-ocr page 1-
GROIEI
Freudenthal instituut
Archief
-ocr page 2-
GROIil
-ocr page 3-
&
Tiberdreef 4 - 3561 GG Utrecht
G R 0 E I
Een produkt ten behoeve van de
experimenten in het kader van de
Herverkaveling
Eindexamenprogranima' s
Wiskunde I en
II V.W.O.
Samenstelling:
Jan de Lange Jzn
Martin Kindt
Vormgeving:
Ellen Hanepen
© 1984; 2e herziene versie
Utrecht, januari 1984.
-ocr page 4-
INHOUDSOPGAVE
1. LINEAIRE GROEI: OPTELLEN                                                   pag. 1
2. EXPONENTIELE GROEI: VERMENIGVULDIGEN
3. GROEISNELHEID: DE HELLING                                                            13
4. GROEI VAN RATTEN                                                                             19
5. AFGEREMDE GROEI                                                                               23
6. EXPONENTIELE FUNCTIES                                                                   27
7. LOGARITMISCHE FUNCTIES                                                                 39
8. (DUBBEL)LOGARITMISCH PAPIER                                                       49
-ocr page 5-
1
LINEAIRE GROEI: OPTELLEN
Twee vrienden zijn ieder in het bezit van een veulen. Bij de koop wogen
beide dieren even veel. Een maand na de koop spreken de vrienden elkaar
weer. Uiteraard vormen de edele dieren onderwerp van gesprek.
Rudolf: "Mijn veulen is 10 kg gegroeid".
Vanessa: "De mijne is 20% zwaarder geworden".
Rudolf: "Ze zijn dus nog even zwaar".
» 1. Hoe zwaar waren de dieren oorspronkelijk?
De daarop volgende drie maanden zien ze elkaar niet. Als ze elkaar ein-
delijk weer zien, in gezelschap van een derde, Willem, vindt het volgen-
de gesprek plaats:
Vanessa: "Mijn veulentje is iedere maand keurig zo'n 20% gegroeid".
Rudolf: "De mijne is trouwens ook mooi regelmatig gegroeid, iedere
maand 10 kg".
Willem, die ook het buskruit niet heeft uitgevonden:
"Dus ze zijn nog steeds even zwaar".
» 2. Teken in een grafiek het gewichtsverloop van de veulens vanaf het
moment van aankoop.
> 3. Hoe leg je Willem uit dat de dieren echt niet even zwaar zijn na
vier maanden?
De groei van het veulen van Rudolf noemen we LLnzaJJi.
Hierbij ontstaat de volgende waarde uit de vorige door optzULinQ met een
getal. Dat getal is constant als de tijdsintervallen even groot zijn. De
grafiek is een rechte lijn.
-ocr page 6-
Of, schematisch:
Qttijkt [geMxickti]
totnamt
getijfce
tijdi-intiAvaXtun
Mi de £ijdt>.vtfeJivalZzn (u) even gioot z-Ljn ontitaaX de volgcnde.
vxhoM.il uaX de voiiqz dooK OPTELUNG meX een geXat (u).
Pe gia^-tefe:
» 4. Vind een functievoorschrift dat de groei van het veulen van Rudolf
beschrijft (tijd in maanden; gewicht in kilo's).
» 5. De functie y beschrijft een lineair groeiproces. Als x toeneemt met
a dan neemt y toe met V.
a. Laat zien: als x toeneemt met 3u. neemt y toe met 3u.
b. Ook: als x toeneemt met n*u. neemt y toe met n«v. (n£lN).
c. Hoe groot is de helling van de grafiek, uitgedrukt in a en u?
» 6. Verklaar: KLj LintaJjie. gtioz-l -Li de gtioeAAneZheUd constant.
» 7. Verklaar: Bij lineaire groei is het functievoorschrift van de vorm:
y = b + ax
met:
b: beginwaarde (op x=0);
CL: helling van de grafiek (groeisnelheid = groei per
eenheid).
-ocr page 7-
3
t
f(t)
0
35
6
95
t f(t)                          t: tijd in uren
f: aantal
» 8.
Bovenstaande tabel betreft een lineair groeiproces.
a. Bereken f(3) en f(10).
b. Bereken de groeisnelheid.
» 9. De grootte (lengte) van een blad wordt twee weken lang opgemeten:
tijd*
lengte
2 april
3,1 mm
5 april
6,4 mm
10 april
12,0 mm
14 april
1 6,1 mm
15 april
1 7,0 mm
a. Maak een grafiek (horizontaal tijd
in dagen) en laat zien dat dit
groeiproces redelijk te benaderen
is door een lineaire functie.
b. Bepaal net functievoorschrift.
*) steeds om 12 uur v.m. gemeten.
» 10. Aandelen kopen op de beurs van New York (Wall-Street) gebeurt via
bemiddeling van een dealer of broker. Aangezien voor niets de zon
opgaat moet er voor die bemiddeling wel wat betaald worden. En wel
volgens de volgende tabel:
Kosten(commissie) voor het verhandelen van 100 aandelen op de
New York Stock Exchange:
Bedrag (in US $)
Commissie
B < 400
$ 3.=
+ 2% over het bedrag
400 < B < 2400
$ 7.=
+ 1% over het bedrag
2400 < B < 5000
$ 19.=
+ 0,5% over het bedrag
B > 5000
$ 39.=
+ 0,1% over het bedrag
Minimum commissie: $ 6.=
Maximum commissie: $ 75.=
-ocr page 8-
4
-ocr page 9-
____________________________________________________________5
a. Je koopt 100 aandelen a $ 5.=.
Bereken de commissie.
b. De aandelen stijgen naar $ 5.10.
Bereken de commissie in dit geval.
c. Ook als de aandelen $ 5.20 zijn.
d. Tot welk bedrag per aandeel blijft de commissie op deze lineaire
wijze toenemen?
Vind het functievoorschrift voor dit gedeelte van de "commissie-
functie". (Horizontaal: prijs per aandeel, vertikaal: commissie
in dollars).
e. Bepaal voor ieder der lineaire gedeelten van de "commissiegrafiek"
het functievoorschrift.
f. Hoe zie je aan de grafiek dat de groei van de commissie steeds
minder wordt naarmate het bedrag van de transactie toeneemt?
Foto: de bojuihA van New yonk: Watl-StAneX.
-ocr page 10-
-ocr page 11-
7
EXPONENTIELE GROEI: VERMENIGVULDIGEN
In dit hoofdstuk kijken we eerst naar Vanessa, althans naar haar veulen.
De groei van dat veulen was ook heel "regelmatig" maar zeker niet het-
zelfde als dat van Rudolf.
De groei van Vanessa's veulen in tabelvorm:
gewicht
tijd
50
'>1,2
>1.2
c
c
+ 1
Q
60
+ 1
72
ledere volgende gewichtswaarde ontstaat uit de vorige door VQAmZYlLQVULt-
dig-lng
met een getal. Dat getal is constant als de tijdsintervallen even
groot zijn. Dat getal heet de
Qh.OdJ^is<X.dtoK.
-ocr page 12-
8
Algemeen:
X
y
giUjkz ***■(}------
tljdi-Lnteji- ^^ + . s- L
vallm \ ^ |_____|
|—|^—
. gelsijke.
t^ Q'loeA.^a.c.toim
G^toex. volge.ru dot model feeet EXP0NENTIELE GROEI.
De g-taij-tefc zxet e/i a&5 volgt uaX:
</.^9
xg
b I
--------p.--------p.
De volgende tabel geeft (nogmaals) de groei van Vanessa's veulen weer:
X
y
0
1
2
50
50*1,2 = 60
• • •
x: tijd in maanden
y: gewicht in kilo's
» 11. Maak deze tabel af en vind een functievoorschrift voor de groei
van dit veulen.
» 12. Bedenk ook het functievoorschrift voor een veulen dat bij aankoop
(t=0) 60 kg woog en 15% per maand groeit.
» 13. Bedenk een functievoorschrift voor de groei van een zeester die bij
de eerste meting (31 juli) een diameter van 2,0 cm heeft, en ver-
volgens tot en met 9 oktober iedere 10 dagen zo'n 25% groter wordt.
(De diameter dus). Maak een grafiek van het groeiverloop.
-ocr page 13-
9
Hiernaast zie je de zeester op ware
grootte op 12 September.
Controleer in je grafiek of de afme-
tingen van de ster op 12 September
inderdaad kloppen met wat het vol-
gens het functievoorschrift zou moe-
ten zijn.
W
» 14. Rente per jaar is 10%. Op t=0 heeft iemand/ 5.000,= op de bank ge-
zet.
a. Laat zien dat de groei van het uitstaande bedrag exponentieel
is (bij samengestelde interest).
b. Hoe groot is het bedrag na vijf jaar?
c. Toon aan: als de percentuele toename p% is, dan is de groeifac-
tor 1 +
P
100
Algemeen:
Hzt ^unctizvootuchAifit vooa. exponzntizlz ghozi <a> van de vonm:
y = b-g
met: 6: bzgi.mma.Kdz op x - 0;
g: de gfioet^acton. ovzh. zmkzid&tijdAMvteAvaZ.
Alt, de. peAc.mtu.2Z2. toenomz p% p2A tijd6zmh.2A.d aj>, dan U> de
gKoel^actoK. 7 + -j4» .
-ocr page 14-
10
C
20 minutes
"^^"
J
CD
)
Daughter cells
20 minutes
C
"V
3
c
-*y~
CD LJ
D
» 14. Onder gunstige omstandigheden deelt een eel van de bacterie
Escherichia Coli zich iedere 20 minuten in tweeen.
a. Maak de volgende tabel af:
t
0
1
2
3
4
5
6
7
N(t)
1
t : in eenheden van 20 minuten;
N(t): aantal cellen op tijdstip t.
b. Teken een grafiek met horizontaal de tijd en vertikaal het
aantal cellen.
c. Kun je (een) functievoorschrift(en) bedenken?
-ocr page 15-
11
» 15. Bij bovenstaande bacterie ontstaan er iedere 20 minuten "plotse-
ling" twee cellen uit een, maar de groei naar gewicht gaat niet zo
sprongsgewijs zoals uit het plaatje blijkt: een eel groeit gelei-
delijk (continu) tot hij tweemaal zo zwaar is als oorspronkelijk
en deelt dan.
a. Teken de grafiek met horizontaal de tijd en vertikaal het ge-
wicht (massa) van de cellen die uit een eel zijn ontstaan.
(Gewichtseenheid: gewicht(massa) eerste eel bij ontstaan).
b. Geef een passend functievoorschrift dat deze continue groei be-
schrij ft.
c. Bereken de qemiddoJldz Qn.OQM>nzlk(isld op de intervallen [2,3],
[3,4] en [4,5].
d. Meet de gfioeJj>vi<Llk<U.d op in de punten waarvoor t=0, t = 1, t=2,
t=3 en t=4.
Schets de grafiek van de hellingfunctie (groeisnelheidsfunctie).
e. Wat valt op als je de grafiek van de hellingfunctie vergelijkt
met de grafiek van de groeifunctie?
» 16. Voor een andere bacteriesoort is de groeifactor (over 20 minuten)
3, en op tijdstip t=0 zijn er 50 bacterieen.
a. Hoe luidt het functievoorschrift voor de groei nu?
b. Hoe luidt het functievoorschrift als je als tijdseenheid een
uur neemt i.p.v. 20 minuten?
» 17. Laat zien dat als de groeifactor over 20 minuten 2 is, dat die
4 .                                            . .
over 10 minuten 2 is. En hoe groot is de groeifactor over 5 minu-
ten? En over een uur?
» 18. In de Witte Nijl, in Soedan, is een grote dam gebouwd ten zuiden
van Chartoem, de Gebel Aulia stuwdam (zie kaart). In het stuwmeer
groeit een plant: de waterhyacint.
In 1958 bedekte deze waterplant 12 km2 van het water. Jaarlijks nam
de oppervlakte met ongeveer 50% toe.
-ocr page 16-
12
a. Geef het functievoor-
schrift dat de opper-
vlakte in km2 als
functie van de tijd
(in jaren) beschrijft.
b. Teken de grafiek en
bepaal daarmee in welk
jaar het hele stuwmeer
(200 km2) met de hya-
cint was bedekt.
Wat<whycicA.nt
RODE
oMelht
a"laiEI Fasier
yd*''
DU
j!a\tnqei~~ -lM^0raweisjao / En Nahaed
\ £/ LaqowJP .
\              Kadoekli^^-falodi
-ocr page 17-
13
3
GROEISNELHEID: DE HELLING
» 20. In deze opgave wordt de kroosgroei bestudeerd die beschreven wordt
door de functie f(t) = 2 .
Er wordt geprobeerd meer inzicht te krijgen in de hellingfunctie h.
Met de computer is daar enige greep op te krijgen. Daartoe wordt
onderstaand structuurdiagram gebruikt:
dt * INVOER
12 KEER (t van -5 tot 6)
£ *
2C
df *
2C
tdt
-2t
h *
df
dt
UITVOER
t.f
h
STOP
a. Als dt klein wordt gekozen (b.v. 0,0001) berekent dit programma
12 punten van de grafiek van f(t) =2 en van de hellingfunctie
h. (Niet exact). De output in dit geval:
dt =
0.OOO1
-5
0.03125
0.021793
-4
0.0625
0.043437
-3
0. 125
0.086874
-2
0.25
0.173748
-1
0.5
0.346303
O
1
O.692606
1
2
1.385212
2
4
2.765656
3
8
5.531311
4
16
11.062620
5
32
22.125240
6
64
44.250490
-ocr page 18-
14
Gmi Ze-PP&Hn - 1928 - Inhoad: 105.000 m}
.
-ocr page 19-
15
Vertaal het diagram in een programma. Bereken nog enige punten
van de hellingfunctie, indien mogelijk nauwkeuriger.
b. Toon aan de hand van de output aan:
aan
of:
Ali
Qfio2yii,¥itthoA-d [keXLing]
wezxge. kozMzoZhoJA;
ii>
ovunfitdig
moX do.
iU) -
-- 1 dan
16 h[t) ■
- c
>!*-.
Geef een nauwkeurige schatting van c.
Waar in de output-tabel kun je de waarde van c direct aflezen?
s>21. Luchtschepen verliezen draaggas door de enigszins poreuze huid. In
de beginjaren werd op deze manier de helft van het draaggas verlo-
ren in tien dagen. Om dat verlies te compenseren nam men grote hoe-
veelheden zand en/of water mee. Als de draagkracht minder werd,
werd het zand of water over boord gezet.
We gaan uit van een ballon van 1000 m3.
a. Hoe groot is de "groei"factor van de hoeveelheid gas over tien
dagen?
b. Hoe luidt de "groei"functie?
c. Teken de grafiek die het gasverlies aangeeft. (Horizontaal tijd
in eenheden van 10 dagen, vertikaal gasvolume in m3).
d. Na 20% gasverlies kan de luchtballon niet meer vliegen. Hoeveel
vliegdagen zijn er na vulling? (Oplossen met grafiek).
»22. a. Maak een structuurdiagram zoals in opgave » 20 dat enkele
punten van de hellingfunctie berekent (niet exact) en wel die
punten waarvoor: t = -2, t = -1, ..., t = 3.
b. Hier de output van een dergelijk programma voor dt=0,0001.
dt= O.OOOl
t f                 h
-2          4.000     -2.76804
-1          2.000     -1.38521
0      1.000     .0.69380
1      0.500     -0.34690
2      O.250     -0.17345
3      0. 125     .0.086/2
-ocr page 20-
16
Laat zien dat ook in dit geval van exponentiele groei (afnarae =
negatieve groei) de groeisnelheid evenredig is met de aanwezige
, hoeveel gas.
c. Geef een nauwkeurige schatting van de evenredigheidsconstante c.
d. Welk verband is er tussen de evenredigheidsconstante bij de
"kroosgroei" en de "gasgroei"?
Hut vesucMZ tuA6Q.n L1NEA1RE en EXPONENTIELE gfiool ttgt In hot. al o& nloX.
mzudozn van
hoX.QQ.QM HQzdi> voofikandzn ti> btj de nioxmo. toonamQ. Btj lx.no.-
oajiq. grwQA. maakt hoX ntoXM utt o& do. vooKgaandz gh.oox pa& bzgonmn o&
btjna voltootd ti>; ona&hankoLijk ktoAvan komt qa i>to.o.di>
dezeX^de potvtlo.
btj. Btj QxpomntieZo. gnoox. daah.Q.nto.go.n dhjxagt altoA wot
<teed4 zo.K.doA go.-
g-jOQA.d u)aj>, aktto.^ btj tot do. voAdoJio. ultbouu). In do, goJLdmahkt hzoX dit
hamzngoJ^toZdo. tntoxoAt.
De gfiOQA-^actoh. is constant bij exponentiele groei.
De
groeisnelheid
bij
lineaire
groei
is
constant.
De
groeisnelheid
bij
exponent
Lele
gr
oei
is
evenred
i-g
met
de
aanwezige
hoeveelheid.
Of, meer in wiskunde taal:
Als f(x) = 2 dan is f'(x) =  c-2X
g(x) = (i) dan is g' (x) =  -c(£)X
c is ongeveer 0,69
e. d2 ox                    d(i) /i\X
of: -i— = c2 en —-£■— =  -c(J)
dx dx
(kroos)
(luchtschip)
-ocr page 21-
17
Verder zagen we dat c gelijk leek te zijn aan de helling in het punt
(0,1). Is dat echt zo?
Conclusie uit a en b: f*(x) = f'(0)«2X.
Y
Dus: ^ (x) li> een conbtantz maat 1 en die. con&tante -u geJUjk aan de,
heZLLng in heX pant [0,1).
-ocr page 22-
18
» 23. Het structuurschema:
K * INVOER
dt «- 0,001
r*
6 KEER (t van -2 tot 3)
t
f <- g
.. t + dt t
df * g -g
-n
UITVOER t,f,h,|-
I
STOP
en het programma daarbij maken het mogelijk de evenredigheidscon-
stante bij andere groeifactoren te berekenen.
a. Waarom wordt -? uitgerekend?
b. De output voor g = 3 en g=4:
9= «
cjt= 0.0001
<3= 3
dt13 O.OOOi
h/f
h/f
~2
0
HI
0,
12212
1
0990
-1
0.
333
0.
36627
1
0988
0
1
000
1
099 1 1
1
0991
1
3.
ooo
z,
29494
1
0983
-->
9
000
9
87053
1
U967
j
27
000
29
65927
1
09B5
-2
0
063
0.08672
1.3876
-1
0
250
0.34660
1.3864
0
1
000
1.38640
1.3864
1
4
000
5.54562
1.3864
2
16
000
22.14432
1.3840
3
64.
000
88.42469
1.3816
c. Geef nauwkeurige schattingen van de evenredigheidsconstanten
behorend bij g = 3, g = |, g = 4, g = £.
> 24. Bereken de afgeleiden van de volgende functies:
2X                 ~X                  . X
; y = 3 ; y = 4 ; y
(i)x; y=(|)x; y=(£)x.
-ocr page 23-
19
4
GROEI VAN RATTEN
Ook ovQA dz kozvzziheXd nakomeZingm van zzn fiattznpaaA -in zzn jaan. won.-
dzn zzzn vznj>zkiIZzndz gztattzn vznj>tn.zkt. In kzt votgzndz koo^dhtuk zat
ik dz A>c.kaohAz gzgzvzm> van ondznzozk ovzn. dz
vhjuc.ktbaan.kzid van hattzn
in dz natuun bz&pn.zkzn, maah. kzt ti> miAAckizn aandi.g kizn. zzn Azkatting
tz makzn van kzt aantat nakomzttngzn van zzn pooh., uiXgaandz van
de mzzi>t
optimatz omi>tandi.gkzdzn. Vaantoz gzbhsxik ik dz votgzndz gzgzvzni,. Gzm-id-
dztd -Li, kzt aantat jongzn pzn wn.p tz Atzttzn op
zei; van dzzz zzi> jongzn
bzkonzn zn. dhlz tot kzt vnouwztljk gzitackt. Vz
dha.agti.jd iA zznzntwtntig
dagzn; kit zogzn
duu.it ook zznzntwtntig dagzn. Een vn.ouuitjz kan zzktzn. at
bzvnuzkt wondzn tijdzni,
de pzni.odz van kzt zogzn van kaan jongzn, ze kan
zzt&A at
bzvh.uc.kt wondzn op de dag van de. bzvatting. Gzmaki,katvz htzt ik
de pzni.odz tcu>6zn twzz bzvattingzn op vzzAtig dagzn. Ati> nu zzn vnouwtjz
op 1 januani. bzvatt. van
zes jongzn ti> dot vnouwtjz vzznXig dagm. tatzn.
opni.m.M in i,taat om zzi> jongzn tzn wznztd tz bn.zngzn. Vz vh,owMtjzi> van
de eeti^e wonp van zzi> jongm. zijn zttfa na kondznd twintxg dagm in A toot
om nakomztingzn voonX tz bnzngzn. Ati, ik znvan uitga dot zn. btj ztkz wonp
i>tzzdt> dnXz vnouuitjzi, ztjn zn ati, ik dan otto. nakomztingzn optzt van alto,
vnouwtjzi, in
een jaan. kom ik op 1808 nattzn op 7 januahi. van kzt votgzndz
jaan., kzt oohApnonkzLLjkz paan. mzzgoA-zkond. ViX Xt>
een ^icXtz^ gztat. En
ti> Atznfatz; mozdzhA vznwznpzn i>omi> kun jongzn; vnouwtjzi> komzn Aomi, tangz
tijd ntzt in ozAtAub. HteXtzmtn gzzfat diX gztat zntg idzz van kzt tzgzt
nattzn dot na zzn jaan. ont&taan kan ztjn.
Uit: "Ratten" van
Maarten 't Hart.
-ocr page 24-
20
Ve lange. 6taaht van de zwahte. hat wondt weZeem> ali, medeveAooh.zakeA van
de "hattenkoning" gezlen.
Vat U> een veJachijnAel dot alleen blj zwahte hatten voohkomt en waanblj
de htaahten op onbekende uiijze In de knoop taken.
Boven6taande hattenkonlng we^-d In 7 963 in Rucphen (N.B.J ge.vond.en. Vaak
zij'n de. Mitten nog In lev en ali> ze gevonden wonden.
Ve pijltjeA uiljzen op bh.eu.kzn, mU>&ckien antitoxin to en de. hatten 'loi,'
ph.obeeh.den te komen.
-ocr page 25-
21
Een duidelijk verhaal, maar of die 1808 klopt is niet in een oogopslag
duidelijk.
» 25. Controleer de uitkomst 1808.
Tip: Verdeel het jaar in 9 perioden van 40 dagen (tijdseenheid:
40 dagen).
1 januari: t = 0.
Op 1 januari vindt de eerste bevalling plaats. Begin daarom
40 dagen eerder (dus op t = -1).
Aangezien er ook een vader moet zijn stellen we:
op t =-1 is N(-1) = 2
op t = 0 komen er 6 jongen
dus N(0) = 2+6 = 8.
De rest wordt aan jou overgelaten.
» 26. a. Laat zien: als t £ TL en t £ [-1,2], dan is het groeiverloop
lineair. Vind het functievoorschrift.
b. Ook: als t £ TL en t £ [3,9], dan is het groeiverloop vrijwel
exponentieel.
Bepaal de groeifactor (ongeveer) en vind een functievoorschrift,
»27. Het groeiproces is ook te illustreren met behulp van een gerichte
graaf:
vUeX zo jongm
_ ^_
a. Verklaar de graaf.
b. Bepaal de Leslie-matrix die bij deze graaf hoort.
c. Controleer - met de computer - de uitkomst van 1808.
d. Maarten 't Hart gaf al aan dat deze situatie niet erg realis-
tisch is. Bereken het aantal ratten dat in een jaar ontstaat
-ocr page 26-
22
uit een paar onder de volgende voorwaarden:
Van de zes geworpen ratjes sterft er gemiddeld een al in een
vroeg stadium.
Van de 'jongen' bereikt maar zo'n 80% het 'niet zo jonge' sta-
dium.
Van de 'niet zo jongen' bereikt 75% het volwassenstadium.
En voor de volwassenen is de kans dat ze na 40 dagen nog in
deze groep zitten zo'n 80%.
-ocr page 27-
23
s
AFGEREMDE GROEI
In het algemeen zal bij groeiprocessen die min of meer exponentieel zijn
op een bepaald moment een fase komen waarbij de groei afneemt. Zo zal de
exponentiele groei bij de ratten (uit het vorige hoofdstuk) afnemen om-
dat er na verloop van tijd te weinig voedsel is om alle ratten in leven
te houden. Ook blijkt in zo'n situatie vaak het aantal geboorten af te
nemen.
lets dergelijks doet zich voor bij de groei van de waterhyacint in het
stuwmeer van de Gebel Auliadam. De maximale oppervlakte die de plant kan
bedekken is 200 km2, maar lang daarvoor zal de groei al afgeremd worden
doordat er zo weinig ruimte voor de plant is.
In plaats van het strikt exponentiele verloop van de groeikromme tot de
grenswaarde 200 (km2) zal een meer vloeiende kromme de praktijk beter
weergeven:
200
100
58 59 60 61 62 63 64 65
-ocr page 28-
24
We zullen enkele soortgelijke groeikrommen - die weinig verrassend ook
wel S-krommen genoemd worden - nader bekijken.
De volgende grafiek is gebaseerd op de resultaten van een laboratorium-
experiment met een kolonie gistcellen:
700
650
600
550
500
I
450
400
Amount c
350
300
250
:oo
150
100
50
0
- Carrying capacity = 665                  GRENSWAARDE
: ::
f__
— — -1
l___
_____1
r
____ _j_
___1_
_____L.
______!__
___1
j.~
-__-/-__
/_____
~s
» 28. Laat zien dat de groeifactor(over een uur)de eerste acht uren rede-
lijk constant is.
Geef het functievoorschrift dat de groei beschrijft over de eerste
acht uur.
De horizontale asymptoot die de gfizniWaaAdiin aangeeft wordt vastgelegd door
de omgeving waarin het groeiproces plaatsvindt. Dat kan een aquarium zijn
waarin niet meer dan een bepaald aantal vissen kan leven, de oppervlakte
van een meer, de hoeveelheid voedsel in een bepaald gebied enz.
Ook bacteriegroei, b.v. die van een ziektebacterie, zal aanvankelijk expo-
nentieel zijn. Maar ook door die situatie zal op zeker moment een tekort
aan voedsel ontstaan. Een S-kromme is dan het resultaat.
Al dit soort groeiprocessen noemen we ZogiAtAAckz groeiprocessen.
-ocr page 29-
25
We zagen in de voorbeelden van logistische groei tot nu toe dat de expo-
nent iele fase ongeveer duurt tot halverwege de grenswaarde.
» 29. a. Teken de logistische groeikromme van bacteriegroei als je weet:
- op t = 0 zijn er 5 bacterieen;
- de grenswaarde is 25.000 bacterieen;
- aanvankelijk is de groei exponentieel en wel: in een uur ver-
drievoudiging.
b. Geef het functievoorschrift voor de exponentiele groeifase.
» 30. De groeikromme van de bevolking van Zweden ziet er ook uit als een
S-kromme:
Carrying capacity = 7,871
_- 4
1850             1900
Year of census
1950
2000
1750
1800
Teken de hellinggrafiek van deze grafiek. Hoe kun je, door de hel-
linggrafiek te vergelijken met de groeigrafiek, zien welk gedeelte
van de groei min of meer exponentieel is?
Samengevat:
Men i>pheekt van LOGISTISCHE GROEI ati, de, qioza. aa.nvankeJU.jk exponen-
tieeZ aj>; naahmate. de
ah.oeAkh.omme dlckteA de. GRENSWAARDE nadehX meant
de. QhoeA. i>teedi> mzzh afa. Het hej>ultaat aj> een
S-KROMME.
-ocr page 30-
26
>31. Bij logistische groei is de eerste fase min of meer exponentieel:
de groeisnelheid is evenredig met de aanwezige hoeveelheid.
Ook de tweede fase is in zekere zin exponentieel.
Waarmee is de groeisnelheid evenredig in deze fase?
-
-ocr page 31-
27
6
EXPONENTIELE FUNCTIES
De hoold2A.QUUiC.hjxp van de zxponnyvtittt functies luidt:
(g, p, q e 1R ; g > 0)
p q p + q
of: als F(x) = g dan is: F(p) • F(q) = F(p + q)
of, in woorden:
De hoeveelheid
op tijdstip
p+q
De hoeveelheid
op tijdstip
P
De hoeveelheid
op tijdstip
q
X
of, in een plaatje:
p + q
Een bewijs van de hoofdeigenschap:
I.
groeifactor over
[0,q] is \
I///////////////////
xHIIIIIIIIIIIIHIIh--- groeifactor over
p                                    p+ q                                   „p+q
II.
-f-
0
[p,p + q] is «-
g
q p+q
»32. a. Waarom geldt nu: «- = ■§— ?
g° gP
b. Hoe volgt uit a nu de hoofdeigenschap?
-ocr page 32-
28
IzutoA, die op z'n nug lag, nXaht zi.cn op.
-ocr page 33-
29
»33. De groeif actor van een zeesterrensoort is 1,25 (over 10 dagen) van
t = 3 tot en met t = 8.
Op t = 3 heeft de ster een diameter van 3 cm.
a. Hoe groot is de groeifactor over 5 dagen?
b. Hoe groot is de groeifactor over 10 dagen?
c. Hoe luidt het functievoorschrift van t = 0 tot en met t = 8 (ervan
uitgaande dat de groei van t = 0 tot t = 3 ook plaatsvindt met
g= 1,25)?
d. Als de groeifactor van de tunQtt (diameter) van de ster ongeveer
1,25 is, kun je dan een schatting maken van de groeifactor van
het gmlcht?
^ 34. Als je een fotorolletje in de
winkel gaat halen krijg je
meestal een rolletje in handen
gestopt met daarop de nogal
mystieke aanduiding:
100 ASA/21 DIN.
Dit is een aanduiding over de
korreligheid van de film. Een
grove korrel heeft als voor-
deel dat er weinig licht bij
nodig is. Men spreekt dan ook
wel van een snelle film (kor-
te belichtingstijden).
.,„..„,»>-
Het nadeel is dat de korrel nogal zichtbaar wordt bij vergrotingen.
Bij een zeer snelle film kan op het doosje staan: 3200 ASA/36 DIN.
Langzame, dus fijnkorrelige films zijn b.v. 25 ASA/15 DIN.
Een 200 ASA film is tweemaal zo snel als een 100 ASA film en heeft
dus tweemaal zo weinig licht nodig.
De ASA getallen nemen vrijwel exponentieel toe, de DIN getallen
lineair.
-ocr page 34-
30
Maak de volgende ASA/DIN tabel af:
ASA
*
*
100
200
DIN
21
24
* afronden op natuurlijke getallen.
Welk DIN-getal  hoort  bij  ASA 160?
Welk ASA-getal  hoort  bij   DIN 20?
Welk DIN-getal  hoort  bij   ASA 40?
Welk ASA-getal  hoort  bij   DIN 10?
Eerder zagen we:
y
Vz a^goZoJAo, ^txnctlz van een exponentiate, fitinctiz ^(x) = a -ii> een con-
■btantz
(c ) moat de ooHAph.onkeJLlj\i2. fiunctlz. V-lz conbtantz hangt afi van
de. gfiooA^actofi a.
^ , daK               x
dx        a
We hehbm at 6chattingzn gumaakt voon. c2, c.3 en ci* aan kdt i>lot van koofid-
i>£iik 3.
Hier volgen wat meer waarden:
a
c
a
1
0
2
0,6931
3
1,0986
4
1,3863
5
1,6094
q
c
a
6
1,7914
7
1,9459
8
2,0794
9
2,1972
10
2,3026
^35. De tabel geeft afgeronde waarden in vier decimalen nauwkeurig. Al-
leen c, is precies 0.
Kun je dat verklaren?
-ocr page 35-
31
»36. Teken een (punten) grafiek met horizontaal de waarden van a en ver-
ticaal de waarden van c .
a
Het lijkt aannemelijk dat 'ergens' tussen de groeifactorwaarde twee en
drie de evenredigheidsconstante c gelijk zal zijn aan 1. Dat is interes-
sant, want dan is de afgeleide functie gelijk aan de functie zelf!
»37. Maak aan de hand van de grafiek van opgave » 36 een schatting van
de waarde van de groeifactor, waarbij de evenredigheidsconstante
gelijk is aan een.
Ve. gsw<u.&ac£oi waaAblj de zvzYiAe.digheA.dAconitante gutijk iA aan 1
no amen wz
e.
Een nauwkeuriger schatting van de waarde van e kan gemaakt worden met
het volgende schema:
g *- INVOER
dt - 0,001
,-♦ 6 KEER (t van -2 tot 3)
f
t
*■ g
df
t
* g
♦ dt
t
- g
h
df
■*- —
dt
UITVOER
t.f
), h
'7
STOP
»38. Neem vier waarden voor de groeifactor waarvan je verwacht dat de
evenredigheidsconstante ongeveer gelijk zal zijn aan 1.
Geef aan de hand van de resultaten een nauwkeurige schatting van
e. (Zie bladzijde 63 van dit boek voor voorbeelden van output).
-ocr page 36-
32
^
•i^*^::
^^b&JL, T^^?*^' ^BPIP^^ ^«GBk!^I
'4; ■•%'
1
*',; ■* *
Fotog-to^eAen ondeA woutoA; b^Ljna aLtijd kunAtLLcht nodig. [Opgave ^> 44).
-ocr page 37-
33
»39. Differentieer de volgende functies:
~X
y = 3
X
+ e
y = x2
♦ 2X
y = x •
X
e
y = rk
• 2X
y = x2
• 3X
f(x) =
4 • 2X
2X+ 1
t
y = e • sin t
rt
y = 5 + cos t
3t -3
y = e - t3
y = ft-3t
y = 2t et
a. Laat zien dat f een overal stijgende functie is.
b. Teken de grafiek.
c. Wat voor soort groei hebben we hier?
»41. De populatie van een diersoort wordt ingedeeld in jongen en vol-
wassenen.
De Lesliematrix over een periode van vijf jaar is:
0,5 0 /
De beginpopulatie is (innh
a. Bereken de bevolkingssamenstelling na 5, 10, 15, 20 en 25 jaar.
b. Is er sprake van min of meer exponentiele groei van deze popu-
latie? Zo ja, wat is de waarde van de groeifactor?
c. Is er sprake van exponentiele groei onder de jongen of volwasse-
nen apart?
d. Tracht een functievoorschrift te vinden dat de groei van de popu-
latie als geheel redelijk weergeeft.
e. Welke functie geeft de groeisnelheid van de populatie weer?
-ocr page 38-
34
X X
» 42. De functie y = 2 • 3 kun je op twee manieren differentieren: met
XX                                            XXX
de produktregel, of door eerst 2 • 3 uit te rekenen: 2*3 = 6 .
a. Welk verband moet er (dus) bestaan tussen c„, c, en cr (even-
redigheidsconstante afgeleide)?
b. Bereken zelf m.b.v. de tabel op biz. 30 c12.
3X
» 43. y = — . Bereken op twee manieren de afgeleide en bereken c15 met
2X
de tabel.
»44. Plantaardig leven in water   is niet mogelijk op diepten groter dan
10 meter, omdat er daar te  weinig licht is.
Globaal gesproken neemt de   lichtintensiteit per meter diepte met
maar liefst 75% af.
a. lemand fotografeert normaal altijd met een 100 ASA/21 DIN film.
Hij gaat snorkelen en duiken op ongeveer 1 meter diepte. Welke
film zal hij nu moeten gebruiken?
b. Hoeveel procent van de oorspronkelijke lichtsterkte heerst er
op 10 meter diepte?
c. Bepaal het functievoorschrift dat de lichtsterkte weergeeft
(verticale as) als functie van de diepte (in meters).
d. Bepaal de afgeleide van deze functie en wat betekent deze?
Bereken de evenredigheidsconstante m.b.v. de tabel op biz. 30.
»45. Teken in een plaatje de grafieken van:
f(x) = 2X; g(x) = G)X en h(x) = 2X + (|)x.
In welk punt is de raaklijn aan h(x) horizontaal?
x -x
e *t* e
* 46. a. Teken de grafiek van c(x) = ---~---- ; bereken daartoe o.a.
c'(x).
x -x
b. Teken de grafiek van s(x) = -------- ; bereken daartoe o.a.
s'(x).
Opmerking: de grafiek van c(x) is de zgn. 'kettinglijn': de vorm
waarin een vrijhangende ketting gaat hangen.
-ocr page 39-
35
» 47.
De klapmuts wordt, zoals bekend, gejaagd. Met behulp van Lesliema-
trices kunnen voorspellingen worden gedaan over de kans dat de klap-
muts zal uitsterven.
0           0            0.038 0.171 0.178 0.251 0.263 0.298 0.301 0.301 0.307 0.313
0.850
0.B94
0.894
0.811                                                                               ,
0.811                                                             ,0
ft
0.811
0.B11
0.BI1
0.811
0.811
0000000000            0.811 0.811
Dit is de Lesliematrix die de huidige situatie met jacht weergeeft.
Uitgaande van een beginpopulatie van 10.000 geeft dit de volgende
resultaten (t in jaren).
-ocr page 40-
36
tijd t
populatie
tijd t
populatie
0
10.000
5
9.535
1
9.931
6
9.455
2
9.856
7
9.375
3
9.777
8
9.296
4
9.696
9
9.219
Onderzoek of hier sprake is van exponentiele 'groei'. Zo ja, bepaal
de groeifactor en het functievoorschrift.
>48. Gebruik de computer bij de volgende opgave.
De huidige bevolkingsopbouw van een populatie is:
10.000\ ouderen
10.000 1 volwassenen
10.000/ jongen
De Lesliematrix (over 1 jaar) is:
0,1 0,5 0,01
0,5 0 0
0 0,25 0
a. Bepaal de bevolkingsopbouw na 10 jaar.
b. Onderzoek of er sprake is van exponentiele groei.
c. Kun je een functievoorschrift bedenken voor de groeisnelheid van
deze populatie?
In economische toepassingen is er vaak sprake van procentuele groei: als
de rente 5% is, is de groeifactor 1,05.
In de economie is een ander begrip belangrijk: de QftooJjJO<Lt.
De groeivoet = groeifactor - 1.
Dus als het percentage 5% is,
is de groeifactor 1,05
en de groeivoet 0,05.
-ocr page 41-
37
Om de betekenis van de groeivoet beter te begrijpen, even terug. Eerder
zagen we al (hoofdstuk 2):
Als de percentuele toename p% is, dan is de QK.OZ>l{ia.QJtofi: 1 + -r^—
Dus: QfW<Livoo£: -t^tt-
De groeivoet geeft dus de fi&ZcutLdvz verandering aan, per tijdseenheid.
»49. Gegeven: f(x) = b- (1 ,2)x.
Hoe groot is de groeivoet van f(x)?
» 50. Gegeven: y =y0«(0,9)t.
Hoe groot is de groeivoet van y ?
»51. De groeivoet van y is 0,1.
De beginwaarde y0 = 15.000.
Geef een functievoorschrift voor y.
-ocr page 42-
38
Samenvatting:
FunctizA van de vonm x -*■ b-a hztzn. zxponznttztz ia.ncXi.zi>.
b iA de bzginwaaftdz [ati> x= 0); a hzzt gftozi-^aztofi o& gfiondtal.
a > 0; a j 7.
AIa 6=7 (en dot kunnzn we vaak zo "K.zgzlzn") kfvijgzn we x -> a ,
mzt de volgzndz zigznAchappzn:
0 < a < 1
a > 1
Gwjit'Ji
G-xa^leh
frn
y.
ar
:
' I
ffj;
'■"'
;•::
.;.
1

....
:
.:::
.::■
X
....
a
__
**
(o
<)
:H:
|
:jr
X
-AS,
1
:
Y-
a
5
-■:•
::
:
■ ■
-
v"
■:
::■■.
....
_.
■ ::
':':'. 1:1 .
N.
h:
mm
t
■■■
m
>>
:':
■:\v.\:
w
■si
.:i
.
Y
as :
VomeXn :   R
Be*ex.k .-   R
Nti£ptiRten :   geen
Stijg end
Kiijmptote.n:   x-ai
Pi'me. o i          :   R
Beicife         :   R+
NutpuHtin :   geen
Aji/mptoteii:   x-al
H00FVE1GENSCHAP
aP> a* - a? + cL
a. > 0, a f 1.
o& ati> F{x)
y
= a dan iA F[p)-F[q) = F(p + q).
Btj zxponzntJJzlz gnozi. iA de gtioziAnzlkzid zvznAzdlg mzt de gftozi.-
{jUnctlz.
,,.                  da                x
e ^os de waatde van a waa>u;ooA gzldt: c = 7, da4 —r— = e ;
e « 2,7182818284.....
De GROEIl/OET x4 gttijk aan de GR0EIFACTOR - 7 en gee^ de *.e£a£ceve
vzKandznJjng aan pzn. ti.jdAzznhzLd.
-ocr page 43-
39
/
Logaritmen ken je al lang. Hopelijk. Een kleine herhaling, vooral ge-
richt op de groeifactor is misschien toch wel zinvol.
32
OPP- 30
mm2 2 8
26
24
22
20
18
16
14
12
10
8
6
4
2
i
i
i
i
i
i
i
i
i
i
i
i
/
<
/
J
y
y
^
i— "
123^56 tijd in
weken
Deze grafiek geeft de groei van waterplanten weer, uitgaande van 1 m2.
» 52. Schat aan de hand van de grafiek na hoeveel daQZn er ongeveer
20 m2 planten waren.
»53. Na hoeveel dagen ligt er 40 m2 planten? (Zonder grafiek oplossen).
En 80 m2? En 10 m2 ?
Controleer het laatste antwoord grafisch.
»54. Het verband tussen oppervlakte en tijd (weken) kun je vastleggen
in een tabel:
-ocr page 44-
40
oppervlakte
5
10
20
40
80
tijd in weken
»55. Bepaal het tijdstip waarop er 48 m2 planten zijn (in weken, een
decimaal nauwkeurig).
Vul daarna, zonder grafiek, de tabel in:
oppervlakte
3
6
12
24
48
96
tijd in wekenJ
De functie die aan de oppervlakte de tijd toevoegt heet: Loga/LLtmiAchz
logaAsLtmi&chz
txponzntiUlz
oppztwlaktz
tijd
Of:
tsljd
oppojvolaktz
terwijl:
Omdat de groeifactor bij bovenstaand voorbeeld 2 was, wordt dat in de
notatie van de logaritmische functie als volgt tot uiting gebracht:
x -> 2 log x
10 -> 2log 10
vb.
1 log 10 aj> kzt tijd&tip wa.an.op w 10 m2 planten zijn gavonmd, bij
gfiozi^actoK
2 (en bigi.nnt.nd mzt 1m2).
»56. Verklaar: 2 log 16= 4
Ook:
              3 log 27 = 3
'log 25 = 2
En:
»57. Bepaal aan de hand van de eerder gemaakte tabellen ongzvZZA en
waar mogelijk ph.Zdi.Zi> de grootte van:
2log1
               2log4               2log8               2 log 16
2 log 2               2 log 5               2 log 10            2 log 20
2 log 3               2log6               2 log 12            2 log 24
-ocr page 45-
41
» 58. Bereken:
^ log | * log* 2 log | 2 l°g IT
»59. a. Teken de grafieken van:
x -*■ 2
en
x -»■ 2 log x
in een tekening.
b. Welke as van symmetrie heeft dit paar grafieken en waarom?
c. Geef van beide functies het domein, bereik en asymptoot.
» 60. Verklaar waarom:
2 log 3 + 1             = 2log6
2 log 7 + 1             = 2log 14
2 log 6 + 2log 2 = 2 log 12
» 61. f (x) = 2logx
Welk verband bestaat er tussen f(4), f(5) en f(20)?
» 62. a. Teken in een figuur de grafieken van:
f(x) = 2X
en
g(x) = (i)X
b. Laat zien: 2log3 = log -|
c. Ook: 2log 7 = 'logj
»63. Vul in: log ^ = 2 log ...
l
Analoog:5logj = 5log ...
i
3log 23 = 3log ...
-ocr page 46-
42
2log 4 =  "tijd nodyig  voon, vzAvloAvoadi.gi.ng"
itog 5 =  "tijd nodJjg  voon. veJivi^j^voadlging"
2log 20 =  "tijd nodsig  voon. vznJM-iyvtigvoa.di.ging"
Ofc AchemcutLich:
□ ^           DDDDD
n           □ M         □□□□□
u               □ M           DDDDD
D □            DDDDD
A                                              B                 C                                              D
k                             J----------1---------------------------1------------------v tijd
2loe 4 ■
2 log 5-
2 log 20
64. Verklaar 2 log 4 + 2 log 5 = 2 log 20. (of: BD = 2 log 5) .
»
De opgave hierboven was niets anders dan een "bewijs" van de koofidzigzn-
6ckap
van de logaritmische functies:
^log ab = ®log a + ®log b
ofa aJU, F(x)
= 9£og x dan lt> F(ab) = F(a) + F(b)
Gebruik makend van deze hoofdeieenschap zijn de volgende logaritmische
vergelijkingen op te lossen: (x G 3R ).
»65. 2logx =2log5+2logi                      3log (2x+ 1) = 1 + 3log2
1
logx = 3log 2 + 3log 7                     7logx + 7log 5 = -1
3
l
5log3x+ 5logf =5log3                        slogx+5logi = 2
l                                             ill
»66. 10logx= 1 + 10log|                                  ?logx = 2log3 + 3logf
-ocr page 47-
43
2 log 7 is het moment waarop er 7 m2 kroos is, bij groeifactor 2.
-yr
Dus 2log 7 is de oplossing van 2 =7.
Of, weer anders gezegd: 2 =7.
» 67. a. Van welke vergelijking is 2log 5 een oplossing?
En 5log2?
b. En 2log8?
c. Ook: 5log125; Hog 27 ; 10log 1000 ; 3log3p.
d. Tevens: 0,2log5; 0,2log 1 ; °'2log 0,2.
» 68. Van welke vergelijking is log a een oplossing?
(Bij geschikte keuze van g en a).
Samenvattend:
9 log a= x <=> a = gx                        of g l°9 a = a
» 69. Toon aan dat 10log2 • 2log 3 = 10log3 .
Noem daartoe 1°log 2 = x ; 2log 3 = y en 10log 3 = z,
en toon aan: x*y = z.
De vorige opgave luidt in algemene termen:
^log g 9log a = ^log a               of ®log a =---*—
Plog g
Deze eigenschap geeft je de mogelijkheid om van grondtal te veranderen
hetgeen o.a. belangrijk is als je logaritmen op de rekenmachine wilt
berekenen. Als je een rekenmachine hebt die alleen logaritmen berekent
met grondtal (groeifactor) 10 zou je 3log 5niet in kunnen toetsen.
Maar omdat:
^-c_ 'log5
log 5 = —
10log3
kun je 3log 5toch met je rekenmachine berekenen.
-ocr page 48-
44
Een duel, van de AteA/ienhemet: hoz gtotzn. de iteA, dzi> tz hzldzn.dzn.
SJJvluA ziX. LlnkAondzn., Bztzlgzuzz -Ln hzt nuiddzn. Op biz. 58 v-ind jz
een facto van dz opzznhopi.na van btzwitn in ORION.
-ocr page 49-
45
Opmerking 1: Als het grondtal 10 is wordt het vaak weggelaten.
Dus 10log 3 wordt geschreven als log 3.
Opmerking 2: Als het grondtal e is wordt het weggelaten en wordt er In
i.p.v. log geschreven.
Dus log 3 wordt geschreven als In 3.
Men spreekt wel van de 'natuurlijke logaritme'.
» 70. Bereken: 3log5; 5log 3 ; 7log 10 ; log 7 ; In 5 ; 5loge.
» 71. Verklaar: eln 2 =2.
» 72. De coli-bacterie verdubbelt iedere 20 minuten in gewicht. Hoe lang
duurt het voor het gewicht is toegenomen met een factor e?
Voorbeeld:
Los op: log x = i.
Oplossing: 3logx= { <=* 3 = x, dus x = v3.
> 73. Los op:
5logx= 1                          Xlog9 =2                            lnx = 2
lnx = i                          Xlog27 =3                        nogx= 2
8logx= -§                        Xlog/2= 1                           logx= 0
» 74. De groeifactor van een bacteriesoort "Repetitorum Firum" is gelijk
aan 6. Op het tijdstip 0 zijn er 4 bacterieen. Bereken het tijd-
stip waarop er 100 bacterieen zijn.
»75. De groeifactor van de totale hoeveelheid hout in een bos is 5% per
jaar. Hoe lang zal het duren voor de houthoeveelheid verdubbeld is?
» 76. De zon is ogenschijnlijk verreweg de helderste ster uit het heelal.
Dat komt omdat hij zo dichtbij staat. Er zijn andere sterren die
wel zo'n 100.000 maal zo helder zijn als de zon. Maar zo'n ster zien
we veel zwakker dan de zon, omdat hij zo ver weg staat.
-ocr page 50-
46
De schijnbare lichtsterkte, dus zoals wij het zien, wordt uitgedrukt
in de 6dh-LjYlbaA.il magnitude.. Een VQAActvLl van 5 magnitudes komt over-
een met een {^actot 100 in de lichtsterkte.
a. De zon heeft een magnitude van -26.
De zwakste zichtbare ster een van + 24.
Hoeveel maal zo lichtsterk is de zon ogenschijnlijk?
b. Maak de volgende tabel af:
Magnitude
-30
-25
-20
-15
-10
-5
0
5
10
15
20
25
Helderheid
100
1
100"1
Wat heeft deze tabel met logaritmen te maken?
c. Sirius, een ster, heeft een magnitude van -1,6. Die van Betel-
geuze is +0,9.
Hoeveel maal zo helder zien we Sirius aan de hemel vergeleken
met Betelgeuze?
d. Sirius is de helderste ster, met z'n magnitude van -1,6. De zon
heeft een magnitude van -26,9. Hoeveel maal zo helder zien we
de zon vergeleken bij Sirius?
-ocr page 51-
47
Samenvatting:
1
:
;■
Y
V:
:
r
i
':
....
■ ■ ■
ill
A,
r
■ :
I.;.:
■•
■•"
:...
"■"■
/
...
-
y '
"rp:
:
j'
....
i
;::
-/:■
liir
**■
^
Q
*•
.—
.:.U
in A
/
/
-■
■;.fr
m
^r
" i:-::
-
'""T""
m
- - *
P
III!
■.::| :
i
■■:
....
...
.
%
/
(>.«>
::; ::*:
)
<
/
~::
::.
....
1
%
itii
rtH
•;■
?.....!i
:•■:;
I
._:
:t
...J—
iiH
:.
■:-
;.;.
::-:
VlXYldtlZ
x -> 2X
x ■*■ 2log x
x - (i)X
x. -»■ 5£og x
VomeA-n
1?
K+
K
K+
RqaqMi
K+
R
K+
K
Snlj'punt
most cu>6m
(0,7)
(7,0)
(0,/)
(7,0)
AAymptoot
x-a-6
t/-04
x-a*
t/-06
StZj'gmd o<5
dalund
t>£lig<Ln.d
Atijgmd
da£end
da£ewd
^£og a
9
           r«
^£og a
°rf
a = g
^£og a + ^£og b = ^-£og afa
s£og a - %og fa = 3log |
eg a
^
og a
p£ogb
10£og 3 \MoK.dt vaak gzAckntvoyi ali, log 3
^Xog 3 wondt vfvljWeJl altijd gej>chAzvm ali In 3.
-ocr page 52-
48
-ocr page 53-
49
a
(DUBBEL)LOGARITMISCH PAPIER
De Mount Everest is ongeveer 10.000 m (8840) hoog.
De middellijn van de aarde is ongeveer 10.000.000 m.
De middellijn van de zon is ongeveer 1.000.000.000 m.
Als we deze afmetingen op de getallenlijn zetten is dat niet eenvoudig
door de grote verschillen tussen de diverse getallen:
-i------\-
-(----(-
500 miljoen
1.000.000.000
miljoen
0 .. 100
meters
aarde
tft. Everest
zon
Overzichtelijker is de volgende getallenlijn:
10° 101 102 1(j3 10** 105 1(06 1(j7 108 109 10
10
meters
aarde
Mt. Everest
zon
» 77. Wat is er aan de hand met deze getallenlijn als je hem vergelijkt
met de vorige?
We noemen dit een "schaaltransformatie".
10J
10:
103
10 -*■ 1
-*> 1 of
-2 of 100 -> 2
-* 3 of 1000 * 3
10'
-* 4 of 10000 ■*■ 4
-ocr page 54-
50
» 78. Welk functievoorschrift hoort er bij deze transformatie?
Soms maken we van deze schaal gebruik bij het tekenen van grafieken.
De x-as heeft daar b.v. de "gewone" verdeling, en langs de y-as gebrui-
ken we de zojuist ingevoerde schaalverdeling die (nogal logisch) de
logaritmische schaalverdeling wordt genoemd.
We krijgen dan:
Y-as
100000
10000
1000
100
10
1
X-as
0 1
3 4 5
» 79. a. Maak zelf logaritmisch grafiekpapier zoals hierboven en teken
daarop de grafiek van: f : x -* 10 met x € [0,5],
b. Hoe ziet de grafiek eruit? Waarom?
» 80. Probeer aan te geven waar langs de y-as 500 en 50.000 moeten
staan.
» 81. a. Teken op groot formaat het hokje waarvoor geldt: x £ [0,1] en
y € [1,10] en teken zo precies mogelijk langs de y-as de punten
waarvoor geldt: y = 2, 3, 4, ...., 10.
b. Kun je nu gemakkelijk de schaalverdeling langs de y-as tussen
de 10 en 100 aangeven?
-ocr page 55-
r
51
Hier zie je nog wat afmetingen uit de wereld om ons heen met elkaar ver-
ge leken.
» 82. Waar is het nulpunt van de hieronder afgebeelde schaal?
n:
C
«
1
H
N
Cj
QJ
(U
CT)
T3
na
a u
U C
u
flj rt
rj G
ct
E «
rj N
ra
2: -u-a «TJ
I I 1 1 I I I I I
i ! I I
I ' .1               .1
N I         
Si      «'
~f» meters
Mi. EvoAUt
-ocr page 56-
52
-
7
6
■5
3
2
1
0
1
2
I
k
5
6
7
6
X-as
10°
107
10'
iob
10"
103
102
101
10°
I if1
I0"2
ur5
lO"5
10*6
to-7
Y-as
»83. a. Teken bovenstaand grafiekpapier met logaritmische asverdeling
in je schrift en daarin de grafieken van:
f : x ■*■ 100x                                 h : x -*• (/To)x
g : x ■> 10x
Neem steeds x £ II
1 NX
k : x f (^)
b. Schrijf de functies f, g, h en k alle als macht van 10.
c. Welk verband bestaat er tussen de exponenten van de functies
en de richtingscoefficienten van de grafieken?
d. Teken nu ook de grafiek van: 1 : x ■+ 2 in dezelfde figuur.
e. Verklaar waarom 2X = 10( lo82)*x .
-ocr page 57-
53
f. Zie je kans uit de richtingscoefficient van de grafiek van
x
-*■ 2 een schatting te geven van de grootte van log 2?
g. Hoe zou je op soortgelijke wijze een benadering kunnen vinden
voor 10log3?
-ocr page 58-
54
Ennt>tA.g beMckadigde haxtkleppen wofiden tegmwoondlg veA.vange.Yi doox
n-ieuwe kasvtkteppen van kunAtAtofa.
Op de ^oto whj&t zo'n kJLzp -Ingebruxckt.
-ocr page 59-
55
Op onderstaande grafiek zie je het aantal mensen dat in de U.S.A. sterft
aan hartkwalen (per 100.000) naar leeftijd uitgezet; en wel op logarit-
misch papier.
> 84. a. Hoe kun je zien
dat de mensen
ingedeeld zijn
in leeftijds-
groepen van 5
jaar "breedte"?
b. Hoeveel mensen
(per 100.000)
sterven in de
groep van 10-15
jarigen aan hart- 5
kwalen?
c. En in de groep
van 85-90 jari-
gen?
d. Tussen de 50 en
90 jaar is de
grafiek een vrij-
wel rechte lijn.
Wat wil dat in
dit geval zeggen?
e. Hoe groot is de
groeifactor on-
geveer (over het
stuk grafiek van
10*-
| llj!
X
->
K
u
?
A
I
A,
I—
to*-
—■
jd
X
i
-
X
*
X
y
$
A
J
§
A
q
J
A
^
X
A
w
A
?-
X
._.
-
-
------
X
-
X
X
w 20 30 « 50 id K »o 96
LEBFT'JD IN JAXert
50-90 jaar;
5 jaar als eenheid). Wat wil
f. Kun je een functievoorschrif
dat hier zeggen?
t bedenken voor dat stuk grafiek?
-ocr page 60-
56
»85. Van drie landen, India, Zweden en Tsjecho-Slowakije, vind je hier-
bij het aantal
Zygote, abortussen dat plaats vindt per jaar, per
1000 vrouwen tussen 15 en 44 jaar oud.
Jaar
India
Zweden
Tsjecho-Slowakije
1967
-
6,0
32,5
1968
-
7,0
33,8
1969
-
9,0
34,0
1970
-
10,5
32,5
1971
-
12,3
32,0
1972
0,2
15,2
30,0
1973
0,4
16,2
26,2
1974
0,8
19,0
25,0
1975
1.5
21,2
-
a. Teken de drie grafieken die het verloop van het aantal abortussen
in die landen aangeeft op log. grafiekenpapier.
b. In welk land neemt het aantal abortussen het snelst toe?
Hoe zie je dat aan de grafiek?
c. Is de toename in dat land:
- vrijwel lineair;
- vrijwel exponentieel;
- geen van beide?
d. Hoe groot is de "groeifactor" in India? (Ongeveer).
e. Stel dat een land X dezelfde 'groeifactor' heeft als India, maak
dan het volgende tabelletje af en teken de grafiek in de tekening
van vraag a erbij.
Jaar
Aantal abortussen
1967
1,0
1968
1975
...
f. Wat valt op als je de grafieken van India en het land X met
elkaar vergelijkt?
-ocr page 61-
57
AJU, bi.j £u)<l<l txpone,wtleJl<L &uncti&> dz gfwtiiactoK geLLjk -6s, wonden de.
gnjx^lzkzn op logtvuXmiAch pap^2A zve.ywti.jdLge. LLjn&n.
g. Zie je aan de grafieken van Zweden of Tsjecho-Slowakije nog
een gedeelte dat je exponentieel of lineair zou kunnen noemen?
(Over minstens 4 jaar).
»86. In hoofdstuk 4 zag je hoe de groei van een paar ratten tot een
enorme explosie leidde bij ideale omstandigheden.(Opgave » 27) .
a. Teken op logaritmisch grafiekenpapier de groei onder ideale
omstandigheden en onder minder ideale omstandigheden. (Zie
voor bijzonderheden opgave >27).
b. Vanaf welk moment kun je in ieder der gevallen spreken van
exponentiele groei?
»87. In hoofdstuk 6 (opgave » 33) stond de groei van zeesterren beschre-
ven.
S16
Deze was: groeifactor 1,25 over 10 dagen (vanaf 30 ' dag tot en
met 80Ste dag).
s t e
Op de 30 ' dag is de diameter 3 cm.
Enige aanvullende informatie over de eerste 30 dagen (bij benade-
ring): g(x) = (1,5) - 1 (x in eenheden van 10 dagen).
Teken het verloop van de groei op logaritmisch papier.
Waarom kun je bij g(x) niet van een zuiver exponentiele functie
spreken?
We hebben al kennis gemaakt met zgn. ZogcUvLtnvL&ch Qha^2.kpap-ioA. waarbij
de X-as "gewoon" was verdeeld en de Y-as logaritmisch.
Soms werken we ook met dubb<l£ZogcifvitmLi>c.h papier waarbij beide assen lo-
garitmisch verdeeld zijn.
Het voordeel van logaritmisch papier was dat een QxponzntA.'<iZ<l functie te
voorschijn kwam als een fiQ.dn.tz Z<ijn.
De vraag is welke functies als grafiek op dubbellogpapier een rechte lijn
hebben.
-ocr page 62-
58
» 88.
-
U::
- : ;
. -j._____. _, _.
---
I
--
-
■ 1---------------------- ■*- •-
rHr
1 i; i
1!; 1
l i
- . . , .
. 1 . :
■ I ■ ■
—i - -
..., . i
;
i • ■ 4
: i 1
. , 1.
: hi
1 i ■j
t;;;
' !
4 t
1
I :
I ;
. i .-
:!;;
;tr:.
K:
-
-j
[lis
4 :r;
- ■ -
.:
- i .. j
m2
....
• i • ■
] i ;T
• - —
]
11:;'
.Hi!
'f!!
-1 •:
::
t -j
I !
0
■ i ■ ■
- ■ :•
-
:
Hi
T--
3
. j, i
: ■:!
o
7
. i .
.., .... :
"if
■»f.
■ j
/
.
* 1 1 .
1
....
. . , i
■ ■
i -
5
A ,
1
— - •
iH i
! ;,
<
-
; :
*f
: : : :
.
}
j
MTi
!■![]
'!H:
1.
■ \
O
:i::
:|::
: ;::
;
r
-\-
4
| I. :_i.
•Hi
jrr!
i-pi-t
'-
..., j
4- j
11
1-
:| :
:
.., : .
;.-•
~
:i;
r
ll-El
. ;.. .
.;;: •
i; •£
-"";
4 -+-
-\ '-
m1
. 1 - -
• )■•■
: .; : ::
::::
: r:
_j.
T
-r
r
ii--
1".
1 ;
1 •-
4 ■ i
- • - ■
.... ^,.
.....
-
.... ..
t- -
5
. _ ..
•!-■
- . ... -
....
- •
■ - ■■ - :
4:.-,
4 f->-
-
• -
O
—1 ■-
....,
- -
-
*
I'rr
-hT4
!■+,+
/
. j
T - ■ ■ -
.-,;.-
1 ' 1
!
-4
z
1 I ""
-
■I--
j
...
. j_;r
i
...
J ! i h
-! .
A
------
-f
i-
-r
■—j—1- T
■M
Tir
It-
■ 1—r~
4 ■•
.___,_,_H
f::
. . j .
:itrr
!
:-;;
r
4-
—1— 1 .. I
.ill!
n v ..]_
i ! •
. ! 14
" It;
1:;:
..-;.
! !-
4-4
J
— ^
-'•
; •
. - _, .j..
mi:
- 1
1
-In
4-
...i_
I
-44-f
-+-X i - -
,H
7-t-T»
- !"-J
1 ! i
--+■---1-
■ + ■ -*--
rtr;
1 |
! f
L
__„. .. L_
4
.:
fcrh
" r i
T:
zr:
4.
4'
4-
-+-
4
M
Hi"
HjH
:ilf
- A -
1
"T---i-
l;i
-
i
~4-
■ Li:::
! 1 ■
.: 1.1 .
- - j - -
:T-
T
.4..
T
"4
-t
■ I-
1
4
m
H
1
Hit
::y;
I--
I
------f
t
! :
3 <
l !
j 1
> ~>
11
!
M
0'
?
3 *
i !
I
j 6 ;
-r4"
' 89
10'
a. Teken de grafieken van:
f : x -*■ x; g:x->-x2; h:x->x3; krx^-x1*.
b. Hoe zal de grafiek van p : x -*■ x eruit zien op dubbellogpa-
pier?
c. Hoe zal de grafiek van q : x •> 4x2 eruit zien op dubbellogpa-
pier?
» 89. Laat zien, d.m.v. de hoofdeigenschap dat de grafieken van macktA-
faunQJU.QJ> fizchtu Lijnm
worden op dubbellogaritmisch papier.
Wat valt bovendien van de richtingscoefficienten van die lijnen te
vertellen?
-ocr page 63-
59
Omgekeerd is het ook zo dat als de grafiek op dubbellogaritmisch papier
een rechte is, de functie een functie is van de vorm:
x ■+ axn
» 90. Een mooi voorbeeld is de grafiek die het verband aangeeft tussen
het gewicht van warmbloedige dieren en de dagelijkse hoeveelheid
warmte die geproduceerd wordt:
wanmtt
cat.
60,000
40,000
20,000
10,000-
6,000
4,000
2,000-
1,000-
600-
400-
200
100
60
40
20
10
El< phant
Butt,
Horse •
Boar* %
Cov
•Sow
'Ian
and Steer
Voman-
30tWBCv*l sp
cmm
wa
•Condor
Maiaque
Goose
Wildb
nrds-#."
f Rabbit
Marmot
Giant rats
Gdinea pig-«
*,"Rat
Pigeon
and Dove
• Small ajrds
•• Ntouse
J_____I___L
J___L
J___L
»g 20 50 KX) 200 500 1kg 2 5020 50100200500 2000 5000
guoZcht
a. Teken de rechte die bovenstaande puntengrafiek redelijk bena-
dert.
b. Teken in hetzelfde plaatje de grafieken van:
x ->■ 100-x
en
                                            (X: gewicht in kilo's;
.1
Y: warmte in calorieen)
100-
c. Stel dat x ■*■ a*x de oorspronke.lijke grafiek moet weergeven.
Hoe groot zal n dan ongeveer moeten zijn?
-ocr page 64-
60
>91. Opbrengst (=0) en kosten ( = K) van een bepaald produkt zijn func-
ties van de geproduceerde hoeveelheid ( = q).
Op dubbellogaritmisch papier zijn de grafieken van 0 en K als
functies van q getekend.
Neem aan dat die grafieken zich rechtlijnig voortzetten en elkaar
ontmoeten in het punt (10000,1000).
3 4 5 6 7 8 910' (q)
a. Beschrijf 0 en K als functies van q met behulp van een formule.
b. Teken op millimeterpapier de grafieken van 0 en K voor
0 i q 5! 10000 in een assenstelsel met 'gewone' schaalverdeling
langs de assen. (Neem de eenheid op de verticale as tien keer zo
groot als op de horizontale).
c. Bereken voor welke q de winst W maximaal is; W = 0 - K.
d. Welke van de twee grafische voorstellingen, die met logaritmische
schaalverdeling, resp. lineaire schaalverdeling, leent zich het
beste voor het aflezen van de maximale winst?
-ocr page 65-
Samenvatting:
Er bestaan twee soorten logaritmisch grafiekpapier:
1. Logaritmisch grafiekpapier:
- De X-as heeft de gebruikelijke verdeling: 0, 1, 2, ...
- De Y-as heeft de 10°, 101, 102, 103 ... verdeling.
Y
Grafieken van exponentiele functies: b'd worden op dit papier
rechte lijnen.
Het grondtal is bepalend voor de richtingscoefficient van die
rechte lijn: gelijke grondtallen geven dezelfde richting.
2. Dubbellogaritmisch grafiekpapier:
- De X-as heeft de 10°, 101, 102, ... verdeling.
- De Y-as heeft de 10°, 101, 102, ... verdeling.
u
Grafieken van machtsfuncties: a«x worden op dit papier rechte
lijnen.
De macht (exponent) bepaalt de richting van de rechte lijn:
gelijke machten geven dezelfde richting.
-ocr page 66-
62
-ocr page 67-
63
Output, behorend bij biz. 31, opgave » 38.
y= 2.5
d t = 0.0001
g-
dt =
0. 0001
h/f
h/f
-2
0
.111
0.12212
1
.0990
1
0
333
0.36627
1
. 09B8
0
1
000
1.09911
1
.0991
1
3.
000
3.29494
1
, 0983
;>
9
000
9.B7053
1
. 0967
3
27.
000
29.65927
1
0985
__ 71
0
160
0
14663
0
.9164
-1
0
400
0.
36687
0
9172
Ci
1
000
0
91553
0
9155
1
2.
500
0
28643
0,
9146
r7
6
250
5
71728
0
9148
3
15
625
14.
2B604
0.
9143
g= 2.7
dt = 0.0001
g= 2.71
dt = 0.0001
h/f
h/f
0
137
0
13635
0
9940
0.
370
0.
36836
0
9946
1
000
0.
99421
0
9942
2.
700
'?
67982
0
9925
7
290
7
21455
0
9896
19
683
19.
49310
0
9904
_->
0
136
0
13575
0
9970
-1
0
369
0
36806
0
9974
0
1
000
0
99659
0
9966
i
^
710
2.
70128
0.
9968
2
7
344
7
30515
0.
9947
3
19.
903
19.
83643
0.
9967
- I
g= 2.72
dt= 0.0001
h/f
_T
0
135
0
.13590
1
. 0054
1
0
368
0
36836
1
0019
0
t
000
1
00136
1
. 001 4
1
*"»
720
i'.
72036
1
0001
2
7
398
7
37667
0
.9971
3
20
124
20
00809
0
. 9943