-ocr page 1-
71 ^^-^ n^l
UITGAVE
STICHTING HISTORISCHE
KRING IJSSELSTEIN
Gezicht op Kasteeltoren en Touwlaan in wintertooi rond 1930.
PRETTIGE FEESTDAGEN EN
GELUKKIG NIEUWJAAR
-ocr page 2-
Aan de Raad der gemeente
ïJssolstein.
IJsselstein, 6 September 1954.
Binnen afzienbare tijd zullen de thajis op "de
Nieuv^poort" in aanbouw zijnde com.plexen van in totaal
58 woningen voor bewoning gereed zijn.
Tevens zullen U in deze vergadering voorstellen
worden overgelegd, om opnieuw crediet beschikbaar te stel-
len voor de bouw van 98 woon- en 2 woon-winkelhuizen, als-
mede 2 dagwinkels.
In verband met een en ander zijn op "de ïJieuwpoort"
een aantal straten aangelegd, - c.q. zullen worden aange-
legd - Waaraan alsnog een naam ijoet worden gegeven.
Ook de brug, welke de I/Ir. Abbink Spainkstraat met de
Paardenlaan verbindt, behoort in het plan tot het geven
van namen te worden opgenomen.
Aangezien het niet omi.?.arschijnlijk is, dat in de na-
bije toekomst de gehele Hieuwpoort bebouwd zal zijn, hebben
wij gemeend, in het hierbij overgelegd ontwerp-besluit alle
op "de ilieuwpoort" geprojecteerde straten en wegen, voor
zover nog niet van een naam voorzien, te moeten betrekken.
De betrcffendü straten on wegen zijn op de hierbij overge-
legde situatietekening I in kleur nader aangeduid.
Wij menen,dat ook, evenals aan de reeds bestaande
straten op "de Nieuwpoort", aan de hiervoren bedoelde stra-
ten namen dienen te vrordcn gegeven, welke verband houden met
de geschiedenis van IJsselstein, in welke geschiedenis "de
Ilieuvvfpoort" zo'n belangrijke rol heeft gespeeld.
In de hierbij overgelegde, door de voorzitter van ons
college geschreven toelichting, is in het kort weergegeven
welke plaats de personen, naar wie wij de straten zouden
willen doen noemen, In deze geschiedenis hebben ingenomen.
Wij mogen volstaan met U naar deze toelichting te verwijzen.
Door de nainen "Gelderse brug" en "Gelderse pad", m.enen
wij de herinnering aan de ram„p, die IJsselstein in 1466 ge-
troffen heeft, te kunnen doen voortleven.
Het is ons verder gebleken, dat de namen van enkele
straten of wegen in het overige gedeelte dor gemeente nog
door Uw college moeten worden vastgelegd. De hier bedoelde
straten en wegen zijn op de bij het ontwerp-besluit behorende
situatietekening II in kleuren aangegeven.
Wij stellen U voor aan de op beide situatietekeningen
aangegeven straten on wegen de naam te geven, als vermeld in
het ontwerp-besluit, hetwelk U hiertoe ter vaststelling wordt
aangeboden.
Burgemeester en Wethouders van IJsselstein,
De Secretaris,
                          De Burgemeester,
A.H. Derks.                      Mr.J. J. Abbink Spaink.
-ocr page 3-
IJsselstein, 16 September 1954.
Onlangs werd in een vergadering van Burgemeester en Wethouders besloten aan de Raad een voor-
stel te doen tot het vaststellen van namen voor nieuw aan te leggen straten in het Stadsgedeelte
„de Nieuwpoort".
Thans ligt dit voorstel gereed ter behandeling in de Raad.
Het blijkt dat het College de straten gaarne vernoemd zou zien naar personen, die een rol in de
geschiedenis van IJsselstein gespeeld hebben.
Mij was verzocht voor een toelichting zorg te dragen.
Aan dit verzoek heb ik gaarne voldaan.
In feite is deze toelichting een beknopte historie van IJsselstein geworden. Dit geldt echter alleen
voor het tijdvak 1400-1511.
Het spreekt vanzelf dat ik mij de nodige beperkingen moest opleggen. Ik heb ernaar gestreefd zo-
veel mogelijk het licht te doen vallen op het verband tussen onze plaatselijke en de Gelderse
geschiedenis.
De Burgemeester.
Overzicht van de familie-verhouding
der in de toelichting genoemde personen.
Guyotte van IJsselstein x Johan van Egmond
I
Aernoud x Jolande van Liningen
Willem
Johan X Maria v. Arkel
(Jan met de Bellen)
Willem v. Egmond
Frederik x Aleida v. Culemborg
Floris
Maximiliaan x Francoise de Lannoy
Anna x Willem van Oranje.
Arnoud
Hertog v. Gelre
Adolf
Karel
-ocr page 4-
Jolande van Liningen was gehuwd met Aernoud (Arend) van Egmond (± 1340-1409), Heer van
IJsselstein.
Door Aernoud werd in 1394 een Klooster (priorij) op de Nieuwpoort gesticht, dat betrokken werd
door Cisterciënsers en de naam verkreeg van ,,Mons Dominae Nostrae" (O.L. Vrouwberg).
In 1417 verbleef Jolande, in gezelschap van haar zonen Johan en Willem, in het door de Graaf
van Holland bedreigde IJsselstein. Bij de regeling die toen tussen de Graaf en de Gebroeders van
Egmond tot stand kwam, bedongen deze een jaargeld van 800 Kronen ten behoeve van hun
moeder.
Jolande stierf in 1437 en werd begraven in de Kloosterkerk te 's-Gravenhage.
Johan van Egmond (1385-1451) was de oudste zoon van Aernoud, Heer van Egmond en
IJsselstein, en Jolande van Liningen.
Hij heeft een belangrijke rol gespeeld in de geschiedenis van Holland, Utrecht en Gelderland. Daar
hij gewoon was een harnas met bellen te dragen, verwierf hij zich de bijnaam ,,Jan met de Bellen".
Zijn huwelijk met Maria, dochter van Jan van Arkel (± 1340-1409), verwekte veel sensatie. Hij
schaakte namelijk deze jonkvrouwe uit een Kasteel in Gulik, waar zij in afzondering leefde. Haar
vader, de heer van Arkel, was jarenlang in oorlog geweest met de Graaf van Holland, doch had
tenslotte het hoofd moeten buigen.
Behalve zijn dochter Maria had hij een zoon. Willem genaamd. Deze Willem trachtte later het
fortuin der Arkels te doen keren door de strijd met Jacoba van Beieren aan te binden. Behalve een
romantisch, had hij een huwelijk van onze Jan met de Bellen ook wel een politiek tintje!
Omstreeks begin 1416 werd Johan door Graaf Willem VI van Holland ter verantwoording
geroepen, daar hij ervan verdacht werd een complot tegen deze gesmeed te hebben. Tot driemaal
toe opgeroepen, verscheen Johan niet. Hierop werden zijn goederen verbeurd verklaard. Intussen
bevond hij zich, in gezelschap van zijn broeder Willem, op het slot te IJsselstein, waar ook hun
moeder Jolande, vertoefde.
De Graaf van Holland trok nu een geducht leger samen te Schoonhoven en gebood aan Walraven
van Brederode hiermede IJsselstein te belegeren.
Tot op het laatste nippertje deden vrienden bemiddelingspogingen, die tot het resultaat leidden,
dat Johan en Willem weliswaar verbannen werden uit Holland en Zeeland, doch dat jaarlijks een
flinke som gelds aan hen (en aan hun moeder) zou worden uitgekeerd.
De Heren van Egmond verlieten hierop IJsselstein en de heerlijkheid ging over in handen van de
Graaf van Holland (21 Juli 1416).
Op 31 Mei van het volgend jaar overleed de Graaf van Holland in Henegouwen. Hij werd opge-
volgd door zijn dochter Jacoba van Beieren.
Johan van Egmond had na de dood van de Graaf in stilte een leger verzameld, waarmede zijn broer
Willem op 10 Juni 1417 IJsselstein verraste. Geholpen door inwoners, die heimelijk de stadspoort
openden, trok hij de stad binnen, doch kon het kasteel niet dadelijk bemachtigen.
De door de Graaf van Holland aangestelde ,, Kastelein" (slotbewaarder) bracht het slot instaat van
verdediging, doch moest 2 dagen later, na een bestorming, zich overgeven.
Onderwijl hadden reeds de burggraaf van Montfoort, alsmede gewapende burgers uit Leiden zich
te Eiteren gelegerd. Daarbij kwamen nu nog ,,die van Utrecht" en Walraven van Brederode, de
krijgsoverste die het vorig jaar was uitgezonden om IJsselstein te tuchtigen.
Brederode had zich, even als trouwens de burggraaf van Montfoort, beijverd de Utrechtenaren
over te halen om Jacoba van Beieren in haar strijd te steunen en hen als beloning toegezegd, dat zij
burcht en muren van IJsselstein mochten slopen, als de stad overmeesterd werd. De Utrechtenaren,
gedachtig aan de hinder die zij in het verleden ondervonden hadden van IJsselsteinse zijde, waren
gemakkelijk te overreden!
                                                                              /
Dagelijks vermeerderde het aantal belegeraars.
Amersfoort volgde het voorbeeld van Utrecht, de steden Enkhuizen, Hoorn, Medemblik (en nog
-ocr page 5-
andere plaatsen) stuurden weerbare manschappen. Uit Kennemerland liet men gravers aanrukken
voor het maken van loopgraven en verschansingen.
Jacoba's oom, Johan van Beieren (bijgenaamd „Jan zonder Genade"), voegde zich bij de belege-
raars.
Donderbussen en ander belegeringsmateriaal werd in grote hoeveelheid aangevoerd.
Aldus in het nauw gedreven, capituleerde Willem van Egmond op 23 Juni 1417. Hij kon slechts be-
dingen, dat aan hem en de bezetting vrije aftocht verleend werd tot aandeNieuwendam{'t Gein) bij
Vreeswijk, terwijl poorters en onderzaten zich — onder voorwaarden van behoud van lijf en
goed — aan de genade van Jacoba zouden overleveren en vier dagen gevangen blijven in de
Nijestad (de Nieuwpoort).
Tegen de bepalingen van dit verdrag in vergrepen de overwinnaars zich toch aan de goederen der
poorters en werden deze ,,in de stok geslagen", waaruit zij zich moesten vrijkopen.
Thans kregen de Utrechtenaren hun beloning wegens verleende diensten en Johan van Beieren gaf
aan hen verlof Kasteel en muren van IJsselstein te slechten. Walraven van Brederode deed met
grote spoed hiertoe gravers uit Texel ontbieden. Op 27 Juni werd met het werk een aanvang ge-
maakt en ,,die van Utrecht" keerden niet huiswaarts, alvorens IJsselstein weerloos lag.
De jonge gravin Jacoba arriveert in Holland en treft daar de zaken in rep en roer aan.
Jonker Willem van Arkel roert zich weer en feller dan ooit laaien de Hoekse en Kabeljauwse
twisten op. De Hoeken zijn vóór, de Kabeljauwen tegen Jacoba. Geen wonder, dat er Jacoba veel
aan gelegen is om zich verzekerd te weten van de steun der Utrechtenaren!
In een verwoed straatgevecht te Gorkum, waar hij zich genesteld had, wordt Jonker Willem van
Arkel verslagen en sneuvelt. Aan Arkei's zijde streed Heer Johan van Egmond en IJsselstein, aan
Jacoba's zijde Walraven van Brederode. Johan geraakt in Utrechtse gevangenschap. Walraven
sneuvelt.
Lang geduurd heeft de gevangenschap van Heer Johan niet. Vermoedelijk heeft hij zich vrijge-
kocht. De Egmonds behoorden namelijk tot de rijkste families van Holland!
Op 15 Augustus 1418 nam Jacoba, die intussen gehuwd was met Hertog Jan van Brabant, wraak op
de burgers van IJsselstein, wegens hunontrouw ten opzichte vanhaar, of liever gezegd: wegens hun
trouw aan de Heer van Egmond! Op genoemde datum beval zij aan de ingezetenen van IJsselstein
om alle huizen, schuren, hooibergen en getimmerten, welke nog staande waren, af te breken.
Bovendien gaf zij aan haar ,,beminde vrienden van de goede stad Utrecht" toestemming alles neder
te werpen, wat na Allerheiligendag nog staande mocht zijn gebleven, met uitzondering van Kerk,
Klooster, Gasthuis, Kapel en huizen van geestelijken.
Na het Kerstfeest van 1418, op ,,de dag der Onnozele Kinderen", trokken de Utrechtenaren naar
IJsselstein en verwoestten het geheel, zodat de inwoners in het hartje van de winter dakloos
werden.
De verhouding tussen Jacoba en haar oom Johan was inmiddels er niet beter op geworden. Deze
laatste trachtte zijn nicht van haar plaats te dringen en vond bij dit streven steun bij de
Kabeljauwse edelen, waaronder de Egmonds. Bij de algemene verzoening, welke door bemid-
deling van Philips van Bourgondië (,,Philips de Goede") in 1419 te Woudrichem tot stand kwam
(„de zoen van Workum"), kreeg Johan van Beieren een overwegende invloed in het bestuur.
Bij deze verzoening werd ook bepaald, dat de Egmonds geen wraak mochten nemen op de
Utrechtenaren. Van dit laatste is in de practijk niet veel terecht gekomen!
In de door Johan van Beieren en de Hertog van Brabant (Jacoba's gemaal) gemeenschappelijk
gekozen Hollandse Bestuursraad kregen de Egmonds zitting en onze Jan met de Bellen werd her-
steld in het bezit van IJsselstein!
Wanneer dit precies gebeurd is weten wij niet, maarzeker is, dat hij in 1423 weer als Heer van IJssel-
stein, zekere rechten aan de stad verzekerde.
In dit zelfde jaar (1423) stierf, kinderloos, Reinald IV, hertog van Gelderland. Als zijn opvolger
werd gehuldigd Aernoud, minderjarige zoon van Heer Johan van Egmond en IJsselstein. Deze
-ocr page 6-
laatste werd tot ruwaard van Gelderland benoemd en heeft daarop dit land bestuurd tot de
meerderjarigheid van zijn zoon.
Na zijn benoeming tot ruwaard van Gelre heeft Johan zijn heerlijkheid IJsselstein overgedragen
aan zijn broer Willem (die daarmede later ook, overeenkomstig de door de broeders gemaakte
voorwaarden, door Philips van Bourgondië beleend is).
Het behoeft ons niet te verwonderen, dat Johan ook in zijn Gelderse periode, steeds zijn volle aan-
dacht aan Utrecht is blijven schenken.
Speelde Johan dus nu in Gelderland een hoofdrol, zijn broeder Willem, de Heer van IJsselstein,
deed hetzelfde in Holland. Zo zien wij beide broeders, na veel tegenspoed, tot grote macht en
aanzien gekomen.
Johan en Willem stierven beiden in 1451. De eerste werd te Egmond, de tweede te IJsselstein
begraven.
Willem van Egmond (1412-1483).
Toen in 1451 Willem, Heer van IJsselstein. kwam te overlijden zonder stamhouder na te laten,
werd hij opgevolgd door zijn neef Willem, tweede zoon van Johan van Egmond en Maria van
Arkel.
Daar zijn oudere broeder Aernoud reeds hertog van Gelre was, werd Willem opvolger in verschei-
dene bezittingen van zijn in dat zelfde jaar overleden vader.
Zo zien wij hem als Heer van Egmond, IJsselstein, Leerdam, Schoonrewoerd, Haastrecht, enz.
Onder het bestuur van zijn voorganger had IJsselstein zich reeds gedeeltelijk hersteld van de in
1417 en 1418 toegebrachte slagen.
Ook nu bleef de herbouw voortgang vinden. Zo ontwikkelde zich weer een nieuw stadje.
In het jaar 1455 ontstond onenigheid over de opengevallen bisschopszetel van Utrecht.
Philips van Bourgondië, thans graaf in Holland wilde zijn zoon David benoemd zien. Hij begaf zich
naar IJsselstein en bedreigde van daar Utrecht. Philips zegevierde en David van Bourgondië ver-
wierf de zetel.
Het behoeft geen betoog, dat dit verloop van zaken Willem van Egmond zeer verheugde. Bekleedde
hij, als getrouw aanhanger der Bourgondische partij, reeds een sterke positie in Holland, nu
kwamen bovendien zijn erfvijanden onder de heerschappij van een Bourgondiër!
Jammer voor hen, dat het tussen bisschop David en zijn onderzaten niet accordeerde! Door deze
onenigheid was bisschop David niet in staat te helpen toen — zoals wij later zullen zien — groot
onheil IJsselstein bedreigde.
Uit het huwelijk van Willem met Walburgis van Meurs werden drie zonen geboren:
Ie Jan, de latere graaf van Egmond;
2e Frederik, de latere Heer van IJsselstein;
3e Willem.
Mocht het Heer Willem in Holland goed gaan, in Gelderland stond de zaak van zijn broeder
Arnoud er minder rooskleurig bij. Onderedelen en steden heerste grote oppositie tegen zijn bewind
en aan het hoofd der ontevredenen stelde zich zijn eigen zoon, Adolf.
In het najaar van 1464 trad Frederik, de tweede zoon van Heer Willem, in het huwelijk met Aleid
van Culemborg.
Zowel hertog Arnoud als zijnzoon Adolf waren hierbij tegenwoordig. Na de bruilofsfeesten gingen
vader en zoon naar het kasteel te Grave, om daar hunne verzoening te vieren.
In de nacht van 9 op 10 januari 1465 werd het slot door een gewapende bende, aanhangers van
Adolf, overvallen en de oude hertog in de bittere koude over het ijs naar Lobede vervoerd.
Ook de jonge Frederik van Egmond werd gevangen gezet.
Het heeft ongeveer een jaar geduurd, aleer hij weer bevrijd werd.
Zo groot was in geheel Gelderland de ontevredenheid over Arnoud geweest, dat thans de meeste
6
-ocr page 7-
edelen en zelfs de steden Arnhem en Zutphen, het voorbeeld van Nijmegen volgend, Aldolf als
hertog erkenden.
Thans treedt Willem van Egmond en IJsselstein op als kampioen voor de z.aak van zijn onge-
lukkige broeder en maakt zich in 1466 meester van Arnhem.
Nu bekruipt de inwoners van IJsselstein de angst, dat Aldofzich op zijn oom zal wreken, door diens
weerloze stad IJsselstein te plunderen. Men begint de stad te versterken en de dam op te ruimen,
welke de Utrechtenaren in de gracht hadden doen aanbrengen.
Doch nu verschijnen afgevaardigden uit Utrecht en eisen op hoge toon, dat de dam hersteld, alle
verdedigingswerk geslecht moet worden.
Tevergeefs beroepen de IJsselsteiners zich op de noodtoestand waarin zij verkeren. De Utrechtse
gezanten blijven onverbiddelijk. Zij dreigen met het zenden van troepen en IJsselstein, wetende wat
dit zou betekenen, geeft toe.
Binnen twee weken kwamen de Geldersen over de dam de stad binnen en IJsselstein werd weder
een toneel van verschrikking.
Als de Gelderse benden vertrekken is IJsselstein geplunderd en half uitgemoord, nog slechts
een smeulende puinhoop! (1466).
Dit alles geschiedde toen Philips van Bourgondië, de grote beschermer van Heer Willem, aan
seniele aftakeling leed en zijn zoon, Karel de Stoute, bij hem in ongenade gevallen was.
Toen kort hierna Philips stierf en Karel hem opvolgde, keerde het getij.
De Utrechtenaren moesten nu een toontje lager zingen!
IJsselstein kon nu weer versterkt worden. Het is merkwaardig dat de nieuwe ommuring een
geringere omvang had dan de vorige. Immers de Nieuwpoort kwam nu buiten de muren te liggen.
Tenslotte is in 1470 een officiële verzoening tussen Utrecht en de Heer van IJsselstein tot stand
gekomen.
De haat was echter zo diep geworteld, dat van een werkelijke verzoening geen sprake kon zijn!
In Gelderland nam, door tussenkomst van Karel de Stoute de zaak van Adolf een slechte keer en
deze geraakte tenslotte in 1471 in Bourgondische gevangenschap. Na de dood (Febr. 1473) van de
oude hertog Arnoud deed Karel de Stoute aanspraken gelden op de heerschappij in Gelderland,
maar stuitte op hevig verzet. Toen echter in Juli 1473 Nijmegen na een dappere verdediging moest
capituleren, was dit verzet gebroken. Toen Karel de veroverde stad binnentrok, reed Willem, Heer
van IJsselstein, in zijn naaste gevolg. Door Karel werd hij benoemd tot diens stadhouder in
Gelderland.
Na de dood van Karel de Stoute (1477) werd Adolf van Gelre, die nog steeds gevangen zat, in
vrijheid gesteld doch sneuvelde nog hetzelfde jaar in dienst van Maria, de dochter van zijn oude
tegenstander Karel de Stoute!
Op het bericht van Adolfs bevrijding nam zijn zuster Katharina het bewind in handen, in af-
wachting van zijn terugkeer. Na zijn sneuvelen aanvaardde zij de voogdij over zijn minderjarige
zoon Karel.
Dit was Heer Willem van Egmond niet naar de zin en, geholpen door zijn zonen Frederik en
Willem, overrompelde hij Arnhem, joeg Katharina op de vlucht en liet zich, met goedvinden der
burgers, tot voogd huldigen.
Zijn doel was Gelderland te behouden voor Maximiliaan van Oostenrijk, met wie Maria (Karel de
Stoute's dochter) intussen in het huwelijk was getreden.
Aangemoedigd door het succes in Arnhem, trachtten zijn zonen ook Nijmegen bij verrassing te
nemen.
Dit mislukte echter en jarenlang moesten zij te Nijmegen in de gevangenis zuchten.
De toren waarin zij opgesloten werden, is sindsdien ,,de Egmondse toren" genoemd.
Eerst toen het Maximiliaan van Oostenrijk gelukte zijn gezag tegen Nijmegen te doen gelden
werden de gebroeders in vrijheid gesteld (eind 1480).
-ocr page 8-
Na de dood van Karel de Stoute waren de Utrechtenaren in opstand gekomen tegen diens half-
broer bisschop David van Bourgondië en hadden hem uit hun stad verdreven.
Maximiliaan van Oostenrijk trachtte bisschop David weer op zijn plaats te brengen en een
driejarige oorlog (1481-1483) was het gevolg.
Natuurlijk werd de Heer van IJsselstein weer in deze oorlog betrokken.
Evenals in 1418 stond IJsselstein weer tegenover de Utrechtenaren, die geholpen werden door de
burggraaf van Montfoort en door Brederode.
De schermutselingen die nu volgden, zijn te talrijk om hier op te sommen. Over en weer werd ge-
plunderd en geroofd.
Door de verbinding tussen Utrecht en Vreeswijk te bedreigen, slaagden de IJsselsteiners erin om
een soort hongerblokkade tegen Utrecht te organiseren.
Ondertussen waren in Utrecht Duitse benden gearriveerd onder aanvoering van Engelbrecht van
Kleef.
Thans besloot men te Utrecht om een einde aan de onhoudbare toestand te maken en IJsselstein
door een beleg tot overgave te dwingen.
^skP
otaajaracnt
(o|D^ravingan.')
Gesteund door de benden uit Kleef trokken ,,die van Utrecht" op naar IJsselstein, en legerden zich
rondom de stad. Een gedeelte der troepen werd op de Nieuwpoort in het Klooster gelegerd en van
hieruit werd de stad met vuurkogels beschoten. De aangerichte schade was echter gering.
In het kamp der belegeraars ontstond onenigheid tussen de Utrechtenaren en Kleefsen. Toen
Frederik van Egmond met een leger tot ontzet kwam opdagen werd het beleg opgebroken. In het
geheel hadden de Utrechtenaren meer dan 150 man verloren. Nog groter moet het aantal der
Kleefse gesneuvelden geweest zijn, die bij het klooster, te Eiteren en Jutphaas begraven werden.
Het klooster op de Nieuwpoort werd nu door de IJsselsteiners geslecht, doch later binnen de
stadsmuren wederopgebouwd.
In het jaar 1483 overleed Heer Willem. Hij werd naast zijn broeder, de ongelukkige Hertog
Arnoud, te Grave begraven.
/
Frederik van IJsselstein.
In het bovenstaande heeft reeds een zeer bewogen gedeelte van Frederik's leven de revue
gepasseerd.
8
-ocr page 9-
Thans zijn zwij genaderd tot het jaar 1483, toen Frederik zijn vader Willem opvolgde als heer van
IJsselstein. In dit jaar werd Utrecht belegerd door Maximiliaan van Oostenrijk en gedwongen om
bisschop David van Bourgondië weder te ontvangen en daarboven een Hollandse bezetting te
aanvaarden.
Frederik kreeg het commando te Utrecht. In 1489 werd de bezetting uit de stad verdreven.
Hierop trachtte Frederik (in 1491) zich bij verrassing meester de maken van de Catharijnepoort,
doch deze, onder leiding van zijn zoon Floris gepleegde, aanslag mislukte.
In de volgende jaren zien wij Frederik gewikkeld in de strijd welke in Gelderland ontbrand was,
nadat de jonge Karel, zoon van Adolf, zich tot hertog had doen uitroepen.
Weer staat Frederik van IJsselstein hier tegenover zijn oude vijanden uit Nijmegen, die met vreugde
de jonge hertog Karel hadden ontvangen. In 1492 bemachtigt Frederik Wageningen, dat het zwaar
te verduren krijgt.
Als beloning zijner verdiensten werd Frederik door Maximiliaan tot Graaf van Buren verheven.
In 1493 verscheen hij met een grote troepenmacht in de Weerd bij Utrecht, plunderde deze voorstad
en belegerden daarop gedurende een week de stad zelve.
Onder belofte, dat aan Frederik een schadeloosstelling van 21.000 Rijnse guldens zou worden
betaald kwam een verzoening tot stand. De Utrechtse Kapittels schoten direct 5000 guldens voor en
beloofden binnen 14 dagen nog f. 3000,— te zullen betalen. De resterende 13000 gulden
moesten binnen een halfjaar betaald worden en zo men hiertoe niet in staat zou zijn, moest
men voor dit bedrag een rentebrief aan Frederik geven. Het laatste is geschied.
Deze zaak werd erg gecompliceerd, omdat nog steeds een oud geschil tussen de heren van IJssel-
stein en de Kapittels van Utrecht op een oplossing wachtte. Dit geschil betrof de tienden welke de
Kapittels mochten heffen van goederen in IJsselstein.
In 1497 kwam eindelijk een regeling tot stand, maar desniettegestaande bleven zich telkens
moeilijkheden voordoen. Zo zien wij bij voorbeeld hoe in 1504 een convooi ,,de Doorslag" over-
vallen wordt door een bende IJsselsteiners.
In 1510 trachtte men van Utrecht kant IJsselstein door middel van een turfschip, waarin soldaten
verborgen waren, te verrassen. De poging mislukte. Frederik's zoon Floris trachtte nu zich
onverhoeds van Utrecht meester te maken, doch zonder succes. Wel bleef Floris met zijn benden
om Utrecht heen zwerven en veroorzaakte veel schade.
Nu besluit men te Utrecht tot krasse maatregelen over te gaan.
Het was weer een heer van Montfoort die de stoot tot dit initiatief gaf. Achter Utrecht stond hertog
Karel van Gelderland, achter IJsselstein Bourgondië. De Lekdijk boven Schoonhoven werd door-
gestoken, om zodoende inundatie te verhinderen, dat Floris met zijn leger IJsselstein te hulp kon
snellen. Een beleg van 3 weken volgde. Hertog Karel van Gelre kwam zich persoonlijk op de
hoogte stellen van de belegering.
Een uitval der IJsselsteiners veroorzaakte veel verwarring onder de Utrechtse gewapende burgers,
doch de beroepssoldaten wisten de zaak nog te redden.
Ondanks de inundatie kwam Floris met een leger opdagen en zo werd IJsselstein na een
beleg van 3 weken op 31 Mei 1511 bevrijd.
Kort daarop versloeg Floris te Jutphaas de Geldersen, die zich, na het opbreken van het beleg, daar
genesteld hadden.
Tenslotte kwam op 26 Augustus 1511 de vrede tot stand, tussen enerzijds Keizer Maximiliaan en
de Heer van IJsselstein, anderzijds de Bisschop van Utrecht, de stad Utrecht en de Heer van
Montfoort.
De vrede is niet meer gestoord, maar het zal nog wel even geduurd hebben eer de wrok uit de
harten was weggewist en ongetwijfeld zal menig IJsselteiner nog jaren later gelachen hebben,
wanneer hij de steen in de IJsselpoort zag, waarin deze gegrift waren:
,,Wegh Utrecht met Uw tuten en blasen,
Doe uyt twee leeuwen en zet twee hasen,
-ocr page 10-
Want toen die van IJsselstein kwamen in 't veldt.
Hebben die van Utrecht 't op een lopen gesteld."
Heer Frederik overleed in 1522 en werd te IJsselstein. naast zijn vroeg gestorven echtgenote. Aleida
van Culemborg, begraven.
Tot mijn spijt moet ik mededelen, dat Heer Frederik de bijnaam ,,Schele Gijs" had.
Aleida van Culemborg.
Haar geschiedenis vertelden wij reeds bij de behandeling der lotgevallen van Willem van Egmond
en diens zoon Frederik. Hier zij nog vermeld dat Heer Frederik te harer nagedachtenis een
schoon grafmonument in de Kerk te IJsselstein deed oprichten. Tot op de dag van heden
siert deze tombe de kerk.
Floris, Graaf van Buren en Leerdam, Heer van IJsselstein, Maartensdijk enz. enz.
Bij de geschiedenis van Frederik van IJsselstein, zagen wij reeds verschillende lotgevallen van
Floris. Een ook maar enigszins volledig overzicht van zijn loopbaan te geven is in dit bestek
onverdoenlijk. Hij stond in blakende gunst bij Keizer Maximiliaan en Karel V en bekleedde o.a.
de functie Stadhouder van Holland, Zeeland, Gelderland en West-Friesland en van Kapitein-
Generaal van het Krijgsvolk.
Door Karel V werd hij in 1515 benoemd tot stadhouder van Friesland, in welk gewest hij een voor-
name rol gespeeld heeft.
Hertog Karel van Gelderland ontmoette opzijn oorlogspad steeds weer Floris als tegenstander. Hij
overleed in 1539.
In de volksmond had hij de eigenaardige bijnaam van ,, Floortgen Dunbier".
Maximiliaan van Egmond, Graaf van Buren en Leerdam, Heer van IJsselstein, Maartensdijk enz.
enz. was de zoon van de Heer Floris van IJsselstein (,,Floortgen Dunbier") en Margaretha van
Zevenbergen. In 1539 volgde hij zijn vader op in diens bezittingen.
Hij was een der meest bekende generaals van Karel V, nam in 1537 deel aan de oorlog met
Frankrijk en in 1546 aan de Smalkaldische oorlog.
In 1540 werd hij benoemd tot stadhouder van Friesland.
Toen hij in 1548 te Brussel ziek lag en zijn einde voelde naderen liet hij zich in zijn wapenrusting
steken, liet zich in een leunstoel plaatsen en nam aldus afscheid van zijn vrienden. Na op de gezond-
heid van de Keizer gedronken te hebben, dankte hij in een speech voor de hem bewezen gunsten, liet
zich weder te bed dragen en gaf de geest.
Anna van Buren, werd in 1533 geboren als dochter van Maximiliaan, Graaf van Buren en Heer van
IJsselstein en Franqoise van Lannoy.
Zij volgde haar vader als erfdochter op in diens bezittingen.
Door haar huwelijk met Prins Willem van Oranje (in 1551), werd deze als heer
gehuldigd in hare erfstaten.
Te IJsselstein geschiedde dit op 14 Mei 1552.
Anna overleed in het jaar 1558.
Na haar dood bleef de baronie van IJsselstein aan het huis van Oranje.
10
-ocr page 11-
Het Cisterciënklooster „Onze Lieve Vrouweberg"
te IJsselstein; een verslag uit 1938                          door w. stooker
Het was op initiatief van de Vereeniging voor Vreemdelingenverkeer IJsselstein, dat in het voorjaar
van 1937 zoomede in dat van 1938 werd overgegaan tot het doen van opgravingen op het daar ter
plaatse gelegen terrein ,,de Nieuwpoort", in welk terrein, naar men vermoedde, nog overblijfselen
verborgen lagen van het voormalige Cisterciënserklooster ,,Onze Lieve Vrouweberg", dat vóór
1343 werd gesticht'), doch in 1482 werd verwoest-).
De V.V.V. mag worden gelukgewenscht met de uitkomsten van die opgravingen, want zij
bevestigden niet alleen die vermoedens, maar openden ook uitzicht op meerdere belangwekkende
vondsten, die gegevens kunnen opleveren, zoowel voor de kennis van het klooster als voor de
geschiedenis der stad.
Zij, die den stoot gaven tot het doen dezer bodemonderzoekingen, en daarbij de medewerking van
vele stadgenooten ondervonden, verdienen den steun van breeder kring, ook buiten IJsselstein,
omdat hier een poging wordt gedaan om een juister begrip te verkrijgen van een cultuurcentrum,
dat van meer dan gewone beteekenis is geweest voor de ontwikkeling van het Sticht. De eigenares
van het terrein. Mevrouw A.M. .laring-Fresen te Driebergen,en de pachter, de Heer J. van Rooijen
te IJsselstein, gaven welwillend hun toestemming tot de opgravingenen hunne medewerking strekt
zich zelfs zoo ver uit, dat de blootgelegde gedeelten van het klooster, na afgezet te zijn met een
eenvoudige omrastering, open mogen blijven liggen. Hoewel bij de meeste burgers van IJsselstein
belangstelling voor het werk bestaat, blijft voor deze kleine gemeenschap de financiering toch
steeds een moeilijk vraagstuk en het is daarom te hopen, dat ook nog van andere zijde de verdiende
materieele steun zal worden verleend.
Schriftelijke bronnen, die over het ontstaan van de stad of van het klooster inlichtingen zouden
kunnen geven, zijn niet bekend; alle aanwijzingen daaromtrent moeten dus aan de bodemresten
worden ontleend.
In IJsselstein heeft men in het terrein ,,de Nieuwpoort" een bezit, dat vergeleken kan worden met
een gesloten boek, dat na 1482 niet meer is geopend en waarin zeer veel van de geschiedenis van
IJsselstein besloten ligt. Zij die dit boek openen moeten beseffen, dat het omslaan van elke
bladzijde maar éénmaal mogelijk is. 't Is bij elke opgraving zóó gesteld, dat de verantwoordelijke
leiders voortdurend waakzaam moeten zijn, steeds aanteekenen wat zij zien, alles opmeten en in
teekening brengen, veel vastleggen door middel van de fotografie, alle vondsten, al zijn die nog zoo
gering, zorgvuldig verzamelen en aanteekenen, waar zij gevonden zijn. Zoowel de leider als zijn
assistenten en de met de ontgraving belaste werklieden moeten met volle toewijding hun werk
verrichten en zonder onderbreking waakzaam zijn. 't Is daarom in den regel beter een opgraving te
doen met weinig dan met veel personeel.
Op zorgvuldigheid komt het immers aan en niet op het open leggen van een uitgestrekt terrein in
korten tijd. Iedereen kan verkeerde gevolgtrekkingen maken; vandaar dat alle waarnemingen op
velerlei wijze moeten worden vastgelegd, liefst zoo, dat het mogelijk is later de bevindingen in
verband met mogelijk niet verkregen gegevens nader te beoordeelen.
Aan de vestiging van het kasteel ,,IJsselstein" wordt het ontstaan van de stad IJsselstein toege-
schreven. Wanneer dit plaats vond, is onbekend.
Reeds in 1144 wordt er van een Heer van IJsselstein gesproken'), die in dit jaar gesneuveld zou
zijn. Anderen spreken dat weer tegen") en geven als hun meening, dat hier de Heer van I Jsselborch
bedoeld zal zijn.
Als zeker wordt aangenomen, dat IJsselstein althans in 1270 in het bezit van de Heeren van
IJsselstein was').
Bekend is verder, dat in 1309'') de 42ste bisschop van Utrecht, Guido van Avesnes, verlof gaf tot
het verplaatsen der kerspelkerk van Eiteren naar IJsselstein. De buurtschap Eiteren lag ten
11
-ocr page 12-
S n H \c./^\
^. G> y/*''^-^'5 ^^i-v e £/S o c IV
I. Platlegroncl van IJsselslein en naaste omnevinf; van hel voormalif^e kloasler. Bij J /if;l liel terrein
„de Nieuwpoon" met de fundamenten.
Noord-Westen van IJsselstein. Waarom daar de eerste kapel gevestigd was en niet direct in
IJsselstein is nog zeer duister. Was het verblijf daar misschien niet veilig meer en zocht men
bescherming onder de muren van het kasteel en binnen de wallen der stad? Of was vestiging in
Eiteren het gevolg van het niet onderhoorig zijn van IJsselstein aan het Bisdom Utrecht^) en de
latere vriendschap wellicht de oorzaak van de overplaatsing? Zoolang daaromtrent niets naders
bekend is geworden, mag aangenomen worden, dat IJsselstein zijn ontstaan aan een kasteel of
andere verdedigbare post te danken heeft.
Zoo'n verdedigbare post kan reeds zijn aangelegd door de Romeinen, welke langs den Rijn en
andere rivieren buiten hun legerplaatsen nog kleinere verdedigbare posten maakten, zooals de
Romeinsche historieschrijver Florus ons bericht, maar kan ook ontstaan zijn ten tijde van Karel
den Groote als verdedigingswerk tegen de invallen der Noormannen.
Wanneer de vestiging plaats vond, zal door opgraving moeten worden vastgesteld. In de naaste
omgeving van IJsselstein zijn op groote diepte enkele voorwerpen opgegraven, die uit de tweede
eeuw na Chr., meerdere, die uit de negende of tiende eeuw na Chr. dateeren"). Het verdere
bodemomderzoek zal dus mogelijk tot verrassende ontdekkingen kunnen leiden.
In 1390') versterkte Arnold van Egmond de stad met muren, poortenen torens. Zeer waarschijn-
lijk vervingen deze versterkingen verdedigingswerken van andere samenstelling, want de Oud.
Holl. Kron. meldt ons reeds een belegering der stad in 1349'") door den Maarschalk van het Sticht
tegen Arnold van IJsselstein.
De in 1390 gemaakte ommuring moet grooter oppervlakte ingesloten hebben dan de tegen-
woordige oppervlakte van de stad.
De stad zal in dien tijd ook het stuk wei- en bouwland, begrensd door de tegenwoordige
Zuidoostelijke Stadsgracht, den Panovenweg, de Paardenlaan en den Hoogenbiezendijk hebben
omvat.
12
-ocr page 13-
Eigenaardig is, dat we nu na eeuwen nog de vermoedelijke plaats van de wallen, grachten en
torens in dit wonderlijk geaccidenteerde terrein kunnen aanwijzen. Enkele jaren geleden werd bij
werkzaamheden in de .stadsbuitengracht de fundeering van een der walmuren (zie afb. 1) aange-
troffen. De richting van dezen muur stond dwars op de lengterichting van de gracht. Deze vondst
steunt het vermoeden van den grooteren stadsaanleg.
Verder is een vestiging van het klooster op ,,de Nieuwpoort" vrijwel gelijktijdig met den bouw
van den stadsmuur niet direct naast de stad te verwachten, maar wel daar binnen.
De stad werd velemalen verwoest en weer herbouwd. We weten, dat in 1482 de Utrechters de stad
vanuit het klooster bestookten.
Tijdens den herbouw moet de stadsmuur naar binnen zijn verlegd en een nieuwe gracht zijn
gegraven, waardoor het klooster buiten de muren kwam te liggen. Na opheffing van het beleg zijn
de IJsselsteiners er dan ook spoedig toe overgegaan het klooster af te breken en weer binnen de
muren op te bouwen.
in het Ewouds-Gasthuis, tehuis voor Ouden van dagen van de Ned. Herv. Gemeente, vinden we
nog resten van den kloostergang en het refter. Men hoopt deze bij de a.s. verbouwing en ver-
nieuwing van dit gebouw te kunnen behouden. Het overgroote gedeelte van het klooster is reeds
in vroeger tijd bij den nieuwbouw van het R.K. Tehuis voor Ouden van dagen, staande in de
Kloosterstraat, verdwenen.
Van het klooster op ,,de Nieuwpoort" heeft de geschiedenis ons niets achtergelaten dan de
jaartallen van vestiging en afbraak. Verder is er de overlevering, dat het klooster heeft gestaan op
de ,,Nieuwpoort". De naam ,,Nieuwpoort" veronderstelt het bestaan van een oude poort. Wéér een
bevestiging van het vermoeden, dat de stad naar binnen is verlegd.
't Heeft zoo moeten zijn, dat dit terrein steeds in het bezit van één familie is gebleven, die steeds
weigerde ook maar iets er aan te veranderen, noch er iets van af te staan. Reeds lang wilde men
wat meer van de vestiging van het klooster weten en de eenige weg om daartoe te geraken was het
doen van opgravingen. Naar reeds werd medegedeeld, nam de V.V.V. IJsselstein in het voorjaar
van 1937 het initiatief tot een onderzoek.
Het terrein, waarop de opgraving heeft plaats gehad, ligt ten Zuid-Oosten van de Stadsbuiten-
gracht en is kadastraal bekend als Gemeente IJsselstein Nrs. 22, 532, 533, 578, 27. 28 en 549.
Op het meest noordelijk en hoogst gelegen gedeelte, kadastraal bekend onder Nr. 549, werd een
aanvang gemaakt met de opgraving, waarvoor op Maandagmorgen 22 Maart 1937 in de vroegte
twee man ter beschikking werden gesteld.
't Was een koude, trieste, regenachtige dag en in het geheel niet aanlokkelijk om te beginnen aan
een opgraving, vooral niet, omdat op dit vlakke terrein niets was, dat eenige beschutting kon
bieden. De beschikbare tijd was echter te kort om de weelde van te gaan schuilen te permitteeren; er
werd dus een begin gemaakt en, weer of geen weer, tot het donker doorgewerkt.
De Burgemeester van IJsselstein, de Edelachtbare Heer Mr. J.J. Abbink Spaink, tevens
voorzitter van de V.V.V. IJsselstein, was, voor zoover zijn ambtsbezigheden dit toelieten, zooveel
mogelijk op het terrein aanwezig. Hij liet zich evenmin door het slechte weer afschrikken.
Begonnen werd met het uitzetten van een lijn in de richting Noord-Zuid, aanvangende op den
Zuidhoek van de in het Noorden van het terrein staande schuur, welke lijn bestemd werd tot het
inmeten van de eventueele vondsten. Evenwijdig aan deze lijn werd de richting uitgezet voor een
komvormige inzinking in het hoogste gedeelte van het terrein. Volgens een der oudere bewoners
van IJsselstein was deze inzinking in zijn jeugd plotseling ontstaan. De oorzaak zou geweest zijn
het instorten van een gewelf.
Vervolgens werd aangevangen ter weerszijden van de uitgezette sleuf, waarbij werd gewerkt van
Noord naar Zuid en van Zuid naar Noord.
In het Noordelijke gedeelte werd al spoedig gestuit op metselwerk; van gewelven of van een
fundering was echter geen sprake, daar de gevonden metselwerken hoogstens van een afvoer-
kanaal geweest konden zijn.
13
-ocr page 14-
^. '4' r'^'^^-isij%» |Ai
2. Tijdens wcrk:aai»hcilcn in de slaihhiiilenf'rachi ifevondcn fi<nilecrinf; van den \i)<>inuilif;en sladsnniiir.
In het Zuidelijke gedeelte leverde de opgraving niet anders op dan eenige geprofileerde
reuzenmoppen en werden twee vroegere terreinhoogten opgemerkt.
Intusschen werd doorgegraven tot een diepte, waarop verdere opgravingen niet noodig werden
geoordeeld.
Peilingen op het terrein gaven geen resultaat; overal toch, waar het peilijzer in den grond werd
gestoken, bleek puin aanwezig te zijn. Toch werd in het midden van het terrein een plaats bepaald
om een proefgat te graven van minimale oppervalkte. En met succes! Onder veel los puin kwam een
fundering aan het licht. Een aangrijpingspunt was gevonden. De ontgraving in de sleuf werd
direct stop gezet. Er werd berekend hoe groot de te ontgraven oppervlakte mocht zijn, met het oog
op de beschikbare gelden.
Begonnen werd met laagsgewijze ontgraving, een ontgraving die hier wel moeilijk was, daar de
werklieden met dergelijk werk niet op de hoogte waren en slechts van tijd tot tijd toezicht kon
worden uitgeoefend. Niettemin is gedaan, wat gedaan kon worden en het resultaat was, dat in
enkele dagen de aangegraven fundeering werd bloot gelegd (zie afb. 2).
Betere plaats om te beginnen, had niet gekozen kunnen worden; het bleek toch, dat de aanvang
van de gravingen plaats vond juist boven de fundeering van de kapel.
Er werd vastgesteld, dat deze niet georiënteerd was. Ten Noordwesten van de kapel was de
bestrating, bestaande uit reuzenmoppen op hun plat met kantlaag in het midden en een afvoergoot
langs de kapel nog aanwezig. Verder was deze bestrating hier en daar, waarschijnlijk bij den uitlaat
van den hemelwaterafvoer of onder de spuwers versterkt door stukken bazahlava afkomstig van
molensteenen.
Ook werd op het terrein kadastraal bekend Nr. 532 nog een kleine proefgraving verricht op
aanwijzing van den pachter, den Heer van Oostrom, die bij het omspitten van zijn land, steeds op
een fundering stootte en deze dan ook precies wist aan te wijzen. Ook deze fundering werd
voorlopig opgemeten en gefotografeerd. Deze is echter nog niet in verband met den bouw van het
klooster te brengen, hetgeen later zal moeten geschieden.
14
-ocr page 15-
De resultaten voor een zoo korte opgraving zijn m.i. zeer belangrijk te noemen.
Vastgesteld is:
Ie. dat de overlevering op waarheid berust en er nog resten van het klooster aanwezig zijn;
2e. de plaats van de kapel;
3e. de hoogte van het om het klooster liggende terrein.
In uitzicht werd gesteld.dat bijeen volgende opgraving dejuiste breedte van de kapel zou kunnen
worden vastgesteld. Tevens werd de veronderstelling uitgesproken, dat ten Noorden van de kapel
zich het kerkhof van het klooster zou bevinden en ten Zuiden de kloostergang, de kloosterver-
trekken enz. In verband met de hoogteplaatsing van de fundeering in het terrein zou mogelijk bij
verdere opgraving een nog vroegere bewoning kunnen worden geconstateerd.
3. Fundeering van de kloosierkapel, gezien naar hei Noord-Ooslen.
In het voorjaar 1938 werd de opgraving voortgezet. Weer was een bescheiden bedrag daarvoor
door de V.V.V. Klsselstein beschikbaar gesteld.
Uitgezet werd een te ontgraven oppervlakte in Zuidelijke richting, grenzende aan het reeds in
1937 opgegraven terrein.
De vroeger reeds gevonden straat bleek zich rondom het koor van het kapel te bevinden.
Aansluitende aan den hoeksteunbeer werd een fundeering aangetroffen, die een hoek van 90°
vormde met den Zuidelijken kapelmuur. Deze muur zal de buitenmuur van het klooster zijn
geweest en daar van den hoeksteunbeer van de kapel aan dezen muur af eveneens de fundeering van
een steunbeer voorkomt, kunnen we gerust aannemen, dat dit gebouw, minstens uit twee
verdiepingen met een kap heeft bestaan.
Langs den Zuidelijken kapelmuur zal waarschijnlijk een kloostergang zijn geweest ter breedte
van ongeveer 3.30 m. Er werden n.1. drie vondsten gedaan die daarop wijzen, t.w.:
Ie. de puinsleuf van de fundeering, doorgaante tot aan den voorgenoemde buitenmuur. (De
kloostergang zal een uitgang hebben gehad door dezen muur).
2e. het ontbreken van steunbeeren aan den Zuidelijken kapelmuur.
3e. de versiering in het gevonden straatje, bestaande uit een in rechthoekvorm aangebrachte
laag van steenen op hun kant.
15
-ocr page 16-
De gevonden puinsleuf onder ie genoemd is nog niet verder ontgraven; de plaats van den
kloostergang kan eerst met volle zekerheid worden vastgesteld bij de volgende voortzetting van
de opgraving.
De inwendige breedte van de kapel bleek 7.84 m. te bedragen.
Voorts teekende zich in de ruimte tusschen de kapelfundeeringen een rechthoekig met puin
gevuld gedeelte af. Dit gedeelte werd met eenige meerdere breedte geheel ontgraven tot diepere
lagen, waarbij twee grafkelders aan het licht kwamen, hetgeen kon worden vastgesteld uit een
bodem en enkele lagen metselwerk, welke werden aangetroffen. De afbraak van het klooster
schijnt overigens rustig en zorgvuldig te zijn geschied. Al wat maar even bruikbaar was heeft men
medegenomen. Ook van de inhoud van de grafkelders was niets meer aanwezig.
Hoewel er bij allen verlangen was om verder te graven, waren de financiën daarvoor niet
toereikend. Het doen van een opgraving, zonder den werklieden loon te betalen, gaat nu eenmaal
niet!
Voordat evenwel afscheid kon worden genomen, was er nog een belofte in te lossen tegenover
den Heer Voorzitter van de V.V.V. IJsselstein, n.1. te onderzoeken of onder de nu gevonden
fundeering een oudere geschiedenis zou zijn aan het licht te brengen. Daartoe werd naast de
grafkelders een oppervlakte van eenige vierkante meters dieper gegraven, waarbij op een diepte van
2.10 m onder het bovenvlak van de gevonden kapelfundeering twee zware palen en eenig horizon-
taal liggend verkoold hout werden aangetroffen.
De bijvondsten, twee niet met volle zekerheid te dateeren scherven, geven nog geen recht nu
reeds den tijd van deze laag aan te geven. Vermoedelijk zijn deze 9e en 10e eeuwsch, zonder
uitzondering. Het vermoeden, dat een oudere bewoning kon worden vastgesteld, is dus tot zeker-
heid geworden.
Naar te hopen is zal de V.V.V. IJsselstein in staat worden gesteld om de onderzoekingen voort te
zetten!
Ten slotte rest mij nog dank te brengen aan den Heer IVI. H.H. van Doesburg te IJsselstein, class.
student aan de Utrechtse Universiteit. Deze was op mijn verzoek direct bereid om mij bij deze
opgraving behulpzaam te zijn en was steeds den geheelendag op het terrein aanwezig. Ik ben er van
overtuigd, dat, indien de Heer Van Doesburg met eenzelfde ambitie zal blijven voortgaan, mijn
komst naar IJsselstein overbodig zal worden. Dit zal mij zeker genoegen doen, niet omdat dit
mooie werk niet mijn volle liefde zou hebben, maar omdat mijn dagelijksche plichten mij nu
eenmaal elders roepen!
1)  Bullarum Trajectense . . . coll. G. Brom. Vol. I. Haga-Comitis, 1891. 4°. No. 1079. 1080.
2)  A.M.C, van Asch van Wijck, De stad IJsselstein door het Utrechts-Kleefsch leger belegerd . . . 1482. In
Tijdschrift voor geschiedenis . . . van Utrecht, VII-1841, blz. 335.
3) Tegenwoordige staat ... Dl. VII. Beschrijvinge van Holland. Amsterdam, 1749. 8°. Blz. 556.
4) J. van Lennep en W.J. Hofdijk, IVlerkwaardigekasteelen in Nederland. 2de druk. Dl. I. Leiden, 1883. 8°. Blz.
268.
5 en 6) Historie ofte beschrijving van 't Utrechtsche bisdom . . . Dl.II. Leiden. 1719. 8°. Blz. 246.
7)    Tz.pl. Blz. 252.
8) G. van Hoorn, IJsselstein. In: IVIaandblad voor ,,Oud-Utrecht". XI-1936, blz. 5.
9)  Historie ofte beschrijving van 't Utrechtsche bisdom ... Dl. II. Leiden. 1719. 8°. Blz. 252, aant. I.
10) W. van Gouthoeven, D'oudechronijckeende historiën van Holland . . .'s-Graven-Hage, 1636.2°. Blz. 384.
(overname uit jaarboek Oud-Utrecht 1938)
/
16
-ocr page 17-
PRIJS 25 CENT
„ORANJEVEREENIGING 1945"-IJSSELSTEIN
Eerevoorzitter: Mr. J.J. ABBINK SPAINK, Burgemeester van IJsselstein.
PROGRAMMA
der feestelijkheden ter gelegenheid van den verjaardag
van H.M. Koningin Wilhelmina, en ter viering van
onze bevrijding op 30/31 Augustus en 1 September'45.
Donderdag 30 Augustus 1945.
Buurt- en straatfeesten in de geheel versierde straten. Ondanks de materialenschaarste en duurte
der versieringen komen de straten als vanouds prachtig voor den dag.
Door den Burgemeester is als Hoofd der Politie bepaald, dat des middags en des avonds geen
verkeer van auto's, wagens of motorfietsen in de binnenstad zal plaatsvinden.
De organisatie dezer feestelijkheden is geheel in handen van de onderscheiden buurtverenigingen.
Vrijdag 31 Augustus 1945.
De 65e verjaardag onzer Landsvrouwe wordt geopend met:
7.30 uur
           Muzikale reveille van de beide torens, tevens het sein om over al de vlaggen te
hijschen.
8.— uur
           Kerkdienst in de R.K. Kerk.
Protestantsche Kerkdiensten worden Zondag 26 Aug. afgekondigd.
10.30 uur
           Zanguitvoeringen te geven op de muziektent Kronenburgplantsoen door:
a.   Gemengde Zangvereeniging Zanglust.
b.   IJssels Mannenkoor.
c.   Kinderkoor der Vereeniging Zanglust.
13.— uur           Groote Kinderfeesten op het Kronenburgplantsoen:
1.   Zakloopen voor jongens van 10-12 jaar.
2.   Hardloopen met hindernissen voor jongens van 12-15 jaar.
3.   Ringrijden met versierde fietsen voor meisjes van 12-15 jaar.
4.   Stoelzoeken voor Meisjes van 5-9 jaar.
5.   Touwtjeknippen voor meisjes van 5-9 jaar.
6.   Bal op lepel, behendigheidsspel voor meisjes van 9-12 jaar.
7.   Hardloopen jongens van 12-15 jaar.
8.   Bollenhappen voor jongens en meisjes van 5-12 jaar.
9.   Hoepelwedstrijd met fietswielen voor jongens van 6-9 jaar.
(hoepels zijn aanwezig).
Deelnemers voor deze spelen moeten zich opgeven op Woensdag 29 Augustus a.s.,
des voormiddags van 9-12 uur en des namiddags van 2-4 uur in het gebouw UZ AI,
Hofstraat.
16.30 uur
           Opstelling van den grooten allegorischen optocht op den Provincialen weg. Deel-
nemers moeten zich via de Panoven naar de opstellingsplaats begeven en zich
onmiddellijk opstellen bij de aangebrachte borden, welke het nummer van hun
groep vermelden. De volgorde en de nummers der groepen staan hieronder
vermeldt.
Een Commissie van niet-IJsselsteiners zal de verschillende groepen beoordelen en 5 prijzen toe-
kennen aan de haars insziens mooiste groepen.
N.B. Een ieder dient op tijd aanwezig te zijn, daar de stoet onherroepelijk op den aangegeven tijd
vertrekt en in GEEN GEVAL OP LAATKOMERS ZAL WORDEN GEWACHT! ! ! !
17
-ocr page 18-
17.— uur           Vertrek van den grooten optocht, waarin U achtereenvolgens zult aanschouwen:
16.30 uur           9. Hardloopen met hindernissen voor heeren boven 18 jaar.
10. Kruiwagenrace.
17.— uur
          11. Indien mogelijk:
Voetbalwedstrijd: IJsselsteinsch elftal versus Canadeesch elftal.
De inschrijvingen voor dezen sportmiddag dienen te geschieden op Dinsdag 28 Augustus a.s. des
avonds van 7-9 uur in gebouw UZAI (ingang Hofstraat): Prijzen worden beschikbaar gesteld.
20.— uur           Groot sluitingsfeest op de Plaats.
Onder het licht van verschillende schijnwerpers zullen wij gezamelijk een
programma ten beste geven, waaraan onder meer medewerking wordt verleend
door de Muziekvereenigingen Excelsior en Amicitia en het St. Nicolaas-
Kerkkoor.
Door d'eeuwen heen was IJsselstein Oranje. Draagt dit niet alleen in het hart doch tooit U
ook met Oranje. Voor deze feesten heeft het Bestuur laten ontwerpen een prachtig uitgevoerd
Oranje-broche, welk zoowel op heeren, als dameskleeding gemakkelijk te bevestigen is. ALLE
IJsselsteiners dragen met de feesten deze in onze eigen stad vervaardigde insignes, welke verkrijg-
baar zijn bij GEZ, VAN GEELEN, Utrechtschestraat.
ATTENTIE! Alle IJsselsteiners willen feestvieren,
OOK DE BAKKERS!! die daarom besloten hebben:
Vrijdag 31 Aug. den geheelen dag te sluiten;
Zaterdag 1 Sept. na 's middags 2 uur te sluiten.
Het publiek wordt verzocht hiermede rekening te houden.
HET LIED DER IJSSELSTEINERS.
Aan de Hollandse IJssel, in het land van het Sticht.
Door weiden en water omgeven,
In oeroude wallen gehuld nog, daar ligt
Het stadje, waar wij willen leven!
Eens werd het gehoord.
En wij geven het voort:
,,Groots was het, groots bleef het, groots zal het steeds zijn".
Trots ben ik daarom op mijn mooi IJsselstein!
In een roemvol verleden, toen IJsselsteins bloed
Vaak vloeide voor tanende vrijheid.
Verzekerden helden ons 't kostbare goed:
,,Een leven vol stralende blijheid".
Eens werd het gehoord.
En wij geven het voort:
,,Stoer was het, stoer bleef het, stoer zal het steeds zijn".
Trots ben ik daarom op mijn oud IJsselstein!
Vast vertrouwend op God dan in voorspoed en smart.                                  ij
Zo staat, met Oranje verbonden.                                                                   //
Het IJsselsteins volk met die deugden in 't hart.
Die Nederlands grootheid verkonden.
18
-ocr page 19-
Eens werd het gehoord
En wij geven het voort:
„Fier was het, fier bleef het, fier zal het steeds zijn".
Trots ben ik daarom op mijn goed IJsselstein!
J.B.
Het Bestuur der ,,Oranjevereeniging 1945"
J.G. van Pienbroek, Voorzitter: A. Peek, Vice-Voorzitter;
J.A. Jansen Jr., Secretaris; D.G.J. Fenstra, Penningmeester;
J.B. de Bruin; F. de Morrée; B. Wouda.
DE ROUTE is in verband met de enorme lengte van den stoet als volgt opgesteld:
Opstellingsplaats Provincialenweg — Hoogebiezen — Benschopperpoort (hier voegen de groepen
uit de Achtersloot zich bij den stoet) — Benschopperstraat — Utrechtsestraat — Lange
Kerkstraat — Walstraat - Walkade — Doelenstraat — Koningstraat — Molenstraat — St.
Nicolaasstraat — Kronenburgplantsoen — Korte Kerkstraat — Utrechtschestraat — Poortdijk —
Zomerwegje — Wilhelminastraat — Pr. Hendrikstraat — Zomerwegje — Poortdijk — IJsselstraat
Voorstraat - Weidstraat — Utrechtschestraat — Kapellestraat — Kronenburgplantsoen —
Schapenstraat — Benschopperstraat — Kloosterstraat — Kronenburgplantsoen — (alwaar de
stoet ontbonden wordt).
N.B. Het is verboden met den stoet mede te loopen. De politie zal hierop streng toezien. Er is
gelegenheid genoeg den stoet te zien passeeren, bemoeilijkt de organisatie dus niet en blijft
tijdens het voorbijtrekken op Uw plaats staan of zitten.
21.— uur           Verzamelmarsch der burgerij met muziek en fakkels NAAR HET
KAMPVUUR! ! ! De deelnemers aan den optocht blijven gecostumeerd! ! !
21.30 uur
           Opening van een grootsch kampvuur op een terrein aan den Benschopperweg bij
het Gymnastiekgebouw.
Het programma van het kampvuur, waaraan wij allen deelnemen, vermeld onder
meer:
Een Opera ,,Gijsbrecht van IJsselstein"? ? ?
De Zingende Boeren! ! !
,,The Herry Makers........
N.B. Indien de terreingesteldheid dit toelaat, is het de bedoeling dat het kamp-
vuur door allen zittend wordt bijgewoond.
Men wordt derhalve verzocht kussens, jute zakken en dergelijke mede te nemen,
• benevens een goed stemgeluid.
Zaterdag 1 September 1945.
9.— uur             Groote ringrijderij in twee afdeelingen om geldprijzen.
a.   Met versierde Tilbury's.                                                               "
b.   Met paarden onder den man.
Inschrijvingen dienen te geschieden Dinsdagavond 28 Augustus a.s. in het gebouw
UZAI, Hofstraat, des avonds tusschen 7 en 9 uur.
Inschrijfgeld voor groep a: f 5.— per deelnemende Tilbury.
Inschrijfgeld voor groep b: f 2.50 per deelnemer.
Voor niet-leden worden deze bedragen verhoogd met resp. f2.50 en f 1.50.
13.— uur
           Feestelijke kinderoptocht naar het Sportterrein, verzamelen op het Kronenburg-
plantsoen buurt- en straatsgewijs. Zorgt allen op tijd te zijn! !
19
-ocr page 20-
Gevarieerde sportmiddag op het V.V.IJ.-terrein.
1.   Fietsrace met hindernissen voor jongens van 15-18 jaar.
(fietsen zijn beschikbaar).
2.   Hardloopen met hindernissen voor jongens van 15-18 jaar.
3.   Vroolijke gecostum. voetbalwedstr. door ambtenaren, politie, kantoor-
personeel, die nog nooit een bal aangeraakt hebben! etc.
De medespelenden dienen om 14. uur uiterlijk present te zijn.
Eerste Hulp is op het veld aanwezig.
4.   Hindernisrace met kinderwagens voor dames boven 18 jaar.
5.   Hardloopen met hindernissen voor paren (dame en heer).
6.  Touwtrekken voor krachtpatsers boven 18 jaar (in ploegen van 5 man).
7.   Behendigheidswedstrijd voor meisjes van 15-18 jaar (blikioopen).
8.   Idem ,,Steltloopen op blikjes" voor meisjes van 15-18 jaar.
13.30 uur
14.15 uur
14.45 uur
15.30 uur
16.— uur
Volgno. Voorstelling:
Gebracht door:
1.    a. A la flèche
b. De Russische Post
2.     De Vredesmaagd
3.     Welkom aan H.K.H. Prinses Juliana
en de kleine Prinsesjes
4.   De begrafenis van den strijdbijl
5.     Hulde aan de Koningklijke Familie
6.     Muziekcorps „Amicitia"
7.     Het opbrengen van landverraders.
8.     Mussert en zijn Tante
9.     Het moffenkantoor
10.     Aftocht der moffen
11.     As en gebroken as
12.     De Mus en de Seijs
13.     ,,De ouwe spuit"
14.     De V van Vrede en Vrijheid
15.     De zwarte H
16.     Holland dankt Zweden!
17.    Annexatie! !
18.     Razzia.......
19.     Wat de Benschopperstraat U biedt.
20.     ,,De Apenluiers"
21.     Uitverkoop!
22.     De Gaarkeuken (met koolsoep)
23.     Wintergang 1945
24.     De voedselvoorziening door de geallieerden.
25.     De dood van Hitler
26.     Liquidatie van de Spil
27.     Muziekcorps Excelsior                           "
28.     De Nederlandsche Maagd verdrijft
keizer Hirohito
29.     De laatste Jap door de Kannibalen
gevangen, geroosterd en opgepeuzeld
30.     Het gele gevaar geweken
20
,,De IJsselruiters".
Utrechtschestraat.
IJssels Mannenkoor.
Tooneelvereenigingen
l.V.O. en Onderl. Genoegen.
Als boven.
Poortdijk.
Korte Kerkstraat.
Benschopperweg.
Utrechtschestraat.
Julianawijk.
Als boven.
Brandweer.
Voorstraat.
Ver. Zanglust.
Kinderkoor Zanglust.
Utrechtschestraat.
Koningstraat.
Benschopperstraat.
Als boven.
De Brugclub.
Havenstraat.
Een Vriendenclub.
Hoogbriezen.
IJsselstraat.
Utrechtschestraat.
Lange Kerkstraat.           /
IJ.F.C.                       /
Noord IJsseldijk.
-ocr page 21-
31.     Mina Bakgraag met Panko Panko!
32.     ,,Was ik maar schilder gebleven! ! !''
33.     Ik heb m'n wagen volgeladen.....
34.     Moffen 1940-1945.
35.     De Oude en de Nieuwe Tijd
36.     IJsselstein, de Kersenstad
37.     Bruiloftsstoet
38.    Zigeunergroep
39.     Het Boerenbedrijf in oorlogstijd
40.     Moot in de Kluis! ! !
41.    Vrede.
42.     Sluitgroep te paard.
Als boven.
Als boven.
Als boven.
Als boven.
Als boven.
Als boven.
Geref. Meisjes- en Jongelingsvereeniging.
Panoven.
Achtersloot.
Eiteren.
Als boven.
Nederlandsche Officieren.
IJsselstein in het verleden bewezen, dat het feest kan vieren.
Wij twijfelen er dan ook niet aan, dat haar Vaderlandslievende bevolking de door de
Oranjevereeniging georganiseerde feestelijkheden zal doen slagen, verheugd als zij is thans weer in
een Vrij Nederland haar vreugde te kunnen uiten over de verlossing uit de slavernij der moffen
waardoor het mogelijk is, dat H.M. onze geliefde Vorstin wederom in ons midden Haar verjaardag
mag vieren! !
Op 30 en 31 augustus en I september 1945 werd in IJsselstein een groot feest gevierJ in vertiand met de
bevrijding en de verjaardag van de Koningin.
Bovenstaande foto toont de veertigste groep verzorgd door ,,Eiteren". Op de wagen staat de tekst:
Overval op hel stadhuis Moot in de kluis.
21
-ocr page 22-
Jaaroverzicht 1979
door W.J.A. van Wijk — IJsselstein
1 januari                          De Kring start met 615 leden.
1 1 januari                          Oud-notaris C.J. Cool van IJsselstein schenkt zijn oude lessenaars,
waaraan zoveel akten zijn geschre\en, aan de Historische Kring.
12 februari                         Ds. Heniger uit Vianen houdt een voordracht over de Amstels van
IJsselstein en over de manier waarop het Land van IJsselstein gelei-
delijk werd opgebouwd uit kleine polders tot één samenhangend
geheel.
Ruim 100 aanwezigen hebben geboeid naar hem geluisterd.
14 februari                         Mevrouw Miryam Janssen. Voorstraat 2.^ te IJsselstein
(tel. 03408-2309) neemt de ledenadministratie over van de secretaris.
19/20 februari                   De dia-serie over Oud-IJsselstein. welke reeds in november 1978 2x een
volle zaal had getrokken, wordt nogmaals 2 keer vertoond.
I april                                Nummer 10 van onstijdschrift komt uit. Kenartikel over het onderwerp
eendenkooien wordt verzorgd door.l. Karelsc, terwijl P. Siccama en
M. Vergouw een beschouwing schrijven niet als titel: ..De kroon
op het werk".
24-30 april                         De tentoonstelling betreffende de Unie van Utrecht, welke in het stad-
huis wordt gehouden, trekt veel belangstelling.
De tentoonstelling omvat 112 foto's, die op 14 panelen zijn gemon-
teerd. 1 evens vertoont de Heer A.M. van Breukelen dia's over de Unie.
31 mei                               De wandelroute van de binnenstad verschijnt in het Duits, Engels en
Frans. De heren Th. Sloots, C. Raatgever en M. Vergouw hebben de
desbetreffende vertalingen voor hun rekening genomen.
19 mei                               De Historische Kring ontvangt als gast de Stichts Hollandse Histo-
rische Vereniging uit Woerden e.o. De Heer W. van Wijk heet de ruim
80 aanwezigen in de burgerzaal welkom.
Daarna vindt er een stadswandeling plaats o.l.v. de Heren W. van
Impelen en W. van Wijk.
De Heer G. Mes man geeft een uiteenzetting in de N.H. kerk en de Heer
L. Goedemondt in de Basiliek. Als dank biedt de Heer N.Plomp een
fraai exemplaar van het Kaartenboek van het Groot-Waterschap van
Woerden 1670 aan.
1 juni                                 De nieuwe uitgave van ons tijdschrift bevat artikelen over
—  het Gein door R.J. Ooyevaar.
—  oude gebruiken op de boerderij door Mevrouw G. van
Wijk-Kromwijk.
—  de ontwikkeling van grondvormen van het voor-twintigste eeuwse
huis door Ad en Floor van Erp.
22
-ocr page 23-
—   IJsselsteins verspreide kunstschatten door M. Vergouw.
—  de IJsselsteinse Heinkel HE 111 door J. van Vliet.
De Heer F. Janssen volgt Mevrouw G. Pompe-Scholman op als
penningmeester. Laatsgenoemde treedt toe tot het algemeen be-
stuur, alsmede Mevrouw A. Edelschaap-van Cappellen.
Ons boekje over september bevat het tweede en tevens laatste deel over
Eendenkooien.
De Heer R.J. Ooyevaar houdt voor de tweede keer „open huis".
Ruim 60 belangstellenden gaan de vele archeologische vondsten
bekijken.
Het bestuur organiseert een excursie naar Ameide.
Ruim 70 personen nemen hieraan deel. Burgemeester C. Bakker,
directeur G. Woudenberg en president-kerkvoogd van Dieren (ver-
zorgen een intressante middag.
14 juni
1 september
30 september
6 oktober
In de grote zaal van „Ridder St. Joris" vertoont de Heer A. Schellart,
directeur van de Stichting Kastelen Documentatie, veel dia's over
kastelen. Hij geeft er uitgebreid commentaar op.
De Heren J.H. Jonkers en B.W. Heintjes nemen zitting in de Museum-
commissie namens de Kring.
Nummer 13 van het tijdschrift is uit.
Het aantal leden is opgelopen tot 649.
17 oktober
1 december
31 december
23
-ocr page 24-
Fulco de Minstreel, een verhaal over IJsselstein
M. Vergouw-Amsterdam.
Hij is er weer „Fulco de Minstreel", na jarenlange afwezigheid en schijnbaar veroordeeld tot de
archiefdood, opeens weer springlevend in de boekhandel. In mijn kinderjaren heb ik dit boek, dat
wedijverde met bestsellers als Arendsoog, Dik Trom en Pietje Bell, evenals vele leeftijdgenoten
vrijwel stukgelezen. Zelfs herinner ik me nog een hoorspelbewerking; iedere week klom ik in de
distributieradio om via wapengekletter, krijgsgeschreeuw en andere larmoyante uitingen van
middeleeuwse folklore Fulco's belevenissen op de voet te volgen.
Thans beleeft dit populaire boek van C. Joh. Kieviet zijn 16e druk en is visueel daarbij in een
nieuw jasje gestoken. Omslag en illustraties, destijds nogal zoetelijk, geven thans van de hand van
Rien Poortvliet een goed beeld van de rauwe werkelijkheid van weleer.
Weliswaar heeft de tekenaar enige anachronismen niet vermeden -het kasteel dat hij afbeeldt
bestond toen (13e eeuw) nog niet, evenmin als incidenteel enige kleding- en wapenstukken, maar
een kniesoor . . .
We volgen het voorspel, de strijd en het naspel rond de belegering van het kasteel van IJsselstein
in 1297. De hoofdpersoon, Fulco, is minstreel, spion, majordomus en diplomaat van heer Gijs-
brecht van IJsselstein en wordt tenslotte door deze tot ridder geslagen. Enkele historici zullen dit
laatste aanvechten en zeggen dat Gijsbrecht toen zelf nog geen ridder was, het boek wil het anders,
en hoe het nu precies zat, wie weet horen we het nog eens.
De tekst van het boek is ongewijzigd al is de spelling natuurlijk gemoderniseerd. Kinderen lezen een
boek vooral om het verhaal en zullen daarom niet gauw hinder hebben van de nogal
pathetische stijl.
Bij volwassenen daarentegen kan Fulco nogal stoffig overkomen.
Maar het is nu eenmaal een kinderboek en dus vervallen de karakters in extremiteiten: Gijbrecht,
Vrouw Baerte, Fulco en zo nog enkelen zijn toonbeelden van rechtschapenheid, Hubrecht van
Vianen en nog talloze verraderlijke individuen zijn de meest verdorven laaghartige individuen
die men zich denken kan. Hoe dan ook als kinderboek lijkt het een origineel cadeau. Leeftijd 8-12
jaar. Prijs f. 16,90.
Inhoud:
Verklaring van straatnamen in IJsselstein II (De Nieuwpoort) .................... 2
Het Cisterciënsenklooster „Onze Lieve Vrouweberg" te IJsselstein
door W. Stooker ...................................................... 11
Programma ,,Oranjevereeniging 1945" in 1945 ................................ 17
Jaaroverzicht 1979
door W.J.A. van Wijk — IJsselstein ..................................... 22
Fulco de Minstreel, boekbespreking
door M. Vergouw — Amsterdam....................................... 24
24