«e- '<?, j - êl
|
||||||||
Touw, touw en nog eens touw II (slot)
|
||||||||
door W.T. Bunnik. Utrecht
CA. van Duuren, Lopik
A.H. Goes, IJsselstein
Ch. W. Vink, IJsselstein
|
||||||||
In het eerste deel van dit artikel hebben we reeds gewezen op ons gesprek met de
familie Van der Neut. Veel van de gegevens over IJsselstein komen dan ook bij hen
vandaan.
Zeer verheugd zijn we dat we de beschikking kregen overeen oud ,,kasboek" van
de heer E. van der Neut. Het is een gewoon notitieboekje maar hieruit komen zeer
veel intei'essante gegevens over IJsselstein. De hieronder volgende feiten willen
we u niet onthouden.
Hoewel de boekhouding in die dagen meestal op een luciferdoosje wordt
geschreven, heeft Van der Neut zijn klanten al keurig op nummer in zijn boekje
staan. Ei' zijn 88 vaste klanten. Een aantal namen zal u beslist bekend voorkomen:
No. 6 Bierlang, no. 12 C. Doesburg, no. 14 D. Boer, no.23 Jan van de Anker, no. 32
Gebr. van Rooijen Meubelfabriek, no. 46 C. Kippersluis Hoogeland, no. 52 Van
Zanten Poortdijk, no. 66 D. Ruven en no. 69 Hannes Kemp.
Alle klanten dus netjes onder nummer in het boek. De bestellingen worden netjes
onder elkaar geschreven en opgeteld. Na betaling - de meeste boeren rekenen
slechts 1 maal per jaar af - wordt het totaalbedrag doorgestreept. Tot zover wat
betreft de financiën. Verder is het interessant om te lezen welke artikelen er
verkocht worden en tegen welke prijzen. Daarom een willekeurige greep uit de
ver-kopen:
- Op 2 augustus 1907 worden aan de heer Schoenen drie appelnetjes voor 30 cent
vei'kocht. bovendien 1 streng touw voor 20 cent en 1 streng voor 18 cent. - In oktober 1907 koopt Scholman van de Achtersloot: 1 anderhalfjarige halster
voor 30 cent en een zwiepe slag. kennelijk om een jong paard te dresseren. - Markus Bleijenberg, een loodgieter in de Weidstraat, koopt voor ƒ 3.60acht maal
5 ons kol en 50 cent takelkoord. - Schipper Van Dijk uit Harmeien koopt 133 voet jaaglijn van 76 ons en 1 zwarte
gevlochte lei voor ƒ 2.25. - C. van Delft te Benschop is een steeds terugkerende klant bij Van der Neut.
Hij is metselaar en neemt tevens wat ,,handel" mee als hij aan het werk gaat: 11 april 1907 voor 72 cent metseldi-aad, 30 steigertouwen van 5 m. a 25 cent per stuk, bovendien 6 hoorntouwen, een baggernet van 120 mazen, wat merlijn en halsters en wagenrepen. - Ook de Gemeente komt in het kasboek voor, want op 12 september 1907 worden
aan de ,,toorenkamer" 2 baggernetten en 30 m. lijn geleverd. - Timmerman B. Voorendt staat genoteerd voor 60 vaam koord voor f 2.10 en 50 m.
koord voor ƒ I,—. Een goede handel is er in koe- en paardedekken. Ze komen voor in alle maten en
prijzen: klein koedek is 96 cent. een groot koedek kost 99 cent, en een dicht en een open paardedek kosten respectivelijk ƒ 1.35 en ƒ 1.95. |
||||||||
In het boekje komen artikelen voor waarvan wij de namen niet meer kennen; een
paar heeft u hiervoor reeds kunnen lezen, maar er zijn er nog veel meer. Bekijkt u de volgende maar eens: - Paarde- en koehalsters: de beste-, ronde-, veulen-, gewone markt-, witte en
anderhalfjarige-, zware-, lichte-, stal-, en ringhalsters. - Achter- en voorbannen, kalvertouwen, roladetouw, hoorntouwtjes, aftrekkers,
spantouwen, wagen- en ploegrepen, ploegzelen, pink- en koestrengen. Verschillende soorten lijnen: treklijn, merlijn, marlijn, beugellijn, bruggelijn, rijglijn, jaaglijn, sleeplijn, tweepaardslijn, 5-6-7-8- en 9 roe pootlijn, gevlochte lijn en kruislijnen. - Tenslotte nog een aantal netten: baggernetten van 30 tot 120 mazen, appelnetjes,
eiernetjes, palingfuiken, zeelt- en aalfuiken. En we hebben nog niet alle namen genoemd. Een heel assortiment aan touwwerk
dus met allemaal een verschillend gebruik. Ook de hoeveelheidsaanduidingen zijn niet altijd even duidelijk voor ons, want woorden als el, vaam, kloentje, bolletje, kluwen, klos en spoel komen niet zo vaak meer voor. Het boekje bezat niet alleen de verkopen, ook de inkopen zijn netjes genoteerd. De
belangrijkste leveranciers zijn: de firma Van Bunnik uit Utrecht, de Nederlandse Touwslagers Inkoop Maatschappij uit Zutphen, De Verenigde Touw- en Garenfabrikanten Spit en de Vletter uit Gouda, de firma Louwens en Co. uit Meppel levert alleen teer. Aan de hand van onderstaande aankoopnota blijkt duidelijk welke produkten er geleverd worden. Friedrich Bertram, 20 december 1913.
Hamburg 1 baal Middellagen lang, 242 kg. ƒ 132.28
1 bond gehekelde Kalcutta 186 kg. a 45 cent ƒ 83.70
1 baal Manilla hennep 126 kg.
1 baal Chinese hennep
1 baal Friesche vlas 100 kg.
4 schijven sisalgaren 2 pakken gehekelde sisalhennep 128 kg.
1 baal Java hennep 1 baal Bombay hennep
1 baal ongehekelde Indische hennep 182 kg
1 bond mallestoker 247'/;, kg.
Er worden nogal wat verschillende grondstoffen genoemd en de landen van
herkomst zijn niet altijd even dichtbij. In het archief te Vlaardingen hebben we enkele advertenties gevonden van
touwfabrikanten. Een daarvan is de firma Spit en de Vletter, een leverancier van Van der Neut. Verder heeft Johan van der Neut in zijn boekje staan, dat hij op 17 januari 1907 is
begonnen met krant lezen en dat hij ƒ 180,— per jaar verdient, bij een 60-urige
werkweek - wat normaal is in die tijd - heeft hij dan 6 cent per uur verdiend.
Vandaar waarschijnlijk grote vreugde al hij schrijft, dat hij over het eerste halfjaar
van 1908 10 cent per uur heeft verdiend. /
/
/ |
||||
LLL.i.LL.X.i:kad.LLL.XdddJ.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
^
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
J..LLi,.U.i,U..ü,LLl..U.i.l.J,J,J..l..l,.l..ü..l.l..l..l..l.ü..U.Ll
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
+ T- ■ + + ,+ + + +
+ + + + + + + + - + -+ +•+ + + + +
+ + ■+*-■+ + + + ■■ J. + + -k ■ + + • + + -
+ + +-*-+ + +,+ |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
+ + +
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
+ -+ +
|
+,+-++ +
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
.....+-+ .
*•# +-,+ + + + + + + +
-■+•+ *'+ + + + + + + 7f + *.+ + +,+ ■++,+ + ; ■ + + -...-k-k -t- -t---t-.+ 4-
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Spil & 'De VleHer,
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
9^- /
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
OOXJIDA..
Fabrikanten van
VlSSGHEI^S-, ZEILMAl\EI(S- en BINDGAI^ENS.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
f^avieiCa'/téis-j
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(2
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
','- -^^
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
+■+■+ +
+ +-+ - f + + +
+ + + + |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
+-+ + + ■.
+ + + + ' |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
, .v+.......
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
II -^ IT D E X- I 1-T :
Prima Visachcriioordkatoen en Zijde.
\i.irrH.i:N\Vüni;niiii"iis
voor NEDERLAND en KOLONIËN lIKIt
MecliaBiiicliG Netzfalii'j): o. Welierei. Act. Ges.
ITZEHOE IN HOLSTEIN
Grcsate Netzfabrik des Continenta.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
- AHtTtftTftTTtTTTtTffffftfyftftttffTÏÏTTM
l B. VANDALEN.
t GOUDA.
[ ïabrikantvanYisschersgaren
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
«;
t t- |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
a^xn t'€HH «6 ^i>ete'^i^ t*an fu/a iwiea-
öw^yif^ aoot^M ^Jaé»?*, %Af0€£^f^f*»a'M au^., a-^td,., ^» c^'€:nd£a |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
''•l~-
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tM t^otHa- OM y^.u^ai4tt*g- c^'ajcneu/
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T^rrrrrrvTTVTTTTTTTTK
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tot zover de gegevens uit het kasboek. De aanvoer van het materiaal gaat dus via
een groothandel. De produktie van de touwbaan wordt wekelijks op een kar naar
Vianen gebracht.
Dat is een holle kar, zodat de haspels erop blijven liggen en de hond loopt eronder
om de kar te trekken. ,,In de tijd dat de touwbaan aan de Groenedijk gevestigd was,
ging de hond 's morgens een ketel koffie brengen voor de mensen die er aan het
werk waren".
Zo rond 1923 komt er een eind aan het touwmaken op de Groenedijk. De
concurrentie is te groot geworden. Enerzijds door het gebruik van machines, zodat
het touw goedkoper vervaardigd kan worden, anderzijds door het gebruik van
kettingen en riemen, zodat er minder vraag naar touw komt.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De touwbaan
Een touwbaan is een lang en smal pad in de open lucht.
Het belangrijkste stuk ,.gereedschap" is het touwslagerswiel. De diameter is
plusminus 100 cm., maar er bestaan nogal wat variaties in de uitvoering ervan. Het wiel bevindt zich meestal in een soort schuurtje, waarvan de voorzijde open is. Langs de baan staan lange rijen bomen. De bomen zorgen 's zomers voor wat schaduw en houden 's winters de wind tegen. Dit is echter niet bedoeld voor de |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Er bestaan nogal wat variaties van het ..loiel" op de tonivhaan. Naast het houten
wiel. komen er ook ijzeren niet tandwielen voor. touwslager, maar alleen om de draden te beschermen tegen de weersinvloeden.
Later komen er ook wel overdekte banen voor, maar de meeste touwslagers hebben deze luxe nooit gekend. We onderscheiden fijngarenbanen - korte banen tot ongeveer 50 meter - en de grofgarenbanen, deze zij n veel langer en gaan wel tot 300 meter. De fijne garens kunnen niet zo lang gesponnen worden, daar zij anders zouden breken. In de scheepvaart wordt gewerkt met een standaardlengte van 120 vadem (ongeveer 220 m.) Om tot die lengte te komen moeten wel draden van 300 m. gesponnen worden, want door het in elkaar draaien worden de draden korter. Op regelmatige afstand van elkaar staan zogenaamde ,,krikken". Deze dienen om de draden aan op te hangen, zodat ze niet in het vuil op de grond komen te liggen. Als er een steentje in de draad zou komen kan dat breuk tot gevolg hebben. En dan is het werk voor niets gedaan. Het hekelen gebeurt vaak in een loods. Afhankelijk van de windrichting kan men
aan verschillende kanten de Inikeyi openzetten. |
||||
3&1
|
|||||||||
De bomen langs de touwhaan voor-
komen uitdrogen van de garens. De krikken zorgen ervoor dat de draden vrij van de grond blijven. |
|||||||||
Tollen voor het gelijkmatig in elkaar
draaien van de touwen en lorries, verzwaard met stenen zodat ze lang- zaam dichterbij komen tijdens het slaan van de trossen. |
|||||||||
Het werk van de touwslager
De meest gebruikte grondstoffen zijn hennep en vlas. Omdat beide materialen
verschillende, eigenschappen hebben, worden ze ook voor verschillende touwsoorten gebruikt. Om te kunnen spinnen moet de hennep eerst gehekeld worden. Dat gebeurt door
een bundel hennep om de hand te slaan en het uiteinde daarna net zo lang over de hekel te halen tot alle ongerechtigheden eruit verdwenen zijn en alle vezels keurig netjes langs elkaar zijn komen te liggen. Het gehekelde deel wordt nu om de hand genomen, waarna het andere einde
gehekeld kan worden. Zo'n kant en klare bundel noemt men een ,,puit". Als men heel fijne vezels wil hebben, dan worden verschillende hekels achter elkaar geplaatst met steeds dunnere punten, die steeds dichter bij elkaar geplaatst zijn. Als de touv/slager gaat spinnen, bindt hij zo'n bos gehekelde hennep - het goed - om zijn middel. Met duim en wijsvinger draait hij een paar vezels ineen en maakt dat vast aan een haakje aan het wiel. Een jongen begint aan het wiel te draaien, voor de spinner rechtsom, en de spinner loopt achteruit terwijl hij met één hand steeds voldoende vezels toevoert, om de goede dikte draad te krijgen zorgt hij met zijn andere hand ervoor dat de draaiing overal even gelijkmatig gebeurt. De dikte van de draad wordt niet alleen bepaald door de hoeveelheid toegevoegde vezels, maar ook door de snelheid waarmee het wiel ronddraait. |
|||||||||
De aldus gesponnen draad wordt met een natte wollen doek glad gestreken en
daarna door de „strijker" gehaald. De strijker is een dubbelgeslagen en in elkaar gedraaid dik stuk touw van varkenshaar. Dit alles dient om het touw een mooier aanzien te geven. Elke draad wordt op een afzonderlijk klosje overgezet en daarna nog verder ineengedraaid. Dat is het zogenaamde „harddraaien". Draden die klaar zijn worden op spoelen of haspels gewonden. Bij het twijnen worden 2 of meer draden links om in elkaar gedraaid, dit om te voorkomen dat de draden uit zichzelf weer terug kunnen draaien. Het twijnen gebeurt ook met behulp van het wiel. De draden worden aan de verschillende haakjes van het wiel gebonden en de andere uiteinden worden samen geknoopt en aan een haakje met een wartel, de lammeroen, gebonden. De lammeroen zit vast aan een lorrie of een slede. |
||||||
Lainnieroeyi.
Omdat tijdens het ineendraaien de draden korter worden, moet deze lorrie of slede
zich kunnen verplaatsen. Meestal zijn ze daarom verzwaard met stenen en door het
korter worden van de draden worden ze langzaam dichterbij getrokken.
De touwslager heeft een houten tol in de hand met daarin drie groeven waardoor de
draden lopen. De jongen draait het wiel en de touwslager loopt vanaf de lorrie
langzaam achteruit. Met die klos zorgt hij ervoor dat het touw overal even strak
gedraaid wordt.
Een aantal draden samen worden ineengedraaid tot strengen. Van 3 of 4 strengen
maakt men touwen en van 3 of meer touwen draait men een kabel. De richting
waarin gedraaid wordt is steeds-tegengesteld aan de vorige handeling.
Het gebruik van touwwerk
Om een behoorlijk lange levensduur van touwwerk te verkrijgen, is het nodig, dat
- het juiste touw voor het juiste doel wordt gebruikt,
- dat het touw goed gefabriceerd is en
- dat het touw op de juiste manier wordt gebruikt.
Natuurlijk worden voor elk gebruiksdoel andere eisen gesteld, voor wat betreft de
hardheid, de dikte, het aantal strengen, kleur, e.d.
De touwslagers verstaan hun vak, zij zijn van jongsaf aan hierin opgegroeid en het
is verbazend, hoe zij uit de hand hun draden spinnen van verschillende dikte.
Door het gebruik gaat het touw op den duur slijten aan de buitenzijde, maar ook
aan de binnenzijde gaat het touw op den duur ,.vezelen" door de ste(>ds wisselende
belasting.
De breekkracht van touw wordt sterk beïnvloed door bijvoorbeeld sterke
trillingen, rukken en schokken, maar ook bij langdurige bela.sting en niet in de
laatste plaats door lang verblijf in of bij het water.
Opslag en onderhoud van touw
Touwwerk mag nooit in een vochtige ruimte worden opgeslagen. De kwaliteit van
het materiaal vermindert daardoor snel. Na gebruik moet touw worden opgehangen aan houten rekken; bij het gebruik van stalen pennen voor het |
||||||
ophangen kan roestvorming ontstaan, wat een zeer nadelige invloed heeft op de
levensduur. De beste manier is om touw in de wind en uit de zon te drogen. Een van de voornaamste eigenschappen van touw is het rekvermogen. Vanzelfsprekend houdt men daar rekening mee bij het verwerken van de verschillende grondstoffen. Elke grondstof heeft een ander rekvermogen; manilla en sisal = 18 - 20%
cocos = ca. 30%
hennep = 15 - 20%
nylontouw = 45 - 50%
staaldraad = 3%
Bij een van de gi-ondstoffen zullen we wat langer stilstaan.
Er zijn namelijk nogal wat bewerkingen nodig voordat met spinnen begonnen kan
worden. Wij gaan nu uit van VLAS. Vlas is een natuurlijke vezelstof van plantaardige oorsprong, waarbij het om de
stengel of bast gaat. Vlas is een 1-jarige plant van 50 - 100 cm. hoog, welke veel voorkomt in Nederland. België, Frankrijk en Ierland, maar ook in Tjecho- Slowakije. Rusland en Polen. Van de plant wordt letterlijk alles gebruikt. Voor de touwindustrie gaat het om de bastvezel, welke losgemaakt moet worden van de totale vlasstengel. Als we een vlasstengel vergelijken met een boomstam, valt het volgende op: bij een boom verwijdert men de bast om het hout te houden; bij de vlasplant verwijdert men het hout om de bastvezel te winnen. Achtereenvolgens noemen we de verschillende bewerkingen die het vlas moet ondergaan; Trrkkcu: vlas wordt niet gemaaid, maar getrokken.
Drogen: op het veld wordt de vlas gedroogd.
Repelen: de stengels met de zaadbolletjes worden door de repelkam
getrokken, waarbij het lijnzaad (voor de lijnolie) wordt
gewonnen. Roten: dit is het rottingsproces, waarbij de bast losraakt van de
houtlaag. Dit roten was vroeger erg tijdrovend; 3-4 weken.
Nu doet men dit in betonnen kamers bij een watertempera- tuur van 34° C. en duurt het slechts 3-4 dagen. Drogen eti hrake)i: dit is een bewerking waarbij de stengels door een gekartelde
wals woi'dt gevoerd. De stugge houtachtige delen worden hierdoor geknakt. De soepele bastvezels ondervinden hiervan geen hinder. Zwmgeleti: dit is het verwijdei'en van de houtachtige deeltjes, door
middel van slagbewegingen evenwijdig aan de vezels.
Hekelen: dit is het splijten van de vezelbundels en het afscheiden van
de korte vezels en houtdeeltjes. Tevens worden de vezels
hierbij gericht. Hierna zijn pas het spinnen en het touwslaan aan de beurt.
Het teren van touw
Om de touwen beter bestand te maken tegen de inwerking van vocht, worden ze
|
||||
Het teren of tanen van vis-
netten voor het tegengaan van vochtinwerking. vaak geteerd. Dat teren gebeurt door de touwen in een bad van Stockholm teer te
verwarmen tot een temperatuur tussen koken en 230° fahrenheit in. Het teveel aan teer moet daarna verwijderd worden. Dat kan door het touw tussen twee rollen door te halen, dit is te vergelijken met een oude wringer, of door het touw door een gat in de grond te trekken, waaromheen men een spons heeft bevestigd. Aan het teren van touw zijn echter ook enkele nadelen verbonden. Geteerd touw wordt korter en de sterkte neemt af. In sommige gevallen vermindert de sterkte wel 75%. Oppervlakkig geteerd touw is dan ook sterker dan door en door geteerd touw. |
|||||||
Wie zijn de grootste afnemers van touw?
Als we ons beperken tot grote groepen van afnemers, dan zijn de drie voornaamste:
de schippers, de vissers en de boeren. Scheepslouw
Een van de grootste afnemers van touw is ongetwijfeld de scheepvaart. Op elk schip
treft men touw aan en meestal in een zeer grote verscheidenheid, namelijk van het zeer dunne zeilgaren tot en met de ankerlijnen en meertrossen. Natuurlijk is het gebruik van de verschillende soorten touw en de hoeveelheden ervan afhankelijk van de aard van het schip en in welke periode gevaren wordt. Om een paar voorbeelden te noemen: een vrachtschip of een vissersboot met netten e.d. of een oude viermast bark en bijvoorbeeld een zeesleepboot met zijn reusachtige trossen. Ieder schip heeft zijn eigen behoefte aan soorten en hoeveelheden touwwerk. |
|||||||
^^
|
|||||||
Vooral de otide zeilschepen hebben een grote hoex'eelheid touwwerk aan boord, om
de maaten te stagen en de zeilen te hijsen. Al zijn er vei'schillende indelingen mogelijk, toch geven wij de voorkeur aan de
volgende: a. het staand want b. het lopend want
c. de tr'ossen en de ankertouwen
d. het overige touwwerk
Het staand want, dat zijn alle touwen waarmee de masten en ra's ()\'ei-eind
gehouden worden en onderling zijn verbonden. Als u bovenstaande afbeeldingen bekijkt heeft u een indruk van de benodigde hoeveelheden touw. Het lopend want, dat zijn al die touwen die via een blok (katrol) lopen waarmede
zeilen gehesen of gestreken kunnen worden. Aan deze lijnen worden weer andere eisen gesteld omdat ze door het voortdurend bewegen aan slijtage onderhevig zijn. De trossen. Deze komen in allerlei diktes voor. Elk klein zeilbootje ligt gemeerd aan
zijn trossen, maar ook de grote vrachtschepen. Al zijn er nu ook staalkabels in gebruik. De maat wordt altijd aangegeven in omtrek en niet in diameter. Overig touwwerk. Zonder te probei'en volledig te zijn, geven weeën aantal namen:
bijvoorbeeld de garens: naaigaren, kardoesgai'en, zeilgaren, takelgarcn. kabel- garen, lijkgaren, schiemansgai'en, enz. Vi.sserij
In het vorige stukje hebben we gesproken over de touwen aan boord van schepen.
Hier rest ons nog het onderwerp: de visnetten. In het algemeen bestaat een net uit een knoop- of stikwerk van touwwerk met mazen. |
||||
Machine voor het ..stalen slaan".
Stalen zijn einden van hennep- garen, die in de haringvisserij gebruikt worden om de netten aan het touwwerk te bevestigen. |
||||||||||||||||||
De Oude Lijnbaan,
gevestigd sinds 1611
Ie
|
||||||||||||||||||
Een ..gevulde boetnaald", welke
wordt gebruikt bij het repareren van de netten. |
||||||||||||||||||
Vlaardingen.
|
G.-u-l^n Mertdil- K.
|
|||||||||||||||||
Machinale Touwslagerij en Garenspinncrij.
|
||||||||||||||||||
Alle soorlen
Visscherij=Touwwerk
van superieure kwallteil steeds voorradig.
Tf Ijni Il>i:\ vf-rlrK*<awanrdlKi1 d*»r N.V. IJ1llll»r,K NTOBKN. ,, HCHKVF^I^tiF.S ,\ ('. VKULIJK Jen. VAN DEN HEUVELL & ZOON.
T*ler*aa ar. III. TrlrKr»'><rr<i: TAKI>t:\HM VF.I.I..
|
||||||||||||||||||
Een advertentie van de Oude
|
||||||||||||||||||
Lijnbaan te Vlaardingen.
De oude Lijnbaan te Vlaardingen in de tijd dat er ook machines rvorden gebruikt.
|
||||||||||||||||||
10
|
||||||||||||||||||
Voor het breien van netten gebruikt men diverse touwsoorten, als manilla, sisal,
katoen, hennep, zijde en kunstvezels. Naar het gebruik kunnen de netten in twee klassen verdeeld worden, namelijk de staande netten en de sleepnetten. Staande netten zijn netten, die op de een of andere manier rechtop in het water worden neergezet, terwijl sleepnetten gedurende kortere of langere tijd over de bodem worden gesleept om de vis erin te krijgen. Door het verschil in gebruik is het nodig om verschillende grondstoffen te
gebruiken. Voor staande netten wordt meestal katoen gebruikt en wel om de volgende vooi'delen: het is licht in gewicht, het kan zeer dun gesponnen worden, is tamelijk stei'k en zwelt onder water niet op. Sisal en manillatwine zou hiervoor te zwaar zijn en het garen te dik. Daarom worden voor de sleepnetten meestal sisal en manilla gebruikt. Dooi' hel met grote kracht over de bodem voortslepen zou katoen te veel slijten. Daarom zijn hier de hardere en sterkere garens noodzakelijk. Verder luistert de dikte en maaswijdte zeer nauw bij het vangen van een bepaalde sooi't vis. Als om de een of andere reden een zwaardere garendikte wordt gebruikt, mislukt de vangst zo goed als zekei'. Naast sisal en manilla komt ook hennep voor en de laatste jaren natuurlijk veel synthetische garens, zoals akulon, perion en nylon. De n(>tten worden meestal uit e(>n soort garen gemaakt; slechts sommige gedeelten van het net, die veel aan slijtage blootstaan, zijn van dikker garen of van gewoon garen, maar dan dubbel genomen. De garens voor de netten worden gemaakt van de betere vezelsoorten en hard
geslagen om inwateren zoveel mogelijk te voorkomen. Na het breien worden de netten altijd geteei'd of getaand; dit gebeurt om de levensduur te verlengen. Voor het i'epai'ei'en van de netten heeft men ti'awltwine of boetgaren. Elke vissooi't vraagt een andere maaswijdte vandaar het grote aantal verschillende nett(>n: trairhict: vooi' diverse vissoorten
drijfuct: vooi' haring
snurrcfddtiict/zccris-.ccien: voor diverse vissoorten
k-iul-/k()r}U'fU'u: voor aal
fiiikeu: voor paling
suidtidc })(>tni'U('}r. x'oor bot
icoudrrk'iiil ci/ icyoi: voor ansjovis
suiaiidc kuihni ei/ kaniettini 0'f"iU'»io;/(;j; voor gai'nalen
i-aa)nkuU)i('üeii: vooi' sprot en bliek
(luk'ci'J^uU: voor zeebliek
Kdiuicium/-.ahndrijficant: voor zalm
Om van al deze netten een beschrijving te geven zou te ver voeren. Een
uitzondering maken we voor het trawlnet. Afhankelijk van de grootte van het schip en van het motorvermogen van het schip kunnen de netten variëren in afmeting. De grotere schepen gebruiken meestal het zogenaamde ,,Franse Patent". Dit net is ca. 45 m. lang en 22 m. breed als er mee gevist wordt. Meestal vervaardigd van trawltwine: 3-draads garen. Het gewicht van het net is ongeveer 300 kg. waar- van circa 125 kg. twine. Stalen slaan
Stalen zijn einden van h(>nnepgaren, ongeveer 50 cm. lang. Zij worden in de
|
|||||
11
|
|||||
haringvisserij gebruikt om de netten aan het touwwerk te bevestigen. Het aantal
stalen aan boord van een logger bedraagt 30.000 stuks en deze moeten elke reis vernieuwd worden. Vroeger is het stalen slaan een belangrijke bijverdienste geweest voor de knechten in de touwslagerijen. Als het weer te slecht is om op de baan te werken, kunnen de knechten toch nog stalen slaan. Boerentouwwerk
Aanvankelijk is hennep voor boerentouw de enige grondstof, omdat dit zacht blijft
in het gebruik, ook wanneer het touw vochtig wordt. De laatste jaren heeft het hardere sisaltouw het gebruik van henneptouw sterk doen verminderen. De touwslagerijen zijn vanouds de vervaardigers van boerentouwwerk geweest. Zij verkopen hun produkten rechtstreeks aan de verbruikers of aan venters en handelaars. In enkele streken vervaardigt de boer zelfde benodigde touwen. Hij koopt dan een trosje touw bij de plaatselijke handelaar en snijdten splitst het touw zelf. Door een aantal grote firma's van landbouwwerktuigen werden rondseltjes geleverd, waarmee de boeren zelf de touwen in elkaar draaiden. Vooral in Gelderland, Groningen en Brabant betekent deze vorm van huisvlijt een nadeel voor de touwslagerijen. Als we proberen het boerentouwwerk in te delen, onderscheiden we twee groepen: touw bestemd voor de landbouw en touw bestemd voor de veeteelt. Hieronder een schema: boerentouwwerk
touw voor het paard zelf
|
||||||||||||||||||
1. landbouw
|
paarden
|
touw om het paard ergens voor te
spannen, oogsten bijeenbinden van schoven e.d. zie landbouw
stalgebruik weidegebruik
|
||||||||||||||||
paarden
|
||||||||||||||||||
2. veeteelt —
|
||||||||||||||||||
hoornvee
|
||||||||||||||||||
Over het hoornvee willen we iets meer vermelden, want daar zijn allerlei touwen
nodig met voor ons misschien niet zulke bekende namen. De koeien moeten op stal vastgezet worden, hievoor dienen de koetouwen
(ongeveer 7 voet lang), welke om de hoorns gebonden worden. In andere streken doet men dit weer met nektouwen. Om te voorkomen dat de koeiestaarten vies worden, worden staartlijnen gebruikt. De staartlijnen worden hiermede omhooggehouden naar een balk. Ook in de weide kan de boer het niet zonder touw stellen, want tijdens het melken
worden de achterpoten van de koeien gekluisterd met een spantouw om te verhinderen dat de melkemmer omgetrapt wordt. Meestal zijn deze touwen erg zacht om te voorkomen dat de koe geïrriteerd raakt. Daarom vervaardigt men deze touwen van: half haar / half sisal, of sisal met wol, of gevlochten katoen. Sinds er elektrisch gemolken wordt is er natuurlijk wel het een en ander veranderd! In het voor- en najaar dragen de koeien vaak een dek, omdat het dan nog vrij koud kan zijn. Deze koedekken worden met slap geslagen touwen vastgebonden, dit is om schrijnen te voorkomen. /'
|
||||||||||||||||||
12
|
||||||||||||||||||
Kinderarbeid in de touwbaan
De publicatie in de Staatscourant bevattende maatregelen tot het tegengaan van
overmatige arbeid en verwaarlozing van kinderen is het resultaat van een lang
proces, waarbij vanaf het begin van de 19e eeuw steeds meer vraagtekens zijn
geplaatst bij de soms zware en langdurige arbeid van jonge kinderen.
In de 19e eeuw komt de industrialisatie op gang. Arbeidsprocessen die voordien
ruim van inhoud waren door hun veelzijdigheid worden allengs schrieler door
arbeidsverdeling en beginnende mechanisatie.
In de eeuwen voorafgaand aan de 19e eeuw oefent het Gildewezen grote invloed
uit op de kwaliteit van het produkt, de vormgeving en de opleiding van jonge
leerhngen en wat oudere gezellen. Het werk in de ambachtelijk sfeer begint
langzamerhand aan waarde in te boeten. In het kort willen we trachten iets in het
algemeen over de kinderarbeid, en in het bijzonder in de touwbanen, te vertellen.
Eeuwenlang zijn kinderen door hun ouders als een verzekering voor hun oude dag
gezien. De arbeid van kinderen was voor behoeftige ouders een onmisbare bron
van inkomsten. De afschaffing hiervan, zo realiseren zich de arbeiders, zal een
verlaging van hun inkomsten tot gevolg hebben. Reden waarom ze zich soms fel
hebben verzet tegen de afschaffing daarvan.
Het is duidelijk, dat wanneer een kind lang en hard moet werken het niet in staat
zal zijn om onderwijs te volgen.
Als deze ouders moeten kiezen tussen brood en kennis, dan zal de keus op brood
vallen. Door de ook al in de 19e eeuw bestaande concurrentie, sluit menig fabrikant
de ogen voor de wantoestanden, om zijn plaats op de markt te kunnen behouden.
Veel fabrikanten nemen kinderen aan voor allerlei werk, onder het mom ze van de
straat te houden en ze wat te leren. Dikwijls zonder betaling van loon.
De meeste regeringen in de 19e eeuw huldigen de opvatting dat de vrijheid en het
geluk van de mensen door volledige staatsonthouding het best bevorderd kan
worden. Ingrepen in sociale misstanden komen niet of uiterst moeilijk tot stand.
Enkele pogingen tot opheffing of beperking van de kinderarbeid in chronologische
volgorde:
1813. Verbod op kinderarbeid beneden de leeftijd van 10 jaar in de
steenkolenmijnen. Regeringsonderzoeken naar de toestand van de nijverheid en het aantal fabrieken, waaruit veel kinderarbeid blijkt. 1834. De provinciale commissie van onderwijs in Overijsel vestigt de aandacht
op de tewerkstelling van kinderen in de textielindustrie. 1839. De gouverneur van Overijsel, Graaf van Rechteren van Appeltern stelt
een werkgroep samen: kinderen beneden de 10 jaar mogen niet meer in fabrieken werken. Hoogleraar Achterdijk schrijft over de nadelen van kinderarbeid. Gerrit Luttenberg uit Zwolle publiceert een onderzoek omtrent het
armenwezen. Hij dringt aan op een wettelijke regeling - met leeftijdsbepaling - voor toelating van kinderen op de fabrieken. 1842. De Goudse medicus W.J. Büchner wijst in de bijdrage tot de genees-
kundige topografie en statistiek van Gouda op de nadelen van arbeid in de |
|||||
13
|
|||||
touwbanen en garenspinnerijen, met soms werktijden in de zomer van 5
uur 's morgens tot 9 uur 's avonds. 3855. De Moordrechtse hoofdonderwijzer G.B. Lalleman sohrijf'f in de
Economist een alarmerende beschouwing getiteld: ,,De slavernij in Nederland", waarbij hij wijst op de zeer jeugdige
wieldraaiers in de touwbaan van soms 4 a 5 jaar. Het departement Deventer van de maatschappij van Nijverheid stelt in
zijn gebied een onderzoek in naar de omvang van de kinderarbeid. 2859. Op uitnodiging van de diaken van de Nederlands Hervormde Gemeente
komen vertegenwoordigers van plaatselijke armbesturen bij elkaar om te beraadslagen over het werken in de Leidse fabrieken. De stadsgeneesheer van Middelburg Dr. S.Sr. Coronel wijst in een onderzoek op de noodlottige gevolgen van het werken van kinderen op hun morele en geestelijke vermogens. 1860. Ingenieur van het stoomwezen A.A.C, de Vries Robbé wordt advies
gevraagd over de bestaande (op Nederland vooruitlopende) regelingen in de omliggende landen. 1863. De novelist J.J. Cremer houdt in Den Haag een redevoering „Fabrieks-
kinderen een bede, doch niet om geld". Diverse verenigingen sturen adressen en verzoeken aan de regering tot beperking van de kinderarbeid. Instelling van een staatscommissie belast met onderzoek naar de toestand der fabriekskinderen onder voorzitterschap van de Vries Robbé. 1869. En daarna: de ingestelde commissie oordeelt dat een wettelijke regeling
niet noodzakelijk is en een schoolplichtigheid het meest redelijke. 1870. Kentering in de openbare mening. Petrus Regout in Maastricht kondigt
aan geen kinderen meer in dienst te nemen, zolang zij hun Heilige Communie niet hebben gedaan. 1871. J.J. Cremer dringt op spoed aan. Het weekblad ,,de Werkman" verklaart
zich voor een verbod van kinderarbeid. Mr. S. van Houten brengt het vraagstuk in de kamer ter sprake maar krijgt geen bijval. 1873. Mr. S. van Houten dient op 27 februari 1873 een initiatief-voorstel in om
overmatige arbeid en verwaarlozing van kinderen tegen te gaan. 1874. De wet van van Houten niet toepasselijk verklaard op kinderarbeid in het
bedrijf van hun ouders. 1889. De Arbeidswet van 5 mei maakt aan kinderarbeid een einde.
1980. Absoluut arbeidsverbod voor 15-jarigen en partiële leerplicht van 2 dagen
per week voor 16-jarigen. Waarom zo lang stil gestaan bij kinderarbeid? Omdat de werkgroep bij haar
onderzoek steeds op dit vraagstuk is gestuit.
Helaas hebben we weinig gegevens kunnen vinden over kinderarbeid op de
|
|||||
14
|
|||||
touwbaan te IJsselstein. Des te meer over Gouda en de omliggende gemeenten
Moordrecht, Gouderak en Oudewater, naaste buren van IJsselstein. Eén man verdient speciale aandacht in het vraagstuk van de kinderarbeid, namelijk de Moordrechtse hoofdonderwijzer G.B. Lalleman, geboren op 29 januari 1820 te Naaldwijk, als zoon van een metselaar. Hij is in de periode van 1846-1887 hoofdonderwijzer, tevens voorzanger, voorlezer en doodgraver in Moordrecht. Deze man heeft van zeer nabij de kinderarbeid meegemaakt en er tegen geknokt, getuige zijn publicatie in de ,.Economist" van 1855. In 1898 wordt hij ridder in de orde van Oranje Nassau. Hij overlijdt in 1901 te Amsterdam. Het kind in de touwbaan
Wil een spinner achteruitlopende een draad spinnen, dan heeft hij de hulp nodig
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
V
|
an iemand die he* wiel draait. Welke afbeelding van de touwbaan men ook neemt,
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
altijd zit er een kind aan het wiel te draaien. Er zijn gevallen bekend van kinderen
van 4 a 5 jaar. De Goudse medicus W.J. Büchner schrijft in 1842over de touwbanen en de garenspinnerijen: De arbeid der kinderen bestaat in het draaien van het rad der spinners. Gewoonlijk hebben de kinderen de leeftijd van zeven jaren bereikt zelden treft men er die slechts zes jaar oud zijn; de arbeid dien zij moeten verrigten is voor hun leeftijd te zwaar, te langdurig en zeer eentonig; de ontwikkeling des lichaams wordt er door belet en de krachten worden uitgeput. De arbeid begint des zomers 's morgens tegens de vijf ure en duurt tot des 's avonds negen ure. Hunne verdiensten bedragen van 50 tot 70 cents in de week. Verhouding in Gouda tussen volwassenen en kinderen in de touwbanen.
Jaar Bedrijven 'Volwassenen Kinderen Totaal
1853 19 291 317 608
1854 ' 27 302 318 620
1855 34 366 336 702
Ondei' kinderen wordt als regel verstaan: kinderen beneden 12 jaar. Bovenstaand
s'taatje maakt duidelijk, dat het aantal kinderen groter is dan het aantal volwassenen. In Mooi'drecht zijn in 1850 26 touwbanen met 365 arbeiders en in Gouderak 15 touwbanen met 160 arbeiders. De streek rond Gouda houdt in die tijd Nederland wel aan het lijntje: In 1849 verzuimt meer dan de helft van de kinderen uit Moordr-(>cht de school. In het zelfde Moordrecht stelt in 1863 een Staatscommissie vast, dat er in de gemeente 23 lijnbanen (met 106 paden) zijn, waarin werkzaam 330 arbeiders. We bekijken even hoeveel kinderen hierbij zijn: |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jongens beneden 6 jaar 2 Meisjes
van 6-12 jaar 41
boven 12 jaai- 30
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De stadsgeneesheer van Middelburg, dr. S. Coronel. schrijft in 1859 over het lot van
de kinderen in Middelbui'g, die onder ongunstige omstandigheden met touwpluizen enkele dubbeltjes per week verdienen. De kleinen hebben een smerige kiel over het naakte en morsige lijf, hoofd en handen zijn ev<m afzichtelijk als hun omgeving. De kinderen zijn in de regel ziek; een groot hoofd met sporen van verwaarlozing erop, zichtbaar' aardvale hangende kaken, een gluiperige blik en een |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
15
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In de tonicindustrie -dj}) rond 1S50 icer ree! kinderen iverkzaani. Hel komt zelfs
voor. dat kinderen van vier. vijf jaar arbeid rerrichten. dikke huik door ccn paar zwakke, slingerende henen gesteund, steil een dindelijk
heeld \an verdierlijkmi; voor. Cïcen wonder dat de m'niiddelde Iceltijd \'an een dagloner ron<l 185(1 slechts 50 jaar is. De \'laanise dichter Jldius P. \'u\lstcke uecfl \'an hel l'al)nckswcrk dal door kinderen wordt xcrricht een schr'il heeld. Fahrieksgalmen
•De jongen is op zijn tiende jaar;
noch lezen noch schrijven kan hij voorwaar.
Maar vader wint weinig, en moeder is ziek;
het kind moet mede naar de fabriek.
Als draadjesmaker wordt het geplaatst;
te midden van 't w(>rktuig, dat ronkt en raast.
..Ach vader, 't is hier zoo benauwd". Let op
of anders grijpen de riemen uw kop.
„Mijn oog is zoo moede; mijn hoofd is zo zwaar"
Let op, of de tanden grijpen uw haar.
,,Ach vader, ik voel mijne armen verlammen;
Let op, of ze raken tussen de krammen
De vader gebiedt, het kind zwijgt stil;
welhaast weerklinkt een snerpende gil.
Bloed verft riemen en draden rood.
Het kind heeft geleden, het kind is dood. Kindi-rarbeid, speciaal het werk der lijnsla,i;(-rs. Iieeft een bedr'oevende uitwerking
op de lichamelijke conditie. Dit blijkt vooral uil de keuringen voor- de Nationale Militie Ie Gouda. In de periode van 185()-18H2 is 81.4''; ongeschikt. In Moordrecht l)lijkl dat wal gunstiger te zijn In geheel Zuid-Holland blijkem er in dezi>lfdi' periode van 121 (i goed ge keurden er 1(188 Ie kl("in (1.57 m.) te zijn. Bemoedigend zijn |
|||||
16
|
|||||
de voorstellen van sommige ijveraars om werken en leren te gaan combineren. Wij
kennen dit principe in de huidige vorm van het leerlingstelsel. De wet van Van Houten drijft de kinderen naar school. Het weekblad voor onderwijs en schoolwezen ,,De Wekker" schrijft dat in Gouda van de verschillende fabrieken en touwslagerijen er in totaal 119 kinderen beneden de 10 jaar verwijderd worden. Dit is het begin van een periode, waarin de waarde van het onderwijs voor de geestelijken lichamelijke opvoeding van het kind gestalte krijgt, uitmondend in de huidige vorm van 10 jaar verplicht onderwijs. |
||||||
Het draaien aan het wiel is het icerk ran vaak
heel jonge kinderen. Dat betekent een hard en ongezond leven voor deze jongens en meisjes. Kinderarbeid in de touwbaan
Hieronder kunt u de inhoud lezen van de wet op de kinderarbeid. Het is natuurlijk
een begin van het verbod om kinderen te laten werken. Twee opmerkingen willen we hierbij wel maken: Het verbod geldt niet voor veldarbeid, dus werken op het land mag wel en het verbod gaat pas in voor kinderen boven de 12 jaar. Zoals u ziet nog geen ideale toestand in 1874. Bovenstaande wet kreeg de naam: Kinderwetje van Van Houten, naar de man die hiervoor veel werk verzette: Mr. Samuel van Houten. Tot slot nog een weergave van een gesprekje met een 82 jarige vrouw die als 7-jarig
kind, uit een gezin van 10 kinderen de kinderarbeid van het begin van de 20e eeuw heeft meegemaakt. Uit het voorgaande zou men kunnen opmaken dat touw maken in al zijn facetten
een armoedige bedoening was. Gelukkig kan zij verklaren in haar jeugd nooit iets te kort te zijn gekomen, of ook maar enige armoede gekend te hebben. Haar vader en oom kochten in Moordrecht voor ƒ 11.000,— een baan met een rij huisjes welke |
||||||
17
|
||||||
STAATSBLAD
VAN HET
KO.\l\GRIJK DER IVEDERLAIVDEIV.
(1\°. 150.) WET vanden l^den Üeplentbir 187-1, koudtndt
maalregtlin tot hft ttjrngaan van overmatije» •irbtid en verwaarlooiüij vnn kinderen. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||
130 2
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
v( bostuurdcra der ondernemingen.
|
f bij welkö liot kind in
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
Heelt de indionslneming plaats gehad buiten weien van do bij
het vorig lid aansprakelijk peslclden , on bewyïon deio, dat lij de ovorlreding, onmiddellijk nu daarvan konnia to hebben beku- men. hebben doen ojilioudi'ii, dan wordt degenu aansprakelijk gesteld, dio hel kind in dienst hrel'i genomen. Arlikol 4.
Overtreding vau art. l wordt gesirari mot geldboete \an f ;(
tot r 25 en gevapgonisstrar tan 1 lot 3 dagen, to lamcn ol nfiondorlijk. Bij herhaling van overtreding binnen oen jaar nn oone vruegoro
veroordeeling wordt aliyd gevangenisstraf tocgopasl. Offrgaiigsbepalingfn.
Artikel 5.
Het verbod tan art. 1 deier wet ia gedurende hel eerste jaar
na haar in werking treden slecLts van toepassing op kinderen beneden tien jaren, en jjedurendo hot daarop volgende jaar slechts op kinderen beneden elf jaren. Lasten en bevolen, dat deie in hot StaaUHad lal worden ■re-
plaatst, en dat allo Minislei-ielü Dopartomenlon, Autoriteiten, Collegiea en Ambtenaren, wien lulks aangaat, aitn do nnauw' keurige uitvoering do hand zullen houden. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||
Wn WILLKM Iir, Bu DE GiiATiE Gods. Kosino deü
NEDEfiL*M<ES, Prins v*n Oranje-Nassau, Groot-Hertog van
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
Allea, die düi
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
Alzoo Wij in ovcrnreging bobben genomeo , (lat eenige maat-
Tt^cleo boh'wren te woriion genomen, ten einde overmatigea arbeid «n verwaarlooKing van kinderen tegen te gnan; Zoo i« liet, dat Wij, don Ritad van State gehoord en nel
gemeen overleg der S tuten-Generaal, hebbon goedgoTonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en lergtaan bij deze: |
|||||||||||||||||||||||||||||||||
■i verboden kinderen beneden twaalf jaren in diensi
1 ol" in dienst to hebbon. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||
Gegevt
|
to 's Gravenhage , den lOdcr
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
Septembor 1871,
W 1 h L !■: M. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||
Het verbod vnn art. 1 is niet toepasselijk up huisselüke
persoonlijkD diensten en op veldarbeid. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||
Uitgege\
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
er en luiintigsten September lÖT-l.
De Minister van Justitie, |
|||||||||||||||||||||||||||||||||
Artikel 3.
rlreding van art. 1 zijn aan-prakclijk de hoofden |
|||||||||||||||||||||||||||||||||
Kinderivetje Dan Van Houten uit 1874.
voor ƒ 1,10 per week weer verhuurd werden. Eén huisje, waarschijnlijk wat
kleiner, kostte de bewoners slechts f 1,— per week. De baan bevatte 4 paden, herinnert zij zich. met aan het be.^in en eind een open
loodsje. Eén baan was voor een gedeelte overdekt, om bij slecht weer Leidsels te kunnen maken. De paden waren gescheiden door greppels waarin bomen tegen zon en wind. Haar vader had voldoende ondcM'wijs genoten en bereikte ondanks hard werken, en de zorg v(K)r zijn groot gezin de prachtige leeftijd van 84 jaar. Met mevrouw's opa was het minder goed gesteld. Hij was waarschijnlijk in zijn jeugd één van de kinderen waarover de hoofdonderwijzer Lalleman schreef: ,,Over de slavernij in de touwbaan". Hij kon met veel moeite zijn naam schrijven, maai' was ondanks zijn geringe
schoolopleiding een kei in hoofdrekenen. Met schellingen (30 cent), stuivers (5 cent), vierduiten (2,5 cent) en halfjes werd snei en deskundig gerekend. De kinderen in het begin 20e eeuwse baandersgezin volgden allemaal de lagere school, 6 klassen, 2 van de 3 jongens gingen na de lagere school de baan in, ter versterking van het 5 man sterke personeel. De meisjes kwamen op 11 a 12 jarige leeftijd één jaar in de baan. Zij zelf, en waarschijnlijk ook de andere meisjes uit het gezin, volgde 's avonds 2 jaar herhalingsonderwijs, in hoofdzaak ter verbetering van de kennis der Nederlandse taal. Na een poosje draaien aan het wiel of helpen in de baan, volgden de meisjes naailessen in Gouda. Waarna onze krasse gespreks- partner een leuk baantje verwierf in Gouda van 7 uur 's morgens tot 7 uur 's avonds a ƒ 0,65 per dag. Hoewei het niet allemaal rozegeur en maneschijn was aan het begin van onze eeuw^ was het zeker niet de slavernij van het midden der 19e eeuw. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||
18
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
Wel was het zo, dat het zaak was, om op de vrije woensdagmiddag (in de lagere
schoolperiode) uit de ogen van pa te blijven, want er was altijd wel wat te doen in de baan. Zoals het rijven (schoonmaken) van de greppels het wiel draaien, uitpluizen van oude scheepstrossen, verbinden (2 of meer stukken touw aan elkaar binden om om de haspel vol te krijgen), koeien staarten uitwassen en hekelen voor het omkleden van spantouwen enz., enz. Het vervelenste werk was een verwijzing naar het blok. Dit is het zitje bij het wiel.
Het was dus zaak niet voor het blok gezet te worden. Het bedrijfje vervaardigde het gebruikelijke boeren- en gebruikstouw waarvoor donderdags op de markt in Gouda veel aftrek was, vooral tegen staltijd in het najaar. Onderstaand volgt een kleine opsomming van het vervaardigde touwwerk. Marlijn - Koeien dektouw - Bergroede touw - Koptouw - Hoornzeelen - Leidsels-
Spantouw - Ploegstrengen en witte kortjes voor de Goudse garen spinnerij in tijden van weinig werk. |
|||||||
Nawoord
Het schrijven van een verantwoord artikel met als onderwerp ,,de touwbaan"
vergt een diepgaande studie. En zoals dan vaak het geval is, is het probleem niet zozeer het vinden van de nodige gegevens, maar het selecteren van de overstelpende hoeveelheid materiaal die ons, na het voorbereidende werk, ter beschikking stond. Er is dus beslist niet gestreefd naar volledigheid. We hopen alleen dat we er enigszins in geslaagd zijn een prettig leesbaar en duidelijk overzicht te hebben gegeven van het werk in en om de touwbanen. Rest ons nog een woord van dank uit te spreken aan allen die ons assistentie verleenden bij het zoeken en verwerken van teksten en illustratiemateriaal. In het bijzonder danken wij:
Fam. Van der Neut, IJsselstein.
Fam. De Knegt, Moordrecht. Hr. G. de Bruin, Moordrecht. Medewerkers van de bibliotheken van: Nederlands Openlucht Museum, Arnhem.
Nederlands Scheepvaart Museum, Amsterdam.
Rijksmuseum voor Oudheden, Leiden.
Visserij Museum, Vlaardingen.
De auteurs van dit artikel houden zich aanbevolen voor opbouwende kritiek.
Literatuurlijst
Kinderarbeid in Nederland, J.C. Vleggert.
Kinderarbeid in de 19e eeuw, J.C. Vleggert. Moordrecht in touw. Drs. J.H.G. de Graaf. De Zeeldraaier, A. Paessens. A condensed history of ropemaking, H.W. Dickinson.
Tools of the maritime trades, John E. Horsley. Encyclopedie van Diderot en Almembert, Spectrum. Die Reliëfs und Malereien des alten Reiches, Luise Klebs. |
|||||||
19
|
|||||||
De redaktie prijst zich ge-
lukkig met het feit dat één van onze donateurs het initiatief heeft genomen om zijn herinneringen over het rijtuig en wagenmaken op schrift te stellen. De auteur, J.M. van der Roest, is afkomstig uit een bekende IJsselsteinse wa- genmakersfamilie. De wa- genmakerij van deze fami- lie was gesitueerd in het historische pand waar nu viswinkel de Jong gevestigd is. (Utrechtsestraat 50). De foto geeft een indruk van de plaats waar het wagenmaken in IJsselste hieronder beschreven, plaatsvond. |
||||||||
in zoals
|
||||||||
De Rijtuig- en Wagenmakerij
Wat is een rijtuig en wat is een wagen?
Tot rijtuigen worden gerekend de min of meer luxe wagens zoals: Utrechts
wagentje, koets, tilbury, omnibusbrik, landauer, Victoria enz. Onder wagens ver- staat men bedrijfswagens, zoals: de boeren- of hooiwagen, 3 wielige kipkar, kaas- brik, vormwagen (voor de steenfabriek), handwagen, bakkerskar en kruiwagen. Het materiaal waarvan een rijtuig of wagen gemaakt wordt:
Zowel rijtuigen als wagens worden bijna geheel van hout gemaakt. Van ijzer zijn
o.a. de assen, het draaistel en de veren.
Het voornaamste hout voor de rijtuigen en wagens is iepen- of tewel olmenhout.
Verder wordt er ook essen verwerkt (voor o.a. de trekknuppels, ook wel ooshouten
genoemd, en de rongen van de boerenwagens). De rongen zijn de essehouten
opstaande stukken hout in de zgn. schamels gestoken waar de zijkanten (leren
genaamd) tegen rusten.
Dan wordt er nog verwerkt eikehout voor panelen van rijtuigen en spaken voor de
wielen van de boerenwagens en de 3 wielige kipkar. De spaken van de rijtuigen en
kaasbrikken en bakkerskarren zijn van acasia.
Vurehout wordt gebruikt voor o.a. de bodems van de wagens en de gierbak, die
op de boerenwagen geplaatst kan worden, wanneer de zijleren en de buik of bodem
afgenomen zijn; dan past de gierbak tussen de rongen.
Van waar komt het hout?
Normaal van de houtzagerijen en/of de houthandel.
Maar vroeger werden door de wagenmaker ook wel bomen, en dan voornamelijk
iepen, gekocht. Deze werden dan zelf gerooid en vervoerd per mallejan.
|
||||||||
20
|
||||||||
Een mallejan is een wagen bestaande uit 2 hoge wielen met een as die in het
midden een boog naar boven heeft, en een lange trekboom met vooraan een
ooshout waaraan het paard gespannen werd.
De gerooide boom, van takken ontdaan, wordt dan in de holte van de as gehangen
met een zware ketting erom, en zo vervoerd naar een sloot of vaart waar de boom
voor een jaar ingelegd wordt. Het z.g.n. wateren.
Na ca. een jaar wordt de boom weer op het land gesjord. Deze blijft dan enige
maanden wat drogen om vervolgens weer per mallejan naar de wagenmakerij te
worden vervoerd. In de wagenmakerij wordt de boom op 2 hoge schragen gelegd.
Langs een gespannen zgn. rei wordt de boom in planken gezaagd. Eén man bovenop
de boom en één man eronder staand en met een trekzaag loodrecht op en neer
worden de planken op de benodigde dikte gezaagd.
Dit is een zwaar karwei en reken maar dat de mannen die dit uitvoeren wel over
een stel stevige armspieren beschikken.
Voor het zagen wordt de boom niet van de bast ontdaan.
Daarna wordt de in planken gezaagde boom per mallejan naar een zgn. wind- of
trekloods gebracht. Dit is een loods, wel met een dicht dak maar opzij met planken
met grote tochtreten en voor en achter open, zodat de wind vrij spel heeft voor het
drogen van de planken. De planken worden per boom opgestapeld met even dikke
latten tussen de planken, zodat de planken goed drogen. Het brengen in de tocht- of
trekloods gebeurt ook met de bomen die van de houtzagerij of zaagmolen vandaan
zijn gekomen.
Het drogen duurt ook bijna een jaar, dus wanneer het hout verwerkt kan worden is
de tijd van rooien tot gebruik ca. VI^ jaar.
U begrijpt dat dit in deze tijd niet meer kan en nu wordt het hout dan ook met
allerlei kunstmiddelen ,,klaargestoomd", zodat het al na een paar maanden
bruikbaar is.
Het maken van rijtuig en wagen
Het maken gaat volgens tekening. Maar van de meeste standaardtypes zijn zgn.
mallen van de onderdelen waaruit de wagen wordt opgebouwd.
Mallen zijn modellen van dun hout of stevig karton, b.v. van de velgen, asblokken,
|
||||||
Malle]an
|
||||||
21
|
||||||
v/
|
||||||||||||
zr
|
||||||||||||
COUPE
|
||||||||||||
/\
|
1^
|
|||||||||||
en diverse onderdelen b.v. van de boerenwagen, zoals: bloktang, achtertang,
langwagen, kortwagen, schamels (waarop de bodem van de boerenwagen rust) enz.
Deze mallen worden dan op de planken, al naar behoefte, voor elk onderdeel van de
wagen, op een naar benodigde dikte van de plank gelegd en afgeschreven. Dit is met
een timmermanspotlood langs de mallen lijnen trekken. Dan wordt een bepaald
onderdeel met een spanzaag uitgezaagd en verder afgewerkt. Zo worden dan b.v,
met een mal 6 velgen uitgelijnd voor een 12 spakig wiel, of een veelvoud van 6 voor
meerdere wielen tegelijk.
Later geschiedt dat uitzagen door een elektrisch aangedreven lintzaag. Een
lintzaag, het woord zegt het al, is een aan elkaar gelast stalen lint met zaagtanden
die op 2 bovenelkaar gestelde wielen loopt en door een zgn. zaagblad of zaagtafel
loopt. Dit uitzagen gaat natuurlijk veel vlugger dan met de hand.
Het maken van een rijtuig, b.v. een Utrechts wagentje of een landauer is een
bijzonder intensief en precies werk.
Alles moet met de hand zeer nauwkeurig in elkaar gezet worden en dat vergt vele
uren. Ook het maken van de portieren en het,,afhangen", dus het inhangen van de
portieren is echt ,,vak"werk, want zo'n portier moet goed sluiten.
Dan komt het ,,lofwerk" aan de orde: de versieringen, die met fijne beitels en
gutsen in het hout worden uitgesneden, b.v. de uitsteeksels ( oren) van een Utrechts
wagentje en het lofwerk van een Victoria of Landauer.
Ook niet te vergeten de soms prachtige figuren uitgezaagd en gesneden in de
achterschamels van een boerenwagen, b.v. een leeuw of bloemenvaas of een
sterrenmotief. En dan te beseffen dat een achterschamel ca. 7 cm. dik is. In het
algemeen werd dat lofwerk vooral 's winters gedaan, dan was er weinig werk en
had men daar tijd voor, en ook wel 's avonds bij het schijnsel van de
petroleumlamp.
Ook wil ik de smid niet vergeten. Deze maakte het benodigde ijzerwerk, maar
vooral voor de rijtuigen werd hier kunst- en vakwerk geleverd.
Het maken van een wagenwiel
Dit is echt niet zo eenvoudig als het lijkt. Elke wagen heeft z'n eigen soort
(bijpassende) wielen. Eerst wordt de naaf uit een stuk boomstam gedraaid op de draaibank. Dan wordt er met een avegaar (een 40 a 50 cm. lange boor) een gat in geboord die later wanneer het wiel klaar is, met een grote tapse lepelboor groter gemaakt wordt om de ijzeren bus in de naaf te drijven. Zo ongeveer in het midden |
||||||||||||
22
|
||||||||||||
%^
|
|||||||
r\
|
|||||||
van de naaf worden in het rond 12 rechthoekige gaten gemaakt (we hebben het over
een wiel van 12 spaken). Net boven en onder de rechthoekige gaten worden 2 ijzeren ringen geplaatst. In die rechthoekige gaten worden de spaken met een vuist (rechthoekige hamer
van V/., a 2 kg.) ingeslagen. De spaken zijn aan deze kant dus voorzien van rechthoekige pennen, en het punt waar de pen ophoudt en de spaak verder gaat noemt men de borst. De rechthoekige pen klemt niet aan de platte zijkanten van de gaten in de naaf, want dan zou de naaf scheuren, maar van onderen en van boven aan de pen. Alvorens de spaken in de naaf te slaan wordt de naaf op een spil gezet en boven op de naaf op de spil een houten regel of rei, met aan het einde een verstelbare pin die op de juiste maat was afgesteld, om de spaken op gelijke afstand c.q. hoogte in de naaf te kunnen slaan. Aan het andere uiteinde van de spaak wordt daarna een ronde pen gefraisd. Alles op de juiste maat. De overgang van pen naar spaak heet ook borst, dus tot zover kan de velg erop. De van te voren klaargemaakte 6 velgen worden dan ,,gevoegd". De naaf met de spaken er in wordt op een zgn. voegbord gelegd. In het midden van dat voegbord zit een gat waardoor de naaf tot aan de spaken er door zakt, zodat de spaken op het voegbord komen te liggen. Dan worden de velgen los op de aangefraisde pennen gelegd en de gaten afgetekend waar de pennen in de velgen komen. Per 2 spaken per velg worden de gaten ca. 5 mm. dichter bij elkaar geboord. In het ene uiteinde van de velg wordt een gat geboord en aan het andere uiteinde een pen (hout of ijzer) geslagen, zodat de velgen onderling verbonden zijn. Wanneer het voegen klaar is, wordt de naaf met spaken weer op de spil gezet en de
velgen eraan geslagen, langzaam aan en telkens draaiend zodat alle velgen tegelijk sluiten. Per 2 spaken moeten die naar elkaar toegetrokken worden omdat de gaten in de velgen immers ca. '/.j cm. dichter bij elkaar zitten. Zo wordt de spanning in het wiel verkregen en daardoor de draagkracht. In de ronde pennen welke in de velg gaan is een kleine inkeping gemaakt, en als de velgen er aan zitten wordt een wig of spie in deze inkeping geslagen om de pen goed in de velg te laten klemmen, zodat deze onder het rijden niet los kunnen rammelen. Daarna gaat het wiel naar de smid. De ijzeren hoepel wordt iets kleiner gemaakt dan de omvang van het wiel en in het
smidsvuur heet gemaakt zodat de hoepel uitzet en om het wiel kan worden gelegd. Het wiel met de hete hoepel wordt afgekoeld in de koelbak, zodat de hoepel weer krimpt en dus strak om het wiel komt te zitten. De wagenmaker controleert hierna |
|||||||
23
|
|||||||
Het slaan van de velgen aan de spaken.
De buitenste spaak buigt naar binnen, voor het verkrijgen van de spanning. |
||||||||
Het slaan van spaken in de naaf.
|
||||||||
Het krimpen van de ijzeren hoepel om het wiel.
|
||||||||
24
|
||||||||
Onderdelen en cotixtrncties van een wagenvüiel: 1. velg. 2. spaak. 4. naaf. 5. hoepelof
ijzeren ivielhand. 6, twee velgeinden versterkt met een deuhel, 7. twee voorheelden van spaken, één met ronde peyi. één riiet rechte pen. |
|||||||
het werk van de smid door het wiel op een hardstenen stoep in de werkplaatsvloer
te laten stuiten. Wanneer het wiel voldoende opveert wordt het goedgekeurd. Verder moet er weer veel geschuurd en vaak met een schraapstaal schoongemaakt worden. Voor de zekerheid worden een paar gaten in de hoepel geboord waardoor nog een smeedijzeren nagel geslagen wordt. Het afwerken door schilder en stoffeerder
De luxe wagens, dus rijtuigen, gaan naar de stoffeerder voor het aanbrengen van
bekleding, stoffering en kussens.
Nu komt het rijtuig of wagen bij de schilder.
Op de plaats waar het rijtuig geschilderd en gelakt wordt, en de wielen (velgen) enz.
van mooie geschilderde ,,biezen" worden voorzien wordt de vloer van de
schilderwerkplaats met water besprenkeld tegen opwaaiend stof. Want tijdens het
schilderen kan men geen stof gebruiken, dit zou het lakwerk bederven.
Vol bewondering heb ik staan kijken hoe de schilder met vaste handen fijn penseel
de biezen schilderde.
Behalve kruiwagens worden er geen rijtuigen of wagens in voorraad gemaakt.
Alles gaat op bestelling. |
|||||||
25
|
|||||||
Stukje houten historie: een boerenwagen met een dresseerwagentje.
De langzaam verdwijnende wagenmakerij
Dit oude ambacht is bijna helemaal verdwenen. Er wordt nog wel een enkele keer
een melkauto, dus met houten cabine en houten laadbak op een chassis gebouwd,
maar dat bestaat bijna helemaal uit ijzer- en plaatwerk.
Een HL kruiwagen kost in de dertiger jaren ƒ 25,—; een boeren wagen ƒ 305,- en een
landauer ƒ 2000,-, alles kant en klaar.
Als u nagaat dat een T-Ford cabriolet dan ƒ 1800,- kost, en voor een wagen of rijtuig
nog een paard moest worden aangespannen, kunt u zich wel voorstellen dat het
rijtuig- en wagenmaken de wedloop tegen de auto niet meer aankon.
Dit zijn mijn herinneringen aan de wagenmakerij, want ik was 15 jaar toen mijn
vader P.H. van der Roest, na het bestaan der wagenmakerij van 1829- tot einde 1930,
dus 101 jaar, de boel aan de kant deed, wat hem zeer veel verdriet heeft gedaan.
Mijn vader had veel liefde voor z'n vak en het was een mooi vak, want er bestaan nu
nog wagens die vader en zelfs m'n grootvader J. van der Roest, gemaakt heeft. Ik
had het ook graag willen worden.
Men maakt en bouwt iets wat jarenlang meegaat.
J.M. van der Roest, P.H. Zn.
|
|||||
26
|
|||||
Wie wat weet te zeggen van mij en de mijnen
Ga eerst naar huis en bekijk de zijnen
En zo men die vindt zonder gebreken
Kom dan over mij en de mijnen spreken
|
||||||||||||
Opmerkelijkheden uit het verleden
Het lijkt ons een goed idee om in elk nog te verschijnen H.K.IJ.-periodiek voortaan
markante teksten, foto's, zaken e.d., met historische achtergrond, waarop een
lezer(es) ons opmerkzaam heeft gemaakt, te plaatsen.
Wij denken bijvoorbeeld aan interessante gevelstenen, curieuze oude inscripties
op balken, muren, paaltjes en allerlei zaken waaraan u wel en wij niet denken.
Geef uw ogen goed de kost! Degene wiens vondst wordt gepubliceerd kan rekenen
op een boekenbon van ƒ 15,—.
Hierboven staat de eerste bijdrage, afkomstig van dhr. W. von Schemm uit Vianen.
De spreuk staat op een boerderij te Everdingen genaamd ,,Klein Rustenburg".
U kunt uw teksten, foto's e.d. inzenden aan de heer B. Rietveld Jr., Hoge Biezen 80,
3401 RM IJsselstein.
De redaktie.
|
||||||||||||
^^1» TE KOOP een Nevv-Foundlaiidsche
iS^ HonrD,
teef, negen maanden oud. — Adres franco
Ilulppostkantour te IJsselstein onder letter T. |
||||||||||||
Uit: ..HET NIEUWS" Ie jaargang 25 oktober 1879.
|
||||||||||||
Te Benschop, IJsselstein en Montfoort hebben beesten- en paardenmarkten
plaats gehad, die over het geheel echter geen stof tot roemen gaven, wat de
stemming betrof. Te Montfoort waren veel menschen maar er werd weinig handel gedaan, te
IJsselstein was de markt in alle opzichten slecht. Koopers, verkoopers, vee en paarden waren allen in kleinen getale aanwezig. |
||||||||||||
27
|
||||||||||||
BESTUUR:
Voorzitter: L. Murk, IJsselstraat 24, IJsselstein.
Secretaris: W.J.A. van Wijk, Kloosterstraat 11, IJsselstein.
telefoon 03408 - 3941. Penningmeester: W.G.M, van Schalk, Mr. Hobbemalaan 11,
IJsselstein. Leden: Mevr. A.T. Edelschaap-van Capelle en
mevr. G.C.A. Pompe-Scholman. Bank: AMRO-bank IJsselstein, rek.nr. 218400217, gironr. bank 2900.
|
||||||||
Redactie:
N.A. Peeters, Emmalaan 36, 3411 XH Lopik.
B. Rietveld Jr., Hoge Biezen 80, 3401 HM IJsselstein.
Donateurs ontvangen het tijdschrift (3 of 4 nummers per jaar) en worden op de hoogte
gehouden van de aktiviteiten.
Nieuwe donateurs kunnen zich opgeven bij de heer W.G.M, van Schalk, M. Hobbemalaan 11,
3401 NA IJsselstein, tel. 03408 - 1873.
Voor inwoners van IJsselstein bedraagt de contributie minimaal ƒ 17,50 per kalenderjaar.
Zij die buiten IJsselstein wonen, worden verzocht ƒ 5,— extra over te maken in verband met
de verzendkosten van het tijdschrift.
|
||||||||
Inhoud:
Touw, touw en nog eens touw II (slot) ...................................... 1
Kinderarbeid in de touwbaan............................................... 13
De Rijtuig- en Wagenmakerij............................................... 20
Opmerkelijkheden uit het verleden......................................... 27
|
||||||||
28
|
||||||||