|
|||||||||||||||
VaJc 58 J
|
|||||||||||||||
O VE1GAIG
|
|||||||||||||||
VAN
|
|||||||||||||||
FRANS VQQllIIQUT *
UIT DE GEMEENSCHAP DER
GEREFORMEERDEN
TOT DIE VAN DE
ROOMSCH KATHOLIJKE KERK,
Door zijne openbaare belijdenis van derzelver
leere, gedaan te alkmaar op Zondag den
iq September 1797.
Voorgefteld, naar aanleiding dezer woorden, Hand. IX: ar.
En alien ^ die het hoorden ,ftonden verjield, en zeid*
den: Is hij het met, die te Jerufalem de geentn,
die dezen naam aanriepen, zoo vervolgde?
DOOR
PETRUS SCHOUTENi
Roomsch Ptiefter en Pafioor te Alkmaar.
|
|||||||||||||||
T W E E D E DRUK.
|
|||||||||||||||
.
|
|||||||||||||||
Te AMSTERDAM,
By P. van B U U R E N, e n i Te ALKMAAR, By AREND HOOGLAND BIERLAAGL |
|||||||||||||||
'
|
|||||||||||||||
B E R I C H T.
; .
Overgang van den Heer Fratts Voorhout*
uit de Gemeenfchap der Gereformeerden tot die van de Roomsch Katholijke Kerk, maakt zoo Veel gerucht, dat ik niet kan nalaaten, hct bi] die gelegenheid voorgevallene, medetedeelen, en tot dat einde bericht ik het volgende: De ge- melde Heer, tengeftelden tijd, op de voorHem gefchikte plaats, zich bevindende, fprak ik, na het geeindigd gezang van den: Feni Creator Spi- ritus, &c. dat is: Kotn Heilige Geest, enz. en het daar op toepasfelijk Gebed, Hera aan met deze woorden: |
||||||
WAARDE VR1END!
Uwe begeerte is mij bekend, om van de Waarheden des Geloofs, zoo als die door God geopenbaard, door Jefus Christus geleeid zijn, |
||||||
■■ ■■"■"■"! ■ » "^..r
|
|||||
C 4 )
en door zijne Kerk worden voorgefleld, in h^fc
openbaar, op eene plechtige wijze, belijdenis te doen. Ik twijffel pok aan de oprechtheid van ■uwe begeerte niet; doch verzoek, dat Gij, tec eere van Gods genade, en tot ftichcing der hier vergaderde meenigte, zoo kort het u mogelijk is, verhaalt, wat de voornaamfte aanleiding tot het doen van dezen uwen, voor veelen zoo v<rr* fyazenden, flap geweest is. Op deze mijne korte aanfpraak gaf de Heet
Ifoorhout het volgende antwoord: WAERDE VRIENDT!
Wat 7.eg ik ?___. Eeb.waer.de VaderI
wien ik thans opentlijk, ten aenhoore van deze
talryke vergadering, in het midden van dezemyne jeugdige kwekelingen (i), in deze Heiligcplaets et-
(i) Zedert eenigen tijdt, dat ik door geere ftaetkundige
yerkzaembeden verhinderd wierdi, het> ik my begeven ter onderwyzmg van de jeugd in allerleie takken van wetenfchappen, met dat gelukkig gevolg, dat cr reedi een aental van 37 jongelingcn dagehjks by afwi'sfeJing ge. bruik van maekt. Daer ik nu dag aen dag onder dit jeugdig gezelfchap vcrkeere, over de belangrijkfte fluk- ken handel, en ik het geluk geniet, hunne genegenjieidt tot, en vertrouwen op my in eenen aenmerkelijken trap gewonnen te hebben , doch hunnc gemoederen door kwa- lijkgezuiden met vooroordeelen tegen my zouden kunnen |
|||||
c * 3
fcirkehne voor den Man* door d£ g^ede hahtft
(Godts my toegefchikt tot een getrouwen Leids. man en eeriyken Raedgever, op den weg naer eene zalige eeuwigheidt: vergun my, mijn op* irecht genoegen U te betuigen over de aengena- me gelegenheid, die my vergund word, om thans (zo kort my mogelijk is,,) mede te dee- Jen, welke de voornaemfte aenleiding geweesfc zy tot het doen Van dezen, voor vel'en zo ver* bazenden flap. . Gy hebtde edelmoedigheidt gehad* deze zel£?
de vraeg, welke gy thans.doet, reeds meer dan veertien dagen geleden, my ter ernstige overwe- ging te geven (a). Onder de overdenking der-- Zek
|
|||||||||
worderi i'ngehomen, en daer dbor fiiijo ondervvijs onitrcnd
huil genoegzaem vruchteloos 'zoude ^ijn: zo dacht my. was nietj billyker; betamelyker, en voordeeliger voor deze myne jengdigc viienden, djn dat zy van naby $a. geri en hoorden het geeh plaets hadt.omtrend hunnen vriendt, Waer ntede zy dageli'jks met zo veel genoegert verkeerden, en iri.wiens onderrictitmgen zy zo veel be- lang ftelden* Het; is dan? wijt dc Heel- P. SchtmteH my wel, op myn verzoek, de viiendelijkheidt heeft bewe- zen, dat ik my met deze kinderen op eene ftatelykflf wyze in de Kcrk kbnde begefenj . ■-.. :. .. .. .:..■....,'
(a) Trouwens, m'ets van het gene zijn fcerw. my heeft
voorgefteld, of ik heb gehoegzame gelegenbeidt gehad, om het rypelijk te overwegen. A %
|
|||||||||
■
|
|||||||||
C <* )
|
|||||
zelve, myje lotgevallen nagaende, overmigdehet
my, dat in my bewaerheid wierde de zo aen- merkelyke fpreuk van den wyzen man, te vin- den in het boek der Spreuken, H. XVI: 9. Hit fiarie des men/chen overlegt zynen weg, maer het ftaet am den Heere zyne gangen te beftueren* In myne vroege jeugdt, uit de eerst in ay
plaets gehad hebbende zorgeloosheidt opgewekt* en begeerig gemaekt naer de kennisfe der waer- heidt door Godt tot onze zaligheidt geopenbaerd, yverde ik overeenkomstig de onderwyzing, wel- ke my gegeven wierdt, eenigen tijdt veel, om- het leerftelzel der Gereformeerden grondig' te leeren kennen: doch omtrend 16 of 17 jaren oud zijnde, geraekte ik, by gelegenheidt van mijn orgelfpelen in de Lutherfche Kerk, in fter- ke verzoeking, van Lutersch te worden. Dan9 door de redenen van myne Ouders en Leer- meester, naer mijn inzien, van de dwalingen der Lutherfchen overreed, verliet ik dit denk- beeldt, en deedt,*en naesten by een half jaer na dit geval, myne belydenis van de leer der Gereformeerden."' Lidtmaet van die Gemeente geworden zynde, fcheen het my zelfs vele ja-1 ren toe, in het leerftelzel derzelve veilig te mo- gen berusten, en haer dit denkbeeldt was ik een yveraer voor hetzelve, en wel in die mate, dat., ik
|
|||||
C ? >
ife een zeker jongeling, tpt de koornsch-Ratho-
lykd Kefk behoorende, fchoon zeer onkundig zijride* heb overgehaeld, onderwezen, en be- vorderd tot het doen der belydenis van het Ge* reformeerde leerftelzel. - De zo evengefflelde ger;ustheidt wierdt echter geftoord, Zo dra ik acht gaf op de verfchillen, welken ik ontdekte, dat tusfchen de Broteftanten over gewichtige punten des Geloofs plaets hadden. (3) De ongerustheidt des gemoedts, uit deze gefchillen in my ontftaen^ (4) deedt my, na vele wofstelin- gen i onderzoeken de leer ielzels der Doopsgezin- dsn ■> Remonftranten en zoortgelykefl ; doch de ondervinding heeft myovertuigd, datbygeenen van hun te vinden is het raiddel, door het welk ieder
r (3) Byveorbeeldf over deleere der Drieeienheidt, over de
Godtheid van Christus en het beftaen van den H. Geesu Over den oorfprong en den aert van het zedelijk kwaedri Over de wyze, op welke de mensch met Godt be- vredigd wordt, en dus een deelgenoot zy van zyne gunst* Over den ftaet des menfcben na dit leven, enz. (4) Ik ben reeds lang in het gevoelen geweesc, dat
de eenheidt een vopmaem en wezendlijk doel van het Christendom is, en deze eenheidt onder het Protestanten- dom niet befpeurende, moest dit noodwendig zeer veie twyvelingen en bekommerende bedenkingen in my te weeg brengen, of onder het Protestantendom wci het echte Rijk van Christus te vinden is* A 4
|
||||
ieder mensch, en dus een ongeleerde zo wel als
I een geleerde, onbetwistbaer verzekerd wordty I dat alles, wat Godt, nodig totonze zaligheidt,
geopenbaerd heeft; als mede, dat de ontwyfel-
bare zin der Goddelijke Openbaring voor hem kenbaerzy. Dus, door ondervinding over- tuigd/dat by geenen der Proteftanten het mid- del ter gerustftelling van een waerheidlievend gemoedt, zo noodzakelijk voor elk Christen 9 ge- vonden wordt, was ik op het punt, van het geheele leerflelzel der Goddelyke Openbaring als een verdichtzel te verwerpen. (5) Ban, (5) Van hier, dat ik al/es wegredeneerde'j die. JeeF-
itukken, waerin het meerdsr gedeelte van het Christen- dom groot belang rtelde, als uitvindingen van metifehefl befchouwde; verfcheide Bybelboeken voor onecht hieldtj althans voor zodanige boeken, waer uit men geen leer- ftuk mocht bewyzen, zo lang derzelver Goddelijkheidt,- als een gedeelte d2r Goddelijke Openbaring uitmakende, in twijfel llondt. Van hier, dat ik zodanige boeken liefst las, die my in deze denkbeelden konden fterken. De Hoogdurtfche fcbriften, die over den Godtsdierlst I (zo genaemd) zeer wy zich uitdrukten, waren by my het meest in achting. Het fpreekt van zelve, dat die
alles eenen fterken invloedt moest hebben op myne ge- fprekken over den Godtsdienst. En daercm zullen myne goade vrienden, met wien ik in die da^en over den Godtsdienst fprak, gemakkelijk het verfchijnzel kunnen verklaren, waerom myne gefprekken van dien tijdt zo |
||||
;- V ■ C p H
tegen dit uiterfte keeft echter de Goddelyke gg«
hade my beveilfgd, fchooh zyne Vootzienig-
heidt, zo als ik nu door zyne goedheidt zie, gS
doogde, dat ik eene verkeerde keuze deedt, eti
my verbeelde , de verlangde gef ustftelling te virt-
den, in hen te volgen, die, wel byzonder ze-
dert eenigen tijdt, de verdraegzaemheidt van alle
Godtsdienstige gevoelens der Gezifidheden onder
de Proteftanten, aenpryzen als het middel; orn
door geene verfchillende . begrippen in het ftuk
van den, Godtsdienst ontrust te worden, Tn ho«
pe, van op die wyze het Christendom te vet'*
eenigen, begon ik voor dit plan door mijn ge- drag en fchriften te yveren (6 ); doch welhaest
v, , het «-■■ - up- ■■ ■ ■ ■ ■■' '■ .■-.-', ....
verbazend veel verfchillen van myne tegenwoofdigfi
denk- en handelwyze. Vooral, wanneer zy zich gelie- ven te herinneron, dat, welke twyvelingen, welke vet- snderingen van gevoelens ook by my mochten plaets het* ben, altoos dit mijn hcofddoel gevveest is en bli}ft: het zoeken en vinden van waerheidt. (6) Dior mijn gedrag Czeg ik), tvaefom ik geene z\va-
righeidt maekte* om by de Remonftranten in deze Stadt, en te Amfterdam by de Doopsgezinden in de Kerk de Zon, aen den Bedienaer van het Avondmael bekend zijnde, zo wel als by de Gereformeerden, tot welk laetfte Kerkgenootfehap ik hoorde, van het H. Avond- mael des Heeren gebniik te hiaken. Ik zoude zulks zelfs, uit
|
||||
r to )
het oniiiogetyke vaii hetzelve onderviadehde,
bleef ik verlegen omzien naer dat geen, het > Welle uit hoofden van deze dcftkwyze , insgelyks by de Lu-
therfcheh en Roomsch - Katholyken gedaen hebben , in- dien aen myne zyde hun gevoelen over het Avondmael my niet gehinderd bad; en aen hunnezyde, zy my ook tot de Commnnnie, uit hoofde van andere leerftellingen, piet zouden hebben kunnen toelaten. Door myne fehriften heb ik insgelyks pogingen aenge-
frend/om het Christendom op die wyze te vereenigen; ten minftcn, ik was van oordeelj dat alle Christen ge- wndheden in en JCerkgebciuw hare openbare Godtsdienst. oeffenipgen konden .verrichten. Ik meende, daer toe een j?eer gefchikt p'an by eene zekere aenleidende gelegenheidt te hebben uitgedacht, en dit aen myne Landt en Stadt- genoten te mpeten voordragen in tydtsomflandigheden; die my dachten , daer toe gefchikt te zijn; althans de zaek in ovcrweging te geven, in hope, dat uit dit ruwe ontwerp wel iets goedts ter bevordering van de nlgemeene belangens en de eenheid in het Christen, doni zoude gebora: worden. Die genegen moch< ten zijn, te iezen .hetgeeri ik in den jare 1795. daer over gedacht en gefchreven hebbe, kan net vinden in mijn werkje, getyteld: Fkans Voorhout aen mm Me- deburgers. op bl. sft, en verv. in dien tijdt uitgegeven, en nqch to] bekomen by J. Hand te Alkmaer. Het geen anderen befchouwend voorgedragen hebben, trachtte ik in werking gebracht te zien: docb ik bevond op eene onaengename wyze, dat myne yver niet alleen ontydig, maer mijn ontwerp zelve onuitvoerlijk, en voor de we# jentlyke belangens van het Christendom nadeeiig waren. |
||||
C 31 )
Welk ter gerustftelling van mijn gemoedt, 2d
zeer door twyfelingen geflingerd, konde dietiei*. Ik 'verzuchtte met vernieuwden aendrang tot Godt, om den weg te kennen, welke ik moest bewandeteh. Het behaegde ook zyne goe^ heidt, my aen te fporen tot een ernstig onderzoek naerde leer der Roomsch-Katholyke Kerk. (7); Ik wil toch wel bekennen, tot aen dat tydftip die Kerk verfoeid te hebben, om dat ik door vooi> oordeelen, van myne jeugdt af tegen dezelve my ingeboezemd, my verbeeldde, dat zy, wegens verdervelyke dwalingen, afgoderyen, en byge- lovigheden, voor Godt een grouwel was.- Ik be-.
(7) Het oplettend nalezen en overwegen van het
Kerkboek van den Heer P. Schouten, getyteld: de ware Godtsdiemt, by P. van Boureh te Amfterdam uitgegeven, en de vryheidt,die zijn Eetw. my vergunde, van alle de bedenkingen * die ik op dit boek-mocht maken, en de ophelderingen,. die ik over het esn of ander begeerde,. hem per Misfive te mogen mededeelen, en daer dan ichriftelijk op te zullen antwoorden: is my voornamelijk in dezen vatr-zecr veel nut geweest, Ook deze bfieven: zal ik in 't vervolg in 't licht geven ; en ik vertrouw, dat elk onbevooroordeelde daeruit op het klaerfte zal zien en overtuigd worden, dat dit krachtdadig moest medewer- ken, om my dc leer der Roomsch.Katholyke Kerk geheel anders te doen befchouwen; ja met hoogachting voor d«« zelve vervullen. <-.'. |
|||||||||||
\
|
|||||||||||
C it )
begbn 'dan my zelve te ondervragen: Ben rfe'
>, van die zaken, van welke de Roomsch-Ka- tholyke Kerk befchuldigd wordt, welgenoeg- 5, zaemovertuigd? Is het wel geloofbaer, dat *falle de leden derzelve zo lomp verblind, zo goddeloos, zo dwaes zijn, dat zy van die >, dingen niets merken; of zorgeloos over alles i, henen ftappen? Er zijn toch in die Kerk ook kundige, en, zo als ik moet den- ken, godtvruchtige menfchen Mag ik on- derftellen, dat velen derzelven, onderricht j, van het gene hunne Kerk te last gelegd wordt, zo eerloos, zo Godttergend boos zou- i, den zijn van alleen uit tydelijk belang, of ander menfchelijk inzicht, tegen hun beter 9i weten, niet alleen in de gemeenfchap dier Kerk te blyven; maer nog daer en boven de j, wezenlyke leere derzelve met mondt en pen ,j ta verdedigen ? - Neen: dit mag ik nietdzn- ken. Ik zal dan myne vooroordeelen afleggen ti en onpartydig de leere dier Kerk onderzOe- ,, ken." (8) Godts genadige Voorzienigheid deedt
(8) En wie zoude die voordordeeUn niet afleggen? Ja wfe
zoude niet tnpartydig de leere dier Kerk onderzoeken ? wanneer hy aengaende voorname leerftukken van deze Kerk uitdrukkingen ommoet in een gefchrift, door een Maa
|
||||
e 13 >
|
|||||
deedt my tot dat einde eene bekwame gela-
genheid bekomen, ~ Ik onderzocht, wierdfe on-
Man gebezigd, die by de Gereformeerden in vele achting
is, en zich ten aenzien van zyne kunde en doorzicht het grootfte vertrouwen verworven heeft. Ik bedoel de woorden van den Hoogleeraer der Godtgeleerdheid aen de jfka- demie te Utrecht, Jodocus Heringa Eliza's awn, gebezigd in het Byvoegzel van eenige Aenmerkingen ter uitbrei- ding van gezegdens in zyne LebRRede, gefchikt naer de gtlegendheidt des tijd^s, of Qver htt betamend gebruik dtr vry- heidt, naer aenleiding van Gal; V: 23. gedaen den achtften van Lsntemaendt 1795. in den aden druk, op b!. 54,55. De woorden zijn dus: ,, Stel u eens, verlichte Nederland- fche Christenenl een volk vopr......dat, nevens
eenen Gqdt, die in den hemel woondt, een Godt
erkent, dien het in een omyel gefloten opeet; nevens eenen alwetenden Richter, cen£n Plaetsbekleder op de wereldt, die voor geldt zonden kwijifcheldt, vryheidt ,, tot wanbedryven geeft, zielen uit het Vagevyer ver- ,, lost, enz." Wie moet niet, dit lezende, verbaesd fiaen , hier iets te zien voordragen als een wettig ge- volg, dat uit de leerftukken der Roomsch-Kathplyke Kerk zoude voortvloeien ? Moeten niet alle brave en verflan- dige Gereformeerden gevoelen, dat het voor hun meer dan tijdt wordt, daer zy reeds zo lang met de batelijkfie vooroordeelen tegen de leer der Koomsch-Katholyke Kerk, door de fchandelijkfte gevplgtrekkingen zijn vpor- ingenomen, hunne vooroordeelen. afteleggen, en de leer dier Kerk onpartydig te onderzoeken? te meer, daer nu in de*en tijdt, zo een aenzienlijk en zo zeer vertrouwd fclopgleeraer onder hun, in het voordragen van de leer der Roomico.
|
|||||
( ?4 )
onderricht en overtuigd, dat de wezently-
ke leere, door de Roomsch-Katholyke Kerk voorgedragen, zuiver van alle dwaling, afgode? ry, en bygelovigheden, heilig en dus de ware leer van Christus is Ik bevondp, dat zy al- leen op onwrikbaie gronden rust; en zag, tot mynef verbazing, dat buiten die Kerk geene gerustftellende zekerheidt voor een waerheidtlie- vend
Hoomsch-Katholyke Kerk, door een verregaende party-
digheidt, zichCom het op zijn zachtst uittedrukken,) tot xulke onbetamelyke en tegen de waerheidt ftrydende uit- drukkingen laet vervoeren. Deze Hoogleeraer weet im- mers doch, ten minften hy kadtmteun vieten, dat iemandt, die partydig is, de gevolgen , welken hy uit de leer van zyne party trekt, en die door de party ontkend wor- den, niet mag opgeven als de leer van zyne party. Dit wordt hier gedaen. Zoude die Hoogleeraer zelve, wan- neer een Roomschgezinde, of anderen, omtrend het een of ander leerftuk der Gereformeerden zodanig handelden, zich niet al licht kunnen laten ontvallen: Dit is een bt- wijs von Impe anwetendheidt, of boosaerdigheidt ? Wat ik U dan bidden mag, Gy alien, die dit leestl
Laet dit bijgebrachte U tot nadenken brengen! en U in ftaat ftellen het gene ik U by vervolg door de drukperi zal trachten voor te dragen, geheel anders over de leer der Roomsch-Katholijke Kerk te denken, dan gy tot dus verre gedacht hebt! Och of ik zo gelukkig waren, velen te overtuigen, dat de wczentlyke leer der Roomsch ■ Katholyke Kerk , zuiver vm alle dwaling, afgodery en bygelevigheden, htilig, <B <*» i° war* tetr van Christus is I |
||||||
C 15 )
vend Christen kan gevonden worden. Godt
my verder byftaende, heb ik dan eindelijk het befluit genomen, van tot de gemeenfchap der Roomsch-Katholyke Kerk toe te treden, en yer- zoek nu opentlijk, om 'dit te doen, te mogen overgaen tot het opzeggen der belydenis van mijn geloof, volgens de leerwyze dier Kerk. Na dit antwoord fprak ik den bewusten Heej
weder aan met deze woorden: ..
WAARDE VRIEND!
Betrouwende, dat het nu door n verhaalde,
met de waarheid, en uw harte overeenkomt, ben ik bereid uwe Belijdenis te hooren. God, die het willen gegeeven heeft, gunne u het volbrengen! Hij fterke u, door zijne gena- de, om dezelve tot zijne eere, de zaligheid ^wer ziele, en tot ftichting uwer Medemen-! fchen te volbrengen. Laat ons hooren J Ik, Frans Voorhout, geloof vastelijk en
belyde al het gene in het geloofsbegrip , het welk de Heilige Roomsch Katholyke Kerk ge- bruikt, begrepen wordt, te vyeten: * ft
|
||||
( I6 )
Ik geloofin eenen Godt, den Vader, almach-
tig Schepper van hemel en van aerde, van alte zichtbare en onzichtbare dingen; en in eenen Heere Jezus Christus, Godts eeniggeboren zoon, en voor alle eeuwen uit den Vader geboren; Godt van Godt; Licht van 't Licht; waarachtig Godt van waerachtig Godt; geboren en niet ge- maekt; van het zelfde zelfftandige wezen met den Vader; door wien alle dingen gemaekt zijn; die om ons menfchen, en om onze zaligheidt ne- dergedaeld is uit den hemel, en het vleesch heeft aengenomen door den Heiligen Geest, uit de Maegd Maria, en is mensch geworden. Hy is, ook voor ons gekruisd onder Pontius Pilatus, hy heeft geleden, en is, begraven. En hy is, vol- gens, de Schriftuer, ten derden dage verrezen. En hy is opgeklommen ten hemel. Hy zit ter rechterhandt des Vaders. En hy zal wederko- men met glorie, om te oordeelen de levenden en de dooden; wiens Rik geen einde zal heb- ben. En in den Heiligen Geest, den Heere en levendmakenden, die uit den Vader en den Zoon voortkomt, die met den Vader en den Zoon te zamen aengebeden en verheerlijkt wordt; die door de Propheten gefproken heeft. En eene heilige Katholyke en Apostelyke Kerk, Ik bely- de
|
||||
i!e een Doopzel, tot vergevinge . der zonddrt*
eh ik verwacht de verryzenis der doo3enj,ett het eeuwige leven. Amen. Ik geloof, en neem Zeer vastelijk aen de
Apostelyke (9.) en Kerkelyke overleveringen * en alle de andere gebruiken en inftellingen van dezelfde Kerk. -Ik neem 00k de Heilige Sehrif* ten aen, volgens den zin, die onze Moeder de Heilige Kerk gehouden heeft, en noch houdt* toelke Kerk het toekomt over deh zin en de uitlegging der Heilige Schriften te oordeelert, en ik zal ze nooit verftaen of uitleggen, dan volgens het algemeen gevoelen der Vaderen. Ik belyde 00k, dat er waerlijk, en eigentlijk ze* Ven Sacramenteh zyn, door Jefus Christus, ort- zen
(9) Acngezien dat Christus jezus zyne Kerk door
leerrcdenfin heeft beginnen te iHcbtcn,-zo is het onge- fchreven woordt geweest de eerfte regel en grondflag van. het Christendom ; en fcboon er de febriftenvan 'tNieuwe Testament naderhand zijn bygevoegd, daerom heeft edi- tor het ohgefchreve woordt ayrie eerfte kraeht en adit- baerheidt niet verloren. Dit is de reden* die ons, ver- plicht, al wat de Apostelen, 't zy door prediten., *t zy door fcf.ryven, geleerd hebben, met eene gelyke eerbie- digheidt te omhelzen, z© als Paulus zelf uitdrukkeh'jk ver- klaerd a Thesf. lis 15. Zo dan brooders, fiaet vast; en heudt dt overlevermgen, die gy, 't zy door ons woordt, '» zj door onzen brief gekerd hibt. Bossoet, in zyn nitlegg- van'tCath, geloof, § 18. |
||||
\ -
C 18 )
Zen Heere, ingefteld tot de zaligheidt van het
menfchelijk geflacht, alhoewel dat zy niet alte- mael aen ieder meiisch noodzakelijk zijn: te weten, het Doopzel, het Vormzel (10), het H. Sacrament des Autaers het Sacra- ment van Pasmtentie of Boetvaerdigheidt (li), het laetfte Olyzel (12), het Priesterfchap (\'i), en het Huwelyk v.I4)> en && ZY & genade me-
(lo"> Hand. VIII: 17. Toen laden zy hen de handen
op, en zy ontvingen den Heiligen Geest.
(li) Joh. XX: 2123. Hy [Jezus] zeide hen dan
lioch eens: Vrede zy ulieden. Gelijk de Vader my ge~ zonden heeft, alzo zende ik u 00k. Dit gezegd heb- bende, blies hy op hen, en zeide hen: Ontvangt den Heiligen Geest. Welker zonden gy vergeven Zult, dien worden zy vergeven: en welker gy houdt, die zi}n ge- houden. , » (12) Jac. V: 14, 15. Is iemandt onder u krank ? Dat
hy de Priesters der Kerke by zieh roepe: en dat zy over hem bidden, hem zalvende met olie in den name des Heeren. En het gebedt des geloofs zal den kranke ( behouden: de Heere zal hem verkwikken: en zo hy in Zonden is, die zullen hem vergeven worden. (13) 1 rim. IV: 14. Zie toe, dat gy de genadegifte,
die in u is, niet verzuimt, die u gegeven is door't leer- aerampt met de oplegginge van de handen dtr Priesteren, (14) Eph V: 3a. Dit is een groot Sacrament:,Ik zeg
in Christus en in de Kerk. Paulus daer by man en 'vrotjw vermanende tot het heilig bele"en van dien ftaet, du'dt genoegzaem aen, dat Christus 00k hier toe dooj?.- sit Sacrament de nodige genade ben vcrlecndt. |
|||||
|
|||||
(to
inededeeleiH eh dat van deze Sacrafflenten net
Doopzel, het Vormfel en het Priesterfchap , zonder ontheiliging, voor de tweede reize nice mogen bediend worden. Ik neem ook aen, en keur goed de in gebruik zijnde en goedgekeurde plechtigheden der Katholyke Kerk, die in de bediening der voorgenoemde Sacramenten ge- bruikt worden. Ik neem ook aen, en keur goed alles, wat in "t Heilig Concilie van Tren- tej wegens de Erfzonde en Rechtvaerdigmaking uitgefprokeh en verklaerd is geweest. Ik belyde insgelyks* dat men in de Misfe in-
derdaed eene waerachtige (15) en verzoenbare offerhatide voor de levenden en de dooden aen Godt opdraegt, en dat in 't allerheiligst Sacra- ment des Autaers , waerlyk, dadelyk en Wezent- ]yk tegenwoordig is het ligchaem en bloedt van Jefus Christus, onzen Heere, te zamen met zyne ziele en Godtheidt, (16) en dat de gehee- le
(15) De H. Mneus, die gebloeid heeft Zedert 't Jaer
ij>7 tot 200 of 203* zegt, dat ■ Christus. <in 't laetfte Avondtmael) de nieuwe offerhande des N. Verbondts ge- leeraerd heeft; welke de Kerk van de Aposteleu ontvan- gende, de geheele wereldt door aen Godt opdraegt, in libr. IV. contr. Heerefei. if* (16 Matt. XXVI: afl. En terwyl zy aten, heeft Je-
zus broodt genomen, heeft het gezegend, gebroken, en |
||||
C 20 )
|
|||||
1<! zelfftandig1 eidt van brotidt veranderd wordt
in *t ligchaem van Christus, en de geheele zelf- ftandigheidt van den wyn in zyn bloedt: welke verandering de Katholyke Kerk Transiubftan. tiatie noemt, Ik belyde ook, dat men onder iedere gedaente den geheelen Christus en het waerachtig Sacrament ontvangt. Ik geloof ftand- vastelijk, dat er een Vagevyer is 17), en dat de zielen, die daer opgehouden worden, door de voorbiddingen der gelovigen geholpen wor- den. En insgelyks, dat men de Heiligen, die met Jcfus^Christus heerfchen, in eere moet(i8) hou-
aen zyne Discipelen gegeven, zeggendes Neemt, eneet:
Dit is mijn ligchaem. Mark. XIV: 22. En terwijlzy aten, heeft Jezus broodt genomen, enhetzelvezegenende gebroken, en hen gegeven, zeggende: Neemt, ditismij:i ligchaem. Joh. VI: 5256. Zo iemandt van dit broodt eet, die zal in der eeuwigheidt leven. En het broodt, dat ik geven zal, is mijn vleesch voor het leven der wereldu Want mijn vleesch is waerlijk fpijs, en mijn bloedt is waerlijk drank. (17) a Mich. XII: 46. Zoo is het dan een heilige
en zalige gedachte, voor de overledene te bidden, op. dat zy van hunne zonden ontbonden worden. 08") Het woordje moet is door den Heer P. Veron ge.
nomen in den zin van behoort. Zie zyne kegel van het Katholyke gelotf, ide Hoofdd, 7de afd. De Trentilche Kerk- veigadering heeft dit zelve nader verklaerd, als willen. |
|||||
21 )
houden en aenroepen; dat zy hunne gebeden
voor ons aen Godt opdragen (19) en dat men hunne reliquien (20; raoet eeren (21). Ik be- ly«
lende het opgevat hebben, bet is good en voordeelig de
Heiligen aen te roepen, en tot hunne gebeden, byftandt en hulpe, toevlucht te nemen. (Zie de asfte Zitting,) En J. b. bo ssuet, in zyne Vitlegging van de here der Katho- iyke Kerk . §. IV. zegt: A!s de Kerk ons leert, dat n bet vooideelig is, de Heiligen aameroepen, leert zy ons tevens, dat men die moet aenroepen met denzelf- den geest van liefde, en r.aer de orde van broederly- ke gemt enfchnp, waer door vvy worden aengefpoord, om den byfiardt onzer broederen, met ons op de aerde , levende, te verzoeken. Men ziet dan (zegt bos- suet verder,) dat, de Heiligen aenteroepen, volgens ,, de meenirg van het Concilie van Trente, niets anders is, dan tot hunne gebeden toevlucht te nemen, om van Godt wtldad:n, door Jezus Christw, te vetkiygen." (19) Luc. XV-. 10. Zoo zeg ifcu, zil er 00k blijd-
fchap zijn by de Engelen Godts over eenen zondaer die boetvaerdigheidt doet. (20) Hand. XIX: 12, Zo dat 00k als de zweetdoeken
en gordeldoeken van zyn ligchaem op de zieken gedragen wierden, de ziekten hen verlieten, en de booze geesten van hen uitgingen. (21) Hicr is het woordje meet weder in den zin van
beheord te nemen, gelyk de bovengemelde Veron in bet genoemde werkje heeft aengewezen, en noch nader met het befluit der Trentifche Kerkvergadering bekrachtigd, |
|||||
*
|
|||||
( 2* )
|
|||||
Jyde ook zeer vastelijk, dat men de beelden van
Jezus Christus en van de moeder Godts, aitijd maegdt, en van andere Heiligen maer. (22) heh- ben en behouden, en aen dezelve de fchuldige eer en eerbiedigheidt bewyzen. Ik helyde ook, dat de macht van aflaten te verlenen, dotor Je- zus Christus aen de Kerk gegeven is, en dat het gebruik der aflaten den Christen (32) Volke ten hoogften heiizaem is. Ik beken , dat de Heilige Kotholyke, Apostelyke en Roomfche Kerk
zynde volgens de asfte Zitting dus: De Kerkvergade-
ring beveelt aen de Bisfehoppen en anderen, dat zy de gelovigen, wegens de eere aen de overblijfzelen der Heiligen onderrichten, nen Ieerende, dat, van de ge* j, lovigen geeerd tnoeten (of behooren) te worden , dehei- lige iigchamen der Martelaren, en anderen, die n:et Cbris- tus leven, dewelke levende ledematen van Christus geweest, zyn, en een tempel van den Heiligen Geest, 1 Cor. Ill: 17, en dewelke van hem ten eeuwigen Ie- ven opgewekt, en verheerlijkt zullen worden, doorde. welke van Godt vele weldaden aen de menfehen be- wezen worden." (2s) Dat het woord meten hier ook behooren te ken.
Hen geeft, is mede uit de vertaling van den Heer F. Veron - in zijn voorig aengehaeld werkje, duidelijk op \q rnaken. (23) a Qht, II: 10. Nu diengy iets vergeeft, dienver>
geef ik het ook. Want zo ik ook iets vergeven hebbe, ijc heb het orn, uwent wUIe vergeven, in den naem, vaa |
|||||
( »3 )
Kerk de moeder en meesteresfe van alle Kerkea
is, en ik beloof en zweer den Roomfchen Paus, mvolger van den Heiligen Petrus Prince der Apostelen en Sadthouder van Jefus Christus, C24) eene waerachtige gehoorzaemheidt {2$). Ik neme 00k vastelyk aen, en belyde alle an- de-
(24) Matth. XVI: iS, 19. En ik zegge"u, dat gy zijt
Petrus, en op de/ien fteen zal ik myne Kerk bouwen, en de poorten der Helle zullen tegen haer niet vermo- gen. En ik zal u de fleutelen van het rijk der hemelen geven. En al wat gy op de aerde WrKtt, zal 00k in den Hemel gebonden ?.yn: en wat gy op d'aerde ontbindt, zal cntbonden zyn in den Hemel. (25) De gehoorzaemheidt, beloofd aen den Roomfchen
Paus, als het zichtbaer Hoofd der Kerke, bepaelt zich alleen tot het wezentlyke van den Godtsdienst, en is derhaiven geheel en al afgefcheiden van alle Staeckundige betrekkingen, in welke mencnder verfchillenderegeerings- formen zich bevirdt. Een genoegzaem bewijs van dit ge» ftclde is de verklaringe, welke alle de Roomfche Katho- lijke Priesters onder het voorig beftuer, overeenkomftig het Placaet van den 21 September 1730, van dien tijd af, tot aen het eindigen van hetzelve beftuer hebben moeten doen op hun Priesterlijk woordt in plaets van Eede, in welke zy, naer Art. 3 van het Placaet, deswegens ver- klaren: dat zij een hartelyke af keer hebben van het ge- voelen der genen, welke leeren, dat de Paus, of eenige andere Kerkelijke Overheidt, de macht heeft, om de ondetdanen te ontflaen, of dispenfeeren van we* |
||||
( «4 )
dere ftukken door de Heilige Kerkregels, en
door de algemeene Kerkvergaderingen, en voor-
namentlyk door de Heilige Kerkvergadering van
Trente geleerd, uitgefproken en verklaerd. En
te gelijk alles wat daer tegen is, en de Kette-
ryen door de Kerk veroordeeld, verworpen en
afgefcheiden, veroordeel, verwerp en fcheide
jk insgelyksaf. Dat waerachtig Kathofyk Geloof,
buiten 't welk nieroandt kan zalig worden, (s.6)
dat ik tegenwoordig vrywillig belijd, en voor
waarachtig houde, dat zelfde geloof beloof en
zweer ik, Fhans Voorhout, geheel en onver-
valsch.t
gens Kettery; of om eenfge andere oorzaek vandeneedt
en gehoorzaem'heidt aen de burgerlijkeQverheidt, en dat ,, men geen trouw en qriderdanigheidt fchuldig is aen de ,, genen, die in de Kcrkeiyke ban, en buiten den feboot der Roomfche" Kerk zijn. En dat zy niec aileen het tegendeel van die flellingcn gevoelen, maer na hate uiterfte yermogen zullen inboezemen aen de leden van haer geroeenfchap, en dezelve, zo door haer vqorbeeldt als door bare Iter, zullen vermanen rot gehoorzaemheidt aen de Staten en Magiftraten, als aen bare wettige overheidt, en tot een vreedzaem en fti'l gedrag." Deze verklarJng, door die Geestelyken gedaen, bewijst (zeg ik nccb eens) genaegzaem de waerbeidt van bet geftelde: de- wyl zij die niet gedaen hebben dan met genoegzame kennis en goedkeirrng van den Koorofchen Pans zelve. (i.6) Btbr. XI: 6. Dock zander het gelove is het cnm*.
eeUjh. Q₯i »* behagen. Aliemandt kan dan za% worden few*
|
||||
i
|
|||||
/ ■■ ■
C *5 )
valseht tot den laetften fnik myn's levens toe,
zeer ftandvastelijk, met Godts hulpe, te bewaren en te belyden, en zorg te dragen, zo.veel als het in myne machc zal zyn, dat het van myne onderdanen, of van de genen, die myne zorge zyn aenbevolen, gehouden, geleerd en gepre- dikt worde. Zo helpe my Godt en deze Heilige Euange-
lien Godts, Amen. r * ■ ■'■■'"■ ■ '■*-■/ vX . J :..r . a
Alls dit worgeftelde, met veel bedaardbeid,
in goede orde, volbracht zynde^ deede ik, yoor
bet bsginnen der H. Misje, deze aanfpraak :
Noit heeft een Roomsch Katholyke gedacht,
veel min leerende gezegd: bat tie ltbenbe en tie tiocben nfet baoj bat ipben tiMH betgebinge dec foneen geoficn / 't en sy bat jj2i£tug nog bagdgfi£ tooj bejelbe ban ben Jigignrieftereri geoffect tutrbe. (2?) Neen, de Roomsch Katholyke Kerk leert, dat dit"
buiten dat geloof» het welke Godt vereischt. Nu, dit
beftaet zeker niet in waer te achten alleen het geen 6ns gelocf baer fchijnt; rnaer in te geloven alles, wat Godt ora te geloven geopenbaerd heeft, en door zyne Katho. lyke Kerk pns voorftelt. (27) ©at be Kebenbe en;. Dit gezegde heeft de
Jleidelbergfche Casafeww.inhetantwoordopde 8ofteVraag: 3J9at onbejfcfiept ig 'e? tugfcfien fiet JBarBtoiaet be|
|>ceren/ en tie $aepfr|e fimgfe* |
|||||
( ** )
|
|||||
die H. Offer niet anders is, dan een onbloedige
voortduuring (28^ van de allervolmaaktfte Of- ferhande, die Christus aan het Kruis van aich zelven gedaan heeft, en door welke £6ne3 hi} in der eeuwigheid wlwaakt heeft de geenen, die ge* heiligd worde ; (29) als mede: dat hij die on- bloedige Offerhande, in het laatfte Avondmaal gedaan hebbende, zijne Apostelen tot Priesteren aanftelde; geboodt dat het Offer, het welke hij gedaan had, in 't vervolg door hen, en hunne wet-
. (a8) 't Is hetzelve offer, en dezelve offeraar, zich nil
doer dendienst der Prietteren opdragende, die zich wel eer aan het kruis heeft opgeofFerd; 'er is geei onderfcheid, dan alleen in de wljze van het offer optedragen. Cone. Trid. fesf ai, c. 2, De H. Chrijsosthomus, fehrijvende over het Xde Hoofdftuk van den Brief tot de Hebr., in het welke de kragtelooshaid der offjrhande van de oude Wet betoogd wordt, oft dc menitite en herhaling derzelven, deedt zich zelven deze opwerping: Wei hoe draagen yvijook riiet dagelijks offerande op ? en beantwoorde die, met deze woorden: 't is dezelve, dieti wij altijd opofferm; niet van daag ten anderen, en morgen een anderen'. om dezelve reden is ,t ook, maar een Sacrificie. Om dot hij op vele plaatzen geofferd wordt, zouden wij zeggen, dat 'er meer dan eene Christus is? Gsenzins... 't Is almmt deielve Ch'istus; Hij is hiergeheel, tn daar geheel, t is maar een Lichaam. Gelijk let dan, hoe- v.el op veele plaatze> g'offttdwor ende, echter maar ten Lig. .eha'am is, en nies verfcheidene Lichaamen, zoo is 't ook maar ten Sacrifice. Zeelander., Vaste Gronden, bl. iSz, C99) Hebr. X: 14.
|
|||||
< 57 )
wettige Opvolgers, ook gedaan zoude worden,
Het is dan geenzins als of de levends en doo- den, niet door dm Lijden Christi vergeevinge der fonden hebben, ten zy dm Christus nog dagelyks yoor dezehe van den Mispriederen geofferd werde ; maar die Offerdienst wordt verrigt, om dat de- zelve, onder de Wet der Natuur, door het of- fer van Melchifedech afgebeeld; (30) onder die van Moifes, door den Propheet Malachias (31), voorzeid, en door; de Goddelijke inftelling van Jefus Christus zelfs, bevoolen is; op dat wij aan zijne bloedige KruisofFerhande gedenken, eft ook op die wijze, aan de oneindige verdiensten van z;jn lijden en dood, deelachtig zouden wor- den. De Apostelert hebben deze inftelling geeerbiedigd, [de waarde en heiligheid van dien . onbloedigen offerdienst erkend. Wij hebben, zegt de H. Paulus, een Ahaar van het welke zy, die het Tabernakel bedienen ,deJoodfche Priesters , niet mogen eeten C32). Dat ook de Apostelen op het gemelde Altaar dien Offerdienst verricht hebben, wordt in de Handelingen der Apostelen (33), vol- gens
(30) Genef. XIV: |8. Ffalm ClX. en Heir. V: 1>5.
(31) Malach. 1: II.
(30 Hebr. XIII; 10. (33) En ah z(/ in den dienst ies Heeren waren: AsirJfji"
%xvt(i>v Ss xvrwv rep xv£(»: Hand, XIII; a. lchoon het Griek.
|
||||
C 28 )
|
||||||
gens de eigenlijke beteekenis van den grondtext,
genoegzaam aangeduid; en dat dezelve op alle de volgende tijden van het Christendom, door hunne wettige Opvolgers in het Priesterfchap, \ is opgedraagen , bewijzen overtuigend de fchrif- ten der H, Vaderen, bij Bellarminus en an- dere beroemde Schrijvers. Die zelfde Offerdienst gefchiedt nog dagelijks in de Kerk; dit zal biij- ven duuren zoo lang zij op aarde zal beflaan, en deze zal dus ook nu worden opgedragen, om God, door Jefus, te danken, voor de reeds aan ,U, Frans Voorhout.' verleende genade; en tevens, om Hem zijne verdere hulpe, tot het wiardig ontvangen van het Allerheiligfta Sacra- ment, het welk nu, voor de eerfte reize, U gal worden toegediend; alsmede, om zijne beften- dige befcherming over U, nederig aftefmeeken. jViijne, en nu ook uwe, Geloofsgenooten, ver- zoek
t Griekfchc woord Atirovpyuv dat hicr gebruikt wordt ■ allerlcijen opcbaaien dienst betekent, wordt het echter door vcele ge:ch:e Vcrtaalers, hier wel bijzonder geno- men voor offtren: gelijk ook Hebr, X: II. waarom ook Erasmus, in paats van minilirtotibus, riienende, Sacrifi- cav.tibus illii Domino; dar is: als zi; den Heere offerden, ver- taald beeft? en de Grieken het opdraagen der Misse Aiirxgytxi/ noemen. Bsj.larminus de Misfa, Cap. 13, Cai^met in Afta *Apostoi. Cap, 13. vs. a. |
||||||
\
|
||||||
( 29 )
zoek ik tot dat eindc mede, met U, en voor
U te bidden! De If. Offerdienst der Mis zoo verrt vol-
hragt zijnde, dat, aan den meet gemelden Nieuweling onzer Kerk, het alkrheili^fte So- crament des Altaars, toegediend zoude wor- den, fprak ik hem weder dus aan: |
|||||||||||
Eindelijk, FkANS Voorhout ! is dan dat ont-
zachgeiijk tijdftip hier, op het welke Gij, een nederig geloovige aan het onfeilbaar woord van Jefus geworden, dat allerheiligste zult ont- vangen. van het welke Hij, die met zijn eeu- wigen Vader, en den Heiligen Geest, wezenlijk God, die dus Almachtig is, en met liegen kan , gezeid heeft: dit is mijn lichaam C34)!------
Vleefchelijke menfchen, die de dingen van den
Geest Gods niet verftaan kunnen (^5 : dewijl zij hen dwaasheid fchijnen, zullen, als weleer de ruuw vleefchelijk denkende Kapharnaieten, toen Hij beloofde, zijn vleesch tot fpijs, en zijn BLOED
C34) Math. XXVI: a<S, 2? en 28. Mark. XIV: 2a,
33 en 24. en Lucas XXH: 19 en 20. (35; l. Ktrintb. II: 14. ' |
|||||||||||
i
|
|||||||||||
C so )
BtOED tot drank te zullen geeven (36), nog
vraagen: Hoe kan hij ons zijn vleesch te eeten geeven (37)? zij zullen 00k ergernis uft zijn woord neemende, van hetzelve weggaan, en zich meinen te bevredigen, met eenen figuurlij- ken zin aan hetzelve toetevoegen (38).-----Wij
in-
(36) Joh. VI: 3252.
(3;)-----------53.
(38) Zij zouden voor hunnen figuurlijken zin eenig be*
wijs vinden, zo die verzekcring van Jefus: d i t i s m ij n tic ha am, volkomen gelijk was nan de figuurlyke uit« drukkingen, door hem gebruikt, toen hij, op eenen an- deren tijd zeidde: Ik ben de deure der fcheapen, (Joh. X; 7.) als 00k: Het zaad it het woord Godt, Luk. VIII: II.) en , tot zijne Apostelen: Gij zijt het zout der aatde (Matth* V: 13.) doch het beflisfend onderfcheid tusfchen die en deze, is duidelijk : Want in de laatst voorgeftelde figuur* lijke fpreekwijzen npemde hij telkens de zaaken in hun af. zonderlijk weezen, te kennen geevende, dat het geen van de eene en van de andere, flegts om eenige overeen- komst gezeid wierdt, figuurlljk verflaen moest worden; tnaar, in de eerst voorgedrage verzekering zeidde hij niet: DIT BROOD IS MIJS LICHAAM: DEZEW1JN IS MIJN
bloed: nesn, hij fprak niet meer van Brood en Wijn\
dewijl het woordje dit, het welke hij gebruikte , volgens de beteekenis van den Grondtext, van Brood en Wijn niet kan; rriaar van zijn lichaam en Bloed, verftaan moet Worden. Zoo dat hij de verandering van Brood en Wijn; in zijn Lichaam en Bloed, zoo duidelijk verzekerde, als of hij met uitdrukkelijke woorden had gezeidt: Dit, het welke U Brood febijnt, is nochtans Mijn Lichaam: *tt Dit, het welke U Wijn fchijnt, is waarlijk mijn Bloed. |
||||||
intusfchen die, door Gods genade, oris verftand,
ten dienste van Christus ge> angen nemen .39), doen onee ligchaamelijke zinnen zwijgen; geloo*, ven Jefus, op zijn duidelijk, onfeilbaar en ak machtig woord. Wij zeggen, bij voorkomende twijffelingen, wegens dit aanbiddelijk Geheimy, als Petrus tot Jefus, toen Hij zijne Aposteleo, vroeg: Of zij 00k niet wilden henen gaan? Heere . tot wien zouden wij gaan ? Gij hek- dt woofden des eeuwigen levens. En wij heblen ge-y loofd, dat gij de Christus, de Zoone Gods zijU (40). Dus is, zoo ik hoop enbetrouw, nu 00k, Frans Voorhout! uw geloof in het woord van Jefus! Dit en niet mijne onder- wijzing, doedt U, door zijne Genade, nu geloo- vig erkennen, dat gij, onder de nietige gedaan- te van brood, zult ontvangen het waarachtig levend Lichaam van Christus , vereenigd met zijne Godheid, en verheerlijkt, gelijk Hij in den Hemel is Als een geloovige, vraagt gij niet, naar het hoe? Maar zegt: Ik betrouw op het duidelijk, almachtig en onfeilbaar woord van Jefus, die gezegt heeft: dit is mijn lichaam! Welaan dan: uw geloof zij leevende, uwe hoo- pe zij krachtig, en dankbaare wederliefde tot Jefus, doedt thans uw harte gloeijen! Vernieuw 00k
(39) 2 J&r. X: 5.
(40) Johan, VI: 69 en 70.
■
-t .-.■-
|
||||
C 3* )
Ook het waar berouw over uwe voorige 20ft.
den, en zeg, ter beoeffening van oprechte zelfs- verneedering, in navolging van den honderdften Man (41), bet gewoone : liter e, ik ben niet waardigy dat gij ingaat onder mijn dak, itiaat Jpreek alleen een wwrd, en mijne ziel zal gezond worden I Na dat daarop de H. Mis geeindigd waif
fdlgde deze s
I (41) Maah. VIII: 8,
|
|||||
LEER-
|
|||||
_-----.--_^
|
||||||||||||||||||
■ «■-« P
|
||||||||||||||||||
-----
|
||||||||||||||||||
C 33 >
|
||||||||||||||||||
LEERRED&
|
||||||||||||||||||
£n alien, die net
hoorden, ftonden vef- field, en- zeidden: Is hij 't niet, die te jerittli- lem de geenen, die de«; zen naam aanriepeh, 200 vervolgde? Handelingen IX i ati
|
||||||||||||||||||
Stupehant autem bm-
nes, qui audiebanty et dicebant: Nome hie est, qui expugnahat in Je- fufalem eos9 qui irii- iabantnomen iftud? A&vrtttn IX: at. |
||||||||||||||||||
t ft L E I D 1 N &
|
||||||||||||||||||
Jjiekiaaglijk zijh die menfcBeti, welke, teriopJ
zichte der zaaken, door Godt, tot hunnc eeu* Wige zaligheid , geopenbaard, zorgloos, of als geheel onverfchillig zijn< Zij toch blijven ver« fteeken van de allernoodigfte wetehfehap: dfi* wyl zij, of in 't geheel niet hooren of leezen van het geen zij gelooven eri doen moeten, om scalig te wordenj * of, het geen van die din- G gen
|
||||||||||||||||||
'.
|
|||||
( 34 3
gen hen wordt voorgehouden, zonder eenig on*
derzuek aanneemen, en belijden te gelooven; alleen, om dat hunne Ouders dk ook gedaen; ■ ofte, om dat hunne Meesters en Leeraars het hen geleerd: ofte, om dat de Belijders van die Leere en Godsdienst, in het land hun- ner wooning, het grootst vermogen hebben; en zij , in de heerfchende godsdienstige begrip- pen te volgen, hun tijdelijk voordeel zoeken. Verderffelijke zorgloos en onverfchilligheid voor eene zaak van het allergrootst belang! Alles immers, wat den mensch omringt, ja zijn eigen wezen zelfs, overtuigt hem, zoo haast hij zijn verftand gebruikt, van Gods beftaan. Het licht der reden leert hem tevens zijne verplichting, van dezen zijnen Schepper, Gnderhouder, Be. ftierder, en allergrootften Weldoener , te die- nen, met hem eerbied, dankbaarheid en weder- liefde te bew.jzen, Maar hoe zal de mensch dit doen, op eene vvijze , die aan God behaag- lijk is? Zal 't hier toe voor hem genoeg zijn, de godsdienstige begrippen zijner Ouders en Lee^ aars zonder eenig onderzoek, aanteneemen t Zcude hij God kunnen dienen, met alleen zijne eigene denkwijze we^ens dezen dienst, opte* volgen? Neen, is hetantwoord van elk on- bevooroordeeld mensch. Men moet, zegt hij, |
|||||
---------------
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
( 35 )
Goddieheh, met naar menfcfielijfc gbeddunkerlj
jiiaar zoo als hij, door orrs, gediend wil wor* den; en hierom is het behoorlijk ortderZOeketi naaf het geen God, door ons geloofd eh ge- daah wil hebben, voor ieder mensch eene Orrf verrnijdelijke plicht. Dit zij genoeg tot aaiiwijzirig van deh bd«
klaaglijken ftaat dier menfchen, welke, tef be- koming der kennisfe van den waaren Godsdienst, zorgloos, en als geheel onverfchillig zijn. &# Het getal der zulkeft is fteeds groot geweest, en groeit, in onze dagert zoo Verbaazend aan, dat het gelijk daar van, onder befchaafde men~ Fchen, misfchien nimmer heeft plaats gehad. Het Zielverdeif van veelen, is echter ult die
zorgloos- en onverfchilligheid, en de gevolgen derzelve, alleertig niet. 6 neen! 'er zijn ook, door een ander uiterftej, van den waarett Gods- dienst vervreemd gebleeven. 'Er zijn nog, did zo Ongelukkig zijn, en 'erzullen, gelijk ikvree- ze, na ons, nog veelen zoo ongelukkig Wee^ zen! Zulken rtaamlijk, die, door een onbezon- neii ijver, voor hu'nne begrippen van godsdienw tige waarheden, zoo verre verVoerd worded, dat zij alles, wat Wet hunne aangenomene denkbeelden wegens dezelveti, niet overeett* komt, als verderffelyke dWaalingen, terftondc C s vaw
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
■ cj
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
C 36 )
verfoeijen; de anders denkendej in bitteren haat
vervolgen, de affchuwelijkfte leeringen, enGod- onteerende bedrijven, uit enkele partijzucht, ten lasten leggen. ----- Komt iemand van hunnen
aanhang tot eene bedaarde overweeging der ge-
fchillen, omtrent de leerftelzels der godsdiensti- ge vvaarheden: ------ onderzoekt hij oprechtelijk,
of die andersgezinden, aan de hen toege>-
fchreevene dwaalingen en godloosheden, waar- lijk fchuldig zijn: bevindt hij, dat onder hen wel veele gebreeken zijn , aan welken zij, als menfchen zich fchuldig maaken; doch, dat het wezenlijke der leere hunner Kerk, zuiver van alle het aangeteigde kwaad is; die Kerk de misdaaden haarer zondige Leden openlijk ver- foeit, en, zoo veel in haar is, te keer gaat: -» wordt hij eindelijk overtuigd, dat zijn voorig denkbeeld ongegrond; het hem zoo haatelijk afgeniaalde leerftelzel, juist dat geene is, het welke aan een onbevooroordeeld gemoed, ver- zekerende gerustheid geeven kan, en beiluit hij, na God den Vader der lichten zijne genade te nebben afgefmeekt, zijne voorige denkbeelden te verzaaken, , die leere te gelooven en met mond en daaden te belijden: O dan iszulk een mensch, voor de oogen van veele ver- dwaalde ijveraars, terftond een onverdraagelijke |
||||
C 37 )
dwaas. «* De woeste meenigte onder hen
roept dan al ligteiijk (a): Maak hem van kant! want het betaamt nlet dat hij Iceve %f)l -----■
Een altijd fpreekend bewijs van dit voorgeftelde,
is het gedrag van veele Jooden , ten opzichte van den H. Paulus, toen hij. die te vooren voor het Jodendom boven maate ijverde, openlijk belijdenis van zijn geloof in Jefus deedde. Het is dus niet alleen zorgloos - en onverfchil-
ligheid, maar ook de onbezonne ijver wegens godfdienftige begrippen, welke, voor veelen verderffelijk is. Het is onder alle Gezindheden , en ik fchroom geenzins er bijtevoegen, dat ook onder ons Roomsch-Katholijken, op. die beide wijzen, veel gezondigd is, en nog dagelijks ge» zondigd wordt Die beiden zijn uiterftens, die beiden zijn klippen, van vvelken wij omzich- tig ons moeten wachten. Veelen ziin door die in het eindeloos verderf ter neer geftort; doch zommigen, door Gods genade, nog bij tijds ge- red. fEr zijn, door die genade, zorgloozen en on- verfchilligen uit hunnen doodelijken flaapopgewekt, en
r
(a) Hand. SI, vs. 36.
(j) . a», vs. 12. C3
|
||||
C 38 >
■'
en Vcrdwaalde ijveraars op den rechten weg ge*
bragt. Een voorbeeld der laatstgenoemden vinden wij
weder in den H. Paulus. Men weet hoe hij, voor zijne bekeering, de leere van Jefus haatte. De ijver voor zijnen vaderlijken Godsdienst, zijne kunde in de ftelzels der geleerde Pharifeen, en ziin verlangen voor de behoudenis, en denbJoei dier fecle, deedden heni alle zijne vermogens in- fpannpn , en, zoo hij zich verbeelde, voor God ijveren, om de leering van Christus, als die van eenen verleider, door alien te doen verfoeijen. «, Geen wonder dan 00k, dat de overgang van Paulus tot den Godsdienst, door _ Chrisms ge- predikt, bij Jooden en Christenen, een voorwerp van verbaazing was. Met recht heeft 00k hier- om, de H. Lukas, van dezen, met de woorden van onzen text, gefchreeven: En alien, die het boor den, ftenden verfield, en zeidden: Is hij het ttiety die te Jerufakm de geenent die dezen naam aanriepen, zoo vervalgde? Dit geval van den H. Paulus, zoo bekend aaft
pile Christenen, is naar mijn inzien, 00k zeet tftspasfelijk op eene, voor veelen, mede ver- baazende gebeurtenisfe, welke nu plaats heeft, door een zoortgelijk geval in U, mijn waarde Y^endj fRA^s VoorhqictI Gij, die naar ■
■
1 ; "■■"'
|
||||
".....mm-----------
|
----------m,--- -~--------- - _----,
/
|
|||||||
( 39 )
owe eigene verkiezing, en niet, dan na uw
dringend verzoek zelfs, heden, in deze Kerk, de openbaare belijdenis van den Roomsch-Ka- tholijken Godsdienst gedaan, en door het plech- tig ontvangen der H. Sacramenten, bezeegeld hebt, zijtthans, en voor Protestanten, en voor Roonvch-Katholijken, ook een voorwerp van verbaazing; een man, op welken de woorden van onzen text, zoo ik mij niet bedrieg, zeer toepasfelijk zijn, VOORSTEL.
1
Dit nader aantewijzen, het daarin voorge*
komene, op uwen toeftand, overtebren- gen, en het geen hier uit U, ons, en alien, tot welker kennis het komenzaf, nuttig zijn kan, tot verbreiding van Gods eere, onzer en onzer Naasten zaligheid, voortedraagen, is nu mijn oogmerk, Gij, mijn waarde vriend! Gij alien, die hier tegenwoordig zijt, boort dus den korten inhoud van mijne volgende Rede; en merkt, zoo ik vertrouw, ligtelijk de verdeeling, welke in die zal plaats heb» ben. God, bidde ik, gunne mij, U, en alle mijne Toehoorders, zijue genade, C 4 tot |
||||||||
C 4° J
tot |iet bedoelde, en reeds gemelde eiri?
de! r in hoope op verhooring, om Jefus vville, zal ik, die vanU, en de bier zijnde, eene toegeevende opletten- heid verzoek, tot het voorgeftelde qyer- gaan. EERSTE DEEL.
Het gedrag van Paulus, voor zijne bekee-
ring, ten opzichte der Christenen, is door
hem zelven duidelijk befchreeven. Ik, zeidde
hij, in zijne aanfpraak tot de Jooden te Jeru-
falem (c) , ben een Joodich man, gebooren u
Tarfe, inCilicie; maar opgevoedin dezefiadtaan
de voeten van Qamali'el onderw&ezen, naar de
yaderlijke wet. Die dezen weg, de leere en
Godsdienst van Chrisms, ter dood toe vervolgd
Iteb', bindende en in de gevangenisfe brengende
tnannen en vrouwen* -r-i Op eene andere plaats
zegt hij (y): & ^ wk vei gem,eind, dat ik
yeel tegenfiand tegen den naam van Jefus van
J^azareti moest doen> 'T welk ik ook te Jeru»
falem gedaan heb, en heb veelen van de Hjtiligen
fa gfv^ngspisji geflooten, hebbende van de Overr
.... pries%
(c) Hand. 22, vs. 3 en 4. * (4) sd: 26, vs. sj, 10 en 1*
|
|||||
1
|
|||||
I
\
( 41 )
printers de macht ontvangen, en ah zif gedood
wierden, gaf ik Vr tnijne fiemme tee. En door Ulie de Sijnagogen ging ik ze dikwijls pijmgeny en dwong ze te lasteren: en nog meer tegen ben woedend?, verwlgde ik ze ook in de buitenland- fche fleeden, Nog weder (J): Want gij heH wet gehoord, hoedanig rnifn omgang eertijds in het Joodendom was: hoe ik de Kerke Gods boven maate vervolgde, en dezelve verwoestte. En hoe ik in het Joodendom toenam boven maate van tnijnen ouderdom, in mijn gejlagte; zijnde een uitmuntend ij'veraar voor mijne vaderlijke over- leeveringen. Uit deze befchrijving, welke de H. Paulus
zelve gedaan heeft van zijn ijveren tegen de Christenen, voor zijne bekeering, zien wij de hevigheid van hetzelven; docb merken ook ge- makkelijk, dat het onbezonnen was: dewijl hij, de hem iqgeboezemds godsdienftige begrippen, alleenlijk volgde, zonder een behoorlijk onder- zpek.te doen naar de waarheid van die dingen, welken hem als verfbeielijk in de Leere en Gods, dienst der Christenen wierden voorgefteld: want hij zelve heeft beleeden (/), onweetende, in do
Cf) Qalat; i, vs. 13 en ia,
(J) 1 Timotb. 1, ys. 13. Q 5 -
|
||||
C 4* >
* ■
de otigeloovigheid te hebben gelasterd, en ver-
volgd In die omveeten- en ongeloovighdd verbeelde hij zich zijn plicht te volbrengen, met alien, die de Leere, en Godsdienst van Jefus hadden aangenomen, te vervolgen, om de fefte, in vvclke hij opgevoed, en onderweezen was, te doen bloeijen. Hij had gemeind, zeidde hij, veel tegenftand, tegen den naam van Jefus van Nazareth , te moeten doen. Naar de voor- oordeelen welken de PharifeSn, berucht om hunnen nijd tegen Jefus, en zijne leere, hem wegens den Godsdienst der Christenen, hadden ingeprent, befchouvrde hij de Belijders van denzelven, als menfchen, die lasterlfjke woor- den tegen Moifes, en tegen God fpraaken fg). Hij zag hen aan als een volk, dat de wet God* te met deedt, en de leering van eenen mensch volgde, die, met recht, als een Godslasteraar ter dood gebragt was (A). Hij geloofde, uit dien hoofde, Gode een dienst te doen, voor de wet Gods te ijveren, en het welzijn van zijne Geloofsgenooten te bevorderen, met zulken om het leven te br^ngen (T, die in Jeftis geloof- den, en getuigenjsfe van hem gavent Hij
Cg) Handel, 6. vs. M.
£h) Mattb. 16, vs. 636$, it) Joh. 16, vs. ao. -
S1
|
||||
( 43 }
Hij echter dwaalde, hij zondigde tegen 0od,
en merfchen; en hij, die waande dewaarheid te verdeedigen, was door zijn onbezonneii ijveren, zoo veel in hem was, een verdrukker derzelve. - God evenwel heeft zich over hem ontfermd! Ja toen zelfs, toen hij, nog niet blaazende dan dreigingen, en moord tegen de Dis- cipelen det Heeren (Jt), met verkreegene machte brieven tot gevangenneeming derzelven; op zij- nen dwaalweg, woedend voortholde, wierdt hij, door deszelfs almachtige hand, geftuit; als een vervolger van Jefua ter nee*r geworpen, om tot een nedrig Leerling opteftaan. Tot dat ero- de, door Jefus zelven onderricht, wien hij, in. zijnen onbezonnen ijve'r, vervolgde, riep hij, al beevende en verbaasd: Heere wat wilt gij\ dat ik doe? " Naar de wijzing hem gedaan, in de gronden der leere van Jefus onderweezen, wierdt hij gedoopt, in de Gemeenfchap der Christenen aangenomen, en aanfionds predikte iij van Jefus in de Joodfche vergaderingen, dat hi] de zoone Gods was. ---- Die gebeurte-
nis welhaast alomme Verbreid, veroorzaakte een
yerbaazend gerucht, het welke alien, diezehoor- flen, verfteld deedt ftaan. Die flap van Paulus, zoo
|
|||||
Ct) Hand. 9, vs. i«a
|
|||||
C H 3
zoo ontroerende voor vijanden en vrienden,
deedt alien, die het hoorden, met reden, zeg. gen: Is hij het niet, die te Jerufalem de geenen, die dezen naam, den naam van Jefus, aanriepen, zoo vervolgde? De Joodfche Hoogepriester, van wien hij niachcbrieven verzogt, en bekomen had, om de Christenen, het zij marine*t of yrouweri, geboeid naar Jerufalem tebrengent be- fchouwden hem, waarfchijnlijk, als eenen ver- rader. De Overften der Jooden, Schriftge- leerden, en Pharifeen, fpraaken ongetwijffeld tegens hem, als eenen Bedrieger, de ijsfelijkfte vervloeking uit, Het dom en woest Gemeen van hunnen aanhang, fcholdt hem, mag men denken, voor eenen dwaazen, eene. verzaker van den Godsdienst, die, om onder de Chris- tenen eene grooten naam, en, zoo het lukken vvilde, eenen aanzienelijken post te bekomen, fegen zijn beter weeten, eene valfche leering, toen de waare noemde. En, na verloop van vee/e dagen, beflooten de Jooden te faamen, dat zij hem om het leven zouden brengen (I). ----. 'Er
war en echter' onder de Jooden zelfs, zoo als
wij onderftellen mogen, zulken, die het geyal van Pdulus wel met ontroering, doch tevens met k ■*«■*■ i w ■[»...
mm-
(I) Hand. 9, vs. 33, |
|||||
......____
|
|||||
C 45 )
minder drift befchouwden, de zaak bedaardef
overweegden, en, als naar den raad van Gama- liel in een ander geval (*»"}, zeidden :Laat hem geworden: Komt deze road, of dit iverk, van menjchent dan zal het te niet gaan: Maat komt het van God, dan hint gij het niet te niet doen De bedaarde afwachting deedt ook wel haast veelen, het laatst voorgeftelde, over- tuigend zien, en God hun harte, als dat van Lijdia (n) geraakt hebbende, den, eerst voor hen, zoo verbaazenden flap van Paulus volgen. Die itap, zoo verbaazende voor de Jooden,
was, fchoon uit andere aandoeningen, niet min- der verbaazend voor de Christenen. Pau- lus van een Vervolger, een Prediker van Chrisms!"----- Hoe is 't mogelijk? Zou-
de het waar, en die bekeering wel oprecht
zijn? Zal hij, in de verfmaading, en verdrukking, welken wij lijden, deel krij - gende, ons niet weer verlaeten? Is het zelfs niet gevaarlijk voor ons, met hem in vertrouwen omtegaan, die te vooren ons zoo vervolgde? * ------ Zuke of zoortgelijke
vraagen hebben, mijns bedunkens, toen plaats
ge-
(m) Hand. 5, vs. 3439.
(n) 16. vs. 14.
|
||||
? 46 )
getlad ohder de Christenen, die wei den over*
gang van Paulus tot het Christendom * gehoord hadden; maar het werfe Gods in dezen nog niet erkenden: want als hij, na weihig tijdSj te Jerufalem kwam, poogde hij zich bij de Dw- tipelen te voegen; dock zij alien vreesden hem> niet geloonnde, dat hij een Discipelwas (o). Die flap was daarenboven verbaazende voof
Paulus zelven. Het zondige van zijn onbezon- Hen ijveren tegen de Christenen, eri de won- dere wijze, op welke God hem, tot de kennis def waarheid van 't H. Evangelie, en de ver- kondiging van hetzelve geroepen had, in acht neemende, ftondt hij verfteld, over het geen in hem plaats had. Dit ovefweegende, fchreef hij aan Timotheus (/>): Ik dank hem, die mij qerfterkt heeft, onzen Heere Jefus Chrisms $ dat hij mij gelrouw geScht heeft, ftellende mij in deze hedieninge; Die te vooren een lateraat en vervolger, en een verdrukker was: maar ik "heb Gods barmhartigheid verkreegen, am dat ik het onweetende gedaan heb, in de ongeho* yigheid, Paulus had dan veel geijverd voor de gods^
diens*
I (0) Hand. 9. *s. 26.
(j>) i Timoth, 1. vs, is en 13.
|
||||
C 47 )
diemtige denkbeelden, van zijne vrb;ge jeugd*
af in hem veroorzaakt. Hij had-, de anders onderweezene, zoo veel in hem was, vervolgd om dat hij, naar zijn dwaalend geweeten, zich verbeelde, dk te moeten doen. Hij verfmaad- de, hij lasterde, hij verdrukte de Christenen g geloovende dat zij lasteraars van God; dus zeef godlooze, en het leven onwaardige menfcheti waren. Door dit zijn onbezonnen ijvereti maakte hij, in al dien tijd, zich zelven aan veele zonden fchuldig; maar 'er was ietsin zijn ijveren, om hetwelke God zich over hem ontfermde, hem, in zijn hollend dwaalen ftuitte, en, gena- dig, op den regten weg bragt, Hij zelve zegt, zoo als wij daar even hocrden, dat hij Gods barmhartigheid verkreegen heeft, om dat hij, onweetende, in de ongeloovigheid, het door hem onbezonnen ijveren tegen de Christenen, ge- daan had. ----- Hij wil evenweJ, met die woor<
den, niet zeggen, dat hij om zijne onweeten-
en ongeloovigheid, in dat geval, zuiver vatt zonden was; neen, hij erkende Gods barmhar- tigheid over hem, met ook dit te vergeeven err hem . uit vrije Genade, tot de kennis der waare leere van Jefus te brengen; maar itelt die on- weetendheid, fchoon zij, als verwinnelijk in hem, zondig was, voor als iets, om hetwelke God,
-■■ ■
|
||||
C 48 )
God, naar zijne onbegrensde goedheid, hel
kwaade van zijn onbezonnen ijveren, ligter had vergeeven, dan gefchiedt zoude weezen, als hij, weetende, dat alle de lasteringen tegen den Godsdienst van Jefus, lompe leugenen waren, alleen uit uit eigen belang, alleen uit gehechtheid aan zijne eigenzinnige denkbeelden, wegens godsdienftige begrippen, en alleen nit opgevat- ten haat, de Christenen, om hunnen Gods* dienst, zoo vetvolgt had. Men ziet dus, uit dit alles, dat de Overgang
van Paulus uit de Gemeenfchap der Jooden tot die der Kerk van Jefus, voor alle zijne tijdge- nooten, en hem zelven, een verbaazende flap geweest is. En, hierom, alien die het hoorden tnct recht, yerfield ftonden, en zeidden: /* hij "het niet, die te Jzrufalcm de geenen, die deze- naam aanriepen, zoo yeryolgde ? Het nu, in het dus verhaalde geval van Pau-
lus, voorgekomene, is, naar mijin inzien, zeer toepasfdijk, op den Zeldzaanien Overgang dier menfchen, welke, onbezonne ijveraars, voor de eene, of andere zoort van godsdienftige be- grippen geweest zijnde, tot de Gemeenfchap dier Kerke overgaan, welke Zij te voofen las- terden, en, naar alle hunne vermogens vervolg* den, om dat zij, onweetende, en iti de 0n- |
||||
: geloovigheid van het waare en goede, aifeert
in deze vinden, de misbruiken en bijgeloo- vigheden, welke zij zelve verfoeit, eft de mis- daaden haarer zondige Leeden, zoo wel van de hooge als laagere Geestelijken, eft vaft alte zoorten der Leeken in dezelve, voor Welke zij God onophoudelijk de genada tot hunne be- keering affmeekt, hebben aangezien als de ei- genlijke leere diet Ki«rk, en de door baar goed- gekeurde daaden. De Overgartg der zulken is wel zeldzaam; doch 'er zijn even wel verfchei- dene voorbeelden van menichen, die, naar de waereld gefprooken, zeer aanzienlijk geacht . worden, welke dezen gedaan hebben, en eene lijst van eenigen derzelven, is hier bijge- Voegd (#;» Die voorbeelden onbetwistbaat zijri
Qq) I)e om zijne Dichtfcundige tverken zoo beroeiri-
de Joost van Vondel, van zijne jeugd af ondertveezen in de leerftellingen der Doopsgszinien, ging, ouder ge- worden, tot het omhelzen "an die der Remonftraitien over; dodh weinige jaaren later verliet hij ook die, eh deedt belijdenis van de leere der Roomsch Katholijke Kerk. Dat die verftandige, vernuftige, geieerde en oor- deelkundige Schrijver, die Belijdenis, naar de volkome- ne overtuiging van zijn gemocd gedaan heeft, bewijzen genoegzaam zijn uitmuntend Dichtftuk, genaamd: dltaars Geheimenisjm, en zijne in dichtmaat voorgeftelje Brieven D der
|
|||||
- k,. ..__ -------- * '**> --.
|
|||||
v 50 )
* ■
zijnde, aeht ik her, noodeloos breeder aante.
wijzen, dat de overgang van Paulus op dien der
der Heilige Maagden, voor welke eene Opdracht aan de^
Heilige Moedemaagt Maria, door hem geplaatst is. Omtrent dien tijd hebben ook, eeh Piotestantscti Pre-
dikaut jACoaus Oczelius, [en verfcheidene andefe men' fehen van aanzienlijke Familien, bslijdenis van het> Beomsch Katholijk Geloof, even als de gemelde van Vo»- del gedaan, door de onderwijzing van den zeer Eerwaar- den Ileer, Leonardus Marius; in dien tijd Roomscb/ Katholijk Priefler, en Paftoor, op net Begijribof te Am- fterdam. Johannes Roos, meer bekend onder den naam van
Adriaan van Woelwijk, zoon van den Heer Hsmmik Roos, in der tijd Avocaat te Rotterdam, van zijne kindsheid af, in de leere der Remonftranteu onderrichi, hoordde dikwils de Leerredenen van den vermaarden Predikant Episcopius, doch bemerkepde, dat dezelve war flaauw over de Godheid van Christus (pr-k, wierdt hij om die zaak ontroerd, en kwam tot een'eniffig naden. ken' over de waarheden van den geopenbaard^n Gods- dienst. ,, De eerfte zaak, zegt, hij zelve, (in de door hem bekend gemaskte redenen van zijnert over. gang tot de Roomsch Katholijke Kerk,) die mijne ,, ziei ontftelde, en aanftonds verplichtte'j -om de- opmer. kifigeri t<? doen, die mij ten laatften bragten tot den ftaat, d'aar'ik te^emvocrdig in ben, was de verdeeiing cfider de Cbristenheid, en de meenigte ihr Gemeen- tens van welke ijder een de waatre Kerk Van Christus ., meint te weezen.'' *iti Voords b'feichrijft hij zijne poo- gingen,cm zljn gemoed §»rust te flellen, met zich. enkel tot
■
|
||||
C 5* )
der zulken, en wel bijzonder op Jezeri, door
tJi FftANS Voorhout! heden in deze Kerk zod
tot de maest algemeen crkende waarfoeden van den Chris-
telijken Godsdienst te bepaalen; doch' het b'hvoldoende Van dit Voorgeeveh ondervindende; zag hij, na een rijj> en langduurig onderzoek, zieh verpHcht, in de Gemeen- fchap der Roomsch Katholijkeri, die kerk te erkennerij in welke het gerustftellend middel, voor een Godsditnst- en deszelfs Waarheid minuend geiiioed, alleen te vinderi is. Hij ging dan tot die Kerk over, en heeft, door het uitgeeven van verfcheiriene geleerde en nuttige ichrifteri over de Geloofsverfchillen, diiidelijk beweezen, dat hij wegens de waarheid van den Roomsch Katholijken Gods- dienst, grondig overtuigd was. PETaus Bertius; eenigen tijd te Leideit een geleerd
frofesfir, en berocmd Bibliothecaris, omhe!3de, te Parysj de leere der Roomsch Kathoijken. Davio AuguStinus Bruys, Advocaat te Mcntpellleri
een wsrkje, tege" de Uitlegging van het Katholyk Geloof, d>or den beroerhden Bossuet uitgegeeven, gefchreeven hebbende, om die te wedefieggen, girig zelve, een korten tijd daar ha, tot de Roomsch Katholijke Kerk Over; gaf de reden van zijnen Overgang in hst licht, eri isegt, in zijri bericht Voor hetzeive: ,; Naauwlijks had ifc voltooid het antwoord, dat ib< voor eenigen tijd, op j, de tiitiegging van de Kaihdijke Leeringtn, uitgegeeveri it heb, of ik gevoelde, dat het menigvuldig leezen van ti dat fioek, dat ik gedaan had, om daarop te antwoor- j, den in mijn gemoed had verwekt zekere gevoelens over ,j den Godsdienst, die mij, tot dien tijd, onbekend wui en geweeiti Ik vond niet tneer to de Katholijke Kerk Da t, a
|
||||||||||
..
|
||||||||||
i .- -. k w j£m i
|
||||||||||
■
|
||||||||||
C 5* )
|
|||||
zoo openlijk gedaan, toepasfelijk is, en zal daar
om, het voorgekomene in het geval van Pau- hrs, op uwen toeftand overbrengen in het TWEE-
it IPangehovigheid en de 4/goderijen, welke rten mij,
als eigen aan dczelve, al mijn leven had voorgehouden: alle die voorwerpen waren verdweenen, en vertoonden haar niet meer: op welke man'eren ik onze verfchillen aanzag. Ik mistrouwde niet te min aan deze eerfte gevoelens: ik beelde mij in, dat dit wel bedriegelijke inbeeldingen konden zijn, die ik misfcbien si te ligtelijk opgenomen had in het leezcn van een boek, dat van een zeer gaauw Man gemaakt was. Ik liep, ter zel- ver tijd, naar het Concilie van Trenten, naar de Be* lijdenisren des Geloofs van de Protestantfche Kerken, en naar de H. Schriftuur, om daar te herneemen mij- ne voorige inprentingen, dewelke ik fcheen zonder ongelijk niet te kunnen verlaaten, en ik begon het onderzoek, dat ik nu gedaan heb.....Ik heb dat
onderzoek, door Gods genade, geeindigd. Ik heb ge-
volgt de overvvinning van mijn gemoed in alle mate- rien, die 'er zijn gehandeit, en ind;cn iemand de moeite wil neemen van dit werk zonder drift te on- %i derzoeken, met dezelve vrijbeid des gemoeds, met welke ik *cr aan gearbeid heb, twijiTt:l Ik niet, of elk zal overreed zijn van het geen ik bijbreng, orrt dat mij dunkt, dat ik niets zeg, het welke niet over* eenkomt met de reden, en de onbetwistbaare begin* r zelen des Christendoms. Men heeft zich niet in tebeelden, dat eenige andere beweegredenen mij heb- ben gebracht tot de gevoelens, die fk 'er voorftelle, ii en
|
|||||
C 53 )
TWEEDE DEEL. In het nu voorgefteld geval van Paulas, zoo
voor, als in, en na zijne bekeering, komen veele zaa-
en vervolgens verplicht, om niij tot de Roomsch Katho-
lijke Kerk te begeeven." IzaSk Papijn, eeu Fransch Gereformeerd Predikant,
zeer vcrmaard , door zijne verfchillen met den beruchten Predikant Jurieu, deedt den 15 Januarij 1690, belijdenis van den Roomsch Katholijken Godsdienst. - Van zijne volkomene overtuiging, wegens de waarheid van den- zelven, heeft hij een uitmuntend bewijs gegeeven door aijnwerk: Over <le twee ttgen elkanderen ovirgejielde wegen, te wecten: die van eigen onderzoek > en; die van het Gezag in het (luk van den Godsdienst, Bartholdus Nihueius , een geleerd Schrijver der ze-
ventiende Eeuw, deedt afftand van zijne zeer aanzienlijke bedieningen en ging naar Keulen om den Roomsch Ka- tholijken Godsdienst te omhelzeni De Heer Bayle is van gevoelen, dat men hem eenen vermaardm Bekeerden, en een vermasrden Bekcsrder mug neemen. ----- In zijne
-Godgeleeide werken dringt hij bijzonderlijk aan op de
noodzaakelijkheid, van eenen Richter der Geloof'sverfchil- len te crkeniien: want, tcrwijl de Schriftuur een wet is, die niet fpjeeken kan, dan door den zin, die men haar geeft, en de Geloofsverfchillen gegrond zjjn, op de verfcheidene uitleggingen, welke van dezelve gedaan Worden, zoo is 't een noodzaakclijk gevolg, dat, of: de verfchillen der Christenen, 00k wegens de allergtwigtig/le Geltofspunten, mbejlist blijven, en di. elk Christen altoos on- D 3 29>
|
||||
C 54 )
?aaken voor, \velke zich op den toeftand van
U, Fkans Voorhout! zonder moeiten laaten over-
seer zij, y/at Hi, om Zaiig te wrdm, -wet ten en gehoven meet; of; dat V een, door Gcds Geeit hejtierd, fpreekend; Geznch in de Kerk op nwde is, aan het welke alls GehDviget) ikh moeten ottder\yerpen. Vreeze, dat deze Lijst, door uitgebreidheid vervee-
lend, en dus, nutteloos £oude worden, wedcrhouwt mij van denzelven re vergrooten met de naamen van veele. Vorfien, Vorftinnen, en andere, om hunnen.fta.at, en ge- leerdheid, vermnarde menfchen- ----- Ietnand^ een nader
bericht van die begeerende, kan dit vinden in de Voorre-
de van het eerfte De.cl de% Brieven, over verfcheidme ver- Jchilpunten, lektlzindgn de roqrnaamlle Beweegredenen, welkt, den Hezre Fuede.iik , Prins van Twtebruggen, enz. beiyogen iebben o'f^itgaan uit at Gemeenjclmp der laitherfcken tot die, yon dfi g.oomsck Katholijke Kerk. Het 13 zoo: de Protestanten zouden, gemakkelijk
zelfs, veele Follanten kunnen vullen, als zij eer.en lijst wilden uitgeeven van zeer aanzienelijke Rownsch Kuthelykes, welke die Keik verlaaten, en tot hunne Gemtenfchap zich begeeven hebbcn; doch de grootheid van het getal doedt eigcnlijk, tot het hier bedoel- de, nietster zaak; neen, die weinige. opgenoeroden zijn, mijns inziens, reets overvloedig, om onpartijdigen aante- toonen, dat ook geleerde en waacbcid'ievende menfclien, ult de Ganecnfckap der, PrCtestanten, tot die der Roomsch Ka- tholijke Kerk zijn overgegaan: en door hvmen Gvergang be- wcezen hebben. dat de Leere, en 'Godsdienst van de& onze Kerk geenisintS zulk een afchftyiijk Mengelmses van moon dwaimgen, afgodereije* en bijgeloovigheien is, a/s» |
||||
* f "
C 55 )
verbrengen. Niemand denke echter, dat ik
eene wlkomene gelijkheid tusfchen tden H Pau~ lus en U wil fteljen. Neen het oordeelen over de zonden, en deugden van elken mensch, komt den Alweetenden alleenig toe. Er is daarenbo- ven vvel, zoo »ls ik nu zal trachten aantewiizen, in het voorgeftelde wegens den H. Paulus, en uwen toeftand, veel gelijkheid; maar ik erkenrte gewillig, en zal het zelve aantoonen, daterook zeer verfcheidene zaaken in den zijnen, en den uwen gevondcn worden. Verre zij dan van de Qverbrenging, welke nu voorhanden is, alle boos- aartige uitlegging! -----Wil een kwaadaartig ver-
nuft, iets befpottelijks wegens die verzinnen;
zij, die hun vermaak in zulk eene laagheid zoe- ken, zijn bij alle weldenkenden verachtelijke fchepzels, welkers fpotredenen met waardig zijn gehoord te worden. De zaaken nu, welke uit het voorgehoudene in
het geval van den H. Paulus, mij gepast fchijnen, ora
over het algemeen, door de Erotestanten van dezel-
van geaordeel wodt; en dat , daar en tegen, juist in die Kerk, ter geru,stfte!ling van een Waarheidllevend gemoed, de allernoodzaakelijfte vaste gronden zijn, we)-, ke de Protestanten zelfs, door hun beliendig twisten over de eerfie gronden van het Christendom, overtuigend bewij- aen, in hunne GciQeenfchap nergens plaais te hebben. |
||||
C 5<5 )
|
|||||
om overgebragt te worde op hot uwe, zijri voor-
naamlijk: I. Zijn onbezonne ijveren voor de godsdienftige denkbeelden, door hem in zijne jeugd reeds aangenomen. -^; 2. De gevolgen van die zijn zondig ijveren. g. Zijne over- gang uit de Gemeenfchap der Jonden tot die der Kerk van Jefiis. 4 De verbaasdheid, weike deze te weeg bragt by Jooden en Christenen, en de uitwerking derzelve onder de beide par* teijen. ■.- 5* De verbaasdheid over dien ftap in hem zelven opgekomen. en eindelijk 6. Het befhrit, na de overweeging van Gods barm ■ hartigheid in'zijn geval, door hem genomen. Veel toch is er, in vroegere,'laatere, en in de nu jongst verloopene dagen, door, en ten op- zichten van U, gefchiedt, hetwelke, met die opgenoemde zaaken, fchoon niet in alle deelen, in verfcheidene puncten echter, als eene volko- mene gelijkheid heeft, Gij, van uWe vroege Jeugd af onderweezen
door eenen, dien, gij, als een anderen Gama- liel befebouwde, naar het leerftelzel, 00k door uwe Ouders geliefkoosd, vvierdt wel haast een ijveraar vopr, hetzelve, Hierin naamt, gij niede toe, tyien m^ate van uwea auderaom in uw ge~ fiagte, en achte 00k u zelvfen verplicht, om dat leerftelzel, het weike U Was ingeboezemd, tegen anders denkende {e verdeedigen, en nieir- |
|||||
( 57 )
we Belijders van hetzelve aantewinnen. Die ijver
voor hetzelve fpoorde U wel hijzonder aan, toen gij tot een Litmaat in de Gemeenfchap der Gereformeeden waart aangenomen. Van dat tijftip af, waren de Leeden der Roomsch Ka- tholijke Kerk de bijzondere voorwerpen, tegen welken gij meinde veel te moeten doen. De onbefchaamfte en lompfte lasterlngen, door vee- len, anderzins gdeerde Mannen onder de Ge- reformeerden, de Roomsch Katholijke Kerk, op den ftoutften toon, aangeteigd, wierden door U befchouwd, als onbetwistbaare waarheden. De, in de openbaare en bijzondere onderwijzingen, grove dwaalingen, vloekfchuldige afgodereijen, de verfoeielij:<fte bijgeloovigheden, en wraak- roepende misbruiken, als de eigenlijke leere, en de gewettigde oeffeningen der Roomsch Katho- lijke Kerk U voorgefteld, achte gij onweder- leggelijk, door haare befchuldigers, beweezen. Dit deedt u mede ijveren voor de godsdienfti. ge begrippen, in uwe jeugd, door U aangeno- men; maar uw ijver was ook ruim zoo onbe- zonne, als die van Paulus voor zijne bekeering. Gij onderzocht wel veel, naar uwe denkwijze; doch geenzints onpartijdig genoeg, om de waar- heid te vinden Uwe afgekeerdheid van de Roomsch Katholijken, werkte zoo hevig, dat gij toen nimmer de vereisehte moeite doeh wil- D 5 de,
|
||||
C 58 )
|
|||||
de, om het eigenlijke der Leere, en het wezen-
Jijke van den Godsdienst dier Kerk, grondig te leeren Icemen, en naar de overtuigende verdee- digers haarer blanke onfchuld te luisteren. -----
Door dit zondig verzuim was uw ijveren, in
onbezonnenheid, volmaakt gelijk aan het zon- dig ijveren van Paulus (a) Dus onweetende> en ongeloovig van het waare en goede in de Roomsch Katholijke Kerk plaats hebbende, waaren de gevolgen van hetzelve 00k al veel gelijk aan die van het zijne, A\ veel, zeg ik, om 00k aantewijzen hit onderfcheid tusfchen uw en zijn ijveren, en de gevolgen van het- zelve. Uw en zijn ijveren verfchillen tog eenigzims in de voorwerpen ter vervolging. ----- Paulus, door nijdige Pharifeen opgehitst,
ijverde opzettelijk 00k tegen Jefus zelve; maar
dit had in U geen plaats. Keen, niemand uwer Leeraaren had tot zulk eene gruweldaad U ini- mer aangefpoort. God behoede mij van, 00k jnaar voor een oogenblik, te onderftellen, dat cen Protestantsch Christen iets tegen Jefus zel» ven, in eenen eigenlijken zin, zoude wjllen on- derneemen. Zulk een denkbeeld verfoei ik met geheel mijn hart, en erken oprechtelijk, dat zij, naar hun licht, eerbied en liefde voor Jefus hebben. Maar gij, door partijdige Onderwij* jsers opgewekt tot het haaten de? Roorasch Ka- tho
|
|||||
< 59 )
tholijke Kerk, flelde U dezelve voor, als die,
tegen welke gij veel tegenftand moets doen, Gij ijverde dus niet als Paulus ook onmiddelijk tegen Jefus; maar alleen, op eene zekere wij_ ze , rr.iddelijk , met tegenftand tegen die Kerk te doen, welke gij onweetende, de ongeloo- vighaid, niet erkende, dat de tvaare en zuivere Bruid van Jefus is E>e gevolgen van uw beider ijveren zijn dus' Wei veel gelijk; doch ook nog hier in onderfcheiden, dat daar Paulus, voor zijne bekeeringe, niet blaazsnde dan driegingen en tnoord tegen de Discipekn da Heeren. r,a verzocht en bekomene machthrie. ven, de Christenen gevangen nam, hen pijnig- de, hen deedt Jasteren, en tot het dooden der- zelven zijne ftemme gaf, gij evewel nook den ■wil gehad, noch de macht gezocht hebt van de Roomsch Katholijken, om hunnen Godsdienst gevangen te neemen, door beulen te peinigen of te dboden. Neen, uwe vervolging regen hen was zoo wreed, noch bloeddorftig niet; maar de gevolgen van uw onbezonnen ijveren tegen dezen, hebben hier in eenige gelijkheid met die , uit het zondig ijveren van Paulus voortgevloeid, dat gij hen toch veele droefheid* verfmaading, en fchaadens, naar uw vermogen, hebt toegehragt. ----- Gij Werkte in uw onbe- zonnen ijveren nsede, om lieu te doen aanzien als
|
||||
( 6o )
|
|||||
als Afgodendienaars, als menfchen die Jefus den
eenigen zaligmaker verloochenen (r), fchoon zij met
(r) As menfchen, die Jefus den eenigen Zaligmaker ver-
hoehenen, enz. De dertigfte vraag in den Heidelbergfchen Katechismus, is, deze: <©cfooben dan bie oofi aen oen
eenigen JjatigmaHer. Sfrfuui/ bit fiaet fatfgfjett enbe toelbacren 6p beu J?euligen/ Op Jjun felben/ oftc ergetl^ Elbcr^ JOElim! Het antwoord op die vrage,
in denzelven luidt dus: jSccn jjj: Il£ae2 ?p bertoocfic* nen met bee Dart ben ernigen {Jcplanb enbe £>aifg# mafier. ^jffum/ of ;p fcfioon fpng met ben monbe roemen: toarit ban troeen em / oitt SPefug en mott geen bnlfiomen ^alignianec sp.n; ofte Die bt\t j&a* iigmafoer met toaren gdoobe aenneemen/ moeten allcg in fiem Ijcbuen Oat tot fiatec falfgljept ban noobe i§, Men moer toeftaan, dnt in die vraage en het antwoord
op dezelve, niet uitdrukkeiijk de leere der Roomsch ■ Ka. tholijke Kerk van het voorgeftelde gruwelftuk befchuldigt wordt; maar zoude op de vraag : Wie warden in deze vraagt en dit antwoord van gemtlden Katechismus, eigenlyk bedoeldl ■ Niet het slgemeen , en nog zagter antwoord zijn: De Roomschgezindm? Hoe onredelijk even wel deze bedoe- ling is, blijkt overtuigend'uit de wezenlijke leere onzer Kerk, welke ons leert, onze zaligheid te zoeken in nic~ mand anders dan allean in Jefus: dewijl zij, (in de zes- de zitting der Trentifche Vergadering, aan het achtfte Hoofdft.uk,) Zigt: Wij w>rden gezeidgenndelijk en onverdiend gerechtvaardigd te zijn, em dat 'er nitts van al wat de regtvaar~ digmaaking wrgaat, 't zij het geloof, 't zij de werken, maeh. tig
|
|||||
met den monde hem belijden; die bij de HeflW
gen, en zich zelven hunne zaligheid zoeken; - - de
tig- it de reehtvaardigmaakende genade te vefdienen. En (aan
het (6de Hoofdftiik derzelve zitting,) mede: Dot het eeuwig leven aan Gods kinderen most vtorgejleld worden, alseene genade, die hun om Christus Jesus wille bafmhartiglijk bf loofd is, en te gelijk als One vergelding, wdarmede hunne goede werken en verdienften, uit kracht van deze Belofte , ge- trouwlijk zullen biloand worden, < Paulus, zegt de Kcrk, (noch in hetzelve Hoofdftuk,) getuigt 2, Kor, 4, vs. 17* dot eene zeer forte en ligte v.rdrukking in deze waereld on' derjlaan, een eeuwig gewieht van glorie en heerlijkhsid in ans zal voortbrengen; doch, met dit alles yoegt zij *er bij: Vetre zij het niet te mln van een Christen zijn toeverlaat, "of roem op zich zelven te Jlellen , en niet op onzen Heere ,wiens goedheid tot alle menfchen zoo groot is, dct hij begeert, dot de gaaven, waar mede hij ze begiftigt, hen zullen flrekken tot verdienften. Dagelijks doedt de Kerk ons, in een van de gebeden der Mis, .tot God zeggen: Wij fmeeken, dot het u gelieve, ons onder het getal (uvver Heilige"n^ te ont- vangen, niet als een waardeerder onztr verdienften; moor alt een mildaadige kwijdfchelder onzer fchulden, door Christus onsen Heere. Wegens het eeren der Heiligen, zegt zij (in de vijfentwintigfte zitting,) dot het goed en voordeelig is hen oatmoedelijk aanteroepen, en zijne toevlucht m hunne hulp tn vocrfpraak te neemen, om van God weldaaden te ver- KRIJGEN DOOR ONZEN HeERE JeSUS CHRISTUS, dU (Nota)
ALLceN onze Zaligmaker en Verlosser is.
In het onmogelijke van dje zuiverheid der Leere onzer
Kerk in die punten te ontkerjnen, zullen veelen misfchien |
||||
C 62 >
|
|||||
de Gdddeiijke Openbaaring verachten, en dooi?
inenfchelijke overleeveringeri Gods H. Woord te nier doen. Het door U gehouden gedrag in eenen onkundigen Jongelittg, uit de Ge- meenfchap der Roomsch - Katholijke Kerk, tot die der Gereformeerden te doen overgaan, be- Wijst genoeg, dat gij geene raoeite fpaarde, brn die Kerk, 200 veel in tJ was, fchaade toe te brengen. (3) Na zulk een gedrag tegen de Roomsch
Katholijken, de Gerneenrchap der Gereformper- den
iich beroepen Op de rriifbruiken, welke' (ik e>ken het
met fchaamte en droef held) een . groot aantal Roomsch
Katholijken van die Leerpuncten maakt; maarzijn dit goed-
gekeurde gebruiken onzer Kerk? - Neen, zij zelve
verfoeit die. Zij beeft, in de gemelde vergadering; en
Zoo dikwijls de gelegenbeid daar is* de Sisfehoppen,
Pastoors, en alleD, aan welke de zielzorg en verkondi-
ging van Gods H. Woord is aanbevolen, geftreng ve'f
plicht, naar huh vermogen, 00k omtrent gemelde zaafceri
alle misbruiken te weeren, en alle bijgeloovlgheden ijve*
rig tegen te gaan. Zijn 'er die niet willen hooren ? doedt
domheid, of eigenzinnige dweepzucht; of eenig ander
verfoeielijk beweegrad, de wensch en pooging der Kerk,
bij veelen zonder vrucht zijn, zij beweebt dit;!doch elk
onpartijdig mensch zal erkennen, dat het onredelijk is
baar aanteduiden als eene, die het vertoochenen vanon>
zen eenigsn Zaligmaker, Jefus Christus* 00k door haaro
voorgefchreevene oeffening beganstigt.
v
|
|||||
deft, voor welkers leerftellingen gij, veele Jask*
ren, zoo onbezonnen geijvert hebt, te verlaa* ten, en tot de Gemeenfchap der Roomsch Ka- tholijke Kerk, door U voorheen bijna woedend gehaat, overregaan, is iets, dat deze uw over- gang, met dien van Paulus, al zeer gelijk doet weezen. Hij wierdt van een onbezonnen haater der Christenen, een Vriend, een Breeder, een Littfiaat hunner Gemeenfchap: en gij, die ook meinde tegen de Roomsch -Katholijken veei te moeten dden, en dikwils gedaan hebt, zijt nu een van die geworden, welken gij te vooren zoo ver- volgde! 'Er is dus tusfchen uwen tegenwoor- digen Overgang, en deli Voorgeftelden van Paa- lus weder'veel overeenkomst; doch er isook eene bijzonderheid in dien van Paulus, welken geea plaats in den uwen heeft. Paulus woede tot aan het laatfte tijdftip zijner overgang, maar het driftige van uw voorig ijveren voor de leer- ftellingen der Gereformeefden, fyas, al voor een geruimen tijd, veel yerminderd. - De dikwils veel gerucht maakende verfchillen onder de Lee- den van die Gemeenfchap, over zeer gewichtige deelen van den Christelijken Godsdienst, hadden, jiiet als weleer, in nwe vroege jeugd, voor eea weinig tijds (*); maar zelfs langduurige, en zeer ont-
f>) Zie Bericht, blaJz. 6,
|
||||
( b )
ontfustende twijffelingen, over de waarheid det
leerfterzels van de Gereformeerden; in uvv ge- moed voorgebragt. Geene genoegzaame mid- delen ter vernietiging van deze vindende, zogt gij die, in de leerftellingen en oeffeningen der anders genaamde Protestattten. Onder dezen kwamen mede dikwils hooggaande oneenigheden, wegens. de grondregels van het Christendom uwe aan- tlacht voor, en dus wierdt gij, als de golven der zee geflingerd, door alle winden van lee* ring (*J[, Gij wilde altijd leeren, maar kwam nog tot de kennis der waarheid niet (u) , en vondt ook bij hen geen vasten grond ter anker- ptaats voor uw, door twijffelingen, dobberend gemoed. Gij geraakte zelfc op het pucnt van "wa-ihopend in den afgrond, der vertwijffeling, ja volkomene ongeloovigheid, wegens de Godde-. Bjke Openbaarring, ter neer te. yallen. ----- In
dit akelig tijftip als een hoepelooze, die in ge«
vaar van te verdrinken, naar een ftrootje grijpt, greepgij het, in onze, dagen,. door veelen zoo hoog opgeblaazene voorwendzel van verdraag- zaamheid, wegens alle godsdienftige begrippen, ter redding, aan ---- Het ijdele van hetzelve
wierd evenwcl ook fpoedig door U bevonden,
(0 Ephefe 4, vs. 14*
(«J a Titnoth. 3, vs. 7. |
||||
C 6'5 )
en gij kwam op een nieuw in knellendc ang'-»
ften; «m Gij verzuchte tot God, en verkreeg ook zijne btfrmhartigheid, om dat gij het zondige* door uw onbeZonfieh ijverert bedreevcil, onwee- tende, in de ongeloovigheid gedaan bad, Gij dus mede door de genadefteni van Jefus op uwen dwaalweg geftuit, Volgde de wijzing U gegeeven^ wierdt onderweezen, overtuigd van het geen gij doen moest, en deedfc vervolgens eenen overgang* in veele opzichten, gelijk aan dien van Paulus. (4) Jooden en Christenen ftonden verbaasd;
roo haast de Overgang van Paulus hen bekend wierdt, eft de uitwerking dief Verbaasdheid was , onder de beide partijen zelfs,' ohderfcheiden naat de gemoedsgefteldheid der geenen, die het hoori den. Er waren onder de Jooden, die Paulus, om zijnen Overgang fot de Christenen vloekten, en men vondt onder hen ook zulken, die met bedaardheid het geval overwogen, ery door Gods genade tot de kennis der waarheid gekomtn zijn. De Christenen verblijdden zich in het algemeen , om den flap van Paulus tot hen; doch 2ommigen derzelven waren vreesachtig, en getoofden in h<»t eerst bezwaarlijk, dat hij een waa*r Christen was. Eene zoortgelijke' verbaasdheid, en even verfchil. lende nitwerkmgen derzelve, worden, om uwen overgang uit de Gemeenfchap der Gereforrneer- <fen tot die van de Roomsch KathohjkeKerk^ On-' E der
|
|||||
:-
|
|||||
( 66 /
|
|||||||
der de Pfotestanten en Roomsch Kathofijkeri
nu ook hier gevonden. Onbezonne ijve- raars onder de eerstgenoemden, veroordeelen uw gedrag als in alle deelen verfoeilijk; maar verftandige en befeheidene menfchen onder hen, zullen uwe redenen beproeven, en God, bid- den wij, opene hunne harten voor her goede! Onder de Leeden onzer Kerk zijn 'er, die, ora uwen Overgang tot deze, hartelijk God danken: er zijn zwaarmoedige onder dezen, die mede zeggen: Voorhout, die te vooren zoo afkeerig van onze Kerk was, nu een Lit der* 2elve! Is het mogelijk? Zal die bekee- ring wel oprecht, en van duur zijn? Val- fche Broeders (vA, en zulken, die hun gjootst genoegen ftellen in altoos het kwaadfte van hunne mederaenfchen te denken en te zeggen, trachten, om dat uwe Overgang, in' ailes mat hunnen zin niet is; de bedenkelijkheden: der nit een goed hart vreesachtigen, boosaartig te verzwaaren, (5-) Bij U zelven heeft ook, wegens uwen
Overgang, als Paulus over den zijnen had, veel verbaazing plaats, Gij overtuigd van uw zon- dig ijveren voor en tegen leerftellingen, welke niet genoeg door U gekend wierden, ziet nu, met
f v) a Kor », vj, 26. a ;. |
|||||||
c if y
■ ■
Wet Verwtondering, hoe gij, die zoo iah$ 0
vefbeelt hebt* in zaaken, het Wezenlijke vati hec Christendom betreffende, volftrekt niets. an* ders als het zuivere Woord Gods, tot den eeni- gen regel van tit* geloof te volgen, ter aanwij- zing van die zaaken, tot aan uwen Overgang* hog altijd noodig gehad hebt de vindingen van inenfchelijke wijsheid; het behulp Van Oor* deel- en Uitlegkunde; die fchoon het goed gebruik derzeive, ook in deze zaaken, hiet al- leen nuttig, maar ook noodig is* geenzints over* eenkofflt met de voofheen door V gedaane Be* lijdenis, van deze leering der Gereformeerden: dat de Heilige Schriftuur de eemge Regel der Geloefs is: dewijl gij overtuigd zijt, dat geett rriensch,, hoe geleerd hij ook zij^ niets an- ders, dan alleen het gefchreverie Woord Gods f ter beihsfing der gefchillen, over godsdienftige begrippen, aanneerilende uit hetzelve kan be- Wijzen, dat alles, Wat God tot zijne Zaligheid floodig geopenbaard herft; en de eigenJijk be« doelde zin van hetzelve, door dit gefchreeve Woord, alleen hem kenbaar is*■ Gij, dus ziende, de dwaaling, voor welke gij veele Jaa- ten lang, op eene Zondige wijze,- geijvert hebt* ftaat nu, om uwen overgang tot de Roomseh Ka- tholijke Kerk, Zelve verfteld. -* Gij, die te voo- ten ook 'een lasceraar en vervolger derzelve £ a waart. |
||||
C M )
waart, ziet nu, in deze, het door God go»
fchikte, en fteeds beftierde middel ter gerust* (telling van uw, zoo lang, vertwijffeld gemoedj Ontroerd, door het gedenken aan uwen voorigen ftaat, en de overweeging van Gods zichtbaar gunstbewijs over uwen tegenwoordigen toeftand, wordt gij opgebeurd door het nedrig betrouwen van mede, met de woorden van Paulus, te mogen zeggen: Ik heb Cods barm* hartigbeid vcrkreegen om dat ik het voorig on- bezonnen ijveren onweetende gedaan heb in de ongeloovigheid! (6) Het befluit door Paulus, na de ovef-
denking van Gods barmhartigheid tot zijnen Over- gang hem vergund, moet dan eindelijk in U; ook aan het zijne gelijk zijn, . Ja, gij moet, naar de le6re der Roomsch Katholijke Kerk, oprechtelijk erkennen, dat hetgeloof niet uit U
zelven, maar eene Gave Gods is (w), en hier- om, hi hoop op zijne verdere huip, vasftel-
len, hem dagelijks voor zijne barmhartigheid U, tot uwen Overgang verleend,, te danken. Zijne Genade voordaan zoo getrouw in achtteneemen, dat gij, door uwe volgende gedachten, woor- den en werken als geduurig zegt: Ik dank hen*, die mij verfterkt heeftt omen Mteren Jefus Chm* (*0 Ephefe 3, vi. ?.
|
||||||
H ■
- -s
|
||||||
V
|
|||||
^1
( 69 )
lus t «w JMj t»ij getrouv geacht heeft, ftellende
mij in die Kerk, welke ik te vooren gelasterfe, vervolgd en verdrukt hebJ Er is dan nog maar over, omdatgeene,het-
welke uit net nu overgebragte, tot verbreiding van Gods eere, onzer, en onzer Naasten za- ligheidt nuttig zijn kan, voortedraagen, en hier toe gaa ik over tot het . t
DERDE DEEL.
Naauwlijks wordt het voorgevallene in debe-
keering van den H. Paulus, en het uit dat ge- val toepasfelijke op het verbaazende, het welke nu plaats heeft, ten opzigte van U, Frans Voorhout! door een geloovig Christen, on- partijdig, overwogen, of hij zegt, ook wegens dezen Uwen Overgang: Dit is door den Heerge- fchied (V)! dat is: Die gebeurtenis is beftierdi door Gods genadige Voorzienigheid! Het is zoo: Gereformeerden, en andexe Pro-
testanten, welke uwen Overgang befchouwen, als eene afwijking van den weg der waarheid, en een beklaaglijk overloopen tot dwaaling, af- goderije en bijgeloovigheid, kunnen denzelven, naar
: (*) Pfalm 117, vs. 33. E 3
|
|||||
( 7© )
naar zulke denkbeelden, niet anders aanzien als
eene uitwerking van Gods vreezelijk oordeel over U. Maar zijn deze hunnc verbeeldingen de regels, naar welke een onpartijdig Christen, over uw geruchtmaakend geval, moet oordee- len? ^- AHe verftandige en befcheidene men* fchen, die ook onder deProtestantenzijn, zullen dit mede onkennen en toeftaan, dat uw geval onpartijdig moet beoordceld worden, en men dus verplicht is in achtteneemen, of gij uwen Overgang, uit de Gemeenfchap der Gerefor- meerden tot die van de Roomsch * Katholijke Kerk gedaan hebt: Of, i, Om dat gij, uit hoofden van een zedeloos, en ergerlijk gedrag, ten minften, eene geitrenge berisping onder hen te vreezen had; Of: 2. Om dat gij, in de Ge- meenfchap met die van de Roomsch Katholijke Kerk, eenig tijdelijk voordeel, of eenen aan» zienelijken post, U, met reden kunt belooven. _ Nu, ten aanzien van uw zedelijk gedrag, moogt gij onbefchtoomd U beroepen op de beoordeeling der zulken zelfs, die uwen ver-> baazenden Overgang hartelijk verfoeijert. W-gens het tweede, of de beooging van tijdeT lijk belang, zijn er wel, die voorgeeven, dat Gij dezen flap doedt, om bij de ftemming der JJurger^ voor huune burgeilijke belaqgens, de ftem,
J
.
|
||||
|
|||||||||||||
f 7l )
itemmen de Roomsch Katholijken, voor U te
verkrljgen; maar anderen, die beter denken, begrijpen ligtelijk, dat Gij niet dwaas genoeg zijt van V intebeelden, dat het klein getal dier Burgers overtreffen zoude veele Protestanten, en zomraigen Roomsch Katholijken zelf, die, om hunue bijzondere denkwijze, voor U, volftrekt niet zullen willen ftemmen. Zij nu, die het dwaaze van zulk een voorgeeven erkennen, ftaan over uwen flap verfteld. Zelve te ver- ftandig van u eenen verftandeloozen te noemen, geeft uw geval h§n ftof tot bedenkingen, die voor hen zelfs van veel gewicht zijn. Men vindt ook eenigen, die zich verbeelden de reden van uwen Overgang gevonden te hebben in het denkbeeld, dat Gij, even als weleer de zinne- looze Erostratus, die den Tempel van Diana te Ephefe, in brand flak, dezen flap gedaan hebt, enkel uit het laage inzicht, om uwen naam berucht te maaken; maar uw beftendig zoeken naar den waaren Godsdienst, overtuigt alle onpartijdige Protestanten zelfs, dat zij, die U, om uwen Overgang tot dezen Godsdienst, welken gij nu den eenigen waaren acht, zulk eenen dwaazen noemen, zelve als dwaazen fpreeken. * De verantwoordiging, welke gij van dezen uwen Overgang, na eenigen tijd, in het lichc £ 4 zult |
|||||||||||||
.
|
|||||||||||||
■
■ |
|||||||||||||
C 7* 1
znlt geeven, zal ook genoeg doen zien, dat geen
tijdelijk belang , noch zucht naar ijdele berucht> hcid; maar ]iefde tot de kennis der waarheid, ter zaligheid noodig, de eenige aanfpooring tot dien ©vergang voor U geweest is. Uit dit oogpunt': uw tegenwoordig gevsl be-
fchouwd, dient de overweeging van hetzelve ora ons optewekken van, even als de eerfte Christe- nen. aan wien de bekeering van den H Paulus, tot hunne blijdfchap, bekend wierd, God ook in U te verheerlijken t^y), zijne eere te|verbrei- den , om de barmhartigheid, U, door hem, ver» leendj met U het onbezonnen ijveren, onwee- tende , en in de ongeloovigheid, veele jaaren op- gevolgd., genadelijk te vergeeven, en U te doen overgaan tot de Gemeenfchap dier Geloovigen, welken Gij, naar uw dwaaleni geweeten, zoo vervolgde. ----- U. welken wij als eenen, door
Gods genade oprechtelijk bekeerden aanmerken,
zal zodanige overweging van uw geval tot die verbrexding Van Gods eere, in 'tbijzonder nuttig, en eene geduurig aanfpoorende prikkel zijn. In alle het, bij deze geleegenheid, voorgedraa-
gene is daarenboven nog veel, dat ter bevorde- rjng onzer, en onzer Naasten zaligheid, met vrucht
(*i ) Galat. i , vs." a.j.
|
||||
C 73 )
vmcht.kan dienen. Het verderffelijke des
zorgloos- en onverfchilligheid, wegens dejuistc kcnnis der godsdienstige waarheden, door God geopenbaard , vooraf aangemerkt, zagen wijver- volgens, dat een.ander uiterfte, het onbezonne iiveren naamlijk voor deaangenomene godsdiensti- ge begrippen, niet minder nadeelig enzondigis. De fchadelijke gevolgen van zulkeenijveren, uit het gedrag van Paulus voor zijne bekeering t aangeweezen, bevonden wij, dat in U, voor uwen bewusten Overgang, ook met eenige ge- lijkheid hebben plaats gehad. Gelukkig even- wel is 't voor U geweest, dat gij het mede on- ■yveetende in de ongeloovigheid gedaan hebt: de- wijl gij, zoo als men christelijk mag vertrouwen, Gods barmhartigheid ook hierom hebt verkreegen. Wij nu dan aangefpoord tot een onpariijdigV en allezints behoorlijk onderzoek naar denwaaren Codsdienst, moeten hartelijk verfoeijen, diezon- dige traag- en onverfchilligheid, welke ons zouden beletten de noodigekennistebekomen vanhetgeen door God, noodzaakelijk voor ons ter zaligheid ge- "Qpenbaard is, met ons onbedachtte houden ofdoen voegen bij die Gezindheid onder de Christenen, in welke men is opgevoed; of deheerfchendein het land onzer wooning; of voor onze tijdelijke helangens, of voor ons gemak, of zinnelijke ge- E 5 nee-;
|
||||
C 74 )
-
neegenheden, het voordeeligst, het meest ge-
fchikt, of gunstig vindt. Elk onzer ge- denke hierom dikwils aan deze woorden van den H. Johannes («): Welleminden, gelooftalk gees- ten niet\ maar beproeft de geesten ofzijuit God zijn: want daar zijn veek valfche Propheeten in de waereld opgeftaan* -~- Als ook, ten opzich- te der zulken, die nieuwe, door hen, of ande- yen, uitgedachteleeringen, aanbrengen, ofduur- zaam willen maaken, dit gezegde van den H. Paulus (a): Al waare het onkt dat mj of ten Engel uit den Hemel, U een an der Evangelie, verkundigden, dan het geen v/ij U verkundigt heb* hen, die zijvervhekt. De leering van Jesus, en zijne waare Kerk, tegen welke hij verzekere heeff (£), dat ook de poorten der Helle niet sullen vermogen, blijft toch onveranderlijk. Hij immers heeft verzekert, door den Geest der Waarheid haar alle waarheidte zullenleeren(e); en bij haar te zijn alle de dagen, tot aan de voleinding der waereld (d").-----In hetbetaam-.
lijk onderzoek naar den waajen Godsdienst,
meet
(z) I Johan. 4, vs. I.
(«) Galat. 1, vs. 8. (i) Matth. 16, vs. 18. (O Johan. 16, vs. 13. CfQ Matth. 28, vs. Sq. |
||||
I
C 75 )
inoet das ook door ons gedaan wordeft, het
geen de Propheet Jeremias, eertijds aan de Joo- deh, voorfchreef, met deze woorden CO' Dtt zeidt de Heerei Staat op de v>egen\ ziet daartoe, tntraagt r.aar de oude paden; en we/ke de regie vegkijj Wandelt daar dan op, en gij zult ver- kwikking voor uwe zielen vinden. Dringend zeker is toch voor ieder mensch de
verplichting tot een bchoorlijk onderzoek naar de kennis van den waarcn Godsdienst- zonder let gelooven, zegt de H. Paulus ff), is V off tnogelijk God te behaagen. Maar waarin be- ftaat dit gelooven ? Is het genoeg om God te behaagen, dat men die zaaken gelooft, welke met onze begrippen (overeenkomen ? Is ook de Goddelijke Openbaaring aan onze reden, of onze bevatting van zaaken, in zoo verre ondef- worpen, datwijniets verplicht zijn Van dezelve te gelooven als het geen ons geloof baar voor- komt ? Is ook alles voor God nnmogelijk , dat wijals volftrekt onmogelijk befchouwen? O hoe veele natuurlijke zaaken ziet men nu, dat mogelijk zijn, en met der daad beftaan, die, fchoon zij geene verandering ondergaan hebben, te
Qt) Jerem;as 6, vs. NJ.
(f) Hebr. 11, vs. 6. |
||||
te vooren, door verftandige en geleerde Onder-
zoekers dezelven, als ten eenemaal onmogelijk, en tegen de Reden ftrijdig, geoordeelt wierden? _ Het is dan zeker, dat wij, om door bet geloo* ve God te behaagen, dat alles moeten geloo^ ven, wat God door ons geloofd wil hebben; bier toe voor ons geopenbaard heeft, en door de Kerk, welke hij door zijnen Geest onder- wijst, om te gelooven voorftelt, en hierom is, een behoorlik onderzoek naar die waarheden en Kerk, voor alien ten hoogffien noodig. Wij door Gods genade met die gaave van
het waare geloof begunftigd, zljn ook Ver- plicht voor hetzelve te ijveren naar de weeten- fchap: want onze ijver mag ook nimmer oribe- zonne zijn. Neen, uit liefde tot dewaarheid, alle dwaaling verfoeijende, mogen wij noit de menfchen haaten, lasteren en vervolgen, die wij in dwaaling achten: .want die zeidt, zegt de H, Johannes (g) dat hij in het licht is, en zijnen hroeder haat, die,is als nog in deduimrnufe Zijn er onder de Leeden onzer Kerk geweest, in duistere en als barbaarfche tijden, die onre- delijk hunne medemenfchen, om dwaalingenge* haat, gelasterd, vervolgd, wreed gepijnigd en ge-
C*) I Johan. 2, Vs. 9.
|
||||
( 77 )
gedood hebben? __' Zij zondigden , en God
geeve, dat zij het onweetende, in de ongeloo-
vigheid gedaan hebbende, ook zijne barmhartig heid, om Jefus wille, deelachtig zijn gewordent \ Onder de Protestanten zijn mede, uit het onbezonnen ijveren voor hunne begrippen, ge- lijkzoortige gruweleh gepleegd, Weldenken- de Roomsch Katholijken en Protestanten fchui- ven, om deze reden, van wederzijden, een menschhevend Gardijn voor die onteeringen van het menschdom. Alle dezen verfoeijen thans hartelijk het vervolgen, om godsdienstige be* grippen, en bidden God, dat vervolgzuchtigen tot betere gedachten komen, O dat aller wen- fchen en gebeden tot dat eicde vervuld worden! j Het zoo jammerijk van een gefcheurde Chris- teudom alle patijfchap en vooroordeelen afleg- ge; nedrig naar de ,ftemme van Jefus hoore x en wij nog dien zaligen tijd beleeven, dat het on- der alle volkeren naar zijn Woord (#), eene kudde, en eene Harder wordel Wij, mijne Geloofsgenooten zonder onze verdienften, tot die 66ne kudde van Jefus behoorende, moeten dan, uit het nu voorgedragene befluiten, van het onbezonnen ijveren, van het lasteren $» ver-
|
|||||
C*) Johann. 10, vs. 16,
|
|||||
C 78 )
Verfmaaden det andersgezinden, ons te bnthoti*
d n- m» De waarbeid van onzen Godsdienst, zoo dikwils onze plicht, de tijd en plaats he* vereifchen, wel ernftig, doch op eene befchei- dene wi]/-.e voorteftellen, aantetoonen, en, naaf onze vermogens, te verdeedigen, zal geeft vet- ftau iig tn befcheide Proteftant zelfs ons kwaa- lijk afneemen. Zijn er dwfoaze ijveraars, die hoe dikwils en duidelijk 00k getoond Wordt« da? de haatehjke gevolgen, door zommigen hun- fier. uit de leere en godsdienst onzer Kerk ge- trokkem als mede: alle de misbruiken, en bijgeloovigheden, die door de domheid, en ver* foeielijbe inzichten van eenigen onder- ons, ia wezen gehouden; en gevoed worden, door de eigenlbke leere en de tuchtregels ctezer Kerk, veroordeeld enop het ftrengst verboden zijn(^)* evenwel hartnekkig volhaiden die, misbruiken; als de onaffcheidelijke eigenfchappen van onzen Gods* dtenst te noemen en, om dezelven, ons, als de dorafte en affchuwelii'.fte der volkereren telas* teren, het is onze plicht te bidden, dat God zijne barmhartigheid hen verieene. Tot zulk een, naar de leering ozer Kerk
vereischt gedrag, maane ik, ten befluite, 00k U,
CO Cone. Trid. Sesf. 21 de Rcfor. cap. p.
|
||||
C 79 )
, U, geliefde Nieuvvling onzer Gemeenfchap in
'tbijzonder aan: Ja,FRANs Voo&hout! -^ Er zijn onder die, welkers Gemeenfchap Gij, in de.wijze van God te dienen nu verlaaien hebt, zulken zoo verftandig en befcheiden. dat zij geenzints, omuwen Overgangtot deRoomsch Katholijke Kerk, "U zujlen haaten, of lasteren; neen zij zullen zelfs dezen, in zoo verre goed- keuren, dat Gij in net Godtsdienftige niet veinst^ ' en openlijk belijdenis van die ieere en Gods- dienst doedt, welke, naar uw begrip de waare is, en hierom, hoe verbaazend hen uwe flap ook voorkomt, uwe menschlievende vrienden zijn en blijven. ~ Deze hunne vriendfchap, oprechtelijk, met de uwe, te beantwoorden, zal voor uw hart, dat fteeds voor vrienden klopt, een beftendig genoegen weezen. ik zoude dus U onteeren, zo ik;, tot die Plichtbetrach. ting U wilde aanmaanen. -----. Maar ik vree-
ze, dat, onder de min (bedachte msenigte der
Protestanten, ook zomraigen zullen gyn, 4^ gelijk er zelfs onder de Roomsch Katolijljen gevonden worden, lastering en verfmaadheid U willeif aandoen. - Tot dit zoort van lijden hebt gij reeds, eenen geruimen tijd, uwe ziele be- Kid , doch gij zijt en blijft, aJs ik. eh ande- ren, hier aan zwakheid, en vervoering der drif- |
||||
\
I 80 )
ten onderworpen » en hierom ibiddeik tJ, dik*
Wlls te overweegen deze lesfen van Jefos onseti Oppefleeraar, zeggende (#): Leert ton t»if> dat ik zachtmoedig en ootfnoedig van harie bent. mi. Bemint awe vijanden: doedt wel aan den gee- nen, die U haaten: en bidi voor die U vervolgeti en belaiteren f iy Door zulk een gedrag zult s gij de beste beWijzen der waarheid van uweri \iu aangenomen Godsdienst geeven; naar deri eigenli.ken geest onzer Kerke leeven, en dft doende, wje U 00k haat, of lasterc, naar de meining van den H. Paulus (m), vuurige kod- len op zijn hoofd vergadereh. De genade onze* Heeren Jefas Christus, en de liefde Gods, en de gcmeenfchap des Heiligen Geest zij\ 00k hier toe',' Wet U en ons alien! Amen!
, .. : .,«,..... v
G E B B D.
,- ..t n _ -', . .....
O aanbiddelijk Opperwezen! 6 broti van
p Goedheid en Genade\ O Vader der Lichten^
van wien alle goede gaven afdaa}eo(»;! Uzij
eei*-
|
||||||
(jk) Matth. 11, vs. 29*
(O ------ 5. v«- 44«
(m) Rom. 12, vs. 20.
Cn) Jacobus 1, vs. 17V |
||||||
( 8i >
eetiwige dank en eere, voor die bttvetdtencte
Genade* door welke deze Nieuvvling uwgf Kerk nu, in deze aan uwen dienst geheiligde plaats, belijdenis gedaan heeft van te gelooven, en te willen doen, alle het geen men, om U te behaagen, gelooven en volbrengen moet Dit gelooven heeft hij niet uit zich zelvert. noch door mijne onderwijzing; O! neen: het is uwe Gaave (V). De wille van het goede te doen is ook niet in hem, zonder uwe gena- de (/>)! Hij in die leere uwer Kerk (g) Onderweezen, ericent dit hartelijk, Hij ver- nedert zich voor U, door ook de fchulden varl zijn voorig onbezonnen ijveren te belijden. Hij fmeekt U mede deze zonden zijner vroegere jaarett nittimer te gedetikeU; eh betrouwendej van tJ, door Jestis barmhartigheid verkreegeri te hebben, om dat hij onweetende, |in de on- ge*
(d) fiphefe a, vs, 8.
(p) i Kor, 15. vs io.
(g) Zo wie gezeidt zal hebben, dat een mensch , zori*
der de yoorkomende inblaazinge van den H. Geest, en zij- ne hulp kan gelooven, hoopen, en beininnen, of boetvaar- digheid doen, gelijk het behoorcl, zoo dat de rechtvaardig. maakende Genade hem verleendt wordt, die zij in den Ban, Cone Trid Scsf. 6 Can. 3. |
||||
f 8a )
|
|||||||
geloovigheid het gedaan heeft, bidt Hi} O,
het goede nu in hem begonnen, genadelijk te volbrengen. ----- Bij dit zijn hartelijk bidden,
voegen wij alle, die hier, en door uwe Genade
ook Leden uwer Kerk zijn, onze voor hem fchuldige gebeden. - -■- Ja, liefderijke Vader, die in de Hemelen zijt, wij fmeeken U, om de oneindige verdienften van uwen eeuwigen Zoon, Jefus Christus, fterk hem genadig door uwe kragt van boven (V), bevestig hem door uwen Geest der waarheid (s)t in dezen uwen hex- ligen Dienst, tot welken hij, onder het aanroe- pen van uwen heiligen Naam, door eenen plech- tigen Eed, nu openlijk zich verbonden heeft- ------Geeft dat deze altijd zoo gevoelig zijn har-
te drukke, dat dezelve hem fteeds doedt gedenken
aan de hier uit voor hem voortvloeijende ver- plichtingen. Verleen hem uwe hulpe, om die, en wel bijzonder deze van Dankbaarheid aan U, voor de nu ontvangene Gaave des Ge- loofs, getrouwlijk te vervullen. Onderfteun hem, op dat hij eenen goeden ftrijd kan ftrij- den, zijnen loop volbrengen, en het Geloofbe- houden j ten einde hij, in den dag der vergel- ding,
|
|||||||
CO Lucas 24 vs. 4jr.
(i-) Johan. 16, vs. 13. |
|||||||
( 83 )
ding, van den rechtvaardigen Reenter de kroone
der rechtvaardigheid (/) voor eeuwig bekome! Die genade, en uwe gunftige befcherming over hem, ook in het lichaamelijke, van U, om Jefus wille, tot zijn eeuwig en tijdelijk welzijn, verzoekende, bidden wij U mede, dat Gij van ons toch afweert die verderffelijke zorgloos- en onverfchilligheid omtrent het kennen en betrach* ten van uwen heiligen Dienst, welke eilaas! ook'onder ons te vinden zijn. O! >a, wij belij- den met droef heid en fchaamte, dat mede hier door bij veden onzer, de liefde tot U dagelijks verflauwt, en de boosheid alomme overvloeit («}. Ai! doe alte die flaapenden ontwaaken: hen, bij hun geloof, de deugd:- bij de deugd weten- fchap: bij de wetenfehap, maatigheid: bijde, maatigheid, verduldigheid: bij de verduldigheid, godvruchtigheid: bij de godvruchtigheid, de broederlijke liefde: en bij de broederlijke liefde, de liefde tot U, voegen , op dat, deze dingen, bij hen zijnde, zij niet ydel gelaaten worden in de kennisfe van onzen Jleer Jefbs Christus (y), uwen Zooni - Ver*
- ;■
(l)J Timoth. 4 vs f en 8*
(m) Matth 24, vs. 12. (v) a Petr. 1, vs. 5, 6, en f. Fa
|
||||||
Verwek ook, O Vader der Parmhartigheid! in
jille Ongeloovigen en -Afgedwaalden van den weg der Waarheid, eene oprechte hegeerte van te leeren kennen alle het geen zij moeten wee* ten, gelooven en doen, om eeuwig zalig *e WOrden> Doe hen alle partyfchap, alle yoor- oordeelen afleggen, en een hartelijken afkeer krijgen van te lasteren het geen zij niet ver- ftaan (w). Geef, dat zij onderricht, wefte de regte weg is, niet uit vreeze van de liefde hunner naastbeftaande vrienden, of de giinsfc van anderen te verliezen, of fmaat en lasterin- gen te zullen ondergaan, van denzelven afblij- ven; maar gedenkende aan dit woordvan uwen £oon (*,..* Zoo wie zich oner mij, en tnijne warden zalfchaamen, de Zoon des menfchen zal zich ook over hemfihaamen, wajmeer hij in zijne heerlijkheU, en in die zij^s Faders, en der heili- ge Engelen komen zal: door uwe Genade on- derfteund, overgaan tot dien waaren, doch naauwen weg, die tot het kven leidt(y), en op dezen ten einde toe, tot uwe eere, wandeiende, - de rust voor hunne zjelen in tijd en eeuwig- (w) Judas vs iq,
(a?; Lukas 9, vs. 2& {p Watth. 7, vs. ft |
||||
( 85 )
heid vinden (z)l ----- Gun ook, O! ijverige
Verdeediger uwer Eere (<*}, dat wij die, naar
de leering uwer Kerk. fteeds worden aange-. rboord, om in Geest en Waarheid U te aanbid- den (b)y mede voor uwe Eere, ijver hebben naar de wetenfchap (c). Doe elk onzer, naar zijnen roep , en ftaat behoorlijk yveren voor de Eere van uwen heiiigen Dienat, de waarheid van ons Geloof uit de aan U behaaglijke werken toonen (</); alle misbruiken en bijgeloovigheden; naar net voorfehrift uwer Kerk, beftendig tegen- gaan. ----- Gedoog daar bij opk met , dat
immer een onbezonne ijveren ons vervoere tot
het haaten, lasteren, en vervolgen onzer dwaa-> lende medemenfchen; maar in het tegendeel, ook ten opzichten der zulken, die, misleid door hunne vooroordeelen, ons fmaadheid aan- doen, ons altijd zoo te gedraagen, dat wij in waarheid als de Heilige Paulus (e) mogen zeg- gen: Wij worden gefchnk.en, tn wij zeegenen: wij worden vervolgd, en wij verdraagen: wij worden |
||||||||
(a) Jeremias 6, vs. io\
(a) lfaias 2 , vfj en Zech, 8, vs. a.
(6) Johan. 4, v>, 23.
(<) Rom. 10, vs. 2.
(<0 1 Kor. 4, vs. ia en 13.
(«) Jacobus a, vs. 18.
|
||||||||
( 86 )
*-' ..'.l"l;♦_.,-. , ... > i ■ , , . «
gehsterd en wij bidden, O! # wij bidden nit
ook hartelijk vopr alle dezen. Ai! gewaardig
U, o God en Vader aller menfchen! het geen
wij nu voor alien, die ons lasteren, voor ons
zelven, en wellrijzoncler ook over dezen Nieuw-
ling uwer'Kerk, welke, nuhier zoo plechtig tot
dezelve is overgegaan, in den naam van Jefus,
"uwen Zoon; verzocht hebben, genadelijk te
vergunnen, op dat wij, en hij met ons, onder
beffening van blijde, en U vereerende dankbaat-
h?ii fteSds aan dezen dag gedenken in tijd en
peuwighdai Amen!
-:.. ; . / . . .:. -. . :ri*:i i . '
* ' : ■ ■ ■■■ ■■■ ** '■■ ■ :■ ' . : ■■!■ \
|
||||
Bij P. vas Bourrn , Boekhandclaar op het Sehaapenplestt
te Amfierdam, zijn da volgende en "veel ffieer aridere' ■ Boeken, te hekomsn: |
||||||||||||||||||
IN FOLIO.Roomfche Bybel, Antwerpen1743. in jugtleere band
met flooten. / 14:.: ------dito in het oud. 9:-: dito in dito, 6:-:-
dito bij Verfduur],^ir.
1732. fr. b. r3: : P. C. Hazart, groote Gate-
chismus, 2 deelen. 7;-;. ----- Aile de Werken, ic
deelen. . 45 .-.r
Cefar Buronius, de Generale
Kerkelijlce Hid., 2 deelen met pi. Antw. / 8;-;- Rcmiijdus, de Genera/e Le-
gende der Heiligen,sdeel. met pi. Antw. / 7:-.*. ■
der H. Vadercn , Antvv- Batavia Sacra, of de ?JKerke-
Jijke Oudbeden der Neder landen, met pi. en pour- traitten, 6 deelen, ribbe banden. . f 26:.; |
iera. met een fraaye kopere
plaat m bet midden , atfc" ::eel fraai afgezet / 1 s j<s . D<to ohafgczet. uio:- I N OCTAVO,
CATECHISMQS , of de-
CHBISTELYKE LEERING, voor de Catbolijke feued,
verdeelt in 3 deelen en zes- ng Lesfen, door J. Cramer.- Pastoor in het Maagdenhm's te Amfierdam, f-■* KORT BEGRIP ^an del
cnristehjke Leeringe, voor de kleine Kinderen ,-afc 00k voor zulke bejaarde Catho- Juken, die de nodige fluk. ken van hun gelcof'na wil- len gaan, enz. f . :2i[» KURKBOEK, genaamt de
[waare Godsdienst, door den Eenv. Heer r. sc&outev, Romnh Pne/ier en Pastoo? |
|||||||||||||||||
J-*. ,*> An*■ L, ^ WM
|
||||||||||||||||||
vignet en het pourtrait van
den Auteur. Kost in fci leereband. . f jx.^U fn franfche band aTiS;; In rood of green turkx leerc balld ' /4 :5:- |
||||||||||||||||||
ope"' /7:
Graduate Romanum , laatffe
en veel verbeterde dfuk,
met 30 Misfen , m jugtl.
band met flooten ft a;t0: -
~------ met nieuwe Ele-
|
||||||||||||||||||
vatien. . Ai«.;».I»
|
||||||||||||||||||
Jugtleere band « MnJgW^k«^
&AM, extra fraai in roodeen HET HEH ir'Srden
Swarte letteren.gedr.op best GEN NAA? DEN 8^^" "^ Pap,er'in P'^o, ver.JsiAS,' SJJJgg1 h*«4 |
||||||||||||||||||
,-"v
|
||||||||||||||||||
jpredicatiSn, ojide vierZon-jvoudigen Christen } naar
dagen van den Advent, doonamieiding. dezer woo~den: denzelven Autheur,/ -: i6i-\.$gfus heefi gezsgti Ik dank |
||||||||||||||||
Uitbreiding wegens't HE!
LIG SACRAMENT DES AUTAAR5, en de HElLi- GE OFFERBANDE DER MISSE , volgens de 32 en 33fte Les der Mechelfche Ca. techismus, door denzelven Autheur. - /-: 11 - ANTWOORD ! op de
Vraagi Welke Bewijzen le- veren NATUUR en REDEN op voof het 8ESTAAN van God? in hoe verre kunnen ■tvij dit WEZEN kennen, en Ivelkei Zedenkundige gevol- gen kunnen daar uit afgeleid ivorden ? door den zelfden An- theur.aan wien de goudenEer- »enn. is toegewezen / :6:- ONS VERLOST EN ]UI-
CHENDVADERLAND, naar aanleiding dezer woor |
||||||||||||||||
t» Vadsr, Hter van hsmel en
aarde, dat gij deeze dingen verborgen hebt voor de1 Wij- zen en Verftandigen j en veropenbaard hebt aan de klei- ne. Matth Xts 15./ - 5:8 -----DE HEILIGEMAAND,
ten dienfte der Roomsch,
Katholijke ftederlanders, of het leven van den H. Wilk- brordus met zijne Medegezel- len, waar agter is bijgevoegd het Leven en Martelie der H. Martelaars van Gorcum, be- ne vens Morgen-j Avond.<i en Misgebeden, Litanien, enz. in f'r band ing, /.: 101» Eenige op best papier met plaaten. fr. band 1: 10 ;i MATTHEUS VoGELj
Roomsch Catholijke CATE-
CHISIVIUS, verklairende de |
||||||||||||||||
den; Dit is door den freer]vijf Hoofddeele van V. ?t
gefchied, en 't is wonderlijk'Pstrvs Canisios S. j. b&s |
||||||||||||||||
in onze oogen> Pfalm CXVII.
VS. 33. Voorgefteld op den eerften Zondag der BA- TAAFSCHE VRIJHEID, den 25 January 1795. door den zeit'den Auteur , ade druk. . f :6;- H. G. Eskes, GOi>-
VRUCHTIG HANDBOEK. JE, voor den Burger en Land man, op fchrijfpap. / : 4.1 En op gemeender pap- -: 3,: |
||||||||||||||||
kragtigende met Srhriftuur.
plaatfen de Roomsch Catho* ijke Leere, en wederleg. gende de Leere der Onca- tholijken, 2 deelen, in Oc* tavo ingen, / i: 16:- Kort onderwijs in het waar
gelooff doorP,D\*L / :6.- Vertroostingen in aile Lij-
den en Tegcnfpoed / %.. En allerhande Roomsch Ca-
tholijke Kerkboekenj, voof |
||||||||||||||||
- Leerrede over het Gelukide minfte prijs.
van eenen Vroomen en Een » Gemelde Boekhandelaar heeft doen Vervaardigen Extra
Fyne in het koper gegraveerde Landfchapjes aie by eemelde op percament en papier worden gedrukt en by het hondert 20 wel in het gekleurd als in 't zwart te bekomenzyn. |
||||||||||||||||