i5 oef O^U^
nummer 4 september 1977 UITGAVE
STICHTING HISTORISCHE
KRING IJSSELSTEIN BESTUUR:
Voorzitter: L. Murk, IJsselstraat 24
Secretaris: W.J.A. van Wijk, Kloosterstraat 11
Penningmeester: G.C.A. Pompe-Scholman, Kronenburgplantsoen 22
Bank: AMRO-bank IJsselstein, rek.nr. 218400217, gironr. bank 2900
REDACTIE:
F.A.G.T. Mesman-Reijntjes
Drs. M.H.H. Doesburg W.J. van Impelen |
|||||||||
LAY-OUT:
G.M. Otter
R. Pasman REDACTIE-ADRES:
F.A.G.T. Mesman-Reijntjes, Paulus Potterlaan 23, tel. 1872
|
|||||||||
Inhoud
|
|||||||||
Op 5 oktober 1976 hield Mejuffrouw Drs. L. van Tongerloo, weten-
schappelijk hoofdmedewerker aan het Instituut voor geschiedenis van de Rijksuniversiteit te Utrecht, een voordracht in IJsselstein onder de titel „Beelden uit de Middeleeuwen". Deze voordracht, die ondersteund werd door dia-beelden, was dermate
interessant, dat wij Mej. Van Tongerloo gevraagd hebben hem op schrift te stellen. Dit vierde nummer van ons blad is uitsluitend gewijd aan haar lezing,
die blijkens de lijst van geraadpleegde stukken het resultaat is van een uitvoerig onderzoek. Wij betuigen Mej. Van Tongerloo hierbij onze hartelijke dank voor
haar zeer gewaardeerde bijdrage. |
|||||||||
Middeleeuws IJsselstein
|
||||||
Wat is er van IJsselstein bekend vóór 1500? Als je er de bekende boekjes van Abbink
Spaink en Boon op naleest (1), krijg je een beeld van een klein stadje dat omstreeks 1300 zijn intree in de geschiedenis deed, maar dat daaraan 2 eeuwen weinig plezier beleefde, omdat het door de heren die het gesticht hadden telkens weer in oorlogen verwikkeld werd. Zeker vier gehele of gedeeltelijke verwoestingen waren het resultaat van hun hoge politiek! De Heren van IJsselstein
Over die heren van IJsselstein kun je nog wat meer vinden in de inleidingen die archiva-
rissen bij een paar inventarissen schreven: Mej. Drossaers bij het Archief van de Nas- sause Domeinraad — de IJsselsteinse goederen zijn immers door de eerste vrouw van Willem van Oranje aan de Nassau's gekomen — en Fruin, die eind vorige eeuw het ar- chiefvan de gemeente IJsselstein ordende (2). Dan gaat het je al duidelijker worden waar- om IJsselsteiners zo vaak oorlogsslachtoffers werden. Hun oudste heren, uit de familie van Amstel, hadden n.1. carrière gemaakt in dienst van de Utrechtse bisschoppen. In Middeleeuwse verhoudingen wil dat o.a. zeggen dat ze door de bisschop beleend waren met goederen en rechten, in ruil waarvoor ze hem trouw moesten dienen. Maar zulke leenmannen waren er tuk op hun geleende goederen zoveel mogelijk als eigendom te be- schouwen, ook om er zoveel mogelijk te verwerven van verschillende heren, en als je die leenheren dan tegen elkaar kon uitspelen, kon je het van gewillig leenman brengen tot een kleine onatliankelijke vorst. Dat spel hebben de heren van IJsselstein dapper ge- speeld, met wisselend succes, totdat in de 16e eeuw hun vrije heerlijkheid IJsselstein, waarvoor toen de titel baronie in zwang kwam, zich souverein kon gedragen. Geografisch was dit spel wel begunstigd door de ligging van de heerlijkheid in het grens- gebied van Holland en Utrecht, terwijl later ook de hoge positie van de heren — uit de fa- milies van Egmond en Nassau — natuurlijk meegeholpen heeft (3). De Amstels waren het spel al begonnen door óók, en in groeiende mate, leenbanden aan
te gaan met de graaf van Holland, die er van zijn kant op uit was steeds meer invloed te krijgen in het Sticht, het gebied waarover de middeleeuwse bisschoppen van Utrecht als wereldlijk vorst regeerden. Dat de Amstels en later de Egmonds nu eens de ene leenheer steunden en dan weer de andere, terwijl die telkens met elkaar overhoop lagen, dat heeft de nederzetting IJsselstein, zoals gezegd, herhaaldelijk op ruwe wijze moeten merken. Maar ook vreedzamer onderwerpen kom je in die inventarisinleidingen tegen. Dat twee jongere zoons van heer Gijsbrecht omstreeks 1340 kanunnik waren in het Domkapittel en het kapittel van St. Marie in Utrecht, d.w.z. behoorden tot de vijf colleges van geestelijken die zowel het aantal erediensten in de bisschopsstad in betamelijke en luisterrijke hoeveelheid verzorgden als de bisschop in zijn taken van zielzorg en landsbe- stuur bijstonden (4). En hoe het stadje IJsselstein bestuurd werd bijvoorbeeld. Of op welke dag men er het nieuwe jaar begon; een zaak van belang om te weten voor ieder die zich met middeleeuwse geschiedenis wil bezighouden (5). |
||||||
* Zie pag. 16.
|
||||||
fix 'f. • \ ■
|
||||||||
''^■»^^-*^^^'\-.«K*te\--\." ^•^jf.•-.•y''N^ƒ'-.,' ■■.^'
|
||||||||
Christoforus met een knielende figuur die blijkens de wapenschilden tot de Amstelse familie van IJsselstein be-
hoorde. Deze miniatuur bevindt zich in een handschrift uit de tweede helft van de 14e eeuw met Maerlant's Der naturen bloeme, maar hoort er oorspronkelijk niet in (Oud-Holland, 78 (1963) (30). (Universiteitsbibliotheek Leiden, hs. BPL 14A, fo 25 vo). |
||||||||
Het Klooster
|
|||||||||
Van de kerkelijke zaken in het middeleeuwse IJsselstein is ook al het een en ander be-
schreven. Ik herinner maar aan Ooyevaars brochure over de St. Nicolaaskerk en vooral aan die van Van der Heijden over dezelfde parochie (6). Hierin komt ook het klooster O.L. Vrouwenberg ter sprake, dat in 1342 door heer Gijsbrecht te Eiteren bij IJsselstein gesticht was en dat later bij en tenslotte in IJsselstein herbouwd werd. Dat kleine Cister- ciënserklooster heeft trouwens meer onderzoekers geïnteresseerd, vooral om het opval- lende aantal handschriften en boeken dat, ondanks de verliezen zoals bijvoorbeeld door de brand van 1537, in enkele Europese bibliotheken terecht is gekomen (7). Ikzelf hoop binnen afzienbare tijd in het jaarboek van Oud-Utrecht een artikel te publiceren over de ramen die het na diezelfde brand voor zijn nieuwe kerk ten geschenke kreeg. Ook het goederenbezit van het klooster, en van het dadelijk te noemen kapittel, zou wel onder- zocht kunnen worden (8). Maar over de mensen die deze kloostergemeenschap gevormd hebben weten we buiten een aantal namen nog zo goed als niets. Om een voorbeeld te noemen: waar kwamen die kloosterlingen vandaan? Uit stad en land van IJsselstein zelt? Of ook uit verder weg gelegen streken? |
|||||||||
Het zegel van het klooster zoals
het bewaard is gebleven aan de molenoorkonde van 14l5;welis- waar wat beschadigd, maar het is het oudste tot nu toe bekende van dit klooster. |
|||||||||
fitttft
Ifitam tmü'i dtlhn taaoï
|
|||||||||||||||
0inm
|
|||||||||||||||
|™-~——"H*!»/
|
|||||||||||||||
ïmiu öiflfiotiue Orfegj (\Spo(hnö rut nt
gmtntecdttöatui ftitttttiö^ mbmnüu^l ^mtém $Amtim tmmxm ^ittmmm mmm fefe mmhttmtu 4i Imanöimt
^lorötmt ftö ijor tmtomm öiiöml (ïwi de ajJrati«m**ttplimtmöil pimm\^mm' mmx mnxm te mntm nmiimtatttr miblm |
|||||||||||||||
tl met
tttf fl!
eoubi
m$U edtm^ «et^ö'
\m (il
|
|||||||||||||||
Ik..~™^^
|
|||||||||||||||
Twee Cisterciënsers ter weerszijden van Christus. Versierde hoofdletter in een bijbel, geschreven en verlucht
door Nicolaas van Delft, monnik van Onze Lieve Vrouwenberg ( f 1415). (Koninklijke Bibliotheek Kopenha- gen, hs. Thott 2 in-folio, fo 189). |
|||||||||||||||
Het Kapittel
Dat kun je je ook afvragen omtrent het kapittel, dat heer Arnoud in 1398 tot meerdere
luister van .... (naar believen in te vullen) in de parochiekerk van zijn stad instelde (9). En welke sport van de sociale ladder voor geestelijken vormde dit college? Voor Arnouds familie, de Egmonds, was het te min, denk ik; maar uit wat voor een milieu kwamen de zeven, later acht kanunniken en hun deken dan, als de gegadigden uitsluitend door de heer van IJsselstein voor benoeming mochten worden voorgedragen? (10). |
||||||||
Stichting van Kasteel en Stad
Dit is een type vragen waarvoor de laatste jaren meer belangstelling bestaat dan voor het
doen en laten van de heren van heerlijkheden — ook al valt er binnen dat kader nog wel wat op te helderen, bijvoorbeeld rond hun vestiging IJsselstein, kasteel zowel als neder- zetting, binnen de véél oudere parochie Eiteren (11). Wanneer en door wie is nou eigenlijk het kasteel neergezet? Daarover en over de inge-
wikkelde leenverhoudingen, die ik daarstraks heel summier schetste, zou méér duidelijkheid dan nu door verschillende publicaties vertoond wordt, zeer welkom zijn. Ik vind het een aantrekkelijk idee te veronderstellen dat de Amstels of hun eventuele voor- gangers in het latere land van IJsselstein begonnen zouden zijn als „zetbazen" van de bis- schop, op een bisschoppelijk kasteel, zoals dat van de burggraven van Montfoort bekend is. De burcht Montfoort is inderdaad omstreeks 1160 op last van een bisschop gebouwd in de oudere parochie Heeswijk, en de kasteelbewaarders daar kwamen uit hetzelfde mi- lieu als de Amstels: de dienstmannen van de bisschop. Maar mijn idee is een pure gissing! Over het kasteel IJsselstein is tot nu toe helaas niets bekend vóór 1279, en dan blijkt het (al?) een leen van de Hollandse graaf te zijn, althans zo wil het een stuk uit 1321 (12). Dat Arnoud van Amstel al eerder in het IJsselsteinse gebied actief was, daarvan is maar één oudere aanwijzing bekend, en die dateert dan nog pas uit 1277, toen hij het recht van rechtspraak in Eiteren verwierf. Bovendien vermeldde zijn zoon Gijsbrecht in het zojuist genoemde stuk van 1279, dat niet alleen zijn vader, maar ook al zijn „voervaders" heren van Benschop, half Polsbroek en „tot IJselsteyne" geweest waren (13), maar dat zou ook op familie van moederszijde kunnen slaan. De nederzetting IJsselstein, die naar het kasteel genoemd lijkt — het valt in dit verband
wel op dat reeds in 1279 van Eiteren wordt gezegd, dat het in het land van IJsselstein ligt (14) — zal wel vanzelf aan de voet van de burcht ontstaan zijn, maar moet toch al gauw volgens aanwijzingen zijn aangelegd. In 1344 wordt zelfs de Nieuwpoort al genoemd, een uitbreiding die na een van de 15e-eeuwse verwoestingen niet herbouwd werd (15). Die ge- plande aanleg valt niet alleen af te leiden uit de regelmatige plattegrond, nu nog, maar ook kaarten uit de 15e en 17e eeuw laten dat heel duidelijk zien. Alleen moet je dan wel van de veronderstelling uitgaan dat de wederopbouw na oorlogsgebeurtenissen of vreed- zame branden telkens het stratenverloop onveranderd liet! |
||||||||
/
/ |
||||||||
c
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
S
6
'S
o X
u
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
•s 5; 'l
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
CS
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5
c -^ |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
s
o o |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
c
_o "o
o< o. <:
'S
o o |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
.SJ H
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
^ S
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ü
o
o |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lU
>
X)
j:
00
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
x:
o o <u
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
C
<
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
t
I |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
c
o o |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
C
O o
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
c
o c
.5 c .2 "?>
(U
|
S B
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
X)
o 'S
o c
cS
o 'S
o
o |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
o
<-> .fcl
|
&
o .2
X)
00 U
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
a
CS
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
c
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
c
c«
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
•5
c
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
t;
x>
t;
>
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
x:
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
C
"u |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
D
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
J3
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3
O |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
O
o
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
S S ^ Q ^ o
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Register van de leden van het Onze Lieve Vrouwen-gilde 1507-1598
Afgebeeld is een gedeelte van pagina 62
Oud-archief gemeente IJsselstein, inv. nr. 614
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wat heeft heer Gijsbrecht ten bate van deze nederzetting (en zichzelf) gedaan? Voor een
parochiekerk heeft hij gezorgd, die in 1310 gewijd werd (16). Ook voor jaarmarkten: het moet wel op zijn verzoek zijn geweest dat de bisschop, eveneens in 1310, drie jaarmarkten in IJsselstein instelde en aan alle bezoekers vrijgeleide beloofde (17) — een maatregel om deelname aan die markten voor handelaars aantrekkelijk te maken. Heeft Gijsbrecht ook aan gunstige woonrechten gedacht oftewel aan een stadsrecht, zoals Wijk bij Duur- stede dat in 1300 van zijn heer gekregen had? In 1310 wordt de plek, waarheen de kerk van Eiteren wordt overgebracht, door hem nog
gewoon „locum sive fundum meum in Iselsteyn" genoemd, vage omschrijvingen die je niet vanzelfsprekend met stad(je) kunt vertalen. Volgens Drossaers bezit IJsselstein in 1331 stadsrecht; die mening zal wel berusten op het stuk uit dat jaar, waarmee de bis- schop vrijstelling van de Geinse tol verleent aan de inwoners van IJsselstein, waarbij ze door hem „poorters" worden genoemd (18). Voorzover ik weet, is dit de eerste vermelding van die status. Maar dit betekent allerminst automatisch dat hun woonplaats al stads- recht had gekregen. De benaming stad was blijkens allerlei andere vermeldingen destijds kennelijk geen exakt-juridische omschrijving. Pas in 1360 geeft de vrouwe van IJsselstein haar „poirteren" een geschreven stadsrecht, dat in zijn bewoordingen niets laat blijken van een herformulering of nieuwe verlening van een ouder recht (19). |
||||||
Het nog uit de middeleeuwen
stammende stadszegel van IJsselstein: binnen een ge- kanteelde muur met poort twee hoge geestelijken, van wie de rechtse, gemijterd, een banier vasthoudt waarop het thans gebruikelijke wapen van IJsselstein is afgebeeld, (overgenomen uit de Geer. Bijdr. tot de gesch. en oudh. der provincie Utrecht (Utrecht. 1860». |
||||||
Gewone mensen
Maar laten we terugkeren naar het nieuwere soort vragen. Hoeveel kunnen we over de
gewone, niet-geestelijke inwoners van IJsselstein te weten komen? Hoeveel waren het er eigenlijk? Waarvan leefden ze? Wie voerden er de boventoon, anders gezegd wie van hen bestuurden de anderen (20)? Hadden ze nog met andere hoge heren te rekenen dan die op het kasteel zetelden? Waar de gegevens te vinden zijn
Een vluchtige oriëntatie heeft me geleerd dat de antwoorden hierop, èls ze te vinden zijn,
veel tijd zullen vergen. Dat komt omdat uit de late middeleeuwen overal in het algemeen maar weinig materiaal in druk is uitgegeven; de hoeveelheid bronnen is dan n.1. veel groter dan voor de vroegere middeleeuwen (21). De meeste bronnen liggen dus in de archieven te wachten, en die moeten dankzij IJsselsteins „heerlijke" verleden niet alleen in deze provincie, maar ook in Zuid-Holland gezocht worden! Het archief van de gemeente wordt door het streekarchivariaat Zuid-West-Utrecht in Benschop beheerd, maar het gedeelte dat op jurische zaken betrekking heeft (die behoorden vroeger ook tot de competentie van een stadsbestuur) berust in het Rijksarchief te Utrecht. Daar zijn ook registers met leenmannen uit de 15e eeuw te vinden (22). Bovendien zitten veel gegevens over IJsselstein in de archieven van drie Utrechtse kapittels: De Dom, Oudmunster en St. Marie, want die hadden alle drie landerijen in het land van IJsselstein, die ze aan de heren en inwoners in leen gaven of verpachtten. Ook andere rechten hadden die kapittels daar; St. Marie bijvoorbeeld benoemde de pastoor van Eiteren en nadat die verplaatst was die van IJsselstein (23). Ik wees al op het belang van het archief van de Nassause Domeinraad voor stad en land van IJsselstein. Daarvoor moeten we dan in Den Haag in het Algemeen Rijksarchief zijn. Daar worden ook de archieven van het oude graafschap Holland bewaard, waarin IJsselstein vanwege de Utrechts-Hollandse grensconflicten vaak vermeld moet zijn. Belastingen en inwoneraantal
IJsselstein heeft ook wel bijgedragen in de Hollandse belastingen. De heren hadden zich
namelijk zó aan de Utrechtse invloed weten te onttrekken, dat hun gebiedje niet voor- komt in de huisgeldregisters, met behulp waarvan ambtenaren in het Sticht belasting hieven van 's bisschops onderzaten (24). Toch wisten de IJsselsteinse Egmonds zich ook aardig zelfstandig op te stellen tegenover de Hollandse belastinggaarders. In 1462 bijvoorbeeld moest de graaf van Holland erkennen, dat de heerlijkheid IJsselstein vrijwillig een grondbelasting zou opbrengen, zonder dat dit een precedent zou vormen (25). Over de Hollandse belastingen ben ik nog onvoldoende geinformeerd. Mochten deze en
dergelijke belastingkohieren er niet meer zijn, of zou er niets ofte weinig over IJsselstein in staan, dan moet onze voorstelling van het aantal inwoners op het eind van de Middel- eeuwen voor altijd erg vaag blijven. In dat geval zou er namelijk niets anders opzitten dan het aantal van ruim 1600 inwoners, dat volgens Boon rond het midden van de vorige eeuw in ruim 300 woningen binnen de omwalling leefde (26) min of m e e r terug te projec- teren naar de tijd omstreeks 1500. Waarbij extra verondersteld zou moeten worden, dat *ziepag. 17.
|
||||
IJsselstein ca. 1565, in kaart gebracht door Jacob van Deventer (RAU, Top. Atlas, 561)
|
|||
B o-_, « ,»4 ^—■■^ ^ "5 r »<
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
o.
o H
D
<
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
11
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het bebouwde oppervlak uit het begin van de 17e eeuw, zoals de bekende kaart van Blaeu
het aftieeldde en dat samenviel met de 19e-eeuwse binnenstad, óók gelijk was aan de bebouwing omstreeks 1500. Hoe zware tol oorlogsgeweld en epidemie af en toe van de bevolking hieven, zullen we alleen door losse details kunnen bevroeden (27). |
|||||||||
Middelen van bestaan
De zeer gedetailleerde uitvoering van die vroeg-17e-eeuwse plattegrond geeft ons met
zijn ruim 50 hooibergen de indruk dat er heel veel landbouwers in IJsselstein woonden. In de Middeleeuwen moeten we ons weliswaar alle steden agrarischer voorstellen dan wij nu gewend zijn. Maar IJsselstein, aangenomen alweer dat we de Blaeu's kaartbeeld mogen terugprojecteren, maakt dan de indruk tot het sterk landelijke type stadjes behoord te hebben, waarvoor de Duitse wetenschap de treff'ende benaming „Ackerbürgerstadte" be- dacht heeft. Schriftelijke bronnen bevestigen dit agrarische karakter in zoverre, dat het stadje tevens een marktcentrum voor het omliggende land geweest moet zijn; inderdaad moest zijn, want de heren hebben die functie met hun voorschriften wel helpen creëren. Zo stelde Floris van Egmond op 6 maart 1524 de woensdagse weekmarkt in, waarop de |
|||||||||
Floris van Egmond (1469-
1539) geschilderd door Jan Gossaert van Mabuse (1478/88-1532). Mauritshuis Den Haag, in bruikleen van het Rijksmuseum (foto Rijksmuseum Amsterdam). |
|||||||||
12
|
|||||||||
* inwoners uit de hele heerlijkheid IJsselstein hun „koren, beesten, botter, casen ende alle
anderen goeden" moesten veil houden, eer ze ze elders mochten proberen te verkopen (28). Geen wonder dat boeren en korenkopers in de 15e eeuw voorkomen in de ordonnan- tie die op de processie naar Eiteren gemaakt werd (29). Aanvoer van boter en kaas was tegen 1450 ook al gebruikelijk, zoals blijkt uit bepalingen over de waag van IJsselstein (30). Die vermelden ook aanvoer van hennep en vlas uit de omgeving; voor het eerstgenoemde
gewas wordt zelfs verordonneerd, dat alle hennep uit het hele land van IJsselstein eerst in de stad gewogen moet worden. Misschien is een deel daarvan wel naar Holland geëxpor- teerd, door de IJsselsteinse vaarlui die ook in de processieordonnantie genoemd worden. Een eeuw tevoren hadden de poorters van IJsselstein tolvrijdom gekregen in Holland en Zeeland (31). De grondstoffen werden echter ook in IJsselstein zelf tot linnen verwerkt. Zo zien we onder de Eiterse processiegangers dan ook een groep linnenwevers. Ook we- vers van wol zijn er bij, en dat klopt met het verlangen van het stadsbestuur na de weder- opbouw, die in 1423 begon, om ook zelf bepalingen te mogen maken voor de weef- en brouwnijverheid; wat later mag het inderdaad de hele productie van laken, een wollen stof, regelen (32). Er werd dus ook bier gebrouwen in IJsselstein? Uit de 15e eeuw is één brouwerij bekend (33), maar er zijn kennelijk toch niet zoveel brouwers geweest, dat die als groep een vaste plaats in de processie naar Eiteren kregen. Molen
Het kasboek van de kloosterlingen vermeldt dan ook dat zij niet voor alle bijzondere in-
kopen naar Utrecht trokken: verschillende soorten stof waren bij een ingezetene van IJsselstein te koop. Dat zij ook bij een smid ter plaatse terecht konden, is natuurlijk niets bijzonders (34). Een windmolen hadden veel dorpen óók, juist als bron van inkomsten voor hun heer. Hoe lang er al een windmolen in IJsselstein gestaan heeft kan ik niet zeg- gen, maar in elk geval al in 1415; dan krijgen de monniken namelijk toestemming van i=* Jan van Egmond om voor eigen gebruik een rosmolen bij hun klooster te bouwen omdat „die wech toter wintmolen (....) winters seer diep ende slikich" is (35). Jacob van Deventer tekent omstreeks 1565 op zijn stadsplattegrond een windmolen op de zuidoostelijke hoek van de stadsmuur (36). Op de reeds vaak genoemde plattegrond van Blaeu, die de toestand uit het begin van de 17e eeuw weergeeft, blijkt er op de zuidelijke muur nog een bijgekomen te zijn (37). Voorzover deze weinige gegevens ons iets duidelijker maken over gewone mensen, is het
wel, dat het IJsselstein van hoep- en mandenmakers toch een heel ander soort woonplaats is geweest dan het Middeleeuwse! |
||||||||
Louise van Tongerloo
|
||||||||
*zie pag. 18 + 19
** zie pag. 20 |
||||||||
13
|
||||||||
Noten
1) J.J. Abbink Spaink: IJsselstein, verleden en heden (IJsselstein, 1962). J.G.M. Boon: IJsselstein uw woonstede,
in historische en hedendaagse beelden (IJsselstein, 1971). 2) Het archief van de Nassause Domeinraad, door S.W.A. Drossaers, II Stukken betreffende de rechten en
goederen van Anna van Buren (5 banden, Den Haag, 1955); II l,pag. 2-5. R. Fruin Th. Azn. in: Verslag omtrent oude gemeente- en waterschapsarchieven in de provincie Utrecht
over 1892,3-53. 3) R. Fruin; De vrije heerlijkheden, gelegen in het grensgebied tusschen Gelderland, Holland en Utrecht, in:
Verslagen en Mededelingen der Vereeniging tot uitgaaf der bronnen van het oud-vaderlandsch recht, 8 (1934), 352-374.
4) Archief Nassause Domeinraad, II 5, tabel II achterin.
5) Fruin, in: Verslag, 15-28, 48-52; de jaarstijl samengevat ook in R. Fruin: Handboek der chronologie
(Alphen/Rijn, 1934)97. 6) R.J. Ooyevaar: De St. Nicolaaskerk te IJsselstein (IJsselstein, 1972).
L.J. van der Heijden: Geschiedenis van het miraculeuse beeldje van O.L. Vrouw van Eiteren en van de par-
ochie van de H. Nieolaas te IJsselstein (1936). 7) B. Heesters: O.L. Vrouwenberg te IJsselstein, in: Jaarboekje Oud-Utrecht (1968) 41-51; hierin ook litera-
tuur over de opgravingen op een van de terreinen waarop het klooster gestaan heeft, de Nieuwpoort. P.FJ. Obbema: The IJsselstein manuscripts in the Orange-Nassau library, in: Litterae textuales, essays
presented toG.I. Lieftinck (Amsterdam, 1972) 1,61-74. 8) Archief van het klooster bewaard in Algemeen Rijksarchief (afgekort ARA), Nass. Domeinraad, II, inv.
nrs. 95 - 104, 308 - 310, 1217;streekarchivariaat Z.W. Utrecht te Benschop (afgekort SAB), gemeentearch. IJsselstein, inv. nrs. 595-603. 9) Rijksarchief in de prov. Utrecht te Utrecht (afgekort RAU), St. Marie, inv. no. 826; uitgegeven door J.J. de
Geer in: Codex diplomaticus 115 (volledige titel in noot 21). Zie ook ARA, Nass. Domeinraad, II, inv. nr. 1214. 10) Kapittelarchief bewaard in ARA, Nass. Domeinraad, II, inv. nrs. 92-94, 202-307, 911, 1212-1216; SAB,
gemeentearch. IJsselstein, inv. nrs. 604-610 (het voordrachtrecht blijkt uit nr. 608); zie ook inv. nrs. 613- 614, de ledenlijsten van de O.L. Vrouwebroederschap. 11) Zie voor Eiteren het artikel van R.J. Ooyevaar in nr. 1 (okt. 1976).
12) Codex diplomaticus, 85 (zie noot 21); Regesten van oorkonden betr. de bisschoppen van Utrecht uit de
jaren 1301-1340, door J.W. Berkelbach van der Sprenkel (Werken Historisch Genootschap, 3e serie, 66, Utrecht, 1937) nr. 486: het huis te Yselsteyne en 32 morgen, waar huis en stad op staan, hadden Gijsbrechts voorouders in leen van wijlen graaf Floris (= Floris V). Bij Gijsbrechts herbelening in 1309 sprak de Hol- landse graaf alleen van zijn voorouders in het algemeen (ARA, Nass. Domeinraad, II, inv. nr. 7; F. van Mieris, Groot charterboek der graaven van Holland, II, Leiden, 1754, 71). 13) 1277: ARA, Nass. Domeinraad, II, inv. nr. 3; Oorkondenboek Sticht Utrecht, IV (1954) nr. 1949. Voor het
eerst is dit stuk in de literatuur genoemd door WJ, den Uyl, De Lopikerwaard, I (Utrecht z.j.) 296; de vermeldingen uit 1267 en 1275 door hem zijn niet te achterhalen. 14) Codex diplomaticus, 86. De naam IJsselstein komt nog niet voor in M. Gysseling, Toponymisch woorden-
boek van België, Nederland, Luxemburg, Noord-Frankrijk en West-Duitsland (vóór 1226), I (1960). 15) RAU. Dom, inv. nr. 3855 (nr. 1126).
16) RAU.St. Marie, inv. nr. 825; Codex diplomaticus, 98-100. /
/
/ |
|||||
14
|
|||||
17) ARA, Nass. Domeinraad, II, inv. nr. 54; Codex diplomaticus, 100.
18) ARA, Nass. Domeinraad, II1, pag. 3; SAB, gemeentearch. IJsselstein, inv. nr. 78.
19) Rechtsbronnen, 17-25 (zie noot 21). Zie de opmerkingen van H. Bruch in: Verslagen en Mededelingen v.d.
Vereniging tot uitgaaf der bronnen v.h. oud-vaderlands recht, 10 (1952) 650-653. 20) Daarvoor is meer nodig dan het opstellen van lijsten met namen van schouten en schepenen, zoals ze tel-
kens genoemd worden in allerlei akten in de telkens genoemde archieven. 21) De belangrijkste bronnenpublicaties voor IJsselstein zijn nog steeds: Onuitgegevene oorkonden betreffende
het slot, de stad en de heerlijkheid van IJsselstein, door JJ. de Geer, in: Codex diplomaticus neerlandicus, 2e serie, IV 2 (Utrecht, 1860) 78-167 (geciteerd als Codex diplomaticus), en De Middeleeuwse rechtsbronnen der kleine steden van het Nedersticht, uitg. door R. Fruin (Werken der Vereeniging tot uitgave der bronnen van het oude vaderlandsche recht, Ie reeks, 13) III (Den Haag, 1903) (geciteerd als Rechtsbronnen). Alleen de stukken vóór 1301 zijn in een nieuwere uitgave te vinden: Oorkondenboek van het Sticht Utrecht, uitg. door F. Ketner. 22) Getypte inventaris: Archivalia betreffende de goederen behorende onder het leenhof en de rentmeester van
de heren van IJsselstein (1950). Het rechterlijk archief in het RAU bevat een paar schepenregisters en ver- der charters uit de 15e eeuw. 23) Zie noot 16.
24) RAU, Staten, inv. nr. 54 (over 1525: het uitvoerigste kohier).
25) ARA, Nass. Domeinraad, II, inv. nr. 46: vgl. de nrs. 49-50. Volgens Fruin in: Verslag, 14, droeg IJsselstein in
de Hollandse verponding nooit bij; het komt niet voor in de Enqueste . . . gedaen in den jaere 1494, de Informacie . . . gedaen in den jaere 1514, en de bijbehorende Zettingen en omslagen van 1496, 1515 en 1518, alle drie uitgegeven door R. Fruin (Leiden, 1876, 1866 en 1877). In 1553 draagt het wel bij in de 10e penning (Archieven van de Staten van Holland vóór 1572, door P.A. Meilink (Den Haag, 1929), inv. nr. 846. 26) Boon, 30.
27) In 1457 vielen er 14 pestslachtoffers in het klooster (Heesters in Jaarboekje Oud-Utrecht (1968) 44-45.
28) SAB, gemeentearchief IJsselstein, inv. nr. 7.
29) Rechtsbronnen, 62. Fruin plaatst de ordonnantie hier bij een groep ongedateerde stukken, die hij in de 14e-
15e eeuw situeert; de wel voorkomende datum 1447 stamt uit De Geers verhandeling Bijdragen tot de geschiedenis en oudheden der provincie Utrecht (2 dln., Utrecht, 1860-1861) 370-373. 30) Rechtsbronnen, 39,44, een tussen 1425 en 1451 opgestelde keur.
31) Codex diplomaticus, 110(1350).
32) Rechtsbronnen, 36; het lakenrecht 59-62 (een ongedateerd, tot de 14e- 15e eeuw gerekend stuk).
33) Vermeld in de ordonnantie op de meent (Rechtsbronnen, 56; zie noot 35).
34) SAB, gemeentearch. IJsselstein, inv. nr. 597, kloostermanuaal 1473-1522, ongefolieerd: uitgaven in 1515
aan Arien Ariensz. resp. in 1479 aan Jan de smid. 35) ARA, Nass. Domeinraad, II, inv. nr. 103.
36) Nederlandsche steden in de 16e eeuw. Plattegronden van Jacob van Deventer, uitg. d. R. Fruin (Den Haag,
1916-1923) nr. 59; origineel in RAU. Zie hierover J.C. Visser, de Waarde van de Stedenatlas van Jacob van Deventer voor de topografie van de laat-middeleeuwse stad, in: Beitrage zur Wirtschafts- und Stadtge- schichte(Wiesbaden, 1965)116-123. 37) Dit moet na 1594 gebeurd zijn (SAB, gemeentearch. IJsselstein, inv. nrs. 582 + 584, stukken betreffende de
windkoren- en rosmolen). 15
|
||||
i i II ,
|
||||||||||||||||||||||||
'- ,4/
|
||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||
Zegel van üijsbrecht van Amstel
heer van IJsselstein
overleed in 1343
|
||||||||||||||||||||||||
Zegel van Gijsbrechts zoon Jan
kanunnik van het kapittel
van St. Marie te Utrecht
|
||||||||||||||||||||||||
Zegel van Gijsbrechts zoon Willem
kanunnik van het kapittel
ten Dom te Utrecht.
|
Zegel van Gijsbrechts zoon Arnoud
heer van IJsselstein
1343-1363
|
|||||||||||||||||||||||
Aan een oorkonde uit 1318, waarin Gijsbrecht van IJsselstein met toestemming van zijn vijf zoons land ver-
koopt aan het kapittel van Oudmunster te Utrecht, hangen de zegels van hemzelf en van de oudste zoons Jan, Willem en Arnoud. De kanunniken Jan en Willem hebben hun zegelbeeld afgestemd op hun eigen kapittel. (RAU, Oudmunster, 1523). , |
||||||||||||||||||||||||
16
|
||||||||||||||||||||||||
V
|
||||||||||
<L
|
||||||||||
i>?^^"
|
||||||||||
'S/WW» 4i£»w CNa»
|
||||||||||
Filips van Bourgondië verklaart in 1462, dat het morgengeld, dat hij dan mag
laten innen in stad en land van IJsselstein vanwege onkosten in verband met werkzaamheden aan de Lekdijk, geen precedent zal betekenen. (ARA, Nass. Domeinraad, II, 46). transcriptie van een gedeelte van de oorkonde (regel 8 2e helft
t/m regel 12): Soe bekennen wij nochtans mit desen brieve dat die heer-
licheyt en(de) landen van Yselsteyn in toecomenden tijden dair mede nyet ontvryet noch belast en zullen wesen om dair mede getogen te w(er)den in consequencye, dat zij van rechts wegen sculdich zullen wesen ons noch onsen nacom(m)e- lingen enich margengelt te geven, maar dat geënt dat zij hier in gedaen hebben, dat hem gheen p(re)iudicie dragen en zall in toecomenden tijden. |
||||||||||
18
|
|||
Floris van Egmond, graaf van Buren en Leerdam, heer van IJsselstein, enz.,
vergunt op 6 maart 1524 zijn stad IJsselstein voor altijd „enen vrijen woens- daichsen wekemerct" te houden. (SAB, gem. arch. IJsselstein, 7, zegel verloren; foto RAU). |
|||||||
Transcriptie van een gedeelte van bovenstaande oorkonde
|
|||||||
regel 1: Florijs van Egmonde, grave tot Bueren, tot Lederdam(m)e, here tot IJselsteijn, tot Cranendonck, tot Sinte
Martijnsdijck, tot
regel 2: Cortgene, tot Scerpenisse etc. Alsoe wij aengemerct ende aengesyen hebben rechten ende zonderlingen oorbair, profijt ende welvaren onser steden ende poorteren
regel 3: van IJselsteijn voirs., hebben wij ter versoeck ons(er) burgeren ende poorteren ons(er) steden voirgen(oemt) dairomme hemluden gegont ende gegeven, ende mits desen gonnen ende geven
regel 4: erflicken durende enen vrijen woensdaichsen weke merct goet van weerden te houden, ende geven hierom(m)e mits desen enen ijgelicken, die tot onser steden commen om(m) e hair
regel 5: comanschap te doen, vrij vast ende sterck geleijde of ende aen te reijsen mit horen goeden nae gewairsaemheyt, onbelet, onbeset ende onbescadicht van ons, onsen poorteren ende
regel 6: lantsaten, te voet, te wagen, te peerde ofte te scepe, hoe dat gebueren mochte, uutgesondert ballingen, voir- vluchtigen ende die gene die brueckich ende misdadich sijn tegen
regel 7: die greeflickheijt van Hollant ofte tegen onser heerlickheijt. regel 10: Voert soe bevelen wij scerpelicken
regel 11: allen onsen poorteren ende ondersaten van IJsselsteijn, Benschop, Polsebroeck, Aftersloet ende IJseldijck etc,
dat sij goetwillichlicken dese selve onsen voirs. vrije weke merct
regel 12: helpen houden ende stereken mit horen koren, beesten, botter, casen, ende alle(n) anderen goeden, weechbair
ofte onweechbair, dat ... bair is, nijet uutgesondert; dat sij genen
regel 13: anderen vreemden mercten mit horen goeden, hoe die wesen mogen, tot anderen steden, dorpen ende plaetsen
en zullen versoecken, ten sij dat sij eirst haren merct mit haren
regel 14: goeden, die sij buten vercopen willen, te voren op onse woensdaichse merct voirs. dair mede kenlicken ge-
houden hadden, ende indien sij alsdan hoer goeden op onsen woensd(aichsen)
regel 15: vrije weke merct nijet en konnen v(er)copen, zullen sij die selve hoe(re) goeden, die sij scijnlicken op onse weke-
merct opgedaen ende gepresenteert hadden te vercopen, wederom
regel 16: mogen vervoeren, buten vercopen ende mercten tot hoe(re) wille ende believen, ende anders nijet.onbescadicht
van ons, ons(en) drossart ofte enigen anderen substituten officie{re)n in der tijt.
|
|||||||
%;^'v»<3«w «f^'*»»«'''■*«*<"««* ***^^^***** *^^
.2,. ,. ! l____ i— '
Het klooster te IJsselstein erkent in 1415, dat de vergunning van Jan van
Egmond, heer van IJsselstein, om een rosmolen bij hun klooster te bouwen niet eeuwigdurend is. (ARA, Nass. Domeinraad, II. 103). Transcriptie van een gedeelte van de oorkonde.
regel 1: Kundlich en(de) openbaer sy allen ghelovighen menschen in cristo ihesu, hoe dat uut gherechtigher caritatie in
der eren goods Jan, heer
regel 2: van Egmond en(de) tot Yselsteyn, heeft anghesien noterfte ons(er) bruede(re)n siins convents tot Yselsteyn voirs. van der oirden en(de) reghel
regel 3: sinte b(er)naerts in deser maniere(n) omme dat wi ghebrec hadden van onse(n) coern te breken, dat wi behoefden tot ons(er) noterfte, want
regel 4: die wech toter wintmole(n) van onse(n) conve(n)te voirs. es winters seer diep en(de) slikich, en(de) oec om(m)e ander meer ghebreke, die wi niet alle
regel 5: en scrive(n) in desen lettere(n) enz. |
||||