-ocr page 1-
'.........genaamd
Merenborgerhorn'
Meerenburgerhorn:
een middeleeuwse puzzel.
door drs. A.M. Fafianie
INLEIDING
Bij de invulling van het Plan Kasteel, aan de noordwestkant van de oude
IJsselsteinse binnenstad, moesten namen aan een tiental straten worden
gegeven. De nieuwe wijk zou Kasteelkwartier gaan heten (bouw 1956-1963).
Op advies van de historisch geïnteresseerde M.H.H. Doesburg, destijds wet-
houder, kreeg een van deze straten de merkwaardige naam Meeren-
burgerhorn. Helaas is het motief tot naamgeving niet precies bekende
De naam valt op in vergelijking met andere straten in deze wijk: dat zijn
merendeels namen van personen die direct of indirect met de IJsselsteinse
geschiedenis te maken hebben gehad (Maria Louise, Herman de Man,
Pasqualini enz.). De verbindingsweg door de wijk kreeg de naam Vicarielaan,
naar de vicarie (altaargoed beheerd door een vicaris of kapelaan) van de kapel
van Eiteren. Deze kapel lag vroeger ten noorden van de nieuwe wijk.
De Meerenburgerhorn is heden een tweehonderd meter lange straat met aan
de zuidzijde, tegen de stadsgracht aan, aardige huizen en tuinen. Het vormt
de verbinding tussen Kasteellaan en Achtersloot en loopt parallel aan de
noordelijker gelegen Touwlaan.
Afgezien van een boerderij was hier vóór 1956 geen bebouwing. De Meeren-
burgerhorn is ook niet over een bestaande weg gepland. Waar komt dan dit
toponiem vandaan ?
De naam
De verklaring van de naam levert geen probleem op. Meerenburgerhorn=de
horn (hoek) van de Meerenburg. 'Burg' of 'borch' mag in een laat-middel-
eeuwse context met versterkt huis, versterkte boerenplaats c.q. kasteel wor-
den gelijkgesteld. Het woord 'horn' werd in IJsselstein meer gebruikt. In het
-ocr page 2-
mnX '........genaamd Merenborgerhorn'
archief van de Nassause Domeinraad (Drossaers II, reg. nr. 1266) bevindt
zich een schepenakte uit 1485 waarin sprake is van een huis, gelegen op de
Horn en de zuidzijde van de Achterstraat, oostwaarts begrensd door de
Kerkstraat. Het lijdt geen twijfel dat hier straathoek of 'einde' wordt bedoeld.
Er is geen relatie met het toponiem Meerlo, dat al in de Middeleeuwen voor-
komt: Meerlo was gelegen ten noorden van de Eiterse steeg en houdt verband
met het toponiem (Aan) De Meern, een afleiding van het riviertje 'Marre'.
Zoeken naar de Meerenburgerhorn moet dan een kasteelachtig gebouw
ergens in een hoek van IJsselstein opleveren^.
ZOEKEN IN DE ARCHIEVEN
De oudste, complete vermelding van de naam is gevonden in het archief van
het Stadsgerecht IJsselstein. Hierin bevinden zich de zogeheten transportre-
gisters, registers waarin de overdracht van onroerend goed voor het gerecht
(wij zouden nu zeggen: de gemeente) werd opgetekend.
Op 23 mei 1643 verschenen voor het gerecht Jan Marcus, als man en voogd
van Beligje Harmansdochter, bij wie hij kinderen had, voor zichzelf en Jan
Gerritsz., wonende in Maarssen, als grootvader en bloedvoogd van Elisabeth
Jansdr., voor de wederhelft, erfgenamen van Harbertken Aertsdr. Deze ver-
kochten voor 350 gulden het volgende onroerend goed:
De boomgaard met hepotingen en getimmer daarop staande, staande en
gelegen buiten de Benschopperpoort, genaamd MERENBORGERHORN.
Ten zuiden daarvan ligt de stadsgracht, ten westen de Lagehiezendijk, ten
noorden de Oudelandse overtocht
(doorgehaald: wetering) en ten oosten
deHojkamp.
Voorwaarde bij de verkoop was dat de kopers de Achterslootse wetering niet
mochten verkleinen en dat de opstal op de boomgaard zal blijven om de daar-
op uitdragen wetering te laijken (= ladiken, de sloot uitbaggeren en de bagger
op de kant deponeren). De Oudelandse overtocht zal een overbrugde tocht-
sloot zijn geweest die de Achterslootse wetering naar de stadsgracht afvoerde.
Hieruit blijkt dat het perceel voor 1643 eigendom was van ene Harbertken
Aertsdr., wellicht een weduwe, en dat jaar door haar erfgenamen is verkocht.
Vanaf dat moment is de perceelsgeschiedenis goed te volgen. In 1691 blijkt
er een (boeren)huis met hooiberg op te staan, wellicht gebouwd door eige-
naar Jan Cornelisz. van Eijteren. In 1720 is er een schuur toegevoegd, tien
jaar later een extra hooiberg. In 1735 is er sprake van meerdere schuren. In
1794 is de situatie ongewijzigd. Al deze jaren waren de eigenaars van de
schouwplicht van de Achterslootse dijk, grenzend aan dit perceel, ontslagen.
In 1832 is de eigenaar turfschipper Jan van Schaijk. Het perceel bestaat dan
uit een tuintje, grenzend aan de Achterslootse dijk, een boomgaard met sloot
en een huisje. Het huis staat op dezelfde plaats als de zeventiende eeuwse
boerderij. Een huis of schuur aan de stadsgracht is inmiddels afgebroken (zie
-ocr page 3-
9-1 , Oudelandse tochtsloot
1.
Situatie kadas-
ter 1832:
Meerburgerhorn,
van Arie van
Schaijk, turfschip-
per.Met stukje
land (tuin) van
0,1010 ha.
NB: nr 296 reeds
als boomgaard
in 1736, niet in
1632. Steenhuis
wellicht al in
15e/16e eeuw
verdwenen
(1482?).
Hofl<amp
de situatieschets i). Het witgepleisterde pand dat er nu staat is van latere
datum en wordt gekenmerkt als een langhuisboerderij.
Moeilijker is het om de geschiedenis voor 1643 te traceren. Ter plekke was
geen bebouwing. Deze situatie was een eeuw eerder tenminste dezelfde, rond
1562, toen Jacob van Deventer hier zijn metingen deed voor zijn stadsplatte-
grond. De nauwkeurige landmeter maakte hier echter een kleine fout: de
Achtersloot loopt met een kleine bocht om de stadsgracht heen, terwijl deze
recht is getekend. Dit heeft te maken met de bouw van IJsselstein. De
Achterslootste dijk werd ter hoogte van de latere stad in de stadswal opgeno-
men en de gracht werd daarbuiten gegraven. Het tracé van de dijk werd om
de gracht geleid, wat de bocht verklaart.
In het midden van de zestiende eeuw stond hier dus zeker geen kasteel. Toch
stond de plek nog geen eeuw later al bekend als de Meerenburgerhorn. Zou
hier in de middeleeuwen dan een kasteel hebben gestaan ?
Situatie 1728.
HET LEENREGISTER BIEDT UITKOMST
Een kasteelachtig gebouw in de middeleeuwen kon zeker niet gebouwd wor-
den zonder medeweten van de baron van IJsselstein. Niet alleen was hij heer
van de plaats, maar bezat hij ook land, huizen en rechten die hij in leen kon
uitgeven. Van oorsprong dateerde het leenstelsel uit het begin van de middel-
-ocr page 4-
iè.........
. genaamd Merenborgerhorn'
2.
Huidige situatie
aan de
Meerenburger-
horn met de laat
19 de eeuwse
langhuis-
boerderij.
eeuwen. Een heer kon een stuk land of een recht aan een trouwe vazal in
leen uitgeven, die de laatste dan plechtig aan zijn leenheer opdroeg. De
magie van het leenstelsel klonk nog eeuwenlang door. Ook de baron van
IJsselstein trad op als leenheer en verwachtte van zijn 'mannen van leen' een
eed van trouw. Gewoonlijk werden op belangrijke lenen kastelen gesticht,
omdat de relatie leenheer-vazal in principe op militaire bijstand berustte. Zo
is ook het kasteel van IJsselstein te verklaren: de stichter was een heer van
Amstel, leenman van de bisschop van Utrecht én van de graaf van Holland.
Na de bouw moest het kasteel voor de leenheer, in dit geval de bisschop van
Utrecht, in geval van oorlog als een 'open huis' beschikbaar zijn. De
IJsselsteinse lenen waren echter maar klein. Een ander kasteel binnen de
baronie, en nog wel een op boogschotafstand van die van de baron, is dan
ook niet waarschijnlijk.
Alle lenen van het leenhof werden nauwkeurig bijgehouden in een leenregis-
ter. Wanneer een baron stierf, werden de lenen opnieuw 'verheven', dat wil
zeggen aan de nieuwe baron opgedragen. Wanneer een leenman stierf, ging
het leen over op een verwant, die de leenhulde moest doen. Een leen kon
erfelijk zijn, maar de heer kon deze band altijd verbreken. Ook had hij het
recht om het leen uit de leenband te ontzeggen, zodat het vrij, verhandelbaar
goed werd ('allodium'). In de loop der tijd werden de lenen steeds verder
opgesplitst en apart beleend aan familie van de oorspronkelijke leenman.
Alle juridische handelingen vonden plaats voor het leengerecht, bij aanwezig-
heid van leenmannen en met de drost als voorzitter. Rond 1400 raakte het
leenregister zoek. Van 1409-1411 werd daarom een nieuw register aangelegd
en moesten alle lenen opnieuw verheven worden voor de nieuwe baron. Jan
II van Egmond. De leenmannen (of hun vertegenwoordigers) moesten naar
IJsselstein komen om daar voor de heer opnieuw de eed van trouw af te leg-
gen. De lijst van vazallen uit die tijd is bewaard gebleven en laat iets interes-
sants zien.
•4»-
'"'^'
-ocr page 5-
Na een afschrift van een leenakte voor ene Albrecht heer Albrechtszn. van
Egmond met de Rijpickerwaard in 1401 volgt een merkwaardige, aparte bele-
ning aan dezelfde persoon:
"Item Aelbrecht voirseit noch twee campe lants die geheten sijn Postkijns
camp entie Meregout
[=Mere-goed? TF.], gelegen op Merenborgerwetering,
ende enen dunencamp
[sic, maar eerder: duvencamp, TF.] die hout twe
mergen, leggende an Rodenborger wateringhe, ende enen uterdijck aen
Merenborgersluze, also als die voirscreven lant gehouden is, te houdene tot
enen erfleen. Dese voirs. goede sijn Aelbrecht voirs. verlijt, heren Aelbrechtsz.
van Egmond, 's dages na Agnietis, behoudens minen here ende ygelic sijns
rechts. Anno [i4Jii- Manne
[van leen, T¥.]:jonchere Willem, Dirck
Lambrechtsz, ende Gijsbert van Muden."
[Bron: HUA, Baronie IJsselstein nr. i: Lijst van vazallen van de hofstede van
IJsselstein en Stoutenburg en van Gijsbrecht van IJsselstein, begonnen in
1409.]
J.C. Kort, die deze beleningen heeft gepubliceerd, kon dit leen niet plaatsen.
Wel vermeldt hij een nog vroegere leenakte: eind veertiende eeuw was heer
Albert van Egmond van Merenstein heer Jansz. met dit zelfde goed beleend
(Kort nr. 254). Door dr. A.W.E. Dek in zijn genealogie van de heren en gra-
ven van Egmond (p. 78) was opgemerkt dat de vader van deze Egmond, heer
Jan van Egmond 'Uterwijk', de Duvencamp in 1378 aan de rentmeester van
Kennemerland had verkocht.
Het is duidelijk dat de bovenstaande omschrijving niet op een IJsselsteinse
ligging duidt. Na enig speurwerk is de oplossing gevonden.
Een toponiem Me(e)renburg buiten IJsselstein is wel bekend. Een adellijk
huis van die naam lag ten zuidoosten van Leiden en ten noorden van
Zoeterwoude, aan de Meerenburgerwetering, die uidoopt in de Oude Rijn.
Dit huis werd begin zestiende eeuw met 60 morgen land van de Hollandse
grafelijkheid in leen gehouden door Dirk Jansz. van Meerburg. Het werd ver-
woest in 1572/73, maar in de buurt als landhuis weer opgebouwd. Op oude
kaarten wordt bovenstaande situatie duidelijk (zie afb. 3). Parallel aan de
Merenburgwetering loopt de Roomburgerwetering. Even terzijde van deze
wetering stond het huis Rodenburg, in het Roomburgerland, grenzend aan
het bekende terrein waar archeologen een Romeins castellum hebben terug-
gevonden. Er is dus verwarring opgetreden tussen Roomburg-Rodenburg,
zodat de wetering ook Rodenburg werd genoemd.
Er moet dan een verband zijn tussen dit Leidse goed, de baron van IJsselstein
en de heren van Egmond van Merenstein. De sleutel tot het raadsel ligt voor
een deel besloten in de IJsselsteine leenregisters .
Een van de lenen van de hofstede IJsselstein was volgens het verkorte
opschrift van Kort "het huis te Merenburg in IJsselstein ten westen van de
stadsmuur en een bouwhuis (boerenschuur, stal) met hofstede aldaar. Ten
-ocr page 6-
■"1.1 '........genaamd Merenborgerhorn'
3.
Ligging van
Meerenburg in
Rijnland
oosten begrensd door de leenheer met zijn boeverij (in 1469: boven naastge-
land), ten westen door Jan van den Damme (1469: beneden naastgeland: een
gemene straat bij de hofstede Merenburg)."
De belening van 1410 in de oorspronkelijke taal laat zien dat er toen al enige
tijd een huis Merenborg bestond. Hoofdje: Danel [=Daniël] van Cralingen. In
de marge:
Merenborch ende een bouhuys binnen Ysellsteyn.
"Wijohan here van Egmond ende van Yselsteyn doen cont allen luden dat
voir onse ende onse mannen gecomen is Steven van der Zevender, onse neve,
ende heeft ons mit sinen vryen wille opgedragen ende quijt gescouden, alse
onse mannen wijsden dat recht was, die leenweer van den huse te
Merenborch, als't begrepen is opten westhoec van depoirtmuere t'Yselsteyn,
ende die leenwere van enen bouhuze mitter hofstede alsoe 't gelegen is bin-
nen onser stede t'Yselsteyn, dair wij selve an die oestzide mit onsen boevery-
en
[=bouwerij: boerderij of koestal] naest gelant sijn, ende aen die westzi-
dejan van den Damme, welke husinge ende hofstede voirscr. wij om sijnre
bede wille verlijt hebben ende verlenen Danel van Cralingen, onsen zwager,
ende sinen nacomelingen, te houden van ons ende onsen nacomelingen
heren tot Yselsteyn tot suleke lenen als't Steven voirs. te houdeneplach, dat's
\%
•■f?
'M
j^'
-ocr page 7-
te weten Merenborch als't gelegen is ten rechten leen, nyet te versterven also
lange als enige wittelike boerte levet van Danels live voirs. gecomen. Ende
dat bouhuis mit sine toebehoren tot ene onversterfeliken lene. Hier over
waren onse mannen alse here Gerijt van Egmond, onse oem, Gijsbrecht
Heijnricksz. van Yselsteyn, onse neve, ende anders vuele onser manne ende
goeder lude. In orconde etc. Gegeven anno 1400 ende 10 's manendages na
translatio Martini."
De ligging van de Merenburg wordt nu duidelijk: tegen de westhoek van de
stadsmuur (en niet, zoals Kort vermeldt, ten westen van de stadsmuur, dus
buiten de stad).
Uit 1477 bezitten we nog een melding van Merenburg,
die de bovenstaande ligging ondersteunt (AND II inv.nr.
215, reg. nr. 1166: 1477 maart 4): schout en schepenen
van IJsselstein oorkonden dat Fye, weduwe van Jan
Coenraet, een huis aldaar, gelegen aan de Vest tussen de
Benschopperpoort en Merenborch, aan Lourens
Heinricxz. heeft overgedragen. Met 'vest' wordt de stads-
wal met muur bedoeld.
Bij het leen hoorde een aparte, gelijknamige boerderij
met een perceeltje grond binnen de stad, grenzend aan
de ene kant aan een boerderij of stal van de baron, aan de
andere kant aan (een huis van) Jan van Damme. Uit
4 en 5.
Kaart van Jacob
van Deventer uit
1570 met
detail (rechts),
in het detail aan-
gegeven de loca- |
tie van de
iVleerenburg en
die van de"Horn".j
Tekening in oostin- '
dische inkt.
Origineel: collectie |
Het Utrechts             '
Archief.
' t
DE HORN
« 4 ,
-ocr page 8-
&:......
,. genaamd Merenborgerhorn'
andere bronnen weten we dat de
baron in IJsselstein percelen bezat
tussen Schapenstraat (in die tijd
Haverstraatje genoemd) en
Kloosterstraat (toen Twijstraat) en
tussen Kloosterstraat en Hofstraat
(Burchstraat). Zo was het grote per-
ceel waar omstreeks 1495 het kloos-
ter Mariënberg verrees voor die tijd
eigendom van de baron. De bij het
leengoed behorende boerderij zal
dan hier gezocht moeten worden,
met een voorkeur voor de
Schapenstraat oostzijde. Het lag dan
in de nabijheid van Merenburg.
Er is geen afbeelding van de
Merenburg bekend. Op de schets-
matige kaart van Van Deventer uit
ca. 1562 is ter plaatse een open plek
te zien, tussen twee muurtorens,
met misschien een oud pad dat er
naar toe leidt (zie de afbeelding).
Een stenen huis ter plekke zal apart
hebben gestaan. In latere tijd hoorde
het perceel tot de grote brouwerij De
Klok. In 1887 werd hier de R.K. Sint
Nicolaaskerk gebouwd.
Of we hier met een stadskasteel in
6. de trant van het Utrechtse Oudaen of Hazenberg te maken hebben gehad, is
De Meeren- niet duidelijk. Merenburg lag niet aan de Plaats, het hart van de stad, noch
burgerhorn aan de Benschopper- of Achterstraat, de hoofdader van IJsselstein. Eerder
in 2000, gezien was er sprake van een apart staand stenen huis aan de periferie.
vanaf de
Basiliek.                               Het gebied van de vroegere Meerenburgerhorn is met enige fanta-
Het oude gebied                               sie anno 2000 nog terug te zien aan de bebouw/ingstructuur hoek
van de 'Hom'                               Achtersloot/Meerenburgerhorn. De 'taartpunt Meerenburgerhorn'
uit de l<aart van                               bestond uit de grondoppervlakte van de huidige langhuisboerderij,
1832 is versterkt                               Achtersloot 8 en 10 met het oorspronkelijke bijgebouw, de wonin-
weergegeven.                               gen Achtersloot 4 en 6.
De scheisloot uit de tekening van 1832 is nog aanwezig, hoewel
niet zichtbaar. De sloot is nu een ondergronds uit-inwateringska-
naal waardoor de waterhuishouding in het Kasteelkwartier wordt
geregeld. De ondergrondse watergang vormt tevens de begrenzing
met de tuinen van het woonblok aan de Meerenburgerhorn. Bij de
loopbrug naar de Basiliek is de waterinlaat goed te zien
.5-
tJf
-ocr page 9-
7 en 8.
Blik richting
iVleerenburger-
horn vanaf de
rontonde bij de
Lage Biezen.
Op de achter-
grond de
Nicolaasbasliek.
De inzet is de
waterinlaat bij
de loopbrug
over de gracht
naar de kerk.
IJSSELSTEIN EN EGMOND-MERENSTEIN.
Hiervoor was al sprake van een relatie tussen het geslacht van Egmond en
een huis Merenburg bij Zoeterwoude. Hoe kunnen we dit in verband bren-
gen met het IJsselsteinse Merenburg ?
Nadat in de jaren 1320 duidelijk was geworden dat het huwelijk van Arnoud,
heer van IJsselstein, met Maria van Henegouwen zonder zonen zou blijven,
moest een geschikte partij voor erfdochter Guyotte worden gevonden. Heer
Arnoud had geprobeerd een eigen dynastie te stichten voor zijn stad
IJsselstein, dat in deze jaren uitgroeide tot de hoofdplaats van een baronie.
Toen Guyotte de huwbare leeftijd bereikte was deze persoon gevonden. Jan
van Egmond was in 1330 wees en erfgenaam van zijn vader Wouter II van
Egmond. Zijn jongere broer Gerrit zou later een voorman van de
Kabeljauwse beweging worden, die trouw de Hollandse graaf diende. Het
geslacht van Egmond was rijk en machtig en had een grootse toekomst voor
zich.Na zijn huwelijk mocht Jan zich in naam heer van IJsselstein noemen;
toen schoonvader Arnoud in 1364 overleed was Jan de enige heer. Tot 1551
zouden de heren en vrouwen van Egmond uit dit geslacht tevens heren en
vrouwen van IJsselstein blijven. Politieke invloed en een hoog kindertal zorg-
den voor een uitgebreid netwerk van relaties. Jan werd een belangrijk man en
-ocr page 10-
ÈhA '........genaamd Merenborgerhorn'
Relatie tussen IJsselstein en Egmond
Gijsbrecht van IJsselstein
X
Beerte van Heukelonn
I
Arnold van IJsselstein
X
Maria van Henegouwen
Guyotte van IJsselstein
X
Jan van Egmond,
zoon van Wouter II van
Egmond en Beatrijs van
Doortoge
Otto van IJsselstein
X
Machteld van Mijnden
Gijsbrecht Ottenzn. van
IJsselstein en Ruwiel
Baerte Ottendr. van IJsselstein
X
Jan van Egmond 'Uter Wijk",
zoon van Albrecht Florisz.
van Egmond en Elisabeth
van der Woude
Relatie tussen
IJsselstein en
Egmond
had, evenals zijn broer. Kabeljauwse sympathieën. Een verwant van hem, een
naam- en generatiegenoot Jan van Egmond (ca. 1315-ca. 1381), trouwde omst-
reeks 1340 met de Zuidhollandse edelvrouwe Genephi van Rodenburg. Na
haar dood hertrouwde hij omstreeks 1355-1360 met Baerte Ottensdr. van
IJsselstein. Deze Baerte was een dochter van Otto van IJsselstein, de zoon
van heer Gijsbrecht van IJsselstein. Zij droeg de naam van haar oma van
vaderskant (zie genealogisch schema 9).
Over Jan's eerste vrouw is weinig bekend. Zij moet zijn opgevoed op het kas-
teel van haar ouders. Rodenburg, en zal bij haar huwelijk enkele goederen
hebben ingebracht, zoals de eerder genoemde stukjes land in de buurt van
het kasteel. Jan van Egmond stond bekend als 'Uter Wijk' omdat hij in
Beverwijk woonde (dat toen Wijk werd genoemd). Sinds de dertiende eeuw
bezaten zijn voorouders een kasteel op de plek Hofland aldaar, waar in 1350
voor het eerst sprake is van een naburig kasteel Merenstein. Vanaf dat
moment droeg Jan de naam 'van Egmond van Merenstein'. De naam is
afkomstig van de nabije Wijkermeer, de westelijke tak van de brede IJ-zee-
boezem, waar Holland op zijn smalst was. Het achtervoegsel -stein was een
modieus woord voor stenen huis, overgewaaid uit het Duitse Rijnland.
Misschien dat hij het kasteel heeft gebouwd, of een bestaande woning heeft
vergroot, en als residentie heeft gekozen. Omdat er vlakbij Rodenburg een
kasteel Merenburg verrees, is aannemelijk dat Jan van Egmond ook hier een
hand in de bouw heeft gehad. De naam is een samenstrekking van
Merenstein en Rodenburg, waarmee het huwelijk tussen de geslachten werd
bezegeld. Het is niet waarschijnlijk dat het echtpaar er ook heeft gewoond,
eerder was het een pied a terre.
Belangrijk is dat Jan via zijn huwelijk met Baerte in beheer kwam van de
Rijpickerwaard. Dat goed was erfgoed van zijn schoonvader Otto en werd in
1354 aan diens erfdochter nagelaten. In deze tijd bestond de Rijpickerwaard
10
-ocr page 11-
10.
Huis te
"Meerenstein"
tussen Beverwijk
en Heemskerk.
Situatie van
1789.
B B W ^ K JE R
11.
Woontoren van
"Meerestein" bij
Beverwijk,
(gravure naar R.
Roghman, 1640)
11
-ocr page 12-
■•LI '........genaamd Merenborgerhorn'
De heren van Egmond-Merenstein
Jan van Egmond 'Uter Wijk'-van Merenstein
X
(1) Genephi van Rodenburg
(2) Baerte Ottendr. van IJsselstein
Ex 2: Albrecht (1)) Jansz. van Merenstein
X
Agnes van Beesde
Albrecht (2) Albrechtsz. van Merenstein
X
Stevina van der Boeckhorst
_____________________________________\____________________________________
Jacob van Egmond van Merenstein
Albrecht (3) Albrechtsz, van Merenstein
X
Henrica Engelbrechtsdr. van Spangen
Albrecht (4) Albrechtsz. van Merenstein
X
Anna Herpertsdr. van Foreest
Jan van Egmond
van Merenstein
X
Amalia van Grombach
Anthonius van Egmond
van Merenstein
X
Margaretha Buno
Albrecht (5) Jansz. van
Merenstein
X
Sara van Brederode
Frederik
X
Hectorine van
Hoexvier
Anna
12.
Geslacht van
Egmond-
Merenstein.
Jan van Egmond van Merenstein
Lucretia
uit een fiks stuk land bij de Geinbrug. De Rijpickerwaard zou tot het eind van
de zestiende eeuw in Jan's familie blijven (zie genealogisch schema afb 12).
Indien wij in Jan van Egmond een kastelenbouwer mogen zien, dan zou hij
ook de bouwer van het IJsselsteinse Merenburg geweest kunnen zijn. Zijn
naamgenoot, de heer van IJsselstein, was in 1369 overleden en werd tot 1375
door zijn vrouw overleefd. In deze tijd was Jan van Merenstein al binnen de
IJsselsteinse familie ingetrouwd. Wellicht dat hij met Baerte op het
Noordhollandse Merenstein bleef wonen, maar zijn contacten in IJsselstein
12
-ocr page 13-
noodzaakten tot een pied a terre op dezelfde manier als in Zoeterwoude.
Omdat de naam 'Merenstein' al bestond en hetzelfde achtervoegsel als
IJsselstein had, koos hij voor 'Merenburg', een synoniem voor 'stein' en een
eerbetoon aan zijn overleden vrouw. Merkwaardig is dan wel, waarom hij zijn
stenen huis dan niet op de plek van de Rijpickerwaard bouwde, waar hij
immers gegoed was. Op deze kwestie kom ik later terug.
Jan van Merenburg kreeg twee zonen, Albrecht en Gijsbrecht. De naam van
de laatste duidt op een groot gevoel van verwantschap met het geslacht van
Gijsbrecht van IJsselstein, uit het Amstelse Huis. Albrecht werd genoemd
naar Jan's eigen vader en erfde in 1397 het goed van zijn overleden oom
Gijsbrecht Ottenzn. van IJsselstein. De Rijpickerwaard was na de dood van
zijn ouders teruggevallen aan de heer van IJsselstein, die Albrecht pas in 1401
ermee beleende.
In de loop van de vijftiende en zestiende eeuw volgen de Albrechten elkaar
op. Dankzij de bestendiging van het Egmondse Huis in IJsselstein konden
deze verwanten zich een speciale positie in IJsselstein verwerven.
Albrecht (3) was van 1475 tot 1490 en van 1497 tot 1506 drost; van 1463 tot 1467
en van 1475 tot 1488 wordt hij ook schout genoemd. Tussen 1469 en 1475 was
zijn broer Jacob schout. Albrecht (4) werd in 1515 kortstondig (vice-)drost
genoemd; zijn vrouw Anna van Foreest werd in 1540 in de Nicolaaskerk begraven.
Dat de positie van Albrecht (3) op vertrouwen gestoeld was, bhjkt uit het volgen-
de: op 22 februari 1468 machtigde de baron, Willem van Egmond van IJsselstein,
Albrecht om de heerlijkheid van IJsselstein bij de hertog van Bourgondië op te
dragen, zodat deze er Willem's zoon Frederik mee zou belenen.
LEENMANNEN EN LOTGEVALLEN VAN DE MERENBURG
Nadat Albrecht (i) in 1401 de Rijpickerwaard in leen had ontvangen wordt het
geslacht Van Merenstein niet meer in verband met de Merenburg gebracht.
De reden hiervoor is onbekend, maar Albrecht (i en 2) lijken in hun tijd in
beslag te zijn genomen door gebeurtenissen in het Noorderkwartier. De
Merenburg moet in het laatst van de veertiende eeuw aan de baron van
IJsselstein als leenheer zijn opgedragen, die immers de grond zelf in eigen-
dom had en aan wie zonder twijfel een bepaald bedrag moest worden betaald
(tijns). Hetzelfde was met het goed in de buurt van Zoeterwoude gebeurd,
>!,#.
           maar dit werd als leen door dezelfde Merenburgs terug ontvangen.
Over de Merenburg staan slechts drie vermeldingen in het leenregister.
Beleningen:
(i) ca. 1403 Steven van der Zevender, neef van Arnoud van Egmond van
»               IJsselstein.
(2) 1410 Daniel van Kralingen, zwager van Jan II van Egmond van IJsselstein,
bij overdracht door Steven van der Zevender.
(3) 1469 Hendrik Voet Gerardsz., beleend zoals Daniel van Kralingen, na verzuim
door Willem van Kralingen, diens zoon, met lijftocht van Heil, zijn vrouw.
13
-ocr page 14-
Mc
•"LI '........genaamd Merenborgerhorn'
Hieruit blijkt dat beide geslachten, Van der Zevender en van Kralingen, ver-
want waren aan de heren van Egmond-Van IJsselstein en dat zij aanzien had-
den. Wel moet opgemerkt worden dat het woord 'neef in deze tijd een alge-
mene term voor een (verre) verwant kan betekenen.
De belening van Steven van der Zevender kan niet nader worden gedateerd.
Kort heeft het jaar 1403 genoemd omdat Steven dan in een bron als getuige
wordt vermeld. Misschien dat het zoekraken van het leenregister hier ver-
band mee houdt.
Wat weten wij van dit geslacht ? Is er inderdaad een familieband met Van
Egmond aantoonbaar ?
Wellicht is het geslacht afkomstig uit de streek rond het veenriviertje de
Zevender bij Schoonhoven, waar later een eigen gerechtje lag.
Volgens het kastelenboek van Utrecht was het kasteel Zevender gelijk aan
huis Te Vliet bij Lopikerkapel, maar waarschijnlijker is dat we dit moeten
zoeken op een twee hectare kleine plek tussen de Lopikse Vaart en de Voor-
Zevender, waar in de achttiende eeuw herberg 't Eyland lag. Een Gijsbert van
der Zevender is bekend uit het midden van de dertiende eeuw, zijn zoon
Frederik was getrouwd met Lysa van der Lede (vm. 1254; Lede=riviertje bij
Leerdam in het Land van Arkel). Een Simon van der Zevender (Soevendaer)
werd in 1341 vermeld als ridder en baljuw van Schoonhoven en Gouda. Rond
1375 noemt Gijsbrecht van IJsselstein (van den Bossche, een nazaat van
Herbaren van IJsselstein) Frederik van der Zevender zijn neef. Een Jan van
der Zevender wordt vermeld tussen 1403 en 1429. Hij was de zoon van de
dochter van Jan van Almelo met een onbekende Van der Zevender. Deze Jan
van Almelo was aantoonbaar een verwant van de heer van IJsselstein: zijn
grootvader Steven was getrouwd met Elisabeth, de dochter van Arnoud van
Benschop (een broer van Gijsbrecht van IJsselstein). Jan van Almelo wordt
in 1375 vermeld in een leenakte; hij bezat toen in het gerecht van Gerrit van
der Vliete in Polsbroek Noordzijde, een hofstede die Brakenborch werd
genoemd (later: de Nieuwborch), wellicht zijn residentie. Jan van der
Zevenders broer was Steven van der Zevender, wiens gelijknamige zoon
getrouwd was met Machteld Lubbertsdochter van Alendorp (zij wordt nog
vermeld in 1477). Deze eerste Steven wordt in 1410 een neef van Jan II van
Egmond van IJsselstein genoemd en draagt in dat jaar zijn huis Merenborch
in leen op. Beide Stevens waren leenmannen van de heer van IJsselstein;
hun leengoed lag voornamelijk in Polsbroek (nabij hun stamgebied).
Het aloude geslacht van Kralingen moet banden met de heer van IJsselstein
hebben onderhouden, maar helaas zijn deze ondoorzichtig.
Willem (GiUisz.), ridder, leefde van c.1355 tot 1405/06, was van 1374-1390
hoogheemraad van Rijnland, baljuw van Delfland (1398-1403 vermeld), sub-
stituut-baljuw en hoogheemraad van Schieland (vm. 1398-1405). Deze
Willem was vermogend en leende graaf Albrecht van Beieren 6000 pond
voor een expeditie naar Friesland (1396-98), dezelfde expeditie waar Albrecht
(i) van Merenstein aan deelnam ! Hij was de vader van o.a. Daniel
14
-ocr page 15-
■;|                (Willemsz.), die leefde van c.1375 tot 1440, heer van de Uiterbuurt, baljuw
van Delf- en Schieland in 1404 en 1409, baljuw van Medemblik, rentmeester
van Kennemerland en Friesland in 1412. Daniel was eigenaar van het huis
. '\                Crooswijk bij Rotterdam. In 1410 wordt hij zwager genoemd van heer Jan II
van Egmond en IJsselstein. Dit betekent dat hij getrouwd was met een zuster
? '.'                van Jan, of met een zuster van diens vrouw, of een broer was van diens
vrouw. De eerste en laatste mogelijkheden vallen af: Jan van Egmond had
geen zuster, en Daniel was geen van Arkel. Daniel moet derhalve getrouwd
zijn geweest met een zuster van Maria van Arkel, omdat Jan vóór 1410 al met
Maria was getrouwd. De vrouw van Daniel is echter bekend en heette Van
Vleuten (dit moet mijns inziens een verschrijving van Van Vliete zijn). Het
huwelijk vond plaats in 1422, wat een zeer laat tijdstip is. Wellicht betrof dit
zijn tweede huwelijk. Een andere mogelijkheid is dat 'zwager' in een meer
algemene betekenis van aanverwant moet worden opgevat, ook al blijft deze
aanverwantschap schimmig.
•">,               Gillis (Danielsz.) was ridder en heer van Voorschoten en wordt vermeld tus-
■^               sen 1412 en 1440. In 1412 wordt hij zwager van Jan II van Egmond genoemd
%              (evenals Daniel Willemsz.). In dat jaar wordt hij leenman van Jan II van
"*■              Egmond voor 8 1/2 morgen land in Bodegraven, met lijftocht van
%              Clementina (Meine) van Zwieten, vrouwe van Zuidwijck bij Wassenaar
              [Kort, Leenregister Egmond nr. 80]. Gelet op de gelijke naam van zijn klein-
n              dochter (Meyne) zal zij zijn vrouw zijn geweest. Kasteel Swieten (Zwieten)
lag vlakbij de Merenburg in Leiden en was midden vijftiende eeuw de
c              woning van de Leidse schout.
M              Pieter (Danielsz.) wordt in 1398 samen met Willem Gillisz. van Kralingen
vermeld als baljuws van Delfland. Deze Willem oefende deze functie in 1403
samen met Philips van der Spangen uit. Deze laatste werd in 1416 aangesteld
tot kastelein van het door Hollandse troepen bezette IJsselsteinse kasteel.
Overigens trouwde Philips voor 1385 met een dochter van Gijsbrecht van
IJsselstein en is bekend dat Albrecht (3) van Merenstein ook een dochter Van
Spangen huwde. Dit duidt op een belangrijke relatie met het Huis Egmond.
Er is nog een Van Kralingen die een aantoonbare relatie met IJsselstein had.
Willem (Willemsz.) wordt in 1452 vermeld als schout in het gerecht van de
Dom in de Achtersloot, van i453-'54 als schout van IJsselstein en in 1454 ook
als drost. Hij is in 1478 in IJsselstein overleden en in de kerk aldaar begra-
ven. Jan (Willemsz..^) is in 1500 ook overleden in IJsselstein. Hij hgt in het-
zelfde graf als Willem Willemsz., dus zal een zoon zijn geweest (zie genealo-
gisch schema afb. 13).
Het feit dat uit beide Zuidhollandse geslachten leenmannen van de
Merenburg zijn voortgekomen wijst op een zeker belang van dit huis voor de
heer van IJsselstein. In 1469 vond de laatste belening plaats aan een verder
niet te identificeren leenman, Hendrik Voet Gerardsz. Willem van Kralingen
had afgezien van zijn erfrecht op het leen en liet het over aan de particulier
Hendrik Voet. Daarna verdwijnt de Merenburg als IJsselsteins leen uit de
geschiedenis, ofschoon we weten dat het er in 1477 nog stond. Het is verlei-
15
-ocr page 16-
&!■
. genaamd Merenborgerhorn'
Geslacht Van Kralingen
Gillis van Kralingen
X
Badeloge Arendsdr. Van Hodenpijl
Willem Gillisz.
X
Margriete van Zuidwijck, vrouwe van Rodenrijs
Daniel Willemsz., zwager van Jan II van Egmond
X
Lijsbeth van Vliete, vrouwe van Rodenrijs
Willem Danieisz.
X
NN
Gillis Danieisz., zwager van Jan II van
Egmond
X
Meine van Zwieten, vrouwe van
Zuidwijck
I
Margriet Gillisdr, Van Kralingen
X
Gerrit van Heemskerk
I
Meine van Heemskerk
Willem Willemsz.
Schout in IJsselstein
(overleden 1478)
13.
Geslacht Van
Kralingen.
Jan Willemsz.?
(overleden 1500)
delijk te veronderstellen dat het stenen huis, dat nogal moet zijn opgevallen
in de kleine stad, bij de belegering van 1482 verwoest is. Helaas zijn daar
geen aanwijzingen voor. Utrechtse troepen en huurlingen vielen de stad aan
met 'slangen' (primitieve kanonnen) waardoor enkele burgers werden
gedood. Het kasteel van IJsselstein was toen in verdedigbare staat en heeft
nauwelijks schade opgelopen. De kans op schade was groter tijdens het oor-
logje van voorjaar 1511, toen IJsselstein door Utrechtse troepen werd belegerd
en er aanzienlijke schade is opgetreden. In het verslag van de oorlog staat
echter niets over Merenburg vermeld; men concentreerde zich op een bom-
bardement van het kasteel en het in brand steken van de kerk en houten
woonhuizen. Misschien dat de laatste bewoner Hendrik Voet voor te hoge
kosten kwam te staan en het huis ruim voor deze tijd had laten afbreken. De
plek waar het huis had gestaan bleef tot in de zeventiende eeuw onbebouwd,
waarna er bijgebouwen van brouwerij De Klok verrezen. De naam bleef
bewaard in het tegenoverliggende perceel als Meerenburgerhorn. Gezien het
actieve gebruik van het woord 'hom' (bijvoorbeeld bewaard gebleven in de
plaatsnaam Hoorn) in de late middeleeuwen is het aannemelijk dat deze
naam dateert uit de tijd dat het huis er nog stond.
16
-ocr page 17-
ANDERE MERENBURGS
De naam ben ik ook elders tegengekomen in het leenregister van de heren van
IJsselstein: het goed Te Gein bij de Geinbrug was van 1531-1647 leengoed van
een familie van Merenburg/Merenborch. Vermeld zijn Cornelis (1531) gehuwd
met Sophia Salm, mr. Gerard/Gerrit (van Merenborch, vermeld als man van
leen in de IJsselsteinse leenrol 1569-1570, overleden in 1617), Wilhelmina
(1617), Aleid (1630, 1647), mr. Pieter (1630). Een Dirk Jansz. van Meerburg
wordt in de zestiende eeuw genoemd als kasteelheer van het Leidse Merenburg
en heeft duidelijk zijn naam aan het goed ontleend, maar 'Dirk' of 'Jan' komt
hierboven niet voor, dus wellicht gaat het niet om dezelfde familie.
Bovengenoemde Cornelis van Merenborch staat ook vermeld in HUA,
Stadsgerecht IJsselstein, Willekeurboek (=scabinale akten) 1579:
"Joffrou Sophia Zalms, weduwe wijlen Cornelis van Merenborch, als patro-
nesse ofte collatrix van eender vicarije van den vicarie int heijlich cruijscoor
int St. Jacobskerck tot Utrecht, doet ontwaeren
[=als onderpand opeisen]
Andries Janss. de Wilt drije mergen lants gelegen aen den Hoogen Weijrdt
opten uijterdijck boven die poorte van Isselsteijn, daer joffrou Van Mas
boven ende jan van Tiel met sijne susteren beneden naestgelant sijn ende dit
nae den rechte van den lande. Actum met schout, schepenen Gijelis van
Muijden ende Willem Janss. van Everdingen opten i^enjulij 1^79-"
Op 16 december 1531 werd Sophia Michael Salmsdr. beleend met het goed
ten Gheijne; op 23 augustus 1545 doet Cornelis van Mirenborch (sic) als man
en voogd van Sophia Michel Psalmsdr. (sic) de eed van trouw aan leenheer
Maximiliaan van Egmond, in verband met dit goed. Of er een verband is tus-
sen dit geslacht met het aangrenzende Rijpickerwaard, heb ik niet kunnen
achterhalen. Bron: HUA, Baronie IJss., inv. nr. 5, Leenregister, fol. 26vso.
MERENSTEIN EN RIJPICKER>VAARD
Het stenen huis Merenburg was omstreeks 1400 aan de heer van IJsselstein
opgedragen en door hem in leen uitgegeven aan de Van Zevenders en Van
Kralingens. In de periode 1400-1460 zullen de Merensteins zich op hun stam-
slot hebben teruggetrokken, er zijn althans geen berichten over bewoning in
IJsselstein. Dat veranderde na ca. 1460, toen Albrecht (3) als drost en schout
een belangrijke positie innam. Bekend is dat hij bij de Gelderse plundering in
1466 en omstreeks 1472 in IJsselstein woonde. Albrecht had in 1468 de
Rijpickerwaard van zijn vader geërfd en hield deze in leen van de heer. In het
betreffende leenregister van de Hollandse leenkamer staat vermeld dat hij van
de heerlijkheid van IJsselstein in leen hield: "Meresteijn, omtrent 65 morgen in
het Sticht van Utrecht in het kerspel van den Gheijne, weerdich omtrent 80
Rijnschen gulden, daer hij of mid (?) sjaers voir den reparatie ende restructie
[=wederopbouw, reparatie] van den huijse ende graften 20 Rijnschen gulden
sjaers [terug ontvangt]." (Deze passage in Dek, blz. 80. De passage is nogal
cryptisch en Dek herhaalt de bepalingen ook onder Merenstein bij Beverwijk.)
17
-ocr page 18-
■fti»rég'*iwi»i f i-'i^lH*
(&■........
. genaamd Merenborgerhorn'
14.
Het huis
Rijpickerwaard
bij IJsselstein,
19 augustus
1744.
Tekening door
Jan de Beyer.
Dit is merkwaardig, omdat het hier zeker om de Rijpickerwaard gaat, maar
hier als Merenstein wordt aangeduid. Omdat er geen berichten zijn over ver-
woesting van het Noordhollandse huis in deze tijd, zal deze passage op een
kasteel(tje) in de Rijpickerwaard betrekking hebben. Dit huis zal dan bij de
Gelderse overval van 1466 zwaar beschadigd zijn geraakt, een deel van het
muurwerk moet in de gracht zijn gevallen. Wanneer en door wie dit
'Merestein' was gebouwd is onbekend, maar het bestond dan in ieder geval
in 1472. Het is echter mogelijk dat het huis als 'schout- of drostenhuis' in of
voor 1463 was gebouwd. Het kasteel van IJsselstein kon daar in die jaren
nauwehjks geschikt voor zijn. Dat was van 1418 tot en met 1466 een ruïne en
mocht door de Utrechters niet herbouwd worden. Nadat van hogerhand
tegen deze Utrechtse dwang was geprotesteerd, en er een sterke heer van
IJsselstein was gekomen (te weten Frederik van Egmond) vond herbouw van
1467 tot 1480 plaats. Juist Albrecht (3) heeft zich daarvoor ingespannen,
zodat hij na circa 1475, toen hij drost werd, ambtshalve wel in het nieuwe
kasteel kan worden geplaatst. Dat Rijpickerwaard eerder wel als versterkt
huis kon worden gebouwd, terwijl de Utrechters geen versterkingen duldden,
is mogelijk omdat deze feitelijk niet op IJsselsteins grondgebied lag, maar
binnen het Sticht Utrecht. Over de zoon van drost Albrecht - Albrecht (4) - is
weinig bekend, maar het feit dat hij in 1515 als vice-drost fungeerde en zijn
vrouw een jaar na hem te IJsselstein overleed doet vermoeden dat hij er ook
woonde. Ook deze Albrecht werd onmiddellijk na de dood van zijn vader met
de Rijpickerwaard beleend. Bij de verheffing van het leen ten name van zijn
zoon Jan werd zelfs voor het eerst een heergewaad ingesteld, een klein
bedrag dat symbool stond voor de erkenning van het leen. Jan's broer
Anthonis bezat land in de Lage Biezen in leen, maar woonde in 1562 'boven
Aernhem.' Hij was dus niet in IJsselstein bekend.
18
-ocr page 19-
CONCLUSIE
Ondanks de schaarste aan bronnen kan de volgende reconstructie gemaakte
worden. Met het uitsterven van het Huis IJsselstein in 1364 volgden de
heren van Egmond op als baronnen van IJsselstein. Dit betekende dat
belangrijke posten en goederen in Egmondse handen raakten. Het geslacht
van Egmond van Merenstein werd vanaf 1360 belangrijk in IJsselstein: zij
ontving de Rijpickerwaard als erfleen. Aanvankelijk werd door kastelenbou-
wer Jan 'Uterwijk' bij wijze van pied a terre een stenen huis in de noordwest-
hoek van de nieuwe stad gebouwd, Merenburg. Vanwege de grote afstand tot
het stamslot Merenstein bij Beverwijk werd dit huis al snel opgedragen aan
de IJsselsteinse baron, die het aan aanverwanten in leen uitgaf Na 1477 ver-
dwijnt dit stenen huis uit de geschiedenis; wellicht dat het kort nadien is
afgebroken. De Rijpickerwaard werd echter van generatie op generatie door-
gegeven. Na 1460 speelde Albrecht (3) van Merenstein met zijn verwanten
een belangrijke rol in IJsselstein. Of hij op zijn goed Rijpickerwaard een huis
'Merenstein' heeft laten bouwen is niet geheel zeker. Indien dit het geval is,
dan lag zijn geHjknamig stamslot bij Beverwijk voor een deel in puin. Wel is
bekend dat hij rond 1466-1472 al in IJsselstein woonde en er bijna veertig
jaar mee verbonden bleef; zijn functie van drost en schout zal zeker een
representatief huis hebben vereist. Bekend is dat het kasteel van IJsselstein
van 1467 tot 1480 werd herbouwd. Of Albrecht daar zijn intrek nam, is onbe-
kend. De laatste telg uit het geslacht. Jan van Merenstein, overleed jong in
1599 en heeft geen betrekkingen met IJsselstein onderhouden. Het eerste
bericht over een omgracht huis Rijpickerwaard dateert van 1594. Wellicht
was het huis voorheen ernstig verwaarloosd en werd het opgebouwd door rit-
meester Johan Baex die de lokale kleiwinning ter hand nam. Deze onderne-
mer, die in het kastelenboek van Utrecht onterecht drost wordt genoemd,
overleed omstreeks 1624.
Noten
1.  beweerd wordt wel dat het kasteel van IJsselstein in oorsprong Meerenburg zou
hebben geheten en genoemd was naar het riviertje de Marre.
2. gegevens voor dit artikel zijn ontleend aan de volgende literatuur en bronnen:
genealogische gegevens, o.a. uit A.W.E. Dek, Genealogie der heren en graven
van Egmond (Zaltbommel 1970(2) en J.C. Kort, 'De leenkamers van de heren van
Egmond', in: Ons Voorgeslacht 333 en 334 (nov. en dec. 1983), vooral p. 480-
481, 533-534. Over de Van Kralingens, C. Postma, Het hoogheemraadschap van
Delfland in de middeleeuwen 1289-1589 (Hilversum 1989), biz. 79-80; Nieuw
Nederlands Biografisch Woordenboek IX, lemma Kralingen.
Over kasteel Merenstein bij Beverwijk, J.W. Groesbeek, Middeleeuwse kastelen
van Noord-Holland (Rijswijk 1981), p.141-145.
Over kasteel Merenburg bij Leiden is weinig directe informatie voorhanden.
Geput is uit specialistische boeken over het Leidse patriciaat en historisch-
geografisch materiaal.
19
-ocr page 20-
. genaamd Merenborgerhorn'
Over de kastelen IJsselstein en Rijpickerwaard, B. Olde Meierink e.a. (red.),
Kastelen en ridderhofsteden van Utrecht (Utrecht 1995), p. 509-511, 546, 548.
B. Giesen-Geurts, R. Mimpen e.a., IJsselstein: geschiedenis en architectuur (Zeist
1989), p. 92.
De mij bekende transportakten van de Meerenburgerhorn bevinden zich in HUA,
archief stadsgerecht IJsselstein, nr. 648.9; 1643 mei 23; nr. 648.11: 1691 mei 20
en 1707 mei 3; nr. 648.12: 1720 mei 6 en 1730 januari 9; nr. 648.13: 1735
maart 8 en 1739 februari 2; nr. 648.18: 1794 april 10. In de kadastrale legger
bevinden zich gegevens voor dit perceel (1832). De leenregisters en lijsten van
vazallen van de hofstede van IJsselstein bevinden zich in HUA, archief Baronie
IJsselstein, nrs. 1-6. Enkele relevante oorkonden zijn bekeken in het ARA, Archief
van de Nassause Domeinraad tot 1581 (=AND II in de inventaris van Drossaers).
Redactie:
B. Rietveld
Meerenburgerhorn 10
3401 CD IJsselstein
tel: (030) 688 74 74
email; bariet@knoware.nl
Libertas, Bunnik
1384.704X
Stichting
Historische Kring
IJsselstein
nr. 92, september 2000
Drulc:
Uitgave:
ISSN:
Voorzitter:            J.C.M. Klomp
tel; (030) 688 28 52
Donateurs ontvangen het periodiek (4 uitga-
ven per jaar) en worden op de hoogte gehou-
den van de activiteiten. Nieuwe donateurs
kunnen zich aanmelden bij de penningmees-
ter waar tevens mutaties kunnen worden
doorgegeven. Voor inwoners van IJsselstein is
de bijdrage minimaal f 20,- (voor bedrijven
■f30,-). Voor hen die buiten IJsselstein wonen
is de bijdrage resp. f 29,50 en f 39,50. Losse
nummers, voor zover voorradig zijn è f 7,50
verkrijgbaar via het secretariaat. Voor dubbel-
nummers is de prijs f 10,-
C.J.H, van Dijk-Westerhout,
Omloop West 42,
3402 XP IJsselstein,
tel: (030) 688 36 99
Secretariaat:
Penningmeester: W.J. van Vliet
J.W. Frisolaan 7,
3401 AX IJsselstein,
tel: (030)688 15 60
Bank:
Postbank, nr.: 4074718
20