-ocr page 1-
.we hebben de Papen
horen zingen'
Geschiedenis van de schuill<erl( aan de Havenstraat
door Hans Jonkers, Ans van der Linden en Ko Peeters
Natuurlijk hebben we het vroeger op school allemaal tot vervelens toe voorge-
schoteld gekregen. De beeldenstorm in 1566. De hagenpreken. De synode van
Dordrecht. We zijn allen op de hoogte van de feiten. Hoewel... de feiten?
Waarschijnlijk werden onze grootouders, onze ouders en wijzelf tijdens de
geschiedenis- en godsdienstlessen opgezadeld met een eenzijdig beeld van de
werkelijkheid. Een voorbeeld. De verovering van Den Briel (1572) door de
Watergeuzen wordt in een geschiedenismethode voor de katholieke lagere
school als volgt beschreven.
"Daarbij was maar al te duidelijk gebleken wat de katholieken van de Geuzen te
wachten hadden. Overal waar deze de macht in handen kregen, koelden zij hun
woede aan alles wat den Katholiek heilig is: aan priesters, kloosterlingen en ker-
ken. (...jVooral hun weergalooze haat tegen priesters en kloosterlingen had hen
berucht gemaakt. Een van de aïlerergsten was jan van Omal, de wreedaardigste,
bloeddorstigste der Geuzenaanvoerders, die een losbandig leven leidde en voor geen
gruweldaad terugdeinsde."
'
Er worden vervolgens 4o(!) pagina's gewijd aan een gedetailleerde beschrijving
van de lotgevallen van de 19 martelaren van Gorcum.
Dezelfde episode wordt in een geschiedenisboekje voor de christelijke lagere
school volkomen anders uit de doeken gedaan.
"ja, er werd geplunderd en geroofd, maar niet meer dan ze voor hun honger en hun
kleding nodig hadden. En de kerken en kloosters werden gehavend, maar de monni-
ken en priesters werd géén leed gedaan, ...omdat ze allen gevlucht waren!" ^
Vele generaties hervormden en rooms-katholieken hebben vanaf de opstand in
1572 een totaal verschillende versie van het verhaal gehoord. Al met al lijkt het
dus een lastige opgave om een objectief verslag te geven van de gang van zaken
-ocr page 2-
l'b:
. we hebben de Papen horen zingen'
rond de oprichting van een schuilkerk te IJsselstein. Een veilig houvast bieden
gelukkig de gegevens die bekend zijn van het bouwwerk zelf, zoals de rekenin-
gen van de aannemers. Daarnaast zijn er de personalia van bijvoorbeeld pas-
toors die in het gemeentelijk en het kerkelijk archief bewaard zijn gebleven,
hoewel veel waardevolle documenten van het parochieel archief in 1865 moed-
willig werden vernietigd door pastoor Van Bemmel, die niet werd gehinderd
door enige historische interesse.
IJSSELSTEIN EN DE GODSDIENSTTWISTEN
Ook IJsselstein ontkwam niet aan de verwarde toestand die er in de tweede
helft van de 16^ eeuw rond de godsdienstkwestie heerste. Vanaf 1572 werd in
bijna alle steden van Holland en Zeeland het stadsbestuur afgezet en de rooms-
katholieke eredienst verboden. Op 6 december 1577 - notabene de feestdag van
de patroonheilige Nicolaas - werd de oude kerk van IJsselstein door de hervor-
mingsgezinden in bezit genomen. Beelden en altaren moesten het ontgelden.
Twee jaar later mocht ook de Eiterense kapel niet meer voor de katholieke kerk-
diensten gebruikt worden en werd afgebroken.
Veel katholieken in ons land moesten noodgedwongen uitwijken naar schuren
of zolders van woonhuizen om er hun (verboden) kerkdiensten te kunnen hou-
den. Aanvankelijk was de plaats waar de katholieken in het geheim samenkwa-
men wisselend en onbekend bij niet-ingewijden. Het ligt voor de hand dat er
boodschappers nodig waren om alle geloofsgenoten snel te kunnen informeren
omtrent plaats en tijd van de eucharistieviering of de toediening van de sacra-
menten. Deze taak werd overal in Nederland uitgevoerd door vrome vrouwen,
de zogeheten 'klopjes'. In IJsselstein waren dat bijvoorbeeld: Merrigje Arriaans,
Elisabeth Bastiaans, Eigen Cornelis, Marytje Cornelis, Maria Hendriks,
Arriaantje Kornelis, Geertruid van Ravenstein, Maria Vervoonen, Mergjen
Willems Otten en Florentina de Wolfs.
Toch zijn er in IJsselstein enkele opvallende zaken die doen vermoeden dat er,
ondanks de inname van de kerk, een vrij grote mate van verdraagzaamheid
bestond tussen de rooms-katholieken en de protestanten. Met name de
IJsselsteinse bestuurders stonden loyaal tegenover de katholieken. We noemen
een aantal voorbeelden van die verdraagzaamheid.
Ten eerste is het merkwaardig dat de pastoor van de oude Nicolaaskerk (Dirrick
Adriaenszoon) niet, zoals op vele andere plaatsen, door hervormingsgezinden
uit parochie en stad verdreven werd. De priester mocht gewoon in zijn eigen
huis blijven wonen!
Het tweede opvallende feit is dat er, nadat de oude Nicolaaskerk van IJsselstein in
hervormde handen kwam, nog minstens vier pastoors in deze kerk werden
begraven! Zelfs in 1608, toen de tweespalt tussen katholieken en hervormden in
den lande heel gevoelig lag, werd de hiervoor genoemde pastoor Dirrick openlijk
-ocr page 3-
De 'Papenzerk'
in het koor van
de Nerderlands
Hervormde kerk
aan het
Kronenburg-
plantsoen.
Uit: 'De collectie
IJsselstein', uitgave
Stadsmuseum,
2001.
in de Nederlands Hervormde kerk van IJsselstein begraven in de kelder onder "de
Papenzerck voor 't Choor'. Bovendien werden eind 17^ eeuw/begin 18^ eeuw zeker
acht vrome katholieke vrouwen, klopjes, in de dezelfde kerk begraven.
Ten derde was er pastoor Van Cruysbergen die er door zijn dapper gedrag
onwillekeurig voor zorgde dat de IJsselsteiners geruime tijd in onderlinge ver-
draagzaamheid leefden. In 1672 waren de Fransen ons land binnengetrokken.
Het kwam de Franse bevelhebber ter ore dat er in het voormalige IJsselsteinse
klooster wapens waren verborgen. De betreffende officier gaf toen instructies
om de stad IJsselstein, als straf en als afschrikwekkend voorbeeld, volledig uit
te moorden. Dat zou (na 1418, 1466 en 1481) de vierde keer zijn dat IJsselstein
te maken kreeg met een verwoesting, een afgrijselijk bloedbad of een totale
leegplundering. Pastoor Wilhelmus van Cruysbergen trok de stoute schoenen
aan en smeekte namens de stad om genade. Dankzij deze daad werd een gru-
welijke afslachting voorkomen. Sindsdien was deze pastoor zeer populair,
zowel bij katholieken als niet-katholieken. Hij zorgde voor een zekere verbroe-
dering, omdat men het hoofd had geboden aan een gemeenschappelijke vijand.
De volgende aanwijzing dat er in IJsselstein niet extreem veel haat en nijd
bestond tussen de twee godsdienstige groeperingen is het verhaal rond de
Jansenistische' pastoor Rhombius. Toen deze in 1710 overleed, was er bij alle
IJsselsteiners grote vreugde. Zelfs de niet-katholieken verzochten om een pries-
ter die, in tegenstelling tot Rhombius, wèl gehoorzaam was aan de paus van
Rome. Dat was dus voor de katholieken steun uit een onverwachte hoek!
-ocr page 4-
it-........
. we hebben de Papen horen zingen'
Ten vijfde is er het gegeven van de zogenoemde 'recognitie' van 150 gulden. De
katholieken van IJsselstein konden voor dat jaarlijks aan de drossaard te beta-
len bedrag hun vrijheid van godsdienst afkopen en hadden dan tevens het recht
een eigen pastoor te mogen hebben.'' Ook in andere gemeentes bestond een
dergelijke regeling. De bestuurders knepen na betaling van het smeergeld een
oogje dicht, zodat de 'verboden' godsdienstige bijeenkomsten ongestoord
plaats konden vinden in de schuilkerk aan de Havenstraat. Die oorspronkelijke
IJsselsteinse schuilkerk was in de tweede helft van de zeventiende eeuw een
vrij grote ruimte in een stadsboerderij (huis 'Slijckenborch') die in de loop der
jaren enkele veranderingen en verbouwingen zou ondergaan. ledere
IJsselsteiner kende plaats en functie van het pand bij de molen en het gebruik
ervan als kerk werd door de bestuurders, die er financieel niet slechter op wer-
den, gedoogd. In de praktijk was er dus in IJsselstein, zeker na 1634, helemaal
geen sprake van geheime kerkdiensten van katholieken. We noemden het jaar-
tal 1634, omdat de kathoHeken in IJsselstein toen voor het eerst na tientallen
jaren weer een vaste pastoor kregen.
Zijn naam was Cornelis van den Hout. Eerlijk gezegd vonden heel wat prote-
stanten de tolerantie ten opzichte van een officieel nog steeds verboden gods-
dienst, de kwestie van het incognitiegeld, een moeilijk te verteren zaak. Men
kon immers vanaf de stadswal zonder enige moeite het altaar in de schuilkerk
zien staan. In de directe omgeving van de stadsmuur bij de molen waren de
kerkgezangen luid en duidelijk te horen. Er werd geklaagd: 'We hebben de
papen horen zingen!'
Het zesde punt dat wijst op een redelijk grote verdraagzaamheid tussen
IJsselsteinse katholieken en niet-katholieken heeft te maken met nieuwbouw
van een kathoHeke kerk in 1780. In dat jaar werd in de kleine boomgaard die
naast de oorspronkelijke schuilkerk lag een nieuw, groter kerkgebouw met kos-
tershuis en pastorie gesitueerd. Dat had tweehonderd jaar daarvoor beslist
onmogelijk geweest. Eigenlijk stonden protestanten en katholieken vanaf het
eind van de achttiende eeuw steeds toleranter ten opzichte van elkaar. De vrij-
heid van godsdienst hing al in de lucht.
DE SCHUILKERK IN PAND SLIJCKENBORCH
Cornelis van den Hout komt wellicht de eer toe als eerste priester na de
'IJsselsteinse beeldenstorm van 1577' een passend godshuis voor de katholieke
eredienst te hebben ingericht. Dat zal omstreeks het jaar 1640 gebeurd zijn. De
schuilkerk werd ondergebracht in het pand 'Slijkenborch', een groot huis dat
onder de molen stond. Die molen was nog niet de stenen stellingkorenmolen
'Windotter' (bouwjaar 1732), maar een voorloper in de vorm van een houten
standerdmolen. Op de stadsplattegrond van Jacob van Deventer (omstreeks
1565) is op die plaats al een windmolen afgebeeld en in een tekst uit de 15^
eeuw wordt al melding gedaan van een IJsselsteinse windmolen op die locatie.
Overigens stond er in IJsselstein in de eerste helft van de 17^ eeuw nog een
tweede molen, namelijk op de zuidelijke stadsmuur.
-ocr page 5-
Gedeelte uit de
kaart van Blaeu
van 1649 met
hieronder een
uitvergroting
van het huis
'Slijkenborgh'.
Blaeu tekende
de stad in de
richting noord-
zuid.
Nu wil het toeval dat de oprichting van de schuilkerk min of
meer samenviel met de werkzaamheden die de medewerkers
van de heren Boxhorn en/of Blaeu (ook: Blaey) in IJsselstein
verrichtten, namelijk het tekenen van een gedetailleerde plat-
tegrond van de stad. In 1648/1649 werd de bekende atlas
met stadsplattegronden "Toonneel der steden van de
Vereenighde Nederlanden" uitgegeven en we mogen aanne-
men dat men in de tien a dertig jaar daarvoor druk doende
was met het opmeten en in kaart brengen van de diverse ste-
den. Natuurlijk ontstaat dan vanzelf de vraag: zou het pand
'Slijkenborch' op die kaart van Blaeu afgebeeld staan?
Dank zij de onvolprezen naspeuringen van de heer Doesburg
in de jaren '50 van de 20^ eeuw, zijn er veel 'pre-kadastrale'
gegevens van IJsselstein bekend. Deze gegevens uit de 17^
eeuw zijn zo nauwkeurig, dat ook een typische vorm van het
pand wordt vermeld. Nu is er op de plattegrond van Blaeu in
de directe omgeving van de molen slechts één pand afge-
beeld dat overeenkomt met de beschrijving in koopaktes van
'Slijckenborch' uit o.a 1632 en 1641. Het huis in kwestie staat
dus wel degelijk op de stadsplattegrond van Blaeu/Boxhorn
en is door ons aangeduid met het cijfer i.
Huis 'Slijckenborch', ook de schrijfwijze Slij(c)kenburch
komt voor, was een variant van een hallenhuis met een L-vormige plattegrond.
Die L-vorm, feitelijk een L in spiegelbeeld, is ook in de diverse koopaktes aan-
geduid wanneer het lange en het korte gedeelte van het pand worden vermeld.
Huis Slijckenborch was dus groot genoeg om als schuilkerk dienst te doen. Het
was geschikt voor de samenkomst van vele honderden gelovigen. (Er waren
800 katholieke gelovigen in 1656). Ook de naam van het pand wijst min of
De molen met
een stuk van
'Slijckenborch' in
1744. Detail uit
een prenttekening
van Jan de Beijer.
-ocr page 6-
^
. we hebben de Papen horen zingen'
meer op de ligging 'onder de molen'. Wellicht houdt die naam rechtstreeks
verband met de letterlijke betekenis van het Middelnederlandse woord slijc(k):
modderpoel, moeras, ondiepte, modder, drek.' Zoals in het voorafgaande al is
gezegd stond er in het begin van de 15^ eeuw op die plaats al een houten wind-
molen. De directe omgeving van die molen moet in herfst en winter erg dras-
sig zijn geweest. In een tekst uit 1415 wordt over de bereikbaarheid van de
IJsselsteinse molen geschreven dat "die wech toter wintmolen winters seer diep
ende slikich is".
*" 'Slijckenborch' is dan ook een zeer toepasselijke naam.
Tussen 1632 en 1701 zijn delen van huis 'Shjckenborch' tien maal van eigenaar
gewisseld door (ver)koop of doordat een erfgenaam in het bezit ervan kwam.
We laten nu de ingekorte tekst van een koopakte volgen, gedateerd 8 december
1641. Het huis werd toen gekocht door Goris Willemss. den Dubbelen.
Een huysinghe ende erve, wesende het gerechte ende bovenste dardendeel van de huy-
singhe ende erve, weleer gehaemt slijckenhurch, gestaen alhier opte Havenstraat strec-
kende tot acn de burchwalle toe.
Volgens deze schriftelijke koopovereenkomst lag ten zuidwesten van het pand
een bijbehorende boomgaard. De koopsom was 400 gulden, de lasten bedroe-
gen 200 gulden en de 50^ penning was 4 gulden. Het betrof bij deze koop 1/3
deel van het grote pand. Het ligt voor de hand te veronder-
stellen dat het resterende 2/3 deel rond die tijd (1641) in
gebruik was als schuilkerk. Hoewel priester Van der Hout
"Slijkenborch' rond het jaar 1640 als schuilkerk heeft inge-
richt, komt zijn naam niet in de koopaktes voor. Het blijft
dus onzeker of een vrome, rijke katholiek de woning al of
niet belangeloos ter beschikking stelde als schuilkerk, of dat
de ruimte werd gekocht door bijvoorbeeld het kerkbestuur.
gfK ^^^
         De uitgebreide verbouwing in 1670 doet het laatste vermoe-
(« ^ W         ^^^' Opv^llsrid is in dit verband verder dat in 1676 een deel
y^ff                 van het pand werd gekocht door de weduwe van Cornelis
**** ■^              Willemss. van Cruysbergen. Maar in de jaren vlak daarvoor,
tussen 1658 en 1673, gebruikte een pastoor Wilhelmus van
Cruysbergen (een deel van) huis 'Slijckenborch' als schuil-
f II 11 I / ƒ'! f1
         kerk en als pastorie. We hebben niet kunnen achterhalen of
'         er een familiebetrekking tussen deze twee personen was,
misschien waren ze wel moeder en zoon.
Detail uit de
plattegrond van
Blaeu van de
plek van de late-
re pastorie en de
huidige 4 wonin-
gen.
Op het hiervoor afgebeelde detail van de stadsplattegrond van Blaeu is met het
cijfer 2 de plaats aangegeven waar in 1780 een nieuwe katholieke kerk gebouwd
zou worden. Bij het cijfer 3 is een woning te zien die binnen het kader van dit
artikel interessant is. Dit pand ligt met haar lange (voor)zijde evenwijdig aan de
Havenstraat. Dit in tegenstelling tot de belendende panden. Achter de woning is
een onbebouwd perceel te zien waarin (fruit)bomen staan afgebeeld. Precies op
de plek van dit afgebeelde huis, en er veel op lijkend, werd in 1780 een pastorie
-ocr page 7-
Twee plattegron-
de van de situatie
rond de schuil-
kerl<. De bovenste
betreft een detail
uit een loart,
getel<end door de
landmeter Gerrit
van Eijlcen, van
1812 (Top. Atlas
RAUnr. 1427-116)
en de onderste
een detail uit de
kadastrale opte-
kening van de
stad in 1832 (Top.
Atlas RAU nr. 565).
Let op: beide
kaarten zijn
noord-zuid
geplaatst!
^9C
gebouwd die veel later, tussen i888 en 1936, als gereformeerde kerk gebruikt
zou worden. Het is volgens ons zelfs aannemelijk dat het betreffende huis (nr. 3
dus) er in 1780 nog steeds stond en werd verbouwd tot pastorie.
Ongeveer 30 jaar nadat de schuilkerk in pand 'Slijkenborch' werd onderge-
bracht, nam pastoor Van Cruysbergen het initiatief tot een grootscheepse ver-
bouwing van het huis tot kerk met pastorie. Deze activiteit hield verband met
de gestadige groei van het aantal katholieken in IJsselstein, vooral nadat pas-
toor Van der Hout na de reformatie het beeldje van Onze Lieve Vrouw van
Eiteren in de schuilkerk had geplaatst.
DE KERK AAN DE HAVENSTRAAT
Het aantal praktiserende rooms-katholieken in IJsselstein bleef groeien en in
1775, tijdens het pastoraat van pastoor Govers, waren er al zo'n 1000 communi-
canten. Huize 'Slijkenborch' werd te klein en er was dringend behoefte aan een
groter kerkgebouw. De nieuwbouw, die in 1780 op een steenworp afstand van
-ocr page 8-
&
. we hebben de Papen horen zingen'
Detail van een
kerkraam uit de
St.
Nicolaasbasiliek,
voorstellende
pastoor Govers.
177o^8o5|n:
de oorspronkelijke schuilkerk plaatsvond, omvatte behalve een kerkgebouw ook
een pastorie en een kosterswoning. Een plattegrond van IJsselstein uit 1830
toont ons de situatie.^ De kerk, toegewijd aan de heilige Nicolaas, strekte zich
uit van de Havenstraat tot de Walkade. Voor de som van ƒ11.650,- werd door
aannemer G. van Spanje een nieuw kerkgebouw met kostershuis gerealiseerd.
Bovendien liet pastoor Govers uit eigen kapitaal voor ƒ2400,- een pastorie bou-
wen. Het zou hier wellicht kunnen gaan om een verbouwing van een al
bestaand pand. Op het onbebouwde deel van het perceel, waarvan twee zijden
afgeschermd werden door de kerk en door de pastorie, stonden fruitbomen. Op
de plattegrond van Blaeu waren die al aangegeven en op een foto die ongeveer
300 jaar later genomen werd, in 1915 (zie pag 13), zijn nog steeds bloeiende
pruimenbomen, te zien.
De buitenkant van het godshuis mocht er van de plaatselijke overheid niet te
veel als een kerkgebouw uitzien, maar deze opgelegde beperking werd door de
uitbundige pracht en praal van het interieur weer ruimschoots gecompenseerd.
Pastoor Govers, een Franciscaner priester, was afkomstig uit Breda. Hij was
eerst kapelaan in Brugge, misschien ook Antwerpen, geweest. Blijkbaar had hij
daar, ook na zijn vertrek, zoveel invloed dat hij erin slaagde om er gratis een
schitterende 7 m hoge preekstoel en prachtige communiebanken te verwerven.
Pastoor Govers was nog niet helemaal tevreden, want een orgel ontbrak nog in
'zijn' kerk. De gewiekste zielzorger vond -wellicht na enig aansporen van zijn
kant- vier parochianen bereid om de kosten van een te plaatsen orgel te dragen.
In 1792 kreeg de Utrechtse orgelbouwer Abraham Meere de opdracht om voor
de statiekerk van de heilige Nicolaas een orgel te bouwen. Ongeveer acht jaar
later werd dit orgel door Meere aanzienhjk uitgebreid.
Ook al was de rooms-katholieke statiekerk aan de Havenstraat in het begin van
de 19^ eeuw schitterend ingericht en nog betrekkelijk nieuw, toch werd in
-ocr page 9-
i8o8 door de roomsen een poging gedaan om de hen in 1577 ontnomen oude
Nicolaaskerk weer terug te krijgen. Wellicht vond het verzoek om teruggave
plaats op 9 september 1808. Op die dag verrichtte koning Lodewijk Napoleon
namelijk de plechtige opening van de Blankensluizen aan de Hogebiezen. In
de volksmond heette dit sluizenstelsel overigens het Karnemelksegat. Na
afloop ontving koning Lodewijk op het IJsselsteinse stadhuis diverse vertegen-
woordigers van de plaatselijke commissies, besturen en kerkgenootschappen,
o.a. het kerkbestuur van de rooms-katholieke kerk. Het ligt voor de hand dat dit
kerkbestuur van de gelegenheid gebruik maakte om te trachten weer in het
bezit te komen van de oude Nicolaaskerk aan het Kronenburgplantsoen. Er
werd door zijne majesteit afwijzend op het verzoek gereageerd. Overigens wer-
den in de Franse tijd na een dergelijk verzoek maar heel weinig protestantse
kerken aan de katholieken teruggegeven. De Sint Jan in 's-Hertogenbosch
vormt eigenlijk een uitzondering. Hoe dan ook, we krijgen niet de indruk dat
pastoor en kerkbestuur van de St.Nicolaaskerk bijzonder teleurgesteld waren
toen ze de oude kerk niet terugkregen. De kerk aan de Havenstraat bezat
immers een interieur waarin de gelovigen zich thuis voelden, er was nog
genoeg ruimte en, wat misschien het belangrijkste argument was, een eventu-
ele overname van het grote, oude kerkgebouw zou gepaard gaan met forse uit-
gaven in verband met het achterstallige onderhoud. De katholieken in
IJsselstein waren in verschillende opzichten nog niet toe aan een nieuw kerk-
gebouw. Tachtig jaar later was dat wel het geval.
In 1807 omvatte de statie 1840 gelovigen. Ongeveer twaalf jaar later was dat
aantal verminderd tot 1500 zielen, omdat de katholieken van Benschop de
beschikking kregen over een eigen kerkruimte.
Van tijd tot tijd vond noodzakelijk herstel plaats aan kerkgebouw, pastorie en
kosterswoning. In 1838 bijvoorbeeld werd de kerk voor ƒ50,- gedokt, d.w.z. dat
de kieren tussen de dakpannen met bundeltjes stro werden opgevuld. In 1845
heeft de kerk en/of de pastorie een grote onderhoudsbeurt gehad. Dat blijkt uit
een brief die pastoor Bor naar de aartspriester stuurde en waarin de diverse
gemaakte kosten waren gespecificeerd.
De Groot, metselaar                ƒ23,57
Van Spanje, timmerman         ƒ 29,77
Vander Beekes, orgelmaker     ƒ 18,00
Wed. Brouwer, schilder          ƒ72,04
Kranenburg, loodgieter           ƒ13,71
Van der Mark, metselaar         ƒ 7,25
Voorendt, smid                       ƒ 6,15
Capel, behanger                      ƒ22,35
Het betreft in 1838 en 1845 normale onderhoudsuitgaven. Iets merkwaardigs is
er echter bij het onderhoud van een aantal jaren daarvóór - in het jaar 1819 -
aan de hand. Op 22 januari 1819 gaf pastoor Henricus Wilhelmus Jansen aan
de kerkelijke overheid door dat er aan de kerk enkele noodzakehjke reparaties
-ocr page 10-
iér
. we hebben de Papen horen zingen'
Getekende
impressie van de
schuilkerk (door
R.J. Ooyevaar en
afgedrukt in 'De
St. Nicolaaskerk in
IJsselstein', uitgave
1972).
Boven de kerk
met ingangzijde
en onder kerk en
kosterhuis
gezien vanaf de
Havenstraat.
waren uitgevoerd. De hoogte van de daarmee gemoeide geldsom bevreemdt
ons ten zeerste: het gaat hier om een bedrag van maar liefst ƒ8.865,-. ^^^ '^
een extreem groot bedrag voor periodiek onderhoud, aangezien het ongeveer
75% is van de kosten van de totale nieuwbouw die 39 jaar daarvoor plaatsvond.
Als we die 8865 gulden vergelijken met de ƒ50,- in 1838 en de bijna ƒ293,- in
1845, dan kunnen we alleen maar tot de conclusie komen dat er sprake is van,
gedeeltelijke, nieuwbouw of een zeer ingrijpende verbouwing.
Er zijn volgens ons twee mogelijkheden die zo'n groot bedrag kunnen verkla-
ren. De eerste mogelijkheid is dat niet het kerkgebouw gerestaureerd werd,
maar dat er een nieuwe woning voor de pastoor is gebouwd. Bekend is name-
10
-ocr page 11-
Schematisch
overzicht van de
bouwhistorie:
1640:
schuill<erk in huis
'Slijcl<enborch'
lijk dat het onderkomen van de
pastoor reeds in 1807 behoefte had
aan grootschalige herstelwerk-
zaamheden. Ook is bekend dat de
pastorie zoals die in 1780 aan de
Havenstraat werd gebouwd lager
en kleiner was dan de pastoorswo-
ning die er in 1850 stond. Ergens
tussen 1780 en 1850, bijvoorbeeld
in 1819, moet de pastorie dus flink
onder handen genomen zijn. Wat
verder pleit voor de deze optie is
het feit dat het kerkgebouw in
1888 gesloopt werd, terwijl de pas-
torie voor afbraak gespaard bleef
Kennelijk was de bouwkundige
staat van de pastorie in dat jaar
dus stukken beter dan de staat
waarin de kerk verkeerde.
De tweede mogelijkheid is dat het
kerkgebouw in 1818 werd voorzien
van een aangebouwde kapel. Het
staat vast dat de kerk aan de
Havenstraat op een zeker moment
een afzonderlijke uitbouw had,
waarin het beeldje van Maria van
Eiteren stond. Deze ruimte werd
in de volksmond de 'Congregatie-
kapel' genoemd. De bedoelde
kapel is niet de kleine uitbouw aan
de zuidkant van de kerk die te zien
is op een plattegrond van omst-
reeks 1830, omdat het daar slechts
de entree van het kerkgebouw
betreft. Schijnbaar in tegenspraak
met deze tweede theorie, een
Mariakapel in de vorm van een uit-
bouw, is het gegeven dat tijdens
het pastoraat van pastoor Van
Antwerpen - tussen 1855 en 1861 -
het beeldje van Maria van Eiteren
op een troontje stond dat in de
kerk aan de eerste pilaar aan de
evangeliekant was bevestigd. Als
dat klopt, was er immers rond
HAVENSTRAAT
r
WALKADE
HAVENSTRAAT
1780:
nieuwe kerk met
pastorie en
kosterswoning
WALKADE
HAVENSTRAAT
T
1822:
het kerkhof
wordt in gebruik
genomen
WALKADE
HAVENSTRAAT
1829:
kerkhof weer
buiten gebruik
1888:
sloop van de
kerk, pastorie
verbouwd tot
gereformeerde
kerk
WALKADE
HAVENSTRAAT
WALKADE
HAVENSTRAAT
1936:
gereformeerde
kerk wordt ver-
bouwd tot 4
woonhuizen.
WALKADE j
11
-ocr page 12-
É ■' '........we hebben de Papen horen zingen'
1860 nog geen uitgebouwde Mariakapel en moest hij vóór de sloop - die zo'n
28 jaar later plaatsvond - nog gebouwd worden. Het kan natuurlijk ook zijn dat
de kapel toen al niet meer gebruikt werd, omdat uit andere bronnen bekend is
dat de animo voor bedevaarten naar Maria van Eiteren in die jaren aan het afne-
men was. Kortom: veel onzekerheden waarin wij geen duidelijkheid kunnen
verschaffen, hoewel we zelf het idee hebben dat er rond 1819 een nieuwe pasto-
rie gebouwd is.
Gedurende een aantal jaren heeft er naast de katholieke kerk aan de
Havenstraat een kerkhof gelegen. Deze begraafplaats werd op 23 september
1822, tijdens het pastoraat van Victor Rademaker, ingewijd. Op dit kerkhof von-
den gedurende slechts negen jaar begrafenissen plaats, want vanaf i juli 1829
verbood het IJsselsteinse stadsbestuur om binnen de stad te begraven. De laat-
ste teraardebestelling op het kerkhof tussen Havenstraat en Walkade was op 28
juni 1829, dus enkele dagen voor het verbod van kracht werd.
Nadat in 1853 in het diocees Utrecht weer een aartsbisschop het bestuur had
overgenomen, volgde twee jaar later de omzetting van 'statiekerk' tot 'parochie-
kerk' van de heilige Nicolaas. Vanaf dat moment mocht de rooms-katholieke
zielenherder weer officieel pastoor worden genoemd en waren de gelovigen
weer parochianen. In 1884 ontstonden de plannen tot de bouw van een nieuwe
kerk. Dat ging niet zonder slag of stoot, want het voornemen viel bij een aantal
IJsselsteiners niet in goede aarde.
'Zestig inwoners, waaronder Jkvr. Strick van Linschoten, maken bezwaar omdat de
nieuwe kerk het plantsoen zal ontsieren en de doorgang versperren, terwijl het rooien
van bomen schadelijk wordt geacht voor de gezondheid. Het gemeentebestuur wees
deze protesten af en verleende door grondruil medewerking aan de bouwplannen.'''
Architect Alfred Tepe zorgde voor het ontwerp van het nieuwe kerkgebouw. In
1887 was tijdens het pastoraat van Johannes Wilhelmus van Leuffen de neogo-
tische St.Nicolaaskerk aan de zuidkant van het Kronenburgplantsoen gereedge-
komen en op 5 september van dat jaar geconsacreerd door aartsbisschop mgr.
P.M.Snickers. Een jaar later werd het 107 jaar oude kerkgebouw aan de
Havenstraat afgebroken. Het pand dat als pastorie had dienst gedaan, bleef
staan en werd korte tijd later verbouwd tot ruimte voor de eredienst van de pas
opgerichte plaatselijke gereformeerde kerk.
In 1886 vond er in ons land een splitsing plaats binnen de hervormde kerk. De
reden was, dat veel hervormden van mening waren dat hun kerk te vrijzinnig
werd. De afgesplitste tak ging zelfstandig verder als de gereformeerde kerk. In
1888  werd ook in IJsselstein een gereformeerde kerk opgericht. Ten huize van
Dirk Pieter Hoogerhout, in de Weidstraat nr. 3, kwamen op 6 februari van dat
jaar 19 mannen bijeen om een kerkbestuur te kiezen. In IJsselstein bestond de
gereformeerde kerk bij de stichting uit zo'n 100 personen, een aantal dat jaren-
lang ongeveer hetzelfde zou blijven. De eerste ruimte waarover het jonge kerk-
genootschap in IJsselstein kon beschikken was een lokaal achter Hofstraat 9. In
12
-ocr page 13-
Optekening van
de gereformeer-
de kerk in 1935.
Tekening van
het vooraanzicht
van de gerefor-
meerde kerk,
gezien vanaf de
Havenstraat.
De gereformeer-
de kerk gezien
vanaf de
Walkadein 1905.
13
-ocr page 14-
s^
. we hebben de Papen horen zingen'
de volksmond kreeg dit gebouwtje de originele benaming Letjeskerk, waar-
schijnlijk een verwijzing naar de naam van de toenmalige kosteres Aletta Bos.
Vrij snel daarna, op 22 juli 1888, werd de tot kerk verbouwde voormalige r.-k.
pastorie in gebruik genomen. De gereformeerde kerk in IJsselstein kende
Foto uit 1905,
genomen vanaf
deSt.
Nicolaaskerk.
Uiterst linl<son-
der de gerefor-
meerde kerlc.
vanaf het begin voortdurend finan-
ciële zorgen. De niet onbemiddelde
broeder Broekman bood de helpen-
de hand door het pand aan de
Havenstraat zelf te kopen en vervol-
gens voor ƒ120,- per jaar aan de
kerkenraad te verhuren. Ruim een
jaar later bood de heer Broekman
het kerkgebouw aan de kerkenraad
te koop aan voor ƒ2400,-. Men was
geschokt over de hoogte van de
vraagprijs, zodat in de kerkenraads-
vergadering van 16 augustus 1889
aan hem werd gevraagd "...of hij dat
kon verantwoorden tussen God en
zijne ziel, waar hij op geantwoord
heeji van ja".
Er ontstond ruzie over de koopovereenkomst en zowel de preses
als de scriba verlieten misnoegd de vergaderruimte. Men werd het later blijk-
baar toch eens, want de gereformeerden gebruikten hun kerk aan de
Havenstraat vervolgens nog 46 jaar.
In mei 1931 werd binnen de gereformeerde gemeenschap in IJsselstein het ver-
langen uitgesproken om te verhuizen naar een geschikter bedehuis. In 1935 werd
het gebouw 'De Onderneming' in de Hondenstraat tot kerk verbouwd. Bij die
gelegenheid veranderde, uiteraard met ieders instemming, de straatnaam in
Kapellestraat. Het vertrek van de gereformeerden uit het pand aan de Havenstraat
Foto uit 1905,
genomen vanaf
de Nederlands
Hervormde kerk.
Op de voorgrond
de gereformeer-
de kerk.
14
-ocr page 15-
sloot een periode af waarin het gebouw gedurende 155 jaar (1780-1935) respectie-
velijk een kerkondersteunende functie en een kerkelijke functie had.
\VONEN WAAR EERTIJDS PSALMGEZANG KLONK
Nadat de gereformeerde gemeente het pand aan de Havenstraat had verlaten, was
de heer W.T.Oskam de nieuwe eigenaar van het voormalige kerkgebouw. Op 25
juli 1935 vroeg hij de gemeente IJsselstein schriftelijk toestemming om het pand
te verbouwen tot vier woningen. De vergunning werd hem al een maand later
gegeven. Het enige probleem was aanvankelijk de geringe ruimte van 3.25 m ach-
ter elke woning, terwijl de gemeente een achterplaats of tuin met een diepte van
minimaal 5 m verplicht stelde. Hiervoor werd echter snel ontheffing verleend.
Tekening voor
de verbouwing
van de gerefor-
meerde kerk in 4
woonhuizen.
Huidige situatie
van de 4 woon-
huizen aan de
Havenstraat.
15
-ocr page 16-
■"W '........we hebben de Papen horen zingen'
Achterzijde van
de 4 woonhui-
zen naarde hui-
dige situatie.
Aannemer P.van Woerden voerde de ingrijpende verbouwing uit. De beschrij-
ving van de werkzaamheden geeft een beeld van wat bewaard bleef en wat er
veranderde. Als fundering werd een betonplaat gelegd. De oorspronkelijke bui-
tenmuren, misschien daterend van 1819, bleven voor een deel gehandhaafd.
Deze muren hadden volgens het bestek een dikte van 24 cm. Er kwam een
nieuwe balklaag en een nieuwe bekapping. De dakpannen die op het dak van
de gereformeerde kerk lagen, werden opnieuw gebruikt. In het oorspronkelijke
gebouw was één (buiten)wc aanwezig, namelijk bij de consistoriekamer. Drie
van de vier nieuwe woningen kregen een inpandig toilet, terwijl bij de woning
die het dichtst bij de molen staat het buitenprivaat gehandhaafd bleef De beer-
putten werden in de Havenstraat aangelegd, met een overstortput in aanslui-
ting met het water van de Haven. De oppervlakte van elk van de vier woningen
bedroeg binnen de muren 30 m2. Op de begane grond werden twee vertrekken
gesitueerd (hoogte 3.15 m) en boven kwamen er drie slaapkamers met een
hoogte van 2.50 m. De totale kosten van de verbouwing bedroegen ƒ6000,-.
TASTBARE HERINNfERINGEN
Het lijkt een duidelijke zaak dat zowel van huis 'Slijckenborch' als van de kerk
aan de Havenstraat praktisch geen originele bouwelementen resteren. Het huis
'onder de molen' is al sinds mensenheugenis van de aardbodem verdwenen. De
in 1780 door pastoor Govers gebouwde kerk werd in 1888 gesloopt. De bijbeho-
rende pastorie werd toen weliswaar verbouwd tot gereformeerde kerk, maar ook
dit pand heeft een complete gedaanteverwisseling ondergaan toen er in 1936 -
binnen de contouren van het oorspronkelijke gebouw - vier woonhuizen werden
gesitueerd. Voor alle duidelijkheid: het gaat ter plaatse om de huisnummers 54,
55, 56 en 57. Alleen de buitenmaten herinneren nog enigszins aan de vroegere
pastorie/gereformeerde kerk. De goothoogte (6.20 m), dakhoogte (10.30 m) en
het totale grondoppervlak van de huidige bebouwing (4 woonhuizen) komen
16
-ocr page 17-
nog overeen met het vroegere gebouw. Zoals gezegd zijn in 1936 grote delen van
de buitenmuren en de toen aanwezige dakpannen in de verbouwing opgenomen.
Veel tastbare herinneringen aan kerkgebouw en pastorie
aan de Havenstraat zijn er dus niet meer. Het enige dat
verder nog resteert schijnen wat balken uit de in 1888
afgebroken katholieke kerk te zijn. Deze balken zouden
zijn verwerkt in de vloeren en het dak van een pakhuis in
de St.Nicolaasstraat, namelijk in perceel met huisnum-
mers 5a,b,c,d- Dat klinkt heel aannemelijk, omdat de toen-
malige gemeente-opzichter, de heer A.Poot, belast was
met het toezicht op de sloop van het kerkgebouw en kort
daarna - rond 1890 - in de Nicolaasstraat op de nummers
3, 5 en 5a panden voor eigen gebruik bouwde.
Van de pracht en praal in het interieur van de voormalige
katholieke kerk aan de Havenstraat zijn gelukkig wel
diverse voorwerpen bewaard gebleven. De preekstoel en
de communiebank zijn immers mee verhuisd naar de
neogotische St.Nicolaaskerk (tegenwoordig basiliek) en
kunnen daar nog steeds in al hun glorie worden bewon-
derd. De kolossale preekstoel van 7 m hoogte, waarschijn-
lijk afkomstig uit een minderbroederskerk, is een eiken-
houten werk uit de vroege barok. Wellicht werd deze
preekstoel rond het jaar 1700 vervaardigd door de Antwerpse schrijnwerker
Cornelis van der Voort de Jonge. Het voetstuk bestaat uit een levensgroot beeld
van Franciscus van Assisi prekend voor de dieren. Van boven tot onder is het
kerkelijk meubelstuk rijkelijk voorzien van diverse symbolische en allegorische
figuren in houtsnijwerk. De communiebank vormt wat betreft stijl, plaats van
afkomst, jaar van ontstaan en glorierijke uitstraling een zeer geslaagde combi-
natie met de preekstoel. De versiering bestaat voor een groot deel uit voluten.
De preekstoel uit
de schuilkerk op
de oorspronkelij-
ke plek in de St.
Nicolaasbasiliek.
Foto uit 1905.
De communie-
bank zoals het
van oorsprong
vanuit de schuil-
kerk in de St.
Nicolaasbasliek
is geplaatst.
17
-ocr page 18-
£t........
. we hebben de Papen horen zingen'
engelenkopjes en medaillons met franciscaanse heili-
gen.
Natuurlijk is het beeldje van Onze Lieve Vrouw van
Eiteren, dat nu in de basiliek staat, ook een waardevol
aandenken. Het is in de 12^ eeuw vervaardigd van
eikenhout en het is 22 cm hoog. Het beeldje stond zo'n
350 jaar geleden al in de schuilkerk van huis
Slijckenborch. Later kreeg het een eervolle plek in de
kerk aan de Havenstraat. Het scheelde echter maar een
haar, of IJsselstein zou nu slechts een kopie hebben
van het beroemde kleinood. We citeren een passage uit
'Eyteren bij IJsselstein'.
'Misschien vanwege de deplorabele toestand van het beeld of
vanwege het mogelijke feit dat er (daardoor) een nieuw
madonnabeeld is aangeschaft, werd het beeldje van
O.L. Vrouw van Eiteren te IJsselstein in 1860/1861, waar-
schijnlijk op initiatief van pastoor Adrianus van Bemmel
die rond die tijd in IJsselstein arriveerde, uit de kerk van de
Havenstraat gehaald en in de pastorie ondergebracht. Daar
werd het geplaatst op de schoorsteenmantel, kennelijk zo
dicht mogelijk bij de plek die de pastoor het als laatste
bestemming had toebedacht, waar het door de warmte van
de haard verder zal zijn afgetakeld. Van Bemmel {pastoor
van 1861 tot i86g) achtte het weldra noodzakelijk een kopie
van het beeldje te laten maken om daarna het origineel,
naar kerkelijk voorschrift, te verbranden. Nog net op tijd
werd dit voorkomen door ingrijpen van Mgr.G.W. van
Heukelum.''°
Het beeldje verdween daarna enkele tientallen jaren
naar Utrecht om in 1936, dank zij de inzet van pastoor-deken De Grijs, weer
terug te keren naar de neogotische St.Nicolaaskerk te IJsselstein.
Een laatste tastbare herinnering aan de in 1780 gebouwde kerk is het oorspron-
kelijke orgel, hoewel we dit niet meer in IJsselstein kunnen gaan bekijken en
beluisteren. In opdracht van pastoor Govers bouwde Abraham Meere in 1792
voor de St.Nicolaaskerk in IJsselstein een orgel. Enkele jaren later werd het ins-
trument aanzienlijk uitgebreid. In 1887 werd dit orgel overgebracht naar de
grote, nieuwe St.Nicolaaskerk waar het in gebruik bleef tot 1907. De
IJsselsteinse katholieken wensten echter een groter orgel met meer volume.
Deze wens hield uiteraard verband met het groeiende besef van eigenwaarde
bij de katholieken in ons land. Het gevoel bij een zegevierende Kerk te horen
moest worden ondersteund met een machtig orgelgeluid dat het hart deed jui-
chen. Het oude orgel met het wat minder majestueuze geluid werd verkocht aan
Drie voorwer-
pen, afkomstig
uit de schuilkerk.
Boven zien we
een vloertegel
en daaronder 2
houten vergul-
den engelenfig-
guurtjes.
(collectie
Stadsmuseum)
18
-ocr page 19-
een orgelhandelaar. Daarna was er vele jaren niets
bekend over het Meere-orgel uit 1792, tot enkele geïnte-
resseerde inwoners van Urk een merkwaardige ontdek-
king deden. Bij de restauratie van het plaatselijke gere-
formeerde kerkgebouw in 1981 ontdekten ze dat "hun"
orgel afkomstig was van de rooms-katholieke kerk in
IJsselstein. Het instrument is tijdens zijn 94-jarig ver-
blijf te Urk vanzelfsprekend diverse malen grondig
gerestaureerd en uitgebreid. Het vooraanzicht en de
klankkleur van het orgel zouden echter voor pastoor
Govers en zijn beminde gelovigen van zo'n 210 jaar
geleden zeker nog herkenbaar zijn!
DE PASTOORS VAN DE (SCHUIL)KERK
Achter de naam van elke pastoor staat wanneer hij
actief was als geestelijk herder aan de Havenstraat.
Henricus Wilhelmus Jansen    1817-1822      Het orgel uit de
Victor Rademaker                  1822-1835      Bethelkerk te
Nicolaas Arnoldus Bor            1835-1848      Url< die van oor-
Joannes Ignatius Lakerveldt     1848-1855      sprong uit de
Petrus van Antwerpen             1855-1861      iJsselsteinse
Adrianus van Bemmel            i86i-i86g      schuill<erl< icomt.
Nicolaas Joannes Konings      1869-1874
Johannes Wilh. van Leuffen      1874-189
Cornelis van der Hout             1634-1658
Wilhelmus van Cruysbergen    1658-1673
Adrianus ter Lauw                  1673-1696
Joannes Henricus Rhombius   1696-1710
Wilhelmus Bouwmeester         1710-1712
Johannes Bongaerts(!)              1712-1770
Johannes Govers                    1770-1805
Cornelis Joannes Voorn           1805-1817
Noten
I.Teijssen M.R., 'Uit vroeger tijden', Helmond 1949
2.  Hulst W.G. van de, 'Toen en nu', Groningen 1955
3.  Het Jansenisme was de leer, genoemd naar de leperse bisschop Cornelis Jansen (1585-1638)
die verkondigde dat God weinig mensen heeft voorbestemd om in de hemel te komen en dat
Christus niet voor allen is gestorven. Deze leer werd door de r.k. kerk sterk veroordeeld,
4. Na de reformatie werd de benaming 'pastoor' tot 1855 officieel niet gebruikt, gezien de
parochie was opgeheven. De parochiekerk werd enkele eeuwen lang 'statiekerk' genoemd.
5. Verdam J., 'Middelnederlandsch Handwoordenboek', Den Haag 1973
6. Zie het artikel 'Middeleeuws IJsselstein' van dra. Louise van Tongerloo, HKIJ nr.4, sept. 1977.
7.  Bedoeld wurdt de stadsplattegrond van IJsselstein die de situatie van omstreeks 1830 weer-
geeft. Het origineel bevindt zich in het Rijksarchief Utrecht, Topografische Atlas no. 565.
8. Zie IVI.Vergouw en P.Siccama, 'Eyteren bij IJsselstein' o.a. pag.62.
9. Zie J.G.M.Boon,'IJsselstein voor en na 1900', pag.15
KXZie M.Vergouw en P.Siccama, Eyteren bij IJsselstein, pag. 66
19
-ocr page 20-
i«^-
. we hebben de Papen horen zingen'
Litteratuur en bronnen
-  Boon, J.G.M., 'IJsselstein, uw woonstede', IJsselstein 1971
-  Boon, J.G.M., 'IJsselstein voor en na 1900', Woerden 1969
-  Giesen-Geurts, B e.a., 'IJsselstein, geschiedenis en architectuur', Zeist 1989
-  Gemeentearchief IJsselstein, diverse documenten.
-  Hulst, W.G. van de en Huizinga, R, 'Toen en nu', Groningen 1955
-  Historische Kring IJsselstein, diverse periodieken
-  NN, 'Honderd jaar gereformeerde kerk te IJsselstein', 1988
-  NN, 'Utrechts Nieuwsblad' (artikel), maandag 1 februari 1988
-  Ooyevaar, R.J., 'De St.Nicolaaskerk in IJsselstein', (particuliere uitgave) IJsselstein 1972
-  Rietveld, B., 'IJsselstein monumentaal, 1983
- Schalk, T.H.M, van, 'Katholiek rond de basiliek'. Woerden 1987
- Teijssen, M.R., 'Uit vroeger tijden', Helmond 1949
-  Vergouw, M. en Siccama, P., 'Eyteren bij IJsselstein', Nieuwegein 1993
Veel dank zijn wij verschuldigd aan de heer H.Luten vanwege zijn welwillende medewerking in
het Gemeentearchief te IJsselstein.
im
Redactie:
S. van Lexmond
Koperwiekweg 5
3403 ZT IJsselstein
tel: (030) 656 00 28
e-mail: sandra.van.lexmond
©webbox.com
Libertas Grafische
Communicatie, Bunnii<
1384.704X
Uitgave:
Voorzitter:
nr. 96, december 2001
J.C.M. Klomp
tel: (030)688 28 52
Secretariaat: M.E.J. Winkelaar-Wulfert
Herteveld 2,
3401 HL IJsselstein,
tel: (030) 688 40 80
Penningmeester: J.G. Klein
Veerschipper 15,
3401 PK IJsselstein,
tel: (030) 688 80 05
e-mail: klein@kabelfoon.nl
Bank:                       Postbank, nr.: 4074718
Redactie:               B. Rietveld
Meerenburgerhorn 10
3401 CD IJsselstein
tel: (030) 688 74 74
email; bariet@knoware.nl
Drulc:
ISSN:
Donateurs ontvangen het periodiek (4 uitgaven
per jaar) en worden op de hoogte gehouden van
de activiteiten. Nieuwe donateurs kunnen zich
aanmelden bij de penningmeester waar tevens
mutaties kunnen worden doorgegeven. Voor
inwoners van IJsselstein is de bijdrage minimaal
€ 9,10 (voor bedrijven € 14,-). Voor hen die bui-
ten IJsselstein wonen is de bijdrage resp. € 13,50
en € 18,- Losse nummers, voor zover voorradig
zijn a € 3,50 verkrijgbaar via het secretariaat.
Voor dubbelnummers is de prijs € 4,60