-ocr page 1-
45-r^
Benschopperstraat 34
te Ijsselstein
Bouwhistorische opname
Bureau voor Bouwhistorie en Architectuurgeschiedenis
Eind 2002 is de restauratie gereedgekomen van het woonhuis Benschopperstraat 34.
Een uniek huis met een lange geschiedenis die teruggaat tot voor de tijd van de
beroemde stadsplattegrond van Blaeu uit 1652. In het beeld van de Benschopperstraat
anno 2003 springt dit pand in het oog vanwege de karakteristieke vorm en de raakbare
herinnering aan voorbije eeuwen. Als een icoon van vervlogen tijden schurkt het huis
zich tussen de aaneeengeschakelde winkels.
Bijzonder is dat het huis geheel op particulier initiatiefis gerestaureerd en vervolgens
de woonfunctie heeft behouden. Behoud hiervan geeft het huis extra alure waarbij per-
soonlijke bezieling tesamen met respect voor het verleden en de vele generaties die er
lief en leed hebben gedeeld die extra kwaliteit aan het huis hebben gegeven die koude
één op één restauraties vaak ontbeert.
Basis voor de restauratie vormde het in 2001 uitgevoerde bouwhistorisch onderzoek
door het Bureau voor Bouwhistorie en Architectuurgeschiedenis te Utrecht. Het gede-
gen uitgewerkte onderzoek treft u in deze uitgave in een enigszins aangepaste versie
aan. De lezenswaardige informatie en het boeiende beeldverslag maakte het mogelijk
om het onderzoek integraal in onze uitgavereeks op te nemen.
Het onderzoek betreft dus de situatie van vóór de jongste restauratie. Door de redactie
van de HKIJ zijn als reflectie in kaderpanels foto's van de huidige situatie geplaatst.
Ijsselstein mag zich gelukkig prijzen dat door particulier initiatief aan een stuk levende
geschiedenis weer vele generaties kan worden toegevoegd.
-ocr page 2-
Voorwoord
Het pand Benschopperstraat 34 te
IJsselstein zal binnenkort worden
gerestaureerd. Op verzoek van de
gemeente IJsselstein heeft de eigenaar,
ir. V. Bouwman, aan het BBA (Bureau
voor Bouwhistorie en Architectuurge-
schiedenis) opdracht verleend tot het uit-
voeren van een bouwhistorische opname
van het pand. Bij de gedeeltelijke ont-
manteling, die voorafging aan de bouw-
werkzaamheden, zijn vele bouwsporen in
het zicht gekomen, die niet alleen een
goed beeld geven van de vroeg-iyde-
eeuwse opzet maar ook van de latere ver-
anderingen aan het gebouw. Deze bouw-
historische opname dient om de monu-
mentale waarden van het pand te inven-
tariseren, de aangetroffen bouwsporen
vast te leggen en de basis te vormen voor
het herstel van het pand.
De rapportage is van de hand van ir. A.
Viersen. Het veldwerk is mede uitge-
voerd door drs. B. Olde Meierink en ir. E.
Orsel. Het historische onderzoek werd
uitgevoerd door J. van Meerwijk en de
redactie van het rapport berustte bij drs.
J. Meijman. Voor het vastleggen van de
bouwsporen is gebruik geinaakt van de
opmeting van de heer K. Donga te Lopik.
NB. Bij de beschrijving is ervan uitge-
gaan dat de voorgevel naar het noorden
is gericht.
Redengevende omschrijving in rijksmonumenteregister
Benschopperstraat 34 te IJsselstein is als beschermd monument opge-
nomen in het register ingevolge artikel 6 van de Monumentenwet
Monumentnr.
Provincie
Gemeente
: 20107
: Utrecht
: IJsselstein
Plaatselijke aanduiding
IJsselstein
Benschopperstraat
34
Plaats
Straat
Huisnummer
Kadastrale aanduiding
Kad. Gemeente : IJsselstein
Sectie                        : F
Nummer                  : 1529
Omschrijving
"Huis met gevel met rechte
kroonlijst. Diepe bogen boven de
vensters welke later dichtgezet
zijn, slechts een open mozaïek.
Opkamer. XVII."
r
Kowtg^iof
Ü
j]
Benschopperstraat
SITUATIE
Sem. IJsselstein Sectie F Nr, 1S29
-ocr page 3-
Stratenpatroon: van achterstraat tot
hoofdas
Het nog bestaande stratenpatroon van de
oude binnenstad heeft in de loop van de
14de eeuw zijn beslag gekregen.
Vermoedelijk is het echter nog ouder.
De oudste bewoningskern, al rond het
jaar 1000, heeft in Eiteren gelegen. Na
de stichting van het kasteel (mogelijk
rond 1250, voor het eerst genoemd in
1279) is een tweede kern ontstaan, die de
grondslag voor het stadje vormde. Men
veronderstelt dat dit beperkt was tot het
terrein pal vóór het kasteel, ongeveer tus-
sen Klooster- en Weidstraat, Voorstraat
en Kerkstraat. De Klooster- en Weidstraat
en de Kerkstraat zijn wellicht sloten of
zelfs grachten geweest, die gedempt zijn
bij een eerste middeleeuwse uitbreiding.''
Waarschijnlijk is echter bij de eerste
omwalling rond 1310 het terrein wat
ruim genomen.
De grote middeleeuwse stadsuitbreiding
rond 1340, de Nieuwpoort, is nauwelijks
bebouwd tot in de jaren dertig van de
20ste eeuw.
De namen Voorstraat en Achterstraat
doen een ontwikkeling vermoeden die
vergelijkbaar is met Wijk bij Duurstede.
In de nabijheid van een kasteel zal bewo-
ning zijn ontstaan langs een ouder
patroon van doorgaande landwegen.
Eiteren werd verlaten en men vestigde
zich zo dicht mogelijk bij de toevluchts-
mogeUjkheid. Na de eerste uitbreiding
zal het verlengde van de Achterstraat, de
latere Benschopperstraat, een hoofdas
voor verdere verkaveling zijn geweest.
Mogelijk was die verkaveling slechts een
verfijning van de al bestaande perceelsin-
deling.'' Tot in het begin van de 19de
eeuw lagen er nog enkele sloten als per-
ceelsscheiding tussen Benschopperstraat
en Wed/Schuttersgracht.
IJsselstein heeft veel te lijden gehad van
conflicten tussen Utrecht, Gelre en voor-
al Holland. Een belegering gedurende
een jaar bracht in 1297 veel schade.
Mogelijk is daarna, in de periode 1300-
1350, evenals bij Wijk bij Duurstede, op
initiatief van de kasteelheer de stadsvor-
ming en de omwalling tot stand geko-
men.
De nieuwe parochiekerk werd vanaf circa
ctmn.
>CCi6
ml^ Mtvi/i
^/f. ^B
1310 net buiten de nederzetting voor het
1. Plattegrond van
kasteel gebouwd. Waarschijnlijk is in
de stad IJsselstein
deze periode de eerste omwalling
met In het
bepaald, waarbij het gebied naar oost en
westen de oude
west nogal ruim genomen is. Jacob van
nederzetting
Deventer maakte rond 1560 een vrij
Eiteren, getekend
betrouwbare kaart, waar de kerk van
door Jacob van
Eiteren nog op voorkomt (afb. i). In
Deventer, net-
hoofdlijnen staat de oude binnenstadssi-
exemplaar ca
tuatie nog steeds op de kadastrale
1570. (HUA,
minuut van 1832 (opgemeten in 1819)
Topografische
(afb. 3).
Atlas, inv.nr 561,
Hernieuwde belegeringen waren er in
fragment)
3
-ocr page 4-
percelen uitgegeven.
Waarschijnlijk betrof dit alleen verlaten
terreinen en zijn oude rechten gerespec-
teerd, voor zover de mensen terugkwa-
men. Berichten over herbouw tot zelfs
rond 1560 kunnen ook gezien worden in
het streven naar brandveiligheid: de ver-
vanging van houten gevels door steen.
Merkwaardig is wel dat pas rond 1560 de
laatste binnenterreinen werden uitgege-
1349 ^^ 1356- Hierop volgde afbraak van
bebouwing buiten de stadswal, waar een
vijand zich kon verschansen. De stad
werd uitgebreid met de Nieuwpoort. Hier
kwam echter nauwelijks bebouwing,
afgezien van het klooster Mariënberg
rond 1390. Dit klooster werd pas rond
1482 verplaatst, uiteraard vanwege krijgs-
handelingen. Deze oorlog sleepte zich
voort tot een belegering in 1510.
Volgens de middeleeuwse rijmkroniek
van Johannes de Beka werden het kasteel
en alle huizen in 1418 op verzoek van
gravin Jacoba van Beieren (IJsselstein
was Hollands) door de Utrechters volle-
dig afgebroken. Slechts de kerkelijke
gebouwen werden gespaard. In 1466
werden alle huizen opnieuw verwoest
door de Gelderse troepen.
Het duurde tot 1470 voor het kasteel
werd herbouwd. Mogelijk is in de perio-
de 1420-1470 ook de stad opnieuw in
Verwarring in straatnamen
Het zou in de lijn der verwachting liggen
dat een stadje met een vrij rechtlijnig
stratenpatroon overzichtelijk is gebleven.
Dit is helaas echter niet het geval.
De 'Voorstraat' Hep langs de voormalige
Haven; het oostelijke deel heet nu
IJsselstraat; het westelijk deel, vanaf de
Weidstraat, de huidige Schuttersgracht,
heette meestal Het Wed of Wetstraat.
-ocr page 5-
verwisseld. Daar komt nog bij dat enke-
le families regelmatig panden aan beide
zijden van de straat bezaten.
Familienamen stonden nog niet vast;
regelmatig werden patroniemen, beroe-
pen of geboorteplaatsen genoteerd.'
Het Havenstraatje tussen Benschopper-
straat en Wed, dat Van Deventer nogal
ver oostwaarts aangaf rond 1560, staat
nog wel op de kaart uit 1812, maar is op
de kadastrale minuut van 1832 een dood-
lopende particuliere steeg (nu tussen nr.
8 en 10). De particuliere steeg tussen nr.
22 en 26 was bebouwd met een stalling;
begin 20ste eeuw is hier het smalle pand
nr. 24 gebouwd.
De steeg van de Weidstraat naar de
achterterreinen, die doodliep tegen het
perceel F169 (nummering op minuut-
plan 1832, afb. 3) bij Benschopperstraat
34, gaf Van Deventer in de i6de eeuw
(afb. i) niet aan, evenmin als de particu-
liere stegen vanaf de Benschopperstraat.
In 1832 waren ze wel aangegeven.
Het Wed komt in akten incidenteel ook
voor als Havenstraatje.
De eigenlijke Havenstraat lag tegenover
de Voorstraat, langs de haven.
De huidige Schapenstraat, tussen
Kronenburgerplantsoen (de Wal) en
Benschopperstraat, heette meestal
Havenstraatje of Haverstraatje. Een steeg
ongeveer in het verlengde daarvan, van
Benschopperstraat naar Wed, heette ook
vaak Havenstraatje. Beide Havenstraatjes
zijn duidelijk te zien op de kaart van Van
Deventer (afb. i).
De Utrechtsestraat heette 'Achterstraat'.
Het verlengde, de Benschopperstraat,
heette ook 'Achter- of Afierstraat'; in de
i6e eeuw meestal met de toevoeging
'beneden de plaets', dus ten westen van het
stadhuisplein. In de loop van de i8de
eeuw vond men de Benschopperstraat,
de 'ajïerstraat', soms belangrijk genoeg
om als 'voorstraat' te benoemen.'
In de transportregisters is herhaaldelijk
de noord- en de zuidzijde van een straat
-T .■
.....f
ia- ''^
r'
J
J
Ui
! ■ ■" ■
L ^
i
,„ 1__________
. .Li
1' -'
-i-e... i, .■. ■• I
•r"
-S.
il' ■.-ï;''-
-ocr page 6-
De zuidkant van de Benschopper-
straat
Nog in de i8de en zelfs begin 19de eeuw
was er sprake van erfscheidende sloten
in het blok. Zulke sloten kunnen stam-
men van de verkaveling voordat de
Benschopperstraat binnen de eerste
stadsomwalling werd opgenomen.
Nadat het stadje omvest werd bleven
agrarische bedrijven in functie. Johannes
Tersteeg had in 1832 een boerderij
binnen de stad en zelfs binnen het blok
aan de Benschopperstraat. Hij was ver-
moedelijk gerelateerd aan Gijsbert
Tersteeg, die in 1832 de eigenaar van
Benschopperstraat 34 was.
In 1832 vormde het huidige pand
Benschopperstraat 34 nog één bebouwd
geheel met het achtergelegen perceel.
Gezien het op het kadastraal minuutplan
getekende bebouwde oppervlak is het
goed mogelijk dat dit pand een stads-
boerderij is geweest. Benschopperstraat
34 was dan het voorhuis en het achterge-
legen volume het achterhuis, dat ook nu
nog in de hoofdvorm met wolfdak als
zodanig herkenbaar is (afb. 8). Mogelijk
heeft het achterhuis een eigen huisnum-
mer (36) gekregen, dat later weer verval-
len is. Op een foto uit ca. 1965 is nog een
nummer 36 te zien dat bevestigd was
aan de zijgevel van 34 (afb. 5).
Het pand is eigendom geweest van voor-
aanstaande IJsselsteiners, meestal
middenstanders. Zij waren schepen of
burgemeester. Hun buren, bakkers, kui-
pers of smeden, waren dat ook. De eige-
naren van Benschopperstraat 34 hadden
vaak ook een huis aan de Stadsplaats, de
Weidstraat of aan de huidige
Utrechtsestraat. Mogelijk is het pand
door de eigenaren bewoond, maar waar-
schijnlijk is het na de i6de eeuw meestal
verhuurd of verpacht.
Eigendomsakten
De IJsselsteinse eigendomsakten uit de
late i6de eeuw wijken af van hetgeen
-ocr page 7-
elders in Holland en Utrecht gebruikelijk
was. In IJsselstein treft men vele middel-
eeuwse elementen aan. Soms is vanwe-
ge de omslachtige formulering geen
onderscheid te maken tussen een eigen-
domsoverdracht en een hypotheek.
Eeuwenlang zijn letterlijk dezelfde for-
muleringen overgenomen. Het huis
naast de steeg, nu Benschopperstraat 38,
had een verplichting om samen met nr.
40 de gemeenschappelijke muur en de
loden goot te onderhouden. Beide huizen
hadden het recht om met een wagen en
paarden achterom in en uit te rijden door
de steeg naar de Weidstraat naast het
stadhuis.
De vermeldingen van een steeg dienen
met enig voorbehoud te worden bezien.
Enkele malen was iemand eigenaar van
meerdere huizen naast een steeg.
Ook werd er wel eens, met name in de
i6de eeuw, een administratieve 'inhaal-
slag' gemaakt. Eigendom werd dan op
één dag wel twee of zelfs drie maal over-
gedragen. Uit een onverdeelde boedel was
de uitkoop dan enige tijd blijven hangen.
De erfenis moest na dertig of vijftig jaar
versneld afgehandeld worden om het huis
eindelijk te kunnen verkopen; ook werd
een huis wel eens in beslag genomen en
geveild wegens vele jaren achterstallige
pacht of onroerend-goed-lasten.
Het huis Benschopperstraat 34
In 1555, in het oudste bewaard gebleven
deel van de transportregisters, is als buur-
man van nr. 38 genoemd 'jonge jan
Dircksz Cock mit een stege tusschen beijde in
die benscoper straet vuijtgaende'
(het betreft
hier dus nr. 34). Verwarrend is dat deze
Cock ook enige tijd eigenaar was van
nummer 40. Daarbij bleek hij bovendien
ook de naam Vranckenburg te voeren.
Later is dit alias niet meer aangetroffen.
In het tweede transportregister (over de
jaren 1556-1561)' staat tussen aktes van
1557 een afschrift van een charter uit
1546: (schepenen o.a. Gerrit Jansz Dalen
en Gerrit Roeloffsz van Lodesteijn)
Emme Claes Jacobs weduwe, en haar
kinderen Gerrit, Jan, Aalbert, Claesgen x
Willem Hermans, Elisabeth, uitlandige
zoon Thonis dragen over aan Jan Dircksz
Cock de Jonge 'huisinge hoffstede stege
berch alle getuijnt e( getimmert'
aan de
zuidzijde van de 'Ajierstraet', nu ook wel
Benschopperstraat geheten, 'ei jonge jan
Cock dat nu beweent ei besittende is';
boven
(oost) Rochus Jansz Dalen, beneden
-ocr page 8-
6 (boven). De
Benschopperstraat
gezien in ooste-
lijke richting.
Rechts van het
midden het pand
Benschopperstraat
34 (situatie 2001).
7. (rechtsboven)
De voorgevel
gezien vanuit het
noordwesten
(situatie 2001).
Hiernaast: situatie
van afb. 6 en 7 in
de zomer 2003.
-ocr page 9-
(west) Roelof Ariaensz. De aanwezigheid
van een 'berch' maakt het aannemelijk
dat het een stadsboerderij betrof (zie ook
afb. 2). De steeg is bij het terrein blijven
horen.
Zowel buurman Rochus als buurman
Roelof waren regelmatig schepen; Roelof
bleek naderhand de achternaam Van
Meerlant te voeren. Het huis van Rochus
werd in 1561 omschreven als 'neffens het
gasthuijs over';
later werd dit 'neffens de
stadswaech over'.
'Si
^^^^^Ikv^^^ "^^k
IH
^^^^^^^■1 ^R^SS^H^^ 'rrr^' ^
J
^ë«^S1^^3'^5°i«!^:^^""*' ^f^
8. Het pand met
achterhuis, met
rechts opzij de
steeg, gezien van-
uit het zuidoosten
(situatie 2001).
Hiernaast: situatie
van afb. 8 in de
zomer 2003.
Het huis is waarschijnlijk van 1546 tot
1723 in de familie Kok gebleven. Het
bleek niet mogelijk een gedegen genealo-
gie van deze familie op te stellen. Het is
dus ook niet mogelijk om na te gaan wie
verantwoordelijk was voor de verbouwing
van 1623. WelHcht was het een lid van de
familie Kok, maar het is ook mogelijk dat
de verbouwing tot doel had het pand
beter verhuurbaar te maken.
In 1723 werden Arend Koops en later zijn
weduwe Suzanna van Halmaal eigenaar
en vermoedelijk ook bewoner.
Schepen Rittel, die vaker handelde en
speculeerde in onroerend goed, kocht het
huis midden achttiende eeuw en droeg de
eigendom aan Leendert Groenevelt pas
over na de volledige afbetaling. Diens
zoon, Anthonie Leendertsz Groenevelt,
huwde op 31 juli 1795 met Anna Tersteeg.
Waarschijnlijk is via deze connectie het
huis in de familie Tersteeg gekomen.
Tot 1882 overleden er vele leden van de
familie Tersteeg, maar slechts een
Gijsbert, op 17 oktober 1859. Gijsbert
Tersteeg huwde te IJsselstein op 19-1-1817
Deliana Vlek. Uit dit huwelijk kwamen
kinderen, onder meer een Francijntje,
genoemd naar de grootmoeder maar
jong overleden. Deliana Vlek overleed op
19-1-1848 in huis 30, aan het Wed.
Misschien was het echtpaar gescheiden
gaan wonen, of is een van de kleine hui-
-ocr page 10-
9- De jaartalsteen
1623 boven de
voordeur aan de
Benschopper-
straat. Het met-
selwerk Is enigs-
zins verstoord
(situatie 2001).
de verstoorde indruk van het omringende
metselwerk, naderhand kan zijn aange-
bracht, is er stilistisch gezien geen reden
om de ouderdom te betwijfelen.
Het zorgvuldig uitgevoerde metselwerk is
in kruisverband opgetrokken, met de toe-
passing van klezoren als hoekoplossing bij
de noordoostelijke gevelhoek.
Het baksteenwerk is voorzien van een
scharreerslag (afb. 11). Door het scharre-
ren van de stenen kon, ook met relatief
onregelmatig gevormde bakstenen, strak
ogend metselwerk worden gemaakt.
De in cement uitgevoerde plint aan de
onderzijde van het pand is in het laatste
kwart van de 20ste eeuw aangebracht en
vervangt een oudere spatstrook (vgl. afb.5).
De gevelindeling is nog vroeg-iyde-eeuws
(afb.10). Het deurkozijn stamt nog groten-
deels uit die bouwtijd. Aan de binnenzijde
is het, waarschijnlijk eikenhouten, kozijn
voorzien van een renaissanceprofiel (afb.
18). De roedenverdeling van het boven-
licht is karakteristiek voor de tweede helft
van de 19de eeuw en vervangt, gezien de
aanwezige bouwsporen van een midden-
stijl, een tweelicht. Ook de deur zal in die-
zelfde tijd zijn vernieuwd. De dagkanten
van de gevelopening zijn afgeschuind; een
kapel vormt de overgang naar de rechthoe-
zen gebruikt als verpleeghuisje. Gijsbert
Tersteeg is als 66-plusser opnieuw
gehuwd, maar niet in IJsselstein.
Beschrijving voorgevel
De voorgevel is gedateerd door de boven
de voordeur ingemetselde jaartalsteen
1623 (afb. 9). Hoewel deze steen, gelet op
iP
^f
io. De opkamer-
vensters zijn ver-
breed (omstreeks
1800) getuige de
afgehakte dagkan-
ten en de slechte
aansluiting op de
ontlastingsbogen
(situatie 2001).
Hiernaast: situatie
zomer 2003.
-ocr page 11-
een kleine dakkapel met lessenaardakje.
In de westelijke helft van de voorgevel
zijn twee ankers aangebracht ter veranke-
ring van de achterliggende moerbalken.
Tussen de deur en het westelijke venster
ontbreekt een anker. Gezien de aanwe-
zigheid van een moerbalk achter de gevel
zal ook hier een anker hebben gezeten.
De beide ankers aan de oostzijde zullen
kig uitgevoerde dagkanten van het onder-
ste deel van deze gevelopening.
Geen van de vensters is nog origineel.
De westelijke vensteropening is in een
latere fase verlaagd, waarbij ook de dag-
kanten deels zijn ingeboet. Het huidige
T-vormige schuifvenster is igde-eeuws
en vervangt, gezien de nog aanwezige
sporen van de oude roedenverdeling in
het bovenlicht, een mogelijk uit het
midden van de i8de eeuw daterend 24-
ruits schuifvenster (4x4 + 2x4) (afb. 21).
Ook de kozijnen van de beide opkamer-
vensters zijn niet meer origineel. Deze
vensters zijn iets verbreed, wat goed te
zien is aan de wijze waarop de ont-
lastingsbogen boven de vensters aanslui-
ten op de kozijnen (afb. 7). Beide ven-
sters hadden, gezien de plaats van de
wisseldorpel en waarschijnlijk overeen-
komstig de vensters in de zijgevel, 9-
ruits schuiframen. Dit venstertype is
karakteristiek voor het einde van de i8de
eeuw. Waarschijnlijk in de loop van de
tweede helft van de 19de eeuw is de hui-
dige T-vormige raamindeling tot stand
gekomen; schuifraam en bovenlicht zijn
recentelijk vernieuwd.
De getoogde keldertoegang behoort nog
tot het oorspronkelijke werk. De opening
is dichtgezet toen de kelder in de tweede
helft van de 20ste eeuw ingrijpend werd
gewijzigd. Nog op de foto van ca. 1965
(afb. 5) is de opening aan de binnenzijde
afgedicht met planken. Op de prentbrief-
kaart uit het begin van de 20ste eeuw
(afb. 4) lijkt het keldergat nog geflan-
keerd met een stoephekje.
Op diezelfde prentbriefkaart is te zien
dat de houten bakgoot aan de voorgevel
een forsere profilering had dan de huidi-
ge (die al wel op de foto van ca. 1965
[afb. 5] voorkomt), en dat het pand geen
dakkapel heeft. Op genoemde foto van
ca. 1965 zit ter hoogte van de voordeur
in de tweede helft van de 20ste eeuw zijn
aangebracht.
Het dak aan de voorzijde is voorzien van
gesmoorde oud-Hollandse pannen, ter-
wijl aan de achterzijde overwegend goed-
kopere rode exemplaren liggen.
Beschrijving zijgevel
In tegenstelling tot de voorgevel vormt de
zijgevel geen eenheid (afb. 12-14). Het
gedeelte van de gevel waarachter zich de
kelder/opkamer bevindt, vertoont ouder
muurwerk. Nabij de straathoek vormt
een vrijwel verticale scheur de scheiding
tussen dit oude metselwerk en het zorg-
vuldige vroeg-iyde-eeuwse metselwerk
van de voorgevel. Het oude muurwerk
reikt tot aan de verdiepingsbalklaag (afb.
12) en is uitgevoerd in een onregelmatig
metselverband. Het muurwerk is een
restant van een voorganger van het 17de-
-ocr page 12-
eeuwse huis. Het feit dat er overwegend
koppen en drieklezoren alsmede veel
gesinterde stenen voorkomen wijst op
hergebruik. Het steenformaat wijst op
een datering in de 15de eeuw. Het is niet
onmogelijk dat het hier een herbouw na
de laatste verwoesting van IJsselstein in
1466 betreft. Op grond van het baksteen-
-ocr page 13-
formaat is het oudste metselwerk tenmin-
ste in de i6de eeuw te dateren. Of deze
gevel vóór 1623 een afwerkingslaag had is
aannemelijk maar zonder een grondig
onderzoek niet vast te stellen.
In de zijgevel zijn ter hoogte van de balk-
laag boven de opkamer drie ankers
bevestigd. De twee noordelijke zullen ver-
band houden met de verankering van de
raveling van een (verdwenen) stookplaats
in de opkamer. Ook ter plaatse van de
verdwenen zuidwand van de opkamer zit
een anker. (BUjkens de foto van ca. 1965
1 ^"^Wj
1
B
14. Detail van afb.
13. Bij (A) is de
schuifdeur zicht-
baar, waarvoor
het onderste deel
van twee kozijnen
(B) is verwijderd.
Bij (C) zijn de
zorgvuldig uitge-
voerde i7de-eeuw-
se hanekammen
nog te zien. Bij (D
is het omstreeks
1800 aangebrach-
te venster te zien.
Bij (E) is de oude
dagkant van het
17-de eeuwse ven-
ster te zien en bij
(F) het dichtge-
spijkerde 17de-
eeuwse vensterko-
zijn op de verdie-
ping (situatie
[afb.5] zat onder in de zijgevel een kelder-
licht.) Het metselwerk van de topgevel is
zorgvuldig opgetrokken in kruisverband
met gebruikmaking van vlechtingen en
sluit aan op het lyde-eeuwse metselwerk
van de voorgevel.
In zeer zorgvuldig metselwerk is ook het
zuidelijk deel van de begane grond (het
stukje tussen beide gevelopeningen)
opgetrokken.
In het zuidelijke deel van de zijgevel zit
tegenwoordig een brede, tweeledige
schuifdeur (afb. 13). Deze gevelopening is
na 1950 ingebroken op de plaats van twee
oudere gevelopeningen.
Van de oorspronkelijke muuropeningen
(mogelijk beide een venster) zijn de hane-
kammen uitgevoerd in een lichtrode,
geslepen baksteen en is de noordelijke
dagkant van het zuidelijke venster (met
klezoor-hoekoplossing) nog bewaard
gebleven. Gezien het kleinere steenfor-
maat moet dit muurwerk jonger zijn dan
dat van de topgevel. Een datering in de
loop van de tweede helft van de 17de
eeuw is waarschijnlijk; het muurwerk ver-
vangt ouder onregelmatig metselwerk.
Naderhand is de noordelijke gevelope-
Hiernaast: situatie
zomer 2003.
-ocr page 14-
klezoor-hoekoplossing te dateren in de
17de eeuw. Bij de noordelijke dagkant
van het noordelijke venster is de oude
hoogte nog herkenbaar in het metsel-
werk.
Ter hoogte van de zolderverdieping is
nog een oorspronkelijk venster bewaard
gebleven (afb. 14, 30, 36) De asymmetri-
sche plaatsing in de gevel zal verband
houden met het feit dat aan de noordzij-
de van het venster het rookkanaal van de
opkamerschouw zat.
Het venster ter hoogte van de vliering is
15 . Gezicht over
het dakterras (situ-
atie 2001).
16  ( hiernaast). De
kelder gezien van-
uit het zuiden. De
zoldering zal na
1945 tot stand zijn
gekomen toen het
tongewelf werd
verwijderd. De
aftekening (A) is
be-waard geble-
ven. Dagkant (B)
van de straattoe-
gang is later in
het metselwerk
ingehakt. De toe-
gang aan de
straatzijde hoort
wel bij de gevel
waardoor gesteld
kan worden dat
de kelder met ton-
gewelf reeds vóór
1623 aanwezig
was. Bij (C) is te
zien dat de schei-
dingsmuur met
de gang in dikte is
gehalveerd (situa-
tie 2001).
ning zowel verlaagd als verbreed. Bij deze
gelegenheid zijn de vensters (enkel te
onderzoeken bij het noordelijke venster)
voorzien van 9- of 12-ruits schuiframen
met aan de buitenzijde luiksponningen
(afb. 14). De ruimte tussen de houten
bovendorpel en de gehandhaafde hane-
kam van het rechter venster is opgevuld
met een stroomlaag,
De oorspronkelijke openingen zijn op
grond van het zorgvuldig uitgevoerde
metselwerk en de toepassing van een
naderhand ingebroken. De ankers in de
topgevel geven de positie aan van de juk-
platen en nok van de kapconstructie.
Opvallend is dat de topgevel asymme-
trisch is opgebouwd. Aan de voorzijde is
de gevel hoger dan aan de achterzijde.
Beschrijving Icelder
Het noordoostelijke deel van het pand is
van een kelder voorzien. De zoldering
van de kelder bestaat uit een enkelvoudi-
ge balklaag, die dateert uit de tweede
-ocr page 15-
restant van de voorganger van het huidi-
ge pand. De dagkanten van de nu dicht-
gezette toegang in de voorgevel zijn in
een latere fase in het bestaande metsel-
werk aangebracht. De toegang aan de
voorzijde van het pand zal in 1623 in het
oude metselwerk zijn ingebroken.
Mogelijk bevond de oude toegang zich
ter plaatse van de huidige toegang in de
westwand (aan de zijde van de gang). De
noordelijke dagkant van deze opening is
namelijk origineel. Hiertegen pleit het
feit dat de zuidelijke dagkant wel is inge-
hakt. Een tweede mogelijkheid is dat de
oorspronkelijke toegang zich in de zuid-
wand bevond, waar nu nog enkele treden
van een deels vernieuwde keldertrap aan-
wezig zijn. Aangezien de zuidwand in zijn
geheel is verwijderd, kan deze veronder-
stelling niet meer worden geverifieerd.
Om onbekende redenen heeft men
recentelijk bij de westwand de oorspron-
kelijke steens zware muur afgehakt zodat
deze in dikte is gehalveerd. Een reden
hiervoor kon niet worden vastgesteld.
helft van de 20ste eeuw. Op de noord-
wand van de kelder is echter de aftekening
van een tongewelf te zien (afb. 16).
De versnijding waar het tongewelf op
was geplaatst, is reeds bij de bouw van de
keldermuur mee gemetseld. Hieruit kan
worden afgeleid dat het oorspronkelijke
tongewelf tot dezelfde bouwfase behoort
als de oostmuur aan de steeg. Wanneer
het geweifis verwijderd is niet bekend.
Of dit ook in de tweede helft van de 20ste
eeuw is gebeurd, toen het pand ingrij-
pend is verbouwd, is niet zeker maar wel
aannemelijk.
De vloer bestaat uit plavuizen (22 x 22 x 3
cm), die in halfsteens verband zijn gelegd
(afb. 17). Onder deze vloer is een tweede
vloer aangetroffen, eveneens bestaande
uit plavuizen (23 x 23 x 2,5 cm).
Daaronder is nog een derde vloer aange-
troffen, die bestaat uit brokken baksteen,
die in een onregelmatig patroon waren
gelegd. Onder die vloer is nog een vierde
vloer aangetroffen van baksteenbrokken.
Zoals gezegd is de kelderruimte het
-ocr page 16-
Beschrijving begane grond.
Op het ogenblik wordt de woning ontslo-
ten door een smalle gang achter de voor-
deur (afb. i8). Oostelijk hiervan ligt de
opkamer en aan de westzijde de keuken.
De zoldering van de gang bestaat uit een
samengestelde balklaag (afb. 19). Op de
laag vastgesteld. Deze kleurstelling was
in de 17de eeuw algemeen gebruikelijk.
In de keuken bevindt zich vlak naast de
tussenmuur, die de scheiding vormt met
de gang, een moerbalk. Het feit dat
direct naast de tussenmuur een moer-
balk ligt, is een duidelijke aanwijzing dat
de muur niet oorspronkelijk is, maar
later is toegevoegd. Aan te nemen is dat
zich oorspronkelijk achter de voordeur
het zogenaamde 'voorhuis' bevond, ter
grootte van de huidige gang en keuken.
Een dergelijke indeling is in de eerste
helft van de 17de eeuw algemeen gebrui-
kelijk. Gezien het feit dat de kelder nog
behoort tot de voorganger van het 17de-
eeuwse huis, kan worden geconcludeerd
dat de indeling van de voorganger niet
wezenlijk zal hebben afgeweken van
deze i7de-eeuwse indeling. Vanuit het
voorhuis was in de 17de eeuw zowel de
opkamer als de kelder bereikbaar.
Wanneer de huidige tussenwand tussen
de keuken en gang is aangebracht, is niet
bekend. Een datering in de tweede helft
van de 19de eeuw, toen de ingang werd
gewijzigd, lijkt voor de hand te liggen.
Vanuit de gang was via een secundair
ingebroken doorgang nabij de voordeur
balklaag is, voor zover na te gaan, als eer-
ste afwerkingslaag een donkerrode verf-
-ocr page 17-
de kelder inwendig toegankelijk. Het is
niet onmogelijk dat deze situatie in 1623
is ontstaan. Aangenomen kan worden
dat de plaats van de huidige doorgang
naar de opkamer oorspronkelijk is.
In de huidige opkamer is het grootste
gedeelte van de samengestelde balklaag
vervangen door een moderne enkelvoudi-
ge balklaag (afb. 22). Hierbij heeft men
niet geschroomd om ook de moerbalk in
het midden van het vertrek te verwijde-
ren. Slechts een deel, dat weggewerkt is
in een 20ste-eeuwse kastenwand, is nog
bewaard gebleven. Deze inmiddels weer
verwijderde kastenwand nam de plaats in
van de oorspronkelijke zuidwand van de
opkamer.
De huidige zuidwand is 20ste-eeuws. De
aftekening van de verdwenen scheidings-
muur is nog op de balklaag af te lezen.
groot gedeelte van de oorspronkelijke
samengestelde balklaag bewaard geble-
ven. Aan de zuidzijde van de meest
westelijke moerbalk is ook nog het oor-
spronkelijke sleutelstuk bewaard geble-
ven (afb. 24, 24a). Elders is alleen nog de
aftekening hiervan te zien.
Aan de westzijde van de balklaag is een
brede raveling zichtbaar (afb. 25). Aan de
noordzijde is de kinderbint waar de raveel-
balk op rust zwaarder uitgevoerd dan de
andere kinderbinten.
Uit dit bouwspoor is af te leiden dat de
muur oorspronkelijk steens zwaar was
uitgevoerd.
Van de oorspronkelijke stookplaats zijn
in dit vertrek weliswaar geen sporen
meer te herkennen, maar gezien het oor-
spronkelijke rookkanaal in het midden
van de topgevel moet deze ter plaatse van
de huidige stookplaats worden gezocht.
Het achterste deel van het huis is vrijwel
geheel ontdaan van de oorspronkelijke
indeling (afb. 23). Hier is nog wel een
-ocr page 18-
22. Plafond van de
opkamer. De oor-
spronkelijke balk-
laag Is weg net als
het grootste ge-
deelte van moer-
balk (A). Bij (B)
zien we de plaats
waar de oude
zuldwand van de
opkamer tegen de
moerbalk aansluit.
Wand (C) is recent
opgetrokken (situ-
atie 2001).
Ter plaatse van de zolderverdieping zijn
tegen de bouwmuur met het buurpand de
bouwsporen van een verwijderd, vrij breed
aangezet rookkanaal aangetroffen, die wij-
zen op de aanwezigheid van een brede
keukenschouw in de ondergelegen ruimte.
Op de vraag hoe de begane grond oor-
spronkelijk met de verdieping was ver-
bonden kon geen volledig antwoord
worden verkregen. Nergens zijn duide-
lijke sporen aangetroffen van een trap
naar de zolderverdieping. Alleen naast
de opkameropgang in de gang zit in de
-ocr page 19-
Bij een omstreeks 1980 uitgevoerde ver-
bouwing is het achterste gedeelte van de
kap (inclusief jukstijl en korbeel) vervan-
gen door een gevel, teneinde op het ach-
terste deel van de zolderverdieping een
dakterras te creëren (afb. 15, 31).
Bij de tweede moerbalk van de vloer,
gerekend vanuit het oosten, zitten twee
zwaluwstaartvormige kepen voor de
oplegging van kinderbinten (afb. 29). Dit
is de enige plaats waar deze afwijkende
constructie aanwezig is. Mogelijk is er
een verband met de - verdwenen - raveel-
constructie van de oorspronkelijke stook-
plaats van de opkamer. In dat geval zijn
zoldering een raveling (afb. 19) die op
een trapgat wijst. Hoewel deze raveling
niet origineel zal zijn, geeft het ontbre-
ken van sparingen voor kinderbinten in
de moerbalk oostelijk van de raveling
aan dat op deze plaats altijd een rave-
ling is geweest.
Zolderverdieping
De zolderverdieping is in belangrijke mate
bepaald door de vrij hoge borstwering
(afb. 26). Ten tijde van het onderzoek wa-
ren alle - latere - tussenwanden verwijderd.
De plaats van deze houten tussenwanden
is nog deels op de vloer af te lezen.
-ocr page 20-
-ocr page 21-
deze twee kinderbinten in het verlengde
van de raveelbalken geplaatst, waarbij de
zwaluwstaart-verbinding borg stond voor
een goede verankering. Omdat de moer-
balken van de opkamer grotendeels zijn
verwijderd kan deze veronderstelling niet
worden gestaafd.
In het zuidelijke deel van de oostwand
van de zolderverdieping is een 17de-
eeuws kruiskozijn geplaatst (afb. 30, 36).
Bij de moerbalk ten westen hiervan ont-
breken de kepen in de dekbalk. Dit duidt
erop dat aan de oostzijde voor het venster
geen vloer was aangebracht. Gezien de
plaatsing van een venster in de zijgevel
van het pand, dat zich ter plaatse van de
vloer bevindt, ligt het voor de hand dat
hier, in verband met de wens van een
ongehinderde lichttoetreding, een deel
van de vloer is weggelaten.
Kapconstructie
De kapconstructie bestaat uit drie volledi-
ge spanten en de resten van een strijk-
spant. De spanten bestaan uit twee boven
elkaar geplaatste dekbalkjukken, waarop
een schaarspant is geplaatst. Opvallend
aan de kapconstructie is dat men zowel
grenen (onder meer voor de dekbalken
van de onderste jukken) als eiken heeft
gebruikt. Bij de eiken onderdelen zijn op
-ocr page 22-
-ocr page 23-
een aantal plaatsen pengaten aanwezig,
die op die betreffende plaats geen functie
vervuld kunnen hebben. Daarnaast heb-
ben deze onderdelen eveneens telmer-
ken, die niet in het huidige telmerk-
systeem zijn in te passen. Deze sporen
duiden erop dat bij het samenstellen van
de huidige spanten (in 1623) hergebruik-
te onderdelen zijn toegepast. Mogelijk
heeft men bij de bouw de nog bruikbare
delen in de nieuwe spantconstructie
opgenomen.
Opvallend is dat met name alle dekbal-
ken zijn vervangen. De oude dekbalken
konden klaarblijkelijk niet worden herge-
bruikt. Wellicht was de kapconstructie
waarvan de onderdelen afkomstig waren
smaller dan de huidige.
Op de spanten zijn gehakte telmerken aan-
getroffen (afb. 44). De spanten zijn van
oost naar west genummerd. Bij de num-
mering is onderscheid gemaakt tussen
links en rechts: door de merken aan de
zuidzijde als halve maantjes uit te voeren,
en die aan de noordzijde als rechte gehak-
te merken. De nummers zijn op de eiken
en grenen onderdelen aangetroffen.
mm^^
' tH^i
HEjHL
%\\ll
k * :4^
'^
m
^ ^
-ocr page 24-
Behalve de hiervoor genoemde telmer-
ken zijn er ook nog andere gehakte tel-
merken aangetroffen op de eiken onder-
delen. Aangezien bij deze merken geen
systeem is te herkennen, zullen de mer-
ken bij het primaire gebruik horen.
Tevens zijn op een aantal plaatsen in de
eiken onderdelen onbenutte pengaten
aangetroffen (afb. 35). De hiervoor
genoemde afwijkingen en sporen duiden
erop dat bij de bouw van de huidige kap-
constructie gebruik is gemaakt van her-
gebruikte - eiken - onderdelen. Deze
onderdelen kunnen afkomstig zijn van
-ocr page 25-
de voorganger van het huidige pand.
Aan de westzijde van het pand zijn de
resten aangetroffen van wat waarschijn-
lijk een strijkspant is geweest. Op de zol-
derverdieping is dit spant geheel verdwe-
nen, maar op de vliering rest nog wel een
deel van het spant (afb. 32).
Opvallend hierbij is dat aan de zuidzijde,
vlak naast het weggebroken rookkanaal,
het spant is voorzien van een verticale
stijl. Deze is met pen-en-gat verbonden
met de dekbalk van het spant (afb. 33).
Deze wijze van verbinden duidt erop dat
de stijl reeds bij de bouw van het spant is
38 (boven). De
vlieringvloer. De
vloerdelen zijn de
hergebruikte,
omgedraaide delen
van de oude vloer.
De afiekening van
de kinderbinten
zijn nog goed te
zien (situatie
2001).
Hiernaast boven.
Detail van het
noordelijk spant-
been (zie afb. 35)
van spant II na de
restauratie in
Hiernaast onder.
De oostwand van
de vliering (zie
afb. 36) na de
restauratie in
-ocr page 26-
geplaatst. Dit vormt wederom een aan-
wijzing dat het rookkanaal tot de oor-
spronkelijke opzet behoort. Dit komt
overeen met wat al is vastgesteld bij de
beschrijving van de balklaag van de bega-
ne grond, namelijk dat tegen de oost-
wand een grote stookplaats zat.
Op de kinderbinten van de vlieringvloer
is een deel van de vloerdelen herge-
bruikt. Deze vloerdelen zijn daarbij
omgedraaid (afb. 38). De ongeschilderde
stroken op de deels omgedraaide vloerde-
len geven aan waar vroeger de kinderbin-
ten waren geplaatst. In het verleden zijn
de delen dus een keer verwijderd en
ondersteboven herplaatst.
Op de spanten zijn jukplaten gelegd.
Deze jukplaten zullen nog tot de oor-
spronkelijke kapconstructie behoren. De
jukplaten dragen op hun beurt de in
rondhout uitgevoerde grenen sporen.
Deze sporen kunnen van relatief recente
datum zijn.
Op de bovenste jukken zijn eenvoudige
schaarspanten geplaatst, voorzien van
gehakte telmerken, die aansluiten bij het
systeem van telmerken van de balkjukken.
De asymmetrische gevelopbouw is ook te
herkennen bij de spanten. De nok ervan
is namelijk niet exact in het midden van
!iï1
F
HDD
^1^1 -Q-gSi
,-~-M-^J---., I
(^'
.-./--^, '
□D
, _n
1
!
ÏÏTTri
1
1 1
Il E
0 iii
W'--------'-----------
h
1
1
'
E
\
Tm-D-Drmr-tr
-ocr page 27-
de gevel geplaatst, maar iets noordelijk
daarvan. Het bewaarde deel van de span-
ten is wel symmetrisch uitgevoerd. De
verdwenen zuidelijke spantbenen waren
langer dan die aan de noordzijde.
Bouwfasering
Fase i: i^de eeuw
De hoofdstructuur van de middeleeuwse voorganger, die in 1555 voor
het eerst in de bronnen wordt genoemd, zal niet wezenlijk hebben
afgeweken van het huidige pand. Er rest echter te weinig van deze
oudste fase om er een goed beeld van te kunnen geven.
Fase 2: 7623
Het huidige pand vertoont alle kenmerken van het eerste kwart van de
17de eeuw en zal, getuige de jaartalsteen boven de deur, in 1623 zijn
opgetrokken. Het bestaande middeleeuwse pand zal gesloopt zijn met
uitzondering van die delen, die men kon hergebruiken. Zo is er in de
kelder en bij de bouwmuren gebruik gemaakt van bestaand metsel-
werk. Ook heeft men bij het samenstellen van de kapspanten herge-
bruik gemaakt van eiken onderdelen, die mogelijk afkomstig zijn van
de gesloopte voorganger Het pand zal naast de opkamer (met stook-
plaats) een 'voorhuis' hebben gehad. Het achterste deel van het pand
zal een woonkeuken zijn geweest. Tegen de westwand was een grote
keukenschouw geplaatst.
Bij het onderzoek zijn geen bouwsporen aangetroffen die aantonen
dat het hier een stadsboerderij betreft. Evenwel, het historisch onder-
zoek, de aanwezigheid van een achterhuis en de indeling van het
pand maken dit wel aannemelijk.
-ocr page 28-
•  Fa%e y tweede helft yde eeuw
In de tweede helft van de 17de eeuw is het zuidelijk deel van de zijge-
vel vernieuwd. De beide vensteropeningen met hanekammen en het
aangrenzende metselwerk herinneren hieraan. Mogelijk wenste men
meer daglicht te verkrijgen voor de woonkeuken.
•  Fase 4: omstreeks i8oo
Omstreeks 1800 zijn de vensters van de opkamer en in het zuidelijk
deel van de oostmuur vervangen. In die tijd zullen ook enkele wijzigin-
gen van ondergeschikt belang hebben plaats gevonden. Door de na de
Tweede Wereldoorlog uitgevoerde verbouwingen zijn deze sporen vrij-
wel weer verwijderd.
•  Fase 5: tweede helft igde eeuw
De gang die nu de vertrekken ontsluit is vermoedelijk in de tweede
helft van de igde eeuw tot stand gekomen, alhoewel een iets vroegere
datering niet is uit te sluiten. Bij deze gelegenheid zullen ook de ven-
sters in T-vensters zijn gewijzigd.
•  Fase 6: tweede helft 20ste eeuw
De moderniseringen, die na de Tweede Wereldoorlog hebben plaats-
gevonden, hebben de structuur van het gebouw zeer aangetast, zodat
de oorspronkelijke structuur niet meer afleesbaar is. Zo is onder ande-
re de zoldering van de opkamer verwijderd. Mogelijk is bij dezelfde
gelegenheid ook het keldergewelf gesloopt. Tevens is de zuidwand van
de opkamer verplaatst.
In het achterste gedeelte van het pand is de gehele inrichting verwij-
derd. In de zijgevel werd een brede schuifdeur ingebroken, hetgeen
ten koste ging van de oude gevelopeningen.
Op de zolderverdieping zijn in deze periode, ten behoeve van de aan-
leg van een dakterras, de zuidelijke spantbenen van de kap verwijderd
en vervangen door een gevel met vensters en een deur.
verdieping
E
rood = XV? blauw = 1623 geel = XVIIB oranje = XIXB groen = XXB
-ocr page 29-
Waardestelling
•  Het exterieur is van groot architectonisch belang als voorbeeld van
een gaaf bewaard gebleven lyde-eeuws woonhuis. De zorgvuldige
afwerking van de gevels blijkt onder andere uit het gescharreerde
oppervlak van de voorgevel. Van de oorspronkelijke kozijnen is
alleen dat van de deur en van een kruisvenster in de zijgeveltop
bewaard gebleven.
•  Bij het pand is de lyde-eeuwse structuur met kelder, opkamer, voor-
huis en keuken nog afleesbaar. Deze structuur is van hoge cultuur-
historische waarde.
•  Eveneens van grote cultuurhistorische waarde is de aannemelijke
historische boerderijfunctie van het pand (als voorhuis), en het
bouwtype stadsboerderij, als vroeg voorbeeld alsmede de zeld-
zaamheid daarvan.
•  Bij het interieur zijn in de laatste decennia veel originele elementen
verloren gegaan. De oorspronkelijke constructie met delen van de
samengestelde balklaag zijn bouwhistorisch en architectuurhisto-
risch waardevol.
•  De spanten zijn van groot bouwhistorisch belang als voorbeeld van
een lyde-eeuwse spantconstructie, waarbij gebruik is gemaakt van
hergebruikt materiaal.
•  Stedenbouwkundig is het pand van belang vanwege de ligging aan
de hoofdstraat van IJsselstein. Belangrijk is ook de aanwezigheid
van de middeleeuwse steeg naast het huis, die oudtijds toegang gaf
tot het achtererf. Het pand vormt in samenhang met de achterbouw
- die nu niet meer bij het pand hoort maar in hoofdvorm nog altijd
als achterhuis herkenbaar is - nog een herinnering aan de oorspron-
kelijke agrarische bedrijvigheid van het stadje.
verdieping
E
blauw = hoge monumentwaarde groen = positieve monumentwaarde geel = indifferente
monumentwaarde/neutraal rood = indifferente monumentwaarde/storend
-ocr page 30-
Noten
1.     A.M. Faflanie, Een kaart van IJsselstein uit 1812. In: Historische Kring IJsselstein 1988, pp. 97-110.
2.     Een argument voor deze veronderstellingen is de vermelding van tijns, oorspronkelijk een ontgin-
ningsheffing. De middeleeuw/se tijns werd in de 16de en begin 17de eeuw niet vermeld in onroe-
rend-goed-transacties. In de late 17de en vooral de 18de eeuw was er een tendens om dergelijke
oude rechten te vermelden en zo mogelijk te innen, niet zozeer vanwege de geringe opbrengst,
maar vooral uit status-overwegingen: het bevestigen van oude heerlijke rechten. Vermeldingen van
tijns betreffen vrijwel uitsluitend het gebied ten westen van de Klooster- en Weidstraat. (De oudste
registers zijn verloren gegaan, alleen een register uit de 18de eeuw is bewaard gebleven.)
3.    Zie voor de chaotische periode 1480-1510: CA. van Kalveen, Het bestuur van bisschop en Staten in het
Nedersticht, Oversticht en Drenthe
14S3-1520. (Bijdragen van het Instituut voor Middeleeuwse
Geschiedenis der Rijksuniversiteit te Utrecht XXXVI.) Groningen 1974. S.B. Zilverberg, De Stichtse
burgeroorlog. Rebellie en reactie in het vijftiende-eeuwse Utrecht.
Zutphen 1978.
4.     In het blok ten zuiden van de Benschopperstraat: 'opten leste februari] 1561' Jan van Berck, rent-
meester van de heer van IJsselstein, droeg over aan Cijsbert van Lodensteijn 'een eiffzoe groot ende
cleijn dat binnen dese stede ommuert ende gelegen is',
zuid Jan Lambertsz met zijn 'berch en erff',
noord Cijsbert Thunisse met zijn erf, oost Aryaen Herman Luijtensz met zijn moeder Sophia
samen, 'n\it een vuijtgaende stege opte afterstraet (Benschopperstraat) naest gelegen'; burgemeester
Van Lodensteijn droeg het meteen over aan Cijsbert Thunisse. Waarschijnlijk had Thunisse het al
geruime tijd gepacht en moest de burgemeester nog iets verdienen aan de overdracht. De ommu-
ring van het terrein doet een boomgaard vermoeden.
5.     Bijvoorbeeld op 29 april 1790 in de transportregisters.
6.     Een duidelijk voorbeeld is het transport van 9 februari 1792. Maria 't Hooft, weduwe van Theunis
Wolfenbuttel, droeg het eigendom van een huis over. In de akte zelfstaal het huis aan de noordzij-
de. In het verzoek om dit mede namens de onmondige kinderen te mogen verkopen staat de zuid-
zijde genoemd. Het echtpaar Wolfenbuttel bezat ruim dertig panden in de binnenstad. De vermel-
ding van een postje van 9 stuivers voor het kapittel stelt ons in staat om dit pand te localiseren aan
de zuidzijde van de Benschopperstraat.
7.     Zo kwam in het blok aan de Benschopperstraat (1580-1620) regelmatig een Cornelis Janszoon voor.
Soms heette hij naar zijn beroep 'cuijper', soms naar zijn herkomst 'van Leerdam'. Een illustratief
IJsselsteins voorbeeld is de familie die, al vroeg, in de 16de eeuw, de achternaam Kip droeg. Hun
boerderij bij een sluis kreeg de naam Kippersluis. Zowel afstammelingen van de eigenaren als de
pachters gingen zich Kippersluis noemen.Ter vergelijking zij vermeld dat twee broers in het midden
van de 17de eeuw allebei vooraanstaande middenstanders waren. Zij hadden nog geen familie-
naam; hun afstammelingen heten respectievelijk Brouwer en Bakker.
8.    In akten uit de tijd van Van Deventer, dus rond 1560, is een enkele keer sprake van 'de oude nnoelen-
steech'.
Mogelijk was dit de steeg tussen nr. 24 en 26; mogelijk was het ook een andere naam voor
het Havenstraatje. De steeg leidde niet naar de windmolen maar naar een rosmolen, die op een
binnenterrein gestaan heeft.
9.    In 1832 was de eigenaar Cijsbert Tersteeg, winkelier te IJsselstein (leggerartikel 256). Het pand zelf lag
in sectie F met nummer 168: een huis op 0-2-40 (perceelsgrootte), klasse 1, klasse gebouwd 9,
belasting ongebouwd f 0,86 en gebouwd f78. Hierbij hoorde perceel nr. 169, tuin, 0-4-50, klasse i,
ongebouwd f3,15. Onderdeel van F 169 was de steeg naar de 'Benschopsestraat'. In de naaste omge-
ving bezat Tersteeg de nrs. 159-161, aangrenzend binnenterrein, respectievelijk huis, schuur, tuin; en
nrs. 170-175, een rijtje aangrenzende kleine huisjes aan de Wetstraat, belastbaar voor bedragen rond f20.
Verwarrend is een andere Cijsbert Tersteeg, van beroep metselaar. Deze bezat in het blok nr. 146; buiten
het blok, elders in de stad, de nrs. 43, 341 en 345. Binnen het blok was nr i54bis huis/erf/bouwland
eigendom van Cijsbert Tersteeg cum suis. Welke van de twee Cijsberts eigenaar was is niet nagegaan.
Verder waren eigenaar: ene Dirk Tersteeg, dagloner, met een huisje in de Nieuwpoort; en zoals ver-
meld, Johannes Tersteeg, bouwman, met de nrs 155-157 in het blok.
io. Het Utrechts Archief (HUA) 239-3, archief gerecht IJsselstein, inv.nr, 648, 19 delen transporten, 1555-1811.
n. De formulering om eerst een vrijwillig vonnis te vragen ('begeerde eenen oerdell') en dan pas over te
dragen doet denken aan de versteende formuleringen over het vermijden van bloedwraak. De verplich-
-ocr page 31-
te verzoeningsformules stierven al rond 1450 uit en bleven administratiefin enkele gebieden tot
1650 herhaald; in Ijsselstein bleef men bij onroerend-goed-transacties voor de veiligheid alle
middeleeuwse omschrijvingen herhalen; later zelfs met bijvoeging van de voordien vergeten tijnsta-
rieven. Een voorbeeld, dat mogelijk uit het dijkrecht afkomstig is, is de term 'met hant mont halm d
stroij'
bij de eigenlijke overdracht.
12.   3-12-1555 Willem, Jan, Anna, Marrigje, kinderen van Dirck (Dirck Jansz van Woerden), Willem ook
namens onmondige broer Jacob, dragen eigendom over van een huis en erf tegenover het gasthuis
aan de Benschopperstraat, buurman boven (oost) is Lauwerens Gosensz met de muur met de
loden goot, buurman beneden (west) is 'JongeJan Dircksz Cock m/'t een stege tusschen beijde in die
benscoper straet vuijtgaende';
met uitrit naar Weidstraat; nieuwe eigenaar: Rochus Jansz Dalen.
30-io-i78i: overdracht door Hester Langeslag, weduwe van Jan Rijke, aan Pieter de Leeuw, gehuwd
met Aaltje Rietveld, van een huis en erf aan de zuidzijde van de Benschopperstraat 'tegens over de
waag',
oost Cerrit Heijsters met 'een huisinge en muur tusschen beijde met een lode goot tot gelijke
kerjfhalfen half te onderhouden',
west Leendert Groenevelt 'met een steeg tusschen beijde', en een
zij-uitgang: 'hebbende nog zijn uitgang met wagen en paarden te mogen rijden uit en in de Wijdstraat
door de steege op het voorschreeve huis agter corresponderende',
voor f 2350 (f 850 contant en een
plecht voor het resterende bedrag), belast met 1 stuiver en 2 duiten thins.
13.    HUA 239-3, archief gerecht Ijsselstein, inv.nr. 648-1.
14.   Jan Jan Dircksz Cock alias Vranckenburg draagt een huis en hofstede over, gelegen aan de 'ajierstra-
et',
strekkend tot aan het erf van de weduwe van Dieter Peter Jansz; nagemeten door schout en
schepenen bleek de diepte 7 roeden en 'achtdaiff wezelschen voet', de breedte 2 roeden 2 voeten;
boven (oost) Hendrick Claesz 'zonder middel' (d.w.z. dat daar geen pand stond), dan een opgaande
gevelmuur, die gemeenschappelijk was; vermelding van een voorwaarde over alwateren: Hendrick
Claesz mocht door zijlen door de kelder van dit pand afwateren; kosten bij verstopping waren voor
zijn rekening; 8-3-1559. Bij een latere transactie van dit pand staat deze merkwaardige afwatering
niet meer vermeld; dus zal Hendrick Claesz bij de bouw een andere oplossing gevonden hebben.
15.    HUA 239-3, archief gerecht Ijsselstein, inv.nr. 648-2.
16.   Nummer 38 wisselde vrij snel van eigenaar in deze jaren: 18-12-1560 Rochus Dalen aan Claes Jansz;
deze op 30-5-1561 aan Jan Gerritsz vande Bosch.
Na de Reformatie is het klooster opgeheven en het terrein voor diverse doeleinden gesplitst; in
1599 werd de stadswaag aan de Benschopperstraat gebouwd. Erachter lag het Ewoudsgasthuis.
17.   4-5-1723: de executeurs testamentair van wijlen de heer Karel Kok, oud-burgemeester en schepen,
gehuwd geweest met wijlen Katharina d'Otterdijk, zijn eerste vrouw, dragen over aan sinjeur Arent
Koops en jufFr. Kornelia de Hamare [sicj, 'seker huijs en erve, staande en gelegen binnen dese stad aan de
Zuijdzijde van de Benschopperstraat, met een hof daar agter en de
steeg ter zijden', oost voor Thomas van
Wijk, oost achter Hermannus Kip, west voor Cerrit Klomp, west achter Jan Leur, na veiling 28 decem-
ber 1722, thins 2 stuiver 6 denier 1 penning, koopsom f1250. Even tevoren, 4-2-1723, kocht Koops uit
diezelfde boedel een huis aan de zuidzijde van de Achterstraat (Utrechtsestraat) voor f482.
i8. Er waren twee families Kok in Ijsselstein, een katholieke en een hervormde. Mogelijk waren ze aan
elkaar verwant. Huwelijken werden pas sinds 1628 geregistreerd. In het tijdsbestek van dit onder-
zoek was het niet mogelijk om alle erfeniskwesties na te gaan. De overleden burgemeester Kok had
connecties in Utrecht; de gepensioneerde gouverneur van de Antillen benoemde hem in 1704 tot
voogd over zijn minderjarige kinderen.
19. 5-2-1755: Juffrouw Suzanna van Halmaal, weduwe en enige erfgename van de heer Arent Coops,
draagt over aan de heer Evert Rittel, schepen, voor f 1000, 'zeekere huysinge, erve, en hoff, met al
hetgene daarin en op aard en nagelvast is, mitsgaders met alle zodanige heerschende en lijdende servitu-
ten, regten en geregtigheden, als deze huysinge, erve en hoff hebben, en tot hier toe gepossideert zijn
geweest, staande en gelegen binnen dese voorschreven stad in de Benschoper Straat op de Suydzijde, met
een steeg ter zijden Oostwaards, daar Jan Rijken voor, en agter Hermannus Kip, en ten Westen de
Weduwe wijlen de Heer J.F. Beijen voor, en agter Jan Leur, naast gelegen en geërfi zijn'
met 'een jaarlijk-
se Thins van
2 st.rs 6 deniers en 1 penn.' voor de Baron van Ijsselstein Evert Rittel, schepen, gehuwd
met Reinira Manjet, draagt de eigendom van dit huis over aan Leendert Groenevelt, 'met een steeg
tersijden',
oost Jan Rijke, west weduwe van de heer Johan Franco Beijen, thins 2 st 6d en 1 p, op 3-1-
1766, voor f 1475.Leendert Groenevelt, afkomstig uit Moordrecht, huwde te Ijsselstein op 26 april
-ocr page 32-
1761 met Jacoba Gerritsdr van Middelkoop.
20.  Tussen het eind van de transportregisters in i8ii en het begin van het kadaster in 1832 ligt een
kloof. Mogelijk kan het notarieel archief nadere informatie opleveren.
21.   Hij was 76 jaar, echtgenoot van Pieternella Kuif, zoon van jan Tersteeg en Francijntje Nobel. Hij
overleed in huis 93. Hij was RK gedoopt 24-1-1782. Zijn vader jan huwde 24-1-1768 Rijmpje
(Remberta) de Lang uit Benschop; hertrouwde als weduwnaar 20-11-1772 (RK) Francijntje Nobel,
ook uit Benschop.
22.   Het steenformaat is: 24,5/25 x 11,5/12 x 5 cm, met een tienlagenmaat van 60 cm.
23.   Een andere reden voor het scharreren kan zijn dat het metselwerk moest worden geruwd ten behoe-
ve van het aanbrengen van een afwerkingslaag. Dit laatste lijkt te worden bevestigd door de in de
plooien aanwezige verf- of mortelresten.
24.   Het baksteenformaat van het rommelig uitgevoerde metselwerk bedraagt 24/25 x 13,5/14 x 6 cm,
met een tienlagenmaat van 75 cm.
25.   Het metselwerk tussen de vensteropeningen is opgetrokken met bakstenen van 19/19,5 x 9 x 4 cm,
met een tienlagenmaat van 49 cm.
26.   Het is niet uit te sluiten dat men te maken heeft met hergebruikte vensters. In dat geval kunnen ze
veel later aangebracht zijn.
27.   Het baksteenformaat is 27/27,5 xi2,5/i3(.')x 6/7 cm, met een tienlagenmaat van 72 cm.
It
Colofon
3401 CD IJsselstein
tel (030) 688 74 74
e-mail bariet@ision.nl
Redactie
S. van Lexmond
Koperwiekweg 5
3403 ZT IJsselstein
tel (030) 656 00 28
e-mail sandra.van.lexmond@webbox.com
Druk
Libertas Grafische
Communicatie, Bunnik
ISSN
1384.704X
Donateurs ontvangen het periodiek (4 uitgaven
per jaar) en worden op de hoogte gehouden van
de activiteiten. Nieuwe donateurs kunnen zich
aanmelden bij de penningmeester waar tevens
mutaties kunnen worden doorgegeven. Voor
inwoners van IJsselstein is de bijdrage minimaal
€ 10,00 (voor bedrijven € 15,-). Voor hen die bui-
ten IJsselstein wonen is de bijdrage resp. € 15,00
en € 20,- Losse nummers, voor zover voorradig
zijn è € 3,50 verkrijgbaar via het secretariaat.
Voor dubbelnummers is de prijs 5,00
Uitgave
Stichting Historische Kring IJsselstein
nr. 102, juni 2003
Voorzitter
J.C.M. Klomp
tel (030) 688 28 52
Secretariaat
M.E.j. Winkelaar-Wulfert
Herteveld 2,
3401 HL IJsselstein,
tel (030) 688 40 80
Penningmeester
J.C. Klein
Veerschipper 15,
3401 PK IJsselstein,
tel (030) 688 80 05
e-mail klein@kabelfoon.nl
Bank
Postbank, nr. 4074718
Redactie
B. Rietveld
Meerenburgerhorn 10