijze een verbinding voor voetgangers tussen Utrecht en Amsterdam, hetgeen voor de handel zeer gunstig zou zijn. Langs de Amstel bestond reeds 'een seer schoon santpadt' \ De gecommitteerden waren van oordeel, dat deze oplossing voor
zowel de provincie als voor de stad Utrecht aantrekkelijk was en advi- seerden de Staten dit voorstel over te nemen. De Staten stemden in met het advies en vaardigden in 1615 een ordonnantie uit, waarin de Proosdij werd opgedragen het nieuwe zandpad tussen Oudhuizen en Breukelen aan te leggen. Daarbij bleef de verhoefslaging van het zand- pad Utrecht - Breukelen van 1607 gehandhaafd '°. Het tracé van het voorgestelde zandpad zou een bestaand onbezand
voetpad over een polderkade langs de zuidzijde van Demmerik en over de Boterkade ten zuiden van Nieuwer ter A volgen naar de tegenwoor- dige Oud-Aasedijk; daarna zou het zuidwaarts gaan naar de grens van |
het Breukelense gebied.
De inwoners van de Proosdij stelden spoe-
dig een plan op, maar moesten de voorbe- reidende werkzaamheden weldra stilleggen. In de eerste plaats maakte het heemraad- schap van de Bijleveld bezwaar tegen een in het ontwerp opgenomen afgraving van een kade. Voorts gaf de ambachtsheer van Ruwiel geen toestemming om dit interlokale zandvoetpad door zijn heerlijkheid te laten lopen. Van de weeromstuit bleef ook de aan- leg van het gedeelte binnen het gebied van Breukelen achterwege. Het gevolg van deze gang van zaken was, dat dit project niet van de grond kwam. Overigens is later wel een zandvoetpad langs de buitenzijde (oostzijde) van de Oud-Aasedijk voor uitsluitend plaatse- lijk gebruik aangelegd . II. Het zandpad tussen
Utrecht en Oudhuizen Het alternatieve plan van de
Proosdij In 1619 was nog sprake van de aanleg van
het zandpad tussen Oudhuizen en Breukelen. In dat jaar werd het op het grondgebied van de Proosdij gelegen gedeelte van het tracé in het terrein uitgezet en met palen aange- geven. Dit gebeurde op verzoek van de Proosdij door de kameraar (de technisch opzichter en beheerder van de financiën) van het zandpad Utrecht - Breukelen. Intussen had de Proosdij een alternatief
plan ontworpen, dat zij aan de Staten van Utrecht voorlegde met het verzoek dit goed te keuren en daarvoor een ordonnantie uit te vaardigen. Dit andere zandpad zou vanaf Oudhuizen zuidwaarts langs de oostzijde van de Bijleveld tot aan de Joostendam (benoor- den Kockengen) en van daar af aan de west- zijde van de Bijleveld langs het dorp Kockengen naar de Haarkorenmolen lopen. Daar moesten de voetgangers de Bijleveld en de Heycop oversteken en het voetpad vol- gen naar het dorp De Haar (later Haarzuilens geheten). Het zandpad zou vervolgens op een bestaand en te bezanden publiek voet- pad via Vleuten naar het Hof ter Weyde kun- nen worden aangelegd. Tussen deze uithof van het Catharijneconvent in Utrecht en de Utrechtse voorstad Buiten Catharijne zou het zandpad langs de Vleutensewetering (toen ook wel Vleutensevaart of Stadswetering genoemd) kunnen worden gemaakt. De voorgestelde route was korter dan die
via Breukelen. Het feit dat geen gebruik zou worden gemaakt van het in 1605 aangeleg- de zandpad tussen Utrecht en Breukelen, dat kostenbesparend zou zijn geweest, speelde |
||||||||
De voorstad Buiten Catharijne, gezien vanuit het westen. Gravure van
Steven van Lamsweerde (detail) (1657). Links de gedeeltelijk ingestorte Doofpoort, ook wel Bleykpoort genoemd naar de vele blekerijen in deze voorstad. Vóór de Doofpoort staat het toegangshek van het zandvoetpad naar Oudhuizen. Op de voorgrond in het midden de (iets vertekende) Vleutenseweg, rechts daarvan de Vleutensewetering. Aan de overzijde van de wetering een kleiweg met daarlangs het zandpad tussen Utrecht en Harmeien via De Meern. Hier zou later de Blekerskade komen. Rechts een aantal woonhuizen van blekers. HUA, Topografische atlas. Ba 50 (A-B). |
|||||||||
56
|
|||||||
blijkbaar geen rol. Daar tegenover stond, dat een groot gebied van het
West-Utrechtse platteland zou profiteren van een permanent bruikbaar zandvoetpad van en naar de stad Utrecht. Een bijkomend voordeel van het nieuwe plan was, dat het noordelijke
stuk van het zandpad ook door schippers kon worden gebruikt. Schippers van onder andere marktschuiten, die van de Proosdij naar Utrecht en terug voeren en hun schuiten vanaf de wal 'met 't lijff' aan een lijn voorttrokken of met een vaarboom weegden (voortduwden) als er niet gezeild kon worden, konden het zandpad tussen Oudhuizen en de Joostendam als trekpad benutten. Vanaf de Joostendam, die was voorzien van een overtoom en in 1658 werd vervangen door een schutsluis, bereikten zij langs de Heycop en de Oude Rijn via de Stadsdam de stad Utrecht. Paardentractie op het zandpad zou uitdruk- kelijk worden verboden, het werd geen jaagpad. Marktschuiten voeren tussen de dorpen en de steden. Schippers van
beurtschepen (men sprak meestal van beurtveren of veren) die de ver- bindingen tussen de steden onderling onderhielden, maakten in het algemeen geen gebruik van de Bijleveld tussen Oudhuizen en de Joostendam. Het verzoek van de Proosdij om dit plan goed te keuren werd onder-
steund door deken en kapittelen van de kerk van Oudmunster te Utrecht als ambachtsheren van Vleuten, door Johan van Zuijlen van der Haer als ambachtsheer van De Haar, Kockengen en Spengen, alsmede door de 'gemeene huijsluijden ende innegesetenen' van deze dorpen. De ordonnantie van 1621
De Gedeputeerde Staten gingen in 1621 in beginsel akkoord met de
aanleg van het voorgestelde zandvoetpad, mits de verwezenlijking ervan niet te lang op zich zou laten wachten, het nut zou vaststaan en de kosten laag zouden blijven. Zij benoemden een commissie die een en ander zou uitzoeken ". Aangezien het gedeelte tussen het Hof ter Weyde en Buiten
Catharijne door de Stadsvrijheid zou lopen en wel door de Hooge- en Lageweide, legden de Staten het plan voor aan de Vroedschap van Utrecht. Eén van de burgemeesters bekeek met enige Statenleden het project in het terrein en adviseerde de Vroedschap daarmee akkoord te gaan. De voorgestelde route vormde, evenals het oude plan, tevens een voetgangersverbinding met Amsterdam. Het was echter anderhalf uur gaans korter dan de oorspronkelijk gedachte route via Breukelen (een uur gaans = de afstand die in een uur te voet kan worden afge- legd). Hoewel geen gebruik zou worden gemaakt van het bestaande zandpad tussen Utrecht en Breukelen, zodat de kosten van aanleg en onderhoud hoger zouden zijn, stemden de leden van de Vroedschap in oktober 1621 unaniem in met het voorstel. Zij besloten het gedeelte in de Stadsvrijheid door de stad te doen aanleggen en het onderhoud daarvan te regelen 'l Dit besluit van de Vroedschap ligt voor de hand; het werd genomen in een tijd, toen men zich hoofdzakelijk te voet ver- plaatste. Doorlopend goed begaanbare voetpaden van en naar het plat- teland waren niet alleen van belang voor de handel en nijverheid in de stad, maar ook voor de voedselvoorziening van de stedelijke bevol- king. Hierna voldeden de Staten van Utrecht aan het verzoek van de
Proosdij en keurden het alternatieve plan goed. In november 1621 vaardigden zij een desbetreffende ordonnantie uit '\ De breedte van het zandpad werd vastgesteld op drie-en-een-halve
voet. De dikte van de zandlaag van grof rivierzand, die op de klei- of kleiachtige grond rustte, was voor alle voetzandpaden in de provincie Utrecht vastgesteld op een halve voet. De aanleg en het onderhoud zouden in het algemeen berusten bij de
inwoners van de gerechten, waarin het zandpad kwam te lopen. De |
schouw (periodieke inspectie van de onder-
houdstoestand) zou in maart en in septem- ber worden gevoerd door de ambachtsheren of de schouten met de schepenen van de belanghebbende gerechten, de naschouw (ter controle van de gewone schouw) door gecommitteerden van de Staten. Men hecht- te veel waarde aan een goed beheer van het zandpad. Toch was het niet verboden in de zuidelijke berm van het zandpad bomen of struiken te planten. Dit was in de schouw- brieven voor rijwegen - al dan niet voorzien van een voetzandpad - vaak wel het geval om de modderige weg zoveel mogelijk in de zon te laten opdrogen. De details van deze ordonnantie, zoals
bepalingen omtrent de schouw en het onder- houd, handelden alleen over het gedeelte tussen Buiten Catharijne en de Joostendam. Voor het resterende stuk tot aan de Proosdij stelden de Staten in 1625 een aanvullende ordonnantie vast (zie later). Het traject Buiten Catharijne -
Hof ter Weyde Het zandpad zou beginnen in de voorstad
Buiten Catharijne bij de Doofpoort. Deze bouwvallige en buiten gebruik gestelde poort was één van de 15e-eeuwse buitenpoorten van de stad. Zij werd aanvankelijk Bleekpoort genoemd naar de zich bezuiden de Vleuten- sewetering bevindende blekerijen. Tot aan de Kusendam in de Vleutense-
wetering was het zandpad ontworpen langs de noordzijde van de Vleutenseweg door de weide van het Catharijneconvent in de Hoogeweide. Het zandpad werd dus een vrij- liggend voetpad en kon tot aan de Kusendam niet als trekpad worden gebruikt. Bij de Kusendam, waar later de 'sluis bij
Jaffa' zou komen, moesten de voetgangers de wetering oversteken naar de zuidelijke oever. Vermoedelijk gebeurde dat met behulp van een draaiplank of vlonder. Toen de Kusendam (die zijn naam ontleende aan de 'kusen' of palen, waarvan hij was gebouwd) kort daarna werd veranderd in een schutsluis met gemetselde sluishoofden, bracht de stad Utrecht een vaste voetbrug over de sluiskolk aan. Het zandpad zou van hier af langs de zuidelijke oever van de wete- ring tot aan de brug bij de boerderij Couhorn lopen. De geërfden (grondeigenaren) van de lan-
den (landbouwgronden) ten zuiden van dit deel van de Vleutensewetering waren het niet eens met het plan. Zij verzochten in 1621 aan de Staten van Utrecht het zandpad niet aan te leggen over hun bouw- en gras- landen, maar over de hoger gelegen gras- |
||||||
57
|
|||||||||
De herberg Jaffa aan de Vleutenseweg met de schutsluis in de Vleutensewetering, gezien vanuit het zuidwesten. Tekening van
J. van Hiltrop (1782). Op deze plaats moesten de voetgangers, die gebruik maakten van het zandpad Utrecht - Oudhuizen, de wetering oversteken. Op de voorgrond rechts een zogenaamde boom (voetbruggetje) in de vorm van een plank met aan één zijde een leuning over een zijsloot van de wetering. Deze boom is niet geheel juist getekend. HUA, Topografische, atlas, W 3,14. |
|||||||||
Vanaf de Couhorn tot aan het Hof ter
Weyde kwam het zandpad te liggen op de zuidelijke kade van de polder Lageweide langs de noordzijde van de Vleutensewete- ring. Daarop bevond zich van oudsher een onbezand publiek voetpad. Bij het Hof ter Weyde eindigde de Utrechtse stadsvrijheid en begon het Vleutense gedeelte van het zandpad. Het in het gerecht Vleuten gelegen Hof ter
Weyde was een groot landbouwbedrijf, dat door het Catherijneconvent van de orde van de Johannieters te Utrecht werd beheerd. Er behoorde een grote oppervlakte landbouw- grond bij, waarvan een gedeelte door de Johannieters zelf werd geëxploiteerd en een ander gedeelte werd verpacht 'l Het gebouw bestond uit een omgracht
imposant huis met bijbehorende boerderij. Het was echter geen adelijke woning en daarom niet door de Staten van Utrecht erkend als een ridderhofstad met de daar- aan verbonden rechten en verplichtingen. Dit blijkt onder andere uit een geschil in 1589 tussen schout en gerechten van Vleuten enerzijds en de baliër van het convent (hoofd van de Utrechtse balije of 'kamer' van de Johannieterorde) anderzijds. Het ging daarbij om de verplichting van de 'huijsluijden' (boe- ren) en 'dachhuijders' (dagloners) van Vleuten om bij "t clockgeslach' bepaalde wachtdiensten te verrichten. De bedrijfslei- der van het Hof ter Weyde wilde aan deze |
|||||||||
landen aan de noordzijde van het water. Eén van hun argumenten was,
dat een trekpad langs dit traject niet nodig was omdat de inwoners van Vleuten en omgeving slechts 'cleyne schuytgens' gebruikten, die 'alleenlick met één persoon achter in 't schuytgen staende' werden 'gekloet' (met een vaarboom geboomd) en niet met een lijn werden voortgetrokken. Dat sommigen hun 'schuytgens' (dit waren merendeels pramen) wel eens zouden willen wegen (met een vaarboom vanaf de wal voortduwen) zagen de geërfden (met opzet?) over het hoofd. Voorts vonden zij het bezwaarlijk, dat de kosten van aanleg en onder-
houd als rusticale (= bij het platteland behorende) lasten zouden moe- ten worden gedragen door hun pachters. Dezen hadden in slechte oogstjaren al moeite genoeg de pachtsommen en ongelden (belastin- gen en geldelijke omslagen) te voldoen 'l De indieners van het bezwaarschrift gingen er vermoedelijk van uit, dat hier een velddienst- baarheid van een openbaar voetpad zou worden gevestigd. Een derge- lijk servituut hield namelijk van oudsher in, dat de gebruikers van de gronden, waarover het voetpad liep, belast waren met het onderhoud daarvan. Overigens gold dit ook voor veel openbare wegen. De Staten wezen in 1622 het verzoek om het tracé te wijzigen af.
Wel stonden zij toe een boomgaard bij hofstede Leeuwenstein langs het toekomstige zandpad af te heinen. De kosten van de heining wer- den een jaar later voor 2/3 deel ten laste gebracht van de eigenaar. De overblijvende kosten kwamen voor rekening van degenen die het zand- pad moesten onderhouden. Verder zou het werk openbaar worden aanbesteed door weigraaf en
heemraden van De Hooge en Lage Weide, terwijl de kosten ten laste zouden komen van alle grondeigenaren en grondgebruikers in dat gerecht. Het plan werd overeenkomstig dit besluit uitgevoerd "^. Blijkens bewaard gebleven bestekken en overeenkomsten met aan-
nemers deed het zandpad tot aan de westelijke grens van de De Hooge en Lage Weide in 1809 nog dienst als vrijliggend openbaar zandvoet- pad. De aanbestedingen vonden plaats in de herberg Jaffa aan de Vleutenseweg ". |
|||||||||
58
|
|||||||
afgevlakte boomstam of een stevige plank
over een sloot. Een hogeboom was een ver- hoogd voetbruggetje over vaarwater voor kleine schuiten. Het horizontale gedeelte, de boom, rustte op twee smalle bruggehoofden van aarde, die vanaf het water tot boven aan toe waren beschoeid. Een beschoeiing is een voorziening langs
de waterkant van een watergang of een sloot tegen het afkalven van de oever. Men bracht in die tijd meestal zogenaamde betuiningen aan. Dit waren vlechtwerken van in de grond geslagen houten palen en wilgentenen. In het onderhavige geval gebruikte men houten palen en houten planken. Een gewone boom in een publiek voetpad
was altijd voorzien van een leuning. Deze bestond uit twee in de oevers geslagen palen, waaraan een horizontale staak was bevestigd. De hogebomen hadden twee leu- ningen. De oorspronkelijke betekenis van het woord hogeboom ging verloren; het werd op den duur ook gebezigd voor het nog gebruik- te woord kwakel. Over belangrijke vaarwateren bouwde men
kwakels. Dit waren meestal van hout geconstrueerde hoge voetbruggen, waarvan enkele thans nog bestaan. Het horizontale deel rustte op twee jukken, de opgangen bestonden uit trappen of schuin oplopende planken. Het geheel was voorzien van twee leuningen. In de jaarrekeningen van de schout van Vleuten (waarover later meer) werd duidelijk onderscheid gemaakt tussen betalingen aan de plaatselijke timmerman voor herstelwerk aan drie hogebomen en aan een kwakel. De hogebomen noemde men hier bomen, bijvoorbeeld de boom over het Leywerk. Met de plaatsaanduiding kon er geen misverstand over bestaan, dat daar- mee een hogeboom werd bedoeld. Vanaf de hogeboom bij het Hof ter Weyde
tot aan het dorp Vleuten meanderde het voetpad tussen de landbouwpercelen. Bij het huis te Vleuten kruiste het zandpad het Leywerk met een hogeboom. In het dorp gekomen liep het zandpad eerst achter langs de herberg annex het rechthuis. Vervolgens ging het over het kerkhof van de in oorsprong zeer oude N.H. kerk, achter- langs de toen reeds bestaande en thans nog aanwezige Broederschapshuisjes, tot aan de Kerkweg (nu Schoolstraat). Vanaf de Kerkweg volgde het zandpad het
bestaande publieke voetpad naar het oude dorp De Haar. Dit gedeelte, dat het Haarsepad werd genoemd en later Haarpad zou gaan heten, is ongetwijfeld het oude kerkpad tussen De Haar en de kerk te Vleuten geweest. Vanuit Vleuten liep het |
|||||||
Het Hof ter Weyde. Gravure door H. Spilman (ca. 17501. Ervan uitgaande dat
het gebouw vanuit het noordoosten is te zien (hetgeen niet in overeen- stemming is met de lichtval), moet de achterzijde van het gebouw zijn afge- beeld. De landerijen, die oudtijds bij het Hof ter Weyde behoorden, lagen in Vleutens gebied ten zuiden en ten westen van deze vestiging van de Johannieters. Rechts de Stadswetering met een korte toegangsbrug voor voetgangers
(een zogenaamde hogeboom), daarlangs het zandpad naar Vleuten. De getekende koets is een verkeerde aankleding van het landschap door Spilman geweest: het zandpad was uitdrukkelijk verboden voor paarden en wagens. oproepen geen gehoor geven. De Vleutenaren beschouwden echter het
huis terecht als een 'bauwhuijs', omdat de bewoners ervan in dienst waren van het convent '\ De respectievelijk ten noordwesten en ten westen van het Hof ter
Weyde staande vroegere huizen Den Engh en Vleuten voldeden wel aan de vereisten van een ridderhofstad. Deze werden bewoond door ede- len. In 1810 is voor het eerst sprake van een te maken zandweg - eigen-
lijk de bezanding van een kleiweg - van de Vleutenseweg, toentertijd Jaffascheweg genoemd. Deze zandweg kwam tussen de molen De Kat, waar de reeds drie eeuwen bestaande Steenweg in Buiten Catharijne eindigde, en de grens van de Stadsvrijheid bij de hofstede De Hoed (ten zuiden van het Hof ter Weyde). De zandlaag bestond uit grof kegelzand (= kiezelzand) en had een dikte van 7 duim; de breedte bedroeg 10 Rijnlandse voet ^°. Het Vleutense deel volgde kort daarna en werd toen Vleutensezandweg genoemd; dit is de tegenwoordige Utrechtseweg. Het traject het Hof ter Weyde - De Haar
Vanaf het Hof ter Weyde volgde het zandpad het toen reeds aanwezige
'gemeene' (= gemeenschappelijke, dus publieke) voetpad naar Vleuten. Daarvoor moest men de Proostwetering of stadswetering met een hogeboom (hoog voetbruggetje) oversteken. Dit thans niet meer bestaande vaarwater verbond het van de stad
Utrecht komende gedeelte van de Vleutensewetering of Stadswetering met de Vecht. Bij het Zwanengat achter het huis Den Engh voerde de watergang met de naam Leywerk het overtollige water uit het westelij- ke (Vleutense) stuk van de Vleutensewetering af naar de Proostwete- ring en de Vecht. Het tegenwoordig niet meer gebruikte woord hogeboom is afgeleid
van het nog wel gangbare woord boom. Boom betekent in dit verband (nog steeds) een houten voetbruggetje van een aan de bovenzijde |
|||||||
59
|
|||||||||
Combinatiekaartje van vier fragmenten van de topografische kaart 1:25000, nummers 425 (Kockengen, 1887), 426 (Maarssen,
1900/1908), 444 (Harmeien, 1887) en 445 (Utrecht, 1887/1900). Het noorden is boven. Voor het gebied Vleuten/Haarzuilens geeft het kaartje vrijwel geheel de toestand in 1887 weer Dat is dus vóór de herbouw van het kasteel De Haar, de aanleg van het kas- teelpark en de daarmee samenhangende verplaatsing van het oude dorp Haarzuilens. Het Haarpad had toen al ten zuiden van het oude dorp een aansluiting op de Bochtdijk gekregen. |
|||||||||
vaart ".
Het tussen het dorp Vleuten en de Eikslaan
(ten oosten van het dorp De Haar) gelegen deel van het zandpad werd in 1773 op ver- zoek van Maurits Carel baron van Utenhove, heer van Bottesteyn en eigenaar van het huis Den Eyk, door hem op zijn kosten verbreed tot een rijweg om het te kunnen berijden met een rijtuig. Uiteraard moest de hogeboom door een brug worden vervangen. Op een daartoe speciaal belegde vergadering van de geërfden van Vleuten in het kapittelhuis van Oudmunster te Utrecht had hij daarvoor toestemming gekregen. De heer Van Bottesteyn verklaarde toen het zandpad voortaan te zullen onderhouden volgens de bepalingen van de schouwbrief. Voorwaarde was, dat hij het geldsbedrag zou ontvangen, dat jaarlijks voor herstel en onderhoud van dit deel van het zandpad aan de grondge- bruikers werd betaald ^^ Anderzijds eisten enige geërfden, dat hun
|
|||||||||
eerst langs de boomgaard en de hofstede van de vroegere plaatsver-
vangend schout " en sneed daarna de landbouwpercelen in het Wielderveld {oudtijds Wielrevelt) schuin door. De akkers waren langs het zandpad niet voorzien van een heining. Dit gebeurde pas, toen deze bouwlanden wegens sterk gedaalde graanprijzen werden omge- zet in grasland en veekeringen nodig waren. De boeren brachten toen 'doornenheggen' van onder andere meidoornstruiken aan. De naam Wielerveld of Wielderveld is afgeleid van de vroeger aan de
Vleutensewetering gelegen Wiel. Wiel had hier de betekenis van een stuk land in een afgesneden kleine maar voor de scheepvaart hinderlij- ke bocht of kronkel in een natuurlijke waterloop. In dit geval ging het om de Vleutensewetering (oudtijds Rijn geheten). Op oude kaarten wordt dit rechtgetrokken gedeelte van de wetering Nieuwe Vaart genoemd. Ten oosten van de Stadsdam kwam vroeger een soortgelij- ke wiel voor; daarnaar was de thans verdwenen Wielerbrug over de Oude Rijn (nu Leidse Rijn) genoemd '\ Het bestanddeel 'veld' in de naam Wielderveld duidt op relatief hoog gelegen landbouwgrond, in het bijzonder bouwland. Op enige afstand van de Kerkweg kruiste het zandpad een andere
Nieuwe Vaart. Dit water vormde sedert 1612 een vaarverbinding tus- sen de Vleutensewetering en de Thematerwetering. In het nog onbe- zande voetpad lag reeds sedert dat jaar een hogeboom over deze |
|||||||||
60
|
||||||||
Hof ter Weyde
|
||||||||
Reconstructie van het tracé van het Vleutense gedeelte van het zandpad, aangebracht op een door H. de Lanoy Meyer (HUA,
Topografische atlas) samengestelde kaart van de minuutplans van het Kadaster (ca. 1832). Het noorden is boven. Tevens is door de auteur gebruik gemaakt van de 'Kaarte van een gedeelte van de provintie van Holland' door PA. Ketelaar tussen 1770 en 1781 gemaakt (foto's HUA). |
||||||||
Gedeelte van een landmeterskaartje van een perceel bouwland in Vleuten door Henrick Verstralen (1624). Het noorden is rechts-
boven. Linksbeneden de kerk in Vleuten. Het zandpad liep achterlangs de Broederschapshuisjes aan de Vleuterdijk (nu Dorpsstraat) over het kerkhof tot aan de Kerkweg (nu Schoolstraat). Aan de overzijde van die weg ging het pad door het Wielderveld in de richting van De Haan Daarbij werden de landbouwpercelen schuin doorsneden. Het gedeelte tussen de Kerkweg en De Haar werd later het Haarpad genoemd. Linksonder is op het kaartje een hofstede met boomgaard getekend waar- in volgens het bijschrift schout Hans woonde. Deze Hans Lievenssn. Duyck was plaatsvervangend schout en overleed omstreeks 1615. Het kaartje is in dit opzicht dus niet geheel bij de tijd geweest. HUA, Arch. v. h. kapittel van Oudmunster, 933 (kaartboek), f. 34 en 35. |
||||||||
61
|
||||||||
oude recht van overweg voor de door het
publieke voetpad doorsneden landbouwka- vels gehandhaafd zou blijven. Ook moest een brug in het verbrede zandpad worden gebouwd ten behoeve van over het water te vervoeren afgevlette (afgegraven) klei. Men doelde hier waarschijnlijk op de inderdaad gebouwde brug achter de latere houthandel Van Dijk. Het verbrede zandpad werd na enige tijd voorzien van slagbomen met hang- sloten. Deze vergunning gold zolang de aanvrager
op Den Eyk woonde en was dus persoonlijk. Na diens dood in 1780 werd de concessie ' door de geërfden van Vleuten telkens over- gedragen op de nieuwe eigenaar van Den Eyk. Het Haarpad heeft sindsdien de grotere breedte behouden en is thans buiten de bebouwing als een verhard fietspad in gebruik. Het traject De Haar -
Haarkorenmolen Het dorp De Haar ontleende zijn naam aan
de hoge ligging van de grond ten opzichte van de omgeving. 'Haar' betekende hoogte of rug in het terrein. Ook het ten noordwes- ten van het dorp gestichte kasteel kreeg die naam. Aan het einde van de 19e eeuw werd het
dorp, dat intussen Haarzuilens was gaan heten, in noordoostelijke richting verplaatst naar de tegenwoordige locatie. Deze ingrij- pende maatregel hield verband met de her- bouw van het kasteel (1892 - 1912) en de daarmee samenhangende aanleg van een park. Bovendien werden toen het Haarpad bewesten de Eikslaan opgeheven, de Bochtdijk recht getrokken en het bezuiden deze weg gelegen gedeelte van de Haarlaan - oudtijds Haarsteeg geheten - westwaards verlegd. Het benoorden de Bochtdijk gele- gen gedeelte van de Haarlaan kwam als (doodlopende) publieke weg te vervallen en werd bij het terrein van het kasteel gevoegd. Onder 'laan' verstond men in deze streek
een 'uitweg', dit wil zeggen een wegverbin- ding van een buurt met het wegenstelsel rond de nabijgelegen steden en dorpen. Ook de toegangswegen naar ridderhofsteden werden lanen genoemd. Het bestanddeel 'steeg' (afgeleid van stijgen) van de naam Haarsteeg had in het algemeen de betekenis van voetpad of weg met een dwars op een waterloop, rivier of gracht staand tracé. Dat kon zowel in een stad als daarbuiten het geval zijn. De Haarsteeg was een dwars op de Heycop of Lange Vliet staande smalle weg, die van en naar de Vleuterdijk (later Kantonnaleweg, tegenwoordig Parkweg) leid- |
||||||||
Luchtfoto van het Haarpad tussen Haarzuilens en Vleuten, gezien vanuit het
noordwesten. Aan de bovenzijde van de foto de kerk, waarop dit zoge- naamde kerkpad was gericht. Links het populierenbos op een afgevlet (afgekleid) perceel grond, eertijds behorende bij de houthandel Van Dijk te Vleuten. Luchtfoto uit ca. 1964. Archief Historische Vereniging (foto K.B. Nanning). |
||||||||
Het zandpad tussen Utrecht en Oudhuizen, zoals dat mogelijk door het
dorp De Haar heeft gelopen. Er zijn twee varianten aangegeven: de ene met een getrokken lijn langs de noordzijde van het Vrijthof de andere met een stippellijn langs de zuidzijde, waar de Bochtdijk de begrenzing van het Vrijthof vormde. Beide tracé's zijn getekend op een van D.W. Gravendeel overgenomen kadastraal kaartje uit 1880 met weglating van de nummering van de gebouwen. (Tijdschrift Historische Vereniging, jrg. 8, nr 4 (dec. 1988), p. 675-676). Het is opmerkelijk dat de percelen grond tussen de Haarlaan en de Rijndijk
naar het noordwesten waren gericht. Bovendien werden zij door de Ftijndijk schuin doorsneden. Deze omstandigheden wijzen erop dat de bedoelde percelen oorspronkelijk behoorden bij de Lagehaar De Rijndijk bestond echter reeds, toen het zandpad naar Oudhuizen werd aangelegd. |
||||||||
62
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
-t^' i i .1. j 3 c M a.fvr.7(-. s- OdtA.- n*%..
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
"t Huys de Haar: 5 October 1744'. Gewassen pentekening door Jan de Beijer. (Collectie Koninklijk Huisarchief; opname RDMZ)
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
't Huys de Haar, 5 October 1744. Gewassen pentekening door Jan de Beyer Gezicht vanuit het zuidwesten. Links het kasteel De
Haar, rechts daarvan de kapel en daar weer'rechts van de herberg annex rechthuis van het gerecht De Haar Geheel rechts een rij bomen langs de weg aan noordzijde van het Vrijthof of de Brink. Tussen deze bomen en de gracht kan het zandpad Utrecht - Oudhuizen hebben gelopen. Afbeelding pentekening overgenomen uit Bulletin Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond, jrg. 95, nr. 2/3 (1996), p. 54/66. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zuidelijk gedeelte van het schetskaartje van het voormalige waterschap De Haar van 1895. Het noorden is boven. Hierop is te
zien, dat het zandpad (Haarpad) vóór het dorp De Haar (toen reeds Haarzuilens geheten) een aansluiting had gekregen op de Bochtdijk. Het dorp lag bij uitzondering in twee waterschappen: in dat van De Haar en in dat van Vleuten. HUA-TA 162-5. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
63
|
|||||||||
de. Voor de aanleg van de Heycop had men hier omstreeks 1385
gebruik gemaakt van een gedeelte van de Vleutense Oude Rijn. Het tracé van het zandpad in het vroegere dorp is door de aange-
brachte veranderingen moeilijk te reconstrueren. De volgende beschrij- ving is gebaseerd op de ordonnantie van de Staten van 1621 en op enige andere bewaard gebleven gegevens. In het dorp werd het zandpad over het zich daar bevindende Vrijthof
geleid. Een vrijthof was in het algemeen een omsloten ruimte (bevriën of bevriden = o.a. beschermen, omheinen). Het onderhavige vrijthof, dat onder andere in 1391 werd genoemd, maar toen waarschijnlijk al enige eeuwen bestond, was een rechthoekige brink. Deze zal oor- spronkelijk hebben gediend tot het verzamelen van het vee gedurende de nachten buiten de stalperiode. De aanwezigheid van de brink wijst op een hoge ouderdom van het vroegere dorp De Haar ". Het Vrijthof was omringd door onverharde wegen. Aan sommige
daarvan waren boerderijen, woonhuizen en een herberg (later annex rechthuis) gebouwd. Op korte afstand van de herberg, ten zuidoosten van het kasteel, stond de slotkapel. Aan de zuidzijde van het Vrijthof liep de Bochtdijk, toentertijd Haardijk geheten. Volgens de schouwbrief van het heemraadschap van De Haar uit 1686 liep de Haardijk van de Thematerdijk via het noordelijke stukje van de tegenwoordige Eikslaan langs het Vrijthof naar de Haarkorenmolen, indertijd een bekend orien- teringspunt ^^ Het gedeelte tussen de Eikslaan en de Rijndijk heet nu Bochtdijk. De kortste route voor het zandpad was langs de zuidzijde van het
Vrijthof. Het lag echter voor de hand een eventueel bestaand voetpad te bezanden. Naar alle waarschijnlijkheid liep zo'n voetpad buiten de omheining langs de noordzijde van het Vrijthof tussen de noordelijke weg en de daarlangs liggende gracht. Het kon dan tevens dienst doen als trekpad voor schippers. Dit voetpad zou dan bij de herberg aan- sluiten op het zandpad naar Vleuten (het latere Haarpad). Een aantal jaren vóór 1895 verbreedde men het het zandpad tussen
de Eikslaan en het dorp. Het zandpad kreeg toen een aansluiting op de Bochtdijk ten zuidoosten van het dorp. Op het kadastrale plan van 1880 is deze aansluiting nog niet aangegeven, maar op een schets- kaartje van het voormalige waterschap De Haar uit 1895 zijn zowel de verbreding van het zandpad als de zijtak ervan naar de Bochtdijk wel getekend ". |
Vanaf het Vrijthof liep het zandpad over het
uit stroomruggrond bestaande Hogeland langs de zuidzijde van de Bochtdijk west- waarts tot aan de driesprong Bochtdijk - Rijndijk - Lagehaarsedijk. Zoals gezegd, droeg de Lagehaarsdijk vroeger, evenals de Bochtdijk, de naam Haardijk (de Rijndijk noemde men later ook wel Haardijk). Vanaf de driesprong westwaarts gaande volgde men de kade langs de zuidzijde van de vroe- gere Haarwetering. Dit was het korte vaar- water tussen de Heycop (waar een verlaat of schut in de wetering was aangebracht) en de Trommenbrug in de Rijndijk. Van daaraf bestonden verbindingen met de grachten van het kasteel De Haar en die van het ten westen ervan staande huis Ter Mey. De kade en watergang van de Lagehaar
vormden oorspronkelijk de basis van het middeleeuwse ontginningsblok de Lagehaar (mogelijk oudtijds de Haar geheten). Deze ontginning heeft zich oorspronkelijk uitge- strekt tot aan het noordelijke gedeelte van de oude Haarlaan. De kade, waarop het zandpad kwam te liggen, was de vroegere Lagehaarsedijk. Deze weg is bij de verrui- ming van de oude voorwetering tot vaarwa- ter verplaatst naar de noordzijde van het water voorlangs de boerderijen (in de voor- tuinen). De rijweg was daardoor uiterst smal geworden. Aan het einde van de jaren vijftig van de vorige eeuw zijn de kade en de met zand gedempte wetering bij de weg getrok- ken en is de Lagehaarsedijk gereconstru- eerd. Het voor de kasteelgrachten en de vij- vers benodigde water wordt thans uit de Heycop ten zuiden van het Zuiderpark van het kasteel ingelaten. Bij de Heycop, waar de thans niet meer
bestaande Haarkorenmolen stond, eindigde dit gedeelte van het zandpad. De laatste honderd meter lag het in het gebied van het kleine en smalle Loefsgerecht. Aanleg en onderhoud van het
ZANDPAD IN Vleuten en in De Haar Het zandpad in Vleuten en De Haar werd aan-
gelegd en onderhouden door de inwoners, dat wil zeggen; de grondgebruikers, in die twee gerechten. Volgens de jaarrekeningen van de schout van Vleuten waren deze stuk- ken respecievelijk 1234'''^ en 254'^^ roede lang (een roede = ca. 3,76 m). Het zandpad in Loefsgerecht werd mogelijk aangelegd en onderhouden door die van De Haar met een onderlinge verrekening van de kosten. De grondgebruikers ontvingen voor de
onderhoudswerkzaamheden van de de schout van Vleuten een vergoeding, o.a. in 1626, 1627 en 1628 anderhalve stuiver per |
||||||||
Foto uit ca. 1895 van het ten oosten van de Haarlaan gelegen gedeelte van
de Bochtdijk in De Haar (toen reeds Haarzuilens geheten), gezien vanuit het westen. Linl<s de met jonge bomen beplante zuidelijke rand van het Vrijthof. Foto archief van de Historische Vereniging. |
|||||||||
64
|
||||||||||||||
reden de inwoners van Themaat meebetaal-
den aan de aanleg en het onderhoud van het zandpad zal aanstonds worden toegelicht. In deze drie gerechten woonden bij de
invoering van het hoofdgeld (een door de plattelandsbevolking op te brengen tijdelijke belasting van 6 stuiver 'per mensch') in het jaar 1632 respectievelijk 469, 77 en 75 per- sonen. Over het kleine Loefsgerecht langs de westgrens van De Haar met 11 inwoners werd ten aanzien van de omslag voor het zandpad niet gesproken. De aantallen inwo- ners waren door de schouten volgens voor- schrift van de Staten met inbegrip van inwo- nend personeel, doch zonder zuigelingen jonger dan één jaar opgegeven ^'. Elk jaar werd achteraf een omslag per
morgen geheven over de inwoners van Vleuten, De Haar en Themaat in evenredig- heid met de oppervlakten van deze drie gerechten; deze waren volgens de rekenin- gen te samen 2354 morgen groot. Loefsgerecht werd in dit verband niet genoemd. De schout van Vleuten verant- woordde de ontvangsten en uitgaven in jaar- rekeningen, die telkenjare ter goedkeuring werden voorgelegd aan de geërfden in de drie gerechten. De vergaderingen vonden plaats in het kapittelhuis van Oudmunster te Utrecht'". |
||||||||||||||
jm^T
|
||||||||||||||
(Ktt<Ê*<2letommttteerömbatt
ben €«to: €•> i^rttm^^tetHcnenDtCaptt.
tele ban ©uömiunaei / anib9cöfö««n ________ baniaiooten/mursabcrsia'^aoöanban
f rupim/imüacöf-öcEf banOKi^atr/tioni te toctm/cat öacr-
! bei <£"• oj>>-"'i> ^'^<i^ >''v f.-, v^^ A^ toecomtriDe ouDtn ai)l/Icö«* ptlt)cb rcgoutom fuUenget ^ant pabt obct De 3;urtrbtctiè bani^Iooten/ enbebl^atf: :25egtnncnDeban tiof-tctbjtpbe af/ tot aen gaet Coojn mculcn toe: 25ebelenbe baeromme te» nen pesdteben bte baet aaegm tn Rebbenlesgrn/ bat ff bTclte niet s^offanttnbe bleette banbtnbalbeboet/enbe^óoc^cni gaEbemaetboetbooisaeniefnaeibeQooienopmabr.^ea^al'. len met fopen/of anbecjat bequamdttbbteicant 09 galen/ tnbe tnbcn ^0H>e ban Blobten een pbtf böoi ;f)n guprincj^e enoe <Etbe een boetpat tod befant/ en bietbalbe boet bicet mabtn / enbe uit nooten Rebben / fuUm ban obeflegggen etnUrtc&m boom bobcn plat / ten mtnRen tDien bupnvn bjcety mbe etn ttctcHen leun baet aen mahen / enbe fal een pbet opben fcgcu» bacg booïf; 5ttn Oatg aen/tnbe ofsantb bJtKen: lactbiebenbe Ibel erpicoeucben eenen pbei booitjet aen gem te biacgten met tentsepeetbenopoftetboojfs. rantpabtteïtjbf/ofteetntger- l^anbe beeSen baet obet tebjtjben/ alle? op be beute/enbe boe tebae<toe(laenbe;bolg;enbeb'®2üonnantiebae{ban5t)nb& 5 D'ccn {ègghctd'ander voort.
|
||||||||||||||
Aanplakbiljet met aankondiging van de scliouw van het zandpad tussen
liet I-lof ter Weyde en de Haarkorenmolen. Alleen de dag en de maand zijn ingevuld, niet het jaar. Gezien enige andere bewaard gebleven aankondi- gingen moet het ontbrekende jaartal tussen 1621 en 1663 hebben gele- gen. Twee kleine drukfouten zijn dezerzijds verbeterd. De transcriptie luidt: "Den edele gecommitteerden van den eerwaarde edele heeren deecken ende capittele van Oudemunster, ambachtsheeren van Vlooten, mitsg- aders jonkheer Johan van Zuyien, ambachtsheer vander Haer, doen te weten, dat haerer edelen op donderdach den 12en Octobris toecomende ouden stijl, scherpelijck schouwen sullen het sant-padt over de jurisdictie van Vlooten ende d' Haer Beginnende van 't Hof-terweyde af tot aen Haer Coorn-meulen toe. Bevelende daeromme eenen yegelicken die daer slae- gen in hebben leggen, dat sy d'selve met grof sant in de breete van vier- dalve voet, ende hooch een halve maetvoet doorgaans naer behooren opmaken. De wallen met soyen of anders bequamelick viercant ophalen, ende inden dorpe van Vlooten een yder voor zijn huysinghe ende erve een voetpat wel besant en vierdalve voet breet maken; ende die slooten heb- ben sullen daer over legghen een stereken boom, boven plat, tenminsten thien duymen breet, ende een stereken leun daeraen maken, ende sal een yder opden schoudach voorsz. zijn slach aen- ende afganck wijsen. Verbiedende wel expresselicken eenen yder voorts aen hem te wachten met eenige peerden op 't voorsz. santpadt te rijden ofte eenigerhande beesten daer over te drijven, alles op de keure ende boete daertoe steen- de volgende d'ordonnantie daer van zijnde. D'een segghet d'ander voort." Blijkens de aantekening onderaan het blad waren de heren Strick en jhr.
Lodewijck van Rhenen aangewezen als gecommitteerden van het kapittel van Oudmunster om de schouw te voeren. Deze bekendmaking werd op verschillende plaatsen in Vleuten en De Haar opgehangen, zoals aan bomen. Mogelijk lieten de genoemde ambachtsheren de voorgenomen schouw ook op de gebruikelijke wijze door de koster in de kerk te Vleuten ter kennis brengen. HUA, Arch. v. h. kapittel van Oudmunster, 617. roede. Zij werden echter weer belast met de jaarlijkse omslag voor het
zandpadonderhoud (zie later). De schout van Vleuten verrekende deze betalingen met de schouten van De Haar en van Themaat. Om welke |
||||||||||||||
CONVOCATIE.
D e Eigenaars vad de Landen leggende tullchen den
Dorpc^^ficutcnen den Huize den Ëyk, worden ver- tt op .^—«ïï'^ydcn -*. ^^ïscïMb kA^-^'^-^'-^
ten Aw-fi^reo j te compaferen in den Capimilhuize van Oudmunlter t'Utrecht, om te horen de propoürievao den Hoog Ed. Geb. Heer Maurita CarcI Baron van Utenhove Heere van Botteftcio &c. &c. ata Eigenaar van 't Huia den Eyk, (laande onder den Gercclitc van Vleuten , ten dnde om voor Zyn Houg Ed. Geb. {Hivativc Rekeningen builen lade van vootfz. Gerech- '■.~«»tc nogcti Tcrforeeden *n tot een ftyweg te maken het Zandpad of Voetpad beginnende van't Dorp Vleu- ten tot aan de Laan gaande na het Huis^den Eyk ;iiiit>- gadera om die Ryweg voorts en by continuatie behoefd ' lyk conform de Scbouwtvief te onderhouden , mits aan Zyn Hoog Ed. Geb, Werdea%eftaan en overgcge- veo het geen thana aan de Bruikera jaarlyb per Roede Toor 't maken en zanden van dat voorrr^ Voetpad werd betaald i Zeg het voort.
|
||||||||||||||
Uitnodiging in 1773 aan de eigenaren van de
landen tussen het dorp Vleuten en het huis Den Eyck voor een bespreking in het Kapittelhuis van Oudmunster te Utrecht. Behandeld zou worden een verzoek van Maurits Carel baron van Utenhove, heer van Bottestein en eigenaar van het huis Den Eyck, om het zandpad tussen het dorp Vleuten en de Eikslaan te mogen ver- breden tot een rijweg. Archief van de Historische Vereniging, huisarchief van Den Engh (copie), inventaris E. Muller, nr 37. |
||||||||||||||
65
|
|||||||
De omslag per morgen land werd door de drie schouten of door
gadermeesters (o.a. in De Haar) 'gegaderd' van de grondeigenaren en grondgebruikers, ieder voor de helft. Daarbij schoten de pachters het bedrag voor. In 1622 bedroeg de omslag 4 stuiver per morgen. Hierin waren de aanlegkosten begrepen. In 1626 t/m 1628 was de omslag 1''^ stuiver per morgen. De schouten en gadermeesters ontvingen voor hun werkzaamheden een vergoeding, gadergeld genoemd. Tot de onderhoudswerkzaamheden behoorden tevens de bijkomende
voorzieningen, zoals: - de genoemde drie hogebomen en kwakel in het zandpad
- enige glinten (hekken van in de grond geslagen palen en horizontale
staken) langs gedeelten van het zandpad tussen De Haar en de Haarkorenmolen, op plaatsen waar geen greppels of veekerende heggen aanwezig waren - verschillende afsluitbomen op het zandpad.
Ook de gadergelden aan de drie schouten en aan de gadermeesters,
de vergoedingen aan de schout en de secretaris van Vleuten, de vaca- tiegelden van de schouwvoerende gecommitteerden en andere bijko- mende uitgaven rekende men tot de kosten van het zandpad. Een bijzonderheid is, dat men in 1649 voor gezamenlijke rekening
van de drie gerechten een openbaar 'secreet' (toilet) op het kerkhof in Vleuten bouwde 'tot gerieft van de passanten'. Deze voorziening kost- te 83 gulden en 18 stuiver aan arbeidsloon en materialen en werd ook door de drie gerechten onderhouden. Degenen van wie sloten of greppels werden gekruist door het zand-
pad moesten daarover op eigen kosten een sterke boom (voetbrugge- tje) met afgevlakte bovenkant ter breedte van tien duim (ca. 25 cm) en een leuning aanbrengen. Deze bomen moesten zij op straffe van een boete in goede staat houden. Ook de inwoners van Themaat onderhoudsplichtig
Over het meebetalen door Themaat aan de aanleg en het onderhoud
van het zandpad kan het volgende worden gezegd. Dit gerecht, bestaande uit de middeleeuwse ontginningen Themaat en Ockhuizen, was niet in de ordonnantie of schouwbrief van 1621 genoemd, maar werd stilzwijgend wel als hoefslagplichtig beschouwd. Daarom moest men de hierboven genoemde regeling treffen voor de verdeling van de kosten van aanleg en onderhoud en daarmee samenhangende bijko- mende uitgaven van het zandpad. Ook in andere gevallen, zoals bij het zandpad tussen Utrecht en Harmeien uit 1604, hadden Vleuten en Themaat te samen een onderhoudsslag toegewezen gekregen. Met betrekking tot het zandpad Utrecht - Oudhuizen werd de hoefslagplicht van Themaat in 1622 in een memorie (verhandeling) vastgelegd. In dat jaar concludeerde een vergadering van twee gecommitteerden
van het kapittel van Oudmunster als ambachtsheer van Vleuten, jonk- heer Johan van Zuyien als ambachtsheer van De Haar, schout en gerechten van Vleuten en de schouten van De Haar en van Themaat, dat Themaat diende te contribueren in de kosten van aanleg en onder- houd van het zandpad in Vleuten en De Haar. De oppervlakte van Themaat bedroeg volgens deze memorie 520 morgen, zodat dit gerecht over dat jaar 104 gulden zou bijdragen '°. Men beschouwde Themaat, waarvan de inwoners eveneens gebruik maakten van het zandpad naar Utrecht, kennelijk als een belanghebbend gerecht. Themaat was later nog enige malen in de contramine, onder andere
in 1653 over de verdeling van de kosten en in 1665 over het gader- geld ^'. Mogelijk gebeurde het gaderen van de omslag hier niet zonder problemen. In 1663 kreeg het gerecht Themaat althans toestemming van de Staten van Utrecht om een lening aan te gaan van 400 gulden tegen een rente van 4% teneinde zijn aandeel van de onderhoudskos- ten van 1653 tot en met 1660 te kunnen financieren ^\ Na verloop van |
tijd kregen de Thematers op kosten van de
gezamenlijke inwoners van de drie gerech- ten een zandpad op de Kerkweg (nu Schoolstraat) naar het dorp Vleuten. Daarmee werd een permanent bruikbare voetgangersverbinding met het zandvoetpad naar Utrecht gemaakt ". De twee minigerechten Themaat Uten-
enghsgerecht of Themaat op Den Engh ter grootte van 2 hoeven (= 32 morgen) bij het huis Den Engh alsmede Hegge op Themaat (met 5 morgen) bij De Haar waren ten aan- zien van de aanleg en het onderhoud van het zandpad in de ordonnantie van 1621 niet genoemd. Dit was ook het geval met het Loefsgerecht ^\ Bij de verdeling van de kos- ten werden zij waarschijnlijk om praktische redenen respectievelijk gerekend tot de gerechten Themaat en De Haar. Themaat Utenenghsgerecht bleef vanaf het begin enige jaren achtereen in gebreke ten aanzien van de betaling van de omslag ^\ De schouw van het zandpad in
Vleuten en De Haar De schouw werd gevoerd door de gecom-
mitteerden van deken en kapittelen van Oudmunster als ambachtsheren van Vleuten, alsmede door Johan van Zuijlen van der Haer, ambachtsheer van De Haar, Kockengen en Spengen. Zoals in die tijd en nog lang daarna gebrui-
kelijk was bij het schouwen van waterstaats- werken nuttigden de leden van het schouw- voerende college na afloop van hun rond- gang op kosten van de grondgebruikers in de drie gerechten gezamenlijk een uitgebrei- de maaltijd. Men deed dat in de herberg van Thonis Janssn. Kent in Vleuten. Wij weten dit, omdat de herbergier Kent in 1648 aan deken en kapittelen van Oudmunster te Utrecht ver- zocht te willen bewerkstelligen, dat de ver- teringen alsnog aan hem zouden worden betaald. Hij had schout Ruysch van Vleuten daarom verschillende malen vergeefs gevraagd. Pas in 1653 werd aan zijn ver- zoek voldaan. De schuld, die in de jaren 1648 tot en met 1652 was opgelopen tot 405 gulden zes stuiver, diende door Ruysch (die toen geen schout meer was) te worden geëffend ^^ Het gedeelte van het zandvoetpad van
Vleuten, De Haar en Themaat werd volgens de jaarrekeningen van de schout van Vleuten, later van die van de schout van het bestuur van de Binnenlandse Lasten van Vleuten, tot en met 1862 op de gebruikelijke wijze onderhouden en geschouwd ". Daarna gebeurde dit door het in dat jaar opgerichte waterschap Vleuten. |
||||||
66
|
|||||||||
Evenals de iets noordelijker gelegen Laag-
nieuwkoperbrug over de Heycop was de Haarbrug eigendom van het heemraadschap van de Heycop. Ook het beheer en het onderhoud van deze twee bruggen berustten bij dat heemraadschap. Het waren vaste bruggen, die lang vóór 1742 vervangen moeten zijn door valbruggen (ophaalbrug- gen). De Haarbrug werd althans in dat jaar bediend door één van de aanwonenden, die daarvoor een vergoeding ontving 'l De bruggen hoefden niet door de schippers zelf te worden opgehaald en neergelaten, zoals bijvoorbeeld in 1626 wel het geval was met de Gerverscopsebrug over de Bijleveld ^'. Kort na 1837 verving het heemraadschap
de Haarbrug wegens bouwvalligheid door een hoge draaiplank "". Het rijverkeer maak- te al eerder gebruik van de Laagnieuwkoper- brug. De Oudedijk, waarvan de in latere tijd ver-
harde Rodedijk deel uitmaakte, was een publieke kleiweg naar het dorp Kockengen. Deze liep langs de oostelijke opstal van de Bijleveld, ook Geer genoemd. Tot aan de Kockengerhout lag aan de oostkant van de Oudedijk de opstal van de Heycop. Opstallen waren in het Sticht smalle stro-
ken grond aan weerszijden van een water- gang. Deze dienden oorspronkelijk tot het keren van gebiedsvreemd water en tot het deponeren van bagger of van waterplanten uit de watergang. Later hielden de opstallen het water juist binnen de watergang. In de loop van de tijd werden de opstallen ver- hoogd tot kaden. Als onderdeel van het zandvoetpad lieten
die van Vleuten, De Haar en Themaat op hun kosten een kwakel over de Bijleveld bouwen. Deze voetbrug verbond het zandpad met de langs de westelijke opstal van de Bijleveld lopende Gemenelandskade of Gemeen- landskade - in het Utrechtse gebied gewoon- lijk Hollandsekade genoemd - van het heem- raadschap van Woerden. Deze kade liep hier tot aan de zuidoosthoek van de polder Kockengen. Het was de bedoeling van de Utrechtse Staten om het zandpad op de Hollandsekade aan te leggen, zodat het vrij van de Oudedijk zou komen te liggen. Mogelijk bevond zich op de kade reeds een onbezand voetpad. De grondgebruikers in de tussen Harmeien
en Kockengen gelegen polders Breudijk en Gerverscop waren onderhoudsplichtig van de aan hun polders grenzende gedeelten van de Hollandsekade. Deze polders lagen beide binnen het heemraadschap van Woerden, maar ook in twee provincies. Het oostelijke (grootste) deel was Utrechts, het westelijke |
|||||||||
Leegniecoop bij de Haar, 1761. Gewassen penseeltekening in grijs door P.J.
van Lienden, gezien vanuit het zuiden. Links de kwakel over de Bijleveld in het zandpad Utrecht - Oudhuizen, rechts de Haarkorenmolen met mole- naarswoning. Geheel rechts de Haarbrug, toen een vervallen ophaalbrug over de Heycop aan het einde van de Lagehaarsedijk. In 1837 werd de Haarbrug vervangen door een draaiplank, hetzelfde gebeurde in 1912 met de kwakel over de Bijleveld. De Heycop stroomde noordwaarts tussen de twee huizen. Tussen het linkerhuis en de kwakel is de Oudedijk naar Kockengen zichtbaar Museum Flehite, Amersfoort. |
|||||||||
Draaiplank over de Bijleveld ten westen van de voormalige Haarkoren-
molen. Gezicht vanuit het zuidoosten. Deze draaiplank met leuningen kwam in 1912 in de plaats van de kwakel uit 1621 (zie de afbeelding daar- van uit 1761). Van het contragewicht van de draaiplank is links nog een gedeelte zichtbaar. Deze draaiplank kwam in 1960 te vervallen, toen de Bijleveld werd gedempt. Foto auteur 1958. Hierop afgebeeld v.l.n.r mevrouw Storm van Leeuwen met 3 van de 5 kinderen. Margo, Ewout en Frans, (red.) Het traject op de Hollandsekade
Bij de Haarkorenmolen aan het westeinde van de Lagehaarsedijk kruis-
te het zandpad de naast elkaar noordwaarts stromende Heycop en de Bijleveld. De eerstgenoemde watergang kon men oversteken met de Haarbrug naar de Oudedijk. |
|||||||||
67
|
|||||||||
Hollands grondgebied. Ingevolge de ordon-
nantie van 1621 zouden degenen, die in het Utrechtse gebied woonden, ook onderhouds- plichtig worden van het op de Hollandsekade aan te leggen zandpad. De lengten van de slagen van het zandpad zouden overeenko- men met die van de waterkering. Op verzoek van Johan van Zuijlen van der
Haer stuurden de Gedeputeerde Staten van Utrecht in september 1622 aan de bij het zandpad betrokken schouten en gerechten een afschrift van de ordonnantie van 1621; daaraan voegden zij de mededeling toe, dat het werk een maand later zou worden geschouwd "'. Tot de aangeschreven schou- ten behoorde die van het Utrechtse gedeelte van Gerverscop. Deze schout was tevens schout van het Utrechtse gedeelte van de polder Breudijk (het oude Breudijkerveld), dat deel uitmaakte van het gerecht Gerverscop. Dijkgraaf en heemraden van het heem-
raadschap van Woerden (door henzelf 'grote waterschappe' genoemd) maakten onmiddel- lijk bezwaar tegen dit voornemen, omdat het periodiek ophogen van de onder het ontwor- pen zandpad liggende waterkering zeer zou worden bemoeilijkt. Bovendien zou het zand- pad worden geschouwd door een ander col- lege dan door henzelf. De onderliggende waterkering viel onder het beheer van het heemraadschap van Woerden, dat de Hollandsekade schouwde en de eventuele boeten inde ". Omdat dijkgraaf en heemraden zich als
een onder Hollands gezag ressorterend col- lege beschouwden en een ernstig geschil met de Staten van Utrecht zo mogelijk wil- den voorkomen, legden dezen hun bezwaar in 1622 voor aan de Staten van Holland. Zij verzochten dat college om aan de Staten van Utrecht voor te stellen de uitvoering van het plan en de toepassing van de bepalingen voor wat de Gemenelandskade betrof aan het heemraadschap over te laten. De Staten van Holland gingen niet zover als hun door de Woerdenaren was verzocht, maar vroe- gen in 1623 wel hun collega's in Utrecht over de aanleg van het zandpad overleg te plegen met dijkgraaf en heemraden van Woerden en het geschil in der minne te schikken ". Het werd echter een langdurige kwestie,
waarbij de Woerdenaren zelfs niet ontzagen het op hun kade rustende deel van de kwakel over de Bijleveld door te zagen. Pas om- streeks 1660 werd het verschil van mening volledig opgelost en kwam het zandpad uit- eindelijk op de geprojecteerde plaats te lig- gen. Ook het zuidelijke stuk van de |
|||||||||
De Bijleveld tussen de Gerverscopsebrug en de polder Kockengen tijdens
het dempen in 1960, gezien naar het zuiden. Op de voorgrond de zuidoos- telijke hoek van de polder Kockengen. Geheel links de Rodedijk, rechts daarvan de grotendeels leeggelopen Bijleveld, in het midden de westelijke opstal (kade) van de Bijleveld, rechts van de knotwilgen de Hollandsekade. Tussen de opstal van de Bijleveld en de Hollandsekade ligt een met riet volgegroeide sloot, die men te samen de Bijleveld ten behoe- ve van het dempingswerk heeft laten leeglopen. Rechts van de Hollandsekade de polder Gerverscop. Het korte voetpad op de voorgrond loopt over de oostelijke polderkade van Kockengen en was ten tijde van de fotografische opname een van de weinige restanten van het zandpad naar Oudhuizen. Het rechts afslaande voetpad gaat naar de Hollandsekade tus- sen de polders Gerverscop en Kockengen en is thans een openbaar fiets- pad. Aan het begin daarvan stond de zelfgebouwde hut van de bejaarde Huib Prins, een bekende figuur in de buurt. In de verte een dragline, die de Bijleveldse opstal en de Hollandsekade afgraaft en met de grond de Bijleveld dempt. Op de achtergrond de wegbeplantingen van de Laagnieuwkoopsebuurtweg (links) en die van de Gerverscopsebuurtweg of Gerverscopsedijk (rechts). Foto auteur 22-08-1960. |
|||||||||
Het voormalige zandpad op de westelijke kade van de Bijleveld in het dorp
Kockengen, gezien vanuit het zuiden. Rechts de gedeeltelijk gedempte en overkluisde Bijleveld. Dit stuk kade is in de 18e eeuw overgeslagen bij de verbreding tot Wagendijk. Foto auteur (1976). |
|||||||||
68
|
||||||||||
Hollandsekade tussen de Breudijk en de Haarkorenmolen werd toen
voorzien van een zandpad. Het kon sindsdien worden onderhouden door de inwoners van Breudijk en die van Gerverscop. Het traject in Kockengen
Het gedeelte tussen de zuidoosthoek van de polder Kockengen en de
Joostendam (benoorden het dorp Kockengen) kon zonder hindernissen worden aangelegd. Tot aan de vroegere Spengensebrug over de Bijleveld bij de Spengensemeent kwam het over de kade voorlangs de boerderijen van de polder Kockengen te lopen. Deze kade was na 1413 opgeworpen, toen men voor de aanleg van de Bijleveld de oor- spronkelijke voorwetering van die polder gebruikte. De uit de middel- eeuwen daterende 'dijk' (rijweg) aan de oostzijde van de voormalige voorwetering (nu de Bijleveld) werd daarna de Oudedijk genoemd "*. De ten noorden en ten zuiden van het dorp gelegen gedeelten van de
kade bewesten de Bijleveld werden tussen 1728 en 1731 verbreed tot een wagenweg '\ Het noordelijke stuk heette voortaan Wagendijk- Noord, het zuidelijke Wagendijk-Zuid. Deze kwamen in de plaats van de in vervallen toestand verkerende Oudedijk of Geerdijk aan de oostzijde van de Bijleveld. In het dorp bleef de Oudedijk evenwel gehandhaafd, zodat de twee Wagendijken niet op elkaar aansloten. Het 3'^^ voet brede zandpad plaatste men toen in het midden van de twee Wagendijken die 12 voet breed werden "^ Met de Spengensebrug over de Bijleveld, die aanvankelijk bij de
Spengensemeent lag maar in 1704 door de geërfden van Spengen naar het dorp Kockengen werd verplaatst"', moesten de voetgangers de Bijleveld oversteken. Vervolgens ging men over de oostelijke opstal van de Bijleveld, de waterkerende smalle strook land die toen al tot een kade was verhoogd, naar de Joostendam. Daar diende men het korte verbindingswater tussen Heycop en Bijleveld, waarin de |
Joostendam lag, over te steken (waarschijn-
lijk met een draaiplank). Verder gaande volg- de men de oostelijke opstal van de Bijleveld tot aan de brug in Oudhuizen. Deze opstal (in die tijd reeds een kade) stond krachtens de bisschoppelijke ordonnantie uit 1414 onder beheer van het heemraadschap van de Bijleveld. Het traject Joostendam -
Oudhuizen Reeds eerder is gezegd, dat de ordonnantie
van de Staten van Utrecht van 1621 voor wat betreft de aanleg en het onderhoud van het zandpad alleen betrekking had op het gedeelte tussen Utrecht en de Joostendam. Wij mogen wel aannemen, dat over het stuk tussen de Joostendam en het dorp Oudhuizen tevoren door de Staten afspraken waren gemaakt met het heemraadschap van de Bijleveld en met de Proosdij van St. Jan. In 1624/1625 vond overleg plaats tussen
de Proosdij en het heemraadschap van de Bijleveld over het doortrekken van het zand- pad tot aan het dorp Oudhuizen over de oos- telijke opstal (kade) van de Bijleveld. De besprekingen leidden er toe, dat het heem- raadschap van de Bijleveld het zandpad zou aanleggen en gedurende één jaar zou onder- houden "l Het onderhoud in de volgende jaren moest
dus nog worden vastgesteld. Het initiatief daartoe ging niet uit van de Staten van Utrecht, maar van de inwoners van Vleuten, De Haar, Kockengen en Spengen. Naar aan- leiding van het verzoek van 'schouthen, gerechtsluijden ende gemeijne innegesete- nen' van deze vier gerechten besloten Gedeputeerde Staten in januari 1625 het onderhoud van het stuk zandpad tussen de Joostendam en de zuidelijke grens van het gerecht Oudhuizen toe te wijzen aan het gerecht Noordeinde van Portengen (dit was het westelijke deel van de latere Gecombineerde Groote en Kleine Oud- Aasche Polders). Het onderhoud van het res- terende stuk werd intern geregeld door de Proosdij "^ Terzelfdertijd machtigden Gedeputeerde
Staten dijkgraaf en heemraden van het heemraadschap van de Bijleveld om het doorgraven van de Bijleveldse opstal tussen de Joostendam en de zuidelijke grens van het gerecht Oudhuizen te beboeten. Dergelijke doorgravingen door inwoners van het Noordeinde van Portengen deden zich vaker voor, onder andere in 1624. Dit gebeurde bij voorkeur des nachts. Degenen die met het benedeneinde van hun land of van hun sloten grensden aan de opstal wer- |
|||||||||
De voormalige Joostendammersluis met draaiplank tussen de Bijleveld en
de Heycop ten noorden van Kockengen. Gezicht vanuit het noorden. Op de achtergrond de Heycop met in de verte het dorp Kockengen. De Joostendam werd in 1658 veranderd in een schutsluis met waarschijnlijk een draaiplank voor voetgangers die het zandpad langs de Bijleveld naar Oudhuizen gebruikten. De sluis werd in 1967 opgeruimd. Foto auteur 1958. |
||||||||||
J
|
||||||||||
69
|
|||||||||
Fragment van de 'Kaart van't Hooghe Heymraedtschap van de landen van Woerden' door de gebroeders Johannes en Justus
Vingbooms te Amsterdam (1670). Herdruk met medewerking van het grootwaterschap van Woerden en de Stichts-Hollandse Historische Vereniging door Canaletto te Alphen a/d Rijn (1974). Het noorden is boven. Verschillende niet ter zake dienende onderdelen zijn in het fragment weggelaten. Wegen en kaden zijn met een dubbele lijn, watergangen dik getekend. Hierop zijn de toenmalige ridderhofsteden en versterkte huizen aangegeven, onder andere het kasteel De Haar en het toenmalige huis Ter Mey. De afbeelding omvat onder andere de polders Breudijk en Gerverscop ten noorden van Harmeien. Deze lagen zowel in Utrecht (het oostelijke deel) als in Holland (het westelijke deel). De grens tussen de twee provincies is met een stippellijn aan- gegeven. De twee Hollandse delen werden samen Indijk genoemd. Het ten zuiden van de Breudijk gelegen Oudeland was vol- ledig Hollands gebied. Langs de Breudijk en in Oudeland, dat ook de naam Indijk droeg, alsmede op de Gerverscopsedijk wer- den zandvoetpaden aangelegd door de inwoners van de desbetreffende gerechten en ambachten. Deze zandpaden hadden aan- sluitingen op het zandpad Utrecht - Oudhuizen en op het Leidse Jaagpad. Ook in Portengen, in Gieltjesdorp en in Laagnieuwkoop legden de bewoners zandvoetpaden aan. Deze sloten met een kwakel over de Bijleveld aan op het zandpad Utrecht - Oudhuizen. |
|||||||||
den verantwoordelijk gesteld voor de doorgravingen '°.
Het zandpad naar Oudhuizen heeft nog lange tijd dienst gedaan als
openbaar voetpad. In 1810 was het in de Ronde Venen bekend als 'looppad langs de Bijleveld' of 'looppad naar Kockengen', omstreeks 1850 heette het voetpad langs de Byleveld. Van dit voetpad is het meest noordelijke deel thans als fietspad in gebruik. |
|||||||||
Besluit
De totstandkoming van het zandpad
Utrecht - Oudhuizen heeft geleid tot de aan- leg van verschillende zandvoetpaden van plaatselijk belang in de polders tussen Harmeien, De Haar en Kockengen. |
|||||||||
70
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Deze zandpaden konden pas worden aangelegd, toen het langdurige
geschil tussen de Staten van Utrecht en het heemraadschap van Woerden was bijgelegd. De inwoners van Laagnieuwkoop, Gieltjesdorp en Portengen
Zuideinde legden in hun polders in 1564 zandpaden aan 'vermits de dijeken (= wegen) ende voetpaden (die onbesant ende enige van dien seer leegh (= laag) sijn bij regenigh weder tot gaen (= lopen) seer onbequaem ende des winters genoegsaem onbruijckbaer sijn'. De door hen opgestelde schouwbrief werd door de Staten van Utrecht in 1666 goedgekeurd en vastgesteld. In de 'buurten' van Laagnieuwkoop, Gieltjesdorp en Portengen, alsmede op de Schinkeldijk (tussen de Bom en Gieltjesdorp) werd het zandpad ter breedte van tenminste 2'^^ voet midden op de wegen of in de bermen aangelegd. Ook werd het kerk- pad naar Kockengen bezand. De inwoners konden zodoende het dorp, de kerk en de school te Kockengen en de marktdagen binnen Utrecht zonder 'seer groote incommoditeijt ende ongelegentheijt' te voet bezoeken ^'. |
Een jaar later volgden die van de Breudijk
met een zandvoetpad langs de noordzijde van de Breudijk, daarvan gescheiden door een greppel. Dit zandpad, dat eveneens ten- minste 2 '^^ voet breed moest zijn, begon bij de Haarkorenmolen en liep over de Hollandsekade naar de Breudijk. Het Breudijkse zandpad eindigde op de Rijndijk bij de oorspronkelijke Kleinjansbrug over de Oude Rijn (ten westen van Harmeien). Tevens werd een zandvoetpad gemaakt langs de Kerkweg of Groenesteeg (de tegenwoordige Tiendweg) en langs de Bijleveld naar het dorp Harmeien. De schouwbrief werd door de Staten van Holland en de Staten van Utrecht in 1666 goedgekeurd en vastgesteld 52
Die van Gerverscop bleven niet achter. Zij
legden een 2'^^ voet breed zandpad aan vanaf het zandpad Utrecht - Oudhuizen bij de Gerverscopsebrug naar de Rijndijk bij de Kleinjansbrug. Het zandpad kwam midden op de Binnendijk of Gerverscopsedijk en midden op de Buitendijk te liggen. Van de laatstgenoemde weg (een zogenaamde uit- weg) maakte de tegenwoordige Zijling deel uit. De betekenis van de naam Zijling is niet geheel duidelijk. In 1676 kwam in één van de polders ten westen van Baambrugge een Zijlingskade voor ". De door de Gerverscop- pers opgestelde schouwbrief voor hun zand- pad werd in 1666 door de Staten van Utrecht en de Staten van Holland goedge- keurd en vastgesteld ^^ Deze plaatselijke zandpaden hebben dienst
gedaan totdat de polderwegen over de volle breedte tussen de bermen bezand of met puin en grind werden verhard. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Haarkorenmolen, schilderij door Jac. Graafland, naar een prent-
briefkaart A" 1908. Eigendom familie Van Zuijlen. Foto J.A. Storm van Leeuwen 1978. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gebruikte afkortingen
ARA Algemeen Rijksarchief Den Haag
Arch. Archief
GPB Groot Placaatboek (1729)
HUA Het Utrechts Archief
SA Rijnstreek Streekarchief Rijnstreek te Woerden
Ts. Hist. Ver. Tijdschrift Historische Vereniging Vleuten, De Meern,
Haarzuilens
Verv. GPB Vervolg Groot Plakkaatboek (1856 - 1860)
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Sypesteyn en J.P. de Bordes, De verde-
diging van Nederland in 1672 en 1673, dl. 2 (1850), p, 72. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Noten
1. 2.
3. 4. 5. 6. 7. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
GPB II, 226,
HUA, Arch. v. d. Staten van Utrecht, 231-7.
GPB II, 226,
HUA, Arch. v. h. kapittel van St. Jan, 1112.
HUA, Arch. v. h. kapittel van St. Jan, 1537
GPB II, 366.
HUA, Arch, v, h. kapittel van St. Jan, 1009; J,W van
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
71
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Inventarus v. h. waterschap Leidse Rijn,
Arch. V. h. waterschap Vleuten, 191 en 192. F.A.R.A. van Ittersum, Het waterschap
Heycop, genaamd de Lange Vliet, voor- heen en thans (1901), p. 80 en 81. GPB II, 145. F.A.R.A. van Ittersum, Het waterschap
Heycop, genaamd de Lange Vliet, voor- heen en thans (1901), p. 80 en 81. HUA, Arch. v. d. Staten van Utrecht, 264-27 en SA Rijn streek, Arch. v. h. grootwaterschap van Woerden, Loquet 46, nr. 5. SA Rijnstreek, Arch. v. h. grootwater-
schap van Woerden, Loquet 46, nrs. 3 en 5. Gedrukte resoluties v. d. Staten van
Holland, Resolutie 26-10-1622 en HUA arch. v. d. Staten van Utrecht, 264-28 (Resolutie Ged.Staten 05-03- 1523). J.A. Storm van Leeuwen, Van Oude Rijn
tot Leidse Rijn (1985), p. 50. J.C. Jongeneel, Grepen uit de geschie- denis van Kockengen. Derde druk, bewerkt door G.F.W. Herngreen (1980), p. 44. Verv. GPB II, 184. B.G.A. Plabst, Handvesten voor het waterschap Bijleveld. Overdruk van de bijlage van De Hydrarchia Bijleveld (1836), p. 106. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
schap Leidse Rijn, arch. v. h waterschap De Hoge en Lage Weide,
484. J.H. Huiting, 'De Johannieters in Vleuten (I en il)' in Ts. Hist. Ver.,
jrg.13, nrs 2 en 3 (1993), pag. 41 en 61. HUA, Arch. v. h. kapittel van Oudmunster, 594.
SA Rijnstreek, Inventaris v. h. «waterschap Leidse Rijn, arch. v. h. waterschap De Hoge en Lage Weide, 401 en 469. J.H. Huiting, "Schout Hans' in Ts. Hist. Ver. jrg., 15, nr. 2 (1995), p. 33. D.W. Gravendeel, 'De Wiel' in Ts. Hist. Ver., jrg. 10, nr. 1 (1996), p.
813. J.A. Storm van Leeuwen, 'Themaat, van maat tot polder (I en II)' in
Ts. Hist. Ver., jrg. 18, nrs. 1 en 2 (1998), pag. 18 en 29. J.A. Storm van Leeuwen, 'De Nieuwe Vaart en de Thematerwetering volgens de schouwbrief van 1612' in Ts. Hist. Ver., jrg. 17, nr. 2 (1997), p. 54 . Arch. Hist. Ver., Huisarchief Den Engh (copie).
0. Wittewaall, Vleuten - De Meern, Geschiedenis en historische bebouwing (1994), pag. 69, 143 en 172. Verv. GPB II, 427; HUA TA en ARA O.S.K.-H-50, 5 en 6, Kaarte van
een gedeelte van de provintie van Holland door P.A. Ketelaar (tus- sen 1770 en 1781). HUA, Topografische Atlas, 162-5. P.J. Vermeulen, De bevolking van het platteland der provincie
Utrecht in 1532' in Tijdschrift voor oudheden, statistiek, zeden en gewoonten, regt, genealogie en andere deelen der geschiedenis van het bisdom, de provincie en de stad Utrecht, dl. 1 (1847), p.198-208. De volledige namen van de genoemde gerechten waren volgens de door Vermeulen overgenomen ordonnantie van de Staten van 30-07 1633: Vleuten,Oudemunstersgerecht De Haer,Jonkheer Johan van Zuijlensgerecht Themaet, Statengerecht Loefsgerecht van Ruwiel, nu Uijtenham. Voorts werden vermeld de minigerechten: Themaet, IVIelis Uijtenenghsgerecht en Themaet, Adriaen van Nijenroosgerecht, nu: Themaet, Harman van Raveswaijsgerecht. Bij deze twee mini gerechten waren geen opgaven van de aantallen inwoners gedaan. HUA, Arch. v. h. kapittel va Oudmunster, 619. De aantallen morgens
van de drie gerechten, die gehanteerd werden bij de berekeningen van de jaarlijkse omslagen voor het zandpad, wijken af van die, welke worden genoemd in de Tegenwoordige Staat de Vereenigde Nederlanden uit 1772. HUA, Arch. v. h. kapittel van Oudmunster, 617.
HUA, Arch. v. h. kapittel van Oudmunster, 617. HUA, Arch. v. d. Staten van Utrecht, 349-33. HUA, Arch. v. h. kapittel van Oudmunster, 519. De namen van deze twee minigerechten zijn overgenomen van de door H. de Lanoy Meyer (HUA) in 1990 getekende kaart van de pro- vincie Utrecht in 1795. Zij wijken daardoor af van die van 1632 (zie noot 28). HUA, Arch. v. h. kapittel van Oudmunster, 617.
HUA, Arch. v. h. kapittel van Oudmunster, 617. HUA, Arch. v. h. kapittel van Oudmunster, 619 en SA Rijnstreek, |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
38.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
19.
20. 21.
22.
23.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
39.
40.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
41.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
42.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
24.
25. 26.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
43.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
27.
28. |
44.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
45.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
46,
47. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
HUA, Arch
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
v. h.
|
kapittel van de Dom,
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3544.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
49.
|
HUA, Arch
|
d. Staten van Utrecht,
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
264-30.
HUA, Arch. v. h. kapittel van de Dom,
3544 en 3582.
HUA, Arch. v. d. Staten van Utrecht,
349-36 en Verv. GPB II, 206.
HUA, Arch. v. d. Staten van Utrecht,
349-35.
J. Schoenmaker, 'Oude waterstaat te
Baambrugge' in Jaarboekje van het
Oudheidkundig Genootschap Niftarlake
1936, p.30.
HUA, Arch. v. d. Staten van Utrecht,
349-36 en Oudarchief
gemeente Harmeien, 311-17.zich daar
op bevindende heerweg naar Harmeien.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
29.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
50.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
51.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
30.
31. 32. 33. 34. |
52.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
53.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
54.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
35.
36. 37. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
72
|
||||||||||
door Wouter de Heus
VAN HISTORrSCHE DORPEN TOT MODERN LEIDSCHE RIJN De Transformatie (13)
Langzaam maar zeker nadert de wijk Veldhuizen haar voltooiing. Een belangrijk laatste onderdeel Is de invulling
van het Milan de Viscontipark, waarmee dit najaar een start wordt gemaakt. Niet alleen het park wordt ingericht, ook de boerderij zal worden verbouwd tot pannenkoekenhuis. Daarmee is de transformatie van het kasteelterrein Nijeveld volledig! Over de stedenbouwkundige opzet van Veldhuizen, en ook de invulling van het park, is veel dis- cussie geweest. Bureau Quadrat uit Rotterdam tekende voor beiden. Stedenbouwkundige Gall koos er niet voor om de oriëntatie van de Heidammer Stroomrug als ankerpunt te gebruiken, maar de middeleeuwse ontginnings- basis. De toepaden van de Leidsche Rijn naar de Veldhuizer boerderijen bleven gedeeltelijk zichtbaar. Wel werd de Heidammer Stroomrug kunstmatig gereconstrueerd langs de Milan de Viscontilaan. Het relief is daarmee zicht- baar gemaakt, echter, met de feitelijke geschiedenis heeft het niets van doen. Door in de stedenbouwkundige opzet van Veldhuizen de feitelijke loop van de Heidammer Stroomrug te negeren, kon er uiteindelijk maar weinig van de Romeinse Limesweg worden opgenomen in het ontwerp. Maar net zoals in het echte leven: liefhebbers van de zuivere cultuurhistorie vinden dat een gruwel, anderen malen er niet om als hen een rad voor ogen wordt gedraaid met het naar eigen believen herschrijven van de geschiedenis. |
||||||||||
ten park, Daniël de Milan de Visconti. Onze
Daniël had grootse plannen. In 1713 gaf hij de Franse architect Daniël Marot opdracht een ontwerp te maken voor een grootse Franse tuin en een verbouwing van het kas- teel, maar het zou hier nooit van komen. In 1719 werden nog eens twee tuinarchitecten verzocht een ontwerp te maken, iemand waar de naam niet van bekend is en Christiaan van Staden. Langzaam maar zeker verviel Nijeveld tot een ruïne. Op de kadastrale kaart van 1832 is er niets meer terug te vinden van het eens prachtige kas- teel. Uiteindelijk is het er door de bouw van Leidsche Rijn toch van gekomen dat het gebied rond Nijeveld in een park wordt omgetoverd. Het huidige ontwerp is van de hand van Jacqui Stradling van bureau Quadrat uit Rotterdam. De nog bestaande boerderij en bijgebouwen worden verbouwd naar een ontwerp van het Vleutense Architectenbureau Himsmade van Es van Ginkel. |
||||||||||
Nijeveld door Roelant Roghman 1646/47
Nijeveld
In het kader van dit artikel zal ik niet te diep ingaan op de geschiede-
nis van Nijeveld. Veel is er al over geschreven in eerdere tijdschriften. Voor het eerst duikt er in 1288 een Dirk van Nyevelde op (ook Dirk van Zuyien genoemd) en aangenomen wordt dat hij is verbonden met het ontstaan van het kasteel. In 1356 werd Nijeveld door Johan van Egmond, Graaf van Holland, belegerd, geplunderd en verwoest. Daarna ontstaat een periode van leegte als het gaat om documenten van Nijeveld. We weten dat Nijeveld in 1536 als Ridderhofstad werd erkend, maar veel zegt dat niet. De officiële geschiedschrijving start weer in 1591 met enkele mooie passages uit het dagboek van Aernout van Buchel. Hij schrijft over Nijeveld dat het 'een zeer verzorgde tuin, vol zeldzame bomen en planten' bezat 'die met veel zorg wordt bijgehou- den door slotvoogd Jacob Sanders'. Jacob Sanders beheerde het kas- teel voor eigenaresse Wilhelmina van Haeften, echtgenote van Walraven van Brederode. Wilhelmina had Nijeveld in 1579 gekocht van de in financiële problemen geraakte eigenaar Steven van Rossum. Tot 1679 bleven de opeenvolgende Brederodes eigenaar, al zullen ze er zeer waarschijnlijk nooit hebben gewoond. Na het overlijden van de laatste mannelijke Brederode, in genoemd jaartal, kwam Nijeveld in bezit van Carel Emilius graaf Dohna. Via zijn zuster kwam het in bezit van graaf Simon Hendrik von der Lippe und Detmold. De zoon van deze Simon verkocht Nijeveld in 1710 aan de naamgever van het in te rich- |
||||||||||
Foto brug Nijenrode, De VAR, 15 augustus 2002
|
||||||||||
73
|
|||||||||
opgraving rond het kasteelterrein leverde
een aantal spectaculaire vondsten op. Niet zo spectaculair als de vondst van de Romeinse Limesweg en het schip enkele maanden daarvoor, maar toch belangwek- kend. Rondom het eiland lag ooit een drietal grachten, waarschijnlijk ter verdediging in het roerige midden van de 14e eeuw. Zoals reeds genoemd belegerde de troepen van Johan van Egmond Nijeveld maar liefst zeven weken. Enkele slingerkogels werden tijdens de opgraving terug gevonden. Kasteelheer Steven van Zuyien gaf zich uiteindelijk over en bezegelde daarmee het lot van Nijeveld. Het werd geplunderd en gesloopt. Op de twee opgravingfoto's kunt u de teruggevon- den grachten zien en in de detailfoto is goed waarneembaar dat de grachten gevuld zijn met puin: zeer waarschijnlijk de resten van het kasteel uit 1356! Inpassing van het kasteelterrein
Van de twee omgrachte eilanden stond het
laatste kasteel op het noordelijke eiland. Het eiland is nagenoeg vierkant (ca. 42 bij 45 meter) en het zuidelijke heeft een wat meer rondere vorm en is iets kleiner. Er zijn geen duidelijke aanwijzingen dat dit eiland ooit bebouwd is geweest. Op de illustraties is te zien dat de huidige bebouwing aan de west- zijde erg dicht op het kasteelterrein is gebouwd. De ontdekking van de drie grach- ten kwam te laat om daarmee nog iets te doen in de opzet van de plannen. Het blijft echter wel de vraag of het sowieso niet wen- selijk was geweest iets meer afstand te bewaren aan die zijde. Maar goed, daarover ligt de zeggenschap tegenwoordig zo'n beet- je volledig bij de stedenbouwkundige die de opdracht heeft verworven een ontwerp voor een woongebied te maken. We zullen het ermee moeten doen. De toekomstige functie van de eilanden blijft in de voorliggende plan- nen nog onhelder. De omgeving eromheen |
|||||||||
Zesluik Nijeveld. Boven: situatie najaar 1997 en september 2002. Midden:
situatie najaar 1997 en september 2002. Onder: Najaar 1997, sleuf met de drie grachten en detailfoto. Foto's en compilatie auteur Opgravingen
In het najaar van 1997 is er uitvoerig archeologisch onderzoek gedaan
in de omgeving rond Nijeveld. Op het kasteeleiland zelf was al in 1991 onderzoek gedaan door de heren Gravendeel en Van Essen van de his- torische vereniging in samenwerking met de provinciaal archeoloog. Daarbij werden o.a. de nog bestaande funderingen in kaart gebracht die heden ten dagen nog zichtbaar zijn op het noordelijke eiland. De |
|||||||||
Drieluik Veldhuizen. Links: luchtfoto 1936 (Topografischedienst Emmen). Midden: Geomorfogenetische kaart, H.J.A. Berendsen
1982. Rechts: Plattegrond 2002 Projectbureau Leidsche Rijn. |
|||||||||
74
|
|||||||||||||
wordt grotendeels ingericht als kinderboerderij. Wellicht is het een aar-
dig idee om de grachten aan de noord en oostzijde van de eilanden weer iets meer de oorspronkelijke breedte mee te geven. Dan is er de mogelijkheid om de oude brug zoals zichtbaar op de tekening van Roelant Roghman uit 1646/47 terug te brengen. Ter illustratie treft u aan een recente foto uit een krantenartikel van De VAR waarbij een pas opgeleverde brug van kasteel Nijenrode te Breukelen staat afgebeeld. Het betreft een reconstructie van de oorspronkelijke brug uit 1678, niet heel erg anders dan de Nijeveldse brug van een kwart eeuw eer- der. Daarmee zou iets beter dan in het huidige ontwerp zichtbaar zijn dat het Milan de Viscontipark wel degelijk is gelegen op een roem- ruchte plek uit de middeleeuwen en iets meer betreft dat een stukje groen in een nieuwbouwwijk. Een bijkomend voordeel van het iets ver- breden van de gracht en het aanleggen van een brug met aan het eind een deel van de oude ingangspoort (afsluitbaar) is niet alleen het visu- aliseren van het kasteel, maar werkt ook preventief. De eilanden zijn nu erg makkelijk te betreden, en er zijn al heel wat moppen van de zicht- bare fundering verdwenen. Het duidelijk aangeven van het verloop van de Romeinse weg in de noordoosthoek zou kunnen illustreren dat er ooit zoiets was als een Heidammer Stroomrug waarlangs vele duizen- den jaren de geschiedenis van Veldhuizen zich ontwikkelde. |
|||||||||||||
Opendag bij vondst Romeinse weg en schip,
najaar 1997. Projectarcheoloog Erik Graafstal geeft uitleg staande tussen schip en weg aan duizenden bezoekers. Het ligt in de bedoeling het schip volgend jaar eindelijk te bergen. Daarna zal het schip, samen met duizenden andere Romeinse vondsten, moeten worden ondergebracht in een Limes-museum van inter- nationale alure in de omgeving van het Castellum op de Hoge Woerd. Foto auteur. |
|||||||||||||
Noordwesthoek kasteelterrein Nijeveld met
aanpalende bebouwing, september 2002. Foto auteur. |
|||||||||||||
Tekening van de verbouwing van de boerderij in opdracht van de nieuwe
eigenaar Abrona. Tekening en ontwerp: Himsmade Bouwkunst BNA, Es van Ginkel e.a., Vleuten. |
|||||||||||||
Drieluik Nijeveld. Links: plattegrond kasteelterrein 17e of We eeuw. Midden: zeppelinfoto april 2002, firma Hi-Shot. Rechts: ont-
werptekening Milan de Viscontipark, Quadrat Rotterdam. |
|||||||||||||
75
|
|||||||||||||||||
In memoriam Theo van den Berg
|
|||||||||||||||||
Op 24 juli j.l. overleed Theo na een langdurige ziekte.
Ruim 18 jaar verzorgde hij de laatste pagina van ons tijd- schrift met zijn verhalen, die in menig huisgezin het eerst werden gelezen. Altijd ruimschoots op tijd bij het inleveren ervan bij de redactie. Ook nu weer 12 dagen voor zijn overlijden bracht hij begeleid door dochter Marian zijn laat- ste twee verhaaltjes. Daarbij grapte hij nog, doelend op zijn rolstoel; " 't is geen nieuwe hoor..., hij is van een oude dame geweest en heeft altijd binnen gestaan". Theo was een gepassioneerde verhalenverteller die ieders hart wist te raken. Hij had het vermogen de sfeer van vroe- ger tijd, in het bijzonder voor de Meernse inwoners, met zijn verhaaltjes weer op het netvlies te zetten. Ook zijn bundels "Van de Brug af gezien", met als onder-
|
titel "Sprokkelingen van een Merenees", hebben in grote
kring bekendheid gekregen. Hierin beschrijft hij herinnerin- gen uit zijn jeugd, gezien vanaf de Meernbrug vanouds het trefpunt van de dorpsbewoners. Verhalen die veelal sociaal bewogen zijn werden met 'n korreltje zout en een van humor overgoten sausje neergeschreven. Voor de vele voor de gemeenschap vrijwillige inspanning-
en op meerdere terreinen w.o. 12 jaar in ons bestuur, werd hem in april j. I. nog door de burgemeester de Speld van de stad Utrecht verleend. Wij wensen Corry en kinderen sterkte bij het dragen van dit verlies. Het zal leeg worden op de brug..., en de lezers van zijn verhaaltjes zullen hem missen. En wij ook! Bestuur en Redactie. |
||||||||||||||||
P.S. Theo's dochter Monique reikte nog een toepasselijk rijmgedicht aan uit zijn nagelaten "sprokkelingen", waarbij hij stil
staat bij de dood van zijn eigen vader. Een typisch voorbeeld van zijn schrijftrant en ook toepasselijk op zijn eigen leven, druk- ken wij hieronder af. Zijn laatste 2 verhaaltjes houdt u van ons te goed. Redactie |
|||||||||||||||||
Aan de directie en medewerkers van de hemel
|
|||||||||||||||||
Heilige heren
Dat ik U nu een briefje stuur
Dat heeft een hele goede reden
Vandaag zijn we hier beneden
Toch wel behoorlijk overstuur
Vandaag staat voor Uw hemelpoort
Een man om wie we heel veel gaven
Wellicht heeft u het al gehoord
We hebben hem vandaag begraven
En nu in deze moeilijke dagen
Bij 't afscheid van die goede man
Wil ik U toch vooral wel vragen
Behandel 'm voorzichtig als het kan
Hoewel hij wel zijn twijfels had
Over U en 't hemels bestaan
Was 't iemand die toch dagelijks bad
En is ook trouw ter kerk gegaan
Hij vroeg verschillende pastoren
In de kerk een plaats wat meer vooraan
Want ach, hij kon hun preek niet horen
Ze zijn er nooit op in gegaan
Die plaatsen waren voor de rijken
Daarvoor was deze man te min
Wil in de hemel dus bekijken
Geef deze man een plaats voorin
Z'n gehoorapparaat hebben we hier gehouwen
Dat ligt bij ons nog in de kast
Omdat we er wel op vertrouwen
Dat u daar wel een mouw aan past
Hij kan de hemel mooi beplanten
Dat deed hij ook op deze aard
Kan heel goed werken, weet van wanten
Hij is de hemel heus wel waard
Zijn er soms tuinders bij U boven
Hou 'm daar dan maar wat ver vandaan
Want anders kan ik U beloven
Kon hij wel eens aan 't vloeken gaan
|
|||||||||||||||||
Glunderend nam hij in april j.l. de versierselen en oorkonde
van de Speld van de stad Utrecht in ontvangst. |
|||||||||||||||||
Want vroeg hij plantjes van kool of lof
Die lagen toch al op de vaalt Ja, menig tuinder was zo grof Ze moesten dan nog duur betaald Tot slot, wil hem zijn fouten vergeven Hij was voor ons toch echt zo goed Wij hebben in ons hele leven Nog nooit zo'n goede man ontmoet Tot slot verklaar ik hier nog nader En wat ik hier dan wel verklaar Die goede man, dat was m'n vader Doet u hem dus de groeten maar Hij hoorde bijna nooit een stem Dat was voor hem en ons heel erg Dus zorgt U maar goed voor hem De hartelijke groeten van: Theo van den Berg t De Meern, april 1965 /
|
|||||||||||||||||
?a
|
|||||||||||||
76\f
|
|||||||||||||
Van de voorzitter ' " '
"De Historische Vereniging met het oog op de toekomst". Onder die
titel heb ik een kort dankwoord gesproken, nadat wethouder Gispen van Utrecht ons op 27 september 2002 de Cultuurprijs Vleuten- De Meern 2002 met oorkonde had uitgereikt. Dit gebeurde op voorspraak van de Stichting Kunstig, die daarmee de waardering binnen onze woongemeenschap voor de activiteiten van onze vereniging tot uit- drukking bracht. Een erkenning voor ons om verder te gaan. Er is in het nu aflopende jaar meer gebeurd waar we met plezier op terugzien. Op 10 april heeft mevrouw Brouwer, burgermeester van de gemeente, aan ons bestuurslid Theo van den Berg de Speld van de Stad Utrecht uitgereikt, voor diens verdiensten voor onze vereniging en de dorpsgemeenschap in het algemeen. Het is verdrietig dat hij daar niet lang van heeft kunnen genieten: op 24 juli is hij overleden. De archeologische werkgroep Oude Rijn, waarin onze vereniging deel- neemt, heeft het veldwerk van het project Themaat, onderzoek naar een middeleeuwse hofstede op een plaats die in de Haarrijnse Plas zal ondergaan, met veel succes afgerond. Ons lid Bert Koot heeft door graafwerk in oude archieven aangetoond dat op die plaats een omgrachte hofstede moest liggen. De resultaten werden op 27 sep- tember, a.d. hand van dia's en een voorlopig verslag, uitgebracht en illustreren de belangrijke bijdragen van vrijwilligers. Deze en veel andere activiteiten voor het tijdschrift en in het documen- tatiecentrum dus met het oog op de toekomst? Ja, zeer zeker. Op deze plaats is er al vaker op gewezen dat het wezenlijk belang van het cul- tureel erfgoed steeds meer erkenning vindt. Onze vereniging voert daarbij de pretentie, met gelijkgerichte instanties, daaraan in onze directe omgeving, waar zoveel op de schop gaat, een bijdrage te kun- nen leveren. Dit jaar zijn duidelijke signalen opgevangen dat in het bestuurlijk en ambtelijk apparaat men daarnaar meer wil en gaat lui- steren. Met het projectbureau Leidsche Rijn heeft een eerste positief gesprek plaats gevonden. Ook is onze vereniging gevraagd deel te nemen aan het overleg over het Centrumplan Vleuten. Het bestuur is verder van mening dat onze bescheiden doch interes- sante historische collectie in Het Kabinet, een rol moet gaan spelen in de nieuwe stad. Iedereen is er van overtuigd dat Leidsche Rijn een heel eigen karakter moet krijgen. De romeinse geschiedenis met o.m. cas- tellum, badhuis, limes en wachttorens, de middeleeuwse periode met ontginningen, ridderhofsteden, bisschoppen en graven en de moderne tijd met land- en tuinbouw en vele historische gebouwen, dat alles biedt de mogelijkheid er iets heel bijzonders en unieks van te maken. Onze vereniging wil daar aan bijdragen, leder die daarin met ons mee wil den- ken wordt van harte uitgenodigd eens te komen praten. Tenslotte, hoe moet onze organisatie zich de komende jaren instellen op de overgang van dorp naar stad? I.v.m. de ruimte, hierover de volgende keer meer. Ik besluit met u allen goede feestdagen en een nieuwjaar zonder zor- gen toe te wensen. P.K. Schenk
|
|||||||||||||
HISTORISCHE VERENIGING
VLEUTEN-DE MEERN-HAARZUIUNS
|
|||||||||||||
Tijdschrift van de Historische Vereniging
Vleuten, De Meern, Haarzuilens. Verschijnt 4 keer per jaar. ISSN 0928/4893 22e jaargang no. 4, december 2002 De vereniging is ingeschreven in het
verenigingsregister van de KvK Utrecht eo. onder nummer 40479360 Correspondentieadres
Dorpsstraat 1 3451 BH Vleuten
website: www. histvervdmh.nl Dagelijks bestuur
Dr. Ir. P.K. Schenk / voorzitter
Telefoon 030-6774915 F.C.G.M. Besouw / secretaris
Telefoon 030 - 6773000 R.W. Pouw / penningmeester
Telefoon 030 - 6772590 Ereleden
Mevr. Prof. Dr. C. Isings / Soest
Dr. D.W. Gravendeel / Laag Keppel A.J. van Zoeren / Vleuten Gebouwen
Vleuten Broederschapshuisjes,
(Documentatiecentrum) Dorpsstraat 1 030 - 6774222 De Meern Het Kabinet
Contributie (inclusief tijdschrift)
€ 16.00 per jaar , per post € 6.00 extra
Losse nummers tijdschrift:
€ 5.00 leden / € 6.00 niet-leden
Bankrelaties
Rabobank Vleuten, rek. 36.75.17.574
Postbank, rek. 2689200 Redactiecommissie
H.E.J. van Essen, J.H.P. Heesters,
W.H. de Heus (redactie@4image.nl) Mauritslaan 17, 3454 XP De Meern Telefoon 030 - 6662992 Ontwerp omslag
Peter de Vries
Ontwerp binnenwerk Frank Moed
Druk
Jan Evers / De Meern
|
|||||||||||||
Inhoud biz.
Van de voorzitter 76
Verenigingsberichten 77
Pouwlina van Bijlevelt, een levensbeschrijving (1) 78
Scliatlcamer Leidserijn (5) 95
Cool 100
|
|||||||||||||
77
|
|||||||
Veren igingsberichten
CONTRIBUTfEBETALING/LEDENADMINISTRATIE
Bij dit nummer van ons tijdschrift ontvangt u het acceptgiro- formulier
voor betaling van de contributie voor het 2003. Wij verzoeken u de contributie in de maand januari 2003 met gebruikmaking van dit for- mulier over te maken. Het verenigingswerk en de administratie wordt door vrijwilligers in hun
vrije tijd gedaan, het overmaken van de contributie vóór 1 februari 2003 zal de administratieve last voor hen aanzienlijk beperken. Wij rekenen op uw medewerking! Omdat wij graag over een juist ledenbestand willen beschikken verzoe-
ken wij u indien uw naam of adres op de acceptgiro niet juist vermeld is, of daar wijziging in komt, dat aan onze secretaris te melden. . Medewerkers gevraagd
De historische vereniging en de werkgroepen documentatiecentrum,
beeldmateriaal, exposities/ tentoonstellingen en distributie/verzending tijdschrift e.d. willen hun taken ook in de toekomst blijven uitoefenen. U kunt ons daarbij helpen door het vrijwilligersteam op peil te houden. Heeft u belangstelling voor ons werk en wilt u als vrijwilliger een bij- drage leveren kom dan eens praten op een maandag- of dinsdagmid- dag of op de donderdagavond in de Broederschapshuisjes. U bent van harte welkom. Actviteiten in 2003
Voor het komende jaar heeft het bestuur reeds de volgende acti-
viteiten gepland: Schilderijen tentoonstelling van Jac. Graafland: Op zaterdag 12 april 2003 zal, bij gelegenheid dat de bekende
schilder Jac Graafland 100 jaar geleden het levenslicht zag, een overzichtstentoonstelling worden gehouden. Algemene ledenvergadering: dinsdag 29 april 2003, program- ma, tijd en plaats worden nog bekend gemaakt . Koninginnedag: dinsdag 30 april 2003, open dag met een expositie in de Broederschapshuisjes van 10.00 tot 1700 uur. Romeins schip, in het najaar van 2003 zal een aanvang worden gemaakt met de opgraving van het Romeinse schip, wij houden u op de hoogte. Kadastrale Atlas 1832.
Eind 2003 verschijnt de kadastrale atlas van Vleuten De Meern, u kunt
nu reeds inschrijven, zie het bijgevoegde inlegblad in dit tijdschrift. Ook zoekt de vereniging nog enkele sponsors voor deze uitgave, wie meldt zich aan? Ons documentatiecentrum biedt een schat aan gegevens!
De doelstelling van onze vereniging om zoveel mogelijk kennis te ver-
garen van de plaatselijke geschiedenis en hieraan bekendheid te geven, wordt door het instandhouden van ons documentatiecentrum goed verwezenlijkt.Onze medewerkers zijn nog steeds bezig met het verzamelen en toegankelijk maken van gevevens. Regelmatig wordt het centrum bezocht door mensen die iets te weten willen komen over hun huis, hun woonomgeving of van familie die hier gewoond heeft. In veel gevallen kunnen wij hen van dienst zijn.Wij geven u hierbij nog eens een overzicht van de gegevensbronnen die wij hebben. 1. De archieven van de vroegere gerechten (van 1535 tot 1811) in hon-
derd boekdelen en bundels met o.a. akten van transporten, hypothe- ken, boedelscheidingen e.d., zijn op microfilms aanwezig en met alfa- betische registers in onze computer gemakkelijk toegankelijk gemaakt; 2. De doop-, trouw- en begraafregisters van de kerken in onze regio
|
|||||||
(van ca. 1650 tot 1811) zijn op microfiches
te zien en met alfabetische registers gemak- kelijk na te gaan; 3. De registers van de burgerlijke stand
(geboorten, huwelijken en overlijdens) vanaf 1811 zijn eveneens beschikbaar op microfi- ches met een alfabetische klapper; 4. Veel (oude) topografische kaarten en
kadastrale kaarten en registers kunnen u gegevens over eigendommen verschaffen; 5. Onze bibliotheek bevat meer dan 1000
boekwerken over plaatelijke en regionale geschiedenis, genealogie, topografie, archeologie, bouwkunst en monumenten, ambachtelijke geschiedenis, en tijdschriften o.a. van zusterverenigingen en genealogi- sche verenigingen, en nog veel meer; 6. Meer dan 5000 foto's en 2000 dia's laten
iets zien van ons grondgebied, huizen, inwo- ners en activiteiten; 7. Van meer dan 100 families hebben wij
grotere of kleinere stambomen ter inzage, een lijst met namen is hierna opgenomen. Een bezoek aan ons centrum om deze prach- tige verzamelingen te raadplegen is zeker de moeite waard. Op maandag- en dinsdagmid- dag en donderdagavond bent u welkom! Namen van families waarvan stamboomge- gevens beschikbaar zijn: Agterberg, van Batenburg, Bauhaus, Berger,
Berkestijn (div.stammen), van de(r) Bilt, van Bommel, van den Bosch, Bran(d)sen, de Bree, van Breukelen (div.). Broekhuizen, Broekhuijse, Buijs, van Bijlevelt (div.), van Dalsen, Delp(e)ut, van Dijk (div.), Ekelschot, van Eijk (div.), van Gisbergen, Glissenaar, Goes (div.), de Goeij, Gresnigt, Griffioen (div.), de Groot (div.). Hamoen, Hansen, den Hartog, Hoedemaker, Hoffland, Hollaar (div.). Hoveling, Huigen, Jansen, Jongerius, Kemp, Kok (div.), Kooijman, van Ko(o)ten, Kraaijkamp, Kromwijk, de Lange, Lenssinck, Ligt(e)rink, van Lint, van der Louw, van Ma{a)nen, Mandjes, Mastwijk, van der Meer, Middelweerd, (van) Miltenburg (div.), Mocking, van Montfoort, Mulder, van Nes(ch), (van) Oostrom (Oostrum) (div.), Oostveen (div.). Oskam, Peek (div.), Pouw, van Riet, de Rooij, van Rooijen (div.), van Rossum, van Rijnsoever, van Schalkwijk, Schoonderwoerd, Schuijlenburg, Senne, Siegert, Spithoven, Staal, van den Tempel, van der Tol, van Veen (div.). Verbiest, Verdam, Verheul (div.). Verhoef, Verkerk, Vernooij, Versteeg, Vulto, Wibbeke, Wilschut, Wieman, van Wildervelt, van Wijk, Zegveld, van Zuijlen, van Zijl. /
|
|||||||
78
|
||||||||||
door Veronique Voorn-Verkleij
DE PERIODE 1869 TOT 1923 Pouwlina van Bijlevelt, een levensbeschrijving (1)
Tot 1976 stond in Vleuten huize Alenvelt, een buitenplaats die lag aan de Utrechtseweg (later de Hindersteinlaan)
vlak bij de Vleutense Tol. De familie Van Bijlevelt, die behoorde tot de elite van Vleuten, bewoonde dit buiten en bezat veel grond daaromheen. Dit artikel hoopt een nieuw licht te werpen op het leven van de laatste telg uit deze familie, Pouwlina van Bijlevelt. Zij is in Vleuten vooral bekend als de vrouw van "de Turk" en leefde in haar laat- ste jaren zeer teruggetrokken op de bovenverdieping van dat grote herenhuis. Veel Vleutenaren weten dat "de Turk", Hassan Tahsine, geen echte Turk was, maar een Albanees. Dat Pouwlina al een heel leven achter zich had, waarin ze veel reisde; dat ze eerder was getrouwd met een "echte" Turk is bij minder mensen bekend. Wie was deze vrouw en wat waren haar drijfveren? In een poging daar een antwoord op te vinden, heb ik het Van Bijleveltarchief, dat in Het Utrechts Archief bewaard wordt, geraadpleegd en veel gesprekken gevoerd met men- sen die Pouwlina of "de Turk" gekend hebben. De heer K.B. Nanning heeft 12 jaar geleden ook al gesprekken gevoerd. Deze gesprekken zijn op bandjes vastgelegd en deze heb ik mogen beluisteren. Verder heb ik allerlei stukken bestudeerd die ik heb mogen ontvangen. Het zal duidelijk zijn dat deze informatie altijd hiaten blijft hou- den. Zo is er weinig bekend over de vroegste levensjaren van Pouwlina, gewoon omdat er uit die tijd geen stuk- ken zijn bewaard en er geen ooggetuigen meer in leven zijn. Verder zullen wij bij bepaalde beslissingen van Pouwlina altijd in het duister blijven tasten over haar motieven omdat zij ze niet aan het papier heeft toever- trouwd. Dit eerste deel zal vooral gaan over haar jeugd, haar reizen, haar eerste huwelijk en haar vlucht uit Constantinopel met haar tweede man. |
||||||||||
Kort genealogisch overzicht
Pouwlina (of Paulina) Petronella Johanna Odilia van Bijlevelt was de laat-
ste telg uit de familie van Bijlevelt die afstamt van Willem Dircksz van Bijlevelt, brouwer te Vleuten. Deze brouwer wordt voor het eerst genoemd in een transportakte van 1662. De brouwerij stond in het dorp tussen de Heerenwech {huidige Dorpsstraat) en de Vleutense Wetering. Willem Dircksz bleef land kopen, meestal percelen van één tot drie morgen, die aan elkaar grensden en dicht bij het dorp lagen. Sommige kocht hij als boomgaard, andere maakte hij tot boomgaard en deze gronden werden, tot de uitbreiding van het dorp Vleuten in de jaren 60 van de 20ste eeuw als boomgaard gebruikt. Willem werd schepen te Vleuten en vermoedelijk ook lid van de Onze Lieve Vrouwe Broederschap. Zijn mannelijke nakomelingen brachten het in de 19e eeuw tot schout, wethouder en burgemeester van Vleuten. Dit ging gepaard met een toename van het familiebezit. De grootste aanwinst voor de familie werd verkregen door het huwelijk van Willems zoon Dirk met Christina van Eek. Hierdoor kwam, na de dood van Corneiis van Reyen, Christina's halfbroer, de hofstede Hinderstein in de familie. Deze hofstede, met 54 morgen land, grensde aan de boomgaarden van Willem Dircksz en werd de kern van het familiebezit. De naam werd in de 18e eeuw gewijzigd in Alenvelt, terwijl de naam Hinderstein overging op de toenmalige herberg de Swaan, die Johannes van Bijlevelt in 1756 gekocht had. Ook deze herberg grensde aan het andere bezit en door verdere aankopen van land werden de Van Bijlevelts tenslotte eigena- ren van bijna al het land tussen de Vleutense Wetering, de Kantonnale- weg, de Thematerweg en de Groeneweg (huidige Schoolstraat). Door aankoop en vererving verkreeg de familie ook bezittingen buiten het hierboven beschreven gebied. Een van de belangrijkste is de hofstede Puntenburg. waarvan de meeste landerijen oorspronkelijk komen uit de nalatenschap van Dr. Jan van Nes. Verder zijn er bezittingen in naburi- ge gemeenten.^ Willem Dircksz had twee zonen. Dirk en Hendrik, die beide brouwer waren, de eerste in Utrecht en de tweede in Vleuten. Dirks zoon Hendrik werd ook brouwer te Utrecht maar met hem schijnt de tak van Dirk te zijn uitgestorven. In de 19e eeuw splitste de tak van Hendrik zich in twee takken. De brouwerij ging toen over op Johannes Hendrikus Josephus, jongste zoon van Willem Hendrik van Bijlevelt. De |
||||||||||
oudste zoon, Paulus Martinus, had veel
openbare functies. Ook was hij een tijd lang eigenaar van huis de Ham (1811-1820). Zijn zoon, Simon Petrus Wilhelmus Henricus van Bijlevelt (geboren te Vleuten op 19-01-1816 en overleden te Vleuten op 18-10-1895) stu- deerde rechten of medicijnen, maar voltooi- de deze studie waarschijnlijk nooit. Zijn naam komt namelijk niet voor in enig exa- menregister. Na de dood van zijn vader, in 1841, vestigde hij zich voorgoed in Vleuten. Hij werd lid van de gemeenteraad, later wet- houder en deed zelfs een poging om burge- meester te worden, een functie die wel een tijd lang bekleed werd door zijn neef Gerardus Johannes Hendrikus van Bijlevelt. Door deze rivaliteit waren de families gebrouilleerd; een situatie die bleef doorwer- |
||||||||||
Pasfoto van Pouwlina van Bijlevelt. Collectie
A.M. Sprong, Vleuten. |
||||||||||
79
|
|||||||||||||
Petrus. In 1869 was het eigendom van Mr.
Willem Jan Royaards, die het waarschijnlijk aan de familie Van Bijlevelt verhuurde. In de periode dat de familie er woonde, schilderde oom Gijsbertus Craeyvanger een schilderij van zijn nicht Elisabeth van Bijlevelt-le Brun met op de achtergrond de Hamtoren. Pouwlina en haar jongere broer Paul zijn naar alle waarschijnlijkheid op kasteel de Ham geboren. De familie woonde er blijk- baar goed naar haar zin want huize Alenvelt werd pas weer in 1883 opgebouwd op de plaats waar de boerderij had gestaan. Het werd het huis zoals velen het nog gekend hebben: het grote herenhuis met de hard- stenen trap ervoor, een balkonnetje op de eerste verdieping en de zijkanten en achter- kant lichtgeel gestuct. De vader van Pouwlina had, zoals gezegd, een slechte relatie met zijn familie. Waarschijnlijk lag hieraan ten grondslag dat hij het, met al zijn bezittingen, slechts tot wethouder schopte, terwijl familieleden uit de andere tak burge- meester werden, pastoor of zelfs monseig- neur. Alleen met achterneef Henri had de familie goed contact. Deze was kapelaan in Vianen, later in Hoonhorst, en Hoogland, ver- volgens pastoor in Lattrop en 't Goy en ten- slotte emeritus pastoor in Apeldoorn. Uit de brieven die Pouwlina hem schreef blijkt haar bewondering voor deze achterneef die ze met "neef" aansprak. |
|||||||||||||
ken tot in het leven van Pouwlina. Van 13 juli 1837 tot aan zijn dood
was Simon procurator van de Onze Lieve Vrouwe Broederschap te Vleuten. Hij trouwde buiten gemeenschap van goederen op 25 novem- ber 1858 in Vleuten op 52-jarige leeftijd met de 32-jarige Elisabeth Bernardina Ie Brun (geboren op 06-11-1836 en overleden te Vleuten op 06-09-1908). Zij was de dochter van de arts Johannes Josephus Ie Brun en een volle nicht van de kunstschilder Gijsbertus Craeyvanger, een in zijn tijd beroemd schilder. Uit dit huwelijk werd op 28 oktober 1869 een dochter geboren, Pouwlina Petronella Johanna Odilia (zelf schreef zij vaak Paulina, haar moeder noemde haar Lina of kortweg Lien). Zij kreeg nog een jongere broer, Paulus Joannes Josephus Martinus van Bijlevelt (geboren te Vleuten op 15-09-1871 en overleden te Vleuten op 14-08-1893).' Dokter J.J. Ie Brun en zijn dochter Elisabeth verkochten op 24 juni 1872 een stuk grond aan de gemeen- te Vleuten ten behoeve van de bouw van het gemeentehuis. Door deze verkoop zullen ze misschien veel aanzien hebben gehad in de gemeen- te. |
|||||||||||||
Kasteel de Ham
De familie Van Bijlevelt bewoonde huize Alenvelt. In oorsprong stond dit
huis als stenen voorhuis voor een hofstede en vormde daar één geheel mee. In de hofstede, die met riet gedekt was, brak op 8 april 1869 brand uit waardoor de boerenwoning en de veestalling flinke schade opliepen. Het voorhuis, dat een pannendak had, werd waarschijnlijk goeddeels gespaard. De boerderij werd daarna verplaatst en tussen 1869 en 1871 als Klein Alenvelt weer opgebouwd. Deze boerderij bestaat nog steeds en ligt aan de Hindersteinlaan ten zuiden van de rotonde bij de Tol. Na de brand week de familie tijdelijk uit naar kasteel de Ham. Dit kasteel was toen niet meer in bezit van de vader van Simon |
|||||||||||||
School
Van de vroegste periode van het leven van
Pouwlina is nauwelijks iets bekend. Zo weten we bijvoorbeeld niet welke scholen ze bezocht, maar ik neem aan dat ze naar de openbare lagere school in Vleuten ging in het schoolhuis dat ten noorden van de kerk aan het kerkplein stond, aangezien er nog geen katholieke school was. Dit gebouw stamde uit de 17e eeuw en werd in 1866 met één lokaal uitgebreid. Pas in 1906 werd dit schoolhuis vervangen door de nieuwe openbare lagere school aan de Groeneweg (thans nog gebouw de Schakel aan de huidi- ge Schoolstraat). Het schoolhuis werd toen de School met de Bijbel, die later werd ver- vangen door de Torenpleinschool. Over Pouwlina's vervolgopleiding is helaas ook niets bekend, behalve dat haar moeder haar tijdens haar latere buitenlandse reizen wel eens schreef hoe goed haar lessen in bui- tenlandse talen nu van pas kwamen. Ik weet uit de stukken dat ze Engelse les kreeg en dat ze vloeiend Frans sprak. Ook had ze ken- nis van het Italiaans want op een van haar reizen is ze in Venetië geweest en heeft ze |
|||||||||||||
Portret van Elisabeth Bernardina van Bijlevelt-le Brun gesctiilderd door
Gijsbertus Craeyvanger in 1878. Collectie J.A.M. Bijvoet, Overveen. |
|||||||||||||
80
|
||||||||
een compleet stuk in het Italiaans overgeschreven uit een traktaat van
1541 dat handelt over de zaak van de Turken. Kerk
De ouders van Pouwlina waren streng rooms-katholiek. In de periode
dat ze op kasteel de Ham woonden, zaten ze dicht bij de kerk op 't Hoog. Toen ze terug waren in huize Alenvelt moet 't Hoog hen wel erg ver geleken hebben. De kerk was trouwens al jaren te klein en vroeg om uitbreiding. Bovendien lag hij nogal afgelegen en had alle kenmer- ken van een schuilkerk. In 1882 begon het kerkbestuur serieus te zoe- ken naar een geschikte plaats voor een nieuwe kerk. Pastoor Theodorus de Klaver had het liefst gezien dat de kerk dicht bij de dorpskern werd gebouwd maar daar was geen grond voorhanden. Na veel discussie over wel of niet aankopen van bepaalde gronden werd het kerkbestuur op 23 mei 1884 verblijd met de schenking door Pouwlina's vader van ruim één hectare grond, genaamd "de Erfpacht" Dit stuk lag bij het dorp tegen het bos bij huize Alenvelt aan. Vermoedelijk wilde hij niet achterblijven bij zijn vrouw en schoonvader die eerder grond aan de gemeente verkochten. Zoals zijn vrouw aan- zien verworven had bij de gemeente, kreeg hij hiermee aanzien en invloed bij de kerk, een ander machtig instituut in het dorp. Op deze "Erfpacht" werden de nieuwe rooms-katholieke kerk gebouwd en de pastorie. Ook het kerkhof kreeg hier een plaats. De familie ontving in ruil daarvoor eeuwigdurende rechten op een grafkelder op het kerkhof en een familiebank met acht plaatsen rechts vooraan in de kerk waar- voor ze halfjaarlijks maar voor vier plaatsen betaalden. In 1914 bij- voorbeeld bedroeg de huur voor een half jaar 23 gulden. De bank was aan de bovenkant bekleed met geel pluche voor de armen en de ook de knielbankjes waren van dezelfde stof voorzien. Er waren losse kus- sentjes om op te zitten. Er zaten deurtjes aan de zijkanten die op slot konden. (Deze bank komt in deel 2 nog terug en is dan de oorzaak van veel ellende!) Tussen het kerkhof en het bos van Alenvelt stond een hou- ten hek dat aan de familie toegang tot het kerkhof verschafte. Pouwlina en haar broer Paul schonken, waarschijnlijk in 1888, de glas-in-loodra- men achter het hoogaltaar en in de zijbeuk. In 1892 werden de geschil- derde kruiswegstaties, die in 1852 door de familie Van Bijlevelt waren geschonken, door het kerkbestuur vervangen door op koper gegra- veerde en geëmailleerde staties. De familie Van Bijlevelt schijnt per koets naar de kerk te zijn gaan. Dit
was waarschijnlijk een gewoonte die ze hadden overgehouden uit de tijd dat ze helemaal naar 't Hoog moesten. Als grootgrondbezitters en schenkers van de grond voor de kerk hoorden ze ongetwijfeld tot de elite van het dorp en konden ze de 100 meter natuurlijk niet gaan lopen. Dat paste niet bij hun status. Oud-koster Piet Boeijen herinnert zich dat bij hem thuis in de schuur een speciale paardenbox met ruif en voederbak was afgetimmerd voor het paard van de familie Van Bijlevelt. De overige paarden werden kriskras door de schuur gestald. In de werkplaats van zijn vader, Henk Boeijen, zaten enorme deuren waar- door vroeger waarschijnlijk de koets naar binnen werd gereden. Toen Piet in 1928 in het kostershuis kwam wonen, werden de box en deuren al heel lang niet meer gebruikt. De reden hiervoor was dat Pouwlina inmiddels niet meer in de kerk kwam. Hierover later meer. |
jarenlang van dichtbij had gekend. Deze
meneer Van Dijk noemde Pouwlina een lelijk meisje. Dat zal beslist kloppen want uit gesprekken die ik met bewoners van Vleuten had, kwam steeds naar voren dat Pouwlina niet knap was en bovendien vuurrood haar had. "Rooie Paulien" werd ze in de volks- mond genoemd. Een scheldnaam die mis- schien nog stamde uit haar schooltijd. Mevrouw De Booij had ook een gesprek met pastoor Beutener die vertelde dat bekend was dat Pouwlina samen met haar ouders in de kerk kwam. Ze kwam dan heel zelfbewust en trots over. Een keer maakte ze halverwe- ge rechtsomkeer en liep demonstratief de kerk weer uit. Wanneer dit precies heeft plaatsgevonden is mij niet duidelijk gewor- den. Het moet een schokkende gebeurtenis geweest zijn voor zo'n aartskatholieke fami- lie. Hoe de verhoudingen met haar ouders precies waren, is uit de stukken niet hele- maal op te maken. Volgens een ver familielid van Pouwlina, dat ik gesproken heb, was zij dol op haar vader. Er is ook een ongeda- teerd fragment van een brief bewaard geble- ven dat waarschijnlijk van Pouwlina's hand is en dat ze heeft geschreven ter gelegenheid van de verjaardag van haar vader. Ze schreef hierin het volgende: "Teeder beminde papa, Van harte gefelici-
teerd beste pa, op dezen dag. Geve de goede God u een lang en gelukkig leven hier op aarde in het bezit van onze geliefde ma en uwe dierbare kinderen. O! ja v/ij hopen het en daarvoor heb ik reeds vurig gebeden en zal dit ook blijven doen; want een goeden papa en eene lieve mama te bezitten is toch maar alles. En ook wensch ik u nog geliefde pa eens den hemel tot loon uwen zorgen en moeiten, die u voor ons hebt gehad." Hieruit spreekt toch oprechte genegenheid en eer- bied voor haar reeds bejaarde vader. Overlijden broer en vader
Over de jongere broer van Pouwlina is eigen-
lijk niets bekend. In het archief zijn alleen de oproepen voor de nationale Militie bewaard gebleven uit 1890. Paul heeft waarschijnlijk zelf zijn militaire dienstplicht vervuld want er zijn geen stukken waaruit blijkt dat een ander zijn plaats innam, zoals dat vaak gebeurde met jongens van goede komaf. Op 14 augus- tus 1893 overleed Paul, 21 jaar oud, voor- zien van de H.H. Sacramenten der sterven- den op huize Alenvelt. Hij werd op 18 augus- tus bijgezet in het familiegraf te Vleuten. De reden voor dit vroege overlijden blijft duister. Ook uit de brief die Pouwlina's vader stuurde naar zijn achterneef Henricus Bernardus Gerardus van Bijlevelt, die toen kapelaan |
|||||||
RooiE Paulien
Toen in 1958 het familiearchief van de familie Van Bijlevelt aan het
Utrechts Archief in bewaring werd gegeven, maakte mevrouw E.P. de Booij een inventaris van de stukken. Om een beeld te krijgen van de laatste telg uit deze familie, Pouwlina, had zij een gesprek met de heer G.T. van Dijk uit de Dorpsstraat, gemeenteontvanger, die de familie |
||||||||
81
|
|||||||||||||
I I I I r I I I I I I I I I') I I I I I 1 I i I I I I I I I I I I 1 I I t.
j-tlD VOOR I>lï ZIEL VAN ZALIGEH ^
IJKV \VKI.KI>i:l. liHBUKKN UEKK ;
Simon Petrus Wilhelmus E
Henricus van Bijlevelt, i
F»:arit:: det S:oBd>nsbip vit Vlestui, |
Ma k^f ontvangen ,Ur laatste H.H. Sacramenten "
m^rT^'Un tf Vleuten .-'^ d,-n 'nt'zi- A'etivelt, -
tn den tmderiii>tn - den ï
iSv/r^ f,V/f*.Vr ! ^:et -
fafnUiegrttf o^ - / /*■ Z
Vteuten den ^^sten d.it.l/. -
|
|||||||||||||
was in Vianen, wordt niets duidelijk. Hij schreef namelijk dit: 'Wel
Eerwaarde I-leer en Neef! Ik voel mij verplicht U mijnen tiartelijken dank te betuigen voor de laatste eer mijnen dierbaren zoon aangedaan bij den uitvaart op den 18 dezer en beveel de ziel van den jeugdige over- ledene in Uw Godvruchtige gebeden aan." Op 3 november 1893 stuur- de pastoor De Klaver ook een brief naar neef Henri naar aanleiding van de verjaardag van Pouwlina's moeder op 6 november: "Hetgeen ik hier schrijf is niet officieel, maar ik weet zeker dat het mevrouw van Bijlevelt zeer aangenaam zal zijn - en zij er een beetje op rekent u op haar ver- jaardag op Menvelt te zien. Er is geen diner of zoo iets - natuurlijk wegens den rouw. Kom dus maandag voormiddag, of op zijn allerlaatst met den trein van 4 uur hier, dan kunt ge 's avonds een paar uren naar Menvelt gaan. Met veel groeten, ook van Phons." Blijkbaar had de neef een goed contact met de pastoor van Vleuten en diens kapelaan, dat hij er werd uitgenodigd op de pastorie te blijven eten om 's avonds even op visite te kunnen gaan bij zijn familie. Twee jaar later, om precies te zijn op 18 oktober 1895, overleed op huize Alenvelt Pouwlina's vader, Simon Petrus, in de ouderdom van bijna 80 jaar. Hij was ziek zoals blijkt uit de brief die Pouwlina vlak voor zijn dood op 16 oktober aan haar neef Henri schreef: "Geachte neef, Hedennacht is de toestand van mijnen dierbare Vader verergerd. Een nieuwen en heviger aanval, ontnam Z.Edele het bewustzijn, zoodat er weinig kans op herstel zal zijn. Mag ik U Eerw. een vurig gebedje voor Z.Edele welzijn verzoeken." Na zijn overlijden schreef zij Henri het vol- gende: "Eerwaarde neef. Heden namens mijne Moeder moet ik U het overlijden van mijne Dierbare Vader melden. Vrijdagmiddag kwartier voor 5 verw/sselde D.Ed. het tijdelijke met het eeuwige. Nu is mij de taak opgedragen U Eerw. te verzoeken mijn overleden Vader de eer te bewijzen op Z Ed. uitvaart a.s. woensdag te willen assisteren (...) en vervolgens den dag op Alenvelt door te brengen." Ook Simon van Bijlevelt was voorzien van de laatste sacramenten en werd bijgezet in het familiegraf. Hoe Pouwlina en haar moeder deze twee droevige gebeurtenissen verwerkten wordt niet duidelijk. Zeker is dat Pouwlina vanaf dat moment erfgename is van de helft van de nalatenschap zoals blijkt uit de "Blaffert van de goederen van Pouwlina P.J.0. van Bijlevelt 1897-1909". De verdeling is als volgt gemaakt: de moeder van Pouwlina erfde Huize Alenvelt met omringende gronden. Hofstede Klein Alenvelt, (gepacht door familie Van der Gugten), de Tol (gehuurd door de familie Jansen) en de panden in het dorp Vleuten waaronder de Brouwerij en naastgelegen huizen. Pouwlina erfde de overige hofsteden namelijk: Puntenburg (gepacht door H. Ebskamp), Hinderstein (gepacht door Jan Vermeulen), een hofstede in Ockhuizen {nr. 22) (gepacht door Kobus Jansen), de hoveniersplaats Goed ten Hoeven in gemeente Lauwerecht te Utrecht, de Warmoezeniersplaats de Witte Hof aan de Draaiweg te Utrecht, een huis aan de Kromme Nieuwe Gracht, een huis achter het Stadhuis te Utrecht, een weiland in Vleuterweide en de Paddenaar of Aagjesboomgaard aan de Dorpsstraat te Vleuten (op deze plek staan thans de Willibrordschool en het winkelcentrum). Als eigenares was ze voortaan ook belast met het beheer over deze boer- derijen en gronden, moest ze vermogensbelasting betalen en had ze stemrecht in de raden van diverse waterschappen. Schilderles
Pouwlina bleef dus alleen met haar moeder achter op huize Alenvelt.
Was ze verwikkeld in amoureuze relaties? Volgens sommige Vleutenaren wilde ze graag aan de man. De heer Van Dijk vertelde dat ze verliefd zou zijn geweest op één van de jongens van de familie Bosch van Amelisweerd, die haar niet wilde hebben omdat ze zo lelijk was. Verder wordt verteld dat ze toenadering zocht tot de familie Van Zuyien-van Nijevelt van de Haar. Ze moet belangstelling hebben gehad |
|||||||||||||
- f-v Kr is nnj genoeg, o lieeri neem
r '^( mijne ziel we^, wajit ik ben niet - beter dan mijne Vaaderen.
: 3 Kon: XIX, 4.
l Ketx eerekroon /.ijn de hooge jaren,
' die op ite wegen der gerechüjjheid
" worden gevonden. Spr. .\\ I,
■ Mijn God, gedenk mijner en verj^eel
: de wc-K'aden niet, die ik aan het liuis
: vun mijnen (iod heb gedaan.
: Il Etdr. XIU, 14.
; A/(jn Jfsus l/artiihartr^litid.
'. O.NZK \'aI>KK. . . . WeKS l.h.CiKDKl. . . .
: Hij ruste in vrede.
i 1 I I I 1 >| .1 I I 1 )'i;I I I I I I 1 I I ri I I I I I I^1 t I I I I I
Dekker & T. d. Vegt, Utrecht. |
|||||||||||||
Bidprentje van Simon Petrus Wilhelmus
Henricus van Bijlevelt. voor de jongste zoon van Etienne, Egmond.
Ze probeerde wel eens een bezoek af te leg- gen op het kasteel als de baron aanwezig was. In vol ornaat toog ze naar kasteel de Haar in de koets, maar dan kwam het voor dat ze haar niet toelieten en ze onverrichter zake huiswaarts kon keren. Ze had enig talent voor tekenen en schilderen en kreeg les van Anthonij Grolman, een Utrechtse kunstschilder die bekendheid genoot vanwe- ge zijn impressionistische stijl. In een corre- spondentie die loopt van 1898 tot 1902 is er voortdurend sprake van lessen op Alenvelt en af en toe in het atelier van Grolman aan de Begijnekade 16 in Utrecht. Het buiten schilderen werd ook beoefend zoals blijkt uit de brief van Grolman, geda- teerd 18 augustus 1900: "Als het zoo warm blijft, zouden wij dan maandag niet eens met het bootje de vaart naar den Eng opgaan?" Er is een map met tekeningen in een wat |
|||||||||||||
Tekening van de Haarmolen door Pouwlina
van Bijlevelt ca. 1898, HUA. |
|||||||||||||
<m
|
||||||||||
voor alle inlichtingen bereid. Hoewel ik mij
niet in uwe teekening wil mengen, zoude ik het toch aardig vinden indien u zich daarme- de kunt vereenigen, dat wanneer er iets levendigs ingebracht wordt het scherm ook bevatte het rijtuig met de paarden van het huis Alenvelt rijdende door de Voorstraat van Vianen; kan Nelly er ook nog op gebracht worden dit zoude voor mij het effect niet wei- nig verhoogen. Oprechte groete enz." Na enig speurwerk ben ik er achter gekomen
wie Nelly was. Zij was een langharige Sint Bernardhond met een stamboom en luister- de naar de chique naam Young Princess Nelly of Haksby. Ze kwam van de Sint- Bernardkennel "de Hofstede" in Enschede en Pouwlina had haar op 12 juli 1898 gekocht van ene meneer M. de Broekert van Stoom- en Houtzagerij en Schaverij "de Nijverheid" uit Middelburg. Ze was geboren op 7 april 1898 en dus nog een jonge pup maar vol- gens De Broekert was het een lief dier, was ze leergierig en zindelijk en had ze geen hon- denziekte gehad. Wat er met Nelly is gebeurd blijft een raadsel want dit is de enige keer dat de hond genoemd wordt, afgezien van de correspondentie die te maken heeft met de aankoop. Misschien is het dier vroeg overleden of vergde de ver- zorging Pouwlina en haar moeder teveel werk en deed zij het beest weer van de hand. |
||||||||||
Tekening van de ruïne van kasteel De Haar door Pouwlina van Bijlevelt ca.
1898, HUA. onbeholpen stijl van haar bewaard gebleven. Ze oefende een boerde-
rijtje of molentje soms vier keer achter elkaar maar van enige vooruit- gang was niet echt sprake. Ook was Pouwlina lid van het Utrechtse genootschap Kunstliefde waar-
van zij regelmatig de tentoonstellingen moet hebben bezocht. In april 1900 kocht ze een schilderij van ene W. Jorissen "In den stal" voor 150 gulden via de heer Hofs, die secretaris was van genootschap Kunstliefde. Jorissen moest het schilderij wel eerst een beetje aanpas- sen aan de smaak van Pouwlina zoals blijkt uit een aantal brieven die zij hem stuurde. |
||||||||||
TONEELSCHERM
Aan het begin van 1899 vroeg de eerder genoemde achterneef Henri
aan Pouwlina of zij belangeloos een toneelscherm wilde schilderen voor de toneelclub van de Rooms Katholieke Werkliedenvereniging Sint Jozef te Vianen.'' Henri van Bijlevelt, die daar kapelaan was en waar- schijnlijk een sleutelfiguur in de pas opgerichte Werkliedenvereniging, fungeerde in het begin als tussenpersoon. Pouwlina durfde dit werk niet helemaal aan en raadpleegde Grolman. Zij schreef op 21 januari 1899 het volgende: "Mijn leermeester nu vond, dat zulk werk mij wel degelijk dienstig was, echter Z.Ed. verlangde eenen nauwkeurige opgaaf der grootte van het doek alvorens iets der teekening en verde- re uitvoerbaarheid te kunnen bepalen." In januari 1899 werden eerst de precieze maten van het doek opgenomen waarna Pouwlina en haar moeder half februari een kijkje kwamen nemen in het gebouw waar het doek moest komen te hangen. Ze maakten toen kennis met het bestuur, waaronder de eenvoudige maar hartelijke voorzitter, Hermanus Florie. Op 26 februari daarna schreef de neef: "Geachte nicht, in de hedenavond gehouden vergadering van het hoofdbestuur onzer vereeniging werd door den president, penningmeester en advi- seur verslag uitgebracht aangaande het beschilderen van het toneel- scherm. Met innige vreugde en dankbaarheid gaf het hoofdbestuur zijne goedkeuring aan uwe plannen. Besloten werd de leverantie van het goed op te dragen aan den heer Grolman. Mag ik u daarom bij dezen met den meesten eerbied namens het Hoofdbestuur verzoeken aan den heer Grolman op te dragen op rekening van onze vereeniging de benodigde stof voor het scherm te bestellen. Verder houd ik mij |
Atelier
In februari reisde Pouwlina met Grolman naar
Vianen om het verenigingsgebouw en het doek in ogenschouw te nemen. Omdat het toneeldoek nogal groot uitviel - het mat in de breedte bijna 5 meter en in de hoogte tussen de 2,5 en 3 meter - ging Pouwlina samen met haar leermeester Grolman op zoek naar een atelier. Ze schreef een advertentie in de Utrechtse Courant waarop ze onder andere een reactie kreeg van ene meneer H. Wolffenbuttel wonende aan de Oudegracht 164 bij de Geertebrug in Utrecht. Deze heer had voor f 1,75 per week een tuinkamer te huur die aan de voorwaarden voor een ate- lier prima zou voldoen. Hij was ruim genoeg en had een mooie lichtinval. Maar in de loop van de maand maart veranderde de heer Wolffenbuttel zijn huurvoorwaarden zó vaak dat van huur uiteindelijk werd afgezien. Pouwlina schreef namelijk aan Grolman: "Hedenmiddag sprak ik den Heer Wolffenbuttel. Deze heer was bepaald onvriendelijk en onheusch en bleek naar het mij overkwam steeds bepalingen te verdraai- en, zoodat ik besloten ben de overbuur te |
|||||||||
83
|
|||||||||
vernietigen en hem een schriftelijk bewijs hiervan per post en aange-
teekende brief te sturen." In april 1899 werd dan toch nog een atelier gevonden aan de Neude 18. "Dit is het beste wat ik gezien heb," schreef Grolman haar. Inmiddels werden de kosten van het opspannen van het doek, de verf, penselen en andere benodigdheden geraamd op f 55,- en werd het geld door het bestuur van de Vereeniging via een postwissel opgestuurd. De totale kosten kwamen uiteindelijk op f 32,- . Het teveel werd keurig gerestitueerd. Hermanus Florie bedankte Pouwlina als volgt: "Geachte Juvrou, Met zeer veel genoegen heeft ik u brief ontvaggen ten gunste van onzen Vereeniging en daar om mijn har- telijken Dank voor de te rug ontvaggen gelden, de beleefde Groete. U dak baaren Vrient en dienaar Hermanus Florie Sr." Eind april ging Grolman naar Vianen en maakte een schets van de Voorstraat, het onderwerp voor het doek. Daarna werkte hij het in het atelier groot uit op het doek. Pouwlina meldde in juli aan haar neef dat Grolman het toneelscherm had geschetst en getekend en dat zij met olieverf de aanleg van Vianens Voorstraat op het doek had staan. Ze zei daarbij dat het niet te doen was om alleen het stadsgezicht te schilderen. Ze deed daarop een voorstel om er een rand omheen te maken met het wapen van Vianen en herinneringen aan de Vereeniging of bijvoorbeeld citaten uit de encycliek "Rerum Novarum" van paus Leo XIII van 17 mei 1891 "Over de toestand der werklieden" . De neef stuurde haar enkele citaten op die sloegen op werklieden. Ondertussen vergat de voorzitter van de Vereeniging, Hermanus Florie, Pouwlina en haar moeder niet. Hij stuurde hun in juni per schipper nieu- we aardappelen en in juli twee maal een "mant/e kerzen te bezorgen aan mevrou Blijlevelt op Aallevelt te Vluute." Ondertussen was neef Henri met de pastoor van Vianen in conflict geraakt over de aanwezig- heid van vrouwen in de werkliedenvereniging en wenste hij geen voet meer in Vianen te zetten. Hij was inmiddels aangesteld als kapelaan in Hoonhorst. Pouwlina handelde daarom de zaken rechtstreeks af met de heer Florie en meldde op 20 september 1899: "Eindelijk is de beschil- dering van het tooneelscherm uwer geachte Vereeniging tot die hoog- te gekomen dat het na eenige dagen zoo goed als klaar kan beschouwd worden. Nu rijzen verschillende moeilijkheden als het afspannen van het doek, het weder spannen en verzenden naar Vianen!" Het bestuur besloot daarop het atelier van Pouwlina te bezoe- ken. Het toonde zich bij dat bezoek tevreden en toen men dan zo "huiselijk" bij elkaar zat, werd besloten het doek per kaasbrik op te halen en naar Vianen over te brengen. Dit zou plaatsvinden op donder- dag 26 oktober of bij te slecht weer op vrijdag 27 oktober 1899. Als dank stuurde Florie op 28 oktober een "mant/e vruit" (Pouwlina noteer- |
de "spekperen"). Op 9 november schreef
Florie aan Henri van Bijlevelt: "Geachten Vrient (...) Ik neem de pen op om u mede te delen dat het scherm hang en dat een ieder het bewondert en mooi vint maar ik moet u bekennen dat het een pronkstuk is in de ver- eenneging. Ik wou wel eens dat u het nu ook eens zag hanggen maar ge legen hijt kan dat tog nog wel eens ge buuren dus maar goede moet ge houden dan komt dat wel." Op 13 november kreeg Pouwlina een officiële bedankbrief van secretaris Gosman: "Geachte Mejuffrouw, namens het hoofdbe- stuur der R.C. Werkliedenvereeniging St. Jozef brengen wij hiermede onze hartelijke dank voor het schoone tooneelscherm welke een waar sieraad voor onz locaal is, door u aan onze vereeniging geschonken. Met beleefde groete etc." Het scherm
Van het scherm is waarschijnlijk niets
bewaard gebleven. Uit de schets met maten die ervan is bewaard, is op te maken dat het waarschijnlijk een gordijn betrof dat hing tus- sen het toneel en de zaal en dat kon worden opgerold. Het was in ieder geval geen cou- lisse. Hoe het eruit zag, weten we alleen van de krantenartikelen die bij de officiële ont- hulling verschenen. Op 15 november 1899 schreef een correspondent in "De Vijf Heerenlanden": "IVas de verwachting die de leden van de St. Joseph Vereeniging koes- terden gespannen; nu de aflevering geschied is van de schenking door mej. Van Bijleveldt te Vleuten aan deze vereeniging toegedacht en vervaardigd overtreft het aller verwach- ting. Het geschenk, een geheel front voor het tooneel stelt de Voorstraat voor, het gedeelte aanvangende bij het Hof van Brederode met de overzijde tot en met het huis van den heer Van Asch, dus met de Lekpoort en het Stadhuis, een en ander bij helder zomerweder geteekend. Het schilder- werk is keurig en met kleurschakering, scha- duw en lichteffect is het los en bevallig op het doek gebracht. Dat stuk, ongeveer 5 bij ruim 3 meter, wordt gevat in pilasters gewij- ze ornamentiek waarin ter weerszijden Vianens wapen en het "Audi Alteram Partem" prijkt. Het schilderstuk is gedekt met fronti- spies. De emblemen van V\/etenschap, Nijverheid, Toneelkunst, Muziek en Handel zijn smaakvol aangebracht. Het geheel maakt een prachtig effect in de flinke zaal." De volgende dag schreef de Utrechtse Courant: "De onderafdeling Tooneel der R.K. Werklieden Vereeniging "St. Jozef" te Vianen aan de Lek mocht van Mej. Bijleveld te Vleuten een prachtig scherm ontvangen, |
||||||||
Gezicht op de Voorstraat in Vianen met de Lekpoort zoals Pouwlina het
ongeveer heeft geschilderd. |
|||||||||
84
|
||||||||||||
-TfirrnT'-p^lWïRB»
|
■?iP^f«fli««P«?**' ■'"-'■'''"'-ftR?H4?1'::"^'flV
|
|||||||||||
Deze ets stelt voor de kapel van kasteel De Haar met de beboming van het dorp. In 1892 maakte de ruïne van de kapel nog
deel uit van de boerderij die ter plaatse was gebouwd. Zie foto 13 uit Haarzuilens in oude ansichten. |
||||||||||||
groot ongeveer 7 bij 5 meter (het wordt steeds groter!). Het doek, door
de milde geefster zelf gescfiilderd, stelt voor een gedeelte der Voorstraat van Vianen; aan v\/eerszijden bevindt zicf) het v/apen der stad, waaronder zicti slingert het "Audi Alteram Partem" (f]oort en wederhoort), terwijl tiet bovenstuk gevuld wordt door embo/ysche voor- stellingen van de schilderkunst, van den tijd enz. Het keurig gemaalde doek is een sieraad der Vereenigingszaal." Op 26 februari 1900 woonden Pouwlina en haar moeder een toneel-
avond bij met voor de pauze het drama "Tono of de wraak van een zigeuner" en na de pauze het blijspel "'t Spook van Beerburg". Ze zag die avond het doek voor het eerst hangen. Ze schreef later over de voorstelling aan de neef en kwam daarbij te spreken over "het scherm dat mij voorkwam ook bij kunstverlichting wel voldoet, maar altijd het meest op eeniger afstand, zoo bijvoorbeeld bij het binnentreden van de straatzijde wanneer de blik het geheel kan bevatten." Ze was niet hele- maal tevreden dus. Veel minder althans dan de lovende kritieken in de kranten! De Vereeniging stuurde de dames nog een aantal uitnodigin- gen voor voorstellingen. Blijkbaar gingen Pouwlina en haar moeder daar niet meer heen want na 1901 stopten de uitnodigingen. De reizen van Pouwlina
Na de dood van haar vader heeft Pouwlina veel gereisd. Of ze dat voor
die tijd ook al deed weten we niet. Misschien reisde ze wel met haar ouders. Tijdens haar reizen onderhield ze een drukke briefwisseling met haar moeder, die haar wel eens in haar brieven schreef dat plaat- sen zo waren veranderd of juist hetzelfde gebleven, waaruit blijkt dat haar moeder ook veel had gereisd. In 1898 was Pouwlina op zomerva- kantie in Middelburg. Verbleef ze aan zee omdat ze problemen had met |
haar gezondheid? Je zou het wel zeggen,
want ze correspondeerde in die tijd met een apotheker, Dr. Lambreghts (père et fils), uit Antwerpen over de toezending van een of ander medicijn - een "poudre". Waar het voor was, werd niet vermeld. Alleen hoe vaak ze het moest innemen. In diezelfde tijd schijnt ze de Sint Bernard-hond Nelly te heb- ben ontdekt en gekocht. In augustus van het jaar 1900 verbleef ze in Luik. Haar moeder schreef haar de dorpsroddels. Onder andere dat de auto van Baron Etienne van Zuyien van Nijevelt, die voor de zomer in Haarzuilens verbleef, het midden in het dorp Vleuten plotseling begaf. Een bezienswaar- digheid in die tijd waarschijnlijk. In december 1902 was ze in het Grand Hotel de Russie in Parijs. Haar moeder beschreef haar een aquarel van Grolman die ze was gaan bezich- tigen en dacht aan te kopen. In 1903 begon Pouwlina aan een lange reis. Er zijn hotelre- keningen bewaard waaruit blijkt dat ze meer dan een half jaar in het buitenland verbleef op verschillende adressen. Volgens overle- veringen deed ze dat om schilderles te nemen maar waarschijnlijk heeft ze ook musea bezocht. Een andere lezing is dat ze naar het buitenland reisde om aan de man te |
|||||||||||
85
|
|||||||||||||||||
waterschappen en besturen dan hij. Ze raad-
de ook altijd Pouwlina aan hoe ze moest stemmen. Verder gaan haar brieven over de reparaties aan hun panden. Het is wel duide- lijk dat moeder en dochter een goede relatie met elkaar hadden en dat de moeder Pouwlina probeerde voor te bereiden op het moment dat ze er alleen voor stond om de grote bezittingen te beheren. Van 11 januari tot en met 4 februari 1904
logeerde Pouwlina in Hotel Metropole in Brussel. Is ze tussen 1 en 11 januari even naar huis geweest? Of is er een rekening ver- loren gegaan? Het is niet bekend. Zo is er ook een hiaat tussen 4 februari en 1 maart want vanaf 1 maart logeerde ze in het Hotel des Etrangers in Nice. Haar moeder infor- meerde haar dat de baron ook in Nice was. Reisde ze zover in de hoop hem te ontmoe- ten? Daarna ging ze terug naar Parijs en logeerde vanaf 20 april tot 1 mei in Hotel Continental en van 2 mei tot 11 juni weer in Hotel Metropole In Brussel. Daarna ging ze nog naar zee want ze logeerde van 12 juni tot 31 juli in Hotel de l'Etoile in Oostende. Om de trein naar huis te nemen logeerde ze nog twee nachten in Hotel de l'Europe in Brussel. Vanaf 21 oktober 1904 tot 9 februari 1905
logeerde Pouwlina in Hotel Bellevue in Parijs. Daarna was ze weer twee maanden lang in Nice van 15 februari tot 18 april. Ze logeer- de toen in het Grand Hotel, een hotel met drie liften, 600 kamers en salons, telefoon, elektrisch licht en een grote tuin. Van 30 april tot 30 juli was ze in het Grand Hotel du Louvre in Parijs. We mogen aanne- men dat de hiaten in deze reis het gevolg zijn van reisdagen per trein. Ze was dus ruim negen maanden weg van huis! In die tijd begon haar moeder te sukkelen met haar gezondheid. Ze schreef in februari naar Pouwlina: "Dr. was gisteren nogal tevre- den, hij had 100 polsslagen geteld zonder er één te missen, ik hoop dat het, langzaam zeker, maar toch zal herstellen, ik wil graag nog wat leven." In mei van datzelfde jaar schreef de dokter een uitgebreide brief over de gezondheidstoestand van haar moeder. Ze had hartritmestoornissen. In juli maakte haar moeder weer wat tochtjes, onder ande- re naar neef Henri en ze schreef aan Pouwlina: "Mijne gezondheid gaat goed. Het hart is wel niet zooals vroeger, maar veel beter dan eenige maanden geleden." De familie Van Bijlevelt schijnt in die periode al goede contacten te hebben onderhouden met Kees Valkenstein, de onderwijzer van de openbare school. Misschien kwam dat door |
|||||||||||||||||
komen. Het merkwaardige is echter dat in de brieven die haar moeder
haar stuurde daar nooit over werd gesproken. Hoewel Pouwlina toen al in de dertig was, blijft het voor die tijd merkwaardig dat een jonge ongetrouwde vrouw geheel alleen naar het buitenland reisde. Pouwlina begon haar eerste grote reis op 13 oktober 1903 in het Royal Hotel aan de Avenue Friedland 33 te Parijs. Ze betaalde voor een arrange- ment 18 francs. Haar moeder schreef haar direct een brief op 15 okto- ber waarin ze haar waarschuwde voorzichtig te zijn. "// faut étre pru- dent. De voorziclitigiieid is de moeder der wijsheid. Neem niet te veel geld op." Haar moeder stuurde haar ook stukken die ze moest onder- tekenen in verband met een vergadering van het waterschap en hield haar op de hoogte van reparaties die aan huizen moesten worden gedaan. Verder was ze erg benieuwd naar de laatste mode in Parijs. Ze moest namelijk naar de bruiloft van een nichtje en wilde alles weten over de Parijse hoeden. "Moeten daar voiles op gedragen worden? Het bevalt mij zonder beter." Haar moeder was erg voorzichtig met het noemen van namen in haar brieven. Ze kortte ze af tot enkele letters. De dokter noemde ze bijvoorbeeld dr., burgemeester Hondelink H, de baron bn en de barones besse. Zo wordt duidelijk uit haar moeders brieven dat Pouwlina kort na haar aankomst in Parijs baron van Zuyien van Nijevelt van de Haar bezocht! Haar moeder schreef namelijk eerst over de mallejannen die dagenlang het dorp doorkruisten met bomen voor de aanplant bij kasteel de Haar. Daarna ging ze naadloos verder met deze vraag: "Hoe kwam je toch Una aan de lieve verrassing op 28- 10? Wie was de baas? Als ik het goed begrijp hebt u de stoute schoe- nen aangetrokken daar een visite te maken. En hoe had u het gemaakt met Madame? Nu B is een goede steun voor u." Dit slaat op een visite aan de baron. Uit de vele keren dat haar moeder de baron in haar brie- ven noemde, blijkt dat ze nog steeds een zekere belangstelling voor deze familie hadden. Zowel Pouwlina als haar moeder probeerden zich in de kringen van de baron te begeven. Helemaal gelukt is dat nooit. De familie Van Zuyien van Nijevelt en de familie Van Bijlevelt stonden duidelijk op verschillende treden van de maatschappelijke ladder. Dat de baron in Parijs evenwel een goede steun voor Pouwlina was, blijkt uit het feit dat, toen ze niet tevreden was over haar hotel, hij haar aan- raadde te verhuizen naar Hotel Continental, Rue de Castiglione 3 in Parijs. Ze deed dat op 18 november en bleef daar tot 1 januari 1904. Een logement kostte daar per nacht 8 francs. Haar moeder deed haar daar uitgebreid verslag over de bruiloft van het nichtje en schreef ver- der over vergaderingen van de gemeente die ze nauwlettend in de gaten hield, daar haar man immers wethouder was geweest. Uit haar brieven blijkt dat ze een grondige hekel had aan burgemeester Hondelink en altijd precies het tegenovergestelde stemde in zaken van |
|||||||||||||||||
0: "^*^g^^^!S^r-^"-'''"
|
|||||||||||||||||
3 A'-.CtfISEÜR.S
Tri ephlorJe,
6oo (hambres » S*"-""' |
|||||||||||||||||
'-'M^ê- ..'^s^Kjtj
|
|||||||||||||||||
t^jV^'' EtÉ-CTt^lQUEL
/^NNEXC«««su«VASTtjARDIM
|
|||||||||||||||||
Le Grand Hotel in Nice, HUA.
|
|||||||||||||||||
J
|
|||||||||||||||||
86
|
|||||||
hun gezamenlijke afkeer van burgemeester Hondelink. Pouwlina's moe-
der schreef namelijk op 21 januari 1906 het volgende aan Pouwlina, die op dat moment in Parijs verbleef: "In Vleuten wordt een Christelijke school gebouwd. H(ondelink) wil het zo spelen met het getal der kin- deren dat K. Valkenstein weg moet. V(alkenstein) is met primo april ont- slagen." Ze was hier nogal verbolgen over. Tijdens haar reis werd Pouwlina door een van de personeelsleden, P.J. Reynen op de hoogte gehouden van het reilen en zeilen in huize Alenvelt. Reynen schreef haar over de paarden, de kip met kuikentjes en een nieuw hondje van Pouwlina, Pastor, dat door hem werd afgericht. Toen Reynen 12 1/2 jaar op Alenvelt werkte, kreeg hij een feestje aangeboden in de keuken en ook Pouwlina vergat niet hem een felicitatie te sturen vanuit haar adres in Nice. Hij bedankte haar daar uitgebreid voor. Het overlijden van Pouwlina's moeder
Of Pouwlina na deze lange reis een tijd thuis is geweest, is moeilijk te
zeggen. Ik weet wel dat ze in 1908 van 27 januari tot 17 mei weer in het Grand Hotel in Nice verbleef. Het hotel had inmiddels kamers met eigen bad gekregen. Wat ze daarna heeft gedaan blijft een raadsel. Op 7 september 1908 schreef een tante van Pouwlina, de weduwe van Romondt-de Groot, de volgende brief aan neef Henri: "Zeer Eerw. Heer Neef, Vrijdag na Uw bezoek ten mijnen ben ik (met de trein van?) J2.2 naar Vleuten gegaan. Nicht was zeer verminderd, doch was nog goed te spreken. Zij zat op en was zeer tevreden doch zij voelde zeer goed dat haar toestand achteruit ging. Ik veronderstelde echter niet dat dit 't laatste bezoek zoude zijn. Zondagmorgen ten 4 uur is zij overleden. Pouwlina was zaterdagmiddag getelegra-feerd dat de toestand zeer ernstig was. Daarop kwam antwoord, ik kom over, tot nu toe is zij nog niet hier en volgens de Notaris moet zij alles beslissen, zoodat er nog brieven verzonden worden.f...j" Hieruit blijkt dus dat Pouwlina op reis was toen haar moeder overleed en dat de familie niets kon regelen met betrekking tot de begrafenis en erfenis totdat zij thuis kwam. Waar was zij op dat ogenblik? Het is niet bekend. Ook weten we niet wanneer zij is thuisgekomen en hoe de begrafenis is geregeld. Het is alleen bekend dat haar moeder is bijgezet in het familiegraf. Uit haar testament, opgemaakt op 5 januari 1905 bij notaris J. de Klerck te Maarssen, blijkt dat Elisabeth van Bijlevelt-le Brun aan het Roomsch Katholieke Armbestuur en aan het Armbestuur der Nederduitsch Hervormde gemeente van Vleuten elk 2000 gulden naliet. Kees Valkenstein
In Vleuten gaat het verhaal dat Pouwlina na de dood van haar moeder
twee keer met Kees Valkenstein naar Constantinopel is gereisd. Ze had geen liefdesrelatie met deze excentrieke gebochelde schoolmeester die eigenlijk schrijver wilde zijn. Volgens de overlevering ging Kees mee omdat hij zijn talen goed kende, maar omdat Pouwlina die ook kende is het mogelijk dat hij meeging vanwege het gevaar voor Pouwlina als vrouw alleen zover te reizen. In het Kees Valkensteindossier dat de gemeente Vleuten-De Meern bewaarde, is een foto waarop Kees Valkenstein staat met een heel gezelschap dames en heren, gefotografeerd op het San Marco plein voor de San Marco Basiliek in Venetië. Staat Pouwlina hier ook bij? Dit zou mogelijk het enige bewijs zijn dat Pouwlina samen met Kees Valkenstein heeft gereisd, want er zijn geen schriftelijke bewijzen van. Dit zegt wel iets over Pouwlina, want Kees Valkenstein had uitgesproken ideeën over vrouwen. In een correspondentie aan een vriendinnetje in Den Helder schreef Kees op 11 januari 1905 het volgende: "De meeste menschen hebben geen ziel, tenminste niet een die 't conserveren waard is. Maar er zijn enkele vrouwen die 'n ziel hebben, die worden net als wijn, beter met de jaren. Zulke vrouwen zijn altijd de moeite van 't ontmoeten |
|||||||
waard en vooral zijn ze waard gewaardeerd
te worden door de man die ze met hun vriendschap begunstigen."^ Hoorde Pouwlina bij deze groep? Het lijkt er wel op. Ze hadden wel wat dingen gemeen. Zowel Kees Valkenstein als Pouwlina waren al op leeftijd. Ze waren niet knap en konden geen partner vinden. Ze tekenden en schilderden allebei. Wat zeker is, is dat Kees Valkenstein in april 1909 met de Oriënt Express naar Constantinopel reisde. Van deze reis deed hij rechtstreeks verslag in de Utrechtse Courant als "onze ex-Vleutense correspondent". Als Pouwlina al met hem mee ging, maakte Kees daar op geen enkele manier gewag van. Volgens de overlevering gingen Pouwlina en Kees in Constantinopel uit elkaar. Had ze op een eerdere reis Djemal al leren kennen? Kees Valkenstein logeerde in Péra, een Europees aandoende buitenwijk van Constantinopel met uitzicht op het oude Stamboel. Daar maakte hij de revolutie mee waarbij Sultan AbduI Hamid II werd afgezet door de Jong-Turken. Hij was voor de krant toen inmiddels gepromoveerd tot "onze tij- delijke correspondent". Toen het hem te heet onder de voeten werd, verhuisde hij naar Broussa in de bergen. Hij was namelijk een keer ooggetuige van een vuurgevecht waar- voor hij moest vluchten en hij hoorde 's nachts het geschut bulderen. Constantinopel
Maar wat deed Pouwlina? Hoe lang verbleef
zij in Constantinopel? En de belangrijkste vraag: waarom ging ze naar Constantinopel? De antwoorden op deze vragen moet ik u schuldig blijven. Zelfs de familie van Pouwlina weet het niet. Ze vonden het rond- uit vreemd. Een mogelijke verklaring voor deze reis is dat zij zich tijdens haar buiten- landse reizen is gaan interesseren voor het "Oriëntalisme". Deze stroming in de kunst, die onder andere in Parijs werd beoefend, verheerlijkte alles wat oosters was. De stro- ming vond zijn oorsprong in de veldtocht van Napoleon in Egypte (1798-1801). Nadat Napoleon Egypte had veroverd, liet hij vele wetenschappers archeologische opgravin- gen verrichten. In hun kielzog gingen kunste- naars naar Egypte om daar de exotische uitingen van de oosterse wereld te schilde- ren. In eerste instantie waren deze reizen puur pionierswerk. Met de opening van het Suez-kanaal in 1869 kwam een grote stroom reizigers op gang. Later gingen veel kunste- naars nog verder weg, zoals naar India en Nederlands Indië. Voor Pouwlina, die ook schilderde, was de Oriënt het gemakkelijkst te bereiken via de Oriënt-express. In Parijs |
|||||||
87
|
|||||||||||||||||||||||||||||
ingestapt, waande je je in een totaal andere wereld als je uitstapte in
het hart van Constantinopel, het oude Stamboel. Want hoe zag Constantinopel er toen uit? Kees Valkenstein beschreef het in zijn cor- respondentie met de Utrechtse Courant als volgt: "Och, och, wat stinkt Konstantinopel. [...] Als het regent is Konstantinopel een zwijnige mod- derpoel, en als 't droog weer is bederft de stof in een week je mooiste jas. Uitstoomen helpt niet. Stamboelsch stof is onverwoestbaar. [...] Vijfmaal op een dag kan je gerust je schoenen laten poetsen en dan kom je toch weer met ontoonbare voeten in 't hotel. De schoenpoet- sers zijn er dan ook bij honderden, neen duizenden. [...] 'n Europeaan voelt zich tussen de bouwvallige houten huizen der Stamboelers, die ontoonbaar zijn van de vetste vuiligheid, [...} heelemaal omringd, bekleefd en doortrokken van en met de onnoemelijkste bestanddeelen. De stadsreiniging in Turkije's hoofdstad blijft overdag onzichtbaar, 's Avonds keeren de bewoners voor hun deur, hun aschbakken eenvoudig om. Dan komen onmiddellijk de buurthonden en graaien er uit wat eet- baar is. De rest wordt weggehaald door den vuilnisman. Bovendien heb ik in Péra nog een straatveger gezien, die niet veegde. [...] in heel Stamboel vind je ook geen enkele wc. Je loopt daar dan ook nooit een bekeuring op." Verder schreef Kees over het plaveisel in de straten dat overal vol gaten zat: "Soms verwonderde je je erover, dat bij zo'n gat in de straat 'n stuk of wat lui zaten. Gewoonlijk was 't gat er maar alleen. Nou, je ging natuurlijk kijken wat er in dat gat te zien was. En dan bemerkte je, dat ze bezig waren het gat te repareeren. In ons land zou een man dat zaakje in 'n paar uur opgeknapt hebben. Maar hier in Konstantinopel gaat dat anders. Kom je na 'n paar weken weer door die straat dan zijn die stratenmakers weg. Al lang. Maar 't gat is er nog, daar kan je op rekenen. Wat ook komisch is aan de Turksche steenen, is dat er geen vlakke kanten zijn. Hoe ze zoo'n steen ook neerzetten, er steekt altijd een geweldige punt omhoog. [...] In Konstantinopel word je geradbraakt als je rijdt en je moet wel rijden, omdat loopen nog erger is. [...] Konstantinopel [...] is op een afstand gezien 'n prachtige droom, maar kom je d'r in, dan wordt 't 'n akelige nachtmerrie."^ Inderdaad is Constantinopel waarschijnlijk de smerigste stad van Europa. De ligging van de stad is echter een sprookje. De stad breidt zich uit over twee continenten, Azië en Europa, en wordt door het water in drie stukken verdeeld. Op de Aziatische oever van de Bosporus ligt Üsküdar, een rommelig gebouwd stadsdeel met roze daken en witte muren, nieuwe industriecomplexen en oude begraafplaatsen. Op de dichtbevolkte Europese oever liggen Beyoglu en Stamboel, van elkaar |
|||||||||||||||||||||||||||||
Pouwlina van Bijlevelt, 7-1-1910, Collectie
mevrouw W. Kager-Harbers. gescheiden door een inham van de
Bosporus, de Gouden Hoorn. Beyoglu is de oude handelswijk, bevolkt door minderheden die in haveloze, steil aflopende straatjes wonen. Deze minderheden vormen meestal besloten gemeenschappen rond een mos- kee, kerk of synagoge. Het oudste deel van de stad is Stamboel, de driehoekige land- punt tussen de Gouden Hoorn en de Zee van Marmara. Aan de landzijde wordt het begrensd door oude vestingwallen. Boven op de heuvel ligt het oude Topkapipaleis waar de Sultan met zijn enorme harem tot 1853 woonde. Later werd het een museum. De Oriënt-Express kwam hier met een enorme krul rond het paleis in de stad aan. Ook lig- gen hier de meeste moskeeën waarvan de oudste eigenlijk christelijke kerken zijn. Stamboel en Beyoglu worden met elkaar ver- bonden door de Galatabrug die twee verdie- pingen telt en vol staat met kraampjes. Het Aziatische stadsdeel was ten tijde van Pouwlina's reis alleen bereikbaar via de vele veerbootjes die in de Gouden Hoorn lagen aangemeerd. Nu is er een enorme hangbrug over de Bosporus. Misschien had Pouwlina over Constantinopel zoveel gehoord tijdens haar buitenlandse reizen, dat zij dolgraag de stad eens wilde zien. Ongetwijfeld heeft de stad een onuitwisbare herinnering nagelaten. Kees Valkenstein schreef er in 1909 zelfs een boek over: "In en om Stamboel". Een stukje geschiedenis van
Constantinopel Om wat volgt beter te begrijpen, is een stuk-
je geschiedenis over Constantinopel (of |
|||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||
Uitzicht vanuit Üslfüdar, het Aziatische deel van Istanbul op een veerboot
in de Bosporus. Op de achtergrond linies Stamboul met het paleis van de Sultan en rechts Beyoglu met de Galatatoren. Gravure van Bartlett in het 19e eeuwse boek over Constantinopel door Julia Pardoe, uit "lstanbul"van Colin Thubron. |
|||||||||||||||||||||||||||||
tratie vaak gewelddadig waren. De Sultan
was vaak onberekenbaar en het was ronduit gevaarlijk rechtstreeks voor hem te werken, omdat hij je zonder enige aanleiding opeens ter dood kon veroordelen als hem iets niet zinde. Het Rijk brokkelde af toen in 1699 Hongarije
verloren ging. Ook aan Rusland moest gebied worden afgestaan. Na een bloedige opstand verwierf Griekenland in 1830 onaf- hankelijkheid; na de Krimoorlog {van 1853 tot 1856) en Russisch-Turkse oorlog (van 1877-1878) werden Roemenië en Servië vol- ledig en Bulgarije ten dele onafhankelijk. In Egypte en andere Arabische gebieden werd de invloed van Engeland en Frankrijk steeds groter. In 1909 grepen de Jong-Turken de macht. Zij wilden door liberale hervormingen de nationale kracht versterken. Zij kregen de steun van de mogendheden. De Jong-Turken rekruteerden hun soldaten uit de Balkan- gebieden, waar de meeste weerstand was tegen de Sultan. Tijdens deze revolutie was Kees Valkenstein dus in Constantinopel. Hij maakte mee hoe sultan Abdul-Hamid II werd afgezet en vervangen door een Sultan uit de gelederen van de Jong-Turken. Pouwlina's eerste huwelijk met
Djemal Effendi Het eerste teken van leven dat we na haar
reis naar Constantinopel van Pouwlina vin- den, is het huwelijk dat zij sloot met Djemal Effendi op 7 januari 1910 in Utrecht. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Djemal Effendi ca 1910?
Istanbul) en het Turkse Rijk hier wel op zijn plaats. Waar het huidige
Stamboel ligt, stichtten Griekse avonturiers in ca. 660 voor Christus een nederzetting die ze Byzantium noemden naar hun aanvoerder Byzas. Ca. 73 na Christus werd het ingelijfd bij het Romeinse Rijk. In 324 maakte keizer Constantijn de Grote de plaats Byzantium tot hoofd- stad van het Romeinse Rijk. De stad werd daarna omgedoopt tot Constantinopel. In de eeuwen die volgden, groeide Constantinopel uit tot een van de grootste steden van de wereld. In 1204 werd Constantinopel, dat inmiddels Oosters Orthodox was geworden, tijdens de vierde kruistocht aangevallen. De stad werd veroverd, de bevolking vluchtte of werd vermoord en vele kostbaarheden werden vernield. Voortaan werd het Rijk bestuurd door keizers die afstamden van de kruisridders. Het Byzantijnse Rijk was inmiddels ge-slonken tot de stad zelf. Het Rijk was veroverd door Seldzjoeken in de 11e eeuw en daar- na door de Osmaanse Sultans. In 1356 begonnen zij met de verovering van de Balkan en Klein Azië. In 1453 werd Constan-tinopel veroverd door de Osmaanse Turken onder leiding van sultan Mehmed II, de ver- overaar. De orthodox christelijke kerken, zoals de beroemde Hagia Sofia, werden in moskeeën veranderd. De sultan voerde de bevolking van de stad op door vrijwillige immigratie aan te moedigen en door gedwongen vestiging van overwonnen bevolkingsgroepen. Hierdoor werd Constantinopel een smeltkroes van volkeren. In de 16e eeuw werd het Turkse Rijk uitgebreid met Egypte, Mesopotamië, Koerdistan, Syrië, Egypte, Arabië en Hongarije en bereikte het zijn grootste macht. In 1669 werd Kreta veroverd op Venetië. Aan het hoofd van dit machti- ge Rijk stond de Sultan, een absoluut regerend vorst. Hij bezat een grote harem, dat geen contact met de buitenwereld had en werd bewaakt door eunuchen, zwarte gecastreerde bedienden die uit frus- |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Huwelijksfoto van Pouwlina en Djemal,
Utrecht 7-1-1910. Collectie mevrouw W. Kager- Harbers. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
89
|
|||||||||||||||||||||||||||
was geboren, had hij dus wel degelijk de
Turkse nationaliteit. Het pompeuze menu is voor de gelegenheid een afwisseling van Hollandse en Oosterse gerechten. Er werd begonnen met Zeeuwse oesters, daarna hors-d'oeuvre op zijn Smyrnees, dan verlo- vingssoep, Turkse tongfilet, Vleutense kal- koen op zijn Hollands, Oriëntaalse zwezerik, gebraden snip, vruchtencompote, Provencaalse ganzenlever, huwelijksijs, toastjes met Roquefortkaas, fruit en des- sert."* Wie er aanwezig waren bij dit huwelijk is niet meer na te gaan. Een verre verwante van Pouwlina vertelde mij dat de familie het op zijn zachtst gezegd vreemd vond dat Pouwlina met een Turk trouwde. Was de familie soms niet uitgenodigd? Na het huwe- lijk woonde Pouwlina tot aan de eerste wereldoorlog in Constantinopel. Het echt- paar bleef kinderloos, waarschijnlijk tot groot verdriet van Pouwlina die de familie bij haar zag uitsterven. Uit deze tijd is geen cor- respondentie bewaard gebleven in Het Utrechts Archief. De uitgebreide bezittingen werden in die tijd beheerd door notaris J. de Klerck, die toen rentmeester was. Het bleef woelig in Constantinopel want in 1912 brak de Balkanoorlog uit waarbij het Turkse Rijk in Europa werd ingekrompen tot Oost Thracië, een klein gebied rond Constantinopel. In de eerste wereldoorlog koos Turkije de kant van Duitsland waardoor Cyprus en Egypte aan Engeland verloren gin- gen en Arabië zich vrijmaakte. Djemal en Pouwlina gingen terug naar Vleuten. Volgens sommige Vleutenaren omdat Djemal zou zijn gedeserteerd. Maar het kan natuurlijk ook |
|||||||||||||||||||||||||||
D;éjeLiN|g^M'pCCA5lOh
|
|||||||||||||||||||||||||||
'^?A&tJ^
|
|||||||||||||||||||||||||||
1
|
|||||||||||||||||||||||||||
e/'•^[trecht 7Jan^H9!0.
|
|||||||||||||||||||||||||||
mm.
|
|||||||||||||||||||||||||||
J^witres de Zélancia.
JHor-s d'0ectvr£5_a la §mj/rnienne (ori50ii7rne auX Fiaii cja i Uej,
plet de 5ole3 _a !d Turquie.
D'mclo7neau de N/leuteq a ld IioHdinda|Te
(jidrtreu^e de Rjo deVeau a 1' Orienhi;'^.
sBécassiiiej f^otie3 ,
^iT7pote mile'e
Pité de foie yr^^^,"!^. ia Provinvrtla^, Gl.^ace a la (Hc(riao)e (ëalotita-, du F^o'qu'eï-ort Fr u i bj. Des 5Srfc,. |
|||||||||||||||||||||||||||
Zj^
|
|||||||||||||||||||||||||||
HOTEL OeS PAYi> 0»j
UTfttCHT. |
|||||||||||||||||||||||||||
Menukaart van de lunch ter ere van het huwelijk van Pouwlina en Djemal,
Collectie W. van Eijk. Pouwlina heeft deze Djemal Effendi waarschijnlijk in Constantinopel ont-
moet. Djemal Effendi bin Sjaban is geboren op 19 november 1877 in Prizren in Kosovo. Zijn vader heette Sjaban Agha, zijn moeder Penbe Hanijm. Hij was luitenant in het Turkse leger. Daaraan dankte hij waar- schijnlijk de titel Effendi. In sommige stukken heet hij ook wel Bey, wat beter is, omdat Bey gebruikt werd voor mannen in het leger en Effendi meer voor ambtenaren en geestelijken. Voor zijn huwelijk moest Djemal een uittreksel uit het bevolkingsregister overhandigen. Dit werd afge- geven te Constantinopel op 16 november 1325 (Turkse jaartelling, bij ons 1909) en vertaald door het Nederlandse Consulaat werd het 6 december 1909 aan Djemal afgegeven. Hij werd daar als volgt omschreven: Certificaat der Turl<sche regeering. Naam: Djemal Effendi, zoon of afstammeling van Hussein Agfia. Naam en woonplaats des vaders: Sjaban Agha. Leeftijd: 32. Beroep: Luitenant. Datum en plaats geboorte: 1293, Prezrien. Godsdienst: l^ofiammedaan. Gestalte: Tamelijk lang. Oogen: Blauw. Snor of baard: Blond. Bijzondere kenteekenen: Geene. Woonplaats: Prezrien, sozië maha/la, Porawa, huis 19/4."' Volgens dit stuk woonde Djemal officieel nog in Prizren, Kosovo. Daarom blijft het onduidelijk waar Pouwlina hem pre- cies heeft ontmoet. Was Djemal uit Prizren in Constantinopel terecht- gekomen als militair in het leger van de revolutionaire Jong-Turken? Ze trouwde dus met hem in Utrecht voor de burgerlijke stand. Vermoedelijk bleef het hierbij en was er geen kerkelijke huwelijk, daar Djemal een moslim was. Het gezelschap genoot daarna van een uitge- breide "lunch" in Hotel des Pays-Bas aan het Janskerkhof in Utrecht. De menukaart is bewaard gebleven. Daarop staan de Turkse en Nederlandse vlag broederlijk naast elkaar. Hoewel Djemal in Kosovo |
|||||||||||||||||||||||||||
Pouwlina en Djemal in Constantinopel tussen
1910 en 1914. |
|||||||||||||||||||||||||||
90
|
|||||||||||||||||||||||
zijn omdat het in Nederland gewoon veiliger was dan in Constantinopel.
Rekening courant
Op de rekening courant van het eerste kwartaal van 1912, dus uit de
periode dat Pouwlina in Constantinopel woonde, is duidelijk op te maken welke inkomsten en uitgaven Pouwlina had. De inkomsten zijn renten van kapitaal, huishuur en pacht van de boerderijen maar ook van de volkstuintjes gelegen op de "Erfpacht" naast de katholieke kerk. Verder ontving ze jachtcontributie, waaruit duidelijk wordt dat er men- sen waren die jachtrecht kochten op haar landerijen. Aan uitgaven waren er dat eerste kwartaal nieuwjaarsfooien, rijtuighuur, rekeningen van elektra e.d., weekloon. Ze betaalde 825 gulden grondbelasting. Verder werden er maandelijks grote bedragen gestort op de spaarre- kening van Vlaer en Kol waarvandaan zij in Constantinopel weer geld opnam. Verder waren er vaste posten voor de diaconie van de armen van Vleuten en huur van de kerkbank. Ze betaalde regelmatig vermo- gensbelasting. Het ging dan om bedragen van rond de 125 gulden per keer. Op de rekening van Djemal werd regelmatig een bedrag van zo'n 2000 gulden gestort. Of dat bedrag helemaal aan hemzelf toekwam of dat hij daarvan zijn familie in Constantinopel onderhield, wordt niet dui- delijk. Ze scheen hem dus wel helemaal te onderhouden. Een belang- rijke post kwam ieder jaar twee keer terug. Het betrof het in zomer- stand of winterstand zetten van huize Alenvelt. De broers Jo en Jan Griffioen kwamen ieder jaar aan het begin van de zomer huize Alenvelt in de zomerstand zetten. Ze hingen dan de stores op, de zomerluiken. In de herfst kwamen ze deze luiken er weer afhalen en hingen dan dub- bel glas voor de ramen. Ook werd rond de trap naar de voordeur een houten hokje getimmerd dat de wind uit de voordeur moest houden. Pouwlina maakte hierop een keer een toespeling toen ze schreef: "Alenvelt staat nog in 't winter maar de zonnenblinden hoeven 't zon- netje nog niet uit huis te keren." Dit werk, dat toch minstens een hele dag in beslag nam, kostte vlak na de eerste wereldoorlog 8 gulden! Vanaf 1919 werd dat verhoogd naar 11 gulden. (Zie foto op de voor- pagina: links de voorzetramen, rechts de zomerluiken. Het hokje om de voordeur staat er ook nog). Wat opvalt is dat deze rekeningen en ook andere rekeningen van reparaties aan huize Alenvelt of aan één van hun pachtboerderijen of huurhuizen soms pas na een half jaar of nog later betaald werden. Bezoek aan hun pachters
Ik heb nog een ooggetuige gevonden die zich de periode, waarin
|
Pouwlina met Djemal op Alenvelt woonde,
weet te herinneren. Het betreft Antoon Jansen, de zoon van pachter Kobus Jansen die in 1902 de boerderij op Ockhuizen pacht- te. Antoon Jansen is in 1913 geboren en hij herinnert zich hoe Pouwlina en Djemal de boerderij bezochten toen hij 4 of 5 jaar was. Antoon vertelt dat Djemal en Pouwlina ieder jaar hun pachtboerderij inspecteerden. Zijn vader stond in een goed blaadje bij mevrouw Djemal-van Bijlevelt. Ze lieten door een per- soneelslid weten dat ze 's middags of de vol- gende dag kwamen. Ze regelden deze bezoeken altijd als het mooi weer was, zodat ze de landerijen konden bekijken. Het bezoek kwam in de middag met de koets - later waarschijnlijk met de auto - en werd in de mooie kamer gelaten. Daar waren twee bedsteden in die alleen werden gebruikt om de zondagse kleren in op te bergen. Daar kwam je als kind dus alleen op zondag op kousenvoeten. Maar eens per jaar werd daar thee gedronken met Pouwlina en Djemal. Vader bracht dan uit Utrecht verschillende zuidvruchten mee want die gebruikte Djemal veel en hij rookte hele kleine sigaretjes. Antoons moeder rookte dan een sigaretje mee. Dan werd er wat gekeuveld over het bedrijf. Djemal sprak nauwelijks Nederlands maar stelde vragen in het Frans aan Pouwlina die voor hem tolkte. Antoon en zijn iets grotere zusje (die nog niet naar school gingen in die tijd) mochten dan even in de mooie kamer komen en moesten altijd een handje geven. Djemal stond er dan op dat ze hem een kusje gaven. Antoons zusje had het daar niet zo op want Djemal had grote snor- ren maar ze deed het wel want ze werden ervoor beloond! Zijn hand verdween dan in de zak van zijn witte vest en er kwam voor allebei een zilveren gulden te voorschijn. Ja, voor zo'n kapitaal deed je het wel. Daarna moesten zij naar buiten en gingen de grote mensen praten over het boerenbedrijf. Antoon weet zich goed te herinneren hoe Djemal eruit zag. Hij noemt hem een aristo- craat. Hij kwam heel voornaam over. Hij droeg 's zomers meestal een licht driedelig pak met een gouden horloge erop en wit met bruine schoenen eronder, liep langzaam en statig en hielp zijn vrouw met in- en uitstap- pen, met het aangeven van theekopjes en glaasjes en dergelijke. Pouwlina zei weinig bij zulke bezoeken, maar Antoons moeder was zeer spraakzaam en hield het gesprek aan de gang. Zij was nogal burgerlijk aange- legd want als jongste van zes meisjes was ze als kind nogal ontdeugend en daarom hadden haar ouders haar op kostschool gedaan. Ze aten bijvoorbeeld op de boerde- |
||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||
Boerderij Ockhuizen 22 gepacht door de familie Jansen. VInr: Piet met de
hond, Maria Jansen de Ridder en Kobus Jansen. Collectie J.R Jansen. |
|||||||||||||||||||||||
91
|
|||||||||
rij met mes en vork, wat uitzonderlijk was. Moeder kende ook een paar
Franse woordjes wat het gesprek met Djemal bevorderde. Het kon dan heel gezellig zijn en ook al was Pouwlina nogal terughoudend, een klein glimlachje kon er wel van af. Na de thee ging het gezelschap met Kobus Jansen het land over tot aan de sloot en weer terug. Pouwlina liep ook mee. Dat was toch al gauw een rondje van drie kwartier. Daarna werd er een aperitiefje gedronken, een klein likeurtje, met noot- jes erbij. Djemal dronk nooit iets van alcohol maar knabbelde wel noot- jes. Antoons vader legde de suikertang erbij waarmee je normaliter de kandijklonten voor in de koffie klein kon knijpen. Djemal gebruikte die dan om de walnoten en amandelen te kraken. Volgens Antoon waren het overduidelijk twee verliefde mensen. Als het bezoek was afgelopen, gingen ze terug naar de auto en werd er zeer formeel afscheid geno- men. Antoon herinnert zich hoe Pouwlina dan een hand gaf en iets zei van: "Dag Jansen, bedankt voor de thee..." Pouwlina wist graag alles van de boerderijen en bepaalde altijd zelf, of
via haar rentmeester (toen was dat notaris De Klerck), wat er aan onderhoud nodig was. Een keer had de vader van Antoon zelf een var- kensdeurtje vernieuwd, dat nogal verrot was, zonder dat aan Pouwlina te melden. Op een middag zag hij Djemal op de fiets voorbij komen. Djemal zag het deurtje, keerde zijn fiets en reed terug naar Vleuten. Diezelfde avond nog ging Antoons Vader naar Vleuten om op Alenvelt uit te leggen dat hij het deurtje uit eigen zak had betaald. Had hij dat niet gedaan dan waren er beslist moeilijkheden gekomen. Pouwlina en Djemal terug naar Constantinopel
Aan het eind van de Eerste Wereldoorlog in 1918 moest Turkije capi-
tuleren en behield het alleen Constantinopel en Klein Azië zonder de westelijke kuststrook. Het rijk werd door de Engelsen geregeerd. Djemal had waarschijnlijk heimwee naar Constantinopel en nu het er weer rustig was, wilde hij terug. Misschien had hij er ook nog wel fami- lie wonen waarvan hij in die woelige tijd geen nieuws had gehad. In ieder geval had hij er onroerende bezittingen. Er is een laatste foto van hem met Pouwlina aan het strand van Scheveningen. Pouwlina stuurde |
vroeg aan de rentmeester om de lopende
rekeningen te voldoen. Op 28 april van dat jaar, schreef ze dat het vertrek naar Amsterdam was bepaald op 4 mei. Vandaar gingen ze op 5 mei naar Parijs om daar de Oriënt-express te nemen. Als huisbewaarder kwam P. van den Bosch in dienst. Op 3 mei schreef ze aan haar rentmeester de laatste instructies. Hij mocht geen huur opzeggen, niets verkopen, bouwen of verbouwen zon- der vergunning van Djemal of haarzelf, ledere reparatie duurder dan f 25,- moest hij melden, huurcontracten moesten worden bewaard bij Vlaer en Kol, hij moest een driemaandelijkse zitdag op Alenvelt houden (waarbij de pachters kwamen betalen en pro- blemen konden bespreken), alle rekeningen moesten worden opgestuurd, huizen moch- ten alleen worden verhuurd met borgstelling of vooruitbetaling. Toen werd de reis aan- vaard. Die verliep niet zonder slag of stoot. De reis werd onderbroken door een nieuwe Balkanoorlog tussen Albanië en Servië. Het was niet mogelijk door Servië te reizen. Tegelijkertijd was er nationalistisch verzet ontstaan tegen de Engelsen dat werd geleid door Moestafa Kemal Pasja (die vanaf 1934 Kemal Atatürk zou heten). Hij begon een oor- log tegen de Grieken die eindigde met de verovering van Izmir. Op 6 november 1920 schreef Pouwlina uit Constantinopel: "Eindelijk zijn wij te Konstantinopel aangeko- men, na 4 maanden te Parijs op de vredes- onderteekening gewac/it te hebben. Toen wij besloten met de Oriënt Express naar K. te vertrekken, moesten wij vier weken op een plaatsje wachten en hebben het toen nog alleen bekomen door een extra telegram naar Londen te zenden. Dat was klaar, maar daar beginnen de vijandelijkheden met Albanië en Servië en ziet, nu werd ons de pas afgesneden door Servië te reizen, dus konden wij wel met de Simplon-Express naar Venezië reizen en vandaar per boot naar K. Na 14 dagen wachten kregen wij plaats in den Simplon-Express voor Venezië waar wij den 26 sept. aangekomen zijn; aldaar ver- toefden wij heel aangenaam tot den morgen den 23 sten Oct., toen wij met de stoomboot "Milano" de eerste en beste gelegenheid hadden om naar K. aan boord te gaan. Den 28sten Oct. kwamen wij aan ons einddoel aan; gezond waren wij, maar op zee waren wij beiden niet best in orde, de schommelin- gen zijn ongewoon. Konstantinopel is er nog, doch Djemal eff. zegt: alles is zoo veranderd en fiij ontmoet zoo weinig bekenden alsof hij uit een honderdjarige slaap ontwaakt. De faam van K(onstantinopel) is thans de duur- ste stad ter wereld te zijn. Wat gelukskinde- |
||||||||
Pouwlina en Djemal op het strand van Scheveningen, zomer 1919, HUA.
deze foto aan notaris J. de Klerck, die inmiddels met pensioen was.
Zijn taak was overgenomen door notaris W.J. Fortuyn Droogleever. Vanaf januari 1920 bestaat er een uitgebreide correspondentie van Pouwlina met deze Fortuyn Droogleever over allerhande zaken die het rentmeesterschap betreffen. Pouwlina schreef hem op 14 maart 1920: "Djemal eff denkt over 14 dagen, 3 weken de reis te aanvaarden." Zij |
|||||||||
92
|
|||||||
Zijnedele aan den Weledelzeergeleerden Dr.
Koek voorgesteld en hem het voornemen bekend gemaakt, zoo ook daaromtrent Zijnedelzeergeleerde voor de formaliteiten om inlichtingen gevraagd." Ze vroeg daarop de nodige papieren uit Nederland, zoals een geboortebewijs, en eindigde haar brief als volgt: "Daar het in de wijde wereld nog wan- ordelijk is, blijft het beter van hieruit alles te beschouwen en met moed maar weer het leven op te vatten, de dichter bezingt lief en leed." In april hierna meldde Pouwlina: "De nalatenschap van Djemal Effendi is onderling geschikt te Kontantinopel volgens de Muzelmansche en Ottomaansche wetten en reeds geheel afgedaan." Pouwlina's bezit in Nederland bleef aan haar en ze erfde ook nog wat bezittingen in Constantinopel. Hassan Tahsine
Wie was haar tweede man, deze Hassan
Tahsine? Zijn volledige naam is Hassan Tahsine Bey. De oudste betekenis van Bey is prins of vorst, later overste of aanvoerder. In het Ottomaanse rijk was Bey de titel voor hoge legerofficieren. Later noemde elke Turk uit de beschaafde stand zich Bey en bete- kende het gewoon meneer. Tahsine was geboren op 21 september 1887 in Kalkandelen, een dorpje bij Tetovo in Macedonië, dat toen tot het Turkse rijk behoorde. Hij maakte deel uit van een kleine Albanese minderheid die daar woonde. Zijn vader heette Feiz Oulah effendi, zijn moeder Mahnour Hanoum. Hij had in ieder geval een zuster die Selamey heette. Na de Balkanoor- log van 1912, waarbij Albanië zich afscheid- de van het Turkse rijk, stelde hij zich dadelijk in dienst van de jonge staat Albanië, waar hij in 1913 president van de provincie Koritza in Zuid-Albanië was en gedurende de Albanese omwenteling in 1914 Albanees afgevaardig- de op het congres te Triest. Hoe hij in Constantinopel belandde, is niet bekend maar in 1920 werd hij op uitdrukkelijk ver- langen van de Engelse bezettingsautoriteiten benoemd door de Sultan tot Politiepresident van Constantinopel.' In het Van Bijleveltarchief is een kopie van
het huwelijkscontract tussen Pouwlina en Tahsine bewaard gebleven. Het origineel was in het Turks. De kopie is in het Frans. Nadat het paar voor de plaatselijke imam was ver- schenen, werd het burgerlijk huwelijk geslo- ten op het Nederlandse Consulaat in Constantinopel op 20 juli 1922. Buitengewoon ambtenaar van de burgerlijke stand was Mr. Aloysius Marinus Koek, Consul der Nederlanden in Constantinopel. De finan- |
|||||||
ren wij zijn!"
Pouwlina en Djemal deden er dus bijna een half jaar over om
Constantinopel te bereiken. Toen ze in Venetië op een boot naar Constantinopel wachtten, bezocht Pouwlina het "Venezia Museo Civico Correr" en maakte een lijst op van munten en kunstvoorwerpen. Waarschijnlijk heeft ze ook de bibliotheek bezocht want ze schreef in het Italiaans een traktaat over, gedrukt in 1541 van Paulo Giovio Vescovo di Nocera aan Karel V, over de zaak van de Turken. Waarschijnlijk was Djemal hierin geïnteresseerd. De dood van Djemal
Eenmaal in Constantinopel verbleven ze in Hotel Tokatlian, Grande Rue
de Péra, Péra, Konstantinopel. Ze woonden dus niet bij familie van Djemal. Op 9 januari 1921 stuurde Pouwlina haar nieuwjaarswensen aan notaris Fortuyn Droogleever en schreef: "Konstantinopel is overvol van vluchtelingen van verschillende rassen. Doch het is hier niet koud, integendeel het is zelfs laf weer, een voordeel dus. De mengeling van talen is vermakelijk: Turks, Israëlitisch, Russisch, Armenisch, Grieks, Arabisch, Italiaans, Engels, Frans, Tartaars, Kurdisch, Albanees." Het "laffe" weer mocht niet baten, zo blijkt uit de volgende brief die Pouwlina schreef op 25 januari 1921. "Met diepe droefheid meld ik u het overlijden van mijn geliefden echtgenoot Djemal Effendi bin Chaban in den ouderdom van 44 jaar, na eene ziekte van 5 a 6 dagen ontsliep hij zacht en kalm den 24e januari des middags te 2 uur. Gevatte koude aanvankelijk door ons licht geteld ontstak (in) longontsteking waarbij ook eene hartaandoening kwam die noodlottig het einde verhaast heeft. Ued Gestr Heer, ik verzoek U Ed gestr dringend alle noodige maatregelen te nemen voor mijne belangen en rechten." Pouwlina meld- de dus dat haar man was overleden aan een longontsteking waarbij zijn hart het begaf. De tweede man van Pouwlina, Hassan Tahsine, zou later in Vleuten iets anders zeggen: hij beweerde toen dat Djemal was gede- serteerd uit het Turkse leger aan het begin van de eerste wereldoorlog en dat hij is ontdekt in hotel Tokatlian en standrechtelijk is geëxecu- teerd. Wie moeten wij hier geloven? Loog Pouwlina over de dood van haar man? Was ze beschaamd over de manier waarop hij aan zijn eind kwam en verzon ze zelf een ziekte? Of vertelde Tahsine gewoonweg leugens? Maar waarom? Djemal en hij schijnen bevriend te zijn geweest nog voor Djemal met Pouwlina trouwde en ze hebben elkaar waar- schijnlijk weer ontmoet bij zijn terugkeer. Zo moet Pouwlina Tahsine hebben leren kennen. Het blijft in ieder geval een vreemde zaak die in Vleuten een eigen leven ging leiden. Een tweede huwelijk
Op 1 maart 1921 schreef zij de notaris dat haar zaken in
Konstantinopel zouden worden behartigd door een vriend van Djemal, meester Gustave Couteaux. Deze had haar huwelijkscontract nodig en wilde alles overschrijven op Pouwlina's naam. Pouwlina vond het beter om in Constantinopel te blijven om alles van daaruit te regelen. Eind maart meldde ze haar rentmeester dat brieven aan Djemal nooit waren aangekomen. De overige correspondentie dat jaar uit het verre Constantinopel ging alleen over reparaties aan huizen in Vleuten, pach- ten, huurcontracten en haar kas. Over hoe en met wie zij verder haar tijd in Constantinopel doorbracht, schreef ze hoegenaamd niets. Daarom komt het volgende nieuws van 24 februari 1922 voor de lezer ook uit de lucht vallen: "Zo-eeven kom ik terug van het Hollandse Consulaat en het nieuws dat ik daar meegedeeld heb, haast ik mij ook Ued gestr te berichten. Het is: van het voorjaar word ik weer 'een paar- tje'. Een zonnestraaltje heeft de weg naar 't Consulaat al opgevroolijkt na alle onstuimige sneeuwbuien en koude winterdagen. Door den aan- staanden levensgezel, Hassan Tahsine Bey (Albanees) begeleid, heb ik |
|||||||
93
|
|||||||
ciële consequenties van het huwelijk waren geregeld door het huwe-
lijkscontract dat was opgesteld en aangenonnen op de kanselarij van het Consulaat der Nederlanden in Constantinopel op 13 juli 1922. Pouwlina had een rechtsgeleerde in Constantinopel geraadpleegd die haar adviseerde buiten gemeenschap van goederen te trouwen. In de Turkse wet staat namelijk dat de vrouw geheel heer en meester is over haar goederen, maar dan moeten die wel op haar naam staan. Het beste was als ze niet als woonachtig in Nederland werd aangemerkt. De aanstaanden werden als volgt omschreven: "Hassan Tahsine Bey, in de leeftijd van 35 jaar, geboren in Kalkandelen, zonder beroep, woon- achtig in Besiktas-Constantinopel, Jildiz sokak no. 26, ongehuwd, meerderjarige zoon van Mahnour hanoum, zonder beroep, woonachtig in Besiktas-Constantinopel, Jildiz sokak no. 26, weduwe van Feizoulah effendi... en Pouwlina Petronella Johanna Odilia van Bijlevelt, in de leef- tijd van 52 jaar, geboren in Vleuten, zonder beroep, woonachtig in Péra-Constantinopel, hotel Tokatlian, weduwe van wijlen Djemal Bey, dochter van Simon Petrus Wilhelmus Henricus van Bijlevelt en Elisabeth Bernardina Le Brun, overleden echtelieden." Bij het huwelijk waren vier getuigen aanwezig, Edgar Douglas Machray, 48 jaar, vertegenwoordi- ger, Gordon James Halse, 26 jaar, zonder beroep, Edouard Mathieu Jean lllich, 49 jaar, secretaris van een advocaat en Jacques Joseph Calderon, 38 jaar, handelaar, allen buitenlanders woonachtig in Constantinopel en vermoedelijk behorend tot de vriendenkring van Tahsine en Pouwlina. Bijlagen bij dit huwelijkscontract zijn de geboor- teakte van Tahsine, een certificaat dat hij vrij was een huwelijk aan te gaan, de geboorteakte van Pouwlina en een certificaat dat het overlij- den van Djemal bevestigde. Hierin staat letterlijk: "Na onderzoek is gebleken en geconstateerd dat voornoemde Djemal Bey vergezeld van zijn vrouw op 28 oktober 1920 uit Europa in voornoemd hotel is aan- gekomen en tijdens zijn verblijf in kamer 38 van dit voornoemde hotel is Djemal Bey hier ongeveer een jaar geleden overleden en de voor- noemde dame staat bekend als zijn vrouw en woont tot op vandaag in voornoemd hotel Tokatlian." (Dus geen woord over een eventuele exe- cutie. Het lijkt mij ook onwaarschijnlijk dat die in het hotel zou hebben plaatsgevonden. Aannemelijker zou zijn dat hij dan was gearresteerd en na een kortstondig schijnproces in een kazerne voor het vuurpelo- ton zou zijn geplaatst. Het certificaat met zegel van de plaatselijke poli- tie en de imam zegt evenwel dat hij in het hotel is overleden.) De laat- ste bijlage is een verklaring van de Nederlandse consul dat er geen beletselen zijn voor dit huwelijk. Gevlucht
Deze huwelijksakte leert ons dat Tahsine ten tijde van zijn huwelijk geen
hoge politiefunctionaris meer was maar zonder beroep was. Was hij door de autoriteiten ontslagen? Hij woonde bij zijn moeder in een bui- tenwijk van Constantinopel. Gingen Pouwlina en hij bij zijn moeder inwonen? Ook het leeftijdsverschil tussen Pouwlina en Tahsine is opval- lend. Later zal er een hardnekkige geruchtenstroom op gang komen dat Tahsine haar alleen om haar geld is getrouwd. Er valt nu een hiaat in de correspondentie. Op 8 februari 1922 stuurde Pouwlina een tele- gram naar haar rentmeester dat ze sinds 26 augustus geen nieuws meer had ontvangen. Blijkbaar kwam de post in het geheel niet meer door. Op 2 mei 1922 stuurde ze een telegram om te zeggen dat ze een bericht had ontvangen en op 4 september vroeg ze haar rentmeester om 2000 gulden. Pouwlina had blijkbaar moeite met haar geld rond te komen. In een brief van 22 oktober 1922 aan haar rentmeester waar- bij ze hem bedankte voor het ontvangen van het gevraagde huishoud- geld schreef ze: "Tot mijn groot genoegen denkt mijn echtgenoot Tahsine Bey zeer verstandig en is niet onredelijk eischend, maar in het hier onrustige gewoel bij willekeurige wetten is het kunstig door het |
leven te scharrelen en eene leiding en maat-
staf ter regeling onzer uitgaven wordt door ons beiden met genoegen verwacht, voorna- melijk daar men ons, zooals mij voorkomt wel wat overschat in inkomsten." Toen werd het opeens gevaarlijk voor Tahsine in Constantinopel te blijven. Atatürk had het hele land in zijn macht en verdreef de Engelsen uit Constantinopel. De laatste sul- tan ging vrijwillig in ballingschap. Tahsine werd gezien als landverrader omdat hij voor de Engelsen had gewerkt en werd door de Turkse autoriteiten ter dood veroordeeld. Hij vertelde later aan de vader van Antoon Jansen, dat om aan executie te ontkomen, hij met Pouwlina was gevlucht en een paar dagen zonder eten en drinken had gebivak- keerd in een veewagen. Van daaruit konden ze vluchten met een Engels oorlogsschip. Op 11 december 1922 stuurde Pouwlina een telegram: "Zijn in Napels. Stuur 2000 gul- den." Dit telegram werd later gevolgd door een brief van 19 februari 1923: "Op het oogenblik zijn wij vluchtelingen uit Konstantinopel te Napels vertoevende (om Tahsine Beys leven te redden). fMetJ Tahsine plan ik langzaam opwaarts te reizen en in 't voorjaar in Holland aan te komen omstreeks mei en dan Alenvelt te betrekken. Ge is zeker wel dienstig u hiervan te verwittigen met het oog op schoonmaak van het huis, verbouwen van groente voor ons gebruik, fruit ook te onzer beschikking. Nu is er voor mij een groot raadsel en wel dit: over hoe- veel geld kan ik nu beschikken? Reizen is duur." En met rode inkt schreef ze in de kant- lijn: "4132,14" Een in die tijd fors bedrag! Of ze dit al uitgegeven had om zover te komen, of dat ze het nodig had om thuis te komen is niet geheel duidelijk. In april vroeg ze weer om 3000 gulden. Op 7 juli van dat jaar ver- zocht ze via haar rentmeester om via het Nederlandse consulaat in Italië zo snel mogelijk voor Tahsine een visum te krijgen. Op 1 augustus 1923 schreef Pouwlina: "Wij zijn in Basel en hopen over enige dagen in Holland aan te komen." In plaats van het voorjaar werd het dus het eind van de zomer dat ze in Vleuten aankwamen. Uit het voor- gaande blijkt dat het doen en laten van Pouwlina en Djemal en de avonturen aan het begin van haar tweede huwelijk geheel zijn verweven met de politieke situatie van die tijd! Eenmaal thuis op Alenvelt leek de rust te zijn weergekeerd. Toch is dat niet hele- maal het geval. Op 6 september stuurde ze een brief vanuit Alenvelt waarin ze verbolgen meldde, dat op haar biljet vermogensbelas- ting ze nog als de weduwe Djemal werd aan- gemerkt. Wisten ze in Nederland niet van |
||||||
94
|
||||||||||||
haar tweede huwelijk? Verder schreef ze haar notaris dat ze een begin
wilde maken met haar testament. Vanwaar deze haast opeens? Vertrouwde ze Tahsine niet helemaal? In oktober verzocht ze om een paspoort voor Tahsine. Gingen ze weer op reis? Blijkbaar wel want op 13 november waren ze in Hotel Krasnapolski in Amsterdam en ver- zochten de notaris 28 gulden te betalen aan de chauffeur. Ze namen daar vermoedelijk de trein want op 19 november 1923 berichtte Pouwlina dat ze gezond waren aangekomen in San Remo, een geliefd vakantieoord aan het Italiaanse Rivièra. Op 10 december van dat jaar vroeg ze uit San Remo haar notaris de auto niet weg te doen want Tahsine wilde in mei overkomen en de auto kon dan dienst doen. Uit een telegram van 11 december 1923 blijkt dat ze weer in Napels ver- bleven in hotel Santalucia. Blijkbaar bleven ze de hele winter weg. Op 22 april 1924 kwam er een telegram uit Parijs met het verzoek 2000 gulden op te sturen. Op 5 mei 1924 logeerden ze in hotel Des deux Mondes in Parijs en verzochten weer om geld. Pouwlina vroeg haar |
notaris een huishoudster aan te nemen voor
Alenvelt in plaats van een dienstmeisje. Ze meldde hem verder dat Tahsine nog naar Londen wilde omdat hij daar vrienden had. Of ze er nog heen zijn gegaan is niet bekend. Er zijn geen brieven uit Londen in het archief. Op 15 augustus was ze in ieder geval weer op Alenvelt en vroeg om de auto met chauffeur voor een toertje naar Friesland. Pakte zij haar leven weer op zoals ze dat had
achtergelaten voor ze naar Constantinopel ging? We zullen het lezen in deel 2 van dit artikel in het volgende nummer. |
|||||||||||
André Kraayenga, Mariëtta Jansen, "Marius
Bauer, Reisimpressies uit India en de Oriënt", Hannema de Stuers Fundatie, Heino-V/ijhe, 1991. Han van Gessel, "Een enthousiaste kunstenaar
in het exotische oosten", Volkskrant, 1995. Caroline Mathieu (conservator), «Guide Musée d'Orsay, Parijs, 1986. Gesprekken
Interviews door de heer K.B. Nanning in de
jaren 1988-1990 met mevrouw E.P. de Booij,
mevrouw M. Verder-Liesker en de heer K.
Wieman.
Interviews door de schrijfster in de jaren 2001-
2002 met de heer W. van Eijk, de heer
A.J. Jansen, de heer J.A.M. Bijvoet, de heer en
mevrouw A.M. Sprong-Versteeg en mevrouw
W.P.D.TM. Kager-Harbers
|
||||||||||||
Noten
1. De citaten in dit artikel komen uit tiet familiearctiief van de familie Van
Bijlevelt dat wordt bewaard in het Utrechts Archief, tenzij anders ver- meid. 2. In het blad van de Historische Vereniging jaargang 10 nr. 3 staat het
artikel "Hinderstein" van de hand van de heren Gravendeel en Van der Poel. Zij beschrijven daarin uitgebreid de eigenaren en eigendommen van deze buitenplaats, 3. De genealogische gegevens zijn ontleend aan het voorwoord door
mevrouw E.P. de Booij bij het familiearchief van de familie Van Bijlevelt, Hef Utrechts Archief, met aanvullingen van Dhr. J. Schoonderwoerd 4. De correspondentie over het toneelscherm heb ik ontleend aan de
collectie van mevrouw W.P.D.T.M. KagerHarbers, Hilversum. 5. Collectie de heer D. Schevers, Vleuten.
6. Archief gemeente Vleuten-De Meern, Kees Valkensteindossier.
7. Collectie mevrouw W.P.D.T.M. KagerHarbers, Hilversum.
8. Collectie de heer W. van Eijk, Vleuten.
9. Deze gegevens zijn ontleend aan een kopie van het vonnis no, 990-
1951 van de Arrondissementsrechtbank te Utrecht in de zaak van Hassan Tahsine tegen de in Pouwlina's testament genoemde erfgena- men. Collectie de heer J.P. Jansen, Haarzuilens. |
||||||||||||
Bronnen
Het Utrechts Archief, Familiearchief van de familie Van Bijlevelt.
Archief gemeente Vleuten-De Meern, Kees Valkensteindossier. Collectie mevrouw W.P.D.T.M. Kager-Harbers, Hilversum. Collectie de heer W. van Eijk, Vleuten. Collectie de heer J.P. Jansen, Haarzuilens. Collectie de heer D. Schevers, Vleuten. Otto Wttewaal, "Vleuten-De Meern, geschiedenis en historische bebou-
wing", Zeist 1994. Dr. D.W. Gravendeel en J.H. van der Poel, "Hinderstein", blad Historische
Vereniging Vleuten, De Meern, Haarzuilens, jaargang 10, nummer 3. J.F.K. KitsNieuwenkamp, "Beknopte geschiedenis van de Ridderhofstad Den Ham te Vleuten", De Meern, 1976. "100 jaar Willibrordkerk Vleuten", een speciale uitgave van de Historische
Vereniging Vleuten, De Meern, Haarzuilens in samenwerking met de Willibrordparochie, Vleuten, 1985. Colin Thubron, "Istanbul", Time Life boeken, 1978. |
||||||||||||
Oproep:
Wie heeft er ter illustratie van deel 2 van dit
artikel foto's beschikbaar met Hassan Tahsine erop of wie heeft er nog vitale infor- matie die in dit artikel niet mag ontbreken? Graag contact opnemen met de schrijfster Veronique Voorn tel: 030 - 6774054. |
||||||||||||
95
|
|||||||||||
" door E.P. Graaf stal
WACHTTORENS OP DE GRENS VAN EEN WERELDRIJK Schatkamer Leidsche Rijn (5)
Bij archeologisch onderzoek In het bouwplan Vleuterweide, onderdeel van de nieuwbouwlocatie Leidsche Rijn
(gemeente Utrecht), zijn de afgelopen weken resten van twee Romeinse wachttorens blootgelegd. De vondst is naar internationale maatstaven uniek te noemen en heeft ingrijpende gevolgen voor het beeld van de Romeinse rijksgrens in ons land. Blijkbaar werd deze al vroeg uitgerust met een doorlopende reeks van militaire observa- tieposten, bemand door kleine detachementen van Romeinse soldaten. De wachttorens maakten een intensieve bewaking mogelijk van de grensrivier, de militaire verbindingsweg op de zuidoever en alle daaraan gelegen voor- zieningen, zoals kadewerken, bouwdepots en bruggen. In deze nieuwsbrief wordt de betekenis van de ontdekking geduid en toegelicht. |
|||||||||||
Een wachttoren langs de weg
Het gebeurde allemaal volkomen onverwacht - een klassieke archeolo-
gische ontdekking. Archeologen van de gemeente Utrecht w/aren bezig met een opgraving langs de Romeinse weg in het uiterste westen van het bouwplan Vleuterweide. De opgraving was nodig voor de aanleg van een sloot aan de zuidkant van de weg, bedoeld om de resten ervan in de toekomst onder grondwater te conserveren. Het onderzoek werd de afgelopen maanden uitgevoerd door medewerkers van het Archeologisch en Bouwhistorisch Centrum. Daarbij werden talrijke nieu- we inzichten verkregen over de bouw van de Romeinse weg - een waar- dige afsluiting van vijf jaar onderzoek naar de Romeinse rijksgrens in Leidsche Rijn. Als een volkomen verrassing kwamen onder de zuidflank van de weg resten van twee opeenvolgende wachttorens te voorschijn. De resten van de wachttorens zijn ronduit uniek, allereerst vanwege de
voortreffelijke conservering. Zo staan de eikenhouten hoekpalen van de laatste bouwfase nog ca. 90 cm overeind. Van een eerdere bouwfase zijn behalve de funderingspalen zoveel bouwkundige details bewaard gebleven dat een tamelijk precieze reconstructie mogelijk is. Opvallend is ook de grote hoeveelheid bewoningsafval, met name aardewerk- scherven en botresten, dat op het vloerniveau van de wachtpost is aan- getroffen. Alleen al door de aanwezigheid van houten resten en de rijk- dom aan vondsten is de wachttoren van Vleuterweide in internationaal perspectief uniek te noemen. Een vondst van internationale allure
Maar het meest verrassend is de vroege datering; de oudste vondsten
|
|||||||||||
De noordoostelijke hoekpaal iets verder bloot-
gelegd: een vierkante paal van ruim dertig bij dertig centimeter. stammen uit het midden van de Ie eeuw na
Chr. Dat was de periode waarin op de zuid- oever van de Oude Rijn een keten van leger- kampen werd ingericht. Deze grens, in het Latijn limes genoemd, hield stand tot omst- reeks het jaar 260. De militaire bezetting van de limes bestond uit eenheden van enke- le honderden soldaten, die in vaste leger- kampen gestationeerd waren. Zulke castella hebben ondermeer gelegen op de Hoge Woerd in De Meern en op het Domplein in Utrecht. Blijkens recent onderzoek in Woerden en Alohen aan den Rijn begint de militaire activiteit langs de Oude Rijn al rond 40 na Chr. De legerkampen moeten al snel met elkaar
verbonden zijn door een provisorische weg op de zuidoever van de Rijn. Het onderzoek dat de laatste jaren in Leidsche Rijn is uitge- voerd, heeft inzichtelijk gemaakt hoe deze pas na enkele decennia is uitgebouwd tot een degelijk gefundeerde en met grind geplaveide rijbaan. Het verrassende is nu dat de wachtpost van Vleuterweide daar ken- nelijk aan voorafgaat. Dat zet het beeld van de ontwikkeling van de Romeinse grens op zijn kop. |
|||||||||||
De locatie van de wachttoren in Vleuterweide. Op de achtergrond ziet u de
waterzuiveringsinstallatie. Het archeologisch team is de site geschikt aan het maken voor de persdag en publieksdag, foto Wouter de heus, 5 november 2002 |
|||||||||||
96
|
|||||||||||
Opgravingsleider Jeroen van der Kamp (I) en veldtechnicus Michel Hendriksen bespreken de beste wijze van blootleggen van
de belangrijke archeologische vondst. |
|||||||||||
Het is bovendien voor het eerst in Nederland dat een wachttoren
ondubbelzinnig als een onderdeel van de Pijngrens is aangetroffen. Eerder werden resten van een mogelijke wachttoren gevonden in Valkenburg (Z.H.), maar deze werd tot nu toe verklaard als een op zich- zelf staand element binnen de grote Romeinse nederzetting aldaar. Na de recente ontdekking in Vleuterweide kunnen plotseling ook twee andere terreinen in Leidsche Rijn, 500 en 2400 m oostelijker gelegen, tamelijk zeker als wachttorenlocaties worden geïnterpreteerd. Ook daar beginnen de activiteiten al in het midden van de Ie eeuw. Het begint er op te lijken dat de Romeinse rijksgrens hier van begin af
aan was uitgerust met een doorlopende reeks van wachttorens. Dit is een volkomen nieuw inzicht. Het gebeurt niet vaak dat archeologische |
vondsten zoveel tegelijk overhoop gooien -
de wachttoren van Vleuterweide is echt een wereldvondst. Hij is trouwens ook één van de oudste wachttorens die we uit het hele Romeinse rijk kennen! Bakens in het landschap
Wat was de functie van die wachttorens? Wij
kennen deze kleine militaire posten vooral van enkele kunstmatige grenzen, die vanaf ca. 85 na Chr. werden aangelegd: de linie tussen Rijn en Donau in Zuid-Duitsland en diverse barrières in Noord-Engeland en Schotland, waaronder de Muur van Hadrianus. De wachttorens waren hier met tussenafstanden van 500 tot 1500 m zoveel mogelijk op natuurlijke hoogten of knikpun- ten in de limes geplaatst. Vanuit de torens, die onderling zichtbaar waren, werden de tussenliggende grenssecties bewaakt. Op deze wijze konden clandestiene grens-
overschrijdingen snel worden gesignaleerd. Bij verdachte bewegingen die niet door de wachttorenbezetting zelf konden worden opgevangen, werd de hulp ingeroepen van troepen uit het naastgelegen castellum. Dit gebeurde vermoedelijk doormiddel van rook- of vuursignalen. Het 'observatiescherm' dat de limes eigenlijk was, was uiteraard niet geschikt om grootschalige invallen tegen te |
||||||||||
De vier hoekpalen van de 2e fase van de wachttoren met op de voorgrond
de verdedigingsgracht met staken uit de 7e bouwfase |
|||||||||||
97
|
|||||||
gekozen als een van de speerpunten in het
10-jarige programma van onderzoek dat de bouw van Leidsche Rijn met zich mee brengt. Leidraad bij dit alles vormt natuurlijk de beroemde Romeinse weg, die in 1997 in Veldhuizen werd ontdekt. Inmiddels is het tracé van deze 'Al van Romeins Nederland' over een lengte van ca 3 km in kaart gebracht en waar nodig onderzocht. Daardoor zijn veel nieuwe inzichten verkre- gen over de Romeinse wegenbouw en over de uitrusting van de Romeinse grens in ons land. Vanaf omstreeks 90 na Chr. is de militaire
route in een aantal campagnes uitgebouwd tot een dijkvorming weglichaam met een rij- baan van ca 5 m breed. Waar nodig werd deze bijeengehouden door een kistwerk van zware palen en planken. Twee grote cam- pagnes in 100 en 124/5 vonden waarschijn- lijk plaats op directe keizerlijke lastgeving en besloegen de hele Nederlandse limessector. Er moeten in die jaren enkele duizenden sol- daten betrokken zijn geweest bij de aanvoer van eikenhout, basaltbrokken en grind uit ver afgelegen streken en bij de verwerking van deze materialen in oeverconstructies, weg- beschoeiingen en plaveisellagen. Ook het normale onderhoud van de limesweg
vergde ongekende inspanningen: elk jaar moesten bouwploegen uit de omliggende castella vervallen weggedeelten onderhan- den nemen. Zo werd nog maar enkele weken geleden iets ten westen van de wachttoren een zwaar beschoeide dam opgegraven waarover de Romeinse weg is omgelegd na een oeverdoorbraak van de rivier. Een bewaakte waterweg
Het onderzoek in Leidsche Rijn heeft duide-
lijk gemaakt dat de Romeinse grens veel meer behelsde dan een reeks legerkampen verbonden door een weg. Om de limes te kunnen onderhouden en bewaken waren in het Nederlandse rivierengebied heel speci- fieke voorzieningen nodig op het gebied van bouwlogistiek, waterbeheer en communica- tie. Het onderhoud van de weg vroeg bij- voorbeeld om bouwdepots en kadewerken, zodat vrachtschepen er konden afmeren. Teneinde de natuurlijke waterhuishouding te beïnvloeden werd in de loop der tijd een aan- eenschakeling van beschoeiingen, bruggen, dammen en duikers gebouwd. Zo ontwikkel- de de limes zich tot een kwetsbare bundel van 'natte' en 'droge' infrastructuur, die om zorgvuldige inspectie en bewaking vroeg. De laatste anderhalf jaar zijn er in Leidsche
|
|||||||
Doorsnede van een 3e-eeuwse, stenen wachttoren in bedrijf, gereconstru-
eerd naar vondsten in Zuid-Duitsland. Uit: Baatz, Die Waclittürme am Limes (1976). gaan: die moesten liefst in het voorland van de limes worden tegenge-
houden door een tijdig verzamelde troepenmacht. De wachttorens werden bemand en onderhouden vanuit de omliggende castella. Per wachtperiode werden ca. 4 man naar een post gedeta- cheerd. Deze zaten daar dan vermoedelijk een paar dagen achtereen, kookten er hun eigen maaltijden en sliepen er ook. Ondertussen draai- den zij in een strak schema hun wachtroosters. Bij veel torens bevond zich op de begane grond een haardplaats; zij waren allemaal ook uit- gerust met een complete keukeninventaris. Op de verdieping zal door- gaans het woon/slaapvertrek zijn geweest en daarboven het balkon of platform waar de eigenlijke observatietaken werden uitgevoerd. Logistiek, communicatie en waterbeheer
Maar wat deden die wachttorens langs een grensrivier als de Rijn, die
van zichzelf al een flinke barrière vormde? Tot nu toe bestond er twijfel of de Romeinen hun riviergrenzen net als landgrenzen systematisch uit- rustten met wachttorens. Nu moet gezegd dat de inrichting van de limes buiten de castella in ons land nooit stelselmatig is onderzocht. Eigenlijk is dat merkwaardig, want de Nederlandse rivierdelta was een dynamisch landschap waar de mensen zich moesten aanpassen aan hun omgeving. Juist die wisselwerking tussen de 'universele' Romeinse grenspolitiek en het bijzondere Nederlandse landschap levert een prachtig onderzoeksthema op. Precies dit thema heeft de gemeente |
|||||||
98
|
|||||||||
gereconstrueerd naar Duitse studies en
afbeeldingen op de zuil van Trajanus in Rome. Het vertrek op de begane grond sprong iets uit ten opzichte van de toren en mat 4,7 m in het vierkant. Hier zal het woon- en slaapgedeelte zijn geweest. Deze ruimte was via een inwendige trap toegankelijk vanaf de verdieping, waar ook de ingang tot de toren was: de buitenladder kon bij nacht en onraad worden ingetrokken. De toren was omgeven door een palissade, waarschijnlijk opgevuld met grof vlechtwerk. Daarbuiten lag nog eens een ca 85 cm diepe V-vormige gracht, die ten dele met water gevuld moet zijn geweest en waarin aangepunte palen waren geplaatst - ook al weer een uniek ele- ment. De tweede toren had zware eiken staanders
op de hoeken, in doorsnee zeker 30 bij 30 cm, ofwel een Romeinse voet. Dit gebouw had zijden van 3,6 m en kan zomaar 7 a 8 m hoog zijn geweest, d.w.z. drie bouwlagen. De wanden waren niet ingegraven in de grond, maar werden vermoedelijk gedragen door dwarsbalken die met pen-gat-verbindin- gen aan de hoekstaanders vast zaten. Zij waren waarschijnlijk net als bij de eerste toren uitgevoerd in vakwerk, opgevuld met vlechtwerk en leem. De begane grond hoeft trouwens niet meer dan een opslaghok met haardplaats te zijn geweest. Het woon/slaap- gedeelte zal bij deze toren op de eerste ver- dieping hebben gelegen, onder het eigenlijke wachthuis. Ook de tweede toren had een lichte palissade van houten staken, maar de greppel die eromheen lag, had nauwelijks defensieve betekenis en diende vooral voor de afwatering van het terrein. De oudste wachttoren moet, afgaande op het vondstmateriaal, zeker hebben gefunc- tioneerd tussen ca. 50 en 70 na Chr., al kan het einde van de eerste fase nog wat later vallen. Het ligt voor de hand dat de bouw van de tweede toren daar direct op volgt. Ook deze lijkt nog in de Ie eeuw te vallen. Hopelijk zullen de jaarringdateringen van de hoekstaanders over enige tijd nauwkeuriger informatie opleveren over de ouderdom van de torens. In de 2e eeuw verdwenen de res- ten van de torens onder het zuidelijke talud van de Romeinse weg, waardoor ze afgedekt raakten tot het moment van hun ontdekking. Een piepklein militair huishouden
Over het leven in een Romeinse wachttoren
was tot nu toe uit het buitenland maar weinig bekend, vooral omdat er doorgaans zo wei- nig vondsten worden gedaan. Dit nu maakt de torens van Vleuterweide zo bijzonder: het complete spectrum aan bewoningsafval zit |
|||||||||
f f l«gerf(amp
W houten wachttoren,
" ie eeuw B stenen wachttoren,
" 2e/3e eeuw -----tracé Romeinse weg k -^ brug
loslcide
JU sdilp giafveW
|
|||||||||
De resultaten van 5 jaar onderzoek aan de limes in Leidsche Rijn geïnter-
preteerd. Ten westen van De Meern is de zandige stroomgordel van een zij- tak van de Rijn te zien, die hier tussen onherbergzame veengebieden mean- dert. Ten noorden van De Meern ligt het legerkamp op de Hoge Woerd met een bijbehorend grafveld, dat in 1999 werd ontdekt. Drie locaties van hou- ten wachttorens uit de 7e eeuw staan nu wel vast; die van Vleuterweide is met een peil aangeduid. Twee ervan hebben in de late 2e eeuw vrijwel zeker stenen opvolgers gekregen. Het tracé van de Romeinse weg kent geen vaste relatie tot de wachttorens, maar volgt de zuidrand van de stroomgor- del. Waar nodig werd voor de afvoer van overstromingswater een brug aangelegd. Op punten waar weg en rivier elkaar raakten, moeten met zekere tussenafstand losplaatsen hebben gelegen
voor de aanvoer van bouwmaterialen. Het vrachtschip van De Meern krijgt met dit alles ook een duidelijker context. Rijn steeds meer aanwijzingen gevonden dat de grens uitgerust is
geweest met een doorlopende reeks wachtposten. Zo werden in het begin van 2000 achter de nieuwe gemeentewerf aan de Zandweg ver- spoelde resten van een wachttoren gevonden, waaronder een zware eikenhouten hoekpaal. De vondsten lopen hier van het midden van de Ie eeuw tot ver in de 3e eeuw. Het laatste bouwwerk lijkt hier van natuursteen te zijn geweest en had waarschijnlijk een pannendak. Ook in deelgebied De Balije, vlak-
bij het Romeinse schip dat volgend jaar zal worden opgegraven, zijn sterke aanwijzingen gevonden voor een vroege houten wachttoren, opgevolgd door een steenbouw, die onder meer voorzien was van muurpleister en vensterglas. Door de jongste ontdekking vallen al deze puzzelstukjes nu opeens op hun plaats. De wachttorens blijken niet zozeer te zijn georiënteerd op de Romeinse
weg als wel op de grensrivier: één ligt zelfs 125 m van de latere limes- weg af. De torens stonden waarschijnlijk zo opgesteld dat zij een vol- ledige bocht van de rivier konden overzien: kennelijk was het hier eerst en vooral het verkeer over water dat geïnspecteerd moest kunnen wor- den. Het bevestigt nog eens de bijzondere aard van de limes in ons land: zeker in het begin was het systeem sterk gericht op het water. Het is in deze bijzondere setting, vier kilometer ten westen van het cas- tellum van De Meern, dat nu plotseling de resten te voorschijn komen van waarschijnlijk de alleroudste wachttoren die we in Noordwest- Europa kennen. Twee torens gereconstrueerd
Met name de oudste bouwfase van de wachttoren van Vleuterweide
kunnen we inmiddels tamelijk goed reconstrueren (zie afbeelding). De eigenlijke toren mat 3 bij 3 m en werd overeind gehouden door hoek- palen van ca. 21 bij 17 cm. Daarbij past een hoogte van niet veel meer dan 5 meter, ofwel twee bouwlagen. De bovenbouw met de omgang is |
|||||||||
99
|
|||||||||||
De oudste wachttoren van Vleuterweide, midden Ie eeuw. De samengebonden schanspalen die de ingang blokl<eren, zijn een
vrije toevoeging. Reconstructie door Keivin Wilson, Ridderkerk. |
|||||||||||
fysieke verschijning: een gesloten reeks van
stoere torens, op zichtafstand van elkaar, stond hier op de zuidoever van de Rijn. In Duitsland zijn aanwijzingen gevonden dat de stenen torens witgekalkt werden, met rood- geverfde schijnvoegen - vuurtorens die de grens van een wereldrijk markeerden! |
|||||||||||
er, inclusief de etensresten. Daarom worden de verontreinigde lagen
zorgvuldig gezeefd. De analyse van de zeefresiduen kan veel gegevens opleveren over de voedselvoorziening en het menu van de torenwach- ters. Omdat zij voor een aantal dagen gedetacheerd werden, namen ze uit het castellum een graanrantsoen mee en daarnaast ook vers en gedroogd vlees, olie en wijn of bier. Maar ze hebben het menu ter plek- ke aangevuld, zo blijkt bijvoorbeeld uit talrijke vissenwervels. Achter de gemeentewerf werden in het begin van 2000 al vier paling- fuiken gevonden in een rivierbedding die hier vlak voor de deur van een wachttoren moet hebben gelegen. Daarnaast zijn er aanwijzingen voor akkertjes en moestuinen in de omgeving van de twee latere, stenen wachttorens, die overigens niet door de soldaten zelf hoeven te zijn bewerkt. De wachttorens van Leidsche Rijn confronteren ons op een heel direc-
te manier met de aanwezigheid van Romeinse soldaten in ons land: wij komen er haast oog in oog met piepkleine detachementen, die zich een dag of wat moesten zien te redden in een vaak onherbergzaam land- schap. De weerbare aanleg van de oudste wachttoren, met een gracht als een opengesperde haaienbek, wijst erop dat de Romeinen dit gebied in de eerste decennia nog niet helemaal vertrouwden. De wacht- torens tonen ook aan dat de Nederlandse grenssector veel intensiever is bewaakt dan tot nu toe werd gedacht. Blijkens vondsten op de twee andere wachttorenlocaties in Leidsche Rijn ging dat door tot ver in de 3e eeuw, toen de wachtposten waarschijnlijk (deels?) in steen gebouwd waren. De Romeinse grens krijgt met dit alles opeens ook een heel |
|||||||||||
Palingfuik gevonden in de rivierbedding van
de Oude Rijn, begin 2000, achter de gemeente- werf in deelgebied Vleuterweide |
|||||||||||
100
|
||||||||||||
Cool
|
||||||||||||
'mailbox' is bekend maar begin je over een
postbus dan kan er absoluut verwarring ont- staan. Het woord hoop wordt steeds vaker mis-
bruikt. Zo worden veel mensen aangeduid als 'een hoop mensen' en eindigt men soms een brief met; 'ik hoop dat een hoop mensen mee gaan doen..' Hopen doe ik zelf overigens meestal alleen
op de wc. Ik liet mijn hoop op een beter taalgebruik
laatst voorgoed varen toen ik het volgende gesprek tussen twee tieners opving. Tiener 1 : " Weet je, ik voel me vandaag een beetje depri, ik moest een nieuw pre-paid voor mijn mobieltje kopen en dat terwijl ik juist van plan was om te onthaasten". Tiener 2 : " Ik weet wat je bedoelt, ik heb trouwens een abo voor mijn mobi dus is best wel relaxed, ik heb daar überhaupt niets mee; prepaidkaarten, daarmee heb ik zoiets van...". Tiener 1 : "We kunnen er hier nog langer
over brainstormen maar liever ga ik naar een internetcafé, ze hebben daar airco, zullen we maar naar E-for-you gaan want in The mailer zitten zoveel aso kids". Eerlijk gezegd wordt ik ook gek van ai dat
moderne geschrijf, al staat het natuurlijk best wel cool en vet, dat kan ik beamen. Maar ik wens er verder niet meer over te schrijven en daarom ga ik u nu groeten; Nou, doei he? |
||||||||||||
Door de eeuwen heen heeft de mens veel moeite gedaan om zo netjes
en duidelijk mogelijk te schrijven. Alles moest vroeger erg precies; u met een hoofdletter en ook vader en moeder en de maanden van het jaar diende je met een hoofdletter te schrijven. Er werd erg streng nagekeken en snel werd iets fout gerekend als er wat mankeerde. Reeds voor de tweede wereldoorlog in 1936 leerde ik schrijven. Alles ging zeer goed totdat in de jaren '37-'38 een grote omwenteling plaats- vond. Als overblijfsel van de tijd van Napoleon ging men steeds meer Franse woorden invoeren, deze moesten wij allemaal foutloos kunnen schrijven. Totdat, na het uitbreken van de tweede wereldoorlog, een laat-Germaanse taal z'n intrede deed. Hoewel erg ongewild deden wij hier een beetje aan mee. Zo sukkelden
we allen mee en inmiddels waren dubbel 'o' en dubbel 'a' geheel afge- schaft, best een grote verandering voor ons. |
||||||||||||
Het schrijven ging in een schrift met een kroontjespen, deze verving de
griffel met lei. Het schrijven met de kroontjespen vereiste enige vaar- digheid, belangrijk hierbij was ook het zogenaamde dun/dik-schrijven, om dit effect te kunnen bereiken moest je behoorlijk veel oefenen. In de oorlog werd het wel lastig om te schrijven want er was bijna geen inkt en ook waren er bijna geen pennen. Een mooi grapje was natuurlijk als wij met de punt van de kroontjespen
een vlieg vingen, deze even lieten ronddobberen in de inktpot en dan loslieten.. Bij gebrek aan vliegen werden deze nog wel eens vervangen door een
enkele hoofdluis. Natuurlijk deden na de oorlog, na de inval van de Engelsen en Canadezen, veel Engelse woorden hun intrede. We leerden bijvoorbeeld alles over 'A little Miss' en ' A little kiss'. De hele zaak begon toch wel erg te verwilderen. Soms werd dit ordinaire, dolle geschrijf wel de kop ingedrukt zodat we halverwege het schrift toch met een schone lei konden beginnen. Maar de remmen waren eenmaal weg en steeds gekker werd er
geschreven. De zorgvuldig door ons aangeleerde Franse woorden wer- den ook op eens op z'n Hollands geschreven; zo werd bureau verbas- terd tot buro en werd chocolade opeens met sj geschreven. Met de invoering van de computer was er helemaal geen ontkomen
meer aan. Van sommige woorden weten we amper wat ze betekenen en meestal wordt niet eens de moeite genomen ze te vertalen. Een |
||||||||||||
De Meern, 2002
Theo van den Berg + Illustratie: Barbara Gravendeel |
||||||||||||