-ocr page 1-
no. 12 september 1979.
l'jl UITGAVE
STICHTING HISTORISCHE
lil fjk KRING IJSSELSTEIN
m
BESTUUR:
Voorzitter: L. Murk, IJsselstraat 24, l.lsselstein.
Secretaris: W..).A. van Wijk, Kloosterstraat 11, Llsselstein, tel. 03408-3941.
Pennittffineester: F. .lanssen. Voorstraat 23, IJsselstein.
Leden: Mevr. A. 1. F.delschaap-van Capelle en mevr. G.C.A. Pompe-Scholman.
Bank: AMRO-bank IJsselstein, rek.nr. 218400217, gironr. bank 2900
Redactie:
Mevr. F.A.G.T. Mesman-Reijntjes, Paulus Potterlaan 23, IJsselstein, tel. 03408-1872.
W.J. van Impelen, Kasteellaan 151. IJsselstein. tel. 0.3408-1968.
Donateurs ontvangen het tijdschrift gratis(3 of 4 nummers per jaar) en worden op de hoogte
gehouden van alle aktiviteiten.
Nieuwe donateurs kunnen zich opgeven bij mevrouw Myriam Janssen, Voorstraat 23,
IJsselstein, tel. 03408-2.309.
Voor inwoners van IJsselstein bedraagt de contributie minimaal f 15,— per kalenderjaar.
Zij die buiten IJsselstein wonen, worden verzocht f5,— extra over te maken in verband met
de verzendkosten van het tijdschrift.
Inhoud:
Eendenkooien, een kijkje achter de schermen II (slot)........................... 2
door J.J.H.G.D. Karelse-IJsselstein.
-ocr page 2-
Eendenkooien in de Lopiicerwaard II (slot)
door Désiré Karelse — IJsselstein
Na ..Eendenkooien, een kijkje achter de schermen" (april '79 nr. 10) nu: ..Eendenkooien in de
Lopikerwaard. Het vorige stuk ging over de eendenkooi en het kooibedrijf in het algemeen.
Dit tweede deel gaat over de eendenkooien die gelegen waren in de lopikerwaard. waar zij
voorkwamen, wanneer en hoe deze zijn ontstaan en weer zijn verdwenen. Daarna nog iets over de
kooirelicten. hoe deze tegenwoordig in het landschap zijn terug te vinden.
Tot slot een korte beschrijving van de twee eendenkooien, naamgeving en enkele vermeldingen uit
de literatuur. Ik hoop dat dit verhaal er toe kan bijdragen de geschiedenis van de Lopikerwaard
weer wat te verduidelijken. Want waar ik ook kwam. over,,eendenkooien" is weinig of niets bekend
of bewaard gebleven.
Een enkele keer trof ik wat algemene gegevens aan in de literatuur, een andere keer een avondlang
gesprek met een boer uit de polder. Soms ook wel een dag ,, de boer op geweest" en maar voor een
uur gegevens die te gebruiken waren. Toch wil ik hierbij alle mensen die zo vriendelijk zijn geweest
mij aan te horen, bedanken voor de gegeven informatie, de hulp om weer bij anderen te kunnen
komen, om het land in te mogen, voor de koffie en de gezellige gesprekken.
Zonder dat, had ik niet zo ver kunnen komen en ga ik straks weer verder met het achterhalen van
eendenkooien en kooikers. In de hoop zo volledig mogelijk te zijn. is hier het verhaal over een
belangrijk stukje streekhistorie.
De Lopikerwaard
Om te beginnen ietsoverde vroege geschieden is van de Lopikerwaard. een gebied van± 13.200 ha..
gelegen in de zuid-west hoek van Utrecht en behorend tot het Utrechts-hollands veenweide-
landschap.
Een slagenlandschap met een strak verkavelingsstramien en een open structuur. Kenmerkende
elementen hierin zijn: de smalle langgerekte door sloten gescheiden percelen, de lintbebouwing, de
houtkaden en tiendwegen en de talrijke geriefbosjes. Daarnaast bevinden zich er nog een 20-tal
kooirelicten en twee eendenkooien.
De Lopikerwaard is in de I Ie en 12e eeuw door de zogenaamde ..cope-ontginningen" in cultuur
gebracht.
Voor dit plaats vond was het een moerasbosachtig gebied begroeid met o.a. wilgen, populieren.
berken, en riet, doorsneden door enkele veenriviertjes.
Het gebied was toen grotendeels in eigendom bij de geestelijke overheid en werd door miidel van
ontginningsovereenkomsten, de z.g. ,,copes", door de leenheren verkocht. Enkele plaatsnamen
duiden hier nog op Benschop (Bens-cope) en Willeskop (Willes-cope).
Tijdens de ontginning werden de rivieren en weteringen als basis gebruikt, waardoor de ,,slagen"
ontstonden van ± 30 meter breed en ± 1200 meter lang, loodrecht vanaf de basislijn. Aan het einde
hiervan ontstonden landscheidingen, de tegenwoordige houtkaden.
Eind 13e eeuw was er een goed leefbaar gebied ontstaan dankzij ontginningen en dijkaanleg.
Zodra een stuk slagenlandschap ontgonnen was. gingen de mensen aan de gang. Men verbeterde de
ontwatering, liet er zijn vee weiden maar er werd zeer zeker niet alleen grasland van gemaakt. De
drogere plaatsen met wat meer zand of klei werden als bouwland gebruikt en op de vochtige
plaatsen ging men vlas en hennep verbouwen.
-ocr page 3-
ü^ %J^JL JL ^^~jd^:mij jl vv ^^ T jn^
fragment van de .,Generaale Land-Kaane van den Loopickerwaard, gemeeten Anno 1771" van Hallinga.
-ocr page 4-
Over het algemeen liet de heer dan ook wel snel een eendenkooi aanleggen, die hij gebruikte ten
behoeve van eigen tafel of verpachtte aan een vakkundige kooiker. Natuurlijk ook de boeren /elf
hebben kooien gegraven, in de achterliggende percelen was altijd wel ruimte voor een goed
draaiend kooibedrijf naast landbouw en veeteelt.
Want zolang nog niet alles rondom was ontgonnen en ontwaterd, broedden er tienduizenden
vogels. En in de herfst en voorwinter, wanneer de trekvogels kwamen, waarvan er sommige hier
overwinterden, leverde de eendenkooi een goede opbrengst.
Zo kan men zich het ontstaan van de eerste eendenkooien voorstellen, ook al is het waarschijnlijk
dat veel kooien pas later zijn aangelegd, de eerste zijn zeker op deze manier gekomen.
Het ontstaan
Hoe is de eendenkooi ontstaan? Alle kooien in de Lopikerwaard zijn gegraven. Gegraven met de
schop en kruiwagen, misschien, zelfs waarschijnlijker met behulp van de aardslee of aardwagen.
Dat is een grote bak, ongeveer 2-3 keer zo groot als een kruiwagen, op twee ijzeren of houten
glijders; deze slee werd door een paard voortgetrokken.
De grond moest er dan weliswaar met de schop ingegooid worden, maar het vervoer en het leeg-
kiepen was veel gemakkelijker. Daarbij ook sneller, men kon met een bepaalde beweging de
aardslee makkelijk kantelen, zodat de grond er uit kiepte.
Met dit werktuig zijn veel kooien ook weer dichtgereden, overigens zijn hiervoor later natuurlijk
modernere werktuigen en hulpmiddelen gebruikt.
Men kan nu nog de kooiafdrukken en kooirelicten zien dat de kooien meestal midden op de
scheiding van twee percelen hebben gelegen. Daaruit kan men afleiden dat zij gegraven zijn na de
ontginning en vanuit een sloot. De sloot vormde de basis, middellijn van de kooiplas en natuurlijk
de eendenkooi zelf.
Opkomst en verval
Zoals gezegd lagen de kooien in de laaggelegen, dus vochtige gedeelten en aan het einde van de
kavels.
Door deze afgelegen plaats was er weinig rustverstoring en zat men midden in de polder, daar waar
de eenden konden komen en gaan. Eerst was dat in de buurt, misschien zelfs al in de nog niet
ontgonnen landstreken. De kooien die het langst in bedrijf zijn geweest liggen (toevallig?) in de
polders die het laatst ontgonnen zijn.
Op deze manier zijn er hele rijen eendenkooien, nu verdwenen of nog als kooirelict terug te vinden
op oude kaarten en luchtfoto's. Dergelijke rijen van eendenkooien treft men ook aan in de
omliggende waarden. Allereerst tussen Vreeswijk en Gouda, de Lopikerwaard ligt hiertussen en
aan de andere kant van de Lek; tussen Vianen en Sliedrecht.
In de Lopikerwaard zijn er concentraties van kooien langs de houtkaden en dan grotendeels alleen
maar in de polders Willeskop, Blokland, Broek en Benschop.
(Zie ook het kaartje op biz. 6). Daarnaast ligt een groot aantal ten noorden van Cabauw, het zuid-
westelijk gedeelte van polder Lopik.
Opvallend is dat er (tot nog toe) geen kooien gevonden zijn in Hoenkoop, Lopikerkapel en de hele
strook langs de Lekdijk.
Enkele kooien liggen er in polder Polsbroek, één in polder Cabauw en waarschijnlijk nog één in
polder Vogelenzang.
Het komt er dus op neer dat ze vooral in het centrum (tussen Benschop, Blokland, Willeskop) en
het zuidwesten (tussen Benschop, Cabauw en Lopik) voorkwamen.
-ocr page 5-
Verklaringen voor deze opeenhoping zouden kunnen zijn dat hier het land hoger ligt, dat het eerder
is ontgonnen of dat een aantal kooi-boeren de kooirechten op een bepaalde manier zou hebben
afgekocht. Het laatste lijkt me voor die tijd niet waarschijnlijk; de eerste twee verklaringen wel.
Ook wanneer men gaat vergelijken met de andere Waarden, valt alleen op dat er langs de Lek geen
kooien zijn ontstaan. Zoals men bijvoorbeeld bij Ameide en Lexmond eendenkooien vindt. Of bij
Lekkerkerk, ontstaan in een wiel.
Maar het zijn altijd die stroken land die niet aan de streekdorpen grenzen; daar liggen of lagen de
eendenkooien.
In de l.opikerwaard zijn het er nog twee, waarvan gezegd kan worden dat zij de laatste zijn van
misschien wel 100 kooien. Let wel misschien 100, want tot nu toe zijn er hoogstend 40-50 kooien
terug gevonden.
Het verhaal gaat. dat bijna elke grotere boerderij vroeger de eendenkooi als nevenbedrijf had.
Vooral in de winter kon deze nog wel wat geld in het laatje brengen. Maar mijns inziens hebben ook
de ,,kleine" boeren wel kooien gehad; al waren dit dan wel kleine waterplasjes met hooguit twee
vangpijpen.
loch zijn ze verdwenen. Waar nu grasland is, vond men vroeger akkerbouw en veel grienden. Het
goede milieu voor de eenden verdween langzaam, dus daarmee ook de opbrengsten van de kooien.
Door de verbeterde ontwatering kwam het land minder snel of helemaal niet meer onder water te
staan. Zeker toen ook de vraag naar veeteeltproducten toenam, verdwenen naast de grienden ook
vele kooien. Het kooibedrijf werd langzaam maar zeker steeds minder lonend. De grote kooien
hebben het hierbij het langste volgehouden, vandaar ook dat men nu alleen nog maar de kooien met
vier vangpijpen terugvindt. Deze zijn het laatst verdwenen, en dus het beste zichtbaar.
Kaartvergelijkingen, enkele cijfers en getallen
b
^\ KAARTEN
3
^^^ periode
«^ datum
o
o
OO
oo
oo
oo
ON
Ov
aantal vermeldingen ^\-
O
o
o — o
Tt I^ v-^
I^ t^ OO
oo
00
oo
oo
oo
o
■O
1^
vO
ON
OO
On
EENDENKOOI
5 21 15
15
15
II
10
2
2
2
KOOIRELICT
2
1
10
9
12
14
14
KOOIAFDRUK
11
TOTAAL AANTAL
± 100
(5) 21 15
17
16
21
19
25
16
16
KOOIPLAATSEN
OVERZICHT KAARTVERGELIJKINGEN
EENDENKOOI ONDERZOEK LOPIKERWAARD.
-ocr page 6-
o\
- J4:/:;^5^<f:'v^-^^g-';:^
Ligging van de Kooiplaalsen in de Lopikernaard.
-ocr page 7-
Aangezien er nog geen concrete gegevens van voor 1771 (de kaart van Hattinga) zijn. kan men
alleen maar vermoeden, dat er toen meer kooien geweest zijn. Getuige het feit dat Hattinga in 1771
21 kooien op de kaart opnam. Dit zijn niet de kooien die voor 1771 al verdwenen waren, en
kooien die na 1771 gegraven en inmiddels ook verdwenen zijn. Het hoogtepunt heeft dan voor 1771
gelegen, een kleine aanwijzing mag zijn dat een boer uit Blokland vroeger een kaart van rond
1600 heeft gehad van de ..Klein-Waterschappen Heeswijk. WiUiskop. Blokland en Broek" waarop
toen alleen al 50-60 kooien getekend stonden.
Ook was er in die tijd een grote \ rijheid van ..wetgeving" t.a.v. het opbouwen en afbreken van de
kooien. Het is dan ook niet waarschijnlijk dat het grote kooien waren, zowel op oude kaarten als in
het land kan men zien dat er dikwijls maar drie of twee vangpijpen zijn geweest tesamen met een
kleine kooiplas. Meestal waren daarbij vangpijpen in de richting noordoost en zuidoost aangelegd.
De later aangelegde kooien hadden altijd wei vier vangpijpen en een ruime kooiplas van ongeveer
50 X 125 mtr. Landelijk gezien zijn dit dan nog geen grote kooien, want deze veldkooien waren
hooguit 2 ha. en meestal 1-1,5 ha. groot. Op oude kaarten vindt men vaak ..Coy", ,,Koye" of
Vogel(en)kooi en Vogelkoy als aanduiding in plaats \an het tegenwoordige ..eendenkooi".
enkele verschillende kooivormen
Op een kaart uit 1740 ..Kaarte en Quohieren van alle polders in de Baronie van IJsselstein" stonden
5 kooien getekend. Doch deze kaart besloeg maar een klein gedeelte van de Lopikerwaard.
Uit deze en andere kaartvergelijkingen met de kaarten van 1771. 1850 (v. .I.H. Kips). de Topo-
grafische kaarten uit 1850. 1887. 1919, 19.30, 1967. 1978 en de kaartjes uit de Gemeente atlas van
Kuiper uit de periode 1863-1866; kan een mogelijk maximaal aantal kooiplaatsen van tussen de
25-.30 gehaald worden.
Bekijkt men naast deze kaarten ook nog luchtfoto's van de Rijkswaterstaat te Utrecht uit de
periode 1965-1975. dan komt dit aantal tussen de 40-50 te liggen.
Vooral op de luchtfoto's :s goed te zien of er al dan niet een kooi heeft gelegen. Men vindt er vaak
nog een goede kooiafdruk in het grasland terug. Er zijn ook nog luchtfoto's uit 1943-1944. die de
geallieerden toentertijd hebben gemaakt.
-lammer genoeg zijn deze opnamen erg moeilijk uit het archief van de Stichting Bodemkartering te
Wageningen, te krijgen.
Eén van de foto's staat afgebeeld in het boek ,,Wilde Planten" deel \\ uitgegeven door Natuur-
monumenten. (Een gedeelte van polder Benschop staat op pag. 31 afgebeeld).
Wanneer u naar de tabel kijkt, geeft deze verschillende feiten weer. Ten eerste de kooien die ook als
eendenkooi gekarteerd waren, ten tweede de kooireHcten en ten derde de kooiafdrukken (dit geldt
alleen voor de luchtfoto's). Staat er niets vermeld, dan betekent dit, dat het gegeven onbekend is.
Onderaan staan de totalen, alle kooiplaatsen die per kaart waargenomen zijn.
In 1771 dus 21 kooien gekarteerd; op de Top kaart van 1850 nog maar 15. Een geringe afname t.o.v.
-ocr page 8-
het geschatte aantal tussen 1600 en 1700, in welke tijd een grotere teruggang heeft plaatsgevonden.
De afname voor 1771. zou veroorzaakt kunnen zijn door het octrooi dat de provincie (gewestelijke
staten) van Utrecht in 1667 uitvaardigde, waar iedere belanghebbende zich mee moest verenigen
en waarbij de kooiker zijn ..vogelkooi-octrooi" kreeg en mocht vangen.
Tevens is in 1648 het plaatsen van kooipalen mogelijk gemaakt in de provincie Utrecht. De
verplichting hiertoe bestaat pas sinds 1814.
Vanaf 1850 tot ± 1900 is het aantal kooien redelijk constant, variërend van 15 tot II.
Zelfs in 1930 nog worden er 10 kooien op de top kaart vermeld. Op dit moment moet ik een grote
sprong maken naar de top kaart van 1967 waar er nog maar twee op staan. Namelijk de ..van de
Berg eendenkooien". Juist deze stap zou ingevuld kunnen worden door de luchtfoto's uit 194.V
1944; hiervoor ligt namelijk de periode dat de tweede grote teruggang plaats vond.
De luchtfoto's van Rijkswaterstaat geven wel een bevestiging of aanduiding van 40-50 kooien
maar laten niet meer dan de twee nog intact zijnde eendenkooien zien.
De verschillende totalen kunnen verklaard worden door de natuurlijke afname van de kooien en
het verdwijnen van restanten ervan. Bovendien betroffen niet alle kaarten het gehele gebied.
Kortom er is dus nog een aantal ..onbekend". Men weet niet zeker of er ook kooien gelegen hebben.
Dit staat pas vast als een kooiplaats voldoet aan bepaalde voorwaarden.
Deze zijn:
1.   Aanwezigheid op een of meerdere kaarten.
2.   Bewijs door aanwezigheid in het landschap, begroeiing, reliëf, kavelvorm e.d.).
3.   Mondelinge bevestiging van bijv. de grondgebruikers/eigenaren.
4.   Bewijs door herkenning op luchtfoto (kooiafdruk).
Op deze manier zijn er 50 kooiplaatsen door mij geregistreerd en genummerd. Waarvan de helft
beslist zeker een kooi is geweest, de andere helft is wel waarschijnlijk, maar voldoet (nog) niet aan
alle voorwaarden.
Veranderlijke verschijning in een veranderd landschap
De eendenkooien bevonden zich achter in het land, de meestal lagere gedeelten. Inde winter liepen
de weilanden hier omheen meestal onder water. Uiteraard kwamen hier de eenden op af; ook is het
niet onmogelijk dat juist deze strook in de polder de min of meer vaste vliegroute van de (trek)-
eenden was. Het was in ieder geval een gebied waar de eenden graag verbleven, dus ook de plaats
waar een kooiker wat kon vangen.
In de polders stond toen veel meer hout dan dat er nu nog te zien is. Men moet zich voorstellen dat
er langs de randen van de weilanden, de slootkanten e.d. knotwilgen of elzenstommels stonden.
Dit in eerste instantie in gebruik zijnd als geriefhout 's winters voor de kachel, in de zomer voor het
kaas maken en in het voorjaar bood dit groen uitstekende broedplaatsen voor de eenden. Veelal
werden er rond en in elke kooi honderden broedkorven uitgelegd!
Op deze manier kwamen er duizenden eenden hier naar de polder. Een polder waar alle levens-
voorwaarden aanwezig waren: voldoende water, rust- en broedgelegenheid en de kooikerboeren
die ze best wel wilden voeren in de eendenkooien. Des te meer vogels er in de kooi kwamen, des te
groter konden de vangsten zijn.
                                                                        /            ^
Nu is dit allemaal anders, het boerenbedrijf is veranderd, het kooibedrijf is wegen het landschap is
hiermee ook veranderd. De knotwilgen, de elzenrijen en ook de eendenkooien zijn grotendeels
verdwenen.
8
-ocr page 9-
Dat wil zeggen men vindt er nu nog de kooirelicten, overblijfselen van wat eens een eendenkooi
was.
Bij de nog begroeide kooirelicten is volledige inversie opgetreden d.w.z. de vroegere kooiplas is nu
begroeid met boom- en struikbegroeiing, terwijl, waar vroeger de beplanting stond, nu het gras
groeit en de koeien grazen. Naast deze bosjes met elzen, wilgen, essen, riet e.d. vindt men ook wel
alleen of bijna alleen riet.
Maar hier omheen zie je de vroegere vangpijpen, scheidingssloot en afwateringssloot als ,,lechten",
laagtes in het land. Het land ligt juist op die plaats en in die vorm lager dan het omliggende land.
Soms heeft men ze ingepast in het weiland als sloot of greppel.
Ook de plaats van het kooihuisje is terug te vinden als een hoogte, onder de grond bevinden zich
nog wel stenen of de restanten van de fundamenten.
Naast de/e elzenbosjes en rietlandjes zijn er ook die alleen maar te herkennen zijn door het sterke
reliëf wat er nog te vinden is. De vroegere kooiplas is nu een laagte in het land geworden en begroeid
met waterminnende planten, boleten, bies- en zeggepollen.
Dit zorgt voor een duidelijke vegetatieverschil met het omringende grasland. In de winter staan
deze plekken het eerst onder water.
Is er zelfs geen ongelijk land met kooiafdruk te vinden, omdat het geheel geëgaliseerd is, dan kan
men hooguit een vroegere kooiplas nog herkennen aan de afwijkende perceelsvorm.
il
... VAN PAS ONTGONNEN LAND TOT EENDENKOOI GEMAAKT..... IN VERVAL GERAAKT.....
TOT BOSJE OF RIETLAND GEWORDEN ..... DICHT GEREDEN. GELIJKGEMAAKT..... DE
KOOIAFDRUK ALLEEN NOG. BLEEF ZICHTBAAR.....
-ocr page 10-
Deze kooirelicten vormen inde polders belangrijke refugiaofrustgebiedjes. Ze zijn in het bijzonder
qua flora en fauna, alsmede landschappelijk en cultuur historisch van betekenis. Er broeden
tientallen eenden en andere vogels en er is een rijke scharkering aan plantensoorten.
Het kooibedrijf in het dagelijks leven
De kooien in de lopikerwaard moeten toch op een bepaalde manier hun invloed gehad hebben op
het leven van de mensen en zeker op dat van de kooiker-boeren zelf.
Meestal valt hier niets over te zeggen, het is te langgeleden om daar nog wat over te weten te komen.
De overlevering laat bepaalde verhalen, gebeurtenissen e.d. voortbestaan. Van de laatste twee
eendenkooien is hier nog wel wat over bekend. Veel mensen weten wel dat de kooikers hen
wegjoegen als ze te dicht bij de kooi kwamen. Soms ook mocht men mee de kooi in en zag men hoe
de kooiker te werk ging bij het kooien. Maar je kwam beslist de kooi niet in als je ,,stonk" naar
parfum, after-shave of haarmiddelen; wie je ook was, dan kwam je de kooi niet op. Er was ook nog
al eens wat te doen over de kooipalen, ze werden verzet of afgezaagd, omgetrokken e.d. Doch dit
zijn de algemeen bekende dingen, zoals ook het stropen en de moeilijkheden met jagers.
Maar hoe was het vroeger? Als we kijken naar de andere middelen van bestaan, mogen wc
concluderen dat ook nu weer alles voor handen was! Naast de uitermate geschikte omgeving voor
de eenden, was dit het ook voor de kooien zelf. Er waren riet- en biezensnijders die het riet voorde
schermen konden leveren, er waren mandenmakers die de broedkorven en ,,horren" konden
breien. Men bedenke wel dat dit niet altijd het geval was, een echte kooiker had de materialen
(tenen, riet e.d.) zelf voorhanden en maakte zelf wat hij nodig had.
Maar niet alleen de riet- en gricndteelt kon van dienst zijn, waarschijnlijk ook de vlas- en hennep-
teelt. De touwslagers konden netten maken voor de visserij maar ook voor de vangpijpen in de
kooien. Vaak werden de oude vissersnetten gebruikt voorde vangpijp overspanning, er zijn nog wel
oude stenen (met een gat erin) in de kooien teruggevonden die daarvan afkomstig waren. En ook
het hennepzaad kon aan de eenden gevoerd worden.
De meeste van deze bedrijven zijn immiddels allangverdwenen.de kooien ook, want, zoals gezegd,
door de verschuiving in de agrarische bedrijfsvoering, zijn deze ambachten grotendeels al uit de
streek verdwenen.
Nog enkele kunnen het, nog enkele doen het, maar verloren gaat het (nog) niet! Ook nu nog zijn er
boeren die broedkorven uitleggen, de kooi is allang verdwenen, maar die eenden moeten blijven.
De „Van de Berg-eendenkooien".
De Van de Berg-eendenkooien zijn de twee overgebleven eendenkooien. Een ligt in polder Broek en
één in polder Blokland. Ze zijn beide in bezit geweest van de familie Van de Berg. Dat wil zeggen
van verschillende ,,Van de Bergen", de laatste twee kooikers waren neven van elkaar.
Het zijn de kooien die nog lange tijd in gebruik zijn geweest en waar ook nu, na de gedeeltelijke
restauratie, weer gekooid zal worden. Beide kooien zullen na de ruilverkavelingdeelgaan uitmaken
van het polderreservaat, waarvan 115 ha. reservaatsgebied wordt en 70 ha. beheersgebied, in
totaal komt er dus een 185 ha. groot rust- en natuurgebied om de kooien heen te liggen.
Zowel in de gemeentelijke bestemmingsplannen als in de provinciale streekplannen genieten de
kooien en deels het omliggende gebied, gedeeltelijk tot volledige bescherming.
Zo wordt dit gebied o.a. aangeduid met de benaming:
,,Natuurgebied", waarbij het handhaven en/of herstellen van bestaande en/of potentiële land-
schapsecologische kwaliteiten als doelstelling t.a.v. het beheer wordt genoemd.
10
-ocr page 11-
Situering van de ..Van de Berg"eendenkooien.
11
-ocr page 12-
Ze liggen midden in de polder met ten zuiden de Noordzijdsekade, maar in een voorde rest (nog)
vrij open en (nog) rustig gebied. ..Nog" want er zijn plannen om op ruim een kilometer afstand een
aantal nieuwe boerderijen te bouwen plus de daarbij behorende nieuwe wegen aan te leggen.
Hierdoor zal één van de laatste grote stilte gebieden in de provincie Utrecht verdwijnen.
Het geheel is namelijk net buiten de 1 130 meter grote afpalingsrcchten gesitueerd; rust en open
ruimte zullen dan danig aangetast worden.
Het zijn de oudste kooien in de l.opikerwaard. aannemelijk is dat ze al rond 1600 in bedrijf waren.
Ze zijn beide geregistreerd bij de minister en mogen en kunnen dus als vangkooi gebuikt worden.
Op dit moment zijn beide kooien (elk zo'n 2 ha. groot) in eigendom van C.R.M, en in beheer bij
Staatsbosbeheer. Deze instantie heeft inmiddels een kooiker gevonden die ze zal gaan beheren,
restaureren en die uiteraard weer zal gaan vangen.
Het Staatsbosbeheer zoekt een
aspirant-kooiker
welke bereid is op huurbasis gedurende een
nader overeen te komen huurperiode het be-
heer en onderhoud en de vangst van wiJde
eenden te verzorgen in twee eendèrtkooien
van het Staatsbosbeheer, gelegen in de ge-
meenten IJsselstein en Wiileskop.
Eventuele gegadigden dienen in het bezit te
zijn van een geldige jachtakte. Ervaring in
het kooikersvak strekt tot aanbeveling.
Belangstellenden kunnen zich vóór 15 maart
1979 schriftelijk wenden tot de Natuur-
be3chermir>gsconsulent bij het Staatsbos-
beheer te Utrecht, Museumlaan 2.
Nadere Informatie kan tijdens kantooruren
worden verkregen bij het Staatsbosbeheer,
bereikbaar oncter telefoonnummer
030-520834, toestel 39.
Eendenkooi in polder Broek
De kooi ligt in de gemeente IJsselstein, is oost-west gelegen en omgeven door graslanden. Hij wordt
ook wel met de naam: Oostelijke kooi aangeduid, naast de meest gebruikelijk naam: IJsselsteinse
kooi.
Al op de kaarten vanaf 1740 komt de kooi voor. maar hij schijnt al omstreeks 1600 in gebruik te zijn
geweest. Vroeger heeft men eens een oude huissteen gevonden met de naam .. Albertus van de Haas"
en een jaartal omstreeks 1600.
De familie Van de Berg zou met drie generaties de kooi al meer dan 100 jaar als bedrijf hebben
gehad. Begin 19e eeuw is de kooi door Gert van de Berg gekocht, vanaf 1870 door zijn zoon Henk
van de Berg. Deze heeft in 1966 het kooibedrijf vaarwel gezegd en later de kooi verkocht aan dhr.
12
-ocr page 13-
IWIEtJWEfiEKV/USSEXSTKKV
Scriptie IJsselsteiner Karelse
„Eendenkooien in
Lopikerwaard
snel opknappen
»
er in eendenkooien (gebeurt
en hel belant van de kooien
(DooT Rietje ten Berge)
UaSELSTEm — "Waar
een
         txingeTide         kooi
verdwijnt, verdwijnen ook
de eenden en verliest een
eendenkooi zijn betekenis
als rustgebied", is een van de
tJoor de natuur. Désiré to^
e»^°
zich er in op alsvan de eendenk^
Nederland. '_,
die in i'
- .X ° >.il_,^-' \,d.nkoolbU)- fc.^'nrX;«.^f4>S
Vrijwilligers knappen
twee eendekooien op
et*
Ier.
eerste zinnen uil de scriptie
van de negentienjarige
selsteinse Désif Kare\^
         
moeit deze scr^'jy'^^ K
epp
als etndeio'v'^^ ««^ •
J^ftdde^^^
tuw^
«r Op- ^« Qq,
\oi' ^^'
ixA
<£^^'S^
_.,->»^'' IJSSFI-STEIN — Vanaf latrrdaj
o^* yo^ 21 oktob*r Kaan vrijwillferrs van
(N* 1,^ \ ij.'^*' \^<s * t D*' Mptrn aan df slag in Iwe^ ffn-
^ï^^^tï»* -\i**'^v\* xullPn daarbij u(,rd«-n geliolp^-n
waardering komt de eendekooien
tor, omdat er tal van zeldzame plan-
ten en dieren voorkomen Verder
zijn de eendekooien van betekenis
voor het landsrhapssrhoon en zlJ
vertegenwoordlccn een belangrijke
cuRuurhLsLonsche waarde Boven-
dien betreft het hier de laaLsten In
de Lopikerwaard. wiiar eens meer
dan 30 eendekooien zijn geweest
De -.Tijwllllgers nemen verschil-
lende werkzaamheden voor hun re-
kening ZIJ knotten de knotbomen,
ïetten de elzestoven af, knappen de
griendjpfi op, en maken ruimte rond-
om de koolplas Stichts Land.schaps-
beheer stelt daartoe gereedschap-
pen en matenaal besrhlkbaar en
zorgt daarnaast voor beiteleldlng,
verz*keringen, en pubUcitelL Deze
holp van Stichts J
Is mogelijk
van o a '
meente l\
dlen.s»
waiirsrhljt^
,^»"
oVN'
i*^'
i<
,to-
nO^'
\tv
.\ '■"
Het bagK<\                       
rn \an dr Jei
'in, amblrnarrn van dr ge-
IJssrlstrin.
        Stlrhls
. Landschapsbrhrrr, rn andrrr mrn-
^1^^"
                             
met vnngjMj'
dokooicn
loonwerkei
v«^
ü\t"*
S>^'
Dit Is een ena
zwaar niaU'naal .^ V\e^ '^"
-^^'-^
™*V)^' ^a\ *■■" »*v**' \ai
Deze twee eendekooien iiggen in
het polderlajidAChap van de Lopl-
Naar schaumg n.V' ^ *<'*^4eX'«''"\4 '^\o^^'^Zt<i <°^*
werkers starun ii\eW 5»!" \eï> " „.«1
De vrijwilliKers w*„eV"* . sd'?                      ..„.W*'°-. U'^'I
terdiigen van 21 okuV ^4**
^>
i\^
,n'^ .. X^*- a\\>^ -,»^^ _
^ .-eV
kenvaard bij de Noordzijde Kade
,- tuisen Usselstein en Blnkland 7-lJ
^^^ , zijn nu in eigendom van hel fitaats-
_^ j-^^cN* bo-söeheer. dat de eendekooien ais
,^* ,A,' .- natuurterrtinen hee(t tjestemd. Die
i
4 november, en 11 nü N*
^pt?--
crf^^to^"'*^
„»«.'";,w''
s?t
-ocr page 14-
van der Valk. Daarna heeft dhr. de Vries de kooi nog in handen gehad, maar in 1975 verkocht aan
de Stichting Beheer Landbouwgronden. De Stichting kocht de kooi in verband met de komende
ruilverkaveling en zou hem zo spoedig mogelijk overdragen aan het Staatsbosbeheer, doch dit is
niet zo snel gebeurd. Pas eind 1978 na enkele publicaties in kranten en enkele brieven (door de
Werkgroep tot behoud van de Lopikerwaard) gestuurd aan diverse instanties zijn beide kooien in
eigendom en beheer overgedragen. Maar toen was het al te laat, de Stichting Beheer Landbouw-
gronden, had de kooi in het geheel niet beheerd en deze was erg verwaarloosd. Alle rietschermen en
vangpijpen waren vergaan, dekooiplas bijna geheel dichtgegroeid, het kooihuisen schuur vernield,
afgebroken en deels in brand gestoken. De begroeiing, de knotbomen, elzenhakhout, griendjes e.d.
verkeerde in een slechte staat met veel achterstallig onderhoud. Ook het tussentijds (eind 1976 en
1977) uitgevoerde knotwerk door de knotgroep IJsscIstein mocht weinig baten, eind 1978 en begin
dit jaar kon Staatsbosbeheer met behulp van de Stichting Stichts Landschapsbeheer en vele
vrijwilligers de kooien weer in goede doen brengen. (Zie blz. 12).
Over het afpalingsrecht heeft vroeger enige onduidelijkheid bestaan. Er werd toen gesproken over
I 130 meter, 1300 meter, 300 roeden evenals 700 elk. Zekerheid hierover geeft een briefwisseling uit
1924 door H. v.d. Berg te IJsselstein en de Provinciale Staten, teruggevonden in het Rijksarchief
waarin wordt geregeld dat het afpalingsrecht van 1130 ellen naar 1130 meter gebracht wordt.
Over de vangsten is weinig bekend. Vroeger lag dit zeker tussen de 6000-10.000 eenden per jaar.
Een top-jaar was er tijde van Henk van de Berg die eens 15.000 eenden heeft gevangen. Het is
voorgekomen dat de kooiker op één dag 1362 eenden ving. Dit kwam doordat de vogels werden
opgejaagd door destijgende waterstand, waardoor alles onder water kwam te staan en de eenden de
kooi in vluchten.
De oorzaak hiervan was een deffect aan de watermolens, die het water niet meer konden schuwen
en verwerken.
Eenden vormden het grootste deel van het tableau. Er werden gemiddeld niet meer dan 100 talingen
en daarnaast nog wat smienten en slobeenden gevangen. Verder heel weinig pijlstaarten.
Het is een land kooi en zomerkooi die in de zomer de grootste vangsten behaalde uit de eenden die in
de streek bebroed waren, 's Winters ving men bijna alleen trekeenden, de echte wilde eenden.
Ten tijde van Paul van de Berg werden de gevangen eenden door de kinderen op de fiets naar
Utrecht gebracht. Wanneer zij naar school gingen werden de eenden afgeleverd bij poelier
Rosenberg. De prijs werd gewoonlijk aan het begin van het seizoen afgesproken.
Het voormalige woonhuis dat bij de kooi stond, is in 1937-1938 gebouwd, nadat het oude houten
huis was afgebrand. Nu in 1979 zijn de puinhopen netjes op één hoop geschoven, nadat het in de
laatste jaren door de jeugd is vernield en tot de grond toe afgebroken. Het huis heeft overpad gehad
op de Achtersloot, getuige de kadastrale gegevens: ,,Achtersloot nr. 67".
Elektriciteit, gas of water is nooit aangelegd, wel heeft er een waterpomp en waterput gestaan.
Tijdens de oorlog lag de kooi midden in het inundatiegebied en toen is er rond de kooi een kade
opgeworpen zodat huis en kooi droog bleven en als een eilandje te midden van het water stonden.
De begroeiing van de kooi bestaat uit een elzenhakhout wal langs de buitenrand, langs de vang-
pijpen knotwilgen, knotelzen en knotpopulieren. Ook staan er enkele fruitbomen en een paar oude
knoteiken (de eikels hiervan werden door de eenden gegeten).
Tijdens de grootscheepse opknapbeurt, zijn de griendjes gehakt, werd de elzenrij uitgedund, de
kooiplas en twee vangpijpen uitgebaggerd. Zodat het er nu wel erg kaal is maar de kooi (met kooi-
relict en afpalingsrecht) is op deze manier (zo goed en zo kwaad als het is gebeurd) wel behouden.
14                                                                         ■-'
-ocr page 15-
Kooihuis in betere tijden
(foto P, van de Bergh)
Kooihuis IJsselsteinsekooi, najaar 1977.
15
-ocr page 16-
Eendenkooi in polder Bloldand
De kooi ligt in de gemeente Willeskop. is noord-/uid gelegen. Ten oosten van deze kooi ligt de
IJsselsteinse kooi.
Vanaf 1771 komt de kooi op alle kaarten voor. loch schijnt hij al /o'n 300 jaar te bestaan en
gedurende zo'n 200 jaar in handen geweest van de iamilie Van de Berg.
De kooi behoorde vroeger tot de eigendommen van de holstee, die in het verlengde van de kooi aan
de Blokiandse dijk ligt en nog steeds „Kooilust" heet. Bij een verkoping (in 1940-1944) van de/e
boerderij is de kooi gescheiden van de boerderij verkocht.
Ongeveer 50 jaar geleden is de kooi door fam. Van de Berg gekocht, hiervoor, maar dat is nog
onduidelijk, is de kooi in eigendom geweest van dhr. v. Houten uit Rotterdam. Maar ook nog een
tijd van dhr. de Lange uit Blaricum en hiervoor van ene van Herk.
Kooiker P. M. van de Bergh (bijgenaamd Paul de Snor) achter zijn huis ie Benschop.
16
-ocr page 17-
In ieder geval zijn in de laatste 50 jaar twee broers P.M. van de Berg en A.J, van de Berg
verantwoordelijk geweest voor de kooi. Totdat ook deze kooi verkocht is aan dhr. de Vries en later
via de Stichting Beheer Landbouwgronden bij Staatsbosbeheer is terecht gekomen.
Gelukkig is deze kooi nog lange tijd in gebruik geweest en voor zover dit mogelijk was onderhouden
door Paul de Snor zoals Paul van de Berg uit Benschop ook wel genoemd wordt. Deze heeft lange
tijd voor de verschillende eigenaren nog toezicht gehouden en soms wel wat gevangen.
Tot het deze in 1977-78 onmogelijk werd o.a. wegens vernielingen en rustverstoring waardoor de
kooi in verder verval geraakte. Ook de hulp van de knotgroep IJsselstein is later teniet gedaan.
Op de kooi stond in noord-oostelijke hoek een klein kooihuisje. maar ook dit gebouwtje is grondig
vernield. Het was gebouwd met kloostermoppen en deels van hout meteen rieten dakbedekking. Ik
ben dan ook erg blij met de mededeling van het Staatsbosbeheer dat het huisje weer in oude stijl
zal worden herbouwd. Ook op de IJsselsteinse kooi zal een dergelijk huisje gebouwd worden.
Er werd altijd met een ,,turfje" gekooid; in het begin van het seizoen met een schrikeffect en
natuurlijk altijd samen met het hondje en de lokeenden.
Gemiddeld werden er steeds 100 broedkorven per jaar uitgelegd. De gevangen eenden werden met
de bode meegegeven en o.a. naar Utrecht gebracht.
De begroeiing bestaat ook hier uit knotbomen. maar ook veel opgaande bomen zoals iep, eik,
esdoorn, essen en elzen. Tussen de vangpijpen bevindt zich een griendje.
Ook hier zijn ingrijpende werkzaamheden uitgevoerd om de verwaarloosde en vervallen eenden-
kooi weer als eendenkooi dienst te kunnen laten doen.
Overigens werd in de notulen van de oprichtingsvergadering van de Nederlandse Kooikers-
vereniging, van 24 augustus 1929 melding gemaakt, dat aldaar ook aanwezig was, dhr. H. v.d. Berg
uit Benschop.
17
-ocr page 18-
Kooikershuisje nog in goede slaal (1976).
Overblijfselen kooikershuisje april 1978.
18
-ocr page 19-
Kooihuizen
In de l.opikerwaard staan nog vier boerderijen waarop nu nog te lezen staat dat men wel „lust" in
het kooien had.
Eén van deze boerderijen is „Kooilust" aan de Bloklandsedijk te Blokland, die behoorde bij de
Willeskopse kooi.
Langs de provinciale weg in Willeskopstaaner twee, de eerste is,, Kooilust". Vanaf de Lopikerweg-
oost kan men dit kooihuis aan de Cabauwsekade zien liggen.
Merkwaardig is dat deze letters vroeger in het hek gezeten hebben dat vroeger voor de boerderij
stond; het is pas in 1890 op de gevel gezet. De kooi die hierbij hoorde vindt men nu nog als bosje
terug en ook de vangpijpen zijn nog als ,,lechten" te zien.
Vanaf 1867 heeft Leen van der Hoek als laatste kooiker hier gewerkt. Hiervoor heeft Pang Faayop
de kooi gezeten.
Beide waren zowel boer als kooiker. Als oudst bekende heeft ene Schoutboef op de boerderij
gewoond. Een ,,hereboer" die de kooi zeer zeker verpacht zal hebben.
Maar het is waarschijnlijk wel degene die op de tegeltableau's voorkomt die in de 200 jaar oude
boerderij gemetseld zitten. Op één hiervan staat de eendenkooi met op de achtergrond Cabauw.
Een ander tableau stelt de boerderij zelf voor.
Op deze kooi heeft ook een kooihuisje gestaan, waar onder andere een bedstee en een open haard in
voorkwamen. Het huisje staat ook op het tegeltableau. Het is in 1926/27 in brand gestoken en nooit
weer opgebouwd, voordien werd het wel gebruikt als kalverhok. De eendenkooi was omstreeks
1911 al gesloopt. Tegenwoordig woont de fam. Sluis op de boerderij. Zij wisten mij het boven-
staande te vertellen. Het was ook hier waar de eenden met de schouw naar voren werden gevaren en
voor een kwartje werden er 100 eenden op een kruiwagen naar Schoonhoven gereden waar ze met
de boot naar een poelier in Rotterdam gebracht werden.
Naamgeving en andere vermeldingen
In het boekje ,,IJsselstein voor en na 1900" door .I.G.M. Boon, wordt op blz. 39 in de lijst van
,,Beroepsbevolking" in 1880 melding gemaakt van een „Kooyenaar". Ook in het archief van
Benschop zou zo'n vermelding voorkomen, dit volgens dhr. E. van Oosterom, die mij ook kon
vertellen dat er ook ene Mulder op zijn boerderij gewoond heeft, die als Kooyenaar bekend stond.
19
-ocr page 20-
^mi^^^m^m»'-''-'
(O
o
Boerderij „Kooilusl" te Blokland.
-ocr page 21-
Dhr. Vink uit IJsselstein heeft mij in het boekwerkje ..Verkoping Hakhout en teenen te IJsselstein"
uit 1910 door notaris M. den Bleker laten lezen, dat ook hierin gesproken wordt over.,de Kooi" en
de ..Kooikamp" achter de l.ampsinshoeve in de Achtersloot. Hier heeft ook inderdaad een kooi
gelegen. Daarnaast wordt gesproken over het ..Oude Kooigat"; nabij den tol 78 are griendhout in
..de Kooi" en ook ongeveer 58 are snijteen bij de vim aldaar de kleine kooi genaamd. Deze
landerijen betreffen land van Mej. Wed. J. v.d. Worp,
/W
/^o
Ook in het land van J.A. van Vlooswijk was I ha. snijteen zijnde: ..de Kooi".
Ook langs de IJsseldijk ligt. volgens dhr. Kromwijk, een weiland dat de ..Kooikamp" genoemd
wordt en bij het bekijken van oude kaarten is gebleken dat er inderdaad een kooi gelegen heeft.
Tegenwoordig worden ook in Benschop dergelijke benamingen gebruikt voor stukken land en
heeft men het over de Kooiput. het Kooigat e.d.
In descriptie ,,Eendenkooien" van A. Tol uit 1965 wordt melding gemaakt van de ..Kooikamp" te
IJsselstein en de ..Kooiweiden" te Polsbroek.
Tot slot.
In het boek „Achter de Schermen" van G.D. van der Heide en T. Lebret (1944) staat het volgende:
21
-ocr page 22-
Iwee kooien H!:;<_;en er tusschen de weiden onder Perkou,
twee in de Lopikerwaard onder Benschop, het land van de
strakke, rechtzinnige boeren, het gebied, waar al het werk zijn
e<Mivondigen en da<.:;ehjkschen gang gaat en vs'cinig inbreuk in
den toestand gemaakt wordt door toeristen. Want wie gaat er
L-opik en Benschop bezoeken, wie komt er hier tusschen de koeien
zien en tusschen de zwarte boeren? Voorloopig liggen die kooien
daar dan ook rustig en stil, onopgemerkt, zoo goed als heel dat
weinig ontsloten land voortleeft buiten de bemoeienissen van ce
andere streken. Mei melkt er de koeien en men wringt er de
kaas en daarmee is 1 et afg;Ioopen, daaromheen is het ieven.
Het is duidelijk dat de tijden zijn veranderd.
Laten we wel bedenken dat de eendenkooien in de Lopikerwaard voor het nageslacht behouden
moeten worden. Een historisch sieraad in het landschap is onze belangstelling waard.
^T^i.ii-.v._.74 #.;.., .11.1."......■•- «>. ) f
/
GEVEl^STBEK ''KOOIUUST., TE WII.X.XSK01
22
-ocr page 23-
^)È^,m,m.,:,^
,-,-i.^*—---—-'
XZMDSHKOCXSK 9X2IBM
..'K KOOtPA AU
Xoxi-5 XB STRKKS
IH SC P01.DSII Z^ULrsk ^TAAK..
23
-ocr page 24-
o
o
.-SI
M
M
o
24