-ocr page 1-
iC oct ^^^^
De IJsselsteinse schutterij
door K. Peeters en L. Murk
volk in de lage landen bij de zee beslist niet te
benijden. Het leven was vaak een beproeving
en de dienst werd uitgemaakt door een aantal
machtige edelen. De gewone man was totaal
rechteloos en moest onder belabberde omstan-
digheden hard werken om de graaf in weelde
te laten leven. De romantische benadering van
de middeleeuwen, waarmee velen van ons in
de schoolbanken werden geconfronteerd,
blijkt niet altijd met de werkelijkheid overeen
te komen.
Door allerlei oorzaken (vooral door de kruis-
tochten en de uitbreiding van de handel) slaag-
de het volk er in de 12e en 13e eeuw langzamer-
hand in, enigszins onder het ellendige juk van
de adel uit te komen. De lijfeigenen die na
deelname aan een kruistocht hun vrijheid kre-
gen, vormden in de steden verenigingen tot
onderlinge bescherming. Die bescherming
was wel nodig, want het leven in een middel-
eeuwse stad werd hoogst onveilig gemaakt
door dieven, landlopers en ander gespuis.
Vooral als de stad nog niet ommuurd was,
(IJsselstein kreeg haar muren rond 1345)
moest iedereen in feite dag en nacht op zijn
hoede zijn.
De poorters die de stad gingen beschermen
tegen allerlei gevaren noemde men scutten/
schutten/(be)schutters. Volgens de meeste ety-
mologen was er vanaf het begin zowel verband
met "schieten" als met "beschutten" (=be-
schermen).
De graaf had geen bezwaar tegen deze gang
van zaken. Sterker nog: hij stimuleerde de vor-
ming van beschermende verenigingen in de
steden, want zo kreeg hij meer vat op de onge-
wenste praktijken van de (lagere) edelen, die
zich onrechtmatig grondgebied toeëigenden.
Onder het motto "Voor wat hoort wat" verleen-
de de landsheer aan de vrijgeworden stadsbe-
woners diverse privileges met daaraan gekop-
Inleiding
Het is opvallend hoe vaak de schutterij
wordt afgebeeld op lye-eeuwse schilderijen.
Schilders als Frans Hals en Bartholomeus van
der Helst moeten jaren bezig zijn geweest met
het penselen van al die gezelschappen schut-
ters.
Bij het bekijken van Schutters stukken doen
de afgebeelde personen ons eerder denken aan
operette-figuranten dan aan stoere mannetje-
sputters die met gevaar voor eigen leven hun
stad verdedigden. We zien zelfvoldane, wel-
doorvoede heren, in schitterende kostuums ge-
stoken, zich te goed doen aan spijs en drank.
We hebben het sterke vermoeden dat hun
braspartijen zich niet beperkten tot het jaarlijk-
se St. Jorisfeest.
De vraag is of deze veronderstellingen juist
en algemeen geldend zijn. In het voor u liggen-
de artikel proberen we een genuanceerd ant-
woord daarop te geven.
In hoofdstuk i gaan we in op ontstaan, bloei
en opheffing van de oorspronkelijke schutterij
in Noord-Nederland. Uiteraard wordt daarbij
zo veel mogelijk het accent op IJsselstein ge-
legd. In hoofdstuk 2 beschrijven we de situatie
van de schutterij "nieuwe stijl" in IJsselstein,
beginnend in het jaar 1785. U begrijpt dat we
geen volledigheid nastreven. Ons tijdschrift
moet handzaam blijven,nietwaar!
Geïnteresseerde lezers wijzen we met ge-
noegen op de in de bronvermelding genoemde
boekwerken. Tevens maken we u erop attent
dat met name HKIJ periodiek nr. 50/5 (door
drs. A.M. Fafianie) in feite een onmisbare aan-
vulling vormt op de inhoud van hoofdstuk i
van dit artikel.
HOOFDSTUK I
A) Situatie in de late middeleeuwen
Tot ongeveer het jaar 100 was het gewone
-ocr page 2-
peld enkele verplichtingen.
In feite hadden alle poorters de plicht hun
stad te verdedigen en hun heer te dienen, maar
in de praktijk werden deze zaken overgelaten
aan de (vrijwillige) schuttersverenigingen,
waarschijnlijk de enigen die regelmatig met
wapens oefenden.
B) TljD VAN ONTSTAAN
In Noord-Nederland ontstonden de schut-
tersgilden rond het jaar 1350. In een tekst uit
1351 wordt bijvoorbeeld gesproken van schutten
die Leiden naar de papegaai schoten. Ook de
stad IJsselstein bezat al in het herfsttij der mid-
deleeuwen haar schutterij. Voorlopig beschou-
wen we als oudste bewijs van het bestaan van
het IJsselsteinse St.Jorisgilde een op schrift ge-
stelde bepaling uit 1447. Deze ordonnantie re-
gelde de rangorde die tijdens de jaarlijkse pro-
cessie naar Eiteren in acht genomen moest
worden. De schutters liepen in deze stoet met
de offerkaars in de hand aan het hoofd van de
tien gilden die destijds in IJsselstein beston-
den.
Het is echter zeer waarschijnlijk dat de
schutterij in onze IJsselstad al veel eerder van
de grond is gekomen. Er is namelijk in het ar-
chiefvan de Nassause Domeinraad een akte te
vinden uit het jaar 1359, waarin Albrecht van
Beieren verklaart dat heer Aernoud, heer van
IJsselstein, vrijwillig manschappen naar Den
Haag stuurt voor de oorlog tegen Delft.
Misschien mogen we hieruit voorzichtig con-
cluderen dat de genoemde manschappen de
eerste IJsselsteinse schutters zijn.
Als direkte voorlopers van de IJsselsteinse
schutters kunnen we wellicht de ongeveer 20
weerbare mannen beschouwen, wonende in de
nabije omgeving van het stenen huis aan de
IJssel (=IJsselstein). Zij moesten in 1298 het
kasteel verdedigen tijdens de belegering door
Hollandse troepen.
Aanvankelijk (zeker voor 1400) moesten de
schutters zelf voor hun uitrusting zorgen. Om
een goede voet- of handboog aan te schaffen
moest je over voldoende geld beschikken en
rechtsmidden.
Onderdelen van
de kruisboog:
a.voet of kolf
b.  lade of
onderstok
c.  trekker
d. tuimelaar
e. pijlgleuf
f. boogpees
g. toom
h. boog
i. voetbeugel
om vaak met dat wapen te oefenen diende je
behoorlijk wat vrije tijd te hebben. Het is duide-
lijk dat de eenvoudige handwerkslieden, die
moeite hadden de eindjes aan elkaar te knopen,
zich de luxe niet konden veroorloven om tijd en
geld te steken in een schuttersvereniging. In
veel steden kwam het er dus op neer dat uitslui-
tend de welvarende burgers zich verenigden tot
een vrijwillig gezelschap om de stad te bescher-
men en de heer te dienen. De stedelijke overhe-
den verhieven deze verenigingen van gegoede
poorters tot schutters gilde, compleet met (in
IJsselstein door de baron verstrekte) privileges.
Deze voorrechten werden vastgelegd in schut-
tenbrieven of schuttenordonnantiën.
C) Rechten EN PLICHTEN VAN DE schut-
ters
De privileges der schutterij konden van stad
tot stad verschillen. We noemen eerst de voor-
rechten die algemeen geldend waren in de
Noord-Nederlandse steden. Daarna volgen en-
kele privileges die typerend zijn voor de situatie
in IJsselstein.
o/b.i,
hiernaast.
Kruisboogschutter
in volle
uitrusting. Zijn
boog hangt
achter hem op
middelhoogte,
waar ook de
pijlkoker hangt;
gevuld met
bouten, een kort,
licht zwaard en
een
spanapparaat.
Het lange schild
(passivej dat hij
op zijn rug heeft
was noodzakelijk
door de lange
herlaadtijd.
-ocr page 3-
vaart (heervaart) gaan.
d. De laatste plicht was een zoete plicht. Bij
feestelijke inkomsten van de vorst hadden
de schutters met hun schilderachtige kleding
een representatieve taak.
Zojuist werd het begrip "ter heervaart gaan"
genoemd, een belangrijke verpUchting. De
landsheer was (zeker voor 1500) in zijn oorlo-
gen en belegeringen, bij gebrek aan een be-
staand, paraat leger, grotendeels afhankelijk
van de diverse schutterijen van de in zijn ge-
west liggende steden.
De bewoners van de Baronie van IJsselstein
hadden, zoals gezegd, een heervaartplicht ten
opzichte van hun heer. Een voorbeeld gaven
we al op één der vorige pagina's: gewapende
IJsselsteiners hielpen in 1359 Den Haag in de
oorlog tegen Delft. Een tweede voorbeeld hier-
van is de Gelderse oorlog in 1517. In dat jaar
trok de heer van IJsselstein met een kwart van
de plaatselijke schutters op verzoek van de
Heren van Holland ten strijde tegen "de
Gelderschen, die alomme de steden en dorpen in
Noord-Holland innamen, pionderden en verwoest-
ten".
Daarnaast kwam het vaak voor dat anderen
van de IJsselsteiners militaire verplichtingen
eisten. Zo zijn uit de periode 1574-1576, toen
IJsselstein in Spaanse handen was en vlak ach-
ter de fronthnie lag, een serie aanschrijvingen
van de stadhouder van Holland bekend met
verzoeken (c.q. bevelen) tot levering van dien-
sten en materiaal ten behoeve van de Spaanse
troepen.
Tien jaar later zien we hetzelfde, maar dan
van de kant der Generaliteit: Maurits eist van
IJsselstein leveranties en inkwartiering.
Waarschijnlijk zijn in IJsselstein (evenals in
vele andere steden) de eigenlijke heertvaartver-
plichtingen "in persona" geleidelijk vervangen
door belastingen. Daarnaast bleef de defensie-
ve landweer als plicht voor de inwoners wel be-
staan.
D) Kleding
Bij de belegering van een stad waarbij
schutters van allerlei steden betrokken waren,
vormde de kleding der mannen een kleurrijk
gezicht, omdat iedereen was uitgedost in de
kleuren van de stad van herkomst. In 1474
schijnt één van de belegerden van de stad Nuys
geroepen te hebben: "De winter komt, want de
bonte kraaien zijn al in het land!"
Het uniform
werd door de stad zelf verstrekt, soms kregen
de schutters jaarlijks een bepaald bedrag aan
kledinggeld.
1.   Het recht van de schutter om op kosten
van de stad een geneeskundige behandeling te
krijgen als hij in dienst van de stad gewond
raakt.
2.   Het recht van schut- of wijntap. Dit kon
twee dingen betekenen. De eerste mogelijk-
heid was dat de schutters in een bepaalde stad
wijn en/of bier konden drinken zonder daar-
voor accijns te hoeven betalen. Het kwam ech-
ter ook vaak voor (in IJsselstein bijvoorbeeld)
dat de schutterij de belasting mocht innen van
iedere kan wijn die ineen bepaalde periode in
de stad gedronken werd.
3.    Schutters mochten (in tegenstelling tot
de andere poorters) niet gevangen genomen
worden als ze de stad geld schuldig waren.
4.  Een schutter die tijdens het oefenen met
wapens per ongeluk iemand verwondde of
doodde bleef ongestraft.
5.  Een belangrijk privilege was het recht om
in de stadsgracht te vissen, of dit visrecht te
verpachten. In IJsselstein werd de "visschereye
in de stadsgraft"
in twee delen gesplitst.
a) Vanaf de Benschopperpoort, langs deDoelen
en Nieuwpoort, voorbij de IJsselpoort tot de
eerste palen bij het Kerkengat.
b) Vanaf de palen bij het Monnikkenpoortje
tot aan de Benschopperpoort.
Als speciale privileges voor IJsselstein kunnen
we nog noemen:
6.   Een deel van de opbrengst van de stads-
waag. De schutterij had recht op "een halve siuy-
ver op yder hondert pond waaghbaer goedt".
7.  De helft van de verbruiksbelasting op de
zeep die in IJsselstein verkocht werd.
Uiteraard hadden de stadsbeschermers, de
schutters dus, ook een aantal verplichtingen:
a. Rust en orde handhaven in de stad zelf en
helpen bij de brandbestrijding.
b. Verdedigen van de stad bij een aanval van
buitenaf.
c. Met een bepaald aantal gewapende burgers
de graaf (in IJsselstein vanaf 1340 de baron
steunen in zijn strijd tegen andere steden of
gewesten. Wanneer schutters van bepaalde
steden gezamelijk onder het vaandel van de
graaf oorlog voerden, heette dat: ter heir
5
-ocr page 4-
o/b. 3,
hiernaast
Kapitein, tamboer
en vaandrig in
hun specifieke
uitrusting.
De kleding van de schutters bestond in de
15e en i6e eeuw uit een muts (kaproen ge-
naamd) en een wapenrok (tabbaard). De ka-
proen was vaak schitterend versierd met zilver-
kleurig borduurwerk. Het ligt voor de hand dat
hoge gasten op schuttersfeesten graag zo'n ka-
proen als geschenk aanvaarden. Daarnaast
was de kaproen een door de winnaar van het
papegaai-schieten zeer gewaardeerde prijs.
Ook de schutsrok was van fraai borduursel
voorzien. Vooral de mouwen waren ongeloof-
lijk rijk versierd, vaak met het embleem van
het gilde en het wapen van de stad. Het is be-
grijpelijk dat men soms in de verleiding kwam
om oude (prachtig bewerkte) mouwen aan een
nieuwe tabbaard te zetten.
Omdat de schutters van een bepaalde stad
kleding droegen met dezelfde kleur(en), wer-
den tijdens gevechten tegen vijandelijke schut-
ters pijnlijke vergissingen voorkomen. Bo-
vendien benadrukte een door de stad voorge-
schreven uniform de onderlinge verbonden-
heid der gildebroeders. Daarnaast verhoogde
eenheid in kleding het aanzien van de stad bij
feestelijke gelegenheden als processies en blij-
de inkomsten.
E) Schuttersgilden en hun wapens
De gegoede burgers die zich in veel steden
rond 1350 tot een schuttersgilde hadden ver-
enigd, kozen St.Joris als schutspatroon. Ook in
IJsselstein was dat het geval. Hun wapen was
de voetboog. Dit wapen was eigenlijk een klei-
ne handboog, waaraan in het midden een hou-
ten kolf was bevestigd, zodat deze de boog zelf
rrc/its.
Spanmechaniek:
a. voetbeugel en
handkracht
b. haakriem
c. koord en katrol
d. geitepootspan-
ner
e. drukspanner
f. windas
g. tandstaafivid
h. ingebouwde
hefboom
-ocr page 5-
^¥j j^^^^^^^^m^-^ B&^-
11 &...-^'
I^W
''i..-vi,>.;4 . .^«JP
o/i. 5,
linksboven,
Houten
pijlenkoker van
St.Joris Breda en
een ivoren pols-
beschermer van
St. Sehastiaan
's-Hertogenbosch.
ajb.e,
rechtsboven.
Enkele regionaal
gebruikelijke
varianten van
gladlopige lange
vuurwapens:
1.  Baltisch slot-;
type; vooral popu-
lair in Scandina-
vië indei'je en
18e eeuw.
2.  Hondslotmus-
ket, gemaakt in
de /.merikaanse
koloniën, circa
Ï640.
}. Turks Miqudet-
geweer uit de ic)e
eeuw.
4. Algerijns glad-
loopwapen (gun)
met een snap-
haanslot in de
Hollandse stijl,
uit de i8e en
39e
eeuw.
5.  Lang vuurwa-
pen met een
Miquelet-slot uit
de Balkan,
19e
eeuw.
kruiste. De naam 'kruisboog' is dus voor de
hand liggend. Meestal was de voet- of kruis-
boog van hout gemaakt en had hij een lengte
tussen 45 cm en ruim 90 cm. De kleine voet-
bogen werden met de hand gespannen door
middel van een soort ijzeren of houten koe-
voet, spanhaak genaamd. De schutter zette de
boog op de grond, plaatste de voet in een aan
de bovenkant aangebrachte ijzeren beugel en
haalde op die manier de pees over. Voor het
spannen van de massieve stalen veer bij grote-
re voetbogen waren samengestelde werktuigen
nodig, zoals de scharnierende hefboom, de
spanner met katrollen en touwen en het zoge-
heten cranequin of kraeckaert. Men moest
daarbij beide voeten gebruiken. Bovendien had
men er meestal een helper bij nodig, vandaar
de benaming 'scutter met zyn knaep'. De voet-
boog was vooral bruikbaar bij het verdedigen
van vestingen en steden.
Naast de St.Jorisgilden ontstonden schut-
tersgilden van minder aanzienlijke poorters
met als wapen de eenvoudige en goedkope
handboog. Deze boog werd vervaardigd uit een
stuk hout zonder knoesten, dik in het midden
en puntig toelopend naar de uiteinden, deze
uiteinden werden verbonden door een pees
van zodanige lengte, dat het hout een boog-
vorm kreeg. Men neemt aan dat de handboog
zijn dienst bewees bij gevechtsacties in het
open veld. De draagwijdte van een pijl die van-
uit een manshoge handboog werd geschoten,
was maximaal ongeveer 250 meter. Om bij het
uitschieten van de pees de arm niet te bescha-
digen, droegen de schutters armbedekkingen,
'armpipen' genaamd, terwijl waarschijnlijk
ook een soort handschoenen gedragen werd.
Het verschil tussen de schutterij der rijken
en de schutterij der eenvoudigen kwam niet al-
leen tot uiting in de wapens, maar ook in de
keuze van de patroon van het gilde. De aan-
zienlijke schutters hadden als beschermheilige
de roemruchte St.Joris. De legende verhaalt
hoe een draak elke dag een mensenoffer eiste
om zijn honger te kunnen stillen. Op het mo-
ment dat de dochter van de koning aan de
beurt was, doorboorde St.Joris het monster
met zijn lans in naam van de Allerhoogste. De
schutters van gewone kom-af moesten het
doen met St.Sebastiaan, die minder spectacu-
laire heldendaden op zijn naam bracht. Deze
martelaar werd op bevel van keizer Diocletia-
nus aan een paal gebonden, met pijlen door-
zeefd en tenslotte doodgeknuppeld.
Vanaf ongeveer 1500 werd door de schut-
ters naast voet- en handboog nog een derde
soort wapen gebruikt, namelijk het vuurwa-
pen. De oorspronkelijke naam hiervan was
'klover'. Degenen die met dit geweer oefenden
werden kloveriers, kloveniers of kolveniers ge-
noemd. Het ligt voor de hand te veronderstel-
len dat met de intrede van de vuurwapens het
snel gedaan was met de oude hand- en voet-
boog. Dit was echter niet het geval, omdat men
de boog, een betrouwbaar en bekend wapen,
niet zo gemakkelijk inruilde voor de klover, die
aanvankelijk nog allerlei gebreken vertoonde.
In de beginfase van het bestaan van de klover
was dit vuurwapen zo gevaarlijk, dat er vaak
schutters gewond werden zonder dat er een vij-
and aan te pas kwam. Feit is dat handboog,
voetboog en klover in de hele i6e eeuw naast
elkaar en in combinatie met elkaar gebruikt
werden. Toen rond het jaar 1600 de vuurwa-
pens verder vervolmaakt waren, begon de boog
steeds minder belangrijk te worden, zodat de
5
-ocr page 6-
afi.7,
hiernaast.
Houten vogel of
'papegaai' welke
zó op de hoorn
wordt geplaatst
dat hij bij ieder
raak schot wat
verder omhoog
schuift tot hij
tenslotte in zijn
geheel van de pin
valt.
uit het Oosten was meegebracht. De namaak-
vogel waarop geschoten werd, was waarschijn-
lijk bont beschilderd en versierd. Bij het schie-
ten gebruikte men een pijl met stompe houten
punt, om de vogel in zijn geheel van de paal te
laten vallen. Binnen de schutterij waren vaak
afbeeldingen van papegaaien te vinden. De
IJsselsteinse schutterij bezat bijvoorbeeld een
mooie halsband waaraan een zilveren hanger
in de vorm van een papegaai bevestigd was.
Hij of zij (ook vrouwen deden mee) die er in
slaagde de vogel van de paal te schieten was ge-
durende een jaar, tot het volgende feest, schut-
terskoning. Had iemand het geluk om drie ja-
ren achtereen de vogel te raken, dan werd hij
schutterskeizer. De schutterskoning behoorde
tot het bestuur van het gilde. Hij stond aan het
hoofd van de schuttersraad. Blijkbaar stond
een goede schietvaardigheid garant voor de no-
dige bestuurlijke kwaliteiten.
In de 15e en i6e eeuw mochten de schutte-
rijen zich vaak verheugen in de belangstelling
van vorsten en prelaten. Zo liet de bisschop
van Utrecht zich in het schuttersgilde opne-
men en was daarmee buitengewoon verguld.
Op het jaarlikse schietfeest, het papegaaischie-
ten, ontbraken landsheren en hoge geestelij-
ken nooit. Ook de adellijke dames wisten partij
te geven. Jacoba van Beieren schoot in 1428 op
een schuttenfeest mee en trof toen de vogel. Ze
was zo in haar nopjes met de eerbetuigingen
van allerlei steden (over opportunisme gespro-
ken!...) dat zij deze steden enkele privileges
gaf Van de talloze voorbeelden die er te vinden
zijn van schietende (of schutterende !) hoog-
waardigheids- bekleders, noemen we nog
Maria van Hongarije en de kardinaal van Luik
die in 1537 fanatiek aan een schuttenfeest mee
deden.
Het schuttenfeest kreeg echter de meeste
faam door de gemeenschappelijke maaltijd
waarmee de schietwedstrijd werd afgesloten.
Tijdens deze schranspartij werden enorme
hoeveelheden wildbraad, gevogelte en gebak
verzwolgen, terwijl wijn en bier naar ieders be-
hoefte (en vaak meer dan dat) geschonken
werd. Een Alkmaarse schuttersordonnantie uit
de 17e eeuw legt de vinger op de zere plek:
"Item soo wie hem (=zich) vuyl maeckt van over-
vloedelyck eeten ofdrincken soodat hy overgeeft op
't stadhuys ofte Doelen ofte op de trappen vandien,
di sal verbeuren tegens den Provoost 12 stuyvers".
G) De aanname van nieuwe gildebroe-
DERS
In diverse steden telden de schutterijen
vóór het jaar 1400 nog een beperkt aantal Ie-
hand- en voetboog tenslotte alleen nog op het
jaariijkse schietfeest werden gebruikt.
F) Het schuttenfeest
Eén keer per jaar, meestal met Pinksteren
of in de week erna, vond het grote schutten-
feest plaats. Men begon altijd met een schiet-
wedstrijd, het zogeheten 'papegaaischieten'.
Hierbij werd op een vogel van hout of klei ge-
schoten die op een paal geplaatst was. Het pa-
pegaaischieten wordt vaak gezien als een feest
dat exclusief verbonden was met het schutters-
gilde. Dat is echter niet het geval geweest.
Het schijnt dat al in de Germaanse tijd een
dergelijk feest bestond. Er werd dan in het
voorjaar op een duif geschoten die bovenop
een paal was vastgebonden. In hoeverre er ver-
band is met de duif als symbool voor de
Heilige Geest wiens komst door de Christenen
met Pinksteren wordt gevierd, laten we hier
buiten beschouwing.
Erg onduidelijk is het, waarom het schiet-
festijn door de schutterswerd aangeduid als
'papegaaischieten'. Wellicht genoot deze vogel
in adelijke kringen een grote populariteit, na-
dat het dier door de Kruisvaarders als souvenir
ajb.8,
hieronder.
'Schuttenfeest',
het grote moment
wordt afgewacht
met muziek,
dans, wijn en
bier.
-ocr page 7-
den. In Amsterdam waren er in 1394 slechts 75
schutters en in Utrecht telde het gilde in 1397
zo'n 100 man. Deze aantallen liepen uiteraard
in de loop der jaren op. De stad Amsterdam be-
schikte in 1510 over 200 schutters. Utrecht had
er omstreeks die tijd ongeveer 400. In
IJsselstein moeten tussen 1650 en 1746 voort-
durend zo'n 200 schutters zijn geweest.
De schutterij was aanvankelijk een vrijwilli-
ge vereniging. Dat betekende niet automatisch
dat iedere belangstellende er lid van kon wor-
den. Alleen vrije en onafhankelijke mannen,
die van hun eigen bezit of hun eigen bedrijf
konden bestaan, waren welkom. Bovendien
moesten ze woonachtig zijn in de betreffende
stad, alleen voor de adel werden wat dat betreft
uitzonderingen gemaakt. De aspirant-schut-
ters moesten als goed en betrouwbaar bekend
staan.
Soms werd van degenen die schutter wilden
worden een bewijs van vakbekwaamheid ver-
wacht. Volgens de ordonnantie van 1412 van de
St.Jorisschutterij in Den Bosch kon niemand
gildebroeder worden "ofhy en sal connen wel en
gheneughelyk spannen synen boghe met synen
bandene ende met synen vollen hemasche".
Waarschijnlijk heeft men met deze bepaling
willen bereiken dat uitsluitend gezonde, sterke
mannen lid werden.
Wat de leeftijd betreft: meestal kon men
toetreden tot het schuttersgilde als men 20 jaar
oud was. Soms moest men 25 jaar zijn, bijvoor-
beeld in Den Bosch. Eenmaal schutter gewor-
den, dan kon men tot het 50-ste jaar doorgaan,
in speciale gevallen zelfs nog langer.
Wie als lid werd aangenomen, moest als in-
troductie een bepaald bedrag aan de schutterij
schenken. Ook hieruit blijkt weer dat alleen de
gegoede burgers zich een lidmaatschap kon-
den veroorloven. In Utrecht diende men een
'rijder' te betalen, plus twee pond was (voor de
altaarkaarsen) en twee stuiver voor de bode.
De nieuwe schutters moesten een eed van
trouw afleggen. De bewoording daarvan ver-
schilde per plaats. Hoe de tekst van de eed in
IJsselstein luidde, konden we niet meer achter-
halen. In Den Bosch moest men zweren dat
men "nu voortane eeren soude onsen lieven Here
Godt, zyn lieve heylige gebenedyde moeder die
maghet Maria, den stad ende zyn medeguldebroe-
deren goet ende getrouwe wesen sal, soe hem Godt
help ende die heylige Ridder St.Joris".
Het is best mogelijk dat de oorspronkelijke
IJsselsteinse tekst hier op leek, aangezien bei-
de steden een grote Maria-devotie kenden,
compleet met miraculeus beeldje en een jaar-
lijkse processie.
H) Verandering van karakter
In de i6e eeuw veranderde de schutterij van
karakter. De elitaire, vrije vereniging loste zich
langzamerhand op in de verplichte burger-
wacht, de dienstplicht voor de burgers. Bij de
Unie van Utrecht (1597) werd de plicht tot
krijgsdienst definitief vastgelegd. In deze be-
langrijke fase van de vaderlandse geschiedenis,
waarin de staat der Nederlanden gestalte
kreeg, moest men uiteraard kunnen beschik-
ken over een gezamelijk, paraat leger. Vandaar
de dienstplicht voor alle burgers van 18 tot 60
jaar.
De naam 'schutterij' bleef bestaan, doch er
was nu sprake van een soort moderne schutte-
rij, met duidelijk vastgelegde taken. Schutterij
en burgervendel zijn twee namen voor hetzelf-
de begrip.
In Zuid-Nederland was de situatie enigzins
anders. Daar hebben de schuttersgilden afzon-
derlijk naast de (verplichte) burgercompag-
nieën bestaan als erkende verenigingen.
Overigens waren er in de tekst van de Unie
van Utrecht nogal wat onduidelijkheden of
schijnbare tegenstrijdigheden. Een voorbeeld
hiervan is artikel 25: op grond hiervan meen-
den sommigen dat de oude, vóór de Unie
(1597) bestaan hebbende schuttersgilden ge-
handhaafd moesten blijven. Feit is dat in veel
steden (bijv. Amsterdam) de schutterijen 'oude
stijl' nog tot ver in de 17e eeuw bleven bestaan.
Een belangrijk verschil in taak tussen de ou-
de en nieuwe schutterij was het vervallen van
de heerplicht, de plicht om de graaf te steunen
in zijn oorlogen tegen andere steden of gewes-
ten. Juist omdat het land langzamerhand een
eenheid begon te vormen, was er van oorlogen
tussen de noordelijke gewesten geen sprake
meer. Er was wel een leger nodig tegen een
eventuele gemeenschappelijke vijand.
In de toestand vóór de Unie van Utrecht
werd in de schutters- ordonnantiën voorname-
lijk de regeling van de voorrechten beschreven.
Over de taken (bewaking) en de dienstregeling
is veel minder te vinden. Van de IJsselsteinse
schuttersordonnantieën vóór 1597 is alleen de
ordonnantie van rotmeester Willem van
Ravensteyn uit 1590 bekend. Hierin wordt ge-
sproken over de boetes die worden opgelegd
bij het verwaarlozen van de bewaking en bij
onderlinge ruzies. Maar wat die bewaking nu
precies inhoudt, wordt daarin niet vermeld.
In de situatie na de Unie van Utrecht werd
de taak (ordebewaking, hulp bij brand, nacht-
wachtdiensten) juist het belangrijkste dat in de
reglementen beschreven werd. Als voorbeeld
volgen twee citaten.
-ocr page 8-
Het eerste stukje is overgenomen uit de or-
donnantie "betreffende de Borgerwacht en
Schutterye"
uit het groot plakkaatboek 's lands
van Utrecht (1631).
"Geen Schutter sal geoorloji zyn, zyn musquet,
of roer af te schieten, na of voor dat de nachtwacht
op- of afgetogen sal zyn; ten ware ingevalle van
nood, ofte tot waarschouwing van eenig perykel
voor de Stad, of ander merkelyk quaad; op poene
van ses Carolusgulden; de eene helft tot behoeven
van den Officier der Stad Utrecht, die daar van
executie doen sal, en de andere helft tot behoeven
van den aanbrenger",
(klikken en verraden werd
duidelijk gestimuleerd!)
-Het tweede voorbeeld van de uitgebreide
taakbeschrijving na 1597 is een citaat uit een
IJsselsteinse ordonnantie van 19 juni 1657.
"Den Weledele here drossaert als opperschut-
meester, de schatmeesters, den schout, d'borge-
meesters, de homans en de vendrager, indertijt bij
den anderen op de schuttoren vergadert synde, heb-
ben bij 't merendeel van stemmen geresolveert, de
wachten weder na oudergewoonte op de kermis in
de poort te houden ende dat ijder schut sijn beurt
op de verbeurte van eene gulden viff stuivers sal
waememen. Wijders is noch geresolveert dat de
gansche Schutterije St.Joris naestkomende kermis
in 't geweer sal wesen en gemonstert worden en dat
ijder homan sijne schutten het selvige sal aenseg-
gen".
I) De organisatie binnen de schutterij
In principe had ieder de plicht om zijn stad
te bewaken of om bij te dragen in de kosten
van het schuttersgilde. Veel burgers waren vrij-
gesteld van schuttersdienst, zoals: regenten,
geestelijken, chirurgijns, de korenmolenaar,
zieken, kinderen, bejaarden en gehandicapten,
weduwen en ongetrouwde vrouwen. Zij betaal-
den, als zij niet tot de onvermogenden behoor-
den, elk half jaar hun contributie, wachtgeld
genoemd. Onder andere met deze gelden wer-
den de onkosten bestreden. De lijst van beta-
lers en wanbetalers werd in IJsselstein heel
nauwkeurig bijgehouden. Op die manier we-
ten we bijvoorbeeld dat er in 1728, 72 personen
waren die elk half jaar 4 of 6 stuivers betaal-
den.
Degenen die niet tot de groep behoorden
die recht had op vrijstelling werden schutter.
Tussen ongeveer 1600 en 1746 waren de
IJsselsteinse schutters verdeeld in 4 groepen:
homanschappen of rotten genaamd. Deze ver-
deling van de dienstplichtige IJsselsteinse bur-
gerij was gebaseerd op een verdeling in wijken
of vendelen. We noemen hieronder de be-
treffende homanschappen en we vermelden er
(bij wijze van kenmerkend voorbeeld) de gege-
vens van 1693 bij.
1.  'S KONINGS HOMANSCHAP,
44 man o.l.v. de drossaard en de schout
Marchand
2.  HAVEN(STRAAT) HOMANSCHAP,
46 man o.l.v. Goossen Hugen van der Roest
en Bastiaan Kors van den Berg
3.  BENSCHOPPER(STRAAT) HOMANSCHAP,
49 man o.l.v. Willem van der Hoeven en
Theunis Joris Both
4.  HOMANSCHAP VAN DE PLAATS,
46 man o.l.v. Hubert Sam en Willem Jansz
van Hagesteijn
In totaal 185 burgers die in 1693 konden
worden ingezet bij calamiteiten. Normaal ge-
sproken was 's nachts maar een klein deel van
hen actief als wacht. Soms was er extra verster-
king van de nachtwacht nodig, bijvoorbeeld tij-
dens de jaarlijkse kermisnachten in IJsselstein.
Weer een voorbeeld uit 1693. Tijdens de
drie kermisnachten van 25, 26 en 27 juni van
dat jaar werd telkens door groepen van 10
schutters wachtgelopen. In de bewuste zo-
mernachten was de leiding in handen van
Karel Kok (schutmeester), Willem van der
Roest (homan), Hendrik Beyer (onder-schut-
meester), mr.Nicolaas Duck (!)(homan),
Christoffel Velthuijsen (vaandrager) en
Hermanus Kip (homan).
De dagelijkse leiding (of liever gezegd: de
nachtelijke leiding) over de kleine groep die de
wachtbeurt had, was in handen van een homan
(ook "rotmeester" genoemd), te vergelijken
met een sergeant.
Hoger in rang waren de hopmannen en de
vaandrigs (aanvankelijk nog letterlijk vaandel-
drager/vaendrager) .
Aan het hoofd van IJsselsteinse schutters-
gilde stonden de drossaard, de schout, de de-
kens (ook wel "overmans" of "gezwoorens" ge-
naamd) en de koning, degene dus die op het
jaarlijkse schuttersfeest de vogel had afgescho-
ten. Deze personen werden ook wel de "raden"
genoemd.
De schutsbode was de man die de schutters
op tijd moest inlichten wanneer zij moesten
wachtlopen, een belangrijke (betaalde) deeltijd-
baan, want in de praktijk gingen de schutters
niet op eigen initiatief informeren of ze wel-
licht aan de beurt waren om wacht te houden.
Hier is duidelijk het verschil in motivatie te be-
-ocr page 9-
afi.g,
hiernaast.
De ijzeren
boetebus uit i^j4
van het Sint-
Sebastiaansgilde
van s'-Hertogen-
bosch.
speuren met de vrijwillige schuttersverenigin-
gen van voor 1600 !
Om niets aan het toeval over te laten werd
het aanzeggen van de wacht (!!) in IJsselstein
heel serieus aangepakt. Als voorbeeld laten we
hier een gedeelte van de IJsselsteinse "Waeck-
cedulle" (voorschrift) uit 1688 volgen.
"Waeck-cedulle waer naer alle naervolgende
schutters yder op syn beurt, sullen gehouden wesen
haer wacht waer te nemen, beginnende van des
avonts de kloeke tien uyren tot in de naenacht de
kloeke twee uyren, op de verbeurte van twaelfstuy-
vers bij yder contraventeur te verbeuren.
Ende is geordonneert opdat de wachten voorta-
en in beter ordre en strickter moghten worden ge-
observeert, dat de schutsbode een yder des voor-
noens aen syn huys volgens de waekcedulle syn
wacht sal moeten bekent maecken, en gaen ten
huys van den homan onder wiens homanschap de
wacht is, en hem aenseggen wie de wacht dien aen-
staende nacht sullen hebben, op pene
(=straf) den
bode daer van blijvende in gebreecke, hy sal werden
gesuspendeert
(= geschorst) en geconigeert naer
gelegentheyt van saecken."
De bode verzorgde dus de berichtgeving
binnen de schutterij. Daarnaast (dat blijkt ten-
minste uit de kasboeken van de 17e en iSe
eeuw) werd in IJsselstein door de bode tevens
het onder-komen van de schutters, de schutter-
storen, schoongehouden.
Een belangrijke taak binnen de schutterij
was weggelegd voor de schutmeesters. Zij fun-
geerden als secretaris, penningmeester en be-
heerder van de roerende goederen. Een assi-
stent werd onder-schutmeester genoemd. De
oudst bekende IJsselsteinse schutmeester is
Cornelis Willemsz in 1538. Het stadsbestuur
had de plicht om de naleving van de schutters-
ordonnantiën te controleren. Vooral het toe-
zicht op de bewapening van de schutters was
van belang.
Het stadsbestuur moest zorgen dat elke
schutter een goede boog en een solide harnas
bezat (voor 1500), of dat hun geweer in orde
was, zodat iedereen in tijd van nood direct pa-
raat kon zijn.
Als voorbeeld volgt een fragment uit de re-
geling van de wacht tijdens de kermisnachten
van juni 1693.
" Den schutsbode word hiermede belast om de
voorenstaende personen aen te seggen, dat yder op
de voornoemde dagen des avonds voor de kloeke
van tien uyren sal moeten compareren met behoor-
lijk geweer op den Stadhuyse van Ysselsteyn".
Jj Boetes
Vóór 1597 was de schutterij een vrijwillige
vereniging. Het was een eer om er lid van te
mogen zijn. In die periode waren ook niet zo
veel strenge regels en boetes nodig. Volgens de
IJsselsteinse ordonnantiën uit 1570 blijken de
ergste overtredingen te zijn: "het om enighe sa-
ecken wederspaenig raecken van Rotgesellen"
en:
"so eymant vyndt slapende de schiltwacht...".
Het betreft hier zaken die weliswaar niet
getolereerd konden worden, maar die met een
lichte geldboete voldoende waren bestraft. De
boetes varieerden van i tot 10 stuivers, al naar
gelang de ernst van het vergrijp. Toen de deel-
name aan de schutterij een verplichting werd
voor de meeste IJsselsteinse mannen, was het
enthousiasme voor de vereniging bij velen al
snel aanzienlijk bekoeld. Vele ordonnantiën
waren nodig om de schutters-tegen-wil-en-
dank in toom te houden. Tientallen namen
zijn bekend van I Jsselsteiners die het vertikken
om 's nachts de wacht te houden of om wacht-
geld te betalen. Honderden geboden en verbo-
den heeft de plaatselijke overheid in de 17e
eeuw op papier gezet om de burgers te dwin-
gen zich aan hun plichten te houden. We laten
enkele voorbeelden uit 1631 volgen.
"Ende op dat soo wel op de wachten, andersints
alle ongelukken, ontuchtheden, ende ongeregelthe-
den meer geweert ende vermyd mogen worden, soo
en sal niemand van de Schutters, na dat de klokke
des avonds tien uren sal hebben geslagen, eenige
wyn, of bier op de wacht mogen halen, ojie in eeni-
ge herberge te drinken, op poene van ses gulden".
"Wie den gehelen nacht versuymt, ende syn
wacht niet waar en neemt, sal verbeuren 20 stuy-
-ocr page 10-
vers tot behoef van 't rot, daar onder den absenten
gestelt is".
"Niemand sal syn wapenen daar op hy geset is,
mogen verkoopen, versetten ofvermangelen
(= ver-
ruilen), sonder van beter voorsien te zyn, op de
boete van 20 stuyvers".
"Yder Schutter gestelt zynde op een musquet,
sal gehouden wesen altyd in voorraat te hebben,
ten minsten een pond kruyts, een half pont hots,
met de lonten naa den eysch, op de verbeurte van 6
stuyvers, zoo dikwils anders bevonden sal werden".
"Niemand van de musquettiers en sal mogen in
't ommetrecken, naa de wacht gaande ofte daar
van komende, zyn musquet met scherp, proppen,
pampier, ofte yei anders laden, daar ongeluk door
sonde mogen komen, op poene van 6 gulden".
"Ingevalle der Schutters bode in gebreeke geble-
ven ware, de Schutters hare aanstaande wacht te
denunciieren, sal die boete, die sy daar door ver-
suymen, gehouden wesen te betalen".
"De musquettiers sullen ook niet mogen schie-
ten naa eenige tinnen van huysen, gevels, leeuwen,
wapenen, weerhanen, uythangende ofte uytstee-
kende borden, noch diergelyken, noch ook in de
vendels, op de boete van 10 guldens, ende daaren-
boven noch te beteren die schade by hem gedaan".
"Niemand sal, geduurende de wachte, den an-
deren eenige spytige
(= beledigende) ofte injurieu-
se woorden (=
scheldwoorden) mogen toeseg-
gen,ofte eenige insolentie
(= onbeschaamdheid)
van vloecken, singen, roepen, ofte andersints ge-
bruycken, op de boete van 20 stuyvers".
Na lezing van het bovenstaande bekruipt je
het vermoeden dat er heel wat mis kon gaan in
de schutterij ! De regels zijn opvallend gede-
tailleerd in het noemen van alles wat verboden
was. Allerlei kwalijke zaken moesten blijkbaar
binnen de perken gehouden worden. Als een
schutterij normaal functioneert gaat men niet
uit voorzorg zeven (!) zaken noemen waarop de
schutters niet mochten schieten.
M.a.w.: de schutters in het lye-eeuwse
IJsselstein waren wellicht eerder geneigd aller-
lei ongein uit te halen dan te stad op een rusti-
ge manier te bewaken.
K) De kasboeken
In 1642 voltooide Rembrandt van Rijn een
schuttersstuk dat later wereldberoemd zou
worden onder de naam "de Nachtwacht". De
juiste naam luidde: "Het korporaalschap van
kapitein Frans Banning Cocq". Het schilderij
werd besteld door het Amsterdamse schutters-
gilde en het was bestemd voor de hal van de
plaatselijke Kloveniersdoelen.
De Amsterdamse schutters hadden, toen zij
voor Rembrandt poseerden, de periode van
oorlogen en gevechten definitief achter de rug
en op het schilderij paraderen ze triomfantelij-
ke in hun fraaie kostuums.
Ook de IJsselsteinse schutters hadden in
die tijd al lang niets meer met oorlogshande-
lingen te maken. Al hun energie konden ze in
principe besteden aan het bewaren van de orde
binnen de stadsmuren. De schutters waren in
O/Il. 10,
hierboven.
Medaillon van
het Sint Jorisgilde
van Den Dungen,
begin j6e eeuw
10
-ocr page 11-
ajh. 11,
hiernaast.
Kaarslantaam
van de
IJsselsteinse
nachtwacht van
rond 1800.
feite meer politie agenten dan soldaten.
De schutmeesters, verantwoordelijk voor de
financiën, gingen vanaf het midden der 17e
eeuw eigenlijk voor het eerst heel nauwkerig
schriftelijke verslagen maken van inkomsten
en uit-gaven. Het financieel jaar liep voor de
schutterij steeds van 23 april (St.Jorisdag) tot
de 23e april van het jaar daarna.
Naast boekhoudkundige gegevens verschaf-
fen de kasboeken ons o.a. informatie over de
eigendommen van de IJsselsteinse schutterij.
Telkens bij het overdragen van het kasboek aan
een nieuwe schutmeester werd door de laatste
persoon gecontroleerd en genoteerd wat de
roerende eigendommen waren. In 1683 wer-
den aan de (nieuwe) schutmeesters Franco van
Meerlandt en Matthias de Meester de volgende
voorwerpen getoond:
"Den schuttershalshant met vier en twintigh
schaekelen met vijf haken, vervult met hare figuren
(doch manqueren daar drie figuren aen) Noch een
rondeel
(= een medaillon) daar den Ridder
St.Joris met den draak in staat, waar an een silvre
papegaey is hangende. Een berkemeyer
(= een gro-
te houten beker) met sijn decksel, de kleyne silvre
bekers, ende twee orange veltteeckens
(= vaandels)
sijn op d'auditie dese verthoont an an Franco van
Meerlandt als naevolgende schutmeester overgele-
vert".
(n.b.: in 1735 werd naast deze voorwer-
pen nog een trom genoemd). Het is de auteurs
niet bekend of er van deze IJsselsteinse kost-
baarheden na ruim 300 jaar nog iets bewaard
is gebleven in een museum of in particulier be-
zit.
Het zal duidelijk zijn dat de kasboeken van
de IJsselsteinse schutterij een schat aan gege-
vens bevatten over inkomsten en uitgaven. Op
één van de vorige pagina's hebben we aange-
toond dat het grootste deel van de inkomsten
gekoppeld was aan de privileges. Dat waren bij-
voorbeeld de wijn- en bieraccijns, de pacht van
de visserij in de stadsgracht, de accijns op de
zeep die in IJsselstein verkocht werd, de in-
komsten van de stadswaag, de verhuur van de
woning in de schutterstoren, de pacht van het
hofje achter de schutterstoren en het wacht-
geld (de half-jaarlijkse contributie van de niet-
schutters).
Wat de uitgaven betreft: er bestond tiental-
len jaren lang een vast bestedingspatroon. Veel
voorkomende uitgaven waren bijvoorbeeld: de
reparatie van roerende en onroerende goede-
ren, vergoedingen voor bewezen diensten, het
gebruik van wijn, bier, brood en kaas, turf als
brandstof voor de nachtwacht en kaarsen.
Uiteraard was de gulden in 1700 veel meer
waard dan nu. Het vervaardigen van een turf
^%.
ton kostte in die tijd f2,50. Voor f2,- kreeg het
onderkomen van de schutterij een jaarlijkse
schoonmaakbeurt. Het maken van een nieuw
kruiwagenwiel (met houten spaken) inclusief
het inzetten, bedroeg f 1,70. We laten nu ter il-
lustratie een gedeelte van het kasboek uit 1735
volgen.
Het eerstgenoemde getal zijn telkens de
guldens, het tweede getal de stuivers.
Betaalt aan Jan Zilver, Schuttershoode, zijnjaar-
lyxe wedde voor het dienen en oppassen der schut-
terij verscheenen Jorisdag ly^y
de summa van 18:-
Betaalt denzelven voor de Schutters ter begraa-
fenissen te bidden
de summa van 2:10
Betaalt denzelven voor de vier tonnen bier,
de summa van 1:10
Betaalt aan de Schuttersboode voor het schoon-
maaken van de toom
de summa van 1:)
II
-ocr page 12-
Betaalt aan Hendrik Terhurg, Tamboer, zijnjaar-
lyxe wedde verscheenen 2} April
1735
de summa van 6: 6
Betaalt aan Hermanus Kip voor Leverantie van
brood en boter opjorisdag iyj4 geconsumeert
de summa van 1:16
Betaalt Antonij de Ridder voor verdiende arbyts-
loon en Leverantie van hout als timmerman aan
de Schutters- waag gedaan
de summa van 118:-
Betaalt Thomas van Wijk, Meester Smit, over en
ter zake als boven
de summa van 19:-
Betaalt jan Wees, Meester Verwer, over en ter za-
ke als boven
de summa van 2:13
Leverantie en arbytsloon van een nieuw rad aan de
kruywagen
de summa van 1:14
Betaalt den Heer Adriaen Maas over Leverantie
van Bieren bij de Schutters op de Kermis wagten
geconsumeert, bedraagende volgens Reekening
de summa van 44:13
Betaalt den Heer Goris 't Hoen (shutmeester in
1731) voor Leverantie van wynen op jorisdag 1734
bij de Heeren en eenige burgers geconsumeert
de summa van 21:4
geld over, namelijk f.82,75 ! Ter vergelijking;
daar kon je toen 41 turftonnen voor laten ma-
ken.
In 1735 loopt het financieel beleid duidelijk
uit de hand. Een tekort van maar liefst
f127,90! Als we het bestedingspatroon van
1735 aan een nader onderzoek onderwerpen,
vallen bepaalde zaken op.
(1)  De uitgaven die direct verband hielden
met drank, rookgerij, etenswaren en huur van
glazen bedroeg in dat boekjaar ruim f72,-. Dat
is ongeveer 18% van de totale jaaruitgaven, (in
1697 zou eenzelfde bedrag ruim 1/3 van de uit-
gaven zijn geweest!). Daarbij komt nog dat de
schutters hun bier en wijn accijnsvrij konden
drinken, dat scheelde een slok op een borrel.
De eerste oorzaak van de hoge drankreke-
ning is de meest voor de hand liggende: de
schutters grepen elke gelegenheid aan om een
stevig glas te drinken. De tweede oorzaak komt
voort uit te weinig verantwoordelijkheidsge-
voel voor de gemeenschaps-gelden; men nam
te pas en te onpas buitenstaanders mee naar de
schuttersvergaderingen om hen deelgenoot te
maken van de daar aanwezige grote hoeveelhe-
den schuttersbier. Tevergeefs probeerde het
bestuur van de schutterij tegen deze onge-
wenste praktijken op te treden:
'Huyden op des schutterstoren vergadert sijnde
is met eenparige stemmen besloten dat niemandt
eenige personen sijnde buyten het getal van de ho-
manschap 't welck alsdan vergaderinge houd en
niet bekent op haere lijste, sal vermogen in haere
vergaderinge alwaer sij haer schuttersbier drinc-
ken, te brenghen'.
Hoewel er wel degelijk sprake is geweest
van fors drankgebruik, is het echter niet zo dat
de schutterij in IJsselstein alleen om die reden
in 1746 ten onder is gegaan. Er zijn nog andere
factoren die een rol hebben gespeeld in die
laatste jaren voordat het gemeentebestuur de
vereniging ter ziele deed gaan.
(2) Het tweede opvallende feit zijn de lenin-
gen. De schutterij had in de jaren vóór 1735
flink wat geld geleend van particulieren, tegen
4% rente. Van één van die leningen (f.175,- in
1728) om de rekening van dat jaar te kunnen
voldoen, was na 7 jaar nog maar f50,- terugbe-
taald. Zo ver we konden nagaan was in 1735 de
totale schuld aan leningen niet minder dan
f235,-. Er werd in dat jaar ook niet meer afge-
lost: de schutterij betaalde slechts de verschul-
digde rente. Het ene financiëele gat werd met
het andere gevuld. Dit maakte de wankele posi-
tie van de schutterij in IJsselstein nog zwak-
L) IJSSELSTEINS GESCHUTTER, OF:
HET EINDE VAN EEN TIJDPERK
Als uitgangspunt bij onze speurtocht naar
de achtergronden van de opheffing van de
IJsselsteinse schutterij in 1746, hebben we de
inkomsten en uitgaven van 3 jaren (1683,1697
en 1735) met elkaar vergeleken. Daarna analy-
seerden we de uitgaven van het laatst bekende,
volledige kasboek, namehjk dat van 1735. We
geven eerst een globaal overzicht.
ontvangsten uitgaven
1683
1697
1735
£271.05
f326.70
f298,10
f281,95
f243,25
f426,00
In 1683 bedroegen de uitgaven f10,90
meer dan de inkomsten. Niet erg onrustba-
rend, zelfs niet in een tijd waarin de waarde
van de gulden vele tientallen malen hoger was
dan nu. In 1697 was er zelfs behoorlijk veel
12
-ocr page 13-
(6) Tenslotte blijkt uit het kasboek dat het
(in punt 5 genoemde) wachtgeld niet in de win-
ter van 1735 werd geïnd 'overmits in de laatst ge-
passeerde winter geen nagtwagt op de schutter-
stoom gehouden is'.
Er werd dus niet eens meer
gewaakt in de nachtelijke uren! Hieruit blijkt
overduidelijk dat de schutterij als beschermen-
de vereniging nog maar heel weinig voorstel-
de.
De conclusie: objectief bekeken was dat de
IJsselsteinse schutterij rond 1735 een geldver-
slindende gezelligheidsvereniging die voor de
stad van weinig nut was. De vroede vaderen
hadden in 1746 alle gelijk van de wereld dat zij
de schutterij ter ziele deden gaan.
keer dan ze al was.
(jj.Vervolgens stuiten we in het kasboek
van 1735 voortdurend op de naam Goris 't
Hoen. Deze IJsselsteinse heer bleek tot onze
verbazing op diverse uiteenlopende manieren
in relatie tot de schutterij te staan. Ten eerste
was hij één der burgemeesters en zat als zoda-
nig in het bestuur van de schutterij. Ten twee-
de was hij schutmeester in 1731 van het gilde
en verzorgde in die hoedanigheid de boekhou-
ding. Vervolgens was deze heer Goris 't Hoen
pachter van de stadsgracht (langs de Doelen en
Nieuwpoort voorbij de IJsselpoort tot het kan-
on). In deze hoedanigheid betaalde hij pacht
aan zichzelf, want hij was toen immers pen-
ningmeester. Tenslotte blijkt dat dezelfde heer
ook wijnhandelaar was en uit hoofde van die
functie vele tonnen wijn leverde aan de schut-
terij. Het lijkt ons lastig om zo veel verschillen-
de belangen in één persoon verenigd te heb-
ben.
(4)   Het volgende merkwaardige gegeven
doet sterk denken aan oplichterij. In het kas-
boek van 1735 heeft de schutmeester op 7 ver-
schillende plaatsen diverse bedragen voor zich-
zelf gereserveerd, met een totaal van f52,-.
Deze vorstelijke vergoeding voor wat reken- en
schrijfwerk komt neer op bijna 1/8 deel van de
gehele jaaruitgaven van 1735 ! Spijtig genoeg
voor de penningmeester heeft namens de over-
heid Willem van der Roest daar een stokje voor
gestoken. Met forse pennestreken zijn de op-
gevoerde uitgaven (op een enkel bedragje na)
doorgehaald. Telkens staat er bij die gewraakte
passages gekrabbeld dat 'in de conclusieve
Reekening deese aangehaalde posten sijn geroy-
eerd'.
Aardig geprobeerd van de schutmeester,
maar de controleur had hem door !
(5)  Nog een ander zonderUng voorval heeft
te maken met het wachtgeld, (allen die geen
schutter waren moesten aan de schutterij beta-
len). In 1729 werd de bodem van de geldkist
der schutterij zichtbaar, hoewel (zoals gezegd)
nog in 1728 een kapitaal van f.175,- was ge-
leend. Het bestuur van de IJsselsteinse schut-
terij wrong zich in allerlei bochten om aan geld
te komen. Eén van de "oplossingen" was een
verhoging van het wachtgeld van maar liefst
300% vergeleken met de verplichte bijdrage
van het jaar daarvoor. Het zal duidelijk zijn dat
de wachtgeld betalende burgers van IJsselstein
met gemengde gevoelens toekeken hoe de
schutters het geld (en de biervaten) lieten rol-
len !
HOOFDSTUK 2
A) Als een Feniks uit zijn as herrezen
Als het doek van het IJsselsteinse schutter-
stoneel weer opengaat, is het inmiddels 1785.
Door de internationale spanningen en oor-
logsdreigingen, vooral vanuit Frankrijk en
Engeland, werden de verdedingsmogeHjkhe-
den van stad en land weer uitvoerig bekeken.
In die tijd hebben diverse burgemeesters
zich kunnen beraden over de wenselijkheid
een hernieuwde schutterij tot leven te roepen.
Het eerste teken van de wedergeboorte is een
geschreven "Reglement op de Schutterij en
Schutterswagten binnen de stad IJsselstein"
van 2 maart 1785. Het bevat 78 artikels (voor-
schriften en verboden). Het eerste dat heel
nauwkeurig omschreven wordt, is de samen-
stelling van de vernieuwde schutterij. De opzet
is veel uitgebreider dan ooit tevoren. Kort ge-
zegd komt het er op neer dat IJsselstein nu
twee compagnieën telt: één van de bovenstad
en één van de benedenstad. Elke compagnie
telt 8 rotten, geleid door een onderofficier.
Daarboven telt elke compagnie twee tambours,
vier korporaals, vier sergeanten, een vaandrig,
twee luitenants, een kapitein-luitenant, een ka-
pitein en een kolonel. Voor beide compagnieën
samen was één bode beschikbaar en een per-
soon (scriba) die fungeerde als secretaris en
penningmeester.
Twee keer per jaar, in mei en november,
werden nieuwe schutters ingeschreven. Alle
IJsselsteinse mannen tussen 18 en 60 jaar wa-
ren verplicht schutter te zijn. Uitzonderingen
werden o.a. gemaakt voor predikanten, pas-
toors, regenten. Joden, Doosgezinden en ook
voor de mannen bij wie in het huishouden al
iemand schutter was. Wie dienst weigerde, be-
taalde jaarlijks een boete van twee zilveren du-
katen, zodat de rijke IJsselsteiners er op een
13
-ocr page 14-
gemeen Kruyt
f 61-4-
gemeen Kruyt Krappe
f 17-12-
Vuurstenen
f 1-7-
900 Kogels zwaar 70 loot
f 14- 3-
I boek papier
':-i2-
8/2 hoed Kolen
f 13- 8-
nog 24 1.
f i^.
f 2620-14
Utrecht den 14 October 1785 deze
rekening
geheel afbetaald en voldaan
gemakkelijke manier vanaf konden komen !
Om de heroprichting van de schutterij in fi-
nancieel opzicht mogelijk te maken, werden in
1785 de waardevolle (zilveren) voorwerpen ver-
kocht die aan de in 1746 opgeheven schutterij
hadden toebehoord. In het IJsselsteinse ar-
chief bevindt zich ten bewijze hiervan een nota
met de volgende inhoud.
De Zilversmid Gijsbert van Velthuysen
koopt van de IJsselsteinse schutterij het zilver,
te weten ;
1 zilver beker weegt                                   }2 loot
1 zilver beker weegt                                   31 loot
Ab. Wolff
Een bekwaam geweermaker werd ingescha-
afb. 12,
hiernaast.
Ijsselsteins pare-
ment op ware
grote.
Dit is een zilveren
versiering op de
sjako {paradepet)
van de schutter,
voorstellende het
stadswapen met
2 leeuwen,
{particulier bezit)
^4é
3 ..#1^»
ffe
"^^"'-........^"^^'-^ ....^ï^ü;
r ^^
3v--
--.-TS- -S^--
1 zilver beker weegt                                   }2 loot
1 zilver beker met deksel                            6g loot
een gedeelte van de ringkraag                     p loot
een parement weegt                                    2 loot
(i loot is 50 gr)
28 stuivers 't loot x 197 loot =f2y6-io-
Dit bovenstaande zilver bij mij ingeruild van
de schutterij van IJsselstein en voor de bovenstaan-
de somma ter hand gesteld aan de secretaris.
Een van de belangrijkste aankopen voor de
nieuwe schutterij was een aantal geweren. Er
werden er maar liefst 172 aangeschaft. Ook
hiervan vonden we in het gemeente-archief de
rekening.
Geleverd ten diensten van de Burgerij te IJsselstein
172 Burger-geweren a f 14 en 12 st. f2511- 4-:
ajb.i},
rechts.
Gladloopmusket-
ten.
1. Amerikaans
vuursteenslot uit
1776
2. Frans musket
uit lySo
3. Engelse
'Brown Bess' uit
1^20.
percussiemusket
uit 1S39.
5. Gladloopper-
cussiemusket van
de Verenigde
Staten uit 1841.
14
-ocr page 15-
keld voor het onderhoud van de 172 nieuwe
geweren in de wapenkamer. Om de drie maan-
den werden de wapens geïnspecteerd door de
Staf van de schutterij. Eén van de voorschriften
over de bewapening van de schutters luidde:
"Dat Ieder Corporaal en Schutter sal moeten
voorsten syn van een goed beproefde Snaphaan en
Bajonet, na het Model en Caliber welke daar toe
by den Burger-Krygsraad reeds is goedgekeurt, of
nader bepaalt sal worden, voorts met een
Patroontas, korte Sabel en Port d'Epée, dat niet al-
le die Wapenen aan sodane Schutters welke niet
verkiesen sig ten hunne eigene Kosten daar van te
voorsien, van weegens de Schutterye gratis en son-
der Derselver beswaar sullen worden ter hand ge-
steld, en sullen de Wapenen van Ieder Schutter
met een bysonder Merk en Nommer geteekent
moeten syn".
Kort daarna ging de gemeenteUjke overheid
het onderkomen van de schutters, de
Schuttersdoelen, grondig opknappen. In een
brief van 22 augustus 1785 bespreken schout
en schepenen te IJsselstein de aanbesteding
van de renovatie van het gebouw. Dat de
Schuttersdoelen inderdaad uitgebreid werden
opgeknapt kunnen we opmaken uit een reke-
aft) 14,
hiernaast.
Dat het stadsdoe-
lengebouw
er in
jy8^slecht aan
toe was mag
blijken uit een
niet uitgevoerd
renovatieplan
van lyöy welke is
opgesteld door
architektj. van
Stolk en
onderdeel
uitmaakt van
een inventarisa-
tie van
stadseigendom-
men uit die tijd.
We plaatsen hier
het gedeelte over
de Doelen met
een transcriptie
van de tekst.
De Stadtsdoele
het hoge gebouw A legt een goed
dak op, met blauwe panne gedekt,
lood op de hoekkeepers.....
In deeze Doele is een bove kamer
Dit gebouw moet glas en ook digt
gehouden
Een nieuwe goot onder het panne-
dak van het afdak van het gebouw
..........X waaronder trap komt
Verder het losse muurwerk van
weynig belang, herstellen en voe-
gen 12 gld.
Verder deure en vensters repare-
ren en hang en sluytbaar brengen,
verven... 10 gld.
B. steene trap van de wal van mop-
pen 7 treden
Eenige weijnige reparaties
De zijmuur moet op de lengte van
9 voet, hoog 3 voet worden ver-
nieuwt, dik ï mop met een rollaag
geslooten, verder het losse aan-
stoppen boenen en voegen, 2 gld.
C. trap van 7 treden, meeste mop-
pen, is wel wat ontset maar kan blij-
ven, de zijmuur boven voegen, 3 gld
Bij deeze Doele is in de veste nog
een houte schoeying lang 18 v,
met een waterstoep, is in reedelij-
ke ordre, een nieuwe bovenplank
en 3 eyzerpalen, dik 4x4 d(uim)
lang 6 voet
^\
i
'
1
1
1
1
1
Ji>»^tM 2
•/
.2.0
R. Walmuur lang 264 voet, hoog
uyt de benede grond circa 11 voet
Deeze muur staat zeer recht op
zijn beenen
15
-ocr page 16-
^^ ^ JZ' é'/'J/?//i^?2:rS
c \/S'ï)-
U-cUrY
c tJYaJ / :'Jóu.''üi^?i
t>z>;^ /^.^^z- -^
'c J.
>J^/ ^LU'CC'Có
£?
^ ^ v^yrv^^^ 'é-A^ ücér -ee^ ^Hc) ^j/nrr-/.^ S^^A^ c^M^ \
j:
, ^._^f%f>i^" 1
1. 2a^ i^e^^ l^/)U4^^-eX''j^U^^^^^ ~^^
o/b. 15,
hiernaast.
Eerste pagina
van het
handgeschreven
Reglement op de
Schutterij en
Schuttenvagten
binnen de stad
IJsselstein.
1785
z^wz/^«J!^^'^
v~\ ■" ' -'^ *rïT
16
-ocr page 17-
O)
;•!•■ ■ ■■%■..
ORDONNANTIE
-R:[E;:G^^i;|iE^;M'^:E-^
'X-^iKÉ óé Sduitterye en ^p de Schut- ^
,.. ; 'tefs^Wagtea bioöenf ie Stid Yfleiaeio.
fï WILLEM,
by de gratïe Gods, Prim:e van Oran-:
ge en Naflao, Grave van Catzéneln-
bogen 9 Vianden, Diell, Spiegel-
berg» Buuren, Leerdam en Culen-'
borg» Marquh; van Veere en Vlinin-
gen, Baron van Breda,Diets, Bell-
fiein, der Stad Grave en Lande vail
CuvkVVsïelftein» Cranendónk, Eyndhoven en Lies-
velt. Onafhanbelyk Heer van de Vrye ^cn Souveraine
£^f,|4ecrlykhéi<i Ameland, Heet van Borcülo, Bree-
devoort, Liehtenvoorde ^, 't Loo, Gëertruydenberg ,
aündÈfti Sèvenbfergen»'de Höoge enLaage Swaluwe;
Naaltw-ykiPolaanen, Sr. Manensdyk, .Soeft, Baaren
'en fer Eedi»'Willèmftad; Steenbergen, Montfori, Sf,
Vitft r Blitgenbich en Daasbtirg, trf-Burggraaf van
AhtttTcrpen, Érf-Marfchalk van Holland, Erf-Stadhouder,
Erf-Gouvernfeur , Érf-Capiiein en Admir^V Generil
' der Vereenigde Nedefïanden , Erf-Capitein, General
en Adfflirai van'Hè Uhie, Riddef varide KoufrebaT\d
Cl» van deti Ssranm. Adefaat,--«2C. êix:.êtc. Alle Die
-*5-:
afi. 16,
hiernaast.
Eerste pagina
van het gedrukte
Reglement op de
Schutterij en
Schutterwagten
binnen de stad
Ijsselstdn.
1786
' -> ~\
17
-ocr page 18-
ning van de meester-schilder Lokhorst (1790)
voor het gronden en verven van het houtwerk
aan binnen- en buitenkant van het gebouw.
Tevens werden de vlaggetjes van de doelen ver-
guld. Inclusief biergeld bedroeg de rekening
20 gulden en 2 stuiver.
B) Overdracht van de nieuwe vaandel
Een plechtig moment voor de heropgerichte
IJsselsteinse schutterij: de beide compagnieën
krijgen ieder hun eigen vaandel. We laten de
tekst van het ooggetuigeverslag hier volgen.
COPY van een Brief uit YSSELSTYN, gedagte-
kend ijuly
1785.
Thans zal ik aan uw, my reeds lang gedaan, ver-
zoek voldoen, waar in ik door verscheidene tus-
schenkomende Omstandigheden tot hier toe hen
verhinderd geworden. Gy vraagd my dan, om een
naaukeurig verslag van de overgave der nieuwe
Vaendels alhier, zie hier een korte opgaave van de-
ze plegtigheid.
Den 24 der afgelopen maand, hadden onze heide
Compag-nien het genoegen, door eenige
Vaderland en Burgerlievende Dames alhier, met
fraaye en kostbare Vaandels en Trommen be-
schonken te worden. Deeze plegtigheid begon reeds
's namiddags ten 2 uuren, wanneer de beide
Compag-nien uit de Stad naar het veld marcheer-
den. Aldaar in order geschaard staande, kwam
vervolgens een DETACHEMENT van jonge
Heeren, zynde CADETTEN, allen in hun
Uniform gekleed, met de heiden Vaandels uit de
Stad, en hragten zo ieder voor derzelver COM-
PAGNIE, alwaar de Trommels ook geplaats wier-
den. Hier na werd een der Dames door den
Wel.Ed. Manhaften Heer Collonel G.'T HOEN,
voor het Front der eene COMPAGNIE geleid,
zynde de Zuster van dien Heer, de Wel.Ed. Geb.
Jonkvrouwe M.'T HOEN, werwaards de verdere
Dames van dat Gezelschap zig ook begaven. Het
Vaandel, ontrold zynde, wierd hetzelve doorgem.
Dame, uit hunner aller naam, met eene korte dog
zeer gepaste Aanspraak, overgegeeven aan den
Wel. Ed. Manhaften Heer Capitein J. LYKLAMA
d NEYHOLT.
Vervolgens wierden insgelyks de beide Trommels
aan dien Heer overhandigd door den Wel. Ed.
Geb. jonkvrouwe M.LEMMERS insgelyks met ee-
ne korte, dog teffens gepaste Aanspraak; welken
heiden door den Hr. Capitein op eene treffelyke en
sierlyke wys beantwoord wier-den; en in welk ant-
woord zyne Vaderland- en Burgerlievende gevoe-
lens ten duydelykste doorstraalden.
De Wel. Ed. Jonkvrouwe M. VAN DER VLIET,
die alleen de geefster was van het Vaandel voor de
2de Compagnie, kon, om voldoende redenen, deze
plegtigheid met hare tegewoordigheid niet verëe-
ren, waarom haar Ed. de overgave van 't Vaandel
had opgedragen aan den Wel. Ed. Manhaften
Heer A. BRAND, Cap. Lieut. dier COMPAG-
NIE, die dan ver-volgens op gelyke wyze, als hier
hoven, het Vaandel aan den Wel Ed. Manhaften
Hr. Capitein D. VAN DEN BOSCH overhandig-
de met eene fraaye en cierlyke Aanspraak, welke
door den Hr. Capitein VAN DEN BOSCH korte-
lyk en met hartelyke dankbetuiging beantwoord
wierd. de Heeren Capiteinen vervolgens hunne
vaandels, mede met een korte aanspraak, aan de
Vaandrigs; zynde de Hn. C. VAN DER ROEST
en jOHANNES HUGENHOLZ; overhandigd
hebbende, ging ieder Vaandrig met zyn Vaandel
de gelederen van zyn COMP. door, om dezelven
aan hunne Schutters te vertoonen. Ook wierden
aan deze COMPAGNIE 2 fraaye Trommels door
eenige jonge Dames en Heeren CADETTEN pre-
sent gedaan.
Dit alles verrigt zynde ging elk der Officieren na
zyn post, wanneer de Wel. Ed Manhafte Capitein
LYKLAMA d NYEHOLT, toen het Commando
over het gantsche Battaillon hebbende, (voor dat
nog eenige Manoeuvres geschiedden)eene voortref-
felyke en gepaste aanspraak aan het Volk deed,
hetzelve geluk wenschende met zyne verkregene
Banieren, er eene verdere aanmoediging tot des-
zelfs pligt by voe-gende, en ten slotte dit onder-
staande Vaers:
'Stad en Land word best beveiligd,
'Als de E END RAGT banden vlegt,
'Wapens in der B URGREN handen,
'Zyn de STEUNZELS van het REGT,
'Laat het TWEEDRAGTS MONSTER grimmen,
"t Blixemen van ons GEWEER,
'Doet het na den AFGROND vlugten,
'Moedig gaan wy het te keer.
Hier op wierd, door de Commandant, het manu-
aal zonder commando gecommandeert, en dit, be-
nevens de verdere manoeuvres en afvuuring, wierd
verrigt tot groot genoegen, ja tot verwondering, der
voornaamste aanschouwers, welke by die gelegen-
heid zeer talryk waren. Verscheiden Lieden van
den eersten rang vereerden ons met haare tegen-
woordig-heid, waaronder veele Heere Officieren
zoo van AMSTERDAM, als 't nabyliggende
UTRECHT en VIANEN, zig bevonden, die allen
hun hyzonder genoegen betoonden over de schoone
vor-deringen die in zulk een klein bestek tyds ge-
maakt waren.
Op het VELD was een Tent geplaatst, ten dienste
der Heeren Officieren en voor de Dames, om by de
rusting hun intrek te nemen, en zig met het een en
-ocr page 19-
ander wat te ver-verschen.
De Exercitie verrigt en afgelopen zynde, trokken de
beide COMPAGNIEN in order met hunne PE-
LOTTONS het VELD af, wanneer zy hunnen
marsch voor by de Tent namen, al-waar de Wel.
Ed. Manhafie Heer Collonel,
benevens de verde-
re Dames zig geplaatst hadden, en door elk der Of-
ficieren met hunnen Geweeren en Vaandels in het
voorby marcheerende gesalueert wierden, en trok-
ken zoo de stad in tot op de Paradeplaats, waar
van daan toen 2 DETACHEMENTEN met de
Vaandels naar het huys van de Heeren Vaan-drigs
afgezonden wierden; waarmede deeze plegtigheid
's avonds ten 8 uuren eindigde, die tot groot genoe-
gen, ook ven het grootst gedeelte onzer weldenken-
ste Stadgenoten, is afgeloopen.
Hier mede aan uwe verlangens voldaan hebbende,
blyve ik met veel agting:
UW VADERLAND- EN BURGERLIE-
VENDE VRIEND.
We hebben helaas niet kunnen achterhalen
welke afbeeldingen en teksten er op de vaan-
dels stonden. Vast staat wel dat één over-we-
gend wit van kleur was en de ander overwe-
gend rood.
Nog geen maand later konden de nieuw-
geïnstalleerde IJsselsteinse schutters voor het
eerst in actie komen. Gelukkig had het optre-
den een vredelievend karakter. In een krante-
berichtje van 20'n 220 jaar geleden kunnen we
lezen hoe 'onze' schutters indirect een bijdrage
hebben geleverd aan de ontwikkeling van de
luchtvaart.
1785:1 Augustus:
YSSELSTEIN; den 30 July.
Heden avond hadden wy het bizonder genoe-
gen, den Heer BLANCHARD, met zyn LUGT-
BOL, even buiten deze Stad te zien nederkomen.
Deeze Lugteiziger was 's avonds ten half zeven
uuren te ROTTERDAM met zyn Bol opgegaan,
en daalde ten halfagt alhier staatig neder, onder
eene verbazende menigte Volks, 't geen van rond-
som zamengevloid was, om dit zonderling
Schouwspel te zien. De Compagnie van den Hr.
LYKLAMA a NYEHOLT, juist bezig om derzel-
ver manoeuvres te verrigten, trok derwaards, en be-
schermde den Ballon voor den aandrang der me-
nigte, de Heer BLANCHARD, welke berekend
zestien duizend voeten met zyn LUCHT MA-
CHINE hoog geweest te zyn, was ongemeen vol-
daan over de vriendelykheid onzer Burgers, welken
hem met zyn LUGTVAARTUIG in de Stad
bragten.
C) Het NIEUWE REGLEMENT
In 1786 verscheen, een jaar na de voorlopi-
ge, handgeschreven versie, het gedrukte, offi-
ciële reglement, 36 pagina's, met 80 uitgebrei-
de voorschriften en verboden. De titel van het
boekwerkje luidt: "Ordonnantie en Reglement
voor de Schutterye en op de Schutters-Wagten
binnen de Stad IJsselstein". Het werd gedrukt
bij Isaak Scheltus in Den Haag, 'Ordinaris
Drukker van Zijne Hoogheid'.
Opvallend is de strenge toon van de tekst.
Orde en tucht dienen te worden gehandhaafd
op straffe van hoge boetes. Uiteraard laten we
een bloemlezing volgen.
artikel 40
...en sal Niemand sig van syn Post mogen he-
geeven, bevorens Hy sal syn afgelost, op een Boete
voor Ieder der Officieren van Vijftig (!) Guldens,
voor Ieder der Onder-Officieren van Twintig
Guldens, en voor ieder der Schutters van Tien
Guldens...
artikel 4-/
... dat geduurende de vier Winter-Maanden
November, December, January en February, ieder
Avond ten Neegen Uuren een Rot der Schutterye
volgens den Rooster daar van te maaken, voor het
Stadhuys sal moeten vergaderen om van daar on-
der het geleide van den Onder-Officier van dat
Rot, na de Wagt te marcheeren, deselve te hesetten
en aldaar Post te houden tot het openen der poor-
ten, en sullen van daar geduurende de nagt be-
hoorlyke Patrouilles gedaan en Schildwagten uit-
geset moeten worden, sullende de Geene die te laat
komt verbeuren Ses Stuyvers ...
artikel ^^
... ook sullen de Schutters geduurende de
Patrouilles sig nergens onder Dak mogen begeeven,
of in Herbergen gaan Drinken ...
artikel ^6
... Indien des Nagts Iemand bevonden mogte
worden by de Straaten eenige Moedwil te bedryven
of Rumoer te maken, sal de Wagt Deselve vatten
en in verseekeringe houden op de Wagt...
artikel 58
... en wanneer den Schildwagt op syn Post sla-
pende bevonden werd, sal Hy Drie Guldens Boete
verbeuren...
artikel 61
... Dat Niemand sal vermogen, dronken synde,
onder de Wapenen te koomen, het sy ten tyde der
algemeene ofhysondere Waapen-schouwingen, het
19
-ocr page 20-
sy by algemeene of bysondere Exercitiën, of wan-
neer Hy op de Wagt sal trekken, en sal het aan
geen Schutter onder de Wapenen geschaard zyn-
de, geoorloofd wesen eenige drank te gebruyken, op
poene van Tien Stuyvers...
artikel 62
... Gelyk het ook aan Niemand geoorloofd sal
weesen, om onder de Wapenen synde Tabak te
Rooken, op eene Boete van Tien Stuyvers ...
artikel 6}
... Ook sal Niemand op de Wagt, of onder de
Wapenen synde, eenig geschil mogen maken, veel
min teegen Iemand Gewheer op Neemen of trek-
ken, nog Hem in euvele Moede aangrypen, op de
Boete van Tien Guldens...
artikel 6^
... Gelyk ook Niemand geduurende de Wagt of
anders onder de Wapenen synde, den anderen ee-
nige spytige of beleedigende woorden sal moogen
toevoegen, of eenige onhescheidentheid van singen,
roepen, tieren, vloeken ...
Het reglement sluit af met de schutterseed:
"Dit Sweer ik, dat Ik alle Poinc-
"ten en Articulen, vervat by de Ordon-
"nantie en het Reglement op de Schut-
"terye binnen deese Stadt door Syne
"Hoogheid den Heer en Baron van Ys-
"selstein gearresteert, na vereysch en be-
"hooren sal onderhouden en nakoomen,
"op Poene in Deselve Ordonnantie ver-
"vat; Voorts dat Ik Hooggemelte Heer
"en Baron behouw en getrouw en aan
"Hoogst-Denselven, mitsgaders aan de
"Magistraat deeser Stadt gehoorsaam syn
"en Derselver beveelen agtervolgen sal:
"Wyders dat ik alle Geweld teegen De-
"selve en tegen de goede Burgerye en
"Ingeseetenen deeser Stad, of teegen de
"Voorregten en Privilegiën van Deselve,
"met Goed en Bloed sal helpen afwee-
"ren, en dat Ik in het generaal alles doen
"en laaten sal wat een goed en getrouw
"Schutter schuldig is of behoord te doen
"en te laaten.
D) Verguisd EN BESPOT
De periode van 1780 tot 1813 was voor veel
landen in Europa, en zeker ook voor ons land,
verre van rustig. Stadhouder Willem V bleek,
politiek gezien, een slap persoon te zijn. Hij
was niet tegen zijn taak opgewassen.
Tegenover een groep aanhangers (prinsgezin-
den) vormde zich een groep vijanden (patriot-
ten). Tot overmaat van ramp raakten we in
1780 voor de vierde maal in oorlog met de
Engelsen. Vervolgens brak in 1789 in Frank-
rijk de revolutie uit en in 1795 trok het Franse
leger, triomfantelijk vergezeld door de Hol-
landse Patriotten, ons land binnen. Willem V
vluchtte naar Engeland. De republiek der
Zeven Verenigde Gewesten hield op te bestaan
en de Bataafsche Republiek was een feit gewor-
den. Na 18 jaar Franse overheersing werd
Napoleon in de slag bij Leipzig verslagen. Ons
land werd toen voor het eerst een koninkrijk,
met als eerste koning Willem I, de zoon van de
vroegere stadhouder Willem V.
De lezer zal begrijpen dat de IJsselsteinse
schutterij bij deze gebeurtenissen een uiterst
bescheiden rol op de achtergrond heeft ge-
speeld ! De schutters waren niet meer of min-
der dan gewapende burgers die tegen wil en
dank met wisselend succes in de stad optra-
den. Het grote probleem waarmee de krijgs-
raad van de IJsselsteinse schutterij tussen 1780
en 1813 te maken kreeg, was de minachting, de
tegenwerking en het onbegrip van veel
IJsselsteinse burgers ten opzichte van de
schutterij. Veel IJsselsteinse mannen vertikten
het om schutter te worden en weigerden bo-
vendien contributie of boetes te betalen. Een
diepe zucht van bezorgdheid klinkt in de notu-
len bij de volgende zinsnede:
'In plaats dat de Lust tot de Burgerbewapening
vermeerderde zoude (zoo als wij hoopten) moeten
wij met leedwezen betuigen, dat die te meer ver-
flauwt. '
Wanhopig, omdat de situatie in IJsselstein
uit de hand dreigde te lopen, schreef de krijgs-
raad een lange klaagbrief naar de voornoemde
stadhouder Willem V, waarin hem verzocht
werd krachtige maatregelen te nemen tegen de
dwarsliggers. We citeren enkele passages uit
deze brief die in 1787 geschreven werd.
... Alle die tegenstrubbelingen hebben niet
naagelaaten eenen merkelijken invloed te maaken
op den geest van anderen min notabele burgers en
ingezeetenen die maaken dat de uitvoering van het
Reglement voor de schutters hoe langer hoe moeye-
lijker geworden is. En de Officieren en anderen
weidenkenden schutters die we wacht hebben, van
teidt tot teidt bij het waameemen van derzelver
Post, zig blootgestelt vinden aan hinderlijke oppo-
sitien en moeyelijkheden welke niet dan met kee-
ring van Geweld met Geweld zijn ofte weeren.
... Jongens ontzien zig niet anderen te bespot-
ten en te beleedigen en des Nagts voor de huizen
van Stafofficieren der schutterij de puhlique rust te
20
-ocr page 21-
verstooren door het schreeuwen van: "Orange
Booven, de Patriotten naarden Bliksem", en soort-
gelijke termen meer.
... Sommige jongens ontzien zig niet andere
fatsoenelijke jonge lieden, zelfs een militair cadet,
de swarte cocarde van den hoedt te rukken en met
veele scheldwoorden te verscheuren, gelijk ook aan
sommige vreemdelingen van buiten, onheschofi-
heeden zijn aangedaan die ook onaangenaam zijn
voor de Rust en veiligheid deezer stadt.
... Zijnde het onder anderen gebeurt dat wan-
neer de commandeerende officier zig naar de
Parade begaf, hij de Plaats zoodaanig bezet vonde,
dat hij niet dan met veel moeite bij zijn onderheh-
bende Manschap konde koomen en dat hem dit
eindelijk gelukkende, hij nauwelijks ruimte konde
vinden om de geleederen teformeeren. Met dat ver-
der gevolg, dat de Luitenant ook dit te booven ge-
koomen zijnde, vervolgens niet alleen de
Corporaal, welke tevooren reeds verscheidene rei-
zen met drek en vuiligheid gesmeeten was, booven
op de Manschap is geworpen, maar ook de
Luitenant die zig voor de Corporaal wilde postee-
ren, en hem zoo veel doenlijk te beveiligen, heeft
moeten ontwaaren dat hij met een touw waaraen
een groote vishoek in de rok van de Corporaal was
gehegt, vastgebonden was, zoo dat hij om weeder
in activiteit te koomen, zig genootzaakt vondt, om
dat touw met zijn bajonet los te snelden, terweil
het hier bij niet is gebleeven. Het is gebeurt, dat het
Rot opgemarcheert en aan den Doelen gekoomen
zijnde, de commandeerende officier zoodaanig in
het paradeeren is verhindert geworden, dat hij het
gezag heeft moeten laten vaeren, en het gantse Rot
zoo goed een ieder maer konde de wacht heeft moe-
ten inrukken, om voor de woedende meenigte be-
veiligt te zijn. Dit kwaadaardig volk blijft continu-
eeren met het pleegen van insultes (= beledigingen,
aanvallen) insonderheid zeekeren perzoon, ge-
naamt Dirk Both, die den luitenant tot drie onder-
scheidene reisen op het lijf gevallen is.
Het spreekt vanzelf, dat dit gezagsverlies
enorme frustraties in de hand werkte bij de
overgebleven schutters. Met alle mogelijke
middelen probeerden de goedwillende IJssel-
steinse burgers de schutterij voor hun stad te
behouden. Op ii juni 1796 werd er (misschien
onder invloed van de Fransen) opnieuw leven
geblazen in de door velen verguisde vereni-
ging. Er werden nieuwe officieren gekozen en
een nieuwe schutterseed (eigenlijk een con-
tract) werd met plechtige woorden op papier
gezet. Het grote probleem in IJsselstein bleef
echter de grote groep wanbetalers. De meesten
van hen waren de zogeheten buiten-burgers,
veelal boeren en boerenknechten.
o/b. 17,
boven.
Binnenplaats
van het slot te
IJsselstein vlak
voor de sloop in
1888. tekening
naar P.A.
Schipperus
De klaagbrief aan Willem V had in zoverre
resultaat, dat de schutterij tien jaar later (!), in
april 1797, toestemming kreeg om voortaan op
het binnenplein van het kasteel te mogen oefe-
nen in het exerceren. Gezien het jaartal zal de
toestemming eerder door de Fransen gegeven
zijn, dan door de in Engeland verblijvende
Willem V. Het kasteelplein was overigens een
zeer geschikte plek, want hier werden de
L E E R - K O N S T,
Om wd met het Mufquet om tcgaeo.
' •tiitnSt tot Ut ImnM-ttttfli l>an 't IS^u^urt / ttt
EXERCITIE,
Wit mtri in öc
tf^nbcr t Bfbubt ban De l>o JT>ob
gecii iti t «^jptrecftm i^ üotnbt
mxt tnorn
59ji«iïwn>«-
SMtMtuAtt
iw mm ttttf
ktn^fT^/ Rut
to tuvtn tt*
sKen Xxtvst
^óiit ban bc
9Rt-tt(krlitie*
brnp or bac-
ftt/öitlRofr
Qurt bumtn
v^em Ben ae
iCtomj) / ac
holf K&xa. Be
mjtft bo«
fttttnöf.
3i'?mnina
bc ftlTouitr At
Xitmmi faHC
men D( nrefia
1 AMSTFRDAM
Gcdruclu by Gtlla Ueflm X^Agmmt
schutters niet langer gehinderd door de IJs-
selsteinse oproerkraaiers.
Het merkwaardige feit deed zich voor dat in
de IJsselsteinse schutterij geen geschikte (on-
der) officieren waren om de manschappen te
leren omgaan met de wapens. Gelukkig werd
een onderofficier in Vianen bereid gevonden
om de IJsselsteinse schutters onderricht te ge-
ven. Daarnaast werd ook een tamboer uit
Vianen ingezet om onze tamboers wegwijs te
maken in het ten gehore brengen van eenvou-
dige marsmuziek. Naast de boven beschreven
moeiUjkheden tijdens de uitoefening van hun
functie, werden de schutters geconfronteerd
met een ander probleem. Op 17 mei 1787 werd
er in de Doelen ingebroken. Diverse voorwer-
0^. 1%,
hoven.
Titelblad en illu-
stratie uit het
boekje:
Excerdtie, die
men in de
Vereenigde
Nederlanden,
onder 't gebiedt
van Ho:Mo:
Heeren Staten
Generaal, by de
Borgerij in 't
Optrecken is
doende.
21
-ocr page 22-
s.'^"--^^''^^?^'
ajb. ig,
hiernaast.
Het IJsselsteinse
Doelengehouw
aan de
Doelenstraat
vóór 1900. Het
gebouw is rond
^9^5 gesloopt.
Het enige wat
nog rest is de
gevelsteen, welke
een speciale plek
heeji gekregen bij
de Doelenbrug.
(zie onder)
-ocr page 23-
pen werden ontvreemd: een mahoniehouten
tabakskistje, een groen lakens tafelkleed, enke-
le geweren en sabels, een dozijn porseleinen
kopjes en schotels, twee stalen snuiters en een
tweetal koperen koffieketels. Het meest gevoe-
lige verlies was echter de diefstal van een zilve-
ren vogel die al meer dan tweehonderd jaar tot
de schutterij behoorde. Het kostbare sieraad
stelde een papagaai voor, hangende aan scha-
kels waarop het stadswapen van IJsselstein en
St.Joris te paard (met draak) waren afgebeeld.
Bij de verkoop van het schutterszilver (in 1785)
aan zilversmid Van Velthuysen, had men dit
zilveren voorwerp niet verkocht, om een herin-
nering te hebben aan de oude IJsselsteinse
schutterij. De zilveren papegaai is nooit meer
gevonden. Het enige wat nog rest is het eerder
genoemde schuttersparement (zie afb. 12 en
21). Temidden van de chaotische taferelen in
de binnen- en buitenlandse politiek en temid-
den van alle narigheid binnen de schutterij, de-
den de officieren hun uiterste best om de voor-
rechten die ze genoten voortdurend uit te brei-
den. Enigszins tragikomisch mag het ge-
noemd worden dat deze heren zich in 1785
druk maakten om een gereserveerde zitplaats
in de kerk, terwijl in Europa de strijd om de
macht was losgebarsten en de toekomst van
het land hoogst onzeker geworden was. We ci-
teren een passage uit een brief van de krijgs-
raad der schutterij aan Rentmeester, Schout en
'Borgemeesteren' van IJsselstein.
elkaar in snel tempo op. Tenslotte werd de
Bataafsche Republiek bij Frankrijk ingelijfd. In
de verslagen van de IJsselsteinse schuttersver-
gaderingen is de Franse invloed te merken aan
zinnen als:
-'Het derdejaar der Bataafsche Vrijheid'
-'De Commissie tot de Algemeene Directie der
Bataafsche Gewapende Burgermacht in het
voormalig gewest Holland'
-'Vrijheid, Gelijkheid, Broederschap'
Overigens ging het dagelijks leven gewoon
zijn gangetje. De uitgebreide notulen der schut
terij maken melding van alle mogelijke voor-
vallen die de gemoederen der schutters bezig
hielden. We reconstrueren de perikelen rond
enkele markante figuren uit de IJsselsteinse
samenleving tegen het eind van de i8e eeuw.
ajh.20,
hierboven.
De koningspape-
gaai van St. Joris
te Reusel (vóór
1600).
De meeste
vogels hebben een
horizontale hou-
ding zijn gkroond,
dragen een
halsband en
kijken naar links,
staand op een
gedraaid takje.
... Deweil het in genoegsaam alle Plaatsen van
ons Vaderlandt de gewoonte is, dat den krijgsraad
hijsonder daartoe geschikte zitplaatsen in de kerk
heeft, neemt de Burgerkrijgsraad deezer stadt de
vrijheid Uwed. Achtb. als opperkerkmeesteren van
de St.Nicolaaskerk alhier eerhiediglijk te verzoeken
om ook hier voor de officieren van deze
Burgerkrijgsraad eene geschikte zitplaats in de
Kerk aan te weizen, waartoe onder anderen den
krijgsraad zeer geschikt zoude voorkomen de laat-
ste bank van het Noorderkruis, welke thans van
geen gebruik is en leedig staat.
Op 5 april 1813 verscheen het reglement op
de organisatie van de Nationale Garde. Alle
mannelijke Franse onderdanen tussen 20 en
60 jaar moesten voortaan dienst nemen in de
Nationale Garde, die daarop de taak van de
schutterij overnam.
E) Zonderlinge IJsselsteiners ten tijde
VAN DE BATAAFSCH REPUBLIEK
Onder invloed van de Franse overheersing
(Revolutie was in 1789) volgden allerlei wetten
ap. 21,
links.
Een Rotterdamse
schutter rond
iS^o.Let op het
parement op de
sjako; deze lijkt
sprekend op die
van IJsselstein.
23
-ocr page 24-
Lambertus Murks
Een voorvader van één der auteurs, L. Murk,
is ene Lambertus Murks (de eind-s is in de
loop der tijden verdwenen). Sinds maart 1796
was deze man woonachtig in IJsselstein en hij
zorgde in en om de schutterij voor veel opwin-
ding. Vrij snel werd de heer L.Murks benoemd
tot luitenant van de schutterij, maar daarvan
had men spoedig spijt vanwege zijn rechtsge-
voel (waarschijnlijker is echter dat het sommi-
gen slecht uitkwam dat hij geen blad voor de
mond nam !). Met veel overredingskracht pro-
beerde de krijgsraad hem er op 9 november
1797 van te overtuigen dat hij beter zijn lei-
dinggevende functie neer kon leggen. Hem ge-
woonweg ontslaan bleek juridisch moeilijk te
zijn. Omdat Lambertus Murks weigerde zijn
rang van luitenant vrijwillig in te leveren, volg-
den vele vergaderingen van de krijgsraad.
In de notulen van enkele weken daarna (22
nov.) komen we zijn naam weer tegen. Er was
een spoedvergadering van de krijgsraad be-
legd, na de wacht, 's morgens vroeg om 5 uur.
De kapitein van de wacht meldde de krijgsraad
dat door de schutters waren gearresteerd: vijf
Utrechtse muzikanten alsmede de heer
Murks.
De muzikanten hadden vriendelijk ver-
zocht de zaak spoedig te behandelen, omdat ze
die dag in Utrecht moesten spelen. Lambertus
Murks beschuldigde één der muzikanten er-
van dat deze hem in de hand gestoken had. De
krijgsraad liet de zaak grondig uitzoeken, maar
het enige dat duidelijk werd, was dat Murks op
een of andere manier betrokken was bij een ru-
zie in café 'de Klok' en volgens zijn zeggen de
vechtende partijen had proberen te scheiden.
Bij gebrek aan bewijs werden allen vrijgelaten.
Murks stond alleen. Bij het volgende voorval
stond Murks niet alleen gezien de getuigever-
klaringen van vier IJsselsteinse vrouwen:
versoeke van Lambertus Murks, en ten dienste van
een ieder die sulks zoude mogen aangaan, dat op
Vrijdag den 6e October
1797 een kind van voor-
noemde Comelis Voorendt met name Comelis,
oud lojaaren, 't welk in het water geheel gesonken
lag, de voornoemde Lambertus Murks daarbij ge-
sprongen zijnde, dat kind opgevist en van de dood
gered heefi, want dat er geen leeven in te bespeuren
was, toen het uit het water kwam, maar door de-
selve Lambertus Murks op het lijf en op de borst ge-
wreeven en gestreeken is, zoodat er eenig leeven in
ontdekt wierd, zoo als ook duidelijk bleek, wijl het
kind daarna aan het overgeeven geraakte, en
thans weeder geheel bij zig zelven is; en verklaare
ik, laatstgenoemde getuigen, moeder van het voor-
noemde kind, dat het kind wel een groot quartier
uur in het water heeft geleegen eer de voornoemde
Lambertus Murks er bij quam, want dat ik alleen
zulks ziende, niet in staat was mijn kind te red-
den, en toen gerugt maakten, waarop de gemelde
Lambertus Murks erbij sprong. En verklaaren wij
ondergetekende hetgeene voors. staat gesien en bij-
gewoond te hebben, en dus de zuivere waarheid be-
helsende, bereid zijnde zulks ten allen tijde met
Eede te sterken.
Actum IJsselstein den 10e October 1797.
{Was geteekent) Aaltje Wormestein, Comelia
Wormestein.
Dit merk X is gestelt door Maria Brouwer,
huisvrouw van Frans Leeuwenstein. Dit merk X is
gestelt door Comelia Groenewout, huisvrouw van
Comelis Voorendt. In ons presentie {was get.)
A. V. Lokhorst, Lucas van Vliet
Waarover gedelihereert zijnde, is geresolveert
aan boovenstaande versoek te voldoen, en de ge-
melde verklaaring met volgende missive te versen-
den naar de Maatschappij ter Redding van
Drenkelingen opgerigt te Amsterdam:
Medeburgers
Onsen Meedeburger Lambertus Murks, zig bij ons
met ingeslooten Verklaaring vervoegt hebbende,
hebben wij de daarin vermelde getuigen, alle ter be-
kwaame ouderdom en ter goeder naam staande,
voor ons ontbooden, en haar afgevraagt, of al het
gedeposeerde Conform de waarheid was, en of zij
bereid waaren het {desnoods) met Solemneele
Eede te sterken, is ons daarop Affirmatif door hun
alle geantwoord; wij recommandeeren derhalven
voorn. L. Murks in UI. gunstig aandenken, ten
einde hij van Ulieder Edelmoedige inrigting een
blijk van zijne burgertrouw mooge ontvangen, hier
meede
Heil en
Broederschap. IJsselstein den 11 Octob. 'gj, het je
Vergadering van den Raad der Gemeente op
Woensdag den ue October
1797 des nademiddags
om 2 uuren.
Is door den Praesident gecommuniceert, dat
aan den burger Lambertus Murks was ter handen
gestelt, de navolgende verklaring, met versoek dat
deselve met een brief van voorschrijving deeser ver-
gadering mogt worden gesonden, aan de
Maatschappij ter Redding van Drenkelingen te
Amsterdam luidende de verklaring als volgt: Wij
ondergetekenden Aaltje Wormestein, Comelia
Wormestein, Maria Brouwer, huisvrouw van
Frans Leeuwenstein en Comelia Groenewout,
huisvrouw van Comelis Voorendt, verklaaren ten
24
-ocr page 25-
jaar de Bataafsche Vrijheid.
De raad der gemeente IJsselstein. Ter ordonnantie
van deselve. (Get.) Hermanus ter Bruggen,
Secretaris.
Verbazingwekkend zijn dan opeens de no-
tulen van I april 1798. De schutterij maakte
schoon schip met de heer L.Murks. Op zijn
verzoek werd een verklaring van goed gedrag
openbaar gemaakt. We laten de tekst van dit
'eerherstel' hier volgen.
... De voornoemde Burger Lambertus Murks is
seedert Maari lygG alhier woonachtig geweest en
nog is. Als gewapend en dienstdoende Schutter is
door hem alle noodige gehoorsaamheid aan zijne
Officieren betoond. En voorts door hem allepligten
van den gewapende Burger altoos met de grootste
accuratesse en bereidwilligste ijver vlijtig zijn vol-
bracht geworden en in all opsigten getoond heeft te
zijn een vreedsaam Burger, een hraajve vaderlan-
der, toegedaan de tegenwoordige orden van saak-
en.
We mogen aannemen hier niet met een i
april grap te maken te hebben, nog geen half
jaar ervoor wilde men hem immers degrade-
ren ! Overigens krijgen we indruk dat de se-
cretaris anno 1798 enige moeite heeft met de
zinsbouw van zijn notulen. En dan is Murks'
ster stijgende binnen de schutterij. De bode
was ziek geworden en er werd voorgesteld:
... 'een ander bekwaam perzoon in zijn plaats te
stellen. En is met unanieme stemmen geaccordeert
de perzoon van L.Murks in zijn plaats te stellen'.
Aan Murks' zegetocht is nog geen einde ge-
komen, want op 19 september 1798 ontmas-
kerde hij een bedrieger binnen de schutterij.
Het ging om een zekere heer Van Baaren, die
graag de vacant gekomen plaats van korporaal
wilde bezetten. Schutter Van Baaren had ge-
knoeid met de stembriefjes (of stemmers om-
gekocht, dat is niet helemaal duidelijk).
Lambertus Murks protesteerde heftig tegen de
door hem ontdekte frauduleuze handelingen,
de krijgsraad stelde hem na een grondig onder-
zoek in het gelijk. Heer Van Baaren was uiter-
aard woedend en gooide nog even met modder
naar Murks.
Hij beschuldigde L.Murks ervan dat deze
gezegd had dat de krijgsraad 'het geld verkwist of
versuypt, en dat er nooit verantwoording werd af-
gelegd voor bestede gelden'.
Deemoedig gaf de
heer Murks toe dit in een onbezonnen bui ge-
zegd te hebben, maar er niets van gemeend te
hebben. De krijgsraad ging met dit excuus ak-
koord. Lambertus Murks kon binnen de schut-
terij geen kwaad meer doen !
Het laatste dat we van Lambertus Murks
vernemen is dat hem door de IJsselsteinse
schutterij een 'douceur' werd toegezegd, van-
wege zijn heldhaftig optreden bij een ernstig
ongeval tijdens een schietoefening buiten de
stad. Volgens de notulen had hij 'zig aan de on-
gelukkige Bram van Hooven bijzonder van zijne
pligt gekweeten.
Willem Pelle
Een tweede markante IJsselsteiner uit die
tijd is Willem Pelle. Hij haalde regelmatig bij
de schutterij het bloed onder de nagels uit.
Eens was de wacht ter assistentie geroepen bij
een vechtpartij in herberg 'de Klok'. Bij die ge-
legenheid had Willem de wacht uitgescholden
voor 'diefelijers' (misschien een verbastering
van typhuslijders ?) en er aan toegevoegd: "t
zijn alleen kwaaye jongens die de wacht hebben'.
Willem Pelle werd daarna gearresteerd, wist
evenwel heimelijk te ontsnappen en kwam ge-
wapend met zijn sabel terug. Met veel moeite
kon de wacht hem het wapen afhandig maken.
Door de krijgsraad werd voorgesteld de zaak in
der minne te schikken.
Martinus van Kampen
Een derde persoon die wij ter sprake willen
brengen is de heer M. van Kampen, sergeant
bij de schutterij. Hij speelde een heel kwalijke
rol bij een ruzie tussen enkele mannen. We la-
ten de tekst van het verslag letterlijk volgen.
Vergadering van den Balliuw en Scheepenen
van IJsselstein op Donderdag den ly Jann
1799.
Op den je January Laatstl. des avonds ten huize
van Anthony Espelenheuvel buiten de IJsselpoort
deezer Stad ruzie ontstaan zijnde tusschen
H.Zonnenberg en Evert de Lang, zodanig dat H
Zonnenberg de voorn. Everi de Lang met een mes
eenige sneden in de rok en in de hoed heeft toege-
bracht, dat verscheidene aldaar zijnde perzoonen
en ook voorn. Espenheuvel, die rusie willen voor-
koomen en den gemelde Everi de Lang in de kamer
te rug te haaien, doch dat Mariinus van Kampen,
daar in huis zijnde, zulks volstrekkelijk heeft belet
en de kamerdeur heeft toegehouden, zoodanig dat
niemand daarbuiten konde komen om voorn.
Everi de Lang te ontsetten ofte rug te haaien, tot-
dat eindelijk een Eransche militair, meede aldaar
in de kamer zijnde, M.van Kampen heeft genood-
zaakt van de deur uittegaan.
Dat voorn. M.van Kampen daardoor niet al-
leen de vegterij heeft ondersteund, maar metter-
daad oorzaak van moord en doodslag had kunnen
zijn. Zodanige handelwijs van Van Kampen kan
niet ongestraft worden gepasseeri.
25
-ocr page 26-
Inderdaad werd Martinus van Kampen
schuldig bevonden aan zeer slecht gedrag en
veroordeeld ... 'om vier dagen op de gijzelkamer
alhier op water en brood te penieeren'.
F). De Schuttersdoelen
Het zal duidelijk zijn dat de IJsselsteinse
schutterij in de loop van de 4 a 5 eeuwen van
haar bestaan behoefte had aan een eigen on-
derkomen binnen de stad. Deze ruimte was
vooral bedoeld als vergaderruimte, wachtlokaal
voor de schutters die 's nachts moesten waken
en vanzelfsprekend als wapenarsenaal. We ci-
teren een passage uit "IJsselstein uw woonste-
de", door J.G.M.Boon (blz.52).
"Wellicht kwamen de schutters aanvankelijk
samen in Ridder Sint Joris, het huidige hotel-res-
taurant met een eeuwenoude reputatie, later mis-
schien ook in het vertrek boven de waag.((thans
HKIJ-onderkomen).
De doelen-toren was laatstelijk het vaste onder-
komen van de schutterij, welk pand aan het einde
van de Doelenstraat heeft gestaan en in het begin
van deze eeuw is afgebroken, nadat in
1829 de
Doelen door het stadsbestuur wasverkocht om een
tekort in de gemeentekas op te heffen. De uit de
Doelentoren afkomstige steen met het wapen van
IJsselstein is thans ingemetseld in de verbindings-
brug tussen de oude binnenstad en de Nieuwpoort,
zijnde ongeveer de plaats waar de steen oorspron-
kelijk heeft gezeten."
Het is niet bekend wanneer de schutterij de
beschikking kreeg over de Doelentoren. In elk
geval staat er in de notulen van de schutterij
van 19 juni 1657:
... 'bij den anderen op de schuttoren vergadert
zijnde'...
Op die datum beschikten de schutters blijk-
baar al over de Doelentoren. Verder is uit 1790
een rekening bekend van schilder Lokhorst in
verband met een grondige schilderbeurt van
het houtwerk aan de binnen- en buitenkant.
We weten zelfs de kleur van de buitendeuren
en kozijnen nog: Spaansch groen !
In de notulen van 17 januari 1800 treffen
we een lijst van inventarisatie aan van alle goe-
deren die zich op dat moment in de schutters-
doelen bevonden. Met enig voorstellingsver-
mogen krijgen we op die manier een aardige
indruk van het interieur van de Doelentoren.
We handhaven de spelling die de secretaris bij-
na 200 jaar geleden gebruikte.
ajh.22,
hieronder.
Plattegrond van
IJsselstein uit de
atlas van Blaeu
naar de situatie
tussen iGoy en
i6}2. De kaart is
op het zuiden
georiënteerd
waar we recht
tegenover het Slot
op de stadsmuur
het doelengebouw
Y s ï. L s T E I N
I.Di- Xrrck I j yjf/lfoort
. Tedes G'eemeh-Ui .
26
-ocr page 27-
ajb. 2} en 24,
hiernaast.
Links een detail
uit de kaart van
Blaeu van i6j2
en rechts het
Doelengehouw,
gezien vanaf de
Plaats rond
J900
(zie afb. 12 van het zilveren parement)
ifluyten met de bussen en desselve kwaten
- 4 koperen trommels met toebehooren
■ een rood vaandel en dito wit
■ 168 geweeren
- 2 verslakte kandelaars met der selver snuy
ters
(olielampjes) en snuyter bakje
- een tabakscomvoor
- een tafelschel
- een ronde houte tabaksdoos
4 quispeldooren
- een haamer
- 2 ronde verlakte schenkblaaties
- een tafel met een groen lakens kleed
- een eyke kissie met een partey scherpe patrone
- een mantier met oude koperen slooten
-18 stoelen met roode trijpte sittinge
■ een kast op de krijgsraadkamer hangende
- 2 nationale vladen
■ een nationale vlaggestok
4 gemeene stoelen in de walkamer
- een tafel met eenige banke in de wagtkamer
- een groote lantaaren
■ een kachel met een groote koperen ketel
- een groote houte koolenbak
- een ladder met p {}) sporten
- eenige wijnkelkjes
■ een hanglantaaren (zie afbeelding 11)
Wapenrusting
-10 officiersabels metportepees
4 onderofficiersabels met dito -
■ 6 ringkragen
- 6 goude officiersepauletten
- een silver wapen van de schuttersbode
afi.2s,
litiks.
Vlaggen en
wimpels van de
Bataafse Repu-
bliek. De oranje
wimpel is
vervangen door
een rode en het
rood, wit en
blauw is
opgefleurd met
een zinnebeeldige
voorstelling van
vrijheid, weer-
baarheid en
welvaart.
27
-ocr page 28-
^^^^^^^^Hjl^^HB^^^' l^^^^^^^^|k
(
k
-rS, - VVt». ih • 1 ■ .t »i*t»*u-r .'-i—
—1'
_; _i V"
L^HK
^|Hp'^^B[
7
m^jÉr^^mSÊ^^-:SB^^^
^IHfe-^^^
; ' ' ''_ ,|
^ "' '■
"-f^m^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^i
december 1813 verscheen een oproep van
Willem Frederik (koning Willem I) om de vij-
and voorgoed uit het land te verdrijven. Dat ge-
beurde met zinnen die wij tegenwoordig bom-
bastisch noemen.
"... Maar wat is dan het eerste, dat Mij te doen
staat ? Wat anders, dan de geheele verdrijving der
Franschen van een Grondgebied, hetwelk zij zoo
lang door hunne onderdrukkingen geteisterd heb-
ben ? Nog is een deel des Vaderlands een prooi der
Vijanden. Te wapen dan, Nederlanders ! te wa-
pen, om de weerlooze slagtoffers te wreken, die on-
der het moordend zwaard dezer roovers gevallen
zijn; te wapen ! om uwe Vrouwen, uwe Kinders en
uwe Bezittingen tegen alle mogelijke terugkeering
dezer plunderende moordenaars voor altijd te
waarborgen ..."enz.
In feite was deze oproep bedoeld voor de
Nederlandse schutters, want zij hadden wa-
pens en werden in staat geacht ermee om te
kunnen gaan. Nadat de Fransen tenslotte ver-
jaagd waren, werden er weer schutterijen op-
gericht in de steden waar vroeger al een gewa-
pende burgermacht was geweest.
De wet van 27 februari 1815 probeerde de
schutterijen wat beter te organiseren. In vre-
destijd werd voortaan onderscheid gemaakt
tussen zogenoemde 'dienstdoende' en 'rusten-
de' schutterijen, respectievelijk in plaatsen met
meer dan 2500 inwoners en met minder dan
2500 inwoners. In vredestijd fungeerden de
diensdoende schutters als handhavers van de
openbare orde en veiligheid, zeg maar: politie-
agenten. De dienstdoende schutters oefenden
zich regelmatig in het hanteren van de wapens,
in tegenstelling tot de rustende schutters, die
in tijden van nood konden worden gemobili-
seerd.
IJsselstein kreeg op grond van het toenmali-
ge inwonersgetal een rustende schutterij.
Blijkbaar namen de IJsselsteinse bestuurders
de term 'rustende schutters' wel erg letterlijk
op, want het duurde maar liefst 55 jaar voor er
ter plaatse een vereniging van rustende schut-
ters werd opgericht met de krijgshaftige naam
"Mars". (In het concept-reglement van de ver-
eniging stond overigens nog de naam
"Gijsbrecht van Amstel" vermeld). In 1870
werden de statuten door koning Willem III
goedgekeurd. Het doel van de vereniging was:
" Vrijwillig de weerbaarheid van het Vaderland te
verhoogen, door leden der Rustende Schutterij en
Vrijwilligers te oefenen in het hanteren der wape-
nen en door het schieten naar de schijf'.
Merkwaardig is, dat in het reglement van
1870 vermeld wordt dat de vereniging werd op-
o/b. 26,
hierboven.
Kleding en
wapenuirusting
van de gehate
fransen.
-1 jo patroontassen
-
152 sabek
Het is niet bekend waar de schutters hun
onderkomen hadden na de verkoop van de
Doelen in 1829. Wel moeten we opmerken dat
er tussen 1813 en 1870 waarschijnlijk helemaal
geen schutters-activiteiten in IJsselstein zijn
geweest.
Na de wet van 1815 (rustende en dienst-
doende schutters) duurde het in IJsselstein im-
mers tot 1870 eer de Rustende Schutterij werd
opgericht.
G) De vereniging 'MARS'
Vanaf eind 1813 behoorde de Franse over-
heersing in ons land tot het verleden. In het
'Staatsblad der Verëenigde Nederlanden' van 6
28
-ocr page 29-
tra een soort burgerbewaking in te stellen.
Waar doet ons dat aan denken .'!
gericht voor de tijd van 9 jaar.
Hoewel er in IJsselstein sprake was van een
rustende schutterij, krijgen we de indruk dat
de vereniging in de praktijk tussen rustend en
dienstdoend in zat. Er waren namelijk wel de-
gelijk regelmatig terugkerende schietoefenin-
gen, die op straffe van een geldboete bijge-
woond dienden te worden. Overigens valt het
reglement van de vereniging "Mars" wat be-
treft de beschrijving van organisatie, voor-
schriften, verboden en boetes in het niet bij het
reeds besproken reglement van 1786.
H) Op weg naar het einde
Omstreeks 1900 kwam de Nedelandse
overheid tot het inzicht dat de schutterijen voor
ons land geen militaire betekenis meer had-
den en dat ze daarom het beste konden ver-
dwijnen. Enkele argumenten om de schutterij-
en op te doeken waren;
-  De activiteiten van de schutters stelden
weinig meer voor. In 1866 schatte men dat er
jaarlijks door elke schutter gemiddeld 22 uur
geoefend werd. (incl. het nuttigen van bier).
- De schutterij was in 1900 een overleefd in-
stituut. Veel taken die de schutters in de i6e
en 17e eeuw hadden (bijv. het bewaken van de
stad tijdens de nacht) waren in de 19e en 20e
eeuw niet meer van toepassing.
-  In Nederland werd in 1898 een algemene
dienstplicht ingevoerd, waardoor de schutte-
rijen helemaal overbodig werden.
De Landweerwet van 24 juni 1901 bepaalde
dat de schutterijen, zo ver ze al niet ontbonden
waren, in elk geval op i augustus 1907 opgehe-
ven zouden moeten zijn. Vanzelfsprekend had
de overheid geen bezwaar tegen het in stand
houden van de muziekafdelingen der schutte-
rijen alsmede de folklore van vaandels en kos-
tuums en het boogschieten als wedstrijdvorm.
In de provincie Limburg bestaan in deze vorm
nog steeds restanten van de vroegere schutte-
rijen.
In IJsselstein is er na 1870 weinig van de
schutters vernomen. De officiële opheffing van
de schutterij in 1907 zal in elk geval weinig
problemen hebben opgeleverd!
Het tegenwoordige Nederland heeft, tussen
pakweg 1400 en 1900, zo'n 5 eeuwen lang
schutterijen gekend. De tijden zijn veranderd,
er is geen behoefte meer aan schutters.
Hoewel ... in de grote steden gaan anno 1992
steeds meer stemmen op om, ter assistentie
van de politie, in drukke straten en winkelcen-
Lijst van schutmeesters van IJsselstein
538 Comelis Willemsz., Cornelis Jacopsz.
547 Gerrit Jansz. Dalen, Jan Dirricksz Koek
562 Roelof Arijensz., Cornelis Jan die Wilt
570
572  Ghysbert van Lodesteyn, Steven
Adreansz.
573   Aelbert van Sevender, Jan Willemsz
de Reus
575   Dirck Dircksz. Verwey, Areaen Thonisz.
Brouwer
576  Jan Dircksz. Cock, Gysbert Thonisz. van
Meerlant
577  Willem Dircksz. van Brevelt, Dirck
Harscamp
578  Willem Dircksz. van Brevelt, Dirck
Harscamp
581 Hendrick Jaspers, Adriaen Thonissz.
Brouwer
584  Lucas Aelbertusz., Willem Cornelissen
585    Jan Claessen Visser, Ghysbert
Hendrixsz. Cock
586   Ghysbert Hendrixsz. Cock, Ariaen
Jacosz.
587   mr.Sweer van Karvel, Wouter Hoogen
588   mr.Sweer van Karvel, Wouter Hoogen
589   Hermen Arnisszen als voogd van
Ghysbertken Jan van Vonderen, Hans
de Bruyn
590  Cornelis Frederixsz., Hans de Bruyn
591   Cornelis Frederixsz., Hans de Bruyn
592   Jan Harmensz. Blom, Adrijaen
Gerritsen
593   Jan Stevensz. Dibbandt, Adrijaen
Gerritsen
594   Jan Dirrixssen Verwey, Reyer
Harmenssz. van Beusechom
595   Johan Claessz. Visser, Johan Harmensz.
Blom
596   Hans de Bruijn, Peter Harmensz.
597   Hans de Bruijn, Cornelis Henrixsz. de
Man
598   Roeloff van Lodesteyn, Willem
Bartelmeesz.
599   Roeloff van Lodesteyn, Willem
Bartelmeesz.
600  Cornelis Frerixsz., Roeloff van
Lodesteyn
601   Joris Jansz. van Dam, Cornelis Frerixsz.
602  Joris Jansz. van Dam, Cornelis Frerixsz.
603   Joris Jansz. van Dam, Hubert Jansz.
Goes
29
-ocr page 30-
i6o4 Jan Stevensz. van Beusechom, Hubert
Jansz. Goes
1605   Harman Ariaensz., Jan Stevensz. van
Beusechom
1606  Harman Ariaensz., Floris Janszen
1607  Floris Janssz., Elias Roeloffsz. van
Meerlant
1608  Elias Roeloffsz. van Meerlant, Cornelis
Frerixsz.
1609  Cornelis Frerixsz.,Dirck Janssz. Beijen
1610   Dirck Janssz. Beijen, Gysbert T. van
Meerlant
1611    Adriaen Stevensz. van Beusecom,
Elbert
Claessz. van Meerlant
1612   Elbert Claessz. van Meerlant, Jasper
Henrixsz.
1613    Sweer van Carvel, Roeloff van Meerlant
1614   Roeloff van Meerlant, Willem d'Immer
1615    Willem d'Immer, Cornelis Frerixssz.
1616   Cornelis Frerixssz., Willem Jansz. van
Everdinghen
1617    Willem Jansz. van Everdinghen, Jan
Andriessz. de Wilt
1618    mr. Assuerus van Carvel, Harman
Arijaensz. van Dijck
1620 Willem Jansz. van Bolshuijzen, Dirrick
Janssz. Beijen
1621   Willem Jansz. van Bolshuijzen, Dirrick
Janssz. Beijen
1622  Roeloff Relgis van Meerlant, Coert
Cornelissz.
1623  Roeloff Relgis van Meerlant, Coert
Cornelissz.
1624  Coert Cornelissz., Floris Janssz. (van
der Weij)
1625  Floris Janssz. van der Weij, Willem
Cornelisz. van Houve
1626  Willem Cornelisz. van der Hoeve,
Heijndrick Elias. van Meerlant
1627  Heijndrick E.van Meerlant, Claes
Heijndricksz. Kilsdonck
1628  Claes Hz. Kilsdonck, Cornelis van
Muijden
1629  Cornelis van Muijden, Cornelis van
Beusichum
1630   Cornelis van Beusichum, Adriaen
Spengell
1631    A.S. van der Hoeve, mr. Charles van der
Strepen
1632   mr. Charles van der Strepen, Steven
Adriaensz. van Beusichum
1633    Steven Az. van Beusichum, Jacob
Aertsz. Cosijns
1634   Jacob Aertsz. Cosijns, Jan Jansz. van
Leerdam
1635    Jan Jansz. van Leerdam, Willem
Pronckert
1636  Willem Pronckert, Floris Jz. van der
Weij
1637  Floris Jz. van der Weij, Cornelis van
Beusichum
1639  Jan Hoefsmit, Claes Elbertsz. van
Meerlant
1640  Claes Ez. van Meerlant, Jan Cornelisz.
van Leerdam
1641   Jan Cz. van Leerdam, Jacob Aertsz.
Cosijns
1642  Jacob Aertsz. Cosijns, Gerrit van
Meerlant
1643   Gerrit van Meerlant, Willem van Vliet
1644  Willem van Vliet, Jerominus Cost
1645   Jerominus Cost, Steven van Beusichum
1646   Steven van Beusichum, Daniell van
Meerlant
1647  Daniell van Meerlant, Geurt Both
1648  Geurt Tonisz. Both, Cornelis de Wilt
1649
1650 Gijsbert Beijen (alleen)
1653   Joris van Stuijvenberg, Elias van
Meerlant
1654  Elias van Meerlant, Dirck Hoefsmit
1655  Dirck Hoefsmit, Claes Pronkaert
1656  Claes Pronkaert, Harman Willem Cosijns
1657  Harman Willem Cosijns, Aert Jacobsz.
Cosijns
1658  Aert Jz. Cosijns, Dirck Hoeffsmit
1659  Dirck van Meerlandt, Balthasar Blanckebijll
1660  Balthasar Blanckebijl, Jurriaen Both
1661   Jurriaen Both, Jacob van Bolshuijsen
1662  Jacob van Bolshuijsen, Roeloff van
Meerlandt
1663  Roeloff van Meerlandt, Dirck Beijen
1664  Dirck Beijen, Elias van Leerdam
1665  Elias van Leerdam, Elias van Meerlandt
(overlijdt; opgevolgd door Gerrit van
Meerlandt, zijn broer)
1666  Elias van Leerdam, Aert Cosijns
1667  Aert Cosijns, Jan Jansz. van Leerdam
1668  Jan Jz. van Leerdam, CorneHs Jz. van
Noordt
1669  Cornelis (Jz.) van Oort, Adriaen van de
Langhstraet
1670   Adriaen van de Langstraet, Bastiaen
Corsz. van den Bergh
1671   Bastiaen Corsz. van den Bergh, Nicolaes
Duijck
1672  Nicolaes Duijck, CorneUs van Jaersvelt
1673   Idem
1674  Idem
1675   Idem
1676  Comehs van Jaersvelt, Jacob van der Sloot
1677   Jacob van der Sloot, Aart Cosijns
1678   Aert Jacobsz. Cosijns, Willem van der
30
-ocr page 31-
1723   Goris 't Hoen, Wilhem Franco Nagge
1724  Wilhem Franco Nagge, Dirk van der
Wajen
1725   Dirk van der Wajen, Gerhard van der
Roest
1726  Gerhard van der Roest, Kornelis
Wilhemsz.van der Roest
1727  Kornelis Wz.van der Roest,Wilhem
Wilhemsz.van der Roest
1728  Wilhem Wz.van der Roest, Hermannus
Kip
1729   Hermannus Kip, Anthonij de Ridder
1730   Anthonij de Ridder, Goris 't Hoen
1731    Goris 't Hoen
1732   Nicolaaes Franco Duck
1733   Willem Franco Nagge
1734   Gerrit van der Roest
1735   Willem van de Roest
Bron: Schutrekeningen, Ton Fafianie
29-io-'87
Hoeve
1679  Willem van der Hoeve, Hugo van der
Roest
1680  Hugo van der Roest, Thonis StofFelsz. van
Velthuijsen
1681  Thonis Sz. van Velthuijsen, Matthias de
Meester
1682  Matthias de Meester, Franco van
Meerlandt
1683  Matthias de Meester, Franco van
Meerlandt
1684  Franco van Meerlandt, Johan Ros
1685  Johan Ros, Wilhelm Nagge
1686  Wilhelm Nagge, Cornelis van der Roest
1687  Cornelis Gosensz. van der Roest,
mr. Frederick van der Hoeven
1688  mr.Frederick van der Hoeven, Willem
Gosensz. van der Roest
1689  Willem Gz. van der Roest, Willem van
Muijden
1690  Willem van Muijden, mr. Nicolaus Duck
1691  mr. Nicolaus Duck, Hermannus Kip
1692  Hermannus Kip, Karel Koek
1693   Karel Koek, Henrick Beijen
1694  Henrick Beijen, Dirk Kroes
1695  Dirk Kroes, Franco van Meerland
1696  Franco van Meerland, Johan Vermeulen
1697  Johan Vermeulen, Wilhem Nagge
1698  Wilhem Nagge, mr.Nicolaus Duk
1699  mr.Nicolaus Duk, Hermannus Kip
1700  Hermannus Kip, Johan Ros
1701   Wilhem van der Roest, mr. Johan
Verhoeven
1702   Wilhem Anthonisz.de Ridder, Dirk
Kroes
1703  Dirk Kroes, Gerhard van der Roest
1704  Gerhard van der Roest, Joachim Terinde
1705   Joachim Terinde, Wilhem Nagge
1706  Wilhem Nagge, Goossen van der Roest
1707   Goossen van der Roest, mr.Nicolaus
Duk
1708  mr.Nicolaus Duk, Johan Vermeul
1709  Johan Vermeul, Henrik Beijen
1710   Henrik Beijen, Wilhem de Ridder
1711    Wilhem de Ridder, Hermannus Kip
1712   Hermannus Kip, Joachim Terinde
1713    Joachim Terinde, Wilhem Nagge
1714   Wilhem Nagge, Goris 't Hoen
1715    Goris 't Hoen, Gerhard van der Roest
1716   Gerhard van der Roest, Gillis van der
Burg
1717    Gillis van der Burg, dr.Gerhard Nierop
1718   dr.Gerhard Nierop, Wilhem de Ridder
1719   Wilhem de Ridder, Joachim Terinde
1720  Joachim Terinde, Henrik Beijen
1721   Henrik Beijen, Wilhem Nagge
1722  Wilhem Nagge, Goris 't Hoen
Geraadpleegde literatuur
'Limburgse Schutterijen, vroeger en nu'
door F.Vanloffeld, Eisden, 1984.
'Schuttersgilden in Noord-Brabant'
door W. Iven e.a., Helmond, 1983.
'Schutters in Holland' door M.Carasso-Kok
e.a., Zwolle, 1988.
'De mannetjesputters van Rotterdam'
door H.Romer, Den Haag, 1979.
'De Schutterijen in Nederland'
door C.J.Sickesz, Utrecht, 1864.
'IJsselstein uw woonstede'
door J.G.M.Boon, IJsselstein-Woerden, 1971.
Diverse teksten (kasboeken, reglementen, re-
keningen, verslagen, namenlijsten e.d.)
afkomstig uit het gemeentelijk archief van
IJsselstein.
Staatsblad der Verëenigde Nederlanden,
december 1813, pag. 17,18 en 19.
De Schutterijen in Nederland door J.G.M.
Boon
P
-ocr page 32-
Geen onzer daden
gaat in de eeuwigheid verloren.
Want alles rijpt op de eigen tijd,
wordt vrucht in 't eigen uur.
(Divyavadana)
In memoriam:
de heer W.G. M. van Schaik
Vrijdag 28 augustus 1992 overleed, op 77 jarige leeftijd, na een slopende ziekte, toch nog
vrij plotseling onze penningmeester Wijnand van Schaik. Meer dan 10 jaar heeft hij deze
functie voor onze stichting vervuld. Het eerste contact van de Historische Kring IJsselstein
met Wijnand vond plaats in 1979. Er werd toen een sponsor gezocht om het boekje
'IJsselstein te Kijk' te kunnen uitgeven. De voorzitter van de HKIJ is toen gaan praten met
de directeur van de Rabobank IJsselstein, de heer van Schaik. Deze toonde zich direct ent-
houisiast, want in 1980 zou het nieuwe gebouw van de bank aan de Schuttersgracht geo-
pend worden, 't Leek hem een mooi gebaar aan de IJsselsteinse gemeenschap, om dat boek-
je gelijktijdig te laten uitkomen. Dat dit voornemen ook in Eindhoven bij de Centrale Bank
in goede aarde viel, blijkt wel uit het feit, dat het werd gedrukt door de Centrale Drukkerij
Rabobank in Best. In datzelfde jaar heeft Wijnand, wegens het behalen van de pensioenge-
rechtigde leeftijd, afscheid genomen van zijn werk. De samenwerking met de Stichting
Historische Kring IJsselstein is hem blijkbaar zo goed bevallen, dat hij, toen hem in 1981 ge-
vraagd werd penningmeester van de HKIJ te worden , onmiddelijk 'ja' heeft gezegd. Wij
zijn en blijven hem daarvoor zeer dankbaar. Mede dank zij hem, is de HKIJ, een bloeiende
en financieel gezonde stichting met een eigen onderkomen. Zijn liefde voor de IJsselstein-
se gemeenschap, die bleek uit zijn talrijke andere bestuursfuncties, is door Kerk en Staat ge-
honoreerd met 'Pro Ecclesia et Pontifice' en 'Ridder in de Orde van Oranje Nassau'. Moge
Wijnand in de harten van ons allen en van alle IJsselsteiners blijven voortleven, als een be-
trouwbare, sociaal voelende en hard werkende medeburger. Wij wensen zijn vrouw, kinde-
ren en kleinkinderen veel sterkte toe bij dit vooral voor hen grote verlies.
God geve hem de rust, die hij zozeer verdient.
Bestuur en leden van de werkgroepen
1^
Stichting
Historische Kring
IJsselstein
i
Redaktie:
B. Rietveld, Meerenburgerhorn 10, 3401 CD
IJsselstein.
Donateurs ontvangen het periodiek {4 uitgaven
per jaar) en worden op de hoogte gehouden
van de activiteiten.
Nieuwe donateurs kunnen zich opgeven bij
dhr. W.J. van Vliet, J.W. Frisolaan 7, 3401 AX
IJsselstein, tel: 03408-81660. Voor inwoners
van IJsselstein bedraagt de contributie
minimaal f 20,- per jaar; zij die buiten
IJsselstein wonen worden verzocht om f 6,50
extra over te maken i.v.m. verzendkosten.
Losse nummers kunnen, voor zover
voorradig, a f 7,50 bij het secretariaat worden
besteld. Voor dubbelnummers is de prijs f 10,-.
Verzamelbanden met 20 nummers naar
keuze zijn f 80,-
De Stichting Historische Kring IJsselstein is in
1975 tot stand gekomen en stelt zich het
volgende als doel:
De belangstelling wekken voor de
geschiedenis In het algemeen en voor die van
IJsselstein en de Lopikerwaard in het
bijzonder.
Dagelijks bestuur:
Voorzitter: L. Murk, tel: 03408 - 81627.
Secretariaat: C.J.H, van Dijk-Westerhout,
Omloop West 42, 3402 XP IJsselstein, tel:
03408-83699.
Penningmeester: W.J. van Vliet, J.W. Frisolaan 7,
3401 AX IJsselstein, tel: 03408-81660.
Bank: ABN-AMRO IJsselstein, rek: 21.84.00.21,
gironummer van de bank: 2900
32
-ocr page 33-
T-^oc4 t-j^'^
Het lot van Saintje en Cornelis
door J. Wilschut
Voorwoord
De heer Wilschut uit Doorwerth stuitte bij
zijn familieonderzoek op een IJsselsteins ver-
leden waarbij, stukje bij beetje, zich voor hem
een bijzonder verhaal aftekende waarvan u on-
derstaand het verslag treft. Dankzij zijn speur-
werk zien we hier hoe ruim tweehonderd jaar
geleden met een maatschappelijk probleem
omgegaan werd.
Op 10 september 1747 huwde Claes
Arendsz Wilschut (1718-1761) met zijn nicht
Feygie Hendrikse Wilschut (1727-1765). Uit dit
huwelijk zijn 7 kinderen geboren waaronder
dochter Jesijntje (Sijntje, Saintie, Sintje) als
tweede in de rij. Na het overlijden van Claes in
1761 hertrouwde Feygie met ene Hendrik
Trant uit 't Waal. Dit huwelijk duurde tot 1765
als Feygie bij de geboorte van het tweede kind
van Hendrik komt te overlijden. Ook het doch-
tertje Clasina redt het niet en zij worden sa-
men op 17 maart 1765 te IJsselstein begraven.
Uit het volgende voorval kunnen we afleiden
dat de kinderen uit Feygie's eerste huwelijk bij
hun stiefvader Hendrik bleven. In december
1766 krijgt Saintje een 'onechte' zoon welke de
naam Cornelis wordt gegeven. De vader van
het kind zou Cornelis Trant zijn, een broer van
Hendrik. Het krijgen van een onecht kind
werd in die dagen hoog opgenomen getuige de
notulen van de kerkeraad van de Nicolaaskerk.
"Zondag d. 14 Decemb. (1766) Na de 2e pre-
dikatie
Art: 3.
Wierd aan de vergadering kennis gegeven, dat
Sintje Wilschut, ](onge) D(ochter), op E(i)teren,
in de kraam was gekomen van een onecht kind,
waarvan men pretendeerde vader te zijn haar stief-
vaders broeder Cornelis Trant. En is geresolveert,
aan dit kind, indien daaromtrent nader aanzoek
gedaan word, den Doop niet te weigeren, mits de
Moeder, volgens de gewone Practijk alhier het zelf
presenteere, en over hare ontugtigheid en onbe-
schaamde verberging van dezelve, alvorens in con-
sistoris onderhouden werde."
"Vergadering Zondagh den 11 Januari], (ijSy)
na de 2e Predicatie"
Art: 2.
Vervolgens kwam binnen Sintje Wilschut (wa-
er van fol: Preced. art:)) welke wegens haer
Ergerlijk en ontugtig gedragh voor het aangezigte
dezer vergadering, bescheiden en ernstig is onder-
houden, en bestraft, vermaent en opgewekt tot wa-
ere boetvaardigheid, en daerop toegelaten om zelve
haer Kind, op eerstkomenden Woensdagh ten
Doop te presenteren, met toebidding van ontdek-
kende haer vemieuwenden reinigende, en bewa-
rende Genade." (1)
De doop van Cornelis vond op 14 januari
1767 plaats, (i) In verband met de vraag wie de
vader van Cornelis was werd door Saintie aan
de Kerkeraad een ondertekende schriftelijke
verklaring afgegeven met de mededeling van
Cornelis Trant, de broer van Hendrik, dat hij
de verwekker van het kind was. (i)
Desondanks ging het gerucht, dat niet
Cornelis Trant de vader van Cornelis was,
maar Hendrik Trant, de stiefvader van Saintie.
Nu werd het een zaak voor het stadsbestuur dat
dientengevolge een onderzoek liet instellen. (2)
Intussen hadden Jan Hendriksz Wilschut en
Jan Cornelis Oosterdam, voogden over de door
Claas en Feijgie Wilschut nagelaten kinderen,
zich op 5 januari 1767 tot het Stadsgerecht van
IJsselstein gewend met de mededeling, dat
Hendrik Trant bezig was zijn boerderij aan
Huibert den Hartog te verkopen voor f. 500,00
en kennelijk het voornemen had om met have
en vee de Baronie te verlaten. Omdat de uit-
33
-ocr page 34-
kooppenningen van de kinderen in gevaar zou-
den kunnen komen, verzochten genoemde
voogden aan het gerecht om het transport te
verhinderen, tenzij Hendrik Trant voor 'cautie'
(een financiële zekerheidssteling) zou zorgdra-
gen. (3) In de notulen van het Stadsgerecht te
IJsselstein wordt op 20 januari 1767 vermeld,
dat Hendrik Trant zich zeer waarschijnlijk had
schuldig gemaakt aan een misdaad, "een cri-
men saek", door aan de Kerkeraad een briefje
over te geven volgens hetwelk zijn broer,
Cornelis Trant, wonende te Jutphaas, verklaart
'de vader te zijn van genoemde Cornelis, doch vol-
gens de gerugten door Hendrik Trant verwekt zou
zijn'.
Op 22 januari 1767 wordt Hendrik in de
vergadering van het Stadsgerecht gehoord.
Omdat hij zich tijdens het verhoor tegen-
spreekt besluit men hem te gijzelen, in de gij-
zelkamer van het Stadhuis, totdat de "contra-
dicties" zullen zijn weggenomen. De dag daar-
op blijkt Hendrik, door het aan stukken breken
van een ijzeren spil en het forceren van 2 plan-
ken van de deur, ontvlucht te zijn. Zodra nu
Saintje vernam van de gevangenzetting van
Hendrik vluchtte ook zij met achterlating van
haar kind. Het stadsbestuur beluit dan, om de
kosten van het procederen te kunnen dekken,
beslag te leggen op al Hendriks goederen en
deze te laten inventariseren. Als op 31 januari
1767 alle pogingen om Hendrik weer gevangen
te zetten zijn mislukt besluit het Gerecht om
Saintje Wilschut te beschuldigen van het ple-
gen van incest, "crimen incestus", en valsheid
in geschrifte, "crimen falsi".
Vervolgens worden op 18 juni 1767 Saintje
en Hendrik door het Stadsgerecht, uit naam
van de Prins van Oranje Nassau, als Heer en
Baron van IJsselstein, "daartoe van den Heer
Schout vermaant", veroordeeld tot verbanning
uit de Stad en Baronie van IJsselstein. (4) De
tragedie van deze verbanning komt eerst goed
tot uitdrukking als men zich realiseert, dat tot
de 19e eeuw in de Republiek van de Verenigde
Nederlanden de regeHng bestond, dat wie zijn
geboorteplaats verliet om elders te gaan wonen,
in de nieuwe plaats van vestiging een verkla-
ring moest overleggen, afkomstig van de magi-
straat van de geboorteplaats. Met deze akte van
'indemniteit' kon het bestuur van de nieuwe
vestigingsplaats door het bestuur van de ge-
boorteplaats schadeloos gesteld worden voor de
gevolgen van eventuele armoede. Noch Saintje,
noch Hendrik konden zo'n akte aanvragen,
omdat dan zeker arrestatie zou volgen. Hieruit
kunnen we afleiden dat ze gedoemd waren een
zwerversbestaan te leiden of dat ze geëmi-
greerd zijn. Hoe het hun beiden verder vergaan
is verhaalt de geschiedenis echter niet. Ons rest
enkel de financiële afwikkelingen van de zaak.
In het Rijksarchief Utrecht (5) is daarover
het volgende te vinden:
- op 19 januari 1769 presenteren de curatoren-
van de insolvente boedel van Hendrik Trant
het slot hunner rekening. De opbrengst be-
droeg F 2587.13.7. en de proceskosten F
649.6.4. (!)
- op 23.2.1769 werd aan de voogden van de na-
gelaten kinderen van Claas en Feijgie
Wilschut hun erfdeel uitbetaald, namelijk 6
maal F 146.5.-. (dus zonder Saintie).
De verslagen van het Ewouts Gasthuis ver-
melden dat in de loop van 1770 werd ontvan-
gen:
-  de opbrengst van verkochte en aan Saintie
Wiltschut toebehorende goederen, namelijk
f 52.10.-.
- het erfdeel van Saintie in de nalatenschap van
haar overleden ouders, te weten f 146.5.-.
Daar tegenover stond voor het Gasthuis de
betaling aan Jan Oosterdam, voogd van
Saintie, van f 81.15.5., wegens door hem be-
taalde bedragen aan de advocaat, procureur
etc, volgens "tauxatie" (!) van het Stadsge-
recht.
Over de verdere lotgevallen van de 'onechte'-
zoon Cornelis weten we echter meer. Volgens
de notulen van het Ewouts Gasthuis te
IJsselstein van 2 maart 1767 is Cornelis
Wilschut namens het Gasthuis uitbesteed bij
de huisvrouw (een min.^) van Abraham van de
Velde voor f 1,00 per week.
Doch reeds op 6 april blijkt dat zij de verzor-
ging niet kan voortzetten. Cornelis wordt nu
uitbesteed bij de vrouw van Aart Breetveld voor
25 stuivers per week, welk bedrag, ingevolge
haar verzoek, volgens een bestuursbesluit van
4 mei, wordt verhoogd tot 30 stuivers per week
totdat Cornelis i jaar oud is. Daarna acht het be-
stuur 25 stuivers weer voldoende. Op 6 februari
1769 besluit het bestuur, dat Cornelis in het
Gasthuis zal worden opgenomen. Hij is dan
ruim 2 jaar oud. (6) Aan de hand van van het
'Provisioneel Reglement voor het Armhuis',
van 1740, kunnen we enigszins afieiden wat de
leefomstandigheden daar voor Cornelis zijn ge-
weest(zie de bijlage). Tot 1776 blijft het stil
rond Cornelis maar op i juni van dat jaar komt
hij voor op de lijst van personen die verblijven
in het Gasthuis met de toevoeging 'is weggelo-
pen'. Cornelis blijkt een probleemkind zoals
we uit de notulen van 5 november 1781 kunnen op-
maken.
34
-ocr page 35-
Hij onttrekt zich aan de discipline en de re-
gels van het huis en betert zich niet. Men be-
sluit uit te zien naar een gelegenheid om hem
bij een 'bekend kapitein in de zeedienst te en-
gageeren, als afschrikwekkend voorbeeld'!
Hiervoor wordt gesproken met ene kapitein
Nauwman, die dan wegens ziekte in IJsselstein
verblijft. Misschien kan hij de jongen op zijn
schip plaatsen.
Op 8 november kunnen we lezen dat kapi-
tein Nauwman zich bereid heeft verklaard,
over de kwestie te schrijven aan de commande-
rende officier van zijn schip. Hij zal het ant-
woord 'terstond meedelen' .Dit laat niet lang
op zich wachten want op 15 november wordt
vemeld dat de kapitein antwoord heeft ontvan-
gen van de commanderende officier van zijn
schip, liggende in Texel, 'dat Cornelis
Wiltschut niet op dat schip geplaatst kon wor-
den, maar wel op 't schip van kapitein van
Braam'. Een hjst van benodigdheden wordt
overgelegd en men krijgt bericht wanneer er in
Amsterdam een kaag gereed zal liggen om de
manschappen aan boord te brengen. Dan moet
de jongen er zijn. Men zal Cornelis in "t hok
opsluiten, zodat hij niet kan weglopen, en in-
tussen zijn uitrusting gereed maken.' Voor het
vervoer naar Amsterdam zal gebruik worden
gemaakt van een: 'Jargon (rijtuig), waarop de
voerman met een bankje van voren kan sitten, en
hem agterin met den dienaar der justitie te plaat-
sen'.
Cornelis is hier echter duidelijk niet van ge-
diend en neemt de zaken in eigen handen. Op
15 november 'na de genomen resolutie, is Cornelis
Wiltschut, terwijl men 't hok in gereedheid bracht,
uit een venster van de eetzaal gesprongen en weg-
gelopen. De gasthuismeester zag hem lopen, is
hem nog nagelopen tot buiten de IJselpoort, maar
kon hem niet inhalen. Men heeft nog de dienaar
der justitie achter hem aan gezonden en gezocht
'in de Vaart en in het Waal'
(Vreeswijk en Tuil
en 't Waal) doch zonder succes. De jongen is tot
nu toe niet gevonden. Men zal blijven zoeken.'
Hiermee verdwijnt ComeHs uit het zicht
van het Ewouts Gasthuis maar in het
Resolutieboek van IJsselstein van 1790 komen
we hem weer tegen. De letterlijke tekst en een
vrije vertaling van de franse tekst is als volgt:
"Vergadering Uts.a (=Ut supra= als boven) van
vice drossaard. Schout, Borgemeesteren en
Scheepenen van IJsselstein Eodemdie (=
op de-
zelfde dag)
Is door den Heere Vice drossaard voorgedragen,
dat door den Heer Renfer, raad van Ambassade
van zijne Koninklijke Majesteit van Pruissen in 's-
Gravenhage was overgegeeven aan hun Ed:Mog:
de Heeren van den raad van Zijne
Doorl.Hoogheid eene pro memoria, waarop hun
Ed.Mog. het bericht van deese vergadering requi-
reerde zijnde deese pro memoria luidende
Pro Memoria
Le nommé Cornelis Wildschut natif de la Ville
d'IJsselstein et actuellement dragont du Regiment
Prussien de Kalckreuth, en garnison a
Grieffenberg en Pomenarie a representé a son chef,
qu'avant de quitte sa ville natale, il avoit perdu sa
mère, dont la succession lui avoit assuré un capital
de f.
Jjoo:- du depuis son pere Henri Wilschut est
venu également a décedér, sans qu'il sache de quel-
le maniere la masse de ses biens ait été régleé. Le
Magistrat d'IJselstein s'est emparé de la tutelle du
fils absent, et la portion hereditaire matemelle a
été place a interest. Le jeune homme reclame non
seulement le compte de l'administration précéden-
te, mais aussi lïnventaire et l'acte departage de la
succession du père, il consent d tacher la question
de son héritage au Magistrats d'IJsselstein et il
n'insistepoint surl'extradition des capitaux, mais
il demande avec d'autant plus d'instance le dêi-
vremens de s'interets échus et la certitude de tou-
cher dans la suite ceux qui ècherront a la fin de
chaque année.
La légation Prussienne d la Haije a été requise de
suivre cette affaire et elleftatte d'obtenir de la part
du venerahle Magistrat d'IJsselstein les renseigne-
mens qu'elle est obligée de procurer d Monsieur le
general de Kalckreuth: d la Haije le 2y aout
1790
/ etoit Signé / Renjher, Conseiller d'ambassade de
S.M. Prussienne prés de L.H.P."
Pro Memoria
De genoemde Cornelis Wildschut geboren in de
stad IJsselstein en heden cavalarist bij het
Pruisische Regiment van Kalckreuth, garnizoen te
Grieffenberg in Pommeren, heeft zijn chef onder
de aandacht gebracht, dat hij voor het verlaten van
zijn geboortestad zijn moeder heeft verloren, waar-
van de erfenis hem toeviel. Het gaat om een kapi-
taal van f. ^^00,00, zeker doordat daarna en kort-
geleden zijn vader Hendrik Wilschut eveneens is
overleden. Hij weet echter niet op welke manier het
totaal bedrag van zijn tegoeden geregeld is gewor-
den. De magistraat van IJsselstein zou zich heiast
hebben met het voogdijschap over de afwezige zoon
en zou het bedrag van zijn moederlijk erfdeel op
rente hebben uitgezet. De jonge man eist niet al-
leen een uiteenzetting over de gevoerde administra-
tie maar ook de inventaris en de akte van verdeling
met betrekking tot het gedeelte van de erfenis van
35
-ocr page 36-
zijn vader. Hij vertrouwt het werk van deze kwes-
tie betreffende zijn erfenis toe aan de magistraat
van IJsselstein. Hij staat niet op de toezending van
de kapitalen, doch hij vraagt met des te meer klem
de uitbetaling van de vervallen rentes alsmede de
zekerheid voortaan de rente, die aan het eind van
ieder jaar zal vervallen, te kunnen innen.
Het Pruisische Gezantschap in Den Haag is op-
dracht gegeven deze zaak te onderzoeken en zij
vleit zich met de hoop dat van de zijde van de acht-
bare magistraat van IJsselstein de gevraagde in-
lichtingen zullen worden verstrekt, die zij verplicht
is te geven aan de heer Generaal van Kalckreuth,
Den Haag, de 2y augustus
1790.
Was get. Renfner, Raad van de Ambassade van
S.M. van Pruissen, bij L.H.P.
De tekst in het Resolutieboek vervolgt dan:
"Is geresolveert het kort berigt hierop volgende
daarop te depecheeren
Op de Pro Memoria van den Heer Renfner,
raad van ambassade van Zijne Koningklijke
Majesteit van Pruisen in 'sHage heeft de magi-
straat van IJsselstein de eere te berigten dat
Comelis Wilschut in het laatst van het jaar
1766
bij IJsselstein is gehooren, en op den 14 Januarij
1767 aldaar gedoopt, is geweest een onecht kint
van Sijntje Wilschut, welke hem kort na zijn ge-
boorte malitieuslijk heeft verlaaten; Hij is opge-
voed en groot gebragt in het armhuis derselve stad,
waaruit hij is weggeloopen, en zich de directie der
regenten heeft onttrokken in denjaare lySi zonder
dat hekend is geweest waar hij gebleven was;- Het
is mitsdien een abusief voorgeeven dat zijn vader
zoude zijn genoemd geweest Hendrik Wilschut,
gelijk ook dat die hem zoude hebhen nagelaten een
kapitaal van f. ^S°'^'^ zijnde zulks daaruit alleen
blijkbaar, dat men in dit armhuis niemand ont-
fangt die van zijn eige middelen bestaan kan.
IJsselstein den 6 September
1790
En daarbij te voegen de volgende memorie tot
nadere informatie
Memorie van nadere informatie
Op Eiteren bij omtrent de Stad IJsselstein hebben
gewoond Klaas Wilschut en Fijgje Wilschut welke
onder meerdere kinderen in echte hebben gepro-
creeert Saintje Wilschut; Klaas Wilschut overhe-
den zijnde, is desselves wedue Fijgje Wilschut ten
tweeden huwelijk getreeden met Hendrik Trant,
waardoor voorn: Hendrik Trant is geworden stief-
vader van gem.e Saintje Wildschut; Saintje
Wilschut, is na doode van haar moeder bij deselve
Hendrik Trant blijven inwoonen en heeft in het
laast van denjaare
3766 ter waereld gebragt een
onecht kind, welke op den 14 Januarij iy66 tot
IJsselstein in de gereformeerde kerk bij den doop de
naam heeft ontfangen van Comelis; Hendrik
Trant volgens de algemeene gerugten vader van dit
kint zijnde, waar van zijn stiefdogter was verlost,
heeft gefabriceert en aan den Predicant ter hand
gestelt een brief e onderteekent met de naam van
zijn broeder Comelis Trant, waarbij deese bekende
dat vader van dit kind was, dit briefje gebleeken
zijnde valsch te zijn is tegens gemelde Hendrik
Trant wegens het geperpetreerde
(=bedreven) cri-
menfalsi en het crimen incestus door het officie ge-
procedeert; Hendrik Trant maar eeven in hegtenis
gestelt zijnde, heeft Saintje Wilschut zig aanstond
uit deese Baronnie geabsenteert, met agterlating
van boovengemelde haar onecht kind; vervolgens
ook tegens haar door het officie, ter zake van dit be-
gane crimen incestus etfalsi en het malitieuselijk
verlaten van haar kind bij Edicte geprocedeert
zijnde, gelijk ook tegens gemelde Hendrik Trant,
nadat hij uit zijne gevangenis was geechappeert
(=gevlucht); is deselve Hendrik Trant op den 18e
Junij
1767 bij sententie van den gerechte van
IJsselstein bij contumacie (=omdat hij/zij als we-
derspanning in Rechten niet verschijnt) geweesen,
verklaard schuldig te zijn aan het crimen incestus
bij hem begaan met Saintje Wilschut, mitsgaders
het crimen falsi, en is desweegens zijn leeven lang
geduurende gebannen uit deese Stad en Baronnie;
en is Saintje Wilschut insgelijks op den 18 Junij
iy6y bij gelijke sententie van den gerechte van
IJsselstein bij contumacie geweesen, verklaerd
schuldig te zijn aan het crimen incestus, mits-
gaders het verlaaten van haar kind, in bloedschan-
de geprocreerd als ook het crimen falsi, en is des-
weegens ook haar leeven lang geduurende geban-
nen; terwijl Comelis Wilschut in het armhuis is
opgenoomen en groot gebragt."
Uit deze geciteerde teksten blijkt, dat
Cornelis over een rijke fantasie beschikte; we
kunnen dit afleiden uit de volgende zaken:
a.   zijn vader zou Hendrik Wilschut i.p.v.
Hendrik Trant zijn.
b.   bij het verlaten van zijn geboortestad was
zijn moeder overleden, die hem f 5500,00
naliet, welk bedrag door de magistraat van
IJsselstein op rente zou zijn uitgezet.
c.   ook zijn vader Hendrik Wilschut zou daar-
na en kortgeleden zijn overleden.
In het licht van genoemde f 5500,00 kun-
nen we aannemen dat hij zijn ouders nimmer
heeft ontmoet; temeer daar ze uit IJsselstein
waren verbannen. Hiermee eindigt de bericht-
36
-ocr page 37-
geving over Cornelis Trant. Verdere naspeu-
ringen in de archieven hebben niets opgele-
verd. Getracht is nog om via duitse militaire
bronnen verdere gegevens over Cornelis te ver-
krijgen, doch zonder succes. In 1945 is het le-
gerarchief te Potsdam als gevolg van de geal-
lieerde bombardementen verloren gegaan.
7.   Bij alle bijeenkomsten van de opperarm-
meesters zullen aan dezelve door den gasthuys-
meester of boekhouder gepresenteerd werden alle
rekeningen, mitsgaders memorien van kleyne ver-
schotten, en zal daerop bij de opgemelte opperarm-
meesters, na bevind van zaken, ordonnantie, bij
drie van dezelve onderteekend, verleend werden.
8.  De uitdeeling van kleederen zal geschieden
onder de directie van de buytenmoeders, en zal bij
den gasthuysmeester of boekhouder een exacte no-
titie moeten werden gehouden van alle nieuwe
kleederen, zoo van wolle als van linnen, die uitge-
geven werden.
9.  Ook zal het verstellen, bestoppen en benayen
van linne en wolle kleederen, mitsgaders van het
beddegoed, mede behooren onder de directie van de
buytenmoeders.
10.  De buytenmoeders zullen ook bevoegd zijn
van tijd tot tijd ietwes uit de armenbus of van het-
geen de mans en vrouwen met werken verdienen,
aan de mans tot toebaksgeld en aan de vrouwen tot
speldegeld toe te voegen.
11.   De binnenvader en binnenmoeder zullen
zig geheel en al moeten overgeven tot den dienst
van het gasthuys, en zullen de opperarmmeesters
en de gasthuysmeester, of boekhouder, alsmede de
buitenmoeders behoorlijk respecteren en derzelver
ordres in hetgeene aen de eene of andere aanbevo-
len is, gewillig en exactelijk opvolgen.
12.  De voorsz. binnenvader en binnenmoeder
zullen het huis, meubelen en huisgeraad wel gade-
slaan en Vallen tijden schoonhouden, en zullen
zorge dragen voor al het linnen en beddegoed,
mitsgaders voor de kleederen van de armen, zoo
wolle als linne, dat alles na behooren onderhou-
den, gebruikt en wel bewaerd werde.
13. Alle agt dagen zal het vuile linnen gewassen
werden, als wanneer de binnenmoeder hetzelve
aan den bleeker zal moeten bezorgen, en van den
bleek t'huis komende, verder redden, opdoen en in
de kasten schikken, daer het behoord.
14. De binnenvader en binnenmoeder zullen al-
le provisien van eetwaren als andersins wel bewa-
ren en goede zorgen dragen, dat alles op zijn tijd
na behooren werden gebruikt en geoirbaard.
15.  De binnenmoeder zal de spijsen voor de ar-
men volgens het reglement moeten koken en gereed
maken.
BIJLAGE
Op 9 oktober 1740 notuleerde de secretaris van
het Ewouts Gasthuis:
"Provisioneel Reglement voor het Armhuis".
1.  Het armhuis zal Vi>erden geregeerd door de
opperarmmeesters, een gasthuysmeester of boek-
houder, die de ordres van de eerste in alles zal moe-
ten opvolgen.
2. Nog zullen bij de opperarmmeesters verkoren
werden twee huitenmoeders tot de bezorginge van
hetgeene aan dezelve hierna zal werden aanbevo-
len.
3. Alle maanden, op den eerste maandag, 's na-
middags ten vier uren, zullen de opperarmmees-
ters, alsmede de gasthuismeester of boekhouder, in
het armhuis bijeen komen, op de verbeurte van elf
stuivers voor de armenhus, zonder dat iemand
daarvan zal werden geexcuseerd, om wat reden
het ook zoude mogen wezen; en zullen dan de ge-
melte opperarmmeesters delibereren over alle voor-
vallende zaken, het gasthuys specterende; ook zul-
len alsdan de buytenmoeders mede present moeten
4.  Van alle hetgeene alsdan geresolveerd werd,
zullen exacte eenteekeningen gehouden werden.
5.  De buytenmoeders zullen alle Zaterdagen, 's
namiddags ten drie uuren, met den gasthuysmees-
ter of boekhouder in het gasthuys bijeen komen,
om aldaar na te zien, of de provisien, kleederen,
beddegoed, huysraad en wat verders aan het gast-
huys behoord, wel en naar behooren werd gadege-
slagen en onderhouden, en of het in de keuken en
aan de tafel wel en ordentelijk toegaat.
6.  Den inkoop van alle provisien, mitsgaders
van wollen en lijnwaat tot kleederen, en wat verder
tot het gasthuys behoord, zal geschieden door den
gasthuysmeester of boekhouder, dog alles met
advys en approbatie van de opperarmeesters en
buytenmoeders.
w
-ocr page 38-
i6. De binnenvader en binnenmoeder zullen de
zieken na behooren oppassen en dezelve bedienen.
IJ. Degenen, die in bet armhuis zijn, zullen de
binnenvader en binnenmoeder in alles gehoor-
zaam wezen, en dezelve in alle huysselijke zaken,
alsmede in het oppassen van zieken, na haar ver-
mogen behulpzaam wezen, en al het werk doen,
hetzij spinnen, nayen, breyen of andersins, het-
welk haer gegeven werd en zij in staat zijn te kon-
nen doen.
18.  De voorsz. armen zullen zig moeten verge-
noegen met de spijz en onderhoud, dat aan haar
gegeven werd.
19.  Alle de armen, die in het huis zijn, uitbe-
zonderd die door ziekte belet werden, zullen 's
morgens ten agt uren in de eetkamer komen, al-
waar door de binnenvader het morgengebed, het
geloof en de tien geboden zullen gelezen, en vervol-
gens aen ieder zijn ontbijt uitgedeeld werden.
20.  's Middags ten twaalf uuren en 's avonds
precies ten agt uuren zullen de armen aan de tafel
gaan, alwaar, nadat het eten door den binnenva-
der op tafel zal gezet zijn, door denzelven zal gele-
zen werden het gebed voor den eten, en zal de bin-
nenvader moeten present blijven, totdat het eten
gedaan en het nagebed door hem gelezen is, om te
bezorgen, dat het overschot wederom in de keuken
gehragt en wel bewaerd werde, en 's avonds na het
eten, eer dat de armen uit de kamer gaan, zal door
den binnenvader gelezen werden het avondgebed.
21.  Om negen uuren 's avonds precies zal over-
al vuur en ligt moeten werden we^enomen, zul-
lende alleen in de eetkamer een lamp blijven bran-
den.
22. De binnenvader zal, na mate van de koude,
vuur aanlegen in de eetkamer voor de mans, en
zullen aan de vrouwen stooven met vuur bezorgd
werden, ter discretie van de binnenvader en bin-
nenmoeder.
2j. Niemand, wie hij ook zij, zal eenige eetwa-
ren of drank buiten het huis mogen dragen ofme-
denemen, op zodanige straffe, als bij de opperarm-
meesters t'elkens zal werden gestatueerd.
Aldus bij de opperarmmeesters gearresteerd den 9
October 1740.
Was geteekend: ]. Vultejus, Adr. Maas, R. van der
Meulen,Jb. van Muijden.
Onder stond: in kennisse van mij, secretaris en was
nog getekend: F. van Hoogstraten.
Volgt vervolgens:
"Reglement van het eeten en drinken voor de ar-
men in het gasthuys."
In Maart, April, Meij en Junij zal geschafi wer-
den:
Zondag 's middags Boekweyte koeken met stroop,
of die geen stroop eet, wat boter.
Zondag 's avonds Zoete melk met gepelde garst.
Maandag 's middags grauwe erweten met vet en
reusel.
Maandag 's avonds karnemelk met gepelde garst.
Dinsdag 's middags grutten met vet en stroop.
Dinsdag 's avonds zoetemelk met gepelde garst.
Woensdag 's middags witte erweten met rookspek,
aan dobbelsteenen gesneden, gekookt.
Woensdag 's avonds karnemelk met gepelde garst.
Donderdag 's middags grutten met vet en stroop.
Donderdag 's avonds boere kandeel.
Vrijdag 's middags grauwe erweten met vet en
reusel.
Vrijdag 's avonds zoetemelk met gepelde garst.
Zaterdag 's middags grutten met vet en stroop.
Zaterdag 's avonds karnemelk met gepelde garst.
In JuUj, Augs., September, October, November,
December, Januari] en Februari]:
Zondags werd vlees gekookt, hetzij rundvlees,
schapenvlees of varkensvlees. Het vlees werd koud
bewaard tot 's anderen daags,
's middags: Boere boonen, wortelen, kool of knol-
len, in het nat van het versse vlees gekookt. Als pe-
kelvlees gekookt werd, sop op de ketel, met appelen,
of knollen, of potjebeuling,
's avonds: Karnemelk met gepelde garst.
Maandag 's middags: het koude vlees, als het vers
vlees is, witte boonen in het vleesnat gekookt, of
met zuure saus, als het pekelvlees is wortelen,
's avonds: zoetemelk met gepelde garst.
Dinsdag 's middags: witte erweten met vet.
's avonds: karnemelk met gepelde garst.
Woensdag 's middags: grutten met vet en stroop.
's avonds: als Maandagavond
Donderdag 's middags: grauwe erweten met vet en
38
-ocr page 39-
reusel.
's avonds: boeren kandeel
Vrijdag 's middags: grutten met vet en stroop
's avonds: als Dinsdagavond.
Zaterdag 's middags: witte erweten met vet
's avonds: als Woensdagavond
's Morgens zal yder persoon hebben een boterham
of een stuk brood met een stuk soetemelks kaas.
's Middags een boterham met komeine kaas.
's Avonds een boterham of een stuk met kaas.
Zoo wanneer eenige levensmiddelen, in het voren-
staande reglement geordonneerd, boven de ordina-
ris prijz dier mogten wezen of andersins in het
schaften menage zoude kunnen werden gebruikt,
zal de binnenvader van spijs mogen veranderen
met voorkennisse van de gasthuysmeester of boek-
houder, of van de buytenmoeders.
Zoo wanneer er zieken zijn, die de ordinaris spijs
niet kunnen verdragen, zal aan dezelve spijs en
drank werden gegeven na de staat, waarin zij dezel-
ve bevinden, mede met voorkennisse van den gast-
huysmeester of boekhouder, of van de buytenmoeders
NOTEN
RAU = Rijksarchief Utrecht
GAIJ = Gemeentearchief IJsselstein
SGIJ = Stadsgerecht IJsselstein
(i) GAIJ: Acta van de Kerkeraad der Ned. Herv.
Kerk te IJsselstein
(2)  RAU: SGIJ, inv.nr. 635.8
(3)  RAU: SGIJ, inv.nr. 691.3, fel. 50
(4)  RAU: SGIJ, inv.nr. 635.8
(5)  RAU: SGIJ, inv.nrs. 641.17, 684.1, 686
(6)   GAIJ: Uit door wijlen de heer drs. M.
Doesburg gekopieerd archief van het Ewouts
Gasthuis te IJsselstein (inmiddels verloren ge-
gaan).
n
-ocr page 40-
PIET BOKKETOUW', EEN ZWERVER
door L. Murk
Als ik terugdenk aan m'n jeugd, kan ik me
"Piet Bokketouw" nog helder voor de geest ha-
len.
Een vrolijke oude man, met 'n petje op, 'n
wandelstok in de hand en klompen aan. Hij
had 'n witte baard, 'n sik noemden wij het. Of
dat er de oorzaak van was, dat de mensen hem
de bijnaam "Bokketouw" gaven, is mij niet be-
kend. Hij heette eigenlijk Pieter Abraham
Meijer en werd geboren op 21 november 1876
in Groningenals zoon van Jacobus Meijer en
Martinis Willemina Susanna Meijer. De ar-
chieven vertellen ons dat hij op 8 september
1913 wordt ingeschreven in het bevolkingsre-
gister van Woerden komende van Barwouts-
waarder. Bij gelegenheid van de tiende 'Alg.
Volkstelling' van 1920 wordt hij daar weer
doorgehaald. Op 17 februari laat hij zich in-
schrijven te IJsselstein met als adres: Panoven
7. Op I maart 1943 wordt zijn aders Panoven
34 en 30 augustus Panoven 39. Op 20 novem-
ber 1945 staat hij ingeschreven op Hoogland
96 a bis. Op 13 april 1949 wordt Piet overge-
schreven naar Utrecht; op de Nieuwe Gracht
201 alwaar hij op 17 december van datzelfde
jaar overlijdt, ledereen in IJsselstein en trou-
wens in de hele Lopikerwaard kende Piet; 'n
populaire figuur, die zwierf langs wegen en dij-
ken. Piet was niet 't type zwerver dat wij voor
ogen hebben. Niet iemand, die vloekend en on-
tevreden langs de straten en huizen loopt. Piet
had 'n vrolijke natuur en was vriendelijk tegen
iedereen. Hij praatte zowel tegen kinderen als
tegen volwassenen. Zelfs voor de dieren had
hij 'n goed woord. Als we hem tegenkwamen
konden we niet nalaten hem te vragen, hoe 'n
hond, 'n kat of 'n bok aan 'n touw deed.
Steevast begon hij dan te blaffen, te miauwen
of bé te roepen. Bij dat laatste trok hij ook nog
aan z'n sik. Ja, zo'n dertig jaar heeft Piet langs
de weg gelopen en leerde hij z'n grote en klei-
ne klantjes kennen. Hij had z'n vaste adressen
voor 'n boterham of'n warme hap.
Aangezien hij meestal meer dorst dan hon-
ger had, gingen de centen die hij ophaalde op
aan alcohol. Piet was namelijk verslaafd aan al-
cohol. Z'n drankzucht ging zelfs zover, dat hij
soms spiritus dronk, want dat was goedkoper.
Hij had altijd 'n borrelglaasje bij zich, op 'n
steekje zonder voet. Voor 't voetje gebruikte hij
'n houten garenklosje met 'n gaatje waar 't
steeltje precies in paste.Zijn slaapplaats was op
de lange tochten meestal 'n hooiberg. Z'n vaste
stek was langs de Kromme IJssel, tussen de
Parallelweg en de Lage Dijk, ongeveer in de
buurt van het punt waar de Rijksweg de
Kromme IJssel passeert.
Het bouwvallige hutje stond in 't griend, ge-
heel onttrokken aan 't zicht van de mensen. De
eigenaar van 't land waarop 't hutje stond vond
't wel best. Hij had er geen centje last van. De
bouwval bestond uit wat oude planken en deu-
ren en een dak van golfplaten. Als het hard
waaide of sneeuwde, sloeg hij er 'n oud geë-
mailleerd reclamebord over heen. (zie foto)
Als jongeman studeerde Piet theologie.
Maar hij maakte z'n studie niet af en vertrok
ajb.i,
hieronder
Het hutje aan
het Hoogland ter
hoogte van de
kruising Enge
l]ssel/A2
40
-ocr page 41-
naar de wereldse stad Parijs. Daar hield hij 't
niet lang uit en kwam berooid weer terug naar
Holland. Het was hem hier echter toch te eng
en daarom tekende hij voor vijfjaar om dienst
te nemen in 't Koninkhjk-Nederlands-Indisch
leger oftewel het K.N.I.L. Via allerlei omzwer-
vingen kwam hij hierna in IJsselstein terecht.
Urenlang kon hij, zittend op 'n hek of langs
de slootkant, met wat belangstellenden filoso-
feren over kleine en grote vraagstukken. Hij
was soms fel in zijn uitspraken, maar nooit be-
ledigend. Vaak wist hij de laatste nieuwtjes uit
de buurt. Aangezien de communicatiemidde-
len in die tijd nog niet zo best waren, werd hij
vaak gebruikt als postbode. Hij bracht brieven
en pakjes van 't ene adres naar 't andere. Dat
was hem nooit teveel, al moest hij er soms lo
km. voor omlopen. Hij hoopte natuurlijk wel
op iets extra's van de afzender en van de ge-
adresseerde. Rondom Piet ontstonden er aller-
lei zonderlinge verhalen, maar altijd positief
Dat maakte hem bemind bij alle burgers en
buitenlui. Zelfs bij de veldwachter en de over-
heid. Hij kon daarom dan ook rekenen op wat
extra hulp toen hij wat ouder werd en z'n ge-
zondheid achteruit ging. Toen op één van zijn
tochten zijn voeten bevroren waren, kwam er
'n einde aan zijn zwerversbestaan. Hij werd
opgenomen in een verpleegtehuis. Later vond
hij 'n onderkomen bij het Leger des Heils in
Utrecht. Pieter Abraham Cornelis Meijer stierf
op 17 december 1949 en werd op 21 december
begraven. Aan zijn graf stonden vele belang-
stellenden. Burgemeester Abbink-Spaink van
IJsselstein heeft nog even gesproken. Als aan-
denken kreeg de Burgemeester de wandelstok
van Piet mee. Deze stok is nu te bezichtigen in
't stadsmuseum van IJsselstein. ( zie afb. 2)
Ook Dominee Damste, Nederlands Hervormd
predikant, was bij de begrafenis aanwezig en
sprak over "De vrede van een zwervende ziel".
Onze streekschrijver Herman de Man heeft
de figuur van Piet Bokketouw gebruikt als één
van de twee zwervers, 'Sjef en Jochem' in de
roman "De kleine wereld",uit 1932.
Hier volgt een fragment uit dit boek.
"Handel in drank'
We liepen op een keer samen zwaar te redene-
ren over onze armoei. We dochten, we zouwen la-
ter nog eens verkommeren van de honger. Maar
zover is 't met Gods hulpe nooit gekommen. Ik zee:
'Jochem' zee ik, 'we worren ouwer en we zijn zo
arm as kraaien in de winter.' 'Ja', zee Jochem, 'erg
arm.' En ik weer: 'as we onze ogen dicht doen, zijn
onze keinderen onbezorgd. Want ineens raakt een
mens getrouwd en nog subieter valt hij dood.' Dat
ojb.2,
hiernaast
De wandelstok
van Piet
Bokketouw.
Nu in het bezit
van het
IJsselsteins
Stadsmuseum
kon Jochem goed hegrijpen en toen zijn we gaan
overleggen, wat of we doen zouwen. Nou, we wa-
ren emmers arm geworren van drank en toen
docht ik, ik wil rijk worren van drank 'Handelen
in drank,' zee ik daarom.'Mag dat?'
'Beljaat, handel mag. Zo zeker as dat ik 'm
lust' -en toen eerst wier ik geloofd. D'r waren in die
dagen veul mensen die 'm graag lustten; dus een
handel in drank dat moest goed gaan.
En dat docht Jochem ook, waar Jochem? Hij zee
nog: 'as we dan rijk worren dan kopen we.... ja,
wat zou jij kopen as je rijk was?'
'Ik?' zee ik. 'Dat weet ik nog zo net niet.'
'En ik wel. As we rijk worren, dan koop ik 'n stel
kammen voor m'n meid.'
'Maar je heit niet eens een meid, Jochem,' zee ik
toen.
'As 'k rijk hin, dan heb ik 'n meid.'
Nou,' zei ik toen, 'da's goed. Koop d'r dan veur
mijn ook maar een stel bij.'
Maar omdat het mag, daarom deden we 't. We
wieren koopmannen. Ikke had vier en een halve
gulden. Jochem vier zestig. Ruim negen gulden
samen. Daarvan wier de handel begonnen. We
kochten bij een opkoper een handzaam hoeken-
hout vaatje met koper beslag.
41
-ocr page 42-
ajb.} en 4
hiernaast
Links:
Sjefen jochem op
hun sokkd aan het
Molenplantsoen.
Het beeld is de
gemeente aangebo-
den ter gelegenheid
van het afscheid
van burgemeester
Abbink Spaink in
ig62.
De kunstenaar is
onbekend.
Rechts:
De beide zwervers
uitgebeeld door de
beeldhoutsnijder
Homburg in de
vijftiger jaren.
Bezit van het
Ijsselsteins
Stadsmuseum.
Om en nabij de vier gulden. Voor de rest kochten
we genever en een glaasje, waar we 't voetje afsloe-
gen. Zo hoort dat. Al 't geld was op. Allenig
jochem hield van z'n portie tien rooie centen
over, niet meer.
En wij de dijk op. Een liter kostte toentertijd, voor
die vervloekte drankwet,één gulden twintig en een
liter houdt viffen twintig glaasjes in. As je ze dan
ook verkoopt voor een dubbeltje, zit er zes en
twintig stuiver winst aan. Da's wel; waar?
Maar om te verkopen motten er kalanten zijn. En
die waren maar schaaielijk te vinden. Na vier uur
gaans vonden we de eerste klant. Maar die was
krek wat vies uitgevallen van z'n eigen, 'jullie
hebben maar een glaasje,' zee hem, 'en geen
spoelbak.'
'Da's waar,' zee ik weerom, 'maar nog niemand
heit uit dat glaasje gedronken, want jij bent de
eerste kalant.' En wat dink ie dat hem toe zee:
'nou dan zal je genever ook wel niet deugen,
anders had je wel meer verkocht.' En hij ging 'de
Rolaf in, waar ze je toentertijd al twaalf centen
lieten betalen, 't Scheen dus wel te maggen, maar
niet te gaan.
Ik zal even deur vertellen, hoe dat we toch nog
uitverkocht raakten.
We dochten maar, alle begin is zwaar en de
Koning kon ook nog niet lopen, toen ie nog in de
kakstoel zat.
Toen hebben we eerst nog wel veul kannen verko-
pen aan 't werkvolk van de touwslagerij.
Touwslagers hebben al z'n leven dorst. Maar er
waren geen centjes voorhanden. Crediet wouwen
ze hebben.
'Crediet?!' riep onze Jochem woest. 'Pof? Daar
staat zes jaar op rechtevoort. Geld veuruit...da's
andere praat!'
Nou... die touwslagers dan, hebben nog altijd
dorst, want centjes hadden ze niet en poffen dat
deden wij niet!'
Toen was er nog 'n meneer en die wou heiegaar
niks kopen. 'Drank is 't begin van alle ellende,
mensen,' zee hum met een lijkstem en onze
Jochem zee daarop: "Juustem. Want we verkopen
d'r niet ene, en dorst da'k er van krijg. Is dat nou
niet ellendig, meneertje? Toe meneertje, koop
Uedele d'r nou eentje, ze kosten maar een dubbel-
tje. '
Maar meneer Ellende wou niet. Hij wou: we zou-
wen de kostelijke genever laten leeglopen in de
dijksloot. Zo-een mot toch in 't dwangbuis, waar
of niet waar?
42
-ocr page 43-
hiernaast
Sjef en jochem in
de Paardenlaan
te IJsselstein op
weg naar het
nachtlogie.
Opname horend
bij lichtheeldserie
van de opvoering
'Nog niet
';
gedeelten uit het
leven en de wer-
ken van Salomon
Herman
Hamburger,
heter bekend als
Herman de
Man, door het
gezelschap 'Oase'
in het seizoen
1991-1992.
Maar dorst dat 'n mens krijgt van 't lopen m de
zomer met een vaatje genever op z'n buik.
Jochem wies een keer 't zweet van z'n kop en hij
lekte 'n druppel van 't kraantje af. Maar ik weer-
de 'm af, want 't was ons leste kapitaal en we
wouwen ommers rijk warren.
En we liepen maar en we liepen maar.
Alleman die we passeerden, vroegen we: wie mot
er een Schiedammertje, een pierenverschrikkertje,
een best Schaepmannetje voor een hard duppie?
Niemand was er, die wou.
Ineens zei Jochem: 'Chef' zee die...'ik weet een
kalant.'
'En waar zit die klant?' zee ik.
'Waar die zit? Die staat voor je,' zee onze
Jochem. En hij lee z'n leste duppie op het vaatje.
Nou, en mocht ik toen weigeren? Nee ommers.
Want 't geld van m'n maat is me even lief als 't
geld van een jonker. Ik maak daarin geen onder-
scheid. Eerlijk is eerlijk. Ik nam 't glaasje en 't
klokte d'r aardig in ook.
Maar dinkje, dat ik er ook wat van kreeg? Gien
bodempie. En toen wier ik gram. Scheen de zon
niet net zo hard op mijn kop als op de humme?
Kwam mijn dan een pikkedanesie niet net zo
hard toe ah aan m'n maat? En ik had ommers
geld. En toen kocht ik er ook een van Jochem en
het smaakte hestig. Toen had Jochem natuurlijk
weer 't duppie, want ik had netjes betaald,
't Gaat al aardig met de handel waar?' vroeg
Jochem, 'we hebben er al twee comptant verkocht.
Nou koop ik de derde en ...ik betaal. Beter dan die
loeders van touwslagers, die achteruitlopers, die
wouwen nog niet eens betalen.' En toen 't duppie
weer in mijn vingers zat, wier 't me daar zo heet.
Ik docht: de zaak gaat goed, en d'r is geld -hup-
daar verkocht ik de derde aan m'n eigen.'
'We dochten toen, dat het leven as koopman zijn-
de, toch zo kwaad niet was.
Want van toen af, verkochten we als een lier.
Eerst alleen nog maar aan mezelf en aan Jochem,
maar ineens, toen ik opkeek, waren er nog meer
mannen gekomen, allemaal kerels net als Jochem,
ze kochten met geweld. En ik schonk maar.
Telkens een duppie, het eigenste duppie. Wat voor
mirakelen je met een onnozel duppie al niet bele-
ven kan, hé.
mm
ajb.6
hiernaast
Sjef en Jochem
op het omslag
van 'De kleine
wereld'; uitgave
van ic)}2.
43
-ocr page 44-
Dat Piet een bekende verschijning in de
Lopikerwaard en te IJsselstein was mag blij-
ken uit op getekende memoires, welke in het
voorjaar van 1950 verscheen in de 'Nieuws-
raket'; een voorganger van het 'Zenderstreek-
nieuws'. Naam van de auteur is onbekend; de
toonzetting van het rijm moet geplaatst wor-
den in de geest van die jaren.
Daar was een tijd in Piet zijn leven
Dat hij met ernst zijn studie nam.
Voor predikant is gaan studeren
En als student college nam.
Hij was gedoopt in naam des Heren,
En deed ook eens belijdenis.
Beloofde plechtig mee te bouwen
Aan 't leven dat godzalig is.
Ik heb dat juist hier neergeschreven
Voor velen van ons jong geslacht;
Voor 't hart dat met zijn dunk en willen.
Zoveel nog van zichzelf verwacht
Piet, 't kind wellicht van veel gebeden.
En van zo'n menig moedertraan;
Piet heeft nimmer willen horen.
Is zijn eigen weg gegaan.
Of zijn vader al vermaande
En zijn moeder smeekte en bad.
Piet is uit de band gesprongen
Waar hij zo bekneld in zat.
Hij kwam in de stroom van 't leven
En die golfslag nam hem mee
Uit de voegen van geloven
Op de grote wereldzee.
Piet was heus niet zoveel slechter
Als het leven van vandaag.
Maar toen hij de Heer liet varen.
Ging het pijlsnel naar omlaag.
Als student in de vacantie
Maakte hij ook menig reis:
Zo belandde onze Pieter
Eens in het groot Parijs.
Het groot Parijs, de Wereld-lichtstad;
Met haar bekoring en vermaak;
Met zijn verderf en stofvergoding.
Was toen voor Piet begeerde zaak.
Hoelang hij daar wel vertoefde,
In deze weelde dag en nacht;
Wij weten het niet, maar zeker is het
Hij heeft schier alles doorgebracht.
En als alles is versmeten.
Wacht dus 's werelds harde loon:
Piet moest bedelend naar Holland,
Niet........als een verloren zoon.
Want, die kwam weer tot de vader
-Naar ik lees in Godes woord-
Piet de Zwerver
(Memoires van een bedelaar)
En deze dingen zijn geschied, ons tot voorbeelden,
opdat wij geen lust tot het kwaad zouden hebben
(1 Cor. 10:6)
Onder de schaduw der Martini,
Met zijn klokken, zo vertrouwd.
Heeft Piet op deez zijde wereld,
Voor 't eerst het levenslicht aanschouwd.
Misschien gedroomd van 't mooie leven,
De lente en de zonneschijn;
Die ons zoveel beloofd te geven;
Aan idealen die er zijn.
Hij heeft gebouwd zijn luchtkastelen,
In een stil burgelijk bestaan.
En 't is met Piet zijn kinderleven,
Precies zoals met ons gegaan.
Ook hij genoot zijn smart en vreugde.
Zijn blijdschap en zijn kinderleed;
Een hart dat plots'ling zich verheugde
En heel gauw met zijn tranen streed.
't Gezin was niet zo groot geworden,
-Drie kinderen is toch niet zoveel.^-
Twee jongens en een meisje vormden
Tesamen dan ook dit geheel.
Het leven ging bij hem uitstekend.
Elk onderwerp, het was hem pas:
En Piet zat dan gestadig weder
Als nummer één in elke klas.
Hij speelde ook met zijn kornuiten.
Zo kinderlijk van zorgen vrij;
Nog onbewust van 't harde leven.
En van des werelds stormgetij.
Ziedaar, in korte, grove trekken.
De jeugd van onze zwerver Piet,
Die, toen hij ouder is gaan worden.
Zo snel het goede pad verliet.
44
-ocr page 45-
Piet had overal zijn klanten.
Langs zijn dagelijkse spoor;
Bij de dominé aan 't hekje.
Voor de deur bij de pastoor.
Daar een cent en ginds wat beters
Of een boerenboterham,
Piet had overal een praatje,
Als hij aan de staldeur kwam.
Lachte vaak om een vermaning
Van een vriend, soms goed bedoeld.
Kwam men hem hulpvaardig tegen,
Heeft hij dit wel aangevoeld.
Piet zou wel eens anders willen,
Liefde had voor hem nog klank;
Maar een duivel trok hem lager
En die duivel was de drank.
Toen het niet meer was te krijgen,
-'t Ging zo met de hele klus,-
En het niet was te betalen.
Dronk Piet enkel spiritus.
Onderdak werd hem ook moeilijk
En zijn beurs was dikwijls blut;
Piet zat niet gauw bij de pakken,
Want hij bouwde zelf een hut.
Een ding speelde hem wel parten,
Wat hij van tevoren zag,-
Piet kon niet zo ver meer lopen;
Dat kwam van de oude dag.
En zijn wereldje werd kleiner,
Daarmee ook zijn arbeidsveld.
En zijn inkomst danig minder;
Werd op non actief gesteld.
Men heeft getracht hem op te knappen,
Bezorgde hem een huislijk uur.
Maar het zwerven trok hem immer:
Vrijheid, buiten, de natuur.
Zo heeft hij dertig jaar gelopen
In de regen, sneeuw en zon.
En geslapen, vaak in krotten,
Totdat Piet niet meer kon.
En met gans bevroren voeten
Werd hij in Gorcum opgehaald;
Piet zijn vrijheid was genoten
En zijn moed een stuk gedaald.
Na een week of vier verpleging.
Was hij weer zover hersteld;
Piet, hij zocht zijn eigen wegen.
Gooide alles overboord.
"Wat kan mij het leven schelen,
Christenheid of wereldplan.
Ik wil vrij door het leven wandelen.
En genieten waar ik kan."
Dit toch waren Piet zijn woorden.
Ach, een bitter ideaal.
Want het geeft nooit voldoening,
Haar beloning is maar schraal.
Men zocht toen voor Piet een baantje.
En hij kwam toen op kantoor,
Kon het daar helaas niet houden.
Ging er met wat geld vandoor.
Die historie, ach, herhaalt zich,
In het leven menigmaal;
En toen Piet geen weg kon vinden,
Werd hij maar koloniaal.
Indië was in-die dagen
Voor velen een verderf lijk ding;
Ook voor Piet, die steeds maar lager
En van kwaad tot erger ging.
En je moest hem horen praten
Over 't leven in de Oost;
Hoe hij daar had meegevochten
En gezworven onverpoosd.
Piet had voor vijfjaar getekend,
Heeft zijn tijd ook volgemaakt;
Maar heeft steeds het burgerleven
En de rust veracht, gelaakt.
En het leven, ja bewijst het,
Nu al zoveel eeuwen lang;
Die de Heere hier verwerpen,
Komen tot hun ondergang.
Piet heeft heel wat wedervaren,
Zwaaide in de Oost weer af.
En kwam toen op onze wegen
Helaas weer met een bedelstaf
Mogelijk kwam u hem wel tegen
Of heeft u hem eens ontmoet;
Piet liep opgewekt zijn wegen
En had altijd goede moed.
In de verre wijde omtrek.
Overal was Piet bekend;
Drinkend, zwervend, wat negotie,
Burg'lijk leven gans ontwend.
45
-ocr page 46-
Dat Piet weder weer kon lopen
En hij koos weer 't vrije veld.
Doch een zwakte overviel hem
En dat was voor hem een kruis;
Piet lag op zijn dood te wachten
In het grote ziekenhuis.
Toch werd Piet opnieuw weer beter,
Na wat hij geleden had;
Maar hij kon niet meer als vroeger
Zwerven langs zijn levenspad.
Sociale hulp heeft ingegerepen
En bezorgde hem een thuis;
Trachtte hem weer op te knappen,
Na een leven vol van kruis.
't Heilsleger werd zijn bestemming;
Waar hij toen zijn intrek had.
En al spoedig goed kon wennen
In de oude Bisschopsstad.
't Is met Piet in deez' omgeving
Dan ook verder goed gegaan;
Piet heeft toen voor 't eerst van 't leven,
Ook zijn borrel laten staan.
Piet kon vele goede dingen -
Hetgeen daar dan ook wel bleek -
Hij verzorgde toen met liefde
In dit huis de Bibliotheek.
Voor 't zakgeld dat hij trouw bewaarde
Vulde hij de boeken aan;
Zo vond Piet op 't eind van 't leven
Een nuttig burgelijk bestaan.
Of het kwam van de verpleging,
Met veel Hefd' in zijn bestaan;
't Lichaam kon daar niet meer tegen
En 't was gauw met Piet gedaan.
Eén boek had zijn grote liefde
Daarin was hij goed bekend,
Met het zoveel zeggend opschrift
Namelijk "Het groot Moment!"
En dat boekje las toen Pieter
Vele uren dag en nacht;
En dat boekje heeft de zwerver
Weder tot zichzelf gebracht.
En toen moest hij het beamen;
Heeft zichzelve ook verfoeid;
Toen heeft Piet het ook beleden:
" 'k Heb mijn leven maar verknoeid."
't Boekje had hem aangesproken
Op een blad een dikke streep
Wezen ons de tekst en woorden,
Die hem in het harte greep.
Onverwacht is Piet gestorven
Heel zacht is hij heengegaan.
Hiermee was zijn tocht ten einde
Zijn veelbewogen levensbaan.
Zwervend trok hij door de wereld
Of de vree hem werd vergund;
Laten wij hier verder rusten
En wij zetten hier een punt.
Op het kerkhof stil en vredig
Is hij toen ter rust gelegd.
Bij zijn graf zijn vele woorden
Over Piet zijn weg gezegd.
Hoe hij zwervend heeft gelopen
Op de wegen hier in 't rond
En aan het einde van zijn leven
Toch nog rust en blijdschap vond.
En het strekt ons nog tot lering
Voor hen die het horen wou;
't Is geschied opdat gij nimmer
Lust tot 't kwade hebben zou.
Nawoord
Mensen die Piet Bokketouw goed gekend
hebben zijn er praktisch niet meer. De hier
gegeven informatie (met dank aan de heer
Luten van het IJsselsteins archief) is al wat
ons nog rest. Het is jammer dat een foto van
Piet ontbreekt. Hierbij willen we een oproep
plaatsen om indien er onder de lezers meer
bekend is over de figuur van Piet Bokketouw
dit door te geven aan de redaktie teneinde in
een volgende uitgave hierop terug te kunnen
komen.
46
-ocr page 47-
De Spiegel' van 1960; heruitgave
Een rustend veehouder, die geen rust kent
Nee, stil zitten is er voor de zeventigjarige
Jan Homburg niet bij. Al jaren is hij ver-
knocht aan zijn hobby: houtsnijden en schil-
deren. Zijn huis lijkt dan ook op een muse-
um van volkskunst
Vanaf de smalle asfaltweg, die zich in enge
bochten door het Hollandse polderlandschap
van IJsselstein naar Montfoort slingert, valt de
boerenhoeve aan het einde van de Achtersloot
nauwelijks in het oog. Het is er een zoals er
zovelen staan aan deze landweg, waar slechts
bolderende boerenwagens en het geloei van
koeien op stal de landelijke winterrust versto-
ren. Toch neemt de hoeve in dit zo typisch
Hollandse dorpje een aparte plaats in. En
iedereen, die er een bezoek brengt, zal dat
direct merken. De bedrijvigheid die op elke
boerderij te vinden is, zal hij er missen. Géén
stal, waar het vee de koude wintermaanden
doorbrengt en géén landbouwwerktuigen. Het
is stil op het erf De IJsselsteinders zien de
eigenaar van de boerenplaats zelf nauwelijks.
Maar allemaal kennen ze hem: Jan Homburg,
de 70 jaar oude veehouder, die eenzaam en
teruggetrokken, zijn rustend bestaan leidt.
Rustend echter alleen in de zin van boer-
op-non-aktief Want Jan Homburg zit allesbe-
halve stil.
Zijn knoestige handen, die alle tekenen
dragen van een hard en werkzaam leven, zijn
nog sterk en beweeglijk.
Ze noemen hem "de kunstenaar"
Een rustige oude dag kent Jan Homburg
niet, al heeft hij het boeren er al enkele tien-
tallen jaren geleden aan gegeven. Het was met
hem anders dan met de andere Homburgs uit
de familie: hij vond zichzelf bij voorkeur niet
voor het boeren in de wieg gelegd.
Alleen het feit dat zijn vader een groot vee-
bedrijf in Delfshaven had, was er de oorzaak
van dat Jan als kleine jongen al vertrouwd
werd gemaakt met het leven en werken op de
boerderij. Zijn werkelijke belangstelling ging
echter naar andere dingen uit. Lange tijd kon
hij staan kijken naar mooie schilderijen of
naar artistieke kunstvoorwerpen. Dikwijls was
hij te vinden in het museum of stond voor de
prachtige antieke met kostbaar Chinees porse-
lien gevulde antieke kast uit 1760, die zijn
schoonvader in de pronkkamer had staan. Dat
trok en boeide hem. Schertsend werd de klei-
ne Jan dan door zijn broers de "kunstenaar"
genoemd. Maar daar trok hij zich niets van
aan. In de weinige vrije tijd, die er op de
hoeve van zijn vader na schooltijd overbleef
las hij boeken over kunstgeschiedenis, waar-
mee hij zijn kennis verrijkte.
Later, toen zijn vader overleden was, ver-
trok hij uit Delfshaven en betrok de hoeve in
Waar u ook
rondkijkt in het
huis van de heer
Jan Homburg,
overal ziet u
houtsnijwerk,dat
door de bewoner
zelfgemaakt is.
Zo zit hij hier
aan een fraai
bewerkt bureau,
schrijvend met
een ganzeveer
(om in stijl te
blijven) en geze-
ten op een stoel,
die eens een hak-
blok van een sla-
ger was!
4?
-ocr page 48-
hij, wijzend naar een robuuste en overdadig
bewerkte bureaustoel, waarin een kasteelheer
zich thuis gevoeld zou hebben. Jan Homburg
heeft het essenhout bewerkt of het kneedbaar
was, zó scherp zijn de figuren met kleder-
dracht uit verschillende tijden gemodelleerd.
Op het onderstuk ligt een hond, waarvoor zijn
eigen trouwe viervoeter Porthos, genoemd
naar een der Drie Musketiers, model is
geweest. In deze stoel neemt hij plaats als hij
achter zijn schrijftafel, waarop een kostbare
Statenvertaling rust, in zijn forse, wat statige
schrift zijn particuliere correspondentie voert.
En omdat het in deze sfeer uit de toon zou val-
len een ballpoint uit een der laden te halen,
hanteert hij de ganzenveer.
In een andere hoek van de kamer staat een
brede en gemakkelijke stoel, die met een
handomdraai kan worden veranderd in een
tafel. Oók het resultaat van maandenlang rus-
teloos werken aan de werkbank.
Zijn radio ("waarnaar ik nooit luister,ik
houd er niet van.")gaat bijna geheel schuil in
een houten kast, waarin talloze figuurtjes zijn
uitgesneden, terwijl bovenop ranke muzikant-
jes schijnen te zweven. Met veel geduld en
behoedzaam kerven en snijden heeft Jan
Homburg zo zijn hele huis ingericht. Uit de
stam van een appelboom hakt hij een kastje,
uit een driekantig latje een lezende monnik
en uit een oude plank een trapleuning.
Jan Homburg en zijn zuster, die bij hem
inwoont en de verrichtingen van haar broer
met geduldige bewondering volgt, moeten
doorlopend de indruk hebben in een museum
te huizen, door een vreemde macht overgezet
in een tijd toen houtsnijwerk en huisvlijt nog
zeer hoog stonden aangeschreven.
Er is werkelijk geen paneel of het is niet
aan de aandacht van de kunstzinnige bewoner
ontsnapt.
Met palet en penseel
Het kabinetje naast de pronkkamer geeft
weer een ander aspect van Jan Homburgs
ambitie te zien. Aan de muren hangen talrijke
schilderijen, die hij boven in zijn atelier -
zoals hij het kleine slaapkamertje noemt - zelf
heeft gemaakt.
Wat aarzelend is hij er - nu zo'n dertig jaar
geleden - mee begonnen. Later is hij met
meer enthousiasme en durf verder gegaan.
Met palet en penseel kon hij zich nog meer
creatief uitleven dan met pennemes en beitel.
Het harde hout, de tot ragfijne plankjes om te
werken en bij te schaven boomstronken, stel-
den de kunstenaar Jan Homburg heel andere
IJsselstein, waar hij nog woont. Toen kreeg hij
de gelegenheid zicht helemaal in zijn hobby
uit te leven. Van oude stukken hout maakte
hij kunstig snijwerk. Het schuurtje achter de
boerderij werd de werkplaats en dag in dag uit
stond Jan Homburg achter zijn werkbank met
beiteltjes, boortjes, hamers, gutsen, vijlen en
zagen. Een stukje uit zijn jeugdjaren, een
Zuidafrikaanse ossewagen, kreeg er al direct
een ereplaats. En bij dat ene stukje bleef het
niet. Nu is Huize Homburg een klein muse-
um geworden met talloze, fraaie houtsnijwer-
ken. Dode takken, knoestige boomstronken,
een uitgesleten houten vloer van een uit-de-
tijdse automobiel vormen sinds Jan Homburg
in IJsselstien is komen wonen,levend materi-
aal voor hem. Want uit deze op het eerste
gezicht waardeloze stukken hout ontstonden
in zijn handen meesterwerkjes.
In een wandkast staat een fregatschip uit
de tijd van Michiel de Ruyter, een werkstuk
waarmee Jan Homburg enkele jaren bezig is
geweest. Onder de boeg gaat een compleet
schaakbord schuil met kunstig uitgesneden
pionnen en een majestueuze koning. "De ene
groep bestaat uit Christenen en de andere uit
Mohammedanen", zegt Jan Homburg. De
koning enerzijds wordt gerepresenteerd door
Karel de Grote in zijn zetel, de koning ander-
zijds door Haroen el Rashid op zijn troon.
Met de ganzeveer
"Dit is gemaakt uit een slagersblok", zegt
In de oude
schuur kan jan
Homburg uren
doorbrengen mei
knutselen aan
planken of boom-
stronken om
daar met allerlei
soorten gereed-
schap weer mooie
stukjes volks-
kunst te voor-
schijn te toveren.
48
-ocr page 49-
In het kleine
kabinet naast de
pronkkamer heeft
de rustend vee-
houder eenfami-
lieprtretten-gale-
rij ingericht.
Tussen de wat
strak kijkende
igde eeuwers
hangt - wat ver-
dwaald - zijn
zelfportret.
Zelfs de radio
kreeg een mooi
uitgesneden kast,
terwijl de hoven-
en zijkanten ver-
sierd werden met
aardige figuur-
tjes, die eveneens
door Jan
Homburg ver-
vaardigd werden.
49
-ocr page 50-
vragen dan het schildersdoek, waarop hij in           Hier is hij thuis
bonte, vaak harde kleuren zijn levensvisie kon           's Avonds als de voorjaarsstormen de hoeve
geven.                                                                   beuken, installeert Jan Homburg zich bij de
Maar in één opzicht tonen beide kunstuit-      kachel. Hier in zijn gemakkelijke leunstoel,
tingen bij Jan Homburg toch een zelfde trek:      temidden van zijn eigen scheppingen, voelt
hij is in beiden portrettist.                                     hij zich werkelijk thuis. Tevreden kan hij dan
In het als een devoot huiskapelletje inge-      soms een blik werpen op deze keur van fraaie
richte kabinetje pronkt een complete familie-      voorwerpen en meubelen. Stuk voor stuk vor-
portretten-galerij, waarin hij velen van zijn      men zij een gedeelte van zijn leven,
voorvaders een plaatsje heeft gegeven.                   Onbetekenende brokken hout zijn het vroeger
Een zelfportret van Jan Homburg, dat hier      geweest, maar hij heeft er als het ware een ziel
wat verdwaald hangt tussen strak kijkende      in geblazen. Kunstvoorwerpen zijn het gewor-
igde-eeuwers, bepaalt de aandacht weer bij de      den onder de aandrang van Jan Homburgs
maker van al deze doeken.                                     beitel en pennemes.
50
-ocr page 51-
IJsselsteinse jaartallen
IJsselsteinse jaartallenlijst tot aan de inlijving bij Frankrijk
777-866 De St. Maartenskerk te Utrecht
bezit in de villa Ubburon
(Opburen tussen IJsselstein en het
Klaphek) i mansus (hoeve).
ca. 900 Een goederenlijst van de abdij
Werden aan de Ruhr van bezittin-
gen bij de Zuiderzee noemt o.m.
Aiturnon (Eiteren).
Men bezit daar i volledige mansus
en 14 hofstedi.
944           Keizer Otto I schenkt de pagus
Lacke et Isla (de gouw van de Lek
en de IJssel) aan de toenmalige 2
Utrechtse Kapittelen, nl. St.
Maarten en St. Maria (Oudmun-
ster).Voorheen werd dit leen beze
en door Waltger en zijn zoon
Radbod.
Deze Waltger is een broer van Dirk
I van Holland.
1036          Bisschop Koenraad schenkt een
landgoed in Eiteren aan de kerk te
Werden in opdracht van de gestor-
ven bezitter, de klerk Waltger.
1105           In een oorkonde wordt als één der
getuigen Wolfgerus, Scultetus de
Amstelle genoemd (Wulfger,
schout van Amstel).
Waarschijnlijk bestaat rond deze
tijd ook in de gouw het schoutambt.
1122           Keizer Hendrik V bevestigd de St.
Maartenskerk en de St. Mariakerk
(Oudmunster) in het bezit van de
gouw Isla et Lacke, en ook van de
cijns en het gerecht te Eiteren.
Graaf Willem van Upgouye, die in
naam van de bisschop het grafelijk
gezag uitoefent in de gouw wordt
afgezet na betrokken te zijn als
aanvoerder bij een anti-keizerlijk
oproer.
Hierna wordt de rechtsmacht in
het gebied uitgeoefend door de
proosten van de kapittels, of door
hun meijers.
Een (als onecht gekwalificeerde)
oorkonde maakt melding van een
koninklijk landgoed, dat in die tijd
nog in Eiteren zou zijn geweest.
1148           Er wordt tussen Utrecht en de
Hollandse IJssel bij het Gein een
gracht gegraven, met bij het Gein
een dam.
1155            Eerste vermelding van de functie
van'heemraad', nl. als 'heimrat' in
een akte van Bisshop Herman aan
de parochianen van Lopik.
1169          Egbert, kleinzoon van Wulfger van
Amstel, verkrijgt het recht van
opvolging door zijn zonen.
Hiermee worden de van Amstels
van ambtenaren (ministerialen) nu
leenmannen van de Bisschop.
1217
De parochie Eiteren moet het Gein
en de Rij pikkerwaard afstaan aan
de nieuwe parochie het Gein.
1257
Gijsbrecht III van Amstel moet
met Gijsbrecht Uten Goye en 500
volgelingen in boetekleed vergiffe-
nis vragen in de Domkerk voor het
kiezen van de Hollandse zijde in
de oorlog, welke bisschop Hendrik
van Vianden voerde tegen Holland.
1267          Arnoud van Amstel is heer van
IJsselstein. Hij is een jongere
broer van Gijsbrecht IV van
Amstel (betrokken bij de moord op
Floris V) en vader van Arnoud van
Benschop (eveneens bij de moord
betrokken) en vader van Gijsbrecht
van IJsselstein.
De van Amstels zijn waarschijnlijk
door het huwelijk van Arnoud met
Bertrade, dochter van Jan van
51
-ocr page 52-
in het Sticht komen nu aan
Holland.
Op last van Floris V wordt de
Hollandse IJssel bij Hoppenesse
(het latere Klaphek) afgedamd.
De naam "Lopikerwaard" komt
voor het eerst voor in een brief
van Floris V, waarbij hij "die
hemeraders van Lopikerwert doet
groeten".
Vanwege de afdamming van de
IJssel in 1285 wordt een nieuwe
verbinding gegraven met de Lek
door de gilden van Utrecht, uitko-
mend bij de Wierse stroomrug
(Vreeswijk).
De dam bij het Gein wordt doorge-
slagen ("Doorslag").
Het kapittel van de Dom geeft één
van de twee dagelijkse gerechten
in de Achtersloot in pacht aan
Gijsbrecht van IJsselstein.
Floris V vermoord (o.m. door
Gijsbrecht IV van Amstel, Arnoud
van Benschop, Herman van
Woerden). Gijsbrecht van
IJsselstein was niet bij de samen-
zwering betrokken.
Graaf Jan I van Holland neemt het
kasteel van IJsselstein in.
De verdediging werd geleid door
Berte van Heukelem, vrouw van
Gijsbrecht van IJsselstein
(zie:"Fulco van minstreel" van
C.joh. Kievit), Gijsbrecht wordt
door Hubert van Vianen te
Culemborg opgesloten.
IJsselstein, Benschop enNoord-
Polsbroek komen in handen van
Wolfert vanBorselen, raadsman
van de Hollandse graven.
Graaf Jan I van Holland sterft,
Wolfert van Borselen wordt ver-
moord.
Graaf Jan II van Holland, de eerste
graaf van Holland uit het
Henegouwse huis, beleend zijn
broer, Guy van Avesnes met de
Amstelse en IJsselsteinse goederen.
Guy van Avesnes wordt bisschop
van Utrecht. Gijsbrecht verzoend
zich spoedig met de Utrechtse bis-
schop en de Hollandse graven, en
wordt weer in het bezit van zijn
goederen gesteld.
Na al in 1304 openlijk als heer van
IJsselstein te zijn opgetreden
IJsselstein.welke uit het geslacht
van de oorspronkelijke heren
stamt, aan hun bezit van
IJsselstein en de baronie gekomen.
In 1279 wordt in ieder geval
van Gijsbrecht van IJsselstein               1287
vermeld, dat zijn ouders en voor
ouders heren zijn geweest over
heel Benschop, Noord-Polsbroek
en IJsselstein, het gebied van de
latere baronie.                                      1288
Arnoud zegelde als eerste i.p.v.
met het volle wapen van de van
Amstels (4 balken + St.
Andrieskruis) met het wapen,
dat nu nog het gemeentewapen
van IJsselstein is.
1277          Arnoud van Amstel koopt van
Wouter van Utengoye het gerecht, 1291
de tijns, het veerschip en de visse-
rij te Eiteren, welke goederen hij in
leen hield van de heer van Cuyck.
1279          Gijsbrecht van IJsselstein bezit de 1296
hoge heerlijkheid van IJsselstein
als leen van de heer van Cuyck, en
als achterleen van het Sticht.
Verder verkrijgt hij in in erfpacht
van het kapittel vanSt. Marie het
dagelijks gerecht van het land, dat 1298
voor het slot was gelegen, de dage
lijkse gerechten van Meerlo, en in
Over IJssel (IJsselveld), en verder
een aantal tijnsen en tienden.
Floris V dwingt de elect van
Utrecht tot een smadelijk verdrag,
mogelijk geworden doordat de
positie van de elect door de van
Amstels erstig is verzwakt.
Deze Gijsbrecht is waarschijnlijk
de stichter van het kasteel in haar
latere vorm, en de stichter van
IJsselstein als stad.
                               1299
Hij is de eerste van Amstel, die
zich van IJsselstein noemt.
1281           De elect wordt gedwongen de ver         1300
beurde goederen van van Amstel
en Woerden te verpanden aan
Floris V.
1285           Gijsbrecht pacht dezelfde goede-
ren van het kapittel van St. Marie         1301
als in 1279, nu voor 16 jaar.
Na jarenlang oorlog voeren met de
bisschop van Utrecht en de graaf
van Holland verzoenenGijsbrecht
IV en zijn broers Willem van
Arnoud zich met graaf Floris V.
            1309
Alle leengoederen van de Amstels
52
-ocr page 53-
dien de baronie uitmaakt.
Het kapittel van de Dom bezit een
gerecht in de "Hoghen Biesen, in
de laghen Biesen en de in den
Langhen lande" (Broek).
Landbrief van Arnoud van
IJsselstein.
Belegering van IJsselstein door de
maarschalk van de bisschop van
Utrecht. Na 5 weken capituleert
Arnoud van IJsselstein.
Hoekse en Kabeljauwse twisten
(oorspr. tussen gravin Margaretha
en haar zoon Willem).
De heren van IJsselstein horen in
het Kabeljauwse kamp thuis.
Arnoud van IJsselstein sticht 6
kapelaniëen in de kerk.
Arnoud overlijdt.
Guyotte, dochter van Arnoud, in
1330 gehuwd met Johan van
Egmond, wordt in het erfleen van
de heerlijkheid IJsselstein beves-
tigd.
Zij heeft waarschijnHjk het graf
monument in de kerk van
IJsselstein gesticht voor Gijsbrecht,
zijn zoon Arnoud en hun beider
vrouwen.
Jan I (van Egmond) van IJsselstein
overlijdt.
Guyotte sticht e«i 7de kapelanie in
de kerk.
Guyotte overlijdt.
De Amstelse goederen in het land
vanijsselstein gaan definitief over
naar het huis Egmond.
IJsselstein wordt aanmerkelijk ver-
sterkt met muren.
Stichting van het Cisterciënser-
klooster op de Nieuwpoort buiten
de stad door Arnoud II (van
Egmond) van IJsselstein.
De kerk te IJsselstein wordt kapit-
telkerk.
Oprichting van een broederschap
ter ere van O.L. Vrouw van Eiteren
en St. Nicolaas.
Jan (Johan) van Egmond volgt zijn
overleden vader Arnoud op.
Hollanders overrompelen
IJssestein. Hertog Willem VI
wordt als heer van IJsselstein
gehuldigd. Jan II van IJsselstein
wordt verbannen.
Hertog Willem VI overlijdt, zijn
dochter Jacoba (van Beieren) volgt
wordt Gijsbrecht nu door toedoen
van bisschop Guy door de                    1344
Hollandse graaf opnieuw beleend
met het Huis IJsselstein en alle
andere goederen.
1310
           Bisschop Guy van Utrecht verleent 1348
3 jaarmarkten aan IJsselstein. De
parochiekerk van Eiteren wordt            1349
overgebracht naar IJsselstein.
Gijsbrecht van IJsselstein schenkt
aan het kapittel van St. Marie het
eigendom van de grond, waarop de 1350-1492
kerk en het kerkhof zijn overge-
bracht. Hij erkent het patronaats-
recht van het kapittel.
I3II
Het gerecht van Merlo wordt aan
Gijsbrecht van IJsselstein verkocht 1359
door Agnese van Merlo, vrouw van
Baernt van Dorenwerd.                        1364
I3I7
Dood van bisschop Guy van
Avesnes van Utrecht. Deze was
tussen 1300 en 1317 met de
IJsselsteinse landen beleend. Bij
zijn dood gingen deze voorgoed
voor het Sticht verloren.
1318
           Graaf Willem III van Holland
beleend Gijsbrecht en zijn zoon
Arnoud met de IJsselsteinse goe-
deren.
1327
           De Hollandse graaf koopt deleen         1369
heerlijke rechten, welke Otto van
Cuyck in de Lopikerwaard bezat,          1376
waaronder het hoge gerecht van
IJsselstein en het dagelijkse                  1377
gerecht van Eiteren. Alles wat tot
de baronie behoorde was nu
Hollands bezit geworden.
1331
            Bisschop Jan van Utrecht geeft de ca. 1390
poorters van IJsselstein vrijdom
van tol aan het Gein. Tussen ca.           1394
1310 en 1331 moeten stadsrechten
verleend zijn, daar in 1331 wordt
gesproken van de "poorteren van
Yselsteyne".                                          1397
1339           Eerste vermelding van het ambt
van burgemeester in IJsselstein.           1399
1343           De paus bevestigd het door
Gijsbrecht van IJsselstein gestichte
klooster Lieve Vrouwenberg                 1409
(Mariënberg).
ca. 1344 Gijsbrecht overlijdt. Arnoud volgt
         1416
hem op. Hij is de eerste die de titel
"Baro" (=bannerheer, vrij heer,
later: baron) voert. Hij wordt door
Margaretha gravin van Holland,
beleend met IJsselstein, Benschop 1417
en Noord-Polsbroek, wat sedert
^
53
-ocr page 54-
hem op.
Jan II van IJsselstein neemt
IJsselstein in en bestormt het slot.
Hierop neemt Utrecht met behulp
van andere steden en met behulp         1507
van de oom van Jacoba, Jan van
Beieren, IJsselstein in. De muren         1508
en het kasteel worden gesloopt.
1418           Jacoba van Beieren laat uit wraak
vanwege de ontrouw van de                 1510
Egmonds door de Utrechtenaren
IJsselstein verwoesten, m.u.v. ker-
ken, kloosters, etc.
1423-1451 Willem van Egmond, ie zoon van
Johan wordt heer; Johan wordt
steun aan de Bourgondiërs tegen
Utrecht en Gelre met de verheffing
van Buren en Leerdam tot graaf-
schap.
Frederiks zoon Floris wordt stad
houder van Gelre.
Keizer maximiliaan bevestigd de
handvesten in 1348 door Arnoud
van IJsselstein verleend.
Vergeefse poging van Utrecht om
IJsselstein per turfschip in te
nemen.
Floris van Egmond plundert hier-
op de buiten de muren gelegen
gedeelten van Utrecht.
Floris probeert vergeefs Utrecht
binnen te dringen via het ijs op de
grachten.
Utrecht belegert met behulp van
Karel van Gelre de de stad
IJsselstein.
Om Floris van Egmond op een
afstand te houden wordt de
Lekdijk bij Schoonhoven doorge-
stoken.
Hij bereikt echter met een leger
IJsselstein via een omweg, en ver-
jaagt de belegeraars.
Hierna kwam door bemiddeling
van stadhouderes Margaretha,
waarbij de latere paus Adrianus VI
een rol speelde, een vredesverdrag
tot stand tussen IJsselstein en
Utrecht.
Floris wordt tevens stadhouder van
Friesland.
Floris wordt tevens stadhouder van
Holland, Zeeland en West-Fries-
land.
Frederik overlijdt.
Floris volgt hem op als graaf van
Buren en Leerdam en heer van
IJsselstein.
Floris wordt aanvoerder in het kei-
zerlijk leger.
Het kapittel van St. Marie draagt
het patronaatsrecht van de kerk te
IJsselstein, uitgezonderd het deka-
naat, op aan Floris van Egmond.
Het ambt van homans (schutterij)
wordt in dit jaar voor het eerst ver-
meld.
Keizer karel V bekrachtigt op ver-
zoek van Floris van Egmond de
landbrief van 1348.
Alexander Pasqualini, artillerie-
meester van Floris, bouwt de toren
ruwaard van Gelre.
15"
1451           Willem van Egmond, 2de zoon van
Johan wordt heer van IJsselstein.
1457           De heer van IJsselstein verleend de
I5II
"Benschoper en de Polsbroecker
Wilcoer", waarbij het huurrecht in
die plaatsen wordt vervangen door
een college van 7 heemraden.
1466          IJsselstein haalt de door Utrecht
gelegde dam uit de gracht bij een
dreigende aanval van de Geldersen
maar moet deze op last van
Utrecht terugleggen.
De Geldersen vallen IJsselstein
binnen en verwoesten de stad.
1470           Vriendschapsverdrag tussen
IJsselstein en Utrecht.
1471            Aleida van Culemborg, vrouw van
Frederik (zoon van Willem II)
sterft.
1515
Ter harer nagedachtenis wordt de
grote graftombe in de kerk van
151C
IJsselstein opgericht.
1482            IJsselstein wordt tevergeefs bele-
gerd door Utrecht.
                                1521-1539
Het klooster buiten de muren
wordt verwoest, en later binnen de
muren weer opgebouwd.
1483            Willem II van IJsselstein overlijdt. 1522
Zijn 2de zoon Frederik volgt hem
op als heer van IJsselstein, zijn             1524
eerste zoon Jan als graaf van
Egmond.
1491
          Floris, zoon van Frederik doet een
mislukte poging Utrecht bij de
Tolsteegpoort binnen te dringen.
1493
          Frederik plundert de Weerd bij
Utrecht.                                                1531
Deze wordt hierop later ommuurd
(Bemuurde Weerd).
1498
          Frederik wordt door Maximiliaan         ca. 1532
van Oostenrijk beloond voor diens
54
-ocr page 55-
van de St. Nicolaaskerk.
1533
            Instelling van de IJsselsteinse leen- 1584-1608
hof door Floris (o.m. het hoogste
appélcoUege).
Het hof van Holland wordt voor
IJsselstein duidelijk niet compe-
tent geacht.
                                           1585
1537 De kloosterkerk aan de Klooster-
straat brandt a£
Deze wordt weer opgebouwd en
uiteindelijk in 1697 afgebroken.
1539-1548 Floris overlijdt, zijn zoon
Maximiliaan volgt hem op.
1540
          Maximiliaan wordt benoemd tot
kapitein-generaal van de                       1598
Nederlanden en stadhouder van           1603
Friesland, Groningen en de
Ommelanden, en Overijssel.
1548
          Maximiliaan overlijdt, zijn dochter
Anna ( van Buren) volgt hem op.          1608
1551            De baronie komt aan de Oranjes
door het huwelijk van Willem I
van Oranje met Anna van Buren.
1556
           Filips II erkent de baronie als sou- 1618
vereine heerlijkheid (dit is niet
geheel zeker).                                       1619
ca. 1560 Bouw van het oude raadhuis van
IJsselstein.
1567-1576 De goederen van Willem van
Oranje worden in beslag genomen.
Het heerlijk gezag over de baronie 1625
berust bij de baron van
Berlaymont.                                         1647-1650
1574-1575 Spaanse bezetting in IJsselstein.
1576            Herstel van de souvereiniteit van           1650
Willem van Oranje over de baronie.
1577            De Nicolaaskerk gaat over naar de
protestanten.
1578            Benoeming van een predikant voor 1661
IJsselstein.
                                           1672
1579            Willem van Oranje legt beslag op
het goud- en zilverwerk uit het
klooster O.L. Vrouwenberg en de 2
kerken in de baronie t.b.v. de ver-
sterking van Breda.
1581           Het beheer van de goederen van de
baronie wordt waargenomen door
Maria, zuster van Filips Willem (in
Spaanse gevangenschap.) Zij wordt
daarin bijgestaan door een te Delft
gevestigde raad en rekenkamer.
            1696
1583           De bezittingen van het O.L.
Vrouwegilde worden in beslag              1702-1712
genomen.
1581-1587 De oude kloosterkerk dient als
paardestalling bij de inkwartiering 1712-1731
van diverse troepen, o.a. Engelse
ruiters o.l.v. Leicester.
De souvereiniteit over de baronie
berust bij Maria, zuster van Filips
Willem.
Sinds 1595 gedeeld met haar man
de graaf van Hohenlohe.
Eerste vermelding van de rector
van de latijnse school, de school
zelf wordt al in 1583 vermeld.
Maurits treft een regeling met de
raad van state, waarbij de baronie
jaarlijks Fl. 3000,- betaald aan de
Generaliteit, en bevestigd hiermee
haar speciale positie.
Opheffing van het o.l. Vrouwegilde.
De graaf van Hohenlohe stelt
een rekenkamer te Buren in.
IJsselstein valt vanaf dit jaar onder
de classis Buren.
De souvereiniteit gaat over op
Filips Willem (in 1595 terug uit
Spaanse gevangenschap). Hij ves-
tigt zijn rekenkamer te Breda.
Filips Willem overlijdt, hij laat
Maurits zijn goederen na.
In opvolging van de raad te Breda
treed nu de domeinraad te Den
Haag op als beheerder van de goe-
deren van de Oranjes, en daarmee
ook van de baronie.
Maurits overlijdt, hij laat Frederik
Hendrik zijn goederen na.
Frederik Hendrik overlijdt, Willem
II neemt zijn goederen over.
Willem (III) geboren, gedurende
zijn minderjarigheid worden zijn
goederen beheerd door zijn groot-
moeder Amalia van Solms.
De IJssel wordt uitgediept.
De baronie probeert in de oorlog
neutraal te blijven.
Toch wordt IJssestein bezet en
gebrandschat.
De Fransen steken de Lekdijk bij
het Klaphek door.in de hoop de
Hollanders te verdrinken; dit mis-
lukt.
In nov. 1672 wordt IJsselstein toch
neutraal verklaard, maar het moet
wel een schatting betalen.
Benoeming van een 2de predikant
te IJsselstein.
De souvereiniteit over de baronie
wordt waargenomen door de
Staten-Generaal.
De souvereiniteit over de baronie be-
rust bij de voogden van Willem IV.
55
-ocr page 56-
domeinen in bezit, en staat deze af
aan de Bataafse repuliek.
1798          De staatsregeling verklaart (art. 35)
de Nassause domeinen nationaal.
1798-1799 De baronie wordt bestuurd door
een "intermediair administratief
bestuur".
1799-1801 IJsselstein gevoegd bij het departe-
ment van de Delf
1800          Definitieve opheffing schutterij.
1801-1805 IJsselstein gevoegd bij het departe-
ment Holland.
1802-1811 Als bestuur over de baronie treed
op het "college tot het voeren der
schouwen onder de voormalige
baronie IJsselstein".
1805            IJsselstein gevoegd bij Utrecht.
1806           Het oude belastingstelsel van
IJsselstein wordt afgeschaft, het
algemeen geldend stelsel wordt
ingevoerd.
1811            Inlijving bij Frankrijk.
Het college van gecommiteerden
etc. houdt op te bestaan. IJsselstein
wordt een gemeente als iedere
andere in het keizerrijk.
Deze lijst is ontleend aan een uitgave van het
v.m. streekarchivaat 'Zuid-West Utrecht'uitigSj.
1731-1765 De souvereiniteit over de baronie
berust bij de moeder van Willem
V, prinses maria Louise van Hessen
1736-1759 Vestiging van Hernhutters te
IJsselstein, welke hierna naar Zeist
vertrekken.
1743           Ineensmelting van de financiële
administraties van stad en geme-
ne land.
1746-1759 Ontbreken van de latijnse school,
1759-1806 combinatie met Franse school.
1747          Opheffing schutterij, tijdens de pa-
triottische woelingen weer hersteld
1765-1795 De souvereiniteit over de baronie
berust bij Willem V.
1766          Stichting van een synagoge in de
Weidstraat.
1779            Stichting van een stadskinder-
school en werkhuis.
1780           Bouw van een R.K. kerk aan de
Havenstraat.
1795           Met de Bataafse revolutie komt een
einde aan het bestuur van de
Oranjes, en daarmee ook aan hun
souvereine bestuur over de baronie.
1795           De zittende magistraat wordt ver-
vangen door een gekozen munici-
paliteit. De Franse republiek
neemt volgens oorlogsrecht de
Stichting
Historische Kring
IJsselstein
Redaktie:
B. Rietveld, Meerenburgerhorn 10,
3401 CDIJsselstein.
Donateurs ontvangen het periodiek (4 uit-
gaven per jaar) en worden op de hoogte
gehouden van de activiteiten.
Nieuwe donateurs kunnen zich opgeven
bij dhr. W.J. van Vliet, J.W. Frisolaan 7,
3401 AX IJsselstein, tel: 03408-81660.
Voor inwoners van IJsselstein bedraagt de
contributie minimaal f 20,- per jaar; zij
die buiten IJsselstein wonen worden ver-
zocht om f 6,50 extra over te maken i.v.m.
verzendkosten. Losse nummers kunnen,
voor zover voorradig, a f7,50 bij het secre-
tariaat worden besteld. Voor dubbelnum-
mers is de prijs f 10,-.
De Stichting Historische Kring IJsselstein
is in 1975 tot stand gekomen en stelt zich
het volgende als doel:
De belangstelling wekken voor de geschiedenis
in het algemeen en voor die van IJsselstein en
de Lopikerwaard in het bijzonder.
Dagelijks bestuur:
Voorzitter: L. Murk, tel; 03408 - 81627.
Secretariaat: C.J.H, van Dijk-Westerhout,
Omloop West 42, 3402 XP IJsselstein, tel:
03408-83699.
Penningmeester: W.J. van Vliet,
J.W. Frisolaan 7, 3401 AX IJsselstein, tel:
03408-81660.
Bank:Postbank, nr.: 4074718
56
-ocr page 57-
IA C!9cA^ t) oi <^ L£
'Moge de harmonie der burgers de onze
overtreffen' -IJsselsteinse kerkklokken en het carrillon -
door K. Peeters
Voorwoord
IJsselstein heeft iets met klokken,al eeu-
wen. Rond het jaar 1700 ontstond immers
grote hilariteit in het IJsselstadje, toen de heer
van de Rijpickerwaard de klok luidde bij het
overlijden van Kees. Iedereen verkeerde in de
veronderstelling dat het Kees de knecht betrof
Tot verbijstering van velen bleek het te gaan
om Kees, de aap van de boerderij. Sindsdien
dragen de IJsselsteiners met ere de bijnaam
'Apeluiders'.
In het leven van de meesten van ons spelen
klokken een sfeervolle rol op de achtergrond.
Klokken zijn de luide verkondigers van vreug-
de, verdriet en godsvrucht. En het carillon laat
ons met haar speelse klanken genieten van de
aangename momenten van het leven.
Dit artikel geeft een beschrijving van de
klokken der beide St.Nicolaaskerken. Omdat
de oude (NH) St.Nicolaaskerk veel ouder is
dan de St.Nicolaasbasiliek, ligt het voor de
hand dat bij eerstgenoemde kerk het verhaal
over de klokken (in deel i) relatief veel ruimte
in beslag neemt. Daarnaast speelt bij deze
geschiedschrijving een grote rol dat de
(gemeente)toren van de N.H.Kerk vanaf 1956
voorzien is van een carillon.
Mijn dank gaat uit naar de heer L.Murk
voor zijn assistentie bij het zoeken naar
geschikte bronnen in het gemeente-archief en
in zijn privé-archief Tevens ben ik de heren
pastores van de St.Nicolaasbasiliek erkente-
lijk, omdat zij mij alle gelegenheid gaven het
parochie-archief te raadplegen.
De klokken van de oude St. Nicolaaskerk
In 1309 of 1310 bouwt men op de plaats
van het huidige kerkgebouw een bedehuis.
Het is de eerste kerk op IJsselsteinse bodem.
De oudere kapel in het buurtschap Eiteren
blijft bestaan als plaats van devotie.
Ruim een eeuw later, in 1417, geeft Jacoba
van Beieren haar troepen de opdracht om
IJsselstein te verwoesten. Volgens K. Donga
en L.H. Boot (H.K.IJ.-uitgave nr. 24/25)
brandt de kerk daarbij geheel af hoewel dat
niet de bedoeling van Jacoba schijnt te zijn
geweest. Hoe dan ook, herbouw is noodzake-
lijk en kort na de ramp wordt daarmee begon-
nen. Het tegenwoordige godshuis van de N.H.
Kerk dateert in elk geval uit de eerste helft van
de 15e eeuw.
De in 1535 voltooide Renaissance-toren van
Pasqualini heeft zo goed als zeker een oudere
kerktoren vervangen. In de Pasqualini-toren
worden in 1535 vier klokken gehangen. Ram-
pen blijven het kerkgebouw in haar bestaan
niet bespaard. In 1568 al breekt er na bliksem-
inslag brand uit in de toren. Het 'Willecor-
boeck voor de Noortsyde van Pols-broeck', een
handschrift uit het laatste kwart van de i6e
eeuw, geeft de volgende nadere bijzonderhe-
den:
'Op Vrydach den Xen Septemhris anno XV
acht ende tzestich, des avondts onder tlojftus-
schen vijff ende ses uyren is den toorn van
St.Niclaes parochykercke van Isselsteyn doer den
donder ende blixem ontsteken ende die cap boven
van dien gehrandt, waer inne drie van de clocken
door die groote hette gesmouten ende gepreser-
veerd is, oercondt mijn secretaris hant.'
DuideUjk is dat drie van de aanwezige klok-
ken door het vuur verwoest worden. Nog voor
de restauratie is voltooid, wordt de toren in
1569 van drie nieuwe klokken voorzien.
Thomas Bot(h) en W. van Aelten uit Utrecht
zijn de gieters.
In 1651 wordt één van de vier klokken (vrij-
wel zeker het exemplaar dat gespaard bleef bij
57
-ocr page 58-
de brand van 1568) opnieuw gegoten.
Opvallend is dat, naast het brons van de
oude klok, een in de kerk staand kanon als
klokspijs moet dienen! Meestal is in de histo-
rie het omgekeerde het geval: klokken als
smeltmateriaal voor kanonnen. Overigens
blijkt het luiden van de klokken in deze fase
van het bestaan der oude St. Nicolaaskerk niet
geheel zonder gevaar geweest te zijn. De toren
is dan namelijk bouwkundig gezien in zo'n
slechte toestand, dat de koster met ware
doodsverachting de gelovigen met klokgebeier
tot de dienst moet oproepen, omdat het bouw-
werk op instorten staat.
Bekend is verder dat er in 1675 in de Pas-
qualini-toren nog drie klokken hangen. De
grootste van dit trio begeeft het in 1733 en
wordt vervangen. In 1780 wordt er weer een
nieuwe klok aangeschaft, zodat er, evenals 245
jaar eerder, weer vier bronzen zwaargewich-
ten in de toren te vinden zijn.
Een volgend houvast in de beschrijving van
de klokken van de gemeentetoren is de 'Voor-
loopige lijst der Nederlandsche Monumenten
van Geschiedenis en Kunst' uit 1908. De sa-
menstellers van deze inventarislijst treffen in
de toren van de N.H. Kerk te IJsselstein twee
klokken aan: de ene gegoten door Thomas
Both en W. van Aelten in 1569, de ander door
P. van Hasselt en Steven Seest in 1780.
De meesten van u zijn er van op de hoogte
dat drie jaar na het verschijnen van voornoem-
de Monumentenlijst een verwoestende vuur-
zee van de N.H. Kerk niet veel meer overlaat
dan geblakerde muren en een zwaar bescha-
digde toren. De fatale datum is 10 augustus
1911. We citeren K. Witteveen in H.K.IJ. - uit-
gave nr. 18.
'De brand begon in een belendende fabriek
van houtwaren. Een deel van dit magazijn was
verhuurd aan een sigarenfabnkant.Vermoedelijk
heeft, een jongen achteloos een lucifer weggegooid
in de sigarenmakerij. Stof genoeg voor het vuur.
De duizenden houten stelen voor schoppen, har-
ken, houwelen en hamers in de rest van het
gebouw maakten het er niet beter op. Door over-
springende vonken raakten de vogelnesten in de
toren in brand. Omdat de drie IJsselsteinse
brandspuiten niet in staat waren om zó hoog
water op te voeren, droeg men in allerijl emmers
water de toren in. Men slaagde er in het vuur te
bedwingen. Maar de toren ging opnieuw bran-
den, waarschijnlijk doordat wederom vonken
waren neergekomen op het meer dan droge hout
van het torendak. Nu sloegen de vlammen direct
uit, zodat men wel begreep dat met emmers water
en met handspuiten niets meer te redden viel.
Veel, heel veel, ging er helaas verloren (...) zoals
de drie luidklokken.'
Volgens deze aangehaalde tekst (en andere
geraadpleegde bronnen) worden bij de brand
de drie aanwezige klokken vernield. Aan-
gezien de Monumentenlijst uit 1908 melding
maakt van twéé aanwezige klokken, zijn er
verschillende conclusies mogelijk. De eerste
mogelijkheid is, dat er tussen 1908 en 1911
nog een derde klok in de toren is gekomen.
Daarvoor heb ik geen bewijs kunnen vinden.
De tweede mogelijkheid is, dat de samenstel-
lers van de Monumentenlijst uit 1908 niet
goed rondgekeken hebben op de klokkenzol-
der en één in een duistere hoek hangend
exemplaar over het hoofd gezien hebben.
Tevens is het mogelijk dat men in IJsselstein
ten onrechte in de mening verkeerde dat er bij
de brand drie klokken werden vernield. Dit
hjkt mij overigens niet waarschijnlijk. De laat-
ste mogelijkheid is dat men in 1908 wel die
derde klok heeft gezien, maar dat het om de
een of andere reden niet de moeite waard is
die in de lijst te vermelden. Zeker is dat bij de
fatale ramp een klok van 341 jaar oud (name-
lijk het exemplaar uit 1570) ten prooi valt aan
de verzengende hitte. Hoe het ook zij, onop-
geloste details hebben binnen een artikel hun
charmes!
In 1916 is de restauratie van de kerk beëin-
digd en die van de toren in 1929. In 1930 giet
de firma Van Bergen uit Heiligerlee drie nieu-
we klokken. De gewichten ervan zijn: 2160,
1280 en 879 kg. Ze worden door de kerkelijke
gemeente aan de burgerlijke gemeente
geschonken (de toren is dan immers al
gemeente-eigendom) onder voorwaarde, dat
de N.H. Kerk het recht heeft om van de klok-
ken gebruik te maken voor het aankondigen
van de godsdienstoefeningen, bij kerkelijke
plechtigheden en begrafenissen.
Het is mogelijk dat zelfs een geïnteresseer-
de lezer(es) langzamerhand het spoor bijster
raakt door al die komende en gaande klokken.
Het doet een beetje denken aan het kinder-
raadseltje over het aantal passagiers in een
autobus, nadat er voortdurend mensen in- en
uitgestapt zijn. Ten behoeve van hen die de
genoemde gegevens concreet voor zich willen
hebben, is op één der volgende pagina's een
schematisch overzicht geplaatst van de klok-
ken in de toren van de N.H. Kerk.
De nieuwe klokken (van circa 1929) han-
gen goed en wel zo'n tien jaar in de toren, als
ons land op wrede wijze betrokken wordt bij
58
-ocr page 59-
Historie van de klokken van de gemeentetoren
1535 \ n535\ 1535 \ 1535]
h rt=i é=^ i==^
1535 Vier nieuwe klokken
1568 Drie klokken door brand verwoest
i535\ /15691
1569 Drie nieuwe klokken erbij
De klok uit 1535 wordt omgesniol-
/löjil i56c)\
1651
ten tot een nieuwe klok
J:i
1675 Nog 3 klokken aanwezig
-:i
Een klok uit 1569 begeeft het en
wordt vervangen                              1_____J
1733
Ji
1651]          1569
1780 Een nieuwe klok erbij
::i
De samenstellers van de Monu-
1908 mentenlijst geven informatie
over 2 klokken
C---------^
Bij de band worden alle klokken
1911
verwoest
i93o\ 1930] WO
1930 Drie nieuwe klokken
::i
:^
1943 De 3 klokken worden verwijderd
Na de bevrijding
keert één klok terug
1945
Er komt een carrillon. Twee
1956 klokken doen, met die uit 1930,
dienst als luid- en carillonklok
59
-ocr page 60-
de drie klokken uit de gemeentetoren. De
oneervolle klus wordt geklaard door de firma
Meulenberg uit Heerlen. De lichtste klok (die
van 879 kg) is na de capitulatie in goede staat
teruggevonden en weer in de IJsselsteinse
gemeentetoren gehangen, waar hij tot op de
dag van vandaag nog hangt als luid- en caril-
lonklok.
Op 6 september 1949 informeert de ge-
meente bij de firma Van Bergen naar de kos-
ten van vervanging van de twee verloren gega-
ne klokken. Deze bedragen ƒ18.524,- en 75%
hiervan zou door het Rijk worden vergoed op
grond van de 'Wet Wederopbouw Publiek-
rechtelijke Lichamen'. Opgemerkt moet wor-
den dat op dit te vergoeden bedrag ƒ2700,- in
mindering wordt gebracht. Dit is namelijk het
bedrag dat de gemeente in 1943 verzuimd
heeft te declareren op grond van art.4, 2e lid,
der Metaalverordening van 1942. (Overigens
bevindt zich in het gemeente-archief een brief
van het ministerie van Financiën, gedateerd
21 maart 1958, waarin sprake is van een ver-
goeding van ƒ22.068,73). ^^ februari 1955
hangt er nog steeds slechts één enkele ^lok in
de gemeentetoren, maar daar staat tegenover
dat de ambities van de gemeente IJsselstein
aanzienlijk gestegen zijn. Men wil een caril-
lon!
Het carillon in de gemeentetoren
In een brief, gedateerd 15 februari 1955,
gericht aan klokkengieterij Van Bergen, ver-
zoekt de gemeente om informatie over de aan-
schaf van een volledige beiaard met drie luid-
klokken (tevens carillonklokken) als basis. De
gedachten van de gemeente gaan uit naar een
klokkenspel van drie octaven, compleet met
beiaardklavier en automatisch speelwerk. De
ongeschonden uit de oorlog gekomen klok (F-
klank) kan dan dienst doen als grootste luid-
klok en is tevens de ondertoon in het carillon.
Dan is er een hiaat in de correspondentie
over het klokkenspel. Intussen blijkt de
gemeente in zee te zijn gegaan met een con-
currerende klokkengieterij. Ruim vier maan-
den later krijgen B & W namelijk een brief
(28 juni 1955) van klokkengieterij B. Eijsbouts
te Asten, waarin een woordvoerder van de
firma schrijft het bijzonder aangenaam te vin-
den dat ze de opdracht mag uitvoeren tot het
leveren van een carillon. De levering omvat 37
klokken, te weten:
afi.1
De uit 1930 date-
rende luidklok
van 8yc)
kg,
welke na de oor-
log in de toren is
teruggekeerd.
de Tweede Wereldoorlog. Naarmate de oor-
logshandelingen voortduren, wordt het voor
de bezetter een steeds groter probleem om
aan geschikte materialen te komen. Op 18
juni 1941 vaardigt het Duitse opperbevel de
eerste zogenoemde Metaalverordening uit.
Iedereen is verplicht alle roerende metalen die
gemist kunnen worden in te leveren. Uit-
drukkelijk wordt er aan toegevoegd dat de ver-
plichting tot inlevering niet van toepassing is
op kerkklokken. De metaalvoorraad van de
Duitsers raakt verder uitgeput, zodat een jaar
later (op 21 juli 1942) een nieuwe verorde-
ning van kracht wordt. Hierin bepaalt de
Rijkscommissaris, Seyss Inquart, dat ook
kerkklokken, gedenktekens, melkbussen, bier-
leidingen e.d. opgeëist kunnen worden. De
Duitse bezetter probeert de Nederlanders
ervan te overtuigen dat het hun plicht als
vaderlander is de klokken af te staan. In een
krant uit die dagen wijst men erop dat:
"... de Europeesche verplichtingen in den strijd
tegen het bolsjewisme kunnen leiden tot maatrege-
len en omstandigheden die zelfs ook in het per-
soonlijk leven ingrijpen, dus zeker ook in het cul-
tureele en nationale leven. In het uiterste geval
kunnen tenslotte heter eenige kerkklokken sneuve-
len dan dat Stalin's horden hier zouden komen
huishouden, om ons de zegeningen van het bolsje-
wisme te brengen."
Die 'eenige kerkklokken' blijken er tenslot-
te in ons land vele duizenden te zijn. In 1941
(na de eerste Metaalverordening) levert de
gemeente IJsselstein de klokresten in, die
sinds de brand van 1911 in of bij de toren zijn
blijven liggen. De Duitsers geven er ƒ1335,-
schadevergoeding voor. Op 16 februari 1943
verdwijnen, na de tweede Metaalverordening,
circa 480 kg
circa 270 kg
circa 200 kg
luidklok toon A
carillon- tevens luidklok C
carillonklok toon D
60
-ocr page 61-
carillonklok toon Dis
carillonklok toon E
7 klokken toon F2
chromatisch t/m hz
12 klokken toon C3
chromatisch t/m b}
13 klokken toon C4
chromatisch t/m C5
circa 170 kg
circa 145 kg
circa 650 kg
circa 430 kg
circa 200 kg
Tevens wordt geleverd een bijbehorende
klokkenstoel, klepels voor het handspel, een
speelklavier, magnetische hamers voor het
automatisch spel op 23 klokken, een automa-
tisch speelwerk met filmband en alle elektri-
sche apparatuur, 2 luidassen voor de klokken
A en C. De totale prijs voor het carillon be-
draagt ƒ33.425,-. Wellicht ten overvloede moet
opgemerkt worden dat de reeds aanwezige F-
klok (879 kg) de 38-ste klok van het carillon
vormt.
Van oudsher is het de gewoonte geweest
om grotere klokken te voorzien van een naam
of opschrift. Deze traditie is ook bij een aantal
klokken van het IJsselsteinse carillon voortge-
zet. We noemen de opschriften van de diverse
klokken.
Luidklok toon A:
Mijn taak is rouw of vreugd verkonden
in droeve of in blijde stonden.
O dat ik nimmer moge duchten
een loos alarm of vals geruchte.
EIJSBOUTSMEFECIT
Carillonklok tevens luidklok C:
Op 26 mei 1955 besloot de gemeenteraad tot
plaatsing van dit klokkenspel ter herinnering aan
de bevrijding in
1945.
Carillonklok toon D:
Ludens laudo Deum (Al spelende loof ik God)
Tweede halftoon, toon Dis:
Non singuli, sed cuncti valemus (Als enkeling
kunnen we niets, wel gezamenlijk)
Carillonklok toon E:
Vincant nos cives concentu (Moge de harmonie
der burgers de onze overtreffen)
Carillonklok toon F:
Auctorem omnium augeo (Ik verheerlijk de
Schepper in alles)
Het kleinste klokje:
Parvulus parvulis pulsor (Ik, de kleinste, luid
voor de kleinsten
ajb.2.
Luidklok C met
het herdenkings-
opschriji.
Dan breekt de grote dag aan waarop het
klokkenspel officieel wordt overgedragen aan
de gemeente. Er zijn tachtig genodigden,
onder wie dominee E.R.Damsté, pastoor
L.H.B. Sanders, burgemeester J.J. Abbink
Spaink van IJsselstein en de burgemeesters
van Amersfoort, Oudewater en Schalkwijk.
Op maandag 30 april 1956, Koningin-
nedag, vindt een eerste feestelijke bespeling
van de nieuwe beiaard plaats. Tussen 11.45 ^^
12.45 ^'^'^ speelt Chris Bos, stadsbeiaardier
van Utrecht, de volgende melodieën.
1.  Wilhelmus
2.  O Nederland
3. Merck toch hoe sterck
4.  Giga
5.  Driekusman
6.  Skotse Trije
7.  Thema met variaties (S.Nees)
8.  Klokkenspel-suite
- Het Sneker Klokspel
- Advocaten en procureuren
- Ik voer laatst uit Holland
- De lustige boer
- Rondo
9.  Wilt heden nu treden
10.  Gelukkig is het land
Het namiddagprogramma neemt Stef van
Balkom, stadsbeiaardier van Den Bosch, voor
zijn rekening.
1.   Wilhelmus
2.   Vaderlandse liederen
j. Preludium en Menuet (j. van Hoof)
4.   Londonderry Town
5.   Stefansturm                                        ,
6.  Driekusman
m
-ocr page 62-
7.   Gavotte pastorale (G.Clément)
8.   Rintintin
9.   Het patertje langs de kant
10.  Heer Jezus heeji een hojken
11.  Daar was een sneeuwwit vogeltje
12.  Komt vrienden in het ronde
33. De gilde viert
14.  Het liedje van de beiaardier (E.Hullehroek)
15.  Tineke van Heule
16.  Hollandse hoerendansen
Op 29 september 1957 verschijnt het keu-
ringsrapport van de Nederland Klokkenspel-
vereniging. Het is een lijvig verslag, waarin
'De wijze waarop de klokken in de klokken-
stoel zijn opgehangen is in zoverre enigszins
anders dan gebruikelijk, dat hier de kleinste klok-
jes het laagst - vlak boven de cabine - zijn opge-
hangen en de overige klokken hoger hangen naar-
mate ze groter worden. Gezien de goede accoes-
tiek in de toren brengt deze wijze van ophangen
in dit geval geen bezwaren met zich mede, terwijl
het voordeel is, dat de beiaardier nu een betere
controle heeft over zijn spel, doordat de kleinste en
minst resonerende klokjes het dichtst bij hem
/haar hangen en de sterkst klinkende en meest
resonerende klokken ook hel verst verwijderd han-
gen.'
Beoordeling van de speeltafel:
'De speeltafel is geconstrueerd volgens de
gebruikelijke standaardmaten en voldoet wat de
bouw en afwerking betreft aan de eisen van deug-
delijk vakmanswerk. Met vreugde stelden wij vast,
dat ook hier (gelijk tegenwoordig meer geschiedt
bij drie-octaafsbeiaarden in c') het pedaal een
omvang heeft van c' tot en met g", in tegenstelling
tot vroeger, toen men bij kleinere beiaarden met
een pedaal van slechts één octaaf placht te vol-
staan.
Waardering verdient het voorts, dat zoveel
mogelijk middelen zijn gebruikt om te voorko-
men, dat de beiaardier tijdens het spelen wordt
gehinderd door het nimmer geheel te vermijden
klepperen van de toetsen van het manuaal en
pedaal in het frame. Opgemerkt moet echter wor-
den, dat de speling van de toetsen van het manu-
aal in het frame zeer gering is, in verband waar-
mede het van groot belang is, dat het in de cabine
steeds zo droog mogelijk blijft, aangezien bij
onverhoopt vochtig worden van de toetsen het
hout zodanig zou kunnen gaan uitzetten, dat de
toetsen na de aanslag in het frame blijven vastzit-
ten, althans niet tijdig genoeg weer omhoog
komen. Gelukkig bleek, teneinde dit gevaar te
keren, inmiddels reeds een electrische verwar-
mingsinstallatie in de cabine te zijn aange-
bracht. '
Voorts geeft de voorzitter van de 'Neder-
landse Klokkenspel-vereniging', R. de Waard,
enkele adviezen voor het automatisch spelen-
de klokkenspel.
'Wist u dat dit systeem de mogelijkheid biedt
om op ieder uur en halfuur van de dag een ande-
re melodie te laten klinken, zodat men aan deze
melodie en eventueel het karakter daarvan kan
weten hoe laat het is! Wat bijvoorbeeld te denken
van het volgende 14-uren programma, van 8.00
tot 22.00 uur:
o.a. alle mogelijke facetten van timbre, stem-
ming, klankkleur en samenklank van de klok-
ken beoordeeld worden. Het betreft hier een
zeer gedetailleerd oordeel door vakspecialis-
ten. De gemiddelde IJsselsteiner zal er niet
van wakker liggen dat in de kleinere klokken
van het carillon ..."de partiaal welke doorgaans
als een reine kleine terts wordt gestemd, hier als
een neutrale terts is gestemd, hetgeen als nadeel
heeft dat de samenklank van meerdere klokken
vooral in de mineur-accoorden minder consone-
rend wordt."
Het keuringsrapport is doorspekt met der-
gelijke volzinnen. Sommige passages doen
denken aan de woorden waarmee een wijn-
kenner het bouquet, de smaak en de afdronk
van een mooie wijn bejubelt. Hier volgt zo'n
stukje uit het keuringsverslag.
'Wat het timbre betreft dient voorop te worden
gesteld, dat alle klokken wat de uitklinktijd aan-
gaat ruimschoots aan de eisen voldeden en dat het
karakter van het timbre in de meeste gevallen wel-
dadig aandeed.Van de meeste klokken moet het
timbre worden gequaliftceerd als helder, opgewekt,
gaaf en rond. Wat de overige klokken betreft, is
opgevallen dat de c" hij de aanslag een ietwat hees
bijgeluid heeft.'
De beiaard-inrichting wordt grondig geïnspec-
teerd:
ajh.3
Drie klokken uit
het carrillon.
Let op de irekdra-
den aan de kle-
pels.
62
-ocr page 63-
8.00 uur: 'Wordt wakker, het zonnetje is al op. \
8.^0 uur: 'De morgen breekt aan.'
g.oo uur: 'Daantje zou naar school toegaan.'
Vervolgens onderscheidene liederen, waarbij in de
namiddag wellicht een lied als 'Middagslaapje'
van J.Worp op zijn plaats zou zijn. Verder bij-
voorbeeld:
17.00 uur: 'De gilde viert' (borreltijd)
17.30 uur: 'Eerst een beetje meel, dan een beetje
melk.'
18.00 uur: 'het Angelus'
18.30 uur: 'Het zonnetje gaat van ons scheiden.'
ig.oo uur: 'Door heel de omtrek melden.'
En dan verder naarmate het later wordt: 'Eine
Kleine Nachtmusik' of één van de wiegeliederen
van Schubert of Brahms. Wat te denken van een
serie regenliederen voor een periode van slecht
weer, liederen met betrekking tot de verschillende
jaargetijden. Een band voor bijzondere gelegenhe-
den, zoals het bezoek van buitenlandse gasten,
zou verrassende effecten teweeg kunnen brengen.'
Zelfs de stand van de galmborden wordt in de
keuring betrokken.
'Zoals de stand van de galmborden thans is,
klinkt de beiaard het sterkste op een afstand van
100 d 200 meter afstand van de toren. Wil men
echter zoveel mogelijk bevorderen dat de beiaard
ook op een grotere afstand goed zal kunnen wor-
den gehoord, dan is een meer horizontale stand
van de galmborden stellig aan te bevelen.'
Mogelijk zal daar in de toekomst wat aan
gedaan kunnen worden, door de galmborden
draaibaar te maken. De slotconclusie van de
keuring van het IJsselsteinse carillon geeft de
inwoners van onze IJsselstad gelukkig reden
tot gepaste trots.
'Het bovenstaande samenvattende moeten wij
vaststellen, dat de beiaard als geheel alleszins een
felicitatie waard is en door de Nederlandse
Klokkenspel-vereniging onvoorwaardelijk wordt
goedgekeurd.'
In de eerstvolgende jaren na 1957 doen
zich ten aanzien van het carillon geen specta-
culaire onUvikkelingen voor. Af en toe is er
enige bezorgdheid over het feit dat door het
verteren van de gaasafdichting van de galmga-
ten en de lichtopeningen van de gemeenteto-
ren de vogels onbelemmerd toegang hebben
tot het inwendige van de toren en het zich
daarin bevindende carillon, hetgeen vervuiling
met zich meebrengt. Om de vogels uit de ge-
meentetoren te weren, adviseert 'Monumen-
tenzorg' roosters aan te brengen. De directeur
van de Technische Diensten IJsselstein be-
treurt dit advies, omdat door dergelijke roos-
ters in de galmgaten het geluid van de klok-
ken ernstig zal worden gedempt.
In 1966 besluit men een elektrische luidin-
stallatie in de toren aan te brengen. Enkele
jaren later, als de restauratieplannen van kerk
en toren vaste vormen gaan aannemen, wordt
duidelijk dat ook het carillon aan een grondige
revisie toe is. De kosten die daarmee verband
houden, zijn niet-subsidiabel. Tijdens de uit-
gebreide restauratie van de N.H.Kerk in
1982/1983 wordt het carillon door de firma
Eijsbouts totaal gereviseerd. Het zal geen ver-
o/i. 4
We ziin 7 kXok-
ken in het carril-
lon van de onder-
zijde.
ajh.5
Speeltafel van het
carrillon.
%
-ocr page 64-
bazing wekken dat hiermee grote bedragen ge-
moeid zijn. Het totale bedrag van leveringen
en werkzaamheden door de klokkengieterij in
rekening gebracht, is ƒ97.811,20. Hiervan is
ongeveer 16% (namelijk ƒ15.386,20) besteed
alleen al aan het demonteren en afvoeren van
alle klokken, klepels en klokassen naar de
klokkengieterij.
Na deze grondige restauratie blijft het
(gelukkig alleen in figuurlijke zin) een jaar of
tien stil rond het carillon. In deze periode
schenkt Maria Blom, oud-beiaardier twee
carillonklokjes. Het totaal aantal klokken
komt dan op 40, waarvan er op het moment
van schrijven 39 als carillonklok gebruikt wor-
den en één (nog) uitsluitend als luidklok. In
1991 komt het IJsselsteinse klokkenspel
opnieuw in de belangstelling te staan.
Stadsbeiaardier Boudewijn Zwart brengt het
idee naar voren om het carillon uit te breiden
met een vierde octaaf Deze suggestie vindt bij
een aantal IJsselsteiners weerklank. De han-
den worden ineen geslagen om via een specta-
culaire actie de beiaard te kunnen uitbreiden
met tien klokken. Als afsluiting van dit deel
van het artikel volgen enkele citaten uit een
publikatie in het Utrechts Nieuwsblad van
donderdag 4 maart 1993:
UITBREIDING CARILLON WEER STAP
DICHTERBIJ - van onze correspondente
IJSSELSTEIN - De uitbreiding van het
IJsselsteinse carillon in de toren van de N.H.Kerk
met één octaaf komt steeds dichterbij.
Gistermiddag kon wethouder J.Kromwijk, als
mede-initiatiefnemer en voorzitter van het comité
Een Ton Voor Ons Carillon bekend maken dat
via sponsoring inmiddels ruim tachtigduizend
gulden is toegezegd. Dat gebeurde tijdens de ont-
hulling van een groot bord in het plantsoen van
de N.H.Kerk bij de Utrechtsestraat, waarop de
sponsors van elke klok vermeld staan.
Eind 'cji maakte stadsbeiaardier Boudewijn
Zwart in deze krant zijn grote wens kenbaar om
het gat tussen de grootste (luid)klok (die door een
gift van Terberg kon worden aangesloten op het
klavier) vol te maken met tien klokken, oftewel
een vierde octaaf. Deze oproep leidde tot de
oprichting van het carillon-comité, bestaande uit
mevrouw A.C.M.Roest Crollius, mevrouw S. van
Zwieten (secretaris) en de heren L. Murk (histori-
sche kring), J.M. Bodewes, B. Zwart (stadsbei-
aardier), P.H. Winkelaar (stichting bevordering
muziekonderwijs) en wethouder J. Kromwijk.
De Soroptimisten Club Utrecht Nedersticht pakte
de uitbreiding van het carillon op als inauguratie-
project hij haar oprichting en wist daarmee ruim
f 4.^00,- (goed voor een zogenaamd diskantklok-
je) bijeen te brengen.
Na de grote actiedag in mei hoopt het carillon-
comité het benodigde geld (ruim f106.000,- ,
red.) bijeen te hebhen om de tien klokken te laten
gieten. Als alles volgens plan verloopt, kan
Boudewijn Zwart dan rond de kerstdagen een nog
mooier carillongeluid over IJsselstein uitstrooien."
Met vier octaven kan het nog veel warmer klinken
en ook wat lager. Dat vinden de meeste mensen
aangenamer. De meeste muziek is ook gericht op
vier octaven. Zeker moderne muziek vraagt om
een grotere omvang. Uitbreiding van het carillon
is voor mij een enorme vooruitgang. Ik heb dan
meer mogelijkheden om het carillon te laten 'zin-
gen' ", aldus een enthousiaste Boudewijn Zwart,
die bijzonder is ingenomen met de actie.
Hel IJsselsteinse carillon dat, mede door zijn
ideale plaatsing in de 'gesloten' toren (waardoor
het geluid gefilterd door de luiken naar buiten
komt) en de rustige ligging, in ons land al hoog
staat aangeschreven, wordt met de completering
van het vierde octaaf nog unieker.
De klokken van de Nicolaasbasiliek
De R.K. St.Nicolaaskerk is, als laat-i9e
eeuws bouwwerk, nog jong vergeleken met
haar IJsselsteinse naamgenoot. Ze wordt tus-
sen 1885 en 1887 gebouwd naar een ontwerp
van architect Alfred Tepe. Pastoor J.W. van
Leuffen vermeldt in het 'Liber Memorialis'
(een parochie-logboek) in 1887 de schenking
van een drietal klokken. Ze zijn in 1886 gego-
ten in de klokkengieterij van Petit & Fritsen te
Aarle Rixtel. Traditiegetrouw krijgt elke klok
de naam van de milde gever. Hier volgen de
gegevens van de betreffende klokken.
Grote klok
Deze weegt 1510 kg, heeft een diameter van
1.32 m en het opschrift luidt:
'Deo optimo Maximo Sanctoque Ecclesiae
Patrono Nicolao dicabit me Antonius (van
Kippersluis, red.), cujus et nomen gero.
IJsselstein 1886. Petit et Fritsen me funde-
runt.'
'Antonius, wiens naam ik draag, heeft mij toege-
wijd aan de Allerhoogste God en aan de heilige
Nicolaas, patroon van de heilige Kerk. 1886. Petit
en Fritsen hebhen mij gegoten'.
Tweede klok
Deze weegt 735 kg, heeft een diameter van
1,035 "^ ^^ het opschrift luidt:
Tn honorem Beatae Immaculatae Virginis
Mariae Ecclesiae nostrae in IJsselstein me
64
-ocr page 65-
dono dedit Gertrudis (Groeneveld, red.), ita-et
ego vocar. 1886. Petit et Fritsen me funde-
runt.'
'Gertrudis, zo word ik genoemd, heeft mij ten
geschenke gegeven ter ere van de gelukzalige onbe-
vlekte maagd Maria van onze kerk in IJsselstein.
1886. Petit en Fritsen hebhen mij gegoten.
Kleine klok
Deze weegt 435 kg, heeft een diameter van
0,87 m en het opschrift luidt;
'Sanctissimo Jesu Cordi sacratum ab Erkelina
(v.d. Voorn, red.), cujus et ego nomen accepi.
IJsselstein 1886. Petit et Fritsen me funde-
runt.'
'Door Erkelina, n^iens naam ik heb aangenomen,
hen ik toegewijd aan het Heilig Hart van Jezus.
IJsselstein 1886. Petit en Fritsen hebben mij gego-
ten'.
Nota bene: de genoemde gewichten zijn
volgens opgave van de firma Petit & Fritsen.
De firma Meulenberg, die op last van de
Duitse bezetter deze drie klokken in 1943 ver-
wijdert, noemt als gewichten respectievelijk:
1410, 680 en 420 kg, een aanzienlijk verschil!
Het verschil in gewicht is in ieder geval voor-
delig geweest voor de Duitsers, die immers
een (bescheiden) kilogramvergoeding uitke-
ren aan de gedupeerden.
Op 10 mei 1940 heeft de Tweede
Wereldoorlog ons land in zijn greep. Zoals op
één der voorafgaande pagina's is vermeld,
probeert de Duitse bezetter via twee
Metaalverordeningen de metaalvoorraden op
peil te houden.
Pastoor-Deken W.H. de Grijs ziet de bui al
hangen. Hij is echter altijd een man geweest
die de blik op de toekomst gericht houdt. Zo
doet zich het merkwaardige feit voor dat de
eerwaarde heer De Grijs begin februari 1943,
vooruitlopend op het einde van de oorlog,
pogingen doet om bij Petit & Fritsen al drie
nieuwe klokken te bestellen, terwijl de te ver-
vangen exemplaren nog in de toren hangen!
De klokkengieterij laat in een brief van 18
februari 1943 weten dat het IJsselsteinse R.K.
Kerkbestuur met haar bestelling op de voor-
keurslij st zal worden geplaatst, maar dat er
nog geen overeenkomst voor de levering van
nieuwe klokken kan worden aangegaan.
Daags daarna (19 februari) worden de klokken
van de St.Nicolaaskerk op bevel van de Duitse
Wehrmacht uit de toren verwijderd door de
firma Meulenberg uit Heerlen.
Vanzelfsprekend is niet alleen de stad
IJsselstein haar klokken op die manier kwijt-
geraakt. Van de 9000 luid- en speelklokken
die ons land in 1940 telt, gaan er 4660 verlo-
ren. Overigens hebben de Duitsers ook hun
eigen klokken niet gespaard: van de ongeveer
120.000 Duitse klokken worden er zo'n
90.000 omgegoten tot koper en tin.
Door een samenloop van omstandigheden
krijgt de bezetter de gegevens van de
Nederlandse klokken als het ware op een pre-
senteerblaadje aangeboden. Het geval wil
namelijk dat in 1937/1938 nijvere medewer-
kers van de Nederlandse Rijksdienst voor de
Monumentenzorg (in opdracht van het minis-
terie van Defensie) een rapport hebben opge-
steld van alle klokken in ons land. In die lijst
is vermeld welke exemplaren grote cultuur-
historische waarde hebben. Dat is circa 10%
van alle klokken. De Duitsers krijgen dit rap-
port in handen en hoeven vervolgens niets
anders te doen dan een groot deel van de 90%
die (historisch gezien) van minder waarde is
uit de aangegeven torens te halen.
Van de andere kant is het, achteraf gezien,
een geluk bij een ongeluk geweest dat een
dergelijk rapport bestaan heeft, omdat alle
Nederlandse klokken op die manier zijn gedo-
cumenteerd.Terugvordering na de oorlog, of
vervanging door identieke exemplaren wordt
daardoor vergemakkelijkt. De oorspronkelijke
klokken van de R.K. Nicolaaskerk zijn nooit
meer teruggekeerd en zijn in 1943 vrijwel
afb.6
De in 1943 verd-
wenen klok van
de IJsselsteinse
stadhuistoren.
Na de oorlog is
hier een nieuwe
klok terugge-
plaatst.
65
-ocr page 66-
Datzelfde is waarschijnlijk gebeurd met de
klok van het oude stadhuis, een vrij kleine
klok van 250 kg. Dit exemplaar is in februari
1943, tegelijkertijd met de klokken van de
beide IJsselsteinse kerken, door de Duitsers
meegenomen.
Een klok uit het naburige Lopikerkapel is
op bijzondere wijze aan de smeltoven ont-
snapt. Deze klok wordt, samen met tientallen
bronzen soortgenoten, per schip over het
IJsselmeer getransporteerd. Het verzet pleegt
dan een sabotagedaad, zodat het schip met
lading en al in de golven verdwijnt. Na de oor-
log zijn al deze klokken weer in de torens van
herkomst gehangen.
Deken De Grijs maakt intussen van de
nood een deugd en laat na de klokkenroof in
1943 een cirkelzaag van de firma Schilte in de
toren aanbrengen. De hamerslag van het uur-
werk laat op die manier toch de hele en halve
uren , zij het wat minder welluidend, aan de
IJsselsteinse bevolking horen.
Het kerkbestuur van de parochie stelt op 21
februari 1943 een officiële verklaring op waar-
uit blijkt dat de drie klokken door de reeds
genoemde Heerlense firma zijn verwijderd.
Op 10 mei 1940 is de geschatte waarde
ƒ7000,-. Voorts wordt in de verklaring ver-
meld dat de (ijzeren) klepels in de toren zijn
achtergebleven.
Ruim twee jaar later viert Nederland de
bevrijding. Pastoor-Deken De Grijs heeft dat
net niet meer kunnen beleven: terwijl de
tanks van de geallieerden IJsselstein bereiken,
wordt deze markante persoonlijkheid in
IJsselstein ten grave gedragen.
In zijn plaats zet pastoor L.H.B. Sanders
zich, na het sluiten van de vrede, in om bij
Petit & Fritsen zo snel mogelijk drie nieuwe
klokken te bestellen. Na enige stagnatie door
een bij de post verloren geraakte bestelbrief,
wordt door de klokkengieterij toegezegd dat
de klokken in de tweede helft van 1948 kun-
nen worden geleverd.
Op 4 december 1947 bericht het Centraal
Bureau Vergoeding Militaire Vorderingen dat
de aanvraag van het kerkbestuur om voor een
financiële bijdrage in aanmerking te komen,
wordt ingewilligd. De prijs die voor de nieuwe
klokken dient te worden betaald is bijna het
dubbele van de taxatiewaarde van 10 mei
1940, namelijk ƒ13.868,75.
Op donderdag 7 oktober 1948 arriveren de
nieuwe klokken in IJsselstein. Aanvankelijk
heeft men het plan om de klokken aan de
grens van de parochie met muziek af te halen,
maar één der heren van de firma Van Rooyen
vindt 'het afhalen van een stuk ijzer' geen vol-
doende reden om het personeel van de meu-
belfabriek daarvoor enkele uren vrij te geven.
Omstreeks vier uur die middag wappert van
kerktoren en vele huizen de vaderlandse drie-
kleur en korte tijd later rijdt de vrachtauto met
de klokken voor de hoofdingang van de kerk.
Pastoor Sanders, de beide kapelaans, de eer-
waarde heren A.Veldman en H.Timmer, als-
ook de heren kerkmeesters G.Aelbers,
G.Pompe, G,Kromwijk en R. van Schalk zijn
aanwezig om de klokken in ontvangst te
nemen. Met behulp van vele bereidwillige
handen en onder toezicht van de heer Van
Zeist, gemeente-architect, worden de nieuwe
klokken achter in de kerk opgehangen.
De kenmerken van de drie klokken, die nu
zo'n 45 jaar in de toren hangen, zijn:
Grote klok
Deze draagt een afbeelding van St.Nicolaas en
heeft een gewicht van 1449 kg.
Het opschrift luidt:
AJh. 7 en S.
Een deel van de
door de Duitse
bezetting in J943
gevorderde
Nederlandse
klokken op een
opslagplaats te
Doesburg.
Op de onderste
foto worden de
klokken geladen
voor verscheping
over het
IJsselmeer naar
Hamburg.
"rf 1
■•H i 1 — j -1
'^^' ^K %
"^ "^^•- ^
%ïf^. '"mp
«fc tff ••*^^^^^M
m
M -' - , -BI
mm : ■
'-
-'K^- '
66
-ocr page 67-
Afi.g
De drie luidklok-
ken in de
Nicolaashasiliek.
Op de voorgrond
de middelste klok,
in het midden de
grootste en op de
achtergrond de
kleinste.
'In Honorem Dominae Nostrae in Eiteren
annuente tota Paroecia Nomen Mariae gero.
IJsselstein 1948.'
'Met instemming van de hele parochie draag ik
de naam van Maria, ter ere van Onze Lieve
Vrouwe van Eiteren. IJsselstein 1^48'.
Kleine klok
Deze draagt een afbeelding van St. Jozef en
heeft een gewicht van 436 kg.
Het opschrift luidt:
'Anno Domini 1948 Consilium Fabricae Iso-
'Deo Optimo Maximo Sanctoque Ecclesiae
Patrono Nicolao ex munificentia Parochum
dedicata sum. IJsselstein 1948'.
'Dankzij de grote mildheid van de parochie hen
ik toegewijd aan de allerhoogste God en aan de
heilige Nicolaas, patroon van de heilige Kerk,
IJsselstein
1948'.
Tweede klok
Deze draagt een afbeelding van O.L.V. van
Eiteren en heeft een gewicht van 714 kg,
Het opschrift luidt:
Ajb.10 links.
Detail van de
tweede klok met
de afbeelding van
OLV van Eiteren
Ajh. n rechts.
Detail van de
kleine klok met
de afbeelding van
St. fozef.
67
-ocr page 68-
Dan eindigt de bescheiden geschiedschrij-
ving van de klokken der huidige Nicolaas-
basiliek. Tijdens de restauratie van de kerk
(tussen 1968 en 1972) zijn ten aanzien van de
drie klokken geen veranderingen opgetreden.
Geraadpleegde Literatuur en bronnen
- Verordeningenblad voor het bezette Ned.
gebied, uitgaven van 1942 en 1943.
- Luidklokken in Oudewater, door P.G.Knol,
verschenen in 'Heemtijdingen', nr. 2, juli
1989.
- Van paardebel tot speelklok, door André
Lehr, Zaltbommel, 1981.
- Diverse teksten (verslagen, rekeningen,brie-
ven e.d.) afkomstig uit het gemeentelijk
archief van IJsselstein.
-  Diverse teksten (Liber Memorialis, briefwis-
selingen, rekeningen, verslagen e.d.) afkom-
stig uit het archief van de R.K. Nicolaaskerk
in IJsselstein.
-  Diverse uitgaven van de H.K.IJ., in het bij-
zonder de nrs. 3, 18 en 24/25.
- Privé-archief van dhr. L. Murk.
'.Mmmtmmv-
lastadii me Sancto Joseph Universalis Eccle-
siae Patrono sacravit'.
'Het kerkbestuur van IJsselstein heefi. mij in het
jaar des Heren
1946 toegewijd aan de heilige
jozef, patroon van de hele kerk.
Op 13 oktober 1948 heeft de plechtige wij-
ding der klokken plaats.Met klimop en bloe-
men versierd zijn ze achter in de kerk opge-
hangen. Na de wijding is er een plechtig lof
waarin pater Tarcisius Pompe, zoon der
parochie, een feestelijke predikatie houdt.
Ajh. 12
De fabriek van
Peut en Fritsen
ie Aarie-Rixtel
waar de klokken
van de Basiliek
zijn vervaardigd
en welke tevens
de uitbreiding
v.an het carillon
van de
Hervormde kerk
zal verzorgen.
68
-ocr page 69-
'Bad en zweminrichtingen' te IJsselstein
door CA. van Duuren
ruimte" aldus een raadslid in 1947. Daarnaast
maakt men zich ernstige zorgen over het ver-
val van de goede zeden. Daarom moet de
Algemene Politieverordening gewijzigd wor-
den. Het gaat in die verordening om het vol-
gende artikel:
Artikel 68.
1.  Het is verboden, hetzij voor zichzelf, hetzij
voor of namens anderen optredende, openbare
zwem- of badinrichtingen of gelegenheden tot het
nemen van lucht- of zonnebaden op te richten of
te hebhen.
2.  Het is verboden, behalve in de inrichtingen of
gelegenheden bedoeld in het eerste lid van dit arti-
kel en tot het oprichten of hebben waarvan ont-
heffing is verleend ingevolge artikel 16 dezer veror-
dening, en op andere dan daartoe door Bur-
gemeester en Wethouders aan te wijzen plaatsen
in het openbaar te zwemmen ofte baden. Burge-
meester en Wethouder kunnen ten aanzien van
het zwemmen en baden op deze door hen aan te
wijzen plaatsen nadere voorwaarden stellen.
3.  In inrichtingen, de gelegenheden en op de
plaatsen, in het eerste en tweede lid van dit artikel
bedoeld, is het zwemmen en baden door mannelij-
ke en vrouwelijke personen verboden.
4. Onverminderd de bevoegdheid van
Burgemeester en Wethouders tot het stellen van
voorwaarden, is het verboden zich te bevinden in
de inrichtingen, de gelegenheden en op de plaat-
sen, in de vorenstaande leden van dit artikel
bedoeld, zonder gekleed te zijn in een aan de
eischen der openbare zedelijkheid voldoend cos-
tuum.
5. Het is verboden zich buiten de badinrichtin-
gen, de gelegenheden en de plaatsen, in het eerste
en tweede lid van dit artikel bedoeld, te bevinden
Historie
Net als gaan, lopen, klimmen en springen
moet het zwemmen tot de oudste lichaamsbe-
wegingen worden gerekend. Van de Egyp-
tenaren, Grieken en Romeinen is al bekend
dat zij gezwommen hebben.
In ons land zwommen de Germanen in de
rivieren en in de middel-eeuwen behoorde het
zwemmen tot een van de zeven ridderlijke vol-
maaktheden. De boeren en stedelingen zwom-
men niet, de schippers en vissers wel en zij
organiseerden op bijzondere dagen watertoer-
nooien.
In 1830 wordt in Breda de eerste militaire
zwemschool in Nederland opgericht. In 1846
de eerste particuliere zwemschool te Amster-
dam. Rond 1920 begint de betekenis van het
schoolzwemmen in Nederland meer gestalte
te krijgen.Vooral de 'Nederlandsche Zwem-
bond' en de 'N.V. De Verenigde Sportfond-
senbaden' hebben hierin een grote rol
gespeeld. In 1941 werd in 74 gemeenten
schoolzwemmen gegeven en in 1958 is dit
aantal verdubbeld.
In een waterrijk land als Nederland zou
natuurlijk iedereen de zwemkunst machtig
moeten zijn. In de loop van dit artikel zal blij-
ken dat de redenen om te gaan zwemmen
nogal variëren. Ziet de een het als noodzaak
om de zwemkunst machtig te worden en
zodoende minder kans te lopen om te verdrin-
ken, voor anderen is het plezier van bewegen
in het water al voldoende. Weer anderen
gebruiken het water om aan hun conditie te
werken.
Goede zeden
In de jaren na de tweede wereldoorlog pro-
beert men in IJsselstein te komen tot de bouw
van een "bad- en zweminrichting". "Het
gebrek aan een dergelijke inrichting weegt
minstens zo zwaar als gebrek aan woning-
69
-ocr page 70-
op straten en wegen of op van daaruit zichtbare
plaatsen ongekleed, in badcostuum of in aanstoot
gevende strand-, sport-, of andere kleeding.
Aldus: 28 april
1947.
In de raadsvergadering wordt o.a. gediscus-
sieerd over het verschil in baden of zonneba-
den, en natuurlijk over het 'gemengd zwem-
men'.
"Wat het toelaten van gemengd zwemmen
beneden een bepaalde leeftijd betreft, daaraan is
werkelijk gevaar verbonden, wanneer men toe-
staat, dat ouders gaan zwemmen met hun kinde-
ren. Het is ontzettend moeilijk om een bepaalde
leeftijdsgrens te trekken, beneden welke gemengd
zwemmen geoorloofd is. Er zijn bijv. kinderen, die
op hun
12e jaar al een zekere bekoring kunnen
hebben voor de andere sexe. Ook kunnen bij som-
mige kinderen reacties opgewekt worden, die wij
niet kunnen beoordelen. Men kan op dit terrein
moeilijk normen stellen."
De voorzitter van de raad zegt nog eens
nadrukkelijk dat; gemengd zwemmen thans
onder strafbedreiging uitdrukkelijk verboden is.
Hoewel deze artikelen ons als zeer achterhaald
overkomen,hebben we ook nu te maken met
een verval in de zeden, getuige de krantenarti-
kelen uit 1989.
Een aantal inwoners van IJsselstein heeft
een petitie ingediend bij de gemeente om het
topless zwemmen te verbieden. Het College
heeft positief gereageerd op dit verzoek, zodat
topless zwemmen in de buitenbaden van de
Hooghe Waerd in de komende jaren niet meer
wordt toegestaan. De Raad is verdeeld over dit
besluit en men spreekt van betutteling. Men
vergelijkt IJsselstein met Staphorst.
In 1989 dient de Naturisten Vereniging
Nederland een verzoek in om in het binnen-
bad de gelegenheid te krijgen om naakt te
kunnen zwemmen. Hiervoor wordt op zater-
dag een uur gereserveerd. Natuurlijk wel na
het aanbrengen van de nodige voorzieningen,
zoals het ophangen van gordijnen, zodat men
niet van buitenaf door de ramen kan kijken
naar deze vorm van recreatief zwemmen.
Hieruit blijkt wel dat de zeden en gewoon-
ten in de loop der jaren duidelijk veranderen.
Zwemmen in de Hollandse IJssel
In 1947 worden er dus door de gemeente 3
plaatsen in de gekanaliseerde Hollandse IJssel
aangewezen waar in het openbaar gezwom-
men mag worden. Door de gemeente wordt
een gewaarmerkte tekening vervaardigd.
Hierop worden 2 plaatsen aangegeven waar de
mannelijke personen mogen zwemmen en i i
I plaats voor de vrouwelijke personen. Eén van
de genoemde plaatsen is nabij de zg. "Drie
Boeren".
De waterkwaliteit in de Hollandse IJssel is
zeer onbetrouwbaar, maar bij gebrek aan een
echte bad- of zweminrichting wordt daar toch
gezwommen.
In 1957 besluiten B en W van IJsselstein
om het zwemmen in de gekanaliseerde IJssel
te verbieden i.v.m. een ernstige verontreini-
ging door faecaliën. Dit naar aanleiding van
een brief van de Inspecteur der Volksgezond-
heid, de heer R. Schilt.
IJsselstein.
Zwemverbod gekanaliseerde Hollandse IJssel.
De politieverordening van IJsselstein verbiedt het
zwemmen of baden in het openbaar, behoudens
op door Burgemeester en Wet- houders aangewe-
zen plaatsen. Verscheidene jaren geleden wezen
Burgemeester en Wethouders
j plaatsen aan in de
gekanaliseerde Hollandse IJssel, alwaar het alge-
meen verbod tot in het openbaar zwemmen en
baden niet zou gelden.
Zeer onlangs ontving het gemeentebestuur een
schrijven van de Inspecteur van de Volksgezond-
heid, inhoudende een mededeling, dat uit een
onderzoek was gebleken, dat het water op de
bovengenoemde
j plaatsen in de IJssel ernstig door
faecaliën verontreinigd is. Daar het zwemmen in
met faecaliën verontreinigd water een zeer groot
gevaar vormt voor de volksgezondheid (o.m. over-
brenging kinderverlamming!), hebben Burge-
meester en Wethouders zich helaas genoodzaakt
gezien de aanwijzing van de
3 plaatsen in de
Hollandse IJssel waar gezwommen en gebaad
mag worden in te trekken.
Dit besluit van het gemeentebestuur betekent, dat
in IJsselstein nergens meer in het openbaar
gezwommen of gebaad mag worden.
Burgemeester en Wethouders zijn overtuigd, van
de welhaast onhoudbare toestand, welke door
laatstgenoemd besluit is ontstaan, en blijven dan
ook, ondanks de bestedingsbeperking, alles in het
werk stellen om ten spoedigste tot de oprichting
van een gemeentelijk zwembad te geraken.
Bovenstaand bericht is door burgemeester
en wethouders op 29 juni 1957 aan alle dag-
bladen verzonden die in de regio verschijnen
met het verzoek het bericht op te nemen in de
nieuwskolom.
Zwembad Julianawijk
Omdat het zwemmen in de Hollandse
IJssel gevaarlijk en verboden is, zoekt men
naar andere mogelijkheden om toch te kun-
70
-ocr page 71-
nen zwemmen. In de JuHanawijk denkt men
de oplossing gevonden te hebben door een
kuil te graven, deze vol te laten lopen met
water uit de IJssel en klaar is het zwembad.
Het zwembad is bestemd voor de jonge kinde-
ren uit de wijk. Als argument voor de aanleg
van dit bad noemt men: "om hen zoveel moge-
lijk tegen zedelijke en lichamelijke gevaren te
beschermen".
Het bestuur van de Buurtvereniging
Juliana schrijft een brief aan Burgemeester en
Wethouders om het bad op maandag i sep-
tember 1947 te 3 uur officieel te komen ope-
nen. Jannigje van Dijk stelt een stuk grond
beschikbaar voor dit bad en zij mocht als eer-
ste een duik nemen in het zelfgegraven
zwembad. Omdat er te weinig zand op de
bodem ligt, komt ze onder de modder weer
boven. In de daarop volgende jaren moet het
bad steeds verbeterd worden, maar de inkom-
sten zijn van dien aard dat de gemeente subsi-
die moet verlenen.
De gemeente ziet het belang van het voort-
bestaan van dit zwembad in en besluit om
met ingang van i januari 1948 een subsidie te
verlenen van f 82.50 per jaar. Deze subsidie
geldt voor 5 jaar, omdat men binnen afzienba-
re tijd tot de bouw van een gemeentelijke
zweminrichting hoopt te komen. Aan de sub-
sidie wordt onder andere de volgende voor-
waarde verbonden: de exploitatie, de inrich-
ting en het onderhoud van en het toezicht op
het zwembad moeten geschieden ten genoe-
gen van Burgemeester en Wethouders.
Op verzoek van Burgemeester en Wet-
houders stelt de gemeenteopzichter een rap-
port op . De zijkanten van het bad moeten
steiler afgestoken worden en de bodem en de
wanden van een laag beton voorzien om ver-
vuiling van het water tegen te gaan. De buurt-
vereniging kan dit niet zelf bekostigen, want
de contributie van de 48 leden bedraagt in
totaal f 124.80, namelijk f 0.05 per week.
Daarvan moet f 82.50 aan huur betaald wor-
den aan J. van Diik. Voor de eerste inrichting
is men een bedrag van f 200.- kwijt. De kos-
ten van de betonbekleding worden begroot op
f700.- tot f750.-
Na een bezoek aan het zwembad komt de
inspecteur van de volksgezondheid in zijn
brief van 13 augustus 1949 met de volgende
eisen:
uit het oogpunt van de volksgezondheid dient
het bad geheel afgesloten te worden van het
bedenkelijke IJsselwater.
-  als watervoorziening dient leidingwater geno-
men te worden.
-  het bassin zal geheel van beton gemaakt dienen
te zijn.
- rondom het bad dient een breed tegelterras of een
flinke laag duinzand aangebracht te worden.
-  indien de ruimte het toelaat, dient een eenvou-
dig zindelijk kinderprivaat aangebracht te wor-
den, om de vervuiling van het water tot een
minimum te beperken.
Dat deze aanpassingen de nodige kosten
met zich mee brengen spreekt voor zich. Om
de buurtvereniging tegemoet te komen, wor-
den de kosten van aanleg ad f 860.- voor reke-
ning van het waterleidingbedrijf genomen,
verder wordt een levering van 2000 m3 water
per jaar gegarandeerd. Kosten 5 et. per kubie-
ke meter.
Het water dient tussen des avonds 10 uur
en des morgens 6 uur ververst te worden.
Voordat een voor de buurtvereniging positief
besluit genomen kan worden, moet natuurlijk
een begroting overlegd worden. Daarom ter
illustratie de begroting van het jaar 1950. Op
6 januari 1951 ontvangt de buurtvereniging de
ajh 1 en 2.
Op de bovenste
foto zien we
Janni^e van
Dijk de eerste
duik in het bad
nemen. Bij
gebrek aan een
badpak deed zij
dit in een lichte
zomerjurk.
Op de onderste
foto zijn de kin-
deren aan de
beurt. De bodem
en de wanden
van het bad
bestaan uit
zand.
71
-ocr page 72-
/
i ■
ft re
t
}irf
fi
fé.if
' if^ ra
\
/v fj
\
f te
i "'
Vt/7'
' (fo.&f
w. -
■7'-?
/
»l
ff-
bvvf
'v;^y.i£
^
^\
Vi^-;
f^»^^^
ondergetekenden zich genoodzaakt zien Uw
College te verzoeken de subsidie van f 82.^0 te
willen verhogen tot f ^00.- per jaar".
Onder dit verzoek staan de handtekenin-
gen van het toenmalige bestuur, de heer A.
Schalkwijk, voorzitter, de heer A.J. Both,
secretaris en mevrouw J. de Lang van Dijk,
penningmeester.
Bij het verzoek is een aantal bijlagen ge-
voegd, één ervan is natuurlijk de balans van
de laatste jaren. In de andere bijlagen vinden
we de volgende gegevens:
aantal leden:                    31
aantal abonnementen: 6
contributie van de leden f o.10 per week
abonnementsprijs
           f 7.50
Ook in deze jaren doet de lieve jeugd wel
eens iets anders dan alleen maar zwemmen,
getuige de brief van Burgemeester en
Wethouders aan het bestuur van de Zwem- en
Badvereniging "juliana".
Omwonenden hebben geklaagd dat de rui-
ten in de omgeving worden vernield door de
jeugd in het zwembad. Het bestuur wordt ver-
zocht erop toe te zien dat dit in de toekomst
wordt voorkomen. Deze brief dateert uit 1954,
hetzelfde jaar waarin de raad van IJsselstein
besprekingen voert om te komen tot aanleg
van een gemeentelijk zwembad. Op 17 augus-
tus 1955 schrijft Dr. Leering, gemeente-arts,
een rapport aan B en W waarin hij pleit voor
een goed zwembad:
Aan Burgemeester en Wethouders
der Gemeente IJsselstein.
Edelachtbare heren.
Hierbij moge ik U een samenvatting aanbie-
den waarom het medisch en uit volksgezondheids-
overwegingen zeer gewenst is, dat IJsselstein in
het bezit komt van een gemeentelijke bad- en
zweminrichting.
1. De volkshuisvesting laat op bepaalde plaat-
sen nog zeer veel te wensen over. Straten als de
Koningstraat en een groot gedeelte van de
Havenstraat zijn broedplaatsen van allerlei vuil
en infecties. De toestand is van dien aard, dat een
huisvrouw al een extreme zin voor orde en rein-
heid moet hebhen, wil zij er voor het uiterlijk
althans, een dragelijk geheel van maken.
Wanneer hier ook maar iets aan ontbreekt, dan
ontaarden deze huizen spoedig tot een zeer onhy-
giënisch milieu. Het is dan ook zeer opmerkelijk
dat juist bij deze gezinnen die in dit soort huizen
wonen de meeste huidinfecties voorkomen, waar
..d-t
^
-<i^
bevestiging van bovengenoemde bedragen
voor de aanpassing van het bad. Er is echter
nog lang geen sprake van een gemeentelijke
zweminrichting.
Aanvankelijk is het zwembad alleen be-
doeld voor de jeugd uit de Julianawijk, maar
in 1953 trekt de buurtvereniging weer aan de
bel bij de gemeente:
"brengen met verschuldigde hoogachting ter
Uwer kennis, dat de exploitatie van het zwembad
niet lonend is, en de heide vorige jaren zelfs een
groot nadelig saldo gaf;
- dat de oprichting van het zwembad bedoeld was
alleen voor de Jeugd van de julianawijk;
- dat het bad, op verzoek, ook is opengesteld voor
kinderen uit IJsselstein, niet wonende in
genoemde wijk;
- dat daardoor het had meerdere uren moest wor-
den opengesteld;
- dat dit gepaard gaat met meerdere uitgaven, als
loon voor toezicht;
-  dat, als gevolg van intensiever gebruik van het
zwembad, het water meer moet worden ververst,
waardoor de oorspronkelijk geschatte hoeveel-
heid water, belangrijk groter wordt;
-  dat door genoemde oorzaken, alsmede door de
koude, natte zomers van de laatste jaren de
exploitatierekening veel te hoog werd en een
groot nadelig saldo ontstond, redenen waarom
o/fc.j
Exploitatiereke-
ning van het
Julianabad over
72
-ocr page 73-
dan vooral de kinderen last van hebben. In de
behandeling van deze huid-infecties verdwijnt een
groot gedeelte van het kapitaal der volksgezond-
heid. Dit zou m.i. voor een groot gedeelte voorko-
men kunnen worden, indien de gehele school-
gaande jeugd ten minste eenmaal per week ver-
plicht zou baden in een goed geoutilleerde zwem-
inrichting en verder ook nog toegang had gedu-
rende de namiddag- en avonduren en op
Zaterdagmiddag. Het gebruik van een bad- en
zweminrichting bevordert ongetwijfeld de persoon-
lijke hygiëne welke een grote invloed heeft op de
psyche. De sfeer in een gezin waarin de helft lijdt
aan huidinfecties wordt daardoor zeer ongunstig
beïnvloed. Dit wordt hiermede ondervangen.
Bovendien gaat er een opvoedende invloed vanuit.
Wanneer men gedwongen is, zoals door verplicht
baden, op de eigen reinheid te letten, de infecties
hierdoor afnemen en de sfeer hierdoor thuis beter
wordt, dan kan men verwachten dat in veel van
die gezinnen, eenmaal beter behuisd, meer zorg
ook aan de nieuwe woning zal worden besteed.
2. Wanneer er een zwembad is, dan ligt hier
een nieuwe ontspanningsmogelijkheid voor iedere
inwoner van IJsselstein en zijn omgeving. Het
geestelijk klimaat verbetert hierdoor aanzienlijk,
de jeugdverenigingen zullen hierdoor hun activi-
teiten kunnen uitbreiden.
j. Niet zonder gevaar is het zwemmen in
besmet water, zoals dit op het ogenblik nog maar
al te vaak geschiedt. De Ijssel is een geliefkoosde
zwemgelegenheid; het aantal kadavers dat haar
bevolkt, de rioleringen die er op uitkomen en de
feestvierende ratten bestempelen haar tot een m.i.
verboden zwemgelegenheid als zijnde een bron
voor een epidemie van typhus, paratyphus en de
ziekte van Weil. Het mag als een wonder worden
beschouwd, dat deze gemeente tot nog toe hier-
voor gevrijwaard is gebleven. Daar de neiging om
te gaan zwemmen steeds groter wordt, hetgeen toe
te juichen is, daar iedere Nederlander feitelijk
moet kunnen zwemmen, wordt het gevaar van
een dergelijke epidemie steeds acuter. Om deze
reden is een zwembad in IJsselstein zelfs dringend
noodzakelijk.
4. Bovendien is voor de uitbreiding van de
gemeente en de vestiging van nieuwe industrieën
een hygiënische badgelegenheid van grote beteke-
nis, vooral daar de persoonlijke hygiëne van de
werknemer in de industriële wereld een steeds gro-
tere plaats in de bedrijfsplanning inneemt.
In de hoop met dit rapport een bijdrage te heb-
ben kunnen leveren tot de verbetering van de gees-
telijke- en lichamelijke gezondheidstoestand van
de inwoners van IJsselstein en haar omgeving,
teken ik,
D.A. Leering - Gemeentearts
Hallo! haUol
Aan de inwoners, van IJsselstein.
OxideM,
Wilt ge uw Jdnderca eens een heerlijk en
verfrissend bad gunnen ? ? Kom dan zelf met
'
           '. uw kindenn, of stuur Ze naar htt zwembad
„Juliana" aan bet Zomerwegje.
Eatn* 10 cent
Jaarabonnement per gedn t.m. 3 kinderen f 7.50
ff P«>^ gesitt met meer dan 3 kinderen f 10.—
Het bad is geheel gebouwd op aaowljziag vao de
R^ks Volksgezondheid. Het Is alleen toegaoketljk voor
kinderen tot de leeftijd vao H laar. Ouders hebben
toegang op het terrein, eventueel voor toezicht.
Gsdoraad* de maand Aagaatus <■ bat xwambad
geopend:
elke Maandag, Woenadag en Vrijdag
van 10.00—12.00 uur vt>or fongena uit I|ssels^ln
van 1.00 —3.00 uur voor metsfet van het fullanawlfk
van 3.30 — 5.30 uur voor fongensvan het Julianawljk
van 6.00 — 8.00 uur voor meisjes uit IJsselstein
elke Dinsdag en Donderdag
van  10.00—'12.00 uur voor jongens van het Juliaoawifk
van    1.00 — 3.00 uur voor meisjes uit IJsselstein
van   3.30 — 5.30 uur voor jongens uit IJsselstein
van   6.00 — 8.00 uur voor meisjet van het Julianawljk
elke Zaterdag
van 10.00—12.00 uur voor jongens van het Julianawljk
van 12.30 — 2.30 uur voor meisjes van het Julianawljk
van 3.00 — 8.— uur wasgelegenheid voor de kinderen
XUaso Zatwcdag van 3 f et 8 mr mag xa«p gabndkt wwtdcB
Het zwembad wordt geopend
Zaterdag 5 Augusto» nam. 3 unr
Het bestuur is gerechtigd, zonder opgaaf van redenen,
in bijzondere gevaüeo toegang tot het bad te weigeren
Het bestuur van de
Zwembadveréniging „Jnliana"
ajh. 4
Affiche van de
zwembadvereni-
ging'Juliana' uit
ae vijftiger jaren.
Jongens en meis-
jes moeten wel op
aparte tijden
zwemmen.
In de hierop volgende jaren blijft de bouw
van een zwembad de raad bezighouden, maar
erg snel gaat het niet.
In 1956 verzoekt de raad om gelden voor
de bouw, maar omdat de gemeente geen
grond heeft gaat dat niet door. In 1957 komt
men met een locatie voor het bad, namelijk
aan de Poortdijk. Op deze plaats heeft de heer
W.C. de Haan een boerderij met enkele stuk-
ken land voor zijn vee. Door de bouw van een
zwembad ontstaan problemen voor zijn vee.
De heer De Haan zal het recht van overpad
moeten krijgen om een drinkplaats voor zijn
vee te behouden. In de gemeenteraad worden
hierover herhaaldelijk vragen gesteld en de
bouw wordt er zeker niet door versneld.
In dit zelfde jaar (1957) worden watermon-
sters genomen op de plaatsen in de Hollandse
Ijssel die in 1947 waren aangewezen als
zwemplaatsen. Alle monsters vertonen een
sterke verontreiniging door faecaliën en bevat-
ten het virus van kinderverlamming. Na een
brief van de heer R. Schilt, Inspecteur der
Volksgezondheid, komt er een verbod op het
zwemmen in de Ijssel: alle ingezetenen van
73
-ocr page 74-
Ijsselstein ontvangen huis-aan-huis een brief
van de gemeente. In Ijsselstein kan nu ner-
gens meer in het openbaar gezwommen wor-
den. Ook in 1958 heeft het zwembad volgens
de raad een grote urgentie. Voor de allerklein-
sten wordt in dat jaar een wel zeer creatieve
oplossing gekozen: In een weiland wordt een
laag zand aangebracht en er worden een aan-
tal douches geplaatst, zodat een ontspannings-
mogelijkheid wordt geboden voor de kleine
kinderen. Zo'n lapmiddel kost natuurlijk wel
geld, maar brengt een eigen zwembad niet
dichterbij.
Als men de woningnood als staatsvijand
no.i beschouwt, dan is het zwembad gemeen-
tevijand no.2 . Omdat men in 1959 nog steeds
geen goedkeuring van Gedeputeerde Staten
heeft, gaat er een brief naar de staatssecretaris
van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen,
waarin alle argumenten weer eens op een rij
worden gezet. Ook worden 2 verdrinkingsge-
vallen in de Lek naar voren gebracht.
Hoewel de raad in december 1959 het
zwembad nog steeds als een vrome wens
beschouwt.ziet het er toch naar uit dat er ein-
delijk een zwembad komt in Ijsselstein.
In november 1960 komt de goedkeuring
van het Ministerie van Volkshuisvesting en
Bouwnijverheid. In de raad spreekt men van
een St. Nicolaas presentje: de totale kosten
schommelen rond de f 555.615,- en de bouw
zal in 3 fasen gerealiseerd worden:
1.   bouw van het eigenlijke zwembad
2.  aanleg zonneweide, beplanting, afrastering
ie deel.
3.   afrastering 2e deel, parkeerplaats en toe-
gangsweg.
De bouw zal uitgevoerd worden door de
Nederlandse Heide Maatschappij. Er is ook al
een exploitatie-begroting gemaakt. Het eerste
jaar rekent men op een verlies van f 28.000,-
De inkomsten worden begroot op f 18.500,-
en de uitgaven op f 46.500.- De verwachte
70.000 bezoekers moeten f 0.25 entree beta-
len. Het zwembad zal bestaan uit een diep
bassin van 25 x 12 m. met een springplank,
een ondiep bad en een peuterspeelbadje. Als
de bouw van het bad zijn voltooiing nadert,
moet er een besluit genomen worden over het
beheer ervan. In de raadsvergadering van mei
1961 komen de volgende punten aan de orde:
1.  het zwembad wordt voor de duur van 10 jaar
verpacht aan Lucas Pesie NV te Amersfoort.
2.  er dient een vaste raadscommissie van bij-
stand voor het zwembad benoemd te worden.
3.   de pc-fractie brengt bezwaren in tegen de
openstelling op zondag.
Vooral dit laatste punt veroorzaakt een
hevige discussie. Het gaat hier om een princi-
piële zaak, terwijl anderen vinden dat wie niet
op zondag wil zwemmen gewoon thuis kan
blijven. Bij de stemming blijken 9 stemmen
vóór opening op zondag te zijn en slechts 3
tegen. Tijdens de bouw laait de discussie over
de opening van het bad op zondag weer op.
Gaat het alleen om geluidshinder voor de
beide kerken of is het een principezaak? Mag
het zwembad op zondag pas om 12.00 uur
open of al om 10.00 uur? Omdat in de verga-
dering van mei geen voltallige raad aanwezig
is, wil men de stemming uitstellen. Men
besluit wel tot het instellen van een proefpe-
riode van 6 weken en tijdens de kerkdiensten
mag geen gebruik worden gemaakt van de
geluidsinstallatie. Later in het jaar komt de
raad wel tot een definitieve beslissing. Met 8
stemmen vóór en 3 tegen wordt besloten dat
het bad op zondag om 10.00 uur open mag.
afi.5
Op zaterdag 15
juli J963
wordt
het eerste
gemeentelijke
zwembad in
Ijsselstein geo-
pend. Het beheer
van het bad
wordt overgedra-
gen aan Lucas
Pesie.
lüSSELSTEIN
GAAT ZWEMMEN!
Zaterdag 15 Juli 1961
lal voor Ijsselstein
een
historische dag worden
^ Dan opent het prachtige nieuwe zwembad
if- Dan begint een tijdperk van gezonde recreatiemogelijkheïd
^ Dan zal geen kind meer opgroeien zonder te kunnen
zwemmen
^ Dan zal ook van de huidige generatie nog iedereen kunnen
leren zwemmen.
Wij raden u aan om van de eerste dag af van dll kostalt}ke nieuwe zwembad Ie gaan
genieten.
Hiertoe worden reeds voor de opening abonnementen verkocht.
Deze voorverkoop heeft plaeti 11. 12. t3 en 14 juli des avonds van 7-9 uur in Hotel Ridder St. Joris
De tarieven voor selsoenabonnementen zijn voor personen uit één gezin:
Ie persoon ...        I 12,50               Kinderen tot 14 jaar .        f 10,-
2e persoon                            (10,-                   Kinderen tot 6 jaar .        f 5,-
3e persoon .        .        .        ( 7,50               Abonnement voor iwemlej    f 6,-
4e persoon
5e persoon
Al» 14- en ó-jarigen gelden zi
( 5,-
f 2,50
Abonnement voor bezoekers
niet-zwemmeri                       ( 2,50
die deze leeftijden op 1 juli van dit jaar hebben bereikt,
In verband met het reeds gevorderde seizoen wordt bij voorverkoop op deze tarieven 40" <i korting
verleend (behalve op zwemles).
Een abonnement geeft onbeperkt recht van toegang en gratis recht van toegang bij de officiële en
sportieve opening op zaterdag 15 Juli om 2.30 uur.
De opening zal geschieden door
de Edelachtbare Heer Mr. J. J. Abblnlc Spaink,
Burgemeester van de Gemeente Ijsselstein.
Tevens zal hel bed in beheer worden overgedregen aan het Exploitatiebureau van Zwembaden
LUCAS PESIE NV. Ie Amersloort.
Het sportieve programma op de openingsdag zal omvatten o.a. een hoofdklasse waterpolowedstfijd
Wij wensen alle Inwoners van Ijsselstein heel veet genoegen In het nieuwe Bad.
Directie LUCAS PESIE N.V.. AmorslooM
74
-ocr page 75-
IJsselstein heeft een eigen zwembad
Op zaterdag 15 juli 1961 kan eindelijk de
officiële opening van het zwembad de
"Randdijk" plaatsvinden door Burgemeester
Abbink Spaink. Het officiële gedeelte begint
om 14.30 uur: daarbij wordt het beheer van
het zwembad overgedragen aan Lucas Pesie
en daarna volgen verschillende sportdemon-
straties. De kinderen van badmeester Van
Dijk mogen als eersten een duik in het bad
nemen. In verband met het zeer koude weer
(i5_C.) is dat wel een grote eer, maar zeker
geen pretje. De heer H. van Dijk wordt door
Lucas Pesie benoemd als chef-badmeester.
Mevrouw Van Dijk werkt er als cassière. De
heer Van Dijk wordt door Lucas Pesie aange-
steld als chef Hij werkt van half april tot half
september in het bad en heeft daarnaast aller-
lei baantjes. Als het bad in handen van de
gemeente komt werkt Van Dijk ook op de
sportparken en komt hij geheel in dienst van
de gemeente.
Gedurende 31 jaar hebben hij en zijn
vrouw hun beste krachten gegeven aan het
zwembad. Om beter toezicht te kunnen hou-
den woont het gezin zelfs een aantal jaren in
een zomerhuisje op het zwembadterrein.
Eerst in de kersenboomgaard van Han Bos en
later op het land van Jan Blom.
Om het zwembad voor de kleintjes aan-
trekkelijk te maken, bouwt hij zelf een mooie
volière en een groot aantal speeltoestellen.
Het materiaal wordt beschikbaar gesteld door
de gemeente. Zeer teleurgesteld is hij dan ook
als er ingebroken wordt en de dieven 40 van
de mooiste vogels meenemen.
Op den duur moet de volière verdwijnen
want kinderen brengen allerlei dieren mee die
ze vinden of thuis niet meer willen hebben,
inclusief een geit Bertha. Het begint op een
echte kinderboerderij te lijken. Maar de hygië-
ne in een zwembad en een kinderboerderij
passen helaas niet zo goed bij elkaar.
Duidelijk blijkt hieruit de aandacht en
belangstelling van alle bezoekers voor het bad.
Onmiddellijk doemen de eerste problemen
op: het zwembad is aan één kant te ondiep
voor het spelen van waterpolo-wedstrijden, en
het is eigenlijk al te klein als de uitbreiding
van Plan Noord doorgaat. Een tweede diepe
bad is echter nu niet haalbaar. Ondanks het
slechte weer wordt het zwembad dit eerste
jaar druk bezocht. Daarnaast ontstaan er pro-
blemen met de openingstijden. In het kon-
trakt met Lucas Pesie staan deze niet duidelijk
aangegeven.
In het begin is het bad tot 19.30 uur open,
maar in verband met een personeelstekort
gaat het bad van 17.30 tot 19.00 uur dicht.
Dan is er wel gelegenheid om daarna te
komen zwemmen.
Met een buitenbad is men altijd afhanke-
lijk van het weer en na de slechte zomer van
1964 besluit de raad om de huurprijs voor dat
jaar - eenmalig - te verlagen. Tevens komt
men met voorstellen om een deel van het
zwembad te overkappen en om eventueel het
bad in het voor- en naseizoen te gaan verwar-
men. De technische dienst van de gemeente
rekent voor dat de kosten daarvan erg hoog
zijn en vraagt zich af of dat wel rendabel te
maken is.
Verder wil men naast klas 5 en 6 , ook de
2e en 3e klassen van de lagere scholen zwem-
les gaan geven. Aangezien het aantal zomerse
dagen tekort is om schoolzwemmen te leren
ontstaat nu het plan om te komen tot de bouw
van een overdekt instruktiebad.
In 1969 gaat men dus op zoek naar finan-
ciële middelen om de volgende zaken te kun-
nen realiseren: verwarming van het buiten-
bad, uitbreiding van het buitenbad met een
ajh.6
Wethouder
Doesburg reikt de
prijzen hij gele-
genheid van de
openingswedstrij-
den voor kinde-
ren i it.
Met pet zien we
de befaamde bad-
meester van Dijk
en daarachter
zijn vrouw.
75
-ocr page 76-
bij de gemeente onder te brengen. Per i sep-
tember 1970 wordt het kontrakt opgezegd en
de naam "Randdijk" wordt tijdehjk gewijzigd
in "Gemeentelijk Zwembad IJsselstein".
De overdracht brengt ook de nodige proble-
men met zich mede. Bij controle blijkt dat er
nogal wat gebreken en vermissingen zijn, dit
varieert van een kapotte springplank tot ver-
missing van een nationale vlag. In overleg
met toekomstige gebruikers zoals IJ.Z. en
P.C. en de Raad voor Lichamelijke Opvoeding
en Sport worden nieuwe plannen ontwikkeld
en aan de Vereniging Nederlandse Gemeen-
ten wordt om advies gevraagd.
In 1969 wordt de eerste paal gelagen voor
de woningbouw op IJsselveld en in verband
met de verwachte groei van IJsselstein van
10.000 inwoners in 1970 en 17.500 eind 1974
tot 30.000 in 1980 en gelet op de streekfunk-
tie van IJsselstein is de bouw van een instruk-
tiebad en een diep 25 m bassin zeker gerecht-
vaardigd.
In 1970 besluit de raad het bad te laten
bouwen door Tip-Combine. Dit op aanraden
van de Inspekteur voor Lichamelijke Opvoed-
ing.
Wethouder Boenders mag op 27 oktober
1972 de eerste paal slaan en de officiële ope-
ning van het buitenbad vindt op 23 mei 1973
plaats en op 3 november 1973 de feestelijke
opening van het binnenbad. Uit de volgende
voorstellen: "De Groene Hoek", "De Hooghe
Waerd", "De Rietgors" en "Julianabad" wordt
uiteindelijk de nieuwe naam gekozen: recre-
atie zwembad "De Hooghe Waerd".
Als het zwemseizoen 1973 begint, beschikt
IJsselstein over de volgende accomodaties:
tweede bassin, en de bouw van een instruktie-
bad. Juist omdat 1969 een topjaar is -er
komen 115.000 bezoekers en er worden 800
zwemdiploma's uitgereikt - blijkt dat het bad
veel te klein is. Naast het gebrek aan lig- en
speelweiden is er vooral een tekort aan water-
oppervlakte. De hoge duikplank moet in ver-
band met de veiligheid regelmatig gesloten
worden en balsporten mogen er niet beoefend
worden.
De huurovereenkomst met Lucas Pesie
loopt bijna af en in verband met de toekomsti-
ge uitbreidingen wordt het wenselijk geacht
om het beheer van de baden in de toekomst
afi.y
Het 'diepe' in de
jaren '60 met de
beide springplan-
ken. De boom-
gaard op de ach-
tergrond is later
bij het zwembad
getrokken.
Links badmeester
van Dijk.
ajb. 8
Buitenbad, begin
jaren 'yo, gezien
van de Poortdijk.
Achteraan de
kleuterhoek.
76
-ocr page 77-
.J*i-
Openluchtbad:
I diep bassin van:
50 X 14 m.
I springkuil van:
25 X 14 m.
I wedstrijdbassin van:
50 X 21 m.
I recreatiebad voor kleuters en
peuters met speelaccomodatie
Tarieven:
Volwassenen;
f 1.75
Kinderen t/m 15 jaar :
- 1.50
Abonnement:
- 20.-
Overdekt bad:
I diep bassin (i.i tot 2 m) van:
25 X 12,5 m.
I instructiebassin
(i.i tot 0.8 m) van:
14 X 8 m.
Tarieven:
Volwassenen:
f 1.75
Kinderen t/m 15 jaar:
- 1.50
65+
- I.-
vraagd wordt voor achterstallig onderhoud,
ontstaan door gebrek aan coördinatie van het
onderhoud en de renovatie, begint de raad er
genoeg van te krijgen.
Het sanitair, de gebouwen en de kleuter-
boek moeten dringend opgeknapt worden. Op
een aantal van 4.000 tot 5.000 bezoekers die-
nen minimaal 16 toiletten aanwezig te zijn.
Een oplossing is noodzakelijk, daar anders het
bad op I mei niet open kan.
Verschillende noodoplossingen worden
besproken, zoals het huren van toiletwagens.
Men meent een oplossing te vinden in het
verhogen van de badmeesterstoren. De huidi-
ge toren is al eens i m. hoger geplaatst om
een beter uitzicht te hebben over de baden.
Gezien het huidige bezoekersaantal en het
totale wateroppervlak is de toren nog te laag.
Onder de toren zouden dan de vereiste toilet-
ten geplaatst kunnen worden. De tekeningen
hiervoor zijn wel gemaakt, maar het plan is
nooit uitgevoerd. Er ontstaat veel geharrewar
tussen de raad en de verantwoordelijke wet-
ajb.g
linksboven
De kleuterhoek
met totempalen,
wigwams en
andere speeltoe-
stellen voor de
jongste bezoekers
van het buiten-
bad.
Ap. 10,
rechtsboven
Opening van
binnenbad de
Hoge Waerd
door wethouder
Boenders op }
november i<)'/}.
ajb. 11,
hieronder
Aan de festivitei-
ten van de ope-
ning wordt ook
dedge.wnwn door
de IJsselsteinse
Zeskampploeg.
Men spreekt de verwachting uit dat meer
dan 150.000 bezoekers die zomer in het ver-
warmde openluchtbad "verkoeling" komen
zoeken. In 1974 wordt de gemeente gecon-
fronteerd met nieuwe problemen. De spring-
kuil van het buitenbad verliest steeds water.
De bak gaat dan als het ware drijven op het
grondwater. Reparatie van de voegen en een
permanente bronbemaling zijn noodzakelijk.
Om het bad een wat aantrekkelijker aan-
zien te geven en om beter schoon te kunnen
maken is het nodig dat de wanden en bodem
van een coating worden voorzien. Verwar-
mingsketels en de filterinstallatie zijn nodig
aan vervanging toe. Voeg daarbij de verbete-
ringen aan de kleuterboek en het aanbrengen
van sierbestrating rondom en de raad heeft
wederom een financieel probleem om op te
lossen. Als dan in 1977 weer f200.000.- ge-
4
1 "T^ i) - il |K ^ ) *
P^ pè-:. ,
lil
77
-ocr page 78-
Naast de kosten van het herstellen van een
groot aantal gebreken dient er ook een aantal
energie-besparende maatregelen genomen te
worden. Met andere woorden zeer hoge kos-
ten. Daarom komt men op het idee om een
heel nieuw zwembad te bouwen. Er wordt een
werkgroep in het leven geroepen die de ver-
schillende mogelijkheden gaat onderzoeken.
In principe zijn er drie alternatieven:
a.   Volledige renovatie van het bestaande bin-
nenbad
b.   Beperkte renovatie en behoud van het be-
staande binnenbad
c.   Nieuwbouw
Tegelijkertijd gaat men bekijken of het
mogelijk is om het zwembad te privatiseren.
Als men kiest voor een volledige renovatie,
praat men over een bedrag van f2.000.000.-
Daarvoor krijgt men dan een goed instructie-
bad, zonder dat de recreatieve mogelijkheden
verbeterd worden. Er kan wel weer bejaar-
den/re validatiez wemmen plaatsvinden.
Waterpolowedstrijden zijn echter niet moge-
lijk door de te geringe waterdiepte van het
bad. Deze mogelijkheid is dus niet erg aan-
trekkelijk. Omdat het aantal recreatieve zwem-
mers niet zal toenemen, wordt het jaarlijks
exploitatie-tekort alleen maar groter.
Een beperkte renovatie zal altijd nog ruim
f900.000.- kosten en het bad kan dan "weer
10 jaar mee". Meer bezoekers zullen er zeker
niet door komen en de problemen worden
alleen maar een aantal jaren vooruitgescho-
^n
----
\
...„„
i
u,.
\
.„,.
M
^
IjT
llllll
1
Illl-l-lll
afb. 12
De plannen om de
badmeesterstoren te
verhogen en om
onder de toren toi-
letten te plaatsen
zijn nooit uitge-
voerd.
bc rank f rond
7w/e:mbaqei« cokip
'J55EL5TEIN
uitkljutorem
I,
AM-C 'BOUWVURI
houder over het uitblijven van de toegezegde
Zwembadnota. Hierin zouden alle personele
en organisatorische problemen geïnventari-
seerd worden, zodat de raad niet iedere keer
weer met zwembadproblemen geconfronteerd
hoeft te worden.
Het bezoek aan het binnenbad loopt terug.
Hiervoor worden verschillende oorzaken
genoemd. Maar het ontbreken van recreatieve
voorzieningen wordt als voornaamste oorzaak
gezien. Op korte termijn zoekt men naar
oplossingen als: een combi-abonnement op
binnen- en buitenbad, maar ook wordt over-
wogen om het bad op zondag te sluiten en zo
personeelskosten uit te sparen.
Ook de bouw van het binnenbad kent de
nodige problemen. Tijdens de bouw zijn alle
voorzieningen aangebracht om revalidatie- en
bejaardenzwemmen mogelijk te maken.
Daarvoor is echter een watertemperatuur
van 29 _C noodzakelijk. Dit blijkt bij de ketel
een zeer hoge slijtage te geven, en ook bouw-
kundig gezien is het onverantwoord hiermee
door te gaan. Men is zelfs bang voor instor-
ting van het dak van het zwembad.
Na de nodige onderzoeken wordt besloten
met de lessen te stoppen en vanaf dat moment
moeten de deelnemers met bussen naar
Utrecht gebracht worden om bij Instituut Tim
van der Laan te gaan zwemmen. Jammer, want
het enthousiasme van zowel deelnemers als
begeleiders is zeer groot.
Sportfondsenbad 'De Hooghe Waerd'
Hieruit blijkt al dat er weinig anders over-
blijft dan nieuwbouw. De aanvankelijke plan-
nen om een zwembad annex sporthal te bou-
wen laat men al snel varen. Wel spreekt men
over het bouwen van een "sub-tropisch zwem-
paradijs". De eerste begrotingen spreken over
een bedrag van f6.000.000,- . Om te weten
of het nieuwe zwembad rendabel zal zijn,
moet men het aantal bezoekers per jaar
weten. Hiervoor wordt een gedegen onder-
zoek opgezet en men spreekt de verwachting
uit dat het aantal bezoekers zal liggen tussen
de 210.000 en 260.000 per jaar. Jaarlijks
blijft er een groot tekort op de exploitatie-reke-
ning, maar dit is niets nieuws onder de zon.
Het bestuur van het zwembad in de
Julianawijk klopte ook al bij de gemeente aan
als men de begroting niet sluitend kan krij-
gen. Nadat alle onderzoeken afgerond zijn,
besluit de gemeenteraad om een geheel nieuw
78
-ocr page 79-
"NOORDWESTEN-
afh.13
Twee aanzichten
van het nieuwe
sportfondsenbad
'De Hooghe
Waerd:
Duidelijkis is de
glazen koepel, die
het dak vormt, te
zien evenals de
glijbaan.
-----------------ZUIDWESTEN
zwembad te bouwen. Maar dan met vele re-
creatieve mogelijkheden. Men spreekt van
een bad met "alle toeters en bellen" De totale
bouwkosten vergen een bedrag tussen de 9
en 9,5 miljoen gulden. Hiervoor krijgt men
dan wel een "zwemparadijs".
De tijd dat men alleen baantjes zwemt of leert
zwemmen voor een diploma is allang achter
de rug. Aan een zwembad worden in deze tijd
heel andere eisen gesteld. Naast de gewone
lessen moet er ook voldoende mogelijkheid
tot recreatie zijn. Daarom heeft men gekozen
voor een bassin van 25 m. met een beweegba-
re bodem, zodat aan alle mogelijke groepen
instructie gegeven kan worden. De bodem
kan zelfs boven water gebracht worden zodat
een podium ontstaat waarop evenementen
kunnen plaatsvinden. Een multi-functioneel
gebruik dus. Hetzelfde geldt voor de tribunes.
Tijdens wedstrijden kunnen de toeschouwers
hierop plaatsnemen en bij evenementen kun-
nen hier zitjes geplaatst worden.
Daarnaast ligt het grote recreatieve gedeel-
te van het bad. Onder een glazen koepeldak
bevinden zich onder meer een 40 m. lange
glijbaan, een whirl-pool, fonteinen, een ijsbe-
renbad, genoeg dus om je in en rond het
water te vermaken. Via een doorgang is er
zelfs een mogelijkheid om naar buiten te
zwemmen. Hierbij komen we op een teer
punt. Hoewel - volgens de gemeente - het aan-
tal mensen dat gebruik maakt van het buiten-
bad afneemt, is het voor de vaste klanten toch
een groot gemis dat dit bad niet behouden
kan blijven. De verschillende baden en ruime
ligweiden bieden op topdagen toch ontspan-
ning voor duizenden mensen. De kosten zijn
echter te hoog om zowel een binnen- als een
buitenbad te bouwen en in stand te houden.
In het nieuwe bad probeert men voor alle
groepen iets te organiseren en als u onder-
staande lijst eens rustig bekijkt dan zult u zien
dat niemand vergeten wordt:
- ontbijtzwemmen
- lunchzwemmen
- baby/kleuterzwemmen
- snelle zwemcursussen
- zwangerschapszwem-
men
- revaüdatie-zwemmen
- meer bewegen voor
ouderen
overlevingszwemmen
schoolzwemmen
discozwemmen
aqua-fitness
swim-fitness
■ trimzwemmen
dameszwemmen
Daarbij spreken we nog niet over de moge-
lijkheden die geboden worden door de vereni-
gingen RBIJ (Redding Brigade IJsselstein) en
IJZ en PC (IJsselsteinse Zwem en Polo Club).
Het nieuwe bad krijgt ook een nieuwe
naam. Na bijna 30 jaar wordt de zorg en ver-
antwoording over het bad door de gemeente
overgedragen aan 'Sportfondsen IJsselstein
BV'. Deze organisatie maakt deel uit van
Sportfondsen Nederland BV. Het zwembad is
dus geheel geprivatiseerd wat betreft beleid en
bedrijfsvoering. Met de gemeente zijn langlo-
pende afspraken gemaakt over de bijdrage in
de exploitatiekosten.
De naam wordt nu: "Sportfondsenbad De
Hooghe Waerd".
Toekomst
Naast een gesprek met de "oude" chef-bad-
meester, kan een gesprek met de nieuwe chef-
badmeester cq bedrijfsleider de heer J.Westdijk
niet uitblijven. Hoe ziet hij de toekomst voor
dit bad en het zwemmen in IJsselstein?
79
-ocr page 80-
mogelijke uitbreiding zie ik eventueel een apart
kleuterbad, los van het recreatieve gedeelte.
Omdat er behoefte bestaat aan een ontmoetings-
ruimte zou je kunnen denken aan een soort patio
waar men rustig kan zitten na het zwemmen.
Ook een aparte sauna is een wens van een aantal
bezoekers van het bad. Een buitenbad zoals men
dat gewend was zal wel een vrome wens blijven."
Verantwoording
Als leraar lichamelijke opvoeding bij het
voortgezet onderwijs in IJsselstein heb ik vele
jaren zwemles gegeven in de IJsselsteinse
zwembaden. Als werkgroeplid van de HKIJ
werd mijn belangstelling gewekt voor de his-
torie van het zwemmen in IJsselstein.
Een aantal zaken is in dit artikel niet aan
de orde gekomen. Hierbij denk ik bijvoor-
beeld aan de verschillende zwemverenigingen
en het werk in de machinekamer van het bad.
De volgende personen dank ik hartelijk voor
alle hulp en informatie die zij mij gegeven
hebben:
- dhr. H.W. Luten, van het Archief te IJsselstein.
- dhr. H. van Dijk, chef-badmeester.
- dhr. J. Westdijk, chef-badmeester.
- werkgroepleden van de HKIJ.
Bronnen:
- Archief Gemeente IJsselstein.
- uitgaven door het zwembad.
- foto's uit privé-bezit.
ajb. 14
Plattegrond van
het nieuwe
zwembad.
Duidelijk zicht-
baar is het 2^ m
wedstrijd/instruc-
tiebad en in het
midden het recre-
atieve gedeelte.
Het buitenbad is
helaas verdwe-
"IJsselstein heeft met dit had een grote'aan-
winst voor de komende jaren. Het aantal bezoe-
kers ligt ruim boven de verwachtingen. In het eer-
ste volledig jaar na de opening mochten we
269.911 bezoekers verwelkomen (geraamd
24c).000). Het zwembad zal in moeten spelen op
de steeds wisselende behoeften van de mensen. Als
Stichting
Historische Kring
IJsselstein
Bank:
Postbank, nr.: 4074718
Redaktie:
B. Rietveld, Meerenburgerhorn 10, 3401 CD
IJsselstein.
Donateurs ontvangen het periodiek (4 uitga-
ven per jaar) en worden op de hoogte gehou-
den van de activiteiten.
Nieuwe donateurs kunnen zich opgeven bij
dhr. W.J. van Vhet, J.W. Frisolaan 7, 3401
AX IJsselstein, tel: 03408-81660.
Voor inwoners van IJsselstein bedraagt de
contributie minimaal f 20,- per jaar; zij die
buiten IJsselstein wonen worden verzocht
om f6,50 extra over te maken ivm verzend-
kosten. Losse nummers kunnen, voor zover
voorradig, a f 7,50 bij het secretariaat wor-
den besteld. Voor dubbelnummers is de
prijs f 10,-.
De Stichting Historische Kring IJsselstein is
in 1975 tot stand gekomen en stelt zich het
volgende als doel:
De belangstelling wekken voor de geschiedenis in
het algemeen en voor die van IJsselstein en de
Lopikerwaard in het bijzonder.
Dagelijks bestuur:
Voorzitter: L. Murk, tel: 03408-81627.
Secretariaat: C.J.H, van Dijk-Westerhout,
Omloop West 42, 3402 XP IJsselstein, tel:
03408-83699.
Penningmeester: W. J. van Vhet, J.W. Friso-
laan 7, 3401 AX IJsselstein, tel: 03408-81660.
80
-ocr page 81-
73 od 69ó^
'Arbeid als ondersteuning';
WERKVERSCHAFFING TE IJSSELSTEIN
BIBLIOTHEEK DbR
RUKSUNIVERSlltlT
ÜTRtCHT
door Jan Mulder
Eerst moet er oorlog komen
De crisisjaren '20-'30 werden het begin
van bittere armoede in talrijke gezinnen.
Het begrip sociale wetgeving bestond niet.
Hoewel de 20e eeuw 'De Nieuwe Tijd'
moest gaan inhouden, bleef voor de werklo-
ze alles bij het oude. Hij mocht zijn hand
ophouden en moest maar afwachten of die
ook gevuld werd. Welgestelde partikulieren,
kerkbesturen, en gemeentelijke overheden
bepaalden ieder naar eigen voor-, en wille-
keur wat goed en rechtvaardig was; wat nut-
tig of overbodig was.
Het dieptepunt van de crisis lag in 1935,
toen Nederland 500.000 werklozen telde:
éénvierde van de beroepsbevolking.
Weinigen hadden nog hoop ooit weer aan
de slag te gaan. Apathie overviel werklozen
ook. "We komen nooit meer aan de slag",
meende men; en ook: "Er moet eerst oorlog
komen, dan krijgen we weer werk."
Toverwoord
Reeds in 1912 voorzag de nieuwe
Armenwet in plaatsingen in de werkver-
schaffing: "Aan armen, die tot werken in staat
zijn, wordt de ondersteuning zoveel mogelijk
gegeven in de vorm van arbeid.
" De vakbewe-
ging opende in 1917 werkloosheidskassen,
een vorm van werkloosheidsvoorziening.
Na uiterlijk 24 weken verviel men al aan de
armenzorg. Steun werd niet zomaar gege-
ven: "Pas na instelling van een onderzoek van
elk geval afzonderlijk"
aldus de
'Voorschriften' aan de gemeenten. Men
mocht niet te soepel zijn: "Hulp mag er ech-
ter nimmer toe leiden, dat de prikkel tot het
zoeken en aanvaarden van werk wordt wegge-
nomen". Steun had in die tijd iets vernede-
rends. De 'armmeester' (ambtenaar van de
uitkeringsinstantie) had het recht om
onaangekondigd bij mensen thuis de provi-
siekast te inspekteren. Suiker was een luxe.
Ouderen zullen zich de door de gemeente
verstrekte kleding (steunjekkers) en fiets-
plaatjes met een gat erin herinneren.
'Werkverschaffing' leek nu het tover-
woord te zijn geworden. In het noorden van
het land begon men reeds in 1924 met het
ontginnen van land. Dat gebeurde onder de
meest erbarmelijke omstandigheden: dui-
zenden werklozen pakten 's maandags de
schop op en vertrokken voor een week van
huis. Een van de eindbestemmingen was
Jipsinghuizen. Het werk bestond uit het
omspitten van i meter diepe woeste grond.
De arbeiders spraken van een 'hel'; de boe-
ren en bazen van een 'weldaad'. En zo keek
ieder anders tegen de werkelijkheid aan. In
de Drentse venen ging het al net zo. De
lonen waren zeer laag: men moest leven
van Hfl. 7,54 per week, of nog minder. En
de werkdagen waren zeer lang. De werkver-
schaffing in Oost-Groningen had een voor-
beeldfunktie.
Teveel om van te sterven
Ook in IJsselstein bleef het aantal werk-
lozen groeien. Pas in het voorjaar van 1933
trof ook deze gemeente voorbereidingen
om werkverschaffing in gang gezet te krij-
gen. Er diende projekten te komen.
De 'Rijkswerkverschaffing' besteedde die
taak uit bij de Nederlandse Heidemaat-
schappij te Arnhem. En zo vertrok op 11
mei 1933 (nu 60 jaar geleden) een koppel van
81
-ocr page 82-
- ,1 iRI«l"%yiKL.
uitbaggeren van de stadsgracht
de verbetering van den ' Achterslootschen
weg en den Lagendijk'
alsmede de riolering van den Poortdijk
verbetering van een perceel land bij de
Steenfabriek "Bulwijck"te Woerden
het leggen van een riolering voor afvoer
van afvalwater van een complex wonin-
gen naar 'den Hollandse IJssel'.
(Daarbij gaat het waterschap 'De Drie
Waterschappen onder IJsselstein' ook
10% van de loonsom voor haar reke-
ning nemen).
24 werklozen uit IJsselstein naar Willige-
Langerak voor dijkverzwaring van de
"Lekdijk Benedendams en IJsseldam." Dit
aantal werd al snel opgevoerd naar 51 perso-
nen. De werkweek telde eerst 50 uren, doch
werd weldra gewijzigd in 48 uur. Het loon
bedroeg in de allereerste week voor 12 per-
sonen Hfl. 10,68 en de andere 12 kwamen
met Hfl. 7,55 thuis.
Ook de gemeente IJsselstein stelt: dat
steuntrekkende werkloozen als contraprestatie
voor het door hen ontvangen steunbedrag moe-
ten arbeiden.
Georganiseerden kregen een
hoger bedrag: meubelmakers verdienden in
die tijd 18 tot 22 gulden per week. Hout-, en
teenbewerkers 11 tot 12 gulden per week.
Kwamen zij in de steun terecht, dan werd
dit verschil ook in hun loon bij de werkver-
schaffing tot uitdrukking gebracht.
Dat 48 uren ploeteren vaak niet meer
dan Hfl. 7,55 opbracht, heeft menige traan
gekost. Teveel om van te sterven, te weinig
om van te leven. Toen minister-president H.
Colijn in 1933 de werkverschaffing bezocht
sprak hij de historische woorden: Mensen,
gij hebt het goed. Gij kunt zelfs nog wat sparen.
Mijn vrouw kan van 2^ cent een heerlijke soep
koken,
15 cent soepbotten, 5 cent rijst en 5 cent
groenten."
Wie de hele week van huis ging en in de
barakken bivakkeerde moest de 'keetvrouw'
ongeveer 4 gulden betalen voor kost en
inwoning. Dit trof ook de IJsselsteiners die
ver van huis een plaatsing kregen.
De projekten
Werkverschaffing bleek bij de Armen-
zorg aan te slaan. Er werden diverse projec-
ten aangetrokken, zoals:
De 'beroemde'
rijwielplaatjes
tbv de rijwiel-
belasting uit de
jaren
30.
Links een nor-
maal plaatje
en rechts het
gehate plaatje
met het gat als
bewijs dat men
als steuntrek-
ker vrijgesteld
was van de
belasting.
Men mocht
dan op zondag
geen gebruik
maken van het
rijwiel.
Controle op het
rijwielplaatje
in de crisisja-
ren.
82
-ocr page 83-
GEMEENTE IJSSELSTEIN
Aan
Zijne Sxoellantls den Minister
«an Sociale Zaksn,
te
's- Sravenhage •
1644.W.6./ 39.W.8.
erwerp:                                        Bijl.: _
êbezoek door stetuitrekkenden
personen in werkversohafflng.
IJSSELSTEIN, 22 Augustus 1933.
Onzerzijds wordt geconstateerd, dat Ingezetenen onzei
gemeente, die steun trekken Ingevolge de voor deze gemeente
geldende en Ministerieel goedgekeurde steunregeling dan wel
die bij de centrale workveradiafflng te Willige Langerak zijn
tevrerk gesteld, de oafi's te dezer plaatse en wellloht ook
elders bezoeken.
Waar ons dit niet oorbaar wil voorkonen, veroorloven
wij ons de vrijheid Uwer Excellenties aandacht daarop te ves-
tigen.
Snkele jaren geledan kwaei In de steunregeling de be-
paling voor, d»t het d»en steuntrekkenden, op straffe van het
vervallen van den steun, verbodMX was oafe 's te bezoeken,
doch in de thans geldende regeling komt een zoodanige bepa-
ling niet meer voor.
Wij hebben de eer üwe Excellentie beleefd te berich-
ten, dat het opneaan van e^i dergelijke bepaling ons wensche-
lljk wil voorkomen.
Burgemeester en Wethouders van IJsselstein,
Se Secretaris,
Se Burgemeester,
.^.'
/-
Melding van
'wangedrag'
van tewerkge-
stelde
IJsselsteinse
steuntrekkers te
Willige
Langerak.
83
-ocr page 84-
Donkere wolken
Werklozen van R.K.-huize krijgen met
doorbetaling van vergoeding vrijaf op 15
augustus (Maria Hemelvaart) en i novem-
ber (Allerheiligen).
Ook krijgen alle werklozen die in de
werkverschaffing werken vrijaf op 17 juli
1934 in verband met de bijzetting van het
stoffelijk overschot van Z.K.H. Prins
Hendrik.
Eind 1934 krijgen de werklozen van het
Rijk 10% van het loon als 'Kerstgave'.
Voorts wordt in de winter een 'kolentoeslag'
van Hfl. I,— per volle werkweek mogelijk,
te beginnen in de laatste week van oktober.
Als iemand ziek was, diende hij dat via
de Opzichter te melden waarbij een contro-
le-arts de arbeidsongeschiktheid moet vast-
stellen.
Het is meerdere keren gebeurd, dat de
arts geen ziekte of gebrek constateerde. Dat
betekende noch loon, noch aanvulling van-
Eer men het over de begrotingen eens
was, had men al flink gestoeid over de prijs.
Meestal ging het om een centenkwestie.
Bij het uitdiepen van de Stadsgracht
moesten lo arbeiders in 1935 een'laarzen-
vergoeding' ontvangen. Uiteindelijk werd
overeenstemming bereikt en kreeg men
Hfl. 0,50. Doch iemand die toen op per-
soonlijke titel om een paar werkschoenen
vroeg, kreeg direkt een afwijzing. Deze laar-
zenvergoeding blijkt steeds een moeilijk
punt van onderhandelen te zijn.
De gemeente kan 95% van de loonsom
declareren bij de Heidemij.
Over gereedschappen kan men het ook
moeilijk eens worden. De werkloze wordt
Ba^erwerk-
zaamheden
aan de stads-
gracht met
geacht z'n eigen panschop mee te nemen
en altijd zijn rentekaart te kunnen overleg-
gen. Vermeldenswaardig is, dat bij het uit-
blootiëgging baggeren van de Stadsgracht de fundamen-
van muurres-
ten van een stadsmuur zijn blootgelegd-
ten, /ontdekt.
84
-ocr page 85-
WERKVERSCHAFFING
Tttktntnf van Tlnl Bolltmt
Spotprent uit
de crisisjaren
over de werk-
verschaffing.
„Nu kunnen we ons weer een week long den kop breken, hoe we met dat geld rondkomen.
Dat werk verschaffen ze ons ad goed!"
uit de Armenzorg. Werd iemand niet in
staat tot werken bevonden, dan kostte hem
dat 3 wachtdagen.
Slecht weer had ook nadelige gevolgen.
Bij ernstige regenval trad regenverlet in.
Over maximaal 3 uren per week werd geen
loon betaald. Over de overige regenuren,
ontvingen meubelmakers 6 cent per uur
minder en de anderen kregen 4 cent min-
der.
Zwaar weer betekende dus extra gelde-
lijke zorg in de gezinnen.
De hele week van huis
Het uurloon blijft steeds een twistpunt.
Meubelmakers en metaal-bewerkers mogen
in 1935 een uurloon van 35 cent ontvangen.
De gemeente probeert via de
Rijksinspectie Werkverschaffing dit zelfde
uurloon erdoor te krijgen voor koekeper-
sers, schilders, metselaars en timmerlie-
den. Dit wordt onmiddellijk afgewezen.
Voor deze groep blijft onverminderd een
uurloon van kracht van 24 cent.
Begin 1936 telt IJsselstein 121 werklozen
die in de steunregeling zijn opgenomen.
Door dit aantal moeten er nieuwe projekten
bijkomen gezien ook het uitbaggeren van
de stadsgracht haar voltooiing nadert en
wel op 6 juni 1936.
Er wordt een begroting ingediend voor
beplanting van het terrein gelegen langs de
N.H. Kerk. Eind 1936 kunnen 6 personen
geplaatst worden voor de beplanting.
Verder wordt er buiten de gemeentegren-
zen gekeken.
Bij de 'Maaswerken' te Maasbommel
zijn 3 plaatsen beschikbaar. De arbeiders
worden gehuisvest in kamp 'Maas & Waal'
bij kok-kampbeheerder Traanberg. Zij beta-
len Hfl. 1,50 per week voor broodgeld.
Overtredingen
Er gebeuren ook zaken die niet door de
beugel kunnen. De Gemeente IJsselstein
moet reeds in augustus 1933 aan 'Zijne
85
-ocr page 86-
Steuntrekkers
met panschop.
Exellentie den Minister van Sociale Zaken'
melden, dat steuntrekkenden cafe's te
Willige-Langerak en wellicht ook elders
bezoeken.
Intrekking van de steun komt ter diskus-
sie. Het is steuntrekkenden namelijk verbo-
den cafe's te bezoeken.
Op 22 juni 1934 volgt het eerste ontslag.
Uit onderzoek is gebleken, dat de echtgeno-
te van deze steuntrekkende zich al sedert
juni 1933 "heeft belast met het wekelijkse was-
schen van diverse goederen van een ander
gezin"
waarvoor zij al die tijd Hfl. 0,50 per
week ontving.
Ook werd iemand gewipt omdat alsnog
vast kwam te staan dat deze persoon na
diens huwelijk op 30 april 1934 niet min-
stens 3 maanden in het vrije bedrijf had
gewerkt. Want ook werkverschaffingsplaat-
sen waren aan strenge voorwaarden gebon-
den. Trouwde iemand tijdens de werkver-
schaffing, dan had dit direkt ontslag tot
gevolg.
Rouleren
Op 29 april 1937 gaan er voor het eerst 5
personen naar de Maaswerken waarbij er
problemen ontstaan over het tarief van het
busvervoer. Aangewezen is hiervoor plaats-
genoot Jan v.d. Wijngaard met wie Hfl.
II,— per rit wordt afgesproken. Gezien de
hoogte van dit bedrag mogen deze steun-
trekkers maar ix per 2 weken een weekend
naar huis hetgeen de nodige wrevel opwekt.
Ook moet de zaterdagochtend nog
gewerkt worden en dient men op zondag-
avond om 22.30 uur weer terug te zijn ter-
wijl om 23.30 uur de lichten in het kamp
uitgaan. Bij vorst en sneeuw vervalt zelfs
het vrije weekend. De steuntrekkers moe-
ten hun eigen schop meenemen. Later
moeten 8 personen naar de 'Maasverbe-
tering'. Aan de kok-kampbeheerder moet
nu Hfl. 5,- per week afgedragen worden.
Bij de Tweede Kamerverkiezingen op 26
mei 1937 krijgen, alle in de werkver-
schaffing geplaatste, werklozen 2 uren
'stemverlet' met behoud van loon. Wel
dient men voor 10 uur gestemd te hebben.
In 1937 komt van onze eigen gemeente
een begroting van Hfl. 662,50 voor de
beplanting van de bermen aan de
Touwlaan. Verwacht wordt, dat er 'twee die-
pen' gespit wordt. Verder rnoeten er plm.
200 gaten gegraven worden voor boombe-
planting. Aan arbeidsloon is Hfl. 537,50
beschikbaar. Na lang "touwtrekken" is de
Raad akkoord.
Naarmate er meer werklozen komen,
moet er gerouleerd worden. Dat betekent
dat in weken waarin men niet tewerkge-
steld is, teruggevallen moet worden op de
karige Armenzorg. Tegelijkertijd nemen
daarmee de geldzorgen verder toe. Een
enkeling mag doorlopend in de werkver-
schaffing opgenomen blijven. De gedwon-
gen weken thuis noemde men 'wandelwe-
ken. De arbeiders spraken echter van
'smacht weken'.
In het voorjaar van 1938 worden ook
86
-ocr page 87-
ook haar ongerustheid uitspreken over een
aantal 'beroepswerkozen' die zich proberen
te drukken voor een plaatsing, maar die in
nachtelijke uren gezinsinkomsten trachten
te verschaffen door stroperij of op andere
wijzen, die onmogelijk te achterhalen zijn.
In klare taal wordtgeantwoord: tegen
steunverlening van heroepswerkloozen worde
zoveel mogelijk gewaakt. Een der middelen om
vast te stellen, wie als heroepswerkloozen die-
nen te worden heschouwd, is degenen van wie
wordt vermoed dat zij tot die categorie behoor-
en, hij een of andere werkverschaffing te plaat-
sen.
Ook de politie houdt een oogje in het
zeil. Zo werd een uit Zuilen afkomstige fiet-
ser aangehouden. De actetas die aan zijn
rijwiel was bevestigd leek verdacht. De 2
agenten die deze manspersoon aanhielden,
wilden in deze tas kijken. De man zegt
niets bijzonders in zijn tas te hebben. Maar
hij wordt betrapt op het vervoeren van
ongezegeld sigarettenpapier. Hij werd
opgebracht naar het politiebureau, maar
nabij het bureau sprong hij plotseling op de
fiets en trachtte te ontvluchten. Direkt werd
de achtervolging ingezet, de man werd
gegrepen, van zijn fiets getrokken en toen
door de beide agenten met geweld meege-
nomen naar het politiebureau. Hij bleek in
het bezit te zijn van 3 dozen met elk een
mannen vanuit IJsselstein gehuisvest in het
kamp "Rotterdam-B" te Steenwijk. Het gaat
hier om 17 personen.
Weer later vindt uitzending plaats naar
Giethoorn, Diever en Dieverveld in
Drenthe. Hier moet gewerkt worden aan de
ontginning van het veen en de aanleg van
(fiets)paden. Kost en inwoning komt voor
rekening van de werkloze. De 'putbaas'
heeft de zorg voor het inwendige.
De rest van het loon wordt overgemaakt
aan de Gemeente IJsselstein die er voor
zorgt dat de verdiende lonen in de bestem-
de gezinnen terecht komen.
Het basisloon voor een plattelandsge-
meente bedraagt Hfl. 0,22. In Diever wordt
22 cent betaald. De gemeente IJsselstein
verzet zich tegen deze beloning. Zij zegt
'naar haar bescheiden meening geenszins op
een lijn te stellen te zijn met plattelandsge-
meenten
'.
Mensen vanuit grotere plaatsen ontvan-
gen tenminste 26 cent per uur. IJsselstein
wenst bijstelling maar krijgt er geen cent
bij.
In 1938 wordt pas vanaf de eerste week
van november de 'kolentoeslag' betaald.
Wat het daglicht niet kan verdiagen
De gemeente laat in een brief aan de
'Rijksinspectie voor de Werkverschaffing'
IJssdsteins crisis-
comité uit de
jaren jo.
De leden daar-
van trachtten zo
goed mogelijk de
getroffen gezin-
nen te heipen
door hel ver-
strekken van
voedsel en
brandstof. De
foto is genomen
voor de openbare
school aan de
Walkade. Bij
deze gelegenheid
hebben de dames
zich verkleed
voor een onbe-
kende actie.
Links boven:
Hennie Tersteeg.
Rechtsboven:
Bemard
Oosterom.
Voorgrond links:
? van der Veer.
Geheel rechts:
Kees Westerhout.
3e van rechts:
Antoon Peek.
4e van rechts:
? de Wit.
^^^EÉ.^K^^^V 1 ^^^9
^^^^K^^^WÊ^mhi '^^^lË^HC
•^^^^^ ;^H 1
■^ "T^V^K**^^!
^E^^^^^x^^^^^^^l
^n^^^lk ^^H^^^V
^^B^^4^ ^^^^l^r"' ^^^^^^^^1
K^P f^^^Mï
87
-ocr page 88-
broken, gaat de steun direkt fors omhoog.
De enkeling meende even door de komst
van de bezetter fmancieele verbetering te
zien.
Ook het werk gaat door. Men spreekt
niet meer van werkverschaffing, maar van
werkverruiming. In september 1940 moet
een lengte van 60 kilometer aan prikkel-
draadversperringen in een aantal omrin-
gende gemeenten worden opgeruimd.
Reeds in het najaar van 1940 vindt
tewerkstelling in Duitsland plaats, deels
verplicht en deels vrijwillig.
In de eerste oorlogsjaren volgen plaatsin-
gen bij landbouwbedrijven (spitten van
grasland voor aardappelteelt). Ook voor ver-
beteren en afgraven van sloten en grond
worden steuntrekkers ingeschakeld.
In diezelfde jaren, maar ook daarvoor,
kende Hitler-Duitsland ook een ander soort
tewerkstelling; concentratiekampen voor
joden, zigeuners, homofielen, kunstenaars
en politieke gevangenen.
Officieel heette het dat de gevangenen
meehielpen in de werkverschaffing veen te
ontginnen.
Slot
Het spook van de werkloosheid heeft op
velen een stempel gezet. Het trof te veel
mensen.
Te moeten keien kloppen (in tochtige
hutten), onkruid wieden, in de slikken wer-
ken, touw pluizen, houthakken enz., ervoer
de steuntrekker als willekeur, vernedering
en rechteloosheid.
Er is met bloed, zweet en tranen wel
belangrijk werk verricht. Laat dat ook
gezegd en geschreven zijn! Ieder die het
meemaakte heeft zijn eigen verhaal, zijn
eigen emotie over de jaren 1924-1939 en de
donkere oorlogsjaren van er na.
Na de oorlog ontstond de 'Dienst
Uitvoerende Werken', kortweg 'DUW'
genoemd. 'Door Uitbuiting Winst', zeiden
de arbeiders.
Een nieuwe generatie werklozen ging
aan de slag......
Uitzendkaart Werkverschaffing. Gemeente IJSSELSTEIN
', Naam: —
; ') Voorna(a)ni(en): „. iTollalinsa
Geboren: ...........13. April 1899.....
Adres: Koningstraat 23
Volgnummer: .........1
                ...........
Oebuwd.
,100184
RenteVaart
BasAsuurloon 22 et.
rp^^. . . .         lleeda penotenj 10—7j—5—2i cent jkit uur.
affininftlilnBBms jj^ « genieten: 10—71-5-21 cent per uur.
(Doorhalen wat niet van toepsasing in.)
üitgamdm op..21. Auguatua. ._ 793.9. mi'- *<""? DieTap.
Debefaamde inhoud van honderd boekjes ongezegeld
uitzendkaart' papier. Hij bekende door met dit artikel te
als bewijs van
steunwerker.
gaan venten nog wat extra's te kunnen ver-
dienen naast zijn steun.
Tegen de man is proces-verbaal opge-
maakt. Hij maakte zich schuldig aan steun-
fraude en het vervoeren van ongezegeld
papier. Ook dat laatste was ten strengste
verboden.
Mobilisatie
Op 6 september 1939 doet de gemeente
aan 'den Minister' het verzoek om in werk-
verschaffing een overdekte schuilloopgraaf
te mogen maken nabij het Zomerwegje. De
totale kosten zijn geraamd op Hfl. 388,34.
Omdat de mobilisatie een feit werd,
moesten er verschillende projekten opgevat
worden om burgers bij oorlogsdreiging vol-
doende te kunnen beschermen.
Ook van omliggende gemeenten komen
verzoeken of IJsselstein manschappen kan
leveren voor dergelijke projekten.
Voorwaarde is, dat de geplaatste per fiets
gaat. De gemeente Bunnik betaalt een ver-
goeding voor gebruik van het eigen rijwiel,
'doch een schop en brood voor den middag-
schafttijd moet door de arbeider zelf worden
meegenomen'.
Zij die niet kunnen fietsen (13 personen)
worden geplaatst bij de Zenderbouw te
Jaarsveld aan de tegenwoordige Radiolaan.
In de winter van 1939/1940 is de armoe-
de groot. Vooral in de grote gezinnen loert
de duivel van de hongerzweep nog steeds
op zijn prooi.
En dan, als de 2e wereldoorlog is uitge-
(bron : Gem. Archief IJsselstein; litera-
tuur: De hel van Jipsinghuizen van C.
Stolk).
88
-ocr page 89-
Inventaris van het archief van het
St. Ewoudsgasthuis te IJsselstein van
1477 -1817
door Mr. J. Acquoy
Van de redaktie
In 1963 besloot de gemeente IJsselstein
tot het heruitgeven van de archiefinventaris
van het Eoudsgasthuis zoals die is opge-
maakt in 1899 door Mr. J. Acquoy over de
periode 1477 -1817.
De lezenswaardigheid van het artikel en
het verdwijnen van dit belangrijke archief
was hiervoor de aanleiding. Inmiddels is
een groot gedeelte in afschriftvorm in het
bezit van het gemeentearchief hetgeen voor
de HKIJ aanleiding is voor een tweede her-
publikatie van de inventaris. Bij deze her-
druk treft u tevens de inleiding uit 1963 van
archivaris J.G.M. Boon.
Voorwoord uit 1963
Door een ongelukkige samenloop van
omstandigheden is het archief van het
Ewoudsgasthuis enige jaren geleden vrijwel
geheel verloren gegegaan (zie Jaarverslagen
Streekarchivaat Zuid - West Utrecht 1^61 en
1962j. Tot op heden zijn slechts enkele minder
belangrijke stukken teruggevonden.
Wel bewaard gebleven is de neerslag van de
administratie van het Ewoudsgasthuis voor
zover deze plaats kreeg in het oud-archief der
gemeente IJsselstein (Inv. Fruin nrs. }6j e.v.).
Uitgave van een door Mr. J. Acquoy in
3899 vervaardigde inventaris zou dan ook
minder zin hebhen gehad, wanneer niet een
groot gedeelte van dit archief in afschrift c.q.
regestvorm bewaard was gebleven. Wij danken
deze bijzonder gelukkige omstandigheid aan
Drs. M.H.H. Doesburg te IJsselstein. In de
jaren dat het archief nog intact was heeft hij
met grote nauwgezetheid de bescheiden doorge-
nomen en op bovengenoemde wijze bewerkt.
Ofschoon de heer Doesburg nog geen beslis-
sing heeft genomen over de plaats en wijze van
deponering van zijn materiaal, staat wel vast,
dat dit voor geïnteresseerden toegankelijk zal
worden gemaakt. Als hulp bij de raadpleging is
toegevoegd een overzicht van de nummers,
waarvan aantekeningen bestaan.
Utrecht, juni 3963
Inldding
Gelijk de naam het reeds aanduidt, was
een gasthuis oorspronkelijk slechts een pas-
santenhuis, waar reizende kloosterlingen,
arme vreemdelingen enz. om Godswil een
tijdelijk onderkomen, in den regel slechts
voor eenen nacht, konden vinden. Doch de
beteekenis strekte zich allengs verder uit,
zoodat ook ziekenhuizen, pesthuizen, pro-
veniershuizen, oude-mannen- en vrouwen-
huizen, weeshuizen, in een woord alle soort
van godshuizen, bij minder nauwkeurige
onderscheiding tenslotte in het eene begrip
"gasthuis" werden samengevat. Dergelijke
stichtingen nu kwamen bijna altijd uit par-
ticuliere weldadigheid voort en meestal
waren het welgezinde vromen, die er een
huis met eenige inkomsten voor afstonden.
Hoewel zij soms het bestuur aan zich zel-
ven hielden, stelden zij meestal tot meerde-
re verzekering van richting beheer na hun-
nen dood, hunne stichtingen onder het toe-
zicht van eenige corporatie, hetzij van de
vroedschap en een paar geestelijke waardig-
heidsbekleeders, hetzij van de vroedschap
alleen, die dan aan de "gasthuismeesteren"
een gelijk aantal leden uit haar midden toe-
voegde, om mede het opzicht te houden en
89
-ocr page 90-
de Gereformeerde Kerk behoorden. Uit
deze omstandigheid laat zich tevens de
band verklaren, welke tusschen het gast-
huis en de diaconie te IJsselstein bestaan
heeft, ten gevolge waarvan er meerdere tus-
schen beide opgerichte conventie's evenals
een aantal diaconie-rekeningen in afschrift
in het archief van het gasthuis bewaard zijn
gebleven (inv. nos. 8 -12).
Ook tusschen het gasthuis en het wees-
huis te Buren hebben relatie's bestaan,
waarop met een enkel woord gewezen dient
te worden. Het laatste was in 1614 gesticht
door de dochter van prins Willem I, Maria
van Nassau, gravin-douairiere van
Hohenlohe. Volgens het reglement dat door
prins Maurits, die zijn broeder Philips
Willem in 1618 als graaf van Buren was
opgevolgd, op het weeshuis gemaakt was,
konden in deze stichting 24 kinderen wor-
den toegelaten, afkomstig uit de graaf-
schappen Buren en Leerdam en de baronie-
en IJsselstein en Acquoy (inv. no. 20). Nu
Het de rekeningen te sluiten, of op andere wijze
Ewoudsgasthuis; zorg droeg, dat alles behoorlijk toeging.
toestand 3955 Hoe het nu in deze opzichten oorspron-
kelijk met het St. Ewoudsgasthuis gesteld is
geweest, kan thans niet meer worden nage-
gaan: de fundatiebrief ontbreekt en noch
uit het thans geregelde archief noch van
elders is mij eenige nadere bijzonderheid
omtrent die stichting gebleken.
Zooveel is echter zeker, dat het St.
Ewoudsgasthuis blijkens de bewaard geble-
vene rekeningen reeds in het midden der
zestiende eeuw niet meer aan zijne oor-
spronkelijke bestemming beantwoordde,
doch voornamelijk diende om mede te zor-
gen voor de behoeften der te IJsselstein
wonende armlastige personen. In die
armenzorg schijnt het gasthuis reeds spoe-
dig na het doordringen der Hervorming het
exclusieve karakter gedragen te hebben, dat
het, eenige weinige jaren na 1795 uitgeno-
men, tot den huldigen dag is blijven bewa-
ren: de uitsluitende zorg voor hen, die tot
90
-ocr page 91-
beide gasthuismeesters - van 1740 tot 1750
is er slechts van een administrerenden gast-
huismeester sprake - tevens rekening en
verantwoording schuldig. Na de revolutie
van 1795, die aan het bestuur der Oranje's
over de baronie van IJsselstein een einde
maakte, onderging het stadsbestuur en dus
ook het college van superintendenten meer
dan eene wijziging, doch steeds blijft het
gemeentebestuur, uit welke ambtenaren
dan ook samengesteld, de superintendentie
behouden en worden de rekeningen door
de stedelijke regeering gesloten. Aan dezen
staat van zaken kwam een einde door de
overeenkomst van 17-2-1817, beschreven in
den inventaris onder nummer 9. Op
genoemden datum nl. kwamen burgemees-
teren en raden als superintendenten van
het gasthuis met den kerkeraad der
Hervormde Gemeente van IJsselstein over-
een, dat het bestuur van het gasthuis voor-
taan zou berusten bij een zelfstandig colle-
ge van vier regenten: twee leden van de ste-
delijke regeering, een lid van den kerkeraad
en een lid der Hervormde Gemeente, door
den kerkeraad te benoemen. M.a.w. van
superintendentie van de overheid was van
toen af geen sprake meer, ook al had het
stadsbestuur suo jure zitting in het college
van regenten. De door deze regenten aange-
wezen administreerende gasthuismeester
legde sedert dan ook alleen aan het reke-
ning en verantwoording van zijn beheer af.
Uit het bovenstaande volgde als vanzelf
de wijze, waarop het archief van het gast-
huis verdeeld moest worden. Door den
belangrijken maatregel van 1817 toch werd
het gasthuis eene geheel op zich zelve
staande inrichting en zoo moet de grens
tusschen het oudere en nieuwere gedeelte
van het archief ook in dat jaar vallen. Wat
de indeeling van het oudere thans geregel-
de gedeelte aangaat, heb ik gemeend, de op
de diaconie betrekking hebbende stukken
te moeten voegen bij die, welke door het
gasthuis uitgeoefende armenzorg betreffen,
aangezien juist hierin de band tusschen die
beiden gelegen is. Om dezelfde reden zijn
ook twee stukken van het Onze-Lieve-
Vrouwegilde, waarover boven gehandeld is,
gebracht onder de rubriek "Inkomsten van
het gasthuis". Uit de omstandigheid, dat
het stedelijk bestuur ten allen tijde het col-
lege van superintendenten vormde, laat het
had het St. Ewoudsgasthuis, gelijk boven
reeds is opgemerkt, een overwegend aan-
deel in de zorg voor het armwezen in
IJsselstein en in verband hiermede waren
de werkzaamheden van den magistraat en
de armmeesters aldaar ook minder streng
als wel elders gescheiden. En met het oog
op deze omstandigheden kan het dan ook
geen verwondering baren, dat meerdere
brieven van curatoren van het Burensche
weeshuis over de opname van weeskinde-
ren uit IJsselstein thans nog in het archief
van het gasthuis gevonden worden (inv. no.
2i). Een korten tijd heeft er nog een band
bestaan tusschen het gasthuis en het Onze-
Lieve-Vrouwengilde te IJsselstein, waardoor
eveneens de aanwezigheid van een tweetal
stukken in het archief verklaard wordt. De
administratie over de goederen van dat
gilde, die door den prins van Oranje in
beslag waren genomen, was namelijk na 's
prinsen dood, bij afwezigheid van Philips
Willem, aan diens zuster Maria van Nassau
gekomen, de bovengenoemde stichtster van
het Burensch weeshuis. Reeds in 1589 had
deze goedgunstig beschikt op het verzoek
van de gasthuismeesters , om de jaarlijkse
ontvangsten van het gilde aan het gasthuis
af te staan. Vandaar dat in de rekening over
1591 en volgenden eveneens de inkomsten
van de "Vrouwengildegoederen" verant-
woordworden, warvan het dan heet, dat zij
door den prins van Oranje "ende onze gen.
vrouwe Maria van Nassau deur veranderin-
ge van tijden in annotatie genomen zijn
ende daernaer dezelve goederen den voors.
gasthuyse toegevoucht ende vergundt zijn".
Deze toevoeging was echter opzegbaar en
in 1615 maakte de inmiddels teruggekeerde
Philips Willem van deze omstandigheid
gebruik om de concessie, door zijne zuster
aan het gasthuis verleend, weder in te trek-
ken. Wat tenslotte de administratie over het
gasthuis zelf betreft, deze werd sinds het
midden der zestiende eeuw gevoerd door
twee gasthuismeesters, wier eigenlijke taak,
naar mij uit de archiefstukken gebleken is,
meer tot de werkzaamheden van thesaurier
beperkt was. Daarentegen oefende het
stadsbestuur, bestaande uit drost, rent-
meester, schout en burgemeesteren, teza-
men vormende het college van superinten-
denten, een overwegende invloed uit op het
beheer van het gasthuis. Aan hen waren
91
-ocr page 92-
zich verklaren, hoe vele stukken, die in het
archief van het gasthuis behoren, thans in
dat der gemeente gevonden worden; de
nummers 367 en volg. van den door Mr.
Fruin van het gemeente-archief opgemaak-
ten inventaris geven hiervan even zoovele
voorbeelden. Daarentegen zijn meerdere
afschriften van rekeningen in het gasthuis-
archief bewaard, die waarschijnlijk in het
archief der stedelijke overheid thuis behoor-
den. Meerdere voorbeelden van zulk een
onjuiste, doch vaak voorkomende regeling
zouden nog kunnen worden aangewezen.
Wat tenslotte de in het archief bewaarde
charters betreft, deze zijn te gering in aan-
tal en daarenboven te onbelangrijk van
inhoud, om tot eenige nadere bespreking
aanleiding te kunnen geven.
Utrecht, Januari 1899.
gasthuismeester, houdende verzoek om
verschillende door den sous-prefect van
Utrecht gestelde vragen te willen beant-
woorden. Met minute van antwoord.
1811.1 omslag.
5.    Minuten van brieven van den adminis-
treerenden gasthuismeester aan den
maire van IJsselstein over den geldelij-
ken toestand van het gasthuis. 1811. i
omslag.
6.    Inventaris van charters en papieren
betreffende het gasthuis, overgebracht
naar de secretarie der stad. C. 1734. i
omslag.
7.     Inventaris van charters en papieren
betreffende het gasthuis, opgemaakt
door den gasthuismeester Dirk van der
Duyf en door hem geplaatst in de
kasse van het gasthuis. C. 1741. i
omslag.
yx. Inventarissen van den inboedel van het
gasthuis, opgemaakt door de gasthuis-
meesters. 1657,1664,1665,1669.
I omslag.
II. Stukken betreffende de Diaconie der
Gereformeerde Gemeente en de door
HET Gasthuis en de Diaconie uitgeoe-
fende Armenzorg.
N.B. Zie over de verhouding tusschen het gast-
huis en de diaconie het daaromtrent in de
inleiding medegedeelde.
8.     Overeenkomsten tusschen de superin-
tendenten van het gasthuis en de dia-
conie der Gereformeerde gemeente
inzake de bedeeling, besteding en ver-
dere verzorging van wederzijdse
armen. 1665-1770. i omslag. N.B.
Hierbij twee conventies in afschrift.
9.    Overeenkomst tusschen het gemeente-
bestuur van IJsselstein als superinten-
denten over het gasthuis en de kerke-
raad der Hervormde Gemeente aldaar,
waarbij de armenzorg opnieuw wordt
geregeld en het gasthuis onder een
afzonderlijk college van regenten
gesteld wordt. 1817 (twee afschriften).
I omslag.
INVENTARIS
I.Notulen, Brieven en inventarissen
1.     Register van resolutien van superinten
denten van het gasthuis. 1740-1810. 4
deelen. N.B. Achter het derde deel,
beginnende met 1784, zijn notulen van
regenten van het gasthuis opgenomen
van 1817 tot 1829.
2.    Minute van een brief van de gasthuis-
meesters aan het gemeentebestuur van
IJsselstein, houdende mededelingen
omtrend de oprichting van het gast-
huis. 1806.1 omslag.
3.     Brief van het gemeentebestuur van
IJsselstein aan de gasthuismoeders,
waarbij hun de toezending bericht
wordt van een brief van de landdrost,
houdende verzoek om opgave van de
kapitalen, welke de gestichten van lief-
dadigheid in die gemeente ten laste
van het rijk hebben. Met het afschrift
van den brief van den landdrost. 1810.
I omslag.
4.     Brief van den provisoiren maire van
IJsselstein aan den administreerenden
92
-ocr page 93-
behoeven van de minderjarig
Balthasar en Annichgen Joriaens.
1657. I omslag.
18.   Acte waarbij Johan Franco Beyen
zich tegenover de armmeesters
van IJsselstein, Benschop en
Noord-Polsbroek verbindt, om
zoo zekere personen, afkomstig
uit Hemheit in de Opperlausnit,
tot armoede mochten vervallen,
die personen te zullen onderhou-
den en daarvoor eenige perceelen
land tot zekerheid stelt.1743. i
omslag.
N.B. Vergelijk no. 361 van den
inventaris van het archief der
gemeente IJsselstein door Mr. R.
Fruin.
19.   Stukken betreffende den onder-
stand van Dr. Aalbert Philip van
Rooyenstein c.u. door de diaco-
nie der stad Utrecht. 1751.
(Afschrift), i omslag.
Zie voorts ook no. 35, 60 en 62.
III.   Stukken betreffende het
Weeshuis te Buren
N.B. Zie over de verhouding tusschen het
gasthuis en het Burensche weeshuis het
daaromtrent in de inleiding medegedeel-
de.
10.   Stukken betreffende liquidatie's
tusschen het gasthuis en de dia-
conie. 1744,1746-1748. I omslag.
11.   Register van resolutien van den
kerkeraad van IJsselstein
betreffende de bedeeling der dia-
conie-armen. 1751-1783.1 deel.
iix. Lijsten van de door de diaconie
gehoudene bedeelingen.
(Afschriften). 1750-1753, 1755-
1794. I pak.
12.   Rekeningen van den administree-
renden diaken der Gereformeer-
de Kerk te IJsselstein. 1738-1751,
1753-1793. (Afschriften). 2 pak-
ken. N.B. De jaren 1739 en 1741-
1748 in duplo.
13.   Overeenkomst tusschen de gast-
huismeesters en de diaconie van
IJsselstein en Cornelis van
Noordeloos, waarbij de laatste op
zich neemt de twaalfjarige
Aertgen Coenen bij zich aan huis
te verzorgen. 1660. i omslag.
14.   Staat van scheiding en deeling
van de nalatenschap van Egbert
Philipsz. van Spijk en zijne huis-
vrouw Aeltje Dirksdr. van
Kempen tusschen het gasthuis
en de diaconie en Elizabet van
Boogen, weduwe van Johannes
Spijk CS. 1733.1 omslag.
15.    Stukken betreffende de opname
van armen in het gasthuis.1557-
1810.1 omslag.
16.   Stukken betreffende de onder-
handelingen tusschen de regen-
ten van het gasthuis en de muni-
cipaliteit der stad IJsselstein over
de opname van Roomschen in
het gasthuis. 1795, 1796. i
omslag.
                              '
17.   Stukken betreffende de opvorde-
ring van de nalatenschap van
Cornelis Janss. alias Rijcksen
door de gasthuismeesters, ten
20
. Reglement van prins Maurits op
het weeshuis te Buren. 1619.
(Afschrift), i omslag.
21.    Stukken betreffende het toelaten
van weeskinderen uit IJsselstein
in het weeshuis te Buren. 1755-
1785.1 omslag.
22.   Brief van curatoren van het wees-
huis te Buren aan de superinten-
denten van het gasthuis, hou-
dende opgave der zich in het
weeshuis bevindende kinderen
uit IJsselstein. 1761.1 omslag.
IV. Stukken van financieelen aard
A. Stukken van algemeenen aard. -
23.   Rekeningen van het gasthuis.
93
-ocr page 94-
1568, 1583-1803, i8o6, 1810-1817. 8
deelen en 5 pakken.
N.B. Zie over het afleggen en sluiten
der rekeningen het daaromtrent in de
inleiding medegedeelde.
24.   Rekeningen van het gasthuis in duplo.
1740, 1749, 1750, 1755-1763,1765-1767,
1769,1771-1774,1775-1802. 2 pakken.
25.    Rekeningen van het gasthuis in triplo.
1769,1787-1792,1795.1 pak.
26.   Acquitten, behoorende bij de rekenin-
gen van het gasthuis. 1726-1817.
(Ontbreekt 1810 en 1811). 16 pakken.
27.    Aantekeningen betreffende het beheer
en den fmancieelen toestand van het
gasthuis. 1700.1 omslag.
28.   Staat van vermoedelijke uitgaven ten
behoeve van het gasthuis. 1814.
I omslag.
B. Stukken betreffende de inkomsten van
het gasthuis.
29.   Quohieren van de verpachtingen der
gasthuislanderijen. 1657,1699.
I omslag.
30.    Contracten van verpachtingen van gas-
thuislanderijen. 1599-1806.1 omslag.
31.     Plechtbrieven ten behoeve van het gas-
thuis. 1752-1756.1 omslag.
32.    Transport van een huis aan de westzij-
de van de Kerkstraat te IJsselstein,
bezwaard met eene hypothecaire
inschrijving van F. 100,- ten behoeve
van het gasthuis 1742. i omslag.
33.    Transporten van perceelen te IJssel-
stein, belast met jaarlijkse uitgangen
ten behoeve van het gasthuis. 1667-
1764,1742.1 omslag.
34.    Gerechtelijke schuldbekentenissen
(willekeuren) ten behoeve van het gast-
huis. 1538-1671.1 omslag.
35.     Transporten van obligaties ten laste
van de Staten van Utrecht ten behoeve
van het gasthuis en de diaconie. Met
bijbehoorende stukken. 1757-1759. i
omslag. N.B. Zie het opgemerkte bij
afdeeling II.
36.    Besluit van de prinses van Oranje,
waarbij zij het gasthuis vereert met de
helft van de tractementen en emolu-
menten van het schoutambt van
Benschop en Noord-Polsbroek. 1741.
I omslag.
37.    Besluit van den prins van Oranje, waar-
bij hij aan het gasthuis wederom voor
den tijd van 10 jaren eene jaarlijksche
bijdrage van F 30,- toestaat. 1774.
I omslag.
38.    Testamenten van Elysabeth Schrevels,
weduwe van Peter Claess. en van
Emmerentiana Deckers, met beschik-
kingen ten gunste van het gasthuis.
1599,1656. Extracten, i omslag.
39.    Volmacht van superintendenten van
het gasthuis en gasthuismeesters op
Willem van Campen, om voor hen
eene som van F 1000,- te innen, sprui-
tende uit een legaat, door Philips graaf
van Hohenloo aan het gasthuis
gemaakt. 1661. i omslag.
40.   Request van de superintendenten van
het gasthuis aan de H.H., om hen te
ontheffen van de boete, verschuldigd
wegens het niet op tijd aangeven van
de 20ste penning, door hen verschul-
digd wegens het legaat van Jacobus
van Otterspoor c.u. Met gunstige
beschikking. 1764. i omslag.
41.    Machtiging, door de superintendenten
van het gasthuis aan den gasthuis-
meester verleend, om het legaat van
Marritjen Bacx, groot 150
Carolusguldens, voor het gasthuis te
aanvaarden. 1665. i omslag.
42.    Concept eener afkondiging door den
predikant en den gerechtsbode van
eene te houden collecte ten behoeve
van het gasthuis. 1664.
I omslag.
94
-ocr page 95-
D. Stukken betreffende het gebouw van een
gasthuis en de gasthuisgoederen.
50.  Request van de gasthuismeesters aan
den graaf van Hohenloo, om hun het
gebruik van een bleekveld "langes de
gasthuysgevel" toe te staan. Met gunsti-
ge beschikking. 1603. i omslag.
51.   Conditien van aanbestedingen door de
superintendenten en gasthuismeesters
van het herstellen van het dak van het
gasthuis. 1663.1 omslag.
52.   Accoord tusschen de gasthuismeesters
en Gerrit Jacobsz. van der Weyde over
het aanbrengen van een deur aan de
noordwestzijde van het gasthuis en het
recht om vandaar te voet te gaan over
het erf van genoemden Gerrit van der
Weyde. 1706. i omslag.
53.    Resolutie van het gemeentebestuur van
IJsselstein, waarbij aan Martinus
Vleesch en de weduwe van Sprangen
eene reparatie aan het gasthuis toege-
staan wordt. 1804.1 omslag.
54.   Stukken betreffende een geschil tus-
schen de gasthuismeesters en Aryaen
Eelgissoen over den eigendom van een
morgen land, gelegen in de "brouwe-
rije" van den laatste. 1537,1538.
I omslag.
55.   Eigendomsbewijs van twee huisjes,
waarvan een in het Wedt en het andere
aan de zuidzijde van de Voorstraat.
1757.1 omslag.
56.   Eigendomsbewijs van een huis, erf en
schuur aan den stadswal. 1757.1 omslag.
57.   Erfpachtbrieven van gasthuislanderijen.
1539-1807. (Afschriften), i omslag.
58.   Register van "huurcedullen en erfpag-
ten". 1743-1807.1 deel.
59.   Conditien van verkoop van een huis
ca., liggende in een stuk land van 4
morgen in Noord-Polsbroek, zijnde
erfpachtsgoed van het gasthuis. 1806.
I omslag.
43- Aantekeningen betreffende de Op-
brengst van het rondgaan met de schaal
ten behoeve van het gasthuis. 1664.
I omslag.
44.   Request van de gasthuismeesters aan
den Raad van Z.H. om alle halfjaar
met de schaal te mogen rondgaan. Met
gunstige beschikking. 1679. i omslag.
45.   Octrooi, door het departementaal
bestuur van Holland aan het gemeen-
tebestuur van IJsselstein verleend, om
ten behoeve van het gasthuis geduren-
de twee jaren eenige belastingen te
mogen heffen en collectes te mogen
houden in de stad en het schoutambt
van IJsselstein. 1803. (Op perkament).
I omslag.
46.  Request van de gasthuismeesters aan
den Raad van de prinses van Oranje
om den rentmeester van het Onze
Lieve Vrouwengilde te bevelen, de
inkomsten van dat gilde aan het gast-
huis af te staan. Met gunstige beschik-
king. 1589.
Met aangehecht request van de kerk-
meester aan de prinses van Oranje, om
eenige door den storm vernielde glazen
der kerk te IJsselstein uit de inkomsten
van het Vrouwengild te doen herstel-
len. Met gunstige beschikking. 1588.
(Afschrift), i omslag. N.B. Zie over de
verhouding tusschen het gasthuis en
het O.L.Vrouwengilde het daaromtrent
in de inleiding medegedeelde.
47.  Staat van ontvangsten van het
Vrouwengild. 1611. i omslag. N.B. Zie
bij het voorgaande nummer het onder
N.B. gestelde.
Zie voorts de charters no. 2 en 3.
C. Stukken betreffende verplichtingen ten
laste van het gasthuis.
48.  Minute eener gerechtelijke schuldbe-
kentenis (willekeur) ten laste van het
gasthuis. Met insinuatie en acquit.
1674. I omslag.
49.  Minute eener obligatie, uitgegeven ten
laste van het gasthuis. 1688.
I omslag.
95
-ocr page 96-
60. Request van de regeerende gasthuis-
meester aan de superintendenten van
het gasthuis, omi/4 van 5 huisjes, aan
het gasthuis en de diaconie opgeko-
men, krachtens testament van Aehje
Dirks van Kempen, te mogen verkoop-
en. Met gunstige beschikking. 1733. i
omslag. N.B. Zie het opgemerkte bij
afdeehng II.
61.   Conditien van de verkooping van een
huis en erf in de Voorstraat door den
administreerenden gasthuismeester en
diaken. 1735. i omslag. N.B. Zie het
opgemerkte bij afdeling II.
62.  Request van de superintendenten van
het gasthuis aan de prinses van Oranje,
om een huis, erf, hof, schuur en
kamer, aan het gasthuis gelateerd door
Pieter Johan baron van Reede tot
Nederhorst, te mogen verkoopen. Met
gunstige beschikking. 1748. i omslag.
63.  Afschrift eener resolutie van Gede-
puteerde Staten van Utrecht, waarbij
aan het gasthuis onder bepaalde voor-
waarden toegestaan wordt 11 morgen
land te verkoopen. 1815. i omslag.
V. Varia
64.  Conditien, waarop Jannichjen
Adriaensen, weduwe van Herman Ros,
als dienstmeid van het gasthuis aange-
nomen wordt. 1665.1 omslag.
65.   Stuk, behoorende tot een proces van
Jacob Andriess. en Gerrit Floren tegen
de gasthuismeesters, i omslag.
66.  Rekening van de kerk te Benschop,
afgelegd door de kerkmeesters. 1563 en
1564. I omslag. N.B. Het blijkt niet,
hoe dit stuk in het archief van het gast-
huis gekomen is.
67.   Stukken waarschijnlijk afkomstig van
in het gasthuis opgenomen personen.
1660-1814.1 pak.
N.B. Deze stukken, welke voor een
groot deel testamenten bevatten,
behooren niet in het archief van het
gasthuis.
Chronologische lijst der in het archief
berustende charters
1.     1477 Februari 28. Gerechtsbrief van
Benscop, waarbij Sanders Gilliss.
erkent van Claes Claess. in eeuwige
erfpacht ontvangen te hebben 2 mor-
gen land "boven in Benscop op die
suitsijde" in een weer van 10 morgen.
Met zegel van Vranc Claess. in groene
was.
2.    1546 Mei 3. Gerechtsbrief van
IJsselsteyn, waarbij Pellegrum
Jacobss., rector van het convent van het
Gheyn, genaamd Nazareth, namens dit
convent vestigt ten behoeve van het St.
Ewoudsgasthuis te IJsselsteyn eene
eeuwigdurende jaarlijksche uitkeering
van I mud weit op 4 morgen land,
"boven die poerte". Met zegels van
Gherrit Joestenss. en Jan Huygenss.
van Scerpenisse in groene was.
3.     1561 Juli 4. Gerechtsbrief van Benscop,
waarbij Odulff Corss. erkent schuldig
te zijn aan de gasthuismeesters van het
Sint Ewoudsgasthuys te IJsselsteyn
eene jaarlijksche losrente van 3
Carolusguldens, gevestigd op een mor-
gen land "op de zuytsijde van Benscop
boven de kerck". Zegels verloren.
4.     1680 Mei 16. Gerechtsbrief van
Cudelstaert, waarbij Maurits van
Heyningen en Cornelis de Jongh als
curators over den geabandonneerden
boedel van Cornelis Huygen aan de
erfgenamen van Joost Danielss. over-
gedragen een huis ca. in het ambacht
van Cudelstaert. Zegel verloren.
5.     1681 Juli 10. Gerechtsbrief van Cudel-
staert, waarbij de erfgenamen van
Joost Daniels aan Willem Janss. van
Schagen overdragen twee huizen ca. te
Cudelstaert. Met geschonden zegel van
Maurits van Heyningen in roode was.
6.    1712 Mei 4. Schepenbrief van den
Vlijthoorn, waarbij Claes Willemss.
Spruyt aan Cornelis Sijmenss.
Vechtuyt overdraagt een huys en erf te
Cudelstaert. Met zegel van Engel
Stoesack in groene was.
96
-ocr page 97-
Index
Aertgen Coenen
13
stichting van het
inl.
Acquoy, baronie van
inl.
superintendenten
inl.
Annichgen Joriaens
17
I, 8, 9,
22, 39,
Aryaen Eelgissoen
54
40,41, 51,
uitgangen
60, 62
33
Bacx, Marritjen
41
Balthasar Joriaens
17
Gein, het convent Nazareth
R2
Beyen, Johan Franco
18
Gerrit Floren
65
Benschop, schoutambt
36
Gherrit Joestensss
R2
armmeesters
18
kerkmeesters
66
Heyningen, Maurits van R 4, R 5
land te
Ri, R3
Hernheit,
personen uit
18
Boogen, Elizabet van
14
Hohenloo,
, Philips graaf van
39.50
Buren, graafschap
inl.
weeshuis te
inl.
IJsselstein
, baronie van
inl.
20
), 21, 22
schoutambt van
45
Maria, gravin van
inl.
stad
Maurits, graaf van
inl.
armenzorg
inl.
Philips Willem, graaf van
inl.
8,9
armmeesters
, II, IIX
inl.
Deckers, Emmerentiana
38
x8
Duyf, Dirk van der, gasthuismeester
7
gemeentebestuur
inl.
2, 3, 9, 45, 53
Elysabeth Schrevels
38
gerechtsbode
42
Ewoudsgasthuis, Sint te IJsselstein
magistraat
inl.
archief
6,7
maire
4.5
armlastigen
inl.
municipaliteit
16
15,16
secretarie
6
fundatie van
inl.
Gereformeerde Kerk
gasthuismeesters
inl.
diaken (adm)
12, 61
3' 4' 5. 7' 7>
:, 13
. 17. 39.
diaconie
inl.
44, 46, 5c
'-51
. 52, 54.
3, 8,10,
II, IIX,
60,
61,
65, R 3
13.14
,35.60
geldelijke bijdragen 36, 37
kerkeraad
9. II
geldelijke toestand
3.5
kerkmeester
46
goederen 29,
30,
31. 32.
predikant
42
54.
55.
56, 57.
vernieuwing glazen
46
58,
59.
60, 61,
Onze Lieve Vrouwengilde
62, 63
goederen
Inl.
inboedel
7x
inkomsten
46,47
inrichting
2
rentmeester
46
inkomsten uit OLV-
Kerkstraat, huis in de
32
gilde
46,47
Stadswal, huis op de
56
collecten
inl.
Voorstraat, huis in de
55.61
5.42.
43.
44. 45
Wed, huis in het
55
legaten 38, 39,
4O;
,41, 60
land boven "die poerte"
R2
obligaties
35.49
regenten
inl.
Jacob Andriess.
65
I, 9,16
Jannichgen Adriaensen, dienstmeid
64
schuldbekentenissen 34,
Jongh, Cornelis de
R4
38
Joost Danielss. R 4, R 5
97
-ocr page 98-
Campen, Willem van
39
OP
GAVE VAN DE DOOR DE HEER DOESI
3URG
Kempen, Aaltje Dirksdr van
14, 60
BEWERKTE NRS:
Claes Claess
Ri
Coenen, Aertgen
13
I.
Deel 1,1740 -1756 Cahier ia, ib
Cornelis Huygen
R4
Deel 2, 1757 - 1783
ib, IC
Cornelis Janss alias Rijcksen
17
ld.
Cudelstaart, huis in het ambacht
R4, R5
2.
14.
Leerdam, graafschap
Inl.
3-
4-
Niet gecopieerd (ontbrak)
14.
5
t/m 10
14.
Nassau, Maria van
Inl.
II.
"
18.
Nazareth, convent in het Gein
R2
II.
X Niet gecopieerd
Noordeloos, Cornelis van
13
12.
Alleen de rek. van 1766
18.
Noord-Polsbroek, schoutambt
36
13-
"
H-
armmeesters
18
H
t/m 22.
16.
huis te
59
23.
Rek. 1552 /53
8,9
land te
59
1557 /58
1562 /63
9-
I.
Odulff Corss
R3
id. (dupl.)
10.
Opperlausnit
18
1580 /81
2.
Oranje, Prins van
Inl.
1582 /83
2.
37
1583 /84
2.
Prins Willem I van
Inl.
1585 /86
2.
Prinses van
36,46
1586 /87
2, 3
Otterspoor, Jacobus van
40
1587  /88
1588 /89
3-
3-
Pellegrum Jacobss., rector van
1589 /90
3.4
Nazareth
R2
1590/91
4-
Peter Claess
38
1591 /92
4-
Polsbroek, zie: Noord-Polsbroek
1592 /93 -1600 /oi
1602 /03 -1604 /05
5-
5-
Reede tot Nederhorst, Pieter Johan
1605 /06
5.6
baron van
62
1608/09-1619 /20 i) "
6.
Rijcksen, Cornelis Janss aHas
17
162I/22 "
6.7
Rooyenstein, Dr Aalbert Philip van
19
1622 /23 -1627 /28 ged. "
7-
Ros, Herman, weduwe van, dienstmeid 64
1627 /28 ged.
6.
1628/29-1636/37
7-
Sanders Gilliss
Ri
1637 /38
7,8.
Schagen, Willem Janss
R5
1638 /39 -1649 /50
8.
Scerpenisse, Jan Huygenss van
R2
1652 /53
8.
Spangen, weduwe
53
1653 /55 -1656 /57
9-
Spijk, Egbert Philipss
14
1657 /58
9,10
Spijk, Johannes
14
1658/59 -1670/71 2) ■'
10.
Spruyt, Claes Willemss
R6
1671 /73
10, II
Stoesack, Engel
R6
1673 /75
1678 /79
II.
II.
Uythoorn
R6
1680/81 -1692/93
1693 /94
II.
11,12
Utrecht, diaconie van
19
1694/95 -1711 /12 3) "
1712 /13 -1734 /35
12.
13-
Vechtuyt, Cornelis Sijmenss
R6
1735 /36
13-14
Vleesch, Martinus
53
1736 /37 -1750
1751 - 1769
14-
15-
Weyde, Gerrit Jacobss van der
52
1770
16.
98
-ocr page 99-
I77I - 1776
1777
1778 -1787
3) Tussen de rekeningen van 1698/99 en
1699/1700 waren 2 rekeningen ingebon-
den betreffende verkoop van gasthuisland
en de besteding van de opbrengst. Cahier
12.
24 - 26. Niet gecopieerd.
27 - 30.                                  Cahier     16.
31-49. "
            ia.
50-56.                                       "            I.
57-                                               "            I. ia-
58 - 66.                                "         ia.
Cahier 16.
16,17.
17.
i) Aan de rekening 1611/12 ontbreekt een
gedeelte! Dit is in de inventaris opgevoerd
onder nr. 47.
2) Tussen de rekeningen 1668/69 en
1669/70 was ingebonden een rekening,
afgelegd door Fr. van Meerlant over zijn
beheer van de goederen van Neeltgen
Gerrits (alias Neell de Prins). Cahier 10.
99
-ocr page 100-
Opgravingen bij Eiteren {1985)
door W. J. van Tent, provinciaal archeoloog van Utrecht
voor het beeldje zou worden opgericht.
Het beeldje is te dateren in de tweede
helft van de 12e eeuw. De vondst en de
daarop volgende gebeurtenissen moeten in
ieder geval na 1310 worden gedateerd,
althans indien de in de legende genoemde
kerk de in dat jaar gewijde parochiekerk is.
Merkwaardig is overigens, dat er sprake is
van een nieuw te bouwen kapel, terwijl er,
volgens de heersende opvatting, te Eiteren
al een stond. Aangenomen is daarom
meestal, dat eigenlijk de al bestaande kapel
(voormalige parochiekerk) werd bedoeld.
Eiteren (gem. IJsselstein).
De buurtschap Eiteren ligt op ruim i km.
afstand ten noordwesten van de oude kern
van IJsselstein. De naam Eiteren is oud: hij
komt al voor in een goederenlist van de
abdij van Werden, die ca. 900 n. Chr. te
dateren is. Eiteren is ook de naam van de
oerparochies in dit gebied (in 1217 werd er
een deel van afgesplitst). Van de parochie-
kerk is de stichtingsdatum niet bekend,
maar hij bestond in ieder geval in 1293,
toen er een vicarie in werd gesticht.
Aangenomen is altijd, dat de kapel, die tot
1579 bij het huidige Eiteren heeft gestaan,
het restant van deze parochiekerk was. Bij
een proefonderzoek in 1972, uitgevoerd
door R.J. Ooyevaar, correspondent van de
ROB te IJsselstein, werden enkele overbHjf-
selen van de fundering aangetroffen. Door
H. Halbertsma, van de ROB, werden zij
toen echter gedateerd als niet ouder dan
146/156 eeuws. Aangenomen is ook altijd,
dat eind i3e/begin 14e eeuw het centrum
van de parochie Eiteren werd verplaatst
naar IJsselstein. Hier werd een nieuwe
parochiekerk gebouwd (gewijd in 1310), ter-
wijl, althans volgens deze opvatting, de
oude kerk bij Eiteren verder als kapel (zie
boven) in gebruik bleef.
In verband met Eiteren kan een aardige
legende worden verteld. In de 14e eeuw zou
daar, bij het graven van een sloot tegenover
het melaatsenhuis, het nu nog bestaande
beeldje van Maria- O.L. Vrouw van Eiteren -
(afb. i) zijn gevonden. De vinders brachten
het beeldje naar de pastoor van IJsselstein,
die het in de kerk plaatste. Het verdween
echter en dook weer op op de vindplaats.
Dit wonderbaarlijke gebeuren hethaalde
zich enkele malen. Uiteindelijk werd daar-
om besloten, dat in Eiteren zelf een kapel
o/J). 1, rechts.
Beeldje van
O.L. Vrouw
van Eiteren
100
-ocr page 101-
archeoloog had de wetenschappelijke lei-
ding, de technische leiding was in handen
van R.E. Lutter, van de ROB.
Gegraven werd een ongeveer oostnoord-
oost-westzuidwest verlopende, ca. 170 m.
lange en 6 m. brede sleuf in de lengte-as
van het perceel kadastraal bekend als sectie
E, nr. 1661. De west-helft van deze sleuf
werd op enkele plaatsen zowel aan de
noord- als aan de zuidzijde enigszins uitge-
breid ten einde de daar aanwezige sporen
beter te kunnen onderzoeken( afb. 2).
Vooropgesteld kan worden, dat van een
vroeg-Middeleeuwse nederzetting, hier ver-
wacht vanwege de vroege vermelding van
Eiteren (zie boven), geen enkel spoor is
gevonden. Als er in die vroege periode een
nederzetting was, dan moeten resten ervan
dus elders worden gezocht. Daarbij dient te
worden aangetekend, dat de naam Eiteren
in de goederenlijst van ca. 900 in feite ook
niet slaat op een plaats, maar op een groter
gebied.
Wel werden de resten van een kerk
gevonden. Het muurwerk was bijna overal
tot op de fundamenten uitgebroken, maar
de plattegrond kon met gemak worden
gereconstrueerd aan de hand van de uit-
braaksleuven ( afb. 2 en 3). Het gaat om een
ongeveer west-oost gericht gebouw van bak-
steen, met een rond gesloten koor aan de
oostzijde en een vierkante toren (aflj, 2 B),
In het bovenstaande wordt een melaat-
senhuis genoemd. Inderdaad is bekend, dat
in de omgeving van de kapel van Eiteren
een dergelijk melaatsenhuis heeft gestaan.
Over de stichtingsdatum ervan zijn geen
gegevens voorhanden. Wel is bekend, dat
het in 1684 is afgebroken.
Ook al spreken de schriftelijke bronnen
elkaar op bepaalde punten tegen, toch is
duidelijk, dat er in de omgeving van Eiteren
belangwekkende sporen in de bodem te ver-
wachten waren. Ook het gemeentebestuur
van IJsselstein was daarvan overtuigd. Het
zocht daarom contact met de ROB, voordat
de bestemming van het terrein, gelegen
binnen het plan Achterveld, definitief werd
vastgelegd. Besloten werd tot een proefon-
derzoek met als doel karakter, datering en
uitbreiding van de eventueel aanwezige
sporen na te gaan. Van de zijde van het
gemeentebestuur werd de toezegging
gedaan, dat de uiteindelijke bestemming
van het terrein mede door de resultaten van
dit onderzoek zou worden bepaald. Aan het
slot van deze inleidende opmerkingen zij
vermeld, dat vele van de historische gege-
vens, die in het bovenstaande zijn verwerkt,
zijn ontleend aan het artikel van R.J.
Ooyevaar, 'Eiteren bij IJsselstein', in:
Westerheem XXI, 1972,120-124.
Het onderzoek vond plaats van 5 augus-
tus tot 18 september 1985. De provinciaal
ajb.2
Overzicht van
het westelijke
gedeelte van de
opgraving.
1: uitgebroken
fundering;
2: restant van
muurwerk
in uithraak-
sleuf;
y. grachtvuMng,
donker van
kleur;
4: grachtvuüing,
licht van
kleur;
5; paalwerk (van
houten brug?)
in grachtvul-
ling:
6: begraven pot;
7: skeletbegra-
ving
A: zijkapel met
absis;
B: toren;
C: 'sacristie';
D: grafkelder;
E: altaarfunda-
ment
^xzrzTz^
'        ^
»=g^
1^ n^ □' o» Q E' I
I9X
-ocr page 102-
bij bijna 4 m.) gevonden, aangebouwd aan
het westelijke gedeelte van de kerk. De
zuidmuur van deze kapel bezat een kleine
absis (afb. 2, A; niet zichtbaar op afb. 3). De
kerk heeft gestaan op een omgracht terrein.
De gracht was ruim 6 m. breed en ca. 2,5
m. diep. Aan de oostzijde werd er paalwerk
aangetroffen, dat de aanwezigheid van een
brug doet vermoeden. De vorm van het ter-
rein kon niet worden nagegaan, daar de
gracht slechts op een enkel punt werd aan-
gesneden. Over de afmetingen kan wel iets
worden gezegd: in ongeveer west-oostelijke
richting was de afstand van gracht tot
gracht ca. 50 m., in de richting loodrecht
daarop ca. 40 m.
Op het door de gracht omgeven terrein
bevonden zich ook veel skeletbegravingen.
Slechts enkele daarvan zijn tijdens de
opgraving gelicht, de meeste zijn in situ
gelaten en dus beschikbaar voor later
onderzoek. Op enkele plaatsen is waargeno-
die aan de buitenzijde tegen de westgevel
was geplaatst. Buitenwerks gemeten was de
totale lengte van het gebouw ca. 27 m.
(inclusief de toren), de breedte gemiddeld
8,5m. Inwendig was de kerk door een
dwarsmuur met doorgang gescheiden in
twee ruimtes. De oostelijke ruimte - het
eigenlijke koor - mat binnenwerks maxi-
maal 12 bij ca. 5,5 m., de westeHjke ca. 8 bij
7 m. De grotere breedte van de westelijke
ruimte wordt veroorzaakt doordat de muren
hier veel dunner waren dan aan de oost-
zijde. In het koor werden een altaarfunda-
ment (afb, 2, E) en een diepe grafkelder
(afb. 2, D, en afb. 4) aangetroffen.
Het gebouw was rondom omgeven door
steunberen. Aan de noordzijde bevond zich
verder een kleine, rechthoekige aanbouw
aan het koorgedeelte (binnenwerks ca. 2 bij
1,5 m.), mogelijk een sacristie ( afb. 2, C).
Aan de zuidzijde werden de resten gevon-
den van een zijkapel (binnenwerks ruim 5
ajb.3
Kerkplattegrond
vanuit het wes-
ten
102
-ocr page 103-
. ~
*!■!!* '
i •''•, r, •-■'
f-" .. '
■•■ ■ ■■■»■
* ,•,, ■ -^'.w . ■' ■■": ■*
,' 1V^^
'V . '.
pgfiiii
''•*.'■
■ V . ' ■-
h'' ' ';^''
•{■y^i"^\^''"-. "..■ ■,'*.,% ^ï».'-^'
- .'iyif'r-
Mi4'..
Kb

^
:,èii*»^
J ""' ' ■ '■^'■'
f '1
. ■ ' ''
^Ê.
.
,
■ ''> *i.
•■ ■•■ ,':
^^te*»to!v ''" ■^^i^L'^"'^^^'^^
•.; :»•♦":<
', .'
f)j]WHyp*ifcfr' ^kjai. '*'" ^^ -if > 'f '^T^HB^
IS^Tt"
*
■i,. .'■■*:«;'!i
«'•» - 'ri "'4.'
''.;■;(■'■■''*
■■W',' • -;.
'■'■''^ :<{«', ^_ ' '■".•■'■'•^);^ .i:?i\
■W'h
'I*
ƒ■#■■
• .«*
'/:" ^,
■ «i/'K
?>.0
■'"1
.tl»
>
... ïK*' ■ *
f, ■ 1 ■
'4-1 ,■
men, dat graven (gedeeltelijk) zijn vernield
bij het leggen van de fundamenten van de
kerk. Dit betekent, dat de begraafplaats in
ieder geval in aanleg ouder moet zijn.
Merkwaardig was tenslotte de vondst van
zes grote potten van blauw-grijs aardewerk
(datering in grote lijnen i4e/begin 15e
eeuw; afb. 5), waarin zich misschien kin-
derlijkjes hebben bevonden (resten daarvan
zijn bij het onderzoek in het laboratorium
overigens niet aangetroffen). Een van de
potten lag buiten de gracht, de anderen ver-
spreid tussen de overige graven. Geheel aan
de westzijde van de proefsleuf kwamen nog
de resten van een bakstenen gebouwtje te
voorschijn. De omvang ervan kon niet wor-
den nagegaan. Mogelijk hebben wij hier te
maken met een gedeelte van het eerder
genoemde melaatsenhuis.
Over de fysisch-geografische omstandig-
heden kan tenslotte het volgende worden
gezegd. De begraafplaats is aangelegd en de
kerk gebouwd in een komgebied. De kleiige
afzettingen lopen er vrijwel horizontaal
onder door en van een natuurlijke verho-
ging is geen sprake. Wel zijn er aanwijzin-
gen, dat het terrein binnen de gracht door
mensen is opgehoogd.
Het vondstmateriaal (dat overigens nog
niet gedetailleerd is bestudeerd) wijst erop,
dat de tijdens de opgraving blootgelegde
kerk niet voor de 14e eeuw is gebouwd. Van
een oudere kerk is geen spoor gevonden,
dus een 13e-, of misschien wek i2e-eeuwse
parochiekerk heeft hier in ieder geval niet
gestaan. Dit, en het ontbreken van enige
aanwijzing voor een vroeg-Middeleeuwse
nederzetting, maken het zeer onwaar-
schijnlijk,dat het huidige Eiteren ooit het
centrum van het oude domein, of van de
vroegere parochie is geweest. Wij zullen dit
elders moeten zoeken, misschien - maar
dat is zeer hypothetisch - onder het huidige
aJb.4
Grafkelder in
het koor van de
kerk, gezien
vanuit het
zuid-oosten
103
-ocr page 104-
IJsselstein, dat in de 14e eeuw uiteindelijk
het centrum blijkt te zijn.
Hoe dit ook zij, de kerk bij het huidige
Eiteren moet in ieder geval een andere
functie hebben gehad dan die van parochie-
kerk. Misschien heeft de legende waarheid
gesproken en hebben wij inderdaad te
maken meteen speciaal voor het Maria-
beeldje nieuw gebouwde kapel. Als wij aan-
nemen, dat deze nieuwbouw heeft plaatsge-
vonden op de begraafplaats van een al
bestaand melaatsenhuis, is ook de versto-
ring van een aantal graven verklaard. Het is
eveneens mogelijk, dat de kerk gewoon de
kapel bij het melaatsenhuis was. Hij zou
dan in een wat later stadium gebouwd moe-
ten zijn, gezien de verstoring van al
bestaande graven. Ook in dat geval kunnen
wij nog plaats inruimen voor de legende.
Voor zo ver na te gaan vormen de funda-
mentresten van de zuidelijke zijkapel
namelijk niet echt een eenheid met die van
de kerk zelf Hij zou dus later (of eerder.^)
gebouwd kunnen zijn. Misschien is het
wek deze kapel, die speciaal voor het
Mariabeeldje werd opgetrokken. Men kan
zich dan heel goed voorstellen, dat het
beeldje stond opgesteld in de kleine absis
aan de zuidzijde.
o/b.j
Pot van blauw-
grijs aarde-
werk,ingegra-
ven op de
begraafplaats.
ajb.6
Doorboorde
schelp,
gebruikt als
pelgrimsinsig-
ne, gevonden
hij de kerk.
104
-ocr page 105-
Duidelijk is, dat Eiteren in het verleden
een belangrijk pelgrimsoord was (afb. 6; er
worden trouwens nog steeds pelgrimages
naar Eiteren gemaakt!). Over een aantal
zaken bestaat echter nog onzekerheid.
Hopelijk zal het na verdere bestudering van
alle opgravingsgegevens mogelijk zijn op
althans een aantal vragen antwoord te
geven.
Veel leden van het gemeentebestuur van
IJsselstein gaven door bezoeken van hun
belangstelling voor het onderzoek blijk.
Ook andere ingezetenen, met name leden
van de Historische Kring IJsselstein, toon-
den grote interesse. In de pers verschenen
enkele artikelen over de opgraving: te noe-
men zijn het Algemeen Dagblad van lo
september en het Utrechts Nieuwsblad van
13 september 1985.
Deze bijdrage van dhr. van Tent verscheen
eerder in de igg2 uitgave van de 'Archeolo-
gische kroniek van de provincie Utrecht over de
jaren
1985 -1987'.
105
-ocr page 106-
IJSSELSTEIN IN TWEEVOUD
Ktritstraat
Kerkstraat
De Kerkstraat
rond igio en
vandaag. Een
opvallend ver-
schil is de aan-
wezigheid van
de lantaarn op
de voorgrond.
Rond de eeuw-
wisseling
waren er onge-
veer
75 van
deze lantaarns
voor straat ver-
lichting in
degemeente
geplaatst. Tot
aan de leve-
ringsmogelijk-
heid van gas in
1913 waren dit
petroleumlan-
taams die
dagelijks wer-
den aangesto-
ken en gedoofd
door een lan-
taarnopsteker.
106
-ocr page 107-
Kronenburgplant-
soen rond
1920
De naam dateert
van
3930. H.J.
Kronenburg was
burgemeester van
igo8 tot
1928.
Daarvoor heette
dit terrein
'Plantsoen' en
daarvoor 'Singel'.
De muziektent
van architect
Baanders is
begin
70 afgebro-
ken evenals de
Morreesschool
(rechts).
Op de achter-
grond de Basil-
iek die in die
jaren ook ge-
doemd was te
verdwijnen.
Dit veroorzaakte
echter zoveel
opschudding dat
tot restauratie
werd besloten.
107
-ocr page 108-
Historische Kring IJsselstein;
Index Boekjes i t/m 6o
Ambachten
Ambachten
Ambachten
Ambachten
Ambachten
Ambachten
Ambachten
Ambachten
Archeologie
Archeologie
Archeologie
Architectuur
"Geschiedenis van de grienden in kort bestek"
"Geschiedenis van de grienden in kort bestek (slot)"
"Goed gereedschap is het halve werk"
"Het maken van de "Trug" of mand, een oud engels
ambacht"
"De Rijtuig- en Wagenmakerij"
"Touw, touw en nog eens touw "
"Touw, touw en nog eens touw II(slot)"
"De Kuiper"
"De kerk van Eiteren gelocaliseerd"
"Het Cisterciënklooster "Onze Lieve Vrouwenberg"
te IJsselstein; een verslag uit 1938"
"Zijn er nog restanten van het stadje het Gein?"
"De ontwikkeling van de grondvormen van het voor
- twintigste eeuwse stadshuis"
7-    6
9 -    2
23-  64
21 -   16
19 -   20
7-      I
19 -      I
57 -  341
5 -   20
13
II
II
2
10
Bejaardenzorg
Bejaardenzorg
Bejaardenzorg
Benschop
Bibliotheek
Bijnamen
Bijnamen
Binnenstad
Binnenstad
Binnenstad
Binnenstad
Boeken
Boeken
Boeken
Boeken
Boeken
Boeken
Boerderijen
Boerderijen
Boerderijweg
Brandweer
Crisitijd
io8
"De Antonius en Corneliusstichting
"De Antonius en Corneliusstichting
"De Antonius en Corneliusstichting
te IJsselstein (I)"
te IJsselstein (II)"
te IJsselstein (Ill-slot)"
1-   19
2  - 10
3  ■ 17
37/38 - 359
2 - 3
55 - 309
7 ■ 20
2-     9
2- 7
6- 2
6 - 19
33/34 - 281
9- 24
13- 24
9-184
3/34-261
2 - 241
I- 7
9 - 10
30 - 177
22 - 25
47 - 139
"Zeevliet"
"De nieuwe bibliotheek"
"Driemaal Apenluiders"
"De aap en de doodsklok"
"Kleuren in oud IJsselstein"
"De wording van de IJsselsteinse binnenstad"
"Gevelstenen.....?"
"Stadswapenwandelingetje"
"Het Leidse handschrift van Der Naturen Bloeme"
"Utrecht Monumenteel" ,een afrader"
"Fulco de Minstreel, een verhaal over IJsselstein"
"IJsselstein, Geschiedenis en architectuur"
"Jan van IJsselstein en Der Naturen Bloeme"
"Voor IJsselstein en Bertha!"
"Oude gebruiken op de boerderij"                      ,
"Hallehuizen in de Lopikerwaard"                   /
"Stuivenbergweg"                                          /
"De stoombrandspuit "Vecht" 1884-1982" ^
"Crisistijd in de jaren dertig"
-ocr page 109-
Diversen - kort
Diversen - kort
Diversen - kort
Diversen
Diversen
Diversen
Diversen
Diversen - kort
Drankenwet
Eendekooien
Eendekooien
Eiteren
Eiteren
Eiteren
Epidemieën
"Uit de Utrechtsche Courant"
"Opmerkelijkheden uit het verleden"
"Opmerkelijkheden uit het verleden"
"IJsselstein in prent"
"De brieven van Pieter van der Meulen"
"De brieven van Pieter van der Meulen I"
"Kabinet van Nederlandsche en Kleefsche
"De stede IJsselstein, In Holland"
"Openbare verkoping boerderij inventaris'
"De uitvoering van de "Drankenwet 1881"
32-
240
20 -
22
9-
27
21 -
48-
24
166
oudheden"
47-
145
53/54 -
293
en het resultaat"
41/42 -
26/27 "
40
105
12 -
2
len I"
eren
10 -
2
43-
41
3d"
21-
14
I-
4
"Eendekooien in de Lopikerwaard II (slot)
"Eendekooien, een kijkje achter de schermen I"
"Ter ere Gods en onze lieve Vrouw van Eiteren
een leprozengilde"
"Een bisschop hield zijn woord na zijn dood
"Eiteren in IJsselstein"
"Het vreeswekkende gevaar" "epidemieën in het
19e eeuwse IJsselstein"
"Oranjevereniging 1945 - IJsselstein"
48- 157
13- 17
7- 2
5- 4
6 - 23
Feesten
Genealogie
Geschiedenis
Groenvoorziening
Hernhutters
Hernhutters
"Hoe vind je je stamboom"
"IJsselstein 1840-1860"
"Naambordjes bij bomen"
'Het huis 's Heerendijk en zijn bewoners II"
"Het huis 's Heerendijk en zijn bewoners"
Foto werkgroep"
Het vignet"
Jaaroverzicht 1979"
'Uit de schooldoos"
'Tien jaar Historische Kring"
De jaren dertig"
'Mo(nu)mentopnamen"
IJsselstein in tweevoud"
Jaaroverzicht 1978"
"M.H.H.Doesburg overleden 18-12-1978"
Archiefonderzoek en oud-schrift"
"Het omslag"
"Jaaroverzicht 1981"
"Uit de schooldoos"
"Enkele notities over het nieuwe omslag van ons tijdschrift"
"Uit de fotodoos"
'Winter in IJsselstein"
Tien jaar Historische Kring in vogelvlucht"
Foto-Werkgroep van de Historische Kring IJsselstein
vraagt medewerkers"
"Er waren eens ..."
"Jaarverslag over 1980"
Overzicht belangrijke data 1975-1976"
"Jaaroverzicht 1982
"Overzicht belangrijke data 1977"
Jaaroverzicht 1983"
15
5
23
3
22
14
2
I
HKI
HKI
HKI
HKI
HKI
HKI
HKI
HKI
HKI
HKI
HKI
HKI
HKI
HKI
HKI
HKI
HKI
HKI
Fotogroep
■ Vignet
- Overzicht
- Foto's
- Foto's
- Foto's
- Foto's
- Foto's
- Overzicht
■ Werkgroep
- Archief
- Omslag
- Overzicht
- Foto's
- Omslag
- Foto's
- Foto's
Overzicht
13
45/46-   114
35-   313
49 -  185
33/34 -  250
60 -   413
9 -   26
10 -      17
I-     22
2 -       2
21 -     23
47-   138
14 -      I
48 -   156
47-  141
33/34 -  245
HKIJ - Fotogroep
I-
1       
17-
2   ■
12
2
16
24
Oprichting
Overzicht
Overzicht
Overzicht
Overzicht
Overzicht
HKI
HKI
HKI
HKI
HKI
HKI
26/27 - 135
5- 23
29 - 164
109
-ocr page 110-
IJsselbrug
IJsseldijk
Index
Index
Kasteel
Kerken - NH Kerk
Kerken - Klooster
Kerken - Orgels
Kerken - Orgels
Kerken - RK Kerk
Kerken - NH Kerk
Kerken
Kerken - NH Kerk
Kerken - Graven
Kerken - NH Kerk
Kerken - NH Kerk
Kerken - NH Kerk
Kersengaarden
Klooster
Klooster
Klooster
Koninklijk bezoek
Kranteberichten
Kunst
Kunstschatten
Kunstwerken
Mariënberg
Mariënberg
Mariënberg
Mariënberg
Meubelfabrieken
Meubelfabrieken
Middeleeuwen
Molen
Molen
Molen
Monumenten
Nachtwaker
Nieuwpoort
Brug in nood, noodbrug en brug zonder nood(zaak)"
"Noord-IJsseldijk nummer twee"
Register"
"Register"
"Het rampjaar 1888"
Een ontdekking"'
'Kerksloopprotest uit 1697"
'IJsselsteins kerkorgel ontdekt in de Bethelkerk te Urk"
'Het Maarschalkerweerd-orgel in de Nicolaasbasiliek
te IJsselstein"
'Basiliek van de H.Nicolaas"
'Geschiedenis en restauratie van de St. Nicolaaskerk
en toren te IJsselstein"
"Het raadsel uit 1599" (zonnewijzer)
"De oude St.Nicolaaskerk van IJsselstein"
'Sic Transit Gloria Mundi"
De gemeentetoren van IJsselstein;
een wonder inbaksteen"
De kroon op het werk"
De oude Sint Nicolaaskerk"
"Kersen en kersenboomgaarden"
"O.L.Vrouwenberg te IJsselstein"
"De glazen van de Cisterciënserkloosterkerk
te IJsselstein en hun schenkers"
'Mariënberg aan de IJsseldam, nieuwe
gegevens over klooster en priorij"
'Koning Lodewijk te IJsselstein"
'Nieuwstijdinghe"
'De herinnering herinnert als het ligt geworpen op het
ik geworden zijn"
'IJsselsteins verspreide kunstschatten (i)
'Fulco geplaatst"
'Nogmaals de kloosterkerk"
'Gespiegeld Gespiegeld Gespiegeld"
'De herbouw van de kloosterkerk binnen IJsselstein
na de brand van 18 mei 1537"
'De restauratie van "Mariënberg",
vijf woningen in het restant van een klooster"
'Meubelfabriek Van Rooyen"
Reglement van Orde voor het personeel der
Firma Gebroeders van Rooyen te IJsselstein"
Middeleeuws IJsselstein'"
Den moolenaar zal de gemeynte goed meelmaken";
Restauratie van 's Heren Korenmolen te IJsselstein"
's Heeren Windtmolen tot Ysselsteyn25o jaar 1732-1982"
Verordening op 's Heren Korenmolen in
IJsselstein uit 1741"
'Iets over monumenten"                            ƒ
..Rijst uit den Slaap, den dag genaakt"
"Nieuwbouw 1955"
49-
177
40
402
33/34
289
20
23
2 ■
18
41/42 -
38
30-
180
48-
149
58/59 - 387
18- 21
4/25- 73
26/27 ■ 115
3- 19
24/25 -100
I- 14
10  - 18
18- 3
37/38 - 341
22 - 42
28- 137
37/38 - 363
15 - 22
49 - 193
52 - 253
11 - 12
22 - 39
21-
32-
10
243
31 - 201
39-369
5-
4-
44.
23
44-
5-
41/42 -
13-
3
2
69
49
94
14
17
IIO
-ocr page 111-
Onderwijs
Onderwijs
Onderwijs
Onderwijs
Onderwijs
Oorlog
Oorlog
Oorlog
Oorlog
Oorlog
Oorlog
Oorlog
Oude gebruiken
Personen
Personen - diversen
Personen
Personen - diversen
Personen
Personen
Plattegronden
Politie
Politie
Politie
Prentbriefkaarten
Prenten
Rijpickerwaard
Rijpickerwaard
Rivierenloop
"Een aanvulling op de Latijnse en Franse school
in IJsselstein"
"De Latijnse kostschool te IJsselstein"
"Honderd jaar IJsselsteinse scholen"
"Het openbaar lager onderwijs in IJsselstein
in de eerste helft der 19de eeuw (I)"
"Het openbaar lager onderwijs in IJsselstein
in de eerste helft der 19de eeuw (II)"
"Het beleg van Utrecht voor IJsselstein in 1511"
"Een eindeloze grauwe stoet trok er op uit"
"Het Distributiekantoor te IJsselstein"
"De overval op het gemeentehuis van IJsselsten
op 13 maart 1944"
"Merkwaardigheden uit het verleden"
"Het beleg van de stad IJsselstein"
"Het relaas van de IJsselsteinse Heinkel HE III"
" S t. Katrij nmelken"
36-338
35 -293
5-16
21- 18
26/27 -129
43- 58
40 -393
6 - 19
3- 2
22 - 48
35-310
II - 14
14 - 2
"Heren en Vrouwen van IJsselstein"                                         13 - 4
"Alexander Pasqualini"                                                             3 - 12
"Van Nassau tot Oranje-Nassau"                                        26/27 -123
"Nog eens Alexander Pasqualini"                                               3 - 14
"De Amstels van IJsselstein"                                                   16 - i
"J.M.van der Roest en enkele van zijn familieleden"                  21- 11
"Een kaart van IJsselstein uit 1812"                                     45/4^ - 97
"Criminaliteit en straf in de Baronie van IJsselstein
van 1750 tot 1795 I"                                                               30 -183
"Criminaliteit en straf in de Baronie van IJsselstein
van 1750 tot 1795 II"                                                              32-221
"Uit het nieuws van 29 oktober 1882"                                      21 - 24
"IJsselstein en de prentbriefkaart"                                      26/27 - 117
"IJsselstein in prent"                                                              20 - i
"De geschiedenis van Rijpickerwaard en omgeving"                    3 - 10
"De boerderij Rijpickerwaard"                                                   2 - 14
"Het ontstaan van het rivierenlandschap in de
omgeving van IJsselstein"                                                58/59 -365
"Fotowedstrijd "IJsselstein 1934"                                             29 -157
"Een vertroostelijck antwoorde verwachtende"                     41/42 - 22
"Het sluisje in de IJsseldam"                                                   21 - i
"De restauratie van het stadhuis te IJsselstein"                           8 - 2
"Het uurwerk in de stadhuistoren"                                            5 - 2
"IJsselsteinse stadsmuur, beproefd weerbaar"                      50/51-201
"Weecht wel doet ellick recht"
"Geschiedenis van het wegen te IJsselstein"                             56 - 317
"Die waech ende maet""De IJsselsteinse Waag tot 1779"          60 -397
"Steenbakkerijen te IJsselstein"                                          41/42 - i
"Haandrik en Dissel"                                                               7 ■ 19
"Dissel en Haandrik"                                                               8 - 11
"Jan van Goyen"                                                                     16-18
"Nieuwpoort"                                                                         13-3
"Straatnaamgeving in IJsselstein III
"Mr. Abbink Spainkstraat"                                                       15-16
Schenkingen
Schoutambt
Sluis
Stadhuis
Stadhuis
Stadsmuur
Stadswaag
Stadswaag
Steenovens
Straatnaamgeving
Straatnaamgeving
Straatnaamgeving
S traatnaamge ving
S traatnaamge ving
III
-ocr page 112-
Tienden                   "Tienden in het land van IJsselstein
Utrechtseweg          "Utrechtseweghuisjes"
45/46 -116
29 -165
"De voor-de-oorlogse VW"                                                           56 - 331
"Van Waag tot Vraagbaak"                                                            56-335
"Waar gebeurd in IJsselstein"                                                       47 -129
"IJsselstein in het nieuws 1780-1850"                                           22 - 36
"Een tram voor IJsselstein"                                                           36 -317
"Volksverhalen uit de streek                                                         29 -171
"Vragen van lezers (I)"                                                                   14-23
"Zingend erin en huilend eruit.."
"IJsselsteinse vroedvrouwen vanaf de middeleeuwen
tot begin deze eeuw"                                                               53/54 -277
"De pomp op de Plaats te IJsselstein"                                             5 - 12
"'t Wilhelmus,"ja of nee""                                                       45/46 - iii
"Wolven in de buurt van IJsselstein"                                       5^/59 -385
V.V.V.
V.V.V.
Verhalen
Vervoer
Vervoer
Volksverhalen
Vragen van lezers
Vroedvrouwen
Watervoorziening
Wilhelmus
Wolven
Zenderpark
Zigeuners
Zwembad
"Het zenderpark Lopik/IJsselstein"                                               52
"40 jaar geleden: Begrafenis van Peter Petaio in IJsselstein" 7
"Een zondags gesloten natuurbad"
                                               40
■257
16
411
i®,
Stichting
Historische Kring
IJsselstein
Bank:
Postbank, nr.: 4074718
Redaktie:
B. Rietveld, Meerenburgerhorn 10, 3401
CD IJsselstein.
Donateurs ontvangen het periodiek (4 uit-
gaven per jaar) en worden op de hoogte ge-
houden van de activiteiten.
Nieuwe donateurs kunnen zich opgeven
bij dhr. W.J. van Vliet, J.W. Frisolaan 7,
3401 AX IJsselstein, tel: 03408-81660.
Voor inwoners van IJsselstein bedraagt de
contributie minimaal f20,- per jaar; zij die
buiten IJsselstein wonen worden verzocht
om f 6,50 extra over te maken ivm ver-
zendkosten. Losse nummers kunnen, voor
zover voorradig, a f7,50 bij het secretariaat
worden besteld. Voor dubbelnummers is
de prijs f 10,-.
De Stichting Historische Kring IJsselstein
is in 1975 tot stand gekomen en stelt zich
het volgende als doel:
De belangstelling wekken voor de geschiedenis
in het algemeen en voor die van IJsselstein en
de Lopikerwaard in het bijzonder.
Dagelijks bestuur:
Voorzitter: L. Murk, tel: 03408-81627.
Secretariaat: C.J.H, van Dijk-Westerhout,
Omloop West 42, 3402 XP IJsselstein, tel:
03408-83699.
Penningmeester: W. J. van Vliet, J.W.
Friso-laan 7, 3401 AX IJsselstein, tel:
03408-81660.
112
-ocr page 113-
/5 c>^^
'EEN SNOTTEBEL IN DE MANESCHIJN';
Geschiedenis van de IJsselsteinse muziektent
door L. Murk
'Het had wat.'
Hoe kom je op het idee om over een
muziektent te gaan schrijven.'^
Op de vele dia-avonden van de HKY, die
ik met veel plezier mocht presenteren, liet
ik meestal wel een dia van de muziektent
zien en (ook) die maakte dan veel reakties
los. Veelal waren het leden van onze zang-
en muziekverenigingen, maar ook de toen-
malige toehoorders reageerden dan
enthousiast. Zij hadden de muziektent 'in
levende lijve' meegemaakt, er opgetreden
of naar de muziek geluisterd, al was de kou
soms nog zo doordringend geweest, en de
herinnering aan deze muzikale ontmoetin-
gen riep vaak sentimentele gevoelens op.
Met spijt werd ook altijd gekonstateerd dat
het spelen in de open lucht, met de toene-
mende verkeersdrukte en de baldadige jon-
geren met hun brommers, niet meer te
doen was. Natuurlijk geeft men nu de voor-
keur aan een koncert of een zangavond in
bijvoorbeeld de Nicolaasbasiliek waar men
geen verkeersoverlast en geen onaangena-
me weersgesteldheden heeft. Maar toch,
muziek op de tent: 'het had wat.'
Als ik dan aan de aanwezigen vroeg
waarom de muziektent volgens hen was
afgebroken, kreeg ik meestal te horen dat
de jeugd met slopen was begonnen. Vroeg
ik daarna of de muziektent nog gebruikt
werd toen de sloop begon, of hoe de staat
van onderhoud was en of er wel toezicht
werd gehouden - zomaar vragen die in mij
opkwamen - dan werd er beschuldigend
gewezen naar de jeugd van toen maar ook
naar de opkomst van de televisie. Om het
echter uitsluitend aan deze zaken te wijten
acht ik wat te ongenuanceerd.
Met het beschrijven van de geschiedenis
van de muziektent hoop ik inzicht te kun-
nen geven over het fenomeen 'muziektent
te IJsselstein' en vooral hoe het zo ver heeft
kunnen komen dat deze uit het
IJsselsteinse stadsbeeld is verdwenen.
Inleiding.
Hoewel ik niet muzikaal geschoold ben
kan ik me nog altijd de prachtige muziek-
avonden goed herinneren. De glunderende
gezichten van de echte muziek- en zang
liefhebbers na een koncert of concours,
vooral als een plaatselijke vereniging de
eerste prijs had gewonnen.
Favoriete muziek, die bijna ieder korps
op het repertoire had staan, werd door de
meeste toehoorders graag en gemakkelijk
meegeneuried of meegezongen, op al dan
niet zelfgemaakte teksten. Wie kende niet
de paradepaardjes als 'ouverture. Donna
Diana', 'Dichter und Bauer', 'Barbier van
Sevilla', 'La Traviata' en 'Aïda'.
Wat te zeg-
gen van 'Radetzki mars' of 'Trojaanse mars'.
Natuurlijk ontbraken nooit walsen als : 'Am
Schonen Blauen Donou'
of 'Wiener Blut'.
Allemaal gevierde meezingers die het in de
open lucht voortreffelijk deden, waar vele
mensen plezier aan beleefden. Dagenlang
konden de mensen ervan nagenieten. Zij
hadden immers geen radio of televisietoe-
stellen, laat staan een stereo-toren met
compact disc.
Het musiceren op de muziektent.
Voordat men in koncertzalen of muziek-
tenten naar een uitvoering kon luisteren,
werd er al eeuwen lang in de openlucht
muziek gemaakt. Troubadours trokken in
de i6e en 17e eeuw van stad tot stad, en
bezongen hun belevenissen. In die tijd ont-
113
-ocr page 114-
- muziekvereniging 'Excelsior'
- zangvereniging 'IJsselsteins Mannenkoor'
- zangvereniging 'IJsselsteinse Mannenver-
eniging de Harmonie'
- christelijke zangvereniging 'Hallelujah'
- christelijk gemengd koor 'Prijst den Heere'
Later kwamen daar nog bij;
-  'Zanglust' en
-  'Zang en Vriendschap'.
Al deze verenigingen hadden de behoef-
te regelmatig in het openbaar op te treden.
De eerste koncertzaal werd in IJsselstein in
1903 gebouwd bij café en uitspanning 'de
Strik' aan de Poortdijk (zie foto).
Dit gebouw wordt nu gebruikt als timmer-
manswerkplaats; het tongewelf is nog aan-
wezig.
Om in de open lucht op te treden was
'de Plaats' de aangewezen en meest ideale
plek. Bij deze optredens werd gebruik
gemaakt van een verplaatsbare muziektent,
voor een vaste muziektent was geen ruim-
te. Tijdens de onafhankelijkheidsfeesten
van 1913 stond zo'n verplaatsbare muziek-
tent, met een fontijn ervoor, op 'de Plaats'
bij het stadhuis.
Steeds meer ging men behoefte krijgen
aan een plek voor een vaste muziektent.
Elders in het land werden in veel plaatsen
prachtige exemplaren opgericht. ledere
stad en elk dorp van aanzien wilde toen een
muziektent als kulturele uiting. Ze werden
meestal gebouwd in een stadspark of op
een marktplein.
In IJsselstein waren de initiatiefnemers
tot het oprichten van een zang- en muziek-
tent de bestuursleden van de 'Vereeniging
Koninginnedag ' (de voorganger van de
'Oranjevereniging' van nu);
- Anton Peek, metselaar(voorzitter)
- W.C. Neomagus, veearts
- J. Mondria, gemeente secretaris
-  H. van Rooijen, fabrikant en
- J.A. van den Anker, veehouder.
Dit bestuur had (op de dagen dat er festi-
viteiten waren) het meeste belang bij een
centraal gelegen muziektent. Onder de
bezielende leiding van voorzitter Anton
Peek, die ook voorzitter van Amicitia was,
stonden de groepen rondtrekkende speellie-
den, die zorgden voor muziek, zang en ver-
maak op de kermissen. De muzikanten, die
tot de maatschappelijk laagste klasse gere-
kend werden, beschikten over muzikaal
gevoel en goede instrumenten. Deze groe-
pen trokken veel publiek, evenals de in die
tijd rondtrekkende volksmuziekanten, die
hun wagens bij optredens als podium
gebruikten. In de i8e en 19e eeuw begon-
nen vooral militairen zich toe te leggen op
het musiceren in grotere groepen. Later
kwamen ook de burgers, georganiseerd in
de schutterij , steeds meer met muziek voor
de dag. Na het verdwijnen van de schutterij
in de vorige eeuw, bleef er toch behoefte
aan muziek. Met de opkomst van de arbei-
dersklasse en hun organisaties, ontwikkel-
de zich ook het sociale en kulturele leven.
Het verenigingsleven bloeide in die tijd en
beleefde een sterke groei.
Zo ook te IJsselstein waar rond de eeuw-
wisseling verschillende muzikale verenigin-
gen ontstonden, o.a.:
- muziekvereniging 'De Harmonie'
- muziekvereniging 'Kunst door Vriendschap'
- rk. muziekvereniging 'Amicitia'
De eerste
IJsselsteinse
concertzaal,
gebouwd in
1903, naast
café 'de Strik'.
Recente foto,
genomen vanaf
de IJsselbrag.
114
-ocr page 115-
Bij de onaf-
hankelijks-
heidsfiesten
van
191J werd
gebruik ge-
maakt van een
verplaatsbare
muziektent op
de Plaats.
Ook de fontein
linksonder was
van tijdelijke
aard.
Del
plaats voor de
muziektent
aan het
Kronenburg-
plantsoen.
De tent moest
direkt achter de
kasteelbrug ko-
men. Rechts de
ds. Moorrees-
school.
"5
-ocr page 116-
KUBRIEK S. 1.
BlgondoBtten (Geaoente-
\„oiu'"< Uw'^J'' ^i^'^^_;_
Berken «IJ op, dut de beschlkJclng dienaae^aande toeer behoort
tot de oonpetontLe van ons College. Wij «enschen hier ten aan-
■Icn van dit punt nog even te eeggen, dat wij blJ InwilllgLne
vun het verzoek gaarne tot medewerking bereid sullen zijn.
Op e^ond van het vorenstsondB heeft de meerderheid
vaa ons Oollage de sar tlwen Raad vsor te stellen In beginsel
te boalulten:
lo. het gevraagde terrein tot woderopEegglnj; aan adroaaan-
ten in gebruik te geven togen een reoognltie ron / 2.50 per ka-
lenderjaar, een eedeolte van aon kalenderjaar voor een gohool
Jaar te rekonen; voorte ondor de ultdruthelljke voorwaarde, dat
ae tont uitsluitend wordt bostemd voor het doel, waartoe alj
ïol «orden gesSloht, n.1. om daarin sang on muBielt te maken;
3o. dut de tent ten tilde, dat daarin tang of DOtlek wordt
uitgevoerd, evenalo ilaarviSr sn na afloop daarvan, behoorlijk
sul lijn verlicht, oen en ander ter beoordeallng ea tan genoe-
gen v:ui don Burgsmeeatar;
3o. dut het onderhoud van het om de tent binnen de omhei-
ning aan to leggoa plantsoen van gemeentewege lal gBaohledon,
doch dat daaronder niet sol ^Ijn begrepen da bljlevaring van
oonlg Botorlaal, bloomen of andero gewaBoen;
4o. dat de omheining zal moeten worden gemaakt on onderbon-
den ten gonoegon van ons College.
BIJ oanneaing van dit ons voorstel eal 'Jw College in
eene volgende vergadering eon nader vooratel bereiken töt hot
nemen van daflnttlsve bealuiton, sulks in verband met de voor-
fasroldende naatrogelan, welke moeten worden genomen tot onttrek-
king van het terrein aan den publlelcen dlanet.
t BySflEBEESTER EB iTETUOUDERS VAK IJ3SEL3TEIII,
IfQKBSUUOETIRG TAH ZES
OEDEELÏB TAH HET PLAIT-
SOEM VOOH DE PLAATSING
TUI E^ MÜZIEÏTÜÏT,
InllEgcnd doen «IJ Uw College tooltODBii »on adres vim
a» heeren A. Feek o. a. , dd. 23 deeer, «ruarblj slj o. k. de be-
eohlkklng Tragen oter ean gedeelte van hst Plantsoen tegenoTer
de Hofatraat voor eea daarop te plaatsen ung- en nuxiektent.
In oaie beden gehouden vergadering hadden "ij ter eake
nog een besproking aet de heeren Feak en Uondrla, bIb Terteg«n'
woordigere van de Verecalglng "Koninginnedag", bljgeetaan door
den heer Boa, ale tnohnlaoh ambtenaar.
One College etaat eenparig eyapathlek tegenover de
pionnen van adrecBanlen tot de stichting <ran de tent; allnen
■Bant de minderheid uit ledelljkheldeovsrwegljig e'ch togen de
plaatsing van de nuElektent op hot Plantsoen te aoeten vereet-
ten. Toor het «elgeren van een plaats op hot Pluntaoen ïoudo
ook stellig een meerderheid ]n on« Collega eljn gevonden, in-
dien een plaats binnen onoc geoeonte was te vinden, alwaar de
vermeende redelljkheidsovertredlngon niet ta vreeeen "aren.
Waar hier iSo beschikking «ordt gevraagd over terrein
Voor den publleken dienst bestemd, behoort na voorafgaande pu-
blioatle nog een besluit genomen tot onttrekking van dat terrein
aan den poblleken dienst.
Toorts behoort, indien tot inwilliging van het adres
wordt besloten, nog het bedrag te worden bepaald van de Jear-
lljks verschuldigde reoognlfcle, ale erkenning van het elgdndoma-
raoiit dor gencento-
Vij voor ons staan eympathick tegenover het plan van
adreseantsn. die, wtj erkennen het volmondig, Eloh reede veel
aoeite hebben getroost, om het voorgenomen plan ten uitvoer te
brengen.
Het lo hunne bedoeling een tent te plaatsen, die 2ioh
geheel bij de omgeving aanpast, onaiddeUlJk daaromheen een ga-
son nsn te leggen met eenlge heestergewaanen en bloemperkjes.
Het geheel verder te omhelnon door aidael van een nette en so-
lide aïrastering.
Tegen het verzonk tot onderhcjud van het aan ta leggen
plantsoen bestaan blj ons geen ovcrwcgendB boewarea.
Wat betreft de vraag tot hat verleonon van hulp aan
odreeoantBn door Gooeeote-pereonee] lopïtohter en arbeiders)
De Burgemeesie.
'J-'J.,.
Do Seoretarls,
Notulen van de
Raad, nr^yc).
Ingehruikgeving
van een gedeelte
van het plant-
soen voor de
plaatsing van
de muziektent.
den Rojf] der Seeoente
UaSSLSTSIM.
DE RAAD DEK GEMEENTE IJSSELSTEIHi
Oelozen het voorstel van BurBemeeBter en Wethouders
dier geitteente d.d. 22 Juni 1925, Eubrlek E.1, Ho. 589;
B S 3 L U I T :
Ir T© Tsrklaren, dat ter openbare dlenstjilet moer be-
stemd zal ztjn een atuk grond, groot ongevear 140 M^, deel uitma-
kend ven het kiadastrale perceel gemeente IjBselstein, Seotie 7
' Ho. 1094, en op de bij dit healBlt bshoorende on alB eoodanlg ge-
waarmertrte Bltuatle-taekenlng In roode aroeering aangeduid;
II. Eet sub I genoemde stuk grond ingaande 1 Juli 1925
en tot wederopaegging in gebruik te geven aan A. Peek, t.0. Heoma-
gufl, J. Mondrla, H. ran fiooljen en J.A. van den Anker, te eamen
Tomende het Bestuor der Tereeniging * Eonlnglnnedag ' te IJaeel-
stein, en eulka onder de Tolgende voorwaarden:
s. dat op dit terrein most worden geplaatst een zang-
en muziektent, welke niteluitend mag worden bestemd TOor hst doel,
waartoe zlj eal worden geetioht, namelijk om daarin zang en oiuziek
te maken;
b. dat voor de Brkenning van den eigendom der gemeente
IJsBelstein per Jaar aan haar versohuldlgd eal zijn een reoognltie
van PI.0.50, waarbij een gedeelte van een kalenderjaar voor een ge-
heel Jaar aal worden gerekend; de recognitie is bij vooruitbetaling
vorBohuldlgd en moet telken Jare vóór 10 Januari ten kantore van
den Gemeente-Ontvanger van IJaeelatein wordeïvoldaan, eohttr voor
de eerste maal vóór 1 Auguatue 1925;
0. dat de tont, ten tijde dat daarin cang of mueielc
wordt uitgevoerd, evenals daarvódr en na afioap daarvan, behoor- '
lijk zal eljn verlicht, een en ander ter beoordeeling en ten ge-
noegen van den Burgemeester;
d.   dat het onderhoud van het om de tent binnen de otahel-
ning aan te leggen plantsoen van gemeentewege aal goaohleden, dooh
dat daaronder niet zal zlja begrepen de bijleverlng van eenig mate-
riaal, bloeaien of andere gewassen;
e.   dat de omheining zal moeten worden gemaakt en onder-
houden ten genoegen van Burgemeeater en Wethouders van IJsaeletelni
III. Afaohrift vaij dit besluit te eenden aan:
a.   adressanten;
b.   den Gemeente-Ontvanger van IJsaelateln;
o. den Gemeente-Opzlohter van IJsselsteln,
Oedaan ter openbare vergadering op 30 Juni 1925,
DE VOORZITTER,
Raadsbesluit,
nr.
389 van^o
juni 1^2^,
betreffende inge-
hruikgeving van
de grond voor de
muziektent.
Bij het besluit
hoorde een
situatieschets.
116
-ocr page 117-
Detail van de
plattegrond van
Boxhorn met
daarop de hooi-
bergen waar-
door Baanders
zich liet inspire-
ren.
hebben deze mensen plannen ontwikkeld
voor het bijeen brengen van de nodige cen-
ten. Zo werden loterijen, bazars en koUek-
tes georganiseerd. Zodra het geld geen pro-
bleem meer was werd de volgende stap
gezetiop 23 mei 1925 werd een verzoek voor
het huren van een stuk grond aan het
Kronenburgplantsoen, aan de rechterkant
van de houten brug naar 'het Kasteel', aan
het gemeentebestuur verzonden. De
gemeenteraad besliste in haar vergadering
van 29 mei 1925 gunstig; er was alleen een
minderheid van tegenstanders geweest die
uit zedelijkheidsoverwegingen bezwaar
maakte tegen plaatsing op het Plantsoen,
(zie de notulen van de raad nr. 379)
Het bezwaar werd opgelost door de toe-
zegging dat er voldoende verlichting zou
worden aangebracht zodat er geen risico
was voor zedelijkheidsovertredingen. De
aanvankelijke huur van ƒ2,50 per jaar werd
door de gemeente terug gebracht tot ƒ0,50
per jaar en de gemeente zou het hekwerk
en de beplanting voor haar rekening
nemen. Kortom een slagvaardig gemeente-
bestuur dat zeer positief was over het plan
voor een zang- en muziektent!
De bouw van de zang- en muziektent.
Allereerst was de keuze voor een goede
architekt heel belanrijk. Op aanraden van
het gemeentebestuur werd kontakt gezocht
met de bekende Amsterdamse architekt
H.A.J. Baanders. Deze architekt was op dat
Detail van de
bouwtekening,
uit ig2y
Boven zien we
een ^
de kegelvormige
kap met 2 van
de 6 eikehouten
bergroeden.
Deze zijn
boven de kap
rond uitgehold
en de top werd
gevormd door
een bal.
Let op de fraaie
toegangstrap;
deze heeft 1
bloktrede en
7
optreden.
117
-ocr page 118-
De oorspronke-
lijke bouwteke-
ning uit
1925;
verkleind tot
35%.
lU
-ocr page 119-
moment in IJsselstein druk bezig met de
restauratie van de toren van de oude Sint
Nicolaas kerk; bij die gelegenheid ontwierp
hij voor die kerk de toegangspartij onder de
toren. Deze bouwkundige had een goede
studie gemaakt van de IJsselsteinse binnen-
stad. Hij konstateerde dat op de stadsplatte-
grond van Boxhorn uit 1649 ruim 40 hooi-
bergen te zien waren die toen, in 1925, alle-
maal al verdwenen waren. Zijn redenatie
was "Laten wij een grote hooiberg terug bou-
wen en deze gebruiken als muziektent."
Dit
was historisch gezien een prachtig en wel-
overwogen uitgangspunt. Het grondplan
werd een zeskantige hooiberg op een ring-
muur van ruim één meter hoogte, met zes
bergroeden waarop een kegelvormige rieten
kap rustte. Op 30 juni '25 wordt in de raad
het sein op groen gezet (zie raadstuk
E.i nr.389) en kan men met de aanbeste-
ding beginnen. Met aannemer M.Th. van
der Voorn uit IJsselstein werd overeen
gekomen dat hij voor ƒ1850,- de muziek-
tent, ekslusief het ijzeren hekwerk, mocht
gaan bouwen.
De voordelen van een zeskantige en ver-
hoogde muziektent zijn gemakkelijk te
begrijpen. Ten eerste krijg je een veelhoeki-
ge plattegrond voor een betere verdeling
van de orkestleden of zangers. Zij kunnen
zich ruim om de dirigent scharen. Deze
heeft dan goed overzicht, vooral bij grotere
orkesten. Op de tweede plaats zijn de muzi-
kanten voor de staande toehoorders beter te
zien. Ten derde bood een verhoogde tent de
mogelijkheid om onder de vloer royale
ruimtes aan te brengen, waar muzieklesse-
naars, stoelen en andere attributen opgebor-
De bergroeden
in werkelijk-
heid.
De uitgeholde
hoeken waren
wit geschilderd
en de bal
oranje.
tt^
-ocr page 120-
De muziektent
in de jaren
vlak na de
bouw.
Let op de fraaie
bordestrap.
De muziektent
in 19JO, gezien
vanaf de
'ziekenhuiszij-
120
-ocr page 121-
gen konden worden.
De muziektent bestond uit verschillende
bouwkundige onderdelen zoals de ring-
muur als basement waarop de vloer lag; de
borstwering, de bergroeden, en de kap.
De ringmuur was gemetseld van bakste-
nen, maar zodanig dat er geen strakke hoek
zichtbaar was (op dezelfde manier als bij de
toren van de N.H. kerk). Hierdoor werd bij
de zes hoekpunten de suggestie gewekt dat
de bergroeden doorliepen tot in de grond,
zoals bij een echte hooiberg.
De bergroeden waren van eikehout en sta-
ken ± 1.50 meter door de kap heen, waar-
door het leek alsof de kap, net als bij een
echte hooiberg, los en in hoogte verstelbaar
was. Het bovengedeelte van elke roede was
versierd met rond uitgeholde hoeken en
een aangehakte bal die oranje was geschilderd.
De borstwering, of ook: het hekwerk om
de vloer, was samengesteld uit houten
gepotdekselde planken van 25 cm. breed,
zoals men dat nu nog tegen komt bij boe-
ren wagen schuren. Ze waren zwart gecar-
bolineumd, en de afdekplank was wit
geschilderd.
De kap was kegelvormig en gedekt met
riet dat met een brandvertragend middel
behandeld was. Het middenpunt van het
dak was versierd met een pinakel met daar-
op een grote bal. Tegen de onderzijde van
de dakkonstruktie was een koepelvormig
gewelf gestucadoord dat als klankbord
dienst deed.
De to^an^rap aan de voorzijde was
een gemetselde trap met één 'bloktrede' en
zeven 'optreden'.
De muziektent moest in de eerste plaats
funktioneel zijn. De konstruktieve delen
waaruit de muziektent was opgebouwd
behoefden eigenlijk geen verfraaiing; toch
waren er enkele zeer karakteristieke details
op aangebracht, trouw gebleven aan het
principe van de Amsterdamse school, en
zeer stijlvol aangepast. Alle versierselen aan
de roeden en de andere balken waren zeer
vakkundig gemaakt door wagenmaker
Pouw van der Roest die gewend was om het
Bij de renova-
tie van
1948
wordt de
bordestrap ver-
wijderd.
Brief van
architekt
Baanders aan
B en W met
het advies de
muziektent op
te knappen.
ARCHITECTENBUREAU H. A. J. BAANDERS EN JAN BAANDERS
HEERENGRACHT 49^ AN[STERDAM TELEEOON 37115
Gemreni- U-^^'^lslein
tnjek. 12 JUNI .53 iOif^,
B. .nW.d.-.
R««d d é.
dei iemeente
I J 3 3 3 L j
ter en ï
f 3 I n
Setieft: liuz'
ektent
11 Juni ly53
naai aanleiding van U.v veizoek d.d. 21 llel f.l.
bezochten -«1;! .VoenadaR 10 Juni Uw »eneente en namen de tne-
atand ter plaatae on. Jat de tent ala epeelplaata door dj
iBiqi woidt fïebiuitct, daarvan aijn de snoien duidelijk
zichtbaar. J.laal tevena constateerden wl.i dat ei vanweee de
gemeente al heel welnie aandacht ia besteed aan het toe-
zicht op en het ondeïhoud van het aaidipe bouvviïaik \vaaidoor
ei vooï de Jeuad qeen eni^ele leden bestaat het ceval te
leapeateren. Je van ouda bekende wlaaelwerklnp.
Teneinde aan deze toeatand en o!natandlaheden een
einde te maken, tenminste zoveel laoaelijk te vooikomen.
hebben wij de eer U te adviaeren:
a.   Het sebouwt.'*? ter dese te leataureten en daai na niet
liefde te onderhouden.
b.    .ïondora een giaaveld met plantBoenbeolantlns aan te blen-
den ala vooi taettlni! van het bestaande plantsoen, ite be-
planting tot zo dicht mogelijk aan de voet van de tent.
c.   Je ingang van de tent te voorzien van een afalultbaat
hek,je en een wegneembaai houten tiap.le. Hen toegangsnad
achten wl,5 niet nondzakelij"; gesian het spoiadieche pe-
biaik hieivan. Uoot de afwezigheid ervan woidt het bena-
delen van de tent dooi onbevoefiden tevens een daad van
overtreding, üverigena achten wi.l het diohten van de mu-
zlekiaiinte dooi vegneerabaar schotwerk of andersslns een
ontsieiina en daarbij alechts een nrikkel tnt baldadig-
heid.
vel trouwende, u hiermede naar genosHen te hebben
geadviseerd, vei.bli.-fven wij.
met de meeste Moopachting.
1 architeqtonbuieau
I._____^_,
Afschrift verzonden aan de
Gemeente-Opzichter. / C Juni 1953.1 Jlf-
121
-ocr page 122-
De muziek-
tent in de jaren
'5°-
Harmonie
'Amicitia' po-
seert in
1950 in
volle bezetting
voor de mu-
ziektent ter ge-
legenheid van
het ^0 jarig be-
staan van de
vereniging.
122
-ocr page 123-
De muziektent
in de jaren zes-
tig; op de voor-
grond het brug-
je naar de kas-
teeltoren. Let
op de harmo-
nieuze samen-
hang.
hout aan 'zijn' wagens fraai te bewerken.
Rondom de muziektent stond parallel aan
de zeskant een ijzeren hekwerk met gaas.
Hierbinnen was een fraai aangelegde tuin,
waarvan de meeste bloemen -hoe kan het
ook anders- oranje gekleurd waren zoals
goudsbloemen en afrikaantjes. Kortom: het
was een muziektent met een robuust, lan-
delijk voorkomen. Robuust vanwege de
ruim één meter hoge muur, de ± 70 cm.
hoge borstwering en de zes zware ruwe
houten bergroeden; landelijk door het
gebruik van de roeden die de, met riet
gedekte, kap droegen. Zoals al eerder ver-
meld is stond de muziektent aan de wieg
van een kultureel rijke periode in de
IJsselsteinse gemeenschap, waaraan een
einde kwam na het uitbreken van de tweede
wereldoorlog. Tijdens de jaren van de
bezetting werd er nagenoeg geen gebruik
gemaakt van de fraaie muziektent.
In de jaren 1945-1947 ontstond de vol-
gende situatie: de 'Vereeniging
Koninginnedag', eigenaar van de muziek-
tent, werd opgeheven en de nieuw opge-
richte 'Oranjevereniging' ging haar werk
overnemen. Er werd in december 1947 een
verzoek gericht aan B en W om het
gebouw over te nemen voor het bedrag dat
als nog niet afgeloste schuld open stond
(ƒ667,50). B enW oordeelden dat dit een
alleszins redelijk bedrag was daar het
gebouw in een behoorlijke staat verkeerde,
en stelden de raad voor het gebouw te
kopen. Het koopkontract werd op 21 febru-
ari 1948 ondertekend zodat de gemeente
IJsselstein eigenaar werd. De gemeente gaf
in die tijd aan het schildersbedrijf Gebr. van
Vliet opdracht het geheel een onderhouds-
beurt te geven en met enige trots kan ik
zeggen dat ik daar als jong schildersgezel
aan meegewerkt heb. Toen het karwei
geklaard was konden we tegen elkaar zeg-
gen dat ze weer blonk 'als een snottebel in de
maneschijn.'
De muziektent kon toen bij het
50-jarige jubileum van koningin Wilhel-
mina, en de troonopvolging door prinses
Juliana, in alle luister gebruikt worden.
Het begin van het einde.
Na lange tijd veel plezier aan de muziek-
tent beleefd te hebben, doen zich na 25 jaar
de eerste problemen voor. In oktober 1950
vestigt meester de Bruyn, hoofd van de
'School met den Bijbel' ( ds. Moorreesschool)
aan het Kronenburgplantsoen, er de aan-
dacht op dat er een luik van de vloer van de
muziektent los ligt. Het komt voor dat leer-
123
-ocr page 124-
lingen het luik wegnemen en dan onder de
vloer van de muziektent kruipen.
Tijdens de schooltijden en gedurende de
speeltijd houdt het hoofd der school toe-
zicht, doch voor en na de schooltijden kan
hij dit toezicht niet uitoefenen. Hij acht het
gewenst dat het luik zo wordt vastgemaakt
dat verwijdering praktisch niet meer moge-
lijk is. Het aan de alarmbel trekken door
meester de Bruyn zal weinig geholpen heb-
ben want de jeugd bleef toch doorgaan. Dit
kunnen we afleiden uit een brief van B en
W gedateerd op 21 mei 1953, gericht aan
architekt H.A.J. Baanders en zijn antwoord
van II juni 1953.
Deze brief toont duidelijk aan dat het
onderhoud niet 'je van het' is, met andere
woorden: slecht is. B en W nemen de brief
serieus en komen in de raadsvergadering
van 30 december 1954, dus 11/2 jaar later,
met een voorstel waarop de raadsleden
reageren.
".........De heer Veldhuizen zou graag de
onderhavige uitgaafpost verhoogd zien. De
muziektent voldoet niet aan redelijk te stellen
eisen. De accoustiek laat veel te wensen over.
Spreker zou het zeer op prijs stellen indien ter-
zake verbeteringen zouden worden aange-
bracht.
De Voorzitter is het er mede eens, dat het
geraamde bedrag niet aan de hoge kant is.
Spreker zegt een deskundige te zullen raadple-
gen. Zonodig kan deze post dan bij een begro-
tingswijziging verhoogd worden.
Wethouder Hartings meent, dat het aan
brengen van een klankbord in de muziektent
een afdoende verbetering zal beteke-
nen
............"
Dit zijn weer hele nieuwe problemen
waar B en W mee worden gekonfronteerd.
Op 23 juli 1958 krijgen B en W een ant-
woord van de heer Horstink, direkteur
'Technische Dienst', op hun verzoek om
advies. Dat is dus 5 jaar na het advies van
architekt Baanders. Gesteld wordt dat de
volgende werkzaamheden dringend nood-
zakelijk zijn:
a. reparatie van het dak;
b. reparatie van het stucadoorswerk van de
koepel;
c. het schilderen van de muziektent;
d. reparatie van de bloembakken.
De kosten van voormelde voorzieningen zul-
len naar raming f joo,- bedragen en worden
opgenomen in de begroting voor het jaar ig^g.
Met dit advies gaan B en W naar de raad,
maar zij vinden geen bijval bij de raadsle-
den.
In de raadsvergadering van i september
1958 wordt uitvoerig ingegaan op de pro-
blematiek rond het opknappen van de tent.
De raadsleden zijn het er over eens dat
met de voorgestelde f700,- de tent niet
grondig kan worden verbeterd.
B en W besluiten alsnog deskundige
adviezen te vragen aan de 'stichting TOT
RATIONALISATIE VAN HET BOUWEN', inzake
bouwtechnische en akoestische verbetering
van de muziektent.
De kosten verbonden aan het advies wor-
den bepaald aan de hand van de daarvoor
benodigde tijd en worden geschat op
ƒ500,- tot ƒ600,- . Om de technische en
akoestische omstandigheden te verbeteren
draagt de stichting de volgende voorwaar-
den aan:
3. het maken van een vrije en ruime uitstroom-
opening van geluid uit de muziektent.
2.  het voorkomen, althans zoveel mogelijk ver-
minderen, van geluidkaatsingen op de
bebouwing.
3. het voorkomen van hinderlijke geluiden voor
het auditorium en het muziekgezelschap,
zoals verkeersgeluiden en hinder van heen
en weer lopen.
4. het beperken van de invloed van wind,
regen en zonneschijn op het muziekgezel-
schap.
5. het treffen van maatregelen waardoor op zo
groot mogelijke afstand van de muziektent
de muziek nog goed herkenbaar zal zijn in
het plantsoen.
Teneinde aan deze voorwaarden te voldoen
adviseren zij het volgende:
a. de plaats voor het auditorium wordt in
hoofdzaak bepaald door het gedeelte van het
plantsoen tussen muziektent en de
Kapellestraat.
b. zo mogelijk wordt langs de bebouwing een
strook klinkerbestrating of tegels aange-
bracht, teneinde het knisteren van het grind
-door heen en weer lopend publiek achter
het auditorium- weg te nemen.
124
-ocr page 125-
gemeente niet beschikbaar was. Dus nog
meer problemen, want er moest dan ook
een houten ruimte worden gebouwd het-
geen extra kosten betekende. Weer een
nieuw idee zou de bestaande muziektent
kunnen redden: een goede geluidsinstalla-
tie. Wie anders dan elektronikagigant
Philips werd erbij gehaald, en die bracht op
27 november 1963 advies en offerte uit:
men kon een uitgebreide geluidsinstallatie
verkrijgen met verschillende microfoons en
8 luidsprekers, voor de prijs van ƒ2293,-
Hier ging 20% af indien men in eigen
beheer de aanleg zou uitvoeren. Voor de
diverse kosten had de 'Technische Dienst'
ƒ1500,- begroot, waardoor de ingreep met
f3250.- te kostbaar gevonden werd.
Bovendien zouden daar dan nog de kosten
van achterstallig onderhoud bij komen.
Burgemeester A.H. van der Post en de
direkteur 'Technische Dienst' besluiten de
raad voor te stellen de muziektent te laten
slopen. In de raadsvergadering van 27
februari 1964 doen B en W de raadsleden
het volgende voorstel:
"......Meerdere malen is in vergaderingen van
Uw raad en van ons college aan de orde
geweest de noodzaak van het treffen van voor-
zieningen aan de muziektent op het
Kronenburgplantsoen. Wij hebben deze kwestie
van alle kanten bezien en hebben verschillende
adviezen ingewonnen.
Hierbij is duidelijk naar voren gekomen, dat de
muziektent bij de plaatselijke verenigingen wei-
nig in trek is. Het is komen vast te staan dat de
muziektent een bijzonder slechte akoestiek
heeft. Dit zal wel de voornaamste oorzaak zijn
van de geringe animo van de plaatselijke
muziekverenigingen voor uitvoeringen in de
tent.
Verbetering van de muziektent is een kostbare
aangelegenheid. Alleen al het aanbrengen van
een nodig geachte geluidsinstallatie zal naar
raming f ]2^o,- gaan kosten. Het zal U duide-
lijk zijn, dat een dergelijke uitgaaf, welke overi-
gens nog verhoogd zal moeten worden met een
bedrag voor het in redelijke staat brengen van
de muziektent, alleen verantwoord is, als ze
door een intensief gebruik min of meer renda-
bel is te maken.
Hoewel wij ons realiseren dat afbraak voor het
stadsbeeld een verlies zal zijn, menen wij U
toch niet anders te moeten adviseren. Aan een
c. het plafond en de kap worden van de
muziektent verwijderd en vervangen door'
een geluidschelp met geluidkaatsing in de
richting van de Kapellestraat.
De kosten van deze operatie worden door
de stichting op meer dan ƒ10.000,-
geschat.
De heer Horstink van de 'Technische
Dienst' geeft in een brief van 24 maart 1959
weer een heel ander advies:
'De enige goede oplossing m.i. is de muziek-
tent geheel te slopen en in een modernere vorm
te herbouwen.'
Hier kan het kollege het voorlopig mee
doen. Ondanks alle goede bedoelingen
raakt men steeds verder van huis. Ten
einde raad legt men uiteindelijk alle plan-
nen in een burolade. Ongeveer vier jaar
gaan voorbij voordat er weer over de
muziektent wordt gesproken.
B en W nemen per brief van 3 april 1963
kontakt op met de plaatselijke muziek- en
zangverenigingen, met het verzoek een
mening te geven omtrent het funktioneren
van de muziektent. In een gezamelijk
schrijven van 7 mei 1963 deelt men B en W
mede: '
'Wij zijn in vergadering bijeen geweest. Hier
kwam tot uiting dat men een muziektent
natuurlijk nodig acht, doch dan een muziek-
tent die aan alle eisen voldoet. Van uiterlijke
zijde bezien is deze muziektent een verfraaiing
van ons Kronenburgplantsoen, doch wat betreft
de uitvoeringen van muziek en zang is deze
tent ongeschikt. Van alle kanten werd geopperd
of de gemeente niet beter een verplaatsbare,
zogenaamde rijdbare muziektent kon laten
maken.'
Dit was weer een nieuw gezichts-
punt. Een verplaatsbare muziektent had
vele voordelen, onder andere dat men op
verschillende lokaties in de gemeente een
concert kon geven. B en W vragen een
offerte aan bij een firma in Spijkenisse:
een muziektent voor 4^ personen, met
een diameter van 6 meter, kost fj^oo,-
- een muziektent voor 60 personen, met
een diameter van
7 meter, kost fgi^o,-
- een muziektent voor 80 personen, met
een diameter van 8 meter, kostfggoo,-.
Overigens is voor een dergelijke muziek-
tent een goede stalling nodig, welke in de
125
-ocr page 126-
muziektent welke niet wordt gebruikt menen
wij geen kosten van onderhoud te mogen spen-
deren.En hij gebrek aan regelmatig onderhoud
zal de muziektent binnen korte tijd eerder een
ontsierend element in het stadsbeeld gaan vor-
men.
Wij stellen U daarom voor te besluiten de
muziektent op het Kronenburgplantsoen te
doen afbreken.
Wij delen U ten slotte nog mee, dat wij de
mogelijkheid van een verplaatsbare muziektent
hebben overwogen.
Wij zijn echter tot de conclusie gekomen, dat
deze oplossing te kostbaar is in verhouding van
het gebruik dat er van wordt gemaakt, en heb-
ben daarom gemeend U voorlopig geen voorstel
dienaangaande te moeten doen toekomen
......"
Het wordt nu toch wel duidelijk dat
B en W eigenlijk niets liever willen dan de
muziektent te slopen. Alle te maken kosten
zijn te hoog, zeker de post achterstallig
onderhoud: vanaf 1948, dus 15 jaar lang is
er niets meer aan onderhoud gedaan. Het
voorstel wordt aangehouden, en de burge-
meester gaat op 16 mei 1964 weer praten
Artikel in het
provinciaal
dagblad 'het
Centrum" van
22 februari
3967.
gesloopt te worden.
Een dezer dagen is een grote
graafmachine begonnen met
het weggraven van een groot
rozenperk nabij de muziektent.
Rozen- en Woemenperken ver-
dwijnen nu om plaats te maken
voor kale rechte parkeerplaat-
sen voor auto's. Door deze in-
grijpende wijziging is het ge-
deelte van het ■ „Kronenburg-
plantsoen" tussen de Kapelle-
straat en de Kloosterstraat de
naam plantsoen niet meer
waardig.
groenstroken zijn vervangen
door een brede asfaltweg,
die
echter voor het verkeer van
weinig of geen betekenis is.
Wel
is het gedeelte van het „plant-
soen" geschikt voor de jaarlijk-
se kermis en voor het parkeren
van auto's Is dit gedeelte van
het Kronenburgplantsoen ook
bijzonder in trel<.
Tot de ontsiering van het ge-
deelte Kronenburgpiantsoen
tussen Kapellestraat en Kloos-
terstraat draagt ook de verval-
len miuziektent bij, eens een
verfraaiing van het plantsoen,
thans als „bouwval" rijp om
Kroncnburgplaiitsocii
in IJsscIstcin wordt
steeds kleiner
USSELSTEIN, 22 febr. — Het
Kronenburgplantsoen te IJssel-
stein dat loopt van de Utrecht-
sestraat nabij de Ned. Uerv.
kerk langs de Stadgracht tot
de
RK kerk, kan men momenteel
niet meer als een plantsoen be-
titelen. In het deel van de Ka-
pellestraat tot de Kloosterstr.
zijn vele bomen gerooid en de
126
-ocr page 127-
met de IJsselsteinse muziek- en zangver-
enigingen. Hij wijst daarbij op het raads-
voorstel van 17 december 1963.
Jan Schuurman, de voorzitter van 'Amicitia'
betreurt het dat de muziektent niet kan
worden aangepast aan de nieuwe eisen en
vindt dat het zonder muziektent 'niet prettig
zal zijn'.
Burgemeester van der Post sugge-
reert het huren van een verplaatsbare tent,
maar de heer Schuurman vreest dat zo'n
tent op het moment dat de verenigingen
deze nodig hebben niet beschikbaar zal blij-
ken te zijn. Voorbeeld daarvan is de laatste
Koninginnedag. Een verplaatsbare muziek-
tent blijft bijzonder aantrekkelijk, maar dan
wel in eigendom van de gemeente. Van der
Post zegt dat dat alleen haalbaar is als er
minstens 10 tot 15 keer per jaar gebruik van
wordt gemaakt. De heer van Kooten, secre-
taris van 'Excelsior' rekent uit dat er dan
een tent kan komen, want 15 keer per jaar
komt neer op i maal per week een koncert,
gedurende de zomerperiode. De heer van
Zon, van 'Zang en Vriendschap', stelt voor
de komende zomer regelmatig op de tent te
koncerteren. Dit voorstel wordt aangeno-
men. De verplaatsbare muziektent van
Lopik wordt gehuurd, en er wordt afgespro-
ken dat de vier muziek- en zangverenigin-
gen ieder i keer per maand zullen optre-
den.
Op 4 maart 1966 vragen B en W in een
brief aan de verenigingen, naar hun bevin-
dingen over het experiment t.a.v. de akoesti-
sche omstandigheden. In een brief van 9
april 1966 schrijft de heer A.H. Tersteeg
namens het bestuur van Amicitia het vol-
gende:
'Wij hebben diverse concerten gegeven op de
muziektent, voor het gemeentehuis en in de
tuin van Mariënsherg.
Wanneer de akoestische waarde van de
muziektent en de concerten in de tuin van
Mariënberg buiten beschouwing blijven, lopen
de successen van de concerten ver uiteen.
Oorzaak hiervan is de geluidsoverlast van
brommers en ander verkeer, en onvoldoende
politie toezicht.
Afbraak van de muziektent.
Het raadsvoorstel van B en W gedaan op
26 september 1967 heeft als onderwerp
afbraak muziektent; 'ons college heeft deze
aangelegenheid nogmaals nader bekeken. Door
-i-i 6^^
-S.oï^irv.?
fttttt:
Ik verzoek ü omtrent het nftirolgende knipael
het Aangestreepte te villen verriobteni
1.   advleB(nota} aan B. en W, uit te brengen)
2.   sohriftelijk rapport aan mij uit ta branffenj
;. fcan 3>ir. T.D, / politie om bericht c.q. adviea te vragen;
^4. uitvoering te geven aan het toegeze gde;
5..........
£;'1I9 aeoretaria,
Uittreksel uit raadsnotulen van LC ~^;
i^lf
6b. Yooratel mst ontwerp^beBluit tot het afbreken van de at^laktent op het
Kxcnonburgplontaoun,
l>e hoer AelbcrB informocrt van vie de muziektent ia.
^ Voorzittor antwoordt dat de Buzioktont eigendoo van ds guooentQ IJa-
selatein Is.
Do heer /lalbere vindt hot jammor dat do ouzicktont weggaat.
Dg Voorzitter deelt mee dat do akoostick slecht is en hot een aooilijku
en koetbare zaak wordt daarin verbetering to brengen. Uamieor er t.z.t.
behoefte bostaat nan een muzioktent dan aal dit veHicht een verri;}dbare
tent wordon.
De hoor van Bennekoa vraagt of do verenigingen nog bepaalde auggestias
hebben godaan.
"l Voorzi-tteg aatwoordt dat van/Be z^jdo^an^o y^or^lï^gi^
...... \vii>l\.
iets wordeïUnaergeae
Öo Yoorzlttor zegt dat een en onder aan de'^and vftn de proktijk bekeken
ffloet worden. Uit vorkeersoogpimt zal zulka wol aoeilijk zijn.
De hoer Aelbcra aogt dat dit geen argumont ia. Ook met da markt wordt het
verkeer atilgelsgd.
'^^ Voorzitter antwoordt dat wanneer er behoefte aan een ouzioktant beataa.
altijd bokcfccn kan worden waar do tent het boste geplaatst kan worden.
De heer van dor Stelt ia van mening dat oon verplaatsbare muziektent ouk
zijn moeilijke kanten üoeft. Spreker vindt hot jamnier on beachamend dat
IJeaolstein thans niet neer een maziektont in stand kan houdon.
Voorzittor zegt toe te zullen bcziJn'of er in een^bastoiiaiiingaplan niut
oen peB£hi~kJ_j9n.t^v:oor^_pen_auzJ.ektonF ■|y'.'xind9H7 "                    . — ■
SiTfria wordt conform hot vooratol van burgcooeater en wethoudöre beslotot'.
%.
tï»1^5r^.':°^.rlr-v
GEZIEN
1 e MEHS8J
Het finale
oordeel.
het feit dat het Kronenburgplantsoen een par-
keerplaats is geworden en derhalve steeds meer
door het verkeer wordt gebruikt, is de situatie
daar ter plaatse geheel gewijzigd. Hierdoor
past de muziektent ook niet meer in die omge-
ving. Ook de publieke belangstelling voor open-
lucht concerten is de laatste jaren sterk afgeno-
men. Wellicht is hieraan niet vreemd, het
motorisch verkeer dat langs en over het
Kronenburgplantsoen rijdt. Aangezien de
muziektent steeds verder vervalt en een ontsie-
rend element in het stadsbeeld gaat vormen
lijkt ons inziens de enige goede oplossing de
muziektent thans zo spoedigmogelijk te slopen.
Konklusie.
Na slechts 40 jaar is het doek voor de
muziektent al gevallen. Tel daar bij op dat
na 1950 de onttakeling reeds begon dan
127
-ocr page 128-
kunnen we konkluderen dat het 'openlucht-
koncerteren' te IJsselstein een (te) kort
leven heeft geleid.
De monumentale muziektent heeft dit
niet verdiend. De kreatie van architekt
Baanders sloot zo mooi aan bij de inrich-
ting van het Kronenburgplantsoen dat men
pas besefte wat men miste na de sloop.
Politieke onwil, muziekvereningingen
die geen kans zagen de muziektent te
'exploiteren' en publieke ongeinterreseerd-
heid leidden tot de ondergang van deze
'snottebel in de maneschijn'.
Laten we het er op houden dat een stukje
tijdsbeeld uit de jaren'20 niet meer paste in
de tijdsgeest van de jaren '60.
Het
Kronenburg-
plantsoen van
nu.
f : , ' -
^ ■
#L.:"
'* 'fmtuitJt. i
^^^^^i;3!- 'ag>iwc„v JK©-»^
^1
ll^l
128
-ocr page 129-
'WIE IS WIE'?,
Namen bij het grafmonument 'van Amstel'
door Ron van Arkel
reerd dat heer Gijsbrecht de afgebeelde fi-
guur is met de ringbaard en zijn vrouw als
een bezadigde vrouw op middelbare leeftijd.
Arnold en Maria zouden echter als 33-jari-
gen afgebeeld zijn.
Hoewel het zo juist beschrevene heel aan-
nemelijk klinkt, heb ik geconstateerd dat er
in het eerste artikel een persoons- verwisse-
ling heeft plaats gevonden met betrekking
tot de beide vrouwen en de daarbij behoren-
de partners. Zoals hiervoor reeds is geme-
moreerd wordt in het tweede artikel de stel-
ling gehuldigd dat men toentertijd de oude-
re personen als bezadigde mensen van mid-
delbare leeftijd afbeeldde. Deze stelling, hoe
terecht ook , is onvoldoende om uitsluitend
Inleiding
Met dit schrijven hoop ik iets meer duide-
lijkheid te kunnen verschaffen in de vragen
die er zijn omtrent de graftombe in het koor
van de St. Nicolaas kerk te IJsselstein.
Duidelijkheid over de vragen: 'wie zijn er nu
precies afgebeeld?' en , 'wie is nu precies
wie?'
De tombe, waarin notabene de stichter
van de kerk, Gijsbrecht van Aemstel, en zijn
zoon Arnold begraven liggen en bovendien
beider echtgenoten.
De door de heren Donga en Boot en de
heren Vergouw en Siccama in de
'Historische Kring' (respectievelijk in de no.
24/25 , maart/juli 1983) gepubliceerde arti-
kelen heb ik met genoegen gelezen. Toch
zijn deze artikelen voor mij aanleiding de
pen ter hand te nemen en mijn visie op het
geheel in dit artikel weer te geven.
In het eerste van de hiervoor genoemde
artikelen wordt aangegeven dat de op de
tombe aangegeven personen zijn: (van links
naar rechts) Arnold (Arend) Il van Aemstel,
zijn vrouw Maria van Avennes (van
Henegouwen), Gijsbrecht van Aemstel en
diens vrouw Bertha van Heukelom. (zie af-
beelding i)
Hierbij wordt tevens vermeld dat bij de
persoon van Maria van Avennes het familie-
wapen der Henegouwen's prijkt gecombi-
neerd met dat van de Aemstel's (zie afbeel-
ding 2). Het zal u later in dit artikel duidelijk
worden dat dit wapen echter bij de 'Heuke-
lomse' vrouws-persoon op zijn plaats is.
In het tweede artikel wordt beschreven
dat 'het voor de hand lag om de ouders ou-
der af te beelden'. Hierdoor wordt gesugge-
afb.i.
Vermeende
volgorde van de
beelden op het
grote grafmonu-
ment.
Op de voor-
grond Bertha
van Huekelom,
daarnaast
Gijsbrecht van
Amstel en daar-
naast Maria
van
Henegouwen.
Aan het einde
Arnold van
IJsselstein.
129
-ocr page 130-
Gijsbrecht lil
heer van Amstel
(1230-1252)
_______I_______
-------------1
Amoudlt1291
heer van IJsselstein
(1267-1291)
X
Johanna
1300
Gijsbrecht IV
heer van Amstel
(1252-1300)
---------1
Amoud 11304
heer van Bisnschop
(1293-1300)
Gijsbrecht 11343
heer van IJsselstein
(1279-1343)
X
Bertha van Heukelom
(1304-1311)
Jan
heer van Amstel
(1291-1335)
Jan
kanunnik van
St. Marie
(1304-1365)
Willem
proost van
Odiliënberg
(1311-1363)
Hertieren tl 332/3
(1311-1332/3)
X
Elisabeth van den Bossolie
(1316)
Otto 11354
(1304-1351)
X
Bertha Grauwert
(1330-1331)
XX
Machteldt1365
vrouwe van Bevenweerd
(1345-1354)
Amoudllt1363
heer van IJsselstein
(1343-1363)
X
1309 Maria van Avesnes
(1309-1344)
ajb.2.
Donga en Boot
stellen dat dit het
Henegouwse
wapen is met dut
van IJsselstein
boven het hoofd
van Maria van
Henegouwen.
Dit blijkt niet
juist.
als basis te dienen voor verdere conclusies.
De nadere aanduidingen welke op de fami-
liewapens van de vrouwen zijn aangegeven
geven immers minstens zo veel informatie
(hierover later meer). Bij mij bestaat echter
de indruk dat men deze laatste informatie
onvoldoende heeft betrokken bij de identifi-
catie, zo wel, dan was men tot andere con-
clusies gekomen!
Op een 'maquette' welke zich bevindt in
Gijsbrecht van den Bossche
(1333-1392)
X
Johanna van Heemskerk
Gi)Sbrecht(l)
heer van Ruwiel
(1355-1387) dood 1390
X
Aleid Thomas
Gi)Sbrechtsz. dr.
Hendrik
(1349)
Guyotte
vrouwe van IJsselstein
X
1330Jant1369
heer van Egmond
afb.4
Genealogische
tabel van de
Amstels van
IJsselstein.
IJsselstein
Gijsbrecht )
(1363)
Egmond
heren van IJsselstein
zoon
dood 1390
het in het oude raadhuis van IJsselstein ge-
vestigde museum, vindt men weer een an-
dere volgorde van de figuren n.1. (van links
naar rechts) Gijsbrecht van Aemstel, Bertha
van Heukelom, Arnold van Aemstel en
Maria van Henegouwen.
Ook hieruit blijkt voornoemde onduide-
lijkheid over de identiteit van de op het
praalgraf afgebeelde figuren: 'wie is nu wie.''
De sleutel van de oplossing ligt naar mijn
mening in de wapenschilden van dé echtge-
notes van de heren van Aemstel. Deze wa-
penschilden zijn afgebeeld boven de hoof-
den van de beeld-figuren op de graftombe.
Bij de vrouwen zijn er twee wapens in één
schild geplaatst (alliantiewapen).
Deze dubbele schilden geven op het lin-
ker schild (heraldisch rechts) het wapen van
IJsselstein weer hetgeen tevens het wapen
is van de 'van Aemstels'. Het rechter schild
(heraldisch links) daarentegen geeft aan uit
welk geslacht de vrouw afkomstig is. Uit het
totaal van hetgeen op het wapenschild is af-
gebeeld is af te leiden dat de betreffende
vrouw met de Heer van IJsselstein was ge-
huwd.
We zullen de hoofdrolspelers één voor
één eens nader onder de loupe nemen om
het één en ander te verduidelijken.
-Gijsbrecht van Aemstel ridder en heer
van IJsselstein van 1279 tot 1343, maarschalk
van het Sticht Utrecht, 11343, was een zoon
van Arnoud I van Aemstel, ridder en heer
van IJsselstein van 1267 tot 1291, "j" 1291 en
van Johanna, -\' in 1300. Gijsbrecht, nam
geen deel aan de aanslag en moord op
Graaf Floris V. Zijn gelijknamige oom; zijn
broer Arnoud van Benscoop en zijn verwant
Herman van Woerden waren hierbij echter
wel zeer nauw betrokken. Gijsbrecht van
Aemstel nam wel deel aan de belegering van
het 'Slot Cronenburg' waar hiervoor ge-
ajb.3
Staalgravure
van het grafmo-
nument naar de
situatie van
1869.
131
130
-ocr page 131-
noemden en hun medestrijders hun toe-
vlucht hadden gezocht.
Moeilijkheden met de Graven van
Holland bleven Gijsbrecht van Aemstel ech-
ter geenszins bespaard. Gedurende het be-
leg van het 'Slot IJsselstein' door de
Hollanders, verdedigde zijn vrouw Bertha
van Heukelom het kasteel. En met succes!
Met een handjevol mannen wist zij het kas-
teel gedurende bijna een jaar in handen te
houden (zie o.a. de geromantiseerde versie
in Fulco de Minstreel). Zij toonde hierbij
een waardig lid te zijn van het geslacht 'van
Arkel' een geslacht dat in Holland als het
'stoutste' (meest heldhaftig) bekend stond.
Gijsbrecht huwde met Bertha van
Heukelom voor het jaar 1297. Bertha van
Heukelom, | 1311, wordt vermeld als doch-
ter van Otto I van Arkel, heer van Heukelom
en van Asperen van 1254 tot 1283 en van N.
van Heusden.
- Arnoud II (Arend, Arnold) van Aemstel
I in 1363 ridder en heer van IJsselstein van
1343 tot 1363, Oudshoorn, Aarlanderveen
etc. Schout van Amersfoort en de Eem.raad
van de graaf van Holland en tijdens diens af-
wezigheid in 1358 gemachtigd tot 's lands re-
gering, zoon van Gijsbrecht van Aemstel en
Bertha van Heukelom. Arnoud II huwde
omstreeks 1308 met Maria van Avennes
(van Henegouwen), "j" 1344. Maria was een
bastaarddochter van Guy van Avennes (van
Henegouwen) bisschop van Utrecht van
1301 tot 1317, -\- in 1317. Guy van Avennes
was een broeder van Jan II van Avennes (van
Henegouwen), graaf van Holland sedert
1299, en door zijn moeder afstammeling
van de oudste graven van Holland uit het
Hollandse huis.
Na deze nadere kennismaking, is het in-
teressant voor ons om vast te stelen dat
Bertha van Heukelom afstammeling is uit
het geslacht 'van Heukelom', als jongere tak
der 'Arkels' en dat Maria van Avennes ver-
want is aan de grafelijke familie der
'Henegouwen's'.
Thans vervolgen wij onze speurtocht
door ons te oriënteren op de beide 'vrouwen-
wapens'.
Omdat de heraldiek haar ontstaan aan de
oorlogvoering dankt, duurde het enige tijd
voordat ook vrouwen wapens gingen voeren.
Voor de 13e eeuw komen die dan ook maar
sporadisch voor. Daarna blijkt dat vrouwen
zowel het wapen van hun vader als dat van
hun man voeren. Als telg uit het Arkelse
huis brak Bertha van Heukelom's vader
'Otto' het volle wapen der Arkels om zich te
onderscheiden van de hoofdstam, met een
Barensteel (vroeger ook wel lambel of pales-
teel geheten). Meestal werd deze afgebeeld
bovenin het schildhoofd. Hij werd afgebeeld
als een tamelijk korte dwarsstreep met drie
(of meer) afhangende rechte stukken meest-
al 'hangers' genoemd. Het woord barensteel
is afgeleid van het oudfranse 'palestel, een
doek of lapje. De mening wordt daarom wel
voorgestaan dat, wanneer de oudste zoon
ajb.5
De wapens uit
de vrouwelijke
lijn:
rechts dat van
Heukelom en
links dat van
Henegouwen.
132
-ocr page 132-
Na al deze omzwervingen, zijn wij op het
punt van de ontknoping gekomen. Immers
van de beide vrouwenwapens weten we, dat
deze deels ontleend zijn aan de echtgenoot,
en deels uit het geslacht van afstamming.
Vergelijken wij deze wapens met die op de
tombe, dan blijkt inderdaad dat in de voor-
noemde artikelen, de personen zijn verwis-
seld. Als we achter de tombe plaats nemen
aan de kant van het voeteneind, dan zien we
duidelijk dat de twee beurtelings gekanteel-
de en tegengekanteelde dwarsbalken beho-
rende aan het geslacht 'van Arkel', in het
dubbele wapenschild bij de links gelegen da-
me op z'n plaats zijn. Nemen we de klim-
mende leeuwen van het wapen der
Henegouwen's in ogenschouw, dan treffen
we die aan in het dubbele wapenschild van
de rechter dame. Dit leidt ontegenzeggelijk
tot de conclusie dat we hier met grote zeker-
heid kunnen vaststellen dat de volgorde van
de personen moet zijn: (van links naar
rechts) Gijsbrecht van Aemstel, Bertha van
Heukelom , Arnold van Aemstel, en Maria
van Henegouwen. Bovendien kunnen we
stellen dat de jongere afgebeelde figuren de
ouders zijn, en de oudere afgebeelden, de
zoon met zijn vrouw. Op de afbeelding in
het artikel van Donga en Boot onder de foto
had het 'Arkelse' wapen gecombineerd met dat
'van IJsselstein'
moeten staan. Na voren-
staande zal het u duidelijk zijn , dat de per-
soon afgebeeld met de ringbaard (zoals be-
schreven door Vergouw en Siccama), heer
Arnold had moeten zijn. De naast hem lig-
gende afgebeelde bezadigde vrouw van mid-
delbare leeftijd is Maria van Henegouwen.
met zijn vader ten strijde trok, hij een soort
bedeksel over de bovenkant van zijn wapen
voerde, zodat hij bij eventuele dood van die
vader het volle wapen kon tonen en het com-
mando overnemen. Het door de heer Otto
van Arkel gevoerde wapen zag er derhalve
als volgt uit:
- in zilver twee rode beurtelings gekan-
teelde en tegenkanteelde dwarsbalken, in
het schildhoofd vergezeld van een zwarte ba-
rensteel met drie hangers. Helmteken een
uitkomende zilveren zwaan. Dekkleden: zil-
ver en rood.
Als natuurlijke dochter van 'bisschop'
Guy van Henegouwen, behoeft het verder
geen betoog dat Maria het etiket 'bastaard-
dochter' droeg. Een bastaardkind betekende
dat de vader en moeder van het kind niet
wettig gehuwd waren. Wettelijk volgde de
bastaard meestal de conditie van de moeder.
Wettiging kon vroeger geschieden door het
huwelijk der ouders. Vele adellijke bastaar-
den bekleedden hoge posities en hun feite-
lijke positie was meestal gunstiger dan hun
officiële rechtspositie. In de middeleeuwen
kwamen vrij veel bastaarden voor bij adellij-
ke families. Zij moesten hun wapen 'bre-
ken' met een bastaard balk (schuinstaak), ter
onderscheiding van legitieme kinderen en
takken. Het door Maria van Henegouwen
gevoerde wapen zag er derhalve als volgt uit:
-gevierendeeld, (1-4) in goud een zwarte
leeuw, getongd en genageld van rood =
Vlaanderen, (2-3) in goud een rode leeuw,
getongd en genageld van blauw = Holland.
Daaroverheen een rechterschuinbalk of
bande (zie afbeeldingen wapenschilden).
afi.6
De gecombi-
neerde wapens.
Links dat van
Gijsbrecht van
IJsselstein met
het Heukdomse
wapen van zijn
vrouw Bertha
uit
het huis van
Arkel.
Rechts dat van
Amoud van
IJsselstein met
dat van zijn
vrouw, Maria
van Avennes,
uit het huis van
Henegouwen.
Let op de
schuinstaak als
teken van 'bas-
taardkind '.
133
-ocr page 133-
ajb.y
Foto van
het grafmonu-
ment vddr de
restauratie van
Van links
naar rechts:
Gijsbrecht
van Aemstel;
Bertha van
Heukelom:
Amoud
van Aemstel en
Maria van
Henegouwen.
Tot slot
Ik hoop dat ik met dit artikel een beschei-
den bijdrage heb geleverd met betrekking
tot de identificatie , en de juiste beschrijving
van de volgorde van afgebeelde figuren op
de tombe. En wil dit verhaal eindigen met
een oud Hollands rijmpje.
'Bredero d'eddste'
'Arkelde Stoutste'
'Egmond de rijkste'
Wassenaer de oudste'
Geraadpleegde literatuur en bronnen:
- Gemeentewapens in Nederland naar het
officiële register van de Hoge Raad van
Adel. (1914-1989)
- Prisma: van Heraldiek & Genealogie door
C. Pama
- Centraal Bureau voor Genealogie te
's Gravenhage. (C.B.G.)
- C.B.G. Dossier 'van Aemstel' collectie van
Mijnden.
- C.B.G. Heraldische collectie Muschart en
Steenkamp/Damstra.
- De Heren 'van Arkel' bewerking door Mr.
J.W. Groesbeek.
-  De Nederlandse Leeuw maandblad van het
Koninklijk Nederlandsch Genootschap van
Geslacht en Wapenkunde. (juli 1954)
- Arkeliana Vetera , bijdrage tot de stambo-
men Arkel - Heukelom - Leyenburg -
Schonauwen. door Dr. O. Merekens.
Koninklijke bibliotheek s' Gravenhage.
Maandblad Nederlandsche Leeuw. (1933)
- C.B.G. Bijdrage tot de genealogie van het
geslacht 'van Arkel'. Collectie J.P. de Man,
bewerkt door Dr. A.W. Dek.
-Het Hollandse geslacht onder de voorou-
ders van Z.K.H, prins Claus, maandblad
Nederlandsche Leeuw.
- De Leeuw van Gelre in het buitenland door
F.J. van Ettro. Maandblad Nederlandsche
Leeuw.
- Fulco de Minstreel door C. Joh. Kieviet 7e
druk
■ De laatsten-der-Arkels door P. Visser
(1908)
- De Arkelse Oorlog door Aart Bijl, Stichting
Merewade Gorinchem.
■ Historische Kring IJsselstein, no. 24/25
maart/juli 1983 en no. 33/34 juli/septem-
ber 1985
134
-ocr page 134-
LAND EN STAD IN 1935;
Fotografische herdruk uit de VVV gids
Plattegrond
omgeving
135
-ocr page 135-
Plattegrond
stad.
Stichting
Historische Kring
IJsselstein
Bank:
Postbank, nr.: 4074718
Redaktie:
B. Rietveld, Meerenburgerhorn 10, 3401
CD IJsselstein.
Donateurs ontvangen het periodiek (4 uit-
gaven per jaar) en worden op de hoogte ge-
houden van de activiteiten.
Nieuwe donateurs kunnen zich opgeven
bij dhr. W.J. van Vliet, J.W. Frisolaan 7,
3401 AX IJsselstein, tel: 03408-81660.
Voor inwoners van IJsselstein bedraagt de
contributie minimaal f 20,- per jaar; zij
die buiten IJsselstein wonen worden ver-
zocht om f 6,50 extra over te maken ivm
verzendkosten. Losse nummers kunnen,
voor zover voorradig, a f7,50 bij het secre-
tariaat worden besteld. Voor dubbelnum-
mers is de prijs f 10,-.
De Stichting Historische Kring IJsselstein
is in 1975 tot stand gekomen en stelt zich
het volgende als doel:
De belangstelling wekken voor de geschiedenis
in het algemeen en voor die van IJsselstein en
de Lopikerwaard in het bijzonder.
Dagelijks bestuur:
Voorzitter: L. Murk, tel: 03408-81627.
Secretariaat: C.J.H, van Dijk-Westerhout,
Omloop West 42, 3402 XP IJsselstein, tel:
03408-83699.
Penningmeester: W. J. van Vliet, J.W.
Frisolaan 7, 3401 AX IJsselstein, tel: 03408-
81660.
136
-ocr page 136-
/^ ^c/ ^/^
■VAN HEMELTJE TOT KARNEMELKSE GAT';
Geschiedenis van een IJsselsteinse weg
door M. Berkien en K. Peeters
Woord vooraf
Aanvankelijk speelden wij met de ge-
dachte dit artikel te gieten in de vorm van
een historische wandeling. Wandelend over
de Hogebiezen, de Benschopperweg en de
Groenedijk zou de lezer volgens ons opti-
maal kennis kunnen nemen van de ge-
schiedenis der betreffende wegen.
Dit idee stuitte in de praktijk echter op
bezwaren. Enerzijds is een rondwandeling
ter plekke niet meer mogelijk zonder zich
op busbaan en Provinciale weg te begeven.
Anderzijds zou de geïnteresseerde wande-
laar op pijnlijke wijze worden geconfron-
teerd met alle gebouwen, weggedeelten,
stukjes wetering, bruggen, sluizen, tuinen
en bomenlanen die in de loop der jaren ver-
dwenen zijn.
Het beste kunt u deze historische wan-
deling daarom uitvoeren, rustig gezeten in
uw favoriete leunstoel. Dit heeft dan tevens
het voordeel dat u de 'voettocht' over meer-
dere dagen kunt verspreiden. Bovendien
blijft het boekje dan wat netter!
Laten we in gedachten maar op de
Benschopperweg beginnen, bijvoorbeeld
bij de ijsbaan, want die weet iedere rechtge-
aarde IJsselsteiner blindelings te vinden.
Via het 'Hemeltje', de Groenedijk en een
stukje Achtersloot komen we dan tenslotte
uit bij de bushalte voor de Benschopper-
poort.
Benschopperweg
Voor een woonstraat buiten de stads-
gracht is een leeftijd van zo'n 315 jaar zeer
respectabel. Toch is de Benschopperweg
een relatief jonge weg. Ter vergelijking: ver-
schillende straten van de IJsselsteinse bin-
nenstad zijn zeker drie eeuwen ouder. Op
de plattegrond van IJsselstein uit 1550 (ge-
tekend door Van Deventer) zien we de be-
wuste weg nog niet. Ook op de plattegrond
van Blaeu ('Toonneel der steden van de
Vereenighde Nederlanden', 1649) zullen we
vergeefs naar de Benschopperweg zoeken.
o/bi
Huidige plaats-
bepaling van de
Benschopperweg.
137
-ocr page 137-
...-^
ajb.2
Op dit detail
van de kaart
vanjacob van
Deventer uit
1565 treffen we
de Benschop-
perweg nog
niet aan.
V/e zien links-
onder wel de
Croenedijk.
(RAU. Top.
Atlas,
563 j
De huidige Benschopperweg heeft in de
loop der eeuwen verschillende namen ge-
had. De oudste naam is 'Santweg'. In het ar-
chief van IJsselstein bevinden zich de
'Conditiën van de Aanbesteding door het
Baroniebestuur van het zandpad in de
Kampen van IJsselstein', compleet met bij-
behorende publikatie. De aanleg van dit pad
vond plaats in 1680. De naam 'Santweg'
wordt o.a. aangeduid op de 'Generaale
Land-Kaarte van den Loopickerwaard' van
1771, getekend door Hattinga.
Het zal misschien verbazing wekken dat
in een polder waarvan de bodem uit rivier-
klei bestaat, een weg 'Santweg' wordt ge-
noemd. We citeren B.Giesen-Geurts e.a
"In de zestiende eeuw waren alle wegen (in
de Lopikerwaard, red.) onverharde kleiwegen.
Dit betekende dat in perioden van veel regenval
de wegen vrijwel onbegaanbaar waren. In de
zeventiende eeuw werden op verscheidene
plaatsen in de Lopikerwaard zandpaden aan-
gelegd om het plaatselijke en interlokale verkeer
te vergemakkelijken. In IJsselstein lag sedert het
midden van de zeventiende eeuw een zandpad
over de Zuid-IJsseldijk. Van omstreeks
1670
dateert waarschijnlijk het Kamperzandpad,
dat de verbinding vormde met het zandpad in
Benschop dat toen aan de zuidzijde van de
Benschopperwetering werd aangelegd."
In het bovenstaande citaat uit 'IJssel-
stein, geschiedenis en architectuur' werd
een tweede in onbruik geraakte benaming
van de Benschopperweg genoemd:
'Kamperzandpad' (Kamperzandweg). In de
volksmond heette de betreffende weg echter
de 'Kamperdijk'. De naam heeft alles te ma-
ken met de ongeveer 8 ha grote
'Kampenlanden', gelegen tussen IJsselstein
en Benschop. Oudere IJsselsteiners gebrui-
ken de naam 'Kamperdijk' nog steeds, hoe-
wel de weg in 1933 officieel is herdoopt in
'Benschopperweg'. De Kamperdijk liep
vroeger kaarsrecht van IJsselstein tot aan
het 'Hemeltje' in Benschop, een afstand van
ongeveer 750 m. Ter oriëntatie: het
'Hemeltje' is de naam voor het gedeelte aan
het einde ( op de grens met Benschop) van
de tegenwoordige 'Groenedijk'. Dit bete-
kent dus, dat het niet meer bestaande deel
(ongeveer 350 m) van de Benschopperweg/
Kamperdijk oorspronkelijk gelegen heeft op
een stukje van het grondgebied van
Mariënstein, in de buurt van de huidige
busbaan. Het stuk provinciale weg vanaf de
Heemradenlaan tot de Benschopperwete-
ring ('t Hemeltje), langs het terrein van het
tennispark en de plaats waar nu de bedrij-
ven Eurec BV (kampeerauto's) en Terberg
Assemblage gevestigd zijn, ligt nog op de-
zelfde plaats als het einde van het vroegere
Kamperzandpad. De Heemradenlaan is
slechts enkele jaren oud en heeft het thans
verdwenen gedeelte van de Benschopper-
weg uiteraard nooit gekruist.
De Kamperdijk was een zeer smalle weg
met een paardenpad in het midden. Om el-
kaar te kunnen passeren met paard en wa-
138
-ocr page 138-
gen was er halverwege (ongeveer ter hoqgte
van Mariënstein) in 1924 een wijkplaats
aangebracht. Deze wegverbreding had let-
terlijk en figuurlijk vele voeten in de aarde.
De lengte van de wijkplaats was twintig me-
ter. Er werden 28 ijzeren u-balken gebruikt
die ruim 4 meter de grond in geheid wer-
den. Het proces-verbaal van de aanbeste-
ding (15-2-1924) maakt voorts gewag van de
uitgebreide bouwtechnische omschrijvin-
gen van palenwanden, keerwanden van ge-
wapend beton en walbeschoeiingen. Door
middel van een systeem van kistdammen
konden de werkzaamheden onder de water-
lijn met droge voeten worden uitgevoerd.
Ter illustratie volgen nog enkele bepalin-
gen uit het proces-verbaal van aanbesteding
uit 1924.
De te leveren materialen moeten zonder on-
derscheid elk in haar soort van de eerste kwa-
liteit zijn, en in het algemeen voldoen aan
de Algemeene Voorschrijien en voor de ver-
werking ter keuring worden aangeboden.
- De aannemer is verplicht bij de uitvoering van
het werk gebruik te maken van de diensten
van de ingezetenen der gemeente IJsselstein.
- Het drinken van sterken drank op het werk is
ten strengste verboden; ongeschikte of onbe-
kwame werklieden en beschonken personen
zal de aannemer op de eerste aanzegff.ng der
Directie van het werk verwijderen.
■ Voor iederen dag, dat het werk later dan den
bepaalden dag gereed is, verbeurt de aanne-
mer een korting van f },- (drie gulden).
In 'Tegenwoordige Staat van Holland'
van 1749 staat een beschrijving van de on-
middellijke omgeving, of liever gezegd: het
verlengde, van het toenmalige Kamper-
zandpad.
"De buurt of het Dorp Benskoop begint 2^0
Roeden van de Stad IJsselstein en strekt zig van
daar drie Vierendeel Uurs ver tot aan de Kerk,
van waar het een groot Uur gaans Westwaard
loopt tot aan Polsbroeker-Dam. Deeze streek
loopt byna lynregt langs een Vaart of Wetering
van twee Roeden Wydte, met een Kleiweg aan
den eenen en een Zandweg aan den anderen
kant. Op ieder deezer Wegen staat een ry van
opgaande Boomen van Ypen, Willigen en
Essen voor de Huizen en Boerenwooningen;
dog de Waterkant mag niet beplant worden,
om de Wegen niet te belemmeren."
Het spreekt vanzelf dat de Kamperdijk
voortdurend van een nieuwe laag zand
moest worden voorzien, zeker in de jaren
dat ze nog niet bestraat was. Tussen 1841 en
1860 gebeurde dit met grote regelmaat,
soms zelfs jaarlijks. Opvallend is, hoe de
huidige Benschopperweg een goede indruk
geeft van het wel en wee van IJsselstein in
de 19e en 20e eeuw. Maatschappelijke ver-
anderingen in de IJsselstad, crisisjaren, oor-
"Gezigt van
t 'Steedje
Ysselstein
geleegen aan
de Rievier den
Yssel, zoo als
het zig
Vertoonde
koomende van
't Dorp
Benskoop,
Afgetekend den
15 Sept: 1743."
(tekening van
D. van der
Burg, RAU.
Top. Atlas no.
57°)
«r;-»..
r-.
t'K
Y^. - X
- ^M'-
Ik^i- -
139
-ocr page 139-
ajh.4
Uitspanning
'Café de Roode
Leeuw', vóór
1900.
De smalle
doorgang
rechts vormde
de toegang
naar de
Benschopper-
poort.
logstijd, ontspanningsmogelijkheden bin-
nen IJsselstein; dit alles heeft haar stempel
gedrukt op de Benschopperweg. We zullen
er, in chronologische volgorde, wat voor-
beelden van geven.
De schaatsfanaten onder u denken bij de
naam Benschopperweg allereerst aan de
winterse genoegens op de ijsbaan die daar
al tientallen jaren te vinden is. Gelijk heb-
ben ze, er zijn immers heel wat ongezonde-
re tijdpasseringen denkbaar. Een geschikte
plek dus om onze historische wandeling te
beginnen.
Vóór 1900 lag de ijsbaan weliswaar ook
aan de Kamperdijk, maar dan wel aan de an-
dere kant van de straat ten opzichte van de
tegenwoordige ijsbaan. De vroegere ijsbaan
lag tussen het inmiddels gesloopte gymnas-
tiekgebouw en het in december 1993 afge-
broken gebouw van kleuterschool 'Mariën-
hofke'. In de breedte liep het terrein van de
Kamperdijk/Benschopperweg tot aan de
wetering langs de Groenedijk. Deze ijsbaan
werd in de zomer gebruikt voor diverse bui-
tenactiviteiten zoals: draverijen, veekeurin-
gen, tentoonstellingen en wedstrijdpar-
koers van de destijds in IJsselstein bestaan-
de wielerclub 'De Zwaluw'.
In het 'Utrechts Provinciaal en Stedelijk
Dagblad' van maandag 2 augustus 1881 le-
zen we het volgende:
"IJsselstein, 2 Augustus. Op woensdag den
24 Augustus zal op den Kamperzandweg alhier
een hardrijderij van paarden van landbouwers,
die nimmer een prijs gewonnen hebben, worden
gehouden. De prijs is f.
150,- de eerste premie f
j^,- en de tweede premie f. 2^,-. De deelnemers
behoeven geen inleggeld te betalen."
Helemaal aan het begin van de Kamper-
6. f.
STILHODBERU
•n
ÜITSPmiNG.
CAFÉ „DE ROODE LEEUW"
«A5
Brief- en fac-
tuurhoofd van
de familie
Bijlevelt, 'uit-
baters van café
'de Roode
Leeuw'.
HANDEL IN:
WIJNEN en
GEDISTILLEERD.
140
-ocr page 140-
ajb. 6eny
Hedendaagse
situatie hij het
begin van de
Benschopperweg
en de situatie
van
1961. Op
de plaats van
het in 1^62 ge-
sloopte patro-
naatsgehouw
(het voormalige
café de Roode
Leeuw) stond
tot voor kort
het kleuter-
schooltje
Mariënhofke
daar waar we
nu een lege plek
zien.
dijk/Benschopperweg stond de 'De Roode
Leeuw'. Dit was een café met stalhouderij,
gelegen op de hoek van de Achtersloot-
Benschopperweg vlak naast de plaats waar
later de kleuterschool Mariënhofke werd ge-
bouwd. De herberg werd waarschijnlijk tus-
sen 1775 en 1800 gebouwd. Dirk van der
Hurk was in 1832 de herbergier. Later werd
het café gerund door de familie Bijlevelt, en
nog later door de familie Van Rossum. 'De
Roode Leeuw' was rond 1900 de uitspan-
ning bij uitstek voor de boeren van de
Lopikerwaard. In de zaal van dit koffiehuis
annex logement werden openbare verkopin-
gen gehouden en ook vonden er uitvoerin-
gen plaats.
Toen het café en de uitspanning niet
meer rendabel waren, werd (waarschijnlijk
in 1919) de inventaris verkocht.
Vrijwel direkt nadat 'De Roode Leeuw'
ter ziele was gegaan werd in dit pand een
coöperatie gevestigd. De 'Coöperatie
Onderlinge In- en Verkoopvereeniging
IJsselstein', zoals de officiële benaming
luidde, werd bij akte op 18 oktober 1919 op-
gericht ten overstaan van notaris F.W.
Swane te Utrecht. De vereniging had bij de
oprichting een duidelijk katholieke signa-
tuur. Het eerste bestuur bestond uit de he-
ren: A.W. Kromwijk (voorzitter), S. v.d.
Anker, E. van Lent, C). van Schalk, N.J. van
Zijl en J.M.P. de Haas. Er verschijnt ook
nog een 'oude bekende' op het toneel in de
persoon van de heer J.H. van Rossum, de
exploitant van 'De Roode Leeuw'. De man
die gedurende vele jaren borrels had ge-
schonken in zijn café werd nu de vertegen-
woordiger van de kersverse handelsonder-
neming. De administratie werd verzorgd
door de heer J.H. Nieuwenhuijs die al plaat-
selijke bekendheid genoot als hoofdmeester
en kassier van de Boerenleenbank. Met een
eigen brik werden de bestellingen aan huis
afgeleverd, waarbij het paard van S. v.d.
Anker zorgde voor de nodige pk's. Door toe-
treding van de heer J. van Hienen kreeg de
coöperatie de beschikking over een eigen
maalderij, met als eerste molenaar de heer
C.M. Swart. De in- en verkooporganisatie
heeft het maar een jaar uitgehouden in de
gebouwen van de vroegere uitspanning. In
141
-ocr page 141-
oktober 1962.
Tot 1920 kende het Kamperzandpad niet
zo veel bebouwing. Het oude huis van
Lexmond, (Benschopperweg 3-5, waar te-
genwoordig een bungalow staat) werd ver-
moedelijk in 1876 gebouwd. Aan de andere
kant van het pad stond de reeds genoemde
uitspanning 'De Roode Leeuw" en verder
waren er nog wat schuren te zien. De
Kamperdijk was verpacht (erfpacht) aan de
Familie Mol (12 personen, wonende in
Helmond, 's-Gravenhage, Utrecht,
Rijsenburg, Horst, Voorburg, Nijmegen.
Amsterdam, Teteringen, en Maastricht), in
1928 kocht de Gemeente IJsselstein de
grondrechten (erfpacht) van f 15,- per jaar.
terug voor het bedrag van f 300,- .
Notarisklerk Lambertus Arendonk, (vader
van makelaar Arendonk bij de Benschop-
perpoort) trad op als vertegenwoordiger
voor de genoemde familie Mol. In de daar-
op volgende jaren (1929 - 1934) onderging
het Kamper-zandpad een gedaanteverande-
ring. In die periode werden er maar liefst 16
riante woningen en een gymnastiekgebouw
gerealiseerd. De bouwvergunningen wer-
den verleend in de jaren:
1920 verhuisde de coöperatie naar Eiteren
alwaar ze nu nog gevestigd is.
De drinkebroers van het voormalige café
'De Roode Leeuw' konden zich waarschijn-
lijk moeilijk voorstellen dat op de plaats
waar zij hun consumpties nuttigden ooit
onderwijs zou worden gegeven. Toch was
dat, onder andere, de volgende bestemming
van het gebouw in kwestie. Het in 1919 op-
gerichte R.K.Patronaat installeerde zich, na
het vertrek van de coöperatie in 1920, in het
pand. De R.K. jongens van 14 tot 20 jaar
kregen op deze zogeheten'avondvakteken-
school' in de wintermaanden gedurende
vier avonden per week les in vaktekenen,
Nederlandse taal, vakrekenen e.d. (De niet-
katholieke jeugd bezocht de avondschool in
de Schapenstraat). Eén van de markantste
docenten was de heer Th.Bissels (1890-
1967). Deze strenge doch rechtvaardige
man was gedurende 34 jaar hoofd van de
St.Nicolaasschool. Naast deze dagtaak ver-
zorgde hij ook vier avonden per week het
onderwijs aan de Avondvaktekenschool en
had verder zitting in bijna alle IJsselsteinse
commissies en verenigingen. Het patro-
naatsgebouw viel onder de slopershamer in
ajb.8
Gezicht op de
Benschopper-
weg vanaf de
doorgang aan
de stadszijde
eindjaren
'30.
Links het in
i8j6 gebouwde
woonhuis van
Lexmond. Op
de achtergrond
zien we nog
vaag de woon-
huizen in de
stijl van de
'Nieuwe
Zakelijkheid'.
142
-ocr page 142-
ajb. gen 10
De Benschop-
perweg aan het
einde van de
jaren '^o
en nu.
Let op de brug-
gen over de
sloot. Uiterst
links een stukje
van het gymnas-
tiekgebouw dat
in
1993 is afge-
broken.
-1929
Benschopperweg 11
(Lexmond)
-1930
Benschopperweg i
(Berkien)
-I93I
Benschopperweg 9
Gymnastiek gebouw
(De Gier)
-1932
Benschopperweg 7
(Vermeulen)
-1933
Benschopperweg 13-15
(v.Dijk)
-1933/34 Benschopperweg 17-35
In 'IJsselstein, geschiedenis en architec-
tuur' vertelt Brigitte Giesen-Geurts over de
laatst genoemde het volgende;
"Benschopperweg iy-3^
Dit rijtje van vijf dubbele woonhuizen met
platte daken is gebouwd in ig^^ door de firma
Klein in opdracht vanJ.B.ten Hout. De bouw-
stijl van de panden is verwant aan de architec-
tuur van de Nieuwe Zakelijkheid,
(architect
Beyer, red.) De woningen ly t/m 2y hebben
een rechthoekige plattegrond. De voorgevels
hebben een licht risalerende middenpartij, die
op de eerste verdieping fungeert als luifel boven
de voordeur. Voorts heeft elke woning een sa-
mengesteld venster in de begane grond en drie
klapvensters in de verdieping. Op het pand
Benschopperweg ly-ig is in
1976 een zadeldak
geplaatst. De panden Benschopperweg 2g t/m
^^ hebben een kruisvormige plattegrond. De
middenpartij van deze dubbele woningen is
eveneens risalerend. In de begane grond fungeert
het risaliet als erker en in de verdieping als over-
luifeld balkon. Opvallend zijn de hoekvensters
in de verdieping, die in de zijgevels doorlopen."
Het initiatief tot het bouwen van een
gymnastiekgebouw (1931) werd genomen
door het R.K. Kerkbestuur in IJsselstein. De
architect was dhr. G.G. van Zeist. De bouw
som was ƒ 23.000,- tot ƒ 24.000,-. Het bij-
zondere van dit plan was dat alle scholen in
IJsselstein gebruik konden maken van de
nieuwe gymzaal. We citeren de tekst van het
betreffende stuk waarin een en ander offi-
cieel werd vastgelegd:
"Het Kerkbestuur stelt het terrein, kada-
straal bekend gemeente IJsselstein Sectie B.
ajb. 11
Het gymnastiek-
gebouw in
19J9.
De weg is nog
niet bestraat.
143
-ocr page 143-
(ged.), met het daarop te stichten gebouw -
waaronder ook zijn begrepen de schoolmeube-
len, werktuigen, leermiddelen en schoolbehoef-
ten -, alles bestemd voor onderwijs in het vak li-
chamelijke oefening ingevolge de Lager
Onderwijswet igzo, gratis ter beschikking van
de Gemeente ten behoeve van genoemd onder-
wijs aan alle niet onder het Kerkbestuur staan-
de en in de gemeente IJsselstein en nog te stich-
ten zoowel openbare als bijzondere scholen voor
gewoon lager en uitgebreid lager onderwijs,
voor zoover dit door de Gemeente wordt ver-
langd ter uitvoering van voor deze scholen gel-
dende leerplannen.
Deze beschikbaarstelling geschiedt alleen
niet ten tijde, dat op het terrein of in het gebouw
door en ten behoeve der onder "Het
Kerkbestuur" staande lagere scholen volgens
een voor deze scholen ingevolge de wet geldend
leerplan onderwijs in het vak lichamelijke oefe-
ning moet worden gegeven. "De Gemeente" be-
taalt na afloop van ieder kalenderjaar wegens
het medegebruik van bovengenoemd terrein en
gebouw door de openbare als bijzondere niet
onder "Het Kerkbestuur" staande scholen voor
gewoon en uitgebreid lager onderwijs aan "Het
Kerkbestuur" spoedigst terug een aandeel in de
gemaakte kosten voor de instandhouding van
het gebouw, voor de inrichting en instandhou-
ding van het hijbehoorend terrein.
"
Het gebouw waarin gedurende ruim 60
jaar naar schatting meer dan 75.000 gym-
lessen werden gegeven aan duizenden
IJsselsteinse kinderen, werd eind 1993 ge-
sloopt. Enerzijds vond rond 1930 aan het
Kamperzandpad dus nieuwbouw van rente-
nierswoningen en villa's plaats, anderzijds
werd deze weg ook geconfronteerd met het
ernstige karakter van de crisis in de dertiger
jaren. Veel IJsselsteinse werklozen probeer-
den met de moed der wanhoop een eigen
bedrijfje te stichten. Een van hen was de
heer Jan Westerhout. Deze man had aan het
Kamperzandpad een grote volkstuin en
trachtte de aldaar gekweekte groenten op
straat te verkopen.
Ondanks de schrijnende taferelen in de
crisisjaren probeerde de plaatselijke VVV de
stad IJsselstein te promoten als 'Stichtsche
Kersenstad'. En laten we eerlijk zijn: ker-
senboomgaarden waren er toen rond het
IJsselstadje nog genoeg te vinden! In een
WV -uitgave van 1935 wordt een beschrij-
ving gegeven van de direkte omgeving van
de Benschopperweg;
"Verderop ziet men de R.K.Jongensschool
(de
St.Nicolaasschool aan de Molenstraat,
red.), de oude schutsluis in de Benschopperwe-
tering en het Kamemelksche Gat. Men heeft
hier een fraai gezicht op de Benschopperpoort
en op de in i88y door A.Tcpegebouwde neo-go-
tische R.K.Kerk, welke is toegewijd aan den
H.Nicolaas. Bij de brug over de wetering slaan
we even links af om den nieuwbouw en het
Gymnastiekgebouw met sportterrein aan den
Benschopperweg in oogenschouw te nemen.
Van hieruit heeft, men een wijd uitzicht op de
Kampersteeg
(de latere Groenedijk, red.) met
zijn nieuwe woningen, de bloemisterij van de
Gebr.Baars en de in 1868 aangelegde
R. K. Begraafplaats".
Enkele jaren na het verschijnen van deze
lyrische VW -tekst verkocht de gemeente
IJsselstein voor de symbolische prijs van
ƒ I,- een gedeelte van de Benschopperweg
aan de provincie Utrecht. Dat gebeurde in
1939, ten behoeve van de aanleg van de
Provinciale weg van Benschop naar
Jutphaas. De consequentie hiervan was dat
de Benschopperweg aan het einde een
bocht kreeg in zuidelijke richting, om een
T-splitsing met de Provinciale weg te kun-
nen realiseren. Deze aansluiting werd voor
het gewone verkeer in het begin van de tach-
tiger jaren weer ongedaan gemaakt, zodat
de Benschopperweg na drie eeuwen een
doodlopende straat werd. In het begin van
de negentiger jaren werd voor het openbaar
vervoer een busbaan aangelegd vanaf het
einde van de Benschopperweg tot aan de
verkeerslichten van de Heemradenlaan.
Enkele maanden nadat een gedeelte van
ajb. 12
Jan
Westerhout
met zijn groen-
ten op de
handkar waar-
mee hij in de
dertiger jaren
de straat
opging
^1 - m^^K^^^^^ w^m
■^P ^„t ^^^HLmép^
W, tri S^^^^IHH
^^W ^k "^
5^F«S^^^-
I^^^B tt»^^^ir%' ;^*'T £
w
II,il -«iii ^ m
144
-ocr page 144-
de Benschopperweg was verkocht brak de
Tweede Wereldoorlog uit. Ook IJsselstein
speelde tegen wil en dank haar rol in dit dra-
ma. De Benschopperweg was één van de lo-
caties waar IJsselsteinse mannen op Duits
bevel gedwongen werden graafwerkzaam-
heden te verrichten. In 'IJsselstein, verleden
en heden' van mr.J.J. Abbink Spaink wordt
deze episode nader uit de doeken gedaan:
"Eind augustus ig^^ werd op Duits bevel
een oppervlakte van ongeveer 230 ha in de pol-
der Broek onder water gezet, als onderdeel van
de inudatie-gordel, welke zich door het westen
der provincie Utrecht uitstrekte. Ook werd een
tankgracht gegraven, die zich van Lopik uit in
een wijde boog om de stad heenboog, daarbij
Benschopperweg, Achtersloot, Zuid- en Noord-
IJsseldijk doorsnijdend. De IJsselsteinse man-
nen, die gedwongen waren werkzaamheden ten
behoeve van de inudatie te verrichten, gaven op
ondubbelzinnige en dikwijls zeer luidruchtige
wijze uiting aan hun ontevredenheid. De inu-
datie heeji weinig schade aangericht."
Naast de hierboven beschreven dwangar-
beid voor de bezetter was er tijdens de twee-
de wereldoorlog aan de Benschopperweg
ook sprake van bouwwerkzaamheden op
meer vrijwillige basis. In 1941 liet
J.H.Outhuyse er een meubelfabriek, een
stofgebouwtje en een meubelspuiterij bou-
wen. In 1943 werden daar nog een lakberg-
plaats en een houtloods aan toegevoegd, (ar-
chitect: G.G. van Zeist).
Hoewel een groot deel van de fabriek
inmiddels verdwenen is, deels door
brand, en deels door sloop, staat het groot-
ste deel van de eerste bebouwing van de fa-
briek nog overeind. (Eurec BV (kampeerau-
to's) en Terberg Assemblage)
Na de bevrijding werd de IJsselsteinse
anti-tankgracht heel wat sneller gedempt
dan ze gegraven was. Exact twee jaar nadat
de boze IJsselsteinse mannen hun graaf-
werk moesten verrichten stond de
Benschopperweg opnieuw in het middel-
punt van de belangstelling.
Uiteraard was de stemming dit keer heel
wat opgewekter, want de Oranjevereniging
had voor de stad IJsselstein een bevrijdings-
feest georganiseerd. Het programma van
vrijdag 31 augustus 1945 zag er nabij de
Benschopperweg als volgt uit:
17.00 uur:
Optocht met o.a.: nr.g Het Moffenkantoor
(Benschopperweg) en nr.24 De voedselvoorzie-
ning door de geallieerden (Hoogebiezen)
21.30 uur:
Opening van een grootsch kampvuur op een
terrein aan den Benschopperweg bij het gym-
nastiekgebouw. Het programma van het
kampvuur, waaraan wij allen deelnemen, ver-
meldt onder meer: - Een Opera "Gijsbrecht
van IJsselstein"??? - De Zingende Boeren
-The Herry Makers....
N.B. Indien de terreingesteldheid dit toelaat, is
het de bedoeling dat het kampvuur door allen
zittend wordt bijgewoond. Men wordt derhalve
verzocht kussens, juten zakken en dergelijke
mede te nemen, benevens een goed stemgeluid.
De zuidoost-kant van de Benschopper-
weg werd na 1960 steeds meer opgevuld met
villa's en ook de overkant van de straat kreeg
wat meer bebouwing. Het meest opvallende
project was het bejaardencentrum
'Mariënstein', dankzij een actief comité (la-
ter omgezet in een stichtingsbestuur) in
nog geen 4 jaar tijd in 1962 geopend kon
worden.
De Benschopperweg biedt tegenwoordig
ook nog wat recreatie-mogelijkheden. De
korfbalvereniging 'Fortissimo' had er vanaf
1971 vele jaren haar speelveld (tegenwoor-
dig evenals vóór 1971 weer op IJsseloever).
Ook is er volop gelegenheid om aan midget-
golf te doen. Maar de ijsbaan zal in de her-
innering van veel schaatsers beslist het
meest hartverwarmende plekje van de
Benschopperweg blijven!
In onze gedachten lopen we de
Benschopperweg helemaal uit. Nou ja, hele-
maal...sinds 1939 is immers de helft ver-
o/b.y
Huidige situ-
atie van de bus-
baan aan het
begin van de
Links de in
ig^g aangelegde
'Provinciale
weg'.
^m
-ocr page 145-
1 il II W V
' ~1 ■ 1! P
JM/'f P
ajb. 14
Bouw van
Mariënstein in
11)61.
Vaag op de
achtergrond
zien we de kas-
^^^^Hir^
teeltoren, i
I^HBI^
dwenen! We laten ons niet afschrikken door
de busbaan en we bereiken met enige moei-
te de Groenedijk, om aan het tweede deel
van onze historische wandeling te begin-
nen.
Groenedijk
In zijn oorspronkelijke vorm is de Groe-
nedijk de oudste uitvalsweg van IJsselstein
in westelijke richting. Daarbij moeten we
ons realiseren dat de huidige Lopikerwaard
vanaf de prehistorie tot ver in de middeleeu-
wen een moeras was en dat de ontginning
ervan rond het jaar 1200 plaats vond.
Zo'n honderd jaar na de ontginning
bleek dat er een berekeningsfout was ge-
maakt, zodat het graven van diverse wete-
ringen noodzakelijk geworden was. In die
periode ontstond o.a. de verlengde
Benschopperwetering, het water parallel lo-
pend aan de latere Groenedijk. De oor-
spronkelijke wetering was enkele meters
breder dan de sloot die er nu nog ligt. De
normale gang van zaken bij het aanleggen
van de hoofdweteringen was, dat er aan bei-
de zijden een dijkje werd opgeworpen waar-
op de latere wegen werden aangelegd. Het
ligt voor de hand te veronderstellen dat de
Groenedijk op een dergelijke manier is ont-
staan. Het is heel waarschijnlijk dat
Gijsbrecht van Amstel, of diens zoon
Arnoud, het graafwerk aan de weteringen
persoonlijk van nabij heeft gevolgd.
Wellicht maakte hij reeds gebruik van
het ongeveer 680 m lange pad dat later de
Groenedijk zou worden, omdat het de kort-
ste verbinding vormde tussen zijn kasteel in
Ifsselstein en de Benschopse bezittingen.
We mogen aannemen dat de Groenedijk
650 a 700 jaar oud is.
ajb. ijDelaii
van de
'Generaale
Land-Kaarte
van den
Loopicker-
waard' uit
1771, getekend
door D.W.C.
Hattinga.
» » » »-tit^AJtj*iti.»i.».^-i.^.'tititit,».t?>i
Sant^
^.
C^te^ %^fvm^ce.
YSSEX.ST
146
-ocr page 146-
Op alle oude topografische kaarten van
IJsselstein staat de Groenedijk aangegeven.
Alleen ontbreekt aanvankelijk een naam.
Op de plattegrond van Van Deventer, uit
1565, zien we niet alleen de weg zelf, maar
ook heel duidelijk de ernaast lopende
Benschopperwetering. Deze vaarroute
stond vanaf 1685 via een overtoom en (vanaf
1758 via een sluis) in verbinding met de
gracht en de haven van IJsselstein en de ri-
vier de IJssel.
Ook op de stadsplattegrond van Blaeu,
uit 1648, is de bewuste weg als belangrijke
verbindingsweg naar Benschop getekend.
Er is dan nog weinig bewoning: op de plaats
van de huidige begraafplaats staat een enkel
boerderijtje. De kaart die Hattinga in 1771
vervaardigde, toont de Groenedijk, door de
tekenaar overvloedig voorzien van ernaast
groeiend geboomte.
Pas vanaf het midden van de negentien-
de eeuw krijgen we enig inzicht in de varië-
teit van namen die deze weg gekend heeft.
Zowel de militaire topografische kaart uit
1850 als de provinciekaart uit 1866 (van
Hugo Suringar) duiden de weg aan als
Bisschopssteeg. Hoogstwaarschijnlijk be-
treft het hier geen verbastering van de
plaatsnaam Benschop, maar werd de weg
genoemd naar de Bisschop van Utrecht, die
immers in de middeleeuwen bezittingen
had op IJsselsteins grondgebied. De
Lopikerwaard vormde, toen het nog moe-
rasland was, zeer waarschijnlijk een onder-
deel van de domeingoederen die in 944 aan
de kerken van St.Maarten en Oudmunster
te Utrecht geschonken werden.
De weg is bij de IJsselsteinse bevolking
echter vooral bekend geworden als
'Kamperkleiweg' of 'Kampersteeg' (ook
'Kampensteeg'). Wanneer de naam
'Groenedijk' officieel in gebruik is geno-
men is ons niet bekend.
Er is een tijd geweest dat de Groenedijk
haar naam met ere droeg. Evenals de
Paardenlaan en de Touwlaan stond de weg
vroeger bekend om zijn schitterende bo-
menbestand. Anno 1994 worden door de
gemeente uitsluitend bomen gerooid als ze
ziek zijn, in de weg staan of een gevaar vor-
men. Zo'n 150 geleden speelden in
IJsselstein bij het kappen van bomen echter
ook economische factoren een rol. In
'IJsselstein uw woonstede' schrijft J.G.M.
ajb.16
Het toegangs-
hek van de
oude RK
begraafplaats
aan de
Groenedijk,
gezien vanaf
de begraaf-
plaatszijde.
Boon daarover het volgende:
"In de vorige eeuw kwam het veelvuldig voor
dat de uitgaven van het stadsbestuur de inkom-
sten verre overtroffen, hij welke treurige stand
van de gemeentekas het bestuur voor de keuze
kwam te staan: een geldlening aangaan, de be-
volking een extra belasting opleggen of bezit
van de hand doen. Meestal koos het de laatstge-
noemde mogelijkheid.(...) In 1844 moesten
ruim 100 iepebomen in de Laan en langs de
Kampersteeg
(thans Groenedijk, red.) het ont-
gelden voor een bedrag van f ii4y,y^. In
3S49
werd de Kampersteeg verder ontgroend Cnj bo-
men werden er toen gerooid). Dit alles vanwege
de slechte economische toestanden, die mede
waren veroorzaakt door de mislukte aardappel-
oogsten. "
In 1829 werd er een Koninklijk Besluit
uitgevaardigd waarmee begraven in kerken
en op begraafplaatsen binnen de stad voor-
taan verboden werd. De 'Algemene
Begraafplaats' van IJsselstein is in 1829
aangelegd aan het Eiteren. De R.K.-begraaf-
plaats werd in 1867 aangelegd aan de
Groenedijk. Brigitte Giesen-Geurts e.a. ge-
ven in 'IJsselstein geschiedenis en architec-
tuur' een beschrijving van dit kerkhof
" Het door een sloot, haag en kastanjebomen
omgeven St.Nicolaaskerkhof is aangelegd in
186'/, twintig jaar voor de houw van de katho-
lieke St.Nicolaaskerk. Deze begraafplaats heeft
147
-ocr page 147-
een fraaie ingangspartij, bestaande uit een giet-
ijzeren hekwerk tussen geprofileerde baksteen-
pijlers. Het hekwerk draagt een banderol met
opschrijf: "mortui resurgent incorrupti" (de do-
den herrijzen onaangetast). Boven de banderol
is een kruis aangebracht. De baksteenpijlers
worden ieder gekroond door een natuurstenen
plaat met hierop een siervaas met acanthusmo-
tief. Op de natuursteenplaten staat links
"St.Nicolaas" en rechts "kerkhof'.
Vanaf het hek leidt een grindpad naar een bak-
stenen barenhuisje met zadeldak tussen tuitge-
vels en een neo-clasticistische detaillering. Het
is op de hoeken gesierd met witte geblokte pilas-
ters en in de zijgevels zijn rondboogiiensters
aangebracht. In de voorgevel bevindt zich een
halfronde nis met een mozaïek in de achter-
wand. Erboven bevindt zich een cirkelvormige
nis met het woord 'pax' (vrede)."
De bebouwing aan de Kamperkleiweg
stond aanvankelijk nogal in het teken van
dood en ziekte. Nadat er in 1867 een kerk-
hofwas aangelegd, plaatste men rond 1890
vlak daarnaast een ziekenbarak. Dit bouw-
sel had eerst bij de toenmalige stadsvaalt
aan het Hazenveld gestaan. De bouw van
dit eenvoudige ziekenhuisje stond in direct
verband met de destijds in IJsselstein heers-
ende besmettelijke ziektes. Tussen 1882 en
1897 had IJsselstein te kampen met epide-
mieën van typhus, kinkhoest, difteritis,
roodvonk, mazelen, influenza, pokken en
(in 1892) de Aziatische cholera. Hierbij wa-
ren telkens veel doden te betreuren. In de
ziekenbarak aan de Benschopper barrière
werden voornamelijk cholera-patienten ver-
pleegd. De nog gezonde gezinsleden van de
patiënten konden zo lang in een oude
school in de Kloosterstraat verblijven, tot
hun woning met carbolzuur-water was ont-
smet.
Naast ziekte en dood was op de
Kamperkleiweg ook de gelukzaligheid van
het hiernamaals vertegenwoordigd. Het ge-
deelte waar de Kamperkleiweg/Groenedijk
aansluit op de Provinciale weg heet name-
lijk sinds mensenheugenis 'het Hemeltje'.
Vroeger kwamen hier de Kamperdijk (latere
Benschopperweg) en de Kamperkleiweg (la-
tere Groenedijk) bijeen, elk aan een kant
van de wetering. Ruim 600 jaar lang heeft
hier de de zogeheten 'Hemeltjesbrug' gele-
gen, tegenwoordig het verbindingsstukje
tussen Groenedijk, Provinciale weg en
Boveneind, ter hoogte van de woning van
dhr. L.Murk.
W. F. J. den Uyl besteedt in 'De Lopiker-
waard II' veel aandacht aan de geschiedenis
van deze brug. We laten hier het bewuste
deel volgen:
"Brug tussen het Hemeltje en de stad
IJsselstein
Op 1 september 1344 verkochten Amoud en
Maria, de Heer en de Vrouw van IJsselstein,
aan deken en kapittel ten Dom en hunne land-
genoten, die geërfd waren in de Achtersloot,
voor een zeker bedrag het recht tot het bouwen
van een brug over de hun toebehorende water-
gang, die van Benschop door de stad IJsselstein
liep naar de IJssel toe 'i>an welken waterghange
tgerechte onse vri is vijf roeden breet.' Het ge-
deelte van de watergang waarover de brug werd
gebouwd, lag tussen de stad en het 'Hemeltje'.
Bedoelde brug was vermoedelijk de 'Endelbrug-
ge', bij 't Hemeltje, op de grens van Benschop.
afh. 17
De Groencdijk
vanuit de rich-
ting Benschop
in ic)}4-
148
-ocr page 148-
afi.iS
Huidige situ-
atie van het
'Hemeltje'.
Linksonder lag
de voormalige
'Endelhrug'.
De waterver-
binding
geschiedt nu
met 'duikers'.
Deze brug zou wijd zijn binnen de heide brug-
gehoofden, veertien voet en zo hoog dat men er
met geladen schepen, van de soort waarmee
men gewoonlijk tussen Benschop en IJsselstein
voer, doorheen kon komen, en zo breed dat wa-
gens er overheen konden rijden. Een en ander
onder voorwaarde, dat zij en hun nakomelin-
gen het recht hadden de brug met de draaiboom
af te sluiten. Voor de heren van de Dom en hun
nakomelingen zou deze draaiboom echter "on-
besloten wesen", evenals voor degenen die hun
goed kochten, pachten of huurden. Zij zouden
altijd door de afsluiting en door de voormelde
vijf roeden gerechts mogen komen en varen,
zonder enige overlast te worden aangedaan.
Voorts zouden er twee gelijke sleutels, waar-
mee het slot van de draaiboom kon worden ge-
sloten en geopend, worden gemaakt, waarvan
een exemplaar in het bezit werd gesteld van de
'Domheren' of van hun bode, terwijl de andere
sleutel door de Heer en Vrouw van IJsselstein of
hun bode in bewaring werd genomen.
De landgenoten van de Achtersloot hadden
het recht te allen tijde de brug te maken en te
vermaken 'alse hem duncken zei oerbaer we-
sen '."
Tegenover deze brug, aan de andere zij-
de van de Provinciale weg, was een café ge-
vestigd met de naam 'het Hemeltje'. Het
pand in kwestie staat er nog (het huis met
witte gevel op nr. 3), maar het is al lang geen
kroeg meer. Een plausibele verklaring voor
de naam 'het Hemeltje' is niet bekend.
Misschien is er verband met de naam
Boveneind, de weg tussen IJsselstein en
Benschop. De Hemeltjesbrug werd om-
streeks 1955 door een dam met duiker ver-
vangen. In de notulen van de IJsselsteinse
gemeenteraad van zo'n honderd jaar gele-
den troffen we enkele ingekomen stukken
aan die een indruk geven van het reilen en
zeilen van boeren en buitenlui aan de
'Kamperkleiweg' of'Kampersteeg' (= Groe-
nedijk) van die tijd. Kenmerkend zijn de be-
roepen van touwslager en schaapherder.
Typerend is ook het gedoe rond een stoom-
tramweg die op de Kamperkleiweg zou wor-
den aangelegd, (zie ook HKIJ-boekje nr.36).
Raadsnotulen:
no. 409 van 21 oktober 1880:
Op een request van Nicolaas de Kruijf,
touwslaer alhier, om vergunning eene haag te
planten ter lengte van 100 meter langs den
Kamperkleiweg, welke weg over eene zekere
lengte door hem van de Gemeente voor onbe-
paalen tijd gehuurd is, wordt eenparig besloten
het verzoek te wijzen van de Hand.
no. 540 van 21 augustus 1882:
Onderhands te verpachten: Het grasgewas
langs den Kamper-Kleiweg aan Peter van den
Bremel voor den tijd van eenjaar voor de som
ajb. 19
Het begin van
de Groenedijk
gezien van
Achtersloot/La-
ge Biezen anno
'994-
^^hhhh^^^shhi^^h^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^I
149
-ocr page 149-
van f. 17,- aanvangende den 1 tenjanuarij 188}
en eindigende, ultimo December van dat jaar,
onder voorwaarde, dat wanneer de weg in den
loop van het jaar
1883 voor den aanleg van een
Stoomtramweg moet worden gebezigd, de
huurder zulks zal moeten edoogen en welk ge-
val de huur eindigt op den dag, dat met de
werkzaamheden een aanvang wordt gemaakt
en zulks tegen evenredige vermindering van
den huurprijs.
no. 366 ingekomen op 13 oktober 1883;
Onderhands verpachten: het Grasgewas langs
den Kamperkleiweg, de weg heeft eene grootte van
1 hectare, 1 are, 60 centiares, ter beweiding zijner
Schapen, aan Peter van den Bremel,
Schaapherder alhier, voor de som van f. ly,-
Benschopperwetering
De Romeinse schrijver Tacitus schreef
eens over Germanië (zo werd ons land toen
genoemd) de minder vleiende woorden:
"Een land van afschuwelijke moerassen en
huiveringwekkende wouden".
Na het vertrek van de Romeinse over-
heersers veranderde er honderden jaren
lang niets aan het landschap van de lage lan-
den bij de zee. Tot de iie eeuw was de hui-
dige Lopikerwaard een groot moerasachtig
gebied, lijkend op de Biesbosch, begroeid
met elzen, wilgen, populieren, berken en
riet. Flora en fauna werden nog niet gehin-
derd door menselijke handelingen.
Roerdomp, bever en otter waren bepaald
niet zeldzaam. Het was een waar paradijs
voor salamanders en andere dieren die we
langzamerhand alleen nog kennen van ou-
de schoolplaten ('in sloot en plas') of uit de
boeken van Jac.P.Thijsse. Er woonden wel
mensen, maar dan uitsluitend op de oever-
wallen langs de rivieren IJssel en Lek en op
zandruggen langs veenstroompjes. Zo da-
o/b. 20 en 21
De huidige
situatie bij de
Groenedijk rich-
ting Benschop-
perpoort, tegen-
over die van
igGo. Let op het
hoogteverschil
tussen de stads-
gracht (links) en
de wetering
(rechts).
«^SIJ ^&*.
."^'é S
150
-ocr page 150-
In de daarop volgende eeuwen was er
sprake van een voortdurende inklinking van
de poldergrond en opslibbing van de IJssel.
De uitwatering kon daarom op den duur
niet meer uitsluitend via de weteringen
plaatsvinden. Gelukkig worden uitvindin-
gen vaak gedaan op het moment dat daar
behoefte aan is. Dat is zeker het geval ge-
weest met de uitvinding van de windmolen.
In de polder Broek zorgden in 1505 twee
windmolens ervoor dat het overtollige pol-
derwater bemaald werd.
Terug naar de situatie van de Lopiker-
waard in 1300. Zoals gezegd werden er, als
oplossing voor de gebrekkige waterafvoer,
extra weteringen gegraven. Binnen het ka-
der van dit artikel is één wetering daarbij
bijzonder interessant, namelijk de 'verleng-
de Benschopperwetering'. Deze wetering,
eeuwen later de 'Kampenvliet' genoemd,
liep (evenwijdig aan de huidige Groenedijk)
recht op de in wording zijn stad IJsselstein
af De verlengde Benschopperwetering had
toen een breedte van ongeveer 7 meter.
De verlengde Benschopperwetering
werd in eerste instantie gegraven als water-
gang die het overtollige water afvoerde.
Daarnaast vormde deze wetering een be-
langrijke transportroute. De stad IJsselstein
was vanaf het begin van haar bestaan een
marktplaats en de hele af- en aanvoer van de
marktgoederen geschiedde per schuit. De
mensen in het achterland (d.w.z. de Baronie
met o.a. Benschop en Noord-Polsbroek)
werden op die manier over het water be-
voorraad. De wetering was daarom letterlijk
van vitaal belang, omdat de kleiwegen gedu-
rende langdurige regenperioden praktisch
onbegaanbaar waren. Ook de produkten
van het achterland (wilgetenen i.v.m. de
griendcultuur en veeteeltprodukten) wer-
den per schuit richting IJsselstein vervoerd.
Er zijn gegronde aanwijzingen (zie
HKIJ-boekje nr. 50/51) dat er in 1321 al spra-
ke was van bebouwing rond het stenen huis
aan de IJssel. Het dorp dat in de eerste helft
van de 14e eeuw ontstond, kreeg de naam
van het kasteel. Er werd een gracht rond het
IJsselstein-in-wording aangelegd. Deze
gracht stond in open verbinding met de
IJssel. Voor de hand liggend is de gedachte
dat de schuiten uit Benschop voortaan via
de Benschopperwetering rechtsstreeks de
gracht op konden varen om de haven van
teert de oudst bekende vermelding van de
nederzetting Lobeke (het latere Lopik) van
1155. In de iie en 12e eeuw vond een gigan-
tisch karwei plaats: de ontginning van dit
drassige gebied in combinatie met het leg-
gen van dijken. Alles moest met handkracht
en eenvoudig gereedschap gebeuren, zelfs
kruiwagens bestonden nog niet.
Alle grond moest met draag-berries wor-
den verplaatst. We kunnen er ons bijna
geen voorstelling van maken hoeveel tijd en
energie zo'n klus in die tijd gekost heeft.
Voortdurend waren er tegenvallers, bijvoor-
beeld overstromingen, die het werk van
maanden in één dag ongedaan maakten. In
feite kunnen we spreken van de Deltawer-
ken der middeleeuwen.
De bisschop van Utrecht, toen nog groot-
grondbezitter, gaf stukken van het moeras
ten westen van de stad Utrecht in leen. Zo'n
lap grond heette een 'cope'. (Nog herkenbaar
in namen als: Benschop en Hoenkoop).
Degene die een dergelijk stuk grond leende,
mocht het ontginnen en verpachten. Deze
ontgonnen kavels hadden een rechthoekige
vorm, met een lengte van ongeveer 1300 m
en een breedte van zo'n 115 m. Door middel
van sloten werd dit stuk dan weer opgedeeld
in percelen van ongeveer 30 m breed.
Volgens sommigen heeft de naam 'Blok-
land' te maken met die indeling in nieuwe,
rechte stukken land. Anderen menen dat de
naam Blokland een vervorming is van 'belo-
ken' land, d.w.z. 'afgesloten land'.
De mannen die in de 12e eeuw de on-
voorstelbaar moeilijke taak hadden om de
ontginning van de Lopikerwaard voor te be-
reiden en te begeleiden, hadden echter een
belangrijke berekeningsfout gemaakt. Het
was de bedoeling geweest dat het water van
de nieuwe Lopikse en Benschopse landerij-
en naar het westen afgevoerd zou worden.
In de praktijk bleek dit echter niet te klop-
pen. De oorzaak was de inklinking van de
veenachtige bodem, die tot uiting kwam in
de tientallen jaren na de ontginning. Met
die factor had men te weinig rekening ge-
houden. De boeren wilden toen het water
van hun land naar de IJssel (naar het oosten
dus) laten afwateren. Om dit te realiseren
besloot men rond het jaar 1300 in de
Lopikerwaard een systeem van weteringen
aan te leggen, die het overtollige water op de
IJssel loosden.
l^
-ocr page 151-
3; ^"J».
ajb.22
De Benschop-
perpoort te
IJsselstein door
P. van Liender,
1752.
Duidelijk
is de
overtoom te
zien en het
brugje
(Kamemelkse-
brug) over de
wetering.
De boerderij
rechts is de
voorganger van
herberg 'de
Roode Leeuw'.
IJsselstein te bereiken. Dit was echter eeu-
wenlang onmogelijk vanwege een verschil
in waterstanden tussen stadsgracht (en
IJssel) enerzijds en de polderweteringen an-
derzijds. Tot 1685 konden de schuiten al-
leen maar hun lading ter hoogte van de
Benschopperpoort lossen, zonder verder te
kunnen varen. Maar laten we niet vooruit
lopen op de feiten.
De Groenedijk uitlopend richting
IJsselstein begeven we ons via het begin van
de Achtersloot naar de plaats van de tegen-
woordige bushalte bij de Benschop-per-
poort. In vroeger jaren kon het manvolk
zich hier op p(l)assende wijze afzonderen in
een buiten de poort staand urinoir. In de
notulen van de Raad van 19 april 1895 staat
daarover het volgende:
"De Heer Bouwman vraagt inlichtingen om-
trent aanbesteding van gemeentewerken boven
de 2^ gulden. Volgens spreker is het daarstellen
van de Urinoir buiten de Benschopperbarrière
uit de hand gegund aan den Smid C.de Groot.
De Voorzitter geeft hierop te kennen dat ergee-
ne aanbesteding heeft plaats gehad, daar aan
den Smid De Groot was opgedragen het be-
noodigde ijzerwerk te bestellen bij eene ijzerfa-
briek in Utrecht of Den Haag na vooraf model-
len en prijsopgaaf te hebben overlegd. De Heer
Kranenburg achtte het wenschelijk dat ook van
gemeentewege eene Urinoir werde geplaatst na-
bij de Hervormde Kerk in vorm en afmeting als
de thans bestaande buiten de Benschopperbar-
rière. De Heer Bouwman maakt spreker opmerk-
zaam dat de Urinoir nabij het R.C. Kerkge-
bouw voor rekening van dat bestuur is geplaatst
en eerst later door het gemeentebestuur in eigen
beheer is overgenomen. Ditzelfde kan dus toe-
passingvinden bij het Herv. Kerkbestuur."
(Het Urinoir was eerst geplaatst bij de sluis-
kom, recht tegenover de Benschopper-
poort, en is later verplaatst naar de achter-
kant van het op de hoek bij die poort staan-
de transformatorhuisje, waarvan de funde-
ring nu nog dienst doet als ondergrond voor
het plaatsje met twee banken net buiten de
poort)
Niveauverschil
Het verschil in waterhoogten tussen we-
tering enerzijds en gracht (IJssel) ander-
zijds, vormde dus een moeilijk op te lossen
struikelblok. Men wist aanvankelijk geen
andere oplossing te bedenken dan de
Benschopperwe-tering zo dicht mogelijk bij
IJsselstein te laten eindigen. Op de kaart
van Jacob van Deventer uit omstreeks 1560
is te zien dat de wetering inmiddels was
doorgegraven tot aan de Hogebiezenmolen,
met een dam ter hoogte van de latere
Benschopperweg.
Uit de situatie op de stadsplattegrond van
Blaeu (1649) blijkt dat de al zo'n drie eeu-
wen daarvoor gegraven verlengde Ben-
schopperwetering nog steeds niet rechtst-
reeks met de IJsselsteinse stadsgracht in
verbinding stond. Het laatste stuk van deze
wetering lag evenwijdig aan de stadsgracht
152
-ocr page 152-
met een stuk grond als een landtong ertus-
sen. Dat betekende dus dat eeuwen lang de
inhoud van de schuiten vlak voor de
Benschopperpoort moest worden overgela-
den op karren. De goederen uit de Baronie
konden IJsselstein wel bereiken, maar de
schepen konden niet verder varen naar de
Hollandsche IJssel om bijvoorbeeld Mont-
foort te bereiken.
De Overtoom
Het probleem van het verschil in water-
hoogten was natuurlijk niet louter een lo-
kaal IJsselsteins probleem: een groot deel
van Nederland had er mee te maken. In het
Holland van de 17e eeuw was een veel ge-
bruikte oplossing de overtoom, ook over-
tocht of overslag genoemd. Tussen twee
vaarwaters met een ongelijk waterniveau
was een dam met aan weerskanten een hel-
ling. Niet al te grote vaartuigen werden met
een kabel, die aan een katrol was bevestigd,
de helling op gesleept en aan de andere kant
weer naar beneden gelaten.
Dit systeem, waarbij de schepen met
enig kunst- en vliegwerk in een ander vaar-
water terecht kwamen, is ongeveer 300 jaar
geleden in de nabijheid van de Benschop-
perpoort toegepast. De IJsselsteinse over-
toom heeft gelegen op de plaats waar nu de
kruising is tussen Benschopperweg en
Achtersloot. Sommige bronnen (bijvoor-
beeld B.Giesen-Geurts e.a. in 'IJsselstein,
geschiedenis en architectuur') vermoeden
dat de IJsselsteinse overtoom in het begin
van de i8e eeuw werd aangelegd. W.F.J. den
Uyl ('de Lopiker-waard 11') noemt uitdrukke-
lijk 1685 als het jaar waarin deze overslag
werd aanbesteed.
Hoe het ook zij, op de plattegrond van
Blaue uit 1649 zien we nog geen overtocht
en op een afbeelding uit 1744 is de over-
toom van de Benschopperwetering wél te
zien, compleet met windas, kabel en een
deel van de helling. Ook op een kaart voor-
stellende de 'Situatie der Baronnie van
IJsselsteyn' uit omstreeks 1770 is met enige
goede wil de overtoom, met hellingen en
trekrad, waarneembaar.
De Kamemelksebrug
Weliswaar werd rond 1560 de verlengde
Benschopperwetering doorgetrokken tot
aan de 'Hogebiezenmolen', maar toen be-
stond de behoefte aan een brug ter plaatse
nog niet, omdat er een dam lag als onder-
breking in de wetering. Via deze dam kon-
den boeren en tuinders hun land aan de an-
dere kant van de wetering bereiken. (Het
Kamperzandpad bestond nog niet, althans
niet als een openbare weg). Aan de andere
kant van de dam liep de wetering wel ver-
der, maar met een andere waterhoogte, om-
dat het water in direkte verbinding stond
met stadsgracht en IJssel. In 1680 zal het
Kamperzandpad (Benschopperweg) zijn
aangelegd. Enkele jaren later, Den Uyl
houdt het op 1685, werd op de plaats van de
bovenbeschreven dam een overtoom ge-
bouwd. Het ligt voor de hand te veronder-
stellen dat er in elk geval in 1685 een
brug(getje) bij die overtoom moet zijn ge-
weest om te voet of met een kar vanaf de
Benschopperpoort op het Kamperzandpad
te kunnen komen.
Op een prent van D.v.d.Burg uit 1744 is
een stenen boogbruggetje duidelijk in beeld
gebracht. Het lijkt ons aannemelijk dat dit
een afbeelding is van de oorspronkelijke
brug uit circa 1680, omdat voor een derge-
lijk type brug een leeftijd van 65 jaar geen
enkel probleem hoeft op te leveren.
Bovendien is er niets bekend over de bouw
van een nieuwe brug op die plaats voor het
jaar 1744, het jaar waarin de prent getekend
werd. Hoe het ook zij, de brug op de prent is
solide van constructie. Aan de kant van de
Kamperdijk is er een huisje zonder verdie-
ping tegenaan gebouwd, met twee kleine ra-
men in de zichtbare gevelkanten, een pan-
nendak in een puntvorm met als bekroning
een schoorsteen. Zo te zien is het een wach-
ajb.23
De in igo6
gebouwde
versie van de
'Kamemelkse-
brug' over de
wetering.
De brug leidde
naar de
Benschopper-
poort.
m
-ocr page 153-
de brug. Het blijkt dat de brug regelmatig
door Benschopse schippers met domme-
krachten werd vernield om de schuiten, die
te breed waren voor de brug, alsnog erdoor
te wringen. Ene heer Van de Bergh drong er
bij de burgemeester op aan, om als hoofd
van de politie toe te zien dat Benschopse
boeren en buitenlui niet langer met brute
kracht de brug zouden ontwrichten.
Inmiddels was men in Benschop, als te-
genactie, teruggekomen op de toezegging
om ƒ 2700,- bij te dragen voor het herstel
van de brug. Men was op 23 november 1905
bereid om zegge en schrijve ƒ300,- te beta-
len voor een noodbrug. Als reactie hierop
raakten in de IJsselsteinse gemeenteraad de
gemoederen danig verhit.
Ieder raadslid probeerde zijn eigen op-
lossing te promoten en er heerste grote on-
einigheid.
Al met al werd er tussen 6 augustus 1891
en 18 december 1905 (14 jaar) geen enkele
definitieve beslissing genomen omtrent
herstel van de bouwvallige brug.
Tenslotte werd de oude brug gesloopt. In
de winter van 1906 werd een noodbrug aan-
gelegd, (De raadsnotulen spreken van hulp-
brug). Wie in de veronderstelling verkeert
dat de ruziënde IJsselsteinse en
Benschopse raadsleden onderhand de
strijdbijl zouden hebben begraven, vergist
zich. Dit keer ontstond er onenigheid over
het aanbrengen van een tweede deklaag op
de hulpbrug. Die tweede laag was nodig,
omdat dan met beladen vrachten over de
brug gereden kon worden. Deze laag zou
ƒ 60,- kosten, maar...........het waterschap
Benschop 'wenscht echter geen f ]o,- daartoe
bij te dragen.'
Enkele maanden later, het was inmiddels
mei 1906, werd de noodbrug afgebroken
om plaats te maken voor een nieuwe stenen
boogbrug. Het werk werd gegund aan de
laagste inschrijver, de heer B.Voorendt, tim-
merman en aannemer te IJsselstein voor de
som van ƒ 3520,-. In het bestek lezen we on-
der andere:
artikel 4: De steen en grove puin alsmede het
uitkomende houtwerk wordt het eigendom van
den aannemer en moet van het terrein verwij-
derd worden.
artikel 5: Van de keibestrating, nabij de
brug, een gedeelte daarvan volgens aanwijzing
uit te nemen en weder te leggen, verder deze
tershuisje behorende bij de overtoom, want
deze overhaal is op de tekening een tiental
meters achter het bruggetje over de verleng-
de Benschopperwetering gesitueerd. Een
enorme boom staat op de plaats waar 250
jaar later een bordje van de bushalte zou
staan.
Een tekening van P.van Liender (afb. 22)
uit 1752 laat nagenoeg eenzelfde schouw-
spel zien van de Benschopperpoort, de over-
toom en het bruggetje. Op deze prent is
heel goed te zien hoe aan de andere kant
van het bruggetje, vlak achter het wachters-
huisje, een boerderij is gebouwd, compleet
met een enorme hooiberg. De bedoelde
boerderij is gesitueerd ongeveer op de
plaats waar later de uitspanning 'de Roode
Leeuw' en was wellicht toen al een herberg
met dezelfde naam. Veel later werd daarde
(inmiddels gesloopte) kleuterschool
Mariënhofke gebouwd.
In 1842 onderging de Karnemelksebrug
voor het eerst een grondige opknapbeurt.
Het bestek omvat twaalf uitgebreid beschre-
ven voorwaarden waaraan de aannemer
zich moest houden.
Daarna brak een periode aan waarin de
brug voortdurend een bron van ergernis en
tweespalt bleek te zijn. De oorzaak van al
dat geruzie was eigenlijk terug te voeren tot
de wrok van veel IJsselsteiners, die meen-
den dat de Benschopse boeren van de
IJsselsteinse sluis en de Karnemelksebrug
profiteerden, zonder voldoende in de kos-
ten bij te dragen.
Op 19 april 1895 constateerde de heer
Schilte in de IJsselsteinse raad dat 'de steen-
en hrug buiten de Benschopper barrière wegens
daaraan ontstane gebreken herstelling behoeft'.
Er waren wel plannen tot restauratie, maar
men was het er niet over eens of de ge-
meente IJsselstein hier wel of niet aan mee
moest betalen, aangezien de brug onder
verantwoordelijkheid van Benschop viel.
De zaak sudderde op een laag pitje ver-
der. Zeven jaar later (1902) verklaarde het
waterschapsbestuur van Benschop zich be-
reid mee te werken aan de totstandkoming
van een nieuwe stenen boogbrug, op voor-
waarde dat de bouwkosten het bedrag van
ƒ 2700,- niet te boven zouden gaan.
In de IJsselsteinse raad had men er in-
middels grote moeite mee om voor de helft
temoeten meebetalen aan de restauratie van
154
-ocr page 154-
keibestrating te verlengen tot aan de bestrating
op de brug, op een zandbedding van
15 cm dik-
te, alles onder een goed beloop en goede aanslui-
ting; de afgekeurde keien te vervoeren naar de
bergplaats voor keien aan de Paardenlaan. De
tekort komende keien zullen den aannemer
worden verstrekt.
Ook al kwamen de afgekeurde stenen en
een hoop overtollig zand op de stadsvaalt
aan de Paardenlaan terecht, er waren altijd
wel liefhebbers voor te vinden. Deze afge-
dankte materialen werden verkocht aan
Albertus Poot, gemeente-opzichter, en aan
Jan van Vliet, melkboer, die er elk ƒ i,- voor
betaalden.
De eerste sluis
De IJsselsteinse schooljeugd kon in de
i8e eeuw naar hartelust zingen van:
'Schuitje varen, theetje drinken, wie vaart er
mee naar de overtoom?'. Toch heeft de over-
slag bij de Benschopperpoort er betrekkelijk
kort gelegen. In 1758 moesten de sleephel-
lingen plaats maken voor een sluis, nadat
daarover enkele tientallen jaren lang (!) was
nagedacht.
Heden ten dage verwijten we soms de
bestuurders van stad, provincie of Rijk een
wat traag tot stand komende besluitvor-
ming. Wat dat betreft is er niets nieuws on-
der de zon: de vroede vaderen van het i8e-
eeuwse IJsselstein hadden er zo'n dertig
jaar voor nodig om het idee van de bouw
van een schutsluis ter vervanging van de
overtoom, om te zetten in daden !
De feiten
Schout en schepenen waren er rond 1730
van overtuigd dat er aan de uit 1685 dateren-
de overtoom veel nadelen kleefden. Met na-
me het dure onderhoud en de op handen
zijnde grote herstellingswerkzaamheden
stemden in IJsselstein tot enige somber-
heid. Deze nadelen zouden bij vervanging
van de overtoom door een schutsluis (ver-
laat) grotendeels verdwenen zijn.
Weer gingen er in deze gezapige i8e
eeuw vele maanden voorbij. In IJsselstein
was alle aandacht lange tijd gericht op de
nieuwe, grote windkorenmolen (de
'Windotter') die in 1732 voltooid werd.
Zeven jaar later, het was inmiddels 7 sep-
tember 1739, werden eindelijk de ingelan-
den bijeen geroepen om samen te vergade-
ren over de plannen tot aanleg van een sluis.
Er werden door de bestuurders van
IJsselstein steekhoudende argumenten op
tafel gelegd om de overtoom te vervangen
door een verlaat. We noemen enkele argu-
menten:
d£ overtoom sloeg jaarlijks een flinke bres in de
gemeentebegroting.
- binnen afzienbare tijd moest de overtoom ge-
heel worden vernieuwd
- in talloze Hollandse polders had men de
overtochten inmiddels al vervangen door ver-
laten.
- de opbrengst van het schutten zou zoveel be-
dragen als het aanleggen van de sluis en het
jaarlijkse onderhoud.
■ verder was 'bij een accurate uitrekeninge be-
vonden ' dat, als iedere dag vier maal werd
geschut, de polder gedurende een heel jaar
niet meer dan 'een veertiende gedeelte van een
duim' water zou krijgen, zodat van die kant
niets te vrezen viel.
-  van het aanbrengen van een verlaat waren
veel voordelen te verwachten, bijvoorbeeld ten
aanzien van het vlotte vervoer van landbouw-
produkten en ten aanzien van de aanvoer
van bouwmaterialen voor de bouw en het her-
stel van boerderijen.
De ingelanden stemden eensgezind in
met het plan en toen ... toen duurde het nog
negentien jaar tot de sluis er werkelijk
kwam. Wat er de oorzaak van is geweest dat
de bouw van de schutsluis pas in 1758/1759
plaats vond, is niet bekend. De meest voor
de hand liggende reden was dat de gemeen-
te er nog geen geld voor (over) had.
Daarnaast was vervanging kennelijk niet
echt zeer urgent. Een interessante bijkom-
stigheid is in dit verband het feit dat juist
tussen 1735 en 1746 de IJsselsteinse schut-
terij steeds meer verloederde tot een nutte-
loze, geldverslindende gezelligheids- ver-
eniging. Het zou best kunnen zijn dat de fi-
nanciële chaos, die de in 1746 opgeheven
schutterij achterliet, één van de oorzaken is
geweest dat de gemeente enige voorzichtig-
heid in haar uitgaven betrachtte. De bouw
van de sluis, in 1758, kostte ƒ 7230,-. Ter fi-
nanciering hiervan moest een lening wor-
den afgesloten van ƒ 6000,-. Hoewel de ge-
meente IJsselstein de kosten droeg van de
bouw, werd de sluis eigendom van het wa-
terschap Benschop. Het onderhoud moest
155
-ocr page 155-
"•«iiïi
9 S ^S IB É^ '
ajb. 2) en 24
De 'nieuwe'
sluis uit 180S,
rond 1920 met
hieronder de
situatie van
'994-
De dagwijdte bedroeg 2.85 m en de schut-
lengte was 13.30 m. De sluis bezat twee
paar naar IJsselstein gekeerde houten punt-
deuren. Na de aanbesteding nam de laagste
inschrijver de taak op zich om de sluis voor
ƒ7230,- aan te leggen. De in 1758 gebouwde
schutsluis, de eerste Benschop-persluis,
heeft zo'n vijftig jaar lang dienst gedaan.
Een nieuwe sluis
Op de plaats van de huidige bushalte aan
de Hogebiezen werd in 1807/1808 een
nieuwe sluis aangelegd als opvolger van de
schutsluis uit 1758. Deze tweede sluis was,
evenals de eerste, zowel van belang voor de
scheepvaart als voor de watertoevoer in de
Lopikerwaard. IJsselstein had in feite in
1808 de primeur van een nieuw type sluis.
Voor de eerste keer namelijk werd in
Nederland een zogenaamde waaiersluis ge-
bouwd. Het nieuwe systeem hield in dat de
sluisdeuren bij de opening van de sluis naar
beide kanten werden uitgedraaid in voor dat
doel buiten de schutkolk opgemetselde
ruimten. Daardoor was het voortaan moge-
lijk de sluis te openen, zonder dat men de
waterstand in de kolk eerst op gelijke hoog-
te met het buitenwater moest brengen.
Bovendien was de bouw van dit nieuwe type
sluis goedkoper dan van andere construc-
ties. (Later werd er in de Hollandse IJssel bij
Haastrecht een soortgelijke sluis aangelegd).
voortaan door dit waterschap verzorgd wor-
den. Van de andere kant kende IJsselstein
vanaf 1747 een verlichting van de jaarlijkse
uitgaven. We geven een voorbeeld. In 1585,
tijdens de 80-jarige oorlog, verplichtte IJs-
selstein zich jaarlijks een bedrag van ƒ3000,-
te betalen aan de 'Generaliteit tot stuur van
de oorlog' om hierdoor de aanspraken van
Holland krachteloos te maken. Pas in 1747
kon IJsselstein deze dure verplichting weer
ongedaan maken, zodat vanaf dat moment
de financiële positie voor de gemeente wat
rooskleuriger werd.
In elk geval gaf prinses Maria Louise,
vrouwe van IJsselstein, in 1758 toestem-
ming om de overtoom af te breken en daar-
voor in de plaats een schutsluis te bouwen.
156
-ocr page 156-
zegd, persoonlijk de plechtige opening van
de nieuwe IJsselsteinse sluis.
Waterstaatzaken gingen hem namelijk zeer
ter harte. De 'Utrechtsche Courant' van 12
september 1808 besteedde er een artikel
aan. We laten de tekst hier volgen.
"Ysselstein den 9 September.
Heden namiddag ten drie uuren, hadden wij
het genoegen Z.M. onzen geliefden Koning,
binnen onzen muuren te zien;
Hoogstdezelve wierd aan de Geinbrug door den
bailluw deezer stad en den schout van
Benschop opgewagt, en buiten de IJsselpoort
door het gemeente- bestuur deezer stad, geadsi-
steerd door den heer drost van dit quartier, ge-
recipieerd: welke aldaar Zijne Maj. de sleutels
van der stad aanboden, dan welken door
Hoogstdezelve op de gratieuste wijze wierden
terug gegeeven.
Vervolgens na de door den heer ].Blanken
nieuw geinventeerde schutsluis buiten de
Benschopperpoort geïnspecteerd te hebben,
begaf Zijne Maj. zich naar het stadhuis, onder-
hield zich op de alderminzaamste wijze met
het gemeente-bestuur over de belangens der stad
en inzonderheid over den staat van dezelverfi-
nantien, ontving voorts aldaar verscheidene
commissien, als van bailluw en scheepenen dee-
zer stad, de bestuuren van Benschop en Noord-
Polsbroek, als mede de kerkenraaden van het
hervormd en r.c.kerkgenootschap, en voorts van
onderscheidene particuliere persoonen, zijnde
Zijne Maj. ten
5 uuren van hier weder naar
Zoestdijk geretourneerd, niet zonder de grootste
blijken van hoogstdezelfs milddaadigheid te
hebben nagelaten, zoo aan de armen der onder-
scheidene gezindheden als aan particuliere per-
soonen, waar door deeze heuchelijke dag tot
groot genoegen van alle ingezetenen afgeloopen
is, en lang in gezegende gedagtenis blijven zal."
Het IJsselsteinse gemeentebestuur
maakte op handige wijze gebruik van het
bezoek van de koning door een voor
IJsselstein vervelende kwestie aan te kaar-
ten. Koning Lodewijk Napoleon genoot in
Holland, in tegenstelling tot zijn keizerlijke
broer, een zekere populariteit. Hij leerde in
korte tijd Nederlands spreken, toonde me-
deleven met de bevolking, behartigde het
welzijn van zijn onderdanen en gaf waar no-
dig financiële steun. Het gemeentebestuur
smeedde het ijzer toen het heet was en wist
Zoals in de geschiedenis wel meer voor-
komt, werd de vinding door twee personen
tegelijkertijd opgeëist: door inspecteur-ge-
neraal van Rijkswaterstaat ingenieur A.(J)
Blanken en door diens collega A.F.
Goudriaan. Beide heren vochten een - in
druk verschenen - pennestrijd uit om het
patent op hun geesteskind, de sluis met
waaiervormige deuren, te verdedigen. De
strijd werd in het voordeel van de heer
Blanken beslist, want bij Koninklijk Besluit
van lo november 1808 werd hem "wegens
zijn uitvinding van nieuwe sluisdeuren, octrooi
voor 20 jaren geaccordeerd, zoodanig, dat van
elke zo te maken sluis, aan hem zekere uitkee-
ring zal moeten geschieden".
Ingenieur Arie Blanken Jansz. (1765-
1824) begon zijn carrière als landmeter.
Vervolgens maakte hij promotie tot opzich-
ter van de forten van de Hollandse waterli-
nie. Daarna klom hij op tot medewerker bij
verschillende hoogheemraadschappen en
tenslotte was hij van 1808 tot 1823 in dienst
bij Waterstaat.
Op 30 augustus 1808 werd de nieuwe
sluis in het openbaar uitgetest. Onder grote
publieke belangstelling voerden generaal-
majoor Krayenhoff, Prof.Van Beeck
Calkoen en architect Schilling proeven uit
met verschillende waterstanden in de sluis.
Iedereen was uiterst tevreden over de resul-
taten. Een tiental dagen daarna, op 9 sep-
tember 1808, stelde koning Lodewijk
Napoleon het sluisje officieel in gebruik.
(Ons land heet dan het Koninkrijk Holland:
1806-1810). De koning gelastte, 'dat deze
sluisen voortaan den naam van den eersten uit-
vinder derzelven zoude dragen',
dus 'Blanken-
sluizen' zouden heten. Zoals echter zo vaak
het geval is, laat de bevolking zich niet zo
maar opzadelen met een naam die van ho-
gerhand is opgelegd. De inwoners van
IJsselstein noemden de sluis vanaf het be-
gin steevast: het 'Karnemelks(ch)e gat'.
Diverse personen, onder wie J.G.M. Boon
en A.M. Fafianie, hebben zich het hoofd ge-
broken over de herkomst van deze prozaï-
sche benaming. Misschien heeft de naam te
maken met de vele melkschuiten uit het ag-
rarische achterland, die in de sluis geschut
werden. In elk geval schreef gemeentesecre-
taris Lapidoth in 1842 reeds: 'het vanouds ge-
naamde Kamemelkschegat'.
Koning Lodewijk verrichtte, zoals ge-
m?
-ocr page 157-
ajb. 25 en 26
We zien de toe-
gang naar de
sluiskom
(geheel rechts-
onder) vanaf
de zuidzijde
naar de toe-
stand van
1961.
Hieronder de
situatie van
'994-
alteratie van het besluit van 2 Februari de
schulden der voormalige baronie van IJsselstein
als nationale schuld zullen worden aangeno-
Rond sluis en Karnemelkse gat
Gedurende het eind van de ]8e eeuw en
de eerste helft van de 19e eeuw moet
IJsselstein een schilderachtig aanzien heb-
ben gehad. De prenten van o.a. Jan de Beyer
(1703-1780) vormen daarvan het overtui-
gend bewijs. Honderden iepen en linden
zorgden voor lommerrijke lanen. De stads-
wallen waren beplant met eeuwenoude no-
tebomen.Het was in en om het IJsselstadje
plezierig wandelen en flaneren voor de (ver-
houdingsgewijs vele) renteniers. In 1832
was het aantal renteniers teruggelopen tot
16 en in 1880 was er welgeteld nog één per-
soon in IJsselstein die de schaapjes op het
droge had en van de rente kon leven. De (in-
gekleurde) stadsplattegrond van landmeter
Gerrit van Eyken uit 1812 (zie HKIJ-boekje
45/46, blz.98) toont diverse wandeltuinen
in IJsselstein, waaronder een tuin met slin-
gerend pad gelegen tussen de in 1808 ge-
bouwde sluis en de stadsgracht. Slechts wei-
nig automobilisten die tegenwoordig over
het asfalt van dat stukje Hogebiezen rijden,
zullen beseffen dat twee eeuwen geleden op
die plek de 'bovenklasse' van IJsselstein
zich al wandelend aangenaam verpoosde.
tijdens de ontvangst van de koning op het
stadhuis goede zaken te doen. De kwestie
was, simpel gezegd, dat IJsselstein bij de
Staatsregeling van 1805 samen met
Benschop, Noord-Polsbroek en Jaarsveld bij
het departement Utrecht ingedeeld werd.
Dit hield echter in dat IJsselstein opge-
scheept werd met een oude 'Baronie-schul-
denlast' van ƒ 64.866,16. Met veel overre-
dings-kracht wist het gemeentebestuur op
de middag van die negende september bij-
koning Lodewijk te bereiken dat de
IJsselsteinse schuldenlast 'tot lasten van het
Rijk komen zoude'.
In aansluiting op deze mondelinge toe-
zegging verscheen reeds tien dagen later, op
19 september, het decreet 'houdende dat bij
158
-ocr page 158-
In de direkte omgeving van de Ben-
schoppersluis was verder herberg 'de Roode
Leeuw' te vinden. Er stonden enkele boerde-
rijen en vanzelfsprekend bevond zich er ook
een sluiswachterswoning die eigendom was
van het waterschap Benschop.
A.M. Fafianie beschrijft de dagelijkse
gang van zaken bij de sluis in de eerste helft
van de 19e eeuw:
"De schepen uit Benschop en Polsbroek
kwamen via de Benschopperwetering - die tot
de gemeente Benschop behoorde - bij het zeer
kleine bruggetje dat aan het begin van het
Kamperzandpad was gelegen. Vandaar kwa-
men zij in een kom waar gewacht moest wor-
den tot de waaiersluis geopend werd. Daarna
ging het naar het zogenaamde Kamemelkse
gat, waarna het water via de tweede sluisdeur
werd binnengelaten. Vervolgens kon men de
bocht nemen naar de stadsgracht en de Haven
binnenvaren, waar gelost kon worden,
(de ha-
ven had toen een breedte van 35 m, red.). In
principe was het ook mogelijk om via de Haven
of de zuidelijke gracht naar de Ijsselpoort te va-
ren en vandaar de IJssel op naar het Gein en
Utrecht, of naar Montfoort en verder richting
Gouda".
De bovengenoemde kom waarin de
schuiten moesten wachten lag tussen het
begin van de Benschopperweg en hetwacht-
hokje van de tegenwoordige bushalte. De
sluis zelf, het Kamemelkse gat dus, lag ter
hoogte van de panden nr. 10 en nr. 12 aan
de Hogebiezen, ongeveer op de plaats van
de betegelde middenberm met de fietsen-
rekken.
Tientallen jaren lang deed de sluis zijn
werk naar ieders tevredenheid. Hoewel...
niet iedereen was even gelukkig met de
gang van zaken. In een verslag van het be-
stuur van de 5 waterschappen onder
IJsselstein (i mei 1862) wordt ten aanzien
van de sluis het volgende opgemerkt:
"De Benschopse sluis is gelegen voor de stad
IJsselstein bij de Benschopperpoort en behoort
aan - en wordt onderhouden door - het water-
schap Benschop. Daardoor wordt geheel
Benschop en Polsbroek van water voorzien. De
willekeurige wijze waarop daarmede dikwijls
zeer ten nadeele van IJsselstein wordt gehan-
deld, vordert zeer ernstig eene nadere regeling."
Van tijd tot tijd vond reparatie of vernieu-
wing plaats. Zo werden tussen 12 en 28 juli
1865 de beneden-puntdeuren vernieuwd; de
puntstukken nagezien en hersteld, en de
sluis- en vleugelmuren hersteld en opge-
voegd. Ook in de direkte omgeving van de
sluis vonden van tijd tot tijd veranderingen
plaats. In 1914 verrees bijvoorbeeld de r.k.
St.Nicolaas jongensschool op een steen-
worp afstand van de sluis, (nu: parkeerplaat-
sen Molenstraat).
In 1928 was er sprake van een laatste
grootscheepse renovatie. De kosten hiervan
0^27
Sloo'p van de
sluis in
1965.
159
-ocr page 159-
bedroegen ƒ 14.240,-. In 1940 bedroeg het
schutgeld 10 cent. Na 1950 diende de sluis
eigenlijk uitsluitend voor het inlaten van
water ten behoeve van het zuidoostelijk deel
van Benschop. Het schutten van vaartuigen
kwam vanaf die tijd nog maar sporadisch
voor. Als laatste IJsselsteinse sluiswachter
was de heer M. de Heus in dienst. Daarna
werd de sluiswachterswoning door het wa-
terschap verhuurd.
In 1965 viel het doek definitief voor de
Benschoppersluis. De slopers deden hun
werk en het water van de sluiskom werd ge-
dempt. Het spuien van het water uit de
Benschopperwetering in de stadsgracht ge-
beurt tegenwoordig via een duiker die ter
hoogte van de Groenedijk onder de
Achtersloot doorloopt.
Hier eindigt onze rondwandeling.We
hebben alles bij elkaar slechts zo'n 1600 m
afgelegd, omdat we een groot deel van de
tocht hebben stilgestaan. Stilgestaan bij veel
dat verdwenen is.
Geraadpleegde literatuur
- J.J.Abbink Spaink, 'IJsselstein, verleden en
heden', IJsselstein, igGj
■ J.G.M.Boon, 'Terugblik op Lopik', Woerden,
igSo
-  J.G.M.Boon, 'IJsselstein uw woonstede'.
Woerden, igyi
-  J.G.M.Boon, 'IJsselstein voor en na 1900',
Woerden, 1969
B.R.Feis, 'Zwerven langs verdwenen molens',
Alphen aan den Rijn,
1985
B.Giesen-Geurts, Renata Mimpen, Alfons
Vernooy, 'IJsselstein, geschiedens en architec-
tuur', Zeist,
1989
LMurk, 'Over IJsselstein gesproken',
IJsselstein,
1985
L.Murk, 'IJsselstein te kijk', IJsselstein, 1980
-   W.FJ.den Uyl, 'De Lopikerwaard I en //,
Utrecht, 1963
GemeenteIJsselstein: Oud Archief en
Secretarie-Archief {diverse teksten van uiteen-
lopende aard)
-   Gids Korfbalvereniging 'Fortissimo'
IJsselstein,
1978
Gids voor IJsselstein, uitgave V.V.V., ig^^
Jaarboek Oud-Utrecht,
1939
Programmaboekje Septemberfeesten
IJsselstein,
1978
-   'Tegenwoordige Staat van Holland', 1749
Tijdschriften uitgegeven door de HKIJ
-   Utrechtsche Courant van 12 september 1808
-   Utrechts Provinciaal en Stedelijk Dagblad
van 2 augustus 1881 en van
4 september 1881
Stichting
Historische Kring
IJsselstein
Bank:
Postbank, nr.: 4074718
Redaktie:
B. Rietveld, Meerenburgerhorn 10, 3401
CD IJsselstein.
Donateurs ontvangen het periodiek (4 uit-
gaven per jaar) en worden op de hoogte
gehouden van de activiteiten.
Nieuwe donateurs kunnen zich opgeven
bij dhr. W.J. van Vliet, J.W. Frisolaan 7,
3401 AX IJsselstein, tel: 03408-81660.
Voor inwoners van IJsselstein bedraagt
de contributie minimaal f 20,- per jaar;
zij die buiten IJsselstein wonen worden
verzocht om f 6,50 extra over te maken
ivm verzendkosten. Losse nummers kun-
nen, voor zover voorradig, a f7,50 bij het
secretariaat worden besteld. Voor dubbel-
nummers is de prijs f 10,-.
De Stichting Historische Kring
IJsselstein is in 1975 tot stand gekomen
en stelt zich het volgende als doel:
De belangstelling wekken voor de geschiede-
nis in het algemeen en voor die van
IJsselstein en de Lopikerwaard in het bijzon-
der.
Dagelijks bestuur:
Voorzitter: L. Murk, tel: 03408-81627.
Secretariaat: C.J.H, van Dijk-Westerhout,
Omloop West 42, 3402 XP IJsselstein, tel:
03408-83699.
Penningmeester: W. J. van Vliet, J.W.
Frisolaan 7, 3401 AX IJsselstein, tel:
03408-81660.
160
-ocr page 160-
TS '^c^'^ G^^S
'........ DE COMPARANT(EN), MIJ BEKEND';
geschiedenis van het IJsselsteinse notariaat van 1811 tot 1961.
door B. Rietveld
Inleiding
Vroeg, laat en tussendoor; praktisch ieder-
een krijgt in zijn leven met de notaris te ma-
ken. De één wat meer dan de ander maar ie-
dereen weet van het bestaan van de notaris.
Een beroep dat al eeuwenlang voor velen is
omgeven met een zweem van geheimzinnig-
heid. Het feit dat de notaris betrokken is bij be-
langrijke gebeurtenissen in het mensenleven
als: huwelijk, overlijden, koop en verkoop van
het onroerend goed, gevoegd bij de ernstige
uitstraling van het ambt -neem alleen al het
taalgebruik- houdt dit 'aureool' nog steeds in
stand.
Vanuit deze gedachte en de wetenschap dat
het notariaat te IJsselstein een grote ontwikke-
ling heeft doorgemaakt is, ter gelegenheid van
de verhuizing van het huidige notariskantoor
uit de oude binnenstad naar het monumentale
pand 'Poortdijk 30', een klein onderzoek ver-
richt naar de geschiedenis van het
IJsselsteinse notariaat.Het onderzoek heeft
zich beperkt tot de personages van de notaris-
sen vanaf 1811 tot 1961. Er is bewust voor dit
tijdperk gekozen omdat in 1811 te IJsselstein
de eerste 'echte' notaris opduikt en in 1961 de
laatste van de 'oude stempel' eervol ontslag
wordt verleend.
Door het verdwijnen van cultuurhistori-
sche elementen in het werkgebied van de nota-
ris als: grienden, kersenboomgaarden, boel-
huizen etc. en door de stadsuitbreidingen ver-
anderde het werkterrein van de notaris na
1961 sterk. Het moderne beeld dat we sinds-
dien van de notaris hebben is dat deze, naast
opsteller van authentieke akten met betrek-
king tot die zaken die rechtsgevolgen (kun-
nen) hebben, ook raads- en/of vertrouwens-
man(vrouw) is.
In de periode die beschreven wordt hebben
in IJsselstein 5 notarissen achtereenvolgens
hun praktijk gehad en die worden hier be-
schreven. De meeste aandacht gaat hierbij uit
naar 2 generaties van de familie Immink die
van 1844 tot 1902 het gezicht van het notariaat
hebben bepaald en daarnaast een belangrijke
bijdrage hebben geleverd aan het 'wel' van de
IJsselsteinse samenleving in die tijd.
In het kader van dit onderzoek is bewust
gekozen om niet de akten te behandelen. Dit
zou het onderzoek dusdanig groot hebben ge-
maakt dat er een dik boekwerk uit zou rollen.
Bovendien leverden ze weinig ter zake doende
informatie op over de notaris zelf in de
IJsselsteinse context.
Overzicht tot aan 1811
De oudste aanwijzingen over het bestaan
van notarissen en de notariële functie dateren
uit de Romeinse tijd. Het zijn geschriften uit
het oosten van het Romeinse Rijk. Zij zijn ge-
steld op papyrus, gevonden in Egypte waar pa-
pyrus van oudsher werd gebruikt om teksten
op te schrijven. In het oostelijk deel van het
Romeinse Rijk zijn veel Griekse gebruiken en
instellingen overgenomen. Van oorsprong
Griekse notarissen resideerden zeker vanaf de
3e eeuw na Christus in Egypte. Hun akten be-
ginnen steevast met een datering. Daarna
volgt de eigenlijke inhoud van de rechtshande-
ling waarover het gaat; aan het slot volgt dan
de verklaring van een notaris dat die akte door
hem is opgesteld en ondertekend. Daar wordt
ook de vestigingsplaats van de notaris ver-
meld, zodat het thans nog mogelijk is om de
plaatsen waar zij kantoor hielden te bepalen
161
-ocr page 161-
en terug te vinden.
De notarissen in het oude Egypte waren
ambtenaren, die door de overheid werden aan-
gesteld. Zij stonden aan het hoofd van een zo-
genaamd 'schrijfkantoor'. Vrijwel alle elemen-
ten van ons huidige notariaat vinden we al bij
die Grieks/Romeinse notarissen. Hun akten
betreffen veelal kwesties die ook thans nog
veelvuldig in notariële akten worden geregeld:
testamenten, koop en verkoop, pacht, borgstel-
lingen, geldleningen en dergelijke.
In het westelijk deel van het Romeinse Rijk
was papyrus lange tijd onbekend. Men ge-
bruikte daar een zogenaamde 'tabula' om ge-
schriften op te stellen. Een tabula was een hou-
ten plankje, dat met was werd bestreken, waar-
in vervolgens teksten werden opgenomen.
Uiteraard zijn deze wastafeltjes veel kwets-
baarder dan het papyrus uit het oude Egypte.
Vandaar dat uit de vroegste periode van het
Romeinse Rijk, althans uit het westelijk deel
daarvan, maar betrekkelijk weinig akten (in de
vorm van wastafeltjes) bewaard zijn gebleven.
Wel zijn in 1895, 1931 en 1959 in en bij
Pompei wastafeltjes gevonden, die ons interes-
sante informatie geven over akten in het alge-
meen en notariële akten in het bijzonder.
De notaris uit de Romeinse tijd werd in het
westelijk deel van het Romeinse Rijk 'tabel-
lio'genoemd. Dit woord is afgeleid van 'tabula',
de aanduiding van het wastafeltje. De term ta-
bellio wordt voor het eerst gebruikt in een tekst
van de Romeinse jurist Ulpianus van rond 215
na Christus. Uit die tekst kan worden afgeleid
dat een tabellio akten opmaakte, waarin testa-
menten en/of contracten waren opgenomen.
Hij hield zich ook bezig hield met het opstel-
len van verzoekschriften aan de keizer en/of
het voorleggen van juridische kwesties aan de
keizer en/of hoge autoriteiten.
Uit 290 na Christus dateert de eerste kei-
zerlijke constitutie, waarin sprake is van een
tabellio. In het beroemde prijzenedict van 301
na Christus, uitgevaardigd door keizer
Diocletianus, worden maximumprijzen vast-
gesteld voor bepaalde diensten. Dit betrof on-
der meer de diensten van de tabelliones. In 316
komt er een constitutie van Constantijn de
Grote, waarin het aan bepaalde functionaris-
sen wordt verboden om ook de functie van ta-
bellio uit te oefenen. In de vierde en vijfde
eeuw volgen dan talrijke keizerlijke regels in-
zake de bewijskracht van akten in het alge-
meen, en die van akten van tabelliones in het
bijzonder.
De belangrijkste wetgeving uit de Romein-
se tijd betreffende de notarissen is die van kei-
zer Justinianus. Deze heeft zich uitgebreid be-
moeid met de notarissen en hun akten. Soms
betroffen de voorschriften die akten in het al-
gemeen; soms hadden ze betrekking op be-
paalde rechtshandelingen en bepaalde soorten
akten in het bijzonder. In het algemeen wordt
aangenomen dat de voorschriften die keizer
Justinianus in de jaren 30 van de zesde eeuw
na Christus heeft uitgevaardigd, de basis heb-
ben gelegd voor het notariaat, zoals dat in de
Middeleeuwen in Noord-Italië weer opdook.
Dit vormt de direkte aansluiting op het huidige
notariaat in de meeste Europese landen. De
wetgeving van Justinianus geeft een goede mo-
gelijkheid om de werkwijze van de tabelliones
in zijn tijd te bestuderen. Zijn wetgeving werd
in de Middeleeuwen door de rechtsgeleerden
bestudeerd en in de wetgeving uit die tijd weer
opgenomen. Eén van de interessante onderde-
len van de wetgeving van Justianus, aangaande
het notariaat, houdt in dat de notaris zelf aan-
wezig moest zijn bij de in ontvangstname van
de opdracht van de cliënt en bij het afleggen
van de officiële verklaringen door de cliënt in
de akte. Voorts dat alleen in dat geval de nota-
ris de akte mocht afsluiten met de mededeling
dat deze te zijnen overstaan was verleden. Dit
zijn elementen, die ook thans nog een belang-
rijke rol spelen bij de uitoefening van het nota-
risambt.
Na een betrekkeUjk duistere periode in de
Vroege Middeleeuwen herleefde het notariaat
in de iie en 12e eeuw na Christus in Noord-
Itahë. Zelfs uit een iets eerdere periode, de loe
en iie eeuw, zijn al wetenschappelijke werken
betreffende het notariaat bekend. In de tweede
helft van de 13e eeuw kwam het Middeleeuwse
notariaat tot zijn allergrootste bloei, met name
in Bologna. In 1255 verscheen van de hand van
Rolandinus Passageri het in notariële kringen
beroemdste handboek over het notariaat. In de
14e eeuw wordt het notariaat voor het eerst als
vak aan de universiteit onderwezen. De ge-
noemde Rolandinus Passageri overleed in
1300 of 1301. Reeds in 1305 werd in Bologna
een monument gesticht om zijn nagedachte-
nis te eren. In de loop van de 14e en 15e eeuw
verloor Bologna zijn centrumfunctie voor het
notariaat en werd die overgebracht naar
Florence.
Vanuit Italië vond het notariaat zijn weg
162
-ocr page 162-
afb.i
' Practijcke des
Notarijschaps',
Detail van de
titelprent van
Dirck van der
Masts (Delft
1636).
Doornik een dergelijk gerecht ingericht en in
het midden van 13e eeuw eveneens in de bis-
dommen Luik en Utrecht. De invoering van
die gerechten betekende dat er gekwalificeerde
juristen moesten zijn en gekwalificeerde grif-
fiers. Die laatsten werden 'notarii' of ook wel
'tabelliones' genoemd (daarnaast waren nog
andere benamingen in gebruik). Het waren
meestal kerkelijk opgeleide juristen die wer-
den belast met het opmaken van de vereiste
stukken voor het gerecht. Bovendien versche-
nen er aan het eind van de 13e eeuw in de
Nederlanden functionarissen, die niet in
dienst waren bij het gerecht en die als 'notarii
publici' werden aangeduid.
De akten uit die tijd zijn veelal in het Latijn
opgesteld. Qua inhoud en vorm volgen zij het
voorbeeld van de Italiaanse akten uit de 12e en
13e eeuw en daarmee in feite van de Romeins-
rechtelijke akten uit de Romeinse tijd. De oud-
ste codificatie uit de nieuwe tijd is de 'Reichs
Notariats Ordnung' uit 1512 van keizer
Maximilian.
Tot ongeveer het midden van de i6e eeuw
was het notariaat vooral een kerkelijke aangele-
genheid. Daarna zien we dat de wereldlijke
machthebbers hun eigen gezag over het notari-
aat willen doen gelden. De verordening van
naar vele andere landen, zoals Frankrijk,
Spanje, Oostenrijk, Duitsland, Nederland,
België, Portugal en andere. De landen die dit
notariaat kennen noemen dit het 'Latijnse no-
tariaat'. Het zijn de landen, waarin het ge-
schreven bewijs een veel belangrijker rol speelt
dan het mondelinge bewijs. In het gebied van
het Latijnse notariaat speelt het schriftelijk
stuk de belangrijkste rol. Dit in tegenstelling
tot de Angel-Saksische rechtgebieden, waar
mondelinge overlevering en rechtspraak het
beeld bepalen. Het is duidelijk dat het notariaat
alleen kan floreren in een rechtssysteem, waar-
in geschriften belangrijker zijn dan mondelin-
ge overleveringen. Het Angel-Saksische sys-
teem kent dan ook geen notarissen in de zin
van het Latijnse notariaat.
Speciaal voor wat betreft het begin van het
Latijnse notariaat in de Nederlanden:waar-
schijnlijk moet dit worden gezien als een ge-
volg van de inrichting van de gerechtshoven
waar, in de middeleeuwen, de rechtspraak in
kerkelijk zaken aan de bisschoppen werd toe-
vertrouwd. Rond I200 werd in de Noord-
Franse bisdommen recht gesproken door be-
roepsjuristen, die werden aangeduid als 'offi-
ciales'. De gerechten werden 'officialaatsge-
rechten' genoemd. In 1204 werd in het bisdom
163
-ocr page 163-
in veel gevallen tot het gerecht hebben gewend,
waar het ook in de registers van het gerecht
werd ingeschreven. Daardoor is toch mogelijk
dat er, vanaf ongeveer 1500, testamenten zijn
te vinden van vroegere IJsselsteiners.
Keren we terug naar de landelijke situatie
dan zien we dat in de loop van de 17e en i8e
veel hand- en modellenboeken verschenen. Uit
al die bronnen komt de notaris van toen te-
voorschijn als een openbaar functionaris,
werkzaam in dienst van het algemeen belang.
Hij wordt door de overheid aangesteld en heeft
tot taak om akten op te maken wanneer hij
daartoe verzocht wordt. Akten die een bijzon-
dere bewijskracht genieten. Er worden eisen
gesteld aan zijn deskundigheid en hij krijgt
een bepaald ambtsgebied toegewezen, waar-
buiten hij niet bevoegd is.
Door de inlijving van de Lage Landen bij
Frankrijk, komt het Nederlandse notariaat en
de wetgeving inzake de notarissen onder
Franse invloed. In 1803 werd de zogenaamde
Ventóse-wet ingevoerd in het Zuidelijk deel
van de Lage Landen, dat reeds in 1795 was in-
gelijfd. Voor het Noordelijke deel van de
Nederlanden werd deze wet ingevoerd met in-
gang van I maart 1811, nadat ook dat gedeelte
in 1810 bij Frankrijk was ingelijfd. Die wet van
1803 is in België tot op heden nog steeds de ba-
sis voor de inrichting van het notariaat. In
Nederland is die wet vervangen door de wet op
het notarisambt van 9 juli 1842. Deze geldt in
hoofdhjnen nog steeds, zij het dat daar in de
loop van de tijd wel enige wijzigingen en aan-
vullingen op zijn aangebracht. Anno 1994
wordt er gewerkt aan een geheel nieuwe nota-
riswet.
Notaris Lapidoth
Met de komst van Willem Frederik Lode-
wijk Lapidoth in 1811 begint het tijdperk van de
beroepsnotaris te IJsselstein. Tijdens de 'Ba-
taafse Republiek' verricht gemeentesecretaris
Hermanus Ter Bruggen notariswerk als bijver-
dienste.
De Ventósewet van maart 1811 regelde vele
vraagstukken rond het notariaat, waardoor het
voor Ter Bruggen lastiger werd officieële nota-
riswerkzaamheden naast zijn andere werk uit
te voeren. Zo werd de notaris een openbaar
ambtenaar, en volgde de instelling van een
'numerus fixus' (vastgesteld aantal) . De 'gros-
se' (afschrift van een notarieële akte) kreeg exe-
cutoriale kracht en er werden 'Kamers van
keizer Maximilian was een eerste grote aanzet
in die richting. In het tweede kwart van de i6e
eeuw werden vooral de plakkaten van Karel de
Vijfde de wettelijke basis voor de regeling van
het notariaat. Daarbij stond de kwaliteitshand-
having van het ambt van de notaris voorop. Na
het totstandkomen van de 'Republiek der
Verenigde Nederlanden' kwam het gezag van
de landsheer te berusten bij de Staten. Deze
gingen vervolgens de voorschriften met betrek-
king tot de notarissen uitvaardigen. Zij betrof-
fen vaak de regeling van het aantal notarissen,
de inrichting van hun eedsformulieren, hun
godsdienst, of het toezicht op hun functione-
ren. Het aanleggen en bewaren van archieven -
en het overbrengen daarvan naar centrale ar-
chieven bij het einde van hun ambtsperiode-
werd verplicht.
Als we deze situatie projecteren op die van
de Baronie van IJsselstein van vóór 1795 zul-
len we ons moeten realiseren dat hier tot de
komst van de Bataafse Republiek eigen rechts-
en bestuurregels van kracht waren. Weliswaar
weken recht en orde niet af van wat elders ge-
bruik was, maar alles was gebaseerd op eigen
regels en voorschriften. Dit werd tijdens het
onderzoek naar het IJsselsteinse notariaat
weer bevestigd. Tot onze grote verbazing bleek
IJsselstein, bij de in het Rijksarchief te Utrecht
berustende notarieële archieven, uiterst spaar-
zaam vertegenwoordigd te zijn. Ook bij
'Hartong' in zijn overzicht van Nederlandse
notarissen was dat het geval. Al wat van voor
1811 werd aangetroffen was een summier pro-
tocol van Charles van der Strepen ') over de pe-
riode 1614-1619 en een melding van ene
Willem Pronckert uit Utrecht. Had het plak-
kaat van Keizer Karel V betreffende het notari-
aat wellicht geen gevolgen gehad voor
IJsselstein zoals latere voorschriften van dien
aard.^ De archivarissen Fruin en Muller menen
van niet, volgens hun 'Catalogus van de rech-
terlijke archieven in de provincie Utrecht'. Zij
stelden dat men, volgens de IJsselsteinse hand-
vesten van 1675, in IJsselstein ook zijn testa-
ment voor het gerecht kon maken, of anders
bij een notaris buiten de baronie. Het onge-
bruikelijke hiervan is, dat men voor het maken
van een testament ten overstaan van een nota-
ris verwees naar een functionaris buiten
IJsselstein. De afwezigheid van een notaris te
IJsselstein betekent dus niet, dat de inwoners
voor het maken van een testament aangewe-
zen waren op een notaris elders. Men zal zich
164
-ocr page 164-
Ventósewet die, na de inlijving van ons land in
het keizerijk Frankrijk, werd ingevoerd. Deze
inlijving heeft grote gevolgen gehad voor ons
land. Hierbij valt o.a. te denken aan zaken als:
instelling van de burgelijke stand, instelling
van gemeentebegrotingen, kadaster en hypo-
theekregister. Voor IJsselstein kwamen daar
ook nog de gevolgen van de opheffing van de
Baronie in 1795 bij. Kortom: genoeg werk voor
de notaris.
Notarissen' ingesteld die toezicht op de nota-
rissen hielden. In deze 'kamers' hadden uit-
sluitend notarissen zitting. In de praktijk hiel-
den zij zich alleen bezig met het afnemen van
notarisexamens. De wet kende 96 artikelen
waaraan de notaris zich te houden had en
waarmee vele heersende onduidelijkheden
rond het notariaat werden geregeld.
Zoals gezegd zal de komst van notaris
Lapidoth een gevolg zijn geweest van de
IIEESWIJK, 1830.
VRYIFILLIGE FERKOOPING
VAN
HAAF, VEE,
BOUW- EN MELKGEREEDSCHAPPEN,
MITSGADERS
HUISRAAD EN INBOEDEL
(Op dag, doch de koopen van ƒ 10 en daaronder, mitsgaderi de onkoaen, moeten kontam
worden betaald.)
Men zal ten overstaan van den openbaren Notaris
WFLLEM FREDERIK LODEWIJK LAPIDOTH, naideiaide binnen de Stad IJssdstein, publkk
aan de genoegbiedende verkoopen:
Een zwart Ruinpaaid gelijktands.
Een extta schoon bruin 4 jarig Ruinpaard.
Twee bruine Merriepaarden met Veulens.
Twee broin kol tweejarige Merriepaarden.
i8 Kjlfdragende of gekuifd hebbende Koeijen.
4 dito Vaarzen.
3 Guisie Koeijcn.
1   Guiste Vaars.
2  Kuisjttnken.
I Bul.
1 Pinkstier.
ï Zoggen roet Kcujen.
VOORTS
3  Beslagen boeren Wagens.
I Gierwagen. ■"
I Stotlkar.
I Wanmolen.
I Ploeg met zijn tocbehooreti.
4  Eegden.
a paai Wagentuigen.
1  Snijbank.
2  Koperen Ezelkannen.
i Kabinet.
I Staartklok.
SBrrJante fourten %an BOUW- tn MELKGEREEDSCHAPPEN, Bt(te«*t in Kwns, Staren.
Tobben, Jukken, Emmers, Kaasviten. Kaasplanken en Standaars, «lit^aatietj Huisraad «tl Inboedel, olf
ïef Bedden Itltt Ijun toelwhootcn, Kisten, Kisten, Stoelen, Tafels, Spiegels, Koper, Tin, Ülik, IJzer.
Porcelein, Glas «1 Aardewerk, tlJ (jetB«n •»" ^Si *« fetftooplna ttlKtbW tt WOtftSJ)» 591 Saatiiro
C(t Snntln gabiiio (jtfiStn/ Sorain np Donderdag tn Vrijdag den ss t« 23 April 1830, te# mojBWtf
trn y mei ip be flolllede öcluaontl gcUujt Wl bt IBebtliBt jan van den Berg mttWC Heeswijk, tn#>
l'djtn IJssdsKin en Momfouit, 8*ii6i)o?en CanMttón tn boen üoojbeel.
NB De Goederen zijn daags voor de Vcrkooplng op de gewone uren voor een ieder te zien, en ad«
loade'dcn eersKn dag het Vee worden verkocht.
                                                   uca.,„,nDT
ZEGT HETVOORT
afb.2
Billet'van un
veiling te
Heeswijk door
notaris
Lapidoth.
Tr Uirofcl, kij J. O. v\j, TERVBËS m ZOON, Botkrwkoopcn oy *j Odd» Gndit era i» Btuabnif.
165
-ocr page 165-
Hoewel notaris Lapidoth in het 'register der
protocollen van notarissen in Nederland' vanaf
1811 voorkomt zien we hem pas in 1814 publie-
kelijk optreden en wel op 12 april, als 'ten over-
staan van den openbaren Notaris W.F.L.
Lapidoth, te Ysselstein'
een inboedel publiek
verkocht wordt, bestaande uit: 'Bedden met hun
toebehoren, Mahognijhoute Tafels en Kasten,
Stoelen, Tafels, Spiegels, Koper, Tin, Blik,
Porcelein en Glaswerk, Smirnasche Tapijten,
waar onder een extra fraai, mitsgaders gemaakt
Zilverwerk alles breeder bij geaffigeerde
Billetten.'
Lapidoth fungeert tot aan zijn overlijden op
4 oktober 1843 als notaris. Zijn overlijden zal
plotseling gekomen zijn: op 22 september
1843 treedt hij nog op als notaris bij een pu-
blieke verkoop van een 'Heren-Huizinge, Erven
en Tuin in hel logement de Ridder St. Joris.'
Notaris Lapidoth heeft waarschijnlijk een
belangrijke rol gespeeld in de IJsselsteinse sa-
menleving in de eerste helft van de vorige
eeuw. In een gerichter onderzoek zou daar
meer duidelijkheid over kunnen komen, maar
we beperken ons tot de nu opgediepte feiten.
Willem Frederik Lodewijk Lapidoth wordt
op 28 augustus 1785 te Arnhem geboren en
komt op 26 jarige leeftijd naar IJsselstein. Uit
de keuringsgegevens voor de militie weten wij
dat hij slechts 1.57 meter groot was en verder
geen bijzondere kenmerken bezat. Hij is ge-
trouwd geweest met Maria Johanna de Man uit
welk huwelijk 8 kinderen zijn geboren. Het
eerste kind, een dochter, overlijdt na 12 dagen.
Een tweede dochter wordt geboren, gevolgd
door 6 zonen waarvan de laatste, Hendricus
Theodorus, op 9 december 1832 op i-jarige
leeftijd overlijdt. Bij de geboorteaankondiging
van zijn vijfde zoon, in 1828, zien we dat
Lapidoth ondertekent als: 'notaris en secreta-
ris'. Hij is dan dus ook gemeentesecretaris van
IJsselstein geworden en daardoor oefent hij
twee ambten uit. Onduidelijk is in hoeverre
hier sprake is geweest van belangenverstrenge-
ling; zeker is dat Lapidoth met de functie van
secretaris deel uitmaakte van het bestuur van
de stad. Naast zijn beroepswerk treffen we
Lapidoth ook aan bij het 'Departement
jutphaas en IJsselstein, der Maatschappij tot
NUT VAN 't algemeen', waarschijnlijk in de
functie van secretaris. Dit valt af te leiden uit
het krantenverslag van de viering van het lo-ja-
rig bestaan van de afdeling op 5 februari 1928:
.......Hierop beklom de heer W.F.L. Lapidoth,
het spreekgestoelte, en bepaalde in de inleiding
zijner rede de aandacht der hoorders, op het stre-
lende vermaak en de zaligende herinneringen
welke de tegenwoordige Feestviering opleverde,
waartoe hij aanleiding nam door kortelijk ver-
slag te doen, van de nuttige instellingen, en heil-
rijke gevolgen, welke reeds uit het bestaan dezes
Departements waren voortgevloeid, waaronder
vooral konde gerekend worden, de door hemzelve
opgerigte en zoo bloeijende Zondagsschool, die
reeds aan zoo vele meerbejaarde personen, welke
in jeugdiger leeftijd van eenig onderwijs waren
verstoken geweest het geleden gemis heeft ver-
goed, en door het toereiken van de noodzakelijkste
kundigheden, tot meer bruikbare en nuttige leden
der menschelijke maatschappij heeft gevormd
.....
afb. j
Grafschrift
van notaris
Lapidoth op de
algemene be-
graafplaats
aan het Eiteren
166
-ocr page 166-
Voorts blijkt uit de benoeming van J. van
der Roest tot secretaris van de 'vijf polders on-
der IJsselstein' ^), in plaats van de overleden
W.F.L. Lapidoth, dat onze notaris tevens secre-
taris van dit waterschap was.
Dat het overlijden van notaris Lapidoth on-
verwachts is gekomen mag bovendien worden
afgeleid uit het feit dat op 25 december 1843 ^^
'Hooge Raad der Nederlanden' zoon )ohan
Dirk de Man Lapidoth de meerderjarigstatus
verleent na 'goedkeurings des Konings en behou-
dens de bepaling van art. 4j8 van het hurgelijk
wetboek'.
Deze Johan Dirk plaatst de naam van zijn
moeder vóór zijn vadersnaam, waarschijnlijk
met de bedoeling om onderscheid te houden
met de naam van zijn overleden vader. We zien
Johan Dirk dan ook enige tijd optreden als kon-
taktpersoon bij IJsselsteinse openbare verko-
pingen waarbij collega's van zijn overleden va-
der uit de regio betrokken zijn. Als vervanger
van notaris Lapidoth treedt regelmatig notaris
W.H.J. Cambier van Nooten uit Lopik op. Deze
situatie duurt tot november 1844 .
Op II november van dat jaar treffen we de
aankondiging dat:
Burgemeester en Wethouders van IJsselstein zul-
len, als daartoe geauthoriseerd, op Vrijdag den
22. November 1844, des voormiddags ten 10 ure,
op dag tot 1. Mei
1845, '^ IJsselstein, verkoopen:
100
o 125 lepenboomen van } a 4 palmen mid-
dellijns, staande aan de Noordzijde dier stad; ge-
makkelijk vervoerbaar.
Nadere informatien zijn te hekomen ten kantore
van den Notaris Imminck, te IJsselstein.
Notaris Immink
Als in 1844 Hendricus Didericus Gosewi-
nus Arnoldus Immink aantreedt als notaris is
inmiddels de 'Notariswet van 1842' van kracht
geworden. Deze wet omschrijft de notaris als
volgt:
.......door de koning voor hun leven aangestelde
openbare ambtenaren, die uitsluitend bevoegd
zijn om authentieke akten te verlijden wegens al-
le handelingen, overeenkomsten en beschikkin-
gen, waarvan de wet gebiedt of de belanghebben-
den verlangen, dat bij authentiek opschrift blij-
ken zal; daarvan de dagtekening te verzekeren,
de akten in bewaring te houden en daarvan gros-
sen, afschriften en uittreksels uitgeven; alles voor
zover het verlijden der akten door de wet niet ook
aan andere ambtenaren opgedragen of aan de-
zelve geheel voorbehouden is.
De wet van 1842 vervangt de Ventósewet
van 1811, welke in België nog steeds geldt, en is
met de nodige wijzigingen tot op heden van
kracht. Met de wet krijgt het notarisambt de-
finitief handen en voeten en worden diverse
zaken uit de Vêntosewet aangescherpt. Nieuw
is dat er 'gebodsbepalingen' komen bij bepaal-
de transacties. Zo schrijft de wet o.a. authentie-
ke akte voor bij vestiging of toestemming tot
doorhaling van een hyphotheek, bij schenkin-
gen bij akte, bij huwelijkse voorwaarden, bij
huwelijkstoestemming, en bij contracten van
plaatsvervanging of nummerverwisseling bij
de 'Nationale Militie'. De, door de koning te be-
noemen, notaris werd verplicht in de hem aan-
gewezen standplaats te wonen en zijn kantoor
te houden. Hij kan zijn beroep alleen uitoefe-
nen in het arrondissement van zijn standplaats
(voor IJsselstein was dat Utrecht) en is daarbui-
ten onbevoegd. In de wet was ook bepaald aan
welke voorwaarden de notaris moest voldoen
om benoemd te kunnen worden. Zo moest
men tenminste 25 jaar zijn, aan de wet voor de
'Nationale Militie' hebben voldaan en blijken
afb.4
familiewapen
van het ge-
slacht Immink.
van goed gedrag kunnen overhandigen. Ook
de exameneisen werden in wet geregeld.
Met de komst van notaris Hendricus
Immink naar IJsselstein begint een periode
van een kleine 60 jaar waarin hij en zijn naza-
ten een belangrijke rol hebben gespeeld in de
IJsselsteinse samenleving. Geboren te
Muiderberg in 1812 stamt Hendricus uit een
patriarchaal geslacht waarvan de vroegste ver-
melding terug gaat tot 1647. Vanaf 1717 zien
167
-ocr page 167-
afb. ^en 6
Rechts:
Hendricus
Immink rond
1862 en links
zijn vrouw
Ma^arda
Wilhelmina de
Graaf.
we dat van vader op zoon het beroep van predi-
kant overgaat. Dominee Johannes Rutgerus
Immink trouwt op 7 februari 1809 met
Wilhelmina [ohanna Moojen. Zij krijgen i
dochter en 2 zonen waarvan de oudste op 9
maart 1812. Hij krijgt de namen: Hendricus
Didericus Goswinus Arnoldus; naar diverse
grootouders.
Hendricus volgt niet de lijn van zijn voorva-
ders door predikant te worden, maar kiest voor
het notarisambt, hetgeen hem in 1844 naar
IJsselstein voert om de daar overleden notaris
Lapidoth op te volgen.
Als eerste adres vinden we Benschopper-
staat, huisnummer 166. Volgens de platte-
grond van 1832 is dat schuin tegenover de
stadswaag naast het monumentale woonhuis
uit 1623 waar nu een supermarkt is (de vroege-
re winkel van groenteboer Schalkwijk). In sep-
tember 1847 trouwt Hendricus met Maggarda
Wilhelmina de Graaf uit Utrecht. Op het adres
aan de Benschopperstraat worden twee kinde-
ren geboren; in 1848 dochter Hendrica en in
1849 zoon Jan Rutger. Als in 1851 zoon
Nicolaas ter wereld komt woont het gezin
Immink inmiddels in de Kerkstraat op de
hoek met de Utrechtsestraat (de toenmalige
'Agterstraat'). Dit pand staat tegenwoordig be-
kend als het 'Kruispunt'. Na Nicolaas worden
er nog drie zonen geboren; in 1854 Willem
Johan in 1855 Jacob Cristiaan en in 1862
Hendrik Arnold Margareeth.
Uit het onderzoek blijkt dat de Immink's
zeer religieus (NH) waren met een sterk gevoel
voor familiebanden. Bij de notaris wonen te-
vens zijn moeder en zijn enige, ongetrouwde,
zuster in. Deze zullen na de dood van zijn va-
der, in 1844, Hendricus naar IJsselstein zijn
nagereisd. Voorts heeft hij in de jaren 1850 -
1860 ene Johan Cornelis Vels uit Twello in
dienst als leerling notaris. Johan is een zoon
van de zuster van Hendricus vader en is dus
een neef van hem. Deze Johan vertrekt vanuit
IJsselstein naar Oranje Vrijstaat in Zuid Afrika
om daar notaris te worden.
Met kantoor aan huis, 6 kinderen, moeder,
zuster en neef inwonend zal de huishouding
een behoorlijke organisatie hebben gekend.
Wat we daar van weten is dat middels een apar-
te boekhouding de gezinsuitgaven precies wer-
den bijgehouden en dat tussen 1864 en 1879
er 13 dienstboden en 3 dienstmeiden ten huize
Immink inwonend zijn geweest. De hoeveel-
heid dienstboden lijkt groot maar het was ge-
bruikehjk dat een dienstbode ongeveer i jaar
op één adres werkte. In 1860 overlijdt de zus-
ter van de notaris op 50- jarige leeftijd, en 11 da-
gen later zijn moeder op de leeftijd van 74 jaar.
Zoals gezegd waren de Imminks zeer religieus
hetgeen blijkt uit de opvoeding van Hendricus
en de trouwe kerkgang van de familie. Geen
kerkdienst werd overgeslagen en al hetgeen tij-
dens de dienst werd gezongen en behandeld
werd minitieus in een schrift bijgehouden.
Waarschijnlijk is vanuit deze betrokkenheid
door de notaris in de jaren 1850 - 1860 de
168
-ocr page 168-
zinsarbeiders-woningen aan den Poortdijk te
IJsselstein' worden gebouwd krijgt het plein
waaraan de woningen staan de naam
'Imminkplein' naar de oprichter van de bouw-
maatschappij die beginjaren 1980 is opgehe-
ven. Op 14 augustus 1869 viert Immink zijn 25
-jarig jubileum als notaris hetgeen niet onop-
gemerkt voorbijgaat. Door vrienden, verschei-
dene predikanten, collega's uit de regio en
IJsselsteinse notabelen wordt hem een pendu-
le aangeboden en een herinneringsplaquette.
'IJsselsteinse Bouwmaatschappij' opgericht.
Deze maatschappij stelde zich ten doel onroe-
rend goed vanuit protestants bestuur te verkrij-
gen, te bouwen en te exploiteren. Hierbij speel-
den sociale motieven een belangrijke rol. Zo
zijn in de vorige eeuw door de bouwmaat-
schappij woonhuizen voor minder draagkrach-
tigen gebouwd aan het Kronenburgplantsoen,
(indertijd gewoon Plantsoen) de Kloosterstraat
en de IJsselstraat. Als door de 'IJsselsteinse
Bouwmaatschappij' in 1911 in totaal 32 'eenge-
« • \N\t> istn
WRiJWMLLKiiE VEHKOnMKtmi
n IJSSaSTIIV.
\ i\
HAVE en TEE
MIlM.yHH-
II<Mi\i eii Mc'lkgereeih<4iJi|»|>eii.
^ B^ i(^ t \u
h-Ih f l%:%ii. diM-è ,h f*^'
'■Ji SS 0t0$têÊM$t
^fgt» ^0ié-^
D. Xn'nis 11. I) (i \ IMMINK. (,. I.lssfhirii,.
ui iftl t^
tlS#f
4tMl il< 1-i^-EI K'M Itt
1 e. '■,
I K >i ■
t,,„.: Itirnhmit
- \
kiiiiirii Icii fij<le til
y^aiim»' !irblM.*i
/K.l llil %
afb.7
169
-ocr page 169-
ris, te Twello in het huwelijk treedt met de 47-
jarige Gerhardina Johanna Vels. Zij is een zus-
ter van Hendricus oud leerling Johan Cornelis
Vels. In 1880 (alweer op een 14 augustus)
stopt Hendricus met het notariaat hetgeen dan
overgaat in handen van zoon Nicolaas.
Na een rustige oude dag overlijdt hij op 29
december 1887. Het 'Weekblad voor
IJsselstein, Jutfaas, Vreeswijk, Tuil en 't Waal
en Schalkwijk' brengt naar aanleiding van zijn
overlijden het volgende bericht:
Slechts 3 maanden na de viering van dit jubi-
leum wordt de familie Immink getroffen door
het overlijden van mevrouw Immink op 10 no-
vember 1869. Notaris Immink blijft achter
met 6 kinderen waarvan de oudste 21 jaar is en
de jongste 7. Al eerder is opgemerkt dat
Hendricus Immink goede contacten onder-
hield met zijn familie. Dit blijkt zeker uit het
feit dat hij op 14 augustus 1874, 5 jaar na het
overlijden van Maggarda, op de dag van zijn
30-jarig ambstjubileum als IJsselsteins nota-
IJ.S,SEI,.STKIN, .\iirH) IW*.
VriJAnIIig:(' 0|K'ni)!iiv Vcrkdopiiig
VAS
MEUBELEN.
IMD 01 lOEDEL,
oip Biiuflag den 25 Augustus 1874,
(l('^ viHiitiii(l(lai.'<. Ifii ut nu
O 1*1- 49 C> llilinl f^ 43 I tl.
-———----------—- "^t »« '-♦
Ih' \..l!iii> II. r>. fi. A. IM\II\K. K(n«'>(ig(l U« IJHsi-Md». /al ..n
lM)\('rivfiiiN'l(l('n lij<l. MMH év l'iKlniij dir IL C. (m»iii»H'hI«« U' Uss»*I-
«K'iti, jHiitlh'k \<'iMN»jM'ti:
Ken nellen <ii zinilelijken nrBOEBaL, iNM.taiuie
ifl MAIIOWIKH TKN en jinilere MKI HKliX, ah: Talels,
SliM'len, S<Mi'elaire, kasU»n, diverse Ijulikanlen, .*> IUhï-
(len iiH'l IcM'lM'licMH'en, Sjiiep'ls, S«'liihleiiien,VkHTkliHHl
eii kaï'iM'llen, kapjeliels, ko|KT, Tin, lÜik, IJzer, wil
«1 iinder Aardewerk, en liel^<i'n len dage des ierk<M>|»s
iiHMT Ie \(M)rs<liijii zal worden uebraül.
tol OW tuméêdmfft 3 wm,
Mtrr iiKt immr.
atb.8
Het betreft
hier de inboe-
del van
Nicolaas
Joannes
Konings;
pastoor te
IJsselstein van
i86g tot
1874.
Hij overlijdt te
IJsselstein op
31 juli 1874.
1, n, miiHH »,!» hbin , u (
170
-ocr page 170-
afb. 9
Herinnerings-
plaquette ter
gelegenheid
van '2^jaar
notaris
Immink'.
afb. 10 en it
Rechts
Hendricus
Immink rond
zijn S^ejaar
en links zijn
tweede vrouw
Cerhardina
Johanna Vels.
de algemeene achting van alle ingezetenen.
Velen had hij met raad en daad in vele zaken ter
zijde gestaan, en deed zulks nog, niettegenstaan-
de hij zijne betrekking had nedergelegd. De nage-
dachtenis van den waardigen man zal bij velen
in een gezegend aandenken blijven voortleven'.
Op 3 januari 1888 wordt Hendricus bijge-
zet in het familiegraf op de 'Algemene
Begraafplaats' aan het Eiteren.
Nicolaas Immink en zijn tijd
Op 13 november 1880 meldt het bovenge-
noemde weekblad het volgende:
'Donderdag avond overleed alhier een der meest
geachte onzer ingezetenen, de heer H.D.G.A.
Immink, oud-notaris te dezer stede, in den ou-
derdom van y^ jaren. Op den 14. augustus 1844
als notaris alhier benoemd, bekleedde hij die be-
trekking tot 14 Augustus 1880, op welken datum
hem, op aangevraagd verzoek, bij Z.M. besluit
een eervol ontslag uit die betrekking is verleend.
Toevallig mag het wel genoemd worden dat het
Kon. besluit tot eervol ontslag juist inviel met
den datum van zijne benoeming. De overledene
genoot zowel gedurende de waarneming van zij-
ne betrekking als na de nederlegging ervan, hier
171
-ocr page 171-
Vrijdag den 5. November in den laten avond,
bracht een telegrafisch bericht de tijding, dat de
heer Nicolaas Immink tot notaris alhier be-
noemd was. Dit voor hem zoo verblijdend
nieuws verspreidde zich al spoedig door de ge-
heele stad. Zeer talrijk waren de bewijzen van
ware belangstelling en gelukwensching, welke
den nieuwbenoemden notaris en ook zijn vader
bij die gelegenheid werden aangeboden. Moge de
benoemde hetzelfde vertrouwen genieten, dat
zijn waardige en geachte vader gedurende hel
tijdvak van }6 jaren, waarin deze het notariaat
heeft waargenomen, zoo ruimschoots heeft on-
dervonden.
Met zijn benoeming heeft Nicolaas zeker te
maken gehad met de wijzigingen in 1878 op
de Notariswet van 1842. Zo werden de eisen
voor benoembaarheid verscherpt door verzwa-
ring van de exameneisen en de invoering van
een stagetijd van 2 jaar na het slagen voor het
examen. De exameneisen werden als volgt ver-
woord: 'grondige kennis van het burgelijk recht
en van de wetten en besluiten op het notaris-
ambt, alsmede van die gedeelten van hel han-
delsrecht, de burgelijke rechtsvordering, het ze-
gel-, registratie- en succesierecht, het kadaster en
de hypothecaire boekhouding, welke betrekking
hebben op het notarisambt, benevens praclische
bedrevenheid in de toepassing van het recht en
ontwerpen van notariële akten'.
Er werden nog steeds geen eisen gesteld
aan de vooropleiding van de adspirant notaris,
maar wel werd het toezicht op de notarissen
verscherpt. Uit de gegevens van de burgelijke
stand weten we dat Nicolaas vanaf 1863 met
tussenpozen verblijven op verschillende plaat-
sen in het land. In 1874 keert Nicolaas defini-
tief terug naar IJsselstein om bij zijn vader op
het kantoor te gaan werken. Hij komt dan uit
Woudenberg, waar hij waarschijnlijk ervaring
heeft opgedaan op het notariskantoor aldaar.
Onder de leer van zijn vader zal Nicolaas ge-
werkt hebben aan de eisen om te slagen voor
het notarisexamen hetgeen in 1880 resulteerde
in de benoeming tot notaris te IJsselstein. Van
de broers van Nicolaas beginnen er twee een
loopbaan te Nederlands Indie: Willem )ohan
brengt het tot directeur van de 'Nederlands
Indische Cultuur Mij', en Jacob Cristiaan start
als commies van het 'Departement van
Onderwijs en Eeredienst' te Batavia, om later
griffier te worden bij het arrondissementsge-
recht te Zutphen. De jongste broer, Hendrik
Arnold Margareeth, kiest ook voor het notari-
aat. Over hem zullen we verderop meer verne-
men. Hendrika, de enige zuster van Nicolaas,
blijft ongetrouwd en woont bij haar vader en
tweede moeder. Van Hendrika weten we dat
ze ziekelijk was en door haar goede werken in
IJsselstein bijzonder werd geliefd. Begin 1890
komt op haar initiatief de vereniging 'Zoar' 3)
tot stand die ten doel had een ziekenverpleging
in het leven te roepen. Hiervoor had de vereni-
ging ruimte en een diacones beschikbaar.
Hendrika was de eerste die gebruik maakte
van de ziekenverpleging. Op 31 januari 1890
afb 12 en i}
Nicolaas
Immink rond
zijn i^ejaar en
zijn vrouw
Wilhelmina
Geraldina van
Exter op onge-
veer 20-jarige
leejiijd.
172
-ocr page 172-
afb. .14,
hiernaast;
Grafmonument
van de familie
Immink; aan-
afb. Ij, onder
Detail van het
grafmonument.
Het gebeeld-
houwde houten
kruis met de
witte rozen is
een speciale ge-
dachtenis aan
Hendrika
Immink.
wordt ze opgenomen in de behuizing aan de
Hofstraat (tegenwoordig een tapijtenzaak) om
daar op 16 mei - op 41-jarige leeftijd - te over-
lijden, hetgeen een gevoelige slag voor de
IJsselsteinse gemeenschap betekende. In een
memoriam wordt van haar gezegd: dat haar
heengaan diep en algemeen wordt betreurd, en
dat geen IJsselsteiner, van welken geloofsbelijde-
nis of richting, ooit de eenvoudige en goede juf-
frouw Immink zal vergeten. En waar het Zoar
in de Hofstraat wordt genoemd, door haar ge-
sticht, om lijdenden te helpen en te verplegen,
daar wordt ook aan haar met dankbare erkente-
nis gedacht.
Hendrika wordt op 20 mei 1890 bij haar va-
der in het familiegraf bijgezet. Van de vereni-
ging Zoar vinden we in 1908 de laatste vermel-
ding.
Als Nicolaas in 1880 het notariaat van zijn
vader overneemt blijft hij kantoor op hetzelfde
adres houden. Op i juli 1881 trouwt hij met
Wilhelmine Gerardine van Exter; een gene-
raalsdochter. Nicolaas en zijn vrouw krijgen 2
dochters en 3 zonen waarvan de oudste, ge-
noemd naar zijn grootvader de notaris, na een
aanval van 'stuipen' geestehjk achter blijft. Het
één na jongste kind, zoon Frans wordt slechts i
jaar. De jongste zoon. Jan Rutger wordt op 28
maart 1889 geboren en zal naar later blijkt de
traditie van het predikantschap in het Immink-
geslacht in ere herstellen. Anno 1994 treft
men een dominee Rutger Jan Immink op Ter-
JjVJMJ»
1/
fcPi»
schelling, een kleinzoon van Jan Rutger!
Van Nicolaas Immink weten we dat hij
naast notaris ook penningmeester was van de
'vijf waterschappen onder IJsselstein', dezelfde
waarvan notaris Lapidoth 50 jaar eerder secre-
taris was, en dat hij lid was van 'het Provinciaal
College van Toezicht op het beheer der kerke-
lijke goederen en fondsen der Hervormde ge-
meenten in de provincie Utrecht'. Op het nota-
riskantoor is ook broer Hendrik (Arnold
Margareeth) in dienst als leerling- en later can-
didaatnotaris. Het zal druk geweest zijn ten
huize Immink in de jaren 1880 -1890. Tot aan
zijn overlijden in 1887 woont Nicolaas vader
173
-ocr page 173-
met vrouw, dochter Hendrika en zoon
Hendrik ook op het kantooradres. In 1889 ver-
huist Nicolaas stiefmoeder met Hendrik en
Hendrika naar de Benschopperstraat en wordt
het rustiger in huis. We willen de lezer niet een
brief onthouden die Nicolaas aan het einde van
zijn 'IJsselsteinse tijd' aan het gemeentebe-
stuur schrijft:
IJsselstein, 22 februari jSgj
Mijne Heeren,
De ajkondiging van publicatiën van gemeente-
wege, evenals der notariële veilingen schijnt in deze
gemeente vrijwel overbodig; het werk van den aan-
plakker is nutteloos, aangezien noch de hemel
noch de lieve straatjeugd het wenschelijk schijnt te
achten, dat de aangeplakte biljetten op de stads-
poorten bevestigd blijven, daar óf de regen óf de
straatjongens geregeld zorg dragen dat dezelve ver-
dwijnen.
Ik geef U daarom beleefd in overweging het ini-
tiatief te willen nemen tot het doen aanbrengen
van aanplakkasten aan de heide poorten, zoals dit
in alle omliggende kleine gemeenten reeds geduren-
de langen tijd geschied is.
Hoogachtend
Uw dw. dr.
N. Immink
Het notarisambt van Nicolaas te IJsselstein
duurt 'slechts' een kleine 13 jaar. In de loop van
zijn huwelijksjaren met Wilhelmine openbaart
zich bij haar een oogziekte waardoor het ge-
zichtsvermogen vermindert. De artsen advise-
ren dan om een woonomgeving te zoeken die
hoger ligt dan IJsselstein en waar het minder
vochtig is. Deze omgeving wordt in 1893 ge-
vonden te Deventer alwaar Nicolaas benoemd
wordt tot notaris. Daar brengt Nicolaas het no-
tariaat aldaar tot grote bloei en profileert hij
zich tevens met een scala van (sociale) neven-
activiteiten. In 1930 viert hij daar zijn 50-jarig
notarisjubileum. Op 8 november 1937 overlijdt
hij en wordt in het familiegraf te IJsselstein be-
graven.
Met het vertrek van Nicolaas komt er nog
geen einde aan het Imminktijdperk te IJssel-
stein. Zijn broer, candidaatnotaris Hendrik
(Arnold Margareeth) Immink neemt tijdelijk
het notariaat waar, getuige een aankondiging
in de 'IJsselsteiner' van 7 juni 1893. Hij komt
hier speciaal voor terug uit Hilligersberg na in
1891 vertrokken te zijn uit IJsselstein. Hieruit
valt af te leiden dat het vertrek van Nicolaas ver-
sneld is gekomen. Dit wordt versterkt door het
feit dat als de krant bericht geeft van de benoe-
ming te Deventer Nicolaas al vertrokken is:
'............. wat er ook te doen was, op elk gebied
was de heer Immink steeds vooraan, oj een ijve-
rig medewerker, er immer op bedacht om waar
het kon, IJselstein eenigszints uit haar kwijnen-
den toestand op te hejfen. Zoo was hij sedert ja-
ren penningmeester van het polderbestuur, secre-
taris van de ajdeeling Landbouw en Kruid-kun-
de, voorzitter van de Cholera-commissie
4) en
president van de IJsselsteinsche IJsclub enz enz,
allen betrekkingen, waarvoor moeielijk een ijve-
rig plaatsvervanger voor te vinden zal zijn.
Nog rest ons de hoop, dat het Hare Majesteit de
Koningin-Regentes behagen moge, zijn broeder,
den heer H.A.M. Immink tot Notaris alhier te be-
noemen, dan twijffelen wij niet, of er zal veel weer
vergoed worden, want IJselstein is in zekeren zin
één geworden met de familie Immink
...........'.
Hendrik wordt echter niet benoemd te
IJsselstein en de reden waarom is niet duide-
lijk. Als candidaatnotaris zal hij zeker aan de
eisen hebben voldaan en het is zeer waar-
De ondergeteekende bericht dat zijne
zullen -worden AFGEHANDELD door zijnen broeder
H. A. M. IM M IN K , Candidiat-Notaris te IJselstein,
en dat tot aan de benoeming van den nieuwen Notaris, daartoe zijn
ïorjff KaïiBor m0 zal Mm m 9
^ Alle betalingen kunnen aldaar geschieden en alle schuldvorderingen
'vltdc "«""^en ingediend.
'IJsselsteiner'         DEVENTER, 4 Juni 1893.
N. IMMINK
van jjuni 1893.
174
-ocr page 174-
schijnlijk dat hij ook gesoUiciteerd heeft naar
deze funktie. Het heeft niet zo mogen zijn
want in september 1893 komt Matthijs den
Bleker met vrouw en 5 kinderen naar
IJsselstein en aanvaard daarmee zijn benoe-
ming tot IJsselsteins notaris. Hendrik Immink
blijft nog 9 jaar candidaatnotaris onder den
Bleker. Hij woont dan op het adres
Utrechtsestraat 211 (de plek waar nu Albert
Heyn is). Hendrik (hij werd Henri genoemd)
heeft te Hilligersberg Maria Helena (Marie)
Liefrinck leren kennen waar hij in het najaar
van 1893 mee trouwt. In 1894 wordt dochter
Ida geboren.
Van Henri weten we dat hij veel respect ge-
noot onder de I)sselsteinse bevolking in stad
en achterland. Vooral onder de agrarische
stand was hij geliefd, getuige de grote klandi-
zie die hij persoonlijk onder hen genoot.
Voorts weten we dat hij koortsachtig is blijven
solliciteren naar een eigen notariaat hetgeen in
1902 lukt. Te Houten doet zich dan een gele-
genheid voor die hij met beide handen aan-
grijpt. Op 10 juni vertrekt het gezin Immink
naar Houten waar zij de villa 'Bel Respiro' be-
trekken. Daar Houten relatief dicht bij
l)sselstein ligt is er goed contact gebleven tus-
sen de Imminks en de baroniestad. Henri nam
veel I)sselsteinse klandizie mee naar Houten.
Het Houtense notariskantoor verwierf te
IJsselstein zoveel faam dat tot diep in de vijfti-
ger jaren vele, vooral agrarische, transakties te
Houten werden bekrachtigd. Naast candidaat -
notaris was Henri lid van de IJsselsteinse ge-
meenteraad en regent van het Ewoudsgast-
huis. De ijsselsteiner' bericht op 4 juni 1902
dat:
'...........den heer Immink hier algemeen ge-
acht werd en te IJsselstein node gemist kan wor-
den vooral als lid van den gemeenteraad zal zijn
vertrek betreurd worden waarbij hij zoo meenig
maal met kalme waardigheid en goed gekozen
woorden, de, in meening verschillende partijen,
tot elkander wist te brengen, en men een gewillig
oor verleende aan zijn advies. Het ga hem en
zijn Gade met hun eenig dochtertje die na weken
aan weken als 't ware worstelende met den dood,
thans gelukkig hersteld is voortdurend wel, in de
gemeente Houten, hier in IJsselstein zal zijn
naam steevast als al de Imminken in een goed
aandenken blijven'.
In dezelfde krant van 7 juni 1902 bericht
men over zijn afscheid van het Ewoudsgast-
huis;
afb. 17,
hiernaast.
De 20-jarige
Henri
Immink.
afb. 18, onder.
Henri met zijn
vrouw Marie
Liefrinck.
.....'Heden werden de oudjes in het
Ewoudsgasthuis door den heer Immink tengevol-
ge van zijn vertrek naar Houten getracteerd.
Sedert jaren was de heer Immink regent van 't
Ewoudsgasthuis, en heeft hij in de ruimste mate
zijn medewerking verleend om die stichting in
dien goede toestand te brengen waarin zijn thans
verkeert. Vooral den aankoop van het oude huis
aan de straat waar thans de mooie tuin met de
sierlijke zitbanken voor in de plaats is gekomen
was hoofdzakelijk zijn bedrijf, tevens was hij er
altijd voor om bij elke feestelijke gelegenheid de
oude lui te tracteeren en hun zooveel mogelijk te
doen deelen in de algemeene feestvreugde. Zijn
naam en daden zullen ook in het Ewoudsgast-
huis in gezegend aandenken blijven'.
Het vertrek van Henri sluit een periode van
60 jaar af waarin twee generaties Immink een
belangrijke inbreng hebben gehad in de
IJsselsteinse samenleving. Henri is 69 jaar ge-
worden en ligt ook te IJsselstein begraven.
175
-ocr page 175-
Notaris den Bleker
Bij de burgelijke stand te IJsselstein wordt
op i8 september 1893 het gezin den Bleker in-
geschreven. Vader Matthijs is dan 40 jaar en
zijn vrouw Suzanna Maria Boonstapel 37 jaar.
Het gezin den Bleker heeft bij aankomst te
IJsselstein 5 kinderen; 4 dochters en i zoon.
Er komen geen kinderen meer bij.Het gezin
den Bleker trekt in het oude notarishuis op de
hoek Kerktraat/ Utrechtsestraat. Notaris den
Bleker is de eerste waarvan we enige informa-
tie uit rechtstreekse overlevering hebben ver-
kregen. Van 1923 tot 1928 woonde de, nu 87 ja-
rige mevrouw J.G.A. Murk - Hartings met haar
man 'in de steeg achter de notaris'. Met deze
steeg wordt de huidige toegang naar de par-
keerplaats 'Agterhof bedoeld. Mevrouw Murk
woonde in die tijd in één van de drie piepkleine
huisjes die daar stonden. Tevens waren in die
steeg verschillende bedrijfjes gevestigd. Voorts
had bakker Kranenburg er zijn bakkerij en was
er een heuse boer die daar zijn vee op stal had.
Hij ging dagelijks met zijn koeien door de
steeg om deze buiten de stad te laten weiden.
De steeg doorsneed de tuin van de notaris die
daarmee 'recht van overpad' verleende aan de
belang-hebbenden op de Agterhof Zo kon het
nog wel eens gebeuren dat de aanwonenden de
notaris tegen het 'lijf liepen. Mevrouw Murk
herinnert zich de notaris nog heel goed: een
lange rijzige man met een vriendelijk karakter.
De gezinnen die in die steeg woonden waren
zeer arm en de huisjes waren zo klein en bene-
pen dat men door het venster 'bij elkaar op het
bord kon kijken'. Nu was er ten huize den
Bleker regelmatig wat te vieren. Op verjaars-
en feestdagen werd er uitvoerig gekookt waar-
bij de bewoners van de steeg niet werden ver-
geten. Mevrouw Murk had het idee dat er spe-
ciaal met hun rekening werd gehouden. Per
gelegenheid werd één gezin uitvoerig op een
goede maaltijd getrakteerd en met Kerst kre-
gen alle gezinnen een mand met etenswaar.
Op deze manier leerde men produkten ken-
nen als tomaten en komkommers. De eerste
tomatensoep die mevrouw Murk at kwam van
het notarishuis af. Zij bewaard goede herinne-
ringen aan de notaris. Ieder week moest de
'steeg' worden schoongeveegd hetgeen bij
toerbeurt door de bewoners werd gedaan en
waarbij ze door de notaris goed werden 'be-
dacht'. Ook andere armlastigen dan de bewo-
ners van de steeg konden een beroep doen op
de vrijgevigheid van de notaris. Uit de verhalen
van mevrouw Murk kunnen we afleiden dat de
tuin van het notarishuis behoorlijk groot was
en door de steeg in twee gedeelten werd gesne-
den. De siertuin lag direkt achter het huis en
de moestuin aan de andere zijde van de steeg.
Deze moestuin had een diepte van ongeveer
40 meter en een breedte van zo'n 20 meter.
Beide tuinen waren voorzien van een stevige
schutting. Behalve als notaris komen we den
Bleker ook tegen als president kerkvoogd van
de hervormde kerk aan het Plantsoen, in welke
hoedanigheid hij in 1916 koningin Wilhelmi-
na rondleidde door de toen net gerestaureerde
kerk.
                   /
In 1919 overlijdt mevrouw den Bleker. De
kinderen zijn dan al de deur uit met uitzonde-
ring van de jongste dochter Nelly en haar man.
afb. ig
Mattijs den
Bleker,
'... een lange
rijzige man
met een vrien-
delijk karak-
ter'.
I
176
-ocr page 176-
afb. 20
Het pragestem-
pel van notaris
den Bleker.
Deze blijft bij haar vader op het notarishuis
wonen waar in 1920 ook dochter Apolonia te-
rugkeert. Zij is dan weduwe en heeft i dochter-
tje waarmee zij 3 jaar later weer vertrekt.
Matthijs den Bleker blijft tot op hoge leeftijd
notaris in IJsselstein. Hij is 76 jaar als in 1928
het notariaat overgaat op Albert Gerrit Cool.
Op 2 mei 1928 vertrekt de oud notaris, samen
met zijn dochter Nelly en diens man naar
Breda.
Vermeldenswaardig over den Bleker is nog
dat hij zonder onderscheid van geloofsovertui-
ging personeel in dienst had. In de jaren '20
'dienden' twee gezusters Arendonk bij de nota-
ris. Zij waren beide van goede rooms katholie-
ke huize evenals broer Lambertus die op het
einde van het 'den Bleker-notariaat' als klerk in
dienst komt. Lambertus staat dan aan het be-
gin van een lange loopbaan in het notariaat en
is tot aan zijn overlijden in 1960 in dienst ge-
bleven bij den Bleker's opvolger, notaris Cool.
Notaris Cool
Dat een notaris voor het leven (= tot aan zijn
pensioen) benoemd wordt mag blijken uit de
lange perioden dat deze in de plaats van hun
benoeming werkzaam zijn. Notaris Cool vormt
hier geen uitzondering op. Van 1928 tot 1961
zetelt hij te IJsselstein als notaris. Een periode
die nagenoeg samenviel met de ambtstijd van
burgemeester Abbink Spaink. Als Albert
Gerrit Cool (geboren op 8 juni 1891 te Assen)
in 1928 naar IJsselstein komt is het oude nota-
rishuis in de Kerkstraat niet meer beschikbaar.
Hij trekt dan met zijn gezin in de woning bo-
ven het postkantoor aan de Utrechtsestraat en
houdt kantoor op de begane grond van het
postkantoor en wel aan de linkerzijde van het
gebouw. Deze situatie duurt niet lang want de
nieuwe notaris laat een huis bouwen op het ou-
de kasteelterrein tegenover het St. Jozeph zie-
kenhuis aan het water van de ' kleine kom'. In
1930 wordt de nieuwe behuizing betrokken en
traditiegetrouw houdt notaris Cool kantoor aan
huis. Het huis krijgt een eigen brug over de
stadsgracht zodat de toegang naar het kantoor
aan het Kronenburgplantsoen kwam te liggen.
Bij de bouw van het huis zal men veel puin zijn
tegengekomen van de sloop van het kasteel, ge-
afb. 21
Notaris Albert
Gerrit Cool.
w
-ocr page 177-
belangrijkste pakket. Dit is niet zo verwonder-
lijk als men bedenkt dat tot de jaren '70 er te
IJsselstein geen makelaardij bestond.De nota-
ris was dus veelal de eerst aangewezene om de
clientèle te wijzen op de noodzaak van verze-
keren. Die konden dan gemakshalve direkt bij
hem worden afgesloten. Notaris Cool was een
sportief mens. In 1942 schaatste hij de
Elfstedentocht en aan de Nijmeegse
Vierdaagse was hij een trouwe deelnemer. Hij
behoorde daar tot de 'Gouden Kruisdragers'.
Ook op sociaal terrein heeft hij veel werk ver-
richt. Als geboren Drentenaar was hij 20 jaar
voorzitter van de vereniging 'Drente' voor de
afdeling Utrecht en omgeving. Voor de oorlog
behoorde hij tot het viermanschap: Abbink
Spaink - Cool - Haefkens- Peek, die een
IJsselsteinse VVV afdeling in het leven riep on-
der de pretentieuze noemer van 'Stichtse
Kersenstad' ( zie HKY uitgave 56, pag 331 e.v.).
In de laatste jaren van zijn notariaat profileer-
de Cool zich sterk door zijn strijd tegen de on-
terechte naamgeving van de 'televisiemast
Lopik' die op IJsselsteins grondgebied staat.
Samen met medewerkers van zijn kantoor le-
verde hij een ware pennestrijd met de diverse
instanties om de naam van IJsselstein te ver-
binden met die van de televisiemast. Dit leidde
zelfs tot een groot redaktioneel artikel in de
'Haagse Post' van 5 november 1960 (zie hier-
voor HKY uitgave 52, pag. 272 e.v.).
Op I juli 1961 stopt notaris Cool ermee. Bij
'Koninklijk Besluit' van 24 oktober 1960 wordt
hem eervol ontslag verleend. Hij is dan 70 jaar.
In de zeventiger jaren heeft de heer Cool een
stimulerende bijdrage geleverd aan de oprich-
ting van de Historische Kring. In de eerste
HKY uitgave is een, door hem geschreven arti-
kel, over de toren van de NH kerk ('de ge-
meentetoren van IJsselstein, een wonder in
baksteen'), afgedrukt. De oud-notaris is ook na
het overUjden van zijn vrouw in IJsselstein op
het bekende adres blijven wonen tot 1982. De
laatste maanden van zijn leven brengt hij door
in huize Mariënstein.
IJsselstein en het notariaat
Er mag geen twijfel over bestaan dat vanaf
de eerste notaris in 1811 tot na de tweede we-
reldoorlog de notarissen tot de bovenlaag van
IJsselsteinse bevolking hebben behoord. Door
de kontakten die zij hadden met de bestuur-
ders van de stad en de veelal talrijke sociale ne-
venfuncties die zij bekleedden is de notaris ge-
afb. 22 tuige het feit dat notaris Cool zijn huis nog wel
Het nota- eens liet aanduiden als 'huis op 't puin'.
rishuis in Voordat notaris Cool naar IJsselstein komt is
1950. hij rond 1919 candidaatnotaris te Loenen aan
de Vecht en vervolgens in 1921 te Beilen. Van
1923 tot zijn komst naar IJsselstein in 1928 is
hij notaris te Andel. Het gezin Cool telt dan 5
kinderen, 3 zonen en 2 dochters. In 1931 treedt
Albert Cool voor de tweede maal (na echtschei-
ding van zijn eerste vrouw) in het huwelijk met
Clasiena Johanna Geertruida van Oosten
Slingeland. Zij ontwikkelt zich als beeldend
kunstenares en van haar hand komen vele te-
keningen, schilderingen en etsen waarvan ver-
scheidene betrekking hebben op het oude en
(toen) hedendaagse IJsselstein. Tijdens de mo-
bilisatie eind jaren '30 wordt hij als reserveoffi-
cier in de rang van majoor gelegerd in
Badhoevedorp om aldaar met zijn bataljon de
verdediging van het vliegveld Schiphol te voe-
ren. Bekend is dat notaris Cool en zijn mede-
werkers tijdens de oorlog 'licht' ondergronds
werk verrichtten hoewel niet bekend is wat dat
precies inhield. Tijdens de oorlog is het nota-
rishuis een korte tijd gevorderd geweest door
de Duitsers waardoor de notaris met zijn gezin
tijdelijk is uitgeweken naar een huisje aan het
Imminkplein. Notaris Cool hield i keer per
week 'zitdag' in hotel 'Noord Brabant' aan het
Vreeburg te Utrecht. Op die dag werden daar
de transakties bekrachtigd die handelaren en
boeren afsloten op de Utrechtse veemarkt.
Naast notarieële zaken kon men op het notaris-
kantoor ook voor verzekeringen terecht.
Brand- en levensverzekeringen vormden het
178
-ocr page 178-
worden tot een vertrouwensman voor burger
en plaatselijke overheid, waarbij inzicht en
oordeel van de notaris vaak van doorslagge-
vend belang waren. Vooral in de gesloten ge-
meenschap die I)sselstein tot de tweede we-
reldoorlog vormde heeft de notaris een belang-
rijke achtergrondfunktie gehad. Hij was de
enige onpartijdige juridische vraagbaak voor
de burger, ondanks de afstand die er vaak tot
de minder gegoede klasse bestond. Dit gold
des te meer voor IJsselstein gezien het ontbre-
ken tot 1811 van een eigen notariaat. Voor die
tijd was men afhankelijk van het plaatselijk ge-
recht of de geestelijke stand. Voor zaken van
huur, pacht en koop van onroerend goed, als-
mede de uitvoering van wilsbeschikkingen kon
men niet anders dan daar terecht of men
moest buiten de baronie een notaris zoeken.
Daarbij was men vaak op Utrecht of Montfoort
aangewezen. Vooral bij het opmaken van testa-
menten zal dit problemen hebben opgeleverd.
Opkomende ziekten en bevallingen brachten
het uur van de waarheid vaak heel dichtbij. Ter
elfder ure (vaak was het 5 voor 12) moest er dan
een testament gemaakt worden waarbij voor
de betreffenden vaak grote fmancieële belan-
gen op het spel stonden. Vooral epidemieën
waren hierin berucht en gevreesd. Zo kon het
in de 16- en 17- eeuw nog wel eens gebeuren
dat een stervende voor zijn woning werd ge-
legd om daar ten overstaan van een schepen of
geestelijke orde op zaken te stellen. Bij zware
epidemieën mocht zelfs dat niet meer en
bracht men de stervende in de nabijheid van
het stadhuis zodat vanuit het venster de zaken
konden worden geregeld.
De verwevenheid van bestuursfuncties te
IJsselstein in de achttiende eeuw gevoegd bij
gecompliceerde familielijnen verengde het
plaatselijke bestuur tot een kleine groep van
elite en geestelijkheid die in alles de lakens uit-
deelde. Dit zal ertoe bijgedragen hebben dat
nog wel bij belangrijke transakties die enige
tijd duldden de wijk naar de omliggende ge-
meenten werd genomen. Te IJsselstein heeft
men deze situatie lang kunnen laten voortdu-
ren. Zelfs na 1795, weigerde het gemeentebe-
stuur een notaris toe te laten 5). Tot 1811 kon
men voor notarieële zaken bij de secretaris van
het gemeentebestuur terecht; deze Hermanus
ter Bruggen zal zeker betrokken zijn geweest
bij de besluitvorming rond het niet toelaten
van een notaris in 1798. Met het verdwijnen
van de oude machtsstructuren bij de inlijving
in het franse keizerrijk en de invoering van de
Vêntosewet kwam hier enigszins verandering
in. De komst van notaris Lapidoth markeerde
de overgang naar een nieuwe IJsselsteinse ge-
zagsstructuur. We vinden dan nog wel repre-
sentanten van de oude garde in het stadsbe-
stuur. Genoemde Herma-nus ter Bruggen
wordt in 1811 burgemeester in welke hoedanig-
heid we hem ook nog wel eens bij notarieële
zaken tegenkomen en ook notaris Lapidoth
neemt ambtshalve een nevenfunktie aan, en
wel die van gemeentesecretaris! We kunnen
hier echter wel terecht van een overgangstijd
spreken want in Lapidoth zien we al het beeld
van de notaris opkomen zoals zich die in de
tweede helft van de vorige eeuw op sociaal ter-
rein ontwikkelde. Hierbij moet speciaal wor-
den gedacht aan het initiatief van Lapidoth om
in zijn ambtsperiode even buiten de
IJsselpoort aan de overzijde van de Hollandse
IJssel een hoepmakerij te laten bouwen tenein-
de de werkgelegenheid in die, voor IJsselstein
opkomende, bedrijfstak te stimuleren. Met
Lapidoth komt er in ieder geval een professio-
neel notariaat te IJsselstein met een eigen ar-
chief waarmee de onafhankelijkheid van het
notariaat wordt bevestigd. Met de komst van
H.D.G.A. Immink, en zijn opvolgers naar
IJsselstein, wordt het beeld van de IJsselsteinse
notaris een stuk duidelijker. Godvrezende, ge-
zagsgetrouwe uitvoerders van de wet die boven
partijen staan en in staat bleken financieel
onafhankelijk te zijn. Zij manifesteerden zich
op een breed sociaal terrein waar, in de prak-
tijk, weinig ruchtbaarheid aan werd gegeven.
Het kan niet ontkend worden dat de zakelijke
belangen van de notaris tot aan 1940 bij de ge-
goede burgerij lagen. Voor IJsselstein was dit
wellicht voor het belangrijkste deel bij de boe-
renstand. In de aankondigingen zien we aan-
afb. 25
De, door nota-
ris Lapidoth
gebouwde,
hoepmakerij.
179
-ocr page 179-
afb. 24
Houtgravure
van een open-
bare houtverko-
ping door
f.Carl Sierig,
voorkomende
in
Hildebrand's
'Camera
Obscura' uit
van roerend goed, waar hij de verkoper de volle
opbrengst garandeert, ook al betalen de kopers
niet. Hij treedt op als kassier bij het incasseren
van pachten en renten en als bankier bij het in
deposito nemen van geld of effecten van zijn
cliënten. Op het platteland is het de gewoonte
om, wanneer men wat geld te beleggen heeft, dit
niet naar een bankier, die dikwijls in deze plaats
zelf ook niet te vinden is, maar naar de notaris,
de persoon die het algemeen vertrouwen geniet,
te brengen; men ontvangt daarvoor dan een bil-
lijke rente en kan het geld weer terugkrijgen wan-
neer men dat nodig heeft'.
Naast deze opsomming van taken kunnen
we uit deze omschrijving ook voorzichtig de
opkomst van de boerenleenbanken en de ma-
kelaardij verklaren. Keren we terug naar de
IJsselsteinse notarissen dan springen vanaf
1900 twee zaken in het oog: de boelhuizen en
de jaarlijks terugkerende kersenverkopingen.
Zaken die in belangrijke mate hebben bijge-
dragen aan een specifiek deel van het cultuur-
historisch beeld in de eerste helft van deze
eeuw. We willen hier beide fenomenen nader
toelichten.
Boelhuis
Wanneer een boer met zijn bedrijf stopte,
hetgeen nog wel eens gebeurde indien er geen
opvolging binnen de famiUe was, werd meest-
al besloten om het vee en de boedel nodig voor
het boerenbedrijf in het openbaar te verkopen.
vankelijk veel openbare verkopingen van hui-
zen in de binnenstad en inboedels, waarna - in
de tweede helft van de vorige eeuw - dit beeld
wordt aangevuld met verkopingen van veldge-
wassen, bomen, dieren etc. Vanaf het einde
van de vorige eeuw komt daar het verpachten
van griendgewassen en kersenboomgaarden
bij en in de eerste helft van deze eeuw worden
de boelhuizen fameus. Naast deze publieke ta-
ken treffen we de notaris bij zaken die binnen
de rust van het kantoor voorkomen en waarom
heen een notarieel apparaat met personeel
draait. In een voordracht van Mr. M.L. van
Goudoever in 1898, gehouden bij de aanvang
van zijn cursus als privaatdocent aan de Rijks-
universiteit te Utrecht, wordt de notaris in de
praktijk beschreven als de 'vredesman van par-
tijen':
'Men vertelt de notaris wat men wenst in een
akte geregeld te zien en laat daarna de redactie
aan de notaris over. Hij dient daarbij van advies
over de meest uiteenlopende zaken. Als buiten en
hoven partijen staande wordt een verdeling van
een nalatenschap aan hem overgelaten.
Wanneer men zijn huis wil verkopen, draagt
men de veiling op aan de notaris, die de hele vei-
ling voorbereidt, publiceert en annonceert, voor
het lokaal en de afslager zorgt en de koopprijs
ontvangt. Hij brengt de geldnemer en de geldge-
ver hij elkaar, hij bezorgt de eerste geld op hypo-
theek en verschaji de tweede een solide belegging,
hij treedt op als borg bij openbare verkopingen
180
-ocr page 180-
Bleef hij niet op de boerderij wonen dan werd
de 'hofstee' met land onderhands verkocht. De
openbare verkoping van have en goed werd
'boelhuis' genoemd. De dag van de publieke
veiling werd in de direkte streek van de ver-
koop tot officieuze feestdag verklaard en bracht
daardoor heel wat volk op de been.
Het boelhuis stond onder leiding van de no-
taris. Middels aanplakbiljetten was de streek
op de hoogte gebracht van de belangrijkste te
veilen stukken en veewaar. Veelal had de dag
van het boelhuis een kermisachtig karakter. De
door het notarishuis zorgvuldig geïnventari-
seerde boedel lag en stond keurig schoonge-
boend gereed voor bezichtiging van de kopers.
Veel kijkers en kopers: huurknechten, boeren-
zoons, daggelders, boeren in ruste, uitdragers,
veekooplui, boerende boeren en de meisjes uit
de streek. Op de kijkdag voorafgaand aan het
boelhuis hadden al veel kopers hun keuze be-
paald zodat het op de dag zelf vaak om het spel
en het vermaak ging. De dichtsbijzijnde kroeg-
baas was ook vertegenwoordigd met een mo-
biele tapkast zodat de stemming er 's morgens
al bijtijds kon inzitten.
Een speciaal boelhuisvermaak was het
OPENBARE VERKOPING VAN
KERSEN
onder IJsselstein, Vreeswijk, Linschoten en Willeskop
Notaris A. G. Gooi te IJsselstein
zal aldaar in hotel „Ridder St. Joris" op donderdag 7 juni 1956,
11 uur v.m. publiek verkopen
:
ONDER IJSSELSTEIN
Voor de heren J. A. de Gier & J. Blom
1.  De kersen uit de boomgaard genaamd Blomhof I, aan de IJsseldijk, groot pim. 1.25 h.a.
'9 Zondags gesloten.
2.  De kersen van de bomen die staan in de boomgaard genaamd Blomhof II, naast het
vorige perceel, groot pIm. 1.50 h.a. 's Zondags gesloten.
De kersen van de kersenbomen in de tuin worden niet mee verkocht.
Voor de heer A. J. van Amerongen
A.  De kersen uit de boomgaard aan de Utrechtseweg.
B.   De kersen uit de jonge boomgaard naast het vorige perceel. Te plukken met de trap.
Voor de heer A. G. van Schalk
De kersen uit de boomgaard groot pIm. 72 a. aan de Zwartedijk tegenover de heer Stehouwer.
Uitbedongen één getekende boom.
Voor de heer A. W. Kromwijk
1.  De kersen uit de boomgaard achter de appelboomgaard nabij de Meernhoef.
2.  De vroege Duitse kersen uit de struikboomgaard aan de IJsseldijk tegenover de heer H. vao Vliet.
Voor de heer C. A. VlooswIJk
De kersen uit de jonge boomgaard groot pIm. 2 h.a. op Achthoven aan de Nieuwe
Zandweg achter de appelboomgaard.
Voor de Fruitkwekerij Roian C. V.
De kersen uit de boomgaard groot pIm. 3 h.a. aan de Prov.weg nabij de Zwartedijk.
Voor de heer R. van der Paauw
De kersen uit de boomgaard langs Eiteren naast het Armenland. 's Zondags voor het publiek gesloten.
ONDER VREESWIJK
Voor de heer Jhr. Mr. L. E. de Geer van Oudegein
De kersen uit de boomgaard aan de Achterdijk nabij de Geinbrug groot pIm, 1.50 h.a.
ONDER LINSCHOTEN
Voor de heer J. J. Lekkerkerker
De kersen uit de boomgaard groot pIm. 3 h.a. aan de Achthovensedijk op Mastwijk.
Uitbedongen getekende bomen.
ONDER WILLESKOP
Voor de heer W. H. Lekkerkerker
De kersen uit de boomgaard groot pIm. 1 h.a. De boomgaard is 's zondags gesloten.
Kopers moeten betalen 20 pet contant in mindering der kooppenningen en de rest uiterlijk 15 augustus a.s.
Kopers moeten stellen twee bekende, gegoede en geërfde borgen, die zelf tet verkoping tegenwoordig zijn; hierop
wordt geen uitzondering gemaakt. Achterstallige betalers worden niet als kopers toegelaten, evenmin icopers zonder
de vereiste erkenning, welke ter verkoping moet worden getoond.
Het verdient voor kopers aanbeveling zicb vóór de dag der verkogioa met de notaris te verstaan.
afb. 2;
Aankondigings-
hiljet van een
kersenverko-
ping.
181
,:.J
-ocr page 181-
daarvandaan op welluidende toon terug.
Indien nu een koper 'mijn' riep was hij koper
van het betreffende goed voor het bedrag waar-
bij de afslager was blijven steken. Over dat be-
drag moest dan door de koper een percentage
'strijkgeld' worden afgestaan aan de hoogste
bieder van het opbieden. Op die manier was
het mogelijk om zonder iets te kopen aan een
boelhuis geld over te houden. Werd er echter
niet 'afgemijnd' dan werd de bieder automa-
tisch koper en stond hem niets anders te doen
dan de betalingsverplichting na te komen.Hij
hield het dan 'aan zijn broek'. Alles kontant.
Dit alles stond onder de minzame leiding van
de notaris die toezag op een ordelijk voor de ad-
ministratie ondersteund werd door een 'klerk'.
De financieele afwikkeling verliep verder via
het notarishuis met inhouding van de gebrui-
kelijke percentages.
Kersenverkoping
Vooral notaris Cool beleefde veel plezier
aan de 'kersenverkopingen'. De talrijke kersen-
boomgaarden die IJsselstein voor en na de oor-
log telde waren veelal in eigendom van boeren
en landeigenaars die niet zelfde exploitatie van
de boomgaard in handen namen. Daarvoor
werd meestal de te verwachten kersenoogst 'op
het hout' (dit is aan de boom) in het openbaar
verkocht. De verkoping vond plaats in eerste
week van juni, vlak vóór het rijpen van de ker-
sen zodat potentieele kopers een goed inzicht
konden krijgen in de te verwachten oogst. Op
de verkoping werden al de ingebrachte boom-
gaarden uit de regio per perceel aangeboden.
Het systeem van verkopen was net als bij het
'boelhuis' bij 'opbod en 'afslag'. Voor IJssel-
stein vonden de verkopingen plaats in 'de
Ridder St Joris' aan de Plaats of in 'de Strik'
aan de Poortdijk. Voor de kopers stond veel op
het spel. Wat doen de prijzen, wordt het goede
of slechte oogst (vooral hagel was berucht) en
zal de verkoop goed lopen. De eigenaren had-
den vooraf de minimumverkoopprijs voor hun
perceel kersen bij de notaris ingebracht waarna
het spel van opbieden en afmijnen kon, kom-
pleet met afslager, beginnen.
Ook dit hele gebeuren stond onder leiding
van de notaris die samen met de afslager en
klerk de gang van zaken rond de verkoping re-
gelde en afwikkelde 7).
De publieke kant van het werk van de nota-
ris is in de loop van de afgelopen decennia
afb. 26 'koekslaan'. Een 'koekslager' kwam met zijn
Het koekslaan. houten 'koekblok', een gladde slagknuppel en
dikke taai taai koeken. Bedoeling was om met
de slagknuppel in één zuivere slag de koek op
het blok doormidden te slaan. Deze kon daarna
genuttigd worden. Het koekslaan was de ma-
nier voor de boeren om op elkaar indruk te
maken zodat het spel intensief werd beoefend.
Dit alles tot vermaak van het publiek en de
koekslager, die hier een niet onaanzienlijke
bijverdienste uit peurde.
Afhankelijk van de omvang van have en
goed kon het boelhuis een hele dag in beslag
nemen. Het systeem van veilen bestond uit
'opbod en afslag' waarbij de 'afslager' een heel
belangrijke rol speelde. Deze afslager stond in
(tijdelijke) dienst van de notaris en zijn taak be-
stond er uit om de waar aan te prijzen en bij
het 'opbieden' de bieders zo tegen elkaar uit
spelen dat het hoogst mogelijke werd geboden.
Hierbij werd de jolijt niet geschuwd :'.......wie
biedt er honderd daalders veur die beste planken
en palen? Acht gulden hem ik daar 'an bod, ne-
gen gebojen, tien gebojen, tien en een half, elfge-
bojen...!' 'D'r bennen maar tien gebojen, Klaas!'
'Hou' de muil! 't Elfde gebod dat luidt: Gij zult
op boelhuizen goed hoog biejen, opdat het u wel-
m..........'-^
Bij de grotere stukken volgde na het opbie-
den het 'afslaan' of'afmijnen'; de afslager nam
een bedrag fors boven het hoogste bod en telde
IÖ2
-ocr page 182-
sterk veranderd. Het naar buiten treden op vei-
lingen e.d. is verminderd en de notaris als be-
heerder van vermogens, hypotheekverstrekker,
verzorger van tijdelijke financieeringen, borg
voor kopers op veilingen is verdwenen Door de
komst van gespecialiseerde instituten als
spaar- en hypoheekbanken, de makelaardij en
het verzekeringswezen zijn deze aspecten in
het werk van de notaris in het algemeen opge-
schoven naar de zijde van advisering. Voor
IJsselstein komt hierbij dat door de stadsuit-
breidingen vanaf de zestiger jaren het onroe-
rend goed aandeel (transport- en hypotheekak-
ten) sterk is gestegen. Door de verbeterde ver-
mogenspositie van de bevolking is het percen-
tage testamenten sterk gestegen en ook het be-
drijfsleven alsmede stichtingen en verenigin-
gen hebben het notariaat veel werk gebracht.
Bovendien is met de opkomst van de verzor-
gingsstaat de sociale (neven)rol van de notaris
veranderd. Wat door de tijd gebleven is, en de
generaties IJsselsteinse notarissen aan elkaar
verbindt, is de unieke positie van aktenmaker,
juridisch adviseur en vertrouwenspersoon.
Dit artikel kan niet beter beëindigd worden
dan met de ontmoeting van Sjef en fochem
met de notaris van I)sselstein als zij op hun
zwerverstocht de baroniestad naderen. Door
welke notaris Herman de Man geïnspireerd is
geraakt is niet duidelijk. Zeker is dat dit koste-
lijk verhaal bijdraagt aan het beeld van de no-
taris 'van de oude stempel' die in onze regio
praktijk heeft gehad.
Het WANKEL BEZIT
............En de oude meneer Notaris van
IJsselstein, die puur voor zijn liefhebberij een
bessentuin bezit op't einde van de Paardelaan,
en daarin een koel omwingerd zomerhuisje
heeft staan, weet in volle gelatenheid, dat hij
zich zelfs daar niet mag te verbergen voor de
twee stoere wandelbomen. Ze staan al weer
voor hem, deemoedig handen ophoudend,
juist als veertien dagen gelee. En de oude
meneer Notaris leunt op z'n slangenhouten
stokje en hoort troue hun prevelement aan,
evene rustig als veertien dagen gelee. De oude
meneer Notaris draagt een luster jasje met
slippen en op zijn dun wit haar een kalotje.
Deftig. Hij heeft een ringelbaardje, als domi-
nees uit grootvader zijn tijd. Een ouderwets
man. Een meneer, die de mensen kent, in hun
hemd en doodsnood. Een die niet aan hun
smoesjes gelooft, maar veul van de mensen
houdt. Een toch een kwispelturig iemand
naar't oordeel Jochem. Want er mag een jaar-
voorbij gaan, zonder dat de oude meneer
Notaris aanspraak vraagt, bij 't geven zijn twee
vierduiten - ineens komt er beweging in zijn
gestalte, in z'n stokje, in z'n scherpe oogjes.
Dan spreekt de oude meneer Notaris zijn twee
getrouwe bedelgasten toe en noodt ze tot lui-
steren.
Heden heeft de oude meneer Notaris reden
gevonden, ze te noden tot luisteren. Hij heeft
zeker met een boer een dispuut gehad.
Sommige boeren oftewel landbouwers zo ze he-
ten in meneer Notaris z'n taal, kunnen bar
menselijk zwaar-op-de-hands disputeren.
Vooral als 't over de Bijbel gaat of over de fi-
nanciën, 'maar ook de stadse kuren van de he-
dendaagse jeugd is een boeiend onderwerp. En
als de Notaris met een van de landbouwers in
een dispuut is geraakt over z'n declaratie na
afb. 2y en 28
Notaris Cool
leidt een ker-
senverkoping
en de 'kersen-
bazen' wach-
ten gespannen
af.
183
-ocr page 183-
een boedeldeling of een hyphotheekaffaire dan
kan het gesprek heer melancholisch worden.
Als meneer Notaris niet zo goed onthouden
kon en niet heel precies van iedereen hierom-
trent wist hoe zwaar ze wogen, zou hij vaak tot
tranen bewogen zijn om de jammerklachten
na een declaratie. Maar hij is daar hard in ge-
worden; een man van de wereld, zonder zulk-
soort kinderachtigheid, bewarend zijn medele-
ven voor waar de ware rampspoed insloeg.
Hij staat daar op z'n eigen popperig erf als
een landjonker in 't klein. Z'n zomerhuisje is
dan ook krek een kasteel, maar dan in 't nieti-
ge. Er is een vijvertje waar waterlelies uit
Egypte in gaan groeien; de donkere roodgeran-
de blaren liggen al op het water. Maar 't vijver-
tje is zó nietig, als er een zwaan zich in neer
laat, zal het overlopen. Al deze zaken eigen-
dom van meneer de Notaris. En hij zegt:
'Mannen, ik sta hier op m'n eigen grond.
Honderd maal honderd bunders heb ik ver-
kocht, maar één kwart bunder is van m'n ei-
gen.'
'En ik heb niks, meneer de Notaris, maar ik
hoef d'r dan ook geen belasting voor op te
brengen.'
'Met jou is weer geen verstandig woord te
praten, Jochem. En nooit geweest ook. Dat is
jammer. Want ik had eens wat van jou willen
weten, van jou en je maat.'
'Maar meneer de Notaris! U, een man, zo
wijs en zo geletterd. Een man zo geleerd als
een boek. Die wou van óns soort mannen wat
te weten komen?'
'Jochem, er is nog veel wat ik niet weet en jij
wel.'
'Jaat. Bij exempel, hoe of een mens zich
voelt als een bijterige hofhond op hem losgela-
ten wordt.'
'Och... dat is mij óók wel eens overkomen in
m'n praktijk. Dat bedoel ik niet. Zijn julhe ver-
schoppelingen, we zijn dat allemaal tot op ze-
kere hoogte.'
'Zo om en nabij de hoogte na een fles goeie
wijn, wou u.e. bedoelen? Op die hoogte mag-
gen ze mijn vandaag de dag óók verschoppen!
Nee, meneer de Notaris; zó beroerd kan u.e. 't
nooit hebben, of wij zijn er naakter aan toe.
Wij zijn, zogezegd, zo naakt als een nakende
neet. Wij hebben niks. Geen grond, geen huis,
geen bomen, geen meubels...'
'Geen vrouw en keinderen,' viel Ghef in.
'Geen vrouw en keinderen ons tot last; wij
zijn, zogezeid nog maagden en we zijn 'zu ha-
ben', zoals schele Heinz op 't logement zegt.
We zijn vrije mannen! Maar Chef loopt met
trouwplannen rond, allenig... hij heit geen wijf
op 't oog. Wij hebben niks, maar heel de we-
reld is van ons... om op nte lopen.'
'Jochem, luister nu eens goed en hou op
met die dwaze taal. Ik geloof tóch, dat er iets is,
dat jij wél en ik niet weet. Heb jij wel eens na-
gedacht over het bezit?'
'Het bezit, u.e. Nee! Nooit! Nooit van z;n le-
ven; 'k zal hier doodvallen!'
'Zo. Dus jij weet ook niet, of de grond wwar
wij hier nu op staan, en die ik gekocht en bte-
taald heb, en die op mij per notariële acte is
overgeschreven en die ik aanvaard heb... of die
grond nu werkelijk van mij is.'
'Waarom meneer? Willen ze u.e. een pro-
ces aandoen?'
'Och neen, man. Alles is regelkmatig verlo-
pen indertijd, volgens de voorwaarden ter ver-
koop. Vroeger is deze grond geweest van Rinus
Stravers, die 't perceel geërfd heeft van z'n
schoonvader, Gerardus van den Pavoort.'
'Ik zou zo zeggen meneer, dat als u.e. de
grond eerlijk gekocht en eerlijk betaald heit,
dan is de grond van u.e. Waar CheP'
'Wou meneer soms vragen,' opperde Chef
'van wie had die zekere Van den Pavoort de
grond en van wie die weer, en toen, en nog wij-
er terug?'
'Van z'n vaar, da's nogal wiedes!' stoof
Jochem op. 'En die weer van z'n vaar of zo.'
'Neen Jochem, laten we daaraan eens vast-
houden... van wie was de grond het eerst? Men
mag immers alleen kopen van de rechtmatige
eigenaar. En wie is eigenlijk rechtmatig eige-
naar}
Ik ben niet zo kinderachtig om te vragen,
wie 't allereerst het eigendom over deze grond
heeft vastgesteld ten bate van zichzelf Dat is
een niet meer achterhaalbare affaire; een duis-
tere zaak uit een duistere tijd. Maar is het ei-
genlijk wel rechtvaardig, dat ik, voor wat lap-
pen papier en wat schrijven goud kan doen ver-
klaren: deze grond is nu mijn bezit? - Waarom
eigenlijk niet jouw bezit?'
'Jaat, dat vraag ik me daar nou ook af
Waarom niet mijn bezit. U.e. hoeft maar hard
weg te lopen en te roepen dat het allemaal van
Jochem is en Jochem zal niet 'nee' zeggen,
meneer.'
'En is 't dan rechtmatig jouw bezit? Is grond
voor wat geld, of geschonke, eigenhjk wel ooit
rechtmatig? Moet niet hij de grond bezitten,
die de grond voor het onderhoud van zijn ge-
184
-ocr page 184-
zin behoeft? Is eigenlijk de grond niet van de
bewerker?'
'Dat moet u.e. eens aan meneer de Baron
van 't grote huis gaan vragen.' 'Ja... dat weet ik.
Ik wet precies, wat hij antwoorden zou. Dat
liedje ken ik uit mijn hoofd. Maar je moet aan
de kruidenier niet vragen, wat hij denkt van te
licht gewicht. De Baron heeft er belang bij, te
denkenzo hij denkt. En jullie niet. Jullie zijn
vrij van bezit, en jullie hebben je misschien
nooit ernstig voorgesteld, ooit grond te bezit-
ten, nietwaar?'
'Nooit!' beaamde Chef hardgrondig.
'Nu, dan moéten jullie wel een ongerept en
zuiver oordeel hebben over 't wezen van grond-
bezit. Als ik toch niet gans en al rechtvaardig
deze grond bezit, dan is er geen feitelijk bezit, al
zegt de Wet van wel.'
'En de wet is de wet, want... het is de wet,'
spotte Jochem.
'Er is ten slotte maar één wet die wezenlijk
bindt. De wet der waarheid, mannen. Al het
andere is tijdelijk maatwerk van mensen, om
baat en bevestiging van conventies. Weten jul-
he nu echt niet te zeggen, of ik rechtmatig deze
grond bezit, dus in wezen bezit? Of is alles
maar schijn, een droom?'
'Meneer de Notaris... ik zeg maar zo, ik weet
het niet,' vond Jochem en hij zette een bar
diepzinnig gezicht op.
'Ik heb er wijders weinig jeuk van, of u.e. de
grond bezit of een ander. Want het is altijd een
ander, en nooit is het ondergetekende, uw die-
naar zélf. Zomin een vlooi z'n eigen kopzorgen
maakt over wat een koetspaard aanbelangt, zo-
min kan 't mijn wat duvelen, of u.e. of Rien
Stravers z'n eigen op de borst timmert en
zegt... mensen let op, dit is mijn grond.!U.e.
moest zulksoort zaken maar eens vragen gaan
bij schepsels Gods, die d'r eigen over zoiets
zorgen maken.'
'Met jou kom je niet wijder. En jij, Chef?'
'Ikke?' Chef schrok. En hij keek zodanig on-
nozel naar meneer de Notaris, dat die met z'n
voet kwaadaardig stampte op de grond, zijn
grond. En 't slangenhouten stokje deed lelijk
dreigend in Chef zijn richting. Maar och, och;
eer Chef daar bang van wier. Zes zulke
meneertjes die met vragenboekjes rondlopen
over het bezit en twaalf zulke deftige stokjes en
dan nog zou de zware Chef ze hebben kunnen
verslaan met eens zwaar te asemen. Nee,
meneer... ik weet wel wat u.e. daar zee; wor'
maar niet nijdig. U.e. wou weten, of dat het
mag, te zeggen: dit en dat is van mijn! Nou , en
als een mens eerst dan eens goed nadenkt,
daarover, aleer te antwoorden, dan wordt u.e.
kwaad.'
'Kom, zeg dan eens op?'
'Er is geen bezit!'
'Wat?'
'Er is allenig maar verlangen naar bezit. Als
ik hiet lang naar dat zomerhuisje staan te kij-
ken, dan gaan ik denken: ik wou dat ik in
meneer de Notaris z'n schoenen stond en dat
allemaal bezat. En u.e., die 't alles bezit, weet
eigens niet meer, of bezit wel bezit is.'
'Ja, ja.'
'Zou u.e. nog niet ereis willen, dat u nog
hoopte de tuin ooit te kannen kopen? Was dat
verlangen niet aangenamer om te dragen, dan
de last van het bezitten en de akeligheid van 't
voorbij zijn van al dat plezierige verlangen?
Weet u.e., hoe ik weet, dat er allenig maar echt
verlangen bestaat, en niks dan onecht beko-
men? We liepen op een keer langs de Giessen
en 't was warm. Aan de overkant van 't water,
daar waren bomen en was de lommer. Toen
zijn we naar de overkant gegaan, omdat het ge-
luk aan de overzij lei. Maar aan de overzij ge-
kommen, daar keken wij op de dijk die we
juust verlaten hadden. En die dijk lei daar zo
aangenaam in onze ogen...'
'Onze Chef houdt namelijk van de natuur,
meneer de Notaris, hij heit iets overgehouwen
uit de kinderstuipies.'
'Hou jij je mond nou maar,' vond de
Notaris gram en hij moedigde Chef aan, met
zijn stokje. En Chef zegde wijders: "t geluk lei
altijd aan de overzij. Niemand is zo gelukkig,
als hij, die nog wat wensen kan. Daarom zal be-
zit zo een schrikkelijke last zijn; ik vat dat best,
meneer de Notaris, 't Is mijn geen niefs. Laten
de mensen daarom maar allegaar grijpen naar
het bezit, 't helpt toch niks. Alles wat je be-
komt, verlies je op 't eigenste ogenbhk. Het valt
uit je verlangen weg naar de dieperik.'
'De diepte van 't niet zeker weten, of bezit
nu eigenlijk wel bezit is, zo bedoel je het im-
mers?'
'Dat konden de mensenanders tevoren wel
overleggen,' vond Jochem, 'ten tijde dat ze nog
verlangen naar 't bezit.'
"t Verlangend hart dat overleit niet,' weer-
legde Chef, 'maar wat een mens bereikt, dat
verliest hij uit zjn verlangen. Dat weet ik ze-
ker.'
'Maar dat is eigenlijk geen antwoord op
185
-ocr page 185-
mijn vraag, Chef Is het wel naar 't ware recht
tussen de mensen onderling, dat we grond be-
zitten, of goed. En dat alles aanschaffen voor
dood geld.' Geld dat we bekomen hebben, door
ervaring, handel, schenking, ambt of arbeid!
Bezit uit erving en inkomsten uit eigen arbeid,
zijn namelijk niet helemaal eender. Mag dat
nu allemaal wel, zoals het gaat? Of hebben wij
tezamen die wél bezitten, een wet gemaakt, die
op een valse grondslag rust?'
'Maar meneer de Notaris, dat is zo'n geleer-
de vraag. En wij zijn toch maar bedelmannen.'
'Maar toch mensen. En dit is een vraag, die
alle mensen aanbelangt. De wet is gemaakt, ter
eerbiediging van het bezit, door bezitters van
bezit. Maar jij enjochem ook, jullie die niet be-
zitten, zijn voor mij getuigen van de overzij.
Wat zegt de overzij? Of het bezit al dan niet
meer bestaat bij beëindiging van het verlan-
gen, is niet in vraag; al stem ik toe dat het een
gedachte is, waard om te overwegen. Toe Chef,
zeg jij eens op... is bezit op iedere titel der wet,
naar mensheidsrecht gemeten, rechtvaardig?'
Waarop Chef peinzend wedersprak: 'Eerst
nog even nadenken. Je koopt een stuk grond.
Niet ik of Jochem, want wij speulen in de we-
reld maar mee voor spek en bonen. Voor ons
soort mannen is geen Wet. Wij zijn zogezeid
op zij geschoven. Maar een andere arme don-
der koopt een stuk grond. Van overgespaarde
uitgestuiverde centjes. En van die dag af is de
grond van die arme donder., Is dat naar recht?
Ja, dat is naar recht.'
'En, Chef als iemand de grond koopt van
geërfd geld of speculatiegeld? Of uit hoge in-
komsten, verbonden aan een hoog ambt dat
bijkans geen arbeid vordert? Hij koopt dan de
grond en de armere (die ook kopen wou) kan er
niet toe reiken,' voerde meneer de Notaris aan.
"t Kopen zou ik zo zeggen, meneer de
Notaris, 't kopen is al z'n leven naar recht.
Maar 't hebben van geld, niet van arbeid uitge-
stuiverd... dat weet ik nog zo ree niet. Dat had-
den we eens aan de meneer van 't gerecht mot-
ten vragen.'
'Als het bezitten van het geld reeds onregel-
matig kan zijn, dan is de daarop volgende koop
het in wezen ook. Want dan betaal je het met
onregelmatig bekomen geld, en is het daarop-
volgend bezit óók onregelmatig.'
'Alleen gelduit arbeid, meneer de Notaris,
zou ik zeggen...'
'En uit schenkingen,' viel Jochem in. 'Want
anders waren wij samen, ik en Chef, dieven zo-
lang als we samenzweren en onze hand op-
houwen.'
Hierop zei Chef: 'en als dat niet naar recht
is, Jochem, dan is dat niet naar recht. Of 't jou
betreft, mijn, of een ander. Alleen wou ik nog
zeggen daarvan: wij nemen niet, maar wij vra-
gen. Werken doen wij niet, alleen maar lopen.'
'Is lopen dan geen werken?'
'Werken is, zich en anderen ten nutte zijn,
Jochem,' kwam de Notaris er tussen.
'Wij zijn nuttig zat. Wij zijn het, die de
mensen barmhartig leren zijn.'
Doch Chef zette zijn prevelement voort; on-
gestoord. 'Ik maak dus onderscheid tussen vra-
gen en nemen. Nemen mag niet; vragen mag
wel. Wat wij alzo hebben bekommen, dat heb-
ben wij zowat naar recht. Maar wie geld heeft
uit arbeid, heeft er meer recht op. En wie geld
heeft, niet uit arbeid en ook niet uit de barm-
hartigheid der mensheid, meneer de Notaris,
die heit minder recht erop. En als 't uit slechtig-
heid voorkomt (je werkvolk niet betalen naar
de eis, ofte hoge brieven uitschrijven), dan heb
je helemaal geen recht, als 'k het zo mag zeg-
gen.'
'Meneer de Notaris, en ik zeg... veul recht,
weinig recht, haast geen recht, heel geen recht,
onrecht en stinkend onrecht, dat zijn zaken die
niet tellen in 't hebben van geld. Er bestaat alle-
nig maar macht! Ik ben sterker dan u.e.; wel
zes keer zo sterk met permisie. Als d'r geen
dienders bestonden met sabels en schiettuig,
dan had ik u.e.'s bezit en dan kon u.e. langs de
huizen dalven, om een cent voor een arme
man, bij de barmhartige mensen. Macht,
meneer de Notaris, niks dan macht! Dat heit
niks te maken met het verlangen of zo.
Onze Chef loopt te ielen in z'n vrije tijd. Dat
wil nou al dertig jaren lang een eigen wijf heb-
ben, zo maar bezitten...'
'Wil jjj trouwen Chef en nu nog?...'
'Ja en keinderen, meneer de Notaris. En
vooral keinderen, waar Chef? Nou zou je zo
zeggen; je hebt vrouw en keinderen, zolang je
'r naar verlangt en als je ze hebt, dan heb je ze
niet meer. Waar Chef? Waar meneer? Zo heeft
onze Chef het uitgeleid. Nou en dan zeg ik
weer: Chef heit geen vrouw en keinderen, hij
verlangt allenig maar, dus most Chef tevree
zijn, bar tevree en stilletjes vrijen met z'n wij-
fie, dar ie heeft, omdat ie heur niet heeft. Maar
wat doet de onnozele hals: instee dat hem nou
tevree is met wat ie heeft, omdat hij ernaar ver-
langt, loopt ie mijn (z'n ouwe maat) sedert der-
i86
-ocr page 186-
tig jaar de kop ziek te klagen over de miserie
van zijn bestaan. Zo zie je, meneer de Notaris,
d'r loopt geen groter leugenbeest op twee po-
ten rond dan onze Chef. En geen groter hals-
kop ook. Want wie maakt z'n eigen nou dik en
dun over bezit en over 't lieve verlangen, als hij
niks bezit en te oud raakt, om te bekommen
wat of hem verlangt.' Wat zou er gebeuren, als
Chef vandaag de dag een wijf bekwam.' De on-
nozelaard. Hij zou nog niet weten, of hij heur
goed rechtstandig vast hieuw, of't onderste bo-
ven. Vrijen is maar een lomp boerenkunstje,
zeggen ze wel, maar zelfs daarvan moet een
mens verstand hebben. En onze Chef vermag
allenig maar te ouwewijven over het verlangen.
Dus is alles zo goed, zoals het is. Dat Chef alle-
nig maar verlangt, dat ik naast hum loop, om
'm van de ondergang te redden en dat u.e. bezit
wat u.e. bezit.' 'Je vindt mij dan zeker ook wel
onnozel, Jochem, dat ik er nog altijd niet hele-
maal vrede mee heb, hoe meer bezit er door
mijn handen overgaat op anderen.'
'Mag ik het eerlijk zeggen, meneer de
Notaris?'
'Zeg op!'
'Zal u.e. niet giftig worren.''
'Spreek vrijuit.'
'En wat bekom ik voor mijn advies, zee
meneer de Affekaat, aleer hij z'n mond open
dee; en hij hieuw z'n kiezen stijf op elkaar.'
'Wat verlangt de Advocaat.''
'Eén onnozel kwartje, 't Is te geef; vooral als
je bedenkt, meneer de Notaris, wat het m'n ou-
we vader gekost heit aan studie.'
'Hier Jochem. En zeg nu op.'
'Meneer de Notaris, u.e. is een weldadig, ee
barmhartig mens. Dat zien ik aan dat kwartje,
dat je nou niet meer bezit en ik wél. Maar wij-
ders ben je een halskop, meneer de Notaris,
net als onze Chef'
'Wat.>'
'Zie je nou wel, dat u.e. kwaad wordt. Niet
omdat het niet waar is, wat of ik zeg. Maar om-
dat we hier staan op u,e, z'n grond, op het be-
zit. En omdat u.e. de macht heit en ondergete-
kende niet. En omdat u.e. metallieken heit en
Jochem niet. Zo is 't in de wereld gesteld. U.e.
is een halskop, omdat je denkt nog wat te kan-
nen veranderen aan het bezit, heiegaar allenig,
notaris zijnde in 't achterland van IJsselstein.
Niks hoor; als u.e. allang met de pieren leit te
praten, dan is er nóg allenig maar macht.
Amen uit! Ik gaan een stukje wijer op.
Vanwege het verlangen naar het bezit. Ik wou
namelijk nog wat centjes gaan halen tussen
hier en IJsselstein. En ik heb ook al verlangen
naar het logement. Maar ik verlang allenig
maar een bed, voor één hard kwartje per nacht.
Dag meneer de Notaris, tot over veertien da-
gen.'
'Dag Jochem.'
'Dag meneer.'
'Dag Chef' En de notaris bleef alleen achter
op zijn wankel bezit.
'Eén ding is zeker,' zei Jochem, toen ze bui-
ten 't gehoor waren, "t Is niet voor niks ge-
weest, dat verdomde stomme geklep. En nóg
een ding is zeker. Die grond is wel van hum.
Maar niet lang meer. Want hij wordt oud en
keinds, het eindje is nabij. Als we wéér de klok
luidt, dan is 't veur hum.'
En Chef zegde daarop: 'We hebben er veul
ontmoet, die waren bezeten van het bezit, waar
Jochem.' Meneer de Notaris wordt er allenig
maar van geplaagd. Dat is een man, met een
zwaar geweten; hij is van onrecht even buzig,
als wij van de kou en dorst.'
'Alweer een teken, dat het einde nabij is.'
Met deze woorden tornde Jochem achterom,
bij de voorlaatste woning van z'n toer die dag.
Alwaar ze, zonder veel aanspraak, in de stilte
van de zomeravond, twee rooie half]es bekwa-
men, om eerlijk samen te verdoen.
En 't leste huis was niet het beste. Daar
woont een boer van veel bezit, bezeten door 't
bezit. Van hem verluidt, dat hij bij z'n zieke
vrouw ooit de veearts heeft gehaald, omdat die
twee kwartjes min rekent dan de dokter. Aldaar
aangekomen vernamen ze, dat en een pink ver-
zopen was in de achterwetering. Toen waren
ze zo wijs en vroegen naar niets en keerden
maar om. Want een affront is een affront, óók
als er luizen wonen onder je vest.
Nawoord
Met de beschrijving van het oudere
IJsselsteinse notariaat is getracht een indruk te
geven van de rol die de notaris in onze ge-
meenschap heeft gespeeld. Tijdens het onder-
zoek zijn er meer vragen dan antwoorden op-
gekomen zodat er volop ruimte is voor vervolg-
onderzoek.
Zo is er geen onderzoek gedaan naar ene
notaris J.A. van Beuzekom te IJsselstein. Al
wat we van hem weten is dat hij tussen 1819 en
1825 af en toe naar buiten treedt als noatris te
IJsselstein en dat hij op 14 april 1825 op 29 ja-
rige leeftijd aan de gevolgen van een borstziek-
187
-ocr page 187-
te cverhjdt. Over deze Johannes Albertus is
verder niets bekend. Voorts kan bestudering
van de akten een schat aan gegevens opleveren
over de maatschappelijke patronen te IJssel-
stein in de 150 jaar die hier behandeld zijn. We
hopen dat dit artikel een aanzet mag zijn tot
verdere studie van deze patronen en spreken
de wens uit dat dit ooit in publikatievorm mag
verschijnen. Voor de volledigheid krijgt u de
Ijsselsteinse notarissen vanaf 1811 op een rij:
3.  Zoar is een bijbelse plaats uit het boek
Genesis 19, vers 22: 'Haast, behoud u derwaarts;
want Ik zal niets kunnen doen, totdat gij daarheen
ingekomen zijt. Daarom noemde men den naam
dezer stad Zoar'.
Het is de plaats waar Lot en zijn
gezin heenvluchtte vanuit Sodom en Gomorra.
4. Cholera was in de vorige eeuw te IJsselstein
de meest gevreesde ziekte, zie hiervoor HKY uit-
gave 48, mrt 1989, pag 157 e.v.
5. Zie 'Catalogus van de Archieven der Collegiën'
van R. Fruin, pag. 203.
6.  Uit: 'Het wassende water' van Herman de
Man.
7. Voor een uitvoerige beschrijving zie HKIJ uit-
gave 37/38 van juli-sept. 1988.
Geraadpleegde literatuur
'Waarvan akte, zes eeuwen notariaat in
Amersfoort',
door E.J.L.M, de Bruijn en Ph.
Maarschalkerweerd, Amersfoort 1989.
'Nederland's Patriciaat', jaargang XXIX , 1943.
'Catalogus van de archieven der collegiën....',
door Mr. R. Fruin, Utrecht 1893.
JJsselstein uw woonstede',
door J.G.M. Boon, IJsselstein 1971.
'IJsselstein voor en na 1900',
door J.G.M. Boon, Lopik 1969
'Registers der protocollen van notarissen in
Nederland',
door F.L.Hartong, Rotterdam 1916
'IJsselstein in het nieuws, 1780-1850',
ongepL, door J. Schut, Nieuwegein, 1980.
'De St. Nicolaaskerk in IJsselstein',
door R.J. Ooyevaar, IJsselstein, 1972.
1811 -1843
1819 -1825
1844 -1880
1880-1893
1893 - 1928
1928-1961
1961 -1982
1982-1984
1984-
1992-
W.F.L. Lapidoth
J. A. van Beuzekom
H.D.G.A. Immink
N. Immink
M. den Bleker
A.G. Cool
B. Stasse
G. Mesman
F.P.A.C. Adriaans
A.J. Blokhuis
Graag willen we hier dank brengen aan de
heer F. Adriaans voor zijn inbreng bij het
'overzicht tot aan 1811', de heer J. G. M. Boon
voor zijn adviezen, de heer G.P. Cool voor de
informatie over zijn vader, de heer A.M. van
Breukelen voor informatie over notaris Cool,
mevrouw J.M. Immink - van der Schalk en me-
vrouw W.G. Tanja - Immink. Beide laatsten
voor het mogen bekijken van de oude 'fami-
liedoos'. Mevrouw Murk - Hartings verdient
bijzondere dank voor het ophalen van herinne-
ringen aan notaris den Bleker.
Noten
1.  Charles van der Strepen was rentmeester te
IJsselstein waar hij in 1623 overlijdt. Van der
Strepen was dus in dienst van de heer van
IJsselstein. In de hervormde kerk vinden we nog
zijn grafzerk.
2.  De vijf polders onder IJsselstein zijn: Broek,
Lage Biezen, Neder Oudland, Hoge Biezen en
Over Oudland.
188
-ocr page 188-
'Het Notariskantoor';
woon en werkplek van de IJsselsteinse notaris,
door Rinus Verweij
Inleiding
Met de verhuizing van het IJsselsteinse
notariaat naar het monumentale pand aan de
Poortdijk is het een goede gelegenheid om de
panden die in het verleden het notariaat heb-
ben gehuisvest te beschrijven, zodat we
inzicht krijgen waar de notarissen hebben
gewoond en gewerkt. Hierbij wordt een
bouwkundige beschrijving van het pand gege-
ven waaruit conclusies kunnen worden
getrokken over de architectonische waarde
ervan. Het spreekt voor zich dat alleen de ons
bekende panden zijn beschreven. Het is goed
mogelijk dat in het verleden ook andere pan-
den betrokken zijn geweest bij het notariaat,
waarover binnen de beschrijving van de ge-
schiedenis daarvan niets is gevonden.
Kerkstraat 4
Dit pand heeft toebehoord aan W.F.L.
Lapidoth, notaris te IJsselstein van 1811 tot
1843.
Het is een huis met een brede lijstgevel,
twee woonlagen en een zolderverdieping.
Doordat de lange zijde en de nok evenwijdig
aan de rooilijn zijn gericht, is dit pand duide-
lijk herkenbaar als onderdeel van de typische
oude zijstraatbebouwing, zoals die nog op
veel plaatsen in het centrum van IJsselstein te
vinden is. De gevel heeft de uitmonstering
van een eclectisch/neo-classicistische hjstge-
vel uit het tweede kwart van de voorbije eeuw.
Kenmerkend zijn met name de zesruits-
schuiframen, gevelbepleistering met schijn-
voegen en hanekammen en de entreeomlijs-
ting met kroonlijn en pilasters.
Zoals bij vele woonhuizen in oude binnen-
steden, verraden ook hier de bouwmassa en
de gevelindeling een grotere ouderdom dan
de geveldetaillering op het eerste gezicht
doet vermoeden. Vooral de vorm en hoogte
van de kap zijn in dit opzicht belangrijk.
Doordat de linker kopgevel met grijze specie
is afgewerkt is het metselwerk niet te zien,
maar het zou - als bij vergelijkbare panden in
IJsselstein - heel goed 17e- eeuws of ouder
kunnen zijn(vergelijk bijvoorbeeld Hofstraat
8). Dit zou evengoed kunnen gelden voor de
voorgevel. Wanneer bij de restauratie van dit
soort panden de gepleisterde 19e eeuwse 'jas'
wordt verwijderd stuit men zeer vaak op met-
selwerk dat honderden jaren ouder is.
afbi
Kerkstraat 4,
huis en kantoor
van notaris
Lapidoth.
189
-ocr page 189-
Kerkstraat 17/173
Vanaf ongeveer 1850 tot 1928 is dit pand in
gebruik geweest als kantoor/woonhuis van
achtereenvolgens: H.D.G.A. Immink (notaris
van 1844 tot 1880), N. Immink (notaris van
1880 tot 1893) en van M. den Bleker (notaris
van 1893 tot 1928)
Dit op de hoek van de Kerkstraat en de
Utrechtsestraat gelegen pand heeft een mar-
kante symetrische lijstgevel met middenrisa-
liet en gemetselde hoekpilasters. Het heeft
twee bouwlagen en een dakverdieping onder
een afgeplat schilddak. De architectuur van de
voorgevel sluit aan bij de traditie van het
Hollands classicisme, dat we vrijwel de gehele
17e en 18e eeuw tegenkomen. Het pand is
nogal moeilijk te dateren (de Rijksdienst
Monumentenzorg houdt het op ca. eind i8e
eeuw) doordat de bouwstijl een lange periode
bestrijkt. Dat de classicistische architectuur in
het begin van de 19e eeuw wordt voortgezet in
het neo-classicisme, maakt het er in dit ver-
band niet makkelijker op.
Wat we zeker weten is dat het pand is
weergegeven op de kadastrale minuut van
1819; het zou dus ook in de eerste jaren van
de 19e eeuw gebouwd kunnen zijn. Aanwijzi-
gingen hiervoor zouden de fraaie Empire ach-
truits-schuiframen in de (door een betonnen
vluchtbalkon ontsierde) achtergevel kunnen
zijn. Als dit de oorspronkelijke ramen zijn
mogen we het bouwjaar ergens rond 1810
situeren. Het is echter niet helemaal uit te
sluiten dat deze ramen in de plaats zijn geko-
men van i8e eeuwse roedenramen, die na
1800 ouderwets begonnen te worden. De
voorgevel is ook geen uitgesproken
Empiregevel; daarvoor is het uiterlijk te tradi-
tioneel -classicistisch. De ramen in de voorge-
vel geven geen houvast: deze zijn omstreeks
1900 gewijzigd in de huidige vorm: T-ven-
sters op de eerste verdieping en tweeruits-
schuiframen met glas- in -lood bovenlicht op
de begane grond (de vensteropeningen zijn
overigens niet gewijzigd). De vensters in de
linker zijgevel zijn in dit verband nauwelijks
het vermelden waard. Die corresponderen
niet eens met een opmetingstekening uit 1953
en zijn dus waarschijnlijk in de laatste 4
decennia veranderd.
Een markant element in de voorgevel is de
zwaar uitgevoerde entreepartij, die wordt
bekroond door een kroonlijst en waarin zich
boven de paneeldeur een kalf met siersnij-
werk bevindt.
Kronenburgplantsoen 5
Van 1930 tot 1961 is dit het notarishuis
van A.G. Gooi die hier tot 1982 heeft gewoond.
Een uit het eind van de jaren '20 daterend
vrijstaand woonhuis van geringe architectoni-
sche betekenis. Het heeft een rechthoekige
plattegrond en is opgebouwd uit een begane
grond, dakverdieping en vliering. Het beeld
wordt vooral bepaald door het forse met rode
^^>f«mirmifw>
afb. zen}
Voor en achter-
gevel van
Kerkstraat
17.
Notarishuis
van
3850 tot
190
-ocr page 190-
afb. 4, links
Kronenburg-
plantsoen
5.
De datering van dit pand is vrij eenvoudig,
maar met de benoeming van de bouwstijl ligt
dat -zoals wel vaker voorkomt- heel anders. De
inventarisatie van de Rijksdienst Monumen-
tenzorg houdt het op neo-renaissance, maar
met een zelfde hoeveelheid fantasie zou men
invloeden van de Art Nouveau stijl kunnen
herkennen. Vaak is terughoudendheid met
het hanteren van bouwstijl-aanduidingen ver-
standiger dan het 'koste wat kost' in een laatje
willen onderbrengen van een object; dit geeft
vaak meer verwarring dan duidelijkheid.
afb. 5, onder
Utrechtsestraat
9. Woonhuis
en kantoor van
notaris Stasse.
'tuile du nord' pannen gedekte zadeldak met
wolfeinden. De vensters lijken grotendeels
vernieuwd of gewijzigd in de jaren '50.
Utrechtsestraat 9
Van igöi tot 1985 notarishuis en kantoor
van achtereenvolgens: notaris B. Stasse (nota-
ris van 1961 tot 1982), notaris G. Mesman
(notaris van 1982 tot 1984) en van notaris
F.P.A.C. Adriaans (notaris vanaf 1984). Het
pand is tot 1982 gebruikt als woonhuis/kan-
toor. Dit, in 1912 door de architect B. Voo-
rendt in opdracht van B. Schilte, gebouwde
herenhuis verkeert nog in vrijwel geheel oor-
spronkelijke staat. Zelfs de voordeur met
panelen en geslepen glas is nog aanwezig en
de vensters zijn voorzien van de oorspronke-
lijke schuiframen; alleen de bovenlichten op
de begane grond zijn mogelijk ontdaan van
roedenverdeling of glas in lood.
Het pand is opgebouwd uit twee woonla-
gen en een zolderverdieping. Het rechter deel
van de voorgevel springt iets uit en wordt
bovenaan beëindigd door een topgevel. De
kap bestaat uit een samengesteld schilddak
met steekkap en is gedekt met de in die bouw-
periode veel gebruikte rode 'tuile du nord'
dakpannen. Entree en vensters op de begane
grond worden bekroond door segmentbogen,
op de eerste verdieping zijn boven de vensters
hanekammen aangebracht. De gevel is sterk
verlevendigd door toepassing van banden van
geel geglazuurde baksteen.
Utrechtsestraat 7
Dit huis is in 1961 door notaris Stasse aan-
gekocht en toegevoegd aan de praktijk.
Dit vrij sobere pand is vooral karakteristiek
door de vorm en de ligging in de bocht van de
Utrechtsestraat. De hoek is afgeschuind en de
beide gevelrooilijnen snijden elkaar onder een
stompe hoek. De gevels en de afschuining
worden bekroond door een klassiek hoofdge-
stel (dit is een meer exacte aanduiding dan de
in deze gevallen veel gebruikte term 'kroon-
lijst', waarmee in feite het bovenste uitkragen-
de deel van een hoofdgestel wordt bedoeld).
Het pand is opgebouwd uit een begane grond
191
-ocr page 191-
nogal fors uitgevallen knipvoegen zijn toege-
past. De zesruits-schuiframen zijn vernieuwd,
waarbij in plaats van stopverf glaslatten bij de
beglazing zijn aangebracht. Op de dakverdie-
ping is een grote dakkapel geplaatst. Door
deze ingrepen heeft het aanzien van het pand
vrij veel aan authenticiteit verloren.
Havenstraat 18
Na de restauratie van r982-i984 is dit pand
in 1985 in gebruik genomen als notariskan-
toor; het is niet als woning gebruikt. Vanaf
1985 tot 1994 zetelde hier notaris Adriaans en
vanaf 1992 tevens notaris Blokhuis.
Dit op de hoek van de Havenstraat en
Walstraat geleegen pand bestaat uit twee aan-
eengebouwde volumes, elk met een eigen kap.
Het gezicht wordt bepaald door het aan de
Havenstraat grenzende gedeelte, dat is voor-
zien van een vrij hoog zadeldak met rechts
een schuin dakschild. Het erachter gelegen
gedeelte heeft een schilddak met een iets
geringere nokhoogte. Het geheel heeft een
vrijwel rechthoekige plattegrond en is opge-
bouwd uit een begane grond en een dakver-
dieping. Het gedeelte aan de Havenstraat is
rechts onderkeiderd: hierdoor en door het ver-
schil in afmeting van de paren vensters ter
weerszijden van de entree is de voorgevel
opvallend asymetrisch.
Het pand is moeilijk te dateren; de vensters
en dakverdieping. Door de aanwezigheid van
een forse borstwering is de, met gesmoorde
hollandse pannen gedekte, kap vrij laag. De
datering is ook in dit geval vrij eenvoudig
doordat een op 13 februari 1880, door de hout-
handel Schilte en zonen, ingediende bouw-
aanvraag met duidelijk herkenbare bouwteke-
ning van het betreffende pand bewaard is
gebleven. Daarin wordt tevens toestemming
gevraagd voor het bij de entree leggen van een
hardstenen stoep, '.....die eenige ettelijke centi-
meters over de goot steekt, zonder dat dit echter
niet in 't minst de passage over de belendende
kleine straat zal hinderen'.
Bij een recente renovatie is het metselwerk
gereinigd en opnieuw afgevoegd, waarbij
afb. 6
Utrechtsestraat
nr.
7.
afb. 7
Havenstraat
18.
Notariskantoor
van 19S4 tot
1994-
192
-ocr page 192-
en entreepartij sluiten qua stijl aan op het
begin van de ige eeuw, maar zijn aange-
bracht bij de (met veel gevoel voor stijl, door
Peek en Versluis, uitgevoerde) restauratie in
1972-1973. Afgaande op de hoofdvorm en
metselwerk zou het bouwjaar wellicht ergens
in het begin van de i8e eeuw geplaatst kun-
nen worden. De gevel aan de Walstraat geeft
geen enkel aanknopingspunt voor nauwkeuri-
ger datering. De vensters zijn vernieuwd en er
is een gladde pleisterlaag aangebracht. Op de,
ten behoeve van de restauratie gemaakte,
opmetingstekening uit 1972 is links bovenin
deze gevel een luikvenster zichtbaar, dat zou
kunnen duiden op een vroeger gebruik van de
dakverdieping als hooizolder. Het is jammer,
dat dit wellicht nutteloze maar toch karakteris-
tieke element bij de restauratie is verdwenen.
Poortdijk 30
Met de intrek, in 1994, van het notariskan-
toor Blokhuis en Adriaans in de villa van 'van
Rooijen' heeft het pand, door een grondige
opknapbeurt weer de allure en uitstraling
gekregen waardoor het na de bouw zo be-
faamd is geworden.
Van alle woonhuizen in IJsselstein is dit
misschien wel het meest markante voorbeeld
van 'jongere bouwkunst'; een villa (in 1909
als burgemeesterswoning door de bekende
architect Wentink ontworpen) die in een
Goois villadorp niet zou misstaan. Het is een
vrijstaand, grotendeels wit gepleisterd pand
met twee lagen en een zolderverdieping. Het
schilddak (bijna pyramidevormig) is voorzien
van twee steekkappen, die in de voorgevel
zichtbaar zijn door twee identieke markante
topgevels. Deze zijn afgewerkt met shingels
en een houten voorschot. De entreepartij van
het schuin ten opzichte van de weg gesitueer-
de pand bevindt zich in de linker zijgevel.
Eigenlijk zou men dit de voorgevel moeten
noemen, omdat deze is gericht op de Poort-
dijk en zich hier ook de entree bevindt. Het
lijdt echter geen twijfel dat de op de
Utrechtseweg gerichte dubbele topgevel het
'gezicht' van dit pand is. In de oorspronkelijke
bouwtekening wordt deze gevel ook als 'voor-
aanzicht' aangeduid. Het zeker niet vooruit-
strevende ontwerp laat zich moeilijk onder
een bepaalde bouwstijl rangschikken. De
streng symetrische voorgevel met de uitge-
sproken 19de eeuwse, door klassieke kroon-
lijsten bekroonde, schuiframen vertoont
onmiskenbaar neo-classicistische trekjes. Dit
beeld zou helemaal kompleet zijn geweest
wanneer de gevel was bekroond met een hoofd-
gestel in plaats van de twee topgevels met cha-
afb.8
Poortdijk }o.
Het nieuwe
notariskantoor.
afb.g
Doorkijk in het
trappenhuis en
hal.
Let op het sobe-
re houtsnijwerk.
193
-ocr page 193-
letstijl-achtige afwerking van shingels en
betimmering.
Bouwtechnisch interessant is het feit, dat
de voorgevel en linker zijgevel (resp. op het
zuidwesten en noordwesten gericht) als
spouwmuren zijn uitgevoerd. De uitvoering
was dus moderner dan het ontwerp, want
spouwmuren werden in 1909 nog lang niet
algemeen toegepast. Doordat het pand is gesi-
tueerd op de solide zandgrond van de stroom-
rug van de IJssel, heeft men (naar het zich nu
laat aanzien terecht) durven afzien van een
paalfundering. Door jarenlang gebruik als
kantoor is van de interieurafwerking weinig
overgebleven. Afgezien van het markante trap-
penhuis met houtsnijwerk en de raampartij
met gekleurd glas in lood boven de entree is
de detaillering beperkt tot enkele oorspronke-
lijke kozijnprofielen en gestucte plafondlijs-
ten. Bij de, door architectenbureau Bogaard
en Frasa in opdracht van het notariskantoor,
uitgevoerde, restauratie is gestreefd de
authenticiteit van het pand zoveel mogelijk
recht te doen. Zo zijn de schuifvensters in
gewijzigde vorm vernieuwd, zonder dat uiter-
lijk en profilering zichtbaar zijn veranderd.
Het glas in lood in de raampartij boven de
entree is, waar nodig, in bijpassende kleuren
aangevuld en aan de buitenzijde van bescher-
mend dubbel glas voorzien.
afb. 10 en 11
Boven zien we
een deelvenster
van het glas in
lood raam en
onder het pand
vanaf de ach-
terzijde.
De gevel rechts
(met de mar-
kiezen naar
heneden) is de
oorspronkelijke
voorgevel.
Stichting
Historische Kring
IJsselstein
Bank:
Postbank, nr.: 4074718
Redaktie:
B. Rietveld, Meerenburgerhorn 10, 3401 CD
IJsselstein.
Donateurs ontvangen het periodiek (4 uit-
gaven per jaar) en worden op de hoogte ge-
houden van de activiteiten. Nieuwe dona-
teurskunnen zich aanmelden bij de pen-
ningmeester waar tevens mutaties kunnen
worden doorgegeven. Voor inwoners van
IJsselstein bedraagt de contributie mini-
maal f20,- (voor bedrijven f30,00) per jaar.
Voor hen die buiten IJsselstein wonen is dit
f 26,50. Losse nummers kunnen, voor zo-
ver voorradig, a f 7,50 ook bij de pennin-
meester worden besteld. Voor dubbelnum-
mers is de prijs f 10,-.
De Stichting Historische Kring IJsselstein is
in 1975 tot stand gekomen en stelt zich het
volgende als doel:
De belangstelling wekken voor de geschiedenis in
het algemeen en voor die van IJsselstein en de
Lopikerwaard in het bijzonder.
Dagelijks bestuur:
Voorzitter: L. Murk, tel: 03408-81627.
Secretariaat: C.J.H, van Dijk-Westerhout,
Omloop West 42, 3402 XP IJsselstein, tel:
03408-83699.
Penningmeester: W. J. van Vliet, J.W. Friso-
laan 7, 3401 AX IJsselstein, tel: 03408-
81660.
194
-ocr page 194-
■^oolGa tlf
Jan van Stolk en kasteel IJsselstein in 1769
door D.B.M. Hermans '
gie, de te verwerken materialen en de wij-
ze van onderhoud plegen. In dat opzicht
bezit de tekst een meerwaarde, die het be-
lang ervan nog eens onderstreept.
In de tekst is sprake van een tuinhuis-
je, dat op het kasteelterrein moet worden
gebouwd. In 1771 maakte Jan van Stolk
hiervoor het ontwerp, bestaande uit een
tekening en een bestek^. De vondst hier-
van is in zoverre uniek, dat er alleen zijde-
lings melding van wordt gemaakt in een,
uitsluitend binnen de familiekring ver-
spreid boek over de familie van Stolk^.
Ook dit stuk is van waarde. Niet alleen
voor de geschiedenis van het kasteel,
maar ook omdat het inzicht geeft in de ar-
chitectuur van het tuinhuis in die tijd en
de daarvoor gebruikte materialen.
In dit artikel worden beide teksten inte-
graal weergegeven te samen met de af-
beeldingen. Aan het eind van ieder stuk
wordt een korte toelichting op de inhoud
gegeven.
Jan Davidszoon van Stolk
Jan van Stolk (Rotterdam 12-8-1731 -
onder Cool 9-2-1810) was de jongste zoon
van David van Stolk^. Evenals zijn vader
was hij architect, houthandelaar en lood-
witfabrikant. Nog geen 22 jaar oud, op 19
april 1753, werd Jan door Prinses Anna
aangesteld als 'Architecq en Inspecteur over
alle de Huysen en Gehouwen in onse respecti-
ve domeynen gelegen',
onder toezicht van
zijn vader . Jan trad daarmee in de voet-
Inleiding
Van het eens trotse kasteel IJsselstein
is weinig meer over. Het kasteel is in 1888
gesloopt, met uitzondering van een trap-
toren, die om architectuurhistorische re-
denen is gehandhaafd.
Van de bouwgeschiedenis van het kas-
teel is weinig bekend: het kasteel is ges-
loopt, dus gegevens kunnen alleen wor-
den ontleend aan geschreven bronnen
(onder meer bouwrekeningen) en afbeel-
dingen. Eén van deze geschreven bron-
nen is een notitieboekje van Jan van Stolk
uit 1769, waarin hij aan de hand van een
inspectie aangeeft waar er onderhoud aan
het kasteel moet plaatsvinden^. Tevens
bevat het een verbouwingsplan voor de
bovenste verdieping van de traptoren. De
tekst gaat vergezeld van een aantal verkla-
rende tekeningen. Tekst en afbeeldingen
te samen geven een redelijk goed beeld
van het kasteel, zoals dat er uitzag aan het
eind van i8de eeuw.
De vondst van het boekje is niet uniek,
dat wil zeggen: in een paar publicaties is
er zijdelings naar verwezen, waarbij de
aandacht zich dan veelal richtte op de
plattegrond van het kasteel, die in het
boekje wordt afgebeeld. Er is echter nog
nooit echt aandacht besteed aan de werke-
lijke inhoud van het boekje en de waarde
ervan voor de kennis over (de bouwge-
schiedenis van) het kasteel. Maar er is
meer, de tekst geeft onder meer ook in-
zicht in de in die tijd gebruikte terminolo-
195
-ocr page 195-
I^"^,
sporen van zijn vader, die vanaf 1753 werk-
zaam was als opzichter en architect aan
het Stadhouderlijk hof en al sinds 1743 in-
specties verrichtte op de Nassause
Domeinen^. Dat niet David, maar Jan in
genoemde functie werd benoemd, was in
die tijd nogal gebruikelijk; vaak assisteer-
den zonen van jongs af aan hun vader en
werden dan later in hun plaats benoemd .
Na het overlijden van zijn vader in 1770
schijnt hij de functie niet langer zelfstan-
dig te hebben bekleed. De laatste vergoe-
ding dateert van september 1770 en daar-
in wordt over Jan gesproken als 'de afgetre-
den architecq"^.
Dat neemt echter niet weg
dat hij toch als zelfstandig architect af en
toe een opdracht aanvaardde, getuige het
ontwerp voor het tuinhuisje voor de dros-
saard, dat hij in 1771 maakte. Overigens
wijdde hij zich na 1770 vrijwel geheel aan
de houthandel en de loodwitmakerij en na
1782 ook deels aan de bierbrouwerij.
In de functie van inspecteur verrichtte
Jan in 1769 een inspectie in IJsselstein
aan 'gebouwen en werken welke in reparatie
en onderhoud zoude moete koomen'^°.
De
gebouwen en werken waar het om gaat
zijn: 'het stads huys, het latijnsche school, het
duytsche school, de 2 stadtspoorten en de
poortiers huysjes, de stadsbruggen, binne, en
buyten, de stats walmuuren en wateerpoort-
jes, de stadts doele, de stads steygers en
scheiyinghen, de stadts rioole en de stadts
bleek'".
De waarnemingen noteerde hij,
vergezeld van schetsjes, in een klein boek-
je en daarin is ook de inspectie van het
kasteel opgenomen.
Korte schets van het kasteel
Kasteel IJsselstein was gelegen aan de
noordwestzijde van de oude stad op een
omgracht stuk grond, dat al in de i6de
eeuw rechtstreeks toegankelijk was vanuit
de stad. Ten noordoosten van het kasteel
lag toen nog een apart omgracht terrein,
de voormalige voorburcht, maar op de
kaart van Jacob van Deventer uit ca. 1550
komt er echter al geen bebouwing meer
voor op dit terrein.
Wanneer de (bouw) geschiedenis van
kasteel IJsselstein precies begint, is niet
duidelijk. Al in 1144 is er sprake van een
Het kasteel
IJsselstein
vanuit het
oosten.
Tek. Roeland
Roghman,
1646/164J.
Coll. Teylers
Museum,
Haarlem.
Foto
Rijksdienst
Monumente
nzorg, Zeist.
196
-ocr page 196-
heer van IJsselstein, maar veel meer dan
dat is er over hem niet bekend. Pas in
1279 klaart de mist enigszins op, want in
dat jaar verwerft Gijsbrecht V van Amstel
van het kapittel van Sint Marie te Utrecht
rechten in IJsselstein, Meerlo en IJssel-
veld'^. In het voor deze transactie opge-
maakte stuk wordt vermeld, dat de ouders
en voorvaders van Gijsbrecht ook al heer
van IJsselstein waren''. Met zijn ouders
worden bedoeld Arnoud en Johanna van
Amstel. Arnoud is de jongere broer van de
beroemde Gijsbrecht IV, die samen met
zijn zwager Herman van Woerden en
Gerard van Velzen samenzweert tegen
Floris V. IJsselstein zou in de familie van
Amstel zijn gekomen, doordat de vader
van Arnoud, Gijsbrecht III van Amstel,
trouwde met Bertranda of Baarte, dochter
van Jan van IJsselstein'^.
Hoe het kasteel er in de begintijd uit
zag is niet bekend, want het werd meer-
malen belegerd en vermoedelijk daarbij
deels verwoest. Sommige auteurs menen
dat de huidige grondvorm op zijn vroegst
kan zijn ontstaan na circa 1470, na een zo-
veelste belegering'5. De oudste afbeelding
11 [L^
die mij bekend is, dateert uit 1608 en aan
de hand van deze anonieme tekening ,
de twee tekeningen van Roeland Rogh-
man uit 1646/47^7 en de stadsplattegrond
van Joan Blaeu uit 1652' , is een beeld te
krijgen van de omvang en vorm van het
kasteel in de 17de eeuw. Vergelijking van
deze afbeeldingen met afbeeldingen uit
later tijd leert, dat het kasteel in de 17de
eeuw zijn grootste omvang had. Het had
een veelhoekige plattegrond, met woon-
Plattegrond
van kasteel
IJsselstein
vóór de
ajhraak.
Opmeting en
tekening van
A. Mulder,
1887.
Collectie
Rijksdienst
Monumenten-
zorg, Zeist.
Kasteel
IJsselstein van-
uit het zuiden.
Anonieme
tekening uit
1618.
CoU. Bedel
Nijenhuis,
Leiden.
Foto Index
Bouwkunst,
R.U. Utrecht.
197
-ocr page 197-
Kasteel
IJsselstein
vanuit het
zuiden.
Hoektoren
'het hoeregat'
zonder dak.
Tek. A. de
Haan, 1727.
Foto R.A.
Utrecht.
¥•
/■'
1
:H.tgy-i
Kasteel
IJsselstein
vanuit het
westen.
Hoektoren
'de Stok'
zonder dak.
TekeningA.
de Haan,
1727.
Coll. R.A.
Utrecht.
Foto Index
Bouwkunst,
R.U.Utrecht.
198
-ocr page 198-
Kasteel
IJsselstein
vanuit het
oosten.
Noordvleugel
zonder dak;
deel zuidoost-
vleugel verd-
wenen.
Tekening
Cornelis
Pronk, 1731.
CoU.
Museum
Flehite,
Amersfoort.
Foto R.A.
Utrecht.
Kasteel
IJsselstein
vanuit het
oosten.
Noordvleugel
vrijwel geheel
verdwenen.
Tekening
Jan de
Beijer, 1744
Coll.
Museum
Flehite,
Amersfoort.
Foto R.U.
Utrecht.
199
-ocr page 199-
vleugels aan de zuidoost- en noordoostzij-
de en een traptoren aan de noordwestzijde
('de Loyer Toren' '9). Op de noordelijke
hoek bevond zich een uitbouw met drie-
zijdige sluiting, die gezien de rijke archi-
tectuur een voorname vleugel van het kas-
teel zal zijn geweest. De zuid- en westzijde
van het terrein werden omsloten door een
muur met één D-vormige en twee ronde
torens op de hoeken. In de woonvleugel
aan de noordoostzijde bevond zich de oor-
spronkelijke hoofdtoegang, bereikbaar via
de voorburcht, en deze vleugel bevatte aan
de zijde van de binnenplaats een galerij,
waarvan men aanneemt dat hij door de ar-
chitect Alexander Pasqualini (1493-1559)
rond 1531/32 is ontworpen. Pasqualini
wordt ook gezien als de ontwerper van de
traptoren en mogelijk meerdere delen van
het kasteeP°. In recente literatuur wordt
echter Anthonis I of Rombout II Kelder-
mans als mogelijk ontwerper van de toren
gezien ^'. Na de 17de eeuw trad het verval
van het kasteel in. Vóór 1727 was van zo-
wel de muurtoren aan de westzijde ('de
stok' ^^) als aan de oostzijde ('het hoere-
gat'^3) het dak verdwenen en een deel van
de ommuring ingestort ^4. Tussen 1727
en 1731 verdween een deel van de vleugel
aan de zuidoostzijde en in dezelfde tijd
stortte ook het dak in van de vleugel op de
noordhoek ^5. Afgaande op de tekeningen
uit die tijd, waaruit blijkt dat de muren
nog overeind stonden, zou brand de oor-
zaak van het instorten van het dak kunnen
zijn geweest. De vleugel is vóór 1744 tot
op de kelders afgebroken .
Na 1744 stabiliseerde het verval zich en
bleef het kasteel vrijwel ongewijzigd tot
1888, het jaar waarin het, op de traptoren
na, werd gesloopt. Hoe het kasteel er vlak
voor de sloop uit zag, is te zien op de op-
meting die Adolf Mulder in 1887 maakte ^7.
Het inspectierapport van het kasteel
IJsselstein
Zoals gezegd kreeg Jan van Stolk in
1769 de opdracht de bouwtechnische staat
van het kasteel te inspecteren. Naast de in-
spectie werd ook een voorstel gedaan tot
verbouwing van enige vertrekken in het
kasteel. Op de bovenverdieping van de
traptoren moesten drie gevangenissen
worden gemaakt en een kamer ernaast,
het meest westelijke vertrek boven de ga-
lerij, moest worden opgeknapt en inge-
richt als verhoorkamer. Naast deze ver-
bouwingen, die het openbare gedeelte van
het kasteel betroffen, werd in een privé-
vertrek van de drost nog een kachel ge-
plaatst.
FOLIO 21 RECTO ^^
'Volgt de inspectie van het Gasteel IJselsteyn.
De gebouwe welke behoore aan het Domeyn,
bestaan in de volgende
het Gasteel
de korenmoole
de} nieuw huyze in de Kloosterstraat
de boerewooning leggende in de Barronnie bij
den Enge IJsel
FOLIO 21 VERSO
Muir hoog 19 voet uyt de heneede grond,
welke zeer regt in ordre staat. Is hier huyte
nietz aan te doen als alleen eenige wijjinge
en voegen.
3 gl.
Deeze muur moet aan de hinnezijde, al-
waar die
3 voet boven de hooge grond komt,
al het losse muurwerk worde uytgebrooken
en weeder ingestopt van de ouden steen. En
zooverre de rollaag ge... is, vernieuwen. 20 gl.
200
-ocr page 200-
B.  Hoektoom, genaamt het hoeregat, is-circa
10 voet bove de wal. Staet zeer regh te
lood, zonder uytsettingen, en is bovenop
als een ruïne, zeer sterk met groff boomge-
was en klim bewassen.
Moet enkel eenige invoegingen van weynig
belang. Al de losse steene, zoo bovenop als
aan het uytstek op de zijde, moet worde
afgebrooken en het nieuw werk weeder
aangestopt. Maar het gras bovenop dezel-
ve moet onaangeroerd blijven, f 8,

De muur van deze toom is 3 voet dik.
Den Heer Drossaart zal mogelijk op deze
toorn een hout speelhuysje laate plaatse, hier-
van een schetzje aan zijn Edele te zenden.
C.  Muur lang 53 voet, hoog 13 v[oe]t boven de
grond met een platte rollaag geslooten,
moet buyte het groen uytgewijt en de
groote ope voege volgezet, is van weinig be-
lang, stelle 4 gl.De rollaag op dezelve, wel-
ke jo dm breet is, moet worde uytgewijt, de
losse en ingerotte steen vernieuwt, vastge-
legt en gevoegt. Zoomede de borstweering
(die
3 voet hoog is) het losse muurwerk in-
stoppen, wyje en voegen. Saame 18 gl.
FOLIO 22 RECTO
D.  Zijnde een toom circa 12 voet boven de
muur C. Is bove met een pannedak gedekt.
Deeze staat staat meede regt in 't lood.
Mankeert eenige weynige invoegingen en
wyje, zoomeede de losse steene der kantee-
linge
^9 op de voorzijde ajbreeken op aan-
wijzinge en het mankeerende aan het
pannedak herstellen. 10 gl.
E.   Walmuur, h. 60 v[oe]t, is voor een gedeel-
te met groen bewassen. Moet gewijt en ge-
voegt en het losse werk bove op vast gelegt.
In ordre. 8 gl.
Binne aan de hooge walzijde is daaraan
nietz te doen, als zijnde het stal en koets-
huys daarteege gebouwt. De hoogte van dee-
ze walmuur is circa egaal als de muur C.
F.  Ronde toom genaamd de Stok, komende
cirka met zijn kruyn 10 voet boven de wal-
muur E. Deeze is bove ope en met groen
bewassen. Alle de losse steene moete afge-
noomen tot op het vaste werk. Het uytstee-
kende sekreet wegbreeke en in verband
weeder instoppe. Verder eenig los muur-
werk van weynig belang instoppe, wyje en
de groote ope voege volsetten. iGgld.
De buytedeur te vemieuwe van gren. i_ d.
hout, sterk opgeklampt, gehange en ge-
sloote. Is circa j-^ voet groot.
G. Walmuur is hoog 12 voet boven de laage
grond en lang tot aan de steene beer 44
voet
5°. Is nieuw werk, voor eenige jaare
gemaakt en is dus niets aan te doen,
zoomeede niet aan de rollaag als alleen ee-
nige wijnigen wijjingen en voeginge.
FOLIO 22 VERSO
H. Wal met de steene beer. Dit is oud muur-
werk en aan de beer veel los muurwerk.
Moet het losse ingestopt, gewijt en gevoegt.
16 gl. Bove op G en H moet de rollaag wel-
ke goet is maar enkel gewijt en gevoeg. 2
gl. Aan de binnezijde is alles in goede ordre.
I. Is een muurtje met een rollaag gedekt tot
separatie tusse de beneede en bove grond.
Is circa
3 voet hoog. Deeze is geheel ontset,
moet zooverre deze los is worde uytge-
brooke en van oude steen worden opge-
maakt, met een rollaag geslooten. Egaal
als het van outz is geweest. 2^ gl.
K. Zijnde aan de westzijde van het gebouw
agter de muur A. Zijn twee kelders onder
het afgebrooke gebouw, alwaar bevoorens
de verhoorkamer is geweest. Bovenop dee-
ze wulve is niet anders als grond, met gras
bewassen.Deeze kelders behoorde digt ge-
maakt, zoo tot het droog houde der kelders
van het groote gebouw, als om reede dezel-
ve kelders nog tot gebruyk zoude kunne
dienen. Daartoe moet bove dezelve gelegt
een nieuwe straat van harde klinkers op
zijn kant, in tras behoorlijk ajwaterende.
Deeze straat moet lang zijn ly voet en
201
-ocr page 201-
breed 21 voet, behoorlijk teege de oude mu-
rasien geslooten. En de berste en scheuren
in de zijgeevel van het groote gebouw teege
deeze straat komende in het verband in-
stoppen.Met de walmuur A, zooverre de
borstweeringe betreft, te handele als voor
bij de muur A is geannoteert.
FOLIO 2} RECTO
L. Opgaande separatiemuur tusse de Looyers
tooren en verdere gebouwe en tussen de af-
gebroke ruïne aan de noordzijde van het
Gasteel. Moet van al zijn groen gezuyvert
en uytgewijt, alle de losse steene afge-
brooken en in het verband zooverre nodig
is weeder vast gelegt. Verder de groote ope
voege volsetten, zoomeede aan het verdere
daarbij zijnde muurwerk op aanwijzin-
gen./40.-
Verder moet al het groen in de murasien van
het groote gebouw en wooningen worden uyt-
gewijt en gezuyvert. De groote open voege vol-
gezet en de bersten en scheuren na den eys in-
gestopt. 8 gl.
Boven de driekant kamer M, zijnde onder het
leydak, behoorde gemaakt 2 niwe luyke of
vensters in de wange om in de goote te kunne
koomen, van gr. 11/4 d. hout, gehange en ge-
sloote en de houte wangen repareeren.
Verder eenige reparatien aan het leydak op
deeze driekante kamer. Van weynig belang,
in de zoome herstellen.
FOLIO 24 RECTO
FOLIO 2^ VERSO
Op het Gasteel staat een vierkante hooge
toorn, genaamd de Loyer Toom, waarin de
crimineele gevangene moete bewaart worden,
zoomeede is daameevens een plaats dienende
tot een verhoorkamer. Deeze beyde plaatse,
zoowel verhoorkamer als gevankenisse, moete
ten koste van het graaffschap worde in staat
gebragt volgens opgaave van
''
Deeze toom is hove met pannen gedekt.
Rontom met houte
goote voorzien,
zooverre dezelve
geheel weg of ver-
rot zijn, moete die
vernieuwt van
^'
goet greene hout
ten zelve zwaarte
en bewerking.
FOLIO 26 RECTO
i
t
M
,-• »»
,■! X
H _ yc
o ••■eo
Op de bovenste verdiepinge van de Loyer
toom moete deeze gevangenisse koomen.
Deeze verdieping is hoog 10 voet.
A is een moerbint waarin de kinderbintjes
zijn gewerkt^^.
3)
-i»-./^
f '^ -Sfc> /?
\<>^}
m
\ l^-"
k:
i»'-^
k /i^/,->
^j: /}>'£ai /tf.JJ^ Ai-
.J, .vV,Jv
-ocr page 202-
B is het eenige criminele gevangenis op. deeze
geheele toom.
C C zijn 2 stene kruyscozijne, waarvan het
agterste geheel en het voorste op de halve
hoogte is toegemetselt.
D steene trappe na beneede.
E oude schoorsteenmantel van metselsteen.
In het vak ofplaets FGHI moet dan gemaakt
j plaetse voor gevange. Deeze te maake met
dubbelt beschot. Den deure aan de voorzijde,
waarin gaate voor de lugt en om de spijs door
te geeven. Kribbens etc.
Onder moet ook beschot in de steene vloer, en
boven aan de buytezijde van het moerbint
worde vastgekoppelt na den eys. De zolder
dient meede onder teegen de kinderbintjes
worde verdubbelt voor de sterkte. De schoor-
steen E moet worde weggebrooken en de muur
gelijk ingestopt. Verder moet de teegele vloer
voor deeze gevangeplaatse worde herstelt in
tras. De twee steene kruyscozijne, welke nu
volgemetselt zijn, moete worde ope gemaakt.
In gevalle de ijzere spijle niet aanweezig zijn,
insette. Verder glasraame en vensters tot de-
zelve. Verder moete alle de glasraame en vas-
te glaaze in deeze geheele Loyers toom zijnde,
zoo bove als in de raame in 't geheel lo stuks
worde vernieuwt. In de steensponden passen-
den, gisse dat yder raam 2 voet breet
FOLIO 26 VERSO
en 4 voet hoog is.
Eene verdieping laager, zijnde treede ^^, moet
de verhoorkamer gebragt in een gebouw daar-
neeven staande als hier op de schets is te zien
hij K.
In deeze kamer moet dan gemaakt een balus-
trade tot separatie van het Colegie en de ge-
vangene op circa
9 voet uit den muur L, met
een deurtje daarin. In reedelijke ordre ge-
maakt en vast staande. Verder een tafel tot ge-
bruyk der Heeren.
In het vak M te stelle 2 deurstijlen, in het latey
en onder in de vloer. Een deur daarin gehan-
ge en geslooten. Het mankeerende aan de
treede van de trap S in deeze kamer te ver-
nieuwen. 3 gl.
Het afgebledderde en het mankeerende aan
de murasien herstellen in ordre. In deeze ka-
mer is een houten vloer, de 4 houten trappe
zijn tesaam
3 voet breet. Het mankeerende
aan de twee kruiscozijne in deeze kamer, zoo
mede aan de glaazen, glasraame en vensters
moete worde herstelt op aanwijzinge. Verder
dezelve, zomeede de zolder en deure en cozij-
ne te verven.
NB, het groen laake behoorende tot den be-
kleeding der reghtaefel word gereekent op twee
ellen breet scheers (?) de strekse el, en dus de
... (twe?) vierkante elle kost ^6 a 60 stuyvers.
FOLIO 2y RECTO
V/z/f^'^t^p/i/WW'^li^^
I I
! \
i - t^^ t/ ::>;
l
"te
^ / / -           "O
5., ;'*-i'^-/£<r--/«- /i ^■€'>'t/s
Oi, //'—
Schets van de Looyers toom op de hoogte van
24 treede uyt de grond, yder van
7 duym hoog,
zijnde op de hoogte van de verhoorkaamer.
203
-ocr page 203-
De muure zijn op deeze hoogte 4 voete dik.
Het hard van deeze toom is een vierkante
klomp muur van 6 voet
Gisse de gevangekamer op 60 treppe hoog,
daar eyndigt deeze middelklompmuur, en de
kamer is vierkant.
In deeze toom komen 8 bordesse yder van 6
treede. En dan komt de regtopgaande trap na
de gevangekamer. Op de 48 treede komt de
spanplaat van het gebouw # daar de verhoor
kamer onder is.
Op deeze gevangekamer volgt de kap met
panne gedekt, als hiervoor is te zien.
FOLIO}! VERSO
Een der kamers op het Gasteel, bewoont door
den Heer Drossaard, waarin een losse Engelse
schoorsteen te plaatsen.
In en teege deeze uytgehakte muur het ijzer
schoorsteentje te plaatsen met een ijzeren pijp
door de gevelmuur na buyten uytgeleyt^^.
Opmerkingen
Uit de tekst valt op te maken, dat het
kasteel vermoedelijk enige tijd niet voor
het vastzetten van gevangenen is gebruikt
en dat er ook geen verhoren werden afge-
nomen. Tenminste, de oude verhoorka-
mer was, zoals we reeds zagen, al vóór
1731 afgebroken en er moet nu (pas.^) een
ander vertrek daarvoor in gereedheid wor-
den gebracht. Ook blijkt één gevangenis
niet genoeg en worden er op de bovenver-
dieping van de traptoren drie nieuwe in
hout bijgemaakt. Deze traptoren stond,
zoals vermeld, aan de noordwestzijde van
het kasteelterrein en bevat een gemetselde
spiltrap, rondom een (naar wordt aange-
nomen) massieve kern van 2 bij 2 m. De
trap wordt overkluisd door kruisgewelven
en eindigt onder de bovenste verdieping,
die bereikbaar is via en rechte trap. Deze
bovenste verdieping bevat een gemetselde
gevangenis en een uitkragend gemak.
Voor het aanbrengen van de drie gevange-
nissen werd de stookplaats tegen de zuid-
westwand verwijderd. De gevangenissen
en het gemak waren in 1887 niet meer
aanwezig en bij de restauratie van 1948
zijn de stookplaats en het toilet weer te-
ruggebracht. Mulder geeft in zijn opme-
ting van de bovenverdieping echter wel de
plaats en maat aan van de 'weggebroken
cachotten', dus deze zijn of kort voor de
opmeting verwijderd, of de sporen waren
nog zeer duidelijk waarneembaar 54.
De verhoorkamer kwam op de eerste
verdieping van de noordoostvleugel, direct
boven de galerij. Deze verdieping bevond
zich ongeveer halverwege de hoogte van
de toren. De kamer was van de toren ge-
scheiden door een driehoekige kamer en
in de noordoosthoek daarvan bevond zich
een klein vertrek, vermoedelijk een toilet.
De toegang tot dit toilet bevond zich in de
verhoorkamer en moest worden hersteld.
Ook twee kruiskozijnen in de verhoorka-
mer moesten worden hersteld, de één be-
vond zich aan de zijde van de binnen-
plaats, de ander aan de zijde van de voor-
204
-ocr page 204-
burcht. De verhoorkamer was als vertrek
eveneens verdwenen in 1887. Het kruis-
kozijn aan de zijde van de binnenplaats
was dichtgemetseld en aan de zijde van de
voorburcht vervangen door een 6-ruits
schuifvenster met een grotere lengte. De
deur naar het toilet was dichtgemetseld.
Het privévertrek waarin een kachel ge-
plaatst moet worden, bevond zich op de
begane grond van het kasteel, aan de
noordoostzijde, vlak naast het vertrek op
de oosthoek. Met de 'Engelse schoorsteen'
wordt, zoals van Stolk zelf al aangeeft, een
ijzeren kachel bedoeld. Deze moet ge-
plaatst worden in een nis met een hoogte
van 7 (Rijnlandse) voet en 32 duim, dit is
3,03 m. Afgaande op de vorm en de hoog-
te van de nis in de wand zal met deze
'Engelse schoorsteen' een kolomkachel
zijn bedoeld, dat wil zeggen een kachel
met de vorm van een zuil, geplaatst op een
voetstuk of piëdestal. Het voordeel van de-
ze kachels was dat de warmtespreiding
groot was, zodat er minder warmte de
schoorsteen in verdween ^5.
De opmeting van Mulder geeft niet de
'uytgehakte muur' weer, maar wel een te-
gen de buitengevel gemetseld rookkanaal.
Of dit kanaal al bestond of later is aange-
bracht, is niet duidelijk. Het blijkt ook niet
uit de tekst van Van Stolk, die volstaat met
de opmerking dat de metalen pijp van de
kachel door de muur naar buiten gevoerd
moet worden. Afgaande op de opmeting
van Mulder, bevond de onderzijde van het
rookkanaal zich ongeveer op vloerhoogte.
Dit is dan weer in tegenspraak met de ko-
lomkachel, die de rookafvoer aan de bo-
venzijde van de kachel heeft.
Het 'speelhuysje' voor de drossaard
Door het- huwelijk van Anna van
Egmond met Willem de Zwijger in 1551 is
de baronie IJsselstein in het bezit geko-
men van het huis Oranje-Nassau. De
Oranjes bewoonden slechts sporadisch
het kasteel. Hun goederen werden daar-
om beheerd door een drost, die tevens
recht sprak over het gebied. De drost be-
,-/V/ K>, „■../, •■■/■■
xm ■i'^'/sr^n
\
/../// f...u^ ir../,i~Ji",:f''r-
""^?1 —^' ^^
1 i ._______________________________._________________________________
-ocr page 205-
woonde het kasteel en in 1769 was dit
Joachim Ferdinand de Beaufort, die tij-
dens de Franse tijd ook nog enige tijd bal-
juw is geweest.
Volgens de annotatie op folio 21 verso
van het inspectierapport had de drossaard
het plan om op de muurtoren aan de zuid-
zijde, 'het hoeregat', een 'hout speelhuys-
je' te laten bouwen. Deze toren heeft een
cirkelvormige doorsnede en gedacht moet
dan worden aan een soort van rond of
veelhoekig tuinhuisje of theekoepel.
Zover is het echter niet gekomen. In 1771
maakte Jan van Stolk namelijk een ont-
werp voor een houten tuinhuis op stenen
basement, met driezijdige sluiting aan de
achterzijde. Het geheel was voorzien van
een lessenaarsdak, gedekt met gesmoorde
pannen.
'Memorie tot het maken van een nieuw
tuynhuys, onder op een steenen voet en hoven
houtwerk, groot 14 voeten Rijnlantsen maat
buytenwerks, volgens de schetsteekening hier-
neevens gevoegt.
Op de hoogte van het ordinaare zoomer ij-
selwaater gefondeert op denne
3 duyms plaat-
en breet 12 a 14 d. het muurw[er]k onder op 1
1/2 steen aangelegt en op een steen dikte gesn-
eeden tot 6 d hoogte beneede de hovegrond
van bovesteen en verder {tot circa 14 duym
bove de laage grond van de tuyn van} ^ on-
dersteen en na den eijs bewerkt en afgereet.
'Hierop en in 6 gr vloerbintjes d6a 8d,de
vloere van 11/2 d hout, de opgaande stijle gr
hout d4a4 d, daarin de ligtcozijnen verdeelt
en gemaact volgens de schetsteekening. Buyte
bekleet met... van ii/4d deelen en binnen met
van j/4 d hout, alles in elkander geploegt. Een
plintje aan de vloer, {het noodigen
reegelw[er]k en) ... op de hoogte van 8 1/2 voet
uyt de vloer te leggen 1 ribbe d 4a 6 den tegen
de onderkant beschoten met van }/4 d hout in
elkander geploegt na den eys.
Het dak gespannen op de schuynte als
word aangewezen. De gordingen 4en6d, bo-
ven bekleet met ruwe digte 1 d agterdeelen,
{yder in eene lengte} binnen teegen elkander
en eene dito over ydere naat. Belat met gr. en-
kelde latten en gedekt met blauwe pannen. De
noodige dekstukken van gr 1 1/2 d hout met
een hol onder dezelve, de noodigen boeybor-
den, een houte goot en aflaatpijpen.
In het front dubbelde deuren in het voorco-
zijn, van eyke 1 1/2 d hout. Boven glazen in
hout, onder paneelen, {met het noodige
sluytw[er]k}. Pilasters gr 1 1/2 d hout, met de
noodige lijsten en plinten en treeden, gelijk de
schetzteeking aanwijst.
Te weederzijden dat cozijn 2 glasraame
van 1 1/2 d wageschot, welke moeten ope-
schuyven, de noodige leede ...
Nog zoo in de zijdens als agter te saam 5
stuks dito glasrame ter groote als is bepaalt,
welke alle na buyten moete op draayen tot
voorkoominge van inwatering. Met winkel-
haak, duymhanger, gehangen en geslooten
na den eys.
Verder alles te maaken na den eys als
doorg[aan]ts eenen wlerjk betaemt. Al het
houtw[erjk hetwelke gezien word of den dag
beschijnt moet worden geschaaft en alles sterk
gespijkerd. Alle de glasruyten van best Frans
glas in slopverff behoorlijk gezet en aange-
stopt.
En dat alles in ordre afgemaakt zijnde 3
maal verven met goede oliverff, de couleur en
verder alles ten genoegen van den Heer
Besteeder.'
Opmerkingen
Omdat er geen tuinhuis op de toren
werd gebouwd, ligt het voor de hand aan
te nemen dat het te bouwen tuinhuis er-
gens op het kasteelterrein zou worden ge-
plaatst, dus binnen de ommuring. Deze
aanname leek te worden bevestigd door
een tekening uit 1816 van D.J.L. Strick van
Linschoten, die het kasteel vanuit het zui-
den weergeeft. Op de tekening is een ge-
bouwtje met een lessenaarsdak te zien,
dat net boven de muur uitsteekt. Zoals het
getekend staat, lijkt dit gebouwtje te zijn
geplaatst tegen of vrij dicht tegen de
muur. Dit maakt dan de vensters in de
driezijdige achtergevel, de zijde die in dit
geval dus naar de muur gekeerd zou zijn,
onzinnig. Waar is het huisje dan wel ge-
206
-ocr page 206-
veel verder naar het noordoosten.
Een probleem vormt nog de maat van
dit 'zomerhuis". Van Stolk geeft een maat
van '14 voet buytewerks' = ca. 4,5 meter,
en het tuinontwerp een maat van ca. 1,7
'Stigtse Roeden' = ca. 6,4 meter. Dit maat-
verschil kan mogelijk verklaard worden
wanneer we aannemen dat tuinhuis en
tuin tegelijkertijd zijn ontworpen. De ont-
werper hoefde niet de juiste maat weer te
geven, maar slechts alleen de plaats om de
opdrachtgever te tonen wat hij vanuit het
tuinhuisje van de tuin zou zien.
Conclusie
Uit het voorgaande mag duidelijk ge-
worden zijn, dat de beide stukken tekst ui-
teraard maar een klein beetje inzicht heb-
ben gegeven in de (bouw)geschiedenis
van kasteel IJsselstein. Dat neemt niet
weg dat de informatie toch belangrijk ge-
noeg is: het geeft een indruk van het ge-
bruik van een kasteel, en dan IJsselstein
in het bijzonder, in een tijd waarin deze
gebouwen als verdedigbaar object hun
waarde al lang verloren hadden en waarin
kastelen of werden omgebouwd tot land-
huizen, of werden gesloopt. Maar meer
dan dat geeft het een indruk hoe met een
deels ruïneus kasteel in bouwtechnisch
opzicht werd omgegaan. In dat kader
plaatst? Er zijn echter twee aanwijzingen,
die daarover wellicht iets meer duidelijk-
heid geven. Ten eerste geeft het ontwerp
een talud weer waarop het huisje wordt
gebouwd, ten tweede is er de mededeling
op de tekening, dat de driezijdige sluiting
grenst aan het 'IJselwater'. Dit sluit een
plaatsing op het toen nog steeds ommuur-
de kasteelterrein dus uit'7. Een andere
plaats voor het tuinhuisje is mogelijk de
volgende. De Beaufort liet omstreeks 1770
een ontwerp maken voor een Engelse
landschapstuin, gepland op een stuk
grond ten noordoosten van het kasteel
met een omvang van ca. 86 bij 105 meter
5°. Het terrein grensde aan de zuidwestzij-
de aan de gracht om de voormalige voor-
burcht en aan de zuidoostzijde aan de
stadsgracht. De tekening geeft een 'zo-
merhuis' weer en als we de tekening juist
interpreteren, dan lijkt het of de, overi-
gens anonieme, ontwerper een deel, na-
melijk de driezijdige sluiting, van dit zo-
merhuis afbeeldt, geplaatst aan de rand
van de voormalige voorburcht, tegenover
de tuin. In dat geval is een talud verklaar-
baar en moet met het 'IJselwater' de hier-
voor genoemde gracht zijn bedoeld, die op
het tuinontwerp overigens 'de vijver'
wordt genoemd. De naam 'IJselwater' is
dan verwarrend, want de IJssel stroomt
Kasteel
IJsselstein van-
uit het zuid L.
Strick van
Linschoten,
1816.
Foto
Rijksdienst
Monumen-
tenzorg,
Zeist.
207
-ocr page 207-
hakte voegwerk, zullen we dus voorzichtig
moeten zijn met het trekken van conclu-
sies aan de hand van voegspecie.
wordt gewezen op de afdekking van de
muren met gras, waarvan gezegd wordt
dat dat 'onaangeroerd' moet blijven. Van
Stolk ging er blijkbaar van uit, dat een der-
gelijke afdekking beter was voor het be-
houd van het metselwerk. Er wordt ook
gesproken over het uithakken, het 'wijjin-
gen', van voegen en het weer opnieuw
aanbrengen daarvan. Zolang we geen in-
zicht hebben in de diepte van het uitge-
Deze publikatie is eerder verschenen in
Castellogica, voorjaarsuitgave 1993 van
DE 'Nederlandse Kastelenstichting'
Noten
1.    De auteur wil graag zijn dank betuigen aan me-
vrouw E. van Stolk te Rotterdam voor haar be-
reidwillige medewerking bij het onder meer ter
inzage geven van de archiefstukken. Daarnaast
aan de heren ir J. Kamphuis en drs M.A.F.M.
Knibbeler voor hun kritische kanttekeningen.
2.   Familiearchief Van Stolk (FAvS), band IX nr. 23.
3.    FAvS, band IX nr. 28: Project tot het maken van een
nieuw tuynhuys bij het casteel te Yselsteyn ten verlys
van den Heer Drossaard j.F. de Beaufort
lyji.
4.   W. Wijnaendts van Resandt et al, Genealogie van
het geslacht Van Stolk,
s.1. 1940, pag. 127 - 129.
5.    Zie voor biografische gegevens het in noot 4 ge-
noemde boek.
6.   Ibid. 127 en J.C. Bierens de Haan, 'David van
Stolk (1692 ■ 1770), architect, deel II: in dienst bij
Prins Willem IV en Willem V', in: Leids Kunsthis-
torisch Jaarboek
1985: Achttiende ■ eeuwse kunst in
de Nederlanden,
Delft 1987, pag. 482 en 483.
7.   Bierens de Haan o.c. pag. 481.
8.   Bierens de Haan o.c. pag. 483.
9.   Algemeen Rijksarchief (ARA), archief van de
Naussause Domeinen, inv.nr. 754, fol. 292.
10.  FAvS, band IX nr. 23, folio i recto.
11.   Ibid.
12.  J.G.M. Boon, IJsselstein uw woonstede, (IJsselstein)
1977', pag. 13 en 14.
13.  Oorkondenboek van het Sticht Utrecht (OSO),
deel IV, nr. 1949.
14.  A.J. van der Aa, Biografisch Woordenboek der
Nederlanden deel I,
Haarlem 1852, pag. 266. De
nummering van de diverse Gijsbrechts is in deze
publicatie onjuist.
15.  A.M. Fafianie, 'IJsselsteinse stadsmuur, beproefd
weerbaar', Historische Kring IJsselstein (1989)
50/51, pag. 222.
16.  Leiden, Universiteitsbibliotheek, collectie Bodel
Nijenhuis (LBN), inv.nr. Port. 313 - III Nr. 2.
17.   Haarlem, Teylers Museum, inv.nr. O-* 35 en
Amersfoort, Museum Fléhite (AMF), inv. nr. AC
II-88-1.
18.  Toonneel der steden van Holland, Westvriesland,
Utrecht, Amsterdam 1652, pag. T verso.
19.  FAvS band IX nr. 23, folio 25 verso.
20.  H. Hardenberg, 'Pasqualini, architecte Bolonais,
aux Pays-Bas (1530-1548)', in: Studi in onore di
Riccarde Filangieri,
vol. II, Napels 1959, pag. 386.
21.   R. Meischke en F. van Tychem, 'Huizen en ho-
ven gebouwd onder leiding van Anthonis 1 en
Rombout II', in: H. Janse et al., red., Keldermans
Een architectonisch netwerk in de Nederlanden,
Den
Haag 1987, pag. 134 en 135.
22. FAvS band IX nr. 23, folio 22 recto.
23.  FAvS band IX nr. 23, folio 21 verso.
24. Volgens een gewassen pentekening uit 1727, toe-
geschreven aan Abraham de Haen de jonge
(1707 -1748), Rijksarchief in Utrecht (RAU), top.
atlas inv.nr. 1998 -1 en een ingekleurde tekening
met pen en penseel uit 1727 van dezelfde teke-
naar, AMF inv.nr. 11 - 85 - i.
25.  Volgens een tekening in pen en penseel in grijs
uit 1731 van Cornelis Pronk (1691 - 1759), AMF
inv.nr. n - 85 - 2.
26. Volgens een tekening in pen en penseel in grijs
uit 1744 van Jan de Beijer (1703 - ca. 1785), AMF
inv.nr. 11 - 89 -1.
27.  De tekeningen bevinden zich in het archief van
de Rijksdienst voor de Monumentenzorg te
Zeist (RdMz).
28.  De bladzijdennummering is niet oorspronkelijk,
zij is later in potlood toegevoegd.
29.  Deze D- vormige toren had aan de noordoostzij-
de een gekanteelde trapgevel.
30.  Bedoeld is een steunbeer.
31.   De zin is in de tekst niet afgemaakt.
32.  Dit is blijkbaar een vroege vermelding van moer-
balken en kinderbinten, want in het bouwkundig
woordenboek staat dat de termen moerbalk en
kinderbint in deze zin pas sinds XIX worden ge-
bruikt. E.J. Hashnghuis, Bouwkundige termen,
Utrecht/ Antwerpen 1986, pag. 251.
33.   Het aantal is niet ingevuld.
34.  Opmeting door Adolph Mulder in 1887 van het
'kasteel te IJsselstein, plan van de 2de verdie-
ping', tekeningenarchief RdMz, inv.nr. .' 15987.
35.  H.J. Zantkuijl, Bouwen in Amsterdam 10 (jg&j
j8: De warmte beschouwd deel 2, Amsterdam 1982,
pag. 375. Zantkuijl behandelt in dezelfde afleve-
ring op pagina 368 een Engelse schoorsteen,
maar dan gaat het om een insluithaard, bedoeld
voor een stookplaats met mantel en boezem en
daar is hier geen sprake van.
36.  De tekst tussen {} is in de oorspronkelijke tekst
in margine toegevoegd.
37.  Deze ommuring was in 1887 nog geheel aanwezig.
38.  RAU, archief De Beaufort, inv.nr. 1548.
208
-ocr page 208-
Kasteel huis te Vliet
door mr. C.G.M. Noordam
Bezitters en bewoners
Het huis wordt in 1375 voor het eerst
vermeld, als belending van de Lekdijk^. In
1395 wordt een bezitter genoemd: Aleit
Henrixdochter van den Damme, weduwe
van Tyman Schorren. Het huis is een
Stichts leen^. Zowel Hendrik van den
Damme als Tyman Schorre (of Scorre)
waren aanzienlijke personen in de stad
Utrecht. In het midden van de 14e eeuw
komen zij voor als schepen in Utrecht^.
Een Tydeman Meeus Scorren soen komt
Kasteel huis te Vliet
Het kasteel huis te Vliet is enkele kilo-
meters ten zuiden van IJsselstein gelegen
in het dorp Lopikerkapel op de oude
Kapelse stroomrug'. Ten zuiden van het
huis loopt de Lopikerweg-oost met daar-
naast de Enge IJssel. Ten noorden van het
huis loopt de Achterdijk. Aan de oostzijde
bevindt zich de kerk van Lopikerkapel, ge-
legen in het vroegere gerecht Zevenhoven.
Het huis zelf lag net ten westen van
Zevenhoven in het gerecht Lopik.
O
1. Afbeelding
van het Huis
te Vliet op
een kaart uit
162J.
De dubbele
kap van het
huis is duide-
lijk zicht-
baar, evenals
de aan de
noordkant
gelegen trap-
toren met
koepeldak.
(Kapittel
Oudmunster,
933;i2o-i2i,
detail)
209
-ocr page 209-
^:-«
voor als kerkmeester van de Buurkerk^.
Deze personen komen op zich in aanmer-
king om te kunnen gelden als bouwer van
het Huis te Vliet. De naam van het huis
zou daarbij van een veldnaam afgeleid
kunnen zijn. Er is echter een onontkoom-
bare relatie met de familie Van (den) Vliet,
die in deze buurt woonde. Aan het begin
van de 14e eeuw heeft een zekere Gisel-
bertus Bokel van den Vliet grond in het
gebied in bezit als leenman van van de he-
ren van Amstel . Hij was gehuwd met
Hesse, dochter van de heer van Asperen
en behoorde tot de lagere adel. Verwant-
schap met het gelijknamige geslacht van
het kasteel te Vliet bij Oudewa-ter kon niet
worden vastgesteld^. Giselbertus Bokel
van den Vliet was tevens leenman van het
Sticht en van de heer van Arkel . Hij heeft
waarschijnlijk een rol gespeeld in de bouw
van de naast het huis gelegen kerk van
Lopikerkapel, want in 1327 werd hij ge-
deeltelijk in het gelijk gesteld in een con-
flict met het kapittel van St. Marie be-
treffende het patronaatsrecht van de kerk 9.
Deze Giselbertus kan tevens de stichter
geweest zijn van de enkele honderden me-
ters westelijker gelegen hofstede te Vliet,
die circa 1382 wordt genoemd als Stichts
leen'°. De bezitter ervan is op dat moment
Willem van den Vliet (Gerardsz.), vermoe-
delijk een nazaat van Giselbertus. In de
leenakten van het Sticht wordt de hofstede
in 1457 voor het laatst genoemd, zodat kan
worden aangenomen, dat hij in de tweede
helft van de 15e eeuw is verdwenen. De fa-
milie Van den Vliet vertakte zich breed in
de loop van de 14e eeuw.
Een aantal van deze Van den Vliets
ging te Utrecht wonen en aantal bleef ter
plaatse. Enkele malen komt aan het begin
van de 15e eeuw een lid van deze famihe
voor als bezitter van een stenen huis in het
gerecht Lopik, niet zijnde de hofstede of
het huis te Vliet. Een Willem van den Vliet
(Willemsz.) bezat voorts in 1392 als
Viaans leen het gerecht het Loo^^. Dit ge-
recht lag tussen het gerecht Zevenho-
2. Het Huis te
Vliet door een
anonieme
kunstenaar
uit circa
1650,
gezien vanuit
het noord-
westen. Links
van de trapto-
ren gaat de
oorspronkelij-
ke donjon
schuil. De
achterkant
heeft een toe-
gang via een
ruime houten
trap. De hoge
traptoren,
heeft een aan-
bouw op het
dak. Óp de
achtergrond is
de kerk van
Lopikerkapel
zichtbaar.
(RAU IH9,
blz. 225)
210
-ocr page 210-
3. De hoofdin-
gang van
Huis te Vliet
bevond zich
tot het laatste
decennium
van de lye
eeuw aan de
noordzijde
van het huis,
naast de trap-
toren op het
niveau van de
eerste verdie-
ping. Na de
verplaatsing
van de ingang
naar de zuid-
zijde is de oor-
spronkelijke
ingang ver-
vangen door
een raamko-
zijn. Aan de
linkerzijde
van het huis is
de kerk van
Lopikerkapel
te zien, rechts
van het huis
lijken wilgen-
bosjes te staan
op wat later
het voorplein
zal worden.
Tekening
door Roelant
Roghman, cir-
ca 16^0.
«■^'ï;-^»^
-cr^^£i^iË««k.L^
-» v«-         tNsi'^
ven en de Lek. De belangrijkste bezittin-
gen van de familie Van den Vliet bevon-
den zich daarmee in de 14e eeuw in de
hoek, die de IJssel met de Lek maakt:
Lopikerkapel, Zevenhoven en de Loo. Uit
dit gebied waren waarschijnlijk ook de in
het midden van de 14e eeuw machtige
Yen en Zweder Uterloo afkomstig. Het ge-
recht Zevenhoven, een Viaans leen, dat in
de periode 1406-1424 in bezit was van
Splinter van den Vliet, was circa 1382 nog
van Yen uter Loe, een nazaat van de eerder
genoemde Yen^^.
Ondanks de prominente positie van de
Van den Vliets ter plaatse, kan een directe
relatie met het huis te Vliet niet worden
aangetoond. Wellicht is het grondgebied,
waarin huis en hofstede liggen oorspron-
kelijk één (Stichts) leen geweest. Daarbij
kan er een nog niet vastgestelde relatie
zijn tussen de Van den Dammes of de
Scorres en de Van den Vliets, zodat het
huis door erfopvolging buiten het bezit
van de familie Van den Vliet is geraakt.
Een verkoop van het huis door een Van
den Vliet kan evenmin worden uitgeslo-
ten. De dochter van de eerder genoemde
Aleit Henrixdochter van den Damme
bracht het huis in handen van de familie
Vrencken. De Vrenckens hadden in het
14e en 15e eeuwse Utrecht functies als ka-
nunnik van het kapittel van St. Marie,
rentmeester van de bisschop, schout en
schepen van Utrecht. Henric Vrencken,
die het huis van 1433-1459 bezat noemde
zich Vrencken van der Vliet. In de periode
1459-1562 was het huis - met een onder-
breking van 14 jaar, waarin het aan Steven
van Ruitenbergen behoorde - bezit van de
Van Hemerts. In 1538 werd het huis ge-
plaatst op de tweede lijst van riddermatige
hofsteden^^ Van 1562-1571 was Cornelis
van Mierop, domproost van Utrecht, be-
zitter van het huis. Een aanzienlijk bezit-
ter van het huis uit het eind van de i6e
eeuw was mr. Paulus Buys, die achtereen-
volgens pensionaris van Leiden was, lid
van de Raad van State en curator van de
211
-ocr page 211-
4- Enkeleja-
ren na de
omkering en
modernise-
ring van
Huis te Vliet
vervaardigde
C. Specht er
in lyoi deze
gravure van.
De nieuwe
bijgebouwen
met de daar-
achter ge-
plaatste dui-
ventillen
staan ter
weerszijden
van het voor-
plein. Achter
het huis is
bosaanplant
zichtbaar.
(RAU, TA
II20 p. 19)
Leidse universiteit. Hij overleed op het
huis te Vliet in 1594'"^. In de 17e eeuw was
het huis in handen van verschillende fa-
milies. Joriphaes Vosch van Roelings-
weert, die het huis in het laatste decenni-
um van de 17e eeuw bezat, was in 1699
gedwongen het huis wegens schulden ver-
kopen. Een groot deel van de i8e eeuw
was het huis in bezit van de families
Panhuijs en Van Hardenbroek. In het
laatste kwart die eeuw wisselde het enkele
malen van eigenaar. In 1801 werd jhr.
Cornelis Gerard Barchman Wuytiers door
aankoop eigenaar van het huis. In zijn fa-
milie bleef het tot 28 december 1936, toen
het bij veiling werd verkocht. Het huis
verloor door een ingrijpende verbouwing
in het daaropvolgende jaar het karakter
van aanzienlijk buitenverblijf
Bouwkundige geschiedenis
Het huidige huis te Vliet heeft - als
men de later aangebouwde opstallen weg-
denkt - het aanzien van een 19e eeuws bui-
212
-ocr page 212-
zondering hierop vormt het restant van
een stenen trap in de muurdikte van de
oostelijke gevel, die vroeger vanaf de eer-
ste verdieping waarschijnlijk de enige toe-
gang tot deze ruimte vormde. In de weste-
lijke zijwand van deze trap zijn stenen
zichtbaar van het formaat 31 x 16 a 15 x 9
cm. De dikte van de stenen duidt op een
datering in de 13e eeuw. Maar omdat de
stenen hier secundair zijn verwerkt, kun-
nen zij voor de datering achterwege blij-
ven. Het trapgewelf is weer 14e eeuws. De
muur, waarin deze trap is opgenomen, is
bijna nog geheel aanwezig en heeft een
imposante dikte van ongeveer 2,5 meter.
De noordgevel, waarin enkele doorbraken
zijn gemaakt, ondermeer voor een trap-
penhuis, is bijna twee meter dik. De zuid-
gevel (de voorkant) is voor bijna de helft
nog aanwezig en heeft een dikte van 1,45
meter. Of deze muur oorspronkelijk dik-
ker is geweest, kan pas vastgesteld wor-
den, indien de pleisterlaag verwijderd
wordt. De westelijke gevel, die een dikte
had van circa 2 meter, was tot 1937 nog
vrijwel geheel aanwezig. Bij de toen uitge-
voerde verbouwing is de muur groten-
deels gereduceerd tot 30% van de oor-
spronkeHjke dikte. De oorspronkelijke
buitenmaat van de donjon bedroeg ca.
11,7x12,8 meter en de oorspronkelijke bin-
nenmaat 7x9,3 meter. De binnenzijde van
deze bouwlaag heeft waarschijnlijk uit één
groot tongewelf bestaan. De zuid-oosteHj-
ke zijde hiervan (circa 20%) is nog aanwe-
zig. Op het hoogste punt was het gewelf
ongeveer 2,8 meter hoog. Het was - even-
als de langste zijde van de donjon - noord-
zuid georiënteerd. De donjon zal volgens
het gebruikelijke patroon boven dit niveau
nog twee a drie verdiepingen hebben ge-
had met bovenop kantelen. De ingang
moet zich op de eerste verdieping hebben
bevonden. Om de donjon liep een gracht,
die, zoals men heeft kunnen vaststellen,
niet tot aan het muurwerk liep, maar een
strook grond tussen het water en de toren
overliet. Gezien de dikte van de muren
heeft de donjon militaire betekenis gehad.
tenhuis, dat meer op zijn plaats lijkt in de
bossen van de Utrechtse heuvelrug. Op
het eerste gezicht doet het in niets denken
aan een i6e eeuws buiten en nog veel
minder aan een 14e eeuwse donjon. Toch
bevat het ruimschoots elementen van bei-
de'5_ Op begane grond-niveau - het vroege-
re kelderniveau - is nog circa 60% van het
muurwerk van de oorspronkelijke donjon
aanwezig. Op plaatsen, waar het pleister-
werk verdwenen is, is te zien dat het om
14e eeuws metselwerk gaat. De enige uit-
213
-ocr page 213-
grootscheepse aanen verbouw de donjon
onderdeel gaan uitmaken van een aan-
zienlijk buitenverblijf. Als bouwer komt
Gijsbert van Hemert in aanmerking. In
1556 en 1561 leende hij 4496 gulden,
waarbij beide keren een hypotheek op het
huis werd gevestigd' . In 1557 verkocht hij
het huis Amerongen. Dit heeft wellicht
met de hoge verbouwingskosten van huis
te Vliet te maken gehad. De donjon werd
aan de westzijde uitgebouwd met twee
naast elkaar gelegen bouwmassa's. Beide
bouwdelen kregen zadeldaken met trap-
gevels. Aan de kop van deze westkant
kwam een - vermoedelijke latere - aanbouw
met schilddak. Op deze wijze ontstond er
een rechthoekig huis met een afmeting
van ongeveer 20,4x12,8 meter. Op de be-
nedenverdieping van de donjon werden
twee woonlagen gebouwd. Aangezien de
oostelijke muur van de huidige bel-etage
14e eeuws lijkt te zijn, is er op dit niveau
wellicht sprake van reducering van de
muurdikte in plaats van volledige nieuw-
bouw. Behalve wat betreft de plaats van de
ingang werd het huis gekenmerkt door
Door gebrek aan eigentijdse vermeldin-
gen in akten en kronieken blijft enigszins
duister of deze militaire functie uitslui-
tend particulier van aard was. Gezien de
situering van het kasteel aan de weg naar
Schoonhoven en de ligging van twee kas-
telen in Hollandse invloedssfeer aan die-
zelfde weg - Zevender en Ter Heul - lijkt
het niet onwaarschijnlijk, dat Vliet ook
een strategische rol speelde in de verdedi-
ging van het Sticht.
Voor wat betreft de datering van de
donjon moet gewezen worden op het ver-
drag uit 1352 tussen de bisschop en de
stad Utrecht, waarbij overeengekomen
werd versterkingen in het Sticht tegen te
gaan. Vermoedelijk dateert de donjon uit
de periode van voor dit verdrag' . In te-
genspraak met deze aanname lijkt een lee-
nakte uit 1356, waarbij een stuk grond
wordt genoemd, gelegen tussen de zijd-
winde (van Zevenhoven) en de Vliethoeve:
het daartussen gelegen huis te Vliet wordt
niet vermeld, hetgeen mogelijk betekent,
dat het toen nog niet bestond'7 i^ het
midden van de i6e eeuw is door een
j. Gezicht op
huis te
Vliet,gezien
vanaf het wes-
ten door
J. Schoute.
MCS/819,
KHU, Den
Haag
214
-ocr page 214-
een strakke symmetrie, waardoor het eer-
der een 17e dan i6e eeuwse verschijning
had. De verdiepingen werden toegankelijk
gemaakt door een aan de achterzijde ge-
bouwde traptoren, die met een achtkantig
bovendeel en een koepeldak boven het
huis uitstak. Deze traptoren werd wellicht
gebouwd op resten van een bestaande 15e
eeuwse traptoren. Het onderste gedeelte
van de traptoren is althans uitgevoerd in
laat-middeleeuwse moppen. Een tekening
uit 1627 toont ons voor het eerst het huis
in deze vorm^^. De ingang van het huis
was naast de traptoren aan de huidige ach-
terzijde. Deze ingang was waarschijnlijk
niet bedoeld als toegang vanaf de nabij ge-
legen Achterdijk, die in die periode in ge-
bruik was voor 'vrachtverkeer' . Bezoe-
kers van het huis dienden vanaf
Lopikerkapel een van de lanen langs de
buitensingels af te rijden, totdat men - na
het huis gepasseerd te zijn - toegang had
tot het voorplein van het huis. Nadat de
Fransen in 1672 het huis geweld hadden
aangedaan - gemeld werd dat het huis 'te-
nemael is verdorven' - vond in het laatste
decennium van de 17e eeuw een opwaar-
dering plaats, waarschijnlijk door
Joriphaes Vosch van Roelingsweert. De
ingang van het huis werd naar de zuid-
kant verplaatst en het vroegere voorplein
werd gedeeltelijk met bomen beplant. Op
het nieuwe voorplein werden ter weerszij-
den van de oprijlaan bomen geplant, voor-
namelijk eikebomen. Ook langs de bui-
tensingels stonden langs de lanen - de
Oost-, West en Noordlaan - eikebomen.
De achter het huis gelegen tuinen tus-
sen de singels waren door watergangen in
drie gelijke stukken verdeeld. In het ge-
deelte het dichtst bij het huis lag een vij-
ver. Ten oosten van het huis was een bos
van eiken en elzen, dat naar het stervor-
mig lanenpatroon daarin het 'Sterrebos'
genoemd werd ^ Tegelijk met de omke-
ring van het huis verrezen bijgebouwen
ter weerszijden van het nieuwe voorplein.
Achter beide bijgebouwen, die later wer-
den aangeduid als koetshuis en orangerie,
werden duiventillen geplaatst. De Noten-
laan, die als zicht-as naar de Lekdijk is
aangelegd, stamt waarschijnlijk ook uit
6. Het huis
in 1745 ge-
zien vanuit
het zuiden op
een tekening
van Jan de
Beijer. Het
16e eeuwse
ontwerp van
dit gebouw
kent - met
uitzondering
van de plaats
van de hoofd-
ingang - een
strakke sym-
metrie.
215
-ocr page 215-
deze periode. Hij werd aanvankelijk aan-
geduid als 'Voorlaan' en was oorspronke-
lijk aangelegd als eikebomenlaan. Een
aanbouw aan de zuidkant van de traptoren
werd vervangen door een plateau, van
waaraf men een riant uitzicht had op de
omgeving. Tussen 1730 en 1744 werden
de Vlaamse gevels vervangen door dakka-
pellen en werd het bovenste deel van de
toren veranderd in een klokketoren. In
1745 werd de brug over de gracht veran-
derd. Tot het begin van de negentiende
eeuw bleef het huis in deze vorm bestaan.
In het eerste kwart van die eeuw moet een
grote bouwkundige ingreep hebben
plaatsgehad. De bronnen spreken elkaar
tegen over de precieze datum daarvan.
Het Aardrijkskundig Woordenboek van
Van der Aa, meldt, dat het het huis in 1815
grotendeels werd afgebroken . Behalve,
dat getwijfeld kan worden aan het jaartal,
lijkt ook het voorkomen van i6e eeuwse
bouwsporen tot in het plafond van de eer-
ste verdieping in tegenspraak met een
grootschalige afbraak. Bovendien meldde
diezelfde Van der Aa nog in 1847 ^^^ het
huis 'een sierlijke vertooning maakt door
den fraaijen koepeltoren, die uit het dak
7. Het huis in
maart
1937,
vanuit het zui-
den. De vorm
dateert uit het
midden van de
ige eeuw. We
zien het ge-
houw na de
verkoop toen
bomen en
struiken op het
voorterrein
werden geveld.
(RdMz 17.417)
S. De tweede^
woonlaag is in
ig]y we^ehro-
ken, waarna
het dak een ver-
dieping omlaag
is gebracht; foto
uit ig66.
(RdMz 108.227)
216
-ocr page 216-
rijst'^^ Een andere bron meldt, dat d? in-
korting van het huis in 1826 heeft plaats-
gevonden '^. Tevens werden in dat jaar de
zware eiken langs de laan tussen het huis
en de Lekdijk gerooid. Ondanks onzeker-
heid over de datum van de ingreep is dui-
delijk dat het huis is ingekort door afbraak
van het zuidelijk gedeelte van de i6e
eeuwse westvleugel. Alleen het noordelijk
gedeelte van deze vleugel, met daarin de
keuken, bleef staan. Op begane grond-ni-
veau is nog een 19e eeuwse keuken aan-
wezig. De reden voor de afbraak was ver-
moedelijk, dat de westvleugel op de vul-
ling van de oorspronkelijke gracht was ge-
bouwd en ten gevolge daarvan is gaan ver-
zakken. In 1856 onderging het huis een
grote verbouwing. De westelijke vleugel
werd gecompleteerd. Deze werd één tra-
vee korter dan de oude vleugel, zodat het
gebouw de afmeting van ongeveer
17,9x12,8 meter verkreeg. Er kwam een
nieuw dak, een nieuwe voorgevel en een
nieuwe ingangspartij. De brug over de
gracht was waarschijnlijk al eerder verval-
len^^ In het derde kwart van de 19e eeuw
werd het interieur aan de eisen van die tijd
aangepast. Op de eerste verdieping zijn
nog diverse 19e eeuwse schouwen en an-
dere elementen uit deze tijd aanwezig. In
1937 maakte de toenmalige eigenaar van
het huis een bouwplan, waarbij het ge-
deelte van het huis boven de eerste verdie-
ping zou worden gesloopt, en waarbij het
dak vervangen zou worden door een plat
dak.
Het werd een iets minder rigoureuze
ingreep: de tweede verdieping werd weg-
gebroken en het bestaande dak werd een
verdieping omlaag gebracht. De reden
hiervan moet gezocht worden in de ge-
brekkige bouwtechnische constructie: de
muur tussen de beide oostelijke vleugels,
waar de zakgoot en de kapconstructie op
rustte, was niet gefundeerd. Eén balk
moest de helft van het totale gewicht van
twee verdiepingen en de kap opvangen.
Door wegneming van één verdieping is
geprobeerd dit gewicht te verminderen.
Voorts werd het gewelf van de donjon ge-
deeltelijk uitgebroken. Inwendig werd het
gebouw verder geschikt gemaakt voor be-
woning door meerdere gezinnen. De
orangerie werd in hetzelfde jaar onher-
kenbaar verbouwd. Het huis heeft sinds
enkele tientallen jaren hoofdzakelijk een
bedrijfsfunctie. Gaandeweg zijn de grach-
ten gedempt en zijn tegen het huis be-
drijfsgebouwen geplaatst. Sinds 1992
wordt gewerkt aan restauratieplannen
voor dit huis, dat ondanks grootschalige
verbouwingen in de loop der eeuwen nog
steeds in ruime mate sporen draagt van
een al meer dan 600 jaar durende ge-
schiedenis.
Noten
1.    H.J.A. Berendsen, blz. 151
2.    S.W.A. Drossaers, tweede deel, 2, regest 381.
3.    A.J. Maris, blz. 208.
4.    Johan van de Water, derde deel, blz. 149,150.
5.     S. Muller Fz., 1896, nr. 333.
6.   J.C. Kort, 1988, blz. 404 (1326) en 405 (1316).
7.    Opvallend is, dat ongeveer in dezelfde periode een
lid van dat geslacht, Gerrit van Vliet, eveneens
gehuwd was met een dochter van de heer van
Asperen: P.L. Muller, blz. 129 (1324).
8.    J.W. Berkelbacht van der Sprenkel, blz. 177 (1320);
P.L. Muller, blz. 66 (1316).
9.    B.M. de Jonge van Ellemeet, inv.nr. 597.
10.  S. Muller Fz., 1891, blz. 673.
In 1985 zijn er op het terrein van de hofstede op-
gravingen verricht (2). Daarbij bleek de hofstede
te hebben bestaan uit een ommuurde binnen-
plaats van circa 41.00 x 20.00 meter, met in een
hoek een stenen kamer van ruim 6.00 x 5.00
meter binnenafmeting. Het geheel was omgeven
door een 11 meter brede gracht, ver/olgens ver-
moedelijk een aarden wal en een buitengracht.
Er werden leitafeltjes gevonden, met daarin ge-
krast fragmenten van oorkonden, waaronder la-
tijnse, en fragmenten van notenschrift met een
liedtekst. De vondsten dateren alle uit de periode
tussen het begin van de 14e en het eind van de
15e eeuw. Zie: R.J. Ooyevaar, Huis te Vliet en
Hofstede te Vliet in Lopikerkapel, Uitgave van de
Werkgroep Behoud Lopikerwaard, rapport nr. 9,
IJsselstein, 1988.
                                  .
n. J.C. Kort, 1986, blz. 276.
12.   S. Muller Fz., 1891, blz. 673.
13.   Johan van de Water, eerste deel, blz. 281.
14.   Nieuw Nederlands Biografisch Woordenboek,
deel I, blz. 519-523.
217
-ocr page 217-
15.  Het bouwhistorische verhaal steunt grotendeels
op de gewaardeerde uitleg van ir. CO. Bouwstra.
16.  S. Muller Fz., 1906, inv. nr. 175.
17.  J.C. Kort, 1988, blz. 405.
18.  A.J. Maris, blz. 209 en 210. In: Tegenwoordige
staat der vereenigde Nederlanden, twaalfde deel,
blz. 172 wordt genoemd dat de Van Hemerden
het huis in 1562 wegens schulden ten gevolge
van de verbouwing moesten verkopen.
19.  B.M. de Jonge van Ellemeet, 1935, inv. nr. 933, f.
120-121. Op een kaart in het kapittel van St.
Marie uit 1606, inv.nr. 752, f. 18, bevindt zich
eveneens een afbeelding van het huis, maar deze
is later toegevoegd.
20.  Vermelding op een kaart in het kapittel van St.
Marie uit 1606, inv.nr. 752, f. 18.
21.  Een beschrijving van tuinen en bijbehorende la-
nen en geboomte vanaf circa 1700 is te vinden
in: P.W.A. Broeders, blz. 126-142.
22.  A.J. Van der Aa, 1848, blz. 760,
23.   A.J. van der Aa, 1847, blz. 65.
24.  Aldus een aantekening van J.W.A.B. Barchman
Wuytiers, die in 1836 eigenaar van het huis
werd. Geciteerd in: Broeders, blz. 136.
25.   De zuid-oostelijk hoek van de gracht was tussen
1790 en 1824 gedempt. De verbouwdatum is
ontleend aan een stenen gedenkplaat, die vroe-
ger in de muur van het huis was ingemetseld,
vermeld door J. Belonje, blz. 89
Literatuur
-  A.J. Van der Aa
Aardrijkskundig Woordenboek der Nederlanden, 12 de-
len, Gorinchem,
iSjg-jSji, deel u, 1848, heruitgave
door de Europese Bibliotheek, Zalthommel,
1980.
-  A.J. VAN DER Aa
Beschrijving van den Krimpenrewaard en den
Lopikerwaard, Schoonhoven,
1847, heruitgave door de
Europese Bibliotheek, Zaltbommel,
1968.
-  J. Belonje
'Dat Huys ten Vliete' in het Nederkwartier, In:
maandblad van Oud-Utrecht,
1969, blz. 88-go.
H.J.A. Berendsen
De genese van het landschap in het zuiden van de pro-
vincie Utrecht (Utrechtse geografische studies 2^),
Utrecht,
1982.
-  J.W. BERKELBACHT VAN DER SPRENKEL
Regesten van oorkonden betreffende de bisschoppen
van Utrecht uit de jaren
1301-1340, Utrecht, 1937.
-  P.W.A. Broeders
Kasteel-, Buiten en Boerentuinen in de Lopikerwaard,
uitgave van de Stichting Werkgroep Behoud
Lopikerwaard, Waardenreeks deel 4, IJsselstein,
3992,
blz. 126-142.
■  S.W.A. Drossaers
Het archief van den Nassauschen domeinraad, Den
Hoog, 1955.
-  B.M. DE Jonge van Ellemeet
manuscript-inventaris van het archief van het kapittel
van St. Marie, Utrecht,
1937.
-  B.M. DE Jonge van Ellemeet
manuscript-inventaris van het kapittel van
Oudmunster, Utrecht, i<)}y
■  J.C. Kort
Repertorium op de lenen van de hofstede Vianen, in:
Ons Voorgeslacht,
19S6.
-  J.C. Kort
Repertorium op de lenen van de hofstede Amstel, 1236-
1650, in: Ons Voorgeslacht, 1988.
-  A.J. Maris
Repertorium op de Stichtse Leenprotocollen uit het
landsheerlijk tijdvak, deel
/, de Nederstichtse leenacten,
1394-1381, 's-Gravenhage, 1956.
-   P.L. Muller
Regesta Hannonensia, lijst van oorkonden betreffende
Holland en Zeeland uit het tijdvak der regeering van
het Henegouwsche Huis, i2g()-i^4^, die in het charter-
boek van Van Mieris ontbreken, Den Haag, 1881.
■  S. Muller Fz.
Registers en rekeningen van het bisdom Utrecht, 1325-
1336, deel ƒƒ, Den Haag, 1891.
■   S. Muller Fz.
Bijdragen voor een oorkondenboek van (tet Sticht
Utrecht, Regesten van het archief der stad Utrecht,
Utrecht, i8g6.
■  S. Muller Fz.
Catalogus van het archief der bisschoppen van Utrecht,
Utrecht,
1906.
Nieuw Nederlands Biografisch Woordenboek deel I,
Leiden,
1911.
-  R.J. OOYEVAAR
Huis te Vliet en Hofstede te Vliet in Lopikerkapel,
Uitgave van de Werkgroep Behoud Lopikerwaard, rap-
port nr.
9, IJsselstein, ig88.
■  Tegenwoordige staat der vereenigde Nederlanden,
twaalfde deel, Amsterdam 1772.
JOHAN VAN DE WATER
Groot Placaatboek van Utrecht, 3 delen, Utrecht, 1729.
218
-ocr page 218-
'....BI DER HOLEN....';
HET KASTEEL HUIS TER HEUL BIJ LOPIK
door mr. C.G.M. Noordam
wijk was in 1382 getrouwd met een zekere
Jan van Herlaar. De Van Herlaars behoor-
den tot de Brabantse adel, maar hadden
zich gaandeweg ook buiten Brabant gema-
nifesteerd. In het nabij Ter Heul gelegen
Ameide waren zij al in het derde kwart
van de 13e eeuw aanwezige. De naam Jan
komt bij de Van Herlaars in de 14e eeuw
veelvuldig voor; Deze Jan van Herlaar was
een Van Herlaar van Meerwijk . Jan van
Herlaar en Agnes van Oosterwijk kregen
tenminste vier zonen en een dochter. Aan
de oudste zoon. Jan, viel Ter Heul toe.
Deze noemde zich voortaan Jan van
Herlaar van der Heul. Behalve Ter Heul
had hij verder bezittingen in de
Alblasserwaard en de Bommelerwaard^.
In de oorlog, die vanaf 1401 woedde tus-
sen Arkel en Holland stonden Jan van
Herlaar van der Heul en zijn drie broers
aanvankelijk aan de kant van de heer van
Arkel. Zij waren daarmee vijanden van de
stad Utrecht, want die steunde de graaf
van Holland in deze oorlog. Als uitvloeisel
van deze partij tegenstelling verwoestten
troepen van de stad Utrecht het kasteel
Ter Heul, en wel voor begin april 1407. Na
dat tijdstip liepen de gebroeders Van
Herlaar met andere aanzienlijken in het
land van Arkel over naar de graaf van
Holland en leverden hem de stad
Gorinchem over'°. De graaf beloonde hen
daarvoor. Jan van Herlaar van der Heul
kreeg een grote geldsom in het vooruit-
zicht gesteld en de toezegging, dat de
Het kasteel huis Ter Heul was gelegen
in Lopik, ten noorden van de Lopiker
Wetering en ongeveer halverwege tussen
Lopik en Lopikerkapel, kort voor het punt,
waar de Achterdijk op de Lopikerweg oost
uitkomt.
Geschiedenis
In 1338 wordt Ter Heul voor het eerst
vermeld '. Het was een leen van de heren
van Blois. Leenman was ridder Koen van
Oosterwijk. Het jaartal 1338 kan de stich-
tingsdatum van het kasteel geweest zijn.
Bepaald werd, dat het een 'open huis'
diende te zijn. De leenheer diende er dus
in geval van oorlog soldaten te kunnen le-
geren. Hiermee wordt duidelijk, dat Ter
Heul versterkt en verdedigbaar is geweest.
In 1334 wordt Koen van Oosterwijk ge-
noemd als baljuw en rentmeester van
Schoonhoven en Gouda^. Hij was ge-
trouwd met Ada uit een onbekend ge-
slacht. Al in 1338 werd bepaald, dat Ter
Heul aan hun oudste dochter, Agnes, zou
toevallen3. In juni 1349 werd Koen van
Oosterwijk in de strijd bij Schoonhoven
tussen Holland en de bisschop door de
bisschop gevangen genomen, zodat hij
moest worden losgekocht 4. In datzelfde
jaar op 22 november gaf zijn vrouw aan
Agnes een lijftocht op het goed, zodat zij
in ieder geval van inkomsten voorzien zou
zijn5. In 1363-1364 was Koen van Ooster-
wijk baljuw en rentmeester van Texel en
Vlieland . Zijn dochter Agnes van Ooster-
" Dit artikel
is een bewer-
king van het
artikel dat in
igg^ in het
Utrechts kas-
telenhoek zal
verschijnen.
219
-ocr page 219-
f^s^f:^
woesting van Ter Heul van de stad
Utrecht een levenslange lijfrente van 100
gulden per jaar. De gebroeders Van
Herlaar bezegelden gezamenlijk een ver-
klaring, waarin zij het akkoord aanvaard-
den en waarmee een eind kwam aan 'alre
veten, rove, herne, doetslage, vangnissen, twist
en sceele die tot desen dage toe geweest heb-
hen'^"^. Uit niets blijkt, dat Ter Heul vervol-
gens weer is opgebouwd. Als woonplaats
had Jan van Herlaar van der Heul het ove-
rigens niet nodig, omdat hij over het huis
Oosterwijk beschikte. Het leen Ter Heul
kwam aan de vrouw van Jan van Herlaar,
Margaretha van Gent, als genoegdoening
voor het feit, dat hij haar bruidschat van
800 kronen voor eigen gebruik had aan-
gewend . Daarna kwam het aan haar fa-
mihe en vervolgens aan diverse andere fa-
milies.
Het kasteel
De gronden tussen de Achterdijk en de
Lopikerweg werden in de 14e eeuw aange-
duid als 'de Hoogten'. Deze naam geeft
een goede indicatie voor de gesteldheid
van het terrein, waarin niet alleen Ter
Heul, maar ook het huis te Vliet en de hof-
stede te VHet waren gelegen. Ter Heul
ontleende zijn naam aan een heul (water-
gang, duiker), waarmee het water van de
Hoogten onder de dijk van de Lopiker
graaf Ter Heul zou laten herbouwen of de
herbouw met een geldsom zou afkopen.
Voorts kreeg hij de hoge heerlijkheid
van zijn huis en hofstede te Oosterwijk bij
Leerdam, met de ambachtsheerlijkheid
van het dorp en andere goederen en rech-
ten ter plaatse in leen. Deze goederen had
hij eerder van de heer van Arkel in leen
had gehouden". In 1408 kregen Jan en
zijn broer Arend het kapiteinschap van
Leerdam opgedragen'^. De nakoming van
de geldelijke beloften liet echter zeer lang
op zich wachten, pas na 1410 werd er uit-
voering aan gegeven'^. Ter Heul is waar-
schijnlijk niet opgebouwd'4. Hoewel Jan
van Herlaar en zijn drie broers in april
1408 in de stad Utrecht waren, werd het
conflict over de verwoesting van Ter Heul
niet opgelost^5_ jan van Herlaar liet zich
tot 1416 niet meer in Utrecht zien, maar
viel ondertussen wel Utrechtse burgers
lastig die zijn pad kruisten. In 1415 gebood
de graaf van Holland, dat hij de burgers
van Utrecht in Holland niet zou 'bescadi-
gen, noch misdoen aen live noch aen goe-
de' . Het conflict over de verwoesting van
het huis Ter Heul, de bijbehorende boer-
derij en de boomgaarden werd in 1416 be-
slecht. Hendrik van Vianen trad daarbij
op als arbiter. Jan van Herlaar van der
Heul kreeg als compensatie voor de ver-
Fragment
van kaart
van de
Lopikenvaard
door D.W.C.
Hattinga uit
1773.
De Heul,
waaraan het
kasteel zijn
naam ont-
leent staat
hierop aange-
geven.
220
-ocr page 220-
Noten
1.    J.C. Kort, 1985, leenkamers van de graven van
Blois, blz. 506.
2.    S. Muller Fz., i8g6, regest nr. 189. Niet geheel
uitgesloten is echter, dat zijn vader wordt be-
doeld, die ook Koen heette: G. de Moor, blz. 178.
3.    J.C. Kort, leenkamers van de graven van Blois,
1985, blz. 506, 507. Koen van Oosterwijk en Ada
hadden tenminste twee zoons en twee dochters:
G. de Moor, blz. 182.
4.    H. Bruch, 1982, blz. 105. Ook hier kan niet wor-
den uitgesloten, dat zijn gelijknamige vader
wordt bedoeld.
5.    J.C. Kort, leenkamers van de graven van Blois,
1985, blz. 507.
6.   G. de Moor, blz. 178.
7.    J. Kuys, blz. 381.
8.   Hoge Raad van Adel, Collectie Van Spaen, inv. nr.
182, deel XII; Collectie Snoukaert van
Schauburg, inv. nr. 2014, blz. 8.
g. M.G. Wildeman, blz. 11 en 12: in 1404 verkocht
Jan van Herlaar zijn goederen en rechten te
Blokland; A.M.C, van Asch van Wijck, blz. 360:
Jan van Herlaar van der Heul bezat in de
Bommelerwaard ondermeer het dagelijks ge-
recht van Delwijnen en het halve gerecht van
Kerkwijk met bijna 100 morgen land en inkom-
sten van tijns. Naar schatting leverden zijn
Geldersen bezittingen hem in vredestijd zo'n
800 gulden per jaar aan inkomsten op. Zie hier-
bij ook J.C. Kort, 1985, leenhoven van de heren
van Vianen, blz. 424 en 429.
10.  H. Bruch, 1931, blz. 67 e.v.
11.   F. Van Mieris, deel IV, blz. 53; J.C. Kort, 1984, blz. 275.
12.  F. Van Mieris, deel IV, blz. 115.
13.   J.A.M.Y. Bos-Rops, blz. 132; M.J. Waale, blz. 128.
14.  Weliswaar is er in 1413 sprake van het herstel van
de ingestorte Lekdijk tussen Jaarsveld en 'de hofste-
de van de heul', maar hieruit blijkt niet, dat Ter Heul
was hersteld: S.W.A. Drossaers, regest nr. 625.
15.   S. Muller Fz., Utrecht, 1893, inv. nr. 16,
Buurspraakboek 1408, folio 97.
Wetering werd doorgevoerd en op die we-
tering werd gebracht. Al in 1321 werd deze
heul genoemd'9. in de onmiddellijke na-
bijheid daarvan lag een stuk grond van de
Duitse Orde, waarvan de ligging in 1389
met 'bi der holen' werd aangeduid^". Bij
Ter Heul behoorde 26 morgen land, onge-
veer 22 hectaren^^ De plaats van dit stuk
land kon bepaald worden door combinatie
van gegevens uit het leenregister met ge-
gevens uit kohieren van het oudschild-
geld, waarin overigens van 25 morgen
sprake is, en de vroegste kadastrale gege-
vens.
Het betreft een langwerpig stuk land,
dat zich vanaf de Lopiker Wetering in
noordelijke richting uitstrekt tot de ir.
F.E.D. Enschedeweg, de vroegere land-
scheiding met Benschop. Het gedeelte
hiervan, dat gelegen is tussen de Achter-
dijk en de Lopiker Wetering, direct ten
oosten van de nog aanwezige heul, komt
het meest in aanmerking als kasteelplaats.
Tot nu toe is dit echter nog niet bevestigd
door vondsten in het terrein. Ten aanzien
van de vorm van het kasteel zijn slechts
gissingen mogelijk. Waarschijnlijk be-
stond het uit een eenvoudige woontoren,
vergelijkbaar met de oudste bouwfase van
het nabij gelegen huis te Vliet. De heul
heeft wellicht deel van de omgrachting
uitgemaakt.
Oudste kada-
strale kaart,
ca. 1820, van
het terrein,
dat tot het
kasteel Ter
Heul behoor-
de (detail).
-ocr page 221-
i6. F. Van Mieris, deel IV, blz. 352.
17.   S. Muller Fz., Utrecht, 1893, inv. nr. 32,
Memoriale Tijlmanni, folio 50-52.
18.  J.C. Kort, leenkamers van de graven van Blois,
1985, blz. 507.
19.  R. Fruin Th. Azn., 1892, inv. nr. 477, in oorkon-
de betreffende het graven van een watergang ten
behoeve van Jaarsveld en Wielreveld: 'die
Hoechten in Lopyck, ghemerkei van der Zydwynde
gheleghen an dat Oude lant ter huelen toeghelegen
tusschen den Watersloet ende Lopyckerdyck'.
20. P.J.C.G. van Hinsbergen, inv. nr. 1092.
21.  vermelding uit 1399: J.C. Kort, 1985, leenkamers
van de graven van Blois, blz. 506.
Literatuur
-  A.M.C. VAN ASCH VAN Wl|CK
Nadere oorkonden uit het archief van Buren, in: Codex
Diplomaticus Neerlandicus, Verzameling van
Oorkonden betrekkelijk de Vaderlandsche
Geschiedenis, uitgegevens door het Historisch
Genootschap, gevestigd te Utrecht, tweede serie, derde
deel, Utrecht,
1855.
-  J.A.M.Y. Bos-ROPS
Graven op zoek naar geld, Hilversum, 1993.
-  H. Bruch
Dirck Franckensz. Pauw, Kronijcke des lants van
Arckel ende der stede van Gorcum, z.p.,
1931.
-  H.Bruch
Johannes de Beke, Croniken van den Stichte van
Utrecht ende van Hollant, Rijks Geschiedkundige
PuUicatiën, Grote Serie, nr.
180, Den Haag, 1982.
■  S.W.A. DROSSAERS
Het archief van den Nassauschen Domeinraad, 2e
deel, deel 2, Den Haag, ig^y
■  R. Fruin Th. Azn.
Inventaris van het archief der gemeente IJsselstein van
de oudste tijden tot de invoering van het Fransche be-
stuur, in: Verslag omtrent de oude gemeente-, water-
schapsen veenderijarchieven in de provincie Utrecht,
Utrecht, i8g2.
■  P.J.C.G. VAN Hinsbergen
Inventaris van het archief van de ridderlijke Duitsche
Orde Balijevan Utrecht
1200-jSn, Utrecht, ig^^/ig82.
-   Hoge Raad VAN Adel
Collectie Van Spaen en Collectie Snoukaert van
Schauburg.
■  J.C. Kort
Leenhoven van de heren van Vianen, 12^2-1666, in:
Ons Voorgeslacht,
1985.
-  J.C. Kort
Leenkamers van de graven van Blois, 12S2-1650, in:
Ons Voorgeslacht, igS^.
■  |.C. Kort
Repertorium op de lenen van de hofstede Arkel in het
land van Arkel, 126^-16^0, in: Ons Voorgeslacht,
1984.
-   J. KUYS
De Herlaars: van Brabantse tot Gelderse adel, in:
Tijdschrift voor Geschiedenis,
igSo.
■  F. VAN Mieris
Groot Charterboek der graaven van Holland, Zeeland
en heeren van Vriesland, 4 delen, Leiden,
1753-1756.
-  G. DE Moor
Het cisterciënzerklooster Leeuwenhorst (1261-1^74) en de
familie Van Poelgeest, in: De Nederlandsche Leeuw, ig88.
■   S. Muller Fz.
Catalogus van het archief {van de stad Utrecht), ie af-
deling, 1122-t^yy, Utrecht,
1893.
-  S. Muller Fz.
Regesten van het archief der stad Utrecht, Utrecht, 1896.
-  M.j. WaalE
De Arkelse oorlog 1401-1412, een politieke, krijgskundi-
ge en economische analyse, Hilversum,
1990.
-  M.G. Wildeman
Het geslacht Brandwijk van Blokland, in: De
Nederlandsche Leeuw,
1896.
Bank:
Postbank, nr.: 4074718
Redaktie:
B. Rietveld, Meerenburgerhorn 10, 3401 CD
IJsselstein.
Donateurs ontvangen het periodiek (4 uitga-
ven per jaar) en worden op de hoogte gehou-
den van de activiteiten. Nieuwe donateurs
kunnen zich aanmelden bij de penning-
meester waar tevens mutaties kunnen wor-
den doorgegeven. Voor inwoners van IJssel-
stein bedraagt de contributie minimaal f 20,-
(voor bedrijven f30,-) per jaar. Voor hen die
buiten IJsselstein gevestigd zijn bedraagt de
contributie f26,50 resp. f36,50. Losse num-
mers kunnen, voor zover voorradig, a f7,50
bij het secretariaat worden besteld. Voor dub-
belnummers
is de prijs f 10,-.
i®,
Stichting
Historische Kring
IJsselstein
De SticJiting Historische Kring IJsselstein is
in 1975 tot stand gekomen en stelt zich het
volgende als doel:
De belangstelling wekken voor de geschiedenis in
het algemeen en voor die van IJsselstein en de
Lopikerwaard in het bijzonder.
Dagelijks bestuur:
Voorzitter: L. Murk, tel: 03408-81627.
Secretariaat: C.J.H, van Dijk-Westerhout,
Omloop West 42, 3402 XP IJsselstein, tel:
03408-83699.
Penningmeester: W. J. van Vliet, J.W. Friso-
laan 7, 3401 AX IJsselstein, tel: 03408-81660.
222
-ocr page 222-
Stilstaan bij '50 jaar vrijheid'.
Dankzij de gezamenlijke inspanningen van de Historische Kring IJsselstein
en het Stadsmuseum zijn veel feiten en meningen betreffende de bezettingstijd
in IJsselstein aan het licht gekomen. Deze publikatie en de tentoonstelling
'50 jaar vrijheid, IJsselstein in bezettingstijd' zijn daarvan de neerslag en zij
betekenen een belangrijke aanvulling voor de geschiedschrijving van
IJsselstein. Ik wil de Beheerscommissie van het Stadsmuseum, het Bestuur van
de Historische Kring en de werkgroep Tweede Wereldoorlog danken voor hun
onderzoeksresultaten en de wijze waarop zij die hebben gepresenteerd.
Het initiatief om een publikatie en een tentoonstelling te verzorgen met het
thema van de bezettingstijd in IJsselstein is een prachtig gebaar in het kader
van 50 jaar vrijheid. Het zal voor de IJsselsteiners die de oorlog hebben meege-
maakt veel momenten van herkenning betekenen. Daarnaast zal het materiaal
wellicht een bijdrage leveren aan het historische besef van velen. Deze publika-
tie en de tentoonstelling laten nog eens zien dat de oorlog op talloze gebieden
vernietigend heeft huisgehouden en littekens heeft achtergelaten in het leven
van duizenden mensen in IJsselstein.
In zowel de publikatie als de tentoonstelling worden vijf thema's behandeld:
het plaatselijk bestuur, de arbeidsinzet, de inundatie, de hongerwinter en de
bevrijding. Het zijn met name de kleine details van die harde werkelijkheid, die
de meeste indruk achterlaten. Zoals de zorg om de voedselvoorziening. Dankzij
de risico's die velen wilden nemen kon genoeg meel worden verscheept om
IJsselsteiners van brood te kunnen voorzien. Of de zorg voor zieke vluchtelin-
gen, die in het Sint-Jozefziekenhuis werden ondergebracht.
Ik raad iedereen aan dit boekwerk te lezen. De verhalen leren ons dat de
bezettingstijd enerzijds werd beleefd als periode van schaarste, leed en angst
voor de bezetter, maar anderzijds ook gold als periode waarin positieve krachten
een belangrijke plaats innamen. Hiermee doel ik op de enorme krachtsinspan-
ning en het organisatievermogen van IJsselsteiners om in deze slechte tijd
elkaar te vinden en hulp te bieden. Aangezien wij nu inmiddels al weer 50 jaar
in vrijheid leven, mag dit zeker gevierd worden.
Drs. Th.E.M. Wijte, burgemeester van IJsselstein.
-ocr page 223-
Inhoudsopgave:
Matthijssen, M.A.J.M., De arbeidsinzet .............................225
L. Murk, Afvoer burgerbevolking ..........................................243
Matthijssen, M.A.J.M., Het plaatselijk bestuur in de
bezettingstijd
.........................................................................257
Murk L., De inundatie in de Lopikerwaard, ig44-ig4^ ........267
Peeters, K. en L. Murk, De centrale gaarkeuken te
IJsselstein ...............................................................................279
Uitgave 72/73 van de Stichting Historische Kring IJsselstein is tot standgeko-
men in samenv^^erking met het Stadsmuseum IJsselstein bij gelegenheid van
'50 jaar vrijheid'; april 1995.
-ocr page 224-
De Arbeidsinzet
Lotgevallen van achttien IJsselsteiners in Duitsland, 1942-1945.
door dr. M.A.J.M. Matthijssen
Inleiding
De gedwongen arbeidsinzet in Duits-
land is een van de meest ingrijpende
maatregelen, waaraan de Nederlandse be-
volking in de bezettingstijd is blootge-
steld. Door de gehele oorlogsperiode heen
is meer dan een half miljoen Nederlan-
ders in Duitsland tewerkgesteld, 531.000
volgens het Centraal Bureau voor de
Statistiek (Sijes, 625). Voor de gemeente
IJsselstein bedraagt dit aantal minstens
450 personen (waaronder ongeveer 50
vrijwilligers); dat is omgerekend meer
dan een kwart (minstens 28 %) van de
beroepsbevolking. Dit is alleen al getals-
matig een zware ingreep geweest in het
leven van alledag. De meeste IJsselsteinse
gezinnen moeten er mee te maken heb-
ben gehad; en onder de arbeidersbevol-
king nagenoeg elk gezin. Het sociale en
economisch leven in IJsselstein is in de
loop van de bezettingsjaren meer en meer
ontwricht geraakt door de afwezigheid
van jonge mannen.
Het vertrek naar Duitsland is niet in
alle gevallen gedwongen geweest. Zeker
in de eerste oorlogsjaren werd er over het
algemeen niet negatief aangekeken tegen
werken in Duitsland. Dat kwam door de
hoge werkloosheid, die toentertijd talloze
gezinnen teisterde. Eind mei 1940 was
het aantal ingeschreven werklozen geste-
gen tot een niveau van 325.000. Later
kwamen daar nog eens zo'n 70.000 gede-
mobiliseerde militairen bij (Sijes, 77). Dit
staat in schrille tegenstelling tot de situ-
atie in Duitsland, dat al jaren een econo-
mische opbloei kende. Werken in
Duitsland bood in de eerste oorlogsjaren
velen dan ook een oplossing voor de leeg-
te van het werkloos bestaan, en voor de
armoede thuis. Om die reden werkte de
Nederlandse overheid aanvankelijk van
harte mee aan de Duitse roep om Neder-
landse arbeiders. Sterker nog: werkweige-
ring in Duitsland werd door de overheid
bestraft met stopzetting van de werkloos-
heidsuitkering, zo blijkt uit een circulaire
van 25 juni 1940 van het ministerie van
Sociale Zaken aan de gemeentebesturen;
en de arbeidsbureaus hadden nadrukke-
lijk de opdracht om de arbeidsbemidde-
ling naar Duitsland te bevorderen (Sijes,
84).
De medewerking van de Nederlandse
overheid aan tewerkstelling in Duitsland
kwam in de loop van 1941 steeds sterker
onder druk te staan van protesten uit de
bevolking. De eerste aanzet daartoe was
de roemruchte februaristaking op 25 en
26 februari 1941 in Amsterdam. In maart
1942 werd de medewerking door het
Ministerie van Sociale Zaken en de
arbeidsbureaus beëindigd. Daarmee
begon een periode van gedwongen
tewerkstelling door de Duitse autoritei-
ten, die geleidelijk steeds grimmiger vor-
men aannam. In 1942 en begin 1943 kre-
gen bedrijven periodiek de opdracht om
225
-ocr page 225-
pen - en een eenvoudige mondvoorraad
zoals bonen en erwten) konden meevoe-
ren. Deze koffer was, zo blijkt uit de tel-
kenmale gedane verzuchting, loodzwaar
en nauwelijks te dragen; maar iets anders
hadden zij niet (zie foto).
Hierna volgt een samenvatting van
hun verhalen, in chronologische volgorde.
een zeker aantal arbeidskrachten te 'leve-
ren'. Toen dat niet meer werkte werden
hele jaargangen verplicht om zich te mel-
den; en toen ook dat niet meer werkte -
najaar 1943 - nam de bezetter zijn toe-
vlucht tot razzia's, waarbij jonge mensen
van straat werden opgepikt. Over de ver-
plichte tewerkstelling in Duitsland vanaf
april 1942 gaat dit artikel.
Over de lotgevallen van de in Duitsland
tewerkgestelde arbeiders is weinig
bekend (Sijes, 416). Het onderwerp is na
de oorlog min of meer doodgezwegen;
alsof men er zich voor schaamde. Er
bestaan dan ook meer vooroordelen over
dan goed gedocumenteerde inzichten; zo
ook de opvatting, dat Nederlanders die
daar werkten, min of meer vrijwillig de
vijand hadden geholpen ('Ze hadden toch
ook kunnen onderduiken'.).
Dit verslag is bedoeld om - althans voor
IJsselstein - dit gemis aan kennis een
beetje goed te maken. Ik heb daarvoor
achttien (willekeurig gekozen) IJsselstei-
ners die toentertijd in Duitsland werk-
zaam zijn geweest, uitvoerig geïnter-
viewd. Deze mensen zijn allen verplicht
uitgezonden in de periode waarin de
meeste verplichte zendingen plaats had-
den, tussen april 1942 en augustus 1943.
Dat dit ook voor IJsselstein de haussepe-
riode is geweest blijkt uit de mededeling
van de gesprekspartners, dat zij met een
of meer volle bussen uit IJsselstein naar
het station in Utrecht werden gebracht.
De achttien informanten werden samen
met vele anderen 'geleverd' door
IJsselsteinse bedrijven, overwegend de
meubelfabrieken. Zij allen waren daartoe
als ongehuwden aangewezen. De mees-
ten van hen waren 18 of 19 jaar (12 x), een
minderheid 20 of 21 (4 x) jaar oud; enke-
len tussen 25 en 28 jaar. Een aardige bij-
zonderheid is, dat de arbeiders uit de
meubelfabrieken door de fabriek in het
bezit waren gesteld van een houten koffer,
waarin zij hun schaarse bezittingen (kle-
ren, schoenen - een enkeling ook klom-
Vertrek en aankomst
Waarom hebben zij aan de oproep om
naar Duitsland te gaan gehoor gegeven.^
Desgevraagd geven allen ten antwoord,
dat zij geen enkele keuze hadden. Ook zij
die serieus overwogen hebben om onder
te duiken, durfden dat niet of wisten niet
hoe ze dat moesten aanpakken. Eén van
hen dacht dit te kunnen doen door zich op
het station aan de grens (Bentheim) in de
toilet te verstoppen. Maar toen hij - met
enkele anderen - de volgende dag het sta-
tion verliet, werden zij meteen door de
Duitse politie opgepakt en op de trein
gezet. Er was dus, althans in 1942 en de
eerste helft van 1943, geen ontkomen aan.
De meesten vonden het trouwens niet
eens zo erg. Daar waren verschillende
redenen voor. De meest genoemde reden
is, dat ze het best een spannend avontuur
vonden. Verschillende van deze jongens
hadden nog nooit in een trein gezeten en
waren niet verder dan Utrecht van huis
geweest. Niemand had nog veel van de
wereld gezien en de reis was voor hen een
sprong in het duister:
'.......om 10 uur verzamelen op de Plaats.
Dat was natuurlijk voor de ouders menig
traan. Toen werd onze naam afgeroepen om
plaats te nemen in de bus. Deken de Grijs
kwam afscheid nemen, dat was de herder van
de kerk, hij stak ons een hart onder de riem
met de woorden: hou al wat wijfis van je lijf.
'....... we wisten niets, we waren gewoon
dom, we wisten dat het oorlog was dat wel,
maar we wisten niet wat dat was';
'.........we prakkezeerden niet over de oor-
log';
'.........we hadden geen hekel aan de Duit-
226
-ocr page 226-
gens naar Köthe en naar Staszfuhrt of   Klaar voor de
naar Berlijn en plaatsen in de omgeving   reis naar
waaronder Basdorf Wilhelmshafen en    Duitsland.
Rehbrücke, naar Swinemünde en   Zonder enig
Ostwinde aan de Oostzee, naar Kassei,    idee wat hun
Andere treinen waren al eerder afgebogen   daar te wach-
naar het zuiden, naar Keulen en Siegen,   ten stond
naar Frankfurt en Offenbach. Dit zijn de   poseerden zij
bestemmingen van de IJsselsteinse   metdehouten
Duitslandvaarders, die ik ben tegengeko-    koffers in het
men. Zij werden vrijwel allemaal tewerk-    nette pak in de
gesteld in de oorlogsindustrie, de bouw   studio van de
van mijnenvegers in Swinemünde/-   fotograaf
Ostwinde, van vliegtuigen in de   Achteraan vlnr:
Junckerfabrieken, van onderdelen voor de   J. Nieuwenhui-
Vi's en Va's, de vervaardiging van wape-   zen,j. Schalk-
nen bij Mauser, van locomotieven en   wijk, P. Zijder-
pantserwagens bij Henschel, van staalpla-   veld en P. Rison.
ten voor de pantserwagens (de 'Tiger')in    Gehurkt links:
de hoogovens bij Siegen. Enkelen kwa-   j. van Os en
men terecht in industrieën die ogen-    rechts H.
schijnlijk niet direct met oorlogstuig te   Manschot.
maken hadden, zoals de eau de colognefa-
briek aan de Glockestrasze 4711 in Keulen
(daar maakten ze toen zeep voor de solda-
ten aan het front).
sers, toen nog niet, maar dat veranderde heel
snel onderweg; al dat geschreeuw van
'Schnell, Schnell', 'Heraus, Heraus', dat
geblaf tegen ons'.
'.......ik zag er tegen op, maar toch. Ik had
nog nooit zo lang in een trein gezeten, 24 uur
aan een stuk; ik keek mijn ogen uit, fantas-
tisch uitzicht. Toen we al twee dagen in
Kassei zaten, zag ik nog al die beelden vanuit
de trein'.
Er was nog een reden, vaak genoemd,
de armoede thuis.
'......daar heeft u geen voorstelling van hoe
dat was. Met twaalf mensen in één kamer en
nauwelijks te eten; barre armoede. We had-
den hier een loon van f 7,^0 per week; in
Duitsland kregen we DM.^o'.
Met volle bussen werden de aangewe-
zenen naar Utrecht gevoerd. Daar aange-
komen bleek het perron vol te staan met
reisgenoten uit andere plaatsen. De over-
volle trein voerde hen oostwaarts; waar-
heen was soms wel maar meestal niet
bekend. De treinen gingen alle kanten uit,
eerst naar Hannover en Dessau, vervol-
227
-ocr page 227-
Plaatsen in
Duitsland
waar
IJsselsteiners
te werk zijn
gesteld:
i.Swinnemün-
de/Osswinde
2. Berlin-
Basdotf
3. Berlin-
Rehhrücke
4.Berlin
yGuhen
6. Helmstedt
j.Staszfuhrt
S.Köthen
9. Nordhausen
10. Kassei
ii.Gelsenkirche
12. Keulen
13. Siegen
(Geisweid)
14. Cffenbach
15. Mainz
fabrieken en die kozen uit wat ze wilden. Zo
kwamen we bij Askonia Werke; die zeiden 'Ik
kan wel 20 Feinmechaniker gebruiken. Zo
werden wij er uitgepikt. Dat was vroeger een
bedrijf van fotoartikelen, nu overgeschakeld
op besturing van Vi en V2'.
Bij anderen ging het weer iets anders:
'....... we overnachtten in een barak in
Hannover, op planken. Mijn kameraad die
zei nog: 'slapen op planken, dat nooit'. Ik
De toewijzing van de arbeidsplaats had
meermalen veel weg van een veemarkt.
'....... het ergste was toen we bij Berlijn
aankwamen, in een soort doorgangslager in
Rehbrücke. Dat was net een soort markt
waar mensen verkocht werden. Zo'n ^00 d
600 Nederlanders, Fransen, Belgen enz. We
werden opgeroepen door luidsprekers, moest
je bij een bepaalde paal gaan staan per
beroep. Dan kwamen de directeuren van
228
-ocr page 228-
zeg, 'je doet maar, ik wil slapen, dus het zal
wel moeten'. De volgende dag gelijk door naar
Berlijn. Daar werden we opgewacht door een
vrouw, die riep namen af, die moesten bij
haar komen. Met zo'n 2^ man gingen we de
U-Bahn in - een paar raakten nog beklemd
tussen deuren die ineens dichtklapten - naar
de Mauser munitiefabriek. We kwamen daar
aan, geen station, we werden gedumpt in de
berm, en we moesten nog een heel stuk lopen;
ik weet niet hoe ver, maar ho, een heel
gesjouw met die koffer, en dan riep ze maar
'beëile, beëile' (opschieten, maar dat wist ik
toen nog niet). Tenslotte zijn we terecht geko-
men in een Lager met barakken, met zestien
man op een kamer, vrij nieuw met een koude
kraan en een gootsteen; geen douches.'
Leef- en arbeidsomstandigheden
De 'Auslander' werden ondergebracht
in barakkenkampen, vaak met duizenden
tegelijk. Ze waren afkomstig uit alle bezet-
te gebieden: Nederland, België, Frankrijk,
Italië, Polen, Tsjechoslowakije, Hongarije,
Rusland, Oekraïne..... De uitgestrekte
kampen maakten zichtbaar, dat de Duitse
oorlogsindustrie goeddeels draaide op
gedwongen arbeidskrachten uit de bezette
gebieden. Zij waren het die het oorlog-
stuig maakten, waarmee nota bene hun
eigen land werd bestookt. Uit de verhalen
van onze mensen blijkt overigens nage-
noeg nergens, dat zij zich daarvan bewust
waren. Ze deden gewoon hun werk ('... wij
wisten niets van de wereld).
De vijf of zes
man uit onze groep die zich daar wel
rekenschap van gaven, maken melding
van bewuste vertragingen in arbeidstem-
po en/of het stiekem aanbrengen van klei-
ne mankementen in de produktie: slijp-
stenen vast laten lopen, bij luchtalarm
gauw nog even een snoer doorsnijden; dat
soort dingen. Maar dat zijn uitzonderin-
gen.
De Nederlanders waren gehuisvest
temidden van de 'Auslander', zij het altijd
wel bij elkaar, in zaaltjes van twaalf tot
zestien man, met rijen stapelbedden, hou-
ten kribben met zogenaamde 'strozakken'
pufmtliGlfi^liiiibnia
Der lc:^.jrat
öes felfes U|eïïM|'©oiliit
Sïfiimmöntie, Ï5€n.„...i'..
J■^*
X
/
^4^^(AAk^
(gevuld met houtwol), twee hoog. Als ze
geluk hadden zaten IJsselsteiners bij
elkaar, bijvoorbeeld in Swinemünde. Bij
de barakkenbouwers in Weidmansleid
zaten zelfs twee broers bij elkaar met
bovendien nog twee neven, en ze bleven
bijeen van begin tot eind.
De kwaliteit van de barakkenkampen
liep sterk uiteen. In sommige kampen
waren de barakken goed gebouwd, voor-
zien van stromend (koud) water (douches
in de bedrijfsruimte) en werden de
kamers goed onderhouden, door werk-
sters eenmaal per week; dan kreeg men
ook schone lakens. Ook het eten was - in
het begin - behooriijk van kwaliteit, met 's
zondags zelfs rundvlees en een puddinkje
toe. Echt voldoende was het niet, maar je
kon dat aanvullen met scharrelen in de
buurt. Wie zulke toestanden aantrof
Verlofpas
van Nico
Flink. Hij is
van zijn ver-
lof niet terug-
gekeerd maar
ondergedo-
ken in de pol-
der.
229
-ocr page 229-
behoorde tot de boffers: in Weidmansleid,
bij het hoogovenbedrijf in Geisweid
(Siegen), bij Henschel in Kassei, en bij de
Junker vliegtuigfabriek in Köthen. De
werkomstandigheden waren daar trou-
wens redelijk, ondanks de lange werktij-
den van 6 tot 6, met goede sociale verhou-
dingen en een goed loon; zelfs beter dan
men in Nederland gewend was.
Nogmaals: in het begin.
Niet ver van de Junker fabriek in
Köthen - een dertigtal kilometers - staat de
fabriek in Staszfurt/Leopoldstadt, waar
eveneens vliegtuigonderdelen werden
gemaakt. De omstandigheden daar waren
het andere uiterste. Onze twee zegslieden
daar klaagden - onafhankelijk van elkaar -
over slecht en onvoldoende eten: 's avonds
een bordje koolsoep (nou ja, verwarmd
zout water met daarin drijvend een blaad-
je kool), om de drie a vier dagen 1500
gram brood en een beetje boter en wat
marmelade, en tussen de middag
'Pellkartoffeln'. De eerste tijd was er nog
wel wat te organiseren via ruilhandel (kof-
fiesurrogaat voor aardappelen) en scharre-
len bij de boeren in de omgeving. De bed-
den zaten vol wandluizen en pletten van
luizen behoorde tot de dagelijkse/nachte-
lijke bezigheden.
'.....je moet dat meegemaakt hebhen om
het te beseffen; niet te beschrijven. Ik ging
daar op mijn manier mee om: spiernaakt
naar bed en de lakens schuin ophangen; 's
morgens even uitschudden. Zo bleef je er ten-
minste nog een beetje vrij van'.
Maar vooral de arbeidsomstandighe-
den waren erbarmelijk.
'......je werd er niet als mens beschouwd.
Het gebeurde datje op weg naar je werk - een
paar kilometer lopen - bespuwd werd door
Hitlerjugend. In de loop van '4} - na de val
van Stalingrad - werden de Duitsers steeds
brutaler en fanatieker, ook nerveuzer, en
moesten we langer werken: zeven dagen per
week. Een voorbeeld: een jongen die zich
'gedrukt' had (zich verbergen op het toilet)
werd geschopt tot hij niet meer bewoog; daar-
na werd hij voor drie maanden naar het
Duitse arbeidsfront gestuurd. Daar kwam je
niet goed van terug'.
Een tweede IJsselsteiner in Staszfurt/-
Leopoldstadt komt met een soortgelijk
verhaal:
'..... we zorgden niet over politiek te pra-
ten. Als je dat deed liep je gevaar te worden
'eingesperrt' met een pak slaag. Toen
Charkow gevallen was riep een Hollander:
'Hiep hoi'. Ze hebben hem in elkaar gesla-
gen, bloedend uit ogen en neus. Als je dat
meemaakt word je wel voorzichtig'.
Tot zover Staszfuhrt/Leopoldstadt. In
Swinemünde aan de Oostzee was het niet
veel beter, hoewel minder agressief Daar
hadden ze, zoals trouwens op de meeste
plaatsen, ook hevig te klagen over wand-
luizen; evenzo over het drijvende kool-
blaadje in de smakeloze soep en de
'Pellkartoffeln' ('van die glazige zandaard-
appels met die grote zwarte pitten er in').
De arbeidsdruk was er hoog, jachtig.
Tussen deze twee extremen waren vele
variaties. Alles overziend krijg ik de
indruk, dat de meeste IJsselsteiners het in
de eerste tijd aardig konden rooien; het
was allemaal zo slecht nog niet. Dat komt
ook door de weekeinden, die een welkome
afwisseling vormden op de lange werkda-
gen van 6 tot 6. Voor de mensen in
Swinemünde zat er niet veel meer in dan
een tochtje maken in het vrije veld, afge-
wisseld door een bioscoopje, en 's zon-
dags eten 'bij moeke', een oud vrouwtje
('.....er waren toch ook wel goede Duitsers').
De mensen in Berlijn en omgeving daar-
entegen hadden - in de begintijd - moge-
lijkheden te kust en te keur, te meer daar
de U-Bahn verkeer over grote afstanden
heel makkelijk maakte. Afhankelijk van
de persoonlijke voorkeur ging men op rui-
me schaal 'stappen', naar de bioscoop,
voetballen, of naar de Berlijnse musea. 'Ik
ben ook een keer naar de opera geweest in dat
prachtig groots theater aan de
Brandenburgertor'.
Voor onze mensen in
Berlijn zijn de weekenden een vrolijke tijd
geweest. Maar ook daarbuiten vielen niet
zelden aardige ervaringen te vertellen. De
230
-ocr page 230-
mooiste ervaring komt van de man, die is
tewerkgesteld in de Junker vliegtuigenfa-
briek in Basdorf buiten Berlijn. Hij was
zijn Duitse baas opgevallen om zijn tech-
nische handigheid.
'...... De baas vroeg mij bij hem thuis het
dak te komen repareren, op zondag. Ik met
mijn fiets daar naar toe, 20 kilometer. Eerst
een kopje kojffie drinken. Toen terug naar de
barak. De volgende dag weer daarheen
gegaan; weer eerst een kopje koffie drinken, ik
had een taart meegebracht. Dat werk was zo
bekeken. De baas had een dochter, mooie
meid. Ik kreeg koek mee naar de barak. In het
vervolg ging ik er elk weekend, later elke dag
naar toe. Ik kon mn alles te eten krijgen, en ik
ging uit met die meid. Ik kreeg er ook sterke
drank te drinken, maar dat lustte ik niet'.
Die had dus een mooie tijd. Zo onge-
veer verging het ook een ander, die later
van Berlijn werd overgeplaatst naar
Guben aan de Oder/Neissegrens. Hij
werd een vertrouwd bezoeker van een bur-
ger die een zware anti-fascist (commu-
nist) bleek te zijn.
Een mijnenve-
ger in aan-
bouw in
Swinemünde.
Rinus
Westerhout is
kopjeduike-
lend in het
ruim gevallen.
Vandaar het
verband om
zijn hoofd.
'.....we luisterden daar zelfs naar de gehei-
me zender. Ik heb daar gehoord, dat de brug
bij Vianen was gebombardeerd'.
Negen van de achttien geïnterviewde
mannen zijn tussentijds éénmaal naar
huis geweest, voor een verlof van twee
weken. Zeven keerden daarna terug,
231
-ocr page 231-
omdat het in Duitsland beter was dan
thuis, met die armoede en de gevaarlijke
razzia's. Twee anderen keerden niet meer
terug maar doken onder, bij boeren in de
polder. De rest heeft nooit verlof gehad,
sommigen omdat zij borg hadden gestaan
voor de terugkomst van een makker na
verlof; maar die kwamen niet meer opda-
gen. Anderen, bijvoorbeeld in Kassei, heb-
ben zelfs de mogelijkheid daartoe nooit
gehad.
Het laatste jaar
Toen kwamen de bombardementen,
nacht na nacht, dag na dag. Iemand heeft
geturfd, elke keer dat Berlijn werd gebom-
bardeerd. Hij kwam tenslotte uit op meer
dan 400, meer dan 400 keer! Op 3 okto-
ber 1943 werd Kassei voor het eerst
gebombardeerd, het hele kamp ging er
aan, ook het kamp van de Nederlanders
brandde uit. Van toen af zat men in grote
tenten. Korte tijd daarna werd heel Kassei
platgegooid, 30.000 doden in één nacht.
Zij zijn allemaal gestikt door kolendamp.
De briketten in de kelders waren gaan
smeulen. De lijken werden in rijen gelegd
en gestapeld, straat na straat. De verteller
ziet het nog voor zich. De tenten waren
niet warm te krijgen, water was er bijna
niet meer. De buitenlandse arbeiders
zaten onder het ongedierte en liepen in
vodden.
In Swinemünde ging de hele werf
eraan. Begin 1944 kwamen er bombarde-
menten op Leipzig en Dessau. Daarna
was Köthen aan de beurt, de hele fabriek
werd vernietigd, ook de schuilkelders
gebombardeerd. De mensen liepen het
vrije veld in bij luchtalarm; dat was veili-
ger. De arbeiders zijn toen een paar maan-
den bezig geweest om puin te ruimen.
Soortgelijke verhalen worden verteld over
Frankfurt, Keulen en andere plaatsen. Het
is iedere keer hetzelfde verhaal. Met de
vernielingen komt de chaos, het gewone
werk is er niet meer, de huisvesting wordt
primitief, het eten wordt slechter, de
Duitsers worden agressiever; de dwangar-
beiders gaan meer en meer op gevange-
nen lijken. De arbeiderslegers worden
overgeplaatst, van Berlijn naar Guben,
van Köthen naar Nordhausen, beide aan
de Oostduitse grens; van Ostwinde naar
Lübeck, van Frankfurt naar Riederwald en
later naar Mainz, enz. De discipline wordt
gaandeweg minder onder de Duitse
bazen. Ze worden tenslotte zo nerveus,
dat zij van een klein incident een moord-
partij maken. Velen van mijn woordvoer-
ders hebben verschrikkelijke dingen mee-
gemaakt, die zij nooit meer vergeten.
Vanuit Swinemünde:
'..... eind ig44 werd de werf van
Swinemünde platgegooid. We zijn toen met
kotters afgevoerd naar Lübeck. Op weg naar
de haven liep één van ons even uit de rij, hij
zag een suikerbiet liggen. Hij werd in één
klap doodgeslagen. Mijzelf is het overkomen,
dat ik voor een collega een scharnier zocht om
zijn kast dicht te maken. Ik werd van spiona-
ge beschuldigd en naar het gerechtsgebouw
gebracht. Ik heb daar uren gestaan en als-
maar gedacht:'Pas op datje niet valt, anders
krijg je een pak slaag'. Een Fransman die het
in zijn broek deed werd ter plekke in elkaar
geslagen. Ik werd veroordeeld tot 4 weken
gevangenis wegens sabotage. Ik werd kaal
geschoren. Na 4 dagen mocht ik er uit'.
Vanuit Guben:
'..... ik heb akelige dingen meegemaakt.
Vlakbij was een concentratiekamp. Ik heb
gezien dat iemand met een geweerkolf zijn
kop werd ingeslagen. Mensen werden gesla-
gen en gemarteld; ik heb hele kolonnes met
Duitsers ernaast zien wegvoeren. Ik heb er
later nog nachtmerries van gehad'.
Vanuit Berlijn:
'..... ik ben 's avonds een keer van dienst
teru^ekomen. Liep ik naar de barak in het
donker. Komt er een Duitser achter me aan
op de fiets, vlak langs me heen. Ik zeg zoiets
als 'Passen Sie auf, ik was bang dat hij me
zou aanrijden. Draait hij zich om en komt
naar me toe, begint me toch uit te schelden;
het bleek iemand van de Polizei te zijn. Ik
werd er bang van. Want je hoorde verhalen
over mensen die zoiets simpels als te laat
232
-ocr page 232-
Vanuit Berlijn en Bensdorf:                     Een kerstgroet
'.....in '44 is de fabriek overgeplaatst naar   in 1944 vanuit
een lege zoutmijn in Helmstedt. We werkten    Swinemünde
daar 400 tot 600 meter onder de grond. Aan
    Op de foto
gangen van 100 tot 200 meter lang lagen rijen
   treffen we 5
reusachtige hallen van elk een half voetbal-
   IJsselsteiners,
veld groot, met ruwe wanden, je proefde het
   tw. staande
zout. De hallen waren overigens uitstekend
    4e van links:
verlicht en geventileerd. Op weg daarheen
   M.Westerhout;
vanuit het barakkenkamp passeerden we een
   6e van links:
bord met een verbod om links af te slaan
    H. v. Doom;
('Wanneer U de poori naderi wordt er op U
   ye van links:
geschoten'). Later bleek dat een concentratie-
   H. v. Hoogen.
kamp te zijn. In de laatste winter maakte ik
   Helemaal
daar een tragisch ongeval mee. Mijn maat en
   rechts
ik zouden nieuwe werkpakken en -schoenen
   J. v. Zanten en
krijgen en mochten daarom anderhalf uur
   zittend ie van
later op het werk komen. Daar hadden we een
   links M. Kok.
brief e van. Toen we daar om g.^o uur aan-
   Op de achter-
kwamen was daar een rel aan de gang. Een
   grond de
groep SS'ers nam een stel Fransen onderhan-
   woonbarak-
den. Die waren uit protest anderhalf uur te
   ken.
laat op het werk gekomen, omdat ze geen
brood hadden gehad. Wij kwamen daar aan
en moesten tegelijk met die Fransen in een rij.
terugkomen van verlof of het een en ander
hadden misdaan. Ze maken korie metten
hoor, meteen naar een concentratiekamp
afgevoerd'.
Vanuit Staszfurt, Lodz en Stuttgart:
'.... be^n '44 zijn we naar Polen overge-
bracht, in de buurt van Lodz, waar een
Jodengetto was. Er was weinig te werken,
gebrek aan materialen. We hebben toen zo-
maar wat rondgelopen, over eten gehandeld
met Polen. In augustus kwam het Russisch
front steeds dichterbij, ik heb toen overwogen
onder te duiken samen met 20 Fransen. We
hebben het niet gedurfd. We zijn toen met een
Poolse groep naar Themar in Tiiüringen
gebracht, en daarna met 25 man naar
Leonberg bij Stuttgart. We kwamen daar in
een kamp met prikkeldraad. Daar zaten ook
politieke gevangenen met streepjespakken,
bewaakt door SS. Ik heb ze zien mishande-
len. We werkten daar in een ondergrondse
Autobahn-tunnel, waar staaristukken van
Messerschmitts werden gemaakt. Eind maari
ig4^ zijn we met vijftien man uit het kamp
gevlucht.'
233
-ocr page 233-
Mijn maat - een brutale Amsterdammer -
begon een grote bek terug te geven. Ik zeg nog:
'hou je mond, daar komen moeilijkheden
van', maar hij hield niet op. Een hoge SS'er
beval hem toen apart te gaan staan, zag zijn
nieuwe laarzen en concludeerde zonder
nadenken dat hij die gestolen had. Hij schoot
hem pardoes dood. Toen ik mijn brie£e liet
zien mocht ik door. Ik zeg: 'Maar hij had ook
een brief e'. Antwoord: 'Wat jammer nou'.
Het was één grote chaos op het laatst. Er zijn
wat mensen doodgeschoten om niks. Ook sol-
daten die zonder geweer van het front kwa-
men'.
In Offenbach (Frankfurt) moesten de
arbeiders na een bombardement de spoor-
lijn repareren. Een van hen klimt in een
wagon en haalt er iets uit. Hij wordt dood-
geschoten en een weeklang in Offenbach
tentoongesteld als afschrikwekkend voor-
beeld; met een bord erboven met zoiets als
'Zo worden diefstallen bestraft'.
De bevrijding
Bij de nadering van de geallieerde troe-
pen werd de chaos compleet. De fabrieken
werkten niet meer en de discipline onder
de kampbeheerders verdween in het niet.
De buitenlandse arbeiders werden aan
hun lot overgelaten. Sommigen namen de
benen en leidden een tijd lang een zwer-
vend bestaan, anderen bleven in de barak-
ken zitten maar ook zij zwierven overdag
rond, op zoek naar voedsel.
Een voorbeeld uit Offenbach:
'.... we hebben een keer een dood paard
gevild en een stuk vlees er uit gesneden. Mijn
kameraad - een slager van beroep - heeft er
gehakt van gemaakt'.
Een vergelijkbaar verhaal:
'.....we hebben een paar maanden rondge-
zworven in de bossen, want er was niks meer
te doen, helemaal geen organisatie meer. We
hebben een keer een hert gevangen en gebra-
den op een kachel in een hutje onderweg, 's
Avonds gingen we dan weer terug naar de
barak. Veertien dagen later was er een kort
vuurgevecht om. ons heen, en toen waren we
bevrijd',
zo meldt een woordvoerder uit de
buurt van Nordhausen.
Zo'n rustige overgang naar bevrijding
genoten ook de mensen uit Swinemünde
en omgeving, die nooit in de frontlinie
hebben gelegen. Zij werden het einde
gewaar doordat zij onverwachts naar de
grens bij Bremen werden overgebracht,
waar zij aan het Rode Kruis werden over-
geleverd. Toch was dit eerder uitzonde-
ring dan regel. Over het algemeen verliep
de overgang naar bevrijding tamelijk
tumultueus met een nasleep van kommer
en kwel. Dat overkwam iemand, die in
BerHjn was gestationeerd. Hij heeft de
laatste tijd grotendeels in schuilloopgra-
ven doorgebracht. Als ze er al uit kwamen
was dat op zoek naar wat eten; en dan
werd er om brood gevochten. Totdat men
plotseling ontdekte, dat die tanks die aan
het einde van de straat stonden te schie-
ten, geen Duitsers waren maar Russen.
Even later werden zij door Russen
begroet, en kregen zij soep in overvloed;
hoewel...soep met levertraan is ook niet
alles. Zij zijn toen met een man of vijf
gaan zwerven door de buitenwijken van
Berlijn; en terecht gekomen in een kelder
die rijkelijk voorzien bleek te zijn van
aardappelen en (geweckte) groenten. De
alleenstaande vrouw die daar woonde,
heeft een paar dagen voor hen gekookt; in
benarde omstandigheden, want zij ver-
trouwde de Russen niet. Later zijn zij
gaan lopen, richting Magdeburg, strompe-
lend, zo slap als een vaatdoek, met vele
ontberingen. Hij weet zich de tocht niet
precies meer te herinneren, maar tenslot-
te belandden zij in een kamp in de buurt
van Magdeburg, waar zij werden ontvan-
gen door Amerikanen en voorzien van
chocola, sigaretten en andere lekkernijen.
Degenen die al vóór de komst van de
geallieerde legers waren gevlucht, hebben
in de meeste gevallen avontuurlijke tijden
beleefd met een hoop ellende, een enkele
maal met een verrassend plezierige ont-
knoping. De een vertelt van een vergeefse
poging om Zwitserland te bereiken en van
een beroving onderweg (bij Ravensburg)
234
-ocr page 234-
daar een paar nachten geslapen; en rondge-
keken, ook in het crematorium. Daar lagen
j6 lijken. De duitsers hadden geen kans meer
gehad die in de oven te stoppen. Het ergste dat
ik gezien heb in mijn leven. Dat moet in de
buurt van het Harzgebergte geweest zijn,
want daar werden ook V 1 's gemaakt, uitge-
hold in de bergen. We hebben niet-afgebouw-
de rompen zien liggen. We hebben daar in de
buurt wel veertien dagen vastgezeten in een
barakkenkamp, we mochten er niet uit, er
heerste toen buikgriep. Toch zijn we op een
gegeven moment 's morgens vroeg uitgebro-
ken, met een grotere groep. Ja, soms kwamen
we andere Nederlanders tegen, en dan gingen
we een tijdje met elkaar mee. Verder naar het
westen hebben we ons een keer lekker opgefrist
in een rivier. We hebben soms best plezier
gehad onderweg, we deelden alles samen wat
we kregen van de mensen. Het weer werd ook
steeds beter. Tenslotte zijn we in Westfalen
aangekomen, en we hebben daar een tijdje in
een kamp gezeten. Daar waren heel wat
Nederlanders samengestroomd. Die zijn, het
zal zowat half juni zijn geweest, op open
vrachtwagens geladen, en zo zijn we in een
lange stoet naar Nederland gereden.
Onderweg hebben we nog een nacht in een
school geslapen. In Utrecht zijn we afgezet,
aan de Vleutenseweg'.
Tenslotte nog een verhaal met een vro-
lijke afloop, van een man , die was tewerk-
gesteld in Kassei:
'..... op het laatst werden de fabrieken
omgebouwd; onze afdeling werd stopgezet.
Van toen af moesten we alleen nog maar
puinruimen in de stad. Dat beviel mij niet.
Toen ben ik, onopgemerkt, naar het arbeids-
bureau gegaan met de vraag, of ik niet op een
boerderij kon komen, als melkknecht of zo,
dat lag beter in mijn lijn van landarbeider.
Daar zagen zij wel wat in. Toen ik dat mee-
deelde aan mijn eigen fabrieksbaas - een echte
N.S.B.'er - kwam die op het idee om mij als
melkknecht uit te lenen aan de grote baas van
de fabriek zelf, meneer Henschel. Die had een
boerderij op zijn landgoed 'Falkenberg', zo'n
40 kilometer daar vandaan in het plaatsje
'Wabem', met
53 melkkoeien. Daar heb ik
door SS'-rs; hij is tenslotte bevrijd doorde
Fransen en aan het Rode Kruis overge-
dragen. De ander vertelt van zijn angsten
tijdens verwoestende bombardementen in
Berlijn, nacht na nacht; hij heeft (na uren
in het donker te hebben gezeten door
instorting van de schuilkelder) op straat
liggen gillen van de spanning (en die is
hem opnieuw aan te zien als hij het ver-
telt).
De twee volgende verhalen gaan over
spectaculaire tochten. Het eerste betreft
de man, wiens bedrijf (montage boordwa-
pens) omstreeks het einde van 1943 was
overgebracht van Berlijn naar Guben, aan
de Oder/Neiszegrens. De bevrijding ver-
liep voorspoedig en al heel vroeg, begin
maart 1945. De Amerikanen kwamen met
ronde wittebroden, sigaretten e.d., waar-
achtig een feest; maar ze werden verder
ongemoeid gelaten.
'.... we hebben een tijdje daar nog rondge-
lopen. Toen hebben we een rugzak op de kop
getikt, wat oude sokken en schoenen, alles in
een verlaten kazerne, en toen zijn we gaan
lopen, met zijn vieren of zijn vijven.
Onderweg zijn er wel eens wat mensen bijge-
komen en weer afgegaan, maar al die tijd zijn
wij bij elkaar gebleven. De een kwam uit
Beverwijk, een ander uit Ridderkerk.... We
zijn vertrokken aan de Oder/Neiszegrens en
uiteindelijk terechtgekomen in Westfalen (bij
Keulen), meer dan duizend kilometer alles bij
elkaar. Gemiddeld liepen we zo'n 2^ km per
dag en we zijn 64 dagen onderweg geweest.
We sliepen in barakken of bij boeren in een
hooiberg. We wisten nooit waar we liepen, we
zijn gewoon op goed geluk gaan lopen en af
en toe gevraagd of we in de goede richting lie-
pen. Ik zou nog niet kunnen vertellen waar
we allemaal geweest zijn; in elk geval niet in
steden want die lieten we links liggen.
Onderweg hebben we wel eens oponthoud
gehad, zoals die keer dat we door de
Amerikanen werden tegengehouden; we
zaten vlak bij de frontlijn. We zijn toen
ondergebracht in een barakkenkamp, dat was
een leeg concentratiekamp, dat nog maar net
door de Amerikanen bevrijd was. We hebben
235
-ocr page 235-
Ze hebben mij gemeld hij de melkmeester, op j maart
meer dan (mijn verjaardag). Twaalf april zijn we
1000 km bevrijd door de Amerikanen. We zaten daar
gelopen, op met vijf Hollanders. Daar werd toen het
weg naar hoofdkwartier gevestigd van het zesde leger
huis. van generaal Patton. Meneer Henschel werd
Tweede van gewipt en Patton ging er in, en toen mocht ik
links de komen werken in de keuken. Zij vroegen of we
IJsselsteiner met hen mee wilden gaan, verder Duitsland
A. Kompier, in, naar Berlijn. Wij konden toch niet naar
W zien de Nederland toe, dus zijn we meegegaan met
lopers ergens zijn tweeen, als 'civilian employee'. In het
in Duitsland, gevolg van Patton in een race naar Berlijn,
hij wilde een weddenschap winnen. Maar
zover kwam het niet, want op een dag kwam
er bericht dat het kamp Buchenwald op uit-
moorden stond, en zijn we achter mekaar
naar het zuiden afgebogen. Ik ben er niet
ingegaan. Ik heb wel foto's gezien, van jon-
gens die wel naar binnen gingen. Toen dat
eenmaal bevrijd was gingen we weer op
Berlijn aan, maar daar zijn we nooit aange-
komen; de strijd was afgelopen. Generaal
Patton vertrok met zijn leger naar Wenen, en
wij met hem mee. Later werd hij overgeplaatst
naar Japan; daar hadden we ook nog mee
naar toe gekund, maar ja, we wilden onder-
hand wel naar huis. Het was toen augustus.
De Amerikanen hebben ons met de auto naar
het station gebracht, en met de trein zijn we
naar Nederland gegaan. We kwamen daar
aan in uitgehongerd Nederland: picobello in
de kleren en slakvet, op 8 augustus'.
De thuiskomst.
Begin (i of 2) juni kwam de eerste trein
met gerepatrieerde arbeiders uit
Duitsland in Maastricht aan. Na één nacht
slapen stoomde de trein op naar Utrecht.
Onder degenen die daar uitstapten bevon-
den zich vier IJsselsteiners, zo vertelt
Goos van Doorn. Hij was na zijn bevrij-
ding door de Canadezen met de trein naar
Mannheim en Luxemburg gebracht. En
nu dus aangekomen in Utrecht. Met zijn
vieren liepen zij welgemoed naar huis, te
voet want openbaar vervoer was er niet.
Zij wisten niet, dat zij in Utrecht waren
opgemerkt door een stadgenoot, die dit
telefonisch naar huis had doorgegeven.
Zo komt het, dat zij met stomheid gesla-
gen werden toen zij in Jutfaas ter hoogte
van de Persilfabriek onder gejuich werden
opgewacht door een menigte uit
236
-ocr page 236-
IJsselstein. Zij gingen in optocht verder
op huis aan, waar Goos als laatste van de
vier thuis in de Koningstraat werd afgele-
verd in de open armen van zijn moeder.
Zo'n glorieuze thuiskomst had Goos zich
niet kunnen dromen. Hij was bijna drie
jaar weggeweest.
Zij waren de eersten die thuiskwamen,
althans per trein. In de loop van de maand
volgden de meeste anderen, met de trein
of met de bus, de militaire vrachtwagen,
de boot, of met de fiets. Elke thuisreis was
verschillend, maar het einde was steeds
hetzelfde: een fantastisch onthaal door de
familie. Van alle oorlogservaringen is dit
het onderdeel, dat het scherpst in het
geheugen van de terugkerende
IJsselsteiners is gegrift. Ook na 50 jaren
weet iedereen nog in het kleinste detail
aan te geven, hoe het precies is toegegaan.
Bep Kompier was ongeveer half juni in
Utrecht aan de Vleutense weg uit de mili-
taire vrachtauto gestapt, vlakbij de woning
van zijn broer. Hij reed met diens fiets
naar huis. Toen hij 's avonds de fiets in
het straatje naast het huis neerzette hoor-
de hij zijn moeder zeggen: 'Daar komt Bep
aan',
ze hoorde het aan zijn lopen.
Henk Achterberg werd met twee ande-
re stadgenoten op 26 juni met een
Canadese militaire wagen in IJsselstein
afgezet:
'... daags na mijn verjaardag; ik zal het
nooit vergeten. Iemand riep: 'Henk
Achterberg is thuis'. Mijn vader, die in zijn
stoel lag te slapen, hoorde dat, staat op en
vliegt naar de deur toe. Ik zie mijn vader
staan, dat deed me wat. Hij had het slecht en
ik ook; hij wist niet wat hij moest doen.... en
zei tenslotte 'Ik ga in de buurt kersen halen'.
Henk Schimmel was al op i mei in
Maastricht aangekomen, samen met een
paar anderen. Ze konden nog niet naar
huis; ze waren trouwens erg verzwakt. Zij
werden ondergebracht bij een boer in Erp
(oost-Brabant) en daar zijn ze zes weken
gebleven. Verwend met kaas, melk, spek,
koffie en thee, enz., zijn ze goed bijgeko-
men. Tussen 10 en 15 juni gingen ze met
de boot richting Utrecht. In Vianen stap-
ten twee IJsselsteiners uit. Het was 7 uur
in de ochtend, waarna zijn maat naar huis
heeft gebeld.
'.... zijn broer is ons komen halen met
paard en wagen. Ik ben meegereden tot aan
de Paardenlaan en daar afgezet. Ik liep ver-
der over de Utrechtse weg. Toen zag ik mijn
vader aan het kersen plukken in de boom-
gaard. Ik dorst niet te roepen, bang dat hij
van schrik zou vallen. Ik vroeg iemandi'Doe
me een plezier en vraag aan mijn vader of hij
even naar de (kersen)hut komt'. Hij kwam
naar beneden en zag mij. We zijn samen
naar het Imminkplein gegaan. Mijn vader
had een fles wijn in huis, de buren kwamen,
wat een feest'.
Zo heeft ieder zijn eigen verhaal, soms
met bizarre bijzonderheden, zoals dat van
Joop van Mourik. Hij was met anderen op
Pinksterdag bij Rhenagen over de Rijn
gezet en later over de grens bij Gulpen.
Daar zijn ze veertien dagen gebleven, in
een school. Daarna ging het in een vracht-
auto naar Heerlen, en met de trein naar
Maastricht en Den Bosch. Vervolgens zijn
ze met een rijnaak naar Rotterdam geva-
ren. Daar werden ze op de trein gezet met
als eindbestemming Alkmaar. Hij weet
nog steeds niet hoe dat zat. Een andere
trein bracht hem op dezelfde dag nog naar
Utrecht. Nog altijd in het bezit van zijn
houten koffer sjouwde hij te voet langs de
Catharijnesingel en de Jutfase weg, en
daar werd hij door een stadgenoot opge-
merkt. Die heeft hem tenslotte met paard
en wagen naar de Panoven gebracht. Zo
kwam hij op 16 juni thuis. Hij woog nog
maar honderd pond.
De laatste die thuiskwam was Jo
Klomp, terwijl hij toch als een van de eer-
sten was bevrijd, in de buurt van
Frankfurt. Tevoren was daar alles al ontre-
geld. Hij heeft zeker één maand (maart)
samen met een Amsterdamse vriend heen
en weer gezworven tussen Frankfurt en
het Taunusgebergte. Hij weet bijna van
dag tot dag te vertellen hoe dat ging. Op
het laatst zaten zij in het niemandsland
237
-ocr page 237-
tussen de Duitse en de geallieerde legers.
Na vreselijke gevechtshandelingen - en de
gevolgen daarvan - te hebben gezien zijn
zij tenslotte op i april bevrijd. Gewend als
zij waren aan een trekkersbestaan zijn ze
de volgende dag al weer gaan lopen rich-
ting Nederland. In het dorp Steinfisch-
bach (bij Bad-Camberg) zijn ze door de
Canadezen tegengehouden, en door de
burgemeester ondergebracht bij twee boe-
renfamilies. Daar zijn ze zeven maanden
gebleven. In plaats van opnieuw in een
'Lager' te moeten in afwachting van ver-
voer naar Nederland, gaven zij er de voor-
keur aan daar te blijven. |o woonde bij een
boerenfamilie, bestaande uit vrouw, doch-
ter en oma, met twee kinderen van 8 en 12
jaar uit Frankfurt (de Amsterdammer
woonde op een boerderij even verderop).
Hij heeft de hele oogst van 1945 gedaan.
Het leven was er goed en vredig, werken
door de week en een café'tje met appel-
wijn in het weekend; een babbeltje maken
met de meisjes uit het dorp hoorde daar
ook bij. Zij hebben er een vriendschap aan
overgehouden. Jo en zijn vrouw komen er
nog steeds. Op 27 october (zijn verjaar-
dag) was de oogst binnen en besloten de
twee naar huis te gaan. Zij werden met
een rijtuigje naar het station van Bamberg
gebracht. Vandaar ging de trein naar
Keulen, waar ze in het station hebben
geslapen. De volgende dag namen zij hun
oude zwerversbestaan weer op en zijn zij
in twee dagen naar de Nederlandse grens
gelopen, bij Venlo in de buurt. Daar wer-
den zij door de Nederlandse politie gron-
dig aan de tand gevoeld, maar tenslotte
toch doorgelaten. In Utrecht stapte hij in
de bus naar IJsselstein, een vrouw van het
Imminkplein was zo vriendelijk zijn
kaartje te betalen (zelf had hij geen
Nederlands geld op zak). Ook zijn thuis-
komst verliep met emoties. Hij was al de
Poortdijk opgegaan toen iemand riep
'Verrek Jopie ben jij dat?'. Deze man heeft
zijn ouders ingelicht, bij stukje en beetje
om een heftige reactie te voorkomen.
Velen hadden hem al opgegeven, ook zijn
vader; zijn moeder niet. En zo werd het
bekend, dat ook de laatste verloren zoon
uit Duitsland was teruggekeerd.
Goede en kwade kanten aan het leven
in Duitsland.
Het verblijf in Duitsland is geen lolletje
geweest. Er zaten ook wel goede kanten
aan, tenminste in de eerste oorlogsjaren,
maar dat varieert sterk met de omstandig-
heden waaronder men verkeerde. Een
paar van onze gesprekspartners hebben
het geluk gehad, dat zij een soort tweede
thuis vonden bij een bevriend Duits gezin.
Vooral de jongeman in Basdorf die na het
repareren van het dak van de fabrieksbaas
daar kind aan huis werd, volop te eten
kreeg en bevriend raakte met de dochter;
hij heeft er gewoonweg een fijne tijd
gehad. Ook degene, die in Guben vriend-
schap sloot met zijn Duitse werkcollega
(communist) heeft goede herinneringen
aan het volop eten daar en het samen lui-
steren naar de geheime radio. Daartegen-
over staan de mensen, die in kampen heb-
ben gezeten met een SS-achtige bedrijfs-
voering, waaraan ook in het weekend nau-
welijks te ontsnappen viel. Die hebben
hun lol wel op gekund. Een van hen laat
de vraag naar de fijnste/leukste ervaring
volgen door een lange stilte, en dan:
'.... oh ja, toch wel iets. Als we nachtdienst
hadden, in de pauze. Dan gingen die
Russinnen met tien-tallen Russische volkslie-
deren zingen. Dan kreeg ik tranen in mijn
ogen, van de heimwee; maar dat gaf toch even
een kick, prachtig'.
Het overwegende beeld zit daar tussen-
in De meesten noemen twee dingen die je
'leuk' kunt noemen: de uitjes in het week-
end en de kameraadschap onder elkaar.
Vooral in Berlijn was er de eerste jaren
van alles waar je als jongere je hart aan
kon ophalen. Maar ook op andere plaatsen
kon je een bioscoopje pikken, een café
bezoeken, en een partijtje voetballen, of
eten 'bij moeke' in het dorp; er waren ook
wel goede Duitsers. De Mauserfabriek
heeft op I mei 1944 zelfs een boottocht
238
-ocr page 238-
georganiseerd voor de buitenlandse arbei-
ders op de rivier De Spree in Berlijn (zie
foto).
En dan de kameraadschap onder
elkaar, die velen roemen: '... we deden alles
samen; we hadden soms veel plezier samen';
ook wel ongein zoals aardappelen stelen,
een dood paard villen en op een vuurtje
gaar stoven, enz.
De vraag naar de slechtste ervaringen
leverde heel wat meer stof op: de bombar-
dementen, de vernederingen door een vij-
andige behandeling, de luizen, de honger,
de ellende onderweg; dat zijn zo de
belangrijkste thema's. De bombardemen-
ten hebben veel angsten teweeggebracht,
ook verschrikkingen ( 'de doden op een rij,
alles vernietigd, een vreselijk gezicht). Niet
minder diep zit de herinnering aan een
vernederende behandeling.
'.... het begon al meteen onderweg in de
trein, het geschreeuw waarmee we werden
opgejaagd. Daarna de luizenkeuring, dat je je
moest uitkleden en bevoeld en bekeken werd
waar iedereen bij was. En in het kamp, waar
je met zijn allen naast elkaar op een balkje
behoeften moest doen; daar raakte ik niet aan
gewend'.
li||W"'W»'»TI
-Vürrnerke
gMK
Boottocht op
de rivier de
Spree op i mei
1944 voor
medewerkers
van de
Mauserfabriek.
In de cirkel
IJsselsteiner
H. Schimmel.
Hiernaast zijn
werkpas.
WERKPASSNR. ^1758
för......8.c.ö..ifflae.l..,Hea.<3r.iK....
geb. am: -.5.«..2,«,23..............,......
beschöftigt als; ....•r.T:.-~.-.............
Dr e her
Stempet, Datum und Umerschrift
•ÏA 1 O -1 '".
XJ..
■5?/ / '
239
-ocr page 239-
Rode Kruis) omdoopte in 'Help Alle Rijke
Klanten'. Hij maakt zich tot woordvoerder
van allen die zich na terugkeer uit
Duitsland een vergeten groep hebben
gevoeld. Niemand heeft zich ooit bekom-
merd om hun oorlogsverleden {'we hadden
erkenning als oorlogsslachtoffer verdiend)
en
dat vervulde hem met bitterheid. Hoewel
minder wrang hebben anderen uit de
ondervraagde groep (ongeveer een derde)
zich in dezelfde geest geuit; iemand zei:
'We hebhen er in berust, maar het heeft ons
wel dwarsgezeten'.
Ook onder degenen die soortgelijke
grieven niet hebben geuit zijn er verschil-
lenden, die het na hun terugkeer uit
Duitsland moeilijk hebben gehad. Een
viertal mensen spreekt over problemen
met de aanpassing aan de dagelijkse routi-
ne van een geordend bestaan. Zij waren als
bange en onervaren broekjes uit
IJsselstein vertrokken en groeiden in
Duitsland - op zichzelf aangewezen - uit tot
volwassen en zelfstandige kerels, maar ze
waren ook losgeslagen en vrijgevochten.
Nu moesten ze weer in het gareel lopen;
dat heeft maanden gekost. Een van hen zei
na korte tijd tegen zijn broer:
'..... zullen we teruggaan? ... Het viel
zwaar tegen, minder eten, minder te doen,
geen geld, geen vrijheid. Het was allemaal zo
klein. Er was niks meer te versieren, niks meer
te roven, je moest weer eerlijk blijven enzo,
weer in het gareel lopen, zo'n soort gevoel'
Een tweede is vrijwillig in het leger
gegaan; pas daarna lukte het hem om weer
'gewoon' te leven. Een derde heeft zijn
beroerde herinneringen in dromen ver-
werkt. Zijn aanpassing aan een geregeld
werkend bestaan heeft hem geen moeite
gekost, maar 's nachts kwamen de nacht-
merries over bombardementen en dood-
slag. Dat heeft hem jaren gekweld, en nog
zijn ze niet geheel verdwenen.
Van de achttien mensen zijn er vijf, die
op geen enkele manier van aanpassing te
lijden hebben gehad.
'.....we waren jong, je kunt van alles aan';
.....toen ik eenmaal thuis was was ik er gauw
Een tweede meldt vernederingen door
een onmenselijke behandeling op weg
naar het werk:
'.....schoppen en slaan. Ze konden met je
doen wat ze wilden; en jij kon niets terugdoen'
Een derde heeft het er over, dat je als
vuil werd behandeld door die hooghartige
Pruisen in en rond Berlijn. Een vierde sig-
naleert een karaktertrek: '....de Duitsers
staan op hun strepen; zij willen heersen'.
Bij
sommigen is de haat tegen de Duitsers
nooit verdwenen.
De ellende die ze onderweg gezien heb-
ben staat velen ook nog steeds op het net-
vlies gegrift. Ze hebben het dan over een
kameraad die werd doodgeschoten, sta-
pels lijken bij concentratiekampen, dode
en verminkte lichamen aan het front, enz.
Verschillenden laten weten, dat ze ook nu
nog niet naar oorlogsbeelden op de televi-
sie kunnen kijken.
Terugblik.
De wederaanpassing aan het gewone
leven in IJsselstein na de oorlog heeft de
meeste mensen die ik gesproken heb veel
moeite gekost. Voor de één was het een
groot probleem, dat hij volkomen verzwakt
en ondervoed was thuisgekomen. Het
heeft een jaar geduurd, voordat hij weer
aan het werk kon. In die tijd heeft hij het
ook mentaal erg moeilijk gehad, vooral 's
nachts met nachtmerries over bombarde-
menten en een brandend Berlijn. Hij heeft
er blijvend maagklachten aan overgehou-
den. Een ander heeft tientallen jaren met
de naweeën gezeten. Ook hij was na een
jaar wel weer aan werken toe, maar zijn
psychische nood was daarmee niet verdwe-
nen. Het heeft hem erg dwars gezeten dat
zij die naar Duitsland waren weggevoerd,
vaak bekeken werden als besmet en poli-
tiek onbetrouwbaar. Het heeft hem ook
dwars gezeten, dat de huisarts zijn klach-
ten niet ernstig nam en hem afscheepte
met de boodschap: 'Ga maar werken dan
gaat het wel over'.
Hij deelde de ervaring
met anderen die de naam van de naoorlog-
se hulporganisatie HARK (Hulp Actie
240
-ocr page 240-
Cor Tersteeg
maakte (hei-
melijk) deze
foto van ver-
woest Keulen.
Zo zagen alle
grote Duitse
steden er uit.
Onze men-
sen zaten er
middenin,
met hun ang-
sten en zor-
gen.
Lijst van geïnterviewde personen
H. Achterberg                                   1924
G.VAN Doorn                                     1921
H.VAN Doorn                                     1924
Th. van Doorn                                   1922
N. Flink                                             1914
A. Hogedoorn                                    1915
J. Klomp                                             1924
A. Kompier                                         1919
J. vanMourik                                     1923
J. van Os                                            1923
K. Schakel                                         1919
J. Schalkwijk                                      1919
H. Schimmel                                       1913
Th. Smit                                             1924
J. Stoker                                            1924
C. Tersteeg                                        1924
R. Westerhout                                   1924
Cf. VAN Zanten                                  1924
overheen'; ..... na een maand hen ik weer
gewoon gaan werken. Het stelde uiteindelijk
niet meer voor dan twee jaar militaire
dienst'.Tot
slot heb ik iedereen gevraagd
wat zij na 50 jaar aan hun arbeidsverleden
in Duitsland hebben overgehouden. Wat
heeft dit uiteindelijk voor betekenis gehad
in hun leven? Het overwegende antwoord
op deze vraag is, dat zij er veel van hebben
geleerd, wijzer geworden, mensenkennis
opgedaan; maar ook wel antwoorden in de
geest van: 'Ik heb mijn jeugd gemist', 'Ik heb
jaren verloren'.
Opvallend is, dat nogal wat
mensen de vraag in bovenpersoonlijke zin
opvatten. Hun antwoord luidt:'We hebben
er niets van geleerd. De wereld is nog altijd
even slecht met haat en nijd, oorlogen overal'.
241
-ocr page 241-
Noten
1. De algemene informatie over de arbeidsinzet
in Duitsland is ontleend aan het standaard-
werk op dit gebied van B.A. Sijes, De arbeidsin-
zet in Duitsland. De gedwongen arbeid van
Nederlanders in Duitsland,
1940-1945, 's Graven-
hage 1966. Waar zulks van belang is wordt
daarnaar verwezen, onder vermelding van de
betreffende bladzijde.
2.  Over het aantal in Duitsland tewerkgestelde
personen uit IJsselstein bestaan geen volledige
gegevens. Het beschikbare bronnenmateriaal
maakt een reële schatting evenwel mogelijk. Ik
ben als volgt te werk gegegaan. Het gemeente-
archiefvan IJsselstein vermeldt de namen van
inwoners, die tussen mei 1940 en mei 1941 in
aanmerking kwamen voor (reis)kostenvergoe-
ding wegens vrijwillige tewerkstelling in
Duitsland (dossier '40-'45,1): 45 personen.
Over de periode 1-1-1942 tot 1-5-1943 zijn gege-
vens over arbeidsbemiddeling naar Duitsland
(verplichte tewerkstelling) geregisteerd door
het Gewestelijk Arbeidsbureau (GAB) Utrecht,
bijkantoor IJsselstein. Deze gegevens berus-
ten bij het ministerie van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid in Den Haag (onder 'GAB
Utrecht doos i, maand - en weekrapporten
IJsselstein '41 - '44'). Een verzamelstaat in het
maandrapport dd. 4 mei 1943 vermeldt over
deze periode in totaal 524 tewerkgestelde man-
nen. Dit aantal beslaat het hele gebied van het
bijkantoor, waartoe naast IJsselstein hoofdza-
kelijk behoren de gemeenten Vreeswijk,
Montfoort, Veldhuizen-de Meem, Polsbroek
en Lopik. Uit een bedrijfstelling van 3 novem-
ber 1942 (GAB Utrecht doos i, idem) valt af te
leiden, dat ongeveer tweederde van de indus-
triële beroepsbevolking in het gebied -voorzo-
ver leverensplichtig naar Duitsland- werkzaam
is in de gemeente IJsselstein. Toegepast op het
aantal aan Duitsland geleverde arbeidskrach-
ten levert dit voor IJsselstein een getal op van
ca. 350 mannen. Een derde bron die in dit ver-
band telt, is het archief van het secretariaat van
de commissaris provincie Utrecht. De maand-
rapporten (nrs. 277-292) geven aan, dat in de
periode september-november 1943 aan zes
personen uit IJsselstein een paspoort is vers-
trekt in verband met tewerkstelling in
Duitsland. Bij elkaar opgeteld leveren deze drie
bronnen een totaal van ca. 400 in Duitsland
tewerkgestelde IJsselsteiners, waaronder 45
personen vrijwillig (tijdvak i94o-'4i). Er ont-
breken drie perioden: tweede helft 1941, het
gehele jaar 1944, en de maanden mei tot
augustus 1943. De eerste twee van deze perio-
den kunnen worden verwaarloosd, omdat
daarin zo goed als geen mensen uit IJsselstein
zijn weggevoerd. Anders ligt dit voor mei-
augustus 1943. Het is bekend (Sijes, 290), dat
in deze tijd nog massale afvoeringen naar
Duitsland hebben plaatsgevonden. Ook onder
de door mij geïnterviewde personen zijn er
drie die in deze maanden zijn weggevoerd,
respectievelijk in juni ('met een groep in een
vrachtwagen'), juli ('met een volle bus naar
Utrecht gebracht'), en augustus ('met 738
man'). De vermeldingen tussen haakjes
maken het aanvaardbaar om voor deze maan-
den nog eens minstens 50 man toe te voegen
aan het totaal voor IJsselstein. Dit komt dan uit
op minstens 450 personen. Past men het per-
centage mannelijke beroepsbevolking van
inwonertal van IJsselstein volgens de volkstel-
ling 1947 (31,5%) toe op het aantal inwoners
van IJsselstein in 1943 (5000), dan kan het
aantal mannelijke beroepspersonen in
IJsselstein in het midden van de oorlog gesteld
worden op 1575. Aldus geredeneerd zou in de
oorlog minstens 28% van de mannelijke
beroepsbevolking uit IJsselstein in Duitsland
zijn tewerkgesteld. Afgezet tegen de mannelij-
ke bevolking in de leeftijd van 18 tot 30 jaar is
het zelfs ongeveer 77%.
3. De achttien informanten zijn willekeurig
gekozen uit een lijst van namen en adressen,
die tot stand is gekomen in toevallige ontmoe-
tingen en een daaruit voortvloeiende waaier
van nieuwe namen ( de zg. 'sneeuwbalmetho-
de'). De leeftijd van alle (52) op de lijst voorko-
mende personen ligt gemiddeld aanzienlijk
hoger dan die van de achttien informanten. Van
de ouderen bleken velen reeds te zijn overleden.
242
-ocr page 242-
'Afvoer burgerbevolking',
evacuees in de streek van IJsselstein.
door L. Murk'''^
de oude voorschriften, opgeborgen in de
verzegelde paarsgekleurde enveloppe, te
verbranden in verband met de geheim-
houding. In de nieuwe voorschriften
stond dat de burgers voorzichtig voorbe-
reid moesten worden om in geval van
nood zo snel mogelijk te kunnen eva-
cueren. Men probeerde de inwoners de
ernst van de zaak te laten inzien bijvoor-
beeld door te adviseren transportmidde-
len aan te schaffen, zoals kinderwagens,
kruiwagens, lichte handkarren. Handige
doe-het-zelvers maakten fietskarretjes
om achter de fiets te hangen, en van
fietswielen inklapbare karretjes waar
eventueel kinderen in konden worden
vervoerd, of goederen die men niet kon
missen.
Een officieel bericht werd ontvangen.
Hierin stond de richtlijn voor de betaling
van een vergoeding, indien de gemeente
moest overgaan tot het vorderen van
paard-en-wagens en voermannen om de
burgerbevolking zo snel mogelijk te kun-
nen evacueren. Deze vergoeding had vier
tarieven, naar grootte van de stad of dorp
berekend. IJsselstein viel onder de platte-
landsgemeenten, het laagste tarief Voor
een wagen met een paard en voerman
f.1,25 per uur; per werkdag van 9 uur
f.io,- ; voor ieder volgend uur f.i,6o.
Voor de stad Utrecht gold het hoogste
tarief, respectievelijk f.2,- , f.i6,- en
f2,50.
Evacuatie
De burgerbevolking heeft bij oorlogs-
handelingen veelal het meest te duchten.
Dit kunnen we bijna dagelijks op de tele-
visie aanschouwen: burgers die hun huis
en goed verlaten om het geweld te ont-
vluchten of voor te blijven. Aan het begin
en einde van de Tweede Wereldoorlog is
IJsselstein betrokken geweest bij het
onderdak geven aan oorlogsvluchtelin-
gen. In de meidagen van 1940 moest de
burgerbevolking uit het gebied van de
'Nieuwe Hollandse Waterlinie' geëva-
cueerd worden; van september 1944 tot
mei 1945 is het gebied rond Arnhem
toneel van de strijd en worden de bewo-
ners gedwongen de streek te verlaten.
Mobilisatie
'Nederland gaat mobiliseren'. Met dit
bericht komt op 29 augustus 1939 een
eind aan de spannende tijd waarin men
zich afvraagt of wdj ons wel of niet moe-
ten voorbereiden op een oorlog met onze
oosterburen. Al op 26 maart '35 was er
een draaiboek gereed waarin de veilig-
heid van de burger bevolking, wonend
aan de rand van de zo beroemde Nieuwe
Hollandse Waterlinie, geregeld was.
Hieronder werden Jutphaas, Vreeswijk
en ook IJsselstein gerekend.
Op 3 september 1939 ontvangt het
gemeentebestuur nieuwe voorschriften
'afVoer burgerbevolking', met het verzoek
243
-ocr page 243-
"V"
G 3 H r. I V.
30STFR0NT VESTING HOLLAND
CaO'ASDAlIT
3ECTIF, 1-4. Nr.lSl G.
BIJLfvOaJ: —
DKDEE'''Ï7!P- Afvoer
Burgerbevolking.
Evacuatie in de meidagen van 1940
Als Duitsland op 10 mei 1940 Neder-
land binnnevalt houdt de verdediging aan
het oostfront, 'de Nieuwe Hollandse
Waterlinie' en 'de Grebbelinie', maar
kort stand.
De burgers woonachtig in de omge-
ving van de Nieuwe Hollandse Waterlinie
houden rekening met evacuatie. De bur-
gemeester van Tiel bereidt zijn mensen
voor met een rondschrijven waarin de de-
tails van een evacuatie omschreven staan.
Men kan zich nu wel indenken dat er
paniek ontstond. Wat kan men mee-
nemen als men te voet weg gaat en huis
en haard achter moet laten. En dan te
denken aan al de boeren met hun melk-
vee dat verzorgd moet worden.
Zaterdagavond 11 mei om 19.45 komt
er bij burgemeester Abbink Spaink een
telefoontje binnen van kapitein Schram
van de oostfrontvesting, waarvan de noti-
tie bewaard is gebleven:
........binnen enkele dagen zou het moge-
lijk zijn dat U moet ontvangen voor tijdelij-
ke onderbrenging: 122^ vluchtelingen uit
Ophemert,
3073 uit Varik, 843 uit Opijnen.
U wordt tijdig tevoren gewaarschuwd. De
mensen komen gedeeltelijk te voet, per rijwiel
of auto. Op de betrokken dag moeten alle in
IJsselstein aanwezige auto's en andere ver-
voermiddelen zich begeven naar de Lekbrug
bij Vianen, waar de voetgangers uit genoem-
de oorden moeten worden opgenomen en
naar IJsselstein gebracht. U gelieve zo snel
mogelijk de in de gemeente aanwezige ver-
voermiddelen te inventariseren zodat zij op
den betrokken dag in gebruik eventueel
gevorderd kunnen worden, {art.}} Ink wet)
Vluchtelingen moeten worden ingekwartierd
in IJsselstein en blijven voorlopig hier.
Op zondag 12 mei komt dan het be-
richt dat alle inwoners aan de Holland-se
zijde van de Waterlinie weg moeten. Dat
wil zeggen de gehele Betuwe, Zuid-
Veluwe en de Utrechtse Heuvelrug.
In de vroege ochtend van maandag 13
mei wordt door de commandant 'Oost-
front Vesting Holland' uit Gouda telefo-
St.K.,17 Januari I94O.
K'
n»>"
Ten einde alle mioverstand uit den weg te
ruimen, deel ik U mede, dat ingeval overgegaan
wordt tot het afvoeren van de burgerbevolking
uit het Oostfront van de Vesting Holland, de
inwoners van bwe cei^-eente eJII;t zullen worden
afgevoerd.
Het treffen van verdere voorbereidingen
kan derhalve gestaakt worden.
Ik zeg U danl; voor de bij de vocrloopige
voorbereiding verleende medewerking.
De Kolonel,
Commandant Oostfront Vg.Ii.,
\-^
^
ylK'^ '
J4H. psuyt vaïi hertog.
typ- JUS
coll. /•■'
In een 'geheim' schrijven aan het ge-
meentebstuur op 17 januari 1940 van de
commandant van de 'oostfrontvesting'
krijgt men te horen dat IJsselstein niet
geëvacueerd hoeft te worden. Voor het
gemeentebestuur was dit een geruststel-
lend bericht, dat echter niet medegedeeld
mocht worden aan de burgerij.
Kort daarop werd IJsselstein aangewe-
zen om als eerste opvangcentrum te die-
nen voor evacuees uit de 'Vesting Hol-
land' tussen de Grebbelinie en de 'Nieu-
we Hollandse Waterlinie', dus mensen
uit Rhenen, Tiel, Veenendaal, Drieber-
gen enz. Het gemeentebestuur moest nu
besluiten de bevolking te vertellen dat zij
niet geëvacueerd hoefde te worden, maar
dat zij wel evacuees zou moeten opvan-
gen. Een inventarisatie werd gemaakt,
waarbij rekening werd gehouden met de
geloofsovertuiging van de gastgezinnen.
Zo konden ongeveer 400 katholieke- en
600 protestantse evacuees ondergebracht
worden. Het beroep van de evacuees was
belangrijk: vooral een boerenknecht of
een hulp-in-de-huishouding was welkom.
De comman-
dant van de
'Oostfrontves-
ting Holland'
bericht dat
IJsselstein
niet geëva-
cueerd hoeft
te worden.
244
-ocr page 244-
Aan
de ingezetenen van Tiel.
Ik heb bericht ontvangen, dat de evacuatie moet wordcii voorbereid ; dit beceekent dus
nog niet. dat de evacuatie al moet plaats hebben. Mocht tot evacuatie worden besloten, dan
wordt dit nog bekend gemaakt. Om op alle? voorbereid te zijn, neme men echter kennis van
wat hieronder staat.
TIEL. 11 Mei IQ-tO.
DE BURGEMEESTER.
Men neme slechts het strikt noodzakelijke mede en geve zich rekenschap dat men voor»!
niet meer medeneemt dan men zelf kan dragen. Het is noodig ktjffers en pakketten te vootïien
van een label met naamvermelding.
Bij vertrek gas-, waterleiding- en electr. meter aftluiten. Het huis moet gesloten worden.
Een sleutel met daaraan gehechte schriftelijke vermelding van naam, straat en huisnummer moet
bij den groepsleider van de wijk. waarin Uw woning is gelegen, worden ingeleverd. De sleutel
ui op het Poiitie-Bureau worden bewaard. Van militaire rijde en gemeente-politie zal zoo goed
mogelijk voor bewaking worden gezorgd.
Hierbij gaat tndeeDngslijst met opgave van den naam van de(n) hoofdgeleider van de
verschillende wijken.
a. Papieren.
Distributie-stamkaart. Deze kaart is uw buitenlandsch pasptxxt. Ieder tld van het gezin
{ient zelf zijn kaart bij zich te hebben. Men vervaardige voor kindeten een linnen zakje, dat
net een koord om den hals gedragen wordt en waarin de stamkaart wordt gestoken.
Trouwboekje en, indien aanwezig, geboorte- en huwelijks-akten.
Spaarbankboekje.
Polissen.
Belasting Biljetten.
Geldswaardige papieren.
Bigendoms bewijzen.
i.
Mondvoorraad.
Men zorge voor mondvoorraad voor minstens 24 uur.
De burgemees-
ter van Tiel
doet medede-
ling aan de
burgers van de
op hande zijn-
de evacuatie.
e. Klcedlng en uitrusting.
Dekens (gerold. Zk>o mogelijk eenige reserve ondergoed en een paar extra Schoenen,
dige bïdzakken en kussen zakken (als beigingiiMteriaal te gebrtiikea).
Toiletartikelen.
Benige eet- en drinkgerel.
Zaktantaarn. kaarsen, lucifers, eenig «erbandmaterlaal en indien aanwezig gatma^iM.
nisch (telefoonnummer hier was 242!)
het begin van de evacuatie aangekondigd
'..........de evacuatie vangt aan. In de loop
van de dag kunt M3141 vluchtelingen uit Tiel
verwachten U behoeft voor vervoer geen
materiaal beschikbaar te stellen, althans
voorlopig niet'.
Er was dus enige onduide-
lijkheid voor wat betreft het vervoer van
de evacuees; zondag op maandagnacht
was op verzoek het IJsselsteinse wagen-
park (25 voertuigen) naar Tiel vrtrokken
om de evacuees op te halen. Maar 3500
mensen kon je onmogelijk in 25 auto's
stoppen. Daarom kwamen velen lopend
of op paard en wagens zittend, gepakt en
gezakt, de Lekbrug over richting IJssel-
stein. Hier werden deze mensen inge-
schreven en voorzien van eten en drinken
alvorens ze naar hun logeeradressen wer-
den gebracht.
In diezelfde tijd kwamen ook nog eens
honderden terugtrekkende Hollandse sol-
daten met vele wagens en paarden naar
IJsselstein. Dit gaf het gemeentebestuur
heel veel zorgen. De meeste scholen wer-
den bezet door de uitgeputte militairen
en de straten stonden vol met militair
gerij en vermoeide paarden.
245
-ocr page 245-
dig om zoveel mensen in de binnenstad
samen te brengen. Van de inventarisatie
enkele maanden daarvoor, hoe precies
ook verzorgd, kwam niets terecht.
Grote zorgen voor de huisvesting maar
zeker niet minder voor de voedselvoorzie-
ning wat betreft het brood. IJsselstein
had in 1940 rond 5000 inwoners. Dus na
enkele dagen zou de voorraad meel al tot
brood verwerkt zijn.
De toenmalige wethouder G.H.E.
Aelbers, bakker van beroep , nam geen
halve maatregel en bestelde bij 'Stoom-
meelfabriek Holland nv'. te Amsterdam
500 balen van 50 kg tarwebloem, totaal
2500 kg. De beurtvaarders 'Gebr. van
Dommelen' waren bereid deze vracht te
gaan halen. De burgemeester van de
gemeente Amsterdam gaf hiervoor een
ontheffing van het door hem uitgevaar-
digde uitvoerverbod voor graan. Het
Rijksbureau Voedselvoorziening in oor-
logstijd, afd. bloem en meel, gaf het ver-
voersbewijs af, zodat schipper Van
Dommelen legaal kon transporteren.
Een hachelijke opdracht om in oorlogs-
Evacué uit de IJsselstein kon laten zien wat voor een
Betuwe in de organisatietalent zij had. Allereerst had
meidagen het gemeentebestuur besloten om de eva-
van 1940. cues onder te brengen bij de boeren: het
aantal dat men verwachtte was van dien
aard dat de burger-logeeradressen 'geen
zode aan de dijk zette' .
Maar ook uit vei-
ligheidsoverwegingen was het onverstan-
STOOM-MEELFABRIEK „HOLLAND" n.v., AMSTERDAM
OPGERICHT 1863
REKENING vcx>R:
CODE IMS                                       POStnCKEMitra He. lOM
iCOM,^. ^H»USe CODEJ                        BTaTKW WISTEflOOKSmjK
BANKtËRi INCASSOBANK, N V AMSTEftOAM.
^ nl H£T «EneEKTE 8E3TUU»
YSSELSTEIM.
Faktuur aan
de gemeente
IJsselstein
voor de leve-
ring van 2^
ton tarwe-
bloem voor
de
IJsselsteinse
broodhak-
kers.
""""""
«...
„w.
MOtMl
««„
V,A^,.„,
'""ïf»
ZXtCL
I-ACTUU"
urr D*fOT
1**0
-
'pjf \L
Leve
BLCEM 00 a«
verplictil de aan ons behoora
! makken ONf'DDEUUK te
' .Jvn.
ing is hiervan afhankelijk.
soo
löt
r* p
IS.00
j
57S0 00
soo 00
Wii V
...
X «ao M
iicsst
I ■>
246
-ocr page 246-
tijd over de kanalen te varen met de
Duitse jachtvliegtuigen in de lucht.
De vleesconsumptie was geen pro-
bleem. IJsselstein had voldoende thuis
slachtende slagers; koeien en varkens
waren er genoeg. Teveel zelfs, want met
de evacués kwamen ook honderden koei-
en die los lopend door de drijvers werden
meegebracht. Bovendien waren tijdens
de transporten enkele beesten die afge-
maakt moesten worden door slagers ver-
werkt en gelijk door de evacués geconsu-
meerd. (De eigenaars kregen later een
vergoeding). Maar ook het vee moest
ergens blijven. Hoe groot het aantal koei-
en is geweest is niet in het archief terug
te vinden. Volgens de herinnering van de
auteur zouden dat er looo tot 2000
stuks geweest kunnen zijn. Die beesten
moesten niet alleen eten maar ook twee
keer per dag gemolken worden. De mees-
te melk kon niet afgevoerd worden, want
er waren niet genoeg melkbussen om de
melk in te bewaren. Dit waren moeilijk-
heden die men niet voorzien had.
De doorstroom van de vluchtelingen
gaf de organisatie handen vol werk. Voor-
al de mensen die vanaf de Veluwe kwa-
men -waar men niet op had gerekend-
gaven het nodige extra werk. Maar geluk-
kig waren de IJsselsteinse burgers en
hulporganisaties bereid om te helpen
waar men kon. Zelfs voor de zieken, het
meest vrouwen, was er een plaats inge-
ruimd: in het Sint-Jozefziekenhuis wer-
den zij verzorgd.
Door de capitulutie op 14 mei duurde
het evacuatieprobleem maar enkele
dagen en kwamen er andere problemen
om de hoek kijken. De terugtrekkende
Hollandse soldaten waren zeer emotio-
neel en konden het verlies van de oorlog
moeilijk verwerken. Om te voorkomen
dat de soldaten en burgers zich met alco-
hol houdende dranken weer moed in
zouden gaan drinken had de overheid
maatregelen getroffen, mede gelet op de
komst van de Duitsers die in een over-
winningsstemming waren en dit met
IJsaelstein, 18 Mei'40
den BdelAohtlj.Heer Burgemeester
IJsaeletein
EdelAoiitb.Heer,
Hierbij deel ik ü beleefd mede, dat gia-;
teren-morgen bij mij ca. 850 flessolien wijn in
beslag zijn genomen , «elke vernietigd zouden
worden en naar ik hoor , ook reeds vernietigd !
zijn.
Indien de mogelijkheid bestaat hiervoor
schadevergoeding te bekomen en deze ook aan an-
deren wordt gegeven, zon ik hierom ook willen
verzoeken.
Gaarne zal ik bij het bepalen van eene
vergoeding eene welwillende houding aannemen .
In beleefde afwachting verblijf ik met
de meeste Hoogachting
van Ood.Achtb.
de Dw.Dn.
drank wilden gaan vieren. Vele burgers
en café-eigenaren hadden een aanzeg-
ging ontvangen om hun voorraad bier,
wijn en gedestilleerd te vernietigen. Gijs
Bleienberg, eigenaar van café de Strik op
de Poortdijk, liet zijn gehele voorraad
vanaf de brug in de IJssel lopen. Jantje
Geurts, eigenaar van café de Waag in de
Benschopperstraat was slimmer: hij had
zijn voorraad wijn en gedestilleerd met
fles en al in een sloot in de polder achter
op de Hogebiezen gegooid, zodat hij die
later weer op kon halen. Jaren later wer-
den er nog volle flessen gevonden door
de boeren die de sloot moesten uitbagge-
ren. Klaas van Nes, cafébaas in de Weid-
straat stond op de Visbrug zijn voorraad
in de haven te lozen. Bij verschillende
burgers waar men verwachtte een grote
partij wijn in de kelder aan te treffen
werd huiszoeking gedaan. Zo ook bij een
vooraanstaand fabrikant waar 650 flessen
wijn in beslag werden genomen.
Op woensdag 15 mei keren de eerste
vluchtelingen weer huiswaarts. Ze waren
Schrijven
aan de burge-
meester
waarin wordt
gevraagd om
een schade-
vergoeding
voor de ver-
nietiging van
6^0 flessen
wijn.
247
-ocr page 247-
gen in de voorbije moeilijke dagen van U en
Uw medewerkers ondervonden. Het was ons
werkelijk een verademing in IJsselstein.'
.......'Ons dorp heeft veel door de oorlog
geleden. Veel door eigen troepen, welke veel
huizen hebben verbrand afhebben laten
springen, maar gelukkig niet in die mate als
b.v. Scherpenzeel waar nagenoeg geen huis
meer ongeschonden is.'
Restte nu nog de financiële afwikke-
ling van al de hulp die spontaan gegeven
was. Maar eerst de 25000 kg. bloem die
vol emoties en spanningen hoe ze hun
have en goed terug zouden vinden.
Kapotgeschoten of geplunderd. Gelukkig
waren de mensen vol goede moed om
wat vernield was weer op te bouwen. Het
stadsbestuur en de hulpverleners kregen
vele dankbetuigingen toegestuurd. Enke-
le passages uit deze brieven volgen hier:
....... 'Wij mogen niet nalaten U, nu we
weer in onze woonplaats en in ons gelukkig
geheel ongeschonden huis, zijn teruggekeerd,
hartelijk dank te zeggen voor de goede zor-
0i::ie->r;2ai!,dü, t<f
OEMEEHTK TIEL.
Tiel, den 22 Hei I94O.
AAN
Heeren Burgemeester en ''ethoudera
der gemeente
IJaselsteiJn.
Ie Afdeeling
No. 94
ONDERWERP!
Evacuatie.
Wij hebben de eer de inwoners Uwer Gemeente en in
het bijzonder den heer Burgemeester wel zeer onzen dank
te betuigen voor alles wat in Uw Gemeente in de afge-
loopen week voor de inwoners van Tiel ia gedaan. De dank-
baarheid van hen, die daar verzorging en hulp ondervon-.
den is heel groot.
',7iJ zouden het ten zeerste op prijs stellen, indien
ü van het bovenstaande aan Uw ingezetenen zoudt willen
mededeeling doen.
Dankbrief
van de ge-
meente Tiel
aan het adres
van
IJsselstein
voor de gebo-
den hulp tij-
Typ.N.
dens de eva-
coil.!/
cuatie.
/
Burgemeester en V/ethoudera van Tiel,
de secretaris,
de burgemeester,
Av/v
^-'^ •            ■____-^ 1. s.
248
-ocr page 248-
gekocht was bij de meelfabriek in
Amsterdam: door het snelle vertrek van
de vluchtelingen bleef deze zending
ongebruikt en kon in zijn geheel retour
worden gezonden. De kosten van trans-
port en opslag moesten wel betaald wor-
den. Zo ook de vele kilometers die verre-
den waren door de hulpverleners, en ver-
geet niet de enorme wachttijden van de
transportbedrijven die ontstaan waren
door de overvolle wegen in deze omge-
ving. De burgemeester van Ijsselstein
had veel lof voor de medewerking van de
burgers die hun declaraties zo laag moge-
lijk hielden of zelfs geen vordering had-
den ingediend. Ook de kosten die
gemaakt waren bij de inschrijving en ver-
zorging van de vluchtelingen werden alle-
maal volgens de richtlijnen van de 'afvoer
burgerbevolking' afgehandeld.
De enige wanklank kwam van de men-
sen die spullen o.a. handwagens, kruiwa-
gens, kinderwagens ter beschikking
gesteld hadden ten behoeve van de eva-
cués. Deze transportmiddelen zijn bijna
allemaal verloren gegaan. Het gemeente-
bestuur heeft wel nasporing gedaan,
maar dat heeft bijna niets opgeleverd.
Evacuatie september 1944.
Het grote offensief dat onze geallieer-
de bondgenoten in Normandië hadden
opgezet voor onze bevrijding stagneerde
zo rond augustus. Er werd besloten om
achter de Duitse linie met luchtlandings-
troepen een bres te slaan in de omgeving
van Nijmegen en Arnhem. Deze massale
inzet had voor de daar wonende burgers
ingrijpende gevolgen. Wat deze mensen
te verduren kregen, is voor de burgers uit
Ijsselstein niet te begrijpen. Met het zicht
op het einde van de oorlog werden ze
geconfronteerd met het echte oorlogsge-
weld van bombardementen en beschie-
tingen.
Ijsselstein werd door de commissaris
'afvoer burgerbevolking' aangewezen
voor de opvang van 375 vluchtelingen uit
de frontlinie rondom Arnhem en Ooster-
ii,vo-j
l^' /^.
Nr. 2140 .
OSDEHWEHP :
EVACUATIE .
DANKBETUIOINO VSHIEESDE
OASTVBIJHEID.
VeenendMl, 27 Uel I94O.
Vertonden :
^t Mei 1940.
De Raad deter gemeente heeft in zijn openbare
vergadering Tan 20 llel j.1. ons opgedragen, ilJn dank
uit te spreken aan üw gemeentebestuur en de beTolklng
Uwer gemeente, toop de genoten gastTrlJheid ,ln 20 ruime
mate verleend aan een deel van de invoners van Veenendc
Be hulp en liefde ,waarmede onze inwoners sijn ot
vangen en omringd, tijdens de aohter ons liggende oor«-
logsdagen, zullen slj nimmer vergeten.
Bij deze dask sluiten Tij ons g^eel aan,
nij souden het op prijs stellen, indien u dese
dank per openbare kennisgeving aan de Inwoners I7»sr ga'
meente zoudt willen overbrengen.
Burgeaeeeter en Wethouders van Veenendaal,
De Burgemeester,
A«H
Horen Burgemeester en Wethouders
der gemeente
IJSSELSTEIH .
beek. Ook nu werd er weer een inventari-
satie gemaakt, rekening houdend met de
geloofsovertuiging zowel van de gastge-
zinnen als van de vluchtelingen, al is daar
met het onderbrengen van de mensen,
op een enkele uitzondering na, niet naar
gekeken. (90 % van de vluchtelingen was
RK.) Belangrijker was natuurlijk het
voedselprobleem, zodat de meeste vluch-
telingen bij boeren werden onderge-
bracht of na een korte tijd werden overge-
plaatst van burgergastgezinnen naar boe-
rengastgezinnen. Ongeveer 40 personen
vonden onderdak bij middenstandsgezin-
nen, en zo'n 10 personen bij arbeidersge-
zinnen. De overige 325 mensen werden
bij boerengezinnen ondergebracht.
Ook de ge-
meente
Veenendaal
bedankt
Ijsselstein
voor de gebo-
den hulp.
249
-ocr page 249-
Fragmenten uit een dagboek
IJ september 1^44: de hevrijding.
Ruim 4,^ jaar hebben we op Neerlands
bevrijding gewacht, en nu op Zondag
17
Sept. zal het dan toch gebeuren, waar we
naar zitten te hunkeren. Des morgens was 't
erg rumoerig in de lucht. Wolfheze en
Wageningen waren 't slachtoffer van de
vuurmonsters, de bommen. Des middags 1
uur begonnen de Duitsers, die Renkum en
omgeving als inkwartiering hadden gekozen,
te vluchten. Angst brak hun uit. Ze merkten
dat het onveilig begon te worden op
Neerlands bodem, dus kozen ze 't hazepad.
Na een halfuur was er geen Duitser meer te
zien. Naar mijn mening hadden ze toen op
hun post moeten blijven.
Des middags kwart voor 2 kwam er een
zwerm vliegtuigen, de z.g. zweejvliegers. Zo
iets hadden we nog nooit gezien. Met kabels
hingen ze aan elkaar, het eerste vliegtuig
was een groot 4 motorig vliegtuig, daarachter
een groot vliegtuig maar zonder motor en
geheel van triplex. Ze lieten zich hoven
Renkum los, en daalden langzaam op
Neerlands bodem. Er kwamen auto's moto-
ren, opvouwbare fietsen, geweren, munitie
enz. enz. uit. Iemand die dat niet gezien
heeft kan zich onmogelijk voorstellen wat dat
is. Wij waren er in Renkum trots op dat wij
dat alles mochten aanschouwen....
Na de zweefvliegtuigen, volgden de grote 4
motorige vliegtuigen geladen met
........para-
chutisten!!
Neen zoiets is niet te geloven! We
stonden op een veld tegenover ons huis, met
veel mensen die dansten en zongen van ple-
zier. Alles schreeuwde door elkaar.'Wij zijn
bevrijd, de Tommies zijn er!!!' en 't ging
maar door.
De eerste kleuren die daalden op Neer-
lands bodem waren rood-wit-blauw. De
vliegtuigen waren in groepen van 18 stuks,
verder waren de kleuren, groen geel grijs enz.
Toen ze eenmaal op de grond stonden werd
't rustig. Tot rond half 6 was er niets te bele-
ven. Toen kwamen de Tommies in onze stra-
ten, ze stonden voor ons huis, we wisten van
blijdschap niet wat we doen moesten. Een
ieder groot en klein kwam met van alles
Het dagboek van Grada Stuart
Om een goed beeld te geven van hoe
het was in die dagen volgen hier delen uit
het dagboek van Grada Stuart, toen 23
jaar, naaister van beroep, wonend in
Renkum. Grada, een levenslustige jonge
vrouw, vertelt op een positieve manier
haar verhaal. De familie Stuart, vader,
moeder en Grada werden na een zwerf-
tocht van 30 dagen definitief geplaatst in
IJsselstein en bij het gastgezin van Peet
Veldhuizen, Julianawijk, ondergebracht.
Na 4,5 week werden zij wegens voedsel-
gebrek overgeplaatst naar de familie van
Sijl, Achtersloot, waar zij tot 23 juni ble-
ven. In het gesprek dat ik met haar had
straalt ze op 73-jarige leeftijd nog dezelf-
de levenslustige houding uit. Ze is nog
steeds dankbaar dat ze in IJsselstein was,
en ze komt nog regelmatig op bezoek om
de contacten met de familie van Sijl le-
vend te houden.
Bepakt en
beladen ver-
trekken de
burgers uit
Arnhem.
250
-ocr page 250-
Landing van
Amerikaanse
parachutis-
ten op ly sep-
tember ig44
in de omge-
ving van
Renkum.
aanslepen, melk, thee, tomaten, appels,
peren enz., de Tommies waren werkelijk
geheel verrast: dat hadden ze niet verwacht.
Wij mensen in Nederland hebhen 4,^ jaar
onder de verdrukking gestaan der Duitsers,
dus men begrijpt de vreugde der Nederlandse
bevolking. De Tommies wisten ook wel wat
wij te kort kwamen, en deelden sigaretten en
chocola uit. Hun uniform bestond uit rode
muts, met grote zilveren bros, verder lang
grijs-bruin windjack, een soort plusfour in de
zelfde kleur. Toen ze daalden hadden ze een
gecamoufleerde helm op, met leren riem
onder hun kin door. (voor de luchtdruk.)
De Tommies stonden met ons te praten,
maar wij arme mensen stonden met de
mond vol tanden en verstonden er echter
niets van. Maar al heel gauw werd alles ver-
taald door diegene die wel Engels verstonden.
Ze vertelden dan dat ze enthousiast waren
over de verwelkoming op Neerlands bodem.
Al heel gauw maakten de Engelsen een auto
met
3 Duitsers buit, verder was er geen
Duitser te zien. De buit gemaakte auto werd
leeg geplunderd door de Engelsen en onder de
Nederlandse bevolking verdeeld. Met natuur-
lijk verontwaardigde gezichten van de
3
krijgsgevangen Duitsers. Tot rond half 10 lie-
pen wij dien zondag nog op straat, in plaats
van zoals de Duitsers ons tergden om 8 uur
binnen te zijn. Het was de gehele avond
natuurlijk vreugde en vertier, de vladen wer-
den uitgestoken. Maar helaas, de vreugde
van iedere Nederlander was maar kort.
De Engelsen hebben zich 's avonds inge-
graven hij de steenfabriek 'Vlamovens' te
Renkum en de gehele nacht de hoofdweg
onder vuur genomen. De volgende morgen
(dus maandag) werden we in de vroegte
opgeschrikt door schieten en lawaai, en
zagen we tot wanhoop allemaal Duitsers
geheel gecamoufleerd. Nu wisten we het heus
niet meer. Men kan zich niet voorstellen wat
wij toen allemaal meemaakten. Het ging dus
schot op schot, de gehele stemming was ver-
dwenen. Er heerste in de lucht ook bedrijvige
activiteit. De Duitsers waren zo bang en
zochten schuilhoekjes bij de Nederlandse
W
-ocr page 251-
konden verlaten, hoe lief en dierbaar het ons
ook was. En waarheen????? Wij weten het
niet, wij zullen echter op God vertrouwen en
zien waar we terecht komen.
De Evacuatie
In een stoet achter elkaar vervolgden we
onze weg. Waar naartoe wisten we niet, de
hoofdweg volgend kwamen we te Bennekom,
echter geen plaats. Verder door naar Ede,
geen plaats, nog 8 km. verder naar Veenen-
daal, om ongeveer
5 uur arriveerden we op
het kruispunt Veenendaal-de Klomp. Door
het Rode-kruis werden we ondergebracht,
door liefdadigheid werden we door een boer-
tje meegenomen.
3,5 Week zijn we er
geweest, het eten was er reuze goed maar de
behandeling was er niet zo best. De meeste
mensen in Veenendaal beseften niet dat wij
alles achter hebben moeten laten en niet voor
ons plezier Renkum hadden verlaten. (....)
Op Donderdag 26 October kregen we de
boodschap van de evacuatiedienst: op
Vrijdag zy October 's morgens om 10 uur bij
Eltheto zijn, om dan op wagens verder
gebracht te worden. Men beseft niet wat er
dan in een mensenhart omgaat. Een ver-
schoppeling langs de straat, meer niet. Affijn,
we vertrouwen op God, die zal ons enige red-
midddel zijn. Vrijdagmorgen om 10 uur gin-
gen we naar 't Rode-kruis gebouw Eltheto.
Enige familieleden van ons stonden er ook,
waar we afscheid van namen want wanneer
zien we ze terug??? ledere dag moesten zo'n
200 evacués Veenendaal verlaten, wegens de
voedselvoorziening!
Na alles op de kar te hebben geladen, gin-
gen we zelf op de wagens. Mensen met kin-
derwagens, pasgeboren kinderen, ouden van
dagen, alles moest mee. Ellendig, zo'n toe-
stand. Nooit te vergeten.
Rond 2 uur arriveerden we te Leersum.
De onthaling was daar slecht, we werden op
soep getracteerd, die zo dun was als water.
In een school moesten we slapen, maar 't
was daar zo vies en vuil dat ik er op uit ging
en bij burgermensen onderdak kreeg voor
dien nacht.(
.......)
Zaterdag 's morgens moesten we weer ver-
bevolking. Er werd hevig van uit de lucht
gevuurd op de Duitsers. Velen werden getrof-
fen en er werden natuurlijk ook nog burgers
getroffen wat wij dan ook berouwen.
Vanaf dien dag, dus 18 September, moes-
ten wij de kelder in vluchten, voor de grana-
ten en voltreffers. Wat wij toen allemaal
beleefden, is met geen pen en aandacht te
beschrijven. De dagen daarna moesten
Arnhem en Oosterbeek evacueren. Het leed
was begonnen; met enkele stuks kleren ging
men er van door, om maar zo gauw moge-
lijk vanuit het vuur weg te zijn.
Het front werd gevormd bij Oosterbeek -
Arnhem, de strijd is dan ook hevig geweest.
Arnhem is bijna geheel verwoest. Ook heel
Heveadorp moest geëvacueerd worden. De
Engelsen trokken zich terug in Oosterbeek,
dus wij ontvingen de granaten en voltreffers
van alle kanten. De Engelsen gingen de Rijn
over, dus toen was het in Renkum niets dan
Duitsers, en de Betuwe allemaal Engelsen;
het schieten ging over en weer. Als de
Duitsers een schot losten, kwamen er 10 tot
15 schoten terug, alles dreunde en daverde.
Wij moesten niets dan dekking zoeken in de
kelder. Slapen, alles moest in de kelder
gebeuren. Iemand die de dagen van ly
September niet heeft meegemaakt, kan zich
niet voorstellen wat of het eigenlijk is. We
leefden van de eene dag in de andere en
waren van ons leven niet zeker.
14 Dagen hebben we zo doorgebracht.
Aanvoer van eten was er niet, melk konden
we bij de boeren in Bennekom gaan halen.
De uren dat 't even rustig was dus dat was
maar zo af en toe een keer, moesten we nog
een paar uur in de rij gaan staan eer dat we
wat hadden. Hopeloos.
De nacht van zaterdag}0 September op 1
October was wel erg hevig, het vuren was
niet tot stilzwijgen te brengen. Des morgens
om ongeveer half 11 ging het als een lopend
vuurtje door de straten.....evacueeren! : voor
5 uur moest alles ontruimd zijn. Onze eerste
zwerftocht werd ondernomen. Hoe eerder
dat we weg waren hoe liever, want de grana-
ten vlogen om de oren. Bukkend onder het
vuur door waren we blij dat we Renkum
252
-ocr page 252-
daar was 't zo'n bende, vreselijk. Eten kregen
we, dat nergens op geleek, in een conserven
blik; rijk en arm liep over 't stroo heen, waar
men dien nacht op moest slapen. (.....)
De volgende morgen moesten wij om 9
uur bij de kerk zijn. Met de fam. Smit zou-
den wij bij elkaar blijven. Er kwam een groep
wagens voor, die bestemd was voor
Westbroek. Helaas moesten wij nog wat
wachten daar er geen wagens meer waren.
De familie Smit ging vast vooruit met de eer-
ste ploeg, en zouden zien dat ze in
Westbroek onderdak kregen, tesamen met
ons. Na een paar uur verscheen er weer een
groep wagens, maar helaas, die waren voor
IJsselstein. Zo werden wij naar IJsselstein
vervoerd. 21 KM vanaf Zeist, de tocht ging
binnendoor over Bunnik, Houten, Jutphaas
naar IJsselstein. Wij moeten eerlijk beken-
nen dat we nergens zo onthaald zijn als in
IJsselstein! 2 Borden erwtensoep kregen we,
zo heerlijk hadden we ze al die dagen nog
niet gehad. Na ons heerlijk gewarmd te heb-
ben werden we door de evacuatie dienst naar
onze hospita gebracht. Nadat men alles zo
heeft doorstaan kan men zich niet voorstel-
len hoe gelukkig zij zijn die in hun gewone
dagelijks leven kunnen voortgaan. }oo
Evacués uit Huissen, Gennep en 2 gezinnen
uit Renkum vonden onderdak op }0 October
te IJsselstein. Wij kwamen bij burgermensen,
P. Veldhuizen. 4,^ Week hebben we daar
door gebracht, maar wegens gebrek aan eten
moesten we worden overgeplaatst. Er werd
door onze kostbaas gezorgd voor een goed
tehuis (S. V. Sijl) een grote boerderij, goed
van eten en drinken. Dit is in 't kori ons
zwerf leven geweest vanaf 1 October dat wij
weg moesten, tot
3 December dat wij in de
Achtersloot bij S. v. Sijl kwamen.
Ons verblijf te IJsselstein.
De eerste Zondag dat wij in IJsselstein
waren, werd er in de kerk, gesproken over
naastenliefde ten opzichte van evacués, er
werd gecollecteerd, en de opbrengst was over-
stelpend. Een week later werd door de Deken
der Parochie verzocht dat de parochianen
hun kasten en kisten eens degelijk moesten
der van Leersum naar Doom. Des morgens
9 uur moesten we bij 't schoolgebouw aan-
wezig zijn. Vol verwachting stonden we te
kijken en daar komt onze instructrice aan
die ik ongeveer
5 weken niet meer had
gezien. Ik wilde op dat moment niet meer.
Alles was me te veel er zit geen Jut meer bij
de mensen in een hopeloze toestand. De
wagens stonden klaar en onze verhuizing
ging weer verder. In Doorn aan gekomen
kwamen wij bij een school aan; daar kregen
we een bord soep van het Rode-kruis. Ik zag
een bekende uit Rhenen en vroeg hem of hij
ook wist waar Fam. v. Ingen was. Ja hoor,
dat wist hij, dus ik er vlug heen. Cor en
Henk keken hun ogen uit. Des middags
moesten we weer vertrekken naar Drieber-
gen. Om
5 uur arriveerden we in Driebergen.
Daar moesten we in een school. Het zag er
wel keurig netjes uit. We kwamen met de
familie Smit uit Wageningen en fam. Drost
uit Renkum bij elkaar, te samen 10 perso-
nen. Des nachts sliepen we in stroo, dat valt
niet mee, maar moed houden. Het eten van
de keuken was er goed, de vrouwen en meis-
jes zouden onder elkaar aardappelen schil-
len. We schilden dien morgen met
15 man 3
mud aardappelen en verspitsten ons op 't
avondmaal. Maar wat een teleurstelling, de
aardappelen werden dien middag door de
weermacht in beslag genomen, dus kregen
wij ze in deschil.(
.....)
Van het Rode-kruis kregen we 's morgens
3 dunne sneetjes brood, en 's avonds een bord
soep, dus daar konden we het onmogelijk op
houden. En wanneer zijn we op de bestemde
plaats??? Wij weten het niet. (
.....)
Onze tocht was naar Zeist. We kwamen
om half 6 aan bij het grote zusters huis. De
onthaling was reusachtig. Neerlands Rode
Kruis was overal paraat. Zij was de steun
voor ons volk, en de redding voor allen, groot
en klein. Ouden van dagen werden verzorgd.
We werden onthaald op een bord heerlijke
erwtensoep, wat na al dat trekken wel
smaakte. Daarna werd er in 't zelfde
gebouw bekend gemaakt in welke school of
kerk men dien nacht moest slapen. Wij kwa-
men met onze ploeg in een protestantse kerk,
253
-ocr page 253-
onderzoeken, of er niet iets dergelijks van kle-
ren of schoeisel te vinden was, want er waren
er verschillende onder de evacués die bijna
niets geen kleren bij zich hadden, aan
schoeisel was ook een groot gebrek. De meis-
jes der Katholieke Arbeiders zouden dien
week langs de huizen komen om de
opbrengst in ontvangst te nemen. De
Kapelaan Weleerw. Heer Poot verzocht mij
om ook een handje te helpen met 't naaien,
ik heb dit aangeboden. Op het Katholieke
Jonge Vrouwen Huis werd alles gebracht (op
Maandag 22 November) wat de mensen
konden missen. Ik heb daar ontmoet en ken-
nis gekregen met mej. Jo van Hoeve, op
Donderdag 2^ November.
De opbrengst van kleren was geweldig.
Koffers en dozen vol werden er gebracht, met
van alles en nog wat. Netjes werd alles gesor-
teerd, en enkele dagen daarna kreeg ik mijn
portie verstelwerk.(....)
Op Zaterdag j Dec. kwamen we 's mid-
dags bij de Fam.v. Sijl. Vijf Dec heb ik bij de
Familie v. Hoeve doorgebracht, wat erg
gezellig was. St. Nicolaasavond bracht nog
wat afleiding in ons vreemde leven. (
..........)
Verder gaat iedere dag gewoon voorbij.
Vader helpt op de boerderij, moeder met het
binnenwerk, en ik met naaien en stoppen.
Drie weken heb ik voor de evacuatie
genaaid, zelf hebben we ook aardig wat kle-
ren gekregen. Eerste Kerstdag zijn Jo en ik
naar Montfoort geweest, naar Fam. v.d.
Vooren, die vertelde ons dat ^0% van
Renkum geheel is verwoest of verbrand.(
.....}
Affijn laten we hopen dat spoedig onze
wens verhoord mag worden, en we weer van
voren af aan kunnen beginnen in ons nooit
te vergeten dorp Renkum met haar gezellige
omgeving , vrienden en kennissen. Op
31
December, oudejaarsdag, hebben we oliebol-
len gebakken bij de boer. We zouden het
oude en nieuwe gezamelijk vieren, zo goed
en zo kwaad als 't ging. We waren met
35
personen bij elkaar, Ans van Sijl speelde
accordion. De stemming kwam erin hoor, er
werd door gespeeld tot half 4, het was reuze
gezellig, dat is niet te geloven. Nieuwjaarsdag
werden we om
9 uur opgeschrikt door heel
laag zwevende Duitse vliegtuigen. Wat dat
betekende weten we niet, vele zijn er ter plet-
ter gevallen,
(één op de Hoge Biezen bij de
Paardelaan -red.) Het was een woeste jacht-
partij. Men vermoedde dat ze opgeschrikt
zijn door Engelse vliegtuigen die Soesterberg
gingen bombarderen. Des middags ben ik
met Jo naar Veldhuizen geweest om Nieuw-
jaar te wensen, 's avonds zijn we allen vroeg
naar bed gegaan, daar we nog slaap te kort
komen. De verdere dagen verliepen in
gewoon tempo. (
......)
Op 12 Februari werd de vastenavond
gevierd, de gehele dag was 't reuze gezellig, er
werd kaart gespeeld enz. 14 Februari begin
der Vasten, dus 't feest is afgelopen. Wij
beseffen niet dat er zo'n toestand is, de gezel-
ligheid kan veel met zich meebrengen. Er is
vertier genoeg op de boerderij bij v. Sijl. Als
men ziet wat een mensen er aan de deur
komen om 1 sneetje brood, dan is 't hopeloos.
Er gaat geen dag voorbij of er zitten 's mid-
dags nog wat extra gasten te eten. Van hein-
de en verre komen de mensen. Rotterdam,
Amsterdam, Haarlem, den Haag, Utrecht
enz. Nu in deze tijd kan men zich pas voor-
stellen wat naastenliefde is. Jammer dat veel
mensen het niet beseffen. Laten we hopen dat
het eens in hun gedachte komt van
Naastenliefde. (
........)
Zo hebben we onze tijd in IJsselstein
doorgebracht, in gezelligheid, maar ook in
zorg over al ons hebben en houden. Maar
wij vertrouwen nog steeds op God en zullen
hopen weer spoedig naar Renkum terug te
keren.
...............
Het einde nadert!
Op Woensdag 2 mei werden we 's mor-
gens opgeschrikt door een massa laag overko-
mende Engelse vliegtuigen, die pakketten
kwamen brengen in Utrecht. Vol met eten, je
kon niet indenken wat allemaal: groenten,
blikgroenten, gecond. melk enz. Wat waren
de mensen blij. De vliegtuigen waren in de
kleuren Rood-Wit-Blauw. Een pracht
gezicht.
Vrijdagavond werd de vrede getekend, dus
op 4 Mei '4^. Wij kunnen nu op de capitula-
254
-ocr page 254-
Nu naderde ook onze tijd dat we weer Bevrijdings-
naar eigen haard kunnen terug keren. Wij feest in de
verlangen er dan ook hard naar. Toch zijn Achtersloot
er vele die het op 't ogenblik zwaar hebben onderde
en dat zijn de N.S.B.-ers en moffen meisjes. Nederlandse
De N.S.B.-ers worden opgesloten, en de driekleur,
moffenmeiden kaalgeknipt, ieder weet voor Vlnr.: Tonny
zich zelf wat hij op z'n hart heeft. Ik heb er \an Sijl, Miep
geen medelij mee hoor. Viffjaar lang hebben hevels {eva-
de N.S.B.-ers ons geprobeerd te knechten, nu cuée uit
is 't onze tijd om baas te spelen, evenzo met Huissen),
de meiden die omgang hebben gehad met Grada Stuart,
moffen. Vijfjaar hebben zij lol gehad, nu Ans van Sijl.
wij.
Op 12 mei (Zaterdag) was er in
IJsselstein op de plaats voor 't gemeentehuis
groot feest, mooie grammofoon-muziek,
mooie lampions met helder licht. Er waren
enkele Tommies die ook mee dansten; een
optocht werd gehouden naar 't kamp van de
N.S.B., liedjes gezongen, enz. Tot 11 uur
ging dit spel door, daarna naar huis met z'n
allen en vlug naar bed. Dit feest is ten einde.
tie van Duitsland rekenen. Zaterdag 5 Mei
werd de capitulatie bekend gemaakt, we wis-
ten niet wat of we hoorden, overal werden de
vladen gehesen, de stemming kwam erin, de
ondergrondse beweging ging ook aan 't werk.
Een ieder groot en klein liepen in oranje
gewikkeld, zelfs de paarden en honden had-
den nog oranje op. Wat 'n vrolijkheid na
5
jaar onder verdrukking te hebben geleefd. De
gehele dag was de stemming er in. De
Zondag ging ook in feeststemming voorbij.
Steeds komen de Tommies dichterbij, wij
hopen dat ze ook gauw in IJsselstein komen
binnen trekken. De verdere dagen verliepen
in een geweldige feeststemming, de kinderen
hadden onder elkaar een optocht georgani-
seerd, 't was geweldig leuk.
Woensdag 9 Mei was er 's avonds in
IJsselstein muziek, de korpsen marcheerden
door de straten, een heel ander gevoel als
toen de moffen regeerden. Nieuwe proclama-
ties en orders staan overal aangeplakt uit
naam van de Koningin!
255
-ocr page 255-
Terug naar huis.
Hoe verging het verder Grada Stuart
en haar familie? Haar dagboek vertelt
daar alles over, maar om het verhaal kort
te houden een kleine samenvatting:
Ze ondernam twee pogingen om in
Renkum te komen, die om diverse rede-
nen-zoals geen vergunning om het oor-
logsgebied te betreden- mislukten. Op 28
mei waagde ze wederom een poging
samen met dochter des huizes: Tonny
van Sijl. Op de fiets gingen ze richting
Veenendaal waar de nacht doorgebracht
werd bij kennissen. De volgende dag heb-
ben Grada en Tonny al hun vrouwelijke
charmes in de strijd gegooid om de diver-
se controleposten te passeren, wat hun
dan ook lukte:
Ik was zo blij als een klein kind, dat ik
weer op Renkumse bodem was, de Waterweg
over, Reymerweg en ja hoor: onze straat de
van Ingenweg. In de verte zag ik dat ons
huis er nog stond. Ik zag niets meer in de
buurt. Tonny wist niet wat ze zag, zo ont-
zettend veel was er kapot, ieder huis stuk
voor stuk had een granaat of voltreffer
gehad. Hopeloos. Bij ons viel 't op 't eerste
gezicht nog wel mee. Langzaam gingen
Tonny en ik 't huis binnen, deuren hoefden
we niet te openen, die stonden los, de keuken
was een mestvaalt, zo'n bende. Daarna de
kamer in, 't zelfde, de weckflessen stonden
met 10 cm dikke schimmel op de grond op
tafel enz. De lamp was afgesneden en lag in
de hoek van de kamer, verder alles overhoop.
De kelder was geheel uitgehrand, juist waar
al 't mooie en kostbare stond. Ik zelf bezit
niets meer. Mijn naaimachine is ook hele-
maal verbrand, dan nog een grote kist met
spullen en 'n grote uittreknaaidoos. Affijn ik
schik me erin, er is toch niets aan te doen. In
de voorkamer was 't al net 't zelfde als over-
al, onze poes lag dood in de voorkamer. We
hebben hem achter netjes begraven. Boven
op de slaapkamers kun je wel zeggen, datje
je nek brak over de rommel. We hebben
geprobeerd 'n stoffer te vinden, en 'n schop
om zo de rommel weg te krijgen.
'n Karrevracht is er uit huis gekomen, je
wist niet waar je 't eerst mee beginnen moest.
Al gauw was 't kwart voor 5 en om 5 uur
moesten we Renkum weer verlaten hebben.
Maar 't was zo hopeloos in huis, er was nog
geen mes om een sneedje brood te smeren,
met een briefopener moesten we ons behel-
pen, uit een weckfles moesten we water drin-
ken, zo ga je maar door.
Na alles zo goed mogelijk gesloten te heb-
ben zijn we weer op de fiets gestapt. Jammer
genoeg regende 't en 't was nog ^^ KM. fiet-
sen, dus geen kleinigheid. Enkele straten in
Renkum zijn we nog doorgefietst, en toen
vlug naar IJsselstein.(
.......)
Nawoord
Op maandag 11 juni 1945 werd Ren-
kum vrijgegeven voor de bewoners. 692
Woningen waren nagenoeg onbewoon-
baar of totaal vernield. De famihe Van Sijl
zorgde voor vervoer met paard en wagen.
Volgepakt en gezakt met alle soorten
gebruiksvoorwerpen welke door IJssel-
steinse burgers waren geschonken ver-
trok men in de vroege morgen. Ook de
nodige man- en vrouwkracht ging mee
om het huis zo snel mogelijk bewoonbaar
te maken want ook hier gold: 'vele han-
den maken licht werk.'
Met veel dank en tevredenheid kijkt de
familie Stuart terug op hun gedwongen
verblijf in IJsselstein, en nog meer dank
gaat uit naar de familie Van Sijl in de
Achtersloot.
Bronvermelding:
-Archief gemeente IJsselstein
-Dagboek Grada Stuart
* Met medewerking van Corien Rietveld-
Alsbach.
256
-ocr page 256-
Het plaatselijk bestuur in de bezettingstijd
door dr. M.A.J.M. Matthijssen
gen. Ik verwacht daartegenover, dat alle in
actieve dienst staande rechters, openbare
ambtenaren en beambten mijne verordenin-
gen streng zullen opvolgen en het
Nederlandsche Volk met verstand en zelfbe-
heersing den toestand aanvaardt'....
.....'Ik zal daarom zorgen, dat het
Nederlandsche Volk als van gelijken bloede
als het Duitsche volk niet in ongunstigere
levensvoorwaarden zal vervallen, zooals de
noodlottige omstandigheden en den vemieti-
gingswil van onze vijanden in dezen tijden
zulks noodzakelijk maken'
.......
Het beleid van Seyss-Inquart was er op
gericht het Nederlandse volk te winnen
voor het nationaal-socialisme, met als per-
spectief op langere termijn, dat Neder-
land deel zou gaan uitmaken van het
Groot-Duitse rijk. Om een zo gunstig
mogelijke sfeer te scheppen kregen de
Duitse militairen in 1940 de strikte
opdracht zich correct en vriendelijk te
gedragen; er vonden geen arrestaties
plaats, er werden geen huiszoekingen ver-
richt, de Nederlandse krijgsgevangenen
uit de eerste oorlogsdagen werden al in de
eerste helft van juni vrij gelaten. Waar
mogelijk legden de Duitse soldaten
vriendschappelijke contacten met de
Nederlandse burgers.
De Nederlandse overheid was aanvan-
kelijk bereid tot samenwerking met de
bezettingsautoriteit. Ambtenaren werden
krachtens een voorschrift uit 1937 daartoe
Inleiding
Op lo mei 1940 werd 's ochtends in
alle vroegte de stilte van het luchtruim
boven Nederland verscheurd door het gie-
rend geluid van gevechtsvliegtuigen.
Bommen barstten uiteen, bruggen wer-
den opgeblazen, mitrailleurvuur kletterde
in het rond; een beangstigende ervaring
op deze overigens zo prachtig zonnige
voorjaarsdag. De Duitsers waren Neder-
land binnengevallen; en zij waren plotse-
ling overal. Vijf dagen later was het
gebeurd. De Duitse Blitzkrieg raasde met
geweld over ons land; het zwakke Neder-
landse leger had geen verweer, ondanks
moedig verzet hier en daar, bijvoorbeeld
op de Grebbeberg. Voor Nederland brak
een bezettingstijd aan die vijf jaar zou
duren.
Het burgelijk bestuur onder druk
Eind mei werd op nationaal niveau een
Duits burgerlijk bestuur ingesteld. Als
hoofd hiervan benoemde Hitler dr. Seyss-
Inquart. De nieuwe rijkscommissaris
maakte zijn opwachting op 29 mei. Bij
zijn installatie zei hij onder meer:
.....'Ik zal alle maatregelen treffen, ook
wettelijke, die nodig zijn, dezen opdracht te
vervullen. Het is mijn wil hierbij het
Nederlandsche recht zooveel als mogelijk te
eerbiedigen, tot uitoefening van het bestuur
de Nederlandsche autoriteiten te raadplegen
en de onafhankelijke rechtspraak te eerbiedi-
257
-ocr page 257-
ook verplicht. Mede ter voorkoming van
willekeur door een eventuele bezetter 'zul-
len
(de ambtenaren) in het belang der bevol-
king er naar streven dat het bestuur ook
onder gewijzigde omstandigheden zoo goed
mogelijk zijn taak blijft vervullen'^.
Het
overheidsapparaat moest onder de gewij-
zigde omstandigheden de openbare orde
blijven verzorgen in overeenstemming
met de Nederlandse wetten. Van de amb-
tenaren werd verwacht, dat zij een zekere
vertrouwenspositie zouden verwerven bij
de bezettende macht, waardoor deze niet
eigenmachtig maar in overleg zou optre-
den. Om dezelfde reden was het plegen
van verzet in de vorm van ondermijning
van de militaire kracht van het bezettings-
leger verboden, niet alleen voor ambtena-
ren maar ook voor burgers. Van de andere
kant wilden de Nederlanders ook duide-
lijk maken dat ze de Duitsers zagen als
overweldigers, de N.S.B.'ers als landverra-
ders. Ze vonden spoedig een symbool om
hun nationale identiteit tot uiting te laten
komen: de verjaardag van prins Bernhard
op 29 juni 1940 werd spontaan een natio-
nale feestdag, waarop ieder een anjer in
het knoopsgat droeg (Anjer-dag)-^ . Op 24
juni 1940 werd de Nederlandse Unie
opgericht onder leiding van drie vooraan-
staande publieke personen J. Linthorst
Homan, J. de Quay en L. Einthoven. Deze
wilde enerzijds samenwerken met de
bezetter, anderzijds duidelijk maken, dat
men zijn eigen Nederlandse aard wenste
te bewaren. Zij presenteerden zich aan
het Nederlandse volk met de oproep om
oude tegenstellingen tussen de politieke
partijen terzijde te schuiven en zich een-
drachtig te scharen achter een beweging
van nationale eenheid. De oproep kwam
tot stand met medeweten van enerzijds
het Duitse bestuur (Seyss-Inquart) en
anderzijds de leiders van de oude politie-
ke partijen, waarbij ieder zijn eigen
bedoelingen had: de Duitsers zagen hier-
in een aanzet om het Nederlandse volk te
doen aansluiten bij de nieuwe orde zoals
zij die zagen; de Nederlandse partijen
beoogden het tegendeel. In de dagbladen
verscheen het hierbij afgedrukte manifest
(De Jong, dl 4, 509).
Het heeft enige tijd geduurd voordat de
houding van het Nederlandse volk tegen-
over de bezettende macht zich uitkristalli-
zeerde. In de loop van 1941 echter maakte
de afwachtende houding plaats voor een
groeiend verzet. De eerste uitbarsting was
de geruchtmakende februaristaking in
Amsterdam. Ook liep geleidelijk de span-
ning op tussen de bezetter en de
Nederlandse Unie. Vele leden begonnen
de Nederlandse Unie meer en meer te
zien als een middel om te protesteren
m. I
Het eerste
manifest van
de
Nederlandse
Unie.
Landgenootcn!
rrr den oood <l«r t^dm \m c*n aieawc uak
l geboren. W^ noodigea U oii, met oa*étsm
k; op te iMniicD. W^ roepen U op, cDCt eigen
dtt en ovwrccnkomMig oaECa eiQca Neder-
lacibctt Mtfd. gcxaoMaihik door kordatea
rid mmmt ecu alenwe Nedal«ods^e tawo-
rlghrtd te Nrcvea.
▼oor aëcm. voor joog ca ood, Tttne d«a itcrkc
co dca zwakke. BcxicUaa vaa de tcngd la
vadcrUadccbca fte.
DH wilca wij verwcicollikce op Ncdcrlaad-
Kkc «ritsc ccrWcdigcadc de Iradltlaacclc
gccMcHfke vrilkcid ca vcr<iraa«>aarahcid. Wi)
wülcQ oo» werk vcrrickteo in contact a»ct
de NederUmdsche- en bexettioflcantorileiteo.
Nedcrtaademl Geeft aan ooacurcren Uw afcr
krachten. Wie fick attljd^ boodt, eckaadt
de NederlaadKke zaak. SMt U aaal
■ccrat tt noodUlgi Erlucaateg vaa de gewij-
Ib rariwnidfanKji. NiMtonslc «afDcnwcrkios
ém rtkthrttidnteB grattdriJig. Harmo-
%t MOWHÜBdic Oj^OttW, met umen-
Itog -waa alle ivfoé^i^ac&»£o in tm»
t SociiOe reditTMrdigbeid. opdat er
^
M wvk TOOT jiB«a M afbctdavretigdc
De Nederlandsche Unk
t.EINTHOVEN • J.LINTHORST HOMAN • J.E.DEQU/Of
25«
-ocr page 258-
af te leiden uit de gemeenteraadsver-
slagen van IJsselstein. Terwijl in de raads-
vergadering van begin augustus nog uit-
bundig aandacht is besteed aan het twaalf-
en-half jarig ambtsjubileum van burge-
meester Abbink Spaink, moet deze in de
vergadering van 29 augustus meedelen,
dat dit de laatste raadsvergadering zal zijn
( zie illustratie 2, Raadsverslag NR
525/526). Daarna valt inderdaad de stilte.
Raadsverslag nr 527 ( zie daar) is geda-
teerd op 27 november 1945 !
Deze 'staatsgreep' ging niet alleen als
een schok over het land, hij plaatste alle
betrokkenen ook voor een lastig dilemma.
Wat te doen: aftreden of aanblijven?
Aftreden zou met zich meebrengen, dat
de burgers zonder bestuurlijke bescher-
ming aan de bezetter zouden worden
overgeleverd en dat moest koste wat kost
worden voorkomen; maar, door aan te
blijven stemt men stilzwijgend in met het
buiten werking stellen van de democratie
en bewijst men in feite dienst aan de vij-
and. Beide standpunten werden vertolkt
in een maandenlang durende discussie,
zowel onder de betrokken burgemeesters
als onder vertegenwoordigers van de lan-
delijke politieke stromingen. Zo verdedig-
de de ARP het eerste standpunt, de SDAP
het tweede (De Jong, dl 5, 243/244). In de
praktijk bleek het eerstgenoemde stand-
punt de meeste aanhang te verwerven. De
meeste burgemeesters bleven met hun
wethouders in functie, en namen het ver-
dwijnen van de raad op de koop toe.
Zo geschiedde ook in IJsselstein. De
uitschakeling van de gemeenteraad was
voor burgemeester Abbink Spaink aanlei-
ding om ook als gemeentebestuur een
beetje onzichtbaar te worden. Een symp-
toom daarvan is, dat met de gemeente-
raadsverslagen ook de verslagen van de
vergaderingen van burgemeester en wet-
houders kwamen te vervallen. In het
gemeentearchief vind men tot in augustus
1941 wekelijkse verslagen van de vergade-
ringen van dit bestuurscollege, meestal
zeer uitgebreid. Na i september houden
tegen de bezetter en de daarmee actief col-
laborerende Nationaal Socialistische
Partij, de N.S.B. Op 13 december 1941
werd de Nederlandse Unie door de
Duitsers verboden en opgeheven (De
Jong, dl 5,195/196).
Al eerder in dat jaar was er een kente-
ring gekomen in het beleid van de bezet-
ters ten opzichte van het binnenlands
bestuur. Medio 1941 verschenen de eerste
tekenen, dat de Duitsers hun greep op het
bestuursapparaat wilden versterken.
Daartoe werden in het bijzonder twee
soorten maatregelen getroffen: enerzijds
de uitschakeling van de democratisch
gekozen bestuursorganen op provinciaal
en gemeentelijk niveau, anderzijds de
benoeming van Duitsgezinden ( N.S.B.'
ers) op belangrijke bestuursposten.
IJsselstein zou met beide te maken krij-
gen.
Invoering van het leidersbeginsel
De eerste maatregel is aangeduid als de
invoering van het leidersbeginsel. Dat
hield in, dat het provinciaal en het plaatse-
lijk bestuur volledig in handen werden
gelegd van door de rijkscommissaris
benoemde leiders, de commissaris en de
burgemeester. De gemeenteraden en de
provinciale staten werden opgeheven
evenals alle gemeentelijke en provinciale
commissies; en de wethouders werden,
net als de gedeputeerden op provinciaal
niveau, formeel gereduceerd tot medewer-
kers van hun bazen: de burgemeesters en
provinciale commissarissen.
Democratische verkiezingen werden
hierdoor in één klap overbodig en de pro-
vinciale en gemeentelijke bestuurders
werden formeel gesproken nauwelijks
meer dan uitvoerders van centraal - door
de bezetter gecontroleerd - beleid. Het
besluit daartoe werd op 12 augustus 1941
gepubliceerd (verordening 152/41). Het
vond vrijwel onmiddellijk ingang, name-
lijk I september (De Jong, dl 5, 239). Dit
besluit kwam als een donderslag bij helde-
re hemel en verraste iedereen. Dat valt ook
259
-ocr page 259-
'Een gevaarlijke situatie deed zich voor
toen op zaterdag 1 mei
1943 een staking in de
fabrieken uitbrak als uiting van de algemeen
onder de arbeiders heersende ontstemming
over maatregelen der bezettingsautoriteiten.
(Zo juist was het standrecht afgekondigd en
de avondklok op 8 uur gesteld.) Een N.S.B.-er
meldde de staking aan zijn partijgenoten in
Utrecht, die het bericht verder doorgaven.
Weldra verscheen een afdeling S.S. te
IJsselstein. Overeenkomstig de elders in den
lande reeds herhaaldelijk door de Duitsers
toegepaste methode, wilde de bevelvoerende
officier aanvankelijk een drietal personen
gevangen nemen en doen executeren om 'een
voorbeeld aan de bevolking te stellen en haar
duidelijk te maken, dat geen arheidsenergie
verloren mocht gaan bij de bestrijding der
kapitalistische grootmachten Engeland en
Amerika'!
Gelukkig nam hij, na veel gepraat, genoe-
gen met de verklaring van de burgemeester,
dat deze zich persoonlijk verantwoordelijk
stelde voor de hervatting van het werk op de
a.s. maandagochtend. Geëist werd nog dat
maandagochtend 8 uur gemeld moest worden
of het werk inderdaad hervat was. Hierop ver-
trok de Duitse horde in de richting Utrecht, 's
Maandags werd gemeld, dat iedereen weer
aan het werk was. Elf dagen later werd de
burgemeester ontslagen'
3.
Zegslieden uit de omgeving van de bur-
gemeester houden het er op, dat Abbink
Spaink in dit verslag een onderkoeld
relaas van zijn eigen optreden heeft gege-
ven. De toen al ondergedoken gemeen-
teambtenaar L. Jansen wijst er op, dat het
bevel om drie namen te noemen als kandi-
daten voor executie voor de burgemeester
het einde betekende voor zijn tolerante
houding ten opzichte van de Duirsers.
......'Dit was, voor deze bange man maar
goede vaderlander, het moment om nee te
zeggen'.
En zijn dochter herinnert zich, hoe
haar vader met luide stem de Duitse offi-
cier te woord stond, met woorden van de
volgende strekking:
Mi'f-f 527-
26
^/ 52
ƒ ; ^levc^<A '/■rf
'J'
} toto-A^ ■                                         "                      u
/^___________________^^._..,.
-X.
<*:"^ ^x*.
7
>/.
\_______7
/
»-*-)>».«i-»t.^.
::ïl •
"^^^r-y-i-g^^^^i:*^ .-<»74-o**-iC .-cCz. ^'if<yt'0'a.xd*.n.4l^i>^ ,
oJè
L^
42i
^'^€--/e</.
__■                                                                                                                                               ................................. .^
" " -tt-t^-tfl-C Pti»-.**-^ ---^-^t/t^^
•^>'
V/r > ■ <»< n'^iyfc
1*^
«--•** ,
^/»<%.—v«
-<2ic.'P-^^ •^~tf£««..*X' -ö!i^«-*n^ --<^
-^ai-^i-n.
Het ontslag van Abbink Spaink
Niettemin bleek het voor vele 'goede'
burgemeesters op de duur buitengewoon
lastig om onder het oog van de bezetter
hun ambt uit te oefenen zonder de belan-
gen van hun burgers te schaden.
Conflictstof was er genoeg. De opdracht
aan de burgemeesters om lijsten samen te
stellen van personen, die in aanmerking
kwamen voor de 'Arbeitseinsatz', dus
wegvoering voor gedwongen tewerkstel-
ling in Duitsland; de opdracht aan de bur-
111.2   deze plotseling op: nog één (heel kort) ver-
links de !aot-
   slag op i8 november in 1941, en twee (24
sU raadsvei^a-
   maart en 20 october) in 1942. Daarna
dering onder
   helemaal niets meer. Het gemeentebe-
leidingvan
   Stuur heeft geen papieren nagelaten die
burg. Abbinfe
   de bezetters de mogelijkheid zou bieden
Spainkop
   diens functioneren te controleren. Maar
2g.8.ig46 (nr.
   het functioneerde wel. Zo weten monde-
526) en recte
   linge getuigen te vermelden, dat Abbink
de eerste
   Spaink nauw contact hield met wethouder
naoorlogse van
   (bakker) Aelbers om de belangen van de
27.11.3945
   IJsselsteiners te behartigen.
gemeesters om aanstichters van plaatselijke
verzetsactiviteiten met naam en toenaam
aan de bezetter door te geven; dit zijn voor-
beelden van prikkels, die een kritische grens
naderbij brachten: tot hier en niet verder.
Een spectaculaire illustratie hiervan vormt
het optreden van de burgemeester van
IJsselstein bij gelegenheid van een staking
op I mei 1943. Dit optreden werd tevens
aanleiding om Abbink Spaink uit zijn ambt
te ontslaan. Hier volgt eerst een relaas van
deze gebeurtenis, door hemzelf verteld:
2S0
261
-ocr page 260-
0-^éi<^-~fi^ J.r. ef,i}.
®
91
IER R E I C H S KO M M ISS AR
JR DtE BESETZTEN NIEDERLRNDI5CHEN GEBIETE
DER BEAUFTRAQTE
FDR DrE PROVtNZ UTRECHT
UTRECHT,
i2« 1«5«43«
Etneohrelbeni
kn dift
Hertn BOrgermelater der Gemelnde
' Zoh macha Sie daranf sufinciicsam. daea auf bflBondere Anordntmg
dea Herm BsichskommisQars StrvlkB md AaaBpfltrangcn voa Ar-
l)oitn«hro«zn BtanOrMhtlioh abeaturtflllt nerdan.' TaaalTaB Tezw
halten wlrd wie Stralk beiumdalt and abenfalla atendreobtlloh
abganrtallt. Slaa gilt anoh fOr aamtlloba Beamta .and Angaatelli
te dea Offentllohan Sianataa .'
Ich anraofaa Sla, aMmtllohan Ihnan onteretellten Beamtan and
Angaatalltca daa Qffantllchan Dlenataa dlaa ongehand l>ek8nnt-
snga'bML»__--------------■------'—~___-_____
^^bt-fCBvikmi «aiaa loh daraofhln, daS Sïé'parcitmileh fttr Bnba
and Ordnong in Ihrar Qeneinda haftan.'' , -
         /7 , ^
/Obertaralohalaltar.^
111.3
Aankondiging
van het
standrecht
voor stakers
huis kwamen op heimelijke bijeenkom-
sten, waar diep gefluisterd werd. De orde-
dienst is de voorloper geweest van het
miUtair gezag, dat na de bevrijding inder-
daad een tijd lang het openbaar bestuur
behartigd heeft.
Archiefonderzoek over de oorzaak van
het ontslag van Abbink Spaink brengt
twee dingen aan het licht. Ten eerste, dat
de staking van i mei inderdaad de aanlei-
ding moet zijn geweest. Ten tweede, dat
het ontslag deel uitmaakte van een voor-
opgezet plan van de bezetters tot 'germa-
nisering' (d.w.z. plaatsing onder Duitse
invloed) van het bestuursapparaat.
Wat die aanleiding betreft: in het
archief van IJsselstein ligt een brief van i
mei 1943, waarin het standrecht voor sta-
kers wordt afgekondigd en passief gedrag
van gezagsdragers ten opzichte van sta-
kingen óók als staking wordt aangemerkt.
Hierop sluit naadloos aan een verslag
van de commissaris van de provincie
Utrecht aan Frederiks (secretaris generaal
van Binnenlandse Zaken). Uit dat verslag
7fe sia als burgemeester van deze gemeente
niet toe, dat mensen standrechtelijk geëxecu-
teerd worden. Dat kent onze wetgeving niet'.
Elf dagen later werd Abbink Spaink
opgebeld door een Duitse officier van de
provinciale griffie in Utrecht met de bood-
schap, dat hij 'op staande voet' uit zijn
ambt was ontslagen; overigens zonder
opgaaf van redenen4 . 'Nog geen uur na dit
telefoontje was hij met onbekende bestem-
ming vertrokken',
zo zegt zijn dochter. Hij
heeft de laatste anderhalf jaar van de oor-
log ondergedoken gezeten, eerst in
Dronrijp (Fr.) later in Groenlo en tenslotte
dicht bij huis bij boeren, onder meer aan
de Noord-IJsseldijk. Van daaruit nam hij
deel aan de ordedienst voor westelijk
Utrecht, die - zoals op vele andere plaatsen
in Nederland - zich bezighield met de
voorbereiding van het openbaar bestuur
in de overgangstijd die te verwachten viel
na het vertrek van de Duitsers. Met actief
verzet heeft hij zich, voorzover bekend,
niet ingelaten. Wel herinnert zijn dochter
zich, dat er 's nachts wel eens mensen aan
262
-ocr page 261-
blijkt, dat er in de provincie Utrecht op i
mei op verschillende plaatsen stakingen
zijn geweest (Amersfoort, De Bildt,
Rhenen, Utrecht, Veenendaal, Wouden-
berg, IJsselstein, Zeist), waarbij diverse
malen gewag wordt gemaakt van 'passief
gedrag' (de term komt overeen met de cir-
culaire van I mei) van de burgemeester5 .
Prompt daarop - 14 mei 1943 - deelt de
commissaris aan 'Binnenlandse Zaken'
het ontslag mee van de burgemeesters van
De Bilt, Rhenen, IJsselstein en Wouden-
berg. Hieruit blijkt een direct verband met
de betrokken stakingen.
N.S.B, -burgemeesters in opmars
Het ontslag van Abbink Spaink als bur-
gemeester van IJsselstein was geen op
zichzelf staande gebeurtenis. Het maakte
deel uit van de strategie die de bezettende
macht hanteerde om de greep op het
Nederlandse bestuursapparaat te verster-
ken: de vervanging van vaderlandsgezinde
burgemeesters door Duitsgezinde N.S.B,
'ers. Overal waar de gelegenheid zich
voordeed werden N.S.B.'ers op burge-
meestersposten benoemd. Het werden er
in de loop der jaren steeds meer. In juni
1942 waren er op een totaal van ruim 900
burgemeestersplaatsen 76 door een
N.S.B.'er bezet, in juni 1944 tenslotte 275;
dat was bijna één derde (De Jong, dl 6,
411). Aanleiding daartoe vormde hetzij
eigen ontslagname van zittende burge-
meesters na invoering van het leidersbe-
ginsel in september 1941 (vooral in
Limburg), hetzij verloop van de ambtster-
mijn, hetzij ontslag van de zittende burge-
meester wegens de bezetter onwelgevallig
gedrag. Dit laatste was dus het geval in
IJsselstein.
Uit de maandverslagen van de commis-
saris van de provincie Utrecht valt af te lei-
den, dat er in de zomer van 1943 in deze
provincie 7 N.S.B.-burgemeesters waren,
waaronder de in bovenstaand overzicht
genoemde gemeenten Amersfoort en
Utrecht. De provincie bestond toen uit 67
gemeenten. Aangezien nogal wat burge-
De Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche
gebied heeft op voorstel van den secretaris-generaal van
het Departement van Binnnenlandsche Zaken tot burge-
meester benoemd ....
meesters verschillende gemeenten   III.4
bedienden was het aantal burgemeesters-
    Spotprent
plaatsen beduidend minder, in totaal 49.
    betreffende de
Het aantal N.S.B.-burgemeesters was op
   benoemings-
dat
moment niet groot, maar dat zou spoe-
   procedure van
dig veranderen. Dit getal liep op tot 11 in
   NSB burge-
oktober, 13 in januari 1944 en.... 19 in
    meesters.
december 1944. Tegen het eind van de
    We zien een
oorlog was dus ongeveer 40% van de
   bakker,
Utrechtse burgemeestersplaatsen in han-
   straatveger en
den van de N.S.B. Daartoe behoorde nage-
   tuinman.
noeg de gehele oostelijke helft van de pro-
   uit: 'wie het
vincie. Ten westen van de stad Utrecht
   laatst lacht'
waren naast IJsselstein alleen de gemeen-
   Studio Codex;
ten Oudenrijn, Harmeien, Mijdrecht/-
   uitg.
Wilnis en Vinkeveen/Loenen bezet door
   Engelhard van
N.S.B, -burgemeesters " .
                              Embden en Co.
263
-ocr page 262-
saris Engelbrecht. Daarna werd hij
gemeentesecretaris bij de N.S.B.-burge-
meester in Velsen. Hij was in de N.S.B.-
kring dus geen onbekende. Na het ontslag
van Abbink Spaink werd hij meteen
genoemd als kandidaat voor het burge-
meestersschap in IJsselstein, maar ook al
snel als 'minder geschikt' naar de achter-
grond geschoven door de gemachtigde
voor Binnenlandse Zaken en Nationale
VeiHgheid, Van Geelkerken. Naderhand
kwam hij door toedoen van de commissa-
ris van Utrecht opnieuw in beeld nadat
een andere kandidaat (de Amsterdammer
Leistikow) was afgevallen^. Illustratie 5
geeft een indruk van het aantal schijven,
waarover een burgemeestersbenoeming
liep, en hoe het daarbij toeging.
Na enig morren bekrachtigde de secre-
taris-generaal van Binnenlandse Zaken
Frederiks tenslotte de benoeming; en
medio februari verscheen Moot als burge-
meester in IJsselstein. Ten bewijze van
haar afkeuring 'vertoonde de bevolking zich,
ingevolge onderlinge afspraak, niet op straat'
^.
Dat zat hem kennelijk dwars, want in
zijn installatierede op 23 februari ging hij
uitvoerig in op die vijandige houding, die
door hem gehekeld werd 9.
In de zestien maanden waarin Moot
het ambt bekleedde is zijn isolement ten
opzichte van de bevolking nooit verdwe-
nen (afgezien van de "kameraden" die ook
in IJsselstein aanwezig waren). De afwij-
zende houding van de bevolking tegen
zijn oproep om kades op te werpen tegen
de inundatie (zie de bijdrage van L. Murk
in dit nummer) is daarvan een voorbeeld.
Hijzelf heeft er toe bijgedragen, dat over
zijn optreden weinig is gedocumenteerd;
van het belangrijke dossier "Justitie en
Politie" ontbreekt in het gemeentearchief
over 1944 elk spoor; het is waarschijnlijk
door hem vernietigd. Op 5 mei 1945 was
hij in stilte met de noorderzon vertrokken.
Het is pas na de oorlog bekend geworden,
dat Moot een hoofdrol heeft gespeeld in
het drama van de "zwarte dinsdag van
Benschop", 13 februari 1945. Daarbij kwa-
De N.S.B.-burgemeester Moot
Het zou ruim een half jaar duren, eer
de burgemeesterspost in IJsselstein met
een N.S.B'er werd opgevuld. Dit was niet
ongewoon. Volgens De Jong (dl 6, 409)
verliep de benoeming van een N.S.B.'er
tot burgemeester volgens een tamelijk
ingewikkelde procedure, waarin aan
Duitse kant zorgvuldig werd nagegaan, of
de kandidaat in het N.S.B.-apparaat paste .
In de publieke opinie was dat zelfs het eni-
ge kriterium voor het burgemeesters-
schap (zie spotprent). IJsselstein biedt
11. 5 daarvan een voorbeeld. De later benoem-
Aanstellings- de Moot (16 juni 1909) was van 1931 tot
bevestiging 1942 in ambtelijke dienst op de provincia-
van de NSB- Ie griffie in Utrecht, achtereenvolgens als
burgemeester klerk en adjunct-commies; het laatste half
Moot. jaar als secretaris van de N.S.B.-commis-
AfBohrift voor Comm. dar Provincie Utrecht.
NATIONAAL-SOCIALISTISCHE BEWEGING DER NEDERLANDEN
ADVIESCOMMISSIE BESTUURSZAKEN
Telcbon 2 3 2 4 0
Cott. «dfH:
RMdhul* Cooliingvl
Rollmdam.
No.
Aniw, op
tchr. van :
.C.P
./3/D
r/y^
Rotterdam, 15 Ootober 1943»
INGEKOMEN 18 0CT. 1943
-Post Cd P. 4' Afd. B. Nr.-?./.^'/6ijv.....
Kamaraad,
Raar aanlaidlng ya «an selixljfvn 4.A. 2
Ootobar 1943, Iwtwalk Ut ontrlng raa ««n CohüI»-
sarls 4«r Pr«>Tlncl« Utmelifc «n imarait «U ** .■•"•
1>l«k»n, 48* •%•» aan«i«n -nn ««.^ oanAldatun* Wa
kamraad H. Moot Toor ha* bttr(pi»««»t«r»uid»* *w
gtmmtê Uasalattln tiwaohin V, Acn 9l«tyi«t*-
laldor ta
tJtraoht an dan Baanftra«ta aaits%«ail#-
haid Tan oordaal baataa*, daal Ik U thana
«ada,
dat ook mljnaraljda Kagen «IJn aTantnaala baiioa-
mlng ta IJaaalataln ^an bacwaran aanmtls sljn.
B O O - Z I B I
. M Mldar van da AdvlaaowadMl*»
ia dan GaiBBohtl«da van dan I«id«r
lor Binnanlaodaoha Zakaa on
ttiooala Taillflba&d,
laatraat 76,
y B n H A A o .
264
-ocr page 263-
men in eerste instantie twee verzetslieden
om in een vuurgevecht; zeven anderen
werden gevangen genomen en vier dagen
later in het openbaar geëxecuteerd voor de
ogen van hun familieleden. Het verzets-
monument aan het Benedeneind herin-
nert aan dit gruwelijke incident. Pas in
1946 is aan het licht gekomen, dat burge-
meester Moot deze verzetsgroep heeft ver-
raden aan de Duitse Sicherheitspolizei,
daartoe getipt door een Benschopse
N.S.B.-er . Hoewel Moot tijdens de rechts-
zitting op 4 juli 1946 elke schuld van zich
afschoof - zie ook illustratie 5 - werd hij
door de Utrechtse rechter veroordeeld tot
acht jaar gevangenschap. Zo kwam hij
tenslotte terecht in de gevangenis van
Hoorn.
De bevrijding
Zo snel als Moot de gemeente IJssel-
stein verliet bij de bevrijding, zo snel was
Abbink Spaink weer terug om zijn werk
als burgemeester te hervatten. Op 7 mei
1945 richtte hij zich vanaf het bordes van
Van Moot kunnen we als bijzonderheid
vermelden, dat hij in het interneringskamp
lïovcn zijn slaapplaats op de muur heeft ge-
schreven:
Hier sliep Moot
Hij heeft nooit iemand verraden
Daarvoor was hij te grootl
het gemeentehuis tot de IJsselsteinse
bevolking met een feestelijke toespraak,
waarvan de foto van illustratie 6 getuigt.
De eerste openbare vergadering van de
(voorlopige) nieuwe gemeenteraad vond
plaats op 19 november daaraanvolgend.
Op deze datum vond dus, zo zou je kun-
nen zeggen, het herstel van democratisch
bestuur op plaatselijk niveau plaats. In
zijn officiële openingsspeech - zie illustra-
tie 2 - blikte Abbink Spaink terug op de
voorbije periode. Bij deze gelegenheid
roemde hij loco-burgemeester Aelbers,
die in de periode tussen het vertrek van
Abbink Spaink en de komst van Moot het
burgemeestersschap waarnam, met de
woorden:
m.6
Fragment uit
een kranten-
bericht van
het weekblad
de
Nieuwsraket
vav
8.2.1946.
111.7
Op 7 mei
ig4^ spreekt
burgemeester
Abbink
Spaink de
IJsselsteinse
bevolking toe
van het bor-
des voor het
Stadhuis.
De foto is
genomen
vanuit de
tegenwoordi-
ge burger-
zaal.
è6s
-ocr page 264-
'Ik wensch hier nog speciaal een woord
van dank te spreken tegenover wethouder
Aelhers, die door zijn flinke houding een raz-
zia wist te voorkomen'
(Raadsverslag 528).
Ik heb niet kunnen achterhalen, welk
incident hier wordt bedoeld. Niettemin is
deze passage vermeldenswaardig omdat
deze recht doet aan de man, die in de inte-
rimperiode het plaatselijk bestuur uit-
maakte.
Op 16 juH 1946 vond de eerste naoor-
logse gemeenteraadsverkiezing plaats.
Daarmee werd de democratie in het plaat-
selijk bestuur formeel hersteld.
m.8
Presentatie van
de nieuwe
gemeenteraad
op 16 juli 1946.
Vlnr. eerste rij:
J. de Gier,
H. Tersteeg,
P. Zuiddijk,
R.vd
Pauw(weth),
J. Abbink
Spaink
(burg.),
J. Hartings
(weth.j en
J. Mondriaan
(secr.)
Achteraan:
W. Pompe, ?,
J, Vermeulen,
C. Swaninck,].
V. Rooijen en F.
Koteris (bode).
Noten
1.  Geciteerd door A. de Beer, Zo maar een stad,
Tilburg 1940-1945, Tilburg 1994, blz. 144
2. Ontleend aan het standaardwerk van L. de Jong,
Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede
Wereldoorlog
(13 delen), 's Gravenhage, 1969-
1988; dl. 4, blz. 258 e.v. Ook navolgende algeme-
ne informatie over het Nederlands bestuur in de
bezettingstijd is daaraan ontleend. Waar zulks
van belang is wordt daarnaar in de tekst verwezen
met vermelding van het betreffende deel en blad-
zijde.
3.  J.J. Abbink Spaink, IJsselstein, verleden en heden,
1963, blz. 66-67.
4.  De schriftelijke bevestiging daarvan op dezelf-
de dag geeft ook geen andere verklaring dan ver-
wijzing naar nietszeggende verordeningen, zo
blijkt uit archiefstuk 1130 van het kabinet van de
commissaris der provincie Utrecht.
5.  Provinciaal archief Utrecht, doos 1943, nr. 145.
6.  Bovenvermelde berekening is tot stand gekomen
via een combinatie van vier bronnen: i. maandrappor-
ten commissaris provincie Utrecht provinciaal archief,
nrs 277-299; 2. brief kabinet commissaris provincie
Utrecht dd. 5 october 1943, nr. 320; 3. verslag vergade-
ring van NSB-burgemeesters op 19 december 1944,
archief kabinet commissaris provincie Utrecht, nr. 13;
4. provinciale almanak voor Utrecht, 1949.
7.  Bovenstaande gegevens komen uit het archief kabi-
net commissaris provincie Utrecht, nrs 256,309,362.
8.  Abbink Spaink, aangehaald werk, 67
9.  Zie Uittreksel uit de rede van den Burgemeester van
IJsselstein,
gemeentearchief IJsselstein, collectie
Doesburg.
             /
10.  Dagblad Trouw, 6 februari 1946, De
Nieuwsraket,
8 februari 1946
266
-ocr page 265-
De Inundatie in de Lopikerwaard,
1944-1945
door L. Murk ^
Aanleiding
In het najaar van 1943 begonnen de
geallieerde inspanningen in de oorlog
tegen Hitler hun vruchten af te werpen.
Door de capitulatie van Italië en de lan-
ding van geallieerde troepen in dat land in
september brokkelde het zuidelijk front
af; aan het oostfront veroverden de
Russen in het najaar Kiew en Leningrad
en na de winter van 1944 drongen zij de
Duitsers verder terug. Tegelijk dreigde
aan het westfront een invasie vanuit zee.
De Duitsers wisten niet waar die zou
komen. Er was in West-Europa geen
gebied dat zo gemakkelijk te verdedigen
viel dan Nederland met al zijn water.
Daarom was het onwaarschijnlijk dat ze
juist hier aan land zouden gaan. Maar
toch, men moest op alles zijn voorbereid.
Daarom besloten de Duitsers in het begin
van 1944 de oude Hollandse waterlinie
van vóór 1874 weer in gereedheid te bren-
gen. Deze liep ten westen van de Vecht en
de Hollandse IJsseP. In februari en maart
werden in Noord-Holland 11.000 ha
onder water gezet. Grote delen van het
platteland in Zuid-Holland, Zeeland en
Utrecht 7ouden volgen, zo ook de
Lopikerwaard. Het water zou zo'n 20 cm
hoog moeten komen, zodat men er niet
meer met voertuigen door heen zou kun-
nen, maar ook niet met boten op zou kun-
nen varen, laat staan er landen met zweef-
vliegtuigen en parachutisten. Aanvanke-
lijk waren de Duitsers van plan om een
gebied van ca. 30.000 ha ten westen van
de rijksweg Amsterdam-Utrecht-Vianen
te inunderen. Het lukte de provinciale
hoofdingenieur om in gesprek met de
Duitse weermacht deze plannen te her-
zien. Waterstaat kreeg enkele weken de
tijd om een systeem van kaden en dijken
te ontwikkelen, dat de schade zou beper-
ken tot ca. 3500 ha in plaats van de
genoemde 30.000. Om dat te kunnen
bereiken moest in zeer korte tijd 75 kilo-
meter kade worden opgeworpen, met
mankracht, want machines of tractoren
waren er niet. Het plan daartoe werd door
'Provinciale Waterstaat Utrecht' kenbaar
gemaakt aan de provinciale commissaris
in een brief van 23 maart 1944 waarvan
hier een fragment:
'.............Zoals ik U reeds mondeling
mededeelde bestaat naar ik van bevoegde
Duitse instantie vernam, het voornemen ook
in dit gewest onderwaterzettingen tot stand te
brengen. Ik heb voorgesteld deze inundaties
belangrijk te beperken; wel heeji de
Commandant van de Duitse Weermacht nog
geene beslissing genomen, maar men ver-
wacht, dat in het algemeen inundaties zullen
worden gesteld in een gebied ten Oosten van
de spoorlijn Vreeland-Amsterdam, ten
Westen van de lijn Loenersloot-Maarsen-
Harmelen om Harmeien en vervolgens naar
het Zuiden gaande in de richting Benschop-
Lekdijk, met dien verstande evenwel, dat deze
onderwaterzetting tot het aangeduide gebied
267
-ocr page 266-
Op 3 april werd een oproep gericht aan de
burgers van IJsselstein, per aanplakbiljet.
De verwachting van de hoofdingenieur,
dat de bevolking uit welbegrepen eigenbe-
lang hieraan zou meewerken, bleek al te
lichtvaardig. De plannen van de Duitsers
om het Nederlandse volk ten behoeve van
de Duitse verdediging graafwerk te laten
verrichten, stuitten door het hele land op
heftig verzet. 'Spitten voor de Moffen', zo
werd geredeneerd, betekent meewerken
aan de vijand. 'Wie graaji, graaji zijn eigen
graf,
zo schreef het illegale blad 'Trouw'
begin februari. En het illegale blad 'Het
Parool schreef;
'Als de Duitser polderjongens nodig heeft,
laat hij dan de bandieten van de Landwacht,
de NSB en de SD maar aan het graven zet-
ten'
(De Jong, dl 7,1290).
Zoals overal elders in Holland,
Zeeland en Utrecht negeerden de
IJsselsteiners de oproep. Dit was natuur-
lijk mede ingegeven door het feit, dat het
bevel was uitgegaan van de gehate NSB-
burgemeester Moot. En wat die aangekon-
digde straf aangaat meende men, dat het
zo'n vaart niet zou lopen. Na vier dagen
kwam er opnieuw een bevel; nu aange-
vuld met strafmaatregelen (zie illustratie 2).
Opnieuw bleef een positieve reactie van
de bevolking uit. Alleen het polderbestuur
met vaste medewerkers en de boeren uit
het bedreigde gebied begonnen op eigen
beweging alvast met voorbereiding van de
werkzaamheden. Zij zagen de ernst van
de situatie in, zij waren er ook het meest
mee gebaat; hun land lag beneden de zee-
spiegel - op sommige plaatsen meer dan
175 cm beneden N.A.P. - en was dus direct
gebaat bij bescherming door kaden. Maar
voor de burgers speelde dat probleem
niet; IJsselstein binnen de stadsgrachten
ligt boven N.A.P. Velen deden een ver-
zoek om ontheffing, hetzij met inschake-
ling van de huisarts, hetzij wegens onmis-
baarheid bij de werkgever. Burgemeester
Moot was echter onvermurwbaar en
maakte op 10 april een regeling van de
werktijden bekend.
zal worden beperkt, wanneer de bevolking
een kade aanbrengt, die het inundatiewater
tegenhouden. Indien de bevolking deze niet
tot stand brengt, zal een zeer veel groter
oppervlak onder water worden gezet.
Ik ben van oordeel, dat in het belang der
bevolking het vormen der benodigde kaden
zoveel mogelijk dient te worden bevorderd.
Hiertoe zal behalve door de streek te leveren
werkkrachten allerlei materiaal als hout en
rijshout nodog zijn.
Met de meest betrokken Burgemeesters en
Waterschapsbesturen heb ik voorlopige
besprekingen gevoerd, deels ter inlichting,
deels ter voorbereiding van de te verrichten
werrkzaamheden'.
De Hoofdingenieur van den Provinciale
Waterstaat
.....................
Verzet
Het onderhoud van Provinciale
Waterstaat met de plaatselijke overheid
om een en ander te regelen liep in
IJsselstein over de sinds 23 februari in
functie zijnde N.S.B.-burgemeester Moot.
LASTGEVING
De Burgemeester van IJsselstein
gelast
om ingaande 4 April a.s. arbeid te
verrichten bij het aanleggen van kaden
in verband met het onder waterzetten
van een gedeelte van de gemeente
IJsselstein.
De opgeroepene moet zich
voormelden dag des voormiddags 8 uur
melden bij het pand van de Weduwe van
Kats, te Benschop, Benedeneind 82.
Mede te brengen:
spade en riek en mondvoorraad.
111. I Hu DIE AAN DEZE LASTGEVING NIET VOLDOET,
De eerste
oproep tot
het verrichten
van 'kaai-
werkarbeid'.
STELT ZICH AAN STRAFVERVOLGING BLOOT.
IJsselstein, den 3 april 1944
De Burgemeester voornoemd,
(getekend Moot)
268
-ocr page 267-
D R I N-G E N D
E V E L .
De Burgemeester van IJsselsteir;,"brengt liet navolgende ter kennis
van de ingezetenen. '
Door bijzondere omstendigiieden waren velen tot heden vr:ösesteld van
de werkzaamheden voor het rcaken van kadefl.Door verschillende oorzaken
is het werk echter niet zoo vlot verloopen els >74J ons aanvankel4jk had-
den voorgasteld.
Alle werkgevers.iaiddenK'.auderi;.,?t'nileKgarbeiders, scholieren boven
16-jarigen leeftyd,onder'«jeurSi,aE''btt'i!>r'SnjlancTto-a'79rs>veehouders,land-
arbeiders,anz, enz,, worden j:j de^e:: door ;.:^ gevorderd om morgca
(Zaterdag) gedurende den nt'd'^dagjcen laten P&üschdag vanaf des middags
2 utir en den 2en Paaschdch
:'en gohaeldu dag voor de vervulling van liun
burgerplicht aan de uitvoerir.g vs'a opgeu-.elde vjerksn deel te nemen.
Xlj moeten zich,voorzien van sp3ce,riek en mondvoorraad,melden bi3
Joh.van Schalk,tegenover ''De Viscnkorf" rar; den Achtersloot morgenna-
middag (Zaterdag) namiddag
2 üxu'.
VRIJGESTELD z^n: 1,p«r30nen bovsn den CO-jarigen leeftigd en z^^die
kipnen overleggen een geneeskundige verklariagj^
TsaarbrJ
z% ougescliikt worden verklaard;
2. do Gees^teiJikeUj
3.de Dok:orer.;
ïi.,de personön.,cle in continu-bedrgven werk,3aam i^p.
Gerekend wordt op ieders •TiedefferkingsTi''Jöraooi het algemeen belang Ir:
hooge mate wordt gediend..
ÏISONEI! ZAL irET KRACHT ÏORDEW OPGEÏRilDEN,
TEGEN BEPAALD ON\/ILLIGE
DE TOT DUSVERRE VERLESl^IDE '/RU STüLLiNGilT ZIJl'T HxERl.iEDE VERVALLEN.
HET NIET ONTVANGEN VAN DIT BL^^EL IS GIIlï-I EXCUUS VOOR IffiGBLIJVEN.
IJsgeis-oeinsde-; 7 April ^^1^K^
Da Burgemeester voornoemd,
Moot.
Aan het werk
Met deze regeling wist iedereen waar
hij aan toe was. Het drong geleidelijk ook
bij iedereen door, dat het werken aan de
kaden een kwestie was van algemeen
belang. De bezettende macht maakte het
tenslotte niet uit of die kaden er zouden
komen. Op de voorgenomen datum zou-
den zij de sluizen toch open zetten, onge-
acht de toestand van de kaden. De kente-
ring in de publieke opinie werd mede ver-   lil. z
oorzaakt door een brief van de burge-   Bevelschrift
meester van Linschoten op lo april, die in   voor het aan-
de gehele Lopikerwaard werd verspreid.       (eggen van
Van der Valk Bouman, al 35 jaar burge-   waterkeringen
meester van Linschoten, genoot ieders   inde
vertrouwen. Zijn brief was trouwens - zo    IJsselsteinse
blijkt - geheel anders van toon. Hij maakte   polders.
van zijn oproep een smeekbede in plaats
van een bevel; en dat komt beter over. Zo
269
-ocr page 268-
Regeling werktijden maken kaden.
De Burgemeester van IJsselstein;
gelet op de door hem van hoogerhand ontvangen instructies;
heeft vastgesteld
de volgende werkregeling:
I. heele dagen werken:
a. de onderwi.j'iers;
b. de scholiei'en boven 16 jaar;
c. de land- en iabrieksarbeiders;
d. de slagers-echter behalve Vrijdag en Zaterdag;
e. de caféhoudersjechter behalve Zaterdag;
II, halve dagen virerken:
a. administratief personeel en winkeliers;
b.   melkslijters;
c.   smeden;
d.   bierbottelaars;
e. kappers, deze zijn Woensdag en Zaterdag vrij;
III. de bakkers zijn op werkdagen geheel vrijgesteld;
IV, de regeling var: de we--rktijden van de boeren en van hun
vaste personeel wordt in overleg met de Heidemaatschappij
ter beslissing overgelaten aan de Commissie bestaande uit
de heeren: R.van der Paauw, A.W.Kromwijk en A.J. Spelt.
N.B. de werktijden beginnen des morgens te 6.30 uur en des
namiddags te 2 uur.
Ter verduideli:king wordt nog meegedeeld, dat in o\^erleg
met de fabrikanten de fabrieken tot nader order gesloten
zullen zijUc
IU.3
IJsselstein,10 April 1944,
Regeling van
de werktijden                                                                  De .Burgemeester voornoemd,
voor de kade-                                                                                               Moot,
aanleg.
togen de burgers van IJsselstein en de     toegewezen; wie daarmee klaar was kon
Lopikerwaard tenslotte aan het werk.     voor die dag naar huis. Hoe eerder klaar
Enkelen sputterden nog wat tegen met     hoe beter dus.
schijnredeneringen ('We hebben geen          De ambtenaren van de gemeenten en
spade of schop in huis') of ze kwamen met     de polderbesturen en boerenorganisaties
een kinderschopje op het werk; maar dat     hadden in zeer korte tijd een goed lopende
waren achterhoedemanoeuvres, die door     organisatie op poten gezet. Huisartsen
de eigen mensen werden gecorrigeerd. De     kregen instructie met betrekking tot
mensen werden in ploegen van tien inge-     geschiktheidsverklaring voor grondwerk-
deeld en elke groep kreeg een stuk grond     zaamheden of administratie. Alle burgers
270
-ocr page 269-
m.4
Het gebied
(gearceerd)
ten westen
van
IJsselstein dat
onder water
gezet is.
Door het
opwerpen van
kaden moest
voorkomen
worden dat
het water
IJsselstein
zou bereiken.
die onder de gestelde regels vielen werden
persoonlijk aangeschreven, zij werden
voor achttien dagen achtereen gevorderd.
Uit IJsselstein waren er ongeveer 800
mensen bij betrokken, onderverdeeld in
een ochtend- en een middagploeg. Er was
een nauwkeurige aanwezigheidscontrole.
De hele organisatie was in handen van de
Heidemaatschappij. Die betaalde ook het
loon uit aan de 'kaaiwerkers'. Zo werden
de mensen gecompenseerd voor het weg-
vallen van hun normale inkomsten.
Met stijgend plezier
Voor vele mensen was het 'kaaiwerk'
uiteindelijk een plezierige onderbreking
van hun dagelijke werkzaamheden in
fabrieken en kantoren. Het werken in de
vrije natuur onder een mild voorjaarszon-
netje was best aardig. Het was ook een
beetje een verkenning van de eigen omge-
ving. De meesten waren nog nooit zo ver
in de (ongebaande) polder geweest. Er
ontstond na verloop van tijd zelfs een
onderlinge competitie tussen de groepen
'kaaiwerkers': wie het eerste klaar is met
de toegewezen 'put'. Het ging er onder-
hand steeds vrolijker toe: de voetballief-
hebbers organiseerden onderlinge voet-
balwedstrijden, er werd gevist; en er wer-
den eendeëieren gezocht, die op een hout-
vuurtje gekookt of gebakken werden. Na
enkele dagen ging men in optocht over de
Achtersloot. Een volgende dag brachten
de tambours van Amicitia en Excelsior
hun trommen mee; en zo ging het in
marstempo naar de 'Kaai'. Ook voor de
schooljeugd was het een sensatie, zoals
271
-ocr page 270-
111.5
In optocht
toog men aan
de slag.
Voorgegaan
door tromme-
laars van de
muziekver-
enigingen
trok men
naar de
Achtersloot.
We zien de
kaaiwerkers
hier buiten de
Benschopper-
poort, nabij
de RK kerk.
(foto: A. Berkier)
ikzelf heb ondervonden. In het begin
waren de scholen voor halve dagen geslo-
ten, de jeugd had er best plezier in.
Na een moeizaam begin groeide de
inundatiekade zienderogen van dag tot
dag. Aan het einde van de maand april
was de grootste klus geklaard. Er was
alleen nog behoorlijk wat werk te verzet-
ten voor de boeren met hun wagens. De
toenmalige wethouder G. Aelbers moest
er tenslotte nog toe over gaan om 30 paar-
den en karren te vorderen.
Eind april was de inundatie in uitvoe-
ring. Aan de Knolmanshoek werden de
sluizen van de Hollandse IJssel openge-
zet; het water begon zijn werk te doen.
Voor de boeren zou het een verloren jaar
worden. Ze hadden het land al bewerkt
en/of ingezaaid. Het ging allemaal verlo-
ren. Niet alleen voor hen trouwens, de
voedselvoorziening zou in het komend
jaar een nijpend probleem worden; de
inundatie heeft dat alleen maar groter
gemaakt. In de winter van i944/'45 dreig-
de nog een watersnood in de omgeving.
De energievoorziening van de polderge-
malen bleek ontoereikend, waardoor het
afwateringssysteem werd ontregeld. Er is
toen nogal wat land op natuurlijke wijze
moerassig geworden.
Achteraf bezien is het nog meegevallen
in de Lopikerwaard. Met een beetje extra-
hoge waterstand was het op een ramp uit-
gedraaid. Alleen de stad zelf zou redelijk
veilig zijn geweest.Aan het eind van 1944
werd de wateroverlast elders in de provin-
cie vergroot, doordat de Duitsers, onaan-
gekondigd, alsnog overgingen tot inunde-
ren van grote gebieden. Ondanks de
inspanningen van vele mensen die de
kaden hadden opgeworpen gingen nog
eens 17.750 ha land onder water. Het tota-
le inundatiegebied in de provincie Utrecht
bedroeg tenslotte 21.250 ha, dat is 23%
van de cultuurgronden. Alleen Zeeland
scoorde hoger met 31% . Al dat land heeft
meer dan een jaar onder water gelegen. In
augustus 1945 kwamen de gemalen weer
onder stroom. Toen was het leed snel ver-
holpen. Al bij al hebben de boeren in de
ondergelopen gebieden twee jaar lang niet
kunnen oogsten.
Nog meer verdedigingswerken
Door de inundatie veranderden de pol-
ders ten westen van IJsselstein in een
moerasgebied. Alleen de doorgaande
wegen waren droog gebleven. Om dezen
272
-ocr page 271-
m.6
Met de spa
op de
schouders;
op schoenen
of op klom-
pen.
Zonder
onderscheid
des persoons
ging men
op pad.
111.7
Aan het
werk in de
Knollemans-
hoek.
273
-ocr page 272-
111.8
Tijdens de
rust op de foto.
Vlnr. zittend:
R. Berculo,
N. Belo.
Staand vlnr:
J.Hazendonk,
H. Comelisse,
L. van Kooten,
?,P. Westland
en]. Timmer.
111.9
Het voetbalelftal
van 'kaaiwerkers'.
In witte shirts
zitten vlnr: Cor
Stoker, Toon van
Doom enRies
van Doom,
staand: Huih
Hoogendoom,
Co van Elteren,
Ton van Doom,
Dik Stoker en
Gerard de Kuijer.
Op de grond:
Gijs Miltenburg,
Theo van Doom
en ?. Geheel links
knielend:
Gos V. Doom sr.
274
-ocr page 273-
Hogebiezen naar het kruispunt Hogebie-   111. lo
zen/provinciale weg. Van dit punt uit    Geallieerde
werd de provinciale weg gevolgd in de    luchtfoto van
richting van 't Hemeltje'. Ongeveer ter    bezet gebied in
hoogte van de tegenwoordige ijsbaan ging    april 1945;ge-
hij in een grote bocht over de Benschop-    nomen op een
perweg en de Groenendijk naar de Achter-    hoogte van
sloot ter hoogte van de huidige trambaan,    ongeveer 8000
om tenslotte bij het Eiteren de Hollandse    nuter.
IJssel te bereiken. Op de Lagedijk en de    Rechts: vaag
Hogebiezen waren bovendien luchtdoel-    IJsselstein met
batterijen opgesteld, ter verdediging van    de polders en
de Lek en het zendercomplex. De Lekbrug    links het onder
zelfheeft de oorlog niet overleefd. Deze is    water gezette
op 5 januari 1945 bij een geallieerd bom-   gebied.
bardement in de rivier verdwenen. De
Duitse weermacht had van IJsselstein en
omgeving een behoorlijke vesting ge-
maakt. Het is allemaal niet nodig geweest.
De geallieerde bevelhebbers wisten onder-
tussen, dat een bewegingsoorlog met zwa-
re voertuigen in de laag gelegen polders
onuitvoerbaar was. Zo is IJsselstein een
ramp bespaard gebleven.
voor de geallieerde legers ontoegankelijk
te maken werden op strategische punten
blokkades aangebracht. Dit waren grote
massieve betonbunkers van twee meter
dik en twee meter hoog met zeer nauwe
doorgangen. Deze konden afgesloten wor-
den met zes-armige ijzeren ruiters, die
met kettingen door de bunkers heen wer-
den vastgezet. In IJsselstein stonden zul-
ke betonblokkades onder andere op de
kruising Hogebiezen-provinciale weg,
Achtersloot-Benschopperweg en op het
Eiteren ter hoogte waar nu de winkel van
Welkoop is. Tevens was rondom IJssel-
stein aan de westzijde van de IJssel een
tankgracht gegraven, met zeer steile
taluds. De gracht was breed en diep
genoeg om gepantserde voertuigen en
tanks tegen te houden. Eenmaal daarin
terechtgekomen zouden zij er op eigen
kracht niet meer uit komen. Deze tank-
gracht - ook wel tankval genoemd - liep
vanaf de Lagedijk ongeveer langs het punt
waar nu de t.v.-zender staat in de richting
275
-ocr page 274-
afb II.
Detail van
de opname
van pag. ij^.
Rechts de
Groenedijk
met de aan-
sluiting naar
het
'Hemeltje'
(omcirkeld).
Duidelijk is
het zo ken-
merkende 'sla-
genlandschap'
van de
Lopikerwaard
te zien.
In het
midden de
Benschopse
wetering met
het
'Boveneind'
Links (het
donkere
gebied) de
onder water
gezette wei-
landen.
foto: afd.
Speciale
Collecties, Bibl.
Landb. Univ.
Wageningen
Inv.nr. 107-
V-2.
276
-ocr page 275-
rijsthout
ong. 2 meter
ong. 8 meter
TV
water
ong. 2 m.
afb.12
Doorsnee-
tekening van
een tank-
gracht zoals
deze aan de
westzijde van
IJsselstein is
aangelegd,
(zie platte-
grond op pag
271).
afb. 13
De
IJsselsteinse
tankgracht
ter hoogte
van de
Benschopper-
weg.
De gracht is
direct na de
oorlog weer
gedempt.
Foto: A. Berkien
277
-ocr page 276-
Geraadpleegde literatuur.
-Bibliotheek Landbouwuniversiteit Wagening-
en. Luchtfoto R.A.F. 25000 voet 19 April 1945,
schaal 1/15000. Inventaris-nummer 107
-G.J. Borger, Staat van land en water.
Provinciaal bestuur Utrecht, 1982
-Centraal Bureau voor de Statistiek, Statistisch
Jaarboek i944-'46, 's- Graven-hage, 1947
-Gemeentearchief IJsselstein, de heer H.W.
Luten
-Hilten, D.A. van. Van capitulatie tot capitula-
tie, Sijthoff Leiden, 1949
-Jong, L. de. Het koninkrijk der Nederlanden
in de Tweede Wereldoorlog, dl. 7, 's-Graven-
hage, 1976
-Mohr, A.H., Vestingbouwkundige Termen,
Stichting Menno van Coehoorn, 's-Graven-
hage, 1983.
Noten
1.  Met medewerking van dr. M.A.J.M. Mat-
thijssen.
2.  Daarover is uitvoerig geschreven in 'Hol-
landse Waterlinie' restant van vervlogen verdedi-
gingsstromen,
HKIJ excursie van 15 mei 1993.
3.  IJsselstein ligt volgens de officiële norm,
gemeten naar het waterpeil in de stadsgracht,
op ca. een halve meter boven N.A.P.. Dat bete-
kent op woonhoogte binne de stadsgracht
gemiddeld ruim twee meter.
4.  Statistisch Jaarboek i944-'46 van het Cen-
traal Bureau voor de Statistiek.
/
278
-ocr page 277-
De Centrale Gaarkeuken te IJsselstein
door K. Peeters en L. Murk
Al jaren voor het begin van de Tweede
Wereldoorlog had de Nederlandse rege-
ring, op initiatief van Ir. S.L. Louwes,
plannen gemaakt op het gebied van de
voedselvoorziening in oorlogstijd. Men
wilde niet opnieuw de fout maken waar-
van sprake was bij het begin van de Eerste
Wereldoorlog. Er was toen (1914) in
Nederland op het gebied van de voed-
selvoorziening namelijk nauwelijks iets
voorbereid.
Het lukte echter niet om tussen 1935
en 1940 flinke graan- en rijstvoorraden te
vormen. Er valt de heer Louwes, direc-
teur-generaal van de voedselvoorziening,
overigens weinig te verwijten. De man
had alles tot in de details gepland, maar er
ging veel mis, met name tijdens het laat-
ste oorlogsjaar. Door de spoorwegstaking
in 1944 bijvoorbeeld, was het onmogelijk
om in de grote steden flinke aardappel-
voorraden aan te leggen.
In 1937 en 1938 werden er een aantal
maatregelen genomen om een snelle en
eerlijke verdeling van levensmiddelen te
garanderen als de nood aan de man
kwam. Bij deze voorbereidingen ging
men nog niet uit van een bezetting van
ons land (Nederland wilde immers neu-
traal blijven), maar van een situatie waar-
bij de aanvoer van voedsel uit het buiten-
land bemoeilijkt zou worden. Er werd
onder andere besloten om aan elke
Nederlander een distributiestamkaart uit
te reiken op het moment dat de oorlog in
Europa een feit zou zijn.
Eind augustus / begin september 1939
was de Tweede Wereldoorlog uitgebroken
na de Duitse inval in Polen. In de herfst
van dat jaar werd in ons land een proef
gehouden met het distributiesysteem.
Suiker was vanaf 11 oktober 'op de bon'.
De test verliep uitstekend, het systeem
werkte inderdaad. Veel gelegenheid voor
verdere experimenten was er overigens
niet, want nadat het Duitse leger ons land
had bezet, was in de zomer van 1940
brood, koffie, thee, boter en kaas uitslui-
tend met distributiebonnen op beperkte
schaal verkrijgbaar. In de jaren daarna
voegde men steeds meer voedingswaren
en genotmiddelen aan deze lijst toe. Het
distributiesysteem werd in de loop der
oorlogsjaren voortdurend ingewikkelder.
Mensen die zware arbeid moesten ver-
richten hadden recht op extra rantsoenen
en dat gold ook voor zieken, kinderen en
zwangere vrouwen.
De mensen met de laagste inkomens
waren op den duur niet meer in staat de
nodige levensmiddelen aan te schaffen.
Ze verkochten soms hun distributiebon-
nen aan de weigestelden. In IJsselstein
werden bijvoorbeeld in 1940 suikerbon-
nen voor ƒ0,25 per stuk verkocht aan de
gegoede burgers. Met dat geld kon dan
weer een tarwebrood gekocht worden
waaraan vaak meer behoefte was. Wie
geld had, leed in de oorlog geen gebrek!
In de herfst van 1944 begon de situatie
279
-ocr page 278-
^■r
AAnil!.t!.KKNINl>KN
r
P'
a
h
c
d
e
^...........
A A
y.......
A B
ats' *B«t»»
A C
AD
■ s
0
■ m
«KAAN
VLSKICH
NSLX
AARBArPKLKM
■ OIIK
A E
A F
AG
J/
SlL-^
(,oZ
AH
A 1
A J
A K
l NO. KOI.SN'-
MAWDÏl-A*»
A L
AM
L
AN
AO
A P
AQ
A R
A S
A T
AU
A V
AW
AX
A Y
AZ
H
HBk#
n
h
c
i
i
B TWEEDE
I DISTRIBUTIE
STAMKAART
^
V
358 .JS,! 008467
■ mOONNVEWl]!
/9^
A^i^x^
i
V-
^/^^
;^>-7'l^^».^^^^^>-<^<»t.<->-v.^ ^f
/^Zc*^ /pf...
i tÈf'i^t^^t^
iy
i\f-
:M
/f^i^Tf^fCi^ t.
111.1
Voorbeeld van
een stam-
kaart.
zelfs met de juiste bonnen geen brood,
aardappelen of suiker kon krijgen, omdat
er gewoonweg niets meer was.
Naast een gebrek aan voedsel was er in
het najaar en de winter van 1944 even-
eens sprake van een ernstig tekort aan
brandstof De Duitsers stopten de aanvoer
van kolen uit de Limburgse mijnen, vanaf
het moment dat de geallieerden Zuid-
Limburg in handen hadden. Vanwege de
spoorwegstaking konden echter ook geen
kolen uit het Ruhrgebied worden gele-
verd. Bovendien verboden de Duitsers, als
straf voor die staking, gedurende de
maand oktober alle vervoer van Oost- naar
West-Nederland. In de praktijk betekende
dit: geen kolen, geen gas, geen elektrici-
teit. Vanaf 2 oktober 1944 leverde de
IJsselsteinse gasfabriek nog maar gedu-
rende 2,5 uur per etmaal gas. Op 9 okto-
ber werd de levering van elektriciteit aan
particulieren in de provincie Utrecht stop
gezet. In Ijsselstein werd gedurende vele
maanden per dag slechts 3,5 uur leiding-
water geleverd. Directeur C. Rodenhuis
van de 'Gemeente Bedrijven Ijsselstein'
vermaande zijn stadsgenoten in een cir-
culaire (zie ill. 2).
Overigens zaten in Ijsselstein niet
111. 2   voor de minder draagkrachtigen nijpend
Circulaire van   te worden, mede door het voor hen nega-
het waterbe-   tieve effect van de welig tierende zwarte
drijf  handel die de rijken van voldoende voed-
waarin tot   sel voorzag. De prijs van een kilo aardap-
zuinigwater-   pels (in 1939 nog ƒ0,08) steeg naar ƒ8,-.
gebruik wordt   Een pond suiker kostte in het voorjaar van
gemaand.   1945 ƒ75,-. Er kwam een moment dat je
GEMEENTEBEDRIJVEN
IJSSELSTEIN
Aaii de aangeslotenen.
De gunstige regeling, volgens welke sedert
29 Maart j.1. water geleverd werd, is wegens het uitvallen
van de electriciteit vervallen. Het ligt in het voornemen
niet direct tot de zeer beperkte levering, welke 20 Maart
j.1. is bekend gemaakt, terug te keeren.
Voorloopig wordt, 7.ooals voorheen, 3'/^ uur
water per dag geleverd. Met ingang van Zondag 8 Maart
1945 wordt water geleverd .des voormiddags van
9.30—11 uur
en des namiddags van                                                '
1—3 uur.
Weest zuinig en nog eens zuinig met het gebruik
• van het thans kostbare leidingwater. Het is streng ver-
; boden leidingwater te gebruiken voor schrobben vim '
straten, besproeiing, koeling, etc. Overtreders worden
gestraft'met afsluiting.
De Directeur van de Gemeente Bedrijven ijsselstein,
. C. RODENHUIS.
IJSSELSTEIN, 9 APRIL 1945.
280
-ocr page 279-
alleen de particulieren zonder gas, kolen,
brandhout, turf of olie. Ook het
IJsselsteinse St. Jozef-pension en -zieken-
huis deelde in de malaise. In de winter
van 1944/45 werd immers in het zieken-
huis alleen de operatiekamer verwarmd.
Moeder-overste gaf aan de pensiongasten
het advies om zich warm aan te kleden en
desnoods ook binnenshuis een winterjas
aan te houden. Deze raad werd zonder
gemor opgevolgd. De patiënten van het
ziekenhuis kregen extra wollen dekens
om de ijzige kou op de ziekenzaal te kun-
nen trotseren.
Al met al was het voor velen in de laat-
ste oorlogswinter praktisch onmogelijk
geworden om thuis een warme maaltijd te
bereiden. Veel Nederlanders namen nog
hun toevlucht tot het zogeheten noodka-
cheltje, ook wel 'wonderkacheltje' ge-
noemd. Het was een ciHndervormig alles-
brandertje, een ronde bus eigenlijk, van
slechts enkele decimeters hoogte. Veel
van die noodkacheltjes werden door han-
dige huisvaders in elkaar geknutseld van
een stuk plaatijzer. Het geheim zat hem
in een fijnmazig rooster en een paar trek-
gaten onderin. Dit vrij primitieve apparaat
kon weliswaar gebruikt worden voor het
verwarmen van kleine hoeveelheden
water of voedsel, maar voor grotere gezin-
nen was het ondoenlijk er de dagelijkse
warme hap op te bereiden.
Als brandstof kon voor het noodkachel-
tje van alles worden gebruikt: papiersnip-
pers, denneappels, stukjes hout en derge-
lijke. Zelfs kast- en vloerplanken werden
voor dit doel aan spaanders gehakt. Maar
op een kwade dag was al het beschikbare
hout in huis opgestookt. In de strenge
winter van '44/'45 was de enige mogelijk-
heid om in de barre kou te overleven: hout
ontvreemden uit het openbaar groen en
het slopen van oude schuren. Ook de
bomen in de tuinen van particulieren
waren in de laatste oorlogswinter niet
meer veilig.
Zo kon het gebeuren dat een bewoner
van de IJsselstraat stiekem 's nachts een
in de Havenstraat staande boom ging
omzagen. Omdat de zager zonder al te
veel deskundigheid te werk ging, viel de
grote boom precies op zijn eigen huis,
waarbij veel schade werd veroorzaakt. Van
de nood een deugd makend, vertelde de
onfortuinlijke man de volgende ochtend
aan de politie dat onbekenden die boom
hadden omgezaagd. Tevens zei hij dat hij
de gevallen boom in bezit nam als troost
voor de schrik en als tegemoetkoming
voor de geleden schade. De dader is - vol-
gens het opgemaakte politierapport - nooit
gevonden.
Er werd in die laatste oorlogswinter in
het IJsselsteinse door jong en oud heel
wat hout achterover gedrukt. Bij voorkeur
's nachts, want de 'plunderingen' konden
letterlijk en figuurlijk het daglicht niet ver-
dragen. De 17-jarige Koos Murk had met
een vriend op een winternacht een stevige
boom geveld. Plaats des onheils: het
Jaagpad langs de IJssel tegenover steenfa-
briek 'de Overwaard'. De dikke stam werd
in stukken gezaagd en met een slede
brachten de beide jongens in het holst van
de nacht hun buit via de dichtgevroren
111.3
Een noodka-
cheltje zoals
veel in de hon-
gerwinter is
gebruikt.
281
-ocr page 280-
keukens die gezamenlijk voor 2 miljoen
Nederlanders de warme maaltijd verzorg-
den.
Hoewel de vervangingskeuken een
dienstverlenend karakter had, was er geen
sprake van een liefdadigheidsinstelling.
Voor de verleende service moest een
acceptabel bedrag betaald worden en men
moest de betreffende distributiebonnen
inleveren. Afhankelijk van het (eentonige)
menu waren dat meestal aardappelbon-
nen, groentenbonnen, peulvruchtenbon-
nen en vleesbonnen. De maaltijden waren
verkrijgbaar met een weekkaart van ƒ1,40
zodat men per persoon per dag ƒ0,20 aan
warm eten kwijt was. Let wel: dit bedrag
gold uitsluitend de dagelijkse warme hap,
voor de rest diende men zelf te zorgen.
De start van de gaarkeuken in
IJsselstein is mogelijk gemaakt door roya-
le giften van enkele particulieren en een
aantal instellingen en bedrijven. We noe-
men - op alfabetische volgorde - de dona-
teurs van het eerste uur die (naar we
hopen in figuurlijke zin) een flinke vinger
in de pap hadden.
De Grijs, Pastoor-Deken               ƒ 100,-
De Hoop, meubelfabriek              ƒ 500,-
Kok, meubelfabriek                      ƒ 100,-
NH Kerk                                      ƒ1000,-
RK Kerk                                       ƒ1000,-
Van Rooyen, meubelfabriek         ƒ1000,-
Roskam, meubelfabriek               ƒ 300,-
Schilte, meubelfabriek                 ƒ1000,-
De Wolff Dominee                     ƒ 50,-
Vanaf begin november 1944 tot halver-
wege juli 1945 waren er voortdurend tien-
tallen IJsselsteiners aktief bij de plaatselij-
ke centrale keuken. Een aantal namen zijn
bewaard gebleven. Van meer dan de helft
van die personen kennen we bovendien
nadere gegevens. In het onderstaande
overzicht worden bij hen achtereenvol-
gens genoemd: achternaam en voorna-
men, functie bij de gaarkeuken, geboorte-
datum, het nummer van het persoonsbe-
wijs, het beroep en het woonadres.
lU. 4 rivier naar huis. De volgende morgen gin-
Eenveel gen twee jongere broers uit het gezin
gezien beeld Murk de achtergebleven takken halen. De
in het laatste politie betrapte de knapen, maar kon hen
oorlogsjaar, niets ten laste leggen, omdat de jongens
Bij elkaar (geheel naar waarheid) opmerkten dat zij
gesprokkeld die boom niet hadden omgezaagd en dat
hout wordt ze (niet geheel naar waarheid) van niets
naar huis wisten. Enige weken later ging de Grüne
gebracht. Polizei surveilleren. Het uitvoeren van
nachtelijke strooptochten werd toen
levensgevaarlijk, omdat het na 20.00 uur
spertijd was en er dus niemand zonder
toestemming buiten mocht komen.
Gebrek aan stookhout, gebrek aan
voedsel. Alleen een centraal geregelde ver-
zorging van warme maaltijden kon in
deze uitzichtloze situatie van voedsel- en
brandstoftekort nog uitkomst bieden. De
centrale keuken (ook 'gaarkeuken' of 'ver-
vangingskeuken' genoemd) trad dus in
werking op het moment dat er dringend
behoefte aan was. In feite was er ook in de
voorafgaande oorlogsjaren al sprake van
verstrekking van voedsel via gaarkeukens,
maar toen bleef de doelgroep beperkt tot
werknemers van bedrijven die voor de
Duitse Wehrmacht werkten. In de winter
van i944/'45 telde ons land 1400 centrale
282
-ocr page 281-
BONKAART DISTRIBUTIE' ^■'-'-
Aires
E. D. Gemeente
BROOD
aÊtsafm
23!
DR) e 8N
TWtHTl'Q
% R O O I > B S o o D
BH f) on n
BROOr>
23 ! 23 23
B R o o n H « <> f > »
23 23
DRi^ f N f>^!L J?N
BK il 11) BRi-OÜ
23 23
ORlt EN URl^ SN
23
IJRrt £N
TSKlNTlG
B R OOI»
13
DR te fcN
B « « o t>
eWS, EN
B R O O O
ËÉR, EN
TWiN'TIG
23
»« I R H N
23
nRu; EN
TWINTIG
I win: üi TWNf i(
TW!NT(G
pROOD
iX3
»RiE EN
BROOD
23
URll;. BN
ITIVINTIC,
!JK"ÜD HRilOi»
23 23
23
l! H •-'"!
21
I v*!N'i ic;
3 ROfill
21
1 W!VTK".
23
23
tiË t-
t>Rlt bN
ï«rtwTio
1>R1L tN
IJ P
N
I
BR oor» i)R<)')K
Hoon »«rKJo
21 2!
B K o o D
ÉEV EH
B R o o B     BROOD
21      21
BROOD     BR O U »
21      21
B»Ofln BR "'in
m.5
Voorbeeld
van een
hroodhon-
kaart. Zo
21
21
21
). s' F •
r V N K s-
TWi^TIO
fiW
|
t.V
rvn
nwrifl
»oo*
21'
TWI-^lCi
■! O ri I
21
I . ^. I- V
I« !N r!Cf
« « 11 :. !)
N f. (.. E •>( -
21
twintk;
B ROOI)
1^
TtïX
21
FIN rjN
twhttiu
IWIKTiö
i=, waren er voor
B R o Q^
t9i
BROOlï
»H0^»B MHOill)
BRDUTi «ROOn
19 t9
!«i: o r. N - N E ü c N •
BROOD
19
N r >:• f N -
TtZS
alle eerste
levensbehoef-
ten kaarten.
N t ! _
tTfn
TIÉN
4'I%H.
rth,H           JtKN
De volgende vijf personen waren ver-
antwoordelijk voor de organisatie van de
IJsselsteinse gaarkeuken:
Pompe: Antonius Gerardus Maria, beheer-
der, 25-01-1920, PB Y5 2083, onder-direc-
teur. Utrechtsestraat 5 IJsselstein.
Van Rooyen: Gerardus Quirinus M.,
beheerder, 19-12-1909, PB U16-93711,
directeur. Hoge Biezen 4 IJsselstein.
Bosman: Johannes, inkoper, 13-08-1913,
PB V-349, groentenkoopman, Walkade 27
IJsselstein.
In 't Veld: Adrianus, administrateur, 08-
04-1906, PB Y5-2702, administrateur,
Benschopperweg 16 IJsselstein.
Boer: Wijnand, inkoper, 26-06-1916, PB
Y5-311, fruithandelaar, Panoven 45
IJsselstein.
Van 16 personen weten we zeker dat ze
officieel in dienst waren bij de gaarkeuken
en daar op de loonlijst stonden. In dat
geval staat hun weekloon tussen haakjes
vermeld.
Rozendal: Lucas Johannes, chef de partie.
12-07-1911, PB Z31-9855, chef de partie,
H
Modetstraat 3 Utrecht, (ƒ45,-)
Van Eijndihoven: Gerardus, kok, 05-04-
1912, PB U16-32967, hotelkok, Weerd-
singel OZ 33c Utrecht.
Van der Voorn: Johannes, keukenknecht,
29-01-1914, PB Y5-2921, stoffeerder,
IJsselstraat 19 IJsselstein. (f26,-)
Schinkel: Johannes Maria, assistent kok,
17-05-1919, PB Y5-2371, broodbakker.
Utrechtsestraat 66 IJsselstein. (ƒ15,-)
Hartings: Johannes Maria, keukenknecht,
03-05-1925, PB Y5-940, houtbewerker,
IJsselstraat 2 IJsselstein. (ƒ20,-)
Timmer: Arie, stoker, 17-05-1925, PB Y5-
2654, meubelmaker, Eiteren 155 IJssel-
stein. (ƒ9,80)
Comeüsse: Hendrik, keukenknecht, 08-11-
1926, PB Y5-3.., meubelmaker, Eiteren C
159 IJsselstein.
Goes: Adrianus Hendrikus, keuken-
knecht, 22-06-19.., PB Y5-831, machine-
bankwerker. Havenstraat 19 IJsselstein.
283
-ocr page 282-
Deze activiteiten konden zonder bezwaar
in de school plaats vinden: er werden toch
geen lessen gegeven, omdat er in najaar
en winter geen brandstof was. Dit gebouw
is later bekend geworden als de Kajuit en
begint nu een derde leven als IJsselsteins
stadsmuseum.
Na een voorzichtige start (in de eerste
twee weken respectievelijk 666 en 563
porties per dag) nam, door de nood
gedwongen, het aantal geïnteresseerde
IJsselsteiners in de maanden daarna
voortdurend toe. Van december 1944 t/m
april 1945, de maanden die berucht zou-
den worden als de hongerwinter, haalden
gemiddeld ruim 1900 IJsselsteiners dage-
lijks in de Havenstraat hun maaltijd. Het
'hoogtepunt' (dieptepunt zou hier beter
op z'n plaats zijn) vormden de februariwe-
ken van 1945 met bijna 2300 uitgereikte
porties per dag.
Ten behoeve van de IJsselsteinse
gaarkeuken moesten voortdurend grote
hoeveelheden aardappelen, groenten,
melk, vlees en brandstof worden aange-
voerd. Op de dag dat de centrale keuken te
IJsselstein in werking trad, 9 november
1944, leverde L. Karelse (levensmiddelen-
bedrijf IJsselstraat 3) de eerste bestelling
af Opvallend is dat kaneel, nootmuskaat
en koffie zo schaars en/of onbetaalbaar
waren dat de heer Karelse hiervoor uitslui-
tend surrogaten kon leveren. De Vim (50
grote bussen) was daarentegen wel dege-
lijk echt, hoewel toen nog niet krasvrij bij
het schoonschuren!
Vaak was een surrogaat alleen maar
een - meestal mislukte - poging om een
fabriek aan de gang te houden, terwijl er
geen grondstoffen meer waren. Soms
bleek een surrogaat acceptabel te zijn. Zo
heeft namaak-koffie (gemaakt van tulpen-
bollenmeel) een grote rol gespeeld in
Nederland. De kwaliteit ervan was veel
beter dan wat in Duitsland als 'koffie'
gedronken werd. De smaak van echte thee
imiteren bleek echter vrijwel onmogelijk
te zijn. De 'thee'-tabletten (merk Santé)
gaven een kop warm water in elk geval wat
Nov Dec Jan Feb Mrt Apr Mei Juni
Van de volgende personen kennen we
alleen hun namen en hun weekloon:
B.Both (ƒ15,-), C. Hartings (ƒ13,50),/. Har-
tings
(/i3,5o), r. de Jong (ƒ10,-), Roovers
{fio,-), C. v.d. Veer (ƒ13,50), E. v.d. Veer
(/lo,-), C. de Kruif (/i3,5o), H. Schinkel
(/i3,3o), M. Both (/i3,3o), L. Kemp {fg.So).
Opvallend is in bovenstaand overzicht
het verschil tussen de hoogst en laagst
betaalden. Bij de minst verdienenden ging
het vaak om jongens van 14 of 15 jaar die te
jong waren om in Duitse fabrieken te wer-
ken. Zij maakten zich in de centrale keu-
ken verdienstelijk met bijvoorbeeld
schoonmaakwerkzaamheden en het halen
van brandhout en verder hadden ze wei-
nig in de melk te brokkelen.
Een gedeelte van het pand van meubel-
fabriek 'de Hoop' (aan het Oranjelaantje !)
werd ingericht als centrale gaarkeuken
van IJsselstein. De inventaris bestond o.a.
uit 9 kookketels waaronder een complete
'Wupfo' en zes ingemetselde bietenketels,
40 geleende melkbussen, 2 schepbakken,
een aardappelschilmachine, 2 stampers,
verschillende scheplepels en diverse man-
den.
Het uitdelen van het eten vond plaats in
de voormalige openbare school op de hoek
Walkade/Havenstraat. Het gebouw func-
tioneerde toen als distributiekantoor.
111.6
Diagram
van de hoe-
veelheden
verstrekte
maaltijden te
IJsselstein in
1944 en '4^.
284
-ocr page 283-
m.7
Transport
van afge-
staan vee
voor de voed-
selvoorzie-
ning. Op
deze wijze
werd overal
in bezet
gebied het vee
bij elkaar
gehaald.
Onbekend is
waar de foto
is gemaakt.
kleur. Datzelfde gold min of meer voor de
bouillonblokjes. Het waren in feite zout-
blokjes met een kleurtje. Er kan één ding
in het voordeel van de surrogaten gezegd
worden. Van overheidswege is er namelijk
op toegezien dat er geen stoffen in ver-
werkt werden die schadelijk waren voor de
gezondheid. Hierbij moeten we ons
natuurlijk wel realiseren dat de overheid
anno 1944 nog niet werd gehinderd door
een erg uitgebreide kennis omtrent de
invloed van chemicaliën op het menselijk
lichaam.
Tientallen nota's van vaak IJsselsteinse
middenstanders stellen ons in staat even
om een hoekje van de gaarkeuken te kij-
ken. Firma W.Vink & zonen leverde tien
stuks witte ronde 'waschmanden' voor
ƒ3,- per stuk. N.V. B.Schilte & zonen ver-
zorgde de benodigde houten keukenmate-
rialen. Zelfs in oorlogsomstandigheden
bleef men oog voor kwaliteit houden: lin-
den stamppotlepels, iepen afstrijkers,
beuken roerspanen, iepen soeplepels met
essen steel en eiken bijlstelen.
Om de vuren in de centrale keuken van
IJsselstein brandend te houden nam men
z'n toevlucht tot brandhout en turf. Dit
brandhout was bepaald geen afvalhout
(dat was er trouwens praktisch niet meer).
De gemeente IJsselstein leverde het nodi-
ge hout. Voor dit doel werden 34
esdooms, 18 linden en ongeveer 60 iepen
opgeofferd. De bomen (voor een deel
afkomstig van de Groenedijk en het
Kronenburgplantsoen) werden bij Schilte
verzaagd en aan de gaarkeuken verkocht
voor het bedrag van ruim ƒ1767,-.
Daarnaast zorgde brandstoffenhandel C.
Verwey voor 25.000 stuks baggerturf en
men rekende daarvoor ƒ387,50.
Het voor de centrale keuken benodigde
slachtvee werd aangevoerd vanuit Mont-
foort, Polsbroek en ook wel uit IJsselstein
zelf Voor ongeveer 150 cent per dier ver-
voerde men het vee eerst naar IJsselstein
en later naar Utrecht. Familieleden van de
heer L. Murk, vader van zes zonen, onder
wie de mede-auteur van dit artikel, heb-
ben zich intensief met dit veevervoer
bezig gehouden. De boeren in de Lopiker-
waard moesten, afhankelijk van de grootte
van hun veestapel, vee afstaan voor de
voedselvoorziening. Daar het ontbrak aan
andere transportmogelijkheden, werd dit
vee los-lopend over de weg over een
afstand van vele kilometers vervoerd en
samengebracht in IJsselstein. Nadat IJs-
selstein het voor haar bestemde deel van het
slachtvee had gekregen, werden de overige
koeien, kalveren en schapen vervoerd naar
Jutphaas, Utrecht, Zeist en Driebergen.
285
-ocr page 284-
Er bestond in IJsselstein een minder
officiële regeling met betrekking tot de
kreupele koeien, de zogenoemde kruis-
koeien. Wanneer een koe of schaap niet
meer vlot genoeg mee kon lopen tijdens
het vervoer, dan werd het betreffende dier
in IJsselstein achtergelaten. Veearts
Neomagus gaf dan een verklaring ter
goedkeuring van noodslachting, die werd
uitgevoerd door slager Maaswinkel in de
111.8 slachtplaats aan de Koningstraat (vanaf
Toewijzing 1959 Schuttersgracht geheten). De
van het aan- IJsselsteinse centrale keuken had dan het
tal bonnen voordeel van een extra portie vlees zonder
per persoon dat het door het voedselbureau toegewe-
per voedsel- zen aantal kilo's vlees daardoor vermin-
soort voor de derd werd.
laatste week Nu was veearts Neomagus ook de
van maart beroerdste niet en in twijfelgevallen over
1945. het al dan niet kreupel zijn van een koe
Distributiekring IJsselstein
Aangewnzan bonnen voor da 2de week van de
4de periode 1945 van 25 Maart t/m 31 Maart 1945
gaf hij vrij gemakkelijk zijn goedkeuring
tot noodslachting, om zo de voor
IJsselstein beschikbare hoeveelheid vlees
aanmerkelijk te vergoten. Neomagus en
ook de tien a vijftien veedrijvers namen
hierbij toch wel enig risico, want er was
een scherpe controle.
Die extra portie vlees voor de gaarkeu-
ken was natuurlijk mooi meegenomen,
maar sommigen namen het woord 'mee-
genomen' wel wat letterlijk op. Feit is dat
tussen het moment van slachten en het
uitdelen van de maaltijden veel medewer-
kers de gelegenheid hadden op minder
legale wijze vlees mee naar huis te nemen.
Dit alles onder het motto: 'hij die appelen
vaart, die appelen eet'.
De 1400 gaarkeukens die ons land tel-
de, functioneerden in principe onafhanke-
lijk van elkaar. Het Rijksbureau voor de
Voedselvoorziening in Oorlogstijd, onder-
afdeling Massavoeding, verzond wel vele
circulaires met instructies omtrent o.a. de
inlevering van voedselbonnen, maximum
te gebruiken hoeveelheden grondstoffen
en administratieve verwerking. Er waren
geen bindende voorschriften over bijvoor-
beeld het 'menu van de week'. Wel werd
er in het begin (najaar 1944) nauwlettend
op toegezien dat de kwaliteit van het ver-
strekte voedsel in alle centrale keukens van
Nederland gelijk was. Later bleek dit uit-
gangspunt niet meer vol te houden. Om
teleurstellingen in verband met smaak en
samenstelling van de maaltijden op voor-
hand te vermijden werd in diverse kranten
een waarschuwing geplaatst;
'Men doet goed zijn verwachting ten aan-
zien van de kwaliteit niet te hoog te stellen'.
Deze waarschuwing was inderdaad op
de realiteit gebaseerd: het voedsel van de
gaarkeukens was sober, eentonig, eiwi-
tarm en miste o.a. belangrijke vitaminen
en mineralen. Het 'Rijksbureau voor de
Voedselvoorziening in Oorlogstijd' maak-
te op 15 december 1944 bekend dat vanaf
die datum per persoon/per week uitslui-
tend de volgende grondstoffen mochten
worden gebruikt:
Elk der volgende
"bonnen
Geeft recht op het koopen van
A 384 . . . 400 gram brood
B 384 . .
             400 gram brood
A 385 . . . 400 gram brood
B 385 . .
             400 gram brood
B 366 . . . 250 gr. kindermeel of maizena of voedingssuiker
of 210 gr. bloem of 3 raats. brood, (inleveren
vóór 3 April, behalve voor brood).
A 393
B393
A 390
B 390
A 391
B 391
A 392
B 392
100 gram kaas.
100 gram kaas.
} nader "aan te wijzen hoeveelheid aardappelen,
S geldig in de weck van I t/m 7 April 1945.
1 nader aan te wijzen hoeveelheid groente.
3 kg suikerbieten.
3 kg suikerbieten.
Voor zoover geen gebruik wordt gemaakt van de Centr. Keuken
moeten de bonnen A en B 390. A en B 391 en A en B-392, vóór
3 April bij de detaillisten worden ingelevetd. Deelnemers aaa de Centr.
Keuken moeten deze bonnen bewaren en t.z.l. bij de keuken inleveren.
Bi] deelname aan de Centrale Keuken moeten aldaar de bonnen A en
B374. A en B380 en A en B392 worden ingeleverd.
De DatailiistWI zijn varplieht ook aan personen die niet onder hiïn
vaste klanten kunnen worden gerekend, bij aanbieding van geldige
bonnen, de daaro|> aangewezen goederen te»vcrkoopen.
Zclfverzorgers dienen de bonnen van de artikelen, waarvoor zij zelfvcr-
zorgers zijn. zorgvuldig te bewaren en bij de inlevering ten Dis-
tributiekantore, gaiorteeril opgeplakt aan te bieden.
De bonnen zijn alleen geldig in den kring (448) waarin zij zijn uitgegeveh.
De datalllistan worden er nadrukkelijk op gewezen, dat bonnen
van andere distributiekringen, ook de met het codenummer (448) van de
Distributiekring IJsselstein afgestempeld, niet aangenomen mogen worden.
Bij aankiading tan diatributlakantora zullan deze bonnen worden gawelgkrd.
Men wordt er nadi^kkelijk op gewezen, dat de bonnen van de
3de Noodkaart zorgvuldig bewaard moeten worden.
De Kroon, IJs$elsteia
286
-ocr page 285-
van eiwitarm voedsel niet zonder ernstige
gevolgen voor de volksgezondheid kon
blijven, werd door de overheid naarstig
naar een alternatief voor vlees en vis
gezocht. De oplossing werd gevonden in
het toevoegen van caseïne tijdens de berei-
ding van het voedsel. Caseïne is kaasstof
in melk, een eiwit, lijkend op griesmeel,
met een zwak zure smaak. De meeden-
kende overheid deed de centrale keukens
suggesties voor het gebruik van caseïne.
Verwerking in soepen
Indien aardappelpuree in de soep wordt ver-
werkt kan de caseïne tijdens het roeren of
stampen droog hij de aardappelen gestrooid
worden. Worden geen aardappelen verwerkt,
dan kan de caseïne tegelijk met erwten- of
bonenmeel worden aangemengd.
Verwerking in stamppotten
De caseïne kan het beste verwerkt worden in
stamppot zuurkool, rode kool en rode bieten,
op dezelfde wijze als in aardappelpuree voor
de soep.
Verwerking in pap
De caseïne kan tegelijk met de taptemelkpoe-
der worden aangemengd. Indien nodig kan de
te verwerken hoeveelheid taptemelkpoeder
met 1 kg per 100 liter worden verminderd.
Het zal duidelijk zijn dat het voedsel-
probleem in Nederland tijdens de laatste
oorlogsmaanden varieerde van buitenge-
woon ernstig tot minder enstig. In de gro-
te steden was de situatie schrijnender dan
op het platteland. En in een Overijssels
dorp werd de hongerwinter weer anders
ervaren dan in een plattelandsgemeente
als IJsselstein.
Er woonden in de veertiger jaren heel
wat boeren in en om IJsselstein, maar de
meeste inwoners waren als arbeider werk-
zaam in de meubelindustrie. Deze arbei-
ders hadden na de crisis in de dertiger
jaren geen gelegenheid gehad financiële
reserves op te bouwen. Armoe was troef in
de vaak grote gezinnen.
lOOO GRAM AARDAPPELEN, 2000 GRAM
SUIKERBIETEN, 25 GRAM VET/SPIJSOLIE, lOO
GRAM GRUTTERSWAREN, 125 GRAM VLEES
(MET BEEN), 200 GRAM PEULVRUCHTEN,
GÉÉN ANDERE GROENTEN
Uit deze opgave blijkt dat een groot
deel van de warme maaltijd - bijna 60% -
uit suikerbieten bestond. De wekelijkse
hoeveelheid vlees stelde heel weinig voor,
zeker in aanmerking genomen dat een
groot deel van het vleesgewicht alleen
maar been was. Enkele weken daarna ver-
dween vlees helemaal van het menu der
centrale keukens. Van januari tot half mei
1945 serveerden de meeste gaarkeukens
noodgedwongen voornamelijk vegeta-
risch voedsel. In IJsselstein was de situatie
wat minder dramatisch dan in de grote
steden. Zoals in de voorgaande tekst ter
sprake kwam, zorgden met name de vee-
drijvers voor extra vlees voor de
IJsselsteinse gaarkeuken. In de periode
van 8 januari tot 3 februari 1945 kon de
plaatselijke centrale keuken over welge-
teld 7 koeien, i schaap en 7 kalveren
beschikken. In totaal was dat 2050 kilo
vlees. Aangezien in die vier weken gemid-
deld ruim 2000 maaltijden per dag wer-
den verstrekt, betekende dit per persoon
per week 250 gram vlees. In theorie was
dat ongeveer 35 gram per persoon per dag.
In de praktijk viel dit wat minder uit,
omdat er, zoals gezegd, behoorlijk wat
vlees op duistere wijze verdween.
Gedurende de maanden februari, maart
en april werden echter ook in IJsselstein
zo goed als vleesloze maaltijden geser-
veerd en kon men alleen nog wat vet aan
het voedsel toevoegen.
In een situatie dat de centrale keukens
niet meer over vlees beschikten doet de
volgende mededeling van het Rijksbureau
voor de Voedselvoorziening ietwat overbo-
dig aan:'.......verwijzend naar circulaire E.G.
9948 dd. 12 December 1944 wordt medege-
deeld, dat het inleveren van een vleeschbon na
de eerste maal niet meer wordt vereischt'.
Omdat het maandenlang consumeren
287
-ocr page 286-
ners verschenen. De koks dienden als
norm de volgende maximum verbruikscij-
fers per portie aan te houden:
Gedroogd vlees in blik per portie 5 gram;
peulvruchten per portie 10 gram; aardappel-
puree in blik per portie 10 gram; melkpoeder
en peper al naar gelang beschikbaarheid en
behoefte.
Een schamel hapje moet het geweest
zijn. Men kon, bij wijze van spreken,
meer peper op z'n bord krijgen dan vlees.
Ook na de bevrijding bleek het week-
menu in IJsselstein niet uit te munten
door smakelijkheid, variatie en kwantiteit.
Bietenstamppot en pap wisselden elkaar
met grote hardnekkigheid af. Heel lang-
zaam begonnen de maaltijden wat minder
eentonig en wat vitaminerijker te worden.
We laten als voorbeeld het weekmenu
zien van 17 t/m 23 juni 1945. Het is een
van de laatste weken dat de IJsselsteinse
gaarkeuken volledig in gebruik was,
anderhalve maand na de bevrijding.
Vooral de erwtensoep doet midden in de
zomer wat merkwaardig aan.
Zondag: stamppot bieten
bestaande uit : aardappelen, kroten, vet,
spijsolie, blikvlees en zout
Maandag: erwtensoep
bestaande uit: peulvruchten, soeppoeder, vet,
spijsolie, vrijhankvlees en zout
Dinsdag: stamppot groenten
bestaande uit: aardappelen, groenten, vet,
spijsolie, blikvlees en zout
Woensdag: stamppot bieten
zie zondag
Donderdag: pap
bestaande uit: biscuits, melkpoeder, water, vet
en zout
Vriidag: stamppot peulvruchten
bestaande uit: aardappelem, peulvruchten,
margarine, spijsolie, vrijhankvlees en zout
Zaterdag: stamppot bieten
zie zondag en woensdag
De zwarte handel dreef de prijzen voor
de levensmiddelen tot absurde hoogte op,
zodat de gewone man niet meer in staat
was die prijzen te betalen. Het lag voor de
hand dat als gevolg daarvan de ruilhandel
ontstond. De inwoners van de grote ste-
den (waar de hongersnood enkele maan-
den eerder begon dan op het platteland)
gingen de boer op met hun goud, zilver,
textiel en serviesgoed. Toen tenslotte het
voedselgebrek ook op het platteland merk-
baar werd, lagen bij verschillende
IJsselsteinse boeren de kasten vol kost-
baarheden en waren de voorraadkelders
leeg. Naast profiterende boeren waren er
gelukkig ook in IJsselstein agrariërs die
goed zorgden voor evacués en onderdui-
kers en daarnaast voor redelijke prijzen
hun voorraad verkochten. Maar ook in de
hongerwinter gold: op is op!
Met de moed der wanhoop onderna-
men veel mensen uit West-Nederland in
januari en februari '45 per fiets, te voet,
met kar of kinderwagen de barre tocht
naar het noorden van ons land om voedsel
te bemachtigen. Hartverscheurende tafe-
relen speelden zich daarbij af, bijvoor-
beeld als CCD-controleurs, geassisteerd
door leden van de Landwacht, aan de rand
van de stad de terugkerenden stonden op
te wachten en dan alles in beslag namen.
(Zie ook het artikel in HKIJ-tijdschrift nr.
40 van maart 1987).
Eindelijk, begin mei 1945, kon het
hoofd van de Afdeling Voedselvraagstuk-
ken. Dr. Ir. M.J.L. Dols, tot zijn genoegen
in een circulaire mededelen dat een deel
van de voedselvoorraden die door het geal-
lieerd opperbevel waren aangevoerd, door
de centrale keukens gebruikt konden wor-
den als aanvulling van de karige menu's.
Het ging vooral om de volgende artikelen:
gedroogd vlees in blik, peulvruchten,
gedroogde aardappelpuree in blik, melk-
poeder en specerijen.
Nu betekende deze aanvulling bepaald
niet dat er vanaf die datum normale hoe-
veelheden groenten, vlees en aardappelen
op de borden van de hongerige IJsselstei-
288
-ocr page 287-
111.9
Aan het ein-
de van de
oorlog zijn
ook te
IJsselstein
gedropte
voedselpak-
ketten uitge-
deeld.
De uitdeling
vond plaats
in de Albert
Heyn vesti-
ging aan de
Utrechtse-
straat.
Bij de opheffing van de centrale keuken
in IJsselstein werd de balans opgemaakt
nadat men er gedurende ongeveer 35
weken maaltijden had klaargemaakt.
Bijna ƒ12.000,- was er aan lonen betaald.
Voor bijna ƒ30.000,- werd er aan aardap-
pelen en groenten ingekocht. Gigantische
bedragen waren dat in 1945. In zijn geheel
was er in die maanden november t/m juli
voor ruim ƒ85.000,- onkosten gemaakt.
De verkoop van de maaltijden (ƒ1,40 p.p.
per week) leverde ƒ72.591,44 op.
Rekening houdend met de verkoop van
keukenmateriaal, giften e.d. bleef er een
nadeling saldo over van ƒ8786,06.
Het verhaal van de IJsselsteinse gaar-
keuken zou niet helemaal af zijn zonder
de heer X., ook bekend als de 'zakkenlord',
ten tonele te voeren. In elke episode van
de IJsselsteinse geschiedenis is er wel een
persoon die om twijfelachtige redenen de
aandacht trekt. In 1945 was dat zakken-
handelaar X., een kleurrijk figuur, die aan-
lil. 10
Detail van
lil.
9.
Door de
schaarste was
er ook gebrek
aan goed
schoeisel. We
zien hier een
meisje op
'kleppertjes'.
Houten
zolen met
leren riem-
pjes.
1
vankelijk zeeman was geweest en altijd de
mooiste verhalen wist te vertellen. Hij
dreef zijn zakkenhandel boven het slacht-
huis in de Koningstraat (nu Schutters-
gracht). Onze man verkocht linnen meel-
zakken (die door handige huisvrouwen
289
-ocr page 288-
werden omgetoverd tot ondergoed voor de
gezinsleden) en juten zakken. Het enige
dat ten nadele van de man kon worden
gezegd is dat hij in de oorlog sympathi-
seerde met de bezetter, maar in zijn voor-
deel sprak dat hij nooit iemand kwaad had
gedaan. Het werd zelfs gedoogd dat hij
zakken verhuurde aan de IJsselsteinse
gaarkeuken. Omdat hij Duits-gezind was,
werd hij op 8 mei gearresteerd. Hij kreeg
in het gevang schriftelijk het verzoek om
het gepeperde bedrag van ƒ300,- over te
maken op de rekening van G.Q.M, van
Rooyen, beheerder van de gaarkeuken.
Men verdacht X. ervan dat hij een verhaal
uit de duim had gezogen over niet aan
hem geretourneerde zakken, om daar een
financieel slaatje uit te slaan. Het zou
gaan om 60 zakken a ƒ5,- die hij ten
onrechte bij de gaarkeuken in rekening
zou hebben gebracht. De heer X. wist
vanuit het Centraal Bewaringskamp te
Nieuwersluis aannemelijk te maken dat
hij in maart 1945 aan de centrale keuken
een partij zakken had verhuurd a ƒ0,10
per week en dat hij die zakken nooit had
teruggekregen en er ook geen statiegeld
voor had ontvangen. Waarschijnlijk
berustte de kwestie op een misverstand.
Nawoord
Het tekort aan voedsel in het laatste
oorlogsjaar heeft ook te IJsselstein zijn
sporen nagelaten. Met de herdenking van
50 jaar bevrijding komen de herinnerin-
gen weer terug. Mede samensteller van dit
artikel, L. Murk, heeft de sfeer uit die
dagen heel goed geraakt door 2 'inciden-
ten' op prozaische wijze neer te schrijven.
Het betreft persoonlijke ervaringen uit
zijn kinderjaren in de oorlog. Dit artikel
kan niet beter afgesloten worden dan zijn
woorden hier af te drukken:
De Gaarkeuken
Het is vreselijk koud.
Bij de gaarkeuken staat een lange rij.
Vandaag is het eten weer niet best.
Ik krijg dunne koolsoep, een pan vol.
Daar is bijna niet mee te lopen.
Bij de Visbrug struikel ik.
De soep loopt over de straat.
Thuis begin ik te huilen.
Niet om de kapotte knie,
ook niet van de kou.
Souvenir
De duitse soldaat zit te eten.
Hij wordt weggeroepen.
Ik klim door het open raam.
Pak het bord vol lekkers.
Ook de vork met het SS teken.
Verdwijn zo snel mogelijk,
onder de brug van dokter Leering.
Dat was lekker!
De vork is nu van mij.
Voor SS wordt nu LM gelezen.
Geraadpleegde literatuur
'De hongerwinter' door P. 't Hart, Gorinchem,
1980.
'Het koninkrijk der Nederlanden in de Tweede
Wereldoorlog', diverse delen, door dr. L. de
Jong, Den Haag, vanaf 1969.Het diagram
'Calorische waarden' is afkomstig uit deel Xb.
Diagram 'Portie gaarkeuken IJsselstein':
André van Lieshout.
'Onderdrukking en verzet, Nederland in oor-
logstijd, deel ir door mr. J. van Bolhuis e.a.,
Arnhem z.j.
'Dat kan ons niet gebeuren....' door Evert
Werkman e.a., Amsterdam, 1980.
Diverse teksten afkomstig uit hetr gemeente-
lijk archief van IJsselstein, met dank aan de
heer H. Luten.
290
-ocr page 289-
'Kapelaan Verhoeven' en 'Cristofoor';
illegaal tijdschrift ontstaan op het IJsselsteinse stadhuis.
Door D.C.E. van der Kooij
daad bij het woord. Slechts uren later
maakte hij met enkele anderen alle door
de militairen ingeleverde geweren on-
klaar door de grendels te verwijderen en
liet ze verdwijnen in een sloot aan de
Achtersloot.
Louis F. W. Jansen was 24 jaar oud
toen hij in september 1939 op arbeidscon-
tract tot 'tijdelijk ambtenaar ter secretarie
bij de afdeling Distributie' werd aange-
steld. Als jongste die het vak nog moest le-
ren werd hij op alle klussen gezet die ei-
genlijk niemand leuk vond. Zijn werkter-
rein werd het loketje aan de Weidstraat:
Distributie en Arbeidsbureau. Vanaf deze
plek werd hij geconfronteerd met de ge-
volgen van de bezetting en raakte hij be-
trokken bij het verzet.
Aanvankelijk begon het heel klein.
Toen een winkelier klaagde dat hij slechts
20 liter slaolie kreeg toegewezen plaatste
Jansen gewoon een extra nul. De man
kreeg zonder enig probleem 200 liter sla-
olie uitgereikt.
Toen IJsselsteinse mannen te werkge-
steld werden in Wijk aan Zee,benaderde
één van hen. Jozef Hartings uit de
Nicolaasstraat, Jansen. Hartings wilde 'er
tussen uit', maar daar alle levensmidde-
lenbonnen ingenomen waren lag dat niet
zo eenvoudig. Alleen bij afkeuring kon
een man naar huis en kreeg hij zijn bon-
nen terug.
Via een kennis kreeg Hartings uitein-
delijk een formulier van afkeuring in han-
Maandag 13 mei 1940 werd IJsselstein
voor het eerst daadwerkelijk met de oor-
logshandelingen geconfronteerd.
Om 15.30 uur werd het veldleger gelast
zich tegen de avond uit de Grebbelinie te-
rug te trekken en zich op te stellen aan het
oostfront van de Vesting Holland, achter
de Nieuwe Hollandse Waterlinie. In de
nacht deden de terugtrekkende troepen
IJsselstein aan. De commandant vestigde
zijn hoofdkwartier in het gemeentehuis.
Op dinsdag 14 mei 1940 werd
Rotterdam gebombardeerden de binnen-
stad grotendeeels vernield, terwijl onder-
handelingen over de overgave van de stad
nog lopend waren. Nadat ook Utrecht,
Amsterdam, Haarlem en Den Haag met
terreurbombardementen bedreigd wer-
den, besloot de Nederlandse opperbevel-
hebber tot capitulatie. Om 16.50 uur gaf
generaal Winkelman de commandanten
van zijn leger per telegram bevel de strijd
te staken. In de ochtend van de 15e mei
werd de capitulatie in Rijsoord, bij
Rotterdam, getekend.
Het nieuws van de capitulatie werd op
het gemeentehuis van IJsselstein zeer
emotioneel ontvangen. Zowel militairen
als ambtenaren vochten tegen hun tra-
nen. Tranen vooral van frustratie en woe-
de. Emoties die de jonge gemeenteambte-
naar Louis Jansen ter plekke deden be-
sluiten tot verzet over te gaan. Hij zou al
het mogelijke doen om de Duitse bezetter
dwars te zitten en voegde ook meteen de
291
-ocr page 290-
scherming van de bevolking tegen onjuis-
te berichtgeving'. Vrije nieuwsgaring en
persvrijheid waren daarmee verdwenen.
Daarop begonnen al snel de eerste illegale
bladen te verschijnen: 'Vrij Nederland'in
augustus 1940, 'De Waarheid' in novem-
ber 1940 en 'Het Parool' in februari 1941.
In het verzuilde Nederland vormde lang-
zamerhand elke groep haar eigen spreek-
buis.
In verzetskringen ving Jansen echter
op dat men van katholieke zijde maar zo
weinig hoorde. In die periode en in die
omgeving had dat iets weg van een ver-
wijt, een motie van wantrouwen. Jansen
trok het zich als katholiek persoonlijk aan
en nam zich voor hierin verandering te
brengen. Geheel alleen begon hij te wer-
ken aan de samenstelling van zo'n katho-
liek verzetsblad. In een verduisterd ka-
mertje in het gemeentehuis stencilde
Jansen zijn opwekkingen tot verzet en zo
verscheen nog in 1941 de allereerste afle-
vering van 'Christofoor'. De symboliek
van St. Christofoor (Christoffel) de
Christus-drager, de heilige die Christus
ondanks diens almaar toenemende ge-
wicht veilig over een gevaarlijke rivier kon
brengen, leek hem toepasselijk voor deze
roerige oorlogsperiode.
'Christofoor' wilde een blad voor katho-
lieken zijn, was althans in eerste instantie
voor hen bedoeld, en moest dus een in ka-
tholieke kringen gebruikelijke en herken-
bare vorm krijgen. Daarom werd kapelaan
Th. ten Hage om een toepasselijk motto
gevraagd, een tekst die katholieken zou
aanspreken en die de geest van de tijd zou
weergeven. Vandaar de latijnse tekst
Christus Vincit! Christus Regnat! Christus
Imperat!
( Christus overwinne!, Christus
regere!, Christus heerse!) op de voorpagi-
na.
Natuurlijk moest dit in het geheim ge-
beuren. Maar tekenend voor de houding
van het gemeentepersoneel en Jansens
vertrouwen in hen is wel dat ook zijn col-
lega's Van Pienbroek en Ubels betrokken
waren. Van Pienbroek hielp bij het sten-
den, waarop Jansen het simpelweg falsifi-
ceerde door het stempel van de comman-
dant na te maken met behulp van een
doorgesneden aardappel. Hierna kwam
Hartings geregeld langs om nieuwe for-
mulieren te halen voor anderen.
Omdat Jansen bij de Distributiedienst
eenvoudig toegang had tot bonnen werd
hij al snel benaderd om extra bonnen voor
onder-duikers. In de kluis lagen stapels
bonnen, maar die werden wel regelmatig
gecontroleerd. Toch leverde Jansen
prompt, omdat hij bedacht dat een greep
uit de onderste laag het eerste jaar toch
niet opgemerkt zou worden.
Deze activiteiten brachten Jansen in
contact met Jaap des Tombe uit de Jan
Willem Frisostraat, commandant van de
Ordedienst (OD) in Utrecht. Een gemeen-
teambtenaar was natuurlijk interessant
voor de OD, hij kon immers achter de
schermen kijken! Alle informatie omtrent
Duitse activiteiten waarop Jansen maar
beslag kon leggen werd nu doorgegeven
aan de OD via een contactadres, de slage-
rij van Kees van Zijl in de Benschopper-
straat.
Tot op dat moment had Jansen steeds
op eigen houtje gehandeld. Niemand wist
van zijn activiteiten. Ook op het gemeen-
tehuis had hij niemand in vertrouwen ge-
nomen, hoewel iedereen daar absoluut
betrouwbaar was en er onderling open
over de bezetting werd ge-sproken. Zeker
is dat ook ambtenaar Van Pienbroek ver-
zet pleegde, hoewel zij daarover geen con-
tact onderhielden. Van Pienbroek zou
Jansen later wel assisteren bij de produc-
tie en verspreiding van diens verzetsblad.
Door zijn contact met de OD werd Jansen
nu steeds meer opgenomen in het georga-
niseerde verzet.
Christofoor
De Duitsers waren al meteen in mei
1940 begonnen met de 'gelijk-schakeling'
van de Nederlandse pers. In juli 1940
volgde een verbod op het beluisteren van
een aantal buitenlandse zenders, 'ter be-
292
-ocr page 291-
December 1942.
4« An»r«rtne.
CHRISTUS RBBHATI                    CHRISTUS ntiHUTI
CS. - ——01-"* TTirf"'----
CHHI8W8 THICni
■ mK'c:xsK
Juat* et pla vlvaaras.........
Laten ne rechtvkardtg en vol
gpdsvrucht laren, in afwachting
Tan de Eallge hoop en de. konat
var. den Heer...........
(Officie van Zondag coudete)
Hoe diep de duisternis on noe f^oot de ohaoa In onse dagen over de wereld is,
Irunnen we nog slechts ten deale pelli u , Mknt aooaear heeft het verderf inge-
vreten, dat geen enkele waarde iseer zeker 1b en alechta vleesch én bloed,
sleohts hartstocht ec zelfvergodlng het mensohalljke bepalen,
'Stel. dat een naakte natuuraanach alt vleuw>GullMa In de stra£a»-oaMr. atetfan
dwaalde: de aan aou zich schaaen over het manscballjke xa*i stel, dat hij oam
flloa <o^. zien, dat hlJ onse krant zou kunnen loaan, dat hij hoor^ji van üa
triOBfloreet in de legerberichtan, wanneer een groep tegenstanders <• ook kln^
deren ooda • Is afgeslaoht....hij aou zich van aohaaete verbsrgen en zijn god-
heid een anderen naam vragen dan die van 'nenaoh*....
En wat te denken van ona "Chrlatendomï"--
Broeders en Zusters kont toch tot bezinning e«r het t« laat is; de nieuwe Jonas
(OU rofid moeten gaan aoor het Sinl"'e van cmzi beachaving en zijn vloek uit-
spreken over icn verocrzakar van al •'eze ellende, zooals de Paus In zijn En-
CTcllek met duidelijke noorden de !)ultsche machthebbers, lle niet hooren wil-
den VHlVMEKr HEEFT met de woorden van St.paulua:" Indien ieaand V een ander
Evangelie verkondigt lan datgene, «at gij hebt ontvangen op ie knieën van Uw
vroae moeder, var. de lippen van een geloovlgen vader, uit het onderwijs van
een eproeder, trouw aan zijn ood en si*i Kerk, dan zij deze vervloektl"
Bi beteik «eï: de vloek van den H.vader weegt «naarder 1,-vn Je roep van Stmaa,
die altijd .nog weerklank vond In de boete van oen rouswoodlg volk.
Dit aoeat een keratartlksl zijn, maar ach, hoe zouden we kunnen spreken over
het lieflijke Kind in de kribbe "Puer natus eat nobls",,.Hoe zouden wc nog
schoone woerden kunnen zeggen over het feest van vrede, waar een walgelijke
stank opstijgt var onze aards naar do luchten wnar engelen het r.loria moesten
zingen, roe, ga naar Uodan en beloof hem in jo aemaanache trots dat Ja af-
gehandeld hebt Bet je christelijke deemoed; toe, kniel neer voor een mensen,
een hjrst»rlrus, "den door ood gezonden verioaaer van het -rerma.-uische ras",
fcatulg aan hem de trouwe eerlijkheid on bewijs hem je moed. >ah! ook velen van
ons hebben zich gubogen voor den antichrist, voor de ro-lncurnatie van aatan,
listiger dan de slang en ingomoen.
tolet het toch aan de wijze, waarop riet uw heiligste gocdurcn wordt ongeapronKun.
Is het gom tijd om de christelijke heldimaoei te Intan snrcker., want KEI GAAT
rfSEH HA^n HE CATACOMBE TOE)!
Broeders en iusters, wij bezweren 'J emet te maken van iTn christtndoB).
•Laten we toch PBCHTVA-JiDICi h; VOl GODbVRreHT LEVHK", eon uit,;el;.2on eiland
zijn temldJon van ijon zue van verderf en ellende, die wo niut moer vemogcn tt
sohlldaron. Kaar Gd zal de aarmaansche trots don nek brelien, zooals Zijn ioon
door zijn zuivert Jooaoehe Bloed uit :<arla, ook het oermaansc.'x bloed hLcft
opgehov«n ^n ook ons slavcnvolk heeft genaakt tot een vol): vu. Tofl,
Het vierde
nummer van
'Cristofoor' uit
december
1942.
Uit:
De onder-
grondse pers
^949-1945-
Den Haag
1954.
cillen en verspreiden en Ubels tekende de
letters voor de kop.
Ook de verspreiding van het blad regel-
de Jansen zelf. IJsselstein met haar 5.000
zielen had maar een klein bereik. Verstopt
in de voering van zijn regenjas bracht hij
de blaadjes naar Utrecht, Amsterdam,
Nijmegen en Eindhoven. Via bestaande
contacten als het studentenverzet in
Nijmegen, maar ook via nieuwe contacten
die hij zelf zocht, werd geleidelijk een net-
werk over geheel Nederland opgestart.
293
-ocr page 292-
Onderduiken
In het najaar van 1942 zag Jansen in
dat zijn werk op het gemeentehuis en zijn
verzetsactiviteiten niet langer te combine-
ren waren. Hij liet zich door dokter Lee-
ring ziek verklaren en kreeg ziekteverlof
Bovendien maakte een angstig incident
nu ook ook duidelijk dat de Sicherheits-
dienst (SD) van zijn activiteiten op de
hoogte was.
Jansen was met een tas vol papieren
van zijn pension bij de dames De Wit op
de Benschopperweg op weg naar de bus-
halte bij het gemeentehuis. Hij wilde naar
Zeist om Jhr. Bosch van Rosenthal, de
ontslagen Commissaris van de Koningin
en lid van de top van het verzet, te ont-
moeten. Voor het politiebureau in het
Waaggebouw zag hij een onbekende auto
staan waarin drie mannen en een vrouw
zaten. Jansen registreerde dat dit vreemd
was, maar werd op datzelfde moment
door Aelbers naar de bakkerij geroepen.
De loco-burgemeester waarschuwde dat
die mannen hem zochten!
Snel vertrok hij via de achterkant naar
buiten, de Weidstraat op en direct de siga-
renwinkel van Henk en Jans de Vos in.
Daar had hij een kamertje gekregen waar
hij zijn persoonlijke spullen had opgebor-
gen. Bij De Vos liep altijd zoveel volk in en
uit dat het daar immers tamelijk onge-
vaarlijk was. In zijn pension bewaarde hij
niets meer. Hij pakte alle papieren in een
grote tas en liet die door het dienstmeisje
wegbrengen.
Daarop wilde hij door de achterdeur
naar de drogisterij van de dames Mulder,
op de hoek van de Utrechtsestraat. Maar
dan moest hij wel langs het gemeente-
huis! Zijn oog viel op een geklopt kleed
dat even verderop hing. Dit gooide hij over
zich heen en liep zo naar de achterkant
van de drogisterij. Daar binnengelaten
ging hij snel naar boven, waar een Deense
tandarts woonde, en waarschuwde me-
teen al zijn vrienden en bekenden.
Terwijl hij telefoneerde zag hij de auto
verschijnen en de mannen met getrokken
In 1942 had Jansen zich inmiddels ver-
zekerd van de medewerking van kapelaan
Th. ten Hage, de journalist Jan Burger uit
Bever-wijk, de ontslagen buitenlandredac-
teur van de Maasbode Th. Oostendorp uit
Overschie en Govert Verheul uit Utrecht
bij het samenstellen van 'Christofoor'. Dit
betekende een zekere verlichting voor
Jansen, die via zijn 'contactennetwerk' in-
middels al bij veel meer verzetsactiviteiten
betrokken was. Jan Burger schreef nu veel
belangrijke hoofdartikelen en er werd ook
regelmatig gestencilled in de badkamer
van de pastorie in IJsselstein.
De bakkerij
van Aelhers
in de
Benschopper-
straat waar-
doorjansen
wegvluchtte.
'*j(ê'»«^J^BÏ^ '-F* ^ -"hH'
294
-ocr page 293-
pistool de trappen van het gemeentehuis
opstormen... Na een telefoontje naar de
pastorie stuurde de deken een zwart pak.
Jansen verkleedde zich en liet zijn bruine
schoenen zwart maken bij de schoenma-
ker aan de overkant. Hij had besloten naar
Nijmegen te gaan en meette zich een pas-
sende nieuwe identiteit aan. In het valse
persoonsbewijs dat hij voor zichzelf maak-
te van een blanco persoonsbewijs en een
foto die de tandarts ter plekke schoot en
ontwikkelde was zijn naam Kapelaan
Verhoeven.
Kapelaan Verhoeven zou onder meer
betrokken raken bij de Zwitserse weg en
pilotenlijnen en werd daarvoor in
Nijmegen, Arnhem en Limburg gezocht.
Tijdens zijn verbhjf in Nijmegen ont-
moette Jansen mr. Cees ten Hagen die
veel mogelijkheden in 'Christofoor' zag.
Er werd afgesproken dat Ten Hagen en
enkele medestanders de redactie zou gaan
verzorgen en Jansen verder de technisch-
organisatorische kant van drukken en ver-
spreiden op zich zou nemen.
%^^^
Twee ver-
mommingen
die Jansen
tijdens de
oorlog regel-
matig
gebruikte.
Foto's uit de
privéverza-
meling van
dhr. Jansen
tiek te storten. Politiek van de toekomst,
terwijl nu de Duitsers er eerst uit moes-
ten! Maar 'Christofoor' bleef de Duitsers
natuurlijk een doorn in het oog en hoe
men de Duitsers trof maakte eigenlijk ook
niet zo veel uit, als men ze maar trof!
Politiek
Vanaf dat moment groeide
'Christofoor' uit tot een opinie-blad van
vooruitstrevende rooms-katholieke jonge-
ren die het katholieke volksdeel wilden
voorbereiden op de periode na de oorlog.
Natuurlijk hekelde men de oorlogstoe-
standen en gaf men richtlijnen hoe zich
op te stellen tegenover het nationaal-socia-
lisme. Maar de inhoud was vooral gericht
op het vraagstuk van herbezinning met
betrekking tot de vroegere politieke partij-
en en organisaties na de oorlog. Het blad
propageerde verbreking van het isolement
van de katholieken en afrekening met ver-
ouderde tegenstellingen om tot wederop-
bouw van een betere Nederlandse maat-
schappij te komen en was als zodanig te-
gen de heroprichting van de Rooms-
Katholieke Staatspartij.
Dit ging Jansen eigenlijk wat te ver. Hij
vond dat men het verzet min of meer had
laten vallen om zich helemaal in de poli-
295
-ocr page 294-
Kuriersysten leitete ein etwa 30-jah.riger Mann, der den
Decknanen *ICaplan Ver hoeven" führte und bei seinen
Besuchen bei den Obengenannten aiich gcistliche Kleidimg trug,
obwohl er nach Angabe dos ten Hagen
xmd van K e n p e. n
nicht Geistlicher ist. Die Kiiriere des "Kaplan Verhoeven"
brachten auch die Schriftsatze für die einzelnen Nuinnern zu ei-
ner Druckerei, die angeblich
nur den "Kaplan" bekannt war, Ge-
sucht v/ird weiterhin noch ein Geschichtslehrer namens Viktor
B e r n a n , der angeblich auch Artikel für die Zeitschrift
geschrieben hat; Viktor Beman ist als Angehöriger anderer ille-
galer Organisationen bereits seit langen bekannt und gesucht.
Verhoeven een valse identiteit, een schuil-
naam, moest zijn. Ondanks deze kennis
hebben de Duitsers echter nooit verband
kunnen leggen tussen Louis Jansen en
Kapelaan Verhoeven. Zij bleven op zoek
naar twee verschillende personen.
Vanaf november 1944 verscheen
'Christofoor' opnieuw. Na de bevrijding
bleef'Christofoor' als weekblad verschijnen.
Hierbij heeft Jansen geen rol meer gespeeld.
Toen Louis Jansen na zijn ziekteverlof,
dat afliep op 15 augustus 1943, niet meer
op zijn werk op de gemeentesecretarie van
IJsselstein verscheen, werd hij formeel
ontslagen. Na de oorlog bleef hij in dienst
bij de 'Staf van de Binnenlandse Strijd-
krachten'. In 1946 werd hij benoemd tot
burgemeester van Cuijk.
Fragment uit Om papier, drukkerijen, zetsel en ver-
let rapport spreiding te regelen reisde Jansen in deze
van Rauter periode door het hele land. Zo werd er on-
aan der meer gedrukt in Groningen, Utrecht,
Himmler Swalmen en Oudenbosch, terwijl de zet-
waarin mei- sels in Amsterdam werden gemaakt.
ding wordt
gemaakt van
Verraad
het bestaan In augustus 1944 deed de
van 'Kaplan Sicherheitspolizei door verraad een inval
Verhoeven', bij Ten Hagen. Die had namenlijsten in
Het rapport huis tengevolge waarvan zo'n 70 tot 80
is op 15 au- personen werden gearresteerd. Ook het
gustus 1944 schuiladres van Jansen in Nijmegen stond
opgemaakt, hier op. Maar die was gelukkig, mobiel als
hij was, op dat moment in Haarlem!
Ten Hagen werd weer snel bevrijd. De
meeste medewerkers van 'Christofoor'
werden echter naar Duitsland gedepor-
teerd, waar ze in gevangenkampen om-
kwamen. Ook Louis Jansens gastheer
werd opgepakt. Hij kon zijn ondervragers
er echter van overtuigen dat hij te goeder
trouw had geloofd dat Kapelaan
Verhoeven een echte kapelaan was, en
werd daarop vrijgelaten. Een week later
was Nijmegen bevrijd.
Een rapport van Rauter, de Höherer
S.S. und Polizeiführer in Nederland, aan
Himmler doet uitvoerig verslag van het
oprollen van de 'Christofoor'-groep. Uit de
verhoren van de gevangenen was het de
Duitsers inderdaad gebleken dat Kapelaan
Bronnen
-   Gesprekken met de heer L.F.W. Jansen
(1994-1995)
-   Semi-statische archieven IJsselstein, inv.
nr. 60.42Q           I
I
Literatuur /
-  L.E. hinkel, De ondergrondse pers 1^40-
1945 (Den Haag
1954;
296
-ocr page 295-
Van oorlogs- tot herdenkingsmonument
door L. Murk
De financiering kwam uit de eigen ge-
lederen.
Het monument werd geplaatst op de
hoek Aleida van Culemborgstraat - Mr.
Abbink Spainkstraat. In deze jonge buurt
kwam er in de jaren zestig echter grote be-
hoefte aan een speelterrein voor de kinde-
ren. De plaats van het monument was
hiervoor zeer geschikt.
Daar het monument grotendeels uit
metselwerk bestond, was herplaatsing zo
goed als onmogelijk. Dit stuitte in het be-
gin bij de veteranen dan ook op grote be-
zwaren, mede vanwege de kosten.
Uiteindelijk ging men accoord met het
voorstel om het monument over te laten
nemen door de gemeente om daardoor de
kosten van een eventueel nieuw monu-
ment niet zelf te hoeven dragen.
Toen men het monument trachtte te
verplaatsen brak het inderdaad in stukken
en werd aan Ir. De Vries opdracht gegeven
een nieuw herdenkingsteken te ontwer-
pen hetgeen achter de NH kerk werd ge-
plaatst. Dit nieuwe monument bestond
uit een 20 cm. dikke betonnen plaat van
180 cm in het vierkant. Hierop weer een
marmeren plaat met de namen en de
bronzen plaquette van 'orde en vrede' van
het oude monument.
In de loop der jaren liep de belangstel-
ling voor de plechtigheden op 4 mei terug.
De plaats en de situatie rond het monu-
ment waren hier zeker debet aan.
Inleiding en aanleiding
Direkt na de bevrijding op 5 mei 1945
werden overal in Nederland, door particu-
lieren en gemeenten, gedenktekens opge-
richt ter nagedachtenis van in de oorlog
omgekomen militairen, verzetsmensen
en burgers.
De gemeente Benschop (nu Lopik) is
hiervan een goed voorbeeld. In deze ge-
meente werd al in het najaar van 1945 een
monument onthuld voor de verzetsmen-
sen, die in deze plaats gefusilleerd waren.
IJsselstein moest het in 't begin doen
met een simpel wit geschilderd houten
kruis van een meter hoog. Het stond in
het gazon achter de N.H. kerk onder de
Wilhelminaboom. Hier werd dan ook de
herdenkingsplechtigheid op 4 mei gehou-
den.
Een echt monument kwam er pas, toen
in de jaren vijftig de militairen uit het
vroegere Nederlands-Indie waren terugge-
keerd. Deze soldaten hadden elkaar be-
loofd hun gesneuvelde makkers nooit te
vergeten. Op hun verzoek ontwierp de
IJsselsteinse meubelontwerper H.B.
Hoekmeijcr een waardig monument. Dit
monument werd uitgevoerd in metsel-
werk van IJsselsteentjes, waarin ook twee
bloembakken waren opgenomen. Het be-
stond verder uit een marmeren plaat,
waarin de namen van de gevallenen waren
uitgehakt en een plaquette van brons, voor-
stellende het ereteken van 'orde en vrede'.
297
-ocr page 296-
Het vorige
monument
aan de rand
van het
Kronenburg-
plantsoen.
Om de aandacht voor de dodenherden-
king weer op te vijzelen, werd in 1988
contact gezocht met de 'Stichting februari
1941'. Deze stichting heeft als doel:
oorlogsmonumenten meer onder de
aandacht van de schooljeugd en hun
ouders te brengen.
In samenwerking met de basisscholen
in IJsselstein, werd besloten het monu-
ment te adopteren.
Met financiële steun van bovenge-
noemde stichting en de gemeente, kreeg
iedere school een plaquette. De bedoeling
hiervan is deze te plaatsen in de hal of de
gemeenschapsruimte en daar ieder jaar
met alle leerlingen een herdenkingsbij-
eenkomst te houden. Tevens sturen alle
scholen op 4 mei 's morgens vertegen-
woordigers van de hoogste groepen naar
een herdenkingsbijeenkomst in het oude
stadhuis. Met verhalen, gedichten en mu-
ziek wordt deze bijeenkomst in het bijzijn
van het stadsbestuur en enkele genodig-
den door de leerlingen zelf ingevuld.
Ook worden zij uitgenodigd samen
met hun ouders naar de herdenkingsbij-
eenkomst bij het monument te komen.
De belangstelling voor de dodenher-
denking werd steeds groter en al snel ging
er behoefte ontstaan aan een betere situ-
ering van het monument.
In juni 1989 vond er in het onderko-
men van de Historische Kring een verga-
dering plaats waarvoor uitgenodigd wa-
ren:
directieoverleg basisscholen:
dhr. M.A. Op de Weegh.
namens de oprichters van het eerste mo-
nument:
dhr. A.M. van Breukelen
Stichting februari '41;
dhr. Douwes.
Stichting Oranje Vereniging:
dhr. P.J. Galjé.
Ned. Hervormde Kerk:
dhr. G.C. Oorbeek.
Historische Kring IJsselstein:
de heren L. Murk en T.P. Daams.
298
-ocr page 297-
Hierna blijft het lange tijd stil rond het
monument en wordt door de gemeente,
ondanks herhaald aandringen, geen aktie
ondernomen om te komen tot herplaat-
sing.
Tot in april 1994 enkele dagen voor de
herdenking de plaquette van 'orde en vre-
de' ontvreemd werd. Gelukkig werd door
het organiserend comité een meubel-
beeldhouwer bereid gevonden een nieuwe
plaquette van hout te vervaardigen. Deze
werd kort voor de herdenking provis-
orisch aan het monument bevestigd.
De opkomst bij de herdenking was
weer groter dan voorgaande jaren. Maar
door het slechte weer stonden de mensen
nu niet alleen in de hondenpoep, maar
ook nog in de modder. Ook vanuit andere
hoek van de bevolking kwamen er nu sig-
nalen naar het stadsbestuur, dat het zo
niet langer kon. Op schriftelijk en telefo-
nisch aandringen van de betrokken orga-
nisaties en de inmiddels oprichtte
Seniorenraad, en na persoonlijke gesprek-
ken van het bestuur van de HKIJ met de
Belangrijkste agendapunt van de verga-
dering was dat de situering van het monu-
ment te onbekend, te onopvallend en te
somber was.
Namens de vertegenwoordigers van bo-
vengenoemde participanten werd er op 5
juli 1989 een brief geschreven aan B en W.
In de brief werden voor de vergadering
aan het College de volgende voorstellen
gedaan:
a. aanpassing van de huidige plaats, zodat
het monument heter zichtbaar wordt en
betere plantengroei mogelijk wordt en:
h.indien dat niet mogelijk of wenselijk
wordt geacht, verplaatsing van het mo-
nument naar de directe omgeving van
'de Wilhelminaboom'.
Het antwoord van B en W in een brief
van 6 februari 1990 luidde:
'.....rekening houdend met de toekomsti-
ge planologie in de binnenstad willen wij
nog eens nadenken over een eventuele her-
plaatsing op termijn'.
GEMEENTE
IJSSELSTEIN
n ■irtiMiW «MMMM
Aan de raad van de gemeente IJsselstein
Dagtekening 28 februari 1995
Onderwerp oprichting nieuw monument
Keeds geruime tijd leeft vanuit de organisaties, die betrokken zijn
bij de herdenking van 4 mei, de wens de situatie met betrekking tot
het oorlogsmonument te verbeteren.
Na overleg met die organisaties zijn wij tot de conclusie gekomen,
dat verplaatsing van het monument noodzakelijk is, omdat de huidige
plaats niet toegankelijk genoeg is en eigenlijk een monument onwaar-
dig.
Omdat bovendien aankleding van het huidige monument dringend gewenst
is en 50 jaar bevrijding voor de deur staat, achten wij een goede en
structurele aanpak op zijn plaats.
50 jaar na dato is dé gelegenheid het monument die situering te
geven, die het verdient. En wij vinden het een mooi geschenk aan do
IJsselsteinse gemeenschap ter gelegenheid van "50 jaar bevrijding".
Na overleg met de organisaties hebben wij de heer J. Toth, beeldend
kunstenaar, opdracht gegeven de mogelijkheden van een nieuw monument
te bezien.f Na eendrachtige samenwerking met een vertegenwoordiger
van alle organisaties, te weten de heer L. Hurk, heeft de heer Toth
een fraai ontwerp voor een geheel nieuw monument ter hoogte van de
Wilhelminaboom gemaakt.
                                _____ __________
Voorstel van
B en W voor
het realiseren
van een
nieuw monu-
ment.
299
-ocr page 298-
a.  het oude monument gaat verdwijnen.
b.  er komt een nieuw monument.
c.  de plaats zal onder de Wilhelminaboom
zijn.
Vanaf dat moment kwam alles in een
stroomversnelling. Aan plaatsgenoot
Jóska Tóth werd de opdracht gegeven een
nieuw monument te ontwerpen.
Dat de opdracht in goede handen was.
burgemeester werd het duidelijk, dat er
iets moest gebeuren.
Op 17 januari 1995 werd in een verga-
dering onder voorzitterschap van burge-
meester Wijte, met vertegenwoordigers
van het directieoverleg basisscholen, de
Seniorenraad, de Oranjevereniging, de
Historische Kring, de NHKerk, de 'oudge-
dienden' en twee ambtenaren het volgen-
de besloten:
Tivee voor-
ontwerpen
die niet gere-
aliseerd zijn.
300
-ocr page 299-
Vormgeving en materialen
Voor de vormgeving koos de kunste-
naar voor de zuilvorm als teken van be-
schaving. De vijf, onderling verschoven,
natuurstenen blokken symboliseren de
oorlogsjaren waarin de westerse bescha-
ving dreigde in te storten. Tevens vormen
zij een stut waarop de daaropvolgende ja-
ren van vrijheid en welvaart gebaseerd
zijn.
bleek uit het feit, dat men binnen drie we-
ken met tussentijdse toetsing een zestal
ontwerpen werd gemaakt die tot het de-
finitieve ontwerp leidden.
Op voorstel van B en W keurde de raad
het gekozen ontwerp op 28 februari 1995
goed. De uitvoering van het ontwerp werd
opgedragen aan aannemer Woudenberg
uit Vianen en steenhouwer Polet uit
IJsselstein.
301
-ocr page 300-
Op de blokken zijn de namen van de
omgekomenen uitgebeiteld en in het ba-
sement treffen we de nieuwe bronzen pla-
quette van 'orde en vrede'.
De vierkante vorm van de zuil, uitge-
voerd in bak- en hardsteen, sluit aan op de
Nederlandse bouwwijze in het algemeen
en de lokatie in het bijzonder.
De lokatie
Het historische karakter van de plek,
het plantsoen achter de koorpartij van de
NH kerk, mocht op geen enkele wijze
aangetast worden. De klassiek-ambachte-
lijke bouwwijze van het monument past
bij deze gedachtengang.
De situering is niet alleen ingegeven
door de schoonheid van de omgeving,
maar ook door de aanwezigheid van de, in
1898 geplante. Wilhelminaboom en door
het feit dat het eerste monument daar ook
heeft gestaan. De relatie met de
Wilhelminaboom is ingegeven door het
feit dat de gebeurtenissen welke ten
grondslag liggen aan het monument in de
regeerperiode van koningin Wilhelmina
vallen.
Plattegrond
Als we de lokatie van boven bekijken
zien we twee aaneengesloten pleintjes,
één voor het monument en één voor de
vlaggemast. Vanaf de straat zijn zij mid-
dels een pad bereikbaar. Dit pad maakt
1.
-ocr page 301-
De bronzen
plaquette van
'orde en
vrede'.
atie:
Links de
Wilhelmina-
boom en in
het midden
het monu-
303
-ocr page 302-
denking niets meer is dan bij elkaar te
staan, kransen te leggen en het Wilhelmus
te zingen. Als het inderdaad niets meer is
dan dat, zal het een arm gebeuren zijn.
Nee, de zin en de strekking van de her-
denking is dat het een appèl is aan ons al-
lemaal. Het is namelijk onze plicht om iets
te doen voor de mensen die niet langer
meer in ons midden zijn, die het hoogste
offer hebben gebracht. Zij zijn er niet, zij
zijn gevallen, zij kunnen er nu niet meer
bij zijn. Het is belangrijk dat wij ons be-
wust blijven van de offers, die de gesneuvel-
de soldaten en burgers voor ónze vrijheid
hebben gebracht.
De herdenking doel ook een beroep op
onze individuele en collectieve verantwoor-
delijkheid in de huidige maatschappij ten
aanzien van onderdrukking, discriminatie
en onverdraagzaamheid. In igg^ staat het
gelijkheidsbeginsel centraal en het geldt
vooral voor deze tijd dat wij dat zorgvuldig
moeten bewaken. De grondrechten zullen
wij als burger onderling moeten bescher-
men.
Wij zijn dankbaar voor de offers van de
gevallenen, maar wij zijn ook ü dankbaar,
de soldaten en burgers die het hebben over-
leefd. Wij zijn blij dat u hier aanwezig
kunt zijn. Wij willen ons ervan bewust
blijven dat u uw leven voor ons in de waag-
schaal heeft gesteld. Het is onze dankbare
plicht om u de eer te geven die u toekomt.
De stad IJsselstein zal allen eren met dit
nieuwe Herdenkingsmonument, het her-
nieuwde beeld voor onze gevallenen. Het is
een middel om te herdenken en de herinne-
ring aan onze gevallenen levend te hou-
den. Tegelijkertijd is het ook een symbool
voor de toekomst, voor onze kinderen en
kleinkinderen, maar ook voor onszelf.
Het herdenkingsmonument is ook een
teken van verbondenheid met de veteranen
en verzetsstrijders. Zolang er nog 'brand-
haarden' ontstaan zullen er 'peace-kee-
ping farces' zijn, dus ook Nederlandse mi-
litairen en veteranen. Het is onze plicht
om een positieve bijdrage te leveren aan de
maatschappelijke erkenning van de veter-
kontakt met de bestrating rondom de
Wilhelminaboom om aan te geven dat zij
samen één komplex vormen. De hekwer-
ken rondom het monument en de boom
hebben naast het doel van bescherming
ook de funktie van visuele verbinding.
Onthulling en reünie
Voor de onthulling van het nieuwe mo-
nument werden alle veteranen en verzets-
mensen, die in IJsselstein wonen of ge-
woond hebben, uitgenodigd. Men werd
opgeroepen via advertenties in regionale
en landelijke dagbladen waarna door het
gemeentebestuur een uitnodiging volgde
voor de onthulling en de daaraan gekop-
pelde reünie.
Deze gebeurtenissen vonden plaats op
27 april 1995 en waren vooral dankzij de
grote opkomst van de veteranen en ver-
zetsmensen (ongeveer 150) een groot suc-
ces.
Met de volgende toespraak opende bur-
gemeester Th.E.M. Wijte de bijeenkomst
in de Burgerzaal (het historische stad-
huis):
.................Wij staan aan de vooravond
van 4 mei. Dit jaar is een bijzonder jaar,
omdat het ^0 jaar geleden is dat de Tweede
Wereldoorlog werd beëindigd. Een bijzon-
derjaar om op een bijzondere wijze stil te
staan bij het feit dat niet alleen de Tweede
Wereldoorlog, maar ook alle andere oorlo-
gen slachtoffers hebben gekost, militairen
en burgers.
Op 4 mei herdenken wij al onze gevalle-
nen van de Tweede Wereldoorlog, maar
zeker ook de gevallenen van oorlogen die
zich daarna hebben afgespeeld. Voormalig
Nederlands-Indië, Korea, Nieuw Guinea,
het Verre Oosten, Libanon, de Perzische
Golf, Irak, Turkije, Joegoslavië en
Cambodja zijn gebieden waar
Nederlandse militairen hebben gevochten
om vrede en orde te brengen.
Wanneer wij op 4 mei de oorlogen en
onze gevallenen herdenken, dan lijkt het
zo op het eerste gezicht wellicht dat de her-
304
-ocr page 303-
Tocht van de
burgerzaal
naar het te
onthullen
monument.
De wijze waarop wij de herdenking op 4
mei en viering van de bevrijding op
5 mei
invullen en betekenis geven zal altijd af-
hankelijk zijn van onze inzichten en ge-
dachten hieromtrent.
Dankzij uw enorme inzet zijn wij op
het punt aangekomen dat wij nu ^ojaar in
vrede en vrijheid leven. Namens de
IJsselsteinse gemeenschap wil ik u daar-
voor uitdrukkelijk bedanken
............
Tijdens de wandeHng van het stadhuis
naar het monument speelde het carillon
koraalmuziek. Dit carillon is een ge-
schenk bij de viering van tien jaar vrijheid
en is nog niet zo lang geleden uitgebreid
met tien klokken.
De grootste klok kreeg de tekst mee:
'Klinkende klokken blijven bevrijden'.
De inleiding van de plechtigheden bij
het monument door de burgemeester en
de toespraken van generaal majoor b.d. de
heer JJ. de Vos en de voorzitter van het di-
rectieoverleg basisscholen, de heer M.A.
Op de Weegh worden hierna weergegeven.
aan. Er moet een duurzaam beleid worden
gewaarborgd voor de veteraan, waarbij eer
en nazorg aan ieder wordt geboden. U
staat niet in het achterste gelid, maar vóór-
aan. U hoort daar vóóraan te staan, niet
meer onbekend, niet langer wellicht mis-
kend.
In vrede en vrijheid te leven is voor de
jongere generaties een vanzelfsprekend-
heid, voor u veel minder. Veel veteranen en
verzetsstrijders kwamen na de oorlogen in
een achterstandpositie terecht. Dat zal ook
voor velen onder u gegolden hebben en nog
gelden. Indien dat het geval is, is het te ho-
pen dat u de kracht vindt om uw leven zin
te blijven geven.
Nu, na ^o jaar, is de vraag opgeworpen
of het nog zin heeft om de herdenking en
bevrijding te vieren. Gelukkig heeft een
ruime meerderheid in Nederland zich uit-
gesproken vóór continuering van de viering
van herdenking en bevrijding. Wij moeten
voor ogen houden dat steeds meer mensen
het belang zijn gaan inzien van het vieren
van de herdenking en de bevrijding. Elk
jaar opnieuw. Dit zal u tot steun zijn.
305
-ocr page 304-
Toespraak burgemeester:
.........de stad IJsselstein zal vijftigjaar
bevrijding op een bijzondere wijze vieren.
Dit nieuwe Herdenkingsmonument, dat
wij zodadelijk zullen onthullen, is een
symbool voor de continuering van de her-
denking, voor ons, onze kinderen en klein-
kinderen. De onthullingsplechtigheid is
verder bijzonder, omdat wij twee nieuwe
namen kunnen toevoegen aan het
Herdenkingsmonument. Het gaat om de
verzetsstrijder Willem Hoogendoorn en de
Indiëganger Marinus Volwerk. Ik ben zeer
verheugd u mede te delen dat de namen
van deze mannen aan het licht zijn geko-
men, dankzij de inspanningen van een
aantal mensen binnen onze gemeente.
Deze gevallenen en hun familieleden kan
de eer gegeven worden die hen toekomt.
Ik wil nu stilstaan bij de gevallenen uit
IJsselstein, die wij zullen herdenken.
In ig^g bereidde Nederland zich voor
op een eventuele oorlog, op 2g augustus
werden ook in IJsselstein alle mannen ge-
boren tussen igoo-igzo, opgeroepen. Deze
mannen hadden hun militaire opleiding
volbracht. Men vertrok vanaf de Plaats
voor het Historische Stadhuis. Op lo mei
werd het Nederlandse leger overrompeld
door de Duitsers. De IJsselsteiner Nico
Steenbeek, piloot bij de KLM, in oorlogs-
tijd vliegenier bij de Luchtmacht, sneuvel-
de. Hij werd neergeschoten boven Den
Haag en stortte in zee. Na vijf dagen capi-
tuleerde Nederland en was de bezetting een
feit.
In 1941 kregen veel IJsselsteiners het be-
vel om voor de Duitse industrie te gaan
werken. Een aantal verzetsmensen hielp
vele mannen onder te duiken en voorzag
hen van bonkaarten en valse papieren. Eén
van deze verzetsmensen, Willem Hoogen-
doorn, was het eerste raadslid voor de SD-
AP in IJsselstein. Vanuit zijn huis, Jacob
Catsstraat 2^ bis te Utrecht, was hij actief
bij het verzet en verantwoordelijk voor het
drukken en verspreiden van de krant 'De
Vonk', later 'De Waarheid'. Op ^februari
ig4] pakten de Duitsers verzetsman
Willem Hoogendoorn op. Hij stierf als ge-
volg van ziekte en uitputting in concentra-
tiekamp Sandborstel op 6 mei 1^4^.
Verzetsman Herman Benschop werd op
8 maart ig^^ op het fort De Bilt gefusil-
leerd.
Hij was aangesloten bij de landelijke
ondergrondse en de landelijke knokploeg.
Voorts was hij ook lid van de sabotagetroe-
pen van de Knokploeg in Utrecht. Het huis
van Herman Benschop was een belangrijk
hoofdkwartier. Het funktioneerde als wa-
penarsenaal en als onderduikadres.
In september en oktober ig^^ vertrok-
ken de eerste IJsselsteiners naar Engeland,
om getraind te worden ten behoeve van de
bevrijding van Nederlands-Indië. In
Nederland werd de dienstplicht begin ja-
nuari ig46 weer ingevoerd en vele man-
nen, geboren op of na 1 januari ig2^, wer-
den naar Indonesië verscheept. In decem-
ber ig4g, -Indonesië was inmiddels onaf-
hankelijk-, keerde men terug. Zonder Bep
Belo en Jan de Kuijer. Beiden hadden ge-
diend bij de Landmacht in het 4e Batiljon
Regiment Stoottroepen. Bep stierfin ig4'/
en Jan in ig4g. Ook Rinus Volwerk keerde
niet meer terug. Hij stierfin ig47.
Wij zullen hen blijven herdenken.
Toespraak Generaal Majoor b.d. De Vos:
Het is mij een groot genoegen en een eer
vandaag betrokken te worden bij de ont-
hulling van het nieuwe herdenkingsmonu-
ment hier in IJsselstein, mijn geboorte-
plaats waar ik 20 jaar heb doorgebracht.
Ook mijn broer Henk, die generaal bij de
Luchtmacht was, had graag willen komen,
maar hij is helaas door een buitenlandse
reis verhinderd.
Bij deze onthulling kunnen we aan-
dacht schenken aan een aantal facetten
van het herdenken. Op de eerste plaats
spreken we over een herdenkingsmonu-
ment; niet alleen voor de gevallenen, maar
306
-ocr page 305-
ook om stil te staan enerzijds bij de Ver-
schrikkelijke dingen, die een oorlog met
zich meebrengt en anderzijds bij allen die
zich voor het herwinnen van de vrede heb-
ben ingezet.
Dat zijn op de eerste plaats degenen, die
in de oorlog in het georganiseerd verzet
hebben gezeten. De verzetsstrijders waren
de meestal onzichtbare Nederlanders, die
tegen de onderdrukking in opstand kwa-
men en door allerlei acties een steun waren
voor de medeburgers en de vijand probeer-
den ajbreuk te doen. Daarnaast waren dat
de veteranen. Dat zijn de oud-militairen
die in de Tweede Wereldoorlog, maar ook
daarna, veelal ver buiten de landsgrenzen,
zich onder moeilijke omstandigheden en
met gevaar voor hun leven hebben ingezet,
om hun taak te doen zoals deze door de po-
litieke verantwoordelijkheden aan hen
werd opgelegd. Gelukkig krijgen de vetera-
nen de laatste jaren veel meer aandacht.
De regering en met name de voormalig mi-
nister van Defensie, de heer Terbeek, heeft
de veteranen de zorg en de erkenning gege-
ven waar zij recht op hebben. Maar het
gaat niet alleen om de erkenning van de re-
gering. Het is ook een zaak die bij de
Nederlandse bevolking moet leven en le-
vend gehouden moet worden. Ik vind het
dan ook een goede zaak dat hier vandaag
de onthulling gekoppeld wordt aan een ve-
teranenbijeenkomst. Het is een bewijs, dat
de maatschappelijke erkenning van vetera-
nen een veel groter draagvlak heeft gekre-
gen. De samenleving weet tegenwoordig
wat een veteraan is. Bij het begrip vetera-
nen werd aanvankelijk alleen gedacht aan
de militairen, die in de oorlogs- en
Indieperiode in de veertiger jaren werden
ingezet. Maar ook daarna hebben veel mi-
litairen gediend in oorlogsomstandigheden
of daarmee overeenkomstige situaties, in-
clusief internationale vredesmissies binnen
en buiten het verband van de verenigde na-
ties.
Ook zij hebben zich, meestal ver van
huis, ingezet om op een of andere wijze een
bijdrage te leveren aan de wereldvrede. Te
Generaal
Majoor b.d.
De Vos tij-
dens zijn toe-
spraak.
307
-ocr page 306-
denken valt aan de uitzendingen naar
Korea, Libanon, Cambodja en het voor-
malig Joegoslavië.
Op dit moment levert Nederland met
zo'n ]ooo militairen een bijdrage aan en-
kele vredesacties. Ook zij hebben recht op
erkenning. De blauwhelmen van nu vor-
men de veteranen van de toekomst. Mede
daarom is het goed dat hier in IJsselstein
de scholen nauw betrokken zijn bij dit her-
denkingsmonument.
Hierdoor is de waardering en erkenning
voor de veteranen ook in de toekomst ver-
zekerd.
Vandaag ( 27 april 1995 -red.) is het ook
een dag van de toevoegingen. Hier in
IJsselstein door het alsnog vermelden van
twee gevallen stadsgenoten. In Roermond
wordt op ditzelfde moment door de
Staatssecretaris van Defensie hij het
Nationale Indiemonument een plaquette
onthuld ter nagedachtenis van de in
1962
omgekomen militairen in het toenmalig
Nederlands Nieuw Guinea. Tegelijkertijd
zal aan 128 militairen van het voormalig
lye Bataljon Infanterie het NieuwGuinea
Herinneringskruis worden uitgereikt. Ook
daar dus een koppeling tussen het herden-
ken van de gevallenen en de waardering
uiten aan de veteranen.
In het jaar dat we voor de vijftigste keer
het einde van de tweede wereldoorlog her-
denken is het ook vandaag een dag van be-
zinning in een breder verband. Helaas
worden we dagelijks geconfronteerd met de
meest gruwelijke informatie en beelden uit
de brandhaarden in de wereld. We kunnen
zeker niet zeggen, dat we de wereldvrede
urgemeester
m^
Wijte en
Vi^
generaal
W^^
majoor b.d.
•-1 ^"^^
De Vos ont-
'. v-*»=^^'
hullen het
/. -. 73^-r
'_ 1= ^.4
monument.
i ' _ ' -^
308
-ocr page 307-
'^m^-jL' '^ -
''^"^^
éÉ
mU
)ÊÊÊ
m
Namens de
IJsselsteinse
basisscholen
spreekt de
heer Op de
Weegh
"....
we zullen het
monoment
koesteren".
hebben bereikt en we moeten ook niet dé il-
lusie hebben dat dat bereikbaar is. Toch
vind ik dat we met enige voldoening kun-
nen kijken naar de inzet en inspanningen
van velen, die in het verleden, nu en in de
toekomst een bijdrage hebben geleverd of
zullen leveren om op meer plaatsen in de
wereld tot een vreedzame situatie te ko-
men.
Tot slot in dit verband nog een enkele
opmerking over de dienstplicht. Natuurlijk
waren er in, en direct na de oorlog veel vrij-
willigers in de militaire dienst.
Het merendeel van de jonge mensen die
onder moeilijke en dreigende omstandighe-
den werd ingezet, was echter de groep
dienstplichtigen. In de veertig jaar dat ik
in dienst heb gezeten, heb ik met veel ge-
noegen met hen gewerkt. Zij hebben in oor-
logsomstandigheden maar ook in vredes-
tijd bewezen, dat zij als het erop aan
kwam hun taken voortrejfellijk uitvoerden.
Met de aanwezigheid van de dienstplichti-
gen heb ik de vanzelfsprekende binding
tussen de nederlandse maatschappij en het
leger steeds als een groot goed ervaren. Ik
hoop, dat deze band met een vrijwilligers-
leger zal blijven bestaan.
Ik dank u......
Het blazen
van de 'Last
Post'.
Namens de IJsselsteinse basisscholen,
sprak vervolgens de heer M.A. op de
Weegh zijn blijdschap uit over het nieuwe
monument. Hij prees de initiatiefnemers
en vond het een mooi ontwerp op een
waardige plaats. De basisscholen in
IJsselstein doen sinds 1987 mee aan het
project 'Adopteer een monument'. De be-
doeling hiervan is, om bij de jeugd de aan-
dacht te vestigen op de normen en waar-
den in een 'menselijke' maatschappij.
Belangrijk is de kinderen kennis te laten
nemen van, en na te laten denken over,
het verleden, het heden en de toekomst.
'Het gaat erom...' aldus de heer op de
Weegh 'de vooroordelen terug te dringen en
steeds maar weer te wijzen op het gevaar van
309
-ocr page 308-
Burgemeester
Wijte en kin-
deren van de
basisscholen
leggen de eer-
ste krans.
fascisme en etnische zuiveringen. De scholen
hebben daarin een pedagogische taak. Ze zul-
len het monument koesteren'.
Hierna werd de officiële onthulling ver-
richt door burgemeester Wijte en generaal
majoor De Vos.
De plechtigheid werd besloten met de
'Last Post', twee minuten stilte, het
Wilhelmus gezongen door het Fulco's re-
gionaal mannenkoor en de kranslegging
door familieleden van de slachtoffers, bur-
gers en vertegenwoordigers van vele orga-
nisaties.
Bij het informeel samenzijn na afloop
bleek dat vooral de veteranen en de fami-
lieleden van de slachtoffers de realisatie
van de verplaatsing en vernieuwing van
het herdenkingsmonument zeer op prijs
hebben gesteld.
310
-ocr page 309-
Korte biografie van de gevallenen uit de
PERIODE 1940-1949.
Door L. Murk
B aan hem uitgereikt, als vliegenier van
F.K.43 - F.K.48 en de Douglas DC 2.
Hij trouwde in mei 1939 en door de
mobilisatie moest hij in augustus 1939
opkomen als reserve 2de luitenant.
Op de eerste dag van de oorlog, bij de
uitoefening van zijn tweede opdracht, het
bombarderen van het vliegveld Ocken-
burg bij Den Haag, werd zijn vliegtuig
neergeschoten boven zee. Hij werd 24
jaar oud en liet vrouw en dochtertje na.
Nico Steenbeek was mede-oprichter
van de voetbalclub IJFC waarvan hij te-
vens bestuurder werd en keeper van het
eerste elftal. In de gevel van zijn geboorte-
huis in de Voorstraat is een gedenksteen
aangebracht.
Nico (Niek) Steenbeek
■» II I w^p—pipmii^
^'
■'
lip:
1
i
1
É
I
Niek werd geboren op 8 september
1915 te IJsselstein en kwam uit het gezin
van bakker Willem Steenbeek uit de
Voorstraat. Hij doorliep de christelijke la-
gere school en volgde later de Rijks-HBS
aan de Kruisstraat te Utrecht waar hij in
1932 eindexamen deed.
In 1933 volgde hij de tweejarige oplei-
ding tot verkeersvlieger, aan de Zeevaart-
school in Amsterdam. Nico haalde in ok-
tober 1934 het vliegbrevet A en in septem-
ber 1936 het bewijs van geschiktheid als
navigator tweede klas. In oktober 1936
slaagde hij als radiotelefonist waarna hij
in militaire dienst trad als dienstplichtige.
In 1937 kwam hij in dienst van de KLM
en werd in 1938 werktuigkundige van een
DC 2. In maart 1939 werd het vliegbrevet
MtCR WOONDE
jcCtt-wtooT m
ftfcS. LT, VitEöCR
«U 5TIEPF VOOi?
HCT VAOtftLAND
MH mu>mmm
10 Hl\ 'L
iiym üJkmtïïAtiEn
1
1
I,
311
-ocr page 310-
Nationale Schildersschool te Utrecht be-
haalde hij de titel van 'meesterschilder'.
Hij werkte daarna bij het schildersbedrijf
Doesburg aan de Oudegracht. Zijn Hef-
hebberijen waren zwemmen en zeilen.
Tijdens de oorlog ging hij in het verzet,
door zijn afkeer van de jodenvervolging,
en bracht verschillende joden naar veilige
adressen. Hij was aangesloten bij de LKP
(Landelijke Knokploeg), en lid van de sa-
botagegroep van de plaatselijke knokploeg
in Utrecht. Hij bracht zelfstandig een mu-
nitieschip tot zinken, dat afgemeerd lag in
het Amsterdam-Rijnkanaal. In zijn huis
waren wapens opgeslagen en ook gaf hij
wapeninstructie aan andere verzetsmensen.
Op weg naar een bezoek aan een door
de SD verdacht huis werd hij geschaduwd
door de NSB en gearresteerd. Er werd een
wapen op hem aangetroffen. Nauwelijks
twee maanden voor de bevrijding werd hij
met nog zeventien andere verzetsmensen
gefusilleerd op het fort De Bilt. Herman
was gehuwd en liet vrouw en drie dochters
na. Zijn vrouw zat ook in het verzet.
Hermanus A.M. (Herman) Benschop
■N.
Geboren op lo januari 1915 te
IJsselstein. Zijn vader was Dolf Benschop,
de smid, die in de Benschopperstraat
woonde. Herman doorliep de Nicolaas-
school te IJsselstein en volgde daarna de
opleiding als huisschilder aan de
Ambachtschool te Utrecht. Aan de
Willem (Wim) Hoogendoorn
en werd daarna metselaar.
Hij kwam al spoedig in aanraking met
wantoestanden op sociaal gebied in de
bouw. Voor IJsselstein werd hij op jeug-
dige leeftijd het eerste raadslid voor de
SDAP (later PvdA). In de crisisjaren was
hij met recht een 'rooie rakker'. In 1939
verhuist Wim naar Utrecht en gaat hij als
uitvoerder werken bij aannemer Krop.
Zijn verzetswerk startte begin 1941 en be-
stond uit het illegaal drukken van het ver-
zetstijdschrift 'De Vonk'. Hij bezorgde
deze krant zelf Later werkte hij mee aan
de produktie van het blad 'De Waarheid'.
Hij werd op 4 februari 1943 van zijn
bed gelicht en achtereenvolgens gevangen
gezet in Amsterdam, Vucht, Amersfoort,
Neuagamma en door de Engelsen bevrijd
toen hij in het kamp Santborstel zat. Hij
was zo ziek en verzwakt, dat hij op 6 mei
1945 overleed. Wim liet vrouw en een
zoon na.
Willem Hoogendoorn werd geboren op
5 maart 1912 te IJsselstein. Zijn vader was
Albert Hoogendoorn, evenals Dolf
Benschop smid in de Benschopperstraat.
Wim doorliep de lagere christelijke school
312
-ocr page 311-
Marinus (Ries) Volwerk
(waar nu de HKY is gevestigd). Ries door-
liep de christelijke lagere school aan de
Schapenstraat en het Kronenburgplant-
soen. Na de lagere school ging als slagers-
knecht werken bij Oskam in de
Kerkstraat. De familie verhuisde in 1942
naar Cothen. Ries bleef in IJsselstein wer-
ken en wonen.
Kort na de verhuizing moest hij ver-
plicht in Duitsland gaan werken. Bij zijn
eerste verlof na 6 maanden keerde hij niet
meer naar Duitsland terug, maar dook de
rest van de oorlog onder.
Hij meldde zich in juli 1945 als oorlogs-
vrijwilliger en werd op 21 juli 1946 naar
Indië gestuurd. In november vertrok hij
van Java als commandant van een ge-
vechtswagen, naar Medan op Sumatra.
Hij raakte op 19 oktober 1947 bij een
zuiveringsactie op de Karo-hoogvlakte ge-
wond en is aan de gevolgeh daarvan over-
leden. Twee broers van Ries waren bij het
zelfde onderdeel ondergebracht. Zij heb-
ben hem in Medan met militaire eer be-
graven.
Ries Volwerk werd geboren op 30 juni
1922  te Schiedam en kwam in november
1923   met zijn ouders naar IJsselstein.
Vader Volwerk kreeg te IJsselstein de
funktie van politiecommandant. Het ge-
zin Volwerk woonde boven de Waag
Johannes A. (Jan) de Kuijer
school waar hij opviel door zijn leergierig-
heid en spontane karakter.
Na de lagere school ging hij werken op
de meubelfabriek Fenstra en later bij
houtwarenfabriek Schilte. Na de oorlog in
mei 1945 werd hij bakkersknecht bij bak-
ker Luiten te Jutphaas. Jan was een vrolijk
en levenslustige jonge man die van een
goede grap hield en deze vaak uithaalde.
Hij voetbalde in het tweede elftal van
WIJ.
Eind 1946 werd Jan opgeroepen voor
de dienstplicht en ingedeeld bij het vierde
regiment stoottroepen te Nijmegen het-
geen op 12 mei 1947 vertrok naar
Sumatra. Aldaar werd Jan als bakker in-
gedeeld bij de verzorgingscompagnie en
bevorderd tot soldaat ie klas in de funktie
van korporaal. Tijdens een voedseltrans-
port op 19 februari 1949 te Palvepoek
werd de wagen waarin Jan zat in een hin-
derlaag gelokt en beschoten. Hierbij heeft
Jan de Kuijer werd geboren op 24 janu-
ari 1927 te IJsselstein in het gezin van
Anton Kuijer, fabrieksarbeider, in de Prins
Hendrikstraat (de oude Julianawijk).
Hij doorliep de lagere St. Nicolaas-
313
-ocr page 312-
Jan samen met 2 andere soldaten het le-
ven verloren.
Op zondag 20 februari 1949 is Jan on-
der grote belangstelling op het ereveld te
Padang met militaire eer begraven. Zijn
commandant noemde hem een 'flink sol-
daat, een goede kameraad en een sportie-
ve fijne vent'.
Albertus (Bep) Belo
nen als 'spreeuwenheujer' in de kersen-
boomgaard, als teenschiller en op 'het
land' (tegenwoordig 'volkstuin').
Bep kwam in 1941 van de lagere school
en had door de moeilijke oorlogsperiode
weinig toekomstperspectieven. Hij ging
als 'los' arbeider werken bij fruittelers in
de omgeving en in de grienden. Zijn
grootste hobby was het voetballen bij IJFC.
Bep Belo was een jongen met een moe-
dig en spontaan karakter die geen on-
recht duldde en hij stond altijd klaar voor
de zwakkere.
Hij werd in 1947 opgeroepen voor mi-
litaire dienst en ingedeeld bij het derde
en vierde Regiment Stoottroepen en ver-
trok naar Nederlands Indië. Daar werd hij
al snel bevorderd tot soldaat ie klas. Op 25
augustus 1947 ging hij in pelotonsver-
band op patrouille die bij Loeboek Pakem
in een hinderlaag terecht kwam. Soldaat
Belo uit IJsselstein en korporaal
Theunissen uit Ginneken keerden niet
terug. Bep werd op die dag 20 jaar. Hij is
op de erebegraafplaats te Medan op
Sumatra met militaire eer begraven.
Bep Belo werd geboren op 25 augustus
1927 te IJsselstein. Zijn vader was Piet
Belo, van beroep landarbeider, uit de
Havenstraat. Bep doorliep de christelijke
lagere school aan het Kronenburgplant-
soen en had een harde jeugd. Al op zeer
jonge leeftijd moest hij voor en na school-
tijd in het gezin meehelpen de kost verdie-
i®,
Stichting
Historische Kring
IJsselstein
Bank:
Postbank, nr.: 4074718
Redaktie:
B. Rietveld, Meerenburgerhorn 10,
3401 CD IJsselstein.
Donateurs ontvangen het periodiek (4 uitga-
ven per jaar) en worden op de hoogte gehou-
den van de activiteiten. Nieuwe donateurs
kunnen zich aanmelden bij de penning-
meester waar tevens mutaties kunnen wor-
den doorgegeven. Voor inwoners van IJssel-
stein is de bijdrage minimaal f20,- (voor be-
drijven f 30,-) per jaar. Voor hen die buiten
IJsselstein wonen is de bijdrage f28,50 resp.
f 38,50. Losse nummers, voor zover voorra-
dig, zijn a f7,50 verkrijgbaar via het secreta-
riaat. Voor dubbelnummers is de prijs f 10,-.
Dagelijks bestuur:
Voorzitter:        L. Murk, tel: (030) 688 16 27
Secretariaat: C.f.H. van Dijk-Westerhout,
Omloop West 42,
3402 XP IJsselstein,
tel: (030) 688 36 99
Penningmeester: W. J. van Vliet,
J.W. Frisolaan 7,
3401AX IJsselstein,
tel: (030) 688 16 60.
314
-ocr page 313-
T ^'=)(>H^
(\^.T!> oc
Geen landschapspark voor de drost
Een bijdrage tot de kennis van de IJsselsteinse kasteeltuinen
uit de periode 1750 -1950
door P.W.A.Broeders
It is nogood lookingfor gardens in a society which needs all its energies to survive .(DERekclifford)
het kasteel in de tijd dat Jonker Joachim
Ferdinand de Beaufort aantrad als
"Drossaerd der Stad, Lande en Baronnie
van IJsselstein". Dat gebeurde officieel in
1766, nadat hij al enkele jaren namens
zijn vader Pieter Benjamin deze bedie-
ning had uitgeoefend.
Het was deze Drost die vanaf 1771 de
kasteeltuin aanzienlijk heeft uitgebreid en
veranderd. Tevens heeft hij een herinrich-
tingsplan ontwikkeld dat door de politieke
strubbelingen aan het einde van de acht-
tiende eeuw niet werd uitgevoerd. En dit
heeft grote gevolgen gehad tot op de dag
van vandaag.
De veranderende tuinmode
Om een goed beeld te krijgen welke
plaats de ingrepen door Drost De Beaufort
in de tuinhistorie innemen, volgt hier
Inleiding
Onlangs is het boek "Kastelen en rid-
derhofsteden in Utrecht"^ verschenen,
waarin de geschiedenis van het IJssel-
steinse kasteel en de tuin beschreven staat.
In "Tuinen in de Lopikerwaard"^ heb ik
enige jaren geleden voor de tuingeschiede-
nis al een basis gelegd; in dit artikel wor-
den bepaalde aspecten nader belicht aan
de hand van recent verzameld materiaal.
Sinds 1992 is er meer zekerheid ver-
kregen over een aantal zaken m.b.t. de
kasteeltuin: er zijn bouwtekeningen en
een bestek van het zomerhuis uit 1772 op-
gediept, er is relevante informatie bekend
geworden over de tuinman, over de plaats
van het 'Engelsch Plantsoen', over de
plannen m.b.t. een arboretum, enz.
De Utrechtse kastelen en ridderhofste-
den staan door de publicatie van het
prachtig uitgegeven boek in de volle
schijnwerpers. Het artikel over het kasteel
van IJsselstein daarin is van de hand van
D. Hermans uit Nijmegen en één van de
IJsselsteinse stadsarchivarissen Ch. Noor-
dam. Wie meer over de eigendoms-en be-
heersituatie in de loop der eeuwen te we-
ten wil komen, kan terecht in dat boek''^.
D.Hermans is eveneens de auteur van
het artikel "Jan van Stolk en kasteel IJssel-
stein in 1769"^ in het Mededelingen-
blad van de Ned. Kastelenstichting. Dat
artikel spitst zich toe op de toestand van
Het terrein
ten noordoos-
ten van de
Kasteellaan
dat als kas-
teeltuin in
gebruik was.
Detail van de
kadastrale
kaart
Gemeente
IJsselstein,
Sectie E hlad
Kronenburgplantsoen *^
l^^^ii I i
: (Ju r' I -,! '^-'' 'rsi ^*~F'l!?
315
-ocr page 314-
eerst een korte inleiding op de veranderin-
gen in de tuinmode van de achttiende
eeuw.
Rond 1700 was het aanleggen van een
tuin een ware rage bij burgers, hoge amb-
tenaren, hovelingen evenals bij stadhou-
der-koning Willem III zelf. Een tuin had
met natuur, maar ook met kunst van
doen. Tuinen en parken zijn immers - zo
vond men - produkten van wetenschap,
kennis, arbeid en techniek; bovendien
zijn ze het resultaat van ons denken over
onze verhouding tot natuur en kunst.
Men verkeerde toen nog in de vooronder-
stelling dat de mens voortdurend in de na-
tuur moest ingrijpen : anders zou er cha-
os ontstaan. De natuur kon niet 'op na-
tuurlijke wijze' voor zichzelf zorgen. Dit
alles leverde een tuin op in een strak pa-
troon waarin weinig ruimte werd gelaten
aan wat wij 'natuurlijkheid' noemen.
Deze tuinmode wist zich tot halverwege
de achttiende eeuw te handhaven. Tuinen
die aangelegd waren volgens deze princi-
pes noemt men: 'classicistisch'.
De classicistische stijl
De kenmerkende elementen van deze
stijF zijn:
- boomgaarden en moestuinen* ;
- slangemuren*;
- (thee)koepels*;
- omgrachtingen*;
- tuinbeelden en zonnewijzers*;
- latwerken*;
- hoenderparken*;
- oranjerieën*;
- loofwerkperken met een symmetrische
maar in hoogte, kleur en soort afwisse-
lende beplanting!*?).
De vroege landschapsstijl
Halverwege de achttiende eeuw veran-
derde in Europa de opvattingen over de in-
richting van tuinen. Men ontdekte dat de
natuur zich ontwikkelde volgens bepaalde
wetmatigheden, en men kreeg daar steeds
meer oog voor. Onder invloed van Engelse
schrijvers en denkers gaat men van door
de mens beheerste strakke wiskundige pa-
tronen over naar een 'natuurlijker' tuin-
aanleg, m.a.w. de tuinm.ode wijzigde zich
van de classisistische in de landschaps-
stijl. Dat ging niet abrupt, maar via lijnen
van geleidelijkheid. Er komen van beide
stijlen elementen voor in het archiefmate-
riaal dat ons ter beschikking staat i.v.m. de
kasteeltuin van IJsselstein.
Dat is daarom niet verwonderlijk, om-
dat deze tuinen in de zeventiger jaren van
de achttiende eeuw zijn aangelegd en men
toen pas een twintigtal jaren bezig was
met het vormgeven van de nieuwe ideeën.
De landschapsstijl wordt in twee perio-
den onderverdeeld, en de plannen voor de
uitbreiding van de kasteeltuin van
IJsselstein zijn gemaakt in de periode van
de 'vroege landschapsstijl' (1750-1800).
Deze vroege landschapsstijl kenmerkt
zich door:
- kleinschaligheid en beslotenheid*;
- een slingerend padenpatroon*;
- vijvers met eilanden*;
- hakhoutwandelbosjes*;
- opgeworpen heuveltjes waardoor niveau
verschillen ontstaan*;
- hekwerken als afrastering*;
- weiden en akkers beplant met bloemdra-
gende heesters, die met de termen "en-
gels hout' of 'engels plantsoen' werden
aangeduid*;
-  belangstelling voor exoten onder de bo-
men en heesters*;
-  toepassing van elementen ontleend aan
de (tuin-)architectuur van China;
-  toepassing van elementen die verwezen
naar de opgravingen van Herculaneum
en Pompei*;
- het feit dat de tuinelementen als banken,
vazen en beelden uit de voorafgaande pe-
riode in de nieuwe aanleg opgenomen
bleven*.
Joachim Ferdinand de Beaufort
Voordat nader wordt ingegaan op de
tuinen bij het kasteel, is het wenselijk
Drost Jonkheer Mr. Joachim Ferdinand de
Beaufort (verder in dit artikel aangeduid
516
-ocr page 315-
met 'JF') nader te belichten.
JF werd geboren te Hulst op 22 april
1719 als zoon van Mr. Pieter Benjamin de
Beaufort en Benudina van Amama; hij
studeerde rechten te Franeker, trad op 7
oktober 1763 te Hontenisse in het huwe-
lijk met Anna Digna van Gelre, overleed
op 10 mei 1807 in Zeist, en werd op 16
mei van dat jaar in IJsselstein begraven in
de oude Nicolaaskerk in graf no.179.
JF was in de beginperiode van zijn
loopbaan griffier en burgemeester van
Hulst, vanaf 1739 rentmeester van
Hulsterambacht; hij kocht in 1766 voor de
somma van ƒ 10.000 de bedieningen
"Drossaerd der Stad, Lande en Baronnie van
IJsselstein als meede Stadhouder van de
Leenen"
van de Vorst van Nassau^.
Intussen had hij het Drostambt van
IJsselstein al officieus vanaf 1762 uitgeoe-
fend namens zijn vader Pieter Benjamin
de Beaufort.
Vele jaren was JF lid van de Nassause
Domeinraad die in 's-Gravenhage zetelde.
In verband met deze functie verbleef hij
veelal in Den Haag. De financiële zaken
van de Baronie waren voor de verantwoor-
delijkheid van de rentmeesters; van be-
stuurlijke zaken werd hij wanneer hij uit-
stedig was, schriftelijk op de hoogte ge-
houden door de vice-drost; het dagelijkse
toezicht op het kasteel en het beheer van
de tuinen liet hij (op de duur) over aan
zijn trouwe tuinman.
De noodzaak om in de Baronie te blijven
JF kreeg van de Raad der Domeinen op
zeker tijdstip opdracht de fraude die door
een van zijn Rentmeesters gepleegd was,
te onderzoeken en de passende maatrege-
len te treffen. Daarom moest hij geduren-
de langere tijd in IJsselstein verblijven. In
een schrijven van 1803 daarop terugkij-
kend meldde hij dat hem verzocht werd:
"R.O . zeekere crimineele Procedures te
entameeren, en [aangezien] zijn aanweezen
tot het doen van onderzoek in deeze zaak, als
anderzinds aldaar volstrekt vereijscht wierd,
was denzelve in de nootzaakelijkheid gebragt.
afb.2
Een foto van
een portret
van Joachim
Ferdinand de
Beaufort.
RAU,Arch.
De Beaufort
338-
te IJsselstein provisioneel verblijf te moeten
houden, en zo goed hij konde zich te behelpen
terwijl verschelde onverwagte en vreemde om-
standigheeden geduurende den loop dier
Procedures veroorzaakt hebbende zig aldaar
langer te moeten ophouden, als hij had kun-
nen verwagten, dan ook de reedenen zijn ge-
weest dat de ondergeteekende eindelijk te
raade geworden is, zich aldaar te etablissee-
ren, dog hetgeene echter niet volbragt konde
worden, zonder dat aanmerkelijke verbeete-
ringen zo aan het vervallen Gebouw, als tot
het aanlegen van den Woesten Grond, tot
een bruykbaaren Tuyn, wierden aangewend,
en ook zijn geschied."
In 1764 werd de vice-drost en stadhou-
der der leenen Jan Graves door JF uit de
waarneming van deze bedieningen even-
als uit het rentambt der domeinen en
geestelijke goederen ontslagen. Vrijwel
zeker wordt hierop gedoeld in het zojuist
aangehaalde citaat.
De ontzetting uit het ambt
In 1803 deed de Drossaard een poging
de door hem voor tuin en kasteel gemaak-
te kosten alsnog door de Thesaurier-
317
-ocr page 316-
Generaal vergoed te krijgen^^ Het was
een slepende zaak, want negen jaar eerder
was hij uit zijn drostambt ontzet toen de
Bataafse Republiek was uitgeroepen. Hij
was inmiddels naar Zeist verhuisd en van-
uit die plaats verzond hij op i6 april 1803
het bezwaarschrift tegen de uitzetting uit
zijn ambt, meer speciaal tegen het feit dat
het kapitaal dat hij in de tuin gestoken
had, niet was geretourneerd. Tot 1803
bleef hij strijden voor zijn rechten tegen
alle pogingen van de patriotten in om die
te ondergraven. Aan dat uitvoerige be-
zwaarschrift van acht pagina's kan belang-
rijke informatie over zijn optreden in de
periode tussen 1766 en 1803 worden ont-
leend.
De tuinen onder Joachim Ferdinand
Toen JF zich dus metterwoon in
IJsselstein moest vestigen, achtte hij het
noodzakelijk dat er een en ander aan het
kasteel hersteld werd. Dat betrof zowel het
in- als het exterieur. Ook de tuin moest op-
geknapt worden.
In zijn bezwaarschrift van 1803 maakt
JF duidelijk in welke situatie hij kasteel en
tuin had aangetroffen. Hij herinnerde
zich nog dat:" in de Jaare iy66 de bewoo-
ning van het meergezegde Kasteel betrokken
hebbende, hetzelve Gebouw van binnen en
van buiten, in een zoo vervallen en slegten
Staat en als onbewoonbaar bevonden wierd,
dewijl het zelve Jaaren en Daagen niet geoc-
cupeerd was geweest, en ook de Tuynen niet
minder vervallen waaren, zodanig zelve, dat
de Ondergeteekende met zijne Familie en
Huijsgezin daarvan zonder een kostbaar her-
stel en verbeetering geen gebruijk konde
maaken. "^^
Nadat architect Van Stolk zijn inspec-
tietocht langs de domaniale bezittingen in
IJsselstein had gehouden, werd de zaak
snel aangepakt gelet op een post in het ca-
pittel 'Extraordinaris Uitgaaf in de
'Rekeningen van de rentmeesters''^: " be-
taalt aan
G. Lockhorst voor het drukken van
24 billetten tot het aanbesteden der
Reparaties van de drie oude Toorens en
Müragien van het Gasteel alhier...."
afb.3
Tuin aan de
voorzijde van
het kasteel.
Detail van de
tekening door
Roeland
Roghman
(1646/47).
Coll.
Teykrsmuseum,
Haarlem.
318
-ocr page 317-
Er "moesten verscheiden Vertrekken' met
nieuwe behangsels worden voorzien, de
Schoorsteenen en haardsteeden en wat dies
verder noodig was, hruijkbaar gemaakt wor-
den;" "...doch wel voomamentlijk vereischten
tot het approprieeren en aanlegen van den
Tuyn grond, zoveel het na het Terrain ge-
schieden kon, zeer aanmerkelijke depances en
kosten;..."^"^
Over het uitvoeren van achterstallig on-
derhoud in de tuinen is niet veel informa-
tie te vinden.
In de 'Reekening' van 1764' staat in het
capittel 'Extraordinaris Uitgaaf vermeld
dat aan Jeremias van Nes voor het schoon-
maken van de vijvers'^ is betaald ƒ1:10:0;
aan Johannes Rommel voor het uitbagge-
ren van de vijvers in 1763 ƒ21:18:0; en dat
de rentmeester zelf recht had op een be-
drag wegens: "een verschot aan carpers die
in de vijvers van het Gasteel geset zijn."
Maar deze werkzaamheden hadden
plaats in de jaren vóór 1766 en kunnen tot
het gewone onderhoud gerekend worden.
In de 'reekening' van 1768 en 1769
staat in capittel 'Extraordinaris Uitgaaf
vermeld dat Daniel Lutkens fruitbomen
heeft geleverd; in 1769 heeft hij lindebo-
men geleverd op het Gasteel voorƒ24:I6:o.
In het pakket "IJsselstein Memoriën
van reparatiën 1766 -1793" wordt regel-
matig melding gemaakt van werkzaamhe-
den aan "de tüinbrü^', zoals het teren van
het brugdek, het veranderen van de vleu-
gels aan deze brug en het verlengen van
het bruglichaam met 14 voet. In 1769 is
sprake van het teren "van de bruggen en vis-
vijver".
Uit de stukken van 1777 wordt dui-
delijk wat met dat laatste bedoeld is: het
teren der ... "beschoejinge van de
visveijvers" ^.
In 1781 moet er nog een "nieuwe regel
aan de Leuning van de tüinbrüg"
gemaakt
worden, maar in 1783 staat vermeld: "de
brug na den tüyn zijnde lang
44 voeten is ge-
heel en al slegt dese diende als geheel geam-
moveert of anders vernieuwd te worden".
Maar het is niet zeker dat het hier om ach-
terstallig onderhoud gaat.
De grootte van de tuin
In het jaar 1738 tekende Petrus Jose-
phus Adan een aantal kaarten voor de
Baronie van IJsselstein die bedoeld waren
om een nauwkeurige omslag van de lasten
en de ongelden te kunnen toerekenen aan
de eigenaren van de gronden. Het boek-
werk dat door hem werd gemaakt, draagt
de titel "Caarte en Quohieren van alle de
polders in de Baronnie van Ysselsteyn,
Anno MDCCXL". Daarin treffen we ook
een kaart van de stad, het kasteel en een
deel van Nederoudland aan^'. Daarop is
de situatie aangegeven zoals die bestond
kort voordat JF met zijn uitbreidingen be-
gon. Een tuinperceel op het eiland ten
noordoosten van het kasteel; een perceel
wat later in dit artikel zal blijken 'De
Hofkamp' te heten; een perceel ten noord-
westen dat een boomgaard lijkt, en moge-
lijk nog een boomgaardperceel langs de
stadsgracht^^.
ajb.4
De tuinen in
1740.
Archiefvan
Baronie van
IJss. nr. 2],
kaart 3 (in
1^40 gete-
kend door
P.J. Adan).
Top. Atlas.
RAU. (detail)
319
-ocr page 318-
Aanleiding om de kasteeltuin uit te
breiden
In 1771 werd op kosten van Stadhouder
Willem V begonnen met de aanleg van
een allee doublé bestaande uit vier rijen
iepen 'achter het Gasteel' (later werd die
laan de Touwlaan genoemd). Deze allee
liep parallel aan de verbindingsweg die la-
ter de Paardenlaan zou worden, en die als
een allee couverte, een schaduwrijke over-
welfde laan, werd aangelegd.
Doordat de "Nieuwe laan achter het
Gasteel"
in de lengte over een akkerperceel
van ± 10 morgen werd aangelegd, werd
een strook grond van de rest afgesneden.
Op die strook liet JF zijn oog vallen om er
de tuingronden die vanouds bij het kasteel
hoorden, mee uit te breiden.
Op eigen kosten liet JF de tuin "approp-
riëren en aanlegen".
Maar om te voorko-
men dat bij zijn overlijden of bij zijn te-
rugtreden uit het ambt niets van de privé-
gelden naar de familie zou terugvloeien,
had hij in 1771 zijn plannen voorgelegd
aan de Raad der Domeinen. Op 11 maart
van dat jaar ontving hij een schrijven van
die Raad^^ waarin stond dat de aange-
brachte verbeteringen mochten worden
geamoveerd als zijn opvolger ze niet wilde
overnemen.
Wat hielden zijn plannen in?
"Den Tüyn behoorlijk te doen aanlegen
en hetgeene daartoe zoude vereyschen, als het
maaken van Bakken Broey en Trekkassen en
wat dies meer is, zo meede Een Zomer of
Tuinhuis, in plaatse van het bouwvallige.
"
Bovendien werd de tuin "aanmerkelijk
uitgebreid [..] door het aanplanten van vrugt-
dragende en andere Boomen van onderschei-
de zoort".
De werkzaamheden van de tuin-
man zouden bestaan uit het: "in zaaijen en
Teelen van Moesserijen en diergelijken...".
De aandacht ging kennelijk allereerst
uit naar de uitbreiding van 'tuinen met
profijt'.
Verwerving van de gronden
In de 'reekening' van 1773^'^ in het ca-
pittel 'Van Landen gelegen op het
Nederoüdeland' is een uitsplitsing ge-
maakt van perceel 136 , groot 9 morgen
5931/2 roeden:
"alzoo van dit perceel 4^0 Roeden ge-
noomen en aan den Gasteeltüyn getrokken
zijn, als blijkt üit voorgaande rekeningen, en
met den jaar
1773 ingevolge des Raads aücto-
risatie van den 28e Augustus i']j2 hierna op
fol:
JIJ verso overgelegt nog twee mergen van
dit perceel genoomen zijn, waarvan een halve
mergen aan den Heer Drossaart Mr. Joa-
chim Ferdinant de Beaufort in pacht gegeven
is, om bij de Kasteel tuin gebruikt te worden,
en n/2 mergen voor Rekening van Zijn
Hoogh: beplant en tot een gemeene wande-
ling^^ geappropieert, zoo blijft dit perceel nü
maar groot
7 Mergen 143 1/2 Roede en is met
1773 voor j jaaren verhuurt aan Gerrit van
Schalk de mergen 's jaars 21 guldens, eens-
gelds bedragende over 't ie je jaar f 1^2:0:0"
De 450 roeden staan al vermeld in
1767'° ; de Drost betaalde hiervoor ƒ 10
:io : - per jaar. In het citaat hierboven gaat
het om een opsplitsing van perceel 23 in
Nederoudland, zoals dat op de kaart van
Adan staat aangegeven.
Lodewijk van der Haas, "opzichter, aan-
legger en bearbeider der tuinen"
Waarschijnlijk vanaf het eerste mo-
ment is bij de tuinwerkzaamheden van JF
de man betrokken geweest die hij moge-
lijk daarvoor uit Den Haag naar
IJsselstein in zijn dienst had meege-
bracht: Lodewijk van der Haas. Hij werd
in 1750^^ in Loosduinen ('s-Gravenhage)
geboren. Is Lodewijk misschien aan de
Drossaard aanbevolen toen deze als lid
van de Nassause Domeinraad frequent in
Den Haag aanwezig was.^
Op 19 mei 1776 trouwde Lodewijk met
Adriana La Garde^^, die afkomstig was uit
Oudewater'^ Het paar vestigde zich in de
tuinmanswoning van het kasteel en kreeg
in totaal elf kinderen^''^.
De betekenis van Lodewijk van der
Haas wordt duidelijk door een omschrij-
ving in de 'reekening' van 1802'^ Daar
staat in het capittel 'Reparatien kasteel' de
320
-ocr page 319-
ajb.5
Schetskaart
met waar-
schijnlijke
plaats van de
zonneberg,
de binnen-
tuin, de
broeituin, het
Engels plant-
soen en De
Hofkamp.
volgende aanduiding:
"Aan Lodewijk Van der Haas, opzichter
en aanlegger en hearbeider der Tuinen in
1802 volgens quitantie f 1100 :-:-"^ .
Van der Haas stamde niet uit een hove-
niersfamilie. Of hij in Den Haag of omge-
ving een opleiding als hovenier gehad
heeft, heb ik (nog) niet kunnen achterha-
len.
De (her) inrichting van de tuinen
Het 'oude-tuinen'complex bestond vol-
gens de archiefstukken uit drie delen: de
"Zonneberg", de "Binnentuin" en de "Ou-
de Loyeboomgaard". Door de Drost wer-
den daaraan toegevoegd: "het buurland"
bestaande uit de "Broeituin" en de
"Nieuwe Loyeboomgaard", "Het Engels
Plantsoen" en een wandelbosje; op het
perceel 'De Hofkamp' werd een land-
schapstuin/ wandelbosje gepland, maar
door de politieke omstandigheden is dat
ontwerp niet gerealiseerd. Het ontwerp
voor landschapstuin/-wandelbosje be-
vindt zich in het familie-archief
Aanpassingen van de 'oude tuinen'
Hoe waren die tuinen ingericht, en
waar bevonden ze zich? Voor de beant-
woording van de eerste vraag kan worden
verwezen naar de inventarislij st''' die de
JF meezond met zijn bezwaarschrift aan
de Thesaurier-generaal. Daarnaast bestaat
er nog een taxatierapport, dat op 18 okto-
ber 1803 in opdracht van de Thesaurier-
generaal opgesteld werd door G.v.Eyken,
meester-metselaar^ , en Pieter de Heete,
meester-timmerman'^. Het antwoord op
de tweede vraag volgt hieronder.
De Zonneberg
In "...de lijst van Aanwdjzing..." komt
de naam Zonneberg voor als deel van de
tuin4°. De aanplemping in de loop van ja-
ren aan de buitenzijde van de walmuur -
volgens de tekening van Van Stolk 20 tot
30 voet breed - moet de bewuste "zonne-
berg" gevormd hebben. Er was een poort
in de muur direkt naast de in 1995 nog be-
staande Looyertoren, waardoor men vanaf
het binnenplein op de Zonneberg kon ko-
men. Dit tuingedeelte lag gunstig i.v.m.
instraling van de zon. Door de uitsprin-
gende hoektorens was het effect van deze
walmuur nagenoeg hetzelfde als van een
slangemuur^'.
Op de Zonneberg bevonden zich naast
wijnstokken, perzike- en abrikozestruiken.
321
-ocr page 320-
De binnentuin
Het eiland aan de noordoostelijke zijde
van het kasteel werd "de binnentuin" ge-
noemd^'^. Deze tuin was in de eerste helft
van de achttiende eeuw waarschijnlijk nog
classicistisch ingericht. Daarvoor kan men
een aanwijzing vinden in de tekening
door Comelis Pronk^^ Maar waarschijn-
lijk geldt voor deze tuin ook dat hij ver-
waarloosd was op het moment dat JF het
kasteel betrok; in ieder geval heeft hij de
binnentuin niet in een classicistische stijl
hersteld, gelet op wat er geïnventariseerd
werd in "Het Leysje van het goed Dat Mijn
Heer in de tiiin toe behoort""*^ :
"In De binne Tuin / 1 Somer Huis met 7
Schuijframe / Agter hetzelve een Sanees Lat /
speljering Lang 40 voet / 2 Pieterststaale van
blaauwe Steen / 1 bloemmand / het
Traliewerk voor de Eendevijver / Lang y8 voet
hoog 4 voet / iPersiken kas van 12 Ramen /
Lang 61 voet /1 Druijve kasje van 8 Ramen /
Langp voet /1 Annenasse kas van 6 Rame /
met planten, Langp voet /"
Het is dan dus een mengehng van sier-
tuin en nutstuin met een wat exclusiever
karakter.
Het speelhuisje
In de binnentuin liet JF een 'speelhuis-
je' plaatsen. Daaronder moet men een zo-
merhuisje of een theekoepel verstaan. JF
had met architect Van Stolk in 1769 al ge-
sproken over een nieuw zomerhuis want
in zijn aantekenboekje had Van Stolk ge-
noteerd: "Den Heer Drossaart zal mogelijk
op deze toom een houten speelhuysje laate
plaatse, hiervan een schetzje aan zijn Edele te
zenden"^^.
JF wilde het huisje aanvankelijk op de
hoektoren 'Het Hoeregat' laten bouwen.
In 1772 was hij kennelijk van mening ver-
anderd want het huisje werd in de binnen-
tuin geplaatst.
De metselaar J.van Oosten en de beken-
de meester-molenmaker/meester-tim-
merman Hij men van Zij 11 bouwden het in
de binnentuin van het kasteel: "een hou-
ten gebouwtje met stenen fundering voor-
ajb.6
De zonneberg
op een ano-
nieme teke-
ning uit 1618
(zijaanzicht
kasteel vanuit
het zuiden).
Collectie
Bodel
Nijenhuis
Leiden.
'hisad .
die als leibomen tegen de muur stonden,
ook pere-, appel- en kersebomen"*^.
Telkens treft men in de archiefstukken in-
formatie aan over een oude en een nieuwe
"Loyeboomgaard" Daarbij kan men den-
ken aan boomgaarden bij de Loyertoren"*^.
Maar daarnaar moet nog nader onderzoek
verricht worden.
afb.j
Detail tuin
(binnen) van
de tekening
door Comelis
Pronk, 1731.
Coll. Museum
Flehite,
Amersfoort.
322
-ocr page 321-
zien van een blauw pannendak en zeven
schuiframen, met erachter een Chinees
latwerk"^ . De prijs bedroeg ongeveer 500
gulden. Op 3 april 1772 werd ermee be-
gonnen door de metselaar'^^ en op 5 au-
gustus ondertekende Van ZijlP° de reke-
ning voor zijn aandeel in de werkzaamhe-
den voor voldaan.^'
Volgens de tekeningen was het gepland
op het talud van de gracht. De meest waar-
schijnlijke plaats ervan is aan de noord-
oostzijde van het eiland in het verlengde
van de tuinbrug^^.
Uitbreidingen door De Beaufort; de
broeituin
Aanknopingspunt voor de situering
van de broeituin is een lange schuur, die
volgens de 'Oorspronkelijk Aanwijzende
Tafel van het Kadaster' in 1832 een opper-
vlakte had van 165 vierkante meter. Deze
maat stemt overeen met die van de loods
in '...de Lijst tot aanwijzing': "Een haute
Loos met steene Fondamenten, en pannedak
lang 112 voeten, breed 1^ voeten;..."".
Dat is omgerekend ruim 165 vierkante
meter. Aan de voorzijde van deze loods
stond een druivenkas, met op een hardste-
nen dorpel 22 ramen. Deze moeten onder
een lichte helling tegen de voorkant van
de loods gestaan hebben. Die voorzijde
kan, gelet op de ligging van de loods, op
het noordoosten of het zuidwesten gele-
gen hebben. Het meest aannemelijk is het
zuidwesten, i.v.m. de instraling van de
zon in die druivenkas, en wanneer de situ-
atie vanuit het kasteel werd aangegeven,
lag de 'voorzijde' ook op het zuidwesten.
De inrichting en de soorten fruit, bloe-
men en andere gewassen
De Broeituin was omsloten door een
schutting voorzien van latwerk met per-
zikbomen^"*^ ertegen. Deze schutting moet
parallel aan de huidige Touwlaan gelopen
hebben vanwege de zonne-instraling van-
uit het oosten. In deze tuin bevonden zich
twee pannen aardkribben'^; tegen de
schutting aan lagen een perzikenkas en
t,itfJ^-/'^'-
,'/r/
een druivenbak; bovendien waren er drie
druiven- of bloembakjes en twee perziken-
bakken aanwezig' .
De enige informatie over een plante-
soort die in de bloembakken werden ge-
kweekt, is te vinden in een brief die de vi-
ce-drost P.Van der Meulen schreef aan de
Drost over het bezoek van Prins Willem V
aan kasteel en tuin in 1777. In een 'p.s.'
staat in die brief: "... Ik heb hierboven ver-
geeten te melden, dat zijn Hoogheid
UwHEd.gestr. bak met Haenekammen^^
heel zeer admireerde, en aan
Lodewij0 UWEd.gestr. tuinman een dücaat
tot een verering heeji doen geeven.
"'^
In een ander archiefstuk wordt nog
melding gemaakt dat Lodewijk van der
Haas in de Franse tijd toen er militairen
in het kasteel waren ingekwartierd, wor-
tels in bakken kweekte. Op een ochtend
bleek dat "de Wortels voor een gedeelte uit de
hakken gehaald en over de paden
gesmeeten"
waren.
Ook verbouwde Lodewijk van der Haas
aardappelen. Het is bekend dat Prinses
Maria Louise van Hessen-Kassel (Maaike
Meu) de produktie van dit in die jaren vrij
nieuwe volksvoedsel sterk heeft gepropa-
geerd ^
ajb.g
Eén van de
bouwtekenin-
gen van het
speelhuisje.
Familie-
archief Van
Stolk hand
IXnr.28.
323
-ocr page 322-
Het 'Engelsch Plantsoen'
JF heeft dus de kasteeltuin aanzienlijk
vergroot. In het voorafgaande ging de aan-
dacht uit naar de tuinen waarin hij voor-
namelijk experimenteerde met fruit, bloe-
men en andere gewassen. Maar hij heeft
ook een 'Engelsch Plantsoen' laten aan-
leggen. Hiermee worden bloemdragende
heesters bedoeld, waarvoor men in de
'landschapsstijl' interesse ontwikkelde,
omdat in de zomerperiode onder de rijke-
lijk voorkomende boomlaag geen andere
bloeiende planten konden gedijen. Het
ging daarbij zowel om inlandse soorten
als exoten .
Ter toelichting het volgende: in 1799
wilde de 'Administratie over de goederen
van den Prince van Orange en Nassau' '
overgaan tot verhuur van het kasteel.
Daarom werd aan de rentmeester T. Bijm-
holt de benodigde informatie opge-
vraagd "*. Deze bezocht met werkmeester
Van Soelen het kasteel en liet hem een
kostenbegroting opstellen "van al het geen,
wanneer het Kasteel verhuurd zoude kunnen
werden, noodzaakelijk zoude dienen gerepa-
reerd te worden."
In hetzelfde schrijven aan 'de
Administratie' meldde de rentmeester
vervolgens:
"Tot nu toe laat den oud Drossaard de
Beaufort het Kasteel bewoonen door deszelfs
Tuinman, die het Kasteel schoonhoud en be-
hoorlijk doet lügten, als mede in onderhoud
heeft de Tuinen en Plantsoen. Er zal bij het
Kasteel aan grond zijn, circa 2 1/2 Margen,
van welke 2 1/2 Margen 1 1/2 Margen door
den gewezen Domeinraad aan voorn: de
Beaufort in Erfpacht is vergund het geen ook
Jaarlijks in de Domeinrekeninge word ver-
antwoord, een gedeelte van dien
grond is tot een Engelsch plant-
soen aangelegd^, welke kosten door
voorn: Beaufort uit zijn eigen privébeürs zijn
betaald, en ik meene hegreepen te hebben bij
afstand van zijn post een gedeelte dier
Penningen zoude te rug gegeeven worden. -
Uwe zal ook wel in gedachten gelieven te hou-
den dat de Broeyerijën die bij het Kasteel zijn
in eigendom toebehooren aan voorn: de
Beaufort, kunnende dezelve bij de verhüüring
niet begreepen worden, tenzij dezelve bij den
Huurder of verhuurder wierden overgenoom-
en, wanneer gem: Beaufort dezelve wilde
overdoen....".
In een ander archiefstuk heeft de
tuinman het over het 'buurland' waar een
siertuin is, want er staat een beeld van
Hercules op een sokkel dat schade opliep
door dronken militairen die op het kasteel
waren ingekwartierd; letterlijk staat er:
"in de thuin komende bevond ik het
opengerukt het vergulde beeld staande in de
Laan ophüürland genaamd Hercules om-
geworpen het Beeld en Steen waarop het
stond gebroken, gelijk het thans nog zodanig
is blijkende, [...] ten zelve dage heb ik door de
Heer Rentmeester van Affelen Codde een
reqüest laten praesenteren om het Land en
mijn woning in hüür te mogen hebben, - of
anders om als een eerlijk man mijn ontslag te
verkrijgen en ontruiming te mogen doen
" ^.
In '...de Lijst van aanwijzing' stonden
vermeld als voorwerpen die in de loods
aanwezig waren: het bovengenoemde
Herculesbeeld, maar ook een 'Martavaan',
een siervaas, die op een van de piedestal-
les''° in de tuin gestaan moet hebben. Bij
de archiefstukken bevindt zich een reke-
ning-^' van Jan Verkerk junior voor " 2
blaaüwe piedestalle met lofwerk t stuk bedon-
ge a f 2^ gld op dato voldaan
1773".
Onderaan op deze nota staat: "Dese an
mijn voldaan J.van Oosten"^^.
Het ging hier dus om twee arduinen
sokkels waar naar alle waarschijnlijkheid
het herculesbeeld en de martavaan op ge-
staan hebben.
Uit de combinatie van de gegevens
hierboven kan men vaststellen dat een
deel van de gronden als siertuin werd in-
gericht.
Het bezoek van stadhouder Willem V
in 1777
JF en zijn tuinman streefden - zoals ge-
bruikelijk was - naar 'ornament en profijt'
m.b.t. de kasteeltuin. Een belangrijke oog-
324
-ocr page 323-
getuige die een bezoek bracht aan de'tui-
nen, is stadhouder Willlem V. Op i augus-
tus 1777 bezocht hij de Baronie. In het ver-
slag van dat bezoek aan kasteel en tuinen
schrijft de vice-drost P. van der Meulen
aan JF:
"...In de kaemer ging de Vorst een korten
tijd in de armstoel zitten, wanneer ik terstond
de vrügten nam, en de eer had die aan Zijne
Hoogheid aentebieden; Zijn Hoogheid ge-
bruikte van alle de fruiten, en verklaerde on-
der het gebruik dit jaer zulke aangenaeme
kerssen, en druiven niet te hebben geproeft als
deeze bevond; [...] vervolgens verkoos zijne
Hoogheid de tuin te bezichtigen, welke dan
ook in het geheel rondgewandeld heeji, alles
net en proper vindende, [...] dat zijn
Hoogheid onder het wandelen aan de Heeren
Khel, van Lokhorst en mij declareerde, dat het
Hem aengenaem was zich hier opgehouden
te hebben, dat eerst niet voomeemens was ge-
weest zulks te doen, dat IJsselstein nooit zo-
danig verwacht had, en dat niet gedagt had
hier alles in die ordre te vinden;...
"^^.
'De Hofkamp'
In de loop van de zeventiger/tachtiger
jaren van de achttiende eeuw moet bij JF
(en zijn tuinman) het plan gerijpt zijn om
een landschapspark aan te leggen. Het
perceel waarop dit plan uitgevoerd zou
moeten worden, was De Hofkamp.
'De Hofkamp' was een stuk grond dat
in de kadastrale legger, de 'Oorspronkelijk
Aanwijzende Tafel', van 1832, voorzien
was van de nummers 283 en 284. Later is
op deze grond het ziekenhuis/gasthuis
gebouwd. Oorspronkelijk zal deze grond
bij het kasteel gehoord hebben'^'*.
Op 4 mei 1789 kwam De Hofkamp via
een erfpachtbrief , afgegeven door de
Rentmeester der Domeinen en geestelijke
goederen^^ in het bezit van Lodewijk van
der Haas: "Een Mergen Lands geleegen op
het Nederoüdeland van IJsselstein genaamt
de Hojkamp ten behoeven van Lodewijk van
der Haas."
Na auctorisatie d.d. 10 december 1788
" is in een versüimelijken Erfpacht gegeeven
[...] mids deese aan Lodewijk van der Haas
sijne Erven en Nakomelingen het Parceel
Lands genaamt de Hofkamp geleegen aan de
oostzijde van het Gasteel op het
Nederoüdeland van IJsselstein, Groot een
Mergen in de kaarte geteekent No 20 en in de
Domeinrekeninge bekent süh No
135 op een
Ganon van vierentwintig Guldens 's Jaars
van alles Vrijgeld [...]"
Over de gesteldheid van de bodem van
de Hofkamp valt iets af te leiden uit de
eerste voorwaarde die aan het erfpacht-
contract gekoppeld was:
"Dat voom^ Lodewijk van der Haas het
voorsz; Land ten genoegen van hem
Rentmeester sal moeten planeeren en Effenen
en al de püyn daar in gevonden wordende üit
hetselve halen. '^
De Hofkamp was domeingrond. In het
«>-9
Gezicht op
'De
Hofkamp"
en kasteel
vanafhet
noordoosten
in 1J44.
Detail van de
ets naar de
tekening door
jan de Beyer
in
1744.
Coll. Flehite
AC
n-74-iij.
iMLf.
ifss-
325
-ocr page 324-
'Register van de erfpachtbrieven' staat bij
andere percelen altijd aangegeven of de
grond al eerder in erfpacht is uitgegeven.
Daarvan wordt bij de Hofkamp geen mel-
ding gemaakt. Uit de ingetekende bedden
op de kaart van Hattinga in combinatie
met de tekening van Jan de Beyer zou
men moeten afleiden dat de Hofkamp
eerder in gebruik is geweest als moes-
tuin''^.
In een archiefstuk stond aangegeven
dat de ingekwartierde militairen in 1796
op "mijn Erjpachtlandt de paden welke met
aardappelen bepoot waren kort en klein ge-
loopen" hadden^ .
Men moet wel aannemen dat JF in
1788 of 1789 ervan heeft afgezien het park
aan te leggen, gelet op het feit dat in het
laatstgenoemde jaar de grond die daar-
voor bestemd was, aan de tuinman in erf-
pacht werd gegeven. Er was sinds enige ja-
ren al een sfeer van revolutie merkbaar:
grote groepen patriotten waren fel ge-
keerd tegen Oranjeklanten. Men moet
concluderen dat de politeke ontwikkelin-
gen in die jaren (tot 1803) grote gevolgen
hebben gehad voor kasteel en tuin in
IJsselstein: aan de ongewisse situatie
waarin JF verkeerde in die jaren kan wor-
den geweten dat er geen kasteelpark werd
ajb.10
Kaart met
registratie-
nummers
van de perce-
len in
1740.
Archief van
Baronie van
IJss. nr. 21
kaart 3 (in
1J40 gete-
kend door
PJ. Adan).
Top. Atlas.
RAU. (detail)
326
-ocr page 325-
aangelegd, (wat op zijn beurt tot gevolg
heeft gehad dat daardoor vrijwel zeker aan
het einde van de vorige eeuw het kasteel
werd afgebroken.)
Het ontwerp voor een landschapspark
en een wandelbosje
Naast de toepassing van stookkassen
(en aardkribben) in een broeituin bestond
er in de de tweede helft van de achttiende
eeuw nog een nieuwe mode op tuinenge-
bied onder de kapitaalkrachtigen: het aan-
leggen van een tuin in de landschapsstijl,
ook wel een 'Engelse tuin' genoemd. In
zo'n tuin werden dan niet alleen inlandse
bomen en heesters geplant. De achttiende
eeuw was de eeuw van de verzamelwoede
van alles wat exotisch was. Van over de he-
le wereld werden exclusieve voorwerpen,
dieren en planten verzameld. Een arbore-
tum met exoten paste in die trend.
-situering
De ontwerptekening voor het land-
schapspark bevindt zich in het archief van
de familie de Beaufort. Door de aandui-
dingen 'Stadsgracht' en 'Vijver' komen
slechts de percelen in aanmerking, die in
1832 kadastraal bekend stonden onder
de nummers 283 en 284 van Sectie E, blad
ajb.u
Het ontwerp
voor een
tuin. Archief
van de Fam.
De Beaufort
inv. nr.
1548-
2.RAU.
2. Het betrof het terrein dat bekend stond
als 'De Hofkamp'. Qua oppervlakte en
vorm komen het ontwerp en die gezamen-
lijke percelen redelijk goed overeen °. De
oppervlakte die voor moestuin gereser-
veerd werd in het ontwerp, lag onmiddel-
lijk naast de broeituin.
:het ontwerp
Midden boven op de tekening is een
halfronde heuvel ^ geprojecteerd. In de
ontwerpen in de vroege landschapsstijl
treft men in de vlakke delen
van
ajb.u
De situatie in
iSic,.
Detail van de
kadastrale
kaart van
IJsselstein uit
i8ig, sectie
E, blad 2.
RAU.
327
-ocr page 326-
Nederland vaak opgeworpen heuvels aan.
Meestal zijn er ook waterpartijen opgeno-
men in de ontwerpen in deze stijl. Zo ook
hier. De grond die uit de vijver vrij kwam,
kon meteen ter plaatse verwerkt worden.
Ook stond er een heuvel in de hoek rechts-
onder op de tekening gepland, waarop een
gebouwtje of een beeld-op-een-sokkel ge-
dacht was.
Het is duidelijk dat op het onderste ge-
deelte van de tekening waarop de verschil-
lende bomen en heesters aangestipt en
met name genoemd zijn, een parkachtige
aanleg gepland was, terwijl de rest beplant
zou moeten worden met bomen of hees-
ters, waardoorheen wandelpaden zouden
lopen langs of naar een aantal rustplaat-
sen. Aan de stadsgracht lijken taluds inge-
tekend.
In de vijver met onregelmatige bochti-
ge inhammen is een eiland gedacht, waar-
op een boom staat. Er is daar geen sprake
van 'natuurlijke, afgekalfde' oevertjes,
maar van schetslijnen, die op andere
plaatsen in het ontwerp ook voorkomen,
waardoor de indruk versterkt wordt dat
men met een 'praatplan' te doen heeft.
Aan de onderrand van de tekening staat
het woord 'zomerhuis' met een krabbeltje
als geheugensteuntje. Het zomerhuis
heeft aan de andere zijde van de 'vijver'
gestaan ^ De tekening is niet in overeen-
stemming met de werkelijkheid: er moet
nog een lijn aangebracht worden. De vij-
ver is namelijk een deel van de slot-
gracht '^.
De vijf streepjes in het ontwerp stellen
banken voor, gesitueerd op plaatsen waar
men zich zou kunnen afzonderen of waar
men zou kunnen genieten van het uit-
zicht; één van de banken staat in een uit-
stulping van het pad waarbij geschreven
staat: "met camperfolie"; daarbij zal men
kunnen denken aan een soort prieel. Een
tweede staat rechtsboven in een rondje
met als tekst: "in de ronte met jasmijn".
Een derde komt voor onder aan de opge-
worpen heuvel aan de bovenrand; een
vierde ziet uit op de vijver met de treur-
wilg; en de laatste bank biedt uitzicht over
een perk met planten en de stadsgracht.
De gedachte aan een 'Engelse tuin' wordt
mede ingegeven door de slingerpaadjes
en de tekst in de heuvel: "Engelse hoornen
ie z(oort)"
en in de rechter marge: "Bosje
mor Engels Plantzoen
' 2e en je zoort en
hloemdragend".
Het ontwerp heeft een tweeledig karak-
ter: het zuidelijke gedeelte is een parkach-
tige aanleg met een 'exclusiever' assorti-
ment bomen en heesters terwijl het noor-
delijke deel wordt gevuld met elzen- en/of
eikenhakhoutbosjes met een recreatieve
functie: een wandelbosje. Het nuttige kon
zo met het aangename verenigd worden;
de produktiegerichtheid spreekt ook uit de
aanduiding van twee perken met "akkers
voor bloemgevende veldvruchten". (De la-
tere toevoeging 'veld' is tekenend!) Het
wandelbosje zou moeten aansluiten bij
het "bosch"je dat reeds eerder moet zijn
aangelegd en dat eveneens een recreatieve
functie had. Dit kan worden gestaafd met
twee uitgaveposten.
In de 'reekening' van 1782 staat in het
capittel 'Extraordinaris Uitgaaf ' ver-
meld: "Betaald aan Hendrik Heimans voor
het rijden van püijn in het Nieuwe bosje be-
seyden de Casteeltüin alhier, ter aanvulling
en effen maaking der gaten in de wandellant-
jes
(sic ! P.B.) van het selve [...]ƒ 6:8:0."
In de 'reekening' van 1786 in het capit-
tel 'Extraordinaris Uitgaaf ^:
"... de nieuwe Wandellaan agter de
Casteeltüyn alhier beneevens het Bosch of
Griendje daar aangeleegen te doen besanden,
het daartoe benodigde sand uit 's Heeren
88                   I
Sandküylen te doen haaien en tot het rij-
den, strooijen en effenen van hetselve dertig a
veertig gulden uit het Domein Cassa te mo-
gen employeren heeft deswegens betaald
f42:10:0.'
^
-de bomen en heesters op het ontwerp
In het ontwerp staat een aantal soorten
bomen en heesters met name genoemd.
Het assortiment (in de spelling zoals op
het ontwerp) bestond uit:
328
-ocr page 327-
Treurwilg^" Camperfoue            Ordinaire Vuer
Larix                      Treurcipres             Ceder
WlNMOUTS PlJN^' LAURUS CERASUS^^ JASMIJN
treffende exotische planten. Men raakt meer
en meer geïnteresseerd in en gebiologeerd door
kasplanten, ajkomstig uit de resterende
Nederlandse koloniën in Amerika en de Oost.
Het bezit van glazen kassen werd statussym-
bool."
Maar ook: "Soorten als Tsuga cana-
densis (L.) Carr., Pinus taeda L, Pinus echi-
nata Mill., Populus monilifera Ait., Quercus
phellos L, Quercus nigra L., Quercus rubra
L. en Quercus alba L deden hun intrede in de
Nederlanden"^°'^.
Een sparresoort, een populieresoort,
twee denne- en vier eikesoorten.
Op grond van het voorafgaande is het
aannemelijk dat men bij de aanduiding
"Popü" niet aan een 'gewone inlandse'
populier moet denken, maar aan een exoot.
In de de botanische tuin van Clifford
werd in 1737 als exoot vermeld: de
Balsempopulier (Populus tacahamaca
Mill.)'°^. De Amerikaanse eik (Quercus
rubra L.) werd pas in 1747 voor het eerst in
Nederland vermeld'° . Hetzelfde geldt
voor de ander exotische eikesoorten die
hierboven genoemd zijn.
Wat bewaard is gebleven, is slechts een
schetsontwerp waarop de bomen vermeld
staan onder Nederlandse namen. De bo-
venstaande gedachtengang is niet te sta-
ven met een lijst waarop de officiële soort-
namen zijn aangegeven. Toch hoop ik
aannemelijk gemaakt te hebben dat JF het
plan heeft gehad een arboretum'"'' aan te
leggen, waarbij men zou kunnen denken
aan de exotische soorten, zoals die welke
hierboven vermeld zijn.
De palm zal wel een kuipplant zijn
geweest, die in de winter in de oranjerie
gezet werd. Blijven over: de Treurwilg en
de Treurcipres. Treurvormvariëteiten van
allerlei soorten waren in de achttiende
eeuw erg geliefd. De heesters die in het
ontwerp vermeld staan, zijn te typeren als
"bloemdragend hout".
De Franse tijd; de Hofkamp als war-
moezeniersland'°^
Zoals eerder vermeld is, kreeg
Lodewijk van der Haas in 1789 de
Palm^'                   Geele acasia
vogelker                tulpeboom^^
Sparreboomenbos Witbonte vlier55
Denneboomen
Sparreb(oom)
Leisterbessen
popu(lier)
Bloemperk
Witte syring
Rode syring
Rode pavia
96
Eiken
Er is ook nog een half leesbare aandui-
ding: Ba[lsem(?)]roos.
In een boek over het aanleggen van
boomkwekerijen uit 1824^'' merkt de
schrijver aan het einde van zijn verhande-
ling op dat hij het niet heeft gehad over
"andere soorten van Dennen als fijne
Picea's'^ , Larixen, Wijmouths pijnen,
Ceders^'^, en meer andere soorten, welke te
kiesch zijn, en eenen goeden ofvetteren dan
zandgronden hegeeren,[...]."
Het is dus niet te verwonderen dat men
reeds enige decennia eerder die soorten
tegenkomt in een ontwerp voor een tuin
die op goede grond' lag.
De mooiste laanbomen vond men in
die tijd de linde, de plataan, de tamme kas-
tanje, de paardekastanje, de eik en de tul-
penboom'°'. In de parkachtige aanleg van
het ontwerp vindt men daarvan terug: de
eik, de tulpenboom, en een soortgenoot
van de paardekastanje: de rode pavia.
De Tulpenboom (Liriodendron tuhpif-
erum L.) werd vanuit Amerika ingevoerd
en kwam vanaf 1687 in Nederland
voor' . De Rode Pavia (Aesculus pavia L.)
werd tusen 1690 en 1720 eveneens uit
Amerika geïmporteerd.
Een andere Amerikaanse exoot, de
Acacia (Robinia pseudoacacia L), werd
waarschijnlijk rond 1640 rechtstreeks
vanuit Amerika, of via Frankrijk in
Nederland ingevoerd.
Men mag aannemen dat dit park even-
zeer een statussymbool moest worden als
de broeituin'°^ en daarom zou de voor-
keur van JF hebben kunnen uitgaan naar
'exclusieve' soorten.
"Aan het einde van de zeventiende eeuw
voltrok zich [...] een wijziging in de mode be-
329
-ocr page 328-
Hofkamp in erfpacht. In 1803 verzocht hij
een morgen land [voorheen perceel 135]
genaamd 'de Hofkamp' in erfpacht te mo-
gen houden voor dertig jaar "na expiratie
van de thans nog hopende Vierjaaren".
De periode van de Bataafse Republiek
was een woelige tijd, die Van der Haas
heel wat last bezorgde. Niet alleen van de
Franse troepen die ingekwartierd lagen op
het kasteel maar ook van de plaatselijke
bevolking ondervond hij schade. Ten ein-
de raad wendde hij zich tot Mr. C.J. van
Affelen Codde, de Rentmeester der
Domeinen van IJsselstein die op 23 mei
1795 een brief zond "Aan de
Administratelirs bij de Provisioneele
Representanten van het volk van Holland
gesteld over de goederen van den Prince
van Orange en Nassau" met de volgende
inhoud:
"Remonstreert met verschüldigden eerbied
Mr. C.J. van Affelden Codde Rentmeester der
Domeinen van Ysselstein, dat van den
Casteel tuin alhier tans door een ieder ge-
bruik gemaakt vi>ord, dat daardoor soo aan
het Plansoen als aan de veldgewassen
schaade veroorsaakt en toegebracht werd, 't
gunt bij 't aanrijpen van de Vruchten te voor-
sien is nog meer en meerder te sullen toenee-
men; soo dat de Tuinman, die een swaar
huishouden met negen kinderen heeft, wijnig
voordeel van sijn arbeid, moeyten en gemaak-
te kosten, staat te trekkken en genieten indien
hier in niet voorsien werd."
Daarop werd besloten de kasteeltuin,
de tuinmanswoning (aan het binnen-
plein) en de hoekkamer van het kasteel
waarin goederen van de Drossaard waren
opgeslagen voor het publiek te verbieden.
In de marge van de brief staat een reac-
tie vermeld : "Ysselstein Den 28e mei 3795.
Den Rentmeester aangeschreeven, om tegens
de schade aan den Kasteels-Tüin te werken.
En voorts verklaard, dat men zich het voorstel
van den Tuinman, om dien Tuin te gebrui-
ken, zal laaten welgevallen, wanneer zulks de
instemming heeft van den geweezen
Drossard."
Hieruit kan men afleiden dat Lodewijk
van der Haas zelfstandig doorging in de
broeituin.
In de "Inventaris van den Gemeenen
boedel van wijlen Lodewijk van der Haas
en desselvs nagelaten wedue Adriana la
Garde in dato den sesden November
1811"" staat niets vermeld over 'De
Hofkamp'. Wel vindt men in de Inventaris
van de bezittingen van de overleden
Adriana la Garde in het hoofdstuk "Vaste
Goederen""' 'De Hofkamp' aldus om-
schreven: "Een stuk warmoezeniersland ge-
naamd de Hojkamp gelegen buiten de stad
IJsselstein, belend noord door de Eitersche
dijk en Pieter van der Veer en ten zuiden de
Heer Strick van Linschoten begroot op zeven-
honderd guldens."
Wanneer 'De Hofkamp' in het bezit ge-
komen is van de fam. Van der Haas heb ik
(nog) niet kunnen achterhalen.
Lycklama a Nijëhölt geen kasteelheer
In het bezwaarschrift van JF van 16
april 1803 staat de volgende passage:
"... En in deeze gevoelens zijn de volgende
Bestuurders der Domainen, op de gedane
Addressen, zo door de Münicipaliteit"'^ te
IJsselstein, als van de bijzondere Burger
Societeijten aldaar, omme het Kasteel tot an-
dere eijndens te mogen gebrüijken, tot heeden
toe blijven persisteren.- gelijk ook verder in het
bijzonder, de Maire of Bailliuw Lijclama d
Nijeholt, bij consecutive gedaane addressen,
aan de Directie in der tijd, alle mogelijke po-
gingen heeft aangewend, om in het bezit en
gebruijk van het Kasteel en Tüijn te worden
gesteld, doch almeede vrügteloos, als zijnde
alle de daar toe gedaane Verzoeken gedecli-
neerd, en van de hand geweezen.
""^
Of men het kasteel nog voor andere
doeleinden - zoals wijkvergaderplaats -
heeft willen gebruiken is niet bekend,
maar zeker is dat Mr. I. E. Lycklama" als
nieuwe bestuurder kennelijk een oogje
had op de emolumenten die eerder aan JF
waren ten deel gevallen, waaronder de be-
woning van het kasteel. Want "in 180^ tot
Baljuw aangesteld zijnde heeft als
Expectance op de overhoeven en de bewoo-
330
-ocr page 329-
Op 6 juli 1803 "... is goedgevonden [na
taxatie der goederen door 4 personen ] voor
rekening van het Domein overtenemen en
dienaangaande met dezelven de Beaufort
naar billijkheid de noodige schikkingen te
maken en voorts hetgeen niet met nut aanwe-
zig blijven ofgeemployeerd kan worden, op de
voordeligste wijze te doen verkoopen."
In de 'reekening' van 1803'^^ staat op-
genomen "Aan de Heer en Mr. J. de
Beaufort wegens door 't Domein overgenome-
ne goederen in de Kasteel Tuin f 1800:-"
Opknapbeurt van het kasteel; demping
van de grachten
In 1803 is het kasteel opgeknapt voor
iets minder dan 5000 gulden^^^. In de
'reekening' van 1804''^' staat een post ver-
meld: "G. de Bruin wegens rijloon van jjj
voeder zand naar het kasteel f gg : 18 :-"
"Aan Wm en Cs. van Zwieten, wegens leve-
rantie van jj roeden graszooyen üyt het land
de Nieüwpoort f 112 : 10 : o".
Aan T.
Winterhoven & zoon moest betaald wor-
ning van 't Kasteel hebbende over dat jaar
zijn Recognitie van f loo :-: - betaald, maar
zijn verzoeken ten aanzien van de evenge-
noemde vooruitzichten van de hand gewezen
zijnde heejigeweygerd...""^
over 1804 en la-
tere jaren nog te betalen.
Vergoeding van de kosten die De Beau-
fort voor kasteel en tuin gemaakt had
In het Register der Resoluties der ver-
gadering van Thesaurier-generaal en
Raden van Financiën der Bataafsche
Republiek" staat het besluit d.d. 27 april
1803 vermeld dat de missive en bijlage"^
van JF in handen gesteld zou worden van
Inspecteur-generaal E. Temminck.
JF stuurde daarna een request waarop
op 20 juni 1803 het besluit genomen werd
hem een lijfrente te verlenen van 5% gere-
kend naar een somma van ƒ ro.000:-, het
bedrag waarvoor hij de bedieningen had
gekocht van de Vorst van Nassau, ingaan-
de op het moment dat hij uit zijn functies
. . 120
ontzet was.
De situatie in
1812.
Reconstructie
schets, geba-
seerd op de
plattegrond
van
IJsselstein uit
1812.
Archiefvan
de prefecten
Utrecht-
Amersfoort
nr. 224-2.
Top. Atlas.
RAU.
^
meest
waarschijnlijke
lokatie van het
speelhuisje
Stadsgracht
^
Stadsgracht
De Hofkamp
warmoezeniersland
van Lodewijk van der Haas
in erfpacht van de Domeinen
Binqentuin
geaëmpre- ■
. fliacbt____
Restant
van
Engeisch
plantsoen
Restant
van
Engeisch
lantsoen,
Eiterei
tuinpad naar net Dinnenpiein
Laan achter het Gasteel / De Laan / Touwlaan
331
-ocr page 330-
Haarlem een brief van deze Robert Jasper
van der Capellen, heer van de Marsch,
Lathmer enz. Deze''° luidde:
"Meester Tuinman,
Onderricht zijnde dat Gij gaarne op het
kasteel hetwelk met de Tuynen, door mij, ge-
lijk Gij weet gehuurt is, wilde blijven, dient
deze deze(sic! P.B.) om u te zeggen, daar ik
zulke algemeene goede getuigenissen van U
hoore, dat ik niet ongenegen ben dien aan-
gaande met u in onderhandeling te komen; Ik
zal ten dezen opzigte zeer redelijk zijn ver-
trouwende hetzelfde van uwe zijde. Zoude
zich het, bij voorbeeld, niet kunnen schikken,
dat ik u de tuijnen liet, mids Gij mij volop de
nodige groentens voor mijn huisgezin leverde,
voorts alle de boomvrugten hoegenaamd voor
mij alleen. Gij zoud dan met uwe broeijerijen
ten uwen voordele blijven voorthandelen naar
welgevallen. Zeg mij uwe gedachten en hoe gij
het in zulk een cas zou verstaan en aannee-
men. Hier op uw antwoord inwagtende ver-
blijve UEDWillige
Capellen-Marsch."
In 1805 werd het kasteel bewoond door
minimaal drie volwassenen, te weten:
Maria Taats van Amerongen'^', haar
dochter Frederica en haar schoonzoon, de
bekende Van der Duyn van Maasdam.
Wanneer Robert Jasper van der Capellen
het kasteel verlaten heeft, is niet bekend.
Maria Taets van Amerongen overleed
op 10 augustus 1809. Nadat er op vrijdag
15 december en een week later nogmaals
een advertentie in de 'Utrechtsche
Courant' was geplaatst waarin het kasteel
te IJsselstein te huur werd aangeboden,
was er op 2 april 1810 een aankondiging
van de publieke verkoping van de bezittin-
gen van wijlen de Hoog Wel Geb. Vrouwe
Maria Taats van Amerongen, douairiere
van wijlen jhr. Alexander Philip van der
Capellen, op dinsdag den 10. van
Grasmaand 1810. Naast een moderne en
pretieuse''^ inboedel werden "zoo goed als
nieuwe Broeiramen en Bakken, Tuin-
gereedschappen en brandhout..."
te koop
aangeboden. Het is niet uit te maken of
hierbij nog iets aanwezig was van de tuin-
den: "wegens geleverde boomen in de
Kasteeltüyn in 1804 f i2y : 2 : -"
en aan J.
Kruger "voor eenige vermaakte verandering
in den Kasteeltüyn in 1804 f 114 : o : o".
Volgens de 'reekening' van 1805 -
1810'^ in het capittel 'Extraordinaris
Uitgaaf ontving "T. Winterhoven & zoon
wegens geleverde boomen in de
"Kasteeltüyn" in 1805 ƒ 16 :11:-; in 1806 ƒ
23 : 14 : -; in 1807 ƒ 19 : 12 : -; in 1808 ƒ 43
: 16 : -. Aan G. de Bruin werd wegens het
rijden van 89 voeder zand ƒ 26 : 14 : o ,
voor 81 voeder ƒ 24 : 6 : - en voor een later
transport nog eens f9'.-'- betaald.
Uit het bovenstaande valt af te leiden
dat er in die jaren een grote bedrijvigheid
aan de dag werd gelegd met betrekking tot
de tuin. Een gazon werd (opnieuw?) aan-
gelegd en er werd een groot aantal bomen
gepoot. Bovendien zijn er in de jaren 1804
tot 1808 in totaal ruim 530 vrachten
grond'^'' uit "s Heren sandkuylen"^^ naar
de kasteeltuin gebracht. Volgens de platte-
grond van 1812 waren de grachten gedeel-
telijk gedempt. Mogelijk zijn die 750 tot
1000 kubieke meter grond gebruikt voor
de demping.
De fam. Van der Capellen op het kasteel
In 1803 werd het kasteel gehuurd door
Robert Jasper van der Capellen^^^. Op 13
april 1803 ontving Van der Haas vanuit
aJb. 14
Pad naar de
toren, detail
van een hout-
gravure uit
1886 door
J. Waker,
naar een
tekening van
P.A.
Schipperus,
uit het tijd-
schrift "Eigen
Haard" van
medio 1888.
332
-ocr page 331-
afb.15
Ingangpartij
van het kas-
teel gezien
vanaf "De
Hofkamp".
Detail van
een houtgra-
vure uit 1886
door
J. Walter,
naar een teke-
ning van P.A.
Schipperus,
uit het tijd-
schrift "Eigen
Haard" van
medio 1888.
Ajh.16
De zonneherg
in 1886.
Detail van
een houtgra-
vure uit 1886
door
J. Walter,
naar een teke-
ning van P.A.
Schipperus,
uit het tijd-
schrift "Eigen
Haard" van
medio 1888.
Vruchtgebruik door dochter Louise
In 1837 overleed Nicolaas Hendrik van
Linschoten; zijn weduwe Louisa Elisabeth
de Ridder bleef op het kasteel wonen tot
haar dood op 6 september 1853. In haar
olografisch testament''^ deed ze haar
dochter Louise het voorstel het kasteel te
kopen. Ze zou dan tevens in het bezit ko-
men van de tuinen, het bosje, de tuinstoel-
tjes, de broeiramen, de "tuingeschappen"
(sic! P.B.) en de bloemen. Bij de akte van
scheiding in 1854 krijgt de dochter het
recht haar hele leven op het kasteel te wo-
nen. Dat was tot 9 augustus 1886.
goederen die door JE waren aangeschaft,
en waarvoor hij de 1800 gulden ontvan-
gen had.Volgens de 'reekening' van 1805-
1810''' in het capittel 'Extraordinaris
Uitgaaf werd het kasteel tot 1809 ver-
huurd. In 1810 stond het leeg.'^''^
Het kasteel in bezit van fam. Strick van
Linschoten
Nicolaas Hendrik Strick van
Linschoten''^ kocht het kasteel van de
Domeinen. Er zijn twee documenten
waarin data zijn opgenomen die betrek-
king hebben op de jaren 1811 en 1812. De
koopakte heb ik (nog) niet kunnen achter-
halen, maar in de akte waarin de boedel-
scheiding werd geregeld staat onder de ei-
gendomstitel betreffende het kasteel:
"...vermits het voormelde Kasteel en aan-
behooren, door Jonkheer Meester Nicolaas
Hendrik Strick van Linschoten [...] is aange-
kocht van het bestuur der Domeinen, blijkens
proces verbalen van provisionele en definitive
toewijzing en acte van lastüitbrenging op den
twaalfden Janüarij en den tienden en elfden
Febrüarij desjaars achttien honderd twaalf
ten overstaan van den auditeur van den
Staatsraad en Secretaris Generaal van de
préfecture van het Departement der
„136
Zuiderzee gepasseerd,...
Vanaf dat moment bleef het kasteel ei-
gendom van die familie tot 1887.
333
-ocr page 332-
aangegeven. Ook waren er drie kavels die
de tuin betroffen: de loods in de moestuin
en twee kavels houten schuttingen.
Poging tot behoud van het kasteel
Een heel opmerkelijke voorwaarde bij
deze verkoping was dat het verkochte niet
aan de koper zou worden gegund, indien
binnen vijftien minuten na de voorlopige
toewijzing zich een koper voor de gebou-
wen mocht opdoen, die zich verbond het
kasteel te laten staan en daarvoor een
koopsom zou bieden van tweeduizend
gulden boven de voorlopige koopprijs.
Maar zo'n koper kwam niet opdagen.
En voor ƒ 4.802,- werd het kasteel verkocht
aan David Levie de Vries, sloper te Weesp.
Veiling van de bomen in de kasteeltuin
Op 15 december 1887 - dus twaalf da-
gen voor de verkoop van het kasteel - had
in het koffiehuis 'Het wapen van
IJsselstein' des voormiddags te tien ure de
openbare verkoping plaats van: "boomen,
hout- en struikgewas, wassende en op stam
staande onder de gemeente IJselstein, op de
gronden behoorende tot het "Kasteel IJsel-
stein" in honderd zes en zeventig percelen"^^^.
De opdrachtgever was Mr. Dirk
Johannes Hendrikus van Eeden. Jhr.
Nicolaas Hendrik Strick van Linschoten
was als mondeling gemachtigde bij de ver-
koop aanwezig.
Door het veilingregister kan men infor-
matie krijgen over de verscheidenheid van
de boomsoorten en aantallen die in de
tuin voorkwamen. Er wordt melding ge-
maakt van: 170 linden van zeer verschil-
lende ouderdom gelet op de prijs die er-
voor betaald werd; 5 notebomen; 20
vruchtbomen; 8 Iepen van timmerhout-
kwaliteit; iio Essebomen variërend in
prijs van ƒ 4,60 tot ƒ 116,- per stuk; 13
knotessen; 2 populieren voor klompen-
hout; 5 peppels; 17 platanen; 10 berken; 5
acacia's (indertijd ook al zeer gezocht als
inlands hardhout); 21 eiken waaronder
exemplaren van beste kwaliteit (ƒ 62,- per
stuk); 3 dennebomen; 2 beuken; 2 kastan-
Verkoop (t.b.v. de boedelscheiding)
Enige maanden na het overlijden van
Louisa, in het najaar van 1886, werd via
een advertentie uit de hand te koop aange-
boden: "het eeuwenoude Kasteel IJselstein
met de daarbij behorende tuinen, waterpartij-
en, vijvers. Houtgewassen, Gronden,
Broeiramen en zonneschermen,[...] De
TUIN, waarin zeer vele fijne vruchtboomen
staan, is aangelegd tot terrein van vermaak
en moestuin, waarin eene Schuur staat; het
overige terrein is beplant met zeer dikke en
gave eike-, ijpe-, essche-, elze-, wilge-, linde- en
noteboomen en ander houtgewas."
''
De advocaat Mr. Dirk Johannes
Hendrikus van Eeden kocht een jaar later,
op 12 november 1887 van de erven Strick
van Linschoten:'^^ "Het Kasteel te
IJselstein, met de daartoe behoorende tuinen,
houtgewassen, grachten en gronden, broeira-
men en al hetgeen verder door bestemming ge-
rekend kan worden tot hetzelve te behooren,
gelegen aan de stadsgracht tusschen de eigen-
dommen van de Heeren Van Rooijen en Van
der Roest, strekkende achter langs eene laan
aan de gemeente IJselstein toebehoorende, ge-
kadastreerd in Sectie E nummers 28^, 288,
2go, 2gi, 2g2, 2gj,
294, 2g^, ^og en }io, te
zamen groot twee Hectaren, achtentachtig
Aren vijftien Centiaren."
Daarvoor werd
12.000 gulden betaald ^'^°.
Verkoop voor sloop
Ook in dezen trad Jhr. Nicolaas Hen-
drik Strick van Linschoten nog eens op,
namelijk als de gevolmachtigde van advo-
kaat Van Eeden. Op 27 december 1887^"*^
werd tot de openbare verkoping overge-
gaan van: "Het Kasteel IJselstein benevens de
walmuren, het koetshuis, de stalling, het tuin-
hek, de loods, de planken schuttingen in den
moestuin en de brug over de gracht, met uit-
zondering evenwel van den toren staande
naast het tuinhek".
Aan deze akte is een door de verkoper,
de koper, de notaris en de getuigen ge-
waarmerkte tekening vastgehecht. Daarop
zijn de drie percelen waarin het kasteel
werd opgedeeld, in verschillende kleuren
334
-ocr page 333-
ajb. 17
De kadastra-
le situatie
van ic)6o.
Gebaseerd op
de Kadastrale
kaart
IJsselstein,
sectie E blad
2.
3919 (bij-
gewerkt tot
rond igGo).
RAU.
steeds verder
verdwijnende
kasteelgracht
Eiterei
Strick van Linschoten en diens zwager
Cornelis Wernard Eduard van Voorst van
Beest''*'': "Het voormalig Kasteel te IJselstein
met de daartoe behoorende tuinen, grachten
en gronden, gelegen aan de stadsgracht, tus-
schen eigendommen van de Heeren Van
Rooijen en Van der Roest, strekkende achter
langs eene laan aan de gemeente IJselstein
toebehoorende, gekadastreerd in Sectie E
nummers 28^, 288 tot en met zg^, ^og en
310, te zamen groot twee Hectaren acht en
tachtig Aren vijftien centiaren."
De koopprijs bedroeg ƒ 5.ooo''* .
Op 19 juli daaraanvolgend verkocht
David Levie de Vries nog wat afbraak voor
ƒ 33145^^^.
Opsplitsing in kavels en de bebouwing
tot 1965
Bij testament had Nicolaas Hendrik
Strick van Linschoten bepaald dat zijn on-
verdeelde helft''° van de gronden rond
het kasteel in IJsselstein zou toekomen
aan zijn petekind Nicolaas Hendrik van
Voorst van Beest. In de akte stond de vol-
gende omschrijving "eenige landerijen met
boomgaard zoomede weg en water [...] teza-
men groot twee hectaren zeven en tachtig
aren vijf en dertig centiare".
jebomen; 4 elzen; 3 wilgebomen; 14 knot-
wilgen; 4 esdoorns; 17 kersebomen; een
onbekend aantal sparrebomen; en ten
slotte ook nog partijen hakhout. Het to-
taalbedrag was ƒ 3.814,50 voor ruim 400
bomen. Bij de veiling waren houtkopers
uit Utrecht, Linschoten en IJsselstein ko-
men opdagen; daarnaast waren er tim-
merlieden uit o.a. Jutphaas en Vreeswijk,
klompemakers, enz. Een naam die bij
heel wat kavels vermeld staat, is die van de
firma Schilte, houtverkopers.
Op 15 maart 1888 verkocht Dirk Levie
de Vries een eerste partij afbraak voor
ƒ 698,35^^^ Op 16 maart werden 4 perce-
len moesgrond, in totaal 38 aren groot, op
"het Kasteel" verhuurd'^'*. Op 31 maart
had de boedelscheiding plaats van de nala-
tenschap van Vrouwe Louisa Strick van
Linschoten''*^ Op 18 juni werden op ver-
zoek van de heer Van Eeden de bessen en
het grasgewas uit de tuin van het voorma-
lige kasteel verkocht'^ voor resp. ƒ11,- en
ƒ3.50-
Meeste gronden weer in eigendom bij
twee erfgenamen
Op 16 juni 1888 verkocht de heer Van
Eeden aan Jonkheer Nicolaas Hendrik
335
-ocr page 334-
Daarnaast ging het om "de onverdeelde
helft van het dominium directum^^^ van een
pad naar en het erf om den voormalige kas-
teeltoren te IJsselstein",
kadastraal bekend
onder Sectie E nr. 572''^.
In 1926 werd op de 'Hofkamp' het pen-
sion/rusthuis 'St. Joseph' gebouwd door
de Gebr. Voorendt in opdracht van de
R.K.Vereniging voor Ziekenverpleging.
(In 1995 is dit een gedeelte van
"Isselwaerde")'^^ In 1931 werd in de voor-
malige binnentuin een woning met prak-
tijkruimte gebouwd in de Nieuwe-
Zakehjkheidstijl. Dit gebeurde in op-
dracht van huisarts A.Leerling (In 1995 in
eigendom van de familie B.W.van der
Togt). In 1937 werd op de plaats waar het
kasteel heeft gestaan het Groene
Kruisgebouw gerealiseerd. (In 1995 is
daarin 'Thuiszorg en Dienstverlening' ge-
vestigd.)
Aan het einde van de jaren twintig of
het begin van de jaren dertig zal ook de
woning van notaris Gooi gebouwd zijn.(In
1995 in het bezit van de familie
Th.Terberg.)
Het Christelijke kleuterschooltje 'Ons
Kasteeltje' en het openbare kleuterschool-
tje 'Dikkertje Dap', de Fatimaschool en de
R.K.Mavo stammen uit de eindjaren-vijf-
tig beginjaren-zestig. De gymnastiekzaal
en'Het Slot' zijn inde jaren zestig gebouwd.
Slot
Wanneer men het geheel overziet, kan
men niet anders concluderen dan dat het
kasteel-met-de-tuinen tot op heden be-
waard zouden zijn gebleven als JF het
plan voor een landschapspark had kunnen
uitvoeren.
De aanwezigheid van zo'n park zou een
zodanig positieve invloed hebben gehad
op de eigendoms- en beheerssituatie van
het kasteel dat er in de loop van de vorige
eeuw óf meer onderhoudszorg aan zou
zijn besteed, óf groter kans zou zijn ge-
weest om het complex te gelegener tijd als
een eenheid te verkopen. Bij de verkoop
van het kasteel zou een dergelijk tuinon-
derdeel immers een grote meerwaarde
hebben toegevoegd aan het geheel.
Doordat jonkvrouwe Louise Strick van
Linschoten gedurende drieëndertig jaar
vruchtgebruik genoot van het kasteel, en
geen van de talrijke erfgenamen zich er
waarschijnlijk nog persoonlijk verant-
woordelijk voor voelde, werd het uitge-
leefd.
Op slechts enige bomen na (tien tot
twintig) waren er bij de veiling in 1887 - er
werden meer dan 400 bomen geveild -
geen 'exclusievere' soorten te melden.
Wel is waar dat één erfgenaam,
Nicolaas Hendrik Strick van Linschoten,
zich duidelijk met de verkoop van het kas-
teel bemoeide, maar dat was om een re-
den van praktische aard. Hij woonde op
'Zeevliet' aan het Boveneind in Benschop,
terwijl de andere erfgenamen over het he-
le land verspreid hun domicilie hadden.
Een waardevol arboretumachtig land-
schapspark had een andere wending aan
de gebeurtenissen kunnen geven. De ver-
koopvoorwaarde van 'een kwartier en
tweeduizend gulden' kan alleen maar als
'een slag in de lucht' worden gekarakteri-
seerd.
In het boek 'Tuinen in de Lopiker-
waard' werden door mij in 1992 de vol-
gende aanbevelingen gedaan: "De gebou-
wen en tuin (en) van buitens en kastelen die
nog (gedeeltelijk) bestaan, in het beleid zoveel
mogelijk als een eenheid benaderen, en er een
planologische bescherming aan verlenen.
Relicten van de oude buitens en kastelen
zoveel mogelijk sparen en onder de aandacht
van het publiek brengen; te denken valt aan
informatieplaquettes bij oude perceelsgrenzen
in de tegenwoordige bebouwing, etc. Bij res-
tauratie van buitens en kastelen niet alleen
aandacht schenken aan de gebouwen maar
ook aan de beplante omgeving; bij eventuele
restauratie van de beplante omgeving zullen
historische gegevens een rol moeten spelen. "^^^
Deze aanbevelingen golden de buitens
en kastelen in het algemeen. Voor de con-
crete IJsselsteinse situatie kunnen deze
336
-ocr page 335-
aanbevelingen worden uitgebreid en aan-
gescherpt.
De herinrichting van de kasteeltuin,
waarin een aantal historische elementen
worden gerealiseerd, is alleszins de moei-
te waard.
Het was niet mijn bedoehng in dit arti-
kel een historische blauwdruk voor een
restauratie aan te bieden''^. Wel heb ik de
historische begrenzingen van het tuinge-
deelte aan de noordoostzijde van de
Kasteellaan willen aangeven. Tevens heb
ik het belang willen benadrukken van dat
terrein i.v.m. eeuwen tuingeschiedenis
die erop rusten. Een stedebouwkundig bu-
reau met het specialisme historische land-
schapS'/tuinarchitectuur kan daarop
voortborduren. Dat bureau moet dan een
stedebouwkundige visie op de totale om-
geving van de toren - inclusief de relatie
van dit terrein tot ?iet centrum van de stad -
ontwikkelen. Daardoor zal de kasteeltoren
meer aandacht krijgen en zullen tuin en
toren voor de toekomst veilig worden ge-
steld. Uiteraard zal de tuin tevens de leef-
baarheid van de binnenstad (moeten) ver-
hogen.
IJsselstein, december 1995
Noten
aft). 18
De actuele
situatie in
^995 gezien
vanaf de
hoek Touw-
Kasteellaan.
'Het ziet er niet goed uit voor tuinen in een leef-
gemeenschap die al zijn energie moet gebruiken
om te overleven'. DEREK CLIFFORD: A history
of garden design.
New York, 1963.
B.OLDE MEYERINK, G.v.BAAREN.e.a.:
Kastelen en ridderhofsteden in Utrecht. Uitgegeven
onder auspiciën van de Stichting Utrechtse
Kastelen. Utrecht, 1995.
P.W.A.BROEDERS: Kasteel-Buiten-en Boerentui-
nen in de Lopikerwaard; deel 1: Drie eeuwen geschie-
denis van de kasteel- en huitenplaatstuinen in de
Lopikerwaard, en van de tuinen bij het Huis te
Linschoten; deel 2: De verschijningsvormen van de
boerentuinen in de Lopikerwaard.
Waardenreeks
deel 4, Jubileumuitgave van de Stichting 'Werk-
groep Behoud Lopikerwaard'. IJsselstein, 1992.
B.OLDE MEYERINK, G.v.BAAREN.e.a. p.506-
511. De informatie over de tuinen is voor het
overgrote deel aan het boek "Tuinen in de Lopi-
kerwaard"
uit 1992 ontleend.
D.B.M.HERMANS: 'Jan van Stolk en Kasteel
IJsselstein in 1769.' In: Castellogica, Verken-
ningen; mededelingen van de Nederlandse
Kastelenstichting.
Doorn, jaargang 1993, p.18-30.
Een overdruk daarvan in de editie HKY
(Historische Kring IJsselstein) nr. 71, december
1994, p.195-208.
ERIK DE JONG: Natuur en Kunst; Nederlandse
tuin- en landschapsarchitectuur
1650-3740.
Amsterdam, 1993. (Proefschrift Groningen)
p.9-n.
Zie CARLA S. OLDENBURGER-EBBERS: De
Tuinengids van Nederland; bezoekersgids en vade-
337
-ocr page 336-
mecum voor tuinen en tuinarchitectuur in
Nederland.
Rotterdam, z.j. Voor de classicisti-
sche stijl p.18-24; '^o°r de vroege landschapsstijl
p.25-27.
8      De elementen die in archiefstukken over de
IJsselsteinse kasteeltuin voorkwamen, heb ik
met een * aangegeven, maar het een en ander
zal verderop nog verduidelijkt worden.
9     Archief Nassause Domein Raad inv.nr. 203
p.1973-74. ARA (Het Algemeen Rijksarchief ie
afd. Den Haag).
10    'Ratione ofTicii': ambtshalve
11    Memorie inhoudende het bezwaarschrift van
J.F.de Beaufort tegen de resolutie van de
Thesaurier-Generaal en de Raden van Financien
van de Bataafsche Repüblicq, d.d. 16 april 1803.
Archief van de Fam. De Beaufort inv.nr.1549.
RAU. (Cursivering in het citaat door mij, P.B.)
12    UYL W.F.J. DEN: De Lopikerwaard I; dorp en ker-
spel tot 1814.
Utrecht, (1963) p. 329-330.
13    'Memorie .,..' 16 april 1803
14    'Memorie ....' 16 april 1803
15    "Rekeningen van de rentmeesters der gecombi-
neerde Domeinen en Geestelijke goederen".
Archief van de Nassause Domein Raad inv.nr.
8781(1770). ARA.
16   d.i. geschikt maken
17    'Memorie ....' 16 april 1803
18    "Rekeningen van de rentmeesters ...". Archief
van de Nassause Domein Raad inv.nr. 8775. ARA.
19    Ook iedere watergang waarin vis levend bewaard
kon worden, werd 'vijver' genoemd.
20   "Rekeningen van de rentmeesters ...". Archief
van de Nassause Domein Raad inv.nr. 8779 en
8780. ARA.
21    "IJsselstein Memoriën van reparatiën 1766 -
1793". Archief van de Nassause Domein Raad
inv.nr. 8414 g). ARA.
22   Hierbij moet waarschijnlijk gedacht worden aan
schotten op de plaats waar de kasteelgracht over-
gaat in de stadsgracht zoals die op diverse teke-
ningen te zien zijn waarop de gracht aan de
noordoostzijde van het kasteel afgebeeld staat.
Dergelijke schotten hebben waarschijnlijk ook
gestaan in de grachtarm aan de noordoostzijde
van het eiland waarop de binnentuin lag. Waar
de gracht aan de zuidzijde van het kasteel werd
afgesloten, heb ik niet kunnen achterhalen.
23    Zie voor de beschrijving van de kaarten:
Generaale land-kaarte van den Loopicker-waard,
gemeeten Ao
1771 door David Willem Carel
Hattinga,
ingeleid door profdr.ir. L. AARD-
OOM. Alphen aan de Rijn, 1993 p.19-22.
24   In 1832 is de boomgaard langs de stadsgracht ei-
gendom van de erven Cornelis van der Roest.
Maar dit perceel blijft in dit artikel verder buiten
beeld omdat het ten zuidwesten van de
Kasteellaan hgt.
25    "Aan de Drossd de Beaiifort gepermittt om eeni-
ge Schuttingen tot Lijboomen &c. als meede een
Somerhüysje in de Binnentüyn, ten zijne priva-
ten Kosten te moogen laaten maaken &c&c.".
Archief van de Fam. De Beaufort inv.nr,i543.
RAU.
26   Het document dat JF in 1803 met zijn bezwaar-
schrift wilde meesturen aan de Thesaurier-
Generaal." Memorie of Lijst tot aanwijzing van
wat J.F. de Beaufort ten zijne privékosten...".
Archief van de Fam. De Beaufort inv. nr.1549.
RAU. (Er bestaan drie versies; naar alle waar-
schijnlijkheid heeft de tuinman de goederen
moeten inventariseren, waarna )F een aantal
wijzigingen aanbracht, b.v. daar waar de tuin-
man " 2 Looje Vase" opgaf staat in de versie van
) F "Twee loode vergulden Vaasen met de pieds
d'estallen". De derde versie is gelijk aan de twee-
de maar in een sierlijker handschrift geschreven.)
27   "Rekeningen van de rentmeesters ...". Archief
van de Nassause Domein Raad inv.nr. 8784. ARA.
28   Dit is het nummer uit het register van de lande-
rijen van de Domeinen, zoals het in de jaarreke-
ningen ook werd aangegeven. Het is het perceel
waar de Laan op geprojecteerd was.
29   d.i. openbare wandelplaats, t.w. de 'Nieuwe Laan
achter het Gasteel', de latere Touwlaan.
30   "Rekeningen van de rentmeesters ...". Archief
van de Nassause Domein Raad inv.nr. 8780. ARA.
31    Op 15 april werd hij gedoopt in de 'Groote Kerk'
te Den Haag. DTB-boeken op microfiches.
Kerkelijke Registers no.15 bl. 38V. Gemeente-ar-
chief Den Haag.
32   Trouwboek Van de Kercke Van I)sselstein aan-
vang nemende met January 1732. Copiedeel 215
IJsselstein. RAU.
Adriana was een dochter van Wilhelmus
Ignatius La Garde, uit Yperen afkomstig, en sol-
daat onder de compagnie van de Luitenant
CoUonel Lannoy, in Oudewater garnizoen hou-
dende; haar moeder was Pieternella van den
Bogaard (in de aantekening in het doopregister
vermeld als: Pieternel van den Bogert), afkom-
stig uit Oudewater; dit ouderpaar was op 2 okto-
ber 1746 getrouwd (volgens het Trou boek Der
Kercke van Oudewater beginnende met de Jare
1672. Copiedeel 135 Oudewater. RAU.). Adriana
werd gedoopt op 25 januari 1750 (Zie het doop-
registervan de Kerk van Oudewater (Hervormde
Gemeente). Copiedeel 132 Oudewater. RAU.)
Adriana had een oudere zus, Pieternella
Lamberta (met de roepnaam 'Baartje' of'Bertje')
die later ook in IJsselstein woonde en getrouwd
was met Gerrit van Eyken wiens naam in het ka-
der van kasteel en tuin ook regelmatig in archief-
stukken voorkomt: hij was meester-metselaar.
33    Zij woonde al eerder in IJsselstein; de reden van
haar komst naar IJsselstein is mij niet bekend.
34    Doopboeken van de IJsselsteinse Hervormde
Gemeente. Copiedeel 214 (IJsselstein). RAU.
338
-ocr page 337-
35    "Rekeningen van de rentmeesters ...". Archief
van de Nassause Domein Raad inv.nr. 8813. ARA.
36   Het ging hier mogelijk om achterstallige uitbe-
taling, omdat een dergelijke post verder nooit in
de jaarrekeningen is opgenomen.
37    '... de Lijst tot aanwijzing...' Zie voetnoot 26.
38    Zie voetnoot 32.
39   Memorie van vaste goederen ....geïnspecteerd en
getaxeerd op den 18 october 1803. Archief van de
Fam. De Beaufort inv.nr.1549. RAU.
40   Zie voor de verantwoording van de situering;
P.W.A. BROEDERS, Tuinen.... p.48-49.
41    Van bovenaf gezien is een slangemuur een gol-
vende lijn. In de terugspringende gedeelten
heerste een warmer microklimaat. Bouwkundig
had een slangemuur het voordeel dat er geen
versterkende penanten hoefde worden aange-
bracht. Reeds honderd jaar eerder werd de kas-
teelmuur als 'slangemuur' gebruikt. Zie afb. 6.
42   Zie de gegevens onder 'Sonnenberg' in '... de
Lijst tot aanwijzing...' Zie voetnoot 26.
43    In de 'reekening' van 1765 (inv.nr. 8776) heeft
Daniel Lutkens "voor geleverde boomen in de
ouden Lojen boomgaerd ƒ 29:8:0" ontvangen;
voor bomen in de nieuwen Lojen boomgaard ƒ 6
: 12 : o en voor bomen geleverd voor beide boom-
gaarden ƒ 18 ; 7 : o .
In de 'reekening' van 1766 ( inv.nr. 8777) staat
dezelfde Daniel Lutkens vermeld. Voor 9 pere-
en 3 appelbomen voor de oude en de nieuwe
Lojen boomgaard ter vervanging van bomen die
waren doodgegaan, ontving hij ƒ 8 : 11: o.
44   Voor de verantwoording van de situering verwijs
ik naar P.W.A. BROEDERS, Tuinen...,p.4c,.
45    Zie ook Castellogica 1993, p. 22. Of de uitgave
van HKY nr.71, december 1994, p.i99.
Tekening Cornelis Pronk. Coll. Museum
Flehite, Amersfoort. RAU.
46   Een van de drie versies van "...Lijst tot aanwij-
zing...". Zie voetnoot 26.
47   In het aantekenboekje van Van Stolk. Familie-ar-
chief Van Stolk band IX inv. nr. 23 folio 21 recto.
48   In de '...Lijst tot aanwijzing...' in de versie die
door de tuinman is opgesteld, staat "een Sanees
Latspeljering" (Chinees Spalier). Zie voetnoot 26.
49   Rekening van J.van Oosten voor den Heere J.de
Beaufort, uit 1772. Archief van de Fam. De
Beaufort inv.nr.1549. RAU.
50   Rekening van Hijmen van Zijll voor Den Heere
De Baufort, uit 1771. Archief van de Fam. De
Beaufort inv.nr.1549. RAU.
51    Zie het artikel P.W.A.BROEDERS, 'Het speel-
huisje voor Joachim Ferdinand de Beaufort,
Drossaard te IJsselstein'. Castellogica, Ver-
kenningen; mededelingen van de Nederlandse
Kastelenstichting.Doom,
jaargang 1995-1 p.135-138.
Op 8 augustus 1772 werden rode pannen gele-
verd voor de loods. Dit is dezelfde loods waarvan
in andere archiefstukken melding wordt ge-
maakt, en die in de 'Broeituin' heeft gestaan.
Daarmee kan worden aangetoond dat JE in 1772
ook met de inrichting van de broeituin bezig
was.
52    Zie de afbeelding op p. 327 van dit artikel.
53    3515-7 cmx47o.9 cm = 1655543.i cm^; dus 165,5 '^^
54    "...aen een heyningh te planten 12. voeten van
malkanderen, in het zuyden oft zuyt-westen, oft
aen de oost-heyningh, Abrikoken en Persiken
dooreen,..." J. VAN DER GROEN: Den
Nederlandtsen Hovenier.
Door - , met een voor-
woord van Carla S. Oldenburger-Ebbers en een
plantenlijst van D. Onno Wijnands. Stichting
Matrijs. Utrecht, 1988 p.58.
55    Dat zijn bedden van opgehoogde grond, met
dakpannen aan de zijkanten.
56   In een ander tuingedeelte wordt melding ge-
maakt van bakken voor het kweken van ananas-
sen.
57    Het ging om Celosia argentea L., een eenjarige
sierplantesoort uit de tropen.
58   dat is: Lodewijk van der Haas.
59   Uit een brief d.d. 2 augustus 1777, die zich be-
vindt in het archief van de fam. De Beaufort
inv.nr 1540. RAU.
60   Korte Memorie of opgave van het voorgevallene
opden Casteele van IJsselstein, zeedert den Jare
1795, tijdens de invasie der fransche Troupes tot
dato heeden, door den Ondergeteekende als
Bewooner van hetzelve ter Requisitie vanden
Heere Mr. J.F. de Beaufort Drossaardt deeser
Stad & Baronnie. (2 april 1803). Archief van de
Fam. De Beaufort inv.nr. 1538. RAU.
61    Deze plantesoort was niet voor het einde van de
achttiende eeuw ingeburgerd in West-Europa,
omdat men de betekenis ervan als voedselplant
niet inzag en meende dat ook de knollen giftig
waren. Pas in de negentiende eeuw nam de pro-
duktie ervan een hogere vlucht.
62   Zie de heestersoorten in de ontwerptekening,
zoals ze vermeld staan op p. 329.
63   De instantie die de plaats innam van de
Nassause Domein Raad tijdens de Bataafse
Republiek.
64   De briefis van april 1799 en een afschrift ervan
bevindt zich in het archief van de fam. De
Beaufort, inv.nr. 1538. RAU.
65   ruimer gespatiëerd door mij, P. B.
66   Korte Memorie of opgave van het voorgevallene
opden Casteele van IJsselstein, zeedert den Jare
1795,.. Zie voetnoot 60.
67   In die jaren woonde hij in een van de woonge-
deelten aan het binnenplein van het kasteel. Het
'Hek' bevond zich aan de noordwestzijde van
het binnenplein naast de Loyertoren; de draai-
punten bevinden zich nog in de zuidwestelijke
muur van de toren.
68   Dit Herculesbeeld bevond zich in 1803 in de
loods. Zie '... de Lijst tot aanwijzing...", vermeld
339
-ocr page 338-
bij voetnoot 26.
69   Dit gebeurde op de ochtend van 20 mei 1796.
Zie voetnoot 60.
70   De tuinman had het over "Pieterstalen". Zie
voetnoot 26.
71    Gedateerd 3 feb.1773. Archief fam. De Beaufort
inv.nr. 298. RAU.
72   de metselaar die ook bij het bouwen van het
tuinhuis vermeld werd
73    Fragment van een brief d.d. 2 augustus 1777, uit
de verzameling die de vice-drost aan de drost
schreef om hem van de situatie in de stad en de
Baronie op de hoogte te houden, Archief Fam.
De Beaufort inv.nr. 1540. RAU.
74    Er zijn verscheidene plaatsen in Nederland waar
gronden die van oudsher bij een kasteel hoor-
den, met soortgelijke namen worden aangeduid.
In Almelo treft men bij het kasteel een
'Hofkamp' aan; in Montfoort heet een bepaald
gebied ten zuiden van de voormalige burcht nog
'Hofland', in Weert is er nog een Hofakker-
straat, dicht bij de kasteelruïne.
75    Archief van de Baronie IJsselstein inv.nr.io deel
194 Registers van Erfpachtbrieven, 1738 -1809.
76   Het huis dat Notaris Cool liet bouwen droeg de
naam 'Op het puin' maar dat huis stond op het
eiland waar mogelijk nog resten van een voor-
malige voorburcht in de grond aanwezig waren.
Naar de oorzaak van puin op 'De Hofkamp'
moet nog onderzoek gedaan worden.
77    'De Hofkamp' lag op de (hoge) oeverwal van de
Ijssel.
78   Korte Memorie of opgave van het voorgevallene
opden Casteele van IJsselstein, zeedert den Jare
1795,.. Zie voetnoot 60.
79   De metingen werden verricht in i8ig.
80   In 1819 in totaal 9420 vierkante meter.
81    Ik heb geprobeerd door handschriftvergelijking
vast te stellen wie de tekening heeft gemaakt.
Het meest waarschijnlijk is dat de namen in het
ontwerp genoteerd zijn door de zoon Lodewijk
van tuinman Lodewijk van der Haas. [Een heel
opvallende vlag heeft de letter 'r' in eindpositie,
b.v. bij "ceder". Die r komt ook voor in andere
teksten die door die zoon als jongvolwassene ge-
schreven zijn. Van dit sierlijke handschrift is la-
ter niets overgebleven. Dan is de fijne motoriek
volledig verstoord.] Daarnaast valt op dat een
aantal namen is geschreven zoals vaktermen
enigszins 'afgesleten' worden gehanteerd, b.v.
'Winmoutspijn' i.p.v. 'Weymouthden'j. De na-
men zouden dan afkomstig zijn van vader
Lodewijk van der Haas die zijn zoon dicteerde,
gelet op de vrij fonetische spelling van een aantal
van die namen.
82   Dergelijke accidentering van het terrein kwam
ook voor bij Het Huis Linschoten ('De Berg') en
bij het buiten 'Zeevliet' te Benschop ('het sparre-
bergje'); Bilderdijk vond dergelijke heuveltjes
"molshopen".
83    Zie de paragraaf over het speelhuisje op p. 323.
84   Dit gedeelte van de gracht was als visvijver in ge-
bruik. Zie ook voetnoot 19.
85    Deze term moet men naar de mode in de land-
schapsstijl opvatten als 'bloemdragende strui-
ken', ook 'engels hout' genoemd.
86   "Rekeningen van de rentmeesters ...". Archief
van de Nassause Domein Raad inv.nr. 8793. ARA.
87   "Rekeningen van de rentmeesters ...". Archief
van de Nassause Domein Raad inv.nr. 8797. ARA.
88   een drietal kavels in de Hoge Waard en (eerder?)
een perceel langs de Eytersedijk.
89   Of heeft deze informatie betrekking op het wan-
delbosje op de hoek Touwlaan-Achtersloot, waar
op de IJsselsteinse plattegrond van 1812 zo'n
bosje blijkt te liggen?
90   tweemaal; éénmaal gespeld als 'Teürwilg'.
91   Weymouthden
92   Laurierkers
93   Het is niet duidelijk of hier sprake is van een
birxusboom of een dadelpalm "oprechte palm
met dadels" Zie: J. VAN DER GROEN: Den
Nederlandtsen Hovenier.
Door - , met een voor-
woord van Carla S. Oldenburger-Ebbers en een
plantenlijst van D. Onno Wijnands. Stichting
Matrijs. Utrecht, 1988 p.55.
94   Liriodendron is voor het eerst in 1663 in Europa
ingevoerd vanuit de oostelijke USA.
95   mogelijk Sambucus nigra 'Pulverulenta'?
96   Aésculus pavia, een kastanjesoort
97   HOLSTE J.C: ' De ondervinding doet leeren hoe
men de houtteelt moet regeren'. 7n; Verhan-
delingen uitgegeven door de Maatschappij ter bevor-
dering van den Landbouw.
Amsterdam, 1824, zes-
tienden deels derde stuk, p.99.
98   fijnsparren of sparrebomen
99   de Libanonceder, want de Atlasceder werd pas
halverwege de vorige eeuw voor het eerst inge-
voerd.
100 de oeverwal van de Hollandse IJssel
loi BURG C.J. van de, KRIJNEN E.M. e.a.: Het be-
heer van buitenplaatsen.
Scriptie vakgroep
Houtteelt. L.H. Wageningen, 1975, p.21-23.
102 BUIS |.; Historiaforestis, p.536.
103  Zie P.W.A. BROEDERS: Tuinen..., p.49-50.
104 BUIS J.: Historiaforestis, p.550.
105  Deze soort kwam reeds rond 1689 in de hortus
van de Leidse Universiteit voor. Er is in die tijd
wel verwarring van de soorten 'tacahamaca' en
'molinifera'. Zie daarover: BUIS J.: Historiafore-
stis,
p.548.
106 Zie voor gegevens over deze exoten: BUIS J.,
Historiaforestis, p.529-550.
107  Een tuin met een verzameling bomen afkomstig
van andere klimaatgebieden.
108 Hierbij zal niet aan buxus gedacht moeten wor-
den!
109 moestuin
340
-ocr page 339-
iio Archief van de Nassause Domein Raad inv.nr.
206, p.go6. ARA.
111   "IJsselstein Memoriën van reparatiën 1766 -
1793". Archief van de Nassause Domein Raad
inv.nr. 84ogb). ARA.
112  Notaris H. Terbruggen, inv.nr. 2890 Repertoire
1811-1817 (6 november 1811). Not. Archief RAU.
113   Notaris W.L.F. Lapidoth, inv.nr. 2873 (i april
1841). Not. Archief RAU. Het is nog niet bekend
wanneer 'De Hofkamp' door Van der Haas ge-
kocht is.
114  d.i. het Gemeentebestuur ten tijde van de
Bataafse Republiek
115   'De Memorie... '16 april 1803.
116  Jacob Egbert Lycklama a Nijëhölt werd geboren
te Wommels op 2 april 1742 en overleed op 5
mei 1810 te IJsselstein, waar hij zich al in het
voorjaar van 1770 als arts gevestigd had. Uit zijn
tweede huwelijk, met Machteld de Beer werden
drie van de vele kinderen Adriana Machteld,
Jacoba Aletta en George, geboren die een rol
hebben gespeeld met betrekking tot
Snellenburg. Mogelijk heeft een van hen ervoor
gezorgd dat in de zomer van 1858 zijn eenvoudi-
ge graf in de Hervormde kerk werd versierd met
een blauwe zerk met het familiewapen en een
opschrift. NIEUW NEDERLANDS BIOGRA-
FISCH WOORDENBOEK, deel IX, kolom 633.
117  "Rekeningen van de rentmeesters...". Archief
van de Nassause Domein Raad inv.nr. 8816.
ARA.
118  Archief van de Nassause Domein Raad inv.nr.
203 p.1431-32. ARA.
119  "De Memorie" van 16 april 1803 en "...de Lijst tot
aanwijzing...", waaruit al regelmatig is geciteerd.
Zie de voetnoten 11 en 26.
120 Archief van de Nassause Domein Raad inv.nr.
203 p.1973-74. ARA.
121  In 1803 had T. van Varseveld "drie dagen vacatie
en wagenvracht" in rekening gebracht "ter
taüxatie van de goederen van de Casteeltüijn" ƒ
18 : - : -" In: "Rekeningen van de rentmeesters
..". Archief van de Nassause Domein Raad
inv.nr. 8815. ARA. Twee andere taxateurs waren
P. de Heete en G. van Eyken. Het schattingsbe-
drag van deze beide laatsten was ƒ 2043,-. De
naam van de vierde taxateur is mij niet bekend.
122  Archief van de Nassause Domein Raad inv.nr.
203 p.53. ARA.
123  "Rekeningen van de rentmeesters...". Archief
van de Nassause Domein Raad inv.nr. 8814. ARA.
124  "Rekeningen van de rentmeesters...". Archief
van de Nassause Domein Raad inv.nr. 8814. ARA.
125  "Rekeningen van de rentmeesters...". Archief
van de Nassause Domein Raad inv.nr. 8815. ARA.
126 "Rekeningen van de rentmeesters...". Archief
van de Nassause Domein Raad inv.nr. 8816. ARA.
127  Een 'voer zand' was een karrevracht van 2000
tot 3000 kg., de hoeveelheid die door één paard
op een kar vervoerd kon worden, ofwel één a an-
derhalve kubieke meter.
128  De zandkuilen lagen op drie percelen aan de
Hooge Waard, en een aantal jaren eerder op een
perceel aan de IJssel langs Eiteren. Maar uit deze
laatste mocht op een bepaald ogenblik geen
zand meer gehaald worden in verband met over-
stromingsgevaar vanuit de IJssel.
129  Hij werd geboren te Gorssel op 30 april 1743 en
overleed te Deventer op 7 juni 1814. Hij nam ij-
verig deel aan de patriottische beweging.
Wegens zijn actie in die beweging werd hij in
1788 bij verstek ter dood veroordeeld. Na de om-
wenteling in 1795 werd het vonnis vernietigd.
Grote Winkler Prins, deel 5. Zevende geheel
nieuwe druk, derde oplage. Amsterdam/
Brussel, 1973 p.71 tweede kolom.
130  Archief van de fam. De Beaufort inv.nr. 1538.
RAU.
131   Zij was de weduwe van Alexander Philip van der
Capellen (1745 -1787), heer van Berkenwoude en
Achterbroek, die als eerste luitenant met de rang
van kolonel bij de gardes-du-corps van stadhou-
der Willem V één van diens vertrouwelingen
was, maar die na 1783 door het optreden van de
democratische broer Johan Derk en patriottische
neef Robert Jasper uit de gratie raakte. In de ro-
man HELLA S.HAASSE: Schaduwbeeld of Het ge-
heim van Appeltem
treden deze drie familieleden
op. Johan Derk van der Capellen tot den Pol
speelt daarin de hoofdrol.
132  d.i. kostbare
133   "Rekeningen van de rentmeesters ...". Archief
van de Nassause Domein Raad inv.nr. 8816.
ARA.
134  Op fol. 79 van "Rekeningen van de rentmeesters
...". Archief van de Nassause Domein Raad
inv.nr. 8816. ARA: "Noch komt aan Hüür van 't
Kasteel a ƒ 500 's jaars over 1805, 1806, 1807,
1808,1809, daar't 1810 onverhuurd is geweest."
135   In het Archief van de Nassause Domein Raad
inv.nr. 8412 c) bevindt zich de 'Inventaris van al-
le de goederen behorende tot de domeinen van
IJsselstein opgemaakt door de rentmeester
Cornelis Johannes van Affelen Codde 28 feb.
1797' [Deze inventaris is echter door anderen
uitgebreid tot 1811]. Er is een aantal tableaux in
opgenomen o.a. "Tableau d'Ysselstein No 5', in-
houdende: 'Etat des Maisons, Batiments,
Moulins, Usines appartenant au Domaine'. In
een kolom met het opschrift: 'Observations'
staat vermeld dat er op 21 oktober opdracht is ge-
geven het kasteel te verkopen. Dan volgt: "Het
kasteel te IJsselstein is verkocht aan den Heere
Strik van Linschooten - waarvan de recepis mede
is ingezonden."
136  De akte van scheiding der goederen van
N.H.Strick van Linschoten ten overstaan van no-
taris H.D.G.A.Immink te IJsselstein, d.d. 31 ja-
341
-ocr page 340-
verkocht voor ƒ 5000,- aan twee van de erfgena-
men. Aan zijn 'bemiddeling' verdient Van
Eeeden ruim ƒ 1600,- bruto.
Waarom wilde men het kasteel verkopen en
waarom heeft men voor deze constructie geko-
zen? Is er misschien weinig interesse geweest
om de ca. vijfentwintig mede-erfgenamen uit te
kopen? Zijn er onder die groep mogelijk stem-
men opgegaan om de boedel nu dan toch maar
eens te verdelen? Tante Louise had tot haar dood
drieëndertig jaar lang vruchtgebruik genoten.
Van Eeden had twee mogelijkheden: het kasteel
met alles erop en eraan verkopen voor meer dan
ƒ12.000, maar dan moest het - wilde de winst
niet wegvallen tegen renteverlies - niet te lang
duren voor er een koper kwam. Een andere mo-
gelijkheid was de zaak opsplitsen: het kasteel
voor de sloop, de bomen voor de houtopbrengst
en de gronden zonder opstal als zodanig te koop
aanbieden.
Toen hij moest kiezen voor de mogelijkheid het
kasteel aan te bieden voor de sloop, werd er over-
eengekomen dat de voorlopige toewijzing teniet
zou worden gedaan, wanneer er binnen een
kwartier iemand zou komen opdagen die ƒ
2000,- meer zou bieden, maar er werd daarbij
tevens vastgelegd dat er dan een nieuw contract
opgesteld zou worden.
Of er van tevoren al overeenstemming bestond
over de verkoop van de gronden aan Strick van
Linschoten en Van Voorst van Beest is niet be-
kend, maar het hoeft niet te worden uitgesloten
omdat Strick van Linschoten bij de gehele afwik-
keling steeds betrokken is geweest.
148 Transportakte d.d. 16 juni 1888. Not. Archief
inv.nr. 2967. RAU.
149 Extract uit het ten registratiekantore IJsselstein
berustende register, d.d. 19 juli 1888. Not.
Archief inv.nr. 2968. RAU.
150  op 16 juni 1888 teruggekocht
151   Het pad en het terreintje rondom de toren wer-
den in eeuwigdurende erfpacht uitgegeven aan
de Staat der Nederlanden.
152  Akte d.d. 9 juli 1904, t.o.v. M. den Bleker, nota-
ris te IJsselstein. Not. Archief inv.nr. 370 (na
1895). RAU.
153  Over de periode vanaf 1920 is geen archiefinfor-
matie voorhanden in verband met de ontoegan-
kehjkheid van informatie die jonger is dan 75
jaar.
154  P.W.A.BROEDERS: Kasteel-, buiten en boerentui-
nen in de
Lopifeenvoord,...p.163-164.
155   De realisering van plannen die in het verleden
om welke reden dan ook niet konden worden
uitgevoerd, heeft elders tot reconstructies of res-
tauraties geleid die zeer waardevol te noemen
zijn. Dit is o.a. het geval bij Het Loo.
nuari 1854. Not. Archief inv.nr. 2898. RAU.
137  In 1843 in bewaring gegeven bij notaris
H.D.G.A.Immink te IJsselstein, 1843. Not.
Archief inv.nr. 2877. RAU.
138  Het citaat is een gedeelte van de tekst op een re-
clamebiljet. De volledige affiche staat afgedrukt
in HKY nr. 2 (februari 1977), p.20.
139  Als executeur-testamentair trad op Jhr. Nicolaas
Hendrik Strick van Linschoten, kleinzoon van
de koper van het kasteel in 1812; hij woonde op
de buitenplaats "Zeevliet" aan het boveneind in
Benschop, en was ontvanger van de gemeente
Benschop. In 1904 overleed hij, en vrij snel na
zijn dood is Huize Zeevliet afgebroken.
140 De koopakte van het kasteel, d.d. 12 november
1887, t.o.v. notaris Nicolaas Immink. Not.
Archief inv.nr. 2966. RAU.
141   Extract uit het register No IX, deel 214, nummer
1865, berustende ten registratiekantore te
IJselstein, betreffende de akte van de openbare
verkoop van het kasteel IJselstein t.o.v. Nicolaas
Immink, notaris te IJsselstein, d.d. 27 december
1887. Not. Archief inv.nr.2966. RAU.
142  Extract uit het register Nummer IX deel 14 num-
mer 1865, betreffende de openbare verkoop van
boomen etc...(t.o.v.notaris Nicolaas Immink te
IJsselstein) berustende ten registratiekantore te
IJselstein. Not. Archief inv.nr. 2966. RAU.
143  De goederen worden niet nader omschreven
maar de bedragen van de meeste kopen liggen
tussen de drie en de tien gulden. Akte d.d. 15
maart 1888. Not. Archief inv.nr. 2967. RAU.
144 Akte d.d. 16 maart 1888. Not. Archief inv.nr.
2967. RAU.
145  Akte van scheiding d.d. 31 maart 1888, t.o.v.
Nicolaas Immink, notaris te IJsselstein. Not.
Archief inv.nr. 2967. RAU.
146 Extract uit het ten registratiekantore IJsselstein
berustende register, d.d. 18 juni 1888. Not.
Archief inv.nr. 2967. RAU.
147  Men kan zich afvragen wat de zin is van deze
"constructie". De gang van zaken lijkt erg op wat
er in 1840-41 met 'Snellenburg' te Benschop is
gebeurd: i. Het bezit wordt verkocht; 2. er wordt
een grote partij bomen verkocht door de nieuwe
eigenaar; 3. het bezit wordt teruggekocht. Op
"Snellenburg" had die constructie te maken met
nieuwe belastingwetgeving die op 6 juni 1840
van kracht was geworden: bosgronden zouden
voortaan even zwaar belast worden als land-
bouwgronden.
Maar wat was er in IJsselstein aan de hand?
I. Mr. Dirk van Eeden koopt het kasteel met
gronden op 12 november 1887 voor ƒ 12.000; 2.
het geboomte en het houtgewas gaat op 15 de-
cember 1887 van de hand voor ƒ 3.814,50; 3. het
kasteelgebouw wordt op 27 december 1887 voor
de sloop van de hand gedaan voor ƒ 4.802; 4. de
gronden 'zonder opstal' worden op 16 juni 1888
342
-ocr page 341-
vl\U
^
c"loco\ t-^4M
'De 8 IS RESULTANTE';
het Nozema-Wereldomroepgebouw te IJsselstein, een archi-
tectuurhistorisch monument uit de tijd van de wederopbouw
van de architecten Ben Merkelbach en Piet EUing.
door Ben Rebel
Woord vooraf
Het in 1954 voltooide Nozema-
Wereldomroepgebouw te IJsselstein ligt
op dit moment nog eenzaam midden in
het groene en vlakke polderlandschap.
Het geometrische karakter, de rode en
witte accenten en het opvallende gebruik
van glas, staal en beton, alles afkomstig
uit de optimistische en idealistische sfeer
van het vooroorlogse Nieuwe Bouwen,
contrasteert weliswaar met het zachte ka-
rakter van het landschap maar de overwe-
gend horizontale lijnen zorgen toch weer
voor de noodzakelijke binding. Tot nu toe
is het gebouw juist door zijn ligging tame-
lijk onbekend gebleven. Als men het al
kent dan is dat voornamelijk van foto's of
uit de verte, want zonder toestemming
kon men het zenderterrein niet betreden.
Ook nu - nu het gebouw zijn functie heeft
verloren - belemmert een zwaar ijzeren
hekwerk de toegang. Desondanks is de
tocht er naar toe nog steeds een architec-
tonische beleving van de eerste orde.
Een architectonische route door het
weiland
Men benadert het complex vanaf de
Hogebiezendijk vanwaar een smalle,
kaarsrechte, één kilometer lange toe-
gangsweg naar het zendergebouw voert
(Afb. i). Men wordt al voorbereid op de
sfeer van het Nozema-gebouw door een
wachthuisje ter rechter zijde (Afb 2).
Ondanks het feit dat het op dit moment
een verwaarloosde indruk maakt, is het in
al zijn bescheidenheid een fraai voorbeeld
van de architectuur van het Nieuwe
Bouwen. Kenmerkend voor deze stro-
ming hebben de architecten zich ook in
een eenvoudige opgave als deze in eerste
instantie geconcentreerd op de meest es-
sentiële eisen van de opdracht die in dit
geval inhielden: Het vormen van een her-
kenbaar markatiepunt en het bieden van
beschutting en uitzicht. Beschutting
wordt geboden door een borstwering van
één meter hoog, bestaande uit betonnen
platen. De beslotenheid van deze elemen-
ten wordt doorbroken door de uitgespaar-
de ingang rechts die toegang geeft tot een
op het zuiden georiënteerd, gedeeltelijk
open ruimte waarin een bank is geplaatst.
Ter linker zijde bevindt zich een afgeslo-
ten personeelsruimte die bereikbaar is via
een deur in de overigens transparante
scheidingswand. Een eenvoudige en iets
buiten het gebouwtje uitstekende, hori-
zontale, betonnen plaat doet dienst als
dak. Omdat het op slechts zes dunne, be-
tonnen kolommen rust lijkt het haast te
zweven, temeer daar de vliesgevel die als
een huid voor de kolommen is gespannen
geheel uit glas bestaat met dunne, stalen
kozijnen. De voorste betonplaat van de
borstwering markeert de ingang niet al-
343
-ocr page 342-
1. Het terrein
van het
Nozema-
Wereldomroep-
gebouw te
IJsselstein.
en geometrische karakter maken dat we
het met recht een schoolvoorbeeld van het
Nieuwe Bouwen kunnen noemen. De
wachtenden kunnen redelijk beschut
plaatsnemen en toch genieten van het
weidse uitzicht over het landschap.
De verdere tocht via de toegangsweg
naar het zendergebouw wordt ritmisch
begeleid door een reeks simpele, beton-
nen lantaarnpalen uit de tijd van de bouw
van het complex.
Wat inmiddels verloren is gegaan rond
het Nozemagebouw
Alvorens het gebouw zelf te beschrijven
is het nodig eerst te wijzen op een aantal
essentiële veranderingen in het 'architec-
leen omdat hij - en hier is zoals bij veel ar-
chitecten van het Nieuwe Bouwen - nog
iets van invloed van de Stijlbeweging van
Van Doesburg, Mondriaan en Rietveld te
bespeuren - tot even voorbij de rooilijn
van het gebouwtje reikt maar ook omdat
hij ooit in verdiepte, zwarte letters was
voorzien van het opschrift:
Nederlandse Omroep
zendermaatschappif n.v. nozema
Zendstation Radio Nederland
wereldomroep
De zorgvuldigheid waarmee de archi-
tecten dit simpele gebouwtje met behulp
van eenvoudige, moderne materialen
vorm hebben gegeven en het transparante
344
-ocr page 343-
2. Het wacht-
huisje aan de
toegangsweg
vanaf de
Hogehiezen-
dijk.
werd ontworpen door de beroemde tuin-
architecte Mien Ruys vormde een uiter-
mate boeiende overgang tussen het wei-
land en het gebouw (Afb 4). Mien Ruys
werkte dikwijls samen met architecten
van het Nieuwe Bouwen met wie zij zich
in hoge mate verwant voelde. Voor
Merkelbach en Elling ontwierp zij bij
voorbeeld de tuinaanleg rond het GAK-
kantoorgebouw (1960) in Amsterdam en
tonische landschap'.
In de eerste plaats zijn na de verhui-
zing van de Wereldomroep in 1986 naar
Flevoland alle zenders met bijbehorende
hulpgebouwtjes inmiddels gesloopt'.
Hierdoor maakt het zendergebouw op dit
moment een veel geïsoleerdere indruk
dan vroeger, toen het als een spin midde-
nin een waar antenneweb zat en het dan
ook werkelijk zichtbaar was dat het com-
plex via de radio contact onderhield met
de hele wereld (Afb 3). Om een indruk van
de oorspronkelijke situatie te krijgen
moet men bedenken dat er ten behoeve
van de vier hoofdzenders tot in de wijde
omtrek rond het gebouw een rondstraal-
antenne van vijfentwintig meter, elf gor-
dijnantennes van vierentachtig meter,
drie ruitantennes van veertig meter, vijf
van vijfentwintig meter en twee van vijf-
tien meter hoogte stonden. Daarnaast was
er nog een reeks, deels uit golfplaat be-
staande schakelhuisjes. Tenslotte was er
een groot aantal geleidingen en portalen
van beton en staal die de vele verbindings-
kabels tussen het zendergebouw en de an-
tennes op spanning moesten houden.
In de tweede plaats is de oorspronkelij-
ke tuinaanleg rond het gebouw groten-
deels verloren gegaan. Deze aanleg die
3. Portalen
welke de
kabels het
zenderge-
houw naar
de antennes
geleiden.
345
-ocr page 344-
4 De hoofd- voor Merkelbach, Karsten en Stam de rijk
gevel van het begroeide binnenhoven in de woonwijk
zenderge- Frankendael in Amsterdam Oost (1951).
bouw met Ben Merkelbach zou later zelfs voor haar
daarvoor de een oorspronkelijke varkensstal op haar
door Mien kwekerij de Moerheim te Dedemsvaart
Ruys aange- verbouwen tot woning. Typerend voor
legde vijver Mien Ruys was dat zij de beplantingen
en heplantin- rond gebouwen altijd opvatte als over-
gen. gangszone tussen de architectuur en het
omringende landschap. In dit geval ont-
wierp zij voor de ingangspartij van het
zendergebouw een rustieke vijver met
daaromheen rijk begroeide borders met
planten, heesters en bomen die met hun
natuurlijke grilligheid een boeiend tegen-
spel boden tegen het overwegend geome-
trische karakter van het gebouw. Tevens
werd op die manier de overgang naar de
vlakheid van het landschap verzacht, te-
meer daar ook de toegangsweg gedeelte-
lijk werd omzoomd door heesters. Het ge-
bouw werd op die manier door middel van
de tuinarchitectuur ingebed in landschap.
De architecten Merkelbach en Elling en
Het Nieuwe Bouwen
^
Ondanks het feit dat er - zoals uit het
bovenstaande moge blijken - veel van het
oorspronkelijke karakter verloren is ge-
gaan - heeft het zendergebouw nog vrijwel
niets ingeboet aan architectonische zeg-
gingskracht. Het soort opdracht, het ont-
werpen van een modern zendergebouw
voor de Wereldomroep was dan ook een
kolfje naar de hand van Merkelbach en
Elling, die zoals de meeste architecten van
het Nieuwe Bouwen gefascineerd waren
door de wereld van de techniek en de mo-
gelijkheden van de moderne bouwmate-
rialen en die zeer positief stonden tegen-
over internationale samenwerking, getui-
ge ook hun deelname aan de vele interna-
tionale CIAM-congressen (Congres
Internationnaux d'Architecture Moder-
ne). Het doel van de Wereldomroep luid-
de immers:
'Het kweken van goodwill voor Nederland
in het algemeen in alle delen der wereld, voor-
al in de ontwikkelingsgebieden en in het bui-
tenland een bijdrage leveren tot vreedzame
internationale betrekkingen en samenwer-
king met de jonge naties'
Alvorens het gebouw zelf te beschrijven
is het, teneinde dit te verduidelijken, no-
dig hier nog iets meer te zeggen over de
beide architecten en over het Nieuwe
Bouwen waartoe zij beiden behoorden.
Ben Merkelbach (1901-1960) was een
346
-ocr page 345-
oplossen van stedebouwkundige, architec-
tonische en daarmee samenhangende
maatschappelijke problemen. Bij het ont-
werpen werd in gelijke mate aandacht be-
steed aan de vormgeving, de constructie
en de functie. Daarbij spreidde men een
enorme fascinatie ten toon voor de moge-
lijkheden die de moderne technologie
bood. Met name de vliegtuigindustrie en
de scheepsbouw dienden model te staan
voor de bouwkunst die in dat opzicht nog
een flinke achterstand had. In boeken en
tijdschriften over moderne architectuur
werden dan ook dikwijls - bij wijze van
voorbeeld - afbeeldingen van schepen en
vliegtuigen geplaatst. Daarnaast was men
er van overtuigd dat hygiëne en gezond-
heid van grote betekenis waren voor de
bouwkunst, hetgeen leidde tot ontwerpen
waarin veel aandacht werd besteed aan be-
zonning en recreatiegroen in de woon- en
werkomgeving. Dit alles was van min-
stens even groot belang bij het ontwerpen
als de vormgeving. De nadruk die binnen
de toenmalig 'Amsterdamse school' en
ook binnen de tegenwoordige Postmo-
derne architectuur werd en wordt gelegd
op de vormgeving was voor iemand als
Merkelbach volstrekt verwerpelijk. Om-
dat hij alle voor het bouwen relevante fac-
toren onder controle wilde hebben was hij
dan ook meer een organisator dan een
vormgever. En het zijn dan ook niet voor
niets juist zijn organisatorische capacitei-
ten die het meest door zijn collega's ge-
noemd werden. De beroemde stedebou-
wer Van Eesteren bijvoorbeeld weet het
succes van de Nederlandse CIAM-groep
(de Nederlandse afdeling van een interna-
tionale organisatie van moderne architec-
ten) voor een belangrijk deel aan Merkel-
bach's organisatorische kwaliteiten en hij
karakteriseerde het ontwerpen van hem
als volgt:
'Het gebouw ontstond in het gesprek met
de klant, hij structureerde. Hij was
(in tegen-
stelling tot Elling (B.R.))niet een tekentafel-
man.'
Voor Merkelbach was het ontwerpen
prominent vertegenwoordiger van deze
stroming die ook wel wordt aangeduid
met de benaming Nieuwe Zakelijkheid of
Functionalisme. Meer ook dan zijn colle-
ga Piet Elling, waarmee hij vanaf 1949 sa-
menwerkte, heeft hij zich nadrukkelijk ge-
mengd in de architectonische debatten.
Merkelbach hield zich voor de Tweede
Wereldoorlog, samen met zijn compag-
non Ch.J.F. Karsten, voornamelijk bezig
met het zoeken naar oplossingen voor het
probleem van de volkswoningbouw. Zijn
doel was het scheppen van een gezonde,
veilige en menswaardige woonomgeving,
ook voor de laagst betaalden. Hij was het
dan ook die in 1937 in Landlust in
Amsterdam West de breuk met het tradi-
tionele, gesloten stadsbeeld met zijn smal-
le woon-verkeersstraten en zijn donkere,
bedompte binnentuinen forceerde ten
gunste van een open verkaveling met op
de zon georiënteerde en in het groen ge-
plaatste woonstroken en met gescheiden
verkeerssoorten. Mede dankzij Merkel-
bach werden de wederopbouwijken in
Amsterdam West en in Buitenveldert dan
ook verkaveld volgens de principes van de
'Organische woonwijk in open bebou-
wing', een concept dat al in 1930-32 door
hem was ontwikkeld samen met zijn
Rotterdamse collega Van Tijen, de bouwer
van de eerste echt moderne, vooroorlogse
flatgebouwen in Rotterdam, het Bergpol-
derflatgebouw (1933-34) en het flatgebouw
aan de Kralingseplaslaan (1938).
Elling (1897-1962) had voornamelijk
naam gemaakt als begaafd ontwerper van
een reeks schitterende luxe, witte villa's in
Hilversum en omgeving. In de naoorlogse
periode van de wederopbouw zouden
Merkelbach en Elling samen - vooral in
Amsterdam - een groot aantal aanspre-
kende bedrijfsgebouwen ontwerpen. In
1956 werd de samenwerking beëindigd
omdat Merkelbach toen stadsbouwmees-
ter van Amsterdam werd.
Een belangrijke factor binnen het
Nieuwe Bouwen was: het idealistische ge-
loof in internationale samenwerking en in
de kracht van redelijke argumenten bij het
347
-ocr page 346-
een complex, organisatorisch proces,
waarin - zoals gezegd - alle voor de op-
dracht relevante factoren - waaronder de
constructie, de functie en de vormgeving -
in organisch verband gebracht moesten
worden, of het nu ging om de volkswo-
ningbouw, om bedrijfsgebouwen of om
een wachthuis je bij het Nozemagebouw.
Het leidende beginsel was in beide geval-
len het respect voor mensen en het geloof
in de mogelijkheid de kwaliteit van het le-
ven te verbeteren door middel van de ar-
chitectuur. Architectonische kwaliteit en
maatschappelijke kwaliteit waren begrip-
pen die voor Merkelbach heel dicht bij el-
kaar lagen. Hij was dan ook een uitgespro-
ken idealist. Daarbij was hij niet zo naïef
dat hij dacht dat hij het alleen zou kun-
nen. Daarom speelde hij welbewust een
belangrijke in rol verenigingen, discussie-
groepen en organisaties zoals de architec-
tenvereniging 'De 8', het tijdschrift 'De 8
en Opbouw', 'CIAM Nederland', de in de
oorlog opgerichte 'Kerngroep voor
Woningarchitectuur', 'De Zonnecom-
missie' en 'Het Nederlandsch Instituut
voor Volkshuisvesting en Stedebouw'.
In 1927 richtte Merkelbach samen met
enkele andere jonge architecten de
Amsterdamse architectenvereniging 'De
8' op. In datzelfde jaar publiceerden zij
een beginselmanifest in het tijdschrift
'110', waarvan de slotstelling luidde:
'De 8 IS RESULTANTE.'
Deze stelling kan gezien worden als de
sleutel tot de op een brede architectoni-
sche kwaliteit gerichte ontwerphouding
van Merkelbach en tot die van veel archi-
tecten van met name de eerste, vooroor-
logse generatie van het Nieuwe Bouwen.
Met behulp van deze stelling begrijpt men
hoe het wachtgebouwtje bij het
Nozemagebouw in elkaar steekt. Men zag
alle relevante eisen die bij een specifieke
architectonische opdracht geformuleerd
konden worden - de functionele, de con-
structieve en de esthetische eisen - als vec-
toren die tezamen de uiteindelijke vorm
(de resultante) dienden te bepalen.
Utiliteitsbouw
Naast de volkswoningbouw en naast
zijn werkzaamheden in het kader van zijn
stadsbouwmeesterschap leverde Merkel-
bach eerst met Karsten en later in toene-
mende mate met Elhng ook een belangrij-
ke bijdrage aan de verbetering van de kwa-
liteit van de bedrijfsgebouwen, want ook
de arbeidsplaats diende een menswaardi-
ge omgeving te zijn, aldus Merkelbach.
Van Tijen zei in 1961 naar aanleiding van
het overlijden van Merkelbach over zijn
bijdrage aan de utiliteitsbouw:
'Zonder vooropgezette vormoverwegingen
aanvaardde hij het bouwtechnische gegeven
(
.......) Toch kon zijn werk op de beste mo-
menten wel degelijk tot vormschoonheid stij-
gen.'
En daarmee zijn we weer bij de kern
van het 'Nieuwe Bouwen' aangeland.
Ondanks stellingen in het beginselmani-
fest van 'De 8' als 'de 8 is a-aestetisch' is
het nooit de bedoeling geweest de schoon-
heid uit te sluiten. Wat men bedoelde was
- zoals gezegd - dat de schoonheid nooit
een doel op zich mocht worden maar al-
tijd diende te worden gezien in samen-
hang met de logica van de constructie en
de functie. Merkelbach zelf bevestigde dit
in 1960 in een artikel in het Bouwkundig
Weekblad naar aanleiding van het laatste
mede door hem ontworpen gebouw, het
G.A.K. kantoor te Amsterdam:
'De architect heejt tot taak, met gebruik-
making van de hedendaagse constructieme-
thoden en materialen, de passende vorm te ge-
ven en het vervullen van het gestelde doel.'
Het eerste utiliteitsgebouw waarmee
Merkelbach definitief naam zou maken
naast de volkswoningbouw waren de
AVRO-studio's te Hilversum uit ig^^-'^o
(Afb 5). Waarschijnlijk was het dit gebouw
dat hem later de opdracht zou bezorgen
voor het zendergebouw van de
Wereldomroep. Het behoort tot de topmo-
numenten van de moderne Nederlandse
Bouwkunst. De architect Van Loghem
schreef er over:
348
-ocr page 347-
■r-^
gf^*^ l.^ggl. ........__J^J
-4
W "l^^ £3È- (
^ -."^^ 'wm- ^-3^
gjl^ . •»' fr, \
- - ., '„■
l^\i.
,. '*^Hmi^^^^^*'^
'^^^
p
i
MF^'^ '"mh^^^^^b
Ibi.
'Voor zover mij hekend bestaat er in
Nederland geen tweede gebouw, waarin het
begrip Junctie=vorm zoo sterk spreekt als in
het gebouw van de AVRO te Hilversum (...)
Het totaal is een goede en zeer complete ui-
ting van het Nieuwe Bouwen.'
Op briljante wijze is Merkelbach erin
geslaagd de vele functionele en construc-
tieve eisen te verzoenen met de estheti-
sche eisen. Het complex bestaat uit een
serie waaiervormige segmenten die zich
prachtig voegen binnen de vorm van het
beschikbare terrein. Zelfs konden op die
manier enkele prachtige oude beuken in
de hoek tussen twee segmenten gespaard
worden. Toch kon deze schijnbaar louter
door esthetische overwegingen bepaalde
compositie pas vorm krijgen door een
aantal belangrijke functionele en con-
structieve overwegingen. Onderzoek had
namelijk uitgewezen dat de diverse stu-
dio's ter vermijding van geluidsoverdracht
op aparte fundamenten moesten staan en
dat de zijwanden in verband met de akoe-
stische eisen niet parallel mochten lopen.
De verschillende bouwdelen werden voor-
namelijk gesloten daar waar dat om ge-
luidstechnische redenen nodig was en
open waar dat om representatieve en ge-
zondheidsredenen wenselijk was zoals bij
de feestelijk aandoende ingangen in het
oorspronkelijke gebouw en in de uitbrei-
ding van 1940 en bij de kantine.
Het Nozema Wereldomroepgebouw
Ondanks het feit dat het Nozema
Wereldomroepgebouw een volstrekt ande-
re vorm heeft gekregen dan de AVRO-stu-
dio's heeft het een vergelijkbare architec-
tonische kwaliteit, die voortkomt uit een
identieke ontwerphouding. Enkele van de
belangrijkste eisen waaraan het complex
volgens de opdrachtgevers en de architec-
ten kennelijk moest voldoen waren:
-  Het bieden van onderdak aan drie hoofd-
zenders van 100 kW, aan een hoofdzen-
der van 50 kW en aan een zender voor
Europa van 10 kW.
-  Het realiseren van een effectieve bedie-
ningsruimte en een controlekamer voor
de zenders.
- Een effectieve en overzichtelijke schei-
ding van laag- en hoogspanningsruim-
ten.
-  Het mogelijk maken van de vetbinding
tussen de zenders en het complexe sys-
teem van antennes en schakelhuisjes
rondom het gebouw.
-  Er voor zorgen dat grote en zware appa-
raten op een efficiënte wijze vanaf
vrachtwagens binnen het gebouw kon-
den worden gebracht.
-  Het onderbrengen van een werkplaats,
een kantoor, een kantine, toiletten en
een garage.
-  Het creëren van een aangename werk-
5. De AVRO-
studio 's te
Hilversum
van
Merkelbach
en Karsten
(iQ34-ig40).
349
-ocr page 348-
6.
Plattegrond
van de bega-
ne grond van
het zenderge-
bouw.
omgeving voor de werknemers.
- Het realiseren van een bij het karakter
van de Wereldomroep passende, moder-
ne vormgeving.
Een analyse van het gebouw leert dat de
architecten er inderdaad in geslaagd zijn
om uitgaande van deze eisen een hoog-
waardig gebouw op te leveren. Met recht
is hierop de al eerder genoemde stelling
van de architectenvereniging 'De 8' van
toepassing:
'De 8 IS RESULTANTE'.
Hoofdopzet
Merkelbach en Elling kozen om uiteen-
lopende redenen voor een schijnbaar tra-
ditionele en academische opzet door uit te
gaan van een met behulp van blokvormige
onderdelen samengesteld, symmetrisch
gebouw met de hoofdas min of meer in
het verlengde van de toegangsweg, welke
uitkomt op de hoofdgevel met de ingangs-
partij (Zie afb. i)^. De plattegrond (Afb 6)
heeft grofweg de vorm van een T^. De
poot van de T, waarin de zenders, de trans-
formatoren en de kabels zijn onderge-
35°
-ocr page 349-
gebouw werd een aantrekkelijk markatie-
punt in het landschap en tevens een effi-
ciënt werkende machinerie. De diverse
transformatoren werden ter weerszijden
geplaatst tegen de gesloten buitengevels
van het hoge gedeelte met daarvoor - ach-
ter de wanden van de zenderzaal - de zen-
ders (Afb 9). Daarboven bevonden zich op
de tweede bouwlaag de kabels. De bedie-
ning van de zenders vond heel overzichte-
lijk plaats vanuit het hogere, tot en met de
tweede bouwlaag reikende middengedeel-
te, waarin - zoals gezegd - licht werd ge-
worpen vanuit de uitgespaarde lichtstraat.
De controlekamer bevindt zich aan het
eind van de lengteas in de zenderzaal en
steekt zelfs - net als bij de AVRO studio's -
iets buiten het gebouw uit. Van daaruit
heeft men een perfect overzicht over de
omgeving en over de gehele zenderruimte.
In het smalle tussendeel groeperen de
beglaasde laag- en hoogspanningsruim-
ten zich heel logisch ter weerszijden van
de centrale, hoge gang welke vanaf de in-
gang doorloopt naar de zenderruimte
(Afb.io). Hier bevindt zich ook een laborato-
riumruimte naast de laagspanningsruimte.
In het brede, representatieve, lage voor-
gebouw nemen - nogal onorthodox - de
bracht, is het hoogst en bestaat uit twee
bouwlagen op een kelder. Via een smaller
tussenstuk met de laag- en hoogspan-
ningsruimten is het verbonden met het la-
gere voorgebouw dat slechts een bouwlaag
hoog is en dat dwars staat op de hoofdas.
Middenin dit gedeelte, waarin zich onder
andere de kantine en de chefkamer bevin-
den, zit de hoofdingang. De hoofdas
wordt nog benadrukt doordat de overlui-
felde ingang en de daarachter liggende
centrale gang zich boven het platte dak
van het lage voorgebouw verheffen.
Hierdoor was het mogelijk bovenlicht te
krijgen in de inpandige gang (Afb 7). In de
hoge poot van de T wordt de as in negatie-
ve zin benadrukt omdat hier in de lengte-
richting een hap uit het gebouw werd ge-
nomen. Hierdoor ontstond een soort
lichtstraat via welke licht wordt geworpen
in de zenderruimte (Afb 8, doorsnede C-C).
De symmetrische opzet resulteerde
enerzijds in een perfecte en monumentale
beëindiging van de architectonische route
vanaf het al eerder genoemde wachthuis je
maar anderzijds maakte het een logische
indeling van de diverse functies in het ge-
bouw mogelijk. Merkelbach en EUing vin-
gen hier dus twee vliegen in één klap: Het
7. De overlui-
felde entree
met links de
kantine en
rechts de
chejkamer.
351
-ocr page 350-
8.
Doorsneden
van het zen-
dergebouw.
kantine en de chefkamer de meest promi-
nente plaatsen in ter weerszijden van de
min of meer op het oosten georiënteerde
ingangspartij (Zie afb. 7). Ze beschikken
elk over een uitbundig beglaasde, recht-
hoekige erker met stalen kozijnen. De
borstwering is roodbruin geverfd. Van
daaruit had men een prachtig uitzicht
over de tuin- en vijveraanleg van Mien
Ruys en over het weiland. Typerend voor
het Nieuwe Bouwen is dat de architecten
de kantine kennelijk van even groot be-
lang achtten als de chefkamer. De rechter
zijde van de overigens zeer open voorgevel
is gesloten omdat zich daar de garage be-
vindt.
Constructie
De hoofdconstructie van het gebouw is
een betonskelet met een bakstenen vul-
ling. De kolommen staan op een raster
van 3.5 X 3.5 meter. Alleen de vijf traveeën
brede zenderruimte (exclusief de trafo-
ruimten) vormt wat dit betreft een uitzon-
dering omdat zich hier slechts twee rijen
slanke, stalen kolommen bevinden die de
lichtstraat dragen (Zie afb. g). Hierdoor
deed de zenderruimte zich vroeger voor
als een lichte en open ruimte met de sfeer
van een moderne machinekamer.
Tegenwoordig wordt deze situatie enigs-
zins te niet gedaan omdat er later een
scheidingswand midden onder de licht-
straat is geplaatst. Het betonraster is met
name goed zichtbaar in de zijgevels waar
de kolommen met daartussen grote, sta-
len deuren op laadhoogte tot boven de la-
ge traforuimten uitreiken en als een soort
luchtbogen in een gotische kathedraal een
brug slaan naar het hoge gedeelte van de
zenderruimte (Afb. 11). In zijn lyrische be-
schrijving van het gebouw suggereert de
vroegere voorzitter van de AVRO,
W. Vogt, dat het daarbij om een soort es-
thetische expressie zou gaan die in strijd
is met de zogenaamde 'moderne nuttig-
heidsarchitectuur':
'Wie het gebouw van buiten bekijkt, merkt
op dat de constructie van de betonnen kolom-
men en gebinten ook is voortgezet daar waar
352
-ocr page 351-
9. De zender-
ruimte met
op de stalen
kolommen de
uitgespaarde
lichtstraat en
rondom ach-
ter de stalen
railingen
ruimten voor
de kabels.
zij hun Junctie van de wanden en dakvlakten
verliezen'^
De vraag is of dit wel helemaal waar is.
In de eerste plaats zou men inderdaad
kunnen opmerken dat een dergelijke ex-
pressionistische benadrukking van de
constructieve onderdelen inderdaad paste
in een tijd waarin de beroemde Zwitserse
architect Le Corbusier, een van de interna-
tionale voormannen van het Nieuwe
Bouwen, het zogenaamde 'New
Brutalism' ontwikkelde, een stroming
waarbinnen - anders dan ten tijde van het
vooroorlogse Nieuwe Bouwen met zijn
gladde, naadloze, witte vlakken, op een
soms exhibitionistische wijze met beton-
constnicties werd omgesprongen. Merke-
bach en Elling pasten deze constructieme-
thode, waarbij de continuïteit van het be-
tonskelet tot buiten het eigenlijke volume
van het gebouw zichtbaar wordt gemaakt,
in die tijd vaker toe zoals bijvoorbeeld in
het gebouw voor de Machinehandel
Mahez in Amsterdam uit 1954.
Daar zou men nog aan toe kunnen voe-
gen dat de constructie in het   10. De laag-
Nozemagebouw herinneringen oproept   spannings-
aan de rijen davits op grote zeeschepen en    ruimte rechts
er was al eerder opgemerkt dat in de voor-   van de cen-
oorlogse periode juist de scheepvaartar-    tralegang
chitectuur een inspirerend voorbeeld   naardezen-
vormde voor veel moderne architecten,
    derruimte.
353
-ocr page 352-
vormden de betonnen luchtbogen via de
daar tegenaan bevestigde, stalen balken
zeer geschikte aangrijpingspunten voor
de vele kabels die - zoals op oude foto's
nog te zien is - vanaf de zenders via een
reeks portalen naar het zendergebouw
werden geleid (Zie afb. 3). Bovendien
werd op deze manier de relatie tussen an-
tennes en zenders ook daadwerkelijk,
ruimtelijk zichtbaar.
Het Nozema-Wereldomroepgebouw
een monument? (Afb. 12)
Het is welhaast zeker - en geheel in Hjn
met de ontwerpopvatting van Merkelbach
en Elling - dat juist de combinatie van de-
ze technische en esthetische factoren de
uiteindelijke keuzen heeft bepaald. In die
zin staat het ook in de traditie van de grote
vooroorlogse monumenten van het avant-
gardistische en idealistische Nieuwe
Bouwen zoals bijvoorbeeld de Van
Nellefabriek te Rotterdam van Brinkman
en Van der Vlugt uit 1926-1930 en het
Sanatorium Zonnestraal te Hilversum
van Duiker uit 1926-1928 (Afb. 13). Ook
daar was in hoge mate sprake van functio-
nele helderheid, constructieve logica, aan-
dacht voor de kwaliteit van de omgeving
van respectievelijk de werknemers en de
patiënten , transparantie, expliciete ver-
wijzingen naar de scheepvaartarchitec-
Diezelfde sfeer van de moderne scheep-
vaart treffen we dan ook aan in de machi-
nekamerachtige zenderzaal met zijn om-
lopende stalen railingen in de vide.
Aan de andere kant is het zo dat het
doorzetten van de constructie tot buiten
het volume van het gebouw bijdraagt aan
de stijfheid ervan. Daarbij moeten we be-
denken dat door zijn positie in de open
vlakte was blootgesteld aan weer en wind.
Bovendien - en dat is misschien wel de
voornaamste reden voor deze constructie -
11. De beton-
nen 'luchtbo-
gen' welke
buiten het
gebouw uit-
steken.
12. Het zen-
dergebouw
vanuit het
oosten.
354
-ocr page 353-
tuur en een opvallende fascinatie voor de
wereld van de techniek. Van Merkelbach
is bekend dat hij - altijd wanneer hij in de
trein van Amsterdam naar Rotterdam zat ■
ter hoogte van de Van Nellefabriek uit het
raam keek en zei: 'Even kijken hoe het ook
weer moet'. Nogmaals, het Nozema-
Wereldomroepgebouw past in deze tradi-
tie en in die zin is het een uniek voorbeeld
in de tijd van de wederopbouw, waarin -
zoals bekend - veel van het vooroorlogse
idealisme verloren ging in de grote bouw-
stromen waarbij zuinigheid en snelheid
de voornaamste leidende beginselen wer-
den. Begrippen als flatneurose, konijne-
hokken en anonieme, op hun kant gezette
schoenendozen werden - niet geheel ten
onrechte - begrippen die kenmerkend
werden geacht voor deze tijd. Het is dan
ook niet voor niets dat het architectuurhis-
torische onderzoek zich de laatste tijd
meer en meer concentreert op die schaar-
se architectonische voorbeelden in de we-
deropbouwperiode waarbij de architecten
er - rekening houdend met de eisen van de
moderne, naoorlogse tijd - in geslaagd zijn
een sustantieel deel van het vooroorlogse
idealisme en architectonische elan te be-
houden. Op het terrein van de utiliteits-
bouw is het Nozema-Wereldomroepge-
bouw daarvan - naast andere bedrijfsge-
bouwen van Merkelbach en Elling en bij-
voorbeeld de groothandelsgebouwen van
Van Tijen en Maaskant in Rotterdam - een
zeer fraai voorbeeld.
Op dit moment begint de waarde van
het gebouw inmiddels in bredere kring
door te dringen, zoals ook blijkt uit het ini-
tiatiefvan de Historische Kring IJsselstein
tot het houden van een symposium en uit
het voorstel van de plaatselijke monumen-
tencommissie om het gebouw op de
Gemeentelijke monumentenlijst te plaat-
sen . In het kader van het landelijke
Monumenten Inventarisatieproject, waar-
in de jonge bouwkunst per provincie
wordt geïnventariseerd, wordt de waarde
van het pand erkend en kort omschreven^.
Verder heeft de commissaris van de ko-
ningin Jonkheer Beelaerts van Blokland -
als voormalige voorzitter van het bestuur
van het Nederlands Architectuurinstituut
te Rotterdam geen onbekende met de mo-
derne architectuur - zich in zeer positieve
zin over het gebouw uitgesproken . Daar
kan nog aan worden toegevoegd dat de
stichting 'DOCOMOMO', die op interna-
tionaal niveau bezighoudt met het wel en
wee van de jonge monumenten, zich in
zeer positieve bewoordingen heeft uitgela-
Sanatorium
Zonnestraal
van]. Duiker
en B. Bijvoet
te Hilversum
uit
1926-
192S.
355
-ocr page 354-
door de Italiaanse architect Pasqualini ge-
bouwde, zeer vroege Renaissance-kerkto-
ren (1532-35) met zijn spits van de befaam-
de Amsterdamse School-architect Michel
de Klerk (1925-27), heeft IJsselstein al zo'n
topmonument. Nu rest nog de taak het te
behouden en opnieuw tot leven te bren-
gen.
Noten:
1.  Voor de gegevens en de geschiedenis van het zen-
derpark zie: K. Peeters, Het zenderpark
Lopik/IJsselstein, Historische Kring IJsselstein,
nr. 52, maart 1990, p. 257-272. Hierin staat ook
een verwijzing naar diverse relevante bronnen.
2.  Voor informatie over Merkelbach zie:
• R. Blijstra, B. Merkelbach, Meulenhof Amsterdam
1968.
-    B. Rebel e.a., Ben Merkelbach, Architect en
Stadsbouwmeester, Architectura & Natura Pers
Amsterdam 1994.
Voor informatie over het Nieuwe Bouwen zie:
-   B. Rebel, Het Nieuwe Bouwen, het functionalisme
in nederland 1918-1945, Van Gorcum Assen 1983.
3.  Op de getekende plattegrond van het gebied ligt de
hoofdas precies in het verlengde van de toegangs-
weg. Op dit moment ligt deze iets naar rechts ten
opzichte van de as van het gebouw. Het wacht-
huisje daarentegen bevindt zich weer naar links.
Of de toegangsweg oorspronkelijk anders (volgens
de kaart) heeft gelopen is mij niet bekend.
4.  Plattegronden en doorsnedes afkomstig uit het
tijdschrift Forum, 1962, p. 349. In dat nummer
over de utiliteitsbouw van Merkelbach staan ook
diverse vroege foto's van het zendergebouw.
5.  Geciteerd in : K. Peeters, Het zenderpark
Lopik/IJsselstein, Historische Kring IJsselstein,
Nr. 52, maart 1990, p. 262-263.
6.  Symposium Zaterdag 2 december 1995 in Ridder
St Joris te IJsselstein.
7.  Bureau Monumentenzorg P.P.D. Utrecht,
Objectnr. IJS-107.
8.  Brief aan de Stichting Historische Kring IJssel-
stein van 17 november 1995.
9.  Brief aan het College van Burgemeester en wet-
houders van IJsselstein van 7 november 1995.
ten over de grote cultuur- en architectuur-
historische waarde van dit architectonisch
en constructief nog gave gebouw dat bo-
vendien in typologische zin een volstrekte
zeldzaamheid is^.
Een toekomst voor het Nozema-
Wereldomroepgebouw?
Je zou haast moeten concluderen dat
een dergelijk gebouw geen verdere verde-
diging nodig heeft, maar de oorspronkelij-
ke plannen voor het betreffende gebied,
de bouw van een grote woonwijk met de
veelzeggende naam 'Zenderpark', waarin
tot voor kort in sloop van het gebouw voor-
zien was, leerden anders. Gelukkig begint
men nu in brede kring in te zien dat het
wenselijk is te onderzoeken of het gebouw
kan worden ingepast in de nieuwe woon-
wijk. Naast de hierboven breed uitgeme-
ten architectonische kwaliteiten zou men
nog kunnen stellen dat juist dit gebouw in
staat is om naast de naamgeving van de
wijk 'Zenderpark' ook letterlijk de band
met het omroepverleden van IJsselstein
zichtbaar te maken. En nu doet zich het
gelukkige feit voor dat de positie van het
zendergebouw dat zeer geschikt is voor
het herbergen van diverse nieuwe functies
middenin 'Het Hart' van de nieuwe wijk
Hgt, alsof het met opzet zo gedaan is. In
feite zou IJsselstein dankbaar zou moeten
zijn dat het op een uiterst gemakkelijke
manier een architectonisch topmonu-
ment van de jaren vijftig kan opnemen in
het hart van zijn nieuwe woonwijk. Een
heleboel gemeenten halen tegenwoordig
gerenommeerde architecten uit binnen-
en buitenland in huis teneinde hun stad
ook architectonische of stedebouwkundi-
ge allure te geven. Naast de beroemde.
356
-ocr page 355-
'Romantiek in een streng technische om-
geving.......';
cultuurhistorische waardestelling betreffende het voormalig
zendergebouw van de Nozema te IJsselstein
door drs. R.K.M. Blijdenstijn, architectuurhistoricus provincie Utrecht
beter geleidbare bodemgesteldheid nood-
zakelijk. Voor de nieuwe, relatief korte
golven was geleidbaarheid van de Gooise
zandgrond ronduit slecht. De combinatie
van goede bodemgeleidbaarheid en een zo
groot mogelijk aantal luisteraars is bepa-
lend geweest voor de keuze (in 1938) van
het nieuwe zenderpark, namelijk tussen
Jaarsveld en IJsselstein.
Op Lopiks grondgebied verrijst in 1939
het architectonisch fraaie zendergebouw
van de Binnenlandse Radio-Omroep naar
ontwerp van de architecten Dwars,
Heederik en Verhey.
Wereldomroep te IJsselstein
Direct na de oorlog wil de regering ko-
men tot een wereldomroep, met name om
via radio-uitzendingen contact te onder-
houden met de overzeese gebieden en
met landgenoten in den vreemde. Op 15
april 1947 is 'Radio Nederland Wereld-
omroep' een feit. Op advies van de
Nozema wordt vlakbij de bestaande
Lopikerse zender een nieuw zenderpark
voor de Wereldomroep opgericht, geheel
op IJsselsteins gebied in de polder ten zui-
den van de stad.
Centraal in het open poldergebied
komt het zendergebouw van de Wereld-
omroep te liggen als eindpunt van een
lange ontsluitingsweg vanaf de Hoge
Voorgeschiedenis zenderpark
IJsselstein is sinds de jaren dertig on-
losmakelijk verbonden met de geschiede-
nis van de Nederlandse radio- en (later) te-
levisie-uitzendingen.
De eerste radio-omroepzender werd te
Hilversum in 1923 in gebruik genomen,
in 1925 opgevolgd door een sterkere zen-
der aldaar t.b.v. de toen opgerichte vijf pu-
blieke omroepen. In 1927 werd in Huizen
een tweede lange golf zender opgericht.
Binnenlandse omroep te Lopik
Begin jaren dertig ontstaat behoefte
aan een derde zender. Om de belangen
van de omroepverenigingen veilig te stel-
len wordt op 21 december 1935 de 'NV
Gemengd Bedrijf Nederlandsche Omroep
Zender Maatschappij', kortweg Nozema,
opgericht, waarbij de overheid een belang
van 60 % heeft. Doel van de Nozema is
het oprichten en instandhouden van ra-
diozendinstallaties en deze ter beschik-
king te stellen aan door de staat erkende
en gemachtigde instanties om radiopro-
gramma's te verzorgen.
Nozema start direct de voorbereiding
van een geheel nieuw zenderpark. Na
Europees beraad moesten de oude lange
golf zenders plaats maken voor twee mid-
delbare golven. Deze verandering van
golflengte maakte verplaatsing naar een
m
-ocr page 356-
Luchtopname   Biezendijk. Deze weg direct naast een van
uit igGo van   de ontwateringssloten te Hggen, deel uit-
hef gehele   makend van het laat-middeleeuwse cope-
Wereldom-   ontginning.
roepterrein.        De bekende functionalistische architec-
Op de voor-   ten Ben Merkelbach (1901-1961) en Piet
grond zien we   Elling (1897-1962) krijgen de opdracht en
de kruising   eind 1952 wordt met de bouw gestart. Om
Hoge Biezen/   het zendergebouw met oprijlaan zo goed
Provinciale   mogelijk in het open poldergebied in te
weg.   passen en om een aangename omgeving
Let op de ma-   te scheppen voor de werknemers verzorgt
nier waarop   tuinarchitect Mien Ruys (1905) de groen-
gebouw en   aanleg.
zenders zo        Op 16 september 1954 wordt ter gele-
'transparant'   genheid van de opening een gedenksteen
mogelijk in   geplaatst. Op 20 november 1956 krijgt de
het slagen-   Prov. Utrechtse Welstands Commissie na
landschap   haar jaarvergadering een rondleiding van
zijn verwerkt,   de architect door het complex. Na aan-
brengen van de uitgebreide installatie,
werd het moderne zendercomplex op 2
mei 1960 door Z.K.H. Prins Bernhard,
beschermheer van de Wereldomroep, offi-
cieel geopend.
Het gebouw kwam tot stand onder me-
dewerking van Raadgevend ingenieursbu-
reau voor de bouwtechniek P.A. van der
Weiden en de adviseur verwarming en
ventilatie J.A. Verhoeven. De elektrische
installatie werd verzorgd door de techni-
sche dienst van de P.T.T. en de aannemer
was N.V. Aannemersbedrijf v/h Zwols-
man te Den Haag.
Het zendergebouw is ontworpen als
centrum van een rondstraalantenne van
25 meter hoogte, elf gordijn antennes van
84 meter hoogte en tien ruitantennes van
verschillende hoogten. Deze antennes
werden gevoed door vier hoofdzenders
voor de wereldomroep en één zender voor
Europagebruik. De vijf zenders waren ge-
plaatst in het door Merkelbach en Elling
ontworpen gebouw.
358
-ocr page 357-
in een streng technische omgeving te laten gel-
den (...). Wie het gebouwvan buiten bekijkt,
merkt op dat de constructie van de betonnen
kolommen en gebinten ook is voortgezet daar,
waar zij hun functie als nerven van de wan-
den dakvlakten verliezen.
'
Beschrijving zendergebouw Wereld-
omroep
Dat functionalisme niet enkel sobere
zakelijkheid belichaamt, toont het ge-
bouw in IJsselstein. Op een zeer uitgewo-
gen wijze is een laag voorgebouw met
daarachter een wat hoger zendergebouw
symmetrisch om een middenas gegroe-
peerd. De zichtlijn vanuit de middenas is
gericht op de sloot gelegen langs de toe-
gangsweg. Het aanzicht van voorkant is
als geheel symmetrisch, maar in detail
verschillen beide delen, een wijze van
werken die kenmerkend is voor deze wij-
ze van wederopbouwarchitectuur.
Bij het ontwerp van het gebouw is uit-
gegaan van een traveemaat van 3,5 meter,
tevens de breedte van de centrale gang die
loopt van de entree naar de controlekamer
achter in het eigenlijke zendergebouw.
Alle andere ruimten zijn eveneens op de-
ze traveemaat ontworpen. Op de funde-
ring van betonpalen is onder het hele ge-
bouw een kelder aangebracht in de vorm
van een waterdichte betonnen bak. Het
vloerniveau van de kelder ligt onder het
grondwaterpeil. In de kelders waren de
trafo's en technische ruimten aange-
bracht.
Op de begane grond bevonden zich in
het voorgebouw de kantoor- en controle-
ruimten, evenals de garage. In het achter-
gebouw bevond zich de hoge zenderzaal
met op de verdieping een entresol die
plaats bood aan de kabels. De entresol van
de zenderzaal wordt ter hoogte van de
centrale doorkruisd door een lager deel
dat als lichtbeuk dienst doet. In vergelij-
king tot een gotische kathedraal waarbij
de hogere middenbeuk als lichtbeuk
dienst doet, werkt hier juist de lagere mid-
denbeuk als lichtbeuk.
Het geheel is uitgevoerd in betonskelet-
W. Vogt schrijft in zijn 'Zenderpark
Wereldomroep' direct na de opening on-
der meer:
'De weg leidt naar het een kilometer verder
gelegen zendergebouw, de bermen zijn links
en rechts beplant met bloeiende heesters, aan-
gelegd door Mien Ruys (...). Even voor het
zendergebouw ligt een rustieke vijver, om-
zoomd door bloemen en heesters; zover het
oog reikt graast hoorn- en ander vee, onver-
schillig voor de stoffering hun er weiden met
palen en optrekjes (...). Het zendergebouw,
volgens de beginselen van de moderne nuttig-
heidsarchitectuur ontworpen door de bouw-
meesters Merkelbach en Elling, is ruim en
luchtig van allure. De nieuwste bouwmate-
rialen zijn erin verwerkt (...). Een enkele met
speelse smaak aangebrachte kleur, een tech-
nische symbolen uitbeeldende wandomamen-
tiek van draadplastiek (schepping van de
sierkunstenaar Hans Ittmann), verklappen
dat de romantiek sterk genoeg is om zich ook
359
-ocr page 358-
De voor- bouw, in het voorgebouw ter breedte van
zijde van het elf traveeën en in de achterbouw ter breed-
gebouwnaar te van zeven traveeën. In dit laatste deel
de situatie zijn op de bovenverdieping de betonbal-
van igg6. ken doorgezet in de vorm van betonnen
portalen. Oorspronkelijk zaten hiertus-
sen, waar nodig, stalen balken ter onder-
steuning van de antennekabels. Dit is te-
vens een goede illustratie van het feit dat
een functionele benaderingswijze ook
goede en plastische architectuur op kan le-
veren. Hoewel de verf inmiddels wat af-
bladdert, is het betonskelet nog in uitste-
kende staat.
De ingangspartij wordt geaccentueerd
door de centrale as die, een halve verdie-
ping hoger dan de voorbouw ter plekke
van de entree eindigt in een overstek.
Deze entree met ingangstrap en bordes
wordt geflankeerd door links de kantine
(bezit nog een fraai gebogen lichtsleuf) en
rechts het kantoor van de chef.
Het gebouw is uitgevoerd met stalen
ramen, de betonskeletbouw is waar nodig
opgevuld met bakstenen wanden en in het
interieur zijn ter bekleding langwerpige
'Dudok'-tegeltjes toegepast.
Waardestelling
'Het zendergehouw van de Wereldomroep
is inclusief de tuinaanleg, het wachtgehouwtje
aan de Hoge Biezendijk alsmede de karakte-
ristiekejaren vijftig verlichting langs de oprij-
laan van landelijke betekenis vanwege de gro-
te cultuurhistorische en architectuurhistori-
sche waarden alsmede vanwege de typologi-
sche zeldzaamheid en de architectonische/
constructieve gaajheid.'
CULTUURHISTORISCHE WAARDE
Het zendergebouw vormt het nog res-
terende hoofdmoment van het zender-
park van de Wereldomroep te IJsselstein
en is als enige fenomeen van deze thans
verdwenen vorm van radio-zendinrichting
van landelijke cultuurhistorische waarde
met hoge uniciteit.
Naast de waarde van het gebouw zelf
geeft de nog grotendeels aanwezige tuin-
aanleg van Mien Ruys het complex een be-
langrijke meerwaarde.
ARCHITECTUURHISTORISCHE WAARDE
Het gebouw is een op nationaal niveau
belangrijk voorbeeld van de architectuur
uit de wederopbouwperiode (1945-1965),
een periode die momenteel, mede door re-
cente congressen, meer en meer in de be-
langstelling komt te staan. Het gebouw is
een exponent van de functionalistische tak
van de wederopbouwarchitectuur.
Merkelbach en Elling zijn architecten
360
-ocr page 359-
bekende architect van het Nieuwe
Bouwen met echter een betrekkelijk klein
oeuvre (o.a. woonhuis te Bunnik). Na vol-
tooiing van het Nozema-gebouw in 1956
werd Merkelbach benoemd tot stads-
bouwmeester van Amsterdam. R. Blijstra
schreef bij de bespreking van het
Nozema-gebouw in 'Forum' (1956, p. 341)
over zijn benoeming: 'De omstandigheid,
dat hij juist, nadat enkele zeer belangrijke op-
drachten had aanvaard [sidj en voor een
groot deel althans in ontwerp uitgevoerd, een
andere weg inslaat, zou er op kunnen wijzen,
dat de architectuur hem, hoezeer zij hem ge-
legenheid heeft gegeven aan zijn "aspiraties"
te voldoen in de al te duidelijk omschreven op-
dracht van een particulier bureau niet in
staat stelt zich volledig te ontplooien.'
Andere werken die Merkelbach en
Elling samen hebben ontworpen zijn de
Havenvakschool te Rotterdam (1959), het
Gemeenschappelijk Administratiekan-
toor Amsterdam (1960) en als laatste op-
dracht het stationspostkantoor te
Amsterdam (1960).
Tot slot nog twee citaten van architect
W. van Tijen over Merkelbach en de kwali-
teit van zijn oeuvre:
'Onder de moderne architecten zijn
Rietveld en Merkelbach steeds de duidelijkste
die hun wortels hebben in 'Het Nieuwe
Bouwen'. In deze stroming, ook wel de
Nieuwe Zakelijkheid genoemd, stond het
adagium 'form foUows function' centraal.
Merkelbach is een van de zes oprich-
ters geweest van de roemruchte architec-
tengroep 'De 8' (1927) en is tot het laatst
toe de functionalistische principes trouw
gebleven zonder zich blind te staren op al-
leen de gebruiksfunctie: 'Ook een fabriek
is een plaats waar de mens leeft. Wij mo-
gen dus geen genoegen nemen met een
toevallige schoonheid', schreef Merkel-
bach in "De 8 en Opbouw' in 1942. Naast
stedebouwer heeft hij zich vooral als ar-
chitect van fabrieksgebouwen gemanifes-
teerd, waarbij de Van Nelle-fabriek te
Rotterdam steeds zijn lichtend voorbeeld
is geweest: 'Als we in de trein zaten en we
zagen Van Nelle dan zei Ben: Even kijken
hoe het ook weer moet' (interview met ar-
chitect Van de Pauwert in Rebel,i983, p.
26).
Eén van zijn eerdere meesterwerken
was de AVRO-studio in Hilversum (1936,
uitbreiding in 1940) en mogelijk via deze
relatie in de omroepwereld (werkte even-
eens aan de VARA-studio's in Hilversum)
kreeg hij de opdracht van Nozema.
Tussen 1949 en 1956 was Merkelbach
geassocieerd met P. ElHng, eveneens een
Het gebouw
gezien vanuit
het zuidoos-
ten naar de
situatie van
1996.
361
-ocr page 360-
Aanzicht figuren geweest. Rietveld was en bleef altijd de
vanuit het artiest, de man, die voor ruimte, verhouding
zuidwesten en kleur leefde en die zijn practische opgaven
war de situ- wist te maken tot expressie van zijn feitelijke
atievan abstracte uitgangspunten. Bij Merkelbach
iggS. was en is niets abstracts. Hij was en bleef de
echte, zuivere functionalist. Al wat hij zijn
werk uit de technische en sociale werkelijk-
heid voortkwam was voor hem steeds in we-
zen aanvaardbaar, wel alleen op het hoogste
niveau, dat voor hem in dat bepaalde geval
bereikbaar was, maar op dat niveau dan ook
absoluut aanvaardheid'
uit: FORUM, 1956, p. 327
'...Rietveld, Molière, Merkelbach. Drie
punten van een driehoek, waarbinnen alle
grote waarden van ons vak besloten liggen.
Alle drie in hart en nieren architect, maar elk
met een eigen sterke dominant. Rietveld de
pure artiest. Molière de hartstochtelijke den-
ker, Merkelbach de sociaal gerichte menselijk-
heid. '
uit: Bouwkundig Weekblad, 1964, p.i
Literatuur
-Blijstra, R., B. Merkelbach: Serie Beeldende
kunst en bouwkunst in Nederland,
Amsterdam 1968.
- FanelH, Giovanni, Moderne architectuur in
Nederland 1900-1940, 's-Gravenhage
1978, p. 263 en 294.
-Geertsema, Reinko, Mien Ruys beschrij-
ving en documentatie van haar be-
roepspraktijk, Wageningen 1983 (skriptie).
-Giessen-Geurts, Brigitte (e.a.), IJssel-stein,
Geschiedenis en architectuur, Zeist
1989, p. 153-155-
-"Nozema"-Zendergebouw voor de wereld-
omroep te Lopik, Forum, 11(1956), 341,
346-352.
-Peeters, K., 'het zenderpark Lopik/
IJsselstein', Historische Kring IJsselstein,
(1990)52, 257-276.
- Rebel, Ben e.a., Ben Merkelbach: Architect
en Stadsbouwmeester, Amster-dam 1994.
- Rebel, Ben, Het Nieuwe Bouwen, het func-
tionaUsme in Nederland 1910-1945,
Assen 1983.
-Zandvoort Ordening & Advies, Bestem-
mingsplan Zenderpark: Gemeente IJssel-
stein, Utrecht 1992.
/
362
-ocr page 361-
IJSSELSTEIN EN NOZEMA;
cultuur-historische en sociale betekenis van het zendergebouw.
door L. Murk
IJsselsteiners verdienden hiermee hun
dagelijks brood. De laatste 'hoepmaker'
werkte tot ongeveer 1960 en daarna was
het ook met deze belangrijke bedrijfstak
gedaan. De straatnamen 'Mandenmaker'
en 'Dissel' (kloofbijl) doen ons hier nog
aan herinneren, maar gelukkig ook een
complete hoepelmakerij van de Histori-
sche Kring IJsselstein in ons stadsmuseum.
In de eerste helft van deze eeuw
stondIJsselstein bekend als de 'Stichtse
Betuwe'', vanwege de vele kersen- en ook
andere soorten boomgaarden"*. Van de
vijftig percelen kersen hebben we nog één
stukje boomgaard over en de naam van de
woonwijk 'Haanderik' (kersenplukmand).
In het midden van de negentiende
eeuw ontwikkelde zich in IJsselstein de
Laten we beginnen met een selectie van
wat er in IJsselstein sinds 1800 op cultuur-
historisch gebied ontstaan en weer verd-
wenen is.
Vóór 1800 was IJsselstein een agra-
risch stadje. Na de Franse bezetting ont-
stond er bij de bevolking behoefte om van
de landbouw over te schakelen naar wat
meer industriële bedrijvigheid. Zo ont-
stonden o.a. de touwslagerijen' die voort-
kwamen uit het grote aanbod van vlas en
hennep vanuit deze omgeving. Wat hier-
van is overgebleven is enkel de naam van
Touwlaan'. Aan de Touwlaan bevond zich
de laatste grote touwbaan.
Parallel hiermee liep de griendcultuur ^
met zijn werkplaatsen voor het vervaardi-
gen van hoepels en manden. Veel
'De oude
Touwbaan'
aan de hoek
Achtersloot/
Touwlaan is
wat er nog
rest van de
touwslagerij
die daar in
de vorige
eeuw stond.
363
-ocr page 362-
Speciaal
voor de hoep-
makerij ge-
bouwde
(1840) werk-
plaats bij de
ophaalbrug
over de
Hollandsche
IJssel.
Het ge-
bouw is eind
jaren '60 af-
gebroken.
Eén van
de vele
kersen-
boomgaarden
die IJsselstein
voor de oor-
log rijk was.
baksteenindustrie ^ Op de grond waar de-
ze industrie gevestigd was herinneren nog
slechts enkele straatnamen zoals
'Vlamoven' en 'Tasveld' ons aan het verle-
den. Een troost is, dat er nog 'minstens
tien stenen' van de vele miljoenen die er
tot 1982 gemaakt zijn, in ons stadsmuse-
um bewaard blijven.
Voortkomend uit de hoepelmakerij
ontstond er rond de eeuwwisseling de
meubelindustrie . Enkele generaties lang
hebben vele IJsselsteiners in deze be-
drijfstak gewerkt. De meubelfabriek van
de Gebroeders van Rooyen, die toonaan-
gevend was in Nederland, werd in 1967
gesloten. Er werkten toen nog 120 perso-
nen. Ondanks de vele protesten van de
HKIJ is het monumentale hoofdgebouw
gesloopt. Ook van de vele honderdduizen-
den stoelen en tafels, die in deze fabriek
gemaakt werden, is er geen meer te vin-
den. Zelfs niet in het stadsmuseum.
Zeer enthousiast was het gemeentebe-
stuur, toen in 1938 de Nederlandse
364
-ocr page 363-
Omroep Zender Maatschappij ^, kortweg
'Nozema', het oog had laten vallen op een
gebied tussen Lopikerkapel en IJsselstein.
Het nieuwe fenomeen 'radio' had toe-
komst en gaf dus werkgelegenheid in een
geheel nieuwe bedrijfstak. Het personeel,
dat meekwam wilde bij voorkeur
IJsselstein als woonplaats. Helemaal 'te
gek' was, dat de Nozema in 1953 besloot
onder de rook van IJsselstein op 1,5 km
van de binnenstad, de wereldomroep te
vestigen. Ook dit personeel koos
IJsselstein als woonplaats.
Hoewel IJsselstein in die tijd nog een
vrij gesloten gemeenschap was, gaf de in-
tegratie met de 'zenderlui' geen proble-
men. Wel kreeg de IJsselsteinse samenle-
ving hierdoor een ander karakter.
Het verenigingsleven ging er kwantita-
tief en kwalitatief op vooruit. Tenissen is
mede hierdoor in IJsselstein een bloeien-
de tak van sport geworden. Ook de kerkge-
nootschappen en de politiek profiteerden
van deze 'migranten'. Het openbaar on-
derwijs groeide van ongeveer 10 leerlin-
gen tot een volwaardige school.
En dan het bedrijfsleven. Ook zij had-
den veel baat bij de vestiging van de zen-
De steenfa-
briek aan de
Utrechtseweg
vlak voor de
sloop in
19S5.
Het hoofdge-
*'•'' bouw van de
meubelfa-
briek
'Gebroeders
van Rooyen'
langs de
Hollandsche
IJssel.
Het gebouw
is in igSz ge-
sloopt.
365
-ocr page 364-
de architectonische aspecten buiten be-
schouwing laten, het behpuden waard.
Nu we aan het begin staan van de groot-
ste woninguitbreiding die IJsselstein ooit
gekend heeft en die nota bene de naam
'Zenderpark' draagt, is het van groot be-
lang, dat het hart van deze nieuwbouw
blijft bestaan. Het Nozemagebouw 'de
Wereldomroep' is geen monument van
onze voorouders, maar een jong monu-
ment van 'wereldformaat' uit onze tijd.
Uit het voorgaande blijkt, dat er al veel
verloren is gegaan in IJsselstein. Laten we
proberen, dit gebouw voor ons en ons na-
geslacht te behouden. Men bedenke:
'Wie zijn verleden afbreekt, breekt zichzelf af.
Noten
1.  Touw, Touw en nog eens touw
Tijdschrift HKIJ no. 17 en 19 -1980
2. Geschiedenis van grienden in kort bestek
Tijdschrift HKIJ no. 7 -1978
3.  Kersen en kersenboomgaarden
Tijdschrift HKIJ jj/jS pag. 341
4.  De voor-de-oorlogse VW
Tijdschrift HKIJ ^6 pag. 331
5.   Steenbakkerijen te IJsselstein
Tijdschrift HKIJ no. 41/42 pag. 1
6.  Meubelfabriek van Rooyen
Tijdschrift HKIJ no. ^g pag. ^ög
7.   Het Zenderpark Lopik/IJsselstein
Tijdschrift HKIJ no. p pag. 2^y
IJSSELSTEIN
betleöen/ /\
en        / / ï\
heden / / /\
Omslag
van het in
ig62 uitgege-
ven boekwerk
'IJSSELSTEIN,
HEDEN EN
VERLEDEN'
door toenma-
lig burgemees-
ter J.J. Abbink
Spaink.
'IJsselstein,
zenderstad'
kon niet beter
worden uitge-
beeld.
Mr.J.J.ABBINK SPAINK
ders in hun omgeving. Veel logo's en
beeldmerken werden ontworpen met een
afbeelding van de zender erin. De streek-
krant bijvoorbeeld heet 'Zenderstreek-
nieuws'. En zijn we niet allemaal trots op
de grootste 'Kerstboom' ter wereld.^!
Kortom, cultuurhistorisch en sociaal is
het zender-complex voor onze stad zeer
belangrijk geweest en daarom, zelfs als we
Stichting
Historische Kring
IJsselstein
Redaktie:
B. Rietveld, Meerenburgerhorn 10,
3401 CD IJsselstein.
Donateurs ontvangen het periodiek (4 uitga-
ven per jaar) en worden op de hoogte gehou-
den van de activiteiten. Nieuwe donateurs
kunnen zich aanmelden bij de penning-
meester waar tevens mutaties kunnen wor-
den doorgegeven. Voor inwoners van IJssel-
stein is de bijdrage minimaal f20,- (voor be-
drijven f30,-) per jaar. Voor hen die buiten
IJsselstein wonen is de bijdrage f28,50 resp.
f38,50. Losse nummers, voor zover voorra-
dig, zijn a f7,50 verkrijgbaar via het secreta-
riaat. Voor dubbelnummers is de prijs f 10,-.
Druk: Abels bv, Utrecht
ISSN: 1384-704X
Dagelijks bestuur:
Voorzitter: L. Murk, tel: (030) 688 16 27
Secretariaat: C.J.H, van Dijk-Westerhout,
Omloop West 42,
3402 XP IJsselstein,
tel: (030) 688 36 99
Penningmeester: W. J. van Vliet,
J.W. Frisolaan 7,
3401 AX IJsselstein,
tel: (030) 688 16 60.
Bank:                Postbank, nr.: 4074718
366
-ocr page 365-
^vy Ti öc-T (5c|(;m
L-'Z-
'..... DE GESCHIEDENIS VAN UW VADERLAND NIET
KENNENDE, ZIJT GIJ BUITENSTAAT OOIT EEN GOED
BURGER, VEEL MIN EEN NUTTIG REGENT VAN HET
ZELVE TE WORDEN.....' ( atlas van Stolk)
Het dagelijkse leven in onze stad, asielzoekers in IJsselstein
door Ron van Arkel
Inleiding
Vrijsteden hadden de twijfelachtige re-
putatie oorden te zijn, waar zich allerlei
gespuis ophield. Dit willen de hardnekki-
ge verhalen over vluchtelingen van het
hoogste en laagste allooi ons tenminste
doen geloven. Zo zouden de asielvragers
ongehinderd terecht kunnen in de vrijste-
den, mits ze maar voldoende geld meena-
men. Deze negatieve reputatie bezat
IJsselstein gelukkig in veel mindere mate
dan o.a. de vrijsteden Culemborg en
Vianen. Vooral Vianen zou niet meer los-
komen van dit stempel, dat het zeker al in
het begin van de 17-de eeuw had gekre-
gen. In 1720 werd Nederland overspoeld
door een hysterische speculatie-golf. De
overtuiging, dat men snel rijk kon wor-
den, dreef vele ertoe 'aktien' te kopen:
aandelen in de meest vreemdsoortige on-
dernemingen. Dit resulteerde in een on-
gekende windhandel. De windhandel van
1720 was aanleiding tot de publikatie van
'Het Groote Tafereel der Dwaasheid'. In
die bundel is o.a. meer malen sprake van
Vianen, en ook van Culemborg en
IJsselstein. Uiteraard niet in gunstige zin.
Helemaal objectief is dit oordeel bepaald
niet; de kwestie 'vrijsteden' zit nu een-
maal genuanceerder in elkaar.
Bij het samenstellen van dit artikel is
uiteraard gestreefd naar een vloeiend en
sluitend verhaal. Dit is slechts ten dele ge-
lukt, eenvoudigweg omdat er nog teveel
elementen ontbreken om tot een aaneen-
geregen geheel te komen. In feite bestaat
dit artikel uit een aantal geselecteerde
hoofdstukken. Ongetwijfeld zullen in de
toekomst nog meer gegevens aan het licht
komen, waardoor deze stof aangevuld zou
kunnen worden. Hopelijk wordt dit een
stimulans tot verder historisch onderzoek.
Voorop staat het streven de boeiende,
maar vooral de belangrijke historie van
IJsselstein en zijn omgeving bekend te
maken.
Herkomst van de plaatsnaam 'IJssel-
stein'
Gijsbrecht van Aemstel, overleden in
1343, was een zoon van Arend van
Aemstel, (1267-1291*) ridder, en heer van
IJsselstein, en van diens gemalin Johanna
overleden in 1300. Genoemde Arend van
Aemstel was een broer van de, door de
moord op Floris V (graaf van Holland), in
de vaderlandse geschiedenis bekende
Gijsbrecht van Aemstel (1252-1300), de
heer van het Amstelland. Deze
Amstellandse heer Gijsbrecht, was dus
een gelijknamige oom van de
367
-ocr page 366-
IJsselsteinse Gijsbrecht. De IJsselsteinse
heer Gijsbrecht van Aemstel (1279-1343),
stichtte omstreeks 1309 met toestemming
van de Utrechtse bisschop 'Guy van
Avesnnes' (van Henegouwen
1301-1317), nabij het kasteel
van IJsselstein een
nieuwe, aan St
Nicolaas gewijde,
kerk. Deze kerk
verving de ou
de Eiterse pa-
rochiekerk.
Het is zeker
Gijsbrechts
kleindochter
Guyotte (van
Aemstel) van
IJsselstein ge-
weest, die de
opdracht heeft
gegeven om het
prachtige, in de ou-
de Nicolaaskerk aan-
wezige grafmonument te
maken. Guyotte heeft dit graf
doen oprichten voor haar beide grootou-
ders: Gijsbrecht van Aemstel en Bertha
van Heukelom (van Arkel 1304-1311), en
voor haar beide ouders: Arnoud van
Aemstel (1343-1363) en Maria van
Avesnnes (van Henegouwen 1309-1344).
Of de genoemde IJsselsteinse heer
Gijsbrecht ook de stichter was van het, in
1887 gesloopte, kasteel van IJsselstein valt
te betwijfelen. In ieder geval moet er reeds
voor zijn tijd een 'stein' geweest zijn. Dat
moet stammen uit de vroegste tijd van de
baksteenbouw. Daarop wijst het woordje '-
stein' waarmee de naam van IJsselstein
eindigt. In de 13-de eeuw, toen het bou-
wen van houten kastelen nog gebruikelijk
was, kreeg het bouwen van een stenen slot
natuurlijk veel bewondering. Vol trots
hebben de eigenaren hun moderne sterke
vestingen naar het nieuwe materiaal ge-
noemd. In de middeleeuwse leenacten
wordt er dikwijls van 'steynen huys' of
'steenhuys' gesproken. Ook het verdwe-
nen riddergoed Zuylenstein was zo'n
hechte bakstenen vesting. Het gebruik
van steen bij de kasteelbouw was zó bij-
zonder, dat 'steen' onderdeel werd voor
een blijvende benaming van een kasteel.
In ons land is dit veelzeggende
woordgebruik niet ingebur-
gerd. Pas later, toen de
houten bouwwijze in
onbruik was ge-
raakt, gold een
bakstenen slot
als zo iets bij-
zonders, dat
men in de
naam van het
huis de aan-
dacht op het
bouwmateri-
aal vestigde.
Tot die tijd wer-
den de namen
van de kastelen He-
ver samengesteld
met het neutrale woord
'burg', voorbeelden hiervan
zijn de ridderhofsteden
'Walenburg' en 'Lunenburg'. De naam
van onze woonplaats zegt ons misschien
weinig meer, het klankbeeld is voor ons zo
gewoon geworden. Toch leek het me aar-
dig om de oorspronkelijke betekenis van
de naam IJsselstein te verklaren.
IJsselstein is een koppeling van de rivier-
naam de Hollandse-IJssel, en het 'stein'
(steen). De baksteen was voor die tijd
uniek materiaal, en werd gebruikt bij de
bouw van het kasteel.
* De jaartallen tussen haakjes ge-
ven de periode aan waarin deze persoon
vermeld wordt in oorkondes.
Ontwikkeling van IJsselstein
In 1346 werd Arnoud II van Aemstel
(van IJsselstein) door Margaretha, gravin
van Holland, beleend met IJsselstein,
Benschop en Noord-Polsbroek. Dit gebied
werd sindsdien de heerlijkheid 'Baronie
van IJsselstein' genoemd.
Het leven in de stad zag er vroeger heel
Afdruk van
het wapen
van de eerste
IJsselsteinse
van Amstels.
Verschenen
in druk in
1625 hij een
publikatie
van Arent
van Buchiell.
368
-ocr page 367-
Met uitzonde-
ring van
kastelen en
kloosters wer-
den de meeste
Middeleeuwse
huizen van
hout of leem
gebouwd.
wat anders uit dan nu. De meeste woon-
kernen met stadsrechten, waaronder ook
IJsselstein, waren klein. De bevolking was
voornamelijk op de agrarische sector ge-
oriënteerd. De groei en bloei van
IJsselstein is vrijwel zeker langdurig af-
hankelijk geweest van de landbouw.
Binnen de IJsselsteinse grachten, de wal-
len, de muren, en de poorten, leefde men
dicht opeengepakt. Volgens de geschied-
schrijvers is het Arnoud (Arend) III van
IJsselstein 1370-1409 degene geweest, die
de stad omstreeks 1390 heeft doen om-
muren.
Arnoud was de oudste zoon van Jan
van Egmond, overleden in 1369, en
Guyotte van Amstel. Hij was gehuwd met
Jolanda van Linnigen.
In 1331 is er sprake van 'poorteren van
IJsselstein' hetgeen erop wijst dat
_/' iL.       Detail van de
plattegrond
^OïSiramflSIinD: vanBlaeuuü
1645.
We zien de
zuidzijde van
de stad,
richting de
Nieuwpoort
met enkele
van de vele
hooibergen.
^ %
369
-ocr page 368-
Een foto uit
1934 van de
laatste hooi-
berg binnen
de grachten.
Deze hooi-
berg stond
langs de
gracht aan
de Walkade
ongeveer op
de plek waar
Blaeu er
ook enkele
situeerde.
De hooiberg
is rond
1950
verdwenenen.
^'--f^r . ' * _*
drinkwater betreft, men was in die tijd
niet al te kieskeurig en men dronk rustig
het water uit de gracht. Het water daarin
raakte meer en meer vervuild en ziektes
zoals cholera en pest bleven niet uit. Het
bevolkingsaantal zou snel afgenomen
zijn, als er niet een constante stroom van
vluchtelingen naar de stad was geweest.
In 1587 werd er door Gijsbert Cock een
konterfeitsel (afbeelding) van de stad en
van de Nieuwpoort vervaardigd. Dit was
nodig om de Nieuwpoort te kunnen verka-
velen ten behoeve van de vluchtelingen,
die met have en goed een veiHg heenko-
men zochten binnen IJsselstein. In 1677
kreeg de stad Utrecht de heerlijkheid van
Vreeswijk in volle eigendom. Bij het be-
heer over Vreeswijk had Utrecht, zich te
houden aan allerlei, door 'hogerhand' in-
gestelde, bepalingen en voorschriften op
het gebied van rechtspraak en belastingen
etc. (Groot Placaatboek van Utrecht, deel
III, pag. 17-19). Uitdrukkelijk was bepaald
dat men er geen bescherming mocht ge-
ven aan personen, die uit de landen van
Holland, Zeeland, Utrecht, en omliggen-
de heerlijkheden waren verbannen we-
gens 'quade feyten'. Op de zogenaamde
vrijsteden zullen we later in dit artikel nog
terugkomen.
Het is dus de reeds genoemde heer
IJsselstein toen reeds als stad werd be-
schouwd. Het verloop der oude stadsmu-
ren wijst erop dat de eerste zuid-oostelijke
omwalling heeft gelegen langs de tegen-
woordige 'Haven'. Ook de wijze van be-
bouwing in de IJsselstraat, Voorstraat en
voormalige Koningstraat (thans
Schuttersgracht) wijst hierop. De ruimte
was terwille van de bescherming tegen
rondreizende bedelaars en plunderende
werkloze soldaten, veelal klein. Overal zag
en hoorde men in het huisvuil wroetende
varkens, koeien en kippen, want de mees-
te stedelingen waren in het begin immers
nog boer. Van de IJsselsteinse stads-plat-
tegrond van Blaeu, die de toestand van
1650 aangeeft, kan worden afgeleid hoe-
zeer de boerenstand haar stempel op het
stadsleven heeft gedrukt. Op de platte-
grond staan ongeveer vijftig hooibergen.
Deze stonden in de tuinen achter de hui-
zen en dienden voor opslag van de oogst.
De opgeslagen produkten waren afkom-
stig van de, buiten de stad gelegen, lande-
rijen. Door het ontbreken van enig hygië-
nisch inzicht, en door het ontbreken van
schoon drinkwater, onderschatte men de
gevaren van besmetting. In de enge en
veelal vervuilde straatjes kreeg de besmet-
ting alle kans. Hierdoor stierven vele stad-
genoten een te vroege dood. Wat het
370
-ocr page 369-
Detail van de
plattegrond van
IJsselstein door
Jacob van
Deventer
(derde kwart
zestiende
eeuvL>).
RAU, Top.
Atlas no
561.
1.   Stadhuis
2.  Kasteel
3.   St. Nico-
laaskerk
4.  Eiteren
5.  Mariënberg
6.  IJsselpoort
7.  Benschop-
perpoort
8.  Papentoren
9.  Doelentoren
10. Korenmolen
11. Watermolen
12.  Nieuwpoort
IJ. Havenhrug
14. Visbrug
13.  Witte-
paardsbrug
Arnoud III van Egmond geweest, die de
stad aanzienlijk heeft uitgebreid en de
Nieuwpoort, die ten zuid-oosten van de
huidige singelgracht is gelegen, bij de stad
heeft getrokken. In 1394 stichtte Arnoud
III op de Nieuwpoort een monnikenkloos-
ter der Cistercienserorde. Hij beloofde -
vermoedelijk om het nieuwe stadsgedeel-
te te bevolken - aan allen die zich te
IJsselstein kwamen vestigen, het poorter-
recht op 'Sint Lebuinsdach' (25 juni 1391).
Arnoud zette hiermee de poorten open
voor immigranten, die zich - gedwongen
door de toenmalige onveiligheid op het
platteland en gelokt door bovengenoemde
toezeggingen - in het IJsselstadje wilden
vestigen.
Onder de van Egmonds is IJsselstein
tweemaal verwoest door oorlogsgeweld.
Na het overlijden van Arnoud in 1409
volgde zoon Jan hem op. Deze Jan of
Johan speelde een belangrijke rol tijdens
de Hoekse en Kabeljauwse twdsten waar-
van IJsselstein in 1417 slachtoffer werd.
Op 23 juni 1417 wordt IJsselstein ge-
deeltelijk vernietigd en ruim een jaar later
op last van Jacoba van Beieren verder ont-
manteld. Bij de heropbouw van de stad
371
-ocr page 370-
'IJsselstein
verbrand'.
Afbeelding
van de ver-
woesting in
1417.
Pag. ^^0 uit
het 2e deel
van de
'Algemene
Geschiedenis
des bekende
Aardkloots
tot den dood
van Willem
Iir,
door
G. Suiker,
vertaald door
J. Verhurg
uitg. Rudolf
en Gerard
Wetstein,
Amsterdam
1721-1726.
zijn de verdedigingswerken niet hersteld
waardoor jaren later in 1466 Gelderse
troepen onder aanvoering van Otto van
Vuren gelegenheid kregen de stad te plun-
deren, half uit te moorden en plat te bran-
den.
Vrij kort daarna werd IJsselstein weer
opgebouwd en nu wel versterkt. Merk-
waardig is het dat de de stad een geringere
omvang kreeg dan de vorige. Immers de
Nieuwpoort lag nu buiten de muren. In
1483 volgde Frederik van Egmond (1483-
1521), heer van Buren en van Leerdam,
zijn vader Willem II van Egmond (1451-
1483) op als heer van IJsselstein. Buren,
Leerdam, en IJsselstein waren sinds 1472
reeds gezamenlijk in het bezit van de Van
Egmonds. En vanaf 1483 kwamen de ste-
den voor het eerst onder het gezag van
eenzelfde heer. In 1498 werd Frederik
door koning Maximiliaan beloond met de
verheffing van Buren en Leerdam tot
graafschap. Frederik had namelijk partij
voor de Bourgondiërs gekozen, die in
strijd waren tegen Utrecht en Gelre. Ook
Frederiks zoon Floris had actief deelgeno-
men in de oorlog tegen Karel van Gelre.
Nadat hij achtereenvolgens tot stadhouder
werd benoemd van ondermeer Gelre
(1507), Friesland (1515) en Holland,
Zeeland en West-Friesland. Floris van
Egmond (1521-1539) volgde in 1521 zijn va-
der op als graaf van Buren en Leerdam.
Hij werd in datzelfde jaar heer van
IJsselstein. Diens zoon, MaximiHaan van
Egmond (1539-1548), heeft - evenals zijn
vader - hoge leger- en regeringsposten ver-
vuld. De opvolger van Maximiliaan was
zijn dochter Anna van Egmond. Zij trouw-
de in 1551 met Willem van Oranje. Toen
zij in 1558 overleed nam Willem van
Oranje voor hun zoon Philips Willem het
beheer van Buren, Leerdam en IJsselstein
op zich. Na de dood van haar vader in 1584
nam Maria van Buren, de zuster van
Philips Willem, het beheer van zijn bezit-
tingen op zich. Zij werd daarbij geassi-
steerd door graaf Philips van Hohenlohe,
met wie zij in 1595 trouwde. Toen graaf
Philips van Hohenlohe in 1606 overleed,
372
IL...
-ocr page 371-
in 1751 volgde er een periode van regent-
schap door zijn weduwe Anna van
Hannover ten behoeve van hun zoon
Willem V. Deze trad in 1766 op als graaf
van Buren en Leerdam en hij werd tevens
heer van IJsselstein. In 1795 werd
IJsselstein door de Fransen bezet.
Leerdam, Acquoy, Vianen en IJsselstein
werden op 16 maart 1795 bij decreet van
de representanten van het volk van
Holland zonder meer bij deze provincie
ingelijfd. De Domeinraad werd gesloten
en appèlzaken zouden voortaan bij het
Hof van Holland moeten worden voorge-
legd.
Het bestuur van de Stad
Toen de adel haar greep grotendeels op
het platteland had verloren, werden hori-
gen, die waren gevlucht of die de vrijheid
hadden gekocht, gelokt door de ongeken-
de perspectieven van de opkomende ste-
den. Het vertier en het ambachtswerk, de
handel of de scheepvaart trokken nieuwe
bewoners. 'Stadslucht maakt vrij' heette
het in de middeleeuwen: in de stad was -
weer - geld. Bovendien kon een stad met
geld soldaten huren. Dit verminderde de
betekenis van de ridders. In het geval dat
de stad niet zelf haar soldaten huurde dan
zorgde de vorst, die de bewoners het
stadsrecht had geschonken, daarvoor.
De op geld gebaseerde economie bracht
ook nieuwe vormen van bestuur en recht-
spraak met zicht mee. Middeleeuwse
tweegevechten waarbij de sterkste als de
onschuldige gold, werden vaak uitdrukke-
lijk in de nieuwe stadsrechten verboden.
Vele van de schepenen spraken recht in
plaats van de gehele gemeenschap. Het ei-
gen bestuur van de steden varieerde sterk.
Meestal kwam de rechtspraak in handen
van een schepenbank. De schout was
daarvan voorzitter en hij fungeerde als de
vertegenwoordiger van de graaf, min of
meer als officier van justitie. Rond de 15-
de eeuw kregen de schepenen burgemees-
ters naast zich, die zich - net als de wet-
houders in onze tijd - met het bestuur be-
zig hielden. De schepenen concentreer-
kreeg Philips Willem het beheer .over
Buren, Leerdam en IJsselstein. Philips
Willem vervulde te Brussel de functie van
staatsraad van de Aartshertogen in de
Spaanse Nederlanden. Desondanks stelde
hij zich in 1612 op één juridische lijn met
Holland door een edict uit te vaardigen.
Hierin werd gesteld dat de uit Holland ko-
mende bannelingen zich niet mochten
ophouden in Buren, Leerdam en
IJsselstein. Na zijn dood kwamen deze
plaatsen in handen van zijn erfgenaam en
halfbroer Maurits. Deze belastte in ditzelf-
de jaar de Nassause Domeinraad in Den
Haag met de uitoefening van de soeverei-
ne rechten over deze plaatsen, inbegrepen
de rechtspraak in appèl. Voordien had een
in 1603 opgerichte domeinraad te Buren
deze functies vervuld. Ook de rechtspraak
van het leenhof van IJsselstein was op de-
ze domeinraad overgegaan. Alleen tijdens
het bewind van Maria Louise te IJsselstein
(1731-1765) zou de Nassause Domeinraad
geen gezag in de baronie uitoefenen.
Evenals in Culemborg en in Vianen trad
ook in Buren, Leerdam en IJsselstein een
drossaard op als vertegenwoordiger van
de soeverein. De in 1625 gestorven
Maurits werd opgevolgd door Frederik
Hendrik, waarna Willem II van 1647 tot
1650 en vervolgens Willem III tot 1702 de
beide graafschappen en de baronie beza-
ten.
Toen Willem III in 1702 overleed ging
het tweede, tot 1732 durende stadhouder-
loze tijdperk in. Dit hield voor Buren en
Leerdam een graaf-loze periode in, en
voor IJsselstein een 'heer-loze' periode.
Als executeurs van de testamenten van
Frederik Hendrik en van Willem III na-
men de Staten-Generaal het beheer van de
Nassause bezittingen op zich. In 1712
kreeg de in 1711 geboren Willem IV, zoon
van Johan Willem Friso, IJsselstein toege-
wezen.
Na zijn meerderjarigheid in 1731 stond
hij IJsselstein als douairie af aan zijn moe-
der Maria Louise van Hessen-Cassel, die
hier tot haar dood in 1765 het bewind
voerde. Na het overlijden van Willem IV
571
-ocr page 372-
straat werd vastgesteld en geïnd.
Een recognitie was een bedrag, dat be-
taald moest worden voor de erkenning
van het recht op vrijgeleide.
Van 1703 tot 1729 zijn er geen vrijgelei-
de-gegevens voorhanden. Dit kan samen-
hangen met een gebrekkige administratie
van de toenmalige drossaard, gecombi-
neerd met zijn eigenmachtig optreden.
De Staten-Generaal voerden in deze perio-
de het beheer over IJsselstein, wat inhield
dat de vrijgeleide-requesten niet langer
voor bekrachtiging naar Den Haag wer-
den verzonden. Op 12 augustus 1729 Het
de raad in Den Haag namens Maria
Louise, prinses van Oranje, weten dat zij
op de hoogte was gekomen dat de drost
van IJsselstein zich aanmatigde vrijgelei-
de te verlenen, zonder Hare Hoogheid of
de raad daarin te kennen. De drost mocht
voortaan geen vrijgeleide meer verlenen.
Hij moest degenen die hierom kwamen
verzoeken, verwijzen naar Hare
Hoogheid. Ook moest de drost een lijst
opmaken van personen die zich op dat
moment met vrijgeleide in de Baronie van
IJsselstein ophielden. Op 12 januari 1730
beloofde de drossaard voortaan slechts po-
visionele akten van sauvegarde voor de
tijd van vier weken te geven. Degenen die
zich met een akte van sauvegarde van de
drossaard in IJsselstein bevonden, werden
aangezegd binnen een maand de verzoe-
ken van sauvegarde, door middel van een
brief, aan Hare Hoogheid te zenden of an-
ders uit IJsselstein te vertrekken. Tot 1730
ontving de drossaard een bepaald, niet be-
kend, percentage van de recognities.
In 1730 is in de rekeningen van de rent-
meesters der domeinen van IJsselstein in
het 45-ste Kapittel over de 'Extraordinaris
ontfang' de volgende passage opgeno-
men:
'Haar Hoogheid hebbende goetgevonden
de recognitien die gegeven werden van de vrije
geleyden aan haar te reserveren, en dat den
Heere Drossard Vullejus deselve ten profijte
van haar Hoogheyd sal ontfangen en aan den
Rentmeester van IJsselsteyn behandigen om
deselve in sijne rekeninge te verantwoorden en
den zich op de rechtspraak. Als een soort
burger-vertegenwoordiging (gemeente-
raad) kwam de vroedschap op. De leden
hiervan werden ook wel raden of gezwore-
nen genoemd. Ten tijde van de baronie
was de invloed van schepenen en vroed-
schap zeer gering. Het stadsbestuur werd
vrijwel uitsluitend door de magistraat ge-
voerd. De drost fungeerde hier als verte-
genwoordiger van de soeverein. Hij was
het hoofd van het bestuur. Dit bestond uit
drie schoutambten, IJsselstein, Benschop,
en Noord-Polsbroek.
Het baroniebestuur had in het begin
van de 17-de eeuw nog geen vaste vorm ge-
kregen. Het stadsbestuur behartigde dik-
wdjls ook de belangen van de hele baronie.
Van de twee burgemeesters van
IJsselstein was de één stadsburgemeester.
Deze was belast met het beheer der stede-
lijke geldmiddelen en werd ook wel sche-
penburgemeester genoemd. De ander, de
gemenelandsburgemeester, werd ook wel
raadsburgemeester genoemd. Deze had
het beheer over het landelijk deel van het
schoutambt van IJsselstein. Het is overbo-
dig om te zeggen dat alleen de poorters en
niet het maatschappelijke lagere volk tot
deze colleges toegang hadden.
Hoe, waaruit en door wie de schepenen
en andere stadsbestuurders werden geko-
zen, varieerde per stad en per streek.
Later, toen het bestuur van de baronie
overging (1795), werd de drost vervangen
en een baljuw benoemd. Deze baljuw
maakte geen deel uit van het bestuur,
maar had alleen bevoegdheid in criminele
zaken en werd later hoofd der polerbestu-
ren. In 1680 viel de taak van provisionele
vrij geleide-verlening toe aan de schout
{'geapprobeert de door den schout te
IJsselstein geaccordeerde provisioneele vrijge-
leijde en protectie aan ...).
In 1700 was het
echter de drossaard die in IJsselstein de
provisionele vrijgeleiden verleende. In de
jaren voorafgaande aan 1729 kreeg zijn
toestemming zelfs meer een definitieve
status. De asielzoekers te IJsselstein wa-
ren een recognitie verschuldigd, die in
eerste instantie door de plaatselijke magi-
374
-ocr page 373-
dat de voornoemde Heere Drossard tot een
dedomagement van dien jaarlijks sal genieten
de somme van vier hondert ponden aan den
selven door genoemde Rentmeester te betaelen
welke hem jegens behoorlijke quitantie in uyt-
gave sijne rekeninge sal werden gelegen ...'
In plaats van een aandeel in de recogni-
tie-opbrengsten kon de drossaard voor-
taan op een bedrag van 400 ponden per
jaar rekenen.
Rechten en Plichten
Tot aan de 19-de eeuw hadden de inwo-
ners van een stad van overheidswege geen
gelijke rechten en plichten. Wie tot poor-
ter was verklaard, genoot meer rechtsze-
kerheid. Een poorter kon overheidsfunc-
ties bekleden en een nering uitoefenen.
Poorters hadden de plicht de stad en hun
heer te dienen. De niet-poorters mochten
slechts met toestemming van het stadsbe-
stuur in de stad wonen. Zij bezaten hier-
door minder rechten en plichten. De nieu-
we burgers moesten bij hun intrede in de
stad een eed op het stamboek afleggen.
Vanaf dat moment behoorde zij tot de ge-
zworenen. En zij werden hiermee aan-
sprakelijk geacht voor wat andere gezwo-
renen of inwoners uitvoerden. Dat kon
soms de spuigaten uitlopen, omdat alles
nog niet zo goed was geregeld. Het toe-
zicht was veelal minimaal. De stedelijke
overheid had geen politie-agenten ter be-
schikking die opkomende ruzies konden
sussen, voordat zij tot eenuitbarsting kwa-
men. De van het platteland gekomen in-
woners waren vaak ook niet gewend aan
de merkwaardige macht en gezag van een
stadsmagistraat. Alles was immers nog zo
nieuw; de stadslucht verenigde vrijheid en
tucht op een voor hen vaak vreemde en
onbegrijpelijke wijze. De bewaking van de
stad in de nachtelijke uren was in de be-
gintijd een gemeenschappelijke taak van
de burgers en geschiedde door de nacht-
wakers of kleppers. Zij deden elke nacht
op gezette tijden hun ronde. En zij gingen
te veld met een ratel, die zij op elk uur
moesten hanteren. Ze waren meestal in
gezelschap van een hond, bewapend met
een piek en verder voorzien van een lan-
taarn. Tot in het begin van deze eeuw heb-
ben de nachtwakers te IJsselstein dienst
gedaan. Voor deze waakzaamheid moest
de burgerij 'klepgeld' betalen. Gedurende
de winter en in bijzondere omstandighe-
den werd er tevens gewaakt door weerbare
burgers.
De, ook in latere tijd bekende, schutte-
rijen dienden als een speciaal legertje van
de stad, bedoeld om naar buiten op te tre-
den als de toestand daarom vroeg.
Elke stad was tenslotte een zelfstandig
staatje, dat tè vaak met concurrerende
plaatsen of met een landsheer op voet van
oorlog leefde. De belangrijkste taak van de
schutters sedert de 16-de eeuw in
IJsselstein was het uitoefenen van de
wacht. Dit heeft geduurd tot 1746.
IJsselstein Vrijstad
Vanaf de tweede helft van de i6-de
eeuw werd er in IJsselstein aan vluchtelin-
gen en ballingen onder bepaalde voor-
waarden bescherming geboden tegen be-
dreiging, arrest of vervolging van buiten-
af Overigens was IJsselstein niet de enige
plaats waar vreemdelingen, die elders iets
hadden misdreven of in moeilijkheden
waren gekomen, terecht konden. Dit kon
ook in Vianen, Culemborg, Leerdam,
Buren, Asperen, Ravenstein, Oss,
Bokhoven, op Ameland en op
Terschelling. In de aanvragen voor vrijge-
leiden van personen, die wegens schulden
in nood waren gekomen, werd er telkens
weer met nadruk op gewezen dat de asiel-
zoekers te goeder trouw handelden.
In hun verklaringen wezen de perso-
nen in kwestie erop dat ze in moeilijkhe-
den waren gekomen door 'misfortuyn of
desastres in zaken of negotie'. De onge-
lukkigen spraken tenslotte de wens uit tij-
dens hun verblijf in de vrijstad er weer ge-
heel bovenop te komen. Iets wat overigens
lang niet altijd lukte. De procedure voor
het krijgen van vrijgeleide in IJsselstein is
in principe steeds dezelfde geweest. De
aanvraag om vrijgeleide werd gericht aan
de heer van IJsselstein of diens vertegen-
375
-ocr page 374-
woordiger, de drossaard. Asielzoekers
moesten in hun aanvraag een uitvoerige
toelichting geven op de reden, waarom ze
vrijgeleide vroegen. Schuldenaren moes-
ten goede trouw bewijzen. 'Doodslagers'
moesten bovendien duidelijk maken dat
ze uit noodweer hadden gehandeld. Bij de
behandeling van de aanvraag werd nage-
gaan of de asielzoeker wel betrouwbaar
was. En of zijn verklaringen correct wa-
ren. Ook werd gekeken of hij wel solvabel
was. Met andere woorden: of hij nog wel
geld genoeg had, om in zijn primaire le-
vensbehoeften te voorzien. Wanneer ten
slotte de aanvraag in orde werd bevonden,
dan werd de definitieve akte van vrijgelei-
de door de heer van IJsselstein toegekend.
Daar was een recognitie voor verschuldigd.
Plaatsen waar vrijgeleide werd ver-
leend, kregen in de loop der tijd een slech-
te naam. Het leek er soms op alsof elke
schurk ongehinderd kon neerstrijken.
Niets was minder waar. Degenen, die een
ernstig misdrijf hadden begaan, kwamen
beslist niet in aanmerking voor vrijgeleide.
'Hoerenkint' of'in Hoerij geteelt'
Asiel wordt in het algemeen opgevat als
in een bepaalde plaats bescherming wordt
geboden aan van elders komenden perso-
nen. Deze zoeken bescherming tegen be-
dreiging, geweld, arrest, vervolging, be-
straffing van buitenaf De asielplaats is de
aanduiding, waar asiel wordt verleend.
Hierbij moet men niet alleen denken
aan landen of steden, maar ook aan plaat-
sen zoals tempels en kerken, die in de eer-
ste plaats een andere bestemming of func-
tie hebben dan asielverlening. De asielver-
lening vond in het verleden ook plaats
door, en op het gezag van, 'religieuze' au-
toriteiten of functionarissen. In de
Noordelijke Nederlanden waren - tot de
reformatie - kerken, kerkhoven en kloos-
ters de belangrijkste asielplaatsen. Wie in
vroeger tijden bescherming zocht tegen
zijn achtervolgers kon toevlucht zoeken in
plaatsen, waar een bijzondere vrede gold.
Schending van zo'n vrede werd als een
zwaar misdrijf opgevat. Zo waren ge-
noemde kerken, kerkhoven en kloosters
vredeplaatsen. De betekenis voor de asiel-
verlening is vermoedelijk aanzienlijk gro-
ter geweest dan de niet-kerkelijke vrede-
plaatsen zoals gerechtsplaatsen, (kraam)
huizen, steden, dorpen en markten.
Tijdens de Republiek was er alleen sprake
van niet-kerkelijke asielverlening. Tot de
vredeplaatsen behoorden Culemborg,
Vianen, Buren, Leerdam en IJsselstein.
Onechte kinderen zijn natuurlijk heel
écht. Vraag dat maar eens aan de onfor-
tuinlijke moeder. Het woord 'onecht' be-
tekent gewoon: niet uit echtverbintenis
geboren. Tegenwoordig wordt daar anders
tegenaan gekeken dan vroeger. Denk
maar eens aan het samenwonen, wat geen
echtverbintenis is. Een kind van samen-
wonenden krijgt - tenzij de vader het er-
kent, en het daarmee 'echt' - de naam van
de moeder. Net als vroeger. Maar toen was
een onecht kind een schande. En liet men
dit niet zo gemakkelijk passeren. Er wer-
den dikwijls bestraffende woorden geuit
aan het adres van de moeder. Vaak moest
de moeder voor de kerkeraad verschijnen
en beterschap beloven.
'Nadat de moeder bestraft en vermaand
was, wegens haar wangedrag, is zij met haar
onechte kind ten doop verschenen en nadat
zij over hare hoererij en ontugtigheid bestraft
en tot een beter gedrag en heiligen wandel
emstiglijk vermaand was is het kint gedoopt
en genaamd....'
Zo is het in elk geval voor een onge-
huwde aanstaande moeder vast geen pret-
je geweest om in onze stad IJsselstein be-
scherming te zoeken. Dit blijkt wel uit het
volgende:
'Die op aanzeg^ng van 't Gerecht deze
Juristrictie mogt ruimen, docht op ene clan-
destine wijze alhier gekraamd heeft, volgens
haar bekentenis in barensnood'.
De aanstaande moeder onderging, voor-
al tijdens de weeën, de pressie van de
vroedvrouw, waardoor het tot een bekente-
nis kwam. De vroedvrouw was overigens
verplicht om druk uit te oefenen op de,
aan haar zorgen toevertrouwde, ongehuw-
de moeder.
376
-ocr page 375-
diaconie of het armbestuur van een be-
paalde plaats bij een verhuizing beloofde
de kosten van levensonderhoud van hun
geboren inwoners te zullen blijven beta-
len in het onverhoopte geval dat zij tot ar-
moede mochten vervallen. Schadeloos
houden is eigenlijk de betekenis van het
woord 'indemneren'. De akten van in-
demniteit vormen, met de eigentijds bij-
gehouden lijsten van uitgegeven en inge-
komen akten, een schitterende bron van
informatie. Soms wordt het hele gezin
met namen en leeftijd van de kinderen èn
de godsdienstige overtuiging vermeld. De
akten van indemniteit werden zowel aan
volwassen als aan kinderen verstrekt. Wat
de vorm betreft, zijn er talloze varianten.
Soms werden de akten los in omslagen
(pakken) bewaard. In dorpen werden de
akten met de hand geschreven, terwijl in
grotere plaatsen voorgedrukte formulie-
ren werden gebruikt, die alleen nog be-
hoefden te worden ingevuld. Voor lang
niet alle mensen werd een akte van in-
demniteit verlangd. Rijke mensen werden
meestal geacht niet tot armoede te verval-
len, hoewel het lot soms hard kon toe-
slaan. Ook van seizoenarbeiders en mili-
tairen, die veelal tijdelijk ergens woonden,
zijn vaak geen akten te vinden. Wanneer
iemand geen akte van indemniteit kon
overleggen, werd er wel een 'akte van re-
nuntiatie' opgesteld, waarin de nieuwe in-
woner verklaarde geen beroep te ziillen
doen op de plaatselijke armenkas.
Inmiddels zal het u duidelijk zijn gewor-
den dat deze akten van indemniteit, die
met name in de i8-de eeuw werden ver-
leend en geëist, geenszins te vergelijken
zijn met het systeem van sociale zeker-
heid, zoals wij dat heden ten dage kennen.
Vrijsteden Culemborg, IJsselstein, en
Vianen mikpunt van spot
In 1720 werden in Nederland, naar
Frans en Engels voorbeeld, allerlei han-
dels-compagnieën opgericht, die aandelen
uitgaven. De uitbarsting van speculatie
was zeer hevig, maar kortstondig en in elk
geval sensationeel.
Eisen bij vestiging van migranten'
Tot in de tweede helft van de zeventien-
de eeuw was het gebruikelijk dat het ker-
kelijk of burgerlijk armbestuur uit ie-
mands geboortegemeente zorg droeg voor
het onderhoud van personen. Dit waren
personen, die elders tot armoede waren
vervallen. In de periode dat verhuizingen
naar andere plaatsen weinig voorkwamen,
zal dit systeem redelijk goed hebben ge-
werkt. De moeilijkheden ontstonden bij
een toenemende mobiliteit van de bevol-
king. Hierbij zullen vooral de rijke
Hollandse steden een grote aantrekkings-
kracht hebben uitgeoefend. Ook in deze
steden was het economische en sociale
systeem echter dusdanig, dat velen het
hoofd niet boven water konden houden
en, al dan niet door eigen schuld, tot ar-
moede vervielen. Een beroep op de ge-
meente, waar men was geboren, was dan
noodzakelijk, maar moeilijk uit te voeren.
Het ontbreken van een behoorlijke bevol-
kingsadministratie zal het voor de slacht-
offers moeilijk, zo niet onmogelijk, heb-
ben gemaakt een beroep op hun geboorte-
gemeente te doen. Ook werden lang niet
altijd de ingekomen en de vertrokken per-
sonen in dezelfde plaats geregistreerd. De
Staten van Holland hebben met een plak-
kaat van 8 augustus 1682 een einde aan
dit systeem gemaakt. Bepaald werd, dat
als iemand een jaar lang in een bepaald
territorium woonde, het armbestuur uit
dat territorium tot het onderhoud van die
persoon verplicht was. In de andere ge-
westen zijn na 1682 soortgelijke regelin-
gen uitgevaardigd. Deze maatregel zette
echter een rem op de migratie van de be-
volking. Armbesturen voelden er weinig
voor om te moeten opdraaien voor het on-
derhoud van allerlei vreemdelingen, die
pas kort in hun stad of dorp woonden.
Men eiste van nieuwe inwoners een ver-
klaring, dat hun vroegere gemeente zich
garant stelde voor ondersteuning bij ar-
moede. Deze verklaringen staan bekend
als 'akten van indemniteit'.
Een akte van indemniteit hield in dat de
377
-ocr page 376-
J. Siet hier- ^'^t/riAesr- ^ Dü'^ci^uf
ti'üfuwcsslen. iren^rsn mtas£r£ur,
Ont Üsten- en, ^edroa t& pUcaerv.
2. '2>ees 3cer^clfL al 'toAa^f 'eyèortr ■
'Door' hco^ a^ >fd/ts£& aarta^jj^ocj'tr,
Dic^ aee-Zt nu aUc' A^ü£ > -erlvcrc/v.
Voft 7t*i/ut i7£ Tf'ortctcrt ra^v Ji^üt't^tv.
Ctw, /cues üt ^ laterv/c/u-t/Tcrv,
4-^^es JS'ïzr ae/wi;a vort/J/ar/è/%s éloj
/is in/ £/tAAid4/sc/t. om^c/chizltcfv
Ie mmten^. t^ced yoür Jic, tè^:ra4tv/v.
C.J)ees Jiocr é/ic/cAe/yt j ■^^Ltrucrjiüyjicr.
J/t becste/t J^cpen ali^aj^icr .
lü.MeesJist aü JijfcriioC'évdraooe/v.
Zfw. Jctzej m isc/i' rcoL i-eryfcc^fn/v.
il ^J)ecs set et'/c Vci-re - kykct- hi/,
yhoé-tzien witr-t/roiZj-c'n Tan Je Met/,
7f'tiardccf /rtv/i yc/zl/n^'t u/Za )t'/Mre/v.
ZaZ/ztiic'/ii^uff£,.^laaye/i v^uwe/L.
n.'J>ces ih'oeri^e^Ic^icnüf-.
Sitffp 0i^/v Iec<f ac/ruiai.Èe' ^i/l~
SfVi'0£^ ffUii-afC4?^y//n£ftZfn ha/ii^ru
Poüt'téfan/IetL i'on do'* Ic/r^ bit/nJe/i^.
^SieCcen./Tusidi^'SmUenCZia rcf/^c/t.
i Cnv j/uyJüfi t^c ^e/t^ct te /ch£p£^cn.,
:7>aa 7'in4lAS££el-7uuu'üs/t. i/t ifcj^crtr.
7t'aai' J^cr Acm. üicf ecrv dc/j^vtr.
$. r^rCoenU a/Icen, e^n^»^/^crc AmkfXr;
Vort 't 1i*£fui- yer^c/'tj/c crttloi rcat:
J)ie ?fcli.%'rj7/^c-i;(^/t /wc'/- /So yfCfhrc .
.Jct;/i4./&''Iciü:^ fWi/li'ut <tV/'/u:r re/crL.
J'J)e£iS Jrnciu cÜcjtcrt m-Jctic^ <&jed.
OntyalttarjyyC ^arui/i, c/v Jloed.
Zoc l/özit/ ts ^ mctAet lco£efL..
X/ttAccde/tdciot/jc- Wuuly'crA<;q£d/iy.
3. \PiX^ lufirousv m^^'t/tOdHr iricftim^ctff,
PatZfi/vJïhüT'/t j-^^//'cf*t:/' /eal-
'^
ctf.
o-
icr
'■}
J)
I,.
)n
.'l
cm
D.
4.
IC
.J)
/V
:j!
;/
■M
IC
.J.
t
'er
'7
7/.
aa.
378
-ocr page 377-
\2\^^i£rhehcui' 'tet'/tdc j'arvJ'C kluatr.
••itrccït }ycrtf in si'rt iiru^ on rou/jf
S4zaicdcerUe-7'iUTn./t4<;trtc hcrAaa^n.
J>U Poihiws //iu-tccrtfldfctü^'iicr iff.Ij C€:fvJCaros JaareetvlaAey
Twee pagi-
na's uit:
'HET
GROOTE
TAFEREEL
DER
DWAAS-
HEID'etc,
uitgegeven in
StaattU7£ei- €p, tiiar hmUrwa by.
\c^ hnjicrdant ^ree/rut liccr tli^lt -ü re*JCtfi -ui
Pcrirt^^ic7IinaLStt'aatenuj^'cJycrt^erJte€txn.
irc£ujUin/Mlai^t/c ctt mccderStad tUï/L hcti:'.
DiAifi/ mtit mccyervalt tvtdccfe' ffctiertu .
&ucch4itttit:C'P/f*W'titl?'aiiti£eiU'.s deuren o^ca.
icttdic ij:c^tnatycha£, nuiarfttetcm. ït't/id^ is^t^rt-,
7hlf4;Ltd/c ttls rccf'A^enutf ra^tae/liuz/de- rlytr,
PatiW?-cidut-en.iUrfi\{cfTimtncr /hUc trdt:
'n. Sn h(r/t ivi' cerneuvn H' a^l ümierirattK/chÉ i-fflleiv.
Ver/ies'cn tü.* t/i r^i^ ft.r éi^'-caidn^der welim .
£en tim/er.j'u^ ::i'tvjPa£U-flij^'tc4ureiv.
JfatrgeUr/cAci-d.t^n ntcc/o een,zeegen,,
)f'erul' tfUiii hc^Ji^cr/cha£ j^actaclu^,
SöC 'te^ndiTtaarnüiCTerkeerttftJi'u^Zü.^c/t )'ui'kcn'tlji.'7'ct't7i'- aetcm^ny
ra/tJf'et.'j£. aafvdc'y'catp-/h-cC7ncrf,
21
.. lücr scC mefualle Iri^m- Sy.
TfvhcC ifr€fi7tar€/L va/t Je'J/et/^.
U./^ecs tJfee WtmiInu/^rvlaas ti'hcftiu
\nvcr /wii mvei'de "fcy £e- èaoits/t,
'dl.A:t'ti',.(cicft/ce als mcrv ■seatr.
■r /Una .:alit^crJcft lU'taeï^t'-
.Manjcruieraytu^Zift icyrecpcrt..
tcchini.4./nl Ta£U'U t-cmtat/tcr/iccytiny.
'. 6efLJi>/uje/V4/tz/itrzyfLVu£tier JcAocf.
'aoiont: J,: Jfirults altiiyroct:
379
-ocr page 378-
Speculeren betekent het kopen van be-
paalde zaken, bijvoorbeeld aandelen of ak-
tien, in de verwachting dat ze in waarde
zullen stijgen; zodra dit het geval is wor-
den die zaken verkocht. De speculatieve
aktiehandel in Nederland verschilde we-
zenlijk van die in Frankrijk en Engeland.
De regeringen van deze beide landen sti-
muleerden de aktiehandel, omdat ze er-
van overtuigd waren dat ze er voordeel van
hadden. Europa, in het bijzonder
Frankrijk en Engeland, verkeerde immers
in een financiële crisis nadat de circulatie-
bank van John Law te Parijs in 1720 in
ernstige moeilijkheden was geraakt. De
economische crisis werd nog versterkt
door het feit dat er in heel Europa een
pestepidemie heerste. In Nederland wa-
ren de gevolgen van de crisis weliswaar
ook duidelijk merkbaar, maar in vergelij-
king met Frankrijk en Engeland was dat
toch in mindere mate. Zowel de Staten
Generaal als de gewestelijke Staten en de
stadsbesturen probeerden hier de handel
in aktien tegen te houden. Dit lukte niet.
Veel Nederlanders speculeerden, zelfs in
het buitenland. Al vóór de explosieve ak-
tiehandel van 1720 vloeide veel
Nederlands geld naar Engeland, waar
vooral gespeculeerd werd in aktien van de
'South Sea Compagnie'.
De aktiehandel van 1720 bleek zowel in
Engeland als in Nederland een windhan-
del te zijn. Op het moment dat de beleg-
gers tot de ontnuchterende vaststelling
kwamen dat de handelscompagnieën
niets voorstelden, bleek tegelijk ook dat ze
hun geld kwijt waren. De aktien waren
niet meer in te wisselen en uiteraard ook
niet meer te verkopen. De zeepbel was uit-
eengespat!
De mislukte aktiehandel van 1720 was
een dankbaar onderwerp voor sarcasti-
sche literatoren en graveurs.
Toneelstukken van Pieter Langendijk en
van de nauwelijks bekende Gysbert
Tysens, anonieme gedichten en prozaï-
sche overwegingen, en tal van prenten, die
allen te maken hadden met de aktiehan-
del, zijn bijeengebracht in een bundel.
Deze heeft de volgende - wel erg lange - titel:
'Het Groote Tafereel der Dwaasheid,
Vertoonende de opkomst, voortgang en on-
dergang der Actie, Bubbel en Windnegotie
in Vrankryk, Engeland en de
Nederlanden, gepleegt in den jaare
MDCCXX. Zynde een Verzameling van
alle de Conditien en Projecten Van de op-
geregte Compagnien van Assurantie,
Navigatie, Commercie, etc. in Nederland,
zo wel die in gebruik zyn gehragt, als die
door de H. Staten van eenige Provintien
zyn verworpen: als meede Konst-Plaaten,
Comedien en Gedigten, Door verschelde
Liefhebbers uytgegeven, tot beschimpinge
dezer verfoeijelyke Handel, waar door in
dit Jaar verschelde Familien en Persoonen
van Hooge en Lage stand te zyn geruin-
neerd, en in haar middelen verdorven, en
de opregte Negotie gestremd, zo in
Vrankryk, Engeland als Nederland.
Gedrukt tot waarschouwinge voor de nako-
melingen, in 't noodlottige jaar, voor veel
Zotte en Wyze, lyzo'.
De doelstelling van de bundel was dui-
delijk: 'tot waarschouwinge van de
Nakomelingen'.
In 'Het Groote Tafereel' wordt de neer-
gang en val van de aktiehandel in 1720 aan
de kaak gesteld. Het boek, dat in de verle-
den tijd is opgesteld, is op zijn vroegst aan
het einde van 1720 geschreven. Immers,
pas op II oktober van dat jaar spatte de
Bubbel uiteen. Op die dag bestormde een
woedende menigte het Koffiehuis in de
Kalverstraat te Amsterdam. In de
Kalverstraat was namelijk het centrum
van de aktiehandel gevestigd.
Wie de samensteller van 'Het Groote
Tafereel' is en wie de uitgever, is onbe-
kend. Ook de ontwerpers en de graveurs
van de prenten zijn - op een enkele uitzon-
dering na - anoniem. In de teksten en de
prenten in 'Het Groote Tafereel' worden
de 'Actionisten' voorgesteld als stompzin-
nige ijdeltuiten. Hun taal, gedrag en
(bij)namen herinneren in vele gevallen
aan figuren van de Italiaanse Commedia
380
-ocr page 379-
Aeaerendc door tiwaa, frahri ,
Zyn ni^uv pehaih JConinahivk ,
. -Jaar ach! vaar zal die Vorst helanden '
Jut eiland leeft ■ en o£ de stranden
^ruld CM- va'woeJe. Zuuh - vind ,
Vaar door zig elk verle'aeii riiul;
&i roept liet eiland X'jat de stuipen ,
Zo dat hy die. niet wil verzuipen
Jloet d&ntien op een snelle rlnal .
jluh maakt men cy dit di-oef uenujt
yeel yi'OMns naar de nieuvste maden ,
1)aar de Acties zjn tot ï zed van noden ,
Om dus van Gekslofs malle strand
"Té raJi£n iii een ander land f
Van yanhoopiDivefieid,,irmoed, Schandcn,
of U&nr naar de Jfederlanden,
In Xuileniura, of Ysselstvn ,
Of in Vianeii, zo 't' Ion zim ■
Om daar a/s Uilen'thcoflte Im'ujcn-
liil (lum^ucnyoix toa leid in dir.acn .
-2),'<»z' Schets yutoonl net vrcimci a-c^vtsV
J'aiL Gehhi£, 't peen men Cf het, Usv
J)oor jHissisvst &ri ^uhlel- wndtn.,
f. tl Ztiidzc stvrrnen hi'am te. vuiJen
,
Jlaar memcr dte van 't raste tand
%vn. heil ovw zoeken op 3a.t strand
Vind Zi-a te dereti-h ledrcccii,
£erst hu)iik, net atUs schoon, veer ocaen;
J\u is t val nm omjediert,
't Geen dcor de schei^pc Disüls zvierd
Sn doorns, aie dat land omvanaen..
1 'ol Schcrpoeneti, Spinnen. Slanqcn,
Yaar Ir de kat en Xiijiud vcc^t,
'])ic 't II at Vdraatcii, cm rcnwcat'^
In duisterheid run ivd te ' U'^tn .
lllil 'Tttaten hvi dat tand icq M^en-
't Geen ï allermeest hcstaat in schyn ,
Ah Vahtvui, Drccjlmd. cw'Jenrn:
icrvrl de Cekluid daar als J^cmna
u
.':i 'Juinqucnpoix LviJ hef en ••vnina ,
De pagina
uit 'Het
Groote
Tafereel' over
het eiland
'Geks-Kop'
waarin
IJsselstein
voor komt.
381
-ocr page 380-
Geraadpleegde bronnen en literatuur:
-  10.000 Jaar Geschiedenis Der Nederlanden
onder redactie van Klaas Jansma en Meindert
Schroor
-  Dagelijks Leven Door De Eeuwen Heen
(Reader's Digest)
-  IJsselstein Uw Woonstede door: J.G.M. Boon
-  Vreeswijk Vroeger en Nu door: J.G.M. Boon
-  Nederlandse Genealogische Vereniging (NGV)
Naarden, bibliotheek/heraldische afdeling
-  Kerkelijk archief van IJsselstein, (Alimentatie
voor pers.) R.A.U.
-  Ons Erfgoed Nr. 5, 1993
-  Ons Erfgoed nr. 140,1993
-  Gens Nostra jaargang 50 - nr. 3
-  De Stichtsche Lustwarande door: Dr. R. van
Luttervelt, 1949
- Van grachtwater naar heidewater door: Dr. A.
van Hulzen
-  IJsselstein verleden en heden 1962 door: Mr.
J.J. Abbink-Spaink
-  Dossier van Amstel, van Arkel (privé archief)
-  Wijkplaatsen voor vervolgden, asielverlening,
in Culemborg, Vianen, Buren, Leerdam, en
IJsselstein door: M. Gijswijt-Hofstra, Dieren, 1984
-  Vrijstad Vianen door: J.A.L. de Meyere, 1987
- Wat zeggen onze namen.^ door: G.B.
Pellikaan, Uitgave Stichting ontwikkeling
Alblasserwaard en Vijfheerenlanden.
Dell'Arte. Het sarcasme in 'Het Groote
Tafereel' druipt ervan af In sommige uit-
gaven komt een serie van acht prenten
voor met voorstellingen van dwergen. Eén
van deze prenten heeft ook betrekking op
IJsselstein en draagt als titel: 'afbeelinge
van 't zeer vermaarde Eiland 'Geks-Kop'.
Culemborg, Vianen en IJsselstein worden
daar weergeven als plaatsen, waar alle
'windbuilen' - de deelnemers aan de wind-
handel - zonder veel moeite heen konden.
Zo staat onder de afbeelding van het
Eiland 'Geks-Kop':
'Om dus van Gekskop malle strand
Te raken in een ander land,
Van Wanhoop, droefheid, armoede, schan-
den.
Of liever naar de ^•Nederlanden,
In Kuilenburg, ofljsselstyn.
Of Vianen, zo 't kon zyn,...'
De explosieve emigratie van asielzoe-
kers, zoals die in 'Het Groote Tafereel'
wordt gesuggereerd, staat voor wat betreft
IJsselstein in geen verhouding tot de wer-
kelijkheid. Er was in 1720 echt geen bui-
tensporige toename van aanvragen voor
vrijgeleide. De aktiehandel eindigde de-
finitiefin 1721. In de korte uitbarsting van
de speculatieve handel werden er in zo'n
dertig steden in Nederland ongeveer veer-
tig handelscompagnieën opgericht.
Hiermee was een kapitaal van meer dan
driehonderdvijftig miljoen gulden ge-
moeid. In het jaar 1795 kwam er een eind
aan de vrijgeleideverlening.
382
-ocr page 381-
De IJsselsteinse politiek van 1848 tot 1851
door Sunny Jansen
De periode 1848 -1851
Het jaar 1848 vormde een belangrijk
keerpunt in de Nederlandse politieke ge-
schiedenis. Het politiek bewustzijn van de
bevolking nam toe en er werd langzamer-
hand een begin gemaakt met de vorming
van politieke partijen. De grondwetswijzi-
ging betekende het einde van het autocra-
tische regime van koning Willem I en ko-
ning Willem II en er werd politieke mi-
nisteriële verantwoordelijkheid inge-
voerd. Bovendien hield de grondwetswij-
ziging een direct gekozen Tweede Kamer
en een door de Provinciale Staten gekozen
Eerste Kamer in. Voor 1848 werd de
Tweede Kamer gekozen door de
Provinciale Staten, die waren samenge-
steld uit vertegenwoordigers van de rid-
derschappen, de steden en grondbezit-
ters, ook wel de landelijke stand. Ondanks
deze hervormingen kregen minder men-
sen kiesrecht. In 1848 hadden 90.000
mensen kiesrecht, tegenover 75.000 in
1850. ' De oorzaak hiervan lag in het feit
dat de verkiezingen van 1848 geregeld wa-
ren in een voorlopig kiesregelement.
Pas nadat de grondwetswijziging vol-
tooid was, werd er een kiesregelement op-
gesteld. Dit nieuwe staatsbestel betekende
een nederlaag voor de oudere notabelen-
elite op nationaal niveau. Door de consti-
tutionele hervormingen op provinciaal en
gemeentelijk niveau, de provincie- en ge-
meentewet, verloor de notabelenelite ook
geleidelijk haar lokale macht. H. van Dijk
wijst er in zijn artikel 'Het negentiende-
eeuwse stadsbestuur Continuïteit of verande-
ring ?
' op, dat het tijdstip van de elitewis-
seling plaatselijk verschilde. Voor de ver-
anderingen van 1848 werden gemeente-
raadsleden voor het leven benoemd. In
1814 waren de eerste gemeenteraadsleden
benoemd door de koning en daarna wer-
den bij het openvallen van een plaats de
nieuwe raadsleden door de kiezerscolle-
ges gekozen. Daar deze raad en het kies-
college besloten vergaderden, was het
voor de gewone kiezer moeilijk zijn keuze
te maken door het ontbreken van open-
baarheid en bij gebrek aan publieke kan-
didaatstelling.
In deze periode werd ook meer en
meer een onderscheid gemaakt naar poli-
tieke kleur, al is dit een gecompliceerde
zaak. De gangbare verdeling onderscheid-
de rond 1850 in Nederland vier partijen :
liberalen, conservatieven, katholieken en
anti- revolutionairen. J.C. Boogman heeft
deze traditionele partij indeling bestreden,
omdat zij naar zijn mening te simplistisch
is en niet in overeenstemming met de
toenmalige realiteit. Hij stelt de indeling
van Lord Francis Napier, een Britse ge-
zant die van augustus 1859 tot januari
1861 in Den Haag is geweest, er voor in
de plaats. ^ Napier maakte onderscheid
tussen liberalen (die weer onderverdeeld
worden in Thorbeckianen en andere libe-
ralen), conservatief-liberalen en reactio-
383
-ocr page 382-
Wel wil ik nagaan of in IJsselstein de
grondwetswijziging van 1848 een neder-
laag voor de gevestigde notabelenelite
heeft betekend en of na de nieuwe ge-
meentewet van 1851 een andere samen-
stelling van de gemeenteraad ontstond.
De onderzochte periode betekende immers
herziening van het oude staatsbestel en
vestiging van onze huidige politieke situatie.
Zelfs een beeld schetsen van IJsselstein
in de bovengenoemde periode viel niet
mee, daar er geen gedegen gepubliceerde
literatuur over de betreffende periode be-
staat. De boeken die over IJsselstein zijn
verschenen, bevatten nauwelijks bruik-
baar materiaal. Oud- burgemeester J. J.
Abbink Spaink behandelt in zijn boek
'IJsselstein Verleden en heden' (1962) de pe-
riode 1814-1940 slechts heel summier.
Hij wekt de indruk dat er naast de afbraak
van het kasteel niets bijzonders is ge-
beurd. B. Giessen-Geurts, R. Mimpen en
A. Vernooij proberen in 'IJsselstein,
Geschiedenis en architectuur'
(1989) een
overzicht te geven van de bewoningsge-
schiedenis. Daarbij geven zij een korte
schets van de economie. De verdere litera-
tuur bestaat hoofdzakelijk uit 'fotoge-
schiedenissen', waarin IJsselstein aan de
hand van oude foto's in beeld gebracht
wordt. Door de geslotenheid van het ar-
chief was het helaas niet mogelijk het ge-
meenteverslag van 1850 in te zien. Het
onderstaande is grotendeels gebaseerd op
een artikel van Rietje ten Berge in het
Utiechts Nieuwsblad van 1978.'
In 1848 telde de gemeente IJsselstein
3374 inwoners 4, in 1850 was dit aantal af-
genomen tot zo'n 3300 mensen.
IJsselstein bestond op dat moment uit 528
huizen, bewoond door 668 gezinnen.
Binnen de stadsmuren waren negen stra-
ten, 312 huizen en ruim 1600 inwoners.5
De bevolking was voornamelijk in de land-
bouw werkzaam, maar er waren ook een
touwslagerij en drie fabrieken van ge-
maakt koperwerk. De IJsselsteinse bevol-
king was overwegend katholiek ; zo'n
1800 mensen bezochten de rooms-katho-
lieke Sint-Nicolaaskerk. Toch telde
naire conservatieven. Boogman brengt
echter een verandering aan ; hij wil de an-
ti- revolutionairen niet bij de conservatie-
ven indelen, omdat zij een hechter partij-
verband kenden. Napier baseerde zijn in-
deling op de gezindheid van de kamerle-
den en niet op hun feitelijke stemgedrag.
Feit is dat het moeilijk bhjft een partijin-
deling te maken voor de periode 1848 -
1870. Er bestonden wel politieke richtin-
gen, maar geen vaste partijbeginselen.
Bovendien was de betekenis van het be-
grip 'liberaal' vaag en subjectief. Zo relati-
veert Th. van Tijn de interpretatie van het
liberalisme als emancipatiebeweging voor
de buitengewesten ten opzichte van
Holland, waar de traditionele aristocratie
erg sterk stond.
Misschien is deze vaagheid ook een van
de redenen dat er nog betrekkelijk weinig
onderzoek is gedaan naar de politieke ge-
schiedenis van steden in de negentiende
eeuw. Er zijn slechts enkele gedegen loka-
le historische studies over de negentien-
de-eeuwse politiek te noemen. Goede
voorbeelden hiervan zijn het proefschrift
van Th. van Tijn over Amsterdam in de ja-
ren 1850 -1870 en het artikel van J. H. von
Santen over het politieke leven in de stad
Utrecht in het 'Jaarboek Oud-Utrecht igS^.
Tijdens mijn onderzoek naar het poli-
tieke leven in IJsselstein stuitte ik dan ook
op het probleem van het ontbreken van se-
cundaire literatuur over politiek IJssel-
stein. Dit maakte het onderzoek een uitda-
ging ; nog niemand lijkt deze periode seri-
eus bekeken te hebben. Daar kwam nog
bij dat het archief in IJsselstein wel heel
beperkt open is, zodat echt archiefwerk er
niet bij was. Mijn onderzoek is daardoor
voornamelijk gebaseerd op de jaargangen
1848-1851 van de 'Utrechtsche Courant', de
'Utrechtsche Provinciale- en Stadsalmanak'
en de 'Utrechtsche Volksalmanak'. Met be-
hulp van de informatie die ik hieruit heb
verkregen, wil ik proberen een beeld te
creëren van het stemgedrag en het verloop
van de verkiezingen in IJsselstein in de
periode 1848-1851. Helaas is het mij niet
gelukt een politieke kleur te ontdekken.
384
-ocr page 383-
IJsselstein ook een groot aantal hervorm-
den, ongeveer 1400. Ook een dertigtal jo-
den had een eigen kerkgebouwtje. Er wa-
ren nog een gasthuis, een lagere school,
een instituut voor jonge heren met rond
de twintig leerlingen , een instituut voor
jonge juffrouwen met 50 leerlingen en
een stadsschool met 100 leerlingen. Het
liefdadige genootschap Tabitha , opge-
richt door enige aanzienlijke dames,
voorzag de armen van kleding, die door de
dames zelf gemaakt werd. Ten Berge be-
weert in haar artikel dat veel rijke mensen
zich in IJsselstein vestigden vanwege de
geringe plaatselijke belastingen, de gun-
stige prijs van de levensmiddelen en de
goede verbinding met Utrecht die
IJsselstein via de IJssel, de Vaartse Rijn en
de Lek had. Ik heb hier echter geen duide-
lijke indicaties van kunnen terug vinden.
Ik heb wel het vermoeden dat de bevol-
king licht afnam, zoals de inwonersaantal-
len van 1848 en 1850 al doen vermoeden.
drijven was rond die tijd al aardig toegeno-
men ; er waren inmiddels 10 hoepmake-
rijen en er waren een leerlooierij en een
steenfabriek bijgekomen.
De negentiende eeuw tartte Nederland
met de nodige epidemieën. Ook
IJsselstein met het relatief grote inwo-
nersaantal en het vele water bleef niet ge-
spaard. Er zijn in deze periode zo'n 155
mensen aan de cholera gestorven. Er wa-
ren cholera-epidemieën in IJsselstein in
1849, 1854, 1859, 1866 en 1867. Daar
kwamen nog twee tyfusepidemieën bij in
1855 en 1869. '^ IJsselstein kan rond het
midden van de 19e eeuw als een katholie-
ke gemeente beschouwd worden.
Katholieken steunden vaak de liberalen in
de hoop zich na de grondwetswijziging
als afzonderlijke groep te kunnen mani-
festeren. Het zou daarom niet verbazing-
wekkend zijn als de plaatselijke elite ook
in IJsselstein geleidelijk de macht uit han-
den moest geven.
De eerste rechtstreekse Tweede-
Kamerverkiezingen in 1848
De grondwetswijziging van 1848 be-
paalde dat Tweede-Kamerleden voortaan
rechtstreeks zouden worden gekozen. De
kiesgerechtigden kozen voor de grond-
wetswijziging een kiezerscollege,dat dan
op haar beurt de leden voor de raad koos
die weer de afgevaardigden voor de
Provinciale Staten koos. De leden van de
Provinciale Staten kozen vervolgens de
Tweede-Kamerleden. De verkiezing van
de overgangskamer van 1848 was vastge-
legd in een voorlopig kiesreglement in af-
wachting van de nieuwe kieswet. De
meerderheid van de oude Tweede Kamer
was tegen de rechtstreekse verkiezingen
geweest en had de voorkeur voor verkie-
zingen met een trap uitgesproken.
In 1848 was IJsselstein een apart kies-
district. Dit district werd niet alleen ge-
vormd door de stad IJsselstein, maar ook
door een aantal omringende plattelands-
gebieden : Montfoort, Houten, Maarssen,
Breukelen, Jutphaas, Lopik, Harmeien,
Kamerik, Maartensdijk, Loenen en
1846 1847 1848 1849
HERVORMDEN 1493 149O 1478 1450
ROOMS-
KATHOLIEKEN 1874 1871 1848 1788
OUD ROOMSEN
EVANGELISCH
LUTHERSEN
ISRAËLIETEN
2            I            I            I
6 6 6 6
37 36 40 33
TOTAAL
3412 3404 3373"- 3279
* = -I-1 Anglicaan
bron: Utrechtsche Volksalmanak voor het jaar
1846-184^
In 1860 blijkt de IJsselsteinse industrie
al te zijn toegenomen tot een touwslagerij,
een klompenmakerij, een leerlooierij, ze-
ven hoepmakerijen, een bierbrouwerij en
een scheeps-timmerwerf. In 1869 kreeg
IJsselstein een eigen afdeling van de
Vereeniging voor fabriek- en handwerk-
nijverheid in Nederland. Het aantal be-
385
-ocr page 384-
De Tweede
Kamer om-
streeks
iSjo.
Mijdrecht. Een vereniging van kiesge-
rechtigden voor het district IJsselstein
kwam op 17 november 1848 te Utrecht bij-
een, zo meldde de Utrechtsche Courant. Er
waren 98 leden aanwezig en men begon
met de verkiezing van een president en se-
cretaris. Tot president werd J. G. van Nes
gekozen, terwijl W. G. Storij van
Blokland, oud- burgemeester en lid van de
Provinciale Staten, secretaris werd. Beide
heren waren geen politieke onbekenden.
Vooral J. G. van Nes had al een aanzienlij-
ke politieke carrière achter de rug. In 1817
was hij in de Tweede Kamer gekozen,
waar hij meteen tot de oppositie behoor-
de, die bijna onafgebroken tegen de finan-
ciële politiek van Willem I is gevoerd. Van
Nes was.net als G. K. van Hogendorp, li-
beraal in zijn oppositie tegen het finan-
cieel beleid, maar hij pleitte ook voor mi-
nisteriële verantwoordelijkheid. Zijn libe-
rale ideeën werden hem zo kwalijk geno-
men dat hij in 1818 niet herkozen werd. In
1830 werd Van Nes weer lid van de
Tweede Kamer voor Utrecht. Hij deed
toen het voorstel de begroting te splitsen.
Ditmaal was het de regering die er voor
zorgde dat de liberale politicus in 1836
niet herkozen werd. In 1840 werd hij -
door toedoen van de provinciale gouver-
neur- gekozen tot lid van de Dubbele
Kamer voor Holland. De verkiezing voor
Holland was mogelijk door zijn verhui-
zing naar Gouda, onderdeel van het
Hollandse kiesdistrict. In december 1840
kwam Van Nes weer in de Tweede Kamer,
waar hij er weer in slaagde een belangrijke
rol te spelen. Bij de verkiezingen van 1848
wenste hij niet voor een kamerlidmaat-
schap in aanmerking te komen. Hoe Van
Nes bij de kiezersvereniging in IJsselstein
terecht is gekomen, heb ik niet kunnen
achterhalen. Feit is wel dat hij ook hier
een aanzienlijke rol heeft gespeeld. Het
voorzitterschap van Van Nes doet wel ze-
kere liberale sympathieën in de
IJsselsteinse politiek vermoeden.
De IJsselsteinse Vereniging van
Kiesgerechtigden droeg de kandidaten
voor de komende verkiezingen voor.
386
-ocr page 385-
Nes' campagne niet veel geholpen had.
Van Rappard verloor de strijd van de con-
servatief Van Doorn en de burgemeester
van Maarssen J. G. Dolmans. Daar geen
van de kandidaten de volstrekte meerder-
heid van 536 stemmen verkregen had, was
een herstemming tussen Van Doorn en
Dolmans noodzakelijk. In IJsselstein had
de katholieke Maarssense burgemeester
de meeste stemmen vergaard, maar de
stad werd door de 12 onderdistricten over-
stemd, (zie bijlage i) Bij de herstemming
won Van Doorn met 618 stemmen, terwijl
Dolmans slechts 393 stemmen vergaarde.
Ondanks dat ik er weinig sporen van te-
rug heb kunnen vinden, moet er in
IJsselstein toch iets van een liberale bewe-
ging geweest zijn. Een kiezersvereniging
vroeg meestal aanzienlijke personen als
voorzitter en de kandidatuur van een libe-
raal als Van Nes mag voor een klein dis-
trict als IJsselstein toch opmerkelijk wor-
den genoemd, vooral omdat alles er op
lijkt te wijzen dat IJsselstein een conserva-
tieve, katholieke stad met een hervormde
elite was.
Verbazingwekkend is de steun van Van
Nes voor een conservatief man als Van
Rappard. Het is niet ondenkbaar dat
IJsselstein hierbij onder invloed van de ge-
beurtenissen in Utrecht stond.
Oudminister F. A. van Hall had, onder an-
deren met het Utrechtse kamerlid J. K.
baron van Goltstein, een geheim comité
opgericht. Dit conservatief-liberale comité
moest er voor zorgen dat de keuzen zou-
den vallen op kandidaten die de grondwet
zouden naleven, maar die verder niet ge-
avanceerd liberaal waren. Het ging hierbij
dus om zo gematigd mogelijke kandida-
ten. Openlijke tegenstanders van de nieu-
we grondwet werden niet geschikt geacht,
uit angst dat de nieuwe kieswet en de ge-
meentewet te radicaal zouden worden met
een te lage census. Van Goltstein stelde
zichzelf weer kandidaat en zijn kandida-
tuur werd in Utrecht goed ontvangen.
Ook in de Utrechtsche Courant werd zijn
kandidatuur gesteund. Een comité van
notabelen moest de officiële kandidaats-
Opvallend was dat er bij de kiezersverga-
dering weinig kiesgerechtigden aanwezig
waren. De Utrechtsche Courant vermeldde
helaas niet hoeveel stemgerechtigden zich
wel meldden. Als kandidaten voor de
Tweede Kamer werden drie personen
voorgedragen D.R.P. baron van Tuyll van
Serooskerken uit Maarssen, jhr H.A.M,
van Asch van Wijck, rijksadvocaat te
Utrecht en met Van Nes' speciale aanbe-
veling wegens bekwaamheid en verdien-
sten, de oud-minister W.L.F.C. Ridder van
Rappard. Er moet opgemerkt worden dat
de stemming die volgde tussen meer dan
deze drie kandidaten ging, daar er al eer-
der kandidaten naar voren waren geko-
men. Op 24 november maakte de
Utrechtsche Courant bekend dat de heren
E.CU. van Doorn, W.L.F.C. van Rappard
en H.A.M, van Asch van Wijck de officiële
kandidaten voor de Tweede-
Kamerverkiezingen voor het district
IJsselstein waren. Er werd tevens verslag
gedaan van een tweede bijeenkomst die de
kandidaatstelling van Van Rappard en
Van Doorn bevestigde. Er waren 133 stem-
men uitgebracht. Van Rappard kreeg 66
stemmen, terwijl Van Doorn er 65 kreeg.
De overige 2 stemmen waren blanco.
De liberale Van Nes steunde de kandi-
datuur van de uitgesproken conservatief
Van Rappard en dit leidde in de
Utrechtsche Courant van 19 november
1848 tot een artikel waarin de vraag cen-
traal stond of het wenselijk was om leden
van het vorige ministerie in de Tweede
Kamer te krijgen. De kiezers van het kies-
district IJsselstein werden opgeroepen de
wijze raad van een bekwaam man als Van
Nes niet te versmaden : "betoont U echt li-
beraal". Op de 29ste van diezelfde maand
kwam er een reactie van een kiezer uit
Maartensdijk, die beweerde dat Van Nes'
steun aan Van Rappard verder ging dan
het slechts aanbevelen van de kandidaat.
Hij zou tijdens de kandidaatsverkiezing
gemachtigde stemmen op Van Doorn ge-
weigerd hebben.
Bij de uitslag van de verkiezingen in
het district IJsselstein bleek het dat Van
387
-ocr page 386-
'Vereniging ter bevordering der verkiezingen
voor het jaar
1850' verspreidde ook berich-
ten in de kranten, waarbij werd benadrukt
dat men moest letten op de kwaliteit van
de kandidaten en niet op hun geloof
IJsselstein was niet langer een zelfstan-
dig kiesdistrict ; het was samengevoegd
met Utrecht, dat nu een dubbeldistrict
werd. Op 24 augustus 1850 werd in
IJsselstein een kiezersvergadering gehou-
den waarbij kandidaten werden voorge-
dragen. Omdat er 'slechts eenige' kiesge-
rechtigden aanwezig waren , vroeg de
Utrechtsche Courant zich af of er een ver-
band bestond met een mogelijk advies van
de IJsselsteinse kiezersvereniging 'Trouw
en Billijkheid'. Een bestuurslid van
'Trouw en Billijkheid' reageerde met een
artikel dat deze vereniging geen kandida-
ten had aanbevolen. Hij ontkende ook dat
de er een relatie bestond met de kiezers-
vergadering.
Uit de berichtgeving van de Utrechtsche
Courant
blijkt dat er in het hoofdkiesdis-
trict van de provincie Utrecht met als
hoofdplaats IJsselstein rond 4 september
verschillende lijsten ter aanbeveling van
kandidaten in omloop waren. Het bestuur
van 'Trouw en Billijkheid', bestaande uit
burgemeesters en notabelen uit de ver-
schillende onderdistricten, liet daarom de
enige door de vereniging uitgegeven lijst
in de krant afdrukken om verwarring te
voorkomen. Ook Heten de heren weten dat
de lijst van de vereniging de naam van de
president en de secretaris bevatte. (Zie
voor de bestuurslijst de Utrechtsche
Courant
5 september 1850). Na dit moei-
lijke begin volgde een moeilijke stem-
ming op 9 september.
Er hadden 1419 kiezers aan de stem-
ming deelgenomen, terwijl 324 zich aan
de stemming hadden onttrokken. Omdat
er zeven stembiljetten ongeldig werden
verklaard , was de volstrekte meerderheid
707 stemmen. Er moesten veertien leden
worden gekozen, maar slechts acht kandi-
daten behaalden de vereiste meerderheid
van stemmen. Deze acht kwamen allen
voor op de door 'Trouw en Billijkheid' uit-
stelling nog regelen, maar dit vormde
geen enkel probleem. Bij de verkiezingen
werd Van Goltstein met een overweldi-
gende meerderheid tot lid van de Tweede
Kamer gekozen. '^
Terwijl landelijk gezien de verkiezin-
gen een liberaal succes waren, omdat zij
meer dan de helft van de zetels kregen en
slechts achttien leden van de oude kamer
terugkeerden, veranderde in Utrecht
niets. Het notabelencomité was er in ge-
slaagd de kandidatuur van boven op te leg-
gen uit angst voor het grote aantal katho-
lieke kiesgerechtigden. Ik heb helaas niet
kunnen ontdekken hoe de verhoudingen
tussen de katholieke en protestantse stem-
gerechtigden in het district IJsselstein la-
gen. Het is hoogst waarschijnlijk dat de
hervormde IJsselsteinse elite zich ook
door deze angst liet leiden. Het is daarbij
wel opmerkelijk dat Van Nes, die toch libe-
rale antecedenten had, daaraan meewerkte.
De provinciale Statenverkiezingen
van 1850
Na de al dan niet verrassende verkie-
zing van een grootprotestantse conserva-
tief als Van Doorn als Tweede-Kamerlid
voor een overwegend katholieke gemeen-
te, maakte IJsselstein zich in 1850 op voor
de verkiezingen voor de Provinciale
Staten. De provincie had na de nieuwe
provinciale wet meer autonomie gekre-
gen. Een vertegenwoordiger van de
Kroon, de commissaris des konings,
moest de wetten en besluiten van de rege-
ring uitvoeren. Kiezers organiseerden
zich voor deze verkiezingen plaatselijk. Er
kwamen kiezersverenigingen met een po-
litieke kleur tot stand, die in besloten
kring de kandidaturen voorbereidden.
Deze politisering ging niet aan IJsselstein
voorbij. De kranten onthielden zich ook
bij deze provinciale verkiezingen niet van
aanbevelingen voor de kiezers. Ook de
Utrechtsche Courant riep de kiezers op
alleen op de juiste personen te stemmen.
Juiste personen waren mensen met een
onbesmette reputatie en bovendien waren
zij eerlijk, zedelijk en onpartijdig. De
388
-ocr page 387-
ning Huis ter Meer, gelegen tegenover
Nieuwhoop, erg zou dalen. Zo gauw de
baron meende dat Soeders een overtie-
ding beging, wendde hij zich tot het ge-
meentehuis. De brieven van Van Tuyll
over deze kwestie bevatten dikwijls harde
opmerkingen aan het adres van Dolmans.
Dolmans vreesde zelfs dat hij bij de bij-
eenvoeging van Maarssen en
Maarssenveen door het toedoen van zijn
machtige tegenstanders niet herbenoemd
zou worden. Desondanks werd hij in 1850
ook burgemeester en secretaris van
Maarssenveen. De conflicten met Van
Tuyll van Serooskerken bleven, vooral na-
dat Dolmans in 1851 een, voor die tijd re-
volutionair, standpunt innam toen het
ging om de tolheffing aan de Vechtbrug.
De burgemeester was van mening dat de
brug aan de gemeenschap toebehoorde.
Hij moest echter wel rekening houden
met de eigendomspapieren die teruggin-
gen tot 1614 en die Baron van Tuyll van
Serooskerken als eigenaar aanwezen. Feit
is ook dat Dolmans katholiek was en dat
ook in katholieke dorpen en steden de
burgemeester, raadleden en notabelen
vrijwel allemaal protestants waren. ^^ Dat
Dolmans toch in de Provinciale Staten
werd gekozen is te danken aan de katho-
lieke kiezers van IJsselstein die hem al in
1848 naar de Tweede Kamer wilden
afvaardigen, maar die toen overstemd wa-
ren door de onderdistricten.
De IJsselsteinse gemeenteraad
Terwijl de grondwetsherziening van
1848 een nederlaag voor de oude rege-
ringselites betekende, werd de positie van
de notabelenelite op lokaal niveau be-
dreigd door de gemeentewet van 1851. De
gemeenteraad werd nu rechtstieeks door
de kiesgerechtigde burgerij gekozen en de
zittingsduur was zes jaar. Elke twee jaar
waren er periodieke raadsverkiezingen,
dus om de twee jaar trad een derde van de
raadsleden af Bij overlijden of bedanken
van een lid werden tussentijdse verkiezin-
gen gehouden. De census bedroeg in
IJsselstein f30.-. ^^ Voor deze gemeente-
gegeven lijst van geschikte kandidaten.
Onder hen waren ook oud-burgemeester
Storij van Blokland en mr. W.R. baron
van Tuyll van Serooskerken van Zuijlen.
Er was een grote variëteit aan kandidaten ;
naast de acht al gekozen leden publiceerde
de krant ook de namen van de personen die
daarna de meeste stemmen hadden, om-
dat zij voor de herstemming in aanmer-
king kwamen. Bij de verdere stemmen
waren 170 personen met maar één stem.'°
Twee dagen na de verkiezingen, op 11
september, kwam 'Trouw en Billijkheid'
al met een lijst van personen die zij bij de
herstemming onder de aandacht wilden
brengen. Aan de herstemming voor de zes
nog ontbrekende leden van de Provinciale
Staten werd door 1360 van 1743 kiezers
deelgenomen. Er werden 7476 geldige
stemmen uitgebracht , nadat 16 stembil-
jetten ongeldig waren verklaard. Op twee
na werden de door de kiesvereniging aan-
bevolen kandidaten gekozen. De twee uit-
zonderingen waren burgemeester
Dolmans uit Maarssen en J . C. van der
Heijden uit Vinkeveen."
Ik kan niet met zekerheid zeggen of
'Trouw en Billijkheid' werkelijk vooral
conservatieve kandidaten probeerde te
steunen, al hoewel ik wel een zeker ver-
moeden heb dat de kiesvereniging conser-
vatief en antipapistisch was. Trouw en
Billijkheid steunde wel de kandidatuur
van Baron van Tuyll van Serooskerken van
Zuijlen ,maar niet die van de Maarssense
burgemeester Dolmans. De kandidatuur
van Van Tuyll van Serooskerken van
Zuijlen werd actief gesteund door diens
familielid de Maarssense Baron van Tuyll
van Serooskerken. In de gemeentepolitiek
in Maarssen waren Van Tuyll van
Serooskerken en Dolmans al een enige
tijd in een strijd verwikkeld. Dolmans
juichte het initiatief van de rijtuigfabri-
kant G. Soeders toe in zijn fabriek
Nieuwhoop een spoorwagonfabriek te be-
ginnen. Maarssen had immers veel arm-
lastigen, omdat de werkloosheid groot
was. Van Tuyll van Serooskerken ver-
wachtte echter dat de waarde van zijn wo-
. 389
-ocr page 388-
naar voren gekomen. Of deze er wel ge-
weest is, is onbekend. Ook de katholieken
begonnen zich meer te organiseren. In
Utrecht waren zij in staat een geheel eigen
lijst op te stellen, iets wat de antirevolutio-
nairen er niet gelukt was. Zes van de ka-
tholieke kandidaten werden in de raad ge-
kozen.
Om te kunnen ontdekken of de heer-
sende elite in IJsselstein vervangen werd,
is het nodig om de samenstelling van de
gemeenteraad voor de veranderingen te
weten. Voor de grondwetswijziging van
1848 telde de gemeenteraad van
IJsselstein 9 leden, de burgemeester en
wethouders meegerekend. De hervormde
jonkheer P.J.C. Hooft Graafland was bur-
gemeester en B.L.C, van den Heuvel en
W.C. Momma , ook beiden protestants,
waren de twee wethouders. De raadsleden
waren een protestant zonder beroep, een
protestantse logementhouder, een prote-
stantse landbouwer, een protestantse apo-
theker en een rooms-katholieke landbou-
wer. De in 1848 overleden protestantse
doctor J.B. Snellen werd vervangen door
de katholieke landbouwer Arie van
Schaik. (zie bijlage 2) Het is niet verba-
zend dat een katholieke stad een prote-
stants bestuur had. De meeste notabelen
hingen de hervormde religie aan en zij
waren nu eenmaal degenen met het
stemrecht.
Bij de gemeenteraadsverkiezingen van
september 1851 moesten elf raadsleden
benoemd worden. Al voor de eerste stem-
ming had W.C. Momma zich als kandi-
daat terug getrokken wegens zijn hoge
leeftijd en wankele gezondheid. Na de ver-
kiezingen lagen 161 stembriefjes in de
bus, waardoor de volstrekte meerderheid
op 81 stemmen kwam te liggen. Deze
meerderheid werd slechts door vier perso-
nen verkregen ; F.C. Dufour, een katholie-
ke belastingcontroleur, dr. J.R.K. Pen-
ninck, een hervormde arts, de al genoem-
de Van Schaik en J.G. Brouwer, een katho-
lieke bierbrouwer. Voor de overige leden
was een herstemming noodzakelijk. Bij
deze herstemming wenste de persoon
Notaris
Hendricus
Didericus
Goswinus
Amoldus
Immink die
in i8p in de
tweede ronde
van de
gemeente-
raadsverkie-
zingen
afhaakte.
wet werden de raadsleden voor het leven
benoemd door een kiezerscollege. De le-
den van het kiezerscollege zaten negen
jaar in dit orgaan. ledere drie jaar trad een
derde van de leden af. Dit kiezerscollege
koos nieuwe kandidaten als er een raads-
lid overleden was of bedankt had. Dat be-
danken soms niet gemakkelijk ging, blijkt
in IJsselstein bij het raadslid en landbou-
wer Willem Verweij, die meermalen een
verzoek tot ontslag in had gediend. Dit
verzoek werd in verband met zijn belang
voor de gemeente echter niet ingewilligd.
Er bestond geen openlijk overleg tussen
kiesgerechtigden. Bovendien stond dit
kiesstelsel van maar liefst drie trappen
partijvorming in de weg. Men stemde im-
mers uitsluitend op personen. '^
De raadsverkiezingen van 1851 hebben
op veel plaatsen de antirevolutionaire par-
tijvorming gestimuleerd. Groen van
Prinsterer wilde partijvorming op basis
van beginselen en de opbouw van een ei-
gen partijorganisatie begon in 1851 in
Amsterdam. Op 12 augustus kwam in
Utrecht de vereniging 'Bijbel, Vaderland
en Oranje' tot stand. Het Utrechtse be-
stuur speelde bij de organisatie van antire-
volutionairen in andere plaatsen een over-
koepelende rol.'5 In IJsselstein is geen
duidelijke antirevolutionaire organisatie
390
-ocr page 389-
kreeg in de stad IJsselstein een katholiek
de meeste stemmen, maar in het district
IJsselstein won een protestantse conserva-
tief de verkiezingen. Bij de Provinciale
Statenverkiezingen in 1851 vormde
IJsselstein samen met Utrecht een dub-
beldistrict. Er opereerde een kiezersver-
eniging waarvan het bestuur gevormd
werd door aanzienlijken uit de plaatselijke
politiek van het district. De kiezers hiel-
den zich over het algemeen trouw aan de
voorschriften van deze elite. De gemeen-
teraadsverkiezingen laten voor het eerst
een ander stemgedrag zien. Er werden
meer katholieken dan protestanten in de
raad gekozen. Of de oude notabelenelite
een werkelijke nederlaag leed is moeilijk
te achterhalen, omdat ik geen kiezersver-
enigingen met een bepaalde politieke
kleur heb kunnen opsporen. Bovendien
konden de IJsselsteinse kiezers niet 'over-
stemd' worden door kiesgerechtigden uit
de omringende gemeenten. Feit is wel dat
de zittende raad voor het grootste deel ver-
vangen werd door nieuwkomers in de
IJsselsteinse politiek.
Conclusie
Het is moeilijk om conclusies te trekken
over de IJsselsteinse politiek in de periode
1848-1851. Er blijven ook na dit onderzoek
veel dingen vaag, onduidelijk en onzeker.
Ik zou dit onderwerp graag eens dieper uit-
spitten en dan vooral onderzoek doen naar
alle dingen die nu nog onduidelijk zijn of
onbekend zijn gebleven. Misschien is het
met dieper en verdergaand onderzoek wel
mogelijk om de kleur van de kiezersvereni-
ging Trouw en Billijkheid' met zekerheid
te bepalen en misschien is het dan wel mo-
gelijk om antirevolutionaire of katholieke
partijorganisaties in IJsselstein te achterha-
len. Het zou ook nuttig zijn de lijn door te
trekken tot de Aprilbeweging in 1853. Het is
heel goed mogelijk dat sommige conclusies
die ik heb getrokken dan helemaal onjuist
blijken te zijn. Ik wil er dus met nadruk op
wijzen dat deze studie niet 'als afgerond
moet worden beschouwd, maar misschien
juist als een begin voor verdere studie.
met de beste papieren , de notaris
H.D.G.A. Immink niet meer in aaniher-
king te komen.
Aan de herstemming, die op 24 sep-
tember 1851 werd gehouden, werd door
166 van de 170 kiezers deelgenomen. Van
den Heuvel, Verweij en Bos werden her-
kozen. Verder werd de raad aangevuld
met een protestantse notaris, een katholie-
ke genees-, heel-, en verloskundige en
twee katholieke landbouwers. De raad tel-
de nu vijf protestanten en zeven katholie-
ken (zie bijlage 2). Deze toename van het
aantal katholieken in de gemeenteraad
kan op een zekere katholieke organisatie
in IJsselstein duiden, maar dit hoeft niet
het geval te zijn geweest. IJsselstein was
een overwegend katholieke gemeente.
Het kan ook best zo zijn geweest dat de
verlaagde census het katholieke kiezers-
potentieel aanzienlijk vergroot heeft en
dat deze kiesgerechtigden uit eigen over-
weging, zonder voorafgaand overleg, voor
katholieke kandidaten hebben gekozen.
Ook voor deze verkiezingen is niet duide-
lijk hoe het electoraat was samengesteld.
Na bestudering van bijlage 2 is het dui-
delijk dat de samenstelling van het ge-
meentebestuur na de verkiezingen veran-
derd is. Het aantal katholieken nam toe ,
het aantal patriciërs nam af en het aantal
mensen met 'gewone' beroepen als bijvoor-
beeld landbouwer of bierbrouwer nam toe.
Toch durf ik niet met zekerheid te zeggen
dat de IJsselsteinse notabelenelite een ne-
derlaag heeft geleden. Zo werd bijvoor-
beeld bij de tussentijdse verkiezing van
1852 L.H. Asch van Wijck benoemd tot ge-
meenteraadslid. Zijn benoeming kan toch
weer als een duidehjke conservatieve nota-
belenkeuze worden gezien ; deze prote-
stant was griffier bij het kantongerecht en
bovendien van adel.
Samenvatting
IJsselstein was in 1848 een overwegend
katholieke stad met een overwegend pro-
testants stadsbestuur. De elite hing de
hervormde religie aan. Bij de eerste recht-
streekse Tweede- Kamerverkiezingen
391
-ocr page 390-
Bijlage i
Uitslag van de Tweede-Kamerverkiezingen van het district IJsselstein in 1848
aantal
kiezers
E.CU.
van doorn
W.L.F.C.
van rappard
J.G.
DOLMANS
diversen
IJsselstein
136
44
39
50
3
Houten
73
II
4
57
I
Jutphaas
60
31
7
19
3
LOPIK
123
70
0
51
2
Montfoort
lOI
35
II
55
0
Harmelen
43
3
9
30
I
Kamerik
86
43
17
25
I
Maarssen
130
6
80
39
5
Maartensdijk
81
36
41
I
3
Loenen
103
37
41
23
2
Mijdrecht
87
61
2
22
2
Breukelen
48
19
15
13
I
Totaal
1071
396
266
385
24
Bron: Utrechtschc Courant, 8 december 1848
Bijlage 2
De samenstelling van de IJsselsteinse gemeenteraad in 1848
P.J.C. Hooft Graafland (burgemeester) zonder beroep
hervormd
hervormd
hervormd
hervormd
hervormd
hervormd
katholiek
hervormd
hervormd
katholiek
W.C. Momma (wethouder)
B.L.C. VAN den Heuvel (wethouder)
Th. Waller
J.C. Smit
W. Verweij
A. Bos
M.J.S. VAN de KASTEELE
J.B. Snellen (overleden 1848)
A. van Schaik (sinds 1848)
zonder beroep
beroep onbekend
zonder beroep
logementhouder
landbouwer
landbouwer
apotheker
doctor
landbouwer
De samenstelling van de IJsselsteinse gemeenteraad in 1851
vm burgemeester Heukelom
onbekend
medisch arts
notaris
belastingcontroleur
genees- en verloskundige
bierbrouwer
onbekend
hervormd
hervormd
hervormd
katholiek
katholiek
katholiek
katholiek
hervormd
katholiek
katholiek
katholiek
V. Voortman (burgemeester)
B.L.C. VAN DEN Heuvel (wethouder)
J.R.K. Penninck (wethouder)
J.D. DE Man Lapidoth
F.C. DUFOUR
L.H. Brunning
J.C. Brouwer
A. van Schaik
W. Verweij
A. Bos
C. van Kippensluis
J. VAN ROSSUM
landbouwer
landbouw^er
landbouwer
landbouwer
landbouwer
/
/
392
-ocr page 391-
Literatuurlijst
Notenlijst
M. Berkien en T. Fafianie, 'Het vreeswekkende
gevaar, epidemieën in het 19e eeuwse
IJsselstein', Historische Kring IJsselstein 48
(1989) 157-166.
J. C. Boogman, 'De Britse Lord Napier over de
Nederlandse volksvertegenwoordiging (in
1860)', Bijdragen en mededelingen van het
Historisch Genootschap
73 (1957) 186- 211.
J. C. Boogman, Rondom 1848. De politieke ont-
wikkeling van Nederland 1840-18^8
(Bussum
1978).
M. J. A. V. Koeken, Van stads- en plattelands be-
stuur naar gemeentebestuur. Proeve van een ge-
schiedenis van ontstaan en ontwikkeling van het
Nederlandse gemeentebestuur tot en met de ge-
meentewet van
1S53 (Den Haag 1973)
E.   H. Kossman, De lage landen 1780-3940.
Anderhalve eeuw Nederland en België (2e druk
Amsterdam 1982)
F.  H. Landzaad en L. Murk, 'Steenbakkerijen
te IJsselstein', Historische Kring IJsselstein
41/42 (1987) 1-16.
J. H. von Santen, 'Politiek leven in de stad
Utrecht rond het midden van de ige eeuw (1840-
1860)',
Jaarboek Oud- Utrecht 1985,110-165.
Utrechtsche Courant 1845-1852
Utrechtsche Volksalmanak voor het jaar 1846,
1847,1848,1849,1850
Utrechtsche stads- en provinciale almanak 1846-
1852
1.    E. H. Kossman, De lage landen 17S0-1940.
Anderhalve eeuw Nederland en België
(Amsterdam 1982) 136.
2.    J. C. Boogman, 'De Britse gezant Lord
Napier over de Nederlandse volksvertegen-
woordiging'. Bijdragen en mededelingen van
het Historisch Genootschap
71 (1957) 193-195.
3.    Rietje ten Berge, Utrechts Nieuwsblad 1978,
vindplaats: bibliotheek 'Het Goede Boek' te
IJsselstein
4.    Utrechtsche Volksalmanak voor het jaar 1848
5.    Rietje ten Berge, Utrechts Nieuwsblad 1978
6.   F. H. Landzaad en L. Murk, 'Steen-bakkerij-
ente IJsselstein ', Historische Kring IJsselstein
41/42 (1987) 1-16.
7.    M. Berkien en T. Fafianie, 'Het vreeswek-
kende gevaar, epidemieën in het 19e eeuwse
IJsselstein ', Historische Kring IJsselstein 48
(1989) 157-166.
8.    Utrechtsche Courant 8-12-1848.
9.   J. H. von Santen,'Politiek leven in de stad
Utrecht rond het midden van de 19e eeuw
(1840-1860)', Jaarboek Oud- Utrecht ig8^,
110-165.
10.  Utrechtsche Courant 4-9-1848, 9-9-1848,11-
9-1848.
11.   Ibidem.
12.  D. Dekker, 'De burgemeesters van
Maarssen', Historische Kring (Maarssen
1984) 32-34.
13.   J. C. Boogman, Rondom 1848. De politieke
ontwikkeling van Nederland 1840-
iSjS
(Bussum 1978) 100.
14.  J. H. von Santen,'Politiek leven in de stad
Utrecht rond het midden van de 19e eeuw
(1840- 1860)' .Jaarboek Oud- Utrecht 1985,
113.
15.   Ibidem, 143.
16.  Ibidem.
Dit artikel is het resultaat van de scriptie
bij de cursus Historisch Ambacht code
930197. In opdracht van J.H. von Santen,
Universiteit Utrecht, 6 januari 1994.
359
-ocr page 392-
Onze voorzitter geridderd.
In de gevel van de tegenwoordige Waag, waarin onder meer de HKIJ is gevestigd, is een
steen aangebracht, afkomstig van de oude Waag.
Op die steen staat behalve het jaartal 1599, ook de spreuk 'Weecht wel, doet ellick recht'.
Deze spreuk is ook de titel van één van de 22 artikelen van de hand van Bep Murk, in het
zeer gewaardeerde publicatieblad van de 'stichting Historische Kring IJsselstein'.
De liefde van de heer Murk voor zijn stad, blijkt niet alleen uit zijn publicaties, maar ook
uit de talloze activiteiten, die hij persoonlijk of met anderen, heeft ondernomen en verre-
weg in de meeste gevallen tot een goed einde bracht.
We zullen drie wapenfeiten noemen die nu actueel zijn, nl:
                                             ]
het vernieuwen en verplaatsen van het Herdenkingsmonument in 1995                         _
- de strijd voor het behoud van de Middeleeuwse stadsmuur aan de zuidzijde van de stad
ii het behoud van het Nozemagebouw
                                                                  *s •»,
^'üa 200 jaar werd door zijn persoonlijke inzet in de IJsselpoort de historische 'steen des
R. aanstoots' herplaatst.                                                                                                   j
Misschien was hij door zijn liefde voor IJsselstein en zijn doorzettingsvermogen wel eens
'een steen des aanstoots' voor de Gemeente. Toch heeft dit diezelfde Gemeente niet weer-
houden om hem voor te dragen voor het Ridderschap.
                                                     /
" "Terugdenkend aan de spreuk op de gevelsteen in de Waag, kunnen we zeggen dat de heer
liambertus (Bep) Murk 'gewogen is en recht gedaan'.
Bep, wij feliciteren je nogmaals hartelijk met deze zeer verdiende onderscheiding.
Jij kunt trots zijn op je ridderschap, maar vooral ook op je stad. Wij zijn trots op jou.
          ,|
^ Maar. zoals burgemeester Wijte zei: 'Dit is geen eindpunt, maar een ijkpunt'
We hopen dat je in de toekomst nog veel voor IJsselstein kunt betekenen.
Juni 1996
'Je medebestuursleden en de leden van de werkgroep.
Stichting
Historische Kring
IJsselstein
Redaktie:
B. Rietveld, Meerenburgerhorn 10,
3401 CD IJsselstein.
Donateurs ontvangen het periodiek (4 uitga-
ven per jaar) en worden op de hoogte gehou-
den van de activiteiten. Nieuwe donateurs
kunnen zich aanmelden bij de penning-
meester waar tevens mutaties kunnen wor-
den doorgegeven. Voor inwoners van IJssel-
stein is de bijdrage minimaal f20,- (voor be-
drijven f30,-) per jaar. Voor hen die buiten
IJsselstein wonen is de bijdrage f28,50 resp.
f38,50. Losse nummers, voor zover voorra-
dig, zijn a f7,50 verkrijgbaar via het secreta-
riaat. Voor dubbelnummers is de prijs f 10,-.
Druk: Abels bv, Utrecht
ISSN: 1384-704X
Dagelijks bestuur:
Voorzitter:         L. Murk, tel: (030) 688 16 27
Secretanaat: C.J.H, van Dijk-Westerhout,
Omloop West 42,
3402 XP IJsselstein,
tel: (030) 688 36 99
Penningmeester: W. J. van Vliet,
J.W. Frisolaan 7,
3401 AX IJsselstein,
tel: (030) 688 16 60.
Bank:                Postbank, nr.: 4074718
394
-ocr page 393-
^v^- Lor- Ts ^^T 6cj6^
TC
Leerdams glaswerk in IJsselstein;
Hildo Krop en de oude Nicolaaskerk.
door
Thimo te Duits
De kunstnijverheidscollectie van de
Glasfabriek Leerdam is één van de be-
langrijkste getuigen van de samenwer-
king tussen kunstenaars en industrie in
Nederland tijdens het interbellum, perio-
de tussen de Eerste en Tweede
Wereldoorlog. Op initiatief van onder
meer P.M. Cochius, die van 1911 tot 1934
directeur van deze fabriek was, werd in
1924 de Nederlandsche Bond voor Kunst
en Industrie opgericht. Deze bond had
als belangrijkste doelstelling het tot stand
brengen van samenwerking tussen
Nederlandse ondernemingen en kunste-
naars, waarbij een fabrieksmatig vervaar-
digde en tegelijkertijd fraai en deugdelijk
produkt tot stand zou komen.
Zelfwas Cochius hier in 1915 op eigen
initiatief al aan begonnen. Tot ver in de
jaren dertig werden op zijn verzoek door
vooraanstaande architecten, ontwerpers
en kunstenaars uit binnen- en buitenland
ontwerpen aan de Leerdamse glasindus-
trie geleverd. Hierbij streefde men geza-
menlijk het ideaal na tot verbetering van
zowel het produkt als de smaak van het
gewone publiek te komen. Tot de vele
kunstenaars die voor Leerdam werkten
behoorden onder meer K.P.C, de Bazel,
H.P. Berlage, A.D. Copier, C.J. Lanooy,
J. Gidding, C. de Lorm en F.L. Wright.
De kunstnijverheidscollectie is dank-
zij het bewaard gebleven fabrieksarchief
dat o.a. bestaat uit een complete reeks
verkoopcatalogi, een nagenoeg compleet
tekeningenarchief en een uitgebreid
knipsel- en fotoarchief, bijzonder goed
gedocumenteerd. Slechts zelden duiken
opjecten op die onbekend zijn. In het
voorjaar van 1993 werden door een verza-
melaar aan het Nationaal Glasmuseum
twee plaques aangeboden, die door de
Amsterdamse beeldhouwer Hildo Krop
zijn ontworpen. Hiervan was er één tot
op heden onbekend. Opmerkelijk is dat
deze plaques tot het beste behoren wat de
Glasfabriek omstreeks 1930 op het gebied
van geperste plastieken heeft voortge-
bracht.
Twee figuren in orantehouding
De vierkante plaques, met plastisch
reliëf, zijn uitgevoerd in dik transparant
geperst glas. De gematteerde voorzijde
van beide tegels is voorzien van een
krachtig gemodelleerde figuur in orante-
houding. Op één van de tegels is een
knielende man man afgebeeld die een
vierkant kader vult. Zijn ontblote boven-
lijf met gespreide armen en zijn hoofd
zijn frontaal weergegeven terwijl beide
benen naar rechts zijn gebogen. De ande-
re tegel is hier een tegenhanger van.
Hierop is een vrouw afgebeeld in een
spiegelbeeldige houding. Zij heeft ook
een ontbloot bovenlijf met gespreide
armen terwijl haar knieën naar links zijn
gebogen. Het halflange haar hangt net
395
-ocr page 394-
Twee plaques
met voorstel-
ling in reliëf.
Ontwerp Hildo
Krop (1884-
'979)-
Uitvoering,
N.V.
Glasfahriek
Leerdam, voor-
heen Jeekel,
Mijnssen e[ Co.
te Leerdam.
Circa 1^28.
Blank glas,
geperst en gesa-
tineerd,
24 X 24 cm.
Herkomst:
particuliere
collectie,
Haarlem.
396
-ocr page 395-
boven haar schouders en eindigt in een
plastisch gemodelleerde krul. De tegels
zijn geheel in de stijl die Krop in de jaren
twintig voor reliëfs, kapitelen en sluitste-
nen toepaste. Karakteristiek zijn de hoe-
kige, licht geforceerde houding van de
figuren, de schematisch weergegeven
ovale, holle handpalmen en de harde
krachtige fysionomie.
Beeldhouwwerk voor de Sint Nico-
laaskerk te IJsselstein
Krop heeft deze tegels omstreeks 1928
ontworpen voor de deuren van de St.
Nicolaaskerk te IJsselstein die in 1911
door brand werd verwoest. Jan Kalf, van
1918 tot 1939 directeur van de
Rijksdienst voor de Monumentenzorg,
had de architect Michel de Klerk in 1921
gevraagd een moderne torenspits te ont-
werpen. Zoals destijds bij de dienst
gebruikelijk was, werd niet de verloren
gegane architectuur gereconstrueerd of
geïmiteerd, maar op eigentijdse wijze
aangevuld. De Klerk ontwikkelde ver-
schillende plannen. Omdat de Klerk kort
na het indienen van het definitieve voor-
stel overleed, werd het project onder
supervisie van de archtect H.A.J. Baan-
ders uitgevoerd. Krop was in de beginfase
van het project benaderd om het beeld-
houwwerk, waaronder vier pinakelbekro-
ningen en twaalf pilasterkapellen, te ont-
werpen. Deze werden vanaf 1925 in steen
Deuren van
de oude
Nicolaaskerk
te IJsselstein.
397
-ocr page 396-
Hoofdingang
naar de kerk,
gezien vanuit
het westen.
Het ontwerp
van deuren en
metselpartij
daarboven is
van
architect
Baanders.
398
-ocr page 397-
Toegangspar-
tij, gezien
vanuit de
kerk.
399
-ocr page 398-
De pinakel
bekroningen
die de vier
evangelisten
symholiseren.
Rechtsboven
de adelaar
voor
Johannes;
linkshoven de
mens voor
Mattheus;
linksonder
het rund voor
Lukas en
rechtsonder
de leeuw voor
Markus.
ii^/Mi^mm - , >mmm^^w.ji. ■
400
-ocr page 399-
'^'Mi^.%
Acht van de
12 pilasterbe-
kroningen
aan de bui-
tenzijde van
de toren op
de derde orde
die ontwor-
pen zijn door
Fildo Krop.
De combina-
tie van
Korintishe en
Ionische mo-
tieven zijn
volgens de
overlevering
aan de fanta-
sie van Krop
ontsproten.
De symboliek
ervan is niet
'IB vastgelegd.
Suggesties
hierover zijn
welkom.
401
-ocr page 400-
De vier overi-
ge pilasterbe-
kroningen.
uitgevoerd. Daarnaast ontwierp Krop vier
verschillende reliëfs ter versiering van de
monumentale eikehouten deuren van het
portaal. Baanders leverde het ontwerp
voor de deuren.
Krop boetseerde één reliëf met een
knielende man; één met een knielende
vrouw; één met het wapen van IJsselstein
en één met een Chi-Ro kruis dat wordt
geflankeerd door sterren. De uitvoering
in glas werd uitbesteed aan de
Glasfabriek Leerdam. In totaal zijn twaalf
tegels in de deuren verwerkt; symetrisch
gegroepeerd in drie horizontale rijen van
vier. Aan de buitenzijden zijn drie tegels
met knielende mannen tegenover drie
met knielende vrouwen aangebracht. In
het midden worden vier wapens afgewis-
seld met twee Chi-Ro kruizen.
Geperste glazen plastieken
Het persen van glas nam in de jaren
twintig en dertig een prominente plaats
in binnen de productie van de
Glasfabriek Leerdam. Na de uitgave vanaf
1923 van geperst serviesgoed van o.a
K.P.C, de Bazel en H.P. Berlage, was
men op de fabriek bijzonder geïnteres-
seerd in de fabricage van plastieken in
geperst glas. In 1925 had Cochius contact
gelegd met de Utrechtse beeldhouwer
Stef Uiterwaal om een gipsen Madonna
in glas uit te voeren. In het najaar van
1928 werden hiervoor de eerste proeven
gedaan. Toen nodigde Cochius ook de
Amerikaanse beeldhouwster Lucienne
Bloch uit om dierplastieken te ontwer-
pen.
Een jaar later slaagde de fabriek erin
de plastieken te persen. Als eerste werd
het Madonna-beeld van Uiterwaal gepro-
duceerd. Daarna werden ook opdrachten
voor plastieken gegeven aan C.C. van
Asch van Wijk, de Belg J. Vermeire en de
Amerikaan F.L. Wright.
De uitgave van plastieken door de
402
-ocr page 401-
. Y . iFv*-
•pv«M
•sajLj^^-*
rcv
' Aft .4
WÊW - ■-^■E^^^K.'^
^n^JI
\ f
^'Sbl
^'
■■'■> ' *■■-'■■
1 '& '"'N
mÊ^
De 4 verschil-
lende glasmo-
tieven zoals
ze naar ont-
werp van
Hildo Krop
in de deuren
van de hoofd-
ingang zijn
verwerkt.
Deze serie
wordt in de
deuren drie
keer her-
haald.
fabriek moet gezien worden in het kader
van de pogingen om nieuwe afzetmoge-
lijkheden in binnen- en buitenland te
creëren. In eerste instantie bestond de
kunstnijverheidscollectie uit gebruiksglas
zoals vazen en ontbijt- en drinkserviezen.
Tegen het eind van de jaren twintig
zou, als gevolg van de economische reces-
sie, worden gezocht naar nieuwe produk-
ten en afzetmogelijkheden. Deze werden
bij voobeeld gevonden in automascottes,
bouwstenen, mozaïektegels en een religi-
euze collectie. Tot de religieuze collectie
behoorden naast vaatwerk, zoals altaarva-
zen en wijwaterbakjes, ook heiligenbeel-
den. Daarnaast zou ook een artistieke lijn
van unieke voorwerpen, de Leerdam-
Unica, als een zelfstandige collectie wor-
den uitgevoerd.
Binnen het opstarten van de produktie
plastieken moet de opdracht voor het per-
sen van de reliëfs van Krop stimulerend
hebben gewerkt. Het persen van deze
vlakke tegels moet relatief weinig techni-
sche problemen hebben opgeleverd. De
enkelvoudige mal die nodig is om de
tegels te persen, lost eenvoudig. Dit in
tegenstelling tot sculpturen van de ande-
re beeldhouwers die in twee- of driedelige
scharnierende gietijzeren mallen moes-
ten worden gemaakt.
403
-ocr page 402-
Vijf van de
zes verschil-
lende bronzen
nagelkoppen
aan de deu-
ren naar de
kerk. De mo-
tieven zijn
ontleend aan
de ontwerpen
van Hildo
Krop.
oud fotomateriaal, dat zich in de collectie
van het Rijksbureau voor Kunsthisto-
rische Documentatie te Den Haag be-
vindt, zijn ongematteerde tegels ver-
werkt. Waarschijnlijk gaat het bij de twee
verworven tegels om proeven ter beoor-
deling van de afwerking. Hiermee is het
werk van Hildo Krop, uitgevoerd bij de
Glasfabriek Leerdam, nu compleet in de
collectie van het Nationaal Glasmuseum
aanwezig.
Krop en Leerdam
Tot voor kort was onbekend dat Hildo
Krop heeft samengewerkt met de Leer-
damse glasindustrie. Op de tentoonstel-
ling Geperst Glas uit Leerdam, die in 1991
achtereenvolgens in het Nationaal glas-
museum te Leerdam en het Provinciaal
Drents Museum te Assen te zien was,
werden onbekende objecten van veel van
de reeds genoemde kunstenaars getoond.
Hier werden ook voor het eerst drie ver-
schillende plaques uit de oude fabrieks-
collectie als werken van Krop getoond.
Dit waren de hierboven beschreven tegels
van de knielende man, het wapen van
IJsselstein en het Chi-Ro kruis. Over de
oorspronkelijke toepassing, als glazen
tegels in de deuren van de oude
Nicolaaskerk, was toen nog niets bekend.
In de catalogue raisonné, samengesteld
door mevrouw Lagerweij-Polak, bijlage
bij haar monografie over Hildo Krop, zijn
alleen deze tegels opgenomen. De tegel
met de knielende vrouw wordt niet
genoemd.
Krop heeft indertijd geëxperimenteerd
met de afwerking van de tegels. Van de
tegel met de knielende man zijn namelijk
verschillende uitvoeringen bekend. Er
zijn glanzende, gedeeltelijk en geheel
gesatineerde exemplaren. Afgaande op
Dit artil<ei is in gewijzigde vorm overgeno-
men uit de uitgave van de vereniging
'Rembrandt', jaargang 3, no 4, najaar 1993
en aangevuld met foto's van het IJsselstein-
se werk van Hildo Krop aan de oude
Nicolaaskerk. Deze komen gedeeltelijk uit het
blad 'Wendingen' van 1929.
De hedendaagse foto's van de glazen in de
deuren zijn gemaakt door Annemiek Daams-
van der Loo.
Literatuur
T.G. te Duits, Geperst glas uit Leerdam,
Assen, Leerdam 1991, pp 102-103.
EJ. Lagerwij-Polak, Hildo Krop, Beeldhouwer.
Den Haag 1992, p. 114, cat.nr. B. 70
404
-ocr page 403-
OCTROOY VAN DE WEKELIJKSE
MARKTDAG EN HAAR PRIVILEGIËN
IN DATO DEN 6' MAART I524.
Florijs van Egmond, Grave tot
BUEREN TOT LEDERDAMME, HERE TOT
IJSSEISTEIJN, TOT CRANENDOCNK, TOT
SlNTE MARTIJSDIJCK TOT CORTGENE TOT
Scerpenisse enz.
Alsoe wij aengemerckt en de aengesijen heb-
ben rechten ende zonderlingen oorbair profijt
ende welvaren onseren steden ende poorteren
van IJsselsteijn voirss, hebben wij ter versoeck
onseren burgeren ende poorteren onsere ste-
den voirgen, daeromme h em luden gegont
ende gegeven / ende mits desen gonnen ende
genen erflicken durende / enen vrijen woens-
dachsen weke merct goet, van weerden te
houden. Ende geven hieromme mits dezen
enen ijgelicken die tot onser steden comen
omme hur comanschap te doen, wij vast ende
sterck geleijde, of ende aan te preijsen, mit
horen goeden nae gewair saemheijt onbelet,
onbeset ende onbescadicht van ons onsen
poorteren ende lantsaten te voet, te wagen, te
peerde ofte te scepen hoe dat gebueren mochte
uitgesondert ballingen / voirvluchtigen / ende
degene die brueckich ende misdadich sijn
tegen die Gratfiickheijt van Hollant ofte
tegen onse heerlickheijt / bevelende / ende
gebieden hiermede enen ijgelickten op sijn lijf
ende goet 't selfde geleijde onverbruckelicken
te houden. Aengaende 't geleijde van de
voirss, merct altijd des Dinsdaget middaichs
ten twalifter uren durende tot Donnedaicht
des middaicht tot ten twalifter uren wederom
uitgaende te weten altijd enen halven dach
voor ende een halven dach nae item. Indient
sake ware ende gebuerde datter enige heijlige
Floris van Egmond, graaf van Buren,
VAN Leerdam, Heer van IJsselstein,
VAN CRANENDONCK, VAN SiNT
Maartensdijk, van Cortgene, van
Scherpenisse enz.
Daar wij grote aandacht hebben voor nut-
tig voordeel en welvaart van onze stad en
van de poorters van IJsselstein, hebben
wij op verzoek van onze burgers en poor-
ters van genoemde stad aan hen gegund
en gegeven en - door deze machtiging
„voor altijd" - een vrije woensdagse week-
markt van goede kwaliteit te houden.
Hiervoor geven wij bij deze aan allen, die
naar onze stad komen om zaken te doen
en met hun te verkopen goederen naar de
marktplaats reizen een betrouwbaar en
sterk geleide, opdat zij ongedeerd en niet
gehinderd door de bewoners van onze
stad en ons land kunnen komen, hetzij
tevoet of met de wagen of te paard of per
schip. Hiervan uitgezonderd zijn ballin-
gen, voortvluchtigen en degenen, die uit-
gebroken zijn en misdadig optreden
tegen het Grafelijk Bestuur van Holland
of tegen ons gezag. Wij bevelen hiermee
een ieder op doodstraf en verbeurd ver-
klaring van zijn goederen deze geleide als
onschendbaar te eerbiedigen. Het geleide
naar de markt begint dinsdagsmiddags
om 12 uur en duurt tot donderdagmiddag
12 uur; dus altijd een halve dag vóór en
een halve dag na de markt. Indien het
voorkomt, dat een heiligenfeest op
woensdag valt, dan zal altijd de marktdag
405
-ocr page 404-
vierdagen op ten woensdach quamen, soe
sal altijd die merct dach wesen opten ersten
werckendach, soe sal dat geleijde wesen
enen halven dach voor ende enen halve
dach na alt voirss, staet. Voerts soe befelen
wij saerpelicken allen onsen poorteren en
de ondersaten van IJsselsteijn, Benschop,
Polsbriek, Aftersloet en de IJsseldijck etc.
dat sij goedwillichluken deze selve onsen
voirss, vrije wekemerct helpen houden ende
stereken mit horen koren, beesten, botter,
casen ende alle anderen goeden weechbair
ofte onweechbair. Dat merckbair is nijet
uutgesondert. Dat in genen anderen vreem-
den mercten mit horen goeden / hoe die
wesen mogen tot anderen steden, dorpen
ende plaetsen en zullen versoecken tensij
datsij eerst haren merct mit haren goeden
die sij buten vercopen willen te voren op
onse woensdachse merct voirss.
Dan mede kenlicken gehouden hadden.
Ende indien sij alsdan hoer goeden op
onsen woensdachse vrije wekemerct nijet en
konnen vercopen sullen, sij die selve hoeren
goeden die sij scijnlicken op onse weke-
merct opgedaen ende gepresenteerd hadden
ter vercopen wederom vervoeren, buten ver-
copen ende mercten tot hoeren wille ende
believe ende anders nijet onbescadigt van
ons I onsen Drossart ofte enigen anderen
substituten officieren inder tijd behouden.
Nochtans dat ons poorteren ende landsta-
len onser heerlickhijt voirss. alle jair mit
hoer botter ende casen ende ander merct
bair goet buten / die jaermercten zullen
versoecken als dat van outs gewoontlicks is
geweest, onberoerd van ons ende onse offi-
cieren in eleker tijd. Item soe en sal oock
nijemant wije hee sij, sijn koren ofte gewas
dat men behoort te meten buten onser ste-
den ofte uut onser heerlickheijt voeren noch
doen voeren tot geenre tijt omme te verco-
pen. Mer een ijgelick sal binnen onse ste-
den binnen die weeck al woirt op genen
merctdach mogen copen ende vercopen soe
veel ofte luttel tot sijnen wille als hem belieft
onbescadicht vanons ende onse officieren.
Noch en sal oock nijemant wije hij sij onge-
nietbair ofte anderen goeden dat van buten
zijn de eerste werkdag daarna en het gelei-
de zal dan zijn een halve vóór en een halve
dag na die marktdag. Voorts bevelen wij
in het bijzonder onze poorters en onder-
danen van IJsselstein, Benschop,
Polsbroek, Achtersloot en IJsseldijk enz.
aan, dat zij goedgunstig deze vrije week-
markt helpen houden en versterken met
hun koren, beesten, boter, kaas en alle
andere goederen, die al of niet geschikt
zijn om gewogen te worden. Niets, wat
geschikt is voor de markt, is uitgezonderd.
Vervolgens bevelen wij dat zij niet zullen
proberen hun goederen, welke dat ook
mogen zijn - op andere, vreemde markten
in andere steden, dorpen en plaatsen te
verkopen, behalve als zij eerst hun goede-
ren, die zij elders willen verkopen, op
onze woensdagse markt duidelijk hebben
aangeboden. Indien zij alsdan hun goede-
ren op onze woensdagse vrije weekmarkt
niet konden verkopen, dan mogen zij hun
goederen, die zij duidelijk kenbaar op
onze weekmarkt hebben gelost en aange-
boden voor de verkoop, weer vervoeren en
elders verkopen op markten naar hun
eigen keuze. In alle andere gevallen zullen
zij door ons, onze drossaard of een of
andere ondergeschikte officier niet onge-
moeid gelaten worden. Verder zullen onze
poorters en landslieden binnen ons
gebied ieder jaar met hun boter, en kazen
en andere goederen voor de marktverkoop
die jaarmarkten buiten ons gebied, die zij
als vanouds bezochten, kunnen blijven
bezoeken en zij zullen door ons en onze
officieren te allen tijde ongemoeid gelaten
worden. Vervolgens zal niemand, wie het
ook is, zijn koren, of gewas, dat men
behoort te meten, op geen enkele tijd bui-
ten onze steden of buiten ons gebied ver-
voeren of laten vervoeren om het te verko-
pen. Maar lederen zal binnen onze steden
in de loop van de week, al is het ook geen
marktdag, mogen kopen en verkopen
zoveel of zo weinig hij wil, zonder wij of
onze officieren ons daarmee bemoeien.
Ook zal niemand, wie hij ook is, ongeniet-
bare goederen of andere goederen, die van
406
-ocr page 405-
in coemt binnen die weke van opcopen
doen copen ofte vercopen dan op die
merctplaetsen ofte visch bruggen daar men
stux dagelick gewoontlick is te copen ende
te vercopen.
Dan op men coper soe wel den vercoper sal
mogen becueren op een keur van enen
ouden franckrijcksen schildt die een helft
tot onser ende die ander helft tot onser ste-
den ende Des aanbrengers profijt ende dat
soe dickwel men ijemant dair op bevonde
ende becuerden.
Item dat oock neijmant tsij onse
inwooners, lantsaten ofte butenluden op
onse weke merct en zullen copen noch ver-
copen van eenigen goeden, eetbair ofte
oneetbair, dan op die zekere ure te weten
ter negender uren, de morgens uut een
teijken van die gast clock. Wije te contra-
riën dede sal tot elcker tijd verbueren een
pont half tot onser ende die anderhelft tot
onser steden ende des aanbrengers profijt.
Item soe wanneer ijemant van onsen
ondersaten bevint sijn koren ofte die andere
sijnen goeden buten ter merct te voeren
ende te voren op onse wekemect uut selve
goeden nijet geweest en hadde soe dickwijl
men ijemant daer op bevonde sal verbueren
tien pont elcke pont gerekent nae uutwijzi-
ge onser handvest foir twintig goeden nieu-
we coninck Philips stuver, die een helft tot
onser, ende die ander helft tot onser steden
behoef bijder selver poenen voirss dat oock
nijemant binnen onsen landen ende heer-
Hckheijt voirss, genen goeden den butenlu-
den en sullen vercopen tensij te voren
opentlicken op onse vrije weke merct ghe-
presenteert ende opgedaen geweest om
aldair te vercopen.
Ende want 't anderen tijden zeker gebreken
bevonden sijn van te laten verdingen soe
daer omme in elckertijt binnen onser ste-
den, die wage ofte maten gehuert sal heb-
ben, ende ijemant liet verdingen van der
wage ofte mate sal verbueren nae uutwijs-
ing onser handvesten enen franckrijckse
schildt soe dick ende menichwerf als hij
buiten af ingevoerd zijn, binnen de week,
waarin ze gekocht zijn, weer verkopen of
laten verkopen, dan alleen op de marktplaat-
sen of visbruggen, waar men dit dagelijks
gewoon is te kopen en te verkopen.
Vervolgens: wanneer men een koper of ver-
koper wegens een overtreding een boete van
een oude frankrijkse schildt oplegt, dan is de
helft voor ons en de andere helft ten voordele
van onze steden en van de aanbrenger en dit
zo dikwijls men iemand op een overtreding
betrapt en bestraft.
Ook mag niemand, of het nu onze inwoners
zijn, of mensen van het platteland of buiten-
staanders, op onze weekmarkt goederen
kopen of verkopen, - eetbaar of niet eetbaar,
dan vanaf een vastgesteld uur, te weten om
negen uur 's morgens als de kerkklok slaat
(of gasthuis-klok). Wie vroeger begint zal
altijd een boete oplopen van één pond, waar-
van de helft tot ons voordeel en de andere
helft tot voordeel van de stad en van de aan-
brenger zal strekken.
Eveneens zal iemand van onze onderdanen
wanneer hij schuldig bevonden wordt aan
het feit, dat hij zijn koren of andere goederen
naar een markt buiten ons gebied brengt, ter-
wijl hij vooraf niet op onze weekmarkt met
deze goederen is geweest, zo dikwijls hij
daaraan schuldig bevonden wordt een boete
oplopen van tien pond, elke pond gerekend
volgens aanwijzingen van ons handvest voor
twintig goede nieuwe koning Philips stui-
vers, die voor de helft tot ons voordeel en
voor de andere helft tot voordeel van onze
stad zullen strekken. Dezelfde straf geldt ook
voor degene, die binnen onze landen en
heerlijkheid goederen aan buitenstaanders
verkoopt, behalve als dezen eerst openlijk op
onze vrije weekmarkt zijn aangevoerd en
aldaar te koop zijn aangeboden. En omdat in
vroegere tijden ondervonden is, dat het laten
betalen voor bepaalde rechten, zekere gebre-
ken vertoont, daarom zal ten alle tijde binnen
onze steden degenen, die een weegschaal of
een maat gehuurd heeft en iemand rechten
laat betalen voor het gebruik van die weeg-
schaal of maat volgens aanwijzingen van ons
handvest verbeuren een frankrijkse schildt
407
-ocr page 406-
van dien hadde laten verdingen half tot
onser ende half tot onser steden behoef
sonder alle acht ende list ende want wij
willen ende onse goede wille is dat deze
onse merct van weerde ende in stedicheijt
wesen ende blijven sal, hebben wij dairom-
me volcomelickten gegeven ende mits dezen
genen onsen lieven getrouwe drossart,
schout, burgemeesteren, scepenen en de
raet onser steden hier innen vollemacht
ende auctoriteijt t selfde voirss tot horen
goet duncken tot nutschap, profijt ende
zonderlinge welvaren onser steden ende
poorteren in onser absensien te vermeerde-
ren ende daerinne te doen ende anders te
laten als van noede.
In later tijt besceijden, weder seggen, beve-
len hieromme allen onsen ondersaten onser
heerlickheijt van IJsselsteijn scerpelicken
onsern wille hier innen aftervolgen ende
doen aftervolgen op dat nijemant tegen ons
in gebreken van der poenen en der kueren
voirss, en comme ende want ons dit aldus
belieft, hebben wij Florijs van Egmondt,
Grave tot Bureren, here tot IJsselsteijn enz.
voir ons ende onse Naecomelingen heeren
tot IJsstelsteijn onsen name ende ghewoent-
licke hantteijcken op spacium van desen
geset tot mere vestenissen hebben wij onsen
zegell hier aen doen hangne, gegeven in de
jaar ons heren Dusent vijfhondert ende vier
ende twintich den VP" dach in marcio.
zo dikwijls als hij daarvoor heeft laten beta-
len, voor de helft tot onze en voor de andere
helft tot behoefte van onze steden. Met goede
bedoelingen - want wij willen juist dat deze
onze markt waarderen zal zijn en in stand
zal blijven - hebben wij volledige volmacht en
gezag gegeven - en door dit schrijven bevesti-
gen wij dit - aan onze gewaardeerde getrou-
we drossaert, schout, burgemeester, schepe-
nen en de raad van onze steden om bij onze
afwezigheid naar hun goeddunken tot nut,
profijt en tot buitengewoon welvaren van
onze steden en poorters in genoemde situ-
aties het gedrag te vermeerderen en daarmee
te doen en te laten wat nodig is. Om te voor-
komen dat men in de toekomst het tegen-
overgestelde zal beslissen, bevelen wdj al onze
onderdanen van onze heerlijkheid IJsselstein
nadrukkelijk onze wil hierin na te komen en
te doen nakomen, opdat niemand bij ons in
gebreke zal komen voor wat betreft de boete
en de keur. Daar het ons aldus goeddunkt
hebben wij Floris van Egmond, graaf van
Buren, Heer van IJsselstein enz. voor onszelf
en voor onze nakomelingen, die Heer van
IJsselstein zullen zijn, onze naam en onze
gebruikelijke handtekening gezet op de hier-
voor opengelaten ruimte van deze machti-
ging en ter versterking hiervan ons zegel
hieraan gehangen. Gegeven in het jaar onzes
Heren duizend, vijflionderd en vier en twin-
tig de 6" dag in Maart.
N.b: De weekmarkt werd in de achttien-
de eeuw verplaatst naar de vrijdagmor-
gen. Kort daarna ging deze ter ziele en
eerst in 1964 is er weer sprake van een
IJsselsteinse weekmarkt.
Bron: 'IJsselstein, uw woonstede' door
J.G.M. Boon, 1971.
408
-ocr page 407-
Albertus Poot: ondernemer,
gemeente-opzichter, en architect
Situatieschets van IJsselstein in 1901
Op 2 mei 1901 aanvaardde Albertus
Poot zijn benoeming tot opzichter der ge-
meentewerken. De stad IJsselstein, zijn
werkgebied, had in feite nog dezelfde af-
metingen als aan het eind van de middel-
eeuwen en was destijds slechts enkele
honderden meters lang en breed.
Stadsgracht, stadsmuur en IJssel bepaal-
den de grens van de bebouwde kom. In de
direkte omgeving strekten boomgaarden
zich uit. Aan het begin van de 20e eeuw
hadden die nog een totale oppervlakte van
ongeveer 95 ha. Stoomboten onderhiel-
den veerdiensten met Utrecht en, via de
IJssel, met Montfoort, Oudewater en
Gouda.
Diezelfde IJssel voorzag, samen met
het water uit de stadsgracht en het pomp-
water, in de drinkwaterbehoefte van de
IJsselsteinse bevolking. Het zal dan ook
geen verbazing wekken dat de IJsselstad
rond 1900 regelmatig geplaagd werd door
allerlei epidemieën. Die ene geneesheer
die de zorg had over de 3705 inwoners had
het er maar druk mee.
Overigens werd er door de meeste
IJsselsteinse mannen niet zo gek veel
gracht- of pompwater gedronken, als we
in aanmerking nemen dat IJsselstein toen
21 verkooppunten van sterke drank telde,
met een gezamenlijke jaaromzet van
17.270 liter. Als we weten dat een metse-
laar 18 cent per uur verdiende (een tim-
merman en een schilder resp. 17 en 16
cent) en dat een liter jenever ongeveer 80
cent kostte, beseffen we de bittere ellende
van die tijd.
Een positief punt was echter het bloei-
ende verenigingsleven. IJsselstein telde in
1901 zo'n 50 verenigingen, waaronder 8
afzonderlijke zang- en muziekverenigin-
gen.
De heer Poot (1856-1925) zou tijdens de
uitvoering van zijn werk vooral te maken
krijgen met het toezicht op bouwwerken
in en om de stad IJsselstein. De meeste
woonhuizen die in 1901 in de binnenstad
stonden, treffen we er nu nog steeds aan,
hoewel de puien van met name de winkel-
panden soms onherkenbaar zijn gewor-
den. Buiten de stadsmuren woonden in
het begin van de 20e eeuw bijna uitslui-
tend boeren en buitenlui. Er was nog geen
sprake van Nieuwpoort, Kasteelplan,
Julianawijk of Poortdijk met het
Imminkplein. De huizen verkeerde anno
1901 in een niet al te beste conditie: bin-
nen de grachten telde IJsselstein toen
maar liefst 68 bouwvallige, slechte of on-
bewoonbare woningen.
In deze situatie begon de heer Poot
zijn werkzaamheden. De naam Poot was
niet onbekend in IJsselstein. Vader
Antonie en diens vader (ook Albertus?)
A. Poot waren hier van vader op zoon aan-
409
-ocr page 408-
De taken van de gemeente-opzichter
De door A. Poot in 1901 aanvaarde
functie omvatte onder andere de volgende
zaken:
- het toezicht op de naleving van de bepa-
lingen der bouwverordeningen.
- het beoordelen, goedkeuren of afkeuren
van bouwaanvragen.
- de controle tijdens de uitvoering van ge-
meentewerken.
- in voorkomende gevallen: bouwtechni-
sche tekeningen maken in opdracht van
de gemeente.
In de praktijk was de baan van de heer
Poot echter veel uitgebreider. Hij hield
zich als een duizendpoot (!) met de meest
uiteenlopende zaken bezig. Dit varieerde
van het taxeren van een stuk stadsmuur in
opdracht van het raadslid B. van Eist in
1903 en het ontwerpen van rooilijnen voor
de Havenstraat en de Walkade in 1908 tot
het maken van een bouwkundige teke-
ning voor de uit te breiden losplaats/aan-
legplaats aan de Panoven in 1909.
Het jaar 1911 was een uitzonderlijk
druk jaar voor de heer Poot. In dit jaar
werden de gasfabriek en het waterleiding-
bedrijf gebouwd aan het Jaagpad nabij de
Geinbrug. In een raadsbesluit van 28 no-
vember 1910 werd bepaald dat Poot het
toezicht bij de bouw van de gasfabriek en
het waterleidingbedrijf zou uitoefenen, op
voorwaarde dat hij iemand aan zou wijzen
die gedurende die periode het ambt van
gemeente-opzichter zou waarnemen.
Poot maakte hiertegen bezwaar. Hij wens-
te niet ontlast te worden van zijn andere
taken en hij wilde de verantwoordelijk-
heid niet uit handen geven. Dit voorval
geeft ons een idee van 's mans inzet en
zelfdiscipline, maar ook van zijn onver-
mogen tot delegeren. In januari 1911 be-
sloten B en W Albert Poot te machtigen
beide functies tegelijkertijd uit te oefenen.
In 19II waren er nog andere bouwacti-
viteiten in IJsselstein. De realisatie van het
jM
CLu.
cico(«i.*.a^Ue. "/f
c-e^-iA^
av-i,.ai^v.iA, e^ ''^Ye/tt^-M^cifcvi
/Q,
^C/tw,
o<^
i,^^
/tói'ett^ec
3
nemer. Dat onze Albert ook in de 'bouw'
terecht kwam mag geen verwondering
wekken. Zijn voorgangers als gemeente-
opzichter waren Dirk van Barneveld en
Evert de Graaf, die respectievehjk gedu-
rende slechts één en drie jaar gemeente-
opzichter waren geweest. Eigenlijk werkte
Poot al veel eerder in dienst van de ge-
meente: in 1892 werd hij benoemd als te-
genschatter. In die hoedanigheid maakte
hij berekeningen van bouwplannen om
die te kunnen vergelijken met de inge-
diende offertes van aannemers. Wat be-
treft Poots bezigheden als gemeente-
ambtenaar beperken we ons in deze tekst
tot de periode vanaf 1901. De brief waarin
hij met zwierige letters meedeelde zijn be-
noeming te aanvaarden, is bewaard geble-
ven.
Schrijven
van Alhert
Poot in igoi
waarin hij
zijn benoe-
ming tot
gemeentop-
zichter aan-
vaardt.
410
-ocr page 409-
Bouw van de
gasfabriek in
1911.
meer werk op de gemeente-opzichter af.
Op 10 augustus van dat jaar verwoestte
een vuurzee de N.H. Kerk. De heer Poot
heeft, kort na de brand, zijn medewerking
verleend bij het maken van de bouwteke-
ningen van het kerkgebouw ten behoeve
van de restauratiewerkzaamheden.
Naast zijn dagtaak vond Poot in dat tur-
bulente jaar de tijd om 's avonds thuis nog
huizen te ontwerpen voor particulieren.
Imminkplein (architect K. van den Berg)
vond plaats. Het was een groot projekt van
32 woningen rondom een plein met plant-
soen. De nieuwe wijk werd vooral bekend
onder de naam 'het rode dorp' vanwege de
kleur van de daken. De heer Poot was als
gemeente-opzichter belast met de contro-
le op de naleving van de bouwvoorschrif-
ten.
In hetzelfde jaar 1911 kwam er nog
'MÉ„ 7 ■" i|iiiiiinM
eMêêêiM
Het 'rode
j ,.^: dorp', enkele
jaren na de
bouw in
1911.
411
-ocr page 410-
(in 1913 huisnr. 109) in opdracht van het
'Nederduitsch Hervormd Kerkbestuur'.
Het is echter typerend voor Poot dat hij,
ook bij minder tot de verbeelding spreken-
de werkzaamheden, heel concentieus en
kritisch te werk ging. Met enkele vlotte
pennestreken schetste hij een alternatief
idee als vervanging van het oorspronkelij-
ke, door hem afgekeurde plan van de beer-
put.
Waardering
De heer Poot werd door burgers, ge-
meenteraadsleden en B en W op handen
gedragen. Dat blijkt uit de lovende woor-
den die hem voortdurend ten deel vielen
in gemeenteraadsvergaderingen en uit
zijn gestaag groeiende salaris.
Op 30 april 1901 werd Poot benoemd
tot gemeente-opzichter met een vaste jaar-
wedde van ƒ300,-. Dit inkomen betekende
beslist geen vetpot in huize Poot: het was
het loon van de doorsnee arbeider.
Opvallend is dat bij zijn benoeming uit-
drukkelijk werd vastgelegd dat vanaf dat
tijdstip het bestaande privilege van per-
centsgewijs toegekende vergoeding van
(onder het toezicht van de gemeente-
opzichter) uitgevoerde gemeentewerken
OJU-t.-
De bouwtekeningen van de woonhuizen
Achtersloot 44-46 ontstonden namelijk
eveneens in 1911 op zijn tekentafel.
Vanzelfsprekend hield Albert Poot zich
niet uitsluitend bezig met het controleren
en begeleiden van spectaculaire projekten.
Ook (ver) bouwactiviteiten van bescheide-
ner omvang behoorden tot zijn taak. Eén
van de kleinere klussen waarmee hij (let-
terlijk en figuurlijk) niet kon geuren was
de aan te brengen beerput in de Hofstraat
De verbeterde
tekening van
een beerput
voor het
gebouu^
'Zoar' aan
de Hofstraat,
het latere
'Uzaï' en
tegenwoordig
tapijtzaak.
Het gezin
Poot bij
elkaar in
ig2^ ter gele-
genheid van
het lyjarig
huwelijk van
Albertus Poot
en Maria
Hendrica
Harmsen.
412
-ocr page 411-
-J-J-^C^J
Bouwtekening
van het
brandspuit-
huisje aan de
Achtersloot bij
de voormalige
uithaterij
'de Viskorf.
Daarbij de
huidige situ-
atie.
zou ophouden. In 1904 waren B en W
echter dermate tevreden over 's mans in-
zet dat het besluit van 19 01 weer onge-
daan werd gemaakt.
In de notulen van de raadsvergadering le-
zen we:
Op voorstel van B en W wordt besloten
aan den gemeente-opzichter over igo^ van
het bedrag dat in igo^ is verwerkt voor de ge-
meentewerken boven de som van f ^000,- toe
te kennen als gratificatie 6%. In 't geheel is in
igo^ verwerkt fji^SjS. Zullende mitsdien
worden toegekend eene som van f 1^4,^2.
413
-ocr page 412-
ALB. POOT, st. xicoiaHBstr u IJSELSTEIN
---------- TABAK, SIGAREN en SIGARETTEN. ----------
ROOKT DE MERKEN:
KL MERITO ,
Vi( TORIA > •^'/, cent.
UILTJES
HUBLIME8
:^ cent.
ST. pwm
f
GEDRMAKKRS [ -> cent.
EXCELLENT '
TONI ) .>|/,         1.
ASTA > * /2 ^»"««
Uitsluitend alleen hier verkrijgbaar
Kranten- Het jaar 1904 leverde A. Poot een grati-
advertentie ficatie op van maar liefst ƒ267,47. Dit 'ex-
uit igog
traatje' betekende bijna een verdubbeling
waaruit blijkt van zijn standaardinkomen. Men vond
dat Poot evenwel dat hij het waard was. De heer
meerderene- Poot werkte kennelijk zo hard, dat men
venactivitei- zich bezorgd afvroeg of hij niet te veel van
ten had. zichzelf vergde. Een voorbeeld: op 14 sep-
tember 1904 wilde men de gemeente-
opzichter belasten met het bijhouden van
een bonboek in verband met de verkoop
van o.a. haardas en vuilnis. De gemeente-
raadsleden Van den Bergh en Brugman
vroegen zich af: ...of men de heer Poot met
dat alles niet te veel opdraagt.
Men zag er
van af hem hiermee te belasten.
Nu willen we niet de indruk wekken dat
Albert Poot louter uit filantropische over-
wegingen zo hard werkte in IJsselstein,
omdat het IJsselstadje en de bewoners
hem zo na aan het hart zouden liggen.
A.Poot was weliswaar een noeste werker,
maar hij wist in financieel opzicht zeer
goed voor zichzelf op te komen. De status
van gemeenteopzichter zal daar zeker een
rol bij hebben gespeeld alsmede de ge-
zinssituatie. Tussen 1901 en 1914 worden
ten huize Poot 7 kinderen geboren. Vijf
dochters en twee zonen. Bekend is dat de
twee oudste dochters na de lagere school
een opleiding hebben gevolgd in het R.K.
meisjesinternaat te Aarle Rixtel. Dit zal ze-
ker een zware wissel hebben getrokken op
het gezinsbudget. Hoewel het salaris leuk
werd aangevuld met de bovenvermelde
gratificaties en (vanaf 1905) met zijn inte-
ressante neveninkomsten als leraar bouw-
tekenen, vroeg hij in 1907 bij de gemeente
om salarisverhoging. Om wat druk op de
ketel te zetten, dreigde hij bij die gelegen-
heid zelfs heel subtiel met zijn ontslag,
wetende dat men hem in IJsselstein niet
kon missen. De burgemeester gunde hem
de gevraagde opslag en prees de gemeen-
te-opzichter met de woorden dat hij een
verdienstelijk man was en dat men voor
dat loon elders niet zo'n goede opzichter
zou vinden. De heer Schilte deed even-
eens een duit in het zakje en verzekerde
dat men met hetgeen Poot controleerde,
meer winst boekte dan een salarisverho-
ging zou kosten. Ook de heer Van den
Bergh vond het inkomen van Poot te laag.
Hij beschreef de opzichter als een 'flink
en betrouwbaar ambtenaar'. Unaniem
werd besloten zijn jaarwedde te bepalen
op ƒ300,- doch hem 5% toe te kennen van
alle uitgevoerde werken boven ƒ50,-. In de
praktijk kwam dit neer op een verdubbe-
ling van zijn basisinkomen.
Gemeente-opzichter Poot had zodoen-
de enkele jaren na zijn ambtsaanvaarding
een goed belegde boterham. We beschik-
ken over een aantal betaalbewijzen uit
414
-ocr page 413-
GEMEENTE IJSSELSTEIN.
Betaalsrol wegens Jaarwedde.
DIENSTJA.Ml 1906'?
No.„^<^„
^
Jaarwedde.
s ■
m
z^-
ƒ
/
f
/
7
•b
:;2^-
Afschrift van
aejaarwedde
van
igoS.
Het betreft
hier het ba-
sissalaris van
Poot.
/
31 December.
'J7f
1^
Totaal
1908 waaruit blijkt dat hij dat jaar (inclu-
sief de tekenschool) ƒ701,20 verdiende.
Ook het ontwerpen van woningen in op-
dracht van particulieren zorgde met zeke-
re regelmaat voor extra inkomsten.
Voorts was er ook nog de 'timmerwinkel'
die van vader op zoon was overgegaan. De
winkel was aan huis in de Nicolaasstraat
en werd door een knecht bestierd. Vele
grafkisten hebben hiervandaan hun weg
naar de afnemers gevonden. Bekend is dat
Poot weinig liefde had voor de winkel en
de zaken graag aan zijn knecht overliet.
Of dat alles nog niet genoeg is komen we
Albertus Poot ook nog tegen als tabaksver-
koper getuige een krantenadvertentie uit
1909. Nu was het in die tijd gewoon dat-
middenstanders er verschillende nering-
415
-ocr page 414-
d(S.
C-// ' £ i c/X-e^v-^'^. , Ct^ly-T^O ■'
///
Ir
J-
, jUJiQ<
/•
/............../-■
ïïen feoe- doende activiteiten op na hielden en kun-
kingstuk uit nen we aannemen dat de rookwarenhan-
1909 waarop del door mevrouw Poot werd gebezigd.
de f/o rege- We geven nog een voorbeeld van de za-
lingmetde kelijke inslag van de heer Poot. In 1911
gemeenteop- hield hij toezicht op de bouw van gasfa-
zichter is ge- briek en watertoren. Dit bouwprojekt was
specificeerd. op een afstand van ruim 2 km van de
Op dit stuk IJsselsteinse 'Plaats' gelegen. Poot wist
staat niet al- B en W ervan te overtuigen dat hij als
les waarover gemeente-opzichter mobiel diende te zijn
de f/o rege- en bedong een vergoeding voor het ge-
Zing over bruik van een rijwiel. Hij kreeg er om die
igoSgold. reden voortaan jaarlijks ƒ25,- bij. Met die
vorstelijke vergoeding kon hij dus elk jaar
heel wat nieuwe fietsbanden kopen!
In 1913 werd het basissalaris van Poot
opgetrokken tot ƒ400,-. Daarnaast genoot
hij dat jaar een veranderlijk inkomen van
ƒ448,26, te weten 5% van de aanbeste-
dingssom der uit te voeren gemeentewer-
ken. Rekening houdend met zijn
inkomsten als architect en zijn salaris als
docent bouwtekenen, zal zijn totale inko-
men in 1913 waarschijnlijk meer dan
ƒ1200,- zijn geweest.
Ook kritiek
Zoals in de voorgaande alinea's naar
voren kwam, werd Poot door zijn superi-
euren met complimenten overladen. Was
er dan helemaal geen kritiek op het reilen
en zeilen van deze ijverige IJsselsteinse
ambtenaar.^ Om eerlijk te zijn: die was er
wel degelijk. Wellicht voor Albert uit on-
verdachte hoek en wat indirect. Op 13 no-
vember 1903 komt er bij de gemeente een
verzoek binnen van zijn vader Anton om
in de instructie voor de gemeenteopzich-
ter van IJsselstein te doen vervallen de
woorden '....dit artikel is ook van toepassing
voor de bloedverwanten en aangehuwden in
den eerste of tweede graad van den opzichter
der gemeentewerken'.
Antons vader (aanne-
mer) voelde zich dus benadeeld door de
functie van zijn zoon! Toch zal aan de in-
tegriteit van Albert niet getwijfeld zijn
aangezien het verzoek is ingewilligd.
416
-ocr page 415-
In 1910 maakte de heer Voo'rendt
B en W erop attent dat in IJsselstein het
hardnekkige gerucht de ronde deed (we
citeren de gemeenteraadsnotulen) '...vol-
gens welke men bij de behandeling van aan-
vragen ingevolge de Bouwverordening
spoediger geholpen wordt, wanneer men zich
tot den gemeente-opzichter zelf wendt'.
Het is niet helemaal duidelijk waarom
Voorendt deze mededeling deed.
Misschien was het hem in het verkeerde
keelgat geschoten dat de bemiddeling van
de heer Poot bij het toekennen van bouw-
vergunningen een ontoelaatbare concur-
rentie betekende voor de IJsselsteinse
ambtelijke molen. Het kan ook zijn dat
het de heer Voorendt tegen de borst stuit-
te dat de IJsselsteinse bouwlustige burger
vele maanden tijdwinst boekte door de
officiële ambtelijke weg te negeren en
simpelweg een babbeltje met de gemeen-
te-opzichter te maken
Poot ais docent in het bouwtekenon-
derwijs
De IJsselsteinse tekenschool werd in
1872 opgericht door het bestuur der
Vereeniging Handel en Nijverheid. Een
cursus'jaar' omvatte gedurende de maan-
den oktober tot april elke week twee les-
avonden. In 1893 werd les gegeven aan 31
leerlingen, veelal jonge ambachtslieden
die zich in hun vak wilden bekwamen. De
gemeente gaf in dat jaar een bijdrage van
ƒ155,- terwijl bovendien het oude school-
lokaal in de Kloosterstraat kosteloos ge-
bruikt mocht worden, inclusief
verlichting en verwarming.
Omdat de geldelijke bijdragen van be-
middelde IJsselsteiners (sponsors zouden
we tegenwoordig zeggen) steeds meer
verminderden, liep de tekenschool het ge-
vaar te worden opgeheven. Om die reden
nam de gemeente vanaf i januari 1898
het volledige beheer (in onderwijskundig
en financieel opzicht) op zich. Vanaf die
datum werd bij het innen van het school-
geld rekening gehouden met de financië-
le draagkracht van het betreffende gezin.
Normaal gesproken bedroeg het cursus-
geld ƒ 5,- per leerling per jaar. Zoge-
noemde 'minvermogenden' betaalden
ƒ 2,50 en onvermogenden waren vrijge-
steld van betaling. Een alleszins accepta-
bele regeling. Op het eerste gezicht doet
het daarom nogal vreemd aan dat leerlin-
gen die buiten de gemeente woonachtig
waren en het onderwijs aan de avond-
school wilden volgen, ƒ 10,- moesten be-
talen, ook de minvermogenden en
onvermogenden. Deze maatregel had te
maken met het feit dat de gemeente
IJsselstein er weinig behoefte aan had
subsidie te verlenen aan cursisten van an-
dere gemeenten.
Eén van de eerste docenten aan de
IJsselsteinse tekenschool was de heer J.
Hopman. In 1881 werd hij als tekenleraar
benoemd. De benoeming gold telkens
voor een jaar. Uit notulen van de gemeen-
teraad blijkt dat hij zeker tot 1909 aan de
tekenschool les heeft gegeven. Bij zijn 25-
jarig jubileum in 1906 ontstond er bin-
nen de raad trouwens wat geharrewar
over de grootte van het cadeau dat men de
jubilerende leraar zou overhandigen. Het
pleit niet voor de voortvarendheid van de
toenmalige gemeenteraad dat het ge-
schenk (een geldbedrag van ƒ25,-) pas een
half jaar na de feestdag aan de heer
Hopman gegeven werd.
Uit het feit dat de benoeming van deze
heer Hopman van jaar tot jaar verlengd
werd, mogen we concluderen dat hij zijn
tekenlessen naar ieders tevredenheid gaf.
Toch waren er in 1904 kritische geluiden
te beluisteren. Raadslid Brugman vroeg
zich in dat jaar af of de resultaten van het
tekenonderwijs wel in overeenstemming
waren met de gemeentelijke uitgaven
daarvoor. In de notulen werd er aan toege-
voegd dat hij 'een zeker toezicht daarop zeer
gewenscht zoude achten'.
Het gevolg was dat van de heer
Hopman aan het eind van het cursusjaar
voortaan een gedetailleerd verslag ver-
wacht werd. Om de leerlingen te motive-
ren werd tegelijkertijd besloten om
41?
-ocr page 416-
ber 1905 zijn intrede in de wereld van het
onderwijs. Hij ging ƒ100,- per cursus ver-
dienen en zijn oudere collega ƒ150,-.
Veel meer dan het feit dat Poot aan de
tekenschool les ging geven is er niet be-
kend. We weten niets van zijn functione-
ren als docent. Zelfs over het aantal jaren
dat Poot aan de tekenschool was verbon-
den, blijven we in het ongewisse. Een no-
titie uit 1908, waarin zijn benoeming met
een jaar werd verlengd, is bewaard geble-
ven. Hij zal na 1908 (het jaar waaarin hij
52 werd) zeker nog enige tijd hebben les-
gegeven. Vast staat dat hij tot zijn pensioe-
nering gemeente-opzichter is geweest en
op 69-jarige leeftijd is overleden.
Poot als architect
Gemeente-opzichter Albert Poot was
een verdienstelijk architect in IJsselstein
en direkte omgeving. Als onwerper ging
hij vakkundig, maar weinig vernieuwend
te werk. De woningen aan de Nicolaas-
straat en de Achtersloot passen volledig in
de stijl van bouwen, die aan het begin van
de eeuw buiten de grote steden gebruike-
lijk was. Waarschijnlijk zullen zijn op-
drachtgevers middelen noch interesse
gehad hebben in moderne fratsen als de
Art Nouveau. Het gebruik van schuifra-
men en de detaillering van het metsel-
werk (spaarzaam toegepaste spekbanden,
segmentbogen met aanzet- en sluitste-
nen) zijn rond de eeuwwisseling op zeer
grote schaal toegepast in het hele land en
zijn nog overal te vinden.
Van de belangrijkste stijlen in de archi-
tectuur is de invloed van de Hollandse
Neo-Renaissance nog het meest herken-
baar. Bij deze stijl werd teruggegrepen op
de traditie van de 17e eeuw met zijn trap-
gevels in een levendig rood-wit van bak-
steen, afgewisseld met (natuurstenen)
spekbanden en boogsteunen.
De vaktechnische beschrijving bij de
bewuste panden is overgenomen uit
'IJsselstein, geschiedenis en architectuur'
door Brigitte Giesen Geurts, Renate
Mimpen en Alfons Vernooy.
Alhert
Poot kort
voor zijn
overlijden in
^925-
voortaan jaarlijks ƒ7,50 beschikbaar te
stellen om daarvoor een aantal prijsjes te
kunnen kopen. Deze prijsjes zouden wor-
den uitgereikt aan de leerlingen die uit-
blonken in goed gedrag en bekwaamheid.
Het uitreiken van de prijzen verliep overi-
gens niet helemaal volgens de plannen
van de gemeente. Deze gebeurtenis vond
namelijk niet op school plaats maar, op
minder officiële manier dan de bedoeling
was, ten huize van gemeentebode Kemp.
Dit tot groot ongenoegen van raadslid
Doesburg.
In 1904 werd, zoals hierboven vermeld
staat, de gang van zaken binnen de
IJsselsteinse tekenschool onder de loep
genomen. Er was enige kritiek op het func-
tioneren van de heer Hopman. Opvallend
is dan dat de gemeente op 14 september
1904 besloot om met ingang van het daar-
opvolgende cursusjaar (1905) de cursisten
niet langer in één lokaal les te laten geven
door leraar Hopman, maar de groep te
splitsen over twee lokalen. Er was een
nieuwe docent nodig als collega van de
heer Hopman voor het bouwtechnisch te-
kenonderwijs. Albert Poot deed op i okto-
418
-ocr page 417-
St.Nicolaasstraat i
Het op de straathoek gelegen woon-
winkelpand onder afgeknot blauw pannen
schilddak is in 1907 gebouwd door de ge-
meente-opzichter A.M. Poot in opdracht
van de gemeente IJsselstein. De vensters
zijn gedecoreerd met een sluitsteen in
diamantkopmotief. Over de gevel lopen
enkele gepleisterde banden en een muize-
tandlijst. In de linker zijgevel is een steen
ingemetseld met hierop afgebeeld het wa-
pen van IJsselstein en het jaartal 1770. De
huizen aan de St.Nicolaasstraat staan met
de voorzijde op de restanten van de oude
stadsmuur. Het achterhuis van dit pand,
oorspronkelijk achter de muur gelegen, is
ouder dan de rest van het huis en lag opzij
van de Benschopperpoort.
Nicolaasstraat i
419
-ocr page 418-
Bouwtekening
voor het pand
Nicolaasstraat i.
Linksonder een
doorsnede van
wat Poot de
'voorgevel'
noemt.
Duidelijk is te
zien dat de fun-
dering rechts
f»^ s-t/n. w«^w. -$,
bestaat uit de
oude stadsmuur
■A-<'»«oA.3j^i*.^.y,
die daar onder
het maaiveld
420
-ocr page 419-
Tussen nr. 3 en 5 bevindt zich een nisje
met hierin een beeldje voorstellend Maria
van Eiteren. Het pakhuis springt iets naar
voren en heeft een grote toegangsdeur in
de begane grond. In de verdieping zien we
een luik geflankeerd door twee kleine ven-
sters en in de top een luik met erboven een
hijsbalk. In het interieur zouden balken
zijn verwerkt afkomstig van de in 1888 ges-
loopte R.K. kerk aan de Havenstraat.
St.Nicolaasstraat 3-5-53
Het bouwblok bestaat uit een woon-win-
kelpand, een woonhuis en een pakhuis
met tuitgevel gedekt door een samenge-
steld zadeldak met blauwe pannen. Het ge-
heel is gebouwd rond 1890 door A.M. Poot,
tevens eigenaar en bewoner. Het woon-
winkelpand heeft in de begane grond een
winkelpui in een classicistische omlijsting
waarnaast een fraaie gietijzeren regenpijp.
Nicolaas-
straat}.
421
-ocr page 420-
Nicolaas-
straat 5 en
50.
Let op de nis
met het beeld
van Maria
van Eiteren.
Achtersloot 40
Dit woonhuis onder blauw pannen
mansardedak is in 1910 ontworpen door
architect A.M.Poot. Opdrachtgever was
J.Schouten, die koopman van beroep was.
Het pand heeft een symmetrische voorge-
velindeHng, bestaande uit een deur in por-
tiek met aan weerszijden een schuif-
venster met luiken. De vensters hebben
een ontlastingsboog met aanzet- en sluit-
stenen en siermetselwerk in het hoogveld.
Onder de gootlijst op klossen bevindt zich
een lijst van gekleurd siermetselwerk. Het
pand wordt van de weg gescheiden door
een sloot en een siertuin en is bereikbaar
via een betonnen bruggetje aan de rech-
terzijde.
422
-ocr page 421-
Achtersloot
40.
■,'wmÊÊ
ï-U-ï-i®*'
Achtersloot
44-46.
423
-ocr page 422-
Bouwtekening
van de
voorgevel van
Achersloot
44-46.
Achtersloot 44-46
Dit op een straathoek gelegen dubbele
woonhuis met samengesteld dak dateert
van 1911. Het is ontworpen door architect
A.M.Poot in opdracht van C. van Vliet. In
de voorgevel bevinden zich twee naast el-
kaar gelegen smalle portieken. Midden
boven de portieren is een nis zichtbaar,
die wordt geflankeerd door twee vensters.
De gevel eindigt in een baksteenlijst, waar-
in vier pinakels zijn aangebracht. Het pand
is versierd met neo-renaissance-details, zo-
als banden en aanzet- en sluitstenen. Het
pand wordt van de weg gescheiden door
een sloot en is bereikbaar via een brug aan
de linker- en aan de rechterzijde.
Achtersloot ^^.
424
-ocr page 423-
Achtersloot 55
Het woonhuis is in 1908 gebouwd door
architect A.M.Poot in opdracht van N. van
Sijl als nieuw woonhuis bij de al bestaan-
de schuur. Deze schuur staat rechts tegen
het woonhuis aangebouwd. Het woonhuis
is voorzien van neo-renaissance-details.
De voorgevel heeft vier T-vensters met
hierboven een ontlastingsboog met een
aanzet- en sluitsteen. De boogvuUingen
hebben siermetselwerk. Een kelderlicht
met diefijzers bevindt zich rechtsonder.
Onder de gootlij st op geprofileerde
klossen is een muizetandlijst aange-
bracht. In het midden boven de gootlij st
bevindt zich een dakkapel met houten
klauwstukken. In de linker zijgevel bevin-
den zich naast een deur en drie schuifven-
sters enkele nissen. De decoratie is
identiek aan die van de voorgevel. Over
het gehele pand lopen enkele gepleisterde
banden.
Noord IJsseldijk 93
De rietgedekte langhuisboerderij is in
1913 door architect A.M.Poot in opdracht
van A. Kromwijk gebouwd. De voorgevel
heeft vier T-vensters met luiken en in de
verdieping twee tweeruits schuifvensters,
voorzien van halve luiken. Alle vensters
hebben een gekleurde ontlastingsboog
met siermetselwerk in het hoogveld.
Onder het wolfseind is een gepleisterde
band met cassettevormige decoratie aan-
gebracht. De windveer langs de dakrand
heeft gedecoreerde hoeken. De linker zij-
gevel heeft rechts drie T-vensters met lui-
ken. Onder het middelste venster bevindt
zich een kelderlicht met luiken. In het
midden van de gevel bevindt zich een uit-
bouw (het boenhok) gedekt door een les-
senaarsdak waar, langs de schuine kant
van het dak, een windveer is aangebracht
identiek aan die in de voorgevel. Links van
het boenhok bevinden zich nog enkele
stalvensters. De rechter zijgevel heeft
links een deur met bovenlicht met links
daarvan één en rechts twee T-vensters met
luiken. Rechts in de gevel bevinden zich
een tweede deur en vier stalvensters. Over
het gehele pand zijn gekleurde bakstenen
banden aangebracht. Aan de voorzijde van
de boerderij ligt een siertuin met geome-
trische patronen in gras en grind.
Noord
IJsseldijk ^3.
425
-ocr page 424-
Het hierboven geciteerde boek
'IJsselstein, geschiedenis en architectuur'
van B. Giesen-Geurts e.a. beschrijft objec-
ten die in het jaar van uitgave (1989) in
IJsselstein te zien waren. Dit heeft als
consequentie dat de voormalige Julia-
nawijk, een geesteskind van Albert Poot,
niet genoemd wordt, omdat de betreffen-
de wijk in 1971-1972 gesloopt werd.
Gemeente-opzichter Poot was de archi-
tecct van de Julianawijk. Het was een uit-
breidingsplan ontwikkeld door de'RK
Woningbouwvereniging'. De bouwver-
gunning werd verleend op 14 mei 1920.
Het plan omvatte 63 woningen en 2 win-
kelwoningen. De tijd in aanmerking
genomen waren de woningen royaal van
inhoud en voorzien van voor- en acter-
tuin. Als opmerkelijk detail noemen we
in dit verband hert feit dat de heer Poot
niet alleen de architect was, maar tevens
in het bestuur zat van de 'RK Woning-
bouwvereninging' die de woningen liet
bouwen. Daar hij daarnaast ook nog
gemeente-opzichter was, deed zich de
onwaarschijnlijk klinkende situatie voor
dat hij zijn eigen bouwtekeneingen
moest goedkeuren. We zeiden het al:
Poot was een duizendpoot!
Het onderzoel< en de beschrijving is gedaan
door een projectgroep van de HKIJ bestaande
uit: Ad Goes, Hans Jonl<ers, Ko Peeters, Ans
van der Linden, Rinus Verweij en Bart
Rietveld.
Speciaal willen wij danl< zeggen aan
mevrouw Johanna Werkhoven - Poot, doch-
ter van Albertus Poot voor haar informatie en
aan de heer Luten van het IJsselsteinse
gemeentearchief voor zijn medewerking tij-
dens het onderzoek.
Hedendaagse fotografie: Bart Rietveld.
j<i)- Stichting
J* Jt^ Historische Kring
lUllXJk IJsselstein
Redaktie:
B. Rietveld, Meerenburgerhorn 10,
3401 CD IJsselstein.
Donateurs ontvangen het periodiek (4 uitga-
ven per jaar) en worden op de hoogte gehou-
den van de activiteiten. Nieuwe donateurs
kunnen zich aanmelden bij de penning-
meester waar tevens mutaties kunnen wor-
den doorgegeven. Voor inwoners van IJssel-
stein is de bijdrage minimaal f20,- (voor be-
drijven f30,-) per jaar. Voor hen die buiten
IJsselstein wonen is de bijdrage f28,50 resp.
f38,50. Losse nummers, voor zover voorra-
dig, zijn a f7,50 verkrijgbaar via het secreta-
riaat. Voor dubbelnummers is de prijs f 10,-.
Druk: Abels bv, Utrecht
ISSN: 1384-704X
Dagelijks bestuur:
Voorzitter: L. Murk, tel: (030) 688 16 27
Secretariaat: C.J.H, van Dijk-Westerhout,
Omloop West 42,
3402 XP IJsselstein,
tel: (030) 688 36 99
Penningmeester: W.J. van Vliet,
J.W. Frisolaan 7,
3401AX IJsselstein,
tel: (030) 688 16 60.
Bank:              Postbank, nr.: 4074718
426
-ocr page 425-
■^O- CVK - ' '-' '^^ ' Ot-/ti"/
Jan Blanken en het 'Karnemelksegat'
Waterbouwkundige primeur met een 'sluisje gelegen in de Singels
van de stad IJsselstein'
door P.H. Verboeket
aan de vroegere situatie van sluis en over-
toom bij de Benschopperpoort te creëren.
Inleiding
Het is alweer een paar jaar geleden dat
een vriend, inwoner van IJsselstein, mij
zijn stad liet zien. Toen wij IJsselstein
door de Benschopperpoort verlieten, ver-
telde hij dat aan de overkant van de gracht
een vaarwater met daarin een schutsluisje
had gelegen. Hij schetste een romantisch
beeld van beurt- en vrachtscheepjes op
weg naar of komende van Benschop of
Polsbroek. Het bijzondere was, zo vertel-
de hij, dat dit sluisje bijna twee eeuwen
geleden diende om een revolutionair
nieuw type sluisdeuren te beproeven, de
zogenaamde 'waaierdeuren' van Jan
Blanken Jansz.
Thuisgekomen leende hij mij enige
tijdschriften van de Historische Kring
IJsselstein. In één van de artikelen over de
sluis wordt beschreven dat Koning
Lodewijk Napoleon het sluisje op 9 sep-
tember 1808 officieel in gebruik stelde'.
Daarmee wordt de suggestie gewekt alsof
deze sluis vanaf die tijd is voorzien van
waaierdeuren. Bij bestudering van een
kaart uit 1812 viel het me echter op dat de
tekening gewoon conventionele deuren
laat zien^. Hoe zit dit nu?
Na archiefonderzoek bleek dat de sluis,
vrijwel direct na de proef met de waaier-
Van de redactie
Door de bouwplannen voor het nieuwe
IJsselsteinse stadhuis is de interesse voor
de geschiedenis van de geplande locatie
aan de Benschopperpoort sterk gegroeid.
Het gebied heeft een belangrijke water-
huishoudkundige geschiedenis die tot
1965 duidelijk te herkennen is geweest
aan de sluis die daar sinds 1759 lag met als
voorganger een overtoom. Door het ver-
dwijnen van de sluis en na de bouw van
het nieuwe stadhuis zal niets meer herin-
neren aan de plaats waar eeuwenlang het
aanzicht werd bepaald door de ingewikkel-
de waterhuishouding in onze omgeving.
De HKIJ heeft in haar publicaties ver-
schillende malen aandacht besteed aan dit
gebied. In de uitgave van maart 1994 kun-
nen we lezen dat in 1808 de sluis als proef
werd uitgerust met zg. 'waaierdeuren', wat
grote gevolgen heeft gehad voor de ontwik-
keling van de Nederlandse sluizenbouw in
de vorige eeuw. De heer Verboeket heeft
onderzoek gedaan naar deze proef en de
gevolgen ervan waarvan u hier het resul-
taat aantreft. In een tweede artikel belicht
hij de rol en de persoon van Nederlands
belangrijkste waterbouwkundige uit de ne-
gentiende eeuw, Jan Blanken.
Wij hopen, met de auteur, dat dit onder-
zoek mede aanleiding mag zijn om bij de
reaHsering van het nieuwe stadhuis op één
of andere wdjze een blijvende herinnering
427
-ocr page 426-
zoek. Voor het verhaal over Jan Blanken
zelf heb ik voornamelijk geput uit de es-
saybundel/catalogus die in 1987 is uitge-
geven ter gelegenheid van een tentoon-
stelling over Jan Blanken Jansz. in het
Rijksmuseum in Amsterdam.
Gaarne wil ik de Rijkswaterstaat bedan-
ken voor hun aandeel in de totstandko-
ming van mijn onderzoek.
De Benschopperwetering ^
De Benschopperwetering wordt ver-
moedelijk begin 12e eeuw gegraven.
Waarschijnlijk had de wetering ooit aan-
sluiting op de Vlist maar door de snelle
bodemdaling, als gevolg van het inklinken
van de bodem door ontginningen, wordt
bij Polsbroek een dam gelegd en een noor-
delijke afwatering gegraven tot Keulevaart
met aansluiting op de Hollandse IJssel via
een spuisluis. Bij eb kan zo het overtolHge
water op de IJssel worden geloosd. Door
verdere daling van het land en door dicht-
slibben van de IJssel (als gevolg van de af-
deuren, in de oorspronkelijke, 'den primi-
tieven'
staat werd teruggebracht. Ik had
kunnen volstaan met een ingezonden
brief naar de Historische Kring
Ijsselstein. Voorzitter L. Murk, vroeg mij
echter in een artikel aandacht te schenken
aan de werking en het nut van waaierslui-
zen en iets te vertellen van de overwegin-
gen die hebben geleid tot het nemen van
deze unieke proef juist bij de sluis van
Ijsselstein.
In een tweede artikel besteed ik aan-
dacht aan de grote waterbouwkundige en
uitvinder Jan Blanken Jansz. Deze klom
op van polderjongen uit de Krimpener-
waard tot inspecteur-generaal van
Waterstaat. In deze functie leverde hij een
belangrijke bijdrage aan de ontwikkeling
van deze dienst en was hij verantwoorde-
lijk voor de eerste grote nationale water-
staatkundige werken zoals onder andere
het Noordhollands Kanaal.
Voor het eerste artikel heb ik mij vooral
gebaseerd op uitgebreid archiefonder-
ajb.i
Verkleind
gedeelte van
de kaart uit
1771, opgete-
kend door
Hattinga.
Links het
dorp
Polsbroek en
rechts
Ijsselstein.
Links van
het midden
Polsbroeker-
dam.
ajb.2
Werking van
de overtoom
in de
Haarrijn bij
Maarssen.
Deze over-
toom werd in
i8gi in
gebruik geno-
men.
428
-ocr page 427-
damming bij Klaphek), krijgt Polsbroek
aan het eind van de 13e eeuw steeds meer
overlast van het water uit Benschop. Er
wordt tijdelijk bij Polsbroekerdam in de
wetering een dam gelegd met een duiker.
Het noorden en oosten van Benschop krij-
gen een eigen afwatering op de IJssel.
Deze is gesitueerd langs de Damweg bij
Polsbroekerdam naar Rateles onder
Oudewater. Hier bouwt men de afwate-
ringsluis van Benschop die in de litera-
tuur vaak is verward met de schutsluis van
Benschop bij IJsselstein. Na eeuwen be-
maling met windwatermolens door klei-
nere waterschappen, verzorgt nu het
Hoogheemraadschap De Stichtse Rijn-
landen de uitwatering. Dit gebeurt met de
electrische gemalen 'De Keulevaart' bij
Haastrecht en 'De Pleyt', oostelijk van
Oudewater.
De Benschopper (schut)sluis bij IJssel-
stein
(het Kamemelksegat)
Door het grote niveauverschil tussen
het polderwater en dat van de stadsgracht
van IJsselstein, met het peil van de IJssel,
bestaat aanvankelijk geen aansluiting tus-
sen de Benschopperwetering en de gracht,
en dus ook niet met de IJssel. Even ten
zuiden van de Benschopperpoort komt
een zogenaamde 'overslag'. Aan deze klei-
ne kade worden binnengevaren goederen
overgeladen in schuiten in de circa 1.80
meter hoger gelegen gracht. In 1685
wordt op die plaats een overtoom'* ge-
bouwd in eigendom en beheer van
Benschop. Zo is aan het westelijk eind van
de Benschopperwetering bij Polsbroek
ook een overtoom. Deze heeft aansluiting
op de Grote Kerkvliet langs de
Slangenweg naar de Vlist. '> Schuiten kun-
nen zo via de Benschopperwetering varen
tussen Utrecht en Schoonhoven.
De overtoom bij IJsselstein zal ruim
honderd jaar dienst doen maar wordt uit-
eindelijk te kostbaar in onderhoud en
daarom in 1759 vervangen door een schut-
#•3
Situatie, rond
de over-
toom(met
vergroot
detail) in
1740 met
Benschopper-
poort, de
stadsmuur
met molen
en koepel.
Top.AÜas
RAU, 204
b.4
Detail van
een tekening
uit
17J0 door
D. van der
Burg.
We zien de
IJsselsteinse
overtoom
achter de
'Kamemelkse
brug' over de
Benschopse
wetering bij
de Benschop-
perpoort.
■3 '                J
429
-ocr page 428-
men ernaar als de Benschopper (schut)
sluis bij IJsselstein. De stad zelf heeft
geen direct belang bij de sluis in tegenstel-
ling tot Benschop dat vrijwel geheel afhan-
kelijk is van goed vaarwater voor de aan-en
afvoer van goederen en producten.
In de volksmond wordt de sluis het
Karnemelksegat genoemd, gat in de bete-
kenis van (sluis)kolk.'' Karnemelk wordt
in die tijd als restproduct van boterproduc-
tie voor varkensvoer naar stadsboerderijen
afgevoerd. In ons land bestaan diverse
Karnemelkse sloten en bruggen. Niet dui-
delijk is waarom juist bepaalde sloten zo
genoemd worden. Wellicht is er ooit tij-
dens het lossen van karnemelk een onge-
lukje gebeurd.^ Het is niet ondenkbaar dat
de naam eerder al gebruikt werd voor de
losplaats aan een verbreed stukje van de
diep gelegen wetering.^ In die tijd wordt
de kleine stenen brug over de wetering al-
daar ook aangeduid als 'Karnemelksebrug'.
Over sluizen en waaiersluizen'°
Bij veel schutsluizen wordt de sluiskolk
aan weerszijden begrensd door sluishoof-
den met daarin aan iedere kant een deur.
In gesloten stand vormen de deuren sa-
men een V tegen de stroomrichting in,
met de punt gericht naar het hogere wa-
terpeil. Wanneer het peil van het buiten-
water bij eb en vloed sterk wisselt ten op-
zichte van dat van het binnenwater achter
de sluis, dan brengt men zowel voor als
achter de sluis een stel extra deuren aan
die in gesloten stand ook een V vormen in
de tegenovergestelde richting van de an-
dere deuren, de zogenaamde ebdeuren.
De normale deuren worden dan vloeddeu-
ren genoemd. Zo'n sluis vindt men onder
andere bij Gouda. Bovendien zit daar ook
één stel waaierdeuren in die dienden als
spuisluis.
Om puntdeuren te kunnen openen
moet het waterniveau voor en achter de
deuren gelijk zijn. Men bereikt dit door
middel van schuiven die de water aan-en
afvoer in de sluiskolk kunnen regelen.
Het interessante van waaiersluizen is
sluisje. De aanbesteding van 25 mei 1759
vermeldt hierover 'het maken en leveren
van een nieuwe schutsluis in de Vliet hij de
stad IJsselstein ter plaatse aldaar het over-
tocht is.' Heymen van Zijl, molenaar/tim-
merman neemt het werk aan voor Fl.
7.230,-.'' De sluiskolk wordt 2.90 meter
breed terwijl de schutlengte 13.95 meter
bedraagt. Later bij de grote renovatie in
1928, (in hetzelfde jaar van de opvallende
torenbekroning van de Nederlands Her-
vormde kerk door M. de Klerk), worden
dezelfde afmetingen aangehouden. De
sluis wordt met puntdeuren afgesloten.
Omdat de sluis in eigendom en beheer
is van Benschop, maar gelegen is op het
grondgebied van IJsselstein, refereert
2 11
ajb.5
De oude over-
toom hij de
Polsbroek.
Detail van
een gevelsteen
op het huis
van de familie
De Graeffaan
de
Prinsengracht
te Amsterdam
en nu in een
buitenmuur
van het
Rijksmuseum.
?n.
ajb.6
Omgeving van
IJsselstein uit
de kaart van
Hattinga van
lyyi, zieafb. i.
Bij J3 de
watermolen
van de Hoge
Biezen en bij
^4 'dat Steene
Sas (sluis)
hij de Stad'.
TTOiïïflTW,-|rnt..*liiW" T-inrwnwiiir'.iTW
'f              S4
YSS3EIiS
430
-ocr page 429-
afb.7
Werking van
de waaier-
deur:
(A) gesloten
deur met hoog
huitenwater,
(B) openen
van de deur
bij hoog bui-
tenwater en
laag binnen-
water.
Pd= puntdeur
enw = waaier.
a = schuiven
in de riolen
naar het bui-
tenfront,
b = schuiven
in de riolen
naar het bin-
nenfront;
H = hoogwa-
ter en L =
laagwater.
Uit: Sluizen
en stuwen van
G.J. Arends
dat zij onder alle omstandigheden kunnen
worden geopend en gesloten. Dit is moge-
lijk ongeacht de stand van het water voor
of achter de deuren. Zelfs bij stromend
water zijn de waaierdeuren operationeel.
Een waaierdeur bestaat uit twee delen
die onder een hoek van 80 graden aan el-
kaar zijn gekoppeld tot een geheel. Het
waterkerende deel van een waaierdeur is
een normale puntdeur. Het andere deel
(de waaier) bevindt zich in de waaierkas.
De kas is een kwart cilindervormige, opge-
metselde ruimte buiten de schutkolk in
het sluishoofd. De waaier is circa 20%
breder dan de puntdeur. In de waaierkas
in de ruimte achter de waaier, monden
twee riolen uit. De riolen kunnen door
middel van schuiven worden geopend en
gesloten. Het ene riool staat in verbinding
met het water in de sluiskolk terwijl het
andere riool is verbonden met het water
buiten de sluis. Door het grotere opper-
vlak van de waaier bepaalt de uitgeoefende
waterdruk hoe de waaierdeur zich om de
Or.fTA.XD TI-:Em\yi.XGK.X
PJ.AX x.v
«r irafir ^irpr^^iu^,.Hdrar irt/trni^af are^nr/ ,„ sfJ/rfTK Ati*èiw- HvnAn/^
JPI, A r r K -G It O JVi> .
/'o:^,^„/r.,
aJb.S
Tekening van
een waaier-
sluis door Jan
Blanken uit
zijn eerste
publicatie van
1808.
Links het
bovenaan-
zicht en rechts
het voor- en
zijaanzicht.
431
-ocr page 430-
■'^^?'v*^-* \^
Model van
een waaier-
sluisdeur.
Vermoedelijk
uit de nala-
tenschap van
Jan Blanken,
thans in het
Rijksmuseum.
De deuren zullen dan met de hand, bij-
voorbeeld met behulp van een duw-en
trekconstructie moeten worden bewogen.
Waaiersluizen worden in de negentien-
de eeuw in enkele gevallen toegepast voor
spuisluizen, al of niet in combinatie met
schutsluizen. Zij worden vooral gebouwd
voor inundatiedoeleinden voor de Nieuwe
Hollandse Waterlinie en ook wel voor het
onder water zetten van gebieden ter ont-
lasting van rivierdijken bij extreem hoge
waterstanden. Jan Blanken noemt dit voor
rivierdijken 'zijdelingse doorlating van het
water',
(hetgeen in de praktijk echter nooit
is uitgevoerd).
Nieuwe technieken hebben de waaier-
sluizen inmiddels veelal vervangen.
Polemiek tussen Blanken en Goudri-
aan
In februari 1808 publiceert de water-
bouwkundige Jan Blanken (1755-1838)
zijn vinding." Zijn ambtgenoot A.F.
Goudriaan'^ reageert onmiddellijk met
een open pamflet van maar liefst veertig
bladzijden, waarin hij de originaliteit van
Blankens vinding betwist: 'zijn de voorbeel-
centrale as beweegt. De waaier is als het
ware een hefboom die de puntdeur in be-
weging zet.
In de tekening zal, ervan uitgaande dat
het buitenwater hoger is dan het water in
de sluis, de werking als volgt verlopen:
wanneer schuiven a van het buitenwater-
riool zijn geopend en schuiven b van de
riolen naar de sluiskolk zijn gesloten, dan
is de waterdruk aan weerszijden van de
waaiers gelijk. Zo doen de waaiers niet
mee in het krachtenspel terwijl de punt-
deuren door de hogere druk van het bui-
tenwater gesloten blijven. Dit is ook het
geval bij de reguliere sluizen. Zodra de
schuiven b worden geopend en die van a
gesloten, zal de druk achter de waaiers
verminderen. Vervolgens opent het stelsel
van waaier-en puntdeuren zich en het wa-
ter stroomt de sluis in. Het gedeeltelijk
openen of sluiten van de schuiven maakt
het mogelijk de krachten op de waaierdeu-
ren te beheersen. Zo is het mogelijk de
deuren slechts gedeeltelijk te openen, bij-
voorbeeld bij spuisluizen. Wanneer echter
het water aan beide zijden ongeveer gelijk
is, gaat bovengenoemde werking niet op.
432
-ocr page 431-
Of Blanken nu wel of niet gebruik
maakt van ideeën van anderen, feit blijft
dat Blanken als eerste dit type sluisdeuren
beproeft en toepast. Ook al blijkt in de
praktijk al snel dat waaiersluizen niet
goedkoper zijn; ze bieden in die tijd zeker
een welkome oplossing voor bepaalde pro-
blemen van waterbeheersing zoals spuien
en inunderen (onder water zetten van
land).
Waarom in 1808 een proef in
IJsselstein?
Een drietal factoren, sociaal, geogra-
fisch en politiek, leiden ertoe dat de proef
met de waaiersluis in IJsselstein plaats
vindt.
i) Arie Blanken Janszoon'^, de jongere
broer van Jan Blanken wordt als toezicht-
houder aangetrokken 'om gade te slaan en
te surveilleren de executie der werkzaamhe-
den tot het maken der nieuwe geprojecteerde
sluisdeuren'.
Zijn taak omvat eveneens be-
talingen te doen aan de sluismaker B. van
Zijl of anderen.
In zijn hoedanigheid als inspecteur van
de waterstaat in het district waartoe ook de
Lopikerwaard behoort, heeft Arie Blanken
gemakkelijk toegang tot de plaatselijke ge-
zagsdragers. Hij geniet bij hen bovendien
het respect dat zijn vader als dijkmeester
van de Krimpenerwaard, voor hem al ver-
wierf (zie volgende artikel, noot 3)
2) De geografische ligging van de sluis,
vlakbij de stad is gunstig. Bovendien is er,
door de heersende oorlog met Engeland
en het continentale stelsel weinig export-
verkeer. Slechts mondjesmaat worden de
landbouw-en veeteeltproducten via beurt-
vaart over de Benschopperwetering ver-
voerd.
Een aantrekkelijke uitdaging voor de
proefneming juist op deze plek, is ook het
grote peilverschil van 1,80''' meter tussen
het water in de stadsgracht en de Ben-
schopperwetering. Een bijkomend voor-
deel is dat de stadsgracht op korte afstand
evenwijdig ligt aan de wetering. Het inla-
ten van water voor het doen van proeven
den, in de geschiedenis der wetenschappen en
kunsten niet geheel vreemd, dat twee of meer
personen, door derzelver oefening, hetzij ge-
lijktijdig of van elkander onbewust, na eenig
tijdsverloop, zijn geleid geworden tot denk-
beelden van dezelfde uitvinding, die zij voor
zich als geheel nieuw konden aanmerken'.
Ook betwist Goudriaan de bewering dat
de sluizen goedkoper zouden zijn en dat
het ontwerp 'natuurkundige' problemen
behelst."'
Blanken antwoordt in een boekje op 23
juli 1808 'aan eenen mede ambtgenoot, die
ik gaarne ware het mij nog mogelijk, daar-
voor zoude willen bevrijden, maar wiens stel-
lige toon, in deszelfs brief, regtstreeks aan mij
gerigt, hoezeer onder het bezigen der klanken
van harmonie en bescheidenheid, zoodanig
gestemd is, dat aan mijn zijde niet meer te
kiezen staat, om al of niet stil te zwijgen'.^'^
Blanken schrijft ondermeer dat zijn broer
T. Blanken (1761-1829) sluizenbouwer en
stadstimmerbaas in Brielle, 'deelgenoot is
geweest van mijn ontwerp, die het zelve in
model heeft doen brengen en aan wie ik vele
ophelderingen te danken heb'.
Blanken beschrijft hoe hij reeds in april
1807 3311 de directeur-generaal van
Waterstaat een voorstel heeft gedaan om
met zijn vinding, die nog niet gepubli-
ceerd is, de rivierdijk, 'tot zijdelingse door-
lating'
van het water naar believen te kun-
nen openen en te sluiten. Hij beweert dat
dit voorstel met vele deskundigen is be-
sproken. Ook zegt Blanken dat op 's
Koningswerf te Rotterdam in de winter
van 1807/8 zo'n zelfde sluisje is gebouwd.
Verder moet Goudriaan volgens Blanken
maar de resultaten van de proef afwach-
ten. In een P.S. schrijft Blanken dat de
eerste proeven in juli 1808 succesvol zijn
verlopen behoudens enige aanpassingen
aan de schuiven en aan het samenstelsel
van de deuren.
In een tweede repliek (301 bladzijden)
geeft Goudriaan toe dat 'dezer proef boven
verwachting is verlopen overigens na wijzi-
ging van de richting van de slakgaten (rio-
len).
'5
4B
-ocr page 432-
De Stadise,
Benschopperpoort
■■■HlliilBHHHBIiidi
brug
gemeen het IJsselwater 5a6 voeten boven de Benschopp^tf'
stadsgracht
D waterriool
steene heul
watering gewoonlijk 5 d6 voeten beneden het IJsselwater
Benschopper
Stads Cingelweg
Benschopper Schut S/W ^''
zoals dezelve volgaif ""
Majesteit den Konintj '^^^
tot het doen van proeverf^^^
ontwerp der Sluis va^ ■"'■'
Geeneraal over den Vi!/"^^
J. Blankere"-
180i
M
gunstiger belastingsysteem vielen.
De bestuurders van de Baronie van
IJsselstein waartoe ook Benschop behoor-
de, verzuimen hun financiële verplichtin-
gen tegenover het Rijk en de Provincie te
voldoen. In 1805 wordt de voormalige
Baronie ingedeeld bij het departement
Utrecht en loopt de collectieve schuld op
tot F. 64.866,16. Alles wordt in het werk
gesteld om de schulden ten laste te laten
komen van de Republiek, echter zonder
succes. Zelfs de directeur- generaal van de
Waterstaat schrijft begin 1807 aan de mi-
nister van financiën Gogel om bij
Lodewijk Napoleon te bemiddelen, (zie
volgend artikel, noot 10) De Waterstaat wil
namelijk voor de voormalige Baronie 'cni-
kan door deze ligging via korte afsluitbare
greppels plaatsvinden (zie afb. lo en ii).
3) Tot slot, en zeker niet het minst be-
langrijk, is er een politieke reden om op
het hoogste niveau aandacht te vragen
voor de proef bij IJsselstein, namelijk de
slepende kwestie van de oude schulden
van de Baronie van IJsselstein.
Bij het totstandkomen van de Bataafse
Republiek in 1795 kwam een einde aan de
soevereiniteit van de Baronie die niet on-
der enig Provinciaal Bestuur ressorteerde,
maar rechtstreeks door een Domeinraad
van de Oranjes werd bestuurd. De burgers
zouden nu aan de overheid belasting moe-
ten betalen terwijl ze onder de heerschap-
pij van de Baronie, onder een eigen, veel
434
-ocr page 433-
Bijlaag LitfA
tot het Rapport der Commissie we
gens de proeven der nieuwe Sluis deuren
id'iselstein
)pi>atcri)ig
I S\ij 1'fsselstein
n(;iit van zijne
Yiq 'eed gemaakt
ijf^rent het nieuwe
pgi Inspecteur
lyfCMt des Rijks
zerf^-
SOi
Groot Biezen
Polder
^tm^m^ j--------4^............-j--------j^--^ ^
Rijnlandse Roeden
■W-97
kc
c ^m
^ h
Ab
_ - ■■. -■ 'v^^^':^F ^^
A
iiiiii
C^™
Uitleg bij afbeelding lo en n:
Naar een situatieschets van de proefopstelling
van de Eenschoppersluis met waaierdeuren, die als
bijlage A is gevoegd bij het rapport van de speciale
commissie^^, (oorspronkelijk handgekleurde schets,
yyxjocm).
-   aan de hovenpuntdeuren zijn waaiers aange-
bracht, die zich in opgemetselde waaierkassen a
bevinden
-  de achterste puntdeuren worden voor het nemen
van proeven in geopende stand gehouden
-  voor en achter de sluis zijn in de Benschopper-
wetering een buitendam B en een binnendam C
gelegd met schuiven
tussen het water in de stadsgracht en de '^ a 6
voeten' lager gelegen wetering zijn greppels D en
E gegraven, voorzien van schuiven om naar be-
lieven water aan te voeren naar de bassins vóór of
achter de waaierdeuren. Om water ofte voeren
uit het basin tussen de deuren en buitendam B is afl>. lo en u
greppel F gegraven
- bh zijn de voorste riolen en cc zijn de achterste
riolen, die voor deze proef geheel naar achteren
doorlopen buiten de sluiskolk (vermoedelijk om
het bed van de sluiskolk tijdens de proeven te be-
schermen tegen de uitwerking van krachtige wa-
terstromingen.
Met deze proefopstelling zijn alle denkbare situ-
aties na te bootsen voor het beproeven van de waai-
erdeuren
435
-ocr page 434-
ge allernoodzakelijke reparatiën' verrichten
op 's landskosten maar de gelden komen
niet beschikbaar wegens de hoog opgelo-
pen schulden.'^ Zowel het gemeentebe-
stuur van IJsselstein als dat van Benschop
doen voorstellen tot het aflossen van de
schulden over een reeks van jaren maar
pleiten er vooral voor om van hun schul-
den verlost te worden. Benschop doet dan
het slimme voorstel 'om een ontvangst
aan de Koning aan te bieden'.'^
Het is niet onlogisch te veronderstellen
dat de medewerking van Benschop aan de
proefneming met de waaiersluis, vooral is
ingegeven door de hoop dat hierdoor de
daartoe uit te nodigen Koning alsnog gun-
stig zal beslissen in deze financiële kwes-
tie.
Inrichten en beproeven van de sluis
Op 13 april 1808 komt het Koninklijk
Besluit af om voor F. 3.900,- de gewenste
proef te nemen met 'een sluisje gelegen in de
Singels van de stad IJsselstein'.^'^
Jan Blanken krijgt van de sluiseigenaar,
het Ambacht Benschop toestemming om
de sluis te verbouwen voor het doen van
proeven. Op 3 april 1808 rapporteert hij
hierover aan de directeur-generaal van
Waterstaat, A.P. Twent van Raaphorst ^',
dat hij met de schout Buma Hanzo
Lemstra van Benschop is overeengeko-
men 'dat de regering van die plaats alles zal
faciliteren om de proef mogelijk te maken'.
Daarbij maakt de schout wel duidelijk dat
Benschop verschoond zal blijven van kos-
ten 'op grond dat deze sluis voor het zelve als-
nog voldoende is'.
In 1800 waren nog twee
nieuwe puntdeuren aangebracht voor fl.
425,-.
De werkzaamheden aan de oude sluis
duren een kleine zeven maanden (18 april
tot en met 5 november) gerekend vanaf
het gereedmaken voor het nemen van
proeven tot en met het terugbrengen in de
oude situatie.
Bart van ZijP^ sluizenmaker en mo-
lenbouwer en G. van Leeuwen, meester-
timmerman, beiden uit Benschop, krijgen
de opdracht voor deze werkzaamheden.
De sluis wordt aan beide zijden afgedamd,
het complex drooggemaakt en de oude
muren van het sluishoofd aan de
IJsselzijde weggebroken. Vervolgens wor-
den de waaierkassen en omloopriolen op-
gemetseld. Blanken schat daarvoor 233
maanden nodig te hebben, maar diverse
problemen, onder andere met de slechte
ondergrond veroorzaken vertragingen.
Na een inspectie op 25 mei van dat jaar
rapporteert Blanken aan zijn directeur-ge-
neraal dat het droogmalen 'zeer moeilijk
bevonden wordt, en de toeschieting, en onder-
uitdrijving der oude gronden, niet dan met
huitengewoone middelen kan worden tegen-
gegaan'.
Had hij vooraf maar geweten van
dezelfde problemen die zich voordeden
bij de allereerste bouw van de sluis in
1759! Gelukkig kan hij wel melden dat de
waaierkassen zijn opgemetseld en dat de
waaierdeuren worden geplaatst. Hij voor-
spelt dat de proeven voor het publiek eind
juni 1808 kunnen plaatsvinden. ^^
Uit de polemiek tussen Blanken en
Goudriaan^5 blijkt dat bij de eerste proe-
ven in de nacht van i op 2 juni 'verandering
in de richting der slakgaten {omloopriolen}
hebben moeten plaatsvinden om de deur ge-
heel te doen openen'
en dat verbetering aan
de schuiven en 'andere delen des samenstels'
nodig zijn.
Vermoedelijk worden deze modifica-
ties gedurende de laatste drie weken van
juli uitgevoerd, zoals blijkt uit wekelijkse
werklijsten waarop ook de opgelopen kos-
ten worden verantwoord.^
Op 30 juli kan Blanken melden dat over
acht a tien dagen de proeven voor deskun-
digen 'door mij zelve bestuurt en bewerkt
zoude moeten worden. Polderbesturen, Dijks
Collegiën en Directiën'
worden uitgenodigd
om tussen 22 augustus en 5 september el-
ke dag behalve zondag, tussen vier en vijf
uur 's middags de proeven bij te wonen.
Om wateroverlast in de achterliggende
polders te voorkomen wordt de proef
slechts één uur per dag uitgevoerd.^-'
Er wordt een speciale commissie be-
436
-ocr page 435-
De heer Hooft Graafland'' vertrekt naar
Utrecht voor consultatie. Hij keert 's
avonds terug met de mededeling dat de
landdrost van het departement Utrecht
weliswaar niet op de hoogte is van de
komst van de Koning maar dat men des-
ondanks toch alles voor een koninklijk be-
zoek klaar dient te maken.
Er wordt een 'goed dejeuné d lafourchet-
noemd^ waarin zitting hebben: J.H-
Schilling, directeur Stads Waterwerken in
Amsterdam; J.F. van Beeck Calkoen, pro-
fessor in de wis-en sterrenkunde te
Utrecht, die al vaker door Waterstaat is ge-
consulteerd en generaal-majoor Krayen-
hoff als voorzitter.^5 ^ig voormalig direc-
teur Hollandse Fortificatiën, Defensie-en
Artificiële Inundatiën en vanaf 1806 di-
recteur-generaal van het Departement van
Oorlog heeft deze laatste er, naar mijn in-
zichten, direct belang bij om te kunnen
beschikken over goede en in het terrein
niet opvallende en minder kwetsbare in-
undatie-inrichtingen. Tot dusver bestaan
inundatiesluizen vaak uit schotdeuren die
met hun hefinrichtingen boven het maai-
veld uitsteken. Deze zijn te gemakkelijk
onklaar te maken door vijandelijke be-
schietingen maar ook door boeren die
weigeren hun land onder water te laten
zetten. De commissie zal rapporteren aan
de directeur-generaal van Waterstaat.
Lodewijk Napoleon in Ifsselstein
Op 27 juni geeft Blanken aan de pre-
sident van het gemeentebestuur de heer
Klinkert, te kennen dat over drie of vier
weken de Koning de sluis kan bezichti-
gen. De landdrost van het departement
Utrecht wordt verwittigd en gevraagd om
het gemeentebestuur tijdig over de
komst van de Koning in te lichten.'°
Op vrijdag 2 september, de ver-
jaardag van de Koning, is van zijn
komst naar de sluis nog niets be-
kend. De proeven bij de sluis lopen
inmiddels bijna ten einde.
Op woensdag 7 september wordt
door het stadsbestuur een spoedver
gadering belegd aangezien men van
directeur-generaal van Waterstaat opeens
toch een missieve ontvangt over een be-
zoek van de Koning op aanstaande vrijdag
9 september, vier dagen na de vastgestel-
de proefperiode. De leden van de vergade-
ring delibereren over 'de wijze van receptie
van Zijne Majesteit'
en besluiten het vol-
gende:
afb.12
Koning
Lodewijk voor
een kaart van
IJsselstein
met daarop
de sluis,
(fotomonta-
ge)
-ocr page 436-
Majesteit op een beleefde wijze refuseerde'.
De Koning gaat niet in op een invitatie
tot bezoek aan het stadhuis maar wil eerst
de sluis bekijken. Na zijn bezoek wordt de
Koning alsnog op het stadhuis ontvangen,
waar zijne Majesteit zich 'zeer ampel met
elk der leden van het gemeentebestuur en se-
cretaris onderhield en naar de financiële
stand en andere zaken dezer burgerij infor-
meerde'.
Uiteraard wordt de kwestie van de
voormalige Baronieschulden met de
Koning besproken. De Koning weigert la-
ter 'beleefdelijk' het dejeuné en vertrekt
tegen zes uur naar Soestdijk nadat hij
eerst nog aan de 'Armen' van de Roomse
en Gereformeerde Kerk elk 50 gouden du-
caten schenkt. Na het vertrek van Zijne
Majesteit gebruiken de achtergebleven
'kwartierdrost, de Baljuw en Schepenen op
een vriendelijke wijze gezamenlijk op het
Stadhuis het gereedstaande dejeuné',
wat be-
grijpelijk is aangezien de aanwezigen
waarschijnlijk vanaf negen uur die och-
tend niets hebben gegeten.
Op 14 september ontvangt het stadsbe-
stuur uit handen van de adjudant-thesau-
rier van de Koning Fl. 2.000,- voor het
Ewouds Gasthuis en op 15 september
gaan de leden van het stadsbestuur,
Klinkert, Hooft Graafland en de secretaris
op audiëntie bij de Koning op Soestdijk.
Vier dagen daarna, op 19 september,
1808 komt dan eindelijk het verlossende
decreet van de Koning waarin hij stelt dat
'de schulden der voormalige Baronie van
Ifsselstein als nationale schulden worden
aangenomen'.
Zoals in het Jaarboek Oud-Utrecht
1939 wordt samengevat, hebben
IJsselstein (en Benschop) redenen om
met dankbaarheid aan de proef en vooral
ook aan de Koninklijke inspectie van het
'Blanken-sluisje', terug te denken.
Op 18 september 1808 brengt de spe-
ciale commissie een positief verslag uit
over de werking van de waaierdeuren.'^
Op 10 november 1808 wordt Jan Blanken
op voordracht van de directeur-generaal
van Waterstaat, per Koninklijk Decreet be-
afb.13
Detail van de
stadsplatte-
grond uit
1812 (zie
HKIJ44).
We zien de
sluis weer
uigevoerd
met puntdeu-
ren
(RAU,
archief
Staten van
Utrecht nr
1427-316.
Top. Atlas)
te' (warme lunch) besteld bij banketbakker
Schoonhoven te Utrecht die ook dient te
zorgen voor wijn, zilver, tafelgoed, glas-
werk, servies en bediening (een catering-
bedrijf avant la lettre?).
Vlaggen moeten worden gehuurd maar
'ook degens, hoeden en het nog ontbrekende
van 't costuum voorzommige leden dezes ver-
gadering'
en het tapijt uit de Roomse Kerk
wordt te leen gevraagd.
Om negen uur 's ochtends staat het
ontvangstcomité klaar. Om elf uur komt
de kwartierdrost vertellen dat men in
Utrecht nog steeds niet op de hoogte is
van de komst van de Koning naar
IJsselstein. Pas tegen drie uur in de mid-
dag arriveert de Koning onder meer in ge-
zelschap van de directeur-generaal van
Waterstaat de heer Twent van Raaphorst.
Hij komt met 'twee koetsen met zes paarden
bespannen, vooraf gereden door een postmees-
ter en een koerier'.
De heer Graafland biedt
de sleutels van de stad aan 'de welke zijne
438
'jiiii.1
-ocr page 437-
Hoe het verder ging met de sluis
De totale kosten van de proefwerk-
zaamheden bedragen F. 4.077,19. Het te-
kort op de subsidie van F. 3.900,- wordt
gecompenseerd door 'verkochte houtwaren
en materialen'.
Aan de sluis wachter H.
Floryn wordt F. 25,- uitgekeerd wegens ge-
derfde inkomsten, aan het waterschap F.
62,10 voor derving van pacht van de sluis
en aan de veerschippers M. Schoonder-
woerd en Steven Post F. 168,- voor schade-
loosstelling voor de stremming van de
vaart. Een zekere Jan Borghaarde ont-
vangt eveneens een bedrag wegens het 'oc-
cuperen van negentien roeden grond tot ber-
gingvan aarde'.^^
De volgende gegevens zijn afkomstig
uit het nieuwe archief van het Waterschap
Benschop 1811-1939, tegenwoordig onder-
gebracht in het Streekarchivariaat
Rijnstreek te Woerden .''' Uit deze archie-
loond met een octrooi voor 'zijne uitvin-
ding van nieuwe sluisdeuren (welke de naa'hi
zullen dragen van Blanken's Sluis)'.
Gedurende twintig jaar zal een ieder die van
deze vinding gebruik maakt, één twintigste
van de kosten aan Blanken moeten uitbeta-
len. Blanken zal op zijn beurt de bouwer
van advies dienen en behulpzaam zijn.^'
Eerder heeft de directeur-generaal van
Waterstaat op 12 oktober 1808 aan de
Koning een lijst gezonden, de zogenaam-
de 'Liste des ouvrages et des plans importants
ordonnés et faits pendant Ie Regne de Sa
Majesté Ie Roi de Hollande'
(Lijst van be-
langrijke opgedragen en tot stand ge-
brachte werken en plannen gedurende de
regering van Zijne Majesteit de Koning
van Holland) met als laatste punt 'inven-
tion, de la Nouvelle Ecluse de Monsieur
Blanken'
(uitvinding van de nieuwe sluis
van de heer Blanken).'4
ajb. 14
Herstelplan
voor de sluis
uit
1928.
PlAH VnCR VtfiBUUWINE VAK TIE grhtJTSLLiS TE IJsSELSTEIH
L TrrT'T:\A/ATrR';rHAp PTTTrs"i:H0p''TcErn<5CHDP [
-T
UUÜKbUFTIF T^TT
J^ajmHBwu'wiiinifir.
ui""^'-""'nJ
_Ji
439
-ocr page 438-
ajb.15
De (verdwe-
nen)
Kamemelkse
brug en
Benschopse
wetering
gezien van de
noordelijke
sluisdeuren
in
1962.
Op de plaats
van het huis
links zal het
nieuwe stads-
kantoor wor-
den gebouwd,
(foto L.
Murkj
ven blijkt dat in 1814 alweer nieuwe bui-
tenpuntdeuren moeten worden aange-
bracht en in 1829 de vleugelmuren aan
het buitenwater moeten worden gerepa-
reerd. De westelijke muur begint te hellen
en moet worden verankerd.
Op 27 april 1836 vindt een buitengewo-
ne vergadering van het Waterschap
Benschop plaats aangezien de inwoners
van de polder rond Benschop, ernstige
overlast ondervinden van het water dat uit
de sluis lekt. Zij verzoeken 'het vriendelijkst
om de sluis geheel te dempen en weg te nemen
en de gelden voor het onderhoud aan de sluis
te besteden aan de molens'.
Zij vervolgen
'dat zou ons van harte genoegen geven, dan
geloven wij met grond een gelukkige polder te
hebben'.
Het waterschap wil de sluis echter
behouden. Zij laten de 'visiteur' (contro-
leur), de heer Van de Stolk een 'ciering'
(begroting) maken voor de vernieuwing
van de sluismuren, de vleugelmuren van
de zuid-oostelijke sluishoofden en voor
het plaatsen van nieuwe passende buiten-
puntdeuren. Een en ander wordt beraamd
op Fl. 4.020,-. Het bestuur doet hiertoe in
oktober 1836 een verzoek aan Koning
Willem I voor subsidie met de motivatie
dat het waterschap eerder zo bereidwillig
is geweest om toestemming te geven aan
Blanken voor de proeven in 1808. En dat
'wellicht door deze proefneming de construc-
tie van de sluis zelve dan ook na dien tijd we-
der in voorigen staat hersteld wordende, de-
zelve moogelijk niet directelijk, toch bij ver-
volg van tijd, meer en meer dan aan gewoon-
lijke Reparatie zal onderhevig zijn en blij-
ven'.
Om deze redenen neemt het water-
schap de vrijheid 'de Troon van Uwe
Majesteit te benaderen'
voor subsidie van de
reparatie van de sluis ad. F. 4.020,-. Op 18
december 1837, een jaar voor Blankens
dood, wordt door de minister van
Binnenlandse Zaken J. de Koek, een sub-
sidie toegekend van Fl. i.ooo,- 'totgedeelte-
lijk bestrijding der kosten ter herstel van de
schutsluis van dien polder nabij Ifsselstein'.
Na de ingrijpende herstellingen in 1838
volgen nog grote reparaties in de jaren
1862,1879 en 1915. In 1928 wordt de sluis
praktisch geheel vernieuwd om in 1965 te
worden afgebroken en dichtgegooid.
Het is te hopen dat bij toekomstige
graafwerkzaamheden, de funderingen
van de waaierkassen worden opgetekend
zodat het dossier Blanken met deze nog
ontbrekende gegevens kan worden aange-
vuld.
i i
440
-ocr page 439-
afl).i6
Situatie van
de sluis in
ig6o gezien
in de richting
naar de
Kamemelkse
brug. Op de
voorgrond de
noordelijke
sluisdeuren,
(foto L
Murk)
min kostbare sluizen (Den Haag 1808) Algemeen
Rijksarchief Den Haag (ARA), toeg.nr.
2.21.005.39, inv.nr. 195.
v/d Aa, Biografisch Woordenboek (Amster-dam
1969) en Nieuw Biografisch Woorden-boek
(Leiden 1937).
A.F. Goudriaan (1768-1829) geboren in Ameide
als zoon van een landmeter. Na een praktische
opleiding in 1786 aangesteld als waterbouwer in
Amsterdam. Na de omwenteling in 1795 belast
met de leiding van marinewerken in het noorde-
lijk deel van Holland en tevens belast met de wa-
terstaatswerken aldaar. In 1803 inspecteur voor
een deel van Holland en in 1805 betrokken bij de
Nieuwkoopse droogmakerijen. In 1807 be-
noemd tot inspecteur van de Waterstaat voor het
noordelijk deel van Holland. Vanaf maart 1808
tegelijkertijd met Blanken benoemd tot inspec-
teur- generaal van Waterstaat. Hij was een
scherpzinnige en vindingrijke man die zich ont-
wikkelde tot één van de eerste theoretici van
Europa in hydraulische wetenschappen.
A.F. Goudriaan, Aan den Insp. Generaal bij de
Waterstaat J, Blanken Jansz. over deszelfs onlangs
uitgegeven stukjen, Nieuw ontwerp etc.
(Amsterdam 1808) Koninklijke Bibliotheek Den
Haag (KB) Pamflet 23406, 535F35, syst.cat.
I509gh.
J. Blanken Jszn., Tof wederlegging van deszelfs in
druk verschenen uitgegeven bedenkingen, wegens
een nieuw ontwerp der sluizen van zijner ambtge-
noot
(Den Haag 1808) KB 3786, nr. 3190D1,
Noten
1      Historische Kring IJsselstein (HKIJ) 68 (1994),
blz. 157.
2      HKIJ 45/46 (1988), blz. 98.
3      W.F.J. den Uyl, De Lopikerwaard I en II (Utrecht
1963); HKI|68(i994);
Water en Waarden uitg. bezoekerscentrum
Gemaal De Hooge Boezem Haastrecht
(1995).
4     Een Overtoom of Overtocht is een helling be-
kleed met planken waarover een schuit kan wor-
den getrokken. Voor steile hellingen wordt ge-
bruik gemaakt van een hooggeplaatste horizon-
tale windas, waar de schuiten onderdoor worden
getrokken.
5     De overtoom in Polsbroek is verwijderd in 1797
en de plek wordt ter plaatse tot op heden de
'Overtocht' genoemd. De kosten werden voor de
helft door Schoonhoven gedragen.
6     Archief Gemenelandskosten 1739-1810, Oud
Archief Benschop vóór 1811 te Lopik (OAB)
reg.nr,io7.
7     M. Schönfeld, Nederlandse Watemamen (1996).
8     Briefwisseling Dr. H. Knippenberg, voorzitter
vakgroep Sociale Geografie Universiteit
Amsterdam (1996).
9     J.A. Wiersma, De naam van onze straat
(Amsterdam 1987), blz. 116 Karnemelk-steeg bij
Damrak te Amsterdam genoemd naar de plaats
waar schuiten met karnemelk aanlegden. De
naam wordt voor het eerst vermeld in 1476.
10    G.J. Arends, Sluizen en stuwen (Delft 1994)
11    J. Blanken Jzn. Nieuw ontwerp tot het bouwen van
13
14
441
-ocr page 440-
syst.cat. I50gh of ARA toeg.nr. 2.21.005.39
inv.nr. 195.
15 A.F. Goudriaan, Verhandeling over het ontwerp
van sluizen volgend de uitgave van J. Blanken Jsz.,
etc,
(Amsterdam 1809) KB 1114C32, syst.cat.
I50gh.
i6 Arie Blanken janszoon (1766-1824) landmeter
en op jeugdige leeftijd bij de Genie voor de
Utrechtse Waterlinie. Betrokken geweest met de
uitwatering te Katwijk aan Zee en vanaf 1807 in-
specteur van Waterstaat in het district 9 (Zuid-
Holland benoorden de Lek en de Nieuwe Maas).
Toen in i8o8 zijn broer inspecteur-generaal
werd, kreeg hij tijdelijk ook diens district 10 on-
der zich (de Zuid-Hollandse eilanden en een
deel van noord-Brabant). Zijn tractement op
jaarbasis bedroeg Fl. 2.500,-, dat van zijn broer
Jan Blanken Fl. 3.000,-. Voor die tijd hoge be-
dragen. Hij werd lid van het Comité Central van
de Waterstaat als erkenning voor zijn weten-
schappelijke kennis. In 1813 werd hem de titel
van Hoofdingenieur der ie Klasse verleend. Hij
was lid van diverse wetenschappelijke genoot-
schappen.
Mijn inziens heeft Arie Blanken zich niet of
nauwelijks bemoeid met het technisch toezicht
op de werkzaamheden aan de sluis. Behalve over
financiële aspecten heb ik daar niets over gevon-
den in de archieven van Jan Blanken, ARA
toeg.nr. 2.16.06 en Arie Blanken, ARA archie-
ven van de Hoofd Ingenieur in Zuid Holland,
toeg.nr. 3.07.01.
17    Opgave technische dienst van het Hoog-heem-
raadschap De Stichtse Rijnlanden. Thans be-
draagt het peilverschil 1.60 meter tussen het wa-
ter in de gracht en de Benschopperwetering.
18   ARA, toeg.nr. 2.13.01, inv.nr. 138 en 208.
19   OAB, Inventaris A.J. Maris reg. i J Deliberatiën
van het bestuur van Benschop 16 feb. 1808 en
Oud Archief gemeente IJsselstein 150 Register
Resolutiën der Gecommitteerden 1802-1811;
Register 170 Resolutiën Gemeentebestuur 1807-
1808.
20   Koninklijk Besluit 13 april 1808 nr. 12, ARA
toeg.nr. 2.01.01.07, inv.nr. 126.
Er was een tweede Koninklijk Besluit nodig, 14
mei 1808 nr. 44, om het budget van Waterstaat
over 1808 te verhogen met Fl. 3.000,- en Fl.
goo,- ten laste te laten brengen voor het budget
van 1808, ARA 2.01.01.07, inv.nr. 131.
21   Biografisch Woordenboek van Nederland (Den
Haag 1989).
A.P. Twent van Raaphorst (1745-1816), regent en
bestuurder, streefde naar centralisatie van het
waterstaatsbestuur zij het met behoud van de ei-
gen verantwoordelijkheden en bevoegdheden
van de waterschappen. In i8o6 kamerheer van
Napoleon, 1807-1809 directeur-generaal van de
Waterstaat, en daarna minister van Waterstaat,
1809-1810. Hoewel hij een bijzonder goede rela-
tie had met Koning Lodewijk Napoleon had deze
liever C.R.T. Krayenhoff op deze positie be-
noemd.
22  OAB, inv. A.J. Maris, reg.nr. 105 en 107.
23    Bart van Zijl, vermoedelijk een zoon van
Heymen van Zijl, de bouwer van de oude sluis
uit 1759.
24   ARA, toeg.nr. 2.16.06 inv.nr. 327.
25    zie noten 13, 14 en 15.
26   ARA toeg.nr. 2.16.06 inv.nr. 327.
27    Koninklijk Besluit 20 aug. 1808 nr. 22, ARA
toeg.nr. 2.01.01.07 inv.nr. 144..
28   ibidem.
29   C.R.T. Krayenhoff (1758-1840), patriot en studie-
genoot van Daendels, in 1784 medicus te
Amsterdam, werd in jan. 1795 door Daendels
naar Amsterdam gestuurd om een vreedzame
overgave van de stad te bewerkstelligen. In 1796
bevorderd tot generaal- majoor van de Genie, di-
recteur Hollandse Fortificatiën, In 1798 maakte
hij met prof van Swinden (zie noot 9 hoofdstuk
2) de algemene kaart van Nederland. In i8og
minister van Oorlog. Koning Willem I verhief
hem in de adelstand en in 1820 begon
Krayenhoff met de bouw van de nieuwe, ooste-
lijk van Utrecht gelegen Hollandse waterlinie.
30   Tenzij anders vermeld zijn de gegevens uit het
Oud Archief IJsselstein uit het register van reso-
luties van het gemeentebestuur van IJsselstein,
nr. 170.
31     Hooft Graafland, schepen, bezat aanzienlijke
percelen grond in de binnenstad, was zeer ver-
mogend; van 1811 tot 1813 burgemeester van
IJsselstein, HKY nr. 45/46 blz. 98.
32    Rapport van de speciale commissie (18 septem-
ber 1808) op basis van onderzoek gedaan op 31
augustus en 10 september 1808, met situatie-
schets, ARA toeg.nr. 2.01.01.07 inv.nr. 157.
33    ARA toeg.nr. 2.01.01.07 inv.nr. 161.
34    ARA toeg.nr. 2.01.01.07 inv.nr. 327.
35    ARA toeg.nr. 2.16.06 inv.nr. 327.
36   Nieuw Archief van het Waterschap Benschop
(1811-1939), in het Streekarchief te Woerden, in-
ventaris A.J. Maris toeg.nr. 45.3, inv.nrs. 2, 16,
17,19,23,25.
442
-ocr page 441-
Jan Blanken Janszoon (1755-1838)
inspecteur-generaal van de Waterstaat
door P.H. Verboeket
Inleiding
De tijd waarin Jan Blanken als natio-
naal waterbouwkundige actief is, betreft
een periode waarin veel politieke en staat-
kundige omwentelingen plaats vinden.
Rond het eind van de achttiende eeuw
komt met de Bataafse Republiek een ein-
de aan de soevereiniteit van de gewesten
en aan de heersende regentenmentaliteit
van de bestuurders.
In 1987 wordt de patriottenrevolutie uit
1787 herdacht. Hiertoe wordt in het
Rijksmuseum op initiatief van de
Rijksarchiefdienst met medewerking van
de Rijkswaterstaat een overzichtstentoon-
stelling georganiseerd over de waterbouw-
kundige Jan Blanken, een nationale fi-
guur uit het eind van de achttiende en het
begin van de negentiende eeuw'. Dit arti-
kel moet gezien worden als een korte sa-
menvatting over deze waterkundige en is
grotendeels gebaseerd op de voortreffelij-
ke, begeleidende essaybundel/catalogus,
'de Physique Existentie dezes Lands'. ^
Blanken groeit op in de nadagen van de
Republiek der Verenigde Nederlanden.
Hij dringt, ondanks zijn eenvoudige af-
komst en de revolutionaire politieke om-
wentelingen in zijn tijd, door tot in de
hoogste kringen van verlichte weten-
schappers en waterbouwkundigen.
Hoewel hij geen theoretische scholing
heeft, legt hij een grote praktische kennis
aan de dag, iets dat zeer gewaardeerd
wordt door onder andere wetenschappelij-
ke genootschappen uit die tijd. Zij dragen
immers het praktisch experimenteren
hoog in hun vaandel. Blanken heeft het
vermogen om waterbouwkundige proble-
men concreet op te lossen en beschikt
daarnaast over een enorme gedrevenheid
tot erkenning. Deze eigenschappen bie-
den hem een voorsprong op zijn welis-
waar theoretisch geschoolde maar meer
behoudende collega's. Het is in deze be-
langrijke periode van hervormingen dat,
vooral ook door toedoen van Blanken, een
begin wordt gemaakt met de planmatige
waterstaat op nationaal niveau.
Onder Koning Lodewijk Napoleon
brengt Blanken het tot inspecteur-gene-
raal van de Waterstaat. Onder het bewind
van Keizer Napoleon Bonaparte en
Koning Willem I blijft hij deze functie be-
houden tot zijn pensionering.
Het is aan het persoonlijk prestige van
Blanken te danken dat vele nationale wa-
terbouwkundige werken zoals kanalen,
sluizen en dokwerken, tot stand komen.
Het gaat hierbij om grootschalige werken
die voornamelijk met handkracht gereali-
seerd worden. En dat in een tijd dat er
geen goede weg- en waterverbindingen
zijn, geen electriciteit en geen motoren
voor de aandrijving van hefwerktuigen.
Ook materialen als beton en staal bestaan
dan nog niet en een snellere communica-
tie dan per briefis er evenmin.
Blanken heeft de gave om de toenmali-
ge autoritaire leiding van de staat zodanig
van zijn practische inzichten te overtui-
443
-ocr page 442-
gen, dat zij meer dan eens bereid blijken
om bij het ambtelijk apparaat in te grijpen
om Blankens plannen uitgevoerd te krij-
gen. Dit ingrijpen van hogerhand maakt
Blanken uiteraard weinig populair in
ambtelijke kringen.
Jeugdjaren en eerste opdrachten 1755-
1795
Jan Blanken wordt in 1755 geboren te
Bergambacht in de Krimpenerwaard, als
eerste zoon van Jan Teunis Blanken' en
Miesje den Blieck. Na de benoeming van
zijn vader Jan Teunis als dijkmeester van
de Krimpenerwaard, verhuist het gezin
naar Haastrecht. Evenals zijn drie jongere
broers doorloopt Jan de Franse school en
volgt hij een praktijkstage bij zijn vader en
zijn oom A.T. Blanken uit Gouda. Deze
staat bekend als een bekwaam aannemer
en is onder andere belast met het onder-
houd van de Hollandse Waterlinie.
In tegenstelling tot zijn drie broers, legt
Jan het landmetersexamen niet af maar
solliciteert hij op zijn twintigste met suc-
ces naar de betrekking van opzichter van
de directie Hollandse Fortificatiën op de
Zuidhollandse eilanden. Zijn standplaats
wordt Hellevoetsluis en later Brielle. Met
een groeiend aantal andere functies blijft
hij achtentwintig jaar lang opzichter. Hij
huwt Maria van Lakerveld, dochter van
een steenfabrikant in Vianen.
In de vierde Engelse oorlog, 1780-1784,
legt Blanken verdedigingswerken aan
langs de kust en rond de steden
Hellevoetsluis en Brielle. Om erkenning
te krijgen als ingenieur, iets dat hij in toe-
nemende mate belangrijk gaat vinden,
solliciteert hij bij het ingenieurskorps van
de Genie. Zijn eenvoudige afkomst hin-
dert hem hierin. Wel wordt hij aangeno-
men bij de Artillerie als onder-luitenant.
In 1787, het jaar waarin de patriotten
een vergeefse greep naar de macht onder-
nemen, ontvouwt Blanken een plan voor
de aanleg van droogdokken voor de mari-
nehaven Hellevoetsluis. Dit voor die tijd
revolutionaire plan, wordt elf jaar later on-
der zijn leiding inderdaad uitgevoerd
waarover later meer. Na het winnen vai
een prijsvraag, slaagt Blanken erin lid t
worden van het prestigieuze Bataaf
Genootschap voor Proefondervindelijk
Wijsbegeerte te Rotterdam.
Bij aankomst van het Franse 'bevrij
dingsleger'
onder aanvoering van Pichegri
en het Bataafse Legioen onder leiding vai
de naar Frankrijk uitgeweken patrio
Daendels, is Blanken inmiddels benoemi
tot kapitein en belast met de verdedigini
van het sluizencomplex in Vreeswijk. Ii
januari 1795 steken de Fransen de bevrc
ren Lek over en de Bataafse Republiek kaï
zonder schermutselingen tot stand kc
men.
De Bataafse Republiek 1795-1806
Met wisselend succes tracht men vai
ons land een gecentraliseerde eenheids
staat te maken waarbij het streven voors
is een einde te maken aan de bevoorrech
ting van bepaalde groepen. Met Frankrij
wordt een of- en defensief verdrag gesloter
Naast zijn functie als opzichter b:
Fortificatiën en Artillerie-officier word
Blanken benoemd tot lid van het Comité te
superintendentie der zeedijken en zeewe
ringen in het belangrijke gewest Holland.'
In deze voorlopige centrale waterstaats
organisatie wordt Blanken belast met h«
technisch toezicht onder president Chi
Brunings (1736-1805) toen de belangrijl
ste waterstaatdeskundige. In deze functi
raakt Blanken nu ook betrokken bij mar
ne-vraagstukken. Zo publiceert hij ee:
verhandeling over het bouwen van droo^
dokken op de slappe bodem van Hollanc
Ondermeer hierdoor krijgt hij de vererer
de opdracht een studiereis te maken naa
Parijs en de Noordfranse havens. Op dez
reis doet hij onder andere Bres
Cherbourg, Dieppe en Duinkerken aar
Hij maakt er kennis met de modernst
technieken en knoopt bovendien vruch
bare relaties aan met Franse ingenieur
en bestuurders wat hem later nog goed t
pas zal komen.
444
-ocr page 443-
ajb.i
De werkzaam-
heden te
Hellevoetsluis
in 1802.
Door de
sluisopening
zien we op de
achtergrond
links het
stoommachi-
negehouw.
B. Joos,
Rotterdam
Maritiem
Museum
'Prins
Hendrik',
inv.nr.
P 24^0.
«B"
In 1798 wordt besloten tot de uitvoe-
ring van de sluis -en dokwerken te
Hellevoetsluis, onder toezicht van een
deskundige commissie. Jan Blanken
wordt benoemd tot directeur. Het is voor
die tijd een enorm karwei dat met hand-
kracht moet worden verricht en waarbij
Blanken de leiding heeft over meer dan
duizend arbeiders met alle logistieke pro-
blemen vandien. Hij ontpopt zich tot een
bekwaam 'manager', uitstekend in staat te
delegeren. En dat in een tijd waarin van de
huidige communicatiemiddelen nog geen
sprake is en de infrastructuur van ons
land nog in de kinderschoenen staat.
Na veel geharrewar wordt een stoom-
pompmachine uit Engeland gesmokkeld.
Na de geslaagde proef met het droogpom-
pen van het dok in 1802, verschijnt zon-
der medeweten van de commissieleden,
een zogenaamd anoniem verslag, zonder
twijfel van de hand van Blanken zelf
waarin de bouwmeester Blanken alle lof
wordt toegezwaaid. 5
Blanken, steeds meer overtuigd van
zijn ingenieurskwaliteiten, doet een her-
nieuwde poging toe te treden tot het inge-
nieurskorps van de Genie. Protesten te-
gen zijn verzoek tot toetreding worden
vooral ingegeven door het standsverschil.
Het lukt hem ook nu weer niet maar wel
wordt hij benoemd tot luitenant- kolonel
der Bataafse Armee. Er volgt een diploma-
tieke missie naar Parijs waarbij hij mede
moet onderhandelen met de Eerste
Consul Napoleon Bonaparte over de bij-
drage van ons land in de oorlog tegen
Engeland. In de Franse hoofdstad ont-
werpt Blanken een plan voor de bouw van
een versterkte marinehaven in Den
Helder, iets dat op Napoleon, toen nog
geen Keizer, een goede indruk maakt.
Teruggekomen uit Parijs wordt
Blanken ontslagen uit zijn functie als op-
zichter bij Fortificatiën omdat hij niet lan-
ger wil dienen onder genie-ingenieurs. Na
zijn benoeming tot inspecteur van de zee-
havens en zeegaten in het Zuiderkwartier
van Holland, verhuist hij naar Den Haag.
Hij blijft ondertussen de leiding houden
over de werken in Hellevoetsluis totdat hij
in 1805 ruzie krijgt over de afbouw van het
dok. ^
Lodewijk Napoleon,
Koning van Holland 1806-1810
Gericht tegen Engeland kondigt Keizer
Napoleon Bonaparte in 1806 het
445
-ocr page 444-
op grote schaal toe te passen bij de verbe-
terde afvoer van de Linge, de zogenaamde
Lingewerken. Lodewijk Napoleon stelt
hem hiertoe aan op advies van een specia-
le commissie onder voorzitterschap van
professor J.H. van Swinden. ^
Ingelijfd bij Frankrijk 1810-1813
Keizer Napoleon Bonaparte ziet de Rijn
als een natuurlijke verdedigingslinie. Ons
land neemt daardoor een belangrijke mili-
tair-strategische positie in wat voor
Blanken een kolfje naar zijn hand is. Hij
gaat met de minister van Financiën van
het Koninkrijk Holland, Gogel '° en afge-
vaardigden uit de militaire top naar Parijs
voor de uitwerking van de annexatiebepa-
lingen. Als waterbouwkundige verschaft
hij uitgebreide informatie over de inge-
wikkelde en voortdurende strijd die
Holland tegen het water levert. In een me-
morie tegen de militaire dienstplicht van
de Keizer, benadrukt Blanken dat voor de
strijd tegen het water in Holland geen
manschappen gemist kunnen worden.
Napoleon wenst langs de continentale
kust van Europa versterkte marinehavens
en geeft opdracht om het eerder door
Blanken geopperde marinehavenplan van
Den Helder daadwerkelijk uit te voeren.
Blanken vergezelt de Keizer bij een be-
zoek aan deze plaats. Inmiddels is hij be-
noemd tot directeur-generaal Maritieme
Werken en adviseur van de Keizer.
Geassisteerd door zijn enige zoon, geeft
hij leiding aan de haven -en dokwerken in
Den Helder.
Koning Willem 11813-1822
Ook na de val van Keizer Napoleon
wordt Blanken door Koning Willem I in
zijn functies gehandhaafd. Onder zijn lei-
ding wordt in verband met reparatie van
de sluis bij Vreeswijk een hulpsluis met
waaierdeuren aangelegd. Tevens voert hij
een oud inundatieplan uit waarbij vijf
waaiersluizen tussen Culemborg en de
Biesbosch worden gebouwd. Deze sluizen
dienen bij extreem hoog water van de Lek,
Continentale Stelsel af en benoemt zijn
broer Lodewijk Napoleon tot Koning van
ons land. Na de dood van de inspecteur-
generaal van de Waterstaat F.W. Conrad,
worden Blanken en zijn elf jaar jongere
collega A.F. Goudriaan^ bij Koninklijk
Besluit van 21 maart 1808 benoemd tot in-
specteur-generaal. Zij bevinden zich vanaf
die tijd aan de top van het Waterstaats-
korps, waar beiden bijna twintig jaar de
hoogste gezagsdragers zijn en opeenvol-
gende ministers adviseren over waters-
taatszaken. Blanken krijgt het westelijk
deel van ons land, met zijn vele waterwer-
ken en Goudriaan het oostelijk deel.
Blanken gaat in zijn nieuwe functie
voortvarend te werk. Zoals vermeld in het
voorgaand artikel, publiceert hij nog in
1808 een nieuwe vinding van een verbe-
terde sluis, de zogenaamde waaiersluis.**
Evenals de toepassing van de stoompomp-
machine in Hellevoetsluis in 1802, krijgt
ook deze vinding een gunstige recensie in
de vakpers, met lovende woorden voor de
constructeur. Ongetwijfeld heeft ook hier
Blanken invloed op de redactie van deze
recensie gehad. Zijn collega Goudriaan
bestrijdt in het openbaar de originaliteit
van deze vinding. De werkverhouding tus-
sen beiden verslechtert en Goudriaan is
later vaak een geducht tegenstander van
door Blanken ontwikkelde plannen.
Toch vertonen de carrières van Blanken
en Goudriaan overeenkomsten. Beiden
zijn afkomstig uit een ambachtelijk mi-
lieu, tegelijkertijd lid van wetenschappelij-
ke genootschappen en van het waters-
taatskorps. Ook werken beiden voor de
marine als ingenieur, met als enig ver-
schil dat Goudriaan tot 1795 als landmeter
werkt, terwijl Blanken in de artillerie een
militaire carrière doormaakt. Er wordt dan
ook wel geconcludeerd dat het conflict tus-
sen beiden stoelde op wedijver en grote
karakterverschillen.
Na de ernstige watersnood van 1809,
waarbij vooral de Betuwe het flink te ver-
duren heeft, krijgt Blanken de gelegen-
heid om zijn uitvinding van de waaier sluis
446
-ocr page 445-
het Lekwater over het land van,
Culemborg, de Tielerwaard en het land
van Altena, af te leiden naar de Biesbosch.
Deze 'zijdelingse afvloeiing' van het hoge ri-
vierwater, dient ter ontlasting van de
zwakke noorder Lekdijk ter beveiliging
van Utrecht en Holland, maar komt wel
ten laste van de minder dicht bevolkte, te
inunderen gebieden. Tevens functioneren
deze sluizen om de gebieden voor militai-
re doeleinden te inunderen. Bij Asperen
en Gorkum zijn nog enkele exemplaren
van deze sluizen bewaard gebleven.
Van 1815 tot 1822 leidt Blanken op-
nieuw de werken aan het Nieuwe Diep bij
Den Helder met onder andere een droog-
dok dat slechts na veel tegenslagen zoals
voortdurende lekkages door toepassing
van slecht cement, wordt voltooid.
Blanken pleit nogmaals voor de gelijk-
stelling in rang van de waterstaatingeni-
eurs met de ingenieurs van de Genie. Hij
wil voorkomen dat zonen van notabelen
geen belangstelling zullen hebben om toe
te treden tot Waterstaat waardoor de kans
wordt ontnomen het niveau op te trekken.
De Koning weigert dit waarop Blanken
zijn ontslag indient" maar door de
Koning overgehaald wordt aan te blijven.
Na de dood van zijn schoonvader in
1816 , verhuist Blanken naar diens buiten-
Vianen
WAARD
plaats 'Vijverlust' aan de Lekdijk even ten
westen van Vianen. Hij zal daar niet veel
vertoeven met zijn vele verplichtingen op
uiteenlopende plaatsen. Zo onderhandelt
hij ook nog met de Pruisen over de grens-
afbakening bij de Rijn. De gouverneur van
Gelderland kan zich niet verenigen met
het bereikte resultaat. Maar Blanken weet
echter door snel en solistisch te handelen
tijdens een audiëntie bij de Koning toch
goedkeuring te krijgen voor ondertekening
ajb.2
De 5 waaier-
sluizen tus-
sen
Culemborg
en de
Biesbosch
rond
1815.
De donkere
vlakken geven
het inunda-
tiegebied aan.
afl,.3
Eén van de
waaierslui-
zen bij
Asperen.
De opening
wordt afgeslo-
ten met één
enkele waai-
erdeur, links
op de foto
van de
r auteur.
OÊê
■WÊÊÉm
447
-ocr page 446-
grote delen van Noord-Holland treft, wei-
gert Blanken bij herhaling om de sluizen
bij Den Helder te openen. Hij is bang dat
de sluizen die nog niet geheel gereed zijn,
beschadigd raken. Zijn collega Goudriaan '^
adviseert Blanken te ontslaan maar de
Koning besluit echter om de zaak te laten
rusten.
Daarna wordt het Zederikkanaal''* ge-
graven tussen de Lek bij Vianen en de
Merwede bij Gorkum. Bij Arkel wordt bo-
vendien volgens een plan van Blanken, ter
vervanging van het gemaal te Ameide, een
groot stoomgemaal gebouwd dat tot in
1950 dienst heeft gedaan.
Blanken wordt in 1826 gepensioneerd
en benoemd tot adviseur bij het departe-
ment van Waterstaat. Hij is dan 71 jaar
oud en inmiddels een vermogend man.
Op zijn buitenplaats 'Vijverlust"' te
Vianen blijft hij zich bezig houden met
het schrijven van verhandelingen, onder
andere over de verbetering van windwa-
termolens. In een loods op het erf onder-
houdt hij een aanzienlijke verzameling
modellen van sluizen, vlotbruggen, dok-
ken en molens. '"^
In 1838 overlijdt hij op 83-jarige leeftijd
in Vianen. Hij overleeft daarbij zijn vrouw
en zijn zoon zodat zijn vermogen wordt
nagelaten aan diverse familieleden. Er
wordt voor hem een gietijzeren grafmo-
nument opgericht op de Algemene
Begraafplaats in Vianen dat in 1988 wordt
gerestaureerd.
Gelukkig krijgt Jan Blanken nu steeds
meer de waardering die hij verdient. Met
niet aflatende ijver, vindingrijkheid en
toepassing van, voor die tijd moderne
technieken, werkte hij aan de 'Physique
Existentie dezes Lands'.
Het is alleen jammer dat de meeste
sporen van zijn werken inmiddels door
voortschrijdende eisen van de tijd zijn
weggewist en hier en daar alleen nog als
industrieel erfgoed worden bewaard. Zo
hoop ik dat IJsselstein, op passende wijze,
een blijvende herinnering aan de grote
waterbouwkundige Blanken zal weten te
van de overeenkomst. Eén van zijn vele ei-
genhandige optredens die door het ambte-
lijk apparaat niet wordt gewaardeerd.
Tussen 1817 en 1826, dus in minder
dan tien jaar, komen door toedoen van
Blanken liefst drie kanalen tot stand. Eerst
het Kanaal van Stenenhoek, ter ontlasting
van het Lingewater, dat van Gorkum naar
Hardinxveld-Giessendam wordt gegraven
naar de Beneden-Merwede. Vervolgens
wordt in vijf jaar tijd het Noordhollands
kanaal gegraven van Amsterdam naar
Den Helder. Tienduizenden grondwer-
kers verplaatsen miljoenen kubieke me-
ters grond met schop, baggerbeugel en
kruiwagen. Het kanaal is tachtig km lang,
zevenendertig meter breed en zes meter
diep. Er komen waaierdeuren en vlotbrug-
gen in.'^ De vaartijd tussen Amsterdam
en Den Helder bedraagt dan twee a drie
dagen. De grote zeeschepen worden voort-
getrokken door paarden op jaagpaden.
Een enorme winst aangezien men voor-
heen moest wachten op gunstige wind en
hoogwater bij het ondiepe Pampus.
Wanneer het kanaal in 1824 wordt geo-
pend is dat het langste scheepvaartkanaal
ter wereld. Na enkele tientallen jaren is
het kanaal helaas niet meer afdoende voor
de toegenomen scheepvaart met steeds
grotere schepen en wordt het vervangen
door het Noordzeekanaal.
Na een dijkdoorbraak bij Durgerdam,
waardoor een overstroming ontstaat die
afb.4
Gietijzeren
gedenkteken
op het graf
van Jan
Blanken op
de Algemene
begraafplaats
te Vianen.
448
-ocr page 447-
Rijkswaterstaat.
Jan Blanken zou zich later, zonder gêne, nog
meermalen zelf 'promoten' zonder zich ook maar
iets aan te trekken van meerderen en collega's.
Het dok wordt tijdens de regering van Koning
Willem I in de jaren 1823 en 1824 toch weer on-
der leiding van Blanken afgebouwd in een tijd
dat hij zijn handen al vol had aan het tot stand
brengen van het Noordhollands Kanaal.
A.F. Goudriaan (1768-1829), zie hoofdstuk i,
noot 12.
Een waaiersluis uitgerust met één of meerdere
waaierdeuren, die zelfs tegen de stroom van het
water of tegen de waterdruk in geopend kunnen
worden, (zie vorig artikel)
creëren in relatie tot dat kleine sluisje dat
tweehonderd jaar lang zo'n dominante po-
sitie bij IJsselstein heeft ingenomen.
IJsselstein had per slot de primeur in
Nederland, misschien wel in de wereld,
van een waterbouwkundige proef op ware
grootte in een bestaande sluis, die na het
slagen van de proef weer werd terugge-
bracht in de oorspronkelijke staat. Een
kostbaar maar voor de militaire verdedi-
ging van ons land, blijkbaar noodzakelijk
experiment, dat in onze tijd minstens 334
miljoen gulden zou hebben gekost.
«Ai
Jan Blanken
in het
uniform van
inspecteur -
generaal van
Noten
Overzichtstentoonstelling Jan Blanken inspec-
teur-generaal van de Waterstaat 1755-1838, 14 fe-
bruari t/m 3 maart 1987 in het Rijksmuseum te
Amsterdam.
De Physique Existentie dezes Lands, 10 essays; een
rijk geïllustreerde catalogus; Blankens biblio-
theek en lijst van zijn publicaties, (Beesterzwaag
1987).
W.F.J. den Uyl, De Lopikerwaard II, (Utrecht
1963), blz. 35/40.
Vader Jan Teunis (1735-1808) was timmer-
man/molenbouwer en in dienst van het hoog-
heemraadschap de Krimpenerwaard ter controle
van sluizen en duikers. Samen met Heijmen
van Zijl diende hij in 1772 voor de drossaard en
regenten van de Baronie van IJsselstein een plan
in voor een verbeterde afwatering van de
Lopiker-en Krimpenerwaard. In verband met te
hoge kosten is het plan niet uitgevoerd.
Ook heeft hij samen met Van Zijl metingen ver-
richt en gegevens verstrekt voor de Generaale
Land-Kaarte van de Loopiker-waard van D.W.C.
Hattinga uit 1771, (uitg. Canaletto, Alphen aan
den Rijn 1993).
Pas na de Bataafse omwenteling in 1795
kwam een directe waterstaatszorg tot
stand voor de zogenaamde nationale
waterstaatswerken, de zeegaten en
grote rivieren. Voordien vvaren het
beheer en de wijze van onder-
houd zaken van de provin-
cies. Zo kwam er een
ambtelijke dienst
die later uit-
groeide tot
Waterstaat.
J.A.Daiwaille,
ca 182j.
Rijksmuseum
Amsterdam.
inv.nr.A
3S45
-ocr page 448-
'y6s<;f 3
J.H. van Swinden (1746-1823) was de toonaange-
vende wis -en natuurkundige in ons land. Hij
was betrokken bij het vaststellen van de meter in
Parijs en de invoering van het metrieke stelsel in
ons land. Samen met de toenmalige directeur
Fortificatiën C.R.T. Krayenhoff heeft hij in 1798
door middel van driehoeksmetingen Nederland
in kaart gebracht. Hij had grote bewondering
voor de praktische waterbouwkundige Blanken
en steunde hem in conflicten met Goudriaan.
l.J.A. Gogel (1765-1821) patriot, gaat in 1794 naar
Pichegru om de omwenteling voor te bereiden.
In 1798-1801 en van 1805-1809 Agent (minister)
van Financiën. Hij voert directe belastingen in en
zo weinig mogelijk indirecte belastingen, een re-
gehng die tot 1892 de fiscale wetgeving bepaalde.
Teleurgesteld over de gang van zaken publiceert
Blanken als zelfverdediging een gedicteerde bio-
grafie, geschreven door Mr. G. van Lennep,
waarin zijn verdiensten worden benadrukt.
De vlotbrug is ook een vinding van Blanken.
Deze bestaat uit twee kleppen aan beide oevers
en twee uitschuifbare delen in het midden. Bij
het openen van de brug worden de twee kleppen
omhoog gehaald en de uitschuifbare delen on-
der de kleppen geschoven.
In 1826 voert Goudriaan zijn bekroonde plan uit
tegen het dichtslibben van de haven van
Amsterdam. Hiertoe moet het IJ worden afge-
damd en een kanaal van Schellingwoude naar
Marken worden gegraven. In 1829 worden ech-
ter de geldverslindende werken gestaakt en
Goudriaan sterft datzelfde jaar als een teleurge-
steld man. De sporen van het onvoltooide kanaal
zijn nog altijd zichtbaar. Uiteindelijk voert men
een plan van Blanken uit dat bestaat uit een af-
damming van het IJ met sluizen en de vervan-
ging van de palenrijen door vaste dokkaden
(Wester- en Oosterdok).
Het Zederikkanaal is vervangen door het bredere
Merwedekanaal. Het oude sluizencomplex van
Blanken bij Vianen is vergroot. Hier in de buurt is
nu de Blankenweg.
De buitenplaats 'Vijverlust' werd in 1884 voor af-
braak verkocht. Tot dusver zijn er helaas geen af-
beeldingen van gevonden.
Zogenaamde molens volgens Blankens 'vereen-
voudigd stelsel',
waarbij het met een andere over-
brengingstechniek mogelijk werd om met meer-
dere schepraderen het water hoger op tevoeren.
In modellen beproefd bleek het echter in de
praktijk niet goed te werken door de enorme
krachten die hierbij werden uitgeoefend.
14
15
16
13
i®,
Stichting
Historische Kring
IJsselstein
Redaktie:
B. Rietveld, Meerenburgerhom 10,
3401 CD IJsselstein.
Donateurs ontvangen het periodiek (4 uitga-
ven per jaar) en worden op de hoogte gehou-
den van de activiteiten. Nieuwe donateurs
kunnen zich aanmelden bij de penning-
meester waar tevens mutaties kunnen wor-
den doorgegeven. Voor inwoners van IJssel-
stein is de bijdrage minimaal f20,- (voor be-
drijven f30,-) per jaar. Voor hen die buiten
IJsselstein wonen is de bijdrage f28,50 resp.
f38,50. Losse nummers, voor zover voorra-
dig, zijn a f7,50 verkrijgbaar via het secreta-
riaat. Voor dubbelnummers is de prijs f 10,-.
Druk: Abels bv, Utrecht
ISSN: I384-704X
Dagelijks bestuur:
Voorzitter: L. Murk, tel: (030) 688 16 27
Secretanaat: C.J.H, van Dijk-Westerliout,
Omloop West 42,
3402 XP IJsselstein,
tel: (030) 688 36 99
Penningmeester: W. J. van Vliet,
J.W. Frisolaan 7,
3401 AX IJsselstein,
tel: (030) 688 16 60.
Bank:                Postbank, nr.: 4074718
450