iC oct ^^^^
|
|||||||||
De IJsselsteinse schutterij
|
|||||||||
door K. Peeters en L. Murk
|
|||||||||
volk in de lage landen bij de zee beslist niet te
benijden. Het leven was vaak een beproeving en de dienst werd uitgemaakt door een aantal machtige edelen. De gewone man was totaal rechteloos en moest onder belabberde omstan- digheden hard werken om de graaf in weelde te laten leven. De romantische benadering van de middeleeuwen, waarmee velen van ons in de schoolbanken werden geconfronteerd, blijkt niet altijd met de werkelijkheid overeen te komen. Door allerlei oorzaken (vooral door de kruis-
tochten en de uitbreiding van de handel) slaag- de het volk er in de 12e en 13e eeuw langzamer- hand in, enigszins onder het ellendige juk van de adel uit te komen. De lijfeigenen die na deelname aan een kruistocht hun vrijheid kre- gen, vormden in de steden verenigingen tot onderlinge bescherming. Die bescherming was wel nodig, want het leven in een middel- eeuwse stad werd hoogst onveilig gemaakt door dieven, landlopers en ander gespuis. Vooral als de stad nog niet ommuurd was, (IJsselstein kreeg haar muren rond 1345) moest iedereen in feite dag en nacht op zijn hoede zijn. De poorters die de stad gingen beschermen
tegen allerlei gevaren noemde men scutten/ schutten/(be)schutters. Volgens de meeste ety- mologen was er vanaf het begin zowel verband met "schieten" als met "beschutten" (=be- schermen). De graaf had geen bezwaar tegen deze gang
van zaken. Sterker nog: hij stimuleerde de vor- ming van beschermende verenigingen in de steden, want zo kreeg hij meer vat op de onge- wenste praktijken van de (lagere) edelen, die zich onrechtmatig grondgebied toeëigenden. Onder het motto "Voor wat hoort wat" verleen- de de landsheer aan de vrijgeworden stadsbe- woners diverse privileges met daaraan gekop- |
|||||||||
Inleiding
Het is opvallend hoe vaak de schutterij
wordt afgebeeld op lye-eeuwse schilderijen. Schilders als Frans Hals en Bartholomeus van der Helst moeten jaren bezig zijn geweest met het penselen van al die gezelschappen schut- ters. Bij het bekijken van Schutters stukken doen
de afgebeelde personen ons eerder denken aan operette-figuranten dan aan stoere mannetje- sputters die met gevaar voor eigen leven hun stad verdedigden. We zien zelfvoldane, wel- doorvoede heren, in schitterende kostuums ge- stoken, zich te goed doen aan spijs en drank. We hebben het sterke vermoeden dat hun braspartijen zich niet beperkten tot het jaarlijk- se St. Jorisfeest. De vraag is of deze veronderstellingen juist
en algemeen geldend zijn. In het voor u liggen- de artikel proberen we een genuanceerd ant- woord daarop te geven. In hoofdstuk i gaan we in op ontstaan, bloei
en opheffing van de oorspronkelijke schutterij in Noord-Nederland. Uiteraard wordt daarbij zo veel mogelijk het accent op IJsselstein ge- legd. In hoofdstuk 2 beschrijven we de situatie van de schutterij "nieuwe stijl" in IJsselstein, beginnend in het jaar 1785. U begrijpt dat we geen volledigheid nastreven. Ons tijdschrift moet handzaam blijven,nietwaar! Geïnteresseerde lezers wijzen we met ge-
noegen op de in de bronvermelding genoemde boekwerken. Tevens maken we u erop attent dat met name HKIJ periodiek nr. 50/5 (door drs. A.M. Fafianie) in feite een onmisbare aan- vulling vormt op de inhoud van hoofdstuk i van dit artikel. HOOFDSTUK I
A) Situatie in de late middeleeuwen
Tot ongeveer het jaar 100 was het gewone |
|||||||||
peld enkele verplichtingen.
In feite hadden alle poorters de plicht hun
stad te verdedigen en hun heer te dienen, maar in de praktijk werden deze zaken overgelaten aan de (vrijwillige) schuttersverenigingen, waarschijnlijk de enigen die regelmatig met wapens oefenden. B) TljD VAN ONTSTAAN
In Noord-Nederland ontstonden de schut-
tersgilden rond het jaar 1350. In een tekst uit 1351 wordt bijvoorbeeld gesproken van schutten die Leiden naar de papegaai schoten. Ook de stad IJsselstein bezat al in het herfsttij der mid- deleeuwen haar schutterij. Voorlopig beschou- wen we als oudste bewijs van het bestaan van het IJsselsteinse St.Jorisgilde een op schrift ge- stelde bepaling uit 1447. Deze ordonnantie re- gelde de rangorde die tijdens de jaarlijkse pro- cessie naar Eiteren in acht genomen moest worden. De schutters liepen in deze stoet met de offerkaars in de hand aan het hoofd van de tien gilden die destijds in IJsselstein beston- den. Het is echter zeer waarschijnlijk dat de
schutterij in onze IJsselstad al veel eerder van de grond is gekomen. Er is namelijk in het ar- chiefvan de Nassause Domeinraad een akte te vinden uit het jaar 1359, waarin Albrecht van |
||||||||||||
Beieren verklaart dat heer Aernoud, heer van
IJsselstein, vrijwillig manschappen naar Den Haag stuurt voor de oorlog tegen Delft. Misschien mogen we hieruit voorzichtig con- cluderen dat de genoemde manschappen de eerste IJsselsteinse schutters zijn. Als direkte voorlopers van de IJsselsteinse
schutters kunnen we wellicht de ongeveer 20 weerbare mannen beschouwen, wonende in de nabije omgeving van het stenen huis aan de IJssel (=IJsselstein). Zij moesten in 1298 het kasteel verdedigen tijdens de belegering door Hollandse troepen. Aanvankelijk (zeker voor 1400) moesten de
schutters zelf voor hun uitrusting zorgen. Om een goede voet- of handboog aan te schaffen moest je over voldoende geld beschikken en |
||||||||||||
rechtsmidden.
Onderdelen van
de kruisboog: a.voet of kolf b. lade of
onderstok c. trekker
d. tuimelaar e. pijlgleuf
f. boogpees
g. toom
h. boog
i. voetbeugel
|
||||||||||||
om vaak met dat wapen te oefenen diende je
behoorlijk wat vrije tijd te hebben. Het is duide- lijk dat de eenvoudige handwerkslieden, die moeite hadden de eindjes aan elkaar te knopen, zich de luxe niet konden veroorloven om tijd en geld te steken in een schuttersvereniging. In veel steden kwam het er dus op neer dat uitslui- tend de welvarende burgers zich verenigden tot een vrijwillig gezelschap om de stad te bescher- men en de heer te dienen. De stedelijke overhe- den verhieven deze verenigingen van gegoede poorters tot schutters gilde, compleet met (in IJsselstein door de baron verstrekte) privileges. Deze voorrechten werden vastgelegd in schut- tenbrieven of schuttenordonnantiën. C) Rechten EN PLICHTEN VAN DE schut-
ters De privileges der schutterij konden van stad
tot stad verschillen. We noemen eerst de voor- rechten die algemeen geldend waren in de Noord-Nederlandse steden. Daarna volgen en- kele privileges die typerend zijn voor de situatie in IJsselstein. |
||||||||||||
o/b.i,
hiernaast. Kruisboogschutter
in volle
uitrusting. Zijn
boog hangt
achter hem op
middelhoogte,
waar ook de
pijlkoker hangt;
gevuld met
bouten, een kort,
licht zwaard en
een
spanapparaat.
Het lange schild
(passivej dat hij
op zijn rug heeft
was noodzakelijk
door de lange
herlaadtijd.
|
||||||||||||
vaart (heervaart) gaan.
d. De laatste plicht was een zoete plicht. Bij feestelijke inkomsten van de vorst hadden de schutters met hun schilderachtige kleding een representatieve taak. Zojuist werd het begrip "ter heervaart gaan"
genoemd, een belangrijke verpUchting. De landsheer was (zeker voor 1500) in zijn oorlo- gen en belegeringen, bij gebrek aan een be- staand, paraat leger, grotendeels afhankelijk van de diverse schutterijen van de in zijn ge- west liggende steden. De bewoners van de Baronie van IJsselstein
hadden, zoals gezegd, een heervaartplicht ten opzichte van hun heer. Een voorbeeld gaven we al op één der vorige pagina's: gewapende IJsselsteiners hielpen in 1359 Den Haag in de oorlog tegen Delft. Een tweede voorbeeld hier- van is de Gelderse oorlog in 1517. In dat jaar trok de heer van IJsselstein met een kwart van de plaatselijke schutters op verzoek van de Heren van Holland ten strijde tegen "de Gelderschen, die alomme de steden en dorpen in Noord-Holland innamen, pionderden en verwoest- ten". Daarnaast kwam het vaak voor dat anderen
van de IJsselsteiners militaire verplichtingen eisten. Zo zijn uit de periode 1574-1576, toen IJsselstein in Spaanse handen was en vlak ach- ter de fronthnie lag, een serie aanschrijvingen van de stadhouder van Holland bekend met verzoeken (c.q. bevelen) tot levering van dien- sten en materiaal ten behoeve van de Spaanse troepen. Tien jaar later zien we hetzelfde, maar dan
van de kant der Generaliteit: Maurits eist van IJsselstein leveranties en inkwartiering. Waarschijnlijk zijn in IJsselstein (evenals in vele andere steden) de eigenlijke heertvaartver- plichtingen "in persona" geleidelijk vervangen door belastingen. Daarnaast bleef de defensie- ve landweer als plicht voor de inwoners wel be- staan. D) Kleding
Bij de belegering van een stad waarbij
schutters van allerlei steden betrokken waren, vormde de kleding der mannen een kleurrijk gezicht, omdat iedereen was uitgedost in de kleuren van de stad van herkomst. In 1474 schijnt één van de belegerden van de stad Nuys geroepen te hebben: "De winter komt, want de bonte kraaien zijn al in het land!" Het uniform werd door de stad zelf verstrekt, soms kregen de schutters jaarlijks een bepaald bedrag aan kledinggeld. |
|||||||
1. Het recht van de schutter om op kosten
van de stad een geneeskundige behandeling te krijgen als hij in dienst van de stad gewond raakt. 2. Het recht van schut- of wijntap. Dit kon
twee dingen betekenen. De eerste mogelijk- heid was dat de schutters in een bepaalde stad wijn en/of bier konden drinken zonder daar- voor accijns te hoeven betalen. Het kwam ech- ter ook vaak voor (in IJsselstein bijvoorbeeld) dat de schutterij de belasting mocht innen van iedere kan wijn die ineen bepaalde periode in de stad gedronken werd. 3. Schutters mochten (in tegenstelling tot
de andere poorters) niet gevangen genomen worden als ze de stad geld schuldig waren. 4. Een schutter die tijdens het oefenen met
wapens per ongeluk iemand verwondde of doodde bleef ongestraft. 5. Een belangrijk privilege was het recht om
in de stadsgracht te vissen, of dit visrecht te verpachten. In IJsselstein werd de "visschereye in de stadsgraft" in twee delen gesplitst. a) Vanaf de Benschopperpoort, langs deDoelen
en Nieuwpoort, voorbij de IJsselpoort tot de eerste palen bij het Kerkengat. b) Vanaf de palen bij het Monnikkenpoortje
tot aan de Benschopperpoort. Als speciale privileges voor IJsselstein kunnen
we nog noemen: 6. Een deel van de opbrengst van de stads-
waag. De schutterij had recht op "een halve siuy- ver op yder hondert pond waaghbaer goedt". 7. De helft van de verbruiksbelasting op de
zeep die in IJsselstein verkocht werd. Uiteraard hadden de stadsbeschermers, de
schutters dus, ook een aantal verplichtingen: a. Rust en orde handhaven in de stad zelf en
helpen bij de brandbestrijding. b. Verdedigen van de stad bij een aanval van
buitenaf. c. Met een bepaald aantal gewapende burgers
de graaf (in IJsselstein vanaf 1340 de baron steunen in zijn strijd tegen andere steden of gewesten. Wanneer schutters van bepaalde steden gezamelijk onder het vaandel van de graaf oorlog voerden, heette dat: ter heir |
|||||||
5
|
|||||||
o/b. 3,
hiernaast Kapitein, tamboer
en vaandrig in
hun specifieke
uitrusting.
|
||||||||
De kleding van de schutters bestond in de
15e en i6e eeuw uit een muts (kaproen ge- naamd) en een wapenrok (tabbaard). De ka- proen was vaak schitterend versierd met zilver- kleurig borduurwerk. Het ligt voor de hand dat hoge gasten op schuttersfeesten graag zo'n ka- proen als geschenk aanvaarden. Daarnaast was de kaproen een door de winnaar van het papegaai-schieten zeer gewaardeerde prijs. Ook de schutsrok was van fraai borduursel
voorzien. Vooral de mouwen waren ongeloof- lijk rijk versierd, vaak met het embleem van het gilde en het wapen van de stad. Het is be- grijpelijk dat men soms in de verleiding kwam om oude (prachtig bewerkte) mouwen aan een nieuwe tabbaard te zetten. Omdat de schutters van een bepaalde stad
kleding droegen met dezelfde kleur(en), wer- den tijdens gevechten tegen vijandelijke schut- ters pijnlijke vergissingen voorkomen. Bo- vendien benadrukte een door de stad voorge- schreven uniform de onderlinge verbonden- heid der gildebroeders. Daarnaast verhoogde eenheid in kleding het aanzien van de stad bij feestelijke gelegenheden als processies en blij- de inkomsten. E) Schuttersgilden en hun wapens
De gegoede burgers die zich in veel steden rond 1350 tot een schuttersgilde hadden ver- enigd, kozen St.Joris als schutspatroon. Ook in IJsselstein was dat het geval. Hun wapen was de voetboog. Dit wapen was eigenlijk een klei- ne handboog, waaraan in het midden een hou- ten kolf was bevestigd, zodat deze de boog zelf |
||||||||
rrc/its.
Spanmechaniek:
a. voetbeugel en
handkracht
b. haakriem
c. koord en katrol
d. geitepootspan-
ner
e. drukspanner
f. windas
g. tandstaafivid
h. ingebouwde
hefboom
|
||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
o/i. 5,
linksboven, Houten
pijlenkoker van
St.Joris Breda en een ivoren pols- beschermer van St. Sehastiaan 's-Hertogenbosch. ajb.e,
rechtsboven. Enkele regionaal
gebruikelijke varianten van gladlopige lange vuurwapens: 1. Baltisch slot-;
type; vooral popu- lair in Scandina- vië indei'je en 18e eeuw. 2. Hondslotmus-
ket, gemaakt in de /.merikaanse koloniën, circa Ï640. }. Turks Miqudet-
geweer uit de ic)e eeuw. 4. Algerijns glad-
loopwapen (gun) met een snap- haanslot in de Hollandse stijl, uit de i8e en 39e eeuw. 5. Lang vuurwa-
pen met een Miquelet-slot uit de Balkan, 19e eeuw. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kruiste. De naam 'kruisboog' is dus voor de
hand liggend. Meestal was de voet- of kruis- boog van hout gemaakt en had hij een lengte tussen 45 cm en ruim 90 cm. De kleine voet- bogen werden met de hand gespannen door middel van een soort ijzeren of houten koe- voet, spanhaak genaamd. De schutter zette de boog op de grond, plaatste de voet in een aan de bovenkant aangebrachte ijzeren beugel en haalde op die manier de pees over. Voor het spannen van de massieve stalen veer bij grote- re voetbogen waren samengestelde werktuigen nodig, zoals de scharnierende hefboom, de spanner met katrollen en touwen en het zoge- heten cranequin of kraeckaert. Men moest daarbij beide voeten gebruiken. Bovendien had men er meestal een helper bij nodig, vandaar de benaming 'scutter met zyn knaep'. De voet- boog was vooral bruikbaar bij het verdedigen van vestingen en steden. Naast de St.Jorisgilden ontstonden schut-
tersgilden van minder aanzienlijke poorters met als wapen de eenvoudige en goedkope handboog. Deze boog werd vervaardigd uit een stuk hout zonder knoesten, dik in het midden en puntig toelopend naar de uiteinden, deze uiteinden werden verbonden door een pees van zodanige lengte, dat het hout een boog- vorm kreeg. Men neemt aan dat de handboog zijn dienst bewees bij gevechtsacties in het open veld. De draagwijdte van een pijl die van- uit een manshoge handboog werd geschoten, was maximaal ongeveer 250 meter. Om bij het uitschieten van de pees de arm niet te bescha- digen, droegen de schutters armbedekkingen, 'armpipen' genaamd, terwijl waarschijnlijk ook een soort handschoenen gedragen werd. Het verschil tussen de schutterij der rijken
|
en de schutterij der eenvoudigen kwam niet al-
leen tot uiting in de wapens, maar ook in de keuze van de patroon van het gilde. De aan- zienlijke schutters hadden als beschermheilige de roemruchte St.Joris. De legende verhaalt hoe een draak elke dag een mensenoffer eiste om zijn honger te kunnen stillen. Op het mo- ment dat de dochter van de koning aan de beurt was, doorboorde St.Joris het monster met zijn lans in naam van de Allerhoogste. De schutters van gewone kom-af moesten het doen met St.Sebastiaan, die minder spectacu- laire heldendaden op zijn naam bracht. Deze martelaar werd op bevel van keizer Diocletia- nus aan een paal gebonden, met pijlen door- zeefd en tenslotte doodgeknuppeld. Vanaf ongeveer 1500 werd door de schut-
ters naast voet- en handboog nog een derde soort wapen gebruikt, namelijk het vuurwa- pen. De oorspronkelijke naam hiervan was 'klover'. Degenen die met dit geweer oefenden werden kloveriers, kloveniers of kolveniers ge- noemd. Het ligt voor de hand te veronderstel- len dat met de intrede van de vuurwapens het snel gedaan was met de oude hand- en voet- boog. Dit was echter niet het geval, omdat men de boog, een betrouwbaar en bekend wapen, niet zo gemakkelijk inruilde voor de klover, die aanvankelijk nog allerlei gebreken vertoonde. In de beginfase van het bestaan van de klover was dit vuurwapen zo gevaarlijk, dat er vaak schutters gewond werden zonder dat er een vij- and aan te pas kwam. Feit is dat handboog, voetboog en klover in de hele i6e eeuw naast elkaar en in combinatie met elkaar gebruikt werden. Toen rond het jaar 1600 de vuurwa- pens verder vervolmaakt waren, begon de boog steeds minder belangrijk te worden, zodat de |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
afi.7,
hiernaast. Houten vogel of
'papegaai' welke
zó op de hoorn
wordt geplaatst
dat hij bij ieder
raak schot wat
verder omhoog
schuift tot hij
tenslotte in zijn
geheel van de pin
valt.
|
||||||||||
uit het Oosten was meegebracht. De namaak-
vogel waarop geschoten werd, was waarschijn- lijk bont beschilderd en versierd. Bij het schie- ten gebruikte men een pijl met stompe houten punt, om de vogel in zijn geheel van de paal te laten vallen. Binnen de schutterij waren vaak afbeeldingen van papegaaien te vinden. De IJsselsteinse schutterij bezat bijvoorbeeld een mooie halsband waaraan een zilveren hanger in de vorm van een papegaai bevestigd was. Hij of zij (ook vrouwen deden mee) die er in
slaagde de vogel van de paal te schieten was ge- durende een jaar, tot het volgende feest, schut- terskoning. Had iemand het geluk om drie ja- ren achtereen de vogel te raken, dan werd hij schutterskeizer. De schutterskoning behoorde tot het bestuur van het gilde. Hij stond aan het hoofd van de schuttersraad. Blijkbaar stond een goede schietvaardigheid garant voor de no- dige bestuurlijke kwaliteiten. In de 15e en i6e eeuw mochten de schutte-
rijen zich vaak verheugen in de belangstelling van vorsten en prelaten. Zo liet de bisschop van Utrecht zich in het schuttersgilde opne- men en was daarmee buitengewoon verguld. Op het jaarlikse schietfeest, het papegaaischie- ten, ontbraken landsheren en hoge geestelij- ken nooit. Ook de adellijke dames wisten partij te geven. Jacoba van Beieren schoot in 1428 op een schuttenfeest mee en trof toen de vogel. Ze was zo in haar nopjes met de eerbetuigingen van allerlei steden (over opportunisme gespro- ken!...) dat zij deze steden enkele privileges gaf Van de talloze voorbeelden die er te vinden zijn van schietende (of schutterende !) hoog- waardigheids- bekleders, noemen we nog Maria van Hongarije en de kardinaal van Luik die in 1537 fanatiek aan een schuttenfeest mee deden. Het schuttenfeest kreeg echter de meeste
faam door de gemeenschappelijke maaltijd waarmee de schietwedstrijd werd afgesloten. Tijdens deze schranspartij werden enorme hoeveelheden wildbraad, gevogelte en gebak verzwolgen, terwijl wijn en bier naar ieders be- hoefte (en vaak meer dan dat) geschonken werd. Een Alkmaarse schuttersordonnantie uit de 17e eeuw legt de vinger op de zere plek: "Item soo wie hem (=zich) vuyl maeckt van over- vloedelyck eeten ofdrincken soodat hy overgeeft op 't stadhuys ofte Doelen ofte op de trappen vandien, di sal verbeuren tegens den Provoost 12 stuyvers". G) De aanname van nieuwe gildebroe-
DERS
In diverse steden telden de schutterijen
vóór het jaar 1400 nog een beperkt aantal Ie- |
||||||||||
hand- en voetboog tenslotte alleen nog op het
jaariijkse schietfeest werden gebruikt. F) Het schuttenfeest
Eén keer per jaar, meestal met Pinksteren
of in de week erna, vond het grote schutten- feest plaats. Men begon altijd met een schiet- wedstrijd, het zogeheten 'papegaaischieten'. Hierbij werd op een vogel van hout of klei ge- schoten die op een paal geplaatst was. Het pa- pegaaischieten wordt vaak gezien als een feest dat exclusief verbonden was met het schutters- gilde. Dat is echter niet het geval geweest. Het schijnt dat al in de Germaanse tijd een
dergelijk feest bestond. Er werd dan in het voorjaar op een duif geschoten die bovenop een paal was vastgebonden. In hoeverre er ver- band is met de duif als symbool voor de Heilige Geest wiens komst door de Christenen met Pinksteren wordt gevierd, laten we hier buiten beschouwing. Erg onduidelijk is het, waarom het schiet-
festijn door de schutterswerd aangeduid als 'papegaaischieten'. Wellicht genoot deze vogel in adelijke kringen een grote populariteit, na- dat het dier door de Kruisvaarders als souvenir |
||||||||||
ajb.8,
hieronder. 'Schuttenfeest',
het grote moment
wordt afgewacht
met muziek,
dans, wijn en
bier.
|
||||||||||
den. In Amsterdam waren er in 1394 slechts 75
schutters en in Utrecht telde het gilde in 1397 zo'n 100 man. Deze aantallen liepen uiteraard in de loop der jaren op. De stad Amsterdam be- schikte in 1510 over 200 schutters. Utrecht had er omstreeks die tijd ongeveer 400. In IJsselstein moeten tussen 1650 en 1746 voort- durend zo'n 200 schutters zijn geweest. De schutterij was aanvankelijk een vrijwilli-
ge vereniging. Dat betekende niet automatisch dat iedere belangstellende er lid van kon wor- den. Alleen vrije en onafhankelijke mannen, die van hun eigen bezit of hun eigen bedrijf konden bestaan, waren welkom. Bovendien moesten ze woonachtig zijn in de betreffende stad, alleen voor de adel werden wat dat betreft uitzonderingen gemaakt. De aspirant-schut- ters moesten als goed en betrouwbaar bekend staan. Soms werd van degenen die schutter wilden
worden een bewijs van vakbekwaamheid ver- wacht. Volgens de ordonnantie van 1412 van de St.Jorisschutterij in Den Bosch kon niemand gildebroeder worden "ofhy en sal connen wel en gheneughelyk spannen synen boghe met synen bandene ende met synen vollen hemasche". Waarschijnlijk heeft men met deze bepaling willen bereiken dat uitsluitend gezonde, sterke mannen lid werden. Wat de leeftijd betreft: meestal kon men
toetreden tot het schuttersgilde als men 20 jaar oud was. Soms moest men 25 jaar zijn, bijvoor- beeld in Den Bosch. Eenmaal schutter gewor- den, dan kon men tot het 50-ste jaar doorgaan, in speciale gevallen zelfs nog langer. Wie als lid werd aangenomen, moest als in-
troductie een bepaald bedrag aan de schutterij schenken. Ook hieruit blijkt weer dat alleen de gegoede burgers zich een lidmaatschap kon- den veroorloven. In Utrecht diende men een 'rijder' te betalen, plus twee pond was (voor de altaarkaarsen) en twee stuiver voor de bode. De nieuwe schutters moesten een eed van
trouw afleggen. De bewoording daarvan ver- schilde per plaats. Hoe de tekst van de eed in IJsselstein luidde, konden we niet meer achter- halen. In Den Bosch moest men zweren dat men "nu voortane eeren soude onsen lieven Here Godt, zyn lieve heylige gebenedyde moeder die maghet Maria, den stad ende zyn medeguldebroe- deren goet ende getrouwe wesen sal, soe hem Godt help ende die heylige Ridder St.Joris". Het is best mogelijk dat de oorspronkelijke
IJsselsteinse tekst hier op leek, aangezien bei- de steden een grote Maria-devotie kenden, compleet met miraculeus beeldje en een jaar- lijkse processie. |
||||||
H) Verandering van karakter
In de i6e eeuw veranderde de schutterij van
karakter. De elitaire, vrije vereniging loste zich langzamerhand op in de verplichte burger- wacht, de dienstplicht voor de burgers. Bij de Unie van Utrecht (1597) werd de plicht tot krijgsdienst definitief vastgelegd. In deze be- langrijke fase van de vaderlandse geschiedenis, waarin de staat der Nederlanden gestalte kreeg, moest men uiteraard kunnen beschik- ken over een gezamelijk, paraat leger. Vandaar de dienstplicht voor alle burgers van 18 tot 60 jaar. De naam 'schutterij' bleef bestaan, doch er
was nu sprake van een soort moderne schutte- rij, met duidelijk vastgelegde taken. Schutterij en burgervendel zijn twee namen voor hetzelf- de begrip. In Zuid-Nederland was de situatie enigzins
anders. Daar hebben de schuttersgilden afzon- derlijk naast de (verplichte) burgercompag- nieën bestaan als erkende verenigingen. Overigens waren er in de tekst van de Unie
van Utrecht nogal wat onduidelijkheden of schijnbare tegenstrijdigheden. Een voorbeeld hiervan is artikel 25: op grond hiervan meen- den sommigen dat de oude, vóór de Unie (1597) bestaan hebbende schuttersgilden ge- handhaafd moesten blijven. Feit is dat in veel steden (bijv. Amsterdam) de schutterijen 'oude stijl' nog tot ver in de 17e eeuw bleven bestaan. Een belangrijk verschil in taak tussen de ou-
de en nieuwe schutterij was het vervallen van de heerplicht, de plicht om de graaf te steunen in zijn oorlogen tegen andere steden of gewes- ten. Juist omdat het land langzamerhand een eenheid begon te vormen, was er van oorlogen tussen de noordelijke gewesten geen sprake meer. Er was wel een leger nodig tegen een eventuele gemeenschappelijke vijand. In de toestand vóór de Unie van Utrecht
werd in de schutters- ordonnantiën voorname- lijk de regeling van de voorrechten beschreven. Over de taken (bewaking) en de dienstregeling is veel minder te vinden. Van de IJsselsteinse schuttersordonnantieën vóór 1597 is alleen de ordonnantie van rotmeester Willem van Ravensteyn uit 1590 bekend. Hierin wordt ge- sproken over de boetes die worden opgelegd bij het verwaarlozen van de bewaking en bij onderlinge ruzies. Maar wat die bewaking nu precies inhoudt, wordt daarin niet vermeld. In de situatie na de Unie van Utrecht werd
de taak (ordebewaking, hulp bij brand, nacht- wachtdiensten) juist het belangrijkste dat in de reglementen beschreven werd. Als voorbeeld volgen twee citaten. |
||||||
Het eerste stukje is overgenomen uit de or-
donnantie "betreffende de Borgerwacht en Schutterye" uit het groot plakkaatboek 's lands van Utrecht (1631). "Geen Schutter sal geoorloji zyn, zyn musquet,
of roer af te schieten, na of voor dat de nachtwacht op- of afgetogen sal zyn; ten ware ingevalle van nood, ofte tot waarschouwing van eenig perykel voor de Stad, of ander merkelyk quaad; op poene van ses Carolusgulden; de eene helft tot behoeven van den Officier der Stad Utrecht, die daar van executie doen sal, en de andere helft tot behoeven van den aanbrenger", (klikken en verraden werd duidelijk gestimuleerd!) -Het tweede voorbeeld van de uitgebreide
taakbeschrijving na 1597 is een citaat uit een IJsselsteinse ordonnantie van 19 juni 1657. "Den Weledele here drossaert als opperschut-
meester, de schatmeesters, den schout, d'borge- meesters, de homans en de vendrager, indertijt bij den anderen op de schuttoren vergadert synde, heb- ben bij 't merendeel van stemmen geresolveert, de wachten weder na oudergewoonte op de kermis in de poort te houden ende dat ijder schut sijn beurt op de verbeurte van eene gulden viff stuivers sal waememen. Wijders is noch geresolveert dat de gansche Schutterije St.Joris naestkomende kermis in 't geweer sal wesen en gemonstert worden en dat ijder homan sijne schutten het selvige sal aenseg- gen". I) De organisatie binnen de schutterij
In principe had ieder de plicht om zijn stad te bewaken of om bij te dragen in de kosten van het schuttersgilde. Veel burgers waren vrij- gesteld van schuttersdienst, zoals: regenten, geestelijken, chirurgijns, de korenmolenaar, zieken, kinderen, bejaarden en gehandicapten, weduwen en ongetrouwde vrouwen. Zij betaal- den, als zij niet tot de onvermogenden behoor- den, elk half jaar hun contributie, wachtgeld genoemd. Onder andere met deze gelden wer- den de onkosten bestreden. De lijst van beta- lers en wanbetalers werd in IJsselstein heel nauwkeurig bijgehouden. Op die manier we- ten we bijvoorbeeld dat er in 1728, 72 personen waren die elk half jaar 4 of 6 stuivers betaal- den. Degenen die niet tot de groep behoorden
die recht had op vrijstelling werden schutter. Tussen ongeveer 1600 en 1746 waren de IJsselsteinse schutters verdeeld in 4 groepen: homanschappen of rotten genaamd. Deze ver- deling van de dienstplichtige IJsselsteinse bur- |
gerij was gebaseerd op een verdeling in wijken
of vendelen. We noemen hieronder de be- treffende homanschappen en we vermelden er (bij wijze van kenmerkend voorbeeld) de gege- vens van 1693 bij. 1. 'S KONINGS HOMANSCHAP,
44 man o.l.v. de drossaard en de schout
Marchand 2. HAVEN(STRAAT) HOMANSCHAP,
46 man o.l.v. Goossen Hugen van der Roest
en Bastiaan Kors van den Berg 3. BENSCHOPPER(STRAAT) HOMANSCHAP,
49 man o.l.v. Willem van der Hoeven en
Theunis Joris Both 4. HOMANSCHAP VAN DE PLAATS,
46 man o.l.v. Hubert Sam en Willem Jansz
van Hagesteijn In totaal 185 burgers die in 1693 konden
worden ingezet bij calamiteiten. Normaal ge- sproken was 's nachts maar een klein deel van hen actief als wacht. Soms was er extra verster- king van de nachtwacht nodig, bijvoorbeeld tij- dens de jaarlijkse kermisnachten in IJsselstein. Weer een voorbeeld uit 1693. Tijdens de drie kermisnachten van 25, 26 en 27 juni van dat jaar werd telkens door groepen van 10 schutters wachtgelopen. In de bewuste zo- mernachten was de leiding in handen van Karel Kok (schutmeester), Willem van der Roest (homan), Hendrik Beyer (onder-schut- meester), mr.Nicolaas Duck (!)(homan), Christoffel Velthuijsen (vaandrager) en Hermanus Kip (homan). De dagelijkse leiding (of liever gezegd: de
nachtelijke leiding) over de kleine groep die de wachtbeurt had, was in handen van een homan (ook "rotmeester" genoemd), te vergelijken met een sergeant. Hoger in rang waren de hopmannen en de
vaandrigs (aanvankelijk nog letterlijk vaandel- drager/vaendrager) . Aan het hoofd van IJsselsteinse schutters-
gilde stonden de drossaard, de schout, de de- kens (ook wel "overmans" of "gezwoorens" ge- naamd) en de koning, degene dus die op het jaarlijkse schuttersfeest de vogel had afgescho- ten. Deze personen werden ook wel de "raden" genoemd. De schutsbode was de man die de schutters
op tijd moest inlichten wanneer zij moesten wachtlopen, een belangrijke (betaalde) deeltijd- baan, want in de praktijk gingen de schutters niet op eigen initiatief informeren of ze wel- licht aan de beurt waren om wacht te houden. Hier is duidelijk het verschil in motivatie te be- |
|||||
afi.g,
hiernaast. De ijzeren
boetebus uit i^j4 van het Sint- Sebastiaansgilde van s'-Hertogen- bosch. |
||||||||
speuren met de vrijwillige schuttersverenigin-
gen van voor 1600 ! Om niets aan het toeval over te laten werd
het aanzeggen van de wacht (!!) in IJsselstein heel serieus aangepakt. Als voorbeeld laten we hier een gedeelte van de IJsselsteinse "Waeck- cedulle" (voorschrift) uit 1688 volgen. "Waeck-cedulle waer naer alle naervolgende
schutters yder op syn beurt, sullen gehouden wesen haer wacht waer te nemen, beginnende van des avonts de kloeke tien uyren tot in de naenacht de kloeke twee uyren, op de verbeurte van twaelfstuy- vers bij yder contraventeur te verbeuren. Ende is geordonneert opdat de wachten voorta-
en in beter ordre en strickter moghten worden ge- observeert, dat de schutsbode een yder des voor- noens aen syn huys volgens de waekcedulle syn wacht sal moeten bekent maecken, en gaen ten huys van den homan onder wiens homanschap de wacht is, en hem aenseggen wie de wacht dien aen- staende nacht sullen hebben, op pene (=straf) den bode daer van blijvende in gebreecke, hy sal werden gesuspendeert (= geschorst) en geconigeert naer gelegentheyt van saecken." De bode verzorgde dus de berichtgeving
binnen de schutterij. Daarnaast (dat blijkt ten- minste uit de kasboeken van de 17e en iSe eeuw) werd in IJsselstein door de bode tevens het onder-komen van de schutters, de schutter- storen, schoongehouden. Een belangrijke taak binnen de schutterij
was weggelegd voor de schutmeesters. Zij fun- geerden als secretaris, penningmeester en be- heerder van de roerende goederen. Een assi- stent werd onder-schutmeester genoemd. De oudst bekende IJsselsteinse schutmeester is Cornelis Willemsz in 1538. Het stadsbestuur had de plicht om de naleving van de schutters- ordonnantiën te controleren. Vooral het toe- zicht op de bewapening van de schutters was van belang. Het stadsbestuur moest zorgen dat elke
schutter een goede boog en een solide harnas bezat (voor 1500), of dat hun geweer in orde was, zodat iedereen in tijd van nood direct pa- raat kon zijn. Als voorbeeld volgt een fragment uit de re-
geling van de wacht tijdens de kermisnachten van juni 1693. " Den schutsbode word hiermede belast om de
voorenstaende personen aen te seggen, dat yder op de voornoemde dagen des avonds voor de kloeke van tien uyren sal moeten compareren met behoor- lijk geweer op den Stadhuyse van Ysselsteyn". |
||||||||
Jj Boetes
Vóór 1597 was de schutterij een vrijwillige
vereniging. Het was een eer om er lid van te mogen zijn. In die periode waren ook niet zo veel strenge regels en boetes nodig. Volgens de IJsselsteinse ordonnantiën uit 1570 blijken de ergste overtredingen te zijn: "het om enighe sa- ecken wederspaenig raecken van Rotgesellen" en: "so eymant vyndt slapende de schiltwacht...". Het betreft hier zaken die weliswaar niet
getolereerd konden worden, maar die met een lichte geldboete voldoende waren bestraft. De boetes varieerden van i tot 10 stuivers, al naar gelang de ernst van het vergrijp. Toen de deel- name aan de schutterij een verplichting werd voor de meeste IJsselsteinse mannen, was het enthousiasme voor de vereniging bij velen al snel aanzienlijk bekoeld. Vele ordonnantiën waren nodig om de schutters-tegen-wil-en- dank in toom te houden. Tientallen namen zijn bekend van I Jsselsteiners die het vertikken om 's nachts de wacht te houden of om wacht- geld te betalen. Honderden geboden en verbo- den heeft de plaatselijke overheid in de 17e eeuw op papier gezet om de burgers te dwin- gen zich aan hun plichten te houden. We laten enkele voorbeelden uit 1631 volgen. "Ende op dat soo wel op de wachten, andersints
alle ongelukken, ontuchtheden, ende ongeregelthe- den meer geweert ende vermyd mogen worden, soo en sal niemand van de Schutters, na dat de klokke des avonds tien uren sal hebben geslagen, eenige wyn, of bier op de wacht mogen halen, ojie in eeni- ge herberge te drinken, op poene van ses gulden". "Wie den gehelen nacht versuymt, ende syn
wacht niet waar en neemt, sal verbeuren 20 stuy- |
||||||||
vers tot behoef van 't rot, daar onder den absenten
gestelt is". "Niemand sal syn wapenen daar op hy geset is,
mogen verkoopen, versetten ofvermangelen (= ver- ruilen), sonder van beter voorsien te zyn, op de boete van 20 stuyvers". "Yder Schutter gestelt zynde op een musquet,
sal gehouden wesen altyd in voorraat te hebben, ten minsten een pond kruyts, een half pont hots, met de lonten naa den eysch, op de verbeurte van 6 stuyvers, zoo dikwils anders bevonden sal werden". "Niemand van de musquettiers en sal mogen in
't ommetrecken, naa de wacht gaande ofte daar van komende, zyn musquet met scherp, proppen, pampier, ofte yei anders laden, daar ongeluk door sonde mogen komen, op poene van 6 gulden". "Ingevalle der Schutters bode in gebreeke geble-
ven ware, de Schutters hare aanstaande wacht te denunciieren, sal die boete, die sy daar door ver- suymen, gehouden wesen te betalen". "De musquettiers sullen ook niet mogen schie-
ten naa eenige tinnen van huysen, gevels, leeuwen, wapenen, weerhanen, uythangende ofte uytstee- kende borden, noch diergelyken, noch ook in de vendels, op de boete van 10 guldens, ende daaren- boven noch te beteren die schade by hem gedaan". "Niemand sal, geduurende de wachte, den an-
deren eenige spytige (= beledigende) ofte injurieu- se woorden (= scheldwoorden) mogen toeseg- gen,ofte eenige insolentie (= onbeschaamdheid) |
van vloecken, singen, roepen, ofte andersints ge-
bruycken, op de boete van 20 stuyvers". Na lezing van het bovenstaande bekruipt je
het vermoeden dat er heel wat mis kon gaan in de schutterij ! De regels zijn opvallend gede- tailleerd in het noemen van alles wat verboden was. Allerlei kwalijke zaken moesten blijkbaar binnen de perken gehouden worden. Als een schutterij normaal functioneert gaat men niet uit voorzorg zeven (!) zaken noemen waarop de schutters niet mochten schieten. M.a.w.: de schutters in het lye-eeuwse
IJsselstein waren wellicht eerder geneigd aller- lei ongein uit te halen dan te stad op een rusti- ge manier te bewaken. K) De kasboeken
In 1642 voltooide Rembrandt van Rijn een
schuttersstuk dat later wereldberoemd zou worden onder de naam "de Nachtwacht". De juiste naam luidde: "Het korporaalschap van kapitein Frans Banning Cocq". Het schilderij werd besteld door het Amsterdamse schutters- gilde en het was bestemd voor de hal van de plaatselijke Kloveniersdoelen. De Amsterdamse schutters hadden, toen zij
voor Rembrandt poseerden, de periode van oorlogen en gevechten definitief achter de rug en op het schilderij paraderen ze triomfantelij- ke in hun fraaie kostuums. Ook de IJsselsteinse schutters hadden in
die tijd al lang niets meer met oorlogshande- lingen te maken. Al hun energie konden ze in principe besteden aan het bewaren van de orde binnen de stadsmuren. De schutters waren in |
||||||||
O/Il. 10,
hierboven.
Medaillon van
het Sint Jorisgilde van Den Dungen, begin j6e eeuw
|
|||||||||
10
|
|||||||||
ajh. 11,
hiernaast. Kaarslantaam
van de IJsselsteinse nachtwacht van rond 1800. |
||||||||||
feite meer politie agenten dan soldaten.
De schutmeesters, verantwoordelijk voor de
financiën, gingen vanaf het midden der 17e eeuw eigenlijk voor het eerst heel nauwkerig schriftelijke verslagen maken van inkomsten en uit-gaven. Het financieel jaar liep voor de schutterij steeds van 23 april (St.Jorisdag) tot de 23e april van het jaar daarna. Naast boekhoudkundige gegevens verschaf-
fen de kasboeken ons o.a. informatie over de eigendommen van de IJsselsteinse schutterij. Telkens bij het overdragen van het kasboek aan een nieuwe schutmeester werd door de laatste persoon gecontroleerd en genoteerd wat de roerende eigendommen waren. In 1683 wer- den aan de (nieuwe) schutmeesters Franco van Meerlandt en Matthias de Meester de volgende voorwerpen getoond: "Den schuttershalshant met vier en twintigh
schaekelen met vijf haken, vervult met hare figuren (doch manqueren daar drie figuren aen) Noch een rondeel (= een medaillon) daar den Ridder St.Joris met den draak in staat, waar an een silvre papegaey is hangende. Een berkemeyer (= een gro- te houten beker) met sijn decksel, de kleyne silvre bekers, ende twee orange veltteeckens (= vaandels) sijn op d'auditie dese verthoont an an Franco van Meerlandt als naevolgende schutmeester overgele- vert". (n.b.: in 1735 werd naast deze voorwer- pen nog een trom genoemd). Het is de auteurs niet bekend of er van deze IJsselsteinse kost- baarheden na ruim 300 jaar nog iets bewaard is gebleven in een museum of in particulier be- zit. Het zal duidelijk zijn dat de kasboeken van
de IJsselsteinse schutterij een schat aan gege- vens bevatten over inkomsten en uitgaven. Op één van de vorige pagina's hebben we aange- toond dat het grootste deel van de inkomsten gekoppeld was aan de privileges. Dat waren bij- voorbeeld de wijn- en bieraccijns, de pacht van de visserij in de stadsgracht, de accijns op de zeep die in IJsselstein verkocht werd, de in- komsten van de stadswaag, de verhuur van de woning in de schutterstoren, de pacht van het hofje achter de schutterstoren en het wacht- geld (de half-jaarlijkse contributie van de niet- schutters). Wat de uitgaven betreft: er bestond tiental-
len jaren lang een vast bestedingspatroon. Veel voorkomende uitgaven waren bijvoorbeeld: de reparatie van roerende en onroerende goede- ren, vergoedingen voor bewezen diensten, het gebruik van wijn, bier, brood en kaas, turf als brandstof voor de nachtwacht en kaarsen. Uiteraard was de gulden in 1700 veel meer
waard dan nu. Het vervaardigen van een turf |
||||||||||
^%.
|
||||||||||
ton kostte in die tijd f2,50. Voor f2,- kreeg het
onderkomen van de schutterij een jaarlijkse schoonmaakbeurt. Het maken van een nieuw kruiwagenwiel (met houten spaken) inclusief het inzetten, bedroeg f 1,70. We laten nu ter il- lustratie een gedeelte van het kasboek uit 1735 volgen. Het eerstgenoemde getal zijn telkens de
guldens, het tweede getal de stuivers. Betaalt aan Jan Zilver, Schuttershoode, zijnjaar-
lyxe wedde voor het dienen en oppassen der schut- terij verscheenen Jorisdag ly^y de summa van 18:-
Betaalt denzelven voor de Schutters ter begraa-
fenissen te bidden de summa van 2:10
Betaalt denzelven voor de vier tonnen bier,
de summa van 1:10
Betaalt aan de Schuttersboode voor het schoon-
maaken van de toom de summa van 1:)
|
||||||||||
II
|
||||||||||
Betaalt aan Hendrik Terhurg, Tamboer, zijnjaar-
lyxe wedde verscheenen 2} April 1735 de summa van 6: 6
Betaalt aan Hermanus Kip voor Leverantie van
brood en boter opjorisdag iyj4 geconsumeert de summa van 1:16
Betaalt Antonij de Ridder voor verdiende arbyts-
loon en Leverantie van hout als timmerman aan de Schutters- waag gedaan de summa van 118:-
Betaalt Thomas van Wijk, Meester Smit, over en
ter zake als boven de summa van 19:-
Betaalt jan Wees, Meester Verwer, over en ter za-
ke als boven de summa van 2:13
Leverantie en arbytsloon van een nieuw rad aan de
kruywagen de summa van 1:14
Betaalt den Heer Adriaen Maas over Leverantie
van Bieren bij de Schutters op de Kermis wagten geconsumeert, bedraagende volgens Reekening de summa van 44:13
Betaalt den Heer Goris 't Hoen (shutmeester in
1731) voor Leverantie van wynen op jorisdag 1734 bij de Heeren en eenige burgers geconsumeert de summa van 21:4
|
geld over, namelijk f.82,75 ! Ter vergelijking;
daar kon je toen 41 turftonnen voor laten ma- ken. In 1735 loopt het financieel beleid duidelijk
uit de hand. Een tekort van maar liefst f127,90! Als we het bestedingspatroon van 1735 aan een nader onderzoek onderwerpen, vallen bepaalde zaken op. (1) De uitgaven die direct verband hielden
met drank, rookgerij, etenswaren en huur van glazen bedroeg in dat boekjaar ruim f72,-. Dat is ongeveer 18% van de totale jaaruitgaven, (in 1697 zou eenzelfde bedrag ruim 1/3 van de uit- gaven zijn geweest!). Daarbij komt nog dat de schutters hun bier en wijn accijnsvrij konden drinken, dat scheelde een slok op een borrel. De eerste oorzaak van de hoge drankreke-
ning is de meest voor de hand liggende: de schutters grepen elke gelegenheid aan om een stevig glas te drinken. De tweede oorzaak komt voort uit te weinig verantwoordelijkheidsge- voel voor de gemeenschaps-gelden; men nam te pas en te onpas buitenstaanders mee naar de schuttersvergaderingen om hen deelgenoot te maken van de daar aanwezige grote hoeveelhe- den schuttersbier. Tevergeefs probeerde het bestuur van de schutterij tegen deze onge- wenste praktijken op te treden: 'Huyden op des schutterstoren vergadert sijnde
is met eenparige stemmen besloten dat niemandt eenige personen sijnde buyten het getal van de ho- manschap 't welck alsdan vergaderinge houd en niet bekent op haere lijste, sal vermogen in haere vergaderinge alwaer sij haer schuttersbier drinc- ken, te brenghen'. Hoewel er wel degelijk sprake is geweest
van fors drankgebruik, is het echter niet zo dat de schutterij in IJsselstein alleen om die reden in 1746 ten onder is gegaan. Er zijn nog andere factoren die een rol hebben gespeeld in die laatste jaren voordat het gemeentebestuur de vereniging ter ziele deed gaan. (2) Het tweede opvallende feit zijn de lenin-
gen. De schutterij had in de jaren vóór 1735 flink wat geld geleend van particulieren, tegen 4% rente. Van één van die leningen (f.175,- in 1728) om de rekening van dat jaar te kunnen voldoen, was na 7 jaar nog maar f50,- terugbe- taald. Zo ver we konden nagaan was in 1735 de totale schuld aan leningen niet minder dan f235,-. Er werd in dat jaar ook niet meer afge- lost: de schutterij betaalde slechts de verschul- digde rente. Het ene financiëele gat werd met het andere gevuld. Dit maakte de wankele posi- tie van de schutterij in IJsselstein nog zwak- |
||||||||||||||||||
L) IJSSELSTEINS GESCHUTTER, OF:
HET EINDE VAN EEN TIJDPERK Als uitgangspunt bij onze speurtocht naar
de achtergronden van de opheffing van de IJsselsteinse schutterij in 1746, hebben we de inkomsten en uitgaven van 3 jaren (1683,1697 en 1735) met elkaar vergeleken. Daarna analy- seerden we de uitgaven van het laatst bekende, volledige kasboek, namehjk dat van 1735. We geven eerst een globaal overzicht. |
|||||||||||||||||||
ontvangsten uitgaven
|
|||||||||||||||||||
1683
1697 1735 |
£271.05
f326.70 f298,10 |
f281,95
f243,25 f426,00 |
|||||||||||||||||
In 1683 bedroegen de uitgaven f10,90
meer dan de inkomsten. Niet erg onrustba- rend, zelfs niet in een tijd waarin de waarde van de gulden vele tientallen malen hoger was dan nu. In 1697 was er zelfs behoorlijk veel |
|||||||||||||||||||
12
|
|||||||||||||||||||
(6) Tenslotte blijkt uit het kasboek dat het
(in punt 5 genoemde) wachtgeld niet in de win- ter van 1735 werd geïnd 'overmits in de laatst ge- passeerde winter geen nagtwagt op de schutter- stoom gehouden is'. Er werd dus niet eens meer gewaakt in de nachtelijke uren! Hieruit blijkt overduidelijk dat de schutterij als beschermen- de vereniging nog maar heel weinig voorstel- de. De conclusie: objectief bekeken was dat de
IJsselsteinse schutterij rond 1735 een geldver- slindende gezelligheidsvereniging die voor de stad van weinig nut was. De vroede vaderen hadden in 1746 alle gelijk van de wereld dat zij de schutterij ter ziele deden gaan. |
|||||||||
keer dan ze al was.
(jj.Vervolgens stuiten we in het kasboek
van 1735 voortdurend op de naam Goris 't Hoen. Deze IJsselsteinse heer bleek tot onze verbazing op diverse uiteenlopende manieren in relatie tot de schutterij te staan. Ten eerste was hij één der burgemeesters en zat als zoda- nig in het bestuur van de schutterij. Ten twee- de was hij schutmeester in 1731 van het gilde en verzorgde in die hoedanigheid de boekhou- ding. Vervolgens was deze heer Goris 't Hoen pachter van de stadsgracht (langs de Doelen en Nieuwpoort voorbij de IJsselpoort tot het kan- on). In deze hoedanigheid betaalde hij pacht aan zichzelf, want hij was toen immers pen- ningmeester. Tenslotte blijkt dat dezelfde heer ook wijnhandelaar was en uit hoofde van die functie vele tonnen wijn leverde aan de schut- terij. Het lijkt ons lastig om zo veel verschillen- de belangen in één persoon verenigd te heb- ben. (4) Het volgende merkwaardige gegeven
doet sterk denken aan oplichterij. In het kas- boek van 1735 heeft de schutmeester op 7 ver- schillende plaatsen diverse bedragen voor zich- zelf gereserveerd, met een totaal van f52,-. Deze vorstelijke vergoeding voor wat reken- en schrijfwerk komt neer op bijna 1/8 deel van de gehele jaaruitgaven van 1735 ! Spijtig genoeg voor de penningmeester heeft namens de over- heid Willem van der Roest daar een stokje voor gestoken. Met forse pennestreken zijn de op- gevoerde uitgaven (op een enkel bedragje na) doorgehaald. Telkens staat er bij die gewraakte passages gekrabbeld dat 'in de conclusieve Reekening deese aangehaalde posten sijn geroy- eerd'. Aardig geprobeerd van de schutmeester, maar de controleur had hem door ! (5) Nog een ander zonderUng voorval heeft
te maken met het wachtgeld, (allen die geen schutter waren moesten aan de schutterij beta- len). In 1729 werd de bodem van de geldkist der schutterij zichtbaar, hoewel (zoals gezegd) nog in 1728 een kapitaal van f.175,- was ge- leend. Het bestuur van de IJsselsteinse schut- terij wrong zich in allerlei bochten om aan geld te komen. Eén van de "oplossingen" was een verhoging van het wachtgeld van maar liefst 300% vergeleken met de verplichte bijdrage van het jaar daarvoor. Het zal duidelijk zijn dat de wachtgeld betalende burgers van IJsselstein met gemengde gevoelens toekeken hoe de schutters het geld (en de biervaten) lieten rol- len ! |
|||||||||
HOOFDSTUK 2
A) Als een Feniks uit zijn as herrezen
Als het doek van het IJsselsteinse schutter-
stoneel weer opengaat, is het inmiddels 1785. Door de internationale spanningen en oor-
logsdreigingen, vooral vanuit Frankrijk en Engeland, werden de verdedingsmogeHjkhe- den van stad en land weer uitvoerig bekeken. In die tijd hebben diverse burgemeesters
zich kunnen beraden over de wenselijkheid een hernieuwde schutterij tot leven te roepen. Het eerste teken van de wedergeboorte is een geschreven "Reglement op de Schutterij en Schutterswagten binnen de stad IJsselstein" van 2 maart 1785. Het bevat 78 artikels (voor- schriften en verboden). Het eerste dat heel nauwkeurig omschreven wordt, is de samen- stelling van de vernieuwde schutterij. De opzet is veel uitgebreider dan ooit tevoren. Kort ge- zegd komt het er op neer dat IJsselstein nu twee compagnieën telt: één van de bovenstad en één van de benedenstad. Elke compagnie telt 8 rotten, geleid door een onderofficier. Daarboven telt elke compagnie twee tambours, vier korporaals, vier sergeanten, een vaandrig, twee luitenants, een kapitein-luitenant, een ka- pitein en een kolonel. Voor beide compagnieën samen was één bode beschikbaar en een per- soon (scriba) die fungeerde als secretaris en penningmeester. Twee keer per jaar, in mei en november,
werden nieuwe schutters ingeschreven. Alle IJsselsteinse mannen tussen 18 en 60 jaar wa- ren verplicht schutter te zijn. Uitzonderingen werden o.a. gemaakt voor predikanten, pas- toors, regenten. Joden, Doosgezinden en ook voor de mannen bij wie in het huishouden al iemand schutter was. Wie dienst weigerde, be- taalde jaarlijks een boete van twee zilveren du- katen, zodat de rijke IJsselsteiners er op een |
|||||||||
13
|
|||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gemakkelijke manier vanaf konden komen !
Om de heroprichting van de schutterij in fi-
nancieel opzicht mogelijk te maken, werden in 1785 de waardevolle (zilveren) voorwerpen ver- kocht die aan de in 1746 opgeheven schutterij hadden toebehoord. In het IJsselsteinse ar- chief bevindt zich ten bewijze hiervan een nota met de volgende inhoud. De Zilversmid Gijsbert van Velthuysen
koopt van de IJsselsteinse schutterij het zilver, te weten ; 1 zilver beker weegt }2 loot
1 zilver beker weegt 31 loot
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ab. Wolff
Een bekwaam geweermaker werd ingescha- |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
afb. 12,
hiernaast. Ijsselsteins pare-
ment op ware grote. Dit is een zilveren versiering op de sjako {paradepet) van de schutter, voorstellende het stadswapen met 2 leeuwen, {particulier bezit) |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1 zilver beker weegt }2 loot
1 zilver beker met deksel 6g loot
een gedeelte van de ringkraag p loot
een parement weegt 2 loot
(i loot is 50 gr)
28 stuivers 't loot x 197 loot =f2y6-io-
Dit bovenstaande zilver bij mij ingeruild van
de schutterij van IJsselstein en voor de bovenstaan- de somma ter hand gesteld aan de secretaris. Een van de belangrijkste aankopen voor de
nieuwe schutterij was een aantal geweren. Er werden er maar liefst 172 aangeschaft. Ook hiervan vonden we in het gemeente-archief de rekening. Geleverd ten diensten van de Burgerij te IJsselstein
172 Burger-geweren a f 14 en 12 st. f2511- 4-: |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ajb.i},
rechts. Gladloopmusket-
ten.
1. Amerikaans
vuursteenslot uit
1776
2. Frans musket
uit lySo
3. Engelse
'Brown Bess' uit
1^20.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
percussiemusket
uit 1S39.
5. Gladloopper-
cussiemusket van
de Verenigde
Staten uit 1841.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
14
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
keld voor het onderhoud van de 172 nieuwe
geweren in de wapenkamer. Om de drie maan- den werden de wapens geïnspecteerd door de Staf van de schutterij. Eén van de voorschriften over de bewapening van de schutters luidde: "Dat Ieder Corporaal en Schutter sal moeten
voorsten syn van een goed beproefde Snaphaan en Bajonet, na het Model en Caliber welke daar toe by den Burger-Krygsraad reeds is goedgekeurt, of nader bepaalt sal worden, voorts met een Patroontas, korte Sabel en Port d'Epée, dat niet al- le die Wapenen aan sodane Schutters welke niet verkiesen sig ten hunne eigene Kosten daar van te |
voorsien, van weegens de Schutterye gratis en son-
der Derselver beswaar sullen worden ter hand ge- steld, en sullen de Wapenen van Ieder Schutter met een bysonder Merk en Nommer geteekent moeten syn". Kort daarna ging de gemeenteUjke overheid
het onderkomen van de schutters, de Schuttersdoelen, grondig opknappen. In een brief van 22 augustus 1785 bespreken schout en schepenen te IJsselstein de aanbesteding van de renovatie van het gebouw. Dat de Schuttersdoelen inderdaad uitgebreid werden opgeknapt kunnen we opmaken uit een reke- |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
aft) 14,
hiernaast. Dat het stadsdoe-
lengebouw er in jy8^slecht aan toe was mag blijken uit een niet uitgevoerd renovatieplan van lyöy welke is opgesteld door architektj. van Stolk en onderdeel uitmaakt van een inventarisa- tie van stadseigendom-
men uit die tijd. We plaatsen hier het gedeelte over de Doelen met een transcriptie van de tekst. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Stadtsdoele
het hoge gebouw A legt een goed
dak op, met blauwe panne gedekt, lood op de hoekkeepers..... In deeze Doele is een bove kamer
Dit gebouw moet glas en ook digt gehouden Een nieuwe goot onder het panne-
dak van het afdak van het gebouw ..........X waaronder trap komt
Verder het losse muurwerk van
weynig belang, herstellen en voe- gen 12 gld. Verder deure en vensters repare-
ren en hang en sluytbaar brengen, verven... 10 gld. B. steene trap van de wal van mop-
pen 7 treden Eenige weijnige reparaties
De zijmuur moet op de lengte van 9 voet, hoog 3 voet worden ver- nieuwt, dik ï mop met een rollaag geslooten, verder het losse aan- stoppen boenen en voegen, 2 gld. C. trap van 7 treden, meeste mop-
pen, is wel wat ontset maar kan blij- ven, de zijmuur boven voegen, 3 gld Bij deeze Doele is in de veste nog een houte schoeying lang 18 v, met een waterstoep, is in reedelij- ke ordre, een nieuwe bovenplank en 3 eyzerpalen, dik 4x4 d(uim) lang 6 voet |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ji>»^tM 2
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
•/
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
.2.0
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
R. Walmuur lang 264 voet, hoog
uyt de benede grond circa 11 voet Deeze muur staat zeer recht op zijn beenen |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
15
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
^^ ^ JZ' é'/'J/?//i^?2:rS
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
c \/S'ï)-
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
U-cUrY
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
c tJYaJ / :'Jóu.''üi^?i
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
t>z>;^ /^.^^z- -^
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
'c J.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
>J^/ ^LU'CC'Có
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
£?
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
^ ^ v^yrv^^^ 'é-A^ ücér -ee^ ^Hc) ^j/nrr-/.^ S^^A^ c^M^ \
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
j:
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
, ^._^f%f>i^" 1
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. 2a^ i^e^^ l^/)U4^^-eX''j^U^^^^^ ~^^
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
o/b. 15,
hiernaast. Eerste pagina
van het
handgeschreven
Reglement op de
Schutterij en
Schuttenvagten
binnen de stad
IJsselstein.
1785
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
z^wz/^«J!^^'^
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
v~\ ■" ' -'^ *rïT
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
16
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
O)
|
|||||||||||||||
;•!•■ ■ ■■%■..
|
|||||||||||||||
ORDONNANTIE
-R:[E;:G^^i;|iE^;M'^:E-^
'X-^iKÉ óé Sduitterye en ^p de Schut- ^
,.. ; 'tefs^Wagtea bioöenf ie Stid Yfleiaeio. |
|||||||||||||||
fï WILLEM,
by de gratïe Gods, Prim:e van Oran-:
ge en Naflao, Grave van Catzéneln- bogen 9 Vianden, Diell, Spiegel- berg» Buuren, Leerdam en Culen-' borg» Marquh; van Veere en Vlinin- gen, Baron van Breda,Diets, Bell- fiein, der Stad Grave en Lande vail CuvkVVsïelftein» Cranendónk, Eyndhoven en Lies- velt. Onafhanbelyk Heer van de Vrye ^cn Souveraine £^f,|4ecrlykhéi<i Ameland, Heet van Borcülo, Bree- devoort, Liehtenvoorde ^, 't Loo, Gëertruydenberg , aündÈfti Sèvenbfergen»'de Höoge enLaage Swaluwe; Naaltw-ykiPolaanen, Sr. Manensdyk, .Soeft, Baaren 'en fer Eedi»'Willèmftad; Steenbergen, Montfori, Sf, Vitft r Blitgenbich en Daasbtirg, trf-Burggraaf van AhtttTcrpen, Érf-Marfchalk van Holland, Erf-Stadhouder, Erf-Gouvernfeur , Érf-Capiiein en Admir^V Generil ' der Vereenigde Nedefïanden , Erf-Capitein, General en Adfflirai van'Hè Uhie, Riddef varide KoufrebaT\d Cl» van deti Ssranm. Adefaat,--«2C. êix:.êtc. Alle Die |
|||||||||||||||
-*5-:
|
|||||||||||||||
afi. 16,
hiernaast. Eerste pagina
van het gedrukte Reglement op de Schutterij en Schutterwagten binnen de stad Ijsselstdn. 1786 |
|||||||||||||||
' -> ~\
|
|||||||||||||||
17
|
|||||||||||||||
ning van de meester-schilder Lokhorst (1790)
voor het gronden en verven van het houtwerk aan binnen- en buitenkant van het gebouw. Tevens werden de vlaggetjes van de doelen ver- guld. Inclusief biergeld bedroeg de rekening 20 gulden en 2 stuiver. B) Overdracht van de nieuwe vaandel
Een plechtig moment voor de heropgerichte IJsselsteinse schutterij: de beide compagnieën krijgen ieder hun eigen vaandel. We laten de tekst van het ooggetuigeverslag hier volgen. COPY van een Brief uit YSSELSTYN, gedagte-
kend ijuly 1785. Thans zal ik aan uw, my reeds lang gedaan, ver-
zoek voldoen, waar in ik door verscheidene tus- schenkomende Omstandigheden tot hier toe hen verhinderd geworden. Gy vraagd my dan, om een naaukeurig verslag van de overgave der nieuwe Vaendels alhier, zie hier een korte opgaave van de- ze plegtigheid. Den 24 der afgelopen maand, hadden onze heide
Compag-nien het genoegen, door eenige Vaderland en Burgerlievende Dames alhier, met fraaye en kostbare Vaandels en Trommen be- schonken te worden. Deeze plegtigheid begon reeds 's namiddags ten 2 uuren, wanneer de beide Compag-nien uit de Stad naar het veld marcheer- den. Aldaar in order geschaard staande, kwam vervolgens een DETACHEMENT van jonge Heeren, zynde CADETTEN, allen in hun Uniform gekleed, met de heiden Vaandels uit de Stad, en hragten zo ieder voor derzelver COM- PAGNIE, alwaar de Trommels ook geplaats wier- den. Hier na werd een der Dames door den Wel.Ed. Manhaften Heer Collonel G.'T HOEN, voor het Front der eene COMPAGNIE geleid, zynde de Zuster van dien Heer, de Wel.Ed. Geb. Jonkvrouwe M.'T HOEN, werwaards de verdere Dames van dat Gezelschap zig ook begaven. Het Vaandel, ontrold zynde, wierd hetzelve doorgem. Dame, uit hunner aller naam, met eene korte dog zeer gepaste Aanspraak, overgegeeven aan den Wel. Ed. Manhaften Heer Capitein J. LYKLAMA d NEYHOLT. Vervolgens wierden insgelyks de beide Trommels
aan dien Heer overhandigd door den Wel. Ed. Geb. jonkvrouwe M.LEMMERS insgelyks met ee- ne korte, dog teffens gepaste Aanspraak; welken heiden door den Hr. Capitein op eene treffelyke en sierlyke wys beantwoord wier-den; en in welk ant- woord zyne Vaderland- en Burgerlievende gevoe- lens ten duydelykste doorstraalden. De Wel. Ed. Jonkvrouwe M. VAN DER VLIET, die alleen de geefster was van het Vaandel voor de |
||||||
2de Compagnie, kon, om voldoende redenen, deze
plegtigheid met hare tegewoordigheid niet verëe- ren, waarom haar Ed. de overgave van 't Vaandel had opgedragen aan den Wel. Ed. Manhaften Heer A. BRAND, Cap. Lieut. dier COMPAG- NIE, die dan ver-volgens op gelyke wyze, als hier hoven, het Vaandel aan den Wel Ed. Manhaften Hr. Capitein D. VAN DEN BOSCH overhandig- de met eene fraaye en cierlyke Aanspraak, welke door den Hr. Capitein VAN DEN BOSCH korte- lyk en met hartelyke dankbetuiging beantwoord wierd. de Heeren Capiteinen vervolgens hunne vaandels, mede met een korte aanspraak, aan de Vaandrigs; zynde de Hn. C. VAN DER ROEST en jOHANNES HUGENHOLZ; overhandigd hebbende, ging ieder Vaandrig met zyn Vaandel de gelederen van zyn COMP. door, om dezelven aan hunne Schutters te vertoonen. Ook wierden aan deze COMPAGNIE 2 fraaye Trommels door eenige jonge Dames en Heeren CADETTEN pre- sent gedaan. Dit alles verrigt zynde ging elk der Officieren na
zyn post, wanneer de Wel. Ed Manhafte Capitein LYKLAMA d NYEHOLT, toen het Commando over het gantsche Battaillon hebbende, (voor dat nog eenige Manoeuvres geschiedden)eene voortref- felyke en gepaste aanspraak aan het Volk deed, hetzelve geluk wenschende met zyne verkregene Banieren, er eene verdere aanmoediging tot des- zelfs pligt by voe-gende, en ten slotte dit onder- staande Vaers: 'Stad en Land word best beveiligd,
'Als de E END RAGT banden vlegt,
'Wapens in der B URGREN handen,
'Zyn de STEUNZELS van het REGT,
'Laat het TWEEDRAGTS MONSTER grimmen,
"t Blixemen van ons GEWEER,
'Doet het na den AFGROND vlugten,
'Moedig gaan wy het te keer.
Hier op wierd, door de Commandant, het manu-
aal zonder commando gecommandeert, en dit, be- nevens de verdere manoeuvres en afvuuring, wierd verrigt tot groot genoegen, ja tot verwondering, der voornaamste aanschouwers, welke by die gelegen- heid zeer talryk waren. Verscheiden Lieden van den eersten rang vereerden ons met haare tegen- woordig-heid, waaronder veele Heere Officieren zoo van AMSTERDAM, als 't nabyliggende UTRECHT en VIANEN, zig bevonden, die allen hun hyzonder genoegen betoonden over de schoone vor-deringen die in zulk een klein bestek tyds ge- maakt waren. Op het VELD was een Tent geplaatst, ten dienste
der Heeren Officieren en voor de Dames, om by de rusting hun intrek te nemen, en zig met het een en |
||||||
ander wat te ver-verschen.
De Exercitie verrigt en afgelopen zynde, trokken de beide COMPAGNIEN in order met hunne PE- LOTTONS het VELD af, wanneer zy hunnen marsch voor by de Tent namen, al-waar de Wel. Ed. Manhafie Heer Collonel, benevens de verde- re Dames zig geplaatst hadden, en door elk der Of- ficieren met hunnen Geweeren en Vaandels in het voorby marcheerende gesalueert wierden, en trok- ken zoo de stad in tot op de Paradeplaats, waar van daan toen 2 DETACHEMENTEN met de Vaandels naar het huys van de Heeren Vaan-drigs afgezonden wierden; waarmede deeze plegtigheid 's avonds ten 8 uuren eindigde, die tot groot genoe- gen, ook ven het grootst gedeelte onzer weldenken- ste Stadgenoten, is afgeloopen. Hier mede aan uwe verlangens voldaan hebbende,
blyve ik met veel agting: UW VADERLAND- EN BURGERLIE-
VENDE VRIEND.
We hebben helaas niet kunnen achterhalen
welke afbeeldingen en teksten er op de vaan- dels stonden. Vast staat wel dat één over-we- gend wit van kleur was en de ander overwe- gend rood. Nog geen maand later konden de nieuw-
geïnstalleerde IJsselsteinse schutters voor het eerst in actie komen. Gelukkig had het optre- den een vredelievend karakter. In een krante- berichtje van 20'n 220 jaar geleden kunnen we lezen hoe 'onze' schutters indirect een bijdrage hebben geleverd aan de ontwikkeling van de luchtvaart. 1785:1 Augustus:
YSSELSTEIN; den 30 July.
Heden avond hadden wy het bizonder genoe-
gen, den Heer BLANCHARD, met zyn LUGT- BOL, even buiten deze Stad te zien nederkomen. Deeze Lugteiziger was 's avonds ten half zeven uuren te ROTTERDAM met zyn Bol opgegaan, en daalde ten halfagt alhier staatig neder, onder eene verbazende menigte Volks, 't geen van rond- som zamengevloid was, om dit zonderling Schouwspel te zien. De Compagnie van den Hr. LYKLAMA a NYEHOLT, juist bezig om derzel- ver manoeuvres te verrigten, trok derwaards, en be- schermde den Ballon voor den aandrang der me- nigte, de Heer BLANCHARD, welke berekend zestien duizend voeten met zyn LUCHT MA- CHINE hoog geweest te zyn, was ongemeen vol- daan over de vriendelykheid onzer Burgers, welken hem met zyn LUGTVAARTUIG in de Stad bragten. |
|||||||
C) Het NIEUWE REGLEMENT
In 1786 verscheen, een jaar na de voorlopi-
ge, handgeschreven versie, het gedrukte, offi- ciële reglement, 36 pagina's, met 80 uitgebrei- de voorschriften en verboden. De titel van het boekwerkje luidt: "Ordonnantie en Reglement voor de Schutterye en op de Schutters-Wagten binnen de Stad IJsselstein". Het werd gedrukt bij Isaak Scheltus in Den Haag, 'Ordinaris Drukker van Zijne Hoogheid'. Opvallend is de strenge toon van de tekst.
Orde en tucht dienen te worden gehandhaafd op straffe van hoge boetes. Uiteraard laten we een bloemlezing volgen. artikel 40
...en sal Niemand sig van syn Post mogen he-
geeven, bevorens Hy sal syn afgelost, op een Boete voor Ieder der Officieren van Vijftig (!) Guldens, voor Ieder der Onder-Officieren van Twintig Guldens, en voor ieder der Schutters van Tien Guldens... artikel 4-/
... dat geduurende de vier Winter-Maanden
November, December, January en February, ieder Avond ten Neegen Uuren een Rot der Schutterye volgens den Rooster daar van te maaken, voor het Stadhuys sal moeten vergaderen om van daar on- der het geleide van den Onder-Officier van dat Rot, na de Wagt te marcheeren, deselve te hesetten en aldaar Post te houden tot het openen der poor- ten, en sullen van daar geduurende de nagt be- hoorlyke Patrouilles gedaan en Schildwagten uit- geset moeten worden, sullende de Geene die te laat komt verbeuren Ses Stuyvers ... artikel ^^
... ook sullen de Schutters geduurende de
Patrouilles sig nergens onder Dak mogen begeeven, of in Herbergen gaan Drinken ... artikel ^6
... Indien des Nagts Iemand bevonden mogte
worden by de Straaten eenige Moedwil te bedryven of Rumoer te maken, sal de Wagt Deselve vatten en in verseekeringe houden op de Wagt... artikel 58
... en wanneer den Schildwagt op syn Post sla-
pende bevonden werd, sal Hy Drie Guldens Boete verbeuren... artikel 61
... Dat Niemand sal vermogen, dronken synde,
onder de Wapenen te koomen, het sy ten tyde der algemeene ofhysondere Waapen-schouwingen, het |
|||||||
19
|
|||||||
sy by algemeene of bysondere Exercitiën, of wan-
neer Hy op de Wagt sal trekken, en sal het aan geen Schutter onder de Wapenen geschaard zyn- de, geoorloofd wesen eenige drank te gebruyken, op poene van Tien Stuyvers... artikel 62
... Gelyk het ook aan Niemand geoorloofd sal
weesen, om onder de Wapenen synde Tabak te Rooken, op eene Boete van Tien Stuyvers ... artikel 6}
... Ook sal Niemand op de Wagt, of onder de
Wapenen synde, eenig geschil mogen maken, veel min teegen Iemand Gewheer op Neemen of trek- ken, nog Hem in euvele Moede aangrypen, op de Boete van Tien Guldens... artikel 6^
... Gelyk ook Niemand geduurende de Wagt of
anders onder de Wapenen synde, den anderen ee- nige spytige of beleedigende woorden sal moogen toevoegen, of eenige onhescheidentheid van singen, roepen, tieren, vloeken ... Het reglement sluit af met de schutterseed:
"Dit Sweer ik, dat Ik alle Poinc-
"ten en Articulen, vervat by de Ordon- "nantie en het Reglement op de Schut- "terye binnen deese Stadt door Syne "Hoogheid den Heer en Baron van Ys- "selstein gearresteert, na vereysch en be- "hooren sal onderhouden en nakoomen, "op Poene in Deselve Ordonnantie ver- "vat; Voorts dat Ik Hooggemelte Heer "en Baron behouw en getrouw en aan "Hoogst-Denselven, mitsgaders aan de "Magistraat deeser Stadt gehoorsaam syn "en Derselver beveelen agtervolgen sal: "Wyders dat ik alle Geweld teegen De- "selve en tegen de goede Burgerye en "Ingeseetenen deeser Stad, of teegen de "Voorregten en Privilegiën van Deselve, "met Goed en Bloed sal helpen afwee- "ren, en dat Ik in het generaal alles doen "en laaten sal wat een goed en getrouw "Schutter schuldig is of behoord te doen "en te laaten. D) Verguisd EN BESPOT
De periode van 1780 tot 1813 was voor veel
landen in Europa, en zeker ook voor ons land, verre van rustig. Stadhouder Willem V bleek, politiek gezien, een slap persoon te zijn. Hij was niet tegen zijn taak opgewassen. Tegenover een groep aanhangers (prinsgezin- |
den) vormde zich een groep vijanden (patriot-
ten). Tot overmaat van ramp raakten we in 1780 voor de vierde maal in oorlog met de Engelsen. Vervolgens brak in 1789 in Frank- rijk de revolutie uit en in 1795 trok het Franse leger, triomfantelijk vergezeld door de Hol- landse Patriotten, ons land binnen. Willem V vluchtte naar Engeland. De republiek der Zeven Verenigde Gewesten hield op te bestaan en de Bataafsche Republiek was een feit gewor- den. Na 18 jaar Franse overheersing werd Napoleon in de slag bij Leipzig verslagen. Ons land werd toen voor het eerst een koninkrijk, met als eerste koning Willem I, de zoon van de vroegere stadhouder Willem V. De lezer zal begrijpen dat de IJsselsteinse
schutterij bij deze gebeurtenissen een uiterst bescheiden rol op de achtergrond heeft ge- speeld ! De schutters waren niet meer of min- der dan gewapende burgers die tegen wil en dank met wisselend succes in de stad optra- den. Het grote probleem waarmee de krijgs- raad van de IJsselsteinse schutterij tussen 1780 en 1813 te maken kreeg, was de minachting, de tegenwerking en het onbegrip van veel IJsselsteinse burgers ten opzichte van de schutterij. Veel IJsselsteinse mannen vertikten het om schutter te worden en weigerden bo- vendien contributie of boetes te betalen. Een diepe zucht van bezorgdheid klinkt in de notu- len bij de volgende zinsnede: 'In plaats dat de Lust tot de Burgerbewapening
vermeerderde zoude (zoo als wij hoopten) moeten wij met leedwezen betuigen, dat die te meer ver- flauwt. ' Wanhopig, omdat de situatie in IJsselstein
uit de hand dreigde te lopen, schreef de krijgs- raad een lange klaagbrief naar de voornoemde stadhouder Willem V, waarin hem verzocht werd krachtige maatregelen te nemen tegen de dwarsliggers. We citeren enkele passages uit deze brief die in 1787 geschreven werd. ... Alle die tegenstrubbelingen hebben niet
naagelaaten eenen merkelijken invloed te maaken op den geest van anderen min notabele burgers en ingezeetenen die maaken dat de uitvoering van het Reglement voor de schutters hoe langer hoe moeye- lijker geworden is. En de Officieren en anderen weidenkenden schutters die we wacht hebben, van teidt tot teidt bij het waameemen van derzelver Post, zig blootgestelt vinden aan hinderlijke oppo- sitien en moeyelijkheden welke niet dan met kee- ring van Geweld met Geweld zijn ofte weeren. ... Jongens ontzien zig niet anderen te bespot-
ten en te beleedigen en des Nagts voor de huizen van Stafofficieren der schutterij de puhlique rust te |
||||||
20
|
|||||||
verstooren door het schreeuwen van: "Orange
Booven, de Patriotten naarden Bliksem", en soort- gelijke termen meer. ... Sommige jongens ontzien zig niet andere
fatsoenelijke jonge lieden, zelfs een militair cadet, de swarte cocarde van den hoedt te rukken en met veele scheldwoorden te verscheuren, gelijk ook aan sommige vreemdelingen van buiten, onheschofi- heeden zijn aangedaan die ook onaangenaam zijn voor de Rust en veiligheid deezer stadt. ... Zijnde het onder anderen gebeurt dat wan-
neer de commandeerende officier zig naar de Parade begaf, hij de Plaats zoodaanig bezet vonde, dat hij niet dan met veel moeite bij zijn onderheh- bende Manschap konde koomen en dat hem dit eindelijk gelukkende, hij nauwelijks ruimte konde vinden om de geleederen teformeeren. Met dat ver- der gevolg, dat de Luitenant ook dit te booven ge- koomen zijnde, vervolgens niet alleen de Corporaal, welke tevooren reeds verscheidene rei- zen met drek en vuiligheid gesmeeten was, booven op de Manschap is geworpen, maar ook de Luitenant die zig voor de Corporaal wilde postee- ren, en hem zoo veel doenlijk te beveiligen, heeft moeten ontwaaren dat hij met een touw waaraen een groote vishoek in de rok van de Corporaal was gehegt, vastgebonden was, zoo dat hij om weeder in activiteit te koomen, zig genootzaakt vondt, om dat touw met zijn bajonet los te snelden, terweil het hier bij niet is gebleeven. Het is gebeurt, dat het Rot opgemarcheert en aan den Doelen gekoomen zijnde, de commandeerende officier zoodaanig in het paradeeren is verhindert geworden, dat hij het gezag heeft moeten laten vaeren, en het gantse Rot zoo goed een ieder maer konde de wacht heeft moe- ten inrukken, om voor de woedende meenigte be- veiligt te zijn. Dit kwaadaardig volk blijft continu- eeren met het pleegen van insultes (= beledigingen, aanvallen) insonderheid zeekeren perzoon, ge- naamt Dirk Both, die den luitenant tot drie onder- scheidene reisen op het lijf gevallen is. Het spreekt vanzelf, dat dit gezagsverlies
enorme frustraties in de hand werkte bij de overgebleven schutters. Met alle mogelijke middelen probeerden de goedwillende IJssel- steinse burgers de schutterij voor hun stad te behouden. Op ii juni 1796 werd er (misschien onder invloed van de Fransen) opnieuw leven geblazen in de door velen verguisde vereni- ging. Er werden nieuwe officieren gekozen en een nieuwe schutterseed (eigenlijk een con- tract) werd met plechtige woorden op papier gezet. Het grote probleem in IJsselstein bleef echter de grote groep wanbetalers. De meesten van hen waren de zogeheten buiten-burgers, veelal boeren en boerenknechten. |
||||||||||||||||||||
o/b. 17,
boven. Binnenplaats
van het slot te IJsselstein vlak voor de sloop in 1888. tekening naar P.A. Schipperus |
||||||||||||||||||||
De klaagbrief aan Willem V had in zoverre
resultaat, dat de schutterij tien jaar later (!), in april 1797, toestemming kreeg om voortaan op het binnenplein van het kasteel te mogen oefe- nen in het exerceren. Gezien het jaartal zal de toestemming eerder door de Fransen gegeven zijn, dan door de in Engeland verblijvende Willem V. Het kasteelplein was overigens een zeer geschikte plek, want hier werden de |
||||||||||||||||||||
L E E R - K O N S T,
Om wd met het Mufquet om tcgaeo.
' •tiitnSt tot Ut ImnM-ttttfli l>an 't IS^u^urt / ttt |
||||||||||||||||||||
EXERCITIE,
Wit mtri in öc
tf^nbcr t Bfbubt ban De l>o JT>ob
gecii iti t «^jptrecftm i^ üotnbt
|
||||||||||||||||||||
mxt tnorn
59ji«iïwn>«-
SMtMtuAtt
iw mm ttttf
ktn^fT^/ Rut to tuvtn tt* sKen Xxtvst ^óiit ban bc 9Rt-tt(krlitie*
brnp or bac- ftt/öitlRofr
Qurt bumtn v^em Ben ae iCtomj) / ac holf K&xa. Be mjtft bo« fttttnöf. 3i'?mnina bc ftlTouitr At
Xitmmi faHC men D( nrefia |
||||||||||||||||||||
1 AMSTFRDAM
Gcdruclu by Gtlla Ueflm X^Agmmt |
||||||||||||||||||||
schutters niet langer gehinderd door de IJs-
selsteinse oproerkraaiers. Het merkwaardige feit deed zich voor dat in
de IJsselsteinse schutterij geen geschikte (on- der) officieren waren om de manschappen te leren omgaan met de wapens. Gelukkig werd een onderofficier in Vianen bereid gevonden om de IJsselsteinse schutters onderricht te ge- ven. Daarnaast werd ook een tamboer uit Vianen ingezet om onze tamboers wegwijs te maken in het ten gehore brengen van eenvou- dige marsmuziek. Naast de boven beschreven moeiUjkheden tijdens de uitoefening van hun functie, werden de schutters geconfronteerd met een ander probleem. Op 17 mei 1787 werd er in de Doelen ingebroken. Diverse voorwer- |
0^. 1%,
hoven.
Titelblad en illu-
stratie uit het boekje: Excerdtie, die
men in de Vereenigde Nederlanden, onder 't gebiedt van Ho:Mo: Heeren Staten Generaal, by de Borgerij in 't Optrecken is doende. |
|||||||||||||||||||
21
|
||||||||||||||||||||
s.'^"--^^''^^?^'
|
|||||
ajb. ig,
hiernaast. Het IJsselsteinse
Doelengehouw
aan de
Doelenstraat
vóór 1900. Het
gebouw is rond
^9^5 gesloopt.
Het enige wat
nog rest is de
gevelsteen, welke
een speciale plek
heeji gekregen bij
de Doelenbrug.
(zie onder)
|
|||||
pen werden ontvreemd: een mahoniehouten
tabakskistje, een groen lakens tafelkleed, enke- le geweren en sabels, een dozijn porseleinen kopjes en schotels, twee stalen snuiters en een tweetal koperen koffieketels. Het meest gevoe- lige verlies was echter de diefstal van een zilve- ren vogel die al meer dan tweehonderd jaar tot de schutterij behoorde. Het kostbare sieraad stelde een papagaai voor, hangende aan scha- kels waarop het stadswapen van IJsselstein en St.Joris te paard (met draak) waren afgebeeld. Bij de verkoop van het schutterszilver (in 1785) aan zilversmid Van Velthuysen, had men dit zilveren voorwerp niet verkocht, om een herin- nering te hebben aan de oude IJsselsteinse schutterij. De zilveren papegaai is nooit meer gevonden. Het enige wat nog rest is het eerder genoemde schuttersparement (zie afb. 12 en 21). Temidden van de chaotische taferelen in de binnen- en buitenlandse politiek en temid- den van alle narigheid binnen de schutterij, de- den de officieren hun uiterste best om de voor- rechten die ze genoten voortdurend uit te brei- den. Enigszins tragikomisch mag het ge- noemd worden dat deze heren zich in 1785 druk maakten om een gereserveerde zitplaats in de kerk, terwijl in Europa de strijd om de macht was losgebarsten en de toekomst van het land hoogst onzeker geworden was. We ci- teren een passage uit een brief van de krijgs- raad der schutterij aan Rentmeester, Schout en 'Borgemeesteren' van IJsselstein. |
||||||||||||
elkaar in snel tempo op. Tenslotte werd de
Bataafsche Republiek bij Frankrijk ingelijfd. In de verslagen van de IJsselsteinse schuttersver- gaderingen is de Franse invloed te merken aan zinnen als: -'Het derdejaar der Bataafsche Vrijheid'
-'De Commissie tot de Algemeene Directie der Bataafsche Gewapende Burgermacht in het
voormalig gewest Holland'
-'Vrijheid, Gelijkheid, Broederschap' Overigens ging het dagelijks leven gewoon
zijn gangetje. De uitgebreide notulen der schut terij maken melding van alle mogelijke voor- vallen die de gemoederen der schutters bezig hielden. We reconstrueren de perikelen rond enkele markante figuren uit de IJsselsteinse samenleving tegen het eind van de i8e eeuw. |
||||||||||||
ajh.20,
hierboven. De koningspape-
gaai van St. Joris te Reusel (vóór 1600). De meeste vogels hebben een horizontale hou- ding zijn gkroond, dragen een halsband en kijken naar links, staand op een gedraaid takje. |
||||||||||||
... Deweil het in genoegsaam alle Plaatsen van
ons Vaderlandt de gewoonte is, dat den krijgsraad hijsonder daartoe geschikte zitplaatsen in de kerk heeft, neemt de Burgerkrijgsraad deezer stadt de vrijheid Uwed. Achtb. als opperkerkmeesteren van de St.Nicolaaskerk alhier eerhiediglijk te verzoeken om ook hier voor de officieren van deze Burgerkrijgsraad eene geschikte zitplaats in de Kerk aan te weizen, waartoe onder anderen den krijgsraad zeer geschikt zoude voorkomen de laat- ste bank van het Noorderkruis, welke thans van geen gebruik is en leedig staat. Op 5 april 1813 verscheen het reglement op
de organisatie van de Nationale Garde. Alle mannelijke Franse onderdanen tussen 20 en 60 jaar moesten voortaan dienst nemen in de Nationale Garde, die daarop de taak van de schutterij overnam. E) Zonderlinge IJsselsteiners ten tijde
VAN DE BATAAFSCH REPUBLIEK
Onder invloed van de Franse overheersing
(Revolutie was in 1789) volgden allerlei wetten |
||||||||||||
ap. 21,
links.
Een Rotterdamse
schutter rond iS^o.Let op het parement op de sjako; deze lijkt sprekend op die van IJsselstein. |
||||||||||||
23
|
||||||||||||
Lambertus Murks
Een voorvader van één der auteurs, L. Murk,
is ene Lambertus Murks (de eind-s is in de loop der tijden verdwenen). Sinds maart 1796 was deze man woonachtig in IJsselstein en hij zorgde in en om de schutterij voor veel opwin- ding. Vrij snel werd de heer L.Murks benoemd tot luitenant van de schutterij, maar daarvan had men spoedig spijt vanwege zijn rechtsge- voel (waarschijnlijker is echter dat het sommi- gen slecht uitkwam dat hij geen blad voor de mond nam !). Met veel overredingskracht pro- beerde de krijgsraad hem er op 9 november 1797 van te overtuigen dat hij beter zijn lei- dinggevende functie neer kon leggen. Hem ge- woonweg ontslaan bleek juridisch moeilijk te zijn. Omdat Lambertus Murks weigerde zijn rang van luitenant vrijwillig in te leveren, volg- den vele vergaderingen van de krijgsraad. In de notulen van enkele weken daarna (22
nov.) komen we zijn naam weer tegen. Er was een spoedvergadering van de krijgsraad be- legd, na de wacht, 's morgens vroeg om 5 uur. De kapitein van de wacht meldde de krijgsraad dat door de schutters waren gearresteerd: vijf Utrechtse muzikanten alsmede de heer Murks. De muzikanten hadden vriendelijk ver-
zocht de zaak spoedig te behandelen, omdat ze die dag in Utrecht moesten spelen. Lambertus Murks beschuldigde één der muzikanten er- van dat deze hem in de hand gestoken had. De krijgsraad liet de zaak grondig uitzoeken, maar het enige dat duidelijk werd, was dat Murks op een of andere manier betrokken was bij een ru- zie in café 'de Klok' en volgens zijn zeggen de vechtende partijen had proberen te scheiden. Bij gebrek aan bewijs werden allen vrijgelaten. Murks stond alleen. Bij het volgende voorval stond Murks niet alleen gezien de getuigever- klaringen van vier IJsselsteinse vrouwen: |
versoeke van Lambertus Murks, en ten dienste van
een ieder die sulks zoude mogen aangaan, dat op Vrijdag den 6e October 1797 een kind van voor- noemde Comelis Voorendt met name Comelis, oud lojaaren, 't welk in het water geheel gesonken lag, de voornoemde Lambertus Murks daarbij ge- sprongen zijnde, dat kind opgevist en van de dood gered heefi, want dat er geen leeven in te bespeuren was, toen het uit het water kwam, maar door de- selve Lambertus Murks op het lijf en op de borst ge- wreeven en gestreeken is, zoodat er eenig leeven in ontdekt wierd, zoo als ook duidelijk bleek, wijl het kind daarna aan het overgeeven geraakte, en thans weeder geheel bij zig zelven is; en verklaare ik, laatstgenoemde getuigen, moeder van het voor- noemde kind, dat het kind wel een groot quartier uur in het water heeft geleegen eer de voornoemde Lambertus Murks er bij quam, want dat ik alleen zulks ziende, niet in staat was mijn kind te red- den, en toen gerugt maakten, waarop de gemelde Lambertus Murks erbij sprong. En verklaaren wij ondergetekende hetgeene voors. staat gesien en bij- gewoond te hebben, en dus de zuivere waarheid be- helsende, bereid zijnde zulks ten allen tijde met Eede te sterken. Actum IJsselstein den 10e October 1797.
{Was geteekent) Aaltje Wormestein, Comelia Wormestein. Dit merk X is gestelt door Maria Brouwer,
huisvrouw van Frans Leeuwenstein. Dit merk X is gestelt door Comelia Groenewout, huisvrouw van Comelis Voorendt. In ons presentie {was get.) A. V. Lokhorst, Lucas van Vliet Waarover gedelihereert zijnde, is geresolveert
aan boovenstaande versoek te voldoen, en de ge- melde verklaaring met volgende missive te versen- den naar de Maatschappij ter Redding van Drenkelingen opgerigt te Amsterdam: Medeburgers
|
||||||||||
Onsen Meedeburger Lambertus Murks, zig bij ons
met ingeslooten Verklaaring vervoegt hebbende, hebben wij de daarin vermelde getuigen, alle ter be- kwaame ouderdom en ter goeder naam staande, voor ons ontbooden, en haar afgevraagt, of al het gedeposeerde Conform de waarheid was, en of zij bereid waaren het {desnoods) met Solemneele Eede te sterken, is ons daarop Affirmatif door hun alle geantwoord; wij recommandeeren derhalven voorn. L. Murks in UI. gunstig aandenken, ten einde hij van Ulieder Edelmoedige inrigting een blijk van zijne burgertrouw mooge ontvangen, hier meede Heil en
Broederschap. IJsselstein den 11 Octob. 'gj, het je |
|||||||||||
Vergadering van den Raad der Gemeente op
Woensdag den ue October 1797 des nademiddags om 2 uuren. Is door den Praesident gecommuniceert, dat
aan den burger Lambertus Murks was ter handen gestelt, de navolgende verklaring, met versoek dat deselve met een brief van voorschrijving deeser ver- gadering mogt worden gesonden, aan de Maatschappij ter Redding van Drenkelingen te Amsterdam luidende de verklaring als volgt: Wij ondergetekenden Aaltje Wormestein, Comelia Wormestein, Maria Brouwer, huisvrouw van Frans Leeuwenstein en Comelia Groenewout, huisvrouw van Comelis Voorendt, verklaaren ten |
|||||||||||
24
|
|||||||||||
jaar de Bataafsche Vrijheid.
De raad der gemeente IJsselstein. Ter ordonnantie van deselve. (Get.) Hermanus ter Bruggen, Secretaris. Verbazingwekkend zijn dan opeens de no-
tulen van I april 1798. De schutterij maakte schoon schip met de heer L.Murks. Op zijn verzoek werd een verklaring van goed gedrag openbaar gemaakt. We laten de tekst van dit 'eerherstel' hier volgen. ... De voornoemde Burger Lambertus Murks is
seedert Maari lygG alhier woonachtig geweest en nog is. Als gewapend en dienstdoende Schutter is door hem alle noodige gehoorsaamheid aan zijne Officieren betoond. En voorts door hem allepligten van den gewapende Burger altoos met de grootste accuratesse en bereidwilligste ijver vlijtig zijn vol- bracht geworden en in all opsigten getoond heeft te zijn een vreedsaam Burger, een hraajve vaderlan- der, toegedaan de tegenwoordige orden van saak- en. We mogen aannemen hier niet met een i
april grap te maken te hebben, nog geen half jaar ervoor wilde men hem immers degrade- ren ! Overigens krijgen we indruk dat de se- cretaris anno 1798 enige moeite heeft met de zinsbouw van zijn notulen. En dan is Murks' ster stijgende binnen de schutterij. De bode was ziek geworden en er werd voorgesteld: ... 'een ander bekwaam perzoon in zijn plaats te
stellen. En is met unanieme stemmen geaccordeert de perzoon van L.Murks in zijn plaats te stellen'. Aan Murks' zegetocht is nog geen einde ge-
komen, want op 19 september 1798 ontmas- kerde hij een bedrieger binnen de schutterij. Het ging om een zekere heer Van Baaren, die graag de vacant gekomen plaats van korporaal wilde bezetten. Schutter Van Baaren had ge- knoeid met de stembriefjes (of stemmers om- gekocht, dat is niet helemaal duidelijk). Lambertus Murks protesteerde heftig tegen de door hem ontdekte frauduleuze handelingen, de krijgsraad stelde hem na een grondig onder- zoek in het gelijk. Heer Van Baaren was uiter- aard woedend en gooide nog even met modder naar Murks. Hij beschuldigde L.Murks ervan dat deze
gezegd had dat de krijgsraad 'het geld verkwist of versuypt, en dat er nooit verantwoording werd af- gelegd voor bestede gelden'. Deemoedig gaf de heer Murks toe dit in een onbezonnen bui ge- zegd te hebben, maar er niets van gemeend te hebben. De krijgsraad ging met dit excuus ak- koord. Lambertus Murks kon binnen de schut- terij geen kwaad meer doen ! Het laatste dat we van Lambertus Murks
|
vernemen is dat hem door de IJsselsteinse
schutterij een 'douceur' werd toegezegd, van- wege zijn heldhaftig optreden bij een ernstig ongeval tijdens een schietoefening buiten de stad. Volgens de notulen had hij 'zig aan de on- gelukkige Bram van Hooven bijzonder van zijne pligt gekweeten. Willem Pelle
Een tweede markante IJsselsteiner uit die
tijd is Willem Pelle. Hij haalde regelmatig bij de schutterij het bloed onder de nagels uit. Eens was de wacht ter assistentie geroepen bij een vechtpartij in herberg 'de Klok'. Bij die ge- legenheid had Willem de wacht uitgescholden voor 'diefelijers' (misschien een verbastering van typhuslijders ?) en er aan toegevoegd: "t zijn alleen kwaaye jongens die de wacht hebben'. Willem Pelle werd daarna gearresteerd, wist evenwel heimelijk te ontsnappen en kwam ge- wapend met zijn sabel terug. Met veel moeite kon de wacht hem het wapen afhandig maken. Door de krijgsraad werd voorgesteld de zaak in der minne te schikken. Martinus van Kampen
Een derde persoon die wij ter sprake willen
brengen is de heer M. van Kampen, sergeant bij de schutterij. Hij speelde een heel kwalijke rol bij een ruzie tussen enkele mannen. We la- ten de tekst van het verslag letterlijk volgen. Vergadering van den Balliuw en Scheepenen
van IJsselstein op Donderdag den ly Jann 1799. Op den je January Laatstl. des avonds ten huize van Anthony Espelenheuvel buiten de IJsselpoort deezer Stad ruzie ontstaan zijnde tusschen H.Zonnenberg en Evert de Lang, zodanig dat H Zonnenberg de voorn. Everi de Lang met een mes eenige sneden in de rok en in de hoed heeft toege- bracht, dat verscheidene aldaar zijnde perzoonen en ook voorn. Espenheuvel, die rusie willen voor- koomen en den gemelde Everi de Lang in de kamer te rug te haaien, doch dat Mariinus van Kampen, daar in huis zijnde, zulks volstrekkelijk heeft belet en de kamerdeur heeft toegehouden, zoodanig dat niemand daarbuiten konde komen om voorn. Everi de Lang te ontsetten ofte rug te haaien, tot- dat eindelijk een Eransche militair, meede aldaar in de kamer zijnde, M.van Kampen heeft genood- zaakt van de deur uittegaan. Dat voorn. M.van Kampen daardoor niet al-
leen de vegterij heeft ondersteund, maar metter- daad oorzaak van moord en doodslag had kunnen zijn. Zodanige handelwijs van Van Kampen kan niet ongestraft worden gepasseeri. |
||||||
25
|
|||||||
Inderdaad werd Martinus van Kampen
schuldig bevonden aan zeer slecht gedrag en veroordeeld ... 'om vier dagen op de gijzelkamer alhier op water en brood te penieeren'. F). De Schuttersdoelen
Het zal duidelijk zijn dat de IJsselsteinse
schutterij in de loop van de 4 a 5 eeuwen van haar bestaan behoefte had aan een eigen on- derkomen binnen de stad. Deze ruimte was vooral bedoeld als vergaderruimte, wachtlokaal voor de schutters die 's nachts moesten waken en vanzelfsprekend als wapenarsenaal. We ci- teren een passage uit "IJsselstein uw woonste- de", door J.G.M.Boon (blz.52). "Wellicht kwamen de schutters aanvankelijk
samen in Ridder Sint Joris, het huidige hotel-res- taurant met een eeuwenoude reputatie, later mis- schien ook in het vertrek boven de waag.((thans HKIJ-onderkomen). De doelen-toren was laatstelijk het vaste onder-
komen van de schutterij, welk pand aan het einde van de Doelenstraat heeft gestaan en in het begin van deze eeuw is afgebroken, nadat in 1829 de Doelen door het stadsbestuur wasverkocht om een tekort in de gemeentekas op te heffen. De uit de |
Doelentoren afkomstige steen met het wapen van
IJsselstein is thans ingemetseld in de verbindings- brug tussen de oude binnenstad en de Nieuwpoort, zijnde ongeveer de plaats waar de steen oorspron- kelijk heeft gezeten." Het is niet bekend wanneer de schutterij de
beschikking kreeg over de Doelentoren. In elk geval staat er in de notulen van de schutterij van 19 juni 1657: ... 'bij den anderen op de schuttoren vergadert
zijnde'... Op die datum beschikten de schutters blijk-
baar al over de Doelentoren. Verder is uit 1790 een rekening bekend van schilder Lokhorst in verband met een grondige schilderbeurt van het houtwerk aan de binnen- en buitenkant. We weten zelfs de kleur van de buitendeuren en kozijnen nog: Spaansch groen ! In de notulen van 17 januari 1800 treffen
we een lijst van inventarisatie aan van alle goe- deren die zich op dat moment in de schutters- doelen bevonden. Met enig voorstellingsver- mogen krijgen we op die manier een aardige indruk van het interieur van de Doelentoren. We handhaven de spelling die de secretaris bij- na 200 jaar geleden gebruikte. |
|||||||||||
ajh.22,
hieronder. Plattegrond van
IJsselstein uit de
atlas van Blaeu
naar de situatie
tussen iGoy en
i6}2. De kaart is
op het zuiden
georiënteerd
waar we recht
tegenover het Slot
op de stadsmuur
het doelengebouw
|
||||||||||||
Y s ï. L s T E I N
I.Di- Xrrck I j yjf/lfoort
|
||||||||||||
. Tedes G'eemeh-Ui .
|
||||||||||||
26
|
||||||||||||
ajb. 2} en 24,
hiernaast. Links een detail
uit de kaart van Blaeu van i6j2 en rechts het Doelengehouw, gezien vanaf de Plaats rond J900 |
||||||||||
(zie afb. 12 van het zilveren parement)
- ifluyten met de bussen en desselve kwaten
- 4 koperen trommels met toebehooren
■ een rood vaandel en dito wit
■ 168 geweeren
|
||||||||||
- 2 verslakte kandelaars met der selver snuy
ters (olielampjes) en snuyter bakje - een tabakscomvoor
- een tafelschel
- een ronde houte tabaksdoos
- 4 quispeldooren
- een haamer
- 2 ronde verlakte schenkblaaties
- een tafel met een groen lakens kleed
- een eyke kissie met een partey scherpe patrone
- een mantier met oude koperen slooten
-18 stoelen met roode trijpte sittinge ■ een kast op de krijgsraadkamer hangende
- 2 nationale vladen
■ een nationale vlaggestok
- 4 gemeene stoelen in de walkamer
- een tafel met eenige banke in de wagtkamer
- een groote lantaaren
■ een kachel met een groote koperen ketel
- een groote houte koolenbak
- een ladder met p {}) sporten
- eenige wijnkelkjes
■ een hanglantaaren (zie afbeelding 11)
Wapenrusting
-10 officiersabels metportepees
- 4 onderofficiersabels met dito -
■ 6 ringkragen
- 6 goude officiersepauletten
- een silver wapen van de schuttersbode
|
||||||||||
afi.2s,
litiks. Vlaggen en
wimpels van de Bataafse Repu- bliek. De oranje wimpel is vervangen door een rode en het rood, wit en blauw is opgefleurd met een zinnebeeldige voorstelling van vrijheid, weer- baarheid en welvaart. |
||||||||||
27
|
||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
december 1813 verscheen een oproep van
Willem Frederik (koning Willem I) om de vij- and voorgoed uit het land te verdrijven. Dat ge- beurde met zinnen die wij tegenwoordig bom- bastisch noemen. "... Maar wat is dan het eerste, dat Mij te doen
staat ? Wat anders, dan de geheele verdrijving der Franschen van een Grondgebied, hetwelk zij zoo lang door hunne onderdrukkingen geteisterd heb- ben ? Nog is een deel des Vaderlands een prooi der Vijanden. Te wapen dan, Nederlanders ! te wa- pen, om de weerlooze slagtoffers te wreken, die on- der het moordend zwaard dezer roovers gevallen zijn; te wapen ! om uwe Vrouwen, uwe Kinders en uwe Bezittingen tegen alle mogelijke terugkeering dezer plunderende moordenaars voor altijd te waarborgen ..."enz. In feite was deze oproep bedoeld voor de
Nederlandse schutters, want zij hadden wa- pens en werden in staat geacht ermee om te kunnen gaan. Nadat de Fransen tenslotte ver- jaagd waren, werden er weer schutterijen op- gericht in de steden waar vroeger al een gewa- pende burgermacht was geweest. De wet van 27 februari 1815 probeerde de
schutterijen wat beter te organiseren. In vre- destijd werd voortaan onderscheid gemaakt tussen zogenoemde 'dienstdoende' en 'rusten- de' schutterijen, respectievelijk in plaatsen met meer dan 2500 inwoners en met minder dan 2500 inwoners. In vredestijd fungeerden de diensdoende schutters als handhavers van de openbare orde en veiligheid, zeg maar: politie- agenten. De dienstdoende schutters oefenden zich regelmatig in het hanteren van de wapens, in tegenstelling tot de rustende schutters, die in tijden van nood konden worden gemobili- seerd. IJsselstein kreeg op grond van het toenmali-
ge inwonersgetal een rustende schutterij. Blijkbaar namen de IJsselsteinse bestuurders de term 'rustende schutters' wel erg letterlijk op, want het duurde maar liefst 55 jaar voor er ter plaatse een vereniging van rustende schut- ters werd opgericht met de krijgshaftige naam "Mars". (In het concept-reglement van de ver- eniging stond overigens nog de naam "Gijsbrecht van Amstel" vermeld). In 1870 werden de statuten door koning Willem III goedgekeurd. Het doel van de vereniging was: " Vrijwillig de weerbaarheid van het Vaderland te verhoogen, door leden der Rustende Schutterij en Vrijwilligers te oefenen in het hanteren der wape- nen en door het schieten naar de schijf'. Merkwaardig is, dat in het reglement van
1870 vermeld wordt dat de vereniging werd op- |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
o/b. 26,
hierboven. Kleding en
wapenuirusting van de gehate fransen. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
-1 jo patroontassen
-152 sabek Het is niet bekend waar de schutters hun
onderkomen hadden na de verkoop van de Doelen in 1829. Wel moeten we opmerken dat er tussen 1813 en 1870 waarschijnlijk helemaal geen schutters-activiteiten in IJsselstein zijn geweest. Na de wet van 1815 (rustende en dienst-
doende schutters) duurde het in IJsselstein im- mers tot 1870 eer de Rustende Schutterij werd opgericht. G) De vereniging 'MARS'
Vanaf eind 1813 behoorde de Franse over-
heersing in ons land tot het verleden. In het 'Staatsblad der Verëenigde Nederlanden' van 6 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
28
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tra een soort burgerbewaking in te stellen.
Waar doet ons dat aan denken .'! |
|||||||||
gericht voor de tijd van 9 jaar.
Hoewel er in IJsselstein sprake was van een
rustende schutterij, krijgen we de indruk dat de vereniging in de praktijk tussen rustend en dienstdoend in zat. Er waren namelijk wel de- gelijk regelmatig terugkerende schietoefenin- gen, die op straffe van een geldboete bijge- woond dienden te worden. Overigens valt het reglement van de vereniging "Mars" wat be- treft de beschrijving van organisatie, voor- schriften, verboden en boetes in het niet bij het reeds besproken reglement van 1786. H) Op weg naar het einde
Omstreeks 1900 kwam de Nedelandse
overheid tot het inzicht dat de schutterijen voor ons land geen militaire betekenis meer had- den en dat ze daarom het beste konden ver- dwijnen. Enkele argumenten om de schutterij- en op te doeken waren; - De activiteiten van de schutters stelden
weinig meer voor. In 1866 schatte men dat er jaarlijks door elke schutter gemiddeld 22 uur geoefend werd. (incl. het nuttigen van bier). - De schutterij was in 1900 een overleefd in-
stituut. Veel taken die de schutters in de i6e en 17e eeuw hadden (bijv. het bewaken van de stad tijdens de nacht) waren in de 19e en 20e eeuw niet meer van toepassing. - In Nederland werd in 1898 een algemene
dienstplicht ingevoerd, waardoor de schutte- rijen helemaal overbodig werden. De Landweerwet van 24 juni 1901 bepaalde
dat de schutterijen, zo ver ze al niet ontbonden waren, in elk geval op i augustus 1907 opgehe- ven zouden moeten zijn. Vanzelfsprekend had de overheid geen bezwaar tegen het in stand houden van de muziekafdelingen der schutte- rijen alsmede de folklore van vaandels en kos- tuums en het boogschieten als wedstrijdvorm. In de provincie Limburg bestaan in deze vorm nog steeds restanten van de vroegere schutte- rijen. In IJsselstein is er na 1870 weinig van de
schutters vernomen. De officiële opheffing van de schutterij in 1907 zal in elk geval weinig problemen hebben opgeleverd! Het tegenwoordige Nederland heeft, tussen
pakweg 1400 en 1900, zo'n 5 eeuwen lang schutterijen gekend. De tijden zijn veranderd, er is geen behoefte meer aan schutters. Hoewel ... in de grote steden gaan anno 1992 steeds meer stemmen op om, ter assistentie van de politie, in drukke straten en winkelcen- |
|||||||||
Lijst van schutmeesters van IJsselstein
538 Comelis Willemsz., Cornelis Jacopsz.
547 Gerrit Jansz. Dalen, Jan Dirricksz Koek 562 Roelof Arijensz., Cornelis Jan die Wilt 570 572 Ghysbert van Lodesteyn, Steven
Adreansz. 573 Aelbert van Sevender, Jan Willemsz
de Reus 575 Dirck Dircksz. Verwey, Areaen Thonisz.
Brouwer 576 Jan Dircksz. Cock, Gysbert Thonisz. van
Meerlant 577 Willem Dircksz. van Brevelt, Dirck
Harscamp 578 Willem Dircksz. van Brevelt, Dirck
Harscamp 581 Hendrick Jaspers, Adriaen Thonissz.
Brouwer 584 Lucas Aelbertusz., Willem Cornelissen
585 Jan Claessen Visser, Ghysbert
Hendrixsz. Cock 586 Ghysbert Hendrixsz. Cock, Ariaen
Jacosz. 587 mr.Sweer van Karvel, Wouter Hoogen
588 mr.Sweer van Karvel, Wouter Hoogen
589 Hermen Arnisszen als voogd van
Ghysbertken Jan van Vonderen, Hans de Bruyn 590 Cornelis Frederixsz., Hans de Bruyn
591 Cornelis Frederixsz., Hans de Bruyn
592 Jan Harmensz. Blom, Adrijaen
Gerritsen 593 Jan Stevensz. Dibbandt, Adrijaen
Gerritsen 594 Jan Dirrixssen Verwey, Reyer
Harmenssz. van Beusechom 595 Johan Claessz. Visser, Johan Harmensz.
Blom 596 Hans de Bruijn, Peter Harmensz.
597 Hans de Bruijn, Cornelis Henrixsz. de
Man 598 Roeloff van Lodesteyn, Willem
Bartelmeesz. 599 Roeloff van Lodesteyn, Willem
Bartelmeesz. 600 Cornelis Frerixsz., Roeloff van
Lodesteyn 601 Joris Jansz. van Dam, Cornelis Frerixsz.
602 Joris Jansz. van Dam, Cornelis Frerixsz.
603 Joris Jansz. van Dam, Hubert Jansz.
Goes |
|||||||||
29
|
|||||||||
i6o4 Jan Stevensz. van Beusechom, Hubert
Jansz. Goes 1605 Harman Ariaensz., Jan Stevensz. van
Beusechom 1606 Harman Ariaensz., Floris Janszen
1607 Floris Janssz., Elias Roeloffsz. van
Meerlant 1608 Elias Roeloffsz. van Meerlant, Cornelis
Frerixsz. 1609 Cornelis Frerixsz.,Dirck Janssz. Beijen
1610 Dirck Janssz. Beijen, Gysbert T. van
Meerlant 1611 Adriaen Stevensz. van Beusecom,
Elbert Claessz. van Meerlant
1612 Elbert Claessz. van Meerlant, Jasper
Henrixsz. 1613 Sweer van Carvel, Roeloff van Meerlant
1614 Roeloff van Meerlant, Willem d'Immer
1615 Willem d'Immer, Cornelis Frerixssz.
1616 Cornelis Frerixssz., Willem Jansz. van
Everdinghen 1617 Willem Jansz. van Everdinghen, Jan
Andriessz. de Wilt 1618 mr. Assuerus van Carvel, Harman
Arijaensz. van Dijck 1620 Willem Jansz. van Bolshuijzen, Dirrick
Janssz. Beijen 1621 Willem Jansz. van Bolshuijzen, Dirrick
Janssz. Beijen 1622 Roeloff Relgis van Meerlant, Coert
Cornelissz. 1623 Roeloff Relgis van Meerlant, Coert
Cornelissz. 1624 Coert Cornelissz., Floris Janssz. (van
der Weij) 1625 Floris Janssz. van der Weij, Willem
Cornelisz. van Houve 1626 Willem Cornelisz. van der Hoeve,
Heijndrick Elias. van Meerlant 1627 Heijndrick E.van Meerlant, Claes
Heijndricksz. Kilsdonck 1628 Claes Hz. Kilsdonck, Cornelis van
Muijden 1629 Cornelis van Muijden, Cornelis van
Beusichum 1630 Cornelis van Beusichum, Adriaen
Spengell 1631 A.S. van der Hoeve, mr. Charles van der
Strepen 1632 mr. Charles van der Strepen, Steven
Adriaensz. van Beusichum 1633 Steven Az. van Beusichum, Jacob
Aertsz. Cosijns 1634 Jacob Aertsz. Cosijns, Jan Jansz. van
Leerdam 1635 Jan Jansz. van Leerdam, Willem
|
|||||||
Pronckert
1636 Willem Pronckert, Floris Jz. van der
Weij 1637 Floris Jz. van der Weij, Cornelis van
Beusichum 1639 Jan Hoefsmit, Claes Elbertsz. van
Meerlant 1640 Claes Ez. van Meerlant, Jan Cornelisz.
van Leerdam 1641 Jan Cz. van Leerdam, Jacob Aertsz.
Cosijns 1642 Jacob Aertsz. Cosijns, Gerrit van
Meerlant 1643 Gerrit van Meerlant, Willem van Vliet
1644 Willem van Vliet, Jerominus Cost
1645 Jerominus Cost, Steven van Beusichum
1646 Steven van Beusichum, Daniell van
Meerlant 1647 Daniell van Meerlant, Geurt Both
1648 Geurt Tonisz. Both, Cornelis de Wilt
1649 1650 Gijsbert Beijen (alleen)
1653 Joris van Stuijvenberg, Elias van
Meerlant 1654 Elias van Meerlant, Dirck Hoefsmit
1655 Dirck Hoefsmit, Claes Pronkaert
1656 Claes Pronkaert, Harman Willem Cosijns
1657 Harman Willem Cosijns, Aert Jacobsz.
Cosijns 1658 Aert Jz. Cosijns, Dirck Hoeffsmit
1659 Dirck van Meerlandt, Balthasar Blanckebijll
1660 Balthasar Blanckebijl, Jurriaen Both
1661 Jurriaen Both, Jacob van Bolshuijsen
1662 Jacob van Bolshuijsen, Roeloff van
Meerlandt 1663 Roeloff van Meerlandt, Dirck Beijen
1664 Dirck Beijen, Elias van Leerdam
1665 Elias van Leerdam, Elias van Meerlandt
(overlijdt; opgevolgd door Gerrit van Meerlandt, zijn broer) 1666 Elias van Leerdam, Aert Cosijns
1667 Aert Cosijns, Jan Jansz. van Leerdam
1668 Jan Jz. van Leerdam, CorneHs Jz. van
Noordt 1669 Cornelis (Jz.) van Oort, Adriaen van de
Langhstraet 1670 Adriaen van de Langstraet, Bastiaen
Corsz. van den Bergh 1671 Bastiaen Corsz. van den Bergh, Nicolaes
Duijck 1672 Nicolaes Duijck, CorneUs van Jaersvelt
1673 Idem
1674 Idem
1675 Idem
1676 Comehs van Jaersvelt, Jacob van der Sloot
1677 Jacob van der Sloot, Aart Cosijns
1678 Aert Jacobsz. Cosijns, Willem van der
|
|||||||
30
|
|||||||
1723 Goris 't Hoen, Wilhem Franco Nagge
1724 Wilhem Franco Nagge, Dirk van der
Wajen 1725 Dirk van der Wajen, Gerhard van der
Roest 1726 Gerhard van der Roest, Kornelis
Wilhemsz.van der Roest 1727 Kornelis Wz.van der Roest,Wilhem
Wilhemsz.van der Roest 1728 Wilhem Wz.van der Roest, Hermannus
Kip 1729 Hermannus Kip, Anthonij de Ridder
1730 Anthonij de Ridder, Goris 't Hoen
1731 Goris 't Hoen
1732 Nicolaaes Franco Duck
1733 Willem Franco Nagge
1734 Gerrit van der Roest
1735 Willem van de Roest
Bron: Schutrekeningen, Ton Fafianie
29-io-'87 |
|||||||||||
Hoeve
1679 Willem van der Hoeve, Hugo van der
Roest 1680 Hugo van der Roest, Thonis StofFelsz. van
Velthuijsen 1681 Thonis Sz. van Velthuijsen, Matthias de
Meester 1682 Matthias de Meester, Franco van
Meerlandt 1683 Matthias de Meester, Franco van
Meerlandt 1684 Franco van Meerlandt, Johan Ros
1685 Johan Ros, Wilhelm Nagge
1686 Wilhelm Nagge, Cornelis van der Roest
1687 Cornelis Gosensz. van der Roest,
mr. Frederick van der Hoeven 1688 mr.Frederick van der Hoeven, Willem
Gosensz. van der Roest 1689 Willem Gz. van der Roest, Willem van
Muijden 1690 Willem van Muijden, mr. Nicolaus Duck
1691 mr. Nicolaus Duck, Hermannus Kip
1692 Hermannus Kip, Karel Koek
1693 Karel Koek, Henrick Beijen
1694 Henrick Beijen, Dirk Kroes
1695 Dirk Kroes, Franco van Meerland
1696 Franco van Meerland, Johan Vermeulen
1697 Johan Vermeulen, Wilhem Nagge
1698 Wilhem Nagge, mr.Nicolaus Duk
1699 mr.Nicolaus Duk, Hermannus Kip
1700 Hermannus Kip, Johan Ros
1701 Wilhem van der Roest, mr. Johan
Verhoeven 1702 Wilhem Anthonisz.de Ridder, Dirk
Kroes 1703 Dirk Kroes, Gerhard van der Roest
1704 Gerhard van der Roest, Joachim Terinde
1705 Joachim Terinde, Wilhem Nagge
1706 Wilhem Nagge, Goossen van der Roest
1707 Goossen van der Roest, mr.Nicolaus
Duk 1708 mr.Nicolaus Duk, Johan Vermeul
1709 Johan Vermeul, Henrik Beijen
1710 Henrik Beijen, Wilhem de Ridder
1711 Wilhem de Ridder, Hermannus Kip
1712 Hermannus Kip, Joachim Terinde
1713 Joachim Terinde, Wilhem Nagge
1714 Wilhem Nagge, Goris 't Hoen
1715 Goris 't Hoen, Gerhard van der Roest
1716 Gerhard van der Roest, Gillis van der
Burg 1717 Gillis van der Burg, dr.Gerhard Nierop
1718 dr.Gerhard Nierop, Wilhem de Ridder
1719 Wilhem de Ridder, Joachim Terinde
1720 Joachim Terinde, Henrik Beijen
1721 Henrik Beijen, Wilhem Nagge
1722 Wilhem Nagge, Goris 't Hoen
|
|||||||||||
Geraadpleegde literatuur
'Limburgse Schutterijen, vroeger en nu'
door F.Vanloffeld, Eisden, 1984. 'Schuttersgilden in Noord-Brabant'
door W. Iven e.a., Helmond, 1983. 'Schutters in Holland' door M.Carasso-Kok
e.a., Zwolle, 1988. 'De mannetjesputters van Rotterdam'
door H.Romer, Den Haag, 1979. 'De Schutterijen in Nederland'
door C.J.Sickesz, Utrecht, 1864. 'IJsselstein uw woonstede'
door J.G.M.Boon, IJsselstein-Woerden, 1971.
Diverse teksten (kasboeken, reglementen, re-
keningen, verslagen, namenlijsten e.d.) afkomstig uit het gemeentelijk archief van IJsselstein. Staatsblad der Verëenigde Nederlanden,
december 1813, pag. 17,18 en 19. |
|||||||||||
De Schutterijen in Nederland door J.G.M.
Boon |
|||||||||||
P
|
|||||||||||
Geen onzer daden
gaat in de eeuwigheid verloren. Want alles rijpt op de eigen tijd,
wordt vrucht in 't eigen uur.
(Divyavadana)
|
|||||||||||||||||||
In memoriam:
de heer W.G. M. van Schaik
|
|||||||||||||||||||
Vrijdag 28 augustus 1992 overleed, op 77 jarige leeftijd, na een slopende ziekte, toch nog
vrij plotseling onze penningmeester Wijnand van Schaik. Meer dan 10 jaar heeft hij deze functie voor onze stichting vervuld. Het eerste contact van de Historische Kring IJsselstein met Wijnand vond plaats in 1979. Er werd toen een sponsor gezocht om het boekje 'IJsselstein te Kijk' te kunnen uitgeven. De voorzitter van de HKIJ is toen gaan praten met de directeur van de Rabobank IJsselstein, de heer van Schaik. Deze toonde zich direct ent- houisiast, want in 1980 zou het nieuwe gebouw van de bank aan de Schuttersgracht geo- pend worden, 't Leek hem een mooi gebaar aan de IJsselsteinse gemeenschap, om dat boek- je gelijktijdig te laten uitkomen. Dat dit voornemen ook in Eindhoven bij de Centrale Bank in goede aarde viel, blijkt wel uit het feit, dat het werd gedrukt door de Centrale Drukkerij Rabobank in Best. In datzelfde jaar heeft Wijnand, wegens het behalen van de pensioenge- rechtigde leeftijd, afscheid genomen van zijn werk. De samenwerking met de Stichting Historische Kring IJsselstein is hem blijkbaar zo goed bevallen, dat hij, toen hem in 1981 ge- vraagd werd penningmeester van de HKIJ te worden , onmiddelijk 'ja' heeft gezegd. Wij zijn en blijven hem daarvoor zeer dankbaar. Mede dank zij hem, is de HKIJ, een bloeiende en financieel gezonde stichting met een eigen onderkomen. Zijn liefde voor de IJsselstein- se gemeenschap, die bleek uit zijn talrijke andere bestuursfuncties, is door Kerk en Staat ge- honoreerd met 'Pro Ecclesia et Pontifice' en 'Ridder in de Orde van Oranje Nassau'. Moge Wijnand in de harten van ons allen en van alle IJsselsteiners blijven voortleven, als een be- trouwbare, sociaal voelende en hard werkende medeburger. Wij wensen zijn vrouw, kinde- ren en kleinkinderen veel sterkte toe bij dit vooral voor hen grote verlies. God geve hem de rust, die hij zozeer verdient.
Bestuur en leden van de werkgroepen
|
|||||||||||||||||||
1^
|
|||||||||||||||||||
Stichting
Historische Kring IJsselstein |
|||||||||||||||||||
i
|
|||||||||||||||||||
Redaktie:
B. Rietveld, Meerenburgerhorn 10, 3401 CD
IJsselstein. Donateurs ontvangen het periodiek {4 uitgaven
per jaar) en worden op de hoogte gehouden van de activiteiten. Nieuwe donateurs kunnen zich opgeven bij
dhr. W.J. van Vliet, J.W. Frisolaan 7, 3401 AX IJsselstein, tel: 03408-81660. Voor inwoners van IJsselstein bedraagt de contributie minimaal f 20,- per jaar; zij die buiten IJsselstein wonen worden verzocht om f 6,50 extra over te maken i.v.m. verzendkosten. Losse nummers kunnen, voor zover voorradig, a f 7,50 bij het secretariaat worden besteld. Voor dubbelnummers is de prijs f 10,-. Verzamelbanden met 20 nummers naar keuze zijn f 80,- |
|||||||||||||||||||
De Stichting Historische Kring IJsselstein is in
1975 tot stand gekomen en stelt zich het volgende als doel: De belangstelling wekken voor de
geschiedenis In het algemeen en voor die van IJsselstein en de Lopikerwaard in het bijzonder. Dagelijks bestuur:
Voorzitter: L. Murk, tel: 03408 - 81627.
Secretariaat: C.J.H, van Dijk-Westerhout, Omloop West 42, 3402 XP IJsselstein, tel: 03408-83699. Penningmeester: W.J. van Vliet, J.W. Frisolaan 7,
3401 AX IJsselstein, tel: 03408-81660. Bank: ABN-AMRO IJsselstein, rek: 21.84.00.21, gironummer van de bank: 2900 |
|||||||||||||||||||
32
|
|||||||||||||||||||
T-^oc4 t-j^'^
|
||||||||||
Het lot van Saintje en Cornelis
|
||||||||||
door J. Wilschut
|
||||||||||
Voorwoord
De heer Wilschut uit Doorwerth stuitte bij
zijn familieonderzoek op een IJsselsteins ver- leden waarbij, stukje bij beetje, zich voor hem een bijzonder verhaal aftekende waarvan u on- derstaand het verslag treft. Dankzij zijn speur- werk zien we hier hoe ruim tweehonderd jaar geleden met een maatschappelijk probleem omgegaan werd. Op 10 september 1747 huwde Claes
Arendsz Wilschut (1718-1761) met zijn nicht Feygie Hendrikse Wilschut (1727-1765). Uit dit huwelijk zijn 7 kinderen geboren waaronder dochter Jesijntje (Sijntje, Saintie, Sintje) als tweede in de rij. Na het overlijden van Claes in 1761 hertrouwde Feygie met ene Hendrik Trant uit 't Waal. Dit huwelijk duurde tot 1765 als Feygie bij de geboorte van het tweede kind van Hendrik komt te overlijden. Ook het doch- tertje Clasina redt het niet en zij worden sa- men op 17 maart 1765 te IJsselstein begraven. Uit het volgende voorval kunnen we afleiden dat de kinderen uit Feygie's eerste huwelijk bij hun stiefvader Hendrik bleven. In december 1766 krijgt Saintje een 'onechte' zoon welke de naam Cornelis wordt gegeven. De vader van het kind zou Cornelis Trant zijn, een broer van Hendrik. Het krijgen van een onecht kind werd in die dagen hoog opgenomen getuige de notulen van de kerkeraad van de Nicolaaskerk. "Zondag d. 14 Decemb. (1766) Na de 2e pre-
dikatie Art: 3. Wierd aan de vergadering kennis gegeven, dat
Sintje Wilschut, ](onge) D(ochter), op E(i)teren, in de kraam was gekomen van een onecht kind, waarvan men pretendeerde vader te zijn haar stief- vaders broeder Cornelis Trant. En is geresolveert, aan dit kind, indien daaromtrent nader aanzoek |
gedaan word, den Doop niet te weigeren, mits de
Moeder, volgens de gewone Practijk alhier het zelf presenteere, en over hare ontugtigheid en onbe- schaamde verberging van dezelve, alvorens in con- sistoris onderhouden werde." "Vergadering Zondagh den 11 Januari], (ijSy)
na de 2e Predicatie"
Art: 2.
Vervolgens kwam binnen Sintje Wilschut (wa-
er van fol: Preced. art:)) welke wegens haer Ergerlijk en ontugtig gedragh voor het aangezigte dezer vergadering, bescheiden en ernstig is onder- houden, en bestraft, vermaent en opgewekt tot wa- ere boetvaardigheid, en daerop toegelaten om zelve haer Kind, op eerstkomenden Woensdagh ten Doop te presenteren, met toebidding van ontdek- kende haer vemieuwenden reinigende, en bewa- rende Genade." (1) De doop van Cornelis vond op 14 januari
1767 plaats, (i) In verband met de vraag wie de vader van Cornelis was werd door Saintie aan de Kerkeraad een ondertekende schriftelijke verklaring afgegeven met de mededeling van Cornelis Trant, de broer van Hendrik, dat hij de verwekker van het kind was. (i) Desondanks ging het gerucht, dat niet
Cornelis Trant de vader van Cornelis was, maar Hendrik Trant, de stiefvader van Saintie. Nu werd het een zaak voor het stadsbestuur dat dientengevolge een onderzoek liet instellen. (2) Intussen hadden Jan Hendriksz Wilschut en Jan Cornelis Oosterdam, voogden over de door Claas en Feijgie Wilschut nagelaten kinderen, zich op 5 januari 1767 tot het Stadsgerecht van IJsselstein gewend met de mededeling, dat Hendrik Trant bezig was zijn boerderij aan Huibert den Hartog te verkopen voor f. 500,00 en kennelijk het voornemen had om met have en vee de Baronie te verlaten. Omdat de uit- |
|||||||||
33
|
||||||||||
kooppenningen van de kinderen in gevaar zou-
den kunnen komen, verzochten genoemde voogden aan het gerecht om het transport te verhinderen, tenzij Hendrik Trant voor 'cautie' (een financiële zekerheidssteling) zou zorgdra- gen. (3) In de notulen van het Stadsgerecht te IJsselstein wordt op 20 januari 1767 vermeld, dat Hendrik Trant zich zeer waarschijnlijk had schuldig gemaakt aan een misdaad, "een cri- men saek", door aan de Kerkeraad een briefje over te geven volgens hetwelk zijn broer, Cornelis Trant, wonende te Jutphaas, verklaart 'de vader te zijn van genoemde Cornelis, doch vol- gens de gerugten door Hendrik Trant verwekt zou zijn'. Op 22 januari 1767 wordt Hendrik in de vergadering van het Stadsgerecht gehoord. Omdat hij zich tijdens het verhoor tegen- spreekt besluit men hem te gijzelen, in de gij- zelkamer van het Stadhuis, totdat de "contra- dicties" zullen zijn weggenomen. De dag daar- op blijkt Hendrik, door het aan stukken breken van een ijzeren spil en het forceren van 2 plan- ken van de deur, ontvlucht te zijn. Zodra nu Saintje vernam van de gevangenzetting van Hendrik vluchtte ook zij met achterlating van haar kind. Het stadsbestuur beluit dan, om de kosten van het procederen te kunnen dekken, beslag te leggen op al Hendriks goederen en deze te laten inventariseren. Als op 31 januari 1767 alle pogingen om Hendrik weer gevangen te zetten zijn mislukt besluit het Gerecht om Saintje Wilschut te beschuldigen van het ple- gen van incest, "crimen incestus", en valsheid in geschrifte, "crimen falsi". Vervolgens worden op 18 juni 1767 Saintje
en Hendrik door het Stadsgerecht, uit naam van de Prins van Oranje Nassau, als Heer en Baron van IJsselstein, "daartoe van den Heer Schout vermaant", veroordeeld tot verbanning uit de Stad en Baronie van IJsselstein. (4) De tragedie van deze verbanning komt eerst goed tot uitdrukking als men zich realiseert, dat tot de 19e eeuw in de Republiek van de Verenigde Nederlanden de regeHng bestond, dat wie zijn geboorteplaats verliet om elders te gaan wonen, in de nieuwe plaats van vestiging een verkla- ring moest overleggen, afkomstig van de magi- straat van de geboorteplaats. Met deze akte van 'indemniteit' kon het bestuur van de nieuwe vestigingsplaats door het bestuur van de ge- boorteplaats schadeloos gesteld worden voor de gevolgen van eventuele armoede. Noch Saintje, noch Hendrik konden zo'n akte aanvragen, omdat dan zeker arrestatie zou volgen. Hieruit kunnen we afleiden dat ze gedoemd waren een zwerversbestaan te leiden of dat ze geëmi- greerd zijn. Hoe het hun beiden verder vergaan |
is verhaalt de geschiedenis echter niet. Ons rest
enkel de financiële afwikkelingen van de zaak. In het Rijksarchief Utrecht (5) is daarover het volgende te vinden: - op 19 januari 1769 presenteren de curatoren-
van de insolvente boedel van Hendrik Trant het slot hunner rekening. De opbrengst be- droeg F 2587.13.7. en de proceskosten F 649.6.4. (!) - op 23.2.1769 werd aan de voogden van de na-
gelaten kinderen van Claas en Feijgie Wilschut hun erfdeel uitbetaald, namelijk 6 maal F 146.5.-. (dus zonder Saintie). De verslagen van het Ewouts Gasthuis ver-
melden dat in de loop van 1770 werd ontvan- gen: - de opbrengst van verkochte en aan Saintie
Wiltschut toebehorende goederen, namelijk f 52.10.-. - het erfdeel van Saintie in de nalatenschap van
haar overleden ouders, te weten f 146.5.-. Daar tegenover stond voor het Gasthuis de betaling aan Jan Oosterdam, voogd van Saintie, van f 81.15.5., wegens door hem be- taalde bedragen aan de advocaat, procureur etc, volgens "tauxatie" (!) van het Stadsge- recht. Over de verdere lotgevallen van de 'onechte'-
zoon Cornelis weten we echter meer. Volgens de notulen van het Ewouts Gasthuis te IJsselstein van 2 maart 1767 is Cornelis Wilschut namens het Gasthuis uitbesteed bij de huisvrouw (een min.^) van Abraham van de Velde voor f 1,00 per week. Doch reeds op 6 april blijkt dat zij de verzor-
ging niet kan voortzetten. Cornelis wordt nu uitbesteed bij de vrouw van Aart Breetveld voor 25 stuivers per week, welk bedrag, ingevolge haar verzoek, volgens een bestuursbesluit van 4 mei, wordt verhoogd tot 30 stuivers per week totdat Cornelis i jaar oud is. Daarna acht het be- stuur 25 stuivers weer voldoende. Op 6 februari 1769 besluit het bestuur, dat Cornelis in het Gasthuis zal worden opgenomen. Hij is dan ruim 2 jaar oud. (6) Aan de hand van van het 'Provisioneel Reglement voor het Armhuis', van 1740, kunnen we enigszins afieiden wat de leefomstandigheden daar voor Cornelis zijn ge- weest(zie de bijlage). Tot 1776 blijft het stil rond Cornelis maar op i juni van dat jaar komt hij voor op de lijst van personen die verblijven in het Gasthuis met de toevoeging 'is weggelo- pen'. Cornelis blijkt een probleemkind zoals we uit de notulen van 5 november 1781 kunnen op- maken. |
||||||
34
|
|||||||
Hij onttrekt zich aan de discipline en de re-
gels van het huis en betert zich niet. Men be- sluit uit te zien naar een gelegenheid om hem bij een 'bekend kapitein in de zeedienst te en- gageeren, als afschrikwekkend voorbeeld'! Hiervoor wordt gesproken met ene kapitein Nauwman, die dan wegens ziekte in IJsselstein verblijft. Misschien kan hij de jongen op zijn schip plaatsen. Op 8 november kunnen we lezen dat kapi-
tein Nauwman zich bereid heeft verklaard, over de kwestie te schrijven aan de commande- rende officier van zijn schip. Hij zal het ant- woord 'terstond meedelen' .Dit laat niet lang op zich wachten want op 15 november wordt vemeld dat de kapitein antwoord heeft ontvan- gen van de commanderende officier van zijn schip, liggende in Texel, 'dat Cornelis Wiltschut niet op dat schip geplaatst kon wor- den, maar wel op 't schip van kapitein van Braam'. Een hjst van benodigdheden wordt overgelegd en men krijgt bericht wanneer er in Amsterdam een kaag gereed zal liggen om de manschappen aan boord te brengen. Dan moet de jongen er zijn. Men zal Cornelis in "t hok opsluiten, zodat hij niet kan weglopen, en in- tussen zijn uitrusting gereed maken.' Voor het vervoer naar Amsterdam zal gebruik worden gemaakt van een: 'Jargon (rijtuig), waarop de voerman met een bankje van voren kan sitten, en hem agterin met den dienaar der justitie te plaat- sen'. Cornelis is hier echter duidelijk niet van ge-
diend en neemt de zaken in eigen handen. Op 15 november 'na de genomen resolutie, is Cornelis Wiltschut, terwijl men 't hok in gereedheid bracht, uit een venster van de eetzaal gesprongen en weg- gelopen. De gasthuismeester zag hem lopen, is hem nog nagelopen tot buiten de IJselpoort, maar kon hem niet inhalen. Men heeft nog de dienaar der justitie achter hem aan gezonden en gezocht 'in de Vaart en in het Waal' (Vreeswijk en Tuil en 't Waal) doch zonder succes. De jongen is tot nu toe niet gevonden. Men zal blijven zoeken.' Hiermee verdwijnt ComeHs uit het zicht
van het Ewouts Gasthuis maar in het Resolutieboek van IJsselstein van 1790 komen we hem weer tegen. De letterlijke tekst en een vrije vertaling van de franse tekst is als volgt: "Vergadering Uts.a (=Ut supra= als boven) van
vice drossaard. Schout, Borgemeesteren en Scheepenen van IJsselstein Eodemdie (= op de- zelfde dag) Is door den Heere Vice drossaard voorgedragen,
dat door den Heer Renfer, raad van Ambassade |
|||||||
van zijne Koninklijke Majesteit van Pruissen in 's-
Gravenhage was overgegeeven aan hun Ed:Mog: de Heeren van den raad van Zijne Doorl.Hoogheid eene pro memoria, waarop hun Ed.Mog. het bericht van deese vergadering requi- reerde zijnde deese pro memoria luidende Pro Memoria
Le nommé Cornelis Wildschut natif de la Ville
d'IJsselstein et actuellement dragont du Regiment Prussien de Kalckreuth, en garnison a Grieffenberg en Pomenarie a representé a son chef, qu'avant de quitte sa ville natale, il avoit perdu sa mère, dont la succession lui avoit assuré un capital de f. Jjoo:- du depuis son pere Henri Wilschut est venu également a décedér, sans qu'il sache de quel- le maniere la masse de ses biens ait été régleé. Le Magistrat d'IJselstein s'est emparé de la tutelle du fils absent, et la portion hereditaire matemelle a été place a interest. Le jeune homme reclame non seulement le compte de l'administration précéden- te, mais aussi lïnventaire et l'acte departage de la succession du père, il consent d tacher la question de son héritage au Magistrats d'IJsselstein et il n'insistepoint surl'extradition des capitaux, mais il demande avec d'autant plus d'instance le dêi- vremens de s'interets échus et la certitude de tou- cher dans la suite ceux qui ècherront a la fin de chaque année. La légation Prussienne d la Haije a été requise de
suivre cette affaire et elleftatte d'obtenir de la part du venerahle Magistrat d'IJsselstein les renseigne- mens qu'elle est obligée de procurer d Monsieur le general de Kalckreuth: d la Haije le 2y aout 1790 / etoit Signé / Renjher, Conseiller d'ambassade de
S.M. Prussienne prés de L.H.P." Pro Memoria
De genoemde Cornelis Wildschut geboren in de
stad IJsselstein en heden cavalarist bij het Pruisische Regiment van Kalckreuth, garnizoen te Grieffenberg in Pommeren, heeft zijn chef onder de aandacht gebracht, dat hij voor het verlaten van zijn geboortestad zijn moeder heeft verloren, waar- van de erfenis hem toeviel. Het gaat om een kapi- taal van f. ^^00,00, zeker doordat daarna en kort- geleden zijn vader Hendrik Wilschut eveneens is overleden. Hij weet echter niet op welke manier het totaal bedrag van zijn tegoeden geregeld is gewor- den. De magistraat van IJsselstein zou zich heiast hebben met het voogdijschap over de afwezige zoon en zou het bedrag van zijn moederlijk erfdeel op rente hebben uitgezet. De jonge man eist niet al- leen een uiteenzetting over de gevoerde administra- tie maar ook de inventaris en de akte van verdeling met betrekking tot het gedeelte van de erfenis van |
|||||||
35
|
|||||||
zijn vader. Hij vertrouwt het werk van deze kwes-
tie betreffende zijn erfenis toe aan de magistraat van IJsselstein. Hij staat niet op de toezending van de kapitalen, doch hij vraagt met des te meer klem de uitbetaling van de vervallen rentes alsmede de zekerheid voortaan de rente, die aan het eind van ieder jaar zal vervallen, te kunnen innen. Het Pruisische Gezantschap in Den Haag is op- dracht gegeven deze zaak te onderzoeken en zij vleit zich met de hoop dat van de zijde van de acht- bare magistraat van IJsselstein de gevraagde in- lichtingen zullen worden verstrekt, die zij verplicht is te geven aan de heer Generaal van Kalckreuth, Den Haag, de 2y augustus 1790. Was get. Renfner, Raad van de Ambassade van
S.M. van Pruissen, bij L.H.P. De tekst in het Resolutieboek vervolgt dan:
"Is geresolveert het kort berigt hierop volgende
daarop te depecheeren Op de Pro Memoria van den Heer Renfner,
raad van ambassade van Zijne Koningklijke Majesteit van Pruisen in 'sHage heeft de magi- straat van IJsselstein de eere te berigten dat Comelis Wilschut in het laatst van het jaar 1766 bij IJsselstein is gehooren, en op den 14 Januarij 1767 aldaar gedoopt, is geweest een onecht kint van Sijntje Wilschut, welke hem kort na zijn ge- boorte malitieuslijk heeft verlaaten; Hij is opge- voed en groot gebragt in het armhuis derselve stad, waaruit hij is weggeloopen, en zich de directie der regenten heeft onttrokken in denjaare lySi zonder dat hekend is geweest waar hij gebleven was;- Het is mitsdien een abusief voorgeeven dat zijn vader zoude zijn genoemd geweest Hendrik Wilschut, gelijk ook dat die hem zoude hebhen nagelaten een kapitaal van f. ^S°'^'^ zijnde zulks daaruit alleen blijkbaar, dat men in dit armhuis niemand ont- fangt die van zijn eige middelen bestaan kan. IJsselstein den 6 September 1790 En daarbij te voegen de volgende memorie tot
nadere informatie Memorie van nadere informatie
Op Eiteren bij omtrent de Stad IJsselstein hebben gewoond Klaas Wilschut en Fijgje Wilschut welke onder meerdere kinderen in echte hebben gepro- creeert Saintje Wilschut; Klaas Wilschut overhe- den zijnde, is desselves wedue Fijgje Wilschut ten tweeden huwelijk getreeden met Hendrik Trant, waardoor voorn: Hendrik Trant is geworden stief- vader van gem.e Saintje Wildschut; Saintje Wilschut, is na doode van haar moeder bij deselve |
Hendrik Trant blijven inwoonen en heeft in het
laast van denjaare 3766 ter waereld gebragt een onecht kind, welke op den 14 Januarij iy66 tot IJsselstein in de gereformeerde kerk bij den doop de naam heeft ontfangen van Comelis; Hendrik Trant volgens de algemeene gerugten vader van dit kint zijnde, waar van zijn stiefdogter was verlost, heeft gefabriceert en aan den Predicant ter hand gestelt een brief e onderteekent met de naam van zijn broeder Comelis Trant, waarbij deese bekende dat vader van dit kind was, dit briefje gebleeken zijnde valsch te zijn is tegens gemelde Hendrik Trant wegens het geperpetreerde (=bedreven) cri- menfalsi en het crimen incestus door het officie ge- procedeert; Hendrik Trant maar eeven in hegtenis gestelt zijnde, heeft Saintje Wilschut zig aanstond uit deese Baronnie geabsenteert, met agterlating van boovengemelde haar onecht kind; vervolgens ook tegens haar door het officie, ter zake van dit be- gane crimen incestus etfalsi en het malitieuselijk verlaten van haar kind bij Edicte geprocedeert zijnde, gelijk ook tegens gemelde Hendrik Trant, nadat hij uit zijne gevangenis was geechappeert (=gevlucht); is deselve Hendrik Trant op den 18e Junij 1767 bij sententie van den gerechte van IJsselstein bij contumacie (=omdat hij/zij als we- derspanning in Rechten niet verschijnt) geweesen, verklaard schuldig te zijn aan het crimen incestus bij hem begaan met Saintje Wilschut, mitsgaders het crimen falsi, en is desweegens zijn leeven lang geduurende gebannen uit deese Stad en Baronnie; en is Saintje Wilschut insgelijks op den 18 Junij iy6y bij gelijke sententie van den gerechte van IJsselstein bij contumacie geweesen, verklaerd schuldig te zijn aan het crimen incestus, mits- gaders het verlaaten van haar kind, in bloedschan- de geprocreerd als ook het crimen falsi, en is des- weegens ook haar leeven lang geduurende geban- nen; terwijl Comelis Wilschut in het armhuis is opgenoomen en groot gebragt." Uit deze geciteerde teksten blijkt, dat
Cornelis over een rijke fantasie beschikte; we kunnen dit afleiden uit de volgende zaken: a. zijn vader zou Hendrik Wilschut i.p.v.
Hendrik Trant zijn. b. bij het verlaten van zijn geboortestad was
zijn moeder overleden, die hem f 5500,00 naliet, welk bedrag door de magistraat van IJsselstein op rente zou zijn uitgezet. c. ook zijn vader Hendrik Wilschut zou daar-
na en kortgeleden zijn overleden. In het licht van genoemde f 5500,00 kun-
nen we aannemen dat hij zijn ouders nimmer heeft ontmoet; temeer daar ze uit IJsselstein waren verbannen. Hiermee eindigt de bericht- |
||||||
36
|
|||||||
geving over Cornelis Trant. Verdere naspeu-
ringen in de archieven hebben niets opgele- verd. Getracht is nog om via duitse militaire bronnen verdere gegevens over Cornelis te ver- krijgen, doch zonder succes. In 1945 is het le- gerarchief te Potsdam als gevolg van de geal- lieerde bombardementen verloren gegaan. |
7. Bij alle bijeenkomsten van de opperarm-
meesters zullen aan dezelve door den gasthuys- meester of boekhouder gepresenteerd werden alle rekeningen, mitsgaders memorien van kleyne ver- schotten, en zal daerop bij de opgemelte opperarm- meesters, na bevind van zaken, ordonnantie, bij drie van dezelve onderteekend, verleend werden. 8. De uitdeeling van kleederen zal geschieden
onder de directie van de buytenmoeders, en zal bij den gasthuysmeester of boekhouder een exacte no- titie moeten werden gehouden van alle nieuwe kleederen, zoo van wolle als van linnen, die uitge- geven werden. 9. Ook zal het verstellen, bestoppen en benayen
van linne en wolle kleederen, mitsgaders van het beddegoed, mede behooren onder de directie van de buytenmoeders. 10. De buytenmoeders zullen ook bevoegd zijn
van tijd tot tijd ietwes uit de armenbus of van het- geen de mans en vrouwen met werken verdienen, aan de mans tot toebaksgeld en aan de vrouwen tot speldegeld toe te voegen. 11. De binnenvader en binnenmoeder zullen
zig geheel en al moeten overgeven tot den dienst van het gasthuys, en zullen de opperarmmeesters en de gasthuysmeester, of boekhouder, alsmede de buitenmoeders behoorlijk respecteren en derzelver ordres in hetgeene aen de eene of andere aanbevo- len is, gewillig en exactelijk opvolgen. 12. De voorsz. binnenvader en binnenmoeder
zullen het huis, meubelen en huisgeraad wel gade- slaan en Vallen tijden schoonhouden, en zullen zorge dragen voor al het linnen en beddegoed, mitsgaders voor de kleederen van de armen, zoo wolle als linne, dat alles na behooren onderhou- den, gebruikt en wel bewaerd werde. 13. Alle agt dagen zal het vuile linnen gewassen
werden, als wanneer de binnenmoeder hetzelve aan den bleeker zal moeten bezorgen, en van den bleek t'huis komende, verder redden, opdoen en in de kasten schikken, daer het behoord. 14. De binnenvader en binnenmoeder zullen al-
le provisien van eetwaren als andersins wel bewa- ren en goede zorgen dragen, dat alles op zijn tijd na behooren werden gebruikt en geoirbaard. 15. De binnenmoeder zal de spijsen voor de ar-
men volgens het reglement moeten koken en gereed maken. |
|||||||||
BIJLAGE
Op 9 oktober 1740 notuleerde de secretaris van
het Ewouts Gasthuis: "Provisioneel Reglement voor het Armhuis".
1. Het armhuis zal Vi>erden geregeerd door de
opperarmmeesters, een gasthuysmeester of boek- houder, die de ordres van de eerste in alles zal moe- ten opvolgen. 2. Nog zullen bij de opperarmmeesters verkoren
werden twee huitenmoeders tot de bezorginge van hetgeene aan dezelve hierna zal werden aanbevo- len. 3. Alle maanden, op den eerste maandag, 's na-
middags ten vier uren, zullen de opperarmmees- ters, alsmede de gasthuismeester of boekhouder, in het armhuis bijeen komen, op de verbeurte van elf stuivers voor de armenhus, zonder dat iemand daarvan zal werden geexcuseerd, om wat reden het ook zoude mogen wezen; en zullen dan de ge- melte opperarmmeesters delibereren over alle voor- vallende zaken, het gasthuys specterende; ook zul- len alsdan de buytenmoeders mede present moeten |
||||||||||
4. Van alle hetgeene alsdan geresolveerd werd,
zullen exacte eenteekeningen gehouden werden. 5. De buytenmoeders zullen alle Zaterdagen, 's
namiddags ten drie uuren, met den gasthuysmees- ter of boekhouder in het gasthuys bijeen komen, om aldaar na te zien, of de provisien, kleederen, beddegoed, huysraad en wat verders aan het gast- huys behoord, wel en naar behooren werd gadege- slagen en onderhouden, en of het in de keuken en aan de tafel wel en ordentelijk toegaat. 6. Den inkoop van alle provisien, mitsgaders
van wollen en lijnwaat tot kleederen, en wat verder tot het gasthuys behoord, zal geschieden door den gasthuysmeester of boekhouder, dog alles met advys en approbatie van de opperarmeesters en buytenmoeders. |
||||||||||
w
|
||||||||||
i6. De binnenvader en binnenmoeder zullen de
zieken na behooren oppassen en dezelve bedienen. IJ. Degenen, die in bet armhuis zijn, zullen de
binnenvader en binnenmoeder in alles gehoor- zaam wezen, en dezelve in alle huysselijke zaken, alsmede in het oppassen van zieken, na haar ver- mogen behulpzaam wezen, en al het werk doen, hetzij spinnen, nayen, breyen of andersins, het- welk haer gegeven werd en zij in staat zijn te kon- nen doen. 18. De voorsz. armen zullen zig moeten verge-
noegen met de spijz en onderhoud, dat aan haar gegeven werd. 19. Alle de armen, die in het huis zijn, uitbe-
zonderd die door ziekte belet werden, zullen 's morgens ten agt uren in de eetkamer komen, al- waar door de binnenvader het morgengebed, het geloof en de tien geboden zullen gelezen, en vervol- gens aen ieder zijn ontbijt uitgedeeld werden. 20. 's Middags ten twaalf uuren en 's avonds
precies ten agt uuren zullen de armen aan de tafel gaan, alwaar, nadat het eten door den binnenva- der op tafel zal gezet zijn, door denzelven zal gele- zen werden het gebed voor den eten, en zal de bin- nenvader moeten present blijven, totdat het eten gedaan en het nagebed door hem gelezen is, om te bezorgen, dat het overschot wederom in de keuken gehragt en wel bewaerd werde, en 's avonds na het eten, eer dat de armen uit de kamer gaan, zal door den binnenvader gelezen werden het avondgebed. 21. Om negen uuren 's avonds precies zal over-
al vuur en ligt moeten werden we^enomen, zul- lende alleen in de eetkamer een lamp blijven bran- den. 22. De binnenvader zal, na mate van de koude,
vuur aanlegen in de eetkamer voor de mans, en zullen aan de vrouwen stooven met vuur bezorgd werden, ter discretie van de binnenvader en bin- nenmoeder. 2j. Niemand, wie hij ook zij, zal eenige eetwa-
ren of drank buiten het huis mogen dragen ofme- denemen, op zodanige straffe, als bij de opperarm- meesters t'elkens zal werden gestatueerd. Aldus bij de opperarmmeesters gearresteerd den 9
October 1740.
Was geteekend: ]. Vultejus, Adr. Maas, R. van der
Meulen,Jb. van Muijden.
Onder stond: in kennisse van mij, secretaris en was
nog getekend: F. van Hoogstraten.
|
Volgt vervolgens:
"Reglement van het eeten en drinken voor de ar-
men in het gasthuys." In Maart, April, Meij en Junij zal geschafi wer-
den: Zondag 's middags Boekweyte koeken met stroop,
of die geen stroop eet, wat boter.
Zondag 's avonds Zoete melk met gepelde garst.
Maandag 's middags grauwe erweten met vet en
reusel.
Maandag 's avonds karnemelk met gepelde garst.
Dinsdag 's middags grutten met vet en stroop.
Dinsdag 's avonds zoetemelk met gepelde garst. Woensdag 's middags witte erweten met rookspek,
aan dobbelsteenen gesneden, gekookt. Woensdag 's avonds karnemelk met gepelde garst. Donderdag 's middags grutten met vet en stroop.
Donderdag 's avonds boere kandeel. Vrijdag 's middags grauwe erweten met vet en
reusel.
Vrijdag 's avonds zoetemelk met gepelde garst.
Zaterdag 's middags grutten met vet en stroop.
Zaterdag 's avonds karnemelk met gepelde garst. In JuUj, Augs., September, October, November,
December, Januari] en Februari]: Zondags werd vlees gekookt, hetzij rundvlees,
schapenvlees of varkensvlees. Het vlees werd koud bewaard tot 's anderen daags, 's middags: Boere boonen, wortelen, kool of knol- len, in het nat van het versse vlees gekookt. Als pe- kelvlees gekookt werd, sop op de ketel, met appelen, of knollen, of potjebeuling, 's avonds: Karnemelk met gepelde garst. Maandag 's middags: het koude vlees, als het vers
vlees is, witte boonen in het vleesnat gekookt, of met zuure saus, als het pekelvlees is wortelen, 's avonds: zoetemelk met gepelde garst. Dinsdag 's middags: witte erweten met vet.
's avonds: karnemelk met gepelde garst. Woensdag 's middags: grutten met vet en stroop.
's avonds: als Maandagavond Donderdag 's middags: grauwe erweten met vet en
|
||||||
38
|
|||||||
reusel.
's avonds: boeren kandeel
Vrijdag 's middags: grutten met vet en stroop
's avonds: als Dinsdagavond. Zaterdag 's middags: witte erweten met vet
's avonds: als Woensdagavond 's Morgens zal yder persoon hebben een boterham
of een stuk brood met een stuk soetemelks kaas. 's Middags een boterham met komeine kaas. 's Avonds een boterham of een stuk met kaas. Zoo wanneer eenige levensmiddelen, in het voren-
staande reglement geordonneerd, boven de ordina- ris prijz dier mogten wezen of andersins in het schaften menage zoude kunnen werden gebruikt, zal de binnenvader van spijs mogen veranderen met voorkennisse van de gasthuysmeester of boek- houder, of van de buytenmoeders. Zoo wanneer er zieken zijn, die de ordinaris spijs
niet kunnen verdragen, zal aan dezelve spijs en drank werden gegeven na de staat, waarin zij dezel- ve bevinden, mede met voorkennisse van den gast- huysmeester of boekhouder, of van de buytenmoeders |
NOTEN
RAU = Rijksarchief Utrecht
GAIJ = Gemeentearchief IJsselstein
SGIJ = Stadsgerecht IJsselstein
(i) GAIJ: Acta van de Kerkeraad der Ned. Herv.
Kerk te IJsselstein (2) RAU: SGIJ, inv.nr. 635.8
(3) RAU: SGIJ, inv.nr. 691.3, fel. 50
(4) RAU: SGIJ, inv.nr. 635.8
(5) RAU: SGIJ, inv.nrs. 641.17, 684.1, 686
(6) GAIJ: Uit door wijlen de heer drs. M.
Doesburg gekopieerd archief van het Ewouts Gasthuis te IJsselstein (inmiddels verloren ge- gaan). |
||||||
n
|
|||||||
PIET BOKKETOUW', EEN ZWERVER
|
|||||||||||
door L. Murk
|
|||||||||||
Als ik terugdenk aan m'n jeugd, kan ik me
"Piet Bokketouw" nog helder voor de geest ha- len. Een vrolijke oude man, met 'n petje op, 'n
wandelstok in de hand en klompen aan. Hij had 'n witte baard, 'n sik noemden wij het. Of dat er de oorzaak van was, dat de mensen hem de bijnaam "Bokketouw" gaven, is mij niet be- kend. Hij heette eigenlijk Pieter Abraham Meijer en werd geboren op 21 november 1876 in Groningenals zoon van Jacobus Meijer en Martinis Willemina Susanna Meijer. De ar- chieven vertellen ons dat hij op 8 september 1913 wordt ingeschreven in het bevolkingsre- gister van Woerden komende van Barwouts- waarder. Bij gelegenheid van de tiende 'Alg. Volkstelling' van 1920 wordt hij daar weer doorgehaald. Op 17 februari laat hij zich in- schrijven te IJsselstein met als adres: Panoven 7. Op I maart 1943 wordt zijn aders Panoven 34 en 30 augustus Panoven 39. Op 20 novem- ber 1945 staat hij ingeschreven op Hoogland 96 a bis. Op 13 april 1949 wordt Piet overge- schreven naar Utrecht; op de Nieuwe Gracht 201 alwaar hij op 17 december van datzelfde |
jaar overlijdt, ledereen in IJsselstein en trou-
wens in de hele Lopikerwaard kende Piet; 'n populaire figuur, die zwierf langs wegen en dij- ken. Piet was niet 't type zwerver dat wij voor ogen hebben. Niet iemand, die vloekend en on- tevreden langs de straten en huizen loopt. Piet had 'n vrolijke natuur en was vriendelijk tegen iedereen. Hij praatte zowel tegen kinderen als tegen volwassenen. Zelfs voor de dieren had hij 'n goed woord. Als we hem tegenkwamen konden we niet nalaten hem te vragen, hoe 'n hond, 'n kat of 'n bok aan 'n touw deed. Steevast begon hij dan te blaffen, te miauwen of bé te roepen. Bij dat laatste trok hij ook nog aan z'n sik. Ja, zo'n dertig jaar heeft Piet langs de weg gelopen en leerde hij z'n grote en klei- ne klantjes kennen. Hij had z'n vaste adressen voor 'n boterham of'n warme hap. Aangezien hij meestal meer dorst dan hon-
ger had, gingen de centen die hij ophaalde op aan alcohol. Piet was namelijk verslaafd aan al- cohol. Z'n drankzucht ging zelfs zover, dat hij soms spiritus dronk, want dat was goedkoper. Hij had altijd 'n borrelglaasje bij zich, op 'n steekje zonder voet. Voor 't voetje gebruikte hij 'n houten garenklosje met 'n gaatje waar 't steeltje precies in paste.Zijn slaapplaats was op de lange tochten meestal 'n hooiberg. Z'n vaste stek was langs de Kromme IJssel, tussen de Parallelweg en de Lage Dijk, ongeveer in de buurt van het punt waar de Rijksweg de Kromme IJssel passeert. Het bouwvallige hutje stond in 't griend, ge-
heel onttrokken aan 't zicht van de mensen. De eigenaar van 't land waarop 't hutje stond vond 't wel best. Hij had er geen centje last van. De bouwval bestond uit wat oude planken en deu- ren en een dak van golfplaten. Als het hard waaide of sneeuwde, sloeg hij er 'n oud geë- mailleerd reclamebord over heen. (zie foto) Als jongeman studeerde Piet theologie.
Maar hij maakte z'n studie niet af en vertrok |
||||||||||
ajb.i,
hieronder Het hutje aan
het Hoogland ter
hoogte van de
kruising Enge
l]ssel/A2
|
|||||||||||
40
|
|||||||||||
naar de wereldse stad Parijs. Daar hield hij 't
niet lang uit en kwam berooid weer terug naar Holland. Het was hem hier echter toch te eng en daarom tekende hij voor vijfjaar om dienst te nemen in 't Koninkhjk-Nederlands-Indisch leger oftewel het K.N.I.L. Via allerlei omzwer- vingen kwam hij hierna in IJsselstein terecht. Urenlang kon hij, zittend op 'n hek of langs
de slootkant, met wat belangstellenden filoso- feren over kleine en grote vraagstukken. Hij was soms fel in zijn uitspraken, maar nooit be- ledigend. Vaak wist hij de laatste nieuwtjes uit de buurt. Aangezien de communicatiemidde- len in die tijd nog niet zo best waren, werd hij vaak gebruikt als postbode. Hij bracht brieven en pakjes van 't ene adres naar 't andere. Dat was hem nooit teveel, al moest hij er soms lo km. voor omlopen. Hij hoopte natuurlijk wel op iets extra's van de afzender en van de ge- adresseerde. Rondom Piet ontstonden er aller- lei zonderlinge verhalen, maar altijd positief Dat maakte hem bemind bij alle burgers en buitenlui. Zelfs bij de veldwachter en de over- heid. Hij kon daarom dan ook rekenen op wat extra hulp toen hij wat ouder werd en z'n ge- zondheid achteruit ging. Toen op één van zijn tochten zijn voeten bevroren waren, kwam er 'n einde aan zijn zwerversbestaan. Hij werd opgenomen in een verpleegtehuis. Later vond hij 'n onderkomen bij het Leger des Heils in Utrecht. Pieter Abraham Cornelis Meijer stierf op 17 december 1949 en werd op 21 december begraven. Aan zijn graf stonden vele belang- stellenden. Burgemeester Abbink-Spaink van IJsselstein heeft nog even gesproken. Als aan- denken kreeg de Burgemeester de wandelstok van Piet mee. Deze stok is nu te bezichtigen in 't stadsmuseum van IJsselstein. ( zie afb. 2) Ook Dominee Damste, Nederlands Hervormd predikant, was bij de begrafenis aanwezig en sprak over "De vrede van een zwervende ziel". Onze streekschrijver Herman de Man heeft
de figuur van Piet Bokketouw gebruikt als één van de twee zwervers, 'Sjef en Jochem' in de roman "De kleine wereld",uit 1932. Hier volgt een fragment uit dit boek.
"Handel in drank'
We liepen op een keer samen zwaar te redene-
ren over onze armoei. We dochten, we zouwen la- ter nog eens verkommeren van de honger. Maar zover is 't met Gods hulpe nooit gekommen. Ik zee: 'Jochem' zee ik, 'we worren ouwer en we zijn zo arm as kraaien in de winter.' 'Ja', zee Jochem, 'erg arm.' En ik weer: 'as we onze ogen dicht doen, zijn onze keinderen onbezorgd. Want ineens raakt een mens getrouwd en nog subieter valt hij dood.' Dat |
|||||||||
ojb.2,
hiernaast De wandelstok
van Piet Bokketouw. Nu in het bezit van het IJsselsteins Stadsmuseum |
|||||||||
kon Jochem goed hegrijpen en toen zijn we gaan
overleggen, wat of we doen zouwen. Nou, we wa- ren emmers arm geworren van drank en toen docht ik, ik wil rijk worren van drank 'Handelen in drank,' zee ik daarom.'Mag dat?' 'Beljaat, handel mag. Zo zeker as dat ik 'm
lust' -en toen eerst wier ik geloofd. D'r waren in die dagen veul mensen die 'm graag lustten; dus een handel in drank dat moest goed gaan. En dat docht Jochem ook, waar Jochem? Hij zee nog: 'as we dan rijk worren dan kopen we.... ja, wat zou jij kopen as je rijk was?' 'Ik?' zee ik. 'Dat weet ik nog zo net niet.' 'En ik wel. As we rijk worren, dan koop ik 'n stel kammen voor m'n meid.' 'Maar je heit niet eens een meid, Jochem,' zee ik
toen. 'As 'k rijk hin, dan heb ik 'n meid.'
Nou,' zei ik toen, 'da's goed. Koop d'r dan veur mijn ook maar een stel bij.' Maar omdat het mag, daarom deden we 't. We wieren koopmannen. Ikke had vier en een halve gulden. Jochem vier zestig. Ruim negen gulden samen. Daarvan wier de handel begonnen. We kochten bij een opkoper een handzaam hoeken- hout vaatje met koper beslag. |
|||||||||
41
|
|||||||||
ajb.} en 4
hiernaast Links:
Sjefen jochem op hun sokkd aan het Molenplantsoen. Het beeld is de gemeente aangebo- den ter gelegenheid van het afscheid van burgemeester Abbink Spaink in ig62. De kunstenaar is onbekend. Rechts: De beide zwervers uitgebeeld door de beeldhoutsnijder Homburg in de vijftiger jaren. Bezit van het Ijsselsteins Stadsmuseum. |
|||||||||
Om en nabij de vier gulden. Voor de rest kochten
we genever en een glaasje, waar we 't voetje afsloe- gen. Zo hoort dat. Al 't geld was op. Allenig jochem hield van z'n portie tien rooie centen over, niet meer. En wij de dijk op. Een liter kostte toentertijd, voor
die vervloekte drankwet,één gulden twintig en een liter houdt viffen twintig glaasjes in. As je ze dan ook verkoopt voor een dubbeltje, zit er zes en twintig stuiver winst aan. Da's wel; waar? Maar om te verkopen motten er kalanten zijn. En die waren maar schaaielijk te vinden. Na vier uur gaans vonden we de eerste klant. Maar die was krek wat vies uitgevallen van z'n eigen, 'jullie hebben maar een glaasje,' zee hem, 'en geen spoelbak.' 'Da's waar,' zee ik weerom, 'maar nog niemand
heit uit dat glaasje gedronken, want jij bent de eerste kalant.' En wat dink ie dat hem toe zee: 'nou dan zal je genever ook wel niet deugen, anders had je wel meer verkocht.' En hij ging 'de Rolaf in, waar ze je toentertijd al twaalf centen lieten betalen, 't Scheen dus wel te maggen, maar niet te gaan. Ik zal even deur vertellen, hoe dat we toch nog
uitverkocht raakten. |
We dochten maar, alle begin is zwaar en de
Koning kon ook nog niet lopen, toen ie nog in de kakstoel zat. Toen hebben we eerst nog wel veul kannen verko-
pen aan 't werkvolk van de touwslagerij. Touwslagers hebben al z'n leven dorst. Maar er waren geen centjes voorhanden. Crediet wouwen ze hebben. 'Crediet?!' riep onze Jochem woest. 'Pof? Daar
staat zes jaar op rechtevoort. Geld veuruit...da's andere praat!' Nou... die touwslagers dan, hebben nog altijd
dorst, want centjes hadden ze niet en poffen dat deden wij niet!' Toen was er nog 'n meneer en die wou heiegaar
niks kopen. 'Drank is 't begin van alle ellende, mensen,' zee hum met een lijkstem en onze Jochem zee daarop: "Juustem. Want we verkopen d'r niet ene, en dorst da'k er van krijg. Is dat nou niet ellendig, meneertje? Toe meneertje, koop Uedele d'r nou eentje, ze kosten maar een dubbel- tje. ' Maar meneer Ellende wou niet. Hij wou: we zou-
wen de kostelijke genever laten leeglopen in de dijksloot. Zo-een mot toch in 't dwangbuis, waar of niet waar? |
||||||||
42
|
|||||||||
hiernaast
Sjef en jochem in
de Paardenlaan te IJsselstein op weg naar het nachtlogie. Opname horend bij lichtheeldserie van de opvoering 'Nog niet '; gedeelten uit het leven en de wer- ken van Salomon Herman Hamburger, heter bekend als Herman de Man, door het gezelschap 'Oase' in het seizoen 1991-1992. |
||||||||||||
Maar dorst dat 'n mens krijgt van 't lopen m de
zomer met een vaatje genever op z'n buik. Jochem wies een keer 't zweet van z'n kop en hij lekte 'n druppel van 't kraantje af. Maar ik weer- de 'm af, want 't was ons leste kapitaal en we wouwen ommers rijk warren. En we liepen maar en we liepen maar. Alleman die we passeerden, vroegen we: wie mot er een Schiedammertje, een pierenverschrikkertje, een best Schaepmannetje voor een hard duppie? Niemand was er, die wou. Ineens zei Jochem: 'Chef' zee die...'ik weet een kalant.' 'En waar zit die klant?' zee ik.
'Waar die zit? Die staat voor je,' zee onze Jochem. En hij lee z'n leste duppie op het vaatje. Nou, en mocht ik toen weigeren? Nee ommers. Want 't geld van m'n maat is me even lief als 't geld van een jonker. Ik maak daarin geen onder- scheid. Eerlijk is eerlijk. Ik nam 't glaasje en 't klokte d'r aardig in ook. Maar dinkje, dat ik er ook wat van kreeg? Gien
bodempie. En toen wier ik gram. Scheen de zon niet net zo hard op mijn kop als op de humme? Kwam mijn dan een pikkedanesie niet net zo hard toe ah aan m'n maat? En ik had ommers geld. En toen kocht ik er ook een van Jochem en het smaakte hestig. Toen had Jochem natuurlijk weer 't duppie, want ik had netjes betaald, 't Gaat al aardig met de handel waar?' vroeg Jochem, 'we hebben er al twee comptant verkocht. Nou koop ik de derde en ...ik betaal. Beter dan die loeders van touwslagers, die achteruitlopers, die |
wouwen nog niet eens betalen.' En toen 't duppie
weer in mijn vingers zat, wier 't me daar zo heet. Ik docht: de zaak gaat goed, en d'r is geld -hup- daar verkocht ik de derde aan m'n eigen.' 'We dochten toen, dat het leven as koopman zijn- de, toch zo kwaad niet was. Want van toen af, verkochten we als een lier. Eerst alleen nog maar aan mezelf en aan Jochem, maar ineens, toen ik opkeek, waren er nog meer mannen gekomen, allemaal kerels net als Jochem, ze kochten met geweld. En ik schonk maar. Telkens een duppie, het eigenste duppie. Wat voor mirakelen je met een onnozel duppie al niet bele- ven kan, hé. |
|||||||||||
mm
|
||||||||||||
ajb.6
hiernaast Sjef en Jochem
op het omslag van 'De kleine wereld'; uitgave van ic)}2. |
||||||||||||
43
|
||||||||||||
Dat Piet een bekende verschijning in de
Lopikerwaard en te IJsselstein was mag blij- ken uit op getekende memoires, welke in het voorjaar van 1950 verscheen in de 'Nieuws- raket'; een voorganger van het 'Zenderstreek- nieuws'. Naam van de auteur is onbekend; de toonzetting van het rijm moet geplaatst wor- den in de geest van die jaren. |
Daar was een tijd in Piet zijn leven
Dat hij met ernst zijn studie nam.
Voor predikant is gaan studeren
En als student college nam.
Hij was gedoopt in naam des Heren,
En deed ook eens belijdenis.
Beloofde plechtig mee te bouwen
Aan 't leven dat godzalig is.
Ik heb dat juist hier neergeschreven
Voor velen van ons jong geslacht;
Voor 't hart dat met zijn dunk en willen.
Zoveel nog van zichzelf verwacht
Piet, 't kind wellicht van veel gebeden.
En van zo'n menig moedertraan;
Piet heeft nimmer willen horen.
Is zijn eigen weg gegaan.
Of zijn vader al vermaande
En zijn moeder smeekte en bad.
Piet is uit de band gesprongen
Waar hij zo bekneld in zat.
Hij kwam in de stroom van 't leven
En die golfslag nam hem mee
Uit de voegen van geloven
Op de grote wereldzee.
Piet was heus niet zoveel slechter
Als het leven van vandaag.
Maar toen hij de Heer liet varen.
Ging het pijlsnel naar omlaag.
Als student in de vacantie
Maakte hij ook menig reis:
Zo belandde onze Pieter
Eens in het groot Parijs.
Het groot Parijs, de Wereld-lichtstad;
Met haar bekoring en vermaak;
Met zijn verderf en stofvergoding.
Was toen voor Piet begeerde zaak.
Hoelang hij daar wel vertoefde,
In deze weelde dag en nacht;
Wij weten het niet, maar zeker is het
Hij heeft schier alles doorgebracht.
En als alles is versmeten.
Wacht dus 's werelds harde loon:
Piet moest bedelend naar Holland,
Niet........als een verloren zoon.
Want, die kwam weer tot de vader
-Naar ik lees in Godes woord- |
||||||||
Piet de Zwerver
(Memoires van een bedelaar)
En deze dingen zijn geschied, ons tot voorbeelden,
opdat wij geen lust tot het kwaad zouden hebben
(1 Cor. 10:6)
Onder de schaduw der Martini,
Met zijn klokken, zo vertrouwd.
Heeft Piet op deez zijde wereld,
Voor 't eerst het levenslicht aanschouwd.
Misschien gedroomd van 't mooie leven,
De lente en de zonneschijn;
Die ons zoveel beloofd te geven;
Aan idealen die er zijn.
Hij heeft gebouwd zijn luchtkastelen,
In een stil burgelijk bestaan.
En 't is met Piet zijn kinderleven,
Precies zoals met ons gegaan.
Ook hij genoot zijn smart en vreugde.
Zijn blijdschap en zijn kinderleed;
Een hart dat plots'ling zich verheugde En heel gauw met zijn tranen streed. 't Gezin was niet zo groot geworden,
-Drie kinderen is toch niet zoveel.^-
Twee jongens en een meisje vormden
Tesamen dan ook dit geheel.
Het leven ging bij hem uitstekend.
Elk onderwerp, het was hem pas:
En Piet zat dan gestadig weder
Als nummer één in elke klas.
Hij speelde ook met zijn kornuiten.
Zo kinderlijk van zorgen vrij;
Nog onbewust van 't harde leven.
En van des werelds stormgetij.
Ziedaar, in korte, grove trekken.
De jeugd van onze zwerver Piet,
Die, toen hij ouder is gaan worden.
Zo snel het goede pad verliet.
|
|||||||||
44
|
|||||||||
Piet had overal zijn klanten.
Langs zijn dagelijkse spoor; Bij de dominé aan 't hekje. Voor de deur bij de pastoor. Daar een cent en ginds wat beters
Of een boerenboterham,
Piet had overal een praatje,
Als hij aan de staldeur kwam.
Lachte vaak om een vermaning
Van een vriend, soms goed bedoeld.
Kwam men hem hulpvaardig tegen,
Heeft hij dit wel aangevoeld.
Piet zou wel eens anders willen,
Liefde had voor hem nog klank;
Maar een duivel trok hem lager
En die duivel was de drank.
Toen het niet meer was te krijgen,
-'t Ging zo met de hele klus,-
En het niet was te betalen.
Dronk Piet enkel spiritus.
Onderdak werd hem ook moeilijk
En zijn beurs was dikwijls blut;
Piet zat niet gauw bij de pakken,
Want hij bouwde zelf een hut.
Een ding speelde hem wel parten,
Wat hij van tevoren zag,-
Piet kon niet zo ver meer lopen;
Dat kwam van de oude dag.
En zijn wereldje werd kleiner,
Daarmee ook zijn arbeidsveld.
En zijn inkomst danig minder;
Werd op non actief gesteld.
Men heeft getracht hem op te knappen,
Bezorgde hem een huislijk uur.
Maar het zwerven trok hem immer:
Vrijheid, buiten, de natuur.
Zo heeft hij dertig jaar gelopen
In de regen, sneeuw en zon.
En geslapen, vaak in krotten,
Totdat Piet niet meer kon.
En met gans bevroren voeten
Werd hij in Gorcum opgehaald; Piet zijn vrijheid was genoten
En zijn moed een stuk gedaald. Na een week of vier verpleging.
Was hij weer zover hersteld; |
|||||||
Piet, hij zocht zijn eigen wegen.
Gooide alles overboord. "Wat kan mij het leven schelen,
Christenheid of wereldplan.
Ik wil vrij door het leven wandelen.
En genieten waar ik kan."
Dit toch waren Piet zijn woorden.
Ach, een bitter ideaal.
Want het geeft nooit voldoening,
Haar beloning is maar schraal.
Men zocht toen voor Piet een baantje.
En hij kwam toen op kantoor,
Kon het daar helaas niet houden.
Ging er met wat geld vandoor.
Die historie, ach, herhaalt zich,
In het leven menigmaal;
En toen Piet geen weg kon vinden,
Werd hij maar koloniaal.
Indië was in-die dagen
Voor velen een verderf lijk ding;
Ook voor Piet, die steeds maar lager
En van kwaad tot erger ging.
En je moest hem horen praten
Over 't leven in de Oost;
Hoe hij daar had meegevochten
En gezworven onverpoosd.
Piet had voor vijfjaar getekend,
Heeft zijn tijd ook volgemaakt;
Maar heeft steeds het burgerleven
En de rust veracht, gelaakt.
En het leven, ja bewijst het,
Nu al zoveel eeuwen lang;
Die de Heere hier verwerpen,
Komen tot hun ondergang.
Piet heeft heel wat wedervaren,
Zwaaide in de Oost weer af.
En kwam toen op onze wegen
Helaas weer met een bedelstaf
Mogelijk kwam u hem wel tegen
Of heeft u hem eens ontmoet;
Piet liep opgewekt zijn wegen
En had altijd goede moed.
In de verre wijde omtrek.
Overal was Piet bekend;
Drinkend, zwervend, wat negotie,
Burg'lijk leven gans ontwend.
|
|||||||
45
|
|||||||
Dat Piet weder weer kon lopen
En hij koos weer 't vrije veld. Doch een zwakte overviel hem
En dat was voor hem een kruis;
Piet lag op zijn dood te wachten
In het grote ziekenhuis.
Toch werd Piet opnieuw weer beter,
Na wat hij geleden had;
Maar hij kon niet meer als vroeger
Zwerven langs zijn levenspad.
Sociale hulp heeft ingegerepen
En bezorgde hem een thuis;
Trachtte hem weer op te knappen,
Na een leven vol van kruis.
't Heilsleger werd zijn bestemming;
Waar hij toen zijn intrek had.
En al spoedig goed kon wennen
In de oude Bisschopsstad.
't Is met Piet in deez' omgeving
Dan ook verder goed gegaan;
Piet heeft toen voor 't eerst van 't leven,
Ook zijn borrel laten staan.
Piet kon vele goede dingen -
Hetgeen daar dan ook wel bleek -
Hij verzorgde toen met liefde
In dit huis de Bibliotheek.
Voor 't zakgeld dat hij trouw bewaarde
Vulde hij de boeken aan;
Zo vond Piet op 't eind van 't leven
Een nuttig burgelijk bestaan.
Of het kwam van de verpleging,
Met veel Hefd' in zijn bestaan;
't Lichaam kon daar niet meer tegen
En 't was gauw met Piet gedaan.
Eén boek had zijn grote liefde
Daarin was hij goed bekend,
Met het zoveel zeggend opschrift
Namelijk "Het groot Moment!"
En dat boekje las toen Pieter
Vele uren dag en nacht;
|
En dat boekje heeft de zwerver
Weder tot zichzelf gebracht. En toen moest hij het beamen;
Heeft zichzelve ook verfoeid;
Toen heeft Piet het ook beleden:
" 'k Heb mijn leven maar verknoeid."
't Boekje had hem aangesproken
Op een blad een dikke streep Wezen ons de tekst en woorden,
Die hem in het harte greep. Onverwacht is Piet gestorven
Heel zacht is hij heengegaan.
Hiermee was zijn tocht ten einde
Zijn veelbewogen levensbaan.
Zwervend trok hij door de wereld
Of de vree hem werd vergund;
Laten wij hier verder rusten
En wij zetten hier een punt.
Op het kerkhof stil en vredig
Is hij toen ter rust gelegd.
Bij zijn graf zijn vele woorden
Over Piet zijn weg gezegd.
Hoe hij zwervend heeft gelopen
Op de wegen hier in 't rond
En aan het einde van zijn leven
Toch nog rust en blijdschap vond.
En het strekt ons nog tot lering
Voor hen die het horen wou; 't Is geschied opdat gij nimmer
Lust tot 't kwade hebben zou. Nawoord
Mensen die Piet Bokketouw goed gekend
hebben zijn er praktisch niet meer. De hier gegeven informatie (met dank aan de heer Luten van het IJsselsteins archief) is al wat ons nog rest. Het is jammer dat een foto van Piet ontbreekt. Hierbij willen we een oproep plaatsen om indien er onder de lezers meer bekend is over de figuur van Piet Bokketouw dit door te geven aan de redaktie teneinde in een volgende uitgave hierop terug te kunnen komen. |
||||||
46
|
|||||||
De Spiegel' van 1960; heruitgave
|
|||||||||||
Een rustend veehouder, die geen rust kent
|
|||||||||||
Nee, stil zitten is er voor de zeventigjarige
Jan Homburg niet bij. Al jaren is hij ver- knocht aan zijn hobby: houtsnijden en schil- deren. Zijn huis lijkt dan ook op een muse- um van volkskunst Vanaf de smalle asfaltweg, die zich in enge
bochten door het Hollandse polderlandschap van IJsselstein naar Montfoort slingert, valt de boerenhoeve aan het einde van de Achtersloot nauwelijks in het oog. Het is er een zoals er zovelen staan aan deze landweg, waar slechts bolderende boerenwagens en het geloei van koeien op stal de landelijke winterrust versto- ren. Toch neemt de hoeve in dit zo typisch Hollandse dorpje een aparte plaats in. En iedereen, die er een bezoek brengt, zal dat direct merken. De bedrijvigheid die op elke boerderij te vinden is, zal hij er missen. Géén stal, waar het vee de koude wintermaanden doorbrengt en géén landbouwwerktuigen. Het is stil op het erf De IJsselsteinders zien de eigenaar van de boerenplaats zelf nauwelijks. Maar allemaal kennen ze hem: Jan Homburg, de 70 jaar oude veehouder, die eenzaam en teruggetrokken, zijn rustend bestaan leidt. Rustend echter alleen in de zin van boer-
op-non-aktief Want Jan Homburg zit allesbe- halve stil. Zijn knoestige handen, die alle tekenen
dragen van een hard en werkzaam leven, zijn nog sterk en beweeglijk. Ze noemen hem "de kunstenaar"
Een rustige oude dag kent Jan Homburg
niet, al heeft hij het boeren er al enkele tien- tallen jaren geleden aan gegeven. Het was met hem anders dan met de andere Homburgs uit de familie: hij vond zichzelf bij voorkeur niet voor het boeren in de wieg gelegd. Alleen het feit dat zijn vader een groot vee-
bedrijf in Delfshaven had, was er de oorzaak van dat Jan als kleine jongen al vertrouwd werd gemaakt met het leven en werken op de |
boerderij. Zijn werkelijke belangstelling ging
echter naar andere dingen uit. Lange tijd kon hij staan kijken naar mooie schilderijen of naar artistieke kunstvoorwerpen. Dikwijls was hij te vinden in het museum of stond voor de prachtige antieke met kostbaar Chinees porse- lien gevulde antieke kast uit 1760, die zijn schoonvader in de pronkkamer had staan. Dat trok en boeide hem. Schertsend werd de klei- ne Jan dan door zijn broers de "kunstenaar" genoemd. Maar daar trok hij zich niets van aan. In de weinige vrije tijd, die er op de hoeve van zijn vader na schooltijd overbleef las hij boeken over kunstgeschiedenis, waar- mee hij zijn kennis verrijkte. Later, toen zijn vader overleden was, ver-
trok hij uit Delfshaven en betrok de hoeve in |
||||||||||
Waar u ook
rondkijkt in het huis van de heer Jan Homburg, overal ziet u houtsnijwerk,dat door de bewoner zelfgemaakt is. Zo zit hij hier aan een fraai bewerkt bureau, schrijvend met een ganzeveer (om in stijl te blijven) en geze- ten op een stoel, die eens een hak- blok van een sla- ger was! |
|||||||||||
4?
|
|||||||||||
hij, wijzend naar een robuuste en overdadig
bewerkte bureaustoel, waarin een kasteelheer zich thuis gevoeld zou hebben. Jan Homburg heeft het essenhout bewerkt of het kneedbaar was, zó scherp zijn de figuren met kleder- dracht uit verschillende tijden gemodelleerd. Op het onderstuk ligt een hond, waarvoor zijn eigen trouwe viervoeter Porthos, genoemd naar een der Drie Musketiers, model is geweest. In deze stoel neemt hij plaats als hij achter zijn schrijftafel, waarop een kostbare Statenvertaling rust, in zijn forse, wat statige schrift zijn particuliere correspondentie voert. En omdat het in deze sfeer uit de toon zou val- len een ballpoint uit een der laden te halen, hanteert hij de ganzenveer. In een andere hoek van de kamer staat een
brede en gemakkelijke stoel, die met een handomdraai kan worden veranderd in een tafel. Oók het resultaat van maandenlang rus- teloos werken aan de werkbank. Zijn radio ("waarnaar ik nooit luister,ik
houd er niet van.")gaat bijna geheel schuil in een houten kast, waarin talloze figuurtjes zijn uitgesneden, terwijl bovenop ranke muzikant- jes schijnen te zweven. Met veel geduld en behoedzaam kerven en snijden heeft Jan Homburg zo zijn hele huis ingericht. Uit de stam van een appelboom hakt hij een kastje, uit een driekantig latje een lezende monnik en uit een oude plank een trapleuning. Jan Homburg en zijn zuster, die bij hem
inwoont en de verrichtingen van haar broer met geduldige bewondering volgt, moeten doorlopend de indruk hebben in een museum te huizen, door een vreemde macht overgezet in een tijd toen houtsnijwerk en huisvlijt nog zeer hoog stonden aangeschreven. Er is werkelijk geen paneel of het is niet
aan de aandacht van de kunstzinnige bewoner ontsnapt. Met palet en penseel
Het kabinetje naast de pronkkamer geeft
weer een ander aspect van Jan Homburgs ambitie te zien. Aan de muren hangen talrijke schilderijen, die hij boven in zijn atelier - zoals hij het kleine slaapkamertje noemt - zelf heeft gemaakt. Wat aarzelend is hij er - nu zo'n dertig jaar
geleden - mee begonnen. Later is hij met meer enthousiasme en durf verder gegaan. Met palet en penseel kon hij zich nog meer creatief uitleven dan met pennemes en beitel. Het harde hout, de tot ragfijne plankjes om te werken en bij te schaven boomstronken, stel- den de kunstenaar Jan Homburg heel andere |
|||||||||
IJsselstein, waar hij nog woont. Toen kreeg hij
de gelegenheid zicht helemaal in zijn hobby uit te leven. Van oude stukken hout maakte hij kunstig snijwerk. Het schuurtje achter de boerderij werd de werkplaats en dag in dag uit stond Jan Homburg achter zijn werkbank met beiteltjes, boortjes, hamers, gutsen, vijlen en zagen. Een stukje uit zijn jeugdjaren, een Zuidafrikaanse ossewagen, kreeg er al direct een ereplaats. En bij dat ene stukje bleef het niet. Nu is Huize Homburg een klein muse- um geworden met talloze, fraaie houtsnijwer- ken. Dode takken, knoestige boomstronken, een uitgesleten houten vloer van een uit-de- tijdse automobiel vormen sinds Jan Homburg in IJsselstien is komen wonen,levend materi- aal voor hem. Want uit deze op het eerste gezicht waardeloze stukken hout ontstonden in zijn handen meesterwerkjes. In een wandkast staat een fregatschip uit
de tijd van Michiel de Ruyter, een werkstuk waarmee Jan Homburg enkele jaren bezig is geweest. Onder de boeg gaat een compleet schaakbord schuil met kunstig uitgesneden pionnen en een majestueuze koning. "De ene groep bestaat uit Christenen en de andere uit Mohammedanen", zegt Jan Homburg. De koning enerzijds wordt gerepresenteerd door Karel de Grote in zijn zetel, de koning ander- zijds door Haroen el Rashid op zijn troon. Met de ganzeveer
"Dit is gemaakt uit een slagersblok", zegt
|
|||||||||
In de oude
schuur kan jan Homburg uren doorbrengen mei knutselen aan planken of boom- stronken om daar met allerlei soorten gereed- schap weer mooie stukjes volks- kunst te voor- schijn te toveren. |
|||||||||
48
|
|||||||||
In het kleine
kabinet naast de pronkkamer heeft de rustend vee- houder eenfami- lieprtretten-gale- rij ingericht. Tussen de wat strak kijkende igde eeuwers hangt - wat ver- dwaald - zijn zelfportret. |
|||||||
Zelfs de radio
kreeg een mooi uitgesneden kast, terwijl de hoven- en zijkanten ver- sierd werden met aardige figuur- tjes, die eveneens door Jan Homburg ver- vaardigd werden. |
|||||||
49
|
|||||||
vragen dan het schildersdoek, waarop hij in Hier is hij thuis
bonte, vaak harde kleuren zijn levensvisie kon 's Avonds als de voorjaarsstormen de hoeve
geven. beuken, installeert Jan Homburg zich bij de
Maar in één opzicht tonen beide kunstuit- kachel. Hier in zijn gemakkelijke leunstoel,
tingen bij Jan Homburg toch een zelfde trek: temidden van zijn eigen scheppingen, voelt
hij is in beiden portrettist. hij zich werkelijk thuis. Tevreden kan hij dan
In het als een devoot huiskapelletje inge- soms een blik werpen op deze keur van fraaie
richte kabinetje pronkt een complete familie- voorwerpen en meubelen. Stuk voor stuk vor-
portretten-galerij, waarin hij velen van zijn men zij een gedeelte van zijn leven,
voorvaders een plaatsje heeft gegeven. Onbetekenende brokken hout zijn het vroeger
Een zelfportret van Jan Homburg, dat hier geweest, maar hij heeft er als het ware een ziel
wat verdwaald hangt tussen strak kijkende in geblazen. Kunstvoorwerpen zijn het gewor-
igde-eeuwers, bepaalt de aandacht weer bij de den onder de aandrang van Jan Homburgs
maker van al deze doeken. beitel en pennemes.
|
|||||
50
|
|||||
IJsselsteinse jaartallen
|
||||||||||||||||
IJsselsteinse jaartallenlijst tot aan de inlijving bij Frankrijk
|
||||||||||||||||
777-866 De St. Maartenskerk te Utrecht
bezit in de villa Ubburon (Opburen tussen IJsselstein en het Klaphek) i mansus (hoeve). ca. 900 Een goederenlijst van de abdij
Werden aan de Ruhr van bezittin-
gen bij de Zuiderzee noemt o.m. Aiturnon (Eiteren). Men bezit daar i volledige mansus en 14 hofstedi. 944 Keizer Otto I schenkt de pagus
Lacke et Isla (de gouw van de Lek
en de IJssel) aan de toenmalige 2 Utrechtse Kapittelen, nl. St. Maarten en St. Maria (Oudmun- ster).Voorheen werd dit leen beze en door Waltger en zijn zoon Radbod. Deze Waltger is een broer van Dirk
I van Holland. 1036 Bisschop Koenraad schenkt een
landgoed in Eiteren aan de kerk te
Werden in opdracht van de gestor- ven bezitter, de klerk Waltger. 1105 In een oorkonde wordt als één der
getuigen Wolfgerus, Scultetus de
Amstelle genoemd (Wulfger, schout van Amstel). Waarschijnlijk bestaat rond deze tijd ook in de gouw het schoutambt. 1122 Keizer Hendrik V bevestigd de St.
Maartenskerk en de St. Mariakerk
(Oudmunster) in het bezit van de gouw Isla et Lacke, en ook van de cijns en het gerecht te Eiteren. Graaf Willem van Upgouye, die in naam van de bisschop het grafelijk gezag uitoefent in de gouw wordt afgezet na betrokken te zijn als aanvoerder bij een anti-keizerlijk oproer. Hierna wordt de rechtsmacht in |
het gebied uitgeoefend door de
proosten van de kapittels, of door hun meijers. Een (als onecht gekwalificeerde)
oorkonde maakt melding van een koninklijk landgoed, dat in die tijd nog in Eiteren zou zijn geweest. 1148 Er wordt tussen Utrecht en de
Hollandse IJssel bij het Gein een
gracht gegraven, met bij het Gein een dam. 1155 Eerste vermelding van de functie
van'heemraad', nl. als 'heimrat' in
een akte van Bisshop Herman aan de parochianen van Lopik. 1169 Egbert, kleinzoon van Wulfger van
Amstel, verkrijgt het recht van
opvolging door zijn zonen. Hiermee worden de van Amstels van ambtenaren (ministerialen) nu leenmannen van de Bisschop. |
|||||||||||||||
1217
|
De parochie Eiteren moet het Gein
|
|||||||||||||||
en de Rij pikkerwaard afstaan aan
de nieuwe parochie het Gein. |
||||||||||||||||
1257
|
Gijsbrecht III van Amstel moet
|
|||||||||||||||
met Gijsbrecht Uten Goye en 500
volgelingen in boetekleed vergiffe- nis vragen in de Domkerk voor het kiezen van de Hollandse zijde in de oorlog, welke bisschop Hendrik van Vianden voerde tegen Holland. 1267 Arnoud van Amstel is heer van
IJsselstein. Hij is een jongere
broer van Gijsbrecht IV van Amstel (betrokken bij de moord op Floris V) en vader van Arnoud van Benschop (eveneens bij de moord betrokken) en vader van Gijsbrecht van IJsselstein. De van Amstels zijn waarschijnlijk
door het huwelijk van Arnoud met Bertrade, dochter van Jan van |
||||||||||||||||
51
|
||||||||||||||||
in het Sticht komen nu aan
Holland. Op last van Floris V wordt de
Hollandse IJssel bij Hoppenesse (het latere Klaphek) afgedamd. De naam "Lopikerwaard" komt voor het eerst voor in een brief van Floris V, waarbij hij "die hemeraders van Lopikerwert doet groeten". Vanwege de afdamming van de
IJssel in 1285 wordt een nieuwe verbinding gegraven met de Lek door de gilden van Utrecht, uitko- mend bij de Wierse stroomrug (Vreeswijk). De dam bij het Gein wordt doorge-
slagen ("Doorslag"). Het kapittel van de Dom geeft één van de twee dagelijkse gerechten in de Achtersloot in pacht aan Gijsbrecht van IJsselstein. Floris V vermoord (o.m. door Gijsbrecht IV van Amstel, Arnoud van Benschop, Herman van Woerden). Gijsbrecht van IJsselstein was niet bij de samen- zwering betrokken. Graaf Jan I van Holland neemt het kasteel van IJsselstein in. De verdediging werd geleid door Berte van Heukelem, vrouw van Gijsbrecht van IJsselstein (zie:"Fulco van minstreel" van C.joh. Kievit), Gijsbrecht wordt door Hubert van Vianen te Culemborg opgesloten. IJsselstein, Benschop enNoord- Polsbroek komen in handen van Wolfert vanBorselen, raadsman van de Hollandse graven. Graaf Jan I van Holland sterft, Wolfert van Borselen wordt ver- moord. Graaf Jan II van Holland, de eerste
graaf van Holland uit het Henegouwse huis, beleend zijn broer, Guy van Avesnes met de Amstelse en IJsselsteinse goederen. Guy van Avesnes wordt bisschop van Utrecht. Gijsbrecht verzoend zich spoedig met de Utrechtse bis- schop en de Hollandse graven, en wordt weer in het bezit van zijn goederen gesteld. Na al in 1304 openlijk als heer van IJsselstein te zijn opgetreden |
|||||||
IJsselstein.welke uit het geslacht
van de oorspronkelijke heren
stamt, aan hun bezit van
IJsselstein en de baronie gekomen.
In 1279 wordt in ieder geval
van Gijsbrecht van IJsselstein 1287
vermeld, dat zijn ouders en voor
ouders heren zijn geweest over
heel Benschop, Noord-Polsbroek
en IJsselstein, het gebied van de
latere baronie. 1288
Arnoud zegelde als eerste i.p.v.
met het volle wapen van de van
Amstels (4 balken + St.
Andrieskruis) met het wapen,
dat nu nog het gemeentewapen
van IJsselstein is.
1277 Arnoud van Amstel koopt van
Wouter van Utengoye het gerecht, 1291
de tijns, het veerschip en de visse- rij te Eiteren, welke goederen hij in leen hield van de heer van Cuyck. 1279 Gijsbrecht van IJsselstein bezit de 1296
hoge heerlijkheid van IJsselstein
als leen van de heer van Cuyck, en als achterleen van het Sticht. Verder verkrijgt hij in in erfpacht van het kapittel vanSt. Marie het dagelijks gerecht van het land, dat 1298 voor het slot was gelegen, de dage lijkse gerechten van Meerlo, en in Over IJssel (IJsselveld), en verder een aantal tijnsen en tienden. Floris V dwingt de elect van Utrecht tot een smadelijk verdrag, mogelijk geworden doordat de positie van de elect door de van Amstels erstig is verzwakt. Deze Gijsbrecht is waarschijnlijk de stichter van het kasteel in haar latere vorm, en de stichter van IJsselstein als stad. 1299 Hij is de eerste van Amstel, die
zich van IJsselstein noemt. 1281 De elect wordt gedwongen de ver 1300
beurde goederen van van Amstel
en Woerden te verpanden aan Floris V. 1285 Gijsbrecht pacht dezelfde goede-
ren van het kapittel van St. Marie 1301
als in 1279, nu voor 16 jaar.
Na jarenlang oorlog voeren met de bisschop van Utrecht en de graaf van Holland verzoenenGijsbrecht IV en zijn broers Willem van Arnoud zich met graaf Floris V. 1309 Alle leengoederen van de Amstels
|
|||||||
52
|
|||||||
dien de baronie uitmaakt.
Het kapittel van de Dom bezit een gerecht in de "Hoghen Biesen, in de laghen Biesen en de in den Langhen lande" (Broek). Landbrief van Arnoud van IJsselstein. Belegering van IJsselstein door de
maarschalk van de bisschop van Utrecht. Na 5 weken capituleert Arnoud van IJsselstein. Hoekse en Kabeljauwse twisten (oorspr. tussen gravin Margaretha en haar zoon Willem). De heren van IJsselstein horen in het Kabeljauwse kamp thuis. Arnoud van IJsselstein sticht 6 kapelaniëen in de kerk. Arnoud overlijdt. Guyotte, dochter van Arnoud, in 1330 gehuwd met Johan van Egmond, wordt in het erfleen van de heerlijkheid IJsselstein beves- tigd. Zij heeft waarschijnHjk het graf
monument in de kerk van IJsselstein gesticht voor Gijsbrecht, zijn zoon Arnoud en hun beider vrouwen. Jan I (van Egmond) van IJsselstein
overlijdt. Guyotte sticht e«i 7de kapelanie in
de kerk. Guyotte overlijdt.
De Amstelse goederen in het land vanijsselstein gaan definitief over naar het huis Egmond. IJsselstein wordt aanmerkelijk ver- sterkt met muren. Stichting van het Cisterciënser- klooster op de Nieuwpoort buiten de stad door Arnoud II (van Egmond) van IJsselstein. De kerk te IJsselstein wordt kapit- telkerk. Oprichting van een broederschap
ter ere van O.L. Vrouw van Eiteren en St. Nicolaas. Jan (Johan) van Egmond volgt zijn
overleden vader Arnoud op. Hollanders overrompelen IJssestein. Hertog Willem VI wordt als heer van IJsselstein gehuldigd. Jan II van IJsselstein wordt verbannen. Hertog Willem VI overlijdt, zijn dochter Jacoba (van Beieren) volgt |
||||||||||||||||||
wordt Gijsbrecht nu door toedoen
van bisschop Guy door de 1344
Hollandse graaf opnieuw beleend
met het Huis IJsselstein en alle
andere goederen.
1310 Bisschop Guy van Utrecht verleent 1348 3 jaarmarkten aan IJsselstein. De
parochiekerk van Eiteren wordt 1349
overgebracht naar IJsselstein.
Gijsbrecht van IJsselstein schenkt
aan het kapittel van St. Marie het
eigendom van de grond, waarop de 1350-1492
kerk en het kerkhof zijn overge-
bracht. Hij erkent het patronaats- recht van het kapittel.
|
||||||||||||||||||
I3II
|
Het gerecht van Merlo wordt aan
|
|||||||||||||||||
Gijsbrecht van IJsselstein verkocht 1359
door Agnese van Merlo, vrouw van
Baernt van Dorenwerd. 1364
|
||||||||||||||||||
I3I7
|
Dood van bisschop Guy van
|
|||||||||||||||||
Avesnes van Utrecht. Deze was
tussen 1300 en 1317 met de
IJsselsteinse landen beleend. Bij
zijn dood gingen deze voorgoed
voor het Sticht verloren.
1318 Graaf Willem III van Holland beleend Gijsbrecht en zijn zoon
Arnoud met de IJsselsteinse goe-
deren. 1327 De Hollandse graaf koopt deleen 1369 heerlijke rechten, welke Otto van
Cuyck in de Lopikerwaard bezat, 1376
waaronder het hoge gerecht van
IJsselstein en het dagelijkse 1377
gerecht van Eiteren. Alles wat tot
de baronie behoorde was nu
Hollands bezit geworden.
1331 Bisschop Jan van Utrecht geeft de ca. 1390 poorters van IJsselstein vrijdom
van tol aan het Gein. Tussen ca. 1394
1310 en 1331 moeten stadsrechten
verleend zijn, daar in 1331 wordt
gesproken van de "poorteren van
Yselsteyne". 1397
1339 Eerste vermelding van het ambt
van burgemeester in IJsselstein. 1399
1343 De paus bevestigd het door
Gijsbrecht van IJsselstein gestichte
klooster Lieve Vrouwenberg 1409
(Mariënberg).
ca. 1344 Gijsbrecht overlijdt. Arnoud volgt 1416 hem op. Hij is de eerste die de titel
"Baro" (=bannerheer, vrij heer,
later: baron) voert. Hij wordt door
Margaretha gravin van Holland,
beleend met IJsselstein, Benschop 1417
en Noord-Polsbroek, wat sedert
|
||||||||||||||||||
^
|
||||||||||||||||||
53
|
||||||||||||||||||
hem op.
Jan II van IJsselstein neemt
IJsselstein in en bestormt het slot.
Hierop neemt Utrecht met behulp
van andere steden en met behulp 1507
van de oom van Jacoba, Jan van
Beieren, IJsselstein in. De muren 1508
en het kasteel worden gesloopt.
1418 Jacoba van Beieren laat uit wraak
vanwege de ontrouw van de 1510
Egmonds door de Utrechtenaren
IJsselstein verwoesten, m.u.v. ker- ken, kloosters, etc. 1423-1451 Willem van Egmond, ie zoon van
Johan wordt heer; Johan wordt |
steun aan de Bourgondiërs tegen
Utrecht en Gelre met de verheffing van Buren en Leerdam tot graaf- schap. Frederiks zoon Floris wordt stad
houder van Gelre. Keizer maximiliaan bevestigd de handvesten in 1348 door Arnoud van IJsselstein verleend. Vergeefse poging van Utrecht om IJsselstein per turfschip in te nemen. Floris van Egmond plundert hier-
op de buiten de muren gelegen gedeelten van Utrecht. Floris probeert vergeefs Utrecht binnen te dringen via het ijs op de grachten. Utrecht belegert met behulp van
Karel van Gelre de de stad IJsselstein. Om Floris van Egmond op een
afstand te houden wordt de Lekdijk bij Schoonhoven doorge- stoken. Hij bereikt echter met een leger
IJsselstein via een omweg, en ver- jaagt de belegeraars. Hierna kwam door bemiddeling van stadhouderes Margaretha, waarbij de latere paus Adrianus VI een rol speelde, een vredesverdrag tot stand tussen IJsselstein en Utrecht. Floris wordt tevens stadhouder van
Friesland. Floris wordt tevens stadhouder van
Holland, Zeeland en West-Fries- land. Frederik overlijdt.
Floris volgt hem op als graaf van Buren en Leerdam en heer van IJsselstein. Floris wordt aanvoerder in het kei-
zerlijk leger. Het kapittel van St. Marie draagt
het patronaatsrecht van de kerk te IJsselstein, uitgezonderd het deka- naat, op aan Floris van Egmond. Het ambt van homans (schutterij) wordt in dit jaar voor het eerst ver- meld. Keizer karel V bekrachtigt op ver-
zoek van Floris van Egmond de landbrief van 1348. Alexander Pasqualini, artillerie- meester van Floris, bouwt de toren |
|||||||||||||||||||||||||||
ruwaard van Gelre.
|
15"
|
|||||||||||||||||||||||||||
1451 Willem van Egmond, 2de zoon van
Johan wordt heer van IJsselstein.
|
||||||||||||||||||||||||||||
1457 De heer van IJsselstein verleend de
|
I5II
|
|||||||||||||||||||||||||||
"Benschoper en de Polsbroecker
Wilcoer", waarbij het huurrecht in die plaatsen wordt vervangen door een college van 7 heemraden. 1466 IJsselstein haalt de door Utrecht
gelegde dam uit de gracht bij een
dreigende aanval van de Geldersen maar moet deze op last van Utrecht terugleggen. De Geldersen vallen IJsselstein binnen en verwoesten de stad. 1470 Vriendschapsverdrag tussen
IJsselstein en Utrecht. 1471 Aleida van Culemborg, vrouw van
Frederik (zoon van Willem II) |
||||||||||||||||||||||||||||
sterft.
|
1515
|
|||||||||||||||||||||||||||
Ter harer nagedachtenis wordt de
|
||||||||||||||||||||||||||||
grote graftombe in de kerk van
|
151C
|
|||||||||||||||||||||||||||
IJsselstein opgericht.
1482 IJsselstein wordt tevergeefs bele-
gerd door Utrecht. 1521-1539 Het klooster buiten de muren wordt verwoest, en later binnen de
muren weer opgebouwd. 1483 Willem II van IJsselstein overlijdt. 1522
Zijn 2de zoon Frederik volgt hem op als heer van IJsselstein, zijn 1524
eerste zoon Jan als graaf van
Egmond.
1491 Floris, zoon van Frederik doet een mislukte poging Utrecht bij de
Tolsteegpoort binnen te dringen.
1493 Frederik plundert de Weerd bij Utrecht. 1531
Deze wordt hierop later ommuurd
(Bemuurde Weerd).
1498 Frederik wordt door Maximiliaan ca. 1532 van Oostenrijk beloond voor diens
|
||||||||||||||||||||||||||||
54
|
||||||||||||||||||||||||||||
van de St. Nicolaaskerk.
1533 Instelling van de IJsselsteinse leen- 1584-1608 hof door Floris (o.m. het hoogste
appélcoUege).
Het hof van Holland wordt voor
IJsselstein duidelijk niet compe-
tent geacht. 1585 1537 De kloosterkerk aan de Klooster- straat brandt a£ Deze wordt weer opgebouwd en
uiteindelijk in 1697 afgebroken.
1539-1548 Floris overlijdt, zijn zoon Maximiliaan volgt hem op.
1540 Maximiliaan wordt benoemd tot kapitein-generaal van de 1598
Nederlanden en stadhouder van 1603
Friesland, Groningen en de
Ommelanden, en Overijssel.
1548 Maximiliaan overlijdt, zijn dochter Anna ( van Buren) volgt hem op. 1608
1551 De baronie komt aan de Oranjes
door het huwelijk van Willem I
van Oranje met Anna van Buren.
1556 Filips II erkent de baronie als sou- 1618 vereine heerlijkheid (dit is niet
geheel zeker). 1619
ca. 1560 Bouw van het oude raadhuis van
IJsselstein.
1567-1576 De goederen van Willem van Oranje worden in beslag genomen.
Het heerlijk gezag over de baronie 1625
berust bij de baron van
Berlaymont. 1647-1650
1574-1575 Spaanse bezetting in IJsselstein.
1576 Herstel van de souvereiniteit van 1650
Willem van Oranje over de baronie. 1577 De Nicolaaskerk gaat over naar de
protestanten. 1578 Benoeming van een predikant voor 1661
IJsselstein. 1672 1579 Willem van Oranje legt beslag op
het goud- en zilverwerk uit het klooster O.L. Vrouwenberg en de 2 kerken in de baronie t.b.v. de ver- sterking van Breda. 1581 Het beheer van de goederen van de
baronie wordt waargenomen door
Maria, zuster van Filips Willem (in Spaanse gevangenschap.) Zij wordt daarin bijgestaan door een te Delft gevestigde raad en rekenkamer. 1696 1583 De bezittingen van het O.L.
Vrouwegilde worden in beslag 1702-1712
genomen.
1581-1587 De oude kloosterkerk dient als
paardestalling bij de inkwartiering 1712-1731
van diverse troepen, o.a. Engelse |
ruiters o.l.v. Leicester.
De souvereiniteit over de baronie berust bij Maria, zuster van Filips Willem. Sinds 1595 gedeeld met haar man
de graaf van Hohenlohe. Eerste vermelding van de rector van de latijnse school, de school zelf wordt al in 1583 vermeld. Maurits treft een regeling met de raad van state, waarbij de baronie jaarlijks Fl. 3000,- betaald aan de Generaliteit, en bevestigd hiermee haar speciale positie. Opheffing van het o.l. Vrouwegilde. De graaf van Hohenlohe stelt een rekenkamer te Buren in. IJsselstein valt vanaf dit jaar onder de classis Buren. De souvereiniteit gaat over op Filips Willem (in 1595 terug uit Spaanse gevangenschap). Hij ves- tigt zijn rekenkamer te Breda. Filips Willem overlijdt, hij laat Maurits zijn goederen na. In opvolging van de raad te Breda treed nu de domeinraad te Den Haag op als beheerder van de goe- deren van de Oranjes, en daarmee ook van de baronie. Maurits overlijdt, hij laat Frederik Hendrik zijn goederen na. Frederik Hendrik overlijdt, Willem II neemt zijn goederen over. Willem (III) geboren, gedurende zijn minderjarigheid worden zijn goederen beheerd door zijn groot- moeder Amalia van Solms. De IJssel wordt uitgediept. De baronie probeert in de oorlog neutraal te blijven. Toch wordt IJssestein bezet en gebrandschat. De Fransen steken de Lekdijk bij
het Klaphek door.in de hoop de Hollanders te verdrinken; dit mis- lukt. In nov. 1672 wordt IJsselstein toch
neutraal verklaard, maar het moet wel een schatting betalen. Benoeming van een 2de predikant te IJsselstein. De souvereiniteit over de baronie
wordt waargenomen door de Staten-Generaal. De souvereiniteit over de baronie be-
rust bij de voogden van Willem IV. |
||||||
55
|
|||||||
domeinen in bezit, en staat deze af
aan de Bataafse repuliek. 1798 De staatsregeling verklaart (art. 35)
de Nassause domeinen nationaal.
1798-1799 De baronie wordt bestuurd door
een "intermediair administratief bestuur". 1799-1801 IJsselstein gevoegd bij het departe-
ment van de Delf 1800 Definitieve opheffing schutterij.
1801-1805 IJsselstein gevoegd bij het departe-
ment Holland. 1802-1811 Als bestuur over de baronie treed
op het "college tot het voeren der schouwen onder de voormalige baronie IJsselstein". 1805 IJsselstein gevoegd bij Utrecht.
1806 Het oude belastingstelsel van
IJsselstein wordt afgeschaft, het algemeen geldend stelsel wordt ingevoerd. 1811 Inlijving bij Frankrijk.
Het college van gecommiteerden
etc. houdt op te bestaan. IJsselstein wordt een gemeente als iedere andere in het keizerrijk. Deze lijst is ontleend aan een uitgave van het
v.m. streekarchivaat 'Zuid-West Utrecht'uitigSj. |
|||||||||||||||
1731-1765 De souvereiniteit over de baronie
berust bij de moeder van Willem V, prinses maria Louise van Hessen 1736-1759 Vestiging van Hernhutters te
IJsselstein, welke hierna naar Zeist
vertrekken. 1743 Ineensmelting van de financiële
administraties van stad en geme-
ne land. 1746-1759 Ontbreken van de latijnse school,
1759-1806 combinatie met Franse school.
1747 Opheffing schutterij, tijdens de pa-
triottische woelingen weer hersteld
1765-1795 De souvereiniteit over de baronie
berust bij Willem V. 1766 Stichting van een synagoge in de
Weidstraat.
1779 Stichting van een stadskinder-
school en werkhuis. 1780 Bouw van een R.K. kerk aan de
Havenstraat. 1795 Met de Bataafse revolutie komt een
einde aan het bestuur van de
Oranjes, en daarmee ook aan hun souvereine bestuur over de baronie. 1795 De zittende magistraat wordt ver-
vangen door een gekozen munici-
paliteit. De Franse republiek neemt volgens oorlogsrecht de |
|||||||||||||||
Stichting
Historische Kring IJsselstein |
|||||||||||||||
Redaktie:
B. Rietveld, Meerenburgerhorn 10,
3401 CDIJsselstein. Donateurs ontvangen het periodiek (4 uit-
gaven per jaar) en worden op de hoogte gehouden van de activiteiten. Nieuwe donateurs kunnen zich opgeven bij dhr. W.J. van Vliet, J.W. Frisolaan 7, 3401 AX IJsselstein, tel: 03408-81660. Voor inwoners van IJsselstein bedraagt de contributie minimaal f 20,- per jaar; zij die buiten IJsselstein wonen worden ver- zocht om f 6,50 extra over te maken i.v.m. verzendkosten. Losse nummers kunnen, voor zover voorradig, a f7,50 bij het secre- tariaat worden besteld. Voor dubbelnum- mers is de prijs f 10,-. |
|||||||||||||||
De Stichting Historische Kring IJsselstein
is in 1975 tot stand gekomen en stelt zich het volgende als doel: De belangstelling wekken voor de geschiedenis
in het algemeen en voor die van IJsselstein en de Lopikerwaard in het bijzonder. Dagelijks bestuur:
Voorzitter: L. Murk, tel; 03408 - 81627.
Secretariaat: C.J.H, van Dijk-Westerhout,
Omloop West 42, 3402 XP IJsselstein, tel:
03408-83699.
Penningmeester: W.J. van Vliet,
J.W. Frisolaan 7, 3401 AX IJsselstein, tel:
03408-81660.
Bank:Postbank, nr.: 4074718
|
|||||||||||||||
56
|
|||||||||||||||
IA C!9cA^ t) oi <^ L£
|
||||||||||
'Moge de harmonie der burgers de onze
overtreffen' -IJsselsteinse kerkklokken en het carrillon -
door K. Peeters |
||||||||||
Voorwoord
IJsselstein heeft iets met klokken,al eeu-
wen. Rond het jaar 1700 ontstond immers grote hilariteit in het IJsselstadje, toen de heer van de Rijpickerwaard de klok luidde bij het overlijden van Kees. Iedereen verkeerde in de veronderstelling dat het Kees de knecht betrof Tot verbijstering van velen bleek het te gaan om Kees, de aap van de boerderij. Sindsdien dragen de IJsselsteiners met ere de bijnaam 'Apeluiders'. In het leven van de meesten van ons spelen
klokken een sfeervolle rol op de achtergrond. Klokken zijn de luide verkondigers van vreug- de, verdriet en godsvrucht. En het carillon laat ons met haar speelse klanken genieten van de aangename momenten van het leven. Dit artikel geeft een beschrijving van de
klokken der beide St.Nicolaaskerken. Omdat de oude (NH) St.Nicolaaskerk veel ouder is dan de St.Nicolaasbasiliek, ligt het voor de hand dat bij eerstgenoemde kerk het verhaal over de klokken (in deel i) relatief veel ruimte in beslag neemt. Daarnaast speelt bij deze geschiedschrijving een grote rol dat de (gemeente)toren van de N.H.Kerk vanaf 1956 voorzien is van een carillon. Mijn dank gaat uit naar de heer L.Murk
voor zijn assistentie bij het zoeken naar geschikte bronnen in het gemeente-archief en in zijn privé-archief Tevens ben ik de heren pastores van de St.Nicolaasbasiliek erkente- lijk, omdat zij mij alle gelegenheid gaven het parochie-archief te raadplegen. De klokken van de oude St. Nicolaaskerk
In 1309 of 1310 bouwt men op de plaats
van het huidige kerkgebouw een bedehuis. Het is de eerste kerk op IJsselsteinse bodem. De oudere kapel in het buurtschap Eiteren blijft bestaan als plaats van devotie. |
||||||||||
Ruim een eeuw later, in 1417, geeft Jacoba
van Beieren haar troepen de opdracht om IJsselstein te verwoesten. Volgens K. Donga en L.H. Boot (H.K.IJ.-uitgave nr. 24/25) brandt de kerk daarbij geheel af hoewel dat niet de bedoeling van Jacoba schijnt te zijn geweest. Hoe dan ook, herbouw is noodzake- lijk en kort na de ramp wordt daarmee begon- nen. Het tegenwoordige godshuis van de N.H. Kerk dateert in elk geval uit de eerste helft van de 15e eeuw. De in 1535 voltooide Renaissance-toren van
Pasqualini heeft zo goed als zeker een oudere kerktoren vervangen. In de Pasqualini-toren worden in 1535 vier klokken gehangen. Ram- pen blijven het kerkgebouw in haar bestaan niet bespaard. In 1568 al breekt er na bliksem- inslag brand uit in de toren. Het 'Willecor- boeck voor de Noortsyde van Pols-broeck', een handschrift uit het laatste kwart van de i6e eeuw, geeft de volgende nadere bijzonderhe- den: 'Op Vrydach den Xen Septemhris anno XV
acht ende tzestich, des avondts onder tlojftus- schen vijff ende ses uyren is den toorn van St.Niclaes parochykercke van Isselsteyn doer den donder ende blixem ontsteken ende die cap boven van dien gehrandt, waer inne drie van de clocken door die groote hette gesmouten ende gepreser- veerd is, oercondt mijn secretaris hant.' DuideUjk is dat drie van de aanwezige klok-
ken door het vuur verwoest worden. Nog voor de restauratie is voltooid, wordt de toren in 1569 van drie nieuwe klokken voorzien. Thomas Bot(h) en W. van Aelten uit Utrecht zijn de gieters. In 1651 wordt één van de vier klokken (vrij-
wel zeker het exemplaar dat gespaard bleef bij |
||||||||||
57
|
||||||||||
de brand van 1568) opnieuw gegoten.
Opvallend is dat, naast het brons van de
oude klok, een in de kerk staand kanon als klokspijs moet dienen! Meestal is in de histo- rie het omgekeerde het geval: klokken als smeltmateriaal voor kanonnen. Overigens blijkt het luiden van de klokken in deze fase van het bestaan der oude St. Nicolaaskerk niet geheel zonder gevaar geweest te zijn. De toren is dan namelijk bouwkundig gezien in zo'n slechte toestand, dat de koster met ware doodsverachting de gelovigen met klokgebeier tot de dienst moet oproepen, omdat het bouw- werk op instorten staat. Bekend is verder dat er in 1675 in de Pas-
qualini-toren nog drie klokken hangen. De grootste van dit trio begeeft het in 1733 en wordt vervangen. In 1780 wordt er weer een nieuwe klok aangeschaft, zodat er, evenals 245 jaar eerder, weer vier bronzen zwaargewich- ten in de toren te vinden zijn. Een volgend houvast in de beschrijving van
de klokken van de gemeentetoren is de 'Voor- loopige lijst der Nederlandsche Monumenten van Geschiedenis en Kunst' uit 1908. De sa- menstellers van deze inventarislijst treffen in de toren van de N.H. Kerk te IJsselstein twee klokken aan: de ene gegoten door Thomas Both en W. van Aelten in 1569, de ander door P. van Hasselt en Steven Seest in 1780. De meesten van u zijn er van op de hoogte
dat drie jaar na het verschijnen van voornoem- de Monumentenlijst een verwoestende vuur- zee van de N.H. Kerk niet veel meer overlaat dan geblakerde muren en een zwaar bescha- digde toren. De fatale datum is 10 augustus 1911. We citeren K. Witteveen in H.K.IJ. - uit- gave nr. 18. 'De brand begon in een belendende fabriek
van houtwaren. Een deel van dit magazijn was verhuurd aan een sigarenfabnkant.Vermoedelijk heeft, een jongen achteloos een lucifer weggegooid in de sigarenmakerij. Stof genoeg voor het vuur. De duizenden houten stelen voor schoppen, har- ken, houwelen en hamers in de rest van het gebouw maakten het er niet beter op. Door over- springende vonken raakten de vogelnesten in de toren in brand. Omdat de drie IJsselsteinse brandspuiten niet in staat waren om zó hoog water op te voeren, droeg men in allerijl emmers water de toren in. Men slaagde er in het vuur te bedwingen. Maar de toren ging opnieuw bran- den, waarschijnlijk doordat wederom vonken waren neergekomen op het meer dan droge hout van het torendak. Nu sloegen de vlammen direct uit, zodat men wel begreep dat met emmers water |
en met handspuiten niets meer te redden viel.
Veel, heel veel, ging er helaas verloren (...) zoals de drie luidklokken.' Volgens deze aangehaalde tekst (en andere
geraadpleegde bronnen) worden bij de brand de drie aanwezige klokken vernield. Aan- gezien de Monumentenlijst uit 1908 melding maakt van twéé aanwezige klokken, zijn er verschillende conclusies mogelijk. De eerste mogelijkheid is, dat er tussen 1908 en 1911 nog een derde klok in de toren is gekomen. Daarvoor heb ik geen bewijs kunnen vinden. De tweede mogelijkheid is, dat de samenstel- lers van de Monumentenlijst uit 1908 niet goed rondgekeken hebben op de klokkenzol- der en één in een duistere hoek hangend exemplaar over het hoofd gezien hebben. Tevens is het mogelijk dat men in IJsselstein ten onrechte in de mening verkeerde dat er bij de brand drie klokken werden vernield. Dit hjkt mij overigens niet waarschijnlijk. De laat- ste mogelijkheid is dat men in 1908 wel die derde klok heeft gezien, maar dat het om de een of andere reden niet de moeite waard is die in de lijst te vermelden. Zeker is dat bij de fatale ramp een klok van 341 jaar oud (name- lijk het exemplaar uit 1570) ten prooi valt aan de verzengende hitte. Hoe het ook zij, onop- geloste details hebben binnen een artikel hun charmes! In 1916 is de restauratie van de kerk beëin-
digd en die van de toren in 1929. In 1930 giet de firma Van Bergen uit Heiligerlee drie nieu- we klokken. De gewichten ervan zijn: 2160, 1280 en 879 kg. Ze worden door de kerkelijke gemeente aan de burgerlijke gemeente geschonken (de toren is dan immers al gemeente-eigendom) onder voorwaarde, dat de N.H. Kerk het recht heeft om van de klok- ken gebruik te maken voor het aankondigen van de godsdienstoefeningen, bij kerkelijke plechtigheden en begrafenissen. Het is mogelijk dat zelfs een geïnteresseer-
de lezer(es) langzamerhand het spoor bijster raakt door al die komende en gaande klokken. Het doet een beetje denken aan het kinder- raadseltje over het aantal passagiers in een autobus, nadat er voortdurend mensen in- en uitgestapt zijn. Ten behoeve van hen die de genoemde gegevens concreet voor zich willen hebben, is op één der volgende pagina's een schematisch overzicht geplaatst van de klok- ken in de toren van de N.H. Kerk. De nieuwe klokken (van circa 1929) han-
gen goed en wel zo'n tien jaar in de toren, als ons land op wrede wijze betrokken wordt bij |
||||||
58
|
|||||||
Historie van de klokken van de gemeentetoren
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1535 \ n535\ 1535 \ 1535]
h rt=i é=^ i==^
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1535 Vier nieuwe klokken
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1568 Drie klokken door brand verwoest
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
i535\ /15691
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1569 Drie nieuwe klokken erbij
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De klok uit 1535 wordt omgesniol-
/löjil i56c)\
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1651
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ten tot een nieuwe klok
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
J:i
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1675 Nog 3 klokken aanwezig
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
-:i
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een klok uit 1569 begeeft het en
wordt vervangen 1_____J
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1733
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ji
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1651] 1569
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1780 Een nieuwe klok erbij
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
::i
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De samenstellers van de Monu-
1908 mentenlijst geven informatie over 2 klokken |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
C---------^
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bij de band worden alle klokken
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1911
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
verwoest
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
i93o\ 1930] WO
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1930 Drie nieuwe klokken
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
::i
|
:^
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1943 De 3 klokken worden verwijderd
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Na de bevrijding
keert één klok terug |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1945
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Er komt een carrillon. Twee
1956 klokken doen, met die uit 1930, dienst als luid- en carillonklok |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
59
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de drie klokken uit de gemeentetoren. De
oneervolle klus wordt geklaard door de firma Meulenberg uit Heerlen. De lichtste klok (die van 879 kg) is na de capitulatie in goede staat teruggevonden en weer in de IJsselsteinse gemeentetoren gehangen, waar hij tot op de dag van vandaag nog hangt als luid- en caril- lonklok. Op 6 september 1949 informeert de ge-
meente bij de firma Van Bergen naar de kos- ten van vervanging van de twee verloren gega- ne klokken. Deze bedragen ƒ18.524,- en 75% hiervan zou door het Rijk worden vergoed op grond van de 'Wet Wederopbouw Publiek- rechtelijke Lichamen'. Opgemerkt moet wor- den dat op dit te vergoeden bedrag ƒ2700,- in mindering wordt gebracht. Dit is namelijk het bedrag dat de gemeente in 1943 verzuimd heeft te declareren op grond van art.4, 2e lid, der Metaalverordening van 1942. (Overigens bevindt zich in het gemeente-archief een brief van het ministerie van Financiën, gedateerd 21 maart 1958, waarin sprake is van een ver- goeding van ƒ22.068,73). ^^ februari 1955 hangt er nog steeds slechts één enkele ^lok in de gemeentetoren, maar daar staat tegenover dat de ambities van de gemeente IJsselstein aanzienlijk gestegen zijn. Men wil een caril- lon! Het carillon in de gemeentetoren
In een brief, gedateerd 15 februari 1955,
gericht aan klokkengieterij Van Bergen, ver- zoekt de gemeente om informatie over de aan- schaf van een volledige beiaard met drie luid- klokken (tevens carillonklokken) als basis. De gedachten van de gemeente gaan uit naar een klokkenspel van drie octaven, compleet met beiaardklavier en automatisch speelwerk. De ongeschonden uit de oorlog gekomen klok (F- klank) kan dan dienst doen als grootste luid- klok en is tevens de ondertoon in het carillon. Dan is er een hiaat in de correspondentie
over het klokkenspel. Intussen blijkt de gemeente in zee te zijn gegaan met een con- currerende klokkengieterij. Ruim vier maan- den later krijgen B & W namelijk een brief (28 juni 1955) van klokkengieterij B. Eijsbouts te Asten, waarin een woordvoerder van de firma schrijft het bijzonder aangenaam te vin- den dat ze de opdracht mag uitvoeren tot het leveren van een carillon. De levering omvat 37 klokken, te weten: |
|||||||||||||
afi.1
De uit 1930 date- rende luidklok van 8yc) kg, welke na de oor- log in de toren is teruggekeerd. |
|||||||||||||
de Tweede Wereldoorlog. Naarmate de oor-
logshandelingen voortduren, wordt het voor de bezetter een steeds groter probleem om aan geschikte materialen te komen. Op 18 juni 1941 vaardigt het Duitse opperbevel de eerste zogenoemde Metaalverordening uit. Iedereen is verplicht alle roerende metalen die gemist kunnen worden in te leveren. Uit- drukkelijk wordt er aan toegevoegd dat de ver- plichting tot inlevering niet van toepassing is op kerkklokken. De metaalvoorraad van de Duitsers raakt verder uitgeput, zodat een jaar later (op 21 juli 1942) een nieuwe verorde- ning van kracht wordt. Hierin bepaalt de Rijkscommissaris, Seyss Inquart, dat ook kerkklokken, gedenktekens, melkbussen, bier- leidingen e.d. opgeëist kunnen worden. De Duitse bezetter probeert de Nederlanders ervan te overtuigen dat het hun plicht als vaderlander is de klokken af te staan. In een krant uit die dagen wijst men erop dat: "... de Europeesche verplichtingen in den strijd
tegen het bolsjewisme kunnen leiden tot maatrege- len en omstandigheden die zelfs ook in het per- soonlijk leven ingrijpen, dus zeker ook in het cul- tureele en nationale leven. In het uiterste geval kunnen tenslotte heter eenige kerkklokken sneuve- len dan dat Stalin's horden hier zouden komen huishouden, om ons de zegeningen van het bolsje- wisme te brengen." Die 'eenige kerkklokken' blijken er tenslot-
te in ons land vele duizenden te zijn. In 1941 (na de eerste Metaalverordening) levert de gemeente IJsselstein de klokresten in, die sinds de brand van 1911 in of bij de toren zijn blijven liggen. De Duitsers geven er ƒ1335,- schadevergoeding voor. Op 16 februari 1943 verdwijnen, na de tweede Metaalverordening, |
|||||||||||||
circa 480 kg
circa 270 kg circa 200 kg |
|||||||||||||
luidklok toon A
carillon- tevens luidklok C
carillonklok toon D
|
|||||||||||||
60
|
|||||||||||||
carillonklok toon Dis
carillonklok toon E 7 klokken toon F2 chromatisch t/m hz 12 klokken toon C3
chromatisch t/m b} 13 klokken toon C4
chromatisch t/m C5 |
|||||||||||||
circa 170 kg
circa 145 kg circa 650 kg
circa 430 kg
circa 200 kg
|
|||||||||||||
Tevens wordt geleverd een bijbehorende
klokkenstoel, klepels voor het handspel, een speelklavier, magnetische hamers voor het automatisch spel op 23 klokken, een automa- tisch speelwerk met filmband en alle elektri- sche apparatuur, 2 luidassen voor de klokken A en C. De totale prijs voor het carillon be- draagt ƒ33.425,-. Wellicht ten overvloede moet opgemerkt worden dat de reeds aanwezige F- klok (879 kg) de 38-ste klok van het carillon vormt. Van oudsher is het de gewoonte geweest
om grotere klokken te voorzien van een naam of opschrift. Deze traditie is ook bij een aantal klokken van het IJsselsteinse carillon voortge- zet. We noemen de opschriften van de diverse klokken. Luidklok toon A:
Mijn taak is rouw of vreugd verkonden
in droeve of in blijde stonden.
O dat ik nimmer moge duchten
een loos alarm of vals geruchte.
EIJSBOUTSMEFECIT
Carillonklok tevens luidklok C:
Op 26 mei 1955 besloot de gemeenteraad tot plaatsing van dit klokkenspel ter herinnering aan de bevrijding in 1945. Carillonklok toon D:
Ludens laudo Deum (Al spelende loof ik God)
Tweede halftoon, toon Dis:
Non singuli, sed cuncti valemus (Als enkeling
kunnen we niets, wel gezamenlijk)
Carillonklok toon E:
Vincant nos cives concentu (Moge de harmonie
der burgers de onze overtreffen) Carillonklok toon F:
Auctorem omnium augeo (Ik verheerlijk de
Schepper in alles)
Het kleinste klokje:
Parvulus parvulis pulsor (Ik, de kleinste, luid
voor de kleinsten
|
|||||||||||||
ajb.2.
Luidklok C met
het herdenkings- opschriji. |
|||||||||||||
Dan breekt de grote dag aan waarop het
klokkenspel officieel wordt overgedragen aan de gemeente. Er zijn tachtig genodigden, onder wie dominee E.R.Damsté, pastoor L.H.B. Sanders, burgemeester J.J. Abbink Spaink van IJsselstein en de burgemeesters van Amersfoort, Oudewater en Schalkwijk. Op maandag 30 april 1956, Koningin-
nedag, vindt een eerste feestelijke bespeling van de nieuwe beiaard plaats. Tussen 11.45 ^^ 12.45 ^'^'^ speelt Chris Bos, stadsbeiaardier van Utrecht, de volgende melodieën. 1. Wilhelmus
2. O Nederland
3. Merck toch hoe sterck
4. Giga
5. Driekusman
6. Skotse Trije
7. Thema met variaties (S.Nees)
8. Klokkenspel-suite
- Het Sneker Klokspel
- Advocaten en procureuren
- Ik voer laatst uit Holland
- De lustige boer
- Rondo
9. Wilt heden nu treden
10. Gelukkig is het land
Het namiddagprogramma neemt Stef van
Balkom, stadsbeiaardier van Den Bosch, voor zijn rekening. 1. Wilhelmus
2. Vaderlandse liederen
j. Preludium en Menuet (j. van Hoof)
4. Londonderry Town
5. Stefansturm ,
6. Driekusman
|
|||||||||||||
m
|
|||||||||||||
7. Gavotte pastorale (G.Clément)
8. Rintintin
9. Het patertje langs de kant
10. Heer Jezus heeji een hojken
11. Daar was een sneeuwwit vogeltje
12. Komt vrienden in het ronde
33. De gilde viert 14. Het liedje van de beiaardier (E.Hullehroek)
15. Tineke van Heule
16. Hollandse hoerendansen
Op 29 september 1957 verschijnt het keu-
ringsrapport van de Nederland Klokkenspel- vereniging. Het is een lijvig verslag, waarin |
||||||||||
'De wijze waarop de klokken in de klokken-
stoel zijn opgehangen is in zoverre enigszins anders dan gebruikelijk, dat hier de kleinste klok- jes het laagst - vlak boven de cabine - zijn opge- hangen en de overige klokken hoger hangen naar- mate ze groter worden. Gezien de goede accoes- tiek in de toren brengt deze wijze van ophangen in dit geval geen bezwaren met zich mede, terwijl het voordeel is, dat de beiaardier nu een betere controle heeft over zijn spel, doordat de kleinste en minst resonerende klokjes het dichtst bij hem /haar hangen en de sterkst klinkende en meest resonerende klokken ook hel verst verwijderd han- gen.' Beoordeling van de speeltafel:
'De speeltafel is geconstrueerd volgens de
gebruikelijke standaardmaten en voldoet wat de bouw en afwerking betreft aan de eisen van deug- delijk vakmanswerk. Met vreugde stelden wij vast, dat ook hier (gelijk tegenwoordig meer geschiedt bij drie-octaafsbeiaarden in c') het pedaal een omvang heeft van c' tot en met g", in tegenstelling tot vroeger, toen men bij kleinere beiaarden met een pedaal van slechts één octaaf placht te vol- staan. Waardering verdient het voorts, dat zoveel
mogelijk middelen zijn gebruikt om te voorko- men, dat de beiaardier tijdens het spelen wordt gehinderd door het nimmer geheel te vermijden klepperen van de toetsen van het manuaal en pedaal in het frame. Opgemerkt moet echter wor- den, dat de speling van de toetsen van het manu- aal in het frame zeer gering is, in verband waar- mede het van groot belang is, dat het in de cabine steeds zo droog mogelijk blijft, aangezien bij onverhoopt vochtig worden van de toetsen het hout zodanig zou kunnen gaan uitzetten, dat de toetsen na de aanslag in het frame blijven vastzit- ten, althans niet tijdig genoeg weer omhoog komen. Gelukkig bleek, teneinde dit gevaar te keren, inmiddels reeds een electrische verwar- mingsinstallatie in de cabine te zijn aange- bracht. ' Voorts geeft de voorzitter van de 'Neder-
landse Klokkenspel-vereniging', R. de Waard, enkele adviezen voor het automatisch spelen- de klokkenspel. 'Wist u dat dit systeem de mogelijkheid biedt
om op ieder uur en halfuur van de dag een ande- re melodie te laten klinken, zodat men aan deze melodie en eventueel het karakter daarvan kan weten hoe laat het is! Wat bijvoorbeeld te denken van het volgende 14-uren programma, van 8.00 tot 22.00 uur: |
||||||||||
o.a. alle mogelijke facetten van timbre, stem-
ming, klankkleur en samenklank van de klok- ken beoordeeld worden. Het betreft hier een zeer gedetailleerd oordeel door vakspecialis- ten. De gemiddelde IJsselsteiner zal er niet van wakker liggen dat in de kleinere klokken van het carillon ..."de partiaal welke doorgaans als een reine kleine terts wordt gestemd, hier als een neutrale terts is gestemd, hetgeen als nadeel heeft dat de samenklank van meerdere klokken vooral in de mineur-accoorden minder consone- rend wordt." Het keuringsrapport is doorspekt met der-
gelijke volzinnen. Sommige passages doen denken aan de woorden waarmee een wijn- kenner het bouquet, de smaak en de afdronk van een mooie wijn bejubelt. Hier volgt zo'n stukje uit het keuringsverslag. 'Wat het timbre betreft dient voorop te worden
gesteld, dat alle klokken wat de uitklinktijd aan- gaat ruimschoots aan de eisen voldeden en dat het karakter van het timbre in de meeste gevallen wel- dadig aandeed.Van de meeste klokken moet het timbre worden gequaliftceerd als helder, opgewekt, gaaf en rond. Wat de overige klokken betreft, is opgevallen dat de c" hij de aanslag een ietwat hees bijgeluid heeft.' De beiaard-inrichting wordt grondig geïnspec-
teerd: |
||||||||||
ajh.3
Drie klokken uit
het carrillon. Let op de irekdra- den aan de kle- pels. |
||||||||||
62
|
||||||||||
8.00 uur: 'Wordt wakker, het zonnetje is al op. \
8.^0 uur: 'De morgen breekt aan.' g.oo uur: 'Daantje zou naar school toegaan.' Vervolgens onderscheidene liederen, waarbij in de namiddag wellicht een lied als 'Middagslaapje' van J.Worp op zijn plaats zou zijn. Verder bij- voorbeeld: 17.00 uur: 'De gilde viert' (borreltijd)
17.30 uur: 'Eerst een beetje meel, dan een beetje melk.'
18.00 uur: 'het Angelus' 18.30 uur: 'Het zonnetje gaat van ons scheiden.' ig.oo uur: 'Door heel de omtrek melden.' En dan verder naarmate het later wordt: 'Eine
Kleine Nachtmusik' of één van de wiegeliederen van Schubert of Brahms. Wat te denken van een serie regenliederen voor een periode van slecht weer, liederen met betrekking tot de verschillende jaargetijden. Een band voor bijzondere gelegenhe- den, zoals het bezoek van buitenlandse gasten, zou verrassende effecten teweeg kunnen brengen.' Zelfs de stand van de galmborden wordt in de
keuring betrokken. 'Zoals de stand van de galmborden thans is,
klinkt de beiaard het sterkste op een afstand van 100 d 200 meter afstand van de toren. Wil men echter zoveel mogelijk bevorderen dat de beiaard ook op een grotere afstand goed zal kunnen wor- den gehoord, dan is een meer horizontale stand van de galmborden stellig aan te bevelen.' Mogelijk zal daar in de toekomst wat aan
gedaan kunnen worden, door de galmborden draaibaar te maken. De slotconclusie van de keuring van het IJsselsteinse carillon geeft de inwoners van onze IJsselstad gelukkig reden tot gepaste trots. 'Het bovenstaande samenvattende moeten wij
vaststellen, dat de beiaard als geheel alleszins een felicitatie waard is en door de Nederlandse Klokkenspel-vereniging onvoorwaardelijk wordt goedgekeurd.' In de eerstvolgende jaren na 1957 doen
zich ten aanzien van het carillon geen specta- culaire onUvikkelingen voor. Af en toe is er enige bezorgdheid over het feit dat door het verteren van de gaasafdichting van de galmga- ten en de lichtopeningen van de gemeenteto- ren de vogels onbelemmerd toegang hebben tot het inwendige van de toren en het zich daarin bevindende carillon, hetgeen vervuiling met zich meebrengt. Om de vogels uit de ge- meentetoren te weren, adviseert 'Monumen- tenzorg' roosters aan te brengen. De directeur |
|||||||||||||
van de Technische Diensten IJsselstein be-
treurt dit advies, omdat door dergelijke roos- ters in de galmgaten het geluid van de klok- ken ernstig zal worden gedempt. In 1966 besluit men een elektrische luidin-
stallatie in de toren aan te brengen. Enkele jaren later, als de restauratieplannen van kerk en toren vaste vormen gaan aannemen, wordt duidelijk dat ook het carillon aan een grondige revisie toe is. De kosten die daarmee verband houden, zijn niet-subsidiabel. Tijdens de uit- gebreide restauratie van de N.H.Kerk in 1982/1983 wordt het carillon door de firma Eijsbouts totaal gereviseerd. Het zal geen ver- |
|||||||||||||
o/i. 4
We ziin 7 kXok-
ken in het carril- lon van de onder- zijde. |
|||||||||||||
ajh.5
Speeltafel van het
carrillon.
|
|||||||||||||
%
|
|||||||||||||
bazing wekken dat hiermee grote bedragen ge-
moeid zijn. Het totale bedrag van leveringen en werkzaamheden door de klokkengieterij in rekening gebracht, is ƒ97.811,20. Hiervan is ongeveer 16% (namelijk ƒ15.386,20) besteed alleen al aan het demonteren en afvoeren van alle klokken, klepels en klokassen naar de klokkengieterij. Na deze grondige restauratie blijft het
(gelukkig alleen in figuurlijke zin) een jaar of tien stil rond het carillon. In deze periode schenkt Maria Blom, oud-beiaardier twee carillonklokjes. Het totaal aantal klokken komt dan op 40, waarvan er op het moment van schrijven 39 als carillonklok gebruikt wor- den en één (nog) uitsluitend als luidklok. In 1991 komt het IJsselsteinse klokkenspel opnieuw in de belangstelling te staan. Stadsbeiaardier Boudewijn Zwart brengt het idee naar voren om het carillon uit te breiden met een vierde octaaf Deze suggestie vindt bij een aantal IJsselsteiners weerklank. De han- den worden ineen geslagen om via een specta- culaire actie de beiaard te kunnen uitbreiden met tien klokken. Als afsluiting van dit deel van het artikel volgen enkele citaten uit een publikatie in het Utrechts Nieuwsblad van donderdag 4 maart 1993: UITBREIDING CARILLON WEER STAP
DICHTERBIJ - van onze correspondente IJSSELSTEIN - De uitbreiding van het
IJsselsteinse carillon in de toren van de N.H.Kerk met één octaaf komt steeds dichterbij. Gistermiddag kon wethouder J.Kromwijk, als mede-initiatiefnemer en voorzitter van het comité Een Ton Voor Ons Carillon bekend maken dat via sponsoring inmiddels ruim tachtigduizend gulden is toegezegd. Dat gebeurde tijdens de ont- hulling van een groot bord in het plantsoen van de N.H.Kerk bij de Utrechtsestraat, waarop de sponsors van elke klok vermeld staan. Eind 'cji maakte stadsbeiaardier Boudewijn Zwart in deze krant zijn grote wens kenbaar om het gat tussen de grootste (luid)klok (die door een gift van Terberg kon worden aangesloten op het klavier) vol te maken met tien klokken, oftewel een vierde octaaf. Deze oproep leidde tot de oprichting van het carillon-comité, bestaande uit mevrouw A.C.M.Roest Crollius, mevrouw S. van Zwieten (secretaris) en de heren L. Murk (histori- sche kring), J.M. Bodewes, B. Zwart (stadsbei- aardier), P.H. Winkelaar (stichting bevordering muziekonderwijs) en wethouder J. Kromwijk. De Soroptimisten Club Utrecht Nedersticht pakte de uitbreiding van het carillon op als inauguratie- |
project hij haar oprichting en wist daarmee ruim
f 4.^00,- (goed voor een zogenaamd diskantklok- je) bijeen te brengen. Na de grote actiedag in mei hoopt het carillon-
comité het benodigde geld (ruim f106.000,- , red.) bijeen te hebhen om de tien klokken te laten gieten. Als alles volgens plan verloopt, kan Boudewijn Zwart dan rond de kerstdagen een nog mooier carillongeluid over IJsselstein uitstrooien." Met vier octaven kan het nog veel warmer klinken en ook wat lager. Dat vinden de meeste mensen aangenamer. De meeste muziek is ook gericht op vier octaven. Zeker moderne muziek vraagt om een grotere omvang. Uitbreiding van het carillon is voor mij een enorme vooruitgang. Ik heb dan meer mogelijkheden om het carillon te laten 'zin- gen' ", aldus een enthousiaste Boudewijn Zwart, die bijzonder is ingenomen met de actie. Hel IJsselsteinse carillon dat, mede door zijn ideale plaatsing in de 'gesloten' toren (waardoor het geluid gefilterd door de luiken naar buiten komt) en de rustige ligging, in ons land al hoog staat aangeschreven, wordt met de completering van het vierde octaaf nog unieker. De klokken van de Nicolaasbasiliek
De R.K. St.Nicolaaskerk is, als laat-i9e
eeuws bouwwerk, nog jong vergeleken met haar IJsselsteinse naamgenoot. Ze wordt tus- sen 1885 en 1887 gebouwd naar een ontwerp van architect Alfred Tepe. Pastoor J.W. van Leuffen vermeldt in het 'Liber Memorialis' (een parochie-logboek) in 1887 de schenking van een drietal klokken. Ze zijn in 1886 gego- ten in de klokkengieterij van Petit & Fritsen te Aarle Rixtel. Traditiegetrouw krijgt elke klok de naam van de milde gever. Hier volgen de gegevens van de betreffende klokken. Grote klok
Deze weegt 1510 kg, heeft een diameter van
1.32 m en het opschrift luidt: 'Deo optimo Maximo Sanctoque Ecclesiae Patrono Nicolao dicabit me Antonius (van Kippersluis, red.), cujus et nomen gero. IJsselstein 1886. Petit et Fritsen me funde- runt.' 'Antonius, wiens naam ik draag, heeft mij toege-
wijd aan de Allerhoogste God en aan de heilige Nicolaas, patroon van de heilige Kerk. 1886. Petit en Fritsen hebhen mij gegoten'. Tweede klok
Deze weegt 735 kg, heeft een diameter van
1,035 "^ ^^ het opschrift luidt:
Tn honorem Beatae Immaculatae Virginis
Mariae Ecclesiae nostrae in IJsselstein me
|
||||||
64
|
|||||||
dono dedit Gertrudis (Groeneveld, red.), ita-et
ego vocar. 1886. Petit et Fritsen me funde- runt.' 'Gertrudis, zo word ik genoemd, heeft mij ten
geschenke gegeven ter ere van de gelukzalige onbe- vlekte maagd Maria van onze kerk in IJsselstein. 1886. Petit en Fritsen hebhen mij gegoten. Kleine klok
Deze weegt 435 kg, heeft een diameter van
0,87 m en het opschrift luidt; 'Sanctissimo Jesu Cordi sacratum ab Erkelina (v.d. Voorn, red.), cujus et ego nomen accepi. IJsselstein 1886. Petit et Fritsen me funde- runt.' 'Door Erkelina, n^iens naam ik heb aangenomen,
hen ik toegewijd aan het Heilig Hart van Jezus. IJsselstein 1886. Petit en Fritsen hebben mij gego- ten'. Nota bene: de genoemde gewichten zijn
volgens opgave van de firma Petit & Fritsen. De firma Meulenberg, die op last van de Duitse bezetter deze drie klokken in 1943 ver- wijdert, noemt als gewichten respectievelijk: 1410, 680 en 420 kg, een aanzienlijk verschil! Het verschil in gewicht is in ieder geval voor- delig geweest voor de Duitsers, die immers een (bescheiden) kilogramvergoeding uitke- ren aan de gedupeerden. Op 10 mei 1940 heeft de Tweede
Wereldoorlog ons land in zijn greep. Zoals op één der voorafgaande pagina's is vermeld, probeert de Duitse bezetter via twee Metaalverordeningen de metaalvoorraden op peil te houden. Pastoor-Deken W.H. de Grijs ziet de bui al
hangen. Hij is echter altijd een man geweest die de blik op de toekomst gericht houdt. Zo doet zich het merkwaardige feit voor dat de eerwaarde heer De Grijs begin februari 1943, vooruitlopend op het einde van de oorlog, pogingen doet om bij Petit & Fritsen al drie nieuwe klokken te bestellen, terwijl de te ver- vangen exemplaren nog in de toren hangen! De klokkengieterij laat in een brief van 18 februari 1943 weten dat het IJsselsteinse R.K. Kerkbestuur met haar bestelling op de voor- keurslij st zal worden geplaatst, maar dat er nog geen overeenkomst voor de levering van nieuwe klokken kan worden aangegaan. Daags daarna (19 februari) worden de klokken van de St.Nicolaaskerk op bevel van de Duitse Wehrmacht uit de toren verwijderd door de firma Meulenberg uit Heerlen. Vanzelfsprekend is niet alleen de stad
IJsselstein haar klokken op die manier kwijt- |
geraakt. Van de 9000 luid- en speelklokken
die ons land in 1940 telt, gaan er 4660 verlo- ren. Overigens hebben de Duitsers ook hun eigen klokken niet gespaard: van de ongeveer 120.000 Duitse klokken worden er zo'n 90.000 omgegoten tot koper en tin. Door een samenloop van omstandigheden
krijgt de bezetter de gegevens van de Nederlandse klokken als het ware op een pre- senteerblaadje aangeboden. Het geval wil namelijk dat in 1937/1938 nijvere medewer- kers van de Nederlandse Rijksdienst voor de Monumentenzorg (in opdracht van het minis- terie van Defensie) een rapport hebben opge- steld van alle klokken in ons land. In die lijst is vermeld welke exemplaren grote cultuur- historische waarde hebben. Dat is circa 10% van alle klokken. De Duitsers krijgen dit rap- port in handen en hoeven vervolgens niets anders te doen dan een groot deel van de 90% die (historisch gezien) van minder waarde is uit de aangegeven torens te halen. Van de andere kant is het, achteraf gezien,
een geluk bij een ongeluk geweest dat een dergelijk rapport bestaan heeft, omdat alle Nederlandse klokken op die manier zijn gedo- cumenteerd.Terugvordering na de oorlog, of vervanging door identieke exemplaren wordt daardoor vergemakkelijkt. De oorspronkelijke klokken van de R.K. Nicolaaskerk zijn nooit meer teruggekeerd en zijn in 1943 vrijwel |
||||||||
afb.6
De in 1943 verd-
wenen klok van de IJsselsteinse stadhuistoren. Na de oorlog is hier een nieuwe klok terugge- plaatst. |
|||||||||
65
|
|||||||||
Datzelfde is waarschijnlijk gebeurd met de
klok van het oude stadhuis, een vrij kleine klok van 250 kg. Dit exemplaar is in februari 1943, tegelijkertijd met de klokken van de beide IJsselsteinse kerken, door de Duitsers meegenomen. Een klok uit het naburige Lopikerkapel is
op bijzondere wijze aan de smeltoven ont- snapt. Deze klok wordt, samen met tientallen bronzen soortgenoten, per schip over het IJsselmeer getransporteerd. Het verzet pleegt dan een sabotagedaad, zodat het schip met lading en al in de golven verdwijnt. Na de oor- log zijn al deze klokken weer in de torens van herkomst gehangen. Deken De Grijs maakt intussen van de
nood een deugd en laat na de klokkenroof in 1943 een cirkelzaag van de firma Schilte in de toren aanbrengen. De hamerslag van het uur- werk laat op die manier toch de hele en halve uren , zij het wat minder welluidend, aan de IJsselsteinse bevolking horen. Het kerkbestuur van de parochie stelt op 21
|
februari 1943 een officiële verklaring op waar-
uit blijkt dat de drie klokken door de reeds genoemde Heerlense firma zijn verwijderd. Op 10 mei 1940 is de geschatte waarde ƒ7000,-. Voorts wordt in de verklaring ver- meld dat de (ijzeren) klepels in de toren zijn achtergebleven. Ruim twee jaar later viert Nederland de
bevrijding. Pastoor-Deken De Grijs heeft dat net niet meer kunnen beleven: terwijl de tanks van de geallieerden IJsselstein bereiken, wordt deze markante persoonlijkheid in IJsselstein ten grave gedragen. In zijn plaats zet pastoor L.H.B. Sanders
zich, na het sluiten van de vrede, in om bij Petit & Fritsen zo snel mogelijk drie nieuwe klokken te bestellen. Na enige stagnatie door een bij de post verloren geraakte bestelbrief, wordt door de klokkengieterij toegezegd dat de klokken in de tweede helft van 1948 kun- nen worden geleverd. Op 4 december 1947 bericht het Centraal
Bureau Vergoeding Militaire Vorderingen dat de aanvraag van het kerkbestuur om voor een financiële bijdrage in aanmerking te komen, wordt ingewilligd. De prijs die voor de nieuwe klokken dient te worden betaald is bijna het dubbele van de taxatiewaarde van 10 mei 1940, namelijk ƒ13.868,75. Op donderdag 7 oktober 1948 arriveren de
nieuwe klokken in IJsselstein. Aanvankelijk heeft men het plan om de klokken aan de grens van de parochie met muziek af te halen, maar één der heren van de firma Van Rooyen vindt 'het afhalen van een stuk ijzer' geen vol- doende reden om het personeel van de meu- belfabriek daarvoor enkele uren vrij te geven. Omstreeks vier uur die middag wappert van kerktoren en vele huizen de vaderlandse drie- kleur en korte tijd later rijdt de vrachtauto met de klokken voor de hoofdingang van de kerk. Pastoor Sanders, de beide kapelaans, de eer- waarde heren A.Veldman en H.Timmer, als- ook de heren kerkmeesters G.Aelbers, G.Pompe, G,Kromwijk en R. van Schalk zijn aanwezig om de klokken in ontvangst te nemen. Met behulp van vele bereidwillige handen en onder toezicht van de heer Van Zeist, gemeente-architect, worden de nieuwe klokken achter in de kerk opgehangen. De kenmerken van de drie klokken, die nu
zo'n 45 jaar in de toren hangen, zijn: Grote klok
Deze draagt een afbeelding van St.Nicolaas en
heeft een gewicht van 1449 kg.
Het opschrift luidt:
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
AJh. 7 en S.
Een deel van de
door de Duitse
bezetting in J943
gevorderde
Nederlandse
klokken op een
opslagplaats te
Doesburg.
Op de onderste
foto worden de
klokken geladen
voor verscheping
over het
IJsselmeer naar
Hamburg.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
66
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Afi.g
De drie luidklok-
ken in de Nicolaashasiliek. Op de voorgrond de middelste klok, in het midden de grootste en op de achtergrond de kleinste. |
|||||||||||
'In Honorem Dominae Nostrae in Eiteren
annuente tota Paroecia Nomen Mariae gero. IJsselstein 1948.' 'Met instemming van de hele parochie draag ik
de naam van Maria, ter ere van Onze Lieve Vrouwe van Eiteren. IJsselstein 1^48'. Kleine klok
Deze draagt een afbeelding van St. Jozef en
heeft een gewicht van 436 kg.
Het opschrift luidt:
'Anno Domini 1948 Consilium Fabricae Iso-
|
|||||||||||
'Deo Optimo Maximo Sanctoque Ecclesiae
Patrono Nicolao ex munificentia Parochum dedicata sum. IJsselstein 1948'. 'Dankzij de grote mildheid van de parochie hen ik toegewijd aan de allerhoogste God en aan de heilige Nicolaas, patroon van de heilige Kerk, IJsselstein 1948'. Tweede klok
Deze draagt een afbeelding van O.L.V. van
Eiteren en heeft een gewicht van 714 kg, Het opschrift luidt: |
|||||||||||
Ajb.10 links.
Detail van de tweede klok met de afbeelding van OLV van Eiteren Ajh. n rechts.
Detail van de kleine klok met de afbeelding van St. fozef. |
|||||||||||
67
|
|||||||||||
Dan eindigt de bescheiden geschiedschrij-
ving van de klokken der huidige Nicolaas- basiliek. Tijdens de restauratie van de kerk (tussen 1968 en 1972) zijn ten aanzien van de drie klokken geen veranderingen opgetreden. |
|||||||||||||
Geraadpleegde Literatuur en bronnen
- Verordeningenblad voor het bezette Ned.
gebied, uitgaven van 1942 en 1943. - Luidklokken in Oudewater, door P.G.Knol,
verschenen in 'Heemtijdingen', nr. 2, juli 1989.
- Van paardebel tot speelklok, door André
Lehr, Zaltbommel, 1981. - Diverse teksten (verslagen, rekeningen,brie-
ven e.d.) afkomstig uit het gemeentelijk archief van IJsselstein. - Diverse teksten (Liber Memorialis, briefwis-
selingen, rekeningen, verslagen e.d.) afkom- stig uit het archief van de R.K. Nicolaaskerk in IJsselstein. - Diverse uitgaven van de H.K.IJ., in het bij-
zonder de nrs. 3, 18 en 24/25. - Privé-archief van dhr. L. Murk.
|
|||||||||||||
'.Mmmtmmv- •
|
|||||||||||||
lastadii me Sancto Joseph Universalis Eccle-
siae Patrono sacravit'. 'Het kerkbestuur van IJsselstein heefi. mij in het
jaar des Heren 1946 toegewijd aan de heilige jozef, patroon van de hele kerk. Op 13 oktober 1948 heeft de plechtige wij-
ding der klokken plaats.Met klimop en bloe- men versierd zijn ze achter in de kerk opge- hangen. Na de wijding is er een plechtig lof waarin pater Tarcisius Pompe, zoon der parochie, een feestelijke predikatie houdt. |
|||||||||||||
Ajh. 12
De fabriek van
Peut en Fritsen
ie Aarie-Rixtel
waar de klokken
van de Basiliek
zijn vervaardigd
en welke tevens
de uitbreiding
v.an het carillon
van de
Hervormde kerk
zal verzorgen.
|
|||||||||||||
68
|
|||||||||||||
'Bad en zweminrichtingen' te IJsselstein
|
|||||||||
door CA. van Duuren
|
|||||||||
ruimte" aldus een raadslid in 1947. Daarnaast
maakt men zich ernstige zorgen over het ver- val van de goede zeden. Daarom moet de Algemene Politieverordening gewijzigd wor- den. Het gaat in die verordening om het vol- gende artikel: Artikel 68.
1. Het is verboden, hetzij voor zichzelf, hetzij
voor of namens anderen optredende, openbare zwem- of badinrichtingen of gelegenheden tot het nemen van lucht- of zonnebaden op te richten of te hebhen. 2. Het is verboden, behalve in de inrichtingen of
gelegenheden bedoeld in het eerste lid van dit arti- kel en tot het oprichten of hebben waarvan ont- heffing is verleend ingevolge artikel 16 dezer veror- dening, en op andere dan daartoe door Bur- gemeester en Wethouders aan te wijzen plaatsen in het openbaar te zwemmen ofte baden. Burge- meester en Wethouder kunnen ten aanzien van het zwemmen en baden op deze door hen aan te wijzen plaatsen nadere voorwaarden stellen. 3. In inrichtingen, de gelegenheden en op de
plaatsen, in het eerste en tweede lid van dit artikel bedoeld, is het zwemmen en baden door mannelij- ke en vrouwelijke personen verboden. 4. Onverminderd de bevoegdheid van
Burgemeester en Wethouders tot het stellen van voorwaarden, is het verboden zich te bevinden in de inrichtingen, de gelegenheden en op de plaat- sen, in de vorenstaande leden van dit artikel bedoeld, zonder gekleed te zijn in een aan de eischen der openbare zedelijkheid voldoend cos- tuum. 5. Het is verboden zich buiten de badinrichtin-
gen, de gelegenheden en de plaatsen, in het eerste en tweede lid van dit artikel bedoeld, te bevinden |
|||||||||
Historie
Net als gaan, lopen, klimmen en springen
moet het zwemmen tot de oudste lichaamsbe- wegingen worden gerekend. Van de Egyp- tenaren, Grieken en Romeinen is al bekend dat zij gezwommen hebben. In ons land zwommen de Germanen in de
rivieren en in de middel-eeuwen behoorde het zwemmen tot een van de zeven ridderlijke vol- maaktheden. De boeren en stedelingen zwom- men niet, de schippers en vissers wel en zij organiseerden op bijzondere dagen watertoer- nooien. In 1830 wordt in Breda de eerste militaire
zwemschool in Nederland opgericht. In 1846 de eerste particuliere zwemschool te Amster- dam. Rond 1920 begint de betekenis van het schoolzwemmen in Nederland meer gestalte te krijgen.Vooral de 'Nederlandsche Zwem- bond' en de 'N.V. De Verenigde Sportfond- senbaden' hebben hierin een grote rol gespeeld. In 1941 werd in 74 gemeenten schoolzwemmen gegeven en in 1958 is dit aantal verdubbeld. In een waterrijk land als Nederland zou
natuurlijk iedereen de zwemkunst machtig moeten zijn. In de loop van dit artikel zal blij- ken dat de redenen om te gaan zwemmen nogal variëren. Ziet de een het als noodzaak om de zwemkunst machtig te worden en zodoende minder kans te lopen om te verdrin- ken, voor anderen is het plezier van bewegen in het water al voldoende. Weer anderen gebruiken het water om aan hun conditie te werken. Goede zeden
In de jaren na de tweede wereldoorlog pro-
beert men in IJsselstein te komen tot de bouw van een "bad- en zweminrichting". "Het gebrek aan een dergelijke inrichting weegt minstens zo zwaar als gebrek aan woning- |
|||||||||
69
|
|||||||||
op straten en wegen of op van daaruit zichtbare
plaatsen ongekleed, in badcostuum of in aanstoot gevende strand-, sport-, of andere kleeding. Aldus: 28 april 1947. In de raadsvergadering wordt o.a. gediscus-
sieerd over het verschil in baden of zonneba- den, en natuurlijk over het 'gemengd zwem- men'. "Wat het toelaten van gemengd zwemmen
beneden een bepaalde leeftijd betreft, daaraan is werkelijk gevaar verbonden, wanneer men toe- staat, dat ouders gaan zwemmen met hun kinde- ren. Het is ontzettend moeilijk om een bepaalde leeftijdsgrens te trekken, beneden welke gemengd zwemmen geoorloofd is. Er zijn bijv. kinderen, die op hun 12e jaar al een zekere bekoring kunnen hebben voor de andere sexe. Ook kunnen bij som- mige kinderen reacties opgewekt worden, die wij niet kunnen beoordelen. Men kan op dit terrein moeilijk normen stellen." De voorzitter van de raad zegt nog eens
nadrukkelijk dat; gemengd zwemmen thans onder strafbedreiging uitdrukkelijk verboden is. Hoewel deze artikelen ons als zeer achterhaald overkomen,hebben we ook nu te maken met een verval in de zeden, getuige de krantenarti- kelen uit 1989. Een aantal inwoners van IJsselstein heeft
een petitie ingediend bij de gemeente om het topless zwemmen te verbieden. Het College heeft positief gereageerd op dit verzoek, zodat topless zwemmen in de buitenbaden van de Hooghe Waerd in de komende jaren niet meer wordt toegestaan. De Raad is verdeeld over dit besluit en men spreekt van betutteling. Men vergelijkt IJsselstein met Staphorst. In 1989 dient de Naturisten Vereniging
Nederland een verzoek in om in het binnen- bad de gelegenheid te krijgen om naakt te kunnen zwemmen. Hiervoor wordt op zater- dag een uur gereserveerd. Natuurlijk wel na het aanbrengen van de nodige voorzieningen, zoals het ophangen van gordijnen, zodat men niet van buitenaf door de ramen kan kijken naar deze vorm van recreatief zwemmen. Hieruit blijkt wel dat de zeden en gewoon-
ten in de loop der jaren duidelijk veranderen. Zwemmen in de Hollandse IJssel
In 1947 worden er dus door de gemeente 3
plaatsen in de gekanaliseerde Hollandse IJssel aangewezen waar in het openbaar gezwom- men mag worden. Door de gemeente wordt een gewaarmerkte tekening vervaardigd. Hierop worden 2 plaatsen aangegeven waar de mannelijke personen mogen zwemmen en i i |
I plaats voor de vrouwelijke personen. Eén van
de genoemde plaatsen is nabij de zg. "Drie Boeren". De waterkwaliteit in de Hollandse IJssel is
zeer onbetrouwbaar, maar bij gebrek aan een echte bad- of zweminrichting wordt daar toch gezwommen. In 1957 besluiten B en W van IJsselstein
om het zwemmen in de gekanaliseerde IJssel te verbieden i.v.m. een ernstige verontreini- ging door faecaliën. Dit naar aanleiding van een brief van de Inspecteur der Volksgezond- heid, de heer R. Schilt. IJsselstein.
Zwemverbod gekanaliseerde Hollandse IJssel.
De politieverordening van IJsselstein verbiedt het
zwemmen of baden in het openbaar, behoudens op door Burgemeester en Wet- houders aangewe- zen plaatsen. Verscheidene jaren geleden wezen Burgemeester en Wethouders j plaatsen aan in de gekanaliseerde Hollandse IJssel, alwaar het alge- meen verbod tot in het openbaar zwemmen en baden niet zou gelden. Zeer onlangs ontving het gemeentebestuur een
schrijven van de Inspecteur van de Volksgezond- heid, inhoudende een mededeling, dat uit een onderzoek was gebleken, dat het water op de bovengenoemde j plaatsen in de IJssel ernstig door faecaliën verontreinigd is. Daar het zwemmen in met faecaliën verontreinigd water een zeer groot gevaar vormt voor de volksgezondheid (o.m. over- brenging kinderverlamming!), hebben Burge- meester en Wethouders zich helaas genoodzaakt gezien de aanwijzing van de 3 plaatsen in de Hollandse IJssel waar gezwommen en gebaad mag worden in te trekken. Dit besluit van het gemeentebestuur betekent, dat
in IJsselstein nergens meer in het openbaar gezwommen of gebaad mag worden. Burgemeester en Wethouders zijn overtuigd, van de welhaast onhoudbare toestand, welke door laatstgenoemd besluit is ontstaan, en blijven dan ook, ondanks de bestedingsbeperking, alles in het werk stellen om ten spoedigste tot de oprichting van een gemeentelijk zwembad te geraken. Bovenstaand bericht is door burgemeester
en wethouders op 29 juni 1957 aan alle dag- bladen verzonden die in de regio verschijnen met het verzoek het bericht op te nemen in de nieuwskolom. Zwembad Julianawijk
Omdat het zwemmen in de Hollandse
IJssel gevaarlijk en verboden is, zoekt men naar andere mogelijkheden om toch te kun- |
||||||
70
|
|||||||
nen zwemmen. In de JuHanawijk denkt men
de oplossing gevonden te hebben door een kuil te graven, deze vol te laten lopen met water uit de IJssel en klaar is het zwembad. Het zwembad is bestemd voor de jonge kinde- ren uit de wijk. Als argument voor de aanleg van dit bad noemt men: "om hen zoveel moge- lijk tegen zedelijke en lichamelijke gevaren te beschermen". Het bestuur van de Buurtvereniging
Juliana schrijft een brief aan Burgemeester en Wethouders om het bad op maandag i sep- tember 1947 te 3 uur officieel te komen ope- nen. Jannigje van Dijk stelt een stuk grond beschikbaar voor dit bad en zij mocht als eer- ste een duik nemen in het zelfgegraven zwembad. Omdat er te weinig zand op de bodem ligt, komt ze onder de modder weer boven. In de daarop volgende jaren moet het bad steeds verbeterd worden, maar de inkom- sten zijn van dien aard dat de gemeente subsi- die moet verlenen. De gemeente ziet het belang van het voort-
bestaan van dit zwembad in en besluit om met ingang van i januari 1948 een subsidie te verlenen van f 82.50 per jaar. Deze subsidie geldt voor 5 jaar, omdat men binnen afzienba- re tijd tot de bouw van een gemeentelijke zweminrichting hoopt te komen. Aan de sub- sidie wordt onder andere de volgende voor- waarde verbonden: de exploitatie, de inrich- ting en het onderhoud van en het toezicht op het zwembad moeten geschieden ten genoe- gen van Burgemeester en Wethouders. Op verzoek van Burgemeester en Wet-
houders stelt de gemeenteopzichter een rap- port op . De zijkanten van het bad moeten steiler afgestoken worden en de bodem en de wanden van een laag beton voorzien om ver- vuiling van het water tegen te gaan. De buurt- vereniging kan dit niet zelf bekostigen, want de contributie van de 48 leden bedraagt in totaal f 124.80, namelijk f 0.05 per week. Daarvan moet f 82.50 aan huur betaald wor- den aan J. van Diik. Voor de eerste inrichting is men een bedrag van f 200.- kwijt. De kos- ten van de betonbekleding worden begroot op f700.- tot f750.- Na een bezoek aan het zwembad komt de
inspecteur van de volksgezondheid in zijn brief van 13 augustus 1949 met de volgende eisen: - uit het oogpunt van de volksgezondheid dient
het bad geheel afgesloten te worden van het bedenkelijke IJsselwater. - als watervoorziening dient leidingwater geno-
men te worden. |
|||||||||
- het bassin zal geheel van beton gemaakt dienen
te zijn. - rondom het bad dient een breed tegelterras of een
flinke laag duinzand aangebracht te worden. - indien de ruimte het toelaat, dient een eenvou-
dig zindelijk kinderprivaat aangebracht te wor- den, om de vervuiling van het water tot een minimum te beperken. Dat deze aanpassingen de nodige kosten
met zich mee brengen spreekt voor zich. Om de buurtvereniging tegemoet te komen, wor- den de kosten van aanleg ad f 860.- voor reke- ning van het waterleidingbedrijf genomen, verder wordt een levering van 2000 m3 water per jaar gegarandeerd. Kosten 5 et. per kubie- ke meter. Het water dient tussen des avonds 10 uur
en des morgens 6 uur ververst te worden. Voordat een voor de buurtvereniging positief besluit genomen kan worden, moet natuurlijk een begroting overlegd worden. Daarom ter illustratie de begroting van het jaar 1950. Op 6 januari 1951 ontvangt de buurtvereniging de |
|||||||||
ajh 1 en 2.
Op de bovenste foto zien we Janni^e van Dijk de eerste duik in het bad nemen. Bij gebrek aan een badpak deed zij dit in een lichte zomerjurk. Op de onderste foto zijn de kin- deren aan de beurt. De bodem en de wanden van het bad bestaan uit zand. |
|||||||||
71
|
|||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ondergetekenden zich genoodzaakt zien Uw
College te verzoeken de subsidie van f 82.^0 te willen verhogen tot f ^00.- per jaar". Onder dit verzoek staan de handtekenin- gen van het toenmalige bestuur, de heer A. Schalkwijk, voorzitter, de heer A.J. Both, secretaris en mevrouw J. de Lang van Dijk, penningmeester. Bij het verzoek is een aantal bijlagen ge-
voegd, één ervan is natuurlijk de balans van de laatste jaren. In de andere bijlagen vinden we de volgende gegevens: aantal leden: 31
aantal abonnementen: 6
contributie van de leden f o.10 per week abonnementsprijs f 7.50 Ook in deze jaren doet de lieve jeugd wel
eens iets anders dan alleen maar zwemmen, getuige de brief van Burgemeester en Wethouders aan het bestuur van de Zwem- en Badvereniging "juliana". Omwonenden hebben geklaagd dat de rui-
ten in de omgeving worden vernield door de jeugd in het zwembad. Het bestuur wordt ver- zocht erop toe te zien dat dit in de toekomst wordt voorkomen. Deze brief dateert uit 1954, hetzelfde jaar waarin de raad van IJsselstein besprekingen voert om te komen tot aanleg van een gemeentelijk zwembad. Op 17 augus- tus 1955 schrijft Dr. Leering, gemeente-arts, een rapport aan B en W waarin hij pleit voor een goed zwembad: Aan Burgemeester en Wethouders
der Gemeente IJsselstein. Edelachtbare heren.
Hierbij moge ik U een samenvatting aanbie-
den waarom het medisch en uit volksgezondheids- overwegingen zeer gewenst is, dat IJsselstein in het bezit komt van een gemeentelijke bad- en zweminrichting. 1. De volkshuisvesting laat op bepaalde plaat-
sen nog zeer veel te wensen over. Straten als de Koningstraat en een groot gedeelte van de Havenstraat zijn broedplaatsen van allerlei vuil en infecties. De toestand is van dien aard, dat een huisvrouw al een extreme zin voor orde en rein- heid moet hebhen, wil zij er voor het uiterlijk althans, een dragelijk geheel van maken. Wanneer hier ook maar iets aan ontbreekt, dan ontaarden deze huizen spoedig tot een zeer onhy- giënisch milieu. Het is dan ook zeer opmerkelijk dat juist bij deze gezinnen die in dit soort huizen wonen de meeste huidinfecties voorkomen, waar |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
..d-t
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
^
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
-<i^
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bevestiging van bovengenoemde bedragen
voor de aanpassing van het bad. Er is echter nog lang geen sprake van een gemeentelijke zweminrichting. Aanvankelijk is het zwembad alleen be-
doeld voor de jeugd uit de Julianawijk, maar in 1953 trekt de buurtvereniging weer aan de bel bij de gemeente: "brengen met verschuldigde hoogachting ter
Uwer kennis, dat de exploitatie van het zwembad niet lonend is, en de heide vorige jaren zelfs een groot nadelig saldo gaf; - dat de oprichting van het zwembad bedoeld was
alleen voor de Jeugd van de julianawijk; - dat het bad, op verzoek, ook is opengesteld voor
kinderen uit IJsselstein, niet wonende in genoemde wijk; - dat daardoor het had meerdere uren moest wor-
den opengesteld; - dat dit gepaard gaat met meerdere uitgaven, als
loon voor toezicht; - dat, als gevolg van intensiever gebruik van het
zwembad, het water meer moet worden ververst, waardoor de oorspronkelijk geschatte hoeveel- heid water, belangrijk groter wordt; - dat door genoemde oorzaken, alsmede door de
koude, natte zomers van de laatste jaren de exploitatierekening veel te hoog werd en een groot nadelig saldo ontstond, redenen waarom |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
o/fc.j
Exploitatiereke-
ning van het Julianabad over |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
72
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dan vooral de kinderen last van hebben. In de
behandeling van deze huid-infecties verdwijnt een groot gedeelte van het kapitaal der volksgezond- heid. Dit zou m.i. voor een groot gedeelte voorko- men kunnen worden, indien de gehele school- gaande jeugd ten minste eenmaal per week ver- plicht zou baden in een goed geoutilleerde zwem- inrichting en verder ook nog toegang had gedu- rende de namiddag- en avonduren en op Zaterdagmiddag. Het gebruik van een bad- en zweminrichting bevordert ongetwijfeld de persoon- lijke hygiëne welke een grote invloed heeft op de psyche. De sfeer in een gezin waarin de helft lijdt aan huidinfecties wordt daardoor zeer ongunstig beïnvloed. Dit wordt hiermede ondervangen. Bovendien gaat er een opvoedende invloed vanuit. Wanneer men gedwongen is, zoals door verplicht baden, op de eigen reinheid te letten, de infecties hierdoor afnemen en de sfeer hierdoor thuis beter wordt, dan kan men verwachten dat in veel van die gezinnen, eenmaal beter behuisd, meer zorg ook aan de nieuwe woning zal worden besteed. 2. Wanneer er een zwembad is, dan ligt hier
een nieuwe ontspanningsmogelijkheid voor iedere inwoner van IJsselstein en zijn omgeving. Het geestelijk klimaat verbetert hierdoor aanzienlijk, de jeugdverenigingen zullen hierdoor hun activi- teiten kunnen uitbreiden. j. Niet zonder gevaar is het zwemmen in
besmet water, zoals dit op het ogenblik nog maar al te vaak geschiedt. De Ijssel is een geliefkoosde zwemgelegenheid; het aantal kadavers dat haar bevolkt, de rioleringen die er op uitkomen en de feestvierende ratten bestempelen haar tot een m.i. verboden zwemgelegenheid als zijnde een bron voor een epidemie van typhus, paratyphus en de ziekte van Weil. Het mag als een wonder worden beschouwd, dat deze gemeente tot nog toe hier- voor gevrijwaard is gebleven. Daar de neiging om te gaan zwemmen steeds groter wordt, hetgeen toe te juichen is, daar iedere Nederlander feitelijk moet kunnen zwemmen, wordt het gevaar van een dergelijke epidemie steeds acuter. Om deze reden is een zwembad in IJsselstein zelfs dringend noodzakelijk. 4. Bovendien is voor de uitbreiding van de
gemeente en de vestiging van nieuwe industrieën een hygiënische badgelegenheid van grote beteke- nis, vooral daar de persoonlijke hygiëne van de werknemer in de industriële wereld een steeds gro- tere plaats in de bedrijfsplanning inneemt. In de hoop met dit rapport een bijdrage te heb-
ben kunnen leveren tot de verbetering van de gees- telijke- en lichamelijke gezondheidstoestand van de inwoners van IJsselstein en haar omgeving, teken ik, D.A. Leering - Gemeentearts
|
|||||||||||
Hallo! haUol
Aan de inwoners, van IJsselstein.
OxideM,
Wilt ge uw Jdnderca eens een heerlijk en
verfrissend bad gunnen ? ? Kom dan zelf met ' '. uw kindenn, of stuur Ze naar htt zwembad „Juliana" aan bet Zomerwegje.
Eatn* 10 cent
Jaarabonnement per gedn t.m. 3 kinderen f 7.50
ff P«>^ gesitt met meer dan 3 kinderen f 10.— Het bad is geheel gebouwd op aaowljziag vao de
R^ks Volksgezondheid. Het Is alleen toegaoketljk voor kinderen tot de leeftijd vao H laar. Ouders hebben toegang op het terrein, eventueel voor toezicht. Gsdoraad* de maand Aagaatus <■ bat xwambad
geopend: elke Maandag, Woenadag en Vrijdag van 10.00—12.00 uur vt>or fongena uit I|ssels^ln
van 1.00 —3.00 uur voor metsfet van het fullanawlfk van 3.30 — 5.30 uur voor fongensvan het Julianawljk van 6.00 — 8.00 uur voor meisjes uit IJsselstein elke Dinsdag en Donderdag
van 10.00—'12.00 uur voor jongens van het Juliaoawifk
van 1.00 — 3.00 uur voor meisjes uit IJsselstein
van 3.30 — 5.30 uur voor jongens uit IJsselstein
van 6.00 — 8.00 uur voor meisjet van het Julianawljk
elke Zaterdag
van 10.00—12.00 uur voor jongens van het Julianawljk
van 12.30 — 2.30 uur voor meisjes van het Julianawljk van 3.00 — 8.— uur wasgelegenheid voor de kinderen XUaso Zatwcdag van 3 f et 8 mr mag xa«p gabndkt wwtdcB Het zwembad wordt geopend
Zaterdag 5 Augusto» nam. 3 unr Het bestuur is gerechtigd, zonder opgaaf van redenen,
in bijzondere gevaüeo toegang tot het bad te weigeren
Het bestuur van de
Zwembadveréniging „Jnliana"
|
|||||||||||
ajh. 4
Affiche van de
zwembadvereni- ging'Juliana' uit ae vijftiger jaren. Jongens en meis- jes moeten wel op aparte tijden zwemmen. |
|||||||||||
In de hierop volgende jaren blijft de bouw
van een zwembad de raad bezighouden, maar erg snel gaat het niet. In 1956 verzoekt de raad om gelden voor
de bouw, maar omdat de gemeente geen grond heeft gaat dat niet door. In 1957 komt men met een locatie voor het bad, namelijk aan de Poortdijk. Op deze plaats heeft de heer W.C. de Haan een boerderij met enkele stuk- ken land voor zijn vee. Door de bouw van een zwembad ontstaan problemen voor zijn vee. De heer De Haan zal het recht van overpad moeten krijgen om een drinkplaats voor zijn vee te behouden. In de gemeenteraad worden hierover herhaaldelijk vragen gesteld en de bouw wordt er zeker niet door versneld. In dit zelfde jaar (1957) worden watermon-
sters genomen op de plaatsen in de Hollandse Ijssel die in 1947 waren aangewezen als zwemplaatsen. Alle monsters vertonen een sterke verontreiniging door faecaliën en bevat- ten het virus van kinderverlamming. Na een brief van de heer R. Schilt, Inspecteur der Volksgezondheid, komt er een verbod op het zwemmen in de Ijssel: alle ingezetenen van |
|||||||||||
73
|
|||||||||||
Ijsselstein ontvangen huis-aan-huis een brief
van de gemeente. In Ijsselstein kan nu ner- gens meer in het openbaar gezwommen wor- den. Ook in 1958 heeft het zwembad volgens de raad een grote urgentie. Voor de allerklein- sten wordt in dat jaar een wel zeer creatieve oplossing gekozen: In een weiland wordt een laag zand aangebracht en er worden een aan- tal douches geplaatst, zodat een ontspannings- mogelijkheid wordt geboden voor de kleine kinderen. Zo'n lapmiddel kost natuurlijk wel geld, maar brengt een eigen zwembad niet dichterbij. Als men de woningnood als staatsvijand
no.i beschouwt, dan is het zwembad gemeen- tevijand no.2 . Omdat men in 1959 nog steeds geen goedkeuring van Gedeputeerde Staten heeft, gaat er een brief naar de staatssecretaris van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, waarin alle argumenten weer eens op een rij worden gezet. Ook worden 2 verdrinkingsge- vallen in de Lek naar voren gebracht. Hoewel de raad in december 1959 het
|
zwembad nog steeds als een vrome wens
beschouwt.ziet het er toch naar uit dat er ein- delijk een zwembad komt in Ijsselstein. In november 1960 komt de goedkeuring
van het Ministerie van Volkshuisvesting en Bouwnijverheid. In de raad spreekt men van een St. Nicolaas presentje: de totale kosten schommelen rond de f 555.615,- en de bouw zal in 3 fasen gerealiseerd worden: 1. bouw van het eigenlijke zwembad
2. aanleg zonneweide, beplanting, afrastering
ie deel. 3. afrastering 2e deel, parkeerplaats en toe-
gangsweg. De bouw zal uitgevoerd worden door de
Nederlandse Heide Maatschappij. Er is ook al een exploitatie-begroting gemaakt. Het eerste jaar rekent men op een verlies van f 28.000,- De inkomsten worden begroot op f 18.500,- en de uitgaven op f 46.500.- De verwachte 70.000 bezoekers moeten f 0.25 entree beta- len. Het zwembad zal bestaan uit een diep bassin van 25 x 12 m. met een springplank, een ondiep bad en een peuterspeelbadje. Als de bouw van het bad zijn voltooiing nadert, moet er een besluit genomen worden over het beheer ervan. In de raadsvergadering van mei 1961 komen de volgende punten aan de orde: 1. het zwembad wordt voor de duur van 10 jaar
verpacht aan Lucas Pesie NV te Amersfoort. 2. er dient een vaste raadscommissie van bij-
stand voor het zwembad benoemd te worden. 3. de pc-fractie brengt bezwaren in tegen de
openstelling op zondag. Vooral dit laatste punt veroorzaakt een
hevige discussie. Het gaat hier om een princi- piële zaak, terwijl anderen vinden dat wie niet op zondag wil zwemmen gewoon thuis kan blijven. Bij de stemming blijken 9 stemmen vóór opening op zondag te zijn en slechts 3 tegen. Tijdens de bouw laait de discussie over de opening van het bad op zondag weer op. Gaat het alleen om geluidshinder voor de beide kerken of is het een principezaak? Mag het zwembad op zondag pas om 12.00 uur open of al om 10.00 uur? Omdat in de verga- dering van mei geen voltallige raad aanwezig is, wil men de stemming uitstellen. Men besluit wel tot het instellen van een proefpe- riode van 6 weken en tijdens de kerkdiensten mag geen gebruik worden gemaakt van de geluidsinstallatie. Later in het jaar komt de raad wel tot een definitieve beslissing. Met 8 stemmen vóór en 3 tegen wordt besloten dat het bad op zondag om 10.00 uur open mag. |
||||||||||||||||||||||||||||||
afi.5
Op zaterdag 15 juli J963 wordt het eerste gemeentelijke zwembad in Ijsselstein geo- pend. Het beheer van het bad wordt overgedra- gen aan Lucas Pesie. |
|||||||||||||||||||||||||||||||
lüSSELSTEIN
GAAT ZWEMMEN! |
|||||||||||||||||||||||||||||||
Zaterdag 15 Juli 1961
lal voor Ijsselstein
een
historische dag worden
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
^ Dan opent het prachtige nieuwe zwembad
if- Dan begint een tijdperk van gezonde recreatiemogelijkheïd
^ Dan zal geen kind meer opgroeien zonder te kunnen
zwemmen ^ Dan zal ook van de huidige generatie nog iedereen kunnen
leren zwemmen. Wij raden u aan om van de eerste dag af van dll kostalt}ke nieuwe zwembad Ie gaan
genieten. Hiertoe worden reeds voor de opening abonnementen verkocht.
Deze voorverkoop heeft plaeti 11. 12. t3 en 14 juli des avonds van 7-9 uur in Hotel Ridder St. Joris
De tarieven voor selsoenabonnementen zijn voor personen uit één gezin:
Ie persoon ... I 12,50 Kinderen tot 14 jaar . f 10,-
2e persoon (10,- Kinderen tot 6 jaar . f 5,-
3e persoon . . . ( 7,50 Abonnement voor iwemlej f 6,-
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
4e persoon
5e persoon Al» 14- en ó-jarigen gelden zi |
|||||||||||||||||||||||||||||||
( 5,-
f 2,50 |
Abonnement voor bezoekers
niet-zwemmeri ( 2,50 |
||||||||||||||||||||||||||||||
die deze leeftijden op 1 juli van dit jaar hebben bereikt,
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
In verband met het reeds gevorderde seizoen wordt bij voorverkoop op deze tarieven 40" <i korting
verleend (behalve op zwemles). Een abonnement geeft onbeperkt recht van toegang en gratis recht van toegang bij de officiële en
sportieve opening op zaterdag 15 Juli om 2.30 uur. |
|||||||||||||||||||||||||||||||
♦
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
De opening zal geschieden door
de Edelachtbare Heer Mr. J. J. Abblnlc Spaink,
Burgemeester van de Gemeente Ijsselstein.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
Tevens zal hel bed in beheer worden overgedregen aan het Exploitatiebureau van Zwembaden
LUCAS PESIE NV. Ie Amersloort. Het sportieve programma op de openingsdag zal omvatten o.a. een hoofdklasse waterpolowedstfijd
Wij wensen alle Inwoners van Ijsselstein heel veet genoegen In het nieuwe Bad. Directie LUCAS PESIE N.V.. AmorslooM
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
74
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
IJsselstein heeft een eigen zwembad
Op zaterdag 15 juli 1961 kan eindelijk de
officiële opening van het zwembad de "Randdijk" plaatsvinden door Burgemeester Abbink Spaink. Het officiële gedeelte begint om 14.30 uur: daarbij wordt het beheer van het zwembad overgedragen aan Lucas Pesie en daarna volgen verschillende sportdemon- straties. De kinderen van badmeester Van Dijk mogen als eersten een duik in het bad nemen. In verband met het zeer koude weer (i5_C.) is dat wel een grote eer, maar zeker geen pretje. De heer H. van Dijk wordt door Lucas Pesie benoemd als chef-badmeester. Mevrouw Van Dijk werkt er als cassière. De heer Van Dijk wordt door Lucas Pesie aange- steld als chef Hij werkt van half april tot half september in het bad en heeft daarnaast aller- lei baantjes. Als het bad in handen van de gemeente komt werkt Van Dijk ook op de sportparken en komt hij geheel in dienst van de gemeente. Gedurende 31 jaar hebben hij en zijn
vrouw hun beste krachten gegeven aan het zwembad. Om beter toezicht te kunnen hou- den woont het gezin zelfs een aantal jaren in een zomerhuisje op het zwembadterrein. Eerst in de kersenboomgaard van Han Bos en later op het land van Jan Blom. Om het zwembad voor de kleintjes aan-
trekkelijk te maken, bouwt hij zelf een mooie volière en een groot aantal speeltoestellen. Het materiaal wordt beschikbaar gesteld door de gemeente. Zeer teleurgesteld is hij dan ook als er ingebroken wordt en de dieven 40 van de mooiste vogels meenemen. Op den duur moet de volière verdwijnen
want kinderen brengen allerlei dieren mee die ze vinden of thuis niet meer willen hebben, inclusief een geit Bertha. Het begint op een echte kinderboerderij te lijken. Maar de hygië- ne in een zwembad en een kinderboerderij passen helaas niet zo goed bij elkaar. Duidelijk blijkt hieruit de aandacht en
belangstelling van alle bezoekers voor het bad. Onmiddellijk doemen de eerste problemen
op: het zwembad is aan één kant te ondiep voor het spelen van waterpolo-wedstrijden, en het is eigenlijk al te klein als de uitbreiding van Plan Noord doorgaat. Een tweede diepe bad is echter nu niet haalbaar. Ondanks het slechte weer wordt het zwembad dit eerste jaar druk bezocht. Daarnaast ontstaan er pro- blemen met de openingstijden. In het kon- trakt met Lucas Pesie staan deze niet duidelijk aangegeven. In het begin is het bad tot 19.30 uur open,
|
|||||||||
maar in verband met een personeelstekort
gaat het bad van 17.30 tot 19.00 uur dicht. Dan is er wel gelegenheid om daarna te komen zwemmen. Met een buitenbad is men altijd afhanke-
lijk van het weer en na de slechte zomer van 1964 besluit de raad om de huurprijs voor dat jaar - eenmalig - te verlagen. Tevens komt men met voorstellen om een deel van het zwembad te overkappen en om eventueel het bad in het voor- en naseizoen te gaan verwar- men. De technische dienst van de gemeente rekent voor dat de kosten daarvan erg hoog zijn en vraagt zich af of dat wel rendabel te maken is. Verder wil men naast klas 5 en 6 , ook de
2e en 3e klassen van de lagere scholen zwem- les gaan geven. Aangezien het aantal zomerse dagen tekort is om schoolzwemmen te leren ontstaat nu het plan om te komen tot de bouw van een overdekt instruktiebad. In 1969 gaat men dus op zoek naar finan-
ciële middelen om de volgende zaken te kun- nen realiseren: verwarming van het buiten- bad, uitbreiding van het buitenbad met een |
|||||||||
ajh.6
Wethouder Doesburg reikt de prijzen hij gele- genheid van de openingswedstrij- den voor kinde- ren i it. Met pet zien we
de befaamde bad- meester van Dijk en daarachter zijn vrouw. |
|||||||||
75
|
|||||||||
bij de gemeente onder te brengen. Per i sep-
tember 1970 wordt het kontrakt opgezegd en de naam "Randdijk" wordt tijdehjk gewijzigd in "Gemeentelijk Zwembad IJsselstein". De overdracht brengt ook de nodige proble-
men met zich mede. Bij controle blijkt dat er nogal wat gebreken en vermissingen zijn, dit varieert van een kapotte springplank tot ver- missing van een nationale vlag. In overleg met toekomstige gebruikers zoals IJ.Z. en P.C. en de Raad voor Lichamelijke Opvoeding en Sport worden nieuwe plannen ontwikkeld en aan de Vereniging Nederlandse Gemeen- ten wordt om advies gevraagd. In 1969 wordt de eerste paal gelagen voor
de woningbouw op IJsselveld en in verband met de verwachte groei van IJsselstein van 10.000 inwoners in 1970 en 17.500 eind 1974 tot 30.000 in 1980 en gelet op de streekfunk- tie van IJsselstein is de bouw van een instruk- tiebad en een diep 25 m bassin zeker gerecht- vaardigd. In 1970 besluit de raad het bad te laten
bouwen door Tip-Combine. Dit op aanraden van de Inspekteur voor Lichamelijke Opvoed- ing. Wethouder Boenders mag op 27 oktober
1972 de eerste paal slaan en de officiële ope- ning van het buitenbad vindt op 23 mei 1973 plaats en op 3 november 1973 de feestelijke opening van het binnenbad. Uit de volgende voorstellen: "De Groene Hoek", "De Hooghe Waerd", "De Rietgors" en "Julianabad" wordt uiteindelijk de nieuwe naam gekozen: recre- atie zwembad "De Hooghe Waerd". Als het zwemseizoen 1973 begint, beschikt
IJsselstein over de volgende accomodaties: |
|||||||||
tweede bassin, en de bouw van een instruktie-
bad. Juist omdat 1969 een topjaar is -er komen 115.000 bezoekers en er worden 800 zwemdiploma's uitgereikt - blijkt dat het bad veel te klein is. Naast het gebrek aan lig- en speelweiden is er vooral een tekort aan water- oppervlakte. De hoge duikplank moet in ver- band met de veiligheid regelmatig gesloten worden en balsporten mogen er niet beoefend worden. De huurovereenkomst met Lucas Pesie
loopt bijna af en in verband met de toekomsti- ge uitbreidingen wordt het wenselijk geacht om het beheer van de baden in de toekomst |
|||||||||
afi.y
Het 'diepe' in de jaren '60 met de beide springplan- ken. De boom- gaard op de ach- tergrond is later bij het zwembad getrokken. Links badmeester van Dijk. ajb. 8
Buitenbad, begin
jaren 'yo, gezien
van de Poortdijk.
Achteraan de
kleuterhoek.
|
|||||||||
76
|
|||||||||
.J*i-
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vraagd wordt voor achterstallig onderhoud,
ontstaan door gebrek aan coördinatie van het onderhoud en de renovatie, begint de raad er genoeg van te krijgen. Het sanitair, de gebouwen en de kleuter-
boek moeten dringend opgeknapt worden. Op een aantal van 4.000 tot 5.000 bezoekers die- nen minimaal 16 toiletten aanwezig te zijn. Een oplossing is noodzakelijk, daar anders het bad op I mei niet open kan. Verschillende noodoplossingen worden
besproken, zoals het huren van toiletwagens. Men meent een oplossing te vinden in het verhogen van de badmeesterstoren. De huidi- ge toren is al eens i m. hoger geplaatst om een beter uitzicht te hebben over de baden. Gezien het huidige bezoekersaantal en het totale wateroppervlak is de toren nog te laag. Onder de toren zouden dan de vereiste toilet- ten geplaatst kunnen worden. De tekeningen hiervoor zijn wel gemaakt, maar het plan is nooit uitgevoerd. Er ontstaat veel geharrewar tussen de raad en de verantwoordelijke wet- |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ajb.g
linksboven De kleuterhoek met totempalen, wigwams en andere speeltoe- stellen voor de jongste bezoekers van het buiten- bad. Ap. 10,
rechtsboven Opening van binnenbad de Hoge Waerd door wethouder Boenders op } november i<)'/}. ajb. 11,
hieronder Aan de festivitei- ten van de ope- ning wordt ook dedge.wnwn door de IJsselsteinse Zeskampploeg. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Men spreekt de verwachting uit dat meer
dan 150.000 bezoekers die zomer in het ver- warmde openluchtbad "verkoeling" komen zoeken. In 1974 wordt de gemeente gecon- fronteerd met nieuwe problemen. De spring- kuil van het buitenbad verliest steeds water. De bak gaat dan als het ware drijven op het grondwater. Reparatie van de voegen en een permanente bronbemaling zijn noodzakelijk. Om het bad een wat aantrekkelijker aan-
zien te geven en om beter schoon te kunnen maken is het nodig dat de wanden en bodem van een coating worden voorzien. Verwar- mingsketels en de filterinstallatie zijn nodig aan vervanging toe. Voeg daarbij de verbete- ringen aan de kleuterboek en het aanbrengen van sierbestrating rondom en de raad heeft wederom een financieel probleem om op te lossen. Als dan in 1977 weer f200.000.- ge- |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
77
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Naast de kosten van het herstellen van een
groot aantal gebreken dient er ook een aantal energie-besparende maatregelen genomen te worden. Met andere woorden zeer hoge kos- ten. Daarom komt men op het idee om een heel nieuw zwembad te bouwen. Er wordt een werkgroep in het leven geroepen die de ver- schillende mogelijkheden gaat onderzoeken. In principe zijn er drie alternatieven: a. Volledige renovatie van het bestaande bin-
nenbad b. Beperkte renovatie en behoud van het be-
staande binnenbad c. Nieuwbouw
Tegelijkertijd gaat men bekijken of het
mogelijk is om het zwembad te privatiseren. Als men kiest voor een volledige renovatie, praat men over een bedrag van f2.000.000.- Daarvoor krijgt men dan een goed instructie- bad, zonder dat de recreatieve mogelijkheden verbeterd worden. Er kan wel weer bejaar- den/re validatiez wemmen plaatsvinden. Waterpolowedstrijden zijn echter niet moge- lijk door de te geringe waterdiepte van het bad. Deze mogelijkheid is dus niet erg aan- trekkelijk. Omdat het aantal recreatieve zwem- mers niet zal toenemen, wordt het jaarlijks exploitatie-tekort alleen maar groter. Een beperkte renovatie zal altijd nog ruim
f900.000.- kosten en het bad kan dan "weer 10 jaar mee". Meer bezoekers zullen er zeker niet door komen en de problemen worden alleen maar een aantal jaren vooruitgescho- |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
^n
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
afb. 12
De plannen om de badmeesterstoren te verhogen en om onder de toren toi- letten te plaatsen zijn nooit uitge- voerd. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bc rank f rond
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
7w/e:mbaqei« cokip
'J55EL5TEIN
uitkljutorem |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I,
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
AM-C 'BOUWVURI
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
houder over het uitblijven van de toegezegde
Zwembadnota. Hierin zouden alle personele en organisatorische problemen geïnventari- seerd worden, zodat de raad niet iedere keer weer met zwembadproblemen geconfronteerd hoeft te worden. Het bezoek aan het binnenbad loopt terug.
Hiervoor worden verschillende oorzaken genoemd. Maar het ontbreken van recreatieve voorzieningen wordt als voornaamste oorzaak gezien. Op korte termijn zoekt men naar oplossingen als: een combi-abonnement op binnen- en buitenbad, maar ook wordt over- wogen om het bad op zondag te sluiten en zo personeelskosten uit te sparen. Ook de bouw van het binnenbad kent de
nodige problemen. Tijdens de bouw zijn alle voorzieningen aangebracht om revalidatie- en bejaardenzwemmen mogelijk te maken. Daarvoor is echter een watertemperatuur
van 29 _C noodzakelijk. Dit blijkt bij de ketel een zeer hoge slijtage te geven, en ook bouw- kundig gezien is het onverantwoord hiermee door te gaan. Men is zelfs bang voor instor- ting van het dak van het zwembad. Na de nodige onderzoeken wordt besloten
met de lessen te stoppen en vanaf dat moment moeten de deelnemers met bussen naar Utrecht gebracht worden om bij Instituut Tim van der Laan te gaan zwemmen. Jammer, want het enthousiasme van zowel deelnemers als begeleiders is zeer groot. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Sportfondsenbad 'De Hooghe Waerd'
Hieruit blijkt al dat er weinig anders over-
blijft dan nieuwbouw. De aanvankelijke plan- nen om een zwembad annex sporthal te bou- wen laat men al snel varen. Wel spreekt men over het bouwen van een "sub-tropisch zwem- paradijs". De eerste begrotingen spreken over een bedrag van f6.000.000,- . Om te weten of het nieuwe zwembad rendabel zal zijn, moet men het aantal bezoekers per jaar weten. Hiervoor wordt een gedegen onder- zoek opgezet en men spreekt de verwachting uit dat het aantal bezoekers zal liggen tussen de 210.000 en 260.000 per jaar. Jaarlijks blijft er een groot tekort op de exploitatie-reke- ning, maar dit is niets nieuws onder de zon. Het bestuur van het zwembad in de Julianawijk klopte ook al bij de gemeente aan als men de begroting niet sluitend kan krij- gen. Nadat alle onderzoeken afgerond zijn, besluit de gemeenteraad om een geheel nieuw |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
78
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
"NOORDWESTEN-
|
||||||||||||||
afh.13
Twee aanzichten
van het nieuwe sportfondsenbad 'De Hooghe Waerd: Duidelijkis is de
glazen koepel, die het dak vormt, te zien evenals de glijbaan. |
||||||||||||||
-----------------ZUIDWESTEN
zwembad te bouwen. Maar dan met vele re-
creatieve mogelijkheden. Men spreekt van een bad met "alle toeters en bellen" De totale bouwkosten vergen een bedrag tussen de 9 en 9,5 miljoen gulden. Hiervoor krijgt men dan wel een "zwemparadijs". De tijd dat men alleen baantjes zwemt of leert zwemmen voor een diploma is allang achter de rug. Aan een zwembad worden in deze tijd heel andere eisen gesteld. Naast de gewone lessen moet er ook voldoende mogelijkheid tot recreatie zijn. Daarom heeft men gekozen voor een bassin van 25 m. met een beweegba- re bodem, zodat aan alle mogelijke groepen instructie gegeven kan worden. De bodem kan zelfs boven water gebracht worden zodat een podium ontstaat waarop evenementen kunnen plaatsvinden. Een multi-functioneel gebruik dus. Hetzelfde geldt voor de tribunes. Tijdens wedstrijden kunnen de toeschouwers hierop plaatsnemen en bij evenementen kun- nen hier zitjes geplaatst worden. Daarnaast ligt het grote recreatieve gedeel-
te van het bad. Onder een glazen koepeldak bevinden zich onder meer een 40 m. lange glijbaan, een whirl-pool, fonteinen, een ijsbe- renbad, genoeg dus om je in en rond het water te vermaken. Via een doorgang is er zelfs een mogelijkheid om naar buiten te zwemmen. Hierbij komen we op een teer punt. Hoewel - volgens de gemeente - het aan- tal mensen dat gebruik maakt van het buiten- bad afneemt, is het voor de vaste klanten toch een groot gemis dat dit bad niet behouden kan blijven. De verschillende baden en ruime ligweiden bieden op topdagen toch ontspan- ning voor duizenden mensen. De kosten zijn echter te hoog om zowel een binnen- als een |
||||||||||||||
buitenbad te bouwen en in stand te houden.
In het nieuwe bad probeert men voor alle
groepen iets te organiseren en als u onder- staande lijst eens rustig bekijkt dan zult u zien dat niemand vergeten wordt: |
||||||||||||||
- ontbijtzwemmen
- lunchzwemmen
- baby/kleuterzwemmen
- snelle zwemcursussen
- zwangerschapszwem-
men - revaüdatie-zwemmen
- meer bewegen voor
ouderen |
overlevingszwemmen
schoolzwemmen
discozwemmen
aqua-fitness
swim-fitness
■ trimzwemmen
dameszwemmen |
|||||||||||||
Daarbij spreken we nog niet over de moge-
lijkheden die geboden worden door de vereni- gingen RBIJ (Redding Brigade IJsselstein) en IJZ en PC (IJsselsteinse Zwem en Polo Club). Het nieuwe bad krijgt ook een nieuwe
naam. Na bijna 30 jaar wordt de zorg en ver- antwoording over het bad door de gemeente overgedragen aan 'Sportfondsen IJsselstein BV'. Deze organisatie maakt deel uit van Sportfondsen Nederland BV. Het zwembad is dus geheel geprivatiseerd wat betreft beleid en bedrijfsvoering. Met de gemeente zijn langlo- pende afspraken gemaakt over de bijdrage in de exploitatiekosten. De naam wordt nu: "Sportfondsenbad De
Hooghe Waerd". Toekomst
Naast een gesprek met de "oude" chef-bad-
meester, kan een gesprek met de nieuwe chef- badmeester cq bedrijfsleider de heer J.Westdijk niet uitblijven. Hoe ziet hij de toekomst voor dit bad en het zwemmen in IJsselstein? |
||||||||||||||
79
|
||||||||||||||
mogelijke uitbreiding zie ik eventueel een apart
kleuterbad, los van het recreatieve gedeelte. Omdat er behoefte bestaat aan een ontmoetings- ruimte zou je kunnen denken aan een soort patio waar men rustig kan zitten na het zwemmen. Ook een aparte sauna is een wens van een aantal bezoekers van het bad. Een buitenbad zoals men dat gewend was zal wel een vrome wens blijven." Verantwoording
Als leraar lichamelijke opvoeding bij het
voortgezet onderwijs in IJsselstein heb ik vele jaren zwemles gegeven in de IJsselsteinse zwembaden. Als werkgroeplid van de HKIJ werd mijn belangstelling gewekt voor de his- torie van het zwemmen in IJsselstein. Een aantal zaken is in dit artikel niet aan
de orde gekomen. Hierbij denk ik bijvoor- beeld aan de verschillende zwemverenigingen en het werk in de machinekamer van het bad. De volgende personen dank ik hartelijk voor alle hulp en informatie die zij mij gegeven hebben: - dhr. H.W. Luten, van het Archief te IJsselstein.
- dhr. H. van Dijk, chef-badmeester.
- dhr. J. Westdijk, chef-badmeester.
- werkgroepleden van de HKIJ.
Bronnen:
- Archief Gemeente IJsselstein.
- uitgaven door het zwembad.
- foto's uit privé-bezit.
|
|||||||||||||||
ajb. 14
Plattegrond van het nieuwe zwembad. Duidelijk zicht- baar is het 2^ m wedstrijd/instruc- tiebad en in het midden het recre- atieve gedeelte. Het buitenbad is helaas verdwe- |
|||||||||||||||
"IJsselstein heeft met dit had een grote'aan-
winst voor de komende jaren. Het aantal bezoe- kers ligt ruim boven de verwachtingen. In het eer- ste volledig jaar na de opening mochten we 269.911 bezoekers verwelkomen (geraamd 24c).000). Het zwembad zal in moeten spelen op de steeds wisselende behoeften van de mensen. Als |
|||||||||||||||
Stichting
Historische Kring IJsselstein |
|||||||||||||||
Bank:
Postbank, nr.: 4074718
Redaktie:
B. Rietveld, Meerenburgerhorn 10, 3401 CD
IJsselstein. Donateurs ontvangen het periodiek (4 uitga-
ven per jaar) en worden op de hoogte gehou- den van de activiteiten. Nieuwe donateurs kunnen zich opgeven bij dhr. W.J. van Vhet, J.W. Frisolaan 7, 3401 AX IJsselstein, tel: 03408-81660. Voor inwoners van IJsselstein bedraagt de contributie minimaal f 20,- per jaar; zij die buiten IJsselstein wonen worden verzocht om f6,50 extra over te maken ivm verzend- kosten. Losse nummers kunnen, voor zover voorradig, a f 7,50 bij het secretariaat wor- den besteld. Voor dubbelnummers is de prijs f 10,-. |
|||||||||||||||
De Stichting Historische Kring IJsselstein is
in 1975 tot stand gekomen en stelt zich het volgende als doel: De belangstelling wekken voor de geschiedenis in
het algemeen en voor die van IJsselstein en de Lopikerwaard in het bijzonder. Dagelijks bestuur:
Voorzitter: L. Murk, tel: 03408-81627.
Secretariaat: C.J.H, van Dijk-Westerhout, Omloop West 42, 3402 XP IJsselstein, tel: 03408-83699. Penningmeester: W. J. van Vhet, J.W. Friso-
laan 7, 3401 AX IJsselstein, tel: 03408-81660. |
|||||||||||||||
80
|
|||||||||||||||
73 od 69ó^
|
||||||||||||||
'Arbeid als ondersteuning';
WERKVERSCHAFFING TE IJSSELSTEIN
|
||||||||||||||
BIBLIOTHEEK DbR
RUKSUNIVERSlltlT
ÜTRtCHT
|
||||||||||||||
door Jan Mulder
|
||||||||||||||
Eerst moet er oorlog komen
De crisisjaren '20-'30 werden het begin
van bittere armoede in talrijke gezinnen. Het begrip sociale wetgeving bestond niet. Hoewel de 20e eeuw 'De Nieuwe Tijd' moest gaan inhouden, bleef voor de werklo- ze alles bij het oude. Hij mocht zijn hand ophouden en moest maar afwachten of die ook gevuld werd. Welgestelde partikulieren, kerkbesturen, en gemeentelijke overheden bepaalden ieder naar eigen voor-, en wille- keur wat goed en rechtvaardig was; wat nut- tig of overbodig was. Het dieptepunt van de crisis lag in 1935,
toen Nederland 500.000 werklozen telde: éénvierde van de beroepsbevolking. Weinigen hadden nog hoop ooit weer aan de slag te gaan. Apathie overviel werklozen ook. "We komen nooit meer aan de slag", meende men; en ook: "Er moet eerst oorlog komen, dan krijgen we weer werk." Toverwoord
Reeds in 1912 voorzag de nieuwe
Armenwet in plaatsingen in de werkver- schaffing: "Aan armen, die tot werken in staat zijn, wordt de ondersteuning zoveel mogelijk gegeven in de vorm van arbeid." De vakbewe- ging opende in 1917 werkloosheidskassen, een vorm van werkloosheidsvoorziening. Na uiterlijk 24 weken verviel men al aan de armenzorg. Steun werd niet zomaar gege- ven: "Pas na instelling van een onderzoek van elk geval afzonderlijk" aldus de 'Voorschriften' aan de gemeenten. Men mocht niet te soepel zijn: "Hulp mag er ech- ter nimmer toe leiden, dat de prikkel tot het zoeken en aanvaarden van werk wordt wegge- |
||||||||||||||
nomen". Steun had in die tijd iets vernede-
rends. De 'armmeester' (ambtenaar van de uitkeringsinstantie) had het recht om onaangekondigd bij mensen thuis de provi- siekast te inspekteren. Suiker was een luxe. Ouderen zullen zich de door de gemeente verstrekte kleding (steunjekkers) en fiets- plaatjes met een gat erin herinneren. 'Werkverschaffing' leek nu het tover-
woord te zijn geworden. In het noorden van het land begon men reeds in 1924 met het ontginnen van land. Dat gebeurde onder de meest erbarmelijke omstandigheden: dui- zenden werklozen pakten 's maandags de schop op en vertrokken voor een week van huis. Een van de eindbestemmingen was Jipsinghuizen. Het werk bestond uit het omspitten van i meter diepe woeste grond. De arbeiders spraken van een 'hel'; de boe- ren en bazen van een 'weldaad'. En zo keek ieder anders tegen de werkelijkheid aan. In de Drentse venen ging het al net zo. De lonen waren zeer laag: men moest leven van Hfl. 7,54 per week, of nog minder. En de werkdagen waren zeer lang. De werkver- schaffing in Oost-Groningen had een voor- beeldfunktie. Teveel om van te sterven
Ook in IJsselstein bleef het aantal werk-
lozen groeien. Pas in het voorjaar van 1933 trof ook deze gemeente voorbereidingen om werkverschaffing in gang gezet te krij- gen. Er diende projekten te komen. De 'Rijkswerkverschaffing' besteedde die
taak uit bij de Nederlandse Heidemaat- schappij te Arnhem. En zo vertrok op 11 mei 1933 (nu 60 jaar geleden) een koppel van |
||||||||||||||
81
|
||||||||||||||
- ,1 iRI«l"%yiKL.
|
||||||||||||
uitbaggeren van de stadsgracht
de verbetering van den ' Achterslootschen weg en den Lagendijk' alsmede de riolering van den Poortdijk verbetering van een perceel land bij de Steenfabriek "Bulwijck"te Woerden het leggen van een riolering voor afvoer van afvalwater van een complex wonin- gen naar 'den Hollandse IJssel'. (Daarbij gaat het waterschap 'De Drie Waterschappen onder IJsselstein' ook 10% van de loonsom voor haar reke- ning nemen). |
||||||||||||
24 werklozen uit IJsselstein naar Willige-
Langerak voor dijkverzwaring van de "Lekdijk Benedendams en IJsseldam." Dit aantal werd al snel opgevoerd naar 51 perso- nen. De werkweek telde eerst 50 uren, doch werd weldra gewijzigd in 48 uur. Het loon bedroeg in de allereerste week voor 12 per- sonen Hfl. 10,68 en de andere 12 kwamen met Hfl. 7,55 thuis. Ook de gemeente IJsselstein stelt: dat
steuntrekkende werkloozen als contraprestatie voor het door hen ontvangen steunbedrag moe- ten arbeiden. Georganiseerden kregen een hoger bedrag: meubelmakers verdienden in die tijd 18 tot 22 gulden per week. Hout-, en teenbewerkers 11 tot 12 gulden per week. Kwamen zij in de steun terecht, dan werd dit verschil ook in hun loon bij de werkver- schaffing tot uitdrukking gebracht. Dat 48 uren ploeteren vaak niet meer
dan Hfl. 7,55 opbracht, heeft menige traan gekost. Teveel om van te sterven, te weinig om van te leven. Toen minister-president H. Colijn in 1933 de werkverschaffing bezocht sprak hij de historische woorden: Mensen, gij hebt het goed. Gij kunt zelfs nog wat sparen. Mijn vrouw kan van 2^ cent een heerlijke soep koken, 15 cent soepbotten, 5 cent rijst en 5 cent groenten." Wie de hele week van huis ging en in de
barakken bivakkeerde moest de 'keetvrouw' ongeveer 4 gulden betalen voor kost en inwoning. Dit trof ook de IJsselsteiners die ver van huis een plaatsing kregen. De projekten
Werkverschaffing bleek bij de Armen-
zorg aan te slaan. Er werden diverse projec- ten aangetrokken, zoals: |
||||||||||||
De 'beroemde'
rijwielplaatjes tbv de rijwiel- belasting uit de jaren 30. Links een nor- maal plaatje en rechts het gehate plaatje met het gat als bewijs dat men als steuntrek- ker vrijgesteld was van de belasting. Men mocht dan op zondag geen gebruik maken van het rijwiel. |
||||||||||||
Controle op het
rijwielplaatje in de crisisja- ren. |
||||||||||||
82
|
||||||||||||
GEMEENTE IJSSELSTEIN
|
|||||||||||||||||||
Aan
Zijne Sxoellantls den Minister «an Sociale Zaksn, te
's- Sravenhage •
|
|||||||||||||||||||
■ 1644.W.6./ 39.W.8.
erwerp: Bijl.: _
êbezoek door stetuitrekkenden
personen in werkversohafflng. |
|||||||||||||||||||
IJSSELSTEIN, 22 Augustus 1933.
|
|||||||||||||||||||
Onzerzijds wordt geconstateerd, dat Ingezetenen onzei
gemeente, die steun trekken Ingevolge de voor deze gemeente geldende en Ministerieel goedgekeurde steunregeling dan wel die bij de centrale workveradiafflng te Willige Langerak zijn tevrerk gesteld, de oafi's te dezer plaatse en wellloht ook elders bezoeken. Waar ons dit niet oorbaar wil voorkonen, veroorloven
wij ons de vrijheid Uwer Excellenties aandacht daarop te ves- tigen. Snkele jaren geledan kwaei In de steunregeling de be-
paling voor, d»t het d»en steuntrekkenden, op straffe van het vervallen van den steun, verbodMX was oafe 's te bezoeken, doch in de thans geldende regeling komt een zoodanige bepa- ling niet meer voor. Wij hebben de eer üwe Excellentie beleefd te berich-
ten, dat het opneaan van e^i dergelijke bepaling ons wensche- lljk wil voorkomen. |
|||||||||||||||||||
Burgemeester en Wethouders van IJsselstein,
|
|||||||||||||||||||
Se Secretaris,
|
|||||||||||||||||||
Se Burgemeester,
|
|||||||||||||||||||
.^.'
|
|||||||||||||||||||
/-
|
|||||||||||||||||||
Melding van
'wangedrag' van tewerkge- stelde IJsselsteinse
steuntrekkers te Willige Langerak. |
|||||||||||||||||||
83
|
|||||||||||||||||||
Donkere wolken
Werklozen van R.K.-huize krijgen met
doorbetaling van vergoeding vrijaf op 15 augustus (Maria Hemelvaart) en i novem- ber (Allerheiligen). Ook krijgen alle werklozen die in de
werkverschaffing werken vrijaf op 17 juli 1934 in verband met de bijzetting van het stoffelijk overschot van Z.K.H. Prins Hendrik. Eind 1934 krijgen de werklozen van het
Rijk 10% van het loon als 'Kerstgave'. Voorts wordt in de winter een 'kolentoeslag' van Hfl. I,— per volle werkweek mogelijk, te beginnen in de laatste week van oktober. Als iemand ziek was, diende hij dat via
de Opzichter te melden waarbij een contro- le-arts de arbeidsongeschiktheid moet vast- stellen. Het is meerdere keren gebeurd, dat de
arts geen ziekte of gebrek constateerde. Dat betekende noch loon, noch aanvulling van- |
|||||||||||||||||||
Eer men het over de begrotingen eens
was, had men al flink gestoeid over de prijs. Meestal ging het om een centenkwestie. Bij het uitdiepen van de Stadsgracht
moesten lo arbeiders in 1935 een'laarzen- vergoeding' ontvangen. Uiteindelijk werd overeenstemming bereikt en kreeg men Hfl. 0,50. Doch iemand die toen op per- soonlijke titel om een paar werkschoenen vroeg, kreeg direkt een afwijzing. Deze laar- zenvergoeding blijkt steeds een moeilijk punt van onderhandelen te zijn. De gemeente kan 95% van de loonsom
declareren bij de Heidemij. Over gereedschappen kan men het ook
moeilijk eens worden. De werkloze wordt |
|||||||||||||||||||
Ba^erwerk-
zaamheden aan de stads- gracht met |
|||||||||||||||||||
geacht z'n eigen panschop mee te nemen
en altijd zijn rentekaart te kunnen overleg- gen. Vermeldenswaardig is, dat bij het uit- |
|||||||||||||||||||
blootiëgging baggeren van de Stadsgracht de fundamen-
|
|||||||||||||||||||
van muurres-
|
ten van een stadsmuur zijn blootgelegd-
|
||||||||||||||||||
ten, /ontdekt.
|
|||||||||||||||||||
84
|
|||||||||||||||||||
WERKVERSCHAFFING
|
||||||||||||||
Tttktntnf van Tlnl Bolltmt
|
||||||||||||||
Spotprent uit
de crisisjaren over de werk- verschaffing. |
||||||||||||||
„Nu kunnen we ons weer een week long den kop breken, hoe we met dat geld rondkomen.
Dat werk verschaffen ze ons ad goed!" |
||||||||||||||
uit de Armenzorg. Werd iemand niet in
staat tot werken bevonden, dan kostte hem dat 3 wachtdagen. Slecht weer had ook nadelige gevolgen.
Bij ernstige regenval trad regenverlet in. Over maximaal 3 uren per week werd geen loon betaald. Over de overige regenuren, ontvingen meubelmakers 6 cent per uur minder en de anderen kregen 4 cent min- der. Zwaar weer betekende dus extra gelde-
lijke zorg in de gezinnen. De hele week van huis
Het uurloon blijft steeds een twistpunt.
Meubelmakers en metaal-bewerkers mogen in 1935 een uurloon van 35 cent ontvangen. De gemeente probeert via de
Rijksinspectie Werkverschaffing dit zelfde uurloon erdoor te krijgen voor koekeper- sers, schilders, metselaars en timmerlie- den. Dit wordt onmiddellijk afgewezen. Voor deze groep blijft onverminderd een
|
||||||||||||||
uurloon van kracht van 24 cent.
Begin 1936 telt IJsselstein 121 werklozen
die in de steunregeling zijn opgenomen. Door dit aantal moeten er nieuwe projekten bijkomen gezien ook het uitbaggeren van de stadsgracht haar voltooiing nadert en wel op 6 juni 1936. Er wordt een begroting ingediend voor
beplanting van het terrein gelegen langs de N.H. Kerk. Eind 1936 kunnen 6 personen geplaatst worden voor de beplanting. Verder wordt er buiten de gemeentegren- zen gekeken. Bij de 'Maaswerken' te Maasbommel
zijn 3 plaatsen beschikbaar. De arbeiders worden gehuisvest in kamp 'Maas & Waal' bij kok-kampbeheerder Traanberg. Zij beta- len Hfl. 1,50 per week voor broodgeld. Overtredingen
Er gebeuren ook zaken die niet door de
beugel kunnen. De Gemeente IJsselstein moet reeds in augustus 1933 aan 'Zijne |
||||||||||||||
85
|
||||||||||||||
Steuntrekkers
met panschop. |
|||||||||
Exellentie den Minister van Sociale Zaken'
melden, dat steuntrekkenden cafe's te Willige-Langerak en wellicht ook elders bezoeken. Intrekking van de steun komt ter diskus-
sie. Het is steuntrekkenden namelijk verbo- den cafe's te bezoeken. Op 22 juni 1934 volgt het eerste ontslag.
Uit onderzoek is gebleken, dat de echtgeno- te van deze steuntrekkende zich al sedert juni 1933 "heeft belast met het wekelijkse was- schen van diverse goederen van een ander gezin" waarvoor zij al die tijd Hfl. 0,50 per week ontving. Ook werd iemand gewipt omdat alsnog
vast kwam te staan dat deze persoon na diens huwelijk op 30 april 1934 niet min- stens 3 maanden in het vrije bedrijf had gewerkt. Want ook werkverschaffingsplaat- sen waren aan strenge voorwaarden gebon- den. Trouwde iemand tijdens de werkver- schaffing, dan had dit direkt ontslag tot gevolg. Rouleren
Op 29 april 1937 gaan er voor het eerst 5
personen naar de Maaswerken waarbij er problemen ontstaan over het tarief van het busvervoer. Aangewezen is hiervoor plaats- genoot Jan v.d. Wijngaard met wie Hfl. II,— per rit wordt afgesproken. Gezien de hoogte van dit bedrag mogen deze steun- trekkers maar ix per 2 weken een weekend naar huis hetgeen de nodige wrevel opwekt. Ook moet de zaterdagochtend nog
|
|||||||||
gewerkt worden en dient men op zondag-
avond om 22.30 uur weer terug te zijn ter- wijl om 23.30 uur de lichten in het kamp uitgaan. Bij vorst en sneeuw vervalt zelfs het vrije weekend. De steuntrekkers moe- ten hun eigen schop meenemen. Later moeten 8 personen naar de 'Maasverbe- tering'. Aan de kok-kampbeheerder moet nu Hfl. 5,- per week afgedragen worden. Bij de Tweede Kamerverkiezingen op 26
mei 1937 krijgen, alle in de werkver- schaffing geplaatste, werklozen 2 uren 'stemverlet' met behoud van loon. Wel dient men voor 10 uur gestemd te hebben. In 1937 komt van onze eigen gemeente
een begroting van Hfl. 662,50 voor de beplanting van de bermen aan de Touwlaan. Verwacht wordt, dat er 'twee die- pen' gespit wordt. Verder rnoeten er plm. 200 gaten gegraven worden voor boombe- planting. Aan arbeidsloon is Hfl. 537,50 beschikbaar. Na lang "touwtrekken" is de Raad akkoord. Naarmate er meer werklozen komen,
moet er gerouleerd worden. Dat betekent dat in weken waarin men niet tewerkge- steld is, teruggevallen moet worden op de karige Armenzorg. Tegelijkertijd nemen daarmee de geldzorgen verder toe. Een enkeling mag doorlopend in de werkver- schaffing opgenomen blijven. De gedwon- gen weken thuis noemde men 'wandelwe- ken. De arbeiders spraken echter van 'smacht weken'. In het voorjaar van 1938 worden ook
|
|||||||||
86
|
|||||||||
ook haar ongerustheid uitspreken over een
aantal 'beroepswerkozen' die zich proberen te drukken voor een plaatsing, maar die in nachtelijke uren gezinsinkomsten trachten te verschaffen door stroperij of op andere wijzen, die onmogelijk te achterhalen zijn. In klare taal wordtgeantwoord: tegen
steunverlening van heroepswerkloozen worde zoveel mogelijk gewaakt. Een der middelen om vast te stellen, wie als heroepswerkloozen die- nen te worden heschouwd, is degenen van wie wordt vermoed dat zij tot die categorie behoor- en, hij een of andere werkverschaffing te plaat- sen. Ook de politie houdt een oogje in het
zeil. Zo werd een uit Zuilen afkomstige fiet- ser aangehouden. De actetas die aan zijn rijwiel was bevestigd leek verdacht. De 2 agenten die deze manspersoon aanhielden, wilden in deze tas kijken. De man zegt niets bijzonders in zijn tas te hebben. Maar hij wordt betrapt op het vervoeren van ongezegeld sigarettenpapier. Hij werd opgebracht naar het politiebureau, maar nabij het bureau sprong hij plotseling op de fiets en trachtte te ontvluchten. Direkt werd de achtervolging ingezet, de man werd gegrepen, van zijn fiets getrokken en toen door de beide agenten met geweld meege- nomen naar het politiebureau. Hij bleek in het bezit te zijn van 3 dozen met elk een |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
mannen vanuit IJsselstein gehuisvest in het
kamp "Rotterdam-B" te Steenwijk. Het gaat hier om 17 personen. Weer later vindt uitzending plaats naar
Giethoorn, Diever en Dieverveld in Drenthe. Hier moet gewerkt worden aan de ontginning van het veen en de aanleg van (fiets)paden. Kost en inwoning komt voor rekening van de werkloze. De 'putbaas' heeft de zorg voor het inwendige. De rest van het loon wordt overgemaakt
aan de Gemeente IJsselstein die er voor zorgt dat de verdiende lonen in de bestem- de gezinnen terecht komen. Het basisloon voor een plattelandsge-
meente bedraagt Hfl. 0,22. In Diever wordt 22 cent betaald. De gemeente IJsselstein verzet zich tegen deze beloning. Zij zegt 'naar haar bescheiden meening geenszins op een lijn te stellen te zijn met plattelandsge- meenten '. Mensen vanuit grotere plaatsen ontvan-
gen tenminste 26 cent per uur. IJsselstein wenst bijstelling maar krijgt er geen cent bij. In 1938 wordt pas vanaf de eerste week
van november de 'kolentoeslag' betaald. Wat het daglicht niet kan verdiagen
De gemeente laat in een brief aan de
'Rijksinspectie voor de Werkverschaffing' |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IJssdsteins crisis-
comité uit de jaren jo. De leden daar-
van trachtten zo goed mogelijk de getroffen gezin- nen te heipen door hel ver- strekken van voedsel en brandstof. De foto is genomen voor de openbare school aan de Walkade. Bij deze gelegenheid hebben de dames zich verkleed voor een onbe- kende actie. Links boven: Hennie Tersteeg. Rechtsboven: Bemard Oosterom. Voorgrond links: ? van der Veer. Geheel rechts: Kees Westerhout. 3e van rechts: Antoon Peek. 4e van rechts: ? de Wit. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
87
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
broken, gaat de steun direkt fors omhoog.
De enkeling meende even door de komst van de bezetter fmancieele verbetering te zien. Ook het werk gaat door. Men spreekt
niet meer van werkverschaffing, maar van werkverruiming. In september 1940 moet een lengte van 60 kilometer aan prikkel- draadversperringen in een aantal omrin- gende gemeenten worden opgeruimd. Reeds in het najaar van 1940 vindt
tewerkstelling in Duitsland plaats, deels verplicht en deels vrijwillig. In de eerste oorlogsjaren volgen plaatsin-
gen bij landbouwbedrijven (spitten van grasland voor aardappelteelt). Ook voor ver- beteren en afgraven van sloten en grond worden steuntrekkers ingeschakeld. In diezelfde jaren, maar ook daarvoor,
kende Hitler-Duitsland ook een ander soort tewerkstelling; concentratiekampen voor joden, zigeuners, homofielen, kunstenaars en politieke gevangenen. Officieel heette het dat de gevangenen
meehielpen in de werkverschaffing veen te ontginnen. Slot
Het spook van de werkloosheid heeft op
velen een stempel gezet. Het trof te veel mensen. Te moeten keien kloppen (in tochtige
hutten), onkruid wieden, in de slikken wer- ken, touw pluizen, houthakken enz., ervoer de steuntrekker als willekeur, vernedering en rechteloosheid. Er is met bloed, zweet en tranen wel
belangrijk werk verricht. Laat dat ook gezegd en geschreven zijn! Ieder die het meemaakte heeft zijn eigen verhaal, zijn eigen emotie over de jaren 1924-1939 en de donkere oorlogsjaren van er na. Na de oorlog ontstond de 'Dienst
Uitvoerende Werken', kortweg 'DUW' genoemd. 'Door Uitbuiting Winst', zeiden de arbeiders. Een nieuwe generatie werklozen ging
aan de slag...... |
||||||||||||||||||||||||||||||||||
Uitzendkaart Werkverschaffing. Gemeente IJSSELSTEIN
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
', Naam: —
; ') Voorna(a)ni(en): „. iTollalinsa
Geboren: ...........13. April 1899.....
Adres: Koningstraat 23
Volgnummer: .........1 ........... |
||||||||||||||||||||||||||||||||||
Oebuwd.
|
,100184
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
RenteVaart
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
BasAsuurloon 22 et.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
rp^^. . . . lleeda penotenj 10—7j—5—2i cent jkit uur.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
(Doorhalen wat niet van toepsasing in.)
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
üitgamdm op..21. Auguatua. ._ 793.9. mi'- *<""? DieTap.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
Debefaamde inhoud van honderd boekjes ongezegeld
uitzendkaart' papier. Hij bekende door met dit artikel te |
||||||||||||||||||||||||||||||||||
als bewijs van
steunwerker. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||
gaan venten nog wat extra's te kunnen ver-
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
dienen naast zijn steun.
Tegen de man is proces-verbaal opge-
maakt. Hij maakte zich schuldig aan steun- fraude en het vervoeren van ongezegeld papier. Ook dat laatste was ten strengste verboden. Mobilisatie
Op 6 september 1939 doet de gemeente
aan 'den Minister' het verzoek om in werk- verschaffing een overdekte schuilloopgraaf te mogen maken nabij het Zomerwegje. De totale kosten zijn geraamd op Hfl. 388,34. Omdat de mobilisatie een feit werd,
moesten er verschillende projekten opgevat worden om burgers bij oorlogsdreiging vol- doende te kunnen beschermen. Ook van omliggende gemeenten komen
verzoeken of IJsselstein manschappen kan leveren voor dergelijke projekten. Voorwaarde is, dat de geplaatste per fiets gaat. De gemeente Bunnik betaalt een ver- goeding voor gebruik van het eigen rijwiel, 'doch een schop en brood voor den middag- schafttijd moet door de arbeider zelf worden meegenomen'. Zij die niet kunnen fietsen (13 personen)
worden geplaatst bij de Zenderbouw te Jaarsveld aan de tegenwoordige Radiolaan. In de winter van 1939/1940 is de armoe-
de groot. Vooral in de grote gezinnen loert de duivel van de hongerzweep nog steeds op zijn prooi. En dan, als de 2e wereldoorlog is uitge-
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
(bron : Gem. Archief IJsselstein; litera-
tuur: De hel van Jipsinghuizen van C. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||
Stolk).
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
88
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
Inventaris van het archief van het
St. Ewoudsgasthuis te IJsselstein van 1477 -1817 door Mr. J. Acquoy
|
|||||||||
Van de redaktie
In 1963 besloot de gemeente IJsselstein
tot het heruitgeven van de archiefinventaris van het Eoudsgasthuis zoals die is opge- maakt in 1899 door Mr. J. Acquoy over de periode 1477 -1817. De lezenswaardigheid van het artikel en
het verdwijnen van dit belangrijke archief was hiervoor de aanleiding. Inmiddels is een groot gedeelte in afschriftvorm in het bezit van het gemeentearchief hetgeen voor de HKIJ aanleiding is voor een tweede her- publikatie van de inventaris. Bij deze her- druk treft u tevens de inleiding uit 1963 van archivaris J.G.M. Boon. Voorwoord uit 1963
Door een ongelukkige samenloop van
omstandigheden is het archief van het Ewoudsgasthuis enige jaren geleden vrijwel geheel verloren gegegaan (zie Jaarverslagen Streekarchivaat Zuid - West Utrecht 1^61 en 1962j. Tot op heden zijn slechts enkele minder belangrijke stukken teruggevonden. Wel bewaard gebleven is de neerslag van de
administratie van het Ewoudsgasthuis voor zover deze plaats kreeg in het oud-archief der gemeente IJsselstein (Inv. Fruin nrs. }6j e.v.). Uitgave van een door Mr. J. Acquoy in
3899 vervaardigde inventaris zou dan ook minder zin hebhen gehad, wanneer niet een groot gedeelte van dit archief in afschrift c.q. regestvorm bewaard was gebleven. Wij danken deze bijzonder gelukkige omstandigheid aan Drs. M.H.H. Doesburg te IJsselstein. In de jaren dat het archief nog intact was heeft hij met grote nauwgezetheid de bescheiden doorge- nomen en op bovengenoemde wijze bewerkt. |
Ofschoon de heer Doesburg nog geen beslis-
sing heeft genomen over de plaats en wijze van deponering van zijn materiaal, staat wel vast, dat dit voor geïnteresseerden toegankelijk zal worden gemaakt. Als hulp bij de raadpleging is toegevoegd een overzicht van de nummers, waarvan aantekeningen bestaan. Utrecht, juni 3963
Inldding
Gelijk de naam het reeds aanduidt, was
een gasthuis oorspronkelijk slechts een pas- santenhuis, waar reizende kloosterlingen, arme vreemdelingen enz. om Godswil een tijdelijk onderkomen, in den regel slechts voor eenen nacht, konden vinden. Doch de beteekenis strekte zich allengs verder uit, zoodat ook ziekenhuizen, pesthuizen, pro- veniershuizen, oude-mannen- en vrouwen- huizen, weeshuizen, in een woord alle soort van godshuizen, bij minder nauwkeurige onderscheiding tenslotte in het eene begrip "gasthuis" werden samengevat. Dergelijke stichtingen nu kwamen bijna altijd uit par- ticuliere weldadigheid voort en meestal waren het welgezinde vromen, die er een huis met eenige inkomsten voor afstonden. Hoewel zij soms het bestuur aan zich zel- ven hielden, stelden zij meestal tot meerde- re verzekering van richting beheer na hun- nen dood, hunne stichtingen onder het toe- zicht van eenige corporatie, hetzij van de vroedschap en een paar geestelijke waardig- heidsbekleeders, hetzij van de vroedschap alleen, die dan aan de "gasthuismeesteren" een gelijk aantal leden uit haar midden toe- voegde, om mede het opzicht te houden en |
||||||||
89
|
|||||||||
de Gereformeerde Kerk behoorden. Uit
deze omstandigheid laat zich tevens de band verklaren, welke tusschen het gast- huis en de diaconie te IJsselstein bestaan heeft, ten gevolge waarvan er meerdere tus- schen beide opgerichte conventie's evenals een aantal diaconie-rekeningen in afschrift in het archief van het gasthuis bewaard zijn gebleven (inv. nos. 8 -12). Ook tusschen het gasthuis en het wees-
huis te Buren hebben relatie's bestaan, waarop met een enkel woord gewezen dient te worden. Het laatste was in 1614 gesticht door de dochter van prins Willem I, Maria van Nassau, gravin-douairiere van Hohenlohe. Volgens het reglement dat door prins Maurits, die zijn broeder Philips Willem in 1618 als graaf van Buren was opgevolgd, op het weeshuis gemaakt was, konden in deze stichting 24 kinderen wor- den toegelaten, afkomstig uit de graaf- schappen Buren en Leerdam en de baronie- en IJsselstein en Acquoy (inv. no. 20). Nu |
|||||||
Het de rekeningen te sluiten, of op andere wijze
Ewoudsgasthuis; zorg droeg, dat alles behoorlijk toeging. toestand 3955 Hoe het nu in deze opzichten oorspron- kelijk met het St. Ewoudsgasthuis gesteld is geweest, kan thans niet meer worden nage- gaan: de fundatiebrief ontbreekt en noch uit het thans geregelde archief noch van elders is mij eenige nadere bijzonderheid omtrent die stichting gebleken. Zooveel is echter zeker, dat het St.
Ewoudsgasthuis blijkens de bewaard geble- vene rekeningen reeds in het midden der zestiende eeuw niet meer aan zijne oor- spronkelijke bestemming beantwoordde, doch voornamelijk diende om mede te zor- gen voor de behoeften der te IJsselstein wonende armlastige personen. In die armenzorg schijnt het gasthuis reeds spoe- dig na het doordringen der Hervorming het exclusieve karakter gedragen te hebben, dat het, eenige weinige jaren na 1795 uitgeno- men, tot den huldigen dag is blijven bewa- ren: de uitsluitende zorg voor hen, die tot |
|||||||
90
|
|||||||
beide gasthuismeesters - van 1740 tot 1750
is er slechts van een administrerenden gast- huismeester sprake - tevens rekening en verantwoording schuldig. Na de revolutie van 1795, die aan het bestuur der Oranje's over de baronie van IJsselstein een einde maakte, onderging het stadsbestuur en dus ook het college van superintendenten meer dan eene wijziging, doch steeds blijft het gemeentebestuur, uit welke ambtenaren dan ook samengesteld, de superintendentie behouden en worden de rekeningen door de stedelijke regeering gesloten. Aan dezen staat van zaken kwam een einde door de overeenkomst van 17-2-1817, beschreven in den inventaris onder nummer 9. Op genoemden datum nl. kwamen burgemees- teren en raden als superintendenten van het gasthuis met den kerkeraad der Hervormde Gemeente van IJsselstein over- een, dat het bestuur van het gasthuis voor- taan zou berusten bij een zelfstandig colle- ge van vier regenten: twee leden van de ste- delijke regeering, een lid van den kerkeraad en een lid der Hervormde Gemeente, door den kerkeraad te benoemen. M.a.w. van superintendentie van de overheid was van toen af geen sprake meer, ook al had het stadsbestuur suo jure zitting in het college van regenten. De door deze regenten aange- wezen administreerende gasthuismeester legde sedert dan ook alleen aan het reke- ning en verantwoording van zijn beheer af. Uit het bovenstaande volgde als vanzelf
de wijze, waarop het archief van het gast- huis verdeeld moest worden. Door den belangrijken maatregel van 1817 toch werd het gasthuis eene geheel op zich zelve staande inrichting en zoo moet de grens tusschen het oudere en nieuwere gedeelte van het archief ook in dat jaar vallen. Wat de indeeling van het oudere thans geregel- de gedeelte aangaat, heb ik gemeend, de op de diaconie betrekking hebbende stukken te moeten voegen bij die, welke door het gasthuis uitgeoefende armenzorg betreffen, aangezien juist hierin de band tusschen die beiden gelegen is. Om dezelfde reden zijn ook twee stukken van het Onze-Lieve- Vrouwegilde, waarover boven gehandeld is, gebracht onder de rubriek "Inkomsten van het gasthuis". Uit de omstandigheid, dat het stedelijk bestuur ten allen tijde het col- lege van superintendenten vormde, laat het |
|||||||
had het St. Ewoudsgasthuis, gelijk boven
reeds is opgemerkt, een overwegend aan- deel in de zorg voor het armwezen in IJsselstein en in verband hiermede waren de werkzaamheden van den magistraat en de armmeesters aldaar ook minder streng als wel elders gescheiden. En met het oog op deze omstandigheden kan het dan ook geen verwondering baren, dat meerdere brieven van curatoren van het Burensche weeshuis over de opname van weeskinde- ren uit IJsselstein thans nog in het archief van het gasthuis gevonden worden (inv. no. 2i). Een korten tijd heeft er nog een band bestaan tusschen het gasthuis en het Onze- Lieve-Vrouwengilde te IJsselstein, waardoor eveneens de aanwezigheid van een tweetal stukken in het archief verklaard wordt. De administratie over de goederen van dat gilde, die door den prins van Oranje in beslag waren genomen, was namelijk na 's prinsen dood, bij afwezigheid van Philips Willem, aan diens zuster Maria van Nassau gekomen, de bovengenoemde stichtster van het Burensch weeshuis. Reeds in 1589 had deze goedgunstig beschikt op het verzoek van de gasthuismeesters , om de jaarlijkse ontvangsten van het gilde aan het gasthuis af te staan. Vandaar dat in de rekening over 1591 en volgenden eveneens de inkomsten van de "Vrouwengildegoederen" verant- woordworden, warvan het dan heet, dat zij door den prins van Oranje "ende onze gen. vrouwe Maria van Nassau deur veranderin- ge van tijden in annotatie genomen zijn ende daernaer dezelve goederen den voors. gasthuyse toegevoucht ende vergundt zijn". Deze toevoeging was echter opzegbaar en in 1615 maakte de inmiddels teruggekeerde Philips Willem van deze omstandigheid gebruik om de concessie, door zijne zuster aan het gasthuis verleend, weder in te trek- ken. Wat tenslotte de administratie over het gasthuis zelf betreft, deze werd sinds het midden der zestiende eeuw gevoerd door twee gasthuismeesters, wier eigenlijke taak, naar mij uit de archiefstukken gebleken is, meer tot de werkzaamheden van thesaurier beperkt was. Daarentegen oefende het stadsbestuur, bestaande uit drost, rent- meester, schout en burgemeesteren, teza- men vormende het college van superinten- denten, een overwegende invloed uit op het beheer van het gasthuis. Aan hen waren |
|||||||
91
|
|||||||
zich verklaren, hoe vele stukken, die in het
archief van het gasthuis behoren, thans in dat der gemeente gevonden worden; de nummers 367 en volg. van den door Mr. Fruin van het gemeente-archief opgemaak- ten inventaris geven hiervan even zoovele voorbeelden. Daarentegen zijn meerdere afschriften van rekeningen in het gasthuis- archief bewaard, die waarschijnlijk in het archief der stedelijke overheid thuis behoor- den. Meerdere voorbeelden van zulk een onjuiste, doch vaak voorkomende regeling zouden nog kunnen worden aangewezen. Wat tenslotte de in het archief bewaarde
charters betreft, deze zijn te gering in aan- tal en daarenboven te onbelangrijk van inhoud, om tot eenige nadere bespreking aanleiding te kunnen geven. Utrecht, Januari 1899.
|
|||||||||
gasthuismeester, houdende verzoek om
verschillende door den sous-prefect van Utrecht gestelde vragen te willen beant- woorden. Met minute van antwoord. 1811.1 omslag. 5. Minuten van brieven van den adminis-
treerenden gasthuismeester aan den maire van IJsselstein over den geldelij- ken toestand van het gasthuis. 1811. i omslag. 6. Inventaris van charters en papieren
betreffende het gasthuis, overgebracht naar de secretarie der stad. C. 1734. i omslag. 7. Inventaris van charters en papieren
betreffende het gasthuis, opgemaakt door den gasthuismeester Dirk van der Duyf en door hem geplaatst in de kasse van het gasthuis. C. 1741. i omslag. yx. Inventarissen van den inboedel van het
gasthuis, opgemaakt door de gasthuis- meesters. 1657,1664,1665,1669. I omslag. II. Stukken betreffende de Diaconie der
Gereformeerde Gemeente en de door HET Gasthuis en de Diaconie uitgeoe- fende Armenzorg. N.B. Zie over de verhouding tusschen het gast-
huis en de diaconie het daaromtrent in de inleiding medegedeelde. 8. Overeenkomsten tusschen de superin-
tendenten van het gasthuis en de dia- conie der Gereformeerde gemeente inzake de bedeeling, besteding en ver- dere verzorging van wederzijdse armen. 1665-1770. i omslag. N.B. Hierbij twee conventies in afschrift. 9. Overeenkomst tusschen het gemeente-
bestuur van IJsselstein als superinten- denten over het gasthuis en de kerke- raad der Hervormde Gemeente aldaar, waarbij de armenzorg opnieuw wordt geregeld en het gasthuis onder een afzonderlijk college van regenten gesteld wordt. 1817 (twee afschriften). I omslag.
|
|||||||||
INVENTARIS
I.Notulen, Brieven en inventarissen
1. Register van resolutien van superinten
denten van het gasthuis. 1740-1810. 4 deelen. N.B. Achter het derde deel, beginnende met 1784, zijn notulen van regenten van het gasthuis opgenomen van 1817 tot 1829. 2. Minute van een brief van de gasthuis-
meesters aan het gemeentebestuur van IJsselstein, houdende mededelingen omtrend de oprichting van het gast- huis. 1806.1 omslag. 3. Brief van het gemeentebestuur van
IJsselstein aan de gasthuismoeders, waarbij hun de toezending bericht wordt van een brief van de landdrost, houdende verzoek om opgave van de kapitalen, welke de gestichten van lief- dadigheid in die gemeente ten laste van het rijk hebben. Met het afschrift van den brief van den landdrost. 1810. I omslag. 4. Brief van den provisoiren maire van
IJsselstein aan den administreerenden |
|||||||||
92
|
|||||||||
behoeven van de minderjarig
Balthasar en Annichgen Joriaens. 1657. I omslag. 18. Acte waarbij Johan Franco Beyen
zich tegenover de armmeesters van IJsselstein, Benschop en Noord-Polsbroek verbindt, om zoo zekere personen, afkomstig uit Hemheit in de Opperlausnit, tot armoede mochten vervallen, die personen te zullen onderhou- den en daarvoor eenige perceelen land tot zekerheid stelt.1743. i omslag. N.B. Vergelijk no. 361 van den
inventaris van het archief der gemeente IJsselstein door Mr. R. Fruin. 19. Stukken betreffende den onder-
stand van Dr. Aalbert Philip van Rooyenstein c.u. door de diaco- nie der stad Utrecht. 1751. (Afschrift), i omslag. Zie voorts ook no. 35, 60 en 62.
III. Stukken betreffende het
Weeshuis te Buren N.B. Zie over de verhouding tusschen het
gasthuis en het Burensche weeshuis het daaromtrent in de inleiding medegedeel- de. |
|||||||||||||
10. Stukken betreffende liquidatie's
tusschen het gasthuis en de dia- conie. 1744,1746-1748. I omslag. 11. Register van resolutien van den
kerkeraad van IJsselstein betreffende de bedeeling der dia- conie-armen. 1751-1783.1 deel. iix. Lijsten van de door de diaconie
gehoudene bedeelingen. (Afschriften). 1750-1753, 1755- 1794. I pak. 12. Rekeningen van den administree-
renden diaken der Gereformeer- de Kerk te IJsselstein. 1738-1751, 1753-1793. (Afschriften). 2 pak- ken. N.B. De jaren 1739 en 1741- 1748 in duplo. 13. Overeenkomst tusschen de gast-
huismeesters en de diaconie van IJsselstein en Cornelis van Noordeloos, waarbij de laatste op zich neemt de twaalfjarige Aertgen Coenen bij zich aan huis te verzorgen. 1660. i omslag. 14. Staat van scheiding en deeling
van de nalatenschap van Egbert Philipsz. van Spijk en zijne huis- vrouw Aeltje Dirksdr. van Kempen tusschen het gasthuis en de diaconie en Elizabet van Boogen, weduwe van Johannes Spijk CS. 1733.1 omslag. 15. Stukken betreffende de opname
van armen in het gasthuis.1557- 1810.1 omslag. 16. Stukken betreffende de onder-
handelingen tusschen de regen- ten van het gasthuis en de muni- cipaliteit der stad IJsselstein over de opname van Roomschen in het gasthuis. 1795, 1796. i omslag. ' 17. Stukken betreffende de opvorde-
ring van de nalatenschap van Cornelis Janss. alias Rijcksen door de gasthuismeesters, ten |
|||||||||||||
20
|
. Reglement van prins Maurits op
|
||||||||||||
het weeshuis te Buren. 1619.
(Afschrift), i omslag. 21. Stukken betreffende het toelaten
van weeskinderen uit IJsselstein in het weeshuis te Buren. 1755- 1785.1 omslag. 22. Brief van curatoren van het wees-
huis te Buren aan de superinten- denten van het gasthuis, hou- dende opgave der zich in het weeshuis bevindende kinderen uit IJsselstein. 1761.1 omslag. IV. Stukken van financieelen aard
A. Stukken van algemeenen aard. - 23. Rekeningen van het gasthuis.
|
|||||||||||||
93
|
|||||||||||||
1568, 1583-1803, i8o6, 1810-1817. 8
deelen en 5 pakken. N.B. Zie over het afleggen en sluiten
der rekeningen het daaromtrent in de inleiding medegedeelde. 24. Rekeningen van het gasthuis in duplo.
1740, 1749, 1750, 1755-1763,1765-1767, 1769,1771-1774,1775-1802. 2 pakken. 25. Rekeningen van het gasthuis in triplo.
1769,1787-1792,1795.1 pak. 26. Acquitten, behoorende bij de rekenin-
gen van het gasthuis. 1726-1817. (Ontbreekt 1810 en 1811). 16 pakken. 27. Aantekeningen betreffende het beheer
en den fmancieelen toestand van het gasthuis. 1700.1 omslag. 28. Staat van vermoedelijke uitgaven ten
behoeve van het gasthuis. 1814. I omslag.
B. Stukken betreffende de inkomsten van
het gasthuis. 29. Quohieren van de verpachtingen der
gasthuislanderijen. 1657,1699. I omslag.
30. Contracten van verpachtingen van gas-
thuislanderijen. 1599-1806.1 omslag. 31. Plechtbrieven ten behoeve van het gas-
thuis. 1752-1756.1 omslag. 32. Transport van een huis aan de westzij-
de van de Kerkstraat te IJsselstein, bezwaard met eene hypothecaire inschrijving van F. 100,- ten behoeve van het gasthuis 1742. i omslag. 33. Transporten van perceelen te IJssel-
stein, belast met jaarlijkse uitgangen ten behoeve van het gasthuis. 1667- 1764,1742.1 omslag. 34. Gerechtelijke schuldbekentenissen
(willekeuren) ten behoeve van het gast- huis. 1538-1671.1 omslag. 35. Transporten van obligaties ten laste
|
|||||||
van de Staten van Utrecht ten behoeve
van het gasthuis en de diaconie. Met bijbehoorende stukken. 1757-1759. i omslag. N.B. Zie het opgemerkte bij afdeeling II. 36. Besluit van de prinses van Oranje,
waarbij zij het gasthuis vereert met de helft van de tractementen en emolu- menten van het schoutambt van Benschop en Noord-Polsbroek. 1741. I omslag.
37. Besluit van den prins van Oranje, waar-
bij hij aan het gasthuis wederom voor den tijd van 10 jaren eene jaarlijksche bijdrage van F 30,- toestaat. 1774. I omslag.
38. Testamenten van Elysabeth Schrevels,
weduwe van Peter Claess. en van Emmerentiana Deckers, met beschik- kingen ten gunste van het gasthuis. 1599,1656. Extracten, i omslag. 39. Volmacht van superintendenten van
het gasthuis en gasthuismeesters op Willem van Campen, om voor hen eene som van F 1000,- te innen, sprui- tende uit een legaat, door Philips graaf van Hohenloo aan het gasthuis gemaakt. 1661. i omslag. 40. Request van de superintendenten van
het gasthuis aan de H.H., om hen te ontheffen van de boete, verschuldigd wegens het niet op tijd aangeven van de 20ste penning, door hen verschul- digd wegens het legaat van Jacobus van Otterspoor c.u. Met gunstige beschikking. 1764. i omslag. 41. Machtiging, door de superintendenten
van het gasthuis aan den gasthuis- meester verleend, om het legaat van Marritjen Bacx, groot 150 Carolusguldens, voor het gasthuis te aanvaarden. 1665. i omslag. 42. Concept eener afkondiging door den
predikant en den gerechtsbode van eene te houden collecte ten behoeve van het gasthuis. 1664. I omslag.
|
|||||||
94
|
|||||||
D. Stukken betreffende het gebouw van een
gasthuis en de gasthuisgoederen. 50. Request van de gasthuismeesters aan
den graaf van Hohenloo, om hun het gebruik van een bleekveld "langes de gasthuysgevel" toe te staan. Met gunsti- ge beschikking. 1603. i omslag. 51. Conditien van aanbestedingen door de
superintendenten en gasthuismeesters van het herstellen van het dak van het gasthuis. 1663.1 omslag. 52. Accoord tusschen de gasthuismeesters
en Gerrit Jacobsz. van der Weyde over het aanbrengen van een deur aan de noordwestzijde van het gasthuis en het recht om vandaar te voet te gaan over het erf van genoemden Gerrit van der Weyde. 1706. i omslag. 53. Resolutie van het gemeentebestuur van
IJsselstein, waarbij aan Martinus Vleesch en de weduwe van Sprangen eene reparatie aan het gasthuis toege- staan wordt. 1804.1 omslag. 54. Stukken betreffende een geschil tus-
schen de gasthuismeesters en Aryaen Eelgissoen over den eigendom van een morgen land, gelegen in de "brouwe- rije" van den laatste. 1537,1538. I omslag.
55. Eigendomsbewijs van twee huisjes,
waarvan een in het Wedt en het andere aan de zuidzijde van de Voorstraat. 1757.1 omslag. 56. Eigendomsbewijs van een huis, erf en
schuur aan den stadswal. 1757.1 omslag. 57. Erfpachtbrieven van gasthuislanderijen.
1539-1807. (Afschriften), i omslag. 58. Register van "huurcedullen en erfpag-
ten". 1743-1807.1 deel. 59. Conditien van verkoop van een huis
ca., liggende in een stuk land van 4 morgen in Noord-Polsbroek, zijnde erfpachtsgoed van het gasthuis. 1806. I omslag. |
|||||||
43- Aantekeningen betreffende de Op-
brengst van het rondgaan met de schaal ten behoeve van het gasthuis. 1664. I omslag. 44. Request van de gasthuismeesters aan
den Raad van Z.H. om alle halfjaar met de schaal te mogen rondgaan. Met gunstige beschikking. 1679. i omslag. 45. Octrooi, door het departementaal
bestuur van Holland aan het gemeen- tebestuur van IJsselstein verleend, om ten behoeve van het gasthuis geduren- de twee jaren eenige belastingen te mogen heffen en collectes te mogen houden in de stad en het schoutambt van IJsselstein. 1803. (Op perkament). I omslag. 46. Request van de gasthuismeesters aan
den Raad van de prinses van Oranje om den rentmeester van het Onze Lieve Vrouwengilde te bevelen, de inkomsten van dat gilde aan het gast- huis af te staan. Met gunstige beschik- king. 1589. Met aangehecht request van de kerk-
meester aan de prinses van Oranje, om eenige door den storm vernielde glazen der kerk te IJsselstein uit de inkomsten van het Vrouwengild te doen herstel- len. Met gunstige beschikking. 1588. (Afschrift), i omslag. N.B. Zie over de verhouding tusschen het gasthuis en het O.L.Vrouwengilde het daaromtrent in de inleiding medegedeelde. 47. Staat van ontvangsten van het
Vrouwengild. 1611. i omslag. N.B. Zie bij het voorgaande nummer het onder N.B. gestelde. Zie voorts de charters no. 2 en 3.
C. Stukken betreffende verplichtingen ten
laste van het gasthuis. 48. Minute eener gerechtelijke schuldbe-
kentenis (willekeur) ten laste van het gasthuis. Met insinuatie en acquit. 1674. I omslag. 49. Minute eener obligatie, uitgegeven ten
laste van het gasthuis. 1688. I omslag.
|
|||||||
95
|
|||||||
60. Request van de regeerende gasthuis-
meester aan de superintendenten van het gasthuis, omi/4 van 5 huisjes, aan het gasthuis en de diaconie opgeko- men, krachtens testament van Aehje Dirks van Kempen, te mogen verkoop- en. Met gunstige beschikking. 1733. i omslag. N.B. Zie het opgemerkte bij afdeehng II. 61. Conditien van de verkooping van een
huis en erf in de Voorstraat door den administreerenden gasthuismeester en diaken. 1735. i omslag. N.B. Zie het opgemerkte bij afdeling II. 62. Request van de superintendenten van
het gasthuis aan de prinses van Oranje, om een huis, erf, hof, schuur en kamer, aan het gasthuis gelateerd door Pieter Johan baron van Reede tot Nederhorst, te mogen verkoopen. Met gunstige beschikking. 1748. i omslag. 63. Afschrift eener resolutie van Gede-
puteerde Staten van Utrecht, waarbij aan het gasthuis onder bepaalde voor- waarden toegestaan wordt 11 morgen land te verkoopen. 1815. i omslag. V. Varia
64. Conditien, waarop Jannichjen
Adriaensen, weduwe van Herman Ros, als dienstmeid van het gasthuis aange- nomen wordt. 1665.1 omslag. 65. Stuk, behoorende tot een proces van
Jacob Andriess. en Gerrit Floren tegen de gasthuismeesters, i omslag. 66. Rekening van de kerk te Benschop,
afgelegd door de kerkmeesters. 1563 en 1564. I omslag. N.B. Het blijkt niet, hoe dit stuk in het archief van het gast- huis gekomen is. 67. Stukken waarschijnlijk afkomstig van
in het gasthuis opgenomen personen. 1660-1814.1 pak. N.B. Deze stukken, welke voor een
groot deel testamenten bevatten, behooren niet in het archief van het gasthuis. |
|||||||
Chronologische lijst der in het archief
berustende charters 1. 1477 Februari 28. Gerechtsbrief van
Benscop, waarbij Sanders Gilliss. erkent van Claes Claess. in eeuwige erfpacht ontvangen te hebben 2 mor- gen land "boven in Benscop op die suitsijde" in een weer van 10 morgen. Met zegel van Vranc Claess. in groene was. 2. 1546 Mei 3. Gerechtsbrief van
IJsselsteyn, waarbij Pellegrum Jacobss., rector van het convent van het Gheyn, genaamd Nazareth, namens dit convent vestigt ten behoeve van het St. Ewoudsgasthuis te IJsselsteyn eene eeuwigdurende jaarlijksche uitkeering van I mud weit op 4 morgen land, "boven die poerte". Met zegels van Gherrit Joestenss. en Jan Huygenss. van Scerpenisse in groene was. 3. 1561 Juli 4. Gerechtsbrief van Benscop,
waarbij Odulff Corss. erkent schuldig te zijn aan de gasthuismeesters van het Sint Ewoudsgasthuys te IJsselsteyn eene jaarlijksche losrente van 3 Carolusguldens, gevestigd op een mor- gen land "op de zuytsijde van Benscop boven de kerck". Zegels verloren. 4. 1680 Mei 16. Gerechtsbrief van
Cudelstaert, waarbij Maurits van Heyningen en Cornelis de Jongh als curators over den geabandonneerden boedel van Cornelis Huygen aan de erfgenamen van Joost Danielss. over- gedragen een huis ca. in het ambacht van Cudelstaert. Zegel verloren. 5. 1681 Juli 10. Gerechtsbrief van Cudel-
staert, waarbij de erfgenamen van Joost Daniels aan Willem Janss. van Schagen overdragen twee huizen ca. te Cudelstaert. Met geschonden zegel van Maurits van Heyningen in roode was. 6. 1712 Mei 4. Schepenbrief van den
Vlijthoorn, waarbij Claes Willemss. Spruyt aan Cornelis Sijmenss. Vechtuyt overdraagt een huys en erf te Cudelstaert. Met zegel van Engel Stoesack in groene was. |
|||||||
96
|
|||||||
Index
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
97
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
98
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I77I - 1776
1777
1778 -1787
|
3) Tussen de rekeningen van 1698/99 en
1699/1700 waren 2 rekeningen ingebon- den betreffende verkoop van gasthuisland en de besteding van de opbrengst. Cahier 12. 24 - 26. Niet gecopieerd.
27 - 30. Cahier 16.
31-49. " ia. 50-56. " I.
57- " I. ia-
58 - 66. " ia.
|
||||||||||
Cahier 16.
16,17.
17.
|
|||||||||||
i) Aan de rekening 1611/12 ontbreekt een
gedeelte! Dit is in de inventaris opgevoerd onder nr. 47. 2) Tussen de rekeningen 1668/69 en
1669/70 was ingebonden een rekening, afgelegd door Fr. van Meerlant over zijn beheer van de goederen van Neeltgen Gerrits (alias Neell de Prins). Cahier 10. |
|||||||||||
99
|
|||||||||||
Opgravingen bij Eiteren {1985)
door W. J. van Tent, provinciaal archeoloog van Utrecht
|
|||||||||||
voor het beeldje zou worden opgericht.
Het beeldje is te dateren in de tweede
helft van de 12e eeuw. De vondst en de daarop volgende gebeurtenissen moeten in ieder geval na 1310 worden gedateerd, althans indien de in de legende genoemde kerk de in dat jaar gewijde parochiekerk is. Merkwaardig is overigens, dat er sprake is van een nieuw te bouwen kapel, terwijl er, volgens de heersende opvatting, te Eiteren al een stond. Aangenomen is daarom meestal, dat eigenlijk de al bestaande kapel (voormalige parochiekerk) werd bedoeld. |
|||||||||||
Eiteren (gem. IJsselstein).
De buurtschap Eiteren ligt op ruim i km.
afstand ten noordwesten van de oude kern van IJsselstein. De naam Eiteren is oud: hij komt al voor in een goederenlist van de abdij van Werden, die ca. 900 n. Chr. te dateren is. Eiteren is ook de naam van de oerparochies in dit gebied (in 1217 werd er een deel van afgesplitst). Van de parochie- kerk is de stichtingsdatum niet bekend, maar hij bestond in ieder geval in 1293, toen er een vicarie in werd gesticht. Aangenomen is altijd, dat de kapel, die tot 1579 bij het huidige Eiteren heeft gestaan, het restant van deze parochiekerk was. Bij een proefonderzoek in 1972, uitgevoerd door R.J. Ooyevaar, correspondent van de ROB te IJsselstein, werden enkele overbHjf- selen van de fundering aangetroffen. Door H. Halbertsma, van de ROB, werden zij toen echter gedateerd als niet ouder dan 146/156 eeuws. Aangenomen is ook altijd, dat eind i3e/begin 14e eeuw het centrum van de parochie Eiteren werd verplaatst naar IJsselstein. Hier werd een nieuwe parochiekerk gebouwd (gewijd in 1310), ter- wijl, althans volgens deze opvatting, de oude kerk bij Eiteren verder als kapel (zie boven) in gebruik bleef. In verband met Eiteren kan een aardige
legende worden verteld. In de 14e eeuw zou daar, bij het graven van een sloot tegenover het melaatsenhuis, het nu nog bestaande beeldje van Maria- O.L. Vrouw van Eiteren - (afb. i) zijn gevonden. De vinders brachten het beeldje naar de pastoor van IJsselstein, die het in de kerk plaatste. Het verdween echter en dook weer op op de vindplaats. Dit wonderbaarlijke gebeuren hethaalde zich enkele malen. Uiteindelijk werd daar- om besloten, dat in Eiteren zelf een kapel |
|||||||||||
o/J). 1, rechts.
Beeldje van O.L. Vrouw van Eiteren |
|||||||||||
100
|
|||||||||||
archeoloog had de wetenschappelijke lei-
ding, de technische leiding was in handen van R.E. Lutter, van de ROB. Gegraven werd een ongeveer oostnoord-
oost-westzuidwest verlopende, ca. 170 m. lange en 6 m. brede sleuf in de lengte-as van het perceel kadastraal bekend als sectie E, nr. 1661. De west-helft van deze sleuf werd op enkele plaatsen zowel aan de noord- als aan de zuidzijde enigszins uitge- breid ten einde de daar aanwezige sporen beter te kunnen onderzoeken( afb. 2). Vooropgesteld kan worden, dat van een
vroeg-Middeleeuwse nederzetting, hier ver- wacht vanwege de vroege vermelding van Eiteren (zie boven), geen enkel spoor is gevonden. Als er in die vroege periode een nederzetting was, dan moeten resten ervan dus elders worden gezocht. Daarbij dient te worden aangetekend, dat de naam Eiteren in de goederenlijst van ca. 900 in feite ook niet slaat op een plaats, maar op een groter gebied. Wel werden de resten van een kerk
gevonden. Het muurwerk was bijna overal tot op de fundamenten uitgebroken, maar de plattegrond kon met gemak worden gereconstrueerd aan de hand van de uit- braaksleuven ( afb. 2 en 3). Het gaat om een ongeveer west-oost gericht gebouw van bak- steen, met een rond gesloten koor aan de oostzijde en een vierkante toren (aflj, 2 B), |
|||||||||||||
In het bovenstaande wordt een melaat-
senhuis genoemd. Inderdaad is bekend, dat in de omgeving van de kapel van Eiteren een dergelijk melaatsenhuis heeft gestaan. Over de stichtingsdatum ervan zijn geen gegevens voorhanden. Wel is bekend, dat het in 1684 is afgebroken. Ook al spreken de schriftelijke bronnen
elkaar op bepaalde punten tegen, toch is duidelijk, dat er in de omgeving van Eiteren belangwekkende sporen in de bodem te ver- wachten waren. Ook het gemeentebestuur van IJsselstein was daarvan overtuigd. Het zocht daarom contact met de ROB, voordat de bestemming van het terrein, gelegen binnen het plan Achterveld, definitief werd vastgelegd. Besloten werd tot een proefon- derzoek met als doel karakter, datering en uitbreiding van de eventueel aanwezige sporen na te gaan. Van de zijde van het gemeentebestuur werd de toezegging gedaan, dat de uiteindelijke bestemming van het terrein mede door de resultaten van dit onderzoek zou worden bepaald. Aan het slot van deze inleidende opmerkingen zij vermeld, dat vele van de historische gege- vens, die in het bovenstaande zijn verwerkt, zijn ontleend aan het artikel van R.J. Ooyevaar, 'Eiteren bij IJsselstein', in: Westerheem XXI, 1972,120-124. Het onderzoek vond plaats van 5 augus-
tus tot 18 september 1985. De provinciaal |
|||||||||||||
ajb.2
Overzicht van
het westelijke
gedeelte van de
opgraving.
1: uitgebroken
fundering; 2: restant van
muurwerk in uithraak- sleuf; y. grachtvuMng,
donker van kleur; 4: grachtvuüing,
licht van kleur; 5; paalwerk (van
houten brug?) in grachtvul- ling: 6: begraven pot;
7: skeletbegra-
ving A: zijkapel met
absis; B: toren;
C: 'sacristie';
D: grafkelder;
E: altaarfunda-
ment |
|||||||||||||
^xzrzTz^
|
|||||||||||||
' ^
|
|||||||||||||
»=g^
|
|||||||||||||
1^ n^ □' o» Q E' I
|
|||||||||||||
I9X
|
|||||||||||||
bij bijna 4 m.) gevonden, aangebouwd aan
het westelijke gedeelte van de kerk. De zuidmuur van deze kapel bezat een kleine absis (afb. 2, A; niet zichtbaar op afb. 3). De kerk heeft gestaan op een omgracht terrein. De gracht was ruim 6 m. breed en ca. 2,5 m. diep. Aan de oostzijde werd er paalwerk aangetroffen, dat de aanwezigheid van een brug doet vermoeden. De vorm van het ter- rein kon niet worden nagegaan, daar de gracht slechts op een enkel punt werd aan- gesneden. Over de afmetingen kan wel iets worden gezegd: in ongeveer west-oostelijke richting was de afstand van gracht tot gracht ca. 50 m., in de richting loodrecht daarop ca. 40 m. Op het door de gracht omgeven terrein
bevonden zich ook veel skeletbegravingen. Slechts enkele daarvan zijn tijdens de opgraving gelicht, de meeste zijn in situ gelaten en dus beschikbaar voor later onderzoek. Op enkele plaatsen is waargeno- |
|||||||||
die aan de buitenzijde tegen de westgevel
was geplaatst. Buitenwerks gemeten was de totale lengte van het gebouw ca. 27 m. (inclusief de toren), de breedte gemiddeld 8,5m. Inwendig was de kerk door een dwarsmuur met doorgang gescheiden in twee ruimtes. De oostelijke ruimte - het eigenlijke koor - mat binnenwerks maxi- maal 12 bij ca. 5,5 m., de westeHjke ca. 8 bij 7 m. De grotere breedte van de westelijke ruimte wordt veroorzaakt doordat de muren hier veel dunner waren dan aan de oost- zijde. In het koor werden een altaarfunda- ment (afb, 2, E) en een diepe grafkelder (afb. 2, D, en afb. 4) aangetroffen. Het gebouw was rondom omgeven door
steunberen. Aan de noordzijde bevond zich verder een kleine, rechthoekige aanbouw aan het koorgedeelte (binnenwerks ca. 2 bij 1,5 m.), mogelijk een sacristie ( afb. 2, C). Aan de zuidzijde werden de resten gevon- den van een zijkapel (binnenwerks ruim 5 |
|||||||||
ajb.3
Kerkplattegrond
vanuit het wes- ten |
|||||||||
102
|
|||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
men, dat graven (gedeeltelijk) zijn vernield
bij het leggen van de fundamenten van de kerk. Dit betekent, dat de begraafplaats in ieder geval in aanleg ouder moet zijn. Merkwaardig was tenslotte de vondst van zes grote potten van blauw-grijs aardewerk (datering in grote lijnen i4e/begin 15e eeuw; afb. 5), waarin zich misschien kin- derlijkjes hebben bevonden (resten daarvan zijn bij het onderzoek in het laboratorium overigens niet aangetroffen). Een van de potten lag buiten de gracht, de anderen ver- spreid tussen de overige graven. Geheel aan de westzijde van de proefsleuf kwamen nog de resten van een bakstenen gebouwtje te voorschijn. De omvang ervan kon niet wor- den nagegaan. Mogelijk hebben wij hier te maken met een gedeelte van het eerder genoemde melaatsenhuis. Over de fysisch-geografische omstandig-
heden kan tenslotte het volgende worden gezegd. De begraafplaats is aangelegd en de |
kerk gebouwd in een komgebied. De kleiige
afzettingen lopen er vrijwel horizontaal onder door en van een natuurlijke verho- ging is geen sprake. Wel zijn er aanwijzin- gen, dat het terrein binnen de gracht door mensen is opgehoogd. Het vondstmateriaal (dat overigens nog
niet gedetailleerd is bestudeerd) wijst erop, dat de tijdens de opgraving blootgelegde kerk niet voor de 14e eeuw is gebouwd. Van een oudere kerk is geen spoor gevonden, dus een 13e-, of misschien wek i2e-eeuwse parochiekerk heeft hier in ieder geval niet gestaan. Dit, en het ontbreken van enige aanwijzing voor een vroeg-Middeleeuwse nederzetting, maken het zeer onwaar- schijnlijk,dat het huidige Eiteren ooit het centrum van het oude domein, of van de vroegere parochie is geweest. Wij zullen dit elders moeten zoeken, misschien - maar dat is zeer hypothetisch - onder het huidige |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
aJb.4
Grafkelder in
het koor van de kerk, gezien vanuit het zuid-oosten |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
103
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IJsselstein, dat in de 14e eeuw uiteindelijk
het centrum blijkt te zijn. Hoe dit ook zij, de kerk bij het huidige
Eiteren moet in ieder geval een andere functie hebben gehad dan die van parochie- kerk. Misschien heeft de legende waarheid gesproken en hebben wij inderdaad te |
|||||||||||
maken meteen speciaal voor het Maria-
beeldje nieuw gebouwde kapel. Als wij aan- nemen, dat deze nieuwbouw heeft plaatsge- vonden op de begraafplaats van een al bestaand melaatsenhuis, is ook de versto- ring van een aantal graven verklaard. Het is eveneens mogelijk, dat de kerk gewoon de kapel bij het melaatsenhuis was. Hij zou dan in een wat later stadium gebouwd moe- ten zijn, gezien de verstoring van al bestaande graven. Ook in dat geval kunnen wij nog plaats inruimen voor de legende. Voor zo ver na te gaan vormen de funda- mentresten van de zuidelijke zijkapel namelijk niet echt een eenheid met die van de kerk zelf Hij zou dus later (of eerder.^) gebouwd kunnen zijn. Misschien is het wek deze kapel, die speciaal voor het Mariabeeldje werd opgetrokken. Men kan zich dan heel goed voorstellen, dat het beeldje stond opgesteld in de kleine absis aan de zuidzijde. |
|||||||||||
o/b.j
Pot van blauw-
grijs aarde- werk,ingegra- ven op de begraafplaats. |
|||||||||||
ajb.6
Doorboorde
schelp, gebruikt als pelgrimsinsig- ne, gevonden hij de kerk. |
|||||||||||
104
|
|||||||||||
Duidelijk is, dat Eiteren in het verleden
een belangrijk pelgrimsoord was (afb. 6; er worden trouwens nog steeds pelgrimages naar Eiteren gemaakt!). Over een aantal zaken bestaat echter nog onzekerheid. Hopelijk zal het na verdere bestudering van alle opgravingsgegevens mogelijk zijn op althans een aantal vragen antwoord te geven. Veel leden van het gemeentebestuur van
IJsselstein gaven door bezoeken van hun belangstelling voor het onderzoek blijk. |
Ook andere ingezetenen, met name leden
van de Historische Kring IJsselstein, toon- den grote interesse. In de pers verschenen enkele artikelen over de opgraving: te noe- men zijn het Algemeen Dagblad van lo september en het Utrechts Nieuwsblad van 13 september 1985. Deze bijdrage van dhr. van Tent verscheen
eerder in de igg2 uitgave van de 'Archeolo- gische kroniek van de provincie Utrecht over de jaren 1985 -1987'. |
||||||
105
|
|||||||
IJSSELSTEIN IN TWEEVOUD
|
|||||||
Ktritstraat
|
|||||||
Kerkstraat
De Kerkstraat
rond igio en vandaag. Een opvallend ver- schil is de aan- wezigheid van de lantaarn op de voorgrond. Rond de eeuw- wisseling waren er onge- veer 75 van deze lantaarns voor straat ver- lichting in degemeente geplaatst. Tot aan de leve- ringsmogelijk- heid van gas in 1913 waren dit petroleumlan- taams die dagelijks wer- den aangesto- ken en gedoofd door een lan- taarnopsteker. |
|||||||
106
|
|||||||
Kronenburgplant-
soen rond 1920 De naam dateert
van 3930. H.J. Kronenburg was burgemeester van igo8 tot 1928. Daarvoor heette dit terrein 'Plantsoen' en daarvoor 'Singel'. De muziektent van architect Baanders is begin 70 afgebro- ken evenals de Morreesschool (rechts). Op de achter- grond de Basil- iek die in die jaren ook ge- doemd was te verdwijnen. Dit veroorzaakte echter zoveel opschudding dat tot restauratie werd besloten. |
|||||
107
|
|||||
Historische Kring IJsselstein;
Index Boekjes i t/m 6o |
|||||||||||||||||||||||||
Ambachten
Ambachten Ambachten Ambachten Ambachten
Ambachten Ambachten Ambachten Archeologie Archeologie Archeologie
Architectuur |
"Geschiedenis van de grienden in kort bestek"
"Geschiedenis van de grienden in kort bestek (slot)" "Goed gereedschap is het halve werk" "Het maken van de "Trug" of mand, een oud engels ambacht"
"De Rijtuig- en Wagenmakerij" "Touw, touw en nog eens touw " "Touw, touw en nog eens touw II(slot)" "De Kuiper" "De kerk van Eiteren gelocaliseerd"
"Het Cisterciënklooster "Onze Lieve Vrouwenberg" te IJsselstein; een verslag uit 1938"
"Zijn er nog restanten van het stadje het Gein?" "De ontwikkeling van de grondvormen van het voor - twintigste eeuwse stadshuis"
|
7- 6
9 - 2
23- 64
21 - 16
19 - 20
7- I
19 - I
57 - 341
5 - 20
|
|||||||||||||||||||||||
13
II |
II
2 |
||||||||||||||||||||||||
10
|
|||||||||||||||||||||||||
Bejaardenzorg
Bejaardenzorg
Bejaardenzorg
Benschop
Bibliotheek
Bijnamen
Bijnamen
Binnenstad
Binnenstad
Binnenstad
Binnenstad
Boeken
Boeken
Boeken
Boeken
Boeken
Boeken
Boerderijen
Boerderijen
Boerderijweg
Brandweer
Crisitijd
io8
|
|||||||||||||||||||||||||
"De Antonius en Corneliusstichting
"De Antonius en Corneliusstichting
"De Antonius en Corneliusstichting
|
te IJsselstein (I)"
te IJsselstein (II)"
te IJsselstein (Ill-slot)"
|
||||||||||||||||||||||||
1- 19
2 - 10
3 ■ 17
37/38 - 359 2 - 3
55 - 309
7 ■ 20 2- 9
2- 7
6- 2 6 - 19 33/34 - 281 9- 24 13- 24 9-184 3/34-261 2 - 241 I- 7
9 - 10
30 - 177
22 - 25
47 - 139
|
|||||||||||||||||||||||||
"Zeevliet"
"De nieuwe bibliotheek"
"Driemaal Apenluiders"
"De aap en de doodsklok"
"Kleuren in oud IJsselstein"
"De wording van de IJsselsteinse binnenstad"
"Gevelstenen.....?"
"Stadswapenwandelingetje"
"Het Leidse handschrift van Der Naturen Bloeme"
"Utrecht Monumenteel" ,een afrader"
"Fulco de Minstreel, een verhaal over IJsselstein"
"IJsselstein, Geschiedenis en architectuur"
"Jan van IJsselstein en Der Naturen Bloeme"
"Voor IJsselstein en Bertha!"
"Oude gebruiken op de boerderij" ,
"Hallehuizen in de Lopikerwaard" /
"Stuivenbergweg" /
"De stoombrandspuit "Vecht" 1884-1982" ^
"Crisistijd in de jaren dertig"
|
|||||||||||||||||||||||||
Diversen - kort
Diversen - kort
Diversen - kort
Diversen
Diversen
Diversen
Diversen
Diversen - kort
Drankenwet Eendekooien
Eendekooien Eiteren Eiteren
Eiteren Epidemieën |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
"Uit de Utrechtsche Courant"
"Opmerkelijkheden uit het verleden" "Opmerkelijkheden uit het verleden" "IJsselstein in prent" "De brieven van Pieter van der Meulen" "De brieven van Pieter van der Meulen I" "Kabinet van Nederlandsche en Kleefsche "De stede IJsselstein, In Holland" "Openbare verkoping boerderij inventaris' "De uitvoering van de "Drankenwet 1881" |
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
"Eendekooien in de Lopikerwaard II (slot)
"Eendekooien, een kijkje achter de schermen I" "Ter ere Gods en onze lieve Vrouw van Eiteren een leprozengilde"
"Een bisschop hield zijn woord na zijn dood "Eiteren in IJsselstein" |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
"Het vreeswekkende gevaar" "epidemieën in het
19e eeuwse IJsselstein"
"Oranjevereniging 1945 - IJsselstein"
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
48- 157
13- 17 7- 2
5- 4
6 - 23 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Feesten
Genealogie
Geschiedenis
Groenvoorziening
Hernhutters
Hernhutters |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
"Hoe vind je je stamboom"
"IJsselstein 1840-1860" "Naambordjes bij bomen" 'Het huis 's Heerendijk en zijn bewoners II"
"Het huis 's Heerendijk en zijn bewoners" Foto werkgroep"
Het vignet"
Jaaroverzicht 1979"
'Uit de schooldoos"
'Tien jaar Historische Kring"
De jaren dertig"
'Mo(nu)mentopnamen" IJsselstein in tweevoud"
Jaaroverzicht 1978"
"M.H.H.Doesburg overleden 18-12-1978"
Archiefonderzoek en oud-schrift"
"Het omslag"
"Jaaroverzicht 1981"
"Uit de schooldoos"
"Enkele notities over het nieuwe omslag van ons tijdschrift"
"Uit de fotodoos"
'Winter in IJsselstein"
Tien jaar Historische Kring in vogelvlucht"
Foto-Werkgroep van de Historische Kring IJsselstein
vraagt medewerkers"
"Er waren eens ..." "Jaarverslag over 1980" Overzicht belangrijke data 1975-1976"
"Jaaroverzicht 1982
"Overzicht belangrijke data 1977"
Jaaroverzicht 1983"
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
15
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5
23
3
22 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
14
2
I |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
HKI
HKI HKI HKI HKI HKI HKI HKI HKI HKI HKI HKI HKI HKI HKI HKI HKI HKI |
Fotogroep
■ Vignet
- Overzicht
- Foto's
- Foto's
- Foto's
- Foto's
- Foto's
- Overzicht
■ Werkgroep
- Archief
- Omslag
- Overzicht
- Foto's
- Omslag
- Foto's
- Foto's
Overzicht |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
13
45/46- 114
35- 313
49 - 185
33/34 - 250
60 - 413
9 - 26
10 - 17
I- 22
2 - 2
21 - 23
47- 138
14 - I
48 - 156
47- 141
33/34 - 245
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
HKIJ - Fotogroep
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I-
1 ■
17-
2 ■
|
12
2
16
24
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Oprichting
Overzicht Overzicht Overzicht Overzicht Overzicht |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
HKI
HKI HKI HKI HKI HKI |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
26/27 - 135
5- 23
29 - 164
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
109
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IJsselbrug
IJsseldijk Index
Index Kasteel
Kerken - NH Kerk
Kerken - Klooster Kerken - Orgels Kerken - Orgels Kerken - RK Kerk
Kerken - NH Kerk Kerken
Kerken - NH Kerk
Kerken - Graven Kerken - NH Kerk Kerken - NH Kerk
Kerken - NH Kerk Kersengaarden Klooster Klooster Klooster
Koninklijk bezoek
Kranteberichten
Kunst
Kunstschatten
Kunstwerken Mariënberg
Mariënberg Mariënberg Mariënberg
Meubelfabrieken
Meubelfabrieken Middeleeuwen
Molen Molen
Molen Monumenten
Nachtwaker Nieuwpoort
|
Brug in nood, noodbrug en brug zonder nood(zaak)"
"Noord-IJsseldijk nummer twee" Register"
"Register" "Het rampjaar 1888"
Een ontdekking"'
'Kerksloopprotest uit 1697" 'IJsselsteins kerkorgel ontdekt in de Bethelkerk te Urk"
'Het Maarschalkerweerd-orgel in de Nicolaasbasiliek te IJsselstein" 'Basiliek van de H.Nicolaas"
'Geschiedenis en restauratie van de St. Nicolaaskerk en toren te IJsselstein"
"Het raadsel uit 1599" (zonnewijzer) "De oude St.Nicolaaskerk van IJsselstein" 'Sic Transit Gloria Mundi" De gemeentetoren van IJsselstein;
een wonder inbaksteen"
De kroon op het werk"
De oude Sint Nicolaaskerk"
"Kersen en kersenboomgaarden" "O.L.Vrouwenberg te IJsselstein" "De glazen van de Cisterciënserkloosterkerk te IJsselstein en hun schenkers"
'Mariënberg aan de IJsseldam, nieuwe gegevens over klooster en priorij"
'Koning Lodewijk te IJsselstein"
'Nieuwstijdinghe"
'De herinnering herinnert als het ligt geworpen op het
ik geworden zijn"
'IJsselsteins verspreide kunstschatten (i)
'Fulco geplaatst" 'Nogmaals de kloosterkerk"
'Gespiegeld Gespiegeld Gespiegeld" 'De herbouw van de kloosterkerk binnen IJsselstein na de brand van 18 mei 1537" 'De restauratie van "Mariënberg", vijf woningen in het restant van een klooster" 'Meubelfabriek Van Rooyen" Reglement van Orde voor het personeel der Firma Gebroeders van Rooyen te IJsselstein" Middeleeuws IJsselstein'" Den moolenaar zal de gemeynte goed meelmaken";
Restauratie van 's Heren Korenmolen te IJsselstein" 's Heeren Windtmolen tot Ysselsteyn25o jaar 1732-1982" Verordening op 's Heren Korenmolen in IJsselstein uit 1741" 'Iets over monumenten" ƒ
..Rijst uit den Slaap, den dag genaakt"
"Nieuwbouw 1955"
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
58/59 - 387
18- 21
4/25- 73
26/27 ■ 115
3- 19
24/25 -100
I- 14
10 - 18
18- 3 37/38 - 341
22 - 42 28- 137
37/38 - 363
15 - 22 49 - 193
52 - 253
11 - 12
22 - 39 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
21-
32- |
10
243 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
31 - 201
39-369 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5-
4- 44.
23 44-
5-
41/42 -
13-
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3
2 69
49 94
14 17
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IIO
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Onderwijs
Onderwijs
Onderwijs Onderwijs Onderwijs
Oorlog
Oorlog Oorlog Oorlog Oorlog
Oorlog Oorlog Oude gebruiken Personen
Personen - diversen
Personen Personen - diversen
Personen Personen Plattegronden Politie Politie
Politie
Prentbriefkaarten
Prenten
Rijpickerwaard
Rijpickerwaard Rivierenloop |
"Een aanvulling op de Latijnse en Franse school
in IJsselstein"
"De Latijnse kostschool te IJsselstein" "Honderd jaar IJsselsteinse scholen" "Het openbaar lager onderwijs in IJsselstein in de eerste helft der 19de eeuw (I)"
"Het openbaar lager onderwijs in IJsselstein in de eerste helft der 19de eeuw (II)"
"Het beleg van Utrecht voor IJsselstein in 1511" "Een eindeloze grauwe stoet trok er op uit" "Het Distributiekantoor te IJsselstein" "De overval op het gemeentehuis van IJsselsten op 13 maart 1944"
"Merkwaardigheden uit het verleden"
"Het beleg van de stad IJsselstein" "Het relaas van de IJsselsteinse Heinkel HE III" " S t. Katrij nmelken" |
||||||||||||
36-338
35 -293
5-16 21- 18
26/27 -129
43- 58
40 -393
6 - 19
3- 2
22 - 48
35-310
II - 14
14 - 2
|
|||||||||||||
"Heren en Vrouwen van IJsselstein" 13 - 4
"Alexander Pasqualini" 3 - 12
"Van Nassau tot Oranje-Nassau" 26/27 -123
"Nog eens Alexander Pasqualini" 3 - 14
"De Amstels van IJsselstein" 16 - i
"J.M.van der Roest en enkele van zijn familieleden" 21- 11
"Een kaart van IJsselstein uit 1812" 45/4^ - 97
"Criminaliteit en straf in de Baronie van IJsselstein van 1750 tot 1795 I" 30 -183
"Criminaliteit en straf in de Baronie van IJsselstein van 1750 tot 1795 II" 32-221
"Uit het nieuws van 29 oktober 1882" 21 - 24
"IJsselstein en de prentbriefkaart" 26/27 - 117
"IJsselstein in prent" 20 - i
"De geschiedenis van Rijpickerwaard en omgeving" 3 - 10
"De boerderij Rijpickerwaard" 2 - 14
"Het ontstaan van het rivierenlandschap in de omgeving van IJsselstein" 58/59 -365
"Fotowedstrijd "IJsselstein 1934" 29 -157
"Een vertroostelijck antwoorde verwachtende" 41/42 - 22
"Het sluisje in de IJsseldam" 21 - i
"De restauratie van het stadhuis te IJsselstein" 8 - 2
"Het uurwerk in de stadhuistoren" 5 - 2
"IJsselsteinse stadsmuur, beproefd weerbaar" 50/51-201
"Weecht wel doet ellick recht" "Geschiedenis van het wegen te IJsselstein" 56 - 317
"Die waech ende maet""De IJsselsteinse Waag tot 1779" 60 -397
"Steenbakkerijen te IJsselstein" 41/42 - i
"Haandrik en Dissel" 7 ■ 19
"Dissel en Haandrik" 8 - 11
"Jan van Goyen" 16-18
"Nieuwpoort" 13-3
"Straatnaamgeving in IJsselstein III "Mr. Abbink Spainkstraat" 15-16
|
|||||||||||||
Schenkingen
Schoutambt
Sluis
Stadhuis
Stadhuis
Stadsmuur
Stadswaag
Stadswaag
Steenovens
Straatnaamgeving
Straatnaamgeving
Straatnaamgeving
S traatnaamge ving
S traatnaamge ving
|
|||||||||||||
III
|
|||||||||||||
Tienden "Tienden in het land van IJsselstein
Utrechtseweg "Utrechtseweghuisjes"
|
45/46 -116
29 -165 |
|||||||||||||||||||||
"De voor-de-oorlogse VW" 56 - 331
"Van Waag tot Vraagbaak" 56-335
"Waar gebeurd in IJsselstein" 47 -129
"IJsselstein in het nieuws 1780-1850" 22 - 36
"Een tram voor IJsselstein" 36 -317
"Volksverhalen uit de streek 29 -171
"Vragen van lezers (I)" 14-23
"Zingend erin en huilend eruit.." "IJsselsteinse vroedvrouwen vanaf de middeleeuwen tot begin deze eeuw" 53/54 -277
"De pomp op de Plaats te IJsselstein" 5 - 12
"'t Wilhelmus,"ja of nee"" 45/46 - iii
"Wolven in de buurt van IJsselstein" 5^/59 -385
|
||||||||||||||||||||||
V.V.V.
V.V.V.
Verhalen
Vervoer
Vervoer
Volksverhalen
Vragen van lezers
Vroedvrouwen
|
||||||||||||||||||||||
Watervoorziening
Wilhelmus
Wolven
Zenderpark
Zigeuners
Zwembad
|
||||||||||||||||||||||
"Het zenderpark Lopik/IJsselstein" 52
"40 jaar geleden: Begrafenis van Peter Petaio in IJsselstein" 7
"Een zondags gesloten natuurbad" 40 |
||||||||||||||||||||||
■257
16
411
|
||||||||||||||||||||||
i®,
|
||||||||||||||||||||||
Stichting
Historische Kring IJsselstein |
||||||||||||||||||||||
Bank:
Postbank, nr.: 4074718
Redaktie:
B. Rietveld, Meerenburgerhorn 10, 3401
CD IJsselstein. Donateurs ontvangen het periodiek (4 uit-
gaven per jaar) en worden op de hoogte ge- houden van de activiteiten. Nieuwe donateurs kunnen zich opgeven bij dhr. W.J. van Vliet, J.W. Frisolaan 7, 3401 AX IJsselstein, tel: 03408-81660. Voor inwoners van IJsselstein bedraagt de contributie minimaal f20,- per jaar; zij die buiten IJsselstein wonen worden verzocht om f 6,50 extra over te maken ivm ver- zendkosten. Losse nummers kunnen, voor zover voorradig, a f7,50 bij het secretariaat worden besteld. Voor dubbelnummers is de prijs f 10,-. |
||||||||||||||||||||||
De Stichting Historische Kring IJsselstein
is in 1975 tot stand gekomen en stelt zich het volgende als doel: De belangstelling wekken voor de geschiedenis
in het algemeen en voor die van IJsselstein en de Lopikerwaard in het bijzonder. Dagelijks bestuur:
Voorzitter: L. Murk, tel: 03408-81627.
Secretariaat: C.J.H, van Dijk-Westerhout,
Omloop West 42, 3402 XP IJsselstein, tel:
03408-83699.
Penningmeester: W. J. van Vliet, J.W.
Friso-laan 7, 3401 AX IJsselstein, tel:
03408-81660.
|
||||||||||||||||||||||
112
|
||||||||||||||||||||||
/5 c>^^
|
||||||||||
'EEN SNOTTEBEL IN DE MANESCHIJN';
Geschiedenis van de IJsselsteinse muziektent
door L. Murk |
||||||||||
'Het had wat.'
Hoe kom je op het idee om over een
muziektent te gaan schrijven.'^ Op de vele dia-avonden van de HKY, die
ik met veel plezier mocht presenteren, liet ik meestal wel een dia van de muziektent zien en (ook) die maakte dan veel reakties los. Veelal waren het leden van onze zang- en muziekverenigingen, maar ook de toen- malige toehoorders reageerden dan enthousiast. Zij hadden de muziektent 'in levende lijve' meegemaakt, er opgetreden of naar de muziek geluisterd, al was de kou soms nog zo doordringend geweest, en de herinnering aan deze muzikale ontmoetin- gen riep vaak sentimentele gevoelens op. Met spijt werd ook altijd gekonstateerd dat het spelen in de open lucht, met de toene- mende verkeersdrukte en de baldadige jon- geren met hun brommers, niet meer te doen was. Natuurlijk geeft men nu de voor- keur aan een koncert of een zangavond in bijvoorbeeld de Nicolaasbasiliek waar men geen verkeersoverlast en geen onaangena- me weersgesteldheden heeft. Maar toch, muziek op de tent: 'het had wat.' Als ik dan aan de aanwezigen vroeg
waarom de muziektent volgens hen was afgebroken, kreeg ik meestal te horen dat de jeugd met slopen was begonnen. Vroeg ik daarna of de muziektent nog gebruikt werd toen de sloop begon, of hoe de staat van onderhoud was en of er wel toezicht werd gehouden - zomaar vragen die in mij opkwamen - dan werd er beschuldigend gewezen naar de jeugd van toen maar ook naar de opkomst van de televisie. Om het echter uitsluitend aan deze zaken te wijten acht ik wat te ongenuanceerd. Met het beschrijven van de geschiedenis
|
van de muziektent hoop ik inzicht te kun-
nen geven over het fenomeen 'muziektent te IJsselstein' en vooral hoe het zo ver heeft kunnen komen dat deze uit het IJsselsteinse stadsbeeld is verdwenen. Inleiding.
Hoewel ik niet muzikaal geschoold ben
kan ik me nog altijd de prachtige muziek- avonden goed herinneren. De glunderende gezichten van de echte muziek- en zang liefhebbers na een koncert of concours, vooral als een plaatselijke vereniging de eerste prijs had gewonnen. Favoriete muziek, die bijna ieder korps
op het repertoire had staan, werd door de meeste toehoorders graag en gemakkelijk meegeneuried of meegezongen, op al dan niet zelfgemaakte teksten. Wie kende niet de paradepaardjes als 'ouverture. Donna Diana', 'Dichter und Bauer', 'Barbier van Sevilla', 'La Traviata' en 'Aïda'. Wat te zeg- gen van 'Radetzki mars' of 'Trojaanse mars'. Natuurlijk ontbraken nooit walsen als : 'Am Schonen Blauen Donou' of 'Wiener Blut'. Allemaal gevierde meezingers die het in de open lucht voortreffelijk deden, waar vele mensen plezier aan beleefden. Dagenlang konden de mensen ervan nagenieten. Zij hadden immers geen radio of televisietoe- stellen, laat staan een stereo-toren met compact disc. Het musiceren op de muziektent.
Voordat men in koncertzalen of muziek-
tenten naar een uitvoering kon luisteren, werd er al eeuwen lang in de openlucht muziek gemaakt. Troubadours trokken in de i6e en 17e eeuw van stad tot stad, en bezongen hun belevenissen. In die tijd ont- |
|||||||||
113
|
||||||||||
- muziekvereniging 'Excelsior'
- zangvereniging 'IJsselsteins Mannenkoor'
- zangvereniging 'IJsselsteinse Mannenver-
eniging de Harmonie' - christelijke zangvereniging 'Hallelujah'
- christelijk gemengd koor 'Prijst den Heere'
Later kwamen daar nog bij;
- 'Zanglust' en
- 'Zang en Vriendschap'.
Al deze verenigingen hadden de behoef-
te regelmatig in het openbaar op te treden. De eerste koncertzaal werd in IJsselstein in 1903 gebouwd bij café en uitspanning 'de Strik' aan de Poortdijk (zie foto). Dit gebouw wordt nu gebruikt als timmer- manswerkplaats; het tongewelf is nog aan- wezig. Om in de open lucht op te treden was
'de Plaats' de aangewezen en meest ideale plek. Bij deze optredens werd gebruik gemaakt van een verplaatsbare muziektent, voor een vaste muziektent was geen ruim- te. Tijdens de onafhankelijkheidsfeesten van 1913 stond zo'n verplaatsbare muziek- tent, met een fontijn ervoor, op 'de Plaats' bij het stadhuis. Steeds meer ging men behoefte krijgen
aan een plek voor een vaste muziektent. Elders in het land werden in veel plaatsen prachtige exemplaren opgericht. ledere stad en elk dorp van aanzien wilde toen een muziektent als kulturele uiting. Ze werden meestal gebouwd in een stadspark of op een marktplein. In IJsselstein waren de initiatiefnemers
tot het oprichten van een zang- en muziek- tent de bestuursleden van de 'Vereeniging Koninginnedag ' (de voorganger van de 'Oranjevereniging' van nu); - Anton Peek, metselaar(voorzitter)
- W.C. Neomagus, veearts
- J. Mondria, gemeente secretaris
- H. van Rooijen, fabrikant en
- J.A. van den Anker, veehouder.
Dit bestuur had (op de dagen dat er festi-
viteiten waren) het meeste belang bij een centraal gelegen muziektent. Onder de bezielende leiding van voorzitter Anton Peek, die ook voorzitter van Amicitia was, |
|||||||||
stonden de groepen rondtrekkende speellie-
den, die zorgden voor muziek, zang en ver- maak op de kermissen. De muzikanten, die tot de maatschappelijk laagste klasse gere- kend werden, beschikten over muzikaal gevoel en goede instrumenten. Deze groe- pen trokken veel publiek, evenals de in die tijd rondtrekkende volksmuziekanten, die hun wagens bij optredens als podium gebruikten. In de i8e en 19e eeuw begon- nen vooral militairen zich toe te leggen op het musiceren in grotere groepen. Later kwamen ook de burgers, georganiseerd in de schutterij , steeds meer met muziek voor de dag. Na het verdwijnen van de schutterij in de vorige eeuw, bleef er toch behoefte aan muziek. Met de opkomst van de arbei- dersklasse en hun organisaties, ontwikkel- de zich ook het sociale en kulturele leven. Het verenigingsleven bloeide in die tijd en beleefde een sterke groei. Zo ook te IJsselstein waar rond de eeuw-
wisseling verschillende muzikale verenigin- gen ontstonden, o.a.: - muziekvereniging 'De Harmonie'
- muziekvereniging 'Kunst door Vriendschap'
- rk. muziekvereniging 'Amicitia'
|
|||||||||
De eerste
IJsselsteinse
concertzaal,
gebouwd in
1903, naast
café 'de Strik'.
Recente foto,
genomen vanaf
de IJsselbrag.
|
|||||||||
114
|
|||||||||
Bij de onaf-
hankelijks- heidsfiesten van 191J werd gebruik ge- maakt van een verplaatsbare muziektent op de Plaats. Ook de fontein linksonder was van tijdelijke aard. |
|||||||
Del
plaats voor de muziektent aan het Kronenburg- plantsoen. De tent moest direkt achter de kasteelbrug ko- men. Rechts de ds. Moorrees- school. |
|||||||
"5
|
|||||||
KUBRIEK S. 1.
BlgondoBtten (Geaoente-
|
\„oiu'"< Uw'^J'' ^i^'^^_;_
|
|||||||||||||||||||||||||||
Berken «IJ op, dut de beschlkJclng dienaae^aande toeer behoort
tot de oonpetontLe van ons College. Wij «enschen hier ten aan- ■Icn van dit punt nog even te eeggen, dat wij blJ InwilllgLne vun het verzoek gaarne tot medewerking bereid sullen zijn. Op e^ond van het vorenstsondB heeft de meerderheid
vaa ons Oollage de sar tlwen Raad vsor te stellen In beginsel te boalulten: lo. het gevraagde terrein tot woderopEegglnj; aan adroaaan-
ten in gebruik te geven togen een reoognltie ron / 2.50 per ka- lenderjaar, een eedeolte van aon kalenderjaar voor een gohool Jaar te rekonen; voorte ondor de ultdruthelljke voorwaarde, dat ae tont uitsluitend wordt bostemd voor het doel, waartoe alj ïol «orden gesSloht, n.1. om daarin sang on muBielt te maken; 3o. dut de tent ten tilde, dat daarin tang of DOtlek wordt
uitgevoerd, evenalo ilaarviSr sn na afloop daarvan, behoorlijk sul lijn verlicht, oen en ander ter beoordeallng ea tan genoe- gen v:ui don Burgsmeeatar; 3o. dut het onderhoud van het om de tent binnen de omhei-
ning aan to leggoa plantsoen van gemeentewege lal gBaohledon, doch dat daaronder niet sol ^Ijn begrepen da bljlevaring van oonlg Botorlaal, bloomen of andero gewaBoen; 4o. dat de omheining zal moeten worden gemaakt on onderbon-
den ten gonoegon van ons College. BIJ oanneaing van dit ons voorstel eal 'Jw College in
eene volgende vergadering eon nader vooratel bereiken töt hot nemen van daflnttlsve bealuiton, sulks in verband met de voor- fasroldende naatrogelan, welke moeten worden genomen tot onttrek- king van het terrein aan den publlelcen dlanet. t BySflEBEESTER EB iTETUOUDERS VAK IJ3SEL3TEIII,
|
||||||||||||||||||||||||||||
IfQKBSUUOETIRG TAH ZES
OEDEELÏB TAH HET PLAIT- SOEM VOOH DE PLAATSING TUI E^ MÜZIEÏTÜÏT, |
||||||||||||||||||||||||||||
InllEgcnd doen «IJ Uw College tooltODBii »on adres vim
a» heeren A. Feek o. a. , dd. 23 deeer, «ruarblj slj o. k. de be- eohlkklng Tragen oter ean gedeelte van hst Plantsoen tegenoTer de Hofatraat voor eea daarop te plaatsen ung- en nuxiektent. In oaie beden gehouden vergadering hadden "ij ter eake
nog een besproking aet de heeren Feak en Uondrla, bIb Terteg«n' woordigere van de Verecalglng "Koninginnedag", bljgeetaan door den heer Boa, ale tnohnlaoh ambtenaar. One College etaat eenparig eyapathlek tegenover de
pionnen van adrecBanlen tot de stichting <ran de tent; allnen ■Bant de minderheid uit ledelljkheldeovsrwegljig e'ch togen de plaatsing van de nuElektent op hot Plantsoen te aoeten vereet- ten. Toor het «elgeren van een plaats op hot Pluntaoen ïoudo ook stellig een meerderheid ]n on« Collega eljn gevonden, in- dien een plaats binnen onoc geoeonte was te vinden, alwaar de vermeende redelljkheidsovertredlngon niet ta vreeeen "aren. Waar hier iSo beschikking «ordt gevraagd over terrein
Voor den publleken dienst bestemd, behoort na voorafgaande pu- blioatle nog een besluit genomen tot onttrekking van dat terrein aan den poblleken dienst. Toorts behoort, indien tot inwilliging van het adres
wordt besloten, nog het bedrag te worden bepaald van de Jear- lljks verschuldigde reoognlfcle, ale erkenning van het elgdndoma- raoiit dor gencento- Vij voor ons staan eympathick tegenover het plan van
adreseantsn. die, wtj erkennen het volmondig, Eloh reede veel aoeite hebben getroost, om het voorgenomen plan ten uitvoer te brengen. Het lo hunne bedoeling een tent te plaatsen, die 2ioh
geheel bij de omgeving aanpast, onaiddeUlJk daaromheen een ga- son nsn te leggen met eenlge heestergewaanen en bloemperkjes. Het geheel verder te omhelnon door aidael van een nette en so- lide aïrastering. Tegen het verzonk tot onderhcjud van het aan ta leggen
plantsoen bestaan blj ons geen ovcrwcgendB boewarea. Wat betreft de vraag tot hat verleonon van hulp aan
odreeoantBn door Gooeeote-pereonee] lopïtohter en arbeiders) |
||||||||||||||||||||||||||||
De Burgemeesie.
|
||||||||||||||||||||||||||||
'J-'J.,.
|
||||||||||||||||||||||||||||
Do Seoretarls,
|
||||||||||||||||||||||||||||
Notulen van de
Raad, nr^yc). Ingehruikgeving van een gedeelte van het plant- soen voor de plaatsing van de muziektent. |
||||||||||||||||||||||||||||
den Rojf] der Seeoente
|
||||||||||||||||||||||||||||
UaSSLSTSIM.
|
||||||||||||||||||||||||||||
DE RAAD DEK GEMEENTE IJSSELSTEIHi
Oelozen het voorstel van BurBemeeBter en Wethouders dier geitteente d.d. 22 Juni 1925, Eubrlek E.1, Ho. 589; B S 3 L U I T :
Ir T© Tsrklaren, dat ter openbare dlenstjilet moer be-
stemd zal ztjn een atuk grond, groot ongevear 140 M^, deel uitma- kend ven het kiadastrale perceel gemeente IjBselstein, Seotie 7 ' Ho. 1094, en op de bij dit healBlt bshoorende on alB eoodanlg ge- waarmertrte Bltuatle-taekenlng In roode aroeering aangeduid; II. Eet sub I genoemde stuk grond ingaande 1 Juli 1925
en tot wederopaegging in gebruik te geven aan A. Peek, t.0. Heoma- gufl, J. Mondrla, H. ran fiooljen en J.A. van den Anker, te eamen Tomende het Bestuor der Tereeniging * Eonlnglnnedag ' te IJaeel- stein, en eulka onder de Tolgende voorwaarden: s. dat op dit terrein most worden geplaatst een zang-
en muziektent, welke niteluitend mag worden bestemd TOor hst doel, waartoe zlj eal worden geetioht, namelijk om daarin zang en oiuziek te maken; b. dat voor de Brkenning van den eigendom der gemeente
IJsBelstein per Jaar aan haar versohuldlgd eal zijn een reoognltie van PI.0.50, waarbij een gedeelte van een kalenderjaar voor een ge- heel Jaar aal worden gerekend; de recognitie is bij vooruitbetaling vorBohuldlgd en moet telken Jare vóór 10 Januari ten kantore van den Gemeente-Ontvanger van IJaeelatein wordeïvoldaan, eohttr voor de eerste maal vóór 1 Auguatue 1925; 0. dat de tont, ten tijde dat daarin cang of mueielc
wordt uitgevoerd, evenals daarvódr en na afioap daarvan, behoor- ' lijk zal eljn verlicht, een en ander ter beoordeeling en ten ge- noegen van den Burgemeester; d. dat het onderhoud van het om de tent binnen de otahel-
ning aan te leggen plantsoen van gemeentewege aal goaohleden, dooh dat daaronder niet zal zlja begrepen de bijleverlng van eenig mate- riaal, bloeaien of andere gewassen; e. dat de omheining zal moeten worden gemaakt en onder-
houden ten genoegen van Burgemeeater en Wethouders van IJsaeletelni III. Afaohrift vaij dit besluit te eenden aan:
a. adressanten;
b. den Gemeente-Ontvanger van IJsaelateln;
o. den Gemeente-Opzlohter van IJsselsteln, Oedaan ter openbare vergadering op 30 Juni 1925,
DE VOORZITTER,
|
||||||||||||||||||||||||||||
Raadsbesluit,
nr. 389 van^o juni 1^2^, betreffende inge- hruikgeving van de grond voor de muziektent. Bij het besluit hoorde een situatieschets. |
||||||||||||||||||||||||||||
116
|
||||||||||||||||||||||||||||
Detail van de
plattegrond van Boxhorn met daarop de hooi- bergen waar- door Baanders zich liet inspire- ren. |
||||||||||
hebben deze mensen plannen ontwikkeld
voor het bijeen brengen van de nodige cen- ten. Zo werden loterijen, bazars en koUek- tes georganiseerd. Zodra het geld geen pro- bleem meer was werd de volgende stap gezetiop 23 mei 1925 werd een verzoek voor het huren van een stuk grond aan het Kronenburgplantsoen, aan de rechterkant van de houten brug naar 'het Kasteel', aan het gemeentebestuur verzonden. De gemeenteraad besliste in haar vergadering van 29 mei 1925 gunstig; er was alleen een minderheid van tegenstanders geweest die uit zedelijkheidsoverwegingen bezwaar maakte tegen plaatsing op het Plantsoen, (zie de notulen van de raad nr. 379) Het bezwaar werd opgelost door de toe-
zegging dat er voldoende verlichting zou worden aangebracht zodat er geen risico was voor zedelijkheidsovertredingen. De aanvankelijke huur van ƒ2,50 per jaar werd door de gemeente terug gebracht tot ƒ0,50 per jaar en de gemeente zou het hekwerk en de beplanting voor haar rekening nemen. Kortom een slagvaardig gemeente- bestuur dat zeer positief was over het plan voor een zang- en muziektent! De bouw van de zang- en muziektent.
Allereerst was de keuze voor een goede
architekt heel belanrijk. Op aanraden van het gemeentebestuur werd kontakt gezocht met de bekende Amsterdamse architekt H.A.J. Baanders. Deze architekt was op dat |
||||||||||
Detail van de
bouwtekening, uit ig2y
Boven zien we |
||||||||||
een ^
de kegelvormige kap met 2 van de 6 eikehouten bergroeden. Deze zijn boven de kap rond uitgehold en de top werd gevormd door een bal. Let op de fraaie
toegangstrap; deze heeft 1 bloktrede en 7 optreden. |
||||||||||
117
|
||||||||||
De oorspronke-
lijke bouwteke- ning uit 1925; verkleind tot 35%. |
|||||
lU
|
|||||
moment in IJsselstein druk bezig met de
restauratie van de toren van de oude Sint Nicolaas kerk; bij die gelegenheid ontwierp hij voor die kerk de toegangspartij onder de toren. Deze bouwkundige had een goede studie gemaakt van de IJsselsteinse binnen- stad. Hij konstateerde dat op de stadsplatte- grond van Boxhorn uit 1649 ruim 40 hooi- bergen te zien waren die toen, in 1925, alle- maal al verdwenen waren. Zijn redenatie was "Laten wij een grote hooiberg terug bou- wen en deze gebruiken als muziektent." Dit was historisch gezien een prachtig en wel- overwogen uitgangspunt. Het grondplan werd een zeskantige hooiberg op een ring- muur van ruim één meter hoogte, met zes bergroeden waarop een kegelvormige rieten kap rustte. Op 30 juni '25 wordt in de raad het sein op groen gezet (zie raadstuk E.i nr.389) en kan men met de aanbeste- ding beginnen. Met aannemer M.Th. van der Voorn uit IJsselstein werd overeen gekomen dat hij voor ƒ1850,- de muziek- tent, ekslusief het ijzeren hekwerk, mocht gaan bouwen. De voordelen van een zeskantige en ver-
hoogde muziektent zijn gemakkelijk te begrijpen. Ten eerste krijg je een veelhoeki- ge plattegrond voor een betere verdeling van de orkestleden of zangers. Zij kunnen zich ruim om de dirigent scharen. Deze heeft dan goed overzicht, vooral bij grotere orkesten. Op de tweede plaats zijn de muzi- kanten voor de staande toehoorders beter te zien. Ten derde bood een verhoogde tent de mogelijkheid om onder de vloer royale ruimtes aan te brengen, waar muzieklesse- naars, stoelen en andere attributen opgebor- |
|||||||
De bergroeden
in werkelijk- heid. De uitgeholde
hoeken waren wit geschilderd en de bal oranje. |
|||||||
tt^
|
|||||||
De muziektent
in de jaren
vlak na de
bouw.
Let op de fraaie
bordestrap.
|
|||||||
De muziektent
in 19JO, gezien
vanaf de
'ziekenhuiszij-
|
|||||||
120
|
|||||||
gen konden worden.
De muziektent bestond uit verschillende
bouwkundige onderdelen zoals de ring- muur als basement waarop de vloer lag; de borstwering, de bergroeden, en de kap. De ringmuur was gemetseld van bakste-
nen, maar zodanig dat er geen strakke hoek zichtbaar was (op dezelfde manier als bij de toren van de N.H. kerk). Hierdoor werd bij de zes hoekpunten de suggestie gewekt dat de bergroeden doorliepen tot in de grond, zoals bij een echte hooiberg. De bergroeden waren van eikehout en sta-
ken ± 1.50 meter door de kap heen, waar- door het leek alsof de kap, net als bij een echte hooiberg, los en in hoogte verstelbaar was. Het bovengedeelte van elke roede was versierd met rond uitgeholde hoeken en een aangehakte bal die oranje was geschilderd. De borstwering, of ook: het hekwerk om
de vloer, was samengesteld uit houten gepotdekselde planken van 25 cm. breed, zoals men dat nu nog tegen komt bij boe- ren wagen schuren. Ze waren zwart gecar- bolineumd, en de afdekplank was wit geschilderd. De kap was kegelvormig en gedekt met
riet dat met een brandvertragend middel behandeld was. Het middenpunt van het dak was versierd met een pinakel met daar- op een grote bal. Tegen de onderzijde van de dakkonstruktie was een koepelvormig gewelf gestucadoord dat als klankbord dienst deed. De to^an^rap aan de voorzijde was
een gemetselde trap met één 'bloktrede' en zeven 'optreden'. De muziektent moest in de eerste plaats
funktioneel zijn. De konstruktieve delen waaruit de muziektent was opgebouwd behoefden eigenlijk geen verfraaiing; toch waren er enkele zeer karakteristieke details op aangebracht, trouw gebleven aan het principe van de Amsterdamse school, en zeer stijlvol aangepast. Alle versierselen aan de roeden en de andere balken waren zeer vakkundig gemaakt door wagenmaker Pouw van der Roest die gewend was om het |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bij de renova-
tie van 1948 wordt de bordestrap ver- wijderd. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Brief van
architekt Baanders aan B en W met het advies de muziektent op te knappen. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ARCHITECTENBUREAU H. A. J. BAANDERS EN JAN BAANDERS
HEERENGRACHT 49^ AN[STERDAM TELEEOON 37115 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
11 Juni ly53
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
naai aanleiding van U.v veizoek d.d. 21 llel f.l.
bezochten -«1;! .VoenadaR 10 Juni Uw »eneente en namen de tne- atand ter plaatae on. Jat de tent ala epeelplaata door dj iBiqi woidt fïebiuitct, daarvan aijn de snoien duidelijk zichtbaar. J.laal tevena constateerden wl.i dat ei vanweee de gemeente al heel welnie aandacht ia besteed aan het toe- zicht op en het ondeïhoud van het aaidipe bouvviïaik \vaaidoor ei vooï de Jeuad qeen eni^ele leden bestaat het ceval te leapeateren. Je van ouda bekende wlaaelwerklnp. Teneinde aan deze toeatand en o!natandlaheden een
einde te maken, tenminste zoveel laoaelijk te vooikomen. hebben wij de eer U te adviaeren: a. Het sebouwt.'*? ter dese te leataureten en daai na niet
liefde te onderhouden. b. .ïondora een giaaveld met plantBoenbeolantlns aan te blen-
den ala vooi taettlni! van het bestaande plantsoen, ite be- planting tot zo dicht mogelijk aan de voet van de tent. c. Je ingang van de tent te voorzien van een afalultbaat
hek,je en een wegneembaai houten tiap.le. Hen toegangsnad achten wl,5 niet nondzakelij"; gesian het spoiadieche pe- biaik hieivan. Uoot de afwezigheid ervan woidt het bena- delen van de tent dooi onbevoefiden tevens een daad van overtreding, üverigena achten wi.l het diohten van de mu- zlekiaiinte dooi vegneerabaar schotwerk of andersslns een ontsieiina en daarbij alechts een nrikkel tnt baldadig- heid. vel trouwende, u hiermede naar genosHen te hebben
geadviseerd, vei.bli.-fven wij. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
met de meeste Moopachting.
1 architeqtonbuieau I._____^_,
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Afschrift verzonden aan de
Gemeente-Opzichter. / C Juni 1953.1 Jlf- |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
121
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De muziek-
tent in de jaren '5°-
|
|||||||
Harmonie
'Amicitia' po- seert in 1950 in volle bezetting voor de mu- ziektent ter ge- legenheid van het ^0 jarig be- staan van de vereniging. |
|||||||
122
|
|||||||
De muziektent
in de jaren zes- tig; op de voor- grond het brug- je naar de kas- teeltoren. Let op de harmo- nieuze samen- hang. |
|||||||||
hout aan 'zijn' wagens fraai te bewerken.
Rondom de muziektent stond parallel aan de zeskant een ijzeren hekwerk met gaas. Hierbinnen was een fraai aangelegde tuin, waarvan de meeste bloemen -hoe kan het ook anders- oranje gekleurd waren zoals goudsbloemen en afrikaantjes. Kortom: het was een muziektent met een robuust, lan- delijk voorkomen. Robuust vanwege de ruim één meter hoge muur, de ± 70 cm. hoge borstwering en de zes zware ruwe houten bergroeden; landelijk door het gebruik van de roeden die de, met riet gedekte, kap droegen. Zoals al eerder ver- meld is stond de muziektent aan de wieg van een kultureel rijke periode in de IJsselsteinse gemeenschap, waaraan een einde kwam na het uitbreken van de tweede wereldoorlog. Tijdens de jaren van de bezetting werd er nagenoeg geen gebruik gemaakt van de fraaie muziektent. In de jaren 1945-1947 ontstond de vol-
gende situatie: de 'Vereeniging Koninginnedag', eigenaar van de muziek- tent, werd opgeheven en de nieuw opge- richte 'Oranjevereniging' ging haar werk overnemen. Er werd in december 1947 een verzoek gericht aan B en W om het gebouw over te nemen voor het bedrag dat |
als nog niet afgeloste schuld open stond
(ƒ667,50). B enW oordeelden dat dit een alleszins redelijk bedrag was daar het gebouw in een behoorlijke staat verkeerde, en stelden de raad voor het gebouw te kopen. Het koopkontract werd op 21 febru- ari 1948 ondertekend zodat de gemeente IJsselstein eigenaar werd. De gemeente gaf in die tijd aan het schildersbedrijf Gebr. van Vliet opdracht het geheel een onderhouds- beurt te geven en met enige trots kan ik zeggen dat ik daar als jong schildersgezel aan meegewerkt heb. Toen het karwei geklaard was konden we tegen elkaar zeg- gen dat ze weer blonk 'als een snottebel in de maneschijn.' De muziektent kon toen bij het 50-jarige jubileum van koningin Wilhel- mina, en de troonopvolging door prinses Juliana, in alle luister gebruikt worden. Het begin van het einde.
Na lange tijd veel plezier aan de muziek-
tent beleefd te hebben, doen zich na 25 jaar de eerste problemen voor. In oktober 1950 vestigt meester de Bruyn, hoofd van de 'School met den Bijbel' ( ds. Moorreesschool) aan het Kronenburgplantsoen, er de aan- dacht op dat er een luik van de vloer van de muziektent los ligt. Het komt voor dat leer- |
||||||||
123
|
|||||||||
lingen het luik wegnemen en dan onder de
vloer van de muziektent kruipen. Tijdens de schooltijden en gedurende de speeltijd houdt het hoofd der school toe- zicht, doch voor en na de schooltijden kan hij dit toezicht niet uitoefenen. Hij acht het gewenst dat het luik zo wordt vastgemaakt dat verwijdering praktisch niet meer moge- lijk is. Het aan de alarmbel trekken door meester de Bruyn zal weinig geholpen heb- ben want de jeugd bleef toch doorgaan. Dit kunnen we afleiden uit een brief van B en W gedateerd op 21 mei 1953, gericht aan architekt H.A.J. Baanders en zijn antwoord van II juni 1953. Deze brief toont duidelijk aan dat het
onderhoud niet 'je van het' is, met andere woorden: slecht is. B en W nemen de brief serieus en komen in de raadsvergadering van 30 december 1954, dus 11/2 jaar later, met een voorstel waarop de raadsleden reageren. ".........De heer Veldhuizen zou graag de
onderhavige uitgaafpost verhoogd zien. De
muziektent voldoet niet aan redelijk te stellen eisen. De accoustiek laat veel te wensen over. Spreker zou het zeer op prijs stellen indien ter- zake verbeteringen zouden worden aange- bracht. De Voorzitter is het er mede eens, dat het
geraamde bedrag niet aan de hoge kant is. Spreker zegt een deskundige te zullen raadple- gen. Zonodig kan deze post dan bij een begro- tingswijziging verhoogd worden. Wethouder Hartings meent, dat het aan
brengen van een klankbord in de muziektent een afdoende verbetering zal beteke- nen............" Dit zijn weer hele nieuwe problemen
waar B en W mee worden gekonfronteerd. Op 23 juli 1958 krijgen B en W een ant- woord van de heer Horstink, direkteur 'Technische Dienst', op hun verzoek om advies. Dat is dus 5 jaar na het advies van architekt Baanders. Gesteld wordt dat de volgende werkzaamheden dringend nood- zakelijk zijn: a. reparatie van het dak;
b. reparatie van het stucadoorswerk van de
koepel; c. het schilderen van de muziektent;
d. reparatie van de bloembakken.
De kosten van voormelde voorzieningen zul-
|
||||||
len naar raming f joo,- bedragen en worden
opgenomen in de begroting voor het jaar ig^g. Met dit advies gaan B en W naar de raad,
maar zij vinden geen bijval bij de raadsle- den. In de raadsvergadering van i september
1958 wordt uitvoerig ingegaan op de pro- blematiek rond het opknappen van de tent. De raadsleden zijn het er over eens dat met de voorgestelde f700,- de tent niet grondig kan worden verbeterd. B en W besluiten alsnog deskundige adviezen te vragen aan de 'stichting TOT RATIONALISATIE VAN HET BOUWEN', inzake
bouwtechnische en akoestische verbetering
van de muziektent. De kosten verbonden aan het advies wor-
den bepaald aan de hand van de daarvoor benodigde tijd en worden geschat op ƒ500,- tot ƒ600,- . Om de technische en akoestische omstandigheden te verbeteren draagt de stichting de volgende voorwaar- den aan: 3. het maken van een vrije en ruime uitstroom-
opening van geluid uit de muziektent. 2. het voorkomen, althans zoveel mogelijk ver-
minderen, van geluidkaatsingen op de bebouwing. 3. het voorkomen van hinderlijke geluiden voor
het auditorium en het muziekgezelschap, zoals verkeersgeluiden en hinder van heen en weer lopen. 4. het beperken van de invloed van wind,
regen en zonneschijn op het muziekgezel- schap. 5. het treffen van maatregelen waardoor op zo
groot mogelijke afstand van de muziektent de muziek nog goed herkenbaar zal zijn in het plantsoen. Teneinde aan deze voorwaarden te voldoen
adviseren zij het volgende: a. de plaats voor het auditorium wordt in
hoofdzaak bepaald door het gedeelte van het plantsoen tussen muziektent en de Kapellestraat. b. zo mogelijk wordt langs de bebouwing een
strook klinkerbestrating of tegels aange- bracht, teneinde het knisteren van het grind -door heen en weer lopend publiek achter het auditorium- weg te nemen. |
||||||
124
|
||||||
gemeente niet beschikbaar was. Dus nog
meer problemen, want er moest dan ook een houten ruimte worden gebouwd het- geen extra kosten betekende. Weer een nieuw idee zou de bestaande muziektent kunnen redden: een goede geluidsinstalla- tie. Wie anders dan elektronikagigant Philips werd erbij gehaald, en die bracht op 27 november 1963 advies en offerte uit: men kon een uitgebreide geluidsinstallatie verkrijgen met verschillende microfoons en 8 luidsprekers, voor de prijs van ƒ2293,- Hier ging 20% af indien men in eigen beheer de aanleg zou uitvoeren. Voor de diverse kosten had de 'Technische Dienst' ƒ1500,- begroot, waardoor de ingreep met f3250.- te kostbaar gevonden werd. Bovendien zouden daar dan nog de kosten van achterstallig onderhoud bij komen. Burgemeester A.H. van der Post en de
direkteur 'Technische Dienst' besluiten de raad voor te stellen de muziektent te laten slopen. In de raadsvergadering van 27 februari 1964 doen B en W de raadsleden het volgende voorstel: "......Meerdere malen is in vergaderingen van
Uw raad en van ons college aan de orde
geweest de noodzaak van het treffen van voor- zieningen aan de muziektent op het Kronenburgplantsoen. Wij hebben deze kwestie van alle kanten bezien en hebben verschillende adviezen ingewonnen. Hierbij is duidelijk naar voren gekomen, dat de
muziektent bij de plaatselijke verenigingen wei- nig in trek is. Het is komen vast te staan dat de muziektent een bijzonder slechte akoestiek heeft. Dit zal wel de voornaamste oorzaak zijn van de geringe animo van de plaatselijke muziekverenigingen voor uitvoeringen in de tent. Verbetering van de muziektent is een kostbare
aangelegenheid. Alleen al het aanbrengen van een nodig geachte geluidsinstallatie zal naar raming f ]2^o,- gaan kosten. Het zal U duide- lijk zijn, dat een dergelijke uitgaaf, welke overi- gens nog verhoogd zal moeten worden met een bedrag voor het in redelijke staat brengen van de muziektent, alleen verantwoord is, als ze door een intensief gebruik min of meer renda- bel is te maken. Hoewel wij ons realiseren dat afbraak voor het
stadsbeeld een verlies zal zijn, menen wij U toch niet anders te moeten adviseren. Aan een |
||||||
c. het plafond en de kap worden van de
muziektent verwijderd en vervangen door' een geluidschelp met geluidkaatsing in de richting van de Kapellestraat. De kosten van deze operatie worden door
de stichting op meer dan ƒ10.000,- geschat. De heer Horstink van de 'Technische
Dienst' geeft in een brief van 24 maart 1959 weer een heel ander advies: 'De enige goede oplossing m.i. is de muziek- tent geheel te slopen en in een modernere vorm te herbouwen.' Hier kan het kollege het voorlopig mee
doen. Ondanks alle goede bedoelingen raakt men steeds verder van huis. Ten einde raad legt men uiteindelijk alle plan- nen in een burolade. Ongeveer vier jaar gaan voorbij voordat er weer over de muziektent wordt gesproken. B en W nemen per brief van 3 april 1963 kontakt op met de plaatselijke muziek- en zangverenigingen, met het verzoek een mening te geven omtrent het funktioneren van de muziektent. In een gezamelijk schrijven van 7 mei 1963 deelt men B en W mede: ' 'Wij zijn in vergadering bijeen geweest. Hier
kwam tot uiting dat men een muziektent natuurlijk nodig acht, doch dan een muziek- tent die aan alle eisen voldoet. Van uiterlijke zijde bezien is deze muziektent een verfraaiing van ons Kronenburgplantsoen, doch wat betreft de uitvoeringen van muziek en zang is deze tent ongeschikt. Van alle kanten werd geopperd of de gemeente niet beter een verplaatsbare, zogenaamde rijdbare muziektent kon laten maken.' Dit was weer een nieuw gezichts- punt. Een verplaatsbare muziektent had vele voordelen, onder andere dat men op verschillende lokaties in de gemeente een concert kon geven. B en W vragen een offerte aan bij een firma in Spijkenisse: - een muziektent voor 4^ personen, met
een diameter van 6 meter, kost fj^oo,- - een muziektent voor 60 personen, met
een diameter van 7 meter, kost fgi^o,- - een muziektent voor 80 personen, met
een diameter van 8 meter, kostfggoo,-. Overigens is voor een dergelijke muziek-
tent een goede stalling nodig, welke in de |
||||||
125
|
||||||
muziektent welke niet wordt gebruikt menen
wij geen kosten van onderhoud te mogen spen- deren.En hij gebrek aan regelmatig onderhoud zal de muziektent binnen korte tijd eerder een ontsierend element in het stadsbeeld gaan vor- men. Wij stellen U daarom voor te besluiten de
muziektent op het Kronenburgplantsoen te doen afbreken. Wij delen U ten slotte nog mee, dat wij de
mogelijkheid van een verplaatsbare muziektent hebben overwogen. Wij zijn echter tot de conclusie gekomen, dat |
||||||||||||||||||
deze oplossing te kostbaar is in verhouding van
het gebruik dat er van wordt gemaakt, en heb- ben daarom gemeend U voorlopig geen voorstel dienaangaande te moeten doen toekomen......" Het wordt nu toch wel duidelijk dat
B en W eigenlijk niets liever willen dan de muziektent te slopen. Alle te maken kosten zijn te hoog, zeker de post achterstallig onderhoud: vanaf 1948, dus 15 jaar lang is er niets meer aan onderhoud gedaan. Het voorstel wordt aangehouden, en de burge- meester gaat op 16 mei 1964 weer praten |
||||||||||||||||||
Artikel in het
provinciaal
dagblad 'het
Centrum" van
22 februari
3967.
|
||||||||||||||||||
gesloopt te worden.
Een dezer dagen is een grote
graafmachine begonnen met het weggraven van een groot rozenperk nabij de muziektent. Rozen- en Woemenperken ver- dwijnen nu om plaats te maken voor kale rechte parkeerplaat- sen voor auto's. Door deze in- grijpende wijziging is het ge- deelte van het ■ „Kronenburg- plantsoen" tussen de Kapelle- straat en de Kloosterstraat de naam plantsoen niet meer waardig. |
||||||||||||||||||
groenstroken zijn vervangen
door een brede asfaltweg, die echter voor het verkeer van weinig of geen betekenis is. Wel is het gedeelte van het „plant- soen" geschikt voor de jaarlijk- se kermis en voor het parkeren van auto's Is dit gedeelte van het Kronenburgplantsoen ook bijzonder in trel<. Tot de ontsiering van het ge-
deelte Kronenburgpiantsoen tussen Kapellestraat en Kloos- terstraat draagt ook de verval- len miuziektent bij, eens een verfraaiing van het plantsoen, thans als „bouwval" rijp om |
||||||||||||||||||
Kroncnburgplaiitsocii
in IJsscIstcin wordt
steeds kleiner
USSELSTEIN, 22 febr. — Het
Kronenburgplantsoen te IJssel- stein dat loopt van de Utrecht- sestraat nabij de Ned. Uerv. kerk langs de Stadgracht tot de RK kerk, kan men momenteel niet meer als een plantsoen be- titelen. In het deel van de Ka- pellestraat tot de Kloosterstr. zijn vele bomen gerooid en de |
||||||||||||||||||
126
|
||||||||||||||||||
met de IJsselsteinse muziek- en zangver-
enigingen. Hij wijst daarbij op het raads- voorstel van 17 december 1963. Jan Schuurman, de voorzitter van 'Amicitia' betreurt het dat de muziektent niet kan worden aangepast aan de nieuwe eisen en vindt dat het zonder muziektent 'niet prettig zal zijn'. Burgemeester van der Post sugge- reert het huren van een verplaatsbare tent, maar de heer Schuurman vreest dat zo'n tent op het moment dat de verenigingen deze nodig hebben niet beschikbaar zal blij- ken te zijn. Voorbeeld daarvan is de laatste Koninginnedag. Een verplaatsbare muziek- tent blijft bijzonder aantrekkelijk, maar dan wel in eigendom van de gemeente. Van der Post zegt dat dat alleen haalbaar is als er minstens 10 tot 15 keer per jaar gebruik van wordt gemaakt. De heer van Kooten, secre- taris van 'Excelsior' rekent uit dat er dan een tent kan komen, want 15 keer per jaar komt neer op i maal per week een koncert, gedurende de zomerperiode. De heer van Zon, van 'Zang en Vriendschap', stelt voor de komende zomer regelmatig op de tent te koncerteren. Dit voorstel wordt aangeno- men. De verplaatsbare muziektent van Lopik wordt gehuurd, en er wordt afgespro- ken dat de vier muziek- en zangverenigin- gen ieder i keer per maand zullen optre- den. Op 4 maart 1966 vragen B en W in een
brief aan de verenigingen, naar hun bevin- dingen over het experiment t.a.v. de akoesti- sche omstandigheden. In een brief van 9 april 1966 schrijft de heer A.H. Tersteeg namens het bestuur van Amicitia het vol- gende: 'Wij hebben diverse concerten gegeven op de
muziektent, voor het gemeentehuis en in de tuin van Mariënsherg. Wanneer de akoestische waarde van de muziektent en de concerten in de tuin van Mariënberg buiten beschouwing blijven, lopen de successen van de concerten ver uiteen. Oorzaak hiervan is de geluidsoverlast van brommers en ander verkeer, en onvoldoende politie toezicht. Afbraak van de muziektent.
Het raadsvoorstel van B en W gedaan op
26 september 1967 heeft als onderwerp afbraak muziektent; 'ons college heeft deze aangelegenheid nogmaals nader bekeken. Door |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ik verzoek ü omtrent het nftirolgende knipael
het Aangestreepte te villen verriobteni 1. advleB(nota} aan B. en W, uit te brengen)
2. sohriftelijk rapport aan mij uit ta branffenj
;. fcan 3>ir. T.D, / politie om bericht c.q. adviea te vragen; ^4. uitvoering te geven aan het toegeze gde;
5.......... £;'1I9 aeoretaria,
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Uittreksel uit raadsnotulen van LC ~^;
|
i^lf
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6b. Yooratel mst ontwerp^beBluit tot het afbreken van de at^laktent op het
Kxcnonburgplontaoun,
l>e hoer AelbcrB informocrt van vie de muziektent ia.
^ Voorzittor antwoordt dat de Buzioktont eigendoo van ds guooentQ IJa-
selatein Is. Do heer /lalbere vindt hot jammor dat do ouzicktont weggaat.
Dg Voorzitter deelt mee dat do akoostick slecht is en hot een aooilijku en koetbare zaak wordt daarin verbetering to brengen. Uamieor er t.z.t. behoefte bostaat nan een muzioktent dan aal dit veHicht een verri;}dbare tent wordon. De hoor van Bennekoa vraagt of do verenigingen nog bepaalde auggestias
hebben godaan. "l Voorzi-tteg aatwoordt dat van/Be z^jdo^an^o y^or^lï^gi^ ...... \vii>l\.
iets wordeïUnaergeae
Öo Yoorzlttor zegt dat een en onder aan de'^and vftn de proktijk bekeken
ffloet worden. Uit vorkeersoogpimt zal zulka wol aoeilijk zijn.
De hoer Aelbcra aogt dat dit geen argumont ia. Ook met da markt wordt het
verkeer atilgelsgd.
'^^ Voorzitter antwoordt dat wanneer er behoefte aan een ouzioktant beataa.
altijd bokcfccn kan worden waar do tent het boste geplaatst kan worden.
De heer van dor Stelt ia van mening dat oon verplaatsbare muziektent ouk
zijn moeilijke kanten üoeft. Spreker vindt hot jamnier on beachamend dat
IJeaolstein thans niet neer een maziektont in stand kan houdon.
^® Voorzittor zegt toe te zullen bcziJn'of er in een^bastoiiaiiingaplan niut
oen peB£hi~kJ_j9n.t^v:oor^_pen_auzJ.ektonF ■|y'.'xind9H7 " . — ■
SiTfria wordt conform hot vooratol van burgcooeater en wethoudöre beslotot'.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
%.
|
tï»1^5r^.':°^.rlr-v
|
GEZIEN
1 e MEHS8J
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het finale
oordeel. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het feit dat het Kronenburgplantsoen een par-
keerplaats is geworden en derhalve steeds meer door het verkeer wordt gebruikt, is de situatie daar ter plaatse geheel gewijzigd. Hierdoor past de muziektent ook niet meer in die omge- ving. Ook de publieke belangstelling voor open- lucht concerten is de laatste jaren sterk afgeno- men. Wellicht is hieraan niet vreemd, het motorisch verkeer dat langs en over het Kronenburgplantsoen rijdt. Aangezien de muziektent steeds verder vervalt en een ontsie- rend element in het stadsbeeld gaat vormen lijkt ons inziens de enige goede oplossing de muziektent thans zo spoedigmogelijk te slopen. Konklusie.
Na slechts 40 jaar is het doek voor de
muziektent al gevallen. Tel daar bij op dat na 1950 de onttakeling reeds begon dan |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
127
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kunnen we konkluderen dat het 'openlucht-
koncerteren' te IJsselstein een (te) kort leven heeft geleid. De monumentale muziektent heeft dit
niet verdiend. De kreatie van architekt Baanders sloot zo mooi aan bij de inrich- ting van het Kronenburgplantsoen dat men pas besefte wat men miste na de sloop. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Politieke onwil, muziekvereningingen
die geen kans zagen de muziektent te 'exploiteren' en publieke ongeinterreseerd- heid leidden tot de ondergang van deze 'snottebel in de maneschijn'. Laten we het er op houden dat een stukje
tijdsbeeld uit de jaren'20 niet meer paste in de tijdsgeest van de jaren '60. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het
Kronenburg- plantsoen van nu.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
128
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
'WIE IS WIE'?,
Namen bij het grafmonument 'van Amstel'
door Ron van Arkel |
|||||||||||
reerd dat heer Gijsbrecht de afgebeelde fi-
guur is met de ringbaard en zijn vrouw als een bezadigde vrouw op middelbare leeftijd. Arnold en Maria zouden echter als 33-jari- gen afgebeeld zijn. Hoewel het zo juist beschrevene heel aan-
nemelijk klinkt, heb ik geconstateerd dat er in het eerste artikel een persoons- verwisse- ling heeft plaats gevonden met betrekking tot de beide vrouwen en de daarbij behoren- de partners. Zoals hiervoor reeds is geme- moreerd wordt in het tweede artikel de stel- ling gehuldigd dat men toentertijd de oude- re personen als bezadigde mensen van mid- delbare leeftijd afbeeldde. Deze stelling, hoe terecht ook , is onvoldoende om uitsluitend |
|||||||||||
Inleiding
Met dit schrijven hoop ik iets meer duide-
lijkheid te kunnen verschaffen in de vragen die er zijn omtrent de graftombe in het koor van de St. Nicolaas kerk te IJsselstein. Duidelijkheid over de vragen: 'wie zijn er nu precies afgebeeld?' en , 'wie is nu precies wie?' De tombe, waarin notabene de stichter
van de kerk, Gijsbrecht van Aemstel, en zijn zoon Arnold begraven liggen en bovendien beider echtgenoten. De door de heren Donga en Boot en de
heren Vergouw en Siccama in de 'Historische Kring' (respectievelijk in de no. 24/25 , maart/juli 1983) gepubliceerde arti- kelen heb ik met genoegen gelezen. Toch zijn deze artikelen voor mij aanleiding de pen ter hand te nemen en mijn visie op het geheel in dit artikel weer te geven. In het eerste van de hiervoor genoemde
artikelen wordt aangegeven dat de op de tombe aangegeven personen zijn: (van links naar rechts) Arnold (Arend) Il van Aemstel, zijn vrouw Maria van Avennes (van Henegouwen), Gijsbrecht van Aemstel en diens vrouw Bertha van Heukelom. (zie af- beelding i) Hierbij wordt tevens vermeld dat bij de
persoon van Maria van Avennes het familie- wapen der Henegouwen's prijkt gecombi- neerd met dat van de Aemstel's (zie afbeel- ding 2). Het zal u later in dit artikel duidelijk worden dat dit wapen echter bij de 'Heuke- lomse' vrouws-persoon op zijn plaats is. In het tweede artikel wordt beschreven
dat 'het voor de hand lag om de ouders ou- der af te beelden'. Hierdoor wordt gesugge- |
|||||||||||
afb.i.
Vermeende
volgorde van de beelden op het grote grafmonu- ment. Op de voor-
grond Bertha van Huekelom, daarnaast Gijsbrecht van Amstel en daar- naast Maria van Henegouwen.
Aan het einde Arnold van IJsselstein. |
|||||||||||
129
|
|||||||||||
Gijsbrecht lil
heer van Amstel (1230-1252)
_______I_______ |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
-------------1
Amoudlt1291
heer van IJsselstein
(1267-1291)
X
Johanna
1300 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gijsbrecht IV
heer van Amstel
(1252-1300)
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
---------1
Amoud 11304
heer van Bisnschop
(1293-1300)
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gijsbrecht 11343
heer van IJsselstein
(1279-1343)
X
Bertha van Heukelom
(1304-1311) |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jan
heer van Amstel
(1291-1335)
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jan
kanunnik van St. Marie
(1304-1365) |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Willem
proost van Odiliënberg (1311-1363) |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hertieren tl 332/3
(1311-1332/3) X
Elisabeth van den Bossolie
(1316) |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Otto 11354
(1304-1351) X
Bertha Grauwert
(1330-1331) XX
Machteldt1365
vrouwe van Bevenweerd
(1345-1354)
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Amoudllt1363
heer van IJsselstein
(1343-1363)
X
1309 Maria van Avesnes
(1309-1344) |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ajb.2.
Donga en Boot
stellen dat dit het
Henegouwse
wapen is met dut
van IJsselstein
boven het hoofd
van Maria van
Henegouwen.
Dit blijkt niet
juist.
|
als basis te dienen voor verdere conclusies.
De nadere aanduidingen welke op de fami- liewapens van de vrouwen zijn aangegeven geven immers minstens zo veel informatie (hierover later meer). Bij mij bestaat echter de indruk dat men deze laatste informatie onvoldoende heeft betrokken bij de identifi- catie, zo wel, dan was men tot andere con- clusies gekomen! Op een 'maquette' welke zich bevindt in
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gijsbrecht van den Bossche
(1333-1392) X
Johanna van Heemskerk
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gi)Sbrecht(l)
heer van Ruwiel
(1355-1387) dood 1390
X
Aleid Thomas
Gi)Sbrechtsz. dr. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hendrik
(1349) |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Guyotte
vrouwe van IJsselstein X
1330Jant1369
heer van Egmond |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
afb.4
Genealogische
tabel van de Amstels van IJsselstein. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IJsselstein
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gijsbrecht )
(1363) |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Egmond
heren van IJsselstein |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zoon
dood 1390 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het in het oude raadhuis van IJsselstein ge-
vestigde museum, vindt men weer een an- dere volgorde van de figuren n.1. (van links naar rechts) Gijsbrecht van Aemstel, Bertha van Heukelom, Arnold van Aemstel en Maria van Henegouwen. Ook hieruit blijkt voornoemde onduide-
lijkheid over de identiteit van de op het praalgraf afgebeelde figuren: 'wie is nu wie.'' De sleutel van de oplossing ligt naar mijn
mening in de wapenschilden van dé echtge- notes van de heren van Aemstel. Deze wa- penschilden zijn afgebeeld boven de hoof- den van de beeld-figuren op de graftombe. Bij de vrouwen zijn er twee wapens in één schild geplaatst (alliantiewapen). Deze dubbele schilden geven op het lin-
ker schild (heraldisch rechts) het wapen van IJsselstein weer hetgeen tevens het wapen is van de 'van Aemstels'. Het rechter schild (heraldisch links) daarentegen geeft aan uit |
welk geslacht de vrouw afkomstig is. Uit het
totaal van hetgeen op het wapenschild is af- gebeeld is af te leiden dat de betreffende vrouw met de Heer van IJsselstein was ge- huwd. We zullen de hoofdrolspelers één voor
één eens nader onder de loupe nemen om het één en ander te verduidelijken. -Gijsbrecht van Aemstel ridder en heer
van IJsselstein van 1279 tot 1343, maarschalk van het Sticht Utrecht, 11343, was een zoon van Arnoud I van Aemstel, ridder en heer van IJsselstein van 1267 tot 1291, "j" 1291 en van Johanna, -\' in 1300. Gijsbrecht, nam geen deel aan de aanslag en moord op Graaf Floris V. Zijn gelijknamige oom; zijn broer Arnoud van Benscoop en zijn verwant Herman van Woerden waren hierbij echter wel zeer nauw betrokken. Gijsbrecht van Aemstel nam wel deel aan de belegering van het 'Slot Cronenburg' waar hiervoor ge- |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ajb.3
Staalgravure
van het grafmo- nument naar de situatie van 1869. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
131
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
130
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
noemden en hun medestrijders hun toe-
vlucht hadden gezocht. Moeilijkheden met de Graven van
Holland bleven Gijsbrecht van Aemstel ech- ter geenszins bespaard. Gedurende het be- leg van het 'Slot IJsselstein' door de Hollanders, verdedigde zijn vrouw Bertha van Heukelom het kasteel. En met succes! Met een handjevol mannen wist zij het kas- teel gedurende bijna een jaar in handen te houden (zie o.a. de geromantiseerde versie in Fulco de Minstreel). Zij toonde hierbij een waardig lid te zijn van het geslacht 'van Arkel' een geslacht dat in Holland als het 'stoutste' (meest heldhaftig) bekend stond. Gijsbrecht huwde met Bertha van
Heukelom voor het jaar 1297. Bertha van Heukelom, | 1311, wordt vermeld als doch- ter van Otto I van Arkel, heer van Heukelom en van Asperen van 1254 tot 1283 en van N. van Heusden. - Arnoud II (Arend, Arnold) van Aemstel
I in 1363 ridder en heer van IJsselstein van 1343 tot 1363, Oudshoorn, Aarlanderveen etc. Schout van Amersfoort en de Eem.raad van de graaf van Holland en tijdens diens af- wezigheid in 1358 gemachtigd tot 's lands re- gering, zoon van Gijsbrecht van Aemstel en Bertha van Heukelom. Arnoud II huwde omstreeks 1308 met Maria van Avennes (van Henegouwen), "j" 1344. Maria was een bastaarddochter van Guy van Avennes (van Henegouwen) bisschop van Utrecht van 1301 tot 1317, -\- in 1317. Guy van Avennes |
was een broeder van Jan II van Avennes (van
Henegouwen), graaf van Holland sedert 1299, en door zijn moeder afstammeling van de oudste graven van Holland uit het Hollandse huis. Na deze nadere kennismaking, is het in-
teressant voor ons om vast te stelen dat Bertha van Heukelom afstammeling is uit het geslacht 'van Heukelom', als jongere tak der 'Arkels' en dat Maria van Avennes ver- want is aan de grafelijke familie der 'Henegouwen's'. Thans vervolgen wij onze speurtocht
door ons te oriënteren op de beide 'vrouwen- wapens'. Omdat de heraldiek haar ontstaan aan de
oorlogvoering dankt, duurde het enige tijd voordat ook vrouwen wapens gingen voeren. Voor de 13e eeuw komen die dan ook maar sporadisch voor. Daarna blijkt dat vrouwen zowel het wapen van hun vader als dat van hun man voeren. Als telg uit het Arkelse huis brak Bertha van Heukelom's vader 'Otto' het volle wapen der Arkels om zich te onderscheiden van de hoofdstam, met een Barensteel (vroeger ook wel lambel of pales- teel geheten). Meestal werd deze afgebeeld bovenin het schildhoofd. Hij werd afgebeeld als een tamelijk korte dwarsstreep met drie (of meer) afhangende rechte stukken meest- al 'hangers' genoemd. Het woord barensteel is afgeleid van het oudfranse 'palestel, een doek of lapje. De mening wordt daarom wel voorgestaan dat, wanneer de oudste zoon |
||||||||
ajb.5
De wapens uit
de vrouwelijke
lijn: rechts dat van
Heukelom en links dat van Henegouwen.
|
|||||||||
132
|
|||||||||
Na al deze omzwervingen, zijn wij op het
punt van de ontknoping gekomen. Immers van de beide vrouwenwapens weten we, dat deze deels ontleend zijn aan de echtgenoot, en deels uit het geslacht van afstamming. Vergelijken wij deze wapens met die op de tombe, dan blijkt inderdaad dat in de voor- noemde artikelen, de personen zijn verwis- seld. Als we achter de tombe plaats nemen aan de kant van het voeteneind, dan zien we duidelijk dat de twee beurtelings gekanteel- de en tegengekanteelde dwarsbalken beho- rende aan het geslacht 'van Arkel', in het dubbele wapenschild bij de links gelegen da- me op z'n plaats zijn. Nemen we de klim- mende leeuwen van het wapen der Henegouwen's in ogenschouw, dan treffen we die aan in het dubbele wapenschild van de rechter dame. Dit leidt ontegenzeggelijk tot de conclusie dat we hier met grote zeker- heid kunnen vaststellen dat de volgorde van de personen moet zijn: (van links naar rechts) Gijsbrecht van Aemstel, Bertha van Heukelom , Arnold van Aemstel, en Maria van Henegouwen. Bovendien kunnen we stellen dat de jongere afgebeelde figuren de ouders zijn, en de oudere afgebeelden, de zoon met zijn vrouw. Op de afbeelding in het artikel van Donga en Boot onder de foto had het 'Arkelse' wapen gecombineerd met dat 'van IJsselstein' moeten staan. Na voren- staande zal het u duidelijk zijn , dat de per- soon afgebeeld met de ringbaard (zoals be- schreven door Vergouw en Siccama), heer Arnold had moeten zijn. De naast hem lig- gende afgebeelde bezadigde vrouw van mid- delbare leeftijd is Maria van Henegouwen. |
|||||||||
met zijn vader ten strijde trok, hij een soort
bedeksel over de bovenkant van zijn wapen voerde, zodat hij bij eventuele dood van die vader het volle wapen kon tonen en het com- mando overnemen. Het door de heer Otto van Arkel gevoerde wapen zag er derhalve als volgt uit: - in zilver twee rode beurtelings gekan-
teelde en tegenkanteelde dwarsbalken, in het schildhoofd vergezeld van een zwarte ba- rensteel met drie hangers. Helmteken een uitkomende zilveren zwaan. Dekkleden: zil- ver en rood. Als natuurlijke dochter van 'bisschop'
Guy van Henegouwen, behoeft het verder geen betoog dat Maria het etiket 'bastaard- dochter' droeg. Een bastaardkind betekende dat de vader en moeder van het kind niet wettig gehuwd waren. Wettelijk volgde de bastaard meestal de conditie van de moeder. Wettiging kon vroeger geschieden door het huwelijk der ouders. Vele adellijke bastaar- den bekleedden hoge posities en hun feite- lijke positie was meestal gunstiger dan hun officiële rechtspositie. In de middeleeuwen kwamen vrij veel bastaarden voor bij adellij- ke families. Zij moesten hun wapen 'bre- ken' met een bastaard balk (schuinstaak), ter onderscheiding van legitieme kinderen en takken. Het door Maria van Henegouwen gevoerde wapen zag er derhalve als volgt uit: -gevierendeeld, (1-4) in goud een zwarte
leeuw, getongd en genageld van rood = Vlaanderen, (2-3) in goud een rode leeuw, getongd en genageld van blauw = Holland. Daaroverheen een rechterschuinbalk of
bande (zie afbeeldingen wapenschilden). |
|||||||||
afi.6
De gecombi-
neerde wapens. Links dat van Gijsbrecht van IJsselstein met het Heukdomse wapen van zijn vrouw Bertha uit het huis van Arkel. Rechts dat van
Amoud van IJsselstein met dat van zijn vrouw, Maria van Avennes, uit het huis van Henegouwen. Let op de schuinstaak als teken van 'bas- taardkind '. |
|||||||||
133
|
|||||||||
ajb.y
Foto van
het grafmonu- ment vddr de restauratie van Van links
naar rechts:
Gijsbrecht
van Aemstel;
Bertha van
Heukelom:
Amoud
van Aemstel en
Maria van
Henegouwen.
|
|||||||||
Tot slot
Ik hoop dat ik met dit artikel een beschei-
den bijdrage heb geleverd met betrekking tot de identificatie , en de juiste beschrijving van de volgorde van afgebeelde figuren op de tombe. En wil dit verhaal eindigen met een oud Hollands rijmpje. 'Bredero d'eddste'
'Arkelde Stoutste'
'Egmond de rijkste'
Wassenaer de oudste'
Geraadpleegde literatuur en bronnen:
- Gemeentewapens in Nederland naar het
officiële register van de Hoge Raad van Adel. (1914-1989) - Prisma: van Heraldiek & Genealogie door
C. Pama - Centraal Bureau voor Genealogie te
's Gravenhage. (C.B.G.) - C.B.G. Dossier 'van Aemstel' collectie van
Mijnden. - C.B.G. Heraldische collectie Muschart en
Steenkamp/Damstra. - De Heren 'van Arkel' bewerking door Mr.
J.W. Groesbeek. |
|||||||||
- De Nederlandse Leeuw maandblad van het
Koninklijk Nederlandsch Genootschap van Geslacht en Wapenkunde. (juli 1954) - Arkeliana Vetera , bijdrage tot de stambo-
men Arkel - Heukelom - Leyenburg - Schonauwen. door Dr. O. Merekens. Koninklijke bibliotheek s' Gravenhage. Maandblad Nederlandsche Leeuw. (1933) - C.B.G. Bijdrage tot de genealogie van het
geslacht 'van Arkel'. Collectie J.P. de Man, bewerkt door Dr. A.W. Dek. -Het Hollandse geslacht onder de voorou-
ders van Z.K.H, prins Claus, maandblad Nederlandsche Leeuw. - De Leeuw van Gelre in het buitenland door
F.J. van Ettro. Maandblad Nederlandsche Leeuw. - Fulco de Minstreel door C. Joh. Kieviet 7e
druk ■ De laatsten-der-Arkels door P. Visser
(1908) - De Arkelse Oorlog door Aart Bijl, Stichting
Merewade Gorinchem. ■ Historische Kring IJsselstein, no. 24/25
maart/juli 1983 en no. 33/34 juli/septem- ber 1985 |
|||||||||
134
|
|||||||||
LAND EN STAD IN 1935;
Fotografische herdruk uit de VVV gids
|
|||||||
Plattegrond
omgeving |
|||||||
135
|
|||||||
Plattegrond
stad. |
|||||||||||
Stichting
Historische Kring IJsselstein |
|||||||||||
Bank:
Postbank, nr.: 4074718
Redaktie:
B. Rietveld, Meerenburgerhorn 10, 3401
CD IJsselstein. Donateurs ontvangen het periodiek (4 uit-
gaven per jaar) en worden op de hoogte ge- houden van de activiteiten. Nieuwe donateurs kunnen zich opgeven bij dhr. W.J. van Vliet, J.W. Frisolaan 7, 3401 AX IJsselstein, tel: 03408-81660. Voor inwoners van IJsselstein bedraagt de contributie minimaal f 20,- per jaar; zij die buiten IJsselstein wonen worden ver- zocht om f 6,50 extra over te maken ivm verzendkosten. Losse nummers kunnen, voor zover voorradig, a f7,50 bij het secre- tariaat worden besteld. Voor dubbelnum- mers is de prijs f 10,-. |
|||||||||||
De Stichting Historische Kring IJsselstein
is in 1975 tot stand gekomen en stelt zich het volgende als doel: De belangstelling wekken voor de geschiedenis
in het algemeen en voor die van IJsselstein en de Lopikerwaard in het bijzonder. Dagelijks bestuur:
Voorzitter: L. Murk, tel: 03408-81627.
Secretariaat: C.J.H, van Dijk-Westerhout,
Omloop West 42, 3402 XP IJsselstein, tel:
03408-83699.
Penningmeester: W. J. van Vliet, J.W.
Frisolaan 7, 3401 AX IJsselstein, tel: 03408-
81660.
|
|||||||||||
136
|
|||||||||||
/^ ^c/ ^/^
|
||||||||||||
■VAN HEMELTJE TOT KARNEMELKSE GAT';
Geschiedenis van een IJsselsteinse weg
door M. Berkien en K. Peeters |
||||||||||||
Woord vooraf
Aanvankelijk speelden wij met de ge-
dachte dit artikel te gieten in de vorm van een historische wandeling. Wandelend over de Hogebiezen, de Benschopperweg en de Groenedijk zou de lezer volgens ons opti- maal kennis kunnen nemen van de ge- schiedenis der betreffende wegen. Dit idee stuitte in de praktijk echter op
bezwaren. Enerzijds is een rondwandeling ter plekke niet meer mogelijk zonder zich op busbaan en Provinciale weg te begeven. Anderzijds zou de geïnteresseerde wande- laar op pijnlijke wijze worden geconfron- teerd met alle gebouwen, weggedeelten, stukjes wetering, bruggen, sluizen, tuinen en bomenlanen die in de loop der jaren ver- dwenen zijn. Het beste kunt u deze historische wan-
deling daarom uitvoeren, rustig gezeten in uw favoriete leunstoel. Dit heeft dan tevens het voordeel dat u de 'voettocht' over meer- dere dagen kunt verspreiden. Bovendien |
||||||||||||
blijft het boekje dan wat netter!
Laten we in gedachten maar op de
Benschopperweg beginnen, bijvoorbeeld bij de ijsbaan, want die weet iedere rechtge- aarde IJsselsteiner blindelings te vinden. Via het 'Hemeltje', de Groenedijk en een stukje Achtersloot komen we dan tenslotte uit bij de bushalte voor de Benschopper- poort. Benschopperweg
Voor een woonstraat buiten de stads-
gracht is een leeftijd van zo'n 315 jaar zeer respectabel. Toch is de Benschopperweg een relatief jonge weg. Ter vergelijking: ver- schillende straten van de IJsselsteinse bin- nenstad zijn zeker drie eeuwen ouder. Op de plattegrond van IJsselstein uit 1550 (ge- tekend door Van Deventer) zien we de be- wuste weg nog niet. Ook op de plattegrond van Blaeu ('Toonneel der steden van de Vereenighde Nederlanden', 1649) zullen we vergeefs naar de Benschopperweg zoeken. |
||||||||||||
o/bi
Huidige plaats-
bepaling van de Benschopperweg. |
||||||||||||
137
|
||||||||||||
...-^
|
||||||||||
ajb.2
Op dit detail
van de kaart vanjacob van Deventer uit 1565 treffen we de Benschop- perweg nog niet aan. V/e zien links- onder wel de Croenedijk. (RAU. Top. Atlas, 563 j |
||||||||||
De huidige Benschopperweg heeft in de
loop der eeuwen verschillende namen ge- had. De oudste naam is 'Santweg'. In het ar- chief van IJsselstein bevinden zich de 'Conditiën van de Aanbesteding door het Baroniebestuur van het zandpad in de Kampen van IJsselstein', compleet met bij- behorende publikatie. De aanleg van dit pad vond plaats in 1680. De naam 'Santweg' wordt o.a. aangeduid op de 'Generaale Land-Kaarte van den Loopickerwaard' van 1771, getekend door Hattinga. Het zal misschien verbazing wekken dat
in een polder waarvan de bodem uit rivier- klei bestaat, een weg 'Santweg' wordt ge- noemd. We citeren B.Giesen-Geurts e.a "In de zestiende eeuw waren alle wegen (in
de Lopikerwaard, red.) onverharde kleiwegen. Dit betekende dat in perioden van veel regenval de wegen vrijwel onbegaanbaar waren. In de zeventiende eeuw werden op verscheidene plaatsen in de Lopikerwaard zandpaden aan- gelegd om het plaatselijke en interlokale verkeer te vergemakkelijken. In IJsselstein lag sedert het midden van de zeventiende eeuw een zandpad over de Zuid-IJsseldijk. Van omstreeks 1670 dateert waarschijnlijk het Kamperzandpad, dat de verbinding vormde met het zandpad in Benschop dat toen aan de zuidzijde van de Benschopperwetering werd aangelegd." In het bovenstaande citaat uit 'IJssel-
stein, geschiedenis en architectuur' werd een tweede in onbruik geraakte benaming van de Benschopperweg genoemd: |
'Kamperzandpad' (Kamperzandweg). In de
volksmond heette de betreffende weg echter de 'Kamperdijk'. De naam heeft alles te ma- ken met de ongeveer 8 ha grote 'Kampenlanden', gelegen tussen IJsselstein en Benschop. Oudere IJsselsteiners gebrui- ken de naam 'Kamperdijk' nog steeds, hoe- wel de weg in 1933 officieel is herdoopt in 'Benschopperweg'. De Kamperdijk liep vroeger kaarsrecht van IJsselstein tot aan het 'Hemeltje' in Benschop, een afstand van ongeveer 750 m. Ter oriëntatie: het 'Hemeltje' is de naam voor het gedeelte aan het einde ( op de grens met Benschop) van de tegenwoordige 'Groenedijk'. Dit bete- kent dus, dat het niet meer bestaande deel (ongeveer 350 m) van de Benschopperweg/ Kamperdijk oorspronkelijk gelegen heeft op een stukje van het grondgebied van Mariënstein, in de buurt van de huidige busbaan. Het stuk provinciale weg vanaf de Heemradenlaan tot de Benschopperwete- ring ('t Hemeltje), langs het terrein van het tennispark en de plaats waar nu de bedrij- ven Eurec BV (kampeerauto's) en Terberg Assemblage gevestigd zijn, ligt nog op de- zelfde plaats als het einde van het vroegere Kamperzandpad. De Heemradenlaan is slechts enkele jaren oud en heeft het thans verdwenen gedeelte van de Benschopper- weg uiteraard nooit gekruist. De Kamperdijk was een zeer smalle weg
met een paardenpad in het midden. Om el- kaar te kunnen passeren met paard en wa- |
|||||||||
138
|
||||||||||
gen was er halverwege (ongeveer ter hoqgte
van Mariënstein) in 1924 een wijkplaats aangebracht. Deze wegverbreding had let- terlijk en figuurlijk vele voeten in de aarde. De lengte van de wijkplaats was twintig me- ter. Er werden 28 ijzeren u-balken gebruikt die ruim 4 meter de grond in geheid wer- den. Het proces-verbaal van de aanbeste- ding (15-2-1924) maakt voorts gewag van de uitgebreide bouwtechnische omschrijvin- gen van palenwanden, keerwanden van ge- wapend beton en walbeschoeiingen. Door middel van een systeem van kistdammen konden de werkzaamheden onder de water- lijn met droge voeten worden uitgevoerd. Ter illustratie volgen nog enkele bepalin-
gen uit het proces-verbaal van aanbesteding uit 1924. - De te leveren materialen moeten zonder on-
derscheid elk in haar soort van de eerste kwa- liteit zijn, en in het algemeen voldoen aan de Algemeene Voorschrijien en voor de ver- werking ter keuring worden aangeboden. - De aannemer is verplicht bij de uitvoering van
het werk gebruik te maken van de diensten van de ingezetenen der gemeente IJsselstein. - Het drinken van sterken drank op het werk is
ten strengste verboden; ongeschikte of onbe- kwame werklieden en beschonken personen zal de aannemer op de eerste aanzegff.ng der Directie van het werk verwijderen. ■ Voor iederen dag, dat het werk later dan den
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
bepaalden dag gereed is, verbeurt de aanne-
mer een korting van f },- (drie gulden). In 'Tegenwoordige Staat van Holland'
van 1749 staat een beschrijving van de on- middellijke omgeving, of liever gezegd: het verlengde, van het toenmalige Kamper- zandpad. "De buurt of het Dorp Benskoop begint 2^0
Roeden van de Stad IJsselstein en strekt zig van daar drie Vierendeel Uurs ver tot aan de Kerk, van waar het een groot Uur gaans Westwaard loopt tot aan Polsbroeker-Dam. Deeze streek loopt byna lynregt langs een Vaart of Wetering van twee Roeden Wydte, met een Kleiweg aan den eenen en een Zandweg aan den anderen kant. Op ieder deezer Wegen staat een ry van opgaande Boomen van Ypen, Willigen en Essen voor de Huizen en Boerenwooningen; dog de Waterkant mag niet beplant worden, om de Wegen niet te belemmeren." Het spreekt vanzelf dat de Kamperdijk
voortdurend van een nieuwe laag zand moest worden voorzien, zeker in de jaren dat ze nog niet bestraat was. Tussen 1841 en 1860 gebeurde dit met grote regelmaat, soms zelfs jaarlijks. Opvallend is, hoe de huidige Benschopperweg een goede indruk geeft van het wel en wee van IJsselstein in de 19e en 20e eeuw. Maatschappelijke ver- anderingen in de IJsselstad, crisisjaren, oor- |
|||||||||||||||||||||||||||||||||
"Gezigt van
t 'Steedje Ysselstein geleegen aan de Rievier den Yssel, zoo als het zig Vertoonde koomende van 't Dorp Benskoop, Afgetekend den 15 Sept: 1743." (tekening van D. van der Burg, RAU. Top. Atlas no. 57°) |
|||||||||||||||||||||||||||||||||
«r;-»..
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
r-.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
t'K
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
Y^. - X
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
- ^M'-
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
Ik^i- -
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
139
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
ajh.4
Uitspanning
'Café de Roode Leeuw', vóór 1900. De smalle doorgang rechts vormde de toegang naar de Benschopper- poort. |
||||||||||||||
logstijd, ontspanningsmogelijkheden bin-
nen IJsselstein; dit alles heeft haar stempel gedrukt op de Benschopperweg. We zullen er, in chronologische volgorde, wat voor- beelden van geven. De schaatsfanaten onder u denken bij de
naam Benschopperweg allereerst aan de winterse genoegens op de ijsbaan die daar al tientallen jaren te vinden is. Gelijk heb- ben ze, er zijn immers heel wat ongezonde- re tijdpasseringen denkbaar. Een geschikte plek dus om onze historische wandeling te beginnen. Vóór 1900 lag de ijsbaan weliswaar ook
aan de Kamperdijk, maar dan wel aan de an- dere kant van de straat ten opzichte van de tegenwoordige ijsbaan. De vroegere ijsbaan lag tussen het inmiddels gesloopte gymnas- tiekgebouw en het in december 1993 afge- broken gebouw van kleuterschool 'Mariën- |
||||||||||||||
hofke'. In de breedte liep het terrein van de
Kamperdijk/Benschopperweg tot aan de wetering langs de Groenedijk. Deze ijsbaan werd in de zomer gebruikt voor diverse bui- tenactiviteiten zoals: draverijen, veekeurin- gen, tentoonstellingen en wedstrijdpar- koers van de destijds in IJsselstein bestaan- de wielerclub 'De Zwaluw'. In het 'Utrechts Provinciaal en Stedelijk
Dagblad' van maandag 2 augustus 1881 le- zen we het volgende: "IJsselstein, 2 Augustus. Op woensdag den
24 Augustus zal op den Kamperzandweg alhier een hardrijderij van paarden van landbouwers, die nimmer een prijs gewonnen hebben, worden gehouden. De prijs is f. 150,- de eerste premie f j^,- en de tweede premie f. 2^,-. De deelnemers behoeven geen inleggeld te betalen." Helemaal aan het begin van de Kamper-
|
||||||||||||||
6. f.
STILHODBERU •n
ÜITSPmiNG.
|
||||||||||||||
CAFÉ „DE ROODE LEEUW"
|
||||||||||||||
«A5
Brief- en fac-
tuurhoofd van de familie Bijlevelt, 'uit- baters van café 'de Roode Leeuw'. |
||||||||||||||
HANDEL IN:
WIJNEN en
GEDISTILLEERD.
|
||||||||||||||
140
|
||||||||||||||
ajb. 6eny
Hedendaagse
situatie hij het begin van de Benschopperweg en de situatie van 1961. Op de plaats van het in 1^62 ge- sloopte patro- naatsgehouw (het voormalige café de Roode Leeuw) stond tot voor kort het kleuter- schooltje Mariënhofke daar waar we nu een lege plek zien. |
|||||||||
dijk/Benschopperweg stond de 'De Roode
Leeuw'. Dit was een café met stalhouderij, gelegen op de hoek van de Achtersloot- Benschopperweg vlak naast de plaats waar later de kleuterschool Mariënhofke werd ge- bouwd. De herberg werd waarschijnlijk tus- sen 1775 en 1800 gebouwd. Dirk van der Hurk was in 1832 de herbergier. Later werd het café gerund door de familie Bijlevelt, en nog later door de familie Van Rossum. 'De Roode Leeuw' was rond 1900 de uitspan- ning bij uitstek voor de boeren van de Lopikerwaard. In de zaal van dit koffiehuis annex logement werden openbare verkopin- gen gehouden en ook vonden er uitvoerin- gen plaats. Toen het café en de uitspanning niet
meer rendabel waren, werd (waarschijnlijk in 1919) de inventaris verkocht. Vrijwel direkt nadat 'De Roode Leeuw'
ter ziele was gegaan werd in dit pand een coöperatie gevestigd. De 'Coöperatie Onderlinge In- en Verkoopvereeniging IJsselstein', zoals de officiële benaming luidde, werd bij akte op 18 oktober 1919 op- gericht ten overstaan van notaris F.W. Swane te Utrecht. De vereniging had bij de oprichting een duidelijk katholieke signa- tuur. Het eerste bestuur bestond uit de he- ren: A.W. Kromwijk (voorzitter), S. v.d. Anker, E. van Lent, C). van Schalk, N.J. van Zijl en J.M.P. de Haas. Er verschijnt ook nog een 'oude bekende' op het toneel in de |
|||||||||
persoon van de heer J.H. van Rossum, de
exploitant van 'De Roode Leeuw'. De man die gedurende vele jaren borrels had ge- schonken in zijn café werd nu de vertegen- woordiger van de kersverse handelsonder- neming. De administratie werd verzorgd door de heer J.H. Nieuwenhuijs die al plaat- selijke bekendheid genoot als hoofdmeester en kassier van de Boerenleenbank. Met een eigen brik werden de bestellingen aan huis afgeleverd, waarbij het paard van S. v.d. Anker zorgde voor de nodige pk's. Door toe- treding van de heer J. van Hienen kreeg de coöperatie de beschikking over een eigen maalderij, met als eerste molenaar de heer C.M. Swart. De in- en verkooporganisatie heeft het maar een jaar uitgehouden in de gebouwen van de vroegere uitspanning. In |
|||||||||
141
|
|||||||||
oktober 1962.
Tot 1920 kende het Kamperzandpad niet
zo veel bebouwing. Het oude huis van Lexmond, (Benschopperweg 3-5, waar te- genwoordig een bungalow staat) werd ver- moedelijk in 1876 gebouwd. Aan de andere kant van het pad stond de reeds genoemde uitspanning 'De Roode Leeuw" en verder waren er nog wat schuren te zien. De Kamperdijk was verpacht (erfpacht) aan de Familie Mol (12 personen, wonende in Helmond, 's-Gravenhage, Utrecht, Rijsenburg, Horst, Voorburg, Nijmegen. Amsterdam, Teteringen, en Maastricht), in 1928 kocht de Gemeente IJsselstein de grondrechten (erfpacht) van f 15,- per jaar. terug voor het bedrag van f 300,- . Notarisklerk Lambertus Arendonk, (vader van makelaar Arendonk bij de Benschop- perpoort) trad op als vertegenwoordiger voor de genoemde familie Mol. In de daar- op volgende jaren (1929 - 1934) onderging het Kamper-zandpad een gedaanteverande- ring. In die periode werden er maar liefst 16 riante woningen en een gymnastiekgebouw gerealiseerd. De bouwvergunningen wer- den verleend in de jaren: |
|||||||||
1920 verhuisde de coöperatie naar Eiteren
alwaar ze nu nog gevestigd is. De drinkebroers van het voormalige café
'De Roode Leeuw' konden zich waarschijn- lijk moeilijk voorstellen dat op de plaats waar zij hun consumpties nuttigden ooit onderwijs zou worden gegeven. Toch was dat, onder andere, de volgende bestemming van het gebouw in kwestie. Het in 1919 op- gerichte R.K.Patronaat installeerde zich, na het vertrek van de coöperatie in 1920, in het pand. De R.K. jongens van 14 tot 20 jaar kregen op deze zogeheten'avondvakteken- school' in de wintermaanden gedurende vier avonden per week les in vaktekenen, Nederlandse taal, vakrekenen e.d. (De niet- katholieke jeugd bezocht de avondschool in de Schapenstraat). Eén van de markantste docenten was de heer Th.Bissels (1890- 1967). Deze strenge doch rechtvaardige man was gedurende 34 jaar hoofd van de St.Nicolaasschool. Naast deze dagtaak ver- zorgde hij ook vier avonden per week het onderwijs aan de Avondvaktekenschool en had verder zitting in bijna alle IJsselsteinse commissies en verenigingen. Het patro- naatsgebouw viel onder de slopershamer in |
|||||||||
ajb.8
Gezicht op de
Benschopper- weg vanaf de doorgang aan de stadszijde eindjaren '30. Links het in i8j6 gebouwde woonhuis van Lexmond. Op de achtergrond zien we nog vaag de woon- huizen in de stijl van de 'Nieuwe Zakelijkheid'. |
|||||||||
142
|
|||||||||
ajb. gen 10
De Benschop-
perweg aan het einde van de jaren '^o en nu. Let op de brug- gen over de sloot. Uiterst links een stukje van het gymnas- tiekgebouw dat in 1993 is afge- broken. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
-1933/34 Benschopperweg 17-35
In 'IJsselstein, geschiedenis en architec-
tuur' vertelt Brigitte Giesen-Geurts over de laatst genoemde het volgende; "Benschopperweg iy-3^
Dit rijtje van vijf dubbele woonhuizen met
platte daken is gebouwd in ig^^ door de firma Klein in opdracht vanJ.B.ten Hout. De bouw- stijl van de panden is verwant aan de architec- tuur van de Nieuwe Zakelijkheid, (architect Beyer, red.) De woningen ly t/m 2y hebben een rechthoekige plattegrond. De voorgevels hebben een licht risalerende middenpartij, die op de eerste verdieping fungeert als luifel boven de voordeur. Voorts heeft elke woning een sa- mengesteld venster in de begane grond en drie klapvensters in de verdieping. Op het pand Benschopperweg ly-ig is in 1976 een zadeldak geplaatst. De panden Benschopperweg 2g t/m ^^ hebben een kruisvormige plattegrond. De middenpartij van deze dubbele woningen is eveneens risalerend. In de begane grond fungeert het risaliet als erker en in de verdieping als over- luifeld balkon. Opvallend zijn de hoekvensters in de verdieping, die in de zijgevels doorlopen." Het initiatief tot het bouwen van een
gymnastiekgebouw (1931) werd genomen door het R.K. Kerkbestuur in IJsselstein. De architect was dhr. G.G. van Zeist. De bouw |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
som was ƒ 23.000,- tot ƒ 24.000,-. Het bij-
zondere van dit plan was dat alle scholen in IJsselstein gebruik konden maken van de nieuwe gymzaal. We citeren de tekst van het betreffende stuk waarin een en ander offi- cieel werd vastgelegd: "Het Kerkbestuur stelt het terrein, kada-
straal bekend gemeente IJsselstein Sectie B. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ajb. 11
Het gymnastiek-
gebouw in 19J9. De weg is nog niet bestraat. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
143
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(ged.), met het daarop te stichten gebouw -
waaronder ook zijn begrepen de schoolmeube- len, werktuigen, leermiddelen en schoolbehoef- ten -, alles bestemd voor onderwijs in het vak li- chamelijke oefening ingevolge de Lager Onderwijswet igzo, gratis ter beschikking van de Gemeente ten behoeve van genoemd onder- wijs aan alle niet onder het Kerkbestuur staan- de en in de gemeente IJsselstein en nog te stich- ten zoowel openbare als bijzondere scholen voor gewoon lager en uitgebreid lager onderwijs, voor zoover dit door de Gemeente wordt ver- langd ter uitvoering van voor deze scholen gel- dende leerplannen. Deze beschikbaarstelling geschiedt alleen
niet ten tijde, dat op het terrein of in het gebouw door en ten behoeve der onder "Het Kerkbestuur" staande lagere scholen volgens een voor deze scholen ingevolge de wet geldend leerplan onderwijs in het vak lichamelijke oefe- ning moet worden gegeven. "De Gemeente" be- taalt na afloop van ieder kalenderjaar wegens het medegebruik van bovengenoemd terrein en gebouw door de openbare als bijzondere niet onder "Het Kerkbestuur" staande scholen voor gewoon en uitgebreid lager onderwijs aan "Het Kerkbestuur" spoedigst terug een aandeel in de gemaakte kosten voor de instandhouding van het gebouw, voor de inrichting en instandhou- ding van het hijbehoorend terrein." Het gebouw waarin gedurende ruim 60
jaar naar schatting meer dan 75.000 gym- lessen werden gegeven aan duizenden IJsselsteinse kinderen, werd eind 1993 ge- sloopt. Enerzijds vond rond 1930 aan het Kamperzandpad dus nieuwbouw van rente- nierswoningen en villa's plaats, anderzijds werd deze weg ook geconfronteerd met het |
ernstige karakter van de crisis in de dertiger
jaren. Veel IJsselsteinse werklozen probeer- den met de moed der wanhoop een eigen bedrijfje te stichten. Een van hen was de heer Jan Westerhout. Deze man had aan het Kamperzandpad een grote volkstuin en trachtte de aldaar gekweekte groenten op straat te verkopen. Ondanks de schrijnende taferelen in de
crisisjaren probeerde de plaatselijke VVV de stad IJsselstein te promoten als 'Stichtsche Kersenstad'. En laten we eerlijk zijn: ker- senboomgaarden waren er toen rond het IJsselstadje nog genoeg te vinden! In een WV -uitgave van 1935 wordt een beschrij- ving gegeven van de direkte omgeving van de Benschopperweg; "Verderop ziet men de R.K.Jongensschool
(de St.Nicolaasschool aan de Molenstraat, red.), de oude schutsluis in de Benschopperwe- tering en het Kamemelksche Gat. Men heeft hier een fraai gezicht op de Benschopperpoort en op de in i88y door A.Tcpegebouwde neo-go- tische R.K.Kerk, welke is toegewijd aan den H.Nicolaas. Bij de brug over de wetering slaan we even links af om den nieuwbouw en het Gymnastiekgebouw met sportterrein aan den Benschopperweg in oogenschouw te nemen. Van hieruit heeft, men een wijd uitzicht op de Kampersteeg (de latere Groenedijk, red.) met zijn nieuwe woningen, de bloemisterij van de Gebr.Baars en de in 1868 aangelegde R. K. Begraafplaats". Enkele jaren na het verschijnen van deze
lyrische VW -tekst verkocht de gemeente IJsselstein voor de symbolische prijs van ƒ I,- een gedeelte van de Benschopperweg aan de provincie Utrecht. Dat gebeurde in 1939, ten behoeve van de aanleg van de Provinciale weg van Benschop naar Jutphaas. De consequentie hiervan was dat de Benschopperweg aan het einde een bocht kreeg in zuidelijke richting, om een T-splitsing met de Provinciale weg te kun- nen realiseren. Deze aansluiting werd voor het gewone verkeer in het begin van de tach- tiger jaren weer ongedaan gemaakt, zodat de Benschopperweg na drie eeuwen een doodlopende straat werd. In het begin van de negentiger jaren werd voor het openbaar vervoer een busbaan aangelegd vanaf het einde van de Benschopperweg tot aan de verkeerslichten van de Heemradenlaan. Enkele maanden nadat een gedeelte van
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ajb. 12
Jan
Westerhout met zijn groen- ten op de handkar waar- mee hij in de dertiger jaren de straat opging |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
144
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de Benschopperweg was verkocht brak de
Tweede Wereldoorlog uit. Ook IJsselstein speelde tegen wil en dank haar rol in dit dra- ma. De Benschopperweg was één van de lo- caties waar IJsselsteinse mannen op Duits bevel gedwongen werden graafwerkzaam- heden te verrichten. In 'IJsselstein, verleden en heden' van mr.J.J. Abbink Spaink wordt deze episode nader uit de doeken gedaan: "Eind augustus ig^^ werd op Duits bevel
een oppervlakte van ongeveer 230 ha in de pol- der Broek onder water gezet, als onderdeel van de inudatie-gordel, welke zich door het westen der provincie Utrecht uitstrekte. Ook werd een tankgracht gegraven, die zich van Lopik uit in een wijde boog om de stad heenboog, daarbij Benschopperweg, Achtersloot, Zuid- en Noord- IJsseldijk doorsnijdend. De IJsselsteinse man- nen, die gedwongen waren werkzaamheden ten behoeve van de inudatie te verrichten, gaven op ondubbelzinnige en dikwijls zeer luidruchtige wijze uiting aan hun ontevredenheid. De inu- datie heeji weinig schade aangericht." Naast de hierboven beschreven dwangar-
beid voor de bezetter was er tijdens de twee- de wereldoorlog aan de Benschopperweg ook sprake van bouwwerkzaamheden op meer vrijwillige basis. In 1941 liet J.H.Outhuyse er een meubelfabriek, een stofgebouwtje en een meubelspuiterij bou- wen. In 1943 werden daar nog een lakberg- plaats en een houtloods aan toegevoegd, (ar- chitect: G.G. van Zeist). Hoewel een groot deel van de fabriek
inmiddels verdwenen is, deels door brand, en deels door sloop, staat het groot- ste deel van de eerste bebouwing van de fa- briek nog overeind. (Eurec BV (kampeerau- to's) en Terberg Assemblage) Na de bevrijding werd de IJsselsteinse
anti-tankgracht heel wat sneller gedempt dan ze gegraven was. Exact twee jaar nadat de boze IJsselsteinse mannen hun graaf- werk moesten verrichten stond de Benschopperweg opnieuw in het middel- punt van de belangstelling. Uiteraard was de stemming dit keer heel
wat opgewekter, want de Oranjevereniging had voor de stad IJsselstein een bevrijdings- feest georganiseerd. Het programma van vrijdag 31 augustus 1945 zag er nabij de Benschopperweg als volgt uit: 17.00 uur: Optocht met o.a.: nr.g Het Moffenkantoor |
|||||||||||
(Benschopperweg) en nr.24 De voedselvoorzie-
ning door de geallieerden (Hoogebiezen) 21.30 uur: Opening van een grootsch kampvuur op een
terrein aan den Benschopperweg bij het gym- nastiekgebouw. Het programma van het kampvuur, waaraan wij allen deelnemen, ver- meldt onder meer: - Een Opera "Gijsbrecht van IJsselstein"??? - De Zingende Boeren -The Herry Makers.... N.B. Indien de terreingesteldheid dit toelaat, is
het de bedoeling dat het kampvuur door allen zittend wordt bijgewoond. Men wordt derhalve verzocht kussens, juten zakken en dergelijke mede te nemen, benevens een goed stemgeluid. De zuidoost-kant van de Benschopper-
weg werd na 1960 steeds meer opgevuld met villa's en ook de overkant van de straat kreeg wat meer bebouwing. Het meest opvallende project was het bejaardencentrum 'Mariënstein', dankzij een actief comité (la- ter omgezet in een stichtingsbestuur) in nog geen 4 jaar tijd in 1962 geopend kon worden. De Benschopperweg biedt tegenwoordig
ook nog wat recreatie-mogelijkheden. De korfbalvereniging 'Fortissimo' had er vanaf 1971 vele jaren haar speelveld (tegenwoor- dig evenals vóór 1971 weer op IJsseloever). Ook is er volop gelegenheid om aan midget- golf te doen. Maar de ijsbaan zal in de her- innering van veel schaatsers beslist het meest hartverwarmende plekje van de Benschopperweg blijven! In onze gedachten lopen we de
Benschopperweg helemaal uit. Nou ja, hele- maal...sinds 1939 is immers de helft ver- |
|||||||||||
o/b.y
Huidige situ-
atie van de bus- baan aan het begin van de |
|||||||||||
Links de in
ig^g aangelegde 'Provinciale weg'. |
|||||||||||
^m
|
|||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dwenen! We laten ons niet afschrikken door
de busbaan en we bereiken met enige moei- te de Groenedijk, om aan het tweede deel van onze historische wandeling te begin- nen. Groenedijk
In zijn oorspronkelijke vorm is de Groe-
nedijk de oudste uitvalsweg van IJsselstein in westelijke richting. Daarbij moeten we ons realiseren dat de huidige Lopikerwaard vanaf de prehistorie tot ver in de middeleeu- wen een moeras was en dat de ontginning ervan rond het jaar 1200 plaats vond. Zo'n honderd jaar na de ontginning
bleek dat er een berekeningsfout was ge- maakt, zodat het graven van diverse wete- ringen noodzakelijk geworden was. In die periode ontstond o.a. de verlengde Benschopperwetering, het water parallel lo- |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
pend aan de latere Groenedijk. De oor-
spronkelijke wetering was enkele meters breder dan de sloot die er nu nog ligt. De normale gang van zaken bij het aanleggen van de hoofdweteringen was, dat er aan bei- de zijden een dijkje werd opgeworpen waar- op de latere wegen werden aangelegd. Het ligt voor de hand te veronderstellen dat de Groenedijk op een dergelijke manier is ont- staan. Het is heel waarschijnlijk dat Gijsbrecht van Amstel, of diens zoon Arnoud, het graafwerk aan de weteringen persoonlijk van nabij heeft gevolgd. Wellicht maakte hij reeds gebruik van
het ongeveer 680 m lange pad dat later de Groenedijk zou worden, omdat het de kort- ste verbinding vormde tussen zijn kasteel in Ifsselstein en de Benschopse bezittingen. We mogen aannemen dat de Groenedijk 650 a 700 jaar oud is. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ajb. ijDelaii
van de
'Generaale
Land-Kaarte
van den
Loopicker-
waard' uit
1771, getekend
door D.W.C.
Hattinga.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
» » » »-tit^AJtj*iti.»i.».^-i.^.'
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Sant^
|
^.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
C^te^ %^fvm^ce.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
YSSEX.ST
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
146
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Op alle oude topografische kaarten van
IJsselstein staat de Groenedijk aangegeven. Alleen ontbreekt aanvankelijk een naam. Op de plattegrond van Van Deventer, uit 1565, zien we niet alleen de weg zelf, maar ook heel duidelijk de ernaast lopende Benschopperwetering. Deze vaarroute stond vanaf 1685 via een overtoom en (vanaf 1758 via een sluis) in verbinding met de gracht en de haven van IJsselstein en de ri- vier de IJssel. Ook op de stadsplattegrond van Blaeu,
uit 1648, is de bewuste weg als belangrijke verbindingsweg naar Benschop getekend. Er is dan nog weinig bewoning: op de plaats van de huidige begraafplaats staat een enkel boerderijtje. De kaart die Hattinga in 1771 vervaardigde, toont de Groenedijk, door de tekenaar overvloedig voorzien van ernaast groeiend geboomte. Pas vanaf het midden van de negentien-
de eeuw krijgen we enig inzicht in de varië- teit van namen die deze weg gekend heeft. Zowel de militaire topografische kaart uit 1850 als de provinciekaart uit 1866 (van Hugo Suringar) duiden de weg aan als Bisschopssteeg. Hoogstwaarschijnlijk be- treft het hier geen verbastering van de plaatsnaam Benschop, maar werd de weg genoemd naar de Bisschop van Utrecht, die immers in de middeleeuwen bezittingen had op IJsselsteins grondgebied. De Lopikerwaard vormde, toen het nog moe- rasland was, zeer waarschijnlijk een onder- deel van de domeingoederen die in 944 aan de kerken van St.Maarten en Oudmunster te Utrecht geschonken werden. De weg is bij de IJsselsteinse bevolking
echter vooral bekend geworden als 'Kamperkleiweg' of 'Kampersteeg' (ook 'Kampensteeg'). Wanneer de naam 'Groenedijk' officieel in gebruik is geno- men is ons niet bekend. Er is een tijd geweest dat de Groenedijk
haar naam met ere droeg. Evenals de Paardenlaan en de Touwlaan stond de weg vroeger bekend om zijn schitterende bo- menbestand. Anno 1994 worden door de gemeente uitsluitend bomen gerooid als ze ziek zijn, in de weg staan of een gevaar vor- men. Zo'n 150 geleden speelden in IJsselstein bij het kappen van bomen echter ook economische factoren een rol. In 'IJsselstein uw woonstede' schrijft J.G.M. |
|||||||||
ajb.16
Het toegangs-
hek van de oude RK begraafplaats aan de Groenedijk, gezien vanaf de begraaf- plaatszijde. |
|||||||||
Boon daarover het volgende:
"In de vorige eeuw kwam het veelvuldig voor
dat de uitgaven van het stadsbestuur de inkom- sten verre overtroffen, hij welke treurige stand van de gemeentekas het bestuur voor de keuze kwam te staan: een geldlening aangaan, de be- volking een extra belasting opleggen of bezit van de hand doen. Meestal koos het de laatstge- noemde mogelijkheid.(...) In 1844 moesten ruim 100 iepebomen in de Laan en langs de Kampersteeg (thans Groenedijk, red.) het ont- gelden voor een bedrag van f ii4y,y^. In 3S49 werd de Kampersteeg verder ontgroend Cnj bo- men werden er toen gerooid). Dit alles vanwege de slechte economische toestanden, die mede waren veroorzaakt door de mislukte aardappel- oogsten. " In 1829 werd er een Koninklijk Besluit
uitgevaardigd waarmee begraven in kerken en op begraafplaatsen binnen de stad voor- taan verboden werd. De 'Algemene Begraafplaats' van IJsselstein is in 1829 aangelegd aan het Eiteren. De R.K.-begraaf- plaats werd in 1867 aangelegd aan de Groenedijk. Brigitte Giesen-Geurts e.a. ge- ven in 'IJsselstein geschiedenis en architec- tuur' een beschrijving van dit kerkhof " Het door een sloot, haag en kastanjebomen
omgeven St.Nicolaaskerkhof is aangelegd in 186'/, twintig jaar voor de houw van de katho- lieke St.Nicolaaskerk. Deze begraafplaats heeft |
|||||||||
147
|
|||||||||
een fraaie ingangspartij, bestaande uit een giet-
ijzeren hekwerk tussen geprofileerde baksteen- pijlers. Het hekwerk draagt een banderol met opschrijf: "mortui resurgent incorrupti" (de do- den herrijzen onaangetast). Boven de banderol is een kruis aangebracht. De baksteenpijlers worden ieder gekroond door een natuurstenen plaat met hierop een siervaas met acanthusmo- tief. Op de natuursteenplaten staat links "St.Nicolaas" en rechts "kerkhof'. Vanaf het hek leidt een grindpad naar een bak- stenen barenhuisje met zadeldak tussen tuitge- vels en een neo-clasticistische detaillering. Het is op de hoeken gesierd met witte geblokte pilas- ters en in de zijgevels zijn rondboogiiensters aangebracht. In de voorgevel bevindt zich een halfronde nis met een mozaïek in de achter- wand. Erboven bevindt zich een cirkelvormige nis met het woord 'pax' (vrede)." De bebouwing aan de Kamperkleiweg
stond aanvankelijk nogal in het teken van |
|||||||||
dood en ziekte. Nadat er in 1867 een kerk-
hofwas aangelegd, plaatste men rond 1890 vlak daarnaast een ziekenbarak. Dit bouw- sel had eerst bij de toenmalige stadsvaalt aan het Hazenveld gestaan. De bouw van dit eenvoudige ziekenhuisje stond in direct verband met de destijds in IJsselstein heers- ende besmettelijke ziektes. Tussen 1882 en 1897 had IJsselstein te kampen met epide- mieën van typhus, kinkhoest, difteritis, roodvonk, mazelen, influenza, pokken en (in 1892) de Aziatische cholera. Hierbij wa- ren telkens veel doden te betreuren. In de ziekenbarak aan de Benschopper barrière werden voornamelijk cholera-patienten ver- pleegd. De nog gezonde gezinsleden van de patiënten konden zo lang in een oude school in de Kloosterstraat verblijven, tot hun woning met carbolzuur-water was ont- smet. Naast ziekte en dood was op de
Kamperkleiweg ook de gelukzaligheid van het hiernamaals vertegenwoordigd. Het ge- deelte waar de Kamperkleiweg/Groenedijk aansluit op de Provinciale weg heet name- lijk sinds mensenheugenis 'het Hemeltje'. Vroeger kwamen hier de Kamperdijk (latere Benschopperweg) en de Kamperkleiweg (la- tere Groenedijk) bijeen, elk aan een kant van de wetering. Ruim 600 jaar lang heeft hier de de zogeheten 'Hemeltjesbrug' gele- gen, tegenwoordig het verbindingsstukje tussen Groenedijk, Provinciale weg en Boveneind, ter hoogte van de woning van dhr. L.Murk. W. F. J. den Uyl besteedt in 'De Lopiker-
waard II' veel aandacht aan de geschiedenis van deze brug. We laten hier het bewuste deel volgen: "Brug tussen het Hemeltje en de stad IJsselstein
Op 1 september 1344 verkochten Amoud en
Maria, de Heer en de Vrouw van IJsselstein, aan deken en kapittel ten Dom en hunne land- genoten, die geërfd waren in de Achtersloot, voor een zeker bedrag het recht tot het bouwen van een brug over de hun toebehorende water- gang, die van Benschop door de stad IJsselstein liep naar de IJssel toe 'i>an welken waterghange tgerechte onse vri is vijf roeden breet.' Het ge- deelte van de watergang waarover de brug werd gebouwd, lag tussen de stad en het 'Hemeltje'. Bedoelde brug was vermoedelijk de 'Endelbrug- ge', bij 't Hemeltje, op de grens van Benschop. |
|||||||||
afh. 17
De Groencdijk
vanuit de rich- ting Benschop in ic)}4- |
|||||||||
148
|
|||||||||
afi.iS
Huidige situ-
atie van het 'Hemeltje'. Linksonder lag de voormalige 'Endelhrug'. De waterver- binding geschiedt nu met 'duikers'. |
||||||||||||
Deze brug zou wijd zijn binnen de heide brug-
gehoofden, veertien voet en zo hoog dat men er met geladen schepen, van de soort waarmee men gewoonlijk tussen Benschop en IJsselstein voer, doorheen kon komen, en zo breed dat wa- gens er overheen konden rijden. Een en ander onder voorwaarde, dat zij en hun nakomelin- gen het recht hadden de brug met de draaiboom af te sluiten. Voor de heren van de Dom en hun nakomelingen zou deze draaiboom echter "on- besloten wesen", evenals voor degenen die hun goed kochten, pachten of huurden. Zij zouden altijd door de afsluiting en door de voormelde vijf roeden gerechts mogen komen en varen, zonder enige overlast te worden aangedaan. Voorts zouden er twee gelijke sleutels, waar-
mee het slot van de draaiboom kon worden ge- sloten en geopend, worden gemaakt, waarvan een exemplaar in het bezit werd gesteld van de 'Domheren' of van hun bode, terwijl de andere sleutel door de Heer en Vrouw van IJsselstein of hun bode in bewaring werd genomen. De landgenoten van de Achtersloot hadden
het recht te allen tijde de brug te maken en te vermaken 'alse hem duncken zei oerbaer we- sen '." Tegenover deze brug, aan de andere zij-
de van de Provinciale weg, was een café ge- vestigd met de naam 'het Hemeltje'. Het pand in kwestie staat er nog (het huis met witte gevel op nr. 3), maar het is al lang geen kroeg meer. Een plausibele verklaring voor de naam 'het Hemeltje' is niet bekend. Misschien is er verband met de naam Boveneind, de weg tussen IJsselstein en Benschop. De Hemeltjesbrug werd om- streeks 1955 door een dam met duiker ver- |
vangen. In de notulen van de IJsselsteinse
gemeenteraad van zo'n honderd jaar gele- den troffen we enkele ingekomen stukken aan die een indruk geven van het reilen en zeilen van boeren en buitenlui aan de 'Kamperkleiweg' of'Kampersteeg' (= Groe- nedijk) van die tijd. Kenmerkend zijn de be- roepen van touwslager en schaapherder. Typerend is ook het gedoe rond een stoom- tramweg die op de Kamperkleiweg zou wor- den aangelegd, (zie ook HKIJ-boekje nr.36). Raadsnotulen:
no. 409 van 21 oktober 1880:
Op een request van Nicolaas de Kruijf,
touwslaer alhier, om vergunning eene haag te planten ter lengte van 100 meter langs den Kamperkleiweg, welke weg over eene zekere lengte door hem van de Gemeente voor onbe- paalen tijd gehuurd is, wordt eenparig besloten het verzoek te wijzen van de Hand. no. 540 van 21 augustus 1882:
Onderhands te verpachten: Het grasgewas
langs den Kamper-Kleiweg aan Peter van den Bremel voor den tijd van eenjaar voor de som |
|||||||||||
ajb. 19
Het begin van
de Groenedijk gezien van Achtersloot/La- ge Biezen anno '994- |
||||||||||||
^^hhhh^^^shhi^^h^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^I
|
||||||||||||
149
|
||||||||||||
van f. 17,- aanvangende den 1 tenjanuarij 188}
en eindigende, ultimo December van dat jaar, onder voorwaarde, dat wanneer de weg in den loop van het jaar 1883 voor den aanleg van een Stoomtramweg moet worden gebezigd, de huurder zulks zal moeten edoogen en welk ge- val de huur eindigt op den dag, dat met de werkzaamheden een aanvang wordt gemaakt en zulks tegen evenredige vermindering van den huurprijs. no. 366 ingekomen op 13 oktober 1883;
Onderhands verpachten: het Grasgewas langs
den Kamperkleiweg, de weg heeft eene grootte van |
1 hectare, 1 are, 60 centiares, ter beweiding zijner
Schapen, aan Peter van den Bremel, Schaapherder alhier, voor de som van f. ly,- Benschopperwetering
De Romeinse schrijver Tacitus schreef
eens over Germanië (zo werd ons land toen genoemd) de minder vleiende woorden: "Een land van afschuwelijke moerassen en huiveringwekkende wouden". Na het vertrek van de Romeinse over-
heersers veranderde er honderden jaren lang niets aan het landschap van de lage lan- den bij de zee. Tot de iie eeuw was de hui- dige Lopikerwaard een groot moerasachtig gebied, lijkend op de Biesbosch, begroeid met elzen, wilgen, populieren, berken en riet. Flora en fauna werden nog niet gehin- derd door menselijke handelingen. Roerdomp, bever en otter waren bepaald niet zeldzaam. Het was een waar paradijs voor salamanders en andere dieren die we langzamerhand alleen nog kennen van ou- de schoolplaten ('in sloot en plas') of uit de boeken van Jac.P.Thijsse. Er woonden wel mensen, maar dan uitsluitend op de oever- wallen langs de rivieren IJssel en Lek en op zandruggen langs veenstroompjes. Zo da- |
||||||||||||||||
o/b. 20 en 21
De huidige
situatie bij de Groenedijk rich- ting Benschop- perpoort, tegen- over die van igGo. Let op het hoogteverschil tussen de stads- gracht (links) en de wetering (rechts). |
|||||||||||||||||
«^SIJ ^&*.
|
|||||||||||||||||
."^'é S
|
|||||||||||||||||
150
|
|||||||||||||||||
In de daarop volgende eeuwen was er
sprake van een voortdurende inklinking van de poldergrond en opslibbing van de IJssel. De uitwatering kon daarom op den duur niet meer uitsluitend via de weteringen plaatsvinden. Gelukkig worden uitvindin- gen vaak gedaan op het moment dat daar behoefte aan is. Dat is zeker het geval ge- weest met de uitvinding van de windmolen. In de polder Broek zorgden in 1505 twee windmolens ervoor dat het overtollige pol- derwater bemaald werd. Terug naar de situatie van de Lopiker-
waard in 1300. Zoals gezegd werden er, als oplossing voor de gebrekkige waterafvoer, extra weteringen gegraven. Binnen het ka- der van dit artikel is één wetering daarbij bijzonder interessant, namelijk de 'verleng- de Benschopperwetering'. Deze wetering, eeuwen later de 'Kampenvliet' genoemd, liep (evenwijdig aan de huidige Groenedijk) recht op de in wording zijn stad IJsselstein af De verlengde Benschopperwetering had toen een breedte van ongeveer 7 meter. De verlengde Benschopperwetering
werd in eerste instantie gegraven als water- gang die het overtollige water afvoerde. Daarnaast vormde deze wetering een be- langrijke transportroute. De stad IJsselstein was vanaf het begin van haar bestaan een marktplaats en de hele af- en aanvoer van de marktgoederen geschiedde per schuit. De mensen in het achterland (d.w.z. de Baronie met o.a. Benschop en Noord-Polsbroek) werden op die manier over het water be- voorraad. De wetering was daarom letterlijk van vitaal belang, omdat de kleiwegen gedu- rende langdurige regenperioden praktisch onbegaanbaar waren. Ook de produkten van het achterland (wilgetenen i.v.m. de griendcultuur en veeteeltprodukten) wer- den per schuit richting IJsselstein vervoerd. Er zijn gegronde aanwijzingen (zie
HKIJ-boekje nr. 50/51) dat er in 1321 al spra- ke was van bebouwing rond het stenen huis aan de IJssel. Het dorp dat in de eerste helft van de 14e eeuw ontstond, kreeg de naam van het kasteel. Er werd een gracht rond het IJsselstein-in-wording aangelegd. Deze gracht stond in open verbinding met de IJssel. Voor de hand liggend is de gedachte dat de schuiten uit Benschop voortaan via de Benschopperwetering rechtsstreeks de gracht op konden varen om de haven van |
|||||||
teert de oudst bekende vermelding van de
nederzetting Lobeke (het latere Lopik) van 1155. In de iie en 12e eeuw vond een gigan- tisch karwei plaats: de ontginning van dit drassige gebied in combinatie met het leg- gen van dijken. Alles moest met handkracht en eenvoudig gereedschap gebeuren, zelfs kruiwagens bestonden nog niet. Alle grond moest met draag-berries wor-
den verplaatst. We kunnen er ons bijna geen voorstelling van maken hoeveel tijd en energie zo'n klus in die tijd gekost heeft. Voortdurend waren er tegenvallers, bijvoor- beeld overstromingen, die het werk van maanden in één dag ongedaan maakten. In feite kunnen we spreken van de Deltawer- ken der middeleeuwen. De bisschop van Utrecht, toen nog groot-
grondbezitter, gaf stukken van het moeras ten westen van de stad Utrecht in leen. Zo'n lap grond heette een 'cope'. (Nog herkenbaar in namen als: Benschop en Hoenkoop). Degene die een dergelijk stuk grond leende, mocht het ontginnen en verpachten. Deze ontgonnen kavels hadden een rechthoekige vorm, met een lengte van ongeveer 1300 m en een breedte van zo'n 115 m. Door middel van sloten werd dit stuk dan weer opgedeeld in percelen van ongeveer 30 m breed. Volgens sommigen heeft de naam 'Blok- land' te maken met die indeling in nieuwe, rechte stukken land. Anderen menen dat de naam Blokland een vervorming is van 'belo- ken' land, d.w.z. 'afgesloten land'. De mannen die in de 12e eeuw de on-
voorstelbaar moeilijke taak hadden om de ontginning van de Lopikerwaard voor te be- reiden en te begeleiden, hadden echter een belangrijke berekeningsfout gemaakt. Het was de bedoeling geweest dat het water van de nieuwe Lopikse en Benschopse landerij- en naar het westen afgevoerd zou worden. In de praktijk bleek dit echter niet te klop- pen. De oorzaak was de inklinking van de veenachtige bodem, die tot uiting kwam in de tientallen jaren na de ontginning. Met die factor had men te weinig rekening ge- houden. De boeren wilden toen het water van hun land naar de IJssel (naar het oosten dus) laten afwateren. Om dit te realiseren besloot men rond het jaar 1300 in de Lopikerwaard een systeem van weteringen aan te leggen, die het overtollige water op de IJssel loosden. |
|||||||
l^
|
|||||||
3; ^"J».
|
||||||||||
ajb.22
De Benschop-
perpoort te IJsselstein door P. van Liender, 1752. Duidelijk is de overtoom te zien en het brugje (Kamemelkse- brug) over de wetering. De boerderij rechts is de voorganger van herberg 'de Roode Leeuw'. |
||||||||||
IJsselstein te bereiken. Dit was echter eeu-
wenlang onmogelijk vanwege een verschil in waterstanden tussen stadsgracht (en IJssel) enerzijds en de polderweteringen an- derzijds. Tot 1685 konden de schuiten al- leen maar hun lading ter hoogte van de Benschopperpoort lossen, zonder verder te kunnen varen. Maar laten we niet vooruit lopen op de feiten. De Groenedijk uitlopend richting
IJsselstein begeven we ons via het begin van de Achtersloot naar de plaats van de tegen- woordige bushalte bij de Benschop-per- poort. In vroeger jaren kon het manvolk zich hier op p(l)assende wijze afzonderen in een buiten de poort staand urinoir. In de notulen van de Raad van 19 april 1895 staat daarover het volgende: "De Heer Bouwman vraagt inlichtingen om-
trent aanbesteding van gemeentewerken boven de 2^ gulden. Volgens spreker is het daarstellen van de Urinoir buiten de Benschopperbarrière uit de hand gegund aan den Smid C.de Groot. De Voorzitter geeft hierop te kennen dat ergee- ne aanbesteding heeft plaats gehad, daar aan den Smid De Groot was opgedragen het be- noodigde ijzerwerk te bestellen bij eene ijzerfa- briek in Utrecht of Den Haag na vooraf model- len en prijsopgaaf te hebben overlegd. De Heer Kranenburg achtte het wenschelijk dat ook van gemeentewege eene Urinoir werde geplaatst na- bij de Hervormde Kerk in vorm en afmeting als de thans bestaande buiten de Benschopperbar- rière. De Heer Bouwman maakt spreker opmerk- |
zaam dat de Urinoir nabij het R.C. Kerkge-
bouw voor rekening van dat bestuur is geplaatst en eerst later door het gemeentebestuur in eigen beheer is overgenomen. Ditzelfde kan dus toe- passingvinden bij het Herv. Kerkbestuur." (Het Urinoir was eerst geplaatst bij de sluis- kom, recht tegenover de Benschopper- poort, en is later verplaatst naar de achter- kant van het op de hoek bij die poort staan- de transformatorhuisje, waarvan de funde- ring nu nog dienst doet als ondergrond voor het plaatsje met twee banken net buiten de poort) Niveauverschil
Het verschil in waterhoogten tussen we-
tering enerzijds en gracht (IJssel) ander- zijds, vormde dus een moeilijk op te lossen struikelblok. Men wist aanvankelijk geen andere oplossing te bedenken dan de Benschopperwe-tering zo dicht mogelijk bij IJsselstein te laten eindigen. Op de kaart van Jacob van Deventer uit omstreeks 1560 is te zien dat de wetering inmiddels was doorgegraven tot aan de Hogebiezenmolen, met een dam ter hoogte van de latere Benschopperweg. Uit de situatie op de stadsplattegrond van
Blaeu (1649) blijkt dat de al zo'n drie eeu- wen daarvoor gegraven verlengde Ben- schopperwetering nog steeds niet rechtst- reeks met de IJsselsteinse stadsgracht in verbinding stond. Het laatste stuk van deze wetering lag evenwijdig aan de stadsgracht |
|||||||||
152
|
||||||||||
met een stuk grond als een landtong ertus-
sen. Dat betekende dus dat eeuwen lang de inhoud van de schuiten vlak voor de Benschopperpoort moest worden overgela- den op karren. De goederen uit de Baronie konden IJsselstein wel bereiken, maar de schepen konden niet verder varen naar de Hollandsche IJssel om bijvoorbeeld Mont- foort te bereiken. De Overtoom
Het probleem van het verschil in water-
hoogten was natuurlijk niet louter een lo- kaal IJsselsteins probleem: een groot deel van Nederland had er mee te maken. In het Holland van de 17e eeuw was een veel ge- bruikte oplossing de overtoom, ook over- tocht of overslag genoemd. Tussen twee vaarwaters met een ongelijk waterniveau was een dam met aan weerskanten een hel- ling. Niet al te grote vaartuigen werden met een kabel, die aan een katrol was bevestigd, de helling op gesleept en aan de andere kant weer naar beneden gelaten. Dit systeem, waarbij de schepen met
enig kunst- en vliegwerk in een ander vaar- water terecht kwamen, is ongeveer 300 jaar geleden in de nabijheid van de Benschop- perpoort toegepast. De IJsselsteinse over- toom heeft gelegen op de plaats waar nu de kruising is tussen Benschopperweg en Achtersloot. Sommige bronnen (bijvoor- beeld B.Giesen-Geurts e.a. in 'IJsselstein, geschiedenis en architectuur') vermoeden dat de IJsselsteinse overtoom in het begin van de i8e eeuw werd aangelegd. W.F.J. den Uyl ('de Lopiker-waard 11') noemt uitdrukke- lijk 1685 als het jaar waarin deze overslag werd aanbesteed. Hoe het ook zij, op de plattegrond van
Blaue uit 1649 zien we nog geen overtocht en op een afbeelding uit 1744 is de over- toom van de Benschopperwetering wél te zien, compleet met windas, kabel en een deel van de helling. Ook op een kaart voor- stellende de 'Situatie der Baronnie van IJsselsteyn' uit omstreeks 1770 is met enige goede wil de overtoom, met hellingen en trekrad, waarneembaar. De Kamemelksebrug
Weliswaar werd rond 1560 de verlengde
Benschopperwetering doorgetrokken tot aan de 'Hogebiezenmolen', maar toen be- |
|||||||||
stond de behoefte aan een brug ter plaatse
nog niet, omdat er een dam lag als onder- breking in de wetering. Via deze dam kon- den boeren en tuinders hun land aan de an- dere kant van de wetering bereiken. (Het Kamperzandpad bestond nog niet, althans niet als een openbare weg). Aan de andere kant van de dam liep de wetering wel ver- der, maar met een andere waterhoogte, om- dat het water in direkte verbinding stond met stadsgracht en IJssel. In 1680 zal het Kamperzandpad (Benschopperweg) zijn aangelegd. Enkele jaren later, Den Uyl houdt het op 1685, werd op de plaats van de bovenbeschreven dam een overtoom ge- bouwd. Het ligt voor de hand te veronder- stellen dat er in elk geval in 1685 een brug(getje) bij die overtoom moet zijn ge- weest om te voet of met een kar vanaf de Benschopperpoort op het Kamperzandpad te kunnen komen. Op een prent van D.v.d.Burg uit 1744 is
een stenen boogbruggetje duidelijk in beeld gebracht. Het lijkt ons aannemelijk dat dit een afbeelding is van de oorspronkelijke brug uit circa 1680, omdat voor een derge- lijk type brug een leeftijd van 65 jaar geen enkel probleem hoeft op te leveren. Bovendien is er niets bekend over de bouw van een nieuwe brug op die plaats voor het jaar 1744, het jaar waarin de prent getekend werd. Hoe het ook zij, de brug op de prent is solide van constructie. Aan de kant van de Kamperdijk is er een huisje zonder verdie- ping tegenaan gebouwd, met twee kleine ra- men in de zichtbare gevelkanten, een pan- nendak in een puntvorm met als bekroning een schoorsteen. Zo te zien is het een wach- |
ajb.23
De in igo6
gebouwde versie van de 'Kamemelkse- brug' over de wetering. De brug leidde naar de Benschopper- poort. |
||||||||
m
|
|||||||||
de brug. Het blijkt dat de brug regelmatig
door Benschopse schippers met domme- krachten werd vernield om de schuiten, die te breed waren voor de brug, alsnog erdoor te wringen. Ene heer Van de Bergh drong er bij de burgemeester op aan, om als hoofd van de politie toe te zien dat Benschopse boeren en buitenlui niet langer met brute kracht de brug zouden ontwrichten. Inmiddels was men in Benschop, als te-
genactie, teruggekomen op de toezegging om ƒ 2700,- bij te dragen voor het herstel van de brug. Men was op 23 november 1905 bereid om zegge en schrijve ƒ300,- te beta- len voor een noodbrug. Als reactie hierop raakten in de IJsselsteinse gemeenteraad de gemoederen danig verhit. Ieder raadslid probeerde zijn eigen op-
lossing te promoten en er heerste grote on- einigheid. Al met al werd er tussen 6 augustus 1891
en 18 december 1905 (14 jaar) geen enkele definitieve beslissing genomen omtrent herstel van de bouwvallige brug. Tenslotte werd de oude brug gesloopt. In
de winter van 1906 werd een noodbrug aan- gelegd, (De raadsnotulen spreken van hulp- brug). Wie in de veronderstelling verkeert dat de ruziënde IJsselsteinse en Benschopse raadsleden onderhand de strijdbijl zouden hebben begraven, vergist zich. Dit keer ontstond er onenigheid over het aanbrengen van een tweede deklaag op de hulpbrug. Die tweede laag was nodig, omdat dan met beladen vrachten over de brug gereden kon worden. Deze laag zou ƒ 60,- kosten, maar...........het waterschap
Benschop 'wenscht echter geen f ]o,- daartoe
bij te dragen.' Enkele maanden later, het was inmiddels
mei 1906, werd de noodbrug afgebroken om plaats te maken voor een nieuwe stenen boogbrug. Het werk werd gegund aan de laagste inschrijver, de heer B.Voorendt, tim- merman en aannemer te IJsselstein voor de som van ƒ 3520,-. In het bestek lezen we on- der andere: artikel 4: De steen en grove puin alsmede het
uitkomende houtwerk wordt het eigendom van den aannemer en moet van het terrein verwij- derd worden. artikel 5: Van de keibestrating, nabij de
brug, een gedeelte daarvan volgens aanwijzing uit te nemen en weder te leggen, verder deze |
|||||||
tershuisje behorende bij de overtoom, want
deze overhaal is op de tekening een tiental meters achter het bruggetje over de verleng- de Benschopperwetering gesitueerd. Een enorme boom staat op de plaats waar 250 jaar later een bordje van de bushalte zou staan. Een tekening van P.van Liender (afb. 22)
uit 1752 laat nagenoeg eenzelfde schouw- spel zien van de Benschopperpoort, de over- toom en het bruggetje. Op deze prent is heel goed te zien hoe aan de andere kant van het bruggetje, vlak achter het wachters- huisje, een boerderij is gebouwd, compleet met een enorme hooiberg. De bedoelde boerderij is gesitueerd ongeveer op de plaats waar later de uitspanning 'de Roode Leeuw' en was wellicht toen al een herberg met dezelfde naam. Veel later werd daarde (inmiddels gesloopte) kleuterschool Mariënhofke gebouwd. In 1842 onderging de Karnemelksebrug
voor het eerst een grondige opknapbeurt. Het bestek omvat twaalf uitgebreid beschre- ven voorwaarden waaraan de aannemer zich moest houden. Daarna brak een periode aan waarin de
brug voortdurend een bron van ergernis en tweespalt bleek te zijn. De oorzaak van al dat geruzie was eigenlijk terug te voeren tot de wrok van veel IJsselsteiners, die meen- den dat de Benschopse boeren van de IJsselsteinse sluis en de Karnemelksebrug profiteerden, zonder voldoende in de kos- ten bij te dragen. Op 19 april 1895 constateerde de heer
Schilte in de IJsselsteinse raad dat 'de steen- en hrug buiten de Benschopper barrière wegens daaraan ontstane gebreken herstelling behoeft'. Er waren wel plannen tot restauratie, maar men was het er niet over eens of de ge- meente IJsselstein hier wel of niet aan mee moest betalen, aangezien de brug onder verantwoordelijkheid van Benschop viel. De zaak sudderde op een laag pitje ver-
der. Zeven jaar later (1902) verklaarde het waterschapsbestuur van Benschop zich be- reid mee te werken aan de totstandkoming van een nieuwe stenen boogbrug, op voor- waarde dat de bouwkosten het bedrag van ƒ 2700,- niet te boven zouden gaan. In de IJsselsteinse raad had men er in-
middels grote moeite mee om voor de helft temoeten meebetalen aan de restauratie van |
|||||||
154
|
|||||||
keibestrating te verlengen tot aan de bestrating
op de brug, op een zandbedding van 15 cm dik- te, alles onder een goed beloop en goede aanslui- ting; de afgekeurde keien te vervoeren naar de bergplaats voor keien aan de Paardenlaan. De tekort komende keien zullen den aannemer worden verstrekt. Ook al kwamen de afgekeurde stenen en
een hoop overtollig zand op de stadsvaalt aan de Paardenlaan terecht, er waren altijd wel liefhebbers voor te vinden. Deze afge- dankte materialen werden verkocht aan Albertus Poot, gemeente-opzichter, en aan Jan van Vliet, melkboer, die er elk ƒ i,- voor betaalden. De eerste sluis
De IJsselsteinse schooljeugd kon in de
i8e eeuw naar hartelust zingen van: 'Schuitje varen, theetje drinken, wie vaart er mee naar de overtoom?'. Toch heeft de over- slag bij de Benschopperpoort er betrekkelijk kort gelegen. In 1758 moesten de sleephel- lingen plaats maken voor een sluis, nadat daarover enkele tientallen jaren lang (!) was nagedacht. Heden ten dage verwijten we soms de
bestuurders van stad, provincie of Rijk een wat traag tot stand komende besluitvor- ming. Wat dat betreft is er niets nieuws on- der de zon: de vroede vaderen van het i8e- eeuwse IJsselstein hadden er zo'n dertig jaar voor nodig om het idee van de bouw van een schutsluis ter vervanging van de overtoom, om te zetten in daden ! De feiten
Schout en schepenen waren er rond 1730
van overtuigd dat er aan de uit 1685 dateren- de overtoom veel nadelen kleefden. Met na- me het dure onderhoud en de op handen zijnde grote herstellingswerkzaamheden stemden in IJsselstein tot enige somber- heid. Deze nadelen zouden bij vervanging van de overtoom door een schutsluis (ver- laat) grotendeels verdwenen zijn. Weer gingen er in deze gezapige i8e
eeuw vele maanden voorbij. In IJsselstein was alle aandacht lange tijd gericht op de nieuwe, grote windkorenmolen (de 'Windotter') die in 1732 voltooid werd. Zeven jaar later, het was inmiddels 7 sep- tember 1739, werden eindelijk de ingelan- den bijeen geroepen om samen te vergade- |
ren over de plannen tot aanleg van een sluis.
Er werden door de bestuurders van IJsselstein steekhoudende argumenten op tafel gelegd om de overtoom te vervangen door een verlaat. We noemen enkele argu- menten: - d£ overtoom sloeg jaarlijks een flinke bres in de
gemeentebegroting. - binnen afzienbare tijd moest de overtoom ge-
heel worden vernieuwd - in talloze Hollandse polders had men de
overtochten inmiddels al vervangen door ver- laten. - de opbrengst van het schutten zou zoveel be-
dragen als het aanleggen van de sluis en het jaarlijkse onderhoud. ■ verder was 'bij een accurate uitrekeninge be-
vonden ' dat, als iedere dag vier maal werd geschut, de polder gedurende een heel jaar niet meer dan 'een veertiende gedeelte van een duim' water zou krijgen, zodat van die kant niets te vrezen viel. - van het aanbrengen van een verlaat waren
veel voordelen te verwachten, bijvoorbeeld ten aanzien van het vlotte vervoer van landbouw- produkten en ten aanzien van de aanvoer van bouwmaterialen voor de bouw en het her- stel van boerderijen. De ingelanden stemden eensgezind in
met het plan en toen ... toen duurde het nog negentien jaar tot de sluis er werkelijk kwam. Wat er de oorzaak van is geweest dat de bouw van de schutsluis pas in 1758/1759 plaats vond, is niet bekend. De meest voor de hand liggende reden was dat de gemeen- te er nog geen geld voor (over) had. Daarnaast was vervanging kennelijk niet echt zeer urgent. Een interessante bijkom- stigheid is in dit verband het feit dat juist tussen 1735 en 1746 de IJsselsteinse schut- terij steeds meer verloederde tot een nutte- loze, geldverslindende gezelligheids- ver- eniging. Het zou best kunnen zijn dat de fi- nanciële chaos, die de in 1746 opgeheven schutterij achterliet, één van de oorzaken is geweest dat de gemeente enige voorzichtig- heid in haar uitgaven betrachtte. De bouw van de sluis, in 1758, kostte ƒ 7230,-. Ter fi- nanciering hiervan moest een lening wor- den afgesloten van ƒ 6000,-. Hoewel de ge- meente IJsselstein de kosten droeg van de bouw, werd de sluis eigendom van het wa- terschap Benschop. Het onderhoud moest |
||||||
155
|
|||||||
"•«iiïi
|
|||||||||||||
9 S ^S IB É^ '
|
|||||||||||||
ajb. 2) en 24
De 'nieuwe'
sluis uit 180S,
rond 1920 met
hieronder de
situatie van
'994-
|
|||||||||||||
De dagwijdte bedroeg 2.85 m en de schut-
lengte was 13.30 m. De sluis bezat twee paar naar IJsselstein gekeerde houten punt- deuren. Na de aanbesteding nam de laagste inschrijver de taak op zich om de sluis voor ƒ7230,- aan te leggen. De in 1758 gebouwde schutsluis, de eerste Benschop-persluis, heeft zo'n vijftig jaar lang dienst gedaan. Een nieuwe sluis
Op de plaats van de huidige bushalte aan
de Hogebiezen werd in 1807/1808 een nieuwe sluis aangelegd als opvolger van de schutsluis uit 1758. Deze tweede sluis was, evenals de eerste, zowel van belang voor de scheepvaart als voor de watertoevoer in de Lopikerwaard. IJsselstein had in feite in 1808 de primeur van een nieuw type sluis. Voor de eerste keer namelijk werd in Nederland een zogenaamde waaiersluis ge- bouwd. Het nieuwe systeem hield in dat de sluisdeuren bij de opening van de sluis naar beide kanten werden uitgedraaid in voor dat doel buiten de schutkolk opgemetselde ruimten. Daardoor was het voortaan moge- lijk de sluis te openen, zonder dat men de waterstand in de kolk eerst op gelijke hoog- te met het buitenwater moest brengen. Bovendien was de bouw van dit nieuwe type sluis goedkoper dan van andere construc- ties. (Later werd er in de Hollandse IJssel bij Haastrecht een soortgelijke sluis aangelegd). |
|||||||||||||
voortaan door dit waterschap verzorgd wor-
den. Van de andere kant kende IJsselstein vanaf 1747 een verlichting van de jaarlijkse uitgaven. We geven een voorbeeld. In 1585, tijdens de 80-jarige oorlog, verplichtte IJs- selstein zich jaarlijks een bedrag van ƒ3000,- te betalen aan de 'Generaliteit tot stuur van de oorlog' om hierdoor de aanspraken van Holland krachteloos te maken. Pas in 1747 kon IJsselstein deze dure verplichting weer ongedaan maken, zodat vanaf dat moment de financiële positie voor de gemeente wat rooskleuriger werd. In elk geval gaf prinses Maria Louise,
vrouwe van IJsselstein, in 1758 toestem- ming om de overtoom af te breken en daar- voor in de plaats een schutsluis te bouwen. |
|||||||||||||
156
|
|||||||||||||
zegd, persoonlijk de plechtige opening van
de nieuwe IJsselsteinse sluis. Waterstaatzaken gingen hem namelijk zeer ter harte. De 'Utrechtsche Courant' van 12 september 1808 besteedde er een artikel aan. We laten de tekst hier volgen. "Ysselstein den 9 September.
Heden namiddag ten drie uuren, hadden wij
het genoegen Z.M. onzen geliefden Koning, binnen onzen muuren te zien; Hoogstdezelve wierd aan de Geinbrug door den bailluw deezer stad en den schout van Benschop opgewagt, en buiten de IJsselpoort door het gemeente- bestuur deezer stad, geadsi- steerd door den heer drost van dit quartier, ge- recipieerd: welke aldaar Zijne Maj. de sleutels van der stad aanboden, dan welken door Hoogstdezelve op de gratieuste wijze wierden terug gegeeven. Vervolgens na de door den heer ].Blanken
nieuw geinventeerde schutsluis buiten de Benschopperpoort geïnspecteerd te hebben, begaf Zijne Maj. zich naar het stadhuis, onder- hield zich op de alderminzaamste wijze met het gemeente-bestuur over de belangens der stad en inzonderheid over den staat van dezelverfi- nantien, ontving voorts aldaar verscheidene commissien, als van bailluw en scheepenen dee- zer stad, de bestuuren van Benschop en Noord- Polsbroek, als mede de kerkenraaden van het hervormd en r.c.kerkgenootschap, en voorts van onderscheidene particuliere persoonen, zijnde Zijne Maj. ten 5 uuren van hier weder naar Zoestdijk geretourneerd, niet zonder de grootste blijken van hoogstdezelfs milddaadigheid te hebben nagelaten, zoo aan de armen der onder- scheidene gezindheden als aan particuliere per- soonen, waar door deeze heuchelijke dag tot groot genoegen van alle ingezetenen afgeloopen is, en lang in gezegende gedagtenis blijven zal." Het IJsselsteinse gemeentebestuur
maakte op handige wijze gebruik van het bezoek van de koning door een voor IJsselstein vervelende kwestie aan te kaar- ten. Koning Lodewijk Napoleon genoot in Holland, in tegenstelling tot zijn keizerlijke broer, een zekere populariteit. Hij leerde in korte tijd Nederlands spreken, toonde me- deleven met de bevolking, behartigde het welzijn van zijn onderdanen en gaf waar no- dig financiële steun. Het gemeentebestuur smeedde het ijzer toen het heet was en wist |
|||||||
Zoals in de geschiedenis wel meer voor-
komt, werd de vinding door twee personen tegelijkertijd opgeëist: door inspecteur-ge- neraal van Rijkswaterstaat ingenieur A.(J) Blanken en door diens collega A.F. Goudriaan. Beide heren vochten een - in druk verschenen - pennestrijd uit om het patent op hun geesteskind, de sluis met waaiervormige deuren, te verdedigen. De strijd werd in het voordeel van de heer Blanken beslist, want bij Koninklijk Besluit van lo november 1808 werd hem "wegens zijn uitvinding van nieuwe sluisdeuren, octrooi voor 20 jaren geaccordeerd, zoodanig, dat van elke zo te maken sluis, aan hem zekere uitkee- ring zal moeten geschieden". Ingenieur Arie Blanken Jansz. (1765-
1824) begon zijn carrière als landmeter. Vervolgens maakte hij promotie tot opzich- ter van de forten van de Hollandse waterli- nie. Daarna klom hij op tot medewerker bij verschillende hoogheemraadschappen en tenslotte was hij van 1808 tot 1823 in dienst bij Waterstaat. Op 30 augustus 1808 werd de nieuwe
sluis in het openbaar uitgetest. Onder grote publieke belangstelling voerden generaal- majoor Krayenhoff, Prof.Van Beeck Calkoen en architect Schilling proeven uit met verschillende waterstanden in de sluis. Iedereen was uiterst tevreden over de resul- taten. Een tiental dagen daarna, op 9 sep- tember 1808, stelde koning Lodewijk Napoleon het sluisje officieel in gebruik. (Ons land heet dan het Koninkrijk Holland: 1806-1810). De koning gelastte, 'dat deze sluisen voortaan den naam van den eersten uit- vinder derzelven zoude dragen', dus 'Blanken- sluizen' zouden heten. Zoals echter zo vaak het geval is, laat de bevolking zich niet zo maar opzadelen met een naam die van ho- gerhand is opgelegd. De inwoners van IJsselstein noemden de sluis vanaf het be- gin steevast: het 'Karnemelks(ch)e gat'. Diverse personen, onder wie J.G.M. Boon en A.M. Fafianie, hebben zich het hoofd ge- broken over de herkomst van deze prozaï- sche benaming. Misschien heeft de naam te maken met de vele melkschuiten uit het ag- rarische achterland, die in de sluis geschut werden. In elk geval schreef gemeentesecre- taris Lapidoth in 1842 reeds: 'het vanouds ge- naamde Kamemelkschegat'. Koning Lodewijk verrichtte, zoals ge-
|
|||||||
m?
|
|||||||
ajb. 25 en 26
We zien de toe-
gang naar de sluiskom (geheel rechts- onder) vanaf de zuidzijde naar de toe- stand van 1961. Hieronder de situatie van '994- |
||||||||||
alteratie van het besluit van 2 Februari de
schulden der voormalige baronie van IJsselstein als nationale schuld zullen worden aangeno- |
||||||||||
Rond sluis en Karnemelkse gat
Gedurende het eind van de ]8e eeuw en
de eerste helft van de 19e eeuw moet IJsselstein een schilderachtig aanzien heb- ben gehad. De prenten van o.a. Jan de Beyer (1703-1780) vormen daarvan het overtui- gend bewijs. Honderden iepen en linden zorgden voor lommerrijke lanen. De stads- wallen waren beplant met eeuwenoude no- tebomen.Het was in en om het IJsselstadje plezierig wandelen en flaneren voor de (ver- houdingsgewijs vele) renteniers. In 1832 was het aantal renteniers teruggelopen tot 16 en in 1880 was er welgeteld nog één per- soon in IJsselstein die de schaapjes op het droge had en van de rente kon leven. De (in- gekleurde) stadsplattegrond van landmeter Gerrit van Eyken uit 1812 (zie HKIJ-boekje 45/46, blz.98) toont diverse wandeltuinen in IJsselstein, waaronder een tuin met slin- gerend pad gelegen tussen de in 1808 ge- bouwde sluis en de stadsgracht. Slechts wei- nig automobilisten die tegenwoordig over het asfalt van dat stukje Hogebiezen rijden, zullen beseffen dat twee eeuwen geleden op die plek de 'bovenklasse' van IJsselstein zich al wandelend aangenaam verpoosde. |
||||||||||
tijdens de ontvangst van de koning op het
stadhuis goede zaken te doen. De kwestie was, simpel gezegd, dat IJsselstein bij de Staatsregeling van 1805 samen met Benschop, Noord-Polsbroek en Jaarsveld bij het departement Utrecht ingedeeld werd. Dit hield echter in dat IJsselstein opge- scheept werd met een oude 'Baronie-schul- denlast' van ƒ 64.866,16. Met veel overre- dings-kracht wist het gemeentebestuur op de middag van die negende september bij- koning Lodewijk te bereiken dat de IJsselsteinse schuldenlast 'tot lasten van het Rijk komen zoude'. In aansluiting op deze mondelinge toe-
zegging verscheen reeds tien dagen later, op 19 september, het decreet 'houdende dat bij |
||||||||||
158
|
||||||||||
In de direkte omgeving van de Ben-
schoppersluis was verder herberg 'de Roode Leeuw' te vinden. Er stonden enkele boerde- rijen en vanzelfsprekend bevond zich er ook een sluiswachterswoning die eigendom was van het waterschap Benschop. A.M. Fafianie beschrijft de dagelijkse
gang van zaken bij de sluis in de eerste helft van de 19e eeuw: "De schepen uit Benschop en Polsbroek
kwamen via de Benschopperwetering - die tot de gemeente Benschop behoorde - bij het zeer kleine bruggetje dat aan het begin van het Kamperzandpad was gelegen. Vandaar kwa- men zij in een kom waar gewacht moest wor- den tot de waaiersluis geopend werd. Daarna ging het naar het zogenaamde Kamemelkse gat, waarna het water via de tweede sluisdeur werd binnengelaten. Vervolgens kon men de bocht nemen naar de stadsgracht en de Haven binnenvaren, waar gelost kon worden, (de ha- ven had toen een breedte van 35 m, red.). In principe was het ook mogelijk om via de Haven of de zuidelijke gracht naar de Ijsselpoort te va- ren en vandaar de IJssel op naar het Gein en Utrecht, of naar Montfoort en verder richting Gouda". De bovengenoemde kom waarin de
schuiten moesten wachten lag tussen het begin van de Benschopperweg en hetwacht- hokje van de tegenwoordige bushalte. De sluis zelf, het Kamemelkse gat dus, lag ter |
hoogte van de panden nr. 10 en nr. 12 aan
de Hogebiezen, ongeveer op de plaats van de betegelde middenberm met de fietsen- rekken. Tientallen jaren lang deed de sluis zijn
werk naar ieders tevredenheid. Hoewel... niet iedereen was even gelukkig met de gang van zaken. In een verslag van het be- stuur van de 5 waterschappen onder IJsselstein (i mei 1862) wordt ten aanzien van de sluis het volgende opgemerkt: "De Benschopse sluis is gelegen voor de stad
IJsselstein bij de Benschopperpoort en behoort aan - en wordt onderhouden door - het water- schap Benschop. Daardoor wordt geheel Benschop en Polsbroek van water voorzien. De willekeurige wijze waarop daarmede dikwijls zeer ten nadeele van IJsselstein wordt gehan- deld, vordert zeer ernstig eene nadere regeling." Van tijd tot tijd vond reparatie of vernieu-
wing plaats. Zo werden tussen 12 en 28 juli 1865 de beneden-puntdeuren vernieuwd; de puntstukken nagezien en hersteld, en de sluis- en vleugelmuren hersteld en opge- voegd. Ook in de direkte omgeving van de sluis vonden van tijd tot tijd veranderingen plaats. In 1914 verrees bijvoorbeeld de r.k. St.Nicolaas jongensschool op een steen- worp afstand van de sluis, (nu: parkeerplaat- sen Molenstraat). In 1928 was er sprake van een laatste
grootscheepse renovatie. De kosten hiervan |
||||||||
0^27
Sloo'p van de
sluis in 1965. |
|||||||||
159
|
|||||||||
bedroegen ƒ 14.240,-. In 1940 bedroeg het
schutgeld 10 cent. Na 1950 diende de sluis eigenlijk uitsluitend voor het inlaten van water ten behoeve van het zuidoostelijk deel van Benschop. Het schutten van vaartuigen kwam vanaf die tijd nog maar sporadisch voor. Als laatste IJsselsteinse sluiswachter was de heer M. de Heus in dienst. Daarna werd de sluiswachterswoning door het wa- terschap verhuurd. In 1965 viel het doek definitief voor de
Benschoppersluis. De slopers deden hun werk en het water van de sluiskom werd ge- dempt. Het spuien van het water uit de Benschopperwetering in de stadsgracht ge- beurt tegenwoordig via een duiker die ter hoogte van de Groenedijk onder de Achtersloot doorloopt. Hier eindigt onze rondwandeling.We
hebben alles bij elkaar slechts zo'n 1600 m afgelegd, omdat we een groot deel van de tocht hebben stilgestaan. Stilgestaan bij veel dat verdwenen is. Geraadpleegde literatuur
- J.J.Abbink Spaink, 'IJsselstein, verleden en
heden', IJsselstein, igGj
■ J.G.M.Boon, 'Terugblik op Lopik', Woerden, igSo
|
|||||||||||||||
- J.G.M.Boon, 'IJsselstein uw woonstede'.
Woerden, igyi - J.G.M.Boon, 'IJsselstein voor en na 1900',
Woerden, 1969 - B.R.Feis, 'Zwerven langs verdwenen molens',
Alphen aan den Rijn, 1985 - B.Giesen-Geurts, Renata Mimpen, Alfons
Vernooy, 'IJsselstein, geschiedens en architec- tuur', Zeist, 1989 - LMurk, 'Over IJsselstein gesproken',
IJsselstein, 1985 - L.Murk, 'IJsselstein te kijk', IJsselstein, 1980
- W.FJ.den Uyl, 'De Lopikerwaard I en //,
Utrecht, 1963 - GemeenteIJsselstein: Oud Archief en
Secretarie-Archief {diverse teksten van uiteen- lopende aard) - Gids Korfbalvereniging 'Fortissimo'
IJsselstein, 1978 - Gids voor IJsselstein, uitgave V.V.V., ig^^
Jaarboek Oud-Utrecht, 1939 - Programmaboekje Septemberfeesten
IJsselstein, 1978 - 'Tegenwoordige Staat van Holland', 1749
- Tijdschriften uitgegeven door de HKIJ
- Utrechtsche Courant van 12 september 1808
- Utrechts Provinciaal en Stedelijk Dagblad
van 2 augustus 1881 en van 4 september 1881 |
|||||||||||||||
Stichting
Historische Kring
IJsselstein |
|||||||||||||||
Bank:
Postbank, nr.: 4074718
Redaktie:
B. Rietveld, Meerenburgerhorn 10, 3401
CD IJsselstein. Donateurs ontvangen het periodiek (4 uit-
gaven per jaar) en worden op de hoogte gehouden van de activiteiten. Nieuwe donateurs kunnen zich opgeven bij dhr. W.J. van Vliet, J.W. Frisolaan 7, 3401 AX IJsselstein, tel: 03408-81660. Voor inwoners van IJsselstein bedraagt de contributie minimaal f 20,- per jaar; zij die buiten IJsselstein wonen worden verzocht om f 6,50 extra over te maken ivm verzendkosten. Losse nummers kun- nen, voor zover voorradig, a f7,50 bij het secretariaat worden besteld. Voor dubbel- nummers is de prijs f 10,-. |
|||||||||||||||
De Stichting Historische Kring
IJsselstein is in 1975 tot stand gekomen en stelt zich het volgende als doel: De belangstelling wekken voor de geschiede-
nis in het algemeen en voor die van IJsselstein en de Lopikerwaard in het bijzon- der. Dagelijks bestuur:
Voorzitter: L. Murk, tel: 03408-81627.
Secretariaat: C.J.H, van Dijk-Westerhout,
Omloop West 42, 3402 XP IJsselstein, tel:
03408-83699.
Penningmeester: W. J. van Vliet, J.W.
Frisolaan 7, 3401 AX IJsselstein, tel:
03408-81660.
|
|||||||||||||||
160
|
|||||||||||||||
TS '^c^'^ G^^S
|
||||||||||
'........ DE COMPARANT(EN), MIJ BEKEND';
geschiedenis van het IJsselsteinse notariaat van 1811 tot 1961.
|
||||||||||
door B. Rietveld
|
||||||||||
Inleiding
Vroeg, laat en tussendoor; praktisch ieder-
een krijgt in zijn leven met de notaris te ma- ken. De één wat meer dan de ander maar ie- dereen weet van het bestaan van de notaris. Een beroep dat al eeuwenlang voor velen is omgeven met een zweem van geheimzinnig- heid. Het feit dat de notaris betrokken is bij be- langrijke gebeurtenissen in het mensenleven als: huwelijk, overlijden, koop en verkoop van het onroerend goed, gevoegd bij de ernstige uitstraling van het ambt -neem alleen al het taalgebruik- houdt dit 'aureool' nog steeds in stand. Vanuit deze gedachte en de wetenschap dat
het notariaat te IJsselstein een grote ontwikke- ling heeft doorgemaakt is, ter gelegenheid van de verhuizing van het huidige notariskantoor uit de oude binnenstad naar het monumentale pand 'Poortdijk 30', een klein onderzoek ver- richt naar de geschiedenis van het IJsselsteinse notariaat.Het onderzoek heeft zich beperkt tot de personages van de notaris- sen vanaf 1811 tot 1961. Er is bewust voor dit tijdperk gekozen omdat in 1811 te IJsselstein de eerste 'echte' notaris opduikt en in 1961 de laatste van de 'oude stempel' eervol ontslag wordt verleend. Door het verdwijnen van cultuurhistori-
sche elementen in het werkgebied van de nota- ris als: grienden, kersenboomgaarden, boel- huizen etc. en door de stadsuitbreidingen ver- anderde het werkterrein van de notaris na 1961 sterk. Het moderne beeld dat we sinds- dien van de notaris hebben is dat deze, naast opsteller van authentieke akten met betrek- king tot die zaken die rechtsgevolgen (kun- nen) hebben, ook raads- en/of vertrouwens- |
||||||||||
man(vrouw) is.
In de periode die beschreven wordt hebben
in IJsselstein 5 notarissen achtereenvolgens hun praktijk gehad en die worden hier be- schreven. De meeste aandacht gaat hierbij uit naar 2 generaties van de familie Immink die van 1844 tot 1902 het gezicht van het notariaat hebben bepaald en daarnaast een belangrijke bijdrage hebben geleverd aan het 'wel' van de IJsselsteinse samenleving in die tijd. In het kader van dit onderzoek is bewust
gekozen om niet de akten te behandelen. Dit zou het onderzoek dusdanig groot hebben ge- maakt dat er een dik boekwerk uit zou rollen. Bovendien leverden ze weinig ter zake doende informatie op over de notaris zelf in de IJsselsteinse context. Overzicht tot aan 1811
De oudste aanwijzingen over het bestaan
van notarissen en de notariële functie dateren uit de Romeinse tijd. Het zijn geschriften uit het oosten van het Romeinse Rijk. Zij zijn ge- steld op papyrus, gevonden in Egypte waar pa- pyrus van oudsher werd gebruikt om teksten op te schrijven. In het oostelijk deel van het Romeinse Rijk zijn veel Griekse gebruiken en instellingen overgenomen. Van oorsprong Griekse notarissen resideerden zeker vanaf de 3e eeuw na Christus in Egypte. Hun akten be- ginnen steevast met een datering. Daarna volgt de eigenlijke inhoud van de rechtshande- ling waarover het gaat; aan het slot volgt dan de verklaring van een notaris dat die akte door hem is opgesteld en ondertekend. Daar wordt ook de vestigingsplaats van de notaris ver- meld, zodat het thans nog mogelijk is om de plaatsen waar zij kantoor hielden te bepalen |
||||||||||
161
|
||||||||||
en terug te vinden.
De notarissen in het oude Egypte waren
ambtenaren, die door de overheid werden aan- gesteld. Zij stonden aan het hoofd van een zo- genaamd 'schrijfkantoor'. Vrijwel alle elemen- ten van ons huidige notariaat vinden we al bij die Grieks/Romeinse notarissen. Hun akten betreffen veelal kwesties die ook thans nog veelvuldig in notariële akten worden geregeld: testamenten, koop en verkoop, pacht, borgstel- lingen, geldleningen en dergelijke. In het westelijk deel van het Romeinse Rijk
was papyrus lange tijd onbekend. Men ge- bruikte daar een zogenaamde 'tabula' om ge- schriften op te stellen. Een tabula was een hou- ten plankje, dat met was werd bestreken, waar- in vervolgens teksten werden opgenomen. Uiteraard zijn deze wastafeltjes veel kwets- baarder dan het papyrus uit het oude Egypte. Vandaar dat uit de vroegste periode van het Romeinse Rijk, althans uit het westelijk deel daarvan, maar betrekkelijk weinig akten (in de vorm van wastafeltjes) bewaard zijn gebleven. Wel zijn in 1895, 1931 en 1959 in en bij Pompei wastafeltjes gevonden, die ons interes- sante informatie geven over akten in het alge- meen en notariële akten in het bijzonder. De notaris uit de Romeinse tijd werd in het
westelijk deel van het Romeinse Rijk 'tabel- lio'genoemd. Dit woord is afgeleid van 'tabula', de aanduiding van het wastafeltje. De term ta- bellio wordt voor het eerst gebruikt in een tekst van de Romeinse jurist Ulpianus van rond 215 na Christus. Uit die tekst kan worden afgeleid dat een tabellio akten opmaakte, waarin testa- menten en/of contracten waren opgenomen. Hij hield zich ook bezig hield met het opstel- len van verzoekschriften aan de keizer en/of het voorleggen van juridische kwesties aan de keizer en/of hoge autoriteiten. Uit 290 na Christus dateert de eerste kei-
zerlijke constitutie, waarin sprake is van een tabellio. In het beroemde prijzenedict van 301 na Christus, uitgevaardigd door keizer Diocletianus, worden maximumprijzen vast- gesteld voor bepaalde diensten. Dit betrof on- der meer de diensten van de tabelliones. In 316 komt er een constitutie van Constantijn de Grote, waarin het aan bepaalde functionaris- sen wordt verboden om ook de functie van ta- bellio uit te oefenen. In de vierde en vijfde eeuw volgen dan talrijke keizerlijke regels in- zake de bewijskracht van akten in het alge- meen, en die van akten van tabelliones in het |
|||||||
bijzonder.
De belangrijkste wetgeving uit de Romein-
se tijd betreffende de notarissen is die van kei- zer Justinianus. Deze heeft zich uitgebreid be- moeid met de notarissen en hun akten. Soms betroffen de voorschriften die akten in het al- gemeen; soms hadden ze betrekking op be- paalde rechtshandelingen en bepaalde soorten akten in het bijzonder. In het algemeen wordt aangenomen dat de voorschriften die keizer Justinianus in de jaren 30 van de zesde eeuw na Christus heeft uitgevaardigd, de basis heb- ben gelegd voor het notariaat, zoals dat in de Middeleeuwen in Noord-Italië weer opdook. Dit vormt de direkte aansluiting op het huidige notariaat in de meeste Europese landen. De wetgeving van Justinianus geeft een goede mo- gelijkheid om de werkwijze van de tabelliones in zijn tijd te bestuderen. Zijn wetgeving werd in de Middeleeuwen door de rechtsgeleerden bestudeerd en in de wetgeving uit die tijd weer opgenomen. Eén van de interessante onderde- len van de wetgeving van Justianus, aangaande het notariaat, houdt in dat de notaris zelf aan- wezig moest zijn bij de in ontvangstname van de opdracht van de cliënt en bij het afleggen van de officiële verklaringen door de cliënt in de akte. Voorts dat alleen in dat geval de nota- ris de akte mocht afsluiten met de mededeling dat deze te zijnen overstaan was verleden. Dit zijn elementen, die ook thans nog een belang- rijke rol spelen bij de uitoefening van het nota- risambt. Na een betrekkeUjk duistere periode in de
Vroege Middeleeuwen herleefde het notariaat in de iie en 12e eeuw na Christus in Noord- Itahë. Zelfs uit een iets eerdere periode, de loe en iie eeuw, zijn al wetenschappelijke werken betreffende het notariaat bekend. In de tweede helft van de 13e eeuw kwam het Middeleeuwse notariaat tot zijn allergrootste bloei, met name in Bologna. In 1255 verscheen van de hand van Rolandinus Passageri het in notariële kringen beroemdste handboek over het notariaat. In de 14e eeuw wordt het notariaat voor het eerst als vak aan de universiteit onderwezen. De ge- noemde Rolandinus Passageri overleed in 1300 of 1301. Reeds in 1305 werd in Bologna een monument gesticht om zijn nagedachte- nis te eren. In de loop van de 14e en 15e eeuw verloor Bologna zijn centrumfunctie voor het notariaat en werd die overgebracht naar Florence. Vanuit Italië vond het notariaat zijn weg
|
|||||||
162
|
|||||||
afb.i
' Practijcke des
Notarijschaps', Detail van de titelprent van Dirck van der Masts (Delft 1636). |
|||||||||
Doornik een dergelijk gerecht ingericht en in
het midden van 13e eeuw eveneens in de bis- dommen Luik en Utrecht. De invoering van die gerechten betekende dat er gekwalificeerde juristen moesten zijn en gekwalificeerde grif- fiers. Die laatsten werden 'notarii' of ook wel 'tabelliones' genoemd (daarnaast waren nog andere benamingen in gebruik). Het waren meestal kerkelijk opgeleide juristen die wer- den belast met het opmaken van de vereiste stukken voor het gerecht. Bovendien versche- nen er aan het eind van de 13e eeuw in de Nederlanden functionarissen, die niet in dienst waren bij het gerecht en die als 'notarii publici' werden aangeduid. De akten uit die tijd zijn veelal in het Latijn
opgesteld. Qua inhoud en vorm volgen zij het voorbeeld van de Italiaanse akten uit de 12e en 13e eeuw en daarmee in feite van de Romeins- rechtelijke akten uit de Romeinse tijd. De oud- ste codificatie uit de nieuwe tijd is de 'Reichs Notariats Ordnung' uit 1512 van keizer Maximilian. Tot ongeveer het midden van de i6e eeuw
was het notariaat vooral een kerkelijke aangele- genheid. Daarna zien we dat de wereldlijke machthebbers hun eigen gezag over het notari- aat willen doen gelden. De verordening van |
|||||||||
naar vele andere landen, zoals Frankrijk,
Spanje, Oostenrijk, Duitsland, Nederland, België, Portugal en andere. De landen die dit notariaat kennen noemen dit het 'Latijnse no- tariaat'. Het zijn de landen, waarin het ge- schreven bewijs een veel belangrijker rol speelt dan het mondelinge bewijs. In het gebied van het Latijnse notariaat speelt het schriftelijk stuk de belangrijkste rol. Dit in tegenstelling tot de Angel-Saksische rechtgebieden, waar mondelinge overlevering en rechtspraak het beeld bepalen. Het is duidelijk dat het notariaat alleen kan floreren in een rechtssysteem, waar- in geschriften belangrijker zijn dan mondelin- ge overleveringen. Het Angel-Saksische sys- teem kent dan ook geen notarissen in de zin van het Latijnse notariaat. Speciaal voor wat betreft het begin van het
Latijnse notariaat in de Nederlanden:waar- schijnlijk moet dit worden gezien als een ge- volg van de inrichting van de gerechtshoven waar, in de middeleeuwen, de rechtspraak in kerkelijk zaken aan de bisschoppen werd toe- vertrouwd. Rond I200 werd in de Noord- Franse bisdommen recht gesproken door be- roepsjuristen, die werden aangeduid als 'offi- ciales'. De gerechten werden 'officialaatsge- rechten' genoemd. In 1204 werd in het bisdom |
|||||||||
163
|
|||||||||
in veel gevallen tot het gerecht hebben gewend,
waar het ook in de registers van het gerecht werd ingeschreven. Daardoor is toch mogelijk dat er, vanaf ongeveer 1500, testamenten zijn te vinden van vroegere IJsselsteiners. Keren we terug naar de landelijke situatie
dan zien we dat in de loop van de 17e en i8e veel hand- en modellenboeken verschenen. Uit al die bronnen komt de notaris van toen te- voorschijn als een openbaar functionaris, werkzaam in dienst van het algemeen belang. Hij wordt door de overheid aangesteld en heeft tot taak om akten op te maken wanneer hij daartoe verzocht wordt. Akten die een bijzon- dere bewijskracht genieten. Er worden eisen gesteld aan zijn deskundigheid en hij krijgt een bepaald ambtsgebied toegewezen, waar- buiten hij niet bevoegd is. Door de inlijving van de Lage Landen bij
Frankrijk, komt het Nederlandse notariaat en de wetgeving inzake de notarissen onder Franse invloed. In 1803 werd de zogenaamde Ventóse-wet ingevoerd in het Zuidelijk deel van de Lage Landen, dat reeds in 1795 was in- gelijfd. Voor het Noordelijke deel van de Nederlanden werd deze wet ingevoerd met in- gang van I maart 1811, nadat ook dat gedeelte in 1810 bij Frankrijk was ingelijfd. Die wet van 1803 is in België tot op heden nog steeds de ba- sis voor de inrichting van het notariaat. In Nederland is die wet vervangen door de wet op het notarisambt van 9 juli 1842. Deze geldt in hoofdhjnen nog steeds, zij het dat daar in de loop van de tijd wel enige wijzigingen en aan- vullingen op zijn aangebracht. Anno 1994 wordt er gewerkt aan een geheel nieuwe nota- riswet. Notaris Lapidoth
Met de komst van Willem Frederik Lode-
wijk Lapidoth in 1811 begint het tijdperk van de beroepsnotaris te IJsselstein. Tijdens de 'Ba- taafse Republiek' verricht gemeentesecretaris Hermanus Ter Bruggen notariswerk als bijver- dienste. De Ventósewet van maart 1811 regelde vele
vraagstukken rond het notariaat, waardoor het voor Ter Bruggen lastiger werd officieële nota- riswerkzaamheden naast zijn andere werk uit te voeren. Zo werd de notaris een openbaar ambtenaar, en volgde de instelling van een 'numerus fixus' (vastgesteld aantal) . De 'gros- se' (afschrift van een notarieële akte) kreeg exe- cutoriale kracht en er werden 'Kamers van |
|||||||
keizer Maximilian was een eerste grote aanzet
in die richting. In het tweede kwart van de i6e eeuw werden vooral de plakkaten van Karel de Vijfde de wettelijke basis voor de regeling van het notariaat. Daarbij stond de kwaliteitshand- having van het ambt van de notaris voorop. Na het totstandkomen van de 'Republiek der Verenigde Nederlanden' kwam het gezag van de landsheer te berusten bij de Staten. Deze gingen vervolgens de voorschriften met betrek- king tot de notarissen uitvaardigen. Zij betrof- fen vaak de regeling van het aantal notarissen, de inrichting van hun eedsformulieren, hun godsdienst, of het toezicht op hun functione- ren. Het aanleggen en bewaren van archieven - en het overbrengen daarvan naar centrale ar- chieven bij het einde van hun ambtsperiode- werd verplicht. Als we deze situatie projecteren op die van
de Baronie van IJsselstein van vóór 1795 zul- len we ons moeten realiseren dat hier tot de komst van de Bataafse Republiek eigen rechts- en bestuurregels van kracht waren. Weliswaar weken recht en orde niet af van wat elders ge- bruik was, maar alles was gebaseerd op eigen regels en voorschriften. Dit werd tijdens het onderzoek naar het IJsselsteinse notariaat weer bevestigd. Tot onze grote verbazing bleek IJsselstein, bij de in het Rijksarchief te Utrecht berustende notarieële archieven, uiterst spaar- zaam vertegenwoordigd te zijn. Ook bij 'Hartong' in zijn overzicht van Nederlandse notarissen was dat het geval. Al wat van voor 1811 werd aangetroffen was een summier pro- tocol van Charles van der Strepen ') over de pe- riode 1614-1619 en een melding van ene Willem Pronckert uit Utrecht. Had het plak- kaat van Keizer Karel V betreffende het notari- aat wellicht geen gevolgen gehad voor IJsselstein zoals latere voorschriften van dien aard.^ De archivarissen Fruin en Muller menen van niet, volgens hun 'Catalogus van de rech- terlijke archieven in de provincie Utrecht'. Zij stelden dat men, volgens de IJsselsteinse hand- vesten van 1675, in IJsselstein ook zijn testa- ment voor het gerecht kon maken, of anders bij een notaris buiten de baronie. Het onge- bruikelijke hiervan is, dat men voor het maken van een testament ten overstaan van een nota- ris verwees naar een functionaris buiten IJsselstein. De afwezigheid van een notaris te IJsselstein betekent dus niet, dat de inwoners voor het maken van een testament aangewe- zen waren op een notaris elders. Men zal zich |
|||||||
164
|
|||||||
Ventósewet die, na de inlijving van ons land in
het keizerijk Frankrijk, werd ingevoerd. Deze inlijving heeft grote gevolgen gehad voor ons land. Hierbij valt o.a. te denken aan zaken als: instelling van de burgelijke stand, instelling van gemeentebegrotingen, kadaster en hypo- theekregister. Voor IJsselstein kwamen daar ook nog de gevolgen van de opheffing van de Baronie in 1795 bij. Kortom: genoeg werk voor de notaris. |
||||||||||||||||||||||||
Notarissen' ingesteld die toezicht op de nota-
rissen hielden. In deze 'kamers' hadden uit- sluitend notarissen zitting. In de praktijk hiel- den zij zich alleen bezig met het afnemen van notarisexamens. De wet kende 96 artikelen waaraan de notaris zich te houden had en waarmee vele heersende onduidelijkheden rond het notariaat werden geregeld. Zoals gezegd zal de komst van notaris
Lapidoth een gevolg zijn geweest van de |
||||||||||||||||||||||||
IIEESWIJK, 1830.
|
||||||||||||||||||||||||
VRYIFILLIGE FERKOOPING
|
||||||||||||||||||||||||
VAN
|
||||||||||||||||||||||||
HAAF, VEE,
BOUW- EN MELKGEREEDSCHAPPEN,
MITSGADERS
HUISRAAD EN INBOEDEL
(Op dag, doch de koopen van ƒ 10 en daaronder, mitsgaderi de onkoaen, moeten kontam
worden betaald.)
Men zal ten overstaan van den openbaren Notaris
WFLLEM FREDERIK LODEWIJK LAPIDOTH, naideiaide binnen de Stad IJssdstein, publkk
aan de genoegbiedende verkoopen: |
||||||||||||||||||||||||
Een zwart Ruinpaaid gelijktands.
Een extta schoon bruin 4 jarig Ruinpaard.
Twee bruine Merriepaarden met Veulens.
Twee broin kol tweejarige Merriepaarden.
i8 Kjlfdragende of gekuifd hebbende Koeijen.
4 dito Vaarzen.
3 Guisie Koeijcn.
1 Guiste Vaars.
2 Kuisjttnken.
I Bul. 1 Pinkstier. ï Zoggen roet Kcujen. VOORTS
|
3 Beslagen boeren Wagens.
I Gierwagen. ■" I Stotlkar.
I Wanmolen.
I Ploeg met zijn tocbehooreti.
4 Eegden.
a paai Wagentuigen.
1 Snijbank.
2 Koperen Ezelkannen.
i Kabinet. I Staartklok.
|
|||||||||||||||||||||||
SBrrJante fourten %an BOUW- tn MELKGEREEDSCHAPPEN, Bt(te«*t in Kwns, Staren.
Tobben, Jukken, Emmers, Kaasviten. Kaasplanken en Standaars, «lit^aatietj Huisraad «tl Inboedel, olf ïef Bedden Itltt Ijun toelwhootcn, Kisten, Kisten, Stoelen, Tafels, Spiegels, Koper, Tin, Ülik, IJzer. Porcelein, Glas «1 Aardewerk, tlJ (jetB«n •»" ^Si *« fetftooplna ttlKtbW tt WOtftSJ)» 591 Saatiiro C(t Snntln gabiiio (jtfiStn/ Sorain np Donderdag tn Vrijdag den ss t« 23 April 1830, te# mojBWtf
trn y mei ip be flolllede öcluaontl gcUujt Wl bt IBebtliBt jan van den Berg mttWC Heeswijk, tn#> l'djtn IJssdsKin en Momfouit, 8*ii6i)o?en CanMttón tn boen üoojbeel. NB De Goederen zijn daags voor de Vcrkooplng op de gewone uren voor een ieder te zien, en ad«
loade'dcn eersKn dag het Vee worden verkocht. uca.,„,nDT ZEGT HETVOORT
|
||||||||||||||||||||||||
afb.2
|
||||||||||||||||||||||||
Billet'van un
veiling te Heeswijk door notaris Lapidoth. |
||||||||||||||||||||||||
Tr Uirofcl, kij J. O. v\j, TERVBËS m ZOON, Botkrwkoopcn oy *j Odd» Gndit era i» Btuabnif.
|
||||||||||||||||||||||||
165
|
||||||||||||||||||||||||
Hoewel notaris Lapidoth in het 'register der
protocollen van notarissen in Nederland' vanaf 1811 voorkomt zien we hem pas in 1814 publie- kelijk optreden en wel op 12 april, als 'ten over- staan van den openbaren Notaris W.F.L. Lapidoth, te Ysselstein' een inboedel publiek verkocht wordt, bestaande uit: 'Bedden met hun toebehoren, Mahognijhoute Tafels en Kasten, Stoelen, Tafels, Spiegels, Koper, Tin, Blik, Porcelein en Glaswerk, Smirnasche Tapijten, waar onder een extra fraai, mitsgaders gemaakt Zilverwerk alles breeder bij geaffigeerde Billetten.' Lapidoth fungeert tot aan zijn overlijden op
4 oktober 1843 als notaris. Zijn overlijden zal plotseling gekomen zijn: op 22 september 1843 treedt hij nog op als notaris bij een pu- blieke verkoop van een 'Heren-Huizinge, Erven en Tuin in hel logement de Ridder St. Joris.' Notaris Lapidoth heeft waarschijnlijk een
belangrijke rol gespeeld in de IJsselsteinse sa- menleving in de eerste helft van de vorige eeuw. In een gerichter onderzoek zou daar meer duidelijkheid over kunnen komen, maar we beperken ons tot de nu opgediepte feiten. Willem Frederik Lodewijk Lapidoth wordt
op 28 augustus 1785 te Arnhem geboren en komt op 26 jarige leeftijd naar IJsselstein. Uit de keuringsgegevens voor de militie weten wij dat hij slechts 1.57 meter groot was en verder geen bijzondere kenmerken bezat. Hij is ge- trouwd geweest met Maria Johanna de Man uit welk huwelijk 8 kinderen zijn geboren. Het eerste kind, een dochter, overlijdt na 12 dagen. Een tweede dochter wordt geboren, gevolgd |
door 6 zonen waarvan de laatste, Hendricus
Theodorus, op 9 december 1832 op i-jarige leeftijd overlijdt. Bij de geboorteaankondiging van zijn vijfde zoon, in 1828, zien we dat Lapidoth ondertekent als: 'notaris en secreta- ris'. Hij is dan dus ook gemeentesecretaris van IJsselstein geworden en daardoor oefent hij twee ambten uit. Onduidelijk is in hoeverre hier sprake is geweest van belangenverstrenge- ling; zeker is dat Lapidoth met de functie van secretaris deel uitmaakte van het bestuur van de stad. Naast zijn beroepswerk treffen we Lapidoth ook aan bij het 'Departement jutphaas en IJsselstein, der Maatschappij tot NUT VAN 't algemeen', waarschijnlijk in de functie van secretaris. Dit valt af te leiden uit het krantenverslag van de viering van het lo-ja- rig bestaan van de afdeling op 5 februari 1928: .......Hierop beklom de heer W.F.L. Lapidoth,
het spreekgestoelte, en bepaalde in de inleiding
zijner rede de aandacht der hoorders, op het stre- lende vermaak en de zaligende herinneringen welke de tegenwoordige Feestviering opleverde, waartoe hij aanleiding nam door kortelijk ver- slag te doen, van de nuttige instellingen, en heil- rijke gevolgen, welke reeds uit het bestaan dezes Departements waren voortgevloeid, waaronder vooral konde gerekend worden, de door hemzelve opgerigte en zoo bloeijende Zondagsschool, die reeds aan zoo vele meerbejaarde personen, welke in jeugdiger leeftijd van eenig onderwijs waren verstoken geweest het geleden gemis heeft ver- goed, en door het toereiken van de noodzakelijkste kundigheden, tot meer bruikbare en nuttige leden der menschelijke maatschappij heeft gevormd..... |
||||||||
afb. j
Grafschrift
van notaris Lapidoth op de algemene be- graafplaats aan het Eiteren |
|||||||||
166
|
|||||||||
Voorts blijkt uit de benoeming van J. van
der Roest tot secretaris van de 'vijf polders on- der IJsselstein' ^), in plaats van de overleden W.F.L. Lapidoth, dat onze notaris tevens secre- taris van dit waterschap was. Dat het overlijden van notaris Lapidoth on-
verwachts is gekomen mag bovendien worden afgeleid uit het feit dat op 25 december 1843 ^^ 'Hooge Raad der Nederlanden' zoon )ohan Dirk de Man Lapidoth de meerderjarigstatus verleent na 'goedkeurings des Konings en behou- dens de bepaling van art. 4j8 van het hurgelijk wetboek'. Deze Johan Dirk plaatst de naam van zijn
moeder vóór zijn vadersnaam, waarschijnlijk met de bedoeling om onderscheid te houden met de naam van zijn overleden vader. We zien Johan Dirk dan ook enige tijd optreden als kon- taktpersoon bij IJsselsteinse openbare verko- pingen waarbij collega's van zijn overleden va- der uit de regio betrokken zijn. Als vervanger van notaris Lapidoth treedt regelmatig notaris W.H.J. Cambier van Nooten uit Lopik op. Deze situatie duurt tot november 1844 . Op II november van dat jaar treffen we de
aankondiging dat: Burgemeester en Wethouders van IJsselstein zul-
len, als daartoe geauthoriseerd, op Vrijdag den 22. November 1844, des voormiddags ten 10 ure, op dag tot 1. Mei 1845, '^ IJsselstein, verkoopen: 100 o 125 lepenboomen van } a 4 palmen mid- dellijns, staande aan de Noordzijde dier stad; ge- makkelijk vervoerbaar. Nadere informatien zijn te hekomen ten kantore
van den Notaris Imminck, te IJsselstein. Notaris Immink
Als in 1844 Hendricus Didericus Gosewi-
nus Arnoldus Immink aantreedt als notaris is inmiddels de 'Notariswet van 1842' van kracht geworden. Deze wet omschrijft de notaris als volgt: .......door de koning voor hun leven aangestelde
openbare ambtenaren, die uitsluitend bevoegd
zijn om authentieke akten te verlijden wegens al- le handelingen, overeenkomsten en beschikkin- gen, waarvan de wet gebiedt of de belanghebben- den verlangen, dat bij authentiek opschrift blij- ken zal; daarvan de dagtekening te verzekeren, de akten in bewaring te houden en daarvan gros- sen, afschriften en uittreksels uitgeven; alles voor zover het verlijden der akten door de wet niet ook aan andere ambtenaren opgedragen of aan de- zelve geheel voorbehouden is. |
De wet van 1842 vervangt de Ventósewet
van 1811, welke in België nog steeds geldt, en is met de nodige wijzigingen tot op heden van kracht. Met de wet krijgt het notarisambt de- finitief handen en voeten en worden diverse zaken uit de Vêntosewet aangescherpt. Nieuw is dat er 'gebodsbepalingen' komen bij bepaal- de transacties. Zo schrijft de wet o.a. authentie- ke akte voor bij vestiging of toestemming tot doorhaling van een hyphotheek, bij schenkin- gen bij akte, bij huwelijkse voorwaarden, bij huwelijkstoestemming, en bij contracten van plaatsvervanging of nummerverwisseling bij de 'Nationale Militie'. De, door de koning te be- noemen, notaris werd verplicht in de hem aan- gewezen standplaats te wonen en zijn kantoor te houden. Hij kan zijn beroep alleen uitoefe- nen in het arrondissement van zijn standplaats (voor IJsselstein was dat Utrecht) en is daarbui- ten onbevoegd. In de wet was ook bepaald aan welke voorwaarden de notaris moest voldoen om benoemd te kunnen worden. Zo moest men tenminste 25 jaar zijn, aan de wet voor de 'Nationale Militie' hebben voldaan en blijken |
||||||||||
afb.4
familiewapen
van het ge- slacht Immink. |
|||||||||||
van goed gedrag kunnen overhandigen. Ook
de exameneisen werden in wet geregeld. Met de komst van notaris Hendricus
Immink naar IJsselstein begint een periode van een kleine 60 jaar waarin hij en zijn naza- ten een belangrijke rol hebben gespeeld in de IJsselsteinse samenleving. Geboren te Muiderberg in 1812 stamt Hendricus uit een patriarchaal geslacht waarvan de vroegste ver- melding terug gaat tot 1647. Vanaf 1717 zien |
|||||||||||
167
|
|||||||||||
afb. ^en 6
Rechts:
Hendricus
Immink rond
1862 en links
zijn vrouw
Ma^arda
Wilhelmina de
Graaf.
|
|||||||||
we dat van vader op zoon het beroep van predi-
kant overgaat. Dominee Johannes Rutgerus Immink trouwt op 7 februari 1809 met Wilhelmina [ohanna Moojen. Zij krijgen i dochter en 2 zonen waarvan de oudste op 9 maart 1812. Hij krijgt de namen: Hendricus Didericus Goswinus Arnoldus; naar diverse grootouders. Hendricus volgt niet de lijn van zijn voorva-
ders door predikant te worden, maar kiest voor het notarisambt, hetgeen hem in 1844 naar IJsselstein voert om de daar overleden notaris Lapidoth op te volgen. Als eerste adres vinden we Benschopper-
staat, huisnummer 166. Volgens de platte- grond van 1832 is dat schuin tegenover de stadswaag naast het monumentale woonhuis uit 1623 waar nu een supermarkt is (de vroege- re winkel van groenteboer Schalkwijk). In sep- tember 1847 trouwt Hendricus met Maggarda Wilhelmina de Graaf uit Utrecht. Op het adres aan de Benschopperstraat worden twee kinde- ren geboren; in 1848 dochter Hendrica en in 1849 zoon Jan Rutger. Als in 1851 zoon Nicolaas ter wereld komt woont het gezin Immink inmiddels in de Kerkstraat op de hoek met de Utrechtsestraat (de toenmalige 'Agterstraat'). Dit pand staat tegenwoordig be- kend als het 'Kruispunt'. Na Nicolaas worden er nog drie zonen geboren; in 1854 Willem Johan in 1855 Jacob Cristiaan en in 1862 Hendrik Arnold Margareeth. Uit het onderzoek blijkt dat de Immink's
|
|||||||||
zeer religieus (NH) waren met een sterk gevoel
voor familiebanden. Bij de notaris wonen te- vens zijn moeder en zijn enige, ongetrouwde, zuster in. Deze zullen na de dood van zijn va- der, in 1844, Hendricus naar IJsselstein zijn nagereisd. Voorts heeft hij in de jaren 1850 - 1860 ene Johan Cornelis Vels uit Twello in dienst als leerling notaris. Johan is een zoon van de zuster van Hendricus vader en is dus een neef van hem. Deze Johan vertrekt vanuit IJsselstein naar Oranje Vrijstaat in Zuid Afrika om daar notaris te worden. Met kantoor aan huis, 6 kinderen, moeder,
zuster en neef inwonend zal de huishouding een behoorlijke organisatie hebben gekend. Wat we daar van weten is dat middels een apar- te boekhouding de gezinsuitgaven precies wer- den bijgehouden en dat tussen 1864 en 1879 er 13 dienstboden en 3 dienstmeiden ten huize Immink inwonend zijn geweest. De hoeveel- heid dienstboden lijkt groot maar het was ge- bruikehjk dat een dienstbode ongeveer i jaar op één adres werkte. In 1860 overlijdt de zus- ter van de notaris op 50- jarige leeftijd, en 11 da- gen later zijn moeder op de leeftijd van 74 jaar. Zoals gezegd waren de Imminks zeer religieus hetgeen blijkt uit de opvoeding van Hendricus en de trouwe kerkgang van de familie. Geen kerkdienst werd overgeslagen en al hetgeen tij- dens de dienst werd gezongen en behandeld werd minitieus in een schrift bijgehouden. Waarschijnlijk is vanuit deze betrokkenheid door de notaris in de jaren 1850 - 1860 de |
|||||||||
168
|
|||||||||
zinsarbeiders-woningen aan den Poortdijk te
IJsselstein' worden gebouwd krijgt het plein waaraan de woningen staan de naam 'Imminkplein' naar de oprichter van de bouw- maatschappij die beginjaren 1980 is opgehe- ven. Op 14 augustus 1869 viert Immink zijn 25 -jarig jubileum als notaris hetgeen niet onop- gemerkt voorbijgaat. Door vrienden, verschei- dene predikanten, collega's uit de regio en IJsselsteinse notabelen wordt hem een pendu- le aangeboden en een herinneringsplaquette. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
'IJsselsteinse Bouwmaatschappij' opgericht.
Deze maatschappij stelde zich ten doel onroe- rend goed vanuit protestants bestuur te verkrij- gen, te bouwen en te exploiteren. Hierbij speel- den sociale motieven een belangrijke rol. Zo zijn in de vorige eeuw door de bouwmaat- schappij woonhuizen voor minder draagkrach- tigen gebouwd aan het Kronenburgplantsoen, (indertijd gewoon Plantsoen) de Kloosterstraat en de IJsselstraat. Als door de 'IJsselsteinse Bouwmaatschappij' in 1911 in totaal 32 'eenge- |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
« • \N\t> istn
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
WRiJWMLLKiiE VEHKOnMKtmi
n IJSSaSTIIV.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
\ i\
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
HAVE en TEE
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
MIlM.yHH-
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
II<Mi\i eii Mc'lkgereeih<4iJi|»|>eii.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
^ B^ i(^ t \u
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
h-Ih f l%:%ii. diM-è ,h f*^'
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
'■Ji SS 0t0$têÊM$t
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
^fgt» ^0ié-^
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
D. Xn'nis 11. I) (i \ IMMINK. (,. I.lssfhirii,.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ui iftl t^
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tlS#f
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4tMl il< 1-i^-EI K'M Itt
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1 e. '■,
I K >i ■
t,,„.: Itirnhmit
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
- \
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kiiiiirii Icii fij<le til
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
y^aiim»' !irblM.*i
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
/K.l llil %
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
afb.7
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
169
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ris, te Twello in het huwelijk treedt met de 47-
jarige Gerhardina Johanna Vels. Zij is een zus- ter van Hendricus oud leerling Johan Cornelis Vels. In 1880 (alweer op een 14 augustus) stopt Hendricus met het notariaat hetgeen dan overgaat in handen van zoon Nicolaas. Na een rustige oude dag overlijdt hij op 29
december 1887. Het 'Weekblad voor IJsselstein, Jutfaas, Vreeswijk, Tuil en 't Waal en Schalkwijk' brengt naar aanleiding van zijn overlijden het volgende bericht: |
||||||||||||||||
Slechts 3 maanden na de viering van dit jubi-
leum wordt de familie Immink getroffen door het overlijden van mevrouw Immink op 10 no- vember 1869. Notaris Immink blijft achter met 6 kinderen waarvan de oudste 21 jaar is en de jongste 7. Al eerder is opgemerkt dat Hendricus Immink goede contacten onder- hield met zijn familie. Dit blijkt zeker uit het feit dat hij op 14 augustus 1874, 5 jaar na het overlijden van Maggarda, op de dag van zijn 30-jarig ambstjubileum als IJsselsteins nota- |
||||||||||||||||
IJ.S,SEI,.STKIN, .\iirH) IW*.
VriJAnIIig:(' 0|K'ni)!iiv Vcrkdopiiig
|
||||||||||||||||
VAS
|
||||||||||||||||
MEUBELEN.
IMD 01 lOEDEL,
oip Biiuflag den 25 Augustus 1874,
(l('^ viHiitiii(l(lai.'<. Ifii ut nu
O 1*1- 49 C> llilinl f^ 43 I tl.
-———----------■—- "^t »« '-♦
Ih' \..l!iii> II. r>. fi. A. IM\II\K. K(n«'>(ig(l U« IJHsi-Md». /al ..n
lM)\('rivfiiiN'l(l('n lij<l. MMH év l'iKlniij dir IL C. (m»iii»H'hI«« U' Uss»*I-
«K'iti, jHiitlh'k \<'iMN»jM'ti: Ken nellen <ii zinilelijken nrBOEBaL, iNM.taiuie
ifl MAIIOWIKH TKN en jinilere MKI HKliX, ah: Talels, SliM'len, S<Mi'elaire, kasU»n, diverse Ijulikanlen, .*> IUhï- (len iiH'l IcM'lM'licMH'en, Sjiiep'ls, S«'liihleiiien,VkHTkliHHl eii kaï'iM'llen, kapjeliels, ko|KT, Tin, lÜik, IJzer, wil «1 iinder Aardewerk, en liel^<i'n len dage des ierk<M>|»s iiHMT Ie \(M)rs<liijii zal worden uebraül. tol OW tuméêdmfft 3 wm,
Mtrr iiKt immr.
|
||||||||||||||||
atb.8
Het betreft
hier de inboe- del van Nicolaas Joannes Konings; pastoor te IJsselstein van i86g tot 1874. Hij overlijdt te IJsselstein op 31 juli 1874. |
||||||||||||||||
1, n, miiHH »,!» hbin , u (
|
||||||||||||||||
170
|
||||||||||||||||
afb. 9
Herinnerings-
plaquette ter gelegenheid van '2^jaar notaris Immink'. |
|||||||||||
afb. 10 en it
Rechts
Hendricus Immink rond zijn S^ejaar en links zijn tweede vrouw Cerhardina Johanna Vels. |
|||||||||||
de algemeene achting van alle ingezetenen.
Velen had hij met raad en daad in vele zaken ter zijde gestaan, en deed zulks nog, niettegenstaan- de hij zijne betrekking had nedergelegd. De nage- dachtenis van den waardigen man zal bij velen in een gezegend aandenken blijven voortleven'. Op 3 januari 1888 wordt Hendricus bijge-
zet in het familiegraf op de 'Algemene Begraafplaats' aan het Eiteren. Nicolaas Immink en zijn tijd
Op 13 november 1880 meldt het bovenge-
noemde weekblad het volgende: |
|||||||||||
'Donderdag avond overleed alhier een der meest
geachte onzer ingezetenen, de heer H.D.G.A. Immink, oud-notaris te dezer stede, in den ou- derdom van y^ jaren. Op den 14. augustus 1844 als notaris alhier benoemd, bekleedde hij die be- trekking tot 14 Augustus 1880, op welken datum hem, op aangevraagd verzoek, bij Z.M. besluit een eervol ontslag uit die betrekking is verleend. Toevallig mag het wel genoemd worden dat het Kon. besluit tot eervol ontslag juist inviel met den datum van zijne benoeming. De overledene genoot zowel gedurende de waarneming van zij- ne betrekking als na de nederlegging ervan, hier |
|||||||||||
171
|
|||||||||||
Vrijdag den 5. November in den laten avond,
bracht een telegrafisch bericht de tijding, dat de heer Nicolaas Immink tot notaris alhier be- noemd was. Dit voor hem zoo verblijdend nieuws verspreidde zich al spoedig door de ge- heele stad. Zeer talrijk waren de bewijzen van ware belangstelling en gelukwensching, welke den nieuwbenoemden notaris en ook zijn vader bij die gelegenheid werden aangeboden. Moge de benoemde hetzelfde vertrouwen genieten, dat zijn waardige en geachte vader gedurende hel tijdvak van }6 jaren, waarin deze het notariaat heeft waargenomen, zoo ruimschoots heeft on- dervonden. Met zijn benoeming heeft Nicolaas zeker te
maken gehad met de wijzigingen in 1878 op de Notariswet van 1842. Zo werden de eisen voor benoembaarheid verscherpt door verzwa- ring van de exameneisen en de invoering van een stagetijd van 2 jaar na het slagen voor het examen. De exameneisen werden als volgt ver- woord: 'grondige kennis van het burgelijk recht en van de wetten en besluiten op het notaris- ambt, alsmede van die gedeelten van hel han- delsrecht, de burgelijke rechtsvordering, het ze- gel-, registratie- en succesierecht, het kadaster en de hypothecaire boekhouding, welke betrekking hebben op het notarisambt, benevens praclische bedrevenheid in de toepassing van het recht en ontwerpen van notariële akten'. Er werden nog steeds geen eisen gesteld
aan de vooropleiding van de adspirant notaris, maar wel werd het toezicht op de notarissen |
verscherpt. Uit de gegevens van de burgelijke
stand weten we dat Nicolaas vanaf 1863 met tussenpozen verblijven op verschillende plaat- sen in het land. In 1874 keert Nicolaas defini- tief terug naar IJsselstein om bij zijn vader op het kantoor te gaan werken. Hij komt dan uit Woudenberg, waar hij waarschijnlijk ervaring heeft opgedaan op het notariskantoor aldaar. Onder de leer van zijn vader zal Nicolaas ge- werkt hebben aan de eisen om te slagen voor het notarisexamen hetgeen in 1880 resulteerde in de benoeming tot notaris te IJsselstein. Van de broers van Nicolaas beginnen er twee een loopbaan te Nederlands Indie: Willem )ohan brengt het tot directeur van de 'Nederlands Indische Cultuur Mij', en Jacob Cristiaan start als commies van het 'Departement van Onderwijs en Eeredienst' te Batavia, om later griffier te worden bij het arrondissementsge- recht te Zutphen. De jongste broer, Hendrik Arnold Margareeth, kiest ook voor het notari- aat. Over hem zullen we verderop meer verne- men. Hendrika, de enige zuster van Nicolaas, blijft ongetrouwd en woont bij haar vader en tweede moeder. Van Hendrika weten we dat ze ziekelijk was en door haar goede werken in IJsselstein bijzonder werd geliefd. Begin 1890 komt op haar initiatief de vereniging 'Zoar' 3) tot stand die ten doel had een ziekenverpleging in het leven te roepen. Hiervoor had de vereni- ging ruimte en een diacones beschikbaar. Hendrika was de eerste die gebruik maakte van de ziekenverpleging. Op 31 januari 1890 |
||||||||
afb 12 en i}
Nicolaas
Immink rond zijn i^ejaar en zijn vrouw Wilhelmina Geraldina van Exter op onge- veer 20-jarige leejiijd. |
|||||||||
172
|
|||||||||
afb. .14,
hiernaast;
Grafmonument van de familie Immink; aan- |
|||||||||||||||
afb. Ij, onder
Detail van het grafmonument. Het gebeeld- houwde houten kruis met de witte rozen is een speciale ge- dachtenis aan Hendrika Immink. |
|||||||||||||||
wordt ze opgenomen in de behuizing aan de
Hofstraat (tegenwoordig een tapijtenzaak) om daar op 16 mei - op 41-jarige leeftijd - te over- lijden, hetgeen een gevoelige slag voor de IJsselsteinse gemeenschap betekende. In een memoriam wordt van haar gezegd: dat haar heengaan diep en algemeen wordt betreurd, en dat geen IJsselsteiner, van welken geloofsbelijde- nis of richting, ooit de eenvoudige en goede juf- frouw Immink zal vergeten. En waar het Zoar in de Hofstraat wordt genoemd, door haar ge- sticht, om lijdenden te helpen en te verplegen, daar wordt ook aan haar met dankbare erkente- nis gedacht. Hendrika wordt op 20 mei 1890 bij haar va-
der in het familiegraf bijgezet. Van de vereni- ging Zoar vinden we in 1908 de laatste vermel- ding. Als Nicolaas in 1880 het notariaat van zijn
vader overneemt blijft hij kantoor op hetzelfde adres houden. Op i juli 1881 trouwt hij met Wilhelmine Gerardine van Exter; een gene- raalsdochter. Nicolaas en zijn vrouw krijgen 2 dochters en 3 zonen waarvan de oudste, ge- noemd naar zijn grootvader de notaris, na een aanval van 'stuipen' geestehjk achter blijft. Het één na jongste kind, zoon Frans wordt slechts i jaar. De jongste zoon. Jan Rutger wordt op 28 maart 1889 geboren en zal naar later blijkt de traditie van het predikantschap in het Immink- geslacht in ere herstellen. Anno 1994 treft men een dominee Rutger Jan Immink op Ter- |
|||||||||||||||
JjVJMJ»
|
1/
|
||||||||||||||
fcPi»
|
|||||||||||||||
schelling, een kleinzoon van Jan Rutger!
Van Nicolaas Immink weten we dat hij
naast notaris ook penningmeester was van de 'vijf waterschappen onder IJsselstein', dezelfde waarvan notaris Lapidoth 50 jaar eerder secre- taris was, en dat hij lid was van 'het Provinciaal College van Toezicht op het beheer der kerke- lijke goederen en fondsen der Hervormde ge- meenten in de provincie Utrecht'. Op het nota- riskantoor is ook broer Hendrik (Arnold Margareeth) in dienst als leerling- en later can- didaatnotaris. Het zal druk geweest zijn ten huize Immink in de jaren 1880 -1890. Tot aan zijn overlijden in 1887 woont Nicolaas vader |
|||||||||||||||
173
|
|||||||||||||||
met vrouw, dochter Hendrika en zoon
Hendrik ook op het kantooradres. In 1889 ver- huist Nicolaas stiefmoeder met Hendrik en Hendrika naar de Benschopperstraat en wordt het rustiger in huis. We willen de lezer niet een brief onthouden die Nicolaas aan het einde van zijn 'IJsselsteinse tijd' aan het gemeentebe- stuur schrijft: IJsselstein, 22 februari jSgj
Mijne Heeren,
De ajkondiging van publicatiën van gemeente-
wege, evenals der notariële veilingen schijnt in deze gemeente vrijwel overbodig; het werk van den aan- plakker is nutteloos, aangezien noch de hemel noch de lieve straatjeugd het wenschelijk schijnt te achten, dat de aangeplakte biljetten op de stads- poorten bevestigd blijven, daar óf de regen óf de straatjongens geregeld zorg dragen dat dezelve ver- dwijnen. Ik geef U daarom beleefd in overweging het ini-
tiatief te willen nemen tot het doen aanbrengen van aanplakkasten aan de heide poorten, zoals dit in alle omliggende kleine gemeenten reeds geduren- de langen tijd geschied is. Hoogachtend
Uw dw. dr. N. Immink Het notarisambt van Nicolaas te IJsselstein
duurt 'slechts' een kleine 13 jaar. In de loop van zijn huwelijksjaren met Wilhelmine openbaart zich bij haar een oogziekte waardoor het ge- zichtsvermogen vermindert. De artsen advise- ren dan om een woonomgeving te zoeken die hoger ligt dan IJsselstein en waar het minder vochtig is. Deze omgeving wordt in 1893 ge- vonden te Deventer alwaar Nicolaas benoemd wordt tot notaris. Daar brengt Nicolaas het no- |
tariaat aldaar tot grote bloei en profileert hij
zich tevens met een scala van (sociale) neven- activiteiten. In 1930 viert hij daar zijn 50-jarig notarisjubileum. Op 8 november 1937 overlijdt hij en wordt in het familiegraf te IJsselstein be- graven. Met het vertrek van Nicolaas komt er nog
geen einde aan het Imminktijdperk te IJssel- stein. Zijn broer, candidaatnotaris Hendrik (Arnold Margareeth) Immink neemt tijdelijk het notariaat waar, getuige een aankondiging in de 'IJsselsteiner' van 7 juni 1893. Hij komt hier speciaal voor terug uit Hilligersberg na in 1891 vertrokken te zijn uit IJsselstein. Hieruit valt af te leiden dat het vertrek van Nicolaas ver- sneld is gekomen. Dit wordt versterkt door het feit dat als de krant bericht geeft van de benoe- ming te Deventer Nicolaas al vertrokken is: '............. wat er ook te doen was, op elk gebied
was de heer Immink steeds vooraan, oj een ijve-
rig medewerker, er immer op bedacht om waar het kon, IJselstein eenigszints uit haar kwijnen- den toestand op te hejfen. Zoo was hij sedert ja- ren penningmeester van het polderbestuur, secre- taris van de ajdeeling Landbouw en Kruid-kun- de, voorzitter van de Cholera-commissie 4) en president van de IJsselsteinsche IJsclub enz enz, allen betrekkingen, waarvoor moeielijk een ijve- rig plaatsvervanger voor te vinden zal zijn. Nog rest ons de hoop, dat het Hare Majesteit de
Koningin-Regentes behagen moge, zijn broeder, den heer H.A.M. Immink tot Notaris alhier te be- noemen, dan twijffelen wij niet, of er zal veel weer vergoed worden, want IJselstein is in zekeren zin één geworden met de familie Immink...........'. Hendrik wordt echter niet benoemd te
IJsselstein en de reden waarom is niet duide- lijk. Als candidaatnotaris zal hij zeker aan de eisen hebben voldaan en het is zeer waar- |
|||||||||||
De ondergeteekende bericht dat zijne
zullen -worden AFGEHANDELD door zijnen broeder H. A. M. IM M IN K , Candidiat-Notaris te IJselstein,
en dat tot aan de benoeming van den nieuwen Notaris, daartoe zijn
ïorjff KaïiBor m0 zal Mm m 9
^ Alle betalingen kunnen aldaar geschieden en alle schuldvorderingen
'vltdc "«""^en ingediend. |
||||||||||||
'IJsselsteiner' DEVENTER, 4 Juni 1893.
|
N. IMMINK
|
|||||||||||
van jjuni 1893.
|
||||||||||||
174
|
||||||||||||
schijnlijk dat hij ook gesoUiciteerd heeft naar
deze funktie. Het heeft niet zo mogen zijn want in september 1893 komt Matthijs den Bleker met vrouw en 5 kinderen naar IJsselstein en aanvaard daarmee zijn benoe- ming tot IJsselsteins notaris. Hendrik Immink blijft nog 9 jaar candidaatnotaris onder den Bleker. Hij woont dan op het adres Utrechtsestraat 211 (de plek waar nu Albert Heyn is). Hendrik (hij werd Henri genoemd) heeft te Hilligersberg Maria Helena (Marie) Liefrinck leren kennen waar hij in het najaar van 1893 mee trouwt. In 1894 wordt dochter Ida geboren. Van Henri weten we dat hij veel respect ge-
noot onder de I)sselsteinse bevolking in stad en achterland. Vooral onder de agrarische stand was hij geliefd, getuige de grote klandi- zie die hij persoonlijk onder hen genoot. Voorts weten we dat hij koortsachtig is blijven solliciteren naar een eigen notariaat hetgeen in 1902 lukt. Te Houten doet zich dan een gele- genheid voor die hij met beide handen aan- grijpt. Op 10 juni vertrekt het gezin Immink naar Houten waar zij de villa 'Bel Respiro' be- trekken. Daar Houten relatief dicht bij l)sselstein ligt is er goed contact gebleven tus- sen de Imminks en de baroniestad. Henri nam veel I)sselsteinse klandizie mee naar Houten. Het Houtense notariskantoor verwierf te IJsselstein zoveel faam dat tot diep in de vijfti- ger jaren vele, vooral agrarische, transakties te Houten werden bekrachtigd. Naast candidaat - notaris was Henri lid van de IJsselsteinse ge- meenteraad en regent van het Ewoudsgast- huis. De ijsselsteiner' bericht op 4 juni 1902 dat: '...........den heer Immink hier algemeen ge-
acht werd en te IJsselstein node gemist kan wor- den vooral als lid van den gemeenteraad zal zijn vertrek betreurd worden waarbij hij zoo meenig maal met kalme waardigheid en goed gekozen woorden, de, in meening verschillende partijen, tot elkander wist te brengen, en men een gewillig oor verleende aan zijn advies. Het ga hem en zijn Gade met hun eenig dochtertje die na weken aan weken als 't ware worstelende met den dood, thans gelukkig hersteld is voortdurend wel, in de gemeente Houten, hier in IJsselstein zal zijn naam steevast als al de Imminken in een goed aandenken blijven'. In dezelfde krant van 7 juni 1902 bericht
men over zijn afscheid van het Ewoudsgast- huis; |
|||||||||||
afb. 17,
hiernaast.
De 20-jarige Henri Immink. |
|||||||||||
afb. 18, onder.
Henri met zijn vrouw Marie Liefrinck. |
|||||||||||
.....'Heden werden de oudjes in het
Ewoudsgasthuis door den heer Immink tengevol-
ge van zijn vertrek naar Houten getracteerd. Sedert jaren was de heer Immink regent van 't Ewoudsgasthuis, en heeft hij in de ruimste mate zijn medewerking verleend om die stichting in dien goede toestand te brengen waarin zijn thans verkeert. Vooral den aankoop van het oude huis aan de straat waar thans de mooie tuin met de sierlijke zitbanken voor in de plaats is gekomen was hoofdzakelijk zijn bedrijf, tevens was hij er altijd voor om bij elke feestelijke gelegenheid de oude lui te tracteeren en hun zooveel mogelijk te doen deelen in de algemeene feestvreugde. Zijn naam en daden zullen ook in het Ewoudsgast- huis in gezegend aandenken blijven'. Het vertrek van Henri sluit een periode van
60 jaar af waarin twee generaties Immink een belangrijke inbreng hebben gehad in de IJsselsteinse samenleving. Henri is 69 jaar ge- worden en ligt ook te IJsselstein begraven. |
|||||||||||
175
|
|||||||||||
Notaris den Bleker
Bij de burgelijke stand te IJsselstein wordt
op i8 september 1893 het gezin den Bleker in- geschreven. Vader Matthijs is dan 40 jaar en zijn vrouw Suzanna Maria Boonstapel 37 jaar. Het gezin den Bleker heeft bij aankomst te IJsselstein 5 kinderen; 4 dochters en i zoon. Er komen geen kinderen meer bij.Het gezin den Bleker trekt in het oude notarishuis op de hoek Kerktraat/ Utrechtsestraat. Notaris den Bleker is de eerste waarvan we enige informa- tie uit rechtstreekse overlevering hebben ver- kregen. Van 1923 tot 1928 woonde de, nu 87 ja- rige mevrouw J.G.A. Murk - Hartings met haar man 'in de steeg achter de notaris'. Met deze steeg wordt de huidige toegang naar de par- keerplaats 'Agterhof bedoeld. Mevrouw Murk |
|||||||||
woonde in die tijd in één van de drie piepkleine
huisjes die daar stonden. Tevens waren in die steeg verschillende bedrijfjes gevestigd. Voorts had bakker Kranenburg er zijn bakkerij en was er een heuse boer die daar zijn vee op stal had. Hij ging dagelijks met zijn koeien door de steeg om deze buiten de stad te laten weiden. De steeg doorsneed de tuin van de notaris die daarmee 'recht van overpad' verleende aan de belang-hebbenden op de Agterhof Zo kon het nog wel eens gebeuren dat de aanwonenden de notaris tegen het 'lijf liepen. Mevrouw Murk herinnert zich de notaris nog heel goed: een lange rijzige man met een vriendelijk karakter. De gezinnen die in die steeg woonden waren zeer arm en de huisjes waren zo klein en bene- pen dat men door het venster 'bij elkaar op het bord kon kijken'. Nu was er ten huize den Bleker regelmatig wat te vieren. Op verjaars- en feestdagen werd er uitvoerig gekookt waar- bij de bewoners van de steeg niet werden ver- geten. Mevrouw Murk had het idee dat er spe- ciaal met hun rekening werd gehouden. Per gelegenheid werd één gezin uitvoerig op een goede maaltijd getrakteerd en met Kerst kre- gen alle gezinnen een mand met etenswaar. Op deze manier leerde men produkten ken- nen als tomaten en komkommers. De eerste tomatensoep die mevrouw Murk at kwam van het notarishuis af. Zij bewaard goede herinne- ringen aan de notaris. Ieder week moest de 'steeg' worden schoongeveegd hetgeen bij toerbeurt door de bewoners werd gedaan en waarbij ze door de notaris goed werden 'be- dacht'. Ook andere armlastigen dan de bewo- ners van de steeg konden een beroep doen op de vrijgevigheid van de notaris. Uit de verhalen van mevrouw Murk kunnen we afleiden dat de tuin van het notarishuis behoorlijk groot was en door de steeg in twee gedeelten werd gesne- den. De siertuin lag direkt achter het huis en de moestuin aan de andere zijde van de steeg. Deze moestuin had een diepte van ongeveer 40 meter en een breedte van zo'n 20 meter. Beide tuinen waren voorzien van een stevige schutting. Behalve als notaris komen we den Bleker ook tegen als president kerkvoogd van de hervormde kerk aan het Plantsoen, in welke hoedanigheid hij in 1916 koningin Wilhelmi- na rondleidde door de toen net gerestaureerde kerk. / In 1919 overlijdt mevrouw den Bleker. De
kinderen zijn dan al de deur uit met uitzonde- ring van de jongste dochter Nelly en haar man. |
|||||||||
afb. ig
Mattijs den
Bleker, '... een lange rijzige man met een vrien- delijk karak- ter'. I |
|||||||||
176
|
|||||||||
afb. 20
Het pragestem-
pel van notaris den Bleker. |
||||||||||
Deze blijft bij haar vader op het notarishuis
wonen waar in 1920 ook dochter Apolonia te- rugkeert. Zij is dan weduwe en heeft i dochter- tje waarmee zij 3 jaar later weer vertrekt. Matthijs den Bleker blijft tot op hoge leeftijd
notaris in IJsselstein. Hij is 76 jaar als in 1928 het notariaat overgaat op Albert Gerrit Cool. Op 2 mei 1928 vertrekt de oud notaris, samen met zijn dochter Nelly en diens man naar Breda. Vermeldenswaardig over den Bleker is nog
dat hij zonder onderscheid van geloofsovertui- ging personeel in dienst had. In de jaren '20 'dienden' twee gezusters Arendonk bij de nota- ris. Zij waren beide van goede rooms katholie- ke huize evenals broer Lambertus die op het einde van het 'den Bleker-notariaat' als klerk in dienst komt. Lambertus staat dan aan het be- gin van een lange loopbaan in het notariaat en is tot aan zijn overlijden in 1960 in dienst ge- bleven bij den Bleker's opvolger, notaris Cool. Notaris Cool
Dat een notaris voor het leven (= tot aan zijn
pensioen) benoemd wordt mag blijken uit de lange perioden dat deze in de plaats van hun benoeming werkzaam zijn. Notaris Cool vormt hier geen uitzondering op. Van 1928 tot 1961 zetelt hij te IJsselstein als notaris. Een periode die nagenoeg samenviel met de ambtstijd van burgemeester Abbink Spaink. Als Albert Gerrit Cool (geboren op 8 juni 1891 te Assen) in 1928 naar IJsselstein komt is het oude nota- rishuis in de Kerkstraat niet meer beschikbaar. Hij trekt dan met zijn gezin in de woning bo- |
ven het postkantoor aan de Utrechtsestraat en
houdt kantoor op de begane grond van het postkantoor en wel aan de linkerzijde van het gebouw. Deze situatie duurt niet lang want de nieuwe notaris laat een huis bouwen op het ou- de kasteelterrein tegenover het St. Jozeph zie- kenhuis aan het water van de ' kleine kom'. In 1930 wordt de nieuwe behuizing betrokken en traditiegetrouw houdt notaris Cool kantoor aan huis. Het huis krijgt een eigen brug over de stadsgracht zodat de toegang naar het kantoor aan het Kronenburgplantsoen kwam te liggen. Bij de bouw van het huis zal men veel puin zijn tegengekomen van de sloop van het kasteel, ge- |
|||||||||
afb. 21
Notaris Albert
Gerrit Cool. |
||||||||||
w
|
||||||||||
belangrijkste pakket. Dit is niet zo verwonder-
lijk als men bedenkt dat tot de jaren '70 er te IJsselstein geen makelaardij bestond.De nota- ris was dus veelal de eerst aangewezene om de clientèle te wijzen op de noodzaak van verze- keren. Die konden dan gemakshalve direkt bij hem worden afgesloten. Notaris Cool was een sportief mens. In 1942 schaatste hij de Elfstedentocht en aan de Nijmeegse Vierdaagse was hij een trouwe deelnemer. Hij behoorde daar tot de 'Gouden Kruisdragers'. Ook op sociaal terrein heeft hij veel werk ver- richt. Als geboren Drentenaar was hij 20 jaar voorzitter van de vereniging 'Drente' voor de afdeling Utrecht en omgeving. Voor de oorlog behoorde hij tot het viermanschap: Abbink Spaink - Cool - Haefkens- Peek, die een IJsselsteinse VVV afdeling in het leven riep on- der de pretentieuze noemer van 'Stichtse Kersenstad' ( zie HKY uitgave 56, pag 331 e.v.). In de laatste jaren van zijn notariaat profileer- de Cool zich sterk door zijn strijd tegen de on- terechte naamgeving van de 'televisiemast Lopik' die op IJsselsteins grondgebied staat. Samen met medewerkers van zijn kantoor le- verde hij een ware pennestrijd met de diverse instanties om de naam van IJsselstein te ver- binden met die van de televisiemast. Dit leidde zelfs tot een groot redaktioneel artikel in de 'Haagse Post' van 5 november 1960 (zie hier- voor HKY uitgave 52, pag. 272 e.v.). Op I juli 1961 stopt notaris Cool ermee. Bij
'Koninklijk Besluit' van 24 oktober 1960 wordt hem eervol ontslag verleend. Hij is dan 70 jaar. In de zeventiger jaren heeft de heer Cool een stimulerende bijdrage geleverd aan de oprich- ting van de Historische Kring. In de eerste HKY uitgave is een, door hem geschreven arti- kel, over de toren van de NH kerk ('de ge- meentetoren van IJsselstein, een wonder in baksteen'), afgedrukt. De oud-notaris is ook na het overUjden van zijn vrouw in IJsselstein op het bekende adres blijven wonen tot 1982. De laatste maanden van zijn leven brengt hij door in huize Mariënstein. IJsselstein en het notariaat
Er mag geen twijfel over bestaan dat vanaf
de eerste notaris in 1811 tot na de tweede we- reldoorlog de notarissen tot de bovenlaag van IJsselsteinse bevolking hebben behoord. Door de kontakten die zij hadden met de bestuur- ders van de stad en de veelal talrijke sociale ne- venfuncties die zij bekleedden is de notaris ge- |
|||||||
afb. 22 tuige het feit dat notaris Cool zijn huis nog wel
Het nota- eens liet aanduiden als 'huis op 't puin'. rishuis in Voordat notaris Cool naar IJsselstein komt is 1950. hij rond 1919 candidaatnotaris te Loenen aan de Vecht en vervolgens in 1921 te Beilen. Van 1923 tot zijn komst naar IJsselstein in 1928 is hij notaris te Andel. Het gezin Cool telt dan 5 kinderen, 3 zonen en 2 dochters. In 1931 treedt Albert Cool voor de tweede maal (na echtschei- ding van zijn eerste vrouw) in het huwelijk met Clasiena Johanna Geertruida van Oosten Slingeland. Zij ontwikkelt zich als beeldend kunstenares en van haar hand komen vele te- keningen, schilderingen en etsen waarvan ver- scheidene betrekking hebben op het oude en (toen) hedendaagse IJsselstein. Tijdens de mo- bilisatie eind jaren '30 wordt hij als reserveoffi- cier in de rang van majoor gelegerd in Badhoevedorp om aldaar met zijn bataljon de verdediging van het vliegveld Schiphol te voe- ren. Bekend is dat notaris Cool en zijn mede- werkers tijdens de oorlog 'licht' ondergronds werk verrichtten hoewel niet bekend is wat dat precies inhield. Tijdens de oorlog is het nota- rishuis een korte tijd gevorderd geweest door de Duitsers waardoor de notaris met zijn gezin tijdelijk is uitgeweken naar een huisje aan het Imminkplein. Notaris Cool hield i keer per week 'zitdag' in hotel 'Noord Brabant' aan het Vreeburg te Utrecht. Op die dag werden daar de transakties bekrachtigd die handelaren en boeren afsloten op de Utrechtse veemarkt. Naast notarieële zaken kon men op het notaris- kantoor ook voor verzekeringen terecht. Brand- en levensverzekeringen vormden het |
|||||||
178
|
|||||||
worden tot een vertrouwensman voor burger
en plaatselijke overheid, waarbij inzicht en oordeel van de notaris vaak van doorslagge- vend belang waren. Vooral in de gesloten ge- meenschap die I)sselstein tot de tweede we- reldoorlog vormde heeft de notaris een belang- rijke achtergrondfunktie gehad. Hij was de enige onpartijdige juridische vraagbaak voor de burger, ondanks de afstand die er vaak tot de minder gegoede klasse bestond. Dit gold des te meer voor IJsselstein gezien het ontbre- ken tot 1811 van een eigen notariaat. Voor die tijd was men afhankelijk van het plaatselijk ge- recht of de geestelijke stand. Voor zaken van huur, pacht en koop van onroerend goed, als- mede de uitvoering van wilsbeschikkingen kon men niet anders dan daar terecht of men moest buiten de baronie een notaris zoeken. Daarbij was men vaak op Utrecht of Montfoort aangewezen. Vooral bij het opmaken van testa- menten zal dit problemen hebben opgeleverd. Opkomende ziekten en bevallingen brachten het uur van de waarheid vaak heel dichtbij. Ter elfder ure (vaak was het 5 voor 12) moest er dan een testament gemaakt worden waarbij voor de betreffenden vaak grote fmancieële belan- gen op het spel stonden. Vooral epidemieën waren hierin berucht en gevreesd. Zo kon het in de 16- en 17- eeuw nog wel eens gebeuren dat een stervende voor zijn woning werd ge- legd om daar ten overstaan van een schepen of geestelijke orde op zaken te stellen. Bij zware epidemieën mocht zelfs dat niet meer en bracht men de stervende in de nabijheid van het stadhuis zodat vanuit het venster de zaken konden worden geregeld. De verwevenheid van bestuursfuncties te
IJsselstein in de achttiende eeuw gevoegd bij gecompliceerde familielijnen verengde het plaatselijke bestuur tot een kleine groep van elite en geestelijkheid die in alles de lakens uit- deelde. Dit zal ertoe bijgedragen hebben dat nog wel bij belangrijke transakties die enige tijd duldden de wijk naar de omliggende ge- meenten werd genomen. Te IJsselstein heeft men deze situatie lang kunnen laten voortdu- ren. Zelfs na 1795, weigerde het gemeentebe- stuur een notaris toe te laten 5). Tot 1811 kon men voor notarieële zaken bij de secretaris van het gemeentebestuur terecht; deze Hermanus ter Bruggen zal zeker betrokken zijn geweest bij de besluitvorming rond het niet toelaten van een notaris in 1798. Met het verdwijnen van de oude machtsstructuren bij de inlijving |
|||||||||
in het franse keizerrijk en de invoering van de
Vêntosewet kwam hier enigszins verandering in. De komst van notaris Lapidoth markeerde de overgang naar een nieuwe IJsselsteinse ge- zagsstructuur. We vinden dan nog wel repre- sentanten van de oude garde in het stadsbe- stuur. Genoemde Herma-nus ter Bruggen wordt in 1811 burgemeester in welke hoedanig- heid we hem ook nog wel eens bij notarieële zaken tegenkomen en ook notaris Lapidoth neemt ambtshalve een nevenfunktie aan, en wel die van gemeentesecretaris! We kunnen hier echter wel terecht van een overgangstijd spreken want in Lapidoth zien we al het beeld van de notaris opkomen zoals zich die in de tweede helft van de vorige eeuw op sociaal ter- rein ontwikkelde. Hierbij moet speciaal wor- den gedacht aan het initiatief van Lapidoth om in zijn ambtsperiode even buiten de IJsselpoort aan de overzijde van de Hollandse IJssel een hoepmakerij te laten bouwen tenein- de de werkgelegenheid in die, voor IJsselstein opkomende, bedrijfstak te stimuleren. Met Lapidoth komt er in ieder geval een professio- neel notariaat te IJsselstein met een eigen ar- chief waarmee de onafhankelijkheid van het notariaat wordt bevestigd. Met de komst van H.D.G.A. Immink, en zijn opvolgers naar IJsselstein, wordt het beeld van de IJsselsteinse notaris een stuk duidelijker. Godvrezende, ge- zagsgetrouwe uitvoerders van de wet die boven partijen staan en in staat bleken financieel onafhankelijk te zijn. Zij manifesteerden zich op een breed sociaal terrein waar, in de prak- tijk, weinig ruchtbaarheid aan werd gegeven. Het kan niet ontkend worden dat de zakelijke belangen van de notaris tot aan 1940 bij de ge- goede burgerij lagen. Voor IJsselstein was dit wellicht voor het belangrijkste deel bij de boe- renstand. In de aankondigingen zien we aan- |
|||||||||
afb. 25
De, door nota-
ris Lapidoth gebouwde, hoepmakerij. |
|||||||||
179
|
|||||||||
afb. 24
Houtgravure
van een open- bare houtverko- ping door f.Carl Sierig, voorkomende in Hildebrand's 'Camera Obscura' uit |
|||||||||
van roerend goed, waar hij de verkoper de volle
opbrengst garandeert, ook al betalen de kopers niet. Hij treedt op als kassier bij het incasseren van pachten en renten en als bankier bij het in deposito nemen van geld of effecten van zijn cliënten. Op het platteland is het de gewoonte om, wanneer men wat geld te beleggen heeft, dit niet naar een bankier, die dikwijls in deze plaats zelf ook niet te vinden is, maar naar de notaris, de persoon die het algemeen vertrouwen geniet, te brengen; men ontvangt daarvoor dan een bil- lijke rente en kan het geld weer terugkrijgen wan- neer men dat nodig heeft'. Naast deze opsomming van taken kunnen
we uit deze omschrijving ook voorzichtig de opkomst van de boerenleenbanken en de ma- kelaardij verklaren. Keren we terug naar de IJsselsteinse notarissen dan springen vanaf 1900 twee zaken in het oog: de boelhuizen en de jaarlijks terugkerende kersenverkopingen. Zaken die in belangrijke mate hebben bijge- dragen aan een specifiek deel van het cultuur- historisch beeld in de eerste helft van deze eeuw. We willen hier beide fenomenen nader toelichten. Boelhuis
Wanneer een boer met zijn bedrijf stopte,
hetgeen nog wel eens gebeurde indien er geen opvolging binnen de famiUe was, werd meest- al besloten om het vee en de boedel nodig voor het boerenbedrijf in het openbaar te verkopen. |
|||||||||
vankelijk veel openbare verkopingen van hui-
zen in de binnenstad en inboedels, waarna - in de tweede helft van de vorige eeuw - dit beeld wordt aangevuld met verkopingen van veldge- wassen, bomen, dieren etc. Vanaf het einde van de vorige eeuw komt daar het verpachten van griendgewassen en kersenboomgaarden bij en in de eerste helft van deze eeuw worden de boelhuizen fameus. Naast deze publieke ta- ken treffen we de notaris bij zaken die binnen de rust van het kantoor voorkomen en waarom heen een notarieel apparaat met personeel draait. In een voordracht van Mr. M.L. van Goudoever in 1898, gehouden bij de aanvang van zijn cursus als privaatdocent aan de Rijks- universiteit te Utrecht, wordt de notaris in de praktijk beschreven als de 'vredesman van par- tijen': 'Men vertelt de notaris wat men wenst in een
akte geregeld te zien en laat daarna de redactie aan de notaris over. Hij dient daarbij van advies over de meest uiteenlopende zaken. Als buiten en hoven partijen staande wordt een verdeling van een nalatenschap aan hem overgelaten. Wanneer men zijn huis wil verkopen, draagt men de veiling op aan de notaris, die de hele vei- ling voorbereidt, publiceert en annonceert, voor het lokaal en de afslager zorgt en de koopprijs ontvangt. Hij brengt de geldnemer en de geldge- ver hij elkaar, hij bezorgt de eerste geld op hypo- theek en verschaji de tweede een solide belegging, hij treedt op als borg bij openbare verkopingen |
|||||||||
180
|
|||||||||
Bleef hij niet op de boerderij wonen dan werd
de 'hofstee' met land onderhands verkocht. De openbare verkoping van have en goed werd 'boelhuis' genoemd. De dag van de publieke veiling werd in de direkte streek van de ver- koop tot officieuze feestdag verklaard en bracht daardoor heel wat volk op de been. Het boelhuis stond onder leiding van de no-
taris. Middels aanplakbiljetten was de streek op de hoogte gebracht van de belangrijkste te veilen stukken en veewaar. Veelal had de dag van het boelhuis een kermisachtig karakter. De door het notarishuis zorgvuldig geïnventari- |
||||||||||||
seerde boedel lag en stond keurig schoonge-
boend gereed voor bezichtiging van de kopers. Veel kijkers en kopers: huurknechten, boeren- zoons, daggelders, boeren in ruste, uitdragers, veekooplui, boerende boeren en de meisjes uit de streek. Op de kijkdag voorafgaand aan het boelhuis hadden al veel kopers hun keuze be- paald zodat het op de dag zelf vaak om het spel en het vermaak ging. De dichtsbijzijnde kroeg- baas was ook vertegenwoordigd met een mo- biele tapkast zodat de stemming er 's morgens al bijtijds kon inzitten. Een speciaal boelhuisvermaak was het
|
||||||||||||
OPENBARE VERKOPING VAN
KERSEN
onder IJsselstein, Vreeswijk, Linschoten en Willeskop
Notaris A. G. Gooi te IJsselstein zal aldaar in hotel „Ridder St. Joris" op donderdag 7 juni 1956,
11 uur v.m. publiek verkopen: ONDER IJSSELSTEIN
Voor de heren J. A. de Gier & J. Blom 1. De kersen uit de boomgaard genaamd Blomhof I, aan de IJsseldijk, groot pim. 1.25 h.a.
'9 Zondags gesloten.
2. De kersen van de bomen die staan in de boomgaard genaamd Blomhof II, naast het
vorige perceel, groot pIm. 1.50 h.a. 's Zondags gesloten.
De kersen van de kersenbomen in de tuin worden niet mee verkocht.
Voor de heer A. J. van Amerongen
A. De kersen uit de boomgaard aan de Utrechtseweg.
B. De kersen uit de jonge boomgaard naast het vorige perceel. Te plukken met de trap.
Voor de heer A. G. van Schalk
De kersen uit de boomgaard groot pIm. 72 a. aan de Zwartedijk tegenover de heer Stehouwer.
Uitbedongen één getekende boom.
Voor de heer A. W. Kromwijk
1. De kersen uit de boomgaard achter de appelboomgaard nabij de Meernhoef.
2. De vroege Duitse kersen uit de struikboomgaard aan de IJsseldijk tegenover de heer H. vao Vliet.
Voor de heer C. A. VlooswIJk
De kersen uit de jonge boomgaard groot pIm. 2 h.a. op Achthoven aan de Nieuwe
Zandweg achter de appelboomgaard. Voor de Fruitkwekerij Roian C. V.
De kersen uit de boomgaard groot pIm. 3 h.a. aan de Prov.weg nabij de Zwartedijk.
Voor de heer R. van der Paauw De kersen uit de boomgaard langs Eiteren naast het Armenland. 's Zondags voor het publiek gesloten.
ONDER VREESWIJK
Voor de heer Jhr. Mr. L. E. de Geer van Oudegein De kersen uit de boomgaard aan de Achterdijk nabij de Geinbrug groot pIm, 1.50 h.a.
ONDER LINSCHOTEN
Voor de heer J. J. Lekkerkerker De kersen uit de boomgaard groot pIm. 3 h.a. aan de Achthovensedijk op Mastwijk.
Uitbedongen getekende bomen.
ONDER WILLESKOP
Voor de heer W. H. Lekkerkerker De kersen uit de boomgaard groot pIm. 1 h.a. De boomgaard is 's zondags gesloten.
Kopers moeten betalen 20 pet contant in mindering der kooppenningen en de rest uiterlijk 15 augustus a.s. Kopers moeten stellen twee bekende, gegoede en geërfde borgen, die zelf tet verkoping tegenwoordig zijn; hierop wordt geen uitzondering gemaakt. Achterstallige betalers worden niet als kopers toegelaten, evenmin icopers zonder de vereiste erkenning, welke ter verkoping moet worden getoond. Het verdient voor kopers aanbeveling zicb vóór de dag der verkogioa met de notaris te verstaan.
|
||||||||||||
afb. 2;
Aankondigings-
hiljet van een kersenverko- ping. |
||||||||||||
181
|
||||||||||||
,:.J
|
||||||||||||
daarvandaan op welluidende toon terug.
Indien nu een koper 'mijn' riep was hij koper van het betreffende goed voor het bedrag waar- bij de afslager was blijven steken. Over dat be- drag moest dan door de koper een percentage 'strijkgeld' worden afgestaan aan de hoogste bieder van het opbieden. Op die manier was het mogelijk om zonder iets te kopen aan een boelhuis geld over te houden. Werd er echter niet 'afgemijnd' dan werd de bieder automa- tisch koper en stond hem niets anders te doen dan de betalingsverplichting na te komen.Hij hield het dan 'aan zijn broek'. Alles kontant. Dit alles stond onder de minzame leiding van de notaris die toezag op een ordelijk voor de ad- ministratie ondersteund werd door een 'klerk'. De financieele afwikkeling verliep verder via het notarishuis met inhouding van de gebrui- kelijke percentages. Kersenverkoping
Vooral notaris Cool beleefde veel plezier
aan de 'kersenverkopingen'. De talrijke kersen- boomgaarden die IJsselstein voor en na de oor- log telde waren veelal in eigendom van boeren en landeigenaars die niet zelfde exploitatie van de boomgaard in handen namen. Daarvoor werd meestal de te verwachten kersenoogst 'op het hout' (dit is aan de boom) in het openbaar verkocht. De verkoping vond plaats in eerste week van juni, vlak vóór het rijpen van de ker- sen zodat potentieele kopers een goed inzicht konden krijgen in de te verwachten oogst. Op de verkoping werden al de ingebrachte boom- gaarden uit de regio per perceel aangeboden. Het systeem van verkopen was net als bij het 'boelhuis' bij 'opbod en 'afslag'. Voor IJssel- stein vonden de verkopingen plaats in 'de Ridder St Joris' aan de Plaats of in 'de Strik' aan de Poortdijk. Voor de kopers stond veel op het spel. Wat doen de prijzen, wordt het goede of slechte oogst (vooral hagel was berucht) en zal de verkoop goed lopen. De eigenaren had- den vooraf de minimumverkoopprijs voor hun perceel kersen bij de notaris ingebracht waarna het spel van opbieden en afmijnen kon, kom- pleet met afslager, beginnen. Ook dit hele gebeuren stond onder leiding
van de notaris die samen met de afslager en klerk de gang van zaken rond de verkoping re- gelde en afwikkelde 7). De publieke kant van het werk van de nota-
ris is in de loop van de afgelopen decennia |
|||||||
afb. 26 'koekslaan'. Een 'koekslager' kwam met zijn
Het koekslaan. houten 'koekblok', een gladde slagknuppel en dikke taai taai koeken. Bedoeling was om met de slagknuppel in één zuivere slag de koek op het blok doormidden te slaan. Deze kon daarna genuttigd worden. Het koekslaan was de ma- nier voor de boeren om op elkaar indruk te maken zodat het spel intensief werd beoefend. Dit alles tot vermaak van het publiek en de koekslager, die hier een niet onaanzienlijke bijverdienste uit peurde. Afhankelijk van de omvang van have en
goed kon het boelhuis een hele dag in beslag nemen. Het systeem van veilen bestond uit 'opbod en afslag' waarbij de 'afslager' een heel belangrijke rol speelde. Deze afslager stond in (tijdelijke) dienst van de notaris en zijn taak be- stond er uit om de waar aan te prijzen en bij het 'opbieden' de bieders zo tegen elkaar uit spelen dat het hoogst mogelijke werd geboden. Hierbij werd de jolijt niet geschuwd :'.......wie
biedt er honderd daalders veur die beste planken
en palen? Acht gulden hem ik daar 'an bod, ne- gen gebojen, tien gebojen, tien en een half, elfge- bojen...!' 'D'r bennen maar tien gebojen, Klaas!' 'Hou' de muil! 't Elfde gebod dat luidt: Gij zult op boelhuizen goed hoog biejen, opdat het u wel- m..........'-^
Bij de grotere stukken volgde na het opbie-
den het 'afslaan' of'afmijnen'; de afslager nam een bedrag fors boven het hoogste bod en telde |
|||||||
IÖ2
|
|||||||
sterk veranderd. Het naar buiten treden op vei-
lingen e.d. is verminderd en de notaris als be- heerder van vermogens, hypotheekverstrekker, verzorger van tijdelijke financieeringen, borg voor kopers op veilingen is verdwenen Door de komst van gespecialiseerde instituten als spaar- en hypoheekbanken, de makelaardij en het verzekeringswezen zijn deze aspecten in het werk van de notaris in het algemeen opge- schoven naar de zijde van advisering. Voor IJsselstein komt hierbij dat door de stadsuit- breidingen vanaf de zestiger jaren het onroe- rend goed aandeel (transport- en hypotheekak- ten) sterk is gestegen. Door de verbeterde ver- mogenspositie van de bevolking is het percen- tage testamenten sterk gestegen en ook het be- drijfsleven alsmede stichtingen en verenigin- gen hebben het notariaat veel werk gebracht. Bovendien is met de opkomst van de verzor- gingsstaat de sociale (neven)rol van de notaris veranderd. Wat door de tijd gebleven is, en de generaties IJsselsteinse notarissen aan elkaar verbindt, is de unieke positie van aktenmaker, juridisch adviseur en vertrouwenspersoon. Dit artikel kan niet beter beëindigd worden
dan met de ontmoeting van Sjef en fochem met de notaris van I)sselstein als zij op hun zwerverstocht de baroniestad naderen. Door welke notaris Herman de Man geïnspireerd is geraakt is niet duidelijk. Zeker is dat dit koste- lijk verhaal bijdraagt aan het beeld van de no- taris 'van de oude stempel' die in onze regio praktijk heeft gehad. |
||||||||||
Het WANKEL BEZIT
............En de oude meneer Notaris van
IJsselstein, die puur voor zijn liefhebberij een
bessentuin bezit op't einde van de Paardelaan, en daarin een koel omwingerd zomerhuisje heeft staan, weet in volle gelatenheid, dat hij zich zelfs daar niet mag te verbergen voor de twee stoere wandelbomen. Ze staan al weer voor hem, deemoedig handen ophoudend, juist als veertien dagen gelee. En de oude meneer Notaris leunt op z'n slangenhouten stokje en hoort troue hun prevelement aan, evene rustig als veertien dagen gelee. De oude meneer Notaris draagt een luster jasje met slippen en op zijn dun wit haar een kalotje. Deftig. Hij heeft een ringelbaardje, als domi- nees uit grootvader zijn tijd. Een ouderwets man. Een meneer, die de mensen kent, in hun hemd en doodsnood. Een die niet aan hun smoesjes gelooft, maar veul van de mensen |
||||||||||
houdt. Een toch een kwispelturig iemand
naar't oordeel Jochem. Want er mag een jaar- voorbij gaan, zonder dat de oude meneer Notaris aanspraak vraagt, bij 't geven zijn twee vierduiten - ineens komt er beweging in zijn gestalte, in z'n stokje, in z'n scherpe oogjes. Dan spreekt de oude meneer Notaris zijn twee getrouwe bedelgasten toe en noodt ze tot lui- steren. Heden heeft de oude meneer Notaris reden
gevonden, ze te noden tot luisteren. Hij heeft zeker met een boer een dispuut gehad. Sommige boeren oftewel landbouwers zo ze he- ten in meneer Notaris z'n taal, kunnen bar menselijk zwaar-op-de-hands disputeren. Vooral als 't over de Bijbel gaat of over de fi- nanciën, 'maar ook de stadse kuren van de he- dendaagse jeugd is een boeiend onderwerp. En als de Notaris met een van de landbouwers in een dispuut is geraakt over z'n declaratie na |
||||||||||
afb. 2y en 28
Notaris Cool
leidt een ker- senverkoping en de 'kersen- bazen' wach- ten gespannen af. |
||||||||||
183
|
||||||||||
een boedeldeling of een hyphotheekaffaire dan
kan het gesprek heer melancholisch worden. Als meneer Notaris niet zo goed onthouden kon en niet heel precies van iedereen hierom- trent wist hoe zwaar ze wogen, zou hij vaak tot tranen bewogen zijn om de jammerklachten na een declaratie. Maar hij is daar hard in ge- worden; een man van de wereld, zonder zulk- soort kinderachtigheid, bewarend zijn medele- ven voor waar de ware rampspoed insloeg. Hij staat daar op z'n eigen popperig erf als
een landjonker in 't klein. Z'n zomerhuisje is dan ook krek een kasteel, maar dan in 't nieti- ge. Er is een vijvertje waar waterlelies uit Egypte in gaan groeien; de donkere roodgeran- de blaren liggen al op het water. Maar 't vijver- tje is zó nietig, als er een zwaan zich in neer laat, zal het overlopen. Al deze zaken eigen- dom van meneer de Notaris. En hij zegt: 'Mannen, ik sta hier op m'n eigen grond.
Honderd maal honderd bunders heb ik ver- kocht, maar één kwart bunder is van m'n ei- gen.' 'En ik heb niks, meneer de Notaris, maar ik
hoef d'r dan ook geen belasting voor op te brengen.' 'Met jou is weer geen verstandig woord te
praten, Jochem. En nooit geweest ook. Dat is jammer. Want ik had eens wat van jou willen weten, van jou en je maat.' 'Maar meneer de Notaris! U, een man, zo
wijs en zo geletterd. Een man zo geleerd als een boek. Die wou van óns soort mannen wat te weten komen?' 'Jochem, er is nog veel wat ik niet weet en jij
wel.' 'Jaat. Bij exempel, hoe of een mens zich
voelt als een bijterige hofhond op hem losgela- ten wordt.' 'Och... dat is mij óók wel eens overkomen in
m'n praktijk. Dat bedoel ik niet. Zijn julhe ver- schoppelingen, we zijn dat allemaal tot op ze- kere hoogte.' 'Zo om en nabij de hoogte na een fles goeie
wijn, wou u.e. bedoelen? Op die hoogte mag- gen ze mijn vandaag de dag óók verschoppen! Nee, meneer de Notaris; zó beroerd kan u.e. 't nooit hebben, of wij zijn er naakter aan toe. Wij zijn, zogezegd, zo naakt als een nakende neet. Wij hebben niks. Geen grond, geen huis, geen bomen, geen meubels...' 'Geen vrouw en keinderen,' viel Ghef in.
'Geen vrouw en keinderen ons tot last; wij
zijn, zogezeid nog maagden en we zijn 'zu ha- |
|||||||
ben', zoals schele Heinz op 't logement zegt.
We zijn vrije mannen! Maar Chef loopt met trouwplannen rond, allenig... hij heit geen wijf op 't oog. Wij hebben niks, maar heel de we- reld is van ons... om op nte lopen.' 'Jochem, luister nu eens goed en hou op
met die dwaze taal. Ik geloof tóch, dat er iets is, dat jij wél en ik niet weet. Heb jij wel eens na- gedacht over het bezit?' 'Het bezit, u.e. Nee! Nooit! Nooit van z;n le-
ven; 'k zal hier doodvallen!' 'Zo. Dus jij weet ook niet, of de grond wwar
wij hier nu op staan, en die ik gekocht en bte- taald heb, en die op mij per notariële acte is overgeschreven en die ik aanvaard heb... of die grond nu werkelijk van mij is.' 'Waarom meneer? Willen ze u.e. een pro-
ces aandoen?' 'Och neen, man. Alles is regelkmatig verlo-
pen indertijd, volgens de voorwaarden ter ver- koop. Vroeger is deze grond geweest van Rinus Stravers, die 't perceel geërfd heeft van z'n schoonvader, Gerardus van den Pavoort.' 'Ik zou zo zeggen meneer, dat als u.e. de
grond eerlijk gekocht en eerlijk betaald heit, dan is de grond van u.e. Waar CheP' 'Wou meneer soms vragen,' opperde Chef
'van wie had die zekere Van den Pavoort de grond en van wie die weer, en toen, en nog wij- er terug?' 'Van z'n vaar, da's nogal wiedes!' stoof
Jochem op. 'En die weer van z'n vaar of zo.' 'Neen Jochem, laten we daaraan eens vast-
houden... van wie was de grond het eerst? Men mag immers alleen kopen van de rechtmatige eigenaar. En wie is eigenlijk rechtmatig eige- naar} Ik ben niet zo kinderachtig om te vragen, wie 't allereerst het eigendom over deze grond heeft vastgesteld ten bate van zichzelf Dat is een niet meer achterhaalbare affaire; een duis- tere zaak uit een duistere tijd. Maar is het ei- genlijk wel rechtvaardig, dat ik, voor wat lap- pen papier en wat schrijven goud kan doen ver- klaren: deze grond is nu mijn bezit? - Waarom eigenlijk niet jouw bezit?' 'Jaat, dat vraag ik me daar nou ook af
Waarom niet mijn bezit. U.e. hoeft maar hard weg te lopen en te roepen dat het allemaal van Jochem is en Jochem zal niet 'nee' zeggen, meneer.' 'En is 't dan rechtmatig jouw bezit? Is grond
voor wat geld, of geschonke, eigenhjk wel ooit rechtmatig? Moet niet hij de grond bezitten, die de grond voor het onderhoud van zijn ge- |
|||||||
184
|
|||||||
zin behoeft? Is eigenlijk de grond niet van de
bewerker?' 'Dat moet u.e. eens aan meneer de Baron
van 't grote huis gaan vragen.' 'Ja... dat weet ik. Ik wet precies, wat hij antwoorden zou. Dat liedje ken ik uit mijn hoofd. Maar je moet aan de kruidenier niet vragen, wat hij denkt van te licht gewicht. De Baron heeft er belang bij, te denkenzo hij denkt. En jullie niet. Jullie zijn vrij van bezit, en jullie hebben je misschien nooit ernstig voorgesteld, ooit grond te bezit- ten, nietwaar?' 'Nooit!' beaamde Chef hardgrondig.
'Nu, dan moéten jullie wel een ongerept en
zuiver oordeel hebben over 't wezen van grond- bezit. Als ik toch niet gans en al rechtvaardig deze grond bezit, dan is er geen feitelijk bezit, al zegt de Wet van wel.' 'En de wet is de wet, want... het is de wet,'
spotte Jochem. 'Er is ten slotte maar één wet die wezenlijk
bindt. De wet der waarheid, mannen. Al het andere is tijdelijk maatwerk van mensen, om baat en bevestiging van conventies. Weten jul- he nu echt niet te zeggen, of ik rechtmatig deze grond bezit, dus in wezen bezit? Of is alles maar schijn, een droom?' 'Meneer de Notaris... ik zeg maar zo, ik weet
het niet,' vond Jochem en hij zette een bar diepzinnig gezicht op. 'Ik heb er wijders weinig jeuk van, of u.e. de
grond bezit of een ander. Want het is altijd een ander, en nooit is het ondergetekende, uw die- naar zélf. Zomin een vlooi z'n eigen kopzorgen maakt over wat een koetspaard aanbelangt, zo- min kan 't mijn wat duvelen, of u.e. of Rien Stravers z'n eigen op de borst timmert en zegt... mensen let op, dit is mijn grond.!U.e. moest zulksoort zaken maar eens vragen gaan bij schepsels Gods, die d'r eigen over zoiets zorgen maken.' 'Met jou kom je niet wijder. En jij, Chef?'
'Ikke?' Chef schrok. En hij keek zodanig on-
nozel naar meneer de Notaris, dat die met z'n voet kwaadaardig stampte op de grond, zijn grond. En 't slangenhouten stokje deed lelijk dreigend in Chef zijn richting. Maar och, och; eer Chef daar bang van wier. Zes zulke meneertjes die met vragenboekjes rondlopen over het bezit en twaalf zulke deftige stokjes en dan nog zou de zware Chef ze hebben kunnen verslaan met eens zwaar te asemen. Nee, meneer... ik weet wel wat u.e. daar zee; wor' maar niet nijdig. U.e. wou weten, of dat het |
mag, te zeggen: dit en dat is van mijn! Nou , en
als een mens eerst dan eens goed nadenkt, daarover, aleer te antwoorden, dan wordt u.e. kwaad.' 'Kom, zeg dan eens op?'
'Er is geen bezit!'
'Wat?'
'Er is allenig maar verlangen naar bezit. Als
ik hiet lang naar dat zomerhuisje staan te kij- ken, dan gaan ik denken: ik wou dat ik in meneer de Notaris z'n schoenen stond en dat allemaal bezat. En u.e., die 't alles bezit, weet eigens niet meer, of bezit wel bezit is.' 'Ja, ja.'
'Zou u.e. nog niet ereis willen, dat u nog
hoopte de tuin ooit te kannen kopen? Was dat verlangen niet aangenamer om te dragen, dan de last van het bezitten en de akeligheid van 't voorbij zijn van al dat plezierige verlangen? Weet u.e., hoe ik weet, dat er allenig maar echt verlangen bestaat, en niks dan onecht beko- men? We liepen op een keer langs de Giessen en 't was warm. Aan de overkant van 't water, daar waren bomen en was de lommer. Toen zijn we naar de overkant gegaan, omdat het ge- luk aan de overzij lei. Maar aan de overzij ge- kommen, daar keken wij op de dijk die we juust verlaten hadden. En die dijk lei daar zo aangenaam in onze ogen...' 'Onze Chef houdt namelijk van de natuur,
meneer de Notaris, hij heit iets overgehouwen uit de kinderstuipies.' 'Hou jij je mond nou maar,' vond de
Notaris gram en hij moedigde Chef aan, met zijn stokje. En Chef zegde wijders: "t geluk lei altijd aan de overzij. Niemand is zo gelukkig, als hij, die nog wat wensen kan. Daarom zal be- zit zo een schrikkelijke last zijn; ik vat dat best, meneer de Notaris, 't Is mijn geen niefs. Laten de mensen daarom maar allegaar grijpen naar het bezit, 't helpt toch niks. Alles wat je be- komt, verlies je op 't eigenste ogenbhk. Het valt uit je verlangen weg naar de dieperik.' 'De diepte van 't niet zeker weten, of bezit
nu eigenlijk wel bezit is, zo bedoel je het im- mers?' 'Dat konden de mensenanders tevoren wel
overleggen,' vond Jochem, 'ten tijde dat ze nog verlangen naar 't bezit.' "t Verlangend hart dat overleit niet,' weer-
legde Chef, 'maar wat een mens bereikt, dat verliest hij uit zjn verlangen. Dat weet ik ze- ker.' 'Maar dat is eigenlijk geen antwoord op
|
||||||
185
|
|||||||
mijn vraag, Chef Is het wel naar 't ware recht
tussen de mensen onderling, dat we grond be- zitten, of goed. En dat alles aanschaffen voor dood geld.' Geld dat we bekomen hebben, door ervaring, handel, schenking, ambt of arbeid! Bezit uit erving en inkomsten uit eigen arbeid, zijn namelijk niet helemaal eender. Mag dat nu allemaal wel, zoals het gaat? Of hebben wij tezamen die wél bezitten, een wet gemaakt, die op een valse grondslag rust?' 'Maar meneer de Notaris, dat is zo'n geleer-
de vraag. En wij zijn toch maar bedelmannen.' 'Maar toch mensen. En dit is een vraag, die
alle mensen aanbelangt. De wet is gemaakt, ter eerbiediging van het bezit, door bezitters van bezit. Maar jij enjochem ook, jullie die niet be- zitten, zijn voor mij getuigen van de overzij. Wat zegt de overzij? Of het bezit al dan niet meer bestaat bij beëindiging van het verlan- gen, is niet in vraag; al stem ik toe dat het een gedachte is, waard om te overwegen. Toe Chef, zeg jij eens op... is bezit op iedere titel der wet, naar mensheidsrecht gemeten, rechtvaardig?' Waarop Chef peinzend wedersprak: 'Eerst
nog even nadenken. Je koopt een stuk grond. Niet ik of Jochem, want wij speulen in de we- reld maar mee voor spek en bonen. Voor ons soort mannen is geen Wet. Wij zijn zogezeid op zij geschoven. Maar een andere arme don- der koopt een stuk grond. Van overgespaarde uitgestuiverde centjes. En van die dag af is de grond van die arme donder., Is dat naar recht? Ja, dat is naar recht.' 'En, Chef als iemand de grond koopt van
geërfd geld of speculatiegeld? Of uit hoge in- komsten, verbonden aan een hoog ambt dat bijkans geen arbeid vordert? Hij koopt dan de grond en de armere (die ook kopen wou) kan er niet toe reiken,' voerde meneer de Notaris aan. "t Kopen zou ik zo zeggen, meneer de
Notaris, 't kopen is al z'n leven naar recht. Maar 't hebben van geld, niet van arbeid uitge- stuiverd... dat weet ik nog zo ree niet. Dat had- den we eens aan de meneer van 't gerecht mot- ten vragen.' 'Als het bezitten van het geld reeds onregel-
matig kan zijn, dan is de daarop volgende koop het in wezen ook. Want dan betaal je het met onregelmatig bekomen geld, en is het daarop- volgend bezit óók onregelmatig.' 'Alleen gelduit arbeid, meneer de Notaris,
zou ik zeggen...' 'En uit schenkingen,' viel Jochem in. 'Want
anders waren wij samen, ik en Chef, dieven zo- |
|||||||
lang als we samenzweren en onze hand op-
houwen.' Hierop zei Chef: 'en als dat niet naar recht
is, Jochem, dan is dat niet naar recht. Of 't jou betreft, mijn, of een ander. Alleen wou ik nog zeggen daarvan: wij nemen niet, maar wij vra- gen. Werken doen wij niet, alleen maar lopen.' 'Is lopen dan geen werken?'
'Werken is, zich en anderen ten nutte zijn,
Jochem,' kwam de Notaris er tussen. 'Wij zijn nuttig zat. Wij zijn het, die de
mensen barmhartig leren zijn.' Doch Chef zette zijn prevelement voort; on-
gestoord. 'Ik maak dus onderscheid tussen vra- gen en nemen. Nemen mag niet; vragen mag wel. Wat wij alzo hebben bekommen, dat heb- ben wij zowat naar recht. Maar wie geld heeft uit arbeid, heeft er meer recht op. En wie geld heeft, niet uit arbeid en ook niet uit de barm- hartigheid der mensheid, meneer de Notaris, die heit minder recht erop. En als 't uit slechtig- heid voorkomt (je werkvolk niet betalen naar de eis, ofte hoge brieven uitschrijven), dan heb je helemaal geen recht, als 'k het zo mag zeg- gen.' 'Meneer de Notaris, en ik zeg... veul recht,
weinig recht, haast geen recht, heel geen recht, onrecht en stinkend onrecht, dat zijn zaken die niet tellen in 't hebben van geld. Er bestaat alle- nig maar macht! Ik ben sterker dan u.e.; wel zes keer zo sterk met permisie. Als d'r geen dienders bestonden met sabels en schiettuig, dan had ik u.e.'s bezit en dan kon u.e. langs de huizen dalven, om een cent voor een arme man, bij de barmhartige mensen. Macht, meneer de Notaris, niks dan macht! Dat heit niks te maken met het verlangen of zo. Onze Chef loopt te ielen in z'n vrije tijd. Dat
wil nou al dertig jaren lang een eigen wijf heb- ben, zo maar bezitten...' 'Wil jjj trouwen Chef en nu nog?...'
'Ja en keinderen, meneer de Notaris. En
vooral keinderen, waar Chef? Nou zou je zo zeggen; je hebt vrouw en keinderen, zolang je 'r naar verlangt en als je ze hebt, dan heb je ze niet meer. Waar Chef? Waar meneer? Zo heeft onze Chef het uitgeleid. Nou en dan zeg ik weer: Chef heit geen vrouw en keinderen, hij verlangt allenig maar, dus most Chef tevree zijn, bar tevree en stilletjes vrijen met z'n wij- fie, dar ie heeft, omdat ie heur niet heeft. Maar wat doet de onnozele hals: instee dat hem nou tevree is met wat ie heeft, omdat hij ernaar ver- langt, loopt ie mijn (z'n ouwe maat) sedert der- |
|||||||
i86
|
|||||||
tig jaar de kop ziek te klagen over de miserie
van zijn bestaan. Zo zie je, meneer de Notaris, d'r loopt geen groter leugenbeest op twee po- ten rond dan onze Chef. En geen groter hals- kop ook. Want wie maakt z'n eigen nou dik en dun over bezit en over 't lieve verlangen, als hij niks bezit en te oud raakt, om te bekommen wat of hem verlangt.' Wat zou er gebeuren, als Chef vandaag de dag een wijf bekwam.' De on- nozelaard. Hij zou nog niet weten, of hij heur goed rechtstandig vast hieuw, of't onderste bo- ven. Vrijen is maar een lomp boerenkunstje, zeggen ze wel, maar zelfs daarvan moet een mens verstand hebben. En onze Chef vermag allenig maar te ouwewijven over het verlangen. Dus is alles zo goed, zoals het is. Dat Chef alle- nig maar verlangt, dat ik naast hum loop, om 'm van de ondergang te redden en dat u.e. bezit wat u.e. bezit.' 'Je vindt mij dan zeker ook wel onnozel, Jochem, dat ik er nog altijd niet hele- maal vrede mee heb, hoe meer bezit er door mijn handen overgaat op anderen.' 'Mag ik het eerlijk zeggen, meneer de
Notaris?' 'Zeg op!'
'Zal u.e. niet giftig worren.''
'Spreek vrijuit.'
'En wat bekom ik voor mijn advies, zee
meneer de Affekaat, aleer hij z'n mond open dee; en hij hieuw z'n kiezen stijf op elkaar.' 'Wat verlangt de Advocaat.''
'Eén onnozel kwartje, 't Is te geef; vooral als
je bedenkt, meneer de Notaris, wat het m'n ou- we vader gekost heit aan studie.' 'Hier Jochem. En zeg nu op.'
'Meneer de Notaris, u.e. is een weldadig, ee
barmhartig mens. Dat zien ik aan dat kwartje, dat je nou niet meer bezit en ik wél. Maar wij- ders ben je een halskop, meneer de Notaris, net als onze Chef' 'Wat.>'
'Zie je nou wel, dat u.e. kwaad wordt. Niet
omdat het niet waar is, wat of ik zeg. Maar om- dat we hier staan op u,e, z'n grond, op het be- zit. En omdat u.e. de macht heit en ondergete- kende niet. En omdat u.e. metallieken heit en Jochem niet. Zo is 't in de wereld gesteld. U.e. is een halskop, omdat je denkt nog wat te kan- nen veranderen aan het bezit, heiegaar allenig, notaris zijnde in 't achterland van IJsselstein. Niks hoor; als u.e. allang met de pieren leit te praten, dan is er nóg allenig maar macht. Amen uit! Ik gaan een stukje wijer op. Vanwege het verlangen naar het bezit. Ik wou |
namelijk nog wat centjes gaan halen tussen
hier en IJsselstein. En ik heb ook al verlangen naar het logement. Maar ik verlang allenig maar een bed, voor één hard kwartje per nacht. Dag meneer de Notaris, tot over veertien da- gen.' 'Dag Jochem.'
'Dag meneer.'
'Dag Chef' En de notaris bleef alleen achter
op zijn wankel bezit. 'Eén ding is zeker,' zei Jochem, toen ze bui-
ten 't gehoor waren, "t Is niet voor niks ge- weest, dat verdomde stomme geklep. En nóg een ding is zeker. Die grond is wel van hum. Maar niet lang meer. Want hij wordt oud en keinds, het eindje is nabij. Als we wéér de klok luidt, dan is 't veur hum.' En Chef zegde daarop: 'We hebben er veul
ontmoet, die waren bezeten van het bezit, waar Jochem.' Meneer de Notaris wordt er allenig maar van geplaagd. Dat is een man, met een zwaar geweten; hij is van onrecht even buzig, als wij van de kou en dorst.' 'Alweer een teken, dat het einde nabij is.'
Met deze woorden tornde Jochem achterom, bij de voorlaatste woning van z'n toer die dag. Alwaar ze, zonder veel aanspraak, in de stilte van de zomeravond, twee rooie half]es bekwa- men, om eerlijk samen te verdoen. En 't leste huis was niet het beste. Daar
woont een boer van veel bezit, bezeten door 't bezit. Van hem verluidt, dat hij bij z'n zieke vrouw ooit de veearts heeft gehaald, omdat die twee kwartjes min rekent dan de dokter. Aldaar aangekomen vernamen ze, dat en een pink ver- zopen was in de achterwetering. Toen waren ze zo wijs en vroegen naar niets en keerden maar om. Want een affront is een affront, óók als er luizen wonen onder je vest. Nawoord
Met de beschrijving van het oudere
IJsselsteinse notariaat is getracht een indruk te geven van de rol die de notaris in onze ge- meenschap heeft gespeeld. Tijdens het onder- zoek zijn er meer vragen dan antwoorden op- gekomen zodat er volop ruimte is voor vervolg- onderzoek. Zo is er geen onderzoek gedaan naar ene
notaris J.A. van Beuzekom te IJsselstein. Al wat we van hem weten is dat hij tussen 1819 en 1825 af en toe naar buiten treedt als noatris te IJsselstein en dat hij op 14 april 1825 op 29 ja- rige leeftijd aan de gevolgen van een borstziek- |
||||||
187
|
|||||||
te cverhjdt. Over deze Johannes Albertus is
verder niets bekend. Voorts kan bestudering van de akten een schat aan gegevens opleveren over de maatschappelijke patronen te IJssel- stein in de 150 jaar die hier behandeld zijn. We hopen dat dit artikel een aanzet mag zijn tot verdere studie van deze patronen en spreken de wens uit dat dit ooit in publikatievorm mag verschijnen. Voor de volledigheid krijgt u de Ijsselsteinse notarissen vanaf 1811 op een rij: |
|||||||||||||
3. Zoar is een bijbelse plaats uit het boek
Genesis 19, vers 22: 'Haast, behoud u derwaarts; want Ik zal niets kunnen doen, totdat gij daarheen ingekomen zijt. Daarom noemde men den naam dezer stad Zoar'. Het is de plaats waar Lot en zijn gezin heenvluchtte vanuit Sodom en Gomorra. 4. Cholera was in de vorige eeuw te IJsselstein
de meest gevreesde ziekte, zie hiervoor HKY uit- gave 48, mrt 1989, pag 157 e.v. 5. Zie 'Catalogus van de Archieven der Collegiën'
van R. Fruin, pag. 203. 6. Uit: 'Het wassende water' van Herman de
Man. 7. Voor een uitvoerige beschrijving zie HKIJ uit-
gave 37/38 van juli-sept. 1988. Geraadpleegde literatuur
'Waarvan akte, zes eeuwen notariaat in
Amersfoort', door E.J.L.M, de Bruijn en Ph. Maarschalkerweerd, Amersfoort 1989. 'Nederland's Patriciaat', jaargang XXIX , 1943.
'Catalogus van de archieven der collegiën....', door Mr. R. Fruin, Utrecht 1893. JJsselstein uw woonstede',
door J.G.M. Boon, IJsselstein 1971.
'IJsselstein voor en na 1900',
door J.G.M. Boon, Lopik 1969 'Registers der protocollen van notarissen in
Nederland',
door F.L.Hartong, Rotterdam 1916
'IJsselstein in het nieuws, 1780-1850',
ongepL, door J. Schut, Nieuwegein, 1980. 'De St. Nicolaaskerk in IJsselstein',
door R.J. Ooyevaar, IJsselstein, 1972. |
|||||||||||||
1811 -1843
1819 -1825 1844 -1880 1880-1893 1893 - 1928 1928-1961 1961 -1982 1982-1984 1984- 1992- |
|||||||||||||
W.F.L. Lapidoth
J. A. van Beuzekom
H.D.G.A. Immink
N. Immink
M. den Bleker
A.G. Cool
B. Stasse
G. Mesman
F.P.A.C. Adriaans
A.J. Blokhuis
|
|||||||||||||
Graag willen we hier dank brengen aan de
heer F. Adriaans voor zijn inbreng bij het 'overzicht tot aan 1811', de heer J. G. M. Boon voor zijn adviezen, de heer G.P. Cool voor de informatie over zijn vader, de heer A.M. van Breukelen voor informatie over notaris Cool, mevrouw J.M. Immink - van der Schalk en me- vrouw W.G. Tanja - Immink. Beide laatsten voor het mogen bekijken van de oude 'fami- liedoos'. Mevrouw Murk - Hartings verdient bijzondere dank voor het ophalen van herinne- ringen aan notaris den Bleker. Noten
1. Charles van der Strepen was rentmeester te
IJsselstein waar hij in 1623 overlijdt. Van der Strepen was dus in dienst van de heer van IJsselstein. In de hervormde kerk vinden we nog zijn grafzerk. 2. De vijf polders onder IJsselstein zijn: Broek,
Lage Biezen, Neder Oudland, Hoge Biezen en Over Oudland. |
|||||||||||||
188
|
|||||||||||||
'Het Notariskantoor';
woon en werkplek van de IJsselsteinse notaris,
door Rinus Verweij |
|||||||||||
Inleiding
Met de verhuizing van het IJsselsteinse
notariaat naar het monumentale pand aan de Poortdijk is het een goede gelegenheid om de panden die in het verleden het notariaat heb- ben gehuisvest te beschrijven, zodat we inzicht krijgen waar de notarissen hebben gewoond en gewerkt. Hierbij wordt een bouwkundige beschrijving van het pand gege- ven waaruit conclusies kunnen worden getrokken over de architectonische waarde ervan. Het spreekt voor zich dat alleen de ons bekende panden zijn beschreven. Het is goed mogelijk dat in het verleden ook andere pan- den betrokken zijn geweest bij het notariaat, waarover binnen de beschrijving van de ge- schiedenis daarvan niets is gevonden. Kerkstraat 4
Dit pand heeft toebehoord aan W.F.L.
Lapidoth, notaris te IJsselstein van 1811 tot 1843. Het is een huis met een brede lijstgevel,
twee woonlagen en een zolderverdieping. Doordat de lange zijde en de nok evenwijdig aan de rooilijn zijn gericht, is dit pand duide- lijk herkenbaar als onderdeel van de typische oude zijstraatbebouwing, zoals die nog op veel plaatsen in het centrum van IJsselstein te vinden is. De gevel heeft de uitmonstering van een eclectisch/neo-classicistische hjstge- vel uit het tweede kwart van de voorbije eeuw. Kenmerkend zijn met name de zesruits- schuiframen, gevelbepleistering met schijn- voegen en hanekammen en de entreeomlijs- ting met kroonlijn en pilasters. Zoals bij vele woonhuizen in oude binnen-
steden, verraden ook hier de bouwmassa en de gevelindeling een grotere ouderdom dan de geveldetaillering op het eerste gezicht doet vermoeden. Vooral de vorm en hoogte |
|||||||||||
van de kap zijn in dit opzicht belangrijk.
Doordat de linker kopgevel met grijze specie is afgewerkt is het metselwerk niet te zien, maar het zou - als bij vergelijkbare panden in IJsselstein - heel goed 17e- eeuws of ouder kunnen zijn(vergelijk bijvoorbeeld Hofstraat 8). Dit zou evengoed kunnen gelden voor de voorgevel. Wanneer bij de restauratie van dit soort panden de gepleisterde 19e eeuwse 'jas' wordt verwijderd stuit men zeer vaak op met- selwerk dat honderden jaren ouder is. |
|||||||||||
afbi
Kerkstraat 4,
huis en kantoor van notaris Lapidoth. |
|||||||||||
189
|
|||||||||||
Kerkstraat 17/173
Vanaf ongeveer 1850 tot 1928 is dit pand in
gebruik geweest als kantoor/woonhuis van achtereenvolgens: H.D.G.A. Immink (notaris van 1844 tot 1880), N. Immink (notaris van 1880 tot 1893) en van M. den Bleker (notaris van 1893 tot 1928) Dit op de hoek van de Kerkstraat en de
Utrechtsestraat gelegen pand heeft een mar- kante symetrische lijstgevel met middenrisa- liet en gemetselde hoekpilasters. Het heeft |
|||||||||||
twee bouwlagen en een dakverdieping onder
een afgeplat schilddak. De architectuur van de voorgevel sluit aan bij de traditie van het Hollands classicisme, dat we vrijwel de gehele 17e en 18e eeuw tegenkomen. Het pand is nogal moeilijk te dateren (de Rijksdienst Monumentenzorg houdt het op ca. eind i8e eeuw) doordat de bouwstijl een lange periode bestrijkt. Dat de classicistische architectuur in het begin van de 19e eeuw wordt voortgezet in het neo-classicisme, maakt het er in dit ver- band niet makkelijker op. Wat we zeker weten is dat het pand is
weergegeven op de kadastrale minuut van 1819; het zou dus ook in de eerste jaren van de 19e eeuw gebouwd kunnen zijn. Aanwijzi- gingen hiervoor zouden de fraaie Empire ach- truits-schuiframen in de (door een betonnen vluchtbalkon ontsierde) achtergevel kunnen zijn. Als dit de oorspronkelijke ramen zijn mogen we het bouwjaar ergens rond 1810 situeren. Het is echter niet helemaal uit te sluiten dat deze ramen in de plaats zijn geko- men van i8e eeuwse roedenramen, die na 1800 ouderwets begonnen te worden. De voorgevel is ook geen uitgesproken Empiregevel; daarvoor is het uiterlijk te tradi- tioneel -classicistisch. De ramen in de voorge- vel geven geen houvast: deze zijn omstreeks 1900 gewijzigd in de huidige vorm: T-ven- sters op de eerste verdieping en tweeruits- schuiframen met glas- in -lood bovenlicht op de begane grond (de vensteropeningen zijn overigens niet gewijzigd). De vensters in de linker zijgevel zijn in dit verband nauwelijks het vermelden waard. Die corresponderen niet eens met een opmetingstekening uit 1953 en zijn dus waarschijnlijk in de laatste 4 decennia veranderd. Een markant element in de voorgevel is de
zwaar uitgevoerde entreepartij, die wordt bekroond door een kroonlijst en waarin zich boven de paneeldeur een kalf met siersnij- werk bevindt. Kronenburgplantsoen 5
Van 1930 tot 1961 is dit het notarishuis
van A.G. Gooi die hier tot 1982 heeft gewoond. Een uit het eind van de jaren '20 daterend
vrijstaand woonhuis van geringe architectoni- sche betekenis. Het heeft een rechthoekige plattegrond en is opgebouwd uit een begane grond, dakverdieping en vliering. Het beeld wordt vooral bepaald door het forse met rode |
|||||||||||
^^>f«mirmifw>
|
|||||||||||
afb. zen}
Voor en achter-
gevel van Kerkstraat 17. Notarishuis van 3850 tot |
|||||||||||
190
|
|||||||||||
afb. 4, links
Kronenburg- plantsoen 5. |
|||||||||||||
De datering van dit pand is vrij eenvoudig,
maar met de benoeming van de bouwstijl ligt dat -zoals wel vaker voorkomt- heel anders. De inventarisatie van de Rijksdienst Monumen- tenzorg houdt het op neo-renaissance, maar met een zelfde hoeveelheid fantasie zou men invloeden van de Art Nouveau stijl kunnen herkennen. Vaak is terughoudendheid met het hanteren van bouwstijl-aanduidingen ver- standiger dan het 'koste wat kost' in een laatje willen onderbrengen van een object; dit geeft vaak meer verwarring dan duidelijkheid. |
|||||||||||||
afb. 5, onder
Utrechtsestraat 9. Woonhuis en kantoor van notaris Stasse. |
|||||||||||||
'tuile du nord' pannen gedekte zadeldak met
wolfeinden. De vensters lijken grotendeels vernieuwd of gewijzigd in de jaren '50. Utrechtsestraat 9
Van igöi tot 1985 notarishuis en kantoor
van achtereenvolgens: notaris B. Stasse (nota- ris van 1961 tot 1982), notaris G. Mesman (notaris van 1982 tot 1984) en van notaris F.P.A.C. Adriaans (notaris vanaf 1984). Het pand is tot 1982 gebruikt als woonhuis/kan- toor. Dit, in 1912 door de architect B. Voo- rendt in opdracht van B. Schilte, gebouwde herenhuis verkeert nog in vrijwel geheel oor- spronkelijke staat. Zelfs de voordeur met panelen en geslepen glas is nog aanwezig en de vensters zijn voorzien van de oorspronke- lijke schuiframen; alleen de bovenlichten op de begane grond zijn mogelijk ontdaan van roedenverdeling of glas in lood. Het pand is opgebouwd uit twee woonla-
gen en een zolderverdieping. Het rechter deel van de voorgevel springt iets uit en wordt bovenaan beëindigd door een topgevel. De kap bestaat uit een samengesteld schilddak met steekkap en is gedekt met de in die bouw- periode veel gebruikte rode 'tuile du nord' dakpannen. Entree en vensters op de begane grond worden bekroond door segmentbogen, op de eerste verdieping zijn boven de vensters hanekammen aangebracht. De gevel is sterk verlevendigd door toepassing van banden van geel geglazuurde baksteen. |
|||||||||||||
Utrechtsestraat 7
Dit huis is in 1961 door notaris Stasse aan-
gekocht en toegevoegd aan de praktijk. Dit vrij sobere pand is vooral karakteristiek
door de vorm en de ligging in de bocht van de Utrechtsestraat. De hoek is afgeschuind en de beide gevelrooilijnen snijden elkaar onder een stompe hoek. De gevels en de afschuining worden bekroond door een klassiek hoofdge- stel (dit is een meer exacte aanduiding dan de in deze gevallen veel gebruikte term 'kroon- lijst', waarmee in feite het bovenste uitkragen- de deel van een hoofdgestel wordt bedoeld). Het pand is opgebouwd uit een begane grond |
|||||||||||||
191
|
|||||||||||||
nogal fors uitgevallen knipvoegen zijn toege-
past. De zesruits-schuiframen zijn vernieuwd, waarbij in plaats van stopverf glaslatten bij de beglazing zijn aangebracht. Op de dakverdie- ping is een grote dakkapel geplaatst. Door deze ingrepen heeft het aanzien van het pand vrij veel aan authenticiteit verloren. Havenstraat 18
Na de restauratie van r982-i984 is dit pand
in 1985 in gebruik genomen als notariskan- toor; het is niet als woning gebruikt. Vanaf 1985 tot 1994 zetelde hier notaris Adriaans en vanaf 1992 tevens notaris Blokhuis. Dit op de hoek van de Havenstraat en
Walstraat geleegen pand bestaat uit twee aan- eengebouwde volumes, elk met een eigen kap. Het gezicht wordt bepaald door het aan de Havenstraat grenzende gedeelte, dat is voor- zien van een vrij hoog zadeldak met rechts een schuin dakschild. Het erachter gelegen gedeelte heeft een schilddak met een iets geringere nokhoogte. Het geheel heeft een vrijwel rechthoekige plattegrond en is opge- bouwd uit een begane grond en een dakver- dieping. Het gedeelte aan de Havenstraat is rechts onderkeiderd: hierdoor en door het ver- schil in afmeting van de paren vensters ter weerszijden van de entree is de voorgevel opvallend asymetrisch. Het pand is moeilijk te dateren; de vensters
|
|||||||||||
en dakverdieping. Door de aanwezigheid van
een forse borstwering is de, met gesmoorde hollandse pannen gedekte, kap vrij laag. De datering is ook in dit geval vrij eenvoudig doordat een op 13 februari 1880, door de hout- handel Schilte en zonen, ingediende bouw- aanvraag met duidelijk herkenbare bouwteke- ning van het betreffende pand bewaard is gebleven. Daarin wordt tevens toestemming gevraagd voor het bij de entree leggen van een hardstenen stoep, '.....die eenige ettelijke centi- meters over de goot steekt, zonder dat dit echter niet in 't minst de passage over de belendende kleine straat zal hinderen'. Bij een recente renovatie is het metselwerk
gereinigd en opnieuw afgevoegd, waarbij |
|||||||||||
afb. 6
Utrechtsestraat
nr. 7. |
|||||||||||
afb. 7
Havenstraat
18.
Notariskantoor
van 19S4 tot
1994-
|
|||||||||||
192
|
|||||||||||
en entreepartij sluiten qua stijl aan op het
begin van de ige eeuw, maar zijn aange- bracht bij de (met veel gevoel voor stijl, door Peek en Versluis, uitgevoerde) restauratie in 1972-1973. Afgaande op de hoofdvorm en metselwerk zou het bouwjaar wellicht ergens in het begin van de i8e eeuw geplaatst kun- nen worden. De gevel aan de Walstraat geeft geen enkel aanknopingspunt voor nauwkeuri- ger datering. De vensters zijn vernieuwd en er is een gladde pleisterlaag aangebracht. Op de, ten behoeve van de restauratie gemaakte, opmetingstekening uit 1972 is links bovenin deze gevel een luikvenster zichtbaar, dat zou kunnen duiden op een vroeger gebruik van de dakverdieping als hooizolder. Het is jammer, dat dit wellicht nutteloze maar toch karakteris- tieke element bij de restauratie is verdwenen. Poortdijk 30
Met de intrek, in 1994, van het notariskan-
toor Blokhuis en Adriaans in de villa van 'van Rooijen' heeft het pand, door een grondige opknapbeurt weer de allure en uitstraling gekregen waardoor het na de bouw zo be- faamd is geworden. Van alle woonhuizen in IJsselstein is dit
misschien wel het meest markante voorbeeld van 'jongere bouwkunst'; een villa (in 1909 als burgemeesterswoning door de bekende architect Wentink ontworpen) die in een Goois villadorp niet zou misstaan. Het is een vrijstaand, grotendeels wit gepleisterd pand met twee lagen en een zolderverdieping. Het schilddak (bijna pyramidevormig) is voorzien van twee steekkappen, die in de voorgevel zichtbaar zijn door twee identieke markante topgevels. Deze zijn afgewerkt met shingels en een houten voorschot. De entreepartij van het schuin ten opzichte van de weg gesitueer- de pand bevindt zich in de linker zijgevel. Eigenlijk zou men dit de voorgevel moeten noemen, omdat deze is gericht op de Poort- dijk en zich hier ook de entree bevindt. Het lijdt echter geen twijfel dat de op de Utrechtseweg gerichte dubbele topgevel het 'gezicht' van dit pand is. In de oorspronkelijke bouwtekening wordt deze gevel ook als 'voor- aanzicht' aangeduid. Het zeker niet vooruit- strevende ontwerp laat zich moeilijk onder een bepaalde bouwstijl rangschikken. De streng symetrische voorgevel met de uitge- sproken 19de eeuwse, door klassieke kroon- lijsten bekroonde, schuiframen vertoont |
|||||||||||
onmiskenbaar neo-classicistische trekjes. Dit
beeld zou helemaal kompleet zijn geweest wanneer de gevel was bekroond met een hoofd- gestel in plaats van de twee topgevels met cha- |
|||||||||||
afb.8
Poortdijk }o.
Het nieuwe notariskantoor. |
|||||||||||
afb.g
Doorkijk in het
trappenhuis en hal. Let op het sobe-
re houtsnijwerk. |
|||||||||||
193
|
|||||||||||
letstijl-achtige afwerking van shingels en
betimmering. Bouwtechnisch interessant is het feit, dat
de voorgevel en linker zijgevel (resp. op het zuidwesten en noordwesten gericht) als spouwmuren zijn uitgevoerd. De uitvoering was dus moderner dan het ontwerp, want spouwmuren werden in 1909 nog lang niet algemeen toegepast. Doordat het pand is gesi- tueerd op de solide zandgrond van de stroom- rug van de IJssel, heeft men (naar het zich nu laat aanzien terecht) durven afzien van een paalfundering. Door jarenlang gebruik als kantoor is van de interieurafwerking weinig overgebleven. Afgezien van het markante trap- penhuis met houtsnijwerk en de raampartij met gekleurd glas in lood boven de entree is de detaillering beperkt tot enkele oorspronke- lijke kozijnprofielen en gestucte plafondlijs- ten. Bij de, door architectenbureau Bogaard en Frasa in opdracht van het notariskantoor, uitgevoerde, restauratie is gestreefd de authenticiteit van het pand zoveel mogelijk recht te doen. Zo zijn de schuifvensters in gewijzigde vorm vernieuwd, zonder dat uiter- lijk en profilering zichtbaar zijn veranderd. Het glas in lood in de raampartij boven de entree is, waar nodig, in bijpassende kleuren aangevuld en aan de buitenzijde van bescher- mend dubbel glas voorzien. |
|||||||||||||||
afb. 10 en 11
Boven zien we
een deelvenster van het glas in lood raam en onder het pand vanaf de ach- terzijde. De gevel rechts (met de mar- kiezen naar heneden) is de oorspronkelijke voorgevel. |
|||||||||||||||
Stichting
Historische Kring
IJsselstein |
|||||||||||||||
Bank:
Postbank, nr.: 4074718
Redaktie:
B. Rietveld, Meerenburgerhorn 10, 3401 CD
IJsselstein. Donateurs ontvangen het periodiek (4 uit-
gaven per jaar) en worden op de hoogte ge- houden van de activiteiten. Nieuwe dona- teurskunnen zich aanmelden bij de pen- ningmeester waar tevens mutaties kunnen worden doorgegeven. Voor inwoners van IJsselstein bedraagt de contributie mini- maal f20,- (voor bedrijven f30,00) per jaar. Voor hen die buiten IJsselstein wonen is dit f 26,50. Losse nummers kunnen, voor zo- ver voorradig, a f 7,50 ook bij de pennin- meester worden besteld. Voor dubbelnum- mers is de prijs f 10,-. |
|||||||||||||||
De Stichting Historische Kring IJsselstein is
in 1975 tot stand gekomen en stelt zich het volgende als doel: De belangstelling wekken voor de geschiedenis in
het algemeen en voor die van IJsselstein en de Lopikerwaard in het bijzonder. Dagelijks bestuur:
Voorzitter: L. Murk, tel: 03408-81627.
Secretariaat: C.J.H, van Dijk-Westerhout,
Omloop West 42, 3402 XP IJsselstein, tel:
03408-83699.
Penningmeester: W. J. van Vliet, J.W. Friso-
laan 7, 3401 AX IJsselstein, tel: 03408-
81660.
|
|||||||||||||||
194
|
|||||||||||||||
■^oolGa tlf
|
||||||||||
Jan van Stolk en kasteel IJsselstein in 1769
|
||||||||||
door D.B.M. Hermans '
|
||||||||||
gie, de te verwerken materialen en de wij-
ze van onderhoud plegen. In dat opzicht bezit de tekst een meerwaarde, die het be- lang ervan nog eens onderstreept. In de tekst is sprake van een tuinhuis-
je, dat op het kasteelterrein moet worden gebouwd. In 1771 maakte Jan van Stolk hiervoor het ontwerp, bestaande uit een tekening en een bestek^. De vondst hier- van is in zoverre uniek, dat er alleen zijde- lings melding van wordt gemaakt in een, uitsluitend binnen de familiekring ver- spreid boek over de familie van Stolk^. Ook dit stuk is van waarde. Niet alleen voor de geschiedenis van het kasteel, maar ook omdat het inzicht geeft in de ar- chitectuur van het tuinhuis in die tijd en de daarvoor gebruikte materialen. In dit artikel worden beide teksten inte-
graal weergegeven te samen met de af- beeldingen. Aan het eind van ieder stuk wordt een korte toelichting op de inhoud gegeven. Jan Davidszoon van Stolk
Jan van Stolk (Rotterdam 12-8-1731 -
onder Cool 9-2-1810) was de jongste zoon van David van Stolk^. Evenals zijn vader was hij architect, houthandelaar en lood- witfabrikant. Nog geen 22 jaar oud, op 19 april 1753, werd Jan door Prinses Anna aangesteld als 'Architecq en Inspecteur over alle de Huysen en Gehouwen in onse respecti- ve domeynen gelegen', onder toezicht van zijn vader . Jan trad daarmee in de voet- |
||||||||||
Inleiding
Van het eens trotse kasteel IJsselstein
is weinig meer over. Het kasteel is in 1888 gesloopt, met uitzondering van een trap- toren, die om architectuurhistorische re- denen is gehandhaafd. Van de bouwgeschiedenis van het kas-
teel is weinig bekend: het kasteel is ges- loopt, dus gegevens kunnen alleen wor- den ontleend aan geschreven bronnen (onder meer bouwrekeningen) en afbeel- dingen. Eén van deze geschreven bron- nen is een notitieboekje van Jan van Stolk uit 1769, waarin hij aan de hand van een inspectie aangeeft waar er onderhoud aan het kasteel moet plaatsvinden^. Tevens bevat het een verbouwingsplan voor de bovenste verdieping van de traptoren. De tekst gaat vergezeld van een aantal verkla- rende tekeningen. Tekst en afbeeldingen te samen geven een redelijk goed beeld van het kasteel, zoals dat er uitzag aan het eind van i8de eeuw. De vondst van het boekje is niet uniek,
dat wil zeggen: in een paar publicaties is er zijdelings naar verwezen, waarbij de aandacht zich dan veelal richtte op de plattegrond van het kasteel, die in het boekje wordt afgebeeld. Er is echter nog nooit echt aandacht besteed aan de werke- lijke inhoud van het boekje en de waarde ervan voor de kennis over (de bouwge- schiedenis van) het kasteel. Maar er is meer, de tekst geeft onder meer ook in- zicht in de in die tijd gebruikte terminolo- |
||||||||||
195
|
||||||||||
I^"^,
|
||||||||||
sporen van zijn vader, die vanaf 1753 werk-
zaam was als opzichter en architect aan het Stadhouderlijk hof en al sinds 1743 in- specties verrichtte op de Nassause Domeinen^. Dat niet David, maar Jan in genoemde functie werd benoemd, was in die tijd nogal gebruikelijk; vaak assisteer- den zonen van jongs af aan hun vader en werden dan later in hun plaats benoemd . Na het overlijden van zijn vader in 1770
schijnt hij de functie niet langer zelfstan- dig te hebben bekleed. De laatste vergoe- ding dateert van september 1770 en daar- in wordt over Jan gesproken als 'de afgetre- den architecq"^. Dat neemt echter niet weg dat hij toch als zelfstandig architect af en toe een opdracht aanvaardde, getuige het ontwerp voor het tuinhuisje voor de dros- saard, dat hij in 1771 maakte. Overigens wijdde hij zich na 1770 vrijwel geheel aan de houthandel en de loodwitmakerij en na 1782 ook deels aan de bierbrouwerij. In de functie van inspecteur verrichtte
Jan in 1769 een inspectie in IJsselstein aan 'gebouwen en werken welke in reparatie en onderhoud zoude moete koomen'^°. De |
||||||||||
gebouwen en werken waar het om gaat
zijn: 'het stads huys, het latijnsche school, het duytsche school, de 2 stadtspoorten en de poortiers huysjes, de stadsbruggen, binne, en buyten, de stats walmuuren en wateerpoort- jes, de stadts doele, de stads steygers en scheiyinghen, de stadts rioole en de stadts bleek'". De waarnemingen noteerde hij, vergezeld van schetsjes, in een klein boek- je en daarin is ook de inspectie van het kasteel opgenomen. Korte schets van het kasteel
Kasteel IJsselstein was gelegen aan de
noordwestzijde van de oude stad op een omgracht stuk grond, dat al in de i6de eeuw rechtstreeks toegankelijk was vanuit de stad. Ten noordoosten van het kasteel lag toen nog een apart omgracht terrein, de voormalige voorburcht, maar op de kaart van Jacob van Deventer uit ca. 1550 komt er echter al geen bebouwing meer voor op dit terrein. Wanneer de (bouw) geschiedenis van
kasteel IJsselstein precies begint, is niet duidelijk. Al in 1144 is er sprake van een |
||||||||||
Het kasteel
IJsselstein
vanuit het
oosten.
Tek. Roeland
Roghman,
1646/164J.
Coll. Teylers
Museum,
Haarlem.
Foto
Rijksdienst
Monumente
nzorg, Zeist.
|
||||||||||
196
|
||||||||||
heer van IJsselstein, maar veel meer dan
dat is er over hem niet bekend. Pas in 1279 klaart de mist enigszins op, want in dat jaar verwerft Gijsbrecht V van Amstel van het kapittel van Sint Marie te Utrecht rechten in IJsselstein, Meerlo en IJssel- veld'^. In het voor deze transactie opge- maakte stuk wordt vermeld, dat de ouders en voorvaders van Gijsbrecht ook al heer van IJsselstein waren''. Met zijn ouders worden bedoeld Arnoud en Johanna van Amstel. Arnoud is de jongere broer van de beroemde Gijsbrecht IV, die samen met zijn zwager Herman van Woerden en Gerard van Velzen samenzweert tegen Floris V. IJsselstein zou in de familie van Amstel zijn gekomen, doordat de vader van Arnoud, Gijsbrecht III van Amstel, trouwde met Bertranda of Baarte, dochter van Jan van IJsselstein'^. Hoe het kasteel er in de begintijd uit
zag is niet bekend, want het werd meer- malen belegerd en vermoedelijk daarbij deels verwoest. Sommige auteurs menen dat de huidige grondvorm op zijn vroegst kan zijn ontstaan na circa 1470, na een zo- veelste belegering'5. De oudste afbeelding |
|||||||||||
11 [L^
|
|||||||||||
die mij bekend is, dateert uit 1608 en aan
de hand van deze anonieme tekening , de twee tekeningen van Roeland Rogh- man uit 1646/47^7 en de stadsplattegrond van Joan Blaeu uit 1652' , is een beeld te krijgen van de omvang en vorm van het kasteel in de 17de eeuw. Vergelijking van deze afbeeldingen met afbeeldingen uit later tijd leert, dat het kasteel in de 17de eeuw zijn grootste omvang had. Het had een veelhoekige plattegrond, met woon- |
|||||||||||
Plattegrond
van kasteel IJsselstein vóór de ajhraak. Opmeting en tekening van A. Mulder, 1887. Collectie Rijksdienst Monumenten- zorg, Zeist. |
|||||||||||
Kasteel
IJsselstein van-
uit het zuiden. Anonieme tekening uit 1618. CoU. Bedel
Nijenhuis, Leiden. Foto Index Bouwkunst, R.U. Utrecht. |
|||||||||||
197
|
|||||||||||
Kasteel
IJsselstein
vanuit het
zuiden.
Hoektoren
'het hoeregat'
zonder dak.
Tek. A. de
Haan, 1727.
Foto R.A.
Utrecht.
|
||||||||||||
¥•
|
||||||||||||
/■'
|
||||||||||||
1
|
||||||||||||
:H.tgy-i
|
||||||||||||
Kasteel
IJsselstein
vanuit het
westen.
Hoektoren
'de Stok'
zonder dak.
TekeningA.
de Haan,
1727.
Coll. R.A.
Utrecht.
Foto Index
Bouwkunst,
R.U.Utrecht.
|
||||||||||||
198
|
||||||||||||
Kasteel
IJsselstein vanuit het oosten. Noordvleugel zonder dak; deel zuidoost- vleugel verd- wenen. Tekening Cornelis Pronk, 1731. CoU. Museum
Flehite, Amersfoort. Foto R.A. Utrecht. |
|||||||
Kasteel
IJsselstein
vanuit het
oosten.
Noordvleugel
vrijwel geheel
verdwenen.
Tekening
Jan de
Beijer, 1744
Coll.
Museum
Flehite,
Amersfoort.
Foto R.U.
Utrecht.
|
|||||||
199
|
|||||||
vleugels aan de zuidoost- en noordoostzij-
de en een traptoren aan de noordwestzijde ('de Loyer Toren' '9). Op de noordelijke hoek bevond zich een uitbouw met drie- zijdige sluiting, die gezien de rijke archi- tectuur een voorname vleugel van het kas- teel zal zijn geweest. De zuid- en westzijde van het terrein werden omsloten door een muur met één D-vormige en twee ronde torens op de hoeken. In de woonvleugel aan de noordoostzijde bevond zich de oor- spronkelijke hoofdtoegang, bereikbaar via de voorburcht, en deze vleugel bevatte aan de zijde van de binnenplaats een galerij, waarvan men aanneemt dat hij door de ar- chitect Alexander Pasqualini (1493-1559) rond 1531/32 is ontworpen. Pasqualini wordt ook gezien als de ontwerper van de traptoren en mogelijk meerdere delen van het kasteeP°. In recente literatuur wordt echter Anthonis I of Rombout II Kelder- mans als mogelijk ontwerper van de toren gezien ^'. Na de 17de eeuw trad het verval van het kasteel in. Vóór 1727 was van zo- wel de muurtoren aan de westzijde ('de stok' ^^) als aan de oostzijde ('het hoere- gat'^3) het dak verdwenen en een deel van de ommuring ingestort ^4. Tussen 1727 en 1731 verdween een deel van de vleugel aan de zuidoostzijde en in dezelfde tijd stortte ook het dak in van de vleugel op de noordhoek ^5. Afgaande op de tekeningen uit die tijd, waaruit blijkt dat de muren nog overeind stonden, zou brand de oor- zaak van het instorten van het dak kunnen zijn geweest. De vleugel is vóór 1744 tot op de kelders afgebroken . Na 1744 stabiliseerde het verval zich en
bleef het kasteel vrijwel ongewijzigd tot 1888, het jaar waarin het, op de traptoren na, werd gesloopt. Hoe het kasteel er vlak voor de sloop uit zag, is te zien op de op- meting die Adolf Mulder in 1887 maakte ^7. Het inspectierapport van het kasteel
IJsselstein Zoals gezegd kreeg Jan van Stolk in
1769 de opdracht de bouwtechnische staat van het kasteel te inspecteren. Naast de in- |
spectie werd ook een voorstel gedaan tot
verbouwing van enige vertrekken in het kasteel. Op de bovenverdieping van de traptoren moesten drie gevangenissen worden gemaakt en een kamer ernaast, het meest westelijke vertrek boven de ga- lerij, moest worden opgeknapt en inge- richt als verhoorkamer. Naast deze ver- bouwingen, die het openbare gedeelte van het kasteel betroffen, werd in een privé- vertrek van de drost nog een kachel ge- plaatst. FOLIO 21 RECTO ^^
'Volgt de inspectie van het Gasteel IJselsteyn.
De gebouwe welke behoore aan het Domeyn, bestaan in de volgende het Gasteel
de korenmoole
de} nieuw huyze in de Kloosterstraat
de boerewooning leggende in de Barronnie bij
den Enge IJsel
FOLIO 21 VERSO
|
||||||||
Muir hoog 19 voet uyt de heneede grond,
welke zeer regt in ordre staat. Is hier huyte nietz aan te doen als alleen eenige wijjinge en voegen. 3 gl. Deeze muur moet aan de hinnezijde, al-
waar die 3 voet boven de hooge grond komt, al het losse muurwerk worde uytgebrooken en weeder ingestopt van de ouden steen. En zooverre de rollaag ge... is, vernieuwen. 20 gl. |
|||||||||
200
|
|||||||||
B. Hoektoom, genaamt het hoeregat, is-circa
10 voet bove de wal. Staet zeer regh te lood, zonder uytsettingen, en is bovenop als een ruïne, zeer sterk met groff boomge- was en klim bewassen. Moet enkel eenige invoegingen van weynig
belang. Al de losse steene, zoo bovenop als aan het uytstek op de zijde, moet worde afgebrooken en het nieuw werk weeder aangestopt. Maar het gras bovenop dezel- ve moet onaangeroerd blijven, f 8,— De muur van deze toom is 3 voet dik. Den Heer Drossaart zal mogelijk op deze
toorn een hout speelhuysje laate plaatse, hier- van een schetzje aan zijn Edele te zenden. C. Muur lang 53 voet, hoog 13 v[oe]t boven de
grond met een platte rollaag geslooten, moet buyte het groen uytgewijt en de groote ope voege volgezet, is van weinig be- lang, stelle 4 gl.De rollaag op dezelve, wel- ke jo dm breet is, moet worde uytgewijt, de losse en ingerotte steen vernieuwt, vastge- legt en gevoegt. Zoomede de borstweering (die 3 voet hoog is) het losse muurwerk in- stoppen, wyje en voegen. Saame 18 gl. FOLIO 22 RECTO
D. Zijnde een toom circa 12 voet boven de
muur C. Is bove met een pannedak gedekt. Deeze staat staat meede regt in 't lood. Mankeert eenige weynige invoegingen en wyje, zoomeede de losse steene der kantee- linge ^9 op de voorzijde ajbreeken op aan- wijzinge en het mankeerende aan het pannedak herstellen. 10 gl. E. Walmuur, h. 60 v[oe]t, is voor een gedeel-
te met groen bewassen. Moet gewijt en ge- voegt en het losse werk bove op vast gelegt. In ordre. 8 gl. Binne aan de hooge walzijde is daaraan
nietz te doen, als zijnde het stal en koets- huys daarteege gebouwt. De hoogte van dee- ze walmuur is circa egaal als de muur C. F. Ronde toom genaamd de Stok, komende
|
cirka met zijn kruyn 10 voet boven de wal-
muur E. Deeze is bove ope en met groen bewassen. Alle de losse steene moete afge- noomen tot op het vaste werk. Het uytstee- kende sekreet wegbreeke en in verband weeder instoppe. Verder eenig los muur- werk van weynig belang instoppe, wyje en de groote ope voege volsetten. iGgld. De buytedeur te vemieuwe van gren. i_ d. hout, sterk opgeklampt, gehange en ge- sloote. Is circa j-^ voet groot. G. Walmuur is hoog 12 voet boven de laage
grond en lang tot aan de steene beer 44 voet 5°. Is nieuw werk, voor eenige jaare gemaakt en is dus niets aan te doen, zoomeede niet aan de rollaag als alleen ee- nige wijnigen wijjingen en voeginge. FOLIO 22 VERSO
H. Wal met de steene beer. Dit is oud muur-
werk en aan de beer veel los muurwerk. Moet het losse ingestopt, gewijt en gevoegt. 16 gl. Bove op G en H moet de rollaag wel- ke goet is maar enkel gewijt en gevoeg. 2 gl. Aan de binnezijde is alles in goede ordre. I. Is een muurtje met een rollaag gedekt tot
separatie tusse de beneede en bove grond. Is circa 3 voet hoog. Deeze is geheel ontset, moet zooverre deze los is worde uytge- brooke en van oude steen worden opge- maakt, met een rollaag geslooten. Egaal als het van outz is geweest. 2^ gl. K. Zijnde aan de westzijde van het gebouw
agter de muur A. Zijn twee kelders onder het afgebrooke gebouw, alwaar bevoorens de verhoorkamer is geweest. Bovenop dee- ze wulve is niet anders als grond, met gras bewassen.Deeze kelders behoorde digt ge- maakt, zoo tot het droog houde der kelders van het groote gebouw, als om reede dezel- ve kelders nog tot gebruyk zoude kunne dienen. Daartoe moet bove dezelve gelegt een nieuwe straat van harde klinkers op zijn kant, in tras behoorlijk ajwaterende. Deeze straat moet lang zijn ly voet en |
||||||
201
|
|||||||
breed 21 voet, behoorlijk teege de oude mu-
rasien geslooten. En de berste en scheuren in de zijgeevel van het groote gebouw teege deeze straat komende in het verband in- stoppen.Met de walmuur A, zooverre de borstweeringe betreft, te handele als voor bij de muur A is geannoteert. FOLIO 2} RECTO
L. Opgaande separatiemuur tusse de Looyers
tooren en verdere gebouwe en tussen de af- gebroke ruïne aan de noordzijde van het Gasteel. Moet van al zijn groen gezuyvert en uytgewijt, alle de losse steene afge- brooken en in het verband zooverre nodig is weeder vast gelegt. Verder de groote ope voege volsetten, zoomeede aan het verdere daarbij zijnde muurwerk op aanwijzin- gen./40.- Verder moet al het groen in de murasien van
het groote gebouw en wooningen worden uyt- gewijt en gezuyvert. De groote open voege vol- gezet en de bersten en scheuren na den eys in- gestopt. 8 gl. Boven de driekant kamer M, zijnde onder het
leydak, behoorde gemaakt 2 niwe luyke of vensters in de wange om in de goote te kunne koomen, van gr. 11/4 d. hout, gehange en ge- sloote en de houte wangen repareeren. Verder eenige reparatien aan het leydak op deeze driekante kamer. Van weynig belang, in de zoome herstellen. FOLIO 24 RECTO
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
FOLIO 2^ VERSO
Op het Gasteel staat een vierkante hooge
toorn, genaamd de Loyer Toom, waarin de crimineele gevangene moete bewaart worden, zoomeede is daameevens een plaats dienende tot een verhoorkamer. Deeze beyde plaatse, zoowel verhoorkamer als gevankenisse, moete ten koste van het graaffschap worde in staat gebragt volgens opgaave van '' |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Deeze toom is hove met pannen gedekt.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Rontom met houte
goote voorzien, zooverre dezelve geheel weg of ver- rot zijn, moete die vernieuwt van ^' goet greene hout ten zelve zwaarte en bewerking. FOLIO 26 RECTO
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
i
t
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
M
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
,-• »»
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
,■! X
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
H _ yc
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
o ••■eo
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Op de bovenste verdiepinge van de Loyer
toom moete deeze gevangenisse koomen. Deeze verdieping is hoog 10 voet. A is een moerbint waarin de kinderbintjes zijn gewerkt^^. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3)
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
-i»-./^
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
f '^ -Sfc> /?
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
\<>^}
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
m
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
\ l^-"
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
k:
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
i»'-^
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
k /i^/,->
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
^j: /}>'£ai /tf.JJ^ Ai-
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
.J, .vV,Jv
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
B is het eenige criminele gevangenis op. deeze
geheele toom.
C C zijn 2 stene kruyscozijne, waarvan het agterste geheel en het voorste op de halve
hoogte is toegemetselt.
D steene trappe na beneede. E oude schoorsteenmantel van metselsteen. In het vak ofplaets FGHI moet dan gemaakt
j plaetse voor gevange. Deeze te maake met dubbelt beschot. Den deure aan de voorzijde, waarin gaate voor de lugt en om de spijs door te geeven. Kribbens etc. Onder moet ook beschot in de steene vloer, en boven aan de buytezijde van het moerbint worde vastgekoppelt na den eys. De zolder dient meede onder teegen de kinderbintjes worde verdubbelt voor de sterkte. De schoor- steen E moet worde weggebrooken en de muur gelijk ingestopt. Verder moet de teegele vloer voor deeze gevangeplaatse worde herstelt in tras. De twee steene kruyscozijne, welke nu volgemetselt zijn, moete worde ope gemaakt. In gevalle de ijzere spijle niet aanweezig zijn, insette. Verder glasraame en vensters tot de- zelve. Verder moete alle de glasraame en vas- te glaaze in deeze geheele Loyers toom zijnde, zoo bove als in de raame in 't geheel lo stuks worde vernieuwt. In de steensponden passen- den, gisse dat yder raam 2 voet breet FOLIO 26 VERSO
en 4 voet hoog is.
Eene verdieping laager, zijnde treede ^^, moet
de verhoorkamer gebragt in een gebouw daar- neeven staande als hier op de schets is te zien hij K. In deeze kamer moet dan gemaakt een balus-
trade tot separatie van het Colegie en de ge- vangene op circa 9 voet uit den muur L, met een deurtje daarin. In reedelijke ordre ge- maakt en vast staande. Verder een tafel tot ge- bruyk der Heeren. In het vak M te stelle 2 deurstijlen, in het latey
en onder in de vloer. Een deur daarin gehan- ge en geslooten. Het mankeerende aan de treede van de trap S in deeze kamer te ver- |
nieuwen. 3 gl.
Het afgebledderde en het mankeerende aan
de murasien herstellen in ordre. In deeze ka- mer is een houten vloer, de 4 houten trappe zijn tesaam 3 voet breet. Het mankeerende aan de twee kruiscozijne in deeze kamer, zoo mede aan de glaazen, glasraame en vensters moete worde herstelt op aanwijzinge. Verder dezelve, zomeede de zolder en deure en cozij- ne te verven. NB, het groen laake behoorende tot den be-
kleeding der reghtaefel word gereekent op twee ellen breet scheers (?) de strekse el, en dus de ... (twe?) vierkante elle kost ^6 a 60 stuyvers. FOLIO 2y RECTO
|
||||||||||||||||||
V/z/f^'^t^p/i/WW'^li^^
|
|||||||||||||||||||
I I
! \ |
|||||||||||||||||||
i - t^^ t/ ::>;
|
|||||||||||||||||||
l
|
|||||||||||||||||||
"te
|
|||||||||||||||||||
^ / / - "O
5., ;'*-i'^-/£<r--/«- /i ^■€'>'t/s
|
|||||||||||||||||||
Oi, //'—
|
|||||||||||||||||||
Schets van de Looyers toom op de hoogte van
24 treede uyt de grond, yder van 7 duym hoog, zijnde op de hoogte van de verhoorkaamer. |
|||||||||||||||||||
203
|
|||||||||||||||||||
De muure zijn op deeze hoogte 4 voete dik.
Het hard van deeze toom is een vierkante
klomp muur van 6 voet
Gisse de gevangekamer op 60 treppe hoog,
daar eyndigt deeze middelklompmuur, en de
kamer is vierkant.
In deeze toom komen 8 bordesse yder van 6
treede. En dan komt de regtopgaande trap na
de gevangekamer. Op de 48 treede komt de
spanplaat van het gebouw # daar de verhoor
kamer onder is.
Op deeze gevangekamer volgt de kap met
panne gedekt, als hiervoor is te zien.
FOLIO}! VERSO
Een der kamers op het Gasteel, bewoont door
den Heer Drossaard, waarin een losse Engelse schoorsteen te plaatsen. In en teege deeze uytgehakte muur het ijzer
schoorsteentje te plaatsen met een ijzeren pijp door de gevelmuur na buyten uytgeleyt^^. |
Opmerkingen
Uit de tekst valt op te maken, dat het
kasteel vermoedelijk enige tijd niet voor het vastzetten van gevangenen is gebruikt en dat er ook geen verhoren werden afge- nomen. Tenminste, de oude verhoorka- mer was, zoals we reeds zagen, al vóór 1731 afgebroken en er moet nu (pas.^) een ander vertrek daarvoor in gereedheid wor- den gebracht. Ook blijkt één gevangenis niet genoeg en worden er op de bovenver- dieping van de traptoren drie nieuwe in hout bijgemaakt. Deze traptoren stond, zoals vermeld, aan de noordwestzijde van het kasteelterrein en bevat een gemetselde spiltrap, rondom een (naar wordt aange- nomen) massieve kern van 2 bij 2 m. De trap wordt overkluisd door kruisgewelven en eindigt onder de bovenste verdieping, die bereikbaar is via en rechte trap. Deze bovenste verdieping bevat een gemetselde gevangenis en een uitkragend gemak. Voor het aanbrengen van de drie gevange- nissen werd de stookplaats tegen de zuid- westwand verwijderd. De gevangenissen en het gemak waren in 1887 niet meer aanwezig en bij de restauratie van 1948 zijn de stookplaats en het toilet weer te- ruggebracht. Mulder geeft in zijn opme- ting van de bovenverdieping echter wel de plaats en maat aan van de 'weggebroken cachotten', dus deze zijn of kort voor de opmeting verwijderd, of de sporen waren nog zeer duidelijk waarneembaar 54. De verhoorkamer kwam op de eerste
verdieping van de noordoostvleugel, direct boven de galerij. Deze verdieping bevond zich ongeveer halverwege de hoogte van de toren. De kamer was van de toren ge- scheiden door een driehoekige kamer en in de noordoosthoek daarvan bevond zich een klein vertrek, vermoedelijk een toilet. De toegang tot dit toilet bevond zich in de verhoorkamer en moest worden hersteld. Ook twee kruiskozijnen in de verhoorka- mer moesten worden hersteld, de één be- vond zich aan de zijde van de binnen- plaats, de ander aan de zijde van de voor- |
||||||||||
204
|
|||||||||||
burcht. De verhoorkamer was als vertrek
eveneens verdwenen in 1887. Het kruis- kozijn aan de zijde van de binnenplaats was dichtgemetseld en aan de zijde van de voorburcht vervangen door een 6-ruits schuifvenster met een grotere lengte. De deur naar het toilet was dichtgemetseld. Het privévertrek waarin een kachel ge-
plaatst moet worden, bevond zich op de begane grond van het kasteel, aan de noordoostzijde, vlak naast het vertrek op de oosthoek. Met de 'Engelse schoorsteen' wordt, zoals van Stolk zelf al aangeeft, een ijzeren kachel bedoeld. Deze moet ge- plaatst worden in een nis met een hoogte van 7 (Rijnlandse) voet en 32 duim, dit is 3,03 m. Afgaande op de vorm en de hoog- te van de nis in de wand zal met deze 'Engelse schoorsteen' een kolomkachel zijn bedoeld, dat wil zeggen een kachel met de vorm van een zuil, geplaatst op een voetstuk of piëdestal. Het voordeel van de- ze kachels was dat de warmtespreiding groot was, zodat er minder warmte de schoorsteen in verdween ^5. De opmeting van Mulder geeft niet de
'uytgehakte muur' weer, maar wel een te- gen de buitengevel gemetseld rookkanaal. Of dit kanaal al bestond of later is aange- bracht, is niet duidelijk. Het blijkt ook niet uit de tekst van Van Stolk, die volstaat met de opmerking dat de metalen pijp van de kachel door de muur naar buiten gevoerd moet worden. Afgaande op de opmeting van Mulder, bevond de onderzijde van het rookkanaal zich ongeveer op vloerhoogte. Dit is dan weer in tegenspraak met de ko- lomkachel, die de rookafvoer aan de bo- venzijde van de kachel heeft. Het 'speelhuysje' voor de drossaard
Door het- huwelijk van Anna van
Egmond met Willem de Zwijger in 1551 is de baronie IJsselstein in het bezit geko- men van het huis Oranje-Nassau. De Oranjes bewoonden slechts sporadisch het kasteel. Hun goederen werden daar- om beheerd door een drost, die tevens recht sprak over het gebied. De drost be- |
||||||||||||
,-/V/ K>, „■../, •■■/■■
|
||||||||||||
xm ■i'^'/sr^n
|
||||||||||||
\
|
||||||||||||
/../// f...u^ ir../,i~Ji",:f''r-
|
||||||||||||
""^?1 —
|
||||||||||||
1 i ._______________________________._________________________________
|
||||||||||||
woonde het kasteel en in 1769 was dit
Joachim Ferdinand de Beaufort, die tij- dens de Franse tijd ook nog enige tijd bal- juw is geweest. Volgens de annotatie op folio 21 verso
van het inspectierapport had de drossaard het plan om op de muurtoren aan de zuid- zijde, 'het hoeregat', een 'hout speelhuys- je' te laten bouwen. Deze toren heeft een cirkelvormige doorsnede en gedacht moet dan worden aan een soort van rond of veelhoekig tuinhuisje of theekoepel. Zover is het echter niet gekomen. In 1771 maakte Jan van Stolk namelijk een ont- werp voor een houten tuinhuis op stenen basement, met driezijdige sluiting aan de achterzijde. Het geheel was voorzien van een lessenaarsdak, gedekt met gesmoorde pannen. 'Memorie tot het maken van een nieuw
tuynhuys, onder op een steenen voet en hoven houtwerk, groot 14 voeten Rijnlantsen maat buytenwerks, volgens de schetsteekening hier- neevens gevoegt. Op de hoogte van het ordinaare zoomer ij-
selwaater gefondeert op denne 3 duyms plaat- en breet 12 a 14 d. het muurw[er]k onder op 1 1/2 steen aangelegt en op een steen dikte gesn- eeden tot 6 d hoogte beneede de hovegrond van bovesteen en verder {tot circa 14 duym bove de laage grond van de tuyn van} ^ on- dersteen en na den eijs bewerkt en afgereet. 'Hierop en in 6 gr vloerbintjes d6a 8d,de
vloere van 11/2 d hout, de opgaande stijle gr hout d4a4 d, daarin de ligtcozijnen verdeelt en gemaact volgens de schetsteekening. Buyte bekleet met... van ii/4d deelen en binnen met van j/4 d hout, alles in elkander geploegt. Een plintje aan de vloer, {het noodigen reegelw[er]k en) ... op de hoogte van 8 1/2 voet uyt de vloer te leggen 1 ribbe d 4a 6 den tegen de onderkant beschoten met van }/4 d hout in elkander geploegt na den eys. Het dak gespannen op de schuynte als
word aangewezen. De gordingen 4en6d, bo- ven bekleet met ruwe digte 1 d agterdeelen, {yder in eene lengte} binnen teegen elkander en eene dito over ydere naat. Belat met gr. en- |
kelde latten en gedekt met blauwe pannen. De
noodige dekstukken van gr 1 1/2 d hout met een hol onder dezelve, de noodigen boeybor- den, een houte goot en aflaatpijpen. In het front dubbelde deuren in het voorco-
zijn, van eyke 1 1/2 d hout. Boven glazen in hout, onder paneelen, {met het noodige sluytw[er]k}. Pilasters gr 1 1/2 d hout, met de noodige lijsten en plinten en treeden, gelijk de schetzteeking aanwijst. Te weederzijden dat cozijn 2 glasraame
van 1 1/2 d wageschot, welke moeten ope- schuyven, de noodige leede ... Nog zoo in de zijdens als agter te saam 5
stuks dito glasrame ter groote als is bepaalt, welke alle na buyten moete op draayen tot voorkoominge van inwatering. Met winkel- haak, duymhanger, gehangen en geslooten na den eys. Verder alles te maaken na den eys als
doorg[aan]ts eenen wlerjk betaemt. Al het houtw[erjk hetwelke gezien word of den dag beschijnt moet worden geschaaft en alles sterk gespijkerd. Alle de glasruyten van best Frans glas in slopverff behoorlijk gezet en aange- stopt. En dat alles in ordre afgemaakt zijnde 3
maal verven met goede oliverff, de couleur en verder alles ten genoegen van den Heer Besteeder.' Opmerkingen
Omdat er geen tuinhuis op de toren
werd gebouwd, ligt het voor de hand aan te nemen dat het te bouwen tuinhuis er- gens op het kasteelterrein zou worden ge- plaatst, dus binnen de ommuring. Deze aanname leek te worden bevestigd door een tekening uit 1816 van D.J.L. Strick van Linschoten, die het kasteel vanuit het zui- den weergeeft. Op de tekening is een ge- bouwtje met een lessenaarsdak te zien, dat net boven de muur uitsteekt. Zoals het getekend staat, lijkt dit gebouwtje te zijn geplaatst tegen of vrij dicht tegen de muur. Dit maakt dan de vensters in de driezijdige achtergevel, de zijde die in dit geval dus naar de muur gekeerd zou zijn, onzinnig. Waar is het huisje dan wel ge- |
||||||
206
|
|||||||
veel verder naar het noordoosten.
Een probleem vormt nog de maat van
dit 'zomerhuis". Van Stolk geeft een maat van '14 voet buytewerks' = ca. 4,5 meter, en het tuinontwerp een maat van ca. 1,7 'Stigtse Roeden' = ca. 6,4 meter. Dit maat- verschil kan mogelijk verklaard worden wanneer we aannemen dat tuinhuis en tuin tegelijkertijd zijn ontworpen. De ont- werper hoefde niet de juiste maat weer te geven, maar slechts alleen de plaats om de opdrachtgever te tonen wat hij vanuit het tuinhuisje van de tuin zou zien. Conclusie
Uit het voorgaande mag duidelijk ge-
worden zijn, dat de beide stukken tekst ui- teraard maar een klein beetje inzicht heb- ben gegeven in de (bouw)geschiedenis van kasteel IJsselstein. Dat neemt niet weg dat de informatie toch belangrijk ge- noeg is: het geeft een indruk van het ge- bruik van een kasteel, en dan IJsselstein in het bijzonder, in een tijd waarin deze gebouwen als verdedigbaar object hun waarde al lang verloren hadden en waarin kastelen of werden omgebouwd tot land- huizen, of werden gesloopt. Maar meer dan dat geeft het een indruk hoe met een deels ruïneus kasteel in bouwtechnisch opzicht werd omgegaan. In dat kader |
|||||||||||
plaatst? Er zijn echter twee aanwijzingen,
die daarover wellicht iets meer duidelijk- heid geven. Ten eerste geeft het ontwerp een talud weer waarop het huisje wordt gebouwd, ten tweede is er de mededeling op de tekening, dat de driezijdige sluiting grenst aan het 'IJselwater'. Dit sluit een plaatsing op het toen nog steeds ommuur- de kasteelterrein dus uit'7. Een andere plaats voor het tuinhuisje is mogelijk de volgende. De Beaufort liet omstreeks 1770 een ontwerp maken voor een Engelse landschapstuin, gepland op een stuk grond ten noordoosten van het kasteel met een omvang van ca. 86 bij 105 meter 5°. Het terrein grensde aan de zuidwestzij- de aan de gracht om de voormalige voor- burcht en aan de zuidoostzijde aan de stadsgracht. De tekening geeft een 'zo- merhuis' weer en als we de tekening juist interpreteren, dan lijkt het of de, overi- gens anonieme, ontwerper een deel, na- melijk de driezijdige sluiting, van dit zo- merhuis afbeeldt, geplaatst aan de rand van de voormalige voorburcht, tegenover de tuin. In dat geval is een talud verklaar- baar en moet met het 'IJselwater' de hier- voor genoemde gracht zijn bedoeld, die op het tuinontwerp overigens 'de vijver' wordt genoemd. De naam 'IJselwater' is dan verwarrend, want de IJssel stroomt |
|||||||||||
Kasteel
IJsselstein van-
uit het zuid L. Strick van Linschoten, 1816. Foto Rijksdienst
Monumen- tenzorg, Zeist. |
|||||||||||
207
|
|||||||||||
hakte voegwerk, zullen we dus voorzichtig
moeten zijn met het trekken van conclu- sies aan de hand van voegspecie. |
||||||||||||||
wordt gewezen op de afdekking van de
muren met gras, waarvan gezegd wordt dat dat 'onaangeroerd' moet blijven. Van Stolk ging er blijkbaar van uit, dat een der- gelijke afdekking beter was voor het be- houd van het metselwerk. Er wordt ook gesproken over het uithakken, het 'wijjin- gen', van voegen en het weer opnieuw aanbrengen daarvan. Zolang we geen in- zicht hebben in de diepte van het uitge- |
||||||||||||||
Deze publikatie is eerder verschenen in
Castellogica, voorjaarsuitgave 1993 van
DE 'Nederlandse Kastelenstichting'
|
||||||||||||||
Noten
|
||||||||||||||
1. De auteur wil graag zijn dank betuigen aan me-
vrouw E. van Stolk te Rotterdam voor haar be- reidwillige medewerking bij het onder meer ter inzage geven van de archiefstukken. Daarnaast aan de heren ir J. Kamphuis en drs M.A.F.M. Knibbeler voor hun kritische kanttekeningen. 2. Familiearchief Van Stolk (FAvS), band IX nr. 23.
3. FAvS, band IX nr. 28: Project tot het maken van een
nieuw tuynhuys bij het casteel te Yselsteyn ten verlys van den Heer Drossaard j.F. de Beaufort lyji. 4. W. Wijnaendts van Resandt et al, Genealogie van
het geslacht Van Stolk, s.1. 1940, pag. 127 - 129. 5. Zie voor biografische gegevens het in noot 4 ge-
noemde boek. 6. Ibid. 127 en J.C. Bierens de Haan, 'David van
Stolk (1692 ■ 1770), architect, deel II: in dienst bij Prins Willem IV en Willem V', in: Leids Kunsthis- torisch Jaarboek 1985: Achttiende ■ eeuwse kunst in de Nederlanden, Delft 1987, pag. 482 en 483. 7. Bierens de Haan o.c. pag. 481.
8. Bierens de Haan o.c. pag. 483.
9. Algemeen Rijksarchief (ARA), archief van de
Naussause Domeinen, inv.nr. 754, fol. 292. 10. FAvS, band IX nr. 23, folio i recto.
11. Ibid.
12. J.G.M. Boon, IJsselstein uw woonstede, (IJsselstein)
1977', pag. 13 en 14. 13. Oorkondenboek van het Sticht Utrecht (OSO),
deel IV, nr. 1949. 14. A.J. van der Aa, Biografisch Woordenboek der
Nederlanden deel I, Haarlem 1852, pag. 266. De nummering van de diverse Gijsbrechts is in deze publicatie onjuist. 15. A.M. Fafianie, 'IJsselsteinse stadsmuur, beproefd
weerbaar', Historische Kring IJsselstein (1989) 50/51, pag. 222. 16. Leiden, Universiteitsbibliotheek, collectie Bodel
Nijenhuis (LBN), inv.nr. Port. 313 - III Nr. 2. 17. Haarlem, Teylers Museum, inv.nr. O-* 35 en
Amersfoort, Museum Fléhite (AMF), inv. nr. AC II-88-1. 18. Toonneel der steden van Holland, Westvriesland,
Utrecht, Amsterdam 1652, pag. T verso. 19. FAvS band IX nr. 23, folio 25 verso.
20. H. Hardenberg, 'Pasqualini, architecte Bolonais,
aux Pays-Bas (1530-1548)', in: Studi in onore di Riccarde Filangieri, vol. II, Napels 1959, pag. 386. 21. R. Meischke en F. van Tychem, 'Huizen en ho-
|
||||||||||||||
ven gebouwd onder leiding van Anthonis 1 en
Rombout II', in: H. Janse et al., red., Keldermans Een architectonisch netwerk in de Nederlanden, Den Haag 1987, pag. 134 en 135. 22. FAvS band IX nr. 23, folio 22 recto.
23. FAvS band IX nr. 23, folio 21 verso.
24. Volgens een gewassen pentekening uit 1727, toe-
geschreven aan Abraham de Haen de jonge (1707 -1748), Rijksarchief in Utrecht (RAU), top. atlas inv.nr. 1998 -1 en een ingekleurde tekening met pen en penseel uit 1727 van dezelfde teke- naar, AMF inv.nr. 11 - 85 - i. 25. Volgens een tekening in pen en penseel in grijs
uit 1731 van Cornelis Pronk (1691 - 1759), AMF inv.nr. n - 85 - 2. 26. Volgens een tekening in pen en penseel in grijs
uit 1744 van Jan de Beijer (1703 - ca. 1785), AMF inv.nr. 11 - 89 -1. 27. De tekeningen bevinden zich in het archief van
de Rijksdienst voor de Monumentenzorg te Zeist (RdMz). 28. De bladzijdennummering is niet oorspronkelijk,
zij is later in potlood toegevoegd. 29. Deze D- vormige toren had aan de noordoostzij-
de een gekanteelde trapgevel. 30. Bedoeld is een steunbeer.
31. De zin is in de tekst niet afgemaakt.
32. Dit is blijkbaar een vroege vermelding van moer-
balken en kinderbinten, want in het bouwkundig woordenboek staat dat de termen moerbalk en kinderbint in deze zin pas sinds XIX worden ge- bruikt. E.J. Hashnghuis, Bouwkundige termen, Utrecht/ Antwerpen 1986, pag. 251. 33. Het aantal is niet ingevuld.
34. Opmeting door Adolph Mulder in 1887 van het
'kasteel te IJsselstein, plan van de 2de verdie- ping', tekeningenarchief RdMz, inv.nr. .' 15987. 35. H.J. Zantkuijl, Bouwen in Amsterdam 10 (jg&j
j8: De warmte beschouwd deel 2, Amsterdam 1982, pag. 375. Zantkuijl behandelt in dezelfde afleve-
ring op pagina 368 een Engelse schoorsteen, maar dan gaat het om een insluithaard, bedoeld voor een stookplaats met mantel en boezem en daar is hier geen sprake van. 36. De tekst tussen {} is in de oorspronkelijke tekst
in margine toegevoegd. 37. Deze ommuring was in 1887 nog geheel aanwezig.
38. RAU, archief De Beaufort, inv.nr. 1548.
|
||||||||||||||
208
|
||||||||||||||
Kasteel huis te Vliet
|
||||||||||||
door mr. C.G.M. Noordam
|
||||||||||||
Bezitters en bewoners
Het huis wordt in 1375 voor het eerst
vermeld, als belending van de Lekdijk^. In 1395 wordt een bezitter genoemd: Aleit Henrixdochter van den Damme, weduwe van Tyman Schorren. Het huis is een Stichts leen^. Zowel Hendrik van den Damme als Tyman Schorre (of Scorre) waren aanzienlijke personen in de stad Utrecht. In het midden van de 14e eeuw komen zij voor als schepen in Utrecht^. Een Tydeman Meeus Scorren soen komt |
||||||||||||
Kasteel huis te Vliet
Het kasteel huis te Vliet is enkele kilo-
meters ten zuiden van IJsselstein gelegen in het dorp Lopikerkapel op de oude Kapelse stroomrug'. Ten zuiden van het huis loopt de Lopikerweg-oost met daar- naast de Enge IJssel. Ten noorden van het huis loopt de Achterdijk. Aan de oostzijde bevindt zich de kerk van Lopikerkapel, ge- legen in het vroegere gerecht Zevenhoven. Het huis zelf lag net ten westen van Zevenhoven in het gerecht Lopik. |
||||||||||||
O
|
||||||||||||
1. Afbeelding
van het Huis te Vliet op een kaart uit 162J. De dubbele
kap van het huis is duide- lijk zicht- baar, evenals de aan de noordkant gelegen trap- toren met koepeldak. (Kapittel Oudmunster, 933;i2o-i2i, detail) |
||||||||||||
209
|
||||||||||||
^:-«
|
||||||||||||
voor als kerkmeester van de Buurkerk^.
Deze personen komen op zich in aanmer- king om te kunnen gelden als bouwer van het Huis te Vliet. De naam van het huis zou daarbij van een veldnaam afgeleid kunnen zijn. Er is echter een onontkoom- bare relatie met de familie Van (den) Vliet, die in deze buurt woonde. Aan het begin van de 14e eeuw heeft een zekere Gisel- bertus Bokel van den Vliet grond in het gebied in bezit als leenman van van de he- ren van Amstel . Hij was gehuwd met Hesse, dochter van de heer van Asperen en behoorde tot de lagere adel. Verwant- schap met het gelijknamige geslacht van het kasteel te Vliet bij Oudewa-ter kon niet worden vastgesteld^. Giselbertus Bokel van den Vliet was tevens leenman van het Sticht en van de heer van Arkel . Hij heeft waarschijnlijk een rol gespeeld in de bouw van de naast het huis gelegen kerk van Lopikerkapel, want in 1327 werd hij ge- deeltelijk in het gelijk gesteld in een con- flict met het kapittel van St. Marie be- |
treffende het patronaatsrecht van de kerk 9.
Deze Giselbertus kan tevens de stichter geweest zijn van de enkele honderden me- ters westelijker gelegen hofstede te Vliet, die circa 1382 wordt genoemd als Stichts leen'°. De bezitter ervan is op dat moment Willem van den Vliet (Gerardsz.), vermoe- delijk een nazaat van Giselbertus. In de leenakten van het Sticht wordt de hofstede in 1457 voor het laatst genoemd, zodat kan worden aangenomen, dat hij in de tweede helft van de 15e eeuw is verdwenen. De fa- milie Van den Vliet vertakte zich breed in de loop van de 14e eeuw. Een aantal van deze Van den Vliets
ging te Utrecht wonen en aantal bleef ter plaatse. Enkele malen komt aan het begin van de 15e eeuw een lid van deze famihe voor als bezitter van een stenen huis in het gerecht Lopik, niet zijnde de hofstede of het huis te Vliet. Een Willem van den Vliet (Willemsz.) bezat voorts in 1392 als Viaans leen het gerecht het Loo^^. Dit ge- recht lag tussen het gerecht Zevenho- |
|||||||||||
2. Het Huis te
Vliet door een anonieme kunstenaar uit circa 1650, gezien vanuit het noord- westen. Links van de trapto- ren gaat de oorspronkelij- ke donjon schuil. De achterkant heeft een toe- gang via een ruime houten trap. De hoge traptoren, heeft een aan- bouw op het dak. Óp de achtergrond is de kerk van Lopikerkapel zichtbaar. (RAU IH9, blz. 225) |
||||||||||||
210
|
||||||||||||
3. De hoofdin-
gang van Huis te Vliet bevond zich tot het laatste decennium van de lye eeuw aan de noordzijde van het huis, naast de trap- toren op het niveau van de eerste verdie- ping. Na de verplaatsing van de ingang naar de zuid- zijde is de oor- spronkelijke ingang ver- vangen door een raamko- zijn. Aan de linkerzijde van het huis is de kerk van Lopikerkapel te zien, rechts van het huis lijken wilgen- bosjes te staan op wat later het voorplein zal worden. Tekening door Roelant Roghman, cir- ca 16^0. |
|||||||||||||||||
«■^'ï;-^»^
|
|||||||||||||||||
-cr^^£i^iË««k.L^
|
|||||||||||||||||
-» v«- tNsi'^
|
|||||||||||||||||
ven en de Lek. De belangrijkste bezittin-
gen van de familie Van den Vliet bevon- den zich daarmee in de 14e eeuw in de hoek, die de IJssel met de Lek maakt: Lopikerkapel, Zevenhoven en de Loo. Uit dit gebied waren waarschijnlijk ook de in het midden van de 14e eeuw machtige Yen en Zweder Uterloo afkomstig. Het ge- recht Zevenhoven, een Viaans leen, dat in de periode 1406-1424 in bezit was van Splinter van den Vliet, was circa 1382 nog van Yen uter Loe, een nazaat van de eerder genoemde Yen^^. Ondanks de prominente positie van de
Van den Vliets ter plaatse, kan een directe relatie met het huis te Vliet niet worden aangetoond. Wellicht is het grondgebied, waarin huis en hofstede liggen oorspron- kelijk één (Stichts) leen geweest. Daarbij kan er een nog niet vastgestelde relatie zijn tussen de Van den Dammes of de Scorres en de Van den Vliets, zodat het huis door erfopvolging buiten het bezit van de familie Van den Vliet is geraakt. |
Een verkoop van het huis door een Van
den Vliet kan evenmin worden uitgeslo- ten. De dochter van de eerder genoemde Aleit Henrixdochter van den Damme bracht het huis in handen van de familie Vrencken. De Vrenckens hadden in het 14e en 15e eeuwse Utrecht functies als ka- nunnik van het kapittel van St. Marie, rentmeester van de bisschop, schout en schepen van Utrecht. Henric Vrencken, die het huis van 1433-1459 bezat noemde zich Vrencken van der Vliet. In de periode 1459-1562 was het huis - met een onder- breking van 14 jaar, waarin het aan Steven van Ruitenbergen behoorde - bezit van de Van Hemerts. In 1538 werd het huis ge- plaatst op de tweede lijst van riddermatige hofsteden^^ Van 1562-1571 was Cornelis van Mierop, domproost van Utrecht, be- zitter van het huis. Een aanzienlijk bezit- ter van het huis uit het eind van de i6e eeuw was mr. Paulus Buys, die achtereen- volgens pensionaris van Leiden was, lid van de Raad van State en curator van de |
||||||||||||||||
211
|
|||||||||||||||||
4- Enkeleja-
ren na de omkering en modernise- ring van Huis te Vliet vervaardigde C. Specht er in lyoi deze gravure van. De nieuwe bijgebouwen met de daar- achter ge- plaatste dui- ventillen staan ter weerszijden van het voor- plein. Achter het huis is bosaanplant zichtbaar. (RAU, TA II20 p. 19)
|
|||||||||
Leidse universiteit. Hij overleed op het
huis te Vliet in 1594'"^. In de 17e eeuw was het huis in handen van verschillende fa- milies. Joriphaes Vosch van Roelings- weert, die het huis in het laatste decenni- um van de 17e eeuw bezat, was in 1699 gedwongen het huis wegens schulden ver- kopen. Een groot deel van de i8e eeuw was het huis in bezit van de families Panhuijs en Van Hardenbroek. In het laatste kwart die eeuw wisselde het enkele malen van eigenaar. In 1801 werd jhr. |
Cornelis Gerard Barchman Wuytiers door
aankoop eigenaar van het huis. In zijn fa- milie bleef het tot 28 december 1936, toen het bij veiling werd verkocht. Het huis verloor door een ingrijpende verbouwing in het daaropvolgende jaar het karakter van aanzienlijk buitenverblijf Bouwkundige geschiedenis
Het huidige huis te Vliet heeft - als
men de later aangebouwde opstallen weg- denkt - het aanzien van een 19e eeuws bui- |
||||||||
212
|
|||||||||
zondering hierop vormt het restant van
een stenen trap in de muurdikte van de oostelijke gevel, die vroeger vanaf de eer- ste verdieping waarschijnlijk de enige toe- gang tot deze ruimte vormde. In de weste- lijke zijwand van deze trap zijn stenen zichtbaar van het formaat 31 x 16 a 15 x 9 cm. De dikte van de stenen duidt op een datering in de 13e eeuw. Maar omdat de stenen hier secundair zijn verwerkt, kun- nen zij voor de datering achterwege blij- ven. Het trapgewelf is weer 14e eeuws. De muur, waarin deze trap is opgenomen, is bijna nog geheel aanwezig en heeft een imposante dikte van ongeveer 2,5 meter. De noordgevel, waarin enkele doorbraken zijn gemaakt, ondermeer voor een trap- penhuis, is bijna twee meter dik. De zuid- gevel (de voorkant) is voor bijna de helft nog aanwezig en heeft een dikte van 1,45 meter. Of deze muur oorspronkelijk dik- ker is geweest, kan pas vastgesteld wor- den, indien de pleisterlaag verwijderd wordt. De westelijke gevel, die een dikte had van circa 2 meter, was tot 1937 nog vrijwel geheel aanwezig. Bij de toen uitge- voerde verbouwing is de muur groten- deels gereduceerd tot 30% van de oor- spronkeHjke dikte. De oorspronkelijke buitenmaat van de donjon bedroeg ca. 11,7x12,8 meter en de oorspronkelijke bin- nenmaat 7x9,3 meter. De binnenzijde van deze bouwlaag heeft waarschijnlijk uit één groot tongewelf bestaan. De zuid-oosteHj- ke zijde hiervan (circa 20%) is nog aanwe- zig. Op het hoogste punt was het gewelf ongeveer 2,8 meter hoog. Het was - even- als de langste zijde van de donjon - noord- zuid georiënteerd. De donjon zal volgens het gebruikelijke patroon boven dit niveau nog twee a drie verdiepingen hebben ge- had met bovenop kantelen. De ingang moet zich op de eerste verdieping hebben bevonden. Om de donjon liep een gracht, die, zoals men heeft kunnen vaststellen, niet tot aan het muurwerk liep, maar een strook grond tussen het water en de toren overliet. Gezien de dikte van de muren heeft de donjon militaire betekenis gehad. |
|||||||
tenhuis, dat meer op zijn plaats lijkt in de
bossen van de Utrechtse heuvelrug. Op het eerste gezicht doet het in niets denken aan een i6e eeuws buiten en nog veel minder aan een 14e eeuwse donjon. Toch bevat het ruimschoots elementen van bei- de'5_ Op begane grond-niveau - het vroege- re kelderniveau - is nog circa 60% van het muurwerk van de oorspronkelijke donjon aanwezig. Op plaatsen, waar het pleister- werk verdwenen is, is te zien dat het om 14e eeuws metselwerk gaat. De enige uit- |
|||||||
213
|
|||||||
grootscheepse aanen verbouw de donjon
onderdeel gaan uitmaken van een aan- zienlijk buitenverblijf. Als bouwer komt Gijsbert van Hemert in aanmerking. In 1556 en 1561 leende hij 4496 gulden, waarbij beide keren een hypotheek op het huis werd gevestigd' . In 1557 verkocht hij het huis Amerongen. Dit heeft wellicht met de hoge verbouwingskosten van huis te Vliet te maken gehad. De donjon werd aan de westzijde uitgebouwd met twee naast elkaar gelegen bouwmassa's. Beide bouwdelen kregen zadeldaken met trap- gevels. Aan de kop van deze westkant kwam een - vermoedelijke latere - aanbouw met schilddak. Op deze wijze ontstond er een rechthoekig huis met een afmeting van ongeveer 20,4x12,8 meter. Op de be- nedenverdieping van de donjon werden twee woonlagen gebouwd. Aangezien de oostelijke muur van de huidige bel-etage 14e eeuws lijkt te zijn, is er op dit niveau wellicht sprake van reducering van de muurdikte in plaats van volledige nieuw- bouw. Behalve wat betreft de plaats van de ingang werd het huis gekenmerkt door |
|||||||||
Door gebrek aan eigentijdse vermeldin-
gen in akten en kronieken blijft enigszins duister of deze militaire functie uitslui- tend particulier van aard was. Gezien de situering van het kasteel aan de weg naar Schoonhoven en de ligging van twee kas- telen in Hollandse invloedssfeer aan die- zelfde weg - Zevender en Ter Heul - lijkt het niet onwaarschijnlijk, dat Vliet ook een strategische rol speelde in de verdedi- ging van het Sticht. Voor wat betreft de datering van de
donjon moet gewezen worden op het ver- drag uit 1352 tussen de bisschop en de stad Utrecht, waarbij overeengekomen werd versterkingen in het Sticht tegen te gaan. Vermoedelijk dateert de donjon uit de periode van voor dit verdrag' . In te- genspraak met deze aanname lijkt een lee- nakte uit 1356, waarbij een stuk grond wordt genoemd, gelegen tussen de zijd- winde (van Zevenhoven) en de Vliethoeve: het daartussen gelegen huis te Vliet wordt niet vermeld, hetgeen mogelijk betekent, dat het toen nog niet bestond'7 i^ het midden van de i6e eeuw is door een |
|||||||||
j. Gezicht op
huis te Vliet,gezien vanaf het wes- ten door J. Schoute. MCS/819, KHU, Den Haag |
|||||||||
214
|
|||||||||
een strakke symmetrie, waardoor het eer-
der een 17e dan i6e eeuwse verschijning had. De verdiepingen werden toegankelijk gemaakt door een aan de achterzijde ge- bouwde traptoren, die met een achtkantig bovendeel en een koepeldak boven het huis uitstak. Deze traptoren werd wellicht gebouwd op resten van een bestaande 15e eeuwse traptoren. Het onderste gedeelte van de traptoren is althans uitgevoerd in laat-middeleeuwse moppen. Een tekening uit 1627 toont ons voor het eerst het huis in deze vorm^^. De ingang van het huis was naast de traptoren aan de huidige ach- terzijde. Deze ingang was waarschijnlijk niet bedoeld als toegang vanaf de nabij ge- legen Achterdijk, die in die periode in ge- bruik was voor 'vrachtverkeer' . Bezoe- kers van het huis dienden vanaf Lopikerkapel een van de lanen langs de buitensingels af te rijden, totdat men - na het huis gepasseerd te zijn - toegang had tot het voorplein van het huis. Nadat de Fransen in 1672 het huis geweld hadden aangedaan - gemeld werd dat het huis 'te- nemael is verdorven' - vond in het laatste |
decennium van de 17e eeuw een opwaar-
dering plaats, waarschijnlijk door Joriphaes Vosch van Roelingsweert. De ingang van het huis werd naar de zuid- kant verplaatst en het vroegere voorplein werd gedeeltelijk met bomen beplant. Op het nieuwe voorplein werden ter weerszij- den van de oprijlaan bomen geplant, voor- namelijk eikebomen. Ook langs de bui- tensingels stonden langs de lanen - de Oost-, West en Noordlaan - eikebomen. De achter het huis gelegen tuinen tus-
sen de singels waren door watergangen in drie gelijke stukken verdeeld. In het ge- deelte het dichtst bij het huis lag een vij- ver. Ten oosten van het huis was een bos van eiken en elzen, dat naar het stervor- mig lanenpatroon daarin het 'Sterrebos' genoemd werd ^ Tegelijk met de omke- ring van het huis verrezen bijgebouwen ter weerszijden van het nieuwe voorplein. Achter beide bijgebouwen, die later wer- den aangeduid als koetshuis en orangerie, werden duiventillen geplaatst. De Noten- laan, die als zicht-as naar de Lekdijk is aangelegd, stamt waarschijnlijk ook uit |
||||||||
6. Het huis
in 1745 ge- zien vanuit het zuiden op een tekening van Jan de Beijer. Het 16e eeuwse ontwerp van dit gebouw kent - met uitzondering van de plaats van de hoofd- ingang - een strakke sym- metrie. |
|||||||||
215
|
|||||||||
deze periode. Hij werd aanvankelijk aan-
geduid als 'Voorlaan' en was oorspronke- lijk aangelegd als eikebomenlaan. Een aanbouw aan de zuidkant van de traptoren werd vervangen door een plateau, van waaraf men een riant uitzicht had op de omgeving. Tussen 1730 en 1744 werden de Vlaamse gevels vervangen door dakka- pellen en werd het bovenste deel van de toren veranderd in een klokketoren. In 1745 werd de brug over de gracht veran- derd. Tot het begin van de negentiende eeuw bleef het huis in deze vorm bestaan. In het eerste kwart van die eeuw moet een grote bouwkundige ingreep hebben plaatsgehad. De bronnen spreken elkaar tegen over de precieze datum daarvan. Het Aardrijkskundig Woordenboek van Van der Aa, meldt, dat het het huis in 1815 grotendeels werd afgebroken . Behalve, dat getwijfeld kan worden aan het jaartal, lijkt ook het voorkomen van i6e eeuwse bouwsporen tot in het plafond van de eer- ste verdieping in tegenspraak met een grootschalige afbraak. Bovendien meldde diezelfde Van der Aa nog in 1847 ^^^ het huis 'een sierlijke vertooning maakt door den fraaijen koepeltoren, die uit het dak |
|||||||||
7. Het huis in
maart 1937, vanuit het zui- den. De vorm dateert uit het midden van de ige eeuw. We zien het ge- houw na de verkoop toen bomen en struiken op het voorterrein werden geveld. (RdMz 17.417) |
|||||||||
S. De tweede^
woonlaag is in ig]y we^ehro- ken, waarna
het dak een ver- dieping omlaag is gebracht; foto uit ig66. (RdMz 108.227) |
|||||||||
216
|
|||||||||
rijst'^^ Een andere bron meldt, dat d? in-
korting van het huis in 1826 heeft plaats- gevonden '^. Tevens werden in dat jaar de zware eiken langs de laan tussen het huis en de Lekdijk gerooid. Ondanks onzeker- heid over de datum van de ingreep is dui- delijk dat het huis is ingekort door afbraak van het zuidelijk gedeelte van de i6e eeuwse westvleugel. Alleen het noordelijk gedeelte van deze vleugel, met daarin de keuken, bleef staan. Op begane grond-ni- veau is nog een 19e eeuwse keuken aan- wezig. De reden voor de afbraak was ver- moedelijk, dat de westvleugel op de vul- ling van de oorspronkelijke gracht was ge- bouwd en ten gevolge daarvan is gaan ver- zakken. In 1856 onderging het huis een grote verbouwing. De westelijke vleugel werd gecompleteerd. Deze werd één tra- vee korter dan de oude vleugel, zodat het gebouw de afmeting van ongeveer 17,9x12,8 meter verkreeg. Er kwam een nieuw dak, een nieuwe voorgevel en een nieuwe ingangspartij. De brug over de gracht was waarschijnlijk al eerder verval- len^^ In het derde kwart van de 19e eeuw werd het interieur aan de eisen van die tijd aangepast. Op de eerste verdieping zijn nog diverse 19e eeuwse schouwen en an- dere elementen uit deze tijd aanwezig. In 1937 maakte de toenmalige eigenaar van het huis een bouwplan, waarbij het ge- deelte van het huis boven de eerste verdie- ping zou worden gesloopt, en waarbij het dak vervangen zou worden door een plat dak. Het werd een iets minder rigoureuze
ingreep: de tweede verdieping werd weg- gebroken en het bestaande dak werd een verdieping omlaag gebracht. De reden hiervan moet gezocht worden in de ge- brekkige bouwtechnische constructie: de muur tussen de beide oostelijke vleugels, waar de zakgoot en de kapconstructie op rustte, was niet gefundeerd. Eén balk moest de helft van het totale gewicht van twee verdiepingen en de kap opvangen. Door wegneming van één verdieping is geprobeerd dit gewicht te verminderen. |
|||||||||
Voorts werd het gewelf van de donjon ge-
deeltelijk uitgebroken. Inwendig werd het gebouw verder geschikt gemaakt voor be- woning door meerdere gezinnen. De orangerie werd in hetzelfde jaar onher- kenbaar verbouwd. Het huis heeft sinds enkele tientallen jaren hoofdzakelijk een bedrijfsfunctie. Gaandeweg zijn de grach- ten gedempt en zijn tegen het huis be- drijfsgebouwen geplaatst. Sinds 1992 wordt gewerkt aan restauratieplannen voor dit huis, dat ondanks grootschalige verbouwingen in de loop der eeuwen nog steeds in ruime mate sporen draagt van een al meer dan 600 jaar durende ge- schiedenis. |
|||||||||
Noten
1. H.J.A. Berendsen, blz. 151
2. S.W.A. Drossaers, tweede deel, 2, regest 381.
3. A.J. Maris, blz. 208.
4. Johan van de Water, derde deel, blz. 149,150.
5. S. Muller Fz., 1896, nr. 333.
6. J.C. Kort, 1988, blz. 404 (1326) en 405 (1316).
7. Opvallend is, dat ongeveer in dezelfde periode een
lid van dat geslacht, Gerrit van Vliet, eveneens gehuwd was met een dochter van de heer van Asperen: P.L. Muller, blz. 129 (1324). 8. J.W. Berkelbacht van der Sprenkel, blz. 177 (1320);
P.L. Muller, blz. 66 (1316). 9. B.M. de Jonge van Ellemeet, inv.nr. 597.
10. S. Muller Fz., 1891, blz. 673.
In 1985 zijn er op het terrein van de hofstede op-
gravingen verricht (2). Daarbij bleek de hofstede te hebben bestaan uit een ommuurde binnen- plaats van circa 41.00 x 20.00 meter, met in een hoek een stenen kamer van ruim 6.00 x 5.00 meter binnenafmeting. Het geheel was omgeven door een 11 meter brede gracht, ver/olgens ver- moedelijk een aarden wal en een buitengracht. Er werden leitafeltjes gevonden, met daarin ge- krast fragmenten van oorkonden, waaronder la- tijnse, en fragmenten van notenschrift met een liedtekst. De vondsten dateren alle uit de periode tussen het begin van de 14e en het eind van de 15e eeuw. Zie: R.J. Ooyevaar, Huis te Vliet en Hofstede te Vliet in Lopikerkapel, Uitgave van de Werkgroep Behoud Lopikerwaard, rapport nr. 9, IJsselstein, 1988. . n. J.C. Kort, 1986, blz. 276.
12. S. Muller Fz., 1891, blz. 673.
13. Johan van de Water, eerste deel, blz. 281.
14. Nieuw Nederlands Biografisch Woordenboek,
deel I, blz. 519-523. |
|||||||||
217
|
|||||||||
15. Het bouwhistorische verhaal steunt grotendeels
op de gewaardeerde uitleg van ir. CO. Bouwstra. 16. S. Muller Fz., 1906, inv. nr. 175.
17. J.C. Kort, 1988, blz. 405.
18. A.J. Maris, blz. 209 en 210. In: Tegenwoordige
staat der vereenigde Nederlanden, twaalfde deel, blz. 172 wordt genoemd dat de Van Hemerden het huis in 1562 wegens schulden ten gevolge van de verbouwing moesten verkopen. 19. B.M. de Jonge van Ellemeet, 1935, inv. nr. 933, f.
120-121. Op een kaart in het kapittel van St. Marie uit 1606, inv.nr. 752, f. 18, bevindt zich eveneens een afbeelding van het huis, maar deze is later toegevoegd. 20. Vermelding op een kaart in het kapittel van St.
Marie uit 1606, inv.nr. 752, f. 18. 21. Een beschrijving van tuinen en bijbehorende la-
nen en geboomte vanaf circa 1700 is te vinden in: P.W.A. Broeders, blz. 126-142. 22. A.J. Van der Aa, 1848, blz. 760,
23. A.J. van der Aa, 1847, blz. 65.
24. Aldus een aantekening van J.W.A.B. Barchman
Wuytiers, die in 1836 eigenaar van het huis werd. Geciteerd in: Broeders, blz. 136. 25. De zuid-oostelijk hoek van de gracht was tussen
1790 en 1824 gedempt. De verbouwdatum is ontleend aan een stenen gedenkplaat, die vroe- ger in de muur van het huis was ingemetseld, vermeld door J. Belonje, blz. 89 Literatuur
- A.J. Van der Aa
Aardrijkskundig Woordenboek der Nederlanden, 12 de-
len, Gorinchem, iSjg-jSji, deel u, 1848, heruitgave door de Europese Bibliotheek, Zalthommel, 1980. - A.J. VAN DER Aa
Beschrijving van den Krimpenrewaard en den
Lopikerwaard, Schoonhoven, 1847, heruitgave door de Europese Bibliotheek, Zaltbommel, 1968. - J. Belonje
'Dat Huys ten Vliete' in het Nederkwartier, In:
maandblad van Oud-Utrecht, 1969, blz. 88-go. ■ H.J.A. Berendsen De genese van het landschap in het zuiden van de pro- vincie Utrecht (Utrechtse geografische studies 2^), Utrecht, 1982. - J.W. BERKELBACHT VAN DER SPRENKEL
Regesten van oorkonden betreffende de bisschoppen
van Utrecht uit de jaren 1301-1340, Utrecht, 1937. |
|||||||
- P.W.A. Broeders
Kasteel-, Buiten en Boerentuinen in de Lopikerwaard,
uitgave van de Stichting Werkgroep Behoud Lopikerwaard, Waardenreeks deel 4, IJsselstein, 3992, blz. 126-142. ■ S.W.A. Drossaers
Het archief van den Nassauschen domeinraad, Den
Hoog, 1955. - B.M. DE Jonge van Ellemeet
manuscript-inventaris van het archief van het kapittel van St. Marie, Utrecht, 1937. - B.M. DE Jonge van Ellemeet
manuscript-inventaris van het kapittel van Oudmunster, Utrecht, i<)}y ■ J.C. Kort
Repertorium op de lenen van de hofstede Vianen, in:
Ons Voorgeslacht, 19S6. - J.C. Kort
Repertorium op de lenen van de hofstede Amstel, 1236-
1650, in: Ons Voorgeslacht, 1988. - A.J. Maris
Repertorium op de Stichtse Leenprotocollen uit het
landsheerlijk tijdvak, deel /, de Nederstichtse leenacten, 1394-1381, 's-Gravenhage, 1956. - P.L. Muller
Regesta Hannonensia, lijst van oorkonden betreffende
Holland en Zeeland uit het tijdvak der regeering van het Henegouwsche Huis, i2g()-i^4^, die in het charter- boek van Van Mieris ontbreken, Den Haag, 1881. ■ S. Muller Fz.
Registers en rekeningen van het bisdom Utrecht, 1325-
1336, deel ƒƒ, Den Haag, 1891. ■ S. Muller Fz.
Bijdragen voor een oorkondenboek van (tet Sticht
Utrecht, Regesten van het archief der stad Utrecht, Utrecht, i8g6. ■ S. Muller Fz.
Catalogus van het archief der bisschoppen van Utrecht,
Utrecht, 1906. - Nieuw Nederlands Biografisch Woordenboek deel I,
Leiden, 1911. - R.J. OOYEVAAR
Huis te Vliet en Hofstede te Vliet in Lopikerkapel,
Uitgave van de Werkgroep Behoud Lopikerwaard, rap- port nr. 9, IJsselstein, ig88. ■ Tegenwoordige staat der vereenigde Nederlanden,
twaalfde deel, Amsterdam 1772. - JOHAN VAN DE WATER
Groot Placaatboek van Utrecht, 3 delen, Utrecht, 1729.
|
|||||||
218
|
|||||||
'....BI DER HOLEN....';
HET KASTEEL HUIS TER HEUL BIJ LOPIK
door mr. C.G.M. Noordam |
|||||||||||
wijk was in 1382 getrouwd met een zekere
Jan van Herlaar. De Van Herlaars behoor- den tot de Brabantse adel, maar hadden zich gaandeweg ook buiten Brabant gema- nifesteerd. In het nabij Ter Heul gelegen Ameide waren zij al in het derde kwart van de 13e eeuw aanwezige. De naam Jan komt bij de Van Herlaars in de 14e eeuw veelvuldig voor; Deze Jan van Herlaar was een Van Herlaar van Meerwijk . Jan van Herlaar en Agnes van Oosterwijk kregen tenminste vier zonen en een dochter. Aan de oudste zoon. Jan, viel Ter Heul toe. Deze noemde zich voortaan Jan van Herlaar van der Heul. Behalve Ter Heul had hij verder bezittingen in de Alblasserwaard en de Bommelerwaard^. In de oorlog, die vanaf 1401 woedde tus- sen Arkel en Holland stonden Jan van Herlaar van der Heul en zijn drie broers aanvankelijk aan de kant van de heer van Arkel. Zij waren daarmee vijanden van de stad Utrecht, want die steunde de graaf van Holland in deze oorlog. Als uitvloeisel van deze partij tegenstelling verwoestten troepen van de stad Utrecht het kasteel Ter Heul, en wel voor begin april 1407. Na dat tijdstip liepen de gebroeders Van Herlaar met andere aanzienlijken in het land van Arkel over naar de graaf van Holland en leverden hem de stad Gorinchem over'°. De graaf beloonde hen daarvoor. Jan van Herlaar van der Heul kreeg een grote geldsom in het vooruit- zicht gesteld en de toezegging, dat de |
|||||||||||
Het kasteel huis Ter Heul was gelegen
in Lopik, ten noorden van de Lopiker Wetering en ongeveer halverwege tussen Lopik en Lopikerkapel, kort voor het punt, waar de Achterdijk op de Lopikerweg oost uitkomt. Geschiedenis
In 1338 wordt Ter Heul voor het eerst
vermeld '. Het was een leen van de heren van Blois. Leenman was ridder Koen van Oosterwijk. Het jaartal 1338 kan de stich- tingsdatum van het kasteel geweest zijn. Bepaald werd, dat het een 'open huis' diende te zijn. De leenheer diende er dus in geval van oorlog soldaten te kunnen le- geren. Hiermee wordt duidelijk, dat Ter Heul versterkt en verdedigbaar is geweest. In 1334 wordt Koen van Oosterwijk ge- noemd als baljuw en rentmeester van Schoonhoven en Gouda^. Hij was ge- trouwd met Ada uit een onbekend ge- slacht. Al in 1338 werd bepaald, dat Ter Heul aan hun oudste dochter, Agnes, zou toevallen3. In juni 1349 werd Koen van Oosterwijk in de strijd bij Schoonhoven tussen Holland en de bisschop door de bisschop gevangen genomen, zodat hij moest worden losgekocht 4. In datzelfde jaar op 22 november gaf zijn vrouw aan Agnes een lijftocht op het goed, zodat zij in ieder geval van inkomsten voorzien zou zijn5. In 1363-1364 was Koen van Ooster- wijk baljuw en rentmeester van Texel en Vlieland . Zijn dochter Agnes van Ooster- |
|||||||||||
" Dit artikel
is een bewer- king van het artikel dat in igg^ in het Utrechts kas- telenhoek zal verschijnen. |
|||||||||||
219
|
|||||||||||
f^s^f:^
|
||||||||||
woesting van Ter Heul van de stad
Utrecht een levenslange lijfrente van 100 gulden per jaar. De gebroeders Van Herlaar bezegelden gezamenlijk een ver- klaring, waarin zij het akkoord aanvaard- den en waarmee een eind kwam aan 'alre veten, rove, herne, doetslage, vangnissen, twist en sceele die tot desen dage toe geweest heb- hen'^"^. Uit niets blijkt, dat Ter Heul vervol- gens weer is opgebouwd. Als woonplaats had Jan van Herlaar van der Heul het ove- rigens niet nodig, omdat hij over het huis Oosterwijk beschikte. Het leen Ter Heul kwam aan de vrouw van Jan van Herlaar, Margaretha van Gent, als genoegdoening voor het feit, dat hij haar bruidschat van 800 kronen voor eigen gebruik had aan- gewend . Daarna kwam het aan haar fa- mihe en vervolgens aan diverse andere fa- milies. Het kasteel
De gronden tussen de Achterdijk en de
Lopikerweg werden in de 14e eeuw aange- duid als 'de Hoogten'. Deze naam geeft een goede indicatie voor de gesteldheid van het terrein, waarin niet alleen Ter Heul, maar ook het huis te Vliet en de hof- stede te VHet waren gelegen. Ter Heul ontleende zijn naam aan een heul (water- gang, duiker), waarmee het water van de Hoogten onder de dijk van de Lopiker |
||||||||||
graaf Ter Heul zou laten herbouwen of de
herbouw met een geldsom zou afkopen. Voorts kreeg hij de hoge heerlijkheid
van zijn huis en hofstede te Oosterwijk bij Leerdam, met de ambachtsheerlijkheid van het dorp en andere goederen en rech- ten ter plaatse in leen. Deze goederen had hij eerder van de heer van Arkel in leen had gehouden". In 1408 kregen Jan en zijn broer Arend het kapiteinschap van Leerdam opgedragen'^. De nakoming van de geldelijke beloften liet echter zeer lang op zich wachten, pas na 1410 werd er uit- voering aan gegeven'^. Ter Heul is waar- schijnlijk niet opgebouwd'4. Hoewel Jan van Herlaar en zijn drie broers in april 1408 in de stad Utrecht waren, werd het conflict over de verwoesting van Ter Heul niet opgelost^5_ jan van Herlaar liet zich tot 1416 niet meer in Utrecht zien, maar viel ondertussen wel Utrechtse burgers lastig die zijn pad kruisten. In 1415 gebood de graaf van Holland, dat hij de burgers van Utrecht in Holland niet zou 'bescadi- gen, noch misdoen aen live noch aen goe- de' . Het conflict over de verwoesting van het huis Ter Heul, de bijbehorende boer- derij en de boomgaarden werd in 1416 be- slecht. Hendrik van Vianen trad daarbij op als arbiter. Jan van Herlaar van der Heul kreeg als compensatie voor de ver- |
||||||||||
Fragment
van kaart van de Lopikenvaard door D.W.C. Hattinga uit 1773. De Heul, waaraan het kasteel zijn naam ont- leent staat hierop aange- geven. |
||||||||||
220
|
||||||||||
Noten
1. J.C. Kort, 1985, leenkamers van de graven van
Blois, blz. 506. 2. S. Muller Fz., i8g6, regest nr. 189. Niet geheel
uitgesloten is echter, dat zijn vader wordt be- doeld, die ook Koen heette: G. de Moor, blz. 178. 3. J.C. Kort, leenkamers van de graven van Blois,
1985, blz. 506, 507. Koen van Oosterwijk en Ada hadden tenminste twee zoons en twee dochters: G. de Moor, blz. 182. 4. H. Bruch, 1982, blz. 105. Ook hier kan niet wor-
den uitgesloten, dat zijn gelijknamige vader wordt bedoeld. 5. J.C. Kort, leenkamers van de graven van Blois,
1985, blz. 507. 6. G. de Moor, blz. 178.
7. J. Kuys, blz. 381.
8. Hoge Raad van Adel, Collectie Van Spaen, inv. nr.
182, deel XII; Collectie Snoukaert van Schauburg, inv. nr. 2014, blz. 8. g. M.G. Wildeman, blz. 11 en 12: in 1404 verkocht
Jan van Herlaar zijn goederen en rechten te Blokland; A.M.C, van Asch van Wijck, blz. 360: Jan van Herlaar van der Heul bezat in de Bommelerwaard ondermeer het dagelijks ge- recht van Delwijnen en het halve gerecht van Kerkwijk met bijna 100 morgen land en inkom- sten van tijns. Naar schatting leverden zijn Geldersen bezittingen hem in vredestijd zo'n 800 gulden per jaar aan inkomsten op. Zie hier- bij ook J.C. Kort, 1985, leenhoven van de heren van Vianen, blz. 424 en 429. 10. H. Bruch, 1931, blz. 67 e.v.
11. F. Van Mieris, deel IV, blz. 53; J.C. Kort, 1984, blz. 275.
12. F. Van Mieris, deel IV, blz. 115.
13. J.A.M.Y. Bos-Rops, blz. 132; M.J. Waale, blz. 128.
14. Weliswaar is er in 1413 sprake van het herstel van
de ingestorte Lekdijk tussen Jaarsveld en 'de hofste- de van de heul', maar hieruit blijkt niet, dat Ter Heul was hersteld: S.W.A. Drossaers, regest nr. 625. 15. S. Muller Fz., Utrecht, 1893, inv. nr. 16,
Buurspraakboek 1408, folio 97. |
||||||||
Wetering werd doorgevoerd en op die we-
tering werd gebracht. Al in 1321 werd deze heul genoemd'9. in de onmiddellijke na- bijheid daarvan lag een stuk grond van de Duitse Orde, waarvan de ligging in 1389 met 'bi der holen' werd aangeduid^". Bij Ter Heul behoorde 26 morgen land, onge- veer 22 hectaren^^ De plaats van dit stuk land kon bepaald worden door combinatie van gegevens uit het leenregister met ge- gevens uit kohieren van het oudschild- geld, waarin overigens van 25 morgen sprake is, en de vroegste kadastrale gege- vens. Het betreft een langwerpig stuk land,
dat zich vanaf de Lopiker Wetering in noordelijke richting uitstrekt tot de ir. F.E.D. Enschedeweg, de vroegere land- scheiding met Benschop. Het gedeelte hiervan, dat gelegen is tussen de Achter- dijk en de Lopiker Wetering, direct ten oosten van de nog aanwezige heul, komt het meest in aanmerking als kasteelplaats. Tot nu toe is dit echter nog niet bevestigd door vondsten in het terrein. Ten aanzien van de vorm van het kasteel zijn slechts gissingen mogelijk. Waarschijnlijk be- stond het uit een eenvoudige woontoren, vergelijkbaar met de oudste bouwfase van het nabij gelegen huis te Vliet. De heul heeft wellicht deel van de omgrachting uitgemaakt. |
||||||||
Oudste kada-
strale kaart, ca. 1820, van het terrein, dat tot het kasteel Ter Heul behoor- de (detail). |
||||||||
i6. F. Van Mieris, deel IV, blz. 352.
17. S. Muller Fz., Utrecht, 1893, inv. nr. 32,
Memoriale Tijlmanni, folio 50-52. 18. J.C. Kort, leenkamers van de graven van Blois,
1985, blz. 507. 19. R. Fruin Th. Azn., 1892, inv. nr. 477, in oorkon-
de betreffende het graven van een watergang ten behoeve van Jaarsveld en Wielreveld: 'die Hoechten in Lopyck, ghemerkei van der Zydwynde gheleghen an dat Oude lant ter huelen toeghelegen tusschen den Watersloet ende Lopyckerdyck'. 20. P.J.C.G. van Hinsbergen, inv. nr. 1092.
21. vermelding uit 1399: J.C. Kort, 1985, leenkamers
van de graven van Blois, blz. 506. Literatuur
- A.M.C. VAN ASCH VAN Wl|CK
Nadere oorkonden uit het archief van Buren, in: Codex
Diplomaticus Neerlandicus, Verzameling van Oorkonden betrekkelijk de Vaderlandsche Geschiedenis, uitgegevens door het Historisch Genootschap, gevestigd te Utrecht, tweede serie, derde deel, Utrecht, 1855. - J.A.M.Y. Bos-ROPS
Graven op zoek naar geld, Hilversum, 1993.
- H. Bruch
Dirck Franckensz. Pauw, Kronijcke des lants van
Arckel ende der stede van Gorcum, z.p., 1931. - H.Bruch
Johannes de Beke, Croniken van den Stichte van
Utrecht ende van Hollant, Rijks Geschiedkundige PuUicatiën, Grote Serie, nr. 180, Den Haag, 1982. ■ S.W.A. DROSSAERS
Het archief van den Nassauschen Domeinraad, 2e
deel, deel 2, Den Haag, ig^y ■ R. Fruin Th. Azn.
Inventaris van het archief der gemeente IJsselstein van
de oudste tijden tot de invoering van het Fransche be- |
|||||||||||||||
stuur, in: Verslag omtrent de oude gemeente-, water-
schapsen veenderijarchieven in de provincie Utrecht, Utrecht, i8g2. ■ P.J.C.G. VAN Hinsbergen
Inventaris van het archief van de ridderlijke Duitsche
Orde Balijevan Utrecht 1200-jSn, Utrecht, ig^^/ig82. - Hoge Raad VAN Adel
Collectie Van Spaen en Collectie Snoukaert van
Schauburg. ■ J.C. Kort
Leenhoven van de heren van Vianen, 12^2-1666, in:
Ons Voorgeslacht, 1985. - J.C. Kort
Leenkamers van de graven van Blois, 12S2-1650, in:
Ons Voorgeslacht, igS^. ■ |.C. Kort
Repertorium op de lenen van de hofstede Arkel in het
land van Arkel, 126^-16^0, in: Ons Voorgeslacht, 1984. - J. KUYS
De Herlaars: van Brabantse tot Gelderse adel, in:
Tijdschrift voor Geschiedenis, igSo. ■ F. VAN Mieris
Groot Charterboek der graaven van Holland, Zeeland
en heeren van Vriesland, 4 delen, Leiden, 1753-1756. - G. DE Moor
Het cisterciënzerklooster Leeuwenhorst (1261-1^74) en de
familie Van Poelgeest, in: De Nederlandsche Leeuw, ig88. ■ S. Muller Fz.
Catalogus van het archief {van de stad Utrecht), ie af-
deling, 1122-t^yy, Utrecht, 1893. - S. Muller Fz.
Regesten van het archief der stad Utrecht, Utrecht, 1896.
- M.j. WaalE
De Arkelse oorlog 1401-1412, een politieke, krijgskundi-
ge en economische analyse, Hilversum, 1990. - M.G. Wildeman
Het geslacht Brandwijk van Blokland, in: De
Nederlandsche Leeuw, 1896. |
|||||||||||||||
Bank:
Postbank, nr.: 4074718
Redaktie:
B. Rietveld, Meerenburgerhorn 10, 3401 CD
IJsselstein. Donateurs ontvangen het periodiek (4 uitga-
ven per jaar) en worden op de hoogte gehou- den van de activiteiten. Nieuwe donateurs kunnen zich aanmelden bij de penning- meester waar tevens mutaties kunnen wor- den doorgegeven. Voor inwoners van IJssel- stein bedraagt de contributie minimaal f 20,- (voor bedrijven f30,-) per jaar. Voor hen die buiten IJsselstein gevestigd zijn bedraagt de contributie f26,50 resp. f36,50. Losse num- mers kunnen, voor zover voorradig, a f7,50 bij het secretariaat worden besteld. Voor dub- belnummers is de prijs f 10,-. |
|||||||||||||||
i®,
|
|||||||||||||||
Stichting
Historische Kring IJsselstein |
|||||||||||||||
De SticJiting Historische Kring IJsselstein is
in 1975 tot stand gekomen en stelt zich het volgende als doel: De belangstelling wekken voor de geschiedenis in
het algemeen en voor die van IJsselstein en de Lopikerwaard in het bijzonder. Dagelijks bestuur:
Voorzitter: L. Murk, tel: 03408-81627.
Secretariaat: C.J.H, van Dijk-Westerhout,
Omloop West 42, 3402 XP IJsselstein, tel:
03408-83699.
Penningmeester: W. J. van Vliet, J.W. Friso-
laan 7, 3401 AX IJsselstein, tel: 03408-81660.
|
|||||||||||||||
222
|
|||||||||||||||
Stilstaan bij '50 jaar vrijheid'.
Dankzij de gezamenlijke inspanningen van de Historische Kring IJsselstein
en het Stadsmuseum zijn veel feiten en meningen betreffende de bezettingstijd in IJsselstein aan het licht gekomen. Deze publikatie en de tentoonstelling '50 jaar vrijheid, IJsselstein in bezettingstijd' zijn daarvan de neerslag en zij betekenen een belangrijke aanvulling voor de geschiedschrijving van IJsselstein. Ik wil de Beheerscommissie van het Stadsmuseum, het Bestuur van de Historische Kring en de werkgroep Tweede Wereldoorlog danken voor hun onderzoeksresultaten en de wijze waarop zij die hebben gepresenteerd. Het initiatief om een publikatie en een tentoonstelling te verzorgen met het
thema van de bezettingstijd in IJsselstein is een prachtig gebaar in het kader van 50 jaar vrijheid. Het zal voor de IJsselsteiners die de oorlog hebben meege- maakt veel momenten van herkenning betekenen. Daarnaast zal het materiaal wellicht een bijdrage leveren aan het historische besef van velen. Deze publika- tie en de tentoonstelling laten nog eens zien dat de oorlog op talloze gebieden vernietigend heeft huisgehouden en littekens heeft achtergelaten in het leven van duizenden mensen in IJsselstein. In zowel de publikatie als de tentoonstelling worden vijf thema's behandeld:
het plaatselijk bestuur, de arbeidsinzet, de inundatie, de hongerwinter en de bevrijding. Het zijn met name de kleine details van die harde werkelijkheid, die de meeste indruk achterlaten. Zoals de zorg om de voedselvoorziening. Dankzij de risico's die velen wilden nemen kon genoeg meel worden verscheept om IJsselsteiners van brood te kunnen voorzien. Of de zorg voor zieke vluchtelin- gen, die in het Sint-Jozefziekenhuis werden ondergebracht. Ik raad iedereen aan dit boekwerk te lezen. De verhalen leren ons dat de
bezettingstijd enerzijds werd beleefd als periode van schaarste, leed en angst voor de bezetter, maar anderzijds ook gold als periode waarin positieve krachten een belangrijke plaats innamen. Hiermee doel ik op de enorme krachtsinspan- ning en het organisatievermogen van IJsselsteiners om in deze slechte tijd elkaar te vinden en hulp te bieden. Aangezien wij nu inmiddels al weer 50 jaar in vrijheid leven, mag dit zeker gevierd worden. Drs. Th.E.M. Wijte, burgemeester van IJsselstein.
|
||||
Inhoudsopgave:
Matthijssen, M.A.J.M., De arbeidsinzet .............................225
L. Murk, Afvoer burgerbevolking ..........................................243
Matthijssen, M.A.J.M., Het plaatselijk bestuur in de
bezettingstijd .........................................................................257 Murk L., De inundatie in de Lopikerwaard, ig44-ig4^ ........267
Peeters, K. en L. Murk, De centrale gaarkeuken te
IJsselstein ...............................................................................279
|
||||||||
Uitgave 72/73 van de Stichting Historische Kring IJsselstein is tot standgeko-
men in samenv^^erking met het Stadsmuseum IJsselstein bij gelegenheid van '50 jaar vrijheid'; april 1995. |
||||||||
De Arbeidsinzet
Lotgevallen van achttien IJsselsteiners in Duitsland, 1942-1945.
door dr. M.A.J.M. Matthijssen |
|||||||||
Inleiding
De gedwongen arbeidsinzet in Duits-
land is een van de meest ingrijpende maatregelen, waaraan de Nederlandse be- volking in de bezettingstijd is blootge- steld. Door de gehele oorlogsperiode heen is meer dan een half miljoen Nederlan- ders in Duitsland tewerkgesteld, 531.000 volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (Sijes, 625). Voor de gemeente IJsselstein bedraagt dit aantal minstens 450 personen (waaronder ongeveer 50 vrijwilligers); dat is omgerekend meer dan een kwart (minstens 28 %) van de beroepsbevolking. Dit is alleen al getals- matig een zware ingreep geweest in het leven van alledag. De meeste IJsselsteinse gezinnen moeten er mee te maken heb- ben gehad; en onder de arbeidersbevol- king nagenoeg elk gezin. Het sociale en economisch leven in IJsselstein is in de loop van de bezettingsjaren meer en meer ontwricht geraakt door de afwezigheid van jonge mannen. Het vertrek naar Duitsland is niet in
alle gevallen gedwongen geweest. Zeker in de eerste oorlogsjaren werd er over het algemeen niet negatief aangekeken tegen werken in Duitsland. Dat kwam door de hoge werkloosheid, die toentertijd talloze gezinnen teisterde. Eind mei 1940 was het aantal ingeschreven werklozen geste- gen tot een niveau van 325.000. Later kwamen daar nog eens zo'n 70.000 gede- mobiliseerde militairen bij (Sijes, 77). Dit |
|||||||||
staat in schrille tegenstelling tot de situ-
atie in Duitsland, dat al jaren een econo- mische opbloei kende. Werken in Duitsland bood in de eerste oorlogsjaren velen dan ook een oplossing voor de leeg- te van het werkloos bestaan, en voor de armoede thuis. Om die reden werkte de Nederlandse overheid aanvankelijk van harte mee aan de Duitse roep om Neder- landse arbeiders. Sterker nog: werkweige- ring in Duitsland werd door de overheid bestraft met stopzetting van de werkloos- heidsuitkering, zo blijkt uit een circulaire van 25 juni 1940 van het ministerie van Sociale Zaken aan de gemeentebesturen; en de arbeidsbureaus hadden nadrukke- lijk de opdracht om de arbeidsbemidde- ling naar Duitsland te bevorderen (Sijes, 84). De medewerking van de Nederlandse
overheid aan tewerkstelling in Duitsland kwam in de loop van 1941 steeds sterker onder druk te staan van protesten uit de bevolking. De eerste aanzet daartoe was de roemruchte februaristaking op 25 en 26 februari 1941 in Amsterdam. In maart 1942 werd de medewerking door het Ministerie van Sociale Zaken en de arbeidsbureaus beëindigd. Daarmee begon een periode van gedwongen tewerkstelling door de Duitse autoritei- ten, die geleidelijk steeds grimmiger vor- men aannam. In 1942 en begin 1943 kre- gen bedrijven periodiek de opdracht om |
|||||||||
225
|
|||||||||
pen - en een eenvoudige mondvoorraad
zoals bonen en erwten) konden meevoe- ren. Deze koffer was, zo blijkt uit de tel- kenmale gedane verzuchting, loodzwaar en nauwelijks te dragen; maar iets anders hadden zij niet (zie foto). Hierna volgt een samenvatting van
hun verhalen, in chronologische volgorde. |
|||||||||
een zeker aantal arbeidskrachten te 'leve-
ren'. Toen dat niet meer werkte werden hele jaargangen verplicht om zich te mel- den; en toen ook dat niet meer werkte - najaar 1943 - nam de bezetter zijn toe- vlucht tot razzia's, waarbij jonge mensen van straat werden opgepikt. Over de ver- plichte tewerkstelling in Duitsland vanaf april 1942 gaat dit artikel. Over de lotgevallen van de in Duitsland
tewerkgestelde arbeiders is weinig bekend (Sijes, 416). Het onderwerp is na de oorlog min of meer doodgezwegen; alsof men er zich voor schaamde. Er bestaan dan ook meer vooroordelen over dan goed gedocumenteerde inzichten; zo ook de opvatting, dat Nederlanders die daar werkten, min of meer vrijwillig de vijand hadden geholpen ('Ze hadden toch ook kunnen onderduiken'.). Dit verslag is bedoeld om - althans voor
IJsselstein - dit gemis aan kennis een beetje goed te maken. Ik heb daarvoor achttien (willekeurig gekozen) IJsselstei- ners die toentertijd in Duitsland werk- zaam zijn geweest, uitvoerig geïnter- viewd. Deze mensen zijn allen verplicht uitgezonden in de periode waarin de meeste verplichte zendingen plaats had- den, tussen april 1942 en augustus 1943. Dat dit ook voor IJsselstein de haussepe- riode is geweest blijkt uit de mededeling van de gesprekspartners, dat zij met een of meer volle bussen uit IJsselstein naar het station in Utrecht werden gebracht. De achttien informanten werden samen met vele anderen 'geleverd' door IJsselsteinse bedrijven, overwegend de meubelfabrieken. Zij allen waren daartoe als ongehuwden aangewezen. De mees- ten van hen waren 18 of 19 jaar (12 x), een minderheid 20 of 21 (4 x) jaar oud; enke- len tussen 25 en 28 jaar. Een aardige bij- zonderheid is, dat de arbeiders uit de meubelfabrieken door de fabriek in het bezit waren gesteld van een houten koffer, waarin zij hun schaarse bezittingen (kle- ren, schoenen - een enkeling ook klom- |
|||||||||
Vertrek en aankomst
Waarom hebben zij aan de oproep om
naar Duitsland te gaan gehoor gegeven.^ Desgevraagd geven allen ten antwoord, dat zij geen enkele keuze hadden. Ook zij die serieus overwogen hebben om onder te duiken, durfden dat niet of wisten niet hoe ze dat moesten aanpakken. Eén van hen dacht dit te kunnen doen door zich op het station aan de grens (Bentheim) in de toilet te verstoppen. Maar toen hij - met enkele anderen - de volgende dag het sta- tion verliet, werden zij meteen door de Duitse politie opgepakt en op de trein gezet. Er was dus, althans in 1942 en de eerste helft van 1943, geen ontkomen aan. De meesten vonden het trouwens niet
eens zo erg. Daar waren verschillende redenen voor. De meest genoemde reden is, dat ze het best een spannend avontuur vonden. Verschillende van deze jongens hadden nog nooit in een trein gezeten en waren niet verder dan Utrecht van huis geweest. Niemand had nog veel van de wereld gezien en de reis was voor hen een sprong in het duister: '.......om 10 uur verzamelen op de Plaats.
Dat was natuurlijk voor de ouders menig
traan. Toen werd onze naam afgeroepen om plaats te nemen in de bus. Deken de Grijs kwam afscheid nemen, dat was de herder van de kerk, hij stak ons een hart onder de riem met de woorden: hou al wat wijfis van je lijf. '....... we wisten niets, we waren gewoon
dom, we wisten dat het oorlog was dat wel,
maar we wisten niet wat dat was'; '.........we prakkezeerden niet over de oor-
log'; '.........we hadden geen hekel aan de Duit-
|
|||||||||
226
|
|||||||||
gens naar Köthe en naar Staszfuhrt of Klaar voor de
naar Berlijn en plaatsen in de omgeving reis naar
waaronder Basdorf Wilhelmshafen en Duitsland.
Rehbrücke, naar Swinemünde en Zonder enig
Ostwinde aan de Oostzee, naar Kassei, idee wat hun
Andere treinen waren al eerder afgebogen daar te wach-
naar het zuiden, naar Keulen en Siegen, ten stond
naar Frankfurt en Offenbach. Dit zijn de poseerden zij
bestemmingen van de IJsselsteinse metdehouten
Duitslandvaarders, die ik ben tegengeko- koffers in het
men. Zij werden vrijwel allemaal tewerk- nette pak in de
gesteld in de oorlogsindustrie, de bouw studio van de
van mijnenvegers in Swinemünde/- fotograaf
Ostwinde, van vliegtuigen in de Achteraan vlnr:
Junckerfabrieken, van onderdelen voor de J. Nieuwenhui-
Vi's en Va's, de vervaardiging van wape- zen,j. Schalk-
nen bij Mauser, van locomotieven en wijk, P. Zijder-
pantserwagens bij Henschel, van staalpla- veld en P. Rison.
ten voor de pantserwagens (de 'Tiger')in Gehurkt links:
de hoogovens bij Siegen. Enkelen kwa- j. van Os en
men terecht in industrieën die ogen- rechts H.
schijnlijk niet direct met oorlogstuig te Manschot.
maken hadden, zoals de eau de colognefa- briek aan de Glockestrasze 4711 in Keulen (daar maakten ze toen zeep voor de solda- ten aan het front). |
||||||
sers, toen nog niet, maar dat veranderde heel
snel onderweg; al dat geschreeuw van 'Schnell, Schnell', 'Heraus, Heraus', dat geblaf tegen ons'. '.......ik zag er tegen op, maar toch. Ik had
nog nooit zo lang in een trein gezeten, 24 uur
aan een stuk; ik keek mijn ogen uit, fantas- tisch uitzicht. Toen we al twee dagen in Kassei zaten, zag ik nog al die beelden vanuit de trein'. Er was nog een reden, vaak genoemd,
de armoede thuis. '......daar heeft u geen voorstelling van hoe
dat was. Met twaalf mensen in één kamer en
nauwelijks te eten; barre armoede. We had- den hier een loon van f 7,^0 per week; in Duitsland kregen we DM.^o'. Met volle bussen werden de aangewe-
zenen naar Utrecht gevoerd. Daar aange- komen bleek het perron vol te staan met reisgenoten uit andere plaatsen. De over- volle trein voerde hen oostwaarts; waar- heen was soms wel maar meestal niet bekend. De treinen gingen alle kanten uit, eerst naar Hannover en Dessau, vervol- |
||||||
227
|
||||||
Plaatsen in
Duitsland
waar
IJsselsteiners
te werk zijn
gesteld:
i.Swinnemün-
de/Osswinde
2. Berlin-
Basdotf 3. Berlin-
Rehhrücke 4.Berlin
yGuhen
6. Helmstedt
j.Staszfuhrt
S.Köthen
9. Nordhausen
10. Kassei
ii.Gelsenkirche
12. Keulen
13. Siegen
(Geisweid) 14. Cffenbach
15. Mainz |
|||||||||
fabrieken en die kozen uit wat ze wilden. Zo
kwamen we bij Askonia Werke; die zeiden 'Ik kan wel 20 Feinmechaniker gebruiken. Zo werden wij er uitgepikt. Dat was vroeger een bedrijf van fotoartikelen, nu overgeschakeld op besturing van Vi en V2'. Bij anderen ging het weer iets anders:
'....... we overnachtten in een barak in
Hannover, op planken. Mijn kameraad die
zei nog: 'slapen op planken, dat nooit'. Ik |
|||||||||
De toewijzing van de arbeidsplaats had
meermalen veel weg van een veemarkt. '....... het ergste was toen we bij Berlijn
aankwamen, in een soort doorgangslager in
Rehbrücke. Dat was net een soort markt waar mensen verkocht werden. Zo'n ^00 d 600 Nederlanders, Fransen, Belgen enz. We werden opgeroepen door luidsprekers, moest je bij een bepaalde paal gaan staan per beroep. Dan kwamen de directeuren van |
|||||||||
228
|
|||||||||
zeg, 'je doet maar, ik wil slapen, dus het zal
wel moeten'. De volgende dag gelijk door naar Berlijn. Daar werden we opgewacht door een vrouw, die riep namen af, die moesten bij haar komen. Met zo'n 2^ man gingen we de U-Bahn in - een paar raakten nog beklemd tussen deuren die ineens dichtklapten - naar de Mauser munitiefabriek. We kwamen daar aan, geen station, we werden gedumpt in de berm, en we moesten nog een heel stuk lopen; ik weet niet hoe ver, maar ho, een heel gesjouw met die koffer, en dan riep ze maar 'beëile, beëile' (opschieten, maar dat wist ik toen nog niet). Tenslotte zijn we terecht geko- men in een Lager met barakken, met zestien man op een kamer, vrij nieuw met een koude kraan en een gootsteen; geen douches.' Leef- en arbeidsomstandigheden
De 'Auslander' werden ondergebracht
in barakkenkampen, vaak met duizenden tegelijk. Ze waren afkomstig uit alle bezet- te gebieden: Nederland, België, Frankrijk, Italië, Polen, Tsjechoslowakije, Hongarije, Rusland, Oekraïne..... De uitgestrekte
kampen maakten zichtbaar, dat de Duitse
oorlogsindustrie goeddeels draaide op gedwongen arbeidskrachten uit de bezette gebieden. Zij waren het die het oorlog- stuig maakten, waarmee nota bene hun eigen land werd bestookt. Uit de verhalen van onze mensen blijkt overigens nage- noeg nergens, dat zij zich daarvan bewust waren. Ze deden gewoon hun werk ('... wij wisten niets van de wereld). De vijf of zes man uit onze groep die zich daar wel rekenschap van gaven, maken melding van bewuste vertragingen in arbeidstem- po en/of het stiekem aanbrengen van klei- ne mankementen in de produktie: slijp- stenen vast laten lopen, bij luchtalarm gauw nog even een snoer doorsnijden; dat soort dingen. Maar dat zijn uitzonderin- gen. De Nederlanders waren gehuisvest
temidden van de 'Auslander', zij het altijd wel bij elkaar, in zaaltjes van twaalf tot zestien man, met rijen stapelbedden, hou- ten kribben met zogenaamde 'strozakken' |
||||||||||||||||
pufmtliGlfi^liiiibnia
Der lc:^.jrat
öes felfes U|eïïM|'©oiliit
Sïfiimmöntie, Ï5€n.„...i'.. |
||||||||||||||||
J■^*
|
||||||||||||||||
X
|
||||||||||||||||
/
|
||||||||||||||||
^4^^(AAk^
|
||||||||||||||||
(gevuld met houtwol), twee hoog. Als ze
geluk hadden zaten IJsselsteiners bij elkaar, bijvoorbeeld in Swinemünde. Bij de barakkenbouwers in Weidmansleid zaten zelfs twee broers bij elkaar met bovendien nog twee neven, en ze bleven bijeen van begin tot eind. De kwaliteit van de barakkenkampen
liep sterk uiteen. In sommige kampen waren de barakken goed gebouwd, voor- zien van stromend (koud) water (douches in de bedrijfsruimte) en werden de kamers goed onderhouden, door werk- sters eenmaal per week; dan kreeg men ook schone lakens. Ook het eten was - in het begin - behooriijk van kwaliteit, met 's zondags zelfs rundvlees en een puddinkje toe. Echt voldoende was het niet, maar je kon dat aanvullen met scharrelen in de buurt. Wie zulke toestanden aantrof |
||||||||||||||||
Verlofpas
van Nico Flink. Hij is van zijn ver- lof niet terug- gekeerd maar ondergedo- ken in de pol- der. |
||||||||||||||||
229
|
||||||||||||||||
behoorde tot de boffers: in Weidmansleid,
bij het hoogovenbedrijf in Geisweid (Siegen), bij Henschel in Kassei, en bij de Junker vliegtuigfabriek in Köthen. De werkomstandigheden waren daar trou- wens redelijk, ondanks de lange werktij- den van 6 tot 6, met goede sociale verhou- dingen en een goed loon; zelfs beter dan men in Nederland gewend was. Nogmaals: in het begin. Niet ver van de Junker fabriek in
Köthen - een dertigtal kilometers - staat de fabriek in Staszfurt/Leopoldstadt, waar eveneens vliegtuigonderdelen werden gemaakt. De omstandigheden daar waren het andere uiterste. Onze twee zegslieden daar klaagden - onafhankelijk van elkaar - over slecht en onvoldoende eten: 's avonds een bordje koolsoep (nou ja, verwarmd zout water met daarin drijvend een blaad- je kool), om de drie a vier dagen 1500 gram brood en een beetje boter en wat marmelade, en tussen de middag 'Pellkartoffeln'. De eerste tijd was er nog wel wat te organiseren via ruilhandel (kof- fiesurrogaat voor aardappelen) en scharre- len bij de boeren in de omgeving. De bed- den zaten vol wandluizen en pletten van luizen behoorde tot de dagelijkse/nachte- lijke bezigheden. '.....je moet dat meegemaakt hebhen om
het te beseffen; niet te beschrijven. Ik ging
daar op mijn manier mee om: spiernaakt naar bed en de lakens schuin ophangen; 's morgens even uitschudden. Zo bleef je er ten- minste nog een beetje vrij van'. Maar vooral de arbeidsomstandighe-
den waren erbarmelijk. '......je werd er niet als mens beschouwd.
Het gebeurde datje op weg naar je werk - een
paar kilometer lopen - bespuwd werd door Hitlerjugend. In de loop van '4} - na de val van Stalingrad - werden de Duitsers steeds brutaler en fanatieker, ook nerveuzer, en moesten we langer werken: zeven dagen per week. Een voorbeeld: een jongen die zich 'gedrukt' had (zich verbergen op het toilet) werd geschopt tot hij niet meer bewoog; daar- na werd hij voor drie maanden naar het |
|||||||
Duitse arbeidsfront gestuurd. Daar kwam je
niet goed van terug'. Een tweede IJsselsteiner in Staszfurt/-
Leopoldstadt komt met een soortgelijk verhaal: '..... we zorgden niet over politiek te pra-
ten. Als je dat deed liep je gevaar te worden 'eingesperrt' met een pak slaag. Toen Charkow gevallen was riep een Hollander: 'Hiep hoi'. Ze hebben hem in elkaar gesla- gen, bloedend uit ogen en neus. Als je dat meemaakt word je wel voorzichtig'. Tot zover Staszfuhrt/Leopoldstadt. In
Swinemünde aan de Oostzee was het niet veel beter, hoewel minder agressief Daar hadden ze, zoals trouwens op de meeste plaatsen, ook hevig te klagen over wand- luizen; evenzo over het drijvende kool- blaadje in de smakeloze soep en de 'Pellkartoffeln' ('van die glazige zandaard- appels met die grote zwarte pitten er in'). De arbeidsdruk was er hoog, jachtig. Tussen deze twee extremen waren vele
variaties. Alles overziend krijg ik de indruk, dat de meeste IJsselsteiners het in de eerste tijd aardig konden rooien; het was allemaal zo slecht nog niet. Dat komt ook door de weekeinden, die een welkome afwisseling vormden op de lange werkda- gen van 6 tot 6. Voor de mensen in Swinemünde zat er niet veel meer in dan een tochtje maken in het vrije veld, afge- wisseld door een bioscoopje, en 's zon- dags eten 'bij moeke', een oud vrouwtje ('.....er waren toch ook wel goede Duitsers').
De mensen in Berlijn en omgeving daar-
entegen hadden - in de begintijd - moge- lijkheden te kust en te keur, te meer daar de U-Bahn verkeer over grote afstanden heel makkelijk maakte. Afhankelijk van de persoonlijke voorkeur ging men op rui- me schaal 'stappen', naar de bioscoop, voetballen, of naar de Berlijnse musea. 'Ik ben ook een keer naar de opera geweest in dat prachtig groots theater aan de Brandenburgertor'. Voor onze mensen in Berlijn zijn de weekenden een vrolijke tijd geweest. Maar ook daarbuiten vielen niet zelden aardige ervaringen te vertellen. De |
|||||||
230
|
|||||||
mooiste ervaring komt van de man, die is
tewerkgesteld in de Junker vliegtuigenfa- briek in Basdorf buiten Berlijn. Hij was zijn Duitse baas opgevallen om zijn tech- nische handigheid. '...... De baas vroeg mij bij hem thuis het
dak te komen repareren, op zondag. Ik met
mijn fiets daar naar toe, 20 kilometer. Eerst een kopje kojffie drinken. Toen terug naar de barak. De volgende dag weer daarheen gegaan; weer eerst een kopje koffie drinken, ik had een taart meegebracht. Dat werk was zo bekeken. De baas had een dochter, mooie meid. Ik kreeg koek mee naar de barak. In het vervolg ging ik er elk weekend, later elke dag naar toe. Ik kon mn alles te eten krijgen, en ik ging uit met die meid. Ik kreeg er ook sterke drank te drinken, maar dat lustte ik niet'. Die had dus een mooie tijd. Zo onge-
veer verging het ook een ander, die later van Berlijn werd overgeplaatst naar Guben aan de Oder/Neissegrens. Hij werd een vertrouwd bezoeker van een bur- ger die een zware anti-fascist (commu- nist) bleek te zijn. |
|||||||||
Een mijnenve-
ger in aan- bouw in Swinemünde. Rinus Westerhout is
kopjeduike- lend in het ruim gevallen. Vandaar het verband om zijn hoofd. |
|||||||||
'.....we luisterden daar zelfs naar de gehei-
me zender. Ik heb daar gehoord, dat de brug bij Vianen was gebombardeerd'. Negen van de achttien geïnterviewde
mannen zijn tussentijds éénmaal naar huis geweest, voor een verlof van twee weken. Zeven keerden daarna terug, |
|||||||||
231
|
|||||||||
omdat het in Duitsland beter was dan
thuis, met die armoede en de gevaarlijke razzia's. Twee anderen keerden niet meer terug maar doken onder, bij boeren in de polder. De rest heeft nooit verlof gehad, sommigen omdat zij borg hadden gestaan voor de terugkomst van een makker na verlof; maar die kwamen niet meer opda- gen. Anderen, bijvoorbeeld in Kassei, heb- ben zelfs de mogelijkheid daartoe nooit gehad. Het laatste jaar
Toen kwamen de bombardementen,
nacht na nacht, dag na dag. Iemand heeft geturfd, elke keer dat Berlijn werd gebom- bardeerd. Hij kwam tenslotte uit op meer dan 400, meer dan 400 keer! Op 3 okto- ber 1943 werd Kassei voor het eerst gebombardeerd, het hele kamp ging er aan, ook het kamp van de Nederlanders brandde uit. Van toen af zat men in grote tenten. Korte tijd daarna werd heel Kassei platgegooid, 30.000 doden in één nacht. Zij zijn allemaal gestikt door kolendamp. De briketten in de kelders waren gaan smeulen. De lijken werden in rijen gelegd en gestapeld, straat na straat. De verteller ziet het nog voor zich. De tenten waren niet warm te krijgen, water was er bijna niet meer. De buitenlandse arbeiders zaten onder het ongedierte en liepen in vodden. In Swinemünde ging de hele werf
eraan. Begin 1944 kwamen er bombarde- menten op Leipzig en Dessau. Daarna was Köthen aan de beurt, de hele fabriek werd vernietigd, ook de schuilkelders gebombardeerd. De mensen liepen het vrije veld in bij luchtalarm; dat was veili- ger. De arbeiders zijn toen een paar maan- den bezig geweest om puin te ruimen. Soortgelijke verhalen worden verteld over Frankfurt, Keulen en andere plaatsen. Het is iedere keer hetzelfde verhaal. Met de vernielingen komt de chaos, het gewone werk is er niet meer, de huisvesting wordt primitief, het eten wordt slechter, de Duitsers worden agressiever; de dwangar- |
|||||||
beiders gaan meer en meer op gevange-
nen lijken. De arbeiderslegers worden overgeplaatst, van Berlijn naar Guben, van Köthen naar Nordhausen, beide aan de Oostduitse grens; van Ostwinde naar Lübeck, van Frankfurt naar Riederwald en later naar Mainz, enz. De discipline wordt gaandeweg minder onder de Duitse bazen. Ze worden tenslotte zo nerveus, dat zij van een klein incident een moord- partij maken. Velen van mijn woordvoer- ders hebben verschrikkelijke dingen mee- gemaakt, die zij nooit meer vergeten. Vanuit Swinemünde:
'..... eind ig44 werd de werf van
Swinemünde platgegooid. We zijn toen met
kotters afgevoerd naar Lübeck. Op weg naar de haven liep één van ons even uit de rij, hij zag een suikerbiet liggen. Hij werd in één klap doodgeslagen. Mijzelf is het overkomen, dat ik voor een collega een scharnier zocht om zijn kast dicht te maken. Ik werd van spiona- ge beschuldigd en naar het gerechtsgebouw gebracht. Ik heb daar uren gestaan en als- maar gedacht:'Pas op datje niet valt, anders krijg je een pak slaag'. Een Fransman die het in zijn broek deed werd ter plekke in elkaar geslagen. Ik werd veroordeeld tot 4 weken gevangenis wegens sabotage. Ik werd kaal geschoren. Na 4 dagen mocht ik er uit'. Vanuit Guben:
'..... ik heb akelige dingen meegemaakt.
Vlakbij was een concentratiekamp. Ik heb
gezien dat iemand met een geweerkolf zijn kop werd ingeslagen. Mensen werden gesla- gen en gemarteld; ik heb hele kolonnes met Duitsers ernaast zien wegvoeren. Ik heb er later nog nachtmerries van gehad'. Vanuit Berlijn:
'..... ik ben 's avonds een keer van dienst
teru^ekomen. Liep ik naar de barak in het
donker. Komt er een Duitser achter me aan op de fiets, vlak langs me heen. Ik zeg zoiets als 'Passen Sie auf, ik was bang dat hij me zou aanrijden. Draait hij zich om en komt naar me toe, begint me toch uit te schelden; het bleek iemand van de Polizei te zijn. Ik werd er bang van. Want je hoorde verhalen over mensen die zoiets simpels als te laat |
|||||||
232
|
|||||||
Vanuit Berlijn en Bensdorf: Een kerstgroet
'.....in '44 is de fabriek overgeplaatst naar in 1944 vanuit
een lege zoutmijn in Helmstedt. We werkten Swinemünde
daar 400 tot 600 meter onder de grond. Aan Op de foto gangen van 100 tot 200 meter lang lagen rijen treffen we 5 reusachtige hallen van elk een half voetbal- IJsselsteiners, veld groot, met ruwe wanden, je proefde het tw. staande zout. De hallen waren overigens uitstekend 4e van links: verlicht en geventileerd. Op weg daarheen M.Westerhout; vanuit het barakkenkamp passeerden we een 6e van links: bord met een verbod om links af te slaan H. v. Doom; ('Wanneer U de poori naderi wordt er op U ye van links: geschoten'). Later bleek dat een concentratie- H. v. Hoogen. kamp te zijn. In de laatste winter maakte ik Helemaal daar een tragisch ongeval mee. Mijn maat en rechts ik zouden nieuwe werkpakken en -schoenen J. v. Zanten en krijgen en mochten daarom anderhalf uur zittend ie van later op het werk komen. Daar hadden we een links M. Kok. brief e van. Toen we daar om g.^o uur aan- Op de achter- kwamen was daar een rel aan de gang. Een grond de groep SS'ers nam een stel Fransen onderhan- woonbarak- den. Die waren uit protest anderhalf uur te ken. laat op het werk gekomen, omdat ze geen brood hadden gehad. Wij kwamen daar aan en moesten tegelijk met die Fransen in een rij. |
|||||||
terugkomen van verlof of het een en ander
hadden misdaan. Ze maken korie metten hoor, meteen naar een concentratiekamp afgevoerd'. Vanuit Staszfurt, Lodz en Stuttgart:
'.... be^n '44 zijn we naar Polen overge- bracht, in de buurt van Lodz, waar een Jodengetto was. Er was weinig te werken, gebrek aan materialen. We hebben toen zo- maar wat rondgelopen, over eten gehandeld met Polen. In augustus kwam het Russisch front steeds dichterbij, ik heb toen overwogen onder te duiken samen met 20 Fransen. We hebben het niet gedurfd. We zijn toen met een Poolse groep naar Themar in Tiiüringen gebracht, en daarna met 25 man naar Leonberg bij Stuttgart. We kwamen daar in een kamp met prikkeldraad. Daar zaten ook politieke gevangenen met streepjespakken, bewaakt door SS. Ik heb ze zien mishande- len. We werkten daar in een ondergrondse Autobahn-tunnel, waar staaristukken van Messerschmitts werden gemaakt. Eind maari ig4^ zijn we met vijftien man uit het kamp gevlucht.' |
|||||||
233
|
|||||||
Mijn maat - een brutale Amsterdammer -
begon een grote bek terug te geven. Ik zeg nog: 'hou je mond, daar komen moeilijkheden van', maar hij hield niet op. Een hoge SS'er beval hem toen apart te gaan staan, zag zijn nieuwe laarzen en concludeerde zonder nadenken dat hij die gestolen had. Hij schoot hem pardoes dood. Toen ik mijn brie£e liet zien mocht ik door. Ik zeg: 'Maar hij had ook een brief e'. Antwoord: 'Wat jammer nou'. Het was één grote chaos op het laatst. Er zijn wat mensen doodgeschoten om niks. Ook sol- daten die zonder geweer van het front kwa- men'. In Offenbach (Frankfurt) moesten de
arbeiders na een bombardement de spoor- lijn repareren. Een van hen klimt in een wagon en haalt er iets uit. Hij wordt dood- geschoten en een weeklang in Offenbach tentoongesteld als afschrikwekkend voor- beeld; met een bord erboven met zoiets als 'Zo worden diefstallen bestraft'. De bevrijding
Bij de nadering van de geallieerde troe-
pen werd de chaos compleet. De fabrieken werkten niet meer en de discipline onder de kampbeheerders verdween in het niet. De buitenlandse arbeiders werden aan hun lot overgelaten. Sommigen namen de benen en leidden een tijd lang een zwer- vend bestaan, anderen bleven in de barak- ken zitten maar ook zij zwierven overdag rond, op zoek naar voedsel. Een voorbeeld uit Offenbach:
'.... we hebben een keer een dood paard
gevild en een stuk vlees er uit gesneden. Mijn kameraad - een slager van beroep - heeft er gehakt van gemaakt'. Een vergelijkbaar verhaal:
'.....we hebben een paar maanden rondge-
zworven in de bossen, want er was niks meer te doen, helemaal geen organisatie meer. We hebben een keer een hert gevangen en gebra- den op een kachel in een hutje onderweg, 's Avonds gingen we dan weer terug naar de barak. Veertien dagen later was er een kort vuurgevecht om. ons heen, en toen waren we bevrijd', zo meldt een woordvoerder uit de |
buurt van Nordhausen.
Zo'n rustige overgang naar bevrijding
genoten ook de mensen uit Swinemünde en omgeving, die nooit in de frontlinie hebben gelegen. Zij werden het einde gewaar doordat zij onverwachts naar de grens bij Bremen werden overgebracht, waar zij aan het Rode Kruis werden over- geleverd. Toch was dit eerder uitzonde- ring dan regel. Over het algemeen verliep de overgang naar bevrijding tamelijk tumultueus met een nasleep van kommer en kwel. Dat overkwam iemand, die in BerHjn was gestationeerd. Hij heeft de laatste tijd grotendeels in schuilloopgra- ven doorgebracht. Als ze er al uit kwamen was dat op zoek naar wat eten; en dan werd er om brood gevochten. Totdat men plotseling ontdekte, dat die tanks die aan het einde van de straat stonden te schie- ten, geen Duitsers waren maar Russen. Even later werden zij door Russen begroet, en kregen zij soep in overvloed; hoewel...soep met levertraan is ook niet alles. Zij zijn toen met een man of vijf gaan zwerven door de buitenwijken van Berlijn; en terecht gekomen in een kelder die rijkelijk voorzien bleek te zijn van aardappelen en (geweckte) groenten. De alleenstaande vrouw die daar woonde, heeft een paar dagen voor hen gekookt; in benarde omstandigheden, want zij ver- trouwde de Russen niet. Later zijn zij gaan lopen, richting Magdeburg, strompe- lend, zo slap als een vaatdoek, met vele ontberingen. Hij weet zich de tocht niet precies meer te herinneren, maar tenslot- te belandden zij in een kamp in de buurt van Magdeburg, waar zij werden ontvan- gen door Amerikanen en voorzien van chocola, sigaretten en andere lekkernijen. Degenen die al vóór de komst van de
geallieerde legers waren gevlucht, hebben in de meeste gevallen avontuurlijke tijden beleefd met een hoop ellende, een enkele maal met een verrassend plezierige ont- knoping. De een vertelt van een vergeefse poging om Zwitserland te bereiken en van een beroving onderweg (bij Ravensburg) |
||||||
234
|
|||||||
daar een paar nachten geslapen; en rondge-
keken, ook in het crematorium. Daar lagen j6 lijken. De duitsers hadden geen kans meer gehad die in de oven te stoppen. Het ergste dat ik gezien heb in mijn leven. Dat moet in de buurt van het Harzgebergte geweest zijn, want daar werden ook V 1 's gemaakt, uitge- hold in de bergen. We hebben niet-afgebouw- de rompen zien liggen. We hebben daar in de buurt wel veertien dagen vastgezeten in een barakkenkamp, we mochten er niet uit, er heerste toen buikgriep. Toch zijn we op een gegeven moment 's morgens vroeg uitgebro- ken, met een grotere groep. Ja, soms kwamen we andere Nederlanders tegen, en dan gingen we een tijdje met elkaar mee. Verder naar het westen hebben we ons een keer lekker opgefrist in een rivier. We hebben soms best plezier gehad onderweg, we deelden alles samen wat we kregen van de mensen. Het weer werd ook steeds beter. Tenslotte zijn we in Westfalen aangekomen, en we hebben daar een tijdje in een kamp gezeten. Daar waren heel wat Nederlanders samengestroomd. Die zijn, het zal zowat half juni zijn geweest, op open vrachtwagens geladen, en zo zijn we in een lange stoet naar Nederland gereden. Onderweg hebben we nog een nacht in een school geslapen. In Utrecht zijn we afgezet, aan de Vleutenseweg'. Tenslotte nog een verhaal met een vro-
lijke afloop, van een man , die was tewerk- gesteld in Kassei: '..... op het laatst werden de fabrieken
omgebouwd; onze afdeling werd stopgezet.
Van toen af moesten we alleen nog maar puinruimen in de stad. Dat beviel mij niet. Toen ben ik, onopgemerkt, naar het arbeids- bureau gegaan met de vraag, of ik niet op een boerderij kon komen, als melkknecht of zo, dat lag beter in mijn lijn van landarbeider. Daar zagen zij wel wat in. Toen ik dat mee- deelde aan mijn eigen fabrieksbaas - een echte N.S.B.'er - kwam die op het idee om mij als melkknecht uit te lenen aan de grote baas van de fabriek zelf, meneer Henschel. Die had een boerderij op zijn landgoed 'Falkenberg', zo'n 40 kilometer daar vandaan in het plaatsje 'Wabem', met 53 melkkoeien. Daar heb ik |
|||||||
door SS'-rs; hij is tenslotte bevrijd doorde
Fransen en aan het Rode Kruis overge- dragen. De ander vertelt van zijn angsten tijdens verwoestende bombardementen in Berlijn, nacht na nacht; hij heeft (na uren in het donker te hebben gezeten door instorting van de schuilkelder) op straat liggen gillen van de spanning (en die is hem opnieuw aan te zien als hij het ver- telt). De twee volgende verhalen gaan over
spectaculaire tochten. Het eerste betreft de man, wiens bedrijf (montage boordwa- pens) omstreeks het einde van 1943 was overgebracht van Berlijn naar Guben, aan de Oder/Neiszegrens. De bevrijding ver- liep voorspoedig en al heel vroeg, begin maart 1945. De Amerikanen kwamen met ronde wittebroden, sigaretten e.d., waar- achtig een feest; maar ze werden verder ongemoeid gelaten. '.... we hebben een tijdje daar nog rondge-
lopen. Toen hebben we een rugzak op de kop getikt, wat oude sokken en schoenen, alles in een verlaten kazerne, en toen zijn we gaan lopen, met zijn vieren of zijn vijven. Onderweg zijn er wel eens wat mensen bijge- komen en weer afgegaan, maar al die tijd zijn wij bij elkaar gebleven. De een kwam uit Beverwijk, een ander uit Ridderkerk.... We zijn vertrokken aan de Oder/Neiszegrens en uiteindelijk terechtgekomen in Westfalen (bij Keulen), meer dan duizend kilometer alles bij elkaar. Gemiddeld liepen we zo'n 2^ km per dag en we zijn 64 dagen onderweg geweest. We sliepen in barakken of bij boeren in een hooiberg. We wisten nooit waar we liepen, we zijn gewoon op goed geluk gaan lopen en af en toe gevraagd of we in de goede richting lie- pen. Ik zou nog niet kunnen vertellen waar we allemaal geweest zijn; in elk geval niet in steden want die lieten we links liggen. Onderweg hebben we wel eens oponthoud gehad, zoals die keer dat we door de Amerikanen werden tegengehouden; we zaten vlak bij de frontlijn. We zijn toen ondergebracht in een barakkenkamp, dat was een leeg concentratiekamp, dat nog maar net door de Amerikanen bevrijd was. We hebben |
|||||||
235
|
|||||||
Ze hebben mij gemeld hij de melkmeester, op j maart
meer dan (mijn verjaardag). Twaalf april zijn we 1000 km bevrijd door de Amerikanen. We zaten daar gelopen, op met vijf Hollanders. Daar werd toen het weg naar hoofdkwartier gevestigd van het zesde leger huis. van generaal Patton. Meneer Henschel werd Tweede van gewipt en Patton ging er in, en toen mocht ik links de komen werken in de keuken. Zij vroegen of we IJsselsteiner met hen mee wilden gaan, verder Duitsland A. Kompier, in, naar Berlijn. Wij konden toch niet naar W zien de Nederland toe, dus zijn we meegegaan met lopers ergens zijn tweeen, als 'civilian employee'. In het in Duitsland, gevolg van Patton in een race naar Berlijn, hij wilde een weddenschap winnen. Maar zover kwam het niet, want op een dag kwam er bericht dat het kamp Buchenwald op uit- moorden stond, en zijn we achter mekaar naar het zuiden afgebogen. Ik ben er niet ingegaan. Ik heb wel foto's gezien, van jon- gens die wel naar binnen gingen. Toen dat eenmaal bevrijd was gingen we weer op Berlijn aan, maar daar zijn we nooit aange- komen; de strijd was afgelopen. Generaal Patton vertrok met zijn leger naar Wenen, en wij met hem mee. Later werd hij overgeplaatst naar Japan; daar hadden we ook nog mee naar toe gekund, maar ja, we wilden onder- |
hand wel naar huis. Het was toen augustus.
De Amerikanen hebben ons met de auto naar het station gebracht, en met de trein zijn we naar Nederland gegaan. We kwamen daar aan in uitgehongerd Nederland: picobello in de kleren en slakvet, op 8 augustus'. De thuiskomst.
Begin (i of 2) juni kwam de eerste trein
met gerepatrieerde arbeiders uit Duitsland in Maastricht aan. Na één nacht slapen stoomde de trein op naar Utrecht. Onder degenen die daar uitstapten bevon- den zich vier IJsselsteiners, zo vertelt Goos van Doorn. Hij was na zijn bevrij- ding door de Canadezen met de trein naar Mannheim en Luxemburg gebracht. En nu dus aangekomen in Utrecht. Met zijn vieren liepen zij welgemoed naar huis, te voet want openbaar vervoer was er niet. Zij wisten niet, dat zij in Utrecht waren opgemerkt door een stadgenoot, die dit telefonisch naar huis had doorgegeven. Zo komt het, dat zij met stomheid gesla- gen werden toen zij in Jutfaas ter hoogte van de Persilfabriek onder gejuich werden opgewacht door een menigte uit |
||||||
236
|
|||||||
IJsselstein. Zij gingen in optocht verder
op huis aan, waar Goos als laatste van de vier thuis in de Koningstraat werd afgele- verd in de open armen van zijn moeder. Zo'n glorieuze thuiskomst had Goos zich niet kunnen dromen. Hij was bijna drie jaar weggeweest. Zij waren de eersten die thuiskwamen,
althans per trein. In de loop van de maand volgden de meeste anderen, met de trein of met de bus, de militaire vrachtwagen, de boot, of met de fiets. Elke thuisreis was verschillend, maar het einde was steeds hetzelfde: een fantastisch onthaal door de familie. Van alle oorlogservaringen is dit het onderdeel, dat het scherpst in het geheugen van de terugkerende IJsselsteiners is gegrift. Ook na 50 jaren weet iedereen nog in het kleinste detail aan te geven, hoe het precies is toegegaan. Bep Kompier was ongeveer half juni in
Utrecht aan de Vleutense weg uit de mili- taire vrachtauto gestapt, vlakbij de woning van zijn broer. Hij reed met diens fiets naar huis. Toen hij 's avonds de fiets in het straatje naast het huis neerzette hoor- de hij zijn moeder zeggen: 'Daar komt Bep aan', ze hoorde het aan zijn lopen. Henk Achterberg werd met twee ande-
re stadgenoten op 26 juni met een Canadese militaire wagen in IJsselstein afgezet: '... daags na mijn verjaardag; ik zal het
nooit vergeten. Iemand riep: 'Henk Achterberg is thuis'. Mijn vader, die in zijn stoel lag te slapen, hoorde dat, staat op en vliegt naar de deur toe. Ik zie mijn vader staan, dat deed me wat. Hij had het slecht en ik ook; hij wist niet wat hij moest doen.... en zei tenslotte 'Ik ga in de buurt kersen halen'. Henk Schimmel was al op i mei in
Maastricht aangekomen, samen met een paar anderen. Ze konden nog niet naar huis; ze waren trouwens erg verzwakt. Zij werden ondergebracht bij een boer in Erp (oost-Brabant) en daar zijn ze zes weken gebleven. Verwend met kaas, melk, spek, koffie en thee, enz., zijn ze goed bijgeko- men. Tussen 10 en 15 juni gingen ze met |
de boot richting Utrecht. In Vianen stap-
ten twee IJsselsteiners uit. Het was 7 uur in de ochtend, waarna zijn maat naar huis heeft gebeld. '.... zijn broer is ons komen halen met
paard en wagen. Ik ben meegereden tot aan de Paardenlaan en daar afgezet. Ik liep ver- der over de Utrechtse weg. Toen zag ik mijn vader aan het kersen plukken in de boom- gaard. Ik dorst niet te roepen, bang dat hij van schrik zou vallen. Ik vroeg iemandi'Doe me een plezier en vraag aan mijn vader of hij even naar de (kersen)hut komt'. Hij kwam naar beneden en zag mij. We zijn samen naar het Imminkplein gegaan. Mijn vader had een fles wijn in huis, de buren kwamen, wat een feest'. Zo heeft ieder zijn eigen verhaal, soms
met bizarre bijzonderheden, zoals dat van Joop van Mourik. Hij was met anderen op Pinksterdag bij Rhenagen over de Rijn gezet en later over de grens bij Gulpen. Daar zijn ze veertien dagen gebleven, in een school. Daarna ging het in een vracht- auto naar Heerlen, en met de trein naar Maastricht en Den Bosch. Vervolgens zijn ze met een rijnaak naar Rotterdam geva- ren. Daar werden ze op de trein gezet met als eindbestemming Alkmaar. Hij weet nog steeds niet hoe dat zat. Een andere trein bracht hem op dezelfde dag nog naar Utrecht. Nog altijd in het bezit van zijn houten koffer sjouwde hij te voet langs de Catharijnesingel en de Jutfase weg, en daar werd hij door een stadgenoot opge- merkt. Die heeft hem tenslotte met paard en wagen naar de Panoven gebracht. Zo kwam hij op 16 juni thuis. Hij woog nog maar honderd pond. De laatste die thuiskwam was Jo
Klomp, terwijl hij toch als een van de eer- sten was bevrijd, in de buurt van Frankfurt. Tevoren was daar alles al ontre- geld. Hij heeft zeker één maand (maart) samen met een Amsterdamse vriend heen en weer gezworven tussen Frankfurt en het Taunusgebergte. Hij weet bijna van dag tot dag te vertellen hoe dat ging. Op het laatst zaten zij in het niemandsland |
||||||
237
|
|||||||
tussen de Duitse en de geallieerde legers.
Na vreselijke gevechtshandelingen - en de gevolgen daarvan - te hebben gezien zijn zij tenslotte op i april bevrijd. Gewend als zij waren aan een trekkersbestaan zijn ze de volgende dag al weer gaan lopen rich- ting Nederland. In het dorp Steinfisch- bach (bij Bad-Camberg) zijn ze door de Canadezen tegengehouden, en door de burgemeester ondergebracht bij twee boe- renfamilies. Daar zijn ze zeven maanden gebleven. In plaats van opnieuw in een 'Lager' te moeten in afwachting van ver- voer naar Nederland, gaven zij er de voor- keur aan daar te blijven. |o woonde bij een boerenfamilie, bestaande uit vrouw, doch- ter en oma, met twee kinderen van 8 en 12 jaar uit Frankfurt (de Amsterdammer woonde op een boerderij even verderop). Hij heeft de hele oogst van 1945 gedaan. Het leven was er goed en vredig, werken door de week en een café'tje met appel- wijn in het weekend; een babbeltje maken met de meisjes uit het dorp hoorde daar ook bij. Zij hebben er een vriendschap aan overgehouden. Jo en zijn vrouw komen er nog steeds. Op 27 october (zijn verjaar- dag) was de oogst binnen en besloten de twee naar huis te gaan. Zij werden met een rijtuigje naar het station van Bamberg gebracht. Vandaar ging de trein naar Keulen, waar ze in het station hebben geslapen. De volgende dag namen zij hun oude zwerversbestaan weer op en zijn zij in twee dagen naar de Nederlandse grens gelopen, bij Venlo in de buurt. Daar wer- den zij door de Nederlandse politie gron- dig aan de tand gevoeld, maar tenslotte toch doorgelaten. In Utrecht stapte hij in de bus naar IJsselstein, een vrouw van het Imminkplein was zo vriendelijk zijn kaartje te betalen (zelf had hij geen Nederlands geld op zak). Ook zijn thuis- komst verliep met emoties. Hij was al de Poortdijk opgegaan toen iemand riep 'Verrek Jopie ben jij dat?'. Deze man heeft zijn ouders ingelicht, bij stukje en beetje om een heftige reactie te voorkomen. Velen hadden hem al opgegeven, ook zijn |
vader; zijn moeder niet. En zo werd het
bekend, dat ook de laatste verloren zoon uit Duitsland was teruggekeerd. Goede en kwade kanten aan het leven
in Duitsland. Het verblijf in Duitsland is geen lolletje
geweest. Er zaten ook wel goede kanten aan, tenminste in de eerste oorlogsjaren, maar dat varieert sterk met de omstandig- heden waaronder men verkeerde. Een paar van onze gesprekspartners hebben het geluk gehad, dat zij een soort tweede thuis vonden bij een bevriend Duits gezin. Vooral de jongeman in Basdorf die na het repareren van het dak van de fabrieksbaas daar kind aan huis werd, volop te eten kreeg en bevriend raakte met de dochter; hij heeft er gewoonweg een fijne tijd gehad. Ook degene, die in Guben vriend- schap sloot met zijn Duitse werkcollega (communist) heeft goede herinneringen aan het volop eten daar en het samen lui- steren naar de geheime radio. Daartegen- over staan de mensen, die in kampen heb- ben gezeten met een SS-achtige bedrijfs- voering, waaraan ook in het weekend nau- welijks te ontsnappen viel. Die hebben hun lol wel op gekund. Een van hen laat de vraag naar de fijnste/leukste ervaring volgen door een lange stilte, en dan: '.... oh ja, toch wel iets. Als we nachtdienst
hadden, in de pauze. Dan gingen die Russinnen met tien-tallen Russische volkslie- deren zingen. Dan kreeg ik tranen in mijn ogen, van de heimwee; maar dat gaf toch even een kick, prachtig'. Het overwegende beeld zit daar tussen-
in De meesten noemen twee dingen die je 'leuk' kunt noemen: de uitjes in het week- end en de kameraadschap onder elkaar. Vooral in Berlijn was er de eerste jaren van alles waar je als jongere je hart aan kon ophalen. Maar ook op andere plaatsen kon je een bioscoopje pikken, een café bezoeken, en een partijtje voetballen, of eten 'bij moeke' in het dorp; er waren ook wel goede Duitsers. De Mauserfabriek heeft op I mei 1944 zelfs een boottocht |
||||||
238
|
|||||||
georganiseerd voor de buitenlandse arbei-
ders op de rivier De Spree in Berlijn (zie foto). En dan de kameraadschap onder
elkaar, die velen roemen: '... we deden alles samen; we hadden soms veel plezier samen'; ook wel ongein zoals aardappelen stelen, een dood paard villen en op een vuurtje gaar stoven, enz. De vraag naar de slechtste ervaringen
leverde heel wat meer stof op: de bombar- dementen, de vernederingen door een vij- andige behandeling, de luizen, de honger, de ellende onderweg; dat zijn zo de belangrijkste thema's. De bombardemen- ten hebben veel angsten teweeggebracht, ook verschrikkingen ( 'de doden op een rij, alles vernietigd, een vreselijk gezicht). Niet minder diep zit de herinnering aan een vernederende behandeling. '.... het begon al meteen onderweg in de
trein, het geschreeuw waarmee we werden opgejaagd. Daarna de luizenkeuring, dat je je moest uitkleden en bevoeld en bekeken werd waar iedereen bij was. En in het kamp, waar je met zijn allen naast elkaar op een balkje behoeften moest doen; daar raakte ik niet aan gewend'. |
|||||||||||||||||||
|
gMK
|
Boottocht op
de rivier de Spree op i mei 1944 voor medewerkers van de Mauserfabriek.
In de cirkel IJsselsteiner H. Schimmel. Hiernaast zijn werkpas. |
|||||||||||||||||
WERKPASSNR. ^1758
för......8.c.ö..ifflae.l..,Hea.<3r.iK....
geb. am: -.5.«..2,«,23..............,......
beschöftigt als; ....•r.T:.-~.-.............
Dr e her
Stempet, Datum und Umerschrift
•ÏA 1 O -1 '".
■ XJ..
|
|||||||||||||||||||
■5?/ / '
|
|||||||||||||||||||
239
|
|||||||||||||||||||
Rode Kruis) omdoopte in 'Help Alle Rijke
Klanten'. Hij maakt zich tot woordvoerder van allen die zich na terugkeer uit Duitsland een vergeten groep hebben gevoeld. Niemand heeft zich ooit bekom- merd om hun oorlogsverleden {'we hadden erkenning als oorlogsslachtoffer verdiend) en dat vervulde hem met bitterheid. Hoewel minder wrang hebben anderen uit de ondervraagde groep (ongeveer een derde) zich in dezelfde geest geuit; iemand zei: 'We hebhen er in berust, maar het heeft ons wel dwarsgezeten'. Ook onder degenen die soortgelijke
grieven niet hebben geuit zijn er verschil- lenden, die het na hun terugkeer uit Duitsland moeilijk hebben gehad. Een viertal mensen spreekt over problemen met de aanpassing aan de dagelijkse routi- ne van een geordend bestaan. Zij waren als bange en onervaren broekjes uit IJsselstein vertrokken en groeiden in Duitsland - op zichzelf aangewezen - uit tot volwassen en zelfstandige kerels, maar ze waren ook losgeslagen en vrijgevochten. Nu moesten ze weer in het gareel lopen; dat heeft maanden gekost. Een van hen zei na korte tijd tegen zijn broer: '..... zullen we teruggaan? ... Het viel
zwaar tegen, minder eten, minder te doen,
geen geld, geen vrijheid. Het was allemaal zo klein. Er was niks meer te versieren, niks meer te roven, je moest weer eerlijk blijven enzo, weer in het gareel lopen, zo'n soort gevoel' Een tweede is vrijwillig in het leger
gegaan; pas daarna lukte het hem om weer 'gewoon' te leven. Een derde heeft zijn beroerde herinneringen in dromen ver- werkt. Zijn aanpassing aan een geregeld werkend bestaan heeft hem geen moeite gekost, maar 's nachts kwamen de nacht- merries over bombardementen en dood- slag. Dat heeft hem jaren gekweld, en nog zijn ze niet geheel verdwenen. Van de achttien mensen zijn er vijf, die
op geen enkele manier van aanpassing te lijden hebben gehad. '.....we waren jong, je kunt van alles aan';
.....toen ik eenmaal thuis was was ik er gauw
|
|||||||
Een tweede meldt vernederingen door
een onmenselijke behandeling op weg naar het werk: '.....schoppen en slaan. Ze konden met je
doen wat ze wilden; en jij kon niets terugdoen'
Een derde heeft het er over, dat je als
vuil werd behandeld door die hooghartige Pruisen in en rond Berlijn. Een vierde sig- naleert een karaktertrek: '....de Duitsers staan op hun strepen; zij willen heersen'. Bij sommigen is de haat tegen de Duitsers nooit verdwenen. De ellende die ze onderweg gezien heb-
ben staat velen ook nog steeds op het net- vlies gegrift. Ze hebben het dan over een kameraad die werd doodgeschoten, sta- pels lijken bij concentratiekampen, dode en verminkte lichamen aan het front, enz. Verschillenden laten weten, dat ze ook nu nog niet naar oorlogsbeelden op de televi- sie kunnen kijken. Terugblik.
De wederaanpassing aan het gewone
leven in IJsselstein na de oorlog heeft de meeste mensen die ik gesproken heb veel moeite gekost. Voor de één was het een groot probleem, dat hij volkomen verzwakt en ondervoed was thuisgekomen. Het heeft een jaar geduurd, voordat hij weer aan het werk kon. In die tijd heeft hij het ook mentaal erg moeilijk gehad, vooral 's nachts met nachtmerries over bombarde- menten en een brandend Berlijn. Hij heeft er blijvend maagklachten aan overgehou- den. Een ander heeft tientallen jaren met de naweeën gezeten. Ook hij was na een jaar wel weer aan werken toe, maar zijn psychische nood was daarmee niet verdwe- nen. Het heeft hem erg dwars gezeten dat zij die naar Duitsland waren weggevoerd, vaak bekeken werden als besmet en poli- tiek onbetrouwbaar. Het heeft hem ook dwars gezeten, dat de huisarts zijn klach- ten niet ernstig nam en hem afscheepte met de boodschap: 'Ga maar werken dan gaat het wel over'. Hij deelde de ervaring met anderen die de naam van de naoorlog- se hulporganisatie HARK (Hulp Actie |
|||||||
240
|
|||||||
Cor Tersteeg
maakte (hei- melijk) deze foto van ver- woest Keulen. Zo zagen alle grote Duitse steden er uit. Onze men- sen zaten er middenin, met hun ang- sten en zor- gen. |
|||||||||
Lijst van geïnterviewde personen
H. Achterberg 1924
G.VAN Doorn 1921
H.VAN Doorn 1924
Th. van Doorn 1922
N. Flink 1914
A. Hogedoorn 1915
J. Klomp 1924
A. Kompier 1919
J. vanMourik 1923
J. van Os 1923
K. Schakel 1919
J. Schalkwijk 1919
H. Schimmel 1913
Th. Smit 1924
J. Stoker 1924
C. Tersteeg 1924
R. Westerhout 1924
Cf. VAN Zanten 1924
|
|||||||||
overheen'; ..... na een maand hen ik weer
gewoon gaan werken. Het stelde uiteindelijk
niet meer voor dan twee jaar militaire dienst'.Tot slot heb ik iedereen gevraagd wat zij na 50 jaar aan hun arbeidsverleden in Duitsland hebben overgehouden. Wat heeft dit uiteindelijk voor betekenis gehad in hun leven? Het overwegende antwoord op deze vraag is, dat zij er veel van hebben geleerd, wijzer geworden, mensenkennis opgedaan; maar ook wel antwoorden in de geest van: 'Ik heb mijn jeugd gemist', 'Ik heb jaren verloren'. Opvallend is, dat nogal wat mensen de vraag in bovenpersoonlijke zin opvatten. Hun antwoord luidt:'We hebben er niets van geleerd. De wereld is nog altijd even slecht met haat en nijd, oorlogen overal'. |
|||||||||
241
|
|||||||||
Noten
1. De algemene informatie over de arbeidsinzet
in Duitsland is ontleend aan het standaard- werk op dit gebied van B.A. Sijes, De arbeidsin- zet in Duitsland. De gedwongen arbeid van Nederlanders in Duitsland, 1940-1945, 's Graven- hage 1966. Waar zulks van belang is wordt daarnaar verwezen, onder vermelding van de betreffende bladzijde. 2. Over het aantal in Duitsland tewerkgestelde
personen uit IJsselstein bestaan geen volledige gegevens. Het beschikbare bronnenmateriaal maakt een reële schatting evenwel mogelijk. Ik ben als volgt te werk gegegaan. Het gemeente- archiefvan IJsselstein vermeldt de namen van inwoners, die tussen mei 1940 en mei 1941 in aanmerking kwamen voor (reis)kostenvergoe- ding wegens vrijwillige tewerkstelling in Duitsland (dossier '40-'45,1): 45 personen. Over de periode 1-1-1942 tot 1-5-1943 zijn gege- vens over arbeidsbemiddeling naar Duitsland (verplichte tewerkstelling) geregisteerd door het Gewestelijk Arbeidsbureau (GAB) Utrecht, bijkantoor IJsselstein. Deze gegevens berus- ten bij het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in Den Haag (onder 'GAB Utrecht doos i, maand - en weekrapporten IJsselstein '41 - '44'). Een verzamelstaat in het maandrapport dd. 4 mei 1943 vermeldt over deze periode in totaal 524 tewerkgestelde man- nen. Dit aantal beslaat het hele gebied van het bijkantoor, waartoe naast IJsselstein hoofdza- kelijk behoren de gemeenten Vreeswijk, Montfoort, Veldhuizen-de Meem, Polsbroek en Lopik. Uit een bedrijfstelling van 3 novem- ber 1942 (GAB Utrecht doos i, idem) valt af te leiden, dat ongeveer tweederde van de indus- triële beroepsbevolking in het gebied -voorzo- ver leverensplichtig naar Duitsland- werkzaam is in de gemeente IJsselstein. Toegepast op het aantal aan Duitsland geleverde arbeidskrach- ten levert dit voor IJsselstein een getal op van ca. 350 mannen. Een derde bron die in dit ver- band telt, is het archief van het secretariaat van de commissaris provincie Utrecht. De maand- rapporten (nrs. 277-292) geven aan, dat in de |
|||||||
periode september-november 1943 aan zes
personen uit IJsselstein een paspoort is vers- trekt in verband met tewerkstelling in Duitsland. Bij elkaar opgeteld leveren deze drie bronnen een totaal van ca. 400 in Duitsland tewerkgestelde IJsselsteiners, waaronder 45 personen vrijwillig (tijdvak i94o-'4i). Er ont- breken drie perioden: tweede helft 1941, het gehele jaar 1944, en de maanden mei tot augustus 1943. De eerste twee van deze perio- den kunnen worden verwaarloosd, omdat daarin zo goed als geen mensen uit IJsselstein zijn weggevoerd. Anders ligt dit voor mei- augustus 1943. Het is bekend (Sijes, 290), dat in deze tijd nog massale afvoeringen naar Duitsland hebben plaatsgevonden. Ook onder de door mij geïnterviewde personen zijn er drie die in deze maanden zijn weggevoerd, respectievelijk in juni ('met een groep in een vrachtwagen'), juli ('met een volle bus naar Utrecht gebracht'), en augustus ('met 738 man'). De vermeldingen tussen haakjes maken het aanvaardbaar om voor deze maan- den nog eens minstens 50 man toe te voegen aan het totaal voor IJsselstein. Dit komt dan uit op minstens 450 personen. Past men het per- centage mannelijke beroepsbevolking van inwonertal van IJsselstein volgens de volkstel- ling 1947 (31,5%) toe op het aantal inwoners van IJsselstein in 1943 (5000), dan kan het aantal mannelijke beroepspersonen in IJsselstein in het midden van de oorlog gesteld worden op 1575. Aldus geredeneerd zou in de oorlog minstens 28% van de mannelijke beroepsbevolking uit IJsselstein in Duitsland zijn tewerkgesteld. Afgezet tegen de mannelij- ke bevolking in de leeftijd van 18 tot 30 jaar is het zelfs ongeveer 77%. 3. De achttien informanten zijn willekeurig
gekozen uit een lijst van namen en adressen, die tot stand is gekomen in toevallige ontmoe- tingen en een daaruit voortvloeiende waaier van nieuwe namen ( de zg. 'sneeuwbalmetho- de'). De leeftijd van alle (52) op de lijst voorko- mende personen ligt gemiddeld aanzienlijk hoger dan die van de achttien informanten. Van de ouderen bleken velen reeds te zijn overleden. |
|||||||
242
|
|||||||
'Afvoer burgerbevolking',
evacuees in de streek van IJsselstein.
door L. Murk'''^ |
|||||||||
de oude voorschriften, opgeborgen in de
verzegelde paarsgekleurde enveloppe, te verbranden in verband met de geheim- houding. In de nieuwe voorschriften stond dat de burgers voorzichtig voorbe- reid moesten worden om in geval van nood zo snel mogelijk te kunnen eva- cueren. Men probeerde de inwoners de ernst van de zaak te laten inzien bijvoor- beeld door te adviseren transportmidde- len aan te schaffen, zoals kinderwagens, kruiwagens, lichte handkarren. Handige doe-het-zelvers maakten fietskarretjes om achter de fiets te hangen, en van fietswielen inklapbare karretjes waar eventueel kinderen in konden worden vervoerd, of goederen die men niet kon missen. Een officieel bericht werd ontvangen.
Hierin stond de richtlijn voor de betaling van een vergoeding, indien de gemeente moest overgaan tot het vorderen van paard-en-wagens en voermannen om de burgerbevolking zo snel mogelijk te kun- nen evacueren. Deze vergoeding had vier tarieven, naar grootte van de stad of dorp berekend. IJsselstein viel onder de platte- landsgemeenten, het laagste tarief Voor een wagen met een paard en voerman f.1,25 per uur; per werkdag van 9 uur f.io,- ; voor ieder volgend uur f.i,6o. Voor de stad Utrecht gold het hoogste tarief, respectievelijk f.2,- , f.i6,- en f2,50. |
|||||||||
Evacuatie
De burgerbevolking heeft bij oorlogs-
handelingen veelal het meest te duchten. Dit kunnen we bijna dagelijks op de tele- visie aanschouwen: burgers die hun huis en goed verlaten om het geweld te ont- vluchten of voor te blijven. Aan het begin en einde van de Tweede Wereldoorlog is IJsselstein betrokken geweest bij het onderdak geven aan oorlogsvluchtelin- gen. In de meidagen van 1940 moest de burgerbevolking uit het gebied van de 'Nieuwe Hollandse Waterlinie' geëva- cueerd worden; van september 1944 tot mei 1945 is het gebied rond Arnhem toneel van de strijd en worden de bewo- ners gedwongen de streek te verlaten. Mobilisatie
'Nederland gaat mobiliseren'. Met dit
bericht komt op 29 augustus 1939 een eind aan de spannende tijd waarin men zich afvraagt of wdj ons wel of niet moe- ten voorbereiden op een oorlog met onze oosterburen. Al op 26 maart '35 was er een draaiboek gereed waarin de veilig- heid van de burger bevolking, wonend aan de rand van de zo beroemde Nieuwe Hollandse Waterlinie, geregeld was. Hieronder werden Jutphaas, Vreeswijk en ook IJsselstein gerekend. Op 3 september 1939 ontvangt het
gemeentebestuur nieuwe voorschriften 'afVoer burgerbevolking', met het verzoek |
|||||||||
243
|
|||||||||
"V"
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
G 3 H r. I V.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
30STFR0NT VESTING HOLLAND
CaO'ASDAlIT
3ECTIF, 1-4. Nr.lSl G. BIJLfvOaJ: — DKDEE'''Ï7!P- Afvoer Burgerbevolking. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||
Evacuatie in de meidagen van 1940
Als Duitsland op 10 mei 1940 Neder-
land binnnevalt houdt de verdediging aan het oostfront, 'de Nieuwe Hollandse Waterlinie' en 'de Grebbelinie', maar kort stand. De burgers woonachtig in de omge-
ving van de Nieuwe Hollandse Waterlinie houden rekening met evacuatie. De bur- gemeester van Tiel bereidt zijn mensen voor met een rondschrijven waarin de de- tails van een evacuatie omschreven staan. Men kan zich nu wel indenken dat er
paniek ontstond. Wat kan men mee- nemen als men te voet weg gaat en huis en haard achter moet laten. En dan te denken aan al de boeren met hun melk- vee dat verzorgd moet worden. Zaterdagavond 11 mei om 19.45 komt
er bij burgemeester Abbink Spaink een telefoontje binnen van kapitein Schram van de oostfrontvesting, waarvan de noti- tie bewaard is gebleven: ........binnen enkele dagen zou het moge-
lijk zijn dat U moet ontvangen voor tijdelij- ke onderbrenging: 122^ vluchtelingen uit Ophemert, 3073 uit Varik, 843 uit Opijnen. U wordt tijdig tevoren gewaarschuwd. De mensen komen gedeeltelijk te voet, per rijwiel of auto. Op de betrokken dag moeten alle in IJsselstein aanwezige auto's en andere ver- voermiddelen zich begeven naar de Lekbrug bij Vianen, waar de voetgangers uit genoem- de oorden moeten worden opgenomen en naar IJsselstein gebracht. U gelieve zo snel mogelijk de in de gemeente aanwezige ver- voermiddelen te inventariseren zodat zij op den betrokken dag in gebruik eventueel gevorderd kunnen worden, {art.}} Ink wet) Vluchtelingen moeten worden ingekwartierd in IJsselstein en blijven voorlopig hier. Op zondag 12 mei komt dan het be-
richt dat alle inwoners aan de Holland-se zijde van de Waterlinie weg moeten. Dat wil zeggen de gehele Betuwe, Zuid- Veluwe en de Utrechtse Heuvelrug. In de vroege ochtend van maandag 13
mei wordt door de commandant 'Oost- front Vesting Holland' uit Gouda telefo- |
||||||||||||||||||||||||||||||||||
St.K.,17 Januari I94O.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
K'
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
n»>"
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ten einde alle mioverstand uit den weg te
ruimen, deel ik U mede, dat ingeval overgegaan wordt tot het afvoeren van de burgerbevolking uit het Oostfront van de Vesting Holland, de inwoners van bwe cei^-eente eJII;t zullen worden afgevoerd. Het treffen van verdere voorbereidingen
kan derhalve gestaakt worden. Ik zeg U danl; voor de bij de vocrloopige
voorbereiding verleende medewerking. De Kolonel, Commandant Oostfront Vg.Ii., |
||||||||||||||||||||||||||||||||||
\-^
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
^
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
ylK'^ '
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
J4H. psuyt vaïi hertog.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
typ- JUS
coll. /•■' |
||||||||||||||||||||||||||||||||||
In een 'geheim' schrijven aan het ge-
meentebstuur op 17 januari 1940 van de commandant van de 'oostfrontvesting' krijgt men te horen dat IJsselstein niet geëvacueerd hoeft te worden. Voor het gemeentebestuur was dit een geruststel- lend bericht, dat echter niet medegedeeld mocht worden aan de burgerij. Kort daarop werd IJsselstein aangewe-
zen om als eerste opvangcentrum te die- nen voor evacuees uit de 'Vesting Hol- land' tussen de Grebbelinie en de 'Nieu- we Hollandse Waterlinie', dus mensen uit Rhenen, Tiel, Veenendaal, Drieber- gen enz. Het gemeentebestuur moest nu besluiten de bevolking te vertellen dat zij niet geëvacueerd hoefde te worden, maar dat zij wel evacuees zou moeten opvan- gen. Een inventarisatie werd gemaakt, waarbij rekening werd gehouden met de geloofsovertuiging van de gastgezinnen. Zo konden ongeveer 400 katholieke- en 600 protestantse evacuees ondergebracht worden. Het beroep van de evacuees was belangrijk: vooral een boerenknecht of een hulp-in-de-huishouding was welkom. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||
De comman-
dant van de 'Oostfrontves- ting Holland' bericht dat IJsselstein niet geëva- cueerd hoeft te worden. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||
244
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aan
de ingezetenen van Tiel.
|
|||||||||||||||||||||||
Ik heb bericht ontvangen, dat de evacuatie moet wordcii voorbereid ; dit beceekent dus
nog niet. dat de evacuatie al moet plaats hebben. Mocht tot evacuatie worden besloten, dan wordt dit nog bekend gemaakt. Om op alle? voorbereid te zijn, neme men echter kennis van wat hieronder staat. |
|||||||||||||||||||||||
TIEL. 11 Mei IQ-tO.
|
|||||||||||||||||||||||
DE BURGEMEESTER.
|
|||||||||||||||||||||||
Men neme slechts het strikt noodzakelijke mede en geve zich rekenschap dat men voor»!
niet meer medeneemt dan men zelf kan dragen. Het is noodig ktjffers en pakketten te vootïien van een label met naamvermelding. Bij vertrek gas-, waterleiding- en electr. meter aftluiten. Het huis moet gesloten worden.
Een sleutel met daaraan gehechte schriftelijke vermelding van naam, straat en huisnummer moet bij den groepsleider van de wijk. waarin Uw woning is gelegen, worden ingeleverd. De sleutel ui op het Poiitie-Bureau worden bewaard. Van militaire rijde en gemeente-politie zal zoo goed mogelijk voor bewaking worden gezorgd. Hierbij gaat tndeeDngslijst met opgave van den naam van de(n) hoofdgeleider van de
verschillende wijken. a. Papieren.
Distributie-stamkaart. Deze kaart is uw buitenlandsch pasptxxt. Ieder tld van het gezin
{ient zelf zijn kaart bij zich te hebben. Men vervaardige voor kindeten een linnen zakje, dat net een koord om den hals gedragen wordt en waarin de stamkaart wordt gestoken. Trouwboekje en, indien aanwezig, geboorte- en huwelijks-akten.
Spaarbankboekje.
Polissen.
Belasting Biljetten.
Geldswaardige papieren.
Bigendoms bewijzen.
|
|||||||||||||||||||||||
i.
|
|||||||||||||||||||||||
Mondvoorraad.
Men zorge voor mondvoorraad voor minstens 24 uur.
|
|||||||||||||||||||||||
De burgemees-
ter van Tiel doet medede- ling aan de burgers van de op hande zijn- de evacuatie. |
|||||||||||||||||||||||
e. Klcedlng en uitrusting.
Dekens (gerold. Zk>o mogelijk eenige reserve ondergoed en een paar extra Schoenen,
dige bïdzakken en kussen zakken (als beigingiiMteriaal te gebrtiikea). Toiletartikelen.
Benige eet- en drinkgerel.
Zaktantaarn. kaarsen, lucifers, eenig «erbandmaterlaal en indien aanwezig gatma^iM.
|
|||||||||||||||||||||||
nisch (telefoonnummer hier was 242!)
het begin van de evacuatie aangekondigd '..........de evacuatie vangt aan. In de loop
van de dag kunt M3141 vluchtelingen uit Tiel
verwachten U behoeft voor vervoer geen materiaal beschikbaar te stellen, althans voorlopig niet'. Er was dus enige onduide- lijkheid voor wat betreft het vervoer van de evacuees; zondag op maandagnacht was op verzoek het IJsselsteinse wagen- park (25 voertuigen) naar Tiel vrtrokken om de evacuees op te halen. Maar 3500 mensen kon je onmogelijk in 25 auto's stoppen. Daarom kwamen velen lopend |
|||||||||||||||||||||||
of op paard en wagens zittend, gepakt en
gezakt, de Lekbrug over richting IJssel- stein. Hier werden deze mensen inge- schreven en voorzien van eten en drinken alvorens ze naar hun logeeradressen wer- den gebracht. In diezelfde tijd kwamen ook nog eens
honderden terugtrekkende Hollandse sol- daten met vele wagens en paarden naar IJsselstein. Dit gaf het gemeentebestuur heel veel zorgen. De meeste scholen wer- den bezet door de uitgeputte militairen en de straten stonden vol met militair gerij en vermoeide paarden. |
|||||||||||||||||||||||
245
|
|||||||||||||||||||||||
dig om zoveel mensen in de binnenstad
samen te brengen. Van de inventarisatie enkele maanden daarvoor, hoe precies ook verzorgd, kwam niets terecht. Grote zorgen voor de huisvesting maar
zeker niet minder voor de voedselvoorzie- ning wat betreft het brood. IJsselstein had in 1940 rond 5000 inwoners. Dus na enkele dagen zou de voorraad meel al tot brood verwerkt zijn. De toenmalige wethouder G.H.E.
Aelbers, bakker van beroep , nam geen halve maatregel en bestelde bij 'Stoom- meelfabriek Holland nv'. te Amsterdam 500 balen van 50 kg tarwebloem, totaal 2500 kg. De beurtvaarders 'Gebr. van Dommelen' waren bereid deze vracht te gaan halen. De burgemeester van de gemeente Amsterdam gaf hiervoor een ontheffing van het door hem uitgevaar- digde uitvoerverbod voor graan. Het Rijksbureau Voedselvoorziening in oor- logstijd, afd. bloem en meel, gaf het ver- voersbewijs af, zodat schipper Van Dommelen legaal kon transporteren. Een hachelijke opdracht om in oorlogs- |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Evacué uit de IJsselstein kon laten zien wat voor een
Betuwe in de organisatietalent zij had. Allereerst had meidagen het gemeentebestuur besloten om de eva- van 1940. cues onder te brengen bij de boeren: het aantal dat men verwachtte was van dien aard dat de burger-logeeradressen 'geen zode aan de dijk zette' . Maar ook uit vei- ligheidsoverwegingen was het onverstan- |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
STOOM-MEELFABRIEK „HOLLAND" n.v., AMSTERDAM
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
OPGERICHT 1863
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
REKENING vcx>R:
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
CODE IMS POStnCKEMitra He. lOM
iCOM,^. ^H»USe CODEJ BTaTKW WISTEflOOKSmjK
BANKtËRi INCASSOBANK, N V AMSTEftOAM.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
^ nl H£T «EneEKTE 8E3TUU»
YSSELSTEIM. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Faktuur aan
de gemeente IJsselstein voor de leve- ring van 2^ ton tarwe- bloem voor de IJsselsteinse broodhak- kers. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
iicsst
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I ■>
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
246
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tijd over de kanalen te varen met de
Duitse jachtvliegtuigen in de lucht. De vleesconsumptie was geen pro-
bleem. IJsselstein had voldoende thuis slachtende slagers; koeien en varkens waren er genoeg. Teveel zelfs, want met de evacués kwamen ook honderden koei- en die los lopend door de drijvers werden meegebracht. Bovendien waren tijdens de transporten enkele beesten die afge- maakt moesten worden door slagers ver- werkt en gelijk door de evacués geconsu- meerd. (De eigenaars kregen later een vergoeding). Maar ook het vee moest ergens blijven. Hoe groot het aantal koei- en is geweest is niet in het archief terug te vinden. Volgens de herinnering van de auteur zouden dat er looo tot 2000 stuks geweest kunnen zijn. Die beesten moesten niet alleen eten maar ook twee keer per dag gemolken worden. De mees- te melk kon niet afgevoerd worden, want er waren niet genoeg melkbussen om de melk in te bewaren. Dit waren moeilijk- heden die men niet voorzien had. De doorstroom van de vluchtelingen
gaf de organisatie handen vol werk. Voor- al de mensen die vanaf de Veluwe kwa- men -waar men niet op had gerekend- gaven het nodige extra werk. Maar geluk- kig waren de IJsselsteinse burgers en hulporganisaties bereid om te helpen waar men kon. Zelfs voor de zieken, het meest vrouwen, was er een plaats inge- ruimd: in het Sint-Jozefziekenhuis wer- den zij verzorgd. Door de capitulutie op 14 mei duurde
het evacuatieprobleem maar enkele dagen en kwamen er andere problemen om de hoek kijken. De terugtrekkende Hollandse soldaten waren zeer emotio- neel en konden het verlies van de oorlog moeilijk verwerken. Om te voorkomen dat de soldaten en burgers zich met alco- hol houdende dranken weer moed in zouden gaan drinken had de overheid maatregelen getroffen, mede gelet op de komst van de Duitsers die in een over- winningsstemming waren en dit met |
|||||||||||||||
IJsaelstein, 18 Mei'40
|
|||||||||||||||
den BdelAohtlj.Heer Burgemeester
|
|||||||||||||||
IJsaeletein
|
|||||||||||||||
EdelAoiitb.Heer,
|
|||||||||||||||
Hierbij deel ik ü beleefd mede, dat gia-;
teren-morgen bij mij ca. 850 flessolien wijn in beslag zijn genomen , «elke vernietigd zouden worden en naar ik hoor , ook reeds vernietigd ! zijn. Indien de mogelijkheid bestaat hiervoor
schadevergoeding te bekomen en deze ook aan an- deren wordt gegeven, zon ik hierom ook willen verzoeken. Gaarne zal ik bij het bepalen van eene
vergoeding eene welwillende houding aannemen . In beleefde afwachting verblijf ik met
de meeste Hoogachting van Ood.Achtb.
de Dw.Dn.
|
|||||||||||||||
drank wilden gaan vieren. Vele burgers
en café-eigenaren hadden een aanzeg- ging ontvangen om hun voorraad bier, wijn en gedestilleerd te vernietigen. Gijs Bleienberg, eigenaar van café de Strik op de Poortdijk, liet zijn gehele voorraad vanaf de brug in de IJssel lopen. Jantje Geurts, eigenaar van café de Waag in de Benschopperstraat was slimmer: hij had zijn voorraad wijn en gedestilleerd met fles en al in een sloot in de polder achter op de Hogebiezen gegooid, zodat hij die later weer op kon halen. Jaren later wer- den er nog volle flessen gevonden door de boeren die de sloot moesten uitbagge- ren. Klaas van Nes, cafébaas in de Weid- straat stond op de Visbrug zijn voorraad in de haven te lozen. Bij verschillende burgers waar men verwachtte een grote partij wijn in de kelder aan te treffen werd huiszoeking gedaan. Zo ook bij een vooraanstaand fabrikant waar 650 flessen wijn in beslag werden genomen. Op woensdag 15 mei keren de eerste
vluchtelingen weer huiswaarts. Ze waren |
|||||||||||||||
Schrijven
aan de burge- meester waarin wordt gevraagd om een schade- vergoeding voor de ver- nietiging van 6^0 flessen wijn. |
|||||||||||||||
247
|
|||||||||||||||
gen in de voorbije moeilijke dagen van U en
Uw medewerkers ondervonden. Het was ons werkelijk een verademing in IJsselstein.' .......'Ons dorp heeft veel door de oorlog
geleden. Veel door eigen troepen, welke veel
huizen hebben verbrand afhebben laten springen, maar gelukkig niet in die mate als b.v. Scherpenzeel waar nagenoeg geen huis meer ongeschonden is.' Restte nu nog de financiële afwikke-
ling van al de hulp die spontaan gegeven was. Maar eerst de 25000 kg. bloem die |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vol emoties en spanningen hoe ze hun
have en goed terug zouden vinden. Kapotgeschoten of geplunderd. Gelukkig waren de mensen vol goede moed om wat vernield was weer op te bouwen. Het stadsbestuur en de hulpverleners kregen vele dankbetuigingen toegestuurd. Enke- le passages uit deze brieven volgen hier: ....... 'Wij mogen niet nalaten U, nu we
weer in onze woonplaats en in ons gelukkig
geheel ongeschonden huis, zijn teruggekeerd, hartelijk dank te zeggen voor de goede zor- |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
0i::ie->r;2ai!,dü, t<f
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
OEMEEHTK TIEL.
Tiel, den 22 Hei I94O.
AAN
Heeren Burgemeester en ''ethoudera der gemeente IJaselsteiJn.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ie Afdeeling
No. 94 ONDERWERP! Evacuatie. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wij hebben de eer de inwoners Uwer Gemeente en in
het bijzonder den heer Burgemeester wel zeer onzen dank te betuigen voor alles wat in Uw Gemeente in de afge- loopen week voor de inwoners van Tiel ia gedaan. De dank- baarheid van hen, die daar verzorging en hulp ondervon-. den is heel groot. ',7iJ zouden het ten zeerste op prijs stellen, indien
ü van het bovenstaande aan Uw ingezetenen zoudt willen mededeeling doen. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Burgemeester en V/ethoudera van Tiel,
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de secretaris,
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de burgemeester,
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Av/v
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
^-'^ • ■____-^ 1. s.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
248
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gekocht was bij de meelfabriek in
Amsterdam: door het snelle vertrek van de vluchtelingen bleef deze zending ongebruikt en kon in zijn geheel retour worden gezonden. De kosten van trans- port en opslag moesten wel betaald wor- den. Zo ook de vele kilometers die verre- den waren door de hulpverleners, en ver- geet niet de enorme wachttijden van de transportbedrijven die ontstaan waren door de overvolle wegen in deze omge- ving. De burgemeester van Ijsselstein had veel lof voor de medewerking van de burgers die hun declaraties zo laag moge- lijk hielden of zelfs geen vordering had- den ingediend. Ook de kosten die gemaakt waren bij de inschrijving en ver- zorging van de vluchtelingen werden alle- maal volgens de richtlijnen van de 'afvoer burgerbevolking' afgehandeld. De enige wanklank kwam van de men-
sen die spullen o.a. handwagens, kruiwa- gens, kinderwagens ter beschikking gesteld hadden ten behoeve van de eva- cués. Deze transportmiddelen zijn bijna allemaal verloren gegaan. Het gemeente- bestuur heeft wel nasporing gedaan, maar dat heeft bijna niets opgeleverd. Evacuatie september 1944.
Het grote offensief dat onze geallieer-
de bondgenoten in Normandië hadden opgezet voor onze bevrijding stagneerde zo rond augustus. Er werd besloten om achter de Duitse linie met luchtlandings- troepen een bres te slaan in de omgeving van Nijmegen en Arnhem. Deze massale inzet had voor de daar wonende burgers ingrijpende gevolgen. Wat deze mensen te verduren kregen, is voor de burgers uit Ijsselstein niet te begrijpen. Met het zicht op het einde van de oorlog werden ze geconfronteerd met het echte oorlogsge- weld van bombardementen en beschie- tingen. Ijsselstein werd door de commissaris
'afvoer burgerbevolking' aangewezen voor de opvang van 375 vluchtelingen uit de frontlinie rondom Arnhem en Ooster- |
|||||||||||||||||||
ii,vo-j
|
|||||||||||||||||||
l^' /^.
|
|||||||||||||||||||
Nr. 2140 .
OSDEHWEHP :
EVACUATIE .
DANKBETUIOINO VSHIEESDE
OASTVBIJHEID.
|
|||||||||||||||||||
VeenendMl, 27 Uel I94O.
Vertonden : ^t Mei 1940. |
|||||||||||||||||||
De Raad deter gemeente heeft in zijn openbare
vergadering Tan 20 llel j.1. ons opgedragen, ilJn dank uit te spreken aan üw gemeentebestuur en de beTolklng Uwer gemeente, toop de genoten gastTrlJheid ,ln 20 ruime mate verleend aan een deel van de invoners van Veenendc Be hulp en liefde ,waarmede onze inwoners sijn ot
vangen en omringd, tijdens de aohter ons liggende oor«- logsdagen, zullen slj nimmer vergeten. Bij deze dask sluiten Tij ons g^eel aan,
nij souden het op prijs stellen, indien u dese
dank per openbare kennisgeving aan de Inwoners I7»sr ga' meente zoudt willen overbrengen. Burgeaeeeter en Wethouders van Veenendaal,
De Burgemeester, |
|||||||||||||||||||
A«H
Horen Burgemeester en Wethouders
der gemeente IJSSELSTEIH .
|
|||||||||||||||||||
beek. Ook nu werd er weer een inventari-
satie gemaakt, rekening houdend met de geloofsovertuiging zowel van de gastge- zinnen als van de vluchtelingen, al is daar met het onderbrengen van de mensen, op een enkele uitzondering na, niet naar gekeken. (90 % van de vluchtelingen was RK.) Belangrijker was natuurlijk het voedselprobleem, zodat de meeste vluch- telingen bij boeren werden onderge- bracht of na een korte tijd werden overge- plaatst van burgergastgezinnen naar boe- rengastgezinnen. Ongeveer 40 personen vonden onderdak bij middenstandsgezin- nen, en zo'n 10 personen bij arbeidersge- zinnen. De overige 325 mensen werden bij boerengezinnen ondergebracht. |
|||||||||||||||||||
Ook de ge-
meente Veenendaal bedankt Ijsselstein voor de gebo- den hulp. |
|||||||||||||||||||
249
|
|||||||||||||||||||
Fragmenten uit een dagboek
IJ september 1^44: de hevrijding. Ruim 4,^ jaar hebben we op Neerlands
bevrijding gewacht, en nu op Zondag 17 Sept. zal het dan toch gebeuren, waar we naar zitten te hunkeren. Des morgens was 't erg rumoerig in de lucht. Wolfheze en Wageningen waren 't slachtoffer van de vuurmonsters, de bommen. Des middags 1 uur begonnen de Duitsers, die Renkum en omgeving als inkwartiering hadden gekozen, te vluchten. Angst brak hun uit. Ze merkten dat het onveilig begon te worden op Neerlands bodem, dus kozen ze 't hazepad. Na een halfuur was er geen Duitser meer te zien. Naar mijn mening hadden ze toen op hun post moeten blijven. Des middags kwart voor 2 kwam er een
zwerm vliegtuigen, de z.g. zweejvliegers. Zo iets hadden we nog nooit gezien. Met kabels hingen ze aan elkaar, het eerste vliegtuig was een groot 4 motorig vliegtuig, daarachter een groot vliegtuig maar zonder motor en geheel van triplex. Ze lieten zich hoven Renkum los, en daalden langzaam op Neerlands bodem. Er kwamen auto's moto- ren, opvouwbare fietsen, geweren, munitie enz. enz. uit. Iemand die dat niet gezien heeft kan zich onmogelijk voorstellen wat dat is. Wij waren er in Renkum trots op dat wij dat alles mochten aanschouwen.... Na de zweefvliegtuigen, volgden de grote 4
motorige vliegtuigen geladen met........para- chutisten!! Neen zoiets is niet te geloven! We stonden op een veld tegenover ons huis, met veel mensen die dansten en zongen van ple- zier. Alles schreeuwde door elkaar.'Wij zijn bevrijd, de Tommies zijn er!!!' en 't ging maar door. De eerste kleuren die daalden op Neer-
lands bodem waren rood-wit-blauw. De vliegtuigen waren in groepen van 18 stuks, verder waren de kleuren, groen geel grijs enz. Toen ze eenmaal op de grond stonden werd 't rustig. Tot rond half 6 was er niets te bele- ven. Toen kwamen de Tommies in onze stra- ten, ze stonden voor ons huis, we wisten van blijdschap niet wat we doen moesten. Een ieder groot en klein kwam met van alles |
|||||||||
Het dagboek van Grada Stuart
Om een goed beeld te geven van hoe
het was in die dagen volgen hier delen uit het dagboek van Grada Stuart, toen 23 jaar, naaister van beroep, wonend in Renkum. Grada, een levenslustige jonge vrouw, vertelt op een positieve manier haar verhaal. De familie Stuart, vader, moeder en Grada werden na een zwerf- tocht van 30 dagen definitief geplaatst in IJsselstein en bij het gastgezin van Peet Veldhuizen, Julianawijk, ondergebracht. Na 4,5 week werden zij wegens voedsel- gebrek overgeplaatst naar de familie van Sijl, Achtersloot, waar zij tot 23 juni ble- ven. In het gesprek dat ik met haar had straalt ze op 73-jarige leeftijd nog dezelf- de levenslustige houding uit. Ze is nog steeds dankbaar dat ze in IJsselstein was, en ze komt nog regelmatig op bezoek om de contacten met de familie van Sijl le- vend te houden. |
|||||||||
Bepakt en
beladen ver- trekken de burgers uit Arnhem. |
|||||||||
250
|
|||||||||
Landing van
Amerikaanse parachutis- ten op ly sep- tember ig44 in de omge- ving van Renkum. |
|||||||||
aanslepen, melk, thee, tomaten, appels,
peren enz., de Tommies waren werkelijk geheel verrast: dat hadden ze niet verwacht. Wij mensen in Nederland hebhen 4,^ jaar onder de verdrukking gestaan der Duitsers, dus men begrijpt de vreugde der Nederlandse bevolking. De Tommies wisten ook wel wat wij te kort kwamen, en deelden sigaretten en chocola uit. Hun uniform bestond uit rode muts, met grote zilveren bros, verder lang grijs-bruin windjack, een soort plusfour in de zelfde kleur. Toen ze daalden hadden ze een gecamoufleerde helm op, met leren riem onder hun kin door. (voor de luchtdruk.) De Tommies stonden met ons te praten,
maar wij arme mensen stonden met de mond vol tanden en verstonden er echter niets van. Maar al heel gauw werd alles ver- taald door diegene die wel Engels verstonden. Ze vertelden dan dat ze enthousiast waren over de verwelkoming op Neerlands bodem. Al heel gauw maakten de Engelsen een auto met 3 Duitsers buit, verder was er geen Duitser te zien. De buit gemaakte auto werd |
leeg geplunderd door de Engelsen en onder de
Nederlandse bevolking verdeeld. Met natuur- lijk verontwaardigde gezichten van de 3 krijgsgevangen Duitsers. Tot rond half 10 lie- pen wij dien zondag nog op straat, in plaats van zoals de Duitsers ons tergden om 8 uur binnen te zijn. Het was de gehele avond natuurlijk vreugde en vertier, de vladen wer- den uitgestoken. Maar helaas, de vreugde van iedere Nederlander was maar kort. De Engelsen hebben zich 's avonds inge-
graven hij de steenfabriek 'Vlamovens' te Renkum en de gehele nacht de hoofdweg onder vuur genomen. De volgende morgen (dus maandag) werden we in de vroegte opgeschrikt door schieten en lawaai, en zagen we tot wanhoop allemaal Duitsers geheel gecamoufleerd. Nu wisten we het heus niet meer. Men kan zich niet voorstellen wat wij toen allemaal meemaakten. Het ging dus schot op schot, de gehele stemming was ver- dwenen. Er heerste in de lucht ook bedrijvige activiteit. De Duitsers waren zo bang en zochten schuilhoekjes bij de Nederlandse |
||||||||
W
|
|||||||||
konden verlaten, hoe lief en dierbaar het ons
ook was. En waarheen????? Wij weten het niet, wij zullen echter op God vertrouwen en zien waar we terecht komen. De Evacuatie
In een stoet achter elkaar vervolgden we
onze weg. Waar naartoe wisten we niet, de hoofdweg volgend kwamen we te Bennekom, echter geen plaats. Verder door naar Ede, geen plaats, nog 8 km. verder naar Veenen- daal, om ongeveer 5 uur arriveerden we op het kruispunt Veenendaal-de Klomp. Door het Rode-kruis werden we ondergebracht, door liefdadigheid werden we door een boer- tje meegenomen. 3,5 Week zijn we er geweest, het eten was er reuze goed maar de behandeling was er niet zo best. De meeste mensen in Veenendaal beseften niet dat wij alles achter hebben moeten laten en niet voor ons plezier Renkum hadden verlaten. (....) Op Donderdag 26 October kregen we de
boodschap van de evacuatiedienst: op Vrijdag zy October 's morgens om 10 uur bij Eltheto zijn, om dan op wagens verder gebracht te worden. Men beseft niet wat er dan in een mensenhart omgaat. Een ver- schoppeling langs de straat, meer niet. Affijn, we vertrouwen op God, die zal ons enige red- midddel zijn. Vrijdagmorgen om 10 uur gin- gen we naar 't Rode-kruis gebouw Eltheto. Enige familieleden van ons stonden er ook, waar we afscheid van namen want wanneer zien we ze terug??? ledere dag moesten zo'n 200 evacués Veenendaal verlaten, wegens de voedselvoorziening! Na alles op de kar te hebben geladen, gin-
gen we zelf op de wagens. Mensen met kin- derwagens, pasgeboren kinderen, ouden van dagen, alles moest mee. Ellendig, zo'n toe- stand. Nooit te vergeten. Rond 2 uur arriveerden we te Leersum.
De onthaling was daar slecht, we werden op soep getracteerd, die zo dun was als water. In een school moesten we slapen, maar 't was daar zo vies en vuil dat ik er op uit ging en bij burgermensen onderdak kreeg voor dien nacht.(.......) Zaterdag 's morgens moesten we weer ver-
|
|||||||
bevolking. Er werd hevig van uit de lucht
gevuurd op de Duitsers. Velen werden getrof- fen en er werden natuurlijk ook nog burgers getroffen wat wij dan ook berouwen. Vanaf dien dag, dus 18 September, moes-
ten wij de kelder in vluchten, voor de grana- ten en voltreffers. Wat wij toen allemaal beleefden, is met geen pen en aandacht te beschrijven. De dagen daarna moesten Arnhem en Oosterbeek evacueren. Het leed was begonnen; met enkele stuks kleren ging men er van door, om maar zo gauw moge- lijk vanuit het vuur weg te zijn. Het front werd gevormd bij Oosterbeek -
Arnhem, de strijd is dan ook hevig geweest. Arnhem is bijna geheel verwoest. Ook heel Heveadorp moest geëvacueerd worden. De Engelsen trokken zich terug in Oosterbeek, dus wij ontvingen de granaten en voltreffers van alle kanten. De Engelsen gingen de Rijn over, dus toen was het in Renkum niets dan Duitsers, en de Betuwe allemaal Engelsen; het schieten ging over en weer. Als de Duitsers een schot losten, kwamen er 10 tot 15 schoten terug, alles dreunde en daverde. Wij moesten niets dan dekking zoeken in de kelder. Slapen, alles moest in de kelder gebeuren. Iemand die de dagen van ly September niet heeft meegemaakt, kan zich niet voorstellen wat of het eigenlijk is. We leefden van de eene dag in de andere en waren van ons leven niet zeker. 14 Dagen hebben we zo doorgebracht.
Aanvoer van eten was er niet, melk konden we bij de boeren in Bennekom gaan halen. De uren dat 't even rustig was dus dat was maar zo af en toe een keer, moesten we nog een paar uur in de rij gaan staan eer dat we wat hadden. Hopeloos. De nacht van zaterdag}0 September op 1
October was wel erg hevig, het vuren was niet tot stilzwijgen te brengen. Des morgens om ongeveer half 11 ging het als een lopend vuurtje door de straten.....evacueeren! : voor
5 uur moest alles ontruimd zijn. Onze eerste
zwerftocht werd ondernomen. Hoe eerder dat we weg waren hoe liever, want de grana- ten vlogen om de oren. Bukkend onder het vuur door waren we blij dat we Renkum |
|||||||
252
|
|||||||
daar was 't zo'n bende, vreselijk. Eten kregen
we, dat nergens op geleek, in een conserven blik; rijk en arm liep over 't stroo heen, waar men dien nacht op moest slapen. (.....)
De volgende morgen moesten wij om 9
uur bij de kerk zijn. Met de fam. Smit zou- den wij bij elkaar blijven. Er kwam een groep wagens voor, die bestemd was voor Westbroek. Helaas moesten wij nog wat wachten daar er geen wagens meer waren. De familie Smit ging vast vooruit met de eer- ste ploeg, en zouden zien dat ze in Westbroek onderdak kregen, tesamen met ons. Na een paar uur verscheen er weer een groep wagens, maar helaas, die waren voor IJsselstein. Zo werden wij naar IJsselstein vervoerd. 21 KM vanaf Zeist, de tocht ging binnendoor over Bunnik, Houten, Jutphaas naar IJsselstein. Wij moeten eerlijk beken- nen dat we nergens zo onthaald zijn als in IJsselstein! 2 Borden erwtensoep kregen we, zo heerlijk hadden we ze al die dagen nog niet gehad. Na ons heerlijk gewarmd te heb- ben werden we door de evacuatie dienst naar onze hospita gebracht. Nadat men alles zo heeft doorstaan kan men zich niet voorstel- len hoe gelukkig zij zijn die in hun gewone dagelijks leven kunnen voortgaan. }oo Evacués uit Huissen, Gennep en 2 gezinnen uit Renkum vonden onderdak op }0 October te IJsselstein. Wij kwamen bij burgermensen, P. Veldhuizen. 4,^ Week hebben we daar door gebracht, maar wegens gebrek aan eten moesten we worden overgeplaatst. Er werd door onze kostbaas gezorgd voor een goed tehuis (S. V. Sijl) een grote boerderij, goed van eten en drinken. Dit is in 't kori ons zwerf leven geweest vanaf 1 October dat wij weg moesten, tot 3 December dat wij in de Achtersloot bij S. v. Sijl kwamen. Ons verblijf te IJsselstein.
De eerste Zondag dat wij in IJsselstein
waren, werd er in de kerk, gesproken over naastenliefde ten opzichte van evacués, er werd gecollecteerd, en de opbrengst was over- stelpend. Een week later werd door de Deken der Parochie verzocht dat de parochianen hun kasten en kisten eens degelijk moesten |
|||||||
der van Leersum naar Doom. Des morgens
9 uur moesten we bij 't schoolgebouw aan- wezig zijn. Vol verwachting stonden we te kijken en daar komt onze instructrice aan die ik ongeveer 5 weken niet meer had gezien. Ik wilde op dat moment niet meer. Alles was me te veel er zit geen Jut meer bij de mensen in een hopeloze toestand. De wagens stonden klaar en onze verhuizing ging weer verder. In Doorn aan gekomen kwamen wij bij een school aan; daar kregen we een bord soep van het Rode-kruis. Ik zag een bekende uit Rhenen en vroeg hem of hij ook wist waar Fam. v. Ingen was. Ja hoor, dat wist hij, dus ik er vlug heen. Cor en Henk keken hun ogen uit. Des middags moesten we weer vertrekken naar Drieber- gen. Om 5 uur arriveerden we in Driebergen. Daar moesten we in een school. Het zag er wel keurig netjes uit. We kwamen met de familie Smit uit Wageningen en fam. Drost uit Renkum bij elkaar, te samen 10 perso- nen. Des nachts sliepen we in stroo, dat valt niet mee, maar moed houden. Het eten van de keuken was er goed, de vrouwen en meis- jes zouden onder elkaar aardappelen schil- len. We schilden dien morgen met 15 man 3 mud aardappelen en verspitsten ons op 't avondmaal. Maar wat een teleurstelling, de aardappelen werden dien middag door de weermacht in beslag genomen, dus kregen wij ze in deschil.(.....) Van het Rode-kruis kregen we 's morgens
3 dunne sneetjes brood, en 's avonds een bord soep, dus daar konden we het onmogelijk op houden. En wanneer zijn we op de bestemde plaats??? Wij weten het niet. (.....) Onze tocht was naar Zeist. We kwamen
om half 6 aan bij het grote zusters huis. De onthaling was reusachtig. Neerlands Rode Kruis was overal paraat. Zij was de steun voor ons volk, en de redding voor allen, groot en klein. Ouden van dagen werden verzorgd. We werden onthaald op een bord heerlijke erwtensoep, wat na al dat trekken wel smaakte. Daarna werd er in 't zelfde gebouw bekend gemaakt in welke school of kerk men dien nacht moest slapen. Wij kwa- men met onze ploeg in een protestantse kerk, |
|||||||
253
|
|||||||
onderzoeken, of er niet iets dergelijks van kle-
ren of schoeisel te vinden was, want er waren er verschillende onder de evacués die bijna niets geen kleren bij zich hadden, aan schoeisel was ook een groot gebrek. De meis- jes der Katholieke Arbeiders zouden dien week langs de huizen komen om de opbrengst in ontvangst te nemen. De Kapelaan Weleerw. Heer Poot verzocht mij om ook een handje te helpen met 't naaien, ik heb dit aangeboden. Op het Katholieke Jonge Vrouwen Huis werd alles gebracht (op Maandag 22 November) wat de mensen konden missen. Ik heb daar ontmoet en ken- nis gekregen met mej. Jo van Hoeve, op Donderdag 2^ November. De opbrengst van kleren was geweldig.
Koffers en dozen vol werden er gebracht, met van alles en nog wat. Netjes werd alles gesor- teerd, en enkele dagen daarna kreeg ik mijn portie verstelwerk.(....) Op Zaterdag j Dec. kwamen we 's mid-
dags bij de Fam.v. Sijl. Vijf Dec heb ik bij de Familie v. Hoeve doorgebracht, wat erg gezellig was. St. Nicolaasavond bracht nog wat afleiding in ons vreemde leven. (..........) Verder gaat iedere dag gewoon voorbij.
Vader helpt op de boerderij, moeder met het binnenwerk, en ik met naaien en stoppen. Drie weken heb ik voor de evacuatie genaaid, zelf hebben we ook aardig wat kle- ren gekregen. Eerste Kerstdag zijn Jo en ik naar Montfoort geweest, naar Fam. v.d. Vooren, die vertelde ons dat ^0% van Renkum geheel is verwoest of verbrand.(.....} Affijn laten we hopen dat spoedig onze
wens verhoord mag worden, en we weer van voren af aan kunnen beginnen in ons nooit te vergeten dorp Renkum met haar gezellige omgeving , vrienden en kennissen. Op 31 December, oudejaarsdag, hebben we oliebol- len gebakken bij de boer. We zouden het oude en nieuwe gezamelijk vieren, zo goed en zo kwaad als 't ging. We waren met 35 personen bij elkaar, Ans van Sijl speelde accordion. De stemming kwam erin hoor, er werd door gespeeld tot half 4, het was reuze gezellig, dat is niet te geloven. Nieuwjaarsdag werden we om 9 uur opgeschrikt door heel |
laag zwevende Duitse vliegtuigen. Wat dat
betekende weten we niet, vele zijn er ter plet- ter gevallen, (één op de Hoge Biezen bij de Paardelaan -red.) Het was een woeste jacht- partij. Men vermoedde dat ze opgeschrikt zijn door Engelse vliegtuigen die Soesterberg gingen bombarderen. Des middags ben ik met Jo naar Veldhuizen geweest om Nieuw- jaar te wensen, 's avonds zijn we allen vroeg naar bed gegaan, daar we nog slaap te kort komen. De verdere dagen verliepen in gewoon tempo. (......) Op 12 Februari werd de vastenavond
gevierd, de gehele dag was 't reuze gezellig, er werd kaart gespeeld enz. 14 Februari begin der Vasten, dus 't feest is afgelopen. Wij beseffen niet dat er zo'n toestand is, de gezel- ligheid kan veel met zich meebrengen. Er is vertier genoeg op de boerderij bij v. Sijl. Als men ziet wat een mensen er aan de deur komen om 1 sneetje brood, dan is 't hopeloos. Er gaat geen dag voorbij of er zitten 's mid- dags nog wat extra gasten te eten. Van hein- de en verre komen de mensen. Rotterdam, Amsterdam, Haarlem, den Haag, Utrecht enz. Nu in deze tijd kan men zich pas voor- stellen wat naastenliefde is. Jammer dat veel mensen het niet beseffen. Laten we hopen dat het eens in hun gedachte komt van Naastenliefde. (........) Zo hebben we onze tijd in IJsselstein
doorgebracht, in gezelligheid, maar ook in zorg over al ons hebben en houden. Maar wij vertrouwen nog steeds op God en zullen hopen weer spoedig naar Renkum terug te keren................ Het einde nadert!
Op Woensdag 2 mei werden we 's mor-
gens opgeschrikt door een massa laag overko- mende Engelse vliegtuigen, die pakketten kwamen brengen in Utrecht. Vol met eten, je kon niet indenken wat allemaal: groenten, blikgroenten, gecond. melk enz. Wat waren de mensen blij. De vliegtuigen waren in de kleuren Rood-Wit-Blauw. Een pracht gezicht. Vrijdagavond werd de vrede getekend, dus
op 4 Mei '4^. Wij kunnen nu op de capitula- |
||||||
254
|
|||||||
Nu naderde ook onze tijd dat we weer Bevrijdings-
naar eigen haard kunnen terug keren. Wij feest in de verlangen er dan ook hard naar. Toch zijn Achtersloot er vele die het op 't ogenblik zwaar hebben onderde en dat zijn de N.S.B.-ers en moffen meisjes. Nederlandse De N.S.B.-ers worden opgesloten, en de driekleur, moffenmeiden kaalgeknipt, ieder weet voor Vlnr.: Tonny zich zelf wat hij op z'n hart heeft. Ik heb er \an Sijl, Miep geen medelij mee hoor. Viffjaar lang hebben hevels {eva- de N.S.B.-ers ons geprobeerd te knechten, nu cuée uit is 't onze tijd om baas te spelen, evenzo met Huissen), de meiden die omgang hebben gehad met Grada Stuart, moffen. Vijfjaar hebben zij lol gehad, nu Ans van Sijl. wij. Op 12 mei (Zaterdag) was er in
IJsselstein op de plaats voor 't gemeentehuis groot feest, mooie grammofoon-muziek, mooie lampions met helder licht. Er waren enkele Tommies die ook mee dansten; een optocht werd gehouden naar 't kamp van de N.S.B., liedjes gezongen, enz. Tot 11 uur ging dit spel door, daarna naar huis met z'n allen en vlug naar bed. Dit feest is ten einde. |
|||||||
tie van Duitsland rekenen. Zaterdag 5 Mei
werd de capitulatie bekend gemaakt, we wis- ten niet wat of we hoorden, overal werden de vladen gehesen, de stemming kwam erin, de ondergrondse beweging ging ook aan 't werk. Een ieder groot en klein liepen in oranje gewikkeld, zelfs de paarden en honden had- den nog oranje op. Wat 'n vrolijkheid na 5 jaar onder verdrukking te hebben geleefd. De gehele dag was de stemming er in. De Zondag ging ook in feeststemming voorbij. Steeds komen de Tommies dichterbij, wij hopen dat ze ook gauw in IJsselstein komen binnen trekken. De verdere dagen verliepen in een geweldige feeststemming, de kinderen hadden onder elkaar een optocht georgani- seerd, 't was geweldig leuk. Woensdag 9 Mei was er 's avonds in
IJsselstein muziek, de korpsen marcheerden door de straten, een heel ander gevoel als toen de moffen regeerden. Nieuwe proclama- ties en orders staan overal aangeplakt uit naam van de Koningin! |
|||||||
255
|
|||||||
Terug naar huis.
Hoe verging het verder Grada Stuart
en haar familie? Haar dagboek vertelt daar alles over, maar om het verhaal kort te houden een kleine samenvatting: Ze ondernam twee pogingen om in
Renkum te komen, die om diverse rede- nen-zoals geen vergunning om het oor- logsgebied te betreden- mislukten. Op 28 mei waagde ze wederom een poging samen met dochter des huizes: Tonny van Sijl. Op de fiets gingen ze richting Veenendaal waar de nacht doorgebracht werd bij kennissen. De volgende dag heb- ben Grada en Tonny al hun vrouwelijke charmes in de strijd gegooid om de diver- se controleposten te passeren, wat hun dan ook lukte: Ik was zo blij als een klein kind, dat ik
weer op Renkumse bodem was, de Waterweg over, Reymerweg en ja hoor: onze straat de van Ingenweg. In de verte zag ik dat ons huis er nog stond. Ik zag niets meer in de buurt. Tonny wist niet wat ze zag, zo ont- zettend veel was er kapot, ieder huis stuk voor stuk had een granaat of voltreffer gehad. Hopeloos. Bij ons viel 't op 't eerste gezicht nog wel mee. Langzaam gingen Tonny en ik 't huis binnen, deuren hoefden we niet te openen, die stonden los, de keuken was een mestvaalt, zo'n bende. Daarna de kamer in, 't zelfde, de weckflessen stonden met 10 cm dikke schimmel op de grond op tafel enz. De lamp was afgesneden en lag in de hoek van de kamer, verder alles overhoop. De kelder was geheel uitgehrand, juist waar al 't mooie en kostbare stond. Ik zelf bezit niets meer. Mijn naaimachine is ook hele- maal verbrand, dan nog een grote kist met spullen en 'n grote uittreknaaidoos. Affijn ik schik me erin, er is toch niets aan te doen. In de voorkamer was 't al net 't zelfde als over- al, onze poes lag dood in de voorkamer. We hebben hem achter netjes begraven. Boven op de slaapkamers kun je wel zeggen, datje je nek brak over de rommel. We hebben geprobeerd 'n stoffer te vinden, en 'n schop |
om zo de rommel weg te krijgen.
'n Karrevracht is er uit huis gekomen, je
wist niet waar je 't eerst mee beginnen moest. Al gauw was 't kwart voor 5 en om 5 uur
moesten we Renkum weer verlaten hebben. Maar 't was zo hopeloos in huis, er was nog geen mes om een sneedje brood te smeren, met een briefopener moesten we ons behel- pen, uit een weckfles moesten we water drin- ken, zo ga je maar door. Na alles zo goed mogelijk gesloten te heb-
ben zijn we weer op de fiets gestapt. Jammer genoeg regende 't en 't was nog ^^ KM. fiet- sen, dus geen kleinigheid. Enkele straten in Renkum zijn we nog doorgefietst, en toen vlug naar IJsselstein.(.......) Nawoord
Op maandag 11 juni 1945 werd Ren-
kum vrijgegeven voor de bewoners. 692 Woningen waren nagenoeg onbewoon- baar of totaal vernield. De famihe Van Sijl zorgde voor vervoer met paard en wagen. Volgepakt en gezakt met alle soorten gebruiksvoorwerpen welke door IJssel- steinse burgers waren geschonken ver- trok men in de vroege morgen. Ook de nodige man- en vrouwkracht ging mee om het huis zo snel mogelijk bewoonbaar te maken want ook hier gold: 'vele han- den maken licht werk.' Met veel dank en tevredenheid kijkt de
familie Stuart terug op hun gedwongen verblijf in IJsselstein, en nog meer dank gaat uit naar de familie Van Sijl in de Achtersloot. |
|||||||
Bronvermelding:
-Archief gemeente IJsselstein
-Dagboek Grada Stuart * Met medewerking van Corien Rietveld-
Alsbach. |
||||||||
256
|
||||||||
Het plaatselijk bestuur in de bezettingstijd
|
|||||||||
door dr. M.A.J.M. Matthijssen
|
|||||||||
gen. Ik verwacht daartegenover, dat alle in
actieve dienst staande rechters, openbare ambtenaren en beambten mijne verordenin- gen streng zullen opvolgen en het Nederlandsche Volk met verstand en zelfbe- heersing den toestand aanvaardt'.... .....'Ik zal daarom zorgen, dat het
Nederlandsche Volk als van gelijken bloede
als het Duitsche volk niet in ongunstigere levensvoorwaarden zal vervallen, zooals de noodlottige omstandigheden en den vemieti- gingswil van onze vijanden in dezen tijden zulks noodzakelijk maken'....... Het beleid van Seyss-Inquart was er op
gericht het Nederlandse volk te winnen voor het nationaal-socialisme, met als per- spectief op langere termijn, dat Neder- land deel zou gaan uitmaken van het Groot-Duitse rijk. Om een zo gunstig mogelijke sfeer te scheppen kregen de Duitse militairen in 1940 de strikte opdracht zich correct en vriendelijk te gedragen; er vonden geen arrestaties plaats, er werden geen huiszoekingen ver- richt, de Nederlandse krijgsgevangenen uit de eerste oorlogsdagen werden al in de eerste helft van juni vrij gelaten. Waar mogelijk legden de Duitse soldaten vriendschappelijke contacten met de Nederlandse burgers. De Nederlandse overheid was aanvan-
kelijk bereid tot samenwerking met de bezettingsautoriteit. Ambtenaren werden krachtens een voorschrift uit 1937 daartoe |
|||||||||
Inleiding
Op lo mei 1940 werd 's ochtends in
alle vroegte de stilte van het luchtruim boven Nederland verscheurd door het gie- rend geluid van gevechtsvliegtuigen. Bommen barstten uiteen, bruggen wer- den opgeblazen, mitrailleurvuur kletterde in het rond; een beangstigende ervaring op deze overigens zo prachtig zonnige voorjaarsdag. De Duitsers waren Neder- land binnengevallen; en zij waren plotse- ling overal. Vijf dagen later was het gebeurd. De Duitse Blitzkrieg raasde met geweld over ons land; het zwakke Neder- landse leger had geen verweer, ondanks moedig verzet hier en daar, bijvoorbeeld op de Grebbeberg. Voor Nederland brak een bezettingstijd aan die vijf jaar zou duren. Het burgelijk bestuur onder druk
Eind mei werd op nationaal niveau een
Duits burgerlijk bestuur ingesteld. Als hoofd hiervan benoemde Hitler dr. Seyss- Inquart. De nieuwe rijkscommissaris maakte zijn opwachting op 29 mei. Bij zijn installatie zei hij onder meer: .....'Ik zal alle maatregelen treffen, ook
wettelijke, die nodig zijn, dezen opdracht te
vervullen. Het is mijn wil hierbij het Nederlandsche recht zooveel als mogelijk te eerbiedigen, tot uitoefening van het bestuur de Nederlandsche autoriteiten te raadplegen en de onafhankelijke rechtspraak te eerbiedi- |
|||||||||
257
|
|||||||||
ook verplicht. Mede ter voorkoming van
willekeur door een eventuele bezetter 'zul- len (de ambtenaren) in het belang der bevol- king er naar streven dat het bestuur ook onder gewijzigde omstandigheden zoo goed mogelijk zijn taak blijft vervullen'^. Het overheidsapparaat moest onder de gewij- zigde omstandigheden de openbare orde blijven verzorgen in overeenstemming met de Nederlandse wetten. Van de amb- tenaren werd verwacht, dat zij een zekere vertrouwenspositie zouden verwerven bij de bezettende macht, waardoor deze niet eigenmachtig maar in overleg zou optre- den. Om dezelfde reden was het plegen |
van verzet in de vorm van ondermijning
van de militaire kracht van het bezettings- leger verboden, niet alleen voor ambtena- ren maar ook voor burgers. Van de andere kant wilden de Nederlanders ook duide- lijk maken dat ze de Duitsers zagen als overweldigers, de N.S.B.'ers als landverra- ders. Ze vonden spoedig een symbool om hun nationale identiteit tot uiting te laten komen: de verjaardag van prins Bernhard op 29 juni 1940 werd spontaan een natio- nale feestdag, waarop ieder een anjer in het knoopsgat droeg (Anjer-dag)-^ . Op 24 juni 1940 werd de Nederlandse Unie opgericht onder leiding van drie vooraan- staande publieke personen J. Linthorst Homan, J. de Quay en L. Einthoven. Deze wilde enerzijds samenwerken met de bezetter, anderzijds duidelijk maken, dat men zijn eigen Nederlandse aard wenste te bewaren. Zij presenteerden zich aan het Nederlandse volk met de oproep om oude tegenstellingen tussen de politieke partijen terzijde te schuiven en zich een- drachtig te scharen achter een beweging van nationale eenheid. De oproep kwam tot stand met medeweten van enerzijds het Duitse bestuur (Seyss-Inquart) en anderzijds de leiders van de oude politie- ke partijen, waarbij ieder zijn eigen bedoelingen had: de Duitsers zagen hier- in een aanzet om het Nederlandse volk te doen aansluiten bij de nieuwe orde zoals zij die zagen; de Nederlandse partijen beoogden het tegendeel. In de dagbladen verscheen het hierbij afgedrukte manifest (De Jong, dl 4, 509). Het heeft enige tijd geduurd voordat de
houding van het Nederlandse volk tegen- over de bezettende macht zich uitkristalli- zeerde. In de loop van 1941 echter maakte de afwachtende houding plaats voor een groeiend verzet. De eerste uitbarsting was de geruchtmakende februaristaking in Amsterdam. Ook liep geleidelijk de span- ning op tussen de bezetter en de Nederlandse Unie. Vele leden begonnen de Nederlandse Unie meer en meer te zien als een middel om te protesteren |
||||||||||||||||||||||
m. I
Het eerste
manifest van
de
Nederlandse
Unie.
|
|||||||||||||||||||||||
Landgenootcn!
|
|||||||||||||||||||||||
rrr den oood <l«r t^dm \m c*n aieawc uak
l geboren. W^ noodigea U oii, met oa*étsm k; op te iMniicD. W^ roepen U op, cDCt eigen dtt en ovwrccnkomMig oaECa eiQca Neder- lacibctt Mtfd. gcxaoMaihik door kordatea rid mmmt ecu alenwe Nedal«ods^e tawo- rlghrtd te Nrcvea. |
▼oor aëcm. voor joog ca ood, Tttne d«a itcrkc
co dca zwakke. Bc vadcrUadccbca fte. |
||||||||||||||||||||||
DH wilca wij verwcicollikce op Ncdcrlaad-
Kkc «ritsc ccrWcdigcadc de Iradltlaacclc gccMcHfke vrilkcid ca vcr<iraa«>aarahcid. Wi) wülcQ oo» werk vcrrickteo in contact a»ct de NederUmdsche- en bexettioflcantorileiteo. Nedcrtaademl Geeft aan ooacurcren Uw afcr krachten. Wie fick attljd^ boodt, eckaadt de NederlaadKke zaak. SMt U aaal |
|||||||||||||||||||||||
■ccrat tt noodUlgi Erlucaateg vaa de gewij-
Ib rariwnidfanKji. NiMtonslc «afDcnwcrkios |
|||||||||||||||||||||||
ém rt
%t MOWHÜBdic Oj^OttW, met umen- Itog -waa alle ivfoé^i^ac&»£o in tm» t SociiOe reditTMrdigbeid. opdat er |
^
|
||||||||||||||||||||||
M wvk TOOT jiB«a M afbctdavretigdc
|
|||||||||||||||||||||||
De Nederlandsche Unk
t.EINTHOVEN • J.LINTHORST HOMAN • J.E.DEQU/Of
|
|||||||||||||||||||||||
25«
|
|||||||||||||||||||||||
af te leiden uit de gemeenteraadsver-
slagen van IJsselstein. Terwijl in de raads- vergadering van begin augustus nog uit- bundig aandacht is besteed aan het twaalf- en-half jarig ambtsjubileum van burge- meester Abbink Spaink, moet deze in de vergadering van 29 augustus meedelen, dat dit de laatste raadsvergadering zal zijn ( zie illustratie 2, Raadsverslag NR 525/526). Daarna valt inderdaad de stilte. Raadsverslag nr 527 ( zie daar) is geda- teerd op 27 november 1945 ! Deze 'staatsgreep' ging niet alleen als
een schok over het land, hij plaatste alle betrokkenen ook voor een lastig dilemma. Wat te doen: aftreden of aanblijven? Aftreden zou met zich meebrengen, dat de burgers zonder bestuurlijke bescher- ming aan de bezetter zouden worden overgeleverd en dat moest koste wat kost worden voorkomen; maar, door aan te blijven stemt men stilzwijgend in met het buiten werking stellen van de democratie en bewijst men in feite dienst aan de vij- and. Beide standpunten werden vertolkt in een maandenlang durende discussie, zowel onder de betrokken burgemeesters als onder vertegenwoordigers van de lan- delijke politieke stromingen. Zo verdedig- de de ARP het eerste standpunt, de SDAP het tweede (De Jong, dl 5, 243/244). In de praktijk bleek het eerstgenoemde stand- punt de meeste aanhang te verwerven. De meeste burgemeesters bleven met hun wethouders in functie, en namen het ver- dwijnen van de raad op de koop toe. Zo geschiedde ook in IJsselstein. De
uitschakeling van de gemeenteraad was voor burgemeester Abbink Spaink aanlei- ding om ook als gemeentebestuur een beetje onzichtbaar te worden. Een symp- toom daarvan is, dat met de gemeente- raadsverslagen ook de verslagen van de vergaderingen van burgemeester en wet- houders kwamen te vervallen. In het gemeentearchief vind men tot in augustus 1941 wekelijkse verslagen van de vergade- ringen van dit bestuurscollege, meestal zeer uitgebreid. Na i september houden |
|||||||
tegen de bezetter en de daarmee actief col-
laborerende Nationaal Socialistische Partij, de N.S.B. Op 13 december 1941 werd de Nederlandse Unie door de Duitsers verboden en opgeheven (De Jong, dl 5,195/196). Al eerder in dat jaar was er een kente-
ring gekomen in het beleid van de bezet- ters ten opzichte van het binnenlands bestuur. Medio 1941 verschenen de eerste tekenen, dat de Duitsers hun greep op het bestuursapparaat wilden versterken. Daartoe werden in het bijzonder twee soorten maatregelen getroffen: enerzijds de uitschakeling van de democratisch gekozen bestuursorganen op provinciaal en gemeentelijk niveau, anderzijds de benoeming van Duitsgezinden ( N.S.B.' ers) op belangrijke bestuursposten. IJsselstein zou met beide te maken krij- gen. Invoering van het leidersbeginsel
De eerste maatregel is aangeduid als de
invoering van het leidersbeginsel. Dat hield in, dat het provinciaal en het plaatse- lijk bestuur volledig in handen werden gelegd van door de rijkscommissaris benoemde leiders, de commissaris en de burgemeester. De gemeenteraden en de provinciale staten werden opgeheven evenals alle gemeentelijke en provinciale commissies; en de wethouders werden, net als de gedeputeerden op provinciaal niveau, formeel gereduceerd tot medewer- kers van hun bazen: de burgemeesters en provinciale commissarissen. Democratische verkiezingen werden
hierdoor in één klap overbodig en de pro- vinciale en gemeentelijke bestuurders werden formeel gesproken nauwelijks meer dan uitvoerders van centraal - door de bezetter gecontroleerd - beleid. Het besluit daartoe werd op 12 augustus 1941 gepubliceerd (verordening 152/41). Het vond vrijwel onmiddellijk ingang, name- lijk I september (De Jong, dl 5, 239). Dit besluit kwam als een donderslag bij helde- re hemel en verraste iedereen. Dat valt ook |
|||||||
259
|
|||||||
'Een gevaarlijke situatie deed zich voor
toen op zaterdag 1 mei 1943 een staking in de fabrieken uitbrak als uiting van de algemeen onder de arbeiders heersende ontstemming over maatregelen der bezettingsautoriteiten. (Zo juist was het standrecht afgekondigd en de avondklok op 8 uur gesteld.) Een N.S.B.-er meldde de staking aan zijn partijgenoten in Utrecht, die het bericht verder doorgaven. Weldra verscheen een afdeling S.S. te IJsselstein. Overeenkomstig de elders in den lande reeds herhaaldelijk door de Duitsers toegepaste methode, wilde de bevelvoerende officier aanvankelijk een drietal personen gevangen nemen en doen executeren om 'een voorbeeld aan de bevolking te stellen en haar duidelijk te maken, dat geen arheidsenergie verloren mocht gaan bij de bestrijding der kapitalistische grootmachten Engeland en Amerika'! Gelukkig nam hij, na veel gepraat, genoe-
gen met de verklaring van de burgemeester, dat deze zich persoonlijk verantwoordelijk stelde voor de hervatting van het werk op de a.s. maandagochtend. Geëist werd nog dat maandagochtend 8 uur gemeld moest worden of het werk inderdaad hervat was. Hierop ver- trok de Duitse horde in de richting Utrecht, 's Maandags werd gemeld, dat iedereen weer aan het werk was. Elf dagen later werd de burgemeester ontslagen' 3. Zegslieden uit de omgeving van de bur-
gemeester houden het er op, dat Abbink Spaink in dit verslag een onderkoeld relaas van zijn eigen optreden heeft gege- ven. De toen al ondergedoken gemeen- teambtenaar L. Jansen wijst er op, dat het bevel om drie namen te noemen als kandi- daten voor executie voor de burgemeester het einde betekende voor zijn tolerante houding ten opzichte van de Duirsers. ......'Dit was, voor deze bange man maar
goede vaderlander, het moment om nee te
zeggen'. En zijn dochter herinnert zich, hoe
haar vader met luide stem de Duitse offi- cier te woord stond, met woorden van de volgende strekking: |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Mi'f-f 527-
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
26
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
^/ 52
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ƒ ; ^levc^<A '/■rf
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
'J'
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
} toto-A^ ■ " u
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
/^___________________^^._..,.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
-X.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
<*:"^ ^x*.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
7
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
>/.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
\_______7
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
/
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
»-*-)>».«i-»t.^.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
::ïl •
|
"^^^r-y-i-g^^^^i:*^ .-<»74-o**-iC .-cCz. ^'if<yt'0'a.xd*.n.4l^i>^ ,
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
oJè
|
L^
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
42i
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
^'^€--/e</.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
__■ ................................. .^
" " -tt-t^-tfl-C Pti»-.**-^ ---^-^t/t^^
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
•^>'
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
V/r > ■ <»< n'^iyfc
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1*^
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
«--•** ,
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
^/»<%.—v«
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
-<2ic.'P-^^ •^~tf£««..*X' -ö!i^«-*n^ --<^
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
-^ai-^i-n.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het ontslag van Abbink Spaink
Niettemin bleek het voor vele 'goede'
burgemeesters op de duur buitengewoon lastig om onder het oog van de bezetter hun ambt uit te oefenen zonder de belan- gen van hun burgers te schaden. Conflictstof was er genoeg. De opdracht aan de burgemeesters om lijsten samen te stellen van personen, die in aanmerking kwamen voor de 'Arbeitseinsatz', dus wegvoering voor gedwongen tewerkstel- ling in Duitsland; de opdracht aan de bur- |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
111.2 deze plotseling op: nog één (heel kort) ver-
links de !aot- slag op i8 november in 1941, en twee (24 sU raadsvei^a- maart en 20 october) in 1942. Daarna dering onder helemaal niets meer. Het gemeentebe- leidingvan Stuur heeft geen papieren nagelaten die burg. Abbinfe de bezetters de mogelijkheid zou bieden Spainkop diens functioneren te controleren. Maar 2g.8.ig46 (nr. het functioneerde wel. Zo weten monde- 526) en recte linge getuigen te vermelden, dat Abbink de eerste Spaink nauw contact hield met wethouder naoorlogse van (bakker) Aelbers om de belangen van de 27.11.3945 IJsselsteiners te behartigen. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gemeesters om aanstichters van plaatselijke
verzetsactiviteiten met naam en toenaam aan de bezetter door te geven; dit zijn voor- beelden van prikkels, die een kritische grens naderbij brachten: tot hier en niet verder. Een spectaculaire illustratie hiervan vormt het optreden van de burgemeester van IJsselstein bij gelegenheid van een staking op I mei 1943. Dit optreden werd tevens aanleiding om Abbink Spaink uit zijn ambt te ontslaan. Hier volgt eerst een relaas van deze gebeurtenis, door hemzelf verteld: |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2S0
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
261
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
0-^éi<^-~fi^ J.r. ef,i}.
|
||||||||||||||||||||||
®
|
||||||||||||||||||||||
91
|
||||||||||||||||||||||
IER R E I C H S KO M M ISS AR
JR DtE BESETZTEN NIEDERLRNDI5CHEN GEBIETE
DER BEAUFTRAQTE
FDR DrE PROVtNZ UTRECHT |
||||||||||||||||||||||
UTRECHT,
|
||||||||||||||||||||||
i2« 1«5«43«
|
||||||||||||||||||||||
Etneohrelbeni
kn dift
Hertn BOrgermelater der Gemelnde
|
||||||||||||||||||||||
' Zoh macha Sie daranf sufinciicsam. daea auf bflBondere Anordntmg
dea Herm BsichskommisQars StrvlkB md AaaBpfltrangcn voa Ar- l)oitn«hro«zn BtanOrMhtlioh abeaturtflllt nerdan.' TaaalTaB Tezw halten wlrd wie Stralk beiumdalt and abenfalla atendreobtlloh abganrtallt. Slaa gilt anoh fOr aamtlloba Beamta .and Angaatelli te dea Offentllohan Sianataa .' Ich anraofaa Sla, aMmtllohan Ihnan onteretellten Beamtan and
Angaatalltca daa Qffantllchan Dlenataa dlaa ongehand l>ek8nnt- snga'bML»__■--------------■------'—~___-_____ ^^bt-fCBvikmi «aiaa loh daraofhln, daS Sïé'parcitmileh fttr Bnba
and Ordnong in Ihrar Qeneinda haftan.'' , - /7 , ^ /Obertaralohalaltar.^
|
||||||||||||||||||||||
111.3
Aankondiging
van het
standrecht
voor stakers
|
||||||||||||||||||||||
huis kwamen op heimelijke bijeenkom-
sten, waar diep gefluisterd werd. De orde- dienst is de voorloper geweest van het miUtair gezag, dat na de bevrijding inder- daad een tijd lang het openbaar bestuur behartigd heeft. Archiefonderzoek over de oorzaak van
het ontslag van Abbink Spaink brengt twee dingen aan het licht. Ten eerste, dat de staking van i mei inderdaad de aanlei- ding moet zijn geweest. Ten tweede, dat het ontslag deel uitmaakte van een voor- opgezet plan van de bezetters tot 'germa- nisering' (d.w.z. plaatsing onder Duitse invloed) van het bestuursapparaat. Wat die aanleiding betreft: in het
archief van IJsselstein ligt een brief van i mei 1943, waarin het standrecht voor sta- kers wordt afgekondigd en passief gedrag van gezagsdragers ten opzichte van sta- kingen óók als staking wordt aangemerkt. Hierop sluit naadloos aan een verslag
van de commissaris van de provincie Utrecht aan Frederiks (secretaris generaal van Binnenlandse Zaken). Uit dat verslag |
||||||||||||||||||||||
7fe sia als burgemeester van deze gemeente
niet toe, dat mensen standrechtelijk geëxecu- teerd worden. Dat kent onze wetgeving niet'. Elf dagen later werd Abbink Spaink
opgebeld door een Duitse officier van de provinciale griffie in Utrecht met de bood- schap, dat hij 'op staande voet' uit zijn ambt was ontslagen; overigens zonder opgaaf van redenen4 . 'Nog geen uur na dit telefoontje was hij met onbekende bestem- ming vertrokken', zo zegt zijn dochter. Hij heeft de laatste anderhalf jaar van de oor- log ondergedoken gezeten, eerst in Dronrijp (Fr.) later in Groenlo en tenslotte dicht bij huis bij boeren, onder meer aan de Noord-IJsseldijk. Van daaruit nam hij deel aan de ordedienst voor westelijk Utrecht, die - zoals op vele andere plaatsen in Nederland - zich bezighield met de voorbereiding van het openbaar bestuur in de overgangstijd die te verwachten viel na het vertrek van de Duitsers. Met actief verzet heeft hij zich, voorzover bekend, niet ingelaten. Wel herinnert zijn dochter zich, dat er 's nachts wel eens mensen aan |
||||||||||||||||||||||
262
|
||||||||||||||||||||||
blijkt, dat er in de provincie Utrecht op i
mei op verschillende plaatsen stakingen zijn geweest (Amersfoort, De Bildt, Rhenen, Utrecht, Veenendaal, Wouden- berg, IJsselstein, Zeist), waarbij diverse malen gewag wordt gemaakt van 'passief gedrag' (de term komt overeen met de cir- culaire van I mei) van de burgemeester5 . Prompt daarop - 14 mei 1943 - deelt de commissaris aan 'Binnenlandse Zaken' het ontslag mee van de burgemeesters van De Bilt, Rhenen, IJsselstein en Wouden- berg. Hieruit blijkt een direct verband met de betrokken stakingen. N.S.B, -burgemeesters in opmars
Het ontslag van Abbink Spaink als bur-
gemeester van IJsselstein was geen op zichzelf staande gebeurtenis. Het maakte deel uit van de strategie die de bezettende macht hanteerde om de greep op het Nederlandse bestuursapparaat te verster- ken: de vervanging van vaderlandsgezinde burgemeesters door Duitsgezinde N.S.B, 'ers. Overal waar de gelegenheid zich voordeed werden N.S.B.'ers op burge- meestersposten benoemd. Het werden er in de loop der jaren steeds meer. In juni 1942 waren er op een totaal van ruim 900 burgemeestersplaatsen 76 door een N.S.B.'er bezet, in juni 1944 tenslotte 275; dat was bijna één derde (De Jong, dl 6, 411). Aanleiding daartoe vormde hetzij eigen ontslagname van zittende burge- meesters na invoering van het leidersbe- ginsel in september 1941 (vooral in Limburg), hetzij verloop van de ambtster- mijn, hetzij ontslag van de zittende burge- meester wegens de bezetter onwelgevallig gedrag. Dit laatste was dus het geval in IJsselstein. Uit de maandverslagen van de commis-
saris van de provincie Utrecht valt af te lei- den, dat er in de zomer van 1943 in deze provincie 7 N.S.B.-burgemeesters waren, waaronder de in bovenstaand overzicht genoemde gemeenten Amersfoort en Utrecht. De provincie bestond toen uit 67 gemeenten. Aangezien nogal wat burge- |
|||||||||
De Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche
gebied heeft op voorstel van den secretaris-generaal van het Departement van Binnnenlandsche Zaken tot burge- meester benoemd .... |
|||||||||
meesters verschillende gemeenten III.4
bedienden was het aantal burgemeesters- Spotprent plaatsen beduidend minder, in totaal 49. betreffende de Het aantal N.S.B.-burgemeesters was op benoemings- dat moment niet groot, maar dat zou spoe- procedure van dig veranderen. Dit getal liep op tot 11 in NSB burge- oktober, 13 in januari 1944 en.... 19 in meesters. december 1944. Tegen het eind van de We zien een oorlog was dus ongeveer 40% van de bakker, Utrechtse burgemeestersplaatsen in han- straatveger en den van de N.S.B. Daartoe behoorde nage- tuinman. noeg de gehele oostelijke helft van de pro- uit: 'wie het vincie. Ten westen van de stad Utrecht laatst lacht' waren naast IJsselstein alleen de gemeen- Studio Codex; ten Oudenrijn, Harmeien, Mijdrecht/- uitg. Wilnis en Vinkeveen/Loenen bezet door Engelhard van N.S.B, -burgemeesters " . Embden en Co. |
|||||||||
263
|
|||||||||
saris Engelbrecht. Daarna werd hij
gemeentesecretaris bij de N.S.B.-burge- meester in Velsen. Hij was in de N.S.B.- kring dus geen onbekende. Na het ontslag van Abbink Spaink werd hij meteen genoemd als kandidaat voor het burge- meestersschap in IJsselstein, maar ook al snel als 'minder geschikt' naar de achter- grond geschoven door de gemachtigde voor Binnenlandse Zaken en Nationale VeiHgheid, Van Geelkerken. Naderhand kwam hij door toedoen van de commissa- ris van Utrecht opnieuw in beeld nadat een andere kandidaat (de Amsterdammer Leistikow) was afgevallen^. Illustratie 5 geeft een indruk van het aantal schijven, waarover een burgemeestersbenoeming liep, en hoe het daarbij toeging. Na enig morren bekrachtigde de secre-
taris-generaal van Binnenlandse Zaken Frederiks tenslotte de benoeming; en medio februari verscheen Moot als burge- meester in IJsselstein. Ten bewijze van haar afkeuring 'vertoonde de bevolking zich, ingevolge onderlinge afspraak, niet op straat' ^. Dat zat hem kennelijk dwars, want in zijn installatierede op 23 februari ging hij uitvoerig in op die vijandige houding, die door hem gehekeld werd 9. In de zestien maanden waarin Moot
het ambt bekleedde is zijn isolement ten opzichte van de bevolking nooit verdwe- nen (afgezien van de "kameraden" die ook in IJsselstein aanwezig waren). De afwij- zende houding van de bevolking tegen zijn oproep om kades op te werpen tegen de inundatie (zie de bijdrage van L. Murk in dit nummer) is daarvan een voorbeeld. Hijzelf heeft er toe bijgedragen, dat over zijn optreden weinig is gedocumenteerd; van het belangrijke dossier "Justitie en Politie" ontbreekt in het gemeentearchief over 1944 elk spoor; het is waarschijnlijk door hem vernietigd. Op 5 mei 1945 was hij in stilte met de noorderzon vertrokken. Het is pas na de oorlog bekend geworden, dat Moot een hoofdrol heeft gespeeld in het drama van de "zwarte dinsdag van Benschop", 13 februari 1945. Daarbij kwa- |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De N.S.B.-burgemeester Moot
Het zou ruim een half jaar duren, eer
de burgemeesterspost in IJsselstein met een N.S.B'er werd opgevuld. Dit was niet ongewoon. Volgens De Jong (dl 6, 409) verliep de benoeming van een N.S.B.'er tot burgemeester volgens een tamelijk ingewikkelde procedure, waarin aan Duitse kant zorgvuldig werd nagegaan, of de kandidaat in het N.S.B.-apparaat paste . In de publieke opinie was dat zelfs het eni- ge kriterium voor het burgemeesters- schap (zie spotprent). IJsselstein biedt 11. 5 daarvan een voorbeeld. De later benoem- Aanstellings- de Moot (16 juni 1909) was van 1931 tot bevestiging 1942 in ambtelijke dienst op de provincia- van de NSB- Ie griffie in Utrecht, achtereenvolgens als burgemeester klerk en adjunct-commies; het laatste half Moot. jaar als secretaris van de N.S.B.-commis- |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
AfBohrift voor Comm. dar Provincie Utrecht.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
NATIONAAL-SOCIALISTISCHE BEWEGING DER NEDERLANDEN
ADVIESCOMMISSIE BESTUURSZAKEN
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Rotterdam, 15 Ootober 1943»
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
INGEKOMEN 18 0CT. 1943
-Post Cd P. 4' Afd. B. Nr.-?./.^'/6ijv..... |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Kamaraad,
Raar aanlaidlng ya «an selixljfvn 4.A. 2
Ootobar 1943, Iwtwalk Ut ontrlng raa ««n CohüI»- sarls 4«r Pr«>Tlncl« Utmelifc «n imarait «U ** .■•"• 1>l«k»n, 48* •%•» aan«i«n -nn ««.^ oanAldatun* Wa kamraad H. Moot Toor ha* bttr(pi»««»t«r»uid»* *w gtmmtê Uasalattln tiwaohin V, Acn 9l«tyi«t*- laldor ta tJtraoht an dan Baanftra«ta aaits%«ail#- haid Tan oordaal baataa*, daal Ik U thana «ada, dat ook mljnaraljda Kagen «IJn aTantnaala baiioa- mlng ta IJaaalataln ^an bacwaran aanmtls sljn. B O O - Z I B I
. M Mldar van da AdvlaaowadMl*» |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ia dan GaiBBohtl«da van dan I«id«r
lor Binnanlaodaoha Zakaa on ttiooala Taillflba&d, laatraat 76, y B n H A A o . |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
264
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
men in eerste instantie twee verzetslieden
om in een vuurgevecht; zeven anderen werden gevangen genomen en vier dagen later in het openbaar geëxecuteerd voor de ogen van hun familieleden. Het verzets- monument aan het Benedeneind herin- nert aan dit gruwelijke incident. Pas in 1946 is aan het licht gekomen, dat burge- meester Moot deze verzetsgroep heeft ver- raden aan de Duitse Sicherheitspolizei, daartoe getipt door een Benschopse N.S.B.-er . Hoewel Moot tijdens de rechts- zitting op 4 juli 1946 elke schuld van zich afschoof - zie ook illustratie 5 - werd hij door de Utrechtse rechter veroordeeld tot acht jaar gevangenschap. Zo kwam hij tenslotte terecht in de gevangenis van Hoorn. De bevrijding
Zo snel als Moot de gemeente IJssel-
stein verliet bij de bevrijding, zo snel was Abbink Spaink weer terug om zijn werk als burgemeester te hervatten. Op 7 mei 1945 richtte hij zich vanaf het bordes van |
|||||||||||||
Van Moot kunnen we als bijzonderheid
vermelden, dat hij in het interneringskamp lïovcn zijn slaapplaats op de muur heeft ge- schreven: Hier sliep Moot
Hij heeft nooit iemand verraden
Daarvoor was hij te grootl
|
|||||||||||||
het gemeentehuis tot de IJsselsteinse
bevolking met een feestelijke toespraak, waarvan de foto van illustratie 6 getuigt. De eerste openbare vergadering van de
(voorlopige) nieuwe gemeenteraad vond plaats op 19 november daaraanvolgend. Op deze datum vond dus, zo zou je kun- nen zeggen, het herstel van democratisch bestuur op plaatselijk niveau plaats. In zijn officiële openingsspeech - zie illustra- tie 2 - blikte Abbink Spaink terug op de voorbije periode. Bij deze gelegenheid roemde hij loco-burgemeester Aelbers, die in de periode tussen het vertrek van Abbink Spaink en de komst van Moot het burgemeestersschap waarnam, met de woorden: |
|||||||||||||
m.6
Fragment uit
een kranten- bericht van het weekblad de Nieuwsraket
vav 8.2.1946. |
|||||||||||||
111.7
Op 7 mei
ig4^ spreekt burgemeester Abbink Spaink de IJsselsteinse bevolking toe van het bor- des voor het Stadhuis. De foto is genomen vanuit de tegenwoordi- ge burger- zaal. |
|||||||||||||
è6s
|
|||||||||||||
'Ik wensch hier nog speciaal een woord
van dank te spreken tegenover wethouder Aelhers, die door zijn flinke houding een raz- zia wist te voorkomen' (Raadsverslag 528). Ik heb niet kunnen achterhalen, welk
incident hier wordt bedoeld. Niettemin is deze passage vermeldenswaardig omdat deze recht doet aan de man, die in de inte- |
rimperiode het plaatselijk bestuur uit-
maakte. Op 16 juH 1946 vond de eerste naoor-
logse gemeenteraadsverkiezing plaats. Daarmee werd de democratie in het plaat- selijk bestuur formeel hersteld. |
|||||||||||
m.8
Presentatie van
de nieuwe
gemeenteraad
op 16 juli 1946.
Vlnr. eerste rij:
J. de Gier,
H. Tersteeg,
P. Zuiddijk,
R.vd
Pauw(weth),
J. Abbink
Spaink
(burg.),
J. Hartings
(weth.j en
J. Mondriaan
(secr.)
Achteraan:
W. Pompe, ?,
J, Vermeulen,
C. Swaninck,].
V. Rooijen en F.
Koteris (bode).
|
||||||||||||
Noten
1. Geciteerd door A. de Beer, Zo maar een stad,
Tilburg 1940-1945, Tilburg 1994, blz. 144 2. Ontleend aan het standaardwerk van L. de Jong,
Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog (13 delen), 's Gravenhage, 1969- 1988; dl. 4, blz. 258 e.v. Ook navolgende algeme- ne informatie over het Nederlands bestuur in de bezettingstijd is daaraan ontleend. Waar zulks van belang is wordt daarnaar in de tekst verwezen met vermelding van het betreffende deel en blad- zijde. 3. J.J. Abbink Spaink, IJsselstein, verleden en heden,
1963, blz. 66-67. 4. De schriftelijke bevestiging daarvan op dezelf-
de dag geeft ook geen andere verklaring dan ver- wijzing naar nietszeggende verordeningen, zo blijkt uit archiefstuk 1130 van het kabinet van de commissaris der provincie Utrecht. |
||||||||||||
5. Provinciaal archief Utrecht, doos 1943, nr. 145.
6. Bovenvermelde berekening is tot stand gekomen
via een combinatie van vier bronnen: i. maandrappor- ten commissaris provincie Utrecht provinciaal archief, nrs 277-299; 2. brief kabinet commissaris provincie Utrecht dd. 5 october 1943, nr. 320; 3. verslag vergade- ring van NSB-burgemeesters op 19 december 1944, archief kabinet commissaris provincie Utrecht, nr. 13; 4. provinciale almanak voor Utrecht, 1949. 7. Bovenstaande gegevens komen uit het archief kabi-
net commissaris provincie Utrecht, nrs 256,309,362. 8. Abbink Spaink, aangehaald werk, 67
9. Zie Uittreksel uit de rede van den Burgemeester van
IJsselstein, gemeentearchief IJsselstein, collectie Doesburg. / 10. Dagblad Trouw, 6 februari 1946, De
Nieuwsraket, 8 februari 1946 |
||||||||||||
266
|
||||||||||||
De Inundatie in de Lopikerwaard,
1944-1945 door L. Murk ^
|
|||||||||
Aanleiding
In het najaar van 1943 begonnen de
geallieerde inspanningen in de oorlog tegen Hitler hun vruchten af te werpen. Door de capitulatie van Italië en de lan- ding van geallieerde troepen in dat land in september brokkelde het zuidelijk front af; aan het oostfront veroverden de Russen in het najaar Kiew en Leningrad en na de winter van 1944 drongen zij de Duitsers verder terug. Tegelijk dreigde aan het westfront een invasie vanuit zee. De Duitsers wisten niet waar die zou komen. Er was in West-Europa geen gebied dat zo gemakkelijk te verdedigen viel dan Nederland met al zijn water. Daarom was het onwaarschijnlijk dat ze juist hier aan land zouden gaan. Maar toch, men moest op alles zijn voorbereid. Daarom besloten de Duitsers in het begin van 1944 de oude Hollandse waterlinie van vóór 1874 weer in gereedheid te bren- gen. Deze liep ten westen van de Vecht en de Hollandse IJsseP. In februari en maart werden in Noord-Holland 11.000 ha onder water gezet. Grote delen van het platteland in Zuid-Holland, Zeeland en Utrecht 7ouden volgen, zo ook de Lopikerwaard. Het water zou zo'n 20 cm hoog moeten komen, zodat men er niet meer met voertuigen door heen zou kun- nen, maar ook niet met boten op zou kun- nen varen, laat staan er landen met zweef- vliegtuigen en parachutisten. Aanvanke- lijk waren de Duitsers van plan om een |
gebied van ca. 30.000 ha ten westen van
de rijksweg Amsterdam-Utrecht-Vianen te inunderen. Het lukte de provinciale hoofdingenieur om in gesprek met de Duitse weermacht deze plannen te her- zien. Waterstaat kreeg enkele weken de tijd om een systeem van kaden en dijken te ontwikkelen, dat de schade zou beper- ken tot ca. 3500 ha in plaats van de genoemde 30.000. Om dat te kunnen bereiken moest in zeer korte tijd 75 kilo- meter kade worden opgeworpen, met mankracht, want machines of tractoren waren er niet. Het plan daartoe werd door 'Provinciale Waterstaat Utrecht' kenbaar gemaakt aan de provinciale commissaris in een brief van 23 maart 1944 waarvan hier een fragment: '.............Zoals ik U reeds mondeling
mededeelde bestaat naar ik van bevoegde
Duitse instantie vernam, het voornemen ook in dit gewest onderwaterzettingen tot stand te brengen. Ik heb voorgesteld deze inundaties belangrijk te beperken; wel heeji de Commandant van de Duitse Weermacht nog geene beslissing genomen, maar men ver- wacht, dat in het algemeen inundaties zullen worden gesteld in een gebied ten Oosten van de spoorlijn Vreeland-Amsterdam, ten Westen van de lijn Loenersloot-Maarsen- Harmelen om Harmeien en vervolgens naar het Zuiden gaande in de richting Benschop- Lekdijk, met dien verstande evenwel, dat deze onderwaterzetting tot het aangeduide gebied |
||||||||
267
|
|||||||||
Op 3 april werd een oproep gericht aan de
burgers van IJsselstein, per aanplakbiljet. De verwachting van de hoofdingenieur,
dat de bevolking uit welbegrepen eigenbe- lang hieraan zou meewerken, bleek al te lichtvaardig. De plannen van de Duitsers om het Nederlandse volk ten behoeve van de Duitse verdediging graafwerk te laten verrichten, stuitten door het hele land op heftig verzet. 'Spitten voor de Moffen', zo werd geredeneerd, betekent meewerken aan de vijand. 'Wie graaji, graaji zijn eigen graf, zo schreef het illegale blad 'Trouw' begin februari. En het illegale blad 'Het Parool schreef; 'Als de Duitser polderjongens nodig heeft,
laat hij dan de bandieten van de Landwacht, de NSB en de SD maar aan het graven zet- ten' (De Jong, dl 7,1290). Zoals overal elders in Holland,
Zeeland en Utrecht negeerden de IJsselsteiners de oproep. Dit was natuur- lijk mede ingegeven door het feit, dat het bevel was uitgegaan van de gehate NSB- burgemeester Moot. En wat die aangekon- digde straf aangaat meende men, dat het zo'n vaart niet zou lopen. Na vier dagen kwam er opnieuw een bevel; nu aange- vuld met strafmaatregelen (zie illustratie 2). Opnieuw bleef een positieve reactie van
de bevolking uit. Alleen het polderbestuur met vaste medewerkers en de boeren uit het bedreigde gebied begonnen op eigen beweging alvast met voorbereiding van de werkzaamheden. Zij zagen de ernst van de situatie in, zij waren er ook het meest mee gebaat; hun land lag beneden de zee- spiegel - op sommige plaatsen meer dan 175 cm beneden N.A.P. - en was dus direct gebaat bij bescherming door kaden. Maar voor de burgers speelde dat probleem niet; IJsselstein binnen de stadsgrachten ligt boven N.A.P. Velen deden een ver- zoek om ontheffing, hetzij met inschake- ling van de huisarts, hetzij wegens onmis- baarheid bij de werkgever. Burgemeester Moot was echter onvermurwbaar en maakte op 10 april een regeling van de werktijden bekend. |
|||||||||||||
zal worden beperkt, wanneer de bevolking
een kade aanbrengt, die het inundatiewater tegenhouden. Indien de bevolking deze niet tot stand brengt, zal een zeer veel groter oppervlak onder water worden gezet. Ik ben van oordeel, dat in het belang der bevolking het vormen der benodigde kaden zoveel mogelijk dient te worden bevorderd. Hiertoe zal behalve door de streek te leveren werkkrachten allerlei materiaal als hout en rijshout nodog zijn. Met de meest betrokken Burgemeesters en
Waterschapsbesturen heb ik voorlopige besprekingen gevoerd, deels ter inlichting, deels ter voorbereiding van de te verrichten werrkzaamheden'. De Hoofdingenieur van den Provinciale
Waterstaat..................... Verzet
Het onderhoud van Provinciale
Waterstaat met de plaatselijke overheid om een en ander te regelen liep in IJsselstein over de sinds 23 februari in functie zijnde N.S.B.-burgemeester Moot. LASTGEVING
|
|||||||||||||
De Burgemeester van IJsselstein
gelast
om ingaande 4 April a.s. arbeid te
verrichten bij het aanleggen van kaden
in verband met het onder waterzetten
van een gedeelte van de gemeente
IJsselstein.
De opgeroepene moet zich
voormelden dag des voormiddags 8 uur
melden bij het pand van de Weduwe van
Kats, te Benschop, Benedeneind 82.
Mede te brengen:
spade en riek en mondvoorraad.
111. I Hu DIE AAN DEZE LASTGEVING NIET VOLDOET,
|
|||||||||||||
De eerste
oproep tot
het verrichten
van 'kaai-
werkarbeid'.
|
STELT ZICH AAN STRAFVERVOLGING BLOOT.
IJsselstein, den 3 april 1944
De Burgemeester voornoemd,
(getekend Moot)
|
||||||||||||
268
|
|||||||||||||
D R I N-G E N D
|
E V E L .
|
||||||||||||||
De Burgemeester van IJsselsteir;,"brengt liet navolgende ter kennis
van de ingezetenen. ' Door bijzondere omstendigiieden waren velen tot heden vr:ösesteld van
de werkzaamheden voor het rcaken van kadefl.Door verschillende oorzaken is het werk echter niet zoo vlot verloopen els >74J ons aanvankel4jk had- den voorgasteld. Alle werkgevers.iaiddenK'.auderi;.,?t'nileKgarbeiders, scholieren boven
16-jarigen leeftyd,onder'«jeurSi,aE''btt'i!>r'SnjlancTto-a'79rs>veehouders,land- arbeiders,anz, enz,, worden j:j de^e:: door ;.:^ gevorderd om morgca (Zaterdag) gedurende den nt'd'^dagjcen laten P&üschdag vanaf des middags 2 utir en den 2en Paaschdch :'en gohaeldu dag voor de vervulling van liun burgerplicht aan de uitvoerir.g vs'a opgeu-.elde vjerksn deel te nemen. Xlj moeten zich,voorzien van sp3ce,riek en mondvoorraad,melden bi3
Joh.van Schalk,tegenover ''De Viscnkorf" rar; den Achtersloot morgenna- middag (Zaterdag) namiddag 2 üxu'. VRIJGESTELD z^n: 1,p«r30nen bovsn den CO-jarigen leeftigd en z^^die
kipnen overleggen een geneeskundige verklariagj^ TsaarbrJ z% ougescliikt worden verklaard; 2. do Gees^teiJikeUj
3.de Dok:orer.;
ïi.,de personön.,cle in continu-bedrgven werk,3aam i^p.
Gerekend wordt op ieders •TiedefferkingsTi''Jöraooi het algemeen belang Ir:
hooge mate wordt gediend.. |
|||||||||||||||
ÏISONEI! ZAL irET KRACHT ÏORDEW OPGEÏRilDEN,
|
|||||||||||||||
TEGEN BEPAALD ON\/ILLIGE
|
|||||||||||||||
DE TOT DUSVERRE VERLESl^IDE '/RU STüLLiNGilT ZIJl'T HxERl.iEDE VERVALLEN.
HET NIET ONTVANGEN VAN DIT BL^^EL IS GIIlï-I EXCUUS VOOR IffiGBLIJVEN. IJsgeis-oeinsde-; 7 April ^^1^K^
Da Burgemeester voornoemd, Moot. |
|||||||||||||||
Aan het werk
Met deze regeling wist iedereen waar
hij aan toe was. Het drong geleidelijk ook bij iedereen door, dat het werken aan de kaden een kwestie was van algemeen belang. De bezettende macht maakte het tenslotte niet uit of die kaden er zouden komen. Op de voorgenomen datum zou- den zij de sluizen toch open zetten, onge- acht de toestand van de kaden. De kente- |
|||||||||||||||
ring in de publieke opinie werd mede ver- lil. z
oorzaakt door een brief van de burge- Bevelschrift
meester van Linschoten op lo april, die in voor het aan-
de gehele Lopikerwaard werd verspreid. (eggen van
Van der Valk Bouman, al 35 jaar burge- waterkeringen
meester van Linschoten, genoot ieders inde
vertrouwen. Zijn brief was trouwens - zo IJsselsteinse
blijkt - geheel anders van toon. Hij maakte polders.
van zijn oproep een smeekbede in plaats van een bevel; en dat komt beter over. Zo |
|||||||||||||||
269
|
|||||||||||||||
Regeling werktijden maken kaden.
|
||||||||||||||||||
De Burgemeester van IJsselstein;
gelet op de door hem van hoogerhand ontvangen instructies; heeft vastgesteld
de volgende werkregeling:
I. heele dagen werken:
a. de onderwi.j'iers;
b. de scholiei'en boven 16 jaar;
c. de land- en iabrieksarbeiders;
d. de slagers-echter behalve Vrijdag en Zaterdag;
e. de caféhoudersjechter behalve Zaterdag;
II, halve dagen virerken:
a. administratief personeel en winkeliers;
b. melkslijters;
c. smeden;
d. bierbottelaars;
e. kappers, deze zijn Woensdag en Zaterdag vrij;
III. de bakkers zijn op werkdagen geheel vrijgesteld;
IV, de regeling var: de we--rktijden van de boeren en van hun
vaste personeel wordt in overleg met de Heidemaatschappij ter beslissing overgelaten aan de Commissie bestaande uit de heeren: R.van der Paauw, A.W.Kromwijk en A.J. Spelt. |
||||||||||||||||||
N.B. de werktijden beginnen des morgens te 6.30 uur en des
namiddags te 2 uur. |
||||||||||||||||||
Ter verduideli:king wordt nog meegedeeld, dat in o\^erleg
met de fabrikanten de fabrieken tot nader order gesloten zullen zijUc |
||||||||||||||||||
IU.3
|
IJsselstein,10 April 1944,
|
|||||||||||||||||
Regeling van
de werktijden De .Burgemeester voornoemd,
voor de kade- Moot,
|
||||||||||||||||||
aanleg.
|
||||||||||||||||||
togen de burgers van IJsselstein en de toegewezen; wie daarmee klaar was kon
Lopikerwaard tenslotte aan het werk. voor die dag naar huis. Hoe eerder klaar
Enkelen sputterden nog wat tegen met hoe beter dus.
schijnredeneringen ('We hebben geen De ambtenaren van de gemeenten en
spade of schop in huis') of ze kwamen met de polderbesturen en boerenorganisaties
een kinderschopje op het werk; maar dat hadden in zeer korte tijd een goed lopende
waren achterhoedemanoeuvres, die door organisatie op poten gezet. Huisartsen
de eigen mensen werden gecorrigeerd. De kregen instructie met betrekking tot
mensen werden in ploegen van tien inge- geschiktheidsverklaring voor grondwerk-
deeld en elke groep kreeg een stuk grond zaamheden of administratie. Alle burgers
|
||||||||||||||||||
270
|
||||||||||||||||||
m.4
Het gebied
(gearceerd) ten westen van IJsselstein dat
onder water gezet is. Door het opwerpen van kaden moest voorkomen worden dat het water IJsselstein zou bereiken. |
|||||||||
die onder de gestelde regels vielen werden
persoonlijk aangeschreven, zij werden voor achttien dagen achtereen gevorderd. Uit IJsselstein waren er ongeveer 800 mensen bij betrokken, onderverdeeld in een ochtend- en een middagploeg. Er was een nauwkeurige aanwezigheidscontrole. De hele organisatie was in handen van de Heidemaatschappij. Die betaalde ook het loon uit aan de 'kaaiwerkers'. Zo werden de mensen gecompenseerd voor het weg- vallen van hun normale inkomsten. Met stijgend plezier
Voor vele mensen was het 'kaaiwerk'
uiteindelijk een plezierige onderbreking van hun dagelijke werkzaamheden in fabrieken en kantoren. Het werken in de vrije natuur onder een mild voorjaarszon- |
netje was best aardig. Het was ook een
beetje een verkenning van de eigen omge- ving. De meesten waren nog nooit zo ver in de (ongebaande) polder geweest. Er ontstond na verloop van tijd zelfs een onderlinge competitie tussen de groepen 'kaaiwerkers': wie het eerste klaar is met de toegewezen 'put'. Het ging er onder- hand steeds vrolijker toe: de voetballief- hebbers organiseerden onderlinge voet- balwedstrijden, er werd gevist; en er wer- den eendeëieren gezocht, die op een hout- vuurtje gekookt of gebakken werden. Na enkele dagen ging men in optocht over de Achtersloot. Een volgende dag brachten de tambours van Amicitia en Excelsior hun trommen mee; en zo ging het in marstempo naar de 'Kaai'. Ook voor de schooljeugd was het een sensatie, zoals |
||||||||
271
|
|||||||||
111.5
In optocht
toog men aan de slag. Voorgegaan door tromme- laars van de muziekver- enigingen trok men naar de Achtersloot. We zien de kaaiwerkers hier buiten de Benschopper- poort, nabij de RK kerk. (foto: A. Berkier)
|
|||||||||
ikzelf heb ondervonden. In het begin
waren de scholen voor halve dagen geslo- ten, de jeugd had er best plezier in. Na een moeizaam begin groeide de
inundatiekade zienderogen van dag tot dag. Aan het einde van de maand april was de grootste klus geklaard. Er was alleen nog behoorlijk wat werk te verzet- ten voor de boeren met hun wagens. De toenmalige wethouder G. Aelbers moest er tenslotte nog toe over gaan om 30 paar- den en karren te vorderen. Eind april was de inundatie in uitvoe-
ring. Aan de Knolmanshoek werden de sluizen van de Hollandse IJssel openge- zet; het water begon zijn werk te doen. Voor de boeren zou het een verloren jaar worden. Ze hadden het land al bewerkt en/of ingezaaid. Het ging allemaal verlo- ren. Niet alleen voor hen trouwens, de voedselvoorziening zou in het komend jaar een nijpend probleem worden; de inundatie heeft dat alleen maar groter gemaakt. In de winter van i944/'45 dreig- de nog een watersnood in de omgeving. De energievoorziening van de polderge- malen bleek ontoereikend, waardoor het afwateringssysteem werd ontregeld. Er is toen nogal wat land op natuurlijke wijze |
moerassig geworden.
Achteraf bezien is het nog meegevallen
in de Lopikerwaard. Met een beetje extra- hoge waterstand was het op een ramp uit- gedraaid. Alleen de stad zelf zou redelijk veilig zijn geweest.Aan het eind van 1944 werd de wateroverlast elders in de provin- cie vergroot, doordat de Duitsers, onaan- gekondigd, alsnog overgingen tot inunde- ren van grote gebieden. Ondanks de inspanningen van vele mensen die de kaden hadden opgeworpen gingen nog eens 17.750 ha land onder water. Het tota- le inundatiegebied in de provincie Utrecht bedroeg tenslotte 21.250 ha, dat is 23% van de cultuurgronden. Alleen Zeeland scoorde hoger met 31% . Al dat land heeft meer dan een jaar onder water gelegen. In augustus 1945 kwamen de gemalen weer onder stroom. Toen was het leed snel ver- holpen. Al bij al hebben de boeren in de ondergelopen gebieden twee jaar lang niet kunnen oogsten. Nog meer verdedigingswerken
Door de inundatie veranderden de pol-
ders ten westen van IJsselstein in een moerasgebied. Alleen de doorgaande wegen waren droog gebleven. Om dezen |
||||||||
272
|
|||||||||
m.6
Met de spa
op de schouders; op schoenen of op klom- pen. Zonder onderscheid des persoons ging men op pad. |
|||||||
111.7
Aan het
werk in de Knollemans- hoek. |
|||||||
273
|
|||||||
111.8
Tijdens de
rust op de foto.
Vlnr. zittend:
R. Berculo,
N. Belo.
Staand vlnr:
J.Hazendonk,
H. Comelisse,
L. van Kooten,
?,P. Westland
en]. Timmer.
|
||||||
111.9
Het voetbalelftal
van 'kaaiwerkers'.
In witte shirts
zitten vlnr: Cor
Stoker, Toon van
Doom enRies
van Doom,
staand: Huih
Hoogendoom,
Co van Elteren,
Ton van Doom,
Dik Stoker en
Gerard de Kuijer.
Op de grond:
Gijs Miltenburg,
Theo van Doom
en ?. Geheel links
knielend:
Gos V. Doom sr.
|
||||||
274
|
||||||
Hogebiezen naar het kruispunt Hogebie- 111. lo
zen/provinciale weg. Van dit punt uit Geallieerde
werd de provinciale weg gevolgd in de luchtfoto van
richting van 't Hemeltje'. Ongeveer ter bezet gebied in
hoogte van de tegenwoordige ijsbaan ging april 1945;ge-
hij in een grote bocht over de Benschop- nomen op een
perweg en de Groenendijk naar de Achter- hoogte van
sloot ter hoogte van de huidige trambaan, ongeveer 8000
om tenslotte bij het Eiteren de Hollandse nuter.
IJssel te bereiken. Op de Lagedijk en de Rechts: vaag
Hogebiezen waren bovendien luchtdoel- IJsselstein met
batterijen opgesteld, ter verdediging van de polders en
de Lek en het zendercomplex. De Lekbrug links het onder
zelfheeft de oorlog niet overleefd. Deze is water gezette
op 5 januari 1945 bij een geallieerd bom- gebied.
bardement in de rivier verdwenen. De Duitse weermacht had van IJsselstein en omgeving een behoorlijke vesting ge- maakt. Het is allemaal niet nodig geweest. De geallieerde bevelhebbers wisten onder- tussen, dat een bewegingsoorlog met zwa- re voertuigen in de laag gelegen polders onuitvoerbaar was. Zo is IJsselstein een ramp bespaard gebleven. |
|||||||
voor de geallieerde legers ontoegankelijk
te maken werden op strategische punten blokkades aangebracht. Dit waren grote massieve betonbunkers van twee meter dik en twee meter hoog met zeer nauwe doorgangen. Deze konden afgesloten wor- den met zes-armige ijzeren ruiters, die met kettingen door de bunkers heen wer- den vastgezet. In IJsselstein stonden zul- ke betonblokkades onder andere op de kruising Hogebiezen-provinciale weg, Achtersloot-Benschopperweg en op het Eiteren ter hoogte waar nu de winkel van Welkoop is. Tevens was rondom IJssel- stein aan de westzijde van de IJssel een tankgracht gegraven, met zeer steile taluds. De gracht was breed en diep genoeg om gepantserde voertuigen en tanks tegen te houden. Eenmaal daarin terechtgekomen zouden zij er op eigen kracht niet meer uit komen. Deze tank- gracht - ook wel tankval genoemd - liep vanaf de Lagedijk ongeveer langs het punt waar nu de t.v.-zender staat in de richting |
|||||||
275
|
|||||||
afb II.
Detail van
de opname van pag. ij^. Rechts de Groenedijk met de aan- sluiting naar het 'Hemeltje' (omcirkeld). Duidelijk is het zo ken- merkende 'sla- genlandschap' van de Lopikerwaard te zien. In het midden de Benschopse wetering met het 'Boveneind' Links (het donkere gebied) de onder water gezette wei- landen. foto: afd.
Speciale
Collecties, Bibl.
Landb. Univ.
Wageningen
Inv.nr. 107-
V-2.
|
|||||
276
|
|||||
rijsthout
|
||||||||||||
ong. 2 meter
|
||||||||||||
ong. 8 meter
|
||||||||||||
TV
|
||||||||||||
water
|
||||||||||||
ong. 2 m.
|
||||||||||||
afb.12
Doorsnee-
tekening van een tank- gracht zoals deze aan de westzijde van IJsselstein is aangelegd, (zie platte- grond op pag 271). afb. 13
De
IJsselsteinse
tankgracht ter hoogte van de Benschopper-
weg. De gracht is
direct na de oorlog weer gedempt. Foto: A. Berkien
|
||||||||||||
277
|
||||||||||||
Geraadpleegde literatuur.
-Bibliotheek Landbouwuniversiteit Wagening-
en. Luchtfoto R.A.F. 25000 voet 19 April 1945, schaal 1/15000. Inventaris-nummer 107 -G.J. Borger, Staat van land en water.
Provinciaal bestuur Utrecht, 1982 -Centraal Bureau voor de Statistiek, Statistisch
Jaarboek i944-'46, 's- Graven-hage, 1947 -Gemeentearchief IJsselstein, de heer H.W.
Luten -Hilten, D.A. van. Van capitulatie tot capitula-
tie, Sijthoff Leiden, 1949 -Jong, L. de. Het koninkrijk der Nederlanden
in de Tweede Wereldoorlog, dl. 7, 's-Graven- hage, 1976 -Mohr, A.H., Vestingbouwkundige Termen,
Stichting Menno van Coehoorn, 's-Graven- hage, 1983. |
||||||||
Noten
1. Met medewerking van dr. M.A.J.M. Mat-
thijssen. 2. Daarover is uitvoerig geschreven in 'Hol-
landse Waterlinie' restant van vervlogen verdedi- gingsstromen, HKIJ excursie van 15 mei 1993. 3. IJsselstein ligt volgens de officiële norm,
gemeten naar het waterpeil in de stadsgracht, op ca. een halve meter boven N.A.P.. Dat bete- kent op woonhoogte binne de stadsgracht gemiddeld ruim twee meter. 4. Statistisch Jaarboek i944-'46 van het Cen-
traal Bureau voor de Statistiek. |
||||||||
/
|
||||||||
278
|
||||||||
De Centrale Gaarkeuken te IJsselstein
|
|||||||||
door K. Peeters en L. Murk
|
|||||||||
Al jaren voor het begin van de Tweede
Wereldoorlog had de Nederlandse rege- ring, op initiatief van Ir. S.L. Louwes, plannen gemaakt op het gebied van de voedselvoorziening in oorlogstijd. Men wilde niet opnieuw de fout maken waar- van sprake was bij het begin van de Eerste Wereldoorlog. Er was toen (1914) in Nederland op het gebied van de voed- selvoorziening namelijk nauwelijks iets voorbereid. Het lukte echter niet om tussen 1935
en 1940 flinke graan- en rijstvoorraden te vormen. Er valt de heer Louwes, direc- teur-generaal van de voedselvoorziening, overigens weinig te verwijten. De man had alles tot in de details gepland, maar er ging veel mis, met name tijdens het laat- ste oorlogsjaar. Door de spoorwegstaking in 1944 bijvoorbeeld, was het onmogelijk om in de grote steden flinke aardappel- voorraden aan te leggen. In 1937 en 1938 werden er een aantal
maatregelen genomen om een snelle en eerlijke verdeling van levensmiddelen te garanderen als de nood aan de man kwam. Bij deze voorbereidingen ging men nog niet uit van een bezetting van ons land (Nederland wilde immers neu- traal blijven), maar van een situatie waar- bij de aanvoer van voedsel uit het buiten- land bemoeilijkt zou worden. Er werd onder andere besloten om aan elke Nederlander een distributiestamkaart uit te reiken op het moment dat de oorlog in |
Europa een feit zou zijn.
Eind augustus / begin september 1939
was de Tweede Wereldoorlog uitgebroken na de Duitse inval in Polen. In de herfst van dat jaar werd in ons land een proef gehouden met het distributiesysteem. Suiker was vanaf 11 oktober 'op de bon'. De test verliep uitstekend, het systeem werkte inderdaad. Veel gelegenheid voor verdere experimenten was er overigens niet, want nadat het Duitse leger ons land had bezet, was in de zomer van 1940 brood, koffie, thee, boter en kaas uitslui- tend met distributiebonnen op beperkte schaal verkrijgbaar. In de jaren daarna voegde men steeds meer voedingswaren en genotmiddelen aan deze lijst toe. Het distributiesysteem werd in de loop der oorlogsjaren voortdurend ingewikkelder. Mensen die zware arbeid moesten ver- richten hadden recht op extra rantsoenen en dat gold ook voor zieken, kinderen en zwangere vrouwen. De mensen met de laagste inkomens
waren op den duur niet meer in staat de nodige levensmiddelen aan te schaffen. Ze verkochten soms hun distributiebon- nen aan de weigestelden. In IJsselstein werden bijvoorbeeld in 1940 suikerbon- nen voor ƒ0,25 per stuk verkocht aan de gegoede burgers. Met dat geld kon dan weer een tarwebrood gekocht worden waaraan vaak meer behoefte was. Wie geld had, leed in de oorlog geen gebrek! In de herfst van 1944 begon de situatie |
||||||||
279
|
|||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
B TWEEDE
I DISTRIBUTIE STAMKAART |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
^
|
V
|
358 .JS,! 008467
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
■ mOONNVEWl]!
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
/9^
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A^i^x^
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
i
V-
|
^/^^
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
;^>-7'l^^».^^^^^>-<^<»t.<->-v.^ ^f
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
/^Zc*^ /pf...
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
i tÈf'i^t^^t^
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
iy
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
i\f-
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
:M
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
/f^i^Tf^fCi^ t.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
111.1
Voorbeeld van
een stam- kaart. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zelfs met de juiste bonnen geen brood,
aardappelen of suiker kon krijgen, omdat er gewoonweg niets meer was. Naast een gebrek aan voedsel was er in
het najaar en de winter van 1944 even- eens sprake van een ernstig tekort aan brandstof De Duitsers stopten de aanvoer van kolen uit de Limburgse mijnen, vanaf het moment dat de geallieerden Zuid- Limburg in handen hadden. Vanwege de spoorwegstaking konden echter ook geen kolen uit het Ruhrgebied worden gele- verd. Bovendien verboden de Duitsers, als straf voor die staking, gedurende de maand oktober alle vervoer van Oost- naar West-Nederland. In de praktijk betekende dit: geen kolen, geen gas, geen elektrici- teit. Vanaf 2 oktober 1944 leverde de IJsselsteinse gasfabriek nog maar gedu- rende 2,5 uur per etmaal gas. Op 9 okto- ber werd de levering van elektriciteit aan particulieren in de provincie Utrecht stop gezet. In Ijsselstein werd gedurende vele maanden per dag slechts 3,5 uur leiding- water geleverd. Directeur C. Rodenhuis van de 'Gemeente Bedrijven Ijsselstein' vermaande zijn stadsgenoten in een cir- culaire (zie ill. 2). Overigens zaten in Ijsselstein niet
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
111. 2 voor de minder draagkrachtigen nijpend
Circulaire van te worden, mede door het voor hen nega-
het waterbe- tieve effect van de welig tierende zwarte
drijf handel die de rijken van voldoende voed-
waarin tot sel voorzag. De prijs van een kilo aardap-
zuinigwater- pels (in 1939 nog ƒ0,08) steeg naar ƒ8,-.
gebruik wordt Een pond suiker kostte in het voorjaar van
gemaand. 1945 ƒ75,-. Er kwam een moment dat je
GEMEENTEBEDRIJVEN
IJSSELSTEIN Aaii de aangeslotenen.
De gunstige regeling, volgens welke sedert
29 Maart j.1. water geleverd werd, is wegens het uitvallen van de electriciteit vervallen. Het ligt in het voornemen niet direct tot de zeer beperkte levering, welke 20 Maart j.1. is bekend gemaakt, terug te keeren. Voorloopig wordt, 7.ooals voorheen, 3'/^ uur
water per dag geleverd. Met ingang van Zondag 8 Maart 1945 wordt water geleverd .des voormiddags van 9.30—11 uur
en des namiddags van '
1—3 uur.
Weest zuinig en nog eens zuinig met het gebruik
• van het thans kostbare leidingwater. Het is streng ver- ; boden leidingwater te gebruiken voor schrobben vim ' straten, besproeiing, koeling, etc. Overtreders worden
gestraft'met afsluiting.
De Directeur van de Gemeente Bedrijven ijsselstein,
. C. RODENHUIS. IJSSELSTEIN, 9 APRIL 1945.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
280
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
alleen de particulieren zonder gas, kolen,
brandhout, turf of olie. Ook het IJsselsteinse St. Jozef-pension en -zieken- huis deelde in de malaise. In de winter van 1944/45 werd immers in het zieken- huis alleen de operatiekamer verwarmd. Moeder-overste gaf aan de pensiongasten het advies om zich warm aan te kleden en desnoods ook binnenshuis een winterjas aan te houden. Deze raad werd zonder gemor opgevolgd. De patiënten van het ziekenhuis kregen extra wollen dekens om de ijzige kou op de ziekenzaal te kun- nen trotseren. Al met al was het voor velen in de laat-
ste oorlogswinter praktisch onmogelijk geworden om thuis een warme maaltijd te bereiden. Veel Nederlanders namen nog hun toevlucht tot het zogeheten noodka- cheltje, ook wel 'wonderkacheltje' ge- noemd. Het was een ciHndervormig alles- brandertje, een ronde bus eigenlijk, van slechts enkele decimeters hoogte. Veel van die noodkacheltjes werden door han- dige huisvaders in elkaar geknutseld van een stuk plaatijzer. Het geheim zat hem in een fijnmazig rooster en een paar trek- gaten onderin. Dit vrij primitieve apparaat kon weliswaar gebruikt worden voor het verwarmen van kleine hoeveelheden water of voedsel, maar voor grotere gezin- nen was het ondoenlijk er de dagelijkse warme hap op te bereiden. Als brandstof kon voor het noodkachel-
tje van alles worden gebruikt: papiersnip- pers, denneappels, stukjes hout en derge- lijke. Zelfs kast- en vloerplanken werden voor dit doel aan spaanders gehakt. Maar op een kwade dag was al het beschikbare hout in huis opgestookt. In de strenge winter van '44/'45 was de enige mogelijk- heid om in de barre kou te overleven: hout ontvreemden uit het openbaar groen en het slopen van oude schuren. Ook de bomen in de tuinen van particulieren waren in de laatste oorlogswinter niet meer veilig. Zo kon het gebeuren dat een bewoner
van de IJsselstraat stiekem 's nachts een |
|||||||||
in de Havenstraat staande boom ging
omzagen. Omdat de zager zonder al te veel deskundigheid te werk ging, viel de grote boom precies op zijn eigen huis, waarbij veel schade werd veroorzaakt. Van de nood een deugd makend, vertelde de onfortuinlijke man de volgende ochtend aan de politie dat onbekenden die boom hadden omgezaagd. Tevens zei hij dat hij de gevallen boom in bezit nam als troost voor de schrik en als tegemoetkoming voor de geleden schade. De dader is - vol- gens het opgemaakte politierapport - nooit gevonden. Er werd in die laatste oorlogswinter in
het IJsselsteinse door jong en oud heel wat hout achterover gedrukt. Bij voorkeur 's nachts, want de 'plunderingen' konden letterlijk en figuurlijk het daglicht niet ver- dragen. De 17-jarige Koos Murk had met een vriend op een winternacht een stevige boom geveld. Plaats des onheils: het Jaagpad langs de IJssel tegenover steenfa- briek 'de Overwaard'. De dikke stam werd in stukken gezaagd en met een slede brachten de beide jongens in het holst van de nacht hun buit via de dichtgevroren |
|||||||||
111.3
Een noodka-
cheltje zoals veel in de hon- gerwinter is gebruikt. |
|||||||||
281
|
|||||||||
keukens die gezamenlijk voor 2 miljoen
Nederlanders de warme maaltijd verzorg- den. Hoewel de vervangingskeuken een
dienstverlenend karakter had, was er geen sprake van een liefdadigheidsinstelling. Voor de verleende service moest een acceptabel bedrag betaald worden en men moest de betreffende distributiebonnen inleveren. Afhankelijk van het (eentonige) menu waren dat meestal aardappelbon- nen, groentenbonnen, peulvruchtenbon- nen en vleesbonnen. De maaltijden waren verkrijgbaar met een weekkaart van ƒ1,40 zodat men per persoon per dag ƒ0,20 aan warm eten kwijt was. Let wel: dit bedrag gold uitsluitend de dagelijkse warme hap, voor de rest diende men zelf te zorgen. De start van de gaarkeuken in
IJsselstein is mogelijk gemaakt door roya- le giften van enkele particulieren en een aantal instellingen en bedrijven. We noe- men - op alfabetische volgorde - de dona- teurs van het eerste uur die (naar we hopen in figuurlijke zin) een flinke vinger in de pap hadden. De Grijs, Pastoor-Deken ƒ 100,-
De Hoop, meubelfabriek ƒ 500,-
Kok, meubelfabriek ƒ 100,-
NH Kerk ƒ1000,-
RK Kerk ƒ1000,-
Van Rooyen, meubelfabriek ƒ1000,-
Roskam, meubelfabriek ƒ 300,-
Schilte, meubelfabriek ƒ1000,-
De Wolff Dominee ƒ 50,-
Vanaf begin november 1944 tot halver-
wege juli 1945 waren er voortdurend tien- tallen IJsselsteiners aktief bij de plaatselij- ke centrale keuken. Een aantal namen zijn bewaard gebleven. Van meer dan de helft van die personen kennen we bovendien nadere gegevens. In het onderstaande overzicht worden bij hen achtereenvol- gens genoemd: achternaam en voorna- men, functie bij de gaarkeuken, geboorte- datum, het nummer van het persoonsbe- wijs, het beroep en het woonadres. |
|||||||
lU. 4 rivier naar huis. De volgende morgen gin-
Eenveel gen twee jongere broers uit het gezin
gezien beeld Murk de achtergebleven takken halen. De
in het laatste politie betrapte de knapen, maar kon hen
oorlogsjaar, niets ten laste leggen, omdat de jongens
Bij elkaar (geheel naar waarheid) opmerkten dat zij
gesprokkeld die boom niet hadden omgezaagd en dat
hout wordt ze (niet geheel naar waarheid) van niets
naar huis wisten. Enige weken later ging de Grüne
gebracht. Polizei surveilleren. Het uitvoeren van
nachtelijke strooptochten werd toen
levensgevaarlijk, omdat het na 20.00 uur
spertijd was en er dus niemand zonder
toestemming buiten mocht komen.
Gebrek aan stookhout, gebrek aan
voedsel. Alleen een centraal geregelde ver- zorging van warme maaltijden kon in deze uitzichtloze situatie van voedsel- en brandstoftekort nog uitkomst bieden. De centrale keuken (ook 'gaarkeuken' of 'ver- vangingskeuken' genoemd) trad dus in werking op het moment dat er dringend behoefte aan was. In feite was er ook in de voorafgaande oorlogsjaren al sprake van verstrekking van voedsel via gaarkeukens, maar toen bleef de doelgroep beperkt tot werknemers van bedrijven die voor de Duitse Wehrmacht werkten. In de winter van i944/'45 telde ons land 1400 centrale |
|||||||
282
|
|||||||
BONKAART DISTRIBUTIE' ^■'-'-
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aires
E. D. Gemeente |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
BROOD
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
aÊtsafm
23!
DR) e 8N
TWtHTl'Q |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
% R O O I > B S o o D
|
BH f) on n
|
BROOr>
23 ! 23 23
|
B R o o n H « <> f > »
23 23
DRi^ f N f>^!L J?N
BK il 11) BRi-OÜ 23 23
ORlt EN URl^ SN
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
23
IJRrt £N
TSKlNTlG B R OOI»
13
DR te fcN
B « « o t> eWS, EN
B R O O O
ËÉR, EN
TWiN'TIG |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
23
»« I R H N
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
23
nRu; EN
TWINTIG
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I win: üi TWNf i(
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
TW!NT(G
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
pROOD
iX3
»RiE EN
|
BROOD
23
URll;. BN
ITIVINTIC,
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
!JK"ÜD HRilOi»
23 23
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
23
l! H •-'"!
21
I v*!N'i ic;
3 ROfill
21
1 W!VTK".
|
23
|
23
tiË t-
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
t>Rlt bN
ï«rtwTio
|
1>R1L tN
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IJ P
|
N
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
BR oor» i)R<)')K
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hoon »«rKJo
21 2!
B K o o D
ÉEV EH
|
B R o o B BROOD
21 21
BROOD BR O U »
21 21
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
B»Ofln BR "'in
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
m.5
Voorbeeld
van een hroodhon- kaart. Zo |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
21
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
21
|
21
). s' F •
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
r V N K s-
TWi^TIO
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fiW
|
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
t.V
rvn
|
nwrifl
»oo* 21'
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
TWI-^lCi
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
■! O ri I
21
I . ^. I- V
I« !N r!Cf « « 11 :. !)
N f. (.. E •>( - |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
21
twintk;
B ROOI)
1^
TtïX
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
21
FIN rjN
twhttiu
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IWIKTiö
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
i=, waren er voor
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
B R o Q^
t9i
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
BROOlï
|
»H0^»B MHOill)
|
BRDUTi «ROOn
19 t9
!«i: o r. N - N E ü c N •
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
BROOD
19
N r >:• f N -
TtZS |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
alle eerste
levensbehoef- ten kaarten. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
N t ! _
tTfn
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
TIÉN
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4'I%H.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
rth,H JtKN
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De volgende vijf personen waren ver-
antwoordelijk voor de organisatie van de IJsselsteinse gaarkeuken: Pompe: Antonius Gerardus Maria, beheer-
der, 25-01-1920, PB Y5 2083, onder-direc- teur. Utrechtsestraat 5 IJsselstein. Van Rooyen: Gerardus Quirinus M.,
beheerder, 19-12-1909, PB U16-93711, directeur. Hoge Biezen 4 IJsselstein. Bosman: Johannes, inkoper, 13-08-1913,
PB V-349, groentenkoopman, Walkade 27 IJsselstein. In 't Veld: Adrianus, administrateur, 08-
04-1906, PB Y5-2702, administrateur, Benschopperweg 16 IJsselstein. Boer: Wijnand, inkoper, 26-06-1916, PB
Y5-311, fruithandelaar, Panoven 45 IJsselstein. Van 16 personen weten we zeker dat ze
officieel in dienst waren bij de gaarkeuken en daar op de loonlijst stonden. In dat geval staat hun weekloon tussen haakjes vermeld. Rozendal: Lucas Johannes, chef de partie.
|
12-07-1911, PB Z31-9855, chef de partie,
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
H
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Modetstraat 3 Utrecht, (ƒ45,-)
Van Eijndihoven: Gerardus, kok, 05-04-
1912, PB U16-32967, hotelkok, Weerd- singel OZ 33c Utrecht. Van der Voorn: Johannes, keukenknecht,
29-01-1914, PB Y5-2921, stoffeerder, IJsselstraat 19 IJsselstein. (f26,-) Schinkel: Johannes Maria, assistent kok,
17-05-1919, PB Y5-2371, broodbakker. Utrechtsestraat 66 IJsselstein. (ƒ15,-) Hartings: Johannes Maria, keukenknecht,
03-05-1925, PB Y5-940, houtbewerker, IJsselstraat 2 IJsselstein. (ƒ20,-) Timmer: Arie, stoker, 17-05-1925, PB Y5-
2654, meubelmaker, Eiteren 155 IJssel- stein. (ƒ9,80) Comeüsse: Hendrik, keukenknecht, 08-11-
1926, PB Y5-3.., meubelmaker, Eiteren C 159 IJsselstein. Goes: Adrianus Hendrikus, keuken-
knecht, 22-06-19.., PB Y5-831, machine- bankwerker. Havenstraat 19 IJsselstein. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
283
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Deze activiteiten konden zonder bezwaar
in de school plaats vinden: er werden toch geen lessen gegeven, omdat er in najaar en winter geen brandstof was. Dit gebouw is later bekend geworden als de Kajuit en begint nu een derde leven als IJsselsteins stadsmuseum. Na een voorzichtige start (in de eerste
twee weken respectievelijk 666 en 563 porties per dag) nam, door de nood gedwongen, het aantal geïnteresseerde IJsselsteiners in de maanden daarna voortdurend toe. Van december 1944 t/m april 1945, de maanden die berucht zou- den worden als de hongerwinter, haalden gemiddeld ruim 1900 IJsselsteiners dage- lijks in de Havenstraat hun maaltijd. Het 'hoogtepunt' (dieptepunt zou hier beter op z'n plaats zijn) vormden de februariwe- ken van 1945 met bijna 2300 uitgereikte porties per dag. Ten behoeve van de IJsselsteinse
gaarkeuken moesten voortdurend grote hoeveelheden aardappelen, groenten, melk, vlees en brandstof worden aange- voerd. Op de dag dat de centrale keuken te IJsselstein in werking trad, 9 november 1944, leverde L. Karelse (levensmiddelen- bedrijf IJsselstraat 3) de eerste bestelling af Opvallend is dat kaneel, nootmuskaat en koffie zo schaars en/of onbetaalbaar waren dat de heer Karelse hiervoor uitslui- tend surrogaten kon leveren. De Vim (50 grote bussen) was daarentegen wel dege- lijk echt, hoewel toen nog niet krasvrij bij het schoonschuren! Vaak was een surrogaat alleen maar
een - meestal mislukte - poging om een fabriek aan de gang te houden, terwijl er geen grondstoffen meer waren. Soms bleek een surrogaat acceptabel te zijn. Zo heeft namaak-koffie (gemaakt van tulpen- bollenmeel) een grote rol gespeeld in Nederland. De kwaliteit ervan was veel beter dan wat in Duitsland als 'koffie' gedronken werd. De smaak van echte thee imiteren bleek echter vrijwel onmogelijk te zijn. De 'thee'-tabletten (merk Santé) gaven een kop warm water in elk geval wat |
|||||||||||
Nov Dec Jan Feb Mrt Apr Mei Juni
|
|||||||||||
Van de volgende personen kennen we
alleen hun namen en hun weekloon: B.Both (ƒ15,-), C. Hartings (ƒ13,50),/. Har-
tings (/i3,5o), r. de Jong (ƒ10,-), Roovers {fio,-), C. v.d. Veer (ƒ13,50), E. v.d. Veer (/lo,-), C. de Kruif (/i3,5o), H. Schinkel (/i3,3o), M. Both (/i3,3o), L. Kemp {fg.So). Opvallend is in bovenstaand overzicht
het verschil tussen de hoogst en laagst betaalden. Bij de minst verdienenden ging het vaak om jongens van 14 of 15 jaar die te jong waren om in Duitse fabrieken te wer- ken. Zij maakten zich in de centrale keu- ken verdienstelijk met bijvoorbeeld schoonmaakwerkzaamheden en het halen van brandhout en verder hadden ze wei- nig in de melk te brokkelen. Een gedeelte van het pand van meubel-
fabriek 'de Hoop' (aan het Oranjelaantje !) werd ingericht als centrale gaarkeuken van IJsselstein. De inventaris bestond o.a. uit 9 kookketels waaronder een complete 'Wupfo' en zes ingemetselde bietenketels, 40 geleende melkbussen, 2 schepbakken, een aardappelschilmachine, 2 stampers, verschillende scheplepels en diverse man- den. Het uitdelen van het eten vond plaats in
de voormalige openbare school op de hoek Walkade/Havenstraat. Het gebouw func- tioneerde toen als distributiekantoor. |
|||||||||||
111.6
Diagram
van de hoe- veelheden verstrekte maaltijden te IJsselstein in 1944 en '4^. |
|||||||||||
284
|
|||||||||||
m.7
Transport
van afge- staan vee voor de voed- selvoorzie- ning. Op deze wijze werd overal in bezet gebied het vee bij elkaar gehaald. Onbekend is waar de foto is gemaakt. |
|||||||||
kleur. Datzelfde gold min of meer voor de
bouillonblokjes. Het waren in feite zout- blokjes met een kleurtje. Er kan één ding in het voordeel van de surrogaten gezegd worden. Van overheidswege is er namelijk op toegezien dat er geen stoffen in ver- werkt werden die schadelijk waren voor de gezondheid. Hierbij moeten we ons natuurlijk wel realiseren dat de overheid anno 1944 nog niet werd gehinderd door een erg uitgebreide kennis omtrent de invloed van chemicaliën op het menselijk lichaam. Tientallen nota's van vaak IJsselsteinse
middenstanders stellen ons in staat even om een hoekje van de gaarkeuken te kij- ken. Firma W.Vink & zonen leverde tien stuks witte ronde 'waschmanden' voor ƒ3,- per stuk. N.V. B.Schilte & zonen ver- zorgde de benodigde houten keukenmate- rialen. Zelfs in oorlogsomstandigheden bleef men oog voor kwaliteit houden: lin- den stamppotlepels, iepen afstrijkers, beuken roerspanen, iepen soeplepels met essen steel en eiken bijlstelen. Om de vuren in de centrale keuken van
IJsselstein brandend te houden nam men z'n toevlucht tot brandhout en turf. Dit brandhout was bepaald geen afvalhout (dat was er trouwens praktisch niet meer). De gemeente IJsselstein leverde het nodi- |
ge hout. Voor dit doel werden 34
esdooms, 18 linden en ongeveer 60 iepen opgeofferd. De bomen (voor een deel afkomstig van de Groenedijk en het Kronenburgplantsoen) werden bij Schilte verzaagd en aan de gaarkeuken verkocht voor het bedrag van ruim ƒ1767,-. Daarnaast zorgde brandstoffenhandel C. Verwey voor 25.000 stuks baggerturf en men rekende daarvoor ƒ387,50. Het voor de centrale keuken benodigde
slachtvee werd aangevoerd vanuit Mont- foort, Polsbroek en ook wel uit IJsselstein zelf Voor ongeveer 150 cent per dier ver- voerde men het vee eerst naar IJsselstein en later naar Utrecht. Familieleden van de heer L. Murk, vader van zes zonen, onder wie de mede-auteur van dit artikel, heb- ben zich intensief met dit veevervoer bezig gehouden. De boeren in de Lopiker- waard moesten, afhankelijk van de grootte van hun veestapel, vee afstaan voor de voedselvoorziening. Daar het ontbrak aan andere transportmogelijkheden, werd dit vee los-lopend over de weg over een afstand van vele kilometers vervoerd en samengebracht in IJsselstein. Nadat IJs- selstein het voor haar bestemde deel van het slachtvee had gekregen, werden de overige koeien, kalveren en schapen vervoerd naar Jutphaas, Utrecht, Zeist en Driebergen. |
||||||||
285
|
|||||||||
Er bestond in IJsselstein een minder
officiële regeling met betrekking tot de
kreupele koeien, de zogenoemde kruis-
koeien. Wanneer een koe of schaap niet
meer vlot genoeg mee kon lopen tijdens
het vervoer, dan werd het betreffende dier
in IJsselstein achtergelaten. Veearts
Neomagus gaf dan een verklaring ter
goedkeuring van noodslachting, die werd
uitgevoerd door slager Maaswinkel in de
111.8 slachtplaats aan de Koningstraat (vanaf
Toewijzing 1959 Schuttersgracht geheten). De
van het aan- IJsselsteinse centrale keuken had dan het
tal bonnen voordeel van een extra portie vlees zonder
per persoon dat het door het voedselbureau toegewe-
per voedsel- zen aantal kilo's vlees daardoor vermin-
soort voor de derd werd.
laatste week Nu was veearts Neomagus ook de
van maart beroerdste niet en in twijfelgevallen over
1945. het al dan niet kreupel zijn van een koe
Distributiekring IJsselstein
Aangewnzan bonnen voor da 2de week van de
4de periode 1945 van 25 Maart t/m 31 Maart 1945 |
|||||||||||||||||||
gaf hij vrij gemakkelijk zijn goedkeuring
tot noodslachting, om zo de voor IJsselstein beschikbare hoeveelheid vlees aanmerkelijk te vergoten. Neomagus en ook de tien a vijftien veedrijvers namen hierbij toch wel enig risico, want er was een scherpe controle. Die extra portie vlees voor de gaarkeu-
ken was natuurlijk mooi meegenomen, maar sommigen namen het woord 'mee- genomen' wel wat letterlijk op. Feit is dat tussen het moment van slachten en het uitdelen van de maaltijden veel medewer- kers de gelegenheid hadden op minder legale wijze vlees mee naar huis te nemen. Dit alles onder het motto: 'hij die appelen vaart, die appelen eet'. De 1400 gaarkeukens die ons land tel-
de, functioneerden in principe onafhanke- lijk van elkaar. Het Rijksbureau voor de Voedselvoorziening in Oorlogstijd, onder- afdeling Massavoeding, verzond wel vele circulaires met instructies omtrent o.a. de inlevering van voedselbonnen, maximum te gebruiken hoeveelheden grondstoffen en administratieve verwerking. Er waren geen bindende voorschriften over bijvoor- beeld het 'menu van de week'. Wel werd er in het begin (najaar 1944) nauwlettend op toegezien dat de kwaliteit van het ver- strekte voedsel in alle centrale keukens van Nederland gelijk was. Later bleek dit uit- gangspunt niet meer vol te houden. Om teleurstellingen in verband met smaak en samenstelling van de maaltijden op voor- hand te vermijden werd in diverse kranten een waarschuwing geplaatst; 'Men doet goed zijn verwachting ten aan-
zien van de kwaliteit niet te hoog te stellen'. Deze waarschuwing was inderdaad op
de realiteit gebaseerd: het voedsel van de gaarkeukens was sober, eentonig, eiwi- tarm en miste o.a. belangrijke vitaminen en mineralen. Het 'Rijksbureau voor de Voedselvoorziening in Oorlogstijd' maak- te op 15 december 1944 bekend dat vanaf die datum per persoon/per week uitslui- tend de volgende grondstoffen mochten worden gebruikt: |
|||||||||||||||||||
Elk der volgende
"bonnen |
|||||||||||||||||||
Geeft recht op het koopen van
|
|||||||||||||||||||
A 384 . . . 400 gram brood
B 384 . . 400 gram brood A 385 . . . 400 gram brood
B 385 . . 400 gram brood B 366 . . . 250 gr. kindermeel of maizena of voedingssuiker
of 210 gr. bloem of 3 raats. brood, (inleveren vóór 3 April, behalve voor brood). |
|||||||||||||||||||
A 393
B393 A 390 B 390 A 391 B 391 A 392 B 392 |
100 gram kaas.
100 gram kaas.
} nader "aan te wijzen hoeveelheid aardappelen,
S geldig in de weck van I t/m 7 April 1945.
1 nader aan te wijzen hoeveelheid groente.
3 kg suikerbieten.
3 kg suikerbieten. |
||||||||||||||||||
Voor zoover geen gebruik wordt gemaakt van de Centr. Keuken
moeten de bonnen A en B 390. A en B 391 en A en B-392, vóór 3 April bij de detaillisten worden ingelevetd. Deelnemers aaa de Centr. Keuken moeten deze bonnen bewaren en t.z.l. bij de keuken inleveren. Bi] deelname aan de Centrale Keuken moeten aldaar de bonnen A en
B374. A en B380 en A en B392 worden ingeleverd. De DatailiistWI zijn varplieht ook aan personen die niet onder hiïn
vaste klanten kunnen worden gerekend, bij aanbieding van geldige bonnen, de daaro|> aangewezen goederen te»vcrkoopen. Zclfverzorgers dienen de bonnen van de artikelen, waarvoor zij zelfvcr- zorgers zijn. zorgvuldig te bewaren en bij de inlevering ten Dis-
tributiekantore, gaiorteeril opgeplakt aan te bieden.
De bonnen zijn alleen geldig in den kring (448) waarin zij zijn uitgegeveh. De datalllistan worden er nadrukkelijk op gewezen, dat bonnen
van andere distributiekringen, ook de met het codenummer (448) van de Distributiekring IJsselstein afgestempeld, niet aangenomen mogen worden. Bij aankiading tan diatributlakantora zullan deze bonnen worden gawelgkrd. Men wordt er nadi^kkelijk op gewezen, dat de bonnen van de
3de Noodkaart zorgvuldig bewaard moeten worden.
De Kroon, IJs$elsteia
|
|||||||||||||||||||
286
|
|||||||||||||||||||
van eiwitarm voedsel niet zonder ernstige
gevolgen voor de volksgezondheid kon blijven, werd door de overheid naarstig naar een alternatief voor vlees en vis gezocht. De oplossing werd gevonden in het toevoegen van caseïne tijdens de berei- ding van het voedsel. Caseïne is kaasstof in melk, een eiwit, lijkend op griesmeel, met een zwak zure smaak. De meeden- kende overheid deed de centrale keukens suggesties voor het gebruik van caseïne. Verwerking in soepen
Indien aardappelpuree in de soep wordt ver- werkt kan de caseïne tijdens het roeren of stampen droog hij de aardappelen gestrooid worden. Worden geen aardappelen verwerkt, dan kan de caseïne tegelijk met erwten- of bonenmeel worden aangemengd. Verwerking in stamppotten
De caseïne kan het beste verwerkt worden in stamppot zuurkool, rode kool en rode bieten, op dezelfde wijze als in aardappelpuree voor de soep. Verwerking in pap
De caseïne kan tegelijk met de taptemelkpoe-
der worden aangemengd. Indien nodig kan de te verwerken hoeveelheid taptemelkpoeder met 1 kg per 100 liter worden verminderd. Het zal duidelijk zijn dat het voedsel-
probleem in Nederland tijdens de laatste oorlogsmaanden varieerde van buitenge- woon ernstig tot minder enstig. In de gro- te steden was de situatie schrijnender dan op het platteland. En in een Overijssels dorp werd de hongerwinter weer anders ervaren dan in een plattelandsgemeente als IJsselstein. Er woonden in de veertiger jaren heel
wat boeren in en om IJsselstein, maar de meeste inwoners waren als arbeider werk- zaam in de meubelindustrie. Deze arbei- ders hadden na de crisis in de dertiger jaren geen gelegenheid gehad financiële reserves op te bouwen. Armoe was troef in de vaak grote gezinnen. |
|||||||
lOOO GRAM AARDAPPELEN, 2000 GRAM
SUIKERBIETEN, 25 GRAM VET/SPIJSOLIE, lOO GRAM GRUTTERSWAREN, 125 GRAM VLEES (MET BEEN), 200 GRAM PEULVRUCHTEN, GÉÉN ANDERE GROENTEN Uit deze opgave blijkt dat een groot
deel van de warme maaltijd - bijna 60% - uit suikerbieten bestond. De wekelijkse hoeveelheid vlees stelde heel weinig voor, zeker in aanmerking genomen dat een groot deel van het vleesgewicht alleen maar been was. Enkele weken daarna ver- dween vlees helemaal van het menu der centrale keukens. Van januari tot half mei 1945 serveerden de meeste gaarkeukens noodgedwongen voornamelijk vegeta- risch voedsel. In IJsselstein was de situatie wat minder dramatisch dan in de grote steden. Zoals in de voorgaande tekst ter sprake kwam, zorgden met name de vee- drijvers voor extra vlees voor de IJsselsteinse gaarkeuken. In de periode van 8 januari tot 3 februari 1945 kon de plaatselijke centrale keuken over welge- teld 7 koeien, i schaap en 7 kalveren beschikken. In totaal was dat 2050 kilo vlees. Aangezien in die vier weken gemid- deld ruim 2000 maaltijden per dag wer- den verstrekt, betekende dit per persoon per week 250 gram vlees. In theorie was dat ongeveer 35 gram per persoon per dag. In de praktijk viel dit wat minder uit, omdat er, zoals gezegd, behoorlijk wat vlees op duistere wijze verdween. Gedurende de maanden februari, maart
en april werden echter ook in IJsselstein zo goed als vleesloze maaltijden geser- veerd en kon men alleen nog wat vet aan het voedsel toevoegen. In een situatie dat de centrale keukens
niet meer over vlees beschikten doet de volgende mededeling van het Rijksbureau voor de Voedselvoorziening ietwat overbo- dig aan:'.......verwijzend naar circulaire E.G. 9948 dd. 12 December 1944 wordt medege-
deeld, dat het inleveren van een vleeschbon na de eerste maal niet meer wordt vereischt'. Omdat het maandenlang consumeren
|
|||||||
287
|
|||||||
ners verschenen. De koks dienden als
norm de volgende maximum verbruikscij- fers per portie aan te houden: Gedroogd vlees in blik per portie 5 gram;
peulvruchten per portie 10 gram; aardappel- puree in blik per portie 10 gram; melkpoeder en peper al naar gelang beschikbaarheid en behoefte. Een schamel hapje moet het geweest
zijn. Men kon, bij wijze van spreken, meer peper op z'n bord krijgen dan vlees. Ook na de bevrijding bleek het week-
menu in IJsselstein niet uit te munten door smakelijkheid, variatie en kwantiteit. Bietenstamppot en pap wisselden elkaar met grote hardnekkigheid af. Heel lang- zaam begonnen de maaltijden wat minder eentonig en wat vitaminerijker te worden. We laten als voorbeeld het weekmenu
zien van 17 t/m 23 juni 1945. Het is een van de laatste weken dat de IJsselsteinse gaarkeuken volledig in gebruik was, anderhalve maand na de bevrijding. Vooral de erwtensoep doet midden in de zomer wat merkwaardig aan. Zondag: stamppot bieten
bestaande uit : aardappelen, kroten, vet,
spijsolie, blikvlees en zout
Maandag: erwtensoep
bestaande uit: peulvruchten, soeppoeder, vet,
spijsolie, vrijhankvlees en zout
Dinsdag: stamppot groenten
bestaande uit: aardappelen, groenten, vet, spijsolie, blikvlees en zout Woensdag: stamppot bieten
zie zondag Donderdag: pap
bestaande uit: biscuits, melkpoeder, water, vet
en zout Vriidag: stamppot peulvruchten
bestaande uit: aardappelem, peulvruchten, margarine, spijsolie, vrijhankvlees en zout Zaterdag: stamppot bieten
zie zondag en woensdag |
|||||||
De zwarte handel dreef de prijzen voor
de levensmiddelen tot absurde hoogte op, zodat de gewone man niet meer in staat was die prijzen te betalen. Het lag voor de hand dat als gevolg daarvan de ruilhandel ontstond. De inwoners van de grote ste- den (waar de hongersnood enkele maan- den eerder begon dan op het platteland) gingen de boer op met hun goud, zilver, textiel en serviesgoed. Toen tenslotte het voedselgebrek ook op het platteland merk- baar werd, lagen bij verschillende IJsselsteinse boeren de kasten vol kost- baarheden en waren de voorraadkelders leeg. Naast profiterende boeren waren er gelukkig ook in IJsselstein agrariërs die goed zorgden voor evacués en onderdui- kers en daarnaast voor redelijke prijzen hun voorraad verkochten. Maar ook in de hongerwinter gold: op is op! Met de moed der wanhoop onderna-
men veel mensen uit West-Nederland in januari en februari '45 per fiets, te voet, met kar of kinderwagen de barre tocht naar het noorden van ons land om voedsel te bemachtigen. Hartverscheurende tafe- relen speelden zich daarbij af, bijvoor- beeld als CCD-controleurs, geassisteerd door leden van de Landwacht, aan de rand van de stad de terugkerenden stonden op te wachten en dan alles in beslag namen. (Zie ook het artikel in HKIJ-tijdschrift nr. 40 van maart 1987). Eindelijk, begin mei 1945, kon het
hoofd van de Afdeling Voedselvraagstuk- ken. Dr. Ir. M.J.L. Dols, tot zijn genoegen in een circulaire mededelen dat een deel van de voedselvoorraden die door het geal- lieerd opperbevel waren aangevoerd, door de centrale keukens gebruikt konden wor- den als aanvulling van de karige menu's. Het ging vooral om de volgende artikelen: gedroogd vlees in blik, peulvruchten, gedroogde aardappelpuree in blik, melk- poeder en specerijen. Nu betekende deze aanvulling bepaald
niet dat er vanaf die datum normale hoe- veelheden groenten, vlees en aardappelen op de borden van de hongerige IJsselstei- |
|||||||
288
|
|||||||
111.9
Aan het ein-
de van de oorlog zijn ook te IJsselstein gedropte voedselpak- ketten uitge- deeld. De uitdeling
vond plaats in de Albert Heyn vesti- ging aan de Utrechtse- straat. |
|||||||||||||||
Bij de opheffing van de centrale keuken
in IJsselstein werd de balans opgemaakt nadat men er gedurende ongeveer 35 weken maaltijden had klaargemaakt. Bijna ƒ12.000,- was er aan lonen betaald. Voor bijna ƒ30.000,- werd er aan aardap- pelen en groenten ingekocht. Gigantische bedragen waren dat in 1945. In zijn geheel was er in die maanden november t/m juli voor ruim ƒ85.000,- onkosten gemaakt. De verkoop van de maaltijden (ƒ1,40 p.p. per week) leverde ƒ72.591,44 op. Rekening houdend met de verkoop van keukenmateriaal, giften e.d. bleef er een nadeling saldo over van ƒ8786,06. Het verhaal van de IJsselsteinse gaar-
keuken zou niet helemaal af zijn zonder de heer X., ook bekend als de 'zakkenlord', ten tonele te voeren. In elke episode van de IJsselsteinse geschiedenis is er wel een persoon die om twijfelachtige redenen de aandacht trekt. In 1945 was dat zakken- handelaar X., een kleurrijk figuur, die aan- |
|||||||||||||||
lil. 10
Detail van lil. 9. Door de schaarste was er ook gebrek aan goed schoeisel. We zien hier een meisje op 'kleppertjes'. Houten zolen met leren riem- pjes. |
|||||||||||||||
1
|
|||||||||||||||
vankelijk zeeman was geweest en altijd de
mooiste verhalen wist te vertellen. Hij dreef zijn zakkenhandel boven het slacht- huis in de Koningstraat (nu Schutters- gracht). Onze man verkocht linnen meel- zakken (die door handige huisvrouwen |
|||||||||||||||
289
|
|||||||||||||||
werden omgetoverd tot ondergoed voor de
gezinsleden) en juten zakken. Het enige dat ten nadele van de man kon worden gezegd is dat hij in de oorlog sympathi- seerde met de bezetter, maar in zijn voor- deel sprak dat hij nooit iemand kwaad had gedaan. Het werd zelfs gedoogd dat hij zakken verhuurde aan de IJsselsteinse gaarkeuken. Omdat hij Duits-gezind was, werd hij op 8 mei gearresteerd. Hij kreeg in het gevang schriftelijk het verzoek om het gepeperde bedrag van ƒ300,- over te maken op de rekening van G.Q.M, van Rooyen, beheerder van de gaarkeuken. Men verdacht X. ervan dat hij een verhaal uit de duim had gezogen over niet aan hem geretourneerde zakken, om daar een financieel slaatje uit te slaan. Het zou gaan om 60 zakken a ƒ5,- die hij ten onrechte bij de gaarkeuken in rekening zou hebben gebracht. De heer X. wist vanuit het Centraal Bewaringskamp te Nieuwersluis aannemelijk te maken dat hij in maart 1945 aan de centrale keuken een partij zakken had verhuurd a ƒ0,10 per week en dat hij die zakken nooit had teruggekregen en er ook geen statiegeld voor had ontvangen. Waarschijnlijk berustte de kwestie op een misverstand. Nawoord
Het tekort aan voedsel in het laatste
oorlogsjaar heeft ook te IJsselstein zijn sporen nagelaten. Met de herdenking van 50 jaar bevrijding komen de herinnerin- gen weer terug. Mede samensteller van dit |
artikel, L. Murk, heeft de sfeer uit die
dagen heel goed geraakt door 2 'inciden- ten' op prozaische wijze neer te schrijven. Het betreft persoonlijke ervaringen uit zijn kinderjaren in de oorlog. Dit artikel kan niet beter afgesloten worden dan zijn woorden hier af te drukken: De Gaarkeuken
Het is vreselijk koud.
Bij de gaarkeuken staat een lange rij.
Vandaag is het eten weer niet best.
Ik krijg dunne koolsoep, een pan vol.
Daar is bijna niet mee te lopen.
Bij de Visbrug struikel ik.
De soep loopt over de straat.
Thuis begin ik te huilen.
Niet om de kapotte knie, ook niet van de kou. Souvenir
De duitse soldaat zit te eten.
Hij wordt weggeroepen. Ik klim door het open raam. Pak het bord vol lekkers. Ook de vork met het SS teken. Verdwijn zo snel mogelijk, onder de brug van dokter Leering. Dat was lekker! De vork is nu van mij. Voor SS wordt nu LM gelezen.
|
||||||||||
Geraadpleegde literatuur
|
|||||||||||
'De hongerwinter' door P. 't Hart, Gorinchem,
1980. 'Het koninkrijk der Nederlanden in de Tweede
Wereldoorlog', diverse delen, door dr. L. de Jong, Den Haag, vanaf 1969.Het diagram 'Calorische waarden' is afkomstig uit deel Xb. Diagram 'Portie gaarkeuken IJsselstein':
André van Lieshout. |
|||||||||||
'Onderdrukking en verzet, Nederland in oor-
logstijd, deel ir door mr. J. van Bolhuis e.a., Arnhem z.j. 'Dat kan ons niet gebeuren....' door Evert
Werkman e.a., Amsterdam, 1980. Diverse teksten afkomstig uit hetr gemeente-
lijk archief van IJsselstein, met dank aan de heer H. Luten. |
|||||||||||
290
|
|||||||||||
'Kapelaan Verhoeven' en 'Cristofoor';
illegaal tijdschrift ontstaan op het IJsselsteinse stadhuis.
Door D.C.E. van der Kooij |
|||||||||||
daad bij het woord. Slechts uren later
maakte hij met enkele anderen alle door de militairen ingeleverde geweren on- klaar door de grendels te verwijderen en liet ze verdwijnen in een sloot aan de Achtersloot. Louis F. W. Jansen was 24 jaar oud
toen hij in september 1939 op arbeidscon- tract tot 'tijdelijk ambtenaar ter secretarie bij de afdeling Distributie' werd aange- steld. Als jongste die het vak nog moest le- ren werd hij op alle klussen gezet die ei- genlijk niemand leuk vond. Zijn werkter- rein werd het loketje aan de Weidstraat: Distributie en Arbeidsbureau. Vanaf deze plek werd hij geconfronteerd met de ge- volgen van de bezetting en raakte hij be- trokken bij het verzet. Aanvankelijk begon het heel klein.
Toen een winkelier klaagde dat hij slechts 20 liter slaolie kreeg toegewezen plaatste Jansen gewoon een extra nul. De man kreeg zonder enig probleem 200 liter sla- olie uitgereikt. Toen IJsselsteinse mannen te werkge-
steld werden in Wijk aan Zee,benaderde één van hen. Jozef Hartings uit de Nicolaasstraat, Jansen. Hartings wilde 'er tussen uit', maar daar alle levensmidde- lenbonnen ingenomen waren lag dat niet zo eenvoudig. Alleen bij afkeuring kon een man naar huis en kreeg hij zijn bon- nen terug. Via een kennis kreeg Hartings uitein-
delijk een formulier van afkeuring in han- |
|||||||||||
Maandag 13 mei 1940 werd IJsselstein
voor het eerst daadwerkelijk met de oor- logshandelingen geconfronteerd. Om 15.30 uur werd het veldleger gelast
zich tegen de avond uit de Grebbelinie te- rug te trekken en zich op te stellen aan het oostfront van de Vesting Holland, achter de Nieuwe Hollandse Waterlinie. In de nacht deden de terugtrekkende troepen IJsselstein aan. De commandant vestigde zijn hoofdkwartier in het gemeentehuis. Op dinsdag 14 mei 1940 werd
Rotterdam gebombardeerden de binnen- stad grotendeeels vernield, terwijl onder- handelingen over de overgave van de stad nog lopend waren. Nadat ook Utrecht, Amsterdam, Haarlem en Den Haag met terreurbombardementen bedreigd wer- den, besloot de Nederlandse opperbevel- hebber tot capitulatie. Om 16.50 uur gaf generaal Winkelman de commandanten van zijn leger per telegram bevel de strijd te staken. In de ochtend van de 15e mei werd de capitulatie in Rijsoord, bij Rotterdam, getekend. Het nieuws van de capitulatie werd op
het gemeentehuis van IJsselstein zeer emotioneel ontvangen. Zowel militairen als ambtenaren vochten tegen hun tra- nen. Tranen vooral van frustratie en woe- de. Emoties die de jonge gemeenteambte- naar Louis Jansen ter plekke deden be- sluiten tot verzet over te gaan. Hij zou al het mogelijke doen om de Duitse bezetter dwars te zitten en voegde ook meteen de |
|||||||||||
291
|
|||||||||||
scherming van de bevolking tegen onjuis-
te berichtgeving'. Vrije nieuwsgaring en persvrijheid waren daarmee verdwenen. Daarop begonnen al snel de eerste illegale bladen te verschijnen: 'Vrij Nederland'in augustus 1940, 'De Waarheid' in novem- ber 1940 en 'Het Parool' in februari 1941. In het verzuilde Nederland vormde lang- zamerhand elke groep haar eigen spreek- buis. In verzetskringen ving Jansen echter
op dat men van katholieke zijde maar zo weinig hoorde. In die periode en in die omgeving had dat iets weg van een ver- wijt, een motie van wantrouwen. Jansen trok het zich als katholiek persoonlijk aan en nam zich voor hierin verandering te brengen. Geheel alleen begon hij te wer- ken aan de samenstelling van zo'n katho- liek verzetsblad. In een verduisterd ka- mertje in het gemeentehuis stencilde Jansen zijn opwekkingen tot verzet en zo verscheen nog in 1941 de allereerste afle- vering van 'Christofoor'. De symboliek van St. Christofoor (Christoffel) de Christus-drager, de heilige die Christus ondanks diens almaar toenemende ge- wicht veilig over een gevaarlijke rivier kon brengen, leek hem toepasselijk voor deze roerige oorlogsperiode. 'Christofoor' wilde een blad voor katho-
lieken zijn, was althans in eerste instantie voor hen bedoeld, en moest dus een in ka- tholieke kringen gebruikelijke en herken- bare vorm krijgen. Daarom werd kapelaan Th. ten Hage om een toepasselijk motto gevraagd, een tekst die katholieken zou aanspreken en die de geest van de tijd zou weergeven. Vandaar de latijnse tekst Christus Vincit! Christus Regnat! Christus Imperat! ( Christus overwinne!, Christus regere!, Christus heerse!) op de voorpagi- na. Natuurlijk moest dit in het geheim ge-
beuren. Maar tekenend voor de houding van het gemeentepersoneel en Jansens vertrouwen in hen is wel dat ook zijn col- lega's Van Pienbroek en Ubels betrokken waren. Van Pienbroek hielp bij het sten- |
|||||||
den, waarop Jansen het simpelweg falsifi-
ceerde door het stempel van de comman- dant na te maken met behulp van een doorgesneden aardappel. Hierna kwam Hartings geregeld langs om nieuwe for- mulieren te halen voor anderen. Omdat Jansen bij de Distributiedienst
eenvoudig toegang had tot bonnen werd hij al snel benaderd om extra bonnen voor onder-duikers. In de kluis lagen stapels bonnen, maar die werden wel regelmatig gecontroleerd. Toch leverde Jansen prompt, omdat hij bedacht dat een greep uit de onderste laag het eerste jaar toch niet opgemerkt zou worden. Deze activiteiten brachten Jansen in
contact met Jaap des Tombe uit de Jan Willem Frisostraat, commandant van de Ordedienst (OD) in Utrecht. Een gemeen- teambtenaar was natuurlijk interessant voor de OD, hij kon immers achter de schermen kijken! Alle informatie omtrent Duitse activiteiten waarop Jansen maar beslag kon leggen werd nu doorgegeven aan de OD via een contactadres, de slage- rij van Kees van Zijl in de Benschopper- straat. Tot op dat moment had Jansen steeds
op eigen houtje gehandeld. Niemand wist van zijn activiteiten. Ook op het gemeen- tehuis had hij niemand in vertrouwen ge- nomen, hoewel iedereen daar absoluut betrouwbaar was en er onderling open over de bezetting werd ge-sproken. Zeker is dat ook ambtenaar Van Pienbroek ver- zet pleegde, hoewel zij daarover geen con- tact onderhielden. Van Pienbroek zou Jansen later wel assisteren bij de produc- tie en verspreiding van diens verzetsblad. Door zijn contact met de OD werd Jansen nu steeds meer opgenomen in het georga- niseerde verzet. Christofoor
De Duitsers waren al meteen in mei
1940 begonnen met de 'gelijk-schakeling' van de Nederlandse pers. In juli 1940 volgde een verbod op het beluisteren van een aantal buitenlandse zenders, 'ter be- |
|||||||
292
|
|||||||
December 1942.
|
|||||||||||||||||||
4« An»r«rtne.
|
|||||||||||||||||||
CHRISTUS RBBHATI CHRISTUS ntiHUTI
CS. - ——01-"* TTirf"'----
|
|||||||||||||||||||
CHHI8W8 THICni
|
|||||||||||||||||||
■ mK'c:xsK
|
|||||||||||||||||||
Juat* et pla vlvaaras.........
Laten ne rechtvkardtg en vol
gpdsvrucht laren, in afwachting Tan de Eallge hoop en de. konat var. den Heer...........
(Officie van Zondag coudete)
Hoe diep de duisternis on noe f^oot de ohaoa In onse dagen over de wereld is, Irunnen we nog slechts ten deale pelli u , Mknt aooaear heeft het verderf inge- vreten, dat geen enkele waarde iseer zeker 1b en alechta vleesch én bloed, sleohts hartstocht ec zelfvergodlng het mensohalljke bepalen, 'Stel. dat een naakte natuuraanach alt vleuw>GullMa In de stra£a»-oaMr. atetfan dwaalde: de aan aou zich schaaen over het manscballjke xa*i stel, dat hij oam flloa <o^. zien, dat hlJ onse krant zou kunnen loaan, dat hij hoor^ji van üa triOBfloreet in de legerberichtan, wanneer een groep tegenstanders <• ook kln^ deren ooda • Is afgeslaoht....hij aou zich van aohaaete verbsrgen en zijn god- heid een anderen naam vragen dan die van 'nenaoh*.... En wat te denken van ona "Chrlatendomï"-- Broeders en Zusters kont toch tot bezinning e«r het t« laat is; de nieuwe Jonas
(OU rofid moeten gaan aoor het Sinl"'e van cmzi beachaving en zijn vloek uit- spreken over icn verocrzakar van al •'eze ellende, zooals de Paus In zijn En- CTcllek met duidelijke noorden de !)ultsche machthebbers, lle niet hooren wil- den VHlVMEKr HEEFT met de woorden van St.paulua:" Indien ieaand V een ander Evangelie verkondigt lan datgene, «at gij hebt ontvangen op ie knieën van Uw vroae moeder, var. de lippen van een geloovlgen vader, uit het onderwijs van een eproeder, trouw aan zijn ood en si*i Kerk, dan zij deze vervloektl" Bi beteik «eï: de vloek van den H.vader weegt «naarder 1,-vn Je roep van Stmaa, die altijd .nog weerklank vond In de boete van oen rouswoodlg volk. Dit aoeat een keratartlksl zijn, maar ach, hoe zouden we kunnen spreken over het lieflijke Kind in de kribbe "Puer natus eat nobls",,.Hoe zouden wc nog schoone woerden kunnen zeggen over het feest van vrede, waar een walgelijke stank opstijgt var onze aards naar do luchten wnar engelen het r.loria moesten zingen, roe, ga naar Uodan en beloof hem in jo aemaanache trots dat Ja af- gehandeld hebt Bet je christelijke deemoed; toe, kniel neer voor een mensen, een hjrst»rlrus, "den door ood gezonden verioaaer van het -rerma.-uische ras", fcatulg aan hem de trouwe eerlijkheid on bewijs hem je moed. >ah! ook velen van ons hebben zich gubogen voor den antichrist, voor de ro-lncurnatie van aatan, listiger dan de slang en ingomoen. tolet het toch aan de wijze, waarop riet uw heiligste gocdurcn wordt ongeapronKun.
Is het gom tijd om de christelijke heldimaoei te Intan snrcker., want KEI GAAT rfSEH HA^n HE CATACOMBE TOE)! Broeders en iusters, wij bezweren 'J emet te maken van iTn christtndoB).
•Laten we toch PBCHTVA-JiDICi h; VOl GODbVRreHT LEVHK", eon uit,;el;.2on eiland zijn temldJon van ijon zue van verderf en ellende, die wo niut moer vemogcn tt sohlldaron. Kaar Gd zal de aarmaansche trots don nek brelien, zooals Zijn ioon door zijn zuivert Jooaoehe Bloed uit :<arla, ook het oermaansc.'x bloed hLcft opgehov«n ^n ook ons slavcnvolk heeft genaakt tot een vol): vu. Tofl, |
|||||||||||||||||||
Het vierde
nummer van 'Cristofoor' uit december 1942. Uit: De onder-
grondse pers ^949-1945-
Den Haag 1954. |
|||||||||||||||||||
cillen en verspreiden en Ubels tekende de
letters voor de kop. Ook de verspreiding van het blad regel-
de Jansen zelf. IJsselstein met haar 5.000 zielen had maar een klein bereik. Verstopt in de voering van zijn regenjas bracht hij |
|||||||||||||||||||
de blaadjes naar Utrecht, Amsterdam,
Nijmegen en Eindhoven. Via bestaande contacten als het studentenverzet in Nijmegen, maar ook via nieuwe contacten die hij zelf zocht, werd geleidelijk een net- werk over geheel Nederland opgestart. |
|||||||||||||||||||
293
|
|||||||||||||||||||
Onderduiken
In het najaar van 1942 zag Jansen in
dat zijn werk op het gemeentehuis en zijn verzetsactiviteiten niet langer te combine- ren waren. Hij liet zich door dokter Lee- ring ziek verklaren en kreeg ziekteverlof Bovendien maakte een angstig incident
nu ook ook duidelijk dat de Sicherheits- dienst (SD) van zijn activiteiten op de hoogte was. Jansen was met een tas vol papieren
van zijn pension bij de dames De Wit op de Benschopperweg op weg naar de bus- halte bij het gemeentehuis. Hij wilde naar Zeist om Jhr. Bosch van Rosenthal, de ontslagen Commissaris van de Koningin en lid van de top van het verzet, te ont- moeten. Voor het politiebureau in het Waaggebouw zag hij een onbekende auto staan waarin drie mannen en een vrouw zaten. Jansen registreerde dat dit vreemd was, maar werd op datzelfde moment door Aelbers naar de bakkerij geroepen. De loco-burgemeester waarschuwde dat die mannen hem zochten! Snel vertrok hij via de achterkant naar
buiten, de Weidstraat op en direct de siga- renwinkel van Henk en Jans de Vos in. Daar had hij een kamertje gekregen waar hij zijn persoonlijke spullen had opgebor- gen. Bij De Vos liep altijd zoveel volk in en uit dat het daar immers tamelijk onge- vaarlijk was. In zijn pension bewaarde hij niets meer. Hij pakte alle papieren in een grote tas en liet die door het dienstmeisje wegbrengen. Daarop wilde hij door de achterdeur
naar de drogisterij van de dames Mulder, op de hoek van de Utrechtsestraat. Maar dan moest hij wel langs het gemeente- huis! Zijn oog viel op een geklopt kleed dat even verderop hing. Dit gooide hij over zich heen en liep zo naar de achterkant van de drogisterij. Daar binnengelaten ging hij snel naar boven, waar een Deense tandarts woonde, en waarschuwde me- teen al zijn vrienden en bekenden. Terwijl hij telefoneerde zag hij de auto
verschijnen en de mannen met getrokken |
|||||||||||
In 1942 had Jansen zich inmiddels ver-
zekerd van de medewerking van kapelaan Th. ten Hage, de journalist Jan Burger uit Bever-wijk, de ontslagen buitenlandredac- teur van de Maasbode Th. Oostendorp uit Overschie en Govert Verheul uit Utrecht bij het samenstellen van 'Christofoor'. Dit betekende een zekere verlichting voor Jansen, die via zijn 'contactennetwerk' in- middels al bij veel meer verzetsactiviteiten betrokken was. Jan Burger schreef nu veel belangrijke hoofdartikelen en er werd ook regelmatig gestencilled in de badkamer van de pastorie in IJsselstein. |
|||||||||||
De bakkerij
van Aelhers in de Benschopper- straat waar- doorjansen wegvluchtte. |
|||||||||||
'*j(ê'»«^J^BÏ^ '-F* ^ -"hH'
|
|||||||||||
294
|
|||||||||||
pistool de trappen van het gemeentehuis
opstormen... Na een telefoontje naar de pastorie stuurde de deken een zwart pak. Jansen verkleedde zich en liet zijn bruine schoenen zwart maken bij de schoenma- ker aan de overkant. Hij had besloten naar Nijmegen te gaan en meette zich een pas- sende nieuwe identiteit aan. In het valse persoonsbewijs dat hij voor zichzelf maak- te van een blanco persoonsbewijs en een foto die de tandarts ter plekke schoot en ontwikkelde was zijn naam Kapelaan Verhoeven. Kapelaan Verhoeven zou onder meer
betrokken raken bij de Zwitserse weg en pilotenlijnen en werd daarvoor in Nijmegen, Arnhem en Limburg gezocht. Tijdens zijn verbhjf in Nijmegen ont-
moette Jansen mr. Cees ten Hagen die veel mogelijkheden in 'Christofoor' zag. Er werd afgesproken dat Ten Hagen en enkele medestanders de redactie zou gaan verzorgen en Jansen verder de technisch- organisatorische kant van drukken en ver- spreiden op zich zou nemen. |
|||||||||||||
%^^^
|
|||||||||||||
Twee ver-
mommingen die Jansen tijdens de oorlog regel- matig gebruikte. Foto's uit de privéverza- meling van dhr. Jansen |
|||||||||||||
tiek te storten. Politiek van de toekomst,
terwijl nu de Duitsers er eerst uit moes- ten! Maar 'Christofoor' bleef de Duitsers natuurlijk een doorn in het oog en hoe men de Duitsers trof maakte eigenlijk ook niet zo veel uit, als men ze maar trof! |
|||||||||||||
Politiek
Vanaf dat moment groeide
'Christofoor' uit tot een opinie-blad van vooruitstrevende rooms-katholieke jonge- ren die het katholieke volksdeel wilden voorbereiden op de periode na de oorlog. Natuurlijk hekelde men de oorlogstoe-
standen en gaf men richtlijnen hoe zich op te stellen tegenover het nationaal-socia- lisme. Maar de inhoud was vooral gericht op het vraagstuk van herbezinning met betrekking tot de vroegere politieke partij- en en organisaties na de oorlog. Het blad propageerde verbreking van het isolement van de katholieken en afrekening met ver- ouderde tegenstellingen om tot wederop- bouw van een betere Nederlandse maat- schappij te komen en was als zodanig te- gen de heroprichting van de Rooms- Katholieke Staatspartij. Dit ging Jansen eigenlijk wat te ver. Hij
vond dat men het verzet min of meer had laten vallen om zich helemaal in de poli- |
|||||||||||||
295
|
|||||||||||||
Kuriersysten leitete ein etwa 30-jah.riger Mann, der den
Decknanen *ICaplan Ver hoeven" führte und bei seinen Besuchen bei den Obengenannten aiich gcistliche Kleidimg trug, obwohl er nach Angabe dos ten Hagen xmd van K e n p e. n nicht Geistlicher ist. Die Kiiriere des "Kaplan Verhoeven" brachten auch die Schriftsatze für die einzelnen Nuinnern zu ei- ner Druckerei, die angeblich nur den "Kaplan" bekannt war, Ge- sucht v/ird weiterhin noch ein Geschichtslehrer namens Viktor B e r n a n , der angeblich auch Artikel für die Zeitschrift geschrieben hat; Viktor Beman ist als Angehöriger anderer ille- galer Organisationen bereits seit langen bekannt und gesucht. |
||||||||||
Verhoeven een valse identiteit, een schuil-
naam, moest zijn. Ondanks deze kennis hebben de Duitsers echter nooit verband kunnen leggen tussen Louis Jansen en Kapelaan Verhoeven. Zij bleven op zoek naar twee verschillende personen. Vanaf november 1944 verscheen
'Christofoor' opnieuw. Na de bevrijding bleef'Christofoor' als weekblad verschijnen. Hierbij heeft Jansen geen rol meer gespeeld. Toen Louis Jansen na zijn ziekteverlof,
dat afliep op 15 augustus 1943, niet meer op zijn werk op de gemeentesecretarie van IJsselstein verscheen, werd hij formeel ontslagen. Na de oorlog bleef hij in dienst bij de 'Staf van de Binnenlandse Strijd- krachten'. In 1946 werd hij benoemd tot burgemeester van Cuijk. |
||||||||||
Fragment uit Om papier, drukkerijen, zetsel en ver-
let rapport spreiding te regelen reisde Jansen in deze van Rauter periode door het hele land. Zo werd er on- aan der meer gedrukt in Groningen, Utrecht, Himmler Swalmen en Oudenbosch, terwijl de zet- waarin mei- sels in Amsterdam werden gemaakt. ding wordt
gemaakt van Verraad het bestaan In augustus 1944 deed de van 'Kaplan Sicherheitspolizei door verraad een inval Verhoeven', bij Ten Hagen. Die had namenlijsten in Het rapport huis tengevolge waarvan zo'n 70 tot 80 is op 15 au- personen werden gearresteerd. Ook het gustus 1944 schuiladres van Jansen in Nijmegen stond opgemaakt, hier op. Maar die was gelukkig, mobiel als hij was, op dat moment in Haarlem! Ten Hagen werd weer snel bevrijd. De
meeste medewerkers van 'Christofoor' werden echter naar Duitsland gedepor- teerd, waar ze in gevangenkampen om- kwamen. Ook Louis Jansens gastheer werd opgepakt. Hij kon zijn ondervragers er echter van overtuigen dat hij te goeder trouw had geloofd dat Kapelaan Verhoeven een echte kapelaan was, en werd daarop vrijgelaten. Een week later was Nijmegen bevrijd. Een rapport van Rauter, de Höherer
S.S. und Polizeiführer in Nederland, aan Himmler doet uitvoerig verslag van het oprollen van de 'Christofoor'-groep. Uit de verhoren van de gevangenen was het de Duitsers inderdaad gebleken dat Kapelaan |
||||||||||
Bronnen
- Gesprekken met de heer L.F.W. Jansen
(1994-1995)
- Semi-statische archieven IJsselstein, inv.
nr. 60.42Q I
I
Literatuur / - L.E. hinkel, De ondergrondse pers 1^40-
1945 (Den Haag 1954; |
||||||||||
296
|
||||||||||
Van oorlogs- tot herdenkingsmonument
|
||||||||
door L. Murk
|
||||||||
De financiering kwam uit de eigen ge-
lederen. Het monument werd geplaatst op de
hoek Aleida van Culemborgstraat - Mr. Abbink Spainkstraat. In deze jonge buurt kwam er in de jaren zestig echter grote be- hoefte aan een speelterrein voor de kinde- ren. De plaats van het monument was hiervoor zeer geschikt. Daar het monument grotendeels uit
metselwerk bestond, was herplaatsing zo goed als onmogelijk. Dit stuitte in het be- gin bij de veteranen dan ook op grote be- zwaren, mede vanwege de kosten. Uiteindelijk ging men accoord met het
voorstel om het monument over te laten nemen door de gemeente om daardoor de kosten van een eventueel nieuw monu- ment niet zelf te hoeven dragen. Toen men het monument trachtte te
verplaatsen brak het inderdaad in stukken en werd aan Ir. De Vries opdracht gegeven een nieuw herdenkingsteken te ontwer- pen hetgeen achter de NH kerk werd ge- plaatst. Dit nieuwe monument bestond uit een 20 cm. dikke betonnen plaat van 180 cm in het vierkant. Hierop weer een marmeren plaat met de namen en de bronzen plaquette van 'orde en vrede' van het oude monument. In de loop der jaren liep de belangstel-
ling voor de plechtigheden op 4 mei terug. De plaats en de situatie rond het monu- ment waren hier zeker debet aan. |
||||||||
Inleiding en aanleiding
Direkt na de bevrijding op 5 mei 1945
werden overal in Nederland, door particu- lieren en gemeenten, gedenktekens opge- richt ter nagedachtenis van in de oorlog omgekomen militairen, verzetsmensen en burgers. De gemeente Benschop (nu Lopik) is
hiervan een goed voorbeeld. In deze ge- meente werd al in het najaar van 1945 een monument onthuld voor de verzetsmen- sen, die in deze plaats gefusilleerd waren. IJsselstein moest het in 't begin doen
met een simpel wit geschilderd houten kruis van een meter hoog. Het stond in het gazon achter de N.H. kerk onder de Wilhelminaboom. Hier werd dan ook de herdenkingsplechtigheid op 4 mei gehou- den. Een echt monument kwam er pas, toen
in de jaren vijftig de militairen uit het vroegere Nederlands-Indie waren terugge- keerd. Deze soldaten hadden elkaar be- loofd hun gesneuvelde makkers nooit te vergeten. Op hun verzoek ontwierp de IJsselsteinse meubelontwerper H.B. Hoekmeijcr een waardig monument. Dit monument werd uitgevoerd in metsel- werk van IJsselsteentjes, waarin ook twee bloembakken waren opgenomen. Het be- stond verder uit een marmeren plaat, waarin de namen van de gevallenen waren uitgehakt en een plaquette van brons, voor- stellende het ereteken van 'orde en vrede'. |
||||||||
297
|
||||||||
Het vorige
monument aan de rand
van het Kronenburg-
plantsoen. |
|||||||||
Om de aandacht voor de dodenherden-
king weer op te vijzelen, werd in 1988 contact gezocht met de 'Stichting februari 1941'. Deze stichting heeft als doel: oorlogsmonumenten meer onder de
aandacht van de schooljeugd en hun ouders te brengen. In samenwerking met de basisscholen
in IJsselstein, werd besloten het monu- ment te adopteren. Met financiële steun van bovenge-
noemde stichting en de gemeente, kreeg iedere school een plaquette. De bedoeling hiervan is deze te plaatsen in de hal of de gemeenschapsruimte en daar ieder jaar met alle leerlingen een herdenkingsbij- eenkomst te houden. Tevens sturen alle scholen op 4 mei 's morgens vertegen- woordigers van de hoogste groepen naar een herdenkingsbijeenkomst in het oude stadhuis. Met verhalen, gedichten en mu- ziek wordt deze bijeenkomst in het bijzijn van het stadsbestuur en enkele genodig- den door de leerlingen zelf ingevuld. |
Ook worden zij uitgenodigd samen
met hun ouders naar de herdenkingsbij- eenkomst bij het monument te komen. De belangstelling voor de dodenher-
denking werd steeds groter en al snel ging er behoefte ontstaan aan een betere situ- ering van het monument. In juni 1989 vond er in het onderko-
men van de Historische Kring een verga- dering plaats waarvoor uitgenodigd wa- ren: - directieoverleg basisscholen:
dhr. M.A. Op de Weegh. - namens de oprichters van het eerste mo-
nument: dhr. A.M. van Breukelen
- Stichting februari '41;
dhr. Douwes. - Stichting Oranje Vereniging:
dhr. P.J. Galjé. - Ned. Hervormde Kerk:
dhr. G.C. Oorbeek. - Historische Kring IJsselstein:
de heren L. Murk en T.P. Daams.
|
||||||||
298
|
|||||||||
Hierna blijft het lange tijd stil rond het
monument en wordt door de gemeente, ondanks herhaald aandringen, geen aktie ondernomen om te komen tot herplaat- sing. Tot in april 1994 enkele dagen voor de
herdenking de plaquette van 'orde en vre- de' ontvreemd werd. Gelukkig werd door het organiserend comité een meubel- beeldhouwer bereid gevonden een nieuwe plaquette van hout te vervaardigen. Deze werd kort voor de herdenking provis- orisch aan het monument bevestigd. De opkomst bij de herdenking was
weer groter dan voorgaande jaren. Maar door het slechte weer stonden de mensen nu niet alleen in de hondenpoep, maar ook nog in de modder. Ook vanuit andere hoek van de bevolking kwamen er nu sig- nalen naar het stadsbestuur, dat het zo niet langer kon. Op schriftelijk en telefo- nisch aandringen van de betrokken orga- nisaties en de inmiddels oprichtte Seniorenraad, en na persoonlijke gesprek- ken van het bestuur van de HKIJ met de |
||||||||||||||||
Belangrijkste agendapunt van de verga-
dering was dat de situering van het monu- ment te onbekend, te onopvallend en te somber was. Namens de vertegenwoordigers van bo-
vengenoemde participanten werd er op 5 juli 1989 een brief geschreven aan B en W. In de brief werden voor de vergadering aan het College de volgende voorstellen gedaan: a. aanpassing van de huidige plaats, zodat
het monument heter zichtbaar wordt en betere plantengroei mogelijk wordt en: h.indien dat niet mogelijk of wenselijk
wordt geacht, verplaatsing van het mo- nument naar de directe omgeving van 'de Wilhelminaboom'. Het antwoord van B en W in een brief
van 6 februari 1990 luidde: '.....rekening houdend met de toekomsti-
ge planologie in de binnenstad willen wij nog eens nadenken over een eventuele her- plaatsing op termijn'. |
||||||||||||||||
GEMEENTE
IJSSELSTEIN n ■irtiMiW «MMMM
|
||||||||||||||||
Aan de raad van de gemeente IJsselstein
|
||||||||||||||||
Dagtekening 28 februari 1995
Onderwerp oprichting nieuw monument
|
||||||||||||||||
Keeds geruime tijd leeft vanuit de organisaties, die betrokken zijn
bij de herdenking van 4 mei, de wens de situatie met betrekking tot het oorlogsmonument te verbeteren. Na overleg met die organisaties zijn wij tot de conclusie gekomen,
dat verplaatsing van het monument noodzakelijk is, omdat de huidige plaats niet toegankelijk genoeg is en eigenlijk een monument onwaar- dig. Omdat bovendien aankleding van het huidige monument dringend gewenst
is en 50 jaar bevrijding voor de deur staat, achten wij een goede en structurele aanpak op zijn plaats. 50 jaar na dato is dé gelegenheid het monument die situering te
geven, die het verdient. En wij vinden het een mooi geschenk aan do IJsselsteinse gemeenschap ter gelegenheid van "50 jaar bevrijding". Na overleg met de organisaties hebben wij de heer J. Toth, beeldend kunstenaar, opdracht gegeven de mogelijkheden van een nieuw monument te bezien.f Na eendrachtige samenwerking met een vertegenwoordiger van alle organisaties, te weten de heer L. Hurk, heeft de heer Toth een fraai ontwerp voor een geheel nieuw monument ter hoogte van de Wilhelminaboom gemaakt. _____ __________ |
||||||||||||||||
Voorstel van
B en W voor het realiseren van een nieuw monu- ment. |
||||||||||||||||
299
|
||||||||||||||||
a. het oude monument gaat verdwijnen.
b. er komt een nieuw monument.
c. de plaats zal onder de Wilhelminaboom
zijn. Vanaf dat moment kwam alles in een
stroomversnelling. Aan plaatsgenoot Jóska Tóth werd de opdracht gegeven een nieuw monument te ontwerpen. Dat de opdracht in goede handen was.
|
|||||||||||||||
burgemeester werd het duidelijk, dat er
iets moest gebeuren. Op 17 januari 1995 werd in een verga-
dering onder voorzitterschap van burge- meester Wijte, met vertegenwoordigers van het directieoverleg basisscholen, de Seniorenraad, de Oranjevereniging, de Historische Kring, de NHKerk, de 'oudge- dienden' en twee ambtenaren het volgen- de besloten: |
|||||||||||||||
Tivee voor-
ontwerpen die niet gere- aliseerd zijn. |
|||||||||||||||
300
|
|||||||||||||||
Vormgeving en materialen
Voor de vormgeving koos de kunste-
naar voor de zuilvorm als teken van be- schaving. De vijf, onderling verschoven, natuurstenen blokken symboliseren de oorlogsjaren waarin de westerse bescha- ving dreigde in te storten. Tevens vormen zij een stut waarop de daaropvolgende ja- ren van vrijheid en welvaart gebaseerd zijn. |
|||||||
bleek uit het feit, dat men binnen drie we-
ken met tussentijdse toetsing een zestal ontwerpen werd gemaakt die tot het de- finitieve ontwerp leidden. Op voorstel van B en W keurde de raad
het gekozen ontwerp op 28 februari 1995 goed. De uitvoering van het ontwerp werd opgedragen aan aannemer Woudenberg uit Vianen en steenhouwer Polet uit IJsselstein. |
|||||||
301
|
|||||||
Op de blokken zijn de namen van de
omgekomenen uitgebeiteld en in het ba- sement treffen we de nieuwe bronzen pla- quette van 'orde en vrede'. De vierkante vorm van de zuil, uitge-
voerd in bak- en hardsteen, sluit aan op de Nederlandse bouwwijze in het algemeen en de lokatie in het bijzonder. De lokatie
Het historische karakter van de plek,
het plantsoen achter de koorpartij van de NH kerk, mocht op geen enkele wijze aangetast worden. De klassiek-ambachte- lijke bouwwijze van het monument past bij deze gedachtengang. De situering is niet alleen ingegeven
door de schoonheid van de omgeving, maar ook door de aanwezigheid van de, in 1898 geplante. Wilhelminaboom en door het feit dat het eerste monument daar ook heeft gestaan. De relatie met de Wilhelminaboom is ingegeven door het feit dat de gebeurtenissen welke ten grondslag liggen aan het monument in de regeerperiode van koningin Wilhelmina vallen. Plattegrond
Als we de lokatie van boven bekijken
zien we twee aaneengesloten pleintjes, één voor het monument en één voor de vlaggemast. Vanaf de straat zijn zij mid- dels een pad bereikbaar. Dit pad maakt |
|||||
1.
|
|||||
De bronzen
plaquette van 'orde en vrede'. |
|||||||
atie:
Links de Wilhelmina- boom en in het midden het monu- |
|||||||
303
|
|||||||
denking niets meer is dan bij elkaar te
staan, kransen te leggen en het Wilhelmus te zingen. Als het inderdaad niets meer is dan dat, zal het een arm gebeuren zijn. Nee, de zin en de strekking van de her-
denking is dat het een appèl is aan ons al- lemaal. Het is namelijk onze plicht om iets te doen voor de mensen die niet langer meer in ons midden zijn, die het hoogste offer hebben gebracht. Zij zijn er niet, zij zijn gevallen, zij kunnen er nu niet meer bij zijn. Het is belangrijk dat wij ons be- wust blijven van de offers, die de gesneuvel- de soldaten en burgers voor ónze vrijheid hebben gebracht. De herdenking doel ook een beroep op
onze individuele en collectieve verantwoor- delijkheid in de huidige maatschappij ten aanzien van onderdrukking, discriminatie en onverdraagzaamheid. In igg^ staat het gelijkheidsbeginsel centraal en het geldt vooral voor deze tijd dat wij dat zorgvuldig moeten bewaken. De grondrechten zullen wij als burger onderling moeten bescher- men. Wij zijn dankbaar voor de offers van de
gevallenen, maar wij zijn ook ü dankbaar, de soldaten en burgers die het hebben over- leefd. Wij zijn blij dat u hier aanwezig kunt zijn. Wij willen ons ervan bewust blijven dat u uw leven voor ons in de waag- schaal heeft gesteld. Het is onze dankbare plicht om u de eer te geven die u toekomt. De stad IJsselstein zal allen eren met dit
nieuwe Herdenkingsmonument, het her- nieuwde beeld voor onze gevallenen. Het is een middel om te herdenken en de herinne- ring aan onze gevallenen levend te hou- den. Tegelijkertijd is het ook een symbool voor de toekomst, voor onze kinderen en kleinkinderen, maar ook voor onszelf. Het herdenkingsmonument is ook een
teken van verbondenheid met de veteranen en verzetsstrijders. Zolang er nog 'brand- haarden' ontstaan zullen er 'peace-kee- ping farces' zijn, dus ook Nederlandse mi- litairen en veteranen. Het is onze plicht om een positieve bijdrage te leveren aan de maatschappelijke erkenning van de veter- |
|||||||
kontakt met de bestrating rondom de
Wilhelminaboom om aan te geven dat zij samen één komplex vormen. De hekwer- ken rondom het monument en de boom hebben naast het doel van bescherming ook de funktie van visuele verbinding. Onthulling en reünie
Voor de onthulling van het nieuwe mo-
nument werden alle veteranen en verzets- mensen, die in IJsselstein wonen of ge- woond hebben, uitgenodigd. Men werd opgeroepen via advertenties in regionale en landelijke dagbladen waarna door het gemeentebestuur een uitnodiging volgde voor de onthulling en de daaraan gekop- pelde reünie. Deze gebeurtenissen vonden plaats op
27 april 1995 en waren vooral dankzij de grote opkomst van de veteranen en ver- zetsmensen (ongeveer 150) een groot suc- ces. Met de volgende toespraak opende bur-
gemeester Th.E.M. Wijte de bijeenkomst in de Burgerzaal (het historische stad- huis): .................Wij staan aan de vooravond
van 4 mei. Dit jaar is een bijzonder jaar,
omdat het ^0 jaar geleden is dat de Tweede Wereldoorlog werd beëindigd. Een bijzon- derjaar om op een bijzondere wijze stil te staan bij het feit dat niet alleen de Tweede Wereldoorlog, maar ook alle andere oorlo- gen slachtoffers hebben gekost, militairen en burgers. Op 4 mei herdenken wij al onze gevalle-
nen van de Tweede Wereldoorlog, maar zeker ook de gevallenen van oorlogen die zich daarna hebben afgespeeld. Voormalig Nederlands-Indië, Korea, Nieuw Guinea, het Verre Oosten, Libanon, de Perzische Golf, Irak, Turkije, Joegoslavië en Cambodja zijn gebieden waar Nederlandse militairen hebben gevochten om vrede en orde te brengen. Wanneer wij op 4 mei de oorlogen en
onze gevallenen herdenken, dan lijkt het zo op het eerste gezicht wellicht dat de her- |
|||||||
304
|
|||||||
Tocht van de
burgerzaal naar het te onthullen monument. |
|||||||||
De wijze waarop wij de herdenking op 4
mei en viering van de bevrijding op 5 mei invullen en betekenis geven zal altijd af- hankelijk zijn van onze inzichten en ge- dachten hieromtrent. Dankzij uw enorme inzet zijn wij op
het punt aangekomen dat wij nu ^ojaar in vrede en vrijheid leven. Namens de IJsselsteinse gemeenschap wil ik u daar- voor uitdrukkelijk bedanken............ Tijdens de wandeHng van het stadhuis
naar het monument speelde het carillon koraalmuziek. Dit carillon is een ge- schenk bij de viering van tien jaar vrijheid en is nog niet zo lang geleden uitgebreid met tien klokken. De grootste klok kreeg de tekst mee:
'Klinkende klokken blijven bevrijden'.
De inleiding van de plechtigheden bij
het monument door de burgemeester en de toespraken van generaal majoor b.d. de heer JJ. de Vos en de voorzitter van het di- rectieoverleg basisscholen, de heer M.A. Op de Weegh worden hierna weergegeven. |
|||||||||
aan. Er moet een duurzaam beleid worden
gewaarborgd voor de veteraan, waarbij eer en nazorg aan ieder wordt geboden. U staat niet in het achterste gelid, maar vóór- aan. U hoort daar vóóraan te staan, niet meer onbekend, niet langer wellicht mis- kend. In vrede en vrijheid te leven is voor de
jongere generaties een vanzelfsprekend- heid, voor u veel minder. Veel veteranen en verzetsstrijders kwamen na de oorlogen in een achterstandpositie terecht. Dat zal ook voor velen onder u gegolden hebben en nog gelden. Indien dat het geval is, is het te ho- pen dat u de kracht vindt om uw leven zin te blijven geven. Nu, na ^o jaar, is de vraag opgeworpen
of het nog zin heeft om de herdenking en bevrijding te vieren. Gelukkig heeft een ruime meerderheid in Nederland zich uit- gesproken vóór continuering van de viering van herdenking en bevrijding. Wij moeten voor ogen houden dat steeds meer mensen het belang zijn gaan inzien van het vieren van de herdenking en de bevrijding. Elk jaar opnieuw. Dit zal u tot steun zijn. |
|||||||||
305
|
|||||||||
Toespraak burgemeester:
.........de stad IJsselstein zal vijftigjaar
bevrijding op een bijzondere wijze vieren.
Dit nieuwe Herdenkingsmonument, dat wij zodadelijk zullen onthullen, is een symbool voor de continuering van de her- denking, voor ons, onze kinderen en klein- kinderen. De onthullingsplechtigheid is verder bijzonder, omdat wij twee nieuwe namen kunnen toevoegen aan het Herdenkingsmonument. Het gaat om de verzetsstrijder Willem Hoogendoorn en de Indiëganger Marinus Volwerk. Ik ben zeer verheugd u mede te delen dat de namen van deze mannen aan het licht zijn geko- men, dankzij de inspanningen van een aantal mensen binnen onze gemeente. Deze gevallenen en hun familieleden kan de eer gegeven worden die hen toekomt. Ik wil nu stilstaan bij de gevallenen uit
IJsselstein, die wij zullen herdenken. In ig^g bereidde Nederland zich voor
op een eventuele oorlog, op 2g augustus werden ook in IJsselstein alle mannen ge- boren tussen igoo-igzo, opgeroepen. Deze mannen hadden hun militaire opleiding volbracht. Men vertrok vanaf de Plaats voor het Historische Stadhuis. Op lo mei werd het Nederlandse leger overrompeld door de Duitsers. De IJsselsteiner Nico Steenbeek, piloot bij de KLM, in oorlogs- tijd vliegenier bij de Luchtmacht, sneuvel- de. Hij werd neergeschoten boven Den Haag en stortte in zee. Na vijf dagen capi- tuleerde Nederland en was de bezetting een feit. In 1941 kregen veel IJsselsteiners het be-
vel om voor de Duitse industrie te gaan werken. Een aantal verzetsmensen hielp vele mannen onder te duiken en voorzag hen van bonkaarten en valse papieren. Eén van deze verzetsmensen, Willem Hoogen- doorn, was het eerste raadslid voor de SD- AP in IJsselstein. Vanuit zijn huis, Jacob Catsstraat 2^ bis te Utrecht, was hij actief bij het verzet en verantwoordelijk voor het drukken en verspreiden van de krant 'De Vonk', later 'De Waarheid'. Op ^februari |
ig4] pakten de Duitsers verzetsman
Willem Hoogendoorn op. Hij stierf als ge- volg van ziekte en uitputting in concentra- tiekamp Sandborstel op 6 mei 1^4^. Verzetsman Herman Benschop werd op
8 maart ig^^ op het fort De Bilt gefusil- leerd. Hij was aangesloten bij de landelijke
ondergrondse en de landelijke knokploeg. Voorts was hij ook lid van de sabotagetroe- pen van de Knokploeg in Utrecht. Het huis van Herman Benschop was een belangrijk hoofdkwartier. Het funktioneerde als wa- penarsenaal en als onderduikadres. In september en oktober ig^^ vertrok-
ken de eerste IJsselsteiners naar Engeland, om getraind te worden ten behoeve van de bevrijding van Nederlands-Indië. In Nederland werd de dienstplicht begin ja- nuari ig46 weer ingevoerd en vele man- nen, geboren op of na 1 januari ig2^, wer- den naar Indonesië verscheept. In decem- ber ig4g, -Indonesië was inmiddels onaf- hankelijk-, keerde men terug. Zonder Bep Belo en Jan de Kuijer. Beiden hadden ge- diend bij de Landmacht in het 4e Batiljon Regiment Stoottroepen. Bep stierfin ig4'/ en Jan in ig4g. Ook Rinus Volwerk keerde niet meer terug. Hij stierfin ig47. Wij zullen hen blijven herdenken.
Toespraak Generaal Majoor b.d. De Vos:
Het is mij een groot genoegen en een eer
vandaag betrokken te worden bij de ont- hulling van het nieuwe herdenkingsmonu- ment hier in IJsselstein, mijn geboorte- plaats waar ik 20 jaar heb doorgebracht. Ook mijn broer Henk, die generaal bij de Luchtmacht was, had graag willen komen, maar hij is helaas door een buitenlandse reis verhinderd. Bij deze onthulling kunnen we aan-
dacht schenken aan een aantal facetten van het herdenken. Op de eerste plaats spreken we over een herdenkingsmonu- ment; niet alleen voor de gevallenen, maar |
||||||
306
|
|||||||
ook om stil te staan enerzijds bij de Ver-
schrikkelijke dingen, die een oorlog met zich meebrengt en anderzijds bij allen die zich voor het herwinnen van de vrede heb- ben ingezet. Dat zijn op de eerste plaats degenen, die
in de oorlog in het georganiseerd verzet hebben gezeten. De verzetsstrijders waren de meestal onzichtbare Nederlanders, die tegen de onderdrukking in opstand kwa- men en door allerlei acties een steun waren voor de medeburgers en de vijand probeer- den ajbreuk te doen. Daarnaast waren dat de veteranen. Dat zijn de oud-militairen die in de Tweede Wereldoorlog, maar ook daarna, veelal ver buiten de landsgrenzen, zich onder moeilijke omstandigheden en met gevaar voor hun leven hebben ingezet, om hun taak te doen zoals deze door de po- litieke verantwoordelijkheden aan hen werd opgelegd. Gelukkig krijgen de vetera- nen de laatste jaren veel meer aandacht. De regering en met name de voormalig mi- nister van Defensie, de heer Terbeek, heeft de veteranen de zorg en de erkenning gege- ven waar zij recht op hebben. Maar het gaat niet alleen om de erkenning van de re- gering. Het is ook een zaak die bij de Nederlandse bevolking moet leven en le- vend gehouden moet worden. Ik vind het dan ook een goede zaak dat hier vandaag de onthulling gekoppeld wordt aan een ve- teranenbijeenkomst. Het is een bewijs, dat de maatschappelijke erkenning van vetera- nen een veel groter draagvlak heeft gekre- gen. De samenleving weet tegenwoordig wat een veteraan is. Bij het begrip vetera- nen werd aanvankelijk alleen gedacht aan de militairen, die in de oorlogs- en Indieperiode in de veertiger jaren werden ingezet. Maar ook daarna hebben veel mi- litairen gediend in oorlogsomstandigheden of daarmee overeenkomstige situaties, in- clusief internationale vredesmissies binnen en buiten het verband van de verenigde na- ties. Ook zij hebben zich, meestal ver van
huis, ingezet om op een of andere wijze een bijdrage te leveren aan de wereldvrede. Te |
|||||||
Generaal
Majoor b.d. De Vos tij- dens zijn toe- spraak. |
|||||||
307
|
|||||||
denken valt aan de uitzendingen naar
Korea, Libanon, Cambodja en het voor- malig Joegoslavië. Op dit moment levert Nederland met
zo'n ]ooo militairen een bijdrage aan en- kele vredesacties. Ook zij hebben recht op erkenning. De blauwhelmen van nu vor- men de veteranen van de toekomst. Mede daarom is het goed dat hier in IJsselstein de scholen nauw betrokken zijn bij dit her- denkingsmonument. Hierdoor is de waardering en erkenning
voor de veteranen ook in de toekomst ver- zekerd. Vandaag ( 27 april 1995 -red.) is het ook
een dag van de toevoegingen. Hier in IJsselstein door het alsnog vermelden van twee gevallen stadsgenoten. In Roermond wordt op ditzelfde moment door de |
Staatssecretaris van Defensie hij het
Nationale Indiemonument een plaquette onthuld ter nagedachtenis van de in 1962 omgekomen militairen in het toenmalig Nederlands Nieuw Guinea. Tegelijkertijd zal aan 128 militairen van het voormalig lye Bataljon Infanterie het NieuwGuinea Herinneringskruis worden uitgereikt. Ook daar dus een koppeling tussen het herden- ken van de gevallenen en de waardering uiten aan de veteranen. In het jaar dat we voor de vijftigste keer
het einde van de tweede wereldoorlog her- denken is het ook vandaag een dag van be- zinning in een breder verband. Helaas worden we dagelijks geconfronteerd met de meest gruwelijke informatie en beelden uit de brandhaarden in de wereld. We kunnen zeker niet zeggen, dat we de wereldvrede |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
308
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Namens de
IJsselsteinse basisscholen spreekt de heer Op de Weegh ".... we zullen het monoment koesteren". |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hebben bereikt en we moeten ook niet dé il-
lusie hebben dat dat bereikbaar is. Toch vind ik dat we met enige voldoening kun- nen kijken naar de inzet en inspanningen van velen, die in het verleden, nu en in de toekomst een bijdrage hebben geleverd of zullen leveren om op meer plaatsen in de wereld tot een vreedzame situatie te ko- men. Tot slot in dit verband nog een enkele
opmerking over de dienstplicht. Natuurlijk waren er in, en direct na de oorlog veel vrij- willigers in de militaire dienst. Het merendeel van de jonge mensen die
onder moeilijke en dreigende omstandighe- den werd ingezet, was echter de groep dienstplichtigen. In de veertig jaar dat ik in dienst heb gezeten, heb ik met veel ge- noegen met hen gewerkt. Zij hebben in oor- logsomstandigheden maar ook in vredes- tijd bewezen, dat zij als het erop aan kwam hun taken voortrejfellijk uitvoerden. Met de aanwezigheid van de dienstplichti- gen heb ik de vanzelfsprekende binding tussen de nederlandse maatschappij en het leger steeds als een groot goed ervaren. Ik hoop, dat deze band met een vrijwilligers- leger zal blijven bestaan. Ik dank u......
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het blazen
van de 'Last Post'. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Namens de IJsselsteinse basisscholen,
sprak vervolgens de heer M.A. op de Weegh zijn blijdschap uit over het nieuwe monument. Hij prees de initiatiefnemers en vond het een mooi ontwerp op een waardige plaats. De basisscholen in IJsselstein doen sinds 1987 mee aan het project 'Adopteer een monument'. De be- doeling hiervan is, om bij de jeugd de aan- dacht te vestigen op de normen en waar- den in een 'menselijke' maatschappij. Belangrijk is de kinderen kennis te laten
nemen van, en na te laten denken over, het verleden, het heden en de toekomst. 'Het gaat erom...' aldus de heer op de
Weegh 'de vooroordelen terug te dringen en steeds maar weer te wijzen op het gevaar van |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
309
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Burgemeester
Wijte en kin- deren van de basisscholen leggen de eer- ste krans. |
|||||||||
fascisme en etnische zuiveringen. De scholen
hebben daarin een pedagogische taak. Ze zul- len het monument koesteren'. Hierna werd de officiële onthulling ver-
richt door burgemeester Wijte en generaal majoor De Vos. De plechtigheid werd besloten met de
'Last Post', twee minuten stilte, het Wilhelmus gezongen door het Fulco's re- gionaal mannenkoor en de kranslegging door familieleden van de slachtoffers, bur- |
|||||||||
gers en vertegenwoordigers van vele orga-
nisaties. Bij het informeel samenzijn na afloop
bleek dat vooral de veteranen en de fami- lieleden van de slachtoffers de realisatie van de verplaatsing en vernieuwing van het herdenkingsmonument zeer op prijs hebben gesteld. |
|||||||||
310
|
|||||||||
Korte biografie van de gevallenen uit de
PERIODE 1940-1949.
Door L. Murk
|
|||||||||||||||||||||
B aan hem uitgereikt, als vliegenier van
F.K.43 - F.K.48 en de Douglas DC 2. Hij trouwde in mei 1939 en door de
mobilisatie moest hij in augustus 1939 opkomen als reserve 2de luitenant. Op de eerste dag van de oorlog, bij de
uitoefening van zijn tweede opdracht, het bombarderen van het vliegveld Ocken- burg bij Den Haag, werd zijn vliegtuig neergeschoten boven zee. Hij werd 24 jaar oud en liet vrouw en dochtertje na. Nico Steenbeek was mede-oprichter
van de voetbalclub IJFC waarvan hij te- vens bestuurder werd en keeper van het eerste elftal. In de gevel van zijn geboorte- huis in de Voorstraat is een gedenksteen aangebracht. |
|||||||||||||||||||||
Nico (Niek) Steenbeek
|
|||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||
^'
■
■
■'
lip:
1
i 1 É
I |
|||||||||||||||||||||
Niek werd geboren op 8 september
1915 te IJsselstein en kwam uit het gezin van bakker Willem Steenbeek uit de Voorstraat. Hij doorliep de christelijke la- gere school en volgde later de Rijks-HBS aan de Kruisstraat te Utrecht waar hij in 1932 eindexamen deed. In 1933 volgde hij de tweejarige oplei-
ding tot verkeersvlieger, aan de Zeevaart- school in Amsterdam. Nico haalde in ok- tober 1934 het vliegbrevet A en in septem- ber 1936 het bewijs van geschiktheid als navigator tweede klas. In oktober 1936 slaagde hij als radiotelefonist waarna hij in militaire dienst trad als dienstplichtige. In 1937 kwam hij in dienst van de KLM
en werd in 1938 werktuigkundige van een DC 2. In maart 1939 werd het vliegbrevet |
|||||||||||||||||||||
MtCR WOONDE
jcCtt-wtooT m
ftfcS. LT, VitEöCR
«U 5TIEPF VOOi?
HCT VAOtftLAND MH mu>mmm
10 Hl\ 'L
|
|||||||||||||||||||||
iiym üJkmtïïAtiEn
|
|||||||||||||||||||||
1
1 |
|||||||||||||||||||||
I,
|
|||||||||||||||||||||
311
|
|||||||||||||||||||||
Nationale Schildersschool te Utrecht be-
haalde hij de titel van 'meesterschilder'. Hij werkte daarna bij het schildersbedrijf Doesburg aan de Oudegracht. Zijn Hef- hebberijen waren zwemmen en zeilen. Tijdens de oorlog ging hij in het verzet,
door zijn afkeer van de jodenvervolging, en bracht verschillende joden naar veilige adressen. Hij was aangesloten bij de LKP (Landelijke Knokploeg), en lid van de sa- botagegroep van de plaatselijke knokploeg in Utrecht. Hij bracht zelfstandig een mu- nitieschip tot zinken, dat afgemeerd lag in het Amsterdam-Rijnkanaal. In zijn huis waren wapens opgeslagen en ook gaf hij wapeninstructie aan andere verzetsmensen. Op weg naar een bezoek aan een door
de SD verdacht huis werd hij geschaduwd door de NSB en gearresteerd. Er werd een wapen op hem aangetroffen. Nauwelijks twee maanden voor de bevrijding werd hij met nog zeventien andere verzetsmensen gefusilleerd op het fort De Bilt. Herman was gehuwd en liet vrouw en drie dochters na. Zijn vrouw zat ook in het verzet. |
|||||||||||||||||
Hermanus A.M. (Herman) Benschop
|
|||||||||||||||||
■N.
|
|||||||||||||||||
Geboren op lo januari 1915 te
IJsselstein. Zijn vader was Dolf Benschop, de smid, die in de Benschopperstraat woonde. Herman doorliep de Nicolaas- school te IJsselstein en volgde daarna de opleiding als huisschilder aan de Ambachtschool te Utrecht. Aan de |
|||||||||||||||||
Willem (Wim) Hoogendoorn
|
en werd daarna metselaar.
Hij kwam al spoedig in aanraking met
wantoestanden op sociaal gebied in de bouw. Voor IJsselstein werd hij op jeug- dige leeftijd het eerste raadslid voor de SDAP (later PvdA). In de crisisjaren was hij met recht een 'rooie rakker'. In 1939 verhuist Wim naar Utrecht en gaat hij als uitvoerder werken bij aannemer Krop. Zijn verzetswerk startte begin 1941 en be- stond uit het illegaal drukken van het ver- zetstijdschrift 'De Vonk'. Hij bezorgde deze krant zelf Later werkte hij mee aan de produktie van het blad 'De Waarheid'. Hij werd op 4 februari 1943 van zijn
bed gelicht en achtereenvolgens gevangen gezet in Amsterdam, Vucht, Amersfoort, Neuagamma en door de Engelsen bevrijd toen hij in het kamp Santborstel zat. Hij was zo ziek en verzwakt, dat hij op 6 mei 1945 overleed. Wim liet vrouw en een zoon na. |
||||||||||||||||
Willem Hoogendoorn werd geboren op
5 maart 1912 te IJsselstein. Zijn vader was Albert Hoogendoorn, evenals Dolf Benschop smid in de Benschopperstraat. Wim doorliep de lagere christelijke school |
|||||||||||||||||
312
|
|||||||||||||||||
Marinus (Ries) Volwerk
|
(waar nu de HKY is gevestigd). Ries door-
liep de christelijke lagere school aan de Schapenstraat en het Kronenburgplant- soen. Na de lagere school ging als slagers- knecht werken bij Oskam in de Kerkstraat. De familie verhuisde in 1942 naar Cothen. Ries bleef in IJsselstein wer- ken en wonen. Kort na de verhuizing moest hij ver-
plicht in Duitsland gaan werken. Bij zijn eerste verlof na 6 maanden keerde hij niet meer naar Duitsland terug, maar dook de rest van de oorlog onder. Hij meldde zich in juli 1945 als oorlogs-
vrijwilliger en werd op 21 juli 1946 naar Indië gestuurd. In november vertrok hij van Java als commandant van een ge- vechtswagen, naar Medan op Sumatra. Hij raakte op 19 oktober 1947 bij een
zuiveringsactie op de Karo-hoogvlakte ge- wond en is aan de gevolgeh daarvan over- leden. Twee broers van Ries waren bij het zelfde onderdeel ondergebracht. Zij heb- ben hem in Medan met militaire eer be- graven. |
|||||||||||||||
Ries Volwerk werd geboren op 30 juni
1922 te Schiedam en kwam in november
1923 met zijn ouders naar IJsselstein.
Vader Volwerk kreeg te IJsselstein de funktie van politiecommandant. Het ge- zin Volwerk woonde boven de Waag |
||||||||||||||||
Johannes A. (Jan) de Kuijer
|
school waar hij opviel door zijn leergierig-
heid en spontane karakter. Na de lagere school ging hij werken op
de meubelfabriek Fenstra en later bij houtwarenfabriek Schilte. Na de oorlog in mei 1945 werd hij bakkersknecht bij bak- ker Luiten te Jutphaas. Jan was een vrolijk en levenslustige jonge man die van een goede grap hield en deze vaak uithaalde. Hij voetbalde in het tweede elftal van WIJ. Eind 1946 werd Jan opgeroepen voor
de dienstplicht en ingedeeld bij het vierde regiment stoottroepen te Nijmegen het- geen op 12 mei 1947 vertrok naar Sumatra. Aldaar werd Jan als bakker in- gedeeld bij de verzorgingscompagnie en bevorderd tot soldaat ie klas in de funktie van korporaal. Tijdens een voedseltrans- port op 19 februari 1949 te Palvepoek werd de wagen waarin Jan zat in een hin- derlaag gelokt en beschoten. Hierbij heeft |
|||||||||||||||
Jan de Kuijer werd geboren op 24 janu-
ari 1927 te IJsselstein in het gezin van Anton Kuijer, fabrieksarbeider, in de Prins Hendrikstraat (de oude Julianawijk). Hij doorliep de lagere St. Nicolaas-
|
||||||||||||||||
313
|
||||||||||||||||
Jan samen met 2 andere soldaten het le-
ven verloren. Op zondag 20 februari 1949 is Jan on-
der grote belangstelling op het ereveld te |
Padang met militaire eer begraven. Zijn
commandant noemde hem een 'flink sol- daat, een goede kameraad en een sportie- ve fijne vent'. |
|||||||||||||||||||
Albertus (Bep) Belo
|
nen als 'spreeuwenheujer' in de kersen-
boomgaard, als teenschiller en op 'het land' (tegenwoordig 'volkstuin'). Bep kwam in 1941 van de lagere school
en had door de moeilijke oorlogsperiode weinig toekomstperspectieven. Hij ging als 'los' arbeider werken bij fruittelers in de omgeving en in de grienden. Zijn grootste hobby was het voetballen bij IJFC. Bep Belo was een jongen met een moe-
dig en spontaan karakter die geen on- recht duldde en hij stond altijd klaar voor de zwakkere. Hij werd in 1947 opgeroepen voor mi-
litaire dienst en ingedeeld bij het derde en vierde Regiment Stoottroepen en ver- trok naar Nederlands Indië. Daar werd hij al snel bevorderd tot soldaat ie klas. Op 25 augustus 1947 ging hij in pelotonsver- band op patrouille die bij Loeboek Pakem in een hinderlaag terecht kwam. Soldaat Belo uit IJsselstein en korporaal Theunissen uit Ginneken keerden niet terug. Bep werd op die dag 20 jaar. Hij is op de erebegraafplaats te Medan op Sumatra met militaire eer begraven. |
|||||||||||||||||||
Bep Belo werd geboren op 25 augustus
1927 te IJsselstein. Zijn vader was Piet Belo, van beroep landarbeider, uit de Havenstraat. Bep doorliep de christelijke lagere school aan het Kronenburgplant- soen en had een harde jeugd. Al op zeer jonge leeftijd moest hij voor en na school- tijd in het gezin meehelpen de kost verdie- |
||||||||||||||||||||
i®,
|
||||||||||||||||||||
Stichting
Historische Kring IJsselstein |
||||||||||||||||||||
Bank:
Postbank, nr.: 4074718
Redaktie:
B. Rietveld, Meerenburgerhorn 10,
3401 CD IJsselstein. Donateurs ontvangen het periodiek (4 uitga-
ven per jaar) en worden op de hoogte gehou- den van de activiteiten. Nieuwe donateurs kunnen zich aanmelden bij de penning- meester waar tevens mutaties kunnen wor- den doorgegeven. Voor inwoners van IJssel- stein is de bijdrage minimaal f20,- (voor be- drijven f 30,-) per jaar. Voor hen die buiten IJsselstein wonen is de bijdrage f28,50 resp. f 38,50. Losse nummers, voor zover voorra- dig, zijn a f7,50 verkrijgbaar via het secreta- riaat. Voor dubbelnummers is de prijs f 10,-. |
||||||||||||||||||||
Dagelijks bestuur:
Voorzitter: L. Murk, tel: (030) 688 16 27
Secretariaat: C.f.H. van Dijk-Westerhout,
Omloop West 42, 3402 XP IJsselstein, tel: (030) 688 36 99 Penningmeester: W. J. van Vliet,
J.W. Frisolaan 7, 3401AX IJsselstein, tel: (030) 688 16 60. |
||||||||||||||||||||
314
|
||||||||||||||||||||
T ^'=)(>H^
|
|||||||||||||||||
(\^.T!> oc
|
|||||||||||||||||
Geen landschapspark voor de drost
Een bijdrage tot de kennis van de IJsselsteinse kasteeltuinen
uit de periode 1750 -1950 door P.W.A.Broeders
It is nogood lookingfor gardens in a society which needs all its energies to survive .(DERekclifford)
|
|||||||||||||||||
het kasteel in de tijd dat Jonker Joachim
Ferdinand de Beaufort aantrad als "Drossaerd der Stad, Lande en Baronnie van IJsselstein". Dat gebeurde officieel in 1766, nadat hij al enkele jaren namens zijn vader Pieter Benjamin deze bedie- ning had uitgeoefend. Het was deze Drost die vanaf 1771 de
kasteeltuin aanzienlijk heeft uitgebreid en veranderd. Tevens heeft hij een herinrich- tingsplan ontwikkeld dat door de politieke strubbelingen aan het einde van de acht- tiende eeuw niet werd uitgevoerd. En dit heeft grote gevolgen gehad tot op de dag van vandaag. De veranderende tuinmode
Om een goed beeld te krijgen welke
plaats de ingrepen door Drost De Beaufort in de tuinhistorie innemen, volgt hier |
|||||||||||||||||
Inleiding
Onlangs is het boek "Kastelen en rid-
derhofsteden in Utrecht"^ verschenen, waarin de geschiedenis van het IJssel- steinse kasteel en de tuin beschreven staat. In "Tuinen in de Lopikerwaard"^ heb ik
enige jaren geleden voor de tuingeschiede- nis al een basis gelegd; in dit artikel wor- den bepaalde aspecten nader belicht aan de hand van recent verzameld materiaal. Sinds 1992 is er meer zekerheid ver-
kregen over een aantal zaken m.b.t. de kasteeltuin: er zijn bouwtekeningen en een bestek van het zomerhuis uit 1772 op- gediept, er is relevante informatie bekend geworden over de tuinman, over de plaats van het 'Engelsch Plantsoen', over de plannen m.b.t. een arboretum, enz. De Utrechtse kastelen en ridderhofste-
den staan door de publicatie van het prachtig uitgegeven boek in de volle schijnwerpers. Het artikel over het kasteel van IJsselstein daarin is van de hand van D. Hermans uit Nijmegen en één van de IJsselsteinse stadsarchivarissen Ch. Noor- dam. Wie meer over de eigendoms-en be- heersituatie in de loop der eeuwen te we- ten wil komen, kan terecht in dat boek''^. D.Hermans is eveneens de auteur van
het artikel "Jan van Stolk en kasteel IJssel- stein in 1769"^ in het Mededelingen- blad van de Ned. Kastelenstichting. Dat artikel spitst zich toe op de toestand van |
|||||||||||||||||
Het terrein
ten noordoos- ten van de Kasteellaan dat als kas- teeltuin in gebruik was. Detail van de kadastrale kaart Gemeente IJsselstein, Sectie E hlad |
|||||||||||||||||
Kronenburgplantsoen *^
l^^^ii I i
|
|||||||||||||||||
:
|
|||||||||||||||||
315
|
|||||||||||||||||
eerst een korte inleiding op de veranderin-
gen in de tuinmode van de achttiende eeuw. Rond 1700 was het aanleggen van een
tuin een ware rage bij burgers, hoge amb- tenaren, hovelingen evenals bij stadhou- der-koning Willem III zelf. Een tuin had met natuur, maar ook met kunst van doen. Tuinen en parken zijn immers - zo vond men - produkten van wetenschap, kennis, arbeid en techniek; bovendien zijn ze het resultaat van ons denken over onze verhouding tot natuur en kunst. Men verkeerde toen nog in de vooronder- stelling dat de mens voortdurend in de na- tuur moest ingrijpen : anders zou er cha- os ontstaan. De natuur kon niet 'op na- tuurlijke wijze' voor zichzelf zorgen. Dit alles leverde een tuin op in een strak pa- troon waarin weinig ruimte werd gelaten aan wat wij 'natuurlijkheid' noemen. Deze tuinmode wist zich tot halverwege de achttiende eeuw te handhaven. Tuinen die aangelegd waren volgens deze princi- pes noemt men: 'classicistisch'. De classicistische stijl
De kenmerkende elementen van deze
stijF zijn: - boomgaarden en moestuinen* ;
- slangemuren*;
- (thee)koepels*;
- omgrachtingen*;
- tuinbeelden en zonnewijzers*;
- latwerken*;
- hoenderparken*;
- oranjerieën*;
- loofwerkperken met een symmetrische
maar in hoogte, kleur en soort afwisse- lende beplanting!*?). De vroege landschapsstijl
Halverwege de achttiende eeuw veran-
derde in Europa de opvattingen over de in- richting van tuinen. Men ontdekte dat de natuur zich ontwikkelde volgens bepaalde wetmatigheden, en men kreeg daar steeds meer oog voor. Onder invloed van Engelse schrijvers en denkers gaat men van door |
|||||||
de mens beheerste strakke wiskundige pa-
tronen over naar een 'natuurlijker' tuin- aanleg, m.a.w. de tuinm.ode wijzigde zich van de classisistische in de landschaps- stijl. Dat ging niet abrupt, maar via lijnen van geleidelijkheid. Er komen van beide stijlen elementen voor in het archiefmate- riaal dat ons ter beschikking staat i.v.m. de kasteeltuin van IJsselstein. Dat is daarom niet verwonderlijk, om-
dat deze tuinen in de zeventiger jaren van de achttiende eeuw zijn aangelegd en men toen pas een twintigtal jaren bezig was met het vormgeven van de nieuwe ideeën. De landschapsstijl wordt in twee perio-
den onderverdeeld, en de plannen voor de uitbreiding van de kasteeltuin van IJsselstein zijn gemaakt in de periode van de 'vroege landschapsstijl' (1750-1800). Deze vroege landschapsstijl kenmerkt zich door: - kleinschaligheid en beslotenheid*;
- een slingerend padenpatroon*;
- vijvers met eilanden*;
- hakhoutwandelbosjes*;
- opgeworpen heuveltjes waardoor niveau
verschillen ontstaan*; - hekwerken als afrastering*;
- weiden en akkers beplant met bloemdra-
gende heesters, die met de termen "en- gels hout' of 'engels plantsoen' werden aangeduid*; - belangstelling voor exoten onder de bo-
men en heesters*; - toepassing van elementen ontleend aan
de (tuin-)architectuur van China; - toepassing van elementen die verwezen
naar de opgravingen van Herculaneum en Pompei*; - het feit dat de tuinelementen als banken,
vazen en beelden uit de voorafgaande pe- riode in de nieuwe aanleg opgenomen bleven*. Joachim Ferdinand de Beaufort
Voordat nader wordt ingegaan op de
tuinen bij het kasteel, is het wenselijk Drost Jonkheer Mr. Joachim Ferdinand de Beaufort (verder in dit artikel aangeduid |
|||||||
516
|
|||||||
met 'JF') nader te belichten.
JF werd geboren te Hulst op 22 april
1719 als zoon van Mr. Pieter Benjamin de Beaufort en Benudina van Amama; hij studeerde rechten te Franeker, trad op 7 oktober 1763 te Hontenisse in het huwe- lijk met Anna Digna van Gelre, overleed op 10 mei 1807 in Zeist, en werd op 16 mei van dat jaar in IJsselstein begraven in de oude Nicolaaskerk in graf no.179. JF was in de beginperiode van zijn
loopbaan griffier en burgemeester van Hulst, vanaf 1739 rentmeester van Hulsterambacht; hij kocht in 1766 voor de somma van ƒ 10.000 de bedieningen "Drossaerd der Stad, Lande en Baronnie van IJsselstein als meede Stadhouder van de Leenen" van de Vorst van Nassau^. Intussen had hij het Drostambt van IJsselstein al officieus vanaf 1762 uitgeoe- fend namens zijn vader Pieter Benjamin de Beaufort. Vele jaren was JF lid van de Nassause
Domeinraad die in 's-Gravenhage zetelde. In verband met deze functie verbleef hij veelal in Den Haag. De financiële zaken van de Baronie waren voor de verantwoor- delijkheid van de rentmeesters; van be- stuurlijke zaken werd hij wanneer hij uit- stedig was, schriftelijk op de hoogte ge- houden door de vice-drost; het dagelijkse toezicht op het kasteel en het beheer van de tuinen liet hij (op de duur) over aan zijn trouwe tuinman. De noodzaak om in de Baronie te blijven
JF kreeg van de Raad der Domeinen op
zeker tijdstip opdracht de fraude die door een van zijn Rentmeesters gepleegd was, te onderzoeken en de passende maatrege- len te treffen. Daarom moest hij geduren- de langere tijd in IJsselstein verblijven. In een schrijven van 1803 daarop terugkij- kend meldde hij dat hem verzocht werd: "R.O . zeekere crimineele Procedures te
entameeren, en [aangezien] zijn aanweezen tot het doen van onderzoek in deeze zaak, als anderzinds aldaar volstrekt vereijscht wierd, was denzelve in de nootzaakelijkheid gebragt. |
|||||||||
afb.2
Een foto van
een portret van Joachim Ferdinand de Beaufort. RAU,Arch. De Beaufort 338- |
|||||||||
te IJsselstein provisioneel verblijf te moeten
houden, en zo goed hij konde zich te behelpen terwijl verschelde onverwagte en vreemde om- standigheeden geduurende den loop dier Procedures veroorzaakt hebbende zig aldaar langer te moeten ophouden, als hij had kun- nen verwagten, dan ook de reedenen zijn ge- weest dat de ondergeteekende eindelijk te raade geworden is, zich aldaar te etablissee- ren, dog hetgeene echter niet volbragt konde worden, zonder dat aanmerkelijke verbeete- ringen zo aan het vervallen Gebouw, als tot het aanlegen van den Woesten Grond, tot een bruykbaaren Tuyn, wierden aangewend, en ook zijn geschied." In 1764 werd de vice-drost en stadhou-
der der leenen Jan Graves door JF uit de waarneming van deze bedieningen even- als uit het rentambt der domeinen en geestelijke goederen ontslagen. Vrijwel zeker wordt hierop gedoeld in het zojuist aangehaalde citaat. De ontzetting uit het ambt
In 1803 deed de Drossaard een poging
de door hem voor tuin en kasteel gemaak- te kosten alsnog door de Thesaurier- |
|||||||||
317
|
|||||||||
Generaal vergoed te krijgen^^ Het was
een slepende zaak, want negen jaar eerder was hij uit zijn drostambt ontzet toen de Bataafse Republiek was uitgeroepen. Hij was inmiddels naar Zeist verhuisd en van- uit die plaats verzond hij op i6 april 1803 het bezwaarschrift tegen de uitzetting uit zijn ambt, meer speciaal tegen het feit dat het kapitaal dat hij in de tuin gestoken had, niet was geretourneerd. Tot 1803 bleef hij strijden voor zijn rechten tegen alle pogingen van de patriotten in om die te ondergraven. Aan dat uitvoerige be- zwaarschrift van acht pagina's kan belang- rijke informatie over zijn optreden in de periode tussen 1766 en 1803 worden ont- leend. De tuinen onder Joachim Ferdinand
Toen JF zich dus metterwoon in
IJsselstein moest vestigen, achtte hij het noodzakelijk dat er een en ander aan het kasteel hersteld werd. Dat betrof zowel het in- als het exterieur. Ook de tuin moest op- geknapt worden. |
|||||||||
In zijn bezwaarschrift van 1803 maakt
JF duidelijk in welke situatie hij kasteel en tuin had aangetroffen. Hij herinnerde zich nog dat:" in de Jaare iy66 de bewoo- ning van het meergezegde Kasteel betrokken hebbende, hetzelve Gebouw van binnen en van buiten, in een zoo vervallen en slegten Staat en als onbewoonbaar bevonden wierd, dewijl het zelve Jaaren en Daagen niet geoc- cupeerd was geweest, en ook de Tuynen niet minder vervallen waaren, zodanig zelve, dat de Ondergeteekende met zijne Familie en Huijsgezin daarvan zonder een kostbaar her- stel en verbeetering geen gebruijk konde maaken. "^^ Nadat architect Van Stolk zijn inspec-
tietocht langs de domaniale bezittingen in IJsselstein had gehouden, werd de zaak snel aangepakt gelet op een post in het ca- pittel 'Extraordinaris Uitgaaf in de 'Rekeningen van de rentmeesters''^: " be- taalt aan G. Lockhorst voor het drukken van 24 billetten tot het aanbesteden der Reparaties van de drie oude Toorens en Müragien van het Gasteel alhier...." |
|||||||||
afb.3
Tuin aan de
voorzijde van
het kasteel.
Detail van de
tekening door
Roeland
Roghman
(1646/47).
Coll.
Teykrsmuseum,
Haarlem.
|
|||||||||
318
|
|||||||||
Er "moesten verscheiden Vertrekken' met
nieuwe behangsels worden voorzien, de Schoorsteenen en haardsteeden en wat dies verder noodig was, hruijkbaar gemaakt wor- den;" "...doch wel voomamentlijk vereischten tot het approprieeren en aanlegen van den Tuyn grond, zoveel het na het Terrain ge- schieden kon, zeer aanmerkelijke depances en kosten;..."^"^ Over het uitvoeren van achterstallig on-
derhoud in de tuinen is niet veel informa- tie te vinden. In de 'Reekening' van 1764' staat in het
capittel 'Extraordinaris Uitgaaf vermeld dat aan Jeremias van Nes voor het schoon- maken van de vijvers'^ is betaald ƒ1:10:0; aan Johannes Rommel voor het uitbagge- ren van de vijvers in 1763 ƒ21:18:0; en dat de rentmeester zelf recht had op een be- drag wegens: "een verschot aan carpers die in de vijvers van het Gasteel geset zijn." Maar deze werkzaamheden hadden
plaats in de jaren vóór 1766 en kunnen tot het gewone onderhoud gerekend worden. In de 'reekening' van 1768 en 1769
staat in capittel 'Extraordinaris Uitgaaf vermeld dat Daniel Lutkens fruitbomen heeft geleverd; in 1769 heeft hij lindebo- men geleverd op het Gasteel voorƒ24:I6:o. In het pakket "IJsselstein Memoriën
van reparatiën 1766 -1793" wordt regel- matig melding gemaakt van werkzaamhe- den aan "de tüinbrü^', zoals het teren van het brugdek, het veranderen van de vleu- gels aan deze brug en het verlengen van het bruglichaam met 14 voet. In 1769 is sprake van het teren "van de bruggen en vis- vijver". Uit de stukken van 1777 wordt dui- delijk wat met dat laatste bedoeld is: het teren der ... "beschoejinge van de visveijvers" ^. In 1781 moet er nog een "nieuwe regel
aan de Leuning van de tüinbrüg" gemaakt worden, maar in 1783 staat vermeld: "de brug na den tüyn zijnde lang 44 voeten is ge- heel en al slegt dese diende als geheel geam- moveert of anders vernieuwd te worden". Maar het is niet zeker dat het hier om ach- terstallig onderhoud gaat. |
De grootte van de tuin
In het jaar 1738 tekende Petrus Jose-
phus Adan een aantal kaarten voor de Baronie van IJsselstein die bedoeld waren om een nauwkeurige omslag van de lasten en de ongelden te kunnen toerekenen aan de eigenaren van de gronden. Het boek- werk dat door hem werd gemaakt, draagt de titel "Caarte en Quohieren van alle de polders in de Baronnie van Ysselsteyn, Anno MDCCXL". Daarin treffen we ook een kaart van de stad, het kasteel en een deel van Nederoudland aan^'. Daarop is de situatie aangegeven zoals die bestond kort voordat JF met zijn uitbreidingen be- gon. Een tuinperceel op het eiland ten noordoosten van het kasteel; een perceel wat later in dit artikel zal blijken 'De Hofkamp' te heten; een perceel ten noord- westen dat een boomgaard lijkt, en moge- lijk nog een boomgaardperceel langs de stadsgracht^^. |
||||||||||||
ajb.4
De tuinen in
1740. Archiefvan
Baronie van IJss. nr. 2], kaart 3 (in 1^40 gete- kend door P.J. Adan). Top. Atlas. RAU. (detail) |
|||||||||||||
319
|
|||||||||||||
Aanleiding om de kasteeltuin uit te
breiden In 1771 werd op kosten van Stadhouder
Willem V begonnen met de aanleg van een allee doublé bestaande uit vier rijen iepen 'achter het Gasteel' (later werd die laan de Touwlaan genoemd). Deze allee liep parallel aan de verbindingsweg die la- ter de Paardenlaan zou worden, en die als een allee couverte, een schaduwrijke over- welfde laan, werd aangelegd. Doordat de "Nieuwe laan achter het
Gasteel" in de lengte over een akkerperceel van ± 10 morgen werd aangelegd, werd een strook grond van de rest afgesneden. Op die strook liet JF zijn oog vallen om er de tuingronden die vanouds bij het kasteel hoorden, mee uit te breiden. Op eigen kosten liet JF de tuin "approp-
riëren en aanlegen". Maar om te voorko- men dat bij zijn overlijden of bij zijn te- rugtreden uit het ambt niets van de privé- gelden naar de familie zou terugvloeien, had hij in 1771 zijn plannen voorgelegd aan de Raad der Domeinen. Op 11 maart van dat jaar ontving hij een schrijven van die Raad^^ waarin stond dat de aange- brachte verbeteringen mochten worden geamoveerd als zijn opvolger ze niet wilde overnemen. Wat hielden zijn plannen in?
"Den Tüyn behoorlijk te doen aanlegen
en hetgeene daartoe zoude vereyschen, als het maaken van Bakken Broey en Trekkassen en wat dies meer is, zo meede Een Zomer of Tuinhuis, in plaatse van het bouwvallige." Bovendien werd de tuin "aanmerkelijk
uitgebreid [..] door het aanplanten van vrugt- dragende en andere Boomen van onderschei- de zoort". De werkzaamheden van de tuin- man zouden bestaan uit het: "in zaaijen en Teelen van Moesserijen en diergelijken...". De aandacht ging kennelijk allereerst
uit naar de uitbreiding van 'tuinen met profijt'. Verwerving van de gronden
In de 'reekening' van 1773^'^ in het ca-
pittel 'Van Landen gelegen op het |
Nederoüdeland' is een uitsplitsing ge-
maakt van perceel 136 , groot 9 morgen 5931/2 roeden: "alzoo van dit perceel 4^0 Roeden ge-
noomen en aan den Gasteeltüyn getrokken zijn, als blijkt üit voorgaande rekeningen, en met den jaar 1773 ingevolge des Raads aücto- risatie van den 28e Augustus i']j2 hierna op fol: JIJ verso overgelegt nog twee mergen van dit perceel genoomen zijn, waarvan een halve mergen aan den Heer Drossaart Mr. Joa- chim Ferdinant de Beaufort in pacht gegeven is, om bij de Kasteel tuin gebruikt te worden, en n/2 mergen voor Rekening van Zijn Hoogh: beplant en tot een gemeene wande- ling^^ geappropieert, zoo blijft dit perceel nü maar groot 7 Mergen 143 1/2 Roede en is met 1773 voor j jaaren verhuurt aan Gerrit van Schalk de mergen 's jaars 21 guldens, eens- gelds bedragende over 't ie je jaar f 1^2:0:0" De 450 roeden staan al vermeld in
1767'° ; de Drost betaalde hiervoor ƒ 10 :io : - per jaar. In het citaat hierboven gaat het om een opsplitsing van perceel 23 in Nederoudland, zoals dat op de kaart van Adan staat aangegeven. Lodewijk van der Haas, "opzichter, aan-
legger en bearbeider der tuinen" Waarschijnlijk vanaf het eerste mo-
ment is bij de tuinwerkzaamheden van JF de man betrokken geweest die hij moge- lijk daarvoor uit Den Haag naar IJsselstein in zijn dienst had meege- bracht: Lodewijk van der Haas. Hij werd in 1750^^ in Loosduinen ('s-Gravenhage) geboren. Is Lodewijk misschien aan de Drossaard aanbevolen toen deze als lid van de Nassause Domeinraad frequent in Den Haag aanwezig was.^ Op 19 mei 1776 trouwde Lodewijk met
Adriana La Garde^^, die afkomstig was uit Oudewater'^ Het paar vestigde zich in de tuinmanswoning van het kasteel en kreeg in totaal elf kinderen^''^. De betekenis van Lodewijk van der
Haas wordt duidelijk door een omschrij- ving in de 'reekening' van 1802'^ Daar staat in het capittel 'Reparatien kasteel' de |
||||||
320
|
|||||||
ajb.5
Schetskaart
met waar- schijnlijke plaats van de zonneberg, de binnen- tuin, de broeituin, het Engels plant- soen en De Hofkamp. |
|||||||||
volgende aanduiding:
"Aan Lodewijk Van der Haas, opzichter
en aanlegger en hearbeider der Tuinen in 1802 volgens quitantie f 1100 :-:-"^ . Van der Haas stamde niet uit een hove-
niersfamilie. Of hij in Den Haag of omge- ving een opleiding als hovenier gehad heeft, heb ik (nog) niet kunnen achterha- len. De (her) inrichting van de tuinen
Het 'oude-tuinen'complex bestond vol-
gens de archiefstukken uit drie delen: de "Zonneberg", de "Binnentuin" en de "Ou- de Loyeboomgaard". Door de Drost wer- den daaraan toegevoegd: "het buurland" bestaande uit de "Broeituin" en de "Nieuwe Loyeboomgaard", "Het Engels Plantsoen" en een wandelbosje; op het perceel 'De Hofkamp' werd een land- schapstuin/ wandelbosje gepland, maar door de politieke omstandigheden is dat ontwerp niet gerealiseerd. Het ontwerp voor landschapstuin/-wandelbosje be- vindt zich in het familie-archief Aanpassingen van de 'oude tuinen'
Hoe waren die tuinen ingericht, en
waar bevonden ze zich? Voor de beant- |
woording van de eerste vraag kan worden
verwezen naar de inventarislij st''' die de JF meezond met zijn bezwaarschrift aan de Thesaurier-generaal. Daarnaast bestaat er nog een taxatierapport, dat op 18 okto- ber 1803 in opdracht van de Thesaurier- generaal opgesteld werd door G.v.Eyken, meester-metselaar^ , en Pieter de Heete, meester-timmerman'^. Het antwoord op de tweede vraag volgt hieronder. De Zonneberg
In "...de lijst van Aanwdjzing..." komt
de naam Zonneberg voor als deel van de tuin4°. De aanplemping in de loop van ja- ren aan de buitenzijde van de walmuur - volgens de tekening van Van Stolk 20 tot 30 voet breed - moet de bewuste "zonne- berg" gevormd hebben. Er was een poort in de muur direkt naast de in 1995 nog be- staande Looyertoren, waardoor men vanaf het binnenplein op de Zonneberg kon ko- men. Dit tuingedeelte lag gunstig i.v.m. instraling van de zon. Door de uitsprin- gende hoektorens was het effect van deze walmuur nagenoeg hetzelfde als van een slangemuur^'. Op de Zonneberg bevonden zich naast
wijnstokken, perzike- en abrikozestruiken. |
||||||||
321
|
|||||||||
De binnentuin
Het eiland aan de noordoostelijke zijde
van het kasteel werd "de binnentuin" ge- noemd^'^. Deze tuin was in de eerste helft van de achttiende eeuw waarschijnlijk nog classicistisch ingericht. Daarvoor kan men een aanwijzing vinden in de tekening door Comelis Pronk^^ Maar waarschijn- lijk geldt voor deze tuin ook dat hij ver- waarloosd was op het moment dat JF het kasteel betrok; in ieder geval heeft hij de binnentuin niet in een classicistische stijl hersteld, gelet op wat er geïnventariseerd werd in "Het Leysje van het goed Dat Mijn Heer in de tiiin toe behoort""*^ : "In De binne Tuin / 1 Somer Huis met 7
Schuijframe / Agter hetzelve een Sanees Lat / speljering Lang 40 voet / 2 Pieterststaale van blaauwe Steen / 1 bloemmand / het Traliewerk voor de Eendevijver / Lang y8 voet hoog 4 voet / iPersiken kas van 12 Ramen / Lang 61 voet /1 Druijve kasje van 8 Ramen / Langp voet /1 Annenasse kas van 6 Rame / met planten, Langp voet /" Het is dan dus een mengehng van sier-
tuin en nutstuin met een wat exclusiever karakter. Het speelhuisje
In de binnentuin liet JF een 'speelhuis-
je' plaatsen. Daaronder moet men een zo- merhuisje of een theekoepel verstaan. JF had met architect Van Stolk in 1769 al ge- sproken over een nieuw zomerhuis want in zijn aantekenboekje had Van Stolk ge- noteerd: "Den Heer Drossaart zal mogelijk op deze toom een houten speelhuysje laate plaatse, hiervan een schetzje aan zijn Edele te zenden"^^. JF wilde het huisje aanvankelijk op de
hoektoren 'Het Hoeregat' laten bouwen. In 1772 was hij kennelijk van mening ver- anderd want het huisje werd in de binnen- tuin geplaatst. De metselaar J.van Oosten en de beken-
de meester-molenmaker/meester-tim- merman Hij men van Zij 11 bouwden het in de binnentuin van het kasteel: "een hou- ten gebouwtje met stenen fundering voor- |
|||||||||||||
ajb.6 ■
De zonneberg
op een ano- nieme teke- ning uit 1618 (zijaanzicht kasteel vanuit het zuiden). Collectie Bodel Nijenhuis Leiden. |
|||||||||||||
'hisad .
|
|||||||||||||
die als leibomen tegen de muur stonden,
ook pere-, appel- en kersebomen"*^. Telkens treft men in de archiefstukken in- formatie aan over een oude en een nieuwe "Loyeboomgaard" Daarbij kan men den- ken aan boomgaarden bij de Loyertoren"*^. Maar daarnaar moet nog nader onderzoek verricht worden. |
|||||||||||||
afb.j
Detail tuin
(binnen) van
de tekening
door Comelis
Pronk, 1731.
Coll. Museum
Flehite,
Amersfoort.
|
|||||||||||||
322
|
|||||||||||||
zien van een blauw pannendak en zeven
schuiframen, met erachter een Chinees latwerk"^ . De prijs bedroeg ongeveer 500 gulden. Op 3 april 1772 werd ermee be- gonnen door de metselaar'^^ en op 5 au- gustus ondertekende Van ZijlP° de reke- ning voor zijn aandeel in de werkzaamhe- den voor voldaan.^' Volgens de tekeningen was het gepland
op het talud van de gracht. De meest waar- schijnlijke plaats ervan is aan de noord- oostzijde van het eiland in het verlengde van de tuinbrug^^. Uitbreidingen door De Beaufort; de
broeituin Aanknopingspunt voor de situering
van de broeituin is een lange schuur, die volgens de 'Oorspronkelijk Aanwijzende Tafel van het Kadaster' in 1832 een opper- vlakte had van 165 vierkante meter. Deze maat stemt overeen met die van de loods in '...de Lijst tot aanwijzing': "Een haute Loos met steene Fondamenten, en pannedak lang 112 voeten, breed 1^ voeten;..."". Dat is omgerekend ruim 165 vierkante
meter. Aan de voorzijde van deze loods stond een druivenkas, met op een hardste- nen dorpel 22 ramen. Deze moeten onder een lichte helling tegen de voorkant van de loods gestaan hebben. Die voorzijde kan, gelet op de ligging van de loods, op het noordoosten of het zuidwesten gele- gen hebben. Het meest aannemelijk is het zuidwesten, i.v.m. de instraling van de zon in die druivenkas, en wanneer de situ- atie vanuit het kasteel werd aangegeven, lag de 'voorzijde' ook op het zuidwesten. De inrichting en de soorten fruit, bloe-
men en andere gewassen De Broeituin was omsloten door een
schutting voorzien van latwerk met per- zikbomen^"*^ ertegen. Deze schutting moet parallel aan de huidige Touwlaan gelopen hebben vanwege de zonne-instraling van- uit het oosten. In deze tuin bevonden zich twee pannen aardkribben'^; tegen de schutting aan lagen een perzikenkas en |
||||||||||||
t,itfJ^-/'^'-
|
||||||||||||
,'/r/
|
||||||||||||
een druivenbak; bovendien waren er drie
druiven- of bloembakjes en twee perziken- bakken aanwezig' . De enige informatie over een plante-
soort die in de bloembakken werden ge- kweekt, is te vinden in een brief die de vi- ce-drost P.Van der Meulen schreef aan de Drost over het bezoek van Prins Willem V aan kasteel en tuin in 1777. In een 'p.s.' staat in die brief: "... Ik heb hierboven ver- geeten te melden, dat zijn Hoogheid UwHEd.gestr. bak met Haenekammen^^ heel zeer admireerde, en aan Lodewij0 UWEd.gestr. tuinman een dücaat tot een verering heeji doen geeven. "'^ In een ander archiefstuk wordt nog
melding gemaakt dat Lodewijk van der Haas in de Franse tijd toen er militairen in het kasteel waren ingekwartierd, wor- tels in bakken kweekte. Op een ochtend bleek dat "de Wortels voor een gedeelte uit de hakken gehaald en over de paden gesmeeten" waren. Ook verbouwde Lodewijk van der Haas
aardappelen. Het is bekend dat Prinses Maria Louise van Hessen-Kassel (Maaike Meu) de produktie van dit in die jaren vrij nieuwe volksvoedsel sterk heeft gepropa- geerd ^ |
||||||||||||
ajb.g
Eén van de
bouwtekenin- gen van het speelhuisje. Familie- archief Van Stolk hand IXnr.28. |
||||||||||||
323
|
||||||||||||
Het 'Engelsch Plantsoen'
JF heeft dus de kasteeltuin aanzienlijk
vergroot. In het voorafgaande ging de aan- dacht uit naar de tuinen waarin hij voor- namelijk experimenteerde met fruit, bloe- men en andere gewassen. Maar hij heeft ook een 'Engelsch Plantsoen' laten aan- leggen. Hiermee worden bloemdragende heesters bedoeld, waarvoor men in de 'landschapsstijl' interesse ontwikkelde, omdat in de zomerperiode onder de rijke- lijk voorkomende boomlaag geen andere bloeiende planten konden gedijen. Het ging daarbij zowel om inlandse soorten als exoten . Ter toelichting het volgende: in 1799
wilde de 'Administratie over de goederen van den Prince van Orange en Nassau' ' overgaan tot verhuur van het kasteel. Daarom werd aan de rentmeester T. Bijm- holt de benodigde informatie opge- vraagd "*. Deze bezocht met werkmeester Van Soelen het kasteel en liet hem een kostenbegroting opstellen "van al het geen, wanneer het Kasteel verhuurd zoude kunnen werden, noodzaakelijk zoude dienen gerepa- reerd te worden." In hetzelfde schrijven aan 'de
Administratie' meldde de rentmeester vervolgens: "Tot nu toe laat den oud Drossaard de
Beaufort het Kasteel bewoonen door deszelfs Tuinman, die het Kasteel schoonhoud en be- hoorlijk doet lügten, als mede in onderhoud heeft de Tuinen en Plantsoen. Er zal bij het Kasteel aan grond zijn, circa 2 1/2 Margen, van welke 2 1/2 Margen 1 1/2 Margen door den gewezen Domeinraad aan voorn: de Beaufort in Erfpacht is vergund het geen ook Jaarlijks in de Domeinrekeninge word ver- antwoord, een gedeelte van dien grond is tot een Engelsch plant- soen aangelegd^, welke kosten door voorn: Beaufort uit zijn eigen privébeürs zijn betaald, en ik meene hegreepen te hebben bij afstand van zijn post een gedeelte dier Penningen zoude te rug gegeeven worden. - Uwe zal ook wel in gedachten gelieven te hou- den dat de Broeyerijën die bij het Kasteel zijn |
|||||||
in eigendom toebehooren aan voorn: de
Beaufort, kunnende dezelve bij de verhüüring niet begreepen worden, tenzij dezelve bij den Huurder of verhuurder wierden overgenoom- en, wanneer gem: Beaufort dezelve wilde overdoen....". In een ander archiefstuk heeft de
tuinman het over het 'buurland' waar een siertuin is, want er staat een beeld van Hercules op een sokkel dat schade opliep door dronken militairen die op het kasteel waren ingekwartierd; letterlijk staat er: "in de thuin komende bevond ik het
opengerukt het vergulde beeld staande in de Laan ophüürland genaamd Hercules om- geworpen het Beeld en Steen waarop het stond gebroken, gelijk het thans nog zodanig is blijkende, [...] ten zelve dage heb ik door de Heer Rentmeester van Affelen Codde een reqüest laten praesenteren om het Land en mijn woning in hüür te mogen hebben, - of anders om als een eerlijk man mijn ontslag te verkrijgen en ontruiming te mogen doen " ^. In '...de Lijst van aanwijzing' stonden
vermeld als voorwerpen die in de loods aanwezig waren: het bovengenoemde Herculesbeeld, maar ook een 'Martavaan', een siervaas, die op een van de piedestal- les''° in de tuin gestaan moet hebben. Bij de archiefstukken bevindt zich een reke- ning-^' van Jan Verkerk junior voor " 2 blaaüwe piedestalle met lofwerk t stuk bedon- ge a f 2^ gld op dato voldaan 1773". Onderaan op deze nota staat: "Dese an mijn voldaan J.van Oosten"^^. Het ging hier dus om twee arduinen
sokkels waar naar alle waarschijnlijkheid het herculesbeeld en de martavaan op ge- staan hebben. Uit de combinatie van de gegevens
hierboven kan men vaststellen dat een deel van de gronden als siertuin werd in- gericht. Het bezoek van stadhouder Willem V
in 1777
JF en zijn tuinman streefden - zoals ge-
bruikelijk was - naar 'ornament en profijt' m.b.t. de kasteeltuin. Een belangrijke oog- |
|||||||
324
|
|||||||
getuige die een bezoek bracht aan de'tui-
nen, is stadhouder Willlem V. Op i augus- tus 1777 bezocht hij de Baronie. In het ver- slag van dat bezoek aan kasteel en tuinen schrijft de vice-drost P. van der Meulen aan JF: "...In de kaemer ging de Vorst een korten
tijd in de armstoel zitten, wanneer ik terstond de vrügten nam, en de eer had die aan Zijne Hoogheid aentebieden; Zijn Hoogheid ge- bruikte van alle de fruiten, en verklaerde on- der het gebruik dit jaer zulke aangenaeme kerssen, en druiven niet te hebben geproeft als deeze bevond; [...] vervolgens verkoos zijne Hoogheid de tuin te bezichtigen, welke dan ook in het geheel rondgewandeld heeji, alles net en proper vindende, [...] dat zijn Hoogheid onder het wandelen aan de Heeren Khel, van Lokhorst en mij declareerde, dat het Hem aengenaem was zich hier opgehouden te hebben, dat eerst niet voomeemens was ge- weest zulks te doen, dat IJsselstein nooit zo- danig verwacht had, en dat niet gedagt had hier alles in die ordre te vinden;... "^^. 'De Hofkamp'
In de loop van de zeventiger/tachtiger
jaren van de achttiende eeuw moet bij JF (en zijn tuinman) het plan gerijpt zijn om een landschapspark aan te leggen. Het perceel waarop dit plan uitgevoerd zou moeten worden, was De Hofkamp. 'De Hofkamp' was een stuk grond dat
in de kadastrale legger, de 'Oorspronkelijk |
||||||||||
Aanwijzende Tafel', van 1832, voorzien
was van de nummers 283 en 284. Later is op deze grond het ziekenhuis/gasthuis gebouwd. Oorspronkelijk zal deze grond bij het kasteel gehoord hebben'^'*. Op 4 mei 1789 kwam De Hofkamp via
een erfpachtbrief , afgegeven door de Rentmeester der Domeinen en geestelijke goederen^^ in het bezit van Lodewijk van der Haas: "Een Mergen Lands geleegen op het Nederoüdeland van IJsselstein genaamt de Hojkamp ten behoeven van Lodewijk van der Haas." Na auctorisatie d.d. 10 december 1788
" is in een versüimelijken Erfpacht gegeeven [...] mids deese aan Lodewijk van der Haas sijne Erven en Nakomelingen het Parceel Lands genaamt de Hofkamp geleegen aan de oostzijde van het Gasteel op het Nederoüdeland van IJsselstein, Groot een Mergen in de kaarte geteekent No 20 en in de Domeinrekeninge bekent süh No 135 op een Ganon van vierentwintig Guldens 's Jaars van alles Vrijgeld [...]" Over de gesteldheid van de bodem van
de Hofkamp valt iets af te leiden uit de eerste voorwaarde die aan het erfpacht- contract gekoppeld was: "Dat voom^ Lodewijk van der Haas het
voorsz; Land ten genoegen van hem Rentmeester sal moeten planeeren en Effenen en al de püyn daar in gevonden wordende üit hetselve halen. '^ De Hofkamp was domeingrond. In het
|
||||||||||
«>-9
Gezicht op
'De Hofkamp"
en kasteel vanafhet noordoosten in 1J44. Detail van de ets naar de tekening door jan de Beyer in 1744. Coll. Flehite AC n-74-iij. iMLf. |
||||||||||
ifss-
|
||||||||||
325
|
||||||||||
'Register van de erfpachtbrieven' staat bij
andere percelen altijd aangegeven of de grond al eerder in erfpacht is uitgegeven. Daarvan wordt bij de Hofkamp geen mel- ding gemaakt. Uit de ingetekende bedden op de kaart van Hattinga in combinatie met de tekening van Jan de Beyer zou men moeten afleiden dat de Hofkamp eerder in gebruik is geweest als moes- tuin''^. In een archiefstuk stond aangegeven
dat de ingekwartierde militairen in 1796 op "mijn Erjpachtlandt de paden welke met aardappelen bepoot waren kort en klein ge- loopen" hadden^ . |
Men moet wel aannemen dat JF in
1788 of 1789 ervan heeft afgezien het park aan te leggen, gelet op het feit dat in het laatstgenoemde jaar de grond die daar- voor bestemd was, aan de tuinman in erf- pacht werd gegeven. Er was sinds enige ja- ren al een sfeer van revolutie merkbaar: grote groepen patriotten waren fel ge- keerd tegen Oranjeklanten. Men moet concluderen dat de politeke ontwikkelin- gen in die jaren (tot 1803) grote gevolgen hebben gehad voor kasteel en tuin in IJsselstein: aan de ongewisse situatie waarin JF verkeerde in die jaren kan wor- den geweten dat er geen kasteelpark werd |
||||||||
ajb.10
Kaart met
registratie- nummers van de perce- len in 1740. Archief van Baronie van IJss. nr. 21 kaart 3 (in 1J40 gete- kend door PJ. Adan). Top. Atlas. RAU. (detail) |
|||||||||
326
|
|||||||||
aangelegd, (wat op zijn beurt tot gevolg
heeft gehad dat daardoor vrijwel zeker aan het einde van de vorige eeuw het kasteel werd afgebroken.) Het ontwerp voor een landschapspark
en een wandelbosje Naast de toepassing van stookkassen
(en aardkribben) in een broeituin bestond er in de de tweede helft van de achttiende eeuw nog een nieuwe mode op tuinenge- bied onder de kapitaalkrachtigen: het aan- leggen van een tuin in de landschapsstijl, ook wel een 'Engelse tuin' genoemd. In zo'n tuin werden dan niet alleen inlandse bomen en heesters geplant. De achttiende eeuw was de eeuw van de verzamelwoede van alles wat exotisch was. Van over de he- le wereld werden exclusieve voorwerpen, dieren en planten verzameld. Een arbore- tum met exoten paste in die trend. -situering
De ontwerptekening voor het land-
schapspark bevindt zich in het archief van de familie de Beaufort. Door de aandui- dingen 'Stadsgracht' en 'Vijver' komen slechts de percelen in aanmerking, die in 1832 kadastraal bekend stonden onder de nummers 283 en 284 van Sectie E, blad |
|||||||||||||||
ajb.u
Het ontwerp
voor een tuin. Archief van de Fam. De Beaufort inv. nr. 1548- 2.RAU. |
|||||||||||||||
2. Het betrof het terrein dat bekend stond
als 'De Hofkamp'. Qua oppervlakte en vorm komen het ontwerp en die gezamen- lijke percelen redelijk goed overeen °. De oppervlakte die voor moestuin gereser- veerd werd in het ontwerp, lag onmiddel- lijk naast de broeituin. :het ontwerp
Midden boven op de tekening is een
halfronde heuvel ^ geprojecteerd. In de ontwerpen in de vroege landschapsstijl |
|||||||||||||||
treft men in de vlakke delen
|
van
|
||||||||||||||
ajb.u
De situatie in
iSic,. Detail van de
kadastrale kaart van IJsselstein uit i8ig, sectie E, blad 2. RAU. |
|||||||||||||||
327
|
|||||||||||||||
Nederland vaak opgeworpen heuvels aan.
Meestal zijn er ook waterpartijen opgeno- men in de ontwerpen in deze stijl. Zo ook hier. De grond die uit de vijver vrij kwam, kon meteen ter plaatse verwerkt worden. Ook stond er een heuvel in de hoek rechts- onder op de tekening gepland, waarop een gebouwtje of een beeld-op-een-sokkel ge- dacht was. Het is duidelijk dat op het onderste ge-
deelte van de tekening waarop de verschil- lende bomen en heesters aangestipt en met name genoemd zijn, een parkachtige aanleg gepland was, terwijl de rest beplant zou moeten worden met bomen of hees- ters, waardoorheen wandelpaden zouden lopen langs of naar een aantal rustplaat- sen. Aan de stadsgracht lijken taluds inge- tekend. In de vijver met onregelmatige bochti-
ge inhammen is een eiland gedacht, waar- op een boom staat. Er is daar geen sprake van 'natuurlijke, afgekalfde' oevertjes, maar van schetslijnen, die op andere plaatsen in het ontwerp ook voorkomen, waardoor de indruk versterkt wordt dat men met een 'praatplan' te doen heeft. Aan de onderrand van de tekening staat
het woord 'zomerhuis' met een krabbeltje als geheugensteuntje. Het zomerhuis heeft aan de andere zijde van de 'vijver' gestaan ^ De tekening is niet in overeen- stemming met de werkelijkheid: er moet nog een lijn aangebracht worden. De vij- ver is namelijk een deel van de slot- gracht '^. De vijf streepjes in het ontwerp stellen
banken voor, gesitueerd op plaatsen waar men zich zou kunnen afzonderen of waar men zou kunnen genieten van het uit- zicht; één van de banken staat in een uit- stulping van het pad waarbij geschreven staat: "met camperfolie"; daarbij zal men kunnen denken aan een soort prieel. Een tweede staat rechtsboven in een rondje met als tekst: "in de ronte met jasmijn". Een derde komt voor onder aan de opge- worpen heuvel aan de bovenrand; een vierde ziet uit op de vijver met de treur- |
wilg; en de laatste bank biedt uitzicht over
een perk met planten en de stadsgracht. De gedachte aan een 'Engelse tuin' wordt mede ingegeven door de slingerpaadjes en de tekst in de heuvel: "Engelse hoornen ie z(oort)" en in de rechter marge: "Bosje mor Engels Plantzoen ' 2e en je zoort en hloemdragend". Het ontwerp heeft een tweeledig karak-
ter: het zuidelijke gedeelte is een parkach- tige aanleg met een 'exclusiever' assorti- ment bomen en heesters terwijl het noor- delijke deel wordt gevuld met elzen- en/of eikenhakhoutbosjes met een recreatieve functie: een wandelbosje. Het nuttige kon zo met het aangename verenigd worden; de produktiegerichtheid spreekt ook uit de aanduiding van twee perken met "akkers voor bloemgevende veldvruchten". (De la- tere toevoeging 'veld' is tekenend!) Het wandelbosje zou moeten aansluiten bij het "bosch"je dat reeds eerder moet zijn aangelegd en dat eveneens een recreatieve functie had. Dit kan worden gestaafd met twee uitgaveposten. In de 'reekening' van 1782 staat in het
capittel 'Extraordinaris Uitgaaf ' ver- meld: "Betaald aan Hendrik Heimans voor het rijden van püijn in het Nieuwe bosje be- seyden de Casteeltüin alhier, ter aanvulling en effen maaking der gaten in de wandellant- jes (sic ! P.B.) van het selve [...]ƒ 6:8:0." In de 'reekening' van 1786 in het capit-
tel 'Extraordinaris Uitgaaf ^: "... de nieuwe Wandellaan agter de
Casteeltüyn alhier beneevens het Bosch of Griendje daar aangeleegen te doen besanden, het daartoe benodigde sand uit 's Heeren
88 I
Sandküylen te doen haaien en tot het rij-
den, strooijen en effenen van hetselve dertig a veertig gulden uit het Domein Cassa te mo- gen employeren heeft deswegens betaald f42:10:0.' ^ -de bomen en heesters op het ontwerp
In het ontwerp staat een aantal soorten bomen en heesters met name genoemd.
Het assortiment (in de spelling zoals op
het ontwerp) bestond uit:
|
||||||
328
|
|||||||
Treurwilg^" Camperfoue Ordinaire Vuer
Larix Treurcipres Ceder
WlNMOUTS PlJN^' LAURUS CERASUS^^ JASMIJN
|
|||||||||||||||||||||
treffende exotische planten. Men raakt meer
en meer geïnteresseerd in en gebiologeerd door kasplanten, ajkomstig uit de resterende Nederlandse koloniën in Amerika en de Oost. Het bezit van glazen kassen werd statussym- bool." Maar ook: "Soorten als Tsuga cana- densis (L.) Carr., Pinus taeda L, Pinus echi- nata Mill., Populus monilifera Ait., Quercus phellos L, Quercus nigra L., Quercus rubra L. en Quercus alba L deden hun intrede in de Nederlanden"^°'^. Een sparresoort, een populieresoort,
twee denne- en vier eikesoorten. Op grond van het voorafgaande is het
aannemelijk dat men bij de aanduiding "Popü" niet aan een 'gewone inlandse' populier moet denken, maar aan een exoot. In de de botanische tuin van Clifford
werd in 1737 als exoot vermeld: de Balsempopulier (Populus tacahamaca Mill.)'°^. De Amerikaanse eik (Quercus rubra L.) werd pas in 1747 voor het eerst in Nederland vermeld'° . Hetzelfde geldt voor de ander exotische eikesoorten die hierboven genoemd zijn. Wat bewaard is gebleven, is slechts een
schetsontwerp waarop de bomen vermeld staan onder Nederlandse namen. De bo- venstaande gedachtengang is niet te sta- ven met een lijst waarop de officiële soort- namen zijn aangegeven. Toch hoop ik aannemelijk gemaakt te hebben dat JF het plan heeft gehad een arboretum'"'' aan te leggen, waarbij men zou kunnen denken aan de exotische soorten, zoals die welke hierboven vermeld zijn. De palm zal wel een kuipplant zijn
geweest, die in de winter in de oranjerie gezet werd. Blijven over: de Treurwilg en de Treurcipres. Treurvormvariëteiten van allerlei soorten waren in de achttiende eeuw erg geliefd. De heesters die in het ontwerp vermeld staan, zijn te typeren als "bloemdragend hout". De Franse tijd; de Hofkamp als war-
moezeniersland'°^ Zoals eerder vermeld is, kreeg
Lodewijk van der Haas in 1789 de |
|||||||||||||||||||||
Palm^' Geele acasia
vogelker tulpeboom^^
Sparreboomenbos Witbonte vlier55
|
Denneboomen
Sparreb(oom)
Leisterbessen
popu(lier)
Bloemperk
|
||||||||||||||||||||
Witte syring
|
Rode syring
|
||||||||||||||||||||
Rode pavia
|
96
|
||||||||||||||||||||
Eiken
|
|||||||||||||||||||||
Er is ook nog een half leesbare aandui-
ding: Ba[lsem(?)]roos. In een boek over het aanleggen van
boomkwekerijen uit 1824^'' merkt de schrijver aan het einde van zijn verhande- ling op dat hij het niet heeft gehad over "andere soorten van Dennen als fijne Picea's'^ , Larixen, Wijmouths pijnen, Ceders^'^, en meer andere soorten, welke te kiesch zijn, en eenen goeden ofvetteren dan zandgronden hegeeren,[...]." Het is dus niet te verwonderen dat men
reeds enige decennia eerder die soorten tegenkomt in een ontwerp voor een tuin die op goede grond' lag. De mooiste laanbomen vond men in
die tijd de linde, de plataan, de tamme kas- tanje, de paardekastanje, de eik en de tul- penboom'°'. In de parkachtige aanleg van het ontwerp vindt men daarvan terug: de eik, de tulpenboom, en een soortgenoot van de paardekastanje: de rode pavia. De Tulpenboom (Liriodendron tuhpif-
erum L.) werd vanuit Amerika ingevoerd en kwam vanaf 1687 in Nederland voor' . De Rode Pavia (Aesculus pavia L.) werd tusen 1690 en 1720 eveneens uit Amerika geïmporteerd. Een andere Amerikaanse exoot, de
Acacia (Robinia pseudoacacia L), werd waarschijnlijk rond 1640 rechtstreeks vanuit Amerika, of via Frankrijk in Nederland ingevoerd. Men mag aannemen dat dit park even-
zeer een statussymbool moest worden als de broeituin'°^ en daarom zou de voor- keur van JF hebben kunnen uitgaan naar 'exclusieve' soorten. "Aan het einde van de zeventiende eeuw
voltrok zich [...] een wijziging in de mode be- |
|||||||||||||||||||||
329
|
|||||||||||||||||||||
Hofkamp in erfpacht. In 1803 verzocht hij
een morgen land [voorheen perceel 135] genaamd 'de Hofkamp' in erfpacht te mo- gen houden voor dertig jaar "na expiratie van de thans nog hopende Vierjaaren". De periode van de Bataafse Republiek
was een woelige tijd, die Van der Haas heel wat last bezorgde. Niet alleen van de Franse troepen die ingekwartierd lagen op het kasteel maar ook van de plaatselijke bevolking ondervond hij schade. Ten ein- de raad wendde hij zich tot Mr. C.J. van Affelen Codde, de Rentmeester der Domeinen van IJsselstein die op 23 mei 1795 een brief zond "Aan de Administratelirs bij de Provisioneele Representanten van het volk van Holland gesteld over de goederen van den Prince van Orange en Nassau" met de volgende inhoud: "Remonstreert met verschüldigden eerbied
Mr. C.J. van Affelden Codde Rentmeester der Domeinen van Ysselstein, dat van den Casteel tuin alhier tans door een ieder ge- bruik gemaakt vi>ord, dat daardoor soo aan het Plansoen als aan de veldgewassen schaade veroorsaakt en toegebracht werd, 't gunt bij 't aanrijpen van de Vruchten te voor- sien is nog meer en meerder te sullen toenee- men; soo dat de Tuinman, die een swaar huishouden met negen kinderen heeft, wijnig voordeel van sijn arbeid, moeyten en gemaak- te kosten, staat te trekkken en genieten indien hier in niet voorsien werd." Daarop werd besloten de kasteeltuin,
de tuinmanswoning (aan het binnen- plein) en de hoekkamer van het kasteel waarin goederen van de Drossaard waren opgeslagen voor het publiek te verbieden. In de marge van de brief staat een reac-
tie vermeld : "Ysselstein Den 28e mei 3795. Den Rentmeester aangeschreeven, om tegens de schade aan den Kasteels-Tüin te werken. En voorts verklaard, dat men zich het voorstel van den Tuinman, om dien Tuin te gebrui- ken, zal laaten welgevallen, wanneer zulks de instemming heeft van den geweezen Drossard." Hieruit kan men afleiden dat Lodewijk
|
van der Haas zelfstandig doorging in de
broeituin. In de "Inventaris van den Gemeenen
boedel van wijlen Lodewijk van der Haas en desselvs nagelaten wedue Adriana la Garde in dato den sesden November 1811"" staat niets vermeld over 'De Hofkamp'. Wel vindt men in de Inventaris van de bezittingen van de overleden Adriana la Garde in het hoofdstuk "Vaste Goederen""' 'De Hofkamp' aldus om- schreven: "Een stuk warmoezeniersland ge- naamd de Hojkamp gelegen buiten de stad IJsselstein, belend noord door de Eitersche dijk en Pieter van der Veer en ten zuiden de Heer Strick van Linschoten begroot op zeven- honderd guldens." Wanneer 'De Hofkamp' in het bezit ge-
komen is van de fam. Van der Haas heb ik (nog) niet kunnen achterhalen. Lycklama a Nijëhölt geen kasteelheer
In het bezwaarschrift van JF van 16
april 1803 staat de volgende passage: "... En in deeze gevoelens zijn de volgende
Bestuurders der Domainen, op de gedane Addressen, zo door de Münicipaliteit"'^ te IJsselstein, als van de bijzondere Burger Societeijten aldaar, omme het Kasteel tot an- dere eijndens te mogen gebrüijken, tot heeden toe blijven persisteren.- gelijk ook verder in het bijzonder, de Maire of Bailliuw Lijclama d Nijeholt, bij consecutive gedaane addressen, aan de Directie in der tijd, alle mogelijke po- gingen heeft aangewend, om in het bezit en gebruijk van het Kasteel en Tüijn te worden gesteld, doch almeede vrügteloos, als zijnde alle de daar toe gedaane Verzoeken gedecli- neerd, en van de hand geweezen. ""^ Of men het kasteel nog voor andere
doeleinden - zoals wijkvergaderplaats - heeft willen gebruiken is niet bekend, maar zeker is dat Mr. I. E. Lycklama" als nieuwe bestuurder kennelijk een oogje had op de emolumenten die eerder aan JF waren ten deel gevallen, waaronder de be- woning van het kasteel. Want "in 180^ tot Baljuw aangesteld zijnde heeft als Expectance op de overhoeven en de bewoo- |
||||||
330
|
|||||||
Op 6 juli 1803 "... is goedgevonden [na
taxatie der goederen door 4 personen ] voor rekening van het Domein overtenemen en dienaangaande met dezelven de Beaufort naar billijkheid de noodige schikkingen te maken en voorts hetgeen niet met nut aanwe- zig blijven ofgeemployeerd kan worden, op de voordeligste wijze te doen verkoopen." In de 'reekening' van 1803'^^ staat op-
genomen "Aan de Heer en Mr. J. de Beaufort wegens door 't Domein overgenome- ne goederen in de Kasteel Tuin f 1800:-" Opknapbeurt van het kasteel; demping
van de grachten In 1803 is het kasteel opgeknapt voor
iets minder dan 5000 gulden^^^. In de 'reekening' van 1804''^' staat een post ver- meld: "G. de Bruin wegens rijloon van jjj voeder zand naar het kasteel f gg : 18 :-" "Aan Wm en Cs. van Zwieten, wegens leve- rantie van jj roeden graszooyen üyt het land de Nieüwpoort f 112 : 10 : o". Aan T. Winterhoven & zoon moest betaald wor- |
||||||||||||||||||||||||||||||
ning van 't Kasteel hebbende over dat jaar
zijn Recognitie van f loo :-: - betaald, maar zijn verzoeken ten aanzien van de evenge- noemde vooruitzichten van de hand gewezen zijnde heejigeweygerd...""^ over 1804 en la- tere jaren nog te betalen. Vergoeding van de kosten die De Beau-
fort voor kasteel en tuin gemaakt had In het Register der Resoluties der ver-
gadering van Thesaurier-generaal en Raden van Financiën der Bataafsche Republiek" staat het besluit d.d. 27 april 1803 vermeld dat de missive en bijlage"^ van JF in handen gesteld zou worden van Inspecteur-generaal E. Temminck. JF stuurde daarna een request waarop
op 20 juni 1803 het besluit genomen werd hem een lijfrente te verlenen van 5% gere- kend naar een somma van ƒ ro.000:-, het bedrag waarvoor hij de bedieningen had gekocht van de Vorst van Nassau, ingaan- de op het moment dat hij uit zijn functies . . 120
ontzet was. |
||||||||||||||||||||||||||||||
De situatie in
1812. Reconstructie
schets, geba- seerd op de plattegrond van IJsselstein uit
1812. Archiefvan
de prefecten Utrecht- Amersfoort nr. 224-2. Top. Atlas. RAU. |
||||||||||||||||||||||||||||||
^
|
||||||||||||||||||||||||||||||
meest
waarschijnlijke
lokatie van het speelhuisje |
||||||||||||||||||||||||||||||
Stadsgracht
|
||||||||||||||||||||||||||||||
^
|
||||||||||||||||||||||||||||||
Stadsgracht
|
||||||||||||||||||||||||||||||
De Hofkamp
warmoezeniersland
van Lodewijk van der Haas
in erfpacht van de Domeinen
|
||||||||||||||||||||||||||||||
Binqentuin
|
||||||||||||||||||||||||||||||
geaëmpre- ■
. fliacbt____ |
||||||||||||||||||||||||||||||
Restant
van Engeisch
plantsoen |
||||||||||||||||||||||||||||||
Restant
van Engeisch
lantsoen, |
||||||||||||||||||||||||||||||
Eiterei
|
||||||||||||||||||||||||||||||
tuinpad naar net Dinnenpiein
|
||||||||||||||||||||||||||||||
Laan achter het Gasteel / De Laan / Touwlaan
|
||||||||||||||||||||||||||||||
331
|
||||||||||||||||||||||||||||||
Haarlem een brief van deze Robert Jasper
van der Capellen, heer van de Marsch, Lathmer enz. Deze''° luidde: "Meester Tuinman,
Onderricht zijnde dat Gij gaarne op het
kasteel hetwelk met de Tuynen, door mij, ge- lijk Gij weet gehuurt is, wilde blijven, dient deze deze(sic! P.B.) om u te zeggen, daar ik zulke algemeene goede getuigenissen van U hoore, dat ik niet ongenegen ben dien aan- gaande met u in onderhandeling te komen; Ik zal ten dezen opzigte zeer redelijk zijn ver- trouwende hetzelfde van uwe zijde. Zoude zich het, bij voorbeeld, niet kunnen schikken, dat ik u de tuijnen liet, mids Gij mij volop de nodige groentens voor mijn huisgezin leverde, voorts alle de boomvrugten hoegenaamd voor mij alleen. Gij zoud dan met uwe broeijerijen ten uwen voordele blijven voorthandelen naar welgevallen. Zeg mij uwe gedachten en hoe gij het in zulk een cas zou verstaan en aannee- men. Hier op uw antwoord inwagtende ver- blijve UEDWillige Capellen-Marsch."
In 1805 werd het kasteel bewoond door
minimaal drie volwassenen, te weten: Maria Taats van Amerongen'^', haar dochter Frederica en haar schoonzoon, de bekende Van der Duyn van Maasdam. Wanneer Robert Jasper van der Capellen het kasteel verlaten heeft, is niet bekend. Maria Taets van Amerongen overleed
op 10 augustus 1809. Nadat er op vrijdag 15 december en een week later nogmaals een advertentie in de 'Utrechtsche Courant' was geplaatst waarin het kasteel te IJsselstein te huur werd aangeboden, was er op 2 april 1810 een aankondiging van de publieke verkoping van de bezittin- gen van wijlen de Hoog Wel Geb. Vrouwe Maria Taats van Amerongen, douairiere van wijlen jhr. Alexander Philip van der Capellen, op dinsdag den 10. van Grasmaand 1810. Naast een moderne en pretieuse''^ inboedel werden "zoo goed als nieuwe Broeiramen en Bakken, Tuin- gereedschappen en brandhout..." te koop aangeboden. Het is niet uit te maken of hierbij nog iets aanwezig was van de tuin- |
|||||||||
den: "wegens geleverde boomen in de
Kasteeltüyn in 1804 f i2y : 2 : -" en aan J. Kruger "voor eenige vermaakte verandering in den Kasteeltüyn in 1804 f 114 : o : o". Volgens de 'reekening' van 1805 -
1810'^ in het capittel 'Extraordinaris Uitgaaf ontving "T. Winterhoven & zoon wegens geleverde boomen in de "Kasteeltüyn" in 1805 ƒ 16 :11:-; in 1806 ƒ 23 : 14 : -; in 1807 ƒ 19 : 12 : -; in 1808 ƒ 43 : 16 : -. Aan G. de Bruin werd wegens het rijden van 89 voeder zand ƒ 26 : 14 : o , voor 81 voeder ƒ 24 : 6 : - en voor een later transport nog eens f9'.-'- betaald. Uit het bovenstaande valt af te leiden
dat er in die jaren een grote bedrijvigheid aan de dag werd gelegd met betrekking tot de tuin. Een gazon werd (opnieuw?) aan- gelegd en er werd een groot aantal bomen gepoot. Bovendien zijn er in de jaren 1804 tot 1808 in totaal ruim 530 vrachten grond'^'' uit "s Heren sandkuylen"^^ naar de kasteeltuin gebracht. Volgens de platte- grond van 1812 waren de grachten gedeel- telijk gedempt. Mogelijk zijn die 750 tot 1000 kubieke meter grond gebruikt voor de demping. De fam. Van der Capellen op het kasteel
In 1803 werd het kasteel gehuurd door
Robert Jasper van der Capellen^^^. Op 13 april 1803 ontving Van der Haas vanuit |
|||||||||
aJb. 14
Pad naar de
toren, detail van een hout- gravure uit 1886 door J. Waker, naar een tekening van P.A. Schipperus, uit het tijd- schrift "Eigen Haard" van medio 1888. |
|||||||||
332
|
|||||||||
afb.15
Ingangpartij
van het kas- teel gezien vanaf "De Hofkamp". Detail van een houtgra- vure uit 1886 door J. Walter,
naar een teke- ning van P.A. Schipperus, uit het tijd- schrift "Eigen Haard" van medio 1888. Ajh.16
De zonneherg
in 1886. Detail van een houtgra- vure uit 1886 door J. Walter,
naar een teke- ning van P.A. Schipperus, uit het tijd- schrift "Eigen Haard" van medio 1888. |
||||||||||||||||
Vruchtgebruik door dochter Louise
In 1837 overleed Nicolaas Hendrik van
Linschoten; zijn weduwe Louisa Elisabeth de Ridder bleef op het kasteel wonen tot haar dood op 6 september 1853. In haar olografisch testament''^ deed ze haar dochter Louise het voorstel het kasteel te kopen. Ze zou dan tevens in het bezit ko- men van de tuinen, het bosje, de tuinstoel- tjes, de broeiramen, de "tuingeschappen" (sic! P.B.) en de bloemen. Bij de akte van scheiding in 1854 krijgt de dochter het recht haar hele leven op het kasteel te wo- nen. Dat was tot 9 augustus 1886. |
||||||||||||||||
goederen die door JE waren aangeschaft,
en waarvoor hij de 1800 gulden ontvan- gen had.Volgens de 'reekening' van 1805- 1810''' in het capittel 'Extraordinaris Uitgaaf werd het kasteel tot 1809 ver- huurd. In 1810 stond het leeg.'^''^ Het kasteel in bezit van fam. Strick van
Linschoten Nicolaas Hendrik Strick van
Linschoten''^ kocht het kasteel van de Domeinen. Er zijn twee documenten waarin data zijn opgenomen die betrek- king hebben op de jaren 1811 en 1812. De koopakte heb ik (nog) niet kunnen achter- halen, maar in de akte waarin de boedel- scheiding werd geregeld staat onder de ei- gendomstitel betreffende het kasteel: "...vermits het voormelde Kasteel en aan-
behooren, door Jonkheer Meester Nicolaas Hendrik Strick van Linschoten [...] is aange- kocht van het bestuur der Domeinen, blijkens proces verbalen van provisionele en definitive toewijzing en acte van lastüitbrenging op den twaalfden Janüarij en den tienden en elfden Febrüarij desjaars achttien honderd twaalf ten overstaan van den auditeur van den Staatsraad en Secretaris Generaal van de préfecture van het Departement der |
||||||||||||||||
„136
|
||||||||||||||||
Zuiderzee gepasseerd,...
|
||||||||||||||||
Vanaf dat moment bleef het kasteel ei-
gendom van die familie tot 1887. |
||||||||||||||||
333
|
||||||||||||||||
aangegeven. Ook waren er drie kavels die
de tuin betroffen: de loods in de moestuin en twee kavels houten schuttingen. Poging tot behoud van het kasteel
Een heel opmerkelijke voorwaarde bij
deze verkoping was dat het verkochte niet aan de koper zou worden gegund, indien binnen vijftien minuten na de voorlopige toewijzing zich een koper voor de gebou- wen mocht opdoen, die zich verbond het kasteel te laten staan en daarvoor een koopsom zou bieden van tweeduizend gulden boven de voorlopige koopprijs. Maar zo'n koper kwam niet opdagen.
En voor ƒ 4.802,- werd het kasteel verkocht aan David Levie de Vries, sloper te Weesp. Veiling van de bomen in de kasteeltuin
Op 15 december 1887 - dus twaalf da-
gen voor de verkoop van het kasteel - had in het koffiehuis 'Het wapen van IJsselstein' des voormiddags te tien ure de openbare verkoping plaats van: "boomen, hout- en struikgewas, wassende en op stam staande onder de gemeente IJselstein, op de gronden behoorende tot het "Kasteel IJsel- stein" in honderd zes en zeventig percelen"^^^. De opdrachtgever was Mr. Dirk
Johannes Hendrikus van Eeden. Jhr. Nicolaas Hendrik Strick van Linschoten was als mondeling gemachtigde bij de ver- koop aanwezig. Door het veilingregister kan men infor-
matie krijgen over de verscheidenheid van de boomsoorten en aantallen die in de tuin voorkwamen. Er wordt melding ge- maakt van: 170 linden van zeer verschil- lende ouderdom gelet op de prijs die er- voor betaald werd; 5 notebomen; 20 vruchtbomen; 8 Iepen van timmerhout- kwaliteit; iio Essebomen variërend in prijs van ƒ 4,60 tot ƒ 116,- per stuk; 13 knotessen; 2 populieren voor klompen- hout; 5 peppels; 17 platanen; 10 berken; 5 acacia's (indertijd ook al zeer gezocht als inlands hardhout); 21 eiken waaronder exemplaren van beste kwaliteit (ƒ 62,- per stuk); 3 dennebomen; 2 beuken; 2 kastan- |
|||||||
Verkoop (t.b.v. de boedelscheiding)
Enige maanden na het overlijden van
Louisa, in het najaar van 1886, werd via een advertentie uit de hand te koop aange- boden: "het eeuwenoude Kasteel IJselstein met de daarbij behorende tuinen, waterpartij- en, vijvers. Houtgewassen, Gronden, Broeiramen en zonneschermen,[...] De TUIN, waarin zeer vele fijne vruchtboomen staan, is aangelegd tot terrein van vermaak en moestuin, waarin eene Schuur staat; het overige terrein is beplant met zeer dikke en gave eike-, ijpe-, essche-, elze-, wilge-, linde- en noteboomen en ander houtgewas."'' De advocaat Mr. Dirk Johannes
Hendrikus van Eeden kocht een jaar later, op 12 november 1887 van de erven Strick van Linschoten:'^^ "Het Kasteel te IJselstein, met de daartoe behoorende tuinen, houtgewassen, grachten en gronden, broeira- men en al hetgeen verder door bestemming ge- rekend kan worden tot hetzelve te behooren, gelegen aan de stadsgracht tusschen de eigen- dommen van de Heeren Van Rooijen en Van der Roest, strekkende achter langs eene laan aan de gemeente IJselstein toebehoorende, ge- kadastreerd in Sectie E nummers 28^, 288, 2go, 2gi, 2g2, 2gj, 294, 2g^, ^og en }io, te zamen groot twee Hectaren, achtentachtig Aren vijftien Centiaren." Daarvoor werd 12.000 gulden betaald ^'^°. Verkoop voor sloop
Ook in dezen trad Jhr. Nicolaas Hen-
drik Strick van Linschoten nog eens op, namelijk als de gevolmachtigde van advo- kaat Van Eeden. Op 27 december 1887^"*^ werd tot de openbare verkoping overge- gaan van: "Het Kasteel IJselstein benevens de walmuren, het koetshuis, de stalling, het tuin- hek, de loods, de planken schuttingen in den moestuin en de brug over de gracht, met uit- zondering evenwel van den toren staande naast het tuinhek". Aan deze akte is een door de verkoper,
de koper, de notaris en de getuigen ge- waarmerkte tekening vastgehecht. Daarop zijn de drie percelen waarin het kasteel werd opgedeeld, in verschillende kleuren |
|||||||
334
|
|||||||
ajb. 17
De kadastra-
le situatie van ic)6o. Gebaseerd op de Kadastrale kaart IJsselstein, sectie E blad 2.3919 (bij- gewerkt tot rond igGo). RAU. |
|||||||||||||
steeds verder
verdwijnende kasteelgracht |
|||||||||||||
Eiterei
|
|||||||||||||
Strick van Linschoten en diens zwager
Cornelis Wernard Eduard van Voorst van Beest''*'': "Het voormalig Kasteel te IJselstein met de daartoe behoorende tuinen, grachten en gronden, gelegen aan de stadsgracht, tus- schen eigendommen van de Heeren Van Rooijen en Van der Roest, strekkende achter langs eene laan aan de gemeente IJselstein toebehoorende, gekadastreerd in Sectie E nummers 28^, 288 tot en met zg^, ^og en 310, te zamen groot twee Hectaren acht en tachtig Aren vijftien centiaren." De koopprijs bedroeg ƒ 5.ooo''* .
Op 19 juli daaraanvolgend verkocht
David Levie de Vries nog wat afbraak voor ƒ 33145^^^. Opsplitsing in kavels en de bebouwing
tot 1965 Bij testament had Nicolaas Hendrik
Strick van Linschoten bepaald dat zijn on- verdeelde helft''° van de gronden rond het kasteel in IJsselstein zou toekomen aan zijn petekind Nicolaas Hendrik van Voorst van Beest. In de akte stond de vol- gende omschrijving "eenige landerijen met boomgaard zoomede weg en water [...] teza- men groot twee hectaren zeven en tachtig aren vijf en dertig centiare". |
|||||||||||||
jebomen; 4 elzen; 3 wilgebomen; 14 knot-
wilgen; 4 esdoorns; 17 kersebomen; een onbekend aantal sparrebomen; en ten slotte ook nog partijen hakhout. Het to- taalbedrag was ƒ 3.814,50 voor ruim 400 bomen. Bij de veiling waren houtkopers uit Utrecht, Linschoten en IJsselstein ko- men opdagen; daarnaast waren er tim- merlieden uit o.a. Jutphaas en Vreeswijk, klompemakers, enz. Een naam die bij heel wat kavels vermeld staat, is die van de firma Schilte, houtverkopers. Op 15 maart 1888 verkocht Dirk Levie
de Vries een eerste partij afbraak voor ƒ 698,35^^^ Op 16 maart werden 4 perce- len moesgrond, in totaal 38 aren groot, op "het Kasteel" verhuurd'^'*. Op 31 maart had de boedelscheiding plaats van de nala- tenschap van Vrouwe Louisa Strick van Linschoten''*^ Op 18 juni werden op ver- zoek van de heer Van Eeden de bessen en het grasgewas uit de tuin van het voorma- lige kasteel verkocht'^ voor resp. ƒ11,- en ƒ3.50- Meeste gronden weer in eigendom bij
twee erfgenamen Op 16 juni 1888 verkocht de heer Van
Eeden aan Jonkheer Nicolaas Hendrik |
|||||||||||||
335
|
|||||||||||||
Daarnaast ging het om "de onverdeelde
helft van het dominium directum^^^ van een pad naar en het erf om den voormalige kas- teeltoren te IJsselstein", kadastraal bekend onder Sectie E nr. 572''^. In 1926 werd op de 'Hofkamp' het pen-
sion/rusthuis 'St. Joseph' gebouwd door de Gebr. Voorendt in opdracht van de R.K.Vereniging voor Ziekenverpleging. (In 1995 is dit een gedeelte van "Isselwaerde")'^^ In 1931 werd in de voor- malige binnentuin een woning met prak- tijkruimte gebouwd in de Nieuwe- Zakehjkheidstijl. Dit gebeurde in op- dracht van huisarts A.Leerling (In 1995 in eigendom van de familie B.W.van der Togt). In 1937 werd op de plaats waar het kasteel heeft gestaan het Groene Kruisgebouw gerealiseerd. (In 1995 is daarin 'Thuiszorg en Dienstverlening' ge- vestigd.) Aan het einde van de jaren twintig of
het begin van de jaren dertig zal ook de woning van notaris Gooi gebouwd zijn.(In 1995 in het bezit van de familie Th.Terberg.) Het Christelijke kleuterschooltje 'Ons
Kasteeltje' en het openbare kleuterschool- tje 'Dikkertje Dap', de Fatimaschool en de R.K.Mavo stammen uit de eindjaren-vijf- tig beginjaren-zestig. De gymnastiekzaal en'Het Slot' zijn inde jaren zestig gebouwd. Slot
Wanneer men het geheel overziet, kan
men niet anders concluderen dan dat het kasteel-met-de-tuinen tot op heden be- waard zouden zijn gebleven als JF het plan voor een landschapspark had kunnen uitvoeren. De aanwezigheid van zo'n park zou een
zodanig positieve invloed hebben gehad op de eigendoms- en beheerssituatie van het kasteel dat er in de loop van de vorige eeuw óf meer onderhoudszorg aan zou zijn besteed, óf groter kans zou zijn ge- weest om het complex te gelegener tijd als een eenheid te verkopen. Bij de verkoop van het kasteel zou een dergelijk tuinon- |
derdeel immers een grote meerwaarde
hebben toegevoegd aan het geheel. Doordat jonkvrouwe Louise Strick van
Linschoten gedurende drieëndertig jaar vruchtgebruik genoot van het kasteel, en geen van de talrijke erfgenamen zich er waarschijnlijk nog persoonlijk verant- woordelijk voor voelde, werd het uitge- leefd. Op slechts enige bomen na (tien tot
twintig) waren er bij de veiling in 1887 - er werden meer dan 400 bomen geveild - geen 'exclusievere' soorten te melden. Wel is waar dat één erfgenaam,
Nicolaas Hendrik Strick van Linschoten, zich duidelijk met de verkoop van het kas- teel bemoeide, maar dat was om een re- den van praktische aard. Hij woonde op 'Zeevliet' aan het Boveneind in Benschop, terwijl de andere erfgenamen over het he- le land verspreid hun domicilie hadden. Een waardevol arboretumachtig land-
schapspark had een andere wending aan de gebeurtenissen kunnen geven. De ver- koopvoorwaarde van 'een kwartier en tweeduizend gulden' kan alleen maar als 'een slag in de lucht' worden gekarakteri- seerd. In het boek 'Tuinen in de Lopiker-
waard' werden door mij in 1992 de vol- gende aanbevelingen gedaan: "De gebou- wen en tuin (en) van buitens en kastelen die nog (gedeeltelijk) bestaan, in het beleid zoveel mogelijk als een eenheid benaderen, en er een planologische bescherming aan verlenen. Relicten van de oude buitens en kastelen
zoveel mogelijk sparen en onder de aandacht van het publiek brengen; te denken valt aan informatieplaquettes bij oude perceelsgrenzen in de tegenwoordige bebouwing, etc. Bij res- tauratie van buitens en kastelen niet alleen aandacht schenken aan de gebouwen maar ook aan de beplante omgeving; bij eventuele restauratie van de beplante omgeving zullen historische gegevens een rol moeten spelen. "^^^ Deze aanbevelingen golden de buitens
en kastelen in het algemeen. Voor de con- crete IJsselsteinse situatie kunnen deze |
||||||
336
|
|||||||
aanbevelingen worden uitgebreid en aan-
gescherpt. De herinrichting van de kasteeltuin,
waarin een aantal historische elementen worden gerealiseerd, is alleszins de moei- te waard. Het was niet mijn bedoehng in dit arti-
kel een historische blauwdruk voor een restauratie aan te bieden''^. Wel heb ik de historische begrenzingen van het tuinge- deelte aan de noordoostzijde van de Kasteellaan willen aangeven. Tevens heb ik het belang willen benadrukken van dat terrein i.v.m. eeuwen tuingeschiedenis die erop rusten. Een stedebouwkundig bu- reau met het specialisme historische land- schapS'/tuinarchitectuur kan daarop voortborduren. Dat bureau moet dan een stedebouwkundige visie op de totale om- geving van de toren - inclusief de relatie van dit terrein tot ?iet centrum van de stad - ontwikkelen. Daardoor zal de kasteeltoren meer aandacht krijgen en zullen tuin en toren voor de toekomst veilig worden ge- steld. Uiteraard zal de tuin tevens de leef- baarheid van de binnenstad (moeten) ver- hogen. IJsselstein, december 1995
|
|||||||||||
Noten
|
|||||||||||
aft). 18
De actuele
situatie in ^995 gezien
vanaf de hoek Touw- Kasteellaan. |
|||||||||||
'Het ziet er niet goed uit voor tuinen in een leef-
gemeenschap die al zijn energie moet gebruiken om te overleven'. DEREK CLIFFORD: A history of garden design. New York, 1963. B.OLDE MEYERINK, G.v.BAAREN.e.a.: Kastelen en ridderhofsteden in Utrecht. Uitgegeven onder auspiciën van de Stichting Utrechtse Kastelen. Utrecht, 1995. P.W.A.BROEDERS: Kasteel-Buiten-en Boerentui-
nen in de Lopikerwaard; deel 1: Drie eeuwen geschie- denis van de kasteel- en huitenplaatstuinen in de Lopikerwaard, en van de tuinen bij het Huis te Linschoten; deel 2: De verschijningsvormen van de boerentuinen in de Lopikerwaard. Waardenreeks deel 4, Jubileumuitgave van de Stichting 'Werk- groep Behoud Lopikerwaard'. IJsselstein, 1992. B.OLDE MEYERINK, G.v.BAAREN.e.a. p.506- 511. De informatie over de tuinen is voor het overgrote deel aan het boek "Tuinen in de Lopi- kerwaard" uit 1992 ontleend. D.B.M.HERMANS: 'Jan van Stolk en Kasteel IJsselstein in 1769.' In: Castellogica, Verken- ningen; mededelingen van de Nederlandse Kastelenstichting. Doorn, jaargang 1993, p.18-30. Een overdruk daarvan in de editie HKY (Historische Kring IJsselstein) nr. 71, december 1994, p.195-208. ERIK DE JONG: Natuur en Kunst; Nederlandse
tuin- en landschapsarchitectuur 1650-3740. Amsterdam, 1993. (Proefschrift Groningen) p.9-n. Zie CARLA S. OLDENBURGER-EBBERS: De
Tuinengids van Nederland; bezoekersgids en vade- |
|||||||||||
337
|
|||||||||||
mecum voor tuinen en tuinarchitectuur in
Nederland. Rotterdam, z.j. Voor de classicisti- sche stijl p.18-24; '^o°r de vroege landschapsstijl p.25-27. 8 De elementen die in archiefstukken over de
IJsselsteinse kasteeltuin voorkwamen, heb ik met een * aangegeven, maar het een en ander zal verderop nog verduidelijkt worden. 9 Archief Nassause Domein Raad inv.nr. 203
p.1973-74. ARA (Het Algemeen Rijksarchief ie afd. Den Haag). 10 'Ratione ofTicii': ambtshalve
11 Memorie inhoudende het bezwaarschrift van
J.F.de Beaufort tegen de resolutie van de Thesaurier-Generaal en de Raden van Financien van de Bataafsche Repüblicq, d.d. 16 april 1803. Archief van de Fam. De Beaufort inv.nr.1549. RAU. (Cursivering in het citaat door mij, P.B.) 12 UYL W.F.J. DEN: De Lopikerwaard I; dorp en ker-
spel tot 1814. Utrecht, (1963) p. 329-330. 13 'Memorie .,..' 16 april 1803
14 'Memorie ....' 16 april 1803
15 "Rekeningen van de rentmeesters der gecombi-
neerde Domeinen en Geestelijke goederen". Archief van de Nassause Domein Raad inv.nr. 8781(1770). ARA. 16 d.i. geschikt maken
17 'Memorie ....' 16 april 1803
18 "Rekeningen van de rentmeesters ...". Archief
van de Nassause Domein Raad inv.nr. 8775. ARA. 19 Ook iedere watergang waarin vis levend bewaard
kon worden, werd 'vijver' genoemd. 20 "Rekeningen van de rentmeesters ...". Archief
van de Nassause Domein Raad inv.nr. 8779 en 8780. ARA. 21 "IJsselstein Memoriën van reparatiën 1766 -
1793". Archief van de Nassause Domein Raad inv.nr. 8414 g). ARA. 22 Hierbij moet waarschijnlijk gedacht worden aan
schotten op de plaats waar de kasteelgracht over- gaat in de stadsgracht zoals die op diverse teke- ningen te zien zijn waarop de gracht aan de noordoostzijde van het kasteel afgebeeld staat. Dergelijke schotten hebben waarschijnlijk ook gestaan in de grachtarm aan de noordoostzijde van het eiland waarop de binnentuin lag. Waar de gracht aan de zuidzijde van het kasteel werd afgesloten, heb ik niet kunnen achterhalen. 23 Zie voor de beschrijving van de kaarten:
Generaale land-kaarte van den Loopicker-waard, gemeeten Ao 1771 door David Willem Carel Hattinga, ingeleid door profdr.ir. L. AARD- OOM. Alphen aan de Rijn, 1993 p.19-22. 24 In 1832 is de boomgaard langs de stadsgracht ei-
gendom van de erven Cornelis van der Roest. Maar dit perceel blijft in dit artikel verder buiten beeld omdat het ten zuidwesten van de Kasteellaan hgt. 25 "Aan de Drossd de Beaiifort gepermittt om eeni-
|
ge Schuttingen tot Lijboomen &c. als meede een
Somerhüysje in de Binnentüyn, ten zijne priva- ten Kosten te moogen laaten maaken &c&c.". Archief van de Fam. De Beaufort inv.nr,i543. RAU. 26 Het document dat JF in 1803 met zijn bezwaar-
schrift wilde meesturen aan de Thesaurier- Generaal." Memorie of Lijst tot aanwijzing van wat J.F. de Beaufort ten zijne privékosten...". Archief van de Fam. De Beaufort inv. nr.1549. RAU. (Er bestaan drie versies; naar alle waar- schijnlijkheid heeft de tuinman de goederen moeten inventariseren, waarna )F een aantal wijzigingen aanbracht, b.v. daar waar de tuin- man " 2 Looje Vase" opgaf staat in de versie van ) F "Twee loode vergulden Vaasen met de pieds d'estallen". De derde versie is gelijk aan de twee- de maar in een sierlijker handschrift geschreven.) 27 "Rekeningen van de rentmeesters ...". Archief
van de Nassause Domein Raad inv.nr. 8784. ARA. 28 Dit is het nummer uit het register van de lande-
rijen van de Domeinen, zoals het in de jaarreke- ningen ook werd aangegeven. Het is het perceel waar de Laan op geprojecteerd was. 29 d.i. openbare wandelplaats, t.w. de 'Nieuwe Laan
achter het Gasteel', de latere Touwlaan. 30 "Rekeningen van de rentmeesters ...". Archief
van de Nassause Domein Raad inv.nr. 8780. ARA. 31 Op 15 april werd hij gedoopt in de 'Groote Kerk'
te Den Haag. DTB-boeken op microfiches. Kerkelijke Registers no.15 bl. 38V. Gemeente-ar- chief Den Haag. 32 Trouwboek Van de Kercke Van I)sselstein aan-
vang nemende met January 1732. Copiedeel 215 IJsselstein. RAU. Adriana was een dochter van Wilhelmus
Ignatius La Garde, uit Yperen afkomstig, en sol- daat onder de compagnie van de Luitenant CoUonel Lannoy, in Oudewater garnizoen hou- dende; haar moeder was Pieternella van den Bogaard (in de aantekening in het doopregister vermeld als: Pieternel van den Bogert), afkom- stig uit Oudewater; dit ouderpaar was op 2 okto- ber 1746 getrouwd (volgens het Trou boek Der Kercke van Oudewater beginnende met de Jare 1672. Copiedeel 135 Oudewater. RAU.). Adriana werd gedoopt op 25 januari 1750 (Zie het doop- registervan de Kerk van Oudewater (Hervormde Gemeente). Copiedeel 132 Oudewater. RAU.) Adriana had een oudere zus, Pieternella Lamberta (met de roepnaam 'Baartje' of'Bertje') die later ook in IJsselstein woonde en getrouwd was met Gerrit van Eyken wiens naam in het ka- der van kasteel en tuin ook regelmatig in archief- stukken voorkomt: hij was meester-metselaar. 33 Zij woonde al eerder in IJsselstein; de reden van
haar komst naar IJsselstein is mij niet bekend. 34 Doopboeken van de IJsselsteinse Hervormde
Gemeente. Copiedeel 214 (IJsselstein). RAU. |
||||||
338
|
|||||||
35 "Rekeningen van de rentmeesters ...". Archief
van de Nassause Domein Raad inv.nr. 8813. ARA. 36 Het ging hier mogelijk om achterstallige uitbe-
taling, omdat een dergelijke post verder nooit in de jaarrekeningen is opgenomen. 37 '... de Lijst tot aanwijzing...' Zie voetnoot 26.
38 Zie voetnoot 32.
39 Memorie van vaste goederen ....geïnspecteerd en
getaxeerd op den 18 october 1803. Archief van de Fam. De Beaufort inv.nr.1549. RAU. 40 Zie voor de verantwoording van de situering;
P.W.A. BROEDERS, Tuinen.... p.48-49. 41 Van bovenaf gezien is een slangemuur een gol-
vende lijn. In de terugspringende gedeelten heerste een warmer microklimaat. Bouwkundig had een slangemuur het voordeel dat er geen versterkende penanten hoefde worden aange- bracht. Reeds honderd jaar eerder werd de kas- teelmuur als 'slangemuur' gebruikt. Zie afb. 6. 42 Zie de gegevens onder 'Sonnenberg' in '... de
Lijst tot aanwijzing...' Zie voetnoot 26. 43 In de 'reekening' van 1765 (inv.nr. 8776) heeft
Daniel Lutkens "voor geleverde boomen in de ouden Lojen boomgaerd ƒ 29:8:0" ontvangen; voor bomen in de nieuwen Lojen boomgaard ƒ 6 : 12 : o en voor bomen geleverd voor beide boom- gaarden ƒ 18 ; 7 : o . In de 'reekening' van 1766 ( inv.nr. 8777) staat
dezelfde Daniel Lutkens vermeld. Voor 9 pere- en 3 appelbomen voor de oude en de nieuwe Lojen boomgaard ter vervanging van bomen die waren doodgegaan, ontving hij ƒ 8 : 11: o. 44 Voor de verantwoording van de situering verwijs
ik naar P.W.A. BROEDERS, Tuinen...,p.4c,. 45 Zie ook Castellogica 1993, p. 22. Of de uitgave
van HKY nr.71, december 1994, p.i99. Tekening Cornelis Pronk. Coll. Museum Flehite, Amersfoort. RAU. 46 Een van de drie versies van "...Lijst tot aanwij-
zing...". Zie voetnoot 26. 47 In het aantekenboekje van Van Stolk. Familie-ar-
chief Van Stolk band IX inv. nr. 23 folio 21 recto. 48 In de '...Lijst tot aanwijzing...' in de versie die
door de tuinman is opgesteld, staat "een Sanees Latspeljering" (Chinees Spalier). Zie voetnoot 26. 49 Rekening van J.van Oosten voor den Heere J.de
Beaufort, uit 1772. Archief van de Fam. De Beaufort inv.nr.1549. RAU. 50 Rekening van Hijmen van Zijll voor Den Heere
De Baufort, uit 1771. Archief van de Fam. De Beaufort inv.nr.1549. RAU. 51 Zie het artikel P.W.A.BROEDERS, 'Het speel-
huisje voor Joachim Ferdinand de Beaufort, Drossaard te IJsselstein'. Castellogica, Ver- kenningen; mededelingen van de Nederlandse Kastelenstichting.Doom, jaargang 1995-1 p.135-138. Op 8 augustus 1772 werden rode pannen gele- verd voor de loods. Dit is dezelfde loods waarvan in andere archiefstukken melding wordt ge- |
maakt, en die in de 'Broeituin' heeft gestaan.
Daarmee kan worden aangetoond dat JE in 1772 ook met de inrichting van de broeituin bezig was. 52 Zie de afbeelding op p. 327 van dit artikel.
53 3515-7 cmx47o.9 cm = 1655543.i cm^; dus 165,5 '^^
54 "...aen een heyningh te planten 12. voeten van
malkanderen, in het zuyden oft zuyt-westen, oft aen de oost-heyningh, Abrikoken en Persiken dooreen,..." J. VAN DER GROEN: Den Nederlandtsen Hovenier. Door - , met een voor- woord van Carla S. Oldenburger-Ebbers en een plantenlijst van D. Onno Wijnands. Stichting Matrijs. Utrecht, 1988 p.58. 55 Dat zijn bedden van opgehoogde grond, met
dakpannen aan de zijkanten. 56 In een ander tuingedeelte wordt melding ge-
maakt van bakken voor het kweken van ananas- sen. 57 Het ging om Celosia argentea L., een eenjarige
sierplantesoort uit de tropen. 58 dat is: Lodewijk van der Haas.
59 Uit een brief d.d. 2 augustus 1777, die zich be-
vindt in het archief van de fam. De Beaufort inv.nr 1540. RAU. 60 Korte Memorie of opgave van het voorgevallene
opden Casteele van IJsselstein, zeedert den Jare 1795, tijdens de invasie der fransche Troupes tot dato heeden, door den Ondergeteekende als Bewooner van hetzelve ter Requisitie vanden Heere Mr. J.F. de Beaufort Drossaardt deeser Stad & Baronnie. (2 april 1803). Archief van de Fam. De Beaufort inv.nr. 1538. RAU. 61 Deze plantesoort was niet voor het einde van de
achttiende eeuw ingeburgerd in West-Europa, omdat men de betekenis ervan als voedselplant niet inzag en meende dat ook de knollen giftig waren. Pas in de negentiende eeuw nam de pro- duktie ervan een hogere vlucht. 62 Zie de heestersoorten in de ontwerptekening,
zoals ze vermeld staan op p. 329. 63 De instantie die de plaats innam van de
Nassause Domein Raad tijdens de Bataafse Republiek. 64 De briefis van april 1799 en een afschrift ervan
bevindt zich in het archief van de fam. De Beaufort, inv.nr. 1538. RAU. 65 ruimer gespatiëerd door mij, P. B.
66 Korte Memorie of opgave van het voorgevallene
opden Casteele van IJsselstein, zeedert den Jare 1795,.. Zie voetnoot 60. 67 In die jaren woonde hij in een van de woonge-
deelten aan het binnenplein van het kasteel. Het 'Hek' bevond zich aan de noordwestzijde van het binnenplein naast de Loyertoren; de draai- punten bevinden zich nog in de zuidwestelijke muur van de toren. 68 Dit Herculesbeeld bevond zich in 1803 in de
loods. Zie '... de Lijst tot aanwijzing...", vermeld |
||||||
339
|
|||||||
bij voetnoot 26.
69 Dit gebeurde op de ochtend van 20 mei 1796.
Zie voetnoot 60. 70 De tuinman had het over "Pieterstalen". Zie
voetnoot 26. 71 Gedateerd 3 feb.1773. Archief fam. De Beaufort
inv.nr. 298. RAU. 72 de metselaar die ook bij het bouwen van het
tuinhuis vermeld werd 73 Fragment van een brief d.d. 2 augustus 1777, uit
de verzameling die de vice-drost aan de drost schreef om hem van de situatie in de stad en de Baronie op de hoogte te houden, Archief Fam. De Beaufort inv.nr. 1540. RAU. 74 Er zijn verscheidene plaatsen in Nederland waar
gronden die van oudsher bij een kasteel hoor- den, met soortgelijke namen worden aangeduid. In Almelo treft men bij het kasteel een 'Hofkamp' aan; in Montfoort heet een bepaald gebied ten zuiden van de voormalige burcht nog 'Hofland', in Weert is er nog een Hofakker- straat, dicht bij de kasteelruïne. 75 Archief van de Baronie IJsselstein inv.nr.io deel
194 Registers van Erfpachtbrieven, 1738 -1809. 76 Het huis dat Notaris Cool liet bouwen droeg de
naam 'Op het puin' maar dat huis stond op het eiland waar mogelijk nog resten van een voor- malige voorburcht in de grond aanwezig waren. Naar de oorzaak van puin op 'De Hofkamp' moet nog onderzoek gedaan worden. 77 'De Hofkamp' lag op de (hoge) oeverwal van de
Ijssel. 78 Korte Memorie of opgave van het voorgevallene
opden Casteele van IJsselstein, zeedert den Jare 1795,.. Zie voetnoot 60. 79 De metingen werden verricht in i8ig.
80 In 1819 in totaal 9420 vierkante meter.
81 Ik heb geprobeerd door handschriftvergelijking
vast te stellen wie de tekening heeft gemaakt. Het meest waarschijnlijk is dat de namen in het ontwerp genoteerd zijn door de zoon Lodewijk van tuinman Lodewijk van der Haas. [Een heel opvallende vlag heeft de letter 'r' in eindpositie, b.v. bij "ceder". Die r komt ook voor in andere teksten die door die zoon als jongvolwassene ge- schreven zijn. Van dit sierlijke handschrift is la- ter niets overgebleven. Dan is de fijne motoriek volledig verstoord.] Daarnaast valt op dat een aantal namen is geschreven zoals vaktermen enigszins 'afgesleten' worden gehanteerd, b.v. 'Winmoutspijn' i.p.v. 'Weymouthden'j. De na- men zouden dan afkomstig zijn van vader Lodewijk van der Haas die zijn zoon dicteerde, gelet op de vrij fonetische spelling van een aantal van die namen. 82 Dergelijke accidentering van het terrein kwam
ook voor bij Het Huis Linschoten ('De Berg') en bij het buiten 'Zeevliet' te Benschop ('het sparre- bergje'); Bilderdijk vond dergelijke heuveltjes |
"molshopen".
83 Zie de paragraaf over het speelhuisje op p. 323.
84 Dit gedeelte van de gracht was als visvijver in ge-
bruik. Zie ook voetnoot 19. 85 Deze term moet men naar de mode in de land-
schapsstijl opvatten als 'bloemdragende strui- ken', ook 'engels hout' genoemd. 86 "Rekeningen van de rentmeesters ...". Archief
van de Nassause Domein Raad inv.nr. 8793. ARA. 87 "Rekeningen van de rentmeesters ...". Archief
van de Nassause Domein Raad inv.nr. 8797. ARA. 88 een drietal kavels in de Hoge Waard en (eerder?)
een perceel langs de Eytersedijk. 89 Of heeft deze informatie betrekking op het wan-
delbosje op de hoek Touwlaan-Achtersloot, waar op de IJsselsteinse plattegrond van 1812 zo'n bosje blijkt te liggen? 90 tweemaal; éénmaal gespeld als 'Teürwilg'.
91 Weymouthden
92 Laurierkers
93 Het is niet duidelijk of hier sprake is van een
birxusboom of een dadelpalm "oprechte palm met dadels" Zie: J. VAN DER GROEN: Den Nederlandtsen Hovenier. Door - , met een voor- woord van Carla S. Oldenburger-Ebbers en een plantenlijst van D. Onno Wijnands. Stichting Matrijs. Utrecht, 1988 p.55. 94 Liriodendron is voor het eerst in 1663 in Europa
ingevoerd vanuit de oostelijke USA. 95 mogelijk Sambucus nigra 'Pulverulenta'?
96 Aésculus pavia, een kastanjesoort
97 HOLSTE J.C: ' De ondervinding doet leeren hoe
men de houtteelt moet regeren'. 7n; Verhan- delingen uitgegeven door de Maatschappij ter bevor- dering van den Landbouw. Amsterdam, 1824, zes- tienden deels derde stuk, p.99. 98 fijnsparren of sparrebomen
99 de Libanonceder, want de Atlasceder werd pas
halverwege de vorige eeuw voor het eerst inge- voerd. 100 de oeverwal van de Hollandse IJssel
loi BURG C.J. van de, KRIJNEN E.M. e.a.: Het be-
heer van buitenplaatsen. Scriptie vakgroep Houtteelt. L.H. Wageningen, 1975, p.21-23. 102 BUIS |.; Historiaforestis, p.536.
103 Zie P.W.A. BROEDERS: Tuinen..., p.49-50.
104 BUIS J.: Historiaforestis, p.550.
105 Deze soort kwam reeds rond 1689 in de hortus
van de Leidse Universiteit voor. Er is in die tijd wel verwarring van de soorten 'tacahamaca' en 'molinifera'. Zie daarover: BUIS J.: Historiafore- stis, p.548. 106 Zie voor gegevens over deze exoten: BUIS J.,
Historiaforestis, p.529-550. 107 Een tuin met een verzameling bomen afkomstig
van andere klimaatgebieden. 108 Hierbij zal niet aan buxus gedacht moeten wor-
den! 109 moestuin
|
||||||
340
|
|||||||
iio Archief van de Nassause Domein Raad inv.nr.
206, p.go6. ARA. 111 "IJsselstein Memoriën van reparatiën 1766 -
1793". Archief van de Nassause Domein Raad inv.nr. 84ogb). ARA. 112 Notaris H. Terbruggen, inv.nr. 2890 Repertoire
1811-1817 (6 november 1811). Not. Archief RAU. 113 Notaris W.L.F. Lapidoth, inv.nr. 2873 (i april
1841). Not. Archief RAU. Het is nog niet bekend wanneer 'De Hofkamp' door Van der Haas ge- kocht is. 114 d.i. het Gemeentebestuur ten tijde van de
Bataafse Republiek 115 'De Memorie... '16 april 1803.
116 Jacob Egbert Lycklama a Nijëhölt werd geboren
te Wommels op 2 april 1742 en overleed op 5 mei 1810 te IJsselstein, waar hij zich al in het voorjaar van 1770 als arts gevestigd had. Uit zijn tweede huwelijk, met Machteld de Beer werden drie van de vele kinderen Adriana Machteld, Jacoba Aletta en George, geboren die een rol hebben gespeeld met betrekking tot Snellenburg. Mogelijk heeft een van hen ervoor gezorgd dat in de zomer van 1858 zijn eenvoudi- ge graf in de Hervormde kerk werd versierd met een blauwe zerk met het familiewapen en een opschrift. NIEUW NEDERLANDS BIOGRA- FISCH WOORDENBOEK, deel IX, kolom 633. 117 "Rekeningen van de rentmeesters...". Archief
van de Nassause Domein Raad inv.nr. 8816. ARA. 118 Archief van de Nassause Domein Raad inv.nr.
203 p.1431-32. ARA. 119 "De Memorie" van 16 april 1803 en "...de Lijst tot
aanwijzing...", waaruit al regelmatig is geciteerd. Zie de voetnoten 11 en 26. 120 Archief van de Nassause Domein Raad inv.nr.
203 p.1973-74. ARA. 121 In 1803 had T. van Varseveld "drie dagen vacatie
en wagenvracht" in rekening gebracht "ter taüxatie van de goederen van de Casteeltüijn" ƒ 18 : - : -" In: "Rekeningen van de rentmeesters ..". Archief van de Nassause Domein Raad inv.nr. 8815. ARA. Twee andere taxateurs waren P. de Heete en G. van Eyken. Het schattingsbe- drag van deze beide laatsten was ƒ 2043,-. De naam van de vierde taxateur is mij niet bekend. 122 Archief van de Nassause Domein Raad inv.nr.
203 p.53. ARA. 123 "Rekeningen van de rentmeesters...". Archief
van de Nassause Domein Raad inv.nr. 8814. ARA. 124 "Rekeningen van de rentmeesters...". Archief
van de Nassause Domein Raad inv.nr. 8814. ARA. 125 "Rekeningen van de rentmeesters...". Archief
van de Nassause Domein Raad inv.nr. 8815. ARA. 126 "Rekeningen van de rentmeesters...". Archief
van de Nassause Domein Raad inv.nr. 8816. ARA. 127 Een 'voer zand' was een karrevracht van 2000
tot 3000 kg., de hoeveelheid die door één paard |
op een kar vervoerd kon worden, ofwel één a an-
derhalve kubieke meter. 128 De zandkuilen lagen op drie percelen aan de
Hooge Waard, en een aantal jaren eerder op een perceel aan de IJssel langs Eiteren. Maar uit deze laatste mocht op een bepaald ogenblik geen zand meer gehaald worden in verband met over- stromingsgevaar vanuit de IJssel. 129 Hij werd geboren te Gorssel op 30 april 1743 en
overleed te Deventer op 7 juni 1814. Hij nam ij- verig deel aan de patriottische beweging. Wegens zijn actie in die beweging werd hij in 1788 bij verstek ter dood veroordeeld. Na de om- wenteling in 1795 werd het vonnis vernietigd. Grote Winkler Prins, deel 5. Zevende geheel nieuwe druk, derde oplage. Amsterdam/ Brussel, 1973 p.71 tweede kolom. 130 Archief van de fam. De Beaufort inv.nr. 1538.
RAU. 131 Zij was de weduwe van Alexander Philip van der
Capellen (1745 -1787), heer van Berkenwoude en Achterbroek, die als eerste luitenant met de rang van kolonel bij de gardes-du-corps van stadhou- der Willem V één van diens vertrouwelingen was, maar die na 1783 door het optreden van de democratische broer Johan Derk en patriottische neef Robert Jasper uit de gratie raakte. In de ro- man HELLA S.HAASSE: Schaduwbeeld of Het ge- heim van Appeltem treden deze drie familieleden op. Johan Derk van der Capellen tot den Pol speelt daarin de hoofdrol. 132 d.i. kostbare
133 "Rekeningen van de rentmeesters ...". Archief
van de Nassause Domein Raad inv.nr. 8816. ARA. 134 Op fol. 79 van "Rekeningen van de rentmeesters
...". Archief van de Nassause Domein Raad inv.nr. 8816. ARA: "Noch komt aan Hüür van 't Kasteel a ƒ 500 's jaars over 1805, 1806, 1807, 1808,1809, daar't 1810 onverhuurd is geweest." 135 In het Archief van de Nassause Domein Raad
inv.nr. 8412 c) bevindt zich de 'Inventaris van al- le de goederen behorende tot de domeinen van IJsselstein opgemaakt door de rentmeester Cornelis Johannes van Affelen Codde 28 feb. 1797' [Deze inventaris is echter door anderen uitgebreid tot 1811]. Er is een aantal tableaux in opgenomen o.a. "Tableau d'Ysselstein No 5', in- houdende: 'Etat des Maisons, Batiments, Moulins, Usines appartenant au Domaine'. In een kolom met het opschrift: 'Observations' staat vermeld dat er op 21 oktober opdracht is ge- geven het kasteel te verkopen. Dan volgt: "Het kasteel te IJsselstein is verkocht aan den Heere Strik van Linschooten - waarvan de recepis mede is ingezonden." 136 De akte van scheiding der goederen van
N.H.Strick van Linschoten ten overstaan van no- taris H.D.G.A.Immink te IJsselstein, d.d. 31 ja- |
||||||
341
|
|||||||
verkocht voor ƒ 5000,- aan twee van de erfgena-
men. Aan zijn 'bemiddeling' verdient Van Eeeden ruim ƒ 1600,- bruto. Waarom wilde men het kasteel verkopen en waarom heeft men voor deze constructie geko- zen? Is er misschien weinig interesse geweest om de ca. vijfentwintig mede-erfgenamen uit te kopen? Zijn er onder die groep mogelijk stem- men opgegaan om de boedel nu dan toch maar eens te verdelen? Tante Louise had tot haar dood drieëndertig jaar lang vruchtgebruik genoten. Van Eeden had twee mogelijkheden: het kasteel met alles erop en eraan verkopen voor meer dan ƒ12.000, maar dan moest het - wilde de winst niet wegvallen tegen renteverlies - niet te lang duren voor er een koper kwam. Een andere mo- gelijkheid was de zaak opsplitsen: het kasteel voor de sloop, de bomen voor de houtopbrengst en de gronden zonder opstal als zodanig te koop aanbieden. Toen hij moest kiezen voor de mogelijkheid het
kasteel aan te bieden voor de sloop, werd er over- eengekomen dat de voorlopige toewijzing teniet zou worden gedaan, wanneer er binnen een kwartier iemand zou komen opdagen die ƒ 2000,- meer zou bieden, maar er werd daarbij tevens vastgelegd dat er dan een nieuw contract opgesteld zou worden. Of er van tevoren al overeenstemming bestond
over de verkoop van de gronden aan Strick van Linschoten en Van Voorst van Beest is niet be- kend, maar het hoeft niet te worden uitgesloten omdat Strick van Linschoten bij de gehele afwik- keling steeds betrokken is geweest. 148 Transportakte d.d. 16 juni 1888. Not. Archief
inv.nr. 2967. RAU. 149 Extract uit het ten registratiekantore IJsselstein
berustende register, d.d. 19 juli 1888. Not. Archief inv.nr. 2968. RAU. 150 op 16 juni 1888 teruggekocht
151 Het pad en het terreintje rondom de toren wer-
den in eeuwigdurende erfpacht uitgegeven aan de Staat der Nederlanden. 152 Akte d.d. 9 juli 1904, t.o.v. M. den Bleker, nota-
ris te IJsselstein. Not. Archief inv.nr. 370 (na 1895). RAU. 153 Over de periode vanaf 1920 is geen archiefinfor-
matie voorhanden in verband met de ontoegan- kehjkheid van informatie die jonger is dan 75 jaar. 154 P.W.A.BROEDERS: Kasteel-, buiten en boerentui-
nen in de Lopifeenvoord,...p.163-164. 155 De realisering van plannen die in het verleden
om welke reden dan ook niet konden worden uitgevoerd, heeft elders tot reconstructies of res- tauraties geleid die zeer waardevol te noemen zijn. Dit is o.a. het geval bij Het Loo. |
|||||||
nuari 1854. Not. Archief inv.nr. 2898. RAU.
137 In 1843 in bewaring gegeven bij notaris
H.D.G.A.Immink te IJsselstein, 1843. Not. Archief inv.nr. 2877. RAU. 138 Het citaat is een gedeelte van de tekst op een re-
clamebiljet. De volledige affiche staat afgedrukt in HKY nr. 2 (februari 1977), p.20. 139 Als executeur-testamentair trad op Jhr. Nicolaas
Hendrik Strick van Linschoten, kleinzoon van de koper van het kasteel in 1812; hij woonde op de buitenplaats "Zeevliet" aan het boveneind in Benschop, en was ontvanger van de gemeente Benschop. In 1904 overleed hij, en vrij snel na zijn dood is Huize Zeevliet afgebroken. 140 De koopakte van het kasteel, d.d. 12 november
1887, t.o.v. notaris Nicolaas Immink. Not. Archief inv.nr. 2966. RAU. 141 Extract uit het register No IX, deel 214, nummer
1865, berustende ten registratiekantore te IJselstein, betreffende de akte van de openbare verkoop van het kasteel IJselstein t.o.v. Nicolaas Immink, notaris te IJsselstein, d.d. 27 december 1887. Not. Archief inv.nr.2966. RAU. 142 Extract uit het register Nummer IX deel 14 num-
mer 1865, betreffende de openbare verkoop van boomen etc...(t.o.v.notaris Nicolaas Immink te IJsselstein) berustende ten registratiekantore te IJselstein. Not. Archief inv.nr. 2966. RAU. 143 De goederen worden niet nader omschreven
maar de bedragen van de meeste kopen liggen tussen de drie en de tien gulden. Akte d.d. 15 maart 1888. Not. Archief inv.nr. 2967. RAU. 144 Akte d.d. 16 maart 1888. Not. Archief inv.nr.
2967. RAU. 145 Akte van scheiding d.d. 31 maart 1888, t.o.v.
Nicolaas Immink, notaris te IJsselstein. Not. Archief inv.nr. 2967. RAU. 146 Extract uit het ten registratiekantore IJsselstein
berustende register, d.d. 18 juni 1888. Not. Archief inv.nr. 2967. RAU. 147 Men kan zich afvragen wat de zin is van deze
"constructie". De gang van zaken lijkt erg op wat er in 1840-41 met 'Snellenburg' te Benschop is gebeurd: i. Het bezit wordt verkocht; 2. er wordt een grote partij bomen verkocht door de nieuwe eigenaar; 3. het bezit wordt teruggekocht. Op "Snellenburg" had die constructie te maken met nieuwe belastingwetgeving die op 6 juni 1840 van kracht was geworden: bosgronden zouden voortaan even zwaar belast worden als land- bouwgronden. Maar wat was er in IJsselstein aan de hand?
I. Mr. Dirk van Eeden koopt het kasteel met gronden op 12 november 1887 voor ƒ 12.000; 2. het geboomte en het houtgewas gaat op 15 de- cember 1887 van de hand voor ƒ 3.814,50; 3. het kasteelgebouw wordt op 27 december 1887 voor de sloop van de hand gedaan voor ƒ 4.802; 4. de gronden 'zonder opstal' worden op 16 juni 1888 |
|||||||
342
|
|||||||
vl\U
|
^
|
c"loco\ t-^4M
|
|||||||||||||
'De 8 IS RESULTANTE';
het Nozema-Wereldomroepgebouw te IJsselstein, een archi-
tectuurhistorisch monument uit de tijd van de wederopbouw van de architecten Ben Merkelbach en Piet EUing. |
|||||||||||||||
door Ben Rebel
|
|||||||||||||||
Woord vooraf
Het in 1954 voltooide Nozema-
Wereldomroepgebouw te IJsselstein ligt op dit moment nog eenzaam midden in het groene en vlakke polderlandschap. Het geometrische karakter, de rode en witte accenten en het opvallende gebruik van glas, staal en beton, alles afkomstig uit de optimistische en idealistische sfeer van het vooroorlogse Nieuwe Bouwen, contrasteert weliswaar met het zachte ka- rakter van het landschap maar de overwe- gend horizontale lijnen zorgen toch weer voor de noodzakelijke binding. Tot nu toe is het gebouw juist door zijn ligging tame- lijk onbekend gebleven. Als men het al kent dan is dat voornamelijk van foto's of uit de verte, want zonder toestemming kon men het zenderterrein niet betreden. Ook nu - nu het gebouw zijn functie heeft verloren - belemmert een zwaar ijzeren hekwerk de toegang. Desondanks is de tocht er naar toe nog steeds een architec- tonische beleving van de eerste orde. Een architectonische route door het
weiland Men benadert het complex vanaf de
Hogebiezendijk vanwaar een smalle, kaarsrechte, één kilometer lange toe- gangsweg naar het zendergebouw voert (Afb. i). Men wordt al voorbereid op de sfeer van het Nozema-gebouw door een |
wachthuisje ter rechter zijde (Afb 2).
Ondanks het feit dat het op dit moment een verwaarloosde indruk maakt, is het in al zijn bescheidenheid een fraai voorbeeld van de architectuur van het Nieuwe Bouwen. Kenmerkend voor deze stro- ming hebben de architecten zich ook in een eenvoudige opgave als deze in eerste instantie geconcentreerd op de meest es- sentiële eisen van de opdracht die in dit geval inhielden: Het vormen van een her- kenbaar markatiepunt en het bieden van beschutting en uitzicht. Beschutting wordt geboden door een borstwering van één meter hoog, bestaande uit betonnen platen. De beslotenheid van deze elemen- ten wordt doorbroken door de uitgespaar- de ingang rechts die toegang geeft tot een op het zuiden georiënteerd, gedeeltelijk open ruimte waarin een bank is geplaatst. Ter linker zijde bevindt zich een afgeslo- ten personeelsruimte die bereikbaar is via een deur in de overigens transparante scheidingswand. Een eenvoudige en iets buiten het gebouwtje uitstekende, hori- zontale, betonnen plaat doet dienst als dak. Omdat het op slechts zes dunne, be- tonnen kolommen rust lijkt het haast te zweven, temeer daar de vliesgevel die als een huid voor de kolommen is gespannen geheel uit glas bestaat met dunne, stalen kozijnen. De voorste betonplaat van de borstwering markeert de ingang niet al- |
||||||||||||||
343
|
|||||||||||||||
1. Het terrein
van het
Nozema-
Wereldomroep-
gebouw te
IJsselstein.
|
|||||||||
en geometrische karakter maken dat we
het met recht een schoolvoorbeeld van het Nieuwe Bouwen kunnen noemen. De wachtenden kunnen redelijk beschut plaatsnemen en toch genieten van het weidse uitzicht over het landschap. De verdere tocht via de toegangsweg
naar het zendergebouw wordt ritmisch begeleid door een reeks simpele, beton- nen lantaarnpalen uit de tijd van de bouw van het complex. Wat inmiddels verloren is gegaan rond
het Nozemagebouw Alvorens het gebouw zelf te beschrijven
is het nodig eerst te wijzen op een aantal essentiële veranderingen in het 'architec- |
|||||||||
leen omdat hij - en hier is zoals bij veel ar-
chitecten van het Nieuwe Bouwen - nog iets van invloed van de Stijlbeweging van Van Doesburg, Mondriaan en Rietveld te bespeuren - tot even voorbij de rooilijn van het gebouwtje reikt maar ook omdat hij ooit in verdiepte, zwarte letters was voorzien van het opschrift: Nederlandse Omroep
zendermaatschappif n.v. nozema Zendstation Radio Nederland wereldomroep De zorgvuldigheid waarmee de archi-
tecten dit simpele gebouwtje met behulp van eenvoudige, moderne materialen vorm hebben gegeven en het transparante |
|||||||||
344
|
|||||||||
2. Het wacht-
huisje aan de toegangsweg vanaf de Hogehiezen- dijk. |
|||||||||||
werd ontworpen door de beroemde tuin-
architecte Mien Ruys vormde een uiter- mate boeiende overgang tussen het wei- land en het gebouw (Afb 4). Mien Ruys werkte dikwijls samen met architecten van het Nieuwe Bouwen met wie zij zich in hoge mate verwant voelde. Voor Merkelbach en Elling ontwierp zij bij voorbeeld de tuinaanleg rond het GAK- kantoorgebouw (1960) in Amsterdam en |
|||||||||||
tonische landschap'.
In de eerste plaats zijn na de verhui-
zing van de Wereldomroep in 1986 naar Flevoland alle zenders met bijbehorende hulpgebouwtjes inmiddels gesloopt'. Hierdoor maakt het zendergebouw op dit moment een veel geïsoleerdere indruk dan vroeger, toen het als een spin midde- nin een waar antenneweb zat en het dan ook werkelijk zichtbaar was dat het com- plex via de radio contact onderhield met de hele wereld (Afb 3). Om een indruk van de oorspronkelijke situatie te krijgen moet men bedenken dat er ten behoeve van de vier hoofdzenders tot in de wijde omtrek rond het gebouw een rondstraal- antenne van vijfentwintig meter, elf gor- dijnantennes van vierentachtig meter, drie ruitantennes van veertig meter, vijf van vijfentwintig meter en twee van vijf- tien meter hoogte stonden. Daarnaast was er nog een reeks, deels uit golfplaat be- staande schakelhuisjes. Tenslotte was er een groot aantal geleidingen en portalen van beton en staal die de vele verbindings- kabels tussen het zendergebouw en de an- tennes op spanning moesten houden. In de tweede plaats is de oorspronkelij-
ke tuinaanleg rond het gebouw groten- deels verloren gegaan. Deze aanleg die |
|||||||||||
3. Portalen
welke de kabels het zenderge- houw naar de antennes geleiden. |
|||||||||||
345
|
|||||||||||
4 De hoofd- voor Merkelbach, Karsten en Stam de rijk
gevel van het begroeide binnenhoven in de woonwijk zenderge- Frankendael in Amsterdam Oost (1951). bouw met Ben Merkelbach zou later zelfs voor haar daarvoor de een oorspronkelijke varkensstal op haar door Mien kwekerij de Moerheim te Dedemsvaart Ruys aange- verbouwen tot woning. Typerend voor legde vijver Mien Ruys was dat zij de beplantingen en heplantin- rond gebouwen altijd opvatte als over- gen. gangszone tussen de architectuur en het omringende landschap. In dit geval ont- wierp zij voor de ingangspartij van het zendergebouw een rustieke vijver met daaromheen rijk begroeide borders met planten, heesters en bomen die met hun natuurlijke grilligheid een boeiend tegen- spel boden tegen het overwegend geome- trische karakter van het gebouw. Tevens werd op die manier de overgang naar de vlakheid van het landschap verzacht, te- meer daar ook de toegangsweg gedeelte- lijk werd omzoomd door heesters. Het ge- bouw werd op die manier door middel van de tuinarchitectuur ingebed in landschap. De architecten Merkelbach en Elling en
Het Nieuwe Bouwen ^ Ondanks het feit dat er - zoals uit het
bovenstaande moge blijken - veel van het oorspronkelijke karakter verloren is ge- |
gaan - heeft het zendergebouw nog vrijwel
niets ingeboet aan architectonische zeg- gingskracht. Het soort opdracht, het ont- werpen van een modern zendergebouw voor de Wereldomroep was dan ook een kolfje naar de hand van Merkelbach en Elling, die zoals de meeste architecten van het Nieuwe Bouwen gefascineerd waren door de wereld van de techniek en de mo- gelijkheden van de moderne bouwmate- rialen en die zeer positief stonden tegen- over internationale samenwerking, getui- ge ook hun deelname aan de vele interna- tionale CIAM-congressen (Congres Internationnaux d'Architecture Moder- ne). Het doel van de Wereldomroep luid- de immers: 'Het kweken van goodwill voor Nederland
in het algemeen in alle delen der wereld, voor- al in de ontwikkelingsgebieden en in het bui- tenland een bijdrage leveren tot vreedzame internationale betrekkingen en samenwer- king met de jonge naties' Alvorens het gebouw zelf te beschrijven
is het, teneinde dit te verduidelijken, no- dig hier nog iets meer te zeggen over de beide architecten en over het Nieuwe Bouwen waartoe zij beiden behoorden. Ben Merkelbach (1901-1960) was een
|
||||||
346
|
|||||||
oplossen van stedebouwkundige, architec-
tonische en daarmee samenhangende maatschappelijke problemen. Bij het ont- werpen werd in gelijke mate aandacht be- steed aan de vormgeving, de constructie en de functie. Daarbij spreidde men een enorme fascinatie ten toon voor de moge- lijkheden die de moderne technologie bood. Met name de vliegtuigindustrie en de scheepsbouw dienden model te staan voor de bouwkunst die in dat opzicht nog een flinke achterstand had. In boeken en tijdschriften over moderne architectuur werden dan ook dikwijls - bij wijze van voorbeeld - afbeeldingen van schepen en vliegtuigen geplaatst. Daarnaast was men er van overtuigd dat hygiëne en gezond- heid van grote betekenis waren voor de bouwkunst, hetgeen leidde tot ontwerpen waarin veel aandacht werd besteed aan be- zonning en recreatiegroen in de woon- en werkomgeving. Dit alles was van min- stens even groot belang bij het ontwerpen als de vormgeving. De nadruk die binnen de toenmalig 'Amsterdamse school' en ook binnen de tegenwoordige Postmo- derne architectuur werd en wordt gelegd op de vormgeving was voor iemand als Merkelbach volstrekt verwerpelijk. Om- dat hij alle voor het bouwen relevante fac- toren onder controle wilde hebben was hij dan ook meer een organisator dan een vormgever. En het zijn dan ook niet voor niets juist zijn organisatorische capacitei- ten die het meest door zijn collega's ge- noemd werden. De beroemde stedebou- wer Van Eesteren bijvoorbeeld weet het succes van de Nederlandse CIAM-groep (de Nederlandse afdeling van een interna- tionale organisatie van moderne architec- ten) voor een belangrijk deel aan Merkel- bach's organisatorische kwaliteiten en hij karakteriseerde het ontwerpen van hem als volgt: 'Het gebouw ontstond in het gesprek met
de klant, hij structureerde. Hij was (in tegen- stelling tot Elling (B.R.))niet een tekentafel- man.' Voor Merkelbach was het ontwerpen
|
|||||||
prominent vertegenwoordiger van deze
stroming die ook wel wordt aangeduid met de benaming Nieuwe Zakelijkheid of Functionalisme. Meer ook dan zijn colle- ga Piet Elling, waarmee hij vanaf 1949 sa- menwerkte, heeft hij zich nadrukkelijk ge- mengd in de architectonische debatten. Merkelbach hield zich voor de Tweede Wereldoorlog, samen met zijn compag- non Ch.J.F. Karsten, voornamelijk bezig met het zoeken naar oplossingen voor het probleem van de volkswoningbouw. Zijn doel was het scheppen van een gezonde, veilige en menswaardige woonomgeving, ook voor de laagst betaalden. Hij was het dan ook die in 1937 in Landlust in Amsterdam West de breuk met het tradi- tionele, gesloten stadsbeeld met zijn smal- le woon-verkeersstraten en zijn donkere, bedompte binnentuinen forceerde ten gunste van een open verkaveling met op de zon georiënteerde en in het groen ge- plaatste woonstroken en met gescheiden verkeerssoorten. Mede dankzij Merkel- bach werden de wederopbouwijken in Amsterdam West en in Buitenveldert dan ook verkaveld volgens de principes van de 'Organische woonwijk in open bebou- wing', een concept dat al in 1930-32 door hem was ontwikkeld samen met zijn Rotterdamse collega Van Tijen, de bouwer van de eerste echt moderne, vooroorlogse flatgebouwen in Rotterdam, het Bergpol- derflatgebouw (1933-34) en het flatgebouw aan de Kralingseplaslaan (1938). Elling (1897-1962) had voornamelijk
naam gemaakt als begaafd ontwerper van een reeks schitterende luxe, witte villa's in Hilversum en omgeving. In de naoorlogse periode van de wederopbouw zouden Merkelbach en Elling samen - vooral in Amsterdam - een groot aantal aanspre- kende bedrijfsgebouwen ontwerpen. In 1956 werd de samenwerking beëindigd omdat Merkelbach toen stadsbouwmees- ter van Amsterdam werd. Een belangrijke factor binnen het
Nieuwe Bouwen was: het idealistische ge- loof in internationale samenwerking en in de kracht van redelijke argumenten bij het |
|||||||
347
|
|||||||
een complex, organisatorisch proces,
waarin - zoals gezegd - alle voor de op- dracht relevante factoren - waaronder de constructie, de functie en de vormgeving - in organisch verband gebracht moesten worden, of het nu ging om de volkswo- ningbouw, om bedrijfsgebouwen of om een wachthuis je bij het Nozemagebouw. Het leidende beginsel was in beide geval- len het respect voor mensen en het geloof in de mogelijkheid de kwaliteit van het le- ven te verbeteren door middel van de ar- chitectuur. Architectonische kwaliteit en maatschappelijke kwaliteit waren begrip- pen die voor Merkelbach heel dicht bij el- kaar lagen. Hij was dan ook een uitgespro- ken idealist. Daarbij was hij niet zo naïef dat hij dacht dat hij het alleen zou kun- nen. Daarom speelde hij welbewust een belangrijke in rol verenigingen, discussie- groepen en organisaties zoals de architec- tenvereniging 'De 8', het tijdschrift 'De 8 en Opbouw', 'CIAM Nederland', de in de oorlog opgerichte 'Kerngroep voor Woningarchitectuur', 'De Zonnecom- missie' en 'Het Nederlandsch Instituut voor Volkshuisvesting en Stedebouw'. In 1927 richtte Merkelbach samen met
enkele andere jonge architecten de Amsterdamse architectenvereniging 'De 8' op. In datzelfde jaar publiceerden zij een beginselmanifest in het tijdschrift '110', waarvan de slotstelling luidde: 'De 8 IS RESULTANTE.'
Deze stelling kan gezien worden als de
sleutel tot de op een brede architectoni- sche kwaliteit gerichte ontwerphouding van Merkelbach en tot die van veel archi- tecten van met name de eerste, vooroor- logse generatie van het Nieuwe Bouwen. Met behulp van deze stelling begrijpt men hoe het wachtgebouwtje bij het Nozemagebouw in elkaar steekt. Men zag alle relevante eisen die bij een specifieke architectonische opdracht geformuleerd konden worden - de functionele, de con- structieve en de esthetische eisen - als vec- toren die tezamen de uiteindelijke vorm (de resultante) dienden te bepalen. |
Utiliteitsbouw
Naast de volkswoningbouw en naast
zijn werkzaamheden in het kader van zijn stadsbouwmeesterschap leverde Merkel- bach eerst met Karsten en later in toene- mende mate met Elhng ook een belangrij- ke bijdrage aan de verbetering van de kwa- liteit van de bedrijfsgebouwen, want ook de arbeidsplaats diende een menswaardi- ge omgeving te zijn, aldus Merkelbach. Van Tijen zei in 1961 naar aanleiding van het overlijden van Merkelbach over zijn bijdrage aan de utiliteitsbouw: 'Zonder vooropgezette vormoverwegingen
aanvaardde hij het bouwtechnische gegeven (.......) Toch kon zijn werk op de beste mo- menten wel degelijk tot vormschoonheid stij- gen.' En daarmee zijn we weer bij de kern
van het 'Nieuwe Bouwen' aangeland. Ondanks stellingen in het beginselmani- fest van 'De 8' als 'de 8 is a-aestetisch' is het nooit de bedoeling geweest de schoon- heid uit te sluiten. Wat men bedoelde was - zoals gezegd - dat de schoonheid nooit een doel op zich mocht worden maar al- tijd diende te worden gezien in samen- hang met de logica van de constructie en de functie. Merkelbach zelf bevestigde dit in 1960 in een artikel in het Bouwkundig Weekblad naar aanleiding van het laatste mede door hem ontworpen gebouw, het G.A.K. kantoor te Amsterdam: 'De architect heejt tot taak, met gebruik-
making van de hedendaagse constructieme- thoden en materialen, de passende vorm te ge- ven en het vervullen van het gestelde doel.' Het eerste utiliteitsgebouw waarmee
Merkelbach definitief naam zou maken naast de volkswoningbouw waren de AVRO-studio's te Hilversum uit ig^^-'^o (Afb 5). Waarschijnlijk was het dit gebouw dat hem later de opdracht zou bezorgen voor het zendergebouw van de Wereldomroep. Het behoort tot de topmo- numenten van de moderne Nederlandse Bouwkunst. De architect Van Loghem schreef er over: |
||||||
348
|
|||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
'Voor zover mij hekend bestaat er in
Nederland geen tweede gebouw, waarin het begrip Junctie=vorm zoo sterk spreekt als in het gebouw van de AVRO te Hilversum (...) Het totaal is een goede en zeer complete ui- ting van het Nieuwe Bouwen.' Op briljante wijze is Merkelbach erin
geslaagd de vele functionele en construc- tieve eisen te verzoenen met de estheti- sche eisen. Het complex bestaat uit een serie waaiervormige segmenten die zich prachtig voegen binnen de vorm van het beschikbare terrein. Zelfs konden op die manier enkele prachtige oude beuken in de hoek tussen twee segmenten gespaard worden. Toch kon deze schijnbaar louter door esthetische overwegingen bepaalde compositie pas vorm krijgen door een aantal belangrijke functionele en con- structieve overwegingen. Onderzoek had namelijk uitgewezen dat de diverse stu- dio's ter vermijding van geluidsoverdracht op aparte fundamenten moesten staan en dat de zijwanden in verband met de akoe- stische eisen niet parallel mochten lopen. De verschillende bouwdelen werden voor- namelijk gesloten daar waar dat om ge- luidstechnische redenen nodig was en open waar dat om representatieve en ge- zondheidsredenen wenselijk was zoals bij de feestelijk aandoende ingangen in het oorspronkelijke gebouw en in de uitbrei- ding van 1940 en bij de kantine. |
Het Nozema Wereldomroepgebouw
Ondanks het feit dat het Nozema
Wereldomroepgebouw een volstrekt ande- re vorm heeft gekregen dan de AVRO-stu- dio's heeft het een vergelijkbare architec- tonische kwaliteit, die voortkomt uit een identieke ontwerphouding. Enkele van de belangrijkste eisen waaraan het complex volgens de opdrachtgevers en de architec- ten kennelijk moest voldoen waren: - Het bieden van onderdak aan drie hoofd-
zenders van 100 kW, aan een hoofdzen- der van 50 kW en aan een zender voor Europa van 10 kW. - Het realiseren van een effectieve bedie-
ningsruimte en een controlekamer voor de zenders. - Een effectieve en overzichtelijke schei-
ding van laag- en hoogspanningsruim- ten. - Het mogelijk maken van de vetbinding
tussen de zenders en het complexe sys- teem van antennes en schakelhuisjes rondom het gebouw. - Er voor zorgen dat grote en zware appa-
raten op een efficiënte wijze vanaf vrachtwagens binnen het gebouw kon- den worden gebracht. - Het onderbrengen van een werkplaats,
een kantoor, een kantine, toiletten en een garage. - Het creëren van een aangename werk-
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5. De AVRO-
studio 's te
Hilversum
van
Merkelbach
en Karsten
(iQ34-ig40).
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
349
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6.
Plattegrond
van de bega- ne grond van het zenderge- bouw. |
|||||||||
omgeving voor de werknemers.
- Het realiseren van een bij het karakter van de Wereldomroep passende, moder- ne vormgeving. Een analyse van het gebouw leert dat de
architecten er inderdaad in geslaagd zijn om uitgaande van deze eisen een hoog- waardig gebouw op te leveren. Met recht is hierop de al eerder genoemde stelling van de architectenvereniging 'De 8' van toepassing: 'De 8 IS RESULTANTE'.
|
Hoofdopzet
Merkelbach en Elling kozen om uiteen-
lopende redenen voor een schijnbaar tra- ditionele en academische opzet door uit te gaan van een met behulp van blokvormige onderdelen samengesteld, symmetrisch gebouw met de hoofdas min of meer in het verlengde van de toegangsweg, welke uitkomt op de hoofdgevel met de ingangs- partij (Zie afb. i)^. De plattegrond (Afb 6) heeft grofweg de vorm van een T^. De poot van de T, waarin de zenders, de trans- formatoren en de kabels zijn onderge- |
||||||||
35°
|
|||||||||
gebouw werd een aantrekkelijk markatie-
punt in het landschap en tevens een effi- ciënt werkende machinerie. De diverse transformatoren werden ter weerszijden geplaatst tegen de gesloten buitengevels van het hoge gedeelte met daarvoor - ach- ter de wanden van de zenderzaal - de zen- ders (Afb 9). Daarboven bevonden zich op de tweede bouwlaag de kabels. De bedie- ning van de zenders vond heel overzichte- lijk plaats vanuit het hogere, tot en met de tweede bouwlaag reikende middengedeel- te, waarin - zoals gezegd - licht werd ge- worpen vanuit de uitgespaarde lichtstraat. De controlekamer bevindt zich aan het eind van de lengteas in de zenderzaal en steekt zelfs - net als bij de AVRO studio's - iets buiten het gebouw uit. Van daaruit heeft men een perfect overzicht over de omgeving en over de gehele zenderruimte. In het smalle tussendeel groeperen de
beglaasde laag- en hoogspanningsruim- ten zich heel logisch ter weerszijden van de centrale, hoge gang welke vanaf de in- gang doorloopt naar de zenderruimte (Afb.io). Hier bevindt zich ook een laborato- riumruimte naast de laagspanningsruimte. In het brede, representatieve, lage voor-
gebouw nemen - nogal onorthodox - de |
|||||||||
bracht, is het hoogst en bestaat uit twee
bouwlagen op een kelder. Via een smaller tussenstuk met de laag- en hoogspan- ningsruimten is het verbonden met het la- gere voorgebouw dat slechts een bouwlaag hoog is en dat dwars staat op de hoofdas. Middenin dit gedeelte, waarin zich onder andere de kantine en de chefkamer bevin- den, zit de hoofdingang. De hoofdas wordt nog benadrukt doordat de overlui- felde ingang en de daarachter liggende centrale gang zich boven het platte dak van het lage voorgebouw verheffen. Hierdoor was het mogelijk bovenlicht te krijgen in de inpandige gang (Afb 7). In de hoge poot van de T wordt de as in negatie- ve zin benadrukt omdat hier in de lengte- richting een hap uit het gebouw werd ge- nomen. Hierdoor ontstond een soort lichtstraat via welke licht wordt geworpen in de zenderruimte (Afb 8, doorsnede C-C). De symmetrische opzet resulteerde enerzijds in een perfecte en monumentale beëindiging van de architectonische route vanaf het al eerder genoemde wachthuis je maar anderzijds maakte het een logische indeling van de diverse functies in het ge- bouw mogelijk. Merkelbach en EUing vin- gen hier dus twee vliegen in één klap: Het |
|||||||||
7. De overlui-
felde entree met links de kantine en rechts de chejkamer. |
|||||||||
351
|
|||||||||
8.
Doorsneden
van het zen- dergebouw. |
|||||||||
kantine en de chefkamer de meest promi-
nente plaatsen in ter weerszijden van de min of meer op het oosten georiënteerde ingangspartij (Zie afb. 7). Ze beschikken elk over een uitbundig beglaasde, recht- hoekige erker met stalen kozijnen. De borstwering is roodbruin geverfd. Van daaruit had men een prachtig uitzicht over de tuin- en vijveraanleg van Mien Ruys en over het weiland. Typerend voor het Nieuwe Bouwen is dat de architecten de kantine kennelijk van even groot be- lang achtten als de chefkamer. De rechter zijde van de overigens zeer open voorgevel is gesloten omdat zich daar de garage be- vindt. Constructie
De hoofdconstructie van het gebouw is
een betonskelet met een bakstenen vul- ling. De kolommen staan op een raster van 3.5 X 3.5 meter. Alleen de vijf traveeën brede zenderruimte (exclusief de trafo- ruimten) vormt wat dit betreft een uitzon- dering omdat zich hier slechts twee rijen |
|||||||||
slanke, stalen kolommen bevinden die de
lichtstraat dragen (Zie afb. g). Hierdoor deed de zenderruimte zich vroeger voor als een lichte en open ruimte met de sfeer van een moderne machinekamer. Tegenwoordig wordt deze situatie enigs- zins te niet gedaan omdat er later een scheidingswand midden onder de licht- straat is geplaatst. Het betonraster is met name goed zichtbaar in de zijgevels waar de kolommen met daartussen grote, sta- len deuren op laadhoogte tot boven de la- ge traforuimten uitreiken en als een soort luchtbogen in een gotische kathedraal een brug slaan naar het hoge gedeelte van de zenderruimte (Afb. 11). In zijn lyrische be- schrijving van het gebouw suggereert de vroegere voorzitter van de AVRO, W. Vogt, dat het daarbij om een soort es- thetische expressie zou gaan die in strijd is met de zogenaamde 'moderne nuttig- heidsarchitectuur': 'Wie het gebouw van buiten bekijkt, merkt
op dat de constructie van de betonnen kolom- men en gebinten ook is voortgezet daar waar |
|||||||||
352
|
|||||||||
9. De zender-
ruimte met op de stalen kolommen de uitgespaarde lichtstraat en rondom ach- ter de stalen railingen ruimten voor de kabels. |
|||||||||
zij hun Junctie van de wanden en dakvlakten
verliezen'^ De vraag is of dit wel helemaal waar is.
In de eerste plaats zou men inderdaad kunnen opmerken dat een dergelijke ex- pressionistische benadrukking van de constructieve onderdelen inderdaad paste in een tijd waarin de beroemde Zwitserse architect Le Corbusier, een van de interna- tionale voormannen van het Nieuwe Bouwen, het zogenaamde 'New Brutalism' ontwikkelde, een stroming waarbinnen - anders dan ten tijde van het vooroorlogse Nieuwe Bouwen met zijn gladde, naadloze, witte vlakken, op een soms exhibitionistische wijze met beton- constnicties werd omgesprongen. Merke- bach en Elling pasten deze constructieme- thode, waarbij de continuïteit van het be- tonskelet tot buiten het eigenlijke volume van het gebouw zichtbaar wordt gemaakt, in die tijd vaker toe zoals bijvoorbeeld in het gebouw voor de Machinehandel Mahez in Amsterdam uit 1954. Daar zou men nog aan toe kunnen voe-
|
|||||||||
gen dat de constructie in het 10. De laag-
Nozemagebouw herinneringen oproept spannings- aan de rijen davits op grote zeeschepen en ruimte rechts er was al eerder opgemerkt dat in de voor- van de cen- oorlogse periode juist de scheepvaartar- tralegang chitectuur een inspirerend voorbeeld naardezen- vormde voor veel moderne architecten, derruimte. |
|||||||||
353
|
|||||||||
vormden de betonnen luchtbogen via de
daar tegenaan bevestigde, stalen balken zeer geschikte aangrijpingspunten voor de vele kabels die - zoals op oude foto's nog te zien is - vanaf de zenders via een reeks portalen naar het zendergebouw werden geleid (Zie afb. 3). Bovendien werd op deze manier de relatie tussen an- tennes en zenders ook daadwerkelijk, ruimtelijk zichtbaar. Het Nozema-Wereldomroepgebouw
een monument? (Afb. 12)
Het is welhaast zeker - en geheel in Hjn
met de ontwerpopvatting van Merkelbach en Elling - dat juist de combinatie van de- ze technische en esthetische factoren de uiteindelijke keuzen heeft bepaald. In die zin staat het ook in de traditie van de grote vooroorlogse monumenten van het avant- gardistische en idealistische Nieuwe Bouwen zoals bijvoorbeeld de Van Nellefabriek te Rotterdam van Brinkman en Van der Vlugt uit 1926-1930 en het Sanatorium Zonnestraal te Hilversum van Duiker uit 1926-1928 (Afb. 13). Ook daar was in hoge mate sprake van functio- nele helderheid, constructieve logica, aan- dacht voor de kwaliteit van de omgeving van respectievelijk de werknemers en de patiënten , transparantie, expliciete ver- wijzingen naar de scheepvaartarchitec- |
||||||||||
Diezelfde sfeer van de moderne scheep-
vaart treffen we dan ook aan in de machi- nekamerachtige zenderzaal met zijn om- lopende stalen railingen in de vide. Aan de andere kant is het zo dat het
doorzetten van de constructie tot buiten het volume van het gebouw bijdraagt aan de stijfheid ervan. Daarbij moeten we be- denken dat door zijn positie in de open vlakte was blootgesteld aan weer en wind. Bovendien - en dat is misschien wel de
voornaamste reden voor deze constructie - |
||||||||||
11. De beton-
nen 'luchtbo- gen' welke buiten het gebouw uit- steken. |
||||||||||
12. Het zen-
dergebouw vanuit het oosten. |
||||||||||
354
|
||||||||||
tuur en een opvallende fascinatie voor de
wereld van de techniek. Van Merkelbach is bekend dat hij - altijd wanneer hij in de trein van Amsterdam naar Rotterdam zat ■ ter hoogte van de Van Nellefabriek uit het raam keek en zei: 'Even kijken hoe het ook weer moet'. Nogmaals, het Nozema- Wereldomroepgebouw past in deze tradi- tie en in die zin is het een uniek voorbeeld in de tijd van de wederopbouw, waarin - zoals bekend - veel van het vooroorlogse idealisme verloren ging in de grote bouw- stromen waarbij zuinigheid en snelheid de voornaamste leidende beginselen wer- den. Begrippen als flatneurose, konijne- hokken en anonieme, op hun kant gezette schoenendozen werden - niet geheel ten onrechte - begrippen die kenmerkend werden geacht voor deze tijd. Het is dan ook niet voor niets dat het architectuurhis- torische onderzoek zich de laatste tijd meer en meer concentreert op die schaar- se architectonische voorbeelden in de we- deropbouwperiode waarbij de architecten er - rekening houdend met de eisen van de moderne, naoorlogse tijd - in geslaagd zijn een sustantieel deel van het vooroorlogse idealisme en architectonische elan te be- houden. Op het terrein van de utiliteits- bouw is het Nozema-Wereldomroepge- |
bouw daarvan - naast andere bedrijfsge-
bouwen van Merkelbach en Elling en bij- voorbeeld de groothandelsgebouwen van Van Tijen en Maaskant in Rotterdam - een zeer fraai voorbeeld. Op dit moment begint de waarde van
het gebouw inmiddels in bredere kring door te dringen, zoals ook blijkt uit het ini- tiatiefvan de Historische Kring IJsselstein tot het houden van een symposium en uit het voorstel van de plaatselijke monumen- tencommissie om het gebouw op de Gemeentelijke monumentenlijst te plaat- sen . In het kader van het landelijke Monumenten Inventarisatieproject, waar- in de jonge bouwkunst per provincie wordt geïnventariseerd, wordt de waarde van het pand erkend en kort omschreven^. Verder heeft de commissaris van de ko-
ningin Jonkheer Beelaerts van Blokland - als voormalige voorzitter van het bestuur van het Nederlands Architectuurinstituut te Rotterdam geen onbekende met de mo- derne architectuur - zich in zeer positieve zin over het gebouw uitgesproken . Daar kan nog aan worden toegevoegd dat de stichting 'DOCOMOMO', die op interna- tionaal niveau bezighoudt met het wel en wee van de jonge monumenten, zich in zeer positieve bewoordingen heeft uitgela- |
||||||||
Sanatorium
Zonnestraal van]. Duiker en B. Bijvoet te Hilversum uit 1926- 192S. |
|||||||||
355
|
|||||||||
door de Italiaanse architect Pasqualini ge-
bouwde, zeer vroege Renaissance-kerkto- ren (1532-35) met zijn spits van de befaam- de Amsterdamse School-architect Michel de Klerk (1925-27), heeft IJsselstein al zo'n topmonument. Nu rest nog de taak het te behouden en opnieuw tot leven te bren- gen. Noten:
1. Voor de gegevens en de geschiedenis van het zen-
derpark zie: K. Peeters, Het zenderpark Lopik/IJsselstein, Historische Kring IJsselstein, nr. 52, maart 1990, p. 257-272. Hierin staat ook een verwijzing naar diverse relevante bronnen. 2. Voor informatie over Merkelbach zie:
• R. Blijstra, B. Merkelbach, Meulenhof Amsterdam
1968. - B. Rebel e.a., Ben Merkelbach, Architect en
Stadsbouwmeester, Architectura & Natura Pers Amsterdam 1994. Voor informatie over het Nieuwe Bouwen zie:
- B. Rebel, Het Nieuwe Bouwen, het functionalisme
in nederland 1918-1945, Van Gorcum Assen 1983. 3. Op de getekende plattegrond van het gebied ligt de
hoofdas precies in het verlengde van de toegangs- weg. Op dit moment ligt deze iets naar rechts ten opzichte van de as van het gebouw. Het wacht- huisje daarentegen bevindt zich weer naar links. Of de toegangsweg oorspronkelijk anders (volgens de kaart) heeft gelopen is mij niet bekend. 4. Plattegronden en doorsnedes afkomstig uit het
tijdschrift Forum, 1962, p. 349. In dat nummer over de utiliteitsbouw van Merkelbach staan ook diverse vroege foto's van het zendergebouw. 5. Geciteerd in : K. Peeters, Het zenderpark
Lopik/IJsselstein, Historische Kring IJsselstein, Nr. 52, maart 1990, p. 262-263. 6. Symposium Zaterdag 2 december 1995 in Ridder
St Joris te IJsselstein. 7. Bureau Monumentenzorg P.P.D. Utrecht,
Objectnr. IJS-107. 8. Brief aan de Stichting Historische Kring IJssel-
stein van 17 november 1995. 9. Brief aan het College van Burgemeester en wet-
houders van IJsselstein van 7 november 1995. |
|||||||
ten over de grote cultuur- en architectuur-
historische waarde van dit architectonisch en constructief nog gave gebouw dat bo- vendien in typologische zin een volstrekte zeldzaamheid is^. Een toekomst voor het Nozema-
Wereldomroepgebouw? Je zou haast moeten concluderen dat
een dergelijk gebouw geen verdere verde- diging nodig heeft, maar de oorspronkelij- ke plannen voor het betreffende gebied, de bouw van een grote woonwijk met de veelzeggende naam 'Zenderpark', waarin tot voor kort in sloop van het gebouw voor- zien was, leerden anders. Gelukkig begint men nu in brede kring in te zien dat het wenselijk is te onderzoeken of het gebouw kan worden ingepast in de nieuwe woon- wijk. Naast de hierboven breed uitgeme- ten architectonische kwaliteiten zou men nog kunnen stellen dat juist dit gebouw in staat is om naast de naamgeving van de wijk 'Zenderpark' ook letterlijk de band met het omroepverleden van IJsselstein zichtbaar te maken. En nu doet zich het gelukkige feit voor dat de positie van het zendergebouw dat zeer geschikt is voor het herbergen van diverse nieuwe functies middenin 'Het Hart' van de nieuwe wijk Hgt, alsof het met opzet zo gedaan is. In feite zou IJsselstein dankbaar zou moeten zijn dat het op een uiterst gemakkelijke manier een architectonisch topmonu- ment van de jaren vijftig kan opnemen in het hart van zijn nieuwe woonwijk. Een heleboel gemeenten halen tegenwoordig gerenommeerde architecten uit binnen- en buitenland in huis teneinde hun stad ook architectonische of stedebouwkundi- ge allure te geven. Naast de beroemde. |
|||||||
356
|
|||||||
'Romantiek in een streng technische om-
geving.......'; cultuurhistorische waardestelling betreffende het voormalig
zendergebouw van de Nozema te IJsselstein |
|||||||||
door drs. R.K.M. Blijdenstijn, architectuurhistoricus provincie Utrecht
|
|||||||||
beter geleidbare bodemgesteldheid nood-
zakelijk. Voor de nieuwe, relatief korte golven was geleidbaarheid van de Gooise zandgrond ronduit slecht. De combinatie van goede bodemgeleidbaarheid en een zo groot mogelijk aantal luisteraars is bepa- lend geweest voor de keuze (in 1938) van het nieuwe zenderpark, namelijk tussen Jaarsveld en IJsselstein. Op Lopiks grondgebied verrijst in 1939
het architectonisch fraaie zendergebouw van de Binnenlandse Radio-Omroep naar ontwerp van de architecten Dwars, Heederik en Verhey. Wereldomroep te IJsselstein
Direct na de oorlog wil de regering ko-
men tot een wereldomroep, met name om via radio-uitzendingen contact te onder- houden met de overzeese gebieden en met landgenoten in den vreemde. Op 15 april 1947 is 'Radio Nederland Wereld- omroep' een feit. Op advies van de Nozema wordt vlakbij de bestaande Lopikerse zender een nieuw zenderpark voor de Wereldomroep opgericht, geheel op IJsselsteins gebied in de polder ten zui- den van de stad. Centraal in het open poldergebied
komt het zendergebouw van de Wereld- omroep te liggen als eindpunt van een lange ontsluitingsweg vanaf de Hoge |
|||||||||
Voorgeschiedenis zenderpark
IJsselstein is sinds de jaren dertig on-
losmakelijk verbonden met de geschiede- nis van de Nederlandse radio- en (later) te- levisie-uitzendingen. De eerste radio-omroepzender werd te
Hilversum in 1923 in gebruik genomen, in 1925 opgevolgd door een sterkere zen- der aldaar t.b.v. de toen opgerichte vijf pu- blieke omroepen. In 1927 werd in Huizen een tweede lange golf zender opgericht. Binnenlandse omroep te Lopik
Begin jaren dertig ontstaat behoefte
aan een derde zender. Om de belangen van de omroepverenigingen veilig te stel- len wordt op 21 december 1935 de 'NV Gemengd Bedrijf Nederlandsche Omroep Zender Maatschappij', kortweg Nozema, opgericht, waarbij de overheid een belang van 60 % heeft. Doel van de Nozema is het oprichten en instandhouden van ra- diozendinstallaties en deze ter beschik- king te stellen aan door de staat erkende en gemachtigde instanties om radiopro- gramma's te verzorgen. Nozema start direct de voorbereiding
van een geheel nieuw zenderpark. Na Europees beraad moesten de oude lange golf zenders plaats maken voor twee mid- delbare golven. Deze verandering van golflengte maakte verplaatsing naar een |
|||||||||
m
|
|||||||||
Luchtopname Biezendijk. Deze weg direct naast een van
uit igGo van de ontwateringssloten te Hggen, deel uit- hef gehele makend van het laat-middeleeuwse cope- Wereldom- ontginning. roepterrein. De bekende functionalistische architec-
Op de voor- ten Ben Merkelbach (1901-1961) en Piet
grond zien we Elling (1897-1962) krijgen de opdracht en
de kruising eind 1952 wordt met de bouw gestart. Om
Hoge Biezen/ het zendergebouw met oprijlaan zo goed
Provinciale mogelijk in het open poldergebied in te
weg. passen en om een aangename omgeving
Let op de ma- te scheppen voor de werknemers verzorgt
nier waarop tuinarchitect Mien Ruys (1905) de groen-
gebouw en aanleg.
zenders zo Op 16 september 1954 wordt ter gele-
'transparant' genheid van de opening een gedenksteen
mogelijk in geplaatst. Op 20 november 1956 krijgt de
het slagen- Prov. Utrechtse Welstands Commissie na
landschap haar jaarvergadering een rondleiding van
zijn verwerkt, de architect door het complex. Na aan-
brengen van de uitgebreide installatie, werd het moderne zendercomplex op 2 |
|||||||
mei 1960 door Z.K.H. Prins Bernhard,
beschermheer van de Wereldomroep, offi- cieel geopend. Het gebouw kwam tot stand onder me-
dewerking van Raadgevend ingenieursbu- reau voor de bouwtechniek P.A. van der Weiden en de adviseur verwarming en ventilatie J.A. Verhoeven. De elektrische installatie werd verzorgd door de techni- sche dienst van de P.T.T. en de aannemer was N.V. Aannemersbedrijf v/h Zwols- man te Den Haag. Het zendergebouw is ontworpen als
centrum van een rondstraalantenne van 25 meter hoogte, elf gordijn antennes van 84 meter hoogte en tien ruitantennes van verschillende hoogten. Deze antennes werden gevoed door vier hoofdzenders voor de wereldomroep en één zender voor Europagebruik. De vijf zenders waren ge- plaatst in het door Merkelbach en Elling ontworpen gebouw. |
|||||||
358
|
|||||||
in een streng technische omgeving te laten gel-
den (...). Wie het gebouwvan buiten bekijkt, merkt op dat de constructie van de betonnen kolommen en gebinten ook is voortgezet daar, waar zij hun functie als nerven van de wan- den dakvlakten verliezen.' Beschrijving zendergebouw Wereld-
omroep Dat functionalisme niet enkel sobere
zakelijkheid belichaamt, toont het ge- bouw in IJsselstein. Op een zeer uitgewo- gen wijze is een laag voorgebouw met daarachter een wat hoger zendergebouw symmetrisch om een middenas gegroe- peerd. De zichtlijn vanuit de middenas is gericht op de sloot gelegen langs de toe- gangsweg. Het aanzicht van voorkant is als geheel symmetrisch, maar in detail verschillen beide delen, een wijze van werken die kenmerkend is voor deze wij- ze van wederopbouwarchitectuur. Bij het ontwerp van het gebouw is uit-
gegaan van een traveemaat van 3,5 meter, tevens de breedte van de centrale gang die loopt van de entree naar de controlekamer achter in het eigenlijke zendergebouw. Alle andere ruimten zijn eveneens op de- ze traveemaat ontworpen. Op de funde- ring van betonpalen is onder het hele ge- bouw een kelder aangebracht in de vorm van een waterdichte betonnen bak. Het vloerniveau van de kelder ligt onder het grondwaterpeil. In de kelders waren de trafo's en technische ruimten aange- bracht. Op de begane grond bevonden zich in
het voorgebouw de kantoor- en controle- ruimten, evenals de garage. In het achter- gebouw bevond zich de hoge zenderzaal met op de verdieping een entresol die plaats bood aan de kabels. De entresol van de zenderzaal wordt ter hoogte van de centrale doorkruisd door een lager deel dat als lichtbeuk dienst doet. In vergelij- king tot een gotische kathedraal waarbij de hogere middenbeuk als lichtbeuk dienst doet, werkt hier juist de lagere mid- denbeuk als lichtbeuk. Het geheel is uitgevoerd in betonskelet-
|
|||||||
W. Vogt schrijft in zijn 'Zenderpark
Wereldomroep' direct na de opening on- der meer: 'De weg leidt naar het een kilometer verder
gelegen zendergebouw, de bermen zijn links en rechts beplant met bloeiende heesters, aan- gelegd door Mien Ruys (...). Even voor het zendergebouw ligt een rustieke vijver, om- zoomd door bloemen en heesters; zover het oog reikt graast hoorn- en ander vee, onver- schillig voor de stoffering hun er weiden met palen en optrekjes (...). Het zendergebouw, volgens de beginselen van de moderne nuttig- heidsarchitectuur ontworpen door de bouw- meesters Merkelbach en Elling, is ruim en luchtig van allure. De nieuwste bouwmate- rialen zijn erin verwerkt (...). Een enkele met speelse smaak aangebrachte kleur, een tech- nische symbolen uitbeeldende wandomamen- tiek van draadplastiek (schepping van de sierkunstenaar Hans Ittmann), verklappen dat de romantiek sterk genoeg is om zich ook |
|||||||
359
|
|||||||
De voor- bouw, in het voorgebouw ter breedte van
zijde van het elf traveeën en in de achterbouw ter breed- gebouwnaar te van zeven traveeën. In dit laatste deel de situatie zijn op de bovenverdieping de betonbal- van igg6. ken doorgezet in de vorm van betonnen portalen. Oorspronkelijk zaten hiertus- sen, waar nodig, stalen balken ter onder- steuning van de antennekabels. Dit is te- vens een goede illustratie van het feit dat een functionele benaderingswijze ook goede en plastische architectuur op kan le- veren. Hoewel de verf inmiddels wat af- bladdert, is het betonskelet nog in uitste- kende staat. De ingangspartij wordt geaccentueerd
door de centrale as die, een halve verdie- ping hoger dan de voorbouw ter plekke van de entree eindigt in een overstek. Deze entree met ingangstrap en bordes wordt geflankeerd door links de kantine (bezit nog een fraai gebogen lichtsleuf) en rechts het kantoor van de chef. Het gebouw is uitgevoerd met stalen
ramen, de betonskeletbouw is waar nodig opgevuld met bakstenen wanden en in het interieur zijn ter bekleding langwerpige 'Dudok'-tegeltjes toegepast. Waardestelling
'Het zendergehouw van de Wereldomroep
is inclusief de tuinaanleg, het wachtgehouwtje |
|||||||
aan de Hoge Biezendijk alsmede de karakte-
ristiekejaren vijftig verlichting langs de oprij- laan van landelijke betekenis vanwege de gro- te cultuurhistorische en architectuurhistori- sche waarden alsmede vanwege de typologi- sche zeldzaamheid en de architectonische/ constructieve gaajheid.' CULTUURHISTORISCHE WAARDE
Het zendergebouw vormt het nog res- terende hoofdmoment van het zender- park van de Wereldomroep te IJsselstein en is als enige fenomeen van deze thans verdwenen vorm van radio-zendinrichting van landelijke cultuurhistorische waarde met hoge uniciteit. Naast de waarde van het gebouw zelf
geeft de nog grotendeels aanwezige tuin- aanleg van Mien Ruys het complex een be- langrijke meerwaarde. ARCHITECTUURHISTORISCHE WAARDE
Het gebouw is een op nationaal niveau belangrijk voorbeeld van de architectuur uit de wederopbouwperiode (1945-1965), een periode die momenteel, mede door re- cente congressen, meer en meer in de be- langstelling komt te staan. Het gebouw is een exponent van de functionalistische tak van de wederopbouwarchitectuur. Merkelbach en Elling zijn architecten
|
|||||||
360
|
|||||||
bekende architect van het Nieuwe
Bouwen met echter een betrekkelijk klein oeuvre (o.a. woonhuis te Bunnik). Na vol- tooiing van het Nozema-gebouw in 1956 werd Merkelbach benoemd tot stads- bouwmeester van Amsterdam. R. Blijstra schreef bij de bespreking van het Nozema-gebouw in 'Forum' (1956, p. 341) over zijn benoeming: 'De omstandigheid, dat hij juist, nadat enkele zeer belangrijke op- drachten had aanvaard [sidj en voor een groot deel althans in ontwerp uitgevoerd, een andere weg inslaat, zou er op kunnen wijzen, dat de architectuur hem, hoezeer zij hem ge- legenheid heeft gegeven aan zijn "aspiraties" te voldoen in de al te duidelijk omschreven op- dracht van een particulier bureau niet in staat stelt zich volledig te ontplooien.' Andere werken die Merkelbach en
Elling samen hebben ontworpen zijn de Havenvakschool te Rotterdam (1959), het Gemeenschappelijk Administratiekan- toor Amsterdam (1960) en als laatste op- dracht het stationspostkantoor te Amsterdam (1960). Tot slot nog twee citaten van architect
W. van Tijen over Merkelbach en de kwali- teit van zijn oeuvre: 'Onder de moderne architecten zijn
Rietveld en Merkelbach steeds de duidelijkste |
|||||||||
die hun wortels hebben in 'Het Nieuwe
Bouwen'. In deze stroming, ook wel de Nieuwe Zakelijkheid genoemd, stond het adagium 'form foUows function' centraal. Merkelbach is een van de zes oprich-
ters geweest van de roemruchte architec- tengroep 'De 8' (1927) en is tot het laatst toe de functionalistische principes trouw gebleven zonder zich blind te staren op al- leen de gebruiksfunctie: 'Ook een fabriek is een plaats waar de mens leeft. Wij mo- gen dus geen genoegen nemen met een toevallige schoonheid', schreef Merkel- bach in "De 8 en Opbouw' in 1942. Naast stedebouwer heeft hij zich vooral als ar- chitect van fabrieksgebouwen gemanifes- teerd, waarbij de Van Nelle-fabriek te Rotterdam steeds zijn lichtend voorbeeld is geweest: 'Als we in de trein zaten en we zagen Van Nelle dan zei Ben: Even kijken hoe het ook weer moet' (interview met ar- chitect Van de Pauwert in Rebel,i983, p. 26). Eén van zijn eerdere meesterwerken
was de AVRO-studio in Hilversum (1936, uitbreiding in 1940) en mogelijk via deze relatie in de omroepwereld (werkte even- eens aan de VARA-studio's in Hilversum) kreeg hij de opdracht van Nozema. Tussen 1949 en 1956 was Merkelbach
geassocieerd met P. ElHng, eveneens een |
|||||||||
Het gebouw
gezien vanuit het zuidoos- ten naar de situatie van 1996. |
|||||||||
361
|
|||||||||
Aanzicht figuren geweest. Rietveld was en bleef altijd de
vanuit het artiest, de man, die voor ruimte, verhouding zuidwesten en kleur leefde en die zijn practische opgaven war de situ- wist te maken tot expressie van zijn feitelijke atievan abstracte uitgangspunten. Bij Merkelbach iggS. was en is niets abstracts. Hij was en bleef de echte, zuivere functionalist. Al wat hij zijn werk uit de technische en sociale werkelijk- heid voortkwam was voor hem steeds in we- zen aanvaardbaar, wel alleen op het hoogste niveau, dat voor hem in dat bepaalde geval bereikbaar was, maar op dat niveau dan ook absoluut aanvaardheid' uit: FORUM, 1956, p. 327
'...Rietveld, Molière, Merkelbach. Drie
punten van een driehoek, waarbinnen alle grote waarden van ons vak besloten liggen. Alle drie in hart en nieren architect, maar elk met een eigen sterke dominant. Rietveld de pure artiest. Molière de hartstochtelijke den- ker, Merkelbach de sociaal gerichte menselijk- heid. ' uit: Bouwkundig Weekblad, 1964, p.i
|
||||||||
Literatuur
-Blijstra, R., B. Merkelbach: Serie Beeldende
kunst en bouwkunst in Nederland, Amsterdam 1968. - FanelH, Giovanni, Moderne architectuur in
Nederland 1900-1940, 's-Gravenhage 1978, p. 263 en 294. -Geertsema, Reinko, Mien Ruys beschrij-
ving en documentatie van haar be- roepspraktijk, Wageningen 1983 (skriptie). -Giessen-Geurts, Brigitte (e.a.), IJssel-stein,
Geschiedenis en architectuur, Zeist 1989, p. 153-155-
-"Nozema"-Zendergebouw voor de wereld-
omroep te Lopik, Forum, 11(1956), 341, 346-352. -Peeters, K., 'het zenderpark Lopik/
IJsselstein', Historische Kring IJsselstein, (1990)52, 257-276. - Rebel, Ben e.a., Ben Merkelbach: Architect
en Stadsbouwmeester, Amster-dam 1994. - Rebel, Ben, Het Nieuwe Bouwen, het func-
tionaUsme in Nederland 1910-1945, Assen 1983. -Zandvoort Ordening & Advies, Bestem-
mingsplan Zenderpark: Gemeente IJssel- stein, Utrecht 1992. |
||||||||
/
|
||||||||
362
|
||||||||
IJSSELSTEIN EN NOZEMA;
cultuur-historische en sociale betekenis van het zendergebouw.
|
||||||||||
door L. Murk
|
||||||||||
IJsselsteiners verdienden hiermee hun
dagelijks brood. De laatste 'hoepmaker' werkte tot ongeveer 1960 en daarna was het ook met deze belangrijke bedrijfstak gedaan. De straatnamen 'Mandenmaker' en 'Dissel' (kloofbijl) doen ons hier nog aan herinneren, maar gelukkig ook een complete hoepelmakerij van de Histori- sche Kring IJsselstein in ons stadsmuseum. In de eerste helft van deze eeuw
stondIJsselstein bekend als de 'Stichtse Betuwe'', vanwege de vele kersen- en ook andere soorten boomgaarden"*. Van de vijftig percelen kersen hebben we nog één stukje boomgaard over en de naam van de woonwijk 'Haanderik' (kersenplukmand). In het midden van de negentiende
eeuw ontwikkelde zich in IJsselstein de |
||||||||||
Laten we beginnen met een selectie van
wat er in IJsselstein sinds 1800 op cultuur- historisch gebied ontstaan en weer verd- wenen is. Vóór 1800 was IJsselstein een agra-
risch stadje. Na de Franse bezetting ont- stond er bij de bevolking behoefte om van de landbouw over te schakelen naar wat meer industriële bedrijvigheid. Zo ont- stonden o.a. de touwslagerijen' die voort- kwamen uit het grote aanbod van vlas en hennep vanuit deze omgeving. Wat hier- van is overgebleven is enkel de naam van Touwlaan'. Aan de Touwlaan bevond zich de laatste grote touwbaan. Parallel hiermee liep de griendcultuur ^
met zijn werkplaatsen voor het vervaardi- gen van hoepels en manden. Veel |
||||||||||
'De oude
Touwbaan' aan de hoek Achtersloot/ Touwlaan is wat er nog rest van de touwslagerij die daar in de vorige eeuw stond. |
||||||||||
363
|
||||||||||
Speciaal
voor de hoep- makerij ge- bouwde (1840) werk- plaats bij de ophaalbrug over de Hollandsche IJssel. Het ge- bouw is eind jaren '60 af- gebroken. |
|||||||||||
Eén van
de vele kersen- boomgaarden die IJsselstein voor de oor- log rijk was. |
|||||||||||
baksteenindustrie ^ Op de grond waar de-
ze industrie gevestigd was herinneren nog slechts enkele straatnamen zoals 'Vlamoven' en 'Tasveld' ons aan het verle- den. Een troost is, dat er nog 'minstens tien stenen' van de vele miljoenen die er tot 1982 gemaakt zijn, in ons stadsmuse- um bewaard blijven. Voortkomend uit de hoepelmakerij
ontstond er rond de eeuwwisseling de meubelindustrie . Enkele generaties lang hebben vele IJsselsteiners in deze be- |
|||||||||||
drijfstak gewerkt. De meubelfabriek van
de Gebroeders van Rooyen, die toonaan- gevend was in Nederland, werd in 1967 gesloten. Er werkten toen nog 120 perso- nen. Ondanks de vele protesten van de HKIJ is het monumentale hoofdgebouw gesloopt. Ook van de vele honderdduizen- den stoelen en tafels, die in deze fabriek gemaakt werden, is er geen meer te vin- den. Zelfs niet in het stadsmuseum. Zeer enthousiast was het gemeentebe-
stuur, toen in 1938 de Nederlandse |
|||||||||||
364
|
|||||||||||
Omroep Zender Maatschappij ^, kortweg
'Nozema', het oog had laten vallen op een gebied tussen Lopikerkapel en IJsselstein. Het nieuwe fenomeen 'radio' had toe-
komst en gaf dus werkgelegenheid in een geheel nieuwe bedrijfstak. Het personeel, dat meekwam wilde bij voorkeur IJsselstein als woonplaats. Helemaal 'te gek' was, dat de Nozema in 1953 besloot onder de rook van IJsselstein op 1,5 km van de binnenstad, de wereldomroep te vestigen. Ook dit personeel koos IJsselstein als woonplaats. Hoewel IJsselstein in die tijd nog een
|
|||||||||||
vrij gesloten gemeenschap was, gaf de in-
tegratie met de 'zenderlui' geen proble- men. Wel kreeg de IJsselsteinse samenle- ving hierdoor een ander karakter. Het verenigingsleven ging er kwantita-
tief en kwalitatief op vooruit. Tenissen is mede hierdoor in IJsselstein een bloeien- de tak van sport geworden. Ook de kerkge- nootschappen en de politiek profiteerden van deze 'migranten'. Het openbaar on- derwijs groeide van ongeveer 10 leerlin- gen tot een volwaardige school. En dan het bedrijfsleven. Ook zij had-
den veel baat bij de vestiging van de zen- |
|||||||||||
De steenfa-
briek aan de Utrechtseweg vlak voor de sloop in 19S5. |
|||||||||||
Het hoofdge-
*'•'' bouw van de meubelfa- briek 'Gebroeders
van Rooyen' langs de Hollandsche IJssel. Het gebouw
is in igSz ge- sloopt. |
|||||||||||
365
|
|||||||||||
de architectonische aspecten buiten be-
schouwing laten, het behpuden waard. Nu we aan het begin staan van de groot-
ste woninguitbreiding die IJsselstein ooit gekend heeft en die nota bene de naam 'Zenderpark' draagt, is het van groot be- lang, dat het hart van deze nieuwbouw blijft bestaan. Het Nozemagebouw 'de Wereldomroep' is geen monument van onze voorouders, maar een jong monu- ment van 'wereldformaat' uit onze tijd. Uit het voorgaande blijkt, dat er al veel
verloren is gegaan in IJsselstein. Laten we proberen, dit gebouw voor ons en ons na- geslacht te behouden. Men bedenke: 'Wie zijn verleden afbreekt, breekt zichzelf af. Noten
1. Touw, Touw en nog eens touw
Tijdschrift HKIJ no. 17 en 19 -1980 2. Geschiedenis van grienden in kort bestek
Tijdschrift HKIJ no. 7 -1978
3. Kersen en kersenboomgaarden
Tijdschrift HKIJ jj/jS pag. 341 4. De voor-de-oorlogse VW
Tijdschrift HKIJ ^6 pag. 331 5. Steenbakkerijen te IJsselstein
Tijdschrift HKIJ no. 41/42 pag. 1 6. Meubelfabriek van Rooyen
Tijdschrift HKIJ no. ^g pag. ^ög 7. Het Zenderpark Lopik/IJsselstein
Tijdschrift HKIJ no. p pag. 2^y |
||||||||||||||||||||
IJSSELSTEIN
betleöen/ /\
en / / ï\
heden / / /\
|
||||||||||||||||||||
Omslag
van het in ig62 uitgege- ven boekwerk 'IJSSELSTEIN,
HEDEN EN VERLEDEN' door toenma-
lig burgemees- ter J.J. Abbink Spaink. 'IJsselstein, zenderstad' kon niet beter worden uitge- beeld. |
||||||||||||||||||||
Mr.J.J.ABBINK SPAINK
|
||||||||||||||||||||
ders in hun omgeving. Veel logo's en
beeldmerken werden ontworpen met een afbeelding van de zender erin. De streek- krant bijvoorbeeld heet 'Zenderstreek- nieuws'. En zijn we niet allemaal trots op de grootste 'Kerstboom' ter wereld.^! Kortom, cultuurhistorisch en sociaal is
het zender-complex voor onze stad zeer belangrijk geweest en daarom, zelfs als we |
||||||||||||||||||||
Stichting
Historische Kring
IJsselstein |
||||||||||||||||||||
Redaktie:
B. Rietveld, Meerenburgerhorn 10,
3401 CD IJsselstein. Donateurs ontvangen het periodiek (4 uitga-
ven per jaar) en worden op de hoogte gehou- den van de activiteiten. Nieuwe donateurs kunnen zich aanmelden bij de penning- meester waar tevens mutaties kunnen wor- den doorgegeven. Voor inwoners van IJssel- stein is de bijdrage minimaal f20,- (voor be- drijven f30,-) per jaar. Voor hen die buiten IJsselstein wonen is de bijdrage f28,50 resp. f38,50. Losse nummers, voor zover voorra- dig, zijn a f7,50 verkrijgbaar via het secreta- riaat. Voor dubbelnummers is de prijs f 10,-. Druk: Abels bv, Utrecht
ISSN: 1384-704X |
||||||||||||||||||||
Dagelijks bestuur:
Voorzitter: L. Murk, tel: (030) 688 16 27
Secretariaat: C.J.H, van Dijk-Westerhout,
Omloop West 42, 3402 XP IJsselstein, tel: (030) 688 36 99 Penningmeester: W. J. van Vliet,
J.W. Frisolaan 7, 3401 AX IJsselstein, tel: (030) 688 16 60. Bank: Postbank, nr.: 4074718
|
||||||||||||||||||||
366
|
||||||||||||||||||||
^vy Ti öc-T (5c|(;m
|
||||||||||||
L-'Z-
|
||||||||||||
'..... DE GESCHIEDENIS VAN UW VADERLAND NIET
KENNENDE, ZIJT GIJ BUITENSTAAT OOIT EEN GOED
BURGER, VEEL MIN EEN NUTTIG REGENT VAN HET ZELVE TE WORDEN.....' ( atlas van Stolk) Het dagelijkse leven in onze stad, asielzoekers in IJsselstein
door Ron van Arkel |
||||||||||||
Inleiding
Vrijsteden hadden de twijfelachtige re-
putatie oorden te zijn, waar zich allerlei gespuis ophield. Dit willen de hardnekki- ge verhalen over vluchtelingen van het hoogste en laagste allooi ons tenminste doen geloven. Zo zouden de asielvragers ongehinderd terecht kunnen in de vrijste- den, mits ze maar voldoende geld meena- men. Deze negatieve reputatie bezat IJsselstein gelukkig in veel mindere mate dan o.a. de vrijsteden Culemborg en Vianen. Vooral Vianen zou niet meer los- komen van dit stempel, dat het zeker al in het begin van de 17-de eeuw had gekre- gen. In 1720 werd Nederland overspoeld door een hysterische speculatie-golf. De overtuiging, dat men snel rijk kon wor- den, dreef vele ertoe 'aktien' te kopen: aandelen in de meest vreemdsoortige on- dernemingen. Dit resulteerde in een on- gekende windhandel. De windhandel van 1720 was aanleiding tot de publikatie van 'Het Groote Tafereel der Dwaasheid'. In die bundel is o.a. meer malen sprake van Vianen, en ook van Culemborg en IJsselstein. Uiteraard niet in gunstige zin. Helemaal objectief is dit oordeel bepaald niet; de kwestie 'vrijsteden' zit nu een- maal genuanceerder in elkaar. Bij het samenstellen van dit artikel is
|
||||||||||||
uiteraard gestreefd naar een vloeiend en
sluitend verhaal. Dit is slechts ten dele ge- lukt, eenvoudigweg omdat er nog teveel elementen ontbreken om tot een aaneen- geregen geheel te komen. In feite bestaat dit artikel uit een aantal geselecteerde hoofdstukken. Ongetwijfeld zullen in de toekomst nog meer gegevens aan het licht komen, waardoor deze stof aangevuld zou kunnen worden. Hopelijk wordt dit een stimulans tot verder historisch onderzoek. Voorop staat het streven de boeiende, maar vooral de belangrijke historie van IJsselstein en zijn omgeving bekend te maken. Herkomst van de plaatsnaam 'IJssel-
stein' Gijsbrecht van Aemstel, overleden in
1343, was een zoon van Arend van Aemstel, (1267-1291*) ridder, en heer van IJsselstein, en van diens gemalin Johanna overleden in 1300. Genoemde Arend van Aemstel was een broer van de, door de moord op Floris V (graaf van Holland), in de vaderlandse geschiedenis bekende Gijsbrecht van Aemstel (1252-1300), de heer van het Amstelland. Deze Amstellandse heer Gijsbrecht, was dus een gelijknamige oom van de |
||||||||||||
367
|
||||||||||||
IJsselsteinse Gijsbrecht. De IJsselsteinse
heer Gijsbrecht van Aemstel (1279-1343), stichtte omstreeks 1309 met toestemming van de Utrechtse bisschop 'Guy van Avesnnes' (van Henegouwen 1301-1317), nabij het kasteel van IJsselstein een nieuwe, aan St Nicolaas gewijde, kerk. Deze kerk verving de ou de Eiterse pa- rochiekerk. Het is zeker Gijsbrechts kleindochter Guyotte (van Aemstel) van IJsselstein ge- weest, die de opdracht heeft gegeven om het prachtige, in de ou- de Nicolaaskerk aan- wezige grafmonument te maken. Guyotte heeft dit graf doen oprichten voor haar beide grootou- ders: Gijsbrecht van Aemstel en Bertha van Heukelom (van Arkel 1304-1311), en voor haar beide ouders: Arnoud van Aemstel (1343-1363) en Maria van Avesnnes (van Henegouwen 1309-1344). Of de genoemde IJsselsteinse heer Gijsbrecht ook de stichter was van het, in 1887 gesloopte, kasteel van IJsselstein valt te betwijfelen. In ieder geval moet er reeds voor zijn tijd een 'stein' geweest zijn. Dat moet stammen uit de vroegste tijd van de baksteenbouw. Daarop wijst het woordje '- stein' waarmee de naam van IJsselstein eindigt. In de 13-de eeuw, toen het bou- wen van houten kastelen nog gebruikelijk was, kreeg het bouwen van een stenen slot natuurlijk veel bewondering. Vol trots hebben de eigenaren hun moderne sterke vestingen naar het nieuwe materiaal ge- noemd. In de middeleeuwse leenacten wordt er dikwijls van 'steynen huys' of 'steenhuys' gesproken. Ook het verdwe- nen riddergoed Zuylenstein was zo'n |
hechte bakstenen vesting. Het gebruik
van steen bij de kasteelbouw was zó bij- zonder, dat 'steen' onderdeel werd voor een blijvende benaming van een kasteel. In ons land is dit veelzeggende woordgebruik niet ingebur- gerd. Pas later, toen de houten bouwwijze in onbruik was ge- raakt, gold een bakstenen slot als zo iets bij- zonders, dat men in de naam van het huis de aan- dacht op het bouwmateri- aal vestigde. Tot die tijd wer- den de namen van de kastelen He- ver samengesteld met het neutrale woord 'burg', voorbeelden hiervan zijn de ridderhofsteden 'Walenburg' en 'Lunenburg'. De naam van onze woonplaats zegt ons misschien weinig meer, het klankbeeld is voor ons zo gewoon geworden. Toch leek het me aar- dig om de oorspronkelijke betekenis van de naam IJsselstein te verklaren. IJsselstein is een koppeling van de rivier- naam de Hollandse-IJssel, en het 'stein' (steen). De baksteen was voor die tijd uniek materiaal, en werd gebruikt bij de bouw van het kasteel. * De jaartallen tussen haakjes ge-
ven de periode aan waarin deze persoon vermeld wordt in oorkondes. Ontwikkeling van IJsselstein
In 1346 werd Arnoud II van Aemstel
(van IJsselstein) door Margaretha, gravin van Holland, beleend met IJsselstein, Benschop en Noord-Polsbroek. Dit gebied werd sindsdien de heerlijkheid 'Baronie van IJsselstein' genoemd. Het leven in de stad zag er vroeger heel
|
||||||||
Afdruk van
het wapen
van de eerste
IJsselsteinse
van Amstels.
Verschenen
in druk in
1625 hij een
publikatie
van Arent
van Buchiell.
|
|||||||||
368
|
|||||||||
Met uitzonde-
ring van kastelen en kloosters wer- den de meeste Middeleeuwse huizen van hout of leem gebouwd. |
|||||||||||||
wat anders uit dan nu. De meeste woon-
kernen met stadsrechten, waaronder ook IJsselstein, waren klein. De bevolking was voornamelijk op de agrarische sector ge- oriënteerd. De groei en bloei van IJsselstein is vrijwel zeker langdurig af- hankelijk geweest van de landbouw. Binnen de IJsselsteinse grachten, de wal- len, de muren, en de poorten, leefde men dicht opeengepakt. Volgens de geschied- |
schrijvers is het Arnoud (Arend) III van
IJsselstein 1370-1409 degene geweest, die de stad omstreeks 1390 heeft doen om- muren. Arnoud was de oudste zoon van Jan
van Egmond, overleden in 1369, en Guyotte van Amstel. Hij was gehuwd met Jolanda van Linnigen. In 1331 is er sprake van 'poorteren van
IJsselstein' hetgeen erop wijst dat |
||||||||||||
_/' iL. Detail van de
plattegrond
^OïSiramflSIinD: vanBlaeuuü
1645.
We zien de
zuidzijde van de stad, richting de Nieuwpoort met enkele van de vele hooibergen. |
|||||||||||||
^ %
|
|||||||||||||
369
|
|||||||||||||
Een foto uit
1934 van de laatste hooi- berg binnen de grachten. Deze hooi- berg stond langs de gracht aan de Walkade ongeveer op de plek waar Blaeu er ook enkele situeerde. De hooiberg is rond 1950 verdwenenen. |
||||||||||||
^'--f^r . ' * _*
|
||||||||||||
drinkwater betreft, men was in die tijd
niet al te kieskeurig en men dronk rustig het water uit de gracht. Het water daarin raakte meer en meer vervuild en ziektes zoals cholera en pest bleven niet uit. Het bevolkingsaantal zou snel afgenomen zijn, als er niet een constante stroom van vluchtelingen naar de stad was geweest. In 1587 werd er door Gijsbert Cock een konterfeitsel (afbeelding) van de stad en van de Nieuwpoort vervaardigd. Dit was nodig om de Nieuwpoort te kunnen verka- velen ten behoeve van de vluchtelingen, die met have en goed een veiHg heenko- men zochten binnen IJsselstein. In 1677 kreeg de stad Utrecht de heerlijkheid van Vreeswijk in volle eigendom. Bij het be- heer over Vreeswijk had Utrecht, zich te houden aan allerlei, door 'hogerhand' in- gestelde, bepalingen en voorschriften op het gebied van rechtspraak en belastingen etc. (Groot Placaatboek van Utrecht, deel III, pag. 17-19). Uitdrukkelijk was bepaald dat men er geen bescherming mocht ge- ven aan personen, die uit de landen van Holland, Zeeland, Utrecht, en omliggen- de heerlijkheden waren verbannen we- gens 'quade feyten'. Op de zogenaamde vrijsteden zullen we later in dit artikel nog terugkomen. Het is dus de reeds genoemde heer
|
||||||||||||
IJsselstein toen reeds als stad werd be-
schouwd. Het verloop der oude stadsmu- ren wijst erop dat de eerste zuid-oostelijke omwalling heeft gelegen langs de tegen- woordige 'Haven'. Ook de wijze van be- bouwing in de IJsselstraat, Voorstraat en voormalige Koningstraat (thans Schuttersgracht) wijst hierop. De ruimte was terwille van de bescherming tegen rondreizende bedelaars en plunderende werkloze soldaten, veelal klein. Overal zag en hoorde men in het huisvuil wroetende varkens, koeien en kippen, want de mees- te stedelingen waren in het begin immers nog boer. Van de IJsselsteinse stads-plat- tegrond van Blaeu, die de toestand van 1650 aangeeft, kan worden afgeleid hoe- zeer de boerenstand haar stempel op het stadsleven heeft gedrukt. Op de platte- grond staan ongeveer vijftig hooibergen. Deze stonden in de tuinen achter de hui- zen en dienden voor opslag van de oogst. De opgeslagen produkten waren afkom- stig van de, buiten de stad gelegen, lande- rijen. Door het ontbreken van enig hygië- nisch inzicht, en door het ontbreken van schoon drinkwater, onderschatte men de gevaren van besmetting. In de enge en veelal vervuilde straatjes kreeg de besmet- ting alle kans. Hierdoor stierven vele stad- genoten een te vroege dood. Wat het |
||||||||||||
370
|
||||||||||||
Detail van de
plattegrond van IJsselstein door Jacob van Deventer (derde kwart zestiende eeuvL>). RAU, Top. Atlas no 561. 1. Stadhuis
2. Kasteel
3. St. Nico-
laaskerk 4. Eiteren
5. Mariënberg
6. IJsselpoort
7. Benschop-
perpoort 8. Papentoren
9. Doelentoren
10. Korenmolen
11. Watermolen
12. Nieuwpoort
IJ. Havenhrug 14. Visbrug 13. Witte-
paardsbrug |
|||||||||||
Arnoud III van Egmond geweest, die de
stad aanzienlijk heeft uitgebreid en de Nieuwpoort, die ten zuid-oosten van de huidige singelgracht is gelegen, bij de stad heeft getrokken. In 1394 stichtte Arnoud III op de Nieuwpoort een monnikenkloos- ter der Cistercienserorde. Hij beloofde - vermoedelijk om het nieuwe stadsgedeel- te te bevolken - aan allen die zich te IJsselstein kwamen vestigen, het poorter- recht op 'Sint Lebuinsdach' (25 juni 1391). Arnoud zette hiermee de poorten open voor immigranten, die zich - gedwongen door de toenmalige onveiligheid op het |
|||||||||||
platteland en gelokt door bovengenoemde
toezeggingen - in het IJsselstadje wilden vestigen. Onder de van Egmonds is IJsselstein
tweemaal verwoest door oorlogsgeweld. Na het overlijden van Arnoud in 1409 volgde zoon Jan hem op. Deze Jan of Johan speelde een belangrijke rol tijdens de Hoekse en Kabeljauwse twdsten waar- van IJsselstein in 1417 slachtoffer werd. Op 23 juni 1417 wordt IJsselstein ge-
deeltelijk vernietigd en ruim een jaar later op last van Jacoba van Beieren verder ont- manteld. Bij de heropbouw van de stad |
|||||||||||
371
|
|||||||||||
'IJsselstein
verbrand'. Afbeelding van de ver- woesting in 1417. Pag. ^^0 uit het 2e deel van de 'Algemene Geschiedenis des bekende Aardkloots tot den dood van Willem Iir, door G. Suiker, vertaald door J. Verhurg uitg. Rudolf en Gerard Wetstein, Amsterdam 1721-1726. |
||||||||||
zijn de verdedigingswerken niet hersteld
waardoor jaren later in 1466 Gelderse troepen onder aanvoering van Otto van Vuren gelegenheid kregen de stad te plun- deren, half uit te moorden en plat te bran- den. Vrij kort daarna werd IJsselstein weer
opgebouwd en nu wel versterkt. Merk- waardig is het dat de de stad een geringere omvang kreeg dan de vorige. Immers de Nieuwpoort lag nu buiten de muren. In 1483 volgde Frederik van Egmond (1483- 1521), heer van Buren en van Leerdam, zijn vader Willem II van Egmond (1451- 1483) op als heer van IJsselstein. Buren, Leerdam, en IJsselstein waren sinds 1472 reeds gezamenlijk in het bezit van de Van Egmonds. En vanaf 1483 kwamen de ste- den voor het eerst onder het gezag van eenzelfde heer. In 1498 werd Frederik door koning Maximiliaan beloond met de verheffing van Buren en Leerdam tot graafschap. Frederik had namelijk partij voor de Bourgondiërs gekozen, die in strijd waren tegen Utrecht en Gelre. Ook |
||||||||||
Frederiks zoon Floris had actief deelgeno-
men in de oorlog tegen Karel van Gelre. Nadat hij achtereenvolgens tot stadhouder werd benoemd van ondermeer Gelre (1507), Friesland (1515) en Holland, Zeeland en West-Friesland. Floris van Egmond (1521-1539) volgde in 1521 zijn va- der op als graaf van Buren en Leerdam. Hij werd in datzelfde jaar heer van IJsselstein. Diens zoon, MaximiHaan van Egmond (1539-1548), heeft - evenals zijn vader - hoge leger- en regeringsposten ver- vuld. De opvolger van Maximiliaan was zijn dochter Anna van Egmond. Zij trouw- de in 1551 met Willem van Oranje. Toen zij in 1558 overleed nam Willem van Oranje voor hun zoon Philips Willem het beheer van Buren, Leerdam en IJsselstein op zich. Na de dood van haar vader in 1584 nam Maria van Buren, de zuster van Philips Willem, het beheer van zijn bezit- tingen op zich. Zij werd daarbij geassi- steerd door graaf Philips van Hohenlohe, met wie zij in 1595 trouwde. Toen graaf Philips van Hohenlohe in 1606 overleed, |
||||||||||
372
|
||||||||||
IL...
|
||||||||||
in 1751 volgde er een periode van regent-
schap door zijn weduwe Anna van Hannover ten behoeve van hun zoon Willem V. Deze trad in 1766 op als graaf van Buren en Leerdam en hij werd tevens heer van IJsselstein. In 1795 werd IJsselstein door de Fransen bezet. Leerdam, Acquoy, Vianen en IJsselstein werden op 16 maart 1795 bij decreet van de representanten van het volk van Holland zonder meer bij deze provincie ingelijfd. De Domeinraad werd gesloten en appèlzaken zouden voortaan bij het Hof van Holland moeten worden voorge- legd. Het bestuur van de Stad
Toen de adel haar greep grotendeels op
het platteland had verloren, werden hori- gen, die waren gevlucht of die de vrijheid hadden gekocht, gelokt door de ongeken- de perspectieven van de opkomende ste- den. Het vertier en het ambachtswerk, de handel of de scheepvaart trokken nieuwe bewoners. 'Stadslucht maakt vrij' heette het in de middeleeuwen: in de stad was - weer - geld. Bovendien kon een stad met geld soldaten huren. Dit verminderde de betekenis van de ridders. In het geval dat de stad niet zelf haar soldaten huurde dan zorgde de vorst, die de bewoners het stadsrecht had geschonken, daarvoor. De op geld gebaseerde economie bracht
ook nieuwe vormen van bestuur en recht- spraak met zicht mee. Middeleeuwse tweegevechten waarbij de sterkste als de onschuldige gold, werden vaak uitdrukke- lijk in de nieuwe stadsrechten verboden. Vele van de schepenen spraken recht in plaats van de gehele gemeenschap. Het ei- gen bestuur van de steden varieerde sterk. Meestal kwam de rechtspraak in handen van een schepenbank. De schout was daarvan voorzitter en hij fungeerde als de vertegenwoordiger van de graaf, min of meer als officier van justitie. Rond de 15- de eeuw kregen de schepenen burgemees- ters naast zich, die zich - net als de wet- houders in onze tijd - met het bestuur be- zig hielden. De schepenen concentreer- |
|||||||
kreeg Philips Willem het beheer .over
Buren, Leerdam en IJsselstein. Philips Willem vervulde te Brussel de functie van staatsraad van de Aartshertogen in de Spaanse Nederlanden. Desondanks stelde hij zich in 1612 op één juridische lijn met Holland door een edict uit te vaardigen. Hierin werd gesteld dat de uit Holland ko- mende bannelingen zich niet mochten ophouden in Buren, Leerdam en IJsselstein. Na zijn dood kwamen deze plaatsen in handen van zijn erfgenaam en halfbroer Maurits. Deze belastte in ditzelf- de jaar de Nassause Domeinraad in Den Haag met de uitoefening van de soeverei- ne rechten over deze plaatsen, inbegrepen de rechtspraak in appèl. Voordien had een in 1603 opgerichte domeinraad te Buren deze functies vervuld. Ook de rechtspraak van het leenhof van IJsselstein was op de- ze domeinraad overgegaan. Alleen tijdens het bewind van Maria Louise te IJsselstein (1731-1765) zou de Nassause Domeinraad geen gezag in de baronie uitoefenen. Evenals in Culemborg en in Vianen trad ook in Buren, Leerdam en IJsselstein een drossaard op als vertegenwoordiger van de soeverein. De in 1625 gestorven Maurits werd opgevolgd door Frederik Hendrik, waarna Willem II van 1647 tot 1650 en vervolgens Willem III tot 1702 de beide graafschappen en de baronie beza- ten. Toen Willem III in 1702 overleed ging
het tweede, tot 1732 durende stadhouder- loze tijdperk in. Dit hield voor Buren en Leerdam een graaf-loze periode in, en voor IJsselstein een 'heer-loze' periode. Als executeurs van de testamenten van Frederik Hendrik en van Willem III na- men de Staten-Generaal het beheer van de Nassause bezittingen op zich. In 1712 kreeg de in 1711 geboren Willem IV, zoon van Johan Willem Friso, IJsselstein toege- wezen. Na zijn meerderjarigheid in 1731 stond
hij IJsselstein als douairie af aan zijn moe- der Maria Louise van Hessen-Cassel, die hier tot haar dood in 1765 het bewind voerde. Na het overlijden van Willem IV |
|||||||
571
|
|||||||
straat werd vastgesteld en geïnd.
Een recognitie was een bedrag, dat be-
taald moest worden voor de erkenning van het recht op vrijgeleide. Van 1703 tot 1729 zijn er geen vrijgelei-
de-gegevens voorhanden. Dit kan samen- hangen met een gebrekkige administratie van de toenmalige drossaard, gecombi- neerd met zijn eigenmachtig optreden. De Staten-Generaal voerden in deze perio- de het beheer over IJsselstein, wat inhield dat de vrijgeleide-requesten niet langer voor bekrachtiging naar Den Haag wer- den verzonden. Op 12 augustus 1729 Het de raad in Den Haag namens Maria Louise, prinses van Oranje, weten dat zij op de hoogte was gekomen dat de drost van IJsselstein zich aanmatigde vrijgelei- de te verlenen, zonder Hare Hoogheid of de raad daarin te kennen. De drost mocht voortaan geen vrijgeleide meer verlenen. Hij moest degenen die hierom kwamen verzoeken, verwijzen naar Hare Hoogheid. Ook moest de drost een lijst opmaken van personen die zich op dat moment met vrijgeleide in de Baronie van IJsselstein ophielden. Op 12 januari 1730 beloofde de drossaard voortaan slechts po- visionele akten van sauvegarde voor de tijd van vier weken te geven. Degenen die zich met een akte van sauvegarde van de drossaard in IJsselstein bevonden, werden aangezegd binnen een maand de verzoe- ken van sauvegarde, door middel van een brief, aan Hare Hoogheid te zenden of an- ders uit IJsselstein te vertrekken. Tot 1730 ontving de drossaard een bepaald, niet be- kend, percentage van de recognities. In 1730 is in de rekeningen van de rent-
meesters der domeinen van IJsselstein in het 45-ste Kapittel over de 'Extraordinaris ontfang' de volgende passage opgeno- men: 'Haar Hoogheid hebbende goetgevonden
de recognitien die gegeven werden van de vrije geleyden aan haar te reserveren, en dat den Heere Drossard Vullejus deselve ten profijte van haar Hoogheyd sal ontfangen en aan den Rentmeester van IJsselsteyn behandigen om deselve in sijne rekeninge te verantwoorden en |
|||||||
den zich op de rechtspraak. Als een soort
burger-vertegenwoordiging (gemeente- raad) kwam de vroedschap op. De leden hiervan werden ook wel raden of gezwore- nen genoemd. Ten tijde van de baronie was de invloed van schepenen en vroed- schap zeer gering. Het stadsbestuur werd vrijwel uitsluitend door de magistraat ge- voerd. De drost fungeerde hier als verte- genwoordiger van de soeverein. Hij was het hoofd van het bestuur. Dit bestond uit drie schoutambten, IJsselstein, Benschop, en Noord-Polsbroek. Het baroniebestuur had in het begin
van de 17-de eeuw nog geen vaste vorm ge- kregen. Het stadsbestuur behartigde dik- wdjls ook de belangen van de hele baronie. Van de twee burgemeesters van IJsselstein was de één stadsburgemeester. Deze was belast met het beheer der stede- lijke geldmiddelen en werd ook wel sche- penburgemeester genoemd. De ander, de gemenelandsburgemeester, werd ook wel raadsburgemeester genoemd. Deze had het beheer over het landelijk deel van het schoutambt van IJsselstein. Het is overbo- dig om te zeggen dat alleen de poorters en niet het maatschappelijke lagere volk tot deze colleges toegang hadden. Hoe, waaruit en door wie de schepenen
en andere stadsbestuurders werden geko- zen, varieerde per stad en per streek. Later, toen het bestuur van de baronie overging (1795), werd de drost vervangen en een baljuw benoemd. Deze baljuw maakte geen deel uit van het bestuur, maar had alleen bevoegdheid in criminele zaken en werd later hoofd der polerbestu- ren. In 1680 viel de taak van provisionele vrij geleide-verlening toe aan de schout {'geapprobeert de door den schout te IJsselstein geaccordeerde provisioneele vrijge- leijde en protectie aan ...). In 1700 was het echter de drossaard die in IJsselstein de provisionele vrijgeleiden verleende. In de jaren voorafgaande aan 1729 kreeg zijn toestemming zelfs meer een definitieve status. De asielzoekers te IJsselstein wa- ren een recognitie verschuldigd, die in eerste instantie door de plaatselijke magi- |
|||||||
374
|
|||||||
dat de voornoemde Heere Drossard tot een
dedomagement van dien jaarlijks sal genieten de somme van vier hondert ponden aan den selven door genoemde Rentmeester te betaelen welke hem jegens behoorlijke quitantie in uyt- gave sijne rekeninge sal werden gelegen ...' In plaats van een aandeel in de recogni-
tie-opbrengsten kon de drossaard voor- taan op een bedrag van 400 ponden per jaar rekenen. Rechten en Plichten
Tot aan de 19-de eeuw hadden de inwo-
ners van een stad van overheidswege geen gelijke rechten en plichten. Wie tot poor- ter was verklaard, genoot meer rechtsze- kerheid. Een poorter kon overheidsfunc- ties bekleden en een nering uitoefenen. Poorters hadden de plicht de stad en hun heer te dienen. De niet-poorters mochten slechts met toestemming van het stadsbe- stuur in de stad wonen. Zij bezaten hier- door minder rechten en plichten. De nieu- we burgers moesten bij hun intrede in de stad een eed op het stamboek afleggen. Vanaf dat moment behoorde zij tot de ge- zworenen. En zij werden hiermee aan- sprakelijk geacht voor wat andere gezwo- renen of inwoners uitvoerden. Dat kon soms de spuigaten uitlopen, omdat alles nog niet zo goed was geregeld. Het toe- zicht was veelal minimaal. De stedelijke overheid had geen politie-agenten ter be- schikking die opkomende ruzies konden sussen, voordat zij tot eenuitbarsting kwa- men. De van het platteland gekomen in- woners waren vaak ook niet gewend aan de merkwaardige macht en gezag van een stadsmagistraat. Alles was immers nog zo nieuw; de stadslucht verenigde vrijheid en tucht op een voor hen vaak vreemde en onbegrijpelijke wijze. De bewaking van de stad in de nachtelijke uren was in de be- gintijd een gemeenschappelijke taak van de burgers en geschiedde door de nacht- wakers of kleppers. Zij deden elke nacht op gezette tijden hun ronde. En zij gingen te veld met een ratel, die zij op elk uur moesten hanteren. Ze waren meestal in gezelschap van een hond, bewapend met |
|||||||
een piek en verder voorzien van een lan-
taarn. Tot in het begin van deze eeuw heb- ben de nachtwakers te IJsselstein dienst gedaan. Voor deze waakzaamheid moest de burgerij 'klepgeld' betalen. Gedurende de winter en in bijzondere omstandighe- den werd er tevens gewaakt door weerbare burgers. De, ook in latere tijd bekende, schutte-
rijen dienden als een speciaal legertje van de stad, bedoeld om naar buiten op te tre- den als de toestand daarom vroeg. Elke stad was tenslotte een zelfstandig
staatje, dat tè vaak met concurrerende plaatsen of met een landsheer op voet van oorlog leefde. De belangrijkste taak van de schutters sedert de 16-de eeuw in IJsselstein was het uitoefenen van de wacht. Dit heeft geduurd tot 1746. IJsselstein Vrijstad
Vanaf de tweede helft van de i6-de
eeuw werd er in IJsselstein aan vluchtelin- gen en ballingen onder bepaalde voor- waarden bescherming geboden tegen be- dreiging, arrest of vervolging van buiten- af Overigens was IJsselstein niet de enige plaats waar vreemdelingen, die elders iets hadden misdreven of in moeilijkheden waren gekomen, terecht konden. Dit kon ook in Vianen, Culemborg, Leerdam, Buren, Asperen, Ravenstein, Oss, Bokhoven, op Ameland en op Terschelling. In de aanvragen voor vrijge- leiden van personen, die wegens schulden in nood waren gekomen, werd er telkens weer met nadruk op gewezen dat de asiel- zoekers te goeder trouw handelden. In hun verklaringen wezen de perso-
nen in kwestie erop dat ze in moeilijkhe- den waren gekomen door 'misfortuyn of desastres in zaken of negotie'. De onge- lukkigen spraken tenslotte de wens uit tij- dens hun verblijf in de vrijstad er weer ge- heel bovenop te komen. Iets wat overigens lang niet altijd lukte. De procedure voor het krijgen van vrijgeleide in IJsselstein is in principe steeds dezelfde geweest. De aanvraag om vrijgeleide werd gericht aan de heer van IJsselstein of diens vertegen- |
|||||||
375
|
|||||||
woordiger, de drossaard. Asielzoekers
moesten in hun aanvraag een uitvoerige toelichting geven op de reden, waarom ze vrijgeleide vroegen. Schuldenaren moes- ten goede trouw bewijzen. 'Doodslagers' moesten bovendien duidelijk maken dat ze uit noodweer hadden gehandeld. Bij de behandeling van de aanvraag werd nage- gaan of de asielzoeker wel betrouwbaar was. En of zijn verklaringen correct wa- ren. Ook werd gekeken of hij wel solvabel was. Met andere woorden: of hij nog wel geld genoeg had, om in zijn primaire le- vensbehoeften te voorzien. Wanneer ten slotte de aanvraag in orde werd bevonden, dan werd de definitieve akte van vrijgelei- de door de heer van IJsselstein toegekend. Daar was een recognitie voor verschuldigd. Plaatsen waar vrijgeleide werd ver- leend, kregen in de loop der tijd een slech- te naam. Het leek er soms op alsof elke schurk ongehinderd kon neerstrijken. Niets was minder waar. Degenen, die een ernstig misdrijf hadden begaan, kwamen beslist niet in aanmerking voor vrijgeleide. 'Hoerenkint' of'in Hoerij geteelt'
Asiel wordt in het algemeen opgevat als
in een bepaalde plaats bescherming wordt geboden aan van elders komenden perso- nen. Deze zoeken bescherming tegen be- dreiging, geweld, arrest, vervolging, be- straffing van buitenaf De asielplaats is de aanduiding, waar asiel wordt verleend. Hierbij moet men niet alleen denken
aan landen of steden, maar ook aan plaat- sen zoals tempels en kerken, die in de eer- ste plaats een andere bestemming of func- tie hebben dan asielverlening. De asielver- lening vond in het verleden ook plaats door, en op het gezag van, 'religieuze' au- toriteiten of functionarissen. In de Noordelijke Nederlanden waren - tot de reformatie - kerken, kerkhoven en kloos- ters de belangrijkste asielplaatsen. Wie in vroeger tijden bescherming zocht tegen zijn achtervolgers kon toevlucht zoeken in plaatsen, waar een bijzondere vrede gold. Schending van zo'n vrede werd als een zwaar misdrijf opgevat. Zo waren ge- |
noemde kerken, kerkhoven en kloosters
vredeplaatsen. De betekenis voor de asiel- verlening is vermoedelijk aanzienlijk gro- ter geweest dan de niet-kerkelijke vrede- plaatsen zoals gerechtsplaatsen, (kraam) huizen, steden, dorpen en markten. Tijdens de Republiek was er alleen sprake van niet-kerkelijke asielverlening. Tot de vredeplaatsen behoorden Culemborg, Vianen, Buren, Leerdam en IJsselstein. Onechte kinderen zijn natuurlijk heel
écht. Vraag dat maar eens aan de onfor- tuinlijke moeder. Het woord 'onecht' be- tekent gewoon: niet uit echtverbintenis geboren. Tegenwoordig wordt daar anders tegenaan gekeken dan vroeger. Denk maar eens aan het samenwonen, wat geen echtverbintenis is. Een kind van samen- wonenden krijgt - tenzij de vader het er- kent, en het daarmee 'echt' - de naam van de moeder. Net als vroeger. Maar toen was een onecht kind een schande. En liet men dit niet zo gemakkelijk passeren. Er wer- den dikwijls bestraffende woorden geuit aan het adres van de moeder. Vaak moest de moeder voor de kerkeraad verschijnen en beterschap beloven. 'Nadat de moeder bestraft en vermaand
was, wegens haar wangedrag, is zij met haar onechte kind ten doop verschenen en nadat zij over hare hoererij en ontugtigheid bestraft en tot een beter gedrag en heiligen wandel emstiglijk vermaand was is het kint gedoopt en genaamd....' Zo is het in elk geval voor een onge-
huwde aanstaande moeder vast geen pret- je geweest om in onze stad IJsselstein be- scherming te zoeken. Dit blijkt wel uit het volgende: 'Die op aanzeg^ng van 't Gerecht deze
Juristrictie mogt ruimen, docht op ene clan- destine wijze alhier gekraamd heeft, volgens haar bekentenis in barensnood'. De aanstaande moeder onderging, voor-
al tijdens de weeën, de pressie van de vroedvrouw, waardoor het tot een bekente- nis kwam. De vroedvrouw was overigens verplicht om druk uit te oefenen op de, aan haar zorgen toevertrouwde, ongehuw- de moeder. |
||||||
376
|
|||||||
diaconie of het armbestuur van een be-
paalde plaats bij een verhuizing beloofde de kosten van levensonderhoud van hun geboren inwoners te zullen blijven beta- len in het onverhoopte geval dat zij tot ar- moede mochten vervallen. Schadeloos houden is eigenlijk de betekenis van het woord 'indemneren'. De akten van in- demniteit vormen, met de eigentijds bij- gehouden lijsten van uitgegeven en inge- komen akten, een schitterende bron van informatie. Soms wordt het hele gezin met namen en leeftijd van de kinderen èn de godsdienstige overtuiging vermeld. De akten van indemniteit werden zowel aan volwassen als aan kinderen verstrekt. Wat de vorm betreft, zijn er talloze varianten. Soms werden de akten los in omslagen (pakken) bewaard. In dorpen werden de akten met de hand geschreven, terwijl in grotere plaatsen voorgedrukte formulie- ren werden gebruikt, die alleen nog be- hoefden te worden ingevuld. Voor lang niet alle mensen werd een akte van in- demniteit verlangd. Rijke mensen werden meestal geacht niet tot armoede te verval- len, hoewel het lot soms hard kon toe- slaan. Ook van seizoenarbeiders en mili- tairen, die veelal tijdelijk ergens woonden, zijn vaak geen akten te vinden. Wanneer iemand geen akte van indemniteit kon overleggen, werd er wel een 'akte van re- nuntiatie' opgesteld, waarin de nieuwe in- woner verklaarde geen beroep te ziillen doen op de plaatselijke armenkas. Inmiddels zal het u duidelijk zijn gewor- den dat deze akten van indemniteit, die met name in de i8-de eeuw werden ver- leend en geëist, geenszins te vergelijken zijn met het systeem van sociale zeker- heid, zoals wij dat heden ten dage kennen. Vrijsteden Culemborg, IJsselstein, en
Vianen mikpunt van spot In 1720 werden in Nederland, naar
Frans en Engels voorbeeld, allerlei han- dels-compagnieën opgericht, die aandelen uitgaven. De uitbarsting van speculatie was zeer hevig, maar kortstondig en in elk geval sensationeel. |
|||||||
Eisen bij vestiging van migranten'
Tot in de tweede helft van de zeventien-
de eeuw was het gebruikelijk dat het ker- kelijk of burgerlijk armbestuur uit ie- mands geboortegemeente zorg droeg voor het onderhoud van personen. Dit waren personen, die elders tot armoede waren vervallen. In de periode dat verhuizingen naar andere plaatsen weinig voorkwamen, zal dit systeem redelijk goed hebben ge- werkt. De moeilijkheden ontstonden bij een toenemende mobiliteit van de bevol- king. Hierbij zullen vooral de rijke Hollandse steden een grote aantrekkings- kracht hebben uitgeoefend. Ook in deze steden was het economische en sociale systeem echter dusdanig, dat velen het hoofd niet boven water konden houden en, al dan niet door eigen schuld, tot ar- moede vervielen. Een beroep op de ge- meente, waar men was geboren, was dan noodzakelijk, maar moeilijk uit te voeren. Het ontbreken van een behoorlijke bevol- kingsadministratie zal het voor de slacht- offers moeilijk, zo niet onmogelijk, heb- ben gemaakt een beroep op hun geboorte- gemeente te doen. Ook werden lang niet altijd de ingekomen en de vertrokken per- sonen in dezelfde plaats geregistreerd. De Staten van Holland hebben met een plak- kaat van 8 augustus 1682 een einde aan dit systeem gemaakt. Bepaald werd, dat als iemand een jaar lang in een bepaald territorium woonde, het armbestuur uit dat territorium tot het onderhoud van die persoon verplicht was. In de andere ge- westen zijn na 1682 soortgelijke regelin- gen uitgevaardigd. Deze maatregel zette echter een rem op de migratie van de be- volking. Armbesturen voelden er weinig voor om te moeten opdraaien voor het on- derhoud van allerlei vreemdelingen, die pas kort in hun stad of dorp woonden. Men eiste van nieuwe inwoners een ver- klaring, dat hun vroegere gemeente zich garant stelde voor ondersteuning bij ar- moede. Deze verklaringen staan bekend als 'akten van indemniteit'. Een akte van indemniteit hield in dat de
|
|||||||
377
|
|||||||
J. Siet hier- ^'^t/riAesr- ^ Dü'^ci^uf
ti'üfuwcsslen. iren^rsn mtas£r£ur, Ont Üsten- en, ^edroa t& pUcaerv. 2. '2>ees 3cer^clfL al 'toAa^f 'eyèortr ■
'Door' hco^ a^ >fd/ts£& aarta^jj^ocj'tr, Dic^ aee-Zt nu aUc' A^ü£ > -erlvcrc/v. Voft 7t*i/ut i7£ Tf'ortctcrt ra^v Ji^üt't^tv. Ctw, /cues üt ^ laterv/c/u-t/Tcrv,
4-^^es JS'ïzr ae/wi;a vort/J/ar/è/%s éloj |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
/is in/ £/tAAid4/sc/t. om^c/chizltcfv
Ie mmten^. t^ced yoür Jic, tè^:ra4tv/v. C.J)ees Jiocr é/ic/cAe/yt j ■^^Ltrucrjiüyjicr. J/t becste/t J^cpen ali^aj^icr . lü.MeesJist aü JijfcriioC'évdraooe/v. Zfw. Jctzej m isc/i' rcoL i-eryfcc^fn/v. il ^J)ecs set et'/c Vci-re - kykct- hi/, yhoé-tzien witr-t/roiZj-c'n Tan Je Met/,
7f'tiardccf /rtv/i yc/zl/n^'t u/Za )t'/Mre/v. ZaZ/ztiic'/ii^uff£,.^laaye/i v^uwe/L. n.'J>ces ih'oeri^e^Ic^icnüf-. Sitffp 0i^/v Iec<f ac/ruiai.Èe' ^i/l~ SfVi'0£^ ffUii-afC4?^y//n£ftZfn ha/ii^ru Poüt'téfan/IetL i'on do'* Ic/r^ bit/nJe/i^. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
^SieCcen./Tusidi^'SmUenCZia rcf/^c/t.
i Cnv j/uyJüfi t^c ^e/t^ct te /ch£p£^cn., :7>aa 7'in4lAS££el-7uuu'üs/t. i/t ifcj^crtr. 7t'aai' J^cr Acm. üicf ecrv dc/j^vtr.
$. r^rCoenU a/Icen, e^n^»^/^crc AmkfXr;
Vort 't 1i*£fui- yer^c/'tj/c crttloi rcat:
J)ie ?fcli.%'rj7/^c-i;(^/t /wc'/- /So yfCfhrc . .Jct;/i4./&''Iciü:^ fWi/li'ut <tV/'/u:r re/crL. J'J)e£iS Jrnciu cÜcjtcrt m-Jctic^ <&jed.
OntyalttarjyyC ^arui/i, c/v Jloed.
Zoc l/özit/ ts ^ mctAet lco£efL..
X/ttAccde/tdciot/jc- Wuuly'crA<;q£d/iy.
3. \PiX^ lufirousv m^^'t/tOdHr iricftim^ctff,
PatZfi/vJïhüT'/t j-^^//'cf*t:/' /eal-
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
378
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
\2\^^i£rhehcui' 'tet'/tdc j'arvJ'C kluatr.
|
|||||||||||||||||||
••itrccït }ycrtf in si'rt iiru^ on rou/jf
|
S4zaicdcerUe-7'iUTn./t4<;trtc hcrAaa^n.
|
||||||||||||||||||
J>U Poihiws //iu-tccrtfldfctü^'iicr iff.Ij C€:fvJCaros JaareetvlaAey
|
|||||||||||||||||||
Twee pagi-
na's uit: 'HET GROOTE TAFEREEL DER DWAAS-
HEID'etc, uitgegeven in |
|||||||||||||||||||
StaattU7£ei- €p, tiiar hmUrwa by.
|
|||||||||||||||||||
\c^ hnjicrdant ^ree/rut liccr tli^lt -ü re*JCtfi -ui
Pcrirt^^ic7IinaLStt'aatenuj^'cJycrt^erJte€txn. irc£ujUin/Mlai^t/c ctt mccderStad tUï/L hcti:'. DiAifi/ mtit mccyervalt tvtdccfe' ffctiertu . &ucch4itttit:C'P/f*W'titl?'aiiti£eiU'.s deuren o^ca. icttdic ij:c^tnatycha£, nuiarfttetcm. ït't/id^ is^t^rt-, 7hlf4;Ltd/c ttls rccf'A^enutf ra^tae/liuz/de- rlytr, PatiW?-cidut-en.iUrfi\{cfTimtncr /hUc trdt: 'n. Sn h(r/t ivi' cerneuvn H' a^l ümierirattK/chÉ i-fflleiv. Ver/ies'cn tü.* t/i r^i^ ft.r éi^'-caidn^der welim . |
|||||||||||||||||||
£en tim/er.j'u^ ::i'tvjPa£U-flij^'tc4ureiv.
JfatrgeUr/cAci-d.t^n ntcc/o een,zeegen,, )f'erul' tfUiii hc^Ji^cr/cha£ j^actaclu^, SöC 'te^ndiTtaarnüiCTerkeerttftJi'u^Zü.^c/t )'ui'kcn'tlji.'7'ct't7i'- aetcm^ny ra/tJf'et.'j£. aafvdc'y'catp-/h-cC7ncrf, 21.. lücr scC mefualle Iri^m- Sy. TfvhcC ifr€fi7tar€/L va/t Je'J/et/^. U./^ecs tJfee WtmiInu/^rvlaas ti'hcftiu |
|||||||||||||||||||
\nvcr /wii mvei'de "fcy £e- èaoits/t,
'dl.A:t'ti',.(cicft/ce als mcrv ■seatr. ■r /Una .:alit^crJcft lU'taeï^t'- .Manjcruieraytu^Zift icyrecpcrt.. tcchini.4./nl Ta£U'U t-cmtat/tcr/iccytiny. '. 6efLJi>/uje/V4/tz/itrzyfLVu£tier JcAocf. 'aoiont: J,: Jfirults altiiyroct: |
|||||||||||||||||||
379
|
|||||||||||||||||||
Speculeren betekent het kopen van be-
paalde zaken, bijvoorbeeld aandelen of ak- tien, in de verwachting dat ze in waarde zullen stijgen; zodra dit het geval is wor- den die zaken verkocht. De speculatieve aktiehandel in Nederland verschilde we- zenlijk van die in Frankrijk en Engeland. De regeringen van deze beide landen sti- muleerden de aktiehandel, omdat ze er- van overtuigd waren dat ze er voordeel van hadden. Europa, in het bijzonder Frankrijk en Engeland, verkeerde immers in een financiële crisis nadat de circulatie- bank van John Law te Parijs in 1720 in ernstige moeilijkheden was geraakt. De economische crisis werd nog versterkt door het feit dat er in heel Europa een pestepidemie heerste. In Nederland wa- ren de gevolgen van de crisis weliswaar ook duidelijk merkbaar, maar in vergelij- king met Frankrijk en Engeland was dat toch in mindere mate. Zowel de Staten Generaal als de gewestelijke Staten en de stadsbesturen probeerden hier de handel in aktien tegen te houden. Dit lukte niet. Veel Nederlanders speculeerden, zelfs in het buitenland. Al vóór de explosieve ak- tiehandel van 1720 vloeide veel Nederlands geld naar Engeland, waar vooral gespeculeerd werd in aktien van de 'South Sea Compagnie'. De aktiehandel van 1720 bleek zowel in
Engeland als in Nederland een windhan- del te zijn. Op het moment dat de beleg- gers tot de ontnuchterende vaststelling kwamen dat de handelscompagnieën niets voorstelden, bleek tegelijk ook dat ze hun geld kwijt waren. De aktien waren niet meer in te wisselen en uiteraard ook niet meer te verkopen. De zeepbel was uit- eengespat! De mislukte aktiehandel van 1720 was
een dankbaar onderwerp voor sarcasti- sche literatoren en graveurs. Toneelstukken van Pieter Langendijk en van de nauwelijks bekende Gysbert Tysens, anonieme gedichten en prozaï- sche overwegingen, en tal van prenten, die allen te maken hadden met de aktiehan- del, zijn bijeengebracht in een bundel. |
Deze heeft de volgende - wel erg lange - titel:
'Het Groote Tafereel der Dwaasheid,
Vertoonende de opkomst, voortgang en on- dergang der Actie, Bubbel en Windnegotie in Vrankryk, Engeland en de Nederlanden, gepleegt in den jaare MDCCXX. Zynde een Verzameling van alle de Conditien en Projecten Van de op- geregte Compagnien van Assurantie, Navigatie, Commercie, etc. in Nederland, zo wel die in gebruik zyn gehragt, als die door de H. Staten van eenige Provintien zyn verworpen: als meede Konst-Plaaten, Comedien en Gedigten, Door verschelde Liefhebbers uytgegeven, tot beschimpinge dezer verfoeijelyke Handel, waar door in dit Jaar verschelde Familien en Persoonen van Hooge en Lage stand te zyn geruin- neerd, en in haar middelen verdorven, en de opregte Negotie gestremd, zo in Vrankryk, Engeland als Nederland. Gedrukt tot waarschouwinge voor de nako- melingen, in 't noodlottige jaar, voor veel Zotte en Wyze, lyzo'. De doelstelling van de bundel was dui-
delijk: 'tot waarschouwinge van de Nakomelingen'. In 'Het Groote Tafereel' wordt de neer-
gang en val van de aktiehandel in 1720 aan de kaak gesteld. Het boek, dat in de verle- den tijd is opgesteld, is op zijn vroegst aan het einde van 1720 geschreven. Immers, pas op II oktober van dat jaar spatte de Bubbel uiteen. Op die dag bestormde een woedende menigte het Koffiehuis in de Kalverstraat te Amsterdam. In de Kalverstraat was namelijk het centrum van de aktiehandel gevestigd. Wie de samensteller van 'Het Groote
Tafereel' is en wie de uitgever, is onbe- kend. Ook de ontwerpers en de graveurs van de prenten zijn - op een enkele uitzon- dering na - anoniem. In de teksten en de prenten in 'Het Groote Tafereel' worden de 'Actionisten' voorgesteld als stompzin- nige ijdeltuiten. Hun taal, gedrag en (bij)namen herinneren in vele gevallen aan figuren van de Italiaanse Commedia |
||||||
380
|
|||||||
Aeaerendc door tiwaa, frahri ,
Zyn ni^uv pehaih JConinahivk , . -Jaar ach! vaar zal die Vorst helanden ' Jut eiland leeft ■ en o£ de stranden ^ruld CM- va'woeJe. Zuuh - vind , Vaar door zig elk verle'aeii riiul; &i roept liet eiland X'jat de stuipen , Zo dat hy die. niet wil verzuipen Jloet d&ntien op een snelle rlnal . jluh maakt men cy dit di-oef uenujt yeel yi'OMns naar de nieuvste maden , 1)aar de Acties zjn tot ï zed van noden , Om dus van Gekslofs malle strand "Té raJi£n iii een ander land f Van yanhoopiDivefieid,,irmoed, Schandcn, of U&nr naar de Jfederlanden, In Xuileniura, of Ysselstvn , Of in Vianeii, zo 't' Ion zim ■ Om daar a/s Uilen'thcoflte Im'ujcn- liil (lum^ucnyoix toa leid in dir.acn . |
|||||||||||
-2),'<»z' Schets yutoonl net vrcimci a-c^vtsV
J'aiL Gehhi£, 't peen men Cf het, Usv J)oor jHissisvst &ri ^uhlel- wndtn., f. tl Ztiidzc stvrrnen hi'am te. vuiJen , Jlaar memcr dte van 't raste tand %vn. heil ovw zoeken op 3a.t strand Vind Zi-a te dereti-h ledrcccii, £erst hu)iik, net atUs schoon, veer ocaen; |
|||||||||||
J\u is t val nm omjediert,
't Geen dcor de schei^pc Disüls zvierd
Sn doorns, aie dat land omvanaen..
1 'ol Schcrpoeneti, Spinnen. Slanqcn,
Yaar Ir de kat en Xiijiud vcc^t,
'])ic 't II at Vdraatcii, cm rcnwcat'^
In duisterheid run ivd te ' U'^tn .
lllil 'Tttaten hvi dat tand icq M^en-
't Geen ï allermeest hcstaat in schyn ,
Ah Vahtvui, Drccjlmd. cw'Jenrn:
icrvrl de Cekluid daar als J^cmna
u
.':i 'Juinqucnpoix LviJ hef en ••vnina ,
|
|||||||||||
De pagina
uit 'Het Groote Tafereel' over
het eiland 'Geks-Kop' waarin IJsselstein voor komt. |
|||||||||||
381
|
|||||||||||
Geraadpleegde bronnen en literatuur:
- 10.000 Jaar Geschiedenis Der Nederlanden
onder redactie van Klaas Jansma en Meindert Schroor - Dagelijks Leven Door De Eeuwen Heen
(Reader's Digest) - IJsselstein Uw Woonstede door: J.G.M. Boon
- Vreeswijk Vroeger en Nu door: J.G.M. Boon
- Nederlandse Genealogische Vereniging (NGV)
Naarden, bibliotheek/heraldische afdeling - Kerkelijk archief van IJsselstein, (Alimentatie
voor pers.) R.A.U. - Ons Erfgoed Nr. 5, 1993
- Ons Erfgoed nr. 140,1993
- Gens Nostra jaargang 50 - nr. 3
- De Stichtsche Lustwarande door: Dr. R. van
Luttervelt, 1949 - Van grachtwater naar heidewater door: Dr. A.
van Hulzen - IJsselstein verleden en heden 1962 door: Mr.
J.J. Abbink-Spaink - Dossier van Amstel, van Arkel (privé archief)
- Wijkplaatsen voor vervolgden, asielverlening,
in Culemborg, Vianen, Buren, Leerdam, en IJsselstein door: M. Gijswijt-Hofstra, Dieren, 1984 - Vrijstad Vianen door: J.A.L. de Meyere, 1987
- Wat zeggen onze namen.^ door: G.B.
Pellikaan, Uitgave Stichting ontwikkeling Alblasserwaard en Vijfheerenlanden. |
|||||||
Dell'Arte. Het sarcasme in 'Het Groote
Tafereel' druipt ervan af In sommige uit- gaven komt een serie van acht prenten voor met voorstellingen van dwergen. Eén van deze prenten heeft ook betrekking op IJsselstein en draagt als titel: 'afbeelinge van 't zeer vermaarde Eiland 'Geks-Kop'. Culemborg, Vianen en IJsselstein worden daar weergeven als plaatsen, waar alle 'windbuilen' - de deelnemers aan de wind- handel - zonder veel moeite heen konden. Zo staat onder de afbeelding van het Eiland 'Geks-Kop': 'Om dus van Gekskop malle strand
Te raken in een ander land,
Van Wanhoop, droefheid, armoede, schan-
den.
Of liever naar de ^•Nederlanden,
In Kuilenburg, ofljsselstyn.
Of Vianen, zo 't kon zyn,...'
De explosieve emigratie van asielzoe-
kers, zoals die in 'Het Groote Tafereel' wordt gesuggereerd, staat voor wat betreft IJsselstein in geen verhouding tot de wer- kelijkheid. Er was in 1720 echt geen bui- tensporige toename van aanvragen voor vrijgeleide. De aktiehandel eindigde de- finitiefin 1721. In de korte uitbarsting van de speculatieve handel werden er in zo'n dertig steden in Nederland ongeveer veer- tig handelscompagnieën opgericht. Hiermee was een kapitaal van meer dan driehonderdvijftig miljoen gulden ge- moeid. In het jaar 1795 kwam er een eind aan de vrijgeleideverlening. |
|||||||
382
|
|||||||
De IJsselsteinse politiek van 1848 tot 1851
|
|||||||||
door Sunny Jansen
|
|||||||||
De periode 1848 -1851
Het jaar 1848 vormde een belangrijk
keerpunt in de Nederlandse politieke ge- schiedenis. Het politiek bewustzijn van de bevolking nam toe en er werd langzamer- hand een begin gemaakt met de vorming van politieke partijen. De grondwetswijzi- ging betekende het einde van het autocra- tische regime van koning Willem I en ko- ning Willem II en er werd politieke mi- nisteriële verantwoordelijkheid inge- voerd. Bovendien hield de grondwetswij- ziging een direct gekozen Tweede Kamer en een door de Provinciale Staten gekozen Eerste Kamer in. Voor 1848 werd de Tweede Kamer gekozen door de Provinciale Staten, die waren samenge- steld uit vertegenwoordigers van de rid- derschappen, de steden en grondbezit- ters, ook wel de landelijke stand. Ondanks deze hervormingen kregen minder men- sen kiesrecht. In 1848 hadden 90.000 mensen kiesrecht, tegenover 75.000 in 1850. ' De oorzaak hiervan lag in het feit dat de verkiezingen van 1848 geregeld wa- ren in een voorlopig kiesregelement. Pas nadat de grondwetswijziging vol-
tooid was, werd er een kiesregelement op- gesteld. Dit nieuwe staatsbestel betekende een nederlaag voor de oudere notabelen- elite op nationaal niveau. Door de consti- tutionele hervormingen op provinciaal en gemeentelijk niveau, de provincie- en ge- meentewet, verloor de notabelenelite ook geleidelijk haar lokale macht. H. van Dijk |
|||||||||
wijst er in zijn artikel 'Het negentiende-
eeuwse stadsbestuur Continuïteit of verande- ring ? ' op, dat het tijdstip van de elitewis- seling plaatselijk verschilde. Voor de ver- anderingen van 1848 werden gemeente- raadsleden voor het leven benoemd. In 1814 waren de eerste gemeenteraadsleden benoemd door de koning en daarna wer- den bij het openvallen van een plaats de nieuwe raadsleden door de kiezerscolle- ges gekozen. Daar deze raad en het kies- college besloten vergaderden, was het voor de gewone kiezer moeilijk zijn keuze te maken door het ontbreken van open- baarheid en bij gebrek aan publieke kan- didaatstelling. In deze periode werd ook meer en
meer een onderscheid gemaakt naar poli- tieke kleur, al is dit een gecompliceerde zaak. De gangbare verdeling onderscheid- de rond 1850 in Nederland vier partijen : liberalen, conservatieven, katholieken en anti- revolutionairen. J.C. Boogman heeft deze traditionele partij indeling bestreden, omdat zij naar zijn mening te simplistisch is en niet in overeenstemming met de toenmalige realiteit. Hij stelt de indeling van Lord Francis Napier, een Britse ge- zant die van augustus 1859 tot januari 1861 in Den Haag is geweest, er voor in de plaats. ^ Napier maakte onderscheid tussen liberalen (die weer onderverdeeld worden in Thorbeckianen en andere libe- ralen), conservatief-liberalen en reactio- |
|||||||||
383
|
|||||||||
Wel wil ik nagaan of in IJsselstein de
grondwetswijziging van 1848 een neder- laag voor de gevestigde notabelenelite heeft betekend en of na de nieuwe ge- meentewet van 1851 een andere samen- stelling van de gemeenteraad ontstond. De onderzochte periode betekende immers herziening van het oude staatsbestel en vestiging van onze huidige politieke situatie. Zelfs een beeld schetsen van IJsselstein
in de bovengenoemde periode viel niet mee, daar er geen gedegen gepubliceerde literatuur over de betreffende periode be- staat. De boeken die over IJsselstein zijn verschenen, bevatten nauwelijks bruik- baar materiaal. Oud- burgemeester J. J. Abbink Spaink behandelt in zijn boek 'IJsselstein Verleden en heden' (1962) de pe- riode 1814-1940 slechts heel summier. Hij wekt de indruk dat er naast de afbraak van het kasteel niets bijzonders is ge- beurd. B. Giessen-Geurts, R. Mimpen en A. Vernooij proberen in 'IJsselstein, Geschiedenis en architectuur' (1989) een overzicht te geven van de bewoningsge- schiedenis. Daarbij geven zij een korte schets van de economie. De verdere litera- tuur bestaat hoofdzakelijk uit 'fotoge- schiedenissen', waarin IJsselstein aan de hand van oude foto's in beeld gebracht wordt. Door de geslotenheid van het ar- chief was het helaas niet mogelijk het ge- meenteverslag van 1850 in te zien. Het onderstaande is grotendeels gebaseerd op een artikel van Rietje ten Berge in het Utiechts Nieuwsblad van 1978.' In 1848 telde de gemeente IJsselstein
3374 inwoners 4, in 1850 was dit aantal af- genomen tot zo'n 3300 mensen. IJsselstein bestond op dat moment uit 528 huizen, bewoond door 668 gezinnen. Binnen de stadsmuren waren negen stra- ten, 312 huizen en ruim 1600 inwoners.5 De bevolking was voornamelijk in de land- bouw werkzaam, maar er waren ook een touwslagerij en drie fabrieken van ge- maakt koperwerk. De IJsselsteinse bevol- king was overwegend katholiek ; zo'n 1800 mensen bezochten de rooms-katho- lieke Sint-Nicolaaskerk. Toch telde |
|||||||
naire conservatieven. Boogman brengt
echter een verandering aan ; hij wil de an- ti- revolutionairen niet bij de conservatie- ven indelen, omdat zij een hechter partij- verband kenden. Napier baseerde zijn in- deling op de gezindheid van de kamerle- den en niet op hun feitelijke stemgedrag. Feit is dat het moeilijk bhjft een partijin- deling te maken voor de periode 1848 - 1870. Er bestonden wel politieke richtin- gen, maar geen vaste partijbeginselen. Bovendien was de betekenis van het be- grip 'liberaal' vaag en subjectief. Zo relati- veert Th. van Tijn de interpretatie van het liberalisme als emancipatiebeweging voor de buitengewesten ten opzichte van Holland, waar de traditionele aristocratie erg sterk stond. Misschien is deze vaagheid ook een van
de redenen dat er nog betrekkelijk weinig onderzoek is gedaan naar de politieke ge- schiedenis van steden in de negentiende eeuw. Er zijn slechts enkele gedegen loka- le historische studies over de negentien- de-eeuwse politiek te noemen. Goede voorbeelden hiervan zijn het proefschrift van Th. van Tijn over Amsterdam in de ja- ren 1850 -1870 en het artikel van J. H. von Santen over het politieke leven in de stad Utrecht in het 'Jaarboek Oud-Utrecht igS^. Tijdens mijn onderzoek naar het poli-
tieke leven in IJsselstein stuitte ik dan ook op het probleem van het ontbreken van se- cundaire literatuur over politiek IJssel- stein. Dit maakte het onderzoek een uitda- ging ; nog niemand lijkt deze periode seri- eus bekeken te hebben. Daar kwam nog bij dat het archief in IJsselstein wel heel beperkt open is, zodat echt archiefwerk er niet bij was. Mijn onderzoek is daardoor voornamelijk gebaseerd op de jaargangen 1848-1851 van de 'Utrechtsche Courant', de 'Utrechtsche Provinciale- en Stadsalmanak' en de 'Utrechtsche Volksalmanak'. Met be- hulp van de informatie die ik hieruit heb verkregen, wil ik proberen een beeld te creëren van het stemgedrag en het verloop van de verkiezingen in IJsselstein in de periode 1848-1851. Helaas is het mij niet gelukt een politieke kleur te ontdekken. |
|||||||
384
|
|||||||
IJsselstein ook een groot aantal hervorm-
den, ongeveer 1400. Ook een dertigtal jo- den had een eigen kerkgebouwtje. Er wa- ren nog een gasthuis, een lagere school, een instituut voor jonge heren met rond de twintig leerlingen , een instituut voor jonge juffrouwen met 50 leerlingen en een stadsschool met 100 leerlingen. Het liefdadige genootschap Tabitha , opge- richt door enige aanzienlijke dames, voorzag de armen van kleding, die door de dames zelf gemaakt werd. Ten Berge be- weert in haar artikel dat veel rijke mensen zich in IJsselstein vestigden vanwege de geringe plaatselijke belastingen, de gun- stige prijs van de levensmiddelen en de goede verbinding met Utrecht die IJsselstein via de IJssel, de Vaartse Rijn en de Lek had. Ik heb hier echter geen duide- lijke indicaties van kunnen terug vinden. Ik heb wel het vermoeden dat de bevol- king licht afnam, zoals de inwonersaantal- len van 1848 en 1850 al doen vermoeden. |
drijven was rond die tijd al aardig toegeno-
men ; er waren inmiddels 10 hoepmake- rijen en er waren een leerlooierij en een steenfabriek bijgekomen. De negentiende eeuw tartte Nederland
met de nodige epidemieën. Ook IJsselstein met het relatief grote inwo- nersaantal en het vele water bleef niet ge- spaard. Er zijn in deze periode zo'n 155 mensen aan de cholera gestorven. Er wa- ren cholera-epidemieën in IJsselstein in 1849, 1854, 1859, 1866 en 1867. Daar kwamen nog twee tyfusepidemieën bij in 1855 en 1869. '^ IJsselstein kan rond het midden van de 19e eeuw als een katholie- ke gemeente beschouwd worden. Katholieken steunden vaak de liberalen in de hoop zich na de grondwetswijziging als afzonderlijke groep te kunnen mani- festeren. Het zou daarom niet verbazing- wekkend zijn als de plaatselijke elite ook in IJsselstein geleidelijk de macht uit han- den moest geven. |
||||||||||||||||||||
De eerste rechtstreekse Tweede-
Kamerverkiezingen in 1848 De grondwetswijziging van 1848 be-
paalde dat Tweede-Kamerleden voortaan rechtstreeks zouden worden gekozen. De kiesgerechtigden kozen voor de grond- wetswijziging een kiezerscollege,dat dan op haar beurt de leden voor de raad koos die weer de afgevaardigden voor de Provinciale Staten koos. De leden van de Provinciale Staten kozen vervolgens de Tweede-Kamerleden. De verkiezing van de overgangskamer van 1848 was vastge- legd in een voorlopig kiesreglement in af- wachting van de nieuwe kieswet. De meerderheid van de oude Tweede Kamer was tegen de rechtstreekse verkiezingen geweest en had de voorkeur voor verkie- zingen met een trap uitgesproken. In 1848 was IJsselstein een apart kies-
district. Dit district werd niet alleen ge- vormd door de stad IJsselstein, maar ook door een aantal omringende plattelands- gebieden : Montfoort, Houten, Maarssen, Breukelen, Jutphaas, Lopik, Harmeien, Kamerik, Maartensdijk, Loenen en |
|||||||||||||||||||||
1846 1847 1848 1849
|
|||||||||||||||||||||
HERVORMDEN 1493 149O 1478 1450
ROOMS-
KATHOLIEKEN 1874 1871 1848 1788 |
|||||||||||||||||||||
OUD ROOMSEN
EVANGELISCH
LUTHERSEN ISRAËLIETEN
|
|||||||||||||||||||||
2 I I I
6 6 6 6
37 36 40 33
|
|||||||||||||||||||||
TOTAAL
|
3412 3404 3373"- 3279
|
||||||||||||||||||||
* = -I-1 Anglicaan
bron: Utrechtsche Volksalmanak voor het jaar
1846-184^ In 1860 blijkt de IJsselsteinse industrie
al te zijn toegenomen tot een touwslagerij, een klompenmakerij, een leerlooierij, ze- ven hoepmakerijen, een bierbrouwerij en een scheeps-timmerwerf. In 1869 kreeg IJsselstein een eigen afdeling van de Vereeniging voor fabriek- en handwerk- nijverheid in Nederland. Het aantal be- |
|||||||||||||||||||||
385
|
|||||||||||||||||||||
De Tweede
Kamer om- streeks iSjo. |
|||||||||
Mijdrecht. Een vereniging van kiesge-
rechtigden voor het district IJsselstein kwam op 17 november 1848 te Utrecht bij- een, zo meldde de Utrechtsche Courant. Er waren 98 leden aanwezig en men begon met de verkiezing van een president en se- cretaris. Tot president werd J. G. van Nes gekozen, terwijl W. G. Storij van Blokland, oud- burgemeester en lid van de Provinciale Staten, secretaris werd. Beide heren waren geen politieke onbekenden. Vooral J. G. van Nes had al een aanzienlij- ke politieke carrière achter de rug. In 1817 was hij in de Tweede Kamer gekozen, waar hij meteen tot de oppositie behoor- de, die bijna onafgebroken tegen de finan- ciële politiek van Willem I is gevoerd. Van Nes was.net als G. K. van Hogendorp, li- beraal in zijn oppositie tegen het finan- cieel beleid, maar hij pleitte ook voor mi- nisteriële verantwoordelijkheid. Zijn libe- rale ideeën werden hem zo kwalijk geno- men dat hij in 1818 niet herkozen werd. In 1830 werd Van Nes weer lid van de Tweede Kamer voor Utrecht. Hij deed |
toen het voorstel de begroting te splitsen.
Ditmaal was het de regering die er voor zorgde dat de liberale politicus in 1836 niet herkozen werd. In 1840 werd hij - door toedoen van de provinciale gouver- neur- gekozen tot lid van de Dubbele Kamer voor Holland. De verkiezing voor Holland was mogelijk door zijn verhui- zing naar Gouda, onderdeel van het Hollandse kiesdistrict. In december 1840 kwam Van Nes weer in de Tweede Kamer, waar hij er weer in slaagde een belangrijke rol te spelen. Bij de verkiezingen van 1848 wenste hij niet voor een kamerlidmaat- schap in aanmerking te komen. Hoe Van Nes bij de kiezersvereniging in IJsselstein terecht is gekomen, heb ik niet kunnen achterhalen. Feit is wel dat hij ook hier een aanzienlijke rol heeft gespeeld. Het voorzitterschap van Van Nes doet wel ze- kere liberale sympathieën in de IJsselsteinse politiek vermoeden. De IJsselsteinse Vereniging van
Kiesgerechtigden droeg de kandidaten voor de komende verkiezingen voor. |
||||||||
386
|
|||||||||
Nes' campagne niet veel geholpen had.
Van Rappard verloor de strijd van de con- servatief Van Doorn en de burgemeester van Maarssen J. G. Dolmans. Daar geen van de kandidaten de volstrekte meerder- heid van 536 stemmen verkregen had, was een herstemming tussen Van Doorn en Dolmans noodzakelijk. In IJsselstein had de katholieke Maarssense burgemeester de meeste stemmen vergaard, maar de stad werd door de 12 onderdistricten over- stemd, (zie bijlage i) Bij de herstemming won Van Doorn met 618 stemmen, terwijl Dolmans slechts 393 stemmen vergaarde. Ondanks dat ik er weinig sporen van te-
rug heb kunnen vinden, moet er in IJsselstein toch iets van een liberale bewe- ging geweest zijn. Een kiezersvereniging vroeg meestal aanzienlijke personen als voorzitter en de kandidatuur van een libe- raal als Van Nes mag voor een klein dis- trict als IJsselstein toch opmerkelijk wor- den genoemd, vooral omdat alles er op lijkt te wijzen dat IJsselstein een conserva- tieve, katholieke stad met een hervormde elite was. Verbazingwekkend is de steun van Van
Nes voor een conservatief man als Van Rappard. Het is niet ondenkbaar dat IJsselstein hierbij onder invloed van de ge- beurtenissen in Utrecht stond. Oudminister F. A. van Hall had, onder an- deren met het Utrechtse kamerlid J. K. baron van Goltstein, een geheim comité opgericht. Dit conservatief-liberale comité moest er voor zorgen dat de keuzen zou- den vallen op kandidaten die de grondwet zouden naleven, maar die verder niet ge- avanceerd liberaal waren. Het ging hierbij dus om zo gematigd mogelijke kandida- ten. Openlijke tegenstanders van de nieu- we grondwet werden niet geschikt geacht, uit angst dat de nieuwe kieswet en de ge- meentewet te radicaal zouden worden met een te lage census. Van Goltstein stelde zichzelf weer kandidaat en zijn kandida- tuur werd in Utrecht goed ontvangen. Ook in de Utrechtsche Courant werd zijn kandidatuur gesteund. Een comité van notabelen moest de officiële kandidaats- |
|||||||
Opvallend was dat er bij de kiezersverga-
dering weinig kiesgerechtigden aanwezig waren. De Utrechtsche Courant vermeldde helaas niet hoeveel stemgerechtigden zich wel meldden. Als kandidaten voor de Tweede Kamer werden drie personen voorgedragen D.R.P. baron van Tuyll van Serooskerken uit Maarssen, jhr H.A.M, van Asch van Wijck, rijksadvocaat te Utrecht en met Van Nes' speciale aanbe- veling wegens bekwaamheid en verdien- sten, de oud-minister W.L.F.C. Ridder van Rappard. Er moet opgemerkt worden dat de stemming die volgde tussen meer dan deze drie kandidaten ging, daar er al eer- der kandidaten naar voren waren geko- men. Op 24 november maakte de Utrechtsche Courant bekend dat de heren E.CU. van Doorn, W.L.F.C. van Rappard en H.A.M, van Asch van Wijck de officiële kandidaten voor de Tweede- Kamerverkiezingen voor het district IJsselstein waren. Er werd tevens verslag gedaan van een tweede bijeenkomst die de kandidaatstelling van Van Rappard en Van Doorn bevestigde. Er waren 133 stem- men uitgebracht. Van Rappard kreeg 66 stemmen, terwijl Van Doorn er 65 kreeg. De overige 2 stemmen waren blanco. De liberale Van Nes steunde de kandi-
datuur van de uitgesproken conservatief Van Rappard en dit leidde in de Utrechtsche Courant van 19 november 1848 tot een artikel waarin de vraag cen- traal stond of het wenselijk was om leden van het vorige ministerie in de Tweede Kamer te krijgen. De kiezers van het kies- district IJsselstein werden opgeroepen de wijze raad van een bekwaam man als Van Nes niet te versmaden : "betoont U echt li- beraal". Op de 29ste van diezelfde maand kwam er een reactie van een kiezer uit Maartensdijk, die beweerde dat Van Nes' steun aan Van Rappard verder ging dan het slechts aanbevelen van de kandidaat. Hij zou tijdens de kandidaatsverkiezing gemachtigde stemmen op Van Doorn ge- weigerd hebben. Bij de uitslag van de verkiezingen in
het district IJsselstein bleek het dat Van |
|||||||
387
|
|||||||
'Vereniging ter bevordering der verkiezingen
voor het jaar 1850' verspreidde ook berich- ten in de kranten, waarbij werd benadrukt dat men moest letten op de kwaliteit van de kandidaten en niet op hun geloof IJsselstein was niet langer een zelfstan-
dig kiesdistrict ; het was samengevoegd met Utrecht, dat nu een dubbeldistrict werd. Op 24 augustus 1850 werd in IJsselstein een kiezersvergadering gehou- den waarbij kandidaten werden voorge- dragen. Omdat er 'slechts eenige' kiesge- rechtigden aanwezig waren , vroeg de Utrechtsche Courant zich af of er een ver- band bestond met een mogelijk advies van de IJsselsteinse kiezersvereniging 'Trouw en Billijkheid'. Een bestuurslid van 'Trouw en Billijkheid' reageerde met een artikel dat deze vereniging geen kandida- ten had aanbevolen. Hij ontkende ook dat de er een relatie bestond met de kiezers- vergadering. Uit de berichtgeving van de Utrechtsche
Courant blijkt dat er in het hoofdkiesdis- trict van de provincie Utrecht met als hoofdplaats IJsselstein rond 4 september verschillende lijsten ter aanbeveling van kandidaten in omloop waren. Het bestuur van 'Trouw en Billijkheid', bestaande uit burgemeesters en notabelen uit de ver- schillende onderdistricten, liet daarom de enige door de vereniging uitgegeven lijst in de krant afdrukken om verwarring te voorkomen. Ook Heten de heren weten dat de lijst van de vereniging de naam van de president en de secretaris bevatte. (Zie voor de bestuurslijst de Utrechtsche Courant 5 september 1850). Na dit moei- lijke begin volgde een moeilijke stem- ming op 9 september. Er hadden 1419 kiezers aan de stem-
ming deelgenomen, terwijl 324 zich aan de stemming hadden onttrokken. Omdat er zeven stembiljetten ongeldig werden verklaard , was de volstrekte meerderheid 707 stemmen. Er moesten veertien leden worden gekozen, maar slechts acht kandi- daten behaalden de vereiste meerderheid van stemmen. Deze acht kwamen allen voor op de door 'Trouw en Billijkheid' uit- |
|||||||
stelling nog regelen, maar dit vormde
geen enkel probleem. Bij de verkiezingen werd Van Goltstein met een overweldi- gende meerderheid tot lid van de Tweede Kamer gekozen. '^ Terwijl landelijk gezien de verkiezin-
gen een liberaal succes waren, omdat zij meer dan de helft van de zetels kregen en slechts achttien leden van de oude kamer terugkeerden, veranderde in Utrecht niets. Het notabelencomité was er in ge- slaagd de kandidatuur van boven op te leg- gen uit angst voor het grote aantal katho- lieke kiesgerechtigden. Ik heb helaas niet kunnen ontdekken hoe de verhoudingen tussen de katholieke en protestantse stem- gerechtigden in het district IJsselstein la- gen. Het is hoogst waarschijnlijk dat de hervormde IJsselsteinse elite zich ook door deze angst liet leiden. Het is daarbij wel opmerkelijk dat Van Nes, die toch libe- rale antecedenten had, daaraan meewerkte. De provinciale Statenverkiezingen
van 1850 Na de al dan niet verrassende verkie-
zing van een grootprotestantse conserva- tief als Van Doorn als Tweede-Kamerlid voor een overwegend katholieke gemeen- te, maakte IJsselstein zich in 1850 op voor de verkiezingen voor de Provinciale Staten. De provincie had na de nieuwe provinciale wet meer autonomie gekre- gen. Een vertegenwoordiger van de Kroon, de commissaris des konings, moest de wetten en besluiten van de rege- ring uitvoeren. Kiezers organiseerden zich voor deze verkiezingen plaatselijk. Er kwamen kiezersverenigingen met een po- litieke kleur tot stand, die in besloten kring de kandidaturen voorbereidden. Deze politisering ging niet aan IJsselstein voorbij. De kranten onthielden zich ook bij deze provinciale verkiezingen niet van aanbevelingen voor de kiezers. Ook de Utrechtsche Courant riep de kiezers op alleen op de juiste personen te stemmen. Juiste personen waren mensen met een onbesmette reputatie en bovendien waren zij eerlijk, zedelijk en onpartijdig. De |
|||||||
388
|
|||||||
ning Huis ter Meer, gelegen tegenover
Nieuwhoop, erg zou dalen. Zo gauw de baron meende dat Soeders een overtie- ding beging, wendde hij zich tot het ge- meentehuis. De brieven van Van Tuyll over deze kwestie bevatten dikwijls harde opmerkingen aan het adres van Dolmans. Dolmans vreesde zelfs dat hij bij de bij- eenvoeging van Maarssen en Maarssenveen door het toedoen van zijn machtige tegenstanders niet herbenoemd zou worden. Desondanks werd hij in 1850 ook burgemeester en secretaris van Maarssenveen. De conflicten met Van Tuyll van Serooskerken bleven, vooral na- dat Dolmans in 1851 een, voor die tijd re- volutionair, standpunt innam toen het ging om de tolheffing aan de Vechtbrug. De burgemeester was van mening dat de brug aan de gemeenschap toebehoorde. Hij moest echter wel rekening houden met de eigendomspapieren die teruggin- gen tot 1614 en die Baron van Tuyll van Serooskerken als eigenaar aanwezen. Feit is ook dat Dolmans katholiek was en dat ook in katholieke dorpen en steden de burgemeester, raadleden en notabelen vrijwel allemaal protestants waren. ^^ Dat Dolmans toch in de Provinciale Staten werd gekozen is te danken aan de katho- lieke kiezers van IJsselstein die hem al in 1848 naar de Tweede Kamer wilden afvaardigen, maar die toen overstemd wa- ren door de onderdistricten. De IJsselsteinse gemeenteraad
Terwijl de grondwetsherziening van
1848 een nederlaag voor de oude rege- ringselites betekende, werd de positie van de notabelenelite op lokaal niveau be- dreigd door de gemeentewet van 1851. De gemeenteraad werd nu rechtstieeks door de kiesgerechtigde burgerij gekozen en de zittingsduur was zes jaar. Elke twee jaar waren er periodieke raadsverkiezingen, dus om de twee jaar trad een derde van de raadsleden af Bij overlijden of bedanken van een lid werden tussentijdse verkiezin- gen gehouden. De census bedroeg in IJsselstein f30.-. ^^ Voor deze gemeente- |
|||||||
gegeven lijst van geschikte kandidaten.
Onder hen waren ook oud-burgemeester Storij van Blokland en mr. W.R. baron van Tuyll van Serooskerken van Zuijlen. Er was een grote variëteit aan kandidaten ; naast de acht al gekozen leden publiceerde de krant ook de namen van de personen die daarna de meeste stemmen hadden, om- dat zij voor de herstemming in aanmer- king kwamen. Bij de verdere stemmen waren 170 personen met maar één stem.'° Twee dagen na de verkiezingen, op 11
september, kwam 'Trouw en Billijkheid' al met een lijst van personen die zij bij de herstemming onder de aandacht wilden brengen. Aan de herstemming voor de zes nog ontbrekende leden van de Provinciale Staten werd door 1360 van 1743 kiezers deelgenomen. Er werden 7476 geldige stemmen uitgebracht , nadat 16 stembil- jetten ongeldig waren verklaard. Op twee na werden de door de kiesvereniging aan- bevolen kandidaten gekozen. De twee uit- zonderingen waren burgemeester Dolmans uit Maarssen en J . C. van der Heijden uit Vinkeveen." Ik kan niet met zekerheid zeggen of
'Trouw en Billijkheid' werkelijk vooral conservatieve kandidaten probeerde te steunen, al hoewel ik wel een zeker ver- moeden heb dat de kiesvereniging conser- vatief en antipapistisch was. Trouw en Billijkheid steunde wel de kandidatuur van Baron van Tuyll van Serooskerken van Zuijlen ,maar niet die van de Maarssense burgemeester Dolmans. De kandidatuur van Van Tuyll van Serooskerken van Zuijlen werd actief gesteund door diens familielid de Maarssense Baron van Tuyll van Serooskerken. In de gemeentepolitiek in Maarssen waren Van Tuyll van Serooskerken en Dolmans al een enige tijd in een strijd verwikkeld. Dolmans juichte het initiatief van de rijtuigfabri- kant G. Soeders toe in zijn fabriek Nieuwhoop een spoorwagonfabriek te be- ginnen. Maarssen had immers veel arm- lastigen, omdat de werkloosheid groot was. Van Tuyll van Serooskerken ver- wachtte echter dat de waarde van zijn wo- |
|||||||
. 389
|
|||||||
naar voren gekomen. Of deze er wel ge-
weest is, is onbekend. Ook de katholieken begonnen zich meer te organiseren. In Utrecht waren zij in staat een geheel eigen lijst op te stellen, iets wat de antirevolutio- nairen er niet gelukt was. Zes van de ka- tholieke kandidaten werden in de raad ge- kozen. Om te kunnen ontdekken of de heer-
sende elite in IJsselstein vervangen werd, is het nodig om de samenstelling van de gemeenteraad voor de veranderingen te weten. Voor de grondwetswijziging van 1848 telde de gemeenteraad van IJsselstein 9 leden, de burgemeester en wethouders meegerekend. De hervormde jonkheer P.J.C. Hooft Graafland was bur- gemeester en B.L.C, van den Heuvel en W.C. Momma , ook beiden protestants, waren de twee wethouders. De raadsleden waren een protestant zonder beroep, een protestantse logementhouder, een prote- stantse landbouwer, een protestantse apo- theker en een rooms-katholieke landbou- wer. De in 1848 overleden protestantse doctor J.B. Snellen werd vervangen door de katholieke landbouwer Arie van Schaik. (zie bijlage 2) Het is niet verba- zend dat een katholieke stad een prote- stants bestuur had. De meeste notabelen hingen de hervormde religie aan en zij waren nu eenmaal degenen met het stemrecht. Bij de gemeenteraadsverkiezingen van
september 1851 moesten elf raadsleden benoemd worden. Al voor de eerste stem- ming had W.C. Momma zich als kandi- daat terug getrokken wegens zijn hoge leeftijd en wankele gezondheid. Na de ver- kiezingen lagen 161 stembriefjes in de bus, waardoor de volstrekte meerderheid op 81 stemmen kwam te liggen. Deze meerderheid werd slechts door vier perso- nen verkregen ; F.C. Dufour, een katholie- ke belastingcontroleur, dr. J.R.K. Pen- ninck, een hervormde arts, de al genoem- de Van Schaik en J.G. Brouwer, een katho- lieke bierbrouwer. Voor de overige leden was een herstemming noodzakelijk. Bij deze herstemming wenste de persoon |
|||||||||
Notaris
Hendricus Didericus Goswinus Amoldus Immink die in i8p in de tweede ronde van de gemeente- raadsverkie- zingen afhaakte. |
|||||||||
wet werden de raadsleden voor het leven
benoemd door een kiezerscollege. De le- den van het kiezerscollege zaten negen jaar in dit orgaan. ledere drie jaar trad een derde van de leden af. Dit kiezerscollege koos nieuwe kandidaten als er een raads- lid overleden was of bedankt had. Dat be- danken soms niet gemakkelijk ging, blijkt in IJsselstein bij het raadslid en landbou- wer Willem Verweij, die meermalen een verzoek tot ontslag in had gediend. Dit verzoek werd in verband met zijn belang voor de gemeente echter niet ingewilligd. Er bestond geen openlijk overleg tussen kiesgerechtigden. Bovendien stond dit kiesstelsel van maar liefst drie trappen partijvorming in de weg. Men stemde im- mers uitsluitend op personen. '^ De raadsverkiezingen van 1851 hebben
op veel plaatsen de antirevolutionaire par- tijvorming gestimuleerd. Groen van Prinsterer wilde partijvorming op basis van beginselen en de opbouw van een ei- gen partijorganisatie begon in 1851 in Amsterdam. Op 12 augustus kwam in Utrecht de vereniging 'Bijbel, Vaderland en Oranje' tot stand. Het Utrechtse be- stuur speelde bij de organisatie van antire- volutionairen in andere plaatsen een over- koepelende rol.'5 In IJsselstein is geen duidelijke antirevolutionaire organisatie |
|||||||||
390
|
|||||||||
kreeg in de stad IJsselstein een katholiek
de meeste stemmen, maar in het district IJsselstein won een protestantse conserva- tief de verkiezingen. Bij de Provinciale Statenverkiezingen in 1851 vormde IJsselstein samen met Utrecht een dub- beldistrict. Er opereerde een kiezersver- eniging waarvan het bestuur gevormd werd door aanzienlijken uit de plaatselijke politiek van het district. De kiezers hiel- den zich over het algemeen trouw aan de voorschriften van deze elite. De gemeen- teraadsverkiezingen laten voor het eerst een ander stemgedrag zien. Er werden meer katholieken dan protestanten in de raad gekozen. Of de oude notabelenelite een werkelijke nederlaag leed is moeilijk te achterhalen, omdat ik geen kiezersver- enigingen met een bepaalde politieke kleur heb kunnen opsporen. Bovendien konden de IJsselsteinse kiezers niet 'over- stemd' worden door kiesgerechtigden uit de omringende gemeenten. Feit is wel dat de zittende raad voor het grootste deel ver- vangen werd door nieuwkomers in de IJsselsteinse politiek. Conclusie
Het is moeilijk om conclusies te trekken
over de IJsselsteinse politiek in de periode 1848-1851. Er blijven ook na dit onderzoek veel dingen vaag, onduidelijk en onzeker. Ik zou dit onderwerp graag eens dieper uit- spitten en dan vooral onderzoek doen naar alle dingen die nu nog onduidelijk zijn of onbekend zijn gebleven. Misschien is het met dieper en verdergaand onderzoek wel mogelijk om de kleur van de kiezersvereni- ging Trouw en Billijkheid' met zekerheid te bepalen en misschien is het dan wel mo- gelijk om antirevolutionaire of katholieke partijorganisaties in IJsselstein te achterha- len. Het zou ook nuttig zijn de lijn door te trekken tot de Aprilbeweging in 1853. Het is heel goed mogelijk dat sommige conclusies die ik heb getrokken dan helemaal onjuist blijken te zijn. Ik wil er dus met nadruk op wijzen dat deze studie niet 'als afgerond moet worden beschouwd, maar misschien juist als een begin voor verdere studie. |
|||||||
met de beste papieren , de notaris
H.D.G.A. Immink niet meer in aaniher- king te komen. Aan de herstemming, die op 24 sep-
tember 1851 werd gehouden, werd door 166 van de 170 kiezers deelgenomen. Van den Heuvel, Verweij en Bos werden her- kozen. Verder werd de raad aangevuld met een protestantse notaris, een katholie- ke genees-, heel-, en verloskundige en twee katholieke landbouwers. De raad tel- de nu vijf protestanten en zeven katholie- ken (zie bijlage 2). Deze toename van het aantal katholieken in de gemeenteraad kan op een zekere katholieke organisatie in IJsselstein duiden, maar dit hoeft niet het geval te zijn geweest. IJsselstein was een overwegend katholieke gemeente. Het kan ook best zo zijn geweest dat de verlaagde census het katholieke kiezers- potentieel aanzienlijk vergroot heeft en dat deze kiesgerechtigden uit eigen over- weging, zonder voorafgaand overleg, voor katholieke kandidaten hebben gekozen. Ook voor deze verkiezingen is niet duide- lijk hoe het electoraat was samengesteld. Na bestudering van bijlage 2 is het dui-
delijk dat de samenstelling van het ge- meentebestuur na de verkiezingen veran- derd is. Het aantal katholieken nam toe , het aantal patriciërs nam af en het aantal mensen met 'gewone' beroepen als bijvoor- beeld landbouwer of bierbrouwer nam toe. Toch durf ik niet met zekerheid te zeggen dat de IJsselsteinse notabelenelite een ne- derlaag heeft geleden. Zo werd bijvoor- beeld bij de tussentijdse verkiezing van 1852 L.H. Asch van Wijck benoemd tot ge- meenteraadslid. Zijn benoeming kan toch weer als een duidehjke conservatieve nota- belenkeuze worden gezien ; deze prote- stant was griffier bij het kantongerecht en bovendien van adel. Samenvatting
IJsselstein was in 1848 een overwegend
katholieke stad met een overwegend pro- testants stadsbestuur. De elite hing de hervormde religie aan. Bij de eerste recht- streekse Tweede- Kamerverkiezingen |
|||||||
391
|
|||||||
Bijlage i
Uitslag van de Tweede-Kamerverkiezingen van het district IJsselstein in 1848
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bron: Utrechtschc Courant, 8 december 1848
Bijlage 2
De samenstelling van de IJsselsteinse gemeenteraad in 1848
P.J.C. Hooft Graafland (burgemeester) zonder beroep
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hervormd
hervormd hervormd hervormd hervormd hervormd katholiek hervormd hervormd katholiek |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W.C. Momma (wethouder)
B.L.C. VAN den Heuvel (wethouder)
Th. Waller
J.C. Smit
W. Verweij
A. Bos
M.J.S. VAN de KASTEELE
J.B. Snellen (overleden 1848)
A. van Schaik (sinds 1848) |
zonder beroep
beroep onbekend
zonder beroep
logementhouder
landbouwer
landbouwer
apotheker
doctor
landbouwer
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De samenstelling van de IJsselsteinse gemeenteraad in 1851
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vm burgemeester Heukelom
onbekend
medisch arts
notaris
belastingcontroleur
genees- en verloskundige
bierbrouwer
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
onbekend
hervormd
hervormd
hervormd
katholiek
katholiek
katholiek
katholiek
hervormd
katholiek
katholiek
katholiek
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
V. Voortman (burgemeester)
B.L.C. VAN DEN Heuvel (wethouder) J.R.K. Penninck (wethouder) J.D. DE Man Lapidoth F.C. DUFOUR
L.H. Brunning
J.C. Brouwer
A. van Schaik
W. Verweij
A. Bos
C. van Kippensluis
J. VAN ROSSUM
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
landbouwer
landbouw^er landbouwer landbouwer landbouwer |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
/
/ |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
392
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Literatuurlijst
|
||||||||||||
Notenlijst
|
||||||||||||
M. Berkien en T. Fafianie, 'Het vreeswekkende
gevaar, epidemieën in het 19e eeuwse IJsselstein', Historische Kring IJsselstein 48 (1989) 157-166. J. C. Boogman, 'De Britse Lord Napier over de
Nederlandse volksvertegenwoordiging (in 1860)', Bijdragen en mededelingen van het Historisch Genootschap 73 (1957) 186- 211. J. C. Boogman, Rondom 1848. De politieke ont-
wikkeling van Nederland 1840-18^8 (Bussum 1978). M. J. A. V. Koeken, Van stads- en plattelands be-
stuur naar gemeentebestuur. Proeve van een ge- schiedenis van ontstaan en ontwikkeling van het Nederlandse gemeentebestuur tot en met de ge- meentewet van 1S53 (Den Haag 1973) E. H. Kossman, De lage landen 1780-3940.
Anderhalve eeuw Nederland en België (2e druk Amsterdam 1982) F. H. Landzaad en L. Murk, 'Steenbakkerijen
te IJsselstein', Historische Kring IJsselstein 41/42 (1987) 1-16. J. H. von Santen, 'Politiek leven in de stad
Utrecht rond het midden van de ige eeuw (1840- 1860)', Jaarboek Oud- Utrecht 1985,110-165. Utrechtsche Courant 1845-1852
Utrechtsche Volksalmanak voor het jaar 1846,
1847,1848,1849,1850 Utrechtsche stads- en provinciale almanak 1846-
1852 |
||||||||||||
1. E. H. Kossman, De lage landen 17S0-1940.
Anderhalve eeuw Nederland en België (Amsterdam 1982) 136. 2. J. C. Boogman, 'De Britse gezant Lord
Napier over de Nederlandse volksvertegen- woordiging'. Bijdragen en mededelingen van het Historisch Genootschap 71 (1957) 193-195. 3. Rietje ten Berge, Utrechts Nieuwsblad 1978,
vindplaats: bibliotheek 'Het Goede Boek' te IJsselstein 4. Utrechtsche Volksalmanak voor het jaar 1848
5. Rietje ten Berge, Utrechts Nieuwsblad 1978
6. F. H. Landzaad en L. Murk, 'Steen-bakkerij-
ente IJsselstein ', Historische Kring IJsselstein 41/42 (1987) 1-16. 7. M. Berkien en T. Fafianie, 'Het vreeswek-
kende gevaar, epidemieën in het 19e eeuwse IJsselstein ', Historische Kring IJsselstein 48 (1989) 157-166. 8. Utrechtsche Courant 8-12-1848.
9. J. H. von Santen,'Politiek leven in de stad
Utrecht rond het midden van de 19e eeuw (1840-1860)', Jaarboek Oud- Utrecht ig8^, 110-165. 10. Utrechtsche Courant 4-9-1848, 9-9-1848,11-
9-1848. 11. Ibidem.
12. D. Dekker, 'De burgemeesters van
Maarssen', Historische Kring (Maarssen 1984) 32-34. 13. J. C. Boogman, Rondom 1848. De politieke
ontwikkeling van Nederland 1840- iSjS (Bussum 1978) 100. 14. J. H. von Santen,'Politiek leven in de stad
Utrecht rond het midden van de 19e eeuw (1840- 1860)' .Jaarboek Oud- Utrecht 1985, 113. 15. Ibidem, 143.
16. Ibidem.
|
||||||||||||
Dit artikel is het resultaat van de scriptie
bij de cursus Historisch Ambacht code 930197. In opdracht van J.H. von Santen, Universiteit Utrecht, 6 januari 1994. |
||||||||||||
359
|
||||||||||||
Onze voorzitter geridderd.
In de gevel van de tegenwoordige Waag, waarin onder meer de HKIJ is gevestigd, is een
steen aangebracht, afkomstig van de oude Waag. Op die steen staat behalve het jaartal 1599, ook de spreuk 'Weecht wel, doet ellick recht'.
Deze spreuk is ook de titel van één van de 22 artikelen van de hand van Bep Murk, in het zeer gewaardeerde publicatieblad van de 'stichting Historische Kring IJsselstein'. De liefde van de heer Murk voor zijn stad, blijkt niet alleen uit zijn publicaties, maar ook uit de talloze activiteiten, die hij persoonlijk of met anderen, heeft ondernomen en verre- weg in de meeste gevallen tot een goed einde bracht. We zullen drie wapenfeiten noemen die nu actueel zijn, nl: ] • het vernieuwen en verplaatsen van het Herdenkingsmonument in 1995 _
- de strijd voor het behoud van de Middeleeuwse stadsmuur aan de zuidzijde van de stad
ii het behoud van het Nozemagebouw *s •», ^'üa 200 jaar werd door zijn persoonlijke inzet in de IJsselpoort de historische 'steen des
R. aanstoots' herplaatst. j
Misschien was hij door zijn liefde voor IJsselstein en zijn doorzettingsvermogen wel eens
'een steen des aanstoots' voor de Gemeente. Toch heeft dit diezelfde Gemeente niet weer- houden om hem voor te dragen voor het Ridderschap. / " "Terugdenkend aan de spreuk op de gevelsteen in de Waag, kunnen we zeggen dat de heer
liambertus (Bep) Murk 'gewogen is en recht gedaan'. Bep, wij feliciteren je nogmaals hartelijk met deze zeer verdiende onderscheiding. Jij kunt trots zijn op je ridderschap, maar vooral ook op je stad. Wij zijn trots op jou. ,| ^ Maar. zoals burgemeester Wijte zei: 'Dit is geen eindpunt, maar een ijkpunt'
We hopen dat je in de toekomst nog veel voor IJsselstein kunt betekenen. Juni 1996
'Je medebestuursleden en de leden van de werkgroep.
|
||||||||||||
Stichting
Historische Kring IJsselstein |
||||||||||||
Redaktie:
B. Rietveld, Meerenburgerhorn 10,
3401 CD IJsselstein. Donateurs ontvangen het periodiek (4 uitga-
ven per jaar) en worden op de hoogte gehou- den van de activiteiten. Nieuwe donateurs kunnen zich aanmelden bij de penning- meester waar tevens mutaties kunnen wor- den doorgegeven. Voor inwoners van IJssel- stein is de bijdrage minimaal f20,- (voor be- drijven f30,-) per jaar. Voor hen die buiten IJsselstein wonen is de bijdrage f28,50 resp. f38,50. Losse nummers, voor zover voorra- dig, zijn a f7,50 verkrijgbaar via het secreta- riaat. Voor dubbelnummers is de prijs f 10,-. Druk: Abels bv, Utrecht
ISSN: 1384-704X |
||||||||||||
Dagelijks bestuur:
Voorzitter: L. Murk, tel: (030) 688 16 27
Secretanaat: C.J.H, van Dijk-Westerhout,
Omloop West 42, 3402 XP IJsselstein, tel: (030) 688 36 99 Penningmeester: W. J. van Vliet,
J.W. Frisolaan 7, 3401 AX IJsselstein, tel: (030) 688 16 60. Bank: Postbank, nr.: 4074718
|
||||||||||||
394
|
||||||||||||
^v^- Lor- Ts ^^T 6cj6^
|
||||||||||||||
TC
|
||||||||||||||
Leerdams glaswerk in IJsselstein;
Hildo Krop en de oude Nicolaaskerk.
|
||||||||||||||
door
Thimo te Duits
|
||||||||||||||
De kunstnijverheidscollectie van de
Glasfabriek Leerdam is één van de be- langrijkste getuigen van de samenwer- king tussen kunstenaars en industrie in Nederland tijdens het interbellum, perio- de tussen de Eerste en Tweede Wereldoorlog. Op initiatief van onder meer P.M. Cochius, die van 1911 tot 1934 directeur van deze fabriek was, werd in 1924 de Nederlandsche Bond voor Kunst en Industrie opgericht. Deze bond had als belangrijkste doelstelling het tot stand brengen van samenwerking tussen Nederlandse ondernemingen en kunste- naars, waarbij een fabrieksmatig vervaar- digde en tegelijkertijd fraai en deugdelijk produkt tot stand zou komen. Zelfwas Cochius hier in 1915 op eigen
initiatief al aan begonnen. Tot ver in de jaren dertig werden op zijn verzoek door vooraanstaande architecten, ontwerpers en kunstenaars uit binnen- en buitenland ontwerpen aan de Leerdamse glasindus- trie geleverd. Hierbij streefde men geza- menlijk het ideaal na tot verbetering van zowel het produkt als de smaak van het gewone publiek te komen. Tot de vele kunstenaars die voor Leerdam werkten behoorden onder meer K.P.C, de Bazel, H.P. Berlage, A.D. Copier, C.J. Lanooy, J. Gidding, C. de Lorm en F.L. Wright. De kunstnijverheidscollectie is dank-
zij het bewaard gebleven fabrieksarchief dat o.a. bestaat uit een complete reeks |
verkoopcatalogi, een nagenoeg compleet
tekeningenarchief en een uitgebreid knipsel- en fotoarchief, bijzonder goed gedocumenteerd. Slechts zelden duiken opjecten op die onbekend zijn. In het voorjaar van 1993 werden door een verza- melaar aan het Nationaal Glasmuseum twee plaques aangeboden, die door de Amsterdamse beeldhouwer Hildo Krop zijn ontworpen. Hiervan was er één tot op heden onbekend. Opmerkelijk is dat deze plaques tot het beste behoren wat de Glasfabriek omstreeks 1930 op het gebied van geperste plastieken heeft voortge- bracht. Twee figuren in orantehouding
De vierkante plaques, met plastisch
reliëf, zijn uitgevoerd in dik transparant geperst glas. De gematteerde voorzijde van beide tegels is voorzien van een krachtig gemodelleerde figuur in orante- houding. Op één van de tegels is een knielende man man afgebeeld die een vierkant kader vult. Zijn ontblote boven- lijf met gespreide armen en zijn hoofd zijn frontaal weergegeven terwijl beide benen naar rechts zijn gebogen. De ande- re tegel is hier een tegenhanger van. Hierop is een vrouw afgebeeld in een spiegelbeeldige houding. Zij heeft ook een ontbloot bovenlijf met gespreide armen terwijl haar knieën naar links zijn gebogen. Het halflange haar hangt net |
|||||||||||||
395
|
||||||||||||||
Twee plaques
met voorstel- ling in reliëf. Ontwerp Hildo Krop (1884- '979)-
Uitvoering, N.V. Glasfahriek Leerdam, voor- heen Jeekel, Mijnssen e[ Co. te Leerdam. Circa 1^28. Blank glas, geperst en gesa- tineerd, 24 X 24 cm. Herkomst: particuliere collectie, Haarlem. |
|||||
396
|
|||||
boven haar schouders en eindigt in een
plastisch gemodelleerde krul. De tegels zijn geheel in de stijl die Krop in de jaren twintig voor reliëfs, kapitelen en sluitste- nen toepaste. Karakteristiek zijn de hoe- kige, licht geforceerde houding van de figuren, de schematisch weergegeven ovale, holle handpalmen en de harde krachtige fysionomie. Beeldhouwwerk voor de Sint Nico-
laaskerk te IJsselstein Krop heeft deze tegels omstreeks 1928
ontworpen voor de deuren van de St. Nicolaaskerk te IJsselstein die in 1911 door brand werd verwoest. Jan Kalf, van 1918 tot 1939 directeur van de |
Rijksdienst voor de Monumentenzorg,
had de architect Michel de Klerk in 1921 gevraagd een moderne torenspits te ont- werpen. Zoals destijds bij de dienst gebruikelijk was, werd niet de verloren gegane architectuur gereconstrueerd of geïmiteerd, maar op eigentijdse wijze aangevuld. De Klerk ontwikkelde ver- schillende plannen. Omdat de Klerk kort na het indienen van het definitieve voor- stel overleed, werd het project onder supervisie van de archtect H.A.J. Baan- ders uitgevoerd. Krop was in de beginfase van het project benaderd om het beeld- houwwerk, waaronder vier pinakelbekro- ningen en twaalf pilasterkapellen, te ont- werpen. Deze werden vanaf 1925 in steen |
||||||||
Deuren van
de oude Nicolaaskerk te IJsselstein. |
|||||||||
397
|
|||||||||
Hoofdingang
naar de kerk,
gezien vanuit
het westen.
Het ontwerp
van deuren en
metselpartij
daarboven is
van
architect
Baanders.
|
|||||
398
|
|||||
Toegangspar-
tij, gezien vanuit de kerk. |
|||||
399
|
|||||
De pinakel
bekroningen
die de vier
evangelisten
symholiseren.
Rechtsboven
de adelaar
voor
Johannes;
linkshoven de
mens voor
Mattheus;
linksonder
het rund voor
Lukas en
rechtsonder
de leeuw voor
Markus.
|
||||||
ii^/Mi^mm - , >mmm^^w.ji. ■
|
||||||
400
|
||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
Acht van de
12 pilasterbe- kroningen aan de bui- tenzijde van de toren op de derde orde die ontwor- pen zijn door Fildo Krop. De combina- tie van Korintishe en Ionische mo- tieven zijn volgens de overlevering aan de fanta- sie van Krop ontsproten. De symboliek ervan is niet 'IB vastgelegd. Suggesties hierover zijn welkom. |
|||||||||||||||||||||||||||||||
401
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
De vier overi-
ge pilasterbe- kroningen. |
|||||||||
uitgevoerd. Daarnaast ontwierp Krop vier
verschillende reliëfs ter versiering van de monumentale eikehouten deuren van het portaal. Baanders leverde het ontwerp voor de deuren. Krop boetseerde één reliëf met een
knielende man; één met een knielende vrouw; één met het wapen van IJsselstein en één met een Chi-Ro kruis dat wordt geflankeerd door sterren. De uitvoering in glas werd uitbesteed aan de Glasfabriek Leerdam. In totaal zijn twaalf tegels in de deuren verwerkt; symetrisch gegroepeerd in drie horizontale rijen van vier. Aan de buitenzijden zijn drie tegels met knielende mannen tegenover drie met knielende vrouwen aangebracht. In het midden worden vier wapens afgewis- seld met twee Chi-Ro kruizen. Geperste glazen plastieken
Het persen van glas nam in de jaren
twintig en dertig een prominente plaats |
|||||||||
in binnen de productie van de
Glasfabriek Leerdam. Na de uitgave vanaf 1923 van geperst serviesgoed van o.a K.P.C, de Bazel en H.P. Berlage, was men op de fabriek bijzonder geïnteres- seerd in de fabricage van plastieken in geperst glas. In 1925 had Cochius contact gelegd met de Utrechtse beeldhouwer Stef Uiterwaal om een gipsen Madonna in glas uit te voeren. In het najaar van 1928 werden hiervoor de eerste proeven gedaan. Toen nodigde Cochius ook de Amerikaanse beeldhouwster Lucienne Bloch uit om dierplastieken te ontwer- pen. Een jaar later slaagde de fabriek erin
de plastieken te persen. Als eerste werd het Madonna-beeld van Uiterwaal gepro- duceerd. Daarna werden ook opdrachten voor plastieken gegeven aan C.C. van Asch van Wijk, de Belg J. Vermeire en de Amerikaan F.L. Wright. De uitgave van plastieken door de
|
|||||||||
402
|
|||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De 4 verschil-
lende glasmo- tieven zoals ze naar ont- werp van Hildo Krop in de deuren van de hoofd- ingang zijn verwerkt. Deze serie wordt in de deuren drie keer her- haald. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fabriek moet gezien worden in het kader
van de pogingen om nieuwe afzetmoge- lijkheden in binnen- en buitenland te creëren. In eerste instantie bestond de kunstnijverheidscollectie uit gebruiksglas zoals vazen en ontbijt- en drinkserviezen. Tegen het eind van de jaren twintig
zou, als gevolg van de economische reces- sie, worden gezocht naar nieuwe produk- ten en afzetmogelijkheden. Deze werden bij voobeeld gevonden in automascottes, bouwstenen, mozaïektegels en een religi- euze collectie. Tot de religieuze collectie behoorden naast vaatwerk, zoals altaarva- zen en wijwaterbakjes, ook heiligenbeel- |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
den. Daarnaast zou ook een artistieke lijn
van unieke voorwerpen, de Leerdam- Unica, als een zelfstandige collectie wor- den uitgevoerd. Binnen het opstarten van de produktie
plastieken moet de opdracht voor het per- sen van de reliëfs van Krop stimulerend hebben gewerkt. Het persen van deze vlakke tegels moet relatief weinig techni- sche problemen hebben opgeleverd. De enkelvoudige mal die nodig is om de tegels te persen, lost eenvoudig. Dit in tegenstelling tot sculpturen van de ande- re beeldhouwers die in twee- of driedelige scharnierende gietijzeren mallen moes- ten worden gemaakt. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
403
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vijf van de
zes verschil- lende bronzen nagelkoppen aan de deu- ren naar de kerk. De mo- tieven zijn ontleend aan de ontwerpen van Hildo Krop. |
|||||||||||
oud fotomateriaal, dat zich in de collectie
van het Rijksbureau voor Kunsthisto- rische Documentatie te Den Haag be- vindt, zijn ongematteerde tegels ver- werkt. Waarschijnlijk gaat het bij de twee verworven tegels om proeven ter beoor- deling van de afwerking. Hiermee is het werk van Hildo Krop, uitgevoerd bij de Glasfabriek Leerdam, nu compleet in de collectie van het Nationaal Glasmuseum aanwezig. |
|||||||||||
Krop en Leerdam
Tot voor kort was onbekend dat Hildo
Krop heeft samengewerkt met de Leer- damse glasindustrie. Op de tentoonstel- ling Geperst Glas uit Leerdam, die in 1991 achtereenvolgens in het Nationaal glas- museum te Leerdam en het Provinciaal Drents Museum te Assen te zien was, werden onbekende objecten van veel van de reeds genoemde kunstenaars getoond. Hier werden ook voor het eerst drie ver- schillende plaques uit de oude fabrieks- collectie als werken van Krop getoond. Dit waren de hierboven beschreven tegels van de knielende man, het wapen van IJsselstein en het Chi-Ro kruis. Over de oorspronkelijke toepassing, als glazen tegels in de deuren van de oude Nicolaaskerk, was toen nog niets bekend. In de catalogue raisonné, samengesteld door mevrouw Lagerweij-Polak, bijlage bij haar monografie over Hildo Krop, zijn alleen deze tegels opgenomen. De tegel met de knielende vrouw wordt niet genoemd. Krop heeft indertijd geëxperimenteerd
met de afwerking van de tegels. Van de tegel met de knielende man zijn namelijk verschillende uitvoeringen bekend. Er zijn glanzende, gedeeltelijk en geheel gesatineerde exemplaren. Afgaande op |
|||||||||||
Dit artil<ei is in gewijzigde vorm overgeno-
men uit de uitgave van de vereniging 'Rembrandt', jaargang 3, no 4, najaar 1993 en aangevuld met foto's van het IJsselstein- se werk van Hildo Krop aan de oude Nicolaaskerk. Deze komen gedeeltelijk uit het blad 'Wendingen' van 1929. De hedendaagse foto's van de glazen in de deuren zijn gemaakt door Annemiek Daams- van der Loo. Literatuur
T.G. te Duits, Geperst glas uit Leerdam,
Assen, Leerdam 1991, pp 102-103. EJ. Lagerwij-Polak, Hildo Krop, Beeldhouwer.
Den Haag 1992, p. 114, cat.nr. B. 70 |
|||||||||||
404
|
|||||||||||
OCTROOY VAN DE WEKELIJKSE
MARKTDAG EN HAAR PRIVILEGIËN IN DATO DEN 6' MAART I524. |
|||||||||
Florijs van Egmond, Grave tot
BUEREN TOT LEDERDAMME, HERE TOT
IJSSEISTEIJN, TOT CRANENDOCNK, TOT SlNTE MARTIJSDIJCK TOT CORTGENE TOT Scerpenisse enz.
Alsoe wij aengemerckt en de aengesijen heb-
ben rechten ende zonderlingen oorbair profijt ende welvaren onseren steden ende poorteren van IJsselsteijn voirss, hebben wij ter versoeck onseren burgeren ende poorteren onsere ste- den voirgen, daeromme h em luden gegont ende gegeven / ende mits desen gonnen ende genen erflicken durende / enen vrijen woens- dachsen weke merct goet, van weerden te houden. Ende geven hieromme mits dezen enen ijgelicken die tot onser steden comen omme hur comanschap te doen, wij vast ende sterck geleijde, of ende aan te preijsen, mit horen goeden nae gewair saemheijt onbelet, onbeset ende onbescadicht van ons onsen poorteren ende lantsaten te voet, te wagen, te peerde ofte te scepen hoe dat gebueren mochte uitgesondert ballingen / voirvluchtigen / ende degene die brueckich ende misdadich sijn tegen die Gratfiickheijt van Hollant ofte tegen onse heerlickheijt / bevelende / ende gebieden hiermede enen ijgelickten op sijn lijf ende goet 't selfde geleijde onverbruckelicken te houden. Aengaende 't geleijde van de voirss, merct altijd des Dinsdaget middaichs ten twalifter uren durende tot Donnedaicht des middaicht tot ten twalifter uren wederom uitgaende te weten altijd enen halven dach voor ende een halven dach nae item. Indient sake ware ende gebuerde datter enige heijlige |
Floris van Egmond, graaf van Buren,
VAN Leerdam, Heer van IJsselstein, VAN CRANENDONCK, VAN SiNT
Maartensdijk, van Cortgene, van
Scherpenisse enz. Daar wij grote aandacht hebben voor nut-
tig voordeel en welvaart van onze stad en van de poorters van IJsselstein, hebben wij op verzoek van onze burgers en poor- ters van genoemde stad aan hen gegund en gegeven en - door deze machtiging „voor altijd" - een vrije woensdagse week- markt van goede kwaliteit te houden. Hiervoor geven wij bij deze aan allen, die naar onze stad komen om zaken te doen en met hun te verkopen goederen naar de marktplaats reizen een betrouwbaar en sterk geleide, opdat zij ongedeerd en niet gehinderd door de bewoners van onze stad en ons land kunnen komen, hetzij tevoet of met de wagen of te paard of per schip. Hiervan uitgezonderd zijn ballin- gen, voortvluchtigen en degenen, die uit- gebroken zijn en misdadig optreden tegen het Grafelijk Bestuur van Holland of tegen ons gezag. Wij bevelen hiermee een ieder op doodstraf en verbeurd ver- klaring van zijn goederen deze geleide als onschendbaar te eerbiedigen. Het geleide naar de markt begint dinsdagsmiddags om 12 uur en duurt tot donderdagmiddag 12 uur; dus altijd een halve dag vóór en een halve dag na de markt. Indien het voorkomt, dat een heiligenfeest op woensdag valt, dan zal altijd de marktdag |
||||||||
405
|
|||||||||
vierdagen op ten woensdach quamen, soe
sal altijd die merct dach wesen opten ersten werckendach, soe sal dat geleijde wesen enen halven dach voor ende enen halve dach na alt voirss, staet. Voerts soe befelen wij saerpelicken allen onsen poorteren en de ondersaten van IJsselsteijn, Benschop, Polsbriek, Aftersloet en de IJsseldijck etc. dat sij goedwillichluken deze selve onsen voirss, vrije wekemerct helpen houden ende stereken mit horen koren, beesten, botter, casen ende alle anderen goeden weechbair ofte onweechbair. Dat merckbair is nijet uutgesondert. Dat in genen anderen vreem- den mercten mit horen goeden / hoe die wesen mogen tot anderen steden, dorpen ende plaetsen en zullen versoecken tensij datsij eerst haren merct mit haren goeden die sij buten vercopen willen te voren op onse woensdachse merct voirss. Dan mede kenlicken gehouden hadden.
Ende indien sij alsdan hoer goeden op onsen woensdachse vrije wekemerct nijet en konnen vercopen sullen, sij die selve hoeren goeden die sij scijnlicken op onse weke- merct opgedaen ende gepresenteerd hadden ter vercopen wederom vervoeren, buten ver- copen ende mercten tot hoeren wille ende believe ende anders nijet onbescadigt van ons I onsen Drossart ofte enigen anderen substituten officieren inder tijd behouden. Nochtans dat ons poorteren ende landsta- len onser heerlickhijt voirss. alle jair mit hoer botter ende casen ende ander merct bair goet buten / die jaermercten zullen versoecken als dat van outs gewoontlicks is geweest, onberoerd van ons ende onse offi- cieren in eleker tijd. Item soe en sal oock nijemant wije hee sij, sijn koren ofte gewas dat men behoort te meten buten onser ste- den ofte uut onser heerlickheijt voeren noch doen voeren tot geenre tijt omme te verco- pen. Mer een ijgelick sal binnen onse ste- den binnen die weeck al woirt op genen merctdach mogen copen ende vercopen soe veel ofte luttel tot sijnen wille als hem belieft onbescadicht vanons ende onse officieren. Noch en sal oock nijemant wije hij sij onge- nietbair ofte anderen goeden dat van buten |
|||||||
zijn de eerste werkdag daarna en het gelei-
de zal dan zijn een halve vóór en een halve dag na die marktdag. Voorts bevelen wij in het bijzonder onze poorters en onder- danen van IJsselstein, Benschop, Polsbroek, Achtersloot en IJsseldijk enz. aan, dat zij goedgunstig deze vrije week- markt helpen houden en versterken met hun koren, beesten, boter, kaas en alle andere goederen, die al of niet geschikt zijn om gewogen te worden. Niets, wat geschikt is voor de markt, is uitgezonderd. Vervolgens bevelen wij dat zij niet zullen proberen hun goederen, welke dat ook mogen zijn - op andere, vreemde markten in andere steden, dorpen en plaatsen te verkopen, behalve als zij eerst hun goede- ren, die zij elders willen verkopen, op onze woensdagse markt duidelijk hebben aangeboden. Indien zij alsdan hun goede- ren op onze woensdagse vrije weekmarkt niet konden verkopen, dan mogen zij hun goederen, die zij duidelijk kenbaar op onze weekmarkt hebben gelost en aange- boden voor de verkoop, weer vervoeren en elders verkopen op markten naar hun eigen keuze. In alle andere gevallen zullen zij door ons, onze drossaard of een of andere ondergeschikte officier niet onge- moeid gelaten worden. Verder zullen onze poorters en landslieden binnen ons gebied ieder jaar met hun boter, en kazen en andere goederen voor de marktverkoop die jaarmarkten buiten ons gebied, die zij als vanouds bezochten, kunnen blijven bezoeken en zij zullen door ons en onze officieren te allen tijde ongemoeid gelaten worden. Vervolgens zal niemand, wie het ook is, zijn koren, of gewas, dat men behoort te meten, op geen enkele tijd bui- ten onze steden of buiten ons gebied ver- voeren of laten vervoeren om het te verko- pen. Maar lederen zal binnen onze steden in de loop van de week, al is het ook geen marktdag, mogen kopen en verkopen zoveel of zo weinig hij wil, zonder wij of onze officieren ons daarmee bemoeien. Ook zal niemand, wie hij ook is, ongeniet- bare goederen of andere goederen, die van |
|||||||
406
|
|||||||
in coemt binnen die weke van opcopen
doen copen ofte vercopen dan op die merctplaetsen ofte visch bruggen daar men stux dagelick gewoontlick is te copen ende te vercopen. Dan op men coper soe wel den vercoper sal
mogen becueren op een keur van enen ouden franckrijcksen schildt die een helft tot onser ende die ander helft tot onser ste- den ende Des aanbrengers profijt ende dat soe dickwel men ijemant dair op bevonde ende becuerden. Item dat oock neijmant tsij onse
inwooners, lantsaten ofte butenluden op onse weke merct en zullen copen noch ver- copen van eenigen goeden, eetbair ofte oneetbair, dan op die zekere ure te weten ter negender uren, de morgens uut een teijken van die gast clock. Wije te contra- riën dede sal tot elcker tijd verbueren een pont half tot onser ende die anderhelft tot onser steden ende des aanbrengers profijt. Item soe wanneer ijemant van onsen
ondersaten bevint sijn koren ofte die andere sijnen goeden buten ter merct te voeren ende te voren op onse wekemect uut selve goeden nijet geweest en hadde soe dickwijl men ijemant daer op bevonde sal verbueren tien pont elcke pont gerekent nae uutwijzi- ge onser handvest foir twintig goeden nieu- we coninck Philips stuver, die een helft tot onser, ende die ander helft tot onser steden behoef bijder selver poenen voirss dat oock nijemant binnen onsen landen ende heer- Hckheijt voirss, genen goeden den butenlu- den en sullen vercopen tensij te voren opentlicken op onse vrije weke merct ghe- presenteert ende opgedaen geweest om aldair te vercopen. Ende want 't anderen tijden zeker gebreken
bevonden sijn van te laten verdingen soe daer omme in elckertijt binnen onser ste- den, die wage ofte maten gehuert sal heb- ben, ende ijemant liet verdingen van der wage ofte mate sal verbueren nae uutwijs- ing onser handvesten enen franckrijckse schildt soe dick ende menichwerf als hij |
buiten af ingevoerd zijn, binnen de week,
waarin ze gekocht zijn, weer verkopen of laten verkopen, dan alleen op de marktplaat- sen of visbruggen, waar men dit dagelijks gewoon is te kopen en te verkopen. Vervolgens: wanneer men een koper of ver- koper wegens een overtreding een boete van een oude frankrijkse schildt oplegt, dan is de helft voor ons en de andere helft ten voordele van onze steden en van de aanbrenger en dit zo dikwijls men iemand op een overtreding betrapt en bestraft. Ook mag niemand, of het nu onze inwoners
zijn, of mensen van het platteland of buiten- staanders, op onze weekmarkt goederen kopen of verkopen, - eetbaar of niet eetbaar, dan vanaf een vastgesteld uur, te weten om negen uur 's morgens als de kerkklok slaat (of gasthuis-klok). Wie vroeger begint zal altijd een boete oplopen van één pond, waar- van de helft tot ons voordeel en de andere helft tot voordeel van de stad en van de aan- brenger zal strekken. Eveneens zal iemand van onze onderdanen
wanneer hij schuldig bevonden wordt aan het feit, dat hij zijn koren of andere goederen naar een markt buiten ons gebied brengt, ter- wijl hij vooraf niet op onze weekmarkt met deze goederen is geweest, zo dikwijls hij daaraan schuldig bevonden wordt een boete oplopen van tien pond, elke pond gerekend volgens aanwijzingen van ons handvest voor twintig goede nieuwe koning Philips stui- vers, die voor de helft tot ons voordeel en voor de andere helft tot voordeel van onze stad zullen strekken. Dezelfde straf geldt ook voor degene, die binnen onze landen en heerlijkheid goederen aan buitenstaanders verkoopt, behalve als dezen eerst openlijk op onze vrije weekmarkt zijn aangevoerd en aldaar te koop zijn aangeboden. En omdat in vroegere tijden ondervonden is, dat het laten betalen voor bepaalde rechten, zekere gebre- ken vertoont, daarom zal ten alle tijde binnen onze steden degenen, die een weegschaal of een maat gehuurd heeft en iemand rechten laat betalen voor het gebruik van die weeg- schaal of maat volgens aanwijzingen van ons handvest verbeuren een frankrijkse schildt |
||||||
407
|
|||||||
van dien hadde laten verdingen half tot
onser ende half tot onser steden behoef sonder alle acht ende list ende want wij willen ende onse goede wille is dat deze onse merct van weerde ende in stedicheijt wesen ende blijven sal, hebben wij dairom- me volcomelickten gegeven ende mits dezen genen onsen lieven getrouwe drossart, schout, burgemeesteren, scepenen en de raet onser steden hier innen vollemacht ende auctoriteijt t selfde voirss tot horen goet duncken tot nutschap, profijt ende zonderlinge welvaren onser steden ende poorteren in onser absensien te vermeerde- ren ende daerinne te doen ende anders te laten als van noede. In later tijt besceijden, weder seggen, beve-
len hieromme allen onsen ondersaten onser heerlickheijt van IJsselsteijn scerpelicken onsern wille hier innen aftervolgen ende doen aftervolgen op dat nijemant tegen ons in gebreken van der poenen en der kueren voirss, en comme ende want ons dit aldus belieft, hebben wij Florijs van Egmondt, Grave tot Bureren, here tot IJsselsteijn enz. voir ons ende onse Naecomelingen heeren tot IJsstelsteijn onsen name ende ghewoent- licke hantteijcken op spacium van desen geset tot mere vestenissen hebben wij onsen zegell hier aen doen hangne, gegeven in de jaar ons heren Dusent vijfhondert ende vier ende twintich den VP" dach in marcio. |
zo dikwijls als hij daarvoor heeft laten beta-
len, voor de helft tot onze en voor de andere helft tot behoefte van onze steden. Met goede bedoelingen - want wij willen juist dat deze onze markt waarderen zal zijn en in stand zal blijven - hebben wij volledige volmacht en gezag gegeven - en door dit schrijven bevesti- gen wij dit - aan onze gewaardeerde getrou- we drossaert, schout, burgemeester, schepe- nen en de raad van onze steden om bij onze afwezigheid naar hun goeddunken tot nut, profijt en tot buitengewoon welvaren van onze steden en poorters in genoemde situ- aties het gedrag te vermeerderen en daarmee te doen en te laten wat nodig is. Om te voor- komen dat men in de toekomst het tegen- overgestelde zal beslissen, bevelen wdj al onze onderdanen van onze heerlijkheid IJsselstein nadrukkelijk onze wil hierin na te komen en te doen nakomen, opdat niemand bij ons in gebreke zal komen voor wat betreft de boete en de keur. Daar het ons aldus goeddunkt hebben wij Floris van Egmond, graaf van Buren, Heer van IJsselstein enz. voor onszelf en voor onze nakomelingen, die Heer van IJsselstein zullen zijn, onze naam en onze gebruikelijke handtekening gezet op de hier- voor opengelaten ruimte van deze machti- ging en ter versterking hiervan ons zegel hieraan gehangen. Gegeven in het jaar onzes Heren duizend, vijflionderd en vier en twin- tig de 6" dag in Maart. |
||||||||
N.b: De weekmarkt werd in de achttien-
de eeuw verplaatst naar de vrijdagmor- gen. Kort daarna ging deze ter ziele en eerst in 1964 is er weer sprake van een IJsselsteinse weekmarkt. Bron: 'IJsselstein, uw woonstede' door J.G.M. Boon, 1971. |
|||||||||
408
|
|||||||||
Albertus Poot: ondernemer,
gemeente-opzichter, en architect |
|||||||||
Situatieschets van IJsselstein in 1901
Op 2 mei 1901 aanvaardde Albertus
Poot zijn benoeming tot opzichter der ge- meentewerken. De stad IJsselstein, zijn werkgebied, had in feite nog dezelfde af- metingen als aan het eind van de middel- eeuwen en was destijds slechts enkele honderden meters lang en breed. Stadsgracht, stadsmuur en IJssel bepaal- den de grens van de bebouwde kom. In de direkte omgeving strekten boomgaarden zich uit. Aan het begin van de 20e eeuw hadden die nog een totale oppervlakte van ongeveer 95 ha. Stoomboten onderhiel- den veerdiensten met Utrecht en, via de IJssel, met Montfoort, Oudewater en Gouda. Diezelfde IJssel voorzag, samen met
het water uit de stadsgracht en het pomp- water, in de drinkwaterbehoefte van de IJsselsteinse bevolking. Het zal dan ook geen verbazing wekken dat de IJsselstad rond 1900 regelmatig geplaagd werd door allerlei epidemieën. Die ene geneesheer die de zorg had over de 3705 inwoners had het er maar druk mee. Overigens werd er door de meeste
IJsselsteinse mannen niet zo gek veel gracht- of pompwater gedronken, als we in aanmerking nemen dat IJsselstein toen 21 verkooppunten van sterke drank telde, met een gezamenlijke jaaromzet van 17.270 liter. Als we weten dat een metse- |
laar 18 cent per uur verdiende (een tim-
merman en een schilder resp. 17 en 16 cent) en dat een liter jenever ongeveer 80 cent kostte, beseffen we de bittere ellende van die tijd. Een positief punt was echter het bloei-
ende verenigingsleven. IJsselstein telde in 1901 zo'n 50 verenigingen, waaronder 8 afzonderlijke zang- en muziekverenigin- gen. De heer Poot (1856-1925) zou tijdens de
uitvoering van zijn werk vooral te maken krijgen met het toezicht op bouwwerken in en om de stad IJsselstein. De meeste woonhuizen die in 1901 in de binnenstad stonden, treffen we er nu nog steeds aan, hoewel de puien van met name de winkel- panden soms onherkenbaar zijn gewor- den. Buiten de stadsmuren woonden in het begin van de 20e eeuw bijna uitslui- tend boeren en buitenlui. Er was nog geen sprake van Nieuwpoort, Kasteelplan, Julianawijk of Poortdijk met het Imminkplein. De huizen verkeerde anno 1901 in een niet al te beste conditie: bin- nen de grachten telde IJsselstein toen maar liefst 68 bouwvallige, slechte of on- bewoonbare woningen. In deze situatie begon de heer Poot
zijn werkzaamheden. De naam Poot was niet onbekend in IJsselstein. Vader Antonie en diens vader (ook Albertus?) A. Poot waren hier van vader op zoon aan- |
||||||||
409
|
|||||||||
De taken van de gemeente-opzichter
De door A. Poot in 1901 aanvaarde
functie omvatte onder andere de volgende zaken: - het toezicht op de naleving van de bepa-
lingen der bouwverordeningen. - het beoordelen, goedkeuren of afkeuren
van bouwaanvragen. - de controle tijdens de uitvoering van ge-
meentewerken. - in voorkomende gevallen: bouwtechni-
sche tekeningen maken in opdracht van de gemeente. In de praktijk was de baan van de heer
Poot echter veel uitgebreider. Hij hield zich als een duizendpoot (!) met de meest uiteenlopende zaken bezig. Dit varieerde van het taxeren van een stuk stadsmuur in opdracht van het raadslid B. van Eist in 1903 en het ontwerpen van rooilijnen voor de Havenstraat en de Walkade in 1908 tot het maken van een bouwkundige teke- ning voor de uit te breiden losplaats/aan- legplaats aan de Panoven in 1909. Het jaar 1911 was een uitzonderlijk
druk jaar voor de heer Poot. In dit jaar werden de gasfabriek en het waterleiding- bedrijf gebouwd aan het Jaagpad nabij de Geinbrug. In een raadsbesluit van 28 no- vember 1910 werd bepaald dat Poot het toezicht bij de bouw van de gasfabriek en het waterleidingbedrijf zou uitoefenen, op voorwaarde dat hij iemand aan zou wijzen die gedurende die periode het ambt van gemeente-opzichter zou waarnemen. Poot maakte hiertegen bezwaar. Hij wens- te niet ontlast te worden van zijn andere taken en hij wilde de verantwoordelijk- heid niet uit handen geven. Dit voorval geeft ons een idee van 's mans inzet en zelfdiscipline, maar ook van zijn onver- mogen tot delegeren. In januari 1911 be- sloten B en W Albert Poot te machtigen beide functies tegelijkertijd uit te oefenen. In 19II waren er nog andere bouwacti-
viteiten in IJsselstein. De realisatie van het |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
jM
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
CLu.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
cico(«i.*.a^Ue. "/f
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
c-e^-iA^
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
av-i,.ai^v.iA, e^ ''^Ye/tt^-M^cifcvi
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
/Q,
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
^C/tw,
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
o<^
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
i,^^
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
/tói'ett^ec
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nemer. Dat onze Albert ook in de 'bouw'
terecht kwam mag geen verwondering wekken. Zijn voorgangers als gemeente- opzichter waren Dirk van Barneveld en Evert de Graaf, die respectievehjk gedu- rende slechts één en drie jaar gemeente- opzichter waren geweest. Eigenlijk werkte Poot al veel eerder in dienst van de ge- meente: in 1892 werd hij benoemd als te- genschatter. In die hoedanigheid maakte hij berekeningen van bouwplannen om die te kunnen vergelijken met de inge- diende offertes van aannemers. Wat be- treft Poots bezigheden als gemeente- ambtenaar beperken we ons in deze tekst tot de periode vanaf 1901. De brief waarin hij met zwierige letters meedeelde zijn be- noeming te aanvaarden, is bewaard geble- ven. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Schrijven
van Alhert Poot in igoi waarin hij zijn benoe- ming tot gemeentop- zichter aan- vaardt. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
410
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bouw van de
gasfabriek in 1911. |
|||||||||||||||
meer werk op de gemeente-opzichter af.
Op 10 augustus van dat jaar verwoestte een vuurzee de N.H. Kerk. De heer Poot heeft, kort na de brand, zijn medewerking verleend bij het maken van de bouwteke- ningen van het kerkgebouw ten behoeve van de restauratiewerkzaamheden. Naast zijn dagtaak vond Poot in dat tur-
bulente jaar de tijd om 's avonds thuis nog huizen te ontwerpen voor particulieren. |
|||||||||||||||
Imminkplein (architect K. van den Berg)
vond plaats. Het was een groot projekt van 32 woningen rondom een plein met plant- soen. De nieuwe wijk werd vooral bekend onder de naam 'het rode dorp' vanwege de kleur van de daken. De heer Poot was als gemeente-opzichter belast met de contro- le op de naleving van de bouwvoorschrif- ten. In hetzelfde jaar 1911 kwam er nog
|
|||||||||||||||
'MÉ„ 7 ■" i|iiiiiinM
eMêêêiM
|
|||||||||||||||
Het 'rode
j ,.^: dorp', enkele jaren na de bouw in 1911. |
|||||||||||||||
411
|
|||||||||||||||
(in 1913 huisnr. 109) in opdracht van het
'Nederduitsch Hervormd Kerkbestuur'. Het is echter typerend voor Poot dat hij, ook bij minder tot de verbeelding spreken- de werkzaamheden, heel concentieus en kritisch te werk ging. Met enkele vlotte pennestreken schetste hij een alternatief idee als vervanging van het oorspronkelij- ke, door hem afgekeurde plan van de beer- put. Waardering
De heer Poot werd door burgers, ge-
meenteraadsleden en B en W op handen gedragen. Dat blijkt uit de lovende woor- den die hem voortdurend ten deel vielen in gemeenteraadsvergaderingen en uit zijn gestaag groeiende salaris. Op 30 april 1901 werd Poot benoemd
tot gemeente-opzichter met een vaste jaar- wedde van ƒ300,-. Dit inkomen betekende beslist geen vetpot in huize Poot: het was het loon van de doorsnee arbeider. Opvallend is dat bij zijn benoeming uit- drukkelijk werd vastgelegd dat vanaf dat tijdstip het bestaande privilege van per- centsgewijs toegekende vergoeding van (onder het toezicht van de gemeente- opzichter) uitgevoerde gemeentewerken |
|||||||||||||||
OJU-t.-
|
|||||||||||||||
De bouwtekeningen van de woonhuizen
Achtersloot 44-46 ontstonden namelijk eveneens in 1911 op zijn tekentafel. Vanzelfsprekend hield Albert Poot zich
niet uitsluitend bezig met het controleren en begeleiden van spectaculaire projekten. Ook (ver) bouwactiviteiten van bescheide- ner omvang behoorden tot zijn taak. Eén van de kleinere klussen waarmee hij (let- terlijk en figuurlijk) niet kon geuren was de aan te brengen beerput in de Hofstraat |
|||||||||||||||
De verbeterde
tekening van
een beerput
voor het
gebouu^
'Zoar' aan
de Hofstraat,
het latere
'Uzaï' en
tegenwoordig
tapijtzaak.
|
|||||||||||||||
Het gezin
Poot bij elkaar in ig2^ ter gele- genheid van het lyjarig huwelijk van Albertus Poot en Maria Hendrica Harmsen. |
|||||||||||||||
412
|
|||||||||||||||
-J-J-^C^J
|
||||||||||
Bouwtekening
van het brandspuit- huisje aan de Achtersloot bij de voormalige uithaterij 'de Viskorf. Daarbij de huidige situ- atie. |
||||||||||
zou ophouden. In 1904 waren B en W
echter dermate tevreden over 's mans in- zet dat het besluit van 19 01 weer onge- daan werd gemaakt. In de notulen van de raadsvergadering le-
zen we: Op voorstel van B en W wordt besloten
aan den gemeente-opzichter over igo^ van het bedrag dat in igo^ is verwerkt voor de ge- meentewerken boven de som van f ^000,- toe te kennen als gratificatie 6%. In 't geheel is in igo^ verwerkt fji^SjS. Zullende mitsdien worden toegekend eene som van f 1^4,^2. |
||||||||||
413
|
||||||||||
ALB. POOT, st. xicoiaHBstr u IJSELSTEIN
---------- TABAK, SIGAREN en SIGARETTEN. ----------
|
||||||||||||||||||||||||||
ROOKT DE MERKEN:
KL MERITO , |
||||||||||||||||||||||||||
Vi( TORIA > •^'/, cent.
|
||||||||||||||||||||||||||
UILTJES
HUBLIME8 |
||||||||||||||||||||||||||
:^ cent.
|
||||||||||||||||||||||||||
ST. pwm
|
||||||||||||||||||||||||||
f
|
||||||||||||||||||||||||||
GEDRMAKKRS [ -> cent.
EXCELLENT ' |
||||||||||||||||||||||||||
TONI ) .>|/, 1.
|
||||||||||||||||||||||||||
ASTA > * /2 ^»"««
Uitsluitend alleen hier verkrijgbaar
|
||||||||||||||||||||||||||
Kranten- Het jaar 1904 leverde A. Poot een grati-
advertentie ficatie op van maar liefst ƒ267,47. Dit 'ex- uit igog traatje' betekende bijna een verdubbeling waaruit blijkt van zijn standaardinkomen. Men vond dat Poot evenwel dat hij het waard was. De heer meerderene- Poot werkte kennelijk zo hard, dat men venactivitei- zich bezorgd afvroeg of hij niet te veel van ten had. zichzelf vergde. Een voorbeeld: op 14 sep- tember 1904 wilde men de gemeente- opzichter belasten met het bijhouden van een bonboek in verband met de verkoop van o.a. haardas en vuilnis. De gemeente- raadsleden Van den Bergh en Brugman vroegen zich af: ...of men de heer Poot met dat alles niet te veel opdraagt. Men zag er van af hem hiermee te belasten. Nu willen we niet de indruk wekken dat
Albert Poot louter uit filantropische over- wegingen zo hard werkte in IJsselstein, omdat het IJsselstadje en de bewoners hem zo na aan het hart zouden liggen. A.Poot was weliswaar een noeste werker, maar hij wist in financieel opzicht zeer goed voor zichzelf op te komen. De status van gemeenteopzichter zal daar zeker een rol bij hebben gespeeld alsmede de ge- zinssituatie. Tussen 1901 en 1914 worden ten huize Poot 7 kinderen geboren. Vijf dochters en twee zonen. Bekend is dat de twee oudste dochters na de lagere school een opleiding hebben gevolgd in het R.K. meisjesinternaat te Aarle Rixtel. Dit zal ze- |
ker een zware wissel hebben getrokken op
het gezinsbudget. Hoewel het salaris leuk werd aangevuld met de bovenvermelde gratificaties en (vanaf 1905) met zijn inte- ressante neveninkomsten als leraar bouw- tekenen, vroeg hij in 1907 bij de gemeente om salarisverhoging. Om wat druk op de ketel te zetten, dreigde hij bij die gelegen- heid zelfs heel subtiel met zijn ontslag, wetende dat men hem in IJsselstein niet kon missen. De burgemeester gunde hem de gevraagde opslag en prees de gemeen- te-opzichter met de woorden dat hij een verdienstelijk man was en dat men voor dat loon elders niet zo'n goede opzichter zou vinden. De heer Schilte deed even- eens een duit in het zakje en verzekerde dat men met hetgeen Poot controleerde, meer winst boekte dan een salarisverho- ging zou kosten. Ook de heer Van den Bergh vond het inkomen van Poot te laag. Hij beschreef de opzichter als een 'flink en betrouwbaar ambtenaar'. Unaniem werd besloten zijn jaarwedde te bepalen op ƒ300,- doch hem 5% toe te kennen van alle uitgevoerde werken boven ƒ50,-. In de praktijk kwam dit neer op een verdubbe- ling van zijn basisinkomen. Gemeente-opzichter Poot had zodoen-
de enkele jaren na zijn ambtsaanvaarding een goed belegde boterham. We beschik- ken over een aantal betaalbewijzen uit |
|||||||||||||||||||||||||
414
|
||||||||||||||||||||||||||
GEMEENTE IJSSELSTEIN.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Betaalsrol wegens Jaarwedde.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
DIENSTJA.Ml 1906'?
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
No.„^<^„
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
^
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jaarwedde.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
s ■
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
m
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
z^-
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ƒ
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
/
|
f
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
/
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
7
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
•b
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
:;2^-
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Afschrift van
aejaarwedde van igoS. Het betreft hier het ba- sissalaris van Poot. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
/
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
31 December.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
'J7f
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1^
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Totaal
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1908 waaruit blijkt dat hij dat jaar (inclu-
sief de tekenschool) ƒ701,20 verdiende. Ook het ontwerpen van woningen in op- dracht van particulieren zorgde met zeke- re regelmaat voor extra inkomsten. Voorts was er ook nog de 'timmerwinkel' die van vader op zoon was overgegaan. De winkel was aan huis in de Nicolaasstraat en werd door een knecht bestierd. Vele |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
grafkisten hebben hiervandaan hun weg
naar de afnemers gevonden. Bekend is dat Poot weinig liefde had voor de winkel en de zaken graag aan zijn knecht overliet. Of dat alles nog niet genoeg is komen we Albertus Poot ook nog tegen als tabaksver- koper getuige een krantenadvertentie uit 1909. Nu was het in die tijd gewoon dat- middenstanders er verschillende nering- |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
415
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
d(S.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
C-// ' £ i c/X-e^v-^'^. , Ct^ly-T^O ■'
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
///
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
Ir
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
J-
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
, jUJiQ<
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
.«
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
/•
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
/............../-■
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
ïïen feoe- doende activiteiten op na hielden en kun-
kingstuk uit nen we aannemen dat de rookwarenhan- 1909 waarop del door mevrouw Poot werd gebezigd. de f/o rege- We geven nog een voorbeeld van de za- lingmetde kelijke inslag van de heer Poot. In 1911 gemeenteop- hield hij toezicht op de bouw van gasfa- zichter is ge- briek en watertoren. Dit bouwprojekt was specificeerd. op een afstand van ruim 2 km van de Op dit stuk IJsselsteinse 'Plaats' gelegen. Poot wist staat niet al- B en W ervan te overtuigen dat hij als les waarover gemeente-opzichter mobiel diende te zijn de f/o rege- en bedong een vergoeding voor het ge- Zing over bruik van een rijwiel. Hij kreeg er om die igoSgold. reden voortaan jaarlijks ƒ25,- bij. Met die vorstelijke vergoeding kon hij dus elk jaar heel wat nieuwe fietsbanden kopen! In 1913 werd het basissalaris van Poot
opgetrokken tot ƒ400,-. Daarnaast genoot hij dat jaar een veranderlijk inkomen van ƒ448,26, te weten 5% van de aanbeste- dingssom der uit te voeren gemeentewer- ken. Rekening houdend met zijn inkomsten als architect en zijn salaris als docent bouwtekenen, zal zijn totale inko- |
men in 1913 waarschijnlijk meer dan
ƒ1200,- zijn geweest. Ook kritiek
Zoals in de voorgaande alinea's naar
voren kwam, werd Poot door zijn superi- euren met complimenten overladen. Was er dan helemaal geen kritiek op het reilen en zeilen van deze ijverige IJsselsteinse ambtenaar.^ Om eerlijk te zijn: die was er wel degelijk. Wellicht voor Albert uit on- verdachte hoek en wat indirect. Op 13 no- vember 1903 komt er bij de gemeente een verzoek binnen van zijn vader Anton om in de instructie voor de gemeenteopzich- ter van IJsselstein te doen vervallen de woorden '....dit artikel is ook van toepassing voor de bloedverwanten en aangehuwden in den eerste of tweede graad van den opzichter der gemeentewerken'. Antons vader (aanne- mer) voelde zich dus benadeeld door de functie van zijn zoon! Toch zal aan de in- tegriteit van Albert niet getwijfeld zijn aangezien het verzoek is ingewilligd. |
|||||||||||||||||||||||||||||||
416
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
In 1910 maakte de heer Voo'rendt
B en W erop attent dat in IJsselstein het hardnekkige gerucht de ronde deed (we citeren de gemeenteraadsnotulen) '...vol- gens welke men bij de behandeling van aan- vragen ingevolge de Bouwverordening spoediger geholpen wordt, wanneer men zich tot den gemeente-opzichter zelf wendt'. Het is niet helemaal duidelijk waarom
Voorendt deze mededeling deed. Misschien was het hem in het verkeerde keelgat geschoten dat de bemiddeling van de heer Poot bij het toekennen van bouw- vergunningen een ontoelaatbare concur- rentie betekende voor de IJsselsteinse ambtelijke molen. Het kan ook zijn dat het de heer Voorendt tegen de borst stuit- te dat de IJsselsteinse bouwlustige burger vele maanden tijdwinst boekte door de officiële ambtelijke weg te negeren en simpelweg een babbeltje met de gemeen- te-opzichter te maken Poot ais docent in het bouwtekenon-
derwijs De IJsselsteinse tekenschool werd in
1872 opgericht door het bestuur der Vereeniging Handel en Nijverheid. Een cursus'jaar' omvatte gedurende de maan- den oktober tot april elke week twee les- avonden. In 1893 werd les gegeven aan 31 leerlingen, veelal jonge ambachtslieden die zich in hun vak wilden bekwamen. De gemeente gaf in dat jaar een bijdrage van ƒ155,- terwijl bovendien het oude school- lokaal in de Kloosterstraat kosteloos ge- bruikt mocht worden, inclusief verlichting en verwarming. Omdat de geldelijke bijdragen van be-
middelde IJsselsteiners (sponsors zouden we tegenwoordig zeggen) steeds meer verminderden, liep de tekenschool het ge- vaar te worden opgeheven. Om die reden nam de gemeente vanaf i januari 1898 het volledige beheer (in onderwijskundig en financieel opzicht) op zich. Vanaf die datum werd bij het innen van het school- geld rekening gehouden met de financië- le draagkracht van het betreffende gezin. |
|||||||
Normaal gesproken bedroeg het cursus-
geld ƒ 5,- per leerling per jaar. Zoge- noemde 'minvermogenden' betaalden ƒ 2,50 en onvermogenden waren vrijge- steld van betaling. Een alleszins accepta- bele regeling. Op het eerste gezicht doet het daarom nogal vreemd aan dat leerlin- gen die buiten de gemeente woonachtig waren en het onderwijs aan de avond- school wilden volgen, ƒ 10,- moesten be- talen, ook de minvermogenden en onvermogenden. Deze maatregel had te maken met het feit dat de gemeente IJsselstein er weinig behoefte aan had subsidie te verlenen aan cursisten van an- dere gemeenten. Eén van de eerste docenten aan de
IJsselsteinse tekenschool was de heer J. Hopman. In 1881 werd hij als tekenleraar benoemd. De benoeming gold telkens voor een jaar. Uit notulen van de gemeen- teraad blijkt dat hij zeker tot 1909 aan de tekenschool les heeft gegeven. Bij zijn 25- jarig jubileum in 1906 ontstond er bin- nen de raad trouwens wat geharrewar over de grootte van het cadeau dat men de jubilerende leraar zou overhandigen. Het pleit niet voor de voortvarendheid van de toenmalige gemeenteraad dat het ge- schenk (een geldbedrag van ƒ25,-) pas een half jaar na de feestdag aan de heer Hopman gegeven werd. Uit het feit dat de benoeming van deze
heer Hopman van jaar tot jaar verlengd werd, mogen we concluderen dat hij zijn tekenlessen naar ieders tevredenheid gaf. Toch waren er in 1904 kritische geluiden te beluisteren. Raadslid Brugman vroeg zich in dat jaar af of de resultaten van het tekenonderwijs wel in overeenstemming waren met de gemeentelijke uitgaven daarvoor. In de notulen werd er aan toege- voegd dat hij 'een zeker toezicht daarop zeer gewenscht zoude achten'. Het gevolg was dat van de heer
Hopman aan het eind van het cursusjaar voortaan een gedetailleerd verslag ver- wacht werd. Om de leerlingen te motive- ren werd tegelijkertijd besloten om |
|||||||
41?
|
|||||||
ber 1905 zijn intrede in de wereld van het
onderwijs. Hij ging ƒ100,- per cursus ver- dienen en zijn oudere collega ƒ150,-. Veel meer dan het feit dat Poot aan de
tekenschool les ging geven is er niet be- kend. We weten niets van zijn functione- ren als docent. Zelfs over het aantal jaren dat Poot aan de tekenschool was verbon- den, blijven we in het ongewisse. Een no- titie uit 1908, waarin zijn benoeming met een jaar werd verlengd, is bewaard geble- ven. Hij zal na 1908 (het jaar waaarin hij 52 werd) zeker nog enige tijd hebben les- gegeven. Vast staat dat hij tot zijn pensioe- nering gemeente-opzichter is geweest en op 69-jarige leeftijd is overleden. Poot als architect
Gemeente-opzichter Albert Poot was
een verdienstelijk architect in IJsselstein en direkte omgeving. Als onwerper ging hij vakkundig, maar weinig vernieuwend te werk. De woningen aan de Nicolaas- straat en de Achtersloot passen volledig in de stijl van bouwen, die aan het begin van de eeuw buiten de grote steden gebruike- lijk was. Waarschijnlijk zullen zijn op- drachtgevers middelen noch interesse gehad hebben in moderne fratsen als de Art Nouveau. Het gebruik van schuifra- men en de detaillering van het metsel- werk (spaarzaam toegepaste spekbanden, segmentbogen met aanzet- en sluitste- nen) zijn rond de eeuwwisseling op zeer grote schaal toegepast in het hele land en zijn nog overal te vinden. Van de belangrijkste stijlen in de archi-
tectuur is de invloed van de Hollandse Neo-Renaissance nog het meest herken- baar. Bij deze stijl werd teruggegrepen op de traditie van de 17e eeuw met zijn trap- gevels in een levendig rood-wit van bak- steen, afgewisseld met (natuurstenen) spekbanden en boogsteunen. De vaktechnische beschrijving bij de
bewuste panden is overgenomen uit 'IJsselstein, geschiedenis en architectuur' door Brigitte Giesen Geurts, Renate Mimpen en Alfons Vernooy. |
|||||||||
Alhert
Poot kort
voor zijn
overlijden in
^925-
|
|||||||||
voortaan jaarlijks ƒ7,50 beschikbaar te
stellen om daarvoor een aantal prijsjes te kunnen kopen. Deze prijsjes zouden wor- den uitgereikt aan de leerlingen die uit- blonken in goed gedrag en bekwaamheid. Het uitreiken van de prijzen verliep overi- gens niet helemaal volgens de plannen van de gemeente. Deze gebeurtenis vond namelijk niet op school plaats maar, op minder officiële manier dan de bedoeling was, ten huize van gemeentebode Kemp. Dit tot groot ongenoegen van raadslid Doesburg. In 1904 werd, zoals hierboven vermeld
staat, de gang van zaken binnen de IJsselsteinse tekenschool onder de loep genomen. Er was enige kritiek op het func- tioneren van de heer Hopman. Opvallend is dan dat de gemeente op 14 september 1904 besloot om met ingang van het daar- opvolgende cursusjaar (1905) de cursisten niet langer in één lokaal les te laten geven door leraar Hopman, maar de groep te splitsen over twee lokalen. Er was een nieuwe docent nodig als collega van de heer Hopman voor het bouwtechnisch te- kenonderwijs. Albert Poot deed op i okto- |
|||||||||
418
|
|||||||||
St.Nicolaasstraat i
Het op de straathoek gelegen woon-
winkelpand onder afgeknot blauw pannen schilddak is in 1907 gebouwd door de ge- meente-opzichter A.M. Poot in opdracht van de gemeente IJsselstein. De vensters zijn gedecoreerd met een sluitsteen in diamantkopmotief. Over de gevel lopen enkele gepleisterde banden en een muize- |
tandlijst. In de linker zijgevel is een steen
ingemetseld met hierop afgebeeld het wa- pen van IJsselstein en het jaartal 1770. De huizen aan de St.Nicolaasstraat staan met de voorzijde op de restanten van de oude stadsmuur. Het achterhuis van dit pand, oorspronkelijk achter de muur gelegen, is ouder dan de rest van het huis en lag opzij van de Benschopperpoort. |
|||||||
Nicolaasstraat i
|
||||||||
419
|
||||||||
Bouwtekening
voor het pand Nicolaasstraat i. Linksonder een doorsnede van wat Poot de 'voorgevel' noemt. Duidelijk is te zien dat de fun- dering rechts f»^ s-t/n. w«^w. -$, bestaat uit de oude stadsmuur ■A-<'»«oA.3j^i*.^.y, die daar onder het maaiveld |
|||||
420
|
|||||
Tussen nr. 3 en 5 bevindt zich een nisje
met hierin een beeldje voorstellend Maria van Eiteren. Het pakhuis springt iets naar voren en heeft een grote toegangsdeur in de begane grond. In de verdieping zien we een luik geflankeerd door twee kleine ven- sters en in de top een luik met erboven een hijsbalk. In het interieur zouden balken zijn verwerkt afkomstig van de in 1888 ges- loopte R.K. kerk aan de Havenstraat. |
|||||||||
St.Nicolaasstraat 3-5-53
Het bouwblok bestaat uit een woon-win-
kelpand, een woonhuis en een pakhuis met tuitgevel gedekt door een samenge- steld zadeldak met blauwe pannen. Het ge- heel is gebouwd rond 1890 door A.M. Poot, tevens eigenaar en bewoner. Het woon- winkelpand heeft in de begane grond een winkelpui in een classicistische omlijsting waarnaast een fraaie gietijzeren regenpijp. |
|||||||||
Nicolaas-
straat}. |
|||||||||
421
|
|||||||||
Nicolaas-
straat 5 en
50.
Let op de nis
met het beeld
van Maria
van Eiteren.
|
|||||||||
Achtersloot 40
Dit woonhuis onder blauw pannen
mansardedak is in 1910 ontworpen door architect A.M.Poot. Opdrachtgever was J.Schouten, die koopman van beroep was. Het pand heeft een symmetrische voorge- velindeHng, bestaande uit een deur in por- tiek met aan weerszijden een schuif- venster met luiken. De vensters hebben |
|||||||||
een ontlastingsboog met aanzet- en sluit-
stenen en siermetselwerk in het hoogveld. Onder de gootlijst op klossen bevindt zich een lijst van gekleurd siermetselwerk. Het pand wordt van de weg gescheiden door een sloot en een siertuin en is bereikbaar via een betonnen bruggetje aan de rech- terzijde. |
|||||||||
422
|
|||||||||
Achtersloot
40. |
|||||||||||
■,'wmÊÊ
|
ï-U-ï-i®*'
|
||||||||||
Achtersloot
44-46. |
|||||||||||
423
|
|||||||||||
Bouwtekening
van de
voorgevel van
Achersloot
44-46.
|
||||||||||
Achtersloot 44-46
Dit op een straathoek gelegen dubbele
woonhuis met samengesteld dak dateert van 1911. Het is ontworpen door architect A.M.Poot in opdracht van C. van Vliet. In de voorgevel bevinden zich twee naast el- kaar gelegen smalle portieken. Midden boven de portieren is een nis zichtbaar, |
||||||||||
die wordt geflankeerd door twee vensters.
De gevel eindigt in een baksteenlijst, waar- in vier pinakels zijn aangebracht. Het pand is versierd met neo-renaissance-details, zo- als banden en aanzet- en sluitstenen. Het pand wordt van de weg gescheiden door een sloot en is bereikbaar via een brug aan de linker- en aan de rechterzijde. |
||||||||||
Achtersloot ^^.
|
||||||||||
424
|
||||||||||
Achtersloot 55
Het woonhuis is in 1908 gebouwd door
architect A.M.Poot in opdracht van N. van Sijl als nieuw woonhuis bij de al bestaan- de schuur. Deze schuur staat rechts tegen het woonhuis aangebouwd. Het woonhuis is voorzien van neo-renaissance-details. De voorgevel heeft vier T-vensters met hierboven een ontlastingsboog met een aanzet- en sluitsteen. De boogvuUingen hebben siermetselwerk. Een kelderlicht met diefijzers bevindt zich rechtsonder. Onder de gootlij st op geprofileerde
klossen is een muizetandlijst aange- bracht. In het midden boven de gootlij st bevindt zich een dakkapel met houten klauwstukken. In de linker zijgevel bevin- den zich naast een deur en drie schuifven- sters enkele nissen. De decoratie is identiek aan die van de voorgevel. Over het gehele pand lopen enkele gepleisterde banden. Noord IJsseldijk 93
De rietgedekte langhuisboerderij is in
1913 door architect A.M.Poot in opdracht van A. Kromwijk gebouwd. De voorgevel |
heeft vier T-vensters met luiken en in de
verdieping twee tweeruits schuifvensters, voorzien van halve luiken. Alle vensters hebben een gekleurde ontlastingsboog met siermetselwerk in het hoogveld. Onder het wolfseind is een gepleisterde band met cassettevormige decoratie aan- gebracht. De windveer langs de dakrand heeft gedecoreerde hoeken. De linker zij- gevel heeft rechts drie T-vensters met lui- ken. Onder het middelste venster bevindt zich een kelderlicht met luiken. In het midden van de gevel bevindt zich een uit- bouw (het boenhok) gedekt door een les- senaarsdak waar, langs de schuine kant van het dak, een windveer is aangebracht identiek aan die in de voorgevel. Links van het boenhok bevinden zich nog enkele stalvensters. De rechter zijgevel heeft links een deur met bovenlicht met links daarvan één en rechts twee T-vensters met luiken. Rechts in de gevel bevinden zich een tweede deur en vier stalvensters. Over het gehele pand zijn gekleurde bakstenen banden aangebracht. Aan de voorzijde van de boerderij ligt een siertuin met geome- trische patronen in gras en grind. |
||||||||
Noord
IJsseldijk ^3. |
|||||||||
425
|
|||||||||
Het hierboven geciteerde boek
'IJsselstein, geschiedenis en architectuur' van B. Giesen-Geurts e.a. beschrijft objec- ten die in het jaar van uitgave (1989) in IJsselstein te zien waren. Dit heeft als consequentie dat de voormalige Julia- nawijk, een geesteskind van Albert Poot, niet genoemd wordt, omdat de betreffen- de wijk in 1971-1972 gesloopt werd. Gemeente-opzichter Poot was de archi-
tecct van de Julianawijk. Het was een uit- breidingsplan ontwikkeld door de'RK Woningbouwvereniging'. De bouwver- gunning werd verleend op 14 mei 1920. Het plan omvatte 63 woningen en 2 win- kelwoningen. De tijd in aanmerking genomen waren de woningen royaal van inhoud en voorzien van voor- en acter- tuin. Als opmerkelijk detail noemen we in dit verband hert feit dat de heer Poot niet alleen de architect was, maar tevens in het bestuur zat van de 'RK Woning- bouwvereninging' die de woningen liet |
bouwen. Daar hij daarnaast ook nog
gemeente-opzichter was, deed zich de onwaarschijnlijk klinkende situatie voor dat hij zijn eigen bouwtekeneingen moest goedkeuren. We zeiden het al: Poot was een duizendpoot! Het onderzoel< en de beschrijving is gedaan
door een projectgroep van de HKIJ bestaande uit: Ad Goes, Hans Jonl<ers, Ko Peeters, Ans van der Linden, Rinus Verweij en Bart Rietveld. Speciaal willen wij danl< zeggen aan
mevrouw Johanna Werkhoven - Poot, doch- ter van Albertus Poot voor haar informatie en aan de heer Luten van het IJsselsteinse gemeentearchief voor zijn medewerking tij- dens het onderzoek. Hedendaagse fotografie: Bart Rietveld.
|
|||||||||||
j<i)- Stichting
J* Jt^ Historische Kring lUllXJk IJsselstein |
||||||||||||
Redaktie:
B. Rietveld, Meerenburgerhorn 10,
3401 CD IJsselstein. Donateurs ontvangen het periodiek (4 uitga-
ven per jaar) en worden op de hoogte gehou- den van de activiteiten. Nieuwe donateurs kunnen zich aanmelden bij de penning- meester waar tevens mutaties kunnen wor- den doorgegeven. Voor inwoners van IJssel- stein is de bijdrage minimaal f20,- (voor be- drijven f30,-) per jaar. Voor hen die buiten IJsselstein wonen is de bijdrage f28,50 resp. f38,50. Losse nummers, voor zover voorra- dig, zijn a f7,50 verkrijgbaar via het secreta- riaat. Voor dubbelnummers is de prijs f 10,-. Druk: Abels bv, Utrecht
ISSN: 1384-704X |
||||||||||||
Dagelijks bestuur:
Voorzitter: L. Murk, tel: (030) 688 16 27
Secretariaat: C.J.H, van Dijk-Westerhout,
Omloop West 42, 3402 XP IJsselstein, tel: (030) 688 36 99 Penningmeester: W.J. van Vliet,
J.W. Frisolaan 7, 3401AX IJsselstein, tel: (030) 688 16 60. Bank: Postbank, nr.: 4074718
|
||||||||||||
426
|
||||||||||||
■^O- CVK - ' '-' '^^ ' Ot-/ti"/
|
|||||||||||
Jan Blanken en het 'Karnemelksegat'
Waterbouwkundige primeur met een 'sluisje gelegen in de Singels
van de stad IJsselstein' |
|||||||||||
door P.H. Verboeket
|
|||||||||||
aan de vroegere situatie van sluis en over-
toom bij de Benschopperpoort te creëren. Inleiding
Het is alweer een paar jaar geleden dat
een vriend, inwoner van IJsselstein, mij zijn stad liet zien. Toen wij IJsselstein door de Benschopperpoort verlieten, ver- telde hij dat aan de overkant van de gracht een vaarwater met daarin een schutsluisje had gelegen. Hij schetste een romantisch beeld van beurt- en vrachtscheepjes op weg naar of komende van Benschop of Polsbroek. Het bijzondere was, zo vertel- de hij, dat dit sluisje bijna twee eeuwen geleden diende om een revolutionair nieuw type sluisdeuren te beproeven, de zogenaamde 'waaierdeuren' van Jan Blanken Jansz. Thuisgekomen leende hij mij enige
tijdschriften van de Historische Kring IJsselstein. In één van de artikelen over de sluis wordt beschreven dat Koning Lodewijk Napoleon het sluisje op 9 sep- tember 1808 officieel in gebruik stelde'. Daarmee wordt de suggestie gewekt alsof deze sluis vanaf die tijd is voorzien van waaierdeuren. Bij bestudering van een kaart uit 1812 viel het me echter op dat de tekening gewoon conventionele deuren laat zien^. Hoe zit dit nu? Na archiefonderzoek bleek dat de sluis,
vrijwel direct na de proef met de waaier- |
|||||||||||
Van de redactie
Door de bouwplannen voor het nieuwe
IJsselsteinse stadhuis is de interesse voor de geschiedenis van de geplande locatie aan de Benschopperpoort sterk gegroeid. Het gebied heeft een belangrijke water-
huishoudkundige geschiedenis die tot 1965 duidelijk te herkennen is geweest aan de sluis die daar sinds 1759 lag met als voorganger een overtoom. Door het ver- dwijnen van de sluis en na de bouw van het nieuwe stadhuis zal niets meer herin- neren aan de plaats waar eeuwenlang het aanzicht werd bepaald door de ingewikkel- de waterhuishouding in onze omgeving. De HKIJ heeft in haar publicaties ver-
schillende malen aandacht besteed aan dit gebied. In de uitgave van maart 1994 kun- nen we lezen dat in 1808 de sluis als proef werd uitgerust met zg. 'waaierdeuren', wat grote gevolgen heeft gehad voor de ontwik- keling van de Nederlandse sluizenbouw in de vorige eeuw. De heer Verboeket heeft onderzoek gedaan naar deze proef en de gevolgen ervan waarvan u hier het resul- taat aantreft. In een tweede artikel belicht hij de rol en de persoon van Nederlands belangrijkste waterbouwkundige uit de ne- gentiende eeuw, Jan Blanken. Wij hopen, met de auteur, dat dit onder-
zoek mede aanleiding mag zijn om bij de reaHsering van het nieuwe stadhuis op één of andere wdjze een blijvende herinnering |
|||||||||||
427
|
|||||||||||
zoek. Voor het verhaal over Jan Blanken
zelf heb ik voornamelijk geput uit de es- saybundel/catalogus die in 1987 is uitge- geven ter gelegenheid van een tentoon- stelling over Jan Blanken Jansz. in het Rijksmuseum in Amsterdam. Gaarne wil ik de Rijkswaterstaat bedan-
ken voor hun aandeel in de totstandko- ming van mijn onderzoek. De Benschopperwetering ^
De Benschopperwetering wordt ver-
moedelijk begin 12e eeuw gegraven. Waarschijnlijk had de wetering ooit aan- sluiting op de Vlist maar door de snelle bodemdaling, als gevolg van het inklinken van de bodem door ontginningen, wordt bij Polsbroek een dam gelegd en een noor- delijke afwatering gegraven tot Keulevaart met aansluiting op de Hollandse IJssel via een spuisluis. Bij eb kan zo het overtolHge water op de IJssel worden geloosd. Door verdere daling van het land en door dicht- slibben van de IJssel (als gevolg van de af- |
|||||||||||||||
deuren, in de oorspronkelijke, 'den primi-
tieven' staat werd teruggebracht. Ik had kunnen volstaan met een ingezonden brief naar de Historische Kring Ijsselstein. Voorzitter L. Murk, vroeg mij echter in een artikel aandacht te schenken aan de werking en het nut van waaierslui- zen en iets te vertellen van de overwegin- gen die hebben geleid tot het nemen van deze unieke proef juist bij de sluis van Ijsselstein. In een tweede artikel besteed ik aan-
dacht aan de grote waterbouwkundige en uitvinder Jan Blanken Jansz. Deze klom op van polderjongen uit de Krimpener- waard tot inspecteur-generaal van Waterstaat. In deze functie leverde hij een belangrijke bijdrage aan de ontwikkeling van deze dienst en was hij verantwoorde- lijk voor de eerste grote nationale water- staatkundige werken zoals onder andere het Noordhollands Kanaal. Voor het eerste artikel heb ik mij vooral
gebaseerd op uitgebreid archiefonder- |
|||||||||||||||
ajb.i
Verkleind
gedeelte van de kaart uit 1771, opgete- kend door Hattinga. Links het dorp Polsbroek en rechts Ijsselstein. Links van het midden Polsbroeker- dam. |
|||||||||||||||
ajb.2
Werking van
de overtoom in de Haarrijn bij Maarssen. Deze over- toom werd in i8gi in gebruik geno- men. |
|||||||||||||||
428
|
|||||||||||||||
damming bij Klaphek), krijgt Polsbroek
aan het eind van de 13e eeuw steeds meer overlast van het water uit Benschop. Er wordt tijdelijk bij Polsbroekerdam in de wetering een dam gelegd met een duiker. Het noorden en oosten van Benschop krij- gen een eigen afwatering op de IJssel. Deze is gesitueerd langs de Damweg bij Polsbroekerdam naar Rateles onder Oudewater. Hier bouwt men de afwate- ringsluis van Benschop die in de litera- tuur vaak is verward met de schutsluis van Benschop bij IJsselstein. Na eeuwen be- maling met windwatermolens door klei- nere waterschappen, verzorgt nu het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijn- landen de uitwatering. Dit gebeurt met de electrische gemalen 'De Keulevaart' bij Haastrecht en 'De Pleyt', oostelijk van Oudewater. De Benschopper (schut)sluis bij IJssel-
stein (het Kamemelksegat) Door het grote niveauverschil tussen het polderwater en dat van de stadsgracht van IJsselstein, met het peil van de IJssel, bestaat aanvankelijk geen aansluiting tus- sen de Benschopperwetering en de gracht, en dus ook niet met de IJssel. Even ten zuiden van de Benschopperpoort komt een zogenaamde 'overslag'. Aan deze klei- ne kade worden binnengevaren goederen overgeladen in schuiten in de circa 1.80 |
|||||||||||||||
meter hoger gelegen gracht. In 1685
wordt op die plaats een overtoom'* ge- bouwd in eigendom en beheer van Benschop. Zo is aan het westelijk eind van de Benschopperwetering bij Polsbroek ook een overtoom. Deze heeft aansluiting op de Grote Kerkvliet langs de Slangenweg naar de Vlist. '> Schuiten kun- nen zo via de Benschopperwetering varen tussen Utrecht en Schoonhoven. De overtoom bij IJsselstein zal ruim
honderd jaar dienst doen maar wordt uit- eindelijk te kostbaar in onderhoud en daarom in 1759 vervangen door een schut- |
#•3
Situatie, rond
de over- toom(met vergroot detail) in 1740 met Benschopper- poort, de stadsmuur met molen en koepel. Top.AÜas RAU, 204 |
||||||||||||||
b.4
Detail van
een tekening uit 17J0 door D. van der Burg. We zien de
IJsselsteinse overtoom achter de 'Kamemelkse brug' over de Benschopse wetering bij de Benschop- perpoort. |
|||||||||||||||
■3 ' J
|
|||||||||||||||
429
|
|||||||||||||||
men ernaar als de Benschopper (schut)
sluis bij IJsselstein. De stad zelf heeft geen direct belang bij de sluis in tegenstel- ling tot Benschop dat vrijwel geheel afhan- kelijk is van goed vaarwater voor de aan-en afvoer van goederen en producten. In de volksmond wordt de sluis het
Karnemelksegat genoemd, gat in de bete- kenis van (sluis)kolk.'' Karnemelk wordt in die tijd als restproduct van boterproduc- tie voor varkensvoer naar stadsboerderijen afgevoerd. In ons land bestaan diverse Karnemelkse sloten en bruggen. Niet dui- delijk is waarom juist bepaalde sloten zo genoemd worden. Wellicht is er ooit tij- dens het lossen van karnemelk een onge- lukje gebeurd.^ Het is niet ondenkbaar dat de naam eerder al gebruikt werd voor de losplaats aan een verbreed stukje van de diep gelegen wetering.^ In die tijd wordt de kleine stenen brug over de wetering al- daar ook aangeduid als 'Karnemelksebrug'. Over sluizen en waaiersluizen'°
Bij veel schutsluizen wordt de sluiskolk
aan weerszijden begrensd door sluishoof- den met daarin aan iedere kant een deur. In gesloten stand vormen de deuren sa- men een V tegen de stroomrichting in, met de punt gericht naar het hogere wa- terpeil. Wanneer het peil van het buiten- water bij eb en vloed sterk wisselt ten op- zichte van dat van het binnenwater achter de sluis, dan brengt men zowel voor als achter de sluis een stel extra deuren aan die in gesloten stand ook een V vormen in de tegenovergestelde richting van de an- dere deuren, de zogenaamde ebdeuren. De normale deuren worden dan vloeddeu- ren genoemd. Zo'n sluis vindt men onder andere bij Gouda. Bovendien zit daar ook één stel waaierdeuren in die dienden als spuisluis. Om puntdeuren te kunnen openen
moet het waterniveau voor en achter de deuren gelijk zijn. Men bereikt dit door middel van schuiven die de water aan-en afvoer in de sluiskolk kunnen regelen. Het interessante van waaiersluizen is
|
||||||||||||||
sluisje. De aanbesteding van 25 mei 1759
vermeldt hierover 'het maken en leveren van een nieuwe schutsluis in de Vliet hij de stad IJsselstein ter plaatse aldaar het over- tocht is.' Heymen van Zijl, molenaar/tim- merman neemt het werk aan voor Fl. 7.230,-.'' De sluiskolk wordt 2.90 meter breed terwijl de schutlengte 13.95 meter bedraagt. Later bij de grote renovatie in 1928, (in hetzelfde jaar van de opvallende torenbekroning van de Nederlands Her- vormde kerk door M. de Klerk), worden dezelfde afmetingen aangehouden. De sluis wordt met puntdeuren afgesloten. Omdat de sluis in eigendom en beheer
is van Benschop, maar gelegen is op het grondgebied van IJsselstein, refereert 2 11
|
||||||||||||||
ajb.5
De oude over-
toom hij de Polsbroek. Detail van een gevelsteen op het huis van de familie De Graeffaan de Prinsengracht te Amsterdam en nu in een buitenmuur van het Rijksmuseum. |
||||||||||||||
?n.
|
||||||||||||||
ajb.6
Omgeving van
IJsselstein uit
de kaart van
Hattinga van
lyyi, zieafb. i.
Bij J3 de
watermolen
van de Hoge
Biezen en bij
^4 'dat Steene
Sas (sluis)
hij de Stad'.
|
||||||||||||||
'f S4
YSS3EIiS
|
||||||||||||||
430
|
||||||||||||||
afb.7
Werking van
de waaier- deur: (A) gesloten
deur met hoog huitenwater, (B) openen
van de deur bij hoog bui- tenwater en laag binnen- water. Pd= puntdeur
enw = waaier. a = schuiven in de riolen naar het bui- tenfront, b = schuiven in de riolen naar het bin- nenfront; H = hoogwa- ter en L = laagwater. Uit: Sluizen en stuwen van G.J. Arends |
|||||||||||||||||
dat zij onder alle omstandigheden kunnen
worden geopend en gesloten. Dit is moge- lijk ongeacht de stand van het water voor of achter de deuren. Zelfs bij stromend water zijn de waaierdeuren operationeel. Een waaierdeur bestaat uit twee delen
die onder een hoek van 80 graden aan el- kaar zijn gekoppeld tot een geheel. Het waterkerende deel van een waaierdeur is een normale puntdeur. Het andere deel (de waaier) bevindt zich in de waaierkas. De kas is een kwart cilindervormige, opge- |
metselde ruimte buiten de schutkolk in
het sluishoofd. De waaier is circa 20% breder dan de puntdeur. In de waaierkas in de ruimte achter de waaier, monden twee riolen uit. De riolen kunnen door middel van schuiven worden geopend en gesloten. Het ene riool staat in verbinding met het water in de sluiskolk terwijl het andere riool is verbonden met het water buiten de sluis. Door het grotere opper- vlak van de waaier bepaalt de uitgeoefende waterdruk hoe de waaierdeur zich om de |
||||||||||||||||
Or.fTA.XD TI-:Em\yi.XGK.X
|
|||||||||||||||||
PJ.AX x.v
|
|||||||||||||||||
«r irafir ^irpr^^iu^,.Hdrar irt/trni^af are^nr/ ,„ sfJ/rfTK Ati*èiw- HvnAn/^
|
|||||||||||||||||
JPI, A r r K —-G It O JVi> .
|
|||||||||||||||||
/'o:^,^„/r.,
|
|||||||||||||||||
aJb.S
Tekening van
een waaier- sluis door Jan Blanken uit zijn eerste publicatie van 1808. Links het bovenaan- zicht en rechts het voor- en zijaanzicht. |
|||||||||||||||||
431
|
|||||||||||||||||
■'^^?'v*^-* \^
|
||||||||||
Model van
een waaier- sluisdeur. Vermoedelijk uit de nala- tenschap van Jan Blanken, thans in het Rijksmuseum. |
||||||||||
De deuren zullen dan met de hand, bij-
voorbeeld met behulp van een duw-en trekconstructie moeten worden bewogen. Waaiersluizen worden in de negentien-
de eeuw in enkele gevallen toegepast voor spuisluizen, al of niet in combinatie met schutsluizen. Zij worden vooral gebouwd voor inundatiedoeleinden voor de Nieuwe Hollandse Waterlinie en ook wel voor het onder water zetten van gebieden ter ont- lasting van rivierdijken bij extreem hoge waterstanden. Jan Blanken noemt dit voor rivierdijken 'zijdelingse doorlating van het water', (hetgeen in de praktijk echter nooit is uitgevoerd). Nieuwe technieken hebben de waaier-
sluizen inmiddels veelal vervangen. Polemiek tussen Blanken en Goudri-
aan In februari 1808 publiceert de water-
bouwkundige Jan Blanken (1755-1838) zijn vinding." Zijn ambtgenoot A.F. Goudriaan'^ reageert onmiddellijk met een open pamflet van maar liefst veertig bladzijden, waarin hij de originaliteit van Blankens vinding betwist: 'zijn de voorbeel- |
||||||||||
centrale as beweegt. De waaier is als het
ware een hefboom die de puntdeur in be- weging zet. In de tekening zal, ervan uitgaande dat
het buitenwater hoger is dan het water in de sluis, de werking als volgt verlopen: wanneer schuiven a van het buitenwater- riool zijn geopend en schuiven b van de riolen naar de sluiskolk zijn gesloten, dan is de waterdruk aan weerszijden van de waaiers gelijk. Zo doen de waaiers niet mee in het krachtenspel terwijl de punt- deuren door de hogere druk van het bui- tenwater gesloten blijven. Dit is ook het geval bij de reguliere sluizen. Zodra de schuiven b worden geopend en die van a gesloten, zal de druk achter de waaiers verminderen. Vervolgens opent het stelsel van waaier-en puntdeuren zich en het wa- ter stroomt de sluis in. Het gedeeltelijk openen of sluiten van de schuiven maakt het mogelijk de krachten op de waaierdeu- ren te beheersen. Zo is het mogelijk de deuren slechts gedeeltelijk te openen, bij- voorbeeld bij spuisluizen. Wanneer echter het water aan beide zijden ongeveer gelijk is, gaat bovengenoemde werking niet op. |
||||||||||
432
|
||||||||||
Of Blanken nu wel of niet gebruik
maakt van ideeën van anderen, feit blijft dat Blanken als eerste dit type sluisdeuren beproeft en toepast. Ook al blijkt in de praktijk al snel dat waaiersluizen niet goedkoper zijn; ze bieden in die tijd zeker een welkome oplossing voor bepaalde pro- blemen van waterbeheersing zoals spuien en inunderen (onder water zetten van land). Waarom in 1808 een proef in
IJsselstein? Een drietal factoren, sociaal, geogra-
fisch en politiek, leiden ertoe dat de proef met de waaiersluis in IJsselstein plaats vindt. i) Arie Blanken Janszoon'^, de jongere
broer van Jan Blanken wordt als toezicht- houder aangetrokken 'om gade te slaan en te surveilleren de executie der werkzaamhe- den tot het maken der nieuwe geprojecteerde sluisdeuren'. Zijn taak omvat eveneens be- talingen te doen aan de sluismaker B. van Zijl of anderen. In zijn hoedanigheid als inspecteur van
de waterstaat in het district waartoe ook de Lopikerwaard behoort, heeft Arie Blanken gemakkelijk toegang tot de plaatselijke ge- zagsdragers. Hij geniet bij hen bovendien het respect dat zijn vader als dijkmeester van de Krimpenerwaard, voor hem al ver- wierf (zie volgende artikel, noot 3) 2) De geografische ligging van de sluis,
vlakbij de stad is gunstig. Bovendien is er, door de heersende oorlog met Engeland en het continentale stelsel weinig export- verkeer. Slechts mondjesmaat worden de landbouw-en veeteeltproducten via beurt- vaart over de Benschopperwetering ver- voerd. Een aantrekkelijke uitdaging voor de
proefneming juist op deze plek, is ook het grote peilverschil van 1,80''' meter tussen het water in de stadsgracht en de Ben- schopperwetering. Een bijkomend voor- deel is dat de stadsgracht op korte afstand evenwijdig ligt aan de wetering. Het inla- ten van water voor het doen van proeven |
|||||||
den, in de geschiedenis der wetenschappen en
kunsten niet geheel vreemd, dat twee of meer personen, door derzelver oefening, hetzij ge- lijktijdig of van elkander onbewust, na eenig tijdsverloop, zijn geleid geworden tot denk- beelden van dezelfde uitvinding, die zij voor zich als geheel nieuw konden aanmerken'. Ook betwist Goudriaan de bewering dat de sluizen goedkoper zouden zijn en dat het ontwerp 'natuurkundige' problemen behelst."' Blanken antwoordt in een boekje op 23
juli 1808 'aan eenen mede ambtgenoot, die ik gaarne ware het mij nog mogelijk, daar- voor zoude willen bevrijden, maar wiens stel- lige toon, in deszelfs brief, regtstreeks aan mij gerigt, hoezeer onder het bezigen der klanken van harmonie en bescheidenheid, zoodanig gestemd is, dat aan mijn zijde niet meer te kiezen staat, om al of niet stil te zwijgen'.^'^ Blanken schrijft ondermeer dat zijn broer T. Blanken (1761-1829) sluizenbouwer en stadstimmerbaas in Brielle, 'deelgenoot is geweest van mijn ontwerp, die het zelve in model heeft doen brengen en aan wie ik vele ophelderingen te danken heb'. Blanken beschrijft hoe hij reeds in april
1807 3311 de directeur-generaal van Waterstaat een voorstel heeft gedaan om met zijn vinding, die nog niet gepubli- ceerd is, de rivierdijk, 'tot zijdelingse door- lating' van het water naar believen te kun- nen openen en te sluiten. Hij beweert dat dit voorstel met vele deskundigen is be- sproken. Ook zegt Blanken dat op 's Koningswerf te Rotterdam in de winter van 1807/8 zo'n zelfde sluisje is gebouwd. Verder moet Goudriaan volgens Blanken maar de resultaten van de proef afwach- ten. In een P.S. schrijft Blanken dat de eerste proeven in juli 1808 succesvol zijn verlopen behoudens enige aanpassingen aan de schuiven en aan het samenstelsel van de deuren. In een tweede repliek (301 bladzijden)
geeft Goudriaan toe dat 'dezer proef boven verwachting is verlopen overigens na wijzi- ging van de richting van de slakgaten (rio- len). '5 |
|||||||
4B
|
|||||||
De Stadise,
|
||||||||||||||||||||||||
Benschopperpoort
|
||||||||||||||||||||||||
■■■HlliilBHHHBIiidi
|
||||||||||||||||||||||||
brug
|
||||||||||||||||||||||||
gemeen het IJsselwater 5a6 voeten boven de Benschopp^tf'
|
||||||||||||||||||||||||
stadsgracht
|
||||||||||||||||||||||||
D waterriool
|
||||||||||||||||||||||||
steene heul
|
||||||||||||||||||||||||
watering gewoonlijk 5 d6 voeten beneden het IJsselwater
|
||||||||||||||||||||||||
Benschopper
|
||||||||||||||||||||||||
Stads Cingelweg
|
||||||||||||||||||||||||
Benschopper Schut S/W ^''
zoals dezelve volgaif ""
Majesteit den Konintj '^^^
tot het doen van proeverf^^^
ontwerp der Sluis va^ ■"'■'
Geeneraal over den Vi!/"^^
J. Blankere"-
180i
|
||||||||||||||||||||||||
M
|
||||||||||||||||||||||||
gunstiger belastingsysteem vielen.
De bestuurders van de Baronie van
IJsselstein waartoe ook Benschop behoor- de, verzuimen hun financiële verplichtin- gen tegenover het Rijk en de Provincie te voldoen. In 1805 wordt de voormalige Baronie ingedeeld bij het departement Utrecht en loopt de collectieve schuld op tot F. 64.866,16. Alles wordt in het werk gesteld om de schulden ten laste te laten komen van de Republiek, echter zonder succes. Zelfs de directeur- generaal van de Waterstaat schrijft begin 1807 aan de mi- nister van financiën Gogel om bij Lodewijk Napoleon te bemiddelen, (zie volgend artikel, noot 10) De Waterstaat wil namelijk voor de voormalige Baronie 'cni- |
||||||||||||||||||||||||
kan door deze ligging via korte afsluitbare
greppels plaatsvinden (zie afb. lo en ii). 3) Tot slot, en zeker niet het minst be-
langrijk, is er een politieke reden om op het hoogste niveau aandacht te vragen voor de proef bij IJsselstein, namelijk de slepende kwestie van de oude schulden van de Baronie van IJsselstein. Bij het totstandkomen van de Bataafse
Republiek in 1795 kwam een einde aan de soevereiniteit van de Baronie die niet on- der enig Provinciaal Bestuur ressorteerde, maar rechtstreeks door een Domeinraad van de Oranjes werd bestuurd. De burgers zouden nu aan de overheid belasting moe- ten betalen terwijl ze onder de heerschap- pij van de Baronie, onder een eigen, veel |
||||||||||||||||||||||||
434
|
||||||||||||||||||||||||
Bijlaag LitfA
tot het Rapport der Commissie we
gens de proeven der nieuwe Sluis deuren
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
id'iselstein
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
)pi>atcri)ig
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I S\ij 1'fsselstein
n(;iit van zijne Yiq 'eed gemaakt ijf^rent het nieuwe pgi Inspecteur lyfCMt des Rijks zerf^-
SOi |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Groot Biezen
Polder |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Rijnlandse Roeden
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
■W-97
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Uitleg bij afbeelding lo en n:
Naar een situatieschets van de proefopstelling
van de Eenschoppersluis met waaierdeuren, die als bijlage A is gevoegd bij het rapport van de speciale commissie^^, (oorspronkelijk handgekleurde schets, yyxjocm). - aan de hovenpuntdeuren zijn waaiers aange-
bracht, die zich in opgemetselde waaierkassen a bevinden - de achterste puntdeuren worden voor het nemen
van proeven in geopende stand gehouden - voor en achter de sluis zijn in de Benschopper-
wetering een buitendam B en een binnendam C gelegd met schuiven - tussen het water in de stadsgracht en de '^ a 6
voeten' lager gelegen wetering zijn greppels D en E gegraven, voorzien van schuiven om naar be- lieven water aan te voeren naar de bassins vóór of achter de waaierdeuren. Om water ofte voeren |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
uit het basin tussen de deuren en buitendam B is afl>. lo en u
greppel F gegraven - bh zijn de voorste riolen en cc zijn de achterste riolen, die voor deze proef geheel naar achteren doorlopen buiten de sluiskolk (vermoedelijk om het bed van de sluiskolk tijdens de proeven te be- schermen tegen de uitwerking van krachtige wa- terstromingen. Met deze proefopstelling zijn alle denkbare situ- aties na te bootsen voor het beproeven van de waai- erdeuren |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
435
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ge allernoodzakelijke reparatiën' verrichten
op 's landskosten maar de gelden komen niet beschikbaar wegens de hoog opgelo- pen schulden.'^ Zowel het gemeentebe- stuur van IJsselstein als dat van Benschop doen voorstellen tot het aflossen van de schulden over een reeks van jaren maar pleiten er vooral voor om van hun schul- den verlost te worden. Benschop doet dan het slimme voorstel 'om een ontvangst aan de Koning aan te bieden'.'^ Het is niet onlogisch te veronderstellen
dat de medewerking van Benschop aan de proefneming met de waaiersluis, vooral is ingegeven door de hoop dat hierdoor de daartoe uit te nodigen Koning alsnog gun- stig zal beslissen in deze financiële kwes- tie. Inrichten en beproeven van de sluis
Op 13 april 1808 komt het Koninklijk
Besluit af om voor F. 3.900,- de gewenste proef te nemen met 'een sluisje gelegen in de Singels van de stad IJsselstein'.^'^ Jan Blanken krijgt van de sluiseigenaar,
het Ambacht Benschop toestemming om de sluis te verbouwen voor het doen van proeven. Op 3 april 1808 rapporteert hij hierover aan de directeur-generaal van Waterstaat, A.P. Twent van Raaphorst ^', dat hij met de schout Buma Hanzo Lemstra van Benschop is overeengeko- men 'dat de regering van die plaats alles zal faciliteren om de proef mogelijk te maken'. Daarbij maakt de schout wel duidelijk dat Benschop verschoond zal blijven van kos- ten 'op grond dat deze sluis voor het zelve als- nog voldoende is'. In 1800 waren nog twee nieuwe puntdeuren aangebracht voor fl. 425,-.
De werkzaamheden aan de oude sluis
duren een kleine zeven maanden (18 april tot en met 5 november) gerekend vanaf het gereedmaken voor het nemen van proeven tot en met het terugbrengen in de oude situatie. Bart van ZijP^ sluizenmaker en mo-
lenbouwer en G. van Leeuwen, meester- timmerman, beiden uit Benschop, krijgen |
de opdracht voor deze werkzaamheden.
De sluis wordt aan beide zijden afgedamd, het complex drooggemaakt en de oude muren van het sluishoofd aan de IJsselzijde weggebroken. Vervolgens wor- den de waaierkassen en omloopriolen op- gemetseld. Blanken schat daarvoor 233 maanden nodig te hebben, maar diverse problemen, onder andere met de slechte ondergrond veroorzaken vertragingen. Na een inspectie op 25 mei van dat jaar
rapporteert Blanken aan zijn directeur-ge- neraal dat het droogmalen 'zeer moeilijk bevonden wordt, en de toeschieting, en onder- uitdrijving der oude gronden, niet dan met huitengewoone middelen kan worden tegen- gegaan'. Had hij vooraf maar geweten van dezelfde problemen die zich voordeden bij de allereerste bouw van de sluis in 1759! Gelukkig kan hij wel melden dat de waaierkassen zijn opgemetseld en dat de waaierdeuren worden geplaatst. Hij voor- spelt dat de proeven voor het publiek eind juni 1808 kunnen plaatsvinden. ^^ Uit de polemiek tussen Blanken en
Goudriaan^5 blijkt dat bij de eerste proe- ven in de nacht van i op 2 juni 'verandering in de richting der slakgaten {omloopriolen} hebben moeten plaatsvinden om de deur ge- heel te doen openen' en dat verbetering aan de schuiven en 'andere delen des samenstels' nodig zijn. Vermoedelijk worden deze modifica-
ties gedurende de laatste drie weken van juli uitgevoerd, zoals blijkt uit wekelijkse werklijsten waarop ook de opgelopen kos- ten worden verantwoord.^ Op 30 juli kan Blanken melden dat over
acht a tien dagen de proeven voor deskun- digen 'door mij zelve bestuurt en bewerkt zoude moeten worden. Polderbesturen, Dijks Collegiën en Directiën' worden uitgenodigd om tussen 22 augustus en 5 september el- ke dag behalve zondag, tussen vier en vijf uur 's middags de proeven bij te wonen. Om wateroverlast in de achterliggende polders te voorkomen wordt de proef slechts één uur per dag uitgevoerd.^-' Er wordt een speciale commissie be-
|
||||||
436
|
|||||||
De heer Hooft Graafland'' vertrekt naar
Utrecht voor consultatie. Hij keert 's avonds terug met de mededeling dat de landdrost van het departement Utrecht weliswaar niet op de hoogte is van de komst van de Koning maar dat men des- ondanks toch alles voor een koninklijk be- zoek klaar dient te maken. Er wordt een 'goed dejeuné d lafourchet-
|
||||||||
noemd^ waarin zitting hebben: J.H-
Schilling, directeur Stads Waterwerken in Amsterdam; J.F. van Beeck Calkoen, pro- fessor in de wis-en sterrenkunde te Utrecht, die al vaker door Waterstaat is ge- consulteerd en generaal-majoor Krayen- hoff als voorzitter.^5 ^ig voormalig direc- teur Hollandse Fortificatiën, Defensie-en Artificiële Inundatiën en vanaf 1806 di- recteur-generaal van het Departement van Oorlog heeft deze laatste er, naar mijn in- zichten, direct belang bij om te kunnen beschikken over goede en in het terrein niet opvallende en minder kwetsbare in- undatie-inrichtingen. Tot dusver bestaan inundatiesluizen vaak uit schotdeuren die met hun hefinrichtingen boven het maai- veld uitsteken. Deze zijn te gemakkelijk onklaar te maken door vijandelijke be- schietingen maar ook door boeren die weigeren hun land onder water te laten zetten. De commissie zal rapporteren aan de directeur-generaal van Waterstaat. Lodewijk Napoleon in Ifsselstein
Op 27 juni geeft Blanken aan de pre-
sident van het gemeentebestuur de heer Klinkert, te kennen dat over drie of vier weken de Koning de sluis kan bezichti- gen. De landdrost van het departement Utrecht wordt verwittigd en gevraagd om het gemeentebestuur tijdig over de komst van de Koning in te lichten.'° Op vrijdag 2 september, de ver-
jaardag van de Koning, is van zijn komst naar de sluis nog niets be- kend. De proeven bij de sluis lopen inmiddels bijna ten einde. Op woensdag 7 september wordt
door het stadsbestuur een spoedver gadering belegd aangezien men van directeur-generaal van Waterstaat opeens toch een missieve ontvangt over een be- zoek van de Koning op aanstaande vrijdag 9 september, vier dagen na de vastgestel- de proefperiode. De leden van de vergade- ring delibereren over 'de wijze van receptie van Zijne Majesteit' en besluiten het vol- gende: |
||||||||
afb.12
Koning
Lodewijk voor een kaart van IJsselstein met daarop de sluis, (fotomonta- ge) |
||||||||
Majesteit op een beleefde wijze refuseerde'.
De Koning gaat niet in op een invitatie
tot bezoek aan het stadhuis maar wil eerst de sluis bekijken. Na zijn bezoek wordt de Koning alsnog op het stadhuis ontvangen, waar zijne Majesteit zich 'zeer ampel met elk der leden van het gemeentebestuur en se- cretaris onderhield en naar de financiële stand en andere zaken dezer burgerij infor- meerde'. Uiteraard wordt de kwestie van de voormalige Baronieschulden met de Koning besproken. De Koning weigert la- ter 'beleefdelijk' het dejeuné en vertrekt tegen zes uur naar Soestdijk nadat hij eerst nog aan de 'Armen' van de Roomse en Gereformeerde Kerk elk 50 gouden du- caten schenkt. Na het vertrek van Zijne Majesteit gebruiken de achtergebleven 'kwartierdrost, de Baljuw en Schepenen op een vriendelijke wijze gezamenlijk op het Stadhuis het gereedstaande dejeuné', wat be- grijpelijk is aangezien de aanwezigen waarschijnlijk vanaf negen uur die och- tend niets hebben gegeten. Op 14 september ontvangt het stadsbe-
stuur uit handen van de adjudant-thesau- rier van de Koning Fl. 2.000,- voor het Ewouds Gasthuis en op 15 september gaan de leden van het stadsbestuur, Klinkert, Hooft Graafland en de secretaris op audiëntie bij de Koning op Soestdijk. Vier dagen daarna, op 19 september,
1808 komt dan eindelijk het verlossende decreet van de Koning waarin hij stelt dat 'de schulden der voormalige Baronie van Ifsselstein als nationale schulden worden aangenomen'. Zoals in het Jaarboek Oud-Utrecht
1939 wordt samengevat, hebben IJsselstein (en Benschop) redenen om met dankbaarheid aan de proef en vooral ook aan de Koninklijke inspectie van het 'Blanken-sluisje', terug te denken. Op 18 september 1808 brengt de spe-
ciale commissie een positief verslag uit over de werking van de waaierdeuren.'^ Op 10 november 1808 wordt Jan Blanken op voordracht van de directeur-generaal van Waterstaat, per Koninklijk Decreet be- |
||||||||||
afb.13
Detail van de
stadsplatte- grond uit 1812 (zie HKIJ44). We zien de sluis weer uigevoerd met puntdeu- ren (RAU, archief Staten van Utrecht nr 1427-316. Top. Atlas) |
||||||||||
te' (warme lunch) besteld bij banketbakker
Schoonhoven te Utrecht die ook dient te zorgen voor wijn, zilver, tafelgoed, glas- werk, servies en bediening (een catering- bedrijf avant la lettre?). Vlaggen moeten worden gehuurd maar
'ook degens, hoeden en het nog ontbrekende van 't costuum voorzommige leden dezes ver- gadering' en het tapijt uit de Roomse Kerk wordt te leen gevraagd. Om negen uur 's ochtends staat het
ontvangstcomité klaar. Om elf uur komt de kwartierdrost vertellen dat men in Utrecht nog steeds niet op de hoogte is van de komst van de Koning naar IJsselstein. Pas tegen drie uur in de mid- dag arriveert de Koning onder meer in ge- zelschap van de directeur-generaal van Waterstaat de heer Twent van Raaphorst. Hij komt met 'twee koetsen met zes paarden bespannen, vooraf gereden door een postmees- ter en een koerier'. De heer Graafland biedt de sleutels van de stad aan 'de welke zijne |
||||||||||
438
|
||||||||||
'jiiii.1
|
||||||||||
Hoe het verder ging met de sluis
De totale kosten van de proefwerk-
zaamheden bedragen F. 4.077,19. Het te- kort op de subsidie van F. 3.900,- wordt gecompenseerd door 'verkochte houtwaren en materialen'. Aan de sluis wachter H. Floryn wordt F. 25,- uitgekeerd wegens ge- derfde inkomsten, aan het waterschap F. 62,10 voor derving van pacht van de sluis en aan de veerschippers M. Schoonder- woerd en Steven Post F. 168,- voor schade- loosstelling voor de stremming van de vaart. Een zekere Jan Borghaarde ont- vangt eveneens een bedrag wegens het 'oc- cuperen van negentien roeden grond tot ber- gingvan aarde'.^^ De volgende gegevens zijn afkomstig
uit het nieuwe archief van het Waterschap Benschop 1811-1939, tegenwoordig onder- gebracht in het Streekarchivariaat Rijnstreek te Woerden .''' Uit deze archie- |
|||||||||||||||||||
loond met een octrooi voor 'zijne uitvin-
ding van nieuwe sluisdeuren (welke de naa'hi zullen dragen van Blanken's Sluis)'. Gedurende twintig jaar zal een ieder die van deze vinding gebruik maakt, één twintigste van de kosten aan Blanken moeten uitbeta- len. Blanken zal op zijn beurt de bouwer van advies dienen en behulpzaam zijn.^' Eerder heeft de directeur-generaal van
Waterstaat op 12 oktober 1808 aan de Koning een lijst gezonden, de zogenaam- de 'Liste des ouvrages et des plans importants ordonnés et faits pendant Ie Regne de Sa Majesté Ie Roi de Hollande' (Lijst van be- langrijke opgedragen en tot stand ge- brachte werken en plannen gedurende de regering van Zijne Majesteit de Koning van Holland) met als laatste punt 'inven- tion, de la Nouvelle Ecluse de Monsieur Blanken' (uitvinding van de nieuwe sluis van de heer Blanken).'4 |
|||||||||||||||||||
ajb. 14
Herstelplan
voor de sluis uit 1928. |
|||||||||||||||||||
PlAH VnCR VtfiBUUWINE VAK TIE grhtJTSLLiS TE IJsSELSTEIH
|
|||||||||||||||||||
L TrrT'T:\A/ATrR';rHAp PTTTrs"i:H0p''TcErn<5CHDP [
|
|||||||||||||||||||
-T
|
|||||||||||||||||||
UUÜKbUFTIF T^TT
|
|||||||||||||||||||
J^ajmHBwu'wiiinifir.
|
|||||||||||||||||||
ui""^'-""'nJ
|
|||||||||||||||||||
_Ji
|
|||||||||||||||||||
439
|
|||||||||||||||||||
ajb.15
De (verdwe-
nen) Kamemelkse brug en Benschopse wetering gezien van de noordelijke sluisdeuren in 1962. Op de plaats van het huis links zal het nieuwe stads- kantoor wor- den gebouwd, (foto L. Murkj |
|||||||||||
ven blijkt dat in 1814 alweer nieuwe bui-
tenpuntdeuren moeten worden aange- bracht en in 1829 de vleugelmuren aan het buitenwater moeten worden gerepa- reerd. De westelijke muur begint te hellen en moet worden verankerd. Op 27 april 1836 vindt een buitengewo-
ne vergadering van het Waterschap Benschop plaats aangezien de inwoners van de polder rond Benschop, ernstige overlast ondervinden van het water dat uit de sluis lekt. Zij verzoeken 'het vriendelijkst om de sluis geheel te dempen en weg te nemen en de gelden voor het onderhoud aan de sluis te besteden aan de molens'. Zij vervolgen 'dat zou ons van harte genoegen geven, dan geloven wij met grond een gelukkige polder te hebben'. Het waterschap wil de sluis echter behouden. Zij laten de 'visiteur' (contro- leur), de heer Van de Stolk een 'ciering' (begroting) maken voor de vernieuwing van de sluismuren, de vleugelmuren van de zuid-oostelijke sluishoofden en voor het plaatsen van nieuwe passende buiten- puntdeuren. Een en ander wordt beraamd op Fl. 4.020,-. Het bestuur doet hiertoe in oktober 1836 een verzoek aan Koning Willem I voor subsidie met de motivatie dat het waterschap eerder zo bereidwillig |
|||||||||||
is geweest om toestemming te geven aan
Blanken voor de proeven in 1808. En dat 'wellicht door deze proefneming de construc- tie van de sluis zelve dan ook na dien tijd we- der in voorigen staat hersteld wordende, de- zelve moogelijk niet directelijk, toch bij ver- volg van tijd, meer en meer dan aan gewoon- lijke Reparatie zal onderhevig zijn en blij- ven'. Om deze redenen neemt het water- schap de vrijheid 'de Troon van Uwe Majesteit te benaderen' voor subsidie van de reparatie van de sluis ad. F. 4.020,-. Op 18 december 1837, een jaar voor Blankens dood, wordt door de minister van Binnenlandse Zaken J. de Koek, een sub- sidie toegekend van Fl. i.ooo,- 'totgedeelte- lijk bestrijding der kosten ter herstel van de schutsluis van dien polder nabij Ifsselstein'. Na de ingrijpende herstellingen in 1838
volgen nog grote reparaties in de jaren 1862,1879 en 1915. In 1928 wordt de sluis praktisch geheel vernieuwd om in 1965 te worden afgebroken en dichtgegooid. Het is te hopen dat bij toekomstige
graafwerkzaamheden, de funderingen van de waaierkassen worden opgetekend zodat het dossier Blanken met deze nog ontbrekende gegevens kan worden aange- vuld. |
|||||||||||
i i
|
|||||||||||
440
|
|||||||||||
afl).i6
Situatie van
de sluis in ig6o gezien in de richting naar de Kamemelkse brug. Op de voorgrond de noordelijke sluisdeuren, (foto L Murk) |
|||||||||||||
min kostbare sluizen (Den Haag 1808) Algemeen
Rijksarchief Den Haag (ARA), toeg.nr. 2.21.005.39, inv.nr. 195. v/d Aa, Biografisch Woordenboek (Amster-dam
1969) en Nieuw Biografisch Woorden-boek (Leiden 1937). A.F. Goudriaan (1768-1829) geboren in Ameide
als zoon van een landmeter. Na een praktische opleiding in 1786 aangesteld als waterbouwer in Amsterdam. Na de omwenteling in 1795 belast met de leiding van marinewerken in het noorde- lijk deel van Holland en tevens belast met de wa- terstaatswerken aldaar. In 1803 inspecteur voor een deel van Holland en in 1805 betrokken bij de Nieuwkoopse droogmakerijen. In 1807 be- noemd tot inspecteur van de Waterstaat voor het noordelijk deel van Holland. Vanaf maart 1808 tegelijkertijd met Blanken benoemd tot inspec- teur- generaal van Waterstaat. Hij was een scherpzinnige en vindingrijke man die zich ont- wikkelde tot één van de eerste theoretici van Europa in hydraulische wetenschappen. A.F. Goudriaan, Aan den Insp. Generaal bij de Waterstaat J, Blanken Jansz. over deszelfs onlangs uitgegeven stukjen, Nieuw ontwerp etc. (Amsterdam 1808) Koninklijke Bibliotheek Den Haag (KB) Pamflet 23406, 535F35, syst.cat. I509gh. J. Blanken Jszn., Tof wederlegging van deszelfs in
druk verschenen uitgegeven bedenkingen, wegens een nieuw ontwerp der sluizen van zijner ambtge- noot (Den Haag 1808) KB 3786, nr. 3190D1, |
|||||||||||||
Noten
1 Historische Kring IJsselstein (HKIJ) 68 (1994),
blz. 157. 2 HKIJ 45/46 (1988), blz. 98.
3 W.F.J. den Uyl, De Lopikerwaard I en II (Utrecht
1963); HKI|68(i994); Water en Waarden uitg. bezoekerscentrum
Gemaal De Hooge Boezem Haastrecht (1995). 4 Een Overtoom of Overtocht is een helling be-
kleed met planken waarover een schuit kan wor- den getrokken. Voor steile hellingen wordt ge- bruik gemaakt van een hooggeplaatste horizon- tale windas, waar de schuiten onderdoor worden getrokken. 5 De overtoom in Polsbroek is verwijderd in 1797
en de plek wordt ter plaatse tot op heden de 'Overtocht' genoemd. De kosten werden voor de helft door Schoonhoven gedragen. 6 Archief Gemenelandskosten 1739-1810, Oud
Archief Benschop vóór 1811 te Lopik (OAB) reg.nr,io7. 7 M. Schönfeld, Nederlandse Watemamen (1996).
8 Briefwisseling Dr. H. Knippenberg, voorzitter
vakgroep Sociale Geografie Universiteit Amsterdam (1996). 9 J.A. Wiersma, De naam van onze straat
(Amsterdam 1987), blz. 116 Karnemelk-steeg bij Damrak te Amsterdam genoemd naar de plaats waar schuiten met karnemelk aanlegden. De naam wordt voor het eerst vermeld in 1476. 10 G.J. Arends, Sluizen en stuwen (Delft 1994)
11 J. Blanken Jzn. Nieuw ontwerp tot het bouwen van
|
|||||||||||||
13
|
|||||||||||||
14
|
|||||||||||||
441
|
|||||||||||||
syst.cat. I50gh of ARA toeg.nr. 2.21.005.39
inv.nr. 195. 15 A.F. Goudriaan, Verhandeling over het ontwerp
van sluizen volgend de uitgave van J. Blanken Jsz., etc, (Amsterdam 1809) KB 1114C32, syst.cat. I50gh. i6 Arie Blanken janszoon (1766-1824) landmeter
en op jeugdige leeftijd bij de Genie voor de Utrechtse Waterlinie. Betrokken geweest met de uitwatering te Katwijk aan Zee en vanaf 1807 in- specteur van Waterstaat in het district 9 (Zuid- Holland benoorden de Lek en de Nieuwe Maas). Toen in i8o8 zijn broer inspecteur-generaal werd, kreeg hij tijdelijk ook diens district 10 on- der zich (de Zuid-Hollandse eilanden en een deel van noord-Brabant). Zijn tractement op jaarbasis bedroeg Fl. 2.500,-, dat van zijn broer Jan Blanken Fl. 3.000,-. Voor die tijd hoge be- dragen. Hij werd lid van het Comité Central van de Waterstaat als erkenning voor zijn weten- schappelijke kennis. In 1813 werd hem de titel van Hoofdingenieur der ie Klasse verleend. Hij was lid van diverse wetenschappelijke genoot- schappen. Mijn inziens heeft Arie Blanken zich niet of
nauwelijks bemoeid met het technisch toezicht op de werkzaamheden aan de sluis. Behalve over financiële aspecten heb ik daar niets over gevon- den in de archieven van Jan Blanken, ARA toeg.nr. 2.16.06 en Arie Blanken, ARA archie- ven van de Hoofd Ingenieur in Zuid Holland, toeg.nr. 3.07.01. 17 Opgave technische dienst van het Hoog-heem-
raadschap De Stichtse Rijnlanden. Thans be- draagt het peilverschil 1.60 meter tussen het wa- ter in de gracht en de Benschopperwetering. 18 ARA, toeg.nr. 2.13.01, inv.nr. 138 en 208.
19 OAB, Inventaris A.J. Maris reg. i J Deliberatiën
van het bestuur van Benschop 16 feb. 1808 en Oud Archief gemeente IJsselstein 150 Register Resolutiën der Gecommitteerden 1802-1811; Register 170 Resolutiën Gemeentebestuur 1807- 1808. 20 Koninklijk Besluit 13 april 1808 nr. 12, ARA
toeg.nr. 2.01.01.07, inv.nr. 126. Er was een tweede Koninklijk Besluit nodig, 14
mei 1808 nr. 44, om het budget van Waterstaat over 1808 te verhogen met Fl. 3.000,- en Fl. goo,- ten laste te laten brengen voor het budget van 1808, ARA 2.01.01.07, inv.nr. 131. 21 Biografisch Woordenboek van Nederland (Den
Haag 1989).
A.P. Twent van Raaphorst (1745-1816), regent en
bestuurder, streefde naar centralisatie van het
|
waterstaatsbestuur zij het met behoud van de ei-
gen verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de waterschappen. In i8o6 kamerheer van Napoleon, 1807-1809 directeur-generaal van de Waterstaat, en daarna minister van Waterstaat, 1809-1810. Hoewel hij een bijzonder goede rela- tie had met Koning Lodewijk Napoleon had deze liever C.R.T. Krayenhoff op deze positie be- noemd. 22 OAB, inv. A.J. Maris, reg.nr. 105 en 107.
23 Bart van Zijl, vermoedelijk een zoon van
Heymen van Zijl, de bouwer van de oude sluis uit 1759. 24 ARA, toeg.nr. 2.16.06 inv.nr. 327.
25 zie noten 13, 14 en 15.
26 ARA toeg.nr. 2.16.06 inv.nr. 327.
27 Koninklijk Besluit 20 aug. 1808 nr. 22, ARA
toeg.nr. 2.01.01.07 inv.nr. 144.. 28 ibidem.
29 C.R.T. Krayenhoff (1758-1840), patriot en studie-
genoot van Daendels, in 1784 medicus te Amsterdam, werd in jan. 1795 door Daendels naar Amsterdam gestuurd om een vreedzame overgave van de stad te bewerkstelligen. In 1796 bevorderd tot generaal- majoor van de Genie, di- recteur Hollandse Fortificatiën, In 1798 maakte hij met prof van Swinden (zie noot 9 hoofdstuk 2) de algemene kaart van Nederland. In i8og minister van Oorlog. Koning Willem I verhief hem in de adelstand en in 1820 begon Krayenhoff met de bouw van de nieuwe, ooste- lijk van Utrecht gelegen Hollandse waterlinie. 30 Tenzij anders vermeld zijn de gegevens uit het
Oud Archief IJsselstein uit het register van reso- luties van het gemeentebestuur van IJsselstein, nr. 170. 31 Hooft Graafland, schepen, bezat aanzienlijke
percelen grond in de binnenstad, was zeer ver- mogend; van 1811 tot 1813 burgemeester van IJsselstein, HKY nr. 45/46 blz. 98. 32 Rapport van de speciale commissie (18 septem-
ber 1808) op basis van onderzoek gedaan op 31 augustus en 10 september 1808, met situatie- schets, ARA toeg.nr. 2.01.01.07 inv.nr. 157. 33 ARA toeg.nr. 2.01.01.07 inv.nr. 161.
34 ARA toeg.nr. 2.01.01.07 inv.nr. 327.
35 ARA toeg.nr. 2.16.06 inv.nr. 327.
36 Nieuw Archief van het Waterschap Benschop
(1811-1939), in het Streekarchief te Woerden, in- ventaris A.J. Maris toeg.nr. 45.3, inv.nrs. 2, 16, 17,19,23,25. |
||||||
442
|
|||||||
Jan Blanken Janszoon (1755-1838)
inspecteur-generaal van de Waterstaat
|
||||||||||
door P.H. Verboeket
|
||||||||||
Inleiding
De tijd waarin Jan Blanken als natio-
naal waterbouwkundige actief is, betreft een periode waarin veel politieke en staat- kundige omwentelingen plaats vinden. Rond het eind van de achttiende eeuw komt met de Bataafse Republiek een ein- de aan de soevereiniteit van de gewesten en aan de heersende regentenmentaliteit van de bestuurders. In 1987 wordt de patriottenrevolutie uit
1787 herdacht. Hiertoe wordt in het Rijksmuseum op initiatief van de Rijksarchiefdienst met medewerking van de Rijkswaterstaat een overzichtstentoon- stelling georganiseerd over de waterbouw- kundige Jan Blanken, een nationale fi- guur uit het eind van de achttiende en het begin van de negentiende eeuw'. Dit arti- kel moet gezien worden als een korte sa- menvatting over deze waterkundige en is grotendeels gebaseerd op de voortreffelij- ke, begeleidende essaybundel/catalogus, 'de Physique Existentie dezes Lands'. ^ Blanken groeit op in de nadagen van de
Republiek der Verenigde Nederlanden. Hij dringt, ondanks zijn eenvoudige af- komst en de revolutionaire politieke om- wentelingen in zijn tijd, door tot in de hoogste kringen van verlichte weten- schappers en waterbouwkundigen. Hoewel hij geen theoretische scholing heeft, legt hij een grote praktische kennis aan de dag, iets dat zeer gewaardeerd wordt door onder andere wetenschappelij- ke genootschappen uit die tijd. Zij dragen |
||||||||||
immers het praktisch experimenteren
hoog in hun vaandel. Blanken heeft het vermogen om waterbouwkundige proble- men concreet op te lossen en beschikt daarnaast over een enorme gedrevenheid tot erkenning. Deze eigenschappen bie- den hem een voorsprong op zijn welis- waar theoretisch geschoolde maar meer behoudende collega's. Het is in deze be- langrijke periode van hervormingen dat, vooral ook door toedoen van Blanken, een begin wordt gemaakt met de planmatige waterstaat op nationaal niveau. Onder Koning Lodewijk Napoleon
brengt Blanken het tot inspecteur-gene- raal van de Waterstaat. Onder het bewind van Keizer Napoleon Bonaparte en Koning Willem I blijft hij deze functie be- houden tot zijn pensionering. Het is aan het persoonlijk prestige van
Blanken te danken dat vele nationale wa- terbouwkundige werken zoals kanalen, sluizen en dokwerken, tot stand komen. Het gaat hierbij om grootschalige werken die voornamelijk met handkracht gereali- seerd worden. En dat in een tijd dat er geen goede weg- en waterverbindingen zijn, geen electriciteit en geen motoren voor de aandrijving van hefwerktuigen. Ook materialen als beton en staal bestaan dan nog niet en een snellere communica- tie dan per briefis er evenmin. Blanken heeft de gave om de toenmali-
ge autoritaire leiding van de staat zodanig van zijn practische inzichten te overtui- |
||||||||||
443
|
||||||||||
gen, dat zij meer dan eens bereid blijken
om bij het ambtelijk apparaat in te grijpen om Blankens plannen uitgevoerd te krij- gen. Dit ingrijpen van hogerhand maakt Blanken uiteraard weinig populair in ambtelijke kringen. Jeugdjaren en eerste opdrachten 1755-
1795
Jan Blanken wordt in 1755 geboren te
Bergambacht in de Krimpenerwaard, als
eerste zoon van Jan Teunis Blanken' en Miesje den Blieck. Na de benoeming van zijn vader Jan Teunis als dijkmeester van de Krimpenerwaard, verhuist het gezin naar Haastrecht. Evenals zijn drie jongere broers doorloopt Jan de Franse school en volgt hij een praktijkstage bij zijn vader en zijn oom A.T. Blanken uit Gouda. Deze staat bekend als een bekwaam aannemer en is onder andere belast met het onder- houd van de Hollandse Waterlinie. In tegenstelling tot zijn drie broers, legt
Jan het landmetersexamen niet af maar solliciteert hij op zijn twintigste met suc- ces naar de betrekking van opzichter van de directie Hollandse Fortificatiën op de Zuidhollandse eilanden. Zijn standplaats wordt Hellevoetsluis en later Brielle. Met een groeiend aantal andere functies blijft hij achtentwintig jaar lang opzichter. Hij huwt Maria van Lakerveld, dochter van een steenfabrikant in Vianen. In de vierde Engelse oorlog, 1780-1784,
legt Blanken verdedigingswerken aan langs de kust en rond de steden Hellevoetsluis en Brielle. Om erkenning te krijgen als ingenieur, iets dat hij in toe- nemende mate belangrijk gaat vinden, solliciteert hij bij het ingenieurskorps van de Genie. Zijn eenvoudige afkomst hin- dert hem hierin. Wel wordt hij aangeno- men bij de Artillerie als onder-luitenant. In 1787, het jaar waarin de patriotten
een vergeefse greep naar de macht onder- nemen, ontvouwt Blanken een plan voor de aanleg van droogdokken voor de mari- nehaven Hellevoetsluis. Dit voor die tijd revolutionaire plan, wordt elf jaar later on- |
der zijn leiding inderdaad uitgevoerd
waarover later meer. Na het winnen vai een prijsvraag, slaagt Blanken erin lid t worden van het prestigieuze Bataaf Genootschap voor Proefondervindelijk Wijsbegeerte te Rotterdam. Bij aankomst van het Franse 'bevrij
dingsleger' onder aanvoering van Pichegri en het Bataafse Legioen onder leiding vai de naar Frankrijk uitgeweken patrio Daendels, is Blanken inmiddels benoemi tot kapitein en belast met de verdedigini van het sluizencomplex in Vreeswijk. Ii januari 1795 steken de Fransen de bevrc ren Lek over en de Bataafse Republiek kaï zonder schermutselingen tot stand kc men. De Bataafse Republiek 1795-1806
Met wisselend succes tracht men vai
ons land een gecentraliseerde eenheids staat te maken waarbij het streven voors is een einde te maken aan de bevoorrech ting van bepaalde groepen. Met Frankrij wordt een of- en defensief verdrag gesloter Naast zijn functie als opzichter b: Fortificatiën en Artillerie-officier word Blanken benoemd tot lid van het Comité te superintendentie der zeedijken en zeewe ringen in het belangrijke gewest Holland.' In deze voorlopige centrale waterstaats
organisatie wordt Blanken belast met h« technisch toezicht onder president Chi Brunings (1736-1805) toen de belangrijl ste waterstaatdeskundige. In deze functi raakt Blanken nu ook betrokken bij mar ne-vraagstukken. Zo publiceert hij ee: verhandeling over het bouwen van droo^ dokken op de slappe bodem van Hollanc Ondermeer hierdoor krijgt hij de vererer de opdracht een studiereis te maken naa Parijs en de Noordfranse havens. Op dez reis doet hij onder andere Bres Cherbourg, Dieppe en Duinkerken aar Hij maakt er kennis met de modernst technieken en knoopt bovendien vruch bare relaties aan met Franse ingenieur en bestuurders wat hem later nog goed t pas zal komen. |
||||||
444
|
|||||||
ajb.i
De werkzaam-
heden te Hellevoetsluis in 1802. Door de sluisopening zien we op de achtergrond links het stoommachi- negehouw. B. Joos, Rotterdam Maritiem Museum 'Prins Hendrik', inv.nr. P 24^0. |
|||||||||||
«B"
|
|||||||||||
In 1798 wordt besloten tot de uitvoe-
ring van de sluis -en dokwerken te Hellevoetsluis, onder toezicht van een deskundige commissie. Jan Blanken wordt benoemd tot directeur. Het is voor die tijd een enorm karwei dat met hand- kracht moet worden verricht en waarbij Blanken de leiding heeft over meer dan duizend arbeiders met alle logistieke pro- blemen vandien. Hij ontpopt zich tot een bekwaam 'manager', uitstekend in staat te delegeren. En dat in een tijd waarin van de huidige communicatiemiddelen nog geen sprake is en de infrastructuur van ons land nog in de kinderschoenen staat. Na veel geharrewar wordt een stoom-
pompmachine uit Engeland gesmokkeld. Na de geslaagde proef met het droogpom- pen van het dok in 1802, verschijnt zon- der medeweten van de commissieleden, een zogenaamd anoniem verslag, zonder twijfel van de hand van Blanken zelf waarin de bouwmeester Blanken alle lof wordt toegezwaaid. 5 Blanken, steeds meer overtuigd van
zijn ingenieurskwaliteiten, doet een her- nieuwde poging toe te treden tot het inge- nieurskorps van de Genie. Protesten te- gen zijn verzoek tot toetreding worden |
vooral ingegeven door het standsverschil.
Het lukt hem ook nu weer niet maar wel wordt hij benoemd tot luitenant- kolonel der Bataafse Armee. Er volgt een diploma- tieke missie naar Parijs waarbij hij mede moet onderhandelen met de Eerste Consul Napoleon Bonaparte over de bij- drage van ons land in de oorlog tegen Engeland. In de Franse hoofdstad ont- werpt Blanken een plan voor de bouw van een versterkte marinehaven in Den Helder, iets dat op Napoleon, toen nog geen Keizer, een goede indruk maakt. Teruggekomen uit Parijs wordt
Blanken ontslagen uit zijn functie als op- zichter bij Fortificatiën omdat hij niet lan- ger wil dienen onder genie-ingenieurs. Na zijn benoeming tot inspecteur van de zee- havens en zeegaten in het Zuiderkwartier van Holland, verhuist hij naar Den Haag. Hij blijft ondertussen de leiding houden over de werken in Hellevoetsluis totdat hij in 1805 ruzie krijgt over de afbouw van het dok. ^ Lodewijk Napoleon,
Koning van Holland 1806-1810
Gericht tegen Engeland kondigt Keizer
Napoleon Bonaparte in 1806 het |
||||||||||
445
|
|||||||||||
op grote schaal toe te passen bij de verbe-
terde afvoer van de Linge, de zogenaamde Lingewerken. Lodewijk Napoleon stelt hem hiertoe aan op advies van een specia- le commissie onder voorzitterschap van professor J.H. van Swinden. ^ Ingelijfd bij Frankrijk 1810-1813
Keizer Napoleon Bonaparte ziet de Rijn
als een natuurlijke verdedigingslinie. Ons land neemt daardoor een belangrijke mili- tair-strategische positie in wat voor Blanken een kolfje naar zijn hand is. Hij gaat met de minister van Financiën van het Koninkrijk Holland, Gogel '° en afge- vaardigden uit de militaire top naar Parijs voor de uitwerking van de annexatiebepa- lingen. Als waterbouwkundige verschaft hij uitgebreide informatie over de inge- wikkelde en voortdurende strijd die Holland tegen het water levert. In een me- morie tegen de militaire dienstplicht van de Keizer, benadrukt Blanken dat voor de strijd tegen het water in Holland geen manschappen gemist kunnen worden. Napoleon wenst langs de continentale kust van Europa versterkte marinehavens en geeft opdracht om het eerder door Blanken geopperde marinehavenplan van Den Helder daadwerkelijk uit te voeren. Blanken vergezelt de Keizer bij een be- zoek aan deze plaats. Inmiddels is hij be- noemd tot directeur-generaal Maritieme Werken en adviseur van de Keizer. Geassisteerd door zijn enige zoon, geeft hij leiding aan de haven -en dokwerken in Den Helder. Koning Willem 11813-1822
Ook na de val van Keizer Napoleon
wordt Blanken door Koning Willem I in zijn functies gehandhaafd. Onder zijn lei- ding wordt in verband met reparatie van de sluis bij Vreeswijk een hulpsluis met waaierdeuren aangelegd. Tevens voert hij een oud inundatieplan uit waarbij vijf waaiersluizen tussen Culemborg en de Biesbosch worden gebouwd. Deze sluizen dienen bij extreem hoog water van de Lek, |
|||||||
Continentale Stelsel af en benoemt zijn
broer Lodewijk Napoleon tot Koning van ons land. Na de dood van de inspecteur- generaal van de Waterstaat F.W. Conrad, worden Blanken en zijn elf jaar jongere collega A.F. Goudriaan^ bij Koninklijk Besluit van 21 maart 1808 benoemd tot in- specteur-generaal. Zij bevinden zich vanaf die tijd aan de top van het Waterstaats- korps, waar beiden bijna twintig jaar de hoogste gezagsdragers zijn en opeenvol- gende ministers adviseren over waters- taatszaken. Blanken krijgt het westelijk deel van ons land, met zijn vele waterwer- ken en Goudriaan het oostelijk deel. Blanken gaat in zijn nieuwe functie
voortvarend te werk. Zoals vermeld in het voorgaand artikel, publiceert hij nog in 1808 een nieuwe vinding van een verbe- terde sluis, de zogenaamde waaiersluis.** Evenals de toepassing van de stoompomp- machine in Hellevoetsluis in 1802, krijgt ook deze vinding een gunstige recensie in de vakpers, met lovende woorden voor de constructeur. Ongetwijfeld heeft ook hier Blanken invloed op de redactie van deze recensie gehad. Zijn collega Goudriaan bestrijdt in het openbaar de originaliteit van deze vinding. De werkverhouding tus- sen beiden verslechtert en Goudriaan is later vaak een geducht tegenstander van door Blanken ontwikkelde plannen. Toch vertonen de carrières van Blanken
en Goudriaan overeenkomsten. Beiden zijn afkomstig uit een ambachtelijk mi- lieu, tegelijkertijd lid van wetenschappelij- ke genootschappen en van het waters- taatskorps. Ook werken beiden voor de marine als ingenieur, met als enig ver- schil dat Goudriaan tot 1795 als landmeter werkt, terwijl Blanken in de artillerie een militaire carrière doormaakt. Er wordt dan ook wel geconcludeerd dat het conflict tus- sen beiden stoelde op wedijver en grote karakterverschillen. Na de ernstige watersnood van 1809,
waarbij vooral de Betuwe het flink te ver- duren heeft, krijgt Blanken de gelegen- heid om zijn uitvinding van de waaier sluis |
|||||||
446
|
|||||||
het Lekwater over het land van,
Culemborg, de Tielerwaard en het land van Altena, af te leiden naar de Biesbosch. Deze 'zijdelingse afvloeiing' van het hoge ri- vierwater, dient ter ontlasting van de zwakke noorder Lekdijk ter beveiliging van Utrecht en Holland, maar komt wel ten laste van de minder dicht bevolkte, te inunderen gebieden. Tevens functioneren deze sluizen om de gebieden voor militai- re doeleinden te inunderen. Bij Asperen en Gorkum zijn nog enkele exemplaren van deze sluizen bewaard gebleven. Van 1815 tot 1822 leidt Blanken op-
nieuw de werken aan het Nieuwe Diep bij Den Helder met onder andere een droog- dok dat slechts na veel tegenslagen zoals voortdurende lekkages door toepassing van slecht cement, wordt voltooid. Blanken pleit nogmaals voor de gelijk-
stelling in rang van de waterstaatingeni- eurs met de ingenieurs van de Genie. Hij wil voorkomen dat zonen van notabelen geen belangstelling zullen hebben om toe te treden tot Waterstaat waardoor de kans wordt ontnomen het niveau op te trekken. De Koning weigert dit waarop Blanken zijn ontslag indient" maar door de Koning overgehaald wordt aan te blijven. Na de dood van zijn schoonvader in
1816 , verhuist Blanken naar diens buiten- |
|||||||||||||||||
Vianen
|
|||||||||||||||||
WAARD
|
|||||||||||||||||
plaats 'Vijverlust' aan de Lekdijk even ten
westen van Vianen. Hij zal daar niet veel vertoeven met zijn vele verplichtingen op uiteenlopende plaatsen. Zo onderhandelt hij ook nog met de Pruisen over de grens- afbakening bij de Rijn. De gouverneur van Gelderland kan zich niet verenigen met het bereikte resultaat. Maar Blanken weet echter door snel en solistisch te handelen tijdens een audiëntie bij de Koning toch goedkeuring te krijgen voor ondertekening |
|||||||||||||||||
ajb.2
De 5 waaier-
sluizen tus- sen Culemborg
en de Biesbosch rond 1815. De donkere vlakken geven het inunda- tiegebied aan. |
|||||||||||||||||
afl,.3
Eén van de
waaierslui- zen bij Asperen. De opening wordt afgeslo- ten met één enkele waai- erdeur, links op de foto van de r auteur. |
|||||||||||||||||
OÊê
|
|||||||||||||||||
■WÊÊÉm
|
|||||||||||||||||
447
|
|||||||||||||||||
grote delen van Noord-Holland treft, wei-
gert Blanken bij herhaling om de sluizen bij Den Helder te openen. Hij is bang dat de sluizen die nog niet geheel gereed zijn, beschadigd raken. Zijn collega Goudriaan '^ adviseert Blanken te ontslaan maar de Koning besluit echter om de zaak te laten rusten. Daarna wordt het Zederikkanaal''* ge-
graven tussen de Lek bij Vianen en de Merwede bij Gorkum. Bij Arkel wordt bo- vendien volgens een plan van Blanken, ter vervanging van het gemaal te Ameide, een groot stoomgemaal gebouwd dat tot in 1950 dienst heeft gedaan. Blanken wordt in 1826 gepensioneerd
en benoemd tot adviseur bij het departe- ment van Waterstaat. Hij is dan 71 jaar oud en inmiddels een vermogend man. Op zijn buitenplaats 'Vijverlust"' te Vianen blijft hij zich bezig houden met het schrijven van verhandelingen, onder andere over de verbetering van windwa- termolens. In een loods op het erf onder- houdt hij een aanzienlijke verzameling modellen van sluizen, vlotbruggen, dok- ken en molens. '"^ In 1838 overlijdt hij op 83-jarige leeftijd
in Vianen. Hij overleeft daarbij zijn vrouw en zijn zoon zodat zijn vermogen wordt nagelaten aan diverse familieleden. Er wordt voor hem een gietijzeren grafmo- nument opgericht op de Algemene Begraafplaats in Vianen dat in 1988 wordt gerestaureerd. Gelukkig krijgt Jan Blanken nu steeds
meer de waardering die hij verdient. Met niet aflatende ijver, vindingrijkheid en toepassing van, voor die tijd moderne technieken, werkte hij aan de 'Physique Existentie dezes Lands'. Het is alleen jammer dat de meeste
sporen van zijn werken inmiddels door voortschrijdende eisen van de tijd zijn weggewist en hier en daar alleen nog als industrieel erfgoed worden bewaard. Zo hoop ik dat IJsselstein, op passende wijze, een blijvende herinnering aan de grote waterbouwkundige Blanken zal weten te |
|||||||||
van de overeenkomst. Eén van zijn vele ei-
genhandige optredens die door het ambte- lijk apparaat niet wordt gewaardeerd. Tussen 1817 en 1826, dus in minder
dan tien jaar, komen door toedoen van Blanken liefst drie kanalen tot stand. Eerst het Kanaal van Stenenhoek, ter ontlasting van het Lingewater, dat van Gorkum naar Hardinxveld-Giessendam wordt gegraven naar de Beneden-Merwede. Vervolgens wordt in vijf jaar tijd het Noordhollands kanaal gegraven van Amsterdam naar Den Helder. Tienduizenden grondwer- kers verplaatsen miljoenen kubieke me- ters grond met schop, baggerbeugel en kruiwagen. Het kanaal is tachtig km lang, zevenendertig meter breed en zes meter diep. Er komen waaierdeuren en vlotbrug- gen in.'^ De vaartijd tussen Amsterdam en Den Helder bedraagt dan twee a drie dagen. De grote zeeschepen worden voort- getrokken door paarden op jaagpaden. Een enorme winst aangezien men voor- heen moest wachten op gunstige wind en hoogwater bij het ondiepe Pampus. Wanneer het kanaal in 1824 wordt geo-
pend is dat het langste scheepvaartkanaal ter wereld. Na enkele tientallen jaren is het kanaal helaas niet meer afdoende voor de toegenomen scheepvaart met steeds grotere schepen en wordt het vervangen door het Noordzeekanaal. Na een dijkdoorbraak bij Durgerdam,
waardoor een overstroming ontstaat die |
|||||||||
afb.4
Gietijzeren
gedenkteken
op het graf
van Jan
Blanken op
de Algemene
begraafplaats
te Vianen.
|
|||||||||
448
|
|||||||||
Rijkswaterstaat.
Jan Blanken zou zich later, zonder gêne, nog
meermalen zelf 'promoten' zonder zich ook maar iets aan te trekken van meerderen en collega's. Het dok wordt tijdens de regering van Koning Willem I in de jaren 1823 en 1824 toch weer on- der leiding van Blanken afgebouwd in een tijd dat hij zijn handen al vol had aan het tot stand brengen van het Noordhollands Kanaal. A.F. Goudriaan (1768-1829), zie hoofdstuk i, noot 12. Een waaiersluis uitgerust met één of meerdere
waaierdeuren, die zelfs tegen de stroom van het water of tegen de waterdruk in geopend kunnen worden, (zie vorig artikel) |
|||||||||||||
creëren in relatie tot dat kleine sluisje dat
tweehonderd jaar lang zo'n dominante po- sitie bij IJsselstein heeft ingenomen. IJsselstein had per slot de primeur in
Nederland, misschien wel in de wereld, van een waterbouwkundige proef op ware grootte in een bestaande sluis, die na het slagen van de proef weer werd terugge- bracht in de oorspronkelijke staat. Een kostbaar maar voor de militaire verdedi- ging van ons land, blijkbaar noodzakelijk experiment, dat in onze tijd minstens 334 miljoen gulden zou hebben gekost. |
|||||||||||||
«Ai
Jan Blanken
in het uniform van
inspecteur - generaal van |
|||||||||||||
Noten
Overzichtstentoonstelling Jan Blanken inspec-
teur-generaal van de Waterstaat 1755-1838, 14 fe- bruari t/m 3 maart 1987 in het Rijksmuseum te Amsterdam. De Physique Existentie dezes Lands, 10 essays; een
rijk geïllustreerde catalogus; Blankens biblio- theek en lijst van zijn publicaties, (Beesterzwaag 1987). W.F.J. den Uyl, De Lopikerwaard II, (Utrecht
1963), blz. 35/40. Vader Jan Teunis (1735-1808) was timmer-
man/molenbouwer en in dienst van het hoog- heemraadschap de Krimpenerwaard ter controle van sluizen en duikers. Samen met Heijmen van Zijl diende hij in 1772 voor de drossaard en regenten van de Baronie van IJsselstein een plan in voor een verbeterde afwatering van de Lopiker-en Krimpenerwaard. In verband met te hoge kosten is het plan niet uitgevoerd. Ook heeft hij samen met Van Zijl metingen ver- richt en gegevens verstrekt voor de Generaale Land-Kaarte van de Loopiker-waard van D.W.C. Hattinga uit 1771, (uitg. Canaletto, Alphen aan den Rijn 1993). Pas na de Bataafse omwenteling in 1795
kwam een directe waterstaatszorg tot stand voor de zogenaamde nationale waterstaatswerken, de zeegaten en grote rivieren. Voordien vvaren het beheer en de wijze van onder- houd zaken van de provin- cies. Zo kwam er een ambtelijke dienst die later uit- groeide tot |
|||||||||||||
Waterstaat.
J.A.Daiwaille, ca 182j. Rijksmuseum Amsterdam. inv.nr.A 3S45 |
|||||||||||||
'y6s<;f 3
|
||||||||||||||||||||||||
J.H. van Swinden (1746-1823) was de toonaange-
vende wis -en natuurkundige in ons land. Hij was betrokken bij het vaststellen van de meter in Parijs en de invoering van het metrieke stelsel in ons land. Samen met de toenmalige directeur Fortificatiën C.R.T. Krayenhoff heeft hij in 1798 door middel van driehoeksmetingen Nederland in kaart gebracht. Hij had grote bewondering voor de praktische waterbouwkundige Blanken en steunde hem in conflicten met Goudriaan. l.J.A. Gogel (1765-1821) patriot, gaat in 1794 naar Pichegru om de omwenteling voor te bereiden. In 1798-1801 en van 1805-1809 Agent (minister) van Financiën. Hij voert directe belastingen in en zo weinig mogelijk indirecte belastingen, een re- gehng die tot 1892 de fiscale wetgeving bepaalde. Teleurgesteld over de gang van zaken publiceert Blanken als zelfverdediging een gedicteerde bio- grafie, geschreven door Mr. G. van Lennep, waarin zijn verdiensten worden benadrukt. De vlotbrug is ook een vinding van Blanken. Deze bestaat uit twee kleppen aan beide oevers en twee uitschuifbare delen in het midden. Bij het openen van de brug worden de twee kleppen omhoog gehaald en de uitschuifbare delen on- der de kleppen geschoven. In 1826 voert Goudriaan zijn bekroonde plan uit |
tegen het dichtslibben van de haven van
Amsterdam. Hiertoe moet het IJ worden afge- damd en een kanaal van Schellingwoude naar Marken worden gegraven. In 1829 worden ech- ter de geldverslindende werken gestaakt en Goudriaan sterft datzelfde jaar als een teleurge- steld man. De sporen van het onvoltooide kanaal zijn nog altijd zichtbaar. Uiteindelijk voert men een plan van Blanken uit dat bestaat uit een af- damming van het IJ met sluizen en de vervan- ging van de palenrijen door vaste dokkaden (Wester- en Oosterdok). Het Zederikkanaal is vervangen door het bredere
Merwedekanaal. Het oude sluizencomplex van Blanken bij Vianen is vergroot. Hier in de buurt is nu de Blankenweg. De buitenplaats 'Vijverlust' werd in 1884 voor af-
braak verkocht. Tot dusver zijn er helaas geen af- beeldingen van gevonden. Zogenaamde molens volgens Blankens 'vereen- voudigd stelsel', waarbij het met een andere over- brengingstechniek mogelijk werd om met meer- dere schepraderen het water hoger op tevoeren. In modellen beproefd bleek het echter in de praktijk niet goed te werken door de enorme krachten die hierbij werden uitgeoefend. |
|||||||||||||||||||||||
14
|
||||||||||||||||||||||||
15
|
||||||||||||||||||||||||
16
|
||||||||||||||||||||||||
13
|
||||||||||||||||||||||||
i®,
|
||||||||||||||||||||||||
Stichting
Historische Kring
IJsselstein |
||||||||||||||||||||||||
Redaktie:
B. Rietveld, Meerenburgerhom 10,
3401 CD IJsselstein. Donateurs ontvangen het periodiek (4 uitga-
ven per jaar) en worden op de hoogte gehou- den van de activiteiten. Nieuwe donateurs kunnen zich aanmelden bij de penning- meester waar tevens mutaties kunnen wor- den doorgegeven. Voor inwoners van IJssel- stein is de bijdrage minimaal f20,- (voor be- drijven f30,-) per jaar. Voor hen die buiten IJsselstein wonen is de bijdrage f28,50 resp. f38,50. Losse nummers, voor zover voorra- dig, zijn a f7,50 verkrijgbaar via het secreta- riaat. Voor dubbelnummers is de prijs f 10,-. Druk: Abels bv, Utrecht
ISSN: I384-704X |
||||||||||||||||||||||||
Dagelijks bestuur:
Voorzitter: L. Murk, tel: (030) 688 16 27
Secretanaat: C.J.H, van Dijk-Westerliout,
Omloop West 42, 3402 XP IJsselstein, tel: (030) 688 36 99 Penningmeester: W. J. van Vliet,
J.W. Frisolaan 7, 3401 AX IJsselstein, tel: (030) 688 16 60. Bank: Postbank, nr.: 4074718
|
||||||||||||||||||||||||
450
|
||||||||||||||||||||||||