WOORD VOORAF
Kerkgebouwen vormen een belangrijke bron voor het verstaan van de leefwijze van onze
voorouders. Niet alleen hun manier van geloven of hun wijze van bouwen wordt zicht- baar in een kerkgebouw. De keuze van teksten, aangebracht op muren, in gebruiksvoor- werpen en op schilderijen; de vormgeving van beelden en meubilair; de stijl van schilde- ringen, fresco's en schilderijen leert ons iets omtrent hun leven van alledag; hun denken over man-vrouw verhouding, hun visie op maatschappij en mens. Nu de NCR V-televisie dit jaar in haar programmaserie "Kerkepad" ook de IJsselsteinse
kerken heeft opgenomen, leek het ons een goede gedachte om een uitgave van ons H.K.IJ.-tijdschrift te wijden aan de beide Nicolaaskerken in onze stad. Gezien de ge- meenschappelijke historische en religieuze achtergrond van zowel de Nederlands Her- vormde Nicolaaskerk als de Rooms-KathoHeke Basiliek van St. Nicolaas ligt het voor de hand beide kerken in één bundel te beschrijven. Deze beschrijvingen zijn vooral bedoeld als een handreiking aan de bezoekers van de
kerken; een geschreven gids, die wijst op wat in en aan de kerken te zien is en die achter- gronden geeft, de namen van de makers, de verwijzing naar de teksten in de Schriften; de geschiedenis van opbouw en afbraak, van rampen en herstel. Bijzonder erkentelijk zijn wij de samenstellers van deze bundel: I.B. Joma (namens de
R.K. Kerk), K. Witteveen (namens de N.H. Kerk) en A. Hulsman (hoofd Publiciteitsza- ken van de gemeente IJsselstein). Zij hebben deze teksten samengesteld op basis van reeds bestaande publikaties en eigen archiefonderzoek. Wij hopen dat deze uitgave een bijdrage mag leveren aan het beter verstaan van deze his-
torische gebouwen in onze stad. Dat het een bijdrage mag zijn tot een dieper inzicht in de geloofsbeleving, uitgedrukt 'in hout en steen' van onze voorouders. Want een gemeen- schap die zijn historische monumenten niet waardeert, raakt de band met zijn verieden kwijt. En wie het verleden niet kent, kan het heden niet verstaan. |
|||||||||||
IJsselstein, juli 1981 • fS) L. Murk
|
|||||||||||
^*r
|
Voorzitter Historische
Kring IJsselstein
|
||||||||||
É
|
|||||||||||
Wat vooraf ging....
Op grond van opgravingen en uit oude dokumenten weten we dat al in het begin van
onze jaartelling sprake was van enige nederzettingen langs de Hollandse IJssel. Ook in het gebied van het tegenwoordige IJsselstein gelegen in de Lopikerwaard. In de 8e - 10e eeuw is er duidelijk sprake van enkele buurtschappen. De belangrijkste daarvan was Eiteren, omdat daar de kerspelkerk (= parochiekerk) voor het hele gebied stond. Deze kerk, die toegewijd was aan Onze Lieve Vrouw ten Hemelopneming, moet lang vóór 1217 zijn gesticht. In de kerk stond een, in de 12e eeuw gesneden eikehouten Mariabeeldje, dat grote vere-
ring genoot en dat thans wordt bewaard in de IJsselsteinse Nicolaasbasiliek (zie daar). Volgens de legende is dit beeldje in de 14e eeuw door slootgravers in de nabijheid van de Eiterse kapel gevonden, die het naar de pastoor van IJsselstein brachten. Het verdween echter enkele malen en werd steeds op dezelfde plaats teruggevonden, waarna het ge- plaatst werd in de kapel van Eiteren. Nadat in 1309 of 1310 de Nicolaaskerk in IJsselstein gereed komt, gaan de parochie-
rechten over naar deze nieuwe kerk en blijft de kerk van Eiteren in gebruik als Maria- kapel, waarin de diensten worden verzorgd door een vicaris, aangesteld door het Utrechtse kapittel van Sinte Marie. De speciale devotie van de kanunniken van Sinte Marie voor de moeder van Jezus en de
smeekbeden om genezing van de bewoners van het zg. Lazarushuis (een tehuis voor melaatsen in de onmiddellijke omgeving van de kapel) moeten de basis gevormd hebben voor het ontstaan van de sterk verbreide devotie tot "Maria van Eiteren". In 1399 wordt door de paus de oprichting bekrachtigd van een Broederschap ter ere van O.L. Vrouw van Eiteren. Omstreeks 1447 verenigen de melaatsen zich in een Gilde ter ere van O.L. Vrouw van
Eiteren. Daarbij sloten zich ook melaatsen uit Holland, Brabant en Zeeland aan. Het gilde kende bovendien ereleden, die niet door de ziekte waren aangetast, o.a. Jacoba van Beieren. Het gilde verplichtte zich om in de jaarlijkse Ommedracht op Sint Jansdag (24 juni) wanneer het beeldje plechtig in processie werd rondgedragen, na de gilden van schutters, schippers, graankopers, slagers, timmerUeden, e.a. met een grote, schone kaars (zg. Lazaruskaars) de processie te sluiten. Na de Reformatie, wanneer de kapel van Eiteren door de beeldenstorm wordt getroffen
en afgebroken (1579) verliest deze Ommedracht haar oorspronkelijke glans. Op min of meer heimelijke wijze wordt deze nog voortgezet tot het begin van de 19e eeuw. In 1936 wordt de traditie van de plechtige ommedracht hersteld. Aan Maria van Eiteren worden talrijke mirakelen en gebedsverhoringen toegeschreven. |
||||||||
Tekening van de oude situatie,
vóór de brand van 1911, van de Oude St. Nicolaaskerk. |
||||||||
DE OUDE SINT NICOLAASKERK
|
|||||
Het kerspel IJsselstein en de Sint Nicolaaskerk
Drie geslachten - Van Amstel, Van Egmond en Oranje-Nassau - zijn nauw verbonden met
IJsselstein. Over enkele vertegenwoordigers ervan moeten wij, in verband met de stich- ting van de Sint Nicolaaskerk, de praalgraven en grafzerken in de kerk, enige opmerkin- gen maken. In 1279 verwierf Gijsbrecht van Amstel belangrijke rechten. Het kapittel van Sinte Marie
te Utrecht verleende hem die rechten. Gijsbrecht veranderde de naam Van Amstel in: Van IJsselstein. Zijn wapen, een dwarsbalk met een Andreaskruis, werd later het stads- wapen van IJsselstein. Om een en ander in een historisch kader te plaatsen volgt hier een beknopte genealo-
gische tabel van de heren van IJsselstein uit het huis Van Amstel: Gijsbrecht, heer van IJsselstein 1279 -1344
X Bertha van Heukelom Arnold, heer van IJsselstein 1344 -1363
X Maria van Henegouwen Guyotte
X Jan van Egmond Heren van IJsselstein uit het Egmondse huis
In deze omgeving zijn veel oorlogen uitgevochten, o.a. tussen de Hollanders en de
Utrechtenaren; soms was daar de bisschop van Utrecht bij betrokken. Het begon al met de dood van Floris V in 1296. De bisschop van Utrecht probeerde voordeel te trekken uit de verwarde situatie die toen ontstond. Gijsbrecht steunde de bisschop en wedde op het verkeerde paard: hij verloor zijn IJsselsteinse goederen aan Holland. In 1300 gaf de toenmalige graaf van Holland (Jan II van Henegouwen) de IJsselsteinse bezittingen aan zijn broer Guy. Guy werd in 1301 bisschop van Utrecht. Gijsbrecht probeerde nu op goede voet te geraken met zowel de HoUanders als de bisschop. In zijn politieke spel paste uitstekend de Hefde tussen zijn zoon Amold en Guy's dochter Maria, een liefde die leidde tot een huwelijk. Hij raakte zo immers niet alleen verwant met de bisschop, maar ook met de graven van Holland. Met de bruid kwamen ook de verloren gegane goederen terug. Bisschop Guy stond Gijsbrecht toe de parochie-rechten van de kerk te Eiteren over te
brengen naar de in 1309 of 1310 gereedgekomen Sint Nicolaaskerk te IJsselstein. Daar- door ontstond het kerspel IJsselstein en verviel het kerspel Eiteren. Met de bouw van de kerk werd begonnen in 1308 of 1309, terwijl de voltooiing plaats-
vond in 1309 of 1310. Er wordt getwijfeld aan de bouwduur (één a twee jaar): ismen in staat geweest om in zo'n korte periode zo'n groot bouwwerk met de beperkte midde- len van die tijd te reahseren? De nieuwe kerk werd door de wijbisschop van Guy, Johannis, toegewijd aan Sint Nico-
laas. Toentertijd werd deze patroonheilige veelvuldig gekozen voor nieuwe kerken in pas ontgonnen streken (in de 1 Ie en 12e eeuw is een grootse ontginning tot stand gekomen in de Lopikerwaard) en in gebieden met veel handel en scheepvaart. Thans brak een periode van bloei aan voor het nieuwe kerspel. Ook het aanzien van de kerk werd geleidelijk verhoogd. Gijsbrecht en Arnold schonken landerijen aan de kerk. In 1359 stichtte Arnold zes kapellen in de kerk tot vermeerdering van de erediensten en tot heil van hem, zijn vrouw Maria van Henegouwen en hun nakomelingen. In 1398 ver- hief paus Bonifacius IX de parochiekerk tot kapittelkerk met acht kanunniken onder leiding van een proost. |
|||||
Uit de beknopte genealogische tabel bÜjkt dat IJsselstein is overgegaan van de Van Am-
stels naar de Van Egmonds. Dat gebeurde definitief in 1377 met de dood van Guyotte; daarvoor had zij enige jaren samen met haar man, Jan van Egmond (Jan I van IJssel- stein), de stad bestuurd. Voor ons doel hoeven wij slechts nader in te gaan op één vertegenwoordiger van dit ge-
slacht. Maar om de lijn van de Van Amstels naar de Oranjes te kunnen volgen nemen we, voor zover relevant, de stamboom van het huis Egmond op: 1363 -1370 Jan van Egmond X Guyotte van IJsselstein
1370-1409 Arnoud
|
||||||||
1409 - 1451 Willem I van IJsselstein 1409 -1451 Jan II van IJsselstein
|
||||||||
1451 -1483 Willem II van IJsselstein
1483 -1521 Frederik X Aleida van Culemborg
1492 verheven tot graaf van Buren I
1521 -1539 Flons, graaj van Buren
1539 -1548 Maximiliaan, graaf van Buren
I
Anna, gravin van Buren X Willem van Oranje
Prinsen van Oranje, heren van IJsselstein.
Frederik van IJsselstein huwde in 1464 Aleida van Culemborg. Zij stierf reeds in 1471.
Frederik is een verbitterd mens geweest. Vanwege de manier waarop hij zich op zijn tegenstanders, speciaal op de Utrechtenaren, wreekte, is wel de opmerking gemaakt dat de heren van IJsselstein reeds vóór hun geboorte, nog in de moederschoot, vervuld wer- den van haat tegen Utrecht. Door zijn oogopslag verwierf Frederik de minder vleiende naam "Scele Gijs". Als beloning voor zijn verdiensten werd Frederik door Maximiliaan van Oostenrijk, wereldhjk voogd van Utrecht, verheven tot graaf van Buren. Anna van Buren trad in 1551 in het huwelijk met Willem van Oranje. Zij overleed in 1558. Met haar stierf de IJsselsteinse tak van het huis Van Egmond uit en ging de baro- nie over aan het huis van Oranje-Nassau. Heden ten dage is onze Vorstin nog titulair Baronesse van IJsselstein. |
||||||||
De Reformatie
Vrij kort na het gedenkwaardige jaar 1517 waren de stellingen van Maarten Luther ook
in de baronie IJsselstein bekend en gaven de nodige beroeringen. Het is overigens zeer de vraag of de aanhangers van Luther de meeste onrust zaaiden met hun theologische op- vattingen. Zeker moet ook gedacht worden aan een grote groep radikale Wederdopers, die hier heftige akties en reakties ontketenden. Een betrekkelijk groot aantal Weder- dopers uit de omgeving van IJsselstein is later zelfs ter dood veroordeeld. Een dertigtal jaren blijft het daarna rustig. Het ingebrachte vuur van de Reformatie blijft
echter smeulen en begint weer te branden. IJsselstein wordt opnieuw een centrum van reformatorische aktiviteiten, die zich vooral uiten in hagepreken. |
||||||||
Tegen de verdrukking (van Alva) in groeide de groep reformatoren in IJsselstein. Later
dan in de omliggende plaatsen begon men er hier over te denken om een plaats te zoe- ken, waar Hervormde kerkdiensten gehouden zouden kunnen worden. Graag had men de Sint Nicolaaskerk in bezit genomen, maar dat schijnt niet de instemming van de Prins van Oranje gehad te hebben. Men week daarom uit naar de kerk van het Cisterciënzer- klooster in de binnenstad van IJsselstein. De Hervormde Gemeente groeide sterk en op 5 december 1577 - op de vierdag van Sint Nicolaas, patroon van de parochiekerk - werd de Sint Nicolaaskerk toch aan de Roomsen ontnomen. De eucharistieviering werd ver- stoord, de beelden werden stuk gegooid en de altaren "onttooid". Daarna werd en bleef de kerk ingericht voor de Hervormde erediensten. Enkele sporen van die beeldenstorm zijn nu nog te zien, zoals de weggehakte kelkmotie-
ven op het priestergraf. De eerste "sierlijke predicatie" werd gehouden door Mr. Roelof van Welt (Henricus Ro-
landus Vellensus). De eerste eigen predikant van de gemeente was Clemens Rosaens (zie het predikantenbord in de konsistoriekamer). |
|||||||
Het oudste predikantenbord, dat zich thans in de konsistoriekamer be-
vindt. |
|||||||
Het kerkgebouw
Zoals reeds gezegd is de kerk in 1309 of 1310 gereed gekomen. Uit bouwkundig oog-
punt geen unicum, want enige jaren daarvoor was in Amsterdam een soortgelijke kerk gebouwd met dezelfde naam. Deze Amsterdamse kerk - op het huidige Oudekerksplein - heeft echter in de 15e eeuw door een aantal verbouwingen haar oorspronkelijke bouw- trant verloren. De IJsselsteinse kerk is dat bespaard gebleven, behoudens verbouwingen aan het koor in de 16e eeuw. De kerk is gebouwd in de gothische stijl als driebeukige kruiskerk met een tongewelf. Al
bij de bouw of iets later is de kerk voorzien van koor en kooromgang, sacristie en zuid- portaal. Bij de bouw is ruim gebruik gemaakt van tuf- en zandsteen. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In de loop der tijden zijn kerk en toren een aantal keren zwaar geteisterd. Waarschijnlijk
voor het eerst in 1417. Er werd toen weer eens een machtsstrijd uitgevochten. IJsselstein steunde het Huis Van Egmond, Utrecht koos partij voor Holland. Als "beloning" mocht Utrecht, op last van Jacoba van Beieren - dochter van Graaf Wil-
lem VI van HoUand, de verdedigingswerken van het IJsselstadje (slot, muren en torens) slechten. Vervolgens beval zij alle huizen te slopen. Bovendien gebood en beval zij vol- gens één bron "hare beminde vrienden der goede stad Utrecht, om haar ter eere en ten gelieve en uit haren naam alles af te breken en neer te werpen, wat men na Allerheiligen- dag binnen IJsselstein nog in stand mocht vinden, uitgenomen kerk, klooster, gasthuis, kapel en huizen van papen en geestelijke lieden". Een andere bron vermeldt echter dat toen ook het kerkgebouw verwoest is, daarbij in 't
midden latend door welke oorzaak en hoe ernstig. Ook is niet bekend of de kerk toen in de oorspronkelijke staat is hersteld. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Overzicht van de lange beuk
gezien vanaf het orgel. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De tweede katastrofe, in de vorm van een brand, vond plaats in 1534. Het schijnt dat in
dit geval de oorspronkelijke bouwtrant bij de restauratie geen geweld is aangedaan. De derde ramp - een zeer zware en verwoestende brand - voltrok zich op 10 augustus 1911 en menig oude IJsselsteiner kan vertellen, wat hij of zij met eigen ogen heeft gezien. Vóór de brand van 1911 waren de pilaren bepleisterd. Op oude foto's is ook te zien, dat
toentertijd houten schotten tussen de pilaren waren aangebracht; de ruimte daarachter werd niet gebruikt. De konsistorie is in 1711 aangebouwd.
Tot het jaar 1825 werd er zowel in als rondom de kerk begraven. Ophet kerkhof von-
den toen ook de Rooms-Katholieken hun laatste rustplaats. |
||||||
De kerktoren
De bouwtijd van de toren ligt tussen 1532 en 1535. Het was toen de eerste Renaissance-
toren in Nederland, uniek in bouwstijl en artistieke kwaliteit. Kunsthistorici - ook bui- ten onze landsgrenzen - wijden er waarderende beschouwingen aan. Toen men ontdekte, dat de Italiaan Thomas Vincidor van Bologna voor Graaf Floris van Buren, tevens heer van IJsselstein (zie de beknopte stamboom van het huis van Egmond) aan het kasteel te Breda heeft gewerkt (1536) - waar dezelfde soort motieven als aan de toren van IJssel- stein zijn gebruikt - werd hij als de vermoedehjke ontwerper aangemerkt. Niettemin heeft Alessandro Pasqualini, artillerie- of krijgsbouwmeester van Maximihaan, graaf van Buren (zie dezelfde stamboom) de beste papieren om als bouwmeester van de IJssel- steinse toren geboekstaafd te worden. Pasqualini, eveneens een Italiaan, gebruikte Renaissance vormen die in zijn geboorteland
als herleving van de stijl van de klassieken tot ontwikkeling kwamen. Aan deze toren zien we in ons land voor het eerst de toepassing van de ordenbouw met klassieke pilas- ters, naar het schema van de in de architectuur der ItaHaanse Renaissance zo geÜefde. triomfboog. Drie vierkante bakstenen geledingen - of orden - werden achtereenvolgens versierd met
Dorische, Ionische en Korintische pilasters in natuursteen, bekroond met natuurstenen kroonlijsten en versierd met rondboognissen. Daarboven volgde een stenen achtkant of octogoon. De volgorde van de pilasterkapite-
len: Dorisch, Ionisch, Korintisch, wordt wel de klassieke orde genoemd. Het Korintisch kapiteel is gebaseerd op het bladmotief (acanthusblad), het Ionisch kapiteel op het ramsh oommotief. Het grondvlak van de toren is 10 x 10 meter.
In 1537 werd de toren voorzien van een uurwerk. In 1568 sloeg de natuur toe. Door blikseminslag verbrandde de toren gedeeltelijk en
smolten er drie klokken. Moeilijke tijdsomstandigheden verhinderden een snelle her- bouw en driekwart eeuw lang was er geen geld om een nieuwe torenspits te bekostigen. Wel heeft men in 1572 en 1611 het torengewelf kunnen herstellen. Het metselwerk kon in 1598 worden gerepareerd en in de jaren 1569 en 1570 werd het uurwerk vervangen en werden ook drie nieuwe klokken aangeschaft. Eerst in 1632 leverde een financiële aktie voldoende resultaat op. Adriaen van Spierings-
hoeck uit Delft kreeg de leiding over de restauratie, die van 1633 tot 1635 werd uitge- voerd. Het karwei vergde toen al zo'n tienduizend gulden. Op het onderste achtkant werd een nieuw hoofdgestel geplaatst en daarop werd een
tweede octogoon gemetseld. De toren werd uiteindelijk gekroond met een spits in de vomi van een soort houten lantaarn met een leien dak. Een aantal bouwmeesters had op |
||||||
aanvraag modellen voor de nieuwe spits gemaakt. Onder hen waren ook Hendrick de
Keyser (een zoon van de vermaarde bouwmeester) en Spieringshoeck zelf. Het model van de laatstgenoemde werd gekozen. De bovenafsluiting van het vierkant, betiteld als "ommeganck", werd vernieuwd. Of de oude gedaante nu behouden bleef is niet bekend, maar vemioedelijk wordt met
"ommeganck" geen balustrade met kolommetjes bedoeld. Na de beëindiging van de bouw werd in 1636 een nieuw torenuurwerk besteld. In 1651 moest één van de klokken (misschien de klok die gespaard was gebleven) wor-
den vernieuwd of vergoten. Daarvoor werd de oude klok én een in de kerk staand kanon ingeleverd. In 1675 waren er drie klokken aanwezig; de grootste begaf het in 1733 en werd meteen vervangen. In 1780 moest er wederom een nieuwe klok worden aangeschaft. Onder leiding van architekt C. Kramm te Utrecht onderging de toren in de jaren 1851 -
1852 een belangrijke restauratie, waarmee niet meer de kerkelijke doch de burgerlijke gemeente bemoeienis had, omdat Napoleon in 1810 vrijwel alle kerktorens, waaronder ook de IJsselsteinse, had genaast om te gebruiken als uitkijkposten. De werkzaamheden bestonden nu uit vervanging van een deel van de voetstukken van de pilasters van de onderste verdieping, de gehele ordonnantie en een deel van het muurvlak van de bovenste verdieping van het vierkant en voorts uit vervanging van alle balustraden. De boogopening boven de toreningang is dichtgemetseld met stenen, die laat-17e eeuws of vroeg-18e eeuws lijken. Het is niet zeker of dat is gebeurd bij die restauratie. De hoofdingang onder de toren dateert van de restauratie na de brand van 1911. Oor-
spronkelijk was er slechts een kleine poort onder de toren. De ruimte onder de toren diende om de vloedkeringsbalken van de Hollandse IJssel in op te slaan. Bij hoog water werden die balken voor de ingang van de haven en de stadsgracht aangebracht, maar ze waren al jaren overbodig. Lekker droog lagen ze bij de brand nog wel onder de toren en waren dan ook een uiterst dankbare prooi voor de vlammen. |
||||||
Aan de vlammen ten prooi
Op 10 augustus 1911 ontstond er brand in de toren van de Sint Nicolaaskerk. De volgen-
de morgen stond er van de kerk niets meer dan de muren en de zwaar beschadigde toren. En dat terwijl men juist zulke grootse plannen met haar had. Want op de staatsbegroting van 1912 zou een aanzienhjk bedrag worden uitgetrokken om het gebouw, "dat in het vaderland den vreemdeling werd aangewezen om er bijzondere attentie aan te schenken", met rijkssteun te restaureren. De brand begon in het magazijn van een belendende fabriek van houtwaren. Een deel
van dit magazijn was verhuurd aan een sigaren fabrikant. Vermoedelijk heeft een jongen achteloos een lucifer weggegooid in de sigarenmakerij. Stof genoeg voor het vuur. De duizenden houten stelen voor schoppen, harken, houwelen en hamers in de rest van het gebouw maakten het er niet beter op. Door overspringende vonken raakten de vogel- nesten in de toren in brand. Omdat de drie IJsselsteinse brandspuiten niet in staat waren om zó hoog water op te voeren droeg men in allerijl emmers water de toren in. Men slaagde er in het vuur te bedwingen. Maar de toren ging opnieuw branden, waarschijnlijk doordat wederom vonken waren neergekomen op het meer dan droge hout van het torendak. Nu sloegen de vlammen direkt uit, zodat men wel begreep dat met emmers water en met de handspuiten niets meer te redden viel. |
||||||
De oorspronkelijke hoofdingang met daarboven het venster van het "Gerverskamertje'
|
|||||
Zoals gezegd ontstond de brand in de toren. Daardoor kon er nog iets van de waardevol-
le voorwerpen in de kerk gered worden: de vier koperen kroonluchters, de twee leze- naars en het niet onbelangrijke kerkelijk archief. Veel, heel veel, ging er helaas verloren, zoals: |
|||||
de sierlijke eikehouten preekstoel, vervaardigd door een IJsselsteinse vakman in 1622;
de twee heren- of schepenbanken. Deze banken hadden prachtig gedraaide houten ko- lommen, die het gehemelte droegen en waren van fraai snijwerk voorzien; de Koninginnebank. Sommige telgen uit het Huis van Oranje bezochten vroeger IJssel- stein van tijd tot tijd en kerkten dan in de Sint Nicolaaskerk; het koorhek, dat rond 1645 vervaardigd moet zijn; twee houten beelden uit de XVe eeuw; het door de beroemde orgelbouwer Bdtz in 1749 (of tussen 1795 en XiQQi) gebouwde
orgel met zijn borstwering in Lodewijk XV-stijl; een aantal grafzerken; de drie luidklokken. Het puin geruimd
Het duurde enige tijd voor de restauratie ter hand kon worden genomen en pas eind
1916 kon architekt J.F.L. Frowein de herstelwerkzaamheden beëindigen. Met de toren ging het allemaal wat minder snel. Frowein ontwierp een spits, die vrijwel gelijk was aan de oude. De tekeningen bevinden zich nog in het archief van de kerkvoogdij. Het feit echter, dat spits en romp noch historisch, noch naar de geest een wezenlijk geheel had- den gevormd, deed Monumentenzorg besluiten tot een geheel nieuw ontwerp voor de bekroning. In die tijd manifesteerde een groep architekten zich als de "Amsterdamse School" en zij
maakten naam door in baksteen een zeer expressieve vorm van bouwkunst te brengen. Uit die Amsterdamse school kwam ook M. de Klerk voort en hij ontwierp in 1921 een modem achtkant (het derde van de toren). Dit achtkant was met lood bekleed en liep uit in een ranke vlaggemast. Bovendien ontwierp hij op de hoeken van de bovenste vier- hoekige geledingen ranke pinakels. De beeldhouwer Hildo Krop (u komt van zijn hand nog meer werk tegen in deze kerk)
bekroonde deze pinakels met de symbolen van de vier evangelisten; de engel, de leeuw, de arend en de stier. Op dit moment zijn deze vier beelden verwijderd. Krop heeft ook de kapitelen van de derde orde gerestaureerd. Hij maakte er een composiet-motief (een kombinatie van het Korintisch en Ionisch motief) van. De schepping van De Klerk werd pas na zijn dood - in de jaren 1925 tot 1928 - uitgevoerd door zijn vriend en geestver- want de architekt H.A.J. Baanders. In deze uitvoering is de toren, inklusief de vlagge- mast, 55 meter hoog. Omstreeks Kerstmis 1931 zijn er weer luidklokken van de Gebr. Van Bergen te Heiliger-
lee in de toren gehangen. Een geschenk van de kerkvoogdij aan de gemeente IJsselstein. In 1955 - 1956 werd een klokkenspel van Eijsbouts in de toren geplaatst. Door de brand was ook de kerkvloer danig geschonden, evenals de grafzerken in de vloe-
ren. Veel graven bleken verzakt en zij werden met zand opgevuld. De grafstenen die in- takt waren gebleven, zijn toen overgebracht naar de absis. Rond 1915 werd een 30-stem- mig orgel van de orgelbouwer De Koff uit Utrecht geplaatst. Aan het eind van de zesti- ger jaren is dit instrument verkocht aan de Ger. Gemeente te Kampen. Daar doet het nog steeds dienst. |
||||
^*=r-'~!„-.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
^ • ó'-sïhjL^- 'C^
,, w w i' I y\<r\
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
^^i™*- -3^^™»* pJ^pPl^ (t-ïaraS^ 1 ^
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
\
|
*
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
{•-T- -»"" "
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
\
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
V-------f k- i V i
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
"Sr
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
-.V-;
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
/1. i
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
T- , - 1
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
Plattegrond van de Oude St. Nicolaaskerk, waarop de situatie wordt weergegeven van na de
laatste restauratie in 1916. |
||||||||||||||||||||||||||||||||
BEZIENSWAARDIGHEDEN
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
De hoofdingang
Oorspronkelijk was er in de toren een vrij smalle poort aangebracht. De hoofdingang was
toen aan de zuidoostkant, de kant van het kerkplein waar nu het portaal is. Na de restauratie van 1911 is de hoofdingang onder de toren aangebracht, naar een ont- werp van de beeldhouwer Hildo Krop. De dubbele tochtdeuren zijn van Slavonisch eike- hout. Het orgel
Het orgel is in 1971 gebouwd door orgelbouwer Van Vulpen uit Utrecht. De laatste
jaren is het nog uitgebreid met enkele stemmen, zodat thans het hoofd- en rugwerk en het pedaal kompleet zijn. Het orgel heeft twee speeltafels en telt 23 stemmen. Gerverskamertje
Naast de vroegere hoofdingang ziet u een deurtje en via een wenteltrap komt u dan in
het "gerverskamertje". Andere benamingen daarvoor zijn gerf- of gerwenkamertje. De betekenis van het woord gerwen is: in orde brengen, gereed maken. Waarschijnlijk was dit vroeger een soort kleine sacristie, waar de celebrant zich ophield wanneer de preek door een andere priester werd verzorgd. De kijkspleet bij de wenteltrap gaf hem dan gelegenheid te zien hoever de preek gevorderd was. |
||||||||||||||||||||||||||||||||
11
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
De graven
In de kerk is een plattegrond aanwezig waarop alle graven aangegeven staan. De num-
mers op die plattegrond (een schilderij van J. Lukeas uit ± 1735 dat in slechte staat ver- keert) korresponderen met die in de grafboeken, zodat nog precies is na te gaan waar en wanneer iemand begraven werd. De grafboeken bevinden zich in het archief van de kerk- voogdij. Na de brand in 1911 zijn de grafzerken die intakt gebleven waren, overgebracht naar het koor. Niet iedere steen bedekt dus meer een graf. Enkele namen van in de kerk begravenen noemen wij hier. Zo is Pedro, een uit Peru afkomstige bediende van Maria, dochter van Prins Willem van Oranje, in 1601 begraven. Ook vond de weduwe Van der Strepen haar laatste rustplaats in de kerk. Deze weduwe
schold in 1632 de kerk een lening van 100 gulden kwijt met het oog op de financiële aktie voor een nieuwe torenspits. Haar naam komt voor op een grafsteen in de kerk, die van het volgende opschrift is voorzien: ".... rentmeester van Iselstein sterf den 22 May anno 1623 ende joufrowe Cornelia van
Rouselle zin huisvrouw starft den 5 Junius 1631 en de joffr. Cornelia van der Strepen sijn dochter sterf den . . . Mey 1636". Op de steen is voorts o.a. het wapen Van der Strepen (zes lelies) aangebracht. Het graf ligt links voorin. Het graf bij het kleine "Noor- mannendeurtje" was vroeger ingelegd met koper, maar dat is er in de Franse tijd uitge- haald door trawanten van Napoleon. Er zijn nog diverse pennen zichtbaar waarmee het koper bevestigd was. Priestergraf
Midden achter de preekstoel, juist voor het koorhek, ligt een grote zerk die een priester-
graf bedekt. Het is te herkennen aan de uitgehakte miskelken (deze zijn waarschijnlijk tijdens de beeldenstorm vernield). Omstreeks 1600, dus lang nadat de kerk overgegaan was in Hervormde handen, is er nog
een priester begraven omdat het graf nu eenmaal voor priesters was. |
||||||
Praalgraven en grafmonumenten
Voor wij tot een beschrijving van de twee grafmonumenten overgaan, moeten ons eerst
enkele algemene opmerkingen van het hart.
Een grote brand is voor ieder monumentaal gebouw een ramp en de brand van 1911 was
groot. Het tijdstip van heropbouw en restauratie was echter ook bijzonder ongelukkig,
want in 4914 brak de Eerste Wereldoorlog uit.
Om die reden is de restauratie vrij slecht uitgevoerd. Zó slecht, dat op dit moment weer
besloten moest worden tot restauratie van kerk en toren.
De grafmonumenten hebben zeer veel van de brand te lijden gehad. Bij de restauratie
echter zijn ijzeren pennen gebruikt om de hoofden weer aan de romp te bevestigen. Het
gevolg is, dat het ijzer is gaan roesten en de steen heeft aangetast.
|
||||||
Het grote grafmonument waaronder begraven lagen:
Gijsbrecht van Amstel, Bertha van Heukelom, hun zoon Arnold en diens vrouw Maria
van Henegouwen.
|
||||||
Het grote grafmonument
In het grote grafmonument liggen van links naar rechts begraven: Gijsbrecht van Amstel,
heer van IJsselstein en stichter van de kerk; zijn vrouw Bertha van Heukelom (vrouw Baerte die een jaar lang, terwijl haar man elders gevangen zat, het IJsselsteinse kasteel verdedigde maar zich uiteindelijk moest overgeven); hun zoon Arnold en diens vrouw Maria van Henegouwen. |
||||||
;?
|
||||||
Waarschijnlijk is het Guyotte, dochter van Amold en Maria, geweest die omstreeks 1350
de tombe voor haar ouders en grootouders heeft opgericht. Op de plattegrond van de graven is duidelijk te zien dat het praalgraf vroeger in de noordervleugel heeft gelegen. Onder de letters "Nicolaas" bovenaan op het schilderij geeft het grote vierkant de plaats aan van het graf van de heren van Amstel. Men had het toen als het ware omkist om zo- doende meer zitplaatsen te krijgen. Op aandrang van het Provinciaal Utrechtsch Genoot- schap van Kunsten en Wetenschappen is het gerestaureerd in 1859. Bij die gelegenheid heeft men het overgebracht naar het koor. De restauratie is uitgevoerd door de beeld- houwer E.F. Georges uit Utrecht. Toen men de betimmering verwijderd had kwam een danig gehavende tombe tevoorschijn. Op het deksel vond men drie verroeste helmen en de elleboog van een harnas. Eén der werkheden vertelde dat ook hij een helm van deze tombe thuis had, terwijl het één der leden van genoemd Genootschap bekend was, dat een vriend van hem jaren geleden een helm en een ijzeren handschoen gekregen had. |
||||||
De drie helmen die onder de bekisting op het deksel van de grote graf-
tombe, in goede staat werden aangetroffen. Zij zijn nu geplaatst in het gerverskamertje. Drie helmen, waarvan twee met vizier, liggen in het gerverskamertje. Bij de restauratie is
de tombe geopend. Men vond wel beenderen, maar verder niets. Vermoedelijk is de tombe geplunderd. Het monument was door een muurtje in tweeën gedeeld, voor elk echtpaar een ruimte. Rond 1910 is het graf wederom gerestaureerd, zij het minder ingrijpend, door Lambert
te Riele. Het praalgraf is vervaardigd van Namense steen. Op het deksel liggen vier gisants, voor-
stellende Gijsbrecht, Bertha, Amold en Maria. Zij liggen met hun gezichten naar het oosten waar de Rechter van leven en dood zal op-
rijzen en de zaligen met zich zal voeren zoals vooral in de XlIIe eeuw door de kerk- vaders en grote symbolisten is verkondigd. Hun gevouwen handen rusten tegen de borst. De heren hebben een leeuw aan hun voeten als teken van moed, de vrouwen een hondje als teken van trouw. De hoofden zijn bedekt door vier gothische baldakijnen. Van de mannen is Gijsbrecht baardeloos. De ridders hebben aan hun linker zijkant een hartvor- |
||||||
mig schild aan een schouderband. Het veld van het schild wordt door een horizontale
balk in tweeën verdeeld en daar over heen ligt een Sint Andreaskruis (het wapen van
IJsselstein).
Aan het voeteneind is een koperen plaat opgenomen met een Latijns opschrift:
Praalgraf van de doorluchtige Heren van Amstel
Gijsbrecht en Arnold
en hun doorluchtige echtgenotes
Bertha van Heukelom en Maria van Henegouwen
Ongeveer 500 jaar geleden overleden.
Door de tand des tijds aangetast.
Het Genootschap voor Kunsten en Wetenschappen te Utrecht
heeft de zorg voor het herstel op zich genomen
door de hand van de beeldhouwer E.F. Georges in het jaar 1859.
In het beeldhouwwerk schijnt de invloed der Duitse kunst herkenbaar te zijn.
|
|||||||
Fraaie opname van de kleine graftombe. Ter nagedachtenis aan Aleida van
Culemborg heeft Frederik van Egmond dit indrukwekkende grafmonu- ment laten oprichten. |
|||||||
75
|
|||||||
Het kleine grafmonument
De kleine tombe staat op een voetstuk en heeft aan weerszijden vier nissen. Het is ook
gemaakt van Namense steen. Dit graf is in Frans-Nederlandse Renaissance stijl. In de nis- sen hebben vroeger beeldjes gestaan. Het is niet bekend of deze er tijdens de beelden- storm zijn uitgehaald of gestolen zijn door souvenirjagers. Naast de nissen staan half- zuiltjes met Ionische kapitelen, gecanneleerde schachten en kandelaber onderzijde die rijk gedekoreerd zijn. Langs de bovenrand ('t Fries) van de sarcofaag (boven de kapiteel- tjes) loopt een inscriptie. Op de tombe ligt het zandstenen beeld van een vrouw, de han- den gevouwen en de voeten rustend op een hondje. Het hoofd van de gisante rust op een kussen met vier kwastjes aan de hoeken. Twee engeltjes ondersteunen het kussen (het ene engeltje is na 1911 vervangen). Het beeld is vroeger gescliilderd geweest, wat nog duidelijk te zien is. Later is het echter met gewoon geelsel gesausd. Aan de oostkant van de sarcofaag (het voeteneind) is een reliëf met een engelfiguur, die een wapenschild vast- houdt, aangebracht; het wapen is dat van Culemborg van de Lecke. Ook de westkant had een reliëf, maar dat is grotendeels verdwenen. Het moet de wapens van Egmond, Buren en IJsselstein voorgesteld hebben. In dat grafmonument is Aleida van Culemborg begraven (men beweert echter ook wel dat zij in Brussel begraven is). Zij trad in 1464 in het huwelijk met Frederik van Egmond en stierf reeds 7 jaar later. Te harer gedachtenis heeft Frederik dit indrukwekkende monument laten oprichten. Akoestiek
Als we bij het priestergraf staande naar de pilarenrij van liet koor kijken, valt het op dat
er in de betonnen panelen boven de bogen ronde gaten zitten. Daar hebben zich oor- spronkelijk kruiken achter bevonden, die met de opening in de gaten waren gemetseld. Dat diende om de galm uit de kerk weg te nemen. Een oude vonn van akoestiekverbe- tering dus. Kruiswegstaties
Langs de muren van het koor zien we overal nissen. Daar hebben vermoedelijk beelden-
groepen in gestaan die de kruisweg van Jezus uitbeeldden. In de lijdenstijd trok er dan een processie langs. De beelden zijn gesneuveld tijdens de beeldenstorm op Sint Nico- laasdag 1577. |
||||||
Noormannendeurtje
In de noord-westkant van de kerk bevindt zich een klein deurtje. Dit deurtje is - zo ver-
telt een legende - speciaal zo laag gemaakt voor de Noormannen. Men vreesde bij de bouw van de kerk nog steeds voor hun invallen. Voor geval ze zouden komen en de kerk wilden binnendringen, zouden ze vanwege dat lage deurtje moeten bukken, waardoor hun achterste achteruit zou steken tegen het noorden, hetgeen een belediging was voor hun land. Ten bewijze van deze theorie wordt aangevoerd dat de ingang aan de zuid-oostkant een
normale hoogte heeft. |
||||||
De toegang naar het 'noormannendeurtje', waarover vele verhalen de ronde
doen. Het lage deurtje bevindt zich in de noord-westgevel van de kerk. |
|||||||
Luchters
In de kerk hangen vier massief koperen kronen; ze zijn uiteraard met de hand vervaar-
digd. Ze moeten in 1635 door de toenmalige heer van IJsselstein, Frederik Hendrik van Nassau, aan de kerkelijke gemeente geschonken zijn. Het is echter ook mogelijk dat hij er drie gaf en dat de vierde in 1704 werd bijgekocht. Twee kronen zijn in 1656 vervan- gen. De kronen hebben twee etages van elk acht echte kaarsen, die nog steeds ter gele- genheid van de Oudejaarsdienst en de Kerstfeestviering van de kinderen op tweede Kerstdag ontstoken worden. Vooral op Oudejaarsavond levert dit een welhaast sprook- jesachtig gezicht op. ledere arm is afzonderlijk genummerd en heeft zijn vaste plaats; anders past het geheel niet meer in elkaar. |
|||||||
17
|
|||||||
Lezenaars
De kerk is twee koperen lezenaars rijk; één ervan is bevestigd aan de kansel en één op
het doophek. De lezenaars dateren van 1775 - 1800. Het kan echter ook zijn dat beide in 1635 in opdracht van genoemde heer van IJsselstein
zijn vervaardigd. De doopheklezenaar bestaat uit een eenvoudige gebogen arm met voluutvoet en een blad met rocaillelofwerk in ajour. De gegevens over de andere lezenaar zijn: scharnier met aan de onderzijde een lampet; arm bestaande uit voluut van ver- strengelde rand; blad met weelderig verstrengeld lofwerk in ajour. Vroeger fungeerde een voorlezer in de erediensten. Hij maakte gebruik van de Bijbel op
het doophek. Deze Bijbel, 13 cm dik, met leren omslag en het restant van een koperen sluiting, dateert van 1736. Hij is uitgegeven door Pieter en Jacob Keur te Dordrecht. Er zijn enkele gravures en kaarten in opgenomen. De 12 cm. dikke Bijbel op de kansel is van 1757. Hij is gevat in een leren omslag en heeft koperbeslag op de hoeken. De uitge- vers waren Samuel en Johannes Luchtmans te Leyden. Dit boek, geïllustreerd met vele gravures, is in 1893 geschonken door de wed. Crookewith, geb. Beyen (dit is in hand- schrift in de bijbel geschreven) en is in 1966 gerestaureerd. |
|||||||||||
Een oude opname (vóór de grote brand) van
kansel, koor en gasverlichting. |
|||||||||||
Doophek
|
|||||||||||
Op het doophek staan twee 19e eeuwse koperen voeten, van onderen bolvormig. Op de
verdikkingen gestileerde bloemmotieven, eindigend in een halfgesloten bloemknop. Hier- op heeft oorspronkelijk de gasverlichting gestaan. Na de restauratie van 1916 is de kerk aangesloten op het stadsgas. Koorhek
|
|||||||||||
Het is wederom Frowein geweest, die in neo-gothische stijl het koorhek met preekstoel,
het doophek en de banken ontwierp. De opdracht werd gegund aan Evert de Graaf te IJsselstein, die voor het gehele karwei ruim tienduizend gulden in rekening bracht. Hij gebruikte Russisch blank eikehout. |
|||||||||||
Predikantenborden
In de konsistorie hangen vier predikantenborden. Het oudste dateert van 1780. Dit
bord, in een geprofileerde lijst met uitstekende hoeken en een gebogen bovenlijst met rocaillekuif, is geschilderd door ene G. Oskam. Avondmaalszilver
Tot de inventaris van de kerk behoren ook vier avondmaalsschalen, twee koUektescha-
len, twee avondmaalskannen, vier avondmaalsbekers, twee kollektebekers en eendoop- schaal. De avondmaalsschalen zijn van tin; ze hebben gladde randen en ronde, gladde, ondiepe
spiegels. De kleinste, hoogte 2,5 cm. en diam. 24,5 cm. dateert uit de 19e eeuw. De twee middelste, hoogte 3 cm. en diam. 31,4 cm. zijn uit de 18e eeuw. Eveneens uit die eeuw is de grootste, hoogte 4 cm. en diam. 41,5 cm. De twee tinnen koUekteschalen zijn ook al aflcomstig uit de 18e eeuw. Ze zijn 4,7 cm.
hoog en hebben een diam. van 27 cm. en gladde randen met diepe, boUopende spiegels. De twee avondmaalskannen, alweer van tin vervaardigd, stammen uit de 19e eeuw. Ken-
merken; geprofileerde voet; boUe buik; brede sneb met knik; voluutvormig oor; sterk concaaf-konisch deksel met radijsvormige knop. De vier avondmaalsbekers zijn van een ander materiaal vervaardigd, t.w. zilver. Alle vier
zijn ze 17,5 cm. hoog en hebben een diam. van 11,3 cm. Twee dateren uit 1633 en twee uit 1825. Hun vormen zijn ook alle gelijk: licht geprofileerde voet met ronde onderrand; de beker loopt vrij recht naar boven; de bovenrand is iets naar buiten gebogen. Het wapenschild op de bekers van 1633 ontbreekt op de andere. |
|||||||
Een deel van de kollektie gebruiksvoorwerpen waaronder avondmaals-
zilver en koUekteschalen. |
|||||||
19
|
|||||||
Voor de kollektebekers gebruikte men hetzelfde materiaal als voor de avondmaalsbe-
kers. Jaar: 1973. De geprofileerde ronde voet loopt smal toe; de onderzijde van de buik is komvormig; het
bovengedeelte is ingesnoerd; de gladde bovenrand is iets naar buiten gebogen; midden op de buik loopt een licht geprofileerde rand. De zilveren doopschaal, met een hoogte van 10,5 cm. en een diam. van 21,5 cm. is van
1820. Ronde, geprofileerde voet, naar boven smal toelopend; wijd uitlopende schaal, laatste gedeelte licht geprofileerde rand met smalle ribbels. Inscriptie op onderzijde schaal, in een hart, waartussen guirlandes, in schuin schrift; ter nagedachtenis aan vrouwe G.M. Gorissen, geb. Emants. In den Heere ontslapen den 29 Juny 1820. Aan de Herv. Kerk te IJsselstein door de nevenstaande leden, welke de overledene gedragen hebben den 4 July 1820. Oud ouderlingen : C. van der Roest, G. de Haan.
Oud diakenen : Hw. ten Holt, G. van Os, B. Sanderson, F.A. Bos. Mark. 16, 16: die gelooft zal hebben en gedoopt zal zijn zal leven al ware hij ook gestor- ven. Joan. 11,25. Ouderlingen : K. Sanderson, A. Bredie, F.A. Noelensmid.
Diakenen : G. Oskam, G.C. de Lange, G. Kastelein.
|
||||||
Basiliek van de H. Nicolaas m
de fiere toren. |
||||||
BASILIEK VAN DE H. NICOLAAS
De neogothische basiliek van de H. Nicolaas aan de St. Nicolaasstraat is het vierde bede-
huis van de rooms katholieke geloofsgemeenschap in IJsselstein. De eerste kerk ging in 1577 over naar de reformatie. Eerst in 1635 kregen de katholieken weer de beschikking over een eigen schuilkerk aan
de Havenstraat. Deze werd in 1780 vervangen door een derde kerk die tot 1887 dienst heeft gedaan en in 1888 werd afgebroken. Bouw
De kerk die u hier betreedt werd tussen 1885 en 1887, naar het ontwerp van de archi-
tekt Alfred Tepe, gebouwd door de IJsselsiteinse aannemer Johannes de Groot voor de som van f 123.452. Een gedenksteen bevindt zich boven de rechterzijingang (B). Herhaalde malen is de kerk
gerestaureerd. Na aanvankelijke sloop- en nieuwbouwplannen werd de kerk tussen 1968 - 1972 grondig gerestaureerd voor een bedrag van f4.500.000,-. In die tijd werd het gebouw op de monumentenUjst geplaatst. In 1978 is de toren in eigendom overgedragen aan de burgerlijke gemeente IJsselstein. Stijl
Deze kerk is een zogenaamde driebeukige hallenkerk in neo-gothische stijl. Gezegd
wordt dat de kerk behoort tot de gaafste voorbeelden van deze stijl in ons land. De bouwmeesters Pierre Cuypers en Alfred Tepe hebben tientallen van deze kerken in Nederland gebouwd. Men beschouwde gothiek als de meest fraaie bouwvorm en men wilde aansluiting zoeken bij de Middeleeuwen die men als de meest glorierijke van de katholieke kerk beschouwde. De neo-gothische kerken zijn een soort mengvorm geworden van de verschillende mid-
deleeuwse kerktypen: kathedrale kapittelkerken, parochiekerken en kloosterkerken. Afmetingen
De gezamenlijke lengte van toren, kerk en priesterkoor bedraagt buitenwerks 51.80 m.;
de breedte is buitenwerks 24 m.
Binnenwerks is de kerk 41,5 m. lang, de toren 7,3 m. in het vierkant. De toren meet tot
de bovenkant van de muren 36 m. boven peil; tot aan de onderkant van de bal onder het
kruis 70 m. boven peü.
De hoogte van de zijmuren van de kerk en koor beloopt 18 m., van de kapellen 15 m.
De hoogte van de kap van schip en koor meet 28 m.; van de kapellen 22 m.; de kappen
van de zijbeuken 24 m.
Het geheel is gebouwd op 54 heipalen van 10 m. lang en 1037 palen van 7 m. lang.
Naam
Evenals de drie voorgaande kerken, is deze kerk toegewijd aan de H. Nicolaas, in de 4e
eeuw bisschop van Myra in Klein-Azië. In 325 neemt hij deel aan het Concilie van Nicea. Aan hem worden veel wonderen toegeschreven. Rond 800 wordt zijn gebeente overge- bracht naar de zuid-ItaUaanse stad Bari. Hij geldt in de rooms-katholieke kerk als de schutspatroon (= beschermheilige) van kooplieden, jonge meisjes en kinderen, maar vooral van de zeevarenden. Zo wordt hij ook de patroon van de havenstad Amsterdam, van daaruit raakt zijn verering over heel Nederland verspreid. Of er een meer specifieke reden is, waarom hij tot patroon van de IJsselsteinse kerk werd gekozen is niet bekend, doch hangt vermoedelijk samen met de Heren van Amstel. Op 11 november 1972 ver- leende Paus Paulus VI aan de kerk de titel van "Basilica Minor"; de hoogste eretitel voor een kerkgebouw in de rooms katholieke kerk buiten de stad Rome. |
|||||
77
|
|||||
Het gebouw
J. Kalf beschrijft de kerk in zijn boek "De katholieke kerken in Nederland" (uitgegeven
in 1906): "Evenals de toren is de kerk een zuivere baksteenbouw met geen andere versieringen dan
de rijke, laat-gothische traceringen van de vensters, de elegant versneden contreforten (= steunberen) en de opengewerkte, gemetselde borstwering, die de wanden bekroont. Het gebouw laat zich beschrijven als een driebeukige hallenkerk met een priesterkoor in de vorm van een halve tienhoek, met bogen geopend op de overhoeks gestelde halve achtkanten, die de oostelijke sluiting vormen van de zijbeuken, welke naar het westen aansluiten aan de kapellen terzijde van de toren, die een portaal en zangerstribune bevat. Slanke pijlers, bestaande uit een ronde kern bekleed met vier driekwart kolonetten, dra- gen de ribben en gordelbogen der netgewelven, die de kerk overdekken. Hoge vensters, vierdelig in het ruim, driedelig in de veelhoekige partijen (en tweedelig in de doop- en Mariakapel naast de toren), voeren licht in dit interieur". Toegangsdeuren
De moderne toegangspartijen zijn aangebracht tijdens de restauratie van 1968 - 1972.
Opvallend zijn de handgrepen op de binnendeuren waarop St. Nicolaas staat afgebeeld. Een werk van de IJsselsteinse beeldhouwer A. Veldhuizen. Algemeen
De polychromie van het interieur dateert grotendeels van 1925. De wanden beneden de
vensters zijn nieuw; aangebracht bij de restauratie van 1968 - 1972. In die periode zijn ook de bankenrijen uit de zijbeuken verwijderd. De ramen
Opvallend in de kerk zijn de glas-in-lood ramen.
Aanvankelijk bezat de kerk geen gebrandschilderde ramen. Het eerste gebrandschilderde
raam werd aangebracht in 1889, het laatste in 1972. De ramen zijn geschonken door
pastoors van de parochie, een aantal parochianen, de parochie en het aartsbisdom bij
gelegenheid van jubilea of kerkelijke gedenkdagen.
Omdat er eenheid is van thematiek tussen een aantal ramen, geven wij de omschrijving
niet op volgorde, doch per thema.
Tenzij anders aangegeven dienen alle ramen bekeken te worden van beneden naar boven.
|
||||
Handleiding bij een gang langs de gekleurde glas-in-lood-
ramen die uitzonderlijk mooi zijn. |
||||||||
I De verlossing van de mens.
Plaats: de grote absis.
Parallelle verhalen in 'Oude en Nieuwe' Testament.
|
||||||||
1. onder : het Joodse Volk, op tocht door de woestijn, na de uittocht uit Egypte,
voedt zich met het manna dat Jahweh uit de hemel heeft laten regenen. boven : Jezus voedt de schare die hem gevolgd is met vijf broden en twee vissen
(wonderbare broodvermenigvuldiging). maker : atelier C. van Straaten, Utrecht, 1925
|
||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
: het Joodse Volk viert het paasmaal aan de vooravond van de uittocht uit
Egypte.
: Jezus viert met zijn eigen leerlingen het paasmaal (laatste avondmaal) aan de vooravond van zijn lijden en dood.
: atelier C. van Straten, Utrecht, 1925 : zoals de Joden, die opzagen naar de koperen slang, die Mozes in de woes-
tijn had opgericht, gered werden, : zo zullen zij die gelovig opzien naar Christus, die werd opgeheven aan het
kruis, gered worden. : H.J.J.Geuer, Utrecht, 1889
: zoals de profeet Jona, na drie dagen weer uit de walvis terugkeerde,
: zo stond de Christus na drie dagen op uit het graf. : atelier C. van Straaten, Utrecht, 1925 : de profeet Elia vaart op ten hemel op een vurige wagen.
: Christus stijgt op naar de hemel.
: atelier C. van Straaten, Utrecht, 1925
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
II Taferelen uit het leven van de H. Jozef.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Plaats: rechter zij-absis.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6. onder : de verloving van Jozef en Maria.
boven : Jozef wordt door een engel in zijn slaap gewaarschuwd dat hij moet
vluchten omdat koning Herodes het kindt zoekt om te doden.
maker : ateher C. van Straaten, Utrecht, 1926 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
er is voor Jozef en Maria geen plaats in de herberg van Bethlehem.
Jozef en Maria met het kind Jezus op hun vlucht naar Egypte, ateher C. van Straaten, Utrecht, 1926 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
7. onder
boven maker |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het "Heilig Huisgezin" in Nazareth.
de dood van de H. Jozef in Nazareth. atelier C. van Straaten, Utrecht, 1926 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
boven
onder maker |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
9. boven : de verheerlijking van de H. Jozef in de hemel.
onder : Sint Jozef wordt uitgeroepen tot patroon van de universele kerk (1870).
Aan zijn voeten de kerk van St. Pieter te Rome.
maker : atelier Louis van der Essen, Roermond, 1949 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
III De acht zaligsprekingen.
Deze acht ramen zijn alle ontworpen en vervaardigd door atelier Cuypers te Roermond,
in 1949; de meeste gesigneerd door de ontwerper C. Alberinck. In elk raam onderaan in een cartouche (= sierlijk omlijst vlak met opschrift) een tekst uit Jezus' Bergrede. Daarboven een bijbelse voorstelling. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
10. Zalig zij die vervolging lijden om de rechtvaardigheid want hun behoort het rijk der
hemelen (Mt. 5, 10), onder : de vrouw van de Egyptische hoveling Potifar tracht Jozef, de zoon van
aartsvader Jacob te verleiden (links). Op valse beschuldiging in de gevan- genis geworpen, verklaart Jozef de dromen van de schenker en de bakker (Gen. 39 en 40). boven : H. Agnes, een martelares uit de 4e eeuw, H. Anna, de moeder van Maria.
11. Zalig zijn de vreedzamen want zij zullen kinderen Gods genoemd worden (Mt. 5,9).
onder : Abraham en zijn neef Lot verdelen op vreedzame wijze het land Kanaan (Gen. 13,8e.v.).
boven : H. Elisabeth van Thüringen (1207 - 1331). Een Hongaarse koningsdoch- ter, gehuwd met de landgraaf van Thüringen. Na de dood van haar man verliet zij het kasteel en wijdde zich, geïnspireerd door het optreden van Franciscus van Assissi, aan de zorg voor armen en zieken. Patrones van de franciskaanse lekenbeweging. Veel middeleeuwse zieken- en gasthuizen werden naar haar genoemd. H. Clara van Assissi (1193 - 1253). Van adelijke afkomst besloot zij op
jonge leeftijd zich aan te sluiten bij de beweging van haar stadgenoot Franciscus van Assissi. Zij is de stichteres van de vrouwelijke tak van Franciscus' orde: de Clarissen. 12. Zalig zijn de zuiveren van harte want zij zullen God zien (Mt. 5, 8).
onder : de kuise Suzanna (Daniël 13). boven : H. Monica (332 - 387), moeder van de H. Augustinus.
H. Liduina van Schiedam (1380 - 1433). Na een val op het ijs verdroeg zij
op bewonderenswaardige wijze een ziekbed van 40 jaar. 13. Zalig zijn de barmhartigen want zij zullen barmhartigheid verwerven (Mt. 5, 7).
onder : de parabel van de barmhartige Samaritaan (Lk. 10, 30-37). boven : H. Johannes de Evangelist. H. Antonius van Padua.
14. Zalig zijn zij die hongeren en dorsten naar de rechtvaardigheid want zij zullen verza-
digd worden (Mt. 5, 6). onder : de hoogmoedige farizeeër en de ootmoedige tollenaar (Lk. 18,9-14).
boven : H. Bonifatius, apostel van de Friezen (ong. 680 - 754), bij Dokkum ver-
moord. H. Willibrordus (ca. 658 - 739), eerste bisschop van Utrecht. 15. Zalig zijn zij die treuren want zij zullen vertroost worden (Mt. 5, 4).
onder : de zusters van Lazarus die bedroefd zijn om de dood van hun broer;
Lazarus door Jezus tot leven gewekt (Joh. 11). boven : H. Petrus Canisius (1527 - 1597). Geboren te Nijmegen, werd Jezuièt,
stichtte vele scholen, schreef eerste Nederlandse katechismus (= hand- boek voor godsdienstonderwijs). H. Plechelmus, (gestorven 1732) de grote geloofsverkondiger in Gelder-
land en het land van Kleef. 16. Zalig zijn de zachtmoedigen want zij zullen de aarde bezitten (Mt. 5, 5).
onder : Simi vervloekt koning David en werpt hem met stenen (2 Samuel 16,5-14)
boven : H. Franciscus van Assissi (1182 - 1226)
H. Bernardus van Clairveaux (1090 - 1123) een bekend kruistochtpredi-
ker en kerkleraar. |
||||
17. Zalig zijn de armen van geest want hun behoort het rijk der hemelen (Mt. 5, 3).
onder : engelen verkondigen de geboorte van Jezus aan de herders van Bethlehem.
boven : H. Ignatius van Loyola (1491 - 1556) stichter van de orde der Jezuïeten.
H. Benedictus van Nursia (ca. 480 - 547) stichter van de orde der Bene- dictijnen. |
||||||
Raam no. 15: "Zalig zijn zij die treuren want zij zullen vertroost worden " (uit
de Zaligsprekingen). |
||||||
rv Taferelen uit het leven van de H. Maria.
Plaats: linker zij-absis.
18. onder : de geboorte van Maria.
boven : Maria wordt door haar ouders, Joachim en Anna, opgedragen in de tem-
pel. maker : atelier Louis van der Essen, Roermond, 1949 19. onder : de aartsengel Gabriël brengt Maria de boodschap dat zij moeder zal wor-
den van de Verlosser.
boven : Maria bezoekt haar nicht Elisabeth. maker : atelier C. van Straaten, Utrecht, 1926 20. onder : Maria omarmt het dode lichaam van haar zoon Jezus na de kruisafname
(zg. Pietavoorstelling).
boven : Maria wordt met ziel én lichaam opgenomen in de hemel. maker : atelier C. van Straaten, Utrecht, 1926 21. onder : het sterfbed van Maria.
boven ; Maria wordt in de hemel gekroond.
maker : atelier C. van Straaten, Utrecht, 1926 V Het sacrament van de doop.
Plaats: doopkapel, links naast ingang A.
22. : de kindermoord te Bethlehem in opdracht van koning Herodes.
maker : atelier C. van Straaten, Utrecht, 1923 23. : de doop van Jezus in de Jordaan door Johannes de Doper.
maker : atelier C. van Straaten, Utrecht, 1924 24. : de H. Willibrordus doopt de Franken.
maker : atelier C. van Straaten, Utrecht, 1929 25. boven : Jezus in gesprek met de farizeeër Nicodemus over de doop (Joh. 3,
1-14).
onder : de hernieuwing der doopbeloften door 12-jarige kinderen. maker : atelier Louis van der Essen, Roermond, 1950 26. boven : de opdracht van Jezus: "Gaat dus en maakt alle volkeren tot mijn leerlin-
gen en doopt hen in de naam van de Vader en de Zoon en de H. Geest
(Mt. 28,19)
onder : doop door Fillipus van de Ethiopische hoveling (Hand. 8, 2640). maker : atelier Louis van der Essen, Roermond, 1950 |
||||||
VI De verering van Onze Lieve Vrouw van Eiteren.
Plaats: Mariakapel, rechts naast ingang A.
Voor een beknopte geschiedenis zij verwezen naar pag. 2 van deze gids.
|
||||||
Detail van raam no. 2 7. het portret van pastoor Johannes Govers.
|
||||||
27. van onder naar boven:
- portret van pastoor Johannes Govers (1770 - 1805 te IJsselstein) die de
geschiedenis van O.L. Vrouw van Eiteren op schrift stelde. - bisschop Otto III van Gelder geeft verlof tot stichting van een kerspel-
kerk te Eiteren, 1217. - stichting van de parochiekerk van St. Nicolaas nabij het kasteel van IJssel-
stein, 1310. - beeldje van O.L. Vrouw van Eiteren.
maker : atelier Cuypers, Roermond, 1938 |
||||||
28. van onder naar boven:
- portret van mgr. G.W. van Heukelum, kanunnik van het Utrechts kapit-
tel, eerste deken van het Bernulphusgilde, overleden in 1910 als pastoor te Jutphaas. - bedevaart met vele gilden en zg. Lazaruskaarsen voor de melaatsenbroe-
derschap zoals die in de 14e en 15e eeuw werden gehouden. - de parochiekerk wordt door de hervormers bestormd en in bezit geno-
men (6 december 1577). maker : atelier Cuypers, Roermond, 1938
|
||||||
Raamdeel van no. 29, waarop afgebeeld staat het portret van pastoor-
deken W.H. de Grijs. |
|||||||||||||
29.
|
portret van pastoor-deken W.H. de Grijs (1933 - 1945), die er voor geij-
verd heeft, dat het beeldje van O.L. Vrouw, dat aan het Utrechts museum in bruikleen was gegeven, terugkeerde naar IJsselstein. het beeldje, door de Hervormers in de IJssel gegooid, wordt door sloot- gravers teruggevonden en door een vrouw in de voering van haar jurk ge- naaid en bewaard. de terugkeer van het beeldje uit Utrecht op 24 juni 1936.
atelier Cuypers, Roermond, 1938 |
||||||||||||
maker
|
|||||||||||||
30. De verschijning van Maria aan Bernadette Soubiroux, 1858, te Lourdes/Maria als
voorspreekster in gevallen van ziekte/Maria presenteert de zielen van de gestorvenen aan God; daardoor vlucht de duivel van het sterfbed. maker : atelier L. van der Essen, Roermond, 1950 |
|||||||||||||
31. De verschijning van Maria aan drie kinderen in Fatima, 1917.
Door de verering voor Maria wordt God lof gebracht. maker : atelier L. van der Essen, Roermond, 1950 |
|||||||||||||
VII De verkondiging van het geloof.
|
|||||||||||||
: Jezus houdt zijn bergrede (Mt. 5,1-7, 29).
: het Lam Gods, het boek met de 7 zegels en de 4 symbolen van de evange-
listen uit de Apocalyps van Johannes. : alle standen zien op naar het lam: Nicolaas Pieck, franciskaan te Gorcum,
tijdens de hervorming vennoord in 1572; Ludgerus, 741 - 809, geloofs- verkondiger in het oosten van het land; Lodewijk de Vrome, 1215 -1270, huisvader; Walfried, in 1810 gestorven in Friesland, boer; Cunera, zr. Ger- trudis, 626 - 659, abdis van het klooster te Nijvel. : atelier Cuypers. Roermond, 1936
|
|||||||||||||
32.
|
boven
midden onder
|
||||||||||||
maker
|
|||||||||||||
33. Kerk-zijn in de 20e eeuw/het streven naar eenheid.
De koepel van de St. Pieter, de wapenschilden van de pausen Johannes XXIII en
Paulus VI, een schip als symbool van de kerk met het Christus-monogram op het zeil, moderne apparatuur (radio, televisie, raketten, maanlanders, moderne muziek- instrumenten). maker : ateUer Bogtman, Haarlem, 1972 |
|||||||||||||
Overzicht van het weelderige interieur van de basiliek.
|
|||||||||||||
VIII Muziek in de kerk.
34, 35,36 : paus Gregorius de Grote (540 - 604) en Sint Caecilia (2e eeuw) patronen
van de kerkmuziek. Let op de duif aan het oor van Gregorius: symbool van zijn geïnspireerd worden door de H. Geest. maker : ateUer L. van der Essen, Roermond, 1949 37. : zelfde voorstelling.
maker : ateHer Cuypers, Roermond, 1937
IX Heraldisch raam.
Plaats: boven ingang A in de toren.
38. van links naar rechts:
de wapens van de provincie Utrecht, paus Pius XII, kardinaal Johannes de
Jong, de stad IJsselstein. maker : atelier L. van der Essen, Roermond, 1949 |
||||||
Beelden
In de kerk staat een aantal beelden:
a. H. Theresia van Lisieux.
Eikehout, gepolychromeerd, herkomst onbekend.
Vooral bekend onder de naam de kleine Theresia. Tot voor kort genoot zij grote
bekendheid. Geboren in 1873, werd zij op 16-jarige leeftijd Carmelites te Lisieux
(Normandië). Zij stierf, 24 jaar oud, op 30 september 1897.
Zij werd eerst na haar dood bekend en in 1928 uitgeroepen tot patrones van de
missie en missionarissen.
b. H. Barbara.
Eikehout, gepolychromeerd, herkomst onbekend.
Een martelares uit de 3e - 4e eeuw, afkomstig uit Syrië. Zij wordt steeds afgebeeld
met een toren. Wegens haar bekering tot het christelijk geloof, werd zij door haar vader opgesloten in een toren, waar zij de hongerdood zou zijn gestorven. Zij wordt aangeroepen om bevrijd te blijven van een plotselinge dood. c. H. Nicolaas.
Eikehout, hoog ca. 130 cm., gepolychromeerd, neo-gothisch.
Atelier: W.F. Mengelberg, Utrecht. De H. Nicolaas, afgebeeld als bisschop van Myra (met mijter, staf en evangelieboek).
De drie gouden ballen herinneren aan het verhaal, dat de H. Nicolaas eens aan drie meisjes, die geen bruidschat hadden en dus niet konden trouwen, zoveel geld liet be- zorgen dat zij een goed huwelijk konden sluiten. d. Madonna met Kind.
Eikehout, hoog ca. 140 cm., gepolychromeerd, neo-gothisch.
Atelier: W.F. Mengelberg, Utrecht.
Maria, staande op de halve maan. Een beeld ontleend aan Openbaringen 12,1.
|
||||||
H. Jozef.
Eikehout, hoog ca. 140 cm., gepolychromeerd, neo-gothisch.
Atelier: W.F. Mengelberg, Utrecht. H. Jozef is de schutspatroon van de bouwvakkers, meer speciaal van de timmerlie-
den. H. Antonius van Patina.
Eikehout, hoog ca. 140 cm., gepolychromeerd, neo-gothisch.
Atelier; W.F. Mengelberg, Utrecht. Antonius, geboren in 1195 bij Lissabon, behoorde tot de orde der minderbroeders
Franciskanen. Hij stierf te Padua in Italië, in 1231, waar hij ook werd begraven. Antonius was een begaafd theoloog en groot predikant. Er zijn over hem veel legen- den in omloop. Een van de bekendste is zijn preek tot de vissen. Antonius wordt vaak afgebeeld met het Jezuskind op de arm, omdat hij volgens de legende meer- malen bij het lezen in het evangelie visioenen kreeg van het kind Jezus. Tot op de dag van vandaag wordt Antonius aangeroepen als hulp voor het terugvinden van ver- loren voorwerpen. H. Isidonis.
Eikehout, ca. 140 cm. hoog, gepolychromeerd, neo-gothisch.
Een werk van Gert Brüx te Kleef, 1887. Isidorus, leunend op een schop, ongeveer 1070 - 1130, leefde en werkte als boeren-
knecht in de omgeving van Madrid. Hij is de schutspatroon van de boeren. |
||||||
De vroeg-bawkke, prachtig
houtgesneden preekstoel. Een uniek voorbeeld van de Zuid- Nederlandse houtsnijkunst rond 1700. |
||||||
De preekstoel
Eikehout, hoog 700 cm., vroege barok, waarschijnlijk van CorneHs van der Voort de
Jonge in Antwerpen, ca. 1700. Het voetstuk wordt gevormd door een beeld van Franciscus van Assissi, 1182 - 1226,
prekend voor de dieren. De kuip bestaat uit drie panelen, gescheiden door posten waarop de symbolen van de
vier evangelisten. Op het middenpaneel verguld medaillon met voorstelling van Christus: "Laat de kinderen tot mij komen". Op de zijpanelen engelenfiguren. Op de achterwand een driehoek (symbool van het goddelijke; de Drieëenheid) met daarop in Hebreeuwse letters het woord "God". Tegen het klankbord een zon met stralenkrans. Boven het klankbord grote voluten, waarop enkele met kruis, kelk en cherub kopjes. De trapleuning is rijk versierd met voluten. Aan de voet van de trappen twee halffiguren, personifikaties van het geloof (Fides; de vrouw die het kruis omarmt, in de linkerhand een banderole met tekst: "meditabor ut columba") en de wijsheid (Prudentia; een vrouw met in de linkerhand een spiegel met voorstelling van het alziend oog van God, in de rechterhand een gebedssnoer; aan de onderzijde de tekst "super omnem orationem"). Vermoedelijk is deze preekstoel afkomstig uit een minderbroederskerk. Koorbank
Eikehout, 340 x 360 cm., neo-gothisch, atelier W.F. Mengelberg, Utrecht.
Afkomstig uit de inmiddels afgebroken neo-gothische kerk aan de Biltstraat in Utrecht.
Op de achterzijde in het midden een symbolische voorstelling van het priesterschap:
kelk met hostie, kruis, stola en boek in mandorla van acanthusbladeren en lichtstralen; aan weerszijden twee panelen met de teksten: links: "Benedicite sacerdotes Dimi Domi- no" (Zegent gij priesters des Heren, de Heer); rechts: "Benedicite servi Dimi Domino" (Zegent gij dienaren des Heren, de Heer). Tegen de achterwand 4 houten beeldjes. Van links naar rechts:
Thomas van Aquino (1225 - 1270), patroonheilige van de theologische studies; Carolus Borromeus (1538 - 1584), kardinaal-aartsbisschop van Milaan, speelde een be- langrijke rol in de strijd tegen de reformatie; Philipus Neri (1515 - 1595), stichter van de Oratorianen, aan hem worden veel wonde-
ren toegeschreven; Jean Baptiste Vianney (1786 - 1859), pastoor in het Franse dorpje Ars, patroon van de
parochiepriesters. In het midden van de gewelfde kroonlijst een pelikaan met jongen (symbool van de
eucharistie). Op de planken van de bidbank de tekst: "Quaerite et invenietis" (Zoekt en ge zult vin-
den), "Petite et accipietis" (Vraagt en ge zult verkrijgen). Op het voorfront van de knielbank de tekst: "Venite adoremus et proridamus (sic!) ante
Deum"; in het midden een medaillon met engel met banderole waarop de tekst: "Sanc- tus, sanctus, sanctus". Ter weerszijden twee panelen, van links naar rechts:
gekruiste sleutels, het Jezus monogram en drie nagels; gekruiste palmtakken met 5-pun-
tige ster en een kraan; krans met drie Franse lelies; kruis met brandend hart en een anker. |
||||
Een gedeelte van de, uit eikehout gesneden, barokke, communiebank. Deze is thans in delen
verwerkt in het verplaatsbare altaar en de moderne lezenaar. |
|||||||
Communiebank
|
|||||||
Eikehout, barok, Antwerpen, ca. 1700.
Deze communiebank, afkomstig uit de vorige IJsselsteinse parochiekerk, moet oorspron-
kelijk gemaakt zijn voor een minderbroederskerk. De voorstellingen betreffen francis- kaanse heiligen. Na de restauratie is de communiebank in stukken verdeeld en deels verwerkt in het ver-
plaatsbare altaar en de moderne lezenaar. De versiering bestaat uit een ornament van voluten, engelenkopjes en medaillons met franciskaanse heiligen. Van links naar rechts:
Nicolaus Tavilié (Tavilié in Bosnië), stierf in 1391 de marteldood in Jeruzalem (bescha-
digd); Petrus van Alcantara (1499 - 1562), hervormer van de minderbroedersorde in Spanje en
raadsman van Theresia van Avilla; Bernardtnus van Siëna (1380 - 1444), rondtrekkend prediker, die opriep tot grotere eer-
bied voor de Heilige Naam Jezus, vandaar steeds afgebeeld met het Jezus monogram IHS; Bernardus en Gezellen, de eerste vijf martelaren van de orde, in 1220 in Marokko ont- hoofd; Franciscus Solanus (op de lezenaar), gestorven in 1610, missionaris in Latijns Amerika,
hij werkte vooral onder de oorspronkelijke bevolking; Joannes van Prado, stierf als martelaar in Marokko in 1631; Franciscus van Assissi (1182 - 1226); Antonius van Padua (1195 - 1231). |
|||||||
De kruisweg
Haut-reliëfs, gips, atelier W.F. Mengelberg, Utrecht, 1888.
Veertien taferelen uit het lijdensverhaal van Jezus, geplaatst in de noordelijke en zuide-
lijke muren van het schip van de kerk. Triomfkruis
Eikehout, hoog 450 cm., gepolychromeerd, neo-gothisch.
Atelier: W.F. Mengelberg, Utrecht, 1889.
Op de uiteinden van de balken de symbolen van de vier evangelisten (ontleend aan de
apocalyps van Johannes); engel (Mattheus),'rund (Lucas), leeuw (Marcus) en adelaar (Jo-
hannes), op de voorzijde in reliëf, op de achterzijde geschilderd.
|
||||||||
Het hoogaltaar in al zijn pracht en praal.
|
||||||||
De altaren
1. Hoogaltaar in de grote middenabsis.
Eikehout, hoog 690 cm., breed 500 cm., gepolychromeerd; gesigneerd W. Mengelberg,
1893.
De tombe bestaat uit drie panelen, telkens geflankeerd door twee zuilen; op elk paneel
een gipsreliëf.
|
||||||||
?■? -
|
||||||||
Van links naar rechts:
Mozes met de koperen slang, het offer van Melchisedech, het offer van Abraham.
Op de predella in reliëf 4 profeten! Jeremia, Jesaia, Daniël en Ezechiël.
Op het tabernakel (de plaats waar het Allerheiligste wordt bewaard) een schildering van
twee engelen.
Boven het tabernakel de expositiekroon waarop een kruis staat. De console rust op een
gehurkte engel met banderole.
Daarboven sculptuur van een pehkaan die haar jongen voedt met bloed uit haar open-
gepikte borst (symbool van de eucharistie).
Op de retabel in volledig geopende stand gepolychromeerde houten beelden van de
twaalf Apostelen met als attribuut de martelwerktuigen waarmee ze gedood zijn. (Alleen
apostel Johannes stierf een natuurlijke dood).
In half geopende stand vier grisailleschilderingen; de bruiloft te Kana; Jezus en de Sama-
ritaanse vrouw; de wonderbare broodvermenigvuldiging; het laatste avondmaal. In gesloten stand polychroomschilderingen, voorstellende Johannes de Doper en Nico-
laas met in de bovenhoek het wapen van IJsselstein én Willibrordus en Leonardus Mechelinus (van Veghel), een van de martelaren van Gorcum (1572). In de bovenhoek het wapen van het aartsbisdom Utrecht. |
|||||
Detail van het hoogaltat
|
|||||
2. Altaar van de H. Familie.
In de linker zij-absis, eikehout, hoog 400 cm., breed 300 cm., gepolychromeerd. W.
Mengelberg, 1889. De tombe heeft drie panelen; op elk paneel een voorsteUing van gestyleerde bloemen en
bladeren met een banderole waarop de namen: St. Joseph. Jezus, St. Maria. Op de predella geschilderde panelen waarop de aartsvaders Abraham en Jacob met hun
vrouwen Sara en Rachel. Op de banderole de tekst: "Laudemus viros gloriosos et paren- tes nostros in generatione sua" (Laat ons nu de roemrijke mannen prijzen, onze vaderen, geslacht na geslacht; Jezus Sirach 44,1). Op het tabernakel de initialen MJJ (Maria, Jezus, Jozef). Op de retabel in geopende stand in het midden een sculptuur voorstellende de H. Fami-
lie ; links en rechts op de vleugel een heiligenfiguur, vermoedelijk de patroonheiligen van de schenkers. In gesloten stand links Dominicus (1170 - 1221), stichter der Dominicanen, die van het
kind Jezus een rozenkrans ontvangt. Op de banderole de tekst: "Gaude Maria cunctas haeresas sola interemisti in universo mundo" (Verheug u Maria, gij alleen hebt alle kette- rijen in de hele wereld overwonnen). Op het rechter paneel H. Simon Stock (1180 - 1265), carmeliet, die van Maria het scapu-
lier (= schouderkleed) ontvangt. Op de banderole: "Induit me vestimentis salutis et indumenta justitias circumdedit me" (Hij heeft mij bekleed met gewaden van redding, mij gehuld in een mantel van heil, Jesaia 61,10). 3. Altaar van de H.H. Aloysius en Anna.
In de rechter zij-absis, eikehout, hoog 400 cm., breed 300 cm., gepolychromeerd, atelier
W.F. Mengelberg, Utrecht, 1900. De tombe bestaat uit drie panelen, waarop gestyleerde bloemen met banderole met op-
schrift: "St. Anna - Ora pro nobis" (Bid voor ons) - St. Aloysius, Op de predella houten panelen met traceerwerk en banderole met opschrift: "Semen
eorum et gloria eorum non dereHnquetur" (Tot in lengte van dagen blijft hun gedachte- nis en hun roem wordt niet uitgewist, Jezus Sirach 44, 13). Op het tabernakel het Jezus monogram. Op de retabel in geopende stand middenin links gepolychromeerd houten beeld van de
H. Anna, de moeder van Maria. In haar hand een naar de toeschouwer geopend boek. Daarop de tekst: "Eert uw vader en uw moeder opdat gij lang moogt leven op aarde, gij zult niet doodslaan, gij zult geen (onkuisheid) bedrijven ( ( ) vanwege de hand niet zichtbaar), gij zult niet stelen". Rechts Aloysius van Gonzaga (1568 - 1591), was aanvankelijk page bij koning Filips II
van Spanje; werd later Jezui'et; patroonheüige van de studerende jeugd. Op de altaarvleugels links H. Joanna van Florence, 13e eeuw, dominicanes; en rechts H. Christianus, gestorven in 1268, patriach van Antiochië. Vermoedelijk de patroon- heiligen van de schenkers van het altaar. In gesloten stand grisailleschilderingen. Links H. Margaretha Maria Alacoque (1647 -
1690), kloosterzuster, heeft zich ingespannen voor de verbreiding van de devotie tot het allerheiligste Hart van Jezus. Daarom boven haar een brandend hart met doornenkroon. Rechts Franciscus van Assissi die de stigmata (= wondetekenen van Christus) ontvangt. Christus verschijnt hem in de gedaante van een zesvleugelige serafijn. |
|||||
37
|
|||||
Tegeltableaux
In de vloer van het priesterkoor zitten een aantal tegeltableaux, vervaardigd door de ate-
liers Villeroy en Boch te Mettlach. In 1888 geplaatst. Voorstellingen onder andere: twee engelen die het pauselijk wapenschild dragen; St. Joris in gevecht met de draak; vis met leUe. Luchters
De neo-gothische smeedijzeren luchters zijn in 1972 aangebracht. Afkomstig uit de afge-
broken neo-gothische kerk aan de Biltstraat te Utrecht. Eretekenen basiliek
Links en rechts van het hoogaltaar. Links het Conopeum (oorspronkelijk een Byzantijns
baldakijn dat boven het hoofd van een hoog geplaatst persoon werd gehouden). Op de segmenten afbeeldingen van O.L. Vrouw van Eiteren, H. Nicolaas, het wapen van IJssel- stein en het wapen van de basiliek. Rechts het Tintinabulum: in een cirkel bekroond door kleine belletjes een afbeelding van St. Nicolaas. Doopkapel
Doopvont, hoog 230 cm., achthoekige hardstenen voet, geelkoperen deksel (verplaats-
baar via smeedijzeren schamierbrug), neo-gothisch, 19e eeuw, maker onbekend. Op de kuip schilderingen van de patroonheiligen van de schenkers; Madonna met Kind en de H. Paus Comelius. Op de rand van het deksel is gegraveerd: "Quicumque in Christi baptizati estis Christum induistis" (Want gij allen die in Chris- tus zijt gedoopt, zijt met Christus bekleed. Gal. 3, 27). De doopkapel was vroeger door een smeedijzeren hekwerk gescheiden van de eigenlijke
kerkruimte. Het hek is in 1972 verdeeld en is nu geplaatst tussen de Maria- en doop- kapel. Het smeedijzeren hek is een ontwerp van W.F. Mengelberg en gesmeed door de IJsselsteinse smid B. Pompe. Kapel O.L. Vrouw van Eiteren
Beeldje, eikehout, 22 cm. hoog, 12e eeuws.
Maria zetelt frontaal; in haar rechterhand houdt zij een scepter; met de Unkerhand
houdt zij het kind vast, dat frontaal midden op haar schoot zit. Het kind steunt met lin- kerhand op de codex op zijn knie; de rechterhand is opgeheven. Het beeldje is door de eeuwen heen voorwerp van grote verering en devotie geweest. Orgel
Gebouwd in 1908 door de fa. Maarschalkerweerd & Zonen te Utrecht. Het betreft een
16-voets orgel, met twee klavieren, vrij pedaal, afzonderlijk geplaatste speeltafel, crescendo
kast en voorzien van 26 registers met in totaal 1480 sprekende pijpen, uitgevoerd met
tinnen front.
Het orgel is geschonken door A. van Kippersluis, volgens vermelding op de achterzijde
van de grootste frontpijp.
Het werd in 1971 volledig gerestaureerd en elektrisch omgebouwd door de fa. J.J.
Elbertse & Zn. te Soest.
|
||||