-ocr page 1-
"E c)c\ bc\b^
nr. 2. februari 1977
BESTUUR:
Voorzitter: L. Murk, IJsselstraat 24
Secretaris: W.J.A. van Wijk, Kloosterstraat 11
Penningmeester: G.CA. Pompe-Scholman, Kronenburgplantsoen 22
Bank: AMRO-bank IJsselstein, rek.nr. 218400217, gironr. bank 2900
REDACTIE:
F.A.G.T. Mesman-Reijntjes
Drs. M..H.H. Doesburg
W.J. van Impelen
A.P.F.M. Kemme
LAY-OUT:
G.M. Otter
R. Pasman
REDACTIE-ADRES:
F.A.G.T. Mesman-Reijntjes, Paulus Potterlaan 23, tel. 1872
Inhoud:
pag.
Het omslag ................................................       2
De nieuwe bibliotheek, door C. van Schaik en A. Swanink ..........       3
De wording van de IJsselsteinse binnenstad, door Roelof Pasman ....       7
Kleuren in Oud IJsselstein, door de Welstandscommissie
voor de binnenstad van IJsselstein .........................       9
De Antonius en Cornelisstichting te IJsselstein,
door W.JA. van Wijk ....................................     10
De boerderij Rijpickerwaard, door RJ. Ooyevaar .................     14
Het Rampjaar 1888, doorL. Murk .............................     18
Het lot van het IJsselsteinse Slot...............................     21
Foto werkgroep ............................................     23
Overzicht belangrijke data 1975-1976 ..........................     24
1
-ocr page 2-
Het omslag
De lay-out-groep heeft bij het ontwerpen van de kaft van ons tijdschrift, het geijkte
prentje of fotootje willen vermijden. Zij vonden in de archieven verschillende goede mo-
gelijkheden, zoals schetsmatige tekeningetjes van werkoprichters en belastingheffers. Zij
kozen voor het afdrukken van een historische tekst, welke hier volgt in leesbare letters.
Dit (sijn) alsulcke ordinantien als heer Willem van Egmont,
heer tot IJselsteijn, gemaect ende geordineert heeft
in sijnre stede van Iselsteijn ende voort in sijnen
lande aftersloot, benscop, polsbroeck, roerende van
allerhande saecken, hem selven en zijnre gemeente
ende den gemenen oorbaer aengaende, durende altijt
tot onsen wederseggen toe.
Eerst zall niemant sijn koorn anderswaerts ter molen
brengen dan tot Isulsteijn off binnen der heerlicheijt
van Isulsteijn tot der molen, die de heerlicheijt
toebehoren, op haer mulster, als van outs gewoonl(ijck)
is, ende waert dat hier in iemant gebreecklijck
viell, die soude verbeuren een vrancrijcxsche schilt
alsoo dick als hij dat dede.
Voort alle goet, dat waechbaer is, ende zij verkeren
willen, dat sall tot IJselsteijn ter wage comen,
als dat gewoonl(ijck) is, op die pene voors.
Voort van de mate soo en sall niemant meten met uijt-
heemsche mate noch met andere mate dan die de
heerlicheijt toebehoren, op pene voors.
Item soo sullen alle de tappers binnen der stede ende
binnen den lande voors. tappen ende haer bier vercopen
metten gebarnden maten van Isulsteijn om alsulck geit
als die Schout van des heeren wegen mitten gerechte
van Isulsteijn daer toe ordineren
ende setten zullen, ende den lieden haer volle mate
geven, op een pene van vijff cromst(erten), alsoo dick
als hij dat verbeurde.
Item alle die hackers sullen haer broot backen op
een seecker wicht en om een seecker geit, gelijck als
die schout mitten gerechte ordineren sullen, op
dat broot te verbeuren ende op den peen van den (.....)
alsoo dick als dat bevonden werde.
Dit is de eerste bladzijde van het handvest van heer Willem van Egmond, heer van
Ysselstein (circa 1450), dat zich bevindt in het Oud-archief van de gemeente Ysselstein
(inventarisno. 1)
-ocr page 3-
De nieuwe bibliotheek
door C. van Schaik
A. Swanink
Wanneer U dit leest, is de officiële opening van het nieuwe gebouw van de bibliotheek
„Het Goede Boek" aan de Schuttersgracht al achter de rug. Die datum, 12 februari 1977,
vormt een mijlpaal in de geschiedenis van die bibliotheek; maar ook daarvóór was men al
diverse mijlpalen gepasseerd, want de weg was lang!
We willen U hier die lange tocht in het kort schetsen.
Hoek Weidstraat — Koningstraat (Sehuttersgracht).
Op 5 februari 1905 werd in IJsselstein door de Hervormde Gemeente een Jongelingsver-
eniging opgericht. Die zag het als een van haar taken een bescheiden bibliotheekje te
verzorgen, waarin naast Bijbelstudieboeken ook ontspanningslectuur voorkwam. De
eerste bibliothecaris was de hr. E. van Voorst (Lagedijk 10). De inkomsten kwamen uit-
sluitend van donateurs en leesgelden. Toch breidde het boekenbezit zich geleidelijk uit.
Toen in de oorlogsjaren het gebouw UZAI door de Duitsers werd gevorderd, is onder de
ogen van de Duitsers de bibliotheek weggehaald en opgeslagen in het achterhuis van ko-
lenboer Verwey (hoek Touwlaan/Achtersloot). Daar werden al spoedig de uitleningen
hervat, op zaterdagmiddagen — want er was geen verwarming of verlichting.
Na de bevrijding werd de bibliotheek gereorganiseerd. Er werd een subsidie aangevraagd
bij het Provinciaal Bestuur, en verkregen! Van de gemeente IJsselstein werd echter, on-
danks vele verzoeken, nimmer subsidie ontvangen.
De bibliotheek beleefde een bloeiperiode, het aantal boeken steeg tot 2500. Intussen wa-
-ocr page 4-
ren diverse bibliothecarissen gekomen en gegaan. Vermeld moeten hier worden de heren
J. Roskam en H. Kars, die ongeveer llVi jaar de leiding hadden.
Toen bleek, dat in IJsselstein de tijd rijp was voor het stichten van een goede openbare
bibliotheek, zijn de aktiviteiten gestaakt.
Aan Katholieke zijde heeft er een leesgezelschap bestaan, genaamd „Encyclopédie",
waarvan de hr. J.G.M. Boon in zijn boekje „IJsselstein voor en na 1900" vermeldt, dat het
in 1852 werd gesticht en nog in 1908 bestond. Overigens is van dit leesgezelschap weinig
bekend. Omstreeks 1920 werd in het achterste lokaal van de R.K. Jongensschool aan de
Molenstraat een dependance gevestigd van de R.K. Leeszaal te Utrecht, die toen zelf nog
maar enkele jaren oud was. De leiding over dit „filiaal" heeft jaren in handen gelegen van
hr. Th. Bissels, hoofd van genoemde school, en van bakker D. Koch. De boekenvoorraad
werd regelmatig vanuit Utrecht vernieuwd. Uitlening vond iedere zondagmorgen plaats.
Via een smal paadje en de grote achterdeuren van de school bereikte men het uitleen-
lokaal. Met letters op de ruggen van de boeken was aangegeven, voor welke categorie van
lezers ze geschikt waren: E-boeken waren bestemd voor de jeugd, B-boeken voor volwas-
senen, BC-boeken voor lezers „ met rijpe levenservaring".
Dit filiaal heeft tot de jaren '34/'35 stand gehouden.
Een particulier bibliotheekje was in 1941 opgericht door de hr. G. van Doorn (Walkade).
Eerst bestond het uitsluitend uit Lord Lister's en Buffalo BiU's; later werd het uitgebreid
met wat stuiverromans. Op een gegeven moment kreeg hij het aan de stok met de
toenmalige pastoor-deken de Grijs, die vanaf de spreekstoel bekend maakte, dat van
Doorn een boek uitleende, dat op de lijst van voor Roomsch-Katholieken verboden
boeken stond, en dat men dus bij hem geen boeken meer mocht lenen. De waarschuwing
had een averechts resultaat: van Doorn kreeg het juist drukker!
Deze particuliere uitleen-bibliotheek is in 1947 overgenomen door een andere, nog maar
kort bestaande, nl. „De Magneet", opgericht en geleid door de heren Th. Mulder jr. en E.
v.d. Neut en gevestigd in het pand Kerkstraat 22. Toen dat pand in 1951 ontruimd moest
worden en er geen geschikte, vervangende ruimte te vinden was, werd de boekenvoorraad
aangeboden aan de bibliotheek der Kajotters.
In de dertiger jaren was ook de R.K. Werkliedenvereniging in het oude „Concordia"
(hoek Utrechtsestraat/Hofstraat) begonnen aan een uitleenbibliotheek. Hier was de hr. J.
Bongenaar de drijvende kracht. In de oorlogsjaren heeft de hr. Bongenaar de boeken
meegenomen naar zijn huis in de Voorstraat en daar zo goed en zo kwaad als het ging de
uitleen voortgezet. De lezers moesten halsbrekende toeren verrichten om via een zeer
smalle trap op zolder te komen, waar in een hoek de boeken lagen.
Toen de hr. Bongenaar oud en gebrekkig werd, heeft de hr. H.J. Tersteeg, de huidige
koster, de boeken overgenomen. Maar omdat hij voor dit werk over te weinig vrije tijd
bleek te beschikken, bood hij de boeken te koop aan aan de Kajotters (januari 1948).
Toen dezen op dat aanbod ingingen, kwam de boekerij dus weer in zijn oude omgeving
terug.
Na een grondige opknapbeurt startte de uitlening op 13 maart 1948: opbrengst eerste
dag ƒ 1,15! De boeken waren ondergebracht in twee kasten in het Kajotterszaaltje van
het nieuwe Concordia (nu het Fulco-theater). Hoewel de Kajotters de bibliotheek
eigenlijk bestemd hadden voor hun eigen leden, vond ze al spoedig een breder publiek.
Het aanbod van de boekerij van „De Magneet" was dan ook zeer welkom. Kapelaan
Veldman, ijveraar voor de bibliotheek, wist aan een renteloze lening van de benodigde
1500 gld. te komen. Wel werd de boekenvoorraad van „De Magneet" grondig gesaneerd.
-ocr page 5-
maar toch kon men nu met de 2 kasten niet meer volstaan. Weer bracht Kap. Veldman
een oplossing: men verhuisde naar het achterste gedeelte van het z.g. KJ.V.-huis, hoek
Plantsoen/Kapellestraat. Maar ook deze ruimte, met zijn ingang in de Kapellestraat, was
eigenlijk al vanaf het begin te klein, en, wat erger was, te vochtig, als gevolg van de
slechte staat van het dak. Wanneer er regen werd verwacht, moest men een partij boeken
verzetten en er een teil plaatsen!
Steeds meer IJsselsteiners vonden de weg naar deze bibliotheek. Er werd zelfs een jaar-
lijkse subsidie van 100 gld. verkregen van het R.K. Kerkbestuur, dat daarmede zijn waar-
dering voor dit werk toonde. Ook de organisatie-opzet werd verbeterd. Er werd een bi-
bliotheek-commissie in het leven geroepen, waarin zitting hadden het echtpaar Tersteeg-
Berkien en de heren C. van Schalk, J. van Doorn en J. Hazendonk. Een reglement werd
vastgesteld, waarin de verhouding tussen deze commissie en het K.A.J.-bestuur werd ge-
regeld. Toen ontstond ook de naam „Het Goede Boek". De band met de Kajotters bleek
duidelijk uit de bepaling, dat 10% van de bruto-opbrengst in de afdelingskas van de
Kajotters moest vloeien.
Een als grap bedoelde opmerking had kwalijke gevolgen. Op zekere Eerste Paasdag
droeg het commissielid Hazendonk een nieuw pak. Toen hij op de hoek bij Batenburg
een stel vrienden passeerde, riepen ze: ,Joop, wat heb jij een mooi pak aan!" Joop ant-
woordde: „Van de bibliotheek gehad!" Maar toen de commissie in mei de jaarlijkse
subsidie van 100 gld. wilde gaan innen bij het Kerkbestuur, zei kerkmeester Aelbers:
„Zolang jullie Hazendonk een nieuw pak kunnen geven, is de subsidie van de baan!" En
daarbij bleef het.
In de vijftiger jaren hebben de heer en mevrouw Tersteeg-Berkien zich bijzonder voor de
bibliotheek ingezet. Altijd waren ze bij het uitlenen aanwezig, vergezeld van hun twee
honden, Shylock en Nora, die als het ware de mascottes van de bibliotheek werden.
Al werd in 1957 de ruimte in het K.V.J.-huis vergroot met een van de aangrenzende
kamers, men bleef zoeken naar een betere en vooral drogere behuizing. Die vond men in
het pand Benschopperstraat 40, dat door de gemeente was aangekocht. In december 1962
trok men erin, uiteraard in een hoera-stemming. Maar even snel als IJsselstein in die
jaren groeide, groeide ook het inzicht dat men er nog niet was! Ondanks een groeiende
boekenvoorraad kon men aan de steeds toenemende en gevarieerder wordende vraag van
het lezerspubliek niet voldoen, mede door de opkomst van diverse scholen voor voortgezet
onderwijs.
Na langdurige, vaak moeilijke besprekingen werd in 1967 de grote stap gezet: opgericht
werd een Gemeenschappelijke Openbare Bibliotheek, waarin alle gezindten waren verte-
genwoordigd en die voldeed aan de eisen voor Rijks- en Gemeentesubsidie.
Men vergrootte nog wel de beschikbare ruimte in het pand Benschopperstraat 40 met
een houten aanbouw, maar ieders gedachten gingen toch uit naar een eigen, definitieve
behuizing, ruim genoeg om ook aan de toekomstige vraag te kunnen voldoen en om ge-
varieerder aktiviteiten te kunnen plegen naast de biblio- en fonotheek.
Dat alles zal verwezenlijkt kunnen worden in de hypermodern ingerichte nieuwbouw aan
de Schuttersgracht, waarvan, zoals in de aanvang gezegd, de eerste fase op 12 februari
1977 in gebruik is genomen.
-ocr page 6-
Benschopperstraat 40
-ocr page 7-
De wording van de IJsselsteinse binnenstad
door Roelof Pasman
Dit stukje wil een inleiding zijn tot een nadere beschouwing over de IJsselsteinse binnen-
stad.
Het gaat hierbij om het proces van ontwikkeling t.a.v. bebouwingen te kunnen zien in re-
latie tot hun aanzien, ambacht etc.
Hoe en waar is IJsselstein begonnen stad te zijn en waarom op de wijze zoals we haar nu
kennen?
Het nu volgende wil een blik-terug zijn, toegespitst op de plattegrond, waarbij alle ge-
schiedkundige feiten enigszins bedekt blijven.
Lange tijd was de Lopikerwaard een ruigte, welke geen of nauwelijks mogelijkheden van
bestaan bood.
De Hollandse IJssel is de „noord-grens" van dit gebied. De binnenstad van IJsselstein
maakt hier dus deel van uit.
Het verveningsproces in de waard liep in de 10e eeuw ten einde en de ontginning kwam
spoedig op gang en eindigde in de 13e eeuw.
In het gebied van IJsselstein was echter al van bewoning sprake, namelijk op de hogerge-
legen kleistroken langs de IJssel. Over de geschiedenis van de IJssel bestaan verschillende
opvattingen; duidelijk is wel, dat de rivier in de zin van water-transporteur een grote be-
tekenis heeft gehad. Het ontstaan van hogere gronden zou mogelijk te verklaren zijn als
afzetting van materiaal uit het water.
Als zij-arm van de Lek was de IJssel ooit misschien wel gelijkwaardig of méér dan dat;
maar water verkiest de gemakkelijkste weg; en wanneer er gelegenheid voor is, dan baant
ze deze.
De IJssel verlandde meer en meer, en de Lek nam haar taak geheel over; daarbij damde
ze de inlaat van de IJssel op een natuurlijke wijze af.
Later, in 1285, maakten de mensen een plan tot een definitieve vorm van deze blokkade;
in 1291 was de afsluiting bij Klaphek (of ook Hoppenesse genaamd) gereed.
Het is wel merkwaardig te noemen, dat juist vanaf deze periode IJsselstein als stad in op-
mars is.
Vóór de grote ontginning van de Lopikerwaard waren de hogere landen reeds bewoond.
In de 9e en 10e eeuw waren in het IJsselsteinse land gelegen de villa's Eiteren (Aituron) en
Opburen (Ubburon) (bur=woning; buren=groepje woningen, gehucht).
Waarschijnlijk is deze bewoning verantwoordelijk voor de grillige verkaveling van grond.
De kavels scheidden zich door sloten of beter mogelijke watergangen, waardoor het land
zijn overtollige water loosde op de IJssel. Deze watergangen stonden haaks op de IJssel.
Later ging men waarschijnlijk over tot de aanleg van duikers, waardoor bij laag water ge-
loosd kon worden.
Het dichtslibben van de IJssel en de inklinking van het nieuwe land in de waard bemoei-
lijkten de afwatering zo, dat ze bijna niet meer mogelijk was. Tussen het hogergelegen
-ocr page 8-
oude land en de nieuwe polder ontstonden watergangen, welke min of meer parallel lie-
pen aan de IJssel. Eén ving het water van het oude land op, en een ander dat van het
nieuwe land. Beide waren gescheiden door een „kadedijk" (Achtersloot).
Bij de ontginning mondde de Benschopperwetering nog rechtstreeks op de IJssel uit; bo-
vengenoemde redenen zullen ook deze vermoedelijke afwatering dwarsgezeten hebben.
Het gebied, waar IJsselstein ontstond, is nu zichtbaar geworden: in het noorden de IJssel;
in het zuiden de „achterwetering" (Achtersloot); in het westen en oosten kavelsloten.
Mogelijk zelfs is een van beide de oorspronkelijke Benschopperwetering geweest.
In de 2de helft van de 12e eeuw weten we van het kasteel van IJsselstein in het gebied tus-
sen de huidige Touwlaan en de westelijke stadsgracht. Vermoedelijk betrof het hier een
verbouwing van een al aanwezige versterkte woning. Wanneer heer Gijsbrecht van Am-
stel in 1279 enkele goederen in leen krijgt van het kapittel van St. Marie te Utrecht,
spreekt hij van voorouders, welke reeds heer van IJsselstein waren. Ook wordt hierover in
1144 reeds gesproken.
Aan het eind van de 12e eeuw en het begin van de 13e eeuw „betrekt" men het boven
aangehaalde gebied als stad.
In 1310 vindt de inwijding plaats van de nieuwe kerk te IJsselstein van de parochie te
Eiteren. IJsselstein had toen zijn huidige vorm qua binnenstad, met dien verstande dat de
haven de oostelijke gracht vormde. De stad kende dus van noord naar zuid één „erf-
straat", waaraan enkele dwarsstraten.
De Benschopperwetering mondde uit in de stadsgracht, later via een sluis.
De ontwikkelingen leken zich voorspoedig voort te zetten: men had al gauw behoefte aan
uitbreiding.
In 1331 worden de bewoners reeds aangeduid met poorters; we mogen dus aannemen, dat
muren/stadswallen aanwezig waren.
Vanaf 1343 groeide de stad vanaf de huidige Haven in oostelijke richting tot de Paar-
denlaan; en men noemde dit de „nieue poorte". De noordelijke en zuidelijke begrenzing
bleef in het verlengde van de bestaande.
Over straten in dit gebied is weinig bekend. Wel weten we van de stichting van een kloos-
ter van de Cisterciënser Orde in het zuidelijk deel, ter vervanging van dat te Eiteren.
Mede door de geöriënteerdheid van IJsselstein op het Hollandse gewest was het ten
opzichte van het Sticht aan het front gelegen.
Was er in 1349 nog sprake van een beleg, in 1418 werd het stadje geheel verwoest op die
bebouwing na, die aan de geestelijkheid toebehoorde.
Men bouwde het geheel weer op, tot in 1468 belegering door de Geldersen plaatsvond, ge-
volgd door inname en brandstichting. De Nieuwpoort werd hierna niet meer herbouwd,
alleen het klooster bleef gehandhaafd. Tevens bleef een terrein oostelijk over de volle
lengte langs de Haven (tussen de Haven en de Walkade) bebouwd.
Veertien jaar later gebruikten de Utrechters bij een nieuwe belegering het klooster als
bastion. Nadat de aanval was afgeslagen, besloot men het klooster af te breken en binnen
de stad te vestigen. De begrenzing van de binnenstad is sindsdien ongewijzigd gebleven.
Bronnen:
Den Uyl „Lopikerwaard" I en II.
Boon „IJsselstein uw woonstede".
Abbink Spaink „IJsselstein, verleden en heden".
-ocr page 9-
Kleuren in oud IJsselstein
door de Welstandscommissie
voor de binnenstad van IJsselstein
Onze oude steden bergen een rijkdom aan kleuren, die voortkwam uit de vanouds ge-
bruikte materialen in al hun natuurlijke schakeringen. In de straten en stoepen zaten de
kleuren van klinkers, keien of hardsteen. Lang niet alles is daar nog van over.
Maar in de gevels zitten veelal nog de rijke rood- bruin- geel- nuances van de zachtere
baksteen, afgewisseld met pleisterwerk in omber-grijze tinten en soms verrijkt met na-
tuursteen — meestal hardsteen. En in de daken van de stad zitten de „roden" en de
„grijzen" van de pakpannen of het glanzend blauwgrijs van de leien.
Tussen dit kleurvertoon van de steenachtige materialen is het schilderwerk op het hout
van kozijnen, deuren, ramen, puien, gootlijsten of dakkapellen een eigen leven gaan
leiden.
Vooral vroeger was het „gebroken wit" — helder en markant, soms met een béétje oker,
geel of omber op de kozijnen en ramen de speelse tegenhanger van het „ernstige" stand-
groen voor deuren, zonneblinden, luiken en soms ook wel de ramen.
Ook bruin kwam voor, maar niet op de kozijnen!
Ter bescherming kreeg een baksteengevel (Amsterdam) soms een ossenbloed- of teer-
houdende laag, dieprood of tégen het zwart. Later verschenen de bepleisteringen, op hun
beurt beschermd met verfin witte of grijzige tinten, niet zelden met omber, zwart of oker
gebroken. Zo ontstond een fraaie tegenstelling tot het bruinrood van de baksteen in de
omgeving. Veel van dit alles is volop „van kracht" voor IJsselstein.
De Welstandscommissie Binnenstad gebruikt dit beeld gaarne als achtergrond voor de
beoordeling van schilderwerken, die om advies worden voorgelegd. Elk geval heeft zijn
eigen schakeringen en grenzen, a.h.w. ingegeven door de aard en indeling van een gevel,
die op hun beurt bepaald worden door de daarin aanwezige of ook wel „ontbrekende"
elementen. Bij veranderingen in een geval komen oud en nieuw soms moeilijk tot elkaar.
Een vernieuwde gevel kan zo anders uitvallen dan zijn „buren", die hun karakterontlenen
aan oude vertrouwde beelden. Een gemoderniseerde winkelpui krijgt soms nieuw
metselwerk dat niet passend te maken is bij de oude steen in de bovenbouw.
Op bouwplannen in de binnenstad is in die zin, donkere kleur geadviseerd op metselwerk
van een winkelpand als tegenhanger van een geadviseerde lichte kleur op een be-
pleisterde aangrenzende magazijngevel.
Dit alles om het architectonische verschil van dit (hoek) pand met zijn omgeving wat te
verzachten en het voor de hand liggende onderscheid tussen het levendige hoekgedeelte
met etalages en het stillere magazijngedeelte tot uitdrukking te brengen.
Zo is ook een donkere kleur geadviseerd, op b.v. een gemoderniseerde winkelgevel in de
Utrechtsestraat, ditmaal met de bedoeling om de gewenste eenheid te krijgen tussen
„onder" en „boven".
-ocr page 10-
Daarentegen is het te betreuren dat zonder een advies in te winnen, gevels in een zeer
opvallende kleur werden geschilderd, zoals in de IJsselstraat is voorgekomen. En dan nog
niet eens omdat het een nieuwe „vreemde" kleur is, maar omdat hij onnodig is aange-
bracht op een pand, dat met zijn natuurlijke kleur in het beeld van de straat alle kans zou
hebben gelaten voor kleuren in de etalages of de kleur van een deur of markiesje.
Dat zijn de „natuurlijke" plaatsen om werkelijk kleur in het gevelbeeld te krijgen.
De Antonius en Corneliusstichting te IJsselstein (II)
door W J.A. van Wijk
Met kerkelijke feesten deed men ook in het tehuis iets extra's, zoals met Pasen 1902:
„De oude menschen hebben beide Paaschdagen 's avonds ieder 2 eieren gehad en kren-
tenbrood. Behalve het brood van Schilte hadden wij 2 krentenbroden besteld, ieder van
ƒ 0,50. Mijnheer A. Kippersluis stuurde een koek en een kistje cigaren"
Bij het Kerstmenu ontbrak de kalkoen, maar wel
„hebben de menschen aan het ontbijt worst gehad, des middags aardappelen, ge-
droogde appelen en gehakt"
Terwijl de mannen gescheiden leefden en woonden van de vrouwen, kwamen zij bij feest-
dagen gezellig bij elkaar
„Feest van den H. Antonius op 13 juni... De Heer A. Kippersluis is des morgens met
Mietje op de koffie geweest. De vrouwen hebben toen met de mannen in de voorkamer
van het mannengesticht koffie gedronken"
(Mietje was de huishoudster van A. Kippersluis).
Nu en dan wordt er in het dagboek melding gemaakt van het feit dat een van de bewoners
jarig is en tracteert (c.q. kan tracteren):
„Op 27 februari 1904 is Van Doorn jarig. Hij heeft op zijn 84ste verjaardag de oude lui
op gebakken visch getracteerd".
10
-ocr page 11-
In 1906 wordt de kapel ingewijd.
Op 7 november 1910 is er grote rouw, ik citeer:
„Stierf de Edele Stichter van ons huis, de Heer Ant. van Kippersluis (Toonoom) in de
ouderdom van 85 jaar en 8 maanden. Wat hield hij veel van zijn Stichting, wat hield hij
veel van hen, die hij zo gaarne zijne Oudjes noemde. Altijd was hij er vol van en tot in
de laatste dagen gaf hij nog blijk van de buitengewone zorg, die hij voor hen had. Om
aan zijn hartewens te voldoen verlangde de familie dat bij de begrafenis de Oudjes on-
middellijk achter de lijkkoets zouden lopen. 22 Oudjes volgden de lijkstoet. 4 waren
door ouderdom thuisgebleven. Bij het thuiskomen en aan het middagmaal werden
allen, alsook de Eerw. Zusters ruim getracteerd. Toen dan ook onder de H. Mis van Re-
quiem onze Zeereerw. Heer Pastoor C. Brom een woord van lof over de edele daden van
de grooten weldoener der Parochie deed horen werd ook vooral de Stichting van ons
huis genoemd.
De ouden van dagen, die hier zo gelukkig verpleegd worden, werden aangespoord om
veel voor de geachten Ontslapene te bidden. Hij ruste in Vrede. Amen"
Enige tijd later:
,Jan van S., al geruime tijd tobbende, werd op raad van onze dokter naar Utrecht ge-
bracht om geopereerd te worden. Daar onderzocht, constateerde men dat Jan een
inwendigen kanker had en dus ongeneeslijk was. We konden hem daarom onmogelijk
terugnemen. Het R.K. Armbestuur van Jutphaas zorgt voor de verdere onkosten. Jan
moet nu of in het St. Antonius Gasthuis te Utrecht blijven of naar het Gesticht voor
ongeneeslijken kwalen te Rotterdam worden gebracht. Dezelfde dag dat Jan naar
Utrecht vervoerd is, hebben we R. van W. in ons huis opgenomen. Hij is nog wel te jong
voor het Gesticht, maar om zijne zeer minne ontwikkelde geestvermogens was hij
vooral na de dood zijner moeder de verstoteling in het huis zijner zuster en een voor-
werp van bespotting voor de straatjongens onder wie hij zowat de geheelen dag moest
doorbrengen. Hier in ons huis is de jongen overgelukkig, hij is nu weer naar ziel en
lichaam bezorgd en kan als knecht in ons huis goede diensten doen".
Het blijkt regelmatig dat de verzorging nogal wat zorgen baart:
„Donderdag 13 juli 1911 werd onze Oude Heintje, de Wed. V. door onze Eerw. Soeur
Superieure en Soeur Marie Justa naar het St. Antonius Gasthuis gebracht. We hadden
ongeveer 5 jaar geleden ons vrouwtje lam in huis gekregen. De Zusters hebben heel
wat last met haar gehad, vooral omdat de zieke bij haar lamheid zoo verbazend zwaar
werd. Na nog verscheidene beroertes begon onze zieke van binnen te rotten, waardoor
de toestand voor onze Zuster bijna onhoudbaar werd. Met heel veel moeite konden we
onze Heintje op voornoemde datum in een ziekenwagen naar Utrecht vervoerd krijgen,
maar in het ziekenhuis gekomen ging Heintje hard achteruit. Zaterdag 22 juli kregen
wij al de tijding dat Heintje den vorigen dag was overleden"
Wanneer men een dagboek volgt valt men van het ene uiterste in het andere. In juli 1913
is er groot feest:
11
-ocr page 12-
A. van Kippersluis 1825-1911
„Het was twaalf en een half jaar geleden dat het Gesticht voor onze Oudjes werd ge-
sticht. Toonoom van Kippersluis, die in november 1911 was overleden, had nog kort
voor zijn overlijden gezegd, dat met het I2V2 jarig bestaan van het huis de Oudjes feest
moesten hebben, Soeur Superieure herinnerde een week van te voren onze Pastoor
daaraan, die er ook duidelijk oren naar had. Pastoor zou Gezongen H. Mis doen en
Soeur Sup. moest voor tractatie zorgen. Daags voor het feest hoorden we dat Pastoor
en de Kerkmeesters zouden komen, 't Zou dus groot feest zijn".
„De Zusters fluks aan 't versieren en anderen aan 't liedjes oefenen. Terwijl wij
daarmee bezig waren kwam de Burgemeester en Mevrouw ons bezoeken. Zij kwamen
feliciteren, wijl zij om de verkiezingen voor de gemeente den volgenden dag niet kon-
den komen. Zij zegden ook de tractatie toe voor den volgenden dag. Den geheelen dag
hadden dan ook de Oudjes volop feest. Zuster Justa droeg de geheele geschiedenis van
het ontstaan van het huis voor en werd op haar beurt door één onzer Zusters met een
kleine gelukwensch vereerd, 's Avonds kwam de Heer Goes de Oudjes door zijn kluch-
ten vermaken. Om 9 uur gingen de Oudjes overvoldaan naar bed."
In 1915 wordt een lijkenkamer ingericht. 2 Jaar later kwam de 100ste bewoner. Normaal
zijn er 20 tot 25 bejaarden. Mannen gescheiden van de vrouwen. Slechts 10 personen zijn
tot heden uit het tehuis vertrokken. Meestal naar familie. De bewoners hadden ook hun
wensen resp. eisen:
„.....verliet H.B. ons huis en ging in een huisje aan het Plantsoen in Usselstein al-
leen wonen. Zij kon — zegde zij — de lucht van het eten door elkaar niet verdragen".
„Van R. vertrok uit ons huis. De mannen waren hem te boers".
Het dagboek verhaalt jaar-in jaar-uit de dagelijkse gebeurtenissen. Helaas wordt er niets
bijzonders gemeld over de eerste wereldoorlog.
12
-ocr page 13-
„In het laatst van juli 1921 is Johannes Leonardus K. in het Gesticht gekomen. Het be-
stuur heeft hem opgenomen omdat hij de kost niet kon verdienen en werkloos was en
geen onderkomen had, zodat hij 's nachts in een schuur moest slapen. Nu krijgt hij
ƒ 7,88 van de invaliditeitswet. Jan zegt dat Armmeester Wolffenbuttel voor hem geplakt
heeft".
De bovengenoemde uitkering geschiedde wekelijks.
Oranjefeesten waren altijd grote volksfeesten en vooral in IJsselstein . Ik haal aan het-
geen op 12 en 13 september 1923 genoteerd staat.
„Groot feest. Zilver Jubileum van onze geëerbiedigde Koningin. De Oudjes gaan 's
morgens naar de Plechtige H. Mis. S.M. Justa en S.M. Turbutia hebben de zitkamers
der Oudjes met groene slingers versierd. Beide dagen is wat eten betreft als op Zondag.
Ze moesten beide avonden om 6 uur thuis zijn. Dat was voor de mannen wel wat teveel
gevraagd. Kapelaan Sinninge deed een goed woordtje voor hun en zoo mochten ze 's
avonds tegen 9 uur, 13 september, de mooi versierde straten gaan zien en om half tien
het vuurwerk. S.M. is niet te bed gegaan voor ze thuis waren, want de Overste had er
even als zij erg veel zorg over dat ze zich netjes zouden gedragen. Doch alles liep — den
Goeden God zij dank — heel netjes af en voor 11 uur kon S.M. Justa ook ten ruste
gaan. Ook moet nog vermeld dat we een bus vol melk cadeau kregen, wat van de trac-
tatie van de kinderen was overgebleven".
Op 4 januari 1926 wederom een Zilveren Jubileum:
„Deze dag bestond het Corn. Ant. Gesticht vijf en twintig jaar wat dan ook bijzonder
groot gevierd is. Reeds dagen tevoren waren de Zusters druk in de weer om de Oudjes
een prettige dag te bezorgen. Daags tevoren werden de zitkamers versierd en in de
vrouwen ingang keurige palmen aangebracht. Ook de spreekkamer kreeg een meer
feestelijk aanzien. Maandag 4 januari gingen bijna alle Oudjes tot de H. Communnie
voor de H. Mis van 7 uur, die werd opgedragen voor de overleden weldoeners en Stich-
ters Antonius en Cornelius van Kippersluis. Toen ze thuis kwamen stond er een feestig
ontbijt klaar wat zich goed deed smaken. Om 9 uur werd er eene H. Mis met assistentie
opgedragen uit dankbaarheid en na de H. Mis plechtig Te Deum. Daarna mochten de
Oudjes vergezeld van Soeur Sup. Petra (die voor dit feest was overgekomen) en S.M.
Justa naar de Pastorie op de koffie. Na een gezellig half uurtje trok de stoet weer huis-
waarts, waar ze met pianospel werden verwelkomd. Een glaasje wijn voor het eten
mocht op die feestelijke dag ook niet ontbreken. Daarna feestig diner. In den loop der
middag werden de Oudjes verrast met de grabbelton, waarin elk een klein geschenkje
vond. 's Avonds om 6 uur grote bijeenkomst en nog wel in de recreatiekamer van de
Zusters, die voor dit doel gebruikt mocht worden en keurig tot dit doel was versierd.
Hierbij werd het feest opgeluisterd door de Eerw. Heeren Kapelaans en het Kerk-
bestuur. Heel gezellig is deze avond doorgebracht, afwisselend door zang en voor-
drachten. S.M. Justa die 25 jaar in het Gesticht werkzaam was geweest werd door het
Kerkbestuur een keurig karpet aangeboden voor de ziekenkamer. Marie Voorendt
onze trouwe werkster sedert al die jaren kreeg een prachtige pendule. Ten slotte werd
een keurige serenade ter eere van de Jubilaresse gebracht".
(wordt vervolgd)
13
-ocr page 14-
De boerderij Rijpickerwaard
door RJ. Ooyevaar
Zowel door de aanleg van de raillijn van Utrecht via Nieuwegein naar IJsselstein, als door
de verlegging van rijksweg 2 naar het westen, bestaat er grote kans dat de boerderij
Rijpickerwaard zal moeten verdwijnen. Als het niet mogelijk is de boerderij te sparen,
dan dient ongetwijfeld de nodige tijd beschikbaar gesteld te worden voor een gedegen on-
derzoek. Deze hofstede heeft namelijk een zeer oude geschiedenis, die hier in het kort
volgt en waarbij de nadruk vooral gelegd is op de gebouwen.
De Rijpickerwaard is van oorsprong een waard in de IJssel, gelegen tussen de Randdijk
en de IJssel. Binnen deze waard ligt de gelijknamige hofstede, die er een groot deel van
beslaat. Het is mogelijk, dat reeds in een oorkonde van 27 mei 1122 de Rijpickerwaard
bedoeld wordt. Volgens deze oorkonde herstelt keizer Hendrik V de abdij van Werden in
het bezit van een landgoed onder de villa Eiteren, gelegen tussen de Rijn en Lek, Lek en
IJssel. Op welke stukken rivier deze namen betrekking hebben is niet volledig duidelijk,
maar verschillende schrijvers nemen aan, dat er langs de Randdijk achter de Rijpicker-
waard een oude Rijnarm gelopen heeft. Bij recent bodemkundig onderzoek door de uni-
versiteit van Utrecht is er op deze plaats echter geen rivierbedding gevonden, maar het
wordt niet uitgesloten geacht, dat er toch een kleine Rijnarm gelopen heeft.
In ieder geval is de Rijpickerwaard bewoond geweest in 1217. In deze tijd trad namelijk
bij ruw weer en in de winter de IJssel buiten haar oevers. Hierdoor konden de bewoners
van het Gein hun kerk in Eiteren niet bezoeken, evenals een vijftiental gezinnen onder
Vreeswijk, die om dezelfde reden van hun kerk gescheiden waren. De bisschop gaf daar-
om in 1217 vergunning om in het Gein binnen het kerspel van Eiteren een kerk te bou-
wen. Hierdoor is een nieuw kerspel gesticht waaronder tevens de „Repplickerwerth"
kwam te vallen. In 1401 wordt de Rijpickerwaard omschreven als „Rippickerweert, gele-
gen tussen den IJsseldijc ende den Randt en van den Randt tot aan den IJsseldijcshoec
toe".
Uit het voorgaande blijkt, dat de Rijpickerwaard in de 13e eeuw en mogelijk zelfs vroeger
al bewoond is geweest. Vermoedelijk zal het eerst een houten huis geweest zijn, dat later
door een stenen is vervangen. In de loop van de 13e eeuw wordt pas meer in het al-
gemeen in baksteen gebouwd. Het is echter niet zeker, dat er een houten huis gestaan
heeft en het is ook niet bekend wanneer het eerste stenen huis op de Rijpickerwaard ge-
bouwd is. Op een anonieme kaart van het gebied tussen Lek en Oude Rijn van omstreeks
1500 is echter langs de IJssel tussen IJsselstein en Lopikerkapel een huis getekend.
Helaas is de er boven staande korte naam niet meer leesbaar, maar het is mogelijk, dat de
Rijpickerwaard bedoeld is. De hofstede komt in ieder geval voor op de kaart van Hornho-
vius van de provincie Utrecht uit 1599. Op deze kaart staat namelijk tussen IJsselstein en
het Gein een huis met toren getekend, waarnaast Bax geschreven staat, hetgeen duidt op
de toenmalige bewoner. Het stenen huis zoals op de tekening van Jan de Beijer uit 1744 is
weergegeven, dateert dus in ieder geval van voor 1599.
De afbraak van dit grote huis heeft waarschijnlijk plaats gevonden tussen 1763 en 1789.
In 1763 wordt de Rijpickerwaard namelijk nog omschreven als 72 morgen land met het
huis daar op, terwijl er in 1789 sprake is van huis, berg, schuur, wagenschuur en bakhuis
met 64,5 morgen land en nog 7 morgen waarop erfpacht rust. De eerste boerderij zal dus
tussen 1763 en 1789 gebouwd zijn.
14
-ocr page 15-
L
■l yKiiii JxyalMt '^•Tna. iU yii«f.<tt;i
J7fJ
Het huis Rijpickerwaard bij IJsselstein, 19 augustus 1744. Tekening door Jan de Beyer.
Museum Flehite. Atlas Coenen van 's Gravesloot.
In het midden van de 19e eeuw toonde de bouwtrant van deze boerderij volgens een be-
schrijving uit die tijd nog duidelijk de sporen van een voormalig herenhuis. Midden ach-
ter de boerderij lag een kleiweg naar de Randdijk, die via de Groene Steeg een verbinding
met Jutphaas vormde. Aan de voorkant van het huis lag eveneens een kleiweg. Het on-
derhoud van deze weg, de latere Utrechtseweg, is in 1862 overgedragen aan de gemeente
IJsselstein, die er terstond een zand- of grindweg van maakte.
De oude boerderij is in 1889 afgebroken, waarna de huidige boerderij gebouwd is. De
voorgevel van deze nieuwe boerderij is naar achteren verplaatst, terwijl de boerderij zelf
langer is dan de vorige. In de vloer van de deel is nog duidelijk aan het verschil in formaat
van de stenen te zien waar de deel van de oude boerderij eindigde.
Omdat een groot gedeelte van de huidige boerderij op dezelfde plaats ligt als de vorige,
zal waarschijnlijk voor zover mogelijk gebruik zijn gemaakt van de oude funderingen. De
fundering van de oude voorgevel en van de uitbouw aan de zuidoostzijde deed dienst als
beschoeilng van de gracht.
In 1908 is het oude bakhuis afgebroken en is op een andere plaats een nieuw zomerhuis
gebouwd, zoals op de tekening is aangegeven. Het land rondom de boerderij is in 1928 in
verband met uitbreiding van de veestapel en het tekort aan stalruimte in tweeën gesplitst,
namelijk Rijpickerwaard met 29 ha. en Arbeid Adelt met 28 ha. De boerderij op dit laat-
ste stuk is in 1930 gereed gekomen. Het overgebleven land van de Rijpickerwaard is
daarna in 1932 weer in twee stukken verdeeld door de aanleg van de rijksweg van Utrecht
naar 's-Hertogenbosch.
Bij een fel onweer in 1937 is de bliksem ingeslagen in de schuur van Rijpickerwaard. De
schuur brandde volledig af, maar met behulp van de brandweer kon voorkomen worden
15
-ocr page 16-
De Rijpickerwaard omstreeks 1950 met de gracht en het bruggetje nog aan
de voorzijde.
dat het vuur naar andere gebouwen oversloeg. Na de brand is er een nieuwe en grotere
schuur gebouwd en is er ook achter de boerderij een nieuwe hooiberg en loods neergezet.
In hetzelfde jaar is het schapenhok afgebroken. Het pad, dat eerst midden achter de
boerderij uitkwam, is hierbij verlegd langs de noordwestgevel van de boerderij.
De weg voor de boerderij was nog steeds in eigendom van de Rijpickerwaard, maar werd
alleen onderhouden door de gemeente IJsselstein. Pas in 1957 is deze weg in handen van
de gemeente overgegaan. De weg is daarna aanzienlijk verbreed, waarbij de gracht voor
de boerderij gedempt is. Het bruggetje, dat aan de voorkant van de boerderij lag, is toen
naar de zijkant van het huis verplaatst, waar het laatste restant van de oude gracht ligt.
Over de geschiedenis van de Rijpickerwaard en zijn bewoners is nog veel meer te vertel-
len, maar daar is in dit bestek geen plaats voor. Hierbij kan gedacht worden aan het feit,
dat Rijpickerwaard een IJsselsteins leen was en dat de leenmannen verwant waren aan de
heren van IJsselstein, zoals ook uit de lijst van leenmannen blijkt. Rijpickerwaard wordt
ook wel het Apehuis genoemd, waarnaar de inwoners van IJsselstein Apeluiders genoemd
worden. Er zijn verschillende twisten geweest over de afwatering van Rijpickerwaard.
Wie belangstelling heeft voor deze zaken dient vooral het boekje van Z. van Doorn te le-
zen.
Voornaamste bronnen:
J. Craandijk. Wandelingen door Nederland. 1875
Z. van Doorn. Uit de vroege geschiedenis van Rijpickerwaard en omgeving. 1959
Dr. S.W.A. Drossaers. Het archief van den Nassauschen Domeinraad, deel II. 1955
J.J. de Geer. Bijdragen tot de geschiedenis en oudheden der Provincie Utrecht. 1861
16
-ocr page 17-
J.J. de Geer. Het landgoed Rijplickerwaard onder IJsselstein. Bijdragen voor Vader-
landsche Geschiedenis en Oudheidkunde 4e reeks, 2e deel. 1902
Dr.Mr. F. Muller Fz., Dr. A.C. Bouman. Oorkondenboek van het Sticht Utrecht tot 1301,
deel 1.1920
R.J. Ooyevaar. Onderzoek naar de historische gegevens van het Gein en het aldaar gele-
gen klooster Nazareth. Westerheem XIX, 5,1970
Het leenhof van IJsselstein. Rijksarchief Utrecht.
Stukken in het bezit van W. van Dijk, die zo bereidwillig is geweest deze mij ter inzage te
geven.
Leenmannen en eigenaren van de Rijpickerwaard
1278 -
(1300)
1311 -
(1343)
1364 -
1401 -
1468
1468 -
1507
1507 -
1539
1539 -
(1545)-
1577
1577 -
(1599)-
(1621)-
1627
1627 -
(1633)-
1685
1685 -
1695
1695 -
1724
1724 -
1729
1729 -
1761
1761 -
1763
1763 -
1789
1789 -
1807
1807 -
1832
1832 -
1839
1839 -
1869
(1900)-
1917
1917 -
1935
1935 -
1953
1953 -
heden
Johanna, weduwe van Arnoud van Amstel (gest. 1291)
Otto van IJsselstein
Guyotte, echtgenote van Jan van Egmond
Aelbrecht van Egmond, Jansz.
Aelbrecht van Egmond, Aelbrechtsz.
Aelbrecht van Egmond, Aelbrechtsz.
Jan van Egmond, Aelbrechtsz.
Frederik van Egmond
Jan van Egmond (in 1590 mondig)
Johan van Baex
Geertruid van Dort, weduwe van Johan van Baex
Amelis van Matenesse
Hendrik Valckenaar
Florentine Valckenaar
Clementia Hendrina van Rhemen, later weduwe van Barnardo Henrico
Staats
Christoffel Wambolt, Baron van Umstadt
Frederik Spindler
Johanna Catharina Kirsch, weduwe van Frederik Spindler
Johan Willem Swellengrebel
Willem Middag
Anthonij Baars
Otto van Romondt
Willem Jan Adriaan van Romondt
Cornelis Constant Willem Romondt Vis
Carl Johan Heinrich Muller
Frits E. Muller
Willem van Dijk
N.B. De jaartallen tussen haakjes kunnen vroeger, respectievelijk later zijn.
17
-ocr page 18-
Kadastrale situatie schaal ca. 1 :2500
situatie in 1937
situatie in 1810
1    boerderij gebouwd omstreeks 1775          1
2    gracht                                                2
3    bakhuis tevens zomerhuis gesloopt         3
1908
                                                   4
4    schuur afgebrand 1937                         5
5    loods                                                  6
6    hooibergen waarvan de achterste om-      7
streeks 1750 al bestaat
                          8
boerderij gebouwd 1889
gracht
zomerhuis gebouwd 1908
schuur gebouwd 1937
loods gebouwd voor 1889
hooiberg gebouwd 1937
loods gebouwd 1937
schapenhok gebouwd voor 1889 en af-
gebroken in 1937
„Het Rampjaar 1888'
door L. Murk
Een rampjaar was het voor IJsselstein zeer zeker, in dit jaar werd het kasteel IJsselstein
afgebroken. Alleen de trappentoren werd dankzij de inzet van enkele stadgenoten en het
gemeentebestuur van een totale ondergang gered.
Door het overlijden in 1886 van de laatste bewoonster en eigenares Jonkvrouwe Louise
Strick van, Linschoten, hadden de nabestaanden besloten tot verkoop van het eeuwen-
oude kasteel. Dit besluit had voor het Kasteel vreselijke gevolgen. In december 1887 ver-
scheen in de dag- en weekbladen het bericht dat het Kasteel, bestaande uit 24 vertrekken
en 7 zolders, gebouwd met zware muren, veel zware eiken balken, lood, dakpannen en
18
-ocr page 19-
leien, voor afbraak te koop was. Als aanmoediging was vermeld „gemakkelijk per schip
te bereiken".
Vóór 31 december 1888 moest „het vonnis" voltrokken zijn. Voor toegang tot het Kasteel
moest men zich melden bij de aanwijzer Jan van der Roest Gz. wagenmaker van beroep
te IJsselstein.
Door toevallige omstandigheden zijn wij in kontakt gekomen met de kleinzoon van deze
aanwijzer die ook de naam draagt van J. v.d. Roest (Pz.). Deze heeft met veel speurzin en
liefhebberij vele gedichten van zijn grootvader achterhaald.
Met welk een weemoed en tegenzin moet deze stadgenoot de gang naar het Kasteel heb-
ben gemaakt als er weer een kandidaat koper zich meldde om rond geleid te worden in
het vervallen Kasteel. Deze zo gevoelige eenvoudige ambachtsman heeft in zijn liefde
voor het Kasteel, zijn gedachten neergeschreven in een gedicht.
Dit gedicht is toen opgenomen in de week en dagbladen genaamd „de IJsselsteiner" en
„de Vijfheerenlanden".
Deze gevoelsmens was een regelmatig schrijver van diverse gedichten en verzen, waar-
onder ook de legende van „De Apenluiders in dichtvorm" waarvan in 1884 de eerste druk
verscheen.
19
-ocr page 20-
UIT DE HAND TE KOOP:
bet eeu-wenondLe
Kasteel IJSEI.STEIN,
met de daarbij behoorende TUINEN, WATERPARTIJEN, YIJVERS,
HOUTGEWASSEN, GRONDEN, BROEIRAMEN en ZONNESCHERMEN,
gelegen te IJselstein, aan de Stadsgracht, ter grootte van 3 Hectaren, 88
Aren, 15 Centiaren.
Dit Kasteel bevat vele en groote VERTREKKEN, KELDERS en
ZOLDERS, voorts op het binnenplein DIENSTBODENWONINGEN, STAL-
LING, KOETSHUIS, BERGPLAATSEN, benevens een zeer merkwaardigen
Toren, waarin toegang is tot eene onderaardsche gang, loopende naar
het Stadhuis. De TUIN, waarin zeer vele fijne Vruchtboomen staan, is aan-^
gelegd tot terrein van vermaak en moestuin, waarin eene Schuur staat; het
overige terrein is beplant met zeer dikke en gave eike-, ijpe-, essche-, elze-,
wilge-, linde- en noteboomen en ander houtgewas.
Nadere inlichtingen zijn te bekomen ten kantore van den Notaris N. IMMINK,
te IJselstein, alwaar de koop-ofFerten worden ingewacht «ddr 15 Decemèer 1886.
Het Kasteel is dagelijks te bezichtigen, met uitzondering van Zon- en
^^ .-A/C^ ^i^^^
feestdagen.
32232
20
-ocr page 21-
Hier enkele regels uit het voorwoord, wat ook goed van toepassing is op het volgende ge-
dicht over het Kasteel:
Dan gunt gij U voor dit mijn vers
Een oogenblikje tijd.
Dan heeft niet tevergeefsch de pers
Haar Kracht er aan gewijd
Dan schenkt het U misschien een uur
Van stil genot en vree,
En 't gaat vooreerst nog niet in 't vuur
Of met den aschkar mee.
Met deze kleine inleiding laten we nu de woorden volgen van onze oud-stadgenoot.
Het lot van het IJsselsteinsche Slot
Geteld, helaas! geteld zijn thans de dagen
Van 't oude IJselsteinsch Kasteel;
Reeds klinken dag aan dag de forsche slagen
Van moker, hamer en houweel.
Een ruwe drom van jongens en van mannen,
In 't sloopen en in 't breken sterk.
Volvoert met gruwb'ren ijver reeds de plannen.
Beraamd voor het vernielingswerk.
Hun klompgeklots klinkt door de leege zalen,
Op brug en plein en straat en trap.
Door poort en gang en kamers en portalen
Met luid gedruisch bij eiken stap.
Uw stille rust en vrede zijn verdwenen.
Uw naam en adeldom ontwijd,
Eerwaardig slot, uw beulen zijn verschenen.
Bereid U voor; 't is stervenstijd!
Gij, die de macht des vijands van u keerde,
Den stormloop van den strijd weerstond.
Als oord der rust, geen mensch ter wereld deerde.
Wordt nu, hoe wreed, gelijk een hond.
Die lang en trouw zijns meesters hof bewaarde.
Maar oud, het water niet ontloopt.
Trots al uw roem, met torens bosch en gaarde
Verwoest, verbrijzeld en gesloopt.
21
-ocr page 22-
Reeds is het dak tot aan de muren open
En aklig grijnzen spar en lat,
Door koude mist en natte sneeuw bedropen.
Na eeuwen weer op d'oude stad.
Zij schijnen zich haar naakte staat te schamen,
Zoo oud voor aller oog ontbloot.
Lang lagen zij zoo warm en rustig samen.
Gedekt door pannen, lei en lood.
Nu hoort men snachts hun droevig, klagend knerpen.
Vermengd met huiverig spookgeraas;
Verhaast het uur, ons naar omlaag te werpen.
Bij 't andre puin, O! sloopersbaas.-...
Vergrijsde Burcht, gij moet uw luister derven.
Uw schoonheid wordt als kaf verstrooid.
Uw glazen, eens zoo helder, zijn reeds scherven.
Door 't jong Janhagel ingegooid.
De oude poort, die elks bewondring wekte,
versiert uw gevelspui niet meer:
't Behangsel, dat uw dikke muren dekte.
Hangt nu gescheurd aan flarden neer;
De luiken en de deuren van de kamers
Staan op het binnenplein te koop.
Het eikenschot week voor den slag der hamers
En vormt een ordeloozen hoop.
Verschrikt en schuw door 't kloppen en door 't razen.
Loopt hong'rig en belust op buit
Een aantal ratten, groot, en vlug als hazen.
De naakte kamers in en uit.
Wie er ontdekt eer z'in de vele spleten
Van muur of vloer verdwenen zijn.
Is door den schrik Kasteel en al vergeten
En denkt aan poort noch gevellijn;
Maar spoedt zich ras de voordeur uit naar buiten
In reiner, fijner, frisscher lucht,
En wijl hij achter zich het knaagdierhol hoort sluiten.
Ontsnapt zijn borst een dank'bre zucht.
Dit is nu 't eind van al uw roem en grootheid
Door goud gebouwd, hoog - adelijk slot;
Men sloopt u om wat lood, en in uw doodstrijd
Zijt gij nog aan het grauw ten spot.
Ach, waart gij maar voor vier maal honderd jaren
Door 't bla'krend oorlogsvuur vernield.
Toen gij de macht der sterke Stichtenaren
Van uwen wal en muren hieldt
Of had de vrouw, die menig man beschaamde.
Wier geest nog door uw hallen zweeft.
Die 't snoode plan, dat uwen val beraamde.
Door dapperheid verijdeld heeft.
-ocr page 23-
Dit niet gedaan; dan hadt gij kunnen sneven
Vol eer, zoo als gij hadt geleefd.
Dan waart gij van de schande vrij gebleven,
Waar ieder oud kasteel voor beeft,
Maar 't is beslist. O, roem der Nederlanden,
Gedenkstuk uit den Graventijd,
Gij sterft, onteerd door ruwe beulenhanden,
Geschiedenis en kunst ten spijt.
Eens, vroeg of laat, in ruwe najaarsnachten,
Wanneer de storm de wolken jaagt
En ongestoord met onvermoeide krachten
De bladerlooze boomen plaagt,
Spookt op de plek, waar eens uw muren stonden,
Een somber heir van geesten rond,
Die klagend 't feit van uwen val verkonden
Tot aan den vroegen morgenstond.
Wanneer het licht, aan d'Oosterkim verrezen
Zijn macht en kracht opnieuw bewijst
En u en ons een profetie mag wezen
Dat g'eens weer uit uw asch verrijst.
J. van der Roest Gz.
IJselstein den 1 sten van Sprokkelmaand 1888
Foto werkgroep
De gegevens die bij ons zijn binnengekomen naar aanleiding van de vragen in ons eerste
nummer zijn als volgt:
1.  De bomen op de foto's zijn gerooid kort nadat de heer Pouw.v.d. Roest het huis op 26
november 1930 verkocht had.
2.  De eigenaar van de auto waarvan wij helaas het nummer niet kunnen ontcijferen, is
de firma van Weesel te Utrecht, groothandel in bakkers-artikelen en bedrijfskleding.
3. De stoepen zijn in de zomer van 1954 door de firma Stomphorst te Utrecht gesloopt.
Daarbij werden ook de natuurkeien de z.g. kinderhoofdjes vervangen door „mooie"
gladde bakstenen.
Deze gegevens zijn door enkele stadgenoten die een goed geheugen hebben medegedeeld.
23
-ocr page 24-
Overzicht belangrijke data 1975-1976
1975
ZOMER
30okt.
7 nov.
1976
3 jan.
24 jan.
febr.
14 febr.
11 mrt.
mrt/juni
I april
30 apr.
9 mei
15 mei
29 mei
5juni
lOaug.
5okt.
8okt.
30 okt.
4 nov.
16 nov.
31  dec.
Met vertegenwoordigers van het Streekarchivariaat te Benschop wordt overleg gepleegd
over de oprichting van een Historische Kring in IJsselstein
De Kring treedt voor de eerste maal naar buiten met een film en voordracht, verzorgd door
de Heer A. Smaal van Monumentenzorg te Zeist
De Stichting Historische Kring wordt officieel opgericht door het ondertekenen van de
stichtingsakte bij notaris B. Stasse te IJsselstein
Er wordt een rondleiding gehouden in de N.H. Kerk en de R.K. Basiliek
De Heer H. Jonkers organiseert een excursie naar Oudewater
De Heer L. Murk verzorgt in beide bejaardenhuizen dia-voorstellingen met betrekking tot
Oud-IJsselstein
De Heer J.C. Schröder wordt als 100ste donateur ingeschreven
De dia-presentatie over Oud-IJsselstein trekt een volle zaal in „De Ridder St. Joris"
Een cursus oud-schrift wordt door Drs. M. Doesburg gegeven aan 7 belangstellenden. Zij
sluiten zich aan bij de archiefgroep
Op verzoek van velen worden nogmaals de 120 dia's over Oud-IJsselstein vertoond. Zowel de
Heer L. Murk als de aanwezigen verzorgen het commentaar. Wederom ongeveer 130 aan-
wezigen
De Kring stelt - in overleg met de plaatselijke Oranjevereniging - een puzzeltocht voor de
jeugd samen. In de binnenstad van IJsselstein moet zij bepaalde raamvormen opsporen
De Heer C. Vink organiseert voor de donateurs een rondleiding in Wijk bij Duurstede
Er wordt een bezoek gebracht aan een kaasmakerij op Achthoven
Nogmaals, wegens grote belangstelling
Idem
De Heer J. Leering meldt zich aan als 200ste donateur
Mej. Drs. L. van Tongerloo uit Utrecht verzorgt een dubbel diabeeldvoorstelling met toe-
lichting onder de titel „Beelden uit de Middeleeuwen"
In een bijeenkomst van de leden der werkgroepen wordt het eerste nummer van ons tijd-
schrift gepresenteerd
De donateurs krijgen gelegenheid om het stadhuis van binnen te bezichtigen i.v.m. de verge-
vorderde restauratie. De Heer H. Mesker, belast met de dagelijkse leiding, geeft een toelich-
ting
De Heer C.G. Burghard uit IJsselstein wordt de 300ste donateur!
Wederom wordt op verzoek van velen de diavoorstelling, welke reeds op 11 maart en 1 april
werd verzorgd, herhaald. Ook nu weer ongeveer 130 belangstellenden
Het aantal donateurs is nu gestegen tot 391 !I
24