Ç
|
||||||||||
CORNELIS DE BRUINS
REIZEN
|
||||||||||
OVER
|
||||||||||
MOSKOVIE,
PERSIeTn INDIE:
Ferrykt met
Driehondert kunftplaten,
Vertoonende
Deberoemfte lantfchappen en fteden, ook de byzondere dragtcn, beeilen,
gewaiTen en planten, die daar gevonden worden: Voor al
DERZELVER OUDHEDEN,
En wel voornameatlyk heel uitvoerig, die van het
Heerlyke en van oudts degeheek werre/t door befaemde
HOF van PERSE PO L I S^
By den Perfianen TCHILMINAR genaemt.
Alles door den Auteur zelf met groote naeukeurigbeitna't leven afgetekent,
en nooit voor dezen in 't ligt gebragt. |
||||||||||
f Á Ì S'T E L "Tf" Á Ì,
C Rudolph en Gerard Wetstein, ) ByiJoANNEs Oosterwyk, ^Boekverkopers 1714. (Hendrik vaadeGAETE. )
|
||||||||||
i/T&Spe.f ·'...'(pcf-utte /test rtpM
|
artes /ititiai. í
|
|||||||
SA ^>x •.' .^ å—,-y
l^',^Ã'.í.'/^í /ß/ß- //Af Ë/·/".· ãßß('/// {///<? /tt á/si te///á //c?re//fi
f* J«itU. Uroullufi..».
|
||||||||
V.'i^r; £/w//?r SynsJ r'tnxtr·.
|
||||||||
AEN DEN
DOORLUCHTIGSTEN VORST
EN Ç E E R E
DEN
Ç E E R E
ANTON
L R 1 C Hf
|
|||||||||||
HARTOG VAN BRUNSWYK EN
LUNENBURG, &c. &c. &c |
|||||||||||
Ooorluchtigfie Vorfi 3 Genadigfie Heer Ë
|
|||||||||||
,E hooge wysheit Uwer Hoogvorftelyke
Doorluchtigheit en pryswaerdige kennis van alle ver- maerde overblyffelen der Oudheden is niet alleen door hare recht Vorftelyke en zeer voortrerfelyke fchriften |
|||||||||||
* 2 aen
|
|||||||||||
ÉÜB
|
|||||||||||
Ï Ñ DRA G T>
aen de geheele vverrelt bekent , maer inzonderheit my
door Hare byzondere genade en gunft gebleken , en by monde betekent: wanneer ik na het afleggen van beide myne reizen in myn vaderlant wedergekeert meer dan eens de onverwachte eere genoten heb van Haer genadigh bezoek f ontfangen , en my daer in te verheugen. Hier door befpeurt hebbende den on- gemeenen yver Uwer Hoogvorftelyke Doorluchtig- heitinhetnaeukeurig onderzoeken myner tekeningen en aenmerkingen op de reize genomcn,en de zucht tot eenige oirfpronkeiyke ftukken, die Zy waerdig geacht heeft geplaetft te worden in Haer alom beroemt kabineti heb ik my veritout deze bladen Haer op te dragen en toete wyden.En wat Vorft kon ik gevoegelyker toeei- genen de befchryvinge dezer tweede Reize, met zoo zware koften , moeite, en arbeit ten einde gebragt en in het licht gegeven , zynde, niemant te na geipnx ken , my geen Vorft bekent, die met gezonder en uitmuntender oordeel, de zaken van dezen aert op haren prys weet te fchatten , en te onderfcheiden > In- derdaet ik heb my laten voorftaen dat ik der goedt- keuringe,die Uw Hoogvorftelyke Doorluchtigheit over dit gering werk gedaen heeft , zou te kort doen, in- dien ik by anderen eenigh oordeel zocht over een boek 5 dat alleen van kenners wil op de proef geftelt worden. Wat my aengaet, ik twyffele geenfzins of Uw Hoogvorftelyke Doorluchtigheit zal alles wat ik uit de genadigfte gunft zyner Czaarfe Majefteit over Moskovie^een lant voor dezen zoo zeer niet bekent, heb onderzogt en aengetekent,niet alleen onderzoeken, om de naeuwe verbinteniiTe van het doorluchtig Huis Uwer Hoogvorftelyke Doorluchtigheit met dat van zyne Czaarfe Majefteit, maer ook in mynen arbeit
be-
|
||||
Ï Ñ D R Á G Ô.
behagen vinden. Met het zelve vertrouwen ftel ik
de Outheden vanPerfie, hier breedelyk verhandelt, en de overige aen nierkingen der Indien aen Haer doordringend oordeel, aen welks onpartydigheit en regtvaerdigheit ik reden heb van niet te twyffelen. My is derhalven niets overigh dan te bidden dat Uwe Hoogvorilelyke Doorluchtigheit dit werk onder Hare genadige befcherminge neme , het welk Haer met de uiterfte eerbiedigheit wort opgedragen van, |
||||||||||
Ooorluchtigfle Vorfi 3 Genadigfle Heer,
|
||||||||||
Uw Hoogvorftelyke Doorluchtigheits
|
||||||||||
Ootmoedigften en ondcrdanigften
dienaer |
||||||||||
CORNELIS DE BRUIN.
|
||||||||||
_______;___:___:____
|
||||||||||
AEN DEN LEZER.
\Y Ν meening is niet u met> een lange voorreden op te hoü-
|den tot aenpryzinge van dit boek , dat zyne waerde niet van bui- tten, maer van binnen ontfangen moet, als hebbende u voor oogen Ite ftellen zaken, die van my onderzocht en ondervonden geen , grooter aenbeveling kunnen erlangen, dan met zich zelve naekte- ------J lyk te vertoonen. Want van geene andere maek ik hier gewagh,
my niet hebbende laten gelegen leggen aen het geen anderen gezien, of ongezien,
uit een ongegrondt verhael der Reisbefchryveren hebben te boek geflagen. Onder welke fchoon gevonden worden mannen , die te achten zyn om hunne waerdig- lieic, of geleertheit , of naeukeurigheit in het doorgronden veeier zaken , hun in het reizen ontmoet, zal men echter bevinden datze of uit onagtfaemheit veele dingen voorbygegaen , of door quaedt begrip verkeerdelyk aengetekent hebben, of door gebrek van bequame gelegcnheit onbequaem zyn geweeft tot navorichen' van alles. Want wat Ruslant aengaet, fchoon Sigismundus , Vryheer van Herterftein
Adam Olearius , de Graef van Carlisle , Gezant van Karel den II. Koning van Engelant aen den Czaer van Moskovie , Allifon in zyne Reize nacr Ruslant, en anderen eenige gedenkwaerdige dingen aen de werrelt hebben medegedeelt, echter is'er niets grondigs van hun verheelt , omdat voorheen noit aen eenigh vremde- ling geoorloft is geweeft de minfte fchets van ileden of geweften onder dat ge- biet behoorende te maken. Waerom wy van geluk te fpreken hebben , die de eerile geweeft zyn , aen wie zyn Czaerfchc Majefteit toegeftaen heeft alles af te tekenen wat in zyn Ryk gevonden wert. Van welke gunft wy ons in der daec niet fpaerzaem bedient hebben, het geen u blyken zal uit de af beeldingen van een groot getal der merkwaerdigfte ileden , gezichten van lantftreken , gebouwen, kleedingen , en meer andere dingen. Hier by komt nogh de befchryving der ze- den van dien lantaert , en meenigvuldige veranderingen onder het gebiet van dezen tegenwoordigen Monarch voorgevallen , en andere byzonderheden , die niet hebben kunnen komen tot kenniilê der voorgaende Schryveren. En niet anders is het gelegen met Perfie , en het van outs befaemde Hof van
Perfepolis , waer van wel veclen zich onderwonden hebben te ichryven ; maer de meeite van hun hebben de doorluchtige overblyffels , die daer re vinden zyn, of niet, of half, of in het voorbygaen maer en ter loops gezien en aengetekent, en daer uit gefmeedt een verhael , dat meer zweemt naer eenige verdichte hiftorie of Roman , dan naer eene waeragtige ontdekking van zaken , aen het weten van welke zelfs den allergeleerdfte vernuften veel gelegen was. Waer door zy oir- zaek zyn geweeft van vele dwalingen en verkeerde verbeeldingen , door de leze- ren opgevat. Pietro della Valle en Don Garzias de Silva Figueroa , Gezant des Konings van Spanje aen Schah Abbaes den I , Koning van Perfie , zyn wel de voornaemfte der genen , die iets met waerheit hebben kunnen melden van deze aenmerkelyke gedenktekenen der outheit. Als men evenwel de Reisbefchryvinge des eerften , en de gedenkfehriften van het gezanrichap des laetften inziet, zal men licht befpeuren, dat zy op deze plaetfen zich weinigh hebbende opgehouden dus geenen tydt gehadt hebben om alle de ftukken van het dus genoemde Chil- menar grondelyk te onderzoeken. Hier uit is het gebeurt, dat ze als in de vlucht gefchoten hebben.cn dus in hunne verbeeldingen geweldig verbyftert zyn ge- weeft. Niettemin had de geleerde Heer Haak Vofllus voor dezen voorgenomen uit de Vcrhaelboeken van Don Garzias de Silva eenigh onderzoek over Perfepolis uit de oude Schryvcren te doen , en dat met het tegenwoordige Chilmenar over- een te brengen ; van welk voornemen hy gewagh maekt in zyne aenmerkingen over Pomponius Mela. Maer de doot hem overvallende is naer allen fchyn oir- zaek geweeft van het niet volbrengen zyner beloften. Over het beftaen der voor- noemde Schryveren zullen wy ons niet verder uit laten , nochte de waerde of onwaerde huns arbeits in de weeglchael leggen , opdat wy niet fchynen met eens anders werk te verkleenen het onze te willen verhcitèn , of eenigh meerder aenzien of luifter daer aen te geven ; hier in geruft zynde dat by de ftukken bly- ken |
||||
AEN DEN LEZER.
ken zal hoe verre zy het wit, dat zy beoogden , hebben misgefchoten , en hoc
veel nader wy het rechte oogmerk bereikt hebben. Het zy genocgh dat wy tot hunne verichoninge zeggen , dat de behoorlyke rydt, die hier toe vereifch werr, van hun niet aengewend is , het zy hunne onagtiaemheit, of onbequame gele- genheit voorrgebragt hebben de ydele verbeeldingen , waer door zy zich zelfs en de werrelt misleit hebben. Ons inzicht is heel anders geweeit. Want gelyk het onderzoeken dezer out-
heden het voornaemile oogmerk dezer tweede reize geweeft is : zoo hebben wy ons der moejelykheden , en gevaren , die daer aen vait waren , met een door- iraende gedult getrooft , nochte ons ontzien cenigen arbeit , moeite , en tydt, om tot onzen wenich te geraken , en allen lezeren, geleerden en ongelcerden vol- doening te geven zoo veel in onze magt is geweeit, , met een onveranderlyk en onverzetbaer befluit van noit af te wyken van het richtfnoer der waerheit , zon- der welke alle arbeit ydel en vruchteloos is. Van de zware koiten aen het toe- reeden dezes werx gehangen wil ik niet reppen , dewyl uit het beichouwen der naeukeurige konftplaten , die daer in voorkomen , niet bezwaerlyk te begrypen is , dat van ons hier toe groot geit geibilt is. Want geen licht hebbende ge- ichept uit de plaetièn der oude Schryveren , die van Periepolis en zyne overblyf- felen gewagen , hebben wy deze aftekeningen alleen op het geleide van een om- zichtigh en naeukeurigh oogh in dien ftaet gebragt, dat wy u de volkomenfte verzekering kunnen geven van hare geheelc overeenkomft met de flukken , naer welke zy afgebeelt zyn. Evenwel hebben wy ons zclven zoo verre niet gevleit, dat wy geloofden niet
eenige misilagen te hebben kunnen begaen. Dat zy verre. In tegendeel hebben wy tot onze geruftheit: dezen arbeit vertoont aen mannen ervaren in de outhcden, en hun gevoelen daer over verzocht. En wy hebben het geluk gehadt van te ver- ilaen hun algemeen genoegen over het beichouwen der aentckeningen en afbeel- dingen van zaken , die voor het grootfte gedeelte meer dan tweeduizent jaren langh verduiftert , zich nu bloot ftellen voor het oogh van alle wcergierigen. De- ze zelve vrienden , welker zedigheit my verbiet hunne namen te melden , heb- ben ook op onze bede alle deze printen vergeleken met de oude Schryveren, mee welke zy daegelyx omgaen , Herodoot, Xenofon , Diodorus Siculus , Strabo, en andere , en daer uit bevonden dat ons ontwerp geheel overeenkomt met de belchryvinge van het aloude paleis van Perfepolis , die in hunne aentekeningen te vinden is. Ja dat meer is , verwondert en vernoegt zynde over her geen zy met hunne oogen zagen , hebben zy , om dezen arbeit te verryken en op te he- melen , niet alleen hunne gedagten over de verbeeldingen , gelcgenheit, en om- trek dezer outhcden op het papier geftelt, macr ook daer bygevoegt eene wyt- loopige belchryvinge der Koningen , nevens die van den Godtsdienft en zeden der oude Perfianen , voor zoo veel die betrekkelyk was tot de befchryvinge van Periepolis ; opdat daer uit eenigermaten de overeenkomft onzer aentekeningen met de gedenkfehriften der ouden mogt begrepen worden, Dogh omdat in het uitgeven van boeken niet wel te ontgaen is de afgunil en
bedilzucht veeier menichen , gewoon dingen te beriipen , die ze zelfs niet we- ten uit te voeren , hebben wy , als zulk tcgenftreven wel voorziende , de oir- ipronkelyke rotlèn zelfs met hunne beelden en karakteren voor een gedeelte uit- gehouwen en met ons gevoert. Zoodat het venfterftuk in deze verbeeldingen op het getal van 137 aengewezen nu nogh te Wolffènbuttel te vinden is in het Kabi- net zyner Hoogvorftelyke Doorluchtigheit, den Heere Anton Ulrich , Hartogh van Brunswyk en Lunenburgh : gelyk het geheele beelt, dat vertoont wort door het getal van 141 , bewaert wort by den Edelen Grootagtbarcn Heere Nikolaes Witien , Burgermeefter en Raedt der magtige Koopftadt Amfterdam ; zynde het overige by my zelf te befchouwen. Tot meerder voldoening van uwe nieusgierigheit hebben wy ook in dit werk ge-
vlyt eene Lyft van alle de Koningen van Perfie , die dat lant geregeert hebben ièdert de verwoefting van Perfepolis tot dezen tegenwoordigen tydt toe , naer den toeitant hunner geflachten , en orde van vervolging in de regeeringe j waer aen wy niet twyfFelen of gy zult floffè tot vergenoeging vinden. In |
||||
AEN DEN LEZER.
In het befchryven der zaken van Indie 2yn wy met voordagt ipaerzaem ge-
weeft , omdat ze beter bekent, en van anderen in 't breede befchreven zyn. Het geen wy evenwel daer zynde zelfs hebben gezien en aengemerkt, is met de zelve naeukeurigheit , die wy in het doorkruiiïèn van andere geweften gebruikt hebben, aengetekent en afgebèelt. Dit zoo zynde , als het in der daet is , zyn wy echter zoo zeer niet geraekt
van liefde tot ons eigen werk , dat wy ons vaft zouden laten voorftaen voldoe- ning aen alle de werrelt te geven. Geenszins. Het is ons alleen genoegh de goedtkeuringe gewonnen te hebben van voorname verftanden , en , gelyk het oude zeggen is, Trinctfiibus placuljfe viris.
Vint evenwel iemant eenige gebrekkelykheit hier en daer, die van ons niet magh
befpeurt zyn , wy zullen ons verheugen , als wy zien dat die van anderen ver- betert wort. |
|||||
C O R-
|
|||||
*
|
|||||||||||||||||||||||||||||
Pag, é
|
|||||||||||||||||||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
R E É Æ Å Í
|
|||||||||||||||||||||||||||||
Door
|
|||||||||||||||||||||||||||||
MOSKOVIE , en PERSIE naar INDIE, de
MALABAERSE KUST, het Eilant
CEILON, BATAVIE,
 Á Í Ô E Ì enz
|
|||||||||||||||||||||||||||||
Het Eerste Hoof ô stuk.
Neiging des Scbryvers tot een tweede Reize. Vertrek uit 's Gra«
venhage. Komfl tot Archangeh |
|||||||||||||||||||||||||||||
uitkomfr, van myn cei ile omzwerven, zag
licht hierover heen, en deed my de geva- ren, hoe groot ze ookmogten zyn, kleen achten, en hope fcheppen van een geluk- kig einde. Hier by quam dat ik, nu tot ry- per jaren gekomen , begreep wat ik in jonger tydt beter had kunnen aenleggcn en aanmerken : gelyk ook myne onder- vinding daar na , en het verkeeren met luiden van letteren, en minnaers van zelt- zame zinlykhcden , my gedachten deed fcheppen van dingen te kunnen aen den dagh brengen , die grooter opmerking waerdigh waren. Want door den zelven trek aengezer, begaf ik my niet alleen tot het bezichtigen veeier Kabinetten , macr leerde ook door myne eige drift en on- derrechting van de bezitters der zelve, vecle fraeye dingen , alom geacht, zoda- nig opzetten , dat men ze konde voor bcdervinge bewaren, of in krachtig nat, gcmeenlyk Spiritus genocmt , ingelegt medevoeren,of overzenden. Dus trachtte ik te geraken aen veel gevogelte, beeiren , en vifl"chen,en die op dezelve wyzc te be- handelen en te bewaren. Dezelve lulHlrek- tczich uittotveelerhandezecgoet,ook bloe- men, planten, kruiden, en vruchten met hunne bladeren, nacr het leven met koleu- ren op doek, of met waterverw op papier te brengen. Dit alles echter was maer fic- raet en by werk .· zynde myn voornaemfte oogwit de overblyffelen der Outheden, door my te befchouwen, te onderzoeken, en de behoorlyke aenmerkingen daer over temaken: en ondertufichen myn gezicht en aendacht te laten gaen over de voor- nacmite dragtcn en kleedingen, zeden, Ë Godi» |
|||||||||||||||||||||||||||||
Inlei
ding.
|
Ê hebbe in den aenvang
myns werx allereerft te |
||||||||||||||||||||||||||||
denken op fchuldige
dankzegginge aen de Goddelyke goetheit, op wiens geleide ik deze tweede reis gelukkig be- gonnen, en ten einde gebracht heb. Waer aen ik dagelyx met geen minder vermaek dan aen mynen eerften togt gedenke: waer van ik de befchryvinge mynen lant- genoten heb medegedcek, gelyk die ook daer na in de Franfche tael het licht ge- zien heeft , met zoo veel genoegen van allerhande foort van menfchcn , dat het fpoedig vertieren der Afdruxcls my weder eenen trek heeft ingegeven, om ook deze Reize te boek te flaen, en den lezer geen minder vermaek en nuttigheit by te zet- ten , dan hy in de cerfte genoten heeft. Na dat ik dan mynen togt van negen-
tien jaren geheel nacr mynen wenfeh had afgclegt, was ik , in myn Vaderlant \ve- dergekeert, zoo weinigh magtig my te ontilaen van den grooten luft tot het be- zien van vremde Landen , Volkeren, en Zeden, dat ik wel haeit een beiluit nam van my tequyten van myne belofte, in de üe voorrede van myn ecriie Werk aen den
|
|||||||||||||||||||||||||||||
1
|
|||||||||||||||||||||||||||||
Schryver _
neemt |
Lezer gedaen, en eene nieuwe reize over
Moskovie nacr Pcrfie en Indie aen te van- |
||||||||||||||||||||||||||||
voor een
tweede gen. Een voornemen van zulk een gc-
reize aan wicht kon niet anders dan mishagen aen myne voornaamfte vrienden , die bekom-: |
|||||||||||||||||||||||||||||
gen
|
|||||||||||||||||||||||||||||
mert over den uitilag my voor oogen
ftelden alle de ongemakken en gevaren,! die op zulke togt.cn onvermydelyk zyn. Myn yvcr echter, gefterkt door de goede j |
|||||||||||||||||||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
|||||||||||||||
onder eenige Groenlandsvaerders, die ons
verflag van hunne reize en vangit deden : gelyk wy de volgende dagen nogh andere eerit in 't gezicht, en daer na by ons kre- gen. Den agtften liep de wint weitelyk, waer op by fchoon weder alle zeilen wer- den bygezet. Dogh de wint Z. Z. Ooft draejende , zeilden wy N. Ooft aen , en kregen met het vallen van den avont de uiterfte eilanden van Noorwegen in 't oog, zoo nogtans dat de betrokke lucht en regen ons belette het lant te beièhou- wen. Den negenden bevonden wy ons te zyn op 61 graden hoogte, blyvende de lucht betrokken, en by wylen met regen doormengt, gelyk de volgende dagen. In deze zee dus omzwervende werden wy eenige zeer groote Viilchen gewaar , ge- meenlyk Hillen genoemt, zynde fcherp van kop, enfpits van bek. Naderhant zagen wy ook verfcheide andere, genoemt Pots- koppen om hunne dikke koppen, om ons fchip zwemmen. Deze dieren zyn wel ticnmael grooter dan de Bruinviilèn , en wel zoo langh als een floep , en veel dik- ker nogh naer gelang der lengte. Men vintze alleen hier om de Noort. Met ge- durige verandering van wint en weder, dan met vlakke , dan met holle zee, lichtte de 16 dagh der maent metftike en heldre lucht zoodanigh op , dat wy on- trent zeven uren des morgens, het lant in 't gezicht kregen: te weten, de buitenfte |
|||||||||||||||
Godsdienft, ilaetkunde , regering, aert,
en eigenfchap der volkeren , ook de ma- nieren en gebruik ontrent de geboorte , trouw, en begravinge der menfchen , in die vremde geweilen woonende , en lan- den en fteden met zulk eene naeukeurig- heit te doorreizen, dat ik, als voorheen, eene befchryvinge daer van, met de waer- heit geheel en al overeenkomende, konde maken , en , als het fpreekvvoort zegt, door myne eige oogen zien. Ik vertrok dan wel gemoet wederom
uit 's Gravenhage, myne geboorteplaets, in den jare 1701. op den 28. van July des avonts naer Amlterdam. In welke itadt vertoeft hebbende tot den 3oftc" der zelve maent, vertrok ik met de gemeenc kaeg naer Texel, daer ik den laetiten der maent ten vier uren na den middagh aen- quam. Hier vernam ik dat het Oorlog- fchip , genaemt Oudenaerden , waar op Kapitein Roemer Vlack bevel voerde, om de Moskovifche fchcpen te geleiden , dien zelven morgen ten negen uren was in zee geloopen, nevens vyr of zes Koop- vaerdyfehepen , gereedt naer Archangel te zeilen. Het vaertuigh, wacr mede ik gezint was over te fteken , nogh niet in Texel zynde, was ik genootzaekt te ver- toeven tot den eeriten van Auguftus : op welken dagh ik my eindelyk des morgens ten tien uren aen boort begaf. Ik bevont dit fchip te zyn een fchoone Fluit, ge- naemt St. Jan Baptiita , gewapent met agt nukken kanon,en bemant met agticn perfonen , hebbende tot Schipper Gerrit Buis van Sardam. Wy laveerden met een W.Z. W. wint ten Weiten naar Texel, na- dien ik met de kaeg weder te rug gezeiit was,om my aen boort te doen zetten,ra- kende kort voor den middag daer ten anker. Van daer zeilden wy den 2den der maent des morgens ten negen uren,cngeraekten een uur na den middagh in zee. Toen verliet ons de Loots, dien ik met eenige brieven belaedde om myne vrienden ken- niflè te geven, hoe verre ik met de reis gevordert was. Hier op zetten wy den koers N. W. ten Noorden aen tot den avont, wanneer wy N.N. Weit aengin- gen : vertoonende zich voor onze oogen ontrent tien fchepen , waer van eenige naer Hollant, andere naer het Ooften wil- den. Des middernachts kregen wy ftil- te, die bleef duren tot den morgen , den derden der maant ; tot dat by den middagh een luchtje uit den W. Z. Weften begon te waejen. Den vierden met het begin der Dagwacht leiden wy het met een ityve koelte N. ten Weiten aen , met buijig weder , en kregen weder eenige fchepen in 't gezicht , die het op verfcheide oor- den gemunt hadden, Den vyfden was de wint N. N. ten Weften , wanneer wy verfcheide fchcpen ontmoetten , en daer |
|||||||||||||||
Ver-
trek uit 's Gra- venbage, |
|||||||||||||||
klippen of gebergten der Noordkuft ,
'aengetekent in de kaert Locffoert. Ditgebergte is tamelyk hoog , maer in ver |
Gc-
ergtc
der Noord- |
||||||||||||||
fcheide deelen afgezondert en gefcheiden, Qï
gelyk de print N°. 1. aenwyft. Wat ver- der voortgevaren , tekende ik ook het overige eilant met den anderen uiteriten hoek , by welken zich nogh eenige klee- ne klipjes vertoonden, mede gerekent als vaft aan het zelve eilant, gelegen naar jgiffing ζ of 3 uren van ons af: als te zien is in N°. 2. Wy zeilden met andere fche- j pen, by geval ontmoet, in itilte voort, by wylen weder ziende een foort van Viilchen , die wel zoo langh waren als een half fchip , ook dik naer de lengte, en overzwacr van kop : onder welke aen eenige te zien is zekere verbeelding van trappen, zoo wy onderricht werden van menfchen , die hen doot gezien hadden. In d'Ooitzce vertoonden zich ook zekere V/ogels, onze Eenden of Duikers niet on- gelyk , dogh kleencr en fpitfer van bek, boven op het lyf zwart, en onder wit van koleur. Dezen nacht, en den vol- genden dagh , den 17 der maent , was het zeer miftigh en regenachtig weder , wanneer ten 8 uren ons een fc-hip op zy quam, den 30July van Hamburg afgeva- ren , en gefchikt naer Archangel. Het weder bleef even miitigh en benydde ons het gezicht des lants. "Ten lefte' helderde het
|
|||||||||||||||
REIZEN.
het op , en bracht het lant ons onder lant nogh konde hebben. Maer den dagh
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
daer aen klaerde het weder op, zoodat wy
toen lant zagen. Even benoorden de Lambasku geraekt hadden wy fchoon we- der , en eenen goeden ,Z. Z. Weiten wint: waer over wy met reden verheugt waren, nadien wy met miib'gh weder niet zouden hebben durven zeilen , om het gevaer, dat we liepen van het lant niet te kunnen myden. Dus hadden wy de zee moeten houden. Dit lant, hier ter rechter zyde Kuft leggende, was de Lapfe kuil, ftaendevan LaP" onder het gebiet van den Czaer van Mos- " kovie, gcmeenlyk genoemt de vaite kuil van Lapïant. Deze Itreek beitact in een ni'et al te hoogh gebergte, dat langs de zee heen, overal byna van gelyke hoogte is , meelt rosagtigh' in 't acnzien en onvrucht- baer. De iheeu vertoont zich in 't ge- bergte op veleplaetfen,enzetzichinhoien te zaaien, daer ze zonder te iinelren blyft leggen. Toen kregen wy groote itilre, zoodat wy wcinigh vorderende het anker den zp lieten vallen, om niet agter uit te dry ven: dat we evenwel na weinig tydts weder ophadden om het opkomen van een kleene koelte uit den Ooiten , welke toenemende wy nader by het lant heen zeilden Z. ten Ooiten acn. Wy hadden toen meer dan een ichip in 't gezicht, en geraekten eindelyk den 30 der maent in de witte zee , zoo genoemt, om dat het water witter is dan de Oeeaen, diegroen- achtigh, en dicht aen Ruilant bruinach- tigh is, door den loop van vericheide ri- vieren, die daer in vlocjen. Het verhe- |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
d'oogcn. In ftilte voortgevaren bereikten
wy de hoogte van 7cgraden, 36min., en bevonden ons te zyn by het lant van Lop- pe , en een hoog en fteenachtig ge- bergte O. ten Zuiden van ons. Onder 't zelve lagh een Frans fchip, waer van de Ichipper met zyn Hoep aenons boort quam. Hy verftont niet dan Franfch , en geen van ons volk buiten my een woort daer van : zoodat ik hun te dienen had voor tolk, wilden wy met den Francois in ge- lprek komen. Hy was , zeide hy , vyf maenden te voren vertrokken van Bajocne naer Groenlant, en van daer wederge- keert , bragt ij viflehen met zich , waer van hy'er eenen 4 of f uren van hier had bekomen , hopende ontrent deze kuit |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nogh
|
op te doen , wes hy ons
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
eenige
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vraegde,
|
of wy'cr geene vernomen had-
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
den. Hy wert van onzen Schipper belcef-
delyk ontfangen , en acn het praten ge- raekt, verhaeldc , dat een der Vifichen, nu gevangen, in places van baerden tan- den had , die vyf duimen langh waren , en uitgemaekt had 32 vaten fpek , en j\ vaten zout: welk zout achter op zynen nek zat. Hy voegde daer by dat zulks meermalen bevonden was, en dit zout te Bajocne gcrafineert, en dan naer onze en andere landen verzonden wert. Het was, zeide hy, voor de vrouwen een bequaem middel om hetaengezichtte vvailchen,dat 'er zulks van ophelderde , als ofze een |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wem·
• Wal- |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
viic!'
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zout
der VVal- vi/Ichcn. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nieuwe jcugt kregen. Het vviert ook als
ecu geneesmiddel gebruikt, en was, vcr-
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hacldehy, invoorige tyden zoo gemeen'vene hier voorbygezeilt zynde
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kregen
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
of bekent niet; waerom'er toen veel geit
mede gewonnen was. Wyders roemde hy dat zyne lantsluiden de eerite waren ge- wcelt, die den togt op Groenlant onder- nomen hadden. Wy zagen nogh 7 Sche- pen hier ontrent, en wendden het met den avont zeewaert in. Telkens verander- de het weder, en hielt ons zoogaendetot den 2.0. der maent; wanneer wy des mor- |
wy veel vlakker lant beneven ons, ten
deele met kreupelbofch bezet, gerekent ontrent op een goed uurafiiants. Ten agt uren bevonden wy ons benevens het Kruit- Κ ruif- feneilant, dat zeer iteenagtigh is, leggen-^enc!,anr· de ter rechte zyde dicht by de valte kuit, bezet met vericheide kruiflèn , die men verder opkomende al meer en meer in 't gezicht krygt. Dus voortvarende ver- |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het Ei
lant Lop in-
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gens ten agt uren het Eilant Loppe Z.
Ooit naer giftmg 6 of 7 uren van ons had- den leggen ; zonder dat wy het echter door de'betrokke lucht konden bekennen; blyvendc het weder, hoewel het zomwy- len eenige hope van opheldering gaf, gc- durigh donker en miitigh: zoodat wyook op den 24 der maant , op den morgen, zoo verre niet van ons konden zien , als het fchip lang was. Op den z$ vonden wy de hoogte van 72 graden,23 min. , kre- gen met acn avont ftilte , en des nachts weder een ltcrkcn mift. Gedurende wel- |
lieten wy deze kuft, en kregen dus Rus-
lant valt in 't gezicht, zynde onze koers genomen Z. W. ten Zuiden : waer door wy den graeuwen hoek, verre van 't lant uitftekende, ten Ooften van ons kregen. Ontrent den avont zagen wy 17 fchcpen onder het lant ten anker leggen , en daer op acnzcilende raekten wy een uur voor middernacht by haer, nevens twee Engcl- fchc fchepen, leggende op drie vadem water voor de rivier van Archangel: zyn- de naer de gemeene rekening tien uren van de Stadt. Des morgens den 31 der |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ruilant.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ke duiilernis een groote Valk op ons fchip j maent bevonden wy ons met 2.1 fchcpen
quam vliegen, die door eenen van by een te zyn, waer onder 11 Hollantfche, 'tfcheepsvolk met de hant gegrepen,ech- 8 Engeliche, en 2 van Hamburgh. Hier ter niet aen het eeten te krygenwas. De verftonden wy dat de fchepen twee dagen mift en regen bleef al duren: zoodat men ivoor ons uit Texel gezeilt, hier ter plact- den 27 geene de minltc kenniflc van hetjfe mede waren komen ankeren. Het was Α 4 zeer
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ken
Valk ge- vangen. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
CORNELiS de BRUINS
|
|||||||||
4
|
|||||||||
zeer fchoon weder: zoodat wy de lootfen
verwachtten om aenftonts binnen gebragt te worden. Maer vergeefs: waarom een der Hamburgers befloot zonder loots bin- nen te zeilen : dat hem qualyk bequam, vermits hy aanitonts aen den gront ftiet, en daer op bleef zitten, aen de flinker zy- de der rivier. Het was geen wonder, de- wyl de Ruflen , zoo als wy hier veriton- den , alle bakens hadden weebgenomen tegen den overlait der Zweden, die voor eenige weken met eenige fchepen hier voor de rivier geweeft waren, en grooten fchrik veroirzaekt hadden. De Engel- fchen over dit marren ook ongeduldigh wordende, beitonden in den morgenftont ook den togt naer binnen met zes fchepen te wagen, waer van het eene , en , naer wy konden bemerken , ook het tweede vaft aan den grond raekten; dat de overi- ge deed te rug keeren. Maer na den middagh zeilden alle de Engelfche fche- pen , nu van Lootzen verzien , naer de rivier, gevolgt van een onzer kleenite fchepen , dat het zonder loots waegde , en echter gelukkigh over de ondiepten ra- kende , binnen weinig tyds onder het Hooilant ten anker quam: daer hetfehoo- ne weder , dat nogh duurde , ook veel toe deed. Het lant vertoont zich hier aen wederzyden, {trekkende zich uit met een bogt innewaert naer de rivier , gelyk het van 't fchip getekent zynde, zich vertoont op No. 3 alom met laeg geboomte bezet. Den æ der volgende maant bequamen wy alle , uitgezeit een Engelfch fchip , loot- zen , waer mede wy ten elf uren met eenen Zuidelykcn wint onder zeil raek- ten , leggende Ooftwaert aen. Wy. voeren verfcheide ftreken door , daer wy niet boven if of 16 voeten wa- ters peilden, en quamen ontrent 3 uren alle ten anker benevens het Hooilant, ge- legen ontrent 6 uren van Archangel, daer wy het hooi nogh met ftapels op een za- gen leggen. Hier quamen ook de Engel- fche en andere fchepen ten anker , dewyl het gcenc der zelve vryllont naer dcStadt te zeilen : moetende de fchippers zich yder in perfoon , derwaerts vervoegen. Dit deed my beiluiten , my mede te voe- gen by den afvarenden hoop , en in de floep te treden. Het was ontrent f uren, toen wy van boort roeiden , met voorne- men om den kortllen wegh tuilen de Ei- landen door te kiezen. Maer wy werden het fpoor wel haelt by lier, dooiende zoo- danigh, dat wy acn eene goede uitkomil begonnen te wanhopen. In deze veiie- genheit eenen Rus met zyn fchuitje vin- dende , befloten wy hem als wegwyzer aen te nemen, mits het vallen van den nagt , die valt met grootc duifternis op handen fchoot. Want wy hadden nu , zoo ik geloove, het kompas wel driemael |
|||||||||
rond gezworven, niet tegenflaende dat wy
vier fchippers in de fchuit hadden. Ein- dclyk het vier van 't Eilant in 't oogh krygende troffen wy een Rus vaertuig,by geval daer ten anker leggende, aen. Het was reeds middernacht , en de regen overviel ons : zoodat wy goet vonden in het vaertuig te treden, en in het zelve den dagh af te wachten , dewyl'er toch geen kans was om aen lant te geraken , van wegen de grootc duifternis en ondiepten. Anderzins ware onze mecning geweeft aen lant te gaen , en een goet vier in 'tbofch aen te fteken. De dageraet aen- gekomen zynde roeiden wy weder voort, en bragten het ten zes uren tot Nove Nove Dwinko, gelegen drie uren van de Stadt.Dwinko· Verder op te roejen llont ons niet vry , eer wy daer toe verlof verkregen hadden van den Bevelhebber, die in de plaets ge- bood. Zy beftaet in weinig huizen,hoe- wel men daer nu bezigh is met opwerpen ecner fchanfe tegen alle vyandclyke aen- vallen. Waer toe ook dient hetvervaer- digen van drie Branders, nevens een zwa- re grootc keten , hebbende de dikte van eenen arm , die dienen zal om den toe- gang, die 90 vademen brect is, af te flui- ten. Tot welk wapenen en weeren de Zweeden fcdert hunnen acnval gelegen- heit gegeven hebben. Terwyl ik te wach- ten had naer het gezeide verlof, hadt ik tydt om het gezicht dezer plaetfe af te tekenen , gelyk hier nevens te zien is, en te befpeuren, dat alle de huizen wat van de rivier afleggen. De Bevelhebber quam eindelyk te voorichyn, belchonk ons met een fchaeltje brandcwyns , en gaf ons het begeerde verlof. Dus weder voortroejen- de quamen wy den }den der maent, 3 uren voor den middagh, t'Archangcl. Aen Komft lant getreden nam ik myn verblyf ten^'Arcl»n- huizc van eenen Nederlander , genaemtge* Adolf Bouwhuizen , en verilont uit hem dat de Zweeden daer onlangs waren ge- weeft met drie Oorlogfchepen,een Fluit, twee Galjooten,en een Snaeii, met voor- nemen om het dorp Moetjcga , tien uren van hier gelegen , te verwoeftcn. En het ware gelukt, zoo niet zeker Rus, ge- naemt Koerepticn, dien zy voor Stierman gebruikten, wn zulx ontraden had, by- brengende, t at, indienze het beitonden, hun aenllagh op Archangel zou verydelt worden. Zy luifterden naer dezen raedt, en van gedachten verandert quamen nu , als vrienden , met Engeliche vlaggen ten anker voor de rivier , die zy, na het in- nemen van nogh eenen anderen Rus, die hun voor tolk zou dienen, met twee Gal- jooten, en een Snaeu opzeilden , en den 1 f van Juny 1701. na den middagh on- trent 7 uren onder Nove Dwinko qua- men. Maer niet kleen was hun verbaeit- heit, alsze zich aanltonts voelden begroe- ten |
|||||||||
REIZEN.
|
||||||||||||
ÊÏ˸ BWQÏKO
|
||||||||||||
ten met kanon,datze daer niet gemcent had-
den te zullen vinden. Waerom zy gedwon- gen waren het eene Galjoot en de Snaeu te j verlaten, en met de Sloepen de vlucht te ne- men naer het ander Galjoot, dat eerd aen den gront vad gezeten hebbende nu weder vlot geraekt was. Hier mede begaven zy zich naer hunne fchepen,die voor de rivier lagen, zynde het reeds middernagt, toenze van Nove Dwinko vertrokken , niacr by dezen tydtdes jaers zoo licht, of het helder daghwaregeweed. Toen koelden zy hun- nen moedt aen den Viertoom: dien zy ne- vens twee dorpen in brant daken: waer van het eene genoemt wort Koeja, zeven uren vande Stadt,en aen dezelve zydegelegen : het ander /,e//*«y?,leggendeaen d'andere zy- de der witte zee. Eenige dagen daer ontrent gekruid hebbende vertrokken zy eindelyk. Waer over de Ruilen verheugt zich ver- grepen aen den wyn , waer van zy eenen goeden voorraedt vonden, en door onvoor- zichtig fchicten van vreugde over hunne verwinning , den brant joegen in een ton met bufpoedcr,dat het ichip voor een ge- deelte deed opfpringen : zoodat'er vier Ruilen gedoot, en twintig gequetft wer- den. De Zweden, voor zoo veel men heeft kunnen te weten komen, verloren'er maer een eenigh man, die doot gefchoten van 't Schip in de rivier, en dus in handen der Ruilen viel. Op den vierden der maentquamen ver-
fcheide van onze Schepen voor de Stadt ten anker, en het laetllcop den zeden daer aen: nadat voor af onderzocht was, ofze eenige verbode waren in hadden. Het Engelfch Schip, daer we van geiproken hebben, dat |
||||||||||||
geenen Loots in hebbende voor de rivier
bleef leggen, en nu mede binnen wilde zei- len, raekte vad aen den gront, daer het bleef zitten. Den volgenden dagh dak de wint zwaer zoo heftig op, dat'er gecne vaertuigen kon- onweder, den bykotnen , om het goedt daer uit te lichten. Dit weder duurde met zulk eene hevigheit} dat het fchip op den 6 der maent, na den middagh fchielyk quam te barden , zoodat'er binnen een half uur tydtsmeer dan zeven voet waters in rtont, en het. volk genoegh te doen had, om hun lyf en goedt met eenig touwerk en andere kleenigheden door middel van een vaertuig dat'er by quam, te bergen : bly- vende evenwel alle de Koopmanschap, die meed in tabak bedont,dacrin. Dit Schip was zoo fchoon , als hier oit was gezien, 300 laden groot, en bequacm tot voeren van 40 ftukken kanon, fchoon het'er nu maer 18 op had, en bemant was met 30 perfoncn. Door dit ongeval raekte het in korten tyt zodanig onder water, dat'er de zee over heen fpoeldc. Het was ge- naemt de Rcfulmwn, en gevoert by Kapi- tein Brains. Deze ramp trof dit kodelyk ichip : en geen minder ongeluk zou het Hamburger gehadt hebben, dat den laet- den van Augudus op den gront zeilde , zoo het niet door het aenhouden van het goedt weder, waer door men gelegenhcit had van hetmeedegoet dacr uit te lichten, was vlot geraekt. Anderfins hadden wy het voor onze oogen zien vergaen. Want het zat vad op een gevacrlykcr placts dan het Engclfchc. Van zulk gevaer waren wy bcvryt, die, nadat wy zagen dat het nu vlot was, geiukkig nacr binnen zeilden. Á 5 II. Hoorx-
|
||||||||||||
Onge-
luk door bufpoe- iJer.
|
||||||||||||
■:&&&
|
||||||||||||
■.;■■■:: : ;.■: : ;. ■.;■: .:■;... :■'■;■;,'·'.,.:,- rtv.ï 'vfït -f]
|
||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
||||||||||||||||||||
Ð. Ç o o f ô s ô õ ê.
Befchryving der Samojeden of Samojuten. Htm aert, gele-
genheity en mamer van leven. |
||||||||||||||||||||
lyx daer van kan onderfcheiden , te meer
ook omdat de mannen zelden baerden hebben: eenige maer alleen een weinigh boven den mont, en de meefte niets, dat miflehien bykomt door het eten hunner miilêlyke fpyze. Zy dragen alle mede een onderkleet, gemaekt als een borilrok, en broeken van de zelve iloffe. Aen de beenen hebbenze lacrzen , meeft al wit, behalven dat die der vrouwen met zwarte reepjes zyn. Het garen , datze gebrui- ken, makenze van zenuwen der heeften. In de plaets van neusdoeken bedienenze zich van het fchrapfel van Berkenhout, dat heel in malkander krult. Dit hebben-* ze altyt by zich, niet alleen om hun zweet at te Vagen, maer ook zich daer mede te reinigen, alsze hun gevoeg gcdacn heb- ben, zoodat onder hen nog eenige plaets voor de zinlykheit fchynt overgelaten. Hunne tenten zyn gemaekt van ballen van boomen, met lange reepen aen een ge- naeit, die tot onderop den gront komen, en alle tocht buiten fluiten , zoodat'er geen wint in fpelen kan. Boven zynze open voor het uitgaen van den rook, en ontrent die opening geheel zwart , daer ze anders geel en rosagtigh van verwe zyn. Zy onderfteunenze met Hokken, die boven uitlleken. Voor den ingang, die ontrent vier voeten hoogh is, hangt een groote lap van dezelve ballen , die ze oplichten, wanneerze in-,en uitgaen. In het midden dezer tenten ftokenze vier. Zy houden het lyf meeft al by geftorve becllen , als Ollen, Schapen , Paerden , en andere doode krengen , die zy op de wegen vinden , of van anderen tot een gift ontfangen , nevens het gedarmte en verdere ingewanden van alle zoodanige beellen. Dit alles koken zy, en nuttigen het zonder zout of broot. Terwyl ik daer was, hing'er een groote ketel, ge- laden met deze lekkernyen, over 't vier, zonder dat iemant zich roerde om het fchuim , dat onder 't koken dik en bol weit opgeworpen , daer af te fcheppen. In de tent lag aen alle kanten een gedeel- te van raeu pacrdevlecfch , een afzichtige voorraedt. Alles bezichtigt hebbende , maekte ik'er een ontwerp van , gelyk hier op N°. 4. te zien is. Terwyl ik daer mede bezigh was, quamen mannen en vrouwen daer een gezicht af nemen met redelyk goedt oordcel : en het fcheen of ze'er gevallen in hadden. In eene der tenten lag een kint van agt weken in een wieg
|
||||||||||||||||||||
Ç
|
ET was de elfde der maent, toen
my zeker vrient met zich de ri- vier deed oproejen , om te gera- |
|||||||||||||||||||
ken op zyn luftplaets, æ of 3 uren van de
Stadt afgelegen. Eer wy daer aen qua- men , traden wy aen den waterkant uit, om in het Bofch te gaen bezichtigen een |
||||||||||||||||||||
jeden
|
mo"volk, dat den naem draegt van Samoje-
|
|||||||||||||||||||
den, dat in de tale der Rullen zoo veel
betekent als Menfcheneters , of z,ichz.eïf~ eters. Dit is een ilagh van mcnfchen byna geheel wilt, die in deze gewcften langs de zee in groote menigte worden gezien, en zich uitftrekken tot heel in Sibe- rië, ofSibirie,als anderen zeggen. Dit volk , een gezelfchap van zeven of agt mannen , en ontrent zoo veele vrou- wen, onthielt zich in f verfcheide tenten, hebbende by zich 6 of 7 honden, die yder aen een paeltje byzonder vaftgebon· den , op onze aenkomrt een groot geraes maekten. De bezigheden dezer raenlchen beftonden in het maken van riemen, gie- ters, ftoeltjes, en andere diergelyke din- gen, die ze gcmeenlyk in de Stadt, en aen de Schepen te koop brengen. Het hout, daer toe noodigh , halenze naer hun welgevallen uit de boflchen, arbei- dende hier aen de vrouwen zoo wel als de mannen. Wat hun geftalte aengaet, zy zyn gemeenlyk kleen van perfoon , in- zonderheit de vrouwen, die ook zeer kleene voeten hebben. Alle zynze bruin en geel van koleur, onaengenaem van we- zen, hebbende de oogen meelt langwer- pigh, en de wangen uitpuilende. Zy heb- ben hun eige tael, dogh gebruiken ook die der Ruilen. De kleeding der man- nen en vrouwen is al op eene manier, gemaekt van Reevellen. De bovenrok komt van den hals tot aen de knie. Het haer of bont dragenze buiten , dat de vrouwen van verfcheide koleuren dragen : die daer nogh tot fieraet aenhechten eeni- ge reepen van root en blaeu laken. An- dere verfieren het nogh wel met lapjes van de gemelde lloffcn. Het haer hangt hun alle wilt om 't hooft, en is geheel zwart. Zy fnyden het nu en dan met vlokken af. De vrouwen hebben eenige vlechten haers , waer aen ze tot lleraet ronde Hukken van koper hangen, nevens een reepje van root laken , dragende een bonte muts op het hooft, die van binnen Wit, en van buiten zwart is. Zommige hebben het haer wilt om 't hooft hangen, gclykde mannen, zoodat men haer naeu- |
||||||||||||||||||||
,
|
||||||||||||||||||||
REIZEN.
|
|||||||||
7
|
|||||||||
my zat, toen ik het kint in de wieg te-
kende , zoo miilèlyk en ontftelt werd, dat het bloet hem uit de neuze fprongh, en hy van benacutheit de tent ruimen molt; hoewel wy ons hier tegen al ge- wapent hadden, en met voordacht den tabak en brandewyn daer toe gebruikten. Het was evenwel geen wonder: want de stank menichen zelfs hebben alle een zeer ltii> van die kenden reuk over zich : dat men,alsmenvolk\ tot hen nadert, aenftonds gewaar wort. Waer van ik voor het naefte denk , dat hun dagelyxe fpys, zoo flordig toebereit, en ingeilokt, de oorzaak is. Ik bereidde my zelf om uit zulk een
onaengename verblyfplaets te fcheiden, en verzogt op hen, dat ze met eene der voornaemile vrouwen,die op hst ilerlyxt naer hunne wyze gekleet was, wilden by my komen t'Archangel, om zich te laten fchilderen. Zy beloofden my dat, en vol- jj„ voerden hunne belofte-, na weinigh da-fchiliert gen tyds. Ik voltrok ook de fchildery, ecnSa~ en geef u hier de verbeelding daer af op ™°'u° Nü. 7. Daer in ziet men hoe hunne kleederen van Reevellen gemaekt zyn, vertoonende het bont daer van doorgaens gefiert met breede witte, graeuwe, en zwarte itreepen. Dit vroutje was niet z^iyk anders opgetoit, dan of het een bruitwa- toïfel. re geweeft. Van het hooft tot de voeten was alles even keurlyk en net, om op het behaegelyxte in de fchildery voor te ko- men. Zy lette ook ftip op myn wenken, en itont geftadigh uit zich zelve in duP· danig een faifoen , hebbende zulk een gevallen in het werk , dat een ander, daer by zynde, jalouzy hier uit opvatte, en klaegde dat ik haer weigerde te fchil- deren. Maer ik vergenoegde my met de moeite tot deze aengewend , en gericht om ze in myne herberge te krygen , daer ik van voornemen was den man ook af te beelden. Ik deed dit paer volx hier toe eenige dagen by my blyven. Om derch|..^t fchildery beval)igft uit te werken, dacht eenen Sa* my dat zyne winter kleederen beft dienen mojeed. zouden. Waerom ik hem dezen dosliefft deed aentrckken. De opperrok was ge- z5'n S°- heel van bont, vercenigt met den muts,waet' dien hy op 't hooft had, en op de wyzc van een hemt moft aen- en uittrekken, zoodat men van zyn lichaem niets kon zien, dan alleen de trony. Want hant- fchoenen van gelyke ftoffc waren al mede aen de mouwen van den rok vaft. Waer- om hy, als het gezicht ook ware bedekt geweeft, veel eer de gelykenis van eenen beer dan menfeh zou gehadt hebben. De laerzen waren met een reepje onder de knie vaft gegefpt. Dit gewaedt is zoo warm, dat hy, om dat de ftoof in myn kamer tamelyk heet geftookt was , meer dan eens zynen rok moft uittrekken , en buiten gaen om zich wat te verkoelen. Hy
|
|||||||||
wieg of krebbe , zwemende wel naer het
dexel van een doos, van geelagtigh hout. Boven het hoofteinde was een halve hoep, hangende aen twee touwen, die boven aen een der houten vaft waren. Rondom was een graeuwe doek tentswyze boven met een opening. Van ter zyden flaenze de wieg op , om het kint daer uit te ne- men , en weder in te leggen. Het is mede in dezelve foort van doeken gewon- den , die op drie plaetzen met een toutje vait gebonden worden , by de borft, by de middel, en by de voeten.- 't Hooft en een weinig van den hals latenze bloot. Hoe affchuwelyk deze menichen waren, zoo was nogtans dit jonge wicht niet on- aengenaem van wezen, en tamelyk blank. Myn ontwerp hier geheel te voltrekken leedt detydtniet,nochtedegelegenheit,te meer omdat eenige vrouwen met hare kin- deren in 't bofch geweken waren. Waerom ik befloot het opmaken uit te (lellen, tot dat ik wedergekeert zoude zyn. Wy vorder- den dan onzen wegh , en quamen op de luftplaets, daer wy wezen moften, aen. Terwyl ik daer was, bracht men my
des morgens verfcheide foorten van geko- Zeltza- leurde Rapen , die'er fchoon uitzagen, me rapen Eenige waren purper blaeu, gelyk by ons de blaeuwe pruimen: eenige graeu of wit geelachtigh , doorgaens getekent met byzondere fchoone itreepen , zoo rood als vermiljoen, andere weder als fchoone lak, zoo aengenaem voor 't oogh, als een Anjelier wezen kan. . Ik tekende eenige met waterverf op papier, en eeni- ge zond ik gepakt in een doosje met droogh zant naer het Vaderlant , aen eenen vrient, minnaer van zulke zelt- zaemheden. Myne aftekeningen bracht ik daerna t'Archangel : maer zy quamen yder ongelooffelyk voor, totdat men de Rapen tot overtuiginge daer by bracht. Zoo weinigh was daer van dien lantaert opgelet. Wy geven'er u de afbeelding van op N°. f. Den 15 der maent begaf ik my we-
der naer de Samojeden , die ik verlaten Tenten had. Daer gekomen tekende ik eene der Sa- hunner tenten van binnen, die aen beide rao'e°en· de zyden open geflagcn was, om des te beter daer in te kunnen zien. Dus ne- dergezeten had ik eenen myncr vrienden ter flinker , en drie vrouwen ter rechter zyde nevens my,waer van eene het wieg- je naer myn behagen vaft hielt, in tegen- woordigheit van eenen der mannen , ge- lyk wy dat op N°. 6. vertoonen. In deze tenten leggen aen beide de
zyden gemeenlyk eenige Reevellen, waer op zy zitten en flapen , zoodat uit ditbroejen,-gevoegt by het ongehavent handelen der fpyze, die gemeenlyk al be- dorven is, een geweldige ftank 'ontftaet. Waer door zeker vrient, die benevens |
|||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
||||||||||||||
EEN SAM.OJT6BI)
|
||||||||||||||
Hy ftaet hier afgetekent op N°. 8.
|
paert was ontrent $o jaren out, dogh
vry vet. En hy (prak daer zoo fmake- lyk van, als men in 't Vaderlanr van eenen* ichoonen Os doet. Ik fchilderde daer by een van zyn Rheebeeften, en onder op den gront zyn boogh en pylen , die naer 's lants wyze met het fcherp uit den koker fteken, die gehecht aen een reepje, waer aen een plat beentje is, dat voor een gefp verftrekt, hun nevens den boogh op den rug hangt, komende het reepje over de linker fchouder voor over 't lyf. Voor op den gront ziet men de fpys leggen van deze Rheedieren , die witte mos is j waer
|
|||||||||||||
delyk
voedzel |
- met eenen darm in de hant, ten teken dat
zy zulk voedfel gebruiken. Eenige an- |
|||||||||||||
dere darmen ziet men nevens hem leggen
by een gevilt paertshooft. Want juift. op dien dagh was hem een paert, dat op ftervenlagh, vereert* daer hy vol bly- fchap mede naerzynwoonplaets in'tbofch gereden was, na dat hy het gedoot en gevilt, en my den kop om af te fchilde- ren gelaten had : dat hy noode genoegh deed, dewyl zulke paerdekoppen by dit volk meer in waerde gehouden worden, dan byèons de befte kalfskoppen. Dit |
||||||||||||||
REIZEN.
|
|||||||
uit den mont; en verder verhit zynde
•hygenze als de honden. Tot het vangen Hocxe van deze dieren gebruikt dit volk drieSev3nSen foortcn van pylen. De eerfte is gcmaekt op de gemeene wyze voor met een punt: de tweede heeft twee punten : en de der- de is voor fcherp, hebbende de gedaente van een beitel, gelyk aen de verbeeldin- gen te zien is. Deze pylen noemenze, Pylen als de Ruilen , Strelt ■, gelyk ze een pyl^erSa- Sier/a, en eenen boogh Loeck noemen. mo'edert' Alsze uitgaen om Jnkhorcns te fchieten, hebbenze nogh eene andere foort van py- len , gemeenlyk genaemt Tu-macr, Deze zyn voor ftomp, en naer de gedaente van een peer gemaekt uit been, of hoorn, of ook uit hout, om deze beeften te dooden zonder hun vel of bont te befchadigen, dat om zyne waerde in zyn geheel dient te blyven. Deze jagt gelchiet in den Jaetop wintertydt, wanneerzc onder hunne voc-lj.e '*en" ten binden zekere foort van houtefchaet- 'ichaet- fen , die wel vyf voeten lang zyn , en Cea. eenen halven brect. In het midden is een riemtje, dat over 't voorfte van den voet fluit, en van daer ftrekt een ander, dat de hiel van agter vaft hout. Met dit tuig fpoeden zy over de fneeu en heuvels met groote gezwintheit, zettende zonder op- houden dan den eenen , dan den anderen voet voort. Deze fchaetfen zyn onder bekleed met vellen van Rhcepoten,zynde het haer onder geftelt, dat het naer ach- ter llryken kan. Zoo dat liet, als ze re- gens hoogten opkomen, zich te rug zet,. waer door ze een fteun hebban om niet achter uit te raken. In d'eene hant voe- renze eenen herdersftaf, waer aen voor een fchopje is, waermede zy de fneeu naer de Rheen werpen, als zy die in 'tgezicht krygen, om hen te jagen naer den kant, dacrze de ftrikken , om hen te belagen , gefpannen hebben , wanneerzc te verre zyn, om hen te befchictcn. Aen 't an- der einde van den ftok is een rond hoc- pcltje van ontrent vier duim in zyn dia- meter, van binnen met toutjes ruitswyze bcvlochtcn; waer van ze zich bedienen om zich by wylen te ftuttcn en op te hou- den. Want de punt van den itok , die een weinigh door 't hoepeitje komt, fteekt in de fneeu, en het hocpje ftuit daer op. Wanneerzc nu die beeften hebben gedre- ven naer de ftrikken , rakenze daer vaft als in een fuik. Dan loopenzc toe , en fchietenze alle, die niet ontvluchten , of los fpartclen , doot· Zy verkoopen de vellen, of gebruiken die , als gezegt is, voor kleeding,en eten hetvlecfch. Voorts generen zy zich met het voorttelcn der tam gemaekte. Die verkoopenze ten dcclc, en ten dcclc gebruikenze hen des winters voor hunne fleden. Als een der wilde mannetjes met een tam wyfje komt te fpelen, doodenze het jong uat'er van  komt |
|||||||
Vvaer van wy in het vervolg fpreken zul-
len. Ik tekende ook zyn troni in'tbyzon- der , en grootcr dan al het andere , om deste Beter de wezentlyke hoedanigheid af te beelden, gelyk hier nevens te zien is. Dewyl ik myn kamer beneden op den gront hadt, deed ik den gefchilderden met zync rendieren en flede binnen- ry- den, en tekende voorts alles af, om te vertoonen, op welk eene wyze de hee- ften daer voor geipannen en gemene wor- den, sleden Deze fleden zyn gemeenlyk 8 Ryn- derSa- lantfche voeten lang, breet 3 en 4 duim, mojcden. gaencje na voren opwaerts, even als onze Ichaetfen. Hy zat achter op de ileede met de beenen onder zich , of liet het eene buiten de ilede afhangen. Voor zich had hy een plankje, dat boven ront of ovael liep: ook achter zich een diergelyk, maer wat hooger, houdende in zyne flin- kerhant eenen langen ftok met een knop voor aen , dienende om de beeften daer mede voort te ftooten. Aen beide de zy- den waren voor aen de ileede twee hout- jes, die gelyk een katrol draeiden , waer over de riem of toom liep , die tuilchen de pooten der beeften komt, tot onder aen den hals, daer die aen een breeder riem om den hals loopende vaft is. Hier mede wort de Ileede voortgetrokken , hebbende de beeften nogh een riem bo- ven om 't hooft , daer nogh een andere, die tot den toom dient, aen vaft is, dien de voerman in zyn rechte hant heeft. Maer om dit gefpan en het loopen der dieren beter te begrypen , deed ik de Sa- mojeden 2, fleden inlpannen , en voor elke ileede 2 dieren zetten. Dus reed ik met hun de rivier over en weder over, daer ik toen met voordacht uitftapte om alles nacukcuriger aen te merken. Toenmack- tc ik ook een klecnc fchets hier af, en bevont, dat het geen in myn kamer gc- maekt was, door de Samojcdcn niet naer bchooren was gcftclt. Deze verbeelding wort u vertoont op N°. p. s . .. Alle paerden , gelyk ik op de rivier der paer-bemerkte, het zyzc voor fleden loopen, den voor of niet, begeven zich fchichtigh op de de Ren- vlucht, zoodra ze deze rendieren met de "· Samojcdcn in 'tgezicht krygen,dat mec- nigmacl zelf in de Stadt gebeurt : zoodat hier uit blykt dat de paerden een afichrik hebben van deze dieren en menfehen. Sne^ Deze rendieren loopen zoo gezwind , lieit der datze de paerden in fnclheit overtreffen. Rendie- Noit zienzc naer gebaende wegen , loo- pende overal maer recht toe, naer de ftreek, daer hun voerman begeert te we- zen ; en ftckendc, wanneerzc eenen fnel- len vaert hebben, het hooft zoo vooruit, dat de horens hun op het bovcnlyf komen. Van zwceten wetenze niet: maer moede wordende hangt hun de tong ter zyden |
|||||||
CORNELIS de BRUINS
|
||||||||||
ÉÏ
|
||||||||||
komt, omdat hun jongen , drie of vier
dagen out geworden , zich acnftonts in de wilderniilèn begeven. De tamme zyn een heel andere foorf. De blyven in de boffen loopen ontrent de hutten. Zoo- datze, als ze die hebben willen, hen met roepen weten tot zich te lokken , wan- neerze hun eenen ftrik toewerpen, waer def^Ren- *n ze íåÃËÃ'1æÀ en gevat worden. Zy zoe- dieren. ken hun eige fpys, die witte mos is, die in de moeraflen groeit. Dit aes wetenze te vinden , al legt de fneeu des winters een piek hoog , die ze dan met hunne pooten zoo verre wech krabben totdat ze der fpyze magtigh worden : waer by ze wel meeft alleen leven , hoewelze fom- tyts hoi en gras eten by gebrek van hun Befchry. gewoonlyk voedfel. Deze beeften zyn ving der de harten niet ongelyk , hoewel in alle Rendie. deelen wel zoo zwaer , dogh korter van pooten , gelyk de afbeelding daer van aenwyft. Zy vallen meeft witachtigh van kolcur, hoewel'ergraeuweonder loopen. Onder aen de pooten zit een hoornagtige ftoffc , zwart van kolcur. Hunne ho- rens vallen alle jaren af, dieze in het voor- iaer met nieuwe verwiffclen. Om de ho- rens zit een vclagtige ruigte , di-e tegens het aenkomen des winters daer af valt. Deze beeften leven gemeenlyk maer agt Water- °f negcn jaren. Behalven deze jagt, die jagt. te lant gefchict, ftellenze'cr ook een aen te water, om de Robben of Zee-honden te belagen, die zich in de maenden Maert en April in de witte Zee onthouden,daer ze, gelyk het gemeen gevoelen is, van Nova Sembla naer toe komen om voort te tcelcn. Zy fpclen boven op het ys. Welken ftandt de Samojeden , in vremt gewaedt tocgetakclt, zoodat ze niets min- der dan een menfeh gelyken , waerne- men, om hen dus onverwacht te verfchal- ken; 'tgcen op deze wyze toegaet. De Samojeden begeven zich over 'tys, dat by wylen een half uur van 't lant in zee vaft legt, ter plaetfe daer deze dieren zich onthouden. Zy hebben eenen ftok aen het ende beflagen met een harpoen, en ontrent twaelf vademen langh. Hier mede gewapent onderkruipenzc op hun- nen buik deze beeilen jterwylze met (pe- len bezigh zyn : maer houden zich ftil, zoodra zy merken dat de dieren eenige beweging gewacr worden. Als ze we- der aen 'tfpelen zyn , kruipenze weder zachtelyk voort, totdat ze zoo verre ge- vordert zyn, dat ze hen kunnen bereiken. Dan ichietenze plotfelyk toe en treffen de dieren: die zich gewond voelende met de harpoen , daer een lyn aen vaft is, naer het water keeren. Zy de harpoen dus in 'tlyf hebbende viert de Samojeed de lyn, die om zyn lyf vaft is , totdat het beeft door de wond overmeeftert eindelyk in handen van den vanger raekt, die de lyn |
||||||||||
allengs weder naer zich hack. 'T gebeurt
ook wel dat het beeft , zoodra het door het byten van het zout water voelt dat het gewond is , van zelf naer boven komt, en dus aenftonts doot gcflagen wort. Het doode beeft gebruikenze voor fpyze: het vel voor kleeding: en de tracn , die'eraf komt, verkoopenze. In deze zeejagt is Gevaer zomtyts wel gebeurt, dat deZeehont zoo 'n deze fnel met de harpoen voortging , dat de 'ast- jager geen tydt had om zich van de lyn , die hy om 't lyf had, 'tontilaen , en ge- nootzaekt was zich door het geweldig trekken van 't beeft in zee te laten liepen, en dus elendig verdronk. Diergelyk be- drogh ftellenze ook in 't werk op de Rheejagt. Want bekleedt met Rhee- v vellen, waerdoorze by die dieren onken- baer zyn, voegen zy zich tuften de tam- me Rheen in, en naderen dus de wilde, om hen te fchieten, houdende zich altoos onder den wint, dewyl deze beeften on* gemeen fterk van reuk zynde, hen anders zouden gewaer worden. En op deze wy- ze bereikenze hun oogwit, en gaen met de vangft ftryken. Alle deze dingen vernam ik uit de huis-
vrou van den Samojeed , die haren man vergezelfchapte, terwylik bezig was met hem te fchilderen. Zy was eene der fraei- Ite en aerdigfte, die onder dit volk te vin- den waren. Ik zocht ook haer gunft te winnen , om te gemakkelyker te verne- men naer al wat ik van deze natie weten wilde. Hier toe deed my grooten dienit een goede bak , gevult met brandewyn } drank , waer aen de vrouwen hier te lan- de zich zoo wel als de mannen zoo vol zuipen, datzc in't gaen waggelen en over- hoop tuimelen. Dit gebeurde deze vrou ook, dewyl geen fchaemte haer dat ver- biet, dat den man geweldigh tot lachen verwekte. Zy rees egter weder op , en begon toen bitterlyk te weenen,en eenen vloedt van tranen te Horten. Teweten in deze dronkenfehap , ( want dat verhael- de my de Juffrouw in 't huis , daer ik fchilderde ) quam haer te binnen dat ze kinderloos was, hebbende vier kinderen, die ze ter werrelt gebragt had, verloren > gelyk dronke luiden dikwyls op het een of ander voorwerp vallen, daarze op blyven malen. Met haer op zekeren dagh in ge- fprek geraekt zynde , verhaeldeze my de gewoonte van de kinderen te begraven , dat zeltfaem toe gaet. Als kinderen, die nogh geen vlcefch geproeft hebben (want dat gevenze hun niet, voordat ze een jaer out zyn, maer voeden hen zoo lang met de borft,) komen te fterven , windenze hen in doeken, en hangen hen in 't bofch aen een boom. Hunne zeden zyn voorts zeden zeer vremt en verfchillende van die van der Sa- andere volkeren , waerom ik alle moeite mo)^eri· aenwenddc om'er zoo veel bericht van te kry-
|
||||||||||
*
|
||||||||||
REIZEN.
|
|||||||||||||||||||||||||||
IX
|
|||||||||||||||||||||||||||
krygen, als nïy mogelyk was. Als'er
een kint geboren is , gevenze het aen- ilonts eenen naem naer den eerflen , die by geval in hun tent komt , menfch of beeft. Ofgaenzeuit, ze vernoemen het kint naer het eerfte dat hun buiten de tent ontmoet, menfch, beeii, of vogel: ook wel naer het geenze eerft in 't oogh kry- gen, een rivier, een boom , of iets an- ders, dacrhet gezicht op valt. De kin- deren , die fterven, nadatze den ouder- dom van een jaer bereikt hebben, leggen- ze tuilchen eenige planken , en begraven hen zoo in d'aerde. Hunne Indien deze menfchen zich willen be- l|uw}" geven in 't huwelyk , zienze naer eene vrou om , en handelen by maniere van koop met haer naefte bloetverwanten niet |
woorden. My quam te binnen dat dé
heilige ichrift getuigt, dat de heidenen) fchoon de wet niet kennende, echter door de natuur de dingen der wet deden ; en ik beiloot hier uit dat deze menfchen ook eenige verlichtinge in hun geweten had- den. Hier over dan gevraegt, antwoord- Godt.?- de hy, dat hy nevens zyne lantsluidcnge-die"ftder loofde dat'er een Hemel en Godt was, ^0,<:" by hen gcnoemt Heyha , dat zoo veel is als Godtheit:datze vait ftcldcn dat'er niets grooter nochte magtiger dan Godt was, en dat alles van hem afhing : Dat Adam de gemeene vader aller menfchen is, van Godt gefchapen of afkomiligh : dat Adam in den hemel is , maer zyn nazaet noch in den hemel noch in de' helle : dat alle die goet zullen gcdacn hebben komen zul- |
||||||||||||||||||||||||||
anders, dan wy gewoon zyn te doen , als; len in eene plaets verhevener dan de hel,
wy een paert of os koopen. Dus geven! nochte van pynen weten, en in tegendeel zy voor een vrou twee , drie, of vier j eene hemelfchc vreugde genieten. Zy Rheen : welke beeften in 't gemeen ge-J dienen ook hunne afgoden, bewyzen eer- fchat worden op if of 20 gulden. Zy I bicdigheid aen de Zon en Maen , en an- betalen deze fomme ook wel in gel: naer;dcre hemeltekenen, ook aen het een of de voorwaerden, waer op de koop geilo- ] ander beeft, ofte vogel,na het hun in den |
|||||||||||||||||||||||||||
zin komt , op hope van ecnigen ze^en
daer door te ontfangen. Voor hunne af- goden ftcllen ze ook zeker yzer, waer aen ze verfchcide ftokjes hangen, ontrent zoo dik als het hecht van een mes,en een vinger lang , wezende puntigh aen het eene einde : wacrmede zy een menfchen hooft willen verbeelden. Want ze fteken daer eenige putjes in , die quanfuis voor oogen, neus, en mont verftrekken. De- ze houtjes bewindenze met een reepje Rheevel, en hangen daer een beerc-of wolvetant, of andere fnuiilcry, aen. On- der hen is iemant, dienze den naem re- veil van Sjaman of Kocdttfmck , houdende Samo- hem voor hunnen Prieftcr, of liever To- i«dfe veracr, en geloovende dat by hun alle ge-Pncfter luk en ongeluk kan voorzeggen: of zy uit- oi ' |
|||||||||||||||||||||||||||
ten is. Op deze wyze nemenze zoo vee-
Ie vrouwen, als zy onderhouden kunnen, hoewel men'er vint, die maer eene vrou begeren. Gebeurt het dat de aengenome vrou hun niet behaegt, ze brengenze den vrienden, van wien ze gekogt is, weder t'huis, die ook gehouden zyn haer weder naer zich te nemen, mits dat de man al- lecnlyk miit de waerde, die hy daer voor betaclt heeft. Maer andere Samojeden, die zich langs de zee en in Sibirie onthou- den , trouwen wel op gelykc wyze, maer verkoopen , als men my vcrhaclt heeft, hunne vrouwen , als ze hun niet langer aenftaen. Sterft onder hen de Vader of Moeder, zy begraven hen niet, maer hou- den hun gebeente altydt by zich. Ook heb ik uit ooggetuigen , dat ze hen tot |
|||||||||||||||||||||||||||
veracr.
|
|||||||||||||||||||||||||||
gaende met een goeden vangft zullen we-
de onbequaem geworden tot den arbeit, derkeeren: of iemant ziek zynde zal fter- in 't water verdrinken. Zyn'er mannen j ven of weder gezont worden , of wat des geftorven, zy graven een kuil iu d'aerde,1 meer van dien aert is. Alsze uit hem be- en leggen hen daer in, in hunne volle klee-lgeeren te verftacn wat hun nakende is* ding, zoo als zy die by hun leven gedra-1 komt hy by hen. Gekomen bindenzehem gen hebben, enftoppen den kuil metaer-1 een ftrik van touw om den hals en ver- de toe. Benevens hen hangenze aen eenen j flikken hem zoodanigh dat hy als doottcr boom den boog, en pylkoker , ook een! aerdc valt. Een goede wyl dus gelegen byl, een ketel, en al wat de overledenen jhebbcnde,begint hy zich weder tebewc- in hun leven mogen gebruikt hebben. Op! gen , en cindelyk geheel te bekomen. die wyze begravenze ook de vrouwen , Wanneer hy zyne voorzeggingen in't werk zonder iet verder daer by te doen. j ftelt, loopt hem het bloetuit de wangen, Aldus kenniflè gekregen hebbende van'; dat ophout, als hy van hun fcheit en
|
|||||||||||||||||||||||||||
deze zeden en gewoonte, werd ik bege
rig te weten hoe het rnct hunnen gods- dienft ftondt. Waerom ik verzelt van mync vrienden aen eenen Samojced op ze- keren dagh een goeden teug brandewyns gaf om hem met wat meerder openbartig- hcit te doen praten. Want dit volk is anderzins ingetogen en fpaerzacm van |
|||||||||||||||||||||||||||
weder loopt, als hy by anderen komt,
dien hy wat voorzeggen wil j gelyk my beveiligt is van luiden , die dat dikwyls gezien hebben. Deze toveraers hebben op hunne kleederen veele platte ftukken yzer,ook ringen van dezelve iloffe, waer mede zy in het aenkomen een groot ge- raes verwekken. Die hier ontrent woo- |
|||||||||||||||||||||||||||
B %
|
nen
|
||||||||||||||||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
||||||||||||||
12
|
||||||||||||||
nen hebben zulx niet, maer dragen voor
hun aengezicht een net van yzerdraet, waer aen allerhande tanden van beeften hangen. Als zulk een Koediefmck geftor- ven is, bouwenze eene ftellaedje van bal- ken , die boven en rondom gefloten is, om bevryt te zyn van de wilde dieren. Hier leggen zy hem op gekleedt in zyn befte kleederen, en benevens hem zynen boogh, pylkoker, byl, en wat des meer is, bindende daerenboven aen de ftellaed- je een of twee Rheedieren, zoo hy die by zyn leven gehadt heeft , die ze dus van honger laten fterven, ten zy ze losraken: want dan zynze vry. Deken- niflê, die ik fchepte uit luiden, die in de- ze ftreken bedreven waren , wert my na- der beveiligt door een Ruffifch koopman, genaemt Michael Oflatiof,, hierom in my- ne herberge door my verzogt : omdat ik wift dat hy by winter en zomer door Si- birie naer China gereift, en veertien jaren daer mede doorgebragt had. Hy was nu een man 60 jaren out , dogh gezont van kennis en oordeel. Decs vcrhaelde my dat de Samojéden zich wy t en zy t verfprei- den tot aen ile voornaemïle rivieren in Si- birie, als Oby, Jienefee , Lecna , en A- moer, die alle in den grooten Oceaen vloejen, zynde de laetft gemelde ftroom de uiterfte grens van den Czacr van Mos- kovie naer de zyde van China. Verder naer dien kant onthouden zy zich niet. Tuilchen de rivieren Lecna en Amoer vint ja ten. men ook de Jakoeten , die een foort van Tartcrs zyn, ook de Lamoctkie, die zich generen met Rhcebeeftcn, gelyk de Samo- jéden, wordende ge-rekent ontrent 30000 in getal te wezen* : een fors en Ande- flrytbaer volk. Digter naer den zeekant |
||||||||||||||
dien hoofde, als hun vader geftorven is,
zyn gebeente altyt met zich, om daer me- de eenige tovery aen te rechten. Voorts dienenze den duivel. Het wonderlyxte Won- in hunne zeden is, dat zy den reizigers ofdere en vremdelingen aenftonts hun vrouwen οί„"ΓΛ- dogters aenbieden tot gebruik , het welk belcet't- by hen een foort van hoffelykheit is > die heit. ze meenen aen onbekende menfehen fchul- digh te zyn. Zoo veel verfchillen de uit- heemfche zeden van die van Europe. De Rus , uit wien ik alle deze dingen ver- ftont, verhaelde my mede, dat f of 6 weken reizens van de ftrcek,daer dit volk woont, naer den zeekant,nogh een zefte foort is, genaemt Lafatie-Soegtfie, dat zoo veel zeggen wil, als leggende Soegtfie : om dattc den ganfehen winter leggen ot zitten in hunne tenten,die van walrushui- den gemaekt zyn. Welke beeften zy zoo racu als ze zyn voor fpyzc nuttigen. Ju deze tenten , heel diep onder de fneeu verborgen, houdenze ontrent vyf maen- den huis. Wacromze voorract van fpys, hier toe gedroogt, by zich hebben. Als de winter uit is, komenze weder te voor- fchyn. Men verhaelde my dat de hier zynde Samojéden voor eenige jaren veel beeften van de Ruften met een fcherp y- zerrje, als een els, wiftentc fteken onder de korte ribben, of in d'ooren; waer door ze dan aen 'tquynen racktenen wechftor- ven. Welk ftuk zy in 't werk ftelden , om de geftorvene dieren in hun magt te krygen. Toen dit ruchtbaer wert, zyn 'er veele gevangen, veele ook aen de bee- nen, andere weder aen de ribben opge- hangen ten fpiegel van anderen. Des niet tegenftaende fteldenze deze kunft in den voorleden winter weder in 't werk. Men vatte hen by den kop, en flootze in nacu- we hechtenis. Zy wiften echter uit te breken, en zich te bergen, latende alleen een kint achter, dat de Lantvoogt voor zich heeft behouden, en op de wyze der Ruilen laten doopen. Onder de verdere berichten,die ik hier Ni-cu
zynde ontffng, was ook, dat voor zeven eilant. jaren een eilant, leggende aen de flinke zyde van China , gevonden, en onder de gehoorzaemheit van den Czaer van Mos- kovie gcbragt v/as: fchoon het weleen jaer reizens van Moskou af legt. Men bevond dat het vrugtbaerwas in het voort- brengen van fabels en andere pelteryen , wezende nogh onbekent of'er ook andere rykdommen te vinden zyn. De menfehen, die het bewoonen, zyn niet anders dan waer van ik zoo even gcmelt heb. Terwyl ik hier was, viel'er den 18 der zyet
maent September ontrent den avont een01wc er' zwaer onweder, waerdoor veele daken van de huizen werden wechgerukt. ik had dien dagh het middaghmael gehou- den by den heer Houtman , van geen quaet
|
||||||||||||||
üde
natiën, |
||||||||||||||
vint men nogh eene andere natie , die ze
|
||||||||||||||
Jaekogerie of Joegra noemen. Deze zyn
den Samojéden in gewaed en maniere van leven ganfeh gelyk, en woonenin dewil- derniflèn. Zy ilaen, even als de honden, het gcdarmte en ingewanden van alle beef- ten raeuw te lyf. Elke natie onder deze volkeren heeft haere byzondere tael. Na deze is'er nogh een vierde foort van men- fchen genaemt Korakie , voerende dien j naem naer de lantftreek, daerze zich ont- houden , en levende mede op de wyze der Samojéden. Hier by komt nogh eenan- der geflacht > genaemt V Soegtfie, Deze; menfehen fnyden hunne wangen open,en fteken in de opening platte Hukken van Walrusbeenen, latende de wonden op de- ze wyze toegroejen, om het teken tot I fieraedt te dragen. De mannen waflèn· zich met het water hunner vrouwen, ge-[ lyk de vrouwen zich met het water hunner j mannen. Men hout dit volk voor zeer ihoode menfehen, en hun gaet na , datze wonder ervaren zyn in de toverkunft. Zy geven dat ook zelfs voor , en voeren uit |
||||||||||||||
REIZEN.
|
|||||||||||
*3
|
|||||||||||
nen en vrouwen , by die gelegenheit ge-
dekt met hun befte gewaet , zich aen- ftonts naer den waterkant begaven j dat geen onaengenaem gezicht gaf. Den 14 Oitober vertrokken onze laet- Vertrek
fte fchepen naer het Vaderlant, eeraken-dcrrclle" 1 11 r 1 1 1 ■ é · · ö 1 pen naer
de alle gelukkigh in zee : uitgezonderd yacler_
dat het ichip de witte Arent by 't Hooi- lam. lantaenden gront bleef zitten. Waerom men genootzaekt was de helft der ladinge daer uit te lichten. Het welk met alle naerftigheit in't werk geftelt zynde,wert het weder vlot, dat naer allen ichyn niet zou gebeurt zyn, ware het geen heel goet weder geweeft. Dus geredt quam het, als de andere , mede den 19 dei' maent in zee. |
|||||||||||
quaet droomende. Maer zoo als ik by
geval alleen aen d'eene zyde van zyn woo- ning wilde uittreden , vielen fchielyk eenige ftukken en lange planken nevens my van boven neder, waer op ik aen- ftonts, zonder befchadigt te zyn, de her- tredt in huis nam. Niemant had in huis iets vernomen, zoodat yder met verbaert- heid uit my dit geval verftondt. Maer zy naer boven geltegen,vonden welhaeft de waerheit der zake , en het dak voor het grootfte gedeelte open leggen: zoo- dat ze zich verheugden dat ik "er zoo af gekomen was. Op den zy dezer maent ontrent den
middagh quamen hier van Moskow in
. vier vaertuigen yoo Ruffifche Dragonders
aen. Het was zondagh: waer door man-
|
|||||||||||
Ruffi-
fche Dra- gonders. |
|||||||||||
 3 ÉÐ.
|
|||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
||||||||||||||
14
|
||||||||||||||
III. HooFTSTUK.
Befchryvlng van ArchangeL Overvloei van levensmiddelen*
Inkomfl der tollen enz. |
||||||||||||||
van wederzyden met twee verfcheide trap-
pen opgaet. Hier langs zyn de vertrek- ken , waer in , als, gezegt is, yder zyn wooning heeft. In de tweede party door een diergelyke poort komende, ziet men weder zulk een Palaet : aen welx einde het Raethuis is, dat in eenige vertrekken beftaet. Om daer in te komen gaet men Ge- eenige trappen opwaerts, wanneer men rechthuis. zich vint op een lange galery, aen wel- ker flinke zyde de plaets van het gerecht, of het Gerechthuis is; onder het welk een poort is, waer door men in de ftadt komt. Jn deze Palaet word mede recht gedaen , uitgezeit aen den genen, die met de doot geltraft worden. Want dat gefchiet aen verfcheide oorden naer voorfchrift van het vonnis, daer over uitgefproken. In dit Hof worden alle goederen aen zyne Ma- jefteit behoorende bewaert , waer toe houte, ook eenige fteene pakhuizen zyn opgerecht: waer van dan ook by avon- tuur de koopluiden zich infgelyx bedie- nen. Als men door de derde poort is , vertoont zich weder zulk een Palaet, waer in de goederen der Ruffifche koopluiden leggen,, die daer mede hun verblyf hou- den , zonder evenwel dat gemak te heb- ben , dat onze koopluiden genieten. De wegh voor deze Palaet is tamelyk breet, ftrekkende zich uit tot aen de rivier. Te- gens den zomertydt , wanneer de fche- pen hier ftaen te komen , worden twee groote bruggen van balken gemaekt, tot een goedt ïtuk wegs in de rivier, om ge- makkelyk de goederen te loilèn en te la- den j dat door verfcheide foort van vaer- tuigen gefchiedt, waer van de voornaem- fte pauzen of afgeftroopte balken zyn. Wat het kooren aengaet, dat wort meeft door groote barken aen de fchepen gebragt. Het Kafteel, waer in de Gouverneur Kafteel
woont, is vry groot, hebbende in zich eene d«Gou- meenigte winkels,waer in de Ruilen, dieverneurs· hier ter jaermarkt komen, veele goederen te koop hebben. Hec is met een houten muur omringt, ftrekkende zich de eene zyde daer van naer de rivier. Wat de gebouwen aengaet,alle de huizen Ge-
zyn van hout, of om beter te zeggen, van bouwen, balken, die in groote ζwaerte aen een ge- zet zyn} dat van buiten aengezien den be- fchouwer vremt voorkomt. Dog van binnen zyn de voornaemfte huizen, by- zonder die der overzeefche Koopluiden, verzien met goede vertrekken, welker wanden
|
||||||||||||||
Scliecp-
bouwery van den Czaer. |
EEN half uur van de ftadt Archan-
gel ten N. Weften heeft de Czaer eene feheepbouwery, die zich van |
|||||||||||||
den gemeenen wegh voor 't oogh aenge-
naem opdoet. De op-en afkomende fche- pen varen daer voorby: gelyk'er ook vee- Ie op anker lagen , om de overige van Archangel af te wachten , en dan te ge- lyk naer 't Vaderlant te varen, toen ik de verbeelding daer van op papier bragt, die zich met N°. ι o vertoont; zynde de fcheep- bouwery aengewezen door de letter A. Aen den uiteriten hoek des lants ziet men een fchip leggen in de Rivier , meeft al volmaekt, uitgezeit het bovenwerk. Het dorpje daer by gelegen heet Strambol , hier aengewezen met de letter B. Ai-chan- Wat ^e ^t Archangel belangt, zy is gel. gelegen in het N. Wefterdeel vanMosko- vie, ten Noortooften van de rivier Dwi- na, zoo als die na zes uren tydts van daer in de witte zee loopt. Zy ftrekt zich langs de rivier ontrent 3 vierde deelen van een uur gaens. In de breette haelt zy niet boven het vierde deel van een uur. Het voornaemfte gebou , dat men hier Het Hof. vint , is de Palaet of het Hof. Het is geheel van ftecn,in drie deelen afgefchei- den , in welker eerite van de rivier ko- mende aen de flinke hant alle de overzee- fche of buitenlantfche koopluiden hunne goederen hebben, ook eenige vertrekken tot wooninge , vermits zommigen , die gemeenlyk jaerlyx van Moskow komen , hun verblyf daer nemen , totdat de leite fchepen weder naer het Vaderlant zy η ver- trokken. Dit doen ook de koopluiden , die jaerlyx uit liet Vaderlant herwaert aenkomen. Kort na het vertrek der lelie fchepen , die gemeenlyk in Oftobcr van hier zeilen , begeven zy zich in andere wooningen , tot dat de tydt gekomen is van op te trekken naer Moskow , dat in de maenden November en December ge- fchiet, als de wegen bequaem zyn om met flcden over de ïheeu te ryden, en het fterk genoeg gevrozen heeft om te ra- ken over de rivieren , die telkens over te trekken zyn. In het gemelde Palaet treedt men door
een groote poort, wanneer men zich be- vint in een groote vierkante opening. Ter regter en flinker zyde van de poort inge- treden zynde, heeft men gelyx den gront de pakhuizen voor de goederen. Boven dezelve loopt een lange galery, die men |
||||||||||||||
REIZEN.
|
||||||||||
*;
|
||||||||||
Wanden effen en vlak zyn, ook wel fier-
lyk befchoten met dunne plankjes, nadien de balken ten halve tot de bouwing geno- men worden. Zoodat de vlakke zyde al- tydt binnen, en de ruwe buiten is. Yder Ovens, kamer heeft gemeenlyk haer eigen kachel,
of oven, waer in men ftookt van buiten het vertrek. De meefte ovens zyn zeer groot, en zoo gemaekt, dat het geenen misftant aen de kamers geeft, maer veel eer tot fieraet ftrekt, alfze fraei gemaekt zyn. Onder die van de overzcefche natie (want dit is hier als een fpreekwoort) telt men alle de genen , die uit Chriilenryk gcreift zich hier onthouden; en zoo rein en zinlyk huishouden, als de befte in ons vaderlant doen, flerende hunne vertrekken met fchilderyen , en anderen keurlyken huisraedt. Straten. £)e ftraeten zyn alom met balken be-
legt , maer meeii al verbroken, en zoo gevaerlyk om te betreden, dat men wel voor zich te zien heeft , zoo men geen ongeval door het vallen wil krygen. Over- al in de ftadt legt het zoodanigh overhoop van verbroke huizen en balken, dat het eenen fchyn geeft eener verwoeftinge, of puinhoopen door brant veroirzaekt. Maer des winters zyn alle wegen effen en gladt door de fneeu, die alles even zeer bedekt hout. Kei ken. Men heeft hier twee kerken, eene voor
die van den Hervormden, en eene voor die van den Luterfchen godtsdienft. In beide wort des zondags tweemalen gepre- dikt. Zy ftaen dicht by een aen de zyde der rivier. Benevens de Kerk woont de Predikant. Tuflchen zyn woning en de Kerk legt het Kerkhof,'' daer alle die ko- men te overlyden naer de wyze onzer lan- den begraven worden. By wintertydt wort om de groote koude in de Kerken geen dienft geoeffent, maer in een byzon- der vertrek , gebout aen 't huis van den Predikant, dat warm geftookt wort, om het 'er te kunnen harden. Gezicht Het gezicht der ftadt tekende ik van de
der Stadt. rivier in een van onze fchepen, die daer
ten anker lagen j gelyk ik de verbeelding daer van geef op Ì °. 11. Al wat kennelyk is, wort daer in fyffer aengewezen, als é. Oc- fpinje BogcroeduT^a, of Kerk van de Ruf- ting van Maria. 2. de Luterfche Kerk. 3. De Gereformeerde Kerk. 4. Het Duit- fche Hof. ã. Ret Regthuis en Wapen- huis van den Grootvorft. 6. Het Ruffi- fchc Hof. 7. Het huis van den Gooft aen de rivier ftaende. 8. De Hooftkerk. 9. Het Kafteel. Belangende het oppcr- bewint aldaer, de Gouverneur bezat dat voor dezen onbepaclt in alle dingen. Maer de wyze van regeren is in den voorleden jare verandert, en men is getreden tot het kiezen van vier Burgermeefteren : waer van 'er een hier ter plaetfe is : een te Kol- |
||||||||||
megra,en twee voor d'omleggende plaet-
fen. Zoodat het gebiet des Gouverneurs zich nu niet verder uitftrekt dan over de Krygsmagt; nemende de Burgermeeflers het -bewint der burgerlyke zaeken waer. Alle jaaren komt hier een Gooft of Tolle- naer, tegens den tydt dat de handel ge- dreven wort, om de inkomften van zyne Majefteit uit den Koophandel gade te ftaen, en voorts alles in te koopen dat het Hof mogte van nooden hebben. Behal- ven dezen Gooft zyn'er nogh vier andere perfonen, die hem voor Affiftenten of Byftanders verftrekken,en alles ï 11 zyn af- wezen waernemen. Men noemt ecnige van hea.Goflietij-Sotni, willende zoo veel zeggen als ondergekoorenen. Uit deze kielt men ook eenen Gooft. Voorts wor- den nogh cenige luiden , welker getal niet bepaclt is, uit het gemeene volk aen- geftelt, zoo wel in de Dorpen als Steden. Deze zyn gehouden zonder foldye alles op het gebodt der Gooften en hunne af- hangelingen een rond jaer waer te nemen: voor zoo veel het betreft de tollen of in- komften van zyne Majefteit. Zy wor- den allerwegen geftelt, ook wel des noot zynde verzien van foldaten om alle ftuike- ryen te weren, en de-fluikers met kracht tegen te gaen. _ Dus hun jaer uitgedient hebbende , worden'er weder anderen in hun plaets geftelt. Wat de levensmiddelen hier aeneaet, 9ver,"
van alles is volop: Gevogelte in grootev3n|e_ meenigtc, en voor klccnen prys te kry-vensmi gen. Gemeenlyk koopt men een koppelJclc11· patryzen voor vier ftuivers. Van deze patryzen vint men tweederhande foorten. De eene foort, die zich meeft op dc boo- men onthoudt, is vry goet, en van ver- we zoo als die in onze landen. Die van de tweede foort zyn, dat iemant wonder magh toeichynen, in den wintertydt ge- heel wit, wordende van de Ruften ge- noemt Koeroptie, Men vint'er ook twee fooiten van Teitersj vogels, die in groot- te met onze Kalkoenen wel overeenko- men, en fchoon van koleur zyn. De mannetjes zyn meeft al zwart, en fchoon donker blaeu. De wyfjes tvat kleencr,en graeu gcfpikkclt. Beide hcbbeiizc eenen ichoonen rooden kring om d'oogen. O- vervloedigh zyn'er ook dc Hazen, waer van men'er een voor vier ftuivers krygen kan. Zy zyn by wintertydt alle wit; de Konynen in tegenteel pekfwart, en wel te bekomen. Dc Houtfiiippcn koopt men voor twee of drie ftuivers. Veel Entvo- gcls zyn'er, en onder die een foort ge- meenlyk genaemt Gagares. 7jy vliegen zeer hoogh en fnel, en maken in het vliegen een geraes, dat heel zweemt naer een menfchelyke item. Met geen min- der gezwindheit zwemmenze: maer loo- pen kunnenzc niet, om dat de pooten hun
|
||||||||||
»
|
||||||||||
éü CORNELIS de BRUINS
|
|||||||
de belaft is. In dit lant wordt veel Bran-
dewyn van kooren geftookt, die goedt en voor eenen redelyken prys te bekomen is. Zoo dat ook vcelen der over zee woonende natiën dien gebruiken. Wat de inkomften der Tollen aengaet,Inkom·'
die de Czaar jaerlyx van deze ftadt zou ô™£ç* trekken, daer van is voor dezen gefchre- ven datze wel zouden beloopen een fom- me van drie hondert duizent roebels.Maer die rekening is verre mis. Want onder- zoek hier op gedaen hebbende heb ik be- vonden dat deze inkomften in vorige ty · den bedragen hebben alleen de fomme van 180 of ïpo duizent roebels j zynde yder roebel ontrent gerekent tegen vyf Hol- lantfche guldens. Van onze Schepen quamen daer gemeenlyk jaerlyx dartig of vyf-en dartig. Dan in dit jacr zyn'er on- gemeen veel ge weeft, makende ontrent het getal uit van fo, gelyk van de En- gelfchen ontrent 33. Zoo dat, als men rekent de Hamburgers, Deenen, enBree- mers, men een getal zal vinden van 105 Koopvaerdyfchepen. De reden hier van is dat verfebeide Koopmanfchappen in ty- den van vrede door de Ruffifche kooplui- den wierden verhandelt en verzonden op Riga, Nerva, Revel, ook Koningsber- : gen en Dantzik. Het welk nu voor het grootfte gedeelte wegens den oorlogh met ß de Zweden is verhindert, en de Koop- I manfchap op Archangel gebragt. Waer door het is komen te gebeuren dat zyn Majeiteit in dit jaer voor tollen van Koop- manfchappen , als men rekent van het aen- komen der vroeg-tot het vertrek der na- fchepen, en het afvaardigen der zelve , heeft gehadt, 130 duizent roebels, dat een fomme uitmaekt van z6o duizent ryx- dalers. In deze foort van gek moet vol- gens verdragh de halve tol worden be- taelt, de andere helft in goude dukaten. Want zoo men den ganfehen tol in duka- ten wilde betalen, men zouzc weigeren aen te neemen : in ryxdalers wel ; het geen verftaen moet worden van den bui- tenlantfen handel. De voornaemfte Koop- ^ manfehappen, die hier gebragt worden ,K°op- zyn goude en zydc Stoffen, Lakens, fchappenj Saeien, en wat des racer is; ook goude , zilvere, en andere Kanten , Goutdraet, Indigo, en andere verwen. Om weder te komen tot den Tol, die de Koopman- fchappen bezwaert, men heeft voor de- zen, te weten van het jaer 1667 af tot i6po toe, voor yder oxhooft wyns moe- ten betalen twintig Ryxdalers. Maer ter- wyl ik dit fchyf is het in 't derde jaer, dat men met vyf Ryxdalers heeft kunnen vol- ftaen Van Brandewyn betaelt men 36 Ryxdalers voor yder oxhooft, 40 voor een pyp Spaenfchen wyn, die æ oxhoof- den hout. Van Ruflant wort naer andere gewef-
tcn
|
|||||||
hun achter uit het lyf komen.
Viichvyke jje Rjvieren zyn uittermaten visryk.
Riueren. jjaers -]S'er meenigvuldigh : zoo dat men
twintig menichen daar op onthalen kan voor twintigh ftuivers. Daer onder is een foort, die wel kleener , maer fmake- lyker en zoeter valt, genaemt Karoctfe. Welke foort ik niét meen dat in ons lant gevonden wort; waerom ik de moeite nam om 'er eenige van te leggen in Spiri- tus t om ze te kunnen bewaren. Zy zyn van gedaente de Voren heel gelyk, bruin van kleur en eenigzins glinlterende van fchobben. Men heeft'er ook veel wils van Snoek en Quabben, een foort van vifch als by ons de Puitael, maer byzon- der fmakelyk. Daer ontbreekt ook geen Spiering, noch Pos, noch Voren, noch Bot, nochMolcnaer, noch Grondelingh, Dan is'er nogh een vifch dienze Ganm noemen, bruin van ver we , dogh lieffe- lyk om te eten, hebbende de groote van Schelvifch. Alle deze viflehen worden ontrent vier uren van de Stadt gevangen in zekeren inham van de Rivier of ftaende water. Ik behoeve niet te melden van den Zalm, die yder weet dat van hier naer onze en vremde landen gezouten en ge- rookt alom wort verzonden. Maer daer is ook witte Zalm, diende Rullen noe- men Meclma. Ik bequam'er hier eenen gedroogt. Hy geleek wel eenen Roch , uitgezeit dat men achter uit het lyf twee pooten zagh, by de RufTen genoemt Paf- ciskaet. In dezen vifch vint men twee muisjes, die zy miskt noemen, ook eeni- ge traen, die de Ruilen voor een genees- middel gebruiken. Deze vifch wort ge- vangen onder de kuil der Lappen: waer- om hy niet dan gedroogt te bekomen is. vlcefch. Vleefch is'er rykelyk te bekomen. Plet
fchoonfte ollevleefch wort verkogt voor eenen ftuivcr het pont. Een Lam ontrent tien weken out voor if ftuivers. Een Kalf van den zelven ouderdom voor 30 of 40 ftuivers, naer de gelegenheit destydts. Kalkoenen heeft yder gemeenlyk op zy- nen eigen hof. Men koopt vier of vyf hoenderen , of een gans voor 6 of 8 ftui- vers. De drank is goedt bier: tot het verkoopen en brouwen van 't welke ge- meenlyk iemant met voorregt door den Vorft beguniligt is; mits dat hy daer voor jaerlyx een fomme geks betaelt. Even- wel magh yder huisgezin voor zich zelf, zoo veel het van nooden heeft daer van bereiden :alsze maer van ontrent 11 mudde mout betalen de fomme van f o ftuivers. Hoewel'er eenigen zyn, die zoo begunf- tigt zyn, datze daer niets voor beta- len. Wyn en De Wyn komt'er van over zee, gelyk
Brande- fe Franfche Brandewyn. Deze draak is
!' zeer duur om de zware tollen daerze me- |
|||||||
REIZEN.
|
||||||||||
17
|
||||||||||
had. Het geen my van den tydt ovcr-
fchoot, werd doorgebragt in gezellchap- pen, aengeltelt door de Heeren Cbrifioffèl Br/mts, en Jean £«ƒ>, die zich pynden om my vcrmaek aan te doen. Daer wert; gefpeelt, gedanft, gegeten en gedronken tot laet in den nacht, om vreugde te wek- ken j waer toe de Heer Brants veel by- bracht, om dat hy een kenner en oeiïe- naer van de Muzyk was, en kunftigh op de Klavecimbel fpeelde. In dit genoegen eindigde ik myn verblyf in deze'Stadt. |
||||||||||
ten verzonden, Potas, Weedas, Jugten,
Hennip, Talk, Elantshuiden , en veele foorten van Pekeryen: alle welke waaren dit lant voortbrengt. My is ook verhaelt dat uit de Rivieren Kola,Warfigha, Wus- ma, en Solia binnen 's lands een foort van Moflèlen gevonden wort , waar in men tamelyk veel Parelen vint. Onder deze zyn'er, die het ftuk zy gulden waerdigh zyn, en ontrent de plaets Ombacy , die men het fluk op eens zoo veel ftclt. Dit is het geen ik hier aan te merken |
||||||||||
C IV.
|
||||||||||
/
|
||||||||||
i8 C O RN E L IS de  RU É Í S
IV. Hooftstuk.
Optogt van Archangel. Maviier van reizen hy wintert'yt 'm
Ruflant. Befcbryv'mg van Wologda, en het Trooyt/è Kloof ter» Aenkomfl te Moskow. |
||||||||||
Vertrek •"~,*vP den ir Deceinper drie uurenchaifod. g f ï® middernagt vertrok, ik met
a »a â den heer Abraham Kinfius uit ^»—"^ Archangel. Deze heer had by zich twee foldaten , hem toegevoegt, verzien daarenboven van Podwodm^ dat is vrygeleide van paerden, waer voor ech- ter de voerluiden een zekere fomme voor zich trekken. Hy had by zich zes flee- den, waar by ik de myne voegde, la- tende myn goedt opkomen onder de pak- Manier jiaedje van den heer Brants. Als men de» aen'el" Ze re^e ^oen Za^' m°et mpn ^e f^^
daer toe t'Archangel koopen, dewyl de voerluiden maer hunne paerden leveren.
Deze lieden zyn zodanigh gemaekt dat 'er een menfeh bcquamelyk in leggen kan. Hier toe neemt men zyn eigen beddegoet , mede, en verzorgt zich wel van bonte en andere dekens tot afkecren der groote koude. Het agterfte der flede wort o- vertrokken met matten, voorts bekleet met laken of jugt. Dan fpreit mennogh een pels of dekkleet over de geheele fle- de, dat ook met laken of jugt bekleet wort, om vry te zyn van fneeu en regen. In deze rufting legt men op zyn bedt zon- der de minfte koude te gevoelen. Aldus gingen wy dagh en nacht voort, worden- de elke flede van twee paerden getrok- ken, die alle if wurft (vyf wuril rekent men ineen uur) voor verfche verwifiêk worden. Als de Ruften zeggen Werfla , heeft men een wurft, tegenwoordigh ge- rekent ioo vademen lengte ^ zynde yder vadem drie Ruflïfche Arfiene, makende ruim drie Hollantfe ellen uit. Alle 24 u- ien quamen wy maar eens uit de flede , om wat te nuttigen, gclyk dat op deze reize gebruikelyk is. Verfcheide dorpen doorgetrokken zynde quamen wy den 23. der maent, 5 uren na den middagh in de Kolmo- Stadt Kolmogora aan, die men rekent ge- gor" , legen te zyn f o wurft van Archangel. ^Denviet £)eze Stadt is vry groot, gelegen aan de Z. Weftzyde der Rivier Dwina, eene der grootfte en voornaemfte Rivieren van geheel Ruflanr. Zy neemt haren oir- iprong uit het Zuider gedeelte van 't lant- fchap Wologda: en na eenen langen loop met verfcheide vloeden vermeerdert lolt zy zich door twee monden of uitgangen , 1 een weinigh beneden de Stadt Archangel in de Witte Zee, gelyk voorheen gezegt -is, Dewyl de Heer Kinfius kennis had |
I aen den Aertsbiflchop der Stadt, wiens
eertitel in de RuflÏfche tael is Fkdfka, be- tekenende zoo veel als een geeftelyk per* foon, die het bewint heeft over een Bif- dom, gingen wy hem begroeten. HyBeJeefi> ontling ons met groote beleeftheit, be- Jf1* d?s, fchonk ons met kaneel water, met fchoo- fchops'" nen rooden Franfchen 'Wyn, en met kof- van Kol- telyk bier; dat hier te lande in gebruik is mogora. op de wyze als wy verhaelt hebben .Voorts zette hy ons voor een fchotel met Egipti- fche Dadels, en andere ververfchingen. Hy was een man van in de vyftigh jaren , genaamt Affonaff). Hy bewoonde zyn eigen Hof, dat tamelyk groot, en aan het Kloofter gebout is. Nadat wy twee volle uren met hem met groot genoegen in gefprek waren geweeft, dewyl hy een man van goet oordeel en kunftlievende was, geleidde hy ons naer beneden in een vertrek, dat vol geweer lagh. Hier on- der waren twee kleene Hukken gefchut, door hem zelf van koper gegoten} ne- vens nog twee yzere , genomen uit een der Zvveedfche Scheepjes, op de Rivier van Archangel leggende, gelyk voorheen is gezegt. Toen wy nu gereet ftonden om te vertrekken, en hem voor het goet onthael bedankten, ftonden vier geeftely- ke perfonen gereet, hebbende d'een vyf brooden, en zynde d'andere beladen met gedroogde viflehen , en andere fpyzen , waer mede wy befchonken, en dus in on- ze herberge gebragt werden. Wy trok- ken daer weder van daen ten tien uren des avonts met verfche paerden, die wy in den nacht te voren met groote moeite ge- kregen hadden : om dat kort voor ons veel Reizigers, ook als wy met Podwo- den verzien, hier door getrokken waren, en fchaersheit onder de Paerden gebragt hadden. Den 23 der maent daegde het weder
uittermaten fchoon op, wanneer wy door veele bofchachtige plaetfen trokken, be- zet voor het grootfte gedeelte met Spar- reboomen, waer van twee (borten zyn , Greine en Vurenhoute. Uit de laatft ge- melde fpruiten van onder den ftam tot boven toe de takken in groote meenigte uit. Maar d'andere zyn boven maar al- leen verzien met eene kroon van takken. Men vint'er ook Elze-en Berkeboomen. Na het afleggen van 2 f wurft trokken wy door het Dorp Stoepena; é f wurft daar Stoepsna, van
|
|||||||||
REIZEN.
|
|||||||||
19
|
|||||||||
Rakoek. van daan.doof Rakoela: 20 wurft verder
Prielock. door Oerlie op Prielock, gelegen nogh 1 y wurft daar van daan, daar wy het mid- dagmaal namen, en ten y uren weder Nicob. voorttrokken op Nicola, 18 wurft van Kalje. daar- Toen op Kalje weder 18 wurft : Saske. van ^. Q^ ,t saske, noch eens 18 wurft. Welke plaats de laatfte is, die onder 't gebiet van Archangel ftaat. Nogh 18 Briefnik. Wurft voortgetogen op Briefnik kregen wy hier de eerfte verfche paerden in het Waegfe gebiet, dus genoemt, naar de provintie, en de rivier de Waeg,diemen verfchcide malen moet overtrekken , op °eilwa-Oeft wagen, 30 wurft van daar, alwaar 8en' wy ons met fpys en drank verfriften. in dit dorp,gelegen aan den mont der rivier, vertoefden wy tot 4 uren na denmiddagh, en vervolgden toen onze reis. Den 24 Kictfe. der maant reden Wy op het dorp Kietfe , 1 f wurft van daar, trekkende meeft al
over de rivier. Nogh f f wurft voortge- Wacrrni- togen quamen wy te Waermine na den
""sollo- middernacht aan, en raakten ι f wurft tielewa. verder getrokken door Sollottielewa.Den 2 f quamen wy na het afleggen van 20
Schen- wurft te Schenkerske, de hooftttadt van kciske. jict Waegfchc geDiet, gelegen aan de
rivier de Waeg. Van daar trokken wy Oeflpa-1 f wurft verder naar Oeftpadinga , een dinga. dorp, genoemt naar de rivier Padinga, aan welker mont het is gelegen. Hier namen wy de fpyze, en trokken voorts Ocftpoci. 0p Oeftpoci,na het bereizen van 15* wurft. Dit dorp wil zoo veel zeggen als Pocimont. "Want Ocfl betekent in de tale der Ruilen y»om. De ftreek der rivier, die ons dien- Bolders- de, ftrekte 2c wurft tot Bolderske , daar ke· wy op middernacht aanquamen. Den 16 reisden wy nogh 30 wurft: en quamen te Paeylowa.Paeylowa: van daar weder 30 tot Soafer- Soaferje, je. Toen na het nemen des montkofts Miefovie. op Niefovie,een weg van 24 wurft.Toen Wakomi-nogh xg Wurft naar Wakomina. Tuf- fchen deze twee laatft genoemde dorpen trekt men door een groot dorp , ge- Virgho- naamt Virghowaesje; daar alle weken wacsje. ecn marktdagh is van verfchcide goede- ren , die daar te koop komen. Wy- Soelo- (Jers geraakten wy tot Soelowits, dat Wlts· ook genoemt wort Velickoydwoor, ge- legen 18 wurft van daar wy laatft ver- trokken waren: daar wy in 't midden van den nagt aanquamen. Nogh 1 f wurft reisdenwe, en quamen den 27 der maant Solou. te Soloti aan, van waar wy togen op Je~ ïeS"nga· gringa, gereirt hebbende if wurft , en Kanna. toen nog 12. tot Ralina> Weder 1 f op Senfuma. Senfuma, een dorp gelegen aan de rivier Senfuma j en den 28 nogh 1 f wurft op kF,elens"Fielenska,daar men door hetgrootebofch Komenaf ryt, dat wel 20 wuift breet is. Na het eten reden wy nogh 2f wurft tot Dwie- Dwienitfe, gelegen aan de rivier Dwie- nitfc· nitiê. Hier verftonden wy dat weinigh |
|||||||||
dagen te voren drie Ruflïfche Kooplui-
den, mede van Archangel komende, door z6 roovers waren overvallen, die hun al- les hadden afgenomen. Een der roovers ontnam den voornaamften der drie , aan Jwien ik kennis had, een zilver kruis, dat hy naar de gewoonte van dezenlantaartop de borft had hangen j fchoon d'andere roo- vers dit tegenfpraken, als hebbende alle groote agting voor het kruis. Zelf deze fchclm droeg'er een, dat hy zich van den hals af, en om des Koopmans hals deed , daar by voegende: Nu zyn wy broeders , hebbende onze krmjjin met elkander verwif- feit. Dit hoorende werden wy geilingert door verfcheide gedachten, en na veel o- verlegs befloten echter naar geen gezcl- fchap, dat van Archangel komen mogt, te wachten , maar zonder toeven voort te reizen, houdende tegen allen aanval ons geweer gereet. Dus quamenwe zonder eenige ontmoetinge te hebben den lp der maant te Rabanga, nadat wy2fRab3nSa· wurft hadden afgelegt. Deze plaats legt aan de rivier Soegue. Van daar reisden wy nogh 2f wurft, en quamen ten 3 uren na den middagh tot Wologda Wolog- aan: eene Stadt, die zich, als men van dezen kant komt, fchoon opdoet. Wy ftegen af voor de woninge van den heer Wouter Ewouts de Jongh, Hollantfch Koopman, dien ik ook t'Archangel ge- kent had. Nadat wy hier met alle be- leeftheit ontfangen waren , reed ik des anderen daags door de Stadt, om die te bezichtigen. De Hooftkerk, genaamc Kerken Saboor , bevont ik zeer fraai, geboutte w°- door den zelven Iraliaanfchenboumeefter,'0^3' die het Slot binnen Moskow gefticht had. Boven deze Kerk ziet men vyf koepels, alle met blek belegt. Deze wor- den van de Ruilen genoemt Glafa, dat betekent, hoofden die oj> ecn Kerk ft aan , of op de Kerk ftaande hoofden; boven wel- ke hooge kruiflèn uitfteken. Buiten de- ze Kerk zyn'er nog een· en twintigh Ker- ken van Heen gebout, waar van de meef- te koepels ook met blek belegt zyn, dat befchenen van de Zon een zeer aange- naam gezicht geeft, te meer ook omdat alle de kruiflèn, die op yder koepel ftaan, verguit zyn. Dan zyn'er nogh 43 Ker- ken van hout, drie Monnikekloofters, en een Vrouwekloofter , waar van het voornaamfte is de Steenekerk, die in het midden daar van ftaat, en in 't ronde met gemeene houte huisjes bezet is , waar in de Nonnen woonen, ftaende op een af- gezonderde plaats, daar men door een ldeene deur binnen gaat. Deze gebou- wen bezien hebbende begaf ik my naar de winkclplaatfen en markten , daar alles Markten, te koop gebragt wort. Ik merkte aan dat alle foorten van waaren hier elk op by- zondcre plaatfen wierden verkocht, als 2 Vleefch, |
|||||||||
zo C O R Í E L I S de  R U É Í S
|
|||||||||||||||
dorp loopt de rivier Wolga,die daar zeer r>erïvïe-
breet is. Wy togen over dezen ftroom ren Wol- nevens de Stadt heen tot aan de rivier Sa > e.n Kotris , die haren loop ten zuidenKotns" dicht by de Stadt heeft, en ten ooften in de Wolga vloeit. Hier vond ik eene groote meenigte van fteene Kerken , waar van ik in 't vervolg fpreken zal, dewyl ik daar te rug komende die alle heb afgefchetft. Getrokken over de ri- vier Kotris traden wy de voorfhdt in, genaamt Troepenoe, daar wy ten 4 uren afilegen om den montkoft te ne- men, en ons van verfche paerden te ver- zien. Wy trokken van daer ten 10 uren, en vorderden zoo wel dat wy den volgen- den morgen ten 7 uren ons bevonden te zyn in het dorpNicola, hebbende dus ee- Nicola. nenweg van ff wurft afgelegt. Nogh 6 wurft voortgereden trokken wy verder op door de ftadt Roftof, gelegen ter rech- Roftof. terhant,daer de Metropoiytzyn hof hout. Deze ftadt is vol fteene Kerken, die haer een geweldigh fieraet byzetten. Zy legt aen de rechterzyde van het Roftoffe meer: dat aen d'ooftzyde voorby de ftadt vloeit, daer wy overtogen. Men ziet'er om heen veele dorpjes. De meefte menfehen ge- neren zich hier met planten van knoflook en ajuin. Een halfuur hier van daen legt het kloofter Peuter Zarewits,dat met ee- nige huizen omzet is. Wy trokken nu verder voort, en quamen na 38 wurft ten een uur na den middagh in het dorp Was- \vaske. ke, daer wy den maeltydt namen. Toen nogh 20 wurft voortgetrokken naderden wy tot PereflawSoleeskoy, de hooftftadt Pevcflaw der Provincie Pereflaw , zynde een ge- Soiee$. meene ftadt, gelegen ten weften aen het °y* Prellawfe meer, of ftaande zee. Het was puren, toen wy daer quamen, en mid- dernagt,toen wy'er weder van daen trok- ken. Wy hadden 30 wurft afgedaen, toen wy den 3 der maent, ten 6 uren in den morgenftont quamen aen het dorp Tierieberewa. Hier moften wy gedurig Tiene- ryden berg op berg af, dogh niet zeerberewa. hoogh 30 wurft verre tot op Trooytfe, Trooytfe· daer wy ten een uur na den middag bin- nen het dorp quamen, en tot 6 uren ble- ven. In dien tydt bezichtigde ik het Trooytfe Kloofter, daar wy ontrent het Aen- dorp komende voorby getrokken waren, zienlyk Het is omringt met eenen hoogen fchoo- K-loufter· nen fteenen muur, gelyk het geheele Kloofter van fteen is opgebout. Op de hoeken des rhuurs, die vierkant is, ftaen fraeie groote ronde torens, en tuflehen y- der van die nogh een vierkante. Aen de voorzyde zyn æ vierkante torens, die wel de fraeille zyn, nevens welke de gemeene wegh loopt. Als men aenkomt den wegh op naer Moskow, heeft men het ter rech- ter zyde. Het legt een goet vierde deel van een uur van het dorp. Van voren heeft
|
|||||||||||||||
Vleefch, Hoi, Hout, Huiden, Talk,
en wat des meer is. Van daar reed ik door een groote poort van een vervallen gebou, dat noit op gemaakt is. Het be- gon gefticht te worden van Czaar Yvan Vaffieliewits, die 'er zich van meende te bedienen tot verilerking van een Slot : dogh het een en 't ander bleef onvoltrok- ken uit vreeze voor de Tartaren, die hem uit Moskow deeden vertrekken. Toen reed ik voort langs de rivier Wologda , die ais midden door de Stadt loopt. De andere zyde aan den weftkant is van min- der belang, dragende, fchoon zy onder Wologda behoort, den naam van Dofre- fene; daar ook een andere Gouverneur is. De lengte der Stadt is een goedt uur gaens,de breette geen quartier uurs,hoe- wel hier wat meer, daar wat minder. Hier is de doortogt van alle de Koopmanfchap- pen , die van Archangei opkomen , en die verder uit het lant verzonden worden. Waer toe tegenwoordigh % of 4 huizen van Koopmanfchap zyn voor onzen lant- aart. De Stadt is gelegen op 5-9 graden 1 f minuten aan de ooftzyde der rivier , die daar tamelyk breet is. Op den 30 der maant des avonts ten 10
uren vertrokken wy weder van hier , en quamen des anderen daags ten 6 uren in -den morgen tot het dorp Greelnewits,na het afleggen van 40 wurft reizens, daar wy aan de paerden voeder verfchaften , die dat wel noodigh hadden, omdat ze ons nogh zo wurft verder mollen voeren. Dezen dagh beftont ons gezelfchap wel in 5-0 lieden, nadien veele reizigers van Ar- changei, zoo die voor als die na ons ver- trokken waren, daar waren aengekomen. Wy reifden echter niet alle te gelyk voort, maar alleen met een gezelfchap van 2,0 fleden tot Moskow toe. Na het afleg- gen van zoo veel wurft quamen wy ten een uur na den middag te Óbnorskoy-jam, hebbende alvorens eenen foldaet voor uit gezonden om verfche paerden te bezor- gen } die zonder toeven werden ingefpan- ncn. Dus reden wy 30 wurft en quamen tot Teleeffie: toen nogh 30 wurft, en quamen op Oegherkoy-jam : 7 wurft verder tot Danielofskóy, een fchoon en groot vlek, daar eeriige Koophandel ge- dreven wort. Men heeft'er ook een groote fokkery van paerden: waer onder wel twec^duizent die den Czaar toeko- men. Hier bleven wy tot 4 uren na mid- dernacht, en quamen wyders in het dorp Wochfchera, 13 wurft gelegen van de laetftgenoemde plaets. Toen was het de eerfte dagh van het jaer 1702. Verder voortgetrokken zynde door het dorp Twerietfche, quamen wy na 30 wurft reizens aan de Stadt Jereftauw, eene der voornaemfte van ganfeh Ruflant. Tuf- fchen deze Stadt en het laetft gemelde |
|||||||||||||||
Greclne
wits,
|
|||||||||||||||
Obnors
koy-jam. |
|||||||||||||||
Tcleeffie
Oeghcr· koy-jam.
Daniel. ofskoy.
|
|||||||||||||||
Woel,
fchera. |
|||||||||||||||
Tcref-
lauw. |
|||||||||||||||
REIZEN.
|
||||||||||||
21
|
||||||||||||
daer begraven worden, het genot van de
Zielmiilèn komende , andere erfteniflèn , en diergelyke winden. Het dorp is vry lang. Aan de rechter-
zyde ziet men een meenigte van Smits winkels, daar palen voor geitelt zyn, om de paerden te beflaan. Van hier eindelyk weder voortgetogen quamen wy na het afleggen van 30 wurft aen het dorp Bra-BratoiEe toffiena, daer de goederen der Kooplui-aa' den worden bezichtigt en verzegelt, tot dat ze die vertoont nebben aan den Tol tot Moskow: waar door men genoot- zaakt is zich hier op te houden j zoodat het 3 uren in den middernacht wiert, eerwe weder vertrokken} moetende nogh 30 wurft voortreizen, eerwe het konden brengen tot Moskow. Wy quamen daer Kom ft te eindelyk des morgens ten 8 uren op den 4 Moskow. der maent, en begaven ons in deDuitfche Slabode of Duitfche Vry heit, daer de mee- fte Koopluiden hunne wooningen heb- ben, fchoon 'er ook eenigen in de ftadt Moskow hun verblyf hebben. Ik begaf my aenitonts ten huize van Signr. Willem Gurtfen, ,tot wien my de voornoemde heer Brants den wegh van toegangh ge- baenr had. Deze woonde mede op deze plaets, zoodat hy ook dezen avont van Archangel gekomen zich inzyne gewoo' ne woonftede ter rufte begaf. Des mor- gens daer aen wert hy bezogt van zync Czaarfe Majefteit, beftuwt van eenigen der voornaemfte Ryxheeren, daer aengeko- menmetagt fleden, waer onder die van zyn Majefteit de ilechtfte in 't uiterlyk aenzien was. Het bezoek duurde twee vol- le uren, en gaf my dus.goede gelegenheit van dien grooten Monarch voor d'eerftc mael te zien. |
||||||||||||
heeft het 3 poorten. De middelfte, daer
ik op myn verzoek wert doorgeleit, had twee bogen of voltens, en daer onder een Meen vertrekje, daer verfcheide foldaten de wagt hielden, gelyk eenige ook aen de voofpoort buiten het Kloofter. Deze poort doorgetreden zynde ziet men in het midden de voornaemfte Kerk alleen ftaen, afgefcheiden van alle d'andere gebouwen. Als men het gezicht wend naer de rech- terzyde, vertoont zich het vertrek zyner Czaarfe Majefteit, zeer fierlyk gebout, en van buiten aen te zien geheel koning- lyk. Men gaet'er in langs twee verfchei- de trappen , dewyl het zich vry breet langs die geheele zyde uitftrekt. Het heeft verfcheide verdiepingen , maer van bin- nen die bevalligheit niet, die de fierlyk- heit van buiten fchynt te beloven. Recht tegen over dit vertrek ziet men een groot gebouw , waer in de Geeftelyken hun maeltyt houden, zoo gemaekt dat het ech- ter het andere evenaert, zynde alle de venfters daer van verfiert met kleene ko- lommen , en de fteenen aen het gebouw met verfcheide koleuren befchildert. De gemelde Kerk ftaat tuflchen beide deze ge- bouwen. Dan zyn'er nogh vier voorna- me Kerken, en vyfvan minder omtrek. Van buiten heeft dit gebou de verbeelding van een Kafteel of Sterkte, daar in de Archimander of Abt het opperfte gezagh voert. Gemeenlyk is 'er een getal van twee of drie hondert Monnikken in, waer van'er twee of drie my overal, daar ik wezen wilde om myne nieusgierigheit te voldoen, beleefdelyk geleidden. Dit Kloofter heeft veel rykdom , trekkende zyn inkomften van 36 duizent boeren,die 'er onder behooren, nogh het begraeffe- nisgelt voor lyken van groote heeren, die |
||||||||||||
V.
|
||||||||||||
Cj
|
||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
12
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
V· Η o o f τ s τ υ κ.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Schryver verfcbynt voor zyn Czaarfche Majefle'it. Water-
wyd'tng der Rufsen, V'ierwerk m Moskow aangekeken. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
s
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
E D e R τ het jaer 1649 heeft de
Czaar van Moskovie zich aenge- went kort voor het feeffc van drie Koningen, binnen de Stadt Mos- en in de Duitfche Slabode een be- |
hier op met zyn gezeïfchap aen myn ka-
merdeur kloppen, en trat vervolgens bin- nen. Ik hier van niet verwittigt was ee- nighzins ontzet,maer hernam den moedt, en fprak zyn Majefteit met vrymoedige eerbiedenifiê aen , dat haer vremt fcheen voor te komen, vragende in't Hollantfch: Hoe weet gy wie ik ben ? en hoe komt gy mj Gefyfek te kennen i Jk antwoordde dat ik te Lon- ^es Schry- |
||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bezoek
des
Czaars. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
kow,
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
te
|
geven aen zyne voornaemfte
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
zoek
vrienden ,
komftigh, |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
zoo wel luiden van overzee af-
als Heeren van Ruffie, en hen |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
te vergallen onder de benaminge van te
gaen ilawaeien : op dien tydt verzelt van |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
den gezien had eene Schildery zyner Ma- \
|
vers mee
en |
||||||||||||||||||||||||||||||||||
eenige Kneefen of Prinfen, en andere
Grooten , zyne gunftelingen. Hier van wert nu in den jare 1702.. een begin ge- maekt op den 3 January, ouden ftyl. De eerfte aenkomft was by den heer Brants, waer na toe zich vervoegden des morgens ten 9 uren wel ontrent 300 perfonen, ten deele daer door fleden, ten deele te paert gevoert. Hier toe waren de tafels te vo- ren al in goede orde bereit , en vooraf gevült met veele lekkernyen, en koude ipyzen, die kort daer na voor warme ver- wiiTelt werden. Men was vrolyk, en dronk luftigh om : tot dat zyn Majefteit ten 2, uren weder met al haer gezeïfchap vertrok, en zich begaf nacr het huis van den heer Lups, daer het onthael niet minder was, en dien zelven avont nogh eenige andere heeren ging begroeten. Vervolgens fchikte men zich tot de ruft, waer toe verfcheide huizen in tydts ver- vaerdigt waren. Den volgenden dag kreeg na verfcheide bezoeken de Heer Reiident vander Huift ook zyn beurt. Deze Heer had recdtsbeftelt dat ik ten zy- nen huize komen zoude, en aireede met zyn Majefteit over my gefproken, vol- gens de aenbeveling aen hem gedaen door den Edelen Grootagtbaren Heere Niko- laes Witfen, Burgermcefter en Raedt der Stadt Amfterdam. Ik werd geplaetft in een byzonder vertrek , of de gefegenheit zoo gunftigh mogt zyn , dat ik voor den Vorft quame te verichynen. Midd'ler- wyl trad by geval Knees Troebetskooy in myn vertrek , die my niet kennende, en voor eenen vremdeling nemende , my in de Italiaenfche tale toeiprak , vragende of ik die verftond. Op het zeggen van ja fcheen hy verheugt te zyn , en ondcrhielt my een wyl tydts met veel genoegen over het geweft van Italië, daer hy mede ge- weeft was, en andere landen by my door- wandelt. Eindelyk van my fcheidende |
jefteit naer het leven gedaen door denczaer,
Ridder Godfrey Kneller, welke beeltenis my nogh zeer wel in myn geheugen lagh. Het fcheen of dit antwoort maer tamelyk wiert aengenomen : waerom ik daer by voegde dat ik het geluk hadde gehadt van zyne Majefteit te zien voorbygaen over het Hof naer den heer Brants. Welk zeggen meer ingang fcheen te nemen by den Vorft, die hier op my vraegde wat Stadt myn geboorteplaets was, wie my- ne ouders, en ofze nogh in 't leven wa- ren, en of ik nogh broeders en zufters in de werrelt had. Toen ik hier op geant- woort had, fprak zyn Majefteit van de eerfte reize , door my gedaen , in wat jaer ik die begonnen , en wanneer geein- digt had, en op welk een wys ik heen en weder te rug gereift had. Voorts rede- neerde hy in 't byzonder over Egipten, en de rivier den Nyl, ook over de Stadt GayrOj haere grootte, hoedanigh zy ge- bout was, en hoe het gelegen was met de meenigte der afgeflotene wyken van out Cayro, met Alexandrïe , en andere plaetièn , voegende daer by dat hy wel wilt dat'er nogh een plaets was genaemt Alexandrette: daer ik op antwoordde dat de laetft genoemde plaets als een haven was van Aleppo, en hoe verre zy.daer van afgelegen was. Dit fprak de Vorft altemael uit in 't Hollantfch, en begeerde dat ik in die tael met hemzoublyvenfpre- ken, betuigende my zeer wel te kunnen verftaen. Waer van hy ook goet bewys gaf, dewyl hy al wat ik gezegt had met zulk eene naeukeurigheit weder vertelde aen de Ruffifchc Heeren, die in zyn ge- volg waren, dat de Refident en andere Hollantfche Heeren daer tegenwoordigh zich des niet genoegh konden verwonde- ren. Toen geboot hy my cenigh gefprek te houden in de Italiaenfche tale met den voornoemden Knees of Prins Troebets- |
||||||||||||||||||||||||||||||||||
begaf hy zicvan myne teniflc gaf.
|
kooy, die dezelve tamelyk wel verftondt.
Waer op hy met zyn gezeïfchap weder
Zonder toeven quam de Vorftlnaer binnen tradt. Drie goede uren by
den
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
/
|
||||||||||||||
REIZEN.
|
||||||||||||||
2 3
|
||||||||||||||
breet van den eenen tot den anderen hoek
4f fchreden : dat in den omtrek 180 fchreden uitmaekt ·, hebbende het hek nogh twee affchutfels in manier van Ba- lufters, die 4 fchreden van elkander af- ftaen, en 4 voeten hoog zyn, alle in't ront met root ftof bekleet. Ten Wellen van het water of byt zag men op een ver- heve plaets met planken belegt drie alta- ren met fchoone kleeden overtogefi. Om hier te genaken waren vier poorten ge- ftelt, te weten tuflchenelken hoek in het midden een, waer van de voornaemfté ftont naer de Zuidzyde van het flot, me- de befchildert met eenige geeftelyke ver- beeldingen , dogh van kleene knnft. Al- les bezichtigt hebbende vervoegde ik my op de hoogte by het flot of Kaftcel tuf- fchen de twee poorten by die genaemt is Taymemikie , of heimelyke poort, daer de ommegang voorby molt. Het was ontrent 11 uren toen de Proceftie begon voort te trekken. Zy quam uit de Kerk genaemt Saboor, zoo veel als , Vergader- plaets der heiligen, zynde de voornaemfté Kerk in Moskow binnen het flot, De Proceifie beftont geheel in geeftelyke per- fonen, uitge'nomen dat 'er eenige in ge- meene kleeding voor uitgingen , dragen- de verfcheide vanen aen lange ftokken. De geeftelyken waren altemacl in hun misgewaet, dat koftelyk was. De ge- meenlte. Papen en Monnikken, wel 100 in getal, gingen voor aen. Voor hen gingen veele zangers, zoo mannen als jongens, in gemeene kleederen, yder met een boekje in de hant. Aen beide de zy- den gingen veele foldaten gewapent met musketten, ook veele voetloopers met ftokken om den doortogt ruim te maken, waer in zeer goede orde gehouden weit. |
||||||||||||||
den heere Refident met het uiterfte ge-
noegen gebleven zynde vertrok hy weder met zyn ganfche gezelfchap, om de ove- rige van zyn toegedane vrienden in de Slabode een bezoek te geven , dat dezen avont een einde nam: dewyl het feelt der Waterwyding op handen was,die des an- deren daegs zynde Zondagh, en 's Maen- daghs den 6 January O. Styl ftont te ge- fchieden. Op welken dagh des morgens juift hier aenquam de zoon van den Gene- raal Veltmaerfchalk Bories Petrowits Se- remetof, brengende geheel onverwacht aen zyn Czaerfche Majefteit , die toen in de Kerk was, de tyding van het flaen der Zweden door de Ruften in Lyflant, f of 6 uren van de Stadt Deript} i» rów ken 4lagh hy meldde dat 4000 Zweden op de plaets gebleven waren, en eenige honderden gevangen , waer onder ver- fcheide officieren. Deze zoon van Sere- mctof was zelf in den ilagh geweeft, en daerom uitdrukkelyk van zynen vader herwaert aen gezonden om deze tyding te bootfchappen, die geen kleene vreugde veroirzaekte. Dit feelt nu , daer ik van -fpreke, wort gehouden voor de Openba- ring van Chriftus, op welken tydt ik het toedragen der zake gezien hebbe. Binnen de hooftftadt Moskow op de ri-
vier Joufa dicht naer de zyde van het ilot was gehakt een vierkante byt, die ik be- vond 13 van myne voeten van den eenen tot den anderen hoek breet te zyn, dat in het geheele vierkant f 2. voeten beilaet. Om deze byt was een werk gemaekt fier- lyk van hout opgeilek, hebbende op y- der hoek een houte kolom, onderfteunen- de een foort van Kornis. Hier boven vertoonden zich vier boogswyze befchil- derde Paneelen, of houte borden, ftaen- |
||||||||||||||
Na deze Prielters volgden alle , die Bif-
fchoppelyke kleederen droegen, waer van het getal ontrent op 300 uitquam. De voornaemfté waren Metropoliten, of Kar- dinalen , waer van 'er twaelf in getal zyn, hebbende een kleeding aen, gemeenlyk Sachjfè genoemt. Toen vier Aertsbif- fchoppen, drie Biflehoppen , en veel Ai> chimandriten , die opperhoofden zyn van een Kloofter. Toen nu ontrent zoo de- zer laetftgemeldc waren voortgetrokken, zagmen al wat in de Proceftie door de Prielters wert omgedragen.' te weten, eenen langen ftok lantaerenswyze ge- maekt , het welk betekent het licht van Godts woort, ter eere of kuiter der Beelden. Op twee diergelyke ftokken zag men twee van de vergulde Cherubyns, in hun tael genoemt Lepiedi. Toen twee kruiflèn : toen een gefchildert beek van Chriftus, levens groote bykans, tot on- trent het halve ly£ Hier op volgde een zeer groot boek. Ook wierden'er on- trent zo koftelyke mutfen van gout en zil- ver, |
||||||||||||||
de boven op yder hoek een der vier Evan-
geliften verbeelt,cn daer boven over twee houten in manier als halve hoepels gelegt, op welker midden een hoog Kruis ftondt. Op deze bovenborden zagh men van bin- nen verfcheide verbeeldingen gefchildert met Apoftelen en diergelyke figuren. Het befte was ten Ooften van de rivier daer Chriftus van St. Jan gedoopt weit in de Jordaen, zynde aen de regter zyde vier ftaende Engelen verheelt, zonder eenige verdere beelteniflên. Van buiten waren de borden befchildert elk met f Engele hoofden , drie onder en twee boven met vleugelen. Ten Weften van 't zelve wa- ter waren vier trappen, op welker einde een groot gewigt van loot gelegt was, om ze neder in het water te doen komen. Op deze trappen ging de Patriarch, of de man , die de plechtigheden verrichtte, tot het water, dat daer 8 voeten diep is. Rontom het water lagen groote roode klceden op den gront gefpreit, zynde bui- ten om heen een vierkant hek geftelt, |
||||||||||||||
CO RN E LIS de BRUINS
|
|||||||||
%4
|
|||||||||
ver\ met edele gefteenten bezet, in deze
Proceifie omgedragen: elk van een per- foon. Na het verrichten der plechtighe- den hadden eenigen der voornaemften de- ze mutfen op huniie hooiden. De muts, die de Metropolyt op had, was van gout, met paerlen en edel gcfteente bezet. Zy noemen haer Mietre, dat een hoof'tdexel van de opperde Geeftelykheit betekent. Achter dit groote boek quam de Metro- polyt, die de plaets van den Patriarch be- kleedde s houdende een groot gouden Kruis met edel geiteente bezet in beide zyne handen, en telkens tegen zyn voor- hooft aen, wordende hem van wederzy- den door eenen Priefter geftadigh de ar- men onderfteunt. In dezen rang qua- menze tot het water. Alwaer hunne ce- remoniën verricht hebbende, daer ze een goet halfuur mede doorbragten, tradt de Metropolyt tot het water. Hier dom- pelde hy driemael het Kruis in, en fprak, gelyk de Patriarch gewoon is, de volgen- de woorden , SPACI GOSPODI LU- DI TWOYA , I BLAGOSLOWI DOSTOANIA TWOYA. Dat is: GODT BEWARE UW VOLK , EN ZEGENE UW ERFDEEL.Toen keerdenze weder naer het Slot: dogh de 200 Priefters, die in het heentrekken voorgingen, quamen niet in dezelve orde weder te rug , maer meeft van een ge- fcheiden, en van elkander verftroit. Die hun Misgewaet aen hadden hielden hun orde wel. Onder dit alles zagh ik , hoe een tamelyk groote tobbe of ketel, die 'niet wel te bekennen was, om dat'er een doek over heen lagh, gedragen wiertdoor twee flegt gekleede perlbonen ·, volgende daer agter nogh een diergelyke , nevens een tinne kan vol water: welk water na de heiliging daer in gedaen zynde in het Hof gebragt wert, om daer mede de hui- zen en beelden te befprengen. De pro- ceflïe was niet zoo haeft in het flot geko- men, of ik werdgewaer, dat al wat om het gemelde water gefteltwas, haeftigh wechgenomen, en naer het Slot gevoert wert. Middlerwyl ftak een der Rullen eenen langen grooten bezem in het ge- melde water, en begon de omltanders daer mede te befprengen, die ik niet zien kon dat'er zeer mede ver kuift waren j hoe- wel my fchier dagt dat dit fprengen uit boertery gefchiedde. Het was ζ uren in den middag, toen dit werk een einde nam, zynde de toevlocjing van menfehen £00 ongemeen groot, dat die alleen wel befchouwens waerdigh was. Waer van het gezigt, als men op de rivier is , zich fraei opdoet, om dat het Slot op een hoog- te legt, waer op men het volk met dui- zenden, zoo mannen als vrouwen, boven op de muren zynde, zien kan. Toen wy wederom naer huis te keeren in de poort |
van het Slot gekomen waren, ontftont'er
zulk een gedrang , dat wy genoegh te doen hadden om ons voor ongemak te be- vryden. Zoodat ons deze nieusgierigheit- duur zou hebben kunnen ftaen , te meer . ook omdat het niet zeer vermakelykiszoo veel tydts geftadigh in de koude fneeu te ftaen. Deze feeftbouding is voor dezen veel
heerlyker uitgebreit, vermits hunne Ma- jefteiten zelfs met al de Grooten van het Ryk de ftaetfie bywoonden. Maer hier in, gelyk in meer andere zakeri, is zulk een verandering gemaekt door den tegen- woordigen Czaar, dat het niet te zeggen is. Maer wy zullen hier na breder daer van fpreken. Den 9 der maent begon het te dojenen
te regenen, zoodat'er veel Iheeu wech fmolt, zynde dit winterfaizoen zoo flap, als in veele jaren niet geweeft was. Den 11 daer aen volgende was'ergroo- Vreugde
te vreugde over de verwinning door zyn over tie Majelïeits Wapenen op de Zweden be-"s,!ot> haelt, daer wy zoo even van geiproken den be-~ hebben. Daer wert een Vierwerk ver-haelt. toont benevens het Slot op de bafaer, die byzonder laeg en tamelyk breet is: in wel- ker midden het Vierwerk ftaende zich uit- ftrekte van het eene. einde der plaets tot het ander. Naer de zyde van het Slot was opgeflagen een lange houte logie met glaze venfleren , waer in zyn Majefteit een maeltyt gaf aen de voornaemfte Hee- ren van het Hof, en de buitenlantfche Gezanten daer tegenwoordigh, als den Heer Afgezant van Deenemarken , den Heer Relident, enverfcheide Officieren, nevens eenigen van onze en andere over- zeefche Koopluiden. Voor de Logie waren drie ryen takken als jonge boomen in den gront gezet tot befchaduwing ofte ileraedt. De maeltyt begon ten twee u- ren na den middagh, en 't Vierwerk on- trent ten 6 uren aengefteken , en ten 9 uren verteert. De verbeelding beftont uit drie groote hooge en breede fchutten van planken, daer verfcheide beelteniiTen opftonden, dietegensde planken waren aengefpykert, en met een bruine koleur overfchildert. De tekening of omtrek van het Vierwerk was van eenen nieuwen vond, noitvanmydus gezien. Op het middelfte zag men ter rechter zyde den Tydt, wel tweemael zoo groot als 't leven , houdende in de rechterhant ee- nen zantlooper, in de flinke eenen palm- tak , die van de Fortuin aen d'andere zy- de ftaende ook met de hant wert gevat, met dit byfehrift in RuiÏÏfchc letteren : GODT ZY DAER VOOR GE- DANK T. Op het ander ter flinke zy- de naer de logie zyner Majefteit was af- gcbeelt de ftam van eenen Boom , daer een Bever aen ftont te byten met deze woor-
|
||||||||
RE I ZE R
|
||||||||||||
*ƒ
|
||||||||||||
de dezer plaets ftond een toren, waer in
zyn Majcfteits zufter was met vele Me- vrouwen om een gezicht van dit alles te hebben. Een der voornaemite torens daer ontrent was rondom met lichten bezet van boven tot beneden, blyvende yder der ge- melde groote tafelen meer dan het vierde deel van een uur in zyn licht, branden. Ondertuflchen hoorde men het baldeuen uit verfcheide groote ftukken kanon; ge- lykook voorden middagh gefchiet was. Met het eindigen der vierwerken was de tafel weder bereit. Toen was het tydt voor my om daer van daen te fcheiden, en my naer de Slabode te begeven : al- waer gekomen zynde hoorde ik ten 10 u- ren yo fchoten agter een uit grof kanon : waer op eenigen tydt daerna nog andere volgden. Aenmerkelyk was, dat in zul- ken geweldigen drang van menfehen zul- ke naeuwe orde gehouden was door de foldaten en opwachters, dat ik niet weet dat iemant eenigh ongemak is overgeko- men. Alleen ontftont even voor het fchei- den van 't gezelfchap , dat kort na mid- dernagt was , eenige onluft tuflehen de Franfchc officiers, waer door de degens onder een groot rumoer voor de logie zy- ner Majefteit uit de fchede raekten. Maer daer wert wel haeft raedt in gefchaft : want men zag weinigh dagen daerna in de Duitfche Slabode dicht by de Hollant- fche Kerk een pael opgerecht, aen wel- kers bovenlle eind een byl en degen ge- hecht werden , en daer aengeflagen drie plakkaten, een in de Rudifche , een in de Latynfche, en een in de Hoogdukfche s , tael: waer by bekent gemaekt wert dat al ^lvt wie zoude beftaen met den degen te ftry- den, of een tweegevecht aen te gaen, met de byl zougeftraft worden zonder genade. |
||||||||||||
woorden: AENHOUDENDE ZAL
HY HEM UITRüEJEN. Op het derde ter andere zyde zag men den ftairi
van eenen boom, waer uit een nieuwe tak voortquam : en daer benevens een ftille zee, waer agter boven een halve zon te voorfchyn quam , die aengeileken zynde rosagtieh van koleur was, waer boven deze fpreuk ftont: DE HOOP VER- NIEUT. TuiTchen deze tafels ftonden kleine vierkante vierwerken, die geftadigh brandden, hebbende elk mede hunne by- fchriften. Het tweede, dat eerft wiert aengefteken'door zyn Majefteit zelve, daer ik by geval byftondt, was een kruis met vier balken. Het derde was een wyn- rank, het vierde een vogelkooi,ook met byfehriften getekent. In alle de laetft ge- melde werden lichten gezet, waer door men de verbeeldingen konde zien : op zulk een wyze als men in ons Nederlant gewoon was. Op het midden dezer plaets zagh men eenen grooten Neptunus, zit- tende op eenen dolfyn. Aen zyn zyde wae- ren veele foorten van vierwerken op den grontjiOntom met palen bezet, waer aen een meenigte van vierpylen hing, die aen- gefteken hunne werking behoorlyk de- den, Eenige ftortten eenen gulden regen, andere lichtjes. Terwyl het vierwerk ftont aengefteken te worden , traden uit de gemelde logie verfcheide geeftelyke perfonen', en andere Heeren, die zyne Majefteit verzelden. Zy traden binnen een overdekte plaets, in het midden van dezen toeftel opgeflagen, om daer eenïge ceremoniën te verrichten. Boven de poort der logie ftaken verfcheide vanen , daer vele foldaten de wacht hielden. De toe- loop der menfehen van alle kanten toege- vloeit was onbefchryffelyk. Aen het ein- |
||||||||||||
D
|
||||||||||||
VI.
|
||||||||||||
CORftELlSde BRUINS
|
|||||||||||||||
l6
|
|||||||||||||||
VI. Hooftstuk.
Zware Rechtspleging binnen Moskow. Prachtige huwlyxfiaet-
fie van zeker gunflel'mg der Czaerfe Majefieit* Ferfchy- n'ing. des Schryvers voor de Czarietjè. |
|||||||||||||||
kleeden volgens de oude manier van dit lant,
d'een kofteïyker dan d'ander , naer het bevel gegeven wért. Men hielt de brui- loft binnen de Duitfche Slabode, in het paleis van den heer Generael la Fort, on- langs overleden. Dit hof is een groot ge- bou van fteen, daer men om zyne breette langs eenen wederzydfehen trap ingaet. Het is geheel op zyn Italiaenfch gefticht, verzien van deftige vertrekken, en een overfchoone zael met fraeje tapyten be- hangen, waer in de bruiloft gehouden wert. Tot het vermeerderen der pragt was daer vooraf gebragt een meenigtevan zilverwerk, en op een daer toe gefchikte plaets ten toon geftelt. Men zag'er twee groote Luipaerts van enkel zilver, yder met een zilvere keten om den hals, waer aen ze gebonden waren , houdende dé voorfte pooten op een zilver fchilt. Nogh was'er een werreltkloot van de zelve ftof- fe vry groot, ftaende op de fchouderen van eenen zilveren Atlas, nevens groote zilvere kruiken, en andere vaten, waer van een gedeelte behoorde tot de fchatka- mer zyner Majefteit.De plaets om by een te komen tot het plegen der ftaetfie was ge- fchikt binnen Moskow dicht by het iSlot in twee voorname gebouwen, die tegens elkander overftonden. Met den morgen- ftont begaven zich de Czaer en alle de ge- noodigden daer na toe. In het eene ge- bou traden de mannen, in het andere de vrouwen. Het was ontrent tien uren , toen men van daer trok naer het Slot, in welx midden ik my geplaetft had om den trein te zien, en al den toeftei te befchou- wen, die om het fchoone weder van dien dagh te aenzienelyker was. Vooraen reedt de Czaer, gezeten op een fchoon zwart paert, en gekleet in koftelyke goude ftof. De opperrok was met eenige figuren van verfcheide koleuren doorwerkt. Op het hooft had hy een hooge ronde bonte muts, aen de beenen geele laerzen. Het paert was uittermaten koftelyk gemonteert,zyn- de het achterlyf bedekt met een zware goude fchabrak. Onder aen beide de voor- fte pooten had het eenen zilveren ringvier vingeren breet. De deftigheit van 7yn Majefteits perfoon, die byzondcr wel te paert zit, deed niet weinigh tot de hecr- lykheit van dit fchoufpcl. En men zou inderdaet niets grooter nogh koninglyker kunnen bezichtigen. Aen de flinke zyde reedt
|
|||||||||||||||
EN ip der maent ftont'er bin-
nen Moskow een openbare ftraf te gefchieden over zekere vrou- we van in de fo jaren , die haren eigen man om 't leven gebragt had. Hierover wertze verwezen om levende in de aerde gedolven te worden tot aen de fchouders toe. Ik begaf 'er my na toe , en vond haer dus half begraven ftaen, maer zeer fris en wel gedaen. Zy had om het hooft en hals gewonden eenen witten doek, dien zy wat deed los maken, omdat hy'er wat te benaeut viel. Drie of vier foldatenbe- waekten haer,die van wegen het gerecht gelaft waren wel zorge te dragen, dat van nicmant haer eenige fpys of drank wierde toegebragt tot verlenging van haer leven. Die wilden, worpen op den gront voor den kuil, waer in zy bedolven ftont, ee- nige kopykkes of Huivers. Waer voor zy met het buigen van 't hooft telkens dankbaerheit bewees. Zulk geit wort ge- meenlyk beileedt tot het koopen van eeni- ge waskaersjes, aen te fteken ter eere van den eenen of anderen heiligh , dien zy aenroepen,ten deele ook tot een kift voor hare begraving. Ik weet niet of de wach- ters zulke miidadigen niet fomtyts onder de hant toelaten fpyze te nuttigen, en een gedeelte der gegeve penningen naer zich, ilrykcn, dewyl zommige lang in't leven blyven. "Wat deze belangt, zy fterf den tweeden dagh nadat ik haer gezien had. Op den zelven dagh was nogh zeker man, ik weet niet om welk een mifdaeuleven- digh verbrant. Maer van de rechtsple- gingen , hier te lande in gebruik, zullen wy hier nabreeder ipreken. Nu vervolg ik rayn verhael naer orde des tydts. Op den 16 ftont de trouftaetfie te ge-
fchieden van zekeren gunfteling des Czaers, genaemt Fielaet Prienewits Souskie, een Ruflifchen edelman , en Kneefna Maria Surjovena Schorkofskaja, welker broeder in even groote waerdigheit als de bruide- gom by den Czaer leefde, genaemt Knees Eedder Surewits Schorkofskaja. Tot de- ze bruiloft werden door laft zyner Maje- ftcit genoodigt de voornaemlte Heeren en Mevrouwen (van het Ryk , nevens de vremdeGezanten, en de meefte van onze en andere overzeefche Heeren en Vrou- wen. Men gaf laft aen alle debruilofts- gaften, zoo wel vrouwen als mannen, dat &e zich in deze ftaetfie zouden hebben te |
|||||||||||||||
Halsftraf.
|
|||||||||||||||
Trou.
flaciiie. |
|||||||||||||||
REIZEN.
|
||||||||||||||||
17
|
||||||||||||||||
die in zyn Majefteits afwezen Moskouw
regeert, was uit onpaflely kheit t'huis geble^· ven. Waerom de andere, gemalin van Iva- nawits Boeterlien, alleen de ceremoniën waernam. Deze had een wit vil- ten hoetje , fuikerbroots wyze met een fmal rantje op haer hoofd , hebben- de twee ftaetjufFrouwen voor zich zit- ten, die achter uit reeden. Deze wagen wert getrokken van ï z. witte paerden, waer benevens aen beide de kanten gingen veel dienaers in het root gekleet. Hier op volgden ζ f andere wagens van kleener ibort, met dezelve ftoffe overtrokken, yder befpannen met twee witte paerden. In eenen der zelve zat de Bruit, in den anderen Ruififche Mevrouwen. Tuflchen deze wagens zag men leggen opeen kleen flecht fleetje, getrokken door een onge- zien leelyk paert,aen wiens ftaert hetvaft was, een kleen manneken, even zoo be- hacgelyk om aen te ichouwen , als het paert en de flede, en gekleet in een Joodfch gewaec. Dit flepen 'bracht my in gedach- ten of deze perfoon wel gerackt mogt wezen j waer in ik my niet bedroogh. Want gelyk hy daer zeer wel bekent was, zoo onderrechtte men my dat hy niet wel ter been was. Hy was van Joodfche af- komft, dogh had zich tot het Chriftélyk geloove bekeert. Om iets , dat hy be- |
||||||||||||||||
ïeedt de heer Alexander Danielewits die
Menfikof, mede gezeten opeen zeerkof- telyk paert,dat nevens zynen meefter, die in goude kleederen blonk, dapper uitge- ftreken was, hebbende ook zilvere ringen aen de voorfte pooten. Toen quamen de voornaemfte Kneefen : en na hen yder in zynen rang by paeren,alle te paerde, met tliergelyke kleederen verzien, ten getale van i4 paren. Zyn Majefteit dus in het flot gekomen zynde zette zich daer om de volgenden in goede orde af te wachten, waer mede het vierde deel van een uur gefpilt weit: terwyl hy zyn paert in 't wachten eenige karbetten deed maken. Hy was hier dicht by de poort Ewaritsof Hofpoort, daer de vertrekkarners zyner Majefteit zyn. Boven welke zich in een groote opening onthielden de Princeffe zufter zyner Majefteit, en de Czarietfeof Keizerin met hare drie jonge Princeflen, nagelatene kinderen van den laetft overle- den Czaer, broeder zyner tegenwoordige Majefteit. Wanneer de Vorft die poort ftont door te ryden, groetten hem alle de Princeflen met groote eerbiedenifle,waer op de Monarch met gelyken eerbiet ant- woorde. Toen de heeren dus paer aen paer aengereden quamen, zagmen eenige brandende lichten naderen, waer by vele dienaers te voet gingen. Hier op volgden |
||||||||||||||||
noghóo paren te paert, op dezelve wyze dreven had, wert hy gedwongen in dit
gekleedt, alle voorname perfonen. Toen 1 fchoufpel deze rol te fpelen. Toen volg- |
||||||||||||||||
den nogh 7 ileden met de Jufferen onzer
natie, en daer achter eenige ledige wa- gens , waer mede de ftaetfie befloten wert. Men reed dufdanigh voort door het flot, en een gedeelte der ftadt tot aen de kerk Bogojaftenja, of Chriftus verklaring,daer de.trouw gefchiedde,die door zyne Ma- jefteit zelve, en velen van dit ftatigh ge- zelfchap wert bygewoont. Myn gezicht in alles voldaen hebbende reed ik naermyn herbergh om my te fpyzigen. Wacrna ik my weder vervoegde op eenc goede plaets in de Slabode, om al den fleep te zien ryden naer het huis daer de bruiloft ftont gehouden te worden. Het was 5 uren na den middagh , eer het gantfche gezelfchap gekomen was op de beftemde plaets, makende ontrent uit een getal van f 00 perfonen , zoo mannen als vrouwen yder in een byzondey vertrek; daer d'een den ander niet zien kon. De Princes zuf- ter zyner Majefteit en de Czarietfe met hare drie jonge Princeflen zaten benevens eenige Mevrouwen van 't Hof, aen eene byzondere tafel : ook de bruit met ver- fcheidc Mevrouwen. De zoo genoemde Keizerin zat alleen op een plaets, die met eenen verheven trap opging. Alle de an- dere vrouwen, zoo Ruififche alsDuitfche, in een ander vertrek. De Mufikanten werden gezet opeen verhevene plaets,en lieten zich onder de vreugt hooren. Na- D a dat |
||||||||||||||||
volgden de Gooften, onze Refident, en
de overzeefche koopluiden, welker klee- dinge en mutfen geheel van de vorige ver- fchilden- Alle evenwel haddenze geele laerzen aen, maergemeene platte mütfen. In 't gemeen waren ze zoo koftelyk niet uitgeruft. Zy befloegen ij paren : zoo dat de gemelde perfonen lamen uitmaek- ten een getal van 204 menfehen, waer van het grootfte gedeelte heerlyk in den dos was. Veele paerden hadden zilvere toornen, eenige ook zilvere ketens, on- trent twee vingers breet, en tamelyk dik, die van boven het hooft tot beneden den toom afhingen, zynde voor aen den zadel vaft. Welke tuigen een aengenaem ge- luit voor d'ooren maekten. Andere we- der hadden 'er van blek, plat, en als een keten gefchakelt. Vervolgens quamen f ileden. In drie zaten yder een der Duit- fche Doktoren. In d'andere twee yder een der outfte koopluiden onzer natie. Toen naderde een zeer groote wagen, met root laken bekleedt, gefchikt tot het voe- ren der twee Keizcrinnen,gclyk de Ruften haer noemen. Want alfze van zyne Majefteit gekoren worden om dufdanige zaken by te woonen, noemt men haer Vrouwen van ftaet} welken eernaem zy afleggen, zoo- dra zy dien dienft hebben waergenomen. De eerfte der zelve, gemalin van Knees Fudder Scuifewits Romodanoski, |
||||||||||||||||
»
|
||||||||||||||||
CO RN E LIS de BRUINS
|
|||||||||||||
1%
|
|||||||||||||
dat men met den maeltydt, die Koning-
lyk was, eenige uren in alle vrolykheit had doorgebragt,werden denieu gehuw- de naer hunne legerplaets geleit, die eeni- ge fchreden achter het huis op de rivier de Joufe was. Dit was een opgeflagen houte fpeelhuisje , waer in men tot dien einde een foort van een ledekant rimpelen ilegt genoegh beitelt hadt. Het grootfte gedeelte van 't gezelfchap fcheidde tuilen é o en 12 uren , blyvende al de meenigte binnen de Slabode flapen in de daer toe vooraf beitelde huizen , op welker voor- poorten met wit kryt gefchreven ftondt, ,wie daar zyn verblyf te nemen hadt: op dat men volgens laft des Czaers den vol- genden dag weder gevoegelyk zou by een komen in het huis , daer de bruiloft gehouden wert voor de Ruffifche Hee- ren , om van daer te ryden naer het hof van den Generael Major Menefius, nu nogh bewoont van zyne weduwe, In dit groot koninglyk fteenen gebou , ftaen- de op de groote ftraet der Slabode , had de genoemde Keizerin haere nachtruft ge- houden , en de bruit was voor den mor- genftont ook derwaerts gereden. Het Was ontrent tien uren "Wanneer zyn Maje- fteit daer heen trok , latende de overzee- fche natie achter , die na een uur toevens in goede orde quam aentrekken tot voor het huis van den Heer Lups, die zelf aen de voorpoorte, met eenigen onzer na- tie verzelt , den trein bleef opwachten. Hier hielt de Czaer ital, gelyk ook de volgende heeren. De Heer Lups ont- haelde zyne Majefteit met eenige ver- verfching van drank, die de Vorft te paert zittende aennam. Nu kan ik niet voorbygaen een voor-
val, dat veel tot de vreugt deed. De bruidegom was gezeten op eenen zeer ichoonen hengft:een der andere Groot en op een deftige merry , die beide hier toe bellek waren , omdat men wift datze togtigh waren. De hengft befprong wel haeil de merry , waer van de ruiter zich fchielyk ontfloeg, dogh de bruigom bleef in zyn volle poftuur op den befpringer zitten , totdat die zyn werk gedaen had met gewenfchte uitkomft. Waer op on- der ons alle een geweldigh lacchen ont- ilont. Dit was ook aengevangen in het uitrydenuit het bruiloftshuis, dogh zon- der zoo goeden uitflagh. Weder voort- rydende zag ik den Czaerfen prins op een der laetfte paerden zitten, welk een voetknecht by den toom leidde. Hy was verzelt van,veele edele Jongelingen, kinderen van voorname Heeren. Toen quam de bruitswagen met de twee paer- den, waer van gezegt is. Toen de groo- te wagen met é 2 paerden, waer in , ge- lyk gezegt is, de zoo genaemde Keizerin was. Vervolgens verfcheide andere wa- |
|||||||||||||
gens met Ruffifche Jufferen. Wanneer
men aen het Bruiloftshuis gekomen was, daerik myhaeitigh door behulp vaneenen anderen weghhad vervoegt, zag men zyn Majefteit en andere heeren daer in ryden, begevende Zich de bruit ter flinke zyde van 't paleis in een afgefcheiden huis, de woonplaats namentlyk van den Generael la Fort, wiens weduwe nu nog daer haer verblyf hout. De groote wagen hield, om plaets te maken, ftü, kunnende om zyne hoogte niet wel door de voorpoort komen: nochte de paerden draejen door de fmalte van den wegh. Middierwyl fteeg de jonge Czaerfe Prins van zynpaerr, en bleef by aen wagen ftaen, tot dat die binnen reed. Dogh door de hoogte fcheur- de het bovenwelffel, en bleef aan de poort vaft. Toen ging de jonge Prins het Hof over naer het Paleis, tredende de Keize- rin toen ook uit den wagen, en den trap ter rechter zyde op. Derwaerts begaven zich nu ook de overzeefche Heeren en Jonkvrouwen. Het was nu ontrent we- der op den zelven tydt, als te voren, toen deze tweede byeenkomft een einde nam. Op den laerften, dat is derden dagh, was vaftgefteltdat elk zou verfchynen inDuit- fche kleederen. Waer op dan alle man- nen en vrouwen vangewaed veranderden, uitgezeit eenige weinige Ruffifche Me- vrouwen , die haer gewaed behielden. Hier op ging elk in 't byzonder in het Bruiloftshuis, zonder daer weder, als op den vorigen dagh, uit te gaen. Toen wer^ den ook de mannen en vrouwen te gelyk aengezet aen eene en zelve tafel, evenals in ons lant de wyze is,en na den maeltydt luftigh gedanft en gefprongentot veel ge- noegen zyner Majefteit,en van alle dege- noodigden. Dus nam deze Bruiloft, die ik, omdeongewoonheit der zake, wel in het breede heb willen befchryven , met groot genoegen een einde ontrent midder- nacht. Op den 2 van February, zynde zon-
dagh, na den middagh , ten j uren zag men ,hier in fleden eenigen der Zweedfe gevangenen, waer van wy gefproken heb- ben, inbrengen. Op den vierden der maent wert ik met
een flede afgehaelt om te komen by zyne Majefteit in het hof van den Heer Alexan- der Danielewits dié Menfikof, groot gun- fteling van den Vorftj voerende dit hof den naem van Semeunoftkienaer het dorp daer dicht by gelegen, ontrent een half uur van de Slabode. Hier komende vond ik zyne Majefteit bezig met het beproe- ven eeniger brantfpuiten ,nu eerftuitHol- knt aengekomen, die goedt bevonden werden. De Vorft hier op binnen wil- lende treden deed my tot hem naderen. En my aenfprekende, Gyhek, zeide hy,0 veel in de werrelt getjtn. Matr of gj oit ,ßç„ jes' hebt
|
|||||||||||||
■ ■ ...
|
|||||||||||||
Aerdig
voorval. |
|||||||||||||
R ËI 2'B N,
|
|||||||||||||||||||||||||
%$
|
|||||||||||||||||||||||||
xander in handen gaf*. Hy dronk daef
een weinigh uit, en reikte het aen de ftaet- juffèr weder over. Deze fchonk het we- der vol, en gaf het aen de Vorftinne, uit welker handen ik het weder ontfing, en daer even den mont aen gezet hebbende, de fchenkfter weder overgaf. Want naer de zeden van dit hof zou het uitdrinken van een bierglas, dat op het laetft gege- ven wort, luttel hoffelyk zyn. Toen voerde ik met den heer Alexander eenigc redenen wegens het maken der fchilde- ryen, dewyl hy dé Hollantfe tael redelyk wel vèrftonty en maekte my gereedt om |
|||||||||||||||||||||||||
SA^mh'ihlgéJUenl dat ik uvertooncn zal, weetik
by den niet. Hier op gebood hy zekeren armen Czaer. rus ^ hier toe ontboden, zynen rok te ope- nen. Jk fchrikte op het gezicht. Want aen zyn lichaemzag men een uitwas in de fedaente van eenen darm, ontrent een
ant breet lang, en vier vingeren in de rondte dik,ftaende drie vingers breet recht |
|||||||||||||||||||||||||
Vremdc
quael. |
boven den navel. Deze elendige looft
hier uit alle fpyzen, die hy nuttigt j dat |
||||||||||||||||||||||||
nu reets 9 jaren geduurt heeft. Dit on-
geval had hy gekregen door de quetfüur van een mes, waer door de weg, dien de fpys nemen moet, zodanigh gëraekt |
|||||||||||||||||||||||||
was, dat daer noit federt heelen aen ge- laflcheit te nemen. Hier op gaf ons de
|
|||||||||||||||||||||||||
Keizerin hare rechterhant te kuiTen, en
na haer ook alle drie dePrinceflèn, dat de grootfte eerbewyzing is, die men hier kan ontfangen. Van daer vertrokken keerde ik dert zelven avont in myne herberg. NaBru " eenige dagen wert in het gemelde hof van vtcUBt' den heer Alexander de bruiloft gehouden van zekeren bedienden van den Czaer, die zelf tegenwoordigh was, nevens den Gzaerfen Prins, oom Zyner Majefteit, met veele voorname Ruffifche Heeren en vrou- wen, ook veele Engelfche en Hollantfe Koopluiden, en Duitfe Jufferen. De ta- fel was geftelt in de groote zael, loopen- de met eenen krommen elleboogh. Aen de eene zyde zat zyne Majefteit met de Ruffifche Heeren : alle de Mevrouwen tégen elkander over. In het midden der zale zaten aen eene ronde tafel de Czaerfë Prins, de Heer Alexander, de Engelfche en Hollantfche Koopluiden, waer onder ik ook gerekent wert. Na dat wy def- tigh onthaelt waeren , werden de tafels wechgenomen , en luftigh op de Pool- fche wyze gedanft, zittende de fpeelluiden aen een zyde, die zich zeer vermakelyk lieten hooren. Dezen zelven nacht trok de heer Ale-
xander voor eenige dagen naer buiten tot verrichtinge eeniger zaken. Den elfden der maent begaf zich ook de heer Pauwei Heins, Envoye van den Koning van Deenmarken weder naer huis, van meening met het voorjaer weder te kee- ren jwaerom hy zyne Gemalinne hier liet. Op den ƒ vanMaert had ik het geluk van ter maeltydt te zyn by zyne Majefteit op Probrofensko, de gewoone verblyfplaets van dien vorft. Hy voerde my na den middagh met zich naer het Hof der Kei- zerinne, om de Afbeeldingen der drie^p^ Princeflèn, door my middlerwyl begon- ceflèn ge· nen, te bezichtigen. Ondertuflchen hadfchildert, hy veel gefprek met de Keizerinne over de reizen door my gedaen. Den 11 der maent begaf hy zich met eenige grooten naer het huis van den heer Brants, en be- zagh daer in myn kamer de fchilderyen, die ik t'Archangel gemaekt had, waer over hy zeer veel genoegen nam, Onder/ D 3 hes |
|||||||||||||||||||||||||
weeft is. Het was een mad van |f jaren.
Ik betuigde den Vorft myne verwonde- ring, en dat ik iets diergelyks wel noit gezien had, rhaer eenen man kende, die alle de fpyze, als die verteert was, weder door den monfc loozen moft. De Vorft hoorde ook dit exempel met verwonde- ring aen, en om my dit ongeval 'des ar- men mans nader te ontdekken, deed met de hant de verteerde fpyze daer uit druk- ken. Hier werd ik met drank ververfcht : en na een geiprek van twee uren vertrok zyn Majefteit. Toen naderde my de Heer Alexander, en gaf my te kennen dat zyn Vorft, wetende dat ik bedreven was in de fchilderkunft, begeerde dat ik de drie jonge PrinceiTen zoude fchilderen, nage- latedogters van zynen Broeder Czaer Ivan Alexewits , die, zoo langhy in't leven . was, met den tegenwoordigen Czaer re- geerde, en in den jare ió"p6 den zpjanu- ary der werrelt overleed. Dit was, zei- de hy, wel devoornaemfte reden, waer- om ik te hove gehaelt was. Hier toe wel genegen zynde reed ik met den ge1 melden heer, om de PrinceiTen voor af eens te gaen bezien,naer het hof der Kei- zerinne, hare moeder, een uur van Mos- kou gelegen, een vermakelyke luftplaets zyner Majefteit, genaemtlfmeilhoff.Voor DeSchry-de Keizerinne gebragt wert ik aenftonts |
|||||||||||||||||||||||||
ver ver-
ft hy η t voor de |
van hare Majeiteit gevraegt of ik de Ruf-
lifche tael verftont. Waer op de Heer |
||||||||||||||||||||||||
Keizerin· Alexander het woort nemende haer teken-
ne· nen gaf, dat ik daer in onbedreven was, en verder eenigh geforek met haer hielt. Hier op deed de Voritin een zilver fchaeltje met brandewyn vullen, nam het in haer hand, en gaf het voort den heer Alexan- der over. Hy ledigde het, en gaf het weder aen de ftaetjuffer. Het wert ten tweeden mael gevult, en my op de zelve wyze door de Keizerin toegereikt. Ik ledigde het op myn beurt. Waer op wy elk uit de hant der Keizerin een glas wyns ontfingen, en na weinig tyts ook van el- ke der drie jonge Piïnceflen daer tegen woordigh. Hier op wert 'er een groot glas met bier gevult en der Vorftinne we· der overgegeven, die het den heer Ale |
|||||||||||||||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
||||||||||||
θ
|
||||||||||||
3
|
||||||||||||
het praten geviel dat zyne Majefteit fprak
van eenige Hukken kanon, waer op men meende dat het wapen ftont der Repu- blyk van Genua, verbeeldende, als dat van Venetië , eenen lecii, die met den vooriten poot een boek hout. Maer de- ze ftukken door ouderdom gefleten zyn- de,was het wapen daer op zoo verduiftert dat men twyffelcn mogt of het een leeuof eenigh ander dier ware. Den Vorft be- ving hier op een luft om'er een gezicht af te gaen nemen, en daer toe het gantfche gezelfchap met zich te voeren. "Waer toe de byeenkomft beitelt wert op het Hof van den heer Alexander, Zoodra zyne Majcüeit daer verfcheenen was, wert yder van het gezelfchap, béftaende rneeft in eenige voorname overzeefche kooplui- den, daer hy veel van hiel, door zynen laft, van den heer Alexander befchonken met eenen gouden gedenkpenning, waer op de Vorft vcrbeelt was,dragende eenen lauwerkrans op 't hooft:ftaende in den rand, in Ruffifche Karakters getekent : PE- TER ALEXEWITS, GROOT |
CZAER VAN GEHEEL RUS-
LA Ν Τ. Aen de andere zyden ftonden twee Arenden met het jaergetal 1704 den 1 February. Nadat wyhicr alle prachtig waren ont-
haelt, reden wy naer het hof zyner Maje- fteit te Probrofensko: fchoon het zoo zeer niet wort gcrekent voor een hof,als wel voor de woonplaets van den Kapitein,die nogh van zyne Majefteit geen hooger Karakter gekregen had: gelykzyne Majefteit zelve hier ontrent geen hoger titel voeren wil. Het legt een groot half uur van de ftadtj
niet wyt van 't hof van den heer Alexan- der. Hier was dan de Artilleryplaets van het lyfregeraent zyner Majefteit ·, daer wy de drie ftukken , daer van gefproken is, bezagen, en, hoe afgefleten zy waren, genoeg bemerkten dat'er een leeu op ftondt. Zy waren kort en naer het fatfoen van mortieren gemaekt, Doghikkon, wat moeite ik ook aenwendde, niet rechtte weten komen , hoe de Ruilen in vorige tijden daer aen gekomen waren. |
|||||||||||
vn
|
||||||||||||
REIZEN.
|
||||||||||||
31
|
||||||||||||
VIL Hooftstul
Komnglyke maeltyden van zyne Majefleït buiten Moskow ge-
houden'in groot gezelfchap van Heeren en Mevrouwen, en door den Schryver bygewoont* Byzonderheden wegens de Ke'izer'mne. Vermaeknemen zyner Majefleït op de Mof- kowfe beek. Pafcha by de Rujfen geviert. Vertrek zyner Majefleït naer ArchangeL |
||||||||||||
aen de eene zyde der Zael, die zich on-
dertuffchenvermakelyk lieten hooren met Violen, Banen, Trompetten, Schuif- trompetten, Kornetten, Fluiten,en wat meer gebruikelyk is, even als in onze landen. De maeltydt geeindigt, en de tafels wechgenomen zynde, wert'er luf- tigh gedanft op de Poolfche wyze tot groot genoegen zyner Majefteit, die luf- tig vrolyk was; dat aenleiding gaftotaen- rechten van verfcheide aerdigheden en kluchten, waer by de drank niet verge- ten weit, totdat het eindclyk laet gewor- den zynde, yder zich |er rulle begaf, om den volgenden dagh dé vreugt te hervat- ten. Het gefchiedde ook met het zelve vermaek en genoegen, zonder dat ik weet dat'er iemant overladen van den drank was. Weinigh uren daerna reden wy wel vernoegt van daer, en yder begaf zich naer zyne eige woonftedc. Middlerwylen weit my vergunt de af-
beeldingen der drie Princeflen, die ik Zoo groot als het leven op doek gebragt had, in myn herberg te voeren, en die verder op te maken. Ook had de Czaer my ver- fcheide malen bevolen die op het fpoedig- fte ten einde te brengen , dewyl ze mof- ten verzonden worden, zonder dat ik evenwel wiib waer heen. Ik rufte dan niet voor dat de Schilderyen voltrokken waren, zynde de Princeflen volgens den gegeven laft gefchildert in Duitfche klee- ding, dieze, alsze in het openbaer te voorlêhyn komen, gewoon zyn te dra- gen? uitgezeit dat het hooftfieraedt aen myne keure gelaten wert, dat ik dan op zyn antyks afmaelde. Om nu eene afbeeldinge te geven van Afbeel-
de Czarietfe of Keizerinne, genaemt Pa- ^"8 der raskowya Feodorofna, zy is wat zwaer-^'"*"1" lyvigh, dat haer echter niet misftaet om de goede talie des lichaems. Men magh zeggen datze fraei is, goedaerdigh van in- borlt en vriendelyk van wezen, waer mede ook haer bedry f overeenkomt. Zy is ontrent dertig jaren out, en in blaken- de gunft by zyne Majefteit, wiens zoon de Prins Alexey Petrowitzmeenigtnadby |
||||||||||||
TE R w γ ι. wy de gezeide ftukken
gefchut bezichtigden, was'er or- de geftelt toe ryden naer buiten , naer een dorp vanden heer Alexander,ge- naemtAlexcejeskie,by Lemuenefskie, n wurftvan Moskow gelegen, daer de ge- melde heer een deftigh lufthuis by de ri- vier Joufe had doen bouwen. Het is een zeer vermakelyke oort, verzien van o- verfchoone Vyvers, krielende van de voornaemfte Viflchen. Onder al het ge- ne my verwonderens waerdigh voorquam, was de Stal wel voornamentlyk, deftig en ruim, van hout, even als het huis, opge- bout. Ik telde daer in ontrent vyftigh paerden, van welke eenige by uitnement- heit fchoon waren. Op onze aenkomft vonden wy hier reets een gezelfchap van Duitfche Jufferen, die op zyn Majefteits begeren zich hier naer toe begeven had- den, om het genot eeniger vrolyke mael- tyden te hebben. Het gezelfchap der mannen beftont in den Heer Refident, drie Engelfche Heeren, en andere luiden van onze Natie , die tien fterk waren , behalven dat'er eenige weinige Ruflifche Heeren by waren De vrouwen waren 13. in getal, en onder haer maer eene jonge Ruilïfche Jonkvrou, die de zufter was van den heer Alexander. Wy wer- den daer wel ontfangen, en dien avont zeer deftigh met vleefch en vis gefpyit. Vreugde-Hier toe waren in een ruime Zael twee ta- macltydt. fc\s aengerecbt, eene lange , geftelt aen de zyde der Zael, waer aen zyn Majefteit zat met verfcheide Heeren, en aen de o- verzyde al de Jufferfchap benevens el- kander j en eene ronde, die in 't midden geftelt was. Hier aen zaten de Engcl- jfche, en meefte Duitfche, of liever Hol- lantfe Heeren. Den avont doorgebragt hebbende begaf zich elk naer zyn rult- plaetsj uitgezeit dat de overzeefche vrien- den alle binnen een en zelve vertrek nogh eenige uren vrolyk waren , zynde de Ruflifche Heeren, gelyk ook de Juffrou- wen, in andere vertrekken. Den vol- genden dagh was het onthael weder Ko- ninglyk, en vloeide over van alle vleefch |
||||||||||||
en yifchgercchten. Om de vreugt te! haer komt om eenig vermaek te nemen
wekken waren de Speelluiden gepïaetft met de jonge Princeflen. Deoudftevan de-
|
||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
|||||||||||||
3*
|
|||||||||||||
deze is genaemt Katharina IwanofFna,
zynde iz jaren out. De tweede Anna IwanofFna, é o} en de jongfte Paraskowya IwanofFna, 8 jaren. Alle zynze zeer wel gemaekt. De middelfte is blont, fchoon en blank van verwe. De andere twee fraeie bruinetten. Inzonderheit munt de jongfte uit in vrolykheit van wezen en in- borft, beleeftheit en roinzaemheit; met welke twee deugden de andere ook ryke- lyk begaeft zyn. De heusheden , die ik hier zynde om myn werk ten einde te brengen genoot, waren ongemeen. Des morgens wert my dagh op dagh drank nevens andere ververfchingenaengeboden. Des middags werd ik'er veeltyts ter tafel genoodigt, wordende niet tegenftaende de vaftendagen altydt zoo wel vleefch als vifch opgedift, dat my vremt voorquam. Door den dagh ook volop van Wyn en Bier, als my des geluftte. Zoodat ik niet kan gelooven dat een by zonder perfoon in cenige Landen, byzonder in Hoven van zoo groote Perfonaedjen, dergelyke be- leeftheden zoude ontmoeten. Waerom ik my aen dit Hof hier voor in alle deelen verplicht vind. Dien tydt nam ik daerom te meer waer om aen zyne Majefteit aen te bieden een exemplaer myner Rcisbe- fchryvinge, dat ik tot dien einde fraei gebonden met my genomen had: hebben- de reeds zoo veel berichts ontfangen, dat my geen twyfFel overfchoot, of het zou- de den Vorft aengcnaem zyn, die het van my op Probrofensko ontfing. é Den 19. Maert nam hy zyn vermaek
met eenige floepen op de Moskowfe beek, varende tegen ftroom tot 3. of 4. wurft van de brug af by het Slot. Van waer hy wederkerende door de gemelde brug met byzondere fnelheit den ftroom quam afzakken, tot 3. of 4. wurft naer beneden. Toen keerde hy weder naer de brug: daer hy door den heer Alexander ontfangen , en nevens eenige Engelfche Hecren en luiden van onze Natie onthaelt wert. Hier wert weder boven Vaften boven al Vleefch en Vifch aengedift ter keureder gaften, dien volkome vryheit vergunt wert van te kiezen wat hun be- liefde. Maer de Vorft zelf en alle die by hem aenzaten namen het Vleefch voor hun fpys. Nu ging de maent April in met zulk
een dooiend weder , dat men in weinig dagen geen ys meer vernam : wafTende het water door deze fchielyke ontlating , die dagh en nagt duurde, tot zulk een hoogte, als by menfehen geheugen noit was gezien. Dit was oirzaek dat eenige molens aen de rivier Joufe gelegen veel fchade leden, en verfcheide Vyvers en Landeryen achter de huizen in de laegte door het water overftroomt werden. De wegen ook, gelyk gemeenlyk na het |
Winterfaizoen de fneeu aen 't fmeken ra-
kende dit ongemak veroirzaekt, waren zoogeftelt, inzonderheit in de Duitfche Slabode, dat de Paerden tot den buik toe door 't llyk gingen. Het welk de Vorft vernemende liet hy de Slabode zuiveren , en middelen in 't werk ftellen, waer door al het flyk en vuiligheit weit wechge- weert. Den f dezer maent ontrent 6 uren in yak"
den morgenftont ontftont'er brant in de^J^ Slabode in een huis van eenen onzer lants- czaer in luiden. De Vorft was zonder toeven dacr geval van aenflonts in perfoon tegenwoordigh , en °t!UU· gaf de noodige orde om het vier te doen bluflên : gelyk zyne Majefteit voor ge- woonte heeft akyt tegenwoordigh te zyn ter plaetfe daer brant ontftaet: waerom altydt geftadige wacht by de hant is, om alle uren van den nagt, als zulk onheil voorkomt, daer van kenniflê te geven. Op dezen dagh wert hier geviert het Paefch-
Feeft van Pafcha niet zonder groote vreug-feeft· de der Ruften, niet alleen om den ge- wenfehten tydt van Chriftus opftandinge, maer ook omdat de lange vaftentydt dan een einde neemt. In den nagt, die voor dit Feeft gaet, hoort men geftadigh het luiden der klokken : gelyk ook op den Feeftdag zelf, en ook den dagh die daer aen volgt. " Dan beginnenze aen elkander Pacfch- Paefcheiers uic te deelen , en houden dateiers. wel veertien dagen aen een gaende. Dit is algemeen by grooten en kleenen, ouden en jongen : dragende yder geverfde eiers by zich om ze anderen te geven. Men ziet ook op de ftraten en wegen veele Eierkramers zitten, die dezelve gekookt en bcfchildert verkoopen. Gemeenlyk zynze als een blaeuwe pruim: eenige ook fierlyk van groene en witte verwe verhe- ven opgemaekt. Men vint'er ook zoo fraei gemaekt en befchildert, dat'er wel twee of drie Ryxdalers voor worden be- taelt. Op eenige ftaen deze woorden : CHRISTOS WOS CHREST; dat betekent, CHRISTUS ISOP- G EST Á EN. Deze eiers worden by voorname luiden in hunne huizen met voordagt gereet gehouden, om die over te geven aen die hen komen begroeten. Zy kuilen elkander voor den mont, en die het ei overgeeft, voegt'er deze woor- den by : C'HRIStOS WOS CHRFST: CHRISTUS IS OP- GE STA EN. Waer op hy, die het ei ontfangt, antwoort : W O I S Ô I- NO WOS CHREST. dat is: Ç Õ IS WAERLYK OPGESTAEN. Luiden van minderen rang geven op de ftraten, als zy elkander ontmoeten, deze eiers over op de wyze als gezegt is: en niemant weigert oit die aen te nemen, of hy hoogh oflacg van ftaet, man ofvrou is. Ook brengen alle de dienftboden van het
|
||||||||||||
En der
Moskovi- fche Pt'in- eelTen. |
|||||||||||||
De
Schryver
fclienkt zyne Reisbe- fchrvvina aen den Czaer. Ver- maekop de Mos- kowfe beek. |
|||||||||||||
Onge-
meen boog wa ter. |
|||||||||||||
REIZEN.
|
||||||||||||||||||||||||||||||
13
|
||||||||||||||||||||||||||||||
de ten drie uren na den middagri, en reet
in KaroiTen en KaleiTèn * ook te paert, weder te rugh. Den dagh daer aen ont- haelde de Heer Brants den Vorft in ge- zelfchap van den Hollantièn Refident, en andere Hollantfe en Engelfche Heeren» De vreugde was daer overvloedigh: zoo dat zyne Majefteit eerft ten i* , en de laetfte vrienden ten ζ uren na midder- nagt van daer gingen. Den ip der maent ontfing ik laft van
Zyne Majefteit om de drie afbeeldingen , nu voltrokken, te brengen op het Hof by de Keizerinne, om van haer bezichtigt te worden. Ik ging dan derwaert met den zwager van den heer Alexander. De Vorf- tin was wat onpailèlyk, en hielt het bed- |
||||||||||||||||||||||||||||||
het huis zoodanige eiers in de kamer, daer
hun volk is, om hier door een praefnik
of feeftpenning te erlangen : gelyk men
my gemeenlyk twaelf of veertien daer van
bragt, en daer ondereenige, die van het
vrouvolk fierlyk toegemaekt waren. W
vorige tyden maekte men vry veel werk
van deze eiergiften: maer tegen woordign,
gelyk het met vele dingen gaet, heeft het
zoo veel aenziens niet meer. Hoewel by
het leven van dezen Czaer nogh in gebruik
is ge weeft dat de voornaemfte Ruflifche
Heeren,en overzecfche Koopluiden,hem
een gelukkig Paefchfeeft gingen toewen-
fchen. Waer voor yder dan zulk een ge-
verft ei uit handen zyner Majefteit ont- fing. Nu is dat geheelin ongebruik.
|
||||||||||||||||||||||||||||||
Vermaek Den nesenden dezer maent nam de de, zoodat ik voor het ledekant de ftuk-
op de Vorft weder zyn vermaek in zich op de ken vertoonde., Zv haer genoege^ daer |
||||||||||||||||||||||||||||||
waer
|
||||||||||||||||||||||||||||||
aen gezien hebbende gaf my met dank-
zegging met eige hant een vereering van gout, en gunde my de eere van haer de hant te kuilen. Zy vraegde my of ik nogh eenigen tydt dagt te blyven , op dat de Princeflèn nogh eens door my mogtenge- fchildert worden. Waer op als ik geant- woort had, gaf eene der Princeflèn ons een gulden fchaeltie met brandewyn o- ver. Toen een glas wyns: en daer* me- de kregen wy ons affchcit. De Schilde- ryen bragt ik toen naer het Hof van den heer Alcxander, daer ik ze oprolde, om te kunnen verzonden worden. Dezen nagt vertrok zyn Majefteit naer Archan- gel, verzelt van de navolgende perfonen : den heer Alexander : den Patriarch Me- kite Moyfewits Sotof, groot Zcgelbe- waerder: den heer Fedder Alcxewits Gol- lowin, eerften Minifter van Staet: den heer Gabriel IvanowitsGollofkiem:Knees Gregori Grigoiewits Ronodariofskie: Bo- jaer : Knees Juerje Juerjewits Troebets- koy: en den Stolnik , of tafeldienacr zy- ner Majefteit. Ondertuflcn werden alle toebereidfelen
gemaekt om de wegen in de Slabode teZuiveu'ng zuiveren, waer aen men den 16 der maentder WE- begon te arbeiden. Het flyk wert vaftgen' aen de zyden der ftraten gelegt, om na- derhant wech gevoert te worden. Waer toe twee mannen van de Duitfe natiën tot opzieners werden verkoren: die het werk zoodanig bevorderden, dat het grootfte gedeelte deze week zoo verre gezuivert was, dat men de ftraten betreden kon. |
||||||||||||||||||||||||||||||
P
|
ie rivier
|
" Moskowfe rivier te laten roejen,
|
||||||||||||||||||||||||||||
toe eenige floepen vervaerdigt waren. Al-
le de roejers zoo van zyne Majefteit, als van zyne zufter de Princefle , waren be- kleet met een wit hemde, naer onze wy- zegemaekt, en yan voren met kant be- zet : hebbende alle de overzeefche Koop- luiden des daegs te voren bevel ontfangen van een paer dezer hemden te bezorgen. Op elke floep ftonden twee kleene maf- ten, waer aen de zeilen, als de wint dien- de, eenige malen werden opgehaelt. Nu gefchiedde dit in 't afkomen van de rivier, te weten van de Luftplaets van den Ge- nerael Vekmaerfchalk Bories Petrowits Seremetof, gelegen een weinig buiten' Moskow, aen de gemelde rivier, tegen over de beroemde plaets zyner Majefteit, die den naem voert van WorobjowegoroX^a- ze Veltoverfte had zyne Majefteit en het aenwezende gezelfchap den vorigen dagh reets ontfangen en onthaelt: de vorft ook daer eene nachtrufte genomen. Het ge- zelfchap beftont uit den Czaerfen Prins , de zufter zyner Majefteit, verzelt van drie of vier Ruflifche Mevrouwen, veele voorname Grooten van het Ryk, Staet- dienaeren en anderen; den heer Refident, en eenige overzeefche Koopluiden. "Waer by nogh quamen vyftien of zeftien Duit- fche Jonkvrouwen. Voor dit Lufthuis lagen alle de floepen gereet, die ontrent veertigh in getal waren, elk bemant met tien of twaelf roejers. Zyne Majefteit met al het gezelfchap daer in getreden zynde quam met uitnemende fnelheit de rivier afzakken , en de brug voorby va- ren. Van daer voer men voort haer Ko· lomnensko, een groote Luftplaets zyner Majefteit, te water zo,dogh te lam: maer 7 wurft van Moskow afgelegen. Men quam daer aen des avonts ontrent 7 uren , en vont'er een avontmael koningklyk aen- gerecht: gelyk ook de volgende dagh het onthael hervat wert, niet zonder liet ge- fpeel der muzikanten. Dog men fcheid- |
||||||||||||||||||||||||||||||
Den 3. Mei verftont men door brieven
|
||||||||||||||||||||||||||||||
van Archangel dat daer met den ysgang
|
Hoag
|
|||||||||||||||||||||||||||||
zulk hoogh water geweeft was, als by waier
geene geheugeniiTe van menfehen gezien was : waer door veel fchade veroirzaekt was. De meefte huizen by het Fort No- vo Dwinke werden wechgefpoelt. De werf van zyn Majefteits Scheepbouwery liep zodanigh onder, dat al het hout vlot wert, en wechdreef. Een Schip op fta- E pel
|
||||||||||||||||||||||||||||||
CO RN EL IS de BRUINS
|
||||||||||
34
|
||||||||||
pel ftaende wert rontom gedraeit. Ook
eenige vaertuigen voor de Stadt leggende raekten tot op de brug voor de Palaet der Koopluiden. Daerenboven nam het wa- ter zynen gang tot op eenige Hoven bin- nen de Staat. Den volgenden dagh begon men deaer-
de van de Slabode wech te voeren , heb- bende een yder vryheit van die op zyne eige koften van daer te halen, en naer zyne hoven te brengen , om het lant te hoogen, of elders aen te leggen. Om het werk dezer zuivering ook nogh meer aen te zetten wert een byeenkomft aen- gelegt by de Duitfche natie in de Slabode op het Heerenlogement, een huis zeer vermakelyk om zyn uitzicht, en den fraeien tuin, die daer achter is. Hier ver- koor men nogh twee andere perfonen by de twee voorgaende, om mede tot opzie- ners te ftrekken van het begonnen werk, en het bewint te hebben over alles dat hier ontrent gedaen diende. Deze verkiezing gefchiedde met meerderheit vanftemmen, zynde op een byzonder briefje gefchreven de naem van den perfoon, dien yder daer toe verkiezen wilde. By deze werden nogh verkoren agt perfonen, die tot by- ftanders zouden ftrekken, en des noodt zynde, de anderen de helpende hant bie- den , met volmagt van alles uit te voeren, dat hun oorbaer zoude toefchynen. Op den ρ der maent, feeftdagh van S.
Nikolaes, verftonden wy uit brieven van den z8 der voorlede maent uit het vader- lant afgezonden , de doot van den door- luchtigen Vorft Willem den derden,Ko- ning van Engelant, na eene ziekte van vier dagen der werrelt overleden: een ty- ding, die groote ontftelteniftè baerde on- der de overzeefche luiden, byzonderlyk onze lantgenooten, die de deugden des weergaloozen Konings kenden en waer- deerden. Waerom zy ook alle den rou |
voor den tydt van zes weken hier over
aennamen, Den tp der maent kregen wy weder
brieven uit het vaderlant,endaer mede be- richt , hoe daer een groote watervloet was geweeft , waer door eenige plaetfen ondergelopen, en veel menfehen verdron- ken waren. Met eenen , hoe Keizers- weert door de Bontgenooten belegert Was. Den 2i wert hier geviert de feeftdagh Feeftter
Wolla-diemerskaia BogarodiefTa: aen wel- |°*J8te" ke Stadt men hier vertelt dat de beeltenis ^•a^i n der maegt Maria zou vertoont zyn. Wel- ke gedachtenis daerom hier geviert wert op elke plaets, in een daer toe gefielde Kerk. Dit gefchiet altyt op donderdagh voor Pinxteren , by de Ruften genaerat Secmick. Op dien dagh vervoegen zich zekere Priefterlyke perfonen naer den kuil of put, waer in de menfehen geworpen zyn, die op de wegen of elders vermoort zyn: ook die door het Gerecht zyn ter doot gebracht, waer van wy te voren reets iets gezegt hebben. Deze putten (want daer zyn'er ontrent Moskow 3 of 4) worden alle jaren metaerde gevult, en weder nieuwe toegefteltj dat nu om den feeftdagh den vorigen dagh gefchiet was. Op dezen dagh wert de moeder der Kei- zerinne, die des daegs te voren geflorven was , begraven. Want hier te lande laet men de afgeftorvene maer luttel tydts bo- ven aerde ftaen, waer van wy hier na breeder fpreken zullen. Deze begraeffe- nis gefchiedde geheel fimpel en zonder eenige ftaetfie. Dezen morgen ontftont'er weder brant binnen Moskow, en duurde tot tien uren j gelyk ook den derden Ju- ny brant ontftont in een dorp buiten de ftadt, den 14 ook weder binnen Mos- kow. Ondertuffchen vertrokken eenige Koopluiden van hier naer Archangel. |
|||||||||
VIII.
|
||||||||||
REIZEN.
|
|||||||||||||||||||||
3J
|
|||||||||||||||||||||
VIII. Hooftstuk.
Befchryv'wg der Gewaffen, Aerdvruchten, Lufthoven, Fy-
vers, en andere dingen, waer m de Rujfen vermaek fchep- pen* Ruffifche Herem'iten gevangen* |
|||||||||||||||||||||
te eten, als om te drinken: wordende de
zieken ook bedient met koeldranken hier van gemaekt. Buiten Moskow vintmen ze meenighvuldigh in de boflchen, en al veel door geheel Ruflant, te weten on- der het geboomte, dewylze beft inde fcha- duw groejen willen. Dit woort Coftenit· fa betekent een fteenbes: dewyl in elk een fteentje gevonden wert. Aen yderfteelt- je vint men 3 of 4 takjes, waer aen de beflèn hangende wel een getal van 20 uit- maken, zoo als hier nevens met de letter |
|||||||||||||||||||||
o
|
Ndertusschen vermaekte
ik my fomwylen buiten op het |
||||||||||||||||||||
lant met goedt gezelfchap.Waer
mede ik in de maent van July het bofch doorwandelende zekere foorten van beffen Aenge-yond. Waer van de eerfte genaemt Cof- n?meBe'tenitfa fmakelyk voorkomen .door hare amperheit i waerom aenzienlyke luiden die met honigh of fuiker gebruiken , ge- lyk wy met de aerdbezien gewoon zyn te leven. Hier van wetenze een foort van Limonade toe te bereiden, zoo wel om |
|||||||||||||||||||||
3* BB-trSIilXSA.
|
|||||||||||||||||||||
.Á.. BES SET* COSTEiilTSA
|
|||||||||||||||||||||
Á wort aangewezen. Het loof is des
winters en zomers groen: de beifen wor- den ryp in de gemelde maent. De twee- de foort, genaemt Brufnitfa, valt wat frooter. Elke bes is aen een byzonder eeltje vaft, als by ons de AelbeiTen. Twintigh of dertigh vint men'er aen een takje j groejende deze foort ontrent een fpan hoogh boven den gront, dogh de eerft genoemde wel de helft hooger. Van |
deze vruchten wort jaerlyx een ongeloof-
felyke meenigte binnen Moskow gebragt, wanneer de Duitfchen zoo wel als de RuiTen zich daer van verzien. De laetfte zeker vullen daer mede heele vaten, daer ze dan kout water op gieten, en die zoo laten ftaen tot het aenftaende winterfai- zoen. Dan tappenze dit water af voor hunnen drank, en vullenze met njeu wa- ter vervolgens weder aen. Deze drank E z. js |
||||||||||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
||||||||||||||||||||
3<
|
||||||||||||||||||||
is zeer verkoelende en aengenaem , by-^envan weinigh vcrfchot. Men heeft'er
zonder zoo men daer wat honigh offuiker j pruimen, kcrilèn ook, maer flecht, uit- |
||||||||||||||||||||
by mengt. De beflcri zelve etenze ook
met wat honigh tot ververfching. De Duitfers perflen daer ook het fap uit, dat ze met honig en fuiker tot eene behoorly- ke dikte opkoken,en nuttigen het by ge- braet; daer het wonder wel by voegt. 'Zy doen het ook wel in kleenevaetjes, en gie- ten daer op het fap van andere reets uitge- perfte beffen, en zetten het by andere lekkernyen enververfchingen hunne vrien- den voor. Het blat is ontrent als de palm, gelyk op de letter B. gezien kan worden, en des winters zoo wel als des zomers groen. Dit lant geeft van nature veele gewaden in grooten overvloedt. Men |
||||||||||||||||||||
gezeit die men vint in de hoven der Duit-
iche koopluiden, daer ook Aelbcflèn ge- noegh te vinden zyn. Deze hebben hun- ne tuinen beplant met bloemen, en hou- denze net en in orde. Anders vint men Gele- de tuinen in 't gemeen wilt, en jaojader|enheit eenige fchikking of verdeeling, daer menn"n jlier geen onderfchcit in weet. Zy maken ook te lande. geen werk van fonteinen of andere fraejig- heden van dien aertj waer tóe ze anders door overvloed van hun water goede ge- legcnheit zouden hebben,om met kleene koften iets fraeis uit te werken. Even- wel bevintmen,dat federtde wederkomft van den Grootvorft uit onze landen al veel verandering hier en daer is voorgevallen , zoo in het bouwen van huizen als tuinen. Vooral heeft Knees Daniele Gregorits „ Serkaskie dicht aen zyn dorp, genaemt Sietjove , en 13 wuift ontrent gelegen van Moskow, een tuin doen maken ge- heel op onze manier, dien ik vry fraei en groot bevonden heb. Ook had hy hier toe met voordacht eenen hovenier , zich der kunft verftaende, met zich uit Hol- lant overgebracht. Deze tuin, reets veel toegenomen in goede fchikking en fiera- den, is wel de voornaemfte , die hier te zien is. Veele aenmerkens waerdige din- gen ziet men hier niet: waerom de bui- tenplaetfen hun grootfte aenzien trekken van de Vyvers, die dikwyls twee, of drie, of ook wel meer by de Lufthuizen gevon- den worden. Daer zyn'er eenige zeer ψ1^ groot en aenzienlyk, en vol kollelyke^® y" viffchen , die daer in voor het gebruik gehouden worden. Want wanneer zy bezoek van vrienden ontfangen, werpen- ze in hun byzyn terftont het net uit, en vangen zoo veel vifch, datze raedt weten om daer mede zo of 30, ja meerder fcho- tels te ftofFeren, gelyk dikwyls van my gezien is. My verquikt nogh de geheugenis van
eenen dagh van vermaek, dat wy gingen nemen met een zoet gezelfchap van Juf- frouwen op het dorp Fackeloof, gelegen if wurft van Moskow,toebehorende aen den heer Strefenof,een wel gegoedt man, die my en het vordere gezelfchap , dat meeft uit Hollantfche J u firouwen beftondt, met veel beleeftheit ontfing: waer in hem niet toegaf zyn fchoone en minzame ge- malin, die vrolyk van aert veel toebragt om ons te vermaken. Het huis vonden wy wel gebout, en verzien van veele goede vertrekken. De keuken inzonder- heit was zinnelyk en fraei gemaekt op de Hollantfe wyze. Waer in onze Juffrou- wen zelf eenige fchotels met vifch naer haere eige zinlykheit gingen toebereiden : fchoon wy ons genoegh van koude fpy- zen zelfs verzien hadden, die wy mede brag-
|
||||||||||||||||||||
AetJ-
vruaten. |
ziet'er gemeene witte kool, by deRuflen
|
|||||||||||||||||||
genoemt Kapoefe, die ze in groote mee-
nigte inleggen, en die de gemeene luiden twee malen des daegs eten: ook kom- kommers, of Oiigortfie, die ze uit dehant eten, even als wy de appels en peren. Ze leggen die ook in: en aenzienlyke luiden zelfs zetten ze iemant voor als iets aenge- naems, en hebbenze daerom het geheelc jaer door in voorraedt. Veel Siafnok of knoflook is'er ook, die in veel gebruik is by dezen lantaert, zoodat iemant hun o- ver wegh ontmoetende de reuk daer van verveelt. Daer is ook Green of peper- wortel , die ze veel eten by vifch en vleefch, en waer van ze goede fauflên weten te ma- ken. Knollen zyn'er van veelerhande foorten : roode kool, door de overzee- fche natiën voor eenige jaren daergebragt, nu mede overvloedig j gelyk de bloem- kool. Men vint ook Afperfies en Arti- chokken, maer niet dan by de overzee- fche natie. Zoo is het ook gelegen met de Artichokken onder de aerde. Υ ah ons hebbenze ook gekregen gcele, wit- te, en roode wortels, of peen, en karo- ten, die ze overvloedigh hebben voort- gezet, nevens falade, waer van de Ruilen voordezen niets hebben geweten. Dogh , nu makenze daer werk van. Zoo is het ook met de fellery. Ontrent Moskow zyn veel aerdbezien , inzonderheit van de kleenile foort. De groote etenze meeft uit de hant. Daer zyn ook Frambofen , Meloenen ook in groote meenigte , by zonder groot, hoewel niet zoo fmakelyk als in Italië. Want zy zyn wateragtigh , en komen meer overeen met onze kom- kommers. Men vint'er veel water, dogh Boom- weinigh zaet in. Wat aengaet de Boom- |
||||||||||||||||||||
gewaffen
ten, maer Okkernoten geene. Appels
zyn'er van verfcheide foorten , zoete en zure, die zich wel laten eten, en'er won- derlyk wel uit zien. Ik zag'er een foort van appelen zoo helder endoorfchynende, dat men de korlen daer klaer in zien kon- Peeren zyn maer gemeen, meeft al klecn, |
||||||||||||||||||||
aewaffen.
|
||||||||||||||||||||
R Ë Ι Ζ Ë Ν.
|
|||||||||||||||||||||||
V
|
|||||||||||||||||||||||
plaetft vint. Hier voor doenze drie eer-
biedeniflên met buiginge des lichaems, en het ilaen eeniger kruiflèn, onder 't fpre- ken van deze woorden: Gofpodi Pomiiui, betekenende: Heer ontferm u over t»j/·, of ook wel: Mier efdom Zjeiewoefinon, Zoo veel als , Vrede zy dezen hui%.e, en den Ie- vendigen daer binnen , kruidende zich op gelyke wyze. Dan doenze hunne groe- teniflè en fpreken de luiden van den huize toe- "Alsze by iemant van andere natie komen, doenze het zelve, ziende altoos eerft naer de eene of de andere fchildery, waer voor ze eerft een Pokion ofeerbiede- nis maken, om Godt eerft de eere te ge- ven. Hun meefte vermaek is met Valken op alle vogels, en met Winthonden op hazen jagt te maken·, waer ontrent een zekere regel beraemt ismetvoorfchrifthoe veel honden yder naer zynen ftaet houden magh. Buiten dit hebbenze weinigh keur van vermaeklykheden. Hun ge- meene fpeeltuigen zyn een Citer met vier fnaren, de Ketel trom, Zakpyp, en Jagt- hoorn, daerze op blazen. Voorts nemen ze groot vermaek in het hanteren van gekken, en mifmaekte menfehen, of in dronkaerts, die geheel door den drank vervallen zyn. Alsze in gezelfchap by een komen, gaenze des morgens ontrent io uren eten,en fcheiden ontrent ten een uur na den middagh. Dan gaenze naer huis om te ilapen, zoo wel des winters |
|||||||||||||||||||||||
bragten. De fcliótels met vifch , bereit
op de wyze der Ruilen, waren ontrent twintigh in getal, waer onder eenige met foppen, die vry fmakelyk waren. De maeltyt geeindigt zynde bragt men ons in een vertrek, waer in verfcheide fchop- pen, of fchommels, boven aen de balken vaft gehegt waren. Op deze touwen gingen \vy d'een voor, d'ander na zitten, wordende Ssoo van elkander in de hoogte gefbooten. Een foort van fpel, dat hier zeer gemeen is, By wylen ging de vrou van den huize zelve daer op zitten, doen- de hare twee jongfte en fraeifte Staetjuf- fers het tou in de handen nemen, en zach- telyk heen en weder bewegen. Dus zit- tende namze fomtydts ook haer kleenfte kint op haren fchoot, zingende zonder ophouden met hare ftaetjufferen eenige nengename gezangen met zulk eene ze- digheit en bevalligheit, dat het gezicht daer van zoo aengenaem als het gehoor was. In het einde badtze ons dit zoo voor lief te willen nemen, betuigende dat het haer leet was, datze voordien tydt by ge- brek van Muzikanten ons niet meerder ver- maken kon. Waer voor wy haer bedankt hebbende geleid werden tot aen den vy ver, waer in aenftonts het net geworpen wert, opdat wy niet Zonder verichen vifch zou- den te rug kceren. Zoo dat wy wel ver- noegt van daer fcheidden en in onzekoet- fen itaptenom voort te ryden. Benevens dit dorp vond ik eenen groo-
ten boom, die zyne takken wonder verre had uitgefpreit. Hy was byzonder fchoon van gedaente, en onder aen den ftam drie en eenen halven vadem dik. Het was een Efpenboom, dien de RuiTen Afina noe- men. De luiden der overzeefche natie hebben
achter hunne woningen of Luftplaetfen gemeenlyk eenen tuin, waer inze met veel moeite veele foorten van goede vrucht- boomen aenqueken , nevens vele fooiten van bloemen, uit onze landen overge· bracht. De bloemperken of bedden ziet men alom bezet met plankjes, in de placts van palm. Het lant zelf brengt weinigh bloemen voort, zynde die men in de bof- lêhcn vint van kleene waerdye. Zoo dat den Rullen, alsze by onzen lantaert ko- men , altydt dienil gefchiet met eenen ruiker van bloemen, dien ze gretigh met zich naer huis nemen. Eenige evenwel der voornaemfte RuiTen hebben zelfs zo- danige tuinen , en queken de bloemen naer hun vermogen aen. |
|||||||||||||||||||||||
Hunne
|
|||||||||||||||||||||||
als des zomers. Hunne manier van ichry-
ven is dusdanigh. Zy nemen het papier ^„"fchry, alleen in de flinke hant, en leggen het op Ven, hunne knie, en fchryven dus dat ze te fchryven hebben. Hoewel eenigen al be- ginnen onze fchryfwyze te volgen , waer van reedts blyk is in hunne Kanflèleryen. Zy naejen ook geheel anders als wy, fte-E" η3!«π· kende den ring of vingerhoedt aen den voorlten vinger,en halende den draetmet den zelven en den duim naer zich toe,niet van zich af, gelyk wy. Hier toe gebrui- kenze ook hunne voeten, dicze, omdat ze gemeenlyk bloot zyn, daer toe gereet hebben. Zy weten de ftofte, die ze te bewerken hebben, te vatten tuflehen de twee voorfte teenen, gelyk wy die onder de knie leggen, of anders vaft fteken. Dogh daer zyn'er ook die anders doen , gelyk ik dikwyls op verfcheide plaetfcn gezien heb. In het begin der maent July reed ik met RuiÏÏ-
zekeren vrient naer Probrofensko, om tefcl,c.He* gaen bezichtigen drie Ruflifche Heremi-reraucn' ten, die voor vier of vyf dagen daer in de gevangenis gezet waren.' Zy hadden zich onthouden ontrent Afof aen een kleen ri- viertje, dat in den Donau ftroomt. Het |
|||||||||||||||||||||||
Zeden
der Rui- fen. |
Wat aengaet de zeden van deze men-
fchen: zy hebben voor gewoonte , alsze |
||||||||||||||||||||||
by elkander komen, en in een kamer of
|
|||||||||||||||||||||||
gezicht dezer luiden quam myvremt en
miflèlyk voor, voor zoo veel hun ge- daente en toeftcl aenging. De outfte mogt die dacF altoos in de vertrekken ge- een man zyn van 70 jaren, de tweeande- E 3 re
|
|||||||||||||||||||||||
ftovemaerden amen
|
|||||||||||||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
||||||||||
3S
|
||||||||||
ftondt ik datze in een huis daer ontrent
ftaende waren overgebracht, om daer te blyven tot nader orde. Welke gunft hun door voorfpraek gedaen was. In 't ende dezer maent kregen wy ty- Verwin-
ding van een nieuwe verwinning , door n'»g °P de troepen zyner Majefteit op nieu op de je zbwc" Zweden behaelt. Kort hier na ontbood f,aelt. * my de Keizerin , om andermael de drie Princefièn, waer van wy gemelt hebben, af te fchilderen in haer volle grootte en het zelve gewaedt. Van dezen laft had ik gaerne bevryt geweeft , waarom ik met veel beleeftheit bad hier van ontflagen te mogen zyn, onder voorwending van het voortzetten myneraengevange reize. Dogh De Pnn- merkende dat dit weigeren onaengenaemceiIen an- was, vond ik my uit verfcheide inzichtenjj^jj*1 bewogen, om der Vorftinne dit in tewil-den.'~ ligen, en zette my vervolgens tot het werk. Den vyfden der maent Juny vertrokken
meeft alle de overige Koopluiden van hier naer Archangel, die wy , gelyk wy de andere gedaen hadden , uitgelei deden, volgens het gemeen gebruik, tot op 10 wurit van de ftadt, aen een dorp , in't velt gelegen by de rivier Joufe,daer eeni- ge tenten werden opgeftelt, om een wyle tyds by elkander te blyven in het gezel- fchap van verfcheide juffrouwen. Toen een goeden dronk gedaen zynde op het geluk der reize,trokken zy voort, enwy in Karoflèn en Chaifen, eenige ook te paert, weder naer de ftadt. Kort hier aen op zekeren dagh in den
tuin achter onze woonplaets wandelende, dat ik dikwyls deed om my te vermaken met een roer, en naer waterfnippen en entvogels in den vyver, of de rivier Joufe te fchieten, werd ik eenen kraenvogel gewaer,die boven myheen quam vliegen. Zoo dra ik hem vernam, deed ik een kogel op het roer loopen, dewyl deze vo- gels om hunne grootte niet wel met ge- meenen hagel doodelyk kunnen gequeft worden, en trof het geluk dat ik hem zoo wel raekte dat hy voor my plots in den vyver nederviel. Deze ontmoeting Kmen- was al vremt. Want men verneemt deze vogel ge- vogels hier zelden, voor al zoo dicht aenrd,oten de hoven , hoewel veelen hen uit ver-en£ei*e" maek op hunne hoven houden. Maerzy worden daer van elders gebracht. De vo- gel geplukt zynde wert aen het fpit gefte- ken. Maer daer van proevende bevonden wy dat hy vifchachtigh van fmaek was. |
||||||||||
re wat meer dan vyftigh. De eerft ge-
melde had op die plaets in de fpelonk van een rots 40 jaren doorgebragt, dogh was middlerwylen door de Tartaren eens wech gevoert, en aen de Turken verkogt. Na weinigh verloop van tydt ontkomen zyn- de begaf hy zich andermael naer de gemelde kluis, daer hy zich tot nu toe had ont- houden. Hunmisdaet, meent men,zou hier in beftaen, datze zyn afgeweken van den Ruiïïfchen godtsdienftj dat zy ech- ter ontkennen, verlangende maer onder- vraegt te worden, enfehynende getrooft te zyn al het leet te verdragen, dat hun door pynigen of ombrengen mogt wor- den aengedaen, met betuiginge dat zy dat gaerne om Chriftus willen lyden.Geen van drien kon lezen of fchryven. Hun kleeding was een pye rok. Het haerhing hun wilt om 't hooft tot op den middel van het lichaem, zyndedoor lankheitvan tydt, dewyl het noit gekamr wort, als ilaerten van tou in èen verwart. Het hing hun zoo over het aengezicht, dat men hen niet konde bekennen, alsze het niet met de hant wech ftreken. Op de borft had- denze een groot yzer kruis, ontrent vier ponden zwaer, hangen aen twee yzere banden, die over de fchouders tot achter op het lyf aen eenen diergelyken baiit wa- ren vaft gehecht, die om den middel quam ,· en aen het onderfte van 't kruis voor op de borft vaft was. Voor dezen outftén hadden de twee andere zulk eene eerbiedighek, dat zy hem, zoo dikwyls hy op ftond, gelyk hy voor ons deed,al- tydt met de armen onderfteunden. In dezen kerker moftenze blyven zitten tot dat zyne Majefteit wedeigekeert zoude zyn. Echter zatenze on^elloten by een , onder de opene lucht, alleen met eenige matten in een hoekje van elkander afge- fcheiden. De andere gevangenen, die daer zyn, hebben meeft alle aen beide de beenen eenen yzeren ring, die aen een korte keten gehecht is: zoodatze de voe- ten weinigh kunnen voort zetten. Daer- en boven is yder van hun een wachter toe- ge voegt, om het uitbreken voor te ko- men : wordende echter geftadigh buiten ook wacht gehouden. Deze kerker is heel hoogh met balken opgehaelt, en bo- ven open (hoewel'er van binnen verfchei- de overdekte plaetfen zyn) voorts kleen en vierkant in zyn begrip. Kort hierna willende het bezoek, dat ik aen deze He- remiten gegeven had , hervatten , ver- |
||||||||||
IX.
|
||||||||||
·'
|
||||||||||
R E* I Ζ E R 3$>
IX. Η o o f τ s τ υ κ*
Befchryv'wg van Moskoiv. Meemgte van Kerken en Kloof*
tersy benevens andere byzonderheden. |
||||||||
helft een plaets, van een regefnent Solda*
ten bezet. 3. Worotruki, of de Portiers plaets. 4. De plaets genaemt Sufchowa. f. Het Kloofter genaemt, Nowinskoy Monaflir. 6. Sawinskoy Monaflir , een Kloofter genaemt naer St. Sawin. 7. De Kerk Nicolay.na Kbifach, toegewyd aen St. Nicolaes , en daerom zoo genoemt» 8. de Kerk van Blagoweifchenja, of Ver* kondiging van Maria. 9. Dewits Mo- naflir Stratbmi, of het lydende Juffer- kloofter. 10. Ultmenskoia Bachna, de toren der Uftreteniè poort, r 1. Potrofchey Monaflir, of St. Pieters Kloofter. 12. Hec Slot of Kafteel. 12. Troitska Bafchna. Dus worr de Toren genaemt van de Kerk buiten het Slot. 14. De Kerk Saboor $ dat zoo veel zeggen wil als, de Voor- naëmfte Kerk van de Stadt, waer in de meeiie Reliquien beiloten zyn. ι f. I- wan Welick, of de hooge Toren in het Slot. ló/Tz-erkof Pbilatowa, ofdefchoo- ne Kerk , door Philatowa gebout. 17. Dft' Kerk genaemt Wajfiafenja Borofchak. ïS'. Kódafchewd, de plaets der Jbinnewe- vers harcr Majefteit, nevens de Kerk. 19. De St. Nicolaes Kerk. zo. Gljm- Borock, of de Elias Kerk. zi. Tttganni, een Kerk genaemt naer de plaets. zz. Andmnof'Monaflir, of het Kloofter toe- gewydt aen Andronius. zz. Het fchoo- ne Kloofter genaemt Spas-novoy, of de Nieuwe Heilant. 24. De Kloofterhof van het Krutitfche Kloofter. ζ ƒ. Don f- ko Monaflir, of het Kloofter van deDon- fche Moeder Godts. z6. Sfa/a-novoi Mo- naflir, of het Nieuwe Kloofter , onzen Heilant toegewydt. zy. Het Kloofter van Andrcas. 28. Daniels Kloofter, dat ze noemen Danihfski Monaflir. zp. De rivier Moiqua. 30. Worobjowa Gora , of Muflchenbergh. > Men heeft van? deze Stadt Moskow Misflagh
voorheenen te boefc geftelt datze wél eens derScl,r?- zoo groot zou ge weeft zyn als nu. Maer^dezö ik heb na veel onderzoek het tegendeel Stadt. verftaen, ja dat ze noit zoo groot als nu geweeft is, noch zoodanige gebouwen van fteen gehad heeft, die nog dagelyx in getal toenemen. Zy legt op fj-| gra- den Noorder breette, of Pools hoogte. Men noemt haer ook Mosho, ook wel 'Mtifkow, en Mofcm. Zy legt in 't zui- derdecl, en binnen in Ruilant of Mosho- vie, aen 't riviertje Mofcua, waer van zy' haren naem ontleent. De grootte der Grootte Stadt
|
||||||||
NU is het tydt dat ik eenige nade-
re aftekeningen en befchryvin- gen van het gebiet zyner Czaer- fche Majeileit in het licht breng. Zeker deze Vorft heeft my (dat nok anderen vergunt is) begenadigt met de gunft van hier in alle vryheit te mogen gebruiken , hebbende my met eigen monde gezegt, dat ik al wat ik in zyn Rykmogtbefchou- wen, dat naer waerheit mogte beichry- ven, en der gedenkeniflê bevelen. Hier op maek ik een aenvang van de
Stadt Moskow, die ik in deze dagen ging aftekenen op een byzonder groot gebou zyner Majeftek , genaemt Worobjowa , froots en onbekrompen opgetimmert van
out, met twee verdiepingen, hebbende onder 124 vertrekken, en even zoo veel, meen ik, boven, in het ronde bezet met eenen houten muur. Het legt op eenen bergh tegen over het Dcwitfè Monaflir , of Jufferenklooiter, aen ginfe zyde der rivier Moiqua, ontrent 2 wurft tenwef ten van de Stadt Moskow. Hier was ;ik eenige dagen te voren wel onthaek ge- weeft in het gezelfchap veeier Heeren en Jufferen, door den zwager van den heer Alexander, hier boven genoemt. Zyne Majeftek zelve had my aenbevolen deze plaets tot het uitvoeren van myn voorne- men te verkiezen, als oordeelende die de befte te zyn, die bedacht konde worden: het welk ik ook na het bezichtigen van andere oorden zoodanigh bevonden heb. In dezen zomer onthielt zich juift de zuf- ter zyner Majeftek op dit huis , om het vermaek van 't lant te genieten. Waerom ik de hulpe van doen had van den zwa- ger van den heer Alexander, die my der- waert voerde om zulx volgens' laft zyner Majeftek, aen de.'Princeflè bekent te ma- ken. Zy gaf tot antwoórt dat ik komen konde,als ik het zoude goet vinden,mits dat ik maer een eenigh perfoontotmynen dienft medebragt. Jk reed dan eenige dagen achter een daer heen, en volbracht de afbeeldinge uit een der boven fte ver- trekken in Waterverf op papier: gelyk door N°, ïz vertoont wort. Van deze hoogte deed zich een fraei gezicht op, dewyl men alles befcheidentlyk, zoo dat binnen als buiten de Stadt was, konbe- fchouwen. Ik heb alles onderfcheident- lyk met het fyffergetal aengewezen. N°. 1 is het Nove Dewufche Monafltr , of het Nieuwe Jufferen Kloofter. N°. z* be- |
||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
||||||||||||
4ó
|
||||||||||||
der StaJt.Scadt heb ik bevonden te zyn drie goede
uren gaens , te verftaen buiten om den aerden wal. Dan neem ik het begin voor Poorten de Potroffe Warate of Potroffe Poort : der Stadt. W!ier naer fe flraet ook zoo genaemt 'wort, die zich uitftrekt tot den rooden muur of Kitai. Toen ging ik voorby de Mefuitfche Poort, die mede zulk eene ftraet heeft. Aen den aerden wal heeft men deze twee Poorten van fteen gebout. De derde wort genaemt de Vflrefenfe Bra- Ion, dat eigentlykmaer de wcgh is, die naer de Stadts poort, zoo genaemt, leid : omdat daer geene poort aen den aerden wal is, en maer een afleheiding van den aerden wal. De vierde wort genaemt 1'etroffe; daer mede zulk een ftraet naer de Stadt loopt. De vyfde, 'T Werkske, daer ook zulk een ftraet is. De zefte, Mekitfe, met een even gelyke ftraet. De zevende, Arbatfe, De agtfte, PrenJkk- urskcy voor dezen genaemt 't Zortelfe, mede met een ftraet. De negende Oref- weifche, eveneens gelegen. De tiende , Kakuetske, die over de rivier Negliene gelegen is. De elfde eveneens. Detwaelf- de Taganfe of Janfe al op eene wys. Dezen omtrek genomen hebbende be-
gaf ik my den volgenden dagh om den |
||||||||||||
muur der Stadt, genaemt Beloy Gorod, en Muur.
bevond den omkring anderhalf uur gaens- Tuflchen de reedsgemelde poorten der Stadt heeft men aen den muur gebout twee torens , en tuflehen eenige" der poorten drie, die -vierkant zyn, dogh gemaekt zonder fterkteii om gefchut daer in te. ge- bruiken : ftaende vier hondert fchreden van elkander af, uitgenomen op eene plaets, daer deze muur met geene torens is bezet} dat tuflehen twee poorten is. Ook heeft zyn Majefteit eenen tuin ge- maekt ter plaetfe,daer men den muur niet kan omgaen. Waerom men aen diezyde de Stadt moet ingaen, te weren aen 't Noorden. Moskow wort dus gedeelt in vier deelen, waer van het eerfte is het Slot of Kafteel, genaemd Kremlgorod.Slot. Het legt aen de rivier Mofcua, die ten weften van het Slot loopt, en in de rivier Occa valt by de Stadt Colomna, gere- · kent 30 uren van Moskow : vallende de Occa in de rivier Wolga, by de Stadt Niibn Novogorod , 100 uren van Mos- kow. Het Slot is omtrokken met eenen hoogen fterken fteenen muur, en met veele torens verzien: gelyk wy het aen- gename gezicht daer van, van de zyde der rivier ontrent de groote Brug gete- |
||||||||||||
KASTEEL -VAN MOSKOW.
|
||||||||||||
tent hier nevens verbeelden. Het heeft I Uurwyzer wort gezien: de Nikohke Dem-,
vyf poorten, als de Spukae, waer aen de | kamsnnon Murlu : de Trtfwatske, en de Tay·
|
||||||||||||
REIZEN.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
41
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
een kleen begin gemaekt hebben, dat e-
venwel, als men denken magh, niet veel om 't lyf heeft. Maer deze lantaert is re- Aertder delyk goedt van begrip, en begerig om , RuiTen, als de apen, na te doen het geen hun voor- gedaen wort, hoe gebrekkelyk het ook wezen magh. Wyft men hun een goe- de manier aen, die veel van de hunne ver- fchilt, bekennen zy wel dat die beter, maer met een dat hun doen dok goedt is. Dus afgehandelt hebbende het eerfte
gedeelte der Stadt, ftaet ons tö fpreken van het tweede, het welk het flot bedekt Tweede ontrent een vierde deel naer de zyde der deel *& Stadt. Het wort genoemt Kietay Gorod) en legt wel meeft in het midden der alge- mecne Stadt, omtrokken met eenen hoo- gen fteenen muur, dien ze noemen Krap- najaflenna^ ofRooden muur, om dat hy Roodc wel eer van zulk eene koleur geweeft is}mmw· zynde naderhant, toen de Vorftin Sofia Alexefna nevens hare minderjarige broe- deren het Ryk beheerichte,wit gemaekt, zoo als men hem nu nogh ziet. Binnen dezen muur ftaet recht voor het Slot de voornaemfte Kerk, te weten die van St. Voorna- Troytfa, of de Heilige Drieenigheit, ge-me Kerk. bout door eei> Italiaenich boumeeiler. Hier by is de voornacmire markt of han- Marlet. delplaets , die dagelykx van menfchen krielt. In den zelven omkring zyn ook meeft alle de voornaemfte Hecrenhuizen, ook de Gailhovcn, waer in de goederen der koopluidenzyn, gelyk ook de voor- naemlle winkels, die in de ftraten hunne hefl-plde plnrtTen hebben, elk ïn zynfoort, zynde ook eenige geftelt onder overdekte plaetfen, als die der laken-en ftoffenhan- delaers, gout werkers, zydekoopers, bont- werkers , en andere diergelyke. Men vint'er ook het Gailhof der overzeefche Gafthof koopluiden, die daer magazyncn hebben der koop- tot berging hunner goederen, daerze da-,u^'"· gelyx heen ryden om hunnen handel te dryven. Op dezelve wyze onthouden zich de hantwerkers, en verkoopers van allerhande waren in byzondere ftraten daer toe gefchikt. Het derde gedeelte der Stadt voert den Derd·
naem van Beloy Gorod , of witten muur. rfccl der Deze en de Kttay Gorod bedekken geheel ' het Slot tot aen de rivier Mofcua, zynde met even gelyken muur omringt. Hier door loopt het riviertje Neglina, aen welx Het d« eene zyde het gefchuthuis Itaet, aen d'an- viertje dere de grootite kabak, of Brandewyns-NcSHna< huis. Het vierde deel begrepen in den aerdeu y[ei.je
wal heet Skorodum, dat zoo veel zeggen deel der wil als, HaeJÏ bedagt. Welke naem hierStadt· uit ontftaen is, omdat deze wal binnen zeer korten tydt haeftigh wert opgewor* pen, byzonderlyk over de rivieren MoC- |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tapmk't, loopcndc daer om heen een
drooge gracht, tot aen de rivier. In het Slot is geen gefchut. Zoodat, als'er vreugdetekenen met fchieten zullen ge- daen worden,het gefchut uit de magazy· nen moet gehaelt worden. Dan zet men dat op de Bafaar of markt voor het Slot, ■waer op het Hof van den Czaer is, groot en van zware fteenen opgebout, dogh ten deele vry donker. Dogh zyne Majefteit onthout zich daer noit. in het zelve is ook de woonplaets van den Patriarch, ook alle de Kanfelaryen of Rechthuizen , by de Rullen genaemt Prtkaes; nevens eeni- ge, dogh weinige voorname Heereühui- zen : die de Vorft tegenwoordigh aen zich zelven heeft begonnen te nemen, zoodat'er maer een overgebleven is. On- trent op het midden der plaets, die ruim, en in 't ronde met gebouwen bezet is, ilaet een Toorn genaemt Ivan Wehke, zoo ve*el als Groot Jan, waer op die groo- te klok ftaet, die in 'c jaer 1701. dooi- den brant is nedergeftort en gebarften. Men geeft voor dat deze klok zwaer zou Zware zyn j}6 fentenaers, dat is 8000 poet, y- |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
klok.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
der poet gerekent zynde 33 pond Hol-
lants, dat te famen uitkomt op 166666. ponden. Zy is gegoten ten tyde van den Grootvorft Gudenou. Om te komen ter plaetfe daerze gehangen heeft, treet men 108 trappen opwaerts, tuflchen tweeto- rens, daerze neder gevallen zynde nogh ftaet. Zy is van eene uitnemende groot- te, onder om den buitenrand met Ruffi- iêhe karakters ibefehreven. Aen d'eene zydc zier. mpn.in hnfi-elpvp verbrdt drie. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ver-
fcheide
Klokken |
hoofden. Van daer nogh 31 trappen op-
waerts gaende ziet men 8 klokken, die |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
in de venftergaten des muurs hangen. We-
der hooger geklommen met eenen houten trap van 10 treden, en nogh eenen van 10, vint men op de zelve wyze ρ klok- ken hangen, de eene kleenerdan de an- dere , en eenige twee by een. Van dezen toren befchout mendeSradtincencfchoo- ne gcdaente, nevens vele fteene Kerken, die zich in groote mcenigte vertoonen. j De koepels en fpitfen der toornen van ee- nige zyn verguit, waer op de Zon fchy- DeKerknende eenen fchoonen glans verwekt. Bo-
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Sa boor.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ven alle munt de Kerk Saboor uit. Vee-
Ie groote fteene gebouwen zyn'er. Te- genwoordigh wort ook binnen het Slot |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nieu
Arfenael |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
een nieu Arfenael gemaekt, en voor de
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nikoolfe poort een groote houte logie
opgeflagen, om Toneelfpelcn daer in te vertoonen: tot welk een einde in dit jaer |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fpelers.
|
el-eenige Toneelfpelers reeds van Dantzik
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
zyn aengekomen, die in dezen winter al
eenige proeven hunner kunftgegeven heb- ben in het Paleis van den overleden Gene- Rufle"" de raeI la Fort· Nu zien ook de R-utTen <tó
nage- volk &c kunft af, om ook in hunne tael |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
volgt.
|
fpelen te vertoonen j waer van ze reeds cua en Ncgliene, om zich te verzetten
F1 te*
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
|||||||||||||||||||||||
42
|
|||||||||||||||||||||||
zou geven. Anderen meenen ook dat dit
volk eenige godtsdienliige kracht toe- fchryft aen de klokken: dogh daer is niet aen. Zy worden alleen gewydt, en op groote feeftdagen by het plegen des godts- dienfts veel gebruikt. De Kloofters binnen en ontrent Mos- Kloof-
kow hebben verfcheide benamingen. Bin-ters· nen het Slot zyn'er twee, een voor de mannen, genaemt V Zudojf Monafiir, of Kloofter der mirakelen j waer in de Cza- rietfenen Princeflen, dogh niet de Cza- ren, begraven worden j gelyk wy hierna daer breeder van fpreken zullen. Het an- der wort genoemt Wofnefenskoi Monafiir, of Kloofter van Chriftus hemelvaert, waer in de vrouwen zich onthouden. Buiten den aerden wal dicht by de Stadt heeft men groote en ryke Kloofters, als Spaskoi Monafiir, of het Kloofter des Zaligma- kers, Simonofkoi Monafiir, dat toegewydt is aen zekeren Heiligh, genaemt Andro- nius : Donskot Monafiir , toegewydt aen de moeder van Chriftus , waer van men mirakelen vertelt, die door haer zouden gedaen zyn op de rivier Don : Damlof Monafiir, of Daniels Kloofter : Dewitjè Monafiir, of het groot Juffren Kloofter : Novwikoi Monafiir, of 't Novinfe Kloof- ter: Slatouftemkoi Monafiir, of't Kloofter van Chryfoftomus : Iwanofskai Monafiir, of Kloofter van St. Jan: Rofiheftrumskot Monafiir, of Kloofter van Chriftus ge- boorte: Warfonofskoi Monafiir, aen zeke- ren Heiligh van dien naem toegewydt : Satzatoi Monafiir , of Kloofter der ont- fangeniilê : Moifefskoi Monafiir , of het Kloofter van Mozes : Strafnoi, het ver- fchriklyke: Sdwifenkai, dus genoemt naer de plaets : Stretenskoi Monafiir , of het Kloofter der ontmoetinge: Mikolaefskoi Monafiir , of het Kloofter van St. Niko- laesj waer by nogh twee andere zyn van den zelven naem; zoodat'er in 't geheel Zi Kloofters zyn. De Stadt zelve is doorgaens al meeii met balken, of brug- gen van balken belegt, omdat de wegen in den zomertydt by nat weder niet te ge- bruiken zyn door den zwaren modder. De winkelhoudcrs, omdat zy zoo veel in fetal zyn, moeten zich behelpen met een
leene plaets, die zy des avonts fluiten , wanneerze zich naer hunne wooningen begeven. De Stadt is verzien van vele lange en tamelyk breede ftraten. In de- Str^cn· zelve zyn vele JPnkaefen, of Kanfeleryen,le *" e" waer van de voornaemfte is de Poflblfe , waer in alle de vremde Staetdienaers zyn aengetekent. Hier aen volgt de Rofred, waer in opgetekent zyn al deRuffifche A- del, Gouverneurs , en andere Minifters. Dan de Dworets, waer in kennis gehou- den wort van al het gene dat behoort tot de hof houding zyner Majcfteit. Dan de ponefne, waer in boek gehouden wort van
|
|||||||||||||||||||||||
tegen den inval der Tartaren ten tyde van
Czaer Fedor Ivanowits , die in den jare ij-84. de regering van dit Ryk aenvaerd- de. Hy was een zoon van Czaer Ivan Eerfte Weflïelewits, die met den titel van Czaer Czaer begeerde vereert te zyn, toen hy de Ko- *an.Mos* ningryken Kafiernof, Caftan, Aftrakan, en Sibirie onder zyn gewelt gebragt had. Het woort van Ctaer nu betekent in de Slavonifche fprake eigentlyk Koning: zoo dat veelen hier in miflèn, die meenen dat het Keizer betekent. Want de Slavoni- fche tael drukt het woort Keizer uit door Ze/ar , of Kezar, en het woort Koning door Karolie. De Duitfchen vooral be- gaen dezen mïiïlagh, die door het woort Czarietfe verftaen Keizerin, daer het niet anders betekent dan Koningin. In dit laetite begrip dan leggen de meef-
te Slabèden, of woningen der foldaten , te weten der Strelfenj waer van eenige voor dezen woonden binnen den rooden en witten muur, die de Vorft federt ee- nigen tydt daer van daen gedreven en ver· plaetil heeft om hunne meenigvuldige op- ftanden en wederfpannigheden. |
|||||||||||||||||||||||
Huizen
en ka- mers ter m.irkt ge- |
Terwyl wy hier van woningen ipre-
|
||||||||||||||||||||||
de:
|
|||||||||||||||||||||||
ken, moet ik zeggen dat my in deze
Stadt vremt voorquam het maexel van |
|||||||||||||||||||||||
braac.
|
huizen, die geheel voltoit hier op de
|
||||||||||||||||||||||
markt te koop gebragt worden. Niet al-
alleen ook geheele huizen, maer ook by- zondere kamers en vertrekken, die van balken of halve boomen los aen een ge- zet zyn, en uit een genomen en vervoert kunnen worden ter plaetfe , daer menze begeert te hebben: wanneer^e binnen ee- nen korten tydt weder famen gevoegt worden. Zuiltehuizen komen, nadat ze groot of kleen zyn, te ftaen op 100,ook wel op 200 roebels, elke roebel gerekent op vyf gulden Hollantfch geit. Zoo ook byzondere kamers, elke naer gelang, op minder prys. Wat verder buiten den aerden wal is,
beftaet in meenigte van dorpen, voorfte- den, en klooftere, die rondom de Stadt leggen, waer van eenige zeer dicht be- timmert en volkryk zyn. Verfcheide zyn'er ook dicht aen den wal begrepen. Een halfuur daer van daen is de Duitfche Slabode, en wat verder veelerhande dor- pen. Mecnig- De Kerken en Kloofters in de Stadt te van Moskow, op het hof van den Czaer, ei^Lloof- binnen het Slot, in de andere verdeelin- teicn. gen der Stadt, ook buiten den aerden wal, dog digt aen de Stadt palende, zyn zoo meenigvuldigh, dat men kan tellen 679 zoo Kerken, als Kloofters en Ka- Gedacn- pellen. Deze Kerken zyn rond en appel- te der wyzegebout, niet, als eenigen voorge- Kerken. yen^ mer ^ gecjaente jes hemels, die als een gewelf zich opdoet: maer omdat het
zingen der papen een aengenamer geluit |
|||||||||||||||||||||||
REIZEN.
|
|||||||||||||||||||||||
43
|
|||||||||||||||||||||||
Van alle de lantgoederen van geheel Rus-
lant. Dan volgt de Streltfe Prikaes, waer in voor dezen regifter gehouden is van alle de Strelfen of foldaten, maer die iè- dert den laetften oproer mcrkelyk ver- mindert is. Alle deze Prikaefen zyn van fteen gebout, en beftaen uit vericheide vertrekken, daer een meenigte van fchry- veren zich in onthout. Eenige dezer ver- trekken zyn ook flecht, en zwemende naer gevangeniflèn, waer voor ze ook wel gebruikt worden, zynde daer afge- flotene plaetiën toe gcfchikt,waer in men misdadigen gekluiftert hout. Anderen , om ichulden gevangen, doorwandelen |
|||||||||||||||||||||||
zy gemaekt tot Mérm of Ryxraden, AmptéJ
welker ampt met beter kan vergeleken »£ SS worden, dan met dat der Grooten vand<=« Spanje, of der Pairs in Vrankryk. Men Czacr· vint onder deze luiden ook OMnitfihen« die zich altydt moeten laten vinden by den Vorft.,als hy ftaet uit te gaen: ook ZW me d Wmrm, of adelyke Raetfluiden: ook Doemme Duuk of RaedtfekretariiTen Noeh zyn'er Stolinki of Bedienden van zyn Ma- jefteits tafel: ΛW« of Hofbediov* den: Sehilfieen foort van bedienden wat minder van rang, Luiden ook van den voornaemften adel, of die ecniezins ver maegfehapt zyn aen de Czarietif, worden |
|||||||||||||||||||||||
de Prikaes, maer gefloten in yzers. Dei verheven tot Spahtieken3a£ Edelluiden de
voornaemfte fchryvers zitten in afgezon- betkamer. Dan volgen Hofmeefter^ |
|||||||||||||||||||||||
Andere in eenige Pri- Voorfnyders , Mondichenkers en
|
zoo
|
||||||||||||||||||||||
voort.
|
|||||||||||||||||||||||
kaefen aen een lange tafel, met root ftoovertrokken, waer mede de vertrekken
ook bekleedt zyn. In de Inofenfe Prikaeheeft men de rol van alle uitlantfche Beampten, In de Kafanfche d'Woores zyn de Koningryken Kafan, Aftrakan, en ddaer aen gehechte landen geregiftreertDaer is ook een nieuwe Prikaes opgerechvoor de Admiraliteit, genaemt de Ru- fchewne, waer in al het geweer is opge- Ajioteek. tekent. Men heeft'er d'Apoteek, de goude en zilvere Palaet, waer in men de namen heeft der gout-en zilverfmeden , die in zyne Majefteits dienft zynde hier uit betaelt worden: de Bolfchaia Kaefna, daer regifter gehouden wordt van de meef- te inkomften des lants. In de Soednoy Wolodinerskoi, en Sudnoi Moskofskoi moeten al de Adel, Kanfèliers, en Schry- vers te recht ftaen. In de Petfutnoi Pri- kaes moet de Inkomft der Zegelen betaelt worden, en ftaet daer aengetekent. Van de Monafteerfche Prikaes hangen alle Kloofters af. In de Patriarchfe worden behandelt alle de geheiligde zaken , hu- welyken , erffenifien, ook gefchillen by- felegt tuflehen echte luiden, en wat ver-
er de onluften over overfpel en andere diergelyke dingen aengaet. In de Jamskoy ftaen alle de voerluiden bekent, die in dienft zyner Majefteit 't geheele jaer door op gegevene orde ryden moeten. Terwyl ik daer was, waren deze i8 Prikaefen alle in het Slot: buiten het welke nogh veele andere zyn: te weten de Puièhkari- fche, waer in men het getal vint van alle de ftukken gefchut: de Sibieriche , daer het lant van Sibirie van afhangt j de Ros- boina, waer in alle dootflagers ondervraegt worden, en ettelyke andere. In deze Prikaeièn zit gemeenlyk een der voor- naemfte gunftelingen , of eerfte Ryxdie- naren, die zyne Majefteit uit genegen- heit of tot belooning hunner verdienften tot dezen trap van aenzien verheven heeft, en by opkomende gelegenheden verder begunftigt. Want hier zittende worden |
En ledert zyn Majefteit uit de
Nederlanden weder in zyn Ryk gekeert is, heeft zy aengeitek de Riddeifchap Ridde |
||||||||||||||||||||||
van St. Andries, den Apoftel, en tot de*°rt!!r V
|
aii
|
||||||||||||||||||||||
zen tydt toe vier heeren met die orde be- ^·Μ#η"
fchonken, te weten Feudor Alexewits Golowin Bojaer, eerften Staetdienaer en Amirael : Stetman , opperveltheer der Kofakken: den heer van Prinfen, buiten- gewoonen Gezant des Konings van Pruif- fen j en den Generael Veltmaerfchalk Bo- ris Petrowits Seremetof. Welke alle be- fchonken zyn met een St. Andries kruis, daer zyn beek op ftaet, rykelyk met ede- le gefteenten bezet. Ontrent al de pracht De van dit Hof ftaet wel aen te merken, dat Czaer deze Vorft zoo volftrekt een Monarch Ut^^' van zyne landen, dat ik niet weet of zyns^narcli. gelyk gevonden wort, voerende alles uit naer zyn welbehagen en goetdunken, hebbende het leven en dood van alle zyne onderdanen, van den minften tot den meeften, in zyne handen, en, dat meeft te verwonderen is,magt om de zaken van den Godtsdienft te regelen, en daer eeni- ge verandering in te brengen; een zack , daer gekroonde hoofden zich ontzien in te fteken, wetende hoe gevaerlyk het is aen den geeftelyken ftaf te blaften. Gelyk wy daer even hebben aengeroert Bcloo-
op welk eene wyze de deugden en ver- ninpen en dienften van luiden , die zich in oorlogh "rafleu· en vrede, of ontrent de zaken des Ryx, wel gequeten hebben, beloont worden: zoo zal niet qualyk voegen hier aen te hechten de ftraften, die de ondeugden volgen. Die zware misdaden bedreven BraU£jc0< hebben worden levendigh verbrant. Hier toe ftellenze een vierkant huisje, van hout opgetimmert, op de plaets daer het recht ftaet te gefchieden, en beleggen het van binnen en buiten in het ronde met ftroo. Het vonnis gelezen zynde wort de mifdadige daer in gezet, en het ftroo aengefteken, zoo dat hy door den opko- menden damp aenftonts verftikt, en voorts verbrant wort. Het onthoofden gefchiedt omhal- ? Z op zen.
|
|||||||||||||||||||||||
CORNELÏS de BRUINS
|
|||||||||
44
|
|||||||||
op den gront, wordende de fchuldige met
het hooft op eenen balk gelegt, en dus met de byl onthalft. Anderen worden Hangen, gehangen aen galgen: anderen levendigh Delven, in d'aerde begraven. Deze zettenze tot de fchouders in eenen kuil, dienzevafttoe- ftoppen met aerde, en laten hen dus ftaen tot datze fterven} waer van we hier voor een voorbeelt hebben aengeroert, en meer zouden kunnen bybrengen , dewyl 'er in myn verblyf in dat geweft meer zyn voorgevallen. Dogh deze uitvoeringen der ftraffen gefchieden hier met zoo wei- nigh omflagh , dat men, als aen d'eene zyde der Stadt recht gedaen wort, het aen d'andere zyde niet eens weet. Die de doot niet hebben verdient, worden Slaen. geftraft met de Knoet, zynde, een lange zweep , of ledere riem, die zeer hart is. Hier mede worden zy fel op den naekten rugh geflagen met zulk een gewelt, dat ze van weinigh flagen kunnen fterven. Het gaet gemeenlyk dus toe. Als iemant deze ftraf ontfangen zal, neemt defcherp- rechter eenen der toezieneren, dien hy oordeelt bequaem en fterk genoeghte zyn. Dezen doet hy den fchuldigen op zynen rug nemen met de armen over zyn fchou- ders, zoodat de handen op zyn borft ko- men. Middlerwylen worden hem de voe- ten met een tou vaft gebonden. Dan vat een der dienaers van den beul hem by het haer, en geeft hem zoo veel flagen, als 'er toe geftelt zyn. Sterk flaende ont- bloot hy aenilonts het vleefch van de huit. De minfte ftraf is, het flaen met ftokken. Dien dit te beurt valt, wort nedergelegt op den gront. Dan gaet hem een man op het hooft, en een ander op de voeten zitten , tot dat de ftraf is doorgeftaen. ryni«en. y[tt net pynigen levenze als wy met het wippen. Maer de fyder dus hangende wort geflagen met de Knoet : ook wel met een gloeient yzer geitreken over de ftriemen der flagen. Als de pyniging zwaer zal zyn, fcheren zy hem de kruin, en laten koude druppelen waters daer op Straffe vallen. Onmagtige of quaetwillige Schul- der Schul- denaers ftellenze voor de Ptikaes, en flaen denaren. ]ien eenjge rejzen driemael met een ftokje aen de zyde van het been. Die ioo roe- bels of roo gulden fchuldigh is, moet al- le dagen deze flagen uitftaen, een gehee- le maent lang. Die meer of minder fchul- digh is, wort naer de grootheit of klein- heit der fchult geftraft. Als hy na ver- loop van dezen tydt nogh niet betaelt, dan wort alles wat hy heeft gefchat, en aen de SchulteiiTcheren overgegeven. Dogh zoo zy hier niet mede te vrede zyn, wort de Schuldenaer aen den Schultcif- fcher als lyfeigen met vrou en kinderen, zoo hy die heeft , overgegeven, om dus met dienen zyne fchult te minderen. Voor dezen dienft worden alle jaren arge- |
rekent f roebels voor eenen man : en de
helft minder voor eene vrou , dewyl men hen ipyzen en Meeden moet. Én dit blyft duren tot dat de fchult geheel vol- daen is. Men hout het hier voor dat de Stadt
Moskow zoude leggen in het midden, en als in den fchoot des lants, en allerwe- gen ontrent izo Duitfe mylen van de grenzen. Dus wort zy gerekent te leg- gen 86 mylen van de Poolfe grenzen, en van het Ryk van Perfie, of de Stadt Tar- ku,die onder het gebiet vandenCzaer is, ep aen geene zyde der Cafpilèhe zee legt, ontrent 460 mylen, elke myl gerekent voor een goet uur., Van Moskow tot de uiterfte grensplaets zyner Czaerfe Majef- teit in Sibirie, of aen de rivier Argoem, die het gebiet van den Czaer, en dat van den Cham in China van een fcheit, wort gemeenlyk gerekent te zyn een lengte van 7600 wurft , uitmakende 1320 my- len } gelyk van daer tot de Hooftftadt Peking in China 2 f 00 wurft ·, het welk ik hebbe uit den mont en de aentekenin- gen van den Heer Everhart Ysbrants, die als Gezant zyner Czaerfe Majefteit derwaert getogen is. Wat Ruflant of Moskovie in zyn geheel aengaet, het wort in de Latynfche tael genaemt Ruffia nigra, of anders Ruffia rubra, by ons, zwart of rood Ruflant, ook wel kleen Ruflant. Het is gelegen in het Zuider- Gelegen- deel van het Koningryk Polen tuffen de heit van Lantfchappen Polefie, Volhynie, Podo-^osko* lie, Tranffilvanie of Zevenbergen, Hun-V'e* garie, en opper- of kleen Polen, zynde het Woordelykite deel ten Ooften, dat het grootfte lantfehap is van geheel Eu- ropa , gelegen tuflehen de Noortzee, de Yszee , de rivier Jank, de Kafpifche zee, een gedeelte van de rivier Wolga, het Crimiich of Przecops Tartarie , de rivier Borifthenes, het groot Hartogdom van Lithuanie, de lantichappen Lyflant, Ellhonie en Ingrie, 't Koningryk Zwe- den , en het Zweedfch Laplant. De voornaemfte fteden zyn Moskow, Wo- steden lodimer, Novogorod, Smolensko , Ca-van Mos- fan, Bulgarie, Aftrakan, Wologda, Ples-kovie· kow, Refan, Seroflaw, Peroflauw, Ar- changel, en St. Nikolaes. Dit Ryk van ^cg.s. Ruflant begon beheerfcht te worden in ring van den jare 1 f^f van den Groorvorft Iwan Ruflant. Wafieliwits , die in het jaer 1 f84 der G^c' werrelt overleed. In het zelve jaer volg- Van Mos- de hem in 't gebiet zyn zoon Fedor Iwa- kovie. nowits, die in 't jaer 1 f pb' uit het leven fcheidde. In het zelve jaer veftte zich Boris Godunof op den troon, dogh ftorf fchielyk in het jaer 160 f. Zyn zoon Fe- dor Boniowits 'Godunof quam in zyn plaets, dog regeerde maer drie maenden, dewyl hy in 't jaer 1606 om 't leven ge- bragt wert door den valfchen Dcmetnus. Deze
|
||||||||
REIZEN.
|
||||||||||
4f
|
||||||||||
verdere nootlyklieden. By 't opkomen
van oorlogh wort de ganlche Adel van Ruflant opontboden , die een aenmerke- lyke Krygsmagt uitmaekt. Want men fchat deze meenigte wel op twee hondert duizent man , dewyl zommige dezer E- delluiden wel tien, andere wel twintig peribnen met zich brengen, andere ook van minder vermogen ten miniten twee of drie. De voornaemfte inkomften van geheel inkom-
Ruflant, die wy ten deele hebben aenge-ften van roert, beflaen in Pelteryen, Koorn, JUg_ Ruflant. ten, Potas, Wydas, Hennip, Matten, Borftcls, Teer, Talk, en zoo voort. Daer- enboven heeft het groote inkomften uit de Kabakken , dat huizen zyn , die den Vorft toebehooren. Hier in wort ver- kogt Brandewyn, Bier, en Mede. De tollen geven ook veel. Nogh wort over Archangel ingefcheept, en naer andere landen verzonden Kavejaer en Karloek: welk laetile de blaes is van de Steur, die in groote meenigte t'Aflrakan, en andere plaetiên, in de rivier Wolga wort gevan- gen. Zy dient meeft tot zuivering van den wyn, is ook een fchoone lym, en wort veel gebruikt in verwerven! Het zal niet ongevoegelyk zyn hier aen Korten
te hechten het verkorten der dagen en en langen nachten , zoo als de Ruilen hunne reke- der ("§βη ning daer ontrent maken. By hen dan "?," v^~ heeft den 8 September de dagh 12 uren, luifcn. en even zoo veel de nacht. Den 24 dei- zelve maent heeft de dagh 1 r uren, de nacht 13. Den 10 Oótob. de dagh 10: de nacht 14 uren. Den 2.6 dito de dagh 9 : de nacht if. Den 11 Novemb.de dagh 8: de nacht 16. Den 27 der zelve maent de dagh 7, de nacht 17. Den 12 Decemb. beginnen de dagen toe te nemen. Want den 1 Januar. heeft men 8 uren dagh, en 16 uren nacht. Den 17 Janua- ry heeft de dagh ρ , de nacht ij- uren. Den 2 February heeft de dagh 10 , de nacht 14 uren. Den 18 der zelve maent heeft de dagh 11, de nacht 13 uren. Den 6 Maert de dagh 12, de nacht even veel. Den 22 der zelve maent de dagh 13, de nacht 11. Den 7 April de dagh 14, de nacht 10. Den 23 dier maent de dagh if, de nacht p. Den ρ Mei de dagh 16, de nacht 8. Den ι f Mei de dagh
17, de nacht 7. Den 12 July beginnen
de dagen af te nemen. Dan is het op den 6 July 10* uren dagh, en 8 uren nacht. Den 22 der zelve maent ι γ uren dagh , ρ uren nacht, Den eerften Aug. heeft de dagh 14, de nacht 10 uren. gelyk den 13 Auguilus de dagh 13, en de nacht, 11 uren. |
||||||||||
Deze beklom toen den troon, maer wert,
na een jaer regerens, van de Ruilen van kant geholpen: die in den jare ióïo Waffilli Xwanowits Schuisk tot hunnen Grootvorft verkoren. Deze zat twee ja- ren , na welken tydt de Rullen hem aen de Polen overleverden. In den jare 1Ö31 bequam Michacla Fedowits uit den hui- ze van Romanof de opperheerfchappy, en bezat het ryk 3 2 jaren lang, en ftorfin 't jaer iÖ4f. Zyn zoon Alexei Michailowits volgde zynen Vader in 't zelve jaer in 't gebiet, dat hy door de doot verliet op den 2p van January in 't jaer i6j6. Toen volgde Fedor Alexewits, en ging den wegh van alle vleefch den 27 April in het jaer 1682. Weinig tydts hierna verkoren de Rullen Peter Alexewits in de plaets van zynen overleden broeder. Dog in 't zelve jaer kroonden de oproerige Strel- lën Iwan Alexewits, den broeder van Pe- ter , en zetten hem nevens zynen broeder in 't gebiet. Dogh Iwan fcheiddc uit het leven .den 2p January des jaers 1696. Pattiar- Tot den jare 1700 heeft men hier niet chen. meer dan ι χ Patriarchen getelt: te weten Joffden eerften, Germogen den tweeden, Jgnatius den derden (hoewel deze niet ge- dacht wort, omdat hy Roomsgezint was onder den vallenen Demetrius) Philaret den vierden: Jofaffden vyfden: Jofiffden zeilen: Nikon den zevenden: Jofaflf den agtften: Pefterim den negenden: Joakim den tienden j. Advan den elfden, die in denjaare 1700 overleed, zonder dat'er op dezen tydt, terwyl ik dit fchryve, nogh een navolger verkoren is.
Ryxra- In den jare Iö8p. had men in Moskow
den. uit de byzondere geflaebten dit getal van
Bojaren of Ryxraden. Teweeten uit het
geflagt der Zerkaflèn 2: uit Galitheus 3:
uit Odoefskoy 1: uit Proibrefskoy 3 : uit
Sollikowen ƒ: uit Wruforcy 3 : uit Scher-
metowen 3 : uit Dolgoruki 1: uit Bono-
danofski 1: uitTrokurof 1 :uk Repum 1:
uit Wolmskoy 1: uit Koilofskoy 1: uit
Beratenskoy 1: uit Tzerbatof 1 .· uit Go-
lowin 2; uit Scheyn t: uit Bakurüno 2:
uit Punskin 1: uit Chilkoff 1: uit Stue-
fchnofF 1: uit Sabakim 1: uit Miloflafs-
koi 2: uitNariulkuns 2: uit SokofFmus 1.·
uit Jufchkoff 1: uit Matunskin eenj zyn-
de te iamen 44 Bojaren. Déze dienen den
Vorft met hunnen raedt, en behartigen
de zaken des Ryx.
Krygs- De Kiygsmagt, die de Czaer gemeen-
magt van lyk onderhout , beftaet in 4« of f o dui-
pa zent Soldaten , en eenige Regementen
czaer. Rujters en i>anfierSj die uit den Vorftc-
lyken fchat betaelt worden , genietende
jaerlyx hunne foldye in gek, koorn, en |
||||||||||
Α 3 X. HOOFT-
|
||||||||||
CORNELIS de BRUINS
X. Hooftstuk.
|
|||||||||||||||||
φ
|
|||||||||||||||||
Veranderingen 'm de zeden des lants. Eerpoerten binnen Mof
kow. Triomf ante Intrede van den Czaer wegens de verove- ring van Notenburg enz. |
|||||||||||||||||
Verande- \ llengs heeft de tydt veele veran
ringen in L\ deringen in dit Ryk ingevoert,die het Ryk jL. j^ ook vermenigvuldigt zyn federt "olf-t ^c Czacr ait onze landen is wedergekeert Welker manieren hem fchynen byzonder Hervor- we' gevallen te hebben. Want aenflonts mingin maekte hy eene hervorming in de dragten deklee- der Ideederen , zoo wel mannelyke, als |
|||||||||||||||||
lint, genoemt Sweetike. Datze om den
hals hebben noemenze Ofarelje, en de oor- ringen Sergi. Onder aen de vlechten van 't haer hangenze groote quaften, en bo- ven aen tot fierfel een fraei lint, gelyk hier ten deele vertoont wort j waerom ik het beek in perfiel of op zyde gefchildert heb. Den bovenrok met bont gevoedert noemenfe Soebe. Den onderrok Telagrea , of Serrataen : het hemde Roeback. Hier van zyn de mouwen zoo wyt envolploien, dat daer 16 of 17 ellen linnen toe behoo- ren. De armfierfels, die tot aen de hant komen, worden Sarokavie genaemt: de kouflen '/ Zoelki, die gemecnlyk los en ongebonden hangen. De muilen, genoemt Basmakjc, zyn gemeenlyk root of geel van koleur, en hebben byzonder hooge en (malle hielen. De Ruflên genootzaekt deze verande- Baerden
ring van gewaedt te ondergaen zyn noghafSefch°- daerenboven gehouden hunne baerden teren" laten affcheren, behalven de knevels, hoe- wel alle Hof bedienden ," en veel anderen die ook laten wechnemen. Om dit te doen ftant grypen zyn in dit jacr verfchei- de perfonen acngeftelt, die gclail z,yn al-
le de Ruilen, die ze met baerden vinden, aen te grypen, en hun zonder onderfcheit die aenltonts af te fiiyden. Deze zaek viel zommigen van hun zoo hart, dat ze den wagters de oogen uitiïaken,en het verlies hunner baerden met geit afkochten. Maer deze uitvlucht was ydel: dewyl zy niet langer vry waren , dan tot dat ze weder in de handen van anderen vielen, die met den 'Zelven laft verzien waren. Dit ge- beurde' aen de voornaemfte heeren van hooger hant, zoo door den Vorft zelf, als hy by iemant ter maekydt was, als by andere dergelyke toevallen. Het is met geen woorden te zeggen wat fmart dit veroirzaekte aen veelen van dezen lant- aert, die niet dan met droef heit fcheidden van hunnen baert, dien ze zoo veele jaren gedragen hadden, als een zeker merkte- ken van aenzien en eerwaerdigheit. Ja veele zouden fommen geks gefpilt hebben, had het hun vry geftaen dit verlies af te koopen. * By de vrouwen is de verandering zoo
groot niet, als men de luiden van aenzien uitzondert. Want onder die ziet men de Juffrouwen gefiert met fontanjes, en voorts op onze wyze gekleedt. I * Om |
|||||||||||||||||
deren.
|
|||||||||||||||||
vrouwelyke : byzonder voor zoo veel be-
treft de genen , die van het Hof afhan- gen , en daer eenige bedieningen waerne- men, zonder dat iemant daer van uitge- vonden is der voorname heeren, of hun- ne kinderen. In der daet de Ruffifche Koopluiden, en anderen, die eenigh aen- zien hebben,zyn op zulk eenwyze uitge- doft, dat mennen naeulyx van onze lants- luiden kan onderfcheiden. Ook quam in dit jaer een gebodt uit, dat geen RuiTen de itadts poorten zouden hebben door te gaen, ten Zyze aengedaen waren met ee- nen Poolfchen rok, of met een kleedt en kouflen en fchoenen naer onzewyzeuitge- ftreken. En dit hadden vooral waer te nemen de bedienden der overzeefche na- tien, zooze'van de wacht niet wilden ge- nomen zyn van de fleden, dacrae agter op Honden. Welk gebeurende raektenze niet vry zonder betalen van losgelt, hoe- wel dit de boeren of lantluiden niet aen- ging. Deze verandering dus ingevoert 'zal allengs üitwiflehen het geheugen der oude dragten. Waerom ik hier in willen- de voorzien de oude Jufferlyke dragt van dit lant op doek in perfiel heb afgefchil- dert, om des te gemakkelyker te kunnen toonen het fieraedt aen het agterhooftj waer van de verbeelding op N°. 13 wort aengewezen j gelyk de ganfche figuur op N°. 14. Men moet aenmerken , dat het haer
hier blootleggende een jonge dochter ver- heelt , dewyl de getroude vrouwen dat bedekt dragen, omdat het fchande zou zyn, zoo ze het lieten zien. Deze heb- ben een bonte muts op het hooft, die bo- ven plat is, onder rond, en rondom punt- agtigh kroonswyze, heei bezet met ju- weelen, gclyk ook boven. Achter isze wat langer met twee fpitfe punten. Zy noemenze Tryoegh. Het hooftfieraetvandemaegt, die wy
hier verbeelden , is kroonswyze , bezet met paerlen en edele gefteenten, genaemt Perewaske. Hier voor nemen eenige een |
|||||||||||||||||
)
|
|||||||||||||||||
REI
|
47
dewyl hem niemant begeerde. De Koop-
man eenig goets in het gelaet van den 1 jongen beipeurende vraégde hem , of hy wel by hem zoude willen woonen, en vlytigh oppatTên, maer vorderde hem met een af, of hy in zulk een geval hem eeni- ge borge konde ilellen. Want dit is by het huren van dienftboden hier zoo in gebruik , dewyl men anders, zoozc ontrou mogten komen te pleegen, daer geen recht op kan krygen j hoewel veelen dit verzuimen, en naer geen borge talen. De jongen gaf hem tot antwoort, |
||||||||||||||||||||||||
Om deze verwiflèling van dragten uit te
werken heeft men in den beginne over zee moeten halen hoeden, fchoenen en wat des meer noodigh was. Maer dewyl dit van veel moeite en omflag was, vielen de RuiTen zelfs aen 't werk, en maekten hoe- den op onze wyze, in't eerft wel, flecht, maer naderhant beter , toen uit onze lan-
den hoedemakers ontboden waren om het hen te leeren. Want dat deze lantaert
leerzaem is, en gaeu in na te doen wat
hun voorgedaen wort, hebben wy al voor
dezen gemelt.
|
|||||||||||||||||||||||||
Orde te- Goede .orde wert in dit jaer ook geirelt dat hy niemant had, maer Godt tot zyn
een de tegen de bedelacrs, die, zoo wel mannen getuige en borge riep , dat hy hem ge- |
|||||||||||||||||||||||||
s,als vrouwen, met zulk een meenigte de
ilraten vulden , dat men , als men aen de
winkels binnen Moskou iets te koopen
had, daer geheel van omcingelt was
waer by dit ongemak quam , dat veele
lantloopers daer onder gemengt niet te
goet waren om iemants beurs te beloeren,
en hem die afhandigh te maken. Van
welke zonde het gewiflè der Ruilen zich
niet zeer bezwaert vint. Zyne Majeiteit
heeft derhalven wyilèlyk een verbodt doen
uytgaen, dat geene arme luiden zich zul-
len hebben op de ftraten te vertoonen om aelmoeflên te vorderen, begerende wel
uitdrukkelyk dat iemant, die hun iets mogt komen te geven, tot boete zal ver- beuren vyf roebels , of ζ ƒ gulden. Hier toe is tot onderhout der armen by elke Kerk , zoo binnen als buiten Moskow, Godtshuiseen Godtshuis opgerecht tot wooninge Ï™L e voor de arme menfehen : waer toe zyne JVlajeiteit eene jaerlyxe mkomite gectt. Zoo dat men nu van dc^c ongemakken vry is, die groot plagten te zyn,voorna- mentlyk ontrent de Kerken, van waer de bedelaers de menfehen, die hunnen Godts- dienft gepleegt hadden , vervolgden ge- heele itraten lang , zonder hen te verla- ten , voor dat ze iets ontfangen hadden. Nu is het wel waerfchynlyk dat veelen, om het wonen in de Godtshuizen te ont- gaen , zich tot werken begeven hebben, dat anders den arme luiden gemeenlyk te- gen de borft, is, dewyl onder hen de be- delarye voor geen fchande gerekent wort. Hoewel men 'er vint, die wel werken zouden, als hun daer toe bequame gele- genheit gegeven wiert. Dit doet my den- ken aen dit volgende voorval. Voorval Aen het zelve huis, waer in ik tegen |
trou en eerlyk dienen zoude. De Koop-
man liet zich hier mede genoegen, en nam hem op dien voet in zynen dienir. aen. Inderdaet hy qiieet zich in alle dee- len van zynen plicht, en nam den dienft trouhavtig waer. Ondeituflchen gebeurde het dat hy zoo verre in gemeenzaemheit quam met zekere dienfhnaegt van den huize, dat hy met haer te bedt raekte. Waer uit volgde dat zy weinigh tydts daerna tekenen gewaer wordende van be- zwangert te zyn hem haren noot klaegde. Hy wert ook aengemaent van anderen haer, die hy dus onreert had, ten huwlyk te nemen. Hier toe had hy (want ze was redelyk bejaert) niet veel ooren. Wesbalven hy geperft wert op het hou- den der beloften aen haer gedaen. Men vraegde hem ook of hy zulk een iluk by zyne gegeve borge wel zoude kunnen verantwoorden. Dus geperit antwoordde hy, dat hy dat bezwaerlyk zou kunnen doen , en gaf vervolgens zyn woort dat hy haer trouwen zou. Hy deed het ook, en begon aenilonts met het gene hy mid- dlerwyl had overgewonnen eenigen han- del van koopmanfehap aen te flaen. Waer in het geluk hem zoodanigh begunftigde, dat hy tegenwoordigh, tcrwyl ik dit fchryve, een voornaem winkelier van Lakcnen en Stoffen binnen Moskow is, en gehouden word voor eenen man, die meer als dertigh duizent gulden bezit. Hy leeft met dezelve vrou in goede een- dragt: maer dewylze nu al zeitigh jaren bereikt heeft, en de kinderen geftorvcn zyn , wilde hy haer wel, als ze daer toe verftaen kon , in een Kloofter fteken, behoudens dat hy haer daer onderhout verichafFen zoude, en trouwen een ande- re vrou, om weder kinderen te verwek- ken j dat naer de wetten der Ruften y- der vrv fta#*«" RA»·» |
||||||||||||||||||||||||
van ee- Woordigh myne herberg hebbe,quam een
|
|||||||||||||||||||||||||
deiendeo J
jongen
|
ι? j τ U,HUCU van eenen
Hm-, daer ook geherbergr. Deesvraeg-
|
||||||||||||||||||||||||
komen.
De veranderingen , waer van we ge- Veran-
fproken hebben, betreffen ook de Kan-^'f^ feleryen, waer in alle de gefchriften nuicryen. op onze wyze ingeltelt worden. Hier aen laet zich de Vorft veel gelegen leg- gen, |
|||||||||||||||||||||||||
andere wy
|
/-c z,ogc re winnen , het zv met-i
|
||||||||||||||||||||||||
te gaen werken , of den goeden luiden te
dienen. Hier op antwoordde hy, dat hy niet bequaem was tot werken, dewyl hv het niet geleert had : en wat dienen be- langde, dat hy geen huur kon krygen, |
|||||||||||||||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
|||||||||||||||
48
|
|||||||||||||||
ftormen de fterkte Notenburgh met ver- Noten-
dragh had ingenomen : waer over dentwgh in- 13 hier het Te Deur» in de Kerken gezon-Senomen- gen wert^ In het einde der maent viel hier de eer-
He fneeu, en met het begin van Oclober begon het te vriezen , maer kort daer aen viel'er weder regen , gelyk 'er te voren overvloedt van water gevallen was. In dit jaer quamen zoo veele fchepen ,^cfiePen
t'Archangel, dat men het getal daer van1'el[^"" berekende op 15-4 Koopvaerdyfchepen,te„ekómen. weten van de Engelfchen 66, nevens vier Convojers: ook even zoo veel van de Hol- landers, nevens drie Convojers. Hoewel onder de Engelfchen veele klcene fcheep- jes waren van geen groot belang. De reft beftontin 16 Hamburgers, 4 Deenen en twee Bremers. In het midden van November was de
rivier de Joufe achter onze wooning met ys bezet, zoodat eenigen van de Duitfe natie, ook verfcheideRuften op fchaetfen daer over reeden, dewyl'er geen fneeu ge- vallen was. Ik nam ook deze gelegenheit waer, liet een hantfleetje op de wyze van ons lant vervaerdigen , zette een jonge Juffrou daer in, en reed daer mede over de rivierj het welk men hier nogh noit gezien had. Dit was de tweede reize in den tydt van 3 2. jaren, dat ik fchaetfen aen myn voeten gehad had. Maer ik be- vond dat men eens een ding wel geleert hebbende dat zoo licht niet vergeet. Dogh dit vermaek duurde niet lang, de- wyl het den volgenden nacht weder fneeude. Hpt gebemde in de&en rydt dat den 24 Kanfele-
der maent binnen het Slot de Polfolske ]J *fs*~ Prikaes ofKanfelery afbrandde, dat veel verlegenheit maekte. December ging nu in : en men kreeg
bericht dat Zyn Majefteit was aengekomen tot de Stadt Pefchik, gelegen po wuift van Moskow,daer hy eenige dagen bleef, van daer trok hy naer het lanthuis van den Heere Lofkreilis , zynen oom -, het welk 30 wurft gerekent wort te leggen van Moskow. Men noemt het Salnikof. Van daer naderde de Vorft tot op 7 wurft van Moskow. Dit is de plaets van Knees Mi- ghalo Sakoliets, Serkaskie , Gouverneur van Sibirie, die haer den naem heeft ge- geven van Nikoolskie. Nu begon men orde te ftellen tot denT?ebe-
mars voor de beftemde Intrede zyner Ma- ceK"*ls.
• ë · 11 j ■',, tot de m-· lelteit,, en alles wert daer toe vervaerdigt. trede des
De meefte Koopluiden der overzeefche Czaers, natie ontfingen laft tot het befchikken van een grooter getal paerden, en daer by ee- nen dienaer op de Duitfe wyze gekleedt. Deze paerden waren gefchikt om het ge- fchut van de Zweden verovert binnen te flepen. Nu vertrokken den volgenden dagh de Gezanten, onze Refidcnt, de En-
|
|||||||||||||||
gen, gelyk aen alle andere dingen. Want
niets geichiet buiten zyn beilier of ken- nis , wordende alle Ryxzaken, van wat natuur die ook mogen zyn, voor hem tlaetfen gebragt. Tegenwoordigh is door zyn geileikt. vlyt verfterkt Novogorod , nevens Plef- cow, Afof, Smolenske, Kieof, en Ar- changel. Hier toe is veel geit gefpik : dogh des niet tegenftaende wort door de Schatten goede orde en voorzorge in de fchatkift des Ryx. <Jes Ryjj gevonden een fchat van ontrent drie hondert duizent Roebels, zoo als zyn Majefteit met eigen monde ,my ver- klaert heeft, dat naderhant anderen my ook beveiligt hebben : zynde dit zoo net bevonden na dat alle kollen betaelt wa- ren , die gehangen zyn aen ilerkten van oorloge, Seheepsbouweryen, en wat des meer is. Waer ontrent egter dient aen- Onkof- gemerkt dat de onkollen behoorende tot ten toe de Scheepsbouwery vervallen zyn uit het am gemeen, hebbende elke tien duizent boe*· boutut" ren ^e ïç'ß0^åç moeten opbrengen, die het ó6- tot het maken van een Schip met alle zyn meen op- toebehooren vereifcht worden. Deze boe- gebragt. ren ftaen ten fee\e onder zyne Majefteit, ten deele onder byzondere Heeren, Edel- lieden, en Kloofters, waer van 'er eenige een groote meenigte hebben, waer onder . het Trooytfe Klooiler uitfteekt, als reets gezegt is. Hier uit is genoegh te bemerken dat
de onderdanen van dezen Voril bidden mogen om zyn lang leven en gelukkige regeringe , op dat ze door hem meer en meer begrip mogen krygen van veele goe- de zaken. Alles zeker laet zich in dezen wel aenzien,te meer om dat ücRvApnns, Begaeft- nu omtrent 14 jaren out, het voorbeelt heden 2iyns Vaders volgt, toonende reets in deze li"x Þ ■ieuSt een ëoet oordeel» ^ynde voorts op-
jxpiin . mei.|cen£jCj vraegenc]e, en van goeden in- boril. De Vorft draegt ook goede zor-
ge voor hem , en laet hem in de Latyn- ïche en Duitfche tale wel onderregten. |
|||||||||||||||
Zweedfe
gevan- gens in- gebragt. |
Op den 14 der maent September wer-
den hier binnen gebragt ontrent 800 Zweedfe gevangens, beilaende in mannen, |
||||||||||||||
vrouwen, en kinderen. Eenige van deze
werden als Slaven voor 3 of 4 gulden ver- kogt, dogh floegen na weinigh dagen op tot 2. f of 30 gulden : het geen veele der overzeeiche natie bewoog tot het koopen van eenige mannen, vrouwen, enkinde- ren : zeker tot hun geluk, dewyl het wel meelt gefchiedde om deze arme menfcKen te verloflen, en in dienft te houden tor den tydt van vrede, en hen dan weder in vryheit te Hellen. Veele werden ook ge- kocht door de RuiTen , en de alleronge- lukkigite door de Tartaren, die hen ver- der wechvoerden, dat waerlyk droevig om te zien was. Den zo der zelve maent quam hier ty-
ding dat zyn Majefteit den 13 na drie |
|||||||||||||||
R E I Ζ Ε Μ.
|
||||||||||||||||||||||||||
4?
|
||||||||||||||||||||||||||
Èngelfche Conful, en eenige weinige
koopluiden, om zyne Majefteit te gaen verwellekomen op de laetft genoemde plaets, en quamen den vierden der maent des morgens weder hier. Wy verftonden dat dezen dagh de triomfante intrede zou- de geichieden. Ondertuflêhen waren'er Meederen,gemaekt op de Duitfche wyze, vervaerdigt voor ontrent 800 man. Men zag twee eerpoorten van hout binnen de ftadt opgeregt in deMeefnietfe ftraet: de eerfte binnen den rooden muur regt tegen over het Griexe kloofter ontrent het Druk- hof, daer ook het hof is van den Velt- maerfchalk Seremeetof; de tweede bin- nen den witten muur by de Kanfelary der Amiraliteit, ontrent 400 fchreden van de andere. Om dezen toeftel te bezichtigen was'er een groote meenigte vanmenfcheni op de been, zoo wel binnen , als buiten de ftadt. Ik recd'er eerft door heen, ook een goedt ftuk wegs naer buiten, om het begin te kunnen gadcilaen. Hier geko- men, zag ik dat de meenigte eenigen tydt |
vangene Zweedfe ibldaten én boeren drie
aen drie benevens elkander i verdeelt ig^ zeven partyen, beftaende yder party in80 of 84 perfonen, zoo datfe te (amen een getal van ontrent 5-80 uitmaektén, en gaende tuilen drie compagnien foldatcn. Hier aen volgden twee fchoone hantpaer- den. Toen een compagnie Granadicrs met groene rokken, gevoedert met roodt op de Duitfe wyze, uitgezeit datze in de plaets van hoeden, hooge groote zwarte beere mutfen op hadden. Deze warende eerfte van de lyfwacht der Granadicrs. Hier aen volgden zes Helbaerdiers: yyf Hpbooblazers, die luiligh op fpeelden: 6 officiers, en na hen het regement vanzyn Majefteit van Probrofcnske: waer van ook ontrent 400 mannen in 't nieu op de Duitfche wyze gekleet waren in 't groen, gevoedert met roodt, hebbende alle om den rant der hoeden eenen witten boort. Voor dit regement ging de Czaer met den heer Alexander. Men zag'er by negen dwarsfluiters, en cttelyke fcböone |
|||||||||||||||||||||||||
Eer-
poorten opge-
|
||||||||||||||||||||||||||
:ht.
|
||||||||||||||||||||||||||
5 _
len, en dat dit meeft door zyη Majefteit! ment of een gedeelte van
zelve gedaenwert. Wy vonden den Vorft :behoorende mede tot de |
e het Rege-
Semenoskie,
lyfwagt, ge- |
|||||||||||||||||||||||||
van het paert afgeftegén, en toetredende
|
||||||||||||||||||||||||||
kleedt in 't blaeu, met roodt gevoedert.
Na het zelve quamen de Vanen van de Zweden verovert : als vooreerft twee Standaerden: toen een zeer groote vlagh, door vier foldaten gedragen. Deze had. geitaen op het Kafteel Notenburgh.Tocn vyf zeevlaggen, gevolgt van 2.f vaendelj, elk door ζ ibldaten gedragen. Eenige hier van waren blaeu, groen, geel, en root: en daer onder negen, die geel en blaeu waren. In verfcheide zag men twee goude Leeuwen in 't midden met een Kroon daer boven. Achter deze werden gevoert 40 ftukken kanon: waer van ee- nige van vier, andere van zes paerden ge- trokken werden, die alle van eene kleur waren. Toen 4 groote mortieren : ver- volgens iy metale, zoo groote, als klec- ne veltftukkcn: hier agter nogh een an- dere mortier. Toen 14 groote lange metale ftukken, waer van eenige van 6, andere van 8 gelyke paerden getrokken werden. Toen quam een houte kas met keukengereetichap: toen tien (leden met hantgewecr:drie trommels:een flede mét Smitsgereetfchap,en daer onder een groo- te blaesbalgh: een met gewicht. Na dit alles quamen de gevangene officiers on- trent 40 in getal, die yder tuflehen twee foldaten gingen. Daer agter quamen ee- nige {leden met zieken en gequetfteri, die eindelyk van eenige Rufllfche foldaten ge- volgt werden. Terwyl men dus voort- trok , wert het een uur na den middagh , als al de trein binnen de Stadt quam. Als men door de Twerskie poort aen de Noortzyde der Stadt voortgetrokken was tot aen de eerfte triömfpoort, trok het G eerfte |
||||||||||||||||||||||||||
De
Sehryver
verwel- komt den Czaer. |
verwelkomden hem vrymoediglyk. Hy
bedankte ons, en omarmde en kuite my voorts, wel in zynen fchik zynde , naer hetfeheen, dat ik nogh in zynlant, en |
|||||||||||||||||||||||||
hier ter plaetfe gekomen was om deze ftaet-
fte te befchouwen. Vervolgens vatte hy my by de hant, zeggende, Kom, ik zal u ook eenige zeevlaggen doen Tuien. Het welk gefchiet zynde, Ga nu verder heen , zeide hy, en teken alles aen naer uw begeer- te. Terwyl ik hier mede bezigh was, quam zeker Ruffifch heer met eenige die- naren aengereden, die my ziende een pa- pier in.handen hebben, toetradt, en zich daer meeiter van maekte, roepende met eenen een der Duitfche officieren, om uit hem te verftaen , wat ik hier mede uit- rechtte. Dezen antwoordde ik, dat ik'er meê deed het geen my behaegde, en de orde volgde van zyne Majefteit. C)p welk j fceggen hy my aenftonts het papier weder overgaf. Waer op ik myne nieusgierig- heit voldeed, 't geen buiten de gunft zy- ner Majefteit my niet mogelyk ware ge- weeft. • De inkomft nu droegh zich toe op de
volgende wyze. Vooraen trok het eerfte regement, zynde de lyfwacht van den Vorft , beftaende in 800 mannen onder den Overften of Kolonel de Ridder, een Duitfcher van geboorte. De helft van dit volk, dat voor aen trok, was gekleet in roode kleederen, op onze wyze ge- maekt , de andere helft in gewoonc Rut <«Tchekleedinge, dewyl'er geen tydt was feweeft om zoo veel Ideederen gereet te
rygen. Tuflchcn deze gingen de ge- |
||||||||||||||||||||||||||
Triom
fante in- trede. |
||||||||||||||||||||||||||
CORNELIS<k BRUINS
|
|||||||||||||||||||||||||
5°
|
|||||||||||||||||||||||||
eerfte regement daer door. Dogh zyn
Majefteit hielt daer een groot vierde deel van een uur ftil, als wordende daer van de Geeftelykheit, tot dien einde daer geko- men , met een ververfching van drank onthaelt. Deze poort was , vermits de ftraet tamelyk breet is, met drie bogen , de grootfte in 't midden, en de kleenfte ter wederzyden aen de huizen vaftgehecht. De ganfche poort was met tapiflêryen zo- danigh behangen, dat men geen houtwerk zien kon. Van voren boven aen de poort op een Balkon ftonden 8 kleene jongens, twee aen twee verdeelt, in fierlykgewaedt, die hunne ftemmen in muzyk lieten hoo- ren. De poort was met vele Schilderyen behangen, waer onder eenige zinnebeel- den waren , nevens gefchriït , dat daer toe behoorde. Boven de poort ftondt een groote Arent, en een meenigte vaendels. Aen beide de zyden der ilraet voor de poort was het ook al met tapyten en ichilderyen op dezelve wyze behangen. Daer boven ook waren balkonnen , en daer op veel fpeelluidcn met een orgel en allerhande fpeeltuig , die een aengenaem geluit verwekten. Veele vaendels fierden ook beide de zyden. Ontrent deze poort was de gront met veele groene takken wederzyds bezet, ook de ftraet met groen- te beftroit. Aen de achterzyde zaten ver- fcheide heeren. Een ftuk wegs door de- ze poort zynde getrokken , zag men de |
|||||||||||||||||||||||||
Princefie , zufter zyner Majefteit, de
Gzarietfe met de drie jonge Prineeflen ne- vens eenige Ruffifche en DuitfcheJuffrou- wen, die zich daer onthielden in de wo- ninge van den heer Jakof Waifieliof Feu- derof, om te beter alles te kunnen be- zichtigen. Zyn Majefteit groette de Vorf- tinnen al voorttrekkende door de tweede poort, die op dezelve wyze gefiert en verzien was. De ftadt dus door getrok- ken , en de MeeCiietfe poort doorgegaen zynde , trok men voort door de Duitiê Slabode. Als men gekomen was tot voor het hof van den Hollanden Refident, bood die zyne Majefteit wyn aen, die dit afïlaende ftant hielt, en een dronk biers eifchte. Het wasby de hant, en my ge- beurde d'eer dat ik het den Vorft zelf toereikte , die zeer weinigh gedronken hebbende, weder voorttrok naer Probro- fensko. Ν u gingh het reets naer den avont: en zyn Majefteit buiten de Slabode geko- men, zette zich te paérde. Dus nam de- ze ftaetfie een einde. Om welke te zien zulk een meenigte volx in de ftadt Mof- kow by een gevloeit was, dat het naeu- lyx te gelooven isj zynde alles toegegaen met ongemeene blyfehap, en zonder dat 'er eenigh ongeluk, voor zoo veel ik heb kunnen gewaer worden, gebeurt is j daer nogtans de huizen en ftellaedjen met men- fchen gepropt waren. |
|||||||||||||||||||||||||
XL Hooftstuk.
I
Inwydtnge van Ifmeelhof. Veele gefchenken daer gebragt. Een
Frans Ch'trurgyn moortdad'tgh doorfloken. Pragttge Trou- flaetfie. Gewoonte ontrent de Geboorte, Begravïnge, en Bruiloft ·> ook der overzeefche natten. |
|||||||||||||||||||||||||
en den Heer Lups
ontrent de inkomft |
|||||||||||||||||||||||||
OP den ι iden der maent quam de
Vorft onverwagt des morgens ten tien uren termaeltydt byden heer Lups, die den vorigen dagh weder van Archangel hier was aengekomen. Ik quam op het hof, zonder dat ik ergens van wilt, om den heer Lups te begroe- ten. Maer zyn Majefteit my vernemen- de, geboot my binnen te treden, alleen verzelt van twee Ruffifche Heeren. Ik boodt zyne Majefteit een papier aen, my verfchoonende over myne onbequaemheit ■ in de Poëzy, maer echter betuigende dat ik niet had kunnen nalaten eenig bewys van vreugde in gefchrift te ftellen over de gelukkige overwinning van .zyne Majefteit op de fterkte Notenburgh behaelt. De Vorft het minlyk aenvaerdende geboot |
|||||||||||||||||||||||||
my aen te zitten,
te verhalen wat ik |
|||||||||||||||||||||||||
gezien
|
had. Dit naer zyn genoegen
|
||||||||||||||||||||||||
verricht zynde , gingen'er eenige niet
van de kleenfte wynglazen om , die ge- ledigt werden op de nieulyx verkrege zege , en het goedt vervolg daer van. Waer op de Vorit ten twee uren weder vertrok. Den ipd«n kreeg ik laft van de Kei-
zerinne, om de drie af beeltzels der jon- ge Prineeflen , die ik levens grootte ge- ichilderthad, even als te ν oren, des mor- gens te brengen op Ifmeelhof. Daer ko- mende reed de karos met zespaerden, van" Moskow gekomen, dicht voor my, wad- in de drie Prineeflen zaten, die aen de voorpoort uittraden. Hier ftondt de broe- der |
|||||||||||||||||||||||||
De
fchryver wenicht den Czner ge
luk met zyne o- verwin- |
|||||||||||||||||||||||||
REIZEN,
|
||||||||||||||
;ï
|
||||||||||||||
De Kerfdagen waren öndertuflchèn· op
handen. Waerom ik goet vont een fchil- dery van Chriftus geboorte, door myzelf gemaekt, met my te nemen, in plaets van broot en zout; ook eenige paternof- ters, die ik van Jeruzalem gebragt had. G ,. Ik boodc deze dingen hare Majefteit aen,ken ^00't zeggende dat ik de vryheit nam van die den fchry- als een offer te brengen in plaets van brootver °yer" en zout. Ik leverde met een eenige pa-3e°even' ternofters over voor de jonge Princeflên. De Vorftin betuigde dat alles haer aengc·4 naem was, bedankte my, en reikte my eene vereeringe toe j my vorders bevelen- de zelf by de Princeflên te gaen , en haer de paternofters in eige handen over te ge- ven. Welken laft ik terftont nakomende de Princeflên in een ander vertrek over maeltydt vond. Myne gefchenken over- gegeven hebbende, keerde ik weder naer de Keizerin: waer by eene der Princeflên zich kort daer aen ook vervoegende my een fchaeltje brandewyns, en kort daer na een groot glas wyns overgaf. Waer na ik met dankzegginge myn affchcit nam. Op den ifften der maent hielden de Ruf- fen naer hunne gewoonte het Kersfeeft: en van toen af aen maekte zyn Majefteit een begin van zyne genegene vrienden te gaen begroeten, gelyk ik daer van in het voorleden jaer gemelt heb. Tot het einde van dit jaer bleef al het
zelve weder, vermengt met veel regen , dat de wegen zoo flecht maekte, dat koop- luiden en andere reizigers van Archangcl en andere plaetfen herwaert aen komende, vyf of zes dagen langer dan naer gewoon- te moftcn op wegh zyn j zoo dat men in veele jaren hier zulk eenen flappen winter niet gezien had. Maer dit veranderde in het begin van January des volgenden jaers: en de lucht ophelderende floeg het mee bittere koude aen 't vriezen. Den eerften van January in dit jaer 1703 was het hier v;<,r_ druk met toereeden van een vreugdevier,WCrk dat men aenfteken Zou om d'overwinningover de van Notcnburgh. Deze toeftel wert ge«°yerwin- maekt over de Moskowfe rivier, even ag- nokik ter het Slot in een vlakte , genaemt zyn burgh, Majefteits hooivclt: waer van men het hooi gebruikt op zekeren dagh in 't jaer, volgens een out gebruik, om de Kerken te heftroien. Dit vuurwerk verfchilde van het bovengemelde niet, als in het on- derfchcit der zinnebeelden. Den volgenden dagh quam zyn Maje- r
fteit by den Heer Brants , in gezelfchap %'££? van ontrent 200 perfonen, die alle nevens den Heet· den Vorft in de voorzael onthaelt werden Β ""'s. onder het gefebal van trompetten en ke- teltrommen. Onder andere dingen wert hier vertoont een zwaert van byzondere Eenoni grootte. Het was lang ruim f 5 voetRyn-8cmee,t lantfe maet, breet in de fcheede \k duirn,ZWaert' gemaekt naer eene goede proportie. Het Q t woegh |
||||||||||||||
cler déf .Keizerinne met eenige Priefteren
gereedt om de Princeflên in proceflie te geleiden naer het hof, dat dezen zomer eerft nïeu gemaekt was, dewyl het vori- ge door den tydt geheel vervallen was. Want het was beftemtdit hof dezen dagh in te wyden, en dan daer binnen te trek- ken. Ik my hebbende doen aenmelden , wert geboden in het eerfte vertrek te ver- toeven, waer in ik veele Juffers van het SibitÈ hof vond. De vloer was geheel beftroit hetaHof. met hooi. Aen de regte zyde ftondt een groote lange tafel, geheel met groote en kleene brooderi bedekt, op welkereenige een hant vol zout lagh : op andere een zilver zoutvat met zout gevult. Want in dit lant brengt het gebruik mede dat vrien- den en bekenden van luiden , die in eene nieuvve woning trekken , het huis met dit zout als inwyden, en dat eenige da- gen achter een vervolgen. Dat een te- ken wil zyn van overvloedt, dien ze hier mede wenfchen: opdat de inwoners noit aen eenige nootwendigheden mogen ge- brek hebben. Vertrekkenze ook uit een huis, zoo latenze wel hooi op den gront, en een broot in het zelve,, tot eenen ze- gen wenfch voor die'er ftaen in te trekken. Boven de deuren en venfters van dit ver- trek , - waren de wanden veriiert met ze- ventien verfcheide fchildcryen , op de Griexe wyze gemaekt , die alle hunne voorname Heiligen verbeeldden , die ze gemeenlyk in het eerfte vertrek ftellen 5 howel men in andere binnenkamers ook diergelyke fchilderyen ziet opgehangen. In het tweede vertrek, dat open ftondt, was de broeder der Keizerinne , ca ver icheide Hecren en Priefters, die alle voor eenige boeken ftaende zich door heilige gezangen lieten hooren. De Keizerin was met eenige edele vrouwen in eender- de vertrek, gedurende deze godtsdienftig- heit, daer een half uur rykelyk mede door- liep. Toenbragt men my door eenen an- deren weg in een ruime zael, om de Kei- zerin daer af te wachten , die kort daer |
||||||||||||||
De
fehryver wenfcht de Kei- |
||||||||||||||
aen inkomende , van my met wenfchen
van veel geluk en zegen begroet wert: welke zegenwenfehen de tolk, die gefta- |
||||||||||||||
zennne digh by my was , haer ontvoude. Hier
ρ uk met nam jeze yorftjn myby de hant,zee- het nïeu- r .· 3 J .' »
we Hof. gende: ik wtl u eemge andere vertrekken la-
ten tien, dat zy voortbragt met eene min- lykheid, die men in zoo groot een perfo- naedje niet wachten zoude. Toen ge- boodt zy eene der Staet jufferen een gou- den fchaeltje met brandewyn te vullen, en gaf my dat met haer eige hant over om te drinken, en deed my met een de gena- de van my hare hant te laten kuflên, en die der Princeflên daer tegenwoordigh. Toen gaf zy my myn affcheit,en laft om na drie dagen weder te keeren. Waer op ik ver- trok. |
||||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
|||||||||||||||||||||||||
5*
|
|||||||||||||||||||||||||
woegh over de 30 ponden. Toen de ei-
genaer het op myn verzoek uittrok , za- gen \vy dat het wederzyts gevlamt was, wcinigh op en nedergaende. Door de grootte van hetgeveft was de kling tame- lyk licht, en bequaem om te gebruiken. Wanneer men het in de fchede zynde bo- ven aen het geveft met eene fiant vatte, zoodat de punt op den gront quam, had een man van goede kragt genoeg te doen, als hy het zoo van den gront om hoogh wilde lichten^ Dit deden wy met ons drien om den eigenaer niet toe te geven. Deze was een zoon van den laetften Gou- verneur van Aftrakan, genaemt Petrofske, die door de Strelitfen is omgebragt, en van den toorn geworpen. Toen dit. ge- beurde was deze een kint van weinig ja- |
|||||||||||||||||||||||||
overgegeven aen eene der jonge Princef-
fen daer toe geftelt, die dan de eere deed aen deze aenbieders van hen ter hantkus toe te laten. De meefte Ruffifche Hee- ren en Vrouwen vertrokken weder ten eerften. De overige bleven daer eten. Men danfte en bedreef veele vrolykheden nae den maeltydt, en het was byna mid- dernagt, eer men fcheidde. Op den zelven nacht viel op de Brui- Beklaeg-
loft van den kapitein Staets iets beklaege- lyk onge- lyx voor. Tewcten twee Chirurgyns danf-va1· ten met hunne bruiden: waerop twee of- ficiers in de kamer gekomen zynde , de bruiden van hunne bruidegoms wilden af- trekken , om zelfs daer mede te danflèn. Hier over rees gefchil. Waer over d'een officier, genaemt Bodon, enin dienftder Czaeriè Majefteit, den eenen Chirurgyn, ~enaemt Garree, eenen Frangois van ge- oorte, moortdadigh dooritak , zoodat hy zonder geweer zynde aenftons neder- viel en den geeft gaf. Jan Hovy, de an- dere Chirurgyn, wert mede van den an- deren officier , eenen kapitein , genaemt Saks, in het lyf gequetft. Maer hy dit voelende hielt de hant op de wonde , en week ter kamer uit, trachtende zich over het hof door de vlucht te redden. Maer vervolgt wordende van den kapitein, keetf- de weder naer de bruiloftkamer, daer hy by den dooden neder , en in zwym viel : totdat een zyner vrienden hem het bloet uit de wond zuigende, hem deed beko- men. Weinig tydts te voren hadden de- ze krygsluiden al moeite gezocht: maer de Chirurgyns de een eenen degen , de audcr eenen itoel grypendé, hadden hen gedwongen de kamer te ruimen. Waer over zy verbolgen ten rweedemale qua- men indringen , en dit ftuk bedreven in 't aenzien van 't volle gezelfchap. Wat verilagenheit dit veroirzaekte, is licht te begrypen. Het ftuk bedreven zynde, gin- genze door, maer werden twe<ï dagen , Moor" daerna gevat, en in den kerker gefmeten. De ã^É^ç." overfte ondertuflehen hier zittende ging zynen dienaer met Ichoone woorden en beloften aen, hy zoude zeggen den dood- ilagh bedreven te hebben : waer voor hy hem aen een vendel helpen, en vergiffenis van 't feit zou doen hebben. D'onnoozele menfeh laet zich bewegen , en bekent den moort .* maer gefohert ontkende dien weder, en meldde den dootilager; dogh te laet. Wat hier federt op volgde , zal ik te zyner tydt zeggen. In dezen tydt nam zyne Majefteit voorT.0^"1*
zich te begeven naer Veronis met eenigeeenera"s Ruffifche en Duitfe Heeren , dien reets naer ye- gelaft was zich tot die reize vaerdigh tel'0"is· maken. Den zelven laft ontfing ik ook den æ f dezer maent, die my des avonts uit den naem zyner Majeileit andermael door den Heer Kinfius herhaelt wert. want
|
|||||||||||||||||||||||||
Vremde
|
ren. Zy hingen hem echter aen de voe-
|
||||||||||||||||||||||||
mishan- ten op, dogh ontbonden hem na dentydt
deling en van tweemael vierentwintigh uren. Men |
|||||||||||||||||||||||||
v
|
li
|
erlof- vont hem levende : maer zyne voeten wa-
|
|||||||||||||||||||||||
ren hier door meeft bedorven en wech 5
evenwel nogh zoo niet of hy kan nogh f aen in gemakkelyke fchoenen, mits dat
y een kruk gebruikt tot fteunfel onder zynen arm. |
|||||||||||||||||||||||||
Komft
|
|||||||||||||||||||||||||
Met het vallen van den avont quam de
van den geen, die de plaets van Patriarch bekleedt,
Patriarch,& '. r , ,. „. ' aengedaen meteenen godtsdienltigen man-
tel , al zingende onder den klank van een bel naer binnen ·, dat een teken is van ver- trekken. Waer op zyn Majefteit met al het gezelfchap wechging , en de bezoe- ken, die nogh te doen Honden, voorts Tceft- afleidde. Den zeilen der maent vierde dagli der men den feeftdagh der drie Koningen, even drie ko- a[s jn ^åç voorleden jare. Maer het ge- gevfeit. tiu der Priefteren was nu minder. Ook werden'er nu maer weinige van de voor- gemelde mutfen omgedragen j waer uit'te giflên ftaet dat'er ook al verminde- ring komen zal in deze plechtigheden. Den zotte" der zelve maent gaf zyn Ma- jefteit laft dat des morgens ten ñ uren op lfmeelhofF zouden komen meeft alle de voornaemfte Ruffifche Heeren en Me- vrouwen, en andere perfonen, die alle on- trent een getal van 3oomenfchenuitmaek- ten. Hier by voegden zich ook de Ge- zanten, de meefte overzeefche Kooplui- den, nevens hunne vrouwen } zoo dat'er bykans 5*00 perfonen by een waren , die daer ftonden onthaelt te worden. Maer Ge. daer was wel uitdrukkelyk by gelaft, dat fchenken yder gedenken zoude eenige vereeringaen voor de de Czarietfe mede te brengen , om hare Czanetfe. Majeileit by de gelukwenfching aen te bieden. Deze gefchenkenbeftonden meeft in eenige fraejigheden fierlyk van gout of zilver gemaekt, fraei gemunt geit, en diergelykezinlykheden: die elk oordeel- de beft te zullen behagen. Voor het over- leveren werden alle de giften nevens de namen der gevers aengetekent, en toen |
|||||||||||||||||||||||||
' -
|
|||||||||||||||||||||||||
R E Ι Ζ Ε Ν.
|
|||||||||
5?
|
|||||||||
want de Vorft begeerde dat ik die plaets,
de daer leggende fchepen,en Wat'er meer aenmerkelyk is, zonde bezichtigen , eer ik uit het Ryk vertrok. Ik nam den laft aen, enfteldeorde opmyne zaken, om pp den behoorlyken tydt gereet te kun- nen zyn. Middlerwylen naderde de tydt van de
trou ftaetfie van den Bojaer Iwan Feudo- rowits Golowin,of Joan Theodotus zoon Golowins wiens vader is Feudor Alexe- wits Golowin , eerfte Staetdienaer > en Mevrouwe Boreelbwits Seremeet'of doch- ter van Boris Theodorus zoon Seremeet'- of, die tegenwoordigh Veltmaerfchalk van den Czaer,iu verfcheide gezantfchap- pcn gebruikt was geweeft , onder andere ook aen het hof te Weenen inpoftenryk, daer hy uitnement bemint was. Hy was ook vereert met de Ridderorde van Malta. °nSe- My luft deze Trouftaetfie, als iets on- Trou* gerneens5 en betreffende de voornaemften ftaetfie, des Ryx, te beichryven , zoo alsze ge- fchiet is den ζ$&™ der maent. De brui- loft ftont gehouden te worden ten huize van den Bojaer Feudor Alexewits Golo- win : wiens hof met byzondere pracht toegeftelt was. Het was een gebou van hout, vry kunftigh gemaekt, met fchoo- ne vertrekken, zoo onder als boven, leg- gende op een hoogte weinig buiten de Duitfe Slabode, aen geenezyde der rivier Joufe. In de opperzael, die vry groot was, ftonden eenige tafels in goede orde, en daer nevens menigte van Mufikanten, gereed t om de vreugde te vermeerderen. Hier benevens was in een ander vertrek een tafel bereit voor de zuiter zyner Ma· jefteit, de Czarietiê > en de drie Princef- iên, nevens het gevolg der Hofjufferen, en veele Ruffifchc Heeren en Vrouwen , die zich afgezondert hielden. · Veel volx vervoegde zich hier na toe. Ontrent elf uren liet de Bruidegom zich vinden bene- den in de gehoorzael, ftaende alleen aen de flinke zyde, om van alle de Heeren de gelukwenfchingen te ontfangen : terwyl vaft aei> yder gediftilleerde wateren wer- den aengeboden. Het was naeulyx mid- dagh , ofdaerquam laft , dat men den Bruidegom, onder het Heken der trom- petten, en het geluk der keteltrommen, die voor het hof ftonden, naer de trou- plaetszou geleiden. Deze was een kleene kapel, weinigh fchreden van het hof af- geicheiden , en evenwel daer aen behoo- rende. Het is naeulyx te zeggen wat pracht hier vertoont wert. Zyne Czaerfe Majefteit was zelve hier Maerfchalk, en hierom overal tegenwoordigh. Zoo dra de Bruidegom in de kapelle gebragt was, wert'er gezonden om de Bruit af te halen uit het huis van den overleden heer Adolf Houtman, ftaende in de Duitfe Slabode regt over de Hollantfc Kerk \ voor den |
J Veltmaerfchalk , vader der Bruit, voor
eenigen tydt ingeruimt op uitdrukkelyke orde zyner Majefteit. Hier wert de Bruit, den vorigen avont uit Moskow gehaelt , ingebracht. Toen vervoegden zich ook derwaert alle de genoodigde Ruffifche en Duitfe vrouwen, om de Bruit naer het bruilofthuis te geleiden. Deze afhaling ging dus toe. Vooruit reedt een ketel- tromflager gezeten op een witpaert. Hem volgden vyf trompetters op even zulke paerden, eerftdrie, en daer achter twee. Toen cjuamen fö fchafmeefters, gekoren uit Ruflïlche en Duitfe Heeren , elk op een fchoon paert gezeten. Hier op ver- (cheen zyn Czaerfe Majefteit ,: zittende alleen in een fchoone Hollantfe karos, van zes appclgraeuwe paerden getrokken. Hier achter volgden vyf ledige karoflèn, elk met 6 paerden ; ook een kales met even zoo veel paerden, gefchikt om de Bruit en de andere Jufferfchap af te halen. Middlerwyl quamen de Princes , zyn Majefteits zufter, en de Czarietfê met de drie jonge Princeflèn, yder in een koets, maer zonder wielen op de wyze van eene /lede, door zes paerden getrokken, be- nevens een mcenigte van Hpfjufteren. Nu was ontrent ruim een half uur ver- ftreken, wanneer men het voorgenoemde gezelfcbap zag te rug, keeren. De Bruit en d'andere Juffers belloegen nu de ledige karoflèn. Toen men aen het bruilofthuis gekomen was, ftonden daer twee Heeren als gevadei's om de Bruit te ontfangen. Hier toe waren verkoren een Ruflifch Heer, en de Envoye van Polen,genaemt Kunigiegg: die beide de Bruit by de hant nemende haer ter kapelle inleidden, en nevens den Bruidegom ftelden. Hier op volgden de Princes, zufter zyner Maje- fteit, de jonge Princeflèn, en vele Hof- juffers , die aen den ingang der kapelle bleven ftaen : gelyk aen beide de zyden der kapelle eenige Ruffifche en Duitfe Juffers. De kapel zelve was kleen; zoo- dat'er maer tien of twaelf perfonen be- quamelyk binnen konden zyn. Deze wa- ren , zyn Majefteit, de Czaerfe Prins , de Bruidegom en Bruit, de twee Geva- ders, en twee of drie Ruflifchc Heeren. Ik genegen alles naeukeurigh af te zien, begaf my mede daer binnen, en ging ftaen achter den Bruidegom , óïc^ gelyk de Bruit, fierlyk op onze wyze gekleedt was. De Bruit was gedoft in koftelyk wit fatyn , met gout doorwerkt. Het ganfche hooftgeftel was geheel met dia- manten en gefteenten bezet 5 hangende agter onder de fontanje een lange vlecht los haer: gelyk onder de Duitfe natie hier lang in gebruik is geweeft. Boven op het agterhooft hadzc een kroontje met edele gefteenten bezet. Toen namen de plechtigheden eenen aenvang. De Prieiter G '5 quam. |
||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
|||||||||
Η
|
|||||||||
voor de geboorte des kints geviert is , öf*
agt dagen daer aen ftaet geviert te worden.' Men geeft ook op den zelven tydt aen 't kint het nagtmael volgens hunne ceremo- niën , eerze het doopen, inzonderheit by luiden van aenzien, Indien het kint ge- zont en fterk genoegh bevonden wort, wort de doop vyf of zes weken uitgeftelt. Is het een zoon, wort de moeder na vyf weken gereinigt , wanneerze ter kerke komt. Is't een dochter , wort zy na 6 weken gezuivert. Dan nemenze eenen gevader tot het kint, ook eene gemoeder. En die ze daer eens toe gekoren hebben, nemenze altydt weder· Waer ontrent nogh ftaet aen te merken, dat zulk een gevader en gemoeder elkander niet mo- gen trouwen j datze uitrekken tot in het derde lit toe. Als'er een lyk is by voorname luiden , en doou
gaèn alle bekende vrienden mede tot de uitvaert, mannen en vrouwen , zoo wel ongenoodigde als genoodigde. Het doo- de lichaem wort op een baer van 4 of 6 mannen gedragen. De kift is overdekt met een koftelyk kleedt, waer van het dexel, met een flechter kleedt bedekt, voor het lyk gedragen wort. Ondertuf- fchen maken eenige der naeft beftaende vrouwen een groot misbaer op de Griexe wyze, waer van ik in myn vorige Rei ze gefproken heb. De Priefters ook heffen het gebruikelyk lyklietaen. Dit alles ge- fchiet onder de gemeene luiden met min- deren omflagh. De zeden der overzeefche natie ontrent Zeden
deze dingen verfchillen weder. Als'er ^,0/61*" een kint geboren wort, ziet men geene natje- andere ceremoniën, als die in onze landen gebruikelyk zyn. En zoo gaet het ook met de trou. Maer ontrent de bruiloften toonenze een groote rykelykheit. Als'er een ftaet gehouden te worden , worden alle de vrienden, die men daer by wil heb- ben , door twee opperfchaffers genoodigt: die , zoo het in den winter voorvalt, gezeten zyn in een fieflyke ilede , door twee fchoone paerden getrokken,die met eenige linten opgepronkt voor den dagh komen. Deze hebben twee voorryders , en twee dienaers achter op de ilede ftaen; Het getal der genoodigden beloopt wel op 100 of ifo, en meer, naer de geftel- teniflè der bruiloft, of het bykomen van eenige Ruffifche Heeren en Vrouwen, daer mede verzogt. De opperfte van die de bruiloft bedienen , is de Maerfchalk, die omgaet met eenen grooten ftaf van bevel, boven aen met lint beftrikt. De- ze ftelt met de opperfchaffers , die ge- meenlyk twee in getal zyn , alle de ge- zonthedenin. Nogh zyn'er 4 of 6, of ook wel 8 onderfchaffers. Deze bereiden het bruilofthuis, behangen het met ta- phTeryen,en verzien het met andere noot- za-
|
|||||||||
quara ftaén voor den Bruidegom en Bruit,
en.begon uit een boek, dat hy inde han- den hadt, te lezen. Na weinigh tydts ftak de Bruidegom eenen ring aen de hant der Bruit. Toen kreeg de Priefter twee gladde en vergulde kroonen voor den dagh, waer van hy de eene den Bruide- gom te kuilen gaf, en toen voorts op zyn hooft zette. Dit zelve verrichtte hy aen de Bruit, Nadat hy weder een weinigh gelezen had , gaven de Bruidegom en Bruit elkander de rechte hant, en'gingen zoo driemael rondom. Toen bragt de Priefter een glas met rooden wyn , waer uit hy eerft den Bruidegom , en vervol- gens de Bruit deed drinken. Deze een weinigh daer uit gedronken hebbende, gaf het den Priefter weder over, die het aen die hem bedienden overgaf. Zyne Majefteit ondertuffchen met eenen grooten Maerfchalkftaf in de hant heen en weder wandelende, en ziende dat de Priefter zyn lezen ftont te vervolgen, geboot hem zyn werk te verkorten. Waer op een korte poos daerna de zegen gegeven zynde aen de nieu gehuwden , zyn Majefteit den' Bruidegom gelafte zyne Bruit een kus te geven. Zy icheen'er daer ter plaetfe eeni- ge zwarigheit in temaken: maerde Vorft het andermael gebiedende , liet zy het zich wel gevallen. Hier op fcheidde men, en vertrok op de voorige wyze naer het bruilofthuis. Terwyl de ceremoniën ver- richt werden , zag men de Czarietfe en veele Hofjuffers in de venfteren van 't pa- leis, dat regt over de kapel was, leggen. Maer na weinig tydts begaf men zich nu ter tafel. De Bruidegom was gezeten onder de mannen , de Bruit onder de vrouwen aen de algemeene tafel in de bruiloftzael. Drie dagen duurde devreugt, en werc de tydt doorgebragt met danièn en andere tekenen van vrolykheit. Den laetften dagh werden de fchafmeefters onthaelt. Het is aenmerkens waerdigh hoe zeer de trouftaetfie tegenwoordigh verfchilt van het overout gebruik. Maer het is onnoodig dit te toonen j dewyl dat van anderen genoegh gedaen is. De manieren der trou , die uit dit
voorbeek genoegh af te meten zyn , af- gefchetft zynde, zal het niet ongevoege- lyk zyn hier aen te hechten de zeden, die by dit volk in zwang gaen ontrent de geboorte en het affterven der menfehen. Zeden Zoodra een kint geboren is, wort de der.Ruf- Priefter' ontboden om het te reinigen.
fenon- j)eze reiniging ftrekt zich ook uit over
treilt de „ ,. ψ £> ... ,.
creboorte, a"e» die daer tegenwoordigh zyn , die
hy alle by hunne namen noemt, en den zegen over hen uitfpreekf Eer de Prief- ter daer is, komt'er niemant binnen. Als hy gekomen is, wort aenftonts een naem aen 't kint gegeven , naer den naem van dienheiligh, wiens gedagtenis agt dagen |
|||||||||
REIZEN.
|
|||||||||
5S
|
|||||||||
zakelykheden, hier vereifcht. Zy pallen
ook nevens den opperfchaffer de bruiloft- gaftenop, te kennen aen een fierlyk te- ken » dat zy aen den regter arm dragen. Welk kenteken by den opperften watry- kelyker is, dan by die aen hem volgen. De Juffers der Bruit binden hun dit teken aen den arm. Deze Juffers worden met groote ftaetfie in de bruiloftzael gebragt onder het opklinken der fnaren en flui- ten. Ter eere van den Bruidegom en Bruit verkieftmen aen wederzydcn twee Gevaders, twee Gemoeders , en twee Gezufters : die op dezelve wyze onder het gefpeel binnen geleit worden. Dan gaet yder zitten ter tafel op de plaets,. hem toegefcliikt. De Voorfnyder wort tuflchen beide de Juffers der Bruit ge- plaetft, recht tegen .over de Bruit ; ter- wyl deze Juffers hem een fierlyk kente- ken aen den arm binden. De Bruidegom zit tuflchen de Vaders en Gebroeders: de Bruit tuflchen de Moeders en Zufters. De maeltydt geeindigt zynde, worden in een ander vertrek onthaelt de Maerfchalk, de Schaffers , en Voorfnyder. Dan be- ginnen de danflèryen , die door den Maerfchalk worden aengevangen. Dees neemt de Bruit op , en verzoekt andere Juffrouwen tot danflen met de Opperfchaf- fcrs. Deze hun werk gedaen hebbende, danflên de Gevaders en Moeders, met de Gebroeders en Zufters. Dan danft de Bruidegom en Bruit, benevens twee of drie andere Heeren en Juffers. Hier op volgen de Juffers der Bruit met den Voor- fnyder, en andere Hoeren. Dit verricht zynde, wort gemeenlyk door den Maer- fchalk uitgeroepen, Vrymeit) waer mede hy te kennen geeft dat danflen kan die luit heeft. Waer op de andere Brui- loftgaiien met danflen voortgacn. Deze bruiloften duren gemeenlyk drie dagen , op welker leften, de Maerfchalk met de Opper-en Onderfchaffers benevens den Voorfnyder door de Juffers der Bruit ont- haelt worden. 'T gebeurt ook wel dat de Vorft zelf op zodanige bruiloften ko- mende, zich tot Gevader laet aenftellen. Hunne begravingen gaen dus toe. Zy 'laten den overledenen eenige dagen bo- ven d'aerde ftaen. Des daegs voor de begravingc noodigen zy eerft het Opper- hooft der natie: dan meeft alle de Koop- luiden en anderen, zoo die binnen de ftadt, als in de Slabode wonen. Deze noodiging wort verricht door twee per- fonen van dezelve natie , daer toe uitge- koren, of van het fterfhuisverzogt, heb- bende lange roumantels met zwart floers of lampers op de hoeden. De byeenkomft gefchict gemeenlyk ten twee uren na den middagh. Dogh by wintertydt wort het wel avont, eer het lyk ter aerde bellek wort. Des zomers gefchiet het ook al |
|||||||||
vry laet. Men verkieft by deze rouftaetfï
14 of i<5 Treurders, 10 of 12 dragers, al- le getroude perfbnen: die in 't zwart ge- kleet zich in 'tfterfhuis laten vinden mee zwarte roumantels, die de-Kerk metvoor- dagt daer toe heeft. De Treurders ver- voegen zich ter rechter zyde van het voornaemfte vertrek, gelyk ook de naeil beftaende bloetvrienden van manlyk oir , die binnen komende van yder gegroet worden. De dragers krygen een roubant om den hoet, en over de fchouders en het lyf, ook wel daerenboven een paer witte hantfchoenen. Gemeenlyk zyn'er twee vertrekken geichikt tot het zetten van eene tafel met allerhande ververfingen : terwyl gedurig aen yder wyn, koutfchael van bier, fuiker, en citroenen, zoo ze te bekomen zyn, nevens gerooft broot, dat fmakelyk is, aengeboden wort. Eer het lyk wort uitgedragen , wort aen yder drager een gedachtenis ter bant geftelt, die gemeenlyk in een zilvere lepel be- ftaét, waer in de naem des geftorvenen gelheden ftaet. Zulk een gedagtenis wort ook wel gegeven aen den Predikant en Schoolmeeiter} ook wel aen de Treur- ders. Als'er een jonge dogcer overleden is, wort'er een goude ring in de plaets van lepels gegeven, daer ook haer naem in gefneden ftaet. Als de tydt van uittre- den nadert, flaén de dragers de kift toe. Dan begint de Schoolmeeiter met zyne Scholieren, yder met een boek in de hanr, een gezang aen te heffen: hoewel die van den hervormden Godtsdicnft dit maer al- leen op het Kerkhof plegen. Dan ver- trekt men met het lyk volgens onze ma- nier naer het Kerkhof; zonder dat'er na- men afgelezen worden, Vooraen gaen de jonge Scholieren , gevolgt van hun- nen meefter. Dan komt de Predikant , en na hem de Aenfprekers. Hier agter het lyk. Vervolgens de Bloetverwanten en Treurders, gevolgt van de Kooplui- den, Officieren, en wat des meer is, niet gepaert in rang, als by ons, maer 4 off by een naer hun believen. Als men op het Kerkhof gekomen, en het lyk in den kuil gezet is, hoort men weder eenige lyk- zangen. Dan doet de Predikant een lyk- rede naer het gemeen gebruik , en be- dankt alle de vrienden voor de eere, aen den overledenen bewezen. Dan fmyten de dragers,yder met een fchopin dehant, de aerde over de kift, tot dat de kuil byna vol is. Hierna worden de vrienden we- der in het fterfhuis verzogt. Maer meef- tentydt gaet daer niemant in buiten de dragers, en weinige anderen , die weder met drank en tabak onthaelt worden. Somtyts wort'er een lykpredikaetfie in de Kerk gedaen , daer de vrouwen dan ook toe genoodigt worden. Dan ziet men de vrou van den overleden } en eeni- |
|||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
||||||||||||||||||
5<5
|
||||||||||||||||||
ge andere der naefte vrienden,geheel met
floers behangen. Deze toonen dikwyls eenige tekens van rou op het midden der ftraet. Waer op fomtyts een roumael volgt. By zomertydt gefchiet deze ftaet- fle met karoffen, en te paert,dewyl men de wegen dan te voet niet gebruiken kan. De kiften werden voor dezen geheel uit eike boomen gemaekt; dat nu verboden is, begerende zyne Majefteit niet dat de eike boffen hier door zullen vernielt wor- |
||||||||||||||||||
den. Derhalven maekt men
|
ze nu van
|
|||||||||||||||||
planken uit ander hout.
Het getal der Gereformeerden beftaet
hier ontrent in zoo perfonen. Maer de Luterfen zyn vry fterker, waeromzeook twee Kerken in de Slabode hebben : de Gereformeerden maer een. Voor weinigh jaren zyn hier ook aengekomen twee Duitfe Jefuiten. Deze Vaders onderwy- zen vele kinderen van voorname luiden in de Latynfe iprake. |
||||||||||||||||||
XII. Hooftstuk.
Vertrek zyner Czaerfe Majefteit naer Feroms met gezelfchap %
waer onder de Schryver, Eenige aenmerkelykheden op den wegh. Aenkomfi te Feroms. |
||||||||||||||||||
Reis
naer Ve- r cros. |
||||||||||||||||||
fchaersheit der fneeu op de wegen, om het
ongemak der reize des te beter te verdu- ren. Zyn Majefteit had ons Podwoden verfchaft, te weten voor elke flede drie paerden, uitmakende 6 {leden met de be- dienden , en die daer toe hooren. On- trent drie uren na den middagh begaven we ons daer in , en vertrokken uit de Duitfe Slabode, zynde op alle 20 wurft verfche paerden voor ons gereedt. Deze wegh is tot Veronis toe op yder wurft af- bepaelt: zoodat op elke paelmetRuffifche en Duitfe letteren geteken ftaet het jaer, 1701, waer in rrgeftek zyn. Tuflchen deze palen, die tamelyk hoogh , en root geverft zyn, zyn aen beide de zyde van den wegh ip of 20 jonge boomen ge- plant, waer onder zommige 3 of 4 by een, ftaende als in fchanskorven , gevlogten van takken van boomen, om hen voor ongemak te bevryden, en het uitgaen te beletten. Deze palen zyn 572 in getal , makende te famen 121 mylen , j wurft: gerekent in een myl. Op alle dezelve kan men zien, hoe verre men van Moskow , Veronis, en andere oorden, die b'ezyden leggen , is. De jonge boomen , wilde men die tellen, zouden wel uitmaken een getal van twee hondert duizent. Dit werk is vangrootenutbaerheit, dewyl de we- gen anderzins bezwaerlyk zouden te on- derkennen zyn, te meer dewyl ze des win- ters geheel met fneeu bedekt leggen, en de reizen langs die wegen zoo wel des nagtsals des daegs voortgaen. Twee uren gereden hebbende, hadden we if wurft afgelegt, en waren gekomen tot Sgelrna, vanwacrwe aenftonts met verfche paerden voorttrokken op Kreeflbf, dat 20 wurft is, van daer op het vlek Oeljamina , we- der 20 wurft, zynde het toen ontrent 8 uren. Daer gekomen , traden we in een huis,
|
||||||||||||||||||
NU is het tydt onze reis naer Ve-
ronis voort te zetten , op welke de Vorft tot zyn gezelfchap be- floten had mede te nemen de Rufliiche Heeren,Iwan Alexewits Moefin Poeskin, opperften opziener van alle de Kloofters in Ruflant , te voren geweeft Gouver- neur van Aftrakan, in welkampt hy zich loffelyk gequeten had : Alexe Petrowits Ifmeelhoff: Knees Gregori Gregoriwits Gagarin : Iwan Andrewits Tolftoy, Gouverneur van Afof: Ivan Davidewits, Gouverneur van Kolomna: Alexander Waffilewits Kieken, Spysmeefter en Ka- merheer zyner Majefteit: Narieske , een zoon van den oom zyner Majefteit j en verfcheide andere voorname Heeren en gunftelingen, die na ons te Veronis aen- quamen. Deze eere genoten ook de Heer Konigzegg , Extraordinaris Envoye der kroon Polen: de Heer Keizerling , En- voye des Konings van Pruiifen : de Heer Bellofeur, afgezonden van den Heer Ogienskie, een voornaem Krygsoverften en vrient des Konings van Polen : eenige Officiers in dienft zyner Majefteit, en hier onder de zoon van den beroemden Gene- rael la Fort. Uit de Koopluidcn drie perfonen, de Heer Henrik Steils, een braef man, en wel gezien by den Vorft : Thomas Heel , en Abraham Kinfius, waer van de twee eerfte Engeliê waren, ά/i laetfte een Hollander, alle zyner Ma- jefteit zeer toegedaen : zynde de laetfte deieke^ met wien ik van Archangel was opgekomen. Zyn Majefteit begeerde dan datrrk' met deze drie Heeren vooraf zou vertrekken op den laetftendagh dermaent January, zullende zelve den aenftaenden nacht met het ander gezelfchap volgen. Hier toe hadden wy nu reets onze lieden overal onder met yzer laten beflacn om de |
||||||||||||||||||
REIZEN.
|
|||||||||
$?
|
|||||||||
huis, dat zyne Majefteit toebehoort, wel
opgetimmert van hout, maer in verfchei- de vertrekken beftaende , hebbende ook voor den ingang'een fraeie Savare of vyf- kantigen trap , van vyf treden opwaerts. Hier kregen \vy ververfing van bier , en vonden de kamers warm geftookt, omdat men zyne Majeikit te gemoet zagh , die tot gerief der reizigers den ge- heelen wegh over op alle 20 wurft dufda- jiige huizen beeft doen bouwen. Na twee uren vcrtoevens trokken wy weder voort onder het vallen van wat fneeu, hoewel het vogtigh weder bleef, vinden- de de paerden overal gereedt, en op alle de dorpjes vieren aengeftoken , en de boeren voor hunne huizen ftaende met brandende ftroobolTen , tot bewys van Vreugde over het verwachte doortrekken zyner majefteit ; dat in den nagt geen onvermakelyk gezicht gaf. Toen had- den wy nogh 30 wurft af te doen, eerwe aen de ftadt Kolomna quamen. Daer wy eenige uren voor denmorgenftond aen- gekomen zynde bleven vertoeven tot dat de Vorft aenquam in een verblyfplaets, hier toe ons aengewczen. Des morgens ontrent ρ uren quara zyn Majefteit aen met het ganfchc gezelfchap : terwyl ik de ftadt van binnen en van buiten valt was gaen bezichtigen. Waer in ik een aen- vang nam van de poort, die wy waren ingekomen , genaemt Pjaet-nictske, of, Vrydaegfe, ook wel de poort van den vyfden dagh der weke, tot de andere, genaemt Koffl: want meer zyn 'er niet. Gelegen- De ftadt is met eenen braven fteenen heit van muur omtrokken, van onu-cut <s vacIc- Kolomna.men jfl ^ hoogte } en z jn de dikte, beftaende een half uur in zynen omkring,
met veele toorens, eenige ront, eenige vierkant, bezet} d'een 200 fchreden van den anderen , maer niet gemaekt om 'er geichut in te gebruiken. Aen de achter- poort loopt een riviertje, genaemt Ko· lommenske , waer naer de Stadt genoemt is. Van de rivier Mofqua had ik hier ook te fpreken, maer dewyl wy die daer- na te water overtrokken, zal ik dat uit- ftellen , en nu het gezicht der ftadt ver- volgen. Aen de gemelde zyde is de muur geheel gebroken, en een gedeelte daer van legt nedergeftort. Deze poort na- dert men , van beneden eenen hoogen berg opgaendè} te weten van buiten, de- wyl aen die zyde het lant in de laegte legt aen geene zyde der gemelde rivier. Voor d'andere poort is de voorftadt, daer de goederen verkogt worden : ge- lyk ik daer dezen zelven morgen eenige hondert boeren binnen de ftadts poort hunne waren zagh te koop brengen. De ftadt legt byna in de rondte : en aen de hooge zyde'des lants loopt 'er een drooge gracht om, daer de muur zeer hoogh is. |
|||||||||
Het voornaemfte , dat hier te zien is, is
de Kerk Ufplenja, of Aflèheiding van Godts Moeder , fraei van fteen gebout, en tamelyk groot. Hier by magh men voegen het Aersbiöchoppelyk hof, zyn- de wat 'er verder is van zeer weinigh be- lang. Myne nieufgierigheit voldaen heb- bende begaf ik my naer het huis van den Gouverneur Ivan Davidewids, daer ik zyne Majefteit nevens het ganfche gezel- fchap reeds aen tafel gezeten vond. Als ik den Vorft naderde om den plicht der groetenifïè af te leggen , wendde hy zich om en kufte my. Nadat ik verhaelt had, wat ik ondertuflehen had uitgerecht, ge- boot hy my aen te zitten. Nadatmen wel gegeten en gedronken hadt, vertrok- ken wy alle ten twee uren na den mid- dagh naer de plaets van den heer Alexan- der Wafielewits Kiecken , f wurft van deze ftadt afgelegen : daerwe op onze aenkomft met drank , en voor den avont met een heerlyk mael onthaelt werden. Deze plaets is een fraei gebou van hout, verzien van goede groote vertrekken hebbende twee verdiepingen , en een aengenaem uitzicht over het lant, dat in het fehoone weder , dat wy nu hadden, zich fraei vertoonde, Wy icheidden hier van daen ten f uren. Des morgens ten negen uren quamen wy aen het meertje Het Ivan of Jan genaemt, by het dorp Iva-meertje nofra, dat men rekent hondert endertighIvan· wurft af te leggen van de luftplaets des Heeren Kiecken, boven gemelt. Uit dit meertje heeft de vermaerde rivier Don of oe rivier Tanais haren oorfprong , daer uit voort- Don. fchictende met een lange goot of kanael,
waer van het water zeer klaer en goedt
van fmaek is, gelyk zyn Czaerfe Maje- fteit en wy alle op de proef bevonden. Dit meertje Ivan zelf, dat men eer een poel mogt noemen , is anders vry moeraf- figh of drabbigh. De eene helft van zyn water loopt dezen, en de andere dien wegh, dat opmerkens waerdigh is. Hier is de plaets, daer in den jare 1702 hunne Czaerfe Majcrteitcn hebben een aenvang doen maken eener aenmerkelyke doorgra- Groote vinge, om door middel van die uit ded<IOigra· rivier den Don tot in de Ooftzee te kun- vlnS· nen varen. De omftreek van dit ganichc lant is toen, gelyk ook nu, van hunne Czaerfe Majefteiten zelfs in perfoon alom bezichtigt en opgenomen. Deze door- graving begint van den vliet Don , en ftaet te gaen door het kleene meer Ivan tot aen het riviertje Schata met een diep kanael: vallende deze rivier in den vliet Upa, die zich dan weder in den Oc- caftroom uitftort, gelyk deze in de Wol- ga j zoo dat men het oogwit van uit deze rivier in de ooiizee te komen zal kunnen bereiken. Deze werken worden door middel van fchutfluizen , die 80 fchreden Η itj |
|||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
|||||||||||||||||||||||
jS
|
|||||||||||||||||||||||
ik der fprake en wegen onkundigh was*
Dit verwekte den Vorft tot lachen , die myn antwoort aen de Ruififche Heeren uitleidde, en my echter eenen kloeken beker vol wyn tot ftraffe deed ledigen, en ons alle vorder zeer wel onthaelde , wor- dende, onder het drinken der gezont heden, de ftukken op den wal telkens los gebrant. Na den maeltydt werden wy door den Vorft om den wal geleid , en op yder contrefcharp met verfcheiden drank be- fchonken. Toen werden de fleden ver- vaerdigt om ons te voeren over de bevro- ze moeras, om alles wel te bezichtigen. De Vorft deed my by zich in de flede zitten , zonder den drank te vergeten, die mede gevoert, en op verfcheide plaet- fen gebruikt wert. Dit verricht zynde , keerdenwe weder naer het Slot, daer de glazen op nieu ruftig omgingen , zoodat de wyn zyn kracht begon te toonen. Mid- dlerwylen wert aen deze plaets, die nogh geenen naem had, door zyn Majefteit de naem van Oranjenburgh gegeven. Het. on- dorp van den Heer Alexander , daer by'cn S' gelegen , heet Slabootke. Wy fcheidden van deze vermakelyke plaets des avonts ten ñ uren. Den 4 der maent veel wegs afgelegt hebbende , namen wy het mael ontrent ten 10 uren. Toenfpoeiden wy langfaem, omdat'er ganfeh geen fneeu in die ftreken gevallen was. De Vorft ech- ter reet door met veel gevolg , en hielt eerft ftant in het dorp Stoepena, daer 10 fchepen gebout leggen. Des nagts zet- ten wy het weder door, en quamen den f der maent, ten een uur in den morgen- Itont aen de ftadt Veronis , zynde ipo wurft van dit nieuw Oranjenburg. Ver- mits het gezelfchap dezen nacht van el- kander was geraekt, quam het in verfchei- de partyen hier binnen. De jonge Heer la Fort en ik waren de eertte, en geene plaets geftelt zynde daer wy konden in- gaen, befloten te ryden naer het Hof van den Schout by nacht Rees. Maer hier gekomen, verftonden wy dat hy nu al iëdert drie weken het bedde had moeten houden wegens eenen zwaren val met zy- nen wagen, waer door hy inwendigh be- fchadigt was. Wy gingen hem zien vroegh in den morgenltondt, met betui- ging van de fmart, die wy in zyn onge- luk gevoelden. Hy ontfing ons zeer be- leefdelyk, te gelyk verzoekende dat wy zyn huis en tafel wilden voor lief nemen. Een uur na den middagh quam zyn Ma- jefteit aen , waerop aenftonts meenigte ftukken kanon,zoo in zyn Majefteitshof, als op de fchepen, hoewelze in 't ys vaft lagen, afgefchoten werden. Dit was naeulyx gefchiet of zyn Majefteit quam regelrecht by den Schout by nacht, en beklaegde zyn ongeluk. Toen begaf hy zich naer het hof van den Heere Feudor Mas-
|
|||||||||||||||||||||||
in de lengte, en 14 in de brectte hebben,
voltoir onder het oppergezagh en bewint van den Vorft Gogarin, eenen Heer, wiens deugden en bequaemheden en yver voor den welftant van het Czaerfe Hof alom bekent zyn. Zyn Czaerfe Majefteit doende ons voeren op ysileden , die ons over de bevroze wateren der gegravene kanalen bragten, gaf ons een gezicht van het werk , dat nu voltrokken was, be- zware ftaende in zeven Schutfluizen, van graeu- |
|||||||||||||||||||||||
fchuiflui
zen, |
|||||||||||||||||||||||
wen levendigen fteen opgemaekt. Hier
|
|||||||||||||||||||||||
zagh ik ook eenen Moddermolen naer de
Hollantfe wys gevormt, waer door , na- dat zyn Majefteit het ys had doen opbre- ken , voor ons gezicht veengront wert opgehaelt. Dit veen laet de Vorft te lan- rurf in de brengen, en daer turf van maken, ge- |
|||||||||||||||||||||||
deze ge-
weftcn
aemaekt
|
lyk hy in Hollant gezien had. Hier toe
zyn eenige fchuren opgeilagen , en ver- |
||||||||||||||||||||||
fcheide daer van reets met turf gevult.
Wy beproefden dezen turf door aenleg- gen van een vier, en bevonden dat hy Zeer goedt was. Nadat wy hier van zyne Majefteit op
het middaghmael wel onthaelt waren, vertrokken wy weder ten 3 uren van daer, om nog 30 wurft voort te trekken tot aen de plaets van den Heer la Fort. Waer van het dorp van den wegh afgelegen zynde , hielden drie onzer voerluiden , in de plaets van het voorrydende gezel- fchap te volgen, den rechten wegh: zoo- dat wy f wurft verder geraekt, aen een huis zyner Majefteit quamen, daer wy, ik en twee Franfche officiers , met den avont in traden. Hier bleven wy tot tien uren, om het gezelichap in te wach- ten. Maer dat niet vernemende , reden wy voort, meeft al door ftep of woeftyn, zynde daer niet als hier en daer wat kre- pelbofch. Den derden der maent des mor- gens ten ñ uren quamenwe op de plaets van den Heer Alexander Danielewits die Menfikof, gelegen 110 wurft van de plaets van den Heer la Fort. Dit is een zeer luftigh en fierlyk gebou, getimmert op de wyze van een lufthuis. Boven op het zelve is fanaels wyze een fraei fpeelhuis met een afhangend dak daer boven Van buiten is het fierlyk met verfcheide koleu- ren befchildert. Het heeft vele goede en bequame vertrekken, die tamelyk hoogh van verdieping zyn. Om'er in te komen moet men gaen door de poort van het fort, dewyl het met eenen gemeenen aer- den wal omtrokken , dogh kleen in zyn begrip is. Hier aen zyn verfcheide con- trefcharpen, wel gerangeert, enmetge- fchut verzien. Aen d'eene zyde heeft men het gebergte, aen d'andere een moeras, of ftaende meer. Toen ik hier aenquam vraegde zyn Majefteit, waer ik ge weeft was. Ik antwoordde , daar my de He- mel en Voerman gebragt hadden , dewyl |
|||||||||||||||||||||||
..-■>.
|
|||||||||||||||||||||||
! :::a
|
|||||||||||||||||||||||
REIZEN.
|
||||||||||||||||||||||||
S9
|
||||||||||||||||||||||||
lufte , in het hof ter maeltydt. Zyn
Majefteit onthielt zich in een byzonder huis , ftaende op de werf, met de Ruf- fifche Heeren. Den zeilen der maent bezagen wy de fchepen, in welker eeni- ge wy befchonken, en des middags we- dervan den Heer Feudor Maf hewits ont- haelt werden, gelyk ook den volgenden dagh : waer mede alle deze gafteryen een einde namen, dewyl op den 8 der maent de groote vaften der RuiTen zyn begin had te nemen. Ik verzogt dan den Ñ daer aen verlof van den Vorit tot be- zichtigen en af te tekenen van al wat my noodigh dagt} dat hy my gewilligh toeftondt, voegende daer by ; Wy heb- ben gegeten, gedronken, vrolyk geweefl , en daerna wat mtgerufl. Nu is het tydt aen den arbeit te gaen. |
||||||||||||||||||||||||
die hier het ampt
bekleedt, en het |
||||||||||||||||||||||||
Maf hewits Apraxim,
van Admiraliteitsheer |
||||||||||||||||||||||||
oppergezagh heeft. Wy werden alle ge-
laft te volgen. Wy volgden en werden op een groot mael onthaelt, terwyl het gefchut verfchcide malen los ging, en telkens fo fchoten flaekte. Dus quam deze dagh ten einde. OndertuiTchen was in het hof of kafteel zyner Majefteit plaets vervaerdigt voor alle de Duitfe Heeren , en laft gegeven , om hen al- daer dagely ÷ naer hun believen met vleefch te onthalen. De drank wert ook ryke- lyk beitelt, en de tafel door den Envoye Konigfegg beftiert. De Heeren Steils, Kinfius, en Heel onthielden zich ineen afzonderlyke wooning by zekeren vrient, en de Heer la Fort en ik by den Schout by nacht, gaende evenwel, als het ons |
||||||||||||||||||||||||
XIII. Hooftstuk.
Beftbryving van Veronis. Optogt naer de rivier Don. Weder*
komfl te Moskow* Vertrek zyner Majefleh naer Sleute- lenburgh. |
||||||||||||||||||||||||
en verzien van ruime Vertrekken, doen-
de zich van buiten zeer iierlyk op. De nieuwe rivier is door de afwatering der zantbergen zoodanig verftopt, dat ze onbevaerbaer is : zoodat de fchepen weder de oude rivier moeten doorvaren. 'T voornaemfte. Maga?.yn (want ZOO noe-
menze 't) is het Hof zelf, waer in men over de 1 f o ftukken kanon Ziet: Waer van'er veele op den gront leggen , die- nende om verzonden te worden, daer het de nootzakelykheit vereifchen zal. Het is met paliiTaden op vele plaetfen bezet, ook met foldaten tamelyk wel verzien , waer van'er ook een goedt getal om de ftadt legt tegen den inval der Tartaren , daer men al vrees voor gchadt heeft. Ne- vens het Hof isdeSchcepsbouweiyrAVor-ijQy^P!' dende nu niet meer op alle plaetfen, ge- lyk voordezen, maer alleen op de werf aen de fchepen gebout. Het Ammoni- tihuis legt aen d'andere zyde van 't Hof, een groot gebou met drie verdiepingen , de twee ondérfte van fteen', de bovenfte van hout. Het is verzien Van vele ver- trekken , daer alle nootlykhcden tot de fchepen in geborgen worden, maer zoo, dat alle de iborten in een byzonder ver- trek zyn. Men vint'er ook kleederen, en wat het fchcepsvolk verder noodig heeft. Hier nevens ftaet ook een Zeil· makers huis. Men rekent dat'er zoo Getal der binnen, als dicht om de ftadt tien dui- FBen,"chei» zent menfchen zyn. In de vlakte wort ^j^ Ç é men |
||||||||||||||||||||||||
E Stadt Veronis legt op fz\ gra-
|
||||||||||||||||||||||||
Gele-
genhcit der ftiidt Vcionis. |
den , op de hoogte van het ge-
bergte, zynde met eenen hou- ten muur omringt, maer verdeelt in drie |
|||||||||||||||||||||||
partyen. De muren zyn door ouderdom
vry vervallen en verrot. In d'eene party der ftadt woonen alle de voornaemftc. Ruftïfche Koopluiden , welke plaets ge- nacmt wort Jakatof. In de ftadt heeft men een groote lynbaen,cn een weinigh buiten dezelve de Kruitkelders onder d'aerde. In 'tafhangen van 't gebergte ziet men veele huizen beneden langs de rivier gebout, makende een ftreek wel van 400 fchreden. De voornaemfte wor- den bewoont van den Amirael Golowin: den Admiraliteitsheer Apraxim: denBo- jaer Lof krielowits: den Heer Alexander Danielowits, en andere voorname Ruift- fche Heeren. Deze huizen ftaen meeft alle voor het Slot. Waer aen volgen de woningen van den Schout by nacht en andere Zecofficieren. Achter dezelve zyn nogh ftraten van dezelve lengte , Waer in zich onthouden de luiden , die aen den fcheepsbou arbeiden, en andere. De ftadt legt ten weften van de rivier Veronis, met wie ze in naem overeen- slot van komt. Het Hof of Slot is aen gins zyde Veronis. van Je rivier, waer over een lange brug legt om daer in te komen; wordende het zelve rondom door de oude rivier bcfpoelt. Het gebou is vierkant, hebbende op el- ken hoek eenen toren , tamelyk groot |
||||||||||||||||||||||||
CORNELISde BRUINS
|
||||||||||||
6ï
|
||||||||||||
men twee of drie Dorpjes gewaer.
Op den io der maent ging ik afzien
waer zich de ftadt wel beft zou voordoen om afgetekent te worden. De keur viel op het hoogfte van 't gebergte aen de Z. weftzyde, ontrent æ wurften van de ftadt. Hier begon ik een begin myner tekening te maken , maer moft'er wel haeft uit- fcheiden om de groote koude en harden wint, dewyl het op dien barren hoek niet te harden was. My lufte des daegs daer aen het werk te hervatten. Des f ing ik 's morgens met voordagt te voet
aer heen, opdat ik warm zou zyn , als ik daer quam. Ik nam mynen dienaer met my nevens drie matroozen van den Schout by nacht, om bevryt te zyn voor de aenkomft der Ruilen, die denieufgic- righeit of eenigh ander inzicht naer my toe mogt dryven. Ik beval hen ook met zich te nemen eene groote mat, eenige ftokken, een fchop, enbyl, om een gat in den gront gemaekt hebbende , des te bequamer te mogen zitten. Dit verricht zynde zette ik de mat agter my,tot afwe- ringe van den wint. Dus zittende kon ik uit de iladt, en van beneden langs de ri- • TT°h' v^r beqüa,rriélyk gezien wBfdèn. Het liep afJkenen ook niet &ng aen, ofveelen hadden het der lladt. oog op my. Hier door gebeurde het dat twee Engelfe fcheepsboumeefters, die be- neden van de rivier op my ftaroogden, twee of drie menfchen van hun volk naer boven zonden, om kennis van de zaek te nemen. Ik dit gewaer wordende , gaf laft aen de matrozen , elk gewapent met een halve piek, dat ze wel zorge zouden dragen, dat niemaiu my naderde, nochte zeggen wat ik uitvoerde , zoo hun daer naer gevraegt mogt worden, en alleen tot antwoort geven zouden , dat ze het niet willen. Nu quamen de Ruilen f o en meerder fterk vaft aen , en verzamelden Kich op het gebergte, om hunne nieuf- eierigheit te voldoen , als niet kunnende
egrypen wat'er omging. Dogh als ze naderden , werden ze door de matroozen te rug gedreven, zonder, dat ze zich in 't minfte daer tegen verzetten. Ontrent den avont weder in myn herberge gekeert, verftont ik uit den Schout by nacht, dat 'er een gerucht verfpreit was door degan- fche ftadt , dat zekere bediende zyner Majefteit, dien niemant noemen konde , levendigh in d'aerde bedolven was boven op het uiterfte van 't gebergte. Daer was wel nacukeurigh by vertelt dat hy een groot boek voor zich had. Dit was het papier, daer ik op tekende. Dus tot den middel toe in d'aerde geftek zynde, mogt niemant den mifdadigen naderen , of hy wert door drie foldaten , die de wacht hielden, daer van daen gejaegt. De offi- ciers zelfs vraegden d'een den ander, wat ftraf het Geregt dien dagh had doen ple- |
||||||||||||
gen. Den 11 der maent bevonden zydat
de gewaende verwezene van die plaets was geweken, en zy derhalven in hunne meening waren bedrogen geweeft. Maer zy vatten weder eenen anderen waen op. Te weten een weinig verder op was een out Kerkhof, daer men my in de vorige dagen ook had gezien, en waer heen ik my nu weder begaf, om het infgelyx af te tekenen. De Ruilen dan niet langer wetende wat te denken , befloten einde- lyk, ik molt een Profeet zyn , nieulings van over zee gekomen : om overal om- wandelende de oude Kerkhoven te bezoe- ken, en voor de afgeftor venemenfehen ziel- miflèn te doen, en andere godfdienftighe- den te plegen. Waerom ik altydt een groot boek by my had. Zy beduidden ook elkander hoe ik meeft met eenen graeuwen Ongerfen rok gekleet ging , altydt gevolgt van mynen dienaer, die my een foort van eenen blaeuwen mantel na- droegh, en verzelt van drie matroozen van den Schout by nacht. Deze ydele inbeel- dingen hadden my by dit volk , dat zich telkens met groote hoopen liet zien, licht het een of ander ongeluk kunnen aenbren- gen, ware zyn Majefteit daer niet ontrent geweeft $ onder wiens tegenwoordigheit nu niets te vreezen was. De afbeelding dan van deze ftadt wort Afbetl-
met No. if aengewezen. De letter A^nSdec verheelt het huis zyner Majefteit: Â de werf: C de d'Worits of het Hof zyner Majefteit: D de Ambaer of het Maga- zyn: E het Zeilmakershuis: F Alexander Daniels huis: G Feudor Maf hewits huis: Ç Ufplcnje Dogoroditza, of de Kerk der inilaping van Godts Moeder : I Cufma Idemjan, de Kerk toegewydt aen Cofmus en Damiaen , twee gebroeders, die in't getal der heiligen geftelt zyn : Ê de Sa- boor , of Vergaderkerk der heiligen en beelden: L Petritfa Bogoroditfa, of Vry- dagskerk. Welken naem men zegt dat zy gekregen heeft omdat de maegt Maria zich op zekeren vrydagh op eene onge- woone wyze vertoont; en hier door de toewydinge verdient heeft: Ì de oude ri- vier : Í de nieuwe rivier: O 't gebergte, waer op ik de ftadt aftekende. Dewyl Graffle- my de voorgenoemde oudegraffteden zooden·- vremt voorquamen, bragt ik die mede op het papier nevens de begraefplaecs,die een berg is, heel door den tydt vervallen, en zoo van een gefcheiden, dat men het eene deel in het ronde van het andere ziet af- gefcheiden, zoodat de aerde tuflehen bei- de de deelen in de laegte gevallen legt. Dit Kerkhof dan is nu niet anders dan een Kerkhof, afgefcheiden bergje. Waer in men van boven tot beneden hier en daerdootshoof- den, en veifcheide beenderen derverftor- venen ziet uit d'aerde fteken, nevens ver- fcheide ftukken van verbroke kiften. Bo- ven |
||||||||||||
«"—-------.....!
|
||||||||||||
,^_
|
||||||||||||
REIZEN,
|
|||||||||
6i
|
|||||||||
trekken : een togt van ontrent i 2 wurft
van Veronis j ,om de fchepen , die daer lagen , te gaen bezien. Wy reden dan Rc!* ten 3 uren na den middagh van Veronis , ψ^^ meeft alle te paerde, weinige ook op wa- gens. Als we niet verre buiten de ftadt gekomen waren, hielt zyn Majefteit zich een weinig op in zeker Kerkje : terwyl wy wat van den wegh aftraden, om te gaen bezien zekeren molen, waer van het VremJe maexel ons vremt dogh aerdigh voor-molcMi quam. Hy was gemaekt van eenen Serkaf- fifchen meefter, die hem een agtkantige gedaente had gegeven, hebbende van bin- nen vier molens, die alle te gelyk malen. Hy was geheel zonder wieken, of eenigh hulpmiddel van buiten , daer de wint op kon werken. Alleen waren van binnen 7 zeilen op de wyze van een fchuitje. Hy weit rontom gefloten met groote deuren of venfters. Dogh als de wint diende , ftelde men aen de wintzyde twee of drie deuren op : waer door die wint in de hol- te der zeilen vatte , en het gevaerte met groote fnelheit deet omloopen. Zie hier de afbeelding , die wy daer van gemaekt hebben, op N°. 17. Ondertuilchen quam zyn Majefteit, in
een kales gezeten , vaft aen , en prefte ons de reize te vorderen, dat met eenigen van het gezelfchap zoo ras niet voort wil- de. Wy quamen daer evenwel nogh ty- Aen- digh voor den avont. Aenftonts ahm hetkomi} 1 ■_ 11 r 1 1 00 aen den
kanon uit a Ie Ichepen los , waer van wy Tanais,
'er nogh eenige gingen bezichtigen. Men befchonk ons daer rykelyk met wyn : en 'des avonts onthaeldc ons de Heer Jvan Alexewits Moefin Poeskin in zyn huis met een goeden maekydt. Na het ein- digen waer van zommigen hunne nacht- ruit gingen nemen in de Ichepen , dewyl daer ter plaetfe luttel gemak is , zynde daer nogh geen timmeraedje van huizen aengevangen. Dogh de ipraek gaet dat men van meening is daer ter plaetfe eene ftadt te bouwen. Des anderen daegs gin- gen wy den arbeit bezien, die aengewend wort tot het dammen van de rivier den Don, en haren loop te verleiden. Tot dit inzicht wort een iluis gemaekt, wer- waert men den loop zal heen wenden. Deze rivier, van de aenwooners gemeen- lyk Tanaïs of Donetz genoemt, is be- faemt door ganfch Rui lant, Zy loopt Loop door 'tPrecops of kleen Tartarie Ooftelyk der ™** af, en na veelc kromten zich met eenen grooten bogt niet verre van de rivier Wol- ga omdraeiende , en aenvvaOende door het bykomen van verichcide ftroomen, voorby de ftadt Aibf, eertyts Tanais, in 't Meotifch meer, daer zy Europe van Afie affcheit. Hier ontrent vonden wy oli/am*. met verwondering vele ftukken van OU- tanden, fantstanden op den gront leggen , waer van ik een ftuk tot gcdachtenilfe mede Η 3 nam, |
|||||||||
Ven op ziet men nogheen kiftbyna in zyn
geheel: waer nevens een andere, die ver- broken is. Op den zelven berg ftaen nogh twee boomen , daer ik eenen Rus deed opldouteren, om te zien , of hy de gebeenten uit d'aerdekonde krygen. Ver- geefs: dewyl ze daer te hart 'm bevrozen lagen. Deze beenderen boven de zwarte aerde uitftekende , en dus door de lucht gebleekt,vertoonen zich zoo wit alskryt, dat aerdig voorkomt, gelyk op N°. ióte zien is} zynde de voorgront aen 't Kerk- hof vaft geweeft. Ter flinke zyde omlaeg is de doorgang aen deze zyde der rivier: ter rechter zyde in de laegte legt Sieibfskie by de rivier , daer eenige molens ftaen. Schepen. Wat de ichepen aengaet, die hier zyn , men ziet'er ι y in het water, daer onder 4 Ooi'logfehepen, waer van het grootfte ƒ4 ftukken voert: 5 Victaeljefchepen : 2 Branders , en 6" Bombardeerfchcpen. Op het lant ftaen gerect om af te loopen ƒ Hollantie Oorlogichepen, voerende <5o of 04 ftukken: 2 ltaliaenfche Oorlogiche- pen van f o of f4 ftukken: een Venetiaen- fche Galeas: 4 Galeien: nogh 17 Galeien opSieibfkie, zwurft van deftadt gelegen, Nogh heeft men j* Oorlogfcliepen onder handen , 4 Engelfe , twee van 74 ftuk- ken , en ζ van ó*o of 64. ftukken. Hét vyfde draegt den nacm van zyn IVJajefteits fchip , dewyl het onder zyn beftieringe gebout is. Het zal voeren 8ó ftukken. Nogh worr'er een Pakketboot onder zyn opzicht toegetakelt. Op het lant aen gee- ne zyde der rivier zyn ontrent zoo Bar- Itantyns, mecrendeel te Veronis gemaekt. Nogh zyn'er op de rivief*"de Nyper on- trent de ICrim by de 400 groote Barkan- tyns , en op de rivier Wolga wel 300 vaertuigen , zoo Boeiers als Smakken. Te Afof zyn mede 1S Oorlogfcliepen, een Bombardeerfchip en een Jagt. Nogh zyn 'er fchepen, waer van het grootfte voert 66 ftukken: 4 zyn'er van 48 of yo: f van 36 : ζ van 54, en andere van minder , dogh 'tkleenÜe van z8 ftukken. Dezen dagh had zyn Majefteit het ver-
maek van met een zeilichuit over het ys te zeilen, als zynde daer toe eenbequame vlakte. Den 13 werden ontrent denavont uit twee Bombardeerfchepen 10 bomben gefchoten, gelyk ook verfcheide uit een floep van zo riemen. T' huis gekomen zynde, verftont ik uit den Schout by nacht dat zyn Majefteit om my gezonden had. Het welk ik zoo dra niet verftond, of ik begaf my aenftonts naer het fchip , waer in de Vorft was: ziende over wegh nogh al eenige bomben fchieten. Ik vont den Vorft met het ganfche gezelfchap vrolyk by denwyn, en verftont welhaeft het befluit dat hy genomen had om des morgens den 14 met al het gezelfchap naer de rivier den Don, of Tanaïs te ver- |
|||||||||
6%
|
||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
||||||||||
nam , myne gedachten al latende gaen,
hoe die daer mogten gekomen zyn. Waer over de Vorft zich uitte , zeggende dat Alexander de Groote naer de getuigenif- iê der Hiftorifchryveren deze rivier over- getogen was by het ftedeken Koftinke , 8 wurft van daer gelegen: en dat naer al- len fchyn eenige zyner Olifanten hier ge- ftorven zynde , deze overblyffels achter gelaten hadden. Weder- Nu keerden wy weder naer de fche- nacr de Pen' ^aer raen onS ëoc^e ^ere ^eed met
fchepen. gebrande wateren. Zy waren 15 in ge-
tal , 11 Oorlog-en æ Viktaeljefchepen. Onder deze muntte verre uit een der üor- logfchepen door de beftiering zyner Ma- jefteit gemaekt. Want het was zeer wel gebout , en met beeltwerk en andere fieraden opgetoit : zynde de kajuit van binnen heel met notenhout befchoten. Hier by lagh nogh een ander , mede zeer fraei van een Engelfch boumeelier ge- maekt. De overige waren van geen groot aenzien, Dezen middagh onthaelde ons de gemelde Heer weder op vifch. Waer na wy weder op de fchepen gingen, daer onder het balderen van 't kanon luftigh gedronken weit. Ongeluk. jn het midden dezer vreugde fliep het
ongeluk niet , dat een Ruffilch matroos trof. Dees uit onvoorzichtigheit zyne hant houdende voor den mont van een ftuk gefchut, weit zoo jammerlyk ger quetft, dat hy los van boven neer naer be- neden tuimelde , met breken naer allen fchyn van eenige ribben in zyn lyf. Men meende de zaek ftil te houden: maer zyn Majefteit wert liet ftrak gewacr, ging hem zelf bezien , en vernam blyken dat hy het niet lang maken zou. Wy fcheidden hier van daen des avonts
ten agt uren in den regen,die duren bleef tot Veronis toe, daer wy ten tien uren weder aenquamen. Den 16 maekten wy alles gereedt om des morgens weder met ons vieren, gelyk wy gekomen waren, weder te trekken naer Moskow, waer toe de Vorft ons verlof had gegeven. De wegen door het natte weder bedorven zynde, waren wy genootzaekt ons te ver- zien van 8 wagens, welker wielen wy heel met yzer lieten beflaen. Wy qua: , men dan den 17 des morgens by den Vorft, va^Ve-'1 en namen ons affcheit van hem , die ons
róniï. " ter hantkus toeliet, en ons omarmende
behouden reis wenfehte, met aenmaning evenwel dat we voor ons fchciden zouden gaen bezichtigen eenige mortieren by de rivier ftaende, ontrent twee wurft van de ftadt; dat wy zonder toeven deden. Tien warenze in getal, hebbende 1 5 palmen in ,·., de rondte , en 8 in de langte. Zy fton- den tegens de hoogte van 't gebergte digt by een houte fchuur, waer in ze gegoten waren. Op den middagh ontfing ik lalt |
||||||||||
om nogh eens by zyn Majefteit tekomeri,
die weder bezigh was met zeilen in een ichuit over 't ys , die eeils door de fchie- lyke keering omfloegh > dogh aenftonts weder opgeftelt wert en voortzeilde. Een half uur daema beval de Vorft my met hem te gaen , latende al het gezelfchap daer. Hy zette zich in een voermans fle- de, getrokken van twee paerden , waer van het eene in eenbyt viel :dogh het an- der op 't ys blyvende , raekte het inge- ftorte weder uit het water. Toen deed zyn Majefteit my by zich in de flede ko- men, zeggende tot my : Wy nullen naer de âïåñ ryden , waer uit gf een bombe %.ult z-ien fchieten , dewyl gy niet tegenwoordig waert) toen de bomben werden afgefihoten. Hier gekomen, bezagen wy de floep, en het houtwerk , daer in vaftgeftelt j in welx midden de mortier ftont, die men naer zyn begeren kon draejen en wenden. De Bombardeermeeiler gereet ftaende, wert aen het volk, dat in de vlakte Itondt, een teken gegeven van wyken. Waer op ik nevens zyn Majefteit uit de fchuit getreden zynde, de mortier wert aenge- fteken. De bombe een goedt ftuk wegs heen gevlogen hebbende , gaf nederval- lende den flagh. Zy was vier ponden zwaer. De Vorft vraegde my of ik luit hadde om'er meer te zien : maer ik ont- ging dat met te zeggen dat ik aen een zoo veel had als aen meer. Toen geleidde ik hem tot in de verblyfplaets van den Heer Sleits, en na een weinig vertoevens, naer zyne woning, die digt daer ontrent was, daer ik met alle onderdanigheit affcheit nam. De Vorft omarmde my , en gaf my den gewonen wenfeh van God ô Â e w á R e õ. Het was 3 uren na den middagh , als
ik weder in myne herberg quam , daer ik na het nuttigen van wat fpyze, alles gereet maekte tot de reize. Ik bedankte den Schout by nacht voar alle ecre en vrientfehap my bewezen, latende hem in een redelyk goeden ftaeti dat my zeer lief was: want deze Heer is waerlyk een braef man , overal geacht, en van den Vorft zeer bemint. Tegens den avont begavenwe ons op Rei*
wegh, vallende des nagts fneeu , en Vol-"aerMof· gende daer op een digte ftofregen. Den °w" i8 des morgensten 10 uren warenwe f8 wurft gevordeit. Want we hadden om de flegte wegen voor eiken wagen drie paerden, die ons den zelven wegh te rug bragten, dien wy gekomen waren. In dezen togt merkten wy aen dat de
huizen zyner Majcitcit aen de zyde van Veronis meeft dobr Seikaflcn b'cwoontt)cr'^" worden. Dit zyn ziniyke menfehen, diekalfcn. hunne woningen heel rein houden, en luitig en vrolyk leven. De viool en hak- kebert is hun dagelyxe hantering. Van de-
|
||||||||||
J
|
||||||||||
Ð É Æ Å
|
|||||||||||||||
N.
|
|||||||||||||||
'j
|
|||||||||||||||
deze fpeelluiden vint men ook eenige inde
huizen van den Vorft tot ontrent de plaets van den Heer Alexander. Als men aen- komt, fpelenze aenftonts eens helder op. Zy hebben gemeenlyk Mede en Brande- wyn te koop. Vrouwen zyn'er onder, die den vremdelingen wel een gunft doen. Zy hebben een dragt van kleeding , die hun alleen eigen, en heel van diederRuf- fen afgefcheiden is: vooral de vrouwen, die haer hemde, daer ze meeft in gaen, met een riempje om den middel gorden} daer ze dan gemeenlyk een ftufc itof om- flaen, dat haer van den middel tot aen de voeten komt, even als een rok. Dit Hof is al veel van geftreept goedt. Het hooft is met eenen witten doek oravlogten.Ook |
[is een gedeelte van het onderaengezicht
of kin bedekt. Het einde van dezen doek flaensse aerdig ter zyde het hooft in, han- gende de einden by wylen eenigzins los. Om het voorhooft is een overdoek , die geplooit naer boven gaet. Op het hooft naer agter is het plat als een bert, gelyfc men de Arabifche en Joodfche vrouwen in de Levant toegetakelt ziet. Het hemde is aen den hals twee vingers breet geploit, hoedanigh oulings de lubben gebruikt werden. Maer de lezer zal alles liefftT zien in de tekening , die ik van eene der bevalligfte in 't kleen maekte, zodanigh als wy haer binnen de ftove, of warm vertrek vonden , daer een dienftmaegt ftondt bezigh met broot te kneeden, en |
||||||||||||||
Sehkassische vrow.
|
|||||||||||||||
eenige kinderen op den oven by een zaten
naer de gewoonte, die dat volk heeft, en die hier vertoont wort. Het was 3 uren na den middagh, toen
we weder van daer reden in fneeuagtig en vogtig weder: maer na verloop van een uur begon het hart te vriezen met een zeer feilen noordewint. Na het afleggen van if wurft quamenwe aen een riviertje, dat door het fterk doicn ten decle wel van't |
|||||||||||||||
ys verlaten, maer te diep om te doorwa-
den was. Wy waren wel twee uren be- zigh met zoeken of wy een plaets van door te raken vinden konden , maer ver- geefs. Wy zonden twee dienaers te paert door het zelve: eenen ook naer een dorp om te vernemen of'er geen plaets om door te komen was, die ons befcheit bragt van neen. Hy durfde zich ten tweede male door het water niet wagen. Des lieten WC
|
|||||||||||||||
CORNELÏS de BRUINS
|
|||||||||||||||||||||||||
<54
|
|||||||||||||||||||||||||
we hem wcderkeeren naer het dorp, daer | floegh , kregenwe ze alle behouden over.
|
|||||||||||||||||||||||||
Dus reden we een uur na den middagh
weder voort, en na een uur rydens qua- men ter plaets, daer verfche paerden ge- reet Honden. Nu warenwe 78 wurft |
|||||||||||||||||||||||||
hy geweeft was, met laft , dat hy ons
daer des morgens zou hebben af te ,wag- ten Een onzer dienaren, dien wy, om- dat hy op onze lefte vertrekplaets dron- |
|||||||||||||||||||||||||
ken was, in een voermans flede hadden
doen werpen, bleef ag*ter, zonder dat we GiOotede reden daer van ramen konden. In de- koude, ze verlegenhek liep het volk gevaer van half doot te vriezen. Waerora wy alle de wagens digt aen elkander gezet heb- bende om eenigzins bevryt te zyn voor den aenval van den feilen en kouden wint, overleiden wat ons te doen ftont. Het was reets negen uren in den avont, en geen uitkomlt voor handen. Eindelyk befloten wy , dewyl daer geene huizen ontrent waren, te rug te ryden naer een dorp, van den wegh afgelegen, daer we H:'ten elf ..uren aenquamen, en ons volk en de paerden ververfchten. Middlerwylen was de vermifte knegt des nagts hiermede aengekomen. Gevraegt waer hy geble- ven was, antwoordde hy dat de voerman de paerden uit de flede, waer in hy lagh en fliep,gefpannen had en daer mede naer huis gereden was. Het welk hy na zyn ontwaken gewaer geworden zynde, ge- nootzaekt was geweeft eenen anderen voerman op te zoeken , en met geit en ichoone woorden te bewegen hem voort Γ; te brengenj gelyk hem na lang zoeken gelukt was. Des anderen daegs bevont ik dat de as van myfien wagen door on- / voorzichtigheit van hjalk gebroken was. - Waerom ik befloot om de harde vorft en gevalle fneeu den wagen; op het onderfte der flede te zetten, en de raders mede te ; voeren^ of het weder mogt komen te ver-1 anderen. Een onzer voerliiiden was on- dertuflehen (gelyk hier wel meer gebeurt) verloöpen, met agterlaten van zyn paer- "'':■■ den, op hoop dat zyn makkers op zoo goedt weerom, .die wfel iafct de hunne zou- den te rug brengen / zóödat wy eenen an- : ':\i deren in zyn'plliets; moften nemen. Wy :'Λ ;. namen ook ripjgh drie perfohen melt paer- den en fledeh, eenige grootc planken, ëri lange boömen, om ons te bedienen in hét overtrekken' der rivier. De zon fcheen dezen dagh, maer het was evenwel bitter kout. Wy begaven ons ten ι o uren naer de plaets , daer we des daegs te voren meenden over te raken. Maer daer aen komende, bevonden wy dit water nu zoda- nigh toegevrozen, dat'er verfcheide paer- den over liepen, hoewel eenige der zelve daer 'ook in vielen. Uit voorzichtigheit evenwel hadden we ze uitgefpannen, om de wagens des té beter en lichter over 't ys te kunnen krygen. Aen den kant, daer 't riviertje diepil was, bedienden we ons van de planken en balken. Eenige raekten wel door 'tys: maer door degroo- te vlyt'van yder, die de hant aen 't werk |
voortgetogen , 2 wurft van het ftedeken
Romanof. Hier reden we over een brug, die wel anderhalf voet onder water be- vrozen lagh, leggende over de rivier Bel- le Kolodits, dat zoo veel zeggen wil, als de witte fut. Hier namen wy het mael onder het geluit van Serkaffifche fpeekui- gen. Het weit 11 uren in der nagt eer' we konden vertrekken, dewyl wy niet eer paerden van den Gouverneur der ftadt krygen konden. OndertuiTchen werden alle de wielen van de wagens afgenomen, en opdefleden gezet, zoo als ik met de myne gedaen had. Dezen nagt trokken wy door een groot dorp , genaemt Stoe- duncke , en den 20 der maent quamen we in den morgenftont aen de pael van 136 wurft. Hier verfche paerden vindende , reden we zonder vertoeven voort. Nogh 2 wurft afgelegt hebbende, trokken we ter regterhant voorby de ftadt Dobry, on- trent een wurft van den wegh afleggende by de rivier Veronis. Op 1 f ι wurft had- den we ter regterhant een lang dorp. Op if4 weder een: waer men trekken moet óver eenen hoogen berg,zodanig fteil af- gaende , dat aen de flinke zyde des bergs een houte baly of fchutfel van boven tot beneden geftelt is, om voor ongeluk van vallen bevryt te zyn. Wy trokken nogh door drie dorpen , op welker laetfte wy 1 f7 wurft vonden. Weinigh tyts voort- gereden hebbende, zagen we den gemee- nen wegh zodanigh met bevrozen water bezet, dat'er geen kans was om'er over te komen. Wy werden dan genootzaekt ter zyden af eenen beteren te zoeken, dien we ook vonden. En dus raekten we alle behouden over 5 uitgezeit de pakkaedje- vvagen , die vermits de zwaerte door het ys in 't/twater ftome , en evenwef daer uitgehaelt wert, zonder dat het goedt be- fchadigt wert. ;Na het trekken voorby eehige dorpen quamen we eindelyk aen hét"huis van den Heer Alesander, gere- kent ipo wurft van Veronis. Hier hiel- |
||||||||||||||||||||||||
ν,-: ■. ■■'■.■.■■
|
|||||||||||||||||||||||||
I
|
|||||||||||||||||||||||||
den wy ons niet op, maer namen de fpy-
|
«iJ
|
||||||||||||||||||||||||
ze in een bygeTêgen dorp , zynde nu 6
uren na den middagh, en ontrent 1 o uren, eer wy de verfche paerden gereet hadden. Den 21 's morgens ten 4 uren hadden we gewonnen 218 wurft, kort daer aen 238* en vervolgens ζγγ-, wanneer we van hier |
|||||||||||||||||||||||||
terregter zyde de ftadt Schoppin zagen Schopp
|
in.
|
||||||||||||||||||||||||
leggen , die zich tamelyk groot ver-
toont, en eenige dorpen voor zich heeft. Wy reden, dewyl onze Podwoden hier op hielden, derwaert. Om binnen de ftadt te komen, gaet men over een brug, ie een wurft lang is, en zich uitftrekt |
|||||||||||||||||||||||||
over
|
|||||||||||||||||||||||||
REIZEN.
|
|||||||||||||||||
*ï
|
|||||||||||||||||
over eenen liioerafljgen poel. De ftadt
deed zich voor ons flecht op. Aen het kafteel einde der eerite ftraet is het Kafteel, waer des Gou- in de Gouverneur woont. Het is met vernems. eenen houten muur omringt, en heeft niets van buiten of van binnen, dat aen- |
|||||||||||||||||
flegt genoegh: waer door paerden en fle-
den groot gevaer liepen van befchadigt te worden wegens de fteilten en groote ftee- nenj want de meefte paerden moften al- leen , zonder dat'er de voerluiden konden bvblvven , afloopen. Onderwyl rees'er Groot |
|||||||||||||||||
lokkelyk is. Ons weit aenftons huizing
aengewezen,waer in we van den Burger- meefter uit laft van den Gouverneur wer- den ontfangen , en met ververfchingen , Brandewyn, Mede, Bier,Broot, en wat des meer is, verquikt. Wy baden om 90 paerden in plaets van 2.4 , om de wie- len der wagens des te bequamer mede te kunnen voeren j en men ftondze ons toe. Des begaven we ons een uur voor den avont weder op wegh , en vorderden in den nagt 40 wurft. Toen reden we voort met verfche paerden tot op 311 wurft be- nevens de plaets van den Heer la Fort, daer we in reden op den %z des morgens ten 7 uren. Want de Heer la Fort had ons brieven medegegeven, waer in gelaft wert ons van alles te verzien wat we zou- den mogen van doen hebben , zoo wel paerden als andere nootlykheden. Wy lieten alle de wielen daer, om met des te minder paerden beter te kunnen voort- trekken: dewyl de wegen door de vorft en iheeunumerkelyk gebetert waren. Wy namen ook eenige verfche paerden, en be- gaven ons na een uur verblyvens weder op weg. Dus quamen we tot op 320 wurft, en ten 3 uren na den middagh op 347 wurft tot het dorp Podaflmcke , daer we ons hart fterkten. Nu fneeude het we- der, en de voorige harde wint hielt aen met ftrenge koude. Ontrent den avont weder verfche paerden genomen hebben- de trokken we des nagts door verfcheide dorpen, ook door de ftadt Nikole Saraif- ke , een tamelyk plaetsje , niet zonder moeite evenwel'om de meenigte der boe- ren, die met hunne fleden de ganfche ftadt |
gefchil tuflehen eenige voerluiden en ori-raoehe.
ze dienaers : en het fcheen dat'er flagen gevallen waren, naer allenfchyn, omdat d'een voor den anderen niet in tydts uit den wegh was geweken. Verfcheide de- zer voerluiden dronken zynde , maekten >, elkander op jen quamen van beneden weer optrekken naer ons toe , zynde ontrent zo by een. My in róyri flede leggende wert dit bekent gemaekt. Ik fprong'er zonder dralen uit met twee piltolcn , en den degen in de vuift : Kiniïus ook met fchietgeweer, en Heel met de tabel. Wy traden dus naer de flede van den Heer Steils, die de agterfte was , en den eerften aen- ftoot te lyden hadt. Hy was al uit de fle- de, maer zonder geweer, ftaende deRuf- fen nevens hem, die hem al gedreigt had- den te flaen* Maer hy een bezadigt man zynde ging den wegh van zachtheit in , en wenkte zynen knegt dat hy uit den wegh zoude gaen. Want hy oordeelde niet onvoorzichtigh,dat,ware menhant- gemeen geworden, het om ons leven ge- wed ware ge weeft , dewyl'er nogh een groot getal van Ruften om laeg ftondt, die op het eerfte gerucht toegefchoten zou- den zyn. Deze dan ziende dat wy naer hen toequamen zonder moeite te zoeken bragten zoo veel te weeg, dat de drie of vier befchonkene na wiflelingvanweinigh woorden wech gingen, en nu beter koop gaven. De aenvoerders dus geweken zyn- de , wert alles geftilt: en zy alle trokken naer beneden. In het hooger opkomen bleef ik uit de flede, maer had genoeg te doen met my op den gront te houden door het gewelt van den harden wint; zynde het zoo vinnig kout, dat men naeulyx de handen kon roeren. Ondertuflchcn komt 'er een voermans flede wel geladen met het paert, dogh zonder voerman, van het opperfte des bergs. Het paert niet kunnende wegens den harden wint en gladden wegh den hoek omzwenken om het regte fpoor te houden, maer te veel afwykende naer den kant des bergs, ftort Yflyke het plots van deze fteilten neder tot heelvalvan in de laegte aen de rivier, dat een afgryf- eenPaert· felyk gezicht gaf. De flede was aen mee- nigte ftukken geflagen: het paert zonder twyfFel alle ribben in 't lyf gebroken, hoe- wel ik het totmyn verwondering den kop nogh zagh oprechten. Maer het kan niet lang in 't leven gebleven zyn. Wy ten lange leften met veel moeite boven geko |
||||||||||||||||
bezet hadden, om van daer met hunne
goederen naer Moskuw te trekken. In den morgenftondt den 23 tot op 42.0 wurft gevordert zynde , gingen we aen- ftonts met verfche paerden voort tot het dorp Gorodna , daer wy ten ρ uren acn- quamen , op 440 wurft, en een korte poos bleven. Na het afleggen weder van 7 of 8 wurft, bevonden we ons op de ri- vier Ocka, daer wy een wyl tydts over- reden. Deze verlatende, moften we eenen hoogen berg optrekken langs eenen fmal- len wègh, die fteil opging aen de flinke zyde der rivier. Naer boven voort- fpoeiende ontmoetten we eenige fleden, waer door wy gedwongen werden ftil te houden, tot dat ze voorby waren, 't geen meeft al ter zyde den berg af gefchieden |
|||||||||||||||||
moft, dewyl zy niet nevens ons konden i men zynde, vervolgden onzen wegh, en
doortrekken. De weg ook, dien ze ge- geraekten een uur na den middag aen de nootzaekt waren te nemen » was mede | ltadt Kolomna, nu' 4f ó wurft gevordert I zyn-
|
|||||||||||||||||
Kolom*
na. |
|||||||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
|||||||||||||||||||||
66
|
|||||||||||||||||||||
zynde, daer wy buiten in het dorp ble-
ven , totdat we befcheit kregen op den brief van voorfchryving zyner Majefteit, dien we aenftonts naer de ftadt zonden. Hier op quam zonder wagten de Diaek of Sekretaris der ftadt aenftonts te voor- fchyn, die ons zynen dienft wytluftigh aenboot, en in de ftadt noodigde,om ge- legenheit te mogen hebben van ons te ont- halen. Maer wy dit rnet dankzegging af- flaende, zond hy ons ververfchingen van brandewyn, mede, bier, en eenige fpy- Ze, die wy evenwel te rug zonden, met byvoeging dat we onze eige fpyze by ons hadden. Wy hielden met hem een ge- fprek van ontrent 2 uren, en dronken eens luftigh om. Ten vier uren vertrokken wy weder met verfche paerden, en reden tot ñ uren, wanneer wy é f wurft afge- legt hadden tot het dorp Koiachof, daer wy æ of 3 uren bleven om de paerden te voederen: dewyl wy hen tot Moskow toe moften gebruiken. Den 24 des morgens ten 8 uren waren we genadert tot het dorp Oftraweets, nu 46 wurft voortge- togen zynde. De paerden gevoedert heb- bende , reden wy ten tien uren weder voort, en quamen dus na zulk een fukke- len op den middagh tot Moskow in de Duitfe Slabode ,vandelaetftgemeldcplaets Zf wurft afgelegen. Moott Den 27 der maent Wert hier op zeke- bedreven. ren nagt in de Slabode de Voorzanger en Schoolmeefter der Luteriche gemeente , genaemt JoanFrederik Maesvan Konings- bergen , buiten fchult zeer verraderlyk doorfteken van eenen Duitfen Vendrigh, genaemt Kraflb , die op de daet gevat, ook aenftonts bekende dat hy fchuldigh was. Nu dagt ik wat ruft te nemen na zulk
een tobagtige reize : maer wert in myn meening geweldig bedrogen. Want den |
desnagts, zeer ydclhoofdigh wert. Myn
vrienden ziende my van dagh tot dagh vervallen, fpraken van het gebruiken van eenen Arts. Waer op ik hun toevoegde % Se' dat ik de Arts zelf was, die beft wift wat °^ch my diende , en de befte kenniflè hadde' van myne gefteltheit : en geloofde door matigheit van leven meer te zullen uitrech- ten, dan deArtfen, dewyl my beft be- kent was , waer myn ongemak uit ge- fproten was: dat ik al een wyl voorzien had. Den zeften.nagt geraekte ik einde- lyk in ruft, die hoe langer hoe beter wert, zoo dat ik wel haeft verlichting gevoelde. My tien dagen langh evenwel fober be- helpende begon ik allengs wat kragtiger nat en eenige vafte fpyze te gebruiken , waer door de hoeft ook begon af te ne- men. Ook loofde ik op zekeren avont 70 of 80 druppels bloets uit myn neus , dat my ook verlichting in 't hooft gaf. Den 11 quam zyn Majefteit hier met
al het gezelichap van Veronis : en in zy- ne tegenwoordigheit enmeenigtevanom- ftanders, wert den 13 na den middagh de Overfte Bodon , voorhenen gemelt, Bodon in de Duitie Slabode, naeft de opgerechtegerecht, pael, daer de byl en 't zwaert aen vaft zyn, op een blok gelegt, en met de byl onthalft. De Vendrigh Kraflb wert aen r Ook de galg gehangen : en aenftonts afgekon- ^f^0· digt, en door het aenilaen van een plak- kaet bekent gemaekt, datvoortaen al die eenen degen zou komen te trekken, met de doot geftraft zou worden. Op den 14 , zynde zondagh , had de Afgezant
Heer Kafimier Bolus, Envoye van Vrank- Yj*n ryk , die als onbekent binnen Moskow^ÃË"_ gekomen was, ook een ftil gehoor by den hoor by Czaer , ten huize van den Heer Feudor den Alexewits Golowin. Czaer. Dezen zelven dagh quam zyn Majefteit De
by den Heer Brants met eenigh gevolgh,^"^'^ en wert daer met koude fpyzen en ver-Heer verfingen onthaelt. Welke gelegenheitBrants. my d'eerfte mael uit myn kamer deed ko- men , om de laetfte eere te hebben van den Vorft te begroeten, en eenvrygelei- brief te verzoeken om uit zyne ftaten te mogen vertrekken. Hy my in zulk eenen vervallen ftaet ziende, vraegde hoe ik'er zoo ongedaen uit zag, en waer my dit van daen quam. Ik antwoordde dat ik het toefchreef aen het onmatigh drinken op de Veronifche reize gepleegt. Waer op hymy toevoegde, dat ik'er het haer van den hont weer op zetten molt. Onder- tuflehen quamdeRefident en andere over- zeefche Heeren ook binnen. Ik myn affcheit en toezegging van eenen Affcheit
|
||||||||||||||||||||
De ichry
ver wort ziek. |
f Maert overviel my des avonts een onge-
meene hitte des lichaems,diemyaenquam |
||||||||||||||||||||
als een heete koorts. Ik begaf my te bed-
de, maer bragt eenen flegten nacht door. En met het aenkomen van den dagh uit het bedde tredende, vond ik my zoo ver- zwakt , dat ik naeulyx over de kamer gaen kon. Hier by had ik eene groote bezetting geladen, en eenen gedurigen hoeft, die my nogh nagt,nogh dagh liet ruften. De brant ondertuflehen was zoo groot dat'er geen verkoelen aen was, al dronk ik meer dan hondert reizen in een etmael. Dan gebruikte ik zoete melk, dan dun bier,dan wat gekookt water met tamarinde en fuikerjvan welken drank ik my ook in Egipten bedient had j verquik- kende my ondertuflehen by wylen met wat Rynfen wyn tot verfterking der ma- ge, en wat my verder dienftig dagt. Dus bragt ik vyf etmael door zonderde minfte ruft te genieten: waer door ik,byzonder |
|||||||||||||||||||||
vrygeleibrief te zullen bekomen by denv
|
Czaer.
|
l
|
|||||||||||||||||||
Heer Feudor Alexewits Golowin verkre-
gen hebbende,nam myn affcheit, reiken- de de Vorft my zyn hant om te kuiTen toe: en gevende my zynen zegen door de woor-
|
|||||||||||||||||||||
R E I Ζ Ë ti.
|
|||||||||||||||
6/
|
|||||||||||||||
voorts voor al zyn leven op de galei ge-
bannen. Maer ik verftont kort hier aen dat hy van deze flagen geftorven was. OndertuiTchen wert myn vrygeleibrief
door onzen Reiident uit laft zyner Maje- fteit van den Heer Golowin verzogt, die daer aenftonts orde in ilelde. Den ζ ι wert hier de Palmzondagh of
het feeft van Chriftus inryding geviert i gelyk den ly het feeft van Mariaes ver- kondiging, dat de Ruilen in zeer hooge waerde houden. Den z8 was hetPaefch- feeft. Wyders viel'er niets aenmerkelyx voor, als dat'er den 30 brant ontftont irt Moskow, enden 1 April de rivier Mof- qua open was, verdryvende het doiend weder het ys , en makende de wegen ilegt. Den 3 der maent was het water hier zoo hoogh , dat men by menfchen geheugen daer zulk een voorbeelt niet van gezien heeft. In deze dagen overviel my hier weder de koorts, die my om den an- deren dagh aenkomende, egter na drie of vier reizen weder verliet. |
|||||||||||||||
Voorden God* Beware u.
Het was ontrent 10 uren toen zyn Ma-
jefteit vertrok met het gezelfchap , gaen- de nogh by den Heer Lups , en verfchei- de Engelfe Heeren , eer hy naer Sleute- lenburgh vertrok, zonder deze reize we- der te Probrofensko te komen. Welke reize hy in den morgenftont den l f voort- zette. Mifda- Dezen dagh werden ook gerecht de «j'gen ge- twee j-eflerende mifdadigen, teweten Ka- pitein Sax, en de dienaer van Bodon, ter plaetfe daer het lyk met het afgehouwen hooft van Bodon nogh op den gront lagh, en Kraflb aen de galg hing , zynde daer gedurig wacht by gebleven. Deze twee mifdadigen werden dan mede op het blok gelegt, itaende de Scherprechter met de byl gereet om hun den ilaghte geven. E- venwel daer quam genade. Het leven weit hun gefchonken,en de itraf van Sax verwiilèlt in een eeuwige ballingfchap door te brengen in Sibirie. Bodons knegt ontfing 30 flagen met de knoet, en wert |
|||||||||||||||
XIV. HOOFTSTUK.
Den Schryver wort al wat aenmerkelyk is in de Kerken ver"
toont. Linnen, dat in Η vier ongeraekt idyfi* |
|||||||||||||||
vooral het kleet öf rok van Jefus Chriitus,
daer de foldaten het lot over wierpen. Naer het verhael van deze menfchen viel Vertac! dit kleedt te beurt aen eenen Georgiaenfen™"01"'*- foldaet, die het met zich naer huis genomen uu ' hebbende , zynevZufter , die ongehuwt was, daer mede vereerde. Deze hielt het in zulk eene hooge achtinge , dat ze be- geerde na haer affterven daer mede be- graven en bedekt te zyn. Zy quam te iterven : zy wert'ef in begraven : en op haer graf fproot aenftonts uit de aerdeeen groote boom. Na verloop van tydt ge- viel het dat de Peruanen gewapender hant vielen in het lantder Georgianen, en het met hunne krygsbenden bemagtigden* De Koning hoorende fpreken van zulk een graf deet het openen, het kleet daer uit, en mede nemen naer Perfie. Van waer hy naderhant een groot Gezantfchap af- vaerdigende naer dcnGrootvorftvanMof- kovie, dezen Vorft nevens andere gefchen · ken ook met dit zelve kleedt beichonk , als zynde het gewaed van eenen Chriften Godt. De Moskoviters raed plegende of dit wel het regte kleedt mogte zyn, von- den goet alle blinden, krepelen, en ande- re gebrekkelyken by een te zamelen, en hun dit kleet te vertoonen, om, zoo de- ze menfchen van hunne qualen door het aenzienvan dit kleet genezen werden, hier I 2, uic |
|||||||||||||||
"ADAT ik van de koorts hërftelt
was, befloot ik naer Moskow te ryden, om daer te gaen vinden den Heer Ivan Alexewits Moefin Poef- kin, dien zyne Majeftcit te Veronis bevo- len had my te verwonen wat in de Ker- ken en elders binnen Moskow gedenk- waerdigs te vinden was. Deze Heer, van wien ik hier voor gemelt heb , ont- fing my met veel beleeftheit, zeggende wel te weten wnt zyn Majefteits begeren was, en dat ik derhalven maer hadde te fchikken van zynen goeden wil. Ik ver- zogt mynen wenfeh hoe eer, hoe liever., te mogen erlangen, Omdat ik my haeilte met het voortzetten myner reize naer Per- fie, gelyk zyn Excellentie niet onbekent was. Men ilelde dan valt dat ik den 10 des morgens vroeg op zyn hof zoude ko- men, met toezegging dat middlenvyl op alles orde geftelt zo» worden. Den dagh gekomen zynde, begaf ik my derwaert, en vont hem gereet om buiten de ftadt te ryden. Hy gaf my minnelyk te kennen dat alles gereet was om my te vernoegen, en dat de Heer , dien ik by hem vont, my allerwegen geleiden zou. Wy namen dan onzen cerften wegh naer de Kerk Saboor , als wetende dat daer bewaert wert een fchildery gemaekt, zoo men voor- geeft, door den Evangelift Lukas: maer |
|||||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
||||||||||||||||||||||
6%
|
||||||||||||||||||||||
uit een bewys te trekken, dat het on- troni en handen 5 ook een beek van Ma-
verziertwas. Men ftekle dit in 'twerk:|riai en ter flinke zyde een St. Jan de Doo- |
||||||||||||||||||||||
per, knielende onder aen beide de zyden
een Apoftel. Voor het zelve hangt een zilvere lamp. Tuflchen dit ftuk en de deur der Kapelle is een verheven bankje, zoo hoog als een trap , waer op de ftoel ftaet van den Patriarch, bekleedt met zwart fulp. Binnen het Kerkje tredende , ziet men de vlakte van den altaer , daer een kleen Koor agter komt,geheel met fchil- deryen van boven tot onder bezet; zyn* de yder ftuk afzonderlyk befchildert met verbeeldingen van Heiligen , met kleene kolommen, als venfters, van een gefchei- den, maer alles vergult. De andere zy- den des muurs. zyn blaeu geverft. In de hoogte der Koepel ziet men een hooft van Chriftus verheelt, zoo groot dat het |
||||||||||||||||||||||
de gebrekkelyke werden genezen: en het
wert als een hulpmiddel tot deze qnalen |
||||||||||||||||||||||
federt bewaert, dewyl het noit in gebre
ke blyft van zyne werkinge te doen. Dit vertelt men hier voor zuivere waerheit: en dewyl men'er veel werx af maekt, heb ik dit voor af willen verhalen. De Kerk De Kerk is van binnen vierkant, groot saboor. van d'eene tot d'andere zyde p6 Rynlantle voeten. In het midden ftaen vier hooge pilaren, daer het gewelf op ruft. De Kerk is vol fchilderyen van Heiligen , en andere hiilorien: waer onder eenige niet qualyk gemaekt zyn op de oude Gnexe manier. Men ziet'er zelf boven 111 de koepeltjes,die lantaerens wyze gemaekt |
||||||||||||||||||||||
:mid-
|
||||||||||||||||||||||
en vyf in getal zyn, waer'van een in"—"
|
||||||||||||||||||||||
den, en de andere vier aen de hoeken zyn.
Nevens den grooten altaer aen de flinke
Schilde- zyde is de fchüdery, die St. Lukas zoude
rydoor gefchildert hebben, behelzende een beek
eenweke!™11 Maria ter hiUVer ty^> ontrent ^ k-
' vens grootte, en eenen Chriftus met zyn
aengezicht gevoegt aen dat van Maria, als willende haer kuflên. Het tafereel is Zeer bruin ofbyna zwart. Het welk ik niet weet of door den tydt, of door den rook der kaerflèn , in de Kerkelyke pleg- tigheden gebruikt, veroirzaekt, of wel dat het eigentlyk zoo gefchildert is. Dit wel, dat het zeer kunileloos is. Men ziet'er ook niets van dan de tronien. De handen met al wat'er aen is zyn wyders vergult. Op het hooft van Maria llaet een koftelyke kroon van paerlen en edel gefteente. Zy heeft ook paerlen onder om den hals op het kleedt. Dit ftuk ftaet innewaert als in een nis, waer onder de gedaente van een zitplaets is. Tuflchen de twee Kolommen voor den grooten al- taer hangt een zeer groote zilvere kroon, even als by ons in de Kerken om de ligten aen te fteken gebruikt wort. Zy is voor eenige jaren t'Amfterdam gemaekt. Drie andere kopere kroonen ziet men nogh hangen , elke op hare orde, mede vry groot, onder het midden der Kerk. Veel ander fieraet ziet men in hunne Kerken niet. Langs den akaer heen hingen nogh tien groote zilvere lampen , daer ze geen oly in branden ( want dat doen de RuiTen niet) maer waskaerfen, die in pypen ge- zet worden, die boven in de lampen zyn. Onder aen de kroon hangt gemeenlyk een K«k Struisei. Deze Kerk bezigtigt hebbende, nan.-<ienh gi°g ik ook bezien de Kerk van den Pa- ' triarch, die boven in des zelfs gebou is. Ze is klein, op de wyze van een koepel gemaekt. Hier voor ziet men een ver- trek, waer in ter rechter zyde'voor de Kapel een tamelyk groote fchildery is, zynde een beek van Chriftus zittende in eenen ftoel, geheel vergult, behalven de |
de geheele koepel beflaet. Rondom ziet
men andere verbeeldingen. Tegen over deze Kerk is de Gehoorzael van den Pa- triarch, al vry groot. Als men inkomt, ziet men aen de flinke zyde des Patriarchs ftoel, die geheel vergult is, zynde de zit- plaets met groen fluweel bekleet, en de leuningen met goude franjen gefiert. Bo- ven aen den itoel ziet men een kleen Chriftus beek gefchildert. Rondom de- zen ftoel is meeft een opgang van drie tre- den. Dit bezichtigt hebbende , wert ik van de Paters naer boven geleid in een ver- trek , daer de meefte fchatten der oude Patriarchen bewaert worden. Dezeplaets ftaet vol kiften en kaflen,die alle voormy geopent werden. In een lange kas lagen 6 mutfen van Patriarchen, elke afzonder- lyk, en onder die twee van groote waer- dye, en daerom in een by zondere kas. Zy waren rykelyk met groote diamanten, groote paerlen, en andere koftelyke ftee- nen bezet. De andere waren op dezelve wyze wel gefiert, maer niet zoo koftelyk. Nogh was'er een zevende Muts van den Metropolyt, die alleen met paerlen over- al bezet was. Nogh toonde men my een kift vol fchoone juweelen , beftaende al veel in kruiflen, hangende aen goude ke- tenen , zynde de kruiflbn met fchoone diamanten en andere edele fteenen rykelyk bezet. Welke alle van verfcheide Patriar- chen zyn, die gebruikende in hunne ce- remoniën, wanneer ze dan't eene, dan't ander omhangen, naer gelegenheit der feeften. Men ziet'er ook vele Pojaflen , of riemen, die om 't lyf fluiten, alle met edele fteenen bezet: ook alle de kammen van de oude Patriarchen gebruikt, meeft al groot, en van fchiltpadt gemaekt j ook hunne ftaven boven met gefteenten gefiert: nogh vele kaflên met rokken , of Boven- veften der Patriarchen , 7p in getal, ge- maekt van goude brokade rykelyk met paerlen en gefteenten bewerkt. In de voornaemfte kaflèn lagen 9 rokken, by- zon-
|
|||||||||||||||||||||
R È Ι Ζ Ë Ui
|
||||||||||||||||||
%
|
||||||||||||||||||
zonder fraei en ryk van gefteenten. In
andere, fraeie halskleden, of ftolen , die ze over de fchouders en borft hangen} zynde repen van ontrent anderhalve palm breet. Onder deze was ook, die de eerlte Patriarch Conftantyn gedragen heeft in den jare 0Ί76, zoo als de Ruilen reke- nen. Zy was fimpel en flegt van zyde ftoffe , door ouderdom verlieten. Hier Van weit veel werx gemaekt: en dezelve tuflehen de andere koilelyke kleeden be- waert.- In het zelve vertrek ftonden vele zilvere vergulde fchotcls, groote kannen of kruiken en andere vaten. Myn gezicht dus verre voldaen hebbende, ftelde ik het bezien van andere Kerken uit tot den vol- genden dagh, zynde eenen zondagh.Toen ging ik eerft by den gemelden Heer Moe- lin Poeskin , hem vragende of mogelyk ware dat men my het kleet van Chriftus vertoonde. Maer hy antwoordde my dat hy zulx niet in zyn magt had , dewyl de kas met het zegel zyner Majeiteit geflo- ten was , en niet geopent kon worden Zonder zyne uitdrukkelyke orde. Welk zoo ik geweten had, zoude ik den Vorft zelf om deze gunft verzogt hebbeu , dat my nu fpeet. Men bragt my dan weder in de Kerk Saboor, om het geen'er ove- righ was te bezichtigen. My weit daer vertoont een groote goude Kelk,dienen- de tot het Nachtmael, ontrent 2 palmen hoogh j van buiten boven met vier edele gefteenten bezet, en hebbende onder op den voet geamaljeert de verbeelding van Chriftus lyden. Zulk een groote goude fchotel was'er ook, mede geamaljeert, en met vief fteenen van gelyke waerde ge- iiert, ook twee borden, een lepel, en hecht van agaet: een goude fpiets om den wyn in den kelk te roeren , nevens een hooge kroon , die op de fchotel geftclt wert, geheel met paerlen en gefteenten omzet; nogh twee kleene kelken geheel van Agaet, en rondom met gefteenten be- zet. Deze gefteenten vertellen zy dat ge- weeft waren in 't vat, dat de Ruffifche Wonde- ^e^'S Antoni, toen hy op den molefteen ren van van Rome was komen afdryven totNieu-J den Hei- gart, door de viflehers had laten opvif- %en . Ichen op die voorwaerde dat al wat in 't mom. net quam yiem moQ. toebehooren. Toen quam'er een boek voor den dagh , dat op
vele feefttyden wort omgedragen , heel groot en met gefteenten bezet, van bin- nen vol fchriftuurlyke verbeeldingen} zyn- de het gefchriftmeeft al gulde letters. Al- le deze dingen worden elk in 't by zonder in roode fluweele kaften bewaert. Men vint hier ook het lichaem van den Metro- polyt Petrus in een zilvere kift : op wel- kers dexel het gantfche lichaem bafreleve gedreven is. Van den voorgemelden rok van Chriftus vertoonde men my hier een Heen ftukje in een kafle, daer een glas |
||||||||||||||||||
Ivoor was}dat ik roiagtigh van koleur be-
vond. In dergelyk een kift aen de ande- re zyde der Kerke was het lichaem van den Metropolit Joan } in een andere dat van Philippus, Toen quamen de over- ,.?Λ6Γ* |
||||||||||||||||||
bl
|
„ ^j * ------ ...» jv.».. der
|
^
|
||||||||||||||||
nes Satoeftewa : de heriTenpan met heti,0
|
aen.
|
|||||||||||||||||
geheele hooft van Gregori Bogaflovo, en
wat des meer is. Ik dit alles opgenomen hebbende, bedankte de Priefters voor de moeite tot mynen dienft aengewend , en vertrok van daer naer de Kerk van Migai- Kerk Ie Archangel,of den Aertiêngcl Michaël,va" de« die zeer fraei van binnen , en van boven A^r™"~ tot onder met fchilderyen verfiert is, by-cLcl.'" kans eveneens als de voorgemelde. In de- ze Kerk leggen alle de Grootvorften van Moskovie begraven, ftaende alle by een, uitgenomen de twee laetfte, broeders zy- ner tegenwoordige Majefteit, die afzon- derlyk by een geftelt zyn. Over hunne zarken , die verheven boven den gront ftaen , leggen kleederen , die uitnemend koftelyk zyn, van root fluweel, en groe- ne fluweele randen. Wacr op in Ruffi- iche karakteren hun geboorte en ouder- dom is uitgedrukt, ook detydt van hun affterven, zynde op yder derzelve eenige groote kruiflèn van paerlen afgebeelt. Hier in fteektinzonderheit uit het kleet vanden laetft overleden Iwan Alexewits, meeft overal met edele gefteenten bezet. Hier van daen ging ik in de Kerk genaemtBla- gowecfine of van Mariacs verkondigingc, Kerk kleen, en met fchilderyen, als de andere, van Ma- opgetoit. Daer werden my in een boven- "acs w" veurek vertoont 36 kaften van zilver, eng;ng. eenige van gout , in yder van welke vcr- fcheide gebeenten van Heiligen bewaert werden. Deze waren al vooraf, eer ik daer quam , op een lange tafel geftelt, en voor my geopent. In de voornaemftc was Chriftus bloet: in een andere een kleen kruis van Chriftus kruis gemaekt: in een andere de hant van den Evangeüft Mar- kus, ziende daer uit als een Mumy. Daer waren ook eenige gebeenten van den Pro- feet Daniel, en van andere Heiligen, alle naer Mumy gelykende. Nogh verlchei- de hoofden en andere ftukken zeer bruin van koleur. Alles naer myn genoegen gezien hebbende, wilde men my nogh in andere Kerken brengen ; maer ik flocg dat met dankzegging af, als hebbende my- ne nieuigierigheit t'over voldaen: ook wel tevreden met de gunft die my bewezen was, hoedanige ik niet weet dat oit aeniemant der overzeefche natie voor my is toege- ftaen geweeft. Den if der maent reedt ik met den
Heer Hans Matthys Poppc naer Knees Bories Alexewits Galietfen , die zich op zyn la'ntgocdt onthielt, daer hy een fraei lufthuis gebput had, gelegen f wurftvan Moskow. Langs dezen wegh ryt men - I 3 voor* |
||||||||||||||||||
r
|
||||||||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
||||||||||||||||||
70
|
||||||||||||||||||
tenfehap voor verloren gehouden , gelyk
ik reets in myne voorige reize op de 577 bladtzyde gemelt heb. Men vint ook van zulk onverteerbaer linnen al gewagh by Plinius, ook by de hedenfdaegfe fchry- vers, die de Roomfche outheden, en het ' gebruik der lampen in de oude Graffte- den op het papier gebragt hebben. Den 16 by den Heer Poppe in de ftadr,
daer hy zyn woning had, het middag- mael genomen hebbende, reed ik weder naer de Slabode. Over wegh zynde, zag Man;er ik dat ergens brant was. Ik begaf myvan'branc daer heen, om te zien, hoe men hier met te )ef- het bluflèn daer van in zyn werk ging :fclien· maer men doet niet anders dan dat mende nevenftaende huizen om verre haelt en aen ftukken hakt. Myne geleibrieven nu vervaerdigt zyn-
de, maekteik alles gereedt tot de reize, en kreeg tot gezelfchap een Armenifch Koopman, genaemt Jakob Davied'of, die eenige reizen van Spahan naer Hollant ge- daen, en zich t'Amfterdam eenigen tydt onthouden had. Zyn befluit was den 22 der maent Aprilde reize aen te vangen, en hier toe met een vaertuig de rivier af naer Af- trakan te trekken. Ondertuflchen ging ik affcheit nemen van den Heer Refident vander Huift , dien ik voor veel eere en vrientfehap my bewezen zeer verplicht was : ook van de Heeren Brants en Lups, die ray ook veele weldaden bewezen had- den $ zonder den Heer Pieter Coyet te vergeten, dien ik veel moeite had aenge- daen met vragen en wedervragen over ve- le zaken, dewyl hy een man was zeer er- varen in de manieren en tale des lants, en derhalven bequaem om my in vele aen- merkens waerdige dingen veel licht te ge- ven , die my moften te pas komen in de befchryvïnge myner reize. Na hen be- dankte ik ook alle andere goede vrienden, Vertrek en vertrok kort na den middagh. Maer van Mof- buiten de ftadt Moskow gekomen , konkoW· ik geen roeifchuit krygen , die my aen boort van het vaertuig brengen moft, waer op de Armenier zich reets hadingefcheept. Ik befloot dan drie wagens te huren om my te lande te doen brengen naer het dorp Matsko of Moeder , zynde 30 wurft van Moskow gelegen aen de rivier : wer- waerts het vaertuig al voor eenige dagen was vertrokken, om voor het vallen van de rivier bevryt te zyn van de ondiepten, en de zeilen en andere nootwendigheden, daer ter plactfe gereet te maken. |
||||||||||||||||||
voorby het vérmakely k lantgoet van Knees 1
Mighaile Serkaskie , den rykften Prins, die hier ontrent bekent is, en zoo mag- tigh dat verfcheide dorpen onder zyn be- wint zyn, en zyne heerfchappy zich uit- ftrekt wel over de 20000 Boeren. Wy quamen dan by knees Bories, en vonden hem zitten in eenen ftoel. Na het doen van behoorlyke eerbiedeniflè bad ik om een vrygeleibrief uit de Kafanfe Prikaes, dewyl deze Knees zoo veel is als Onder- Koning van Kafan en Aftrakan, Want deHeerPoppehadmy bericht dat een vry- geleibrief uit de Poiïblfche Prikaes , lich- telyk by den Gouverneur van Kafan , en infonderheit van Aftrakan niet zou aenge- nomen of erkent worden , en ik dus hin- dernifle ontmoeten in het vervolgen my· |
||||||||||||||||||
Knees Bories
|
||||||||||||||||||
ner voorgenomene reize.
|
||||||||||||||||||
ftemde dit ook, en gaf daerom laft , uit
inzicht voor den Heer Poppe, wiens vrient hy was, dat my des morgens de vereifch- te brief zou verleent worden, nevens voor- fchryving aen de Gouverneurs tot Kafan en Aftrakan. Waer op wy hem bedan- kende , affcheit namen. Deze Knees Bo- ries was voor eenige maenden uit laft zy- ner Majefteit afgezonden geweeft naer Kafan, om daer een verfchil by te leggen, dat gerezen was tuflchen twee der voor- Gefchil naemile Tarterfche Prinfen , vader en tuflchen ^ 2οοη> Teweetcn de vader ziende zeke- rifche re vrouwe by zynen zoon, worp daer zyn Prinfen. oogenop, en nam ze naer zich. De zoon ziende zich dezen buit ontrukt, deed zy- nen vader den oorlogh aen , komende te velt met 20000 man. De vader wapende inder yl 40000 mannen. En het ftont ge- fchapen tot een bloedigh gevecht te ko- men, was Knees Bories daer niet tuflchen gekomen om de partyen te bevredigen. Welke zaek naer genoegen bygelegt zyn- de, befchonk de Tarterfe Prins, onder andere vereeringen 3 hem met een gefchenk van een groot ftuk grof doek of linnen , Zeltfaemdat in 't vier geworpen door denbrant niet linnen, yerflonden wert > waer van de Heer Pop- pe met een ftukje begiftigt zynde , my daer een gefchenk van deet. Ik vernam wat het wezen mogt, en verftont dat het gekomen was uit Katai tuflchen China en Boggaer. Men geeft voor dat het daer nu nogh gemaekt wort, te weten op Tan- goet. "Voordezen bragt ik met my uit Ciprus den fteen Amiantus , die als vlas uitrafelende mede in 't vier niet verteert wort. Hier van weit in vorige tyden ook linnen gefponnen > maer nu wort die we- |
||||||||||||||||||
XV.
|
||||||||||||||||||
ii e i æ ë tt»
|
||||||||||||||||||||||||||
*i
|
||||||||||||||||||||||||||
XV. HooFTSTUKi
Vertrek van Moskow. Gelegenheit der rivier tVolgd > en dé
aenleggende fiedett en plaetfen. Aenkomft tot Afirakan^ |
||||||||||||||||||||||||||
IK begaf my dan met de wagens, die
ik gehuurt had , op wegh. Tien wurft afgelegt hebbende , trok ik Kolom- yoorby de ftadt Kolommenske , gelegen menske. acn mvne regter zyde. Zy deet zich fraei op, als leggende op eene hoogte. Daer in is een ichoon Kloofter nevens eene Kerk, én twee Torens. Aen deze en gene zyde trekt men over de rivier door middel van een houten vlot, dat van balken aen een gehegt op het water legt, waer van zy eenige, als'er vaertuigen doorvaren moe- ten, van een trekken , die zich daerna weder fluiten. Nogh reed ik voorby ver- fcheide dorpen , waer van eenige verrna- kelyk op de hoogte gelegen zyn aen de regter zyde der rivier. Het knt dus in- trekkende , geraektenwe met den avont in een bofch van kort geboomte, rydende veele uren daer door j zoodat het al laet in den. nagt was, als wy aen de plaets Matske aenquamen. Aen de rivier ko- mende , verftonden wy dat de icbuitjes met eenige Armeniers nogh niet aenge- komen waren, maer daer ontrent vernacht- ten. Wy hier twee huizen vindende be- iloten ftant te houden. En ik myn hart |
kunnende evenwel 300 pakken zyde laden,
dat ontrent 1 f lalt beloopt. Het maek- Cel is plat, hebbende maer eene doorgaen- de holte, eenen maft, en maer een zeil, dat byzonder groot is, en meelt te pas komt, als men voor den wint heeft. Als de wint niet diende , wert'er geftadigh met iö riemen geroeit. Het roer was een lange boom, waer van het onderfte einde in 't water komende, wat breet was: het ander lagh eengoet ftuk wegsovcr'tfchip, daer het op geftelde houten ruftte, en zoo door den ftierman geregeert wert door hulpe van een tou , dat'er aen vaft was', leggende tuftchen pennen, om de valtig- heit, die men in-en uitneemt. Het ge- tal van't fcheepsvolk was ontrent 13 man: de overige, meelt Ruften en Armenifche Koopluiden met hunne knegten maekten ontrent f æ koppen uit. Tot hier loopt de rivier byzonder krom en bogtigh,zyn- de al meelt van gelyke breette , raer gif- fing ontrent 40 vademen. Twee uren ge- varen hebbende, quamen wy voorby het Kloofter Smolenski, dat zich fraei op- Het doet met een Kloktoren daer neven , ge- Kloo,tcr legen by een groot vermakelyk bofch on- ^lolenf* |
|||||||||||||||||||||||||
met fpys gefterkt hebbende, ging leggen trent 100 wurft van Moskow. Wy had-
op dengront in een halfopene fchuur,zoo jden'er aen beide de zyden het gezicht van goedt ais de tydt my toeliet. Den æ 3 des tot 4 uren na den middagh , wanneer de morgens vroegh daegde myn reilgezelop opening des lants weder te voorfchynquam met vier fchuitjes, verzelt van nogh drie j met verfcheide dorpen. Voor den avont andere Armeniers., gezint mede naer Spa- hadden wy het gebergte wederzyts hoo· |
||||||||||||||||||||||||||
ger j en de duifternis gevallen zynde, ble-
ven we leggen. Den æ f quamen we ten 9 uren voor de ftadt Kolomna , leggende Kolomna'. ten Z. Wellen van de rivier Mofqua. Het is een BifTchoppelyke ftadt in 't zuiderdeel van Ruflant tenOoften der ftadt Moskow. Op het lant zittende, zonder dat ik de rivier zien kon, tekende ik haeraf van de noortzyde , gelyk op N°. 18 getoont wort. Deze ftadt, van welker gelegen- heit wy al gefproken hebben op de reize naer Veronis,legt te water gerekent, om de kromte en bogtigheit der rivier, 180 wurlt van Moskow. Hier over de rivier ziet men een brug of vlot van balken leg- gen , die zoo aen een gehecht zyn, dat'er eenige konnen gefloopt worden , om de aenkomende vaertuigen doortogt te geven. Wy bleven hier tot 7 uren na den mid- dagh, terwyl het icheepsvolk het zeil ge- reet maekte. Met den avont kregen we . de rivier Occa , komende van 't Zuiden , V)frocca. daer de Mofqua invalt. Zy is hier zeer breetj
|
||||||||||||||||||||||||||
han te reizen : en berichtte my dat ons
vaertuigh , waer in hy veel lakens had , nogh óo wurft hooger op getrokken was. Waerom wy genootzaekt waren met de fchuitjes te volgen. Wy quamen daer aen des avonts ten 1 o uren : maer dewyl het nagt was, en alles nogh over hoop lagh, wilden wy met ons goet niet aen boort gaen , maer legerden ons op het laat by een goedt vier. Hier fterkten we ons hart met een brave zode vifch, die wy onder- wege van de vilTchers , die ons ontmoet Waren , voor drie ftuivers gekocht had- den } een geringe prys ten inzichte der zode, die in fchonc baers en fnoek be- ftont. Nadat ik in het aenkomen naer deze plaets eenige brieven had afgevaer- digt naer myne goede vrienden'zoo wel in 'tVaderlant, als te Moskow , geraekten we des morgens ontrent 10 uren den 14 |
||||||||||||||||||||||||||
*"%■■
í* .
|
||||||||||||||||||||||||||
:¾~:
|
||||||||||||||||||||||||||
Gedacn
te der |
der maent met het vaertuig voort. De
Ruften geven het den naem van Stroek, |
|||||||||||||||||||||||||
Strocken. zynde niet van de grootfte foort, maer
|
||||||||||||||||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
|||||||||||||
pt
|
|||||||||||||
breet, gelyk ook de Mofqim , die ons [Klooiler is, gebout van ileen, en leggen- iyk k.|0ó,
tot hier toe fmal was voorgekomen. De- de zeer vermaeklyk in 't geboomte opdenfter. |
|||||||||||||
fce rivier Ipruit niet verre van de grenzen
van 't Crimifch Tartarie, loopende door 'tzuiderdeel van Moskovie ten ooften der ftadc Moskow dóór het Hartogdom , en voorby de ftadt Nify Norogorod in de Wolga. Dit is een zeer vermakelyke hoek, leggende aen de rechter zyde het dorp Kiekiena Sérophof, waer in twee groote gebouwen zyn,waer van het eene door den Bevelhebber bewoont wort. Aen de flinke zyde is mede een dorpje met een groot gebouw. Dit was nu 10 wurft van Kolomna. Hier was de loop der rivier vry rechter,zoodat wy beterfpoedt maek- ten, en den ganfchen nacht door voeren. Des morgens den z6zagen wy aen deilin- ke zyde het dorp Dedenawa met een fraeie Kerk, leggende aen de rivier 30 wurft van Kiekiena. Aen beide de zyden is een bofch van kleen geboomte} de rivier hout hier dezelve breette. Ten tien uren had- den we weder een dorp aen de rivier, gaende meeft zuidweft aen. Na den mid- dagh een groote ilreek voortgetrokken zynde ooft ten zuiden, quamen we ten 2 uren aen het dorp Bilmoet, leggende een weinig van de rivier af. Dezen dagh be- gon het gebergte zich weder hooger te vertoonen, en gaf een vermakelyker ge- zicht. De rivier was hier weder bogti- ger. Ten 5· uren kregen we ter rechter zyde weder een dorpje,leggende ten dee- le by de rivier en eenige huizen op het ge- bergte, gaende al O. N. Ooft aen. Het lant en geboomte vertoonde zich hier wonder groen. Kort hier aen trokken wy weder voorby een dorpje , leggende op den uiterften hoek van 't gebergte. Hier tekende ik een gezigt dat vertoont wort op N°. ip. Hier verliet ons het hoogh gebergte , dat wy maer alleen ter regter zyde hadden gehadt. De rivjer wert hier ook weder fmaller. Des avonts hadden we van wederzyden het lant berg- achtig met kort geboomte. Nadat wy des nagts eenige dorpen waren voorby ge- varen , vonden wy des morgens den 27 weder aen de rechter zyde een hoogh ge- bergte , waer op eenige dorpjes ter flinke zyde. Hier zagen wy vele koejen en fchapen in 't lant weiden. Ondertuflchen quamen dagelyx viflehers by ons met klee- ne fchuitjes uithoornen gehouden, die ons voor 3 of 4 ftuivers zoo veel baers en fnoek verkogten, dat'er genoegh was om 7 of 8 menfehen mede te voeden. Nu gingen we ooft aen, en hadden ten 8 uren in de rivier ter flinke zyde een lang eilant vol geboomte : ontrent den middagh eenige dorpen, daer wy aen de flinke zyde naer toe wendden. Vervolgens nogh andere dorpen aen de zyde van 't gebergte , ook Aenzien- bet Bogoflova Monaftir , dat een fraei |
berg:waer benevens een aengenamegroe-
ne vlakte is,die zich tot aen de rivier uit- ftrekt, en meenigte vee in zich behelft , dat daer loopt grazen. Dit Klooiler legt ten N. Wellen van de rivier , 20 Wurft van Pereflaw. Wy geven'er u de verbeel- ding van op N°. 20. Het lant is hier on- trent zeer vruchtbaer: waerom'er vele dor- pen dicht by een leggen. Ten 3 uren verliet ons het hooge lant: en een uur daerna trokken wy aen de flinke zyde door eenen inham van de rivier genaemt Proraterj zynde ι r wurft van Pereflaw. Toen ontmoetten wy eenen anderen in- ham , zoo groot als een rivier, die zich een groot ftuk wegs in het lant verfpreit. Een uur daer na nogh een derde ter rech- ter zyde, die het lant in naer 't gebergte vloeit als een groote rivier, en zich wyt en zyt heen ftrekt. Maer wy konden nier. anders bemerken of het was ondergeloo- pen lant. Hier hernam de rivier weder hare bogten. Ten 6 uren geraekten wy voorby het dorp Fabrenewa op het gej bergte, zynde het lant hier al meeft on- der water, zoodat ook zeer veel groote boomen daer onder zyn, dat zich in 't aen- zien vertoont als een kleene Zee. Het lant fchynt hier zantagtigh. Op deze ilreek ontmoetten ons dagelyx vaertujgen van Caian en van elders afkomende , die met groote moeite en hulp van vele men- fehen met de lyn moeten voortgetrokken worden. Dogh de wint hun dienende, zettenze het zeil ook by. Hier zagen wy veel gevogelte, Eenden, Snippen, Kie- vitten., en dergelyke -, en met den avont quamen wy voor Borofske Monaftir, een Klooiler, dat ook van fteen opgebout op eenen bergh legt, zynde een weinigh van de rivier af daer een dorpje by , gelegen 3 wurft van Pereflaw; by welke ftadt wy aen deze zyde den nagt over bleven leg- gen. Den z8 s'morgens voeren wy daer voorby aen de rechter zyde in dompigh weder, dat ons belette dezelve naer wenfch te befchouwen. Zy legt weinigh van de rivier af op eenen bergh , op de hoogte van 4f graden 42 minuten, dragende den Percflaw'* naem van Pereflaw Refanske naer de Pro- incie Refaen, waer van zy de hooftftadt s. Wy trokken dus voorby verfcheide orpen , leggende op het gebergte , ne- ens veel lant, dat onder water lagh, zoo at het wel wat zweemde naer onze vee- en, en my voorquam als de vaert tuf- chen s'Gravenliage en Leiden. Hier za- en wy ook het groot dorp, dat 8 wurft an Pereflaw legt,en toebehoort aen Tie- affe Ivanits Erfofskie , Gouverneur van ftrakan, waer ontrent wy eenige Ruf- en zagen, die daer drie tenten haddenop- eflagen , naer allen fchyn om zich aen |
||||||||||||
den
|
|||||||||||||
E
|
É Æ Å Í,
|
||||||||||||||||||||||
R
|
|||||||||||||||||||||||
71
|
|||||||||||||||||||||||
den rivierkant te verlutligen. Wyders lyk, zynde laeg en boiachtigh, Waer on-
waren vele dorpen en geboomte ter rech- j der ook eenigh weilant. Ten é ï uren ter en ter flinker zyde, en het lage lant J hadden we het dorp Terinske aen de rech- al meeft onder water. De rivier vonden terhant, daer we met de kleene fchuitaen- |
|||||||||||||||||||||||
roeiden om bier te halen , maer vergeefs,
dewyPer niets te bekomen was. Nu wa- ren we nogh 100 wurft van de ftadt Ka- fimof, en op den middagh zagen we een dorp, dat zich op het gebergte wyt uit- ftrekte langs de rivier, gelyk ten é uren weder een, gelegen by den hoek van de hoogte, waer aen vlak lant volgde, dat al veel onder water ftondt. Het gezicht, dat ik hier op papier bragt, is te zien op Hier haeldcn wy het zeil met eenen N.
Ooftenwint weder op : maer het duurde niet lang} en men moft de handen weder aen de riemen flaen. Als wy weder eenige dorpen voorby waren getogen , vonden wy het lant zodanigh ondergeloopen, dat men niet als water, geboomte, en lucht zien kon. Met den avont haeldenweeen Stroek van zyn Gzaerfe Majeiicit in , die met ankers geladen naer Á tof ging , ne- vens nogh een kleener vaeituig. Wy ga- ven elkander eenige eerfchoten met muf- quetten en piftolen. Nogh 30 wurft van Kaiïemof afzynde, roeiden we des nagts met Ç riemen, om de helft van 't volk by poozen te laten ruiten* Nu verfchenen met den eeriten dagh van Mei in den mor- genftont eenige dorpen wederzyts voor onze oogen , en verder eenige groene vlakten leggende op het gebergte. Ten een uur quamen we voor cïc ftadt Kafiem-KaGemofi of, die aen de flinke zyde op en tegen het gebergte aen de rivier legt. Alle de huizen zyn hier van hout, gelyk ook de vier Kerkjes. De ftadt zelve is zonder muren, maer tamelyk groot. Alleen ziet men eenen ronden fteenen toren, die aen een Turxe Moiquè behoort, dewyPer nogh eenige Turken woonen , ook Tar- taren. Ik begaf my met eenige Armeniers aenftonts naer de ftadt om ververfching , |
|||||||||||||||||||||||
wy hier zeer wydt, en ons met het val-
len van den avont van 't geboomte omcin- gelt. Het lant was hier ook zoodanig
door't water overilroomt, dat men het
naulyx kon onderkennen of betreden. Het
was fchoon weder , maer door de ftilte
zeer heet. Zoodat ik, om my te verlufti-
gen, met de fchuit, die daeglyx om hout
te halen ging, aen lant voer, om te zien
of'er eenigh wilt op te doen was. Dezen
avont roeide ons een groote bark , van
Moskow afkomende , voorby , toen we
nogh 6 wurft van de ftadt Refanskie af
waren. Daer wy des nagts voorby dry-
vende, ons volk eenig bier met de roei-
fchuit lieten halen. Den 29 ten 7 uren
10 wurft van de gemelde ftadt afzynde ,
vonden wy het lant aen de flinke zyde
eenige vademen van een gefcheiden : daer
de rivier doorvloejende , in het lant een
groot lak gemaekt had, dat met fchuiten
bevaren wert. Vermits den nevel konden
wy hier geene dorpen zien. Een wurft
verder werden we weder eenen andeten in-
ham gcwaer,daer het gezeidelak of meer in de rondte fcheen te eindigen. Hier za-
gen wy veel.paerdcn en ander vee weiden, en aen geene zyde van het lage lant een
hoogh gebergte. Ten ñ uren konden wy
aen de flinke zyde geen lant meer beken-
nen , als ftaende geheel onder water tot aen het gebergte. Gekomen op eenen
hoek, daer het water met eenen inham
liep, zagen wy het lant weder, en eenige
flechte huizen daer op. Deze plaets voert
den naem van Ktefirm. Wy zagen'er
vele vaertuigen leggen. Ten 11 uren wert
het zeil voor de eerfte mael opgehaelt met
weinigh wint,die uit den Ooitenopquam.
Ter regter zyde zagen we het Klooiter
Terigho,en eenkleen dorpje daer nevens.
Ontrent den middagh het Klooiter Solo-
|
|||||||||||||||||||||||
lade, dat een tamelyk groote fteene Kerk: en vooral bier te halen j maer vruchteloos,
heeft. Het dorpje legt daer by langs heen 'dewyPer niet te halen was in een plaets ,
|
|||||||||||||||||||||||
op het gebergte. Na den middagh de
den we weder een korte ftreek met het zeil, en zagen meenigte groote boomen met den ftam tot aen de takken onder wa- ter, waer van wy het bladt niet konden bekennen; maer wy zagen aen de bruin- heit der ftam men hoe hoogh het water was geweeft. Dit gebeurt zoo alle jaren tot de maent van Juny, wanneer het wa- ter weder begint te vallen. Na het trek- ken voorby verfcheide dorpen , weder- zyts gelegen, en het ontmoeten van eeni- ge vaertuigen , lagen we des nagts ftil. Den zo zagen we met den morgenftont op eenen zantheuvel nogh eenkleen dorp- je en weinige huizen in de laegte, het lant ook aen beide de zyden met de rivier ge- |
|||||||||||||||||||||||
die zeer fchrael verzien was- Wy roeiden
dan weder naer ons vaertuigh , waer me- de wy, dewyl dat vaft zynen wegh ver- volgde , een uur werx hadden , en on- dertuflehen vele dorpen zagen. Ons volk middlerwylcn om hout uitgegaen , vont in 'tbofch vele afpergcs,wacr van het een goet gedeelte medebragt. Wy vonden ze wat dun en langh , dogh goet van fmaek,en bequaem tot itoven. De groot- lte zogt ik by een, om ze op onze wyze te kooken, en toe te bereiden. Nogh eenige dorpen,aen de rechter zyde,voor- by getogen zynde, kregen wy den wint vry hart uit het Ooitenten Zuiden, dat is, ons vlak tegen , zoodat wy genoegh te doen hadden met van deu regter kant der |
|||||||||||||||||||||||
Ê ri*
|
|||||||||||||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
||||||||||||||||||||||||
74
|
||||||||||||||||||||||||
rivier af te houden ; rakende al eens ons toekomende , verfcheide kruiflèn
aen den gront vaft , dogh kort daerifloegh, en zich telkens tot den gront toe aen Weder vlot. Hier merkte ik aenjnederboogh. Het welk onze Ruilen zien- |
||||||||||||||||||||||||
dat deze vaertuigen by hart weder wei
nigh naer hun roer luifteren. Want eenigh fcheepsvolk'ging zitten op den boom , waer mede het geftuit wert |
||||||||||||||||||||||||
de, met de kleene fchuit daer naer toe
roeiden, nemende met zich het geen wy elk gaven om hem te brengen , waer on- der verfcheide brooden. Want het was |
||||||||||||||||||||||||
om het door het bybrengen van dit ge- een arm man. Wat voortgetogen , ver-
wicht weder uit het water te lichten , j namen we drie vrouwen met hare kinde- en vervolgens naer de zyde in 't water j ren, die ze op den arm hadden, waer aen te doen vallen, om ljet met te meer-1 we infgelyx ons mededogen toonden. De- der krast door hulpe der roeiers te doen ze menfchenvan het gebergte eenige vaer- |
||||||||||||||||||||||||
i . .', « . . 'i... _____^___~~„ ,Ð<.É«
|
tuigen in 'toogh krygende , komen aen-
ftonts naer beneden aen de rivier, op hoop van een aelmoes te zullen ontfangen. Aen 't einde van dit gebergte gekomen zynde zagen we twee dorpjes daer bovenop leg- gen, en kregen toen weder vlak lantvoor ons, ftrekkende zich het gebergte lande- waert. Ten f uren deeden we door de draejingen der rivier een ftreek met het zeil met den Noorden wint, die anders een tegenwint is, tot aen een ander ge- bergte , hoog, zonder geboomte, dogh alzins groen, waer op twee dorpjes lagen. Wy hielden dit aen de rechterhant, en roeiden weder Ooft aen recht in den wint op. Ons kort daer aen bevindende ne- vens een Kabak, roeide ik met eenige luiden daer na toe om bier te bekomen : maer wy vonden dat zeer flegt. En on- dertuflchen konden we in geen uur ons vaertuigh weder inhalen. Na het varen voorby eenige dorpen , was de wint zoo hart en tegenftrydigh , dat we genoot- zaekt waren eenige uren ftil te leg'gen. Toen trokken wy door twee rivieren, de eene ter rechter zyde genaemt Molfua Raka, d'andere 8 wurft hooger op aen de flinke zyde, genaemt Clefina, die van de ftadt Wolodimer komt. Den 4 wederzyts een dorp voorby getrokken , vonden we ons ten 10 uren weder by hoogh lant. Nogh ontmoetten we andere dorpen zoo boven als beneden aen de rivier , digt by elkander gelegen 5 waer van'er een den naem draegt van Isbulets , nogh 40 wurft afzynde van de ftadt Nifen. Hier ont- moette ons een bark met 1 o riemen , die vele vanen op had, en tamelyk wel tegen den ftroom oproeide. Het vlakke lant was hier wederzyds met bofch bezet, en het hoogh gebergte ftrektezich dieper het lant in. Ten drie uren waren we bezy- |
|||||||||||||||||||||||
draejen. Ontrent den avont quamen we
aen een groot dorp , leggende op en te- < gen het gebergte aen de rivier. Hier tekende ik een gezigt, dat getoont wort op No. iz. Des nagts nogh eenige dorpen voorbygetogen zynde , quamen we des morgens den æ der maent aen de Alaetma. ftadt Alaetma , gelegen do wurft van
Kafiemof. Deze plaets is gelegen bo- ven op het gebergte , en ftrekt zich verder landewaert uit: zoo dat men ze van de rivier , aen welker flinke zyde zy ten zuiden legt, niet geheel kan te zien komen. Zy is tamelyk groot. Et- • telyke huizen daer van ftaen aen den oe- ver buiten. Agt Kerken zyn'er in. Ront- om de ftadt zyn verfcheide dorpen. We- derzyts is een vermakelyk gezicht van bofch , waer door men verder voort- getogen , eenige dorpen weder ont- moet. Ten f uren zagen we ter flin- ke zyde een vlakke weide, en daer in veel vee. In 't afgaen van 't uitterfte des bergs ziet men een dorp , daer een inham van de rivier naer toe fchynt te draejen tuffchen de vlakten en geboom- ten heen. Hier was de rivier nogh al vry breet , en al meeft op eene wyze , met bofch van wederzyden. Eenige da- gen zagen we hier ontrent vele ganzen met groote troepen vliegen. Den 3 voe- ren we in den morgenftont voorby de Moruma. ftadt Moruma, leggende aen de rivier
op en tegen het gebergte , vry groot van beflagh , en verzien met zeven Kerken, van fteen gebout, nevens an- dere van hout opgemaekt. Men geeft voor dat hier het belle broot is van geheel Ruflant. Binnen deze ftadt, ge- legen 60 wurft van Alaetma, woonen Ruilen en Tartaren. Men rekent ook dat hier ter plaetfe de Mordwinifche |
||||||||||||||||||||||||
Tartaren beginnen. Wy trokken al den het Dudina Monaftir , waer by een
|
||||||||||||||||||||||||
voort voorby vele dorpen , en zagen
veel lant onder water. De rivier was hier zeer breet , hebbende wederzyds een dorp , waer van het eene legt op den hoek van 't gebergte , dat daer zyn begin neemt , en eenige uren verre |
dorpje op het gebergte legt , genaemt
Podweefm. Het Kloofter legt zeer ver- makelyk tegen het gebergte in't geboom- te , zoo dat men daer niet van kan zien als de bovenfpitfen. Ten 5* uren vonden we een vlakte zonder geboomte ter flinke |
|||||||||||||||||||||||
zich uitftrekt , hebbende eenen zandjhant, daer we twee dorpjes zagen, ge-
grondt, en zynde zoo ftcenagtigh, dat'er jyk ook eer rechter zyde op het gebergte, niet wel van de rivier op te komen is. | Hier moften wy een kleene ftreek met het Bedelaers.Hier vertoonde zich een man , die naer;zeil doen om de draejing der rivier. Ten 7u-
|
||||||||||||||||||||||||
RÉIZEN.
|
|||||||||||
te op verfcheide plaetfen van een géfchei*.
den, waer op de Kerken en huizen zich vermakelyk vertoonen. Den omkring hier, van konden wy niet wel nemen om de hoogten en afdalingen, die ons gezicht telkens ftuitten. Op de rivier voor de ftadt zagh men een groote meenigte van vaer- tuigen, gaende en komende van allerhan- de ftreken. Aen d'andere zyde der rivier legt een groot dorp, toebehoorende aen Gregori Demitri Strogenof, verzien meu een fraeie fteene Kerk, benevens eengroot huis ook van fteen, waer in hy by wylen zyn verblyf hout. Dezen avont vertrok- ken van hier de rivier op 48 lange fchui- ten j yder met 1 o roeiers, en in hebbende ontrent 40 perfonen, gefchikt om eenige fchepen met hout geladen , die in het ys bevrozen gelegen hadden , af te halen. Alle welke fehepen behooren aen den ge- melden Koopman, die ontrent deze ftadt zich onthout, geagt, als we reets gezegt hebben,voor den ryxten van geheel Ruf- lant, die aen yder man, gebruikt tot het afhalen dezer fchuiten, 5 Ryxdalers geeft. Dit vertrek deed zich op als het optrek- ken van een halfleger. Dezen avont be- gon mende klokken te luiden, dewyl het feeft van Chriftus Hemelvaert des mor- gens daer aen ftont geviert te worden. Middlerwylen deden wy hier voorraedt op, by zonder van brandewyri j die hier voor göct bekent is. Waerom de Arme- niers zich gewoon zyn hiervan dien drank te verzien, omdat hy hier tot goeden koop verkogt word, wordende voor ontrent 4 ftoop betaelt 2. gulden. De eetbare wa- ren zyn hier even wel te krygen. Men koopt hier een lam of gemeen lchaepvoor Ij of 14 ftuivers: twee kleene entvogels voor een ftuiver : een fchoon hoen voor 3 ftuivers : zo eieren voor een ftuiver : 2 tamelyk groote wittebrooden voor een ftuiver j en ecu gemeen bruin broot van 7 of 8 pont gewicht voor een ftuiver. Hec bier was'cr ook goedt, en tot redelyken prys te bekomen. Men rekent deze fladt van Moskow af te zyn 800 wurft : dat is 16Ό uren; dogh te lande niet boven 100 uren. Zy legt aen de zuitzyde der rivier Occa, diewy, als gezegt is, te Kolom- na kregen, en die zich hier vereenigtmet detivier Wolga, voordezen Rha genaemt. Deze liroomen maken door hunne famen- komfte een groote wytte , wel van over de 4000 voeten, zoo men hun gelooven zal, die de maet hier van by wintertydc genomen hebben. Deze ftadt wort door Ruflen bewoont, zynde nu daer geene Tartaren. Zy is zeer volkryk , leggende op de hoogte van f6 graden , en 28 mi- nuten. Ik had haer gaerne op de ri- vier regt willen befchouwen en afteke- nen, maer kon de Ruften daer toe met geen geit bewegen om het feeft. Want Κ 2 op |
|||||||||||
7 uren waren we benevens het dorp Al-
lena ι f wurft van Nifen. Met den avont Waren we door den harden wint en 't hol- le water genootzaekt aen de flinke zyde der rivier te blyven : maer gingen den f voor den morgenftont weder voort. Vele dorpen dus voorby gevaren zynde , qua- men we eindelyk aen de Scheeprnakery , die langs de rivier tot aen de voorftadt ftrekt,daer zich voor eerft een fraeigroot Kloofter van fteen gebout opdeed , zyn- de met eenen muur omringt. Hier aen volgde een fteene Kerk in de laegte leg- gende met fteene en houte huizen omzet, die zich tot aen de rivier uitzetten. Ver- volgens zagen we daer tegen het geberg- te een groote fraeie fteene Kerk , en het gebergte boven alom met huizen gevult. Nifcn. Toen deed zich de ftadt op,die de Ruilen gemeenlyk Niefiia , of Nifen , anderen weder Nifo en Novogorod, of kleen No- vogorod, anderen ook Nifen Nieugarten noemen; dat een kleen lantfchap of Har- togdom.is met eene groote ftadt, waer van het kafteel op een klip legt ter plaetiè daer de rivier Occa in de Wolga loopt, G,e c" Deze ftadt Nifen is met eenen braven ftee- der fladt.nen muur omtrokken. Om aen de poort te komen gaet men door een lange win- kelftract of bafaer : waer in alle waren te koop zyn. Deze poort naer den water- kant heet Iwanofskic. Zy is van eenen zwaren dikken fteenen muur gebout, en vry diep om door te gaen. Van daer gaet men geftadigh opwaert door een lange ftract, die ten deele in houte bruggen be- ftaet, tot aen de andere poort, genaemt Otawietrofskie , waer by de voornaemfte Kerk van fteen gebout ftaet, genaemt Saboor, waer van de vyf koepels ichoon groen verglaeft zyn met fraeie kruiden daer boven. Benevens deze ziet men het Hof van den Metropolit,mede van fteen, ( groot en rraei gebout: waci ineen fierlyk Kerkje is met een toren daer boven op ; ook nogh een fteene en houte Kerk. By deze poort is mede de Prikacs of Kanie- leryj maer gemaekt van hout, gelyk ook het huis van den Gouverneur. Wyders is'er in de ftadt niet veel aen te merken, als zynde kleen van begrip , gevult met houte huizen , en verzien maer mee twee poorten. Buiten de poort aen de lant- zyde is het heel vermakelyk om het ge- boomte en de byftaende huizen. Om de muren zyn verfcheide zoo ronde als vier- kante torens, waer onder een, die zeer groot en hoogh is, zoodat men daer van zeer verre het gezicht kan laten weiden. Aen de lantpoort ftonden in de galery van het wagthuis binnen voor de poort vier ftukken gefchut. Wat de voorftadt aen- faet, die is vry groot, inzonderheit naer
e zyde der rivier. Men ziet hier mede verfcheide fteene Kerken,en het geberg- |
|||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
|||||||||||||
76
|
|||||||||||||
op zulke dagen bemoeien zy zich nergens boomen waren hoogh, en boven alle ge*
mede dan met zich vol en zat te zuipen, lyk, ftaende de mecfte ftammen in 't \va- In welken ftaet ik'er ook veel zagh , die ter. Ter regter hant deed zich een dorp op de ftraet lagen te ronken. Men ziet voor op het gebergte, en weder een an- hierook met vermaek, op welk eenwy- der beneden aen de rivier. Ten 3 uren ze de arme luiden zich op alle dagen 5gee- week het gebergte, en maekte plaets voor |
|||||||||||||
ne uitgezondert, houden aen de Kabak-of
brandewynwinkels. In het huis , daer wy den brandewyn kochten , bleef ik daerom met voordagt eenige uren, om de vremde fratfenen gramatfen van deze men- fchen, als de dranlc in hun begint te wer- ken, af te zien. Maer dit alles gefchiet op de ftraet, dewyl zy binnen 'thuis niet vermogen te komen. Zy blyven voor de deur, daer een toonbank ftaet, v/aer op zy hun gek nederleggen. Dan wort hun de maet, die zy begeren, met een houten lepel toegemeten uit een groote ketel, en in een houten napje overgegeven j zynde de kleenfte maet een dinske of halve ftui- ver. Dus worden ze berecht door een perfoon, die den ganfehen dagh genoegh te doen heeft om yder te gerieven; zitten- de nevens hem een ander , die op het ont- fangen van het gek paft. Hier aen zyn de vrouwen zoo wel vaft als de mannen , en overladen zich niet minder met dezen drank. In de Bierkabak, daer ze binnen zitten te drinken, zagh ik dezelve figuren. Het was nu de zefte der maent, waer op wy vaftgeftelt hadden te vertrekken, om het fcheepsvolk vaft voor uit aen boort te krygen. Niet verre van daer bragtenwy den nagt over, en vervolgden des anderen daegs vroegh onze reize. Dus raekten we een lange ftreek voort langs de ftadt en voorftadt,gevende zulk een fraei gezicht, dat ik niet laten konde dat af te teke- nen , gelyk het zich vertoont op N°. 24. Nadat wy twee dorpen aen de flin- ke zyde der rivier, waer van het eenevry groot Weefna genaemt is, waren voor- by getrokken, vertoonde zich hot KlnnC- ter Beftjirske aen de regter hant der ri- vier , dat groot en van fteen gebout is, uitgezondert de daken, leggende weder- zy ts vele huizen, een wurft van de ftadt gerekent. Daer dicht ontrent boven op het gebergte ziet men het Kerkje genaemt 'tJaJToofni , werwaert zich dezen dagh eenige honderden menfehen zoo mannen als vrouwen heen begaven , komende ten deele uit de ftadt, ten deele uit de byge- legéne dorpen; die eenige tenten opfloe- gen, om zich te vervrolyken. Wy ble- ven 3 wurft van de ftadt tot des morgens den 7, ten ρ uren. Toen wy nu vele dor- pen digt aen, en op het gebergte leggen- de, waren voorby getrokken, verliet ons het zelve, en vlak lant quam in de plaets. Vervolgens naderden we ontrent denmid- dagh weder andere dorpen en gebergte , ook een eilant vol geboomte in het mid- den der rivier, wel twee wuift lang. De |
|||||||||||||
een vlakte met een kleen bofch. Ten f
uren naderde ons wederzyts een dorp op 't zelve, en nogh een aen de rivier. Ten 6 uren als we by het dorpTardienits,leg- gende ter zelve zyde aen de rivier, geko·1 men waren, wert het zeil bygezet met eenen W.Z. Weftenwint,dogh kort daer aen weder geftreken om de flappe koelte. Hier zagen we aen de flinke zyde weder verfcheide dorpen , ook een ander eilant in 't midden der rivier zonder geboomte j en voor den avont weder andere dorpen, Wy togen ook voorby de rivier Kerfie- mie ter flinke, en het groote dorpMietf- jowa ter regter zyde, waer in een brave fteene Kerk is. Toen hadden we aen de flinke hant het Kloofter Makaria , een groot gebou van fteen, met eenen fchoo- nen fteenen muur omtrokken; gelykende wei een flot of fterkte, vierkant 'in zyn begrip, en hebbende op eiken hoek eenen toren. Nogh legt'er een toren tuflehen de hoektorens in. Het legt vlak aen de rivier. Ik had het gaerne op het papier gebragt: maer de avont was te veel op handen gefchoten. Het dorp legt'er be- nevens , ook een groote Gban of Kar- wanfera van hout, waer in de goederen der Koopluiden geborgen worden. Want hier is jaerlyx een markt, waer opdemeef- te Koopluiden van geheel Ruflant verfchy- nen om hunne goederen te verhandelen. Waer toe 1 j- dagen geftelt zyn zonder meer. Deze markt wort gehouden in de maent van July. Onze Ruilen met de roei- ichuit hier aen lant gegaen zynde om vis te halen , verftonden dat veertien dagen geleden. zr-ker Ciouverneur van Moskow komende, hier was overvallen door drie barken, in elke waer van 18 Ruffifche roovers waren. In de Stroek van den Gouverneur was geweers genoegh, dogh ongeladen. De Gouverneur echter en zyn volk zich verdedigende bragten drie van de roovers om ·, zynde de reftgenoot- zaekt zonder buit te vertrekken. Dit voorval had hem bewogen zich weder naer Moskow te begeven ; zynde nogh een van zyn volk in het dorp , daer onze RulTen geweeft waren , blyven leggen, om zich van zyne wonden ,< door de ro- vers ontfangen, te doen genezen. Wy dit verftaen hebbende,befloten op
onze hoede te zyn , en maekten vervol- gens al het geweer gereedt, dat wy had- den, en bragten het altemal boven by een. Wy rekenden dat wy 4ofchoten zoo met roers als piftolen konden uitmaken. Gee- nen nacht bragten wyook over of eender Ruf-
|
|||||||||||||
Ruflen
genegen tot Her- ken drank. |
|||||||||||||
R Ë É Æ Ë Í*
|
|||||||||||||||||
f?
|
|||||||||||||||||
Rüflên, eneeii der Armenifche reizigers
hielden gewapent de wacht; behalvendat de helft van 't volk by nagt roeide. Den 8 quamen wy met den morgen-
ftont aen het dorp Bormino, zynde 100 wurft van de ftadt af voortgetogen. Ver- volgens zagen we verfcheide dorpen ter rechter zyde , en verfcheide eilanden met geboomte in de rivier. Wederzyts was Hetc)o het lant alles bofch. Ten 8 uren raekten Gockina. wy voorby het groote dorp Goekina ter rechter zyde , toebehorende aen Feudor Alexewits Golowin. Het flrekt zich ver- re langs de rivier, ook op het gebergte uit, en beftaet, naer men zegt, in 7000 huizen. Hier quamen de boeren naer ons toe roejen met fchuïtjes om broot aen ons te verkoopen; Voortgaende zagen we verfcheide eilanden in de rivier , die hier van groote uitgeftrektheit is , dryven. Ten io uren trokken we door de rivier Soera, die uit het Zuiden komt, daer het hoogh gebergte een begin neemt. Waer onder langs de rivier een groot dorp legt, WaffierPëenaemt Warfld j zynde boven op den cndeftadcDergh- de ftadt Wafiïeligorod,die men van Waffieli- de rivier niet zien kan, omdat het hoogh gorod. gebergte daer Voor legt. Maer men be- richtte my dat ze kleen , en zonder mu- ren was,en ifihoute huizen beftont. Men rekent dat ze 12.0 wurft van Niefna gele- gen is. In deze lantftreek woonen veele Czeremifle Tartaren, die zich uitftrekken tot en voorby Cafan. Digt hier ontrent lagen nogh twee dorpen ; vervolgens de rivier Wetluga ter flinke zyde. Als wy ter rechterhant het Junka Kloofter voor- by waren, bevonden we ons ten 4 uren De ftadt benevens de ftadt Kufmademianski, gele- demianf- £e" 4° WUr^ Val1 de 'aeti^e ^t· ®cze
ki, ' is tamelyk groot, ftrekkende zich ter
|
|||||||||||||||||
de noglv 80 wurft van Cafan. Hier on-
trent zagen wy ook het dorp Bellawalska, daer ons volk ververfching met de roei- fchuit haelde. Ten 3 uren raekten wy met eenen goeden wint voorby de ftadt Swyatski, leggende op eenen bergh, ver- Swyatski. zien met een Kafteel, en verfcheide ftee- ne Kerken en Kloofters. De muren eri huizen zynalle van hout. De rivier Swya- ge van het zuidooften komende , · loopt voorby en rondom de ftadt, als om een eilant, en dus in de Wolga. Tegen over de ftadt aen dezelve zyde legtopdenhoek van het gebergte het dorp Soldaetske Sla- bode. Tuflchen dit en de ftadt loopt de rivier in de Wolga: gelyk in de verbeel- ding daer van hierop N°. æ f wort gezien; leggende een vlak eilant voor de rivier Swyage. Wy hielden het gebergte van de gemelde plaets,en zeilden Z. half Ooft aen, en raekten in korten ftondt voorby verfcheide dorpen aen dezelve zyde. Ten 6 uren vertoonde zich de ftadt Cafan aen Cafan. de flinke zyde van ons , in eenen afftant van ontrent 4 wurft. Zy doet zich zeer fraei op door de verfcheide Kerken en Kloofters, en den Reenen muur , die om 't Kafteel getrokken is. Kort te voren waren we getrokken ter rechter zyde der rivier voorby de feheepmakery of werf, die 6 of 7 wurft daer van daen is gelegen, omdat de rivier daer zoo wyt is. Hier ftonden 40 fmakken op ftapel, en veele andere reets begonnen aen de zyde der ftadt. Men geeft voor dat'er 380 van de- ze vaertuigen gemaekt zullen worden, en een gedeelte daer van naer Aftrakan gaen, om de Cafpifche zee te bevaren , andere naer andere plaetfen. In het doortrekken bragt ik het gezicht dezer ftadt Cafan, zoo goet als ik kon op het papier , gelyk op N°. 16 te zien is. Zy legt in Afie, in Gelegen, het wefterdeel van Tarrarie, onder hetlieit der gebiet van Moskovie aen't riviertje Cafan,fladt' by de inwoners Cafamke genaemt j dat in de Wolga vloeit. Zy is de voornaemfte van 't Koningryk of lantfehap des zelven naems, gelegen tuflchen 't lantfehap Bul- garie, en het volk , dat men C%.ercminfi noemt. De ftadt zelve is met houte mu- ren omtrokken. Wyders voeren wy on- trent deze ftadt veele groote eilanden voor- by, leggende als boffchen in de rivier. Nu moft men weder roejen , dewyl de wint uit het Weften door de draejing der rivier ons tegen was. Tien wurft opge- varen , hadden we het dorp Nifne Oeflon nevens ons , en kort daer aen eenige an- dere, alle aen de rechter zyde. Aen dit gebergte zyn vele kalkovens , in eenige van welke gebrant wert. Ter flinke zy- de ftondt veel lant en geboomte onder wa- ter. Des morgens den 10 hadden we de rivier Kama,' die van de flinke zyde in deDe j ßߥ Wolga valt; zynde 60 wurft van Cafan.Kama. Ê 3 Zy |
|||||||||||||||||
rechterzyde langs de rivier , en ten deele
op het gebergte, uit. Zy heeft al mede geene muren. Met het wakkeren van den zuidenwint haelden wy nu het zeil op en hadden het lant aen wederzyden gelyk, voor het grootfte gedeelte bezet met lin- deboomen, en geheel zonder gebergte. Nu keerde de wint weder , en deed ons het zeil ftryken. Veele eilanden in de rivier ontmoet hebbende, voeren we des nagts Sabakzar. voorby fe ftadt Sabakzar , leggende ter rechter zyde der rivier 40 wurft van de laetft gemelde ftadt af tegens de hoogte. Zy quam my ook vermakelykeren fraeier voor. Hierna kregen wy weder eenige |
|||||||||||||||||
Kokfcha
ga- |
|||||||||||||||||
dorpen, ook de ftadt Kokfchaga, gele-
|
|||||||||||||||||
gen aen de flinke zyde, 30 wurft van Sa-
bakzar. Des morgens den ñ vonden we hoogh gebergte nevens ons, en voeren een groote Stroek, die naer Cafan wilde, en verfcheide roeifchuiten voorby in ftil, dampigh, en warm weder. Op den mid- dagh hadden we het dorp Blowolska ne- vens ons,ter rechter zyde der rivier ;zyn- |
|||||||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
||||||||||
7%
|
||||||||||
dat de ftadt Achtoeba daer mede gelegen
heeft, maer dat'er van de puinhoopen niets is overgebleven , dewyl de laetfte fteenen der vervalle gebouwen wech ge- voert zyn om te gebruiken aen den bouw van Aftrakan en andere fteden. My dan aen lant begeven hebbende , vond ik de voorftadt of het dorp heel groot, leggen- de ten deele beneden aen de rivier, ten deele tegen en op het gebergte : daer wy op moften trekken om in de Bafaer te ko- men. Op ons aenkomen ontftont'er brant in de huizen tegens het gebergte, zoodat 'er in korten tyt ƒ of 6 in volle vlamfton- den, en voor ons vertrek van daer al to in een halfuur tyts door 'tvierverflonden waren 3 blyvende de brant al duren om den harden wint, waer door de Ruften de byftaende huizen zoo ipoedigh niet afbre- ken konden om den brant te fluiten. De eetwaren kregen we hier, gelyk te Nief- na, voor eenea kleenen prys. Jk had de ftadt wel naeukeurig willen bezichtigen: maer ik kon het niet doen omdat ons vaer- tuig middlerwyl al voortging. Dogh ik verllont dat zy groot, en met eenen hou- ' ten muur omtrokken was: dat'er 8 fteene Kerken en 5 of 4 fteene Klooftere , en over de 10000 huizen in waren, alle be- woont door Ruilen. Want de Tartaren onthouden zich in de bygelegene'dorpen. Hier van daen raejende , vonden we ons vaertuigh zoo verre vooruit, dat wy een uur of twee werk hadden, eer wy daer by konden komen. Hier by quam dat op ze- kere plaets de rivier geweldigh overal ront draejende was, ook zeer diep , en krag- tigh van beweging, waer door groote gol- ven veroirzaekt werden, niet zonder ge- vaer voor ons die met zulk een kleene fchuit daer door moften arbeiden. Deze ftadt wort gerekent te leggen 180 wurft van Cafan. Vervolgens zagen we nogh ve.de: eilanden en geboomte in 't water , niet onvermakelyk om te aenfchöuwen. Zoo was ook het groen gebergte, dat we door het geboomte heen zagen. Een uur na den middagh hadden wy het dorp Sin- Het dorp giela ter rechter zyde 30 wurft van desingiela. laetft genoemde ftadt. " 'T zelve is groot, en ftrekt zich langs de riviefuit. Een weinig verder was weder een ander. Bei- de worden zy door Ruilen bewoont. Vee- le fchapen weidden hier ontrent. Aen de flinke zyde was laeg lant zonder boomen. Ten 7 uren openbaerde zich aen de rech- terhant het dorp Bektaske j een uur daer De dor- na het dorp Nove Devitske-Salo, byzon- Pe" Bek" der groot en dicht betimmert, leggende ^o^e De- als tuflchen twee bergen , en ten deele vitske-Sa- daer op, ook tot aen de rivier. Daer in lo. zyn verfcheide Kerkjes en een groote to- ren. Wy roeiden ai dicht nevens het ge- bergte heen, dat groen enaengenaemom te zien was. Des nagts quam een roei- fchuit
|
||||||||||
Zy was zeer breet, komende van 't N.
Ooften met zulk eene vloejing, dat men veele uren op het water daer van vaert. Men getuigt dat dit water bruin is: maer dat heb ik niet kunnen zien, dit wel,dat het zoo zoet is, dat de Wolga daer fma- kelykei· van wort. Veele dorpen weder voorby zynde, vonden we ons ten 8 uren nevens het dorp dat Kierietska genoemt wort, leggende op eenen heuvel bene- vens de rivier. Op den middagb voeren we ter rechter hant voorby het ftedeken Het fte-Tetoetfieof Tetus, po wurft gelegen van deken Caian op een hoogh gebergte. Het is met Tetoetiie· eenen houten muur omzet j dogh weinig is'er binnen aen te merken buiten eenige ilechte huizen en kerkjes. En in 't voor- byvaren ziet men maer een kleen gedeelte van den muun Beneden aen de rivier is mede een kleen dorpje,van waer ons volk eenige ververfching haelde, ook ys om den drank te koelen 5 want hier zagen wy het fneeu nogh op 't gebergte leggen. Ten 5 uren na den middagh bedienden we ons van den N. Ooftenwint, en Zuid aen zei- lende, raekten weten f uren voorby een byzonder lang eilant ter flinke zyde gele- gen genaemt Starifo, 40 wurft van Tetus. Voor den avont zagen we nogh veele ei- landen met geboomte. Nu weit het we- der ftil , zoodat men weder roejen moft door de rivier , die hier wel een uur roe- jens breet is. Nogh hadden wy het hoogh gebergte ter rechter zyde ; daer we voor een gedeelte van den nagt bleven ten an- ker leggen door den harden onguniligen wint. Den 11 in den morgenftont roei- de ik met eenige Armeniërs en Ruilen naer het lant om ververfing te halen : dewyl Simbiers-We hier waren digt by de ftadt Simbierska, ka. die aen de rechter zyde over het gebergte legt ontrent % wurft van de rivier, wor-
dende gehouden een zeer oude ftadt ge- weeft te zyn, die de Groote Tamerlien zoude verwoeft hebben: waer van ik eg- ter geene overblyffels heb kunnen verne- men. Ook liet de tydt niet toe derwaerts te gaen. Zommigen meenen dat'er ande- re fteden en plaetfen hooger op zouden ge- weeft zyn, waer van eenige overblyfzels zouden te vinden zyn > dogh alles zonder de minfte zekerheit. Dit wilde men my evenwel doen geloven, dat'er by Zarietfe brokken zouden zyn van een out Kafteel, en een gedeelte van defzelfs muur. Ten minfte men ftelt vaft dat'er oude fteden van belang zouden leggen tuflchen Cafan en Aftrakan, waer van eene genoemt zy Achtoeba , gelegen by de rivier Oeffa , waer van ik echter mede niets heb kun- nen vernemen. Dit alleen , dat tuflchen Saratof en Zaritha aen de andere zyde der De rivier Wolga de rivier Oefta bekent is, die ha- Oeffa. ren loop in de Wolga neemt, en door 't lant naer Sibiric vloeit. Men weet ook |
||||||||||
'.
|
||||||||||
REIZEN.
|
|||||||||
79
|
|||||||||
ichuit met RuiTen na by ons , roepende,
van waer we quamen , en waer we heen wilden, en wat vaertuig wy hadden. Wy gaven hun ten antwoort, dat wy van zyn Majefteit quamen, radende hun, ze zou- den van ons afhouden, zoo ze daer niet toe wilden gedwongen worden. Hierop ■verlieten ons deze menfehen , die wy alle voor dieven aenzagen, omdat ze geen kans vonden om buit op ons te halen. Den 11 zagen we met den morgenftont weder- zyts veel gebergte, en op het geen ter rech- ter hant ftont, veel fparreboomen,diewy tot nogh toe niet gezien hadden. Hier was de rivier geen wurft breette roejens , maer zeer diep , zynde dit jaer by uitne- mentheit hoogh geweeft, waer door zoo veel lant overffroomt wert, dat zelfs eeni- ge rivieren niet te kennen zyn geweeft. De Ruilen konden my hier van het rech- te beicheit niet geven, als zynde hier in zeer onkundigh: en eigene waernemingen aen het lant konde ik niet maken , omdat wy al gedurigh voortgingen. Ten ñ uren kregen wy Z. Weft van de rivier aen de regeer hant een vlakte tuflehen het hooge gebergte, en aldaer het dorp SieraBarak, zynde nogh zo wurft van Samara. Hier haelde 't volk ververfing. Vorders was de rivier hier wyder ; ook was'er een eilant met geboomte meerendeel onder water. Ten é o uren zagen wy ter flinke zyde in de vlakte van 't geboomte eenen hoogen ronden bergh , waer op aen twee zyden tot boven toe maer eenigh geboomte ftont. Men noemt hem Sanol Kurgan. Het byzonderc , dat ik hier kon verne- men , was, dat de Ruilen wiften te ver- Verhael te^en s dat daer een Koning ( anderen van eenen zeggen een Tartarifch Keizer , genaemt Tartan'- Mammon) zoude begraven zyn: diewel- y^" eer met 70 Koningen uit Tartarie den WolgaftiOom was opgekomen , om ge- heel Ruflant te overweldigen. Dat deze Vorft hier geftorven zynde , zyne folda- ten , die hy in grooten getale met zich gebragt had, in hunne ftormlioeden en fchilden zoo veel aerde tot zyne grafftede; aenbragten, dat deze berg daer uit zoude gerezen zyn. Een Meen uur van dezen berg af, neemt een ander zyn begin, ge- naemt Kabia Gora, of Kabia berg, ftaen- de vol geboomte, en ftrekkende zich tot aen Samara. Ter rechter zyde ziet men het gebergte vanboven tot beneden zoda- nigh met bofch bezet, dat men het naeu- lyx kan bemerken. Dit bofch beftaet meeft in Wilge-en Elzeboomen. Uit het Schoone gebergte zelf wort veel zwavel gehaelt, zwavel. die zoo fchoon is , dat men die nergens zoo goet vint. Deze is eerft voor twee jaren ontdekt. Nu werken daer aen over de 4000 perfonen, zoo RuiTen, alsCze- remiflèn en Mordwaren , hebbende zyne Majefteit van Moskovic daer opzicnders |
en foldaten geftelt om het werk te bevor-
deren. Het gebergte legt ten Weften van de rivier. Ten æ uren na den mid- dagh quamen wy voor de ftadt Samara,Samara. leggende ter flinke zyde Ooftwaert langs de rivier heen , ook 'tegen en op het ge- bergte dat laeg en zonder boomen is, ge- lyk Í». zj gezien wort, fcheidende des zelfs einde met de ftadt aen de rivier , en niet, als anderen geichreven hebben,, i wurft van den oever. Aen het einde der ftadt ziet men de rivier Samar, daer de ftadt naer genoemt is. Van hier zegt men dat deze ftroom na f of 6 uren weder in de Wolga valt. Deze ftadt is viy groot, Gele- geheel van hout, en met Hechte huizengsnhcit bezet. Zy heeft eenen houten muur,dcr ftatit· waer aen verfcheide torens zya , inzon- derheit een groote aen de lantzyde. De ftadt beflaet meeft het gebergte. De voor» ftadt daer aen gehecht ftrekt zich langs de rivier. Men rekent ze 3 f o wurft ge- legen te zyn van Cafan. Als men'er voor- by vaert, ziet men de poort,en veriêhei- de Kerkjes en Kloofters. Als men 1 f wurft van Samara is, ziet men van de rechter zy- de mede een rivier, die in de Wolga loopt, genaernt Ashda , daer de Samar invloeit. Hier verliet ons voor een wy- le tyts het gebergte van wederzyden. De ftroom was hier weder brcedcr. Na wei- nig tydts kregen we het vorige geberg- te weder ter rechter hant nevens ons. Ten 6 uren togen we ten Noorden van de rivier voorby een nieu dorpje , Imatfik genoemt, tuflehen het geboomte, tegen het gebergte aen leggende. Het lant was hier nogh als voren, ter flinke zyde laeg, en vol bofch, al veel onder water. Vee- Ie vaertuigen, de rivier op-en afkomende ontmoetten we dezen dagh , zagen ook veele uitermatcn groote entvogels, wit en bruin gevlakt. Ten 7 uren week het gebergte weder landewaerts, en veel ge- boomte ontmoette ons onder water; zoo ook aen de flinke zyde, daer wyde Wolf- ka Watfiele of de rivier Waffiele door- D(. r;vier togen. Dit is een kleene rivier, waer by Waifcle. midden in de Wolga een kleen eilant is vol hoogh geboomte. Dit vertoonde zich zeer vremt in 't aenkomen , dogh nade- rende , bevonden wy het lang en fmalj meeft al onder water. Ondertuflèhen kre- gen we het vorige gebergte weder nevens ons, met minder geboomte bezet,en rof- agtigh van koleur. Hier lagh een Stroek van Aftrakan , uit welke wy bericht kre- gen dat'er nogh 14 andere volgden, alte- mael gefchikt om naer Makana te varen om de jaermarkt, waer van wy gemelt hebben, by te wonen : ook ontmoetten we des nagts eenige der zelve. Ten 10 uren bevonden wy nogh 60 wurft van Sa- mara af te zyn by het dorp Perevleko. Den 13 hadden we de ftadt Kaskur ter ê^^ flin-
|
||||||||
8o CORNELÏS de BRUINS
|
||||||||||||||||||||
flinke Zyde ten weften van de rivier leg-
gende 110 wurft van Samara. Zy is kleen van begrip, maer met eenen muur om- trokken, en met torens bezet, alle van hout, gelyk ook de Kerkjes. Het dorp of de voorftadt legc'er benevens : gelyk N°. 28 gezien wort. Ontrent een uur landwaert is nogh een andere ftadt, ge- Sieferon. naemt Sieferon , die tamelyk groot is en met verfcheide fteene Kerken verfiert. Het gebergte hier ontrent is dor en zon- der geboomte, maer landewaert weder goet. Ten 8 uren waren we op het punt |
||||||||||||||||||||
gen dien voor geen geltvcrkoopen,) een
meenigte vifch bequam, fterletten , baer- zen, moeken, en wat des meer is. Veele akerboomen deden zich hier op. Ten 4 uren kregen we na het deinzen van'thoo- ge lant, vlakte met bofch, dat ook zoo was aen de flinke hant. Na het trekken voorby verfcheide eilanden , kregen we ontrent 6 uren eenen zwaren ftorm met donder en regen , ryzende de rivier met hare golven als een Zee. Wy zetten" het een wyl tydts door, maer vonden onshaeft genootzaekt het anker uit te fmyten. Dit |
||||||||||||||||||||
daer van by het dorpje Panfiena in de vlak-) gefchiedde aen de flinke· zyde der rivier
|
||||||||||||||||||||
ten. Ontrent deze ftreek naer Cafan loo-
|
daer het fchip zoodanigh tegen den kant
|
|||||||||||||||||||
KaJmuli
fe Tarta· ten. |
||||||||||||||||||||
pen de Kalmukfe Tartaren zeer veel ro-
ven, nemende menfehen, beeften , en al |
van verbroke boomen aen ftiet, dat onze
twee roeifchuiten, en wy zelfs groot ge- |
|||||||||||||||||||
wech,wat ze vinden. Een weinig voort-
getogen zynde, hadden we de vaert heel krom en bogtigh tuflehen veele byzonder groote eilanden vol geboomte heen : en zoo veel water voor onze oogen , dat de rivier Wolga naeulyx te bekennen was. Nu kregen wy het gebergte ter regter zy- de nader by ons: dat door de groote droog- te dit jaer dor en als door de zon verzengt fcheen, dacr het anders met hoogh gras bezet is. Hierom verlangen de lantlui- den zeer naer regen , dewyl ze weinigh weide voor hun vee kunnen vinden. Ten 4 uren na den middagh hadden wy het dorp Selo ter rechterhant beneden het gebergte ten N. Weften aen de rivier, zynde óo wurft van Kaskur. Hier ont- moetten we drie der voornoemde Stroe- ken, waer van eene aen zyne Majefteit behoorde. Hier in waren veele Kafakfe vrouwen, die naer Cafan gevoert werden. De mannen dezer vrouwen waren in den voorleden jare om hunne roveryen gevan- gen , en alle opgehangen j waer van ik in 't vervolg {preken zal. Binnen een uur Het dorp tydts zagen we nogh drie andere dorpjes Selo. leggende aen de rivier: ook ter flinke zyde Wolska Wafliele of de rivier Wafliele , waer tegen over aen de rivier legt het dorpje Ν ove Derevene of't Nieuwe Dorp, behoorende aen Feudor Alexewits Golo- win. Dezen nagt bleven we een wyle tydts op anker leggen, om het volk, ver- moeit van het lang roejen , wat ruft te gunnen, nadat we nogh 60 wurft voort- gevaren waren. Den 14 der maent gin- gen we een groote ftreek Z. Weft aen , hebbende regt in den wint, varende een groote Stroek met potten voorby, die naer Aftrakan gebragt werden om Ze daer te verkoopen. Ten 11 uren hadden we het dorp Woskrefinka ter regter zyde , ge- legen op eenen heuvel langs de rivier 6f wurft van Saratof. Hier vonden wy het gebergte fteil opgaende, beftaende uit licht graeu zant, en fteenagtigh. Hier daeg- den verfcheide viflèrs op, van wie het volk voor weinig brandewyn ( want ze mo- |
vaer liepen. Want deze vaertuigen zyn
maer met een kleen anker verzien, dat men met harden wintin 't volle water niet kan uitwerpen , als zynde niet bequaem om het fchip te houden. Maer deze ftorm duurde niet lang , en het weder bedaert zynde, trokken we voort. Des nagts leidden wy het ter zelver zyde aen 't lant, daer we optraden, en goet vier maekten. Hier vonden wy veele Akerboomen, ook wilde Rozeboomen , en verfcheide bloe* men. Nu waren we nogh 2,0 wurft van Saratof. Wy keerden na ons wat her- ftelt te hebben weder in 't vaertuig. Maer we waren daer niet lang geweeft , of een der vier Armenifche Koopluiden kreeg een zwaer overval, zoo als hy te bedde lagh. Hy lagh uitgeftrekt niet anders dan of hy zi^re verftikt was. In dezen ftaet bleef hy 2 of 3 uren, na welken tydt meneenigebe- weging befpenrde , dogh zonder fpraek. Middlerwylen tot de itadt Saratof gena- den zynde, leiden wy hem boven op het vaertuig. Waerna hy uit den mont eenig dik bloet loofde , dat ons befluiten deed, dat hy in de keel iets had v.irfen, dat hem dus benaeude. Wy derhalven niets anders dan de doot te gemoet ziende , zagen iii de ftadt naer eenen Arts of Wondheeler , maer te vergeefs. Ik den kranken geene hulp kunnende toebrengen , bezagh ter- wyl de ftadt, die ik gelegen vont in 't Gele- Zuidoofter deel van Ruflant, ten N. Wef- genheit ten aen de rivier Wolga tegen en op het ^!ei' ftap' vlak gebergte. De voorftadt ftrekt zich een half uur langs de rivier. Ik daer een gezicht af nemende, vond ze op de hoogte leggen zonder muren, met verfcheide oute torens. Een quartier uurs van de ivier ftaet een poort,zoo mede eene naer e flinke zyde van de ftadt afgefcheiden : ok eene ter plaetfe , daer men na Mof· owte lande vertrekt: ftaende van de eene ot de andere eenige houte palen. Als men en de andere zyde aen den regter kant an de rivier aenkomt,vint men een diep- e , waer in eenige kool-en moeftuinen yn. Buiten de laetftgenoemde poort ziet |
|||||||||||||||||||
men
|
||||||||||||||||||||
R E Ι Ζ E tó
|
|||||||||||||||||||||
8f
|
|||||||||||||||||||||
itfien het vlakke lant, dat zich verre heen
itrekt, en eenen wegh maekt van harden gront. Van hier gaen alle de Armeni- fche, Ruffifche, en andere Koopluiden, die te lant van Aflrakan komen, gemeen- lyk' naer Moskow. Men ziet'er verfchei- de houte Kerken, en voor't overige niets dat aenmerkenswaerdigh is Daer wonen niet als Ruilen in , die al meeft foldaten zyn, wacrover een Gouverneur het ge- biet heeft. Voor 8 jaren brandde deze plaets heel af, en is federt weder hermaekt. Stroope- Hier ontrent Itroopen de Tartaren mee- ryen der nigvuldigh, en verbreiden zich tot aen de Tartaren. Cafpifche zee en de rivier Iaika. Men rekent deze ftadt gelegen te zyn 3 f o wurft van Samara, op de hoogte van f 1 graden 12. minuten. Wy zagen hier veele vaer- |
ceifie naer het opperftedes berghs, daer
het graf beitelt was. Toen weder aen't zingen, en lezen uit verfcheide boeken. Tans kuilen alle de Armeniers een voor' een zyn voorhooft, en zetten hem mee het laken in den gront, werpende yder een hant vol zant op hem, onder 't flaen van eenige kruiiTen. Toen volgden nogh eenige andere ceremoniën; en men wierp weder een weinig zant, met groot bewys van rou. Eindelyk vulde men liet graf met aerde en fteenen, en ftelde aen 't hooft- einde een groot houten kruis, nevens drie dwarskruisjes onder elkander gevoegt. Daerna wierp men groote fteenen op hec graf, en iiroidc rontom het zelve eenig bufpoeder. Voor het laerfte wert'er nogh een waskaersje aen het hoofteindc gezet. |
||||||||||||||||||||
tuigen leggen met foldaten, die naer Afof
en elders Honden gevoert te worden. Wy trokken nogh voor den middagh hier van daen, hebbende, op de rivier zynde, wei- nigh van de ftadt kunnen befchouwendan alleen eenige torens en't bovenlle der Ker- ken , dewyl de vooriladt dat belette. Weder in het vaertuig gekomen zynde
vonden we den kranken in den zclven llaet leggen tot 3 uren na den middagh, wan- neer hy den geeft gaf. Dit ontzette ons geweldigh , dewyl hy den vorigen nagt aen lant zynde, nogh zoo fris was als ie- |
|||||||||||||||||||||
Deze plegtigheden dusverre verricht zyn-
de, kuilen zy alle hooft voor hooft, den bovenden Heen onder het branden van wierook, dat daer op gelegt was. Toen ftak men het buskruit aen op de wyzc van een loopend viertje. Dit gedaen zynde , wert yder een glaesje brandewyns aenge- boden. Al het volk van ons vaertuig was tegenwoordigh by deze lykftaetfie, die zoo droevigh in zyn werk ging , dat op het bitter wcenen der Armeniers veele der omftanders hunne tranen niet konden we- derhouden. Dufdanigh was de uitvaert van dezen man, dien wy binnen den tydt van 10 uren gezont en begraven zagen. Van welken tydt drie uren in ceremoniën werden doorgebragt. Zyn naem was Pe- trus Archangel,hoorende teSpahan t'huis, daer zyn vrou en kinderen te vergeefs naer hem verlangden. Deze bergh van den anderen afgefcheï-
den, was bezet met Aker-Wilgc-en El- zeboomen, ook hier en daer met Roze- böomtjesj die vol knoppen ftonden. In- dien de gront niet zoo zeer verzengt wa- re ge weeft j zouden wy zekerlyk hier eenige bloemen of kruiden vernomen heb- ben. In de laegtc der aengelegene ber- gen konden wy wegens het water niet ko- men. Dit gebergte wort genoemt Goro Soponofshe, geleden 16 wurft van Saratof.pg b j, De gelegenheit des zelfs , door my afge- Goro sf- tekent, ziet gy op No. zp. Vervolgens ponofski. quamen ons veele aengename gezichten voor, zoo van vericheide bergen, als vlak- ten , tuilchen beide gelegen j daer het fchoonc weder veel toe deed. Des nagts lagen we eenigen tydt op anker. Den 16 kregen we voor ons veel iteil gebergte, waer van veele afgebroke ftukken op den oever nedergeftort lagen. By wylen was , het veel zandagtign, zoodafer duizenden van zwaluwen hunne holen in hadden, daer ze gedurig in-en uitvlogen. Veéle eilanden waren hier weder in de rivier. Ook vertoonde zich de bergh Solajiogori^ of goude bergh j en ten 3 uren na den'mid- L dagFi |
|||||||||||||||||||||
Doot
eens Ar-
|
|||||||||||||||||||||
Rou
daer over bedreven. Lyk- .
dienft. |
|||||||||||||||||||||
mant van ons. Vooral treurden de Ar-
meniers, die aenftonts een katoene deken over het lichaem ipreiden, en om de bee- ncn vaft bonden, Vervolgens leiden ze |
|||||||||||||||||||||
een boek op zyn hooft, en een kruis op
zyn borft, en zetten wierook aen het hooft- einde. Toen begonnen'er twee uit een boek te lezen meer dan een pur lang. De dienaers ondertufTchen vervaerdigdeii van een nieu ftuk linnen een laken, hemt, en broek. Hierna roeiden de knegtcn des overledenen vooruit om een bequame plaets te zoeken, daer men hem begraven mogt. Ondei uiflcb<|n lnzen en zongen zy ten tweedemaei^oor het lyk, dewyl de Lydt naderde omtjet aen lant te brengen , ge- ■lyk gefchieda? aen een inham van de rivier of water, dat over 't lant liep. Het lyk ontkleedt zynde wert het hooft gewalTen, en voorts het geheele lichaem: dat ze een weinig bezyden af op een plank leggende, dennieuwcn broek en het hemde aentrok- ken. Vorders hingen ze hem een kruis om den hals , dat tot op de borft quam. In de rechterkant gaven ze hem een pater- nofter met een waskaersje , in de flinke alleen een waskaersje. Op de oogen lei- den ze een plaefter of doekje , ook een voor den mont, en beide de ooren. De armen ftelden ze kruiswys over elkander. Toen naeiden ze hem in een laken, en bragten hem op eenige ftokken , als een berry aen een gebonden , leggende een karpet of tapyt over hem heen,als inpro- |
|||||||||||||||||||||
1
|
|||||||||||||||||||||
--
|
|||||||||||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
||||||||||||||||||||
Si
|
||||||||||||||||||||
dagh groener gebergte met geboomte be-
zet: waer tuflcheh een kleene rivier, ge- De rivier naerat Doez.wke, haren loop heeft ten N'. |
zoo dat ze niet door te breken was. Wel*
ke dingen de aenleider des werx bezetten- de, geraden vondt den ondank , hier uit te halen, te ontgaen, en ftil ten lande uit te trekken. Dus verre waren we gekomen met wei*
nigh gebruik van het zeil, door den fter- ken ftroom en hulp der riemen elk etmael ontrent 1 2,0 wurft voortgeraekt. Den 17 trokken we met den morgenftont door de rivier Bobloclea, po wui'ft van de laetft genoemde ftadt, en ontmoetten een groote Strock van zyn Majefteit, die van Aftra- kan quam. Hier tekende ik een gezicht af, dat gy ziet op N°. 30. Ten 11 uren kregen we eenen zwaren
ftorm uit het gebergte, hebbende twee mannen aen eiken riem genoegh te doen dat ze aen de zelve zyde hielden, en niet aen de flinke zyde over vielen. Veel ge- boomte ftonthier voor 't gebergte in 't wa- ter : weshalven wy het daer tuffchen zet- ten , en ons met touwen daer aen bonden. Een uur daerna bedaerde het weder. Waer- om wy voortgetogen ten een uur aen de flinke zyde kregen het groot eüant Aiinda- Het ei- Loeka genaemt. Waer tegen over hetlant Alin" gebergte met eenen hoek uitkomt,' en^'Loe" eenen engen doortogt maekt. Men re- kent dit 60 wurft van Zaritfa. Kort hier na raekten wy door een harden tegenwint aen den gront. En als we weder vlot geraekt waren, verhief de ftorm zich zoo geweldigh uit den N. Ooften , waer on- der veel regen viel, dat we ons verblyf gingen nemen aen 't gebergte by eenigh geboomte, waer aen we het vaertuig met touwen vaft bonden, en ons met defchuit aen lant begaven, dewyl de Stroek door de ondiepte daer niet aen kon komen. Het volk viel aenftonts aen het maken van vier, en bezorgen van de keuken. Ondertuf- fchen ging ik op het gebergte om bloe- men of kruiden te zoeken j dogh vergeefs. Daer was niet als dor gcbcrgie , dogh 't eene verhevener dan 't andere. Het woei zoo vervaerlyk , dat men naeulyx gaen - kon. Des vond ik geraden weder naer beneden te gaen. Langs den oever vond ik een foort van kleene kapellen, zittende op het hooge verdorde gras en kruiden. Ik ving'er eenige van, die op debuitenfte zyde blaeu, en op de binnenlte gefpikkelt graeu, ofblaeuagtigh waren : hieronder ook eenige vanfenoone koleur, die ik uit zinlykheit,omdat ze zoo fraei waren, op- zette, en met my voerde. Het weder bleef al duren met koude
tot 8 uren des avonts , wanneer het begon te bedaren , en de wint tot ons voordeel te waejen. Des zeilden we we- der voort, en quamen des nagts ten % uren voor de ftadt Zaritfa, daer wy bleven tot De ftadt s'morgens den 18 : wanneer wy met het Zaritfa., opgaen der zon weder van daer voeren. De-
|
|||||||||||||||||||
Dociiii
ke, |
||||||||||||||||||||
Weften naer de Step $ dat £ ƒ wurft is van
|
||||||||||||||||||||
Saroegamis. Hier kregen wy regen,dogh
kort daer acn weder zonnefehyn. Na eenige uren ontmoetten we een bofch voor 't gebergte, dat ten deele in 't water ftöndt: daer dóór ftorm by höogh water twee vaertuigen waren in geraekt, die daer nogh ontrent in hun geheel Honden. Hier on- trent vonden we eenige huisjes opgeftelt, waer in de viffchers zich bezigh hielden. Eer de zon onderging voeren we voorby de De fladt iïadt Saroegamis, eerft voor vier jaren be Saroega- gonnen gebout te worden , en nu al met ^1*· meenigte opgemaekte huizen bezet. Zy is vry groot, omtrokken met eenen aer- den wal, daer vlytigh aen gearbeit weit Daer zyn reets over de 4000 huisgezinnen van Moskow komen woonen. De bergh, waer op de itadt legt, is aen de rivier hoogh én fteil, en louter rots. Benevens de ftadt ter flinke zyde van de rivier ziende, ver De rivier neemt men de rivier Kamufchinka, die Kamu- naer 't Weften loopt. Men geeft voor |
||||||||||||||||||||
fchinka.
|
||||||||||||||||||||
dat zy komt uit de beek Iloba; die in de
rivier Don valt, die zich in Pontus ont- laft, en Afie en Europe afpaelt. Door deze zelve rivier zegt men dat de Doni- fche Kozakken met booten zich naer de Wolga begeven. Waerom deze lant- ilreek zeer gevaerlyk is, zynde meenig- mael eenigh krygsvolk afgezonden om zulx te beletten. Maer dit werkte zoo weinigh uit, dat men befloot hier een ftadt te ftichten j waer door hier federt meer veiligheit geweell is. Aen d'andere zyde der rivier Kamufchinka wort ook een fterkte gemaekt, mede met eenen aerden wal omtrokken, en dagelyX daer acn ge- arbeit. Evenwel blyft dit werk fteken, omdat het meefte arbeitsvolk dagelyx wechitorf door de quade lucht, zoo men meent, van'tlant. Anderains waren de gedagten zyner Majefteit geweeft door middel van een rivier in de Zwarte Zee te komen. Ik bezagh het begonnen werk, en verftont dat men van meening was ge- weeft de ftadt te bouwen ter plaetfe, daer nu de fterkte gebout wort, maer dat men om de quade Tucht van befluit verandert was. Men was ook bezigh geweeft met eenen dam te maken vanden eenen tot den anderen bergh , om den loop der rivier Kamufchinka in de Wolga te ftutten. Tot opfehorting of verlaten van dit werk deed ook veel dat men bevond, hoe reeds de gemaekte fchutfluizen door zwaer wa- ter, datby wylen in grooten overvloedt uk het gebergte afftort, van hare gront- flagen werden afgedreven en verbroken. Bchalvcn dat de gront onder de opper- vlakte der aerde geheel fteenigh, ja klip- agtigh op vele plaetfen wert oevondèn, |
||||||||||||||||||||
')
|
||||||||||||||||||||
REIZEN.
|
|||||||||
83
|
|||||||||
Deze ftadt legt op een laeg gebergte. Zy
is kleen van begrip, en legt, zoo als my toefcheen, in 't vierkant, hebbende eenen houten muur , met torens verzien. De buitenftadt ftrekt zich langs de rivier en ten deele om de ftadt. De voornaemfte Kerk , die'er in is, is van fteen , dogh nogh niet geheel voltrokken. De ande- re, die men naeulyx zien kan, zyn van hout. Ik tekende het gezigt daer van in 't heen zeilen zoodanigh, als het lant zich wederzyts van de rivier opdoet, gelyk op N°. 31 blykt. Zy legt op de hoogte van 48 graden 23 minuten , ' gerekent 3fo wurit van Saratof. Ontrent deze lant- ftreek wafcht in de boflehen tot Aftrakan toe veel zoet hout, waer van defteel drie of vier voeten hoogh is. Wat vnorrge- •Teüant togen zynde, vonden wy het eilant Ser- Serpiiiske,pjnsjce ter rechter zyde nevensons. 'T zel- ve is 12 wurft groot. Hier agter is een riviertje of beek, komende uit de rivier Don , en vloejende in de Wolga. Maer dit riviertje verftond ik dat met geen fchuit- jes te bevaren is. De Ruilen noemen het Serpienskc, gelyk het eiknt. Kort hier na week het gebergte , en in zyn plaets quam vlak lant met geboomte , even als ter flinke zyde. Ten 10 uren waren wy ó"o wurft al voortgetrokken, wanneer het luftigh uit den Noorden begon te waejen. En wy moften meeft Noort aen varen. Ten een uur vertoonden zich weder twee eilanden ter rechter zyde , en kort daer aen verfchéide andere. Middlerwylen week het gebergte meerder landewaert om, {trekkende zich tot aen de ftadt Tzc» nogar, daer we nogh 40 wurft af waren. Hier ontrent was de rivier 3 of 4 wurft breet. Ten f uren kregen wy vlak voor den wint, die uit den Noortweften zoo fterk opitak, dat men veel werk had om van 'tftrant af te houden. Onze eeneroei- fchuit ouk ftiet zodanigh tegen het roer , dat ze vol water raekte, waerom wy het tou moften kappen en die laten zinken: hoewel men dit wel had kunnen voorko- men , dewyl ik'er kort te voren nogh in geweeft was om mynen Jagthont daer uit te halen, zoodra ik'er water in zagh ko- men : en hem in de andere fchuit over te zetten , die beter en grooter was, gelyk ook eenige perfonen des nagts zich daer in bergden , dewyl het vaer- tuigh vol menfehen was. Nu ging de zon onder , en wy vonden ons voor _Pe a de ftadt Tzenogar , gelegen 200 wurft g3r_ van Zaritha , zoo veel als wy dezen dagh voortgekomen waren. Hier zyn- de werden wy gehouden nogh 300 wurft van Aftrakan af te zyn : leggende de- ze ftadt ter regter zyde aen de rivier op 't gebergte. Het eerfte, dat we hier za- gen , was een wachthuis, dat we maer van boven konden zien. Aen d'andere |
|||||||||
zyde der ftadt is'er een diergelyk , even
als een {pitiê lantaern van houttelamenge- ftelt. De ftadt is kleen, en met eenen houten muur omtrokken , daer verfchei- de torens aen zyn. Van binnen is niet ongemeens. Beneden aen de rivier ftaen 6 of 8 ilegte oude huizen. Hier wilden de Ruilen aen wezen, voor zoo veel ik merken kon, om eenigh geit, dat zy in 't quade weder omgaende hadden verza- melt , aen de armen te geven. Aen de ftadt komende, dreven we door den har- den wint en fterken ftroom een groot ftuk voorby: waerom wy het anker uitwier- pen, waer van het tou, als te dun zynde, aenftonts brak , dat ik al voorfpelt had , zeggende aen de ichipluiden , wilden zy daer aen zyn, dat ze dan het zeil eerder moften geftreken hebben , om voor de ftadt komende het vaertuigh met de rie- men te brengen, daer ze het hebben wil- den. Het werk dus verhoetelt zynde, was het volk genöotzaekt aen den kant van het fteile ftrant in 't water te fpringen, en het vaertuigh met touwen aen lant te ha- len , zoo goed als ze konden : toen de floep te nemen, en het dus weder naer de ftadt te roejen , aen welker zyde wy te- gen het gebergte bleven leggen. Toen begaf ik my aen lant: maer voor de ftadts poorte komende, verbood men my den ingang, dewyl het te laet was, als zynde den avond al gevallen. De Streliê folda- ten hier leggende, nevens de boeren, ftie- ten de poort voor onze oogen toe, maer bragten ons egter broot, bier, melk, en eieren te koop. Toen yder weder te fcheep gekomen was, wert het anker vruchte- loos gezocht om de duifternifle van den nacht, en eerft des daegs daer aen gevon- den. Deze ftadt wort alleen door folda- ten bewoont, om de ftrooperyen der Kal- mukfe'Tartaren voor te komen , die in 't lant zich bj wylcn onthouden, en hun vee daer komen hoeden, dewyl daer goe- de weide is , ja zelf tot ontrent de ftadt Samarazich vervoegen. Den 19 vertrok- ken wy des morgens ten zes uren met ftil weder door hulpe der riemen , dewyl de wint ons tegen was. Hier kregen wy wel haeft laeg en fteil gebergte, even als een muur, boven groen, en aen den oever zandigh, nevens een vlakte , gelyk ook aen de flinke zyde , met kleen geboomte bezet. De rivier vonden we hier ontrent een wurft breet. Op den middagh raek- ten we voorby den bergh Plowooy , die De bergh zich maer weinigh tydts aen de rivier ver- P!°wo0y. toonde , {trekkende zich weder lande- waert in, en leggende 40 wurft van de laetft gemelde ftadt. Ten f uren bevon- den we het lant weder terregter zyde een weinigh hooger zonder geboomte, gaen-» de ook fteil af, rofagtigh zand, en ver- volgens eene viflery, genaemt Kafiartkie^ L 2. ge- |
|||||||||
CORNELIS Je BRUINS
|
||||||||||||||||||||||
S4
|
||||||||||||||||||||||
vaertuigen gehouden aen te komen. Ter*
wyl wy ons dan hier ophielden , zeilden 2 vaertuigen aen d'andere zyde der rivier, die zeer breet is, voorby naer Aftrakan. Het welk de wachters ziende , hen aen- ftonts vervolgden met een kleene zeil- fchuit. Hier vonden we ook twee groo- te, Stroeken ten anker leggen,die den wil hadden naer Cafan. Ten f uren zeilden we met den zelven wint weder voort, zynde het eilant in een half uur voorby getrokken. De Wolga vint men hier op d'eene plaets breeder, dan op d'andere : het lant nu beuvelachtigh, en dan vlak , fomtytsmet, fomtyts zonder geboomte > (trekkende het gebergte , dat daer agter legt, zich uit tot Aftrakan. Ter flinke zyde was niet als kleen geboomt of kre- pelbofch langs de rivier. Ten 7 uren voeren we voorby den bergh Pleckon- agora, gelegen ζ2 wurft van Aftrakan. Ten 8 uren vonden we hier een groote Stroek op de droogte verongelukt, enten deele al verbroken, daer evenwel nogh volk op was. Nu nogh 1 f wurft van de ftadt zynde , kregen we de Kerk Saboor in 't gezicht, dewylze groot en hoogh is. Nu minderde de wint: en wy in deze ftilte onzen wegh vervolgende, quamen een uur voor middernacht 't Aftrakan aen: welke ftadt 2000 of 400 mylen van Mof- kow gerekent wort, als men elke myl voor een goedt uur neemt. Want Kafan wort gerekent ruim halver wegh van Moskow af te leggen. |
||||||||||||||||||||||
gelegen 40 wurft van denberghPlowooy;'
daer we fchoonen vifeh bequamen, als voor- heen. Hier zagen we verder eenen groo- ten uitloop van de Wolga, die zich in het lant ftuit. Nogh ί 2f wurft voort- getogen zynde, bleven we des nagts leg- gen, gaende den 2,0 met den dagh onder zeil, en kregen ten 8 uren den bergh Je- noarskie aen de rivier leggende, nevens ons. Deze ftreek wort gerekent halver wegh te zyn tuflehen Tzenogar en Aftra- kan. Eenige wurften nogh voortgeroeit hebbende, haelden wy weder het zeil op met eenen Noorden wint, gaende Ooft en O. ten Zuiden aen. Ten 10 uren ont- dekten wy een groot eilant in de rivier aen de flinke zyde, met een vlak velt zeer groen, en met kleen geboomte wederzyt3 bezet. Nu gingen wy naer onzen wenlch voort, meelt Zuid aen, en geraekten op den middagh ter flinke zyde aen een klee- ne zantplaets, gelegen 100 wurft van Af- trakan. Aen dezen hoek van 'tlant draeit het water zoo ilcrk in de rontte , dat'er veele vaertuigen blyven , zynde hier on- trent 40 vademen diepte. Na verloop van een uur kregen wy den wint uit den Wet- ten, en gingen Zuid aen ; daer ons veel ganzen ontmoetten. Ten 4 uren quamen we aen een groot eilant, wel 10 wurft lang. Aen de flinke zyde hier van loopt de rivier zeer breet. Op den hoek van dit eilant legt een wacht van ontrent 30 foldaten, die hun verblyf hebben in drie of vier opgcftelde hutten. Hier zyn alle |
||||||||||||||||||||||
:. ■, ...:. . -..:....
|
||||||||||||||||||||||
XVI. H00FTSTUK.
|
||||||||||||||||||||||
Befchryvmg van Aftrakan. Gekgenheh der Tuinen. Mee-
nïgte van vijfchen* T.evensmanier der Tartaren. |
||||||||||||||||||||||
verftont, en met welke ik gaerne myne
reize verder wilde voortzetten. Hy liet zich dit wel gevallen , en gaf aenltonts laft tot het halen van myn goedt van de ftrant,zonder dat het zou onderzogtwor- den , en liet het vervolgens in myne her- bergh brengen, teweten in de Karwan- lera, daer de Armeniers gewoon zyn hun verblyf te nemen , en waer in de voor- noemde Jacob Daviedof en ik te zamen een bequame kamer namen. De middagh was naeulyx voorby, of daer quamen agt of tien perfonen my gefchenken brengen wegens den Gouverneur. Deze befton- den in een vaetje brandewyn , twee flef- fen met een beter foort van brandewyn, een groote kopere vertinde vaes met roo- den wyn, een diergelyke met Mede, een even groote met fchoon bierj vier groote broo-
|
||||||||||||||||||||||
Komft
tot Aftra kan. |
AEN lant getreden zynde , quam
ons voor dat alle de goederen,die |
|||||||||||||||||||||
wy by ons hadden, daer moften
bezichtigt worden , gelyk gefchiedde; fchoon mynpakkaedjedaer vanverfchoont bleef. Ik begaf my zonder dralen naer den Gouverneur Timafe Ivanewits Urf- fofskie, aen wien ik myne twee vryge- leibrieven benevens den brief van voor- fchryving van Knees Boris Alexewirs overgaf. Waer van hy den inhout gele- tte fchry- Zenhebbende, my met groote beleeftheit ver wel ontfing , biedende my huisvefting aen , omf'an- nevens alles wat ik mogte van doen heb- een van ken 0 \mgu myn verblyf daer zyn zou. verneur. Voor deze vnendelyke aenbiedmg be- dankte ik hem, zeggende die niet te kun- nen aennemeni omdat ik liefft bleef by het gezelfchap der Armeniërs,welker taelik |
||||||||||||||||||||||
Μ
|
|||||||||
REIZEN,
|
|||||||||
nam van de ftadt om te gaeri, digt aen
de rivier, op of tegens de hoogte, en van daer hooger op naer de Krafnie warate of Roode poort, die op de hoogte der ftadt, en den uiterften hoek legt. Van deze/ gaet men landewaert naer de Gictnie wa- rate of Poort van het Koornhuis , die gefloten is, zynde binnen aen dezelve nogh een poort, die in het Kafteel komt, waer door men in-en uitgaet. Dit koornhuis ftaende buiten de ftadts muur is met eenen diergelyken muur omtrokken. Vervol- gens gaet men aen de Motfagoflkie warate of Motlagoftkie poort : by welke een houte poort is,die buiten de ftadts muren ftaet, nochte onder de ftadts poorten gerekent wort. Zy wort genaemt de fartarifche warate 3 dewyl aen die Zyde de
Tartaren zich onthouden: 'waerom in de-
zelve altydt een wacht van Ruften is. Van daer komt men aen de Refoltifnie poort^ en zoo tot de Wtfnefemle, Tuflchen de- ze twee poorten zyn twee torens op de muren 300 fchreden van elkander ftaende. Van daer gaet men weder naar de rivier, en voorby de Spaskie poort, die digt aen de rivier ftaet. Dan volgt de Ifadmepoort, buiten welke de vifchmarkt is : daar ook broot, groente, en andere eetwaren ver- kogt worden. Dan ziet men eenen toren aen den muur , en vorder de Gare^skie poon. Buiten deze is de Houtkoopery, en de wooninge van alle brootbakkers, die in de ftadt niet gedult worden. Hier aen volgt de Kabatskte warate of kabaks poort, zynde tuflchen deze twee gemelde mede een tooren aen den muur. Zes dezer poorten komen aen de zyde der rivierj twee behooren 'er aen 't kafteel, dat me- de voorden muur der ftadc gerekent wort. Dan is 'er (want het kafteel heeft'er drie) nogh een derde poort j maar die komt in de ftadt, en wort genoemt Prieftniskinske uf Reine poort, ftaende regt over de Ba- faer, genaemt Bohjaulits of groote ftraet: waer in de voornaemfte winkels der Ruf- fen en Armeniers zyn. Als men door deze poort in het kafteel komt, heeft p* hooft·· men aen de flinke zyde de Kerk Saboor, of Hooftkerk , die voor vyf jaren begon- nen is gebout te worden op koften van den Metropolit Samfon. Deze Prelaet heeft zyn eigen recht over de Geeftely- ken, ook zyn eigen Prikaes of kanièlerye aen zijne woning. Hy is ook Metropolit over Tirk, een ftadt onder 't gebiet zyner Czaerfe Majefteit, gelegen aen gins zyde der Kafpifche zee, aen 't Serkaflê gebergte 700 wurft van Aftrakan gerekent. Als men in het voorleden jaer het bovenfte werk wilde op den Koepel ftellen, viel een gedeelte daer van in door de zwak- heit der grontvefting. Weshalven men genootzaekt was het werk te veranderen: en nu is men bezighmet het bovenfte daer L 5 op/ |
|||||||||
bröoden,twee ganzen en verlbheidc hoen-
deren. De brengers, dien ik uit erkente- niflê volgens gewoonte eenige vereering deed, vertrokken zynde , quamen twee foldaten met musketten gewapent, laft hebbende om dagh en nagt voor myn ka- merdeur de wacht te houden. Deze wer- den om de week verwiflèlt. Hier by zond men my eenen Rus , die onze tael wel verilondt , die dienende voor ven- drigh, mydaeglyxverzelde, om, waer het mogt te pas komen, my voor tolk te dienen. Nogh zond de Gouverneur my eenen knecht, om my op te paflèn. Want ik had om verfcheide redenen een eenig periöon van hem geeifcht, daer ik dienft van hebben mogt. Terwyl dit gefchied- de ontfing de Gouverneur tyding dat zyn Czaerfche Majefteit op den eerften dei- Schans maent ^ei de fchans ter Nyen,den Zwe- ier Nyen den toebehorende , ftormender hant had verovert ingenomen,en daerin gevonden 80 ftuk- door <lenken kanon, 8mortiers, eneene bezetting Mer' van ι f 00 'weerbare mannen, dien het ge- rucht liep dat zyn Majefteit hunne vryheit gegeven had. Dus bezorgt zynde van den Gouver-
neur begaf ik my tot het bezichtigen van de gelegenheit der ftadt, waer van ik u de befchryving hier mede deel. Zy is Gei!c" gelegen aen den ooftkant der rivier Wolga, der ftadt. zynde voordezen met de aenpalende lan- den onder den algemeenen naem van Scythie bekent geweeft. Maer nu noemt men het gene tuflchen de Wolga, Jaika, en de Kafpifche zee gelegen is , Nagaja. Het lant ook wort Aftrakan genoemt naer de hooftftadt, zynde voor dezen een Koningryk geweeft. , gelegen in het Afiatifch Tartarie by de grenzen van Ruflant, aen den voornaemiten arm dei- rivier Wolga, die van daer na eenige uren in de Kafpifche zee vloeit. Van Welke waerncinirtg des lydta wy in in 't
vervolg fpreken zullen. Zy legt op 46
f raden, 22, min. op een eilant genaemt
)olgoi , dat aen de lantzyde door een Ideene rivier van 't vafte lant gefcheiden is. Het eilant is ook niet groot , kun- nende dat in weinige uren omgegaen, en de affcheiding daer van uit de ftadt van een hoogh gebou gezien worden. Naer 't Ooften is het befte lant tot aen Jaika. Ten weften is een groote vlakke heide, die men zegt dat zich wel 70 mylen of uren verre naerPontus ftrekt, gelyknogh eenige uren verder naer 't Zuiden tot aen de Kafpifche Zee. Van deze lantzyde komt het befte zout, dat door geheel Ruflant vervoert wort. Deze ftadt is omtrokken met een bra-
ven fteenen muur. Haer omkring is wel ïooneneen uur groot. Zy heeft tien poorten: der ftadt. aen welker eene, genaemt de Nikooljkt war at e, of Nicolacs poort, ik een begin |
|||||||||
U CORNELIS de BRUINS
|
||||||||||||||||
op te zetten, hetwelk bcflaet in vyfto-jwyn, bier, en Mede verkocht wort j en
rentjes met Koepels , daer Kruiden opjde derde heeft het bewint over de Vifle- moeten ftaen. Deze kerk beilaet in den ryen zyner Majcftcit. |
||||||||||||||||
Buiten de ftadt ziet men aen gene zyde
der rivier'een frai fteenen Kloofter ge- naemt Iwanske Monaflir : daerenboven nogh æ andere Kloofters , nevens vele voorfteden of Slaboden, waer van de voor- naemfte en grootfte is daer de Soldaten in wonen , die daer om de Soldaetfe Slabode genoemt wort. Deze legt ten Ooften van de ftadt benevens de rivier Koetoe- me , die in de Wolga loopt. Een an- dere wort geheten Baida, daer de fmak- ken leggen zijner Majefteit. Deze legt recht tegens over de ftadt. Men heeft 'er ook de Cafaufe Slabo.de , de Siepie- lewe Slabode , daer alle foorten van men- fchen wonen, en de Tartarifche Slabode, die afzonderlyk ftaet, en voor het grooite gedeelte van aerde en leem opgebout is; welk leem op de wyze van groote ftee- nen in de zon gedroogt wort. In duf- danige huizen wonen zy by wintertydt. Want des zomers zyn zy in 't velt. In den voorleden jare is deze ftadt, tewe- ten binnen den fteenen muur, ontrent half afgebrant, Zoodat ze voor een ge- deelte nogh over hoop legt, hoewel on- dertuflehen veele huizen weder opgezet zyn. Nadat ik de nieufgierigheit myner oo-
gen voldaen had , verzogt ik verlof van den Gouverneur om af te tekenen het geen my wel gevallen zoude, en ver- kreegh het. Ô"oen begaf ik my met een roeibark op de rivier , om het gezicht der ftadt op de befte plaets te verkiezen, maer de fterke ftroom was oirzaek dat ik niets kon verrichten. My wert dan door gunft des Gouverneurs een grooter bark gereet gemaekt en met een anker verzien. Maer de opkomende regen maekte myn vnornsmpn weder vruchteloos ; totdat
het weder na den middagh opgeklaert
zynde ik myn werk aenving , en des an- deren daegs voltrok. Het gezicht der_ a , ftadt vertoonde zich van de plaets, daeraf-„etea.* de fmakken lagen,zeer fraei en kennelyk.kent. Waer naer ik myne tekening richtte, ge- lyk op N°. 51. te zien is , zynde alles door cyffergetalen onderfcheiden. Dus verheelt N°. 1 het Iwaniske Monafiir, of St. Jans Kloofter: 2 Wiefnffimke , of het Kloofter van Chriftus Hemclvacrt: 5 Wiefnijj'enke warate , of Hemelvaerts poort j zynde de twee gemelde Kloofters buiten de ftadt: 4. de Smolcnske Kerk. f. Spaske monajiir, of het Kloofter van Chriftus verbeelding op den doek. 6. De Kerk Aresjewa : 7. het Amoofna of Raethuis : 8 Dwicfimje '/ Jirko , of de Kerk van de bootfehap acn Maria : 9 de Kabakspoort : 10 Kreml of't Kafteel, daer zyn muur in de ftadt zyn begin neemt:
|
||||||||||||||||
omkring, die vierkant is, zoofchreden,
zynde voor 6 f fchreden brect, en de zy- den 47 langh ; ftaende het agterfte van het gebou ten deele binnen den muur van 't hof des Metropolits ·, dat wel het voor- naemite gebou dezer ftadt is,zynde groot en onbekrompen van fteen opgehaelt. Weinigh van daer op het fraeifte der vlakte in 't kafteel heeft de Gouverneur zyn hof: dat ook ruim en groot, maar van hout is opgemaekt, in 't byzonder met zoodanig een muur omtrokken. Het heeft twee poorten, een voor-en achter- poort. Buiten den omtrek van 't hof ftaet de horkerk of horkapel. TuiTchen de voorpoort, die altoos met wagt bezet is, en de woning des Gouverneurs is een fraeie vlakte. De omtrek van 't Hof wort genaemt Iwan Bogasloof. Binnen in de woning zijn veele vertrekken,luch- tig en aengenaem gemaekt, vooral een fraeie groote zael hoogh van verdieping, en hierom omringt van zeer aengename gczigten. De voorpoort van 't kafteel is met wagt bezet, waer acn het wagthuis der foldaten is. Men ziet hier veele ftuk- ken gefchut. Ter rechterzyde intreden- de vint men de Kancelerye, van fteen ge- bout, en in verfcheide vertrekken beftaen- dc. In het vertrek daer de Gouverneur zit ftaet een tafel met root ftof bekleet. De voornaemfte kerk buiten de Saboor is
de Ifdwiefinje van fteen gebout, en met witte kalk beftreken. De Koepel is ver- guit , gelyk het kruis , dat drie vademen hoog is. De onderkoepel is groen , ge- lyk ook de onder-en bovenkoepcl van den kloktoren. Alle de andere kerken zyn van hout. Zoo zyn ook de kloofters het Troytfche ·, Manafiir en het Pettenske , dat een Jufterenkloofter is. Op de Bafaer of markt der Tartaren
wert des morgens alles verkocht, daer Ruften en Armeniers dan mede hunnen handel dryven: maer na den middagh niet, dcwyl dan de Ruffifche markt aengaet, waer zich de Armeniers ook bevinden. Maer de Indianen doen hunnen handel in hunne woningen binnen de karwanfera. Wat de ftadt verder aengaet , de
ftraten der zelve zyn meerendeel fmal , dogh by droogh weder wel te be- gaen , by nat weder niet, dewyl alle 'de aerde zoutagtigh zynde dan in flyk ver- keert , dat weder opgedroogt door zyne ziltigheit wit uitflaet. De Regering beftaet in den Ondergou-
verneur , en drie Burgermeefteren, die niet in 't kafteel, maer in de ftadt wonen. De eerfte Burgermeefter neemt de zaken op het Raedthuis waer : de tweede heeft opzigt over de kabakken, daer Brande- |
||||||||||||||||
Ds Kerk
lfjwie-
finje.
|
||||||||||||||||
Mnrktdcr
Tartaren. |
||||||||||||||||
Straten.
|
||||||||||||||||
Rcgeiïn-
8*. |
||||||||||||||||
RÉIZEN,
|
|||||||
neemt: Klocknitfe of Klokketoorn : At.
't fiasloeni, of toren van 't uurwerk , die beide aen de Saboor behooren: ι 3 Saboor ofdeHooftkerk: 14. het Troytfe Kloo- fter: ι γ Ni kooske poort: 16't Hof des Gouverneurs : 17 Iwan Bogasloef , een Kerk naér eenen Heiligh zoo genoemt : 18' Woskrijpnje 'tSirko, of Kerk van Chrif- tus verbeelding in den doek : ip de roo- de Poort, die de uiterfte is aen de rivier, die zich naer de Kafpifche zeeftrekt: 20 de Wolga, aen welker gene zyde de fmak- ken leggen regt over de ftadt: waer van 'er twee in den gront leggen en verrotten door de quadebeftieringevan eenen Meier, Hamburger j die hier de ιόΙ van Zeeka- pitein fpeelt, Hooger of verder op de ri- vier lagen nogh tf fmakken , in dit jaer Ga'gen. van Caian gekomen. In deze ftreek, ge- Jyk ook aen d'andere zyde der ftadt, ziet men veele galgen , waer van elk geftof- feert is met zes Kozakken * alle door de Ruilen naekt uitgekleet, dié hunne klee- deren op de markt verkogt hebben. De- ze lichamen zy η door de zon zoo zwart gedroogt als pek , akelig en naer om te aenichouwen. Die öigtil by de ftadt wa- ren opgehangen , zyn al meeil door hun- ne vrienden van de galge genomen. De- ze menfchen, benevens eenïge overgeloo- pene RuiTen van Aftrakan, die tegen zy- ne Czaerie Majefteit rebelleerden , ont- hielden zich in het lant Gragan , genoemt naer de rivier, waer aen het gelegenlegi. Zy hadden by zich drie ftukken gefchut, en twee vendels. Maer 16 dagen bele- gert zynde geweeit, moften zy zich, hoe dapper zy ook agt dagen lang gevochten hadden, op genade en ongenade overge- ven. Welke overgave gefchiet is in den Rebellen voorleden jare den 10 Auguflus. De man- gelhaft, nen altemael werden langs het Ruffifche gebiet, daer ze meeil gerooft hadden, ook veele tot Aftrakan opgehangen, en dertigh der voornaemften naer Moskow gezonden, daer ze ten deele onthooft, ten deele gehangen zyn. De vrouwen en kinderen zyn gezonden naer Caian. By deze verovering was tegenwoordigh de Serkafle Vorft Knees Aldrige Chan Bola- tuwits met zyne Tartaren 400 in getal , nevens den overften Lieutenant, die als Overfte het bevel voerde, genaemt Lau- rens de Wigne, Zwitfer van geboorte , met löoo Ruilen, waer by quamen nogh f 00 Strelfen, ftaende onder vier Hooft- officieren j hebbende het regement van de Wigne 14 ftukken gefchut, en twee mortieren} en de Strelfen,8 ftukken ge fchut. Hoewel deze eerft aenquamen , toen de plaets al verovert was. De Heer de Wigne verhaelde my dat, zoo lang de belegering duurde, ontrent middernagt Vremt 4?° °^ f00 Sjackallen 'of wilde honden gehuil zich by een zamelden , en zulk een naer |
|||||||
gehuil maekten, dat het niet te begrypenVi>n hon-
was, maer dat men federt dat de plaets den' was overgegeven, geen van die dieren we- der vernomen had. j Wat het Krygsvolk aengaet, dat hier
is , het regement van gemelden Heer de Wigne beftaet in 1000 mannen, de Offi- cieren uitgezonden, welke zyn 2 Ma- joors, f Kapiteins, 10 Lieutenants, ed 10 Vendrigs; wordende de Sergianten en Korporaels onder de gemeenen gerekent. De Moskovifche Strelfen beftaen in óoo man, waer van elk hondert door een Ka- pitein en twee Sergianten gecommandeert wort. Nogh zyn'er drie Regementen elk van 300 man, alle Strelfen in dit geweft geboren. Elk regement wort dooreenen Hooftman als Overften gecommandeert , · waer by zyn 3 of 4 Stolnicken, als Ka- piteins. Nogh zyn'er 2 regementen te paert, elk van f 00 man, alle Rufïèn die hier geboren zyn. Deze worden gecom- mandeert even als het voetvolk j zoodat het getal der foldaten famen op 3 f 00 man loopt. By het regement van den Heer Wigne zyn r 3 ftukken gefchut, by de andere minder naer gelang der koppen, daer ze uit beftaen. De levensmiddelen zyn alle hier over- Over-
vloedigh, als men uitzondert het koorn , vIoe<Jl dat van Caian en elders hier gebragrwort; venfmii Vleefch is'er wel te krygen , ook vifch. delen. Devoornaemite viilchenzyn hier Baloege, die een of twee vademen langh zyn. De grootfte foort der Sterletten is ruim een el langh. Deze Sterletten worden voor de belle viflehen van geheel Ruflant gehou- den } zoodat men in Moskow bywylen f, Srerlet- <S, ja 7 roebels voor eenen, als 'hy leven-tcn in digh is, betaelt, waer van ik getuigenis8.r00icas' dracg, daer ik hier eenen levendigen voor 2 of 3 ftuivers koopen kan. Men bereic deze viilchen als den zalm,en bractzeook wel. geheel. Zy zyn zoo aengenaem , dat ik niet weet oit lekkerder vifchge- rechten geproeft te hebben. Men vint'er twee foorten van. De cene is langer van bek dan d'andere, Daer is veel overeen- kom ft tuflehendezen vifch,en den Steur, gelyk getoont wort op Ν°. 3 3. Uit zin- lykheit droogde ik'er twee om te be- waren. De Sevroeken zyn als de Steur , dien zy sltfmrine noemen. Van de Bel- loege, Allèttrine, en Sevroeiine wort de meefte Kavejaer gemaekt , en van hier naer andere geweften verzonden. Dan heeft men hier Soedak, eenen zeer goeden soedafc. vifch, en bequaem om gegeten te worden op die wyze als wy den Kabel jaeu toema- ken. Veel Snoek is'er ook, nevens Baers, en dergelyke kleener viiTchen, eenige ge- lykende Haring, andere zynde als groote Bleyen. De grootile en flegtfte zyn Mo- diene, die eenen dikken kop hebben. Al- le dagen wort'er tweemalen vifch ter markt ge*
|
|||||||
CORNELÏS de BRUINS
|
||||||||||||||||||||||||
88
|
||||||||||||||||||||||||
vierkant 40 voeten. De Armeniers dit
voorbeelt volgende , maken nu ook zulk een gebou , dat wel zoo groot zyn zal. En men ziet de grontleggingen daer van reets een mans lengte hoogh gerezen. Ik had hier nogh maer weinigh dagen De fch
geweeft, als my de Ondergouverneur Me-vcr be- kiete Iwanits Apochtim liet aenzeggen , zoekt den dat ik hem zoude komen bezoeken. Dit0nclei'" deed ik den volgenden dagh daer aen, en^°"s!ei" vond ter goeder geluk daer ter plaetfeden Gouverneur met zyn huisgezin en ander gezelfchap, waer ondereenige Juffrouwen waren op de Duitfche manier gekleet, en met Duitfch tooifel op het hooft gefiert, die vaft gereedt ftonden om haer affcheit te nemen. Men wert my in den voorhof gewacr,daer een Karos of twee metpaer- den ftondt. Waer op men my aenftonts verzogt boven te willen komen. Nadat ik daer beleefdelyk ontfangen , en met wyn en bierbefchonken was, gaf de Gou- verneur te kennen wie ik was, en hoe ik niet alleen hem was aenbevolen vanKnees Bories, maer zelf van zyneCzaerfe Maje- fteit. En zich daer op tot my wendende, ik verzoek, Zeide hy, dat gy my daeglyx komt uen, en my afvordert waer mede ik tt dienen kan. Nadat ik hem voor dezeaen- bieding bedankt had, vertrok hy met zyn gezelfchap. Waer op de Ondergouver- neur my binnen geleidde nevens mynen reifgezelJacob Daviedof, eneenige Per- fifene ververfchingen deed voorzetten , onderhoudende my met een minzaem en vriendelyk gefprek volgens zyne aenge- bore vriendelykheit en vrolykheit. My in de volgende dagen verledigende Tuinen,
om de buitenplaetfen te bezichtigen , be- vond ik dat de meeite tuinen beitondenin wyngaerden , en eenige vruchtboomen, dragende Appels, Peeren , Pruimen en Aprikozen, dogh maer gemeen en niet rocmens waerdigh. Echter zyn'er uitne- mende Watermeloenen, veel beter geacht Water- dan die in Periie en elders groejen. Ik™en°e" merkte hier aen dat men de wyngaertran- wyn- ken tot de hoogte van een mans lengte liet gaerden. opwaflèn.en in die zelve hoogte hielt met die jaerlyx te fnoejen. Ter zyden worden, palen gezet , waer op ftokken gelegt worden, waer aen de takken vaft worden gebonden. De druiven hier aen groejen- de, zyn alle zwart, ten minfte zeer don- ker blaeu, dogh tamelyk groot, zoo als men my onderregtte, dewyl het nu geen tydt was om'er gezicht of fmaek van te hebben. De druiven die van de weinige . wyngaerden komen, die byzondere luiden, zoo Armeniers als anderen toebehooren 9 worden al meeft verkocht. De andere wyngaerden behooren meeft aen den Czaer , tot wiens voordeel de wynen verkogt worden. Zy zyn roodt en niet onfmakelyk. De aerde, waer in de drui- ven |
||||||||||||||||||||||||
gebragt, des morgens,en des avonts. En
al die niet verkogt wort werpen ze voor de zwyncn en andere dieren , omdat'er zulk een meenigte alle dagen in dezen vifchryken ftroorn Wolga gevangen wort. Men ziet de gemeene luiden op de markt het broot, dat daer verkogt wort, tegcns vifch verhandelen, krygende voor een kleen Huk broot, dat'er mede goedt koop is , drie of vier vi(Tchen,die eenen voet langh zyn. Wyders is hier alle foort van Braef- fem en Karper, en de befte levendige Ster- let , ook Sevroek. Ik kogt'er fomtyts eenen zoo groot als een gemeenen Kabel- jaeu buiten van de viflchers voor f of 6 Huivers \ waer uit men kan afmeeten, hoe het met de ilegte foorten gaet. Nogh vond ik hier een foort van kleenen vifch , |
||||||||||||||||||||||||
Vioenie.
|
dien de RufTen Vioeme noemen j zynde
|
|||||||||||||||||||||||
drie duim breet, langh , en rond. Men
meent dat deze noitgrooter worden. Wy vingen die op een afgefcheide plaets, daer een kleene loop van een rivier zyn koers hadt, en zich ftuitte tegens het lant, als in eenen kleenen put. Hier fchepten wy de zelve met een zeef, en kregen'er in korten tydt zoo veel als wy begeerden , van verfcheide foorten, veel al als kleene voorentjes. Ik behielt'er eenige in Spiri- tus , daer toe bereit, ook kleene Soedak- jes, denkende daer nogh andere kleene foorten by te zullen krygen. Waer toe ik verfcheide malen met eenige vrienden ben gaen viiTchen, dogh vergeefs, gelyk ook de viiTchersjdoor my daer toe gelaft, ook verlore moeite deden, brengende niet als viiTchen , die te groot waren om met my te voeren of te verzenden. Buiten deze ftadt wonen veele Arme-
niers , beftaende hun getal in ontrent 40 huisgezinnen met vrouwen en kinderen : die binnen, alsgezegtis, hunne winkels hebben. De Indianen blyven in de Kar- wanfëra, daer ze ook hunnen handel dry- ven , zynde niet minder in getal, dogh zonder vrouwen. Deze plaets is vry groot, en met eenen
fteenen muur omtrokken in het vierkant met verfcheide , dogh twee voorname poorten met wagt voorzien, die des avonts op zynen tydt gefloten worden. Hier onthouden zich alle de Armenifche Koop- luiden, die nu en dan aenkomen , waer onder ik ook was. Eenige Armeniers ook Wonen hier,en hebben'er hunne winkels. Elke party heeft zynChan of afgezonder- de plaets. Die der aenkomelingen is van twee verdiepingen hoogh, hebbende voor Verblyf-de vertrekken een galery. De verblyf- plaetfeii plaetfen der Indianen aen de anderepoort, er n ia' zyn alle van hout. Maer dezelve hebben |
||||||||||||||||||||||||
nen en
Arme- niërs. |
||||||||||||||||||||||||
daer tegenwoordigh een magazyn van fteen
opgerecht om het gevaer van brant, dat |
||||||||||||||||||||||||
de houte gebouwen onderworpen zyn,
van binnen breet en diep,beflaende in het |
||||||||||||||||||||||||
-■-" ■■.....-"■■--—- ■
|
||||||||||||||||||||||||
IIIBIIM-I
|
||||||||||||||||||||||||
REIZEN.
|
|||||||||
8$>
|
|||||||||
ven gróejen, is zeer zandacbtigh. Dogh
dewyl daer ontrent water vloeit, zyn alle de tuinen van groote putten verzien, in £ . welke het water doof een kanael in den ac' gront wortontfangen, en dan uit den put door middel van een groot radt, waer aen eenige houte kannen gebonden zyn , die het water fcheppen , in een houten goot overgebragt, waer mede het den ganfehen tuin door geleid word. Deze raden gaen altemael om, getrokken door een Kameel. De tuinen leggen ζ of 3 wurft van de ftadt af, wordende dagelyx nogh al vermeer- dert. Dewyl ze als open aen de wegen leggen, heeft men wachthuisjes gemaekt op verhevene palen, om door goede wacht het ftelen voor te komen. Men zcide my dat het al meer dan 100 jaren geleden was, federt men die wyngaerden had begonnen te planten. En voor de eerfte aenleggers daer van worden de Perfifche Koopluiden gehouden , die ze uit Perfie hadden me- degebragt. De fchry- Op zekeren dagh beving myde luit van ver.be: te gaen begroeten den Heer Serochan Zweed- Beeck. Dees afgezonden van den Koningh fen afge- van Perfie aen de Kroone van Zweden , zant. was tot Moskow drie jaren langh als in verzekering gehouden om den oorlogh , tuilchen den Czaer en den Koning van Zweden, wordende hem om deze reden niet toegelaten door Ruflant te trekken. Hy had ontrent 60 perfonen in zyn gc- volgh, en was nu even voor my van Μof- kow herwaert vertrokken. Hy ontfing my zittende op de Safa volgens de Oofter- fe wyze met groote beleeftheit, biedende my Kafree en Kullabnabat aen,welk laet- fte een witte aengename drank is, van Zyne Af- fuj]cer en rozewater. Hy was een wel ge- ee ia°' maekt man,vriendelyk van opzicht. Zyn baert was van zyne ooren af met de kne- vels aen elkander, ontrent een vierde deel van een elle lang benevens de kin , daer 'thaer was afgefchoren. Op 't hooft had hy een grooten witten Mandiel of Tul- bant. Zyn kleet was een Kaftan of rok, zynde de middel omwonden met een gou- den doorwerkten fentuir, of 't Serlas je; ter rechter zyde had hy een fchoon Gansjaer. Hy rookte met de Kal jan Tabak op de Per- fifche wyze. Aen beide zyne zyden ftont een van zyn volk , waer van die aen de flinke zyde ftont, gewapent was met eenen grooten (abel, waer van de greep zich uit eenen rooden zak vertoonde. Onder het praeten verzegt deze Gezant my of ik met hem de reize naer Spahan wilde doen j voor welke aenbieding ik hem bedankte. Middlerwylen bezogt ik den Heer de
Wigne, eenen man van brave hoedanighe- den } daerna ook den Kapitein Wage- naer, die my op myne aenkomfthad ver-i welkomt, en met my uit vermaek dik-; wyls naer buiten gereden - was; Met de- |
|||||||||
zen, en weinige anderen j door den Heer
de Wigne verzogt, nam ik op zekeren dagh het vermaek van met een vaertuig j eerft nieu gemaekt, de rivier over te fte- ken. Dit had 24 riemen , waer aen 44 foldaten roeiden. Dus voeren wy voort onder het gefchal van 10 of 12 fpelers, die op fluiten en pypen (peelden , en op . trommels naer de Duitiê wyze den.mars floegen. Wy geraekten door Jhulp van 't zeil, dewyl de wint diende, 7 wurft van de ftadt tot aen de plaets, daer voor* dezen de oude ftadt geftaen heeft,nu on- trent 12.0 jaren geleden , maer waer van nu niets meer te zien is. Ik vont daer in d'aerde nogh eenige gebeenten. In dit gebergte heeft men voor 7 jaren falpeter Sa]petej. ontdekt, waer op men begon te arbeiden ontdekt, met veel gevolgh , zoodat men nu fterk bezigh is met het te bereiden. Deze plaets legt ten Ooften van de ftadt aen de flinke zyde van de rivier , teweten als men van de ftadt afkomt. Wy begaven ons we- der te rugh in zeer fchoon weder onder het opklinken der fpeeltuigen , nemende ondertuifchen het vermaek van naer dui- ven re fchieten , en de fmakken te be- zichtigen, die aen den anderen kant lagen. Voor de ftadt komende hadden wy , ge- lyk in het afvaren , veel bekyk van de menfehen. Dus eindigden wy dezen fpeel- togt met het vallen van den avont. Den 4 der maent Juny was hier des
nagts een zwaer onweder, waer door een . groote Stroek met hout geladen voor de ftadt zonk. Daer waren 71 menfehen op, waer van zp verdronken. Den 6 quamen hier 8 vaertuigen uit
Perfie aen, 4 Ruififehe , en 4 Mahome- taenfche, van welke voor weinige dagen al eenige Armeniiche Koopluiden voor af met kleen vaertuig hier binnen gekomen waren. Terwylik hier was, volhardde de Gou-
verneur in my beleeftheden te bewyzenj zendende my dikwyls gefchenken , my in zyn hof met drank en Perfifche en an- dere verihaperingen onthalende, en my perfiênde te eifchen het geene, waer me- de hy my dienft mogt kunnen doen. Vart hem dus gedrongen eifchte ik echter niets dan bier, dewyl geen bier zoo goet alshec zyne ergens voor geit te bekomen was 5 waer vanhy my dan dagelyx verzagh. Hy begeerde ook , dewyl ik hier nogh eene wyl te verbly ven hadt, dat ik hem en zy- nen zoon zou fchilderen > dat ik hem ook niet weigeren kon. Hy ondertuflehen be- fpeurende werwaert myne zinlykheden ftrekten, zond my al wat hy maer beko- men kon om my dienft te doen j onder andere dingen ook eenen ffaejen vogel, dien ik gefchoten in de vlerken nogh Ie- vendigh ontfingh. Hy geleek eenen Rei- ger van lyf en pooteri, maer niet van kopV(™j Μ en |
|||||||||
CORNELÏS de BRUINS
|
||||||||||||||||||||
5>o
|
||||||||||||||||||||
en kinderen zitten in den wagen,de man-
nen ryden daer nevens te paerde. Deze menfehen befpeurende dat ik uit enkele nieufgierigheit by hen quam , lieten my toe alles te bezien, dat ze in 't eerft fche- nen te weigeren, dewyl ze noode iemant toe laten tot de tenten, daer de vrouwen in zyn.. In eene van deze zagh ilc een welgemaekte jonge bruinet, zittende vol- komen opgekleedt, en hebbende een aer- digh hoofttoifel van zilver of verguit ko- per , rondom van onder tot boven met goude dukaten belegt, voorts met paerlen en andere juwelen behangen. Welk ge- zicht my zoo fraei voorquam,dat ik voor- nam het op doek af te fchilderen, gelyk ik nader zeggen zal. Ondertuiïchen zet- te ik my neder om eenige tenten, zoo als ze by een ftonden , af te tekenen. Dit wort u aengewezen op N°. 36, gelyk het fatfoen van eene in het byzonder op No. 37. met de letter A. Men ziet daer ook den wagen ftaende op twee groote raderen, overdekt met gekoleurt houten met ftof overtrokken. Hy ftaet op twee |
||||||||||||||||||||
en bek, die byzonder fraei waren. Hy
had een witte kuif, fpits opgaende als een pluim. De bek was zwart, wel 8 dui- men langh , etui breet, zynde vooraen als twee lepels, op welker einde een geel vlakje was. Waerom ze deze vogels ook Lepelaers noemen. De RuiTen geven hun den naem van Colpitje. Men zegt dat de- ze zelve foort ook in Perfie gevonden, en daer Goli genaemt word. Ik fneed den kop daer af, en behielt hem. Degedaente daer van wort gezien op N°. 34, als mede van een foort van Reigers,die de RuiTen'i&?- poere noemen.· Deze zyn zeer verfcheiden • van koleur. Want zommige zyn wit, andere paerfagtigh blaeu, als de Paewen, andere graeuw,zommige ook byna zwart. Een ftaet'er met den hals ingetrokken , in welke gedaente men hen veel ziet. Hy wort vertoont op N°. 3 f. Terwyl ik in deze ledigheit hier zynde, wy£e*dcr Soede gelegenheit had van het leven der Tartaren. Tartaren recht te befchouwen , reed ik dikwyls naer de plaetfen van hun verblyf, verzelt van den voorgemelden Kapitein |
||||||||||||||||||||
Wagenaer. Dit is drie of vier wurft van ftokken, die voor kruis v/ys over elkander
deftadt, daer zy zich met verfcheide par- komen , hebbende aen beide de zy- tyen onthouden , in 't gemeen wat van den een langh hout. Als zy de tenten elkander afgefcheiden. Wanfc elk huis- daer op zetten , komen de wielen daer gezin hout zich by een in tenten, gemaekt binnen. SietB. Hun Kerkje , dat een op de wyze van een Papegaeis kpi, hoe- weinigh aen een zyde ftaet, wyft C. wel wat lager van fatfoen. Zy zyn fa- De gemeene tenten zyn met vilten van mengeftelt van platte houten drie of vier pacrdchaer bekleet , gelyk ook de lap |
||||||||||||||||||||
die boven de opening is. Vorders zyn ze
van binnen flecht. Deze luiden generen zich met het verkoopen vanhunvee,waer voor zy alom goede weide zoeken. Het werk der vrouwen is kleederen en wat des meer is,op de wyze der Ruflën te naejen, brengende haer voltrokken werk in de ftadt ter markt. Andere fpinnen met een drajent houtje, gelyk by ons en elders de gewoonte is. Zy bereiden ook wol tot de vilten der tenten, die gefponnen zyn- de , zy zelve afweven, om daer ook ftof- fen en andere dingen van te maken. Hun brandftoffe is koedrek , die zy tot ronde platte ftukken maken, en laten droogen, gelyk by ons met den turf gehandelt wort. Men ziet deze ftukken op hoopjes aller- wegen by de tenten leggen. Wel ge- droogt zynde , voerenze die met zich, Terwyl ik bezigh was met dit alles af te tekenen, quamen ze meeft alle dat zien , en fchepten'er vermaek in , gelyk ook in |
||||||||||||||||||||
vingeren breet,daerna overtrokken met een
vilt van Kamele-en Paerde wol of haer ge- maekt. Eenige zyn maer een voet of twee van den gront, en rondom dicht met riet be- zet. De aenzienlykften overtrekken dezen opilagh met zeildoek , latende boven een opening, om den rook daer door te loo- zen, als ze vier ftoken. In de tent zet- ten zy ook eenen ftok , die vier of vyf voeten buiten uit komt, aen welken een groote lap van ftof is van verfcheide ko- leuren, byzonder boven aen. Deze lap komt buiten over de tent tot by den gront, zynde boven vaft aen eenen breeden riem, die ter zyden buiten de tent vaft gemaekt wort. Hier mede draejenze de lap naer hun believen, voor zoo veel ze de zon en den wint willen weren. Als de rook over is, en zy by kout weder binnen begeren warm te zyn , leggen ze de lap over de openinge. En dan is het zoo warm in de tent, als in een ftoof. Van binnen vint |
||||||||||||||||||||
men by de voorname luiden den vloer ook I het befchouwen myner kleederen , die
|
||||||||||||||||||||
hun zoo vreemt, als my de hunne voor-
quamen. Hier door genoot ik des te meer- der vryheit. Hun leven is ontrent als dat der Arabieren, waer in ze zoo vernoegt zyn, als anderen, die in paleizen of kof- telyke huizen woonen. My te binnen brengende de oude Oofterfe wyze van le- ven kan ik niet anders denken of Abraham en anderen hebben op dezelve wyzegeleeft. En
|
||||||||||||||||||||
fraei met ftoffen of tapyten beleit. Waer
by is een voetbank met een optrede, ofte Turxe Safa, die een derde deel van de tent beflaet. Ik zagh by dit volk ook killen en fraeie koffers , daer ze hunne goederen in bewaren, alles wel fraei en net in orde. Als ze van plaets veranderen, zetten ze de tent op eenen wagen, en ne- men het overdexel daer af. De vrouwen |
||||||||||||||||||||
REIZEN,
|
||||||||||||||||||
5>ß
|
||||||||||||||||||
en daer over een wit linnen kleet, waer
mede zy ook haer aengezicht bedekken. Zy lichtten op myn verzoek deze twee opperdexels af, en vertoonden toen om het hooft eenen fraejen witten doek, dien zy op een geeftige wyze om den hals wer- pen· Waer door men dan het hooftge- ftel maer doorfchynende ziet. Ik liet haer dit dan ook wechnemen, en fchilderde haer zonder dat oppergewaedt,dewyl het |
||||||||||||||||||
En als men aen zulk eene levensmaniere
gewoon is,fchikt men zich daerzoonaer, dat men niets meer begeert. Dragt Om nu van de dragt dezer vrouwen in <kr vrou-het byzonder te fpreken, die ik met hul- |
||||||||||||||||||
tyen.
|
||||||||||||||||||
pe des Gouverneurs bequamelyk in zyn
hof affchilderde, dat ik by de tenten zoo net niet zou hebben kunnen doen , ftaet ons te zeggen, dat deze JufFiouwen uit- gaende een fraeje opperveft omhangen > |
||||||||||||||||||
TAIITARISCME 'VROXTw*.
|
||||||||||||||||||
voornaemfte fieraet daer door bedekt wort:
teweten in de Kaftan , of zoo als ze ge·· meenlyk in de tenten zyn. Het hooftfie- raet,gelyk wygezegt hebben, is met gou- de dukaten belegt, loopende fpits op als |
||||||||||||||||||
een Myter. Veele paerlen zyn hier by,
waer van eenigefiioeren neerhangen. Een gekoleurde doek achter aen de muts vaft zynde,komt ook om den hals geflingert, hangende ten deele ook over het voorlyf Ì 2. tlt*.
|
||||||||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
$1
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
ncderwaert. Over den fchouder en om't | den was met vifch om den tydt van den
lyf zynze met zilver behangen. Aen een j vaften. Na het genieten van'dit onthael keten van dezelve f toffe hangen platte zil-j werden we des avonts met de Karos aen vere doozen, waer in hare gebedeboekjes ι onze herberge gebragt. Op den 2 ρ was zyn en andere zilvere fnuifteryen. Het j het feeit van St. Pieter, de naemdaghzy- Maeltydt ■ - · . ι . - 'ner Maiefteir. Waer op de Gouverneur°Pden |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
t ("11
|
naem-
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
weder een groot gaftmael aenrechtte
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
quaften, die laegh neder komen, gelyk al-
les op de voorgaende bladzyde kan gezien worden. De afbeelding dezer Jonkvrou behelft eene der voornaemfte Tartan'nnen, hebbende drie maegden in haren dienft , iiévéns het geleide van éërlïfnTartaer,* die by den Gouverneur bekent is. Deze Tartaren , die hier hun verblyf
houderi 5 worden van de Ruilen Jttnfgs; Tartaren genoemt, als hier ter plaetfe ge- boren. Deze geven aen zyne CzaerfeMa- jefteit geen fchatting , maer zyn gehoü- ; den op Zyn bevel ten ooflogh te trekken,
in 't gemeen maer met eenige honderden. Dogh als de noodt dringt, zyn ze bequaem ,om iooQö mannen te velt te brengen. De
Tartaren, die men hier 't Aftrakan India- nen noemt, hebben op zekeren tydt van 't jaer een vremde manier van hethaervan hunne hoofden te fcheren over zich. Want ze hakken het overgeblevene haer in den gront met een fcherp mes pp het hooft zodanigh overal, dat het bloet hun langs de wangen loopt. Als dit gebeuren zal, komt de Priefter,of dien zy daer voor ge- bruiken , gevende hun allen den eerften hak. Ziet'ér een by geval, dat iemant |
Λ 11 ~ ö Λ τι 'daSh Yan
aaer alle voorname Heeren nevens den Pa-den
triarch verfchenen. Ik floegh deze reizeCzaer· die noodiging beleefdelyk af, als zynde niet wel te paffe. Zonder welk ongemak ik anders met den Gouverneur en zyn ge- volgh des morgens voor den noen in de- Kerk Saboor de kerkplechtigheden zoude hebben bygëwoont , waer toe ikreedts eenige dagen te vüfen verzogt was. Op deze byeenkomft geichiedde zeer groote vreugt, wordende Tiet gefchüt om de ftadt ! onder den maeltyt telkens geloft. · W^er :· ;|! toe pokeenige ftukken voor het Hof ge-'-.'.%$. ftelt waren. De vrouwen waren volgens 0 het gebruik in een ander vertrek. Des f !■ anderen daegs werden ook onthaelt de on- derofficiers en anderen ; dat echter niet ïangh duurde. Den ζ, der maent July quam hier ty- 1
ding dat zyn Czaerfche Majefteit met zyn leger voortgetogen was tot op if wurifc van Nerva, hebbende het geen hy in zy- | nen wegh ontmoet had, wech genomen. Dezen zelven dagh reed ik met den zoon des Gouverneurs ,. en vericheide ; Ruffifche Overften,die een valk met zich namen,, naer de Step of woeftyn. Ge- ι |
||||||||||||||||||||||||||||||||||
SchHH
v.in liiSt.:' lioof'tHH liaci". |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
niet wel gehakt is,
|
zoo hervatten ze het
|
gaen zynde tot op io wurftvan de ftadt za- |
genwe een groote meenigte van vogelen. >i Dogh nadieri'er veel water op het lant was, ' | waren wy genootzaekt daer te verre af te ."'.f: zyn , om ze met het roer te kunnen be- ' fchieten. Het eenigfte dat ik doen kori' was eenen Entvogel te fchieten, die juift v over my quam vliegen. Onderwyl ver- maektenwe.ons met viffchen met een net 1 in een kl.ee.nc rivier, en vingen wel haeft een goede zode van Baerzen en Snoeken, die acnftons gekookt en gegeten werden, ;·-ξ: Op dezen wegh zagen we veele Tartaren niet hunne tenten , ook in het velt; alleif v.| dp paerden der Heeren , die t'Aftrakan :; hun verblyf hadden. Onder welke paer- den wy eenige vonden,die vry goedt wa- ren. Wy fpanden 'er eenige voor de Tértari. chaifen; maer zowaren te wilt,dewylze^cMPaet'" den ganfehen zomer meeft los loopen om 'gras te eten. Want deze lantftreek is I Verzien yan zeer goede weiden. Des zyn ze niet minder wilt, als ze daer af fchei- den. In de ftadt was aenmerkens waer- dish dat alle de voerluiden byzonder |
|||||||||||||||||||||||||||||||||
onder elkander onder een geroep van SukA
fimalft , Stikfemakfe, of anders Bajfou Mak- en, al danfende enfpringende. Dit hou- den ze als voor een wyze van offeren aen hunnen gemelden Afgodt Stikfemakfe Deze plechtigheit was weinigh tyts voor myne aenkomft buiten de ftadt by het Koornhuis gefchiedt. Die dit doen, zyn Jndiaenen, waer van eenige ook wonen in de Tartarifche Slabode. De Nagayfe Tartaren onthouden zich in tenten ontrent de ftadt Tirck. DeCrimifche blyven noit hier ,maer komen nu en dan over om hun- ne paerden en vee te verhandelen. dt Den zo dezer maent Juriy rechtte de Gouverneur een groot gaftmael aen, waer op ik met de voornaemfte Ruffifche Offi eieren en Armenifche Koopluiden genoo- digt was. Voor den maeltydt traden we in een vertrek,daer de Gemalin des Gou- verneurs, en die van haren zoon aenl.de flinke zyde ftonden , verzelt van'veeledienftmaegden. Aen de rechter zydeftont een tafel met allerhande verfnaperingen , |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
Maelp
by den Gouvér· neut ae ge ι echt |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
dieby den morgendrank voegen. Strax goede paerden hadden, zoodat 'er g
wert ons elk een fchaeltic brandewyns1 il~1- ~Γ-----— **—' "- A— ""
door de hant der gemelde Mevrouwe over-
gegeven, zynde dit een cerbewyzing, die hier in gebruik is. Toen traden we in de zael, daer de tafel bcreit ftont, en gela- |
en
rt. er-
oo tui- |
||||||||||||||||||||||||||||||||||
gen
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
R £ Ι Ζ Ε Ν.
|
||||||||||||||||
η
|
||||||||||||||||
gen 5 als my wel gevallen zoude. Ik
koos dan voor my het grootfte vaertuig uit om myn goedt met gemak te bergen. De meefte Armeniers ook bereidden zich tot de reize, nevens eenige Perfianen van Moskow, die weder over wilden gaen naër Samachi. Hier was ook de valk- meefter van den Cham, die f of 6 valken by zich had om in Perfie te brengen. Hy was van daer afgezonden met eenen Olifant, dien hy hier voor den Czaervan Moskovie gebragt had aen den Gouver- neur , die hem verder onder opzicht van eenige Ruilen, en de zorge van eenen Georgiaen, die'er op paflèn rooft,afzond naer Moskow j dogh vergeefs , dewyl het beeft door flappe verzorging onder- Wege te Zaritfa quam te fterven. Deze valkmeefter verzogt my uit naem des Gouverneurs plaets te mogen hebben in de zelve Stroek , waer op ik my ftont in te fchepen , dewyl het wel de grootfte was, en zyne valken ruimte van doen hadden. Om dezen man dan plaets in het fchip te bezorgen , begaf ik my des morgens derwaert: maer vond het door de Armeniers zodanigh bezet en beladen, dat 'er geen plaets voor ons overig was. Weshalven ik hier van kenniilê gaf aen den Gouverneur, met verzoek van eenige pakken uit het fchip te mogen lichten om |
||||||||||||||||
zyne Czaerfe Majeftek tot Överften was
aengeftelt. Waer op hyden 11 der maent een gaftmael aenrechtte, waer op hy den Gouverneur, en alle voorname officiers, nevens my en andere vrienden deftigh onthaelde onder het balderen van 't ge- fchut, zoo dikwyls als 'er gezontheden gedronken werden , en het gedurigh ge- fpeel van fluiten, pypen, trompetten, en trommels. Van daer fcheidende begaf ik my met eenige Armeniers naer een luftio-h Speelhuis, leggende aen de rivier, onuie friflè lucht te fcheppen. In de lufthoven hier aengelegen vond ik de druiven al tamelyk groot, fchoon het gewas dit jaer niet overvloedigh was: gelyk ook veel Vruchtboomen geheel zonder vruchten ftonden , die de zwarte vliegh , die hier veel fchade doet, vernielt en verteert had. Nu was alles tot de afreize verzorgt, en om het naderen der warmte een mug- genet bereit, dat men op de reize zonder ongemak niet miflën kan. De Gouver- neur zont my voor affcheit nogh tot gefchenken : een vaetje met beften en een met gemeencn brandewyn : een met azyn: vier met bier; een grooter met wyn : drie zyden fpek : drie gedroogde zyden wit vifch 5 een zak met bifcuit, en eenige andere dingen ; nadat 'er ook op myn verzoek een kleener vaertuieh ~£" i:_Li__ _____ .r .1 o
|
||||||||||||||||
ruimte te hebben,, Dogh hy antwoordde of lichter voor af gezonden was , om
|
||||||||||||||||
eenig goedt uit het fchip te kunnen ne-
men , als men ontrent de Kafpifche zee zoude gekomen zyn, dewyl dat noodig is om de droogten , die daer voorkomen. Ik nam dan ten 4 uren na den middagh myn affcheit met alle dankzegging van den Gouverneur , die my in myne her- bergh gekeert zynde nogh tot overvloedt drie gezegelde botteljes met gediitilleerde wateren toezond. Toen trad ik in een Vcmck kleene bark , die gereedt lag , verzelt des fdiry- van f foldaten , geichikt om my en myn vcrs· goet aen het vaertuigh te brengen j heb- bende myne drie Armenifche reifgenooten ook elk de hunne. |
||||||||||||||||
my dat 'er andere vaertuigen genoegh by
der hant waren, om goederen in te laden, en was 'er geen plaets genoegh , dat ik 'er vry zoo veel pakken mogt uitnemen, als de plaets vereifchen zou , die ik van doen had. Ik bediende my van deze toe- zegginge, en bezorgde zoo veel plaets, als ik en myne reisgenooten mogten van doen hebben} dewyl ik nu alles naer my- nen zin kon krygen. Te regt ook be- diende ik my van dit gemak, dewyl ik in het herwaeit komen genoegh op de Wolga geleden had Op dezen zelven dagh ontfing de
Heer de Wigne de tyding , dat hy door |
||||||||||||||||
Μ j
|
||||||||||||||||
XVII.
|
||||||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
||||||||||||||
94
|
||||||||||||||
XVII. Hooftstuk.
Vertrek van Afirakan. Gelegenheit der Wolga verder op. Be-
fchryv'mg der Kafptfche Zee. Gelegenhek van Derbem. Aenkomfi in Perfte* |
||||||||||||||
kNZE reis ging den iz der maent
July voort. Maer 3 wurft van |
||||||||||||||
Vertrek f~*\,
van Af- ff Η |
||||||||||||||
lant vier kleene bergen leggen. Nu wa-
ren wy 60 wurft van Aftrakan. Aen den Bevel-hebber dezer plaets had ik eenen brief van den Gouverneur , waer in hem gelaft wert my voor eenige dagen van ys < te verzien, op dat ik koelen drank mogt hebben. Waer toe ik door zyn beleeft- heit geraekte. De rivier vint men hier met palen afgefchut van de eene tot de andere zyde , zynde maer plaets openge- laten voor het doortrekken der vaertui- gen, die evenwel mede gefloten wort even als de fluizen. Ten twee uren ver- volgdenwe onzen wegh al Zuidwaertaen, daer we te voren al meeft ten Ooften voortfpoeiden, hebbende nu eenen har- den Zuiden wint. Deze ftreek was alom met hoogh riet bewaflèn : en aen de flin- ke zyde zagh men eenigh kleen geboom- te. Ten zes uren by onze flroek komen- de waren we nogh 4 wurft van deKafpi- fche Zee af. Zoodat ik bevonden heb dat ze tuflehen de 80 en po wurft van Aftra- kan af is, dat ontrent uitkomt op 17 uren. Hier zond ik de foldaten met de bark weder te rug beladen met een briefje aen den Gouverneur, waer by ik getuigde, dat zy my wel gedient hadden, en wat verder ter ftoffe dienende was. Dezen .. nagt fliepenwe voor de eerfte mael in onsmu„gen( vaertuig onder het muggenet, dewyl 'er zonder dat geen rufttefcheppen is. Want dit gedierte woed hier zoo fel, dat 'er menfehen by wylen van doot gebeten worden. Aen dit ongeval had ook deel de jagthont, die my van den jongen heer la Fort te Moskow vereert was. Ik had hem , eer ik my tot ruiten begaf, in de floep gezet. Maer gefteken van deze muggen raefde hy zoo byfter dat niemant van 't volk ruften konde. Hy zelf wert zoo ongeduldigh, dat hy om deze plaegh t' ontgaen los in de rivier fprong. De wacht het geplomp in 't water hoorende, en duchtende of 'er ook een menfeh mogt in gevallen wezen, begaf zich inder yl naer de floep , en den hont in het water vernemende nam hem daer uit, en zette hem op 't fchip , daer hy allengs droogh wordende wel haeft van het zelve evel wert aengetaft. Zoodat ik genootzaekt was hem by my onder 't muggenet te nemen , daer hy zyne verlofling verne- mende zich uitrekte , en geruft te flapen leidc. Des
|
||||||||||||||
tra an. \^_J. ^e Q0. voortgeroeit zynde tra-
den wy te lande , gewacht van de Arme- ■nifche Koopluiden , die tegen onze aen- Icomft een maeltydt aen de ftrant bereit hadden} waer wy onder de vreugt van fpeeltuigen een goed uur doorbrag- ten. Na welken tydt wy affcheit na- men , en voortroeiden. In het varen vernamen wy langs de rivier aen de zyde der ftadt duizenden van Tartari- fche tenten , ook meer andere landewaert in. Zeven wurft van de ftadt af voortge- togen zynde traden we aen lant om onze nagtruft te nemen , terwyl twee der Sol- i daten , die my medegegeven waren , de wagt hielden. Ik begaf my hier ter rufte, onverzien van het muggenet, het welk ik niet dagt dat my juift den eerften nagt noodigh zyn zou. Zoodat ik van dit ge- dierte zoo vreeflelyk geplaegt wiert dat ik niet een oogenblik kon ruiten, en den morgenftont met verdrietigh verlangen afwachtte. Met het aenbreken van den dagh gingen wy voort langs het vlakke lant, daer zich eenigh geboomte vertoon- de , dat in korten tyd zich al meerder en meerder opdeet. Ten 7 nren haddenwe aen de flinke zyde Iwan Oetfoek , of St. Jans Kloofter : weinig verder een eïlant in de rivier} ook vele grootc vogels. Ten elf uren voeren wy voorby eene viilchery,die aen beide de zyden,alseen groot eilant, van de rivier befpoelt wort. Hier tegen over ziet men een hoogh wachthuis , met foldaten bezet, die agt geven op alle de fchepen , die naer bo- ven komen. Het is 4f wurft van Aftra- Viffchc-kan af. Wat de viflchery aengaet, eenige '>'· Koopluiden van Niefna hebben die in
pacht. Deze laten al den vifch inzouten,
en derwaert voeren. Waer toe daer een grote ftrock gereedt lag ; om den vifch te laden. De rivier was hier en daer final, leggende daer in groote eilanden, daer zeer vele branken van de rivier om loopen. Een uur daerna kregen wy eene andere viflchery, die rondom groen en met veel hoogh riet bezet ftont. Aen 't lant was niets gedenkwaerdigh. Daer groei- den eenige bloemen, en braembezien, en meeft al wilgeboomen. Een uur na den middag quamen wy aen het wachthuis, genaemt Satiere Boegre, om dat op dit ei- |
||||||||||||||
k Ë é æ ë Ì;
|
|||||||||||||||
9ß
|
|||||||||||||||
Des morgens den 14 roeiden wy met de
floep ons vaertuig voort. Twee wurft voortgeroeit zynde kregen wy de rivier fmal, en wederzyts met hoogh riet bezet. Als wy tot op een wurft aen deze zyde |
|||||||||||||||
gunftigen Noordewint: en in zee komen-
de , zagen we het lant wederzyts als eenen ronden kring, ter rechterzyde wat berg- achtigh. Maer zoo verre als men met zyn oogen zien kan is'er noch ftrant, noch |
|||||||||||||||
der Kafpifche zee gekomen waren , von- plaets om aen te komen : zynde alles dat
den wy onzen Lichter, en bleven daer ter in 't water Itaet, dat met veele bogten in |
|||||||||||||||
plaetfe leggen. De Stuurman ondertuflèn
roeide vaft naer de zee, om de ondiepten
te peilen, die hy op f palmen bevond. Men was dan genootzaekt hooger water uit zee af te wachten, zynde de wint ons tegen uit den Zuiden, dat ons wel quam, dewyl met zulken wint het water uit de zee komende de ondiepten overftroomt. Ten f uren roeide de ftüurman andermael heen, en bevond hec water op 7 palmen, gaende onze ftroek 8 palmen diep. Hier door had het fchyn dat wy in æ of 3 uren de droogten zouden kunnen overvaren. Ondertuflën worpen wy het net uit, en vingen een goede zoode baers, nevens eenige kleene kreeften. Hierna begaf ik my met 3 of 4 peribnen op wegh , om naer de zee te gaen, met hope van eenigh wilt te zullen fchieten. Maer een groot eind wegs afgelegt hebbende waren we gedwongen te rugh te keeren, dewyl 'er geen verder doortogt was tuflehen het hooge riet. De gront was ook moeraf- ligh en met water bezet. En aen d'an- dere zyde ter regter hant kan men niet . aen lant komen, dewyl het riet, dat hier ontrent byzonder hoogh is, ten deele in 't water itaet. Myne oogen ondertuflehen hier ter plaetfe overal latende gaen , vond ik van kruiden of bloemen niets, dat aen- merkelyk was. Alleen ving ik eenige kleene kapelletjes , die van buiten fchoon root, en van binnen wit waren met graeu- we ipikkels. Des avonts ten ñ uren wert al het lichte goet der reizigers uit het fchip genomen , en aen lant gezet, gelyk zy zelfs daer uit traden, uitgezondert æ of 3, die by den Lichter bleven. Wy deden ons roejen naer de Kafpifche zee. Waer gekomen zynde vonden wy de rivier zeer fmal, en wederzyts om het lant andere kronkelingen , die in de rivier invloejen} dewyl verfcheide droogten in het begin dezer zee zyn : die altemael afgebakent zyn met takken van boomen. De nacht' gevallen zynde bleven wy hier leggen: en den é f met den dageraet brasten wy het anker voor uit om ons over de droogten te winden. Dogh na een weinigh vor- deren raektenwe vaft aen den grondt, daerwe bleven zitten. Toen wert de lichter gehaelt, en wy eenige pakken uit het fchipgedaenhebbende,raekten weder vlot $ kort daer aen echter weder vaft, zoo- dat wy werk hadden met het anker voor uit te werpen tot ontrent den avont} wan- neer de lichter het volk en't eoedt aen lant haelde. Ondertuflehen hadden wy eenen |
en uitgaet, met riet bezet. Des morgens
den éü" quam de lichter met volken goedt ons by,met wien wy, als hebbendenogli een droogte over te trekken » voort gin,- gen. Aen de flinke zyde voor de volle zee legt een groot lang eilant, het welk voorbygevaren zynde, quamen we aen de laetfte droogte , daer we wel op ftieten , maer haeft weder los raekten , vindende daer anderhalf vadem water. Toen na- men wy het volk en goet uit denLichterj en vaerdigden hem af, beladen met eenen brief, gericht aen den Gouverneur, waer in ik hem kennis gaf, dat wy in zee ge- raekt waren. Ontrent den middagh hadden wy ne- R0O{fe
vens ons de vier bergen , by de Ruflén bergen, genaemt Krafna fattier boegre , of, de vier roode bergen. Hier op kregen wy het uiterfte des lants, genaemt Krafna Het 100. Simble^ of't roode lant, dewyl het zich dc lam· roodt opdoet. Dit rekent men' 100 wurft van Aftrakan. Wy verloren wel haeft het lant uit het gezicht: en de wint voor den avont naer het Zuiden draejende, even- wel niet hart doorwaejende, voeren wy tamelyk door ftille zee voort, Z. Weit aen. Zoodat wy in 't kort in de volle zee ten anker raekten op 1J vadem water, door den tegenwint, die uit den Ooften op- quam. Des morgens den 17 voeren wy voort, krygende weinigh in dendagh den wint Noordelyk , die ons vooripoedigh was : zoodat wy het zeil verdubbelden , en onze ftreek Zuid aen hielden. Na het vallen van eenigen regen quam de zon we- der te voorfchynmet een brave koelte, die tot den avont bleef duren * waer door de' zee tamelyk hol ging. Her gebeurde hier, dat onze ftüurman gezint wat te gaen ruf- ten , eenen anderen in zyn plaets aen het roer ftelde. Dogh dces nam zyn werk zodanigh waer,dat wy weder naer Aftra- kan zouden gezeik hebben , zoo ik den mifllagh niet was gewaer geworden , en hem te regte geholpen hadt. Want tot alle zekerheithad ik fteetsmyn eigen kom- pas om alle koerfen zoo te lant als te wa- ter gade te flaen. Des nagts keerde de wint, en ging leggen: zoodat wy het an- ker uitfmeten op b vademen waters. Dert 18 met den morgenltont haelden wy in regenagtigh weder het zeil op , en gin- gen voort. Na weinigh tydts dreven wy in de ftilte voort, wachtende werwaert het de wint wilde zetten , die kort daer aen uit den N. Weften wakker door waei- de. Wy hielden onzen koers al Zuid aen, ter-
|
||||||||||||||
*
|
|||||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
||||||||||||||||
<?6
|
||||||||||||||||
terwyl Bet weder vaft met zonnefchynop-
klaerde, en de vorige wint weder begon te waejen, maer met zulk eene heftigheit, dat een gedeelte van ons volk, al den vo- rigen dagh zeeziek geworden, hevigh aen 't braken raekte, en op den overloop ne- dergevelt lagh. Onder deze menfchen waren zelfs eenige zeeluiden , wel folda- tcn, maer die evenwel op deze vaertuigen voor matrozen gebruikt worden , en by alle gelegenheden het zeewerk moeten waernemen. Het volk, dat wy op had· den, beftont in æ é Strelfen , en ontrent fo reizigers, meeft al Armeniers. Deze Snoek, voerende twee kleene metaleftuk- ken, kon bequamelyk zyo pakken laden : dogh wy hadden die , gelyk te voren ge- zegt is, om plaets te winnen, vermindert tot 180. Het had drie roers,een achter, en aen beide de zyden nogh een, die niet altoos, maer nu en dan by voorvallende gelegenheden gebruikt worden. Dit flagh van fchepen voert maer een groot zeil, als voorheen gezegt is, dat by goeden wint verdubbelt wort. Tot laveren zyn ze on- bequaem: ook bedienen ze zich van geen riemen. Dezen namiddagh nam de ituur- |
||||||||||||||||
van hier een kleene fchets, naer mate van
het gezicht, dat 'er van te nemen was, met de letter Á verheelt wort. De- 0n ..._ ze kuft is tot aen Derbent geheel onvry ge küft, door de Samgalen , die dit gebergte be- Samga- wonén , en veele ftrooperyen plegen , 'en· zoo dat men zich niet te lant begeven durft. Gebeurt het, dat hier een fchip komt te verongelukken , zy pionderen aenftonts al het goedt , zonder ieraant daer rekenfehap van te geven , dewyl ze hun eigen voogt zyn , en hunnen eigen prins hebben , zonder dat ze voor iemant anders vreezen. Hun geloof is Mahome- taens. Ten 3 uren liep de wint Ooft, wanneer wy op den hoek van 't gebergte waren daer wy de ftadt Derbent in 't ge» ;r> ftajt zicht kregen , zynde naer gifling een uur Derbent. daer af. Hier worpen wy het anker uit 3 en lagen ftil. By welke gelegenheit ik, fchoon de ftadt niet regt kunnende beken- nen, een kleene verbeeldinge daer vanop het papier bragt, gelyk hier met de letter  wort aengewezen. Des nagts haelden wy met weinigh
wint het zeil weder op, en togen zoo verre voort, dat wy met den morgenftont den zo der maent de ftadt voor by raek- ten. Zy legt ten weften aen de zee. Zy Gele- is vry groot , en , naer my gezegt §enl,l!t. weit, anderhalfuur in haren omkring, a '* ftrekkende zich uit in de lengte. Ko- mende van boven tot aen de zee bevint men haer met eenen fteenen muur om- trokken. Zy is verzien van drie poorten, welker eene gefloten blyft, zonder ge- bruikt te worden. Het Kafteel is met de Het Kaf- ftadt vereenigt. Dit heeft ter rechter zy-tee!· de , als men van de zee ziet, een water- put , waer uit het water als een bron van onder uit den gront komt. Als men van 't gebergte ziet, vint men de ftadt wel met kanon verzien, ftaende voor de woo- ninge des Chams ontrent 60 Stukken, waer onder veele metale. Zy heeft ver- mits hare hoogte een fraei gezicht in zee. De meefte fteenen van 't Kafteel hebben de lengte van 7 i palm, en de hoogte van f \, wel te iamen gevoegt, volgens 't gebruik der oude gebouwen. Want de Perfianen houden dat deze ftadt van Alexanders ty- den geftaen heeft. Weinigh buiten de Graflle- ftadt ziet men 40 byzondere groote graf-ncn· fteenen, die elk de lengte van ontrent in- palmen hebben , en de breette van æ ß, leggende, zonder dat 'er eenige verhe- venheit is, op den gront. Veele lange fteene waterbakken ftaen 'er by, ook een lange fteene tafel, om welke fteene zit- banken zyn. Het Derbentfche gebergte beftaet uit louter rots, waer in veel zoete bronnen zyn , gelyk 'er ook veele zyn binnen de Stadt. Men heeft hier een ge- bruik dat alle, die hier nok geweeft zyny eenig drinkgelt aen het bootsvolk geven. By
|
||||||||||||||||
man
|
nu weder zelf aen het roer , zyn
|
|||||||||||||||
koers zoo hoogh naer het Ooiten,dat het
zeil niet langer den wint vatten kon, waerom het, dewyl wy door middel van het roer niet weder op de ftreek konden komen , geftreken moft worden. Wy gebruikten toen ook een tweede roer, om het fchip te doen draejen, en haelden het 0nbe. zeil weder op. Welk fukkelen my te bin- dreven- nen bragt dat deze en de Griexe zeeluiden heit dezer van elkander in de kenniflë der zeevaertlut- zeelui- tej verfchillcn. Wy behielden ondertuf- fchen den Noordewint, en denzelven koers, en een groot ftuk wegs voortgetogen zyn- de , bevond ik het water nogh zoet, en bequaem om te drinken , dogh wat ver- der gekomen zout, ook groen van koleur, en de golven dezer zee kort. Den ganfehen nacht op eenen koers dus
voortgezeik zynde in heldren manefchyn,
kregen wy des morgens den ip met het
Gezicht begin des dageraets het Perfifche lant in
van Per- ,t g^^j. ter rccnt:er zyde, zynde het
eerlte, dat wy zagen, een hoogh geber-
Dï berg te, genaemt Samgael , leggende ten Samgael. Wellen. Wy hielden onzen koers nogh Zuidelyk , blyvende naer gifhnge een goede uur van 't lant af. Ten ñ uren verdubbelden wy het zeil, hebbende ge- durigh het gebergte nevens ons , waer voor men veel bofch in de laegte ziet) en zandigheit aen het ftrant. iNu begon de wint te minderen , en de zee vervolgens te ftillen. kort daer aen liep de wint N. Ooft : en wy om den uitertten hoek te boven te komen leiden Z. Ooft aen, digt aen 't lant, waer van de uiterfte hoek een hooge bergh is met een fpitfe punt: waer |
||||||||||||||||
REIZEN;
'τ Gebergte Samgaél.
|
||||||||||||||||||||
$>7
|
||||||||||||||||||||
By weigering dreigen ze de luiden rriet
een tou op te halen, en in 't water te plompen j waer van op eenige plaetfen exénlpélen zyn. Dit noerhenze verganz.en. De ftadt legt in 't N. Weftèlyk deel van Afie, en des Ryx van Perfie, op de gren- zen Van 't lantichap Georgië en Züirie, aen en tuflchen de Kafpifche zee, en den bergh Caucafus, waer tuflchen een naeu- we doortogt is. Maer eenen dagh reizens van Derbent
Roovers. onthouden zich de rovers , genaemt Koe- raloek. Met deze vereenigen zich de Ruififche Kofakkén , nadat ze hun lant verlaten hebben, en röoven op de Kafpi- iche zee. |
>van dé voornaemfte, gelyk wy reets aen*
geroert hebben , Samgael genaemt wort. De tweede heet Crim Samgael: de derde Beki$de vierde Caraboedagh Bèk of Prins Caraboedagh, Deze ftadt Tarku voert ook Gele- |
|||||||||||||||||||
wel den naerh van Tirck of Tarki, en by8enn
|
ftadt,
|
|||||||||||||||||||
de Perfianen Targboe, - Zy is geheel open, **
leggende tegen het gebergte aen de Kaf- pifche zee in 't Oofterdeel des lantfchaps Georgië , onder het gebiet zynerCzacrfe Majefteif. Men rekerit hare afgelegen- heit ontrent drie daghrcizen van Nifii- waey. "',.....* Op den middagh begon de wint toe té
nemen uit den N. Ooftéri. En wy onze koers Z, Ooft aen nemende verloren de ftadt Derbent uit het gezicht., Langs de- ze ftrant kregen wy veel geboomte te zien, achter Welker vlakte zich het hoogh ge- bergte vertoont. Een uur na den mid- dagh quam de wint Z. Ooft, dat ons teJ gen was: zoodat wy weder genootzaekt Waren het zeil te ftryken , en te ankeren ontrent een half uur van dé ftrant, die geheel met bofch bezet ftondt, zynde al het geboomte kort, en van gelyke hoog- te. De wint des nagts uit den Noorden |
||||||||||||||||||||
Daghe
Aan, |
Hier aen paek Dagheilan , een Ideen
|
|||||||||||||||||||
lantfchap in het lant van Georgië en Züi-
rie by de Kafpifche zee , ftrekkende zich ontrent 40 mylen uit. De inwoners zyn Tartaren , die onder hunnen eigen Prins flaen, tuflchen het gebiet van Mofivié en Perfie. De Voornaemfte ftadt is Tarku, waer aen een andere volgt, genaemt Λη- dree. Dit lantfchap wort in geen Kaer- ten aengetekent: daer men nogtans weet dat het vierverfcheide Prinfen heeft, waer |
||||||||||||||||||||
Tarku.
Andree. |
||||||||||||||||||||
CORNÈLIS de BRUINS
|
||||||||||||||||||||||
9*
|
||||||||||||||||||||||
die men'er van ontmoet, ontftaet alleen
uit het invloejen der. rivieren-ontrent hec—.· ...·· lant. Geen gemeenfchap altoos heeft zy met andere zeen: maer is rondom met lant . en hooge bergen bezet. Men zou naeu- 1VI lyx gelooven hoe veele rivieren daer in loopen: want men rekent die wel 100 in getal te zyn'. De voornaemfte van deze zyn de Wolga , Cirus, en Araxes , die zich famen vereenigen , en bevorens ver- meerdert worden door veele andere , als Buftrouw , Akfay , Koi-fu, Kifilofein , Laik, Sems, Nios, Oxus, Arxantes of Tanais,' en andere, welker namen op te tellen vervelen zou. Zy wert te voren genoemt de Hyrcaniiche zee, ook Mare de Bachu. De Peruanen noemen ze Kul- fum , en Aflrakan Dengtes , of Aftrakanië zee. De Ruften, Mare Gualenskoioi Ma- re Gevalienske. De Georgianen , Sgwa j de Armeniers, Soef* Zy wort meeft van de Ruilen bevaren, ook van de Moren of Mahometanen : hoewel nu ook de Czaer van Moskovie veele fmakken tot Aftra- kan heeft gezonden, om die mede te be- Srfiak- varen, onder opzicht van den Kapitein ^entot Meyer , van'wien ik gefproken heb. j|r^ Dogh ik heb bevonden dat deKoopluiden hunne goederen liever in de gewoonlyke Ruffifche vaertuigen over laden , dewyl deze Smakken door verzuim voor het grootfte gedeelte lek zyn j waer door het niet miflen kan of de goederen móeten , byzonder als het hart weder is , nat wor- lï •deq. Anderszins waren ze veéÏbequamer," en zouden wel tweemalen de reize kunnen doen , tegen dat de Ruffifche vaertuigen die eens zouden doen. Evenwel zouden ze zoo gevoegelyk niet opdePerfiaenfche ftrant tot Niefawaey kunnen gezet wor- den , als de vaertuigen der Ruften , die van onderen plat zynde, daer by wylen blyven overwinteren. |
||||||||||||||||||||||
opkomende deet ons het zeil weder op-
.._.„.,„........luien. ..Zoodat wy des morgens op den
21 der maent met aengenaem weder en
zonnefchyn vóortzeilden ontrent een vier- de deel vaneen uurafftandts langs de ftrant heen. Waer opwy ten 8 uren den hoek van Nifawaey in 't gezicht kregen, daer zich eenigh geboomte van een gefcheiden op deed. Wy gingen nu Z. Ooft aen, en weinigh voor den middagh leiden het met byzonder fchoon weder voor de ftrant van Nifawaey ten anker op drie vademen waters, daer we nogh 6 andere vaertuigen vonden, waer van eenige voor ons van Aftrakan waren vertrokken. Het tou van ons fchip wert aen lant gebragt, om het zelve zoo dicht als doenlyk was daer aen te winden. De fchry-Het was drie uren na den middagh, toen ver treedfik rnetaj myn goedt van boort ging , en Perfi Ά niet vreugde voor de éerfte mael myne fchen bo- voeten op den Perfiaenfchen oever aen dem aen Jant zette.
h™\ Wat aengaet de grootte dezer zee, men
„enheic rekent hare lengte op 14 of 1 f dagen roe-
dezerzee.jens zonder eenige hulp van wint: debreet- te op 7 of 8 dagen. Naer de plaetfen aen de zee gelegen ftrekt zy zich meeft uit van 't Noorden naer't Zuiden. Haerbreet- te is van 't Ooften naer 't Weften. Men meent dat haer begin van Aftrakan tot Ferabath toe 100 uren wegs 'heflaet. Haer breette van Chuarefni of Karragan tot aen de grenzen van Cirkaffia of Schirwan , wort gerekent op 90 uren. Zy heeft noch ebbe , noch vloedt. En wanneer haer water de ftrant overloopt, datgè- fchiedt alleen door den wint, die uit de zee komt. Men gelooft dat zy in het mid- den zonder grondt is: en dus zou zy ook zyn, naer het verhael, dat men my daer van gedaen heeft, voor de ftadt Derbent. Anders heeft men op 30 of 40 vademen waters gront. Het water,gelyk ik reedts gezegt heb, is zout, en de zoetigheit, |
||||||||||||||||||||||
ί
|
||||||||||||||||||||||
XVIII. Η o o f τ s τ υ κ.
|
||||||||||||||||||||||
Qelegenheit van Nifawaey. Zware jlormw'mt, en fchr'akelyke
zantfiumng. Optogt naer Samacht, en aenkomfl. |
||||||||||||||||||||||
ne goederen op te voeren naer Samachi.
En vermits nu veele vaertuigen hier wa- ren aengekomen ^ gaf dit een ongemeen gewoel. Den zz, des morgens worpen wy het net uit in een rivier , nevens deze plaets loopende, die zich met twee bran- ken ontrent een halfuur van elkander ge- legen in zee begeeft. Maer wy kregen niet dan eenige weinige fteurkrabbetjes : hoewel bier lomtyts wel vifch gevangen W.ort
|
||||||||||||||||||||||
OP dit Nifawaey vint men nochj
dorp, noch huizen, en niet an- ders dan vlakke ftrant, waer op de aenkomende hun tenten nederflaen, zoo voor zich delven , als voor hunne goede- ren. Anderen gaen wat verder van de ftrant af, naer hun verkiezing of lang ver- blyf dat goedt vint. De Arabiers komen hier roet hunne kameelen en paerden, om de luiden, die ze hier vinden , met hun- |
||||||||||||||||||||||
Nifa.
waey. |
||||||||||||||||||||||
R È Ι Ζ È Ν.
|
||||||||||||||||||||||
99
|
||||||||||||||||||||||
. Vort zoo met den hengel als met het net.
Deze rivier heeft den naem van Nifawaey, waer van deze lantftreek haren naem draegt. Zy ipruit uit het gebergte: dogh hoe wyt van hier , heb ik niet kunnen vernemen. Den 23 liep de wint Z. Ooft : zoodat
voor den avont vyf vaertuigen naer Aftra- kan vertrokken, waer in verfcheide Ar- menifche Koopluiden met hunne goede- ren zich infchecpten , by welke gelegen- heit ik met hun brieven afvaerdigde naer myne goede vrienden , die ik te Aftrakan en Moskow gelaten hadt. De menfchen ontrent deze kuft , die ,
als gezegt is, de goederen op-en afvoeren, zyn Arabiers en Moren of Turken, die fcich des zomers in tenten, en des winters in de dorpen onthouden , die veel al het lant innewaerts leggen. Den 24 trokken veele Kameelen met
goederen op, nevens verfcheide Ruffifche Koopluiden, die met ons uit Moskow 't Aftrakan waren aehgekomen. Dezen Arabier zelven dag quatn ook by ons een Arabier, berooft, dien zyn paert, en rys , die hy te koop bragt, door drie andere by de rivier was afgenomen. Het welk zoo ras niet ver- ftaen was, of tien of twaelf perfonen haef- ten zich dien wegh op, om de rovers te achrerhalen. Dogh zy keerden vruch- teloos weder. Zoodat de arme man zyn paert, en handel waren miflèn moft. |
den, met ftil en fchoon weder, naer Sa-
machi. Wat ons belangt, wy moften den Tolmeefter afwachten, niet kunnende ver- trekken voor dat de tol der goederen be·* taelt was, dat op 46 ftuivers voor elk pak uitliep. Élk pak nu was van 400 ponden : dat men gemeenlyk rekent te zyn de ge- woone lading van een paert. Dezen dagh verhefte zich weder dezelve wint met Tweede zulk eene hevigheit, dat bynageen menfeh ftorm· zich aen ftrant konde houden, Waerom wy ons landewaert over den heuvel be- gaven, die ontrent 300 fchreden van de zee legt, en daer vernachtten. Hier vond ik ook een vaertuig van zyne Majefteit van Moskovie, waer van het volk zich ook een weinigh ter zyden af in't landt onthielt in eenige opgeftelde hutten. Hier onder waren tweeDuitfchers, een Bootf- man, en een Zweedfe gevangen. Van deze luiden ontfing ik twee vogels, die zy gefchoten hadden, van gedaente als een kleene reiger , dogh zwart, of donker blaeu vankoleur, by de Ruilen genaemt Karawaeyke; van welke ik een der hoof- den uit zinlykheit bewaerde. Zy my da- gelyx komende bezoeken , bragten my ook eenen witten Kraenvogel,die byzon- der groot en fchoon was. Het quaedt weder duurde den ganfehen
nacht , en bcdaerde eindelyk den 26: wanneer de Tollenaer aenquam , die ons goedt bezichtigt hebbende , ons verlof gaf om te mogen gaen. Waer toe wy tegen den volgenden dagh gereedtfehap maekten. De reis ging toen voort: op welke wy ons bedienden van over de hondert kameelen , dogh maer agt of tien paerden , en twee of drie ezels* Onze eerfte voortgang was langs den oever , die zoo geftelt was , als daer wy gelegen hadden. Wy trokken Zuidwaert aen , voorby vier riviertjes, Samoetfia, Balbalia , Bulboelaetsja j en Mordwa. Hier ontrent vond ik verfchei- de groote beeften aen ftrant, geweldigh |
|||||||||||||||||||||
[Storm
enzant- ftuiying. |
Ontrent den middagh rees'er een zware
ftorm uit den Z. Ooften , waer door het zant zoo vervaerlyk begon op te ftuiven |
|||||||||||||||||||||
tuilchen de zee en den zantheuvel, dat
mennaeulyx wïftj hoe men zich bergen zou. Onze tent was wei groot, en van twee palen onderfteunt, ook met eenige touwen overilagen, en in den gront wel vaft gebonden : dogh vreezende dat zy mogt nedergeworpen worden , koos ik liever den zeekant, daer weinig droogh zant om de opfpoeling des waters gevon- den weit. Het holp evenwel zoo veel |
||||||||||||||||||||||
niet, of onze tent fcheurde van een , en I dik en kleen van kop , die voor Zeehon- Zcehon-
|
||||||||||||||||||||||
den gehouden worden. Men vint'er by^e"·
wylen zoo groot als een paert, met valt ftyfhaer, waer van het vel by zonder dienf- tigh is tot het bekleeden van koffers. Als deze dieren op hunnen tydt paren zullen, ziet men ze dicht aen de ftrant met dui- zenden ontrent Niefawaei. Na dat wy vier uren waren voortgetrokken, iloegen we ons over den zantheuvel neder in 't vlakke velt, een half uur van het dorp Mordouw, dat door Arabieren bewoont wort, die zich in ilechte aerde huizen onthouden, gelyk we van de Tartaren veihaelt hebben. Mordow betekent moe- ras j waer naer deze lantftreek genoemt is, omdat ze veel moeraffigh water heeft, dat men zegt van het gebergte af te vlie- |
||||||||||||||||||||||
viel daer heen : waerom we ze wel vaft
over 't goedt heen bonden , en de twee daer leggende Stroeken , zoo veel doen- lyk was,op de ftrant wonden. Het zant zeker vloogh niet anders als wolken over den gront langs de zee heen : waer dicht aen alle menfchen zich quamen bergen j eenige achter een gebroken fchuit, die op den oever ftondt, andere daer binnen. Een fchouipel vremt en vervaerlyk om te zien i zynde de meefte luiden half blint door 'r. vliegen van 't ftof. Dit duurde tot aen den avont, wanneer de wint ging leg- gen, en wy onze tent weder opftelden , het goet heel van uit het zant halende , dat daer onder als begraven lagh. Des morgens den 25· vertrokken eenige Koop- |
||||||||||||||||||||||
luiden, die nu 12 dagen hier gelegcnhad- ten. Hier door komt het dat'cr veel rys
Ν i groeit f
|
||||||||||||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
||||||||||||||||||
ÏQO
groeit, waer in zich veel gevogelte ont-
hout.
Den 2.8 trokken wy weder langs den
zeekant heen, tot 2. uren voor den mid- dagh, wanneer wy , hebbende 6 uren voorcgereift, in het velt ftil hielden. Hier verlieten wy de zee , hebbende het hoo- ge Perfifche gebergte voor ons op eenen kleenen afilant. Hier vonden we een wel ofte bron, die uit den gront voortquam, voorts eenige ilegte dorpjes, die in wei- nige aerde huizen beftonden , door Mo- ren of Turken, zoo als men die hier noemt, bewoont. Deze vlakte en gebergte de- den zich met het fchoone weder zeer ver- makelyk op. Wy vernamen wat deze itreek van de Kafpifche zee voortbragt: dogh luttel vifch van belang. Eenige karpers zyn'er,maer ilecht,ook eenfoort van vifch als haring,en noghgrooterfoor- ten , maer niet goet. Wy trokken des nagts van den 2,9 we-
der voort, en quamen na een groot uur in 't gebergte, dat zeer hoogh en woeft is, rotfig, en met weinigh geboomte bezet. In de vlakten vonden we ook op veele plaetfen Keiileenen. Nu den hoogen ileenbcrgh Barma over getrokken zynde floegen we ons ten 9 uren inden morgen- ftont op eenen vlakken bergh , rondom van hooge bergen bezet, neder. Wy vonden hier een beek van ramelyk goedt water onder in eene diepe vallei. Opmyn aenkomft fchoot ik hier eenen overgroo- Groote ten vogel, zwart, graeu, en wit van ko- IÜ,Tide leUr 5 hebbende de vleugels uitgeltrekt, |
||||||||||||||||||
trekken door eenen zeer gevaerlyken
wegh , die laeg en fmal om af te gaen was , zoodat we onze paerden leiden mollen. In de laegte gekomen trokken De rivier we tweemael over de rivier by hen -Atat- Awtfiaei. fiaei genaemt, dat zoo veel zeggen wil als Vaders rivier. Deze vloeit in de Kafpifche zee, en befproeit veel lantvoor de vruch- ten. In de hoogte van 't gebergte von- den we eenen moeraflïgen poel vol water, daer zich veel groot en kleen gevogelte onthielt. Hier vonden wy het eerile goedt water, dat we met fmaek proef- den. Het vliet uit het gebergte als een kleen kanael , van boven met fteen en aerde dicht bedekt: zynde een gedeelte van dezelve rivier , die we den vorigeii dagh tweemael waren overgetrokken. Wy trokken 'er ook dezen morgen nogh eens door , dewyl ze meelt droogh was, dewyl 'er dit jaer en het vorige weinigh regen gevallen was. Ten 8 uren ont- moettenwe aen de flinke zyde een groote, en meert vervallene iteene karwanfera, en daer benevens een Kerkhof: daer wy veele graven van Arabieren en Turken za- gen. Wy hielden ons verblyf weinigh van daer in een vlakte by loopend water, genietende nogh al fchoon weder, maer houdende harden wint. Nu waren wy zoo verre gekomen dat wy nog 4 uren waren van het plaetsje Rafarat, dat in weinige Arabifche tenten beftaet. De plaets, daer we ververfching haelden, lagh een uur van ons af. Ontrent ζ uren na middernagt braken
|
||||||||||||||||||
vogc
|
wy weder op, en vonden het gebergte
|
|||||||||||||||||
een vadem in de lengte beilaende. Het
was een roofvogel van gedaente een valk gelyk , hier genaemt Tjallagan. De vleugels verfchaftcn my goede fchryfpen- nen. Wy hielden al fchoon weder, dogh
eenen harden N. Ooiten wint. Wy gin- gen meelt ten Zuiden aen, en voorby veele hutten der Arabieren, zoo beneden, als tegen en op het gebergte gcplaetft daerze hun vee hadden. Verfcheide qua- men 'er ons ook in groot getal tegen met vrouwen en kinderen , en vee. Deze wegh is zeer onvry door de meenigte der dieven , die ons wel naerftig de wacht deden houden, durvende niemant van ons uit vrees voor ongeval zich te flapen leg- gen. Om te toonen dat wy op onze hoeden waren deden wy verfcheide fcho- ten. OndertuiTchen gebeurde het dat een dezer dieven ons naderde , naer allen fchyn om te befpieden , hoe wy geitelt waren. Maer wy betaelden hem zyne nieufgierigheit met ftokflagen. Op middernagt trokken wy Veder van
dacr , en vonden ons na een uur of een Perfiaenfche myl reizens , die zy Verfang noemen, in een gebergte met bofch be- zet. Den dagh aenbrekende moitenwe |
||||||||||||||||||
nu op dan nedergaende. Na 4 uren kre~
gen wy iteenagtigh gebergte van weder- zydeh. Hier redenwe meelt door de ri- vier , die de Turken Ocruetfa of de drooge .Drooge rtvier noemen. Wy vonden den doortogt ook droogh en vol keiileenen , daer de beeiten langfaem doorgingen. Deze droog- te is hier des winters zoo wel als des zo- mers. Waerom deze benaming haere ei- genfehap heeft. Met den morgenilont hoorden wy hier in 't gebergte eenige fa- fanten of korh.oenders. Men heeft'er ook hazen, waer van ik'er een voor de eerite mael op dezen wegh zagh,daer men ook verfcheide wellen befpeurt. Op denlaet- iten der maent leiden wy het ten 8 urer* in een groote vlakte neder, meelt al met lleenen bedekt, en rondom met rotiïgh, gebergte omringt. Benevens ons vonden wy 10 tentenvan Arabieren, die ons melk, verfe boter, en eieren verfchaften. Het water was hier ook tamelyk goedt. Op onze aenkomft flagtten we een fchaep , van Aftrakan mede gevoert, welk terwyl gevilt en in itukken gehakt wert, was de pan te vier, zoo dat wy in een halfuur tydts met fmaek het ingewant nuttigden. Onder deze flachting itont een bokje s my |
||||||||||||||||||
Onveilige
wegh. |
||||||||||||||||||
van
|
||||||||||||||||||
R È Ι Ζ È Ν.
|
||||||||||||||||||||
tot
|
||||||||||||||||||||
tende de karavanen zich ichikken naer de
plaetfen, daerze water vinden. Nu wa- ren wy nog 3 uren van Samachi, behel- pende ons over weghzoogoet als wy kon- den, en gebruikende kameeldirk by ge- brek van hout, dat in dit gebergte niet gevonden wort. Waer op ik weder aen Egipten begon te denken. Twee uren na middernagt trokken wy n. ...
voort, en geraekten over de rivier Sahans-s Jia"J:'a" ja, die we ook zonder water en vol kei- fteenen vonden. Digt aen de ftadt ko- mende gingen wy voor by eenige boom- tuinen. Aen het tolhuis werden wy wed- der opgehouden , devvyl onze kamelen moften getelt worden, daer evenwel niet veel tydts tóe vereifcht wert. Vroeg in den morgenitont van den tweeden der maent traden wy aen de ooftzyde binnen de ftadt Samachi, en begaven ons in de Komft Karwanfera der Armenifche koopluiden,,e.Sama" welker een ons dien dagh ter maeltydt ont-c1"· haelde. |
||||||||||||||||||||
Van den meer gemelden Gouverneur ge-
fchonken, geheel en treurde, ziende zich op zulk een erbarmelyke wyze van zyn gezeliêhap op de reize berooven, weinig wetende dat het haeft een dergelyk lot te wachten hadt. Het was % uren na middernagt, als wy
weder van daer vertrokken door fteenag- tige bergen tot ontrent den dageraet, wan- neer wy een ander gebergte kregen van zantgront zonder eenigh geboomte, daer we bleven by een fontein of bron, ge- naemt Borbeelagh^ waer nevens verfcheide Arabiers met hunne tenten ftonden. Dit gebergte was zoo hoog niet,'en ook vlak- ker, gemeenlyk met fchoon gras verzien, maer nu dor door de droogte, als wy ge- zegt hebben. Het was nu de eerfte dagh van Auguftus, en we waren maer drie uren voortgetogen , vermits men by het zomeriaifoen maer weinigh wegs met de kamelen kan afleggen, teweten niet meer dan 4,f, ofd uren ineen etmaelj moe- |
||||||||||||||||||||
XIX. Hooftstuk.
Vreugdetekem over het ontfangen van een Eerkleedt. Befchry-
v'mg van Samach't* Overblyffels van een voorname fierkte op den bergh Kata-kuluflahan. |
||||||||||||||||||||
E eerfte vremdigheit, die wy hier
vernamen, was dat dezen zelven avont aen den Chan of Gouver- neur der ftadt een Eerkleedt van den Ko- ning gezonden wert: waer over vier da- gen lang vreugde bedreven wert. Het was in deze dagen zeer heet weder:
zoodat'er groote droogte, en door dezel- ve ongemeene dierte in de eetwaren was. Want men moft 10 ftuivers betalen voor een broot, dat men nogh voor 3 jaren, ja 100 voorledene , gekogt had voor 2 ftuivers. En dus was het naer gelang met de andere leeftogt ook gelegen , werden- de voor een hoen, dat men voor dezen kogt voor ijftuiver, of voor eenen Hui- ver, nu betaelt f of ó ftuivers. By win- digh weder wort men hier geplaegt van zeer veel ftof, daer men anders niet veel noodt van heeft : zoodat'er zeer naer re gen verlangt wert. De goederen,die hier op komen,moe
ten alle los gedaen worden, om alles tot het geringfte ftuk te doorzien. Waer toe verfcheide perfoonen van den Tol in de Karwanfera komen. Zy hebben hier toe hun byzonder vertrek in de Karwanfera. Maer men betaelt hun daer niets voor, nochte aen iemant buiten de genen, die tot het Tolhuis behooren ten dienfte der |
ftadt. Deze nemen voor yder voeder of
geladen kameel f o ftuiv. j daer men nogh maer weinig tydts geleden met zoituiv. voldoen kon : teweten wat betreft de koopmanfehappen , die in Perfie ge- bragt worden. Welke aenvoering wel meeft door hulp van paerden gefchiedt. Hierom worden de pakken wel tor. de helft verkleent; dragende yder paert ontrent 400 ponden, en de kamelen 800 of 900. Den f der maent ontrent 8 uren des statcly-
moreens reedt de Chan naer buiten, naer j?uii7", B . , · 1 , , ding des
een tuin, gelegen een groot vierde deelchans.
van een uur tenOoftcn der ftadt, om het kleedt, daer we vangefproken hebben, aen te trekken. Tot welken optogt groo- te toeftel vervaerdigt was. Waerom ik begerigh een gezigt daer van te hebben, my mede derwaert begaf. De ftaetfie ging dus toe. Voor aen reden eenige wei· nige perfoonen. Daer agter quamen 1-0 kamelen, die op elke zyde ζ roode zyde vaentjes voerden. Zes der zelve droegen elk 2. keteltrommen, die de Perzen Tam-„ bdjiaes noemen. Vier hier van waren zeer groot,boven wydt in de rondte,en onder fpits afgaende op de wyze van een vaes of bloempot. Die op een der kamelen zat fpeelde by poozen helder op. Aen de zy- de van den wegh bleven by wylen 4 bla- Ν 3 zers |
|||||||||||||||||||
Eerkleedt
aen den Chan van Samachi gezon- den. |
||||||||||||||||||||
Dierte
van eet- waren.' |
||||||||||||||||||||
Tollen,
|
||||||||||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
||||||||||
ÉÏÉ
|
||||||||||
Andere dienaers hadden een koper keteltjé
benevens hun paert hangen, waer in ge- ftadigh vier aengehouden wert, om de kaljan hunnen meefter op zyn begeren te kunnen aenbieden. Evenwel wert'er by deze ftaetfie geen tabak gerookt: dogh uit pragt wort zulk een ketel altydt mede gevoert. In dezen hertogt zag men ver- fcheide Heeren elkander najagen, om te- gen elkander te werpen met de fpriet of itok, by hen ayner genoemt, uit vermaek en oeffening. Om al dit werk te bezich- tigen was een groote meenigte van volk ter ftadt uit getogen zoo te voet, als te paerdt. Het welk niet onvermakelyk om te zien was, te meer , omdat het ge- zicht hier ontrent door de verfcheidenheit der dorpen, tenten der Arabieren j en veele tuinen, opgeheldert wert. Eer de Chan dezen eerrok aentrok,zette hy de gou- de muts op, die te voren weinige fchreden voor uit voor hem heen te paerde gedra- gen was. Zy was met edele gefteenten bezet, en boven gefloten. Het fatfoen Koftety- dezermuts wil men dat het wapen is van ke muts. den Profeet Aly, die'zulk eene zou ge- dragen hebben. De Chan met dezen rok aengedaen zynde nam de muts weder van zyn hooft, en dcedze, als wy gezegt hebben , weder voor zich heen dragen. Al dit werk wert binnen den tydt van æ uren volbragt. Eer de avont ons overviel, begon het
te regenen , en duurde tot den volgenden dagh ontrent den middagh. Hier door werden de wegen zoo beflykt dat men'er naeulyx met de paerden door kon. Van den 7 der maent evenwel tot den 10 was het fchoon weder. Dat evenwel niet be- lette dat'er des nagts een aertbeving ont- ftondt, die echter geen fchade bybragt. Veele evenwel beducht voor ongeval fliepen naderhant onderd'opene lucht,om bevryt te zyn van het nederftorten der huizen. Den 11 der maent tekende ik deze ftadt Gele_
aen de Zuidzyde af op eenen bergh, waer oenhek van zy zich op het fraeifte vertoont, als dei· · ftadr. op N°. 38 te zien is. Zy legt voor het grootftegedeelte in delengte. Dogh de- wyl'cr>geene voorname Kerken, toorens, of gebouwen zyn, heb ik niets anders om te kennen kunnen aenwyzen als met de letter Á het Hof van den Chan j de Ser- kafle Karwanfera, aen de regter zyde tert Ooften buiten de ftadt leggende j met  den berg,waer op een oudevervallefterk- te gezien wort, die met C wort aenge- wezen. Zy legt in het Noorden ten Weiten van de ftadt. Dogh ik zal'er hierna brecder van fpreken , gelyk van eenen anderen hooger bergh, die daer nevens legt. De ftadt zelve legt als te- gens het gebergte. Zy beflaet een uur gaens in den omkring. Zy heeft geene mu-
|
||||||||||
zers ftilftaen , blazende op groote lange
trompetten, die aen't einde zeer wyt wa- ren, by hen Karama genoemt, waer uit ze een groot gebrul maekten, dat myne ooren verveelde. Een ftuk wegs van de- ze fpeelden 4 andere opeenfoort vanfchal- meien , by hen Karana nafier genoemt. Achter de kamelen gingen 20 „Mufquet- tiers, verfcheidentlyk gekleet, d'eenin't groen, de ander in 't purper, d'ander in 't graeu. Hier aen volgden 6 bedienden van den Chan, gaende voor het paert , daer de Chan op zat, dat fchoon van ge- daente, kaitanjebruin van koleur, en kof- telyk gemonteert was. Hy zelfwas ge- kleedt met eenen korten bovenrok, heb- bende op het hooft een groote Perfiaen- fche muts of Tulbant. Agter hem reden 4gefnedenen, bruine,en zwarte, Kofte- Jyk gekleet, en gezeten op fchoone paer- den. Hier aen volgden de voornaemfte Heeren , en anderen in grooten getale, alle gezeten op fchoone paerden. Hier by waren 9 hantpaerden van den Chan, alle koftelyk uytgedoil, en behangen met een kleen trommeltje voor aen de rechter zyde der zael genaemt Tambelfaes. Welk fpeeltuig gebruikelykisby luiden van aen- zien, die daer by wylen met de vingers op fpelen. Het was al meeft van zilver, zelf dat van den Chan. Voor den tuin ftonden ter regter zyde naer 't gebergte veele fol- daten , voerende elk een enkele pluim op de mutfen. By deze zag men twee paer- den, waer op een man zat, van het hooft) tot de voeten aerdigh in eenen rok geile- J ken van alderhande koleuren , die verhe- ven te famen gevoegt was : zoodat hy Bootzs. eenen aep verbeeldde , en fratfen van ee- 'nakers. ncn aep maekte, zittende nu te paert, en
dan weder over end ftaende. Deze twee luiden waren in deze apekunften wel be- dreven , waeromze veel bekyks hadden. Zy ftonden ontrent 20 fchreden van el- kander af, hebbende eenige Spelers by zich. Toen men aen den tuin gekomen was, ftegen alle de heeren van hunne paerden, gelyk ook de Chan aen de voor- poort , die groot en van fteen gebouc was. Inden hof getreden trok hy daer het eerkleedt aen , en quam een halfuur daerna weder te voorfchyn, en fteeg te paert·, rydende ondertuflehen eenige hee- ren voor uit om alles weder in rang en Eer- orde te Hellen. Dit kleedt nu was een kleedr. kaftan of rok tamelyk lang van roode
goude ftoffe s of brokade. Hier by was een goudemuts opdewyze van een kroon, die hy op het hooft droegh. Onder de- zen toeitel reed een groot getal dienaren te paert om en om, dragende elk een kaljan of Perfiaenfche Tabakfles tendienft van hunnen heer in de regterhant. Deze fleflen zyn van glas, boven aen met zil- ver , ook wel met gout, fraei bewerkt. |
||||||||||
MBi
|
||||||||||
fc Ë I % E Ml
|
|||||||||||||||||||
iöj
|
|||||||||||||||||||
jUurén, Zynde voor 3 f jaren door aertbe-
vingh verwoeii. Van gebouwen, gelyk ik zegge, is'er niets aenmerkelyx. Ker- ken , die zy Afu-zjit of Ma-zjn noemen, zyn'er in grooten getale, maer alle kleen, en laeg van gebou zonder eenige torens : zoodat men ze van buiten de ftadt niet zien kan. Op twee der zelve zyn kleene .koepels. Men treet'er in door een voor hof,en vint'er binnen luttel fieraedt,maer in het ronde een verhevene zitplaets. De huizen zyn altemael flecht,zynde van aer- de en fteen famengevoegt, en meeft zoo laeg, dat men de daken met de hant berei- kenkan. Boven zyn ze plat,en geweldigh ibber in 'taenzien. De voornaemite even- wel zyn van binnen tamelyk wel met ta- pyten en diergelyke fieraden opgepronkt. De muren vint men wit beplaeitert, en eenige trekken met koleuren daer op ge- bragt. De allervoornaemfte hebben twee verdiepingen , en zyn boven niec plat, Woning maer verheven. De woning van den
|
|||||||||||||||||||
chia^ ook Stmmathia genaemt, én van de
Perfianen Schamachie. Zy legt op 40 gra- den f o minuten. Zy is de hooftftadtvan dit lantjdat tegenwoordigh Scbirwan ofS$r* van genaemt wort, hebbende voorheen den naem gevoert van Medie^ een zeer vermaert Koningryk in Afie gelegen in het Noor- der enNoordwefter deel van het Koning- ryk Perfie, daer nu het lantfehap Servan* het Wefterdeel des lantfchaps Gilan, en het Noorderdeel van het lantfehap Ay- rack is, waer voor het nogh by de inwo- ners bekent ftaet, (trekkende zich uit tot op de grenzen van Hirkanie. Men wil dar deze ftadt gebout is door den Pcrfi- fchen Koning Schirwan Sjae. Zy worc gerekent te leggen 24 uren van de Kafpi- fche zee af. De wegh hier door het ge» bergte is zeer krom en bogtigh. Wy heb- ben'er 23 of 24 uren over gereden , en 6 dagen op wegh geweeft met de Kamelen; Maer te paert kan men het bequamelyk in 3 dagen afleggen. Van Derbent is dé reis 40 uren lang , als men over het ge- bergte op Lahati gaet. De Chan regeert hier, als een Koning. Volflrek-
Buiten hem is'er alleen een Kalantaer ofteregc- Burgermeefter: dogh die heeft noch gelt,™^" noch iets in handen. Hy maekt wel de ians* lyften van het geene op te brengen is van het lant: maer de penningen worden aen den Chan gebragt. Deze heeft een Kan- fclery, en daer in zyne Raden. Hetwa- penhuis is in zyn hof, waer in ook eeni- ge ftukken kanon zyn : waer van'er ook twee kleene voor het hof ttaen, worden- de geloft, als de Chan eenige vreugde be- dryft. Hy heeft 2yoo foldaten , alle te paert, uitgenomen 300, die indienftzyn voor lyfwachten te voet, en met hun al- len, of eenigen uit hun, voor hem gaen, zoo meenigmaelhy terjagt, of elders uit- rydt. Deze Chan, nu zyndein het zefte z „ f jaer zyner regeringe, was een welgemaekt becidfnt.' man, fchoon wat mager,dragende groo- te lange zwarte knevels. Men noemt hem Allerwirdtchan, Hy voert den titel van Begkrerbegi^èsiX. zoo veel is, als Chan over de andere Chans. Hy is een Georgiaenfch Chriften geboren, voorheen Kamerjon-» ker by den Koning van Perfie, aen wien zyn vader, een edelman uit helderen hui- ze, hem nogh ionggefchonken hadt,naer het gemeen gebruik derGeorgianen.Men geeft voor dat hy gefproten is uit het huis van Borgodion,dat out en van voor Chrif- tus geboorte bekent is, oirfpronkelyk uit Joodfchen geflachte, en van Jeruzalem in 't Georgiaenfche lant overgekomen. Deze voogdy over Samachi is eene der
voornaemfte in 'tPerfiaenfehe gebiet, als waer uit de Gouverneurs zich in weinigh jaren kunnen venyken, om de groote in- komften, die ze uit deze geweiten trek- ken. Want van Gilan komt veel zyde, ka-
|
|||||||||||||||||||
<)es
Chans, |
|||||||||||||||||||
Chan legt op eenen bergh , doende zich
|
|||||||||||||||||||
van buiten Hecht, en voor een gedeelte
vervallen op. Ik vond hier nogh een puin- hoop, en tamelyk groot overblyflèl van een Kerk, waer aen nogh ζ of 3 voltens ftonden, op de wyze van koepels, die fraei moeten geweeft zyn. Dit vervallen gebou was met klinkklare fteenen wel aen een gevoegt, en het outile en befte van alle, die ik daer gezien heb. Door de |
|||||||||||||||||||
Markt
en win- kels. |
ftadt lagen ook veele puinhoopen. Aen
de kegte van den bergh , daer de Chan |
||||||||||||||||||
zyn hof hout, is een groote lange markt,
daer alles te koop gebragt wort wat men bedenken kan , inzonderheit vruchten. Hier zyn ook de woningen van alle de ko- perflagers, en veele iborten van winkels, ook van Koks, daer alle ipyze toebereidt te krygen is. Aen het eene einde de- Bazaers. zer markt nemen de Balaers eenen aen-
vang, daer ook alle foorten van winkels zyn , als die van Gout-en Zilverfmits, Laerzemakers, Zadelmakers, en wat des meer is. Eenige dezer Bazaren zyn van boven met fteene bogen gefloten , andere weder met hout overdekt. Zy beflaen een groot einde der ftraten, en begrypen ook in zich Tabak-en Koffyhuizen, ook alle de Chans of Karwanferaes , die bin- nenwaerts fpringen , waer in men van de ftraet door een groote poort gaet. Deze zyn ontrent 20 in getal, waer van de In- dianen wel de fierlykfte bewonen. Alle zyn ze wel van fteen opgebout, en on- trent 23 of 24 voeten hoogh. In de on- ze waren benevens den gront 40 vertrek- ken, alle in het vierkant gebout. Hier in worden de voornaemfte goederen ver- kogt. Waerom men in de Bafaren geen voorname winkels van lakens, en derge- lyke vint. Samachi. Deze ftadt Samachi wort mede Stma-
|
|||||||||||||||||||
;■
|
|||||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
|||||||||||||||
104
|
|||||||||||||||
itadt wel mogt gaen voor eene der befte
in ganfeh Perfie. Dit vernam ik uit goe- de onderregting van eenen der hier zynde Franfche Geettelyken, ook uit eenigc Georgianen, die hier by getuigden dat in het lantichap Georgië , nu Gurgiflan ge- |
|||||||||||||||
Het lant katoen , en faffraen. Het lant is ook
van Sa- yruchtbaer van fchoone wynen , zoo wit- ma te als roode. Dogh de witte is fterk, en niet te drinken dan met water gemengc. Alle foorten zyn'er ook van goede vruch- ten, als appels, peeren , kaftanjes , alle lekker van fmaek, byzonder die groejen op de ftreken gelegen naer 'tlant der Geor- gianen. Zoodat dit lant zeer vruchtbaer is·: hoewèl'er volk gebreekt om het zelve te bebouwen. Men vint'er mede een groote meenigte paerden, en dieren, die den menfch tot onderhout «rekken , in vollen overvloedt, oflèn, ichapen, hoen- ders, veel wilt gevogelte, faifanten, pa- tryzen, hazen, quakkels, leeurikken, en Over- ander flagh van wilt. Dit alles is hier yloed van voor ecnen neringen prvs te bekomen , levens· ι , ■ j° ι·} λλτ l
middelen.voornamelyk in den winter. Waer by
nogh komt dat het broot hier uitnement goedt is. Schoone Een fchoone zeehaven heeft de Stadt zeehaven. gacjjUj jaer nu dé Peruanen een gemee-
ne iterkte hebben opgeworpen. Want de kapitein Meier , van wien wy gefpro- .; ken hebben, deze haven verzoekende tot
vry gebruik zyner Czaërfe majeiteit bragt hen hier door tot argwaen: dewyl de Moskoviten vryheit genoegh hadden om hier te gaen en te komen, zoodat dit ver-· Zoek, dat hem ook ontraden was, van hem niet moit gedaen zyn geweeil. Dit geweil, zoo verre het «rekt tot aen de rivieren Kur en Aras, waer door het van't andere wort afgefcheiden, gelyk wy daerna zeggen zullen , was met weinigh volk in bezitting te nemen , en door het opwerpen eeniger fterkten wel te behou- den , dewyl dit volk onmagtig is om weer te bieden. En voor niemant quam dit beter gelegen dan den Czaer Eachu. De oude itadt Bachu, gelegen in't
wefterdeel van Perfie, in't lantfchap Ser- van , aen de weftkuft ten zuiden van dé Kafpifche zee, heeft nogh den ouden Nootoly. muur. Hier uit komt de meeite Nootoly^
de witte en bruine , voort; welke laetite door geheel Gilan, en wel ι oo uren Per- fie innewaerts verzonden wort. De wit- te gaet alom naer alle geweiten. Men verhaelde my dat ι of 3 uren van de itadt het lant geftadigh brant door den Salpeterigen gront. Ik verftont ook dat De fhdtde itadt Ganfie, f o uren ontrent van Sa- Canfie. rnachi gelegen , byna viermael zoo groot
als deZe is, verzien met veel iteene ge- bouwen, meelt twee vérdiepingen hoogj breede en ruime «raten , brave Bafaers, fchoone karwanièraes, en een deftige markt. Dat het gebou van den Gouverneur ruim en groot is: dat'er een groote rivier dooi- de Stadt loopt, dat'er veele tuinen zyn, en overvloedt van goeden wyn envrug-1 ten. Men had'er ook veel Zenaerboomenj Cipr^pjTj en Pynboomen. Zoodat die |
|||||||||||||||
Onbe·
|
|||||||||||||||
naemt, verfcheide rivieren zyn , die wy ^^T(\.
niet kennenV als Allafan , die door devjeien. Provincie Ghaget loopt, en zyn koers neemt in de rivier Kur:. Legwie, die ne- vens de itadt Gorri loopt, by ons aenge- tekent Cori, en mede in de Kur vloeit j Kifanni,die dicht nevens een groote kerk loopt, genaemt Schetta , en mede in de Kur eindigt; Simma, die ook in de Kur vloeit, en aenvang neemt in Turcomania ontrent de itadt Angheltska ; Jorri, die aen 't gebergte Serikjes begint, en mede in de Kur vloeit. Deze zyn weldevoor- naemite. Want de andere mindere zyn zoo by name niet bekent. Om nu myn verlangen naer het weten
van dingen, die de Outheit betreffen, te voldoen, dewyl my niet onbekent was dat in dit zoo van outs beroemde Medie , in- zonderheit in deze lantitreek , wel eenige overblyfièls, der opmerkinge waerdigh , moiten zyn, begaf ik my op den 13 de- zer maent Auguitus naer den bergh Kala- De bergh kuluilahan, een half uur Ν. ten Weiten Kalaku- van deze itadt afgelegen. Eer ik den zei-luftahan· ven beklom, ging ik neder zitten in de laegte,daer ik een gedeelte Van den muur en toorens eener oude vervalle iterkte op den bergh kohde befchouwen. Ik zag dan eenige ronde torens , ten deele nogh in wezen, overblyffels van een muur, en andere grontleggingen, daer van afgefchei- den, ook groote overblyffels van muren naer de laegte ter rechter zyde van den bergh, turïchen de groote «eenen der fundamenten, die zich maer weinigh uit den gront, daer de bergh nederwaert loopt, vertoonden. Dufdanige groote brokken waren ook aen de flinke zyde, boven by den toorn, in zonderheit een op het op- perite van den bergh. Dit alles bezien hebbende , brogt ik het famen op 't pa- pier, gelyk het met No. 39 wort aenge- wezen. Toen ging ik naer boven aen de Noortzyde,daer het moejelyk en gevaér- lyk was om op te komen, zoodat ik dooi- de groote hoogte van vermoeitheit mee- nigmael molt ruiten. Toen ik boven ge- komen was, was het voornaemite dat ik daer vond , een gewelf onder de aerde, Onder- waer in men van de Zuidzyde door eenaerrklJ. grooten boogh van zware groote iteencn ,8ewe ' gladt te famen geitelt, nederwaert gaet, 7 of 8 fchreden , over ingeitort zant en puin. Recht over dezen ingang is een andere boogh op dezelve wyze , flaende op den anderen, en nogh in zyn geheel. Deze is vlak open tegen het N. Ooiten , daer het yffelyk is om door te zien , om de
|
|||||||||||||||
.:*■
|
|||||||||||||||
REIZEN.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ΙΟ?
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tle hoogten en fteilten , naer beneden in
de vlakten, tuflchen de-andere bygelege- ne bergen. Waerom aen deze zyde des bcrgs geen muur geweeft is om de ver- vaerlyke fteilten, daer niet aen te kómen is geweeft. Deze twee gemelde bogen zyn het begin van den ingang, ftaende44 fchreeden van elkander ah Nederwaerts gekomen, ziet men hier ter rechter zyde eenen korten fmallen gang met een volte, dogh die ftrak tegen de rots van het ge- bergte ftuit. Hier nevens is nogh een in- gang, maer kleen en aenftonts fluitende, Vermits die zyde ten Ooften, en bynaaen |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
heb. Die zoo uitnemend groote fteenen
fluiten daer zoo hecht aen een , dat men de lamenvoegingen daer van naeulyx be- merken kan , waer by komt, dat ze zoo gladt als een fpiegel geflepen zyn. Hoe- wel ik moet zeggen dat dit werk , waer van wy hier fpreken, maer beftaet in ru- we fteenen, waer in zy naer allen fchyrt zoo veel nettigheit niet hebben gezogt te brengen* Uit deze onderaertfche vertrekken zyn-
de, nam ik de maet van de breette boven van den bergh , en bevond die op zyn fmalfte te zyn f o fchreden. Dogh naer |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het einde van het bovenfte gebergte is. het Weften of N. Weften wort by ftrak
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
breeder,beflaende daer 80 fchreden. Hier
is ontrent op het midden van den bergh een groote put, waer van de mont of bo- venkant rondom zoo gevaerlyk was , dat ik'er niet aen dorft komen, om'er in te. ^evaeri zien, dewyl ik daer ingeftort zynde , ze- } el1ut' kerlyk myn Vaderlant nok weder zou ge- zien hebben. Het is zonder twyflèl voor- heen een waterput geweeft. Verdere opening heb ik niet kunnen vinden. Van dit opperfte werk ftaen de lager muur en torens, daer ze 'tnaeftby een komen,70 of 80 fchreden van elkander af. Dan loopt dezelve muur veel lager om den bergh ten Ooften, naer giftïng een halfuur, indien |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hier tegens over ter flinke zyde naer het
Weften gaet men door eenen boogh, die als een poort is, maer nu geen mans leng- te hoogh, zoodat men bukkende daer door moet gaen in een kleen vertrek. Van het zelve gaet men door eenen korten gang in een diergelyk vertrek , ook op dewlvc wyze in een derde, hebbende die alle bra- ve vaftc bogen en gewelven. Het muur- werk, daer alles op ruft, bevond ik dik te zyn aen den eerften ingang , ten deele ƒ, ten deele 8 voeten, en vervolgens ook zoo: zynde tuflchen yder een korte door- gang , als waren ze van een gefcheiden. Om de duifterniflèkonik niet verder zien, |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dewyl ik in het laetft gemelde veele brok- j men het met gaen konde afmeten. In het
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ken, en nedergeftorte fteenen zagh leggen,
Zoodat de gront niet te bekennen was, en ik my in deze eenzaemheit niet verder be- geven dorft , zynde maer in ftilheit van een eenigh perfnon vcrzclt, dcrwaert gc- gaen. Maer'dit alles in myrte gedagten overwegende, befloot ik dat het grootfte gedeelte onder den bergh heen gaet naer 't Weften en N. Weften , zoo als deze bergh in de lengte gelegen is. Ik bevond ook dat de fteenen der onderfte gewelven van de gangen,die niet boogfwyze,maer vlak zyn , de lengte van de breette dei- gangen hadden , ruftende met de einden wederzyts in de muren. Al wat men hier zoo onder als boven ziet, is met fteen en kalk famengehecht, zynde daer ontrent het ciment redelyk dik gebruikt. Even- wel zyn de famenvoegingen zoo digt en net niet aen een , als wel by de ouden, |
afkomen van den bergh hadden wy meer
gemak, dewyl wy den rechten wegh von- den , dien wy in het opgaen hadden moe- ten nemen. Afkomende ontmoetten we nogh verfcheide overblyffclen van groote vertrekken tuflchen den benedenften muur, en de bovenfte vervallene fterkten, waer van eenige nogh de buitenfte vlakke ftee- nen hadden, die niet hoogh van den gront waren. Wy konden maer alleen bemer- ken de grootte der boogen, vertoonende die plaets een groot beftek van een ge- bouw. Van boven dan vervolgens geko- men zynde tot aen den eerften muur, te- kende ik het gezicht by eenen tooren, die nogh ten deele met zyn buitenfte fteenen ftaet, nevens eenige andere vervalle over- .blyfiêls, zoodanighals wy dé verbeelding daer van geven op N°. 40. Anderen heb- ben aengetekent dat deze overblyffels van |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
Naeu-
keurig- heit der |
inzonderheit de Romeinen , die daer in
uitftaken, plagh te gefchieden. Zy be- |
hout en fteen te famen zouden gevoegt
zyn geweeft. Maer ik heb daer niets van ondervonden, veel min kunnen befpeuren, dat'er eenigh teken van hout zy geweeft, maer wel vafte fteenen , met ciment aen een gehecht. Het gemeene geloof is dat deze ongemeene fterkten door Tamerlan zouden verwoeft zyn : waer van ik de waerheit niet heb kunnen onderzoeken. Nu weder te rug koerende naerdeftadt, Turxe
zagh ik een weinigh buiten dezelve in het'f00!!'1* |
||||||||||||||||||||||||||||||||||
öudeRo· trachtten dit iamenvoegen zelf in de ftee-
mcinen in nen der wegen j waer van nogh getuige- |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hét fa
menvoe gen der fteenen. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nis geven de weinige overblyffels die'er
zyn van den ouden Napelfchen wegh,by hen Via Λρρϊα genaemt. Inzonderheit |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hebben de bouwers van het eenigfte won-
der der werrelt, dat van de zeven over- gebleven is, hier in hun vernuft getoont aen den wegh, dien men van binnen op- |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Öelyke gaet m je piramide van Egipten, welker open velt eenen Turk op de koord danf- an er'
""È'fjp!'1 verbeelding ik in myne eerfte Rcisbefchry- fen, die aen de daer ftaende huizen vaft ten.0 ving gezegt heb dat ik de. eerfte gegeven gemaekt was. Al wathy bedreef beftondt O mccll
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
CORNELÏS de BRUINS
|
||||||||||||||||||||
éï6
|
||||||||||||||||||||
een fchuinfe koorde op.. Om dit fpel te
aenfehouwen, hadden zich duizenden van menfehen, zoo mannen als vrouwen en kinderen, naer buiten begeven j zynde de vrouwen geheel met een wit linnen kleedt bedekt, op de Turxe wyze. Terwyl de Kunftenaer bezigh was, ging een van zy- ne makkers om by de menfehen, die naeft; aen den kring ftonden, biddende om een kleene gift voor het gezicht dezer kunf- ten. Veelen dan openden de beurs , en gaven eenen halven Huiver , anderen ook wat meer, na hun genegenhek groot of kleenwastot deze fraejigheden,die hier zelden gezien worden. |
||||||||||||||||||||
meeft hier in,dat hy zich liet nedervallen
op zyn hinderftc, dan met de koord tuf- fchcn de beenen , ook op de zyde zich vertoonde , zonder dat de voeten op de koord quamen , waer in hy telkens ver- anderingen maekte, vallende ook voorop de becnen. Op danflen of fpringen op de koord verftond hy zich niet of weinigh. Anders was al wat hy deed vry behendigh. Hy had eenen zeer langen ilok in zyne handen. Hy bond ook voor aen elk been twee bloote fabels, wacr mede hy zacht- jes over de koord voortging. Toen wif- ièlde hy de iiibels voor twee platte ronde dingen, even als muilen, die hy onderde voeten bont. Vervolgens ging hytegens |
||||||||||||||||||||
XX. Hooftstuk.
Gedenkwaerdige oude graven te Jediekombet, op den bergh
Pjedrakoes , en te Pyrmaraes. Gruwzame moort gepleegt aen vier Armenieren. Monfler'mg der Perfiaenfche Rwtery. |
||||||||||||||||||||
MiDDCERWYLEN had ik ver-
ftaen dat buiten deze ftadt eeni- ge oude graven waren. Waer- om ik den 14 der maent befloot drie paer- den te doen vervaerdigen , om den vol- genden dagh my na de plaets, daer ze Jedie- waren, genaemt Jediekombet, ofZeven- kombet. torens , te begeven. Dit Jediekombet legt drie goede uren van Samachi lande- waert in. Ik begaf my dan des morgens dacr heen, nemende twee luiden met my, buiten de voetloopers,die de paerden ver- zeldcn. Wy gingen al meelt ten wellen aen naer het gebergte, waer op veele dorp- jes gezien worden, al meeft door Arme- nieren bewoont. Aen een van deze qua- men wy ten ñ uren. Dit dorp, genaemt Het dorp Kir^'"s ·> legc °P eenen vrugtbaren bergh, Kirkins. bezet heel en al met wynplantaedjen, waer mede die menfehen zich meeft generen , hebbende daer een Kapel van groote ftee- nen gebout, waer in een hunner heiligen |
fieraedt op den Heen ilonden. Daernaheb- z
benze den heiligh op dezen bergh gebragt, erafftede. daer hy begraven legt, wordende zyn graf0 in hooge achtinge gehouden. Want op de feeildagen komenze daer kaerflen op ont- ileken, en by de grafilede hun maeltydt houden. Ik vond'er ook, dewyl het zon- dagh was„ eenige huisgezinnen, die my vriendelyk ten eten noodigden, terwyl de vrouwen bezigh waren met defpyze te be- reiden. Dogh ik ontging dit met dank- zegginge, dewyl ik maer gekomen was om myn opzet te volvoeren. Dit dorp beftaet ontrent in 200 huifgezinnen. De Kapel, die daer is, heeft in't midden een kleen altaertje, en aen de flinke zyde eenen grooten graffteen, waer op zy de waskaerf- fen aenfteken. De Kapel is omtrokken met eenen kleenen muur, en daer nevens ilaet een Noteboom , onder wiens fcha- duwe zy zitten. Hier is ook een Kerkje geweeft, dat door aertbeving voor 3 f ja- ren verweeft is, in wiens plaets deze Ka- pel gezet is. Ten half tien reden wy weder van daer
over bergen van fchoon lant tot aen Jedie- kombet, daer wy na verloop van een uur aenquamen. Hier vond ik de oude graf- Graffte- fteden, daer ik van gefproken heb, diejjj^^** fraei gebout,en van groote levendige rotf- j,eu ileenen redelyk wel aen een gevoegt zyn. Deze waren nogh al meeil in wezen , en gingen lpits op. De eerile , die ik be- zagh, was de hoogile , en naeft aen den bergh gelegen. De muur van den toren was f palmen dik , de ingang 6 palmen hoogh, en 5 wydt. Van binnen was hy rondt,
|
|||||||||||||||||||
Perfiaen-
fche Hei· ligli. |
||||||||||||||||||||
begraven legt, genaemt Sahaech Wartapeet,
Deze geven zy voor dat eerft Mahome- |
||||||||||||||||||||
tans zynde, tot hen is overgekomen , en
in hunnen godtsdienft zoo verre onderwe- zen, dat hy eindelyk tot Priefter verko- ren is. Dogh dat zyne vorige geloofsge- nooten hier achter gekomen zynde, hem te Samachi verbrant hebben: dogh dathy van den dooden opgewekt tot hen weder- gekeert is. Aen den wegh, een half uur van dezen bergh hebben zy eenen grooten grafftcen geftelt, wacr op eenige karak- ters llaen, die ik gezien heb. Ik vraeg- de hen de bediedenifle daer van: maer zy zeiden dat ze niets betekenden, en alleen tot |
||||||||||||||||||||
Ê Å É Æ Å Í.
|
|||||||||||||||||
ïOj?
|
|||||||||||||||||
de eerft ingetrede kleene poort, door eene
die wat kleener is, met twee treden op in een vertrek, dat 10 voeten diep j en even zoo veel breet is. Hier op ftaet de gemelde toren, die tot aen de ipits hol is. Aen de rechter zyde ziet men'er vier ven- ftergaten in $ komende twee boven den ander. Hier vond ik eenige waskaersjes tegen den muur gezet, en op den gront een deel verbroke fteenen , waer ontrent men geen graf konde bemerken. In die gebou hielden wy ons middagmael, en koelden den wyn met het water, dat uit een fchoone fontein vloeit, die vlak voor. dit gebou, en maer weinige fchreden daer van daen itaet. Deze bron ftroomt her- waert van uit het gebergte, en geeft water dat zeer goedt van fmaek is. De muur aen deze fontein is mede out, en van het zelve werk. Buiten den omtrek dezer graffteden, waer van de ouden altoos groot werk gemaekt hebben 4 gelykyder weet, ziet men nogh duizenden van grafiteenen in het ronde, eenige der zelve als de reets gemelde, andere van gemeene groote ftee- nen. Dogh op geene van alle konde ik eenige karakters van gefchrift bemerken: zynde daer alleen wat lieraetwerk op ge- houwen , en boven op eenige verbeeldin- gen , daer ik geenen naem aen weet te ge- ven. Alleen hadden zommige de verbeel- ding van een hooge ß mal Ie vaes, en dier- gelyke figuren. Al dit werk heeft myns oordeels meeft geftrekt om den grafftee- nen wat fieraedt by te zetten j gelyk ik zulx meermalen ondervonden heb, ook ontrent de begraefplaetfen der Koningen even buiten Jeruzalem. Om deze graffteden duidelyker te kun-
nen vertoonen, tekende ik eene der zei·· ve in 't byzonder af, tewctcn die naeft aen het gemelde gebou Itaet, of die de eerftc is in de laegtc, waer aen men eenen groo- tcn boom ziet, ook eenige jonge boomen door den tydt buiten den toren gegroeit, fchoon alle die harde fteenen nogh gaef en heel zyn,zonder dat men ergens de minf- te breuke gewaer wort. Het gezicht van de voorpoort, en eenige daer by ftaende graven, nevens den Meloentuin, daer by felegen, verbeelde ik op N°. 41. Toen
ragt ik het ganfehc gezicht iamen op pa- pier, zynde het voorlte 't gebouw , waer van geiproken is, het volgende van de reets verbeelde , en dus voort ook d'an- dere, met het gebergte daer achter, daer men in 't geheel negen torens ziet, hoe- wel het woort Jektekombet zeventoorens betekent. Hoe het zy , de rechte ge- daente is op N°. 42, te zien. In de bin- nenmuren vond ik veele jonge vygeboo- vyge- men , die eenige graffteenen zoodanigh tornen, bedekten, dat men die naeulyx kon be- kennen. Deze graffteden worden voor zeer out gehouden, en al in wezen te ■Éyn O i ge- |
|||||||||||||||||
rondt, hebbende 1æ voet in zyn diameter.
Aenzien-j^eze toren -1S meCeenen fïaejcn muur om- |
|||||||||||||||||
Jyke
toorn. |
|||||||||||||||||
trok ken , hebbende een fchoone voor-
|
|||||||||||||||||
poort, waer van de breette i^Rynlantfe
voeten uitmaekt, en de diepte 10 tot aen de kleene poort, daer men doorgaet. De muur daer van heeft de dikte van f pal- men : en de breette van den eenen tot den anderen hoek is \6 fchreden in 't vierkant. Zoodat de omtrek 64 fchreden bevat. De dikte des muurs heeft 3 palmen , zynde het bovenile daer van als een kerneis rugh of half ovaelswyze. Aen de zyde des to- rens binnen den omtrek ftaen ter eene zy- de æ, en ter andere , 3 fraeje zerken of graffteenen , boven de aerde, met loof- werk ver Gert, en verfcheide verbeeldin- |
|||||||||||||||||
gen, die van elkander verfchillen, inzon-
aerheit boven op. Deze grafiteenen be- vond ik 3 palmen hoogh , æ breet, en ruim 7 lang, den eenen wat grooter dan d'ander. Toen bezagh ik den tweeden toren. Binnpn den muur des zelven vond ik aen de voorpoort een optrede van 3 pal- men hoogte, op den grond onder den boogh 8; wydtte , en 1 il· diepte , zynde het gewelf 7 voeten hoog. Binnen de- zen muur ftaen 3 fraeie graffteenen. De muur is lang 44 voeten , breet 33. De hoogte is als de voornoemde , en op de- zelve wyze. Het laetite gebou in delaeg- te ( want de gront is afgaende ) was met eenen muur omtrokken van 71 voeten breet, öölang, en ñ hoogh. De voor- poort komt 14; voet van den gront at-of uitfpringende , zynde zz voeten breet. De hoogte des buogs is 11 voeten, wydt beneden 11, en diep 14 voeten. In het midden hier van is een kleene poort, die de breette heeft van z\ voet, en de hoog- te van ff, Hier door gaet men 3 trappen afin de vlakke opening. Ô waelf fchre- den voortgegaeri zynde , komt men aen een gebouw, dat 38 voeten breet, en 18 diep is, waer achter aen de flinke zyde een gebouw is, dat zich 6 voeten verre uit- ftrekt, en van dezelve breette is, daar ook een toren op ftaer. Dit gebouw gaet men recht over de voorpoort in door een klee- ne poort van 4 voet , en 4 duim in de hoogte, en z\ in de breette. De dikte van dezen muur is 3 voeten met twee trap- pen nederwaerts in een vierkant vertrek , dat rondom met fteene banken is bezet, van ruim ij voet hoogte, en ontrent zoo veel in de breette. De grootte van dit vertrek is 10 voeten diep , en 11 breet, met een gewelf van twee mans lengte hoogh. Aen de rechter zyde ten midden van den muur de bank optredende gaet men nogh met eenen trapop door dezelve poort in een donker vertrek met een ge- welf, dat lager is , en boogswyze , 13 voeten diep, en 10 breet. Weder hier uitgekomen zynde, gaet men recht over |
|||||||||||||||||
io8 C Ö R NELIS de BRUINS
|
|||||||
geweeft voor den tydt van den beroemden
Tamerlan, door wien het gerucht gaet, gelyk wy gezegt hebben, dat deze tterk- te verwoeit zou zyn: dogh dat deze gra- ven door achtinge, die hy daer voor had, ongefchonden gebleven zyn. Verzadigt van het befchouwen dezer
oude gedenktekenen, vertrok ik van daer ten 4 uren na den middagh.. En eenen anderen wegh naer de ftadt nemende, zagh ik dicht by deze plaetsten Noorden een meenigte van fteenen. Ik befloot, dewyl dit ganiche gebergte eenen ichoo- nen akkergront heeft, en niet fteenagtigh is , dat hier eertydts een ftadt of fterkte moft geweeft zyn,fchoon'er geenegront- leggingen of keurlyke fteenen te befpeu- ren waren. En myn gevoelen hier over uitende, verftont ik dat'er ontrent deze graven een kleene ftadt geweeft was. Het kon ook niet anders zyn. Want uit wat inzicht zouden zulke graven zyn in een gebergte, dat zoo verre van eene ftadt af- gelegen was? By deze fteenhoopen zagen wy mede een fchoone fontein, en wat ver- der een andere begraefplaets, daer veele graffteden ftonden. Een dérzelve was on- gemeen groot,dogh ten deele verbroken. Kort daer aen quamen wy weder in het gebergte opwaerts, en reden nu door het Het dorp groote dorp Kirkins, een halfuur tenZui- Kiikins. den van de ftadt afgelegen. Het wort ten deele van Armenieren, ten deele van Tur- ken bewoont, en legt tegens 't opgaen van 't gebergte. Wy quamen een uur voor den avont daer weder binnen, met eenen zeer harden wint, dien wy 3 uren Zant- te voren gekregen hadden. Hier door fluiving. ftoof het zant zoo vervaerlyk , dat men zyn oogen niet wift te bergen ; dat den meeften nacht over duurde. Hier na viel 'er regen met zware donderflagen. Waer na het weder opklaerde. De berc Den 18 der maent begaf ik my op den Pjedra- ' bergh Pjedrakoes, die wat digter naer de koes. fladt legt dan de bergh Kala-kuluftahan , Graifte- en wat hooger is. Boven op den zelven de. vint men een open graf, in 't ronde bezet met groote fteenen, beflaende wel 16voe- ten in de brcette, en 18; in de lengte. Hier ftaen gemeene graffteenen op. Ook vmt men er eenen JNoteboom , nevens eenen anderen grootenboom, daer kleene bladeren aen zyn. Wat lager is nogh een kleener boom , en 17 fchreden van daer een graf, dat in een rond tempeltje be- ftaet. Het is van buiten 3$,fchreden in 't ronde , van binnen 10 voeten in zyn diameter. Deflèlfs muur is ζ voeten en 10 duimen dik, waer aen eenige fteenen zyn, die ζ voetenen 2 duimen in de bleet- te hebben, ook 4 voeten en 4 duimen in de lengte. Den ingang gaet men met een tree op van 1 voet, 1 duim , en breet 1 voet, 10 duim , hoog f voet, 4 duim. |
|||||||
De hoogte van dit graf is 10} voet buiten
de bovenfpits. Voor het zelve ftaen ver- fcheide gemeene graffteenen. Rondom .. a, het graf zyn in den muur veele fpykers geflagen met lapjes van verfcheide koleu- ren. Zoo vint men'er ook aert ftokjes ge- bonden op het eerft gemelde graf. DitJBygej00f> gefchiedt door de luiden, die deze graven komen bezoeken om van hunne qualen genezen te worden, fcheurende deze lap- jes uit hunne kleederen tot een offerhan- de voor den heilig , die daer begraven legt. Een Armenifch dienaer, diebymy was, verhaelde dat hy zulk eene ofrer- hande ook gedaen, en daer door beter- fchap voor zyn quael gevonden hadt.Maer ik floegh zoo weinigh geloof aen zyn verhael, als aen de hiltorie van den Hei- ligh, die eerft verbrant, en daerna weder te voorfchyn gekomen was. Dit tempeltje vond ik aen de Ooftzyde Afbeel-
geheel verbroken, te weten alleen de bui- mB vaa tenfte groote fteenen. Boven op is het Keriq'e. door den tydt met Meen geboomte be- groeit. De gedaente daer van ziet men op No, 43 met den bergh Kala-kuluftahan in 't verfchiet. Jk tekende het ook van d'andere zyde, daer het, gelyk ik zegge, verbroken· is. Waer aen de flinke zyde het eerft gemelde open graf vertoont wort, gelyk in de laegte de ftadt in 'r verfchiet, met het gebergte daer agter,aengewezen op No. 44, Binnen in het tempeltje, of grafitede, ftaet een groote graffteen met loofwerk veriïert,en hier by ziet men het venfter, den ingang, en de groote gront- fteenen, die verbroken zyn , gelyk hier nevens vertoont wort. Veertigh fchreden van daer zyn twee plaetfen onder de aerde. De eerftevint men in het inkomen boogs- wyze van groote fteenen gemackt, die van binnen nogh in hun geheel zyn. De diepte is hier <5| voeten, de breette4voe- ten en ζ duimen, de hoogte ƒ voeten, en f duimen. De gront is met fteenen be- legt. Zeventien fchreden hier vandaen, is een andere even als,een grot, hebben- de eenen kleenen ingang, daer men door kruipen moet om'er in te komen 5 zynde daer maer een kleene holte in de rots van den bergh.' Regt over deze holte ftaet een boom , op wiens ftam veele namen gefneden ftaen. Daer leggen veele graf- fteenen. Tuflchen deze en het graf op den heuvel heeft men eenen vervallen muur van een vertrek. Deze bergh is rontom vol graven, uitgezondert aen de Z. Weft- zyde, daer hy op zyn fteilftc is. Ande- Miffla^h ren hebben te boek geflagen dat hier eenderichry- diep gewelf zou zyn onderde aerde met veren, eenige trappen , waer in de dogter eens Konings zoude begraven leggen. Maer ik heb de onwaerheit hier van bevonden. En ik kan niet anders denken of dit zal hun gezegt zyn van die kleene grot, daer ze
|
|||||||
REIZEN.
|
|||||||||
top
|
|||||||||
ze zelfs niet in gekropen hebben om de
waerheit te onderzoeken. Het gat is ook zoo kleen, dat ik de bovenkleederen uit- trok om'er door te komen. En'er door zynde , heb ik bevonden hoe het'er ge- fchapen was. Ik ben van gevoelen dat het voornaemfte lichaem, dat daer begra- ven is, zal zyn in het hooge graf, of tempeltje. Met vragen konde ik geen nadere onderrechtinge bekomen. Ditwift men alleen te zeggen , dat'er lyken be- graven leggen van luiden , dien de faem van heiligheit nagaet j om welke reden eenige luiden, maer niet veel in getal', iömtyts daer verfchynen. Wat neder- waertopden zelven bergh legt een dorpje. Ten N.Ooften ziet men in eene zeeraen- genarae vlakte van fchoon boulant, ront- om met bergen bezet. Ten N. Weiten den bergh Kala-kuluftahan met eenige dorpen. De ftadt vertoont zich van hier ook zeer fraei, gelyk ook de geheele lant- ftreek onder aen den bergh. Naer de zy- de der ftadt is een fchoone klare water* fontein van groore fteenen famengevoegt. Weinigh nader aen de ftadt ook een an- |
|||||||||
dere zonder muur, zynde alleen een ka-
nael, dat geheel onder de aerde doorge- leit is, naer het gebergte, en van hier in een ander kanael naer de ftadt zyn keer heeft. Onder tuilen maekte ik den ip der
maent myn goedt gereedt, om het des daegs daer aen met de karavane voor af te verzenden , devvyl wy in weinig da- gen ftonden te volgen. Dit gedaen heb- bende deed ik de paerden weder vervaer- digen , om te gaen bezichtigen twee voorname graven in het dorp Pyrmaraesl Ik fteegh ten 7 uren te paert, en reedt een groot uur in de laegte, en door Pirs- haet, dat maer in 2 of 3 huizen beftaet. Veel geboomte vond ik hier , en daer in eene klaer vlietende fontein. Ik ont- °Ut,e moetteook verfcheide waterloopingen jn*aterlo°- het ryden over klcene fteene bruggen, pl"se"" Twee uren van de ftadt af vont ik'er eene, die ik voor out aenzagh, zynde van zware fteenen , maer geheel verbro- ken in drie verfcheide deelen , waer van eenige al in den gront wech gezakt wa- ren. Zy had 3 bogen gehadt. Benevens O 3 de- |
|||||||||
CORNELtS de BRUINS
|
|||||||||||||||||
lip
|
|||||||||||||||||
dezelve liep een zeer helder water. Men
vint hier ook verfcheide bruggen :'maer »*«„_^, tegeraypordigh.loopüer.geen water door. Als men in het gebergte komt, toont zich de ftadt Samachi zeer fraei met al het omleggende lant en bergen: waer in men vele kerkhoven ziet, en in eenige der Het dorp zelve vele groote zerkfteenen. Het was Pyrma- ontrent den, middagh, als ik aen het dorp raes. Pyrmaraes quam. Het is tamelyk groot en bezet" mèt Huizen van. fteen en aerde opgèbout, ontrent 4 uren ten Ooften van de ftadt ■afgelegen in een groote vlakte jf als men ter flinke zyde aen het gebergte Gr r ai aenkómti In dit dorp vond ik ten ecrften Seidlbra ee" graf van Seid Ibrahirri, eenen heilig, him. dieby dit volk in gröbte agting is} ge- bout öp de'wyze van leen ïlot of fterkte, waer om van buiten eenflegte muur loopt. Hier door gereden Vond ik ter regter zyde een paerdeftal , waer in wy .onze |
noemden Heilig , geplaetft in 't midden.
Zyn kift is met een groen kleedt bedekt. De voorpoorten zyn ontrent 6 mans leng· ten hoog, ien eenige vademen dik. Men gaet'er met ί ι trappen opwaert, die alle van eenen fteen zyn. Boven is het vlak. De bovenmuur is van een gefcheiden, loopende om naer de wyze van een fterk- te. · Op eiken hoek zyn vertrekjes als wachtplaetsjes. Ter rechter zyde beflaet het 40 fchreden in de lengte, en 51 in de breette. Boven het graf is een kleene ippening , daer een fteen öp legt. Boven de poort van het graf ziet men in fteenen gehouwen; veele Arabifche karakters : gelyk ook binnen aen de wanden , die wit zyn , eenige karakters in 't zwart ge- tekent ftaen. Buiten den omtrek van dit gebouw .ontrent 10 fchreden gaet men onder eert 'gewelf 1 f trappen nederwaert; -nogh 10 , die; alle aen een |
||||||||||||||||
paerden deden blyveh. Zoo haeft ik
hier was quam my een dienaer verzoeken, dat ik wilde komen in het vertrek zyns meefters, die opziener van dit graf was, daer byvoegende dat hy even uitgegaen was , maer aenftonts itondt weder te keeren. Hy quam ook je rug , terwyl ik daer eenige fpyze nuttigde, ontfing my beleefdelyk , en vraegde van waar ik gekomen was, en welke de reden was die my herwaert gedreven hadt. Als hy myn inzicht gehoort hadt, boodt hy my Zeer hoffelyk zynen dienft aen, gereedt om my zelf te geleiden , waer iets gé- denkwaerdigs te befchouwen was. Wat aengaet dit gebou, voor het zelve
is een groote opene plaets , aen welker rechterzyde van de voorpoorte de Heer, die dit graf bewaert, een fraei vertrek heeft, dat groot en ruim , en met tapy- ten belegt is. Van het zelve gaet men eenige fchreden ter flinke zyde door de voorpoort van het gebouw , die groot en fraei is, op eenen voorhof. Dan weder door nogh zulk een poort op eenen twee- den voorhof, daer men veele grafftee- nen ziet ftaen , behouwen met Turxe Karakters, en met fieraedtwerk bekleedt. Dan nadert men tot het graf, dat met een houte deur gefloten is. Van daer komt men in een kleen gewelf, daer een kift ftaet. Van daer weder in een fraei vertrek, dat door drie gaten van boven licht ontfangt 5 zynde alle de gronden met tapyten , geftreepte kleederen , of matten belegt; om welke niet te bezoe- delen men zyne fchoenen of muilen moet uittrekken. Aen de voorpoort ter rech- ter zyde van't eerfte gewelf gaet men door een deurtje, daer drie vertrekken zyn j in welker eerfte drie kiften ftaen. In het andere , dat ter regter zyde ftaet, zyn'er vyf. In het laetfte, dat ter flinke zyde ftaet, vint men het lyk van den ge- |
iverknogt zyn. Dog de laetfte zyn zon-
der gewelf. Dan komt men op den gront van eenen kelder , die 3 2, fchreden ! in de lengte, en 9 in de breette heeft. I 'T gewelf daer. van is boogfwyze, van het eene tot het andere einde, en ontrent j6 mans lengten hoogh, yan fchoone loutere ftèenen fraei bcboüt, en met kalk : overftrekeri, die door den tydt al meefl? is afgevallen. Ik geloove dat het tot ee- j nen waterkelder gedient heeft. By veel regen loopt het water daer ook nogh in fdoor een onderaertfeh kanael , afgelêit Ivan de bygclegene bergen. Hier toe js_ jin den tweeden trap van boven een gat, daer het dooivloeit. Boven zyn twee gaten, waer door de kelder zyn licht fchept. Aen den ingang is een verheven iteene muur. Tien fchreden van daer ftaen 2.0 waterbakken , daer de heeften uit drinken. Deze bakken zyn aen el- kander vaft, en elke is van een fteen, die $,' voeten lang , en 2! breet is. Hier boven zyn zeer vele putten met een ope- ning , hoedanige ik hier langs heen en binnen het dorp vondt. Maer de boven- opening van veele was toegeftopt. Deze alle moeten tot waterbakken gedient heb- ben. Want een gedeelte , gelyk men dit ook in vorige tyden in vele lieden en plaetfen heeft aengemerkt, is hol onder de aerde, om het water in deze onder- aertfche gewelven te bewaren. Ik zag dit in de ftadt Alexandrie, ook ontrent de ftadt Napels. De oude Meden heb- ben zich dus van het gebruik des waters bedient. Deze plaets derhalven moet van outs zeer aenzienlyk geweeft zyn. De Perfianen zagen met vermaek, dat ik alle deze opmerkingen zoo naeukeurigh nam, en aentekende. Ik bedankte den Be- waerder van dit graf beleefdelyk, en ver- zogt dat hy my iemant wilde mede ge- ven , die my naer het andere graf gelei- den |
||||||||||||||||
•
|
||||||||||||||
RÉIZEN.
|
||||||||||||||
ï_ L i-
in
|
||||||||||||||
den mogt. Wcllc verzoek hy my aen-
ftonts inwilligde. Wy reden dan der- waert over eenen bergh , aen wiens Ooftzydc wy af, en te voet naer beneden traden , langs eenen wegh zoo gevaerlyk om de frnalte, dat men zich veeltyts aen de rotsfteenen moft vaft houden. Ik be- ,5r?fbvan vond dat dit het graf was van Tiribbabba, ba!" 3 gebout aen het hangen der rots. Als men daer aenkomt heeft men een plaets daer men met 3 trappen nederwaert opkomt. Zy heeft de breette van het gebou , dat 28 voeten beflaet, en zich uitftrekt tot aen de fteilte van den bergh , daer het te- gen aen ftuit. De voorgevel is fierlyk van groote gladde fteenen gebout. Hy heeft twee voken , die 3 palmen diep binnenwaert in den muur gaen. In die aen de flinke zyde is vint men in het midden een groot venfter met tralywerk van fteen, dat uit een ftuk fchynt gehou- wen te zyn. Hier aen ziet men veele gekoleurde lapjes gebonden. De volte ter rechter zyde is van groote fteenen, die de breette hebben van4 | palmen, eh ontrent 8 palmen hoogh zyn. Men gaet , met 3 trappen op door de poort, die met een houte deur gefloten wort. Van daer komt men in een vierkant kleén vertrek, dat in zyne vier zyden fraeie niflèn heeft, en boven een koepeltje. Onder is geen f voeten ruimte van d'eene tot d'andere zyde. Als men inkomt, ftuit de muur ter regterhant tegen de rots van den bergh. Ter flinke zyde gaet men met ,,,.,„„„, eenen hoogen,,en i lage trappen op in een vertrek , dat 14 voeten diep » en 10 breet is. Het gewelf is boogswyze on- trent 6 mans lengten hoogh, voor zoo veel men giflen kan. Recht over de voorpoort gaet men eenen hoogen en eenen anderen breeden trap opwaert. Dan volgen nogh 13 andere trappen, meeft van eenen fteen, die de hoogte van eenen voet , en eenen duim hebben. Deze opgang is % % voeten breet, loo- pende boven met eenen wenteltrap, waer langs men komt in een vertrek met 8 niflèn verfiert, hebbende aen den voor- gevel een groot venfter met een houte tralie , en boven een koepel. De gront is met matten belegt. Drie deuren zyn'er. De rechterzyde heeft twee openingen. In de eene is een diep ingaende nis met fteen loofwerk 5 dat de nis als een venfter fluit. Hier nevens is ter flinke zyde een kleene poort, die met twee halve fraei gewerkte deuren gefloten wort , daer men bukkende door moet ingaen , zynde maer ruim vier voeten hoogh, en de helft minder breet. Dan vint men binnen een kleene grot, die de rots is van den bergh, daer dit graf tegen gebout is. In den hoek aen deze rots ftaet een haf rondt fteene hekje,zynde het andere halve rond |
||||||||||||||
[ der rots uit de natuur gegroeit. Hier ftaet
' de gemelde Heiligh, of legt liever , zoo zy zeggen , op zyne knien als biddende , naer de wyze van dit volk. Het opperfte was met eenen witten linnen doek bedektj waer onder zy voorgeven dat hy onveran- dert blyft knielen , aengedaen meteenen graeuwen rok, opdat hy na zyn doot iri dezelve aendagtigheit zyn zou , waer iri hy altydt by zyn leven geweeft was. En dit zoude St. Jbrahim , die zyn leerling geweeft is, van Godt verkregen hebben. Dit boven gemelde vertrek is in 't vierkant 14 voeten van d'eene tot d'andere zyde zeer fierlyk gemaekt, met twee kleene kolommen aen beide de zyden der niflèn, voor welke een optrede is van ontrent twee voeten. Die aen de voorfte venfter is, heeft de diepte van ontrent 3 voeten , en die van het graf is wat dieper. De hoogte van 't gewelf is ontrent 3I mans lengte. Dan gaet men nogh 12 trappen hooger, daer ter flinker zyde een kleen vertrekje is. Aen de rechter zyde zyn 4 off verbroke trappen, daer men in 't op- klimmen door een kleene poort kruipt, en zich dan vint op den bovengront, daer de koepel verheven uitftaet, om welken men tuflehen de rotlèn van den bergh, met drie partyen kan omgaen. Welke ruimte ik bevond te zyn van z\ voet, ook van 2, ok van ï, te weten naer voren, daer een pen is boven den voorgevel. Toen gin- en wy vervolgens den bergh af naer be- eden, dien wy beter bevonden, dan daer y eerft afgekomen waren, en gingen op enen anderen bergh, die daer tegen over- agh, om nogh een graf te bezien. Maer y vonden niet dan eenen vlakken muur, aer binnen geen graf, nochte iet derge- k was: hoewel het mede al voor een raf doorgaet. Van buiten is'er ook maer en flechte vierkante muur, van waer men et voorgemelde graf byzonder fraei aen- hout i gelyk op de volgende bladzyde te ien is. Aen de zyde, daer ik in 't be- in was afgekomen, deden zich verichei- e grotten op , die gehouwen waren in n bergh , die onder het gebouw zeer eil naer beneden gaet. Het was 4 uren toen ik vertrok van
yrmaraes, en 8 uren, toen ik te Sarna- i aenquam. Den volgenden dagh werc met de Armeniersonthaelt in eenen hun- r tuinen bukeri de ftadt gelegen, daer keuken tuflehen de boomen gemaekt as. Hier vond ik verfcheide foorten van omen, en daer onder eene foort van ilgeboomen van uitnemende grootte j k Quee-en Moerbezieboomen, en an- re , die by ons onbekent zyn. Maer ier zullen wy daerna in het byzonder van reken. De Armeniers desavonts te rugkeerèn-
|
||||||||||||||
L_
|
||||||||||||||
de, gingen naer hunne gewoonte zingende
en
|
||||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
||||||||||||
III
|
||||||||||||
GlLA^ VAN SEID IBILA.HIM.
|
||||||||||||
èn fpelende langs den wegh, fprekende
eenigen hunner vrienden in de Karwanfê- raes aen ,' by welke onder het trommel- flaen eenige drinldchalen omgingen. Zoo- dat wy vry laet inden nagt ter ruileraek- ten. Het was op dezen tydt dat vier Ar- meniërs , geftelt tot bewaring der huizen, in hunnen ilaep van eenige Perfiaenfche dieven jammerlyk vermoort wierden. O- ver welk ftuk twee Armenifche vrouwen in onzeKarwanfera by een PerfiaensHeer quamen klagen. Men wift de daders toen nogh niet, maer hoopte dat ze door den tydt zouden ontdekt worden, om naer behoo- ren geitraft te worden. Op den z6 der maent gefchiedde hier
de monfteringder Ruitery Di'nnen het Hof van den Chan, daer een tamelyk breede en lange vlakte is. Deze monftering was ook des daegs te voren gcdaen , en itond ook des anderen daegs hervat te worden. Zy gefchiedde telkens met twee of drie hondert peifoncn te paert in hunne volle wapenruiting, waer mede zy gewoon zy η ten oorlogh te trekken. Eenige waren gewapent met lanflen , boogen, pylen, |
||||||||||||
enfehilden: andere met roers; zommige
ook alleen met boogh en pylen. Dogh deze hadden daer by eenen ftok, met eenen grooten knop of bal boven aen om voor teweer te gebruiken. Onder de opper-
leederen haddenze gemalyde zakken, en waren voor aen de armen geharnalt. Op het hooft haddenze eenen kleenen itorm- hoedt, op de wyze van een muts , daer een gemalyt yzer aen was , dat hun over het gezicht quam. Alle waren zy fier- lyk op de Perfiaenfche wyze gekleedt, en verzien van brave paerden , vooral de Hooftofficiers, die zeer koftelyk in zilve- re en goude ftoffen pronkten. Eenige hadden 6 of 7 hantpaerden by zich. Ook veele onder de ruitery een hantpaert, ne- vens een ander paert, daer een knecht op zat, loopende nogh een knecht te voet voor hen. De Chan zat in een verhe- ven zetel nevens deze plaets. Het krygs- volk ftond telkens met partyen aen 't an- der einde, wagtende naer het oplezen zy- ner namen. Dan quamen de geroepene z, 3, of 4 tegelykmet een volle galop aen tot voor den Chan, daer ze een wei- nigh
|
||||||||||||
Monfte
ring der Ruitery. |
||||||||||||
il ë ι ζ è Λ
|
|||||||||||||||||
»5
|
|||||||||||||||||
high ftil hielden , gaende, na dat hunne
namen opgetekent waren, eenen anderen' wegh heen, daer ze riant hielden. Toen de Compagnie gemonftert was , werden de groote trompetten geblazen tot een te- ken van af te trekken. Dit alles wert ver- richt in den tydt van twee uren; Het werk was in der daet wel beziens waer- digh. Want zommigen der aenkomen- den Helden zich in portuur, en maekten bewegingen met hun geweer , als fton- den ze om op den vyant aen te trekken. Waer in veele wel geoeffent waren. Met anderen echter ging het zoo wel niet door hunne eige onbedrevenheit of fchult der paerden. Die zich wel gequeten hadden werden met den eenen of anderen prys beloont in het bywezen der voornaemfte Heeren , die by den Chan waren, en |
|||||||||||||||||
een groote meenigte van aênfchouwers *
die óp de bpveriplaets langs den tuin heen ftonden. Wat de béfolding dezer krygs- Soldve luiden betreft, de voornaemfte Officiersjerkrygf- trekken al veel gek: zelf yder ruiter jaer- lmden.a lyx vyf of zes hondert gulden. Welke foldye vermeerdert wort, zoo ze zich in "■ den kryg wel gedragen hebben , daer dart nogh wel ten opzichte hunner verdienften een byzondere vereering bykomt. De zo- nen dezer ruiteren trekken mede ruiters foldye : hoewel ze des noots by oorlogs- , tyden gehouden zyii eenen perfoon op hun- ne eige koften in den krygsdienft te zen- den. Deze zoonen , waer onder veele van S of io jaren , zaten mede in deze monftering te paert, hebbende eenen voet- knegt nevens zich , die hun plaets ver* beeldde. |
|||||||||||||||||
XXI. Hooftstuk*
|
|||||||||||||||||
Vertrek van Samachï. Gelegenheit der rivieren Kur en Ar ah
Manier van het;affp'mmn dër zyde. Aenhmfi tot ArdevïU |
|||||||||||||||||
■■-
|
|||||||||||||||||
IK beiloot dezen zelven namiddagh
naer de Karavane te ryden, om my daer in te onthouden in Jbec',yelt,, tot dat zy zich op reis begeven zoude, dat binnen weinigh. dagen ftpnt te, geichie- den. Myn reilgchopt Jakob Jan de Da- Vid bleef daer hy was, om eenen anderen Avêgh'tëldezen', en zich op 'te "houden'in' eenige fteden van koophandel, om daer den zynen te dryven. Dogh de twee andere Armeniers bereidden zich om my binnen een dagh of twe,e te volgen. Ge- komen zynde in het geberghtc ten Zui- den van de ftadt, vond ik daer goedt boulant, ook eenige fonteinen , en hui- zen. Toen ik een weinigh voorby het dorp Nogdi was, quam ik ter plaetfedaer de karavane zich had nedergeilagen, zyn- de zoo laet dat de zon al aen't ondergaen was. Des morgens daer aen den berg opwandelende zagh ik een fchoone vlak- te , die wy door te trekken hadden , en daer ontrent beneden aen't gebergte twee fonteinen van loopend goedt water. De- zen avond quam een der meefters van de Karavane uit de ftadt ons aenzeggen dat wy den volgenden morgen vroegh onze reize zouden voortzetten. Het gebeurde ook zoo. Hier door het geberghte ry- dende zagh ik in het dorpje Langebus de eerfte Granaetappels: ook andere Vrucht- boomen en veele druiven hangende aen eenen wyngaert, die eenen korten dik- ken ftam had , ftaende maer ontrent een el boven den grondt 3 hoedanige ik nogh |
|||||||||||||||||
niet gezien had. Ik vond ook een
bloemgewas , uit wiens wortel eenige branken een vadem lengte langs dengront foppen, en zich verre verfpreiden. Dogh het gewas was nogh onryp en groen,, als een kleene \ komkommer. Als deze vrucht ryp is ,,c.is ze van buiten paers, van binnen fenoón root, en barft in drie bladeren open , zoo dik als laken. Veel groeien'er aen eene plant, waer van ik'er een met my nam, die ik aftekende rrtdt waterverf in de tent op de ruftplaets , by de Turken Tjebeer , anders gemeenlyk Kou-rack genaemt. Gy ziet de wezent- lyke afbeelding op de letter A. Nogh was'er een andere ibort, die roodt was en kleene blaesjes hadt, ook in grooten ge- tale aen eene plant hangende. Deze waft ι ί of ζ voet in de hoogte, en wort genoernt Doofsjandenmge. De grootte daer van verbeelde ik met de letter B. Het Derbentfche gebergte achter ons hebbende quamen wy in de voorgemelde aengename vlakte , die zoo groot is j dat men ze niet kan overzien. Zy is in de lengte verre uitgeftrekt , maer door de groote droogte mceft dor. De inwoners noeménze Kraegh. Op het ukerfte van 't gebergte zier men eenigzins de rivier Kur, dogh niet duidelyk door den groo- ten afftant. In deze vlakte leiden wy ons ten 10 uren neder , nadat wy %\ uur voortgetogen waren. Wy bleven'er ook den volgenden dagh in byzonder fchoori weder. Hier ontrent lagen eenige Tur* I* ken |
|||||||||||||||||
COR.NELIS de BRUINS
|
||||||||||
Xï4
|
||||||||||
|~" ^^=i- TLX&T ÏSJEBEER . A. EN" PooffSJATmÈRÏtAGE
|
||||||||||
de Turken ook over zich hebben. WÜ
men deze fpy§ eten, men hout ze dik, of mengt'er minder water by. Dit voed- fel hout men gemakkelyk buiten beder*- vingc. Als mén'er wat fuiker by doet, ftrekt het op de reis voor vaderlantfen. room. Den dertigften der maent brag- ten wy hier ook door tot den ondergang der zonne, wanneer wy weder Zuidwaert acn voorttrokken door deze vlakte , dat den ganfchen nacht duurde. Hier zagen wy een karavane , die zich hier nederge- ilagen hadt, ook eenige Turken met hunne huilgeziqqen zoo in Tartarifche tenten, als in 't open velt. Een uur voor den dageraet kregen wy een dorp aen on- ze flinke zyde. De wegh was in deo beginne vol greppen , maer wert allengs vlak. Dus reifden wy voort by iiarlicht, en quamen des morgens den laetften der maent met den dageraet aen het dorp Sgawad ten weften van de rivier ICur:Het d°rP aen welker oever wy ons neder lloegen sSawad· op eenen heuvel. Dit dorp fpreit zich zeer wyt uit met vele tuinen, al meeft bezet met witte moerbezieboomen. Veele wa»
|
||||||||||
ken in Arabifche hutten op ftroohoo-
pen. Deze verfchaFten ons melk, me- ipenen , en andere eetwaren, Maer daer was ganiêh geen hout te bekomen : zoo- dat alles op Kameeldrek gaer moft ge- kookt worden, die yder voor zieh zel- ven uitkoos en opzamelde. De paerden en kamelen werden gebragt ter plaetfe, daer het meeft te eten viel. Zoo doet men gemeenlyk , en haelt hen weder op een uur voor dat men vertrekt. Het on^ gemakkelykfte was dat'er niet was dan flecht troebel water , dat niet te drinken was, of het moft een uur of twee ftil ftaen. Dit geeft groote hinderniflè by Zomerfche dagen , als de hitte groot is, dewyl men dan dorftiger valt, en men om dp laftigheit der pakkaedje geenen grooten voorraedt van wyn kan mede- voeren. Waerom men van den noodt eene deugt maekt, en zich bedient van dikke melk, hier Jouwen genoemt. De ze doet men in eenen linnen zak, door welken al wat dun is uitloopt. Dan mengt men water by het dikke, om voor drank te gebruiken i welke manier |
||||||||||
REIZEN.
|
||||||||||||||||||||||||||||||
ttj
|
||||||||||||||||||||||||||||||
In het midden van 't huisje ftdnt eén groot
radt, van 8 of 9 palmen in zyn diameter, tuiTchen twee palen geftelt. Dit draeide hy, zoo als hy op het fornuis gezeten was, met zyn voet om , even als by ons het fpinnewiel bewogen wort. Voor over het fornuis ftonden twee ftokjes , boven welke een riet gelegr. was , daer twee kleene katrollen om liepen} waer over de zydradender poppen heen gingen naer het radt. Men zeide my dat dit fpinnen op deze wyze door ganfeh Perfie in zwang gaet. Het werk zeker ging gemakkelyk met meenigte van draden te gelyk. De poppen vond ik niet ongemeen groot. De meefte boomen , die ik hier zagh, Roomeil
waren jongh , en hunne Hammen kort, VOor de om altydt bladeren te hebben aen jonge zywoi·- takken: omdat de wormen geen bladeren men· van oude boomen eten. Deze tuinen, die Tuinen, met veel Wilge en Elzeboomen bezet zyn, zyn elk in 'tbyzonder met hoogh riet af- gefchut, gelyk ook alle de huizen} zom- mige ook met aerde dicht gemaekt. Een heele ry langs de rivier was'er van zulke |
||||||||||||||||||||||||||||||
water-en andere meloenen zyn'cr ook.
Des daegs daer aen ging ik een goedt halfuur Zuidwaertop, öm de vereèni- ging der twee vermaerde rivieren Cirus Den'vi'e-en Araxes , nu Kar en Ar as genoemt, te ren Kur bezichtigen. Ter plaets daer deze ftroo- en Aras. men famenvloejen bevond ik dat de rivier Aras uit het Zuiden komt , en van Alge- ron uit het gebergte fpruit} gelyk de ri- vier Kur uit het Noorden van Tilvies, langs welke ftadt zy dicht heen ftroomt. Zy dan hier als elkander ontmoetende loopen te gelyk N. Ooft af. Dogh wei- nigh voorby het dorp Sgawad draeienze ten Ooften , en ftorten eindelyk na vele bogten in de Kafpifche zee. De koers evenwel, dien zy nenem , kan niet wel om alle de draejingen en kromten , die zy door het lant doen , naeukeurigh be- fchreven worden. Ik dan zynde op de plaets daer zy zich verecnigen bragt hun- ne gelegenheit op het papier zoo kenne- lyk, als my doenlyk was : gelyk N°. 4 f toont 5 daer aen ginfe zyde het lant Mo- gan, en aen deze, Medie of het lantfehap genaemt Servan gezien wort. De Aras wort aengewezen door de letter Α : Kur door de Β: hunne vereeniging door de C. Deze rivieren fcheiden het lantfehap Me- die van het lant Mogan. By het dorp , daer wy ons hadden ne-
dergeilagen , werden alle de goederen met vaertuigen overgebragt, wordende de paerden daer benevens met touwen in het water geleidt, om te kunnen over- zwemmen. De kamelen werden ook in den ftroom gejaegt, om welken te door- waden twee dagen heen liepen. Nu was het water gevallen , en daerom de rivier op veele plaetfen van ondiepten droogh, zoodat'er ook een groote bank in het mid- den was. Waer nevens evenwel een groote diepte van water was, daer de kamelen moften doorzwemmen. Hier wert ook een brugh vervaerdigt van klee- ne ichuiten aen elkander gehecht met een zware yzere keten. Deze was nu nogh niet gereedt , maer om binnen wei- nige dagen voltrokken te worden : waer toe de fchuiten en keten aen ftrand lagen} welke zy weder wech nemen by hoogh water , wanneer de rivier ook breeder is. Aen den oever dezer rivier zyn ζ of 3 huisjes van riet opgeftelt. Hier windenze |
||||||||||||||||||||||||||||||
Afteke-
ning dec |
||||||||||||||||||||||||||||||
fchuttingen. Ik tekende de rivier zooda-
|
||||||||||||||||||||||||||||||
nigh als zy hier vertoont wort , en het "1V1(,
overbrengen van alles over dezelve, waer van N°. 46 u de verbeeldinge geeft. Hier zynde kogten wy onze eetwaren voor Kleene eenen kleenen p'ys: als, een jong hoenFr)S voor twee ftuivers , een goeden meloen m,djc. voor eenen ftuiver, en andere dingen naer len. gelangh. Den tweeden der maent quam hier een
Karavaen van Ardevil, die 10 dagen op wegh ge weeft was, gelyk'er des daegs te voren een van Tcbries aengekomen was, die voor 14 dagen van daer gegaen was. Ook quamen nu de twee Armenifche Koopluiden nevens den Duitièr , dien ik by my hadt. Deze was door krankheït Ongeval |
||||||||||||||||||||||||||||||
ccnsiei-
|
||||||||||||||||||||||||||||||
des nagts van zyn paert gevallen, en lagh
|
||||||||||||||||||||||||||||||
eenige uren in de vlakte van zich zelven.ZIJ5as
Ik zond des nagts volk te paert om hem op te zoeken, dat evenwel zonder hem te vinden wederkeerde. Zyn paert, daer zyn goedt op lagh, was tot zyn geluk by hem gebleven, en hy van geene rovers aenge- troffên. Daerna zond ik weder volk uit by dagh, dat hem toen medebragt. Hy bevond zich nogh zeer zwak , en haa nogh gevoel van den val. Egter hoe ziek hy was, hy moft met de Karavane voort} dat hem zeer ongemakkelyk viel. |
||||||||||||||||||||||||||||||
Afwïa-
dender zyde. |
de zyde af. Ik had de nieuigierigheit om
dit werk te gaen bezien , en bevond dat |
|||||||||||||||||||||||||||||
Deze lantftreek vond ik vlak en groen
|
Gedaen-
|
|||||||||||||||||||||||||||||
Hier waft groente een of twee voeten ,^"1
hoogh. d'Armeniers noemen ze Poes, de lam- Turken Ooffiaen, Dit is goedt voedfel voor ftieck· de Kamelen, die, als ze dat krygen kun- Voc^cl nen, niets anders van doen hebben. Maer dé Kamelen. Paerden eten 't niet, doghdeKoejenwel. Op den 3 der maent raekte dereii van het goet met de beeften over: dogh twee Ka- melen verdronken. De Paerden zwem- P 2 men |
||||||||||||||||||||||||||||||
het door een eenigh menfeh gefchiedde.
Ter rechterhant inkomende, vond ik een fornuis, dat van buiten geftookt wert. In dit fornuis ftont een groote ketel bynavol water , dat geftadigh byna kokend heet gehouden wert. Hier in lagen de zypop- pen in groote meenigte. De affpinner zat op het fornuis nevens den ketel, roerende met een ftokje de poppen dikwyls om. |
||||||||||||||||||||||||||||||
ti6
|
C O RN ELI S de BRUINS
|
||||||||||||
men ook wel de rivier over, maer wor-
den door het volk in de booten met tou- wen vaft gehouden. Na den middagh voeren wy mede derwaert, na ons goedt gelegt te hebben aen de rivier op het lant Mogan, daer ik de rivier ook aftekende nevens het lantfchap Servan , zoo als het zich op No 47. vertoont. Het gemelde dorp legt zoodanigh in 't geboomte, dat men de huizen daer van niet kan beken- nen. Nu quamen den volgenden dagh de twee andere meefters der Karavanen ook hier aen. Maer ik ging middlerwy- len aen deze zyde ook de twee gemelde rivieren bezichtigen, waer toe ik wel een uur over wegh moft zyn, dewyl men niet Zonder groote moeite aen den Aras kan komen , dewyl'tmeefte lant daer ontrent bezet ftaet met groente, ftruiken, riet, en ftru wellen, byfter hoogh opgewaflèn. Hier moft ik tot den hals toe door wan- delen, dewyl noch ik, noch myn dienaer eenen anderen wegh wift op te fporen. Ook waren wy maer enkel met ons bei- den : zoodat wy niemant vragen konden. Evenwel wy geraekten na veel fukkelens digt by de rivier aen eenige vervalle hui- zen , zonder dat we eenigh mcnfch ver- namen. Hier vonden wy een diepe grep- pel voor ons : maer te rugh ge keert zyn- de door de hooge groente eenen anderen doortogt tot aen den kant der rivier , die zoo lteil en hoogh was, dat wy ten lelie niet verder naderen konden. Hier zagh ik beide de rivieren over elkander, en be- vond dat de Aras een weinigh hooger op uit den Z. Weften quam, zynde hier vry fmaller dan de rivier Kur, en , voor zoo veel ik giffen kon , niet boven 40 of 4f fchreden brect ·, daer de Kur met de A- ras vereenigt zynde, op zyn breetfte over de 100 fchreden uitmaekt} het welk is ontrent het dorp Sgawad. De hoogte is hier 39 graden f4 minuten. Ik meende op dezen wegh eenigh wilt te vinden, maer zelf zagh ik geen eenen vogel: noch vond iets aen te merken, dan dat hier veel zoethout groeit. De zon was naeulyx on- der , toen ik weder by de Karavane quam: met welke ik des anderen daegs voor het ryzen der zonne weder voorttoogh, zyn- de de Kamelen reets vooraf gezonden. "Wy gingen meeft Z. Welt aen , latende de rivier Aras ter rechter zyde. Toen wy nu door eene effene vlakte 3 uren waren voortgetogen , leiden wy ons ten 8 uren neder by een ftil ftaende water , dat ten deele om eenen heuvel liep , die vol ge- boomte ftondt, en zich verder in 't lant uitftrekte. Deze plaets noemenze Ceflan, gelegen ontrent een half uur van daer de rivier Aras ter regter hant loopt. In dit ftilftaende meer vint men by hoogh wa- |
wy'er vonden die een voet in hun diame-fchfltpad-.
ter groot waren. Deze vint men daerook den. op het lant. Ten f ureri trokken onze Kamelen weder voort, en het was een weinigh na den ondergang der zonne, toen wy met de Paerden volgden. Wy hadden in onze Karavane , die zeer groot was , óoo Kamelen en 300 Paerden. Zoo fterk verzelt, reden wy met fchoon weder by manefchyn den ganfchen nacht over een vlak lant, dat vol Jaffian ftaet, een bitter kruit, dat tamelyk hoogh waft. Dit is Vergif- zoo vergiftigh , dat, zoo'er de beeften »gh aen mont aen zetten , zy aenftonts daer kfUl<lt· van fterven zouden. Waerom daer on- trent goede zorge te houden is. Hier vint men geen water altoos , zoodat wy zonder dat te hebben eenen wegh van 1 % uren moften afleggen: waer over wy tot den opgang der zonne bezig waren. Toen floegen wy ons neder aen de flinke zyde van eene beek , die van 't Weften uit de Nieuwe rivier Aras komt, en niet verre van hier beek. in 't lant fluit. Zy is voor drie jaren eerft herwaert geleit door den Chan of Gouver- neur, die over deze lantftreek het gebiet heeft, en die zich des zomers eenige maen- den hier in 't velt, en des winters tot Ar- devil ophout. Men rekent de rivier Aras ζ uren van hier te zyn. De beek, waer van ik daer even gefproken heb , is f of 6 voeten breedt, en geeft water dat wel goedt om te drinken , maer wat troebel door het zant is: dogh als men 't wat laet zinken, is het klaer en goedt van fmaek. Zy loopt nevens eenige huizen en hutten van riet opgemaekt, en voor 3 jaren eerft gezet, genaemt Anhaer : zynde anders geene dorpen hier ontrent. Ik vond hier Smake- een foort van lange Watermeloenen , van ^Jfa" binnen wit van koleur , byzonder zoet]oenen. en aengenaem van fmaek , hoedanige my nooit meer voorgekomen zyn. De pitten daer in zyn niet zwart, gelyk d'andere Watermeloenen in 't gemeen zyn , maer fchoon kaftanjebruin en kleen: waerom ik eenige daer van bewaerde. Ook vond ik Ae oe_ hier een vrucht,die zy Ckamama noemen,nameö " of Frouweborft ^ als zynde ontrent van zulk vrucht. eene gedaente. Deze is zeer gezoiit om te eten, en heeft over zich eenen goeden reuk. Zy is als een witte meloen , maer veel vafter , en root van koleur , als een Sineeiche appel. Eenige waren ook van dezelve grootte. De Armeniers zeiden my dat deze vrugt te Spahan groeit, en hoogh geacht is j ook tot fieraedt in de handen gedragen wort. Eenige zyn als een zeer kleene meloen, roodt, geel, en groen gevlakt. De pitten zyn kleen en wit. Ik bewaerde die ook , gelyk de vorige. Men gaf my ook eene dezer vruchten, die geheel roodt was. Deze verveifchingen zyn hier licht te bekomen. |
||||||||||||
ter , UAL UIL UL, UIiU 11UU1L j IVVl VJIWI ,
|
|||||||||||||
Groote ook verfcheide fchütpadden, waer onder Men koopteer een of twee voor een ftuiver.
An-
|
|||||||||||||
REIZEN.
|
||||||||||||||||||||||||||||||
117
|
||||||||||||||||||||||||||||||
Andere meloenen gelden ook weinig geit,
maer zy zyn maer tamelyk goedt. Nu trokken een uur voor den onder-
gang der zonne de Kamelen van daer, en wy volgden twee uren daer na, gaende naer 't Z. Ooilen. Eer een half uur om was togen wy door een riviertje ontrent f voeten breet en iï diep. In het door- waden viel hier een paert om , dat met twee zybalen ge/aden was , die den In- dianen , die wy by ons hadden , toebe- hoorden. Het overige raekte altemael wel over. Vervolgens trokken wy den ganfehen nacht door de Mokanifche heide of vlakte. Wy raekten op den 7 der maent ten twee uren in den morgenftont in het gebergte, dat meeir. zandigh maer hart en goedt om te begaen was. De zon was nu een uur opgeweeft, als wy ons nederfloe- gen in een vlakte, die rontom met bergen, alle van eenc gedaente , was bezet, by een rivier van fchoon klaer water. Deze rivier wort genaemt Bafcharu-t /jet, of Balarn. Zy komt voort uit het lant van Tal is, en loopt in de Kafpifche zee. Maer tegenwoordig is'er weinig water , fprui- tende alleen een wel of twee uit dengront van onderuit het gebergte. Het lant voert hier den naem van de rivier. In veele ja- ren hebben over deze placts geene kara- vanen gereift om de groote meenigte der dieven,die zich in dezeftreek onthielden. Maer het is nu drie jaren geleden dat de |
vlaegh, met donder vermengt. Die over
zynde maekten wy ons ten 5 uren voor den dagh gereedt om voort te trekken. Over wegh Hortte deregen weder op ons neder. Dogh ik ging echter voort ne- nens de twee Armeniers in zulk cene dui- fterniflè, dat men geen hant voor zyn ge- zicht kon bekennen , en d'een den ander geftadigh moft toeroepen, om niet van den wegh af te dwalen. Maer het moeie- lykfte dat ons deerde was dat myn paert niet voort kon. Dit was toegekomen door onvoorzichtigheit van ons volk , dat zy- nen voorften voet aen den agterften ge- bonden had gelaten, zoo als het des nagts geflaen had. Waer door het niet dan op drie beenen kon voortgaen, wat moeite wy ook daer toe aenwendden: weshalven wy begondente denken dat het krepel ge- worden was. Terwyl wy hier mede fuk- kelden , merkten wy dat de refterende karavaene niet volgde. Het welk ons deed beiluiten met ons drien te rugh te ryden. Wedergekeert op de ruftplaets vonden we alle beeften ongeladen, om den dagh af te wachten. Toen zagen wy eerft wat myn paert fchortte, dat my zelf tot lachen verwekte: hoewel wy eengroot ongeluk hier door zouden kunnen gekre- gen hebben , indien het ons op eenen gc- vaerlyken wegh of eenige ileilte weder- varen was. Met het aenbreken van den dagh trokken wy weder voort door het gebergte tot het dorp Barian, nevens het Het ά welk wy in de vlakte rufte hielden, ftroo- Harfan. mende hier de voorgemelde rivier, rond- om bezet met bergen , waer achter zich ook nogh eenige hooger bergen opdeden. Nu waren wy 4 uren voortgetrokken in eenen gedurigen regen. Waerom wy in het dorp ons gemak zochten. Maer wy vonden'er de huizen zoo flecht, dat wy weder naer ónze tent gingen.' Het dorp beftaet in een tamelyk getal van huizen , en eenigh geboomte. Anders ziet men in dit gebergte geene boomen. Dezen ge- heelen nacht hadden wy eenen zwaren re- gen, waer door al ons goedt, dat op den gront lagh, als in het water dreef. Die weder niet zynde om voort te reizen, be- gaven wy ons weder naer het dorp. Daer veranderden wy tweemalen van huisves- ting, dewylalle de huizen niet dicht te- gen den regen waren. Het is ook niet wonder : want zy ontfangen al het licht door het bovenfte gat. Wy droogden dan ons goedt zoo veel ons doenlyk was by kameel-en koedrek, welke tot ronde Kameel- ftukken gevormt is. Zulke agt ftukkencn K°e- |
|||||||||||||||||||||||||||||
Dieven
|
||||||||||||||||||||||||||||||
Verni
|
^etn zoon van den Chan den Koningh verzogt,
|
|||||||||||||||||||||||||||||
dat hy in zyn vaders plaetshet bewintmogt
aenvaerden, biedende zyn hooft te pande, Zoo hy niet alle de roovers uitroeide. De koning ftond hem zyn verzoek toe, en zond hem dcrwaert. Hy was niet zoo haeft gekomen ter plaetfe daer dit gefpuis zich onthielt, of hy hakte met zyne ben- den al neder wat hem voorquam, zonder zelfs vrouwen of kinderen te vërichoonen.' Van dien tydt af wert de wegh weder veiligh , en men begon daer aenftonts weder door te trekken. Den agtften der maent begaven wy ons
een uur voor den dageraet weder op wegh. Dogh twee kamelen mifiênde lieten eeni- ge luiden op deplaets, die hen met den dagh vonden, en ons volgden. Na ; uren reizens over eenen goeden wegh tuf- fchen het gebergte , ruitten wy in eene Het dorp vlakte by het dorpje Sjigomoerat. Dit Sjigo- beftaet in tien of 12. huizen van riet opge- moerat. ftelt. Wy hadden dezen morgen hier Perfiacn-Veei ontmoeting van Perfiaenfche boeren |
||||||||||||||||||||||||||||||
ren.
|
1 'e"met hunne vrouwen, kinderen , en vee.
|
|||||||||||||||||||||||||||||
Deze menfehen onthouden zich des win-
ters in 't gebergte , en des zomers in de vlakte. Eenige van hun bragten ons den vorigeri dagh voeder uit het gebergte voor de beeften. Dit gebergte vertoont zich groen. Het is meer zandigh dan rotfigh. Dezen nagt overviel ons een harde regen· |
||||||||||||||||||||||||||||||
voor
|
||||||||||||||||||||||||||||||
kogten wy voor eenenftuiver. Deze ftuk- <irCfoV°<
ken worden gebruikt, als by ons de turf. bram.' Den elfden der maent begon het weder te bedaren. Des zonden wy des avonts de Kamelen vooraf, en volgden 3 uren voor den dagh in redelyk licht weder, |
||||||||||||||||||||||||||||||
hoe-
|
||||||||||||||||||||||||||||||
Ρ 3
|
||||||||||||||||||||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
|||||||||||||||||
ïi8
|
|||||||||||||||||
hoewel men noch maen noch ftarren ver-
nam. Na een halfuur reizens togen \vy door een kleene rivier genaemt Barfand , en binnen een uur nogh veertien of vyf- . tienmaelen door dezelve $ waerna wyover bergen quamen, die ten deele met fneeu bedekt lagen, Gelyk'er dacr nevens ook andere hooger bergen lagen > niet minder met fneeu bedekt, dat groote koude maek- te. Door de hoogte waren ze ook ne- velagtigh^ alsof het ftof regende. Bui- ten dezen regen hadden we anders tot nogh toe lieffelyk weder gehadt. Maer hier traden we als van den zomer in den winter. Des anderen daegs raekten we ten ñ uren door het hoogh gebergte inde Hct ,jorp vlakte , by het dorp Noeraloe, dat in Koeraloe. weinig huizen en Tartarifche tenten be- Gereede ^aet· ^*er kogten wy fchoone hoenders, levens- die 3 (tui vers het ftuk koftten : 10 eiers middelen, voor een ftuiver. Wy kregen'er ook goe- de melk en verfche boter. Nogh een goedt half uur voortgetogen zynde , bleven wy tuflehen de bergen in een fchoone vlakte Het ri- benevens het riviertje Siloof: dat zoet en viertje si- klaer van water was. Wy vonden hier loof· ontrent de bergen veel aengenamer, veele dorpen daer rondom , en zeer fraeie ge- zichten. Op den middagh kregen wy weder lieffelyk weder en zonnefchyn. Waerom wy des rniddernagts weder voort- togen, meeft over vlakten in de bergen |
|||||||||||||||||
met eenen helderen manefchyn. In het
voorttrekken ontmoetten wy veele dor- pen zoo ontrent den wegh als in het ge- bergte. Des anderen daegs bleven wy in een heuvelagtige vlakte van hoogh ge- bergte é, zynde dit een dorp gelegen f uren van de plaets, daer wy vernacht hadden, en 100 uren van Ardevil. Hier zagen wy de hooge bergen met fneeu bedekt. Des avonts ontrent 8 uren trokken wy weder van daer met helderen manefchyn, die haeft verdween. In wiens plaets een milt 3uam, dit tot in den morgenftondt duur-
e. Hier door raekten wy van den rech- ten wegh af, en zworven twee uren om, verdeelt in twee partyen. Vroegh in den morgenftondt quamen wy tot het dorp Adfgarnehe; daerwy overeen brugh met Het dorp zes bogen trokken, onder welke een was, Á^*~ waer onder de rivier Goeroetsjou loopt,die zoo veel betekent als drooge rivier, omdat Droooe zy veeltydts geen water heeft. De Kara- rivier, vaen bleef in het dorp: dogh wy begaven ons naer de ftadt, daer wy ontrent 10 uren quamen , tredende binnen de Kar- wanfera der Armeniers, daer we elk een byzondere kamer namen. Den if des morgens was het nogh al miftigh : dogh het weder helderde vroegh op. Waerom ik den volgenden dagh myn goedt uit het dorp liet halen en hier brengen , dewyl wy hier eenigen tydt te blyven hadden. |
|||||||||||||||||
XXII. Hooftstuk.
Beroemde Mezar, of Begraefplaets van den Komngh Sefi. Be-
fchryvtng van Ardevil, Foornaem graf aen het dorp Keh geran. Vertrek van Ardevil. Aenkomfl te Sangal. |
|||||||||||||||||
groene , geeïe en witte koleuren. Aen
het einde van dezen gangh treedt men door een tweede poort, waer van de deur dik met zilver heilagen is. Dan is men in een fchoon hoogh vertrek, daer aen de regterzy een groote ruime plaets of zael met een koepel overtogen gezien wort, zonder eenige kolommen tot ftcunfel , even als de kerk genaemt de Rotonde te Rome, dogh daer by vergeleken kleener. Deze is belegt met tapyten , en ftrekr. voor de Boekery, ook voor een bidtver-» trek. Ter flinke zyde der zael regt over den ingangh van dezen koepel is een fraei groot en hoogh vertrek met volten. By het zelve gaet men door een poort, waer van de deur mede met zilver overtrokken is. Dan komt men op een opene plaets, die weinigh breeder danlangh is, in wel- ker midden een boom ftaet. De muur is ontrent j· mans lengten hoogh, zynde aen cl"
|
|||||||||||||||||
Ì Õ luft, eer'ik fpreeke van de
ftadt Ardevil, voor af te laten gaen de befchryvinge der be- roemde Mezar of Begraefplaets van Sja Sefi , en andere Perfiaenfche koningen, die vervolgens daer begraven zyn. Myn verlangen zeker ftrekte vooral om dit ge- bou te gaen bezichtigen , en daerom wil ik mynen lezer ook aenftonts daer de be- fchryving van mededeelen. Van deze zucht gedreven begaf ik my naer deze plaets, gelegen by de Meidoen , dat een tamelyk groote plaets is. öp myn aen- . komft vond ik de voorpoort zeer groot, van voren fierlyk gemackt van lleenen met verfcheidc koleuren befchildert. Bo- ven wafze boogswyze innewaert gaende. De deur des ingangs was van hout. Daer door getreden quam ik ineen fchoone lan- ge galery , aen welker bovenmuren veele niflen fierlyk befchildert zyn met blaeuwe. |
|||||||||||||||||
Voor-
name be graef- plaets. |
|||||||||||||||||
R Ë I 2 Ë R
|
|||||||||||||||||||||
**£
|
|||||||||||||||||||||
elke zyde 3 niiïèn, alles met fchoon blaeu
en andere koleuren befchildert, en met bloemen en lofwerk verfiert. Op deze opene plaets ziet men aen de rechter zyde vele graven , daer verhevene zerken op leggen,op eenige van welke veel fieraed- werk uitgehouwen is. Aen de flinke zy- de zyn ook andere, die met een muurtje geicheiden en afgefloten zyn. Deze zegt men dat graven zyn van voorname perfo- nen., uit Koninglyke huizen gefproten. Zy komen tegens de buitenzyde van het graf van Sefi. Ter rechter en flinke zy- de dezer plaets is een vertrek ontrent 3 voeten boven den gront verheven : waer van de gewelven koepelswyze gemaekt zyn, en van voren met hout iralywerk ge- floten. Ter flinke zyde ziet men aen den hoek der zelve plaets een groote poort, met twee deuren, die men toeflaet. De- ze zyn beide van zilver traliwerk dicht overtrokken, hangende daer aen een ke- ten van louter zilver. Hier moet men zy- ne fchoenen of muilen uittrekken , om door te treden over eenen witten marme- ren drempel, zonder dien te raken. Voor d'andereplaetfenwas mede zulk een drem- pel fteen. Hier voor was de gront met matten belegt: en verfcheide Periiancn zaten daer op de fteene banken, die aen beide de zyden voor de poort zyn. Deze zyn opzieners van deze plaets : en men is genootzaekt hun eene vercering te doen, eer men verder voortgaen magh. Dunkt hun de gift niet groot genoegh , zy ne- men de viyheit van zulx te zeggen, ja daer by te voegen dat zy vyf-of zefmael zoo veel moeten hebben. Maer merken zy dat men befluit weder te keeren , ge- lyk ik op hunnen eifchmyne fchoenen aen- ftonts weder aentrok, zoo flaenze einde- lyk den koop toe, uit vreeze van niets te krygen. Door deze poort dan treedt men in de eerfte plaets, die zeer kléen is, waer boven een gewelf komt als een hal- ve koepel. Ter rechterhant gaet men in een langwerpigh koftelyk vertrek door een deur met zilver of gout traliwerk gefiert. Dit hing vol zilvere en goude lampen, waer van eenige een elle in de rondte be- grepen, zoodat men de meenigte niet tel- len kon. De gront was met tapyten be- legt. Aen beide de zyden Honden kleene houte ftoeltjes , die men toeflaet, daer groote boeken op lagen. Deze plaets is 5-2 voeten lang, en 34 breet. Achter aen het einde der zelve is de plaets van het graf van Sefi , dat verheven en met drie trappen opgaende is. Hier hing een by- |
|||||||||||||||||||||
de hoogte ρ voet, 10 duim. Mier zyn Graf 'Vtó
twee deuren, die men opflaet. Hier door Sefi. treedt men in een kleen rond vertrek, in welx midden het graf van Sefi ftaet, ge- maekt van fchoon marmer, en met een gout zyden kleet bedekt. Op eiken hoek ziet men een hooge goude vaes. Boven het zelve ziet men veele zilvere, ook eeni- ge goude lampen, gelyk ook in de rond- te. Het graf is ρ voeten langh, 4 breet > en 3 hoogh. Hier voor ftonden twee an- . . dere graven, waer van het eene kleen was, arayen!' als van een kint : nogh twee ook agter het graf van Sefi; zoodat'er vyf graven in zyn, als dat van den Koning Sefi, den Koning Fedredin, eenen zoon van Sefi , den Koning 'Tzenid, en eenen zoon van Fedredin, genaemt Sultan Aider, dien dó Turken het vel over de ooren getrokken hebben. Nogh is'er een graf van eenen zoon van 'Tzenid, en van Koning Aider. De lampen hier hangende , worden alle avonden aengefteken. Zoo mede twee waskaerfTen , die alle avonden op grootc goude kandelaren gezet worden. Boven dit graf komt een kleene koepel, die van buiten met gout overtrokken is : en daer benevens is ook een tweede fraeie koepel, 4 boven met groen en blaeu verglaefde «ee- nen belegt. Eenigen hebben aengetekenc dat geene werreltlyke perfonen , ja zelf* den Koning niet,vry flaet door deze gou- de deur te naderen aen het graf van Sefi , en dat de deur zelve altyt gefloten gehou- den wort. Maer het is onwaer , als aen my gebleken is , hoewel ik'er weinïgh binnen tradt,alswel wetende in hoe groot eene achtinge zy deze plaets hielden. On- dertuflehen was het dit volk overal om geit te doen: zoodat ik meenende buiten eens vooral wel betaelt te hebben , nogh ge- houden was voor elk verfcheiden vertrek weder in de beurs te taften. Voorderen; beantwoordden zy al wat ik vraegdegaer- ne, en hadden een welgevallen, naer het fcheen, in te zien , hoe ik alles naeukeu- righ aentekende, waer toe zy my behoor- lyken tydt gaven. Als men in komt ter flinke zyde van dit
fchoone vertrek , vint men eenige kleene byzondere vertrekjes, die met houte deu- ren gefloten worden, waer in ik uit hun verftondt dat andere graven van Koningen Graven |
|||||||||||||||||||||
GraF-
ftcden. |
|||||||||||||||||||||
en Koninginnen zyn. Want men zegt
|
van ver-
fcheide |
||||||||||||||||||||
dat hier begraven leggen Koning Iftmef, Κοηίη-
een zoon van Aider: Koning Tamar,een gen. zoon van Ifmaël: Koning Ifmaël de twee- de, een zoon van Tamar : Koning Ma- humet Chodabende,een zoon van Ifmaël; |
|||||||||||||||||||||
zonder groote goude lamp. Daer agter (Ifmaël Miria ; Hemfa Miria en Koning
|
|||||||||||||||||||||
Abbaes gebroeders, zoonen van Chodaben-
dc. Deze begraefplaetiên zyn zonder eeni- ge fieraden. Uit de treflèlyke zael van dit gebou tre-
dende , bezagh ik ter rechter zyde een wel-
|
|||||||||||||||||||||
nogh een trap hooger ziet men een trali-
werk van louter gout, dat rond gedraeit, en zoo dik is als een goedt hecht van een mes. Buiten de lyft der deur bevond ik dit traliwerk te zyn 6 voet, en ρ duim: |
|||||||||||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
|||||||||
É ÉÏ
|
|||||||||
Keuken, weinigh omgaende de keuken , aen welker ingang ook een groote deur met zilver overtrotiken was. De keuken watamelyk groot, maer flecht, komende
ganfch niet over een met de zilvere deurIn het midden der zelve ftonden twee groote verhevene water putten of bronnenVoor een gedeelte was rondom de keuken een verheven muur met groote gatenwaer in zeer veele overgroote ketels ftonden , en onder elke der zelve een byzonder fornuis. Hier uit worden de luiden, die tot deze plaets behooren, gefpyft. ÁÉ- Á rmen Ie avonden ook word aen eenige honder- gefpyft. den van armen fpyze, die meelt in Pelaw beftaet, hier uitgedeelt. In eenzydever- trek aen de keuken zagh ik ook nogh vee- le ketels op den gront ftaen. é Alles hier bezichtigt hebbende begaf ik my weder naer buiten op de Meydoen, en binnen des Konings tuin, welke beide door een muur afgefcheiden van elkander af ftaen aen de zyde des grafs. Hier heeft de Koning Sefi zich langen tydt binnen onthouden in een fteenen gebou, dat nu dagelyks meer en meer vervalt. Binnen zyn twee vertrekken5elk meteen fchooriteen. Hier zoude hy zich naer hun meening onthouden hebben. Buiten dezelve vint men veele andere vertrekken, benevens een kleenebanje, of wafch-badt, dogh alles zonder fierlykheit. De tuin ook is wilt, en zonder eenige orde. Zy is vol vrugtboo- men: maer bloemen of kruiden van eenige waerde zyn'erniet te í inden. Zy is tamelyk groot, wordende door bornwater, dat'er doorloopt, op veele plaetfen befproeit. In d'andere tuin is geen huizing. Zy is ook zoo groot niet, en de boomen , die'er in ftaen, zyn veel hooger. Hier vond ik alles zoo'flecht, dat het niets minder dan iets koninglyx verbeeldde. Middlerwylen naer buiten gereden, om
met het werpnet te viflèn in een kiene ri- vier, die uit het gebergte komt, vond ik Water- daer een waterleidinge van aerde opge- leiding. maekt, eenige voeten hoogh. Het wa- ter loopt daer boven door een goot, én onder door een .huis , dat daer toe geftelt is, naer de ftadt, om de tuinen der zelve te bevochtigen. Aen de andere zyde van het huis ftort het als een waterval in de beek, die door het lant loopt. Wy viften hier, maer vingen niet dan 3 of 4 kleene vifchjes , die ik in Spiritus leide om ze te bewaren. Des anderen daegs reedt ik een goedtuur buiten aen deZuidzyde der ftadt met inzicht om ze van dien kant op eenen bergh af te tekenen. Want van geene zyde kan men naeulyx daer iets van zien, door de mcenigte der boomen, die het fezicht daer van benemen. Maer de
oogte deed ook weinigh voordeel daer toe. Ook vond ik my genootzaekt dooi- den opkomenden regen eenen anderen |
dagh daer toe te verkiezen. Op dezen
wegh bezagh ik een huis, waer in het meel gemalen wert, door middel van wa- ter, dat afkomende van het hoogfte ge- bergte, dat ten weften de ftadt altoos met fneeu bedekt legt, daer in vloeit dooreen verheven kanacl, daer toe van aerde ge- maekt. Dit water ftort met eenen val onder 't zelve huis, en verfpreid zich door het vlakke lant naer het Zuidooften, daer op dezelve ftreek ook d'andere is, daer ik reets van gefproken heb. Deze huizen hebben onder eenen molen, en boven twee Koorcn- groote platte ronde fteenen, die geftadighmolen. omgaen, leggende opeen uitgeholt hout, daer het koren door een houte goot onder den fteen loopt , en dus kleen gemalen wort 'a werpende zich rondom ter zyden uit. Ontrent dezen laetften loopt de rivier onder door een groote hooge brugh met f bogen , waer van het onderfte gedeelte met groote fteenen bezet is : zynde aen de buitenzyde tuflehen de boogh tot fie- raedt de verbeelding vaneen half rondt to- rentje. Nu wort het tydt te melden de gele- c .
genheit der ftadt, gemeenlyk genaemt hej^fec* Ardevil, of Ardebïl, ook wel Ardovil.fa&t, Zy is gelegen in het Noorderdeel van Perlle, in 't Oofterdeel van het lantfehap Servan in 't oude Medie, ten Zuiden der Kafpifche zee en ten Ooften der ftadt Taurus. De gebouwen der zelve zyn be- ter dan die van Samachi, dogh van dezel- ve ftofffe gemaekt. De Bafaren of Win- kelftraten zyn ook fraeier en beter over- dekt. Evenwel ziet men hier niet veel winkels van goude of andere koftelyke ftoffen , nocht edel gefteente , gelyk wy van andere winkels getuigt hebben. Naer het zeggen van anderen zyn deze kofte- lykheden voor dezen hier ook geweeft, maer allengs verdwenen. Men ziet hier vele kerken met koepels overdekt, waer onder de fraeifte en grootfte uitmunt, ge- naemt Mfi-i.yd , Mu-z-bit, of Ma-zjie yoor_ Adtne , of Zotidaghkerk. Zy legt in de name ftadt ten Ooften op eenen kleenen berg. Kerk. door, welke verhevenheit zy zich heel van verre doet zien. Verfcheide afgezon- derde plaetfen zyn'er in, waer in gebeden wort. De voornaemfte is groot en ront, waer boven de koepel komt, die op eenen lagen ronden muur ftaet, ftekende to- renswyze uit het gebouw , dat een vlak- ke muur is. Voor deze kerk ziet men een fontein , waer van het water van het gebergte door een onderaertfe goot her- waert loopt ten dienft der genen, die daer komen bidden, hoedanige menfehen ik in goeden getale in de vertrekken zagh zit- ten. De andere Kerken zyn van die waer- de niet. Hier zyn ook veel Hamansof Banjes. De voornaemfte ftraten, daer de meefte winkels zyn , zyn maer drie of vier
|
||||||||
REIZEN.
|
||||||||||||||||||
I2t
|
||||||||||||||||||
vier in getal. De overige zyn al meert
lileen en fmal. De huizen zyn boven plat, zoodat men van 't eene op 't ander gaet. Meert zynze ongezien en flordigh. Kar- wanferaes zyn'er zoo veel niet, als te Sa- machi. Drie worden'er bewoont van In- dianen , die hier ook niet in grooten ge- tale zyn. Chinefcn zyn'er niet, zoodat'er ook minder handel gedreven wort. Aen verfcheide oorden binnen deze ftadt ziet men veele hooge Elze-en Lindeboomen ftaen, waer nevens de rivier vloeit.' Ook worden tegenwoordigh nogh veele jonge boomen buiten de iladt aen de wegen in goede orde geplant: dat mettertydt een aengename fchaduw geven zal. De voor- naemrte plaets is de Meidoen , of plaets daer het graf van Sefi is. Aen de eene en an- dere zyde ftaen eenige weinige flechte hui- zen, waer in gemeene luiden arbeiden. Alle de huizen buiten de winkelftraten hebben meert hunnen eigen tuin , verzien van vrugtboomen en andere: waer van eenige vry groot zyn , inzonderheit aen de bui- tenfte zyden, daer weinige huizen ftaen: zoodat'er veel ledige plaets is , die echter met boomen beplant is. Dit maekt de ftadt groot, die rondom met hoeken uii- fpringt. De ftadt is derhalven zoo dicht niet bebout als Samachi, maer veel groo- ter in haer begrip, leggende in een ronde vlakte , die van d'eene tot d'andere zyde een ftreek maekt van 3 goede uren. Ron- dom is zy met hooge bergen befloten, |
niet dan wanneer ze iets zéltiaems over
zich hadden: het zy dat ze by uitnêment- heit groot, of kleen waren , ofdriebee* nen of zoo veel armen hadden , of met twee hoofden geboren waren, of iets had- den dat de verwondering der aenfehouwe- ren trekken kon. Ik voegde daer nogh by dat ik den opwachter der Karwanfera eenen heelen gulden geven zoude , als hy de luiden , die dagelyx aen myne kamer quamen , daer van daen kon houden. Ondertuflchen bragt ik hu de ftadt op De fladt
papier, tekenende haer af van de voorge- afgete- noemde plaets by de gemelde brugh , op kem· eenen tamelyk hoogen ronden bergh, die daer benevens legt ten Z. Weften van de ftadt. De verbeelding daer van ziet men op N°. 48. Waer in al wat kenbaer is, met letteren aengewezen wordt. Dus be- tekent Α de koepels van het graf van Sefi, waer van'er zich drie vertoonen, kunnen- de de goude van die zyde niet gezien wor- den , te meer dewyl zy kleen en lager is. Β vertoont de groote Kerk Adine. C een brugh met 8 bogen, leggende over de ri- vier, die door hetlant loopt. Niets an- ders van deze ftadt kan men wyders on- derkennen, dewyl zy,als wy gezegtheb- ben, geheel in't geboomte legt. Ik te- kende ook deze brugh met f bogen af, gelyk zy met N°. 4p. wort aengewezen. Den zefden der maent reed ik naer het
dorp Kelheran, gelegen een goedt half uur ten Noorden van de ftadt. Den reg- |
|||||||||||||||||
waer van de hoogfte genoemt wort Seva- [ ten wegh daer naer toe gaet men van het
lan, of Sebüahti, leggende ten W. N. graf van Sefi , ftaende van daer af een Weften, waer op,gelyk wy gezegtheb- meenigte van hooge elze-en lindeboomen, ben, geftadigh fneeu gezien wort. Ooft die aen beide de zyden van een fmal ri- of ten Z. Ooften is het Chilanifche ge- viertje ftaen. In deze ftreek wonen de bergte. Tot Dervies heeft men eenen meefte Armeniers, die daer twee Kerken |
||||||||||||||||||
hebben, maer zeer kleqn en donker ge·
bout. Als men uit de ftadt komt \ heeft men eenen zeer fraejen en gelyken bree- den wegh, beplant van wederzyden met jonge Linde-en Elzeboomen. Hier rydt men voorby des Konings tuin , die met ,Ju'.a des iJ ii Konin"s.
eenen aerden muur om trokken,en vry groot °
dogh zeer wilt, gelyk wy van de vo-
rige lufthoven gemeldt hebben , en zon- der eenige orde. Eenige goede vrucht- boomen zyn'er in, als appels, peeren,en kleene pruimen. De bloemen zyn niet noemens waerdigh. Over dezen tuin ftaet eeri diergelyke , waer in een vervallen gebou is met verfcheide vertrekken. Als men vorder in het gemelde dorp komt, ziet men daer een fchoon graf van den Va-1 ^"Jjj n,k* der van Koningh Sefi,genaemt SeidTzei- sra brail, nevens nogh twee andere graffte- den, waer in leggen Seid Sala , vader van Tzeibrail, en zyn grootvader Seid Kud- beddin. Dit graf ftaet in eenen grooten tuin, omtrokken met eenen muur vanaer- de } waer aen twee groote poorten zyn. Aen de achterfte poort komt men vanden Q. groo. |
||||||||||||||||||
diergelyken hoogen bergh , genaemt Sa-
hand , en by Hamadan eenen derden ge- naemt Alvand , die wel de hoogfte is. De ber-Deze worden om hunne gelykheit de drie gen Ge- Broeders genoemt. Ontrent deze ftadt |
||||||||||||||||||
Warme
baden
|
'n ^et geDe,'gte zvn verfcheide warme ba-
den , die voor gezonde fonteinen gehou- |
|||||||||||||||||
den worden. Een is'er twee , andere 3
uren van de ftadt, andere nogh verder. Toen ik door deze ftadt gingh, kon ik naeulyx de ftraten doorgaen om de nieuf- gierigheit der menfehen, toeloopende om myne Duitfche kleedinge te zien. Zy had- den my zelf nagevolgt tot aen het graf van Sefi, zoodat men hen met ftokken van daer mort dryven: en echter volgden veele tot door den eerften gangh. By wy- len liepen ze my agter aen, tot binnen de Karwanfera,en quamen daer dagelyx,en- kel om my te zien. Ja zeker Perfiaen be- loofde den opwagter eenen halven gulden, zoo hy hem by my wilde brengen. Het welk als de Armeniers my gezegt hadden, antwoordde ik, dat men in onze landen wel menfehen voor geit liet zien, maer |
||||||||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
|||||||||||||
112
grooten wegh , zynde de voorfte in het
dorp. Het graf is in zyn vierkant van kleene ftcencn tamelyk hoogh opgetrok- ken : waer boven een lage ronde toren ftaet fnet een groote koepel, die groen, en doorgaens met gout ingelegt is , loo- pende daer blaewe ftreepen by wyze van loofwerk door. Boven op ftaen gulde verhevene knoppen. Aen elke zyde van den muur ftaen 6 venfters. De bovenfte is iïerlyk gemaekt van dezelve koleur: de onderfte is met yzere traliën. Van bin- nen zyn'er houte venfters. Boven en on- der de Cornis zyn drie fmalle vakken met verièheide koleuren gefiert. Achter aen in het midden is een deur van hout, waer door men over een hoge treede ingaet. Boven vint men een lleraet half boogfwy- ze, met drie kleene venileren verzien. Ik vond deze agterbuitenpoort aen den muur gefloten. Voor deze is een fraei over- dekt portael van fteen gebout. Hier zyn- de, en geene mcnfchen vernemende te- kende ik, ziende door de reten der deur, het zelve graf, gelyk gy het verbeelt ziet op N°. f o. Aen de zyde van het graf binnen het dorp, dat voor het voorfte moet gerekent worden , ftaec een water* put of fontein , gelyk met den grondt, die 16 fchreden breedt, en 14 langh is. Dan gaet men 6 trappen op tot voor de deur j daer men zyn fchoenen of laerzen moet uitdoen , en over den drempel heen treden, gelyk wy in de befchryvinge van het graf van Sefi gezegt hebben, en naer de gemeene wyze den rechter voet voor- uit zetten. Deze grafftedewort van vee- Icn gekuft. Als men in het eerfte ver- trek is, dat boven fierlyk voltenswyzege- maekt, en waer van de grondt met fchoo- ne tapyten belegt is, ziet men door een tweede deur, die recht over de eerfte komt, het graf, dat boven den grondt in het mid- den van het vertrek ftaet, zynde zeer groot, en hebbende een mans lengte hoogte. Het is van houtwerk gemaekt, en met gout tuflehen de voegen , gelyk men my on- derrechtte, ingelegt. Het was met een zyden kleedt overdekt, hangende boven het zelve eenige goude en zilvere lampen, gelyk voor de deur van het graf twee gou- de, en twee zilvere. Men gunde my niet verder te genalcen dan aen de deur van dit graf. Waer mede ik my ook vergenoegt hield, dewyl ik daer binnen gettoegh zien kott. Onge- TèrWyl ik hier bezigh was met alles, makkelykzoo Veel my fflogelyk was , na te fpofen, voorval, gebeu^e het dat de Armenier , dien ik |
|||||||||||||
dewyl ik voor grooter ongemak bekom-
mert was. Want deze menfehen waren in hun eigen dorp, en vervolgens, gelyk men zegt, ftout op hunnen grondt: zyn- de ook van nature fors en boosaerdigh : zoodat ook de Gouverneurs wel 40 iaren langh veel werx met hun gehadt hebben, dewyl ze van geen ontzagh wiften , en tot die ftoutheit uitfpatten , dat ze zich niet ontzagen het verkoopen hunner wa- ren aen hunne bedienden te weigeren. Qroote Wacrom men ook eenigen van hun heeft baldadig. moeten dwingen te verhuizen van hier na heit. Spahan. Dogh de tegenwoordige Chan, gelyk reets gezegt is , heeft het nu zoo verre gebragt, dat de hier nogh zynde zich ook ftil houden. Het was zeker hoogh tydt. Want de ongebondenheit dezer ru- we menfehen ging in vorige tyden zoo verre, dat zy by deneenen of anderen man een goelyke vrou vindende , zich niet fchaemden hun die afhandïgh te maken , en die zich daer tegen ftelden doot teflaen. De Koopluiden zeker waren binnen de Karwanferaes niet veiligh. Want hen ziende geit handelen, itoven ze daer bin- nen, en namen den buit naer zich j om van geen meer andere dartelheden nu te fpreken. Deze Chan heeft onder zich 300 Rui- Lyf-
ters, waer van een gedeelte, zoo dik-wachtdes wyls hy uitrydt, by hem is ·, zonder datchans· hier eenig meerder getal van voetvolk of foldaten is. Den 7 den maent wert het goet der
Koopluiden afgehaclt en gebragt in het dorp Adfgaerneloe , daer de meefter on- zer Karavanezyn woning hadt. Dit was wel devoornaemfte reden dat wy hier zoo langh blyven moften, en het fchoonfie weder laten voorbygaen. Want het was gezegt dat wy den o vertrekken zouden. En op dien dagh regende het juift zoo ge- ftadigh dat wy niemant onzer reizigers vernamen. De volgende dagh gaf ons fchoon weder: zoo dat hu belooft wiert, de reize den ι ζ der maent voort te zetten. Op dezen dagh quamen my eenige Arme- nifche Priefters begroeten , en verzoeken iets te willen toebrengen tot het ftichten eener Kerke, St. Jan toegewydt, binnen een dofp buiten de Stadt. Ik gaf hun een kleen gefchenk', nevens eenen wenfeh van geluk in hun voornemen. Den 11 der maent vervaerdigde ik alles
tot de reize, die wy des daegs daer aen, na een verblyf van vier weken , eindelyk ftonden voott te zetten , en zondt myn goedt vooraf naer buiten. Den dagh ge- |
|||||||||||||
tot mynen leitsinan medegenomen hadt, rezen zynde, ontmoette ik verfcheidePer
en hét volk,dat hiel* was,eerft aenwoorMfianen, die al zingendeen vreugde bedry- den geraekten , en daerna hantgemeen vende doof de ftadt reden , omdat ze ge- wierden. Ik vond my hier niet weinigh lukkigh waren wedergekeert van Mecha, mede bedremmek , en fpande alle myne daer het graf is van Mahomet, hunnen |
|||||||||||||
kragten in om den twift wech té nemen;
|
opperftert Profeet.
|
||||||||||||
Het
|
|||||||||||||
REIZEN.
|
|||||||||||||||||
123
|
|||||||||||||||||
Het was 3 uren na den middagh , als
wy met de Karavane voortgingen, ryden- de al Zuid aen ontrent ι ί uur door de vlak- te jvan waer wy in het gebergte quamen, van het welke de itadt zich aengenaem opdoet, omringt van een meenigte dor- pen, die tegens de bergen aenleggen. E- venwel is de afflandt te verre, om alles duidelyk te kunnen zien. De geheele Karavane had zich nedergeflagen by het Het dorp dprp Sardale 3 uren van de ftadt. Maer Sarda e, jQ £et ge{,ergte gekomen zynde vonden wy zulken mift, dat het naeulyx te be-
kennen was. Hier was fchoon boulant, en meenigte korenhoopen lagen by een. Het dorp is al vry groot. Wy bleven'er in tot 3 uren na middernagt, en trokken: toen het gebergte verder door. Toen de dagh aenbrak, zagen wy de agterfle ber- gen heel met de kruin in de wolken. Hier vonden wy ook fchoon lant, enPerfiaen- fe boeren, die het met oflen en buffels be- ploegden. Na het trekken door verfchei- de dorpen quamen wy ten 9 uren aen het Het dorp dorp Koraming , dat wy ook groot en ΛΗ;' met veel korenhoopen omzet vonden, op |
|||||||||||||||||
richten hadden, dus Iangh in de ftadt ge-
bleven. Vier uren voor den dagh gin- gen wy voort, en iloegen ons met het aenkomen des dageraets van den 17 der maent neder in het gebergte , nadat wy nu drie uren gereift hadden over moejely- ke rotfen en fteenigh gebergte. Dezen dagh quamen wy by onze Kamelen, van ons eenige dagen vooraf wech gezonden. Hier vertoonde zich de bergh Taurus, een De bergh half uur afftandrs voor ons. De inwoners Taurus· noemen hem Cafelufan. Hy itrekt zich wydt en zydt uit, en neemt naer de ver- icheidenheit der plaerièn ook andere na- men aen. Dogh hy behout in 'tZuider- deel van kleen Alïe den naem van Taurus, dien eenigen ook voor Caucafas hebben aengetekent. Wy maektcn 3 uren na middernagt eenen aenvangh om hem te beklimmen. Eerft quamen we ineen groo- te laegte, moetende te voet gaen om den Iteilen afgang. Toen gingen wy den bergh op, dien ik zeer fteil bevondt, en vol akelige iteenrotfen, hier en daer ook yflèlyke klooven, en vervaerlyke diepten van elkander gefcheiden. De wegh is hief om de ftnalte zeer gevaerlyk: waerom men mceft te voet met de paerden achter zich moet voortgaen. Men rekent gemeenlyk een goedt uur tot het trekken over dezen bergh : maer wy waren met zulk een groote Karavane meer dan 1 uren hier over bezigh. In het wederafkomen zagh Yflèlyke ik vervaerlyke en woefte gezichten aen degez'cllte"< rechter zyde met holen tuflehen de rots- kloven 5 dat by nacht zeer naer voorkomt. Als men den bergh heel over is , komt men in eene vlakte, die eenige honderden van fchreden groot is. Deze trekt men ter flinke hant door, en weinigh van daer komt men aen eenen tweeden bergh. Want deze berg Taurus is als in twee bergen af- gedeelt, tuflehen welke heel beneden in den gront de rivier Kifilofan loopt, die De rivier ook Kurp genaemt wort. De vloed van Kiiilofau, dezen ftroom is zeer fnel , hebbende ver- icheide watervallen , of afftortingen , die met groot gcruifch tuflehen de klippen heen bruifchen. Deze rivier vloeit van her. Weften, en loopt naer het Ooiten , tot dat zy eindelyk in de Kafpifche zee ftort. Om'er over te trekken heeft de Koning Tamas een groote iteene brugh doen ma* Aenmer- ken, die 10 fchreden breet, en ifo langh kelyke is. Zy is tamelyk hoogh, en heeft ó bo- brugh. gen, waer van'er drie vry groot zyn. Bo- ven tuflehen de vier bogen zyn drie gaten, waer onder men nogh ten deele ziet een half rond , toornswyze gemaekt. Deze rivier loopt tegenwoordigh maer door eenen of twee der zelve bogen , hoewel by hoogh water ook doord'andere. Toen wy deze brugh over getrokken waren, zetten wy ons neder om het overige der Karavane af te wagten : de Armeniers O^z meeft |
|||||||||||||||||
ming.
|
|||||||||||||||||
de wyze der andere dorpen, waer van we
gefproken hebben. Hier hielden wy itandt, en gingen leg-
gen in de vlakte , nevens een levendigh riviertje, dat weinigh fchreden van hier door het lant loopt. Veel duiven zyn hier, ook waterfnippen , en lyfters , waer op ik met het roer jagt maekte , en eenen goeden vangit deed. Ook fchoot ik twee jonge Entvogels , die by een zworven, de eenigite, die ik hier te zien quam. By alle deze dorpen vint men Wilge- Elze-, ook eenige vrugtboomen. Wy bleven nogh al hier om eenige luiden af te wach |
|||||||||||||||||
Vogel
jagt- |
|||||||||||||||||
ten, die van de itadt ftonden te komen.
Gezicht Middlerwylen vervaerdigde ik een gezicht
op het pa-op het papier, zoo als wy met de Kara-
piei-ge- vane benevens het dorp lagen , gelyk op
Clt' N°. $*i verheelt wort > met voornemen ,
van ook eenige gezichten van het lant,
en eenige dorpen daer in, te vertoonen.
Dezen avont begon het te milten. Dogh
het weder opklarende , vertrokken we ontrent middernagt, trekkende by Maen- licht over het hoogh gebergte. Wy to- gen ook by wylen door de laegte , en na het trekken door vericheide dorpen brag- ten wy het des morgens den 1 f vroegh Het dorp tot het dorp Fattaba , nadat wy eenen ïattaba. wegh van 4 uren afgelegt hadden. Des anderen daegs vervolgden wy een weinigh voor den morgenitondt onze reize door het gebergte op eenen fchoonen wegh , Jedes.°rP en quarnen ten ρ uren by het dorpje Je- nes 3 uren afgelegen van het laetft ge- melde. Dezen nacht quamen de twee Ar- meniers, myne reisgenooten, by ons met eenen der meefteren van de Karavane. Zy waren om eenige dingen , die ze te ver- |
|||||||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
124
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
meeffc om hier Kaffëe te drinken , dogh
ik om een gezicht dezer brugh , der ri- vier, en bergen op het, papier af te teke- nen; waer toe het licht der maenmygunf- Geziclit tigh was. Myn tekening ving ik aen van getekent.-de N. Weilzyde, gelyk te zien is op N°. ƒ 2. Toen trokken wy den tweeden bergh op, diehooger, grooter, en moejelyker was, dan d'eerfte. Want van te voet re- gens de hoogte op te gaen, en dan weder naer de laegtc te dalen, vermoeit zynde , waren· wy gedwongen veeltyts adem te fcheppen: totdat wy een goede ftreek vin- dende , weder te paerde ftegen, en eindelyk de opperfte kruin des bergs bereikten. Men ftelt gcmeenlyk voor het opklimmen anderhalfuur. Maer wy waren'er langer over bezigh, dogh wel te vreden dat wy met een gedeelte der beeften zonder eeni- gefchade te lyden, met den dageraet daer boven op quamen. De refterende Kara- vane quam wel 2uren na ons! Ik bevor " hier dat men weinigh weder nederwaert gaet, maer een hoogh lant behout, dat binnen de itreekvan een halfuur goedten wel bebout is. Wy trokken nogh tot 9 uren by zonnefchyn voort, wanneer wy ons nederiloegen tuflehen laegh gebergte, byeen goedt vlietend water, ontrent het dorp Kafiebeggidaraifi , gerekent 4 uren af te leggen van de plaets, daer wy ver- nacht hadden. Hier werden ons de eerfte druiven re koop gebragt, en tot zulk eenen goeden prys, dat wy voor 4 Huivers 7 i pont hadden. Als men over dezen bergh is , krygt men al meeft fchoon lant, en eenen goeden wegh. Achter den bergh Tau- rus vertoont zich een bergh, die veel hoo- |
|||||||||||||||||||||||||||||||||
koude. Getrokken zynde door een ver-
vallen dorp, en over een of twee tamelyk hooge bergen, floegen wy ons ten 7 uren neder by een loopend water, ontrent het dorp Jamkoela , gelegen 3 uren van de laetfte ruftplaets. Hier zagen wy deeerf- te vogels , die ze Baeker-Kara noemen. Drie uren na middernagt gingen wy den 21 weder op wegh , en quamen met den dageraet aen het dorp *i SergaHrand, daer Het dorp wy ons, nu 3 uren gereift hebbende, ne-'t Sarga- derfloegen. Dit dorp legt in êen vlakte,brand· en heeft eenen kleenen tuin , waer in de hoogfte boomen Wilgeboomen zyn. Ter rechter zyde is een tamelyk hooge bergh, op wiens jfpits men verbroke rotsfteenen ziet. Het overige des bergs wort beploegt gelyk het omleggende lant. Veele ande- re dorpen leggen daer ontrent. Men ziet |
|||||||||||||||||||||||||||||||||
hier den Taurus in 'tverfchiet.
zicht tekende ik hier , gelyk |
Het ge
het met |
||||||||||||||||||||||||||||||||
No. f} wort aengewezen.
|
22
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
Den
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
trokken wy twee uren na middernagt
weder voort langs eenen goeden wegh. Met het aenbreken van den dagh reden wy door een zeer groote vlakte, hebben- de ter regte en flinke zyde hooge bergen. Tcuncgca uren hielden wy (til, en bleven in de vlakte by het dorp NohhI , gelegen Het dorp 6 uren van de plaets, daer wy onze nagt- Νο""1· ruft genomen hadden. Wy gingen al ten Zuiden aen, en kogten weder druiven schoone voor den zelven prys, zoo blaeuwe als druiven, witte, wonder goedt van fmaek. Des nagts den 23 togen wy weder voort meeft al in vlakte ten deele vol fteenen en grof zandt. Eenige dorpen ter regrerhant voorby getrokken zynde reden wy door de ftadt Samgael, afftygende en ons neder leggende aenginfe zyde. Hier kregen wy Enande. volop van Granaetappelen , hoewel ze re vruch- kleen waren, van appelen ook aengenaem «o. van koleur en fmaek , nevens druiven en andere vrugten , die ons een aengename ververiching gaven. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||
Sawalaa. geriS>
|
genaemt Sawalm$ waer op altydt
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
fneeu legt. Den volgenden dagh bleven
wy nogh hier , om ruft te geven aen de bedien, die van den moejeiyken wegh afgemat waren. Den 20 trokken wy we- der voort 3 uren na middernagt. Wy hadden fchoon weder , maer by nacht |
|||||||||||||||||||||||||||||||||
XXIII. H00FTSTUK.
Befchryving van Samgael en verfcheide andere plaetfen op den
wegb naer die fladt. Komfi tot Kohm. . |
|||||||||||||||||||||||||||||||||
ge ook van fteen onder aerde vermengt.
Zy heeft een brave hooge Baiaer ofte Winkelplaets , die tamelyk langh en boogfwyze geheel overdekt is j waer in de voornaemfte winkels zyn van lakenen, ftoffen , katoenen , en andere dingen van die natuur. Buiten deze zyn'er nogh |
|||||||||||||||||||||||||||||||||
IER gekomen zynde moftenwe
ook nogh blyven den volgenden dagh, omdat de rol voor de goe- deren beraeltmott worden,en de tohneef- ters buiten de ftadt vertoevende niet te voorfchyn quamen. De ftadt Samgael heeft geheel de gelykenis van een dorp. Eeni- ge huizen ftaen'er , die tamelyk hoogh, en van aerde wel opgebout zyn , zomrni- |
|||||||||||||||||||||||||||||||||
Gelegen-
heit der ftad. Saraiael. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||
verfcheide andere winkelplaetfen, mede
overdekt. Verfcheide kerken zyn'er ook met
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
R Å É Æ , È Í*
|
||||||||||||||||||||||||
Ï2J
|
||||||||||||||||||||||||
friet koepels, waer van de voornaemfte
van buiten ilerlyk groen, en uit den blaeu- wcn verglaeft is. Een vervalle kerk zagh ik'er, die redelyk hoogh en met een koe- pel verzien was. Deze was voorheen een Mofque der Turken geweeft, toen zy hier den meeiier fpeelden. De ftadt zelve is kleen in haer begrip , leggende verma- kelyk in de vlakte aen de zyde ten Ooft en N. Weften met hoogh gebergte be- zet. Een half uur van daer aen de Zuid- zyde vloeit een fchoon klaer water , daer wy ons hadden nedergeflagen, gelyk ook Gcboom-aen ^e ^' Wdhydè in de laegte , daer |
||||||||||||||||||||||||
woont wort van een volk, genaemt CW,
dat zich al in dorpen onthout; hoewel men my zeide dat'er in 't gebergte een kleene, maer fterke ftadt was, die genoemt wierc Keyder Peyamber. Na eenigen regen, die een gedeelte van den nacht bleef du- ren , trokken wy den z6 der maent 1 uren voor den dagh weder voort over de vlakte, houdende wederzyts het gebergte. Na het doortrekken van eenige dorpen had- den wy met het aenbreken van den dagh de ftadt Sukanie ter rechter zyde van ons, De (ladt 1 uren afgelegen van de plaets , daer wy Sukanie. vernacht hadden, leggende aen den wegh een dorpje, waer langs men dicht heen trekt. De ftadt legt in de vlakte dicht by het gebergte ten weften , hebbende aen d'andere zyde ook hooge bergen , en ter rechter den bergh Keyder. Hier reden wy rot myn ongenoegen voorby , dewyl de voerluiden daer niet te doen hadden, en, zooze daer quamen,gehouden waren den tol te betalen. Hier by quam dat de meeiier der Karavane my wys maekre, dat wy weinigh van daer onze ruftplaets zouden nemen. Waer in hy my leelyk misleidde: want ik verftont wel hacft dat de verblyfplaets eenige uren verder zoude genomen worden. Hier over in mynen geeft moejelykhek hebbende befloot ik te rug te ryden , en de Karavane te laten voortrekken. Jk deed het ook , en ge- keert zynde ftelde my aen de Ooftzyde tegens eenen heuvel om de ftadt af te te- kenen , waer van de afbeelding op No. fó ftaet. In deze ftadt zyn 4 groote kerken,waer van de 3 voornaemftegroe- ?c ftatJt ne koepels hebben. In de allervoomaemfte iJnt." is het graf van Sultan Muhammed Choda- Voorna- bende , van wien men gelooft dat de ftadtmc 8raf- gefticht is. Dat naer hun voorgeven nu by de 400 jaren zoude geleden zyn. Men betuigde my dat deze grafftede groots en wel gebout was , de kapel ook Ilerlyk en met zilver en gout opgepronkt, hebben- de tot de inkom ft 3 poorten, welker eene voor byzonder fraei en groot gehouden wiert. Het gezicht daer van doet zich van buiten vcrmakelyk op. De ftadt zelve heeft poorten, noch Hocda-
muren. Alle de huizen zyn van aerde, ni"heit kalk, en leem gebout. Agt of tien Kar-der ftadt. wanleraes zyn'er: Bafaers van weinigh be- lang, de wyl'er geen handel gedreven wort. Voor de verwoefting evenwel, door Ta- merlaen aengerecht, is het eene der prag- tigfte fteden geweeft. Het voornaemite geboudaer in was geweeft de Koninglyke Reftdentieplaets, die nu geheel vervallen |
||||||||||||||||||||||||
rond-
|
men veel vcrmakelyk geboomte en tuinen
|
|||||||||||||||||||||||
om á e
ftadt. |
meeft al met afgefchotene muren ziet.
|
|||||||||||||||||||||||
Met deze legt de ftadt zoodanigh bezet,
dat men zé aen de meefte zyden naeulyx De ftadt van buiten zien kan. Waerom ik be- afgetc- quaeinft vond een verbeelding daer van te kent. maken aen de N. Ooftzyde , gelyk N°. f4 die aenwyft j toonende al wat kenlyk is met letteren. Dus verheelt de letter Á de vervalle kerk der Turken, Â de voornaemf- te kerk , C een groot vervallen gebouw. Verder heb ik'er niets kunnen vinden dat der aenmerkïnge waerdigh was,of eenigh overgebleven gedenkteken der outheit verbeeldde. Dat vremt is, dewyl het een oude ftadt is. Zy is voordezen ia vollen bloei, en zeer neringryk geweeft , daer- na door Tamerlaen verwoeft , en by ver- der verloop van tyden door de Turken be- dorven. Men heeft'er maer eene Kar- wanlëra : maer zy is zeer groot, en van aerde en leem gebout. Aen de Ooftzy- de naer het gebergte loopt de fmalle ri- vier Sangansjaey, naer welke de ftadt ichynt genoemt te zyn. Naer dezelve zyde afziende van onze ruftplaets tekende ik het gezicht, zoo als ik het vertoon op N'J. ff. Een Daroega of Schout heeft hier het gebiedt. Wat den tol aengact, waerom wy hier vertoeven moften, voor yder laftpaert, geladen met zyde of laken, moeten 30 ftuivers betaelt worden. Voor flegter foort geeft men 1 f ftuivers. Te- gen den avondt kregen wy regen, die tot æ uren voor het ryzen van den dagh bleef duren. Maer het weder op geklaert zynde vertrokken wy den zf, hebbende de Tol- meefters beiloten te komen ter plaetfe, daer wy blyven zouden. Den wegh had- den wy hier vlak en goedt. Met denda- geraet togen wy ter rechter zyde voorby een dorp, dat in 't geboomte legt, kort daerna ook voorby een ander, leggende aen 't gebergte ter zelve zyde, eindelyk nogh voorby 3 andere : tot dat wy ten ñ Het dorpuren aen her. dorp Kurkjandy quamen, Kurkjan- daer wy bleven, zynde 3 uren van de ftadt, d>'· ten Z. Ooften. Ter flinke zyde ftrekt zich hier een arm van den bergh Taurus, uit het Noorden loopende naer het Zui- den , naer het lant Curdeftan, dat be- |
||||||||||||||||||||||||
ts
|
||||||||||||||||||||||||
~ Een half uur van de ftadt ziet men
|
||||||||||||||||||||||||
nogh een gedeelte van eenen hoogenftce-
nen tooren en poort, die men zegt dat eertyts aen de ftadt zou behoort hebben. Zy legt op de hoogte van 36 gr, 30 min. Ondertuflchen was de Karavane nu zoo 0.3 ver- |
||||||||||||||||||||||||
J
|
||||||||||||||||||||||||
ôæü CORNELIS de BRUINS
|
||||||||||||
verre voor uit geraekt, dat ik, fclioon
fterk aenrydende , eenen wegh van twee uren moli afleggen, eer ik'er weder by quam. Weinich voor den middagh floe- |
||||||||||||
en geboomte. Ook zyn hier ontrent nogh
andere luftige en verrmkelyke rtrekert. De twee vorige dorpen met die vremde torens, daerwe zoo even van fpraken, dragen ook den zelven naem van Parfaheym: en worden deze plaetfenalle onder een ge- rekent, hoewel zy al een goede ftreekvan een leggen. Aen de flinke zyde fchcen nu het gebergte te eindigen. Nu bevonden wy dat wy f uren voort getrokken, en met een des nagts wel een uur van den rechten wegh afgeraekt waeren. Twee of 3 uren na middernagt gingen wy weder van daer, tendeele over heuvelag- tigh lant, hebbende wederzyts verfcheide dorpen , die wy voorbytrokken. Met den dagh hadden wy ter flinke zyde we- der andere bergen geheel met fneeu be- dekt. Wy trokken drie-of viermael door een kleene rivier , in byzonder fchoon en warm weder, en quamen in het dorp Gihara , daerwe ons op den middagh ne- Het ^ derfloegen. Elke party der Karavane Gihara. legerde zich binnen den omkring van ee- nen lagen vervallen muur , hoedanige plaetfen hier veel zyn. Dit dorp is zeer groot, en men rekent dat'er ontrent f oo huizen in zyn. De meefte leggen op ee- nen heuvel, echter tamelyk hoogh ge- bout. Zoodat zy van verre eenen fchyn geven eener fterkte : maer als men nader komt, ziet men dat het maer gemeene gebouwen zyn, zoo als in dit lant be- woont worden. Veel geboomte en tui- nen zietmen'er rondom, nevens een goede getal huizen , die niet bewoont worden, wy geven'er u de verbeelding af, van de N. Ooftzyde opgemaekt, op N°. fj. Goede eetwaren vond ik hier , fchoon Goede
ichapenvleefch, hoenders , goede meloe- eetwaren> nen, ook fchoone Watermeloenen, waer van ik uit de befte de pieten bewaerde. Ik Angoert- fchoot hier eenen Angoertvogel , die vogel, fchoon en groot was, en heel zweemde naer eenen entvogel. Maer deze vogels vliegen hooger, en gaen regt op even als een haen. Zy onthouden zich veel op 't lant, daer water ontrent is, waer in ze nu en dan zwemmen. Het lichaem is geheel root: de hals tot by het oogh ros geelachtigh: om het oog wit tot aen den bek, die zwart is. De vleugels zyn wit, root, en zwart. Myn hont bragt hem my levendigh. Ik geef u hier de teke- ning van een dorpje, hier by gelegen,op N°. f8 , en den gemelden Angoertvogel op No. fp. In deze lantftreek vond ik ook hier en Afbeel-
daer katoen ftaen, het welk my luftte op gaS,6n papier af te tekenen, zoo groot, als men het ziet groejen in veele takjes by een, zynde 3,4, of vyf knopppen aen elk takje. Zoo als het hier getekent ftaet, is het in zyne volkomene rypheit, gelyk blykt aen het eene knopje,dat reeds open gebarften is,
|
||||||||||||
Het ü
Thalis V remt
gevogel- te. |
pgen wy ons neder by het dorp Thalis, daer
ik een meenigte van Baeker-kaeraes zagh, ( een gevogelte dat onze patryzen gelyk, maer wat grooter is, van onder ook meeft |
|||||||||||
wit, gelyk de vleugels.) Zy vliegen by
wylen in grote menigte famen,vry hooghj en zitten dan weder op den gront by ge- ploegt lant. Ik fchoot'er eenen, die by- zonder zwaer,en wel gevoedt was: waer- om hy ons fmakelyk viel in 't eten. Nu trokken wy é uren voor den dagh
weder voort, en kregen dus ontrent den morgenftondt wederzyds een ander ge- bergte , rydende door een fchoone vlakte, die ter rechter zyde meeft beploegt was, en met verfcheide dorpen bezet. Aen d'andere zyde waren'er geene. Nadat wy eenen wegh van vyf uren afgelegt hadden, Het dorp bleven wy in het dorp Gromdara , dat ik Giomda- zeer groot bevond. Het was ook vol ge- ra· boomte en tuinen, loopende de meefte hui- zen in de laegte, daer een klaer water ftroomt. De huizen naer gelang van een dorp in dit lant zyn al vry goedt, en eenige der zelve al tamelyk hoog gebout. Wy trokken æ uren voor den dagh hier weder van daen over de vlakte meeft al Z. Ooft aen. De bergen leggen hier we- derzyds , als voren , ontrent éß uur van elkander. Met het beginvan den dagh zagen wy het lant wederzyts bezaeit, ne- vens vele dorpen, daer we midden dooi- de vlakte voorbyreden. , Hier zagh ik hoe de boeren hun lant met kleene plaet- fenaffcheidden door het hoogen deraerde, om hec water daer op te behouden. Be- nevens den wegh ziet men eenen water- loop, die hun dient, om over het lant te doen vloeien. Nu trokken wy door twee dorpen, die elk een toorn aen de kerk hadden , hoedanige ik tot dezen tydt toe nogh niet gezien had. De toren was be- neden zeer dik , en defzelfs punt fpits. Boven was een gedeelte daer van groen met geele ftrepen. Men onderrechtte my, dat het een graf was van eenen der Perfi- aenfche heiligen ,daer naderhant een kerk aen gebout was. Ontrent den middagh redenwe ter zyden in de laegte af op een plaets rondom eenen waterloop hebbende, die f of 6 voeten breet was, en met twee watervallen fterk afliep van het N. Wef- ten, nemende zynen loop Z. Ooft heen door het lant. Hier by leggen twee dor- pen , waer van het een genaemt word D , Parfaheym , en 't andere TouaeVhfi, welk pen Par- het kleenfte is, zynde gelyk een tuin met ftheym eenen muur van aerde omtrokken : waer ctl t°u* in men treedt door een groote poort. Dan ° vint men de huizen daer binnen. Het eerft genoemde dorp is groot, en vol tuinen
|
||||||||||||
'■-
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
REIZEN.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
ï%7
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
is, dat wit van ItoJeur zich opdoet, en
vol katoen is. Dit verzamelende met af te nemen. By wylen valt het van zelfs af, wanneeer zich de knop opent en ver- droogt. Als de knoppen nogh in hun geheel en ryp zyn , zynze ontrent purper van koleur, en geven een aengename be- fchouwing j.n de velden, omdat de ge- barfte hunnewitheit daer onder vertoonen. Zie hier het fatfoen in grootte daer af op N°. 6Ό. Den 30 der maent bleven wy mede
hier om de beeften te doen ruften- On- trent den middagh trok hier door een Gezant van Polen , die nu weder te rug uit Spahan quam , daer hy drie maenden was ftil geweeft. Toen hy hier door trok was ik alleen buiten het dorp, my verma- kende met fehieten naereenigh wilt. Ee- nigen van zyn gevolg my ziende op zyn Duitfch gekleedt riepen my toe. Maer ik denkende dat het Peruanen waren ging myns weghs. Waer op ζ of 3 perionen te paert op my afquamen , verzoekende in de Italiaenfche tale, my te fpreken, en daer by voegende datze Franken waren. Hier over verzet ftaende tradt ik naerhen toe , en in 't fpreken met hun , trok de Gezant met zyn gevolgh door. Ik be- antwoordde hun vragen , die op nieus en tydingen iloegen, naer myn befte kennif- fe , zeggende dat ik hun niet veel mede te deelen hadt., dewyl ik reets zes maen- den van Moskow geweeft was. Zy had- den den vorigen nacht weinigh uren van ons in een ander dorp gelegen. Zy be- dankten my door den rolk des Gcwnt), die my in d'Italiaenfche tael aengefproken had , met betuiging , hoe leet hun was, dat zebezigh met voorttrekken my geene beleeftheit bewyzen konden. Waer op ik met gelyke beleeftheit antwoordde. Dusfchcidden wy van elkander,hebbende ik aengenomen hunne vrienden te Spahan te begroeten, gelyk zy beloofden dezen pligt ook te zullen afleggen by de myne |
niet klaer konden raken met de tollenaers.
Dit deedt my den tydt doorbrengen met fehieten naer eenige duiven, die ik hierin groote meenigte vond. Twee uren voor den dageraet trokken
wy weder voort, en eenige dorpen door- getogen zynde, quamen wy met den op- gang der Zon aen het dorp Arafangh, dat Het dorp ter rechter zyde aen eenen heuvel gelegen Arafangh. is, verzien van goede huizen , en veele Zenaerboomen, die groot en fraei voor "fci,?™"" oogh zyn. Dit flagh van boömen had ik nogh niet gezien,en ik zal'er daernabree- der van fpreken. Wy trokken het dorp door , en de Karavaen daer nevens. Hier ververichten wy ons met Granaetappelenj waer van wy'er 4 voor eenen ftuiver kog- ten. Het hart hier mede fterkendc, re-' den we verder over kleene bergen, laten- de de vlakte hier ter flinke zyde van ons, om den wegh te nemen , die naeft naer de ftadt Kohm loopt. Een weinigh meer ter rechter zyde van het gemelde dorp is de wegh naer Sawa , dat» als men naer Kohm trekt, eenen dagh uit den wegh is: dewyl de Karavanen daer doortrekkende, driemaeltol rooeten betalen. En als men de- zen wegh op Kohm neemt, betaelt men maer eens. Waerom ze gemeenlyk de plaetfen kiezen, die hun voordeeligft zyn. Ontrent den middagh ruftten wy tuf-
fchen de heuvels in een vlakte by het dorp Hangcran, hebbende f uren wegs afge- legt. Hier vonden wy nitnement ichoon broot, en trokken 3 uren na middernagt vervolgens voort over gebergte, gelyk ie vorcu. Daerpa kregen wy vlak lant, en quamen ten 10 uren aen het dorp Sa-Het dorp rande , waer nevens wy ruft hielden bySarande· een fchoon loopend water. Hier ontrent zagen wy verfcheidc dorpen , en kregen voor deeerfte mael wyn van Ai'devil, dogh met groote moeite, dewyl'er geen vry- Jieit is om diqn te verkoopen. De wyn was wit, maer tamelyk goedt van fmaek, Wy gaven voor het Badman , dat men hier rekent 11 ponden te zyn, ι ζ ftuivers. Ontrent dit dorp ziet men vcele groote putten, waer in het water door een on- |
||||||||||||||||||||||||||||||||||
9
Voigh
|
jje.te Moskow , daer ze heen trokken. Ik
zagh dat hun gevolg beilont in ontrent |
||||||||||||||||||||||||||||||||||
30 perfoiien te pacrt, wordende 4 of f
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
llandertjes gedragen van cenigen onder j deraertfeh kanael naer het dorp geleit
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
weit. Wy togen weder op wegh, meeft
Ooft ten Zuiden aen. Den 4 der maent trokken wy ten puren door het dorp Ab- baflabaet: van waer wy togen over een vlakte ontrent 1 ï uur langh j toen over |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
hen , dat een ficrlyk gezicht gaf. Toen
volgden 23 Kamelen met de pakkaedje agter aen. Ten 3 uren na middernagt fcheiddenwy
■ weder van daer, en door verfcheide dor- |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
pen getrokken legerden ons met den mor- j fteenagtigh gebergte j ëjndelyk weder
Het dorp genftondt by het dorp Sakfawa , gelegen j over een vlakte , waer in twee uren ge· |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
Sakfawa. ^ uren yan jg je£e verb]yfplaetS. Dit
|
reden hebbende , bleven wy by het dorp
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
dorp was wel zoo groot, als daer we des
daegs te voren waren, ook vol geboomte. Aen de rechterzyde heeft het een groot vervallen gebouw, aen de flinke een ver- ' valle Karwanfera, gelyk in de afbeelding |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
Angelawa, daer we, na 7 uren reizens,
een uur na den middagh acnquamen} hoe- wel het wel 3 uren was , eer de ganfehc Karavane daer aenquam. Nu waren wy nogh 7 uren van de ftadt Kohm. In de- |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
op N°. 61 vertoont wort. Wy waren 11& ftreek vonden wy vecle putten , 4 of
hier genootzaekt te vertoeven, omdat we' f fchreden van elkander afgegrayen. De tuf-
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
m
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
ïi8
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
der goedt te zullen komen afhalen. Wy
wachtten dit af, zynde wel op onz"e hoe- de , maer vernamen hen niet. Ten ï r uren vonden wy ons in een fteenagtigh gebergte, waer over wy trekkende , rot- ten zagen van vremde verbeeldingen, zyn- de allerhande gedaente daer in te befpeuren. Hierom tekende ik het gezigt daer van, met ^°^cn het gebergte ter regter zyde van de ftadt^egn"e" in 't verfchiet, gelyk te zien is op N°. öi. Want op eenen der voorfte bergen was het niet anders als of men den kop en hals van een beert zagh. En daer nevens doen zich weder andere vremde vertoo- ningen op, hoedanige ik nok gezien heb. Een goedt uur van de ftadt afzynde kre- gen wy verfcheide dorpen ter regter zyde naer het gebergte van ons , en zagen de ftadt tuflehen twee bergen heen, dogh niet kennelyk genocgh door den afftant. Wy trokken door een dorp , daer veel huizen ftonden, maer ledigh van men- fchen , die naer allen fchyn met hun vee en tenten in 't velt waren. Aen de ftadt komende redenwe over een groote fteene brugh,waer nevens vele tenten van voor- name en gemeene luiden waren opgefla- gen, ftaende daer veele paerden nevens elkander gebonden. Men verhaelde my dat deze menfehen, waer onder vele vrou- wen waren met hare Kaföaer , of draeg- zetels, naer een der voornaemfte graven hunner heiligen trokken, en een bedevaert gingen afleggen. Wy reden de ganfche ltadt door tot aen het einde der oude mu- ren , dat wel een halfuur duurde } waer na wy in hei vek, nevens de vervalle mu- ren, en andere oude overblyffels, gingen nederleggen. Het was nu 3 uren naden middagh : maer daer liepen nogh twee uren heen , eer de geheele Karavane hier was , die niet eerder voort kon geraken omdat, eer men aen de ftadt komt, veele zeer fmalle bruggen leggen over ftroomend water, waer door d'een achter den ande- ren langfaem moet voortgaen. Wy bleven hier nogh den volgenden dagh, en hadden het genot van zeerfchoon en warm weder. |
|||||||||||||||||||||||||||||||
tuflchenruimte van den gront, die onder
ook hol is , verftrekt voor de volten of het gewelf van den waterloop, waer door liet water een weinigh onder 't lant heen loopt naer het dorp 'f hoedanige water- loopen men veel in Perfie ziet 5 en die,als men ze leggen zal, grooten arbeit in heb- ben. Het dorp zelf vonden wy flecht,en weinigh voorraedt voor ons daer in. Ik zag hier kraejcn, groot by uitnementheit, dogh weinigh in getal. Het water was hier zout, omdat de gront hier en in het omleggende lant falpeterachtigh is. Het was nógh vroegh in den nacht , als we onze Kamelen voor afzonden, van welke een geladen met twee pakken laken door de tollenaers van Sawa wech genomen wert, omdat de doortogt daer niet ge- fchiedt was, dewyl deze lantftreek onder het zelve gebiedt behoort. De Kamelen moften dus weder te rug keeren , en wy hier blyven tot den 6 der maent,wanneer wy een uur voor den dagh te gelyk voort- trokken in groote duifterniflè. Waer door het gebeurde dat wy aen een greppel ge- komen zynde, die wy niet zien konden, 'verfcheide paerden daer in omvielen, on- der welke het myne ook was j waer van ik echter geen ongemak had. Zoo ging het ook met het paeit, daer myn goedt op lagh. Deze belemmering over zynde, quamen wy ten ρ uren aen de rivier Sa- waefiaey , die haren loop van Sawa heeft. Op zommige plaetièn is zy vry breet om de laegte des lants, daer ze tufichen hoog lant loopt, een groot ftuk wegs ter flinke zyde nevens ons naer het Zuiden. Wy hadden den wegh over een zandige vlak- te, aen welker regter zyde eenige zant- bergen leggen , die zoo rul zyn , dat'er geen menfeh of beeft kan opkomen zon- der gevaer van daer in te verzinken. Ag- ter deze zyn andere hooge bergen , tuf- fchen welke twee ftreken de wegh van Sawa naer Kohm loopt. Wy hielden op dezen togt goede wacht,dewyl de genen, die onze Kameel hadden wechgenomen, zich lieten verluiden van ons nogh meer |
|||||||||||||||||||||||||||||||
XXIV. Η o o f τ s τ υ κ.
Befchryv'mg van Kohm, en Cafian. Aenkomfi te Spahan.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
voorde voornaemfte der ftadt gehouden
wort. Hier in legt begraven Fatma-fora, ^ β dochter van Mahomet, en gemalin van Alie. Hier by ftaet een kerk, waer 111 begraven legt de Koning Abbaas, en an- dere Perfifche Koningen i gelyk ook Sjia Suleman, vader van den tegenwoordigh |
|||||||||||||||||||||||||||||||
o:
|
dertusschen ging ik de ftadt
an binnen bezichtigen, nadat ik e oude overblyffels en puinhoo- |
||||||||||||||||||||||||||||||
Gelegen-
heit van Kohm. |
|||||||||||||||||||||||||||||||
pen bezien had , waer van ik in het ver-
volg breeder gewagen zal. Myne aen- merking verdiende daer allereerft de Mu- die
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
Voorna
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
Kerk.2^' ofMa-zjit-Matfama, een kerk
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
re-
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
me
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
REIZEN.
|
||||||||||||||||||||
*$9
|
||||||||||||||||||||
aen de Zuidzyde binnen den omtrek der
oude ftadt Kohm , eertyts Chonana ge- naemt, en gerekent te leggen in Medie: welk lant men meent dat zich tot Kasjan heeft uitgeftrekt, tot aen eenig gebergte, dat Voor de grenfplaets gerekent wort}en onder de inwoners voor het lantfehap AL rak bekent is. Het eerfte, dat my hier van deze öur>
heden voorquam, was een foort van een Piramide, dogh rond, ftaende dicht aen j"'aml" den muur: hoewel men eenige fchreden optredende tuflehen dezelve en den muur kan doorgaen. Ik bevonddat ditgevaer- te 78 fchreden in zynen omtrek , en de hoogte van ontrent 8 mans lengten had , verzien van 4 fchuinfe afloopende muren, daer geen trappen aen zyn } welker in- gang ten deele met fteenen en puin geftopt is. De dikte des muurs beiloegh eenen vadem: de afgang daer van fchuins geno- men 11 vadem. Dan loopt het fteil naer beneden , ontrent zoo diep onder d'aer- de, als hoog boven de aerde. Onder op den gront is het vlak en rond. Men kon 'er door de gaten bequamelyk in zien j maer niet in komen, dat my vremt voor- quam, dewyl het met voordagtzoofchynt gemaekt , en niet verbroken is. Waer toe het eigentlyk gefticht is, weet ik niet wel te bezeften, hoewel ik voor het nacf- begraven | te denk dat het tot een grafftede gebout is. De gelegenheit hier van vertoont zich op N°. 63. Hier nevens ftaet ter rechter zyde het overblyflel van een Tempeltje j en eenige andere vcrvallc brokken. Ver- der naer buiten ftrekt zich de vervalle muur der ftadt nogh een goedt ftuk heen. Maer daer aen te veel verval vindende, zoodat'cr wcinigh kenlyx aen was, begaf ik myecn weinigh naer de zyde der ftadt, 200 of 300 fchreden van de gemelde Piramide , daer ik een gedeelte des ouden muurs met de vervalle torens daer aen vont 5 zynde |
||||||||||||||||||||
regerenden Koning Sjac Hoflcn.kerken zyn beide fierlyk gebout,ne koepels groen blaeu verglaeft.verder ingetreden vond ik 4 Kolontrent 6 mans lengten hooghvan'cr twee by een ftonden, engebou of kerk behoorden , rufteenen vierkanten muur , die onthoogh van den gront komt, alslommen hoogh zyn. Het voorpodezen muur is een byzonder grooDe andere twee kolommen zyngefcheiden , en meer verbroken.aen de eerfte twee ziet men als eeteel, dogh zonder orde. Alleendaer aen 3 partyen van omloopenof banden. De Kolommen heboogh hunne evenredenheit, hoew\vat dunte , om onder her Kapitekring van groen en gout, dogh veZy ftaen een ftuk wegs van de Bdie maer gemeen is, als al het ovdaer is. Én het is geen wonderhetgeen koopltadt is,daer handeAen de brug , die men overkomeen groot gebou, waer in van bizeer fraeje vierkante ruime plaewelker midden een groote fonteDit gebou is een kerk of gebedwaer in men zegt dat de zufter vaRiia en Imaan Ainu hammed,7j-o jaren gekeft hebben
legt. Voor dit graf hebben zagtinge , rekenende deze vrouweene der voornaemfte nakomelinMahomet. Men zag'er ook gedaenzicnlyke mannen binnen zittenGedaente Wat de brug aengaet, ik bedei· brug, 7e lQ0 fchreden langh , en 8 bzynde daer wederzyts een muurtbout van kleenc fteenen, waer vaook gebout is , ontrent 2 voeten.. Onder zyn 10 bogen, door welkKohm-iei de rivier loopt,dieKohmsjaj genoe |
||||||||||||||||||||
fiay. hoewel ze ook door alle ftroomt, naer'nogh tien ronde torens aen deze zyde des
|
||||||||||||||||||||
den aenwas van 't water. Men verhaelt
dat in den jarc 1031 hier een zware af- watering geweeft is, waerdoor 1200 hui- zen ingeftort zyn. Het welk de koning Sjae Abbaas verftaen hebbende met groote |
muurs, die ontrent 6 of 7 mans lengten
hoogh, en vry dik zyn , hoewel boven wat dun oploopende. De verbeelding met het gezicht des lants wert vertoont door Ne 64. Hier ontrent zagh ik nogh |
|||||||||||||||||||
koften eenen dyk gemaekt heeft, ontrent j een groote vervalle poort, die aen den
twee mylen langh,om dergelyk eenever-1 muur gedient had , zynde van binnen f woeftinge, door het water veroirzaekt, fchreden diep, en even wydt. De muur voor te komen. was van dezelve dikte , dat te befpeuren In de ftadt zyn 24 vvyken , en 2100 was uit de zyden , die'er nogh aen fton-
huizen , in welke alle een put is. Daer den. Vorders is alles van aerde , leem , zyn ook 300 Ab&nbaars of waterbakken. I en kleene fteenen,die in de zon gedroogt De ftadt heeft 4 poorten , 4 Bafaars, en jzyn, gebout. Wat my aengaet, fchoon een Meydaan, ook vele badtftoven, ker-1 ik noit oude gebouwen van dufdanigh een kenen bidtplaetsjcs. Van eenige voorname(ftoffe, gezien heb,en my hier door vccle overblyffelen der outheden ziet men aen twyftelagtige gedagten opquamen, geloof |
||||||||||||||||||||
k egter dat deze de regte overblyfleTs der
ftadt, die'er geweeft is , zyn. Want de
oude fchryvers maken ook gewagh van
zulk eene bouwingc, aen een gclafcht van
R aer-
|
||||||||||||||||||||
deze zyde der ftadt niets, zynde geene
daer van te vinden dan aen den anderen kant, daer we ons, alsgezegtis, met de Karavane hadden nedergeflagen, teweten |
||||||||||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
||||||||||||
Ï30
|
||||||||||||
der benevens eenen lchoonen grooten
tuin, omtrokken met eenen grooten vier- kanten muur, waer aen een ruime voor- poort was aen den wegh ter rechter zydej ftekende boven den muur veel fpitfe boo- men uit. Ten 8 uren vonden wy ons in eene vlakte , die zeer fteenagtigh was : ter regter zyde was ander hoogh geberg- te, en aen alle kanten lagen dorpen. Ten 9 uren, op den o der maent, ruftten wy aen het dorp Sinfin, zynde 7 uren af van Het dorp de plaets, daer wy vernagt hadden. Ditsinfit>· dorp beftaet voor het grootfte gedeelte in vervalle gebouwen, en Karwanferaes. Het is tamelyk groot. Veele andere leggen ook hier ontrent, inzonderheit een , dat zich uitftrekt naer het gebergte , en in 't aenkomen fraei opdoet. Twee uren na middernagt togen wy weder op wegh in een goede vlakte, gemakkelyk te heryden om den zantgront. Veele dorpen vonden wy hier om heen , en met den morgen- ftont veele reizigers, veel geboomte, en ter regter zyde een groote ftreek bezaeit lant. Met den opgang der zon kregen we Kaftan in 'tgezigt, daer wy ten 7 υ-^°'Ώ(1 te ren binnen reden, begevende zich een ge- deelte der Karavane in deze , een gedeel- te in die Karwanferaes van de voorftadt. Deze zyn zodanigh aen de ftadt gehegt, dat men meent daer binnen te zyn. Want daer is niet dan de affcheiding des muurs, die om de ftadt loopt. De huizen ook zyn fraei, en alle op eene manier gebout, grooter ook myns oordeels dan die van de ltadt, die voor zoo veel dit lant aengaet al vry fraei is, en voor eene der voor- naemfte ftedenvan ganfch Perfie gerekent wort. Geene ook had ik nogh gezien, die hier by halen kon. De menfehen wa- ren'er ook vry beleefder en hoffelyker, als gelegen naeft aen de hofftadt Spahan, te weten ten Noorden der zelve op de hoogte van ;y gr. f 1. min. Zy wort ook Kaffian , ook Kaffan , en Kafiaan, van anderen ook Kafcban genaemt. Zy legt aen 't einde of aen de flinke zyde de- zer vlakte by het hoogh gebergte. IkAfteke- tekendeze af aen de Noortooftzyde in de ning de- vlakte op eenen kleenen zantheuvel, daerzer "adt' zy zich't fraeift opdeed. Ter flinke zy- de der ftadt legt ook zulk een fpitfe ronde Piramide, als wy verhaelt hebben dat was by de vervalle gebouwen der ftadt Komh. Alles vertoont zich op N°. 66. Een Vifier heeft hier het bewint. Wel-Bewims-
ke waerdigheit in Perfie minder is dan die U1 en· van Chan,die weder zwichten moet voor eenen Begelerbie , die boven de Chans zyn, en hen by wylen naer andere plaet- fen verzenden. De muur dezer ftadt is f of 6 mans
len»ten hoogh, en heeft 7 poorten bui- ten eene, die Danlet genoemt wort. On- trentten N. Weften ziet men een zeer fchoo-
|
||||||||||||
aerde brokken, in de zon gedroogt, en
andere week gekneed© Üoffe, die voor kalk gebruikt wert. Daer is ook blyk in de heilige bladen dat de ftigters van den toren van Babel zig van zulk eene ftoffe hebben bedient, gebruikende de tichelen voor fteenen, en het leem voor kalk. De zon ook geeft hier te lande groote hitte, en drooge lucht,waer door de aerde licht droogh en bequaem gemaekt wort, om voor fteen te gebruiken. Naer het zich laet aenzien, zou'er ook gekapt ftroo tot meerder vaftigheit onder gemengt zyn. Men ziet ook hier te lande de bouwing dagelyx op deze zelve wyze gefchieden. Want men weet ganfch Perlïe door niet anders dan van aerde in de zon gedroogt, en dezelve ftoffe,die tot kalk bereit wort. Dus zyn de huizen alom flegt en licht,en daer door de vergankelykheit onderwor- pen, vooral veele , die van loflè en niet wel gedroogde aerde, met flyk , voor kalk, vermengt, ligt opgeflagen worden. De lantaert ook zet zich niet om ergens de bant aen te houden, of het vervallene te herftellen. Dit bezichtigt hebbende, begaf ik my
ten N. Weften der ftadt in het velt, de- wyl daer gcene hoogten zyn, en bragtze op papier , zoo als op N°. öf te zien is. Daer in vertoont de letter Α de Kerk , genoemt Matfama.· Β die der Koningen : C de Brugh : D de Kerk van een groot gebou : Ede twee grootfte kolommen aen het voornoemde gebou binnen de ftadt. Men ziet in de afbeelding hoe de andere kolommen van elkander afgefcheiden zyn. De laetfte kolommen , die nogh ontrent de Kerk met de koepel zyn , verdienen niet, dat we onze teekeningh daer om verlengen. Den 8 der maent , een uur voor den
dagh, verlieten wy deze plaets, trekken- de nogh voor een gedeelte voorby den ou- den vervallen muur : vervolgens door de vlakte, daer veele dorpen leggen. Een uur van de ftadt zynde , zagen wy met den morgenftont twee groote vervalle to- rens, die nogh ten halve ront waren. Ten 9 uren bleven wy benevens het dorpLan- garoet, by een klaer loopend water,3 u- ren ten Zuiden van de ftadt. Op midder- nagt reden wy verder voort, en na een uur tydts nevens een out vierkant vervalle gebouw, waer van de muur zeer dik was. Dit, meent men,is een oude fterkte ge- weeft j dogh is nuzodanigh vervallen,dat men niet weet wat'men'er van maken zal. Digt by dezelve zagen wy ter flinke zyde van den wegh nogh een andere met ver- fcheide vertrekken. Na een uur rydens ontmoetten wy 10 of iz, wel gewapende Periiaenfche reizigers by het gebergte , daer wy een goedt ftuk wegs door reden, toen door een dorp, en een weinigh ver- |
||||||||||||
Onagt-
laemhcit der Per- uanen. De ftadt
afgete-
kent.
|
||||||||||||
?
|
||||||||||||
k ë i z e m
|
|||||||||||||
l5*
|
|||||||||||||
fchoone Meydoen, als een renplaets, wacrj trokken. Recht over deze Karvvanfera,
|
|||||||||||||
is een nedergangh van f o tamelyk vlakke
trappen, gemaekt van levendige fteenen. Beneden heeft men een kleene plaets, die naer allen fchyn tot eenen waterput dient. De zydmuren en het gewelf zyn van klee- ne fteenen net zamen geftelt. De poort hier van de ftadt intredende, gaet men 80 fchreden ondereen fchoone volte door, in welker midden een diergelyke koepel is, als de laetftgemelde is in de Karwan- fera. Aen het einde vint men een groote houte deur met yzer beflagen, daer nogh een kleene deur aen is, die geopent wort, als de groote gefloten is. Hier door treedt men aenftonts in een Bafaer of winkel- Winkels, ftraet, die fraei uittermaten en met fier- lyke boogen opgetrokken,en wit bepleif- tert is. TuiTcnen eiken boogh heeft hier yder zyn winkel. Men vint'er Banket- bakkers, Suikerverkoopers, Droogiften, Paiteibakkers , Goutfmeden , Bontwer- kers, Koperflagers, Koks, die allerhan- de fpyzen gekookt en gebraden gereedt hebben, Bakkers, en anderen, die fruit en groente verkoopen , en wat meer te bedenken is. Alles is hier in zoo goede orde en nettigheit dat het naeulyx te zeg- gen is. Deze ftraet is zeer langh: zoodat ze loopt door degeheele ftadt van de poort Doulet genaemt, tot de poort /»»,ftaen- de de Munt in het midden der zelve. Aen de zyde ziet men de andere Bafaers op de zelve manier, uitgezeit eene , die boven alle de andere uitmunt. Deze is ook af- gefcheiden,en met poorten gefloten, zyn- de ook zelf by dagh altoos een keten ge- fpannen in den doorgang,waer ondermen bukkende moet doorgaen. In deze heeft men de voornaemfte winkels van lakenen, zyde ftoffen, en andere waren van dien aert. Nogh is'er een andere, waer in de meefte zydeverweryen zyn. Hier zagh ik wonderlyk fchoone koleuren van Kar- mozyn , en andere. Door deze Bazaers kan men, al regent het, droogh gaen de geheelc ftadt door. Men vint'er ook voor- name Tabakshuizen , waer in de Perfia- Tabaks. |
|||||||||||||
op twee korte kolommen ftaen 5 zyndaen de buitenfte zydeeen hooge ftok, daeiets boven aen gehecht wort, als het Renof Steekfpel gefchieden zal. Ik bevond
dat de lengte dezer plaets wel 770 fchreden befloeg, en de breette wel 100. Ter regter zyde, als men buiten de poort komtÊïçßçó. is de Kóninglyke tuin, omtrokken met lyke tuin. een muur,die de hoogte heeft van ontrent ƒ mans lengten, en byzonder groot, ook met veele fchoone boomen bezet is. Want men vint'er Pyn-en Granaetboomen, ook andere, wel en op orde geplant, ook bloe- men van veelerhande foorten , loopende door het midden des zelfs een watergoot of kanael. Daer is ook een fraei gebou in. Deze lufthof is gefticht door Abbaes den grooten. Men ziet daer langs heen 4 groote en æ kleene poorten. Door de eerfte, die digt aen de poort der fhdt is4 gaet men in een uitnemend fchoon gebou, dienende voor een Karwanfera , en wor- dende bewoont van Indianen. Deze poort is byzonder fraei en groot, en heeft van buiten eenen boogh. Zy is 36" fchreden diep, en7breet. Het geweifis boogs- wyze gemaekt, in welks midden eenkoe- Ïel is , en bovenaen een lantaern op de
taliaenfche wyze. Ter wederzyden is een boogh of volte, waer onder de woo- ningen gemakkelyk gezien worden. Bui- ten dezelve zyn bequame zitplaetfen. Als men hier doorgegaen is, komt men in een opene plaets, die 100 fchreden langh en 80 breet is, daer een gebou om loopt van twee verdiepingen, hebbende 1 ƒ bo- gen aen elke zyde der lengte , en 10 aen de breette j in welke bogen de eene ka- mer boven d'andere komt. Hier by zyn nogh ettelyke kleene vertrekken, die aen de zydmuren uitfpringen , zoo fraei ge- maekt, dat ik nok een dergelyke Kar- wanfera gezien heb. Als men hier uit, en verder opgaet, vint men een tweede poort met een fchoone volte van buiten, waer van de deur, die zeer groot is, met yzer beflagen is. Ik die open vindende , |
|||||||||||||
nen gedurigh tabak zitten te rooken , enllu,2c,u
kaffee te drinken. Ter wederzyde derKarwan- Bazaers heeft men de Karwanferaes. In^es. die treet men door een groote poort met een fteene volte. Men vint'er eenige, die fraei, en met twee verdiepingen gemaekt zyn, loopende al meeft rondt met eenen fteenen opgang van f of 6" trappen voor de vertrekken. Men ziet'er zeer veel bin- nen deze ftadt, wordende hief de meefte zydeitoflèn gemaekt, ook met gout en zilver doorwerkt in zulk een meenigte, dat'er op eiken dagh zeven pakken zyde, waer van het gewicht komt op 1 f é æ pon- den , vervaerdigt worden. De Meydoen hier is kleen. Hier en daer door de ftadt zyn ook zodanige waterputten , als ik R i van |
|||||||||||||
tradt daer binnen, en bezagh den tuin,
dien ik, alsgezegtis, welgeregeltvond, en met groote en kleene boomen orden- telyk beplant. Vervolgens komt men aen de derde poort, of liever een groot ge- bou, dat hoogh verheven boven den muur uitfteekt , verzien van veele deuren en venfters,waer onder men doorgaet in den tuin. De vierde poort doorgetreden zyn- de , vint men een opene plaets , rondom gefchikt voor het zetten van paerden,die alle overdekt ftaen. De twee kleene poor- ten daer aen volgende ftrekken maer tot deuren, om in den tuin te komen. Aen de andere zyde der plaets ziet men mede eenen tuin, wel zoo groot en fraei met, maer echter met eenen lagen muur om· |
|||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
||||||||||||||||
*3*
|
||||||||||||||||
dagh over verfcheide heuvelen gereden
hebbende, floegen we ons neder nevens het dorp Boefabatge, 6 uren van de ftadt gelegen. Twee uren na middernagt trok- ken wy weder voort door de vlakte, hou- dende nogh al eenen zandigen en goeden wegh. Het gebergte hielden wy ter reg- terzyde nevens ons. De toppen daer van lagen meeft met fneeu bedekt. Met den opgangh der zon quamen wy aen het ein- de van 'thoogfte gebergte, daer wy over een rivier motten trekken tuflehen andere bergen in. Daerna trokken we ook over eenige lage bergen. Aen het einde dezer vlakte zagen wy f dorpen by een leggen, verfcheide ook iri 't gebergte. Nu wa- ren we 7 uren gevordert. Des wy een uur voor den middagh ftil hielden aen h^t dorp Ghor, een uur van het ftedeken Na- Het dorp thans. Dit dorp vond ik zeer fraei: zoo Gh°r· dat my de luft beving van het af te teke- nen: dewyl eenige huizen byeen op eenen bergh leggende , het gezichte verbeeld- den eener fterkte. Ter flinke zyde vint men op eenen bergh een Kerkje, en naer het andere gebergte veele luftige ftreken. De print van N°. 6j vertoont dit alles. Twee uren voor den opgangh der zon
vertrokken wy van daer , over en tuf- lehen bergen , en quamen ten 7 uren in een vlakte, die zeer langh, en een goedt half uur breet was. Hier lagen f of 6 dorpen by een. Ook trokken wy voor- by 2, fchoone tuinen, waer van de laetfte wel een half uur in zynen omtrek befloegh. QtOBtc Daer was een goede muur omgetrokken,tuin. waer in een aerdige toren ftont, dienen- de voor een duivenhuis , waer van ik hier na breeder fpreken zal. Aen den tuin was een groot huis, dat nevens den tuin den Koning toebehoort. Hier aen legt een kleendorpje, genaemt Paedsjabath. Nai*et,t,.01'P een half uur rydens in deze vlakte vonden batV*" we ons in 't gebergte, waer in men rond- om niet als andere bergen ziet, gelyk'er ook om de vlakte bergen leggen, waer van eenige met fneeu bedekt waren. Wy hielden onzen wegh Z. Weft aen, en ble- ven op den middagh by de Karwanfera Sardahan , wanneer we 7 uren afgelegt hadden. Hier moften we eenigen tol voor onze goederen betalen. Op deze plaets, loopt een fchoon water over de rotsbergen, die wy overtrokken ,met ver- fcheide watervallen. Dit water vloeit door de laegte, nadat het van de fneeu der ber- gen is afgeftroomt. Deze Karwanferaes, die ζ in getal zyn, bragt ik op het papier, verbeclt door N". ó8. De eene is een groot gebou, geheel van fteen. De voor- poort heeft een groote volte , en is zo fchreden diep. Van binnen vint men een open, en rondom volten, daer men zich met een optrede van 2. voeten hocgh in zet. Ook zyn'er eenige dieper vertrekken, daer
|
||||||||||||||||
van den put, die by des Konings tuin is,
gezegt heb. Aen de Kerken zyn ver- fcheide tamelyk hooge torens, maer wei- nige verhevene koepels, ook geene ge- koleurr. De zeven poorten der ftadt wor- den genoemt Mthmk-abaat, Fien, Thafa- baan, Daulet , Mergi, Kahht, en eene welker naem my onbekent is. Mergi, en Kahht betekenen fterfte en dierte, omdat die twee plagen in zwang gingen toen de- ze poorten gebout wierden. Twee de- zer poorten blyven gefloten. In de itadt zyn vier Meydoens, waer van de eene genoemt is Meydain Arabaam. Hier wor- den fpyzen verkogt. De andere noemen ze Chodzjab Ammaad, ftaende aen die Mey- doen een Mefdzjid , voor 80 jaren door den genoemden Chodzjag Ammaad ge- fticht. De overige Meydoens wórden ge- noemt Meydant Rohonel, dat is , de oude Meydoen , en Méydani Mier Abdulazjet». Het geheele jaer door vint men hier
fruit, ook bloemen in alle fatzoenen van 't jaer. De vruchten worden hier veel eer ryp, dan op andere plaetfen. Zoodat op de twee maenden der Lente op de Ba- faers te koop gebragt worden, Meloenen, Druiven > Abrikozen, Moerbezien, Gra- naten en Komkommers. Men vint ook nergens zoo goede Watermeloenen. Men zegt dat hier ontrent 70 Karizen of wa- terloopingen zyn , welker water naer de ftadt vloeit. Het getal der badtftoven , die hier zyn, wort gerekent op 110. Vee- Ie Abenbaars of waterputten zyn'er, waer in men met veele trappen naer beneden gaet, gelyk gezegt is. Het getal der mo- lens meent men dat wel ι zo halen magh. 3000 huizen zyn'er, verdeelt in drie wy- ken, die elk 1000 huizen begrypen. On- der Kasjaan zyn 60 dorpen. In Fien is een Koningshuis, waer van
men wil dat de fontein ten tyde van Su- leimaan voortgebragt zou zyn. Dit wa- ter komt van eenen hoogen bergh , ge- noemt Rochi V Sahtl. Daer zyn 2.7 mo- lens, waer door dit water in Kafiaan,ten tyde van Abbaas den grooten gefticht,ge- bragt wort. Het water komende van den bergh Demawend loopt naer de ftadt Rei en Thaharaan. Zy geven het den naem van de rivier £>z.adzjeraan, waer van het overige water zich ontlaft in de Kalpifchc zee. Op den wegh tuflehen Kafiaan en Khom kan men den bergh Demawend al zien. Wy verlieten op den 13 der maent de-
ze ftadt twee uren voor den morgenftont met goet weder , trekkende over ecne fchoone zandige vlakte , en eenige zant- beuvcls. Eenige uren voortgetrokken zynde, hadden wyacn de flinke zyde eenen langen lagen zantbergh. Wy gingen al Z. Ooft aen, en trokken ten 11 uren door cen gemeen dorpje. Een uur na den rhid- |
||||||||||||||||
Kevkc
|
||||||||||||||||
Poorten,
|
||||||||||||||||
Molens,
Huizen Dorpen, |
||||||||||||||||
Voor-
name Fontein. |
||||||||||||||||
k Å É Æ È Í.
|
||||||||||||||||||
Ui
|
||||||||||||||||||
daer 'tgoedt in geborgen wort. Benevens
de kleene Karwanièra is een overdekte waterwei , of bron , die uit den gront komt. Een uur na middernacht trokken wy we-
der voort met heldren manefchyn in vry kout weder. Twee uren door de bergen gereden hebbende quamen wy weder in een kleene vlakte, die ons weder in 't ge- bergte bragt. Met den opgang der zon quamen wy weder in een vlakte, die zeer breet was. De lengte was niet over te zien. Het was al zandigh onvruchcbaer lant met vele bergen omzet. Dien nagt trokken wy voorby twee Karwanièraes, waer van de laetfte wel zoo fraei was, als die van des daegs te voren. Nadat wy'er nogh eene, die vervallen was, voorby- gereden waren , leiden wy het neder by het dorp Rieck. Nu waren wy7 uren gevordert, en zagen verfcheide andere dorpen hier ontrent. Drie uren na mid- dernagt begaven wy ons met fchoon we- der op wegh , en geraekten vervolgens door de vlakte. Waer op kort hier na de wegh fmal wert, leggende wederzyts liet lant opgehoogt, dewyl de wegh een groote ftreek door bebout lant legt. Na- dat wy eenige vervalle dorpenen gemeene Karwanferaes voorby waren, quamen wy met den opgang der zon aen de vooritadt Komfl: te van Spahan , daer wy wel een half uur Spalian. door, en nevens de muren der ftadt reden. Het was 10 uren, toen ik binnen de iladt, en in de Karwanièra geraekte. Ik dankte Godt, dat ik in gezontheit gekomen was ter plaetfe , daer ik zoo langh naer ver- langt had,als zynde het voornaemfte oog- wit myner reize. Ik toefde dan niet langh, maer maekte my gereedt om den Heer, die wegens onze Ooftindifche Maetfchappye |
||||||||||||||||||
hier het bewint heeft , te gaen be-
groeten. Ik trof dezen Heer, genaemtDe ^y- Frangois Kaftelein, ter maeltydt aen. Hygj^V. ontfing my zeer hoffelyk , en boot my Opper- alles aen , wat dienen kon tot het vervul- ll0ott det len myner begeerten , en begeerde dat ik |i°1'ant- eenige uren zou by hem blyven. Hy gaf Maet- my ook op myn verzoek eenige zyner fchappye.' dienaren mede , om my aen toegang te helpen by den Heer Eduard Oouwien, Agent wegens de Engelfche Ooftindifche Ook den Maetfchappye , die my met even gelyke fl°e\ heusheit ontfing. Van daer begaf ik myBqn, naer de Karwanièra Jeddee genaemt, ftaen- de aen de Meydoen of plaets by des Konings hof,enbehoorende aen de Koningiune des Konings moeder. In deze zynalle de goe- dereu der Armeniiche Koopluiden, ook hunne winkels, en die van andere laken- koopers. Deze Karwanfera is de voor- naemfte der iladt, en de beft gelegene: waerom ik begerende daer in te blyven , op het verzoek en aenbeveling van ons Opperhooft, voor wien zy veel inzichten hebben, een goedtvertrelcbequam,waer in ik my met veel genoegen onthielt, zoo lang ik in deze iladt was. De Koning was toen ter tydt met zyne bywyven bui- ten de iladt, zich op verfcheide plaetfen verluftigende. Ondertuilchen beving my een luft tot het bezichtigen der iladt, ne- vens de plaets genaemt Ju/fa, daer de Ar- meniers woonen. Ik bezogt ook eenigen der Europeers, zoo geeftelyke perfonen als andere, meeft al Francoiièn , die my alle ook in myn herberg quamen verwel- lekomen. De Heer Kaftelein ook verzogt my den volgenden dagh aen zyn tafel,om na den maeltyt ons vermaek buiten de iladt te gaen nemen. |
||||||||||||||||||
XXV. Hooftstuk.
Statelyk uitryden. Zeehagedis, en andere aenmerkelykheden*
Graf met fchuddende torens. Des Konings weder komfl 'm de fladt. Groote meenigte van volk. Begroetingen op den eerflendaghvan'tjaer. Schoone wyn. Groote vafien der Perfianen, |
||||||||||||||||||
Ç
|
ET weder begunftigde ons voor-
nemen , en gaf my gelegenheit |
|||||||||||||||||
met groote ftatelykheit. Twtfe tolken re-
den voor aen, waer op de Heer Kaftelein volgde , hebbende 11 voetloopers nevens zich. Hier agterquam deSecunde oftwee- de perfoon: toen ik, en vervolgens de an- deren agter een , elk in zynen rang : tot het getal van é æ paerden. 't Heele ge- zelfchap maekte een gevolg uit van æ f of 26 perfonen. En nogh wert by 't leven R 3 der |
||||||||||||||||||
om het voornaemfte , dat buiten
deze iladt is, te bezichtigen, als de Chjaer-baeg, de fraeie bruggen en tuinen des Konings, en de begraefplaetfen der Armeniers en Europeers, waer van ik ver- volgens in het byzonder zal fpreken. Ons uitryden gefchiedde naer de w.yze dcslants |
||||||||||||||||||
CORNELISdeBRÏUNS
|
||||||||||||||||
134
|
||||||||||||||||
der gemalinne van dezen Heer de ftaetfie
vry grooter gemackt. Zy was f of 6 maenden voor myn aenkomft in Spahan overleden, en daer met groote ftaetfie ter aerde beftelt in een groote en pragtige grafftede , overdekt met een gewelf van fteen, dat aen 4 zyden openftaet. Zy was genaemt Sara Jacoba Six van Chan- delier , uit Franfchen bloede gefproten, een vrou van verftant en verdienften, en hierom van yder geprezen en bemint. Haer Oom de Heer Joan Six van Chan- delier had zich eenen naem gemaekt in Hollant door het kunftigh berymen van Davids Pfalmen. Tegens den avont te rug keerende von-
den wy twee voetknechtenaen de Chiaer- Baeg ftaen met brandende lichten, dat eigentlyk ballen zyn van linnen zamen ge- rolt , en in oly gefteken, en op lange ftokken ineen rondyzerwerk gezet jwaer onder een rond koper vertint bort komt, even als een fchenkbort, daer het vcc op druipt. Schoon de avuiit nogh niet vol- komen gevallen was, werden egter deze fakkels, die een groot licht geven , aen- gefteken, nacr het gebruik van luiden van aenzien. Düs reden wy door de ftadt naer de wooning der Maetfchappye, daer ik na het houden van 't avontmael den Heer Kaftelein bedankte voor de eere my bewezen , en weder naer myn herberg keerde , zynde wel vernoegt, omdat ik veele aenmerkenswaerdige dingen gezien had. Den volgenden dagh ontfing ik van ons
Opperhooft een gedroogde zeehagedis, nogh in haer geheel. Zy was zoo groot als een gemeene hagedis , en van dezelve gedaente. Zy wort in de Perfiiche golf gevangen , en by hen genoemt Seck-am- kaer, Zy maken'er veel werx van , en ons wys , dat zy heet is tot in den derden graed. Derhalven wort ze ge- droogt, en tot poeder geftooten vermengt met andere hartftcrkende dingen, Paerlen, Amber , Saffraen , Opium , en wat des meer is. Zy fchryven dit geneefmiddel eenkragttoe,die dienen zoude tot opwek- ken der minnduften in de mannen , ma- ken'er kleene pillen van, en nemen die in. Handel wort hier evenwel weinigh mede gedreven : maef de Koopluiden , en an- deren , die aen het Hof iets te bejagen hebben, kopenze op tot een geichenk voorde grooten, welker hulp zy van doen hebben. Zy wort in 't Latyn genoemt Scincus marinas. Alle fchryvers maken'er gewagh van. Nogh is'er vifch genaemt Sjir-ma-jie, of melkviich. Deze was by- zonder fraci van koleur : de buik ichoon geel tot aen het halve lyf: de vinnen uit den roode:en dereft van 't lyfgroenblaeu. Hy had de grootte van eenen gemeenen fchelvjfch. Ik tekende hem met water- |
||||||||||||||||
verf in de keuken af, terwyl'er de kok
naer wagtte om hem te bereiden voor het middagmael, als zynde vaft van vleefch, wit, en byzonder goet van finaek. De afbeelding wort u gewezen door. N°. 69. Dezelve heerbeichonk myook met vier
klaeutjes van vogeltjes of beesjes , gevon- den in een ftuk Ambergrys tot Spahan, wegende tuflehen de 33 of 34 ponden* De Koning liet dit ftuk opkoopen , breken, en fmelten , om 'er de form van eenen bal af te maken , die in gout gevat, en met edele gefteenten be- bezet wert j zullende dienen tot een ge- fchenk naer Mediena aen het graf van Mahomet. Uit deze klaeutjes befluit ik dat d'amber een gom zynde eerft door de * zee opgeworpen, en deflymheit of week- heit des zelfs door het geftadigh opwer- pen der golven hart wort, zoo als mende amber opgefpoelt zynde gemeenlyk vint. Men luygL deze kuitelyke gom rneeftom de Ooft , en in andere plaetfen van Indie. Men bragt my ook eenen vogel, ge-Vremde
naemt Paes-jelek , hebbende de gelykenis vogel, van eenen Entvogel, dogh den kop en bek als vaneen kraei,over 't lyf geheel zwart, de pooten onder breet met drie verdeelin- gen , en het lyf lang. Deze vogels zyn onlmakelyk. Gy ziet'er een afbeelding vanop N°. 70. *' Den 23 der maent reden wy weder uitliet dorp
op de voorgemelde wyze naer het dorpKaIa" Kaladoen, een goedt uur vaïi de ftadt af-docn· gelegen tenZ.Weften, om het graf van Abdulla te bezien. Deze wil men dat geweeftzy.de waterbewaerdervan Emoen Offeyn, eender ι ζ navolgeren, of, zoo zy gelooven, Apoftelen van hunnen pro- feet. Dit graf ftaet in eenen vierkanten Graf van muur van kleene. fteenen opgetrokken.Abdulla- Het is van graeu marmer, rondom vol van Arabifche Karakteren, gelyk ook het bo- veridexel,dat van gebakken fteen is,waer boven, gelyk ook in 't ronde , veele ko- pere vertinde lampen hangen. Men klimt naer dit graf met if trappen', hebbende elk de hoogte van eenen goeden Rynlant- fchen voet. Dan zyn'er 1 f andere dierge- lyke trappen, die nogh hooger zyn, wan- neer men op het vlakke vierkant is, breet aen elke zyde 32, voeten. Op dit gebou ftaen aen de voorfte zyden ten Z. Weften twee Kolommen, op eiken hoek een, mede van kleene fteenen opgetimmert, en doorgaens met blaeuwe fteentjes inge- legt. De voet is aen elke f der gemelde voeten breet, hebbende elke Kolom aen de binnen zyde een poortje , waer door raen langs eenen wenteltrap naer boven gaet, die ook 1 f treden heeft als de vori- ge. Dogh beide zynze door den tydt verbroken: en ik kon niet anders befpeu- ren , of ze zyn wel eens zoo hoogh ge- weeit. Deze doorgang is zoo nacu dat een
|
||||||||||||||||
Lof van
<je Gema lindes Opper-, hoofts. |
||||||||||||||||
i«'
|
||||||||||||||||
Zeehage-
dis. |
||||||||||||||||
Voor ge
ncesmid- <iel ge- bruikt. |
||||||||||||||||
Melk-
vifch. |
||||||||||||||||
REIZEN.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
m
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
een genieën perfoon werx genoegh heeft
om'er op te komen. Die tenen hoedt op zyn hooft hout, kan'er niet door. Ik trok zelf mynen bovenrok uit, en ging tot op de hoogfte trappen , zoo dat ik met het halve lyf boven uit de kolom quam. Maer dit was het zeltfaemfte. Teweten als twee perfoonen, yder op een kolom gaen ftaen, |
|||||||||||||||||||||||||||||||
weder ter hant ftellen, nevens de gefchen-
ken , als niet wetende met wien hy te doen hadt. Den laetften dagh der maent reden \vy
weder naer buiten , wanneer ik omzagfi naer eene bequame plaets om de ftadt 'm dit iaizoen af te tekenen , dewyl dat by den zomer niet te doen is, omdat men'er |
|||||||||||||||||||||||||||||||
zoo kan d'een door het fehudden van zyn dan weinigh van zien kan wegens de mee-
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
lichaem d'andere ook doen bewegen, dat
den genen, die bewogen wort, vreeze aenjaegt. Ik nam'er zelf de proef van, en deed door myne beweging den anderen, die op de andere kolom ltondt, fehudden en beven. Wat de oirzaek hier van zy , heb ik niet kunnen begrypen,nochteook onderitaen. Ik tekende dit gebou van be- Stombe,t neden, gelykN°.7i. dat aen wy ft. Ter- |
nigte derboomen, en tuinen, waerdoor
zy zich byna als een bofch vertoont. Wy gingen vooreen gedeelte tegens den bergh opwaertaen, om daer een gebou te be- zien , dat tegens het hangen van den rots- bergh geftelt is,maer ten deele vervallen, waer van ik by de af beeldinge ipreken zal. Nu vond ik de waterkanalen en groote fonteinen , niet tegenikende het water |
||||||||||||||||||||||||||||||
nenjon-
gen. |
wyl ik hier mede bezigh was , klouterde
een jongen van é æ of 13 jaren , die van |
zynen gedurigen loop heeft, vaft met ys
bezet. |
|||||||||||||||||||||||||||||
voren eenen buk had , dien anderen op
den rug dragen , van beneden den gront buiten tegens den muur op tot boven op de kolom, welker bovenkanten hy rond- om bewandelde. Op dezelve wyze quam hy weder naer beneden , zonder zich er- gens aen vaft te houden , als met de vin- geren en teenen tuiTchen de voegen der kleenc fteenen, daer de kalk hier en daer was uitgevallen. Dit rechtte hy aen en- kel om ons te vermaken, waerom wy zy- nen dienft dooreene belooninge erkenden. Wy keerden kort voor het ondergaen
der zonne weder in de ftadt, en kregen hier op verandering van weder. Want de vorft begon zoo fel op te fteken , dat het water niet alleen op de wegen, maer zelf in myn kamer bevroos, hoewel het by dagh evenwel warm was. Het fneeu- de ook,maer niet veel. Den z8 der maent quam zeker Arabier
van Aleppo met eenen brief aen ons Op |
OndertufTchen quam veel volk en pak-
kaedje te rugh van den Koningh, die des morgens te gemoet gezien wert. Waer- om de wegh van de Chiaer-baeg om heC ftof alom met water begoten wert. De Heer Kaftelein hier van bewuft deed my hier op met zyn geheele huisgezin gelei- den op die plaets buiten de ftadt, die ik had uitgekozen om ze af te tekenen , om den Koning, die daer voorby moft ko- men , met zyn gevolg bequamelyk te kun- nen zien. Wy reden dan op het fierlykf- te uitgedoft , met kortelyk gemonteerde paerden, waer ontrent men hier zeer prach- tigh is, ten 3 uren na den middagh uit de woninge of 't hof der Maetfchappye. Wy wachtten aen de Ghriften graven een groot uur i wanneer wy eindelyk een groote meenigte volk te paerde , ook veele ka- meelenmet pak kaedje geladen zagen voor- af komen. Ook waren'er 6 Olifanten op den wegh, 4groote, enikleene: waer |
||||||||||||||||||||||||||||||
perhooft, dien hy voorgaf van den Bafta van'er 2 den Koning tegen gingen , bly-
te zyn. Dogh hy was in zyn aenbrengen é vende de 4 andere op de Chiaer-baeg. Een zoo duifter, dat wy niet ramen koadcn rhalf uur voor het ondergaen der zon quam |
|||||||||||||||||||||||||||||||
hoe het met hem was, gevende zyn ge
zicht ons re denken , of hy al wel met het hooft bewaert was. Hy fcheen een geeftelyk perfoon te zyn, naer allen fchyn uit Turkye gevlugt om de beroerte daer ontftaen. Want weinig dagen voor myn aenkomft in deze ftadt, was hier tyding gekomen dat de Turxe Keizer af- en zyn broeder Sultan Ach met in zyn plaets op den troon gezet was ; dat ook de eerfte Mufti veritoten, van alles berooft , en zyn ganfche huis uitgeroit was. Zyn ge- waedt was ongemeen net en proper, Hy bragt met zich een arm gefchenk,beftaen- de in een paer geele laerzen, twee of drie kleene flechte neufdoekjes , een hant vol dadels, en twee ftukjes walch. De Heer Kaftelein liet den brief, die zonder op- fchriftwas, gefloten, endenzejven, als hy den volgenden dagh weder quam, hem |
|||||||||||||||||||||||||||||||
de Koning met zyne voornaemfte Ryx-
raden,en andere Grooten van 'tHof,ver- zelt van eenige honderden van menfehen. De Koning reedt voor dezen troep , ge- zeten op een fchoon kaftanjebruin paert, en toog ons digt voorby,daer wy in rang voor qen riviertje te paerde gezeten fton- den te wagten. Wy lichtten alle den hoedt, en groetten den Vorft , die zyn gezicht een wyl op ons veftte. Het brug- getje, daer ai dit gezelfcbap over moft , was vry fmal; waerom de grootfte party het riviertje , daer het bruggetje over lagh, doorwaeddei vallende ook eenigen, die op het bruggetje waren, daer in, om- dat zy elkander verdrongen. Maer wy het gedrang willende myden, namen den veiligften wegh door Jnlfa , en quamen met den avont in het huis van het Opper- hooft, die wel in zyn fchik was, dat ik al-
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
CORNELlSdeBRÜItfS
|
|||||||||||
ï$6
|
|||||||||||
30 perfonen fterk, en bleef daer ter mael-
tydt, en wert deftigh onthaelt des mid- dags en des avonts j tufichen beide ook met banket en ververfchingen verquikt. De Engelfche Agent was'er niet tegen- woordigh om eenige onpaflelykheit hem overgekomen. Maer ik vont'er zyn Se- cutide, en den Hofmeefter, ook den Vader Antonio Deftirro , Refident wegens den Refident Koning van Portugael, eenen man vanva" F°l'~ vele begaeftheden , die de werrelt gezientusae" had, en zich wonder op het welleven verftont ·, ook verfcheide voorname Ar- menifche Koopluiden. Maer deze feeifc ging nu met meerder ftilheit toe dan in de vorige jaren , om den rouw, dien zyn Edt, Droegh over zyn afgeftorvene ge- malinne. Anders was men gewoon eeni- ge hondertfehooten uit 3 of 4 kleene velt* Hukken te doen. Met deze evenwel was des morgens het teken tot het vieren van den dagh gegeven: waer op ook eeni- ge fpeelluiden uit Julfa zich daer heen be- gaven. In deze vreugde myne oogen overal latende gnen vond ik als ietzekfaems dat op deze plaets een wafchkaers ftondt Groote te branden f of 6 voeten hoogh , en dik waskae',s· naer gelang, zoodat ik noit dergclyke heb gezien, zynde zeer aerdigh van onder tot boven opgeilert. Onder dezelve was een groot bert , daer het wafch op droop om geene vloertapyten of iets anders tebefcha- djgen. Dit branden ftondt groots en def- tigh om de grootte der kaerife , die mee- nig malen kan gebruikt worden , eer ze verteert is. Nadat wy dezen dagh en a- vont in vrolykheit hadden doorgebragt begon het des nagts te regenen , dat den volgenden dagh zoo fterk aenhielt, dat de wegen byna niet meer te gebruiken |
|||||||||||
alles met genoegen gezien hadt. Het is
naeulyx te gelooven, hoe veele duizenden van menfchen den Koning , als hy naer buiten rydt, verzeilen. Het was niet an- ders als of'er een leger aenquam, daer nogtans eenige dagen tevoren al een groot gedeelte van menfchen binnen de fladt ge- komen was, en veelen nogh ilonden te volgen. De kamelen waren ook ontel- baer : zoodat ik'er noit zoo veel by een gezien heb. Op de Chiaer-baeg was by uitnementhcitveel volk te paert en te voet. De Koning begaf zich in eenen zynerluft- hoven, waer door hy naér het Paleis ging. Een weinigh voor hem zaten twee Lui- paertselkop een paert. Deze dieren wa- ren tot de jagt gebruikt. Men zag'er ook Valken* Den zelven avont quamen ook de vrouwen binnen. Nu naderde hetPaefchfeeft, dat wy by
den Heer Kaftelein op den 14 dermaent hielden. Den volgenden dagh reden wy iamen op dezelve wyze als te voren we- der uit, bezoekende de paters,die hier in drie verfcheide Conventen zyn. Twee dagen daer aen zagen wy in het huis der Maetfchappye een witte kraei, die al ette- lyke reizen te voren gezien , maer eer ie- mant zyn roer gereedt konde hebben, weder wech gevlogen was. Kort daer j aen verftondt ik dat ze voor den Koning gevangen was. In deze dagen wert in de woninge der Maetfchappy een kleene Vifch ge-vyver fchoon gemaekt, waer in veel klee- vangen. ne visjes waren, beftaende in vierderhande foorten, waer van wy dikwyls een water- zootje vingen. De eene foort met de grootile fchobben was over 't geheele lyf getekent als een netje. De Peruanen noe- menze Ghaerma-ji , of Ezclfvis. De an- dere foort was ten deele gefpikkelt met kleene Ichobben , hetende Spr-ma-ji, of Melkvifch. De derde was boven uit den groenen, en het lyf onder wit,genaemt Sar* aep j welk woort te kennen geeft dat deze vifch zich gemeenlyk boven 't water hout- De vierde foort beltaet uit kleene aerdigh geftreepte visjes uit den bruinen , voorts wit, en het geheele lyf over fraei gete- kent. Van welke foort maer een eenigh visje gevonden wert, dat daer al voor ι jaren in gezien was zoo groot als het nu was. Uit zinlykheit zette ik dit, en ee- nige van de andere foort in Sptntns ; om- dat wy deze foorten in ons vaderlant niet hebben. Alle deze visjes zyn zoet en lek- ker , hoe men ze ook toemaekt, byzon- der als men ze fruit. Nieu. Den eerften dagh van het jaer 1704 jaersdagli vierden wy ten huize van den heer Kafte-
geviert, jejn · naer ^e WyZC hjer te lande gebrui- kelyk. Op dien dagh komen de meefte
Europeers en andere bekenden ons Op- perhooft hier een gelukkig Nieu jaer wen- ichen. Het gezclfchap was wel ontrent |
|||||||||||
waren , dat ik alleen aenroer omdat dit
wat zeltfaems is by dezen tydt des jaers. Maer den zefden, zynde dagh van de drie Koningen, herilelde zich het weder, en klaerde op. Eenige dagen hierna onthael- de ons de Engelfche Agent op dezelve Macltydt' wyze als de Heer Kaftelein op Nieujaerf- by den dagh gedaen had. Hier was volle vreugt. £ ?gel"A Onder het drinken der gezontheden wer- „enti den in den hof eenige itukken kanon luf-s tigh los gebrant: waer onder zich eenige fpeelluiden volgens de wyze des lants lie- ten hooien. Dit volle begon ook te zin- gen met een gcfchal, dat men in ons lant voor een wilt geraes zou keuren. TegensSpeelen den avont quam daer ook voor den dagh »en?e- een Georgiaenfche danflêr,die alle de aer-r digheden, die hy geleert had, voortbragt. Het was weinigh te beduiden. Toen wert'er een man aengedragen, die onzigt- baer in een wit laken gerolt was,hebben- de om beide zyne armen de k leederen van twee kinderen , waer van het eene een jongsleen, het ander een meisken verbeeld- de. Hy zelf lagh met het lichaem uitge- ftrekt
|
|||||||||||
Ê Å -É 'Æ Å Í.
|
||||||||
*37
|
||||||||
itrckt, als doot, dogh maekte op den
klank der fnaren gecftige bewegingen met zync armen , dewyl zync handen in de windfelen der verbeelde kinderhoofden be- floten waren. De meefte vertoning, die deze fchynkinderen maekten , beitont -in vryaedje, en in daerna elkander luitigh wat af te kloppen. Hierna bewees my de Heer Kaftelein
alle beleeftheit. Hy zond my 14 groote fleflèn , gevuk met witten wyn , waer mede hy my ook verzagh , zoo lang ik my hier onthield , houdende my ook alle middagen ter maeltydt: welken geeindigt zynde ik dan weder naer myne herberge keerde, om den tydt ïn myne eenigheit wel te belleden volgens het opzet, dat ik genomen had. Wat dezen wyn aengaer, het is zeker dat'er , in het ganfche Ryk van Periie, geen gevonden Wort,diehier by halen kan. Want in Spahan laet nic- mant zich veel gelegen zyn aen het toe- bereiden der wynen, die al meelt beroert, iterk, en onfmakelyk gedronken worden. Maer de wynen, die van Zjieraes komen, en den beiten naem hebben, worden hel- der en klaer bereir; gelyk ik hierna bree- der zeggen zal. De andere wynen wor- den maer geacht by luiden hier te lande, die niet beter weten, of niet beter gewoon zyn , oordeelende den iterk ften wyn al- tydt voor den beiten, hy magh zoo troe- bel zyn , als hy wil. Deze onkunde is ook by de meeite Europeers, die door verloop van tydt, als van lekkeren wyn geheel ontaert zyn. De wyn, my ver- eert , was zoo klaer als kriftal, en niet al te zoet. Ook was'er onder die den fmaek van Rynlchen wyn hadt, en zoo iieffëlyk op de tongh, dat hy voor geenen der belte Franfche wynen behoefde te wyken. Ook was'er roode , die in finaek den Floren- tynichen zeer na komt. Ah deze wynen bereit zyn, en hunne werking gedaen heb- ben , (het welk gefchiedt in groote aerde potten, in plaetsvan vaten of tonnen, even als ik op net eilant Cyprus gezien heb) wordenze afgetapt in groote glaze fleiTen, genacmt Karbajfcn , die elk ontrent S itoop houden , blyvende het drabbige of de moer in de gemelde potten. Zy zoe- ken hier toe de befte druiven uit, zonder daer by eenige verrotte of bedorvene te gedoogen, daer anderen profytshalven dit zoo naeu niet nemen , en hier door hun- ne wynen onfmakelyk maken. Zy wil- len ook wel wat gezwavelt , en met kar- damom verfterkt zyn tegen de bedervinge, waer, door ze dan met eenen welriekende worden. Men drinkt die dan, als zeeën jaer out zyn : en zyn ze twee jaren out, zy zyn'er niet te arger om. Dus verquik- te my deze goede heer, boven wien ik nicmant hier nacukeuriger gevonden heb in hettocbereiden der fpyzen. |
Terwyl ik hier was kreegen wy met
brieven over Aleppo, gedagtekent den 8 November tydingh uit ons vaderlant : wordende gewoonlyk loopers of voetgan- gers gebruikt om deze brieven derwaert te brengen. Deze zyn alle indienft van onze, of van de Engelfche Maetlchappye. Zy gaen ook naer Gamron , en andere plaet- i'en. Op dezen dagh nam de Beyrani ofgroo- Perflaen-
te Vallen by de Peruanen een begin ,dien fche zy een maent of maen langh houden, Zy Va"en· beitaet in ipof 30 dagen:dat is te zeggen, tot dat de nieuwe maen weder by hen ge- zien wort; op de zelve wyze als de Tur- ken voor gebruik hebben. Zoo lang deze vaitendagen duren, is hun verboden te eten ofte drinken, ook het rooken van tabak, daer ze anders geweldigh op gezet zyn, als zynde hun voomaemile lekkerny en tydt korting, Zy maken derhalven van den nacht den dagh op deze wyze. Zoo dra de zon ondergaet, beginiienze te bid- den, rookendeeen half uur daer na tabak. Dan eten ze en drinken ze naer hunnen luit tot dat de Zon weder opgact. Dit ondericheiden ze zoo evenwel, dat ze na het rooken van tabak eenige konfituren , vruchten , of andere verfnaperingen ðå- é men, en na middernagt eerft gekookte ;ipyze nuttigen. Dan wort ook (gelykze I anders gewoon zyn) des middernagts niet gefpeek, maer gewacht tot 4 of f uren in den morgenitondt: wanneer ze dat zoo veel harder doen, om door dit geluit de werkluiden op te wekken, en als een te- ken tot den arbeit te geven. Dit teken waerfchuwt ook de menfehen , die van buiten aenkomen, dat ze vryheit hebben van hunne waren,vruchten, groente , en wat des meer is, binnen te mogen bren- gen , dat anders gewoonlyk na midder- nagt gefchiet. Het andere gewoonlyke geipcel gefchiet gemeenlyk een half uur voor den ondergangh der zonne , om te dienen voor een teken aen de Koninglyke wachten van zich te itellen ter plaetie , daer ze moeten oppaflen. Tuflchen 8 en ñ uren des avonts moeten alle winkels ge- floten zyn, wanneer yder zich naer huis begeeft. Twee uren voor den dagh gaet de Molla of Leeraer op de Kerk of Too- ren, en roept het gebet uit. Dit hervat hy op den middagh, ook des avonts even na het ondergaen der zonne. Met het op- komen der zonne , ook met het onder- gaen beginnen ze de uren te rekenen. Vor- der rekenenze niet net uit hoe laet het in den dagh of nacht is. Is de dagh korter of langer dan de nagt, zygaen daer in niet dan naer giifinge te werk. In deze volgende dagen zagh men hier
zwaer ys in de rivier. Dit belette eyen-
wel den dienaer van den heer Kaftelein
I niet eenen vifch buiten de ftadt te vangen,
S wiens
|
|||||||
CORNELIS de BRUINS
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
ij»
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
wiens gelyk in groothéit hier zelden ge-
zien wort. Het was een foort van Ker- per, wel drie vierde deelen van een el langh- Wy aten hem , en vonden deze fpyze zeer fmakelyk. Deze vifch wort Melkvifch genoemt Sjir-majie , of Melkvifch j van gevan- hoedanige foort ik reets gefproken heb. gen. Op den 16 der maent, nadat ik gele- genheit gevonden had om over Aleppo
myne vrienden in 't Vaderlant kenniflc te geven vanmyneaenkomft in dit lant,reed ik met het huisgezin des Hceren Kaftelein Fceft dernaer Ju^a om nct ^eeft ^er Waterwyding
Water- by te woonen, die by de Armeniers voor vydinge. den morgenftondt gefchieden zoude. Dit |
feeft noemen ze V Goeroor tnig , of Indooping
van het kruis. Het wort gehouden,even als by de RuiTen, op den zeilen dagh van January , feeftdagh der drie Koningen. Wy quamen ontrent den avont te Julfa aen, en begaven óns aenftonts ten liuize van Sigr. Frangois Sahid onzen Tolk,die ons met een goedt avontmacl onthaelde. Na eenïge uren geflapen te hebben , be- gaven wy ons naer de Kerk, genaemt Λη- na-baet of BiilchoppclykeKerk, de voor- naemfle, die de Armeniers hebben, en quamen daer drie uren na middernagt aenj op welken tydt de ceremoniën eenen aen- vang namen. |
||||||||||||||||||||||||||||||
XXVI. Hooftstuk.
Kruisdoop, Fyantfchap der muilezelen en beeren. De feeft-
dagh Gaddernaebie. Feeft van het Zonnejaer. Prachtige maeltydt des Konings. Spruiten van Khabarber. Feeft van Abrahams offerhande. Meentgte van Schapen binnen Spa- han vertiert. |
|||||||||||||||||||||||||||||||
ET begin dezer plechtigheden was
lezen , zingen , en miflê doen. Al dit duurde tot het aenbreken van den dagh. Toen werden eenigen der geeftelyken , die alle in 't zwart gekleet waren, uitgezondert de BiiTchop, die de ceremoniën verrichtte , Biflchoppelyke kleederen ofte rokken omgehangen , alle van gout laken : terwyl de BiiTchop een groote breede muts of myter opzette, die boven twee fpitfe punten hadt, voorts vol paerlen , en met edele gefteenten bezet. Hy hielt een tamelyk groot kruis met ge- ftcente verfiert in zyne rechter hant, dat hy met eenen witten doek, met gout door- werkt , aenvattc, houdende in de flinke eenen diergelyken,die wat gemeenerwas. Het getal der geeftelyken beftont in vier of vyf en twintigh perfonen. Zy dus uit- geftreken traden buiten de Kerk naer eene iierlyke verheve plaets, die voor de Kerk en overdekt is j hangende boven dezelve twee klokken. Hier was geftelt eengroot rond koper vat met water gevult: by het welk weder gelezen en gezongen wert, meer dan een uur langh. Waerna de Bif- fchop het kruis voor een gedeelte driema- len in 't water ftak. Dit gefchiedt zynde, wert hem een hooge zilvere kop of kan met olie gevult in handen gegeven. Deze olie goot hy in't water: en hier mede ein- digden deze ceremoniën. Toen ftaken de geeftelyken in der yl hunne handen in dit water, en beftreken daer mede hunne aenzichten. Dit volgden aenftonts de om· |
|||||||||||||||||||||||||||||||
ftaende Armeniers, zoo veele als daer by
konden komen. Andere fchepten het wa- ter met kannetjes uit het vat, en droegen het voor geheiligt water wech. Deze zelve plechtigheden werden ook in ver- fcheide andere Kerken verricht. Eenigen verrichtten dezelve in een riviertje dicht aen Julfa gelegen. Dus ging-het houden van dezen feeftdagh in zyn werk , waer van geen aenvang magh genomen worden dan mettoeftemminge des Konings. Waer- om eenige dagen te voren de Kalantaer of Burgermeefter der Armeniers zich voor den Koning vertoont, dien hy te verftaen geeft dat deze feeftdagh voor handen is. Waer op hy vryheit verkrygt om'er mede |
|||||||||||||||||||||||||||||||
Plecht;
heden kruis- doops. |
|||||||||||||||||||||||||||||||
les
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
voort
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
Geit voor
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
te gaen.
|
Weinig dagen hier na
|
||||||||||||||||||||||||||||||
wort het jaerlyx geit, dat in 200 goude den κο-
dukaten beftaet, voor den Koning inge- ningh in- haelt. Hierom bemoeit zich ook het Hof gezatnelt. met den geeftelyken te believen, zenden- de wagters ter plaetfe , daer de ceremo- niën door den BiiTchop verricht worden } het welk ook dienftig is om alle wanorde voor te komen , dewyl de toeloop van Perfianen en Turken , uit nieufgierigheit toefchiettende, zoo groot is , en het ge- drang zoo fterk, dat ook nu de BiiTchop het water niet naderen konde, om het kruis daer in te fteken, en gehouden was te rug te treden, totdat het gedruifch der aendringende menfehen met ftokflagen ver jaegt was. Aen deze Kerk Anna· baety of Biflchoppelyk kloofter, wonen allede Biflchoppen, die hier 7 in getal zyn. Daer |
|||||||||||||||||||||||||||||||
Kriüs-
doop. |
|||||||||||||||||||||||||||||||
REIZEN.
|
|||||||||||||||||||
W
|
|||||||||||||||||||
in zyn ook eenige Priefters. Dit Kloofter
loopt om de Kerk , en beftaet in kleene vertrekjes, waer in men niets ziet als twee of drie kleene vakken in den muur, daer ze eenige boeken in kunnen leggen. Even- wel is'er een verheven leflenaer, waervoor •zy op den gront nederzitten. De wanden zyn wit , en worden wel onderhouden. Zy feheppen licht aen eenezyde door twee of drie kleene glaze venfteren. Men ziet 'er ook een langh vertrek , dienende tot hun Refertorium, waer in ze hunmaeltydt doen. Aen de zyde ftaet een predikftoel, waer op icmant eenige kapittels leeft,ter wyl ze eten. Het Kerkje is van binnen befchildert van boven tot onder op de mu- ren toe. Men ziet'er al meeft verbeel- dingen van Bybelfche hiftorien , van Ar- meniers met weinigh kunft gemaekt. De Biflchoppen mogen niet trouwen , de Priefters wel. Twee Patriarchen zyn'er, waer van'er een hier is, en d'ander zich 't Eetfin-áâç onthout. Dit is een plaets, die in drie Kerken beftaet , gelegen by den bergh Ararat, 3 uren van de ftadt Ervan of Erivan. In deze dagen namen wy ons vermaek
met twee muilezels, en een zwart varken, daer de muilen met zulk een drift op los gin- gen , dat ze het zouden gedoot hebben, zoo daer in niet ware voorzien geweeft. De Haet der Heer Kaftelein vertelde my,hoe hy op zeke- |
daer de muil hem niet kón volgen. De-
ze muilen ilaen zeer vervaerlyk naer de beeren, zoo wel met de voorfte als agter- fte pooten4 en byten niet minder. Dit komt my vremt voor , dewyl ik dit noic elders van de muilen gezien of gehoorC hebbe. My gedenkt ook niet gehoortof gelezen te hebben dat ze in vegtplaetfen of fchouburgen by de Romeinen of ande- re volkeren oit tegen eenige dieren geftelr. zyn, om te vechten. Het moet dan we- zen dat de muilen in andere landen van eenen anderen aert zyn dan hier. Den ip dezer maent bleven hier alle
winkels gefloten: en men zagh weinigh menfchenop de ftraten verfchynen, de-GeJ , wyl dit de dagh was,waer op hun grootetems Van Profeet Alie geftorven was: van welken den Pro- dagh zy een groot feeft maken. feet A,ie· In het begin van February vermeerder-
de de warmte des weders zoodanigh, dat veelerhande groente zich uit de aerde quara vertoonen. In dezen tydt quam de Engelfche Agent
een bezoek geven aen ons Opperhooft, by zich hebbende den voornoemden Va- der Antonio Deftirro, nevens nogh ander gezelfchap. Zy werden alle van ons Op- perhooft op twee verfcheide reizen des avonts, eenige uren na elkander , ont- haelt,en fcheidden laet in den nacht. Dit |
||||||||||||||||||
Muileze
!en tegen deBee- |
gebeurde altemet al eens, dewyl de Agent
en ons Opperhooft goede vrientfchap on- derhielden, en elkander over en weer ver- gaf! ten. Dit ging niet toe zonder groote ftaetfic} want elk bragt een groot getal zyner bedienden met zich , die alle , zoo wel als de meefters , moften onthaelt worden. De Peruanen den 6 van February de Einde van
nieuwe Maen vernemende,eindigden aen- denPerfi. ftonts hunnen vaftenj en wekten de vreug-^" de door luftigh op te doen fpelen ·, dat al den nacht over duurde. Op den 7 daer aen volgende , den eerften dagh na den vaften, wert volgens oude gewoonte het feeft gehouden onder een geftadigh gefpeel. De Koning hout dan naer de jaerlyxe ge- woonte eenen zitdagh , en onthaelt de Grooten van zyn Hof, neven? de buiten- lantfche Staetdienaers en Gezanten j als ze op dien tydt daer zyn. De volgende dagh was de feeftdagh van ^«fckgj»
Gaddernabie. Dees wort alleen van den^^gj^* Koning geviert, die eenen zitdagh acn- ftelt om alle de Ryxraden , die voor hem verfchynen , te ontfaqgen. Hunne ge- malinnen endogters begeven zich dan ook binnen 't Paleis, en eenige van deze, daer de Vorft behagen in vint , blyven daer eenige dagen agter een , en roemen hier op, als op eenc genade , die hoogh te fchatten is. Zy komen des avonts aen hec Hof, en verfchynen des morgens daer aen voor den Koning. Die dagh wort dan Si in |
||||||||||||||||||
ren tydt eenen muil had gehad,nevens eenen
grooten beer, daer hy den muil op los liet. |
|||||||||||||||||||
De muil viel op hem aen met zulk een
gewelt, dat hy hem in den rugh beet, en fterk vafthoudende , van den gront op- lichtte, en kort daer aen om 't leven bragt. De muilen zyn hier te lande zoo gebeten op de beeren, dat ze de varkens, .diehier wilt en zwart zyn, voor beeren aenzien, en'er aenftonts op aenvallen. Hierom is het de gewoonte dat de Karavanen over wegh eenige beeren vernemende, die de paerden dikwyls verflinden , de muilen daer buiten om zetten, die de beeren in't aenkomen aenftonts aenvallen en om 't le- ven brengen. Onlangs was hier ook op de Chjaerbaeg gebeurt dat zeker man eenen grooten beer eenige kunften liet doen voor het volk. Terwyl dit gefchiedde komt'er een Perfiaen, gezeten op zynen muil, aen· gereden j tot zyn groot ongeluk. Want de muil hadden reuk van den beer zooras niet wech, of hy liep'er als verwoedt op aen. De ruiter in doodelyken angft,riep v, jrgeefs om hulp: maer niemant durfde'er ontrent komen. De muil vervolgde den beer, die geftadigh van d'eene naer d'an- dere zyde van den wegh vluchtte , zoo dat de man zich niet langer kunnende over ende houden , van den muil viel, zoda- nigh gewondt,dat hy eenen tydt lang het huis moft houden. De beer eindelyk red- de zig door een gat in eenen der tuinen , |
|||||||||||||||||||
/
|
|||||||||||||||||||
■ V,ï;
|
|||||||||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
||||||||||||||||||||||||
I4<3
|
||||||||||||||||||||||||
Aenftonts lieten zich des Konings fpeellui*
den hooren. De Koning hout dan ook openbare zittinge , en men ziet alle de Grooten voor hem verichynen. Welke ftaetfie deze mael in een uur tydts tenein- de gebragr wert, wanneer een yder weder van daer fcheidde. De Perfen noemen dit feeft NoHw-roes, en zy rekenen het af naer den tydt dat de zon ten 6 uren op, en ten 6 uren onder gaet. Voorts duur- de dit gefpeel den ganfehen nacht, gelyk ook den z\ tot den ondergang der zon- ne toe. Op dezen voormiddagh begaf ik my ,
alleenlyk verzelt van onzen ftalmeefter, die zelf een Perfiaen , en wel bekent was , binnen des Konings Paleis, die alle de voornaemfte Heeren van het Hof ontha- len zoude. Deze maekydt begon 2 uren Koning- voor den middagh,en eindigde in een half')kK uur tydts. De fpys wert opgedragen inmaeltydt· goude en zilverefchotelen, die met hoo- ge dexelen befloten yder dooreen perfoon worden aengebragt. Het getal dezer fcho- telen quam wel op 200 uit, en het getal is wel eens zoo veel, als de maeltyden grooter zyn. Zy zyn meeft alle van lou- teren goude; waer in een gedeelte van de grootsheit der Perfiaenfche Monarchen beftaet. Op dit gaftmael ook hebben de voornaemfte Ryxheereneen groote kofte- lyke muts op het hooft, bezet met paer- len en edele gefteenten. Dit hooftfieraet noemen zy 'Tha-eits-timaer. Anderen ziet men daer by gefiert met zwarte bokjes van Reigerfvederen, die zeer koftelyk zyn. Zoodra zy uit het Koninglyk vertrek fchei- den, zetten ze aenftonts deze muts af, en hun gewoonlyke weder op > wordende de eerfte door eenen hunner dienaren voor hen gedragen. Zy munten op dezen tydt ñ,-acht in koftelykheit van gewaedt uit, hoewel 4er Pcr- ze anders evenwel genoegh tot pracht ge-iunen· negen zyn. Maer op dit feeft ziet men byna niemant, hoe geringh hy ook is, of hy heeft een nieu gewaedt aen. Ontrent de plaets , daer de Koningh zyn mael deedt, zagh ik ook 12 zyner hantpaerden, daer met voordagt geftelt, met zeerkof- telyke montering vanfchabrakken,zadels, en ander tooifel, altemael met gefteenten en paerlen gefiert. De toornen zyn van louter gout. De paerden, die nevens el- kander ftaen, zyn met zyde koorden, en de voeten op den gront vaft gebonden. Maer men moet zich wel hoeden van op de koorden te treden. Zeven dezer paer- den waren wit van koleur , hun voeten, en een deel van 't lyf en de ftaert, waren ichoon root of oranje geverft. My was niet toegelaten daer by te komen , voor dat ik eenen goeden fteekpenninghaende poort wachtere gaf. Benevens de paerden was de gront befpreitmet een tapyt ,waer op de Heer zat, dien de zorg over deze paer-
|
||||||||||||||||||||||||
in vreugt doorgebragt ,;en des avontswor-
den binnen het Paleis veele vierwerken acngefteken. Op den é o dezer maent ontfangt deKo- |
||||||||||||||||||||||||
Gcfchcn·
|
||||||||||||||||||||||||
kenaeii niiigfjaerlyx veele gefchenken , beftaende
|
||||||||||||||||||||||||
infraeijigheden, kunftigh van wafch ge
maekt, als huizen, tuinen,en anderedin gen meer. In deze dagen ontftont een harde wint
uit den N. Weften, die jaerlyx in dezen tydt eenigc dagen achter ecnblyft waejen. Zy noemen hem Baad-Biedmusk of Bid- mm-wint naer den naem van een bloem, die dart uitloopt. Deze bloem í int men aen een foort van wilgeboomen , fpruitende uit knoppen, zoo groot als een lange zink- noot. Zy valt fyn en fmal, en heefteenen lieffelyken reuk. Men trekt met water door diftilleren de kracht daer uit. Dan heeft men'er eenen zeer aengenamen drank aen , byzonder als men'er wat fuiker by doet, op de wyze van ferbet of limoena- de: hoewel deze drank gezonder, en meer verfterkende is. Dit water wortbewaert in fleiTen het geheele jaer door , om voor drank gebruikt te worden. Men droogt ook dezen bloeflèm wel, om by linnen te leggen, dat dacr door eenen aengenamen geur krygt. De boeren komen'eringroo- te meenigte mede op de markt. Ik weet niet, dat men zulk flagh van bloemen in ons lant aen de wilgeboomen vint. Daer- om tekende ik die af, gelyk op No. 72 te zien is, met de bladeren daer aen , die in het left van April eerft uitkomen. De wint, waer by deze bloemen groejen, duurt gemeenlyk tot het laetfte dezer maent, wanneer men ook veel fchooneen warme dagen krygt. Maer den eerften van Maert kregen wy eenigen regen , en veele dagen daer aen harden wint, ook koude, voorts ongeftadigh weder, dat al meeft de ganfche maent door duurde. Nu ftont op vrydagh den zo der maent,
|
||||||||||||||||||||||||
den Ko-
ningh ge- geven. |
||||||||||||||||||||||||
Harde
wint. |
||||||||||||||||||||||||
Vremde
bloem. |
||||||||||||||||||||||||
Aengena-
me drank |
||||||||||||||||||||||||
Feeft van
't Zonne- jaer, |
die hun zondagh is, hun feeft van 't Zon-
nejaer gehouden te worden. Hierom be- |
|||||||||||||||||||||||
wandelde ik eenige avonden te voren alle
deBafaers, welker winkels op dien tydt zeer net en fierlyk toegertelt worden , muntende hier in boven anderen de Ban- ketverkoopers uit. Yder evenwel doet zyn beft om fierlyk zyn goedt voor te doen, tot de fruit-en groenverkooperstoe. Al het welke by de kaers des avonts een zeer aengename vertoning geeft. Op dien tydt zyn de koks geweldig in deweremet allerhande bereide fpyze te venten. Men vint hen in alle ftraten , wel verzien van allerhande gebrade en gekookte fpyze: een gemak, dat ik in geene andere landen oit gevonden hebbe. Daer is ook zulk een toevloedt van merjchen , dat ze in deze feeftdagen alle de winkels ledigh koopen. Het reeft nam zyn begin op den gemel-
den dagh , als de xon ondergegaen was. |
||||||||||||||||||||||||
2JS
|
||||||||||||||||||||||||
REIZEN.
|
|||||||||||||||||||||
t4t
|
|||||||||||||||||||||
paerden aenbevolen was. Nevens hem
lagh een groote goude hamer, waer me- de de paerden beflagen worden. Daer llont ook een groot gouden watervat, waer uit de paerden drinken. Voor gek evenwel kon ik niet geraken ter plaetfe , daer de Koning aen tafel was, zoodat ik moft te vrede zyn met eene plaets niet ver- re daer van daen, daer alles digt voor my moft voorbygaen· Op dezen zelven tydt worden veele gefchenken acn den Koning gebragt, zoo van de Grooten, die aen 't Hof zyn, als van de Baflaes en Stedehou- ders van andere plaetiên. Deze beftaen in eenige foorten van goederen, zakjes met gout gevult, veelerhande beeften , paer- den , kameelen, en muilen. Alle deze gefchenken worden elk byzonder gedra- gen door de burgers, die elk in hun wyk daer toe gereedt moeten ftaen volgens laft des Konings. Op de plaets voor het Hof werden ondertuffchen 10 of 12. koppen met hooi gevult op lange ftokken omge- Zcete- dragen , tot een teken van overwinning ken om- op de vyanden, die ze voorgeven de Aef- gedragen. beekfe Tartaren te zyn , behaelt. Dit quam myvoor als een gemaekt werk, wor- dende de paerden, elk met een zydenkleet bedekt, zonder zadels binnen 't Hof ge- leid. Het gaf ook een vermakelyk ge- zicht, toen alle de Heeren weder van daer over de plaets vertrokken in tegenwoor- digbeit van ontallyke toezieneren, die al- |
|||||||||||||||||||||
welker gunft zy zoeken te winnen. Wy spruiten
kregen toen ook in fop van jong Latnf-van Ri>a- vleefch de fpruiten van Rhabarberwortcl,baiber' die zeer finakelyk en rinfeh zyn, en voor bloetkoelende en afdryvende gehouden worden. Deze fpruiten worden hier zoo vroegh in 't jaer ook hoogh geacht. De bladeren der zelve zyn gekrult, en groen, geel, en ros van koleur. De iteel is wit, dogh wat geelagtigh. Eenige ook zyn geheel fchoon root, hebbende de dikte van æ of ; duimen in de rondte. Zom- mige fpruiten hebben de hoogte van eenen halven, andere van eenen heelen voet. Van de befte foort wort de fteel alleen ge- geten. Eenige queken die zodanigh aen, dat ze de uitkomende fpruiten bedekken met verhooging van aerde, gelyk men met de Afperges leeft. En dan wordenze te grooter. Ontrent de itadt Laer by het dorp Cama worden'er met voordagt aen- gequeekt, om daer een gefchenk van te doen aen denKoningh,datde Gouverneur jaerlyx moet onderhouden. De bladeren van deze hebben in den omkring æ of 5 vademen. De wortel en bladeren zyn als de Rhabarber, maerhier zonder kragt, gelyk in'tlantder Usbeeken tuflehenChi- na en Moskovie. De Perfianen eten den fteel dezer jonge fpruiten ook raeu met peper en zout, gelyk de Italianen de Finotje en Artilbkken , zynde zeer rins en aengenaem. Ook maken zy daer wel een fyroop van, die voor verkoelende ge- houden wort. Uit zinlykheit fchilderde ik dezelve met bladeren en wortel: waer mede bezigh zynde bevond ik dat de grootfte bladeren anderhalf voet in de hoogte, en nogh meer in de breette be- floegen. De wortel had vier takken, graeu en gefpikkelt van koleur. Dit kruit was my van Juin toegezonden, daer het ip jaren in d'aerde geftaen had. Hier by was nogh een andere vrucht, die ik daer by fchilderde , fchoonze later uitkomt. De Perfianen noemenze Badens-joen , de Europeers Foekje-fockte/e. Zy is paers van koleur: men vint'er ook die wit is, Meeft al is zy grooter dan een gemeene kom- kommer i ook is'er onder, die wel eens zoo groot is. Zy zyn zeer fmakelyk in pottaedje: ook, als ze in de boter gefruit, of op andere wyzen toebereit worden. Als de boomtjes daer van nog jong zyn, wordenze verplant,om des te beter vrucht te geven. De bloefiëm daer van is wit, paers, en geel. Zy groejen in 't gemeen anderhalfvoet boven d'aerde met verfchei- de takjes, die door de zwaerte der vrucht nederwaert gebogen worden. Een dezer boomtjes fchilderde ik met vrucht, bloef- fem, en bladeren, gelyk ik de aenwyzing daer van doe op Í °.j 5 daer de bladeren ver- toont worden door de letter Á, de wortel door B, en de Fockjc-fockiefe door C. S 3 Den |
|||||||||||||||||||||
Eiergif.
ten.
|
|||||||||||||||||||||
om door het Hof zwierden. Deze feeft
|
|||||||||||||||||||||
duurde eenige dagen langh , gedurende
welke veele befehilderde eiers uitgedeelt Werden. Ja zelf is de Matr-fejel-daer of Maerfcbalk gehouden jaerlyx eenige dei- zelve aen den Koning te brengen : die fraei befchildert en met gouten zilver ver- fiert , voor een ftatelyk gefchenk door- |
|||||||||||||||||||||
gaen.
|
|||||||||||||||||||||
Den æ 3 hielden wy het Paefchfeeft by
ons Opperhooft : en den volgenden dagh quam de Engelfcbe Agent de gclukwen- fchingh by hem afleggen , verzelt met de boven gemelde heeren en vrienden. Zy werden als te voren onthaelt, en icheid- den na het genieten van veel vermaek laet in den nacht. Hier op volgden andere bezoeken , die ons den tydt kortten , en de maent, eer wy het gewaer werden, ten einde bragten. Met het ingaen van April ontfing de
Heer Kaftelein een vereering van nieuwe Afperges: van welke vrugten ook den volgenden dagh eenige te koop gebragt werden. Voor ontrent 6¼ of 70 , waer onder veele nogh zeer dun waren, dorften ze ontrent zo gulden eifchen. Want duf- danige vruchten, als ze eerft uitkomen, Worden hier uittermaten dier betaelt, en meeft al gekogt van luiden , die'er een gefchenk van willen doen aen voorname perfonen, waer aen ze gehouden zyn, of |
|||||||||||||||||||||
Pacfch-
feeft ge- houden- |
|||||||||||||||||||||
CO RN EL IS de BRUINS
|
|||||||||||
i4*
|
|||||||||||
dut'er al eenigen op de plaets doot geble-
ven waren. Het gedrangh was door de meenigte der paerden zoo fterk , dat elk genoegh te doen vond , om'er onbefcha- digt uit te geraken. Want ganfche par- tyen werden verfcheide malen wech ge- dreven : en de ftokflagen vielen'er als re- gen i dat my in tydts van daer deed ver- trekken naer de Chjaer-baeg, om de we- derkeerende meenigte te bezichtigen. Toen eindelyk yder zyn deel van het beeft bekomen had,voerde hy het op zynpaert heen, beftuwt van twee perfonen. Dus trok men als in triomf voort, loopende de wykluiden voor uit, waer van eenigen hunne bloote fabels, anderen hunne hoo- ge ftokken om hoogh hielden , danfende en fpringende zonder ophouden met een groot gefchreeu: terwyl zommigen onder het fchreewen en zingen geluitfloegen op bekkens en tamboerynen. Het eerfte ftuk van het beeft wert gefchikt voor den Ko- ningh, en voor hem gedragen op de punt van een lans. Wyders gingen de benden met betuiginge van vreugde in goede orde kort aen elkander voort : tuflehen beide een troep te paerde van des Konings volk, en hier op de Koning zelf, rydende on- der een zonnefcherm , die om het fteken der zonne boven zyn hooft gedragen wert. Hierop quam het gevolg van alle de groo- te Heeren , 11 hantpaerden zyner maje- fteit, en 4 groote en kleene olifanten, 't Gevolgh en de toevloedr beftont in meer danhondert duizentmenfchen,zoote paerc als te voet. Veelen zaten'er ook boven op de gebouwen. Onder zoo veele men- fchen was ik d'eeniglle Europeer, en der- halven ook de eenigfte, die naer de wyze van onslant gekleet was. Op de aenkomft des Konings wert'er zulk een ruimbaen gemaekt met ftokflagen, dat'er veelen met hunne paerden in de fonteinen Hort- ten , veelen ook zich niet kunnende ber- gen zoo geflagen wierden, dat ze daer het gevoelen wel van t'huis brachten. Ik ze- . ker in myne herberge gekeert zynde was zodanigh vermoeit, dat ik naeulyx ftaen konde. En echter was alles anderhalf uur voor den middagh verricht: behalven dat de partyen der wyken in dezelve ftaetfie nogh door een gedeelte der Itadt reden. Zy hadden ook tien dagen al te voren den kameel met doornen en andere dingen be- hangen door de ftadt omgeleid, nevens de lans en byl, onder geitadigh gefpeel en gezangh. Op dezen dagh werden ontrent vyfugh Groote
duizentfehapen geflachten gegeten Want ^'^"3 zelfs de geringite menfeh moet daer deel pen_ aen hebben. Zy ook, die eenigh deel van den kameel bekomen hebben , ko- |
|||||||||||
Den 7 der macnt viel in Julfa zulk een
zware regen, als'cr in geen jaer gezien was, met zoo veel hagel, dat die drie vingers hoogh op de wegen lagh , hoe- wel mcn'cr binnen de ftadt wcinigh van gewaer Wert. Vervolgens was het in deze geheele maent zeer windigh weder, brengende iegen voort met ongeftadige buien. Ondertuffchen wert den é f het feeft
Feeft van geviert , dat ze noemen Bairam korban of haras" of.pfferfeeft ter gedachteniflê van Abrahams f'erhande. offerhande. De Heer Kaftelein ziende dat ik genegen was het zelve te gaen zien. belaftte zynen ftalmeefter nevens twee an- dere dienaers met my derwaert teryden Des daegs tevoren hadden de Koninglyke fpeelluiden met den ondergangh der zon ne weder begonnen te fpelen : dat tot de- zen dagh duurde tot den ondergangh der Zonne , verpoozende zy elkander (want ze zyn fterk in getal) met beurten. Ik vervoegde my dan ten zeven uren op de Chjaer-baeg, daer de Koning uit de eerfte poort zyner tuinen ftont te komen. Het gefchiedde ook na verloop van een groot halfuur niet zonder een groot gevolg van edelen, waer van'er ontrent zoo gefiert waren met die koftelyke mutfen, waer van ik reets gefproken heb. Ik zette my op het midden van den wegh s daer de Koningh voor by moft , die het gezicht op my wendende my nootzaekte hemeene eerbiedenifle te doen met het lichten van mynen hoet. Toen reedt ik fpoedigh ter zyden af, om den trein nogh eens te be- fchouwen. Waer na ik op een volle galop my langs eenen anderen wegh be- gaf naer de plaets, daer de plechtigheit ilont te gefchieden. Deze plaets heet Babaroek , een kerkhof van de Perrlanen, gelegen een goet half uur van de itadt. Hier was de toeftel gereedt. Al dit werk beftaet in hetdooden van een kameel 3 die als tot een offerhande gedacht wort. Dit beeft moet een manneken zyn, en geen letfel aen 't lyf hebben, of het wort voor onzuiver gerekent. De Daroegaof Schout dezer ftadt (fomtyts verricht dit ook wel de Koningh zelf) brengt het beeft den eerften fteek met een groote lans: waer op zonder toeven alle fabels en meflen mede hun werking doen , zynde yder even bezigh om'er een ftuk van maghtigh te worden. Dit gedaen zynde wort het beeft aen verfcheide ftukken gehakt, en onder de wykmeefters verdeelt, die elk eenigen van hun volk by den werke heb- ben. Want het gaet'er zoo driftigh toe, dat'er door het grypen naer de ftukken een groot rumoer , ook weleen gevecht ontftaet, weerende zich elk tegen zyne |
|||||||||||
ken dat met het fchapenvleefch. An-
deren bewaren dit zelve kameelevleefch 't Toen zeker 'zeide men my'geheelejaer door als een heiligdom. lemant mogt
|
|||||||||||
tegenftreveren groote fto
XlltQUillïl
|
|||||||||||
REIZEN.
|
||||||||||||||||||
143
|
||||||||||||||||||
mogt denken dat wy in ons verhael hier
ontrent de maet te buiten gaen, en te breedt opgeven van het getal dezer fchapen. Maer ik kan hem verzekeren dat in deze ftadt Spahan dagelyx 10 of 12 duizent zoo fchapen als bokken vertiert worden. En op dezen dagh is elk verplicht een fchaep of een gedeelte daer van voor zich te nemen. Zeker des daegs te voren uitry- dende ontmoette my overal zulk een meenigte van fchapen , dat ik'er naeulyx door konde geraken. Jonge lammeren vooral, maer 20 , ζ f , 0f 30 dagen out worden hier in overvloedt gegeten. Dit neemt zyn begin in demaent van Novem- ber , en duurt tot April of Mei, wel te verftaen by luiden van aenzien en vermo- gen. ? Want elk lam kolt gemecnlyk 7,8, of 9 Moroedjes , waer van'er 7 ontrent eenen ryxdaler van ons geit uitmaken. De- ze lammeren wegen ontrent van 6 tot 12 lichte ponden. Dit is delekkerny deraen- zienlyke Perfianen , die noit oflèvleefch eten. Maer de arme luiden eten dat, en ook wel buffelsvleefch, dat hier nevens andere eetwaren te koop gebragt wort. Het Iamsvleefch zeker valt hier zoo zui- ver en fmakelyk, dat men het, al eet men het alle dagen, noit moede wort. Op eenen der volgende dagen gingh de Üittogt Koning met zyne by wy ven naer buiten om n"gsmethct vermack te nemen van de Olifanten te j zyrTc by-doen zwemmen door de rivier , die door wyven. den gevallen regen zeer gezwollen was. Feeftvan. Den z3 ^er maent vierde men hier het Aidika- reeft , genaemt Aidikadter , zynde de |
nam een einde met regen, waer door vee-
Ie huizen befchadigt, en andere om verre gerukt werden. Het is geen wonder : want het metfelwerk dezer gebouwen trekt het water naer zich. Hierom wor- den ze, omdat ze plat zyn , boven lek j dat niet te helpen is, voor dat het weder droogh weder is. Het weder klaerde met de aenkomft
der Meimaent op: op welker eerften dagh ik met den Heer Kaitelein naer buiten reedt, met voornemen om langs de rivier onzen wcgh te nemen. Maer wy vonden dezelve zoo hoogh, dat de zydwegh ge- heel onder water floiidt. Waerom wy van koers veranderden, en den wegh na- men door het lant, die ons na twee uren rydens bragt aen den Lufthof, genaemt °l|tJ« Goes-jeron, leggende nevens de rivier Zét?-111""· deroe, ten Ooilen van de iladt. In de- zen zelven tuin,die beplant ismetZenaer- en vrugtboomen , hebben vericheide Ge- zanten der IndilcheMaetïchappye op hun aenkomen en vertrek hun verblyf <jehadt. Het gebou beftaet in verfcheide vertrek- ken , die nu ten deele vervallen zyn. Bo- ven op het zelve ziet men fraeie gezichten van 't omleggende lant. In den tuin ftaen 4 groote Zenaerboomen dicht by een, die een prieel verftrekken, waer in men langs eenige trappen gaet. Deze boomen zyn kort en dik van ilam: en twee der zelve hebben 16 voet in de rondte. Men houc ze voor zeer out, en geeft voor dat Ta- merlaen daer onder zou gezeten hebben. |
|||||||||||||||||
dier
|
Hier meenden wy eenigh gevogelte op
|
|||||||||||||||||
dagh, waer opMahomet aen de gemeen-
te zou hebben bekent gemackt , dat Alie zyn navolger had te wezen, haer beladen- de hem daer voor te erkennen. Dit zou, volgens hunne aentekeningen , gefchiedt zyn in het gelukkigh Arabie by het dorp Sbomkadier, daer het feeft naer genoemt wort, dat alleen by de Perfianen gevier wort. Want geen andere Mahometanen willen'er van hooren. Op dezen tydt zagh men de bladeren
aen alle boomen uitfpruiten. De maent. |
te doen: maer het weder veranderde, en
de regen overviel ons. Welke opgeklaert zynde, reden wy weder naer Julfa, daer wy tot den avont bleven. De volgende dagen leverden nogh al
ongeftadigh en los weder: waer door my de koorts overviel, waer van ik reedts eenige vermaningen gehadt had. Zy was evenwel niet hartnekkigh , en verliet my na eenige herhalingen, dogh liet my de ganfche maent zwak. |
|||||||||||||||||
XXVII.
|
||||||||||||||||||
CORNELISde BRUINS
XXVII. Hooftstuk.
|
||||||||||||||||||||||||||||
144
|
||||||||||||||||||||||||||||
Befchryv'wg van Spahan , en van het ge ene aenmerkemwaer*
dïgsï is binnen en buiten dezelve ftadt. |
||||||||||||||||||||||||||||
Gezicht
der ftadt van bui- ten. |
||||||||||||||||||||||||||||
E-u
I |
||||||||||||||||||||||||||||
NDELYK tot myne vorige ge-
zontheit herftelt, begaf ik my tot het befchouwen en onderzoeken |
zynde , wort het tegenwoordigh weder
hermaekt. Het gezicht van het zelve is van beneden zoodanigh als het hier op de nevensftaendc bladzyde verbeelt wort. De andere bergen leggen vry verder van daer, De vlakte, waer in deze fladt gezien wort, heeft in de lengte van 't Ooften naer 't Wellen ontrent 25·. uren. Ten Ooften is het, als of'er geen einde aen was ,'.ge- |
|||||||||||||||||||||||||||
wat der aenmerkinge waerdigh was in de-
ze ftadt. Wat het gezicht van Spahan van buiten betreft', het is nevens de plaet- fcn. en voordeden daer aén behooreride , byzonder groot, overtreffende hier in al- le de fteden van my voor deze befchout. |
||||||||||||||||||||||||||||
Van buiten evenwel ziet men niet dat 1 lyk 't ook gelegen is met den wegh naer
groote kerken, hooge toorens , of onge- Zjie-raes, daer veel vermakelyke dorpen en meene gebouwen uitmunten: hoewel ik 1 tuinen, leggen. Aen de weftzyde ben ik om. alles riaeu.keurigft aen temerken en af: over. de 6 uren van de ftadt af geweeft , te tekenen, my bediende van het winter-! wanneer ik het einde nogh naeulyxbeoö- faizoen, omdat imen des zomers door de | gen kon. De breette der uiterfte weder- |
||||||||||||||||||||||||||||
uieenigteder boomen nergens befcheitvan
zien kan. Ook beletten veele boomen , die zelf in den winter groen zyn, groote tqlyx het gezicht, hoedanige zyn de Palm-' Pyn-, Zenaerboomen, en CyprefTen, waer van de ftam byzonder hoogh met klimop bcwaflèu is , dat voor het oögh fierlyk ftaet. . Alle de .gebouwen zyn graeu , en boven plat. ,Van de afichciding der ftadt, fchoon met eenen muur omtrokken, kan men niets onderfcheiden, dewyl ze daer zoo dicht aen is, als of ze daer mede ver- cenigt ware j waer uit komt dat de afte- kening zwaer te maken is, zynde geene |
zydfche bergen zal ontrent 6 uren zyn. ;
De ftadt heeft 10 poorten, waer van'er Poorten
geene gefloten, of met eenige wachten van Spa- verzien worden. Ik was begerig de groot- ian' te daer van te weten. Waerom ik eerft ging bezien de poort, die genoemt wort Hajfan~abaet, genoemt naer een beroemt man, die weleer deze ftreek bebout heeft. Van dezen, kant komt men aen Derwaf- 'cykaroen, of Poort Karoen , betekenende de poort der dooven : omdat deze ftreek voordezen door zulke luiden bevolkt is. Men laet deze poort ter flinke zyde , en rydt door de Balaers, gelegen een vierde deel van een uur van de eerlte poort. Dan komt men na even zoo veel tulïchenwy tte aen de poort, die geheten wort Seydacb moedjoen aen d'Ooftzyde der ftadt, daer een dubbele muur is. De buitenfte hier van is zeer laegh, en men vint geene hui- zen daer buiten, ook niets, buiten eenige graven. Daer na komt men aen de poort Sjuebam , die ten weften legt. Dan ver- toont zich op eenen gelyken afftant de poort Togt-fjie. Ontrent deze poort ryffc uit den gront de gracht, die ten deeleom de ftadt loopt ten weften van hier tot aen de voorgemelde poort Karoen. Vervol- gens is een vierde van een uur verder de poort Daridefl , en op ontrent gelyken afftant de poort Darwafy-muw, of N ieu- we poort. Verder is de poort Darwajy lamboen , zoo genoemt naer de ftreek, |
|||||||||||||||||||||||||||
verhevenheden, die zoo verre uitfteken,
dat ze van buiten af te malen zyn: hoewel ik de plaets, daer ik de tekening maekte, op eene hoogte, wel een uur van de ftadt gelegen, genomen haddc, omdat ik ner- gens zoo bequaem kon zien als daer. Hier van vertoonde zigh Julfa , hoewel aen d'andere zyde der rivier gelegen, en't geen onder die ftadt behoort, nevens het gene nogh digter aen de ftadt ftrekt, als veele dorpjes, en tuinen, waer van de omtrek - een ongelooffelyke grootte begrypt, ge-1 heel omringt van bergen. Het naeft ge- De bergh legen gebergte wort genoemt Koe-fijfa, Koe-fot- leggende anderhalf uur ten Zuiden der *·'· „. . ftadt. In 't hangen van het zelve ftaet desuKo"'seen lufthuis, gebout door Koning Sulle- uings. moen, vader van den nu regerenden. Hier in zyn verfcheide vertrekken , zeer ver- |
||||||||||||||||||||||||||||
makelyk en bequaem om daer uit over de- leggende ook in gelyken afftant ten Wef-
ze lantftreek en de ftadt het gezicht te la-j ten. Niet verre van deze komt men aen ten weiden. Men zict'er eene plantaedjcj de poort Doulet, of de poort der welva- van verfcheide boomen : ook eenen loop: rentheit,dieaen de Chjaer-baeg ftaet. De van water, dat van't gebergte afftortendc tiende is de poort Hadsjie , ftaende digt hier ontfangen wort. Men noemt dit ge- by de keukenpoort van des Koningshof, bou Tagte Snllemoen , dat zeggen wil, de Toen ik nu na al dit omgaen weder quam Troon van Sulkmoen. Macr zeer vervalleneen de eerllgenoemde Haffan-abaet, zagh ik
|
||||||||||||||||||||||||||||
REIZEN.
|
|||||||||||||
*4Ï
|
|||||||||||||
Troon ý÷í ZrnxMoaos".
|
|||||||||||||
ik op myn uurwerk, dit Ik weinigh min-
der , dan 2i uur was op den wegh ge- weeft. Alle deze poorten zyn van aerde en zonder fterkten gemaekt. De deuren zyn lomp van hout zaraengezet, en met yzere platen beilagen. De verdeeling dezer ftadt beftaet in æ æ
hooftwyken van binnen: waer van I7ge- naemt worden Matnerh-olla-fie,of'Namet· holladers , de overige f Heyderrie. Deze twee partyen 2yn even als de Nikolotti en de Caflellam te Venetien. Deze 17 wyken hebben elke haere byzondere benamingen, als Bagaet, ofte wyk der tuinen , dewyl deze ftreek voordezen in tuinen beftont, gebout door Abbaas deneerften: de tweede Kenon , 't geen dooven betekent, zynde deze geweeit luiden van aenzien, die wel eer daer gewoont hebben, naer welke deze plaets hare benaminge gekregen heeft : de derde Daelbettin , zoo veel als Meloenhuis: de vierde Sey-id Agmed-joen^ dus genoerat naer eenen hunner Leeraren; de vyfde Letver , waer van geene beteke- nis gezegt kan worden : de zefte Bafaer- Agaes of Ganzemarkt: de zevende '/ Sjaer- fiy Kotba , of Kruifwegh van Kotba : de agtfte Seltom-fensjierie naer eenen prins van dien mem : de negende Namo-afig, of |
|||||||||||||
drie tweedragtige: de tiende Sjoebare ,
waer van geen berekening is : de elfde Derre Babba-kafim pf het quartier van Va- der Kafim : de twaelfde Goude Magfiei- beekt of Quartier van 't hol van den Heer Magibet: de dertiende Golbaer, of bloem- ryk; de veertiende Meydoene-mier of wyk van deMey-doenvan Mier,genoemt naer eenen hunner Leeraren : de vyftiende Niema-wort, waer van ik geen betekenis weet: de zeilende Derre-hek of luftplaets: de zeventiende is my onbekent: omdat de wykmeeiler, die my beloofde den naem daer van té zullen opgeven, niet weder te voorfchyn quam. De vier volgende zyn Heydcriers , waer van de cerfte genaemt is MaleynoHw of Nieuwe wyk : de twee- de Derredefii of verlate quartier: de derde Hoefcyn-ja, of quartier der Hemniers , of Geeftelyken : de vierde Togtsjie , gezegt Hoenderbewaerder. De Hooftwyken, die aen dezelve par-
tyen buiten de ftadt bchooren , zyn 4 in getal, als Abbas Abaet, gefticht door Abbaas dengrooten. Deze is welde voor- naemfte van die buiten de ftadt zyn , en daer woonen niet dan de aenzienlyxte lui- den. Het is ook zoo goet of ze binnen de ftadt woonden. Zy legt aen de weft- T zy- |
|||||||||||||
Hooft-
wyken der ftadt |
|||||||||||||
•irr-·'
|
|||||||||||||
CO RN E LIS de BR ü IN S
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
14-6
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
zyde. De tweede is Sjems-Abaet, ge-!
noemt' nier den bouheer Sjims.; De der-, de is Bied-abaet, devkrdeThte-roen. De Hooftwyken, die aen de party van Na· met-olla-hie buiten behooren, zyn twee in getal: Sjeig-joejfus-fi benna, dat is dés ou- den Jofefs metfelaer : anders genöemt Sjéig fibbennaes quartier .· eii Telwaesr-kon. In alle deze Hooftwyken zyn veele andere kieene wyken begrepen, die alle hare by- zondere benamingen hebben. Deze twee verfchillënde partyen zetten elkander den voet altydt dwars. Dat VQpral blykt op de tyden-dér plechtelyke ommegangen, en Treurdagen hunner grootfte Heiligen; en in plaetfen, daer ze elkander mogen ontmoeten. Zoodat, dewyl de eenevoor de andere niet wyken wil, niet zelden dootflagen hier uit ontftaen, en andere ongemakken, waer van wy by bequamer gelegenhpti fpreken zullen. Eenigen wil-j| lendat blyken zoude uit oüdé aënteke- ningen' der Perfianen dat hier voordezeh twee ien een leggende dorpen geweeft zyn , Waer van het eene behoorde aen de Heyderrie,het ander aen Mamet-olla-hie, en hier door de verdeelde partyen in Spa- han déze benamingen behouden hebben* Zoo dat ze van elkander gcfcheiden altydt hebben willen , de eene..boven d'andere , 'Uitmunten.\ Spahandróegh toen ook den naem van Hi/pahan'^ ook Ifpahan , ook wel Ajpahdn, en ging niet hooger door j dan vooreen dorp,totdat Abtaas de groo- te het Ryk van Laer en Ormus onder zyn gebiet gebragt hadt. Want toen verliet hy Kasbin en Sultanie , om zyn Hof naer Spahan over te brengen , als vindende die plaets bequaernft tot beveiliging zynsRyx, dewyl zy zeer wel gelegen was. Van dien tydt af wert ze hervormt van een dorp tot eene ftadt, en bequam den luifter dat ze wert de hooftftadt van geheel Perfie. Zy legt in de provincie van Ayrack ofYerack, een gedeelte van het oude Ryk der Parthen op de hoogte van 31 gr. 4 f min. Het lant in 't algemeen is bekent onder
den naem van Perfie, zynde een groot en vermaert Koningryk in Afie , gelegen tuilchen de Gafpifche zee , het lantfehap |
innen gebragt wort. Deze ftaet ten
pllei}., ,p| vierde is Gbandag Kapefie. Öoor deze gaet men in de Tuinen des Konings. Dogh niemant is dat toegela- ten dan den Koning, en de Kapaters , of Bewaerders der vrouwen. Deze komt aen de Chjaer-baeg. De vyfde is Chajat- anna Kapefie , of kleermakerspoort, de- ; \vyl de kleermakers in dienft des Konipgs zynde daer hunne woning hebben. De zefte poort heeft den naem van Defter Gbanna Kapefie , of poort der .Sekretarie. Deze twee leftè komen weder binnen de fiadt ten Noorden. Door de meeile de- zer poorten komen de Grooten des Ryx ; by den Koning, als hy zyn zitplaets in het Hof gekoren heeft : maer wel meeit geichiet het door de twee eerft gemelde poorten. .-.■ Het Kafteel,; dat zy Tabaroek noemen, Het
heeft ontrent een half uur in zjmen om-tee · kring, {trekkende zich in de^ lengte ten ,; Ooften binnen de fladt, en naer het Zui-; .·., den tegens den wal der itadt. Het heeft ;? eenen hoogeö muur. van aerde 3 en is be- zet met véeïë lompe torens ,: waer uit ee- nige ftukfeen kanori fteken. "Dog als ik myn gevoelen zeggen zal, het is te duch- ■ ten, zoo menze los brandde., dat ze met , al Wat'er ontrent was zouden nederftorten. Want de muren zyn zoo dun, en verval- len,* dat men op veele plaetfen daer door heen ziet. · ÜÖk lact men géene vremde- Imgé'n daer binnen komen, miflehien om- dat het van binnen nogh flegter dan van buiten geftelt is. Echter zyn'er veele woningen in. Wat verder van de ftadt dient gezegt te zyn zullen wy zeggen na de verbeelding, die ik u voor af daer van geven zal, op dat het begrip van alles des te gemakkelyker zy. Ik zal dan al wat'er ontrent gelegen is vertoonen, zoo als het zich van de Zuitzyde opdoet, aengewe- zen met N°. 74 , en al wat kenbaer is met cyffergctal aentekenen. Dus isN°. 1. een bergje, leggende afgezonden van de andere: 2de nieuwe tuin des Konings, uitnement groot, dieby myn verblyf bier aengelegt wert: 3 de rivier Zenderoe : 4 het huis met een koepeltje van eenen der |
||||||||||||||||||||||||||||||||
Kieene
wyken. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||
kaf-
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
Perfie.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
Zagathay, Tartarie
|
het Ryk van den
|
voorname Armeniers in Julfa: f de Kerk
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
grooten Mogol, de Indifche zee, den
Perfifchen zeeboezem, woeit Arabie, en
Turkye.
Het Hof Het Hof des Konings van Perfie heeft,
des Ko- gelyk ik ondervonden heb, in zynen om-
nmgs. kring 3 vierde deelen van een uur. Het
|
der Dominikanen in Julfa: 6 de St, Jans
Kerk der Armeniers : 7 de Biüchoppely- ke Kerk der zelve met een torentje: 8 ae Kerk van de Mey-doen of markt : 9 de Kerk van Jefus Moeder j zynde deze din- gen dus verre in Julfa: 1 o ae brugh Alla- |
||||||||||||||||||||||||||||||||
werdi-chan : 11 s^JConings Mu-zjit of
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
Hofpoor-
ten. |
heeft zes poorten , waer van de voor-
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
naemfte 3s AUe Kapte of poort van Alie. De Kerk: 12 Mu-zjit Totf-olla, een hunner
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
tweede wort genoemt Haram Kapefie, of
Poort van 't vrouwenhuis. Deze twee poorten ftaen aen de Mey-doen oï de plaets naer 't Noorden. De derde heet Moerbag Kapefie 5 of keukenpoort, omdat de fpy- zen,en wat tot de tafel behoort daer door |
|||||||||||||||||||||||||||||||||
oude leeraren : i 3 Menare Kambi infie ,
zynde een hooge fteene toren : 14 Kella Menaer , een tooren van bceftehoofden : 1 f Tabarock, of het kafteel: 16 Hazaar- zjeriep, de groote tuin des Konings : 17 en 18 de voornaemfte graven der Perzen, |
|||||||||||||||||||||||||||||||||
Κ Ë I 2 Ë Ν;
|
|||||||||||||||
14?
|
|||||||||||||||
gangh der Kerk. Déze beide Kerkert
zetten de Mey-doen een ongemeen iientet by. De poort ^lie-Kapie ftaet zóö fèhre* den van deze lefte Kerk af: en rontom deze plaets loopen hooge gebouwen met een doorgaende portael, daer de winke- liers en ambagtsluiden zich generen. Aen de zyde van hét Hof wonen zy, dié m dienft des Konings zyn , zoo wel am·4 bagtsluiden , als anderen. Zoodat het grootlte gedeelte dezer plaets met grootc tenten, die voor winkels dienen , bezet is. Hier wort alles verkogt , dog des avonts alles weder wechgepakt tot veilig- hcit, dat de wagters met hunne honden voorts bewaren en bezorgen. Rontom de gebouwen itaen hier al mceft veele Olmboomen. Hier is zeer veel gewoel van menfehen , zoo van Groeten , die ten hove komen, als gemeene luiden, die in groote meenigte hier toevloeien. Hier onder vertoonen zich dagelyx menfehen, die zich nergens op zetten , dan om met ledigh gaen aen den koft te geraken. De- ze, wel befpraekt,en vry van mont, fpe--ey.en> len voor marktgekken of quakzalvers, fchöonzc geene geneefmiddelen te koop brengen. Zy vermaken de meenigte al- leen met hunne opfnyeryen, en quakken, waer voor ze van de omflanders met een Kaf-begie , het kleenlte koper gek , be·* fchonken worden. Anderen zyn verzelt van eenen Aep^om zoo veel te meer pot- fen te kunnen uitrechten. Dit heeft hier al wonderen ingang. Want geen lant- aert ter werrelt, die liever de ooren leent aen deze ydelhedcn , dan de Perfianen. Waerom men deze potfemakers ook veel ziet in de tabakwinkels en koffyhuizen, ook in de winkelfixaten. Daer loopen'er ook onder, die vertellingen weten te doen van hunne Heiligen , en andere vremde hiflorien voor deri dagh brengen. In het Renfpei, midden van deze plaets ftaet een zeer hoo- ge pael, dienende tot gebruik van het Tornöifpel. Dan zettenze op het hoogfte fpits der zelve eenen gouden kop, of iets van gelyke waerde. Hief rennen ze met eenen vollen loop op aen , en voorbyge- reden, keeren zich geZwint om,en fchie- ten den pyl, waer op ze aénftonts ftil itaen. Dit fchieten komt niemant toe dan den voornaemfte Grooten , en hunne bloet- verwanten , waer door men verftaet de perfonen van den Houwer. Die den prys heeft, neemt hem naer zich, en zet hem op zyn hooft tot een teken van overwin- ning. Dan befchenkt de Koning hem nogh met eene andere gift, groot of kleen, naer zyne genegenheit zien uitftrekt tot den overwinnaer. Die gefchenken zyn gemeenlyk een goude koker met pylen fevult, of iets anders van dezelve waer-
e. Deze ridderlyke oefFening is niet veel voorgevallen ten tyde van dezen Koning, Τ ζ wiens |
|||||||||||||||
nevens hun kerkhof, genaemt Babaroek :
ip der Chriftcnen kerkhof: 20 de rivier des Konings: 2.1 deChoroe bergen,voor een gedeelte met fneeu bedekt: 2.1 't ge- bergte van Taliflk,een dorp daer ontrent dus genaemt. Nu vplgt de Mey-doen, een der twee
voornaemfte Hukken, die deze itadt ver- ileren. Deze plaers of markt is van het Ooflen naer het Weiten 710 fchreden kngh, en van 't Noorden naer het Zuiden ζ ι o breet. Aen de Zuidzyde ftaet 's Ko- nings Hof. Ten Noorden over het zel- ve is de Nachroe-Chone^ of Trommelhuis, waer in de Koninglyke fpeelluiden zyn , beitaende in twee hooge van elkander af- gefcheide galeryen, tuflehen welke beide het Keizerlyk portael is, dat hoog en def- tig van fchoone fteenenopgeboutis,waer door men in de Bafaers komt. Op deze poort ziet men afgemaelt den flagh des Konings Abbaas tegen de Usbeekfe Tarta- ren , in kleene figuren vertoont door eenen fchilder van dit lant. Boven het zelve is een uurwerk metklokkenflagh, het eenig- fte, dat men in geheel Perfie heeft. Aen deze zyde is mede Wagnijfa-jaet, of eenigh fpeelwerk , gemaekt van ccnïgc houte poppen, die door een loopend radwerk hun beweging doen, niet waerdigh van eenigh Europeër bezien te worden. Wei- nigh verder naer het Ooiten is azAïtt-zjid οιΜα-φά Sjig-lotf-olia of de Kerk Sjig» lotf-olla, genaemt naer eenen der Periï- fche Leeraren, dien zy voor heiligh hou- den. Deze is eene der voornaemfte Ker- ken, gefiert met een lchoonegroote koe- pel, die van buiten met groene en blaeu- agtige fteenen overtrokken, en doorgaens met gout ingelegt is. De bovenfpits heeft drie goude knoppen. Qe voorpoort komt aen de Mey-doen. Men gaet Verfcheide trappen op om'er in te komen. Deze Kerk heeft binnen van de eene töt d'an- dere zyde 40 fchreden: zoo als ik ze doen meten heb: want niemant van Chriilely- ke natie magh daer in komen. Vorders is ze rond gebout. Aen hét einde dezer plaets ten Weiten ftaet Sjae Ma-z.jit, of de Koninglyke Kerk, die de voörnaemile van Spahan is, hebbende ook een koepel^; als de voorgaende. Aen deze Kerk zyn twee voorportalen , waer aen ter weder- zyde eën hooge kolom gehecht ftaet. De- ze komen béide boven de Kerk uit. Al- les is van de koleur,die wy genoemt heb- ben , ingelegt met gout, en zeer aenge- naem voor het gezicht. Men ziet'er al- om veele witte Perfiaenfche Karakters. Nogh zyn'er twee kolommen aen de koe- pel. Deze Kerk begrypt'van binnen van d'eene tot d'andere zyde 8ƒ fchreden, zyn- de ook rond gebout, als de voorgaende. In het midden der voorplaets is een fraeie fontein, of waterbak j regt voor den in- |
|||||||||||||||
Mey-
doci).
|
|||||||||||||||
Slecht
fpeel- werk. |
|||||||||||||||
Koning-
jyke * Kerk. |
|||||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
||||||||||||||||||
ï4$
|
||||||||||||||||||
toen het door hulpe der Engelfchen vati
de Perilanen bemagtigt wert. Wat het Koninglyk Hof betreft , men
komt daer in door de poort Alie-kafie ,die rykelyk en pragtigh gebout is,en de wytt- te heeft van 10 fchreden , en nogh meer- der diepte onder een hoogh gewelf. We- derzyds ziet men in de muren veele fraeie niffen, van fchoone fteenen gemaekt. Als men daer voorby is, vint men aen beide de zyden eenen hoogen fteenen muur: en als men daer tuflehen doorgaet,komt men aen de wooningen en tuinen. De poort Den e Herrem of Haram Kape-fie is ontrent eveneens. Zywert, toen ik daer was , voor hetgrootfte gedeelte afgebroken,en vannieus op hermaekt, en van voren fier- lyk vergult. Toen ik voor de eerite reize het Hof bezichtigde, wanneer de Koningh met de vrouwen buiten de ftadt was, trad ik door zulk eenegalery ofwandelwegh tuifchen de muren door, als gezegt is. Het begin daer van was regt Koningklyk. Toen quam ik in de nieu geboude plaets der vrouwen,die vol fierlyke, dogh klee- ne vertrekken was. De buitenmuren waren zeven voltens: daer men eerft door- treet. De muren der kamers waren van buiten heel wit, dogh befchildertmet ge- koleurde bloemen. Aen het einde ter regterhant zagh men een groot en nee vertrek, voorts rondom meenigte kamers, nogh niet geheel volmaekt, dogh in kor- |
||||||||||||||||||
wiens zinlykheit tot andere dingen ftrekt.
Heel anders waren zyne Voorouders , die deze pael opgerecht hebben. In hunnen tydt gefchiedde dit fpel akydtop dendagh van het feeft Non-mes , of het nieuwe Zonnejaer; eene plechtigheit afgeleid van de oude Perfifche Koningen j blykende uit de gedenkfehriften, dat het ook gefchiet is ten tyde van Darius. Op dien tyt wer- den alle tenten van hunne plaets genomen, en de gront wert met oflen omgeploegt wel 20 dagen te voren. Dan zat de Ko- ning boven op de Talael, boven de poort Alie-kapie. Want hier toe is dit eigent- lyk gebout , en vertoont zich hoogh , groots , en aenzienlyk. Als de verwin- naer zynen prys dan vertoont had , volg- den aenllonts andere fpelen , aengerecht van worftelaers , koordedanflèrs , en an- deren : ook gevegten van ftieren en ftoot- rammen. Hier onder mengden zich vee- Ie guichelaers : welke leftc deze Koning niet begeert dat zich vertoonen zullen ·, zyndcdit zoobefchikt door zyne kapaters, die hem vertoont hebben, dat zulk fchouw- fpel niet overeenquam met Zyne godts- dienftighek. Dit inzicht heeft ook de openbare danferinnen en andere lichte vrouluiden afgewcert: daer te voren niets gemeener in Perfie was. |
||||||||||||||||||
Albecl.
ding der Mey- docn. |
De lezer befchouwe nu de verbeelding
der Mey-doen op N°. 75·. Het eerfte gezicht daer van isgetekent aendeNoort- |
|||||||||||||||||
zyde op de Nach-roe-Choue of Trom-
melhuis. Hier in vertoont de letter Á de Talael, Alie-kapje , ftaende op het ge- bou, dat op de poort van Alie is. Â be- tekent Sjae Mu-zjit , of de Koninglyke kerk. C. Mu-zjit Sjig-lotf-olla. DWag- tis-fai-aet, of het fpeelweik. De tenten ziet men zoo als zy daer ftaen, gelyk de pael van het Renfpel. Het tweede ge- zigt hier van op N°, 76*. is getekent aen de Ooilzydc in eene der huizen , daer des Konings Kerk ftaet. Daer in wyft de letter Á Talael Alic-kapje. Â de Kerk Sjig-lotf-olla. C het fpeelwerk. D het trommelhuis. E Oerre Herrem, of poort van 't Vrouwenhuis, waer van niet veel te zien is. De pael is te zien in 't midden dezer plaets, die aen deze zyde minder met tenten bezet is , en daerom duidely- ker kan onderfcheiden worden , hoe het kanon langs het Hof geftelt ftaet. Dit beftaet in 11 ñ ftukken, waer van'er voor elke der twee gemelde poorten drie ofj vier groote geplaetft zyn. En daer onder munt een boven alle de andere in grootte verre uit. Voor de reft zyn het al meeft rnaer kleene Hangen: waer van'er hier twee, daer drie op een afuit leggen , groot van raderen, raaer al heel vervallen. Langs de zyde, daer deze ftukken ftaen , is een waterloop. Alle deze ftukken zyn ten tyde van Koning Abbaas uit Ormus gebragt, |
ten tydt tot volmaektheit te brengen, de-
wyl'er geftadigh aen gewerkt wort. Ver- volgens bezagh ik de plaets, genaemr. 'Tjei-fetton, genoemt de plaets der 40 ko- lommen. Hier geeft de Koning wel ge- hoor aen de buitenlantlche Gezanten. Men ziet'er zo houte kolommen, waer van eenige root, en andere groen befchildert en vergult zyn. Deze zael was onbe- krompen en ruim , de wanden rondom blaeuen anders gekoleurt, ook met bloem- en lofwerk befchildert. Men zag'er ook eenige Europeelche gedaenten afgemaelt, gekleet op.de Spaenfche wyze en anders. Achter aen dit gebou ziet men nogh 8 kolommen , aen elke zyde 4 , hoedanige vier nogh zyn in een binnenkamer, die gefloten was. De plaets, daer dit gebou ftaet, is byzonder groot, en vol Zenaer- boomen. Hier tegen over ftaet een an* der kleener gebou, waer agter het gemel- de vrouwentimmer komt. Tuflehen bei- de deze gebouwen is een fchoone groote fontein of vyver , waer van de gront met groote fteenen belegt is. Zoo is ook de wandelwegh van beide de zyden. Ik be- vond deze fontein 180 fchreden langh , en 24 breet te zyn. Van daer ging ik tot op een andere groote plaets , daer ik een byzonder groot en langh gebou vond , en daer in een ongemeen groote zael, waer van de verdieping zeer hoogh was, |
|||||||||||||||||
zich
|
||||||||||||||||||
REIZEN,
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
:4p
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zich ftrekkende tegens de vlakke ope-
ning der lucht. Van voren was het befloten met groote gordynen, die van |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
heten BalL-ban , die een zoet geklit van
zich geeft. Nogh is'er een foort van een |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Citers.
Ciniba- iiom·
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
, - .....,0------o—-j·—-ï —- *.».. citer, genaemt moov-me. Maer in vwl
boven tot onder op den gront hingen. Ik' gebruik is de StmS Cimbel Dit ilichtteze op, en zagh toen dat de ganfehx een foort van platte kopere bekkens, waer'«zael met fpjegels bezet, en met fraei be-i mede zy, door die teeen een t IZl !L
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fchilderd, ρπ t«nr.,lde honr, 1-1™™; llerk geluit verwekken. £3»?353S ^™'
ze bekkens hebben de grootte en het fat-
ioen van een gemeene fchotel, hoewel ze wat breeder van rand zyn, en.de holte daer van wat hooger is. In elke hand Jioudenze'er een , en kunnen zich moede werken, als het foei wat lang duurt. Zy ipclen ook op de 't Saen , een fpceltuigh van vier ftukken,, waer van ze'er in elke lwnt twee houden, en die aerdigh teecn elkander llaen. Deze dingen zyn gemcen- lyk van houtgemaekt, halfront, en 4of f auimen lang. De Harders hebben een „ „ „ · ajLJT.' T"-----i;~ &-------1 «warffluit: de Dervieiên eenen hoorn Dmh
wen zyn er ook nogh , buiten de nieuwe daerze op blazen , genaemt !jJl72·^
maekt zyn. Voor deze woning betaelt( korte rietjes aen een gekleeft, met hoe"
de Koning jaerlyx ?oo toman , elke to- danige Pan de Veegodïgemeen vk ceVchi man gerekent opontrent 40 gulden. Hier dert wort. Nog SSSffifff* toe moeten ook opbrengen alle de win- Portugezen bekent onder den naim v£ kels, die rondom en op de Mey-doen[**£, , die dltalianen ££££ |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Pragtigh
gebou.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
men.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ftaen, nevens alle,die plaets op de Chjaer
baeg hebben. De inkom ften der tuinen hier aen ftaende trekken de geertelyken, die Abbaasde eerilehungefchonken heeft. Zinlyk- Het vermaek , dat de Koning geniet, heden desbeftaet voor een groot gedeelte in muzyk. Edi. f vne fPelers. °P de Nachroc-Chone heb-
gen Ko- °en verfcheide foortcn van fpeeltuigen. ningh». Een der voornaemfte is de Karama of ISa- speehui-zuin , die ia gelykheit na aen de trompet iazui- ^ionit· Eenige dezer bazuinen hebben aen |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het verder vermaek dezer natie beftaet Zinlykhe-
in het ryden te paert, in het loopen met |]cJil" dcl' de lans enfigaej , byde Perfianen Ayner nen> genoemt, zynde een ftok , dienze elkan- der op het lyf werpen. Zy fohieten ook veel met den boogh , en jagen met de valken. Vorders brengenze den tydt meeft door met tabak te rooken \ en fa- men gefprek te houden. Hier onder is het fchaekfoel veel in gebruik , waer op ze zich meefterlyk verftaen. in dezen tydt nemen de Kapaters, of bewaerders der Juffêrfchap , veel vermaek met de valkenjagt, dat ze ten tyde der vorige Koningen niet zouden hebben durven den- |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nen.
|
't einde, daer men blaeit, vyf duimen in
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de rondte, en aen 't ander einde 4 voeten:
in de lengte 7 voetenen 6 duimen: zoodat ze dus groot enzwaerzynde moeten ruften of op den voormuur der fpeelplaets, of op |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de knie des blazers,die zynen voet op een ken.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
*?£l °LeeniSC ****■«*£ 2e5·.. Z7
|
Nu dienen wy deChjaer-baeg vervolgens Chjaer.
ar te handelen : dewyl deze twee ftukken bacg· myns oordeels de grootfte lieraden zyn der Komnglyke hooftftadt. Ik moet ook bekennen dat ik noit wederga daer van ge- zien heb. Waerom ik my zal laten geluften dit laetfte met zoo veel naeukeurigheit als my mogelyk is, te befchryven en te verbeelden. De wegh dan hier na toe begint everi
buiten de Daerwafaey deukt, of poort der Welvarenheit ten zuyden der ftadt, ge- maekt door Sjae Ahbaas&zn grooten. De- ze Vorft belaftte eenigen zyner voor-i naemfte Ryxraden elk een gebou te ftich- ten voor aen de Koninglyke tuinen , die daer langs heen ftrekken, en dat op hun- ne eigene koften: om dezen wegh hief door op te pronken en luifter by te zetten. Een van deze Heeren , genaemt Cemjie 'r 3 . dia |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
maken een grof en fterk geluit of liever
gebrul. Hierby komen groote trommels, by hen Koes genaemt, die f voeten en ζ duimen in de hoogte, en o voeten , en y |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
duimen in de rondte hebben. Maer deze
worden alleen in het leger by oorlogftydt gebruikt. Dan hangenze op een kameel, daer de foeler boven op zit, en een fterk geluit geeft. Zy gebruiken ook dezelve Trom- trommels, die wy hebben , by hen ge- mels. noemt Hooi. Nogh is'er een foort van kleene Keteltrommels, die ze Nagora noe- men, en trompetten,die den naemhebben Schalmei-van Nafier, Ook Schalmeien, by hen *n. Soorna genaemt. De klavecimbel is mede by hen in 't gebruik. Maer de ipelers in het byzonder gebruiken de Katnon-fje, Violen, een foort van violen. Zy hebben ook de Ruiten. Tmerk of fluit, de Sernoe of fchalmei, ne- Vens een gtoote foort van een fluit, ge- |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
^^«■^
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
|||||||||
ÏJG
|
|||||||||
Mie Chan, dichtte een byzonder groot
en hoogh gebou toornfwyze aen den zydmuur van eenen der tuinen, die bene- vens de rivier komt. Anderen volgden ook dezen laft , en bezetten dezen wegh dus met fchoone fteene gebouwen. Aen 't begin van dezen zelven wegh ftaet ook een huis, waer in de Koning uit zynen tuin kan komen om het gezigt langs den zel- ven te nemen. Deze vermakelyke wegh heeft twee benamingen , teweten van de ftadtspoort tot aen de brug Chjaer-baeg Pa-ten, ofbenedenplaets. Aenginfezy- de der brugh Chiaer-baeg Ballae , of bo- venplaets. Als men dan door de gemelde poort
daer op gekomen, en 2, ι y fchreden voort- getogen is, itaen wederzyds twee gebou- wen regt tegen over elkander, gelyk ook de volgende geftelt zyn, met groote poor- ten , waer door men in de tuinen gaet. In den middelwegh vint men hier een groote agtkantige fontein. Nogh 338 fchreden verder gekomen zynde vint men twee diergelyke gebouwen , een vierkan te fontein ook in 't midden. Nogh 170 fchreden verder ziet men wederzyds ee nen wegh tuiTchen de muren der tuinen, waer langs men naer andere oorden gaet. Hier ziet men vele houte tafels , banken, ten ftoelen geftelt, waer by de Perfianen zich dagelyx in grooten getale laten vin- den om Tabak te roken, en KafFee te drinken , byzonder als het tegens den a- vont gaet. Men ziet'er 6 of zeven fraei gekroonde Olmboomtjes j onder welker fchaduwe hét vermakelyk te zitten is. De gront gaet hier eenige fchreden neder- waert. Gedurigh is hier een.groot gekri- oel van menfehen j die in en uit de ftadt komende alle nootlykheden, gelyk aen d'andere oorden, met laftbeeften brengen en halen. Veelen ook wandelen te paer- de hier voor by, en keeren te rug: ande- ren vermaken zich met loopen en andere oeffeningen. Weder 78 fchreden voort- geraekt zynde vint men een groote ftee- ne poort aen eenen der tuinen : van daer weder na 2,fo fchreden, nogh twee zulke gebouwen, daer ook veel toevloedt is van menfehen, die daer tabak komen rooken. Na ï3f fchreden komt'er een tuflehen- wegh, en na nogh 140 fchreden ziet men twee gebouwen op dezelve wyze, in wel- ker midden een vierkante fontein is. De- ze gebouwen worden gebruikt voor Ta- bak-en Kaffeehuizen. Waerom'er ook om de fontein tafels en houte ftoelen ge- ftelt zyn. In deze woningen ziet men vele fchilden , bogen, pylen , en andere wapens hangenj zynde in het eene dat van den voornoemden Mamet-holladers, en in 't ander de Heyderye. Na het vorderen van 135" fchreden komt men weder aen twee zydwegen: en nogh 145- voortge- |
|||||||||
trokken zynde heeft, men een voorname
zitplaets voor die Tabak willen rooken | nevens een agtkante fontein, daer men een vermakelyk gezicht heeft van eenen wederzydfen wegh, waer tuiTchen een ri- vier loopt, ftaende aen beide de zyden van den wegh vele Zenaerboomen. Ver- volgens loopt de wegh 200 fchreden ver- der benevens het huis en tuin des Koning^ waer in eenige heeftenen vogels gevonden worden. Nogh 80 fchreden voortgegaen heeft men de brug Allawerdie-Chan , al- waer ik de beneden weg bevonden heb lang te zyn 17^1 fchreden. Zy is breet 68 fchre- den , wederzyts beplant met zeer fchoone hooge Zenaerboomen , die in den zelven tydtdoor den Koning Abbaasden grooten gezet zyn; dat nu meer dan 100 jaren ge- leden is. Aen d'eene zyde bevond ik dat'er 13 f ftonden , aen de andere 132, De wegh , waer aen deze boomen ftaen , is f ichreden breet, en anderhalf voet hooger dan de middelwegh,die zantgront is. Deze zydwegh van den tuinmuur tot aen de boomen is doorgaens met groote klinkers belegt, gelyk ook het water- kanael, dat midden door de Chjaer-baeg loopt. De breette en hoogte is ook de- zelve. Ter wederzyden langs de boomeh loopt een fmalle waterleiding om dié té bevogtigen , ftaende alle de boomen in een nette ry 10 fchreden van elkander. Nu volgt de brug, die over de rivier Zen~ voorna* deroet legt , genaemt Alla tverdie-Chan, me brug. naer den naem des genen,die het opzicht over het bouwen der zelve gehad heeft. Zy is lang f40 fchreden , breet 17. Zy is van loutere groote fteenen gebout,voor- al het onderwerk , en de grontleggin- gen,die ik by laeg water beziende bevond dat eenige bogen ftonden in den zantgront, die vry vaft is. De bogen, daer de rivier by hoog water doorvloeit, zyn 3 3 in ge- tal : en boven op de brug ter wederzyden van den wegh ρ3 niflèn, waer van eenige toe en andere open zyn, aen beide de ein- den toornswyze gewerkt. Daer langs bo- ven loopt een lyft van kleene fteenen op elkander, zoo evenwel dat'er een opening tuiTchen door fpeelt. Op deze brug zyn- de heeft men aen wederzyden uitnement fraeie gezichten. Als men hier over is$ vint men zich , als gezegt is, op de bo- venplaets, aen welker begin aen beide de zyden ook lufthuizcn zyn. Vierhondert zeftien fchreden van de brugh legt een hooger wegh , waer van de waterval ne- derftort in een fontein daer beneden , die f o fchreden in de breette , en 40 in de lengte heeft. Dicht nevens den waterval gaet men met elftrappen opwaert. Deze zyn van groote fteenen : dogh eenige der zelve al verbroken. Aen de zyde ziet men 4 bogen , die tegens de hoogte wat innewaert gaen. TuiTchen de brug, en deze
|
|||||||||
REI
|
ZEN.
|
|||||||||||||||||
ij*
|
||||||||||||||||||
deze fontein ftaen aen de flinke zyde 23
Wilgeboomcn. Nevens den waterval zyn ook groote gebouwen en boomen. Hier gaet men wat fteil tegens den zantgront van wederzyden op: maer dan krygt men weder eenen vlakken wegh, als te voren. Na eenen wegh van 370 febreden komt men weder aen twee lufthuizen. Aen liet geene ter flinke zyde ftaet is een wegh, die tuflehen de muren heen gaet, en niet boomen beplant is. Na 110 ichreden ontmoetmen weder ζ zulke huizen, en na 23f weder twee andere, gelyk ook na 228 weder twee, en vandaer \z ichreden verder loopen twee wegen tuflehen de muren. Na 114 fchreden weder ζ hui- zen , gelyk ook na 228. Na 117 weder een wegh ter rechterhant, en na 112 fchreden weder ζ huizen. Dan nogh na het afleggen van 103 ichreden is het einde van dezen wegh Chjaer-baeg doorgaens van eene breette en gelykheit, fluitende aen desKonings grooten tuin,die van den waterval zich uititekt tot het einde. Aen elke zyde ftaen 140 fchoone Zenaerboo- men /tuflehen welke eenige Moerbezie- boomen geplant zyn. Dus heb ik van de brug tot het eindegerekent 204 f fchre- den, en f40, die de lengte der brug uit- maken. De benedenplaets komt op ijfi fchreden , welk getal in alles uitkomt op 43 36 fchreden. De Romeinen rekenden 1000 ichreden of paflèn vooreen Müliare of myl: de Grieken rekenden met ftadien, waer van elk maekte I2f paflèn. Een gemeene Duitfche myl van if in eenen graed, komt op een uur, en overeen met 4000 fchreden : waer uit te bevatten is hoe het met deze Koninglyke plaets Chjaer-baeg gelegen is , welker einde geiïert wort door des Konings grooten tuin, en een groot en fraei gebou,dat ge- lyk alle andere van binten fierlyk geko- leurt, en met bloem-en loofwerk befchil- dert is. Inzonderheit vertoont'er zich een heel groots aen 't inkomen van den tuin. Binnen in den tuin doet zich een aebge- naem gezicht op; dewyl door het midden defzells een waterloop van boven neder- waert vloeit met verfcheide kleene water- Voorna- ftortingen. De tuin is ruim en vol wan- me tuin. delwegen , voorts bezet met meenigte van vrugt-en andere boomen ? die een fchoon gezicht geven. Deze tuin is voor den voornaemiten hier beroemt, dogh echter nogh niet volmaekt, voor zoo veel de fieraden betreft , die daer konden we- zen. Als men aen het einde van den ge- melden wegh de regterhant in flaet, gaet men tuflehen de muren der tuinen 2f fchreden, eer men de lengte daer van kan beginnen. Dan gaet men meeft recht toe. Dan nogh tuflehen de muren yof fchreden tot by den eeften duivetooren, die aen des Konings tuin ftaet, ter halve |
||||||||||||||||||
den muur, waer toe men
f o fchreden moet omgaen; wanneer men aen de rechterzyde de vlakke opening krygt. Naer het gebergte van dezen toe den tweedend ui vetoorn zyn8f f fchreden: vervolgens tot den derden tooren, die aen het einde van den muur ftaet, 870. zoo- dat deze tuin in de lengte van het Noor- den naer het Zuiden 2280 ichreden be- grypt. Als men van het einde aen d'Ooft- zyde begint, telt men tot de eerfte twee kleene kolommen,die voorden tuin ftaen, f 6f fchreden. Tot het gebou aen die zy- de van den tuin (gelyk ook in de afteke- ning der ftadt kan gezien worden ) en de gemelde Duivetoorens zyn 330 fchreden. Weder tot de twee andere kolommen 210. Van deze weder tot het einde f40. Zoodat ik de breette hier van van 't Oof- ten naer 't Weften bevonden heb 164.? fchreden. De naem van dezen tuin is Hafaer-Zjeriep , dat gezegt is , de Tuin van 1000 Zjeriep} zynde elke Zjeriep tuflehen de 17 en 18 liondertHollantfche elle, en 1200 Gefl of Konings ellen, wel te verftaen in 't vierkant. Terwyl wyvan deze Duivetorens ge- Duiveto-
wagh maken, is het gevoegelyk te zeggenrens· waer toe zy dienftigh zyn. Zy ftrekken dan alleen tot het vergaderen van den drek der duiven , die zich daer in groote mee- nigte verzamelen en onthouden. Deze drek wort gebruikt tot mift voor aller- hande meloenen : en men verkoopt daer van het Manfia ,dat 114 pont is,gemeen- |
||||||||||||||||||
1
de
|
voor 8 of 1 o ftuivers. Hier toe Aver-
|
|||||||||||||||||
en deze toorens ongemeen hoogh opge-
trokken van aerde: zoodat ze ook tot üt- raet van de plaetfen zyn daerze ftaen. Zy brengen ook hun voordeel aen. Want alle jaren geven zy wel 240 gulden aen inkomften, voortkomende zoo van mift, als van jonge duiven , die mede verkogt worden. Hierom ziet men'er zeer veele hier te lande. Om de Chjaer-baeg nu te gaen afbeel- Afbeel-
den , dient het eerfte gezicht van de Weft- gPÊ der zyde, getekent van my zittende nevens de^g"" rivier Zenderoe of Zajanderoet, dat zoo veel is als barende rivier, omdat ze zoo veele fonteinen of loopende wateren uit- werpt. Zy heeft haren oirfprong uit vier groote fonteinen of wellen, genaemt Cher- 't ZefimsE , of oirfprong der fonteinen 5 welke plaets ontrent f dagreizen van Spa- han in het gebergte ten Weften is $ hoe- wel anderen haren oirfprong ftellen op twee verfcheide plaetfen , waer van de eerfte is drie dagreizen van Spahan aen het dorp Dombina, en de tweede , daer we gezegt hebben. Deze rivier verdwynt weder ontrent drie dagreizen van Spahan ten Ooften in Gou-honie, dat een moe- raflige vlakte is. Deze eerfte aftckeninge dan wort ver-Ee,rfte. af*
|
||||||||||||||||||
toont
|
tekening.
|
|||||||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
||||||||||||||||||||||||||
X'5!2/
|
||||||||||||||||||||||||||
te fteenen. Zy heeft zo bogen , daer de
rivier doorftroomt, alsze hoogh is : ert nogh f andere aen de regter, en 3 ter linkerzyde. Het gebou op het midden der brug heeft gaten van wederzyden , ' waer door men onder de bovenbrug gaet. Aen de Ooftzyde, daer de fraeifte verkie- zing was om de tekening te maken , ziet men voor de bogen een ruim vlak padt,- dat daer langs heen loopt, zynde 18 voe- ten breet. Van dit gaet men met ir trappen nederwaert tot aen de rivier , als- ze laeg is, gelyk in het zomerfaiZoen ge- fchiet, zoodat de paerden daer door waden, zonder datze tot den buik toe nat worden. Dat te wonderlyker is , omdat by wylen deze zelve rivier zoo hoogh is, dat veele huizen en gebouwen daer door wechge- fpoelt worden, gelyk vooral .gebeurde in den jare 1Ó09 in de maent April. Deze trap- pen zyn in 19 verdeelingen van elkander gefcheiden doof een kanael, waer door de rivier vloeit. Eenige dezer verdeelin- geli hebben maer 7 of 8 trappen. Aett d'achterzyde fpringt het fundament fpits tuflehen de bogen uit, zonder dat men daer door kan gaen, of men moet die van binnen om het padt omgaen. De hoogte is vry onbekrompen : de breette behelft i8 fchreden. Boven op de brug is nogh een fierlyk gebou , waer onder door men op de brug gaet. Het gebou aen 't begin der brug is de voorpoort van 's Konings tuin,leggende naer de zyde der ftadt. De wegh-aen ginfe zyde der brug heeft mede een diergelyke poort aen den tuin, waer van wy in het vervolg fpreken zullen.'t Gezicht dezer brug , getekent van de Í. Ooftzyde wort vertoont op N°. 8z. Het fyffergetal, wyft de ganfche brugh aen: Z. den tuin, genaemt Bage-naefer^ o? ¾ì\ð van't gezicht, omdat hy het gezicht heeft op den anderen, geheten Sadet-ab/id, die door 3. verheelt wort ; 4. toont de rivier Zenderoet. Als men van deze brugh naer het Ooften ziet,is het een luit voor d'00-L^È gen, gelyk hier nevensblykt. Hierom3 is het dat alle dagen voor het vallen van den avont veele Perfianen hun vermaek aen deze brug komen nemen , zittende by de waterftortingen op den wegh voor de boogen tabak te rooken, en kafFee te drinken , die daer te krygen is. Veele vrouwen doen het zelve, waer van eenige zich by de rivier nederzetten , en eenige daer ontrent wandelen» Men ziet ook gemeenlyk de Perfen met hunne paerden benevens de rivier loopen. De tuin nu geheten Sadet-abad , dat is, gebout door den gelukkigen,legt tenZ.Ooften van de ftadt, en ftrekt zich tot aen de gemelde brug ten Weften der zelve, zoo dat hier uit af te nemen is, hoe groot hy wezen moet. In den zelven is ook een groot fchoon gebou van fteen, dat voor JHaram of
|
||||||||||||||||||||||||||
toont op N°. 77. waer in al het kenne-
lyke met fyffergetal aengewezen wort. Dus wyft het getal 1. de tuinen aen, die aen beide de zyden van de Chjaer-baeg zyn, nevens den wegh om op de brug te gaen, te weten van het einde des wegs, die beneden is. z. de brugh Allawerdie- Chan. 3.een gebou gefticht door Koning Sefi voor eenen Dervies, die uit Indie hier ontboden , weigerde te komen. 4. een huisje waer in de verftorvene lichamen ge- waden worden, f. de gebouwen aen de Ghjaer-baeg. 6. het gebou van Gem-Sjie. Alie-Chan. ' 7. eenen Duivetoren. 8. de rivier 'Zenderoet. . Het tweede gezicht, getekent vanmyj
zittende op de Chjaer-baeg dicht by de brug, aen de zelve zyde , wort verheelt door N°. 78, en daer in door de letter Á aengewezen de Tuin van des Konings ge- vogelte en beeften: door  de brugh: door C 't huis, daer de verftorvene lichamen gereinigt worden: door D de rivier Zen- deroet: door E de Koe-foffa bergen. De verdere huizen zyn de gebouwen aen bei- de de zyden van de Chjaer-baeg. |
||||||||||||||||||||||||||
Tweede
neziebt. |
||||||||||||||||||||||||||
Berde
Teke-
ning. |
De derde tekening is van my gemaekt
op de brugh , zoo als men den beneden- |
|||||||||||||||||||||||||
wegh van de Chjaer-baeg ziet: zynde de
poort ter rechter zyde van den tuin, waer in de vogels en beeften zyn. Hier in ziet men ook eenen toren om den wint te van- gen : vervolgens de fonteinen en gelegen- heit van den wegh tot op het gebou, dat nevens de ftadts poort ftaet, die ter flinke zyde komt, zynde ter regter zyde de muur der tuinen van het Koninglyk Paleis. Dit gezicht is op N°. 70. |
||||||||||||||||||||||||||
Yierde af-
|
De vierde verbeelding geef ik op N°.
|
|||||||||||||||||||||||||
bedding, 80. De tekening hier van is gemaekt op
het ander einde der Brugh , en. behclft den bovenwegh met de gebouwen van wederzyden, ook den gemelden water- val en fontein,nevens den verderen wegh tot het einde en'tvoorgebou vans'Konings grooten tuin. Vyfde af- De vyfde verbeelding is aen deflelfs ein-
|
||||||||||||||||||||||||||
beelding
|
||||||||||||||||||||||||||
de, gelyk wy het voorgebou van dezen
tuin vertoonen door N°. 81. nevens het geen daer by gezien wort, vloejende het waterkanael van digt by deflelfs voorpoort heen. Onder andere byzondere gebouwen
munt in fraeiheituit de brug, die genaernt wort de Zjiraefe brug, gelegen een vierde deel van een uur buiten de poort Haflan- abaet, ten Zuidooften van de ftadt, voe- rende ook naer deze poort den naem van HaJJan-abaet. Zy heeft de lengte van 188 fchreden, debreette van 16 , teverilaen boven van d'eene zyde des muurs tot d'an- dere. Zy heeft aen wederzyden 42. niflèn, waer van eenige toe, en eenige open zyn. Zy is van vaften fteen gebout. Het on- derfte gewelf vooral beltaet uit zeer groo- |
||||||||||||||||||||||||||
De Zjie-
raefie
Brug.
|
||||||||||||||||||||||||||
Ê Å ×. Æ Å Í.
|
||||||||||||
*5Ô3
|
||||||||||||
GttsiGTHï-imBB.TrG Hassan Á&áåÔ
|
||||||||||||
öf^t Vroüwengetimmer dient. Dit ftaet
benevens de rivier, van waer een fteene brug over dezelve legt, verzien van bo^ ven met eenig hout latwerk, <kt vooreen leuning dient. Zy ftaet tegen over eenen anderen tuin , waer in men over dezelve gaet. Zy heeft 17 bogen. Nogh is'er een hoogér .gebpu geweeft boven het vrouwenhuis, dogh in dezen Zomer, als de Koning daer was, is het afgebrant. Daer benevens ftaet een fraei Takel, daer de Koning gehoor geeft aen de uitheem- fche gezanten. Hier agter is een braef fteene gebou, dat 33 fchreden breer is tot aen het Talael, en 40 langh. Het Takel zelf is 36 fchreden lang, en 42 breet. Het heeft aen de voorzyde twee fmalle trappen, yder anderhalven voet hoogh. .Als men daer op komt, ziet men in het midden cene marmere fontein,die 8 fchre- den brcct,en 6 lang is. Als men 22fchre- den voortgegaen is, vint men een verhe- vene plaets, die 3 voeten hoogh is zonder dat'er eenige trappen aen zyn. Dan treedt men é æ fchreden voort tot aen de zyd- muren, daer weder zulk eenc hoogteis, op welke men tot de vertrekken gaet met een diepte van 29 fchreden. In het mid- den dezer plaets vint men weder eene fon- tein als de vorige , die 4 fchreden lang, |
||||||||||||
én 6* breet is. Aerisde wanden ziet men*
hier 6 fchilderyen jlevCns grootte gemaelt, Schilde- alle .gezet in nïflèn. Vier zy n'er in Spaenfch *\<a' gewaedr, elkbyzonder, mans en vrou-^ wen, die alle, glazen met wyn by zich hebbén. Aen ëlken zydmuur ziet men de afbeelding van twee vrouwen by elkander, de eenè gefcbiMert in antykfe kleeding , en d'andere op de Spaènfchc wyze. Een der eerftgemelde vier is in andere kleeding. Alle zyn zy ikcht, en zonder kunft ge- maekt. De reft is altemael verguit van boven tot onder, en met bloemen, heef- ten , loofwerk, en diergelyke ficraden opgefchikt. Zoo zyn ook de kolommen, Kolom- die 20 in getal zyn , loopende daer bke- men* we en roode ftrepen door. Deze plaets is ruim en hoogh van verdieping: dogh het geheele Talael is van hout,gelyk ook het gewelf, dat groen en root geverwc is; dat niet qualyk ftaet Deganfchegc- legenheit blykt uit N°. 83. waer in het Talael aengewczen wort door deletter A: het Vroüwengetimmer door  : de Brug door C .* de Rivier van d'Ooftzyde gete- kent, door D. Als de Koning hier is, doet hy by wylen de rivier fluiten door middel van boute fchotten , die in de ka- nalen van de brugh Haflan-abaet gezet worden,waer door het water komtltroo- V men |
||||||||||||
Het Ta-
kel. |
||||||||||||
CO RN E LIS de BRUINS
|
|||||||||||||
dat aen d'Ooftzyde ftaet: van waer men
ook de brug aen de Chjaer-baeg zien kan: gelyk N°i 84.-aenwyft í-waer-in-de^letter Á het Vrouwenhuis toont: Â de brug, die naer den aen de overzyde leggenden tuin gaet: C de brug van de Chjaer-baeg : D de rivier, en een andere brug mede over dezelve rivier gelegen, wat verder van de |
|||||||||||||
men tot het gemelde Takel. Hier toe
heeft hy hier twee of drie platgeboomde
_, flechte ichuitjes;hoedanige wy in onslant
dikwyls als onnut achter de werf zien ftaen,
waer in hy zich met zyne Bywyven op de
rivier laet roejen.
■Anderge-, jn jezen zelven tuin tekende ik nogh
tékcnfr een ander gezicht hooger op een ipeelhuis,
|
|||||||||||||
beelding, die wy geven, hier nevens. Ik
moet hier nogh byvoegert dat ontrent ft dagreizen ten.Z. Weften van·Spahan over eenen hoogen vlakken bergh een rivier loopt, geheten Aeb-Chiersn , waer van Agb"vier het water by uitnementheit goedt,,,en ver- chieran. zien isvanfehoone viflchen,,inzonderheit Ttföetem Zy eindigt m den Eufraettl |
|||||||||||||
ftadt af, genaemt Sjareflott, verzien van
10. bogen; aen welker eene zydeeen groot gebouw ftaet, waer onder door men op de brug komt. Boven op het zelve heeft men fraeje uitzichten, zoo over het lant, als over de rivier. In 't midden leggen veele ftukken van rotsfteen en lant, daer cle rivier om heen vloeit. Gy ziet de-ver- |
|||||||||||||
xvm
|
|||||||||||||
: i
|
|||||||||||||
R E I Ζ E Ν. i5y
XXVIII. Hooftstuk»
|
|||||||||||||||||||||||||
Van den Kontng van Perfie , de Ryxzaken , en KonmgtyL·
Amptenaren> ■ |
|||||||||||||||||||||||||
eenige vrouwen , daer hy aèn overgege-
ven , en voorts in alle welluften gedom- peltwort, zoodat hy van niets ter wer- relt weet, als van het geene de driften van vleefch en bloet hem gebieden. En of al dit niet genoegh ware , bereit men hem Ofiam en Koekenaer , of water van ilaepbollen, dat hem voor drank gegeven wort, zynde daer Amber en andere hitr fige dingen in gemengt, die den luft tot het plegen van onkuishek aenzetten , en den geeft voor eene korte wyl met aen- gename en luftige beelden vullen , totdat de vadzigheit en lufteloosheit hem be- kruipt , en als in eene ongevoeh'gheit werpt. Dus flyt hy zyn leven in deze domheit en beeftige ongevoeligheit,tot dat zyn vader komt te overlyden. h hy dan de oudfte, of by uiterften wil tot de kroon gerech- tig!, zoo wort hy uit het Vrouwentim- mer gehaelt, en op den troon gezet. Hier op komt het ganfehc Hof zich voor hem nederwerpen, en alle onderdanige eerbie- deniifë bewyzen. Welk alles hem als een droom voorkomt: en hy zoude het daer voor houden, indien deze toeftel vanftaet en pracht kort daer aen een einde nam. Maer dewyl deze prael van zaken blylt duren, gewent hy zich daer allengs toe, en begint te weten wie hy is. Middler- wylen belieft hem elk om 't zeerft, en volgt zyne zinlykheit in,omduszynegunft te bekruipen. Niemant evenwel bemoeit zich met hem te onderrechten over de gelegenheit zyns Ryx en regeringe : maer elk tragt, zoo veel hy kan , hem hier in blint te houden , om uit zyn on- kunde voordeel voor zich zelven te beja- gen. Dus gebeurt het dat de eerlte Staet- dienaer, dien ze Attmaed Douleth noe- men , vindende den Koning zitten in de Mazilis met de Kaliaen aen den mont, die by die gelegenheit noit van hem gc- fcheiden is, en befpeurende dat hy ter goe- der luime is , hem na het doen van diepe eerbiedeniflèn, waer by hy zich zyn Cor* baen of flachtoffer noemt, aenzoekt om het een of't ander, dat hy een koleur weet te geven, als of het dienftig ware voor het ryk, daer hy ondertuflehen hier in of zyn eigen voordeel, of dat zyner bloetverwan- ten zoekt, of ook den genen tracht te be- lieven , die hem de handen gevult heb- ben. Zulke verzoeken, die het bekomen van eenigh ampt, of vermeerdering van wedde behelzen, zal de Koning dan wel inwilligen. Maer wort'er iets opgewor- V i pen, |
|||||||||||||||||||||||||
D
|
EZE dingen afgehandelt hebben-
de zal het niet ongcrymt zyn, datwe overgaen tot de befchry- |
||||||||||||||||||||||||
vinge der zaken van dit Ryk , van den
Koning, zyne Amptenaren, en de dingen, die hief; tot de rcgeringe behooren. |
|||||||||||||||||||||||||
Monar-
chie van Perfie. |
De monarchie van den Koning van
Perfie is zoo volftrekt, dat geen vorft |
||||||||||||||||||||||||
ter werrelt met grooter magt verzien is.
Want niets wederftaet hem in zynen wil, en hy vermagh alles te doen naer zyn en- kel welbehagen, als men de zaken van den godtsdienft uitzondert, waer in men gelooft dathygeene verandering zou kun- nen maken. Voor het overige is hy mee- fter van alles,'hebbende het leven en doot van yder een , van den grootften tot den kleenften , zonder eenige bepaling in zy- ne handen. Zyn geboorte is in het Vrou- wendromer , dat van binnen door veele · zwarten, en van buiten door wittegefne- diuae'der denen bewaert en bewaekt word. Hier |
|||||||||||||||||||||||||
hy
|
zonder hulp van eenige onder-
|
||||||||||||||||||||||||
Konin- wort
|
|||||||||||||||||||||||||
wyzinge , van Welke een menich vcrile-
ken , een beeft gelyk wort, opgevoedt tuflehen vier beflotene muren , en ver- flenft daer als een plant , die verfteken van de levenwekkende warmte der zon van zieh zelve ontaert , en van koleur en gedaente verandert. Als hy zyne jaren begint te krygen , dan wort hem een zwarte Capado tot leermeefter toegevoegt. Dees onderwyfthem in 't lezen, fchryven, en in den Mahometaenfchen godtsdienft: vorders, hoe hyzich moet reinigen, waf- iên, en hoe hy bidden en vaften moet. Hy laet ook niet na hem de harflens op te vullen met de denkbeelden der wonderen van hunnen Profeet, en de 12 Imanen. Vooral vergeet hy niet den jongen Vorft eenen haet in te prenten tegen de Sonnis Chriftenen, dat is, die buiten hen echter ook van den Mahometaenfchen godtsdienft zyn, hoedanige zyn de Turken, Mogol- lers, en anderen , die hy alle veracht en vervloekt, met zulk eenen brandenden yver, als of'er Godt eenbyzonderedienft mede gefchiedde. Zoo veel quaets begrypt de dekmantel van Godtsdienftigheit.Üuf- danige leflên zyn het,waer mede men de- ze jaren vormt, zonder daer by te men- gen of kenniflè der hiftorien,of leflèn van deugt , of ftaetkunde. Want ging de leermeeiter dezen wegh in, liet ware met hem en zynen leerlingh wel haeft gedaen. Zeker omdat zyne zinnen op niets ernft- haftigs zouden vallen, verfchaftmen hem |
|||||||||||||||||||||||||
gen van
Perfie. |
|||||||||||||||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
|||||||||
τ $6
|
|||||||||
men. Nu valt hy ook op het drinken van
wyn, dat hem niet geöorloft was, zoo langh hy opgefloten bleef. Deze Konin- gen zeker leeren dit zoo wel, dat ze twee of drie etmael aen een in dronlccnfchap doorbrengen , zoodat ze vyf of zes jaren achter een een los leven leiden , zonder agt te geven op de zaken des Ryxj of op hun eige glory. En dezen tydt nemen de Grooten van 't Hof zoo wel waer, dat ze elk om ftrydt hunne zakken vullen met de fteekpenningen,die hun gegeven worden^ als ze iemant aen een ampt kunnen helpen, of eënigen dienft acn het Hof doen. DeGeltzucht Lantvoogdên ook in de omleggende ftre- der Land. ken volgen dezen voet,plukken en fchra- voogden. pen van de goederen des Konings, en die der onderdanen, zoo veel als in hun magt is. En dit doen ze ongeftraft, zoo ze twee of drie Grooten, die het oor des Ko- nings hebben, maër eenigh deel vanden buit geven. Deze wanorde flaet dus too- meloos voort , totdat de Koning eenen Amptenaer kieft van die geftrengheit $ dat hy alle de andere in toom kan houden. Dan komt'er wat beterfchap in de zaken, en het is of dè oogen van den Vorft ver- licht wierden naer zyn verftant of geftalte van binnen meer of min doordringende isj evenwel zoo niet of de welluften, daer hy aen gewoon is , verkragten en bederven telkens Eyne natuur, en brengen hem op den ouden wegh. Zoo gaet het gemeen- lyk. Maer als hy tot den ouderdom van 5 f óf 40 jaren komt , begint zyn geeft zich van het pak des lichaems walt meer- der te ontflaen , en hy tot zich zelven te komen. Is zyn verftant dan van eenige bequaemheit, zoo begint hy eérft regtde gelegenheit zyns Ryx te begrypen , en zich op de belangen van het zelve te leg- gen , alle wanorde te weren , en toe te leggen op middelen, waer door dit wydt uitgeftrekt Ryk magh groeien en bloejen. Maer wat is't? Eer hy zyn oogmerk hier ontrent bereikt, fleept de doot hem veel- tydts wegh, en brengt het ryk in de ou- de ongelegenheit. De eerfte Amptenaer van dit geweldigh E«fte
Ryk wort naer zyne bediening, gelyk wyStaetdlC" gezegt hebben, genoemt Auemaed Douleth dat is, fteun van 't Ryk,of Ryxbeftierder. Ook noemt men hem Wauer-Az-em^oi grooten laftdrager, nadien de laft en waerne- mingvanhetgeheeleRyk voornamclyk op hem aerikomt. Deze, gelyk wy ten deelé ge- zegt hebben , leid een kommerlyk leven: Zyn den* dewyl hy buiten de zorgen van zyn ampt dlSe "act" wel agt te geven heeft op alle gelegenhe- den en voorvallen, die hem kunnen hou- den in gunft van den Vorft. Hierom ont- houd hyzyn gezichten zynen geel! al wat hem zou kunnen ontroeren en vervelen: verfchaffende hem in tegendeel al wat dienen kan om hem te vervrolyken, en ter
|
|||||||||
pen, dat eenige omftandigheden van het
Ryk betreft, daer veel overweging toe van doen is, daer toe vint hy zynen geeft nogh niet genoegh bereit , noch te be-| qüaém, om de natuur der zake van zulk1 een belang na te gaen, en naeukeurigh te doordringen, of de waerheit van de valf- heit te onderfcheiden. Waerom hy hier uit belemmering voelende in zyne geftel- tenifle deze moejelykheit van zich werpt, en zyne zinnen laet fpelen op aengenamer voorwerpen, indien ze voor zyne oogen zyn. Het welk de Attémaed Douleth merkende, breekt hy zyne redenen af, en brengt den praet op andere ftoffe. Nu worden hem ook fpyzen voorgezet, daer zynluft toeftrekt: fpelers, zangers, en danferinnen, die van het Hof onderhou- den worden, komen voor den dagh. Stie- ren en ftootrammen vallen , yder op zyn geflagt, op elkander aen. Worftelaers , fchermers, koordedanflèrs , fpringers , guichelaers, en andere kunftenaers doen yder op hun beurt hun werk. Zoo de Koning ook in de Talael Alie-kapie,die, gelyk wy gezegt hebben, op de Mey- doen uitziet, gezetenis, dan nemen de fteek-en renfpelen eenen aenvang : dan werpt men met ftokken, en recht andere oeffeningen aen. Alle deze dingen beha- gen den onervaren Vorft beter dan eenig overlegh over zaken van belang. Even- wel dewyl'er geen yermaek is , of het is zyn verzadigtheit onderworpen, wort hy dit ipelén in 't einde ook moede , en be- geeft zich binnen in de Haram. Dus blyft het werk , dat , volgens het voorftellen van den Staetdienaer, moft afgedacn wor- den , fteken. En wil deze Minifter daer een einde van zien ,hy moet dagh op dagh voor eri na den middagh zich in 's Ko- nings poort vervoegen , om den tydt en gelegenheit van zyn zaek waer te nemen, of hymogelyk den Vorft in een goede luim vinden, of de praet van zelf op die ftoffe vallen mogt. Anders moet hy zwygen , dewyl hy hier van reppende, als het hooft des Konings daer niet naer ftont, zich lichtelyk den wegh tot ongunft banen zou. Zoo veel went heeft het in, eer een zaek van den grootften bewintfrnan kan ten einde gebragt worden. Hierom paft hy ook op de ftonden , waer in hy met den Koning uitrydt: en dan kan hy door een fteelsgèwys getrokken woorat dikvvyls meer uitwerken, dan tien Meziliflen doen zouden. Ondertuflchen gaet de luft tot de jonge vrouwen zynen gang. Deze laet hy voor zich opzoeken uit de Georgiaen- fche, Armenifche, en andere : ter liefde van welke hy reis op reis Corogh maekt, jagende de mannen zomtyts eenige mylen in 't ronde uit hunne woningen , om by die gelegenheit met hunne vrouwen te gaen jagen, viflehen, of ander vermaek te ne- |
|||||||||
R É Ι Ζ Ë R
|
||||||||||||
ttf
|
||||||||||||
ter goeder luimc te houden : en met alle
kragt arbeidende om meefter over zyn ge moedt te worden. Hierom is het dat hy hem doet gelooven dat hy de magtigfte vorft der werrelt is , en hem verbergt awat kon ftrekken om hem de zwakheit van zynen ftaet te ontdekken. Dus .wor- den alle nadeelige tydingen voor hem ver» borgen, of geheel verdraeit en verbloemten de kleenfte voorfpoedt of de minfte overwinning, hier of daer op de vyanden behaelt , oneindigh uitgemeten. Zulk doen brengt dezen Minirter in ftaet om zyn huis groot te maken, en zyne vrien- den aen de voornaemfte bedieningen des Ryx te helpen: om welke te begunftigen hy uit een lichte oirzaek meenigmael den eenen of anderen Chan , of bewintfman uit zyne bediening fchopt, om de piaets in te ruimen voor dien hy vorderen wil. En dit valt hem niet zwaer, dewyl'er by- na niemant in dit Ryk recht in zyn fchoe- nen gaet. Wederom zal hy andere Lant- offtede voogden, of bedienaren van groo- te ampten , welker plaetièn hy nogh niet wil geledigt hebben,of wien hy genegen is, omdatze hem heimelykde handen vul- len , ongemeene gunft bewyzen, en door zyn gezagh bezorgen, dat hun van 's Ko- nings wegen Eerkleederen gezonden worden, gevende dan den laft van die ge- ichenken wech te brengen aen zyne die- naren, die deze gunft in piaets van gaedje genieten , dewyl zy voor zulk brengen zoo rykelyk beloont worden,dat anderen hun dat benyden. Deze gefchenken van eere worden al veel door de Ghans , Sul- tans , Wafiers, en andere bewintfluidenonder de hant door geit en andere midde-len bekuipt, om hunne onderdanen hier door des te beter in dwang te houden. Want deze durven niet klagen over het gewelt, en afperffingen, die zy lyden, als-ze zien dat hun overfte zoo aiep in 's Konings gunft ftaet, dat hy met een eer- kleedt door hem befchonken is. Op de- ze wyze leeft de Attemaed Douleth in een gedurigh gewoel, bevorderende de zaken van den eenen , en ituitende die van den anderen , al naer hy uit haet of genegen- heit tot dezen of genen gedreven wort, of naer het voordeel, dat hy hier uit be- jaegt, hem voorfchryft. Evenwel, ge- lyk ik gezegr heb,is hy noit geruft, kun- nende zich van niemants trou byna verze- keren: dewyl iemant, dien hy de grootite gunft bewezen heeft, dikwyls de eerfte is , die hem op 't lyf valt, zoo hy maer gewaer wort dat eeriige dwarfdrift der Fortuin dezen ftaetfman in onzekerhek begint te ftellen. Ja de ontrou en on- dankbaerheit is in dit lant zoo groot, dat de kinders zelf hunnen eigen Vader, in-, dien 't de Koning gebiet, d'ooren, neus, en hals zullen aflnyden , als ze maer hoopl |
hebben van te zullen geraken aenhetampt,
dat hy bekleedt heeft. Waer van vele voorbeelden zyn. Om kort tegaen,deze eerfte dienaer des Ryx hangt af van den wil van een eenig menfeh , die verander- lyk en onftantvaftigh. is, en alleen van zynen inborft en driften , en niet van de reden geregeert wort. Zoodat hy des avonts t' huis komende niet weten kan wat hem des anderen daegs nakende i& Hy wort aengezien voor den grootttcn Heer, en is ondertuflehen de grootfte flaef van 't Ryk, noit ruft genietende, en altydt vreezende dat hem iemant by den Vorft een voordeel af mag h zien. Hoe hy het ook rnake, of niet, hy kan al de werrelt niet behagen : en het miniie na- deel , dat het Ryk overkomt, wort op zyn rekening geftelt. Die aen hem volgt is de Koertfa basje , overfte
dat is, Hooft of overfte van de koerrsjes, der fold»- met welken naern genoemt worden detin· foldaten, die uit ecnige oude Turxeftam- men van herders, die hier en daer met hunne tenten en vee ganfeh Perfie door- zwerven , gekoren worden. Deze krygf- knegten zyn alle ruiters, die pyl en boogh voor hunne wapenen voeren. Na dezen volgt de Koder-Agazie , datBeve]he[>>
is Heer , oï algemeen bevelhebber der bcr der Haven , zoo Georgiaenfche , als andere flaven. witte. Alle deze zyn gelcogt, of voor gelchenkcn ontfangen , en voeren mede, als de vorige, pyl en boogh te paerde : zoodatze ook voor foldaten verftrekken, zynde deze foort van krygfluiden eerft ingevoert ten tyde van Abbaas dengrooten. Nu volgt de Tufcnkt/t-Aga/iΓ, dat is, Overfte der Mufquettiers , die alle uit j^Muf- fterke en foriTc boeren en ambagtfluiden quettic- gekoren worden. Alsze te velde trek- ren. ken, rydenze even als onze dragonders te paert, en ftygen af op het genaken des vyants,en vegten dus te voet. Dit krygf- volk is ook eerft op de baen gebragt door Abbaas den grooten. Over deze drie Krygibverftcn is voor-
dezen een Siphafalaar of vafte opperbevel- hebber geweeft : dogh nu ziet men het af met eenen Serdaer , of Krygshooft , die voor eenen tydt gekoren wort , wan- neer een krygftogt op handen is, en in die bedicninge blyft zoo lang de heirtogc duurt, en langer niet, wordende voor zynen dienft met buitengewoon loon be- fchonken. Nu komt de Nazjr , of oppergezag- Gezag-
hebber van alle de werreltlyke huizen des hebber Konings, die het onderhouden der zelve *"™"Ï bezorgt, en het bewint heeft over alle de huizen. Gaftos van 't Hof. Onder hem zyn de MUrfikhaer bof je, Opper-
of opperfte Jagermeefter, en de Mte-fra,"· rachor hasje , of opperfte ftalmeefter. meelec·" Buiten deze voorgaende rekent men V 5 ook |
|||||||||||
ï
|
||||||||||||
Trou-
loosheic der Per- uanen. |
||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
||||||||||||||||||||
Ï5&
|
||||||||||||||||||||
: den drempel in grooten getale gereet ftaen.
i Gebeurt het dat de Gezanten Op VOOr- Inleiding gaenden laft des Konings in de Mazilisder Ge- verfchynen , dan neemt hy hen by denzanten* arm, en brengt hen voor den Vorft , die van hun deeerbiedenifTen ontfangt. Dan brengt deze drempel-of kamerheer hen weder te rug,en wyft hun de plaets,daer men oordeelt dat ze zitten mogen, zoo hun anders het zitten wort toegeftaen. Ook is'er een Megter οζ kamerling, Kamer-
die in de Mazilis medeftaende oppaft,heb-iinS- bende een tas op zyde, waer in hy eenige neüfdoeken, een uurwerk, eenigh tegen- gift , en flaepkruidery heeft, om den Koning daer van of op zyn begeren, of als het de noot vereifcht, te bedienen. Ook heeft hy het opzigt over alle kleede- ren, die de Koning dagelyx aentrekt ,om op zyn gebodt daer mede gereedt te zyn. Hy is gemeenlyk gemeden, omdat hy den Koning fomtyts tot in de Haram toe vol- gen moet. Hier door heeft hy meeften- zy> tyt het oor van den Vorft, en uit dien Bro{* Se- hoofde een groot gezagh en vermogen. zas ' Hier onder moet niet verzwegen wor-
den de Beg/erbegte , dat in het Turx zoo veel is, als Heer der heeren. Want hier door verftaet men eenen Lantvoogt , die het bewint heeft over een groot en aen- merkelyk lantfehap , de kroon toebehoo- rende. Dccs heeft gemeenlyk onder zyn opzicht eenige Cbaan of Sultanfchappen, en geniet tot onderhout van zynen ftaet en hof, even als een Heer, alle de inkom- ften van die landen, waer over hy eigent- lyk geftelt is, buiten eenige , die tot on- derhout van 's Konings hof en krygftroe- pen uitgezondert zyn. Buiten de onder- danigheit, waer toe hy als een onderzaet gehouden is,ishy tot geenen anderen dienft verbonden. Alleen moet hy een zeker en bepaek getal van krygftuiden tot dienft des Ryx onderhouden, en jaerlyx een ge- zet gefchenk voor den Koning uitmaken. Diergelyke Lantvoogdyen zyn'er nu in Land- dit Ryk tof ι f of 16 in getal. Deze be- *°°S" diening en zyn van zulk een aenzien,dat yen" de perfonaedjen, die ze bekleeden , in 's Konings Mazilis hunnen rang hebben ag- eer den" Toefentkji-agafi aen d'eenc , of achter den Nazir voor den Mieri-Sjikaer- basje aen de andere zyde. Van deze Amptenaren verfchillen zeerchaans.
weinigh de Chaans en Sultaans , gelykSultaans·, deze beide ook van elkander nergens an- ders in verfchillen , als dat een Chaan hooger rangh en aenzien boven den an- deren heeft. Maer met eenen Beglerbe- gie komen ze hier in over een, dat zy mede trekken de inkomften der lauden, daer zy over gettek zyn ; gelyk zy ook, als de gemelde, een zeker getal van Krygs- volk ten dienfte van 't Ryk te onderhou- den hebben. Anderfins is de bediening van
|
||||||||||||||||||||
ook onder de voornaemfte grooten den
Ihwaenbegie, dat is, Heer van den Di- van of de Gerechtskamer. Onder wiens Gcrecbtbank geftelt zyn vier voorname zaken, als Tandenbreuk, BHntmaking, Maegdefchennis, en Manftag. Alle min- dere mifdaden ftaen ten oordeel van den Deroga der plaets , daerze voorvallen. Buiten dit worden voor dezen Diwaenbe- gie afgedaen alle burgerlyke en feitelyke gefchillen, die de groote Gouverneurs en andere amptenacrs betrefFen. Onder de groote bewintüuiden behoort
ook geftelt te worden de Mitjlaufie Elme- malick j of de Meefter der Rekeningen en financiën : tot welke een kamer opge- recht is, waer in rekening gehouden wort van. 's Konings byzonder Krygsvolk , en andere dienaren , ook van de landvoog- dyen, die de Beglér-begies, de Uians en Sultans, tot onderhout hunner hoven en ftaet beheerfchen. Hier uit evenwel zyn zy gehouden een zeker getal foldaten op zekere foldye te onderhouden , en alle ja- ren een gefchatte vereering voor den Ko- ning uit te maken , blyvende het overige der inkomften voor hun, behalven dat nogh eenige der zelve voor den Koning uitgezondert worden. Ν u ftaet my te noemen den Mujln^hie
Chaffa of opperften opziener van de Ka- mers der Rekeningen en Financien, waer in rekening enaenrekening gehouden wort van 's Konings t byzondere Heerlykyen , en verdere inkomften , die tot onderhou- dingc van het Hof behooren. Nu volgt de Waacka-nuwies , of fchry-
ver der voorvallende zaken , die alles van dagh tot dagh aentekent, wat of in't Hof, of in hetgeheele Ryk,en de aengrenzende landen voorvalt. Voorheen waren de Numefisjttm-Bafes
of opperfte Lyfartfen in hooge ach- ting by den Koning , wiens leveniloop zy in veele dingen bepaelden. Maer nu is bun gezagh vry vermindert. Alle deze gemelde heeren zitten in de Mazilis. En buiten hen zyn'er veele, die ftaen, onder welke de voornaemfte is de Sjs-jck-agafi- basje , of hooft der drempelheeren , by ons gcmeenlyk Poortier of Deurwachter genoemt. Het ampt van dezen beftaet hier in, dat hy alles reguleert in de Mazi- lis , ftellende een yder, die daer toegela- ten is, in zynen rang, en fchikkende al wat daer tot fieraet en nootwendighcit vereifcht wort. Deze ftaet den meeften tydt door met eenen gejuweelden ftaf in de hant, hebbende zyne oogen geftadigh op den Koning geveftigt, om op zyn wen- ken alle bevelen aenitonts uit te voeren. Indien de laft des Konings zich maer uit- ftrekt tot binnen in de plaets, volbrengt hy dien in perfoon , anders door zyne ja- fouwekj of deurwaerders, die daer aen |
||||||||||||||||||||
Eewints-
man der Geredus- |
||||||||||||||||||||
Rekcn-
meefter. |
||||||||||||||||||||
Opziener
der 1U- kenka- mers. |
||||||||||||||||||||
'-ν.
|
||||||||||||||||||||
Lyfart-
(en. |
||||||||||||||||||||
Opperfle
Deur- wachter |
||||||||||||||||||||
R Ë ï h'Ê Ê N.
|
|||||||||||||||||||||
*5<>
|
|||||||||||||||||||||
van eenen Begler-begie grooter en aen-1 Dézen zelven titel voeren ook de Hoof-
zienlyker : behalven dat d'andere twee den der klcene dorpen, die daer het zelve j001?- fomtyts onder het opzicht van zulk eenen jampt waernemen , dat de Calantaaren l00id*a |
|||||||||||||||||||||
grooteh Lantvoogt" ftaen. Want beide
zynze ook gehouden met elkander alle ja- ren een vaftgeftelde fchenkaedje naer het Hof af te vaerdigen. De Derwafieis zyn ook Gouverneurs,
dogh alleen over 's Konings byzondere heerlykyen , gefchikt tot onderhout van het Koninglyke hof en de byzondere Ibl- daterye. Dus zynze geftelt om de beftie- ring dezer landen te regelen, en in goede orde alles te houden , hebbende hier ne- vens de zorge over de inzameling en het verder waernemen dier inkomften. Hier voor trekkenze alleen een fekere ibmme hun toegelegt, of een gedeelte der in- komften , ofte een bepaelt wedde. Waer uit zy dan mede jaerlyx een vafte fchen- kaedje aen den Koning nloeten uitkeeren. In zommige plaetfen heeft men ook Gouverneurs,die Derrogaes genoemtwor- den. Deze zyn van veel minder aenzien dan de vorige. Dogh in de groote fteden;, als Spaban en andere, beklcedenze een ampt, dat veel gemeenfefaap heeft met het Schoutfampt in onze ileden. Want hun voornaemfte werk is , de plaetfen, waer over zy geftelt zyn , te hoeden tegen den inbreuk van moetwil en alle ongeregelt- heden. In het oeflènén Van' hün ampt behoeven zy niemaw: te kennen, vattende alle mifdadigen, die onder de ftreek huns gebiedts behooren, zonder onderfcheit aen , en ftraiFende hen , als het de zaek vereifcht,: aen den lyve :gelyk zy ook liet genot der, Boeten naer zich neméh van de genen, die de wetten overtreden hebben. Beneden hen zyn de Calantaars, dat in out Perfiaenfch zoo'veel zeggen wil, als Hoofden der Gemeente. Deze hebben onder dezen titel het gebiet over een vlek, of groot dorp. Dogh in groote fteden zyn ze alleen geftelt over de geheele ge- meente, of een gedeelte daer van. Hün bediening beftaet hier in, dat ze de luiden, die onder hun geftelt zyn , befchermen voor ongelyk en geweldenarye, hun zaek opnemen, en voor alle Gerechtsbanken voortzetten. Zy fchikken ook de ge- meene enongemeene laftenenichattingen^ verdeelende de fommen , die opgebragt moeten worden, naer het vermogen van eiken inwooner , en bezorgende dat dit geit te zyner tydt behoorlyk opgebragt, en daer het behoorlyk is , uitgekeert worde. Deze hebben onder zich de Kcd-cho·
daes ,. of Wykmeefters, die hunne ge- boden en ordres in hunne wyken te wei·- ke ftellen, en voorts hun eigen wykvolk byna op' dezelve wyze befchermen en voorftaen, en de fchattingen en opgeleg- de laften reguleren en invordereni ■ >■ |
ekleeden in de vlekken en groote dorpen.
Deze Dorphoofden voeren ook den titel van Λ?//*/, of Regenten. Wederom is van eenigh meerder aen- . .
zien het ampt van Siagbandar, wiens werk j^f,an' beftaet in het vorderen van alle de haven- of zeetóllen der koopmanfehappen , die in-en uitgevoert worden,en daer van nét- te rekening te houden,en die te laten toe- komen aen den Muftophie-Chafla hier bo- ven gemeit, dié ze dan in zyné boeken intekent, dewylhet vorderen van dit geit gefchikt is voor het Koninglyke Hof. Deze Toltneefters genieten voor hunnen Tolmecf- ienft alleeii ceh vafte bepaelde gaedje,ters. zonder dat ze deel hebben aen eenige ge- rechtigheit of inkomft van den tol, ge- lyk fomtyts in andere ampteh wel gebrui- kelyk k. Men plagh dit ampt maér voor een jaer te doen bekleeden van een per- foon alleen, en bragt het jaer op jaer op een ander over. Maer nu worden deze tollen verpagt voor 6 of 8 agteréenvol- gende jaren, en langer: en dat wel gemeen- lyk ontrent voor vier en twintigh dui- zent Thomans of ruim tien tonnen goütsj en agt en twinrigh duizent Thomans of fchaers twaelf tonriert gouts yder jaer. Nu is'er nogh een aenzienlyk ampte-Prins der
naer, die genoemt wort Mehktu-ziuaer, kooplui, dat is, Prins der Koopluiden, dusgeti- telt, om dat voor hem alle gefchillen ko- men , die den koophandel betreffen , en van hem moeten geeffent worden. Hy heeft ook het gezagh over de weveryen, en kleermakeryen dés Konings onder hoo- ger opzicht van deh Nazii. Ook bezorgt hy alle nootlykheden van ftoffen, en wat meer de Koning van doen heeft. Dus ftaen ook onder zyn opzicht de luiden , die tot bezorginge van zodanige goederen, zyde, en andere waren , hun van wegen den Koning medegegeven , in andere af- gelegene landen verkoopmahfehappen. Nu volgen de Raachdnaers , of opzie- Opzie-
ners der wegen, daer men dikwyls mede nerj dcr te doen heeft. Hun werk beftaet meeftwe°en' hierin, dat ze de wegen, tot cene zeke- re lengte uitgebreit, tegens een zekere fomme gélts pachten, en uit dien hoofde de daer toe ftaendé gerechtigheit van het doorvoeren der köopmanfchappen , die Raagdarie genaehlt wolden, invorderen, ontimgen, en rekening daer van houden. Hier nevens zyn ze volgens uitdrukkelyk gebodt des Ryx gehouden de wegen te veiligen, en alle goederen, die binnen de palen hunner gezaghehberye geftolen of gerooft zyn, op te fpdrén, en de waerde daer van, zoo zé die niet mogen vinden, den eigenaren of< hunne gémagtigden uit te -kefcifen> W keróm ze ook in tegendeel* |
||||||||||||||||||||
Derwa-
fiers. |
|||||||||||||||||||||
Derro-
gaes.
|
|||||||||||||||||||||
Calan-
taers. |
|||||||||||||||||||||
Wyk-
meeilert,
|
|||||||||||||||||||||
als
|
|||||||||||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
||||||||||||||||||
é>o
|
||||||||||||||||||
in de keure dezer gezanten , of zé hunne
noodykheden willen laten halen uit 's Ko- nings magazynen, of dagelyx, of eenmael ter weke de waerde dezer dingen in gele ontfangen , en dat naer hun eigen wel- gevallen ter markt befteden , en dus hunne fpyzen naer hunne manier en zin- lykheit laten bereiden. Hy brengt ook hunne verzoeken en begeerten aen den Attemaed douleth over, en wie verder met hem tot het afdoen hunner zaken mogten gelaft zyn : waer van hy dan het behoorlyke bericht te rug brengt, en hun in alles de helpende hant biet. Hy geeft ook den Ambafïïtdeuren en Envoyees nu en dan een bezoek ■> onderhoudende hen met hoftelyke redenen , om by die gele- genheit te hooren wat ze voor hebben, en welk de eigentlyke reden is van hunne komft en verblyf aen dit hof. Waer van hy dan kennis geeft aen den Attemaed douleth , en de andere Grooten die hier toe gebezigt worden. Alsze ook voor den Koning of zyncn eerften Hofraedt te verfchynen hebben, geleid hy hen ten hove , en brengt hen , na het ontfangen van hun aficheit, weder van daer naer hunne woning , indien ze luiden zyn van foorte, of ten minfte van hun daer voor gehouden worden. Maer indien het komt te gebeuren , dat eenige aenzienlyke ge- zanten van den Turxen Keizer j of den Koning van Hindoftan, en andere Maho- metaenfche Mogentheden, die in magt uitfteken, aen dit hof verfchynen , wort boven dezen Mehmandaar-basje nogh een ander hooger dienaer uit de Ryxgrooten aengeftelt, om voor Hofmeefter en vry- houder van zulk eenen gezant te dienen, en te doen al het gene de Mehmandaar- basje aen mindere gezanten gewoon is te doen. Het Hof heeft ook zynen Mamaar-bas- Opper-
je , of Opperboumeefter, die alle de be-boumee£ ftekken der gebouwen, die de Koningtef· voorneemt te ftichten , ontwerpt en af- trekt , en tot volkomenheit doet brengen, Deze is ook algemeen Ichatter der huizen en woningen, die meeft verkogt worden tot zulk eenen prys , als hy'er op geftek heeftjom daermedeaf te fnyden hetrecht, dat eenigen mogten meenen te hebben om zodanigen koop te vernietigen, als wa- renze der koopmanfehappe niet kundigh genoegh , en derhalven daer in bedrogen geweeft. Want de Mahometaenfche wet- ten brengen mede dat zulk een koop, als de kooper voorgeeft door onkunde be- drogen .te zyn geweeft, kan te niet ge- daen worden, zoo de prys door den alge- meenen Schatmeefter te voren daer niet op geftelt is geweeft. Dus verre betreft ons verhael de wer-
reltlyke Grooten. Onder de Geeftelyke ftellen wy eerft den Zedder, die de be- fchik-
|
||||||||||||||||||
als ze de goederen vinden, een derde deel
der zelve naer zich ftryken , en het ove- rige den eigenaren weder ter hant ftellen. Hierom moeten zy op eige koftcn eenige luiden in dienft houden, om hen , ge wa- pent met houwers, mosketten , en ander geweer, te laten kruiflèn door het bereik van hun quartier by nacht en by ontyde, om hier door, zoo veel mogelyk is , alle ftruikrooveryen te ontdekken en te wee- ren. Deze orde is hier toe geftelt: maer het ware te wenfehen dat ze wat beter op- gevolgt wierde. Dan zouden alle wegen vry wat veiliger zyn,dan ik ze nu bevon- den hebbe. In de groote en naemhaftige kafteelen
en ftcvkten, als van Ormus, Kandelaer , en andere, is een Bevelhebber, die daer onder den titel van Koetewael of Slotvoogt het. bevvint voert. Zyn gebiet is gemeen- lyk niet volftrekt, maer onder den Gou- verneur van de lantftreek , die daer is. Met dit woort van Koetewael betekenenze ook een Wachthooft, wiens bedienden door alle de ftraten den ganfehennagt door kruiden moeten, om alle wanorde, ftroo- peryen , en dieveryen voor te komen of te beletten, en de handdadigen by den kop te vatten, Hoedanigh een amptenaer te Spahan en in meer andere Perfiaenfche fteden met den naem van Aghiaas be- kent is. Ik moft niet vergeten te fpreken van
den Mubhtefib , of algemeenen Opziener over den marktgangh. Dees regelt- den prys der eetwaren, en anderen huiflêlyken voorraedt, nevens hetverkoopen aller goe- deren, die op de markt komen. Ook let hy op de maten en gewichten , opdat ze naer behoorlyke zwaerte en grootte mo- gen gemaekt en gebruikt worden. Hier- om onderzoekt hy dikwyls zelf in perfoon het meet-en weegtuig der winkels , en andere verkoophuizen,en ftraft de genen, die fchuldigh aen bedrogh bevonden wor- den , aen den lyve. Van hem wort ook dagelyx geftelt de prys der eetbare en on- eetbare waren. Hier van brengt hy de lyft, vooraf met zyn zegel beveiligt, aen des Ivonings poort, opdat de nootlykhe- den voor het Hof daer naer mogen be- taelt, en in rekeningh gebragt worden. Nu moeten wy fpreken van den Meh-
mandaar-basje , dewyl veele uitheemfche menfehen hier komende met hem te doen hebben. Deze is zoo veel als Hofmeefter, onthalende de vremde Staetdienaers , die aen dit hof komen. Zyn werk is ook de Gezanten der Chriften Vorften, en andere Mogentheden, ook die van kleene Ma- liometaenfche prinfen, en Afgezondenen, die alle by dit hof in eenen gelyken graed geftelt worden , van daeglyx onderhout, voeragie, eetwaren , en anderen huiflèly- ken voorraedc te verzien. Dogh het ftaet |
||||||||||||||||||
Slappe
tucht. |
||||||||||||||||||
Slotvoog
den. |
||||||||||||||||||
Wacht-
hooiden. |
||||||||||||||||||
Opzienet
des Markt-,
gangs. |
||||||||||||||||||
Hofmeef-
ter. |
||||||||||||||||||
REIZEN,
|
||||||||||||||||||||
Ι·,Φί
|
||||||||||||||||||||
jfchikking en het bewint over alle geefte-
lyke goederen heeft. Deze bediening plagh door een eenigh peribon bekleedt te wor^ den. Dogh de overledene Koning Sulle- moen heeft dit ampt in twee deelen ge- Iplift. Zoo dat de Zedder Memalick nu alleen het opzigt heeft over goederen, die van byzondéren, en de Zedder Chas over goederen , die van de Koningen van Perfie aen de Geeftelykheit by uiterften |
ven aen Vorften öfHeeren, die niet an-
ders beoogen dan de vermakelykheden de- zer werrelt, en het voldoen hunner lui- ten, zonder oit eenige opmerking te heb- ben op den ftaet hunner ziel, of op de kennifle van Godt en zich zelf j of te zoe- ken naer den rechten wegh, die de vroo* men tot het ceuwigh leven leidt. Deze agting van wysheit en heiligheit»
die al het volk vervoert , doet veelen der |
|||||||||||||||||||
r
|
||||||||||||||||||||
wille gemaekt zyn. Deze beide hebben geeftelyken den wegh van geveinftheitin-
èlk in hun huis een Gerechtsbank , wacr ilaen>om deoogen en zinnen der geineen- voor alle burgerlyke geichillen geë'ffent, te te bedriegen. Gedreven dan van deze Huiche- en volgens het Geeitelyk Recht bepaelt zucht tot hoogheit en uitftekentheit py- larXf .aet worden. Zy begeven ook meeft alle de) nen zy zich zeer voor het gezicht desl",/1" geeftelyke ampten , als dat van Sjeichelif- volx, en fchuwen alle eere en glorie, op- |
||||||||||||||||||||
laan , en Kasje-mutewelli > of Opziener
der Kerken en gewyde begraefplaetfen, en wat des meer is. Zoodat hun bedie- ning van zoo groot een aenzien is, dat zy in 's Konings Mazilis verfchynende hunne plaets bovenden Attemaad douleth nemen. De Sjeich-eliilaan en Kazie ver- ichilleri weinig in het beftieren der gelt- middelen: uitgezeit dat de eerfte van hoo- ger rang is dan de laetfte. Deze ampten zyn gefchikt naer de mate van eene en zelve natuur, opdat de amptenaeis het oog op elkander, en zich zelvcn in hun- nen plicht zouden houden. Beide heb- benze in huis een vierfchaer , voor welke alle burgerlyke gefchillen volgens het geef- telyk recht behandelt, en afgedaen wor- den : gelyk alle aften en inftrumenten van handelingen onder de menfehen voorval- lende daer gepaflëert worden. Ook moe- ten alle mandamenten en andere fchriften vanbelangen geauthentifeert worden door eenen dezer geeftelyke Rechteren. Boven alle de Geeftelyken fteekt uit de
Muzifchid , of wetgeleerde , die ten op- zichte van zyn ampt van al het volk zon- der iemants tegenzeggenvoor doorgeleert en heiligh gehouden wort. Deze heeft niet alleen het gezag van alle de gevallen vangewifiê en het geloof te bepalen, maer ook van den Alkoran en Hadjes van hun- nen Profeet en Imanen uit te leggen. Ja de eerbiedigheit, die men hem toedraegt, ftygt zoo hoogh, dat de fchriftgeleerden zich niet ontzien te zeggen, dat de rege- ring der Mahometanen hem toekomt, en de Koning niet anders is dan een uitvoer- der der bevelen van hem : op wiens laft hy alleen het zwaert draegt, dat hy tegen alle hartriekkigen en ongehoorzamen trek- ken moet, zonder dat hy van zich zelf iet magh uitrechten. Van dit zeggen brengen ze voor reden by , dat de ware geloovigen geleid worden door de God- delyke beftieringe , en dat deze aen den Muzifehid geopenbaert wort in het afwe- zen van eenen Imaen. Teweten zy hou- den voor eene onmogelyke zake dat Godt zyncii wil en begeerte zou te kennen ge- |
dat die, gelyk het gaet j hen te lichter
volgen zoude 5 veragtende dus met uiter- lyken afkeer het geen zy meelt beoogen. Dus fchynt hun niets buiten hethemeliche ter harte te gaen. Waerom zy in hun huis eenmeenigte van leerlingen naer zich trekken , om hen in de hemeliche din- gen te onderwyzen. En opdat hun yver te meer blyke, oeffenen en behandelen zy de jeugt, hoe dom zy fomtyts wezen maghj met een doorftaende gedult, zyn- de altydt zich zeiven even gelyk, goeder- tieren , zachtzinnigh j fpraékzaem , zon- der echter veele woorden te gebruiken , die nogtans wel gegront moeten fchynenj en zwemen naer heiligheit. Hun ge-Hullge. waedt is wit van verwe en ftofFej gemaekt waei. van kameelen of bokkenhaer. Op het hooft hebben ze gemeenlyk eenen groo- ten en breeden witten tulband , waer uit hun aengezicht zich zeerfchrael en mager vertoont. Ryden ze ook uit, zy voeren luttel ftaets, hebbende maer ontrent zich eenen dienaer, die voor hun paert of muil loopt, nevens eenen , die hun een boek nadraegt. Dus tredenzc geftadigh ftap voor ftap voort, houdende deoogen zeer zedigh naer de aerdegeilagen. Veel ver- toonen zy zich in de Kerken , om daer hunne gebeden te ftorten met veele plech- tigheden , en uiterlyk bewys van eenen opgetogen geeft. Na het volbrengen der gebeden ziet men hen dan gaen naer eenen hoek des tempels, daer ze ettelyke uren overbrengen met de kinderen te catcchi- feren,en hun heilige leflên in te fcherpen, ook predikaetfien en vermaningen voor de gemeente te doen. Langs dezen wegh van geveinftheit en fchynheiligheit bezei- len ze het geen ze beftevent hebben , en gewonnen hebbende de algemeene toe- llemminge des volx zien ze aen zich zulk een hoogagtbaer ampt opgedragen. De gemeente dus aen hun fnoer hebbende, worden ze zelf ontzaggelyk voor de Ko- ningen , die zich niet zouden Vermeten eenige verandering in den godtsdienft te brengen, of iets te beftaen dat daer mede' ftrydigh zyn zou, uit vreeze van door dit |
|||||||||||||||||||
Wetge-
leerdö. |
||||||||||||||||||||
Zyn
groot
aenzien.
|
||||||||||||||||||||
X gceP
|
||||||||||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
|||||||||||||||||||||
ι6%
|
|||||||||||||||||||||
digh , zich latende veel voorftaen, enHuii Ver"
hoogh van zich zelf gevoelende, nydigh ZutT' ook en afgunftigh uittermaten , fchoon evenwel voor het oogh hunner vyanden,Geveinft- aen wie ze eenen fchyn van groote vrient-neit> fchaptoonen, alsze hun ontmoeten, hoe zeer ze in hun hart op hen gebeten zyn, en hoe zwart ze hen in hun afwezen af- maelen. Op dit veinzen en ontveinzen ver- ftaen zy zich zoo meefterlyk, dat men hen by een ziende zweren zou dat'er eene broederlyke genegenheit tuflehen hen was. Voorts zynze breet weidende in hunnen eigen lof, dienze hoogh ophalen, als ware de ganfche werrelt bewuft van hunne verdienften. Schynheilig zynze En hui- ook boven maten , en fpelen de rol vanchelary· luiden , die zich van de werrelt afgetrok- ken hebbende niets in den mont hebben dan de broosheit des menfchelyken levens, en het eeuwigh zaligh leven hier boven. Ondertuflchen fpattenze in alle dartelheit en geilheit uit, zoodatze zelf in onnatuur- lyke onkuisheden zich vergrypen. Onder dit alles betrachten ze egter de agting der menfchen,die ze door zulk eene geveinft- heit en zedigheit zich zoeken te eige- nen. Andere volkeren hatenze als de peft, vooral de Chriftenen van Europe , en die afgefcheiden zyn van hunnen Godtsdienft: zoodat voor onzen landaert niet veiligh zou zyn in dat Ryk zich op te houden , indien het burgerlyk Recht deze menfehen niet wederhielt. Onder het gemeene volk gaet het woe-
keren en fchacheren wakker in zwang, met zulk eene onbefchaemtheit, dat het naeulyx te zeggen is. Men vint onder al- le menfehen goede en quade : zoo ook hier. Maer de meefte Perfianen zyn door- gaens ondankbaer, en zonder fchaemtc. Den ftaet van Perfie magh men in 'tal-
|
|||||||||||||||||||||
geeftelyk hooft daer in geftuit te zullen'
worden. En zeker daer ontbreken gee- ne voorbeelden , die dit kunnen bewaer^ heden. Eén zeker blyk van hun groot aenzicn is, dat men hun toelaet, als ze in 's Konings Mazilis verfchynen, te gaen zitten in eeneen zelve ftreek naeft den Ko- ning, uitgezeit dat'er eenige fchredentuf- fchen beide zyn. Volk van Dus is het met de Geeftelykheit gele- den Hou- gerii jjet Hof weder, en de Kizilbasje, v'ei'· of 't volk van den houwer is anders geaert. Geveinft. De Hovelingen geven blyken van groote heit der hoftelykheden, dogh alleen met de tong, Hovelin- dje geweidigh van het hart verfchilt, dat |
|||||||||||||||||||||
Ren*
|
|||||||||||||||||||||
alleen gezet is op welluft en vermaek.,
Welluffigh zeker zyn ze op alle wyzen, genegen ook tot pracht van kleederen, paerden, en dienaren, en hierom gretigh naer vereeringen, zonder welke zy voor niemant iets goedts zullen uitwerken. Van beleeftheit anders vol op. Men vint hen ook nederigh jegens de genen, van wie ze wat verwachten. En zoo hun ïemant in den wegh is, of ftaet naer iets, dat zy voor zich zelf begeren , vatten ze eenen doodelyken haet tegen hem op : en kry- genze hem zoo verre aen 't wankelen, dat hy'er onder moet, vallen ze alle te gelyk op hem aen met eene verwoedheit en on- barmhartigheit, die met de menfchelyk heit niet over een te brengen is. Dan wort alles opgehaelt wat hem fchade doen kan al wat goedt in hem is wort quaet ge noemt, en de fraeifte gaven , die hy be zit, worden fchendigh mifverwt. Einde lyk men ruft niet, voordat hy geheel ten val gebragt is. In tegendeel bereikt ïemant den top van groot aenzien en eere, dien vleienze, en eeren hem , als eenen , die in volmaektheit niemant zich gelyk heeft. Maer hun aert openbaert zich weder,zoo dra de Koning hemuitzyne amptenftoot. Dan vallen ze aenftonts aen het lafteren enbefchuldigenvan hem, dien ze even te voren hemelhoogh verheven hadden. En die de meeite weldaden van hem ontfan- gen hebben, zyn veeltydtsde vinnigftein hem te vervolg'en en te plagen. |
|||||||||||||||||||||
van
|
|||||||||||||||||||||
gemeen vergelyken met dien van Europe} ^ït
beftaende de menfehen in drie foorten , waer van de eerfte zyn de luiden van den houwer , die zoo veel zyn als by ons de Adel, de tweede,die van de penne(want dus onderfcheit men hier deze foorten) dat is te zeggen van de wet of het Gerecht* de derde koopluiden, ambagtfluiden, en gemeene. |
|||||||||||||||||||||
Lulden
|
Van de luiden van letteren , of van de
|
||||||||||||||||||||
van lette-pen „elyk men hier zegt, is ook met veel
rcn· lofs te zeggen. Zy *yn meeft al hoovaer- |
|||||||||||||||||||||
XXIX.
|
|||||||||||||||||||||
REIZEN.
|
||||||||||||||||||||||||||
t6$
|
||||||||||||||||||||||||||
XXIX. Hoof τ stuk.
Doot en begraeffen'ts des Konings van Perfie. Hoedanigheden
van den tegenwoordigh regerenden Koning. Zyne afbeeh ding, Dragt der Perfiaenfche mannen en vrouwen. |
||||||||||||||||||||||||||
geleiden , en keerden nogh den zelven
avont binnen 't Hof, waer van zy de poorten zelfs bewaerden tot voorkoming van eenigen oproer : dewyl door de ver- feheidenheit der natiën, die hier zyn, lichtelyk eenige beroerte ontftaen kan. OndertuiTchen hadden de Ryxraden naer hunne bygeloovigheit, waer onder mif- fchien hun eigen belang fchuilt, alle de ftarrekundigen der ftadt zich doen verbin- den by geichrift, dat ze eenparigh hun een goedt uur, waer in geen quaedt voor- teken befpeurt wert, zouden komen vöor- ftellen , opdatze daer op den niewen Ko~ ningh kroonen tnogten , die onderregt zynde van zulk een uur, dat niets quaedts voorfpelde, zich naer allen fchyn zou dra- gen naer hunnen zin, vooral in het begin zyner regeringe. Middlerwylen zwegen alle trommels, trompetten, en fpeeltui- gen, om den rou niet te ftooren : tot dat |
||||||||||||||||||||||||||
Μ Υ dus verre gekomen ïn het be-
fchryven der zaken van Perfie luit, eer ik tot andere dingen overga, aen myn verhael te hechten de begraeffeniflè des jorigft overleden Ko- nings, wiens doot voorviel op den 29 van Julius in den jare 1654, nadat hy den ou- derdom van 48 jaren bereikt, en 20 jaren geregeert had. Men moet hier aenmer- ken dat in Perfie noit iets vernomen word van het affterven eens Konings , voordat de nieuwe op den troon geveitigt is. Waer- om het als iet wonders voorquam, dat de Doot des Koning Sulemoen zoo ras den geeft niet Konings. gegeven had, of de mare van zyn overly- den verfpreidde zich aenilonts wyt en zydt door de losheit der tonge van des Onvoor- vbrften Lyfarts, die zyn overlyden aen tóvaii ^en ^S*1 kragt ï ^at nenl zo°euve^ wert
zynen afgenomen , dat een der Hofraden hem Lyfarts. over dit fnappen eenen oorbant gaf. Zon- |
||||||||||||||||||||||||||
der toeven bezetten alle de Ryxheeren het de zefte dagh van Auguftus aenquam ,
|
||||||||||||||||||||||||||
waer op zy zich ongemeen lieten hooren,
omdat op den nagt voor dien dagh het goede uur gevonden, en door de ftarre- wikkers bekent gemaekt was. Hier op Kroo- kroonden de Ryxraden den oudften zoon""'^'3" des overleden Konings, die even na de^,.","^1" doot zyns Vaders uit het vrouwentimmer ningh. in een ander vertrek gefloten was, ftelden hem op den troon, en worpen zich uit eerbiedigheit voor zyne voeten. Strakj;'"!?* α«ι . * ι ' t . claer over
gingen alle winkels en huizen op , vier- bedreven,
werken en vreugdevieren verlichtten alle plaetiên. De nieuwe Koning Sultan Hof- fen genaemt befchonk des daegs na zyne kroning de Grooten en voorname Hove- ingen, die nogh met hunne gefcheurde kleederen liepen , met eerkleederen , en deed hen den rou afleggen. Tot teken van blylchap lieten hier op de trommels zich hooren, dat veertigh dagen langh, gelyk in zulke gelegenheden de gewoon- te is, bleef duren. De Koning was toen drie of vieren-
twintïgh jaren out, wel laecn van gc- daente, maer fraei van wezen. Ik pynde my , om hem verfchcide malen te zien, om zyne beelteniflc my in het geheugen te prenten , en op die wyze af te malen. Ik fchilderde hem dan af, en naer het oordeel van weinigen, dien ik de fchildery heb, gelukte my myn werk. |
||||||||||||||||||||||||||
Koninglyk paleis, en ftelden binnen en
buiten alom goede ordre. Want op het eerfte gerucht van dit affterven werden alle winkels en huizen uit vreeze voor op- roer gefloten, en niemant van fatfoenlyke Zyn lyk- luiden op de ftraten gevonden. De eerfte |
||||||||||||||||||||||||||
ftaeifi.
|
||||||||||||||||||||||||||
dagh van Auguftus was nu gerezen,wan-
neer het lyk geftelt wert op een kar, met zeer zwaer gout laken overtrokken , en vervolgens uit het paleis naer eenen Tem- pel gevoert, die ruim een uur buiten de ftadt gelegen was, om van daer verder naer Cohm gebragt, en by de Koningen zyne voorvaders begraven te worden. Alle de Grooten des Ryx volgden het lyk te voet, behalven alleen den Bewintfman des Ryx, wiens naem was Afierfi Taher, en een ander voornaem geeftelyk peribon, die beide om hunnen hoogen ouderdom te paerde reden. Na hen volgden on- tallyke Schriftgeleerden, weenendealden wegh over, en hier onder klaegliederen zingende. Hier by zag men eene mee- nigte van foldaten , die alle onder het ge- leide van honderden van toortfen,die zon- der re branden alleen rookten , op eene ftarelyke wyze het lyk tot den tempel ge- leidden. Toen men daer in gekomen was, fcheurden alle de Grooten, Schriftgeleer- den , en foldaten hunne kleederen tot be- |
||||||||||||||||||||||||||
wys van rou , lieten yder eenen hunner
vrienden of bloetverwantcn in hunne |
||||||||||||||||||||||||||
v
|
||||||||||||||||||||||||||
Hy was in zyn zomergewaedt -j maer ikzynfchiï-
|
||||||||||||||||||||||||||
plaets, om het lyk des nagts verder op te vond goedt hem in een ftatclyker kleedt, dcr>'·
X i dat
|
||||||||||||||||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
||||||||||
IÓ4
|
||||||||||
hen uitgiet: zoo verre ook, dat deRyx-§unft,bT
raden zich gedwongen vinden hen te ont- ningh?** zien,, en hun eere en onderdanigheit te bewyzenj dat zeker hart valt voor luiden van geboorte en aenzienlyken ftaet, votff al voor mannen, die eenen afkeer hebben van alle vleieryen. ts'er dan iemant onder de Grooten, die zich hier naer niet Weet te febikken , hem hangt over 't hooft in ongunft van den Koning te raken, en van zyn ampt verlaten te worden- Dit lot zeker viel voor weinige jaren teRamp
beurt aen eenen Rüftam'Chan»GcorgiaenAens van atkomfte. Dees , een der bequamftena™^e* Beampten des Ryx, had eenen grooten af- keer van 's Konings onwetenheit. Wel- ke zoo verre ging ■> dat hy op zeker gaft- mael zich niet ontzagh in tegenwoordig* heit der meefte Ryxhofraden den Vorft zyne onbedrevenheit te verwyten. Gy z.yt, zeide hy, een Koning , die niets weet^ noch oit iets leeren wit j toonende voorts met alle zyne gebaerden , hoe zeer hem verveelde langer in dienft te' zyn van zulk eenen Vorft; fchoon hy geen kleen ampc aen het hof bekleedde , zynde algemeen Veltheer des Konings, en hier by Beeg- lerbegie of Vorft van Tebries, eene ftadt by de ouden bekent onder den naem van Tauris , by anderen onder den naem van Ecbatana, eertyts de hooftftadt van Me- die. Over dit zeggen wert hem des daegs daer aen het zegel afgehaelt, met laft dat hy zoude hebben in zyn huis te blyven. Hy moft gehoorzamen. Zyn vrienden ondertutTchenbragten buiten zyn weten de zaek zoo verre, dat hy ftontomin gena- de aengenomen , en in zyn ampt herftelt te worden. Dit wert hem aengedient: maer verre van eenigc vreugde hier uit op te vatten antwoordde hy zyne vrienden s dat zy qualyk gedaen, en zich zyner niet te moejen hadden, als die niet gezint wa- re langer het hooft van zulk eenen Vorft op te volgen. Hy bleef dan buiten eenig bewint tot Zyn doot toe. Terwyl ik in dit lant myn verblyf had, Andere
wedervoer in den jare 1704 nog grooterramp ramp aen eenen ÏVloefla-beek , een maneens van Armenifche afkomft, wiens Groot- AmPte- vader Mahometaenfch geworden was. De- ze man wert door zyne groote bequaem- heit wel haeft gevordert, en geheven op eenen hoogen top van eere en aenzien. Geworden Beegler-begie of Vorft der ge- melde ftadt Tebries, nadat hy te vooren al geweeft was Koelaer-agafie, of Gene- rael der Serkaflifche en Georgiaenfche {la- ven en foldaten des Konings, en andere voorname bedieningen bekleet hadt, be- vond hy zich op zekeren tydt binnen Spa- han. De Koning van zyn komft verwit- tigt , .vraegdc hem wat hy quam doen, en zonder naer zyn antwoort te wachten, beval hem te vertrekken naer zyn Vorften- dom,
|
||||||||||
dat een gevoederde pels is, te vertoonen,
Hy is te kennen aen het juweel, dat hy op zyn muts of mandiel draegt > waer uit . zich drie zwarte pluimtjes van reigersve- deren vertoonen. Gy ziet de beelteniflè op N<>. 8jv zyn zin- Zyn zinlykhcit is geweldigh gevallen ïykheii. 0p bouwen , herbouwen ,'■ en breken : zoodat men rekent dat hy in tien jaren tydts, waer in hy de kroon bezeten heeft, tuflehen de 40 en f o tonnen goüts met timmeren gefpilt heeft. Evenwel koft hem het bouwen van Tuinen en lufthoven niets. Want wil hy hier of daer eenen lufthof aenleggen, ftrak wordt uit zynen naem alom uitgeroepen, dat des Konings begeren is op zoodanigh een placts zulk een werk te ondernemen , en dat al wie hem bemint daer aen kan komen arbeiden. Hier op fchieten die van de wyken der ftadt, en omleggende dorpen, methoo- }>en daer na toe, en vallen aen het wer-
ceh zonder loon daer voor te genieten. Veele Grooten des Ryx zenden ook op hunne koften werkvolk om denbou voort te zetten. Nogh zyn de Armeniers ge- houden een zeker getal van menfehen op hunne koften daer byte zenden, of een gedeelte van 't werk te doen maken. Dit weet ik, dat de groote Tuin , die gedu- rende myn verblyf in Perfie begon aenge- legt te worden, den Armeniers aen ar- beitfloon gekoft heeft 300 toman , dat is ontrent τ ζοοοο gulden. Geheel ook is hy gezet op vrouweren, , vierende hierin aen zyne luiten den vollen toom, waer door het Corogh roepen,of waer-
fchuwen, dat yder zal uit den wege gaen, als de Koning met zyne wyven aenkomt,niet weinigh in zwang gaet. Zulk een welluftigh leven,geenfins voegende aen eenen Vorft, die zulk een geweldigh gebiet beheerfcht, kan niet ftrekkentot voordeel der Ryxza- ken die hier door niet kunnen laten ver- loren te gaen. Hier uit ontftaet ook flap- Se tucht, die alle boofwichten ongeftraft et : waer door de wegen , welker vei- ligheit eertydts zoo geroemt wert in Per- fie , geheel onvry zyn. Hier by komt dat hy zoo zeer ingeno-
men is met de Geeftelyken dat deze geheel over hem heen zitten. En niet minder vat hebben op hem de Kapaters of ont- manden , een volk , dat een fchandvlek der nature geworden, niet behoort be- quaetn geacht te worden tot het beklee- aen eeniger ampten ofte waerdigheden. "Want wat zynze anders dan bewaerders der poppen , van het Harram , of vrou- wenhuis, alleen gefchikt om deoncertyke luiten des Konings op te wekken? Voorts zynze om hunne mifmaektheit en ver- Geihede- minkthcit afzichtigh voor ydereen. Yder nen in een nogtans moet gedoogen dat de gene· groote genheit van den Vorft zich miidelyk op |
||||||||||
r
|
||||||||||
REIZEN»
|
||||||||||
t6$
|
||||||||||
dom» en daer als Sardaar of Overfte van
een heirleger zich te begeven naer Aftar- abalt, eene ftadt ontrent Mafanderan ge- legen , om de f urekmannen te gaen be- vechten, die gewoon zyn in die geweften te ftroopen, en vee en menfehen met zich te flepen. Hy antwoordde den Koning, dat hy hem hierin nietkonde te wille zyn, dewyl hy wift dat de zaken aen het Hof niet naer behooren gingen, en verzekert Was, dat men hem na zyn vertrek ont- blooten zoude van alle zyne waerdigheden. Het welk indien gefchieden raoft om den bitteren haet zyner vyanden j had hy veel liever dat het in zyne tegen woordigheit gefchiedde. Dit zette hy in grammen moede uit, en voegde daer meer redenen by, weinig gepaft naer den fmaek des Ko- nings. Waerom hy op den 6 van Sep- tember uit zyne wooninge gehaelt, ge- vleugelt op eenen muilezel gezet, en opent- lyk over ftraet naer de gevangeniflè ge· bragt wert: nadat alle zyne goederen ver zegelt waren. Op zulk eenen grooten op hef echter volgde na weinig dagen zyn ontflagh onder beding, dat hy zich zou- de hebben in huis te houden. Vera»- Veele andere voorbeelden ga ik voor- tingdes by, die toonen konden dat deze Koning regeren- ten fchimp ftrekt zyner onderdanen , die nim>jK0" °Penttyk zeggen dat hy n'ers van eei3en
8 ' Koning heeft dan den blooten naem. Hoe waer is de fpreuk , Wte het knt, datr de Koning een kim is! Men zegt dat zyn jon- ger broeder , die in het paleis bewaert wort, een wakker en moedigh Prins is, die onderricht van het gedragb des Ko- nings, zich niet ontziet te zeggen, dat hy niet weet wat zyn Broeder met de kroon doet. Men vertelt ook dat hy op zekeren dagh een fles wyns ontfangen heb- bende van den Koning,die hem daer me- de wilde begroeten , dezelve te rug zonr met fors antwoort, dat hy zynen wynniet begeerde. Dit geval weinigh overeen- komende met de gewoonte en aeit van zedelyker landen zal den lezer vremt, en I voor een gedeelte miflehien ongelooffèlyk voorkomen. Maer die gelegenheit had van nevens my kennifle te nemen van de zaken dezes Ryx, zoumy lichtelyk toe- ftemmen. Zeker de onnoozelheit van de- len Monarch is zoo groot, dat hy, wan- neer hy metfpelen eene kleene fomme geks verloren heeft, den winner verzoekt, dat hy'er toch niet van melden wil aen den Nazir, die hem betalen moet, durvende niet laten blyken dat hy het met fpelen verloren heeft. Gewaedt Nu hadden wy van het gewaedt deze: fi!l!.cr" natie tc i'preken. De kleederen der Per lianen. ƒ" *
lianen, zoo van mannen,als van vrouwen,
zyn in 't algemeen korter dan die der Tur- ken. Daer is ook meer verfchil in. Want men kan naer den ftaet of bediening van |
||||||||||
aenzienlyke peribonen altydt onderfcheit
tuflehen hen en anderen zien. Dus ver- fchillenin gewaetde krygsluiden, of lui- den van den houwer, van de luiden van de penne, en zoo Voort. Dus is het ook met de vrouwen gelegen, die hier in het voorbeelt hunner mannen volgen. Tuf- fchen bejaerde en getroude vrouwen, en jonge maegden Ichynt ook eenigh onder- fcheit uit. My luft eenen dervoornaemf- Afbecl- te peribnen te vertoonen, eenen man na- dingh van melyk van de pen. Men zie No. 8ó". Deeene'1 muts, die gy op zyn hooft ziet, woit^°e°rnpe"N Mandiel genaemt. En daer van worden fiaen. allerhande gekoleurde foorten gedragen, geftreepte, doorwerkte met gout en zil- ver, ook wel heel witte. De geeftelyken inzonderheit dragen zeer groote mutlên, dogh die aerdigh en net gevlochten zyn. Om kort te gaen , men ziet in al hunne P|'actlt in kleedingh een groote pracht en prael, enien^ e" . veel fieraets van gebloemde ftoflen> welk gewaedt in te icnikken ware, zoo het al- leen van de vrouwen,en niet van de man* nen gedragen wierde. Maer nu pron- ken beide de fexen in fcven fierlyk tooi- ièl. Heel anders vint mende Turken,Turken die de zedigheit inde kleedingebeminnen,zediger in en beter begrypen wat de mannen paft,hun-?e"
j i0^rjti-i r » wacdn
zynde ook onveranderlyk m hun gewaet,dan <je
en te kennen in dezelve grootiê aenzien-Perfia-
lykheit, die al in Alexanders tyden aen ncn· hun te befpeuren was. Luiden van ver- mogen kten zich noit te voet zien, ryden altydt te paert, en hebben Joopers daer nevens. Veelen ook ,. die niet ftyf ge* noegh in den buidel zyn, doen het zelve, bedienende zich van borgen of leenen van penningen, met het wedergeven van wel- ke zy zich weinigh bekommeren. De ryxte en aenzienlyxte fieren hunne paer- den met toornen van louter gout, zynde de verdere toeftel naer gelangh alles op 't koflelyxte. Hun wort altyt nagedragen de Kaljan, of rookpypfles, die fraei ge- maekt en met fyn gout bewerkt is. Die van wat minder aenzien zyn hebben'er een van zilver, en zyn'er geweldigh mooi mededatze hun achter aen gedragen wort. Ons Opperhooft had ook eenen gouden Doom aen zyn paert , ai den Kaljan even fraei gefiert. Zoo deed ook de' tweede perfoon : dewyl zy aen het Hof zynde niet konden nalaten de wyze van het Hof te volgen. Zeker die hier niet pragtigh gekleedt is wort niet aengezien , en men gaet hem ongeagt voorby. Maer -die wel in den dos is, en voor aen rydt, wort geagt een man te zyn van groote waerdig- hcit, en alle oogen zyn op hem geveftigt, zonder dat icmant eens narekent of die pragt en toeftel wel met zyn beurs over- eenkomt. Aengenamcr komt ons het tooifel der4'™"*^
vrouwen voor. De gemalinnen der lui-wen. X 5 den |
||||||||||
-4*^*.
|
||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
||||||||||
66
|
||||||||||
binnen overtrekkenze die met eene andere
koleur , en fierenze met klcene bloemen. Om den middel over de bovenveft heb- benze eenen gordel of Mjombend^ dat zoo veel zeggen wil als Middelbant, æ of ô, vingers breet,gemaekt van leder, en met fraeie ftof overtrokken , en bezet met paerlen en gefteenten. Voor aen den bo- venrok hangen aen beide de zyden 4 of f Armozyne banden of linten, welker eeni- ge over den gordel komen. Dit wyft het beelt op N°. 87 net aen. Welk beek ik begrepen heb als tredende uit een vertrek. By wintertyden hebbenze over deze klee- deren eenen korten bovenrok met katoen gevoedert, die een goede fpan lang over den middelbant hangt, gemaekt van zulk een ftof als we gezegt nebben, dien ze noe- men Fered-Jje, Als het overmatigh kout is, gebruikenze eenen langen rok van gout of zilver laken, met fabel ofte ander bont gevoedert. Alsze uitgaen, zynze geheel met een wit linnen kleedt bedekt, zoodat men niets als de oogen zien kan : gelyk uit de hier nevens ftaende beeltenis te zien is. Dit noemen ze 't jadir. Het is al veel van een ftuk gemaekt. Aen de armen dra- gen ze goude ringen met gefteenten be- zet. Alle de vingers hebben ze ook vol ringen. Luiden van minder ftaet gaen naer gelangh hunner middelen flegter ge- kleedt. Vrouwen , welker mannen lui- den van den houwer zyn , dragen nogh iets boven over de kleederen , als een net van zyde, of iets diergelyx , dat aerdigh ftact. Ik zal hier aenhechtenhet gewaedtvanGewaec,c
eenen Jajfoul, of poortier des Konings , ™"en die ook voor eenen deurwaerder gebruikt Hofpoor- wort. Deze luiden dragen de muts hoo-tier. ger, en voeren veders daer op. Zy gaen ook met grooter knevels volgens het ge- bruik dezer landen. Dit dragen van zul- ke knevels is ook gebruikelyk onder de grootften des Ryx. Zommigen dragen ook meerder baert aen de kin, met de knevels famen vereenigt. Veelen dragen ook den baert geheel op zyn Turx. Gy ziet hier een vertooning van eenen Jailbul op N°. 88. Hier voeg ik nogh by de kleeding vansiaef af-
eenen zwarten flaef,die in dienft was vangebeelt. ons Opperhooft. Gy ziet hem verbeelt op No. 8p. Dat gy tuffchen het bintfel om zyn lyf ziet fteken, is een breet geweer, Gatiijael genaemt. Nogh is hier by, om u te meer genoegen te geven, een zwarte flavin , die Tee aenbrengt. Zy wort u in print aengewezen op N°.oo. |
||||||||||
den van de penne hebben op het hooft een
fierfel vol gefteenten en paerlen. Dit is vier vingeren breet, en komt half ront om 't hooft. De vrouwen der Ryxraden dragen het zelve heel ront, verbeeldende eene kroon, waer aen zy den naem geven van Borsji-boroe. Hier op Heken zy ver- fcheide bosjes van zwarte reigerfpluimtjes. Hier nevens hebbenze een boketje fierlyk met gout bezet, waer aen gekoleurde bloemtjes en als klatergoude blaetjes han- gen aen gulde lange pennetjes. Over het voorhooft komt een gouden tooifel half maens wyze gemaekt, en met gefteenten en paerlen bezet. Dit noemenze Serben- Koela. Dit is aen 't bovenfte vaft, en aen de zyden hangt een fnoer paerlen, die tot onder om de kin komen, gelyk ook een vlecht van 't haer. De andere vlechten hangen nederwaert. Voor en achter aen 't hooft is een witte doek vaft met gout doorwerkt,en nederwaert hangende. De- zen noemen zy Scr-endaes. Om den hals is een goude bant met gefteenten bezet, nevens eenige parelmoeren, genaemt Ger- den-bend , en nogh twee , ook wel drie goude ketens, die tot op en over den gordel van het lyf komen, aen welker onderfte gedeelte goude fieraden hangen, gefiert met kleinodiën, dienende om reuk- werk in te doen , dat ze Ambertfic noe- men. Den bovenrok noemenze Niem- fenne. Deze wort gemaekt van alle foor- ten van fraeie ftoffen, met goude, zilvere, of zyde bloemen doorwerkt. Andere hebben ditkleet vaneene eenparigekoleur, naer hare zinrykheit valt. Zy dragen ook wel een korten onderrok of veft,diemaer een fpan lengte onder den gordel uitkomt, by hen genaemt Argha-loeg. Hier onder dragenze het hemde , dat gemaekt wort van alle foorten van taf, of zyde dunne ftoffen , mede met goude bloemen en an- der loofwerk geborduurt. Dit noemen zy Fkra-hen. Onder uit de kleederen ziet men den broek of Sier-Jjoma: ook het on- derkleet en Tambaen , gemaekt van ftof- '· fen, die daer met voordacht toe geweven worden. De kouflen , genaemt Sjoercb^ of 'f Sjagt-Sjoer , ziet men los tot boven de enkelen hangen. Deze zyn kort, en komen, als menze optrekt, maer een hant breet over de enkelen. Men neemtze veel van gebloemt fulp, van goude of zil- vere ftoffen , ook wel van fattyn , met bloemen geftikt. De muilen of kefs wor- den gemaekt van fegrein leder , al meeft groen , ook wel root van koleur , zynde voorts fpits, en hebbende agtcr een hoo- ge hiel, die van dezelve koleur is. Van |
||||||||||
XXX.
|
||||||||||
REIZEN.
|
||||||||||||||||
ι6γ
|
||||||||||||||||
IjERSIAByrSJCHB "V^LOÏTW·
|
||||||||||||||||
XXX. Hoofts tuk.
Treurdagen ingeftelt ter eeré van Huffeyn , en aenmerklykhe*
den daer ontrent. Manier van onthaling by de Armeniërs in jfulfa. Komfi van een Gezant uit Turkye* |
||||||||||||||||
wert hier over openbaerlyk getöont door
de ganiche ftadt, treurende over zyne on- gelukkige doot, hem op dezen dagh aen- gekomen in den jare, zoo als zy zeggen, io*7 : wanneer Mahometh , nu volgens hunne rekening geleden 1118 jaren, zich gedwongen Vont uit Mecha naer Medina te
|
||||||||||||||||
O
|
Ρ den zeften dagh der maent Mei
begonnen de Perfianen, nadat zy de nieuwe maen gezien hadden |
|||||||||||||||
Perfiaen-
fche Treurda-
gen. |
||||||||||||||||
te vieren de Treurdagen,ingeftelt ter ge-
dachteniflè van de doot huns grooten Hei- ligs Huflèyn, zoon van Alie en Fattna, Mahomets eenigftc dogter. Groote rou |
||||||||||||||||
iÓ8 CORNELIS de BRUINS
|
||||||||||||||||||
te vluchten om de nieuwe gevoelens zy
van°Huf'ner tegenftrevercn· Huflèyn;,dan, A^ert, de zynen jammerlyk om 't leven gebragt
;in 'twoeft Arabie,by of in de plaets Kier~; ,£/'/« genaemt, waer zyn graf nu nogh in jgroote eere gehouden,en van veele luiden jbezogt wort. Want de Perfianen hou- jden hem Voor hunnen wettigen/we» óf ©pperhooft: zoo dat zelf de gröote |ίο- ^iing Abbaas roemde van hem afkomftigh jte zynj dat de Turken egtér terwerpert. |
||||||||||||||||||
raer, die, als de eerfte zyne Rede geeïn^
digt heeft }i'de zyne ook aenheft, maer al zihgendë7*'o!at::h*èt ΠίΙηΦίί^^ρϊ gemalf der toehoorderen, worden veel banken e ftoelen gezeti >Jk, om thyne nieuigierig', heit te voldoen* begaf my nevens eenige? vrienden uit de woning onzerinaetfchap-| Pje naer; een plaets, die daer digt aen wasj Maer toen men ons in 't oogh kreeghj wert ons qit inzicht van ons Qpperhooftjj waer voor ze gfbote agtiog héblen, aen- itonts een goede zitplaets aangewezen» :Ik zag dit werk dan een goedt; half uuri aen j en moet bekennen dat de meeile! toehoorders in Zödanigen druk waren door het bewegelyk verhael der Leeraren, dat' men'er wéinigh zagh, dien de tranen niéti over de wangen hepen. Manrjén, vrou- wen, kinderen, 't kreet al "v^t'er was luider keele. 'Aen den uithoekiacs muurs, die aen den iwegh komt , zagh men een gt'oote mifruaekte figuur van egncn man j gevult met'ïlroo , gebonden öh4er de ar- men, ophangen. Hier door wekidedoot- flager van Huflèyn, genaejnt 03paer,veïr ■ beek. Dit beelt wert op eenen tjer avon- ' den openbaerlyk verbrant: en Hit zelve |
||||||||||||||||||
Manier
van ïou bedryf. |
||||||||||||||||||
Dit treuren duurt tien dagen lang,engaet
pp de volgende wyze toe, Kieene troe- |
||||||||||||||||||
pen , beftaende in 8, ι o, of ι ζ menfchen,
begeven zich op de ftrateti, meeft al on- gchavent en flecht gekleedt. Hier onder lpopen'er ook, die half naëkt zyn, vuil ook , en met zwart bèfteëkën , zoodat ónze fchoorfteenvegers, " verfch uit den fchoorfteen gekropen ·, daer niet by halen kunnen. Voor hoedanige figuren onze kinders niet alleen, maer ook oude luiden zich op de vlucht begeven zouden, De- ze menfchen, zoo gedrqchtelyk'uitgeitre- ken, ftellen zich zeer (JroëvJghaen, hef- fende klaegliederen aen öndei·' het gefpeel |
||||||||||||||||||
van een tuig, als onze kasldmjetten, dat! gefchiedde opii vericheide l!andere oorden
|
||||||||||||||||||
der ftadk By>'nacht oock: zageti wy ee-
ne dezer* predikplaetfen öp ëenè grootc vlakte , daer zekere foort van een toneel ! was opgericht, toegeftelt met veel latwerk om daer lichten op te zetten , wordende het getal der lampjes gefchat öp een getal van ontrent tien duizent. Ik bevond den tocftel hier van zeer flecht gemaekt zon-; der eenige bevalligheit. Want de berei-' dingh hier van was zoo weinigh verzorgt, dat een groot gedeelte der ligten door den j wint wiert uitgebluft. Het getal der toe-, j zieners was zeer groot, om nu niet tefpre- ken van verfcheide huizen, waer in al zulk een toeftel was acngerecht. OndertuiTchen genaekte de Zondagh
van onzen Pinxtertydt , dien wy vierden by den Heer Kaftelein. Hier lieten zich Dans vaa twee partyen van jongens vinden , elke jongens, party van zes , naer jaerlyxe gewoonte, om eenige danfl'en te vertoonen, Zy wa- ren van gelyke grootte , byzonder aer- digh, en fraei gekleedt, hierby wel op hun werk afgericht. Zy fpeelden met houtjes, dieze onder 't danflen tegen een floegen j van welk fpel wy nu meer dan eerls gefproken hebben. Hier onder lieten zich ζ of 5 der wykluiden hooren, zin- gende onder dit fpeelen en danilên der jon- gens, die geftadigh dan d'een , dan d'an- der elkander de hant boven 't hooft hiel- den,met degrootile gezwintheit enbeval- ligtte zwieren des lichaems geftadigh door elkander zwevende. Déze ftonden van nogh een grootc party gevolgtte worden. Maer in het herwaert komen ontmoet- tenzeeenige jongens van eene andere wyk, met
|
||||||||||||||||||
wy boven reets hebben, aengeroert. An
deren dragen eenigh geweer,; waer mede zy door hunne gebaerdeh dq,I manier van zyn ombrenging verbeelden, genigen van deze luiden hadden by-zich een by zon- der grootvmenfchenbeelt,;waêr door Huf- feyn betekent wert,: zeer 'flegt en.fimpel toegetakelt. Dit beelt w|Svhol, èh4wert bewogen door iemant, dis xlaer in ftstk, zoóiatriièn; zyn beenen onfier uit dekleèt deren zagh. Zoodanige aptryen gaen'er doofgaeris4n zwang'iwordfertdedeze boot- femakers, die daer mede omïoöpëtf*vfiier voor van de winkeliers, en anderen,voor welker huizen zy ftil ftaen , beloont met eenige Kas-begies , dat het minfle geit is , dat by de Perfianen. omgaet. Anderen geven ook wel wat rykelyker. OndertuiTen wort'er des middags, en des avonts op de ftraten gepredikt, waer toe de bequaemfte plaetten uitgekoren wor- den, te weten daer de wegen op elkander flaen,en daer demeeft'e gaftghis van volk. Deze plaetfen fchikkenze dan fierlyk op, bchangenze met kleeden, en beleggenze met tapyten. Aen de muren hangenze in 't rond fchilden en andere wapens. Op het voornaemfte deel van zulk een plaets ftaet een predikftoel, waer in men met f of zes trappen opftygt. De Lceraer hier opgetreden heeft eenige bladen befchre- vcn papiers in de handen. Hier flaet hy zyn oogen dikwyls op , en bromt de da- den en deugden van Hufleyn met luider ftemme uit, zonder de hiltorie van zyn ongelukkige dgot te vergeten. Twee of drie trappen lager ftaet een tweede Lee· |
||||||||||||||||||
REIZEN.
|
|||||||||||||||||
ι<ίρ
|
|||||||||||||||||
lagen, welker hoofden zoodanig uit de
planken ftaken, als of ze afgehakt waren; Om welk te natuurlyker te vertoonen ^ was'er eenighverfch bloet nevens de hoof- den gefprengt. Op den zelvcn wagen zaten twee gekleede perfoonen. Hierna volgde de wagen, waer op Huflèyn dooc leggende verheelt wert door eenen man. in 't harnas , hebbende eenen houwer of iabel in de rechterhant. Men zagh de- zen ook bebloct, als ware hy verfch ge- doot, om te meer mededoogen in 't ge- zicht en de gemoederen der aenichouwe- ren te verwekken. Alwaer deze wagen voorbyreedt maekten de Perfianen een groot misbaer, en tekenen van een onge- meene droef heit, fchrceuwende ook vee- len op het zien van den wagen met luider keele , en weenende voorts als kinderen. Deze verbeeldingen ( ik moet het zeg- gen ) werden zoo bewegelyk vertoont, als ik noit ergens gezien heb j zoodat ik die onverbeterlyk oordeele. Want fchoon het yder van ons beuzelagtigh en ydel voorquam, deze toeftel had onze zinnen zoo zeer ingenomen , dat we in geenen ftaet waren om'er om te lachen. Ver- volgens quamen veele jongelingen zoo on- gebonden, als geboeit, met hunnen be- waerder nevens zich , die verzien van eenen ftok,hen nu en dan dreigde te flaenj dat ze dan op eene vreelagtige wyze ont- weken en zich fchielyk nederbogen j op welke ftreken zy wel afgericht waren. Nu quam nogh een ongemeen groote wagen, getrokken van menfehen , gelyk de andere. Deze was ook met zant over- dekt, en met bloet befprengt, leggende daer in twee menichen, quanfuis doot,en nogh vier andere, waer van men alleen de hoofden zagh, zynde de lichamen , ge- lyk op dien anderen wagen, onder de planken verborgen. Op dezen zclven wa- gen zag men 6 paer jonge tortelduiven loopen. Weder quam'er een andere groo- te wagen, waer uit men veele armen en beenen alleen zagh uitlleken , zynde hec verder gedeelte der lichamen daer onder- verborgen } waer by twee brandende was- kaerilen ftonden. Hier volgde nogh een wagen waer op 6' hoofden zich uit den gront lieten zien , zittende daer by twee gekleede perfonen. Agter dezen quam weder een wagen, waer op een doot lic- haem in 't harnas lagh, nevens eenen zie- ken, die daer by zat. Hier agter wer- den twee vendels gedragen. Toen volg- de een paert, wiens zadel op de zyde hing, · gevolgt van twee tromflagers, bekken- (pelers, en zangers. Toen verfcheen een wagen met twee dootkiften, waer by twee jonge kinderen zaten , elk met een boek in de hant. Deze fpeelden hun rol kunf- tig genoegh , omarmende by wylen de killen der verzierde dooden. Toen zagh Υ ment |
|||||||||||||||||
'met welke ie hantgemeen werden; zoo-
dat hun tydt hier mede gefpilt wierde, vermits zy zich naer den Koning moften begeven. Om weder te keeren tot de plechtighe-
den , waer van wy gefproken hebben, hét voornaemfte der zelve beftondt in ee- nen ommegang, die den volgenden dagh ftondt te gefchieden. Om welken te be- fchouwen wert my een bcquame plaets aengéwezen boven in een'winkel van ee- nen bekenden Kok in de Bafaer. Hier moft alles voorby, zoodat my niets konde ontflippen. Het eerfte gezicht dan, dat ik had,
beftondt in eenige ruiters van den Daroga of ichout, gevolgt door de voorftcn van den ommegang, die een deel zangers wa- ren, yder met een waskaersje in de hant, cngekleet met eenflegt linnen rokje meeft paers van koleur,ook hier en daer zwart, als voegende beft by den rou, dien ze door hunnen zang betuigden. Men zag'er ook die ten deele naekt, of met bloote beenen liepen, veelen ook met blooten hoofde. Anders waren alle , die dezen ommegang by woonden, op de gezeidewyzegekleedt, en hadden een groot zwartopgeroltvaen- del by zich. Agter hen volgden 3 ka- meelen , op welker eenen twee jongens zaten meeft naekt, op den anderen drie diergelyke, de een agter den anderen j op den derden een gekleet vrouwenbeelt, dogh bedekt , nevens eenen jongeling. Hierna nogh f kamelen, op elk van wel- ke dof 8 meeft naekte jongens zaten in hangzetels van open latwerk , die aen de zyde der beeften afhingen. Hier agter werden twee vendels gedragen. Toen volgde een wagen met een opene kift , met een lichaem,dat als doot fcheen,daer |
|||||||||||||||||
Befcliry-
vinge
eens (I3-
telyken
omme-
gangs.
|
|||||||||||||||||
10
|
Na deze wert nogh een andere kift
|
||||||||||||||||
gedragen met wit overtrokken , waer in
niets lagh. Hier agter volgden zangers. Toen een wierookwagen met twee per ionen daer op ,· en vier kleene gekleede jongens, yder met een boek. In't mid- den ftondt een vierkante tafel. Rontom den wagen hingen veele vertinde inftru- menten, als lampjes, waer agter een op- gerolt vaendel gedragen wert, gevolgt van zes paer foldaten in een gemalyt har- nas , hebbende ftormhoeden op 't hooft. Agter hen gingen twee aerdigh gekleede jongens, met pluimen en bellen gefiert. Toen een paert, waer op een gevangen jongeling zat, gevolgt van nogh iö ge- vangenen, die aen een yzere keten ge- boeit geleid werden, gaende de een agter den anderen, en agter hen nog f jonge gevangens, die aen een touw gebonden den trein volgden. Hier op quam een wagen , waer in 6 hoofden zich uit den gront vertoonden , die met zand beltroit Was, waer onder de lichamen verborgen |
|||||||||||||||||
CO RN EL IS de BRUINS
|
|||||||||||
I7Q
|
|||||||||||
ftont in het verbeelden van Hufleyn, en
zyne 72, vrienden, die door hunne tegen-· flxevers omgebragt, of, zoo als de Perfi- anen het willen gerekent hebben, gemar- telt zyn. Het aenmerkenswaerdigfte, en daer ik
my meeft over verwonderde , was , dat die menfchen, welker hoofden , armen, en beenen , uit den gront der wagenen zich vertoonden, zich zoo lang konden houden zonder eenige beweging. En het is in derdaet niet te begrypen , dewyl dit ommegaen meeft denganfchen dagh duur- de. De meefte hoofden ook waren van gebaerde mannen, en zoo dicht om den hals gefloten, als ofze afgehakt op den romp ftonden met geflotene oogen, waer aen men zelf weinig beweging konde be- merken. Maer men gaf my te kennen dat men dezen luiden te voren iets ingaf, opdat ze dezen laft zouden kunnen uit- ftaen , en als dooden ftil leggen. Nie- mant zeker behoeve te denken dat hier eenigh bedrogh onder fchuilde, dewyl ik de zaek zoo wel onderzogt heb, dat'er geene plaets is voor eenige twyffeling. Alleen wert op eenen der wagenen bc- fpeurt een hooft gcmaekt van wafch , en met verw gekoleurt. dogh dit was zoo kennelyk , dat yder de onnatuurlykheit aenilonts merkte. Ook is deze lantaert te dom om iets zodanigh na te bootfen, dat men het voor levende zou aenzien. Met al deze fchoufpelen raekte deze dagh ten einde. Des anderen daegs begaven wy ons met
het aenbreken van den dagh naer dezelve plaets , om het overige dezer plechtighe- den te bezichtigen , die, nadat wy twee uren gewacht hadden, eerft eenen aen- vang namen, omdat de Koning later, dan de jaerlyxe gewoonte was, te voorfchyn quam. * Het geen nu verder gefchiedde beftont Optogt
in het optrekken der wyken , en omvoe-dcfwy- ren van eenige toebereide fieraden. Hetken' werk wert aengevangen, als te voren, van eenige Ruitery, in dienft van den Darogaj die gevolgt wert van eenige jon- gelingen gewapent met ftokken, en danf- fende en fpringende onder 't geroep van HuJJeyn , Hufleyn. Na hen volgden 3 of 4fpeelluiden , flaende op cimbalen of op kopere bekkens, waer by ζ of 3 tromfla- gers gevoegt waren. Na hen quamen de wykluiden, waer van de eerfte party ge- wapent was met bloote fabels en fchilden- Anderen hadden ftokken fierlyk befchü- dert. Yder van hun was op het deftigfte uitgeflreken , gekleedt met fulpe verten, fchoone fenturen om den middel, enkof- telyke tulbanden op de hoofden, heel an- ders dan des daegs te voren. Alle de- ze partyen gingen dus in 't algemeen voort, van elkander nergens in onderfcheiden, als
|
|||||||||||
men eenen zeer grooten wagen met 10
of 12. dooden , waer van men alleen de armen en beenen zagh befmet met bloet, als of ze gewond waren , en ftekende uit het zant. Hier by zaten f of 6 gevange- nen, en agter den wagen een jongeling te paert, die als met pylen doorfchoten en geheel bebloet, voorts in vremde kleeding toegeilelt was. Hy hing als flaeu van zwakheit van 't paert af, dat ook vremt opgefiert was. Na hem quam een doot- kift met zwart ftof overdekt, gevolgt van Zangers en fpeelers, die als in triomf voort- trokken. Hier agter werden drie lanfen gedragen, welker koorden met geiteen- ten bezet waren. Toen quam een paert geladen met boog, pylen, tulbant of muts, en een groen vaentje daer op. Weder f paerdenmetfchilden, pylen, en boogen, en ander gereetfchap. Hier agter werden weder drie lanfen gedragen , die boven aen het beelt van eene hant hadden. Ein- delyk quam een fierlyk opgepronkt paert, waer op drie paer duifjes üonden : maer dit ging door wanorde niet op zyn plaets. Toen ik al dezen trein dus had over- zien , onderftond ik by eenige wetgeleer- den wat de byzonderheden, die my in de- zen ommegang voorgekomen waren, zeggen wilden. Hier op zeide men my dat de ι ζ jonge tortelduiven, die ik op den wagen gezien had,de gedagtenis ver- riieuden der duiven , die op het lichaem van Hufleyn quamen vliegen, toen hy verflagen was : en dat deze zelve duiven befmet van het bloedt, dat uit zyne won- den quam, van daer gevlogen waren naer Mediena , daer de zurter van Hufleyn woonde, die uit het gezicht dezer duiven de doot haers broeders verftondt, gelyk xy zelve hier van de voorfpellingc tevoren gedaen hadt. De wagen met de twee dootkiften , waer by de twee jongens za- ten, die elk een boek in de hant hadden, verbeeldden de twee doode zoonen van Hufleyn, Alie Asker en Alie Ekber. De jongeling met pylen doorfchoten , die te paerde reed , gaf mede eene beeltenis van HuiTeyns zoon Alie Asker , die men Z,eide dat met pylen doorfchoten was. De dootkift met zwart overdekt was die van Hu0êyn. De wagen met 6 hoofden, die Zich uit den gront vertoonden, daer twee gekierde perfonen by zaten , verbeeldden de kinderen van Hufleyn. De ftale hant op de lanflen was de betekenis van het krygftekcn, dat de aenhangers der Perfi- aenfche Mahometanen wel eer op hunne ftandaerden gevoert hebben. En gelyk de hant vyf vingers heeft, betekende de eerile den peifoon van Mahometh: de tweede, Alie: de derde, Fatma, dogter van Mahometh huifvrou van Alie: de vier- de , Haflan i devyfde, Hufleyn. Zoo- dat deze ganfche ommegangh alleen be· |
|||||||||||
Uitlee·
ging des
onime-
gangs.
|
|||||||||||
R E Ι Ζ Ë Ν.
|
||||||||||||||||||||
fcfct
|
||||||||||||||||||||
als alleen dat d'eene fraejer en heerlykerjfchoutmeer dan duizent mafinen te paert Voor-
dan d'andere gekleedt was. Eenige der by "zich hebbende fpant alle kragten in om zorg vaa zulk eene wanorde voor te komen. Hier~den
|
||||||||||||||||||||
quamen voerden met zich een fierlyk
maexel op de wyze eener karos, alom be- zet met Spiegels * Sabels , Gansjaers of meflèn, en ander geweer van gout en zilver j alle welke dingen een aengename flikkering van zich gaven, zynde geene plaets onbezet gebleven. Andere wagens zag men'er hooger van fatfoen , ook wel van binnen open, dogh zonder hemel,en rykelyker met fpiegels veriiert. Gemeen- lyk rydt in zulk eenen tydt de fracifte en grootfte party voor. Vyf zulke rytuigen |
||||||||||||||||||||
om plaetft hy zyn volk ten deele voor aen,
ten deele tuflehen beide , ten deele „agter de wykquartieren. Eenigen der zynen ftelt hy ook op de wegen , en laet in het otnmegaen de eene party ftil ftaen, toe dat de andere voorby is. Eindelyk hyziec met alle vlyt uit, aen welken kant eeni- ge onluft zou mogen ontftaen, en hout goede wacht dat de verfchillende partyen niet by een komen , dewyl, als dat ge- beurde , elke party den voortogt zou be- geren. Ook zyn in dit optrekken zoo |
||||||||||||||||||||
werden'er omgevoert, ftaende een zefte
op het begin van de Chjaer-baeg tuflehen twee gebouwen. Dit was geheel van ipiegelwerk , toegeftelt op de wyze van eenen altaer met twee opgaende deuren, welke geopent zynde het zelve fieraedt j vertoonden. Het was van een goede hoog-1 te j zoodat een der predikers daer op fteeg , toen de Koning zich liet zien op het gebouw van zynen tweeden tuin, daar een lange voorgalery op was. Dit opge- flagen werk bleef daer j of 4 dagen ag- ter een ftaen. Het was met Hukken daer gebragt, en in een geiklt, dewyl het niet geheel door de ftadts poort, en verfchei- de andere zou hebben kunnen doorgaen. Andere Na dezen ftatelyken ommegang volgde Omine- een andere , waer voor vele paerden en gang- vaendels gingen. Eenige dezer paerden hadden platen voor de hoofden, en fchoo- nc witte pluimen daer op.., Andere we- der waren geharnaft , ook beladen met koftelyke kleeden, fabels, fchilden , bo- gen, pylen,ftokken, en ander gereetichap. Zornmige hadden ook tulbanden op,zom- mige ook zwaerder pluimaedje , en an- dere fierlyke tooiiêls. Hier agter volgden veele zangers, bekkenfpelers, en danfers, die zeker flagh van paveljoentjes al danf- fende boven hunne hoofden hielden. Zom- migen droegen fpieflen , met koorden en quaften verfiert. Toen quamen de luiden, die den ommegang uilmaekten, op dezel- ve wyze als des daegs te voren. Deze ilonden by wylen ftil , en hieven een ge- zangh aen , fmytende ondertuflehen over hun hoofden gehakt ftroo, dat ze hierom by zich gefteken haddeil,' en roepende met een vervaerlyk geluit, Hujfeyti^ Hhf- fejn. Veele zag men met bloote fabels in de eene hand, en in de andere hun fchilt. Weder andere troepen hadden ftokken wel tien voet lang, en dik naer maeteder lengte, gckoleurt met verfcheide verwen, ook verguit , en verzilvert, niet anders als of ze zoo ten ftryde trekken zouden. Men befpeurt ook wel klaer dat alle de- ze verfcheide troepen , naeryverigh van elkander , wel luft zouden hebben om eenen flagh te wageo. Maer de |
veele fmalle wegen door te gaen , dat de
eene party d'andere niet wel zoude kun- nen wyken. Boven dit ftaen tot dit ein- de veele foldaten te voet, en houden op allen onraedt hunièhietgeweer gereet. De luft om aen den man re raken wakkert te meer, omdat dit volk een byfter gevoelen Bygeloofi heeft, teweten dat iemant in de dagen van dezen ftatelyken ommegang komen- de omgebragt te worden aenftonts in den hemel wort opgenomen. Hier by komt* dat geen recht altoos gedaen wort over moorden , of andere zware ftukken , in deze dagen gepleegt. Waerom menfehen, die anderen haet toedragen, hunnen flagh in dezen tydt wel weten waer te nemen j eveneens als gebeurt in Italië, ten tyde van het Carneval. Hier uit magh men afnemen hoe gevaerlyk het is in dezen tydt, byzonder in de laetfte dagen , veel by de ftraet te zyn. Die derhalven by de- zen ommegang niet te doen hebben, bly- ven al veel in huis, even als de Mahome- taenfche Turken, die hier bekent zyn. Want deze laten zich dan nok zien, "als wel wetende dat men kennis heeft van hun gevoelen, dat geheel ftrydigh is te- gen dat vanHuflèyn, en geheel overeen- komende met dat van Omaer , de tegen- party van Huficyn. Tegen andere natiën s de haet echter zoo groot niet. Zelf la- ten ze de Indianen, die Heidens zyn, de wegen in alle veiligheit gebruiken. De meenigte des vok nu, om deze ftaetfie y te woonen , was zoo groot, dat de ehcele ftadt op de been was: Veel men- ehen waren ook van buitengekomen, zoo at'er eenige hondert duizenden van man- en en vrouwen omzworven. Dit ging dat te verwonderen is) alles toe zonder enigh ongeluk, daer men nogtans in vo- ige jaren veel van gchoort had. WantGevegt e partyen der wyken aen elkander raken-van |
|||||||||||||||||||
tyen.
|
||||||||||||||||||||
e , ftoven op als dolle menfehen , flaen-
e, quetfende , en moordende elkander p een erbarmelyke wyze 9 vliegende op e minfte tyding van het gevegt ontallyke nderen daer na toe, elk om zyn party by e fpringen. Nadat alle deze plegtigheden geeindigt |
||||||||||||||||||||
• Υ i wa-
|
||||||||||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
|||||||||
171
|
|||||||||
zet zyn geweeft, als blykt uit de boeken,
der oude fchryveren. Dan komt'er eer» wierookvat, nevens een kannetje gevuk met roze water. Hier worden de gatten mede befprengt. Wyders wort aen yder een Kaljan gegeven om tabak te rooken. Hier op komt'er KafFee , en Bidmufwa- ter, nevens andere lekkere warme dran- ken. Is het na den middagh, men zet ook andere zoetigheden voor, die de tydt des jaers mede brengt. By de Chrifte- nen, die hier zyn, wort ïïßò brandewyn» of andere fterke wateren gefchonken, en, is het na den middagh , ook wyn, Hier uit is wel af te nemen dat'er een uurdoor- gaet, eer men een bezoek op behoorly- ke wyze kan afleggen. Al dit werk gedaen zynde, vertrokken
wy den vierden dagh weder naer deftadt, en namen onze ruil in de verblyfplaetsder Maetfchappye. Hierverftondt ik dat des daegs te voren een Gezant was aengeko-Turx Ge· men wegens den eerften Vifier van hetzant" Turxe Hof, die maer een gevolg hadc van 6 of 7 perfonen. Men gifte dat hy was gekomen om van den Koning vryen doorgang van oorlogsvolk te verzoeken, dat de Turxe Keizer zenden zou om de Georgianen, die federt eenige jaren zich hebben willen ontlaften van de fchattin- gen, die het Turxe Hof van hun vordert, te beoorlogen. De Turken zyn om deze zelve reden al dikwyls derwaert getrok- ken ,maer altydt belemmert geweeft door de engte der wegen, die ze doortrekken moften , waer van hunne vyanden zich bedienende, hen in die engte befloten en floegen. Deze Georgianen voeren denGeorgïa- naem van Baffa-tjoeg, dat in de Turxe nen· tale Blouthooft betekent, omdat hun hooft maer bedekt is met een kleen mutsje, waer in eenige gaten zyn , waer door ze haer- lokken trekken omdat het tevafter op het hooft zou blyven. Hunne hemden zyn zoo lang,dat ze onder uit den rok komen. Het geweft , daer zy zich onthouden, wort ook Baffa-tjoeg genoemt, als zeide men, het lant der Bloothoofden. Het legt tuflehen Turkye en 't lant Gorgeftan. |
|||||||||
waren , reed ik den 19 der maent,' een
uur na middernagt, naer de graffteden
9'?er" der Chriftenen. Wy bleven daer tot de
Chrifie- aenkomft van den dagh , en gingen ver-
ncn. volgens in den nieu gemaekten tuin des
Nieuwe Konings, die zeer groot, en met eenen
Konlnss.5 muur van aer<k omtrokken was. Met de
' vyvers was men al verre gevordert. Vee- Ie jonge boomen waren'er ook geplant. Het faizoen was ook in zyn kragtigfte, waer door rozen, en andere bloemen,die dit geweft geeft, in meenigte waren op- geloken. Fraeie of zeltfame bloemen ver- neemt men niet. Van hier gingen wy naer Julfa, en daer gekomen zynde , be- gaven ons naer den lufthof van Fran^ois Sahid, tolk der Maetfchappye, vanwien wy meer gefproken hebben. Wy maek- ten een gezelfchap uit van ontrent 40 men- fchen , die dezen avont daer deftig ont- haek werden. Devrolykheit was groot, en de luithof zelf, wiens paden altemael aen beide de zyden met kaerflên bezet wa- ren, vermeerderde het vermaek. Moe- de zynde, namen wy onze nachtruft in twee huizen van onzen Gaftheer. Den volgenden dagh gingen wy de vrienden van den Heer Kaftelein begroeten , om welk te doen wy daer gekomen waren , dewyl deze Heer in de volgende maent ftont te vertrekken, en niet weder in Jul- fa te keeren. Hierom nam hy zyn af- fcheit van de voornaemfte Armenifche Koopluiden, van den Patriarch van de Europeefche Geeftelyken, en andere Fran- ken. Deze bezoeken duurden drie dagen agter een, dewyl'er wel ontrent veertigh huisgezinnen te begroeten waren , en de bezoeken niet fchielyk kunnen afgelegt mfiaen- Worden ter oirzake van 't onthael, dat liael# " men overal geniet. Want zoodra men in- gekomen is, worden bandees , of fierly- jke groote langwerpige houte bakken,ge- vult met konhturen en fuikerwerk, voor- gezet. Indien het gezelfchap fterk is, zet men voor twee menfehen eenen bak. An- ders voor elk menfeh eenen. Hier by ko- men rozen en andere bloemen , om de menichen met lieffelyken reuk teverquik- Jcen, waer op de Perfianen al van outs ge- |
|||||||||
XXXI.
|
|||||||||
R £ É Æ Å Í.
|
|||||||||||||||||
7\
|
|||||||||||||||||
XXXI. HooFTsTüK,
|
|||||||||||||||||
Gebruik der fchilderkunfi by de Perfianen, Zeden ontrent de
geboorte , en doot, en begraeffenis. fFyze van tf ouwen* Soorten van geit 'm Perfte. Groote vertiering van fuiker binnen Spahan* |
|||||||||||||||||
ô
|
Ê zoude my, terwyl ik bezigh ben j
mee den lantaert der Perfianen tebe- |
wat ze meer noodigh hebben , daer in te
leggen. Deze kasjes makenze zeer fier- lyk op, en fchilderen daer bloemen, bees- jes, lofwerk , en ook wel cenige beel- den op. By luiden van aenzien vint men ook Boekca.
boeken , die fraei ingebonden en verfiert zyn met alle foorten van beelden op hun- ne wyze gekleedt, ook jagten, enkele mannen-of vrouwenbeelden , ook gezel- fchappen , beeften , en vogelen , met fchoone koleuren in waterverwe afgebeelt: ook onkuifche verbeeldingen , daer ze zeer toe genegen zyn. Ik vond zulke boeken by zekeren voornamen heer,dogh al de fchildery {legt, plat, ftyf, en ge- heel kunfteloos. Zoodat'er niet aenlok- kelyx aen was, als men de aengenaemheit der koleuren ter zyde zet. De bladen altemael waren met gout en zilver verfiert om het oogh te behagen. Evenwel den- . , keniemant dat de zinnelykheit dezer men- fahfêt fchen hier toe zoo groot is , dat ze daer Pcifia- gelt aen zouden willen hangen, of eenigenen· andere fchoone ftukken uit hun beurs be- talen. Verre van daer. Maer om iets te ontfangen ftaen hunne handen altydtopen. En dit gebrek is by grooten zoo wel als by kleenen. Het is gebeurt weinig tydts Geval van voor myne komft in Perfie, dat daer aen-eenen quam eenHoogduitfch Schilder,genaemt "°°2- Dionys. Dees in Italië lang geweeitzyn- /^'[y",.. de , en den groote meefters veel afgezien hebbende, maekte voor den Koning een ftuk met beelden. Men ontfing het, men hing het in het paleis op , en vergat den Kunftenaer te betalen. Hy is ook noit' aen zyn geit geraekt. Zoo dat ie- mant zich inbeeldende dat hier eenig ge- luk voor vremdelingen zou te bejagen zyn, zich zeer bedrogen zou vinden. Ja, als men het onderzoekt, zal men bevinden dat het hier altydt zoo geweeft is, ten ware by avontuur eenig Koning geregeert had, die anders van aert was geweeft. En dat zoo zynde, raekt dat de natie niet, maer juift een eenigh menfch,die dan ze- ker voor een zeltfaem voorbeelt verftrekt. Want de edelmoedigheit is hier een onbe- kende deugt. Men toonde dit indenjarc lófz acnGev!ilva«
den Heer Joan Cuneus, Gewoonlykcni°üc„- Raedt van Xndie, die wegens de Neder-A^cz3nf. Õ 3 lant- |
|||||||||||||||
ichryven, inkten om hunnen Godtf-
*dienft ook open te leggen. Maer weten- de dat verfcheide Reisbefchryvers wytioo- pigh hier van gefchreven hebben, zal ik die moeite fparen, om den lezer niet iets voor te leggen, dat hy elders genoegh vinden kan. Met een woort alleen zeg Over- ik, dat'er tuflehen hunnen Godtsdienft , eenkomft en dien der Turken zeer weinigh verfchil van den js ^ uitgezeit dat de Perfianen geenen af- fchenmetkeer hebben van gefchilderde beelden,die dcnTurx-men ook doorgaens in hunne huizen ziet. en godf- Want men vint'er raf'ereelen bemaelt met dlenft· paerden, jagten, verfcheide beeften, vo- Schilders gelen , bloemen , en wat des meer is, in Perfie.aen den wand hunner vertrekken , gelyk ik te voren reets aengeroert heb. Men vint ook zeker onder hen verfcheide meef- ters in deze kunft, waer van twee der voornaemfte, gedurende myn verblyf in dit lantjins'Konings dienft waren. Eenen van hun ging ik bezoeken, om eene proef te nemen van zyne kunft , die voorna- mentlyk beftont in kleen gevogelte met waterverf naer het leven af te beelden. En ik moet'er van zeggen, dat zyn werk al fraei, en boven myne verwagtinge was: hoewel hy, gelyk al de reft, weinigh of geen begrip had van dagh of fchaduw , waer aen nogtans in het fchilderen zeer veel gelegen is. Deze fchilder was toen ter tydt bezigh met een printboek vol bloemen, in ons Vaderlant gedrukt, voor den Koning in waterverf af te fchilderen. Waer toe een der Europeefche Geeftely- kc-n hem de koleuren daer van , zoo veel alsmogelyk was, met den mont beduid- Sdioone je. £y ]lcbben hier toe uitmuntende ver- u7rerfie.wen' DoBn iJi vond'ei' ook , die uit on-
ze Nederlanden daer gebragt waren , als lakverw en andere. De Oltramarin of la- zuur, de fchoonfte blaeuwe verwe,die'er is, maken ze zelf, of ontfangen ze van de Armenifche fchilders : want den La- zuurfteen of Lapis LafuÜ hebben ze in hun lant, van waer wy hem krygen. Eeni- gen van hun zerten zich op het befchil- deren van wandelftokken met zekere foort van lakwerk. Anderen bemalen de inkt- kokers , die ze maken op de wyze van een kleen kasje, om de rietpennen, en |
|||||||||||||||||
CO RN E LIS de BRUINS
|
|||||||||||||||||||||
ï?4
|
|||||||||||||||||||||
lantiche Öoflindifche Maetfchappye afge-
zonden aen dit hof onder andere gefchen- ken voor den Koning met zich bragt een groot ftufc fchildery, waer in krygfluiden te paerde waren- afgemaelt. Men dagt niet anders ofditftuk zou hier grooten in- gang hebben, omdat de Perfianen groote liefhebbers van paerden zyn. Maer men vraegde koeltjes, hóe hoogh dit ftük in prys wel gefchat wierde. De Gezant niet willende het gefchenk verheffen noemde een gemeene fomme. Hier op weit be- flotert het ftuk te houden, en'de genoem- de penningen daer voor uit te febieten. Meer zou ik hier kunnen byvoegen, maer wy zullen hierna gelegenheit hebben van andere dingen hier toe dienende te verha- len. Nu luit my te melden wat gebruik zy hebben ontrent de geboorte der kin- deren, het trouwen, en begraven der af- geftorvenen. Als een kint ter werrelt gekomen is,
ontbiedenze na verloop van j of 4 dagen eenen hunner wetgeleerden. Dezen ge- ven zy te kennen den naem, dien men gaerne aen het nieu geboren kint geven zoude. · Hier op fpreekt hy drie reizen agter een het kint in 't oor , noemende naer allen fchyn den naem, die verzogt is. |
welk hem vryftaet. Ja by zyn overlyden
zelf zyn zyne erfgenamen gehouden dit goedt acn haer uit te keeren nevens een agtfle deel van alle zyne nagelatè goede- ren. -Zoo deze vrpu ook komt te fterven, en kinderen nalaet, is de 'man Verplicht, zoo hy een tweede huwlyk aengaet, en daer uit kinderen wint, aen de kinderen fyner êerilé yrouwè het moederlyk. goedt vooraf uit te keeréri, zoonogtans dat deze kinderen het regt behouden van daerna met zyne kinderen in de deeling gelyk te ftaen. Komt het te gebeuren dat iemant der
Chnftenen , of andere, die buiten hei Perfifch geloof zyn, het.zelve aenneemt, trekt,zulk een verloochenaer naer zich al het goedt zyner afgeftorvene vrienden, in welker geloof hy zelf te voren geweeft was, en fluit alle andere magen , die niet tot het Perfifch geloof overgekomen zyn, buiten. Vallen'er twee Chriftenen te ge- lyk af tot den Perfifchen godtsdienfl;, zoo erft de naeft beftaende al het goedt zyner Chrilten vrienden alleen. Bywyven nemenze zoo veel als zy be- Bywyven
geren , of zoo veel als zy magtigh zyn te^er Per' onderhouden. Van welke zoo zy'er eene verlaten, mag de verlatene in geen 40da- |
||||||||||||||||||||
Zeden
ontrent de ge- boorte. |
|||||||||||||||||||||
Vervolgens verricht hy eenige plegtighe- gen zich metTeen ander man vermengen,
|
|||||||||||||||||||||
opdat eerft blyke of zy zwanger is. Het
welk zoo zynde , moet de man haer on- derhouden , totdat ze verlof! is, en het kint naer zich nemen. Alle de kinderen ook by deze bywyven
gewonnen, worden voor echt gehouden, en gerechtigt tot de deeling nevens de an- dere. De Ouders , die een dochter uithuw- Ua"]y*
ly ken, geven elk naer zynen flaet haer zoo 8°e '' veel mede , als hun wel gevalt. Maer hier over wort een brief ingeftelt, inhou- dende dat de dogter hierna niets meerders van hare Ouders zal mogen vorderen, de- wylze gerekent wort haer rechte deel der erfFeniflè wech te hebben, zonder oit met hare zufters of broeders , die ongehuwt zyn, te mogen deelen. Het overleveren van den bruitfehat ge-
fchiet op de volgende wyze.Kleederen,en andere tilbare goederen worden meeflen- deel op paerden gelegt. Het overige worde gedragen van verfcheide perfonen,diemec banket en andere lekkernyen heel beladen gaen. Men zou zeggen dat het een ita- telyke ommegangh was. Hoe grooter de luiden zyn , hoe de pragt ook grooter is. Speelluiden verzeilen den trein. Dit ge- fchiedt weinigh dagen na den troudagh. Hier toe is in het huis van den man een vertrek gereedt gemaekt, daer alles tegen den avont met licht wort ingebragt. In deze ftaetfie gaen de mannen voor , de vrouwen agter5 zoodat men eene verbeel- ding ziet van een ganfeh fchoufpel. De
|
|||||||||||||||||||||
den : na welker einde zy dien dagh met
hunne vrienden in vrolykheit overbren- gen. De befnydenis gefchiet niet, voordat
zy 6 of 8 jaren out, of ook wel ouder zyn, zoo als het goedtvindendan valt van Ouderen en vrienden; zoodat het noitnaer de wyze der Joden op den agtften dagh gefchiedt. Dan recht yder naer zynen lfaet gafteryen aen , van vreugde dat het kint in het verbont van Mahomets wet, in den Alkoran gegeven , als een Muful- man of ware geloovige aengenomen is. De zeden des Huwelyx zyn dus. Als
iemant onder hen genegen is een wettigh huwelyk aen te gaen, zoo fpreekt hy niet met de gene, daer hy zyn genegenheit op gezet heeft, maer met hare vrienden of magen. Van welke zoo de zaek goedt gekeurt wort,ontbiedt men eenen geefte- lyken of Wetgeleerden. Deze onderrecht van de zaek vraegt den man, of hy gene- gen is zulk een perfoon voor zyn vrou aen rx nemen. Het welk van hem toegeitemt zynde , vraegt men het zelve ook aen de vrouwe. Als deze ook haer woort gege- ven heeft, ftelt de Wetgeleerde (want men weet hier van geene Notariflen) een gefchrift op, waer by blykt, dat de brui- degom een zekere fomme gelts aen zyne bruit maekt. Dit gefchrift ondertekent de Bruidegom. Hier door is de vrouw zoo beveiligt, dat ze dit gemaekte goedt volgens de wetten behout, al gebeurde het ook, dat de man haer verliet, het |
|||||||||||||||||||||
Bcfnyde
nis. |
|||||||||||||||||||||
Zeden
deüHu- wclyx.
|
|||||||||||||||||||||
R Ε Γ Ζ Ε Ν.
|
||||||||||||
±7f
|
||||||||||||
De Groeten in't algemeen hebben mede J evenwel laten een gedeelte van hunnen
|
||||||||||||
tulbant loshangen. Zy gaen niet gepaert
of in eenige orde, maer in het wild , en zonder regel. Gekomen zynde ter beftemde plaetlè , ·
en het lichaem gezuivert hebbende, flop- pen ze den mont, neus , ooren , en alle de opene deelen met kattoen. Tuflchen de lyken der mannen en vrouwen wort geen ander onderfcheit gemaekt, dan dat de vrouwen door vrouwen worden gerei- nigt, en ten grave geleidt. Want van hier worden ze vervolgens naer het graf gebragt, daer eenige gebeden of ceremo- niën gedaen worden. Dan leggen ze het lichaem in een laken gewonden in de aer- de op de flinke zyde met het hooft naer 't Ooften , de beenen naer 't Wellen. Want het gezicht moet gekeert zyn naer het graf van hunnen Profeet Mahometh. Dit gedaen zynde, maken ze een half rond gewelf van aerde en leem in het graf boven het lichaem} vullende dan het graf met aerde tot den bovengront, en Hel- lende eenen graffteen daer op. Voor lui- den van aenzien wort'er een verheven koepel boven geftelt. Luiden ook van hooge agting, of gunftelingen des Ko- nings, worden met een Koninglyke tom- be verheeilykt. Voor hoedanige graffte- den zy groote eerbiedigheit hebben, hou- dende die voor heilige plaetfen. Eenige dezer tomben zyn kerxwyze gebout met fchoone blauw verglaefde koepels j dat zeer pragtigh ftaet. Tot de zeden behoort ook het gebruik Geit der
van geit, waer van de grootfte zilvere Perfi:>- munt is een Hafaer denarie of een ftuk van11"' tien mamoedjes, zynde elke mamoedje naer onze rekening ontrent 8 ftuivers. Dan volgt een daez.aejie of een ftuk van vyf mamoedjes. Dan is'er de Paenfijjie van twee en een half. Daer zyn ook itukken van twee mamoedjes, genaemt jtbbaasjes : dan ook van een mamoedje, waer van'er twee foorten by de vorige Koningen ge- flagen zyn , wordende genoemt mamoed- jes havifi. Dit is 't geit, daer 't lam zoo veel van verzien is, kunnende de koop- luiden by den uitvoer daer van hunne re- kening niet vinden. Het wort in den handel by ontfangen uitgift door hetgan- fche ryk gebruikt: zonder dat'er eenigh ander geit tot den in-en uitkoop der goe- deren omgaet. Nog zyn'er i~aejies, of halve mamoedjes. De eerfte twee geltibe- cien worden zeer weinigh , en maer op zekeren tydt van 'f jaer voor den Koning geflagen,om die aen den armen uit te dee- len. De zelve zyn ook zoo heel gang- baer niet, en men ziet ze weinig, als by luiden die de zinlykheit hebben van ze te bewaren, omdat ze in waerde en gewicht van de AbbaasjiesjMamoedjes ,en Zaejies^ die'er nu geflagen worden, cenigïinsver- fchil-
|
||||||||||||
eeneechte vrou,die van de bywyven wort
ppgepait, en geeërt met den naem van Chana, naer den titel van haren man, die een Chan is. Zy eet ook alleen, en wort vaneenige der andere ter tafel gcdient. De kinderen zoo van echte vrouwen als by- wyven zyn alle even gewettigt, en ftaen in het deelen der goederen gelyk. Als deze bywyven kinderen ter werrelt bren- gen, verheugt zich de echte vrou over de geboorte , en rekent het haren man tot eere. Als hy zich by een zyner bywy- ven begeven zal, zend hy eenen zyner . gefnedenen naer haer vertrek. Want el- ke heeft haer vertrek byzonder. Deze' gebiet haer zich te begeven naer de banje, om zich te reinigen , en den Heer op te wachten. Zy gehoorzaemt hier op aen- ftonts, en toit zich op de behaegelyxte wyze op om haren Heer te ontfimgen. Deze bywyven eten alle met elkander, zonder dat'er iemant anders by is. De Koning neemt zoo veelewyven,als
hy begeert te hebben. Hy neemt de keur uit de jonge maegden, ook uit de Geor- giaenfche, Armenifche, en zelf dogteren van andere Chriftenen, als hy ze maer bekomen kan. Deze ftaen alle gelyk. De eerfte zoon, dien hy by een van haer wint is de naefteerfgenaem des Ryx, zon- der dat'er agt gegeven wort by welk eene vrou hy gewonnen is: zynde de moeder in eenen zelven rang met de andere vrou- wen : van welke zoo hy'er eene verftoot, trout hy die, als ze niet bevrugt is , uit aen dien hy wil. Zoodat dikwyls gebeurt dat luiden van minderen rang aen zulk een huwelyk geraken. Wat de begravinge der dooden aen-
gaet,daer van heb ik deze wyze van doen aengemerkt. Als iemant overleden is , wort na verloop van ζ of 3 uren een Wet- geleerde ontboden, door wieneenigege- beden en andere ceremoniën gedaen wor- den. Dan brengen ze het lyk, leggende in een kift , buiten het huis op een plaers daer toe gefchikr, om het te waftchenen te reinigen. Het wort gedragen van lui- den daer toe geftelt. Vooraen ziet men eenige zangers gaen, ook andere luiden dragende ftokken, ipieflèn, ftandaerden, of kleene vanen. Men ziet eenigen tot bewys van rou ongehavent,met gefcheur- de kleederen, of ten deele naekt. Om het lyk voor en agter ( byzonder als het luiden van ftaet zyn) loopen ook zangers, Wetgeleerden, en andere Geeftelyken, ook werreltlyke luiden , zingende treur- en klaegliederen. Agter het lyk volgen de naefte vrienden en bekenden, weenen- de ten deele van droef heit, ten deele uit gewoonte. Hunne kleeding verfchilt niet van hunne gewoonlyke dragt, als men uitzondert die voor aen gaen. Zommigen |
||||||||||||
Begra-
ving. |
||||||||||||
CO RN E L IS dcBRÜIN S
|
||||||||||||||||||||
ï?6
|
||||||||||||||||||||
fchillen. Want déze drie laetft genoem-
de fpecien zyn in de jaren ió84en ió8f op een vafte alloi en waerde geftelt , en daer by gebleven : tot dat de muntmeef- ters uit vuil gewin door flofheit en agte- loosheit der regeringe hunne waerde be- dorven hebben. Waer in geen orde ge- ftelt wert , voordat de gemeente eerft daer over begon te mompelen, en daerna aen de Ryxraden te klagen. Toen wer- den die muntmeefters af, en in hunplaets andere aengeftelt, die dikwyls niet een haer beter waren dan de vorige. Dat ook geen wonder is, dewyl zulke menfchen, zonder eenige andere ftraf te ondergaen , alleen van hunne ampten verlaten worden. Deze gelden dan worden niet gebruikt tot in-of uit-koop van goederen} maer de Mamoedjcs haviefe, byde oude Koningen geflagen , dienen hier alleen toe. Zoo dat de koopluiden , als het de noot ver- cifcht, dezelve moeten opwiflèlen, ge- vende dan i, z, jawel 6 van deze pen- ningen ten hondert voor opgelt. Waer- om de handeling van dit geit aen te mer- ken is als een andere koophandel. Het is ook zoo haeft niet geflagen, of de inlant- fche koopluiden wilïèlen het op , en ver- voeren het heimelyk naer Suratte , omdat ze zich laten voorftaen daer meerder voor- deel by te doen> dan by het inkoopen van goude dukaten. |
||||||||||||||||||||
Het koper'gelt beftaet in twee foortéri.
Van de groottte foortjdie rontis, gaen'er io op een Mamoedjt, Van de.kleenfte* die langwerpigh is, vyfentwintigh.. Zelden ziet men goude munt. Even-
wel bequam ik een goude dukaet, die my voor iets zeltfaems ter hant geftelt wert. Maer zy heeft op verre na haer behoor- lyk gewigt niet. Alle de goederen j die tot Gamron ko-
men , worden daer verhandelt, en de gelden by wiflêl overgemaekt, door de Benjaenfche makelaers in goude dukaten opgewüTelt, en naer Indie verzonden. Volgens zeker verdragh met onzeHandel
Maetfchappye gemaekt is de Koning vanvan ^n Perfie gehouden jaerlyx aen haer te le-^'p"8 r** ^ λ in Λ van rer-
veren ioo Cargen zyde,zynde elke Cargafie.ende
408 ponden Hollants, dat iamen beloopt Maet- 40800 ponden. De Maetfchappy zcnt fchaPPy ook op haer beurt jaerlyx naer Spahanv twaelf duizent pakken fuiker , yder pak gerekent ifo ponden , dat famen be- loopt agtien hondert duizent ponden. En die worden alle alleen in Spahan vertiert. De zyde onfangen zynde in het huis der Maetfchappye wort in foor- ten verdeelt, voorts in klecner balen in- gepakt , en naer Gamrom op paerden en muilen verzonden, en weder van daer naer Batavia vervoert. |
||||||||||||||||||||
" ' XXXII. HooFTs tuk,:
Befchryvmg en afbeelding van Gevogelte. Befchryvmg van
geboomte , vruchten , aertgewaffen en bloemen. Prys der eetwaren. Hoedamghett e ener beroemde Gom, of Mum'ze, |
||||||||||||||||||||
TERWYL ik myne oogen en ge-
dagten dus liet gaen op den aert en zeden dezer menfchen, vergat ik ook niet aen te merken, wat de Natuur in die geweften verder voortbrengt. Myn |
gels , die ik te voren gezien had. Want
deze hadt eenen zwarten ring om den hals, en veel fchooner groen aen de vlerken. Hier by komen twee Tortelduiven , ge- J°rtel_ toont door β, ftaende d'eene van agteren, ulven d'andere van voren. Zy hebben ten deele eenen zwarten ring om den hals,en wor- den faegter toog begerde genoemt, als of men zeide , Ringtortelduiven. De an- dere twee , die C aenwyft, noemenze Faegter; den groenen vogel,te zienby D, Clacg-febs, of groene kraei: de geele vo- geltjes by E Gomjes-%.erde , of geele vo- geltjes. Deze komen hier tegéns den tydt, waer in het koorn zaet begint te fchieten. Daer makenze hunne nesjes in. Als men het koorn begint te majen,trekkenze we- der wech naer plaetfen, daer hét wat kouder is. Van deze vint men'cr wel 4 off foorten. Het getal. 91. vertoont een gefpikkelde tortelduif, die de letter Α toont, hebbende eenen zwarten en witten ring aen beide de zyden van den hals. De- ze |
|||||||||||||||||||
Befchry-
vingvan gevogel- te. |
luft wert dan getrokken om onder de die-
ren veele zeltfame vogels , nevens eeni- ge vruchten , luftigh voor het oogh , |
|||||||||||||||||||
naeukeurigh te bezien en af te beelden:
om met die gedenktekenen dezer gewef- ten nevens andere zelrfacmheden myne wooningh op tefchikken, zooGodtgaf, dat ik oit myn vaderlant weder zagh. Jk voldeed dan hier in myne begeerte, en geef u daer blyk van in de vertooningen , die ik daer van doe, in twee partyen opge- ftelt. In het eerfte ftuk ziet gy op N°. ρ ι. Angoetd- eenen grooten Angoerdvogei, aengewe- vogel. zen door de letter Α , van hoedanig ge- vogelte wy boven gefproken hebben in de beichryvinge der reize naer dit Ryk. Ik maeldc hem levendigh af, en vont toen eenigh onderfcheit tuften hem, en de vo- |
||||||||||||||||||||
<
|
||||||||||||||||||||
R EI ZE Ni
|
|||||||||||||
»77
|
|||||||||||||
hoogh , wallende regt op even als dn
Maftboomen , met weinig uitfpruitfelen van takken, als men de kruin uitzondert; De ichors is doorgaens licht graeu. Het bladtjZoo groot als 't valt,wort afgebeelt op Ν". 96. Het hout wort gebruikt tot deuren , venfters, en wat des meer is. x Van binnen is het als gemarmert uit den geele >' dat hier voor fierlyk gehouden wort. Men fchat eiken vojwaffen boom op hondert Ryxdalers. De Piftatfiesboomen. zyn ten deele ta-Pïilaifïes-
melyk groot s en maken een ronde kroon;boomen· Zy zyn gemeenlyk beladen met vrugtem De bladeren hebben eenige gelykheit mee die van den Laurier, behalven'dat ze wat ronder, en wel zoo groot zyn. Men ziet een der uiterfte takjes afgebeelt op N°. fij met de letter Α. De buiteniie baft, vol- groeit zynde , is root en geel, anders licht groen en geel. Veele bladeren ziet men aerdigh omgekrult, en van koleur roodc en geel. De buitenfte fchellen worden in ditïant gekonfyt, en voor wat lekkers gerekent. De vrugt zelf, als ze jong en nogh niet hart is,wort in azyn gelegt, en gegeten, even als ingelegde Komkom- mertjes, by gebraet en andere fpyzen. In het gebergte vint men veele wilde boo- men van deze foort, waer van de vrugc byzonder kleeft valt. Uit deze boomen wort een gom getrokken : waerom ze in het voorjaer eenige kappen in de ftammen en takken der zelve geven. Waer onder ze dan een nesje van flyk zetten, waer in ze de gom ontfangen, die den Terpentyn in reuk en koleur gelyk is. Deze neftjes nemen ze ontrent de maent Auguftus we- der wech,doen de gom in ledere zakken, en brengen ze dus te koop. Want men gebruikt ze voor een geneefmiddcl, als zalf. De Perfianen noemen deze boomen, wilde, en d'andere Ptfla. Nu zyn'er Semaegboomen, die de ge- Scmarg-
lykenis van Elzen hebben,hoewel debla-boomen· deren wat korter zyn , verzien van veele ribbetjes en kantigh in de rondte. De vrugt heeft het fatfoenvan eenkatteftaerr, het zy ze groot is of kleen , vol ronde knopjes. Gy ziet de gedaente op de let- ter Β. Deze vrugt, zuurder dan eenigh verjuis , wort in vleefchnat gebruikt* Droogh zynde , wort ze geftampt, en by gebraet gegeten. Men gebruikt ze ook voor een geneeimiddel. Want men zet zeopRozcwater om denmonttefpoei len, en het tantyleefch te zuiveren , tot weringe van fcheurbuik, en diergelyke ongemakken. Daer groeit ook een plant., genaemtKakie-
Kakienets., of Akehnsje, twee voeten bo- netï' ven den gront, en fchiec verfcheide takjes |UÏt, waer van eenige langs de aerdcloo* pen. Gemeenlyk zyn 4, f , 6,of 7 vrug- Iten aen elk takje. De figuur daer van is Ζ als |
|||||||||||||
SC wort gdlloemt Faegter-Koehie , dat is,
wilde tortelduif. Deze foort van duiven onthout zich meeft in 't gebergte. De groote bonte duif β wort genoemt AlU- fagter: de wit en zwart gefpikkelde vogel ( een ftaet'er van voren , en een van agte- ren) mahy-gieeek, of vifchvanger, omdat hy altydt op de waterloopingen zich onthout, even als de Meeuwen. Gy ziet hem by C. De twee kleene vogels, die van agteren groen en blaeu,en van voren Oranje zyn, worden ook Mahy-gierek genaemt, om- dat ze mede op deboomen aenden water- kant gevonden worden, zie D. De groe- ne vogel E met den geelen hals heelt den naem vari Sefsje Gabba , of Groenrok. De vogel F, die zwart, graeu, wit, en ge- vlekt is, heet Dregt-ken^ of Boompikker, dewyl hy geftadigh met groote kragt in den boom pikt, daer hy in zit, zoo dat men hem, al ismen daer al verre vandaen, hooren kan. Deze foort is al meeft geel gevlakt. Nu ziet gy by de G eenen vo- gel van agteren en van voren getekent, die genoemt wort Morgie-jnsjier ,ofVyg- vogel. Zyn voorlyf is heel graeu en wit, doorgaens met vlammetjes geftreept. Hy zingt zeer fraei, en onthout zich altydt in de warme plaetfen. Hy is ook goedt om voor fpyze gebruikt te worden , maer fchaers te bekomen. Het getal van ρ 3 wyft eenen vogel aen,
genaemt Baeïer Kara ., zynde een foort van Frankolien , die men veel in Turkyc en op 't eilant Ciprus heeft. Van deze vogelen wort veel werx gemaekt, te meer, omdat ze zoo lekker van fmaek zyn, ook veel beter en blanker van vleefch dan de velthoenders, die ze ook in grootte over- treffen. Van agteren hebben ze even- wel de koleur van een velthoen : maer 't voorlyf is wit, graeu, en zwart. De hals is gefiert met eenen ronden ring : gelyk men ziet op N°. p^. Ook twee vogelt- jes , genaemt Bol-bol in hunne natuurlyke grootte op tweederhande wyze, van vo- ren , en van agteren. Hun gezangh zweemt vcelnaer dat vanden Nachtegael. Hun hooft is zwart en wit gevlakt , de reft graeu : het einde van 't onderlyf tot een gedeelte over de ftaert fchoon geel. De einden van den ftaert zyn wit. Zy vcrtoonen zich door het getal pf. ' Nu komen ik tot allerhande geboomte, vruchten en gewaflen. Onder alle boo- ■ men heeft de Zenaer de grootfte agtinge, te meer omdat deze boom in andere landen onbekent is. Men wil dat de eerfte hier febragt zou zyn van de ftadt Jeefd , 7 of
dagen van hier gelegen , en dus voort- gcteelt. Eenige dezer boomen hebben de dikte van zo of zj- palmen ; het geen ik zoo op de Chjaer-baeg, als in byzondere tuinen ondervonden heb. Gcmeenlyk zynze 40 of f o, ja ook wel meer voeten |
|||||||||||||
Vogel
Baeker-
kara.
|
|||||||||||||
Geboom
te en ge- waden, Zenaer
boom in 1'erfie meeft geacht, |
|||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
I?8
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van queeperen zyn'er 2 of 3 foorten, Quetn,
genaemt Dt-bee. Zy zyn goedt uitterma* ten, en uit de hant gegeten van zeef goe- den fmaek. Men vint'er die vry groot zyn. Deze worden al veel gekonfyt. j Haes-en okkernoten heeft men'er ook. N De ecrfte noemt men Fendoeg , de laetfte Gindot, Alle deze vrugten zyn'er in grboten
overvloed t j enderhalven voor eenen ge- ringen prys te bekomen. Zy worden by het gewicht verkogt, uitgezeit de okker- noten, die getelt worden. Ik heb vergeten te fprekenvan Kieviets Mei-en
of Meiboomén , en Amaer of Granaet-Giet- hoornen , die hier in groote menigte zyn.boomen- Onder de?e is een foort, die geen vrucht geeft,maer alleen een bloem voortbrengt. Deze is byzonder fraei en groot, en als vele Papavers fchoón root van koleur. Men ziet'er ook wit gevlamt, en eenige geel- agtige bladeren, die ik uit zinnelykheit affchilderde. Haere gedaente is te zien op No. 98 nevens een fraei gekroont boomtje, Biede-Mabalagïe genaemt, wiens takken alle nederwaert hangen. De bla- deren zyn fyn, lang, enfmal. Men ziet ze maer in eenige tuinen. De afbeelding wort getoqnt door het getal pp. Van vygeboomen is maer een foort genaemt Aftsjier, waer van de vrugt zeer kleen is. Van druiven zyn'er wel 10 of 12 foor- Dru;Yiiiv
ten, die alle Angoer genaemt worden. El- ke foort evenwel heeft hare byzondere benaminge. Men ziet'er 3 of 4 foorterf van blaeuwe, langwerpige,en ronde,by- zonder groot , hoewel'er kleene onder loopert. Van de witte zyn ζ of 3 foorten. Nogh is'er een ander foort , genaemt Kif-mus, zoet van fmaek, dunvanfchel, en zonder korrels. Nogh een foort, die troffen heeft waer in groote en kleene drui- ven onder een hangen, hoedanige ik niet weet dat ik oit meer gezien heb. Jaer- lyx worden van deze druiven eenige inge- droogt, en konfytagtigh geworden zyn- de, in fteene potten naer Batavie en el- ders verzonden. Zy leven hier dus mede. Manier Allede fteeltjes, en wat verder onnut is * van het zoeken ze'er uit. Dan leggen ze een laeg inleggen of gedeelte van druiven in een fteene kruik.d" drul" Hier over leggen ze eenige gedroogde ro·1- zebladeren, wel gepakt. Dan fluiten ze de kruik zoo digt, dat'er geen lucht by komen kan. Dit laten ze zoo famen et- .·' telyke dagen ftaen. Dan flaen ze deze zelve kruik, die bovennaeu is, aen Huk- ken , nemen de roozebladen daer af, en fchéiden alle de druiven van een, die ze daerna tot rozynen geworden , in een nieuwe kruik pakken en verzenden. Dac zé hier rozebladen toe gebruiken,is alleen om'er een goeden geur aen te geven. Het welk gedaen zynde, werpen ze diewegh, lomdat'er anders verrottinguitvoortkomen zou.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
als een klokje, gefloten even als een bou-
ket of duivenei, fchoon root of Oranje van koleur van buiten en binnen. Zoo is ook de korrel, die zoo groot is als een klecne knikker. Hier van vertoonen wy een takje met de vrugt en bladen , die groen en geelagtigh zyn, op de letter G. Deze vrugt gedroogt zynde , wort Voor een groot geneefmiddel gehou- den , als die het bloedtpiflèn weder- ftaet. Hier van worden gemaekt de koekjes , die men noemt Throctfchi Al- kekengi, waer van men met Terpentyn in water gekookt, kleene pillen rriaekt, die men met een weinigh water of wyn inneemt. Annaeb. De Annacbboomen zyn tamelyk groot boomen. en vruchtdragende. De vrucht gelyk de olyven. Zelf onryp is ze zodanigh van koleur .* maer ryp , is ze roodt. Men eetze droogh uit de hant, dewylze fma- kelyk is. Zy ftrekt ook voor een geneef- middel. Een takje hier van wort met de D aengewezen. Deze vier hebben hunne wezentlyke grootte. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||
Boom-
vruchten. |
De voornaemftc boomvruchten zyn
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
• Amandelen , Piftatsjes , en Perfikken ,
van welke laetrte fof 6 foorten zyn, zoo groote ais kleene. De Peruanen geven hier aen twee benamingen. De foort, die aen den fteen vaft zit , heet Sjefi-aloe, de andere, waer van de fteen in het op- breken mede geopent wort, hoe-he. Bui- ten deze zyn'er nogh 3 foorten, waer van d'eene blaeu en roiagtigh als een blaeuwe pruim is, de aendere de gelykenis heeft van een Abrikoos zoo in grootte, als ko- leur en gedaente. De derde foort is kleen en geel van koleur. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||
J»-!\" .■-.' ■
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
Abriko-
zen. |
Abrikofen vint men'er wel van 11 Of ι 2.
foorten , zoo groote als kleene , die alle |
|||||||||||||||||||||||||||||||||
eenen byzonderen naem hebben. De al-
gemeene naem is anders Zarda-he. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||
Kcrflèn.
|
Van kerflën, die ze Gielas noemen , is
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
maer eene foort bekent. Zy zyn in fmaek
en gedaente de Spaenfche kerflën zeer ge- lyk. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||
Moerel-
Icn.
|
Een foort is'er ook van zwarte Moèrel·
len, die ze Aloebaloe , of kortheitshalvén |
|||||||||||||||||||||||||||||||||
Abae-loe noemen.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
Appels.
|
Veelerhandè appels zyn'er ook, in 't
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
algemeen Ziep genaemt; ook peren , ge-
meenlyk Goela-bie genoeirm Onder die vint men een foort als onze Bergeinotten, ook Winter-en Zomerperen, en daeron- der ecnige , die vry groot zyn. Onder die winterperen zyn'er, die een ganfch jaer kunnen goedt blyven. Pruimen. Van pruimen zyn'er vier foorten, blaeu^ we, witte, roode, en geele. De witte, genoemt Alaet-ja , worden meeft Onryp met zout gegeten. De roode Ahe-boekara geheten, zynde regte Prunellen. Dé blaewenocmenze Ahe-figO) de geele Aloi- ferti |
||||||||||||||||||||||||||||||||||
«i.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
& E I■ t Ë & ■ i7p
zóü. Naer de zelve geweften zenden ze | veelerhande Sjonkieljes, Hyacinten, A-
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
frikanen, Mërveilles" de Peru, Stokro-
zen , Zonnebloemen , Muskusbloernen $ Violen , Violetten , en Goutsbloemen. Maer het grootfte gedeelte hier van is uit Europe overgebragt, en dus vooitgeteelf. Want de bloemen, die hier groejen, zyn van geene waerde. Evenwel zyn'er SafFraenbloemen, waerSafFraen-
vande befte foort van Mahanderan komt. Uoemen. Van de witte en roode Rozen, zoo flegt als ze zyn, wort veel rozeWater gemaekr, en naer Indie en elders verzonden. In die water is hier groote vertiering. 'Want gelyk de Perfianen op lieffelyke reuken gezet zyn, gelyk wy hier boven hebben aengeroert , zoo ftorten zy dikwyls ge- heele fleflên uit tot befproejing hunner gaften, of begieten in andere gezelfchap- pen hunne vrienden daer mede onder ae vreugt j zonder dat dit water eenige vlek- ken in de kleederen zet. Tweederhande Jafmynen zyn'er. DeJafay·1
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
ook Amandelen'enPiftatsjes, waer tegende Indianen ook hunne konfituren en ver-
fnaperingen overzenden. Geen mindere vruchtbaerheit ziet men
ontrent de aërdgewaflen. Van de Me- loenen alléén, die ze Gharbie-fa noemen, worden meer dan if foortén getelt; die elke haren eigen naem hebben. Veele hier van zyn uitnemend goedt, veele ook zoo groot dat ze ontrent zo pond wegen. Van deze foorten worden'er het geheele jaer doorbewaert in friflè beflotene plaetfetij naer de tydt dat vereifcht. Want om de warmte te weeren hebben ze fneeus ge- noegh, die tot ys geftremt, van hun ook tot koelingh van den wyn in den zomer gebruikt word. Deze groote Meloenen noemen zy Garbie-fay-bdgience. Die eerft uitkomen worden bevonden de flegtile van fmaek, maer egter de gezondfte te zyn. Zy zyn meeft wit. Van Water- meloenen zyn 4 of f foorten. Witte en roode zyn'er ook zeer goedt, die zvHin- tloen noemen. Pompoentjes zyn'er ook veelerhande, en daer ondereenige byzon- der fraei geftreept van groen en zwart. Andere weder zyn gevlakt of gemarmert, of geeftigh met verfcheide kleuren bezet, inzonderheit de kleene. Want zy zyn maer zoo groot als een Chinaefappel. Ik floffèerde een ganfche fchildery met deze |
|||||||||||||||||||||||||||||||||
Aertge-
waiTen, |
|||||||||||||||||||||||||||||||||
nen.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
eene foort zweemt naer de Italiaeniche \r
hoewel ze in reuk daer voor wyken moet. De andere is vry flegter, maer groeit wee- ligh en loopt zeer hoog tegen den Zenaer en andere boomen op , dat zich fierlyk aen 't gezicht op doet. Alle deze dingen ilrekken tot voedfêl
der oogen alleen: dat. een fober vermaek zyn zou,indien de Natuur dit geweftook |
|||||||||||||||||||||||||||||||||
vruchten, en ftelde daer Periiken by, ook met verzien had met voedfel, dat de maegh 0 ver
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
van doen heeft. Dit zeker is hier vol op. Woedt
Het gevogelte brengt hier veel toe, datV3IÏ ac^ dagelyxopde marktte koop gebragt wort.warcn* Want een Hoen koopt men hier den gan- fchen tydt des jaers door voor zes ftuivers, en op zyn dierfte tot 12 :een Kuiken voor 4 of y ftuivers: een Velthoen voor ïo of 12 ftuivers. Daer is een kleene foort van Velthoenderen, zoo groot als Quakkelsj voor het koppel van welke men f of 6 ftuivers geeft. Dit is de prys ook van Quakkels en Duiven. Wilde Entvogels koopt men'er tot 7 of 8 ftuivers het ftuk. Een goede tamme Gans voor 40 of yo ftuivers, maer een volwaflè Kalkoen koit wel 6 of 7 gulden,en een jonger naer ge- lang. De Kapoenen zyn hier zoo uit- nemend vet, als ik ze nogh oit ergens ge- vonden heb, maer zeldfaem. Zoodat ze meeft hier voor een gefchenk gebragt worden. Hier by komen Hout-en waterfnippen,
wilde Entvogels van veelerhande iöorten, Teelingen, wilde ganzen, Kraenvogels, wilde duiven,Tortelduiven, Leeurikken, Lyfters en patryzen $ waer van'er eenige fchoon roodt aen den kop zyn. Maer deze laetfte bekomt men niet, als mee hulp van valken , of door fchietcn met het roer. . Wilde Rheebeeften zyn hier ook raer:
maer het oifcnvkefch is zoo veel lichter te Ζ i be- |
|||||||||||||||||||||||||||||||||
een Chamama, of Frmu/enborfl ,een vrugt,
die fchoon roodt is. Ik bewaerde ook alle de korrels, nevens een van die troiTen bezet met groote en kleene druiven onder een, waer van wy zoo even gefproken hebben. Het een en 't ander laet zich zien op No. ioo. Veele fooi ten zyn'er ook van geele
Wortelen of Peen, roode en witte Beet- wortelen , Peperwortelen, Rammenaflèn, Knollen of Rapen , Knolkool, Aerdap- pelen , Tartoefje en Champinjons, Ba- dens-joen, by de Perfianen en Europeers genaemt Fokje-fockieft , die we reets be- fchreven en Verbeek hebben. De Moeftuinen leveren ook Bloemkool
van byzondere grootte, zoodat'cr onder |
|||||||||||||||||||||||||||||||||
Wortels.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
Bloem-
kool. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||
die io, 12,
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
, ja 14 pont wegen.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
zyn
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
Ook Savoikool, Afperges, Artichokken,
Cellery, Porei, Ajuin, Chalotten,Kers, Dragon, Petercelyj Kervel,Nip,Boon- kruit, Limoenkruit, Munt, Koriander, Dille, Zuring, Porcelein, Majolein, Sa- lie, Bemagie, Kropfalade, Endivie , Ci- choreiwortels, en Roomfalade, dat lange geele bladeren zyn. Men eet ze uit de hant. Zy zyn zoet en aengenaem van fmaek. Spinagie en Wynruit ontbreekt 'er ook niet. Bloemen. ^an bloemen zyn veele foorten j Tul-
'pen, Angelieren , hoewel beide flegt,
Ryaflcn, Leliën, Tuberozen, Narcillèn;
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
CO RN E LIS de BRUINS
|
||||||||||||||||||||||
é8ï
|
||||||||||||||||||||||
bekomen. Want voor i6"of zo ftuivers
koopt men iz pont. Maer de Perfianen eten het weinigh , of ze moeten geringe luiden zyn. Zoodat het mceft in Julfa geilagt en onder de Chriftenen verkogt wort. Voor het fchapcnvlecfch geeft men in den zomer 14, of ij* of ook wel éü ftuivers de iz ponden. Maer hoe men |
ganlche fchotel met ipyzen , die op Zulk
een vier gereedt gemaekt is. Men geeft daerentegen ontrent 30 ftuivers voor zzo of 2,} o ponden van den drek der kamelen, Icocjen, fchapen, en ezels. Vooral wort deze drek gebruikt tot het ftoken -der o- vens, waer in de meefte fpyzegaer ge- maekt wort, dat gemakkelyk en zonder |
|||||||||||||||||||||
nader aen den winter komt,hoe meer het veel omflagh toegtfet. Hier door gebeurt
|
||||||||||||||||||||||
het ook dat de wegen altoos zuiver zyn,.
dewyl'er geftadigh menfehen omgaen, die deze vuiligheit verzamelen en opnemen, om die, alsze drobgh is, te verkoopen. Zoo gaet het ook met den drek der paer- den. Alle andere vuiligheit wort tot meft gebruikt , zelf die der menfehen. Hier toe komen dagelyx boeren met ezels in de ftadt, die alle vuiligheit uit de huizen halen, en óp hunne landeryen gebruiken, of verkoopen. Ik heb vergeten te melden van de Ruy- Ruyn:»s-
naswortelen , by de Indianen bekent on- worte s' der den naem van SoUman-doflyn, waer van de meefte komen uit de provincie Schirwan, en van buiten de ftadt Thebries of Tauris. Want het verzenden hier van naer Indie is een der voornaemftc koop- handelingen , die hier gedreven worden. Het eene jaer door het ander gerekent worden hier 500 balen vertiert, yderbael gerekent op 1 jo of 160 ponden. By de gemeene markt gelden de Mansja (dat is iz lichte ponden) Wat min of meer dan é æ mamoedjes , gemeenlyk ontrent op twee ryxdalers gerekent. Deze wortelen worden voor de verwerven gebruikt, en men oordeelt dat'er nergens beter voort- komen dan hier.! Van de Artaél of Aurifigmentum , by Artacl.
de Perfianen Zernig genamt, en gebragt van Thebries en Kasbin, worden jaerlyx 600 of 800 korven , elke van 1 f o of 160 < ponden, naer Indie verzonden j en el- ke naer zyn ibort betaelt, van drie quart tot if Ryxdaler. In dit lant wort'er zeer veel van vertiert tot fchilderwerk, en ook tot andere dingen. Ik weet ook niet an- ders of daer wort veel van naer Turkyen verzonden. '.■,,. ,: Ik agt der moeite waerdigh hier nogh Beroemt
iets by te voegen; van een befaemt géneef genees- middel van Mumy, by velen van dit Rykmiddc1· onbekent. Het is een foort van Gom, die buiten het gebergte ontrent de ftadt Laer in fpelonken of Grotten gevonden wort, daer zy als afzypelende zich zet. Zy is week en zwart als pek , dogh aen- genamer van reuk. De regte plaets , die deze gom voortbrengt,is gezegelt. Waer uit jaerlyx door den Gouverneur van Laer en andere Regenten gehaelt wort al wat gezet is } dat dan den Koning toegezon- den wort. En dat loopt in 't jaer gemeen- lyk op 8 of 10 oneen uit. Zoodat wel veel van deze gom gefproken wordt: maer zy
|
||||||||||||||||||||||
opflaet} zoodat deze r æ ponden dan wel
eenen Ryxdaler 4>eloopen. Voor even zulk een gewigt Lamfvleefch betaelt men 3 gulden en f of 10 ftuivers jen zoo veel ook ontrent voor het bokkenvlecfch. Van het oneetbare vleefch wil ik hier
niet reppen. Anders zyn hier kleene wol- ven, voiTen,Sjakatlen, of wilde honden. Prys van Voor é æ pont broot geeft men hier ge- het broot.meenlyk8of 10ftuivers.Voor zooveel rys zo of Z4 ftuivers. Voor de Terwe 8 of ñ ftuivers. Voor de gerft 6 of 7 ftuivers: ook zoo veel voor geerft , teweten alsze on- gepelt is. De gerft gevenze meeft voor Voeder aen de paerden, omdat hier geen haver is. Spaenfche terwe is'er ingroóten overvloedt. Deze noghjongh en onryp zyn- de wort op het vier gebraden, en dus aen alle oorden der ftadt den gantfehen dagh door verkogt. Zy fprengen'er een wei- nigh zout water over, en verkoopen elke tros voor eenen duit. |
||||||||||||||||||||||
Boter.
|
||||||||||||||||||||||
Vyf of ö gulden geeft men gemeenlyk
voor iz pont boter , om in het toeberei- den der fpyzen te gebruiken : maer de verfchc, die zeer goet is, wort wel te- gen f of 8 gulden betaelt. |
||||||||||||||||||||||
Olie.
|
De olie omby fpyzente gebruiken wort
|
|||||||||||||||||||||
getrokken uit zeker zaed genaemt Komjae.
Zy is onze boomolie zeer gelyk, maer niet zoo aèngenaem van fmaek. Meri geeft f'o ftuivers voor iz pont. Nogh is'er een beter foort genaemt Arda , die eens zoo veel koft. Deze komt uit een zaet genaemt Komjit. Tot hunne fpyzen gebruikenze een zaet
dat ze den naem geven van Maes , by de Ooftindifchvaerders bekent onder den naem van Kajang. "Ly hebben ook Len- tietsjes, die ze Ades noemen , ook witte en roode boontjes, die de Turxe gelyk zyn, van hun Loeèja genoemt: ook witte en graeuwe er weten, paerdeboonen, en peu- len, die door onzen lantaert hier overge- voert en aengequeekt zyn. Otn alle deze fpyzen te bereiden is vier
van nooden. Hier toe gebruikenze hout,
dat ook by het gewigt verkogt wordt.
Men geeft voor iz pont gemeenlyk 4 of
5· ftuivers, ook zoo veel voor de houtkool.
Waerom veelen om dezen hoogen prys
Kameel- noit houtkool gebruiken : zelfs niet de
drek voor voornaemftc Armeniers in Julfa j behel-
b^kf* Penc*e zi°h y^er met beeftedrek. Want
vèeltydts komt het braden of koken der
fpyzen met hout meer te beloopen dan de
|
||||||||||||||||||||||
κ m ι··ζ ê ν.
|
||||||||||||||||||||||||
m
|
||||||||||||||||||||||||
Zy is weinigh te bekomen. Als ze te kry-
gen is, word zy voornamelyk gebruikt tot het heelen van gebrokene armen en beenen: ook tot ongemakken ontftaenuit kneuzen, vallen , of flaen. Men geeft luiden, die duidanigh geftelt zyn, daer een brokje van in zoo groot als een graeu- we erweet , nadat men het in verfqhe of ongezoute boter in een lepel gèfmolten heek. Even zoo veel of meerder legt men ook uitwendigh op de bezeerde plaets, zoo de noodt zulx vercifcht , en wind'er dan doeken om, Is het been gebroken, men fpalkt het. Door welke middelen de lyder in den tydt van 24 uren herftelt wort. Dit geneefmiddel willenze dat ge- vonden zou zyn van zekeren Jager, die het eene been van een Hart aen ftakken Wondeieichoot. Welk hart hem nogtans op drie genezing pooten ontliep. Des anderen daegs keert |
||||||||||||||||||||||||
de hielt men ze aeflifonts in hooge achtinge.
Men heeft nogh een diergelyke Gom ontrent Loreitan , die dezelve Werking doet, uitgezondert dat'er drie-ofviermaeï meerder tydt toe vereifcht wort. Om deze gommen te onderfcheiden , en de regte proef daer van te nemen, legt meri een weinigh op een kool viers, Komt'cr een pekagtige reuk uit, zoo hout men ze voor de flegtfte; dewyl de befte, als ge- zegt is, eenen aengenamen geur van zich. geeft. Maer de regte proef wort geno- men aen een hoen, welk men eenen der pooten aen ftuk breekt. Men beftrykt de quÈtfuur en fpalkt den poot, en mea geeft het dier daer wat van in. Is het de regte gomj zoo loopt het hoen des anderen daegs weder op den poot heen. Dit beveiligen zy door vele ondervindin- gen. Maer dewyl deze verzegelde gom alleen aen denKoningh gezonden wort,is het wel te begrypen dat'er niet aen te ko- men is, als door de genen, die het bewinc daer over hebben , en zich zelven heime- lyk daer van verzien, om hier door gunifc te bejagen by eenen der voornaemfte Grooten des Ryx , die hier van een gc- fchenk ontfangendc, ibmwylen eenen zy- ner vrienden wat mededeelt. Voor geit is zy niet te krygen, maer die van Lo- reftan wel. Evenwel ben ik , bedriegh ik my niet, van beide de foor ten verzien. |
||||||||||||||||||||||||
van ten
been- breuk. |
||||||||||||||||||||||||
hy weder ter jagt, fchiet weder een Hart,
en bevint dat het het zelve is , dat hy des |
||||||||||||||||||||||||
daegs te voren geichotcn hadt. Hy itondt
verbaeft, ziende dat het gebroke beenzoo goedt als genezen was. Als hy aen an- deren hier van kennis gegeven hadt, en de zaek onderzogt was, bevont mendat dirgeichiet was ter plaecfe, daer deze Gom zich gezet hadt, zoo dat men gifte dar deze fchielyke genezing hier van daen quam. Men nam'er de proef van.in an- dere quetfuren,en de kragt beipeurthebben- |
||||||||||||||||||||||||
XXXIII. HooFTSTUK.
Befchryving van Julfa. Dragt der Armemfche Vrouwen,
Plegtigheden ontrent de geboorte. Manier van trouwen en begraven. Opvoeding der Kinderen , en manter van leven der inwoonderen. Europeen, die zich hier onthouden. Bui- tenlantfche Gezanten. |
||||||||||||||||||||||||
Nieu Julfa legt verder op. Het eerilc NieU jul.
deel dacr van wort genoemt Gaef-rabaet, fa. by anderen ook Koets. Meérendeel wort het bewoont van ambagtsluiden , die in fteen werken tot gebouwen en grafïle- den. Het tweede wort genoemt Tabrie/e, waer in meeil wevers van itoffen wonen, nevens weinige Francoifen. Het derde onder out Juhu behoorende, heet Toefi of Samsja-b act. Hier woonen eenige weinige Koopluiden, voorts gemeen volk. Het vier- de gezegt Eriwan, begiypt in zich niet dan gemeene luiden. Het vyfde, Nagt-ββ- u>aen, mede. Het zefde, Sjachfa-bacn\ is niet aenzienlyker. Het zevende, Kas- ketfie, heeft in zich al de zelve ibort. Al- le deze menfchen hebben hunne benamin- ge naer de plaetfen, en Worden dacr door onderfcheiden. Out Julfa is veel grooter dan alle de an- öucjulft.
Ζ 3 de- |
||||||||||||||||||||||||
N'
|
gaen wy óver tot de befchry vin-
ge van Julfa, zoo als dat gemeen- lyk genoemt wort: fchoon het |
|||||||||||||||||||||||
Ikfchry-
ving van Julfa. |
||||||||||||||||||||||||
in verfcheide deelen verdeelt is , die alle
hare byzbndere namen hebben. Voor- eerft komt ons voor out Julfa, by de Ar- meniers 'tSoeg-ga genaemt, daerdemeef- te en voornaèmitc Koopluiden woonen , welker voorouders voor hondert jaren ten tyde des Konings Abbaas den grooten, of eerften, uit verfcheide geweften, ook van de Turxe grenzen hier aengekomen zyn , dien ook plaefcn werden aengewezen om het lant te bouwen, en andere middelen aen de hant gegeven, om zich hier te kun- nen onthouden. Op dien zelven tydt had een gedeelte der Gauren daer ook zy- ne beitelde wooningen , nevens eenigh volk van andere geweiten j waer van \vy in 't vervolg (preken zullen. |
||||||||||||||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
|||||||||||||
l8;l
|
|||||||||||||
welke in koitelykheit uitmunt dat vanV
Hodsjé Minozes, in wiens grootfte vér-' trek om het overvloedigh verguldfel alles; van gout fchynt te wezen. Het is voort befchildert met bloemen en lofwerk , en het doorfchynfel Van den muur wit glins- terende , met eenige fpiegels rondom. Het gewelf ds boogfwyze , en beftaet uit vier deelen, aen welker elk zich boven' aen een groote gcude en een weinigh gekleurde ftar of roos vertoont. On-f der tot op ζ of drie voet van den gront heeft men gemarmerden fteen. Aen de voor-en agterzyde is een groot vak, met lofwerk doorvlogten, zoo rykelyk en fier- lyk , als men hier te lande weinigh ziet. Van buiten door de voorpoort inkomende vint men zich in deze huizen gemeenlyk opeen groote plaets of voorhof, die in ee- nen Bloemruin beftaet, in het ronde , en in het midden,met een plaveifel van fteen tamelyk breet omzet. En agter dit Hee- renhuis heeft men altydt een diergelyke plaets met een tuin afgefcheiden tot woo- ning voor de vrouwen, volgens de manie- re dezer landen. Na het befchouwen dezer woninge,
waer in ik van den Huisheer wel onthaek was geweeft, bezagh ik ook het huis van den Kalantaer Hogaes, anders genaemt Lukas. Dit was wel groot , maei zod frai niet. Ik begaf my ook naer de woon-4 fteede van Arjiet aga, voor welke een zeer groote tuin was , gelyk ook het gebou groot was, hebbende mede eenige fierly- ke vertrekken. Het huis van Hodsjie Saffraes had ook eenen grooten tuin,zyn- de de wanden in de woninge zelve ook doorgaens befchildert met veele beelden, zoo groot als het leven. Want men zag'er een man en vrou in Turxe kleedinge,ook andere beelden, gekleedt op de Perfiaen- fche en Spaenfche wyze, die alle afge- fcheiden ftonden. Boven op dit huis was een ..Taras of vlakte vry hoog opgetrok- ken , van waer men veele vermakelyke gezichten had, die den Koning Abbaas in zyn leven geweldigh vermaekten. Het huis van Hodsje Agamael is byzonder hoogh , deftigh , eriyermakelyk, ftrek- kende zich een vertrek daer van ten deele over de ftraet met fraeie ruime venf- teren. Van boven heeft men ook wegens de hoogte lullige gezichten. Dat van Hodsjie Ovannis Sjoe-riek is ook zeer fraei, nevens dat van Hosjie Mierfa , en eenige andere , die wel verdienen bezien te worden. Eenige huizen hebben in het fraeiftè vertrek eenfpringende fontein,die gelyk met den gront van marmer byzon- der fierlyken.net gehouwen is. In an- dere ftaet zulk een fontein voor het ver- trek, zoodat men een aengename zitplaets heeft in het gezigt der zelve. Alle deze huizen zyn byzonder net.
De
|
|||||||||||||
dere quartieren famen, wordende daer in
ontrent tweeduizent huisgezinnen gere- kent: waer onder de voornaemfté Koop- luiden zyn, welker eenigen rykelyk ge- goede zyn. Zy, hebben hunnen eigen Kalantaer of
Burgermeeiler, ook hunne Betgoedaes ofte Wykmeefters, en doen alle gemeene za- ken zelfs onder hen af. Maer zaken van eenigh gewicht worden aen den Koning of Ryxraden gericht,en daerna door den zelven Burgermeeiler en Wykmeefters af- gedaen. : · : π ■ Out Julfa hoort eigentlyk aen de Groot-
moeder des Konings , die genoemt wort Nawasb-ali, welke titelgegeven wort aen iemant, die groot van vermogen is. Alleen de andere gemelde plaetfen ftaen onder den Nagafi-baesjie , of opperden Schilder des Konings. Evenwél hebben zy hare Wykmeefters: en voorheen heb- ben zy ook eenen Burgermeeiler gehad. Het eerfte quartier, als men aen de Zuid-
zyde van Julfa komt, beftaet in een lange ftraet, bewoont van de Gebbers of Vier- aenbidders, menfehen, die voor drie jaren tot het Mahometaenfch geloof gebragt zyn. De vrouwen onder hen gaen altydt met het aengezicht ongedekt naer eene overoude gewoonte. Ik hebbe naer de gelegenheit dezer menfehen veel onder- zoek gedaen , en de regte kennifTe daer van gekregen , toen ik daerna uit Indic wederkeerde. Waerom ik het verhael daer van zal uitftellen, totdat gy my op myne wederomreize verzeilen zult. Onder de gebouwen in out Julfa heb-
|
|||||||||||||
Gebcm-
|
|||||||||||||
ben de kerken den ν oorrang, welker voor-
om"juifa.rmemfte is de Anna-baet of BiiTchopskerk, waer van ik (preken zal op het feeft van den Kruifdobp, De tweede kerk hebben- de een grooten koepel zonder kolommen is genaemt Surpa-Koop, of St.Jakobs kerk, zynde van binnen, even als de BHIchops- kerk, geheel met Bybelfche hiftorien be- fchildert. Zy heeft aen de eene zyde, als men ter regterhant aenkomt, weinige vertrekken, die onbewoont zyn. In deze kerk komen ook de vrouwen op eene af- gezonderde plaets. De derde en grootfte is genaemt Snrpon-tomafa , of St.Tomas kerk , die in de lengte gebout en met zes vierkante kolommen onderfteunt is, na- melyk drie aen elke zyde. Deze Kerk is zonder eenigh fchilderwerk , en de wan- den daer van zyn wit. By den altaer gaet mèri met drie trappen aen beide de zyden op. De koepel is zeer laegh. Buiten deze drie Kerken zyn'er nogh 11 of 12. andere van minder aenzien : gelyk men ook in nieu Julfa 13 of 14 Kerken vint, die om hunne kleenheit weinig aenmer- kingh verdienen. Men ziet in out Julfa eenige fraeie hui-
zen der voornaemfté Armeriers: onder |
|||||||||||||
REIZEN*
|
||||||||||||||||||||||||||
m
|
||||||||||||||||||||||||||
beenen. Hy is gemaekt van roodt en wit
fyn geftreept armozyn. Hier by komen de kouflèn j genaemt Top-peg 4 die op dó Perfiaenfche wyze gemaekt zyn. Vooi* muilen dragen ze Paepoet-sja, geel en ook roodt als die der mannen, omdat ze geene groene Perfiaenfche durven aendoen. De riem, dien ze om 't lyf dragen, is van gedreven gout of zilvere plaetjcs, drie of vier vingers breet. Hier onder is een zyde riem met eenen gefp. Zy dragen 'er ook die metgefteenten bezet zyn. Om den hals hebben ze twee of drie goude ketens, aen welker een of twee, doosjes' hangen met reukwerk» gelyk aen de an-< dere goude dukaten, zynde yddr ftuk bezet met f of 10 dukaten , en hangende onder aen een ganfche reex van zo tot fo |
||||||||||||||||||||||||||
Nettig-
heit der huizen. |
De vloeren ziet men met tapyten en an-
dere kleeden belegt, dekuflèns koftelyk |
|||||||||||||||||||||||||
van zilvere en goude ftofïën. De voor-
poortender wooningen, eenige uirgezon- dert, zyn kleen , dus met voordagt ge- maekt , ten deele om den Perfianen , die te paert aenkomen , het inryden te belet- ten, ten deele ook om de pragt, die bin- nen is, te bedekken. Men ziet eenige der voorname ftraten
met Zenaerboomen van wederzyden be- zet , ftroomende ook de waterloopingen daer door heen. Kleding Wat aengact de kleeding der mannen, der man-zyverfchilt wcinigh van die der Peruanen, nen uitgezeit datze zoo net niet is. Ook is hun muts of mandiel, die ze op het hooft dragen, zoo aerdigh niet gevlogten. Ook |
||||||||||||||||||||||||||
mogenze die op de Perfifche wyze niet toe, JHier by iseen fnoer van roodtbloet
|
||||||||||||||||||||||||||
korael, zynde aen de derde korael telkens
een enkele of dubbele dukaetvaft gehecht. Om de armen hebben ze goude brazelet- ten, en aen de vingeren zoo veel ringen als ze willen. By zomertydt hebben ze in plaets van den langen bonten veft, eenen, die korter en zonder mouwen is. Deeze hangt even over de knie , en wort ge- noemt Koer-toek. Een vrou in dit ge- waedt fchilderde ik ook , als de voorge- ,melde, op doek , gelyk die afgebeelt is, op No. tor. De ongehuwde dogters hebben de zel-^rct,,nS.
ve kleeding wel, dog het hooftfieraedtj)",,™'8" niet, nochte den doek over het onder- aengezigt, gelyk ook niet die over de borft en agter met de kleederen gelyk hangt. Alleen hebben ze die om den hals en ag- ter aen 't hooft vaft is. Zy hebben om het voorhooft eenen bant met gout-enzil- verdraer geilikt , en met paerlen bezet. Als de vrouwen uitgaen , komen ze als de Perfiaenfche voor den dagh, uitgezon- dert dat ze het kleedt met de regterhant gedurigh voor het acngezigt moeten hou*, den, om geftadigh bedekt te zyn. Deze dragtcn afgehandelt zynde , zal
niet qualyk voegen, dat wy iets melden van de manieren, die dit volk hout by de geboorte der Kinderen, by het trouwen, en begraven. Als een kint ter werrelt gekomen is,zeden
wort alleen een man aengeftelt tot Geva- ontrent, der. Weinigh dagen daerna wort hétScboorte* door een vrou omgedoopt te wordennaer de Kerke gebragt. Deze geeft het den Pricfter over, die het kint moedernaekt. driemael geheel in eenen daer toegeftelden bak met water dompelt, onder het fpre- ken van zoodanige woorden, als by ons ook gefproken worden. Dan beftrykt hy; het hooft met een heilige olie , ook den mont, de borft, den nek, de handen, en voeten, en wind het dan weder in zy- |
||||||||||||||||||||||||||
dragen. Zy dragen ook geene groene
muilen. De voornaemfte Armenifche vrouwen
hebben mede eenen bant half om het hooft, met gefteenteen paerlen bezet, waer aen ze den zelven naem geven , als de Perfia- nen. Hier onder komt een goude Cham- bara , ontrent twee vingers breet, ook met kleinodiën gefiert, die onder halfop elkander hangen. Bezyden het aengezicht 'hangen meer dan twintigh goude dukaten, en andere fieraden van gout en paerlen, die tot onder de kin komen. Dit tooifel noemen ze Jeries-atimots. Het onderaen- gezigt is tot op het begin van de neus met eenen byzonderen doek gedekt, dien ze noemen Jas-mg. Deze is agter aen het hooft vaft. Dan hebben ze nogh eenen anderen witten doek , wiens rand met gout en zilver doorweven is, genaemt Let- Jiek. Deze komt om den hals aen 't ag- terhooft, hangende daer van eenige flip- pen neder, die vierkantigh in eenen drie- hoek gevouwen en omgeilingert zyn. De- zen laten ze nok af, gelyk ook niet die voor het onderaengezigt is. Uit dezen doek, telkens befproeit door den adem des monts en der neuze , kan myns oor- deels geen aengename reuk komen. Een andere geflikte doek , Mandiel genaemt, hangt haer voor over op de borft, en komt om den hals onder de gemelde doeken, die agter aen het hooft vaft gefpelt zyn , hangende voorts langs het agterlyf tot on- der toe gelyk met den rok, als zynde wel drie vademen langh. De bovenveit isge- meenlyk van gout laken , met fabelbont gevoedert, genaemt Katebie. Die daer onder komt is van gebloemde of andere ftoften, en wort genoemt Takala , waer onder een korter, -Argahg genaemt, tot by de knien nederhangt. Het hemde is van geborduurde taf, of andere koftely- ke ftof, en is wat korter dan de boven- |
||||||||||||||||||||||||||
En vrou-
wen. |
||||||||||||||||||||||||||
rok, waer onder de broek of Wotaeu- sjoor ne doeken, brengt het voor den altaer,
|
||||||||||||||||||||||||||
is, dat zoo veel betekent, als dexel der en fteekt het fakrament in zynen
|
||||||||||||||||||||||||||
mont.
Die |
||||||||||||||||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
||||||||||||||||||
ï84
|
||||||||||||||||||
Dit gedacn zynde legt hy het op beide de jverwelkomt, en de toewenfchingen van
armen van den Gevader, die het dan met een goedt leven , nevens andere goede eenige ftof tot een pillegift beichenkt. Dit vermaningen ont&ngt. Dan komen de- |
||||||||||||||||||
zelve meiskens als te voren , en brengen
hem eene tweeden reep van roodt Sattyn, dien ze kruiswyze over den eerften leg- gen. Vervolgens komen de vrouwen met eenen neusdock , wiens een einde in de hant des Bruidegoms, en 't ander in de |
||||||||||||||||||
Hof wort over het kint heen gelegt. Hy
zelfheeft in elke hant een brandende was- kaers. Eenige priefters gaen voor hem heen met een waskaers en kruis, zingen- de het Euangeli onder het geluit vanfpeel- tuig. De gevader volgt hen tot aen het |
||||||||||||||||||
huis der Ouderen ,* daer hy het kint derj hant der Bruit gegeven wort, wier bo-
|
||||||||||||||||||
moeder overlevert, en dien dagh met de
magen in vrolykheit overbrengt. Dezen zelven Gevader nemenzc ook gemeenlyk, Zoo'er hierna nogh andere kinderen gebo- ren worden. Komt het te gebeuren dat een kint geboren wort voor het Paefch- feeft, of het feeft der Indoopinge van het kruis, zyn ze gehouden het op dien feeft- dagh te laten doopen. Hier ontrent is waer te nemen dat noch deze gevader, noch eenigen zyner bloet ver wanten trou- wen mogen met iemant der magen van het kint tot in het derde of vierde Hdttoe. Staet iemant over eenjongske ten doop, en weder over een meiske van een ander huifgezin , zoo mogen deze twee kinde- ren hierom nok aen elkander trouwen. Zeden De Huwlyxplechtigheden gaen hier ontrent vremt toe. Van vryaedje weet men het huwe- ganfeh niet: maer de troubeloften worden gepleegt tuflehen de magen van beide de zyden. Tegens den troudagh worden eenige jongelingen genoodigt aen het huis van den Bruigom, ook fpeelluiden befpro- ken, om daer te verfchynen, Op dien tydt wordt den genoodigden een bran- dende waskaers ter hant geftelt. Mid- dlerwylen komen eenige jonge dogters al danffende over ftract onder het ge- fpeel van trommelen en fchalmeien, vol- gende agter haer eenige vrouwen, die een geftel van kleederen en juweelen by zich hebben. De meiskens dus al danfende aen- gekomen brengen aen den Bruidegom ee- nen reep van groen geborduurt Sattyn, dienze kruifweegs over zyn borft van den gordel tot op den fchouder vaft maken. Hier op gaen mannen en vrouwen yder in een byzonder vertrek, daerze met banket en lekkere dranken onthaeltworden. On- dertuflehen zyn'er kleederen voor den Bruidegom en Bruit toebereit, die in eene byzondere houte korf binnen gebragt wor- den by den Bruidegom , die met zyne' jongelingen verzelt is,nevens eenige frae- jigheden voor de fpeelnotenen andere jon- gelingen. Nu worden door den priefter eenige ceremoniën over deze kleederen gepleegt.. "Waer na het kleedt aen de Bruit gebragt wort, dat zy aentrekt, ge- lyk de Bruidegom het zyne : die hier op, verzelt van zyne Ppeelnooten en ζ of 3 an- deren zyner naefte magen naer binnen by de Bruit gaet, daer hy van haren vader, Broeder j of naeft beilaende vrienden wort |
venlyf met eenen fraei geborduurden doek
omhangen is, zoonogtans, dat men haer kleederen daer onder zien kan. Zy heeft een roodt geborduurt taf voor het aenge- zicht, dat tot beneden de kleederen hangt. Dus volgt ze den Bruidegom , die voor haer heen treedt. Verfcheide bedekte vrouwen verzeilen haer , gaende alle de mans voor den Bruidegom. Dus komen ze aen de Kerk, ieder met een brandende waskaers in de hant. Als ze daer geko- men zyn , nemen de gemelde maegden den Bruidegom en Bruit den neusdoek af, en mannen en vrouwen gaen zitten op de plaetfen voor hun gefchikt. Ondertuf- fchen wordt de Mis begonnen , en de Biegtvaders komen voor den dagh , die de biecht hooren van den Bruidegom en Bruit. Dit volbragt zynde , gaet het paer naer den altaer, daer de Prielter den Brui- degom afvraegt, of hy genegen is deze Jongkvrou voor zyn echte vrou te nemen: en of hy , indien het quame te gebeuren dat haer met hem getrout eenigh onge- makvan ziekte, blintheit, verminktheit, of andere zwarigheit overquam, egter be- looft haer te zullen blyven beminnen en in eere te houden. Als hy hier Ja op ge- zegt heeft, vraegt hy het zelve de Bruit ook af. Welke ook op de zelve wyze hare meening verklaert hebbende, gebiet hy hen elkander de regterhant te geven , ftelt hun hoofden tegens een, en legt daer een kruis over heen, dat de Speelnoot met eenen neufdoek vafthout. Onder- tuflehen wort het-formulier der Trou ge- lezen nevens eenige gebeden hier toe die- nende. Dan neemt de Priefter het kruis weder wegh , en de getrouden het Sakra- ment des altaers van hem onfangen heb- ende 3 begeeft zich yder weder op zyn laets , tot dat de mis geeindigt is. Dan reedt yder uit de Kerke. De priefters aen voor uit onder het geluit van trom- elen , bekkens, en fchalmeien. Ag- er hen volgen de Bruidegom en Bruit, eftrengelt door den zelven neusdoek als e voren. De vrienden altemael komen gter aen. In deze orde trekt men naer et huis des Bruidegoms , buiten welx oorpoort een kom gereedtgemaektwort et Serbet voor de Priefteren en alle die er genoodigt zyn. Men befprengt hen ok met rozewater, en verquikt henmeti ieffelyk reukwerk, dat hun uit een zilver |
|||||||||||||||||
vat
|
||||||||||||||||||
RE I Æ Å Í,
|
|||||||
ik hier alleen zal byvoegen, dat devrou-4
wen zoo wel als de mannen de lykftaetlle vereeren. De Priefters ook en Diakonen lezen en zingen over wegh geeftelyke ge- zangen, op den lykdienft paflênde. Hec lyk wort door vier gemeene luiden op eene baergedragen,ibmtyts ook dooragt, opdat ze , zoo de wegh langh valt, el- kander mogen vergozen. Het doode lichaem leggen ze zonder kift in de aerde, die aen het hoofteinde wat hooger is. Als het daer in legt, neemt eerft de Prietter drie malen beide zyn handen vol aerde, die hy kruifwyze over het lichaem werpt. Dit wort gevolgt van alle die daer by zyn, die egter zonder een kruis te maken de aerde daer alleen opwerpen. Als men wedergekeert is, blyft hetgan-
iche gezelfchap in het fterfhuis ten eten, zoo wel des middags, als des avonts. Be- halven dit komen nogh 40 dagen langh twee Priefters nevens eenen Diaken daer in huis het middagh-en avontmael nemen. In welke 40 dagen een of twee Priefters en een Diaken des morgens aen het graf des overledenen iets lezen uit het Evange- li, en eenigh gezanghuit Davids Pialmen aenheffen, waer voor ze byzonderlyk be- taelt worden, krygende gemeenlyk voor ieder reize 10 Huivers. Zoodat de begra- vingen by dit volk vry koftelyk vallen. ■ Gelyk deze menfchen zich aen veele Slechte
uiterlykheden uit bygeloovigheit verga- jPV0?" pen , zoo laten zy zich aen het wezent- ^"jjcren. lyxte der dingen luttel gelegen leggen : zynde zeer flap ontrent dat gene, dat hun meeft behoorde ter harte te gaen. Als ik dit zeg, heb ik myn oogh op de opvoe- dinge der kinderen, die zeer ilegt toe- gaet. Veelen reeds tot hunne jaren ge- komen, zyn zoo plomp dat ze het Vader ons niet weten op te zeggen. Geen wonj der, want ze trouwen zoo vroegh , als dat door de natuur mogelyk is, en telen by gevolgh kinderen, als ze zelfs nogh kinderen zyn. Zoo dat ze daarna als de tydt, die bequaem is om wat te leeren , aenkomt, zoo belemmert zyn met de za- ken der huishoudinge en de jonge kinde- ren, dat'er geen kans is om ergens wys in te worden, en de kinderen geene vorde- ring van hunne moeders te wachten heb- ben, als die zelve in haren tydt niets ge- leert hebbende, ook anderen niets kun- nen byzetten. Hier uit is het dat de vrou- wen geheel zonder geeft zyn, verfteken ook van alle aenvalligheit. Waer van ik voorbeelden t'over gezien heb,als'ertwee of drie duizent op eenen tydt by een wa- ren om de overledenen aen de graven te bewecnen. Zeker hoe jong zy zyn , zy gelyken beter naer oude wyven, daer hec mooi af is. Vremt is dit egter, dewyl de Perfiacnfche vrouwen, die zy alle da- gen voor oogen hebben, tot de minfte Aa toe |
|||||||
Vat wort toegezwaeit. Vervolgens treedt
men naer binnen. Mannen en vrouwen gaen yder in een byzonder vertrek , tot dat de maeltydt gereedt is. Dan begeeft men zich tot het mael. Mannen en vrou- wen weder elk afgezondert. De maeltydt is aengeregt op den gront, die met tapy- ten befpreit is. Hier zitten ze aen vol- gens de Oofterfche wyze. Eerft wort het banket aengeregt, waer by komen zeer fmakelyke dranken. En daerna komt eerft de fpys. Ik hebbe hier by te voegen dat de Brui-
degom en de Bruit, indien ze op eenenen zelven tydt trouwen en de hoftic ontfan- gen, drie of vier dagen van elkander bly- ven. Anders komen ze den zelven avont by een, door de vrienden en fpeelgenoo- ten in hun ilaepkamer geleid, daer ze met rozewater befprengt worden. Het welk gedaen zynde , vertrekken de vrienden, en laten hen alleen. Na verloop van eenige dagen word uit
het huis van de Ouderen der Bruit alles gebragt, dat haer voor eene huwlyxgift Huwelyx-js toegefchikt, als kleederen , gout, zil- ™ ' ver , juweelen , naer het vermogen der Ouderen groot of kleen is, tot banket en vrugten toe. Alle deze dingen worden in fierlyke houte bakken gelegt, en onder het geluit van muzyk over wegh gedra- gen , gelyk hier voor van de Perlianen gezegt is. Evenwel wort dit wel uitge- ftelt tot dat'er een kint uit dit huwelyk geboren is: wanneer niet alleen de huw- lyxgift, maer ook een wiegh en verdere toeltel voor het kint op dezelve wyze over ftraet gedragen wort. 'T gebeurt ook wel dat ze te paerde naer de kerk ryden , en op de zelve wyze wederkeeren. Ook trouwen ze wel by nacht in ftilte in te- genwoordigheit van weinige vrienden. Niets quam my hier vremder voor, Vro=ge dan dat deze menfchen hunne kinderen huwly- aen elkander uithuwlyken , als ze nogh ken· zeer jongh zyn: zoo dat men zelden jon- gens van 7,8, of tien jaren ziet, die niet al getrout zyn. Want de Ouders verloven wederzyds hunne kinderen , als ze maer een jaer out zyn. Ja dat meer is , deze verloovingh gefchiedt al als de kinderen nogh in het lichaem der moeder zyn. Zy geven voor reden, dat de meiskens onge·· trout blyvende, gevaer loopen van wech- genomen te worden op laft -des Konings, om in het Vrouwentimmer te zyn. Te- gen welk ongemak zy zich door het hu- welyk willen verzekeren. Evenwel ont- breken'er geene voorbeelden van getrou- de vrouwen, die in het Hof tot des Ko- Zedca nings luft gehaelt zyn. ontrent Ik nek van de plegtigheden der begra- de begra-vinge , by deze menfchen gebruikelyk , yinge. reetjs jets gezegt , in het befchryven van mynen togt over de Wolga. Waerom |
|||||||
CORNELISde BRUINS
|
||||||||||||||||
:U
|
||||||||||||||||
fraejigheden , die daer mogten zyn , om
te zien, of eenige aenmerkingen daer over te nemen. Ja geen eenen ftuiver zouden ze willen uitgeven om iets fraeis te gaen zien, nogh zelf in hun eigen lant geenen voet daer om verzetten. Hierom weten Hun on- ze niets als 't geen ze van anderen hebben kunde, hooren vertellen: onkundig zynde van al het gene ik aenmerkenswaerdigh op de reize aengetekent heb. Zelfs die metmy reifden hebben niet gezien het geen van my op dien tydt gezien is. Om welke onverfchilligheit of liever vadzigheit ik my in het een en 't ander te gaen nafpo- ren, altydt bedient heb van de hulp van anderen, die ik met voordagt daer toe huurde, zonder my oit met eenigen Ar- menier te bemoejen, als alleen in de Ba- faers, daer ze hun voordeel gaen bejagen: gaende alles wat niet in koopen en verko- pen beftaet, verre boven het bereik van hun begrip, dat niet gefatfoeneert is door eenige wetenfehap. Zoo dra Zy lezen en fchryven kunnen, worden ze van hunne meefters, die in Julfa blyven , uitgezon- den , rydende in het gaen en keeren van Spahan meeft met hun beiden op een paert, muil, of ezel, dat men in geen andere landen ziet. AJszcin de koopdagenmet de Perfianen
eenigen handel dryven, of in hun win- keltjes binnen de ftadt zitten, daer ze het laken met de elk verkoopen , durvenze geenen wyn of Herken drank proeven, uit vreeze dat men het rieken mogt; zoo- dat ze in groter ilaverny leven dan de Grieken onder de Turken. En dit quaedt neemt alle dagen zoo toe, dat te vreezen ftaet dat ze by verloop van tydt geheel zullen te gronde gaen , of het Mahome- taenfche geloof aennemen, waer van men geene duiftere voorfpellingen ziet. Hier van is oirzaek de oneenigheit die befpeurt Jwee: wort in hunne JCerkelyke regeringe tuf- huneer? fchen verfcheide Biflchoppen, en de tweegodrs- Patriarchen; leggende ook deze twee Pa-dienft. triarchen geweldigh met elkander over hoop , en trekkende hunne ilreng met overgroote hevigheir. In dit troebel wa- ter viilchen de Perfianen , die zich van hunnen twift bedienende hun groote laften opleggen , en by zich ten offer doen komen j dat, terwyl ik daer was, twee reizen agter een gebeurt is j in welke reizen zy grooter fommen dan oit voor- heen hebben moeten opbrengen. Dit is de vrugt dier tweedragt, die hen al ftil knakt: daerze goede ecnigheit houdende groote dingen zouden kunnen uitwerken, dewyl het hun aen geen geit ontbreekt, waer door alles in dit Ryk uitgewerkt kan worden. Maer de fmaek, dienze hebben in onluften, is ongemeen, en blykt aen een geval, waer van ik ooggetuige geweefr. ben. Teweten twee Gebroeders waren |
||||||||||||||||
toe alle van goede geftaltë , fraei van
gangh, en bevalligh zyn, en het witte kleedt, dat haer bedekt, aerdigh weten te beftieren. Waer op zich de Turxeen Griexe vrouwen ook wonderlyk verftaen verbeeldende in alle hare gebaerden een grootsheit en deftigheit, die vooral in ha- ren gang uitblinkt. Deze in tegendeel zyn overal even affchuwlyk , wordende ook bedorven door den doek, waer in ze altydt gebonden zitten , waer door het gebeurt dat ze meert alle uitpuilende wan- gen hebben. Hier by zyn ze kort en plomp. Het miflelyxte is nogh dat zy , als mpn haer in Julfa ontmoet , hoe be- jaert ze ook zyn , haer aengezigt tegen den muur van een huis wenden, en dusu Ongema- den rug toe keeren: dat geene Mahome- nienheit taenfche vrou oit doen zal. Ik weet ook |
||||||||||||||||
der wy-
ven. |
niet dat ik het oit aen eenige andere natie
|
|||||||||||||||
bevonden heb. Deze onbefchoftheit heb-
ben ze ook over zich , al zyn ze in het gezelfchap van hare nacfte bloetvrienden. Want Zoo de man haer een fchael wyns toereikt, keeren zy zich ylings om,trek- ken den doek , dien ze voor het aenge zicht hebben, nederwaert, en ledigen den kelk, dat ze niet ongaerne doen, ver- fmadende den beker niet al is hy wat groot. Iemandt mogt uit deze omzichtigheit, waer mede zy zich zoo weinigh van man- nen laten'zien , oordeelen dat ze inzon- derheit hare kuifcheit betragten : dogh dat is verre van daer. Want veele laten zich voor geit tot ontugt huuren. Ja de buitenfporigheit gaet wel zoo verre , dat ze in mannelyk gewaedt zich te paerde naer Spahan latcn"brengen, zelf-in gezel- fchap van haer moeder : terwyl de on- noozele Armeniers wanen dat hunne vrou- wen eerlyker zyn dan andere , en dat, omdat ze zich niet laten zien. Want dat zulk bedekken geen teken is vankuisheit, daer heeft men al blyk van in het Boek der Scheppinge , daer Juda Tamav zien- de, haer voor eene hoer hielt, dewyl zy haer aengezigt bedekt had. . De begaeftheden der mannen beftaen ook alleen in het vergaderen van geit. Het welk als ze gewonnen hebben, Hellen ze nogh anderen te werke om hunne fchat- ten te vermeerderen. Hier op fpelen alle hunne gedngten , woorden , en werken, Zoodat ze naer niets anders nieufgie- rig zyn , ftoffende ondertufïchen in hunne plomphcit tegens de Perfianen op de ichoonheit van Perfie , dat ze boven alle andere landen verheiFen , als bloeiden daer alle kunften en we- tenfehappen , waer van zy zoo veel ken- niflê hebben als de blinden van de koleu- ren. Want zy doen niet dan reizen in de landen der Chriilenen met zyde en andere koopmanfchap , en keeren met lakens of andere waren te rug, zonder naer eenige |
||||||||||||||||
Zinlykhe
den der mannen. |
||||||||||||||||
in
|
||||||||||||||||
RÉIZEN,
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
ï8?
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
th gefchil geraekt over zaken hun belang
betreffende, dat zoo veel als de ziel der
Armeniers is. De zaek wert in regten
Bitterheit betrokken. Maer deoutfte, die in bezit
eencdnente-was van net gene, daer over getwift wert,
genden vulde de handen der Mahometanen zoo
|
zynde een Pool van geboorte. De twee
andere , Francoifen of Deenen uit Jtalie gekomen, onthouden zich in Julfa,daer- ze een kleen huis hebben. Daer zyn ook vier Jefuiten , die'er eene fraeie kapel Jefuitem' op de Italiaenfche wyze gebout hebben. Hier aen is een goede wooningh nevens eenen fchoonen tuin, dienze behoorlyk onderhouden. Nogh zyn'er drie Italiaen- Domini". fche Dominikanen , die ook , terwyl ikIianen· daer was, een nieuwe kapelle gemaekt hebben. De verdere Eufopeers, die men hier
ziet, zyn Francoifen, genaemt Sjoerde, en de Ftnot, welker eerfte een Goutfmit, de laetfte een Uurwerkmaker is. Beide zyn ze lang in 's Konings dienft geweeft. Nogh is'ei' een Uurwerkmaker, genaemt Batar, die voor weinigh jaren hier aen- gekomen is. Alle deze drie zyn geboor- tigh van Geneve. Nogh zyn hier twee menfehen, die zich voor Artlên laten ge- bruiken, een Francois, genaemt Hermet% en een Griek van Smirne, genaemt Robyn. Behalven de Fifiot zyn ze hier alle getrout met Armenifchedogteren van degeringfte foort, zoodatze genoegh te doen hebben om aen den koft te raken. Want dat hier voor vremdelingen iets byzonders zoude te winnen zyn , deswegen hebben wy al in de voorgaende bladeren gefproken. Ook hebben de Perfianen zelfs befaemde Artienen Wiskonftenaers onder hun eigen volk. Op de Heelkunft egter verftaen Zy zich niet: waerom het te meer te ver- wonderen is dat vremdelingen, die in deze kunft ervaren zyn , even weinig geagt worden. De luiden ook , die in dienft des Konings zyn, worden zoo onheufch gehandelt, dat men hun in plaets van hun jaerlyx wedde briefjes tot betaling toe- voegt , en aenwyzing doet op de eene of andere ftadt om de penningen, die men hun fcfeuldi'gh is, te ontfangen. Op welke briefjes zy-.wel dikwyls de helft of een derde deel der ibmme zouden willen ver- liezen , als men die voor gereedt geit van hun zou willen overnemen. Uiteen huwlykis voor hun niet te wag-
ten. Want men weet niet dat'er voor- beelden zyn van eenigen, die aen het miniïe huis vanaenzien of middelen getrout zyn. Hun huwlyk ook voltrokken zynde ver- aerden zy allengs,en volgen hunne vrou- wen en hare zeden in, om haer te believen, latende die ook noit aen hun lantgenooten of befte vrienden zien. Evenwel zy dit alleen gezegt van de Fran^oiièn, dewyl men by Engelfen of Hollanders zulk eene verbaftering en verwyftheit niet beipeurt. In tegendeel levenze naer hunne vader- lantfche wyze binnens huis, gelyk altydt Lof jer gebleken is aen ons Opperhooft den heer Gemalin Kaftelein, wiens Gemalin, een vrou van <fe te- goeden huize, haer gaven van bequaemheit^j"^3^ Aa i en |
|||||||||||||||||||||||||||||||||
anderen
|
zeer, dat hy geftadigh in het Rechtfge-
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
broede
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
ding boven dreef. Dees was blint, en
zeide ter gclegenheit van zulk een droe- vigh gebrek , dat hy zich in zyne blint- heit verheugde, dewyl hem hier door niet gebeuren konde zynen broeder te zienj wenfchende ook doof te mogen zyn , om nok iets van hem te kunnen hooren. Dat is een ftaeltje van haet, die ik moet be- kennen dat verre gaet. Zyn broeder was in Vrankryk getrout en had daer zyne vrouwe gelaten , en met zich twee dog- tertjes hier mede gebragt. Deze quam meenigmael by ons Opperhooft aen tafel, en badt om zyne befcherminge tegen zy- nen onregtvaerdigen broeder, die op hem gebeten hem door het Turxe Gerecht wilde doen vatten. Het was ook eens. gebeurt, zoodat hy zonder ftokflagen niet - vry raekte. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||
Afval
vceler |
Veele dervoornaemften onder hen heb-
Ar. ben onzen Heilant reedts afgezworen, en |
|||||||||||||||||||||||||||||||||
menieren.het Mahometaenfch geloof aengenomen,
om het voordeel hunner kailè te bezor- gen. Een dezer afgevallcnen had een bede-
vaert gedaennaer Mecha, om het graf van Mahomet te gaen bezoeken. Terwyl ik hier in Perfie was, quam hy weder t'huis. Zyn aenkomftruchtbacr geworden zynde, gingen de meefte Armeniers hem te ge- moet , en verwellckomden hem met alle eere: daer de Chriften Pelgrims van Jeru- zalem wederkeerende byna van niemant |
||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gezagh
der Ma- hometa- nen in Perfie. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||
ontfangen of begroet worden.
Wat vermogen de Mahometanen hier
hebben , is gebleken aen de twee Portu- |
||||||||||||||||||||||||||||||||||
geefche Paters, Want deze ( wie hoor-
de oit vremder ding?) zyn hier ook tot den Mahomeraenfclien Godtidienft overge- gaen : de eerfte in den jare i6pi. Hy was toen genoemt Emanuel, naderhant Ήφγη Cocltebeck , dat is, ilaef van Huf- iêyn. De andere verloochende zynen Godt in den jare iópö, en, te voren ge- naemt Antonis, aenvaerdde nu den naem van Alte Cceltebeck , ilaef van Alie. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||
Huizing
|
Het gebouw of Convent, daer deze
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
der Vox- Portugeefche Vaders toe behoorden , is
ÏÏ^j fniei, ruim , en groot, en van vele ver- ken. ey' trekken verzien, gelegen binnen de ftadt, en nu maer bewoont door den gemelden Vader Antonio Deiliero. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||
Kapucy
nen. |
Twee Francoifche Capucynen zyn'er,
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
die mede hun Convent binnen de ftadt
hebben.
Karmeli- ^e Karmeliten hebben eene woning,
tcn, " die niet minder is, en eenen fraejen tuin
daer agtenmaer daer is'er nu maer een in,
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
C O RN E H SdeBRUINS
|
||||||||||||||
ι88
|
||||||||||||||
Armeniers, van welke wy gefprokenheb-
ben; : als men eenigen uitzondert, die om hunne bedieningen in den. oorlögh ,; of elders, vans de Perfianen voor bequarne luiden gehouden worden. Eer ik hier affcheide, moet ik een woott *,·.',:
zeggen van de Gezanten, die fomtyts aenVremde dit jftof verfchynen, beladen met brieven Gezaa- van de eene of andere Mogentheit uitwn' Chriftenryk. Om de waerheit te zeggen, veele zyn'er onder, die den naem van Ge- zant onwaerdigh zyn, en liever Briefdra- gers mogten genoemt worden , en dus het Hof meer tot fchande, als eere (trek- ken. Want zulke komen alleen onder dien titel met inzicht om de goederen, die zy mede flepen, tolvry te hebben j welk voorregt zy weten dat van de Perfianen aen de buitenlantfche Gezanten vergunt wort. Want het is een vaft gebruik, dat iemant eenen brief brengende, die aen den Koning hout, door het geheele lant wort vrygehouden : gelyk hem ook zoo veel beelten verfchaft worden, als hy noodigh heeft. Ook binnen Spahan wort hem , gedurende zyn verblyf, naer mate van zyn gèvólgh zekere fomme tot zyn dagelyx onderhout toegelegt. Welke fomme-^ ,.·:,' zoo ze gegeven wort aen de minfte en on- aenzienlyxte Gezanten , op zoo weinigh uitkomt, dat men zich zou fchamen die te' noemen. Waerom te verwonderen is dat eenige Chriften Vorften zich door de Armeniers laten bewegen tot beftelling hunner brieven aen den Koning. Maer zy weten zich voor te doen, of ze luiden van aenzien waren, daer ze in tegendeel eerloos zyn, en zelfs de genen, die hen op de reize naer 't Hof verzeilen , godloos bedriegen , ja fomtyts in hun uiterfte verderf mennen : nemende in het ein- de , om te toonen hoe weinigh hun de godtsdienft ter harte gaet, dien van Ma- homet aen. Welk alles ik hier heb willen aentekenentendienft der genen, die dezen lantaert niet kennen. |
||||||||||||||
en ommegang zoo zeer aen yderdeedbly-
ken , dat haer doot van alleEuropeers, die zich hier onthielden , betreurt weit.' Zy verfcheen altydt aen de tafel, die haer gemael open hielt vooralle.Europeers,ge-; lyk daer ook by myn aenwezen zyn dog- tertje verfcheen, dat toen tien jaren raogt out zyn, Maer als ons Opperhooft by; gelegenhek op zyn beurt deze luiden, die aen Armenifche vrouwen getrout waren, ging bezoeken in Julfa,vcrfcheen'er nooit vrou van hun huifgezin. Zoodat ze van hun eigen lant niet meer overgehouden hebben, dandefpraek. η - Zeker de uitlanders, die te Konftanti-
nopelen, Smirn», en elders in Turkye Lof der trouwen , zyn'er veel beter aen. Want Griexe deze Griexe vrouwen febikken zich zon- vrouwen. ^ uitfl-ei naer Je gewoonte van hare man- nen , en begeven zich zelf tot hunnen Godtsdienft, waer in ze hare kinderen ook behoorlyk opvoeden j daer de kin- deren der voorgemelden altydt de zeden en Godtsdienft hunnermoeder volgen, en geheel op de Armenifche wyze worden opgevoedt. Ik weet wel wat men my zou kunnen
te gemoet voeren wegens den beroemden Huwlyk reiziger Pietro della valle, Roomfch ede- van Pk- ]jng „ (jjg te Bagtiat: jn het huwlyk tradt. Valk Maer ik ftelle daer tegen dekragt der lief- de, die de*wyile menfehen yerftrikt: waer ontrent ik my verre zou kunnen inlaten. Maer ik zal de ganfche gelegenheit dezer trou , die men zegt dat gelchiet is in het zelve Convent, waer in ik uit Indie ge- komen zynde myn verblyf heb gehadt, met voordagt voorbygaen, om niet te quetfen de gedagteniflë des doorlüchtigen mans,die ons zulkefchoone gedenktekens heeft nagelaten. Afvallige Van de Georgiaenfghe Chriftenen zyn Georgia- 'er ook veele , zoo wel groote als kleene, »en· tot den Turxen Godtsdienft overgegaen. En men ziet'er dagelyx voorbeelden van. Maer de agtinge, die ze onder de Euro- peers hebben, ftaet gelyk met die der |
||||||||||||||
XXXIV. Hooftstük.
Afval eentger Hollanderen tot den Mahometaenfchen godtsdienfl.
Korogmaken, en andere byzonderheden* Stantvafligheitvan een Armenifch Chriften, en zyn doot. |
||||||||||||||
gaen opzoeken , die men zeide dat zich
daer onthielt, en dikwyls gezien was.^ Men noemde hem Morgh-facka , als of Vfem(le men zeide, Waterdrager. Wy bereikten so^ ons oogwit niet :fchoon wy hem van ver- re zagen vliegen. Het welk my fpeet.,-· om
|
||||||||||||||
IN het laetfte der Meimaent reed ik
met den tweeden perfoon der Maet- fchappye, den Heer Bakker , een uur voor den dageraet naer buiten , met voornemen van aen de rivier eenigh wilt te gaen opdoen, voor al eenen vogel te |
||||||||||||||
REI Z
|
N. 189
den te worden.. Zy verklaerden liever
zulk een harde voorwaerde te willen aen- vaerden, dan langer hier by dit volk in hunns zonden volharden. Men nam hen dan in, en verzagh hen van nieuwe klee- · deren, waer door ze als in andere men» ichen hervormt werden. Zy waren vro- lyk en wel te vreden, en vertrokken bin- nen weinigh weken met goederen van de IMaetichappy naer Gamron, daer ze wél aenquamen, van daer naer Indie verzon- den werden , en quytfchelding hunner fchult bequamen.. Op den vyfden dezer maent bezigh
zynde aen de rivier by de Chjaer-baeg met tekenen, werd ik lchielyk geftoort door eenigh gewoel en geroep, dat ik hoorde. Nader hier op lettende, vernam ik dat'er Korog gemaekt wert. Het welk zoo veel Korog. wil zeggen, als het geven van een teken dat yder de plaers, daer hy dan is, zal heb- ben te verlaten, en aen eenen kant gaerii opdat hy geene gelegenheit hebbe van den Koning in het gezelfchap zyner by- wyven te zien. Want naer de gewoonte van dit lant magh dat in generhande wy- ze geichieden. De Koningh quam dan op dien ftondt met eenige zyner wyven naer de ftadt. Waer op al het volk haef- \ telyk begon wech te loopen, het welk ik ziende , aenftonts mede myne plaets verliet. Ondertufichcn quam een man te paert gezeten , te viervoet aenryden om het volk , dat hy over wegh nogh vinden mogt, van daer te dry ven. Hy onderhaelde my ook wel haeft, gaf my kennis van het Korog, en wees my vervol- gens den wegh, dien ik te gacn had. Ik üoegh het padt, dat hy my aenwees, in, genootzaekt eenen grooten ornweghdoor de ftadt te nemen , omdat alle de wegen, daer men niet door mogt, bezet waren, zynde op alle hoeken der ftraten wagt ge- ftelt, die my telkens· aenwees, waer ik door geraken konde. Dus geraekte ik eindelyk na veel omzwervens in veiligheit aen myne herbergh. Ik begaf my des an- deren daegs weder naer de vorige plaets, om myn voornemen te volvoeren, maer vont het eige ongemak , én alles weder met wacht bezet, zoodat ik haeftigh te rug keerde. By dufdanige gelegenheden is veeltyts alles aen de zydewegen van de Chjaer-baeg, en elders, met zeil of tent- doeken afgefchut,en metwagten bewaerr. Komt deze ontmoeting onverwagt voor te vallen, zoo neemt het volk op het eerf- te gerucht fchiclyk de vlucht. Anders wort yder te voren gewaerfchuwt, dat hyizoo wel by daegh als by nacht zal hebben buiten zyn huis te bly ven, tot dat dit Korog gedaen is. Dus heb ik verfcheide reizen my moeten wech maken uit de Karwan- fera: en yder moet dan wel op zyn hoede zyn , dat hy zich niet laete vinden aen Aa 3 dien |
|||||||||||
omdat hy deecrfte was , dien ik oit ge-
zien had, fchoon men'er ook vint op de Wdlga, ontrent Aftrakan,en aen deCaf- pifche Zee. Deze vogels zyn byzonder groot, hebbende eenen grooten krop , waerinze veel waters bergen kunnen, dat ze ook, naer het gevoelen vaneenigen, andere vogelen mede deelen. Deze vangft ons miflukt zynde,namen
wy het vermaek van in een vlietend water daer ontrent het net te werpen, en vin- gen in weinigh tydts meer viflchen dan wy voor ons raael noodigh hadden : zoo dat we ook aen het Opperhooft een goe- de zoode van levendige vifTchen toezon- den. Met den avont vertrokken wy weder
naer de ftadt, daer wy ons den volgenden dagh moilen ftil houden om het opko- men van eenen zwaren orkaen. Voorts liep deze maent met warmte ten einde. In het begin van Juny quamen hier aen
drie Hollanders, die wecli geloopen war ren van de fchepen der Maetfchappye, leggende te Gamron. Deze gatten, Klaes Klaefzoon van Enkhuizen , die in dienft was geweeft van Schiemans maet, Jaco- bus Kegels van Gouda , hebbende voor foldaet, en Henrik Kornelifzoon van Am- fterdam, voor matroos gedient, hadden ( omdat ze och arm meenden hier door hun voordeel te bejagen) het Mahome- taenfch geloof aenvaerd, en zich laten be- fivyden, nadat ze nogh twee hunner mak- kers in eene der ftedeii, die op den wegh leggen, by den Gouverneur gelaten had- den. Zy zagen'er zeer erbarmelyk uit, hebbende byna zoo veel broots niet , dat zy'er het lyf by houden konden, nochte eenig onderftant altoos van hunne nieuwe geloofsgenooten op den wegh bekomen. Zy vonden ook geenentrooftin deze ftadt, als wilde de Hemel hen ftrafFen voor zulk eenen goddeloozen afval. Gebragt tot dezen noodt, verfchenen zy aen de woo- ning der Maetfchappye, daer ze door be- vel des Opperhoofts werden afgewezen , en verzonden naer de genen , welker ge- loof zy hadden aengenomen. Zy keerden nogtans telkens weder, fmekende en bid- dende om genade, en bekennende de zon- den, waer in ze verzonken waren , be- loovende ook zich te zullen beteren , in- dien ze weder raogten aengenomen wor- den in dienft der Maetfchappye. Maer zy kregen van het Opperhooft tot antwoort, dat zulx niet in zyne magt was, maer dat hy hen zoude aennemen, indien ze zich op genade en ongenade wilden overgeven, en weder naer Gamron keeren, daer het ge- fchapen ftond dat ze de ftraffe des doots niet ontgaen zouden : en dat hy , was dit hun meening, hier over fchryven zou aen den Heer Dire&eur te dier plaetfe , om weder met de Indifche fchepen verzon- |
||||||||||||
Afval
eeniger HolJan- deren. |
||||||||||||
^^^^^
|
||||||||||||
.____;____
|
||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
||||||||||||||||||||||||||
éñï
|
||||||||||||||||||||||||||
alle winkels, die digt by de wooninge des
Agents Monden , gefloten wierden. De verbitterde Perfianen begaven zich naer den Schout, die te voren een Georgiaens Chriften geween: was. Dees zonder te wagten naer laft van hooger hant ontbood den tolk van denEgelfchen Agent by zich, die een Armenier was , genaemt Jfifh of Jufeph, Dezen vorderde hy eene hantte- kening af, waer by hy belooven zoude den dootflager te zullen overleveren , of anders een zekere fomme gelts te betalen. Deze tolk, wel wetende dat'er geen doot-Trou- flagh gefchiedt was, doet zulks, en ver- loosheit |
||||||||||||||||||||||||||
dien oort, daer de Koningh dus verzelt I
ftaet door te trekken. Konfta- Weinigh dagen hier na werden hier pels uit* gezonden uit Indie twee Konftapels, door Indie. den heer Kaftelein voorden Koningh ont- boden. Deze aengekomen zynde maek- ten hunne komft door den tolk bekent, maer kregen tot antwoort dat men aen eenen genoegh hadt. De ondervinding leerde dat ook , ja zelf dat men nogh te veel had aen eenen , dien men egter voor eene wyle behielt op zulk een kleene ga- gie , dat het fchandelyk ware die te mel- den. Het geen men door dezen gaft, dien men met een voegelyk kleedt voorzagh, eer hy vertoont wert, wilde verrichten, beftondt alleen infomtyts met eenige Huk- ken gefchut naer een wit te fchieten j daer ae Koning nogtans noit verfcheen. Eer men daer toe quam wert alles vervaer- digt j maer met zulk een dralen (want daer was naeulyx een Roopaertte krygen, dat bequaem was om een üuk te dragen) dat men veel eer een ganfche veftingh zou opgeworpen hebben. Want veele maen- den liepen hier mede vrugteloos door, Men verzond den Konftapel ook welhaeft, die, om de waerheit te zeggen, niet be~ quaemheits genoegh had om met dezen landaert om te gacn j waer toe menfehen van oplettcnden aert vereiicht worden. Den 17 der maent des avonts ten half
|
||||||||||||||||||||||||||
raedt zynen ouden geloofsgenoot. Het
|
■ Tolx.
|
|||||||||||||||||||||||||
welk hy zoo veel lichter doen kon , om-
dat de Agent, die hier wel andere orde in zou geltelt hebben , krank te bedde lagh. Nu gingen alle monden op, en men wilde met gewelt wreken de doot van eenen geringen Perfiaen, die met eenigh goedt op zyn hooft door de ftadc loopende , om dat te verkoopen , by ze- ker toeval eenige ftokflagen gekregen hadt, zonder dat hem verder eenigh leer. wedervaren was. Men riep volmondigh uit, dat de Franken of vremden hunne medeburgers doot floegen , en bragt die klagten aen voorname Heeren , en vulde het Hof met deze tyding. Ja hun woede gingh zoo verre , dat ze naer de Chjaer- baeg trokken met eenen gemaekten doo- den, dien zy omdroegen, om de gemoe- deren der gemeente te beroeren , en aen hunne zyde te trekken. Zy begeerden hier op den moorder, zoo als zy hem |
||||||||||||||||||||||||||
Maen-
zwytn, |
negen uren vernamen wy hier een groote
Eclips in de Maen, die rootagtigh zynde |
|||||||||||||||||||||||||
byna geheel verduiftert wert eenige uren
agter een. Den 2,1 zag men weder eeni- , ge wolken aen de lugt, die men in drie weken niet vernomen had. Zy waren geftadigh fchoon blaeu zonder eenigen ne- vel} dat men hier veeltyts ziet. In't be- gin van July was het zeer windigh weder, en egter vry warm. Op den "derden der maent opende men
de winkels, die ƒ of ö dagen gefloten ge- weeft waren, om het houden eeniger > treurdagen , die in dezen tydt des jaers voorvallen. Zy noemen die , meen ik, Waghme. In dien tydt plegen zy hunne gefchillen , zoo'er eenige ontflaen zyn , met elkander by te leggen , en de vrien- ichap te hervatten. Maer is de onluftont- ftaen uit zaken , die hun belang raken, dan ziet men niet dat ze zoo naeu van ge- wifle zyn. Twifttuf- Weinigh dagen hier na ontftont'er fchen En-twi(t tuflehen eenige bedienden van den |
||||||||||||||||||||||||||
noemden , in hunne handen , en bragt en
het zoo verre dat de Bewintfman des Ryx den Engelfchen Agent deed aenzeggen, dat hy hem den mifdadigen zou overle- veren. Deze bootfehap aen het Engellch huis komende , ontfing de dienaer , op wien men het gemunt had , laft van zich van daer te begeven, en de Agent zelf wert belaft zich te ontdoen van alle Mahome- taenfche dienaren. Waer op de Engel- fchen zeven dagen uitftel verzochten, die hun werden toegeftaen. De dienaer on- dertuflehen bergde zich in Julfa, daer by door den genoemden tolk verraden wert, die het huis aen de dienaersvan het gerecht aenwees,die hem vervolgens daer uithael- jden, en gevangen namen. Het graeu, I hier niet mede te vreden , vorderde hem, ,en men was gedwongen hem te laten vol- I gen. Toen wert'er beraetflaegt wat men j met hem doen zou. De bezadigften wil- den hem flaken , zeggende , wyfehenken hemden Koningh:welker zeggen gewraekt wert van de anderen, die zich met uit- trekken hunner fabels hier tegen ftelden, en zich meeftervan hem maekten in weer- wil van het Gerecht. Zy waren te meer verhit, omdat zy te voren getracht hadden hem over te halen tot den Mahometaen- fchen
|
||||||||||||||||||||||||||
gelfchen
en Ñ «en |
||||||||||||||||||||||||||
Engelfchen Agent , en zommige Perfia-
nen, die zoo hoogh rees, dat ze elkander |
||||||||||||||||||||||||||
met Hokken te keer gingen. De Perua-
nen verhit van gramfchap, en dol van wraekzucht, ftroiden in dit rumoer aen- ilontsuit, dat een hunner lantsluiden was dootgeflagen door eenen Armenifchen dienaer van den Agent. Hetfgerucht ver- Jpreidde zich indcryl door de itadt: zoodat |
||||||||||||||||||||||||||
REIZEN,
|
|||||||||||||||||
i?t
|
|||||||||||||||||
fchen Godtsdienft, met alle fchoone be-
loften van hem te zullen in vryheit Hellen, van hem te zullen een goede fomme gelts tellen, en te helpen aen een huwelyk, waer mede hy genoegen nemen zoude. Stantvaf- Hy bleef even volftandigh, fchoon hy de |
|||||||||||||||||
voor te komen, dcwyl de Perfianen over
wegh anderen met hunne goederen ont- moettende, gewoon zyn hen uit den wegh. te ilaen om de baen voor zich ruim te houden. Dit gebeurde nu weder 5 en men liep gevaer, dat de pakken zouden nederftorten door dezen aenval, en dus fchade aen de goederen ftont toegebragt te worden } gelyk dikwyls gefchiedt. Hierom ftelden de geleiders der goederen , zich aenftonts tegen de onbefchoftbeitder Perftanen, taftten van zich, en gaven zelf den zoon van 's Konings Lyfarts , die in hun gezelfchap was, eenige ftokflagen. Zy te onfterk zynde om tegen het volk der Maetfchappye aen te gaen , ftelden het op een klagen over den hoon hun toe- gedreven, vorderende van onsOpperhooft recht en voldoeninge. Hy antwoordde dat hy de zaek zou onderzoeken, en hun voldoening geven. Zy vertrokken hier op , maer keerden den volgenden dagh met het zelve verzoek te rug{ Men greep dan in hunne tegenwoordigheit eenen der dienaren , dien men fchuldigh bevonden had, aen, leidde hem onder de ftokken, en gaf hem eenige ilagèn onder de voeten. Maer de ftraf ( dat te ver- wonderen was,) was naeulyx begonnen, of d'aenklagers verzogtendat men zou op- houden, verklarende dat hun in alle ma- nieren voldacn was: daer de arme knecht van den Engelfchen Agent, die maer een gering perlbon geilagen had , zyn bcdryf zoo deerlyk met de doot boeten molt. Dit volk is zoo harigh dat alle Euro-
peërs hier hun verblyf hebbende om de zaken hunner meefteren , van welke zy afgezonden zyn, waer te nemen, wel heb- ben toe te zien dat ze hunne agting wel bewaren , nochte zich laten verbluften. Waer in zich uitmuntende wel queet ze- ker out vrient van my , genaemt Jacobus Hooghlamer, met wien ik teKonftantino- polen geweeit was. Deze voor Gezant β,-acf ge„ van de Hollantfche Maetfchappy aen ditdragh Hof gezonden, daer hy wonder wel, ge-ecns Ge' lyk by alle de Chriftenen,die hier waren,"""' gezien was, ontmoette by avontuur den Stokdrager des Konings, eenen der voor- naemfte Heeren van 't Hof. Zyn dienaers raekten in woorden met het gevolg van den Gezant, en van woorden tot flagen. De Stokdrager dit vernemende , wilde naer zynen houwer grypen. Het welk de Gezant ziende, greep een zyner pifto- len, dreigende denPerfiaen aenftonts door den kop te fchieten, zoo hy 't hart had van zynen houwer uit te trekken. De Stokdrager ziende dat het ernft was , zwichtte, bedwongh zyn volk,en gingh voort. Het was hem ook geraden; want de Gezant was beftuwt met Europefche foldaren, op welker moedt hy zich ver- laten konde. Hier by voerde hy eenc groo-
|
|||||||||||||||||
ti'glieit
eens Ar- meniërs, |
|||||||||||||||||
wiflc doot voor oogen zagh : ja hy ant-
woordde aen eenige Armenieren, die hun |
|||||||||||||||||
Godt verloochent hadden, op hun zeg-
gen , dat hy Mahometh maer met den mont belyden, en in 't hart vloeken zou de , met loffelyke ftantvaftigheit: Ik zmL |
|||||||||||||||||
Zyn
wreede dood. |
|||||||||||||||||
mjnen Heilant noit verloochenen. Hier op
vielen de Perfianen , razende Van onge- |
|||||||||||||||||
dult, hem aen, en maekten hem voort af.
Toen bonden ze hem een tou aen de bee- nen, fleepten hem naerde Meydoen voor het Hof des Konings by den hoogen pael, daer veelen hem , zoo doot als hy was , nogh in 't lyf hakten , en het ingewant daer uit hadden onder honderden van fcheltwoorden, waer van zelfde vrouwen daer by komende, zich niet onthielden ; latende hem voorts leggen tot eenen roof voor de honden. Dus liet deze Chrifte- lyke helt , deze getrouwe dienaer , die zynen Heer, krank te bedde leggende, nagt en dagh vlytigh had opgepall, zyn leven. Hy was genaemt Gregoor,zyndede zoon van eenen Aflafoer. Hy was maer on-^ trent zo jaren out, maer zoo fterk , dat hy in elke hant eenen man opgreep , en ze beide tegen een drukte. Zyn moedt ook was niet minder dan zyn fterkte, waer van zeker het einde zyns levens een door- luchtige proeve geftrekt heeft tot befcha- ming veeier Chriftenen. Het Gerecht voerde het lichaem naer Julfa , daer het begraven weit in de wyk genaemt Erewan^ in de Kerk , die genoemt wort Armena Pergiet* , of Kerk onzes Heilants , de voornaemfte die daer ontrent is. Een der Armenifche Koopluiden liet tot zyn eere op zyn eige koften eenLyktombe maken, uit liefde tot hem , en tot eertige beloo- ning van zulk een helthaftigh en zaligh verfcheien. Wat ongeruftheit zulk een exempel
geven moet aen de vremdelingen , die zich hier onthouden, is licht af te meten. Zeker men dorft eenige dagen agter een de openbare wegen niet gebruiken , om den overmoedt , dien men in het graeu befpeurde, nadat dit beftaen hun zoo wel gelukt was. Te voren anders hadden ze altydt veel inzicht voor de Engelfchen en Hollanders gehadt. Maer het was juift in dezen zelven tydt gebeurt, dat'er eeni- ge goederen der Maetfchappye van Gam- ron gezonden , ftonden binnen de ftadt gebragt te worden- Men zond dan naer gewoonte eenigh volk naer buiten om de- pakkaedje te geleiden en in het pakhuis der Maetfchappye te brengen. Dit ge- fchiedde om het ongemak van ontmoeting |
|||||||||||||||||
CORNELISdeBRUlNS
|
|||||||||||||||||||||
I$t
|
|||||||||||||||||||||
ningh zelf en het geheele Hof was hy in
zonderling aenzien, zoo wel als by de Eu- ropeërs: gelyk hy zelf na zyn vertrek by het Hof altydt in lofFelyke gedagteniflc gebleven is. |
|||||||||||||||||||||
grooté ilaetfie , dat noodigh is om ont-
zagh te hebben by dezen brusken lant- aert. Men had ook doorgaens zoo veele eerbiedigheit voor hem , dat , waer hy zich ook vertoonde , al wat'er was voor hem uit den wegh gingh. By den Ko- |
|||||||||||||||||||||
XXXV. Hooftstuk.
De doot van den Engelfchen Agent. Zyn begraving. Toeflei
tot de trouflaetfie van 's Kon'mgs Dogtertje. Lykrou der Ar~ memfche vrouwen* Oude flerkten. Gelegenhe'tt des bergs Sagte-Ruflan. |
|||||||||||||||||||||
'te paerde met 10 of 1ζ voetloopers, ry*
dende de trompetter voor de hantpaerden, agter welke de hantpaerden van den heer .Kaftelein volgden. Toen quam het lyk, overdekt met een groot wit zyden kleedt, waer over een zwart fluweel lagh. Het wert gedragen op een berry van vier ge- meene luiden, die telkens om de langheit des weghsvan vier andereverpooft werden. Agter het lyk reedt de Secunde der Engel- fche natie, en nevens hem die van onze. Waer aen ik met de Hollanderen volgde, gelyk ook vader Antonio Deftirro, Re- fident wegens de kroon van Portugael, met de daer zynde Engelfche Heeren, en Armenifche Koopluiden van Julfa. Dus trok den meeften wegh over de een agter den anderen voort, inzonderheit over of langs de Chjaer-baeg heen , gefiert met eenen langen witten zyden iluier , in hec fterlhuis ontfangen, die van den fchoudec langs het lichaem onder op gekoppelt ne- derhingh. Om den hoedt had elk nogh eenen witten iluier van gaes,dien anderen, die zonder hoeden waeren,alleen om hetlyf hadden. Het ganfche getal van menfehen beftondt in veertigh perfonen te paerde, en dertigh voetloopers. De overige Paters nevens de Franfche Heeren lieten zich ter begracfplaetfe vinden , daer het lyk ten 7 uren in de aerde gezet, en daer over vol- gens het gebruik der Engelfchen een lyk- redc of predikaetfie door den Engelfchen Secunde gelezen wert. Hier op nam yder van ons een hant vol aerde , en worp die in 't graf, dat voorts door arbeitsvolk aen- gevult wert. · Toen reden we vervolgens te gelyk op dezelve wyze weder naer het flerrhuis, daer wy alle ter maeltydt ver- zogt werden en bleven, zoo fterk als wy waren. Die ons van de grafftede af ge- volgt waren, werden ook met fluiers be- giftigt j ook wert'er ons Opperhooft een t'huis gezonden, Wel onthaelt zynde trokken wy twee uren na den middagh weder van daer. Dus nam deze lykftaetfie een einde. Wei-
|
|||||||||||||||||||||
Perfiaens "Jk ~t\J hielden de Peruanen het feeft
fecft. j^Wj gcnacmt Baba-Soedija-adier, dat jL t{ zoo veel zeggen wil als Onver-
winnelyke Vader van den Godtsdienfi. De- zen eernaem geven zy aen eenen hunner Heiligen, die de fpraek gaet datOmaer gedoot heeft. Kort hier aen ontftont'er weder Korog ontrent de ftreek van 's Ko- nings Hof. Zoodat al het volk daer on* trent laft kreegh om zich van daer te be- geven : gelyk ik my mede buiten de Kar- wanfera begaf. Twee dagen daer aen ge- beurde het weder, hebbende de Koning luft om met zyne Bywyven zyn vermaek buiten het Hof te nemen. Dezen zelven avont lieten zich zyne fpelers luftigh hoo- ren, dat den gantchen nacht, en des daegs daer aen bleef duren tot den ondergang der zonne : dewyl de geboortedagh van den Profeet Mahometh op handen was , die den zo der maent ftont geviert te worden. |
|||||||||||||||||||||
Doot des
Engel- fchen A· gents. |
Op den ^t overleed hier de Heer Edu-
ward Owen, Agent der Engelfche Ooft- Indifche Maetfchappye, in den ouderdom |
||||||||||||||||||||
van 40 jaren , een man van groote gaven
en van yder een bemint. Wy deden hem des morgens met het begin van den dagh de laetile eere aqn , beftellende hem ter aerde buiten de ftadt, daer , gelyk wy reedts gemelt hebben , de Chriltenen by elkander begraven worden. De Lykftaet- Zyn lyk- fie wert op de volgende wyze volbragt. |
|||||||||||||||||||||
ftactfie.
|
|||||||||||||||||||||
Zoo dra de beitemdetydt gekomen was
reed de Secunde vanden heer Kaftelein, die aen het voctevel ziek lagh, met het ganfche huifgezin, waer onder ik ook be- grepen was , naer het fterlhuis met veer- tien paerden, waer onder twee hantpaer- den waren in den rou gekleedt. Voor deze ging een trompetter , benevens der- tien voerloopers. Toen men met het lyk uit het fterfhuis quam, reden voor aen de Tolk, Stalmeeftcr eneenige anderen. Hier agter volgden drie hantpaerden in den rou gekleedt, hebbende wittepluimen op hun- ne hoofden. Veertien perfonen zagh men |
|||||||||||||||||||||
Κ Ε Ι 2 È Ν.
|
||||||||||||||||
*5>3
|
||||||||||||||||
Weinigh daghen hierna zaghik alle de [huizen, tuflchen welker iléerien en brok-
Baiaers opgefiert met allerhande geihede- j ken de overgeblevenen hunne vrienden en ne repen van gekoleurt papier en klater- 'goederen met ontileke lichten quamen gout, ook eenige figuren van dezelve I zoeken: en hun droevigh lot beweenden. |
||||||||||||||||
De mannen blyven t'huis, latende ditbe-
dryf van rou geheel aen de vrouwen over. Evenwel ziet men hier en daer een enkel mansperfoon onderden hoop3 ook zwer- ven'er eenige geeilelyken ofprieilers, die het druk hebben met gebeden te doen voor de genen, die daer geit voor geven willen, dat gemeenlyk op vyf, ook wel tien, en^ als 't luiden van vermogen zyn, op twin- tig Huivers uitkomt. Deze geeftelyken ilaende hier in hun zwart gewaedt maken een aenmerkelyke verfcheidenheit van ge- zicht onder alle deze in het wit gekleede vrouwen. Ondertuflchen maekt de mee- nigte der kleene vieren en reukwerken ^ die ze daer in werpen , zulk eenen rook, dat men dien binnen Spahan verneemt. Want de meenigte dezer vrouwen maekt naer giffing weleen getal van drie duizent uit. Hoewel ik deze befchouwingh in den nagt nam , maekte ik'er egter eene aftekeningh van, zoo als ik flondt by hec graf der Gemalinne van ons Opperhooft, en myn gezicht op de iladt had, gelyk getoont wort op het getal van 102. Dit roubedryf duurde tot een of 2 uren in den morgenllondt, wanneer ik my weder van daer begaf. Egter bleven'er nogh veele menfehen. A^eele zagh men'er ook op den wegh: Veele ook,die t'huis geweeifc waren, weder naer de graven kceren* By daeg ook quamen veele mannen hier hunnen tydt doorbrengen met elkander goede fiere te doen , en tabak te roolcen. hoewel dit maer gemeene luiden waren, doende zulx nok luiden van foorte. Op den laetften der maent begaf ik my
des avonts naer het huis van den Heer Kaftelein, om des nagts met zynen Secun- de te ryden naer het gebergte KoefofFa. Wy begaven ons ontrent vier uren namid- dernagt op wegh, om eenige overblyfièls van oude lterkren, die daer ge weeil; waren, te bezichtigen. Ten zeven uren waren wy in dit gebergte zoo verre gekomen aen de Weftzyde , als te komen was met de paerden. Toen ilegen wy af, om den ontbyt te nemen. Maer myn medegezel, ziende geene kans om den wegh naer bo- ven op zyne voeten af te leggen, begaf zich met de paerden van daer, om my na den middagh aen de Chriftengraven op te wagten. Ik dan verzelt met den jager en eenen dienaer, wel van ichiétgeweer verzien, trok ten agt uren den bergh op, en quam ten tien uren aen het verval van een oude poort, die wel eer daer geilaen hadt. De voormuur hier van hadt zich uitgeitrekt ten Noorden tot aen het begin des bergs, daer die zeerfteil naer beneden |
||||||||||||||||
ftofFe,en andere aerdigheden. Des avonts
ook werden allede winkelilraten vol lich- ten gezet, altemael in olilampjes. Op verfcheide plaetiên wert het volk aen een kant geweert ter oirzake van eene vremde Trouftaetfie, Teweten het dogtertje des Konings, maer drie jaren out, wert uit- gehuwlykt aen den zoons zoon van des Könings Moeje , ook een kint van vyf jaren. Dus wert de bruit by nagt in het Hof dezer Moeje overgebragt, om daer ( opgevoedt te worden. Men weet niet dac'er oit voor dezen zulke jonge kinderen onder de Perfianen zyn uitgetrout. Maer het fchynt dat ze nu de maniere der Ar- meniërs hier in willen navolgen. Deze Moeje is de zuftervandes Konings Vader, genaemt Zynab-Beggum , of Princes Zy- nab. Zy was getrout geweeft aen den zoon van Galliefa Sultan , die een van de vertrouwelingen des Ryx was ten tyde van Koning Abbaas den tweeden. Den 22 der maent begaf ik my naer
Julfa, en bleef'er tot den 26, op welken dagh de Armeniers het feeiï vieren van Soerp-gaets, of het heiligh kruisfeeft, welk, zoo men my berichtte , gehouden wort ter gedagtenifiê van Chriftus kruis , door St.Helena gevonden op den berg Kalvarie. Hier ontrent hebbenzedeze plegtigheden. Twee of drie uren voor het aenkomen
vanden dagh begeven zich de meefte vrou- wen van Julfa naer de graven , met zich nemende eenigh hout en houtkool, was- kaersjes en wierook, en makende wat vier by de graven harer afgeftorvene vrienden. Zy zetten op de graven eenige brandende waskaersjes , werpende geiladigh wat wierook in 't vier. Dan vangen ze een luid gefchrei en geichreeu aen tot de ge- nen , die daer begraven leggen, (preken- de hen aen met veele woorden, naer de droefheit elke van haer ingeeft. Som- wylen vallen ze op de graven neder, en kuilen die, of de aerde zelve, die hare vrienden bedekt. Luiden van meerder aenzien zetten op de grafiteenen 4, f, of 6 groote waskaeriTen, en maken by wy- len zulk een misbaer , dat men'er fchrikt ontrent te komen. Om van alles een naeu- keurigh gezicht te nemen , reed ik twee uren voor den dagh derwaert met den Zoon van onzen Tolk Francoi's Sahid , daer ik geherbergt was. Tuflchen de graven doorwandelende, quam my alles vremt voor: ja hooger buiten de zelve op- gaende, dagt my te zien de overblyffelen van eene iladt door den brant verwoeft. Want de verhevene graven vertoonden zich door de naerheit van den duifteren |
||||||||||||||||
Vremt
huwlyk. |
||||||||||||||||
Kruis-
fecft dei' Arme- niërs. |
||||||||||||||||
nagt even als puinhoopen van ingeftorte' loopt. Ik bevond de poort ter flinke zy-
Bb d*
|
||||||||||||||||
ï?4 CORNELIS
de meer dan ter rechter vervallen. Gy
ziet de aftekening daer van op N°. 103. Een vierde deel van een uur verder zagh ik eene pkets geheel tot den gront ver- vallen , die, 200 men voorgeeft, een ftalling voor de paerden geweeft is. Van daer ziet men verfcheide brokken van ee- nen ouden muur, die boven op den bergh zich wydt heeft verfpreit, loopende ten Zuiden,van het Ooften naer het Weften, ten Noorden naer de ftadt, als zynde de- ze bergh digt daeraen gelegen. De bergh zelf dient genoegfoem tot fterkte, vermits hy vanboven tot Deneden zeer fteil afloopt: zoodat'er aen die zyde geen muur geweeft is. Ontrent elf uren was ik op het op- perfte van den bergh , die met groote moeite moet beklommen worden. Daer vint men de overblyffels van een gebou, dat 28 fchreden in de lengte heeft, waer aen men nogh weinige Hukken zien kan. De dikte des muurs w,as ruim vier voeten: ftaencle het eene gedeelte daer van nogh tamelyk hoog. Men vint aen de binnenf- te zyde nogh eenigh bewys van boogen , waer by drie gaten, hebbende deze op- per Me kruin des bergs maer 2.8 fchreden in de brectte van 't Noorden naer 't Zui- den , en in de lengte van 't Ooften naer 't Weften f4 ·, loopende naer 't Ooften nederwaert. Naer 't Zuiden is een lengte, waer om heen de bergh zich ftrekt: op wiens hoogte men den omkring der mu- ren der fterkte , die'er geweeft is , nogh bemerken kan door de nedergeftorte ftee- nen en overigebrokken, gelyk deafbeel- dingh van de Noordzyde gedaen doorliet getal 104 toont. Ik tekene dit te naeu- keuriger aen , omdat eenigen willen dat de Koning Darius binnen deze fterkten zou geweeft zyn, als tuflehen Alexander en de Perfianen de tweedeveltflagh inde- ze vlakte gefchiedde. Ontrent den mid- dagh my weder naer om laegh begevende, tekende ik van de Zuïdzyde het gezicht van dit vervallen gebou aen de buitenfte zyde , waer aen zich nogh twee halve ronden toornswyze vertoonen. Ook is de plaets kennelyk tot aen de rotfen,waer op het gebou begonen is: dat duidelyk te befpeuren is in de Afbceldinge op het ge- tal van 10 f. De jager, myn leitfman , willende, om den wegh te bekorten , de Noordzyde afgaen,zogt my mede te trek- ken. Maer ik bevond die zoo fteil, zon- der dat'er eenigh padt ontrent was, dat de fchrik my van daer dreef, verklarende hem dat ik geenen luft had tot het bre- ken van armen of beenen. Hy evenwel, om my aen te moedigen , nam den ande- ren dienaer met zich. Zy daelden af, en wat nederwaert en krom om de rotfen ge- kropen , waren ftrax uit myn gezicht. Maer de dienaer dus mede gelokt, bleef zonder zynen voorganger te volgen vol |
deBRUINS
angft zitten, met de tranen in de oogen ,
my toeroepende dat ik toch niet af ko- men zou: dewyl hy zelf niet wift op welk een wyze hy weder by my komen zou. Ik het gevaer, daer hy in was, merken- Groot gc- de ,· moedigde hem aen met roepen dat hyvaer" zich ftyf aen de rotfen valt houdende, zou trachten naer boven te keeren. Wat zou hy doen? Naer beneden kon hy niet,dan met gevaer van den hals te breken, en daer te blyven hangen was ook onmoge- lyk j zoo dat niets nader voor hem was, dan te keeren, van waer hy gekomen was. Met veel ontfkltenifle geraekte hy in 't einde by my: terwyl de ander, op dit af- dalen , even als de bokken , afgerecht, geen zwarigheit ontmoette. My ftondt dit zoo zwaer voor, dat ik eenen anderen wegh nam ten Ooften tuflehen de bergen nederwaert, fchoon het wel twee uren om was. Hier door wert het 3 uren in den namiddagh, eer wy aen de graffteden der ChriHenen naderden, daer de gemel- de •ient my wachtte, en my van verre gewaer wordende my het paert toezond. Hier een weinigh uitgeruft, en my wat verfrift hebbende ,„keerde ik met myn ge- zelfchap naer de ftadt: daer we den zel- ven avont een befluit namen van des mor- gens weder op te zitten, om het overige, dat aenmerkens waerdigh mogt zyn, te gaen bezichtigen j dewyl myn vertrek voor het einde der maent vaft ftondt. Wy reden dan op den gezetten tydt
naer den bergh Tagtemfian , gelegen on- De bergh trent zi uur ten "Weften van de ftadt. Bo- Tagte- ven op dezen bergh heeft zeker beroemttuftan' krygshelt een gebou gefticht, waer van meer wort opgegeven , dan de waerheit der zake medebrengt. Onder aen den zelven bergh heeft men een grot, waer in ζ of 3 fonteinen zyn,welker water van de bovenrots geftadigh daer in afdruipt. In 't begin der maent April komen hier jaerlyx Indianen , of , gelyk men hier zegt, Benjanen, eenen dagh van Godts- dienftigheit houden, ter eere van eenen voornamen Kluizenaer, die langen tydt hier in zyn verblyf gehadt heeft. Gemeen- lyk ook onthout zich hier een hunner Der- vifen of Heiligen. Aen deze grotte ziet men veele gekoleurde lapjes, daer naer allen fchyn gebragtvan menfehen, die metqua- len beladen hier hunne genezing zogten, naer de wyze der Oolterfche volkeren, waer van voorheen gefproken is. Wy verbeelden de gedaente dezer grotte op N°. ic6. · Een half uur digter naer de ftadt legt
de bergh , waer uit alle de graffteenen steen- gearbeit worden, die meeft blaeu vanko- bergh. leur en zeer hart zyn. Wy zagen'er ee- nige van de fteilte des bergs naer om laegh werpen, zonder datze quamen te berften. Maer de groot fte latenze vanboven neder rol-
|
|||||
R E É Æ
|
i9S
met den geraelden bergh , op wiens fpirs
het huis van Ruftan gelegen is,gelykbier nevens te zien is. Alles hier naer myn genoe- gen befchout hebbende , keerde ik weder binnen de ftadt. j |
||||||||||||||||||||
rollen, daer de bergh fchuinfer en bequa-
mer hier toe is. Van hier ziet men een fraei gezicht
naer 't Weften tuflchcn de bergen m de vlakte, daer eenige dorpen en tuinen leg- gen. Ik tekende van daer het gezicht' |
|||||||||||||||||||||
Tacte-Eü s taït .
|
|||||||||||||||||||||
XXXVt Hooftstuk.
|
|||||||||||||||||||||
Befaemde plantaedje des Konlngs. Het huis der Ooftmdïfche
Maetfchappye, Voorname Karwanfera. Benjanen. Be~ âþß des fchryvers tot eene reis naer PerfepoUs* Onthalmg by 't Hollandts Opperhooft. |
|||||||||||||||||||||
nogh weinigh toegenomen , dewyl het
water naer behooren niet heeft kunnen geleid worden. Maer als men wat verder komt, vint men het hooger opgefchoten. Als men minder dart een uur voortgereden is, ziet men ter regterzydc aen den wegh een Kerk, die zeer laegh is, en daer ne- vens een Banje of badtftoof. Vier poorten zullen hiergeftelt worden, eene ten Ooften aen't inkomen, eene ten Weften} eene ten Noorden , eene ten Zuiden. Als men een vierde deel van een uur verder is, fpringt de wegh aen beide de zyden uit, Bb æ waer |
|||||||||||||||||||||
E
|
ENIGEN tydt hier na gingh ik
met dezen zeWen vrient Tbezichti- |
||||||||||||||||||||
Beroem-
de plan- taedje. |
|||||||||||||||||||||
gen de beroemde plantaedje des
Konings , wat meer dan drie uren ten Weften van Spahan gelegen. Wy reden door de voorftadt voorby de tuinen, daer de Perfianen hunne woonplaets hebben , ontrent anderhalf uur , latende Julfa ter flinke zyde leggen. Toen de vlakte over- gereden zynde, quamen weten vyfuren des avonts aen het begin der plantaedje , door den nu regerenden Koningh aenge- legt. Het geboomte aen het begin was |
|||||||||||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
||||||||||||||||
*96
|
||||||||||||||||
waer door een rond gemaekt wordt met
openingen aen wederzyden , die over het lant fraeie gezichten maken. Het ge- bergte ten Noorden legt'er een kleen uur van daeri. Dat ten zuiden is, twee uren. Aen de Noortzyde van dezen wegh ftaet de muur reedts voor een gedeelte, waer mede de plantaedje aen wederzyden zal befloten.worden. Het was ontrent zeye_n| uren, als wy aen het einde der plantaedje waren, die twee uren langh , en van be- quame breette is, wederzyds met Zenaer- boomen beplant. Hier tuflchen ftaën eenige Wilgen en andere boomen, die |
met eenen muur omtrokken , waer bin-
nen veele bergdieren , die hier ontrent gevonden worden,befloten zyn, als Har- ten , wilde Ezels, Bokken, en andere. De tuinen , die hier leggen ,~ zyn bezet met verfcheide vruchtboomen, dogh meeft met wyngaerden , welker druiven , zoo witte als blaeuwe , in groote meenigte n_aer Spahan gevoert worden, om'er wyn van te perflën , waer mede het in dezen tydt drok werk was. Wederzyds aen de oude plantaedje zyn vyf tuinen, die den Koning alle jaren opbrengen 2.r Toman , beflaende in grootte elk j-i{ fieriep, of Konings ellen. Buiten deze zyn'er nogh twee kleener , die ook hunne' inkomften naer gelangh opbrengen. Wy trokken een uur na den middagh hier weder van daen door den ouden fraeien wegh , kee- rende aen het einde daer van door eenen anderen. Want wy namen nu onzen wegh naer het gebergte ten Zuiden, om eenige dorpen te bezichtigen : waer toe wy wel twee uren om moften ryden, de* wyl wy een brug overtrekken moften, die genaemt wort Poelie-Fergan naer het dorp daer ontrent gelegen. Wy reden hief door groote lantftreken bezet met rys , die nu in haren volkomen bloei ftondt, zynde een gedeelte daer van reedts inge- zamelt. Groote vlakten waren'er ook be- zet met watermeloenen. De rivier vond ik hier veel fmaller dan ontrent de ftadt* Hier by legt het dorp Koetsjel, daer een huis gefticht is ten dienfte des Konings, die'er dikwyls komt. Maer het is mede van weinign aenzien. Aen het dorp Ka- rakati heeft 'men een Lak of ftaende wa- ter, waer in zich alle foorten van entvo- gels, en ander wilt gevogelte onthouden: dat een luftigh gezicht geeft. Waerom verboden is daer naer te fchieten om ze niet fchuw te maken. Alle deze dingen gezien hebbende quamen wy langs eenen anderen wegh, als we waren uitgereden, des avonts ontrent agt uren binnen de ftadt. Hier heb ik een woordt te ipreken van H"'s vatl
de gelegenheit der wooninge van het op- feenar™p" perhooft, hier gezeten wegens de Ooftin-aer Maet- difche Maetfchappye , en van de andere fchappye. Amptenaren der zelve. Het huis is om- trokken met eenen hoogen muur van aerde. De voorpoort is ruim en groot. Als men eenige fehreden tuflchen twee muren doorgegaen is heeft men het gezigt op den ftal, langs welken buiten heen de paerden dikwyls geftelt worden, zynde hier toe krebben gemaekt voor hun voe- der. Als men dezen ftal nevens den tuin aen de flinke hant laet leggen, komt men aen de woonplaetfen , in welker middel- wegh een groote waterleiding haren loop heeft voorby de vooanaemfte zitplaets, |
|||||||||||||||
uitgeroit worden, zoodra de Zenaerboo-
men groot worden. Al den wegh over ziet men Rozeboomen ftaen , die in hun faizoen, een zeer aengenaem gezicht en reuk geven. Ontrent een half uur van dezen wegh is het lant des Konings. Het overige hoort aen het gemeen voor zoo veel het gene betreft dat'er op geplant of gezaeit is. Want voor het lant zelf wort jaerlyx zekere fom aen den Koning be- taelt. Aen het einde dezer nieuwe plan- taedje begint de oude laen , gemaekt ten tyde des Konings Abbaas. Hier treedt men in door een groote poort, daer de plantaedje maer half zoo breet is , en in de lengte eengroot half uur beflaet. We- derzyts iiaen Zenaeiboometi ontrent agt Ichreden van elkander , loopende de tak- ken in de hoogte over elkander. Langs de Hammen loopt een Kanael of waterlei- dingh. Bezyden ziet men fchoone groo- te lufthoven met muren omtrokken. Aen het einde ftaet een huis des Konings , dat 'er flegt Uit.,ziet. Hier digt by begaven we ons ten half agtcn met ónze dienaren, paerden , en wat des meer was , in een tuin ter herberge , daer wy het zeer wel vonden : en daer myn vrient de tyding kreeg dat de tweede, perfoon , genaemt Jan Oets, die hem afloflèn raoft, uit In- die te Spahan was aengekomen. Des mor- gens bezagen wy het huis des Konings, hoewel geen beziens waerdigh. Hier van daen reden wy door het hier aenleggen- de dorp , genaemt Naedsjaf-abaet, ge- lyk deze oude plantaedje mede genoemt Wort , Cbjaer-baejinaed-sjaf-abaet. Nu befchouden wy aen de andere zydevanhet dorpeene andere plantaedje, meeft be- ftaende in Wilgeboomen. Deze is on- trent anderhalf uur langh, en ftrekt zich naer 't Weften uit. Aen de flinke zyde is'er weder cene, leggeride het gebergte wederzyts een groot uur hier van daen, en ten Weften verder op zoo verre als men zien kan,de vlakte. De gelegenhek de- zer oude plantaedje tekende ik voor myne herbergh af, (trekkende het gezicht naer de voorpoort, gelyk de nevensitaende prent dat aenwyft: Drie uren van dezeplaets |
||||||||||||||||
Twedc
Plantaed- je· |
||||||||||||||||
af heeft dé Koningh eenen kleenen Bergh jdaer men gewoon is ieraant t' ontfangen
Hier
|
||||||||||||||||
■----■■■■
|
||||||||||||||||
R EIZEN*
|
|||||||||||
i9?
|
|||||||||||
ÊÁÅÉ»- SjAF - A.B ÁËÔ
|
|||||||||||
Mier agter is een fchoon binnenVertrck
met tapyteh,kleeden, en kuflèns daer om heen, om volgens de wyze des lants te kunnen zitten. Hier aen zyn kantooren en woningen, zoo voorden tweeden per- ibon, als mindere beampten. Dan komt men vervolgens door eenen kleenen gang tot de wooninge des Opperhoofts, die in drie of vier vertrekken beftaet: buiten welke de gewoonlyke eetplaets is, die daer haer uitzicht op heeft. De tekening, die ik daer van gemaekt heb, vertoont het getal 107. In't midden des tuins is een houte Talael geftelt,waer in men het ver- maek heeft van eene fpringende fontein te |
|||||||||||
zien ; looperide dit zelve water door eeri
kanaeljWaer van de tuin dagelyxbeiproeit wort door middelen , die men gebruikt om het water te leiden daer men wil. Men vint hier een tamelyk getal Van hooge Ze- naerboomen,ook eenige andere boomen 7 die vruchten dragen , nevens bloemen en andere gewaflèn,die op No. 108 verbeclt worden. Hier verrnaekte ik my dikwyls met vangen van kapellen, vliegen, byen, en andere dufdanige diertjes, om ze op te zetten en te bewaren. De byen zyn vry groot en hebben eenen angel, waer mede men geftoken zynde , groote pyn gevoelt. Bb j Xrt
|
|||||||||||
I
|
|||||||||||
198
|
CO RN E LIS de BRUINS
|
|||||||||||||
In den waterloop van dezen tuin vond]
ik een foort van kleene vifchjes, welker agterlyf als dat van eenlukvbrfch is, ver- zien met even zulke pootjes, My ftaet voor dateer in Turkye,een myl vanSmir- na te Korriljouw , op het geoergte , een lak oFkom is , hebbende de wytte van ontrent een half uur j en beilaende twee uren in 't rond. Deze kom waer van het water falpeteragtigh, en de grontmod- derigh is, is zeer vjfchryk, en vloeit vooral over van zekere {bott van klee- ne Voren. Maer men vint'er ook vif- fchen, welker kop en voorlyf de ge- daente van vifch heeft, maer het verdere lyfalseen Kikvorfch is. Hier van wor- dcn'er zommige, dogh zeer zelden, met |
||||||||||||||
den hengel gevangen ; waerom my niet
gebeuren mogt eenige te zien , fchoon ik'er wel moeite toe gedaen heb. Zy val- len evenwel grooter dan die hier in Perfïe gevonden worden. Nu ftondt my nogh eene verbeelding
te geven eener Karwanfera, of herberg L Herbergh en hare hoedanigheit af te tekenen. Ikafgebeelt. zal hier toe nemen de Karwanfera van des Konings moeder, ftaende by de Meydoen. Men noemtze Karwanfera Jeddee , als zynde voor de voornaemile gehouden van geheel Spahan , en dezelve , waer in ik myn verblyf heb gehouden, zoo langh ik in die ftadt geweell ben. Ik tekendeze van bovenuit hetportael myner wooning, als hier nevens te zien is. De poort der |
||||||||||||||
^'"
|
||||||||||||||
Meydoen, die men inkomt, beftaet in
een lange volte, ofgewelftportael, waer in kleene winkels zyn van Armeniers en anderen, die hier het laken met de elvcr- koopen. Binnen eene diergelyke poort, daer men aen d'andere zyde uitgaet, vint men deverkoopers van glazen. In het mid- den der openeplacts ftaet een houten ge- bouWjdienende mede tot het te koop Hellen |
van glazen en anderen waren. Hier on-
trent is ook een waterput. Rondom zyn ka- mers,endaerin de goederen der voornaem- fte Armenifche en andere Koopluiden , hier dagelyx van Julfa komende om hun- nen handel te dry ven. In dit gebouw zyn vele vertrekken,waer om boven een galery loopt, waerin men langs verfcheide trappen op komende in de vertrekken treedt. On-
|
|||||||||||||
REIZEN.
|
||||||||||||||||||||||||
W
|
||||||||||||||||||||||||
Onder de Köopluiden, die zich hier
bevinden, zyn ook Indianen,of,Benjanen , waer van vericheide iborten zyn. De voornaemfte zyn Köopluiden en make- laersjdie alle hier groote fchatten bezitten, en dagelyx zwoegen en zweeten om die |
||||||||||||||||||||||||
zen en vloien wachten zich ook de Tur-
ken en Perilanen, en de Armeniërs vol- gen hen hier in na, Zy werpenze alleen wech , gelyk ik meenigmael gezien heb. Men vintook onder de Armeniers luiden, die zich onthouden van zeker flagh van |
||||||||||||||||||||||||
Ben ja·
nei). |
||||||||||||||||||||||||
te vermeerderen, zonder eenigh inzicht ι dieren, als hazen, omdatdeze dieren ook
|
||||||||||||||||||||||||
hunne maendtftonden hebben , en eenige
andere. Alle evenwel zyn ze zoo byge- loovigh niet. Ik had op myne reize twee dezer menfchen by my , "toen ik eenen Angoerdvogel gefchoten had, den zelven, dien ik het eerft verheelt heb , waer op ik hen wilde onthalen. De een floeg hec beleefdelyk af, dogh d'ander aenvaerdde de nodigmgh, en toonde dat de fpys hem geviel. Om de vremdigheit der kleedinge te-Klcedin"
kende ik den voornaemften onzer Benjaen- van eenen fche Makelaren: die de moeite nam vanBen)aen· zich op hunne wyze toe te ftellen. Gy ziet deze afbeelding op N°. ι op. De koleur der kleedinge nemen ze naer
hun welgevallen. Hun Tulbant of muts is gemeenlyk wit. Zy hebben roode ftre- pen van boven het voorhooft tot by de neus. Deze maken ze van dunne reepen van Sandelhout, en pronken daer mede als onze Juffrouwen met de plaefterkens. Meeft al zyn ze geel van koleur , voorts . wel gemaekt van lyf en leden. Op hunne viertyden bedryven ze vreugde zoo buiten als binnen. Zy onthalen elkander mee vrugten, met konfituren, en andere lek- kernyen, verzoekende daer dikwyls de bekende Chriftenen by : tot welker ver- maek zy eenige vrouwendoen danfièn,en mannen eenige potfen aenregten, om de vreugt te vermeerderen. Het was de agtiende der rnaent, toen
vier loopers van-Gamron aenquamen. Uit deze verftonden wy dat daer nogli geene fchepen van Batavie aengekomen waren. Dit deed ons Opperhooft wankelen in hec befluit zyner reize, die hy voorgenomen had te doen. Ejndelyk befloot hy zynen Sckundc Adriaen Bakker binnen f of ó* dagen te laten vertrekken. Ik vervaerdig- de my ook tot de reize , en nadat'er we- derzyds nogh een bezoek was voorgeval- . len tuffchen die der Engelfche natie , en ons, ging ik by alle myne goede vrienden |
||||||||||||||||||||||||
voor fchaemte of eere : zoodat de ryxte
onder hen zich niet ontzien zal voor iemant naer de markt te draven om eenen onnoo- zelen ftuiver te winnen. Eenige dezer menfchen zyn als makelaers in dienft zoo van onze, als van de Engelfche Ooftin- difche Maetfchappye , welker gunft zy naer al hun vermogen zoeken te winnen, om by alle voorvallen hare befcherminge te kunnen genieten , en te meer winil te kunnen trekken. Men vertrout hun ook veel : zoodatze geftadigh de penningen dezer twee Maetfchappyen in handen hebben. In deze agting zyn ook alle de voornaemfte Armeniers: zoo dat by hen zoo veel als een bank van zekerheit ge- houden wort: en men des noodt zyndeby hen ontfangt, dat men daer te voren ge- bragt hadt, in zulk een foort van geit, als men begeert; gelyk zulxook gefchiedt ontrent het ftuk van handel in Gamron door overmaken van wiflèls, en wat van die natuur is. Toen ikteSamachi was, de- den de Benjanen, die zich daer onthou- den , my door de Armeniërs vragen , of ik geene brieven onder hen had te verzen- den aen ons Opperhooft te Spahan : en met een of ik eenigh geit tot de reize der- waertnoodigh hadt,dewyl zy dat totmy- nen dienft,als ik maer fprak,gereedt hadden. Dit quam my ,dienze immers niet kenden, en die hun door geene brieven was aenbe- volen, vremtvoor, omdat my hun oog- wit onbekent was. Ik vond my derhal- ven verplicht hen voor deze beleefde aen- biedinge te doen bedanken , my inbeel- dende dat deze luiden geweldigh goedtvan vertrouwen moften zyn, die hun geit dus by vremdelingen wilden in de waegfchael ftellen. Maer men deedt my daerna be- grypen dat deze beleeftheit enkel voor- quam uit eerbiedenis jegens het huis der Ooflindifche Maetfchappye, en de hoop van hare gunft. Hun gevoelen wegens den Godtsdienft, |
||||||||||||||||||||||||
en het eeren der Afgoden en Pagoden is zoo binnen de ftadt als in Julfa myn af-
wytluftigh van anderen befchreven. Zy fcheidt nemen, zonder onzen tolk Fran-
houden zich ook in 't algemeen af van iCOis Sahid te vergeten, die my niet alleen
|
||||||||||||||||||||||||
eenigh gedierte,dat leven ontfangenheeft
te dooden: hoe kleen het ook is, tot
zelfs luizen en vloien. "Want ze houden
het zelf voor een werk van verdiende, als
ze eenige dier by 't leven behouden. Zy
hadden dan by wylen eenen afkeer, wan-
neerze my in den tuin bezigh zagen met
het vangen eeniger beesjes , wel wetende
|
en meenigerlei
belceftheden bewezen had , maer ook in alles bchulpzaem geweeft was. Want in zyne fchoone lufthoven had ik veele aen- merkelyke dingen afgetekent, en op het papier gebragt,en zyne onderregting daer over genoten. Hier by quam dat hy een man zynde, die ervaren was in de zeden |
|||||||||||||||||||||||
wat daer op volgen zou. Dus weken zy ;en taledes lants , my mededeelde de regte
altydt van my af. Van het dooden der lui-1 fpellinge veeier woorden, waer in ver- fchei-
|
||||||||||||||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
|||||||||||||||||
100
fcheide Reisbefchryvers gemift hebben.
Hier door is het dat men by my den naem van Koningh in het Perfiaenfch gefchre- ven vint Sjae , niet Scbach of Sciah , of Siah. Dus fchryf ik ook Zjie-rnes, niet, als anderen , Schteras. Zoo zegh ik ook Mey-doen voor Meidan , dat eigendyk Turx is; De Mofqueen of Kerken noem ik ook Mti-xjh of Ëßá-zjit, en veele an- dere woorden gebruik ik uit zyne onder- rechtinge anders als ze by anderen zyn te boek geflagen. Hierin, zeg ik, was de- ze man wel bedreven, hoewel hy van ge- boorte een Armenier was. Hy iprakook de Hollantfche en Franfche tael zeer wel, zynde zynen vader langh in Vrankryk ge- weeft , en in dienft onzer Maetfchappye opgequeekt. En gelyk hy eenen mati- gen ouderdom bereikt had , ftrekte zyn crvarenheit zich wydtuit tot de zaken van het Hof. Door deze gaven was hy over- al gezien en bemint. Hy liet ook niet na zynen zoon wel te onderwyzen , die nu æ 3 Jaren oudt zynde , mede voor Tolk ten dienft der Maetfchappye gebruikt wert, zynde bedreven in de twee gemel- de Europeefche talen , en verrykt met de hoedanigheden zyns vaders- Derhalven vaft geftelt hebbende myne
reize tot Periêpolis (in welke plaets ik voornam my eenigen tydt op te houden, om de beroemde overblyffels der Outheit, die daer zyn , te befchouwen , en op pa- pier af te tekenen met zoo veel naeukeu- righeit als my doenlyk zyn zou) te doen met den gemelden Adriaen Bakker,eenen |
|||||||||||||||||
Vliffinger van geboorte , én tot Pakhuis-
meefter te Gamron aengeftelt, begaf ik my den 14 der maent met al myn goedt ten huize van ons Opperhooft, den Heere Frantjois Kaftelein,die de beleeftheit hadt van my een paert en Looper tot die plaets toe mede te geven, om nu niet te fpreken van drank, en veele nootlykheden, die op de reize te pas komen. Hy wilde ze- ker deze gunft nogh voegen by alle de weldaden, die hy my, federt myn aeri- komft in dat geweit , bewezen hadt. Want ik heb, zoolang ik te Sphan was, altydt zyne tafel genoten, en ben meenig- mael van hem verzogt myne herberge in zyn huis te willen nemen,dat ik egter be- lecfdelyk affloegh , omdat ik naer mynen zin wel geherbergt was, en de eenzaem- heit zogt tot het verrichten van veele din- gen, waer mede ik my by avont zoo wel als by dagh bezigh hielt. Buiten al het gulhartigh onthael my aengedaen was'er altoos een paert en volk voor my gereedr, om my te geleiden daer ik wezen wilde. Boven dit alles vond ik my welmeeft ver- pligt aen de onderregting, die ik van hem in veele dingen ontfiug ontrent zaken van het Ryk van Perfie , waer in hy een en twintigh jaren geweeft was. In welken tydt hy zich wel bevlytigt had tot hetlee- ren kennen der zeden en tale van dezen lantaert, en de manieren en gewoonten van het Hof. Dit heb ik niet willen zwy- gen, omdat my noit uit de gedagten zul- len gaen de goede dienften, en weldaden, die ik van hem ontfangen heb. |
|||||||||||||||||
XXXVII. Ç o o f ô s ô õ ê.
Vertrek van Spahan , en flatelyk geleide. Perfiaenfche yoet-
loopers en Kaljandragers. Schoone Karwanfera. Wooningen te Jefdagaes. Schoon broot. Gevaerlyke wegen. Levenf- wyze der Arabieren. |
|||||||||||||||||
tal der dienaren , die te paerde zaten, en
dat der voetlooperen niet minder. Na een uur rydens floegenwe ons neder buiten de ftadt in eenen van des Konings tuinen, ge- naemt Koelapatfia y daer de tafel op den gront gedekt, en met koude fpyzen,door drie of vier partyen van 't gezelfchap me- degebragt , bezet wert. De maeltydt egter was haeft gedaen, om geenen tydt te verliezen: zoodatwe ten vier uren we- der op zaten, en van de gemelde vrienden nogh een vierde deel van een uur begeleidt werden. Toen fcheidden wy na eenen dronk van affcheit, en eenige eerfchoten gedaen te hebben, van elkander. Den wegh na-
|
|||||||||||||||||
Vertrek Á LLES tot de reize dan gereedt,
uit spa- /\ en ontrent twintigh laltbeeften |
|||||||||||||||||
han
|
|||||||||||||||||
JL jLmet gek en goederen de Maet-
fchappye rakende vooraf gezonden zynde ging de reis aen den 2,6 van O&ober des jaers 1704, ontrent twee uren na den middagh. Op dezen tydt lieten de Koop- luiden der Engelfche natie, de meer ge- melde Vader Antonio Deftirro, en andere vrienden zich vinden in de woninge der Maetfchappye, gereedt om ons uitgeleide te doen. Dit getal van vrienden, de Hol- lantfche daer onder gerekent,alle te paer- de gezeten maekten wel een getal van twintigh uit. Grooter nogh was het ge- |
|||||||||||||||||
il Ë i Z Ë R
|
||||||||||
töi
|
||||||||||
hamen wy Z. Ooft aen, latende ter flinke
zyde fraei geboomte met eenige dorpen Ten zeven uren traden wy in de karwan- fera , genaemt Spahattek j daer wy eene nagtruft namen, omdat onze vooruitge- zondene laftbeeften hier binnen waren. Nu waren wy drie uren van Spahan af. geftadigh met onze Voetloopers,die heel anders gekleedt waren, alsze gewoon zyn Gewaedt in de ftcden te zyn. Dit gewaedt vond der Voet-ik zoo zinlyk en keurlyk dat ik de moeite loopers. nam van het met waterverf op papier te brengen, gelyk het getal van 110 aenwyft De veders en pluimen en gemaekte bloe- men , die ze op de muts hebben, zyn iierlyk gekoleurt. De rok is gemeenlyk roodt. Aen den gordel om 't lyf hebben- ze eenige groote bellen hangen, die door hetgaen be wogen onophoudelyk klinken: zoodat men die een goèdt ftuk wcgs van daer hooren kan. De quaften, die ze om het lyf hebben , zyn van zwarte zyde. Dit gewaedt wort aen deze menfehen ge- geven van de genen,die hengehuurt heb- ben. Zy behouden het ook voor zich, als de reis gedaen is, buiten het loon, dat ze verdient hebben. Van deze loopers neemt yder zoo veel met zich, als zyn ftaet vereifcht, of zyn beurs lyden kan. Hier by heeft men eenen Kaljan-of Ta- bakflesdrager, die op de Jagtan zit , dat twee ledere kiften zyn , door eenen muil gedragen. In die kiften worden Kaffee , Rozewater , Tabak , en andere geryffe- lykheden gevoert. Gy ziet'er de afbeel- ding van op N°. in. De Perfianen voeren ze altydt met zich , als ze naer buiten ryden , ook de Europeers , die van eenig aenzien zyn. Men ziet bezy- den het laftbeeft om laegh een yzerftoofje hangen , daer altydt vier in is , opdat de Kaljandrager zyn meefter altydt zou kun- nen helpen met het aenfteken van den ta- bak. Een uur na middernagt trokken wy
verder door de vlakte voort, en quamen
ten half drie uren by de karwanfera , die
den naem voert van Mierfa elrafa, en een
uur daerna aen zeker huisje , waer in de
bewaerders der wegen zich onthouden,
die eenigh regt hebben tot het ontfan-
gen van een gedeelte van de tollen der
goederen. Weder een uur voorrgetogen
quamen wy in 't gebergte , waer in de
wegh maer een halfuur duurde, rydende
Wy toen weder in de vlakte. Ontrent tien
uren op den z8 der maent quamenwe in
Het dorp het dorp Majaer, gelegen zeven uren van
Majaer. de plaets, daer wy vernacht hadden. Hier
floegenwe ons neder in een fchoone en
Schoone groote karwanfera , uit louter fteen ge-
Karwan- bout door den Koning Sulemoen , vader
ftra· van den nu regerenden Koning. Van
binnen was hier in 't ronde een fchoone
ftalling voor de beeftcn, die van buiten
|
||||||||||
aengezien meer naer een Koninglyk paleis·,
dan naer ecne verblyfplaets voor de reizi- gers geleek. Benevens de voorpoort wa- ren als twee vleugels, en aen d'eene zyde der zelve een fchoondoorgaende poortael^ zynde alles ruim, onbekrompen, en groots. Wederzyts waren deftige wandelwegen, en vlak voor hetzelve dcbrectile,diezich naer het gebergte ten Zuiden uitftrekte. Waer op men uit de karwaniëra een zeer aengenaem gezicht heeft, dat een plan- taedje verbeelt. Ik tekende het dobr de poort ziende , gelyk op N°. 111 te zien is; Hier wort de voornaemfte tol der goe- deren betaelt. Het dorp is groot, en legt vermakelyk in 't geboomte. Hier kreegh onze vrient Bakker aenftonts ver- verfchingen van Meloenen, Druiven, en andere vrugten, die hem door de bewints- luiden van den tol werden toegezonden. Op den 2.8 der maent, drie uren na
middernagt, togen wy weder op wegh, trekkende voorby eenen watermolen, die by een kleen loopend riviertje ftondt, dac van het gebergte afftroomt. Het zelve riviertje trokken we nogh twcemael over door behulp van kleene iteene bruggen, gaende al meelt Zuid aen , totdat wy on- trent twee uren voor den middagh aen het dorp Komminsja quamen 5 dat zeer „ groot is, veele tuinen , en eenige duive-j^.01^ torens heeft. Het doet zich in 't aenko- minsja. men zeer fraei op. Ter regterzyde ziet men het graf van eenen Heiligh , ge-Grafftede naemt Ζ ja-re fa ,met eenen muur omtrok-van ec- ken : waer binnen eenig geboomte, en "en Hci- twee vifchryke fonteinen zyn. Maer het1,s»h is uit eenige bygeloovigheit niet geoorloft hier te viflehen. Men ziet in de kleenfte, welker water zeer klacr is , een foort van Karper. In de andere wierpen wy ftu le- ken broot om de viflehen boven te doen komen , onder welke eenige vry groot waren. Deze plaets legt op de hoogte tegen het gebergte: welke bezigtigt heb- bende ftegen wy weder te paert,en reden voort naer 't dorp in een karwanfera , die net van aerde opgemaekt was, om ons verblyf daer in te nemen. Nu waren wy 7 uren gevordert, en den ip der maent ten f uren na middernagt weder van daer trekkende verftonden wy dat uit eene an- dere karwanfera , digt by d'onze gelegen, een uur te voreneenige luiden verreift wa- ren , van welke twee gelade beeften in het uittrekken geftolcn waren naer allen fchyn van de dorpelingen zelfs , die voor groote dieven berugt zyn. Dit deed ons zorgen voor onze beeften, die wy voor en agter met fchietgeweer wel bewaerden. Deze dievery gaet hier veel in zwang: maer als ze gefchiet aen luiden van vermo- gen , of die gelegenheit hebben om'er over aen het Hof te klagen, is de opperfte van het dorp gehouden de fchade te ver- Ce goe< |
||||||||||
ι η
|
||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
||||||||||||||||||||
2,01
|
||||||||||||||||||||
gaten van duivekotten: zoodat de men-
fchen, die in de bovenfte huizen woonen, de volle lucht wel genieten nevens het daghlicht ,en die in de onderverdiepingen zyn het licht wel van de zyden fcheppen: maer de alleronderfte daer allerflegtft aen zyn , die alleen befcheenen van een kleen ftraeltje van den dagh meeft nagt en dagh lampen en kaerflen gebruiken moeten, tot in de ftallen en fchuren toe. Einde- ; lyk de gebouwen zyn wonder in deze plaets, waer daerenboven honderden van fchuilhoeken, Hopjes, en fluipgaten zyn, altemael doolpaden voor eenen vremde- lingh , die verbaeft moet ftaen over zulk een vremt en belachelyk maekfel van wo- ningen. Derhalven is het gerucht, dat hiergaet, zeer aennemelyk: te weten dat deze plaets eene ftadt geweeft is, die voor vele honderden van jaren gebout moet zyn geweeft. Want hedensdaegs vint men in ganfeh Perfie niets dat hier naer zweemt. Ik begaf my over 't gemelde bruggetje daer binnen ; maer keerde wel haeft weder te rug, dewyl ik aenftonts zou verdoolt hebben. Ook had ik geenen trek om my dieper onder dit volk te be- geven , dat my altemael naer voorquam , te meer dewyl my niets ontmoette , dat eenige opmerkinge verdiende. Ik be- klaegde ondertuflehen by my zelven den toeitandt dezer menfehén, die zich in zulke nellen onthouden, daer ze gelegen- heit hebben van ruime lantftreken te be- Slechte zitten. En naer de reden vorfchende kon wonin- ik niets vinden dan de gewoonte, die alssen' in natuur verkeert. Men zeide my dat hier een put was wel twintigh vademen diep, en tien voeten wyt, geheel uit rots gehouwen: waer van zy zich als van een badtftoove bedienen. Gelyk zy nu aen d'eene zyde door een fterkte ingaen, zoo klimmenze aen d'andere met trappen daer weder uit, dogh niet dan met de kaers in |
||||||||||||||||||||
goeden. Anderfzins blyven de goederen
dikwyls verloren. Deze dwang doet de Dorpmeefters wel oppaflên: maer, gelyk voorheen al gezegt is , de tucht is hier ontrent al zeer verflapt. Als men uit deze ruftplaets komt,heeft
men in 't gebergte eenen gevaerlyken wegh door de geweldige fmalte , veroir- Zaekt door het water, dat van de bergen afftort. Maer hy duurt maer een halfuur. Dan wort hy weder beter in de vlakte tuflchen de bergen. Aen de regterzyde ziet men veele dorpjes leggen en tuinen: ter flinke geene ·, en nadert hier digt aen de bergen, die woeft en rotfigh zyn> ge- lyk hec lant ook onbebout is. Wy al Zuid aen gaende geraekten ten
elf uren aen de karwanfera , genaemt A4agfoe~begie, nadat wy het dorp van dien naeïn, daer digt by gelegen, waren door- getrokken. Tot dus verre hadden wy geenerhande
vogels nogh vernomen. Maer eindelyk, dewyl de waterlooping door het lant on- trent deze plaets vloeit, vonden wy wa- terfnippen, Entvogels, duiven, en leeu- rikken: zoodat wy eenige dezer vogelen fchoten. Een uur ua middernagt al voort fpoe-
jende langs dezelve vlakte trokken we ten
Het dorp f uren door het dorp Amma-nabaet, gc-
Ainma- legen ruim drie uren van de plaets, daer
aabact. wy vernagt hadden. Hier wil men dat
de Koningryken der Parthen en Perfenaen
elkander palen.
Den 50 der maent quamen wy ten ρ
Het dorp uren binnen de karwanfera aen het dorp jes-da- Jes-dagaes , nadat we nu zes uren gevor §aes* dert waren. Dit dorp is gelegen in het gebergte, op wiens rotfen het voor het meefte gedeelte is geveftigt. De huizen, die'er in zyn , ftaen hoogh boven elkan- der, dat een vremt gezicht geeft. Bene- |
||||||||||||||||||||
vens hetzelve is een groote laegte, daer
|
||||||||||||||||||||
cen vlietend water of rivier haren loop
neemt. Over dit water moet men trek- ken door middel eener fteene brug , om binnen de karwanfera te geraken,die ook van fteen gebout is; In deze rivier wort zeer goede vifch gevangen. In de laegte ziet men veel aengename boomen en luü> hoven, die zich 3 of 4 mylen in de lengte uitftrekken. Dit dorp vertoont zich van de karwanfera, als het getal van 113 aen- wyft , op deze wyze. Het is aen beide de zyden hoogh., en fteil nederdalende. Aen den gemeenen wegh legt een gebou als een fterkte met de plaets vercenigt. De grontveften hier van zyn van fteen, voor de reit is al klei en aerde wat'er aen is. Men komt'er over een kleen brug- getje in. Men ziet hier de huizen ook itaen4, γ, 6 , of 7 voeten hoogh , het een boven 't ander. De venfters daer van |
de hant, tot dat ze in de bovenfte ftreek
of in de lucht komen. Hier ter plaetfe kregen wy warm "Wit- Qo«*
tebroot, op de vaderlantfche wyze ge-broot* bakken, dat wy zoo goet bevonden als de bollen t' Amfterdam. In deze kar- wanfera hebbenze voor gewoonte zulk broot gereedt te houden voor de door- trekkende Europeers. Ook valt hier de befte terwe van geheel Perfie : waer van hierom niemant genot magh hebben, dan het Hof des Konings : voor het welk de Gouverneur van Zjie-raes , wiens gebiet hier eindigt, dit graen inzamelt en be- waert. Hier uit is het fpreek-woort der Periï- Perfianen ontftaen : Cbtraap Zjie-raas .·*βηί^ Noen Jes-degaes; Sen de Jcs. Dat is: IVjn wPJ*'t" van Zjie-raes .· broot van Jes-degaes : en Vrouwen van Jes $ als zyndc deze drie din- gen in de gemelde plaetfen verre uitftc- |
|||||||||||||||||||
Out ge-
bou. |
||||||||||||||||||||
Men ziet door
|
||||||||||||||||||||
zyn zoo kleen, dat zy wel gclyken naen kende boven alle andere
|
||||||||||||||||||||
REIZEN.
|
|||||||||||
203
|
|||||||||||
al het Koningryk veel broot bakken in
eenen oven , gemaekt als een put, tegen wiens zyden van binnen in het rond dun gerolt deegh geplakt wordt, driemael zoo groot als een pannekoek. Dit deegh is in korten tydt gaer, zoodat het telkens daer uit genomen , en weder ander in de plaets geplakt wort. Van deze foort wort veel gebak gemaekt. Maer andere dikker brooden worden, als by ons, in den oven gezet. Te Spahan worden ook langwer- pige fmalle bifcuitjes gebakken , die voor de befte van onze niet behoeven te wyken. Ik tekende deze plaets van de Zuit-
zyde , als men aen den gemeenen wegh komt: van waer men op den bergh de huizen van aerde boven elkander gebout ziet, nevens eenige kleene, die op palen, in den zydmuur gefteken, ruftende, voor buitenvertrekjes, en geheime plaetfen ge- bruikt worden. Ik geef u het gezicht op N°. 114, nevens dat van eenige tui- nen in 't verfchiet, en verfcheide huizen in de laegte ftaende, ook afgezonderde plaetfen , die van wederzyden den zclven mem dragen. Zoo dat dit dorp al vry groot is.. Het was twee uren voor middernagt,
als wy ons weder op reis begaven, kie- zende van twee quade wegen den beften. Een half uur lang haddenwe een fteenag- tigh enfmal padt,dat daernavlak en goedt wert, behalven dat wy nu en dan over hoogten te trekken hadden. Ter halver wegh van deze daghreis vint men een huisje , waer in de ftruikroovers zich ge- meenlyk onthouden, om, als ze hunne kansfchoon zien, de reizigers van genoeg- fame tegenweer ontbloot te overvallen, en van hunne goederen enbeeften teberoo- ven, ja zelf te moorden. Den laetften dezer maent quamen wy
ten 10 uren in het dorp Degerdoe,8 uren gelegen van Jes-degas, dezen nagt over- vallen van eenen zwaren ftormwint uit den Zuiden: zoodat wy regt tegen den wint reden , ftuivende het zant zoo ver- vaerlyk dat men geen gebruik van zyn ge- zicht hadt, en alleen op het geroep voort te trekken hadt. Hier by was het kout: waer op na den middagh ook regen volg- de , de eerfte van belangh , die dezen ganfchen zomer hier gevallen was. Wy moften des morgens weder 8 uren afleg- gen, eer wy aen eene andere verblyfplaets geraken konden. Egter befloten wy voort te trekken , en namen later in den ragt ons verblyf in een fteene Karwan- fera, flegter dan de vorige, maer egter verzien van goede ftallinge voor de heef- ten. Wy werden dagelyx door andere reizigers,die om de veiligheit zich by ons gezelfchap voegden , verfterkt. Onder- tuflchen werden twee onzer voetlooperen ziek : zoodat wy genootzaekt waren den |
|||||||||||
eenen hier te laten , opdat hy beter ge-
worden zich weder naer Spahan begeven, of anderszins ons volgen mogt. Maer d'ander , die my toebehoorde , wert wat frifTer, en hielt zich by ons. Des morgens van den 1 November was
de wint wat gaen leggen , en het weder liet zich beter aenzien. Wy trokken dan weder voort twee uren langh over ge- bergte van kleene hoogte op en neder. Hier ontrent lagh een dorp meeft door En Die dieven bewoont. Wy derhalven toezien- ven. de, bevonden dat een Ezel van onzen Meefter der beeften was agtergebleven. Hier op keerden twee mannen te rug, die hem al binnen het dorp wechgevoert von- den, maer tot geluk in handen van eenen man,dien de naem van eerlykheit naging. Dees begeerde, dat ze, eerze den ezel naer zich namen, in zyn tegenwoordig- heit de goederen, die op hem gebonden waren, zouden onderzoeken en bezich- tigen. Zy deden dit, en niets miflènde quamen met het beeft by ons te rug. Nadat wy weder in de vlakte gekomen
waren , moften wy over een fteene brug van vyf bogen trekken. Dogh dezelve aen de eene zyde wat vervallen zynde ko- zen wy den wegh door de rivier Doofs- jacfae, die door het lant vloeit, en niet diep is. Nu hadden wy de helft der dag- reize afgelegt, en ons wat voor uit bege- ven om tydt te winnen tot het fterken van ons hart. Hier toe was goede vifch uit deze rivier te krygen : dogh de tydt was'er niet om wat te vangen. Anders waren'er ook endvogels in overvloedt, Wy reden hier een goedt ftuk wegs
met eenige Arabieren, opgebroken met Arabifdic hunne tenten , om eene andere plaets teVtou" kiezen. Hunne vrouwen en dogters had- wcn' den eenen ring door de neus, zommige wel twee, met een parelen flegt gefteen- te bezet. Dit juweel hangt haer tot by den mont neder in de gedaente ecner hal- ve mane. In'thoofthaar hebben ze ook eenigh fieraedt. Het hooft zelf is met eenen doek omflingert, het gezicht on- gedekt. Ook hebben ze eenen doek van 't hooft nederwaert hangen. Haer opper- rokje komt maar weinigh over de heu- pen : dat daar onder is, half ter been, en het hemt een weinigh lager, daer de broek en de koufl'en onder komen. Haer voet wort befloten van den muil, die agter zonder hiel, en vangraeuwevilt gemaekt is. Men vint veele wy ven onder dit volk, die zoo bequaem zyn om iemant zyn goedt t'ontftelen , als de mannen j dat ook licht aen hare fluxheit en behendigheit te be- merken is. Het is een ibort van bruin- geele menfehen , die door het ganfehc Ryk verlpreit zyn. De mannen klecdcn zich als de gemeene luiden van dit lant. Verfcheide dorpjes , die van ons af la-
Cc i gen, |
|||||||||||
Verblyf
van Struik- roovers, |
|||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
|||||||||||
204
|
|||||||||||
ven, door eenen muur omtrokken: waer
in men wil dat begraven zou leggen de broeder van Koning Sefi, die dit gedeel- te des Ryx zogt te bemagtigen , en op dit gebergte zyn been brak , daer hy aen ftorf, nadat hy gewilt had hier begraven te worden. > Tot dienft van welk graf de inkomften van dit dorp nogh wordenaen- gelegt, zynde de voordeden voor degee- nen, die'ér het opzigt over hebben , als Wetgeleerden, en eenige anderen. Ontrent een uur van deze plaets was
vifch te bekomen : zoodat wy volk zon- den om daer het net uit te werpen. Zy keerden weder met vier groote viflehen, een foort van Karper. Twee vooral ge- leken'er heel naer. De andere waren wat fmaller , en met groote fchobben bezet , en geel aen den buiL Dik van vel wa- ren ze,macr egter goedt van fmaek. Hier ontbreken ook geene velthoenders, noch waterfnippen, noch kraenvogels, die zeer hoogh vliegen. Met het aenkomen van den nagt to-
gen wy weder voort , en quamen met het ryzen des dageraets in het gebergte , dat hoogh en rotiagtigh is , ook zeer moejelyk voor de beeften , om de engte der paden,zoo dat ze naeulyx voort kun- nen gaen. Hier toe doen ook veel de af- dalende fteiken,daer ze licht door de glad- heit der rotfen uitglippen , en om verre vallen. Ook heeft een menfeh genoegh te doen met op en neder te klimmen. Waerom men ook zyn paert verlaten moet, om geen ongeluk onderworpen te wezen. In dit klimmen quamen my in den zin de engten , die Q^ Curtius verhaelt dat A- lexander de Groote door te trekken had. Boven op dezen berghvint men een fchoo- ne fontein met fteenen overdekt. Het was tien uren toen wy dezen bergh eerft over en in de laegte gekomen waren. Na een half uur tydts quamen wy in het dorp- je Emoen'fade, daer een Karwanfera ftaet, ten deele vervallen. Dit wort gerekent te zyn ter halver wegh van de ruftplaets, daer we ons naer toe te begeven hadden. Dus waren wy door dezen moeielyken wegh maer drie uren gevordert. Even- wel is aen te merken, dat de uren of my- len dikwyls gerekent worden naer de groot- heit des lants : waerom ze dikwyls vry langh uitvallen. Men rydt wederzyts aen hoogh gebergte over eenen fteenagtigen wegn. .■ · Ontrent twee uren na den middagh
quamen wy door den quaedften wegh aen een klaer vlietend water met geboomte bezet, onder welks fchadu we wy ons hart met fpyzen fterkten , latende de reft van het gezelfchap voorttrekken. Het ge- boomte , daer we hier door getrokken waren , loopt tot boven op het rotfigh gebergte. Het beftaet in twee foorten, van
|
|||||||||||
gen , voorbygetrokkcn zynde , quamen
we ontrent z. uren aen het dorp Konskie- far, daer we, ons verblyf namen in een fteene Karwanfera tot ons groot genoe- gen, om het opkomen van harden wint en regen, die egter niet lang duurde. Wy bevonden dat'ei* den voorgaenden nagt veel fneeu op de bergen gevallen was. * Vyf uren na middernagt trokken wy ■weder op wegh, hebbende een wyl tydts fchoone vlakten, toen rotfagtigh geberg- te, dat den wegh moejelyk maekte. Na vyf uren tydts reden wy voorby een ver- Verblyf valle Karwanfera, waer ontrent veele ro- vanvoo- vers zich onthouden. Waerom het de vcrs· ^vyze is, als men hier komt, elkander te waerfchuwen,om wel op zyn hoede te zyn tegen allen aenval. Van daer quamen wy door eéne groote vlakte meeft met water bezet, dat vol riet ftondt. Hier in waren veel vogels, waer van ik'er eenen fcagh zitten van ukftekende grootte, zon- der dat ik vernemen kon wat flagh het wezen mogt. Ik zagh hem voor eenen roofvogel aen. Naer de gedaente geleek hy wel eenen Valk of Uil, die hier te lan- de byzonder groot vallen. Hier by za- gen wy eenige Arabiers, die zich hier in tenten onthielden. Men rydt hier, om het gebergte , dat
men om en over moet trekken , dikwyls Uit zynen wegh. Ten lefte nederdalende vonden wy ons een uur na den middagh den tweeden der maent in dé vlakte aen het dorp -Affayas, waer benevens wy in een Iteene Karwanfera bleven, gelegen 6 uren van de laetlte ruftplaets. Van verre hadden wy eenige dorpen gezien. Het lantwas hier beploegt, en veel water liep daer door. Vyf uren na middernagt togen wy we-
der voort door deze vlakte , en trokken ter regter zyde voorby vyf of zes dorpjes, en eenige tenten. Wy trokken al Æ.Ïïßß ten Zuiden aen , en quamen den derden Het dorp der maent ten 11 uren aen het dorp Oef- Oesjoen. joen -m eetvfl;eene karwanfera , waer ne- vens veel loopend water was , daer men een goedt ftuk wegs langs rydt. Dit dorp legt zeer luftig in de vlakte met vier of vyf andere daer ontrent. Men ziet'ereen groote meenigte van Schapen en Bokken, met troepen van duizenden by elkander loopende. Evenwel is'er geen groente ontrent, alleen een dorre foort van fpys, die egrer byzonder voedfaem wezen moet, dewyl de beeften altemael, inzonderheit de Schapen , vet zyn by uitnementheit. Dit is verwonderens waerdigh om de dor-1 heit van het lant van Perfie , en alle de \ woefte gebergten, die meeft in fteenrot-1 fen beftaen,en de fchaersheit van boomen by de omleggende dorpen. Crafftede. Benevens deze Karwanfera ftaet een graf met een verheven koepeltje daer bo- |
|||||||||||
Over-
vloedt
van vifch en gevo- gelte. |
|||||||||||
REIZEN. 205
van wilde Amandel-en Sackasboomen. [en bebout landt vonden. Ten drie uren
Nu kregen wy in het vervolgh eenen j quamen we binnen de fteene Karwanfera wegh, die beter was , langs de gemelde jaen het dorp genaemt Majien, en hielden waterlooping, daer wy fraei geboomte jdaerftil. |
|||||||||||||||||||||||
XXXVIII. Hooftstuk.
Wilde Amandel- Sackas- Naer-wend- en Afragboomen. Ber-
gen voorheen met fier kien verzien. De Rivier Br andemir» Komnglyke Slaven berooft. Komfl te Perfepolh. |
|||||||||||||||||||||||
van water , dat ook door eene daer toe
gemaekte goot door het dorp vloeit. Het was vyf uren na middernagt, toen
wy dit dorp verlieten , en een uur daerna door een kleener dorp reden. Weder een uur gevordert quamen wy aen cenigh ge- boomte ftaende in een moeras digt in een gefloten by het gebergte aen den wegh daer men over trekt: welke wegh zeer gevaerlyk is om de dieven , die dikwyls py nagt gelade heeften wech halen, en in 't geboomte verfteken , daer hun buit veiligh is, omdat men hen om de week- heit des moeraffigen gronts niet agterhalen kan. Den f der maent trokken wy in de
vlakte ontrent eenen zeerhoogen engroo- ten rotsbergh , leggende ter regterzyde van ons, op ontrent æ uren afltants. Op dezen is in overoude tyden een aenmerke- lykc fterkte gewceft, waer van men zegt dat nogh eenige vervalle ftukken gezien worden. Ook getuigt men dat boven op den bergh een byzonder groote vlakte is, waer op meenigte van vee in zyn faizoen gaet weiden. Hier van daen al voortrydende kregen
wy aen de regterzyde de rivier Brandemir^ die door het lant vloeit, by wylen weinigh van ons af. Ontrent elf uren quamen wy by twee andere bergen, gelegen ter flin- ke zyde digt by elkander. Hier op zyn voordezen ook twee fterkten geweeft. Maer nu is'er niets van te bemerken bui- ten de rotfen , die'er van over gebleven zyn. Aen beide ziet men boven eene opening,de rotfen ook van elkander afge- broken tot eenen ingangh van boven, zyn- de daer boven een rondte, die zweemt naer de gedaente eens kaftecls. Eenigen willen dat op den eenen bergh nogh een brok van een poort zou te zien wezen. Maer het is onzeker. Men geeft voor dat voor eenigen tydt zich eenige rebellen hier hebben onthouden , die'er nadérhant afgedreven zyn, en dat toen de verdere overblyffels vernielt zyn , om dat'er zulk volk ni meer zou kunnen neftclen. Nie- mant neemt derhalven moeite om daer iets Cc 3 te |
|||||||||||||||||||||||
O
|
Ñ de ruftplaets gekomen zynde ,
tekende ik twee takjes , die ik van eenen Amandel- en Sackas- |
||||||||||||||||||||||
Takjes af-
getekent, |
|||||||||||||||||||||||
boom had doen afplukken , met water-
verf af. Het takje der wilde Amandelen was zeer fyn en langh, gelyk in het getal iif met de letter Á aengewezen wort. Men ziet'er raaer eenen eenigen amandel aen, omdat het faizoen reeds voorby was. Aen het takje van den Sackas,is een Idee- ne vrucht, rofagtigh en zwemende naer groote granaetkorrels. Deze korrels zit- ten in groot getal by elkander aen eenen fteel, gelyk ze met de bladeren door de letter  vertoont worden, Ryp zynde, zyn ze groen van koleur. Als men de ichelletjes wechneemt , kraekt men de fteenen j en eet. de pitten. Men zout ze ook in, en zet ze voor verfnaperingen op. Dus leeft men ook met de wilde Aman- delen. Buiten deze boomen vond ik eenige
weinige, die de Peruanen Af rag noemen. Deze zyn redelyk groot , zeer dicht van |
|||||||||||||||||||||||
Aftag-
boomcn.
|
|||||||||||||||||||||||
digt in
el- |
|||||||||||||||||||||||
bloeflem, en bladeren, die zeer
|
|||||||||||||||||||||||
een zitten > zoo nogtans dat ze van
kander gefcheiden zyn. In [taenzien ge- lyken ze een groote meloenpit, byna wit van koleur. Deze boomen dragen geene vruchten,maer maken door de dikte hun- ner takken beladen met bladeren een don- kere fchaduwe, waer ondermen metver- maèk gaet zitten. Gy hebt'er geheel de afbeeldingh van op N°. 116. Nogh is'er een boom genaemt Naer-wend.Dezc draegt knobbelachtige vrugten, waer van eenige zoo groot zyn als een vuift : andere we- der kleener, en wit van kleur, zynde even als een blaesje, waer in zich een wa- ter zet , dat ujtdygt tot een gom, die zoet van fmaek is, en voor een geneei- middel in den hoeft gebruikt wort. De gedaente ziet gy by de letter C. Het dorp, waer in ik nu was, is tame-
]yk groot, bezet met tuinen , en daer in allerhande vruchten. Druiven zyn'er voor- al veel, die men ook boven op het geberg- te in het wilt heeft. Tuffchen dit ge- bergte is het lant zeer vermakelyk,en ryk |
|||||||||||||||||||||||
ôï6 CORNELIS de BRUINS
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
tc gaen zien, dewyl men vruchteloos zich j ter en hooger is. Om de gelykheit, die
deze bergen met elkander hebben, wor-
denze van de inwoners, de drie Broeders genaemt. Als men den gemeenen wegh neemt, verblyft men in de karwanfera Abgerm. Van daer trekt men op Aflaf |
||||||||||||||||||||||||||||||||
', Ã
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
Wegen
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
naer
fepolis. |
er" polis , een ter flinke zyde by deze bergen
|
of op Poligorg , zynde een karwanfera ,
|
||||||||||||||||||||||||||||||
die wat meer naer het Z. legt. Men neemt
den wegh ook wel op Sergoen. Maer wy togen langs deze vlakte nevens het ge- bergte Z. Ooft aen. Dus ten f uren na middernagt afgereden zynde quamen wy des morgens ten negen uren aen eene hoo- ge groote fteene brugh, verzien van drie groote en twee kleene boogen, waer door de gemelde rivier zeer fterk ten zuiden |
||||||||||||||||||||||||||||||||
heen , en een ter regterzyde digt by den
eerften bergh over een hooge en lange fteene brugh, met vier bogen, waer door de rivier Brandemir ftroomt. Dit is de- zelve rivier , die de oude fchryvers ook noemen Corus^ Corins, oiCyrus: by wel- ke nogh een vloedt gevoegt wort, dienze den naem van Araxes gegeven hebben,en waer van men gewagh í int by de fchry- |
||||||||||||||||||||||||||||||||
heen ftroomt, zynde hier brect en diep.
De kanten aen den ftroom zyn hoogh en fteil, zoo dat het door de hoogte bezyden heen een vremt gezicht geeft, dat zich kort vertoont door de kromte. Men ziet in dit water veelerhande foort van Entvo- gelen. Over deze brug trekt men naer Perfepolis, dat gerekent wort de brugh twee uren daer af te leggen. Wy lieten ter flinke zyde , en trokken den hoek van het rotfigh gebergte ter regterhant om Weit aen over eene aengename vlak- te. Ten 11 uren quamen wy aen het dorp Zaergoen, afgelegen vier uren van de plaets, daer we onze nagtrufte geno- men hadden. Onze Muilmeefter had zyne woning in dit dorp, zeer vermakelyk ge- |
||||||||||||||||||||||||||||||||
vers , die van Alexanders bedryven ge-
waegt hebben. Teweten alwaer de Ou- den de rivier Cyrus of Coms befchreven hebben , daer fpreken ze ook van eenen vloedt genaemt Araxes , en Cyropolis , of Cyrefchatas. Men kieft dezen wegh , en laet de rivier ter flinke zyde. Dezeftreek moet ook gehouden worden van alle die naer Zjie-raes willen. Aen deze zyde dei- brug vond ik een ftuk van eene kolom leggen , die naer allen fchyn wel eer daer aen vaft geweeft is, gelyk men'er veele ziet aen beide de zyden van voorname bruggen. Deze rivier, by anderen Ar as, of Kar, of Araxes genoemt, wort gezegt door deze velden te ftroomen, en met de wateren van veelerlei beeken te loopen |
||||||||||||||||||||||||||||||||
in de rivieren Meaum en Medus: zoo dat liegen tuffchen de bergen, die het ten dee-
het dezelve niet is, die wy in de vorige Ie omringen. Men ziet'er veerlerhande bladen ook Cyrus en Araxes genoemt heb-tuinen, en daer in goede meloenen, drui- ben, dewyl die in deKafpifche zee vloeit.!ven , en andere vruchten. Van d'eerfte De fteilten, die aen beide de zyden de-1 verfchafte ons de Muilmeefler aenftonts zer rivier zyn, ziet men met aengenaeme é volop, gelyk van anderen montkoft, heb |
||||||||||||||||||||||||||||||||
kleene boomen bezet,en met ander groen
loof bewaflen , dat voor een gedeelte over den vlietenden ftroom hangt, zoodat men den grontder aerde op veele plaetfen naeu- lyx zien kan. Wy de brugh overgetrok- ken zynde lieten na een half uur rydens de fteene Karwanfera, Aebgerm genaemt, ter regterhant leggen , om nogh een uur verder naer het gebergte Zuidwaert te trekken tot in het dorp Fograbaet, dat weinigh van 't gebergte af gelegen is. Hier quamen wy op den middagh aen, en na- men ons verblyf in eens gemeenen mans huis, dewyl daer geen Karwanfera is. Nu waren wy f uren gevordert van delaetfte ruüplaets af. Hier zynde kregen wy eenen' regen en harden ftormwint uit den N. Weften, die tot den avont duurde, wan- neer eindelyk het gebergte zich weder vertoonde, dat ik hier ter plaetfe beflo- ten had af te tekenen. Ik bragt dan het gezicht der twee bergen by de brugh leg- gende op papier, gelyk hier nevens ver- toont wort. Den derden bergh , dien wy eerft genoemt hebben, kon ik van deze plaets niet zien,fchoon hy veel groo- |
||||||||||||||||||||||||||||||||
bendc in het dorp belaft, dat niemant aen
ons volk eenige eetbare waren zou hebben te verkoopen. Teweten de meefte Muil- meeiters , die goederen van Gamron naer Spahan, en van Spahan weder naer Gam- ron voeren, hebben hier hunne woonfte- de, en willen daerom den Franken of Eu- ropeers, die ze overbrengen, eenigh ont- hael doen , dat zeker een bewys van bc- leeftheit in deze menfehen is. In deze vlakte ziet men een groot deel
lants bebout, en daer op een groote mee- nigte van fchapen en bokken , die'er hun voedfel zoeken. Deze vlakte is by de gis rykelyk twee uren breedt. De leng- te, die zich van het Noorden tot het Zui- den uitftrekt, is niet over te zien. Langs heen zyn'cr verfcheide dorpen. De vlak-· te zelve loopt by wintertydt geheel onder water. Aen de laetft gemelde brugh waren S]aven
weinigh dagen geleden ontrent veertigh berooft. Koninglyke Haven uitgefchudt tot op hun- ne onderkleederen toe. Deze waren ge- bruikt om de Koninglyke inkomften op te halen , en hadden ontrent drie en der- tigh
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
Bei-gen
afoete- kènt. |
||||||||||||||||||||||||||||||||
REIZEN.
|
||||||||||
207
|
||||||||||
Twee b&jlgen λγλν ottob stehhtjen-.
|
||||||||||
by zulk eenen tydt niet te gebruiken is.
Voor den avont quam weder wat flikke- ring van beterichap, die des nagts egter weder verdween. Dan in den nanagt zagh men het weder befcheidentlyk op- klaren: zoodat wy met het beginvan den dageraet den agtften der maent ten 6 uren met goedt weder voortgingen , vindende de vlakte aen deze zyde der brugh voor het grootfte gedeelte onder water, veroir- zaekt door den gevallen regen: waer door wy langfaem voortgingen, te meer ook, omdat de voetloopers door de gladtheic der wegen ons niet konden byhouden. Een uur evenwel voor den middagh qua- men wy aen het dorp Mier-Chas-Koen. Ik begaf my ten huize van den Kalantaer of Burgermeefter dezer plaets , zynde het naelte dorp, dat aen de ovcrblyfïèlen van Perfepolis gelegen is. Aen dezen Heer beval my onze vrient Bakker wegens den Heer Kaftelcin , dien ik hier zoude af- wagten. De Burgermeefter boodt my zynen dienft aen , gevende my aenftonts iemant mede, die my in de daer zynde karwanfera een goede plaets te bezorgen hadt.
|
||||||||||
tigh duizent gulden aen geit by zich: die
hun alle werden afgenomen. Deze flroo- peryen, die meer voorvallen, worden ge- plecgt door eenige rebellen, die zich in deze vlakte en claer ontrent met hunne ten- ten onthouden,en fomtyts vyftig,of zef- tigh , ja hondert te gelyk famenrotten. En om de ilapheit der regeringe, waer van wy meergemelt hebben, wort'er niet in voorzien, dat iemant, die in deze lan- den niet geweeft is , fchïer ongeloofFelyk moet voorkomen. Dezen namiddagh verloren wyhet lief-
felyk weder, en in de plaets cjuam regen, die des nagts fterker wert, ook den vol- genden dagh aenhielt met donder, blixem en hagel , niet tegen ftaende de zon zich liet zien. Maer de lucht ontrent 11 uren wat opgeheldert wezende, befloten wy naer Perièpólis te trekken. Vergeefs j want het dorp nogh naeulyxtcn einde ge- reden zynde, werden we door zoozwae- ïen flaghregen overvallen, dat we ons in een huis mollen bergen om de buien te ontfchuilen, en in beraedt namen van we- der te kceren, dewyl de wegh derwaert |
||||||||||
CORN EL IS de BRUINS
|
||||||||||||||||||||
2θ8
|
||||||||||||||||||||
Wy fcheidden van elkander op hope van
nieuwe ontmoeting ten twee uren na den middagh ,' en dus vond ik my fchiely.k |
||||||||||||||||||||
hadt. Ik nam ook eenen man uit het dorp
dien alles hier bekent was , tot mynen dienft, Onder het nemen van eenige fpy- ze, beterde zich het wëdër. Dit moedig- de my aen om eens haeftigh heen teryden na de vervallene overblyffels dezer ftadt, om ze ter loops tot beter gelegenheit eens te bezichtigen , dewyl my nu niet veel tydts overichoot , omdat myn gemelde vrient te rugh tekeerenhadtnaer hetdorp Zaergoen^fasx zyn dienaers met de goede- ren hem wachtten, om nogh denaenftaen- den nacht te vertrekken naer Zjie-raes ; hebbende hy maer eenen knecht en twee |
||||||||||||||||||||
mmamm!J&m*-''-ü
|
||||||||||||||||||||
ontbloot'van allë^vriendén", ën'ëenzaëfn
Daer was derhalven voor my niet ovcrigh dan my te voeden met myne gedagten,en de verbeeldingen van het genoegen dat ik ftondt te fcheppen uit het befchouwender dingen, daer ik zoo zeer naer verlangt hadt. Eer ik hier een befchryvinge van ga
maken, zal ik u de bruggen melden, die hier heen ftrekken , omdat ze der aen- merkinge waerdigh zyn. De brugh, daer ik eerft van gefproken heb , wort ge- noemt Pol Jefnejoen, naei een dorp daer ontrent gelegen. Daer we nu even over gekomen waren heet Pol Chanjem/ζΐ den Chan, die ze doen bouwen „heeft. Een derde tuiTchen deze twee, heet Pol Noof, of Nieuwe Brug. De vierde eenige uren verder Zuidwaert op gelegen , heeft den naem van Pol Brandemir naer den naem der rivier, van de inwoners dus genoemt, die my gezegt hebben dat zy meeft ten Noorden van 'tgebergte afkomt, en ha- ren loop Zuidwaert neemt door de vlakte tot in de Zee Derja-nemeck of Zoutzee , ontrent ι ζ uren van Përfepolis, en 4 of f mylen van Zjie-raes. |
||||||||||||||||||||
loopw----------- w - ..
myngoedt onder hem gelaten om tot Zjt*
roes over te voeren toe myne aenkomit. Want ik hadt hier niets met my gebrast als dat ik noodigh van doen hadt, omdat ik voornemens was van daer naer Gamron te vertrekken , om met de eerft. aenko- mende, fchepen naer Batavia te trekken in cezelfchap van den Heer Kaftelcin , die daer na toe wilde. Ik voldeed dan gins en weder .myne begeerte , en in de ver- blvfplaets wedergekeert, nam ik myn afe fcheidt van mynen vrient , met wienik zoo veele dagen in goede gemeenzaam- heit en broederlyke vrientfchap binnen Spahan en op de reize had doorgebragt. |
||||||||||||||||||||
XXXIX. H'Ooftstuk. - ~ l
Befchrwmg van het oude Perfepoüs, en de aenmerkelykheden
daer te vinden. Hoedamgheït van Naxt Ruflan. |
||||||||||||||||||||
die vlakte nogh drie uren tot aen het ge-
bergte uitftrekt. In de lengte van 'c Noordweften naer 't Zuidooften wortze ontrent veertigh uren gerekent te beflaen. De gemeene benamingh daer van is Mar- dasjo. Men zegt dat'er in dezelve agthon- dert en taghentigh dorpen leggen: en on- trent tot op 11 uren van deze vervalle ge- bouwen kent men nogh 1 f 00 dorpen zoo in 't gebergte: als in dezelve vlakte, waer van het dorp , waer in ik myn verblyf hadt, maer een half uur af was van deze vcrValle overblyffelen. Veele zyn'er ook hier rondom, met vermakelyk geboomte en tuinen bezet. By wintertydt legt deze valeivoor een groot gedeelte onderwater, dat goedt is voor de Rys, die hier veel groeit. Weinig lant is'er onbeploegt, zelf tot het Koninglyk paleis toe, dewyl hier ontrent een kleene rivier en verfchei- de andere vloejen , waer door de landen hier meer gezogt worden dan in de drooge valeien, daer geen water gevonden wort. Hierom vim men hier zoo veel vogels,J0e^|ee" |
||||||||||||||||||||
MYN verblyf hier genomen heb-
bende, was myn eerfte werk den tydt wel waer te nemen , opdat die niet vrugteloos vervloge. Ik begon dan met den morgenftondt op den ρ der maent een aenvangh te maken van het be- zichtigen der beroemde overblyffelen van het oudfte Koninglyk Hof van geheel Ooften: met voornemen van meerder vlyt dan andere reizigers aen te wenden, en de werrelt het geen ik ondervonden had mede te deelen : wel wetende dat tot het onderzoeken van gedenktekenen, hoeda- nige nergens ter werrelt meer te vinden zyn, liefde, tydt, en arbeit vereifcht wor- den. Ik bevond de gelegenheit wonder wel, en de verkiezingh daer van by uit- nementheit genomen in een zeer aenge- name vlakte, tot het overryden van wel- ke van de Z. Weftzyde naer het N. Ooften twee goede uren nodigh zyn, te rekenen namelyk van de brugh Pol Chanie, die over de rivier Brandemir legt,aen welker |
||||||||||||||||||||
De Schry-
ver be- zichtigt de over- blyffels van Për- fepolis. |
||||||||||||||||||||
andere zyde naer het dorp Zaer-goen zich
|
||||||||||||||||||||
ι
|
|||||||||||||||||||||
REIZEN.
|
|||||||||||||||||||||
209
|
|||||||||||||||||||||
diepte tot den muur, dewyl de trappen
daer van afkomen, is ζ ƒ voet en 7 duim. Zoo langh zyn ook de trappen of f duim korter om de buitefteenen, die aen de zy- de voor muur verftrekken, en wederzyts van eene zelve lengte zyn. Elke trap heeft maer de hoogte van 4 duim , de diepte of breette van 1 voet, ζ duim. Ik moet be- kennen dat ik noit trappen gezien hebbe, die zoo gemakkelyk te beklimmen wa- ren ; of het moft de trap zyn , dien ik te Napels aen het Paleis van den Onderko- ningh gezien heb; hoewel myegtervoor- ftaet dat die hooger is. Aen de zyde daer men ten Noorden opgaet bevond ik ff trappen, en ten Zuiden f3: dogh die zyn meer verbroken. Men moet niet twyf- felen of onder de aerde zyn nogh meer trappen, maer door den tydt daer van over- dekt, gelyk de muur, wiens hoogteik van voren bevond te zyn 44 voeten van 11 duim. Demaet, daer ik nu van fpreek, zal ik in 't vervolgh houden. Als mende gemelde trappen opgekomen is, heeft men eene vlakte die f 1 voet, en 4 duim breet is,gemaekt vanbyzonder groote ftee- nen, die wederzyts boven de trappen zyn, en daer op flaenj hebbende de diepte der trappen den voormuur tuflehen beide,die zich tot boven ftrekt, werwaert men van boven de eerfte trappen opgaet, heel an- ders als de eerfte, die van elkander af, en boven naer elkander toekomen j dat my byzonder fraei, vremt, en groots voor- quam, als overeenkomende met de pragt van het ganfche werk. Aen deze bovenf- te zyde zyn wederzyts 48 trappen , waer van eenige verbroken zyn, niet tegenftacn- de dat ze alle uit eene levendige rots ge- houwen zyn. Dus verre gekomen zynde, vint men zich boven , daer een ruimte tuflehen beide de trappen is, yf voet breet, met groote fteenen belegt. Eenige der zelve hebben de lengte,gelyk die vanden voormuur , van 13 of 14 voet , en de breette van 7 of agt. Andere zyn vier- kant , zommige fmal en langh , andere weder kleener, leggende deze gront door de gemelde fteenen nogh wel aen een tot op 3 ζ voet van den voormuur. Wyders is de gront van vafte aerde j zynde tuf- fchen deze trappen de voormuur 26 voet hoogh. Dus verre heb ik u eene befchryvinge Mifllag
gegeven van het ontwerp dezes gebous , derSchry- waer ontrent veele Schryvers denbalheb-veren· ben mifgeflagen,dat is, in het wild wech gefchreven: terwyl eenigen zich hebben bezigh gehouden met de gedenkeniflèn |
|||||||||||||||||||||
dat men gelooft, dat'er weinige zyn, diej
hier niet befpeurt worden , kracnvogels inzonderheit, entvogels , en oyevaers , veelerhande reigers,roofvogels, velthoen- ders, waterfnippen , quakkcls> duiven, fpreeuwen , en zeer vele kraejen , waer van geheel Periïe vol is j inzonderheit Spahan. Veel kleen gevogelte is'er ook. De ganfche vlakte is met hooge bergen als befloten. Het oude Het oude H°f der Perflfche .Kon,ngen>
Hof der gemeenlyk genaemt Darius huis, en hier
uit by de inwoners geheten Chelmenar of |
|||||||||||||||||||||
K
|
|||||||||||||||||||||
Chil-minar, dat zoo veel zeggen wil, als
veertijib Kolommen, is gelegen ten weften aen den voet des bergs Kulirag~met, of bergh der Barmhartigheit, voorheen ook genoemt de Koninglyke bergh , heel uit rots beftaende. Dit werk ftaet nogh aen drie zyden in zynen vollen muur. Het vierde deel is de bergh ten Ooften. De voormuur heeft van 't Noorden naer 't Zuiden öoo fchreden in de breette, en aen de Zuidzyde van 't Weften naer 't Ooften tot aen de rotfen van 't gebergte 390 fchreden , zynde aen deze zyde geen opgangh, maer als men aan het gebergte komt. Daer de muur weinigh hoogte heeft klimtmen tuflehen eenige verbroke rotf- fteenen naer boven, en zoo ook weder aen die zyde op dezelve plaets af; hebben- de aen deze zyde de muur de hoogte van | 18 voet en 7 duim , en op verfcheideί plaetfen eenige voeten lager. Aen de Noortzyde heeft hy de lengte van 410 fchreden , en de hoogte van 2.1 voe- ten. Op de meefte plaetfen is hy lager. Behalven de 410 fchreden zyn'er nogh tot aen het gebergte van d'aerde 30 fchreden, en aen 't gebergte nogh een hoek van den muur : in wiens midden men ook op kan komen tuflehen verbrokene rotsfteenen. Voor den hoek ter Weftzyde leggen ten Noorden vele rotfen , die tot boven aen den muur komen, (trekkende zich 80 fchreden ten Ooften , als een bergh voor den muur, daer men op komt. Ik meene dat daer mede een trap geweeft is, nevens andere gebouwen buiten den muur j het welk blykt aen de rotfen,die aen verfchei- de zyden vlak bewerkt zyn. Boven op het gebouw ten midden van den voor- muur tot aen den bergh zyn400 fchreden. Boven op langs den muur aen alle drie de zyden is een plaveifel van twee fteenen, die agt voeten op den gront beflaen. Ee- nige hebben de lengte van 8 , 9, of 10 voeten. Zommige de breette van 6. An- dere zyn weder kleencr. De opgangh |
|||||||||||||||||||||
penvan
Perfie. |
|||||||||||||||||||||
des voórmuurs is niet ten midden , zyncÜejder aloude tydcn over hoop te halen, zon
maer i6f fchreden van de Noortzyde. Dejder de ware gelegenheit der tegenwoor |
|||||||||||||||||||||
dige dingen acn te roeren, hebbende meer
luit gehadt zich bezigh te houden met dingen onzeker en zoo duifter als raed- fels, dan naer het leven te vertoonen het Dd geen |
|||||||||||||||||||||
overige tot öoo toe gaen naer 't Zuiden.
Deze opgangh beftact in twee trappen: tuflehen welke beide de vlakke gront be- neden 41 voeten acn ruimte heeft. De |
|||||||||||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
|||||||||||||
2IO
|
|||||||||||||
omdat ze daer af zyn. Men geeft voor
dat het menfehenhoofden geweeft zyn. En boven op het eene beeft fchynt'er eenigh blyk van te zyn: dewyl'er een rond boven op het agterhooft is, dat zich naer voren ftrekt op de wyze eener fterkte, of zulker borftweringe,als de ouden gewoon waren op de Olifanten te ftellen , om'er met pylen uit te fchieten. Het fchyntfier- lyk geraaekt te zyn geweeft , even als men wel verheelt ziet op de hoofden vee- Ier oude gedenkpenningen. Het verdere lichaem is gefiert als met eene wapenruf- ting, bezet met veele rond loopende groo- te knoppen. Al het welke ik na de ge- dane befchryvingh verbeelden zal. De twee kolommen, die tuflehen bei-
de ftaen , ziet men nogh meer in wezen dan eenige der andere , inzonderheit wat het bovenfte lieraedtwerk of kapitelen aengaet. Maer de voetftutten zyn tot op eenen voet na onder den grond , ftaende van het eerfte poortael af zö voeten , van het tweede f6. De dikte daer van is 14 voet, æ duim: de hoogte ontrent 5-4 voet. Tuflehen deze twee kolommen, en het laetfte poortael', hebben nogh twee ko- lommen geftaen , waer van de plaets op hare behoorlyke wydtte open is. Men ziet'er nogh een groot ftuk van de kolom leggen, ook nogh een kleener dieper in de aerde. Van het laetfte poortael, f æ voet ten Zuiden, ftaet een waterbak uit eenen ft een gehouwen, nogh 3 en een half voet boven den gront. Hy heeft de leng- te van zo, en de breette van ij voet, 1 $■ duim. Van hier naer de Noortzyde tot aen den muur is de wydtte 1 j*o fchredenj zynde daer niets overigh als eenige brok- ken van groote fteenen , en een ftuk als van een kolom, dat niet met rygen of ge- kanteleert is, gelyk alle de andere, maer vlak," Het heeft de dikte van zo voet, de lengte van iz voet, 4 duim. Men ziet verder van hier tot aen het gebergte geene oude overblyffels meer , dan alleen twee verfcheide partyen van groote brok- ken van fteenen. Van de gemelde poortalen ten Zuiden
of ter regterzyde ijz voet komt men aen eenen trap, .die regt over het laetfte der twee gemelde poortalen ftaet. Men gaet hem met eenen wederzydfenopgang, den eenen van 't Ooften, den anderen van 't Weften, op; hebbende de voormuur nogh de hoogte van ó voet, 7 duim, en zyn- de de middelmuur mceft al wech. Dit werk ftrekt zich meteenen lager muur nad'Ooftzyde 83 voet, zynde vlak, en voor met beeltwerk bafreleve gefiert ge- weeft : dat men op de onderfte ftaende fteenen nogh zien kan. Op de bovenfte zyde is fieraedt van loofwerk, waer onder men eenen leeu ziet vegtende tegen eenen fticr, meer dan levens grootte bafreleve. Dit
|
|||||||||||||
geen zy'vertoonen konden , had het hun
aen geenen yver, aendagt , en naerftig- heit ontbroken. Hier uit is het ook ge- beurt , dat zy zich de ooren hebben laten vullen met verzierde vertellingen, en daer onder met het praetje van de Oyevaren , als of die eeuwigh hun verblyf hier ter plaetfe hadden j daer het nogtans zeker is, 3at ze hier maer voorzekeren tydt komen, en daerna weder vertrekken , na dat ze hunne neften op eenige kolommen gehadt hebben, even als ze in andere landen doen. De in- Nu zal ik dit lichaem, om zoo te fpre- wendige ken, openen, om u een gezicht van het deelen binnenfte te geven. Voor eerft doen zich sebou? °P m eene reSte un*e ' 41 voct van ^en
voormuur des gemelden traps,tweegroo- te poortalen en twee kolommen; leggen-
de in het eerfte poortael nogh twee groo- te grantnxenen , die twee derde deelen der plaets beflaen. Het agterfte derde deel is verbroken. Het tweede poortaal ftaet ontrent f voeten dieper inden gront. De diepte der poortalen is zz voet , 4 duim: de wytte 13 voet 4 duim. Binnen in de zelve is van wederzyden een groot beeft bafreleve uitgehouwen , dat ontrent de lengte van het poortael beflaet, zynde van den voorften tot den agterften poot AO voet in de lengte. De hoogte is van het boyenlyf tot midden en onder aen de pooten 14$ voet. De hoofden zyn'er ge- heel af: maer het voorlyf komt buiten het poortael uit. De lichamen zyn als de reft ten deele verbroken. Aen het eerfte ftaen ze van voren naer den trap: aen het tweede naer het gebergte. Deze laetft gemelde hebben aen het lyf eenen grooten vleugel. Binnen in de zelve poortalen ziet men drie vierkante afgefcheide deelen heel befneden met karakteren , die door de kleenheitder letterenen hoogte onlees- baer zyn, of, om beter te zeggen , on- kenbaer. Het voorfte poortael heeft nogh de hoogte van 30 voet: het tweede van z8. De twee zydefteenen, die de poo^ talen onder beflaen , hebben de hoogte van f voet, æ duim, gaende boven bin- nenwaert. Daer de beeften op ftaen zyn van 1 voet, æ duim. Onder de hooge fteenen zyn'er eenige van drie famenge- fteltjdaer de beeften op uitgehouwen zyn. Deze fteenen van binnen ftrekken zich naer buiten, zynde de dikte des muurs f voeten, æ duimen. Het eerfte poortael heeft nogh de hoogte van agt fteenen,en 't andere van zeven. Beelden Wat aengaet de hoedanigheit dezer van die- t,eeftens die eenigzins naer Sfinxen gely |
|||||||||||||
ren.
|
|||||||||||||
ken, men weet niet regt wat men'er van
maken zal. Het lichaem is voor het grootfte gedeelte van een paert, de poo- ten zyn plomp , dik, en kort, waerom ze eenigzins zwemen naer eenen leeu. Van de hoofden kan men niet fpreken , |
|||||||||||||
REIZEN,
|
||||||
Dit ftact ten halve onder de aerde. Aen
beide de zyden van dezen middelmuur, die uitipringt zoo verre als de trappen langh zyn, ziet men op het laegfte daer langs heen kleene beelden ftaen. Maer om eerft van den trap te fpreken,als menterWeft- zyde opkomt, telt men nogh 2.8trappen, en ter Ooftzyde , daer d'aerde veel hoo- ger is, 18, zynde 17 voet langh, en maer 3 duim hoogh. De diepte is van é voet, 2 en een half duim, daer bovenaen aen bei- de de zyden eenige verbroken , en æ of 3 geheel wech zyn. Alle zyn ze uit eene levendige rots gehouwen. Aen het eind van de breette dezes traps is een andere voormuur: dogh de bovengront is gelyk. Op den zelven zyn drie ryen kleene beel- den boven elkander. Van de boven fte ziet men alleen het halve onderlyf. Voor de reft is alles meeft. verbroken. De mid- del fte ry vertoont zich geheel, dogh even- wel gefchonden. Van de onderfte ziet men niet dan de hoofden , zynde de reft onder de aerde. Deze beelden hebben de hoogte van 2 voeten , 9 duimen , zynde de muur nogh hoogh f voet en 3 "duim , en zich p8 voet uitftrekkende van den on- derften trap tot het hoekeinde ter flinke zyde, daer men eenen anderen trap op- gaet. Men ziet'er nogh 13 trappen van overigh, in hoogte, breette, en diepte, de nu gemelde gelyk. Op het weinige· dat'er van den binnenmuur is, die nevens den trap komt, vertoont zich nogh een halve hoogte van kleene beelden. Aen het einde van de breette dezer trappen is een andere muur, die van het bovenfteder trappen tot de lengte van po voeten zich uitftrekt: waer van de hoek ten Zuiden omloopt, dogh niet veel, omdat de aer- de daer heuvelagtigh zynde , den boven- gront des rauurs evenaert. Dit einde flaet hier regt op , dogh weinigh voorby de laetfte kolommen, die naer het gebergte ftaen. Als men nu wederkeert naer den trap ter Weftzyde, heeft de. muur begin- nende van den onderften trap de lengte van 4f voeten, zynde dan nogh 6y voet afftants van den voormuur ten Wellen. Deze zyde evenaert de andere met drie ryen beelden, ook met dat van den leeu en ftier, of ezel, die eenen hoorn in het voorhooft heeft. Tuilchen deze en de beelden ftaet een vierkant vak vol karak- teren , waer van men het boven fte niet meer zien kan. Wat daer aen nogh te kennen is, blykt in het vervolgh uit my- ne aenwyzinge. Aen d'andere zyde is dit werk ganfeh vergaen : men ziet ook de beelden aen deze zyde beter, dewyl de gront dieper is, fchoon met water bezet. Aen deze zyde zyn 2f trappen. De muur die aen den boventrap naer het Weften loopt, ftrekt zich tot aen den voormuur, en heeft maer beek werk, zoo verre als de |
||||||
trappen komen.
Als men deze trappen opgekomen is ,
vint men eene vlakte tuilchen beide de trappen, met groote üeenen belegt, heb- bende de breette zoo groot als d'afïlanr. der eerfte kolommen van den trap. De aenvangh is 22 voet 2 duim van den trap, beftaende in twee ryen , yder van 6", hoewel'er maer een van de 12 ove- righ is. Van d'andere ziet men nogh agc voetftutten , en de refterende kennelyke plaetfen. Zy ftaen langs den muur der trappen heen, alle zoo verre van een, als de eerfte van den trap. Van deze party 70 voet, 8 duim , beginnen andere ko- lommen, beftaende in zes ryen, yder van zes. Deze 36 ftaen alle op de gemelde tuflchenwydtte 22 voet 2 duim van een. Zeven hier van zyn'er maer overigh .-dogh alle de voetftutten, fchoon meeft verbro- ken, zynnogh ophun plaets. Vand'eerf- te en tweede ry is'er een overigh; van de derde twee: in de volgende ryen een. Tuf- fchen deze en de eerft genoemde kolom- men leggen eenige groote brokken van fteenen van een gebouw in den grondt· Van dezery kolommen op 70 voet 8 duim afftandts ten Weften naer den voormuur hebben 12 kolommen geftaen in twee l ryen, yder van 6: van welke nogh f ove- righ zyn. In de eerfte ry , die ff voet van den voormuur komt , 3, en in de tweede 2, zoo wyt van een als gezegt is. De voetftutten van 7 ontbreken : de an- dere ftaen nogh boven den gront, en zyn ten deele verbroken. Hier by leggen vee- Ie ftukken van kolommen , ook andere j brokken van het bovenfte fieraetwerk der kolommen over hoop. Men kan aen de overige ibjkken zien dat het knielende kameelen geweeft zyn. Ook ziet men nogh op eene dezer ftaende kolommen voor een gedeelte zulk een beeft knielen- de : als 'uit onze afbeelding blyken zal. Van deze party vervolgens regt toe gaen- de ten Zuiden, ziet men hoe het opperf- te gebou daer tegen overkomt. Maer eer wy hier van fpreken , dient aengemerkt dat ter flinke zyde op 71 voet afftants ten Ooften naer het gebergte mede twee ryen, elke van 6 kolommen geftaen hebben , waer van'er nogh 4 in wezen zyn,nevens f voetftutten , die zich ten deele boven den gront vertoonen, gelyk ook de ken- lyke plaetfen der refterende drie. Dogh de gront is daer hoogervan aerde,als door den tydt heuvelagtigh geworden. Hier by leggen ook veele ftukken van kolom- men, en andere fteenen over hoop: zoo- dat het fchyntdat deze party geftaen heeft over de 12 aen den voormuur. Verder ten Ooften naer het gebergte
' zyn veel overblyffels van gebouwen, die
alle in poortalen , gangen , en venfter-
vakken beitaen. De poortalen zyn van
Da æ bin-
|
||||||
CORNELIS deBRUlNS
Ô „«beeltwerkverfiert. WV&*E$&2SE£lS*
«Si op gto*ç en^t HgJ*. | ^Stfw
den ten Zuiden é if · gg * de verbroken, beftaenae ingi™ kolommen beflaet 60 fchred ç , ^G38ta«'*« fjSflS^Si
nok zoo verre af van 't gebergte. W» W ft en bezet zyn. Door eem =«iiSSoM-i^3Ss
f*P*»& iSl! 4aer van'er nogh tfihm groot ^gjg^ ,ietmen nogh
zyn 7* in S618*,' -TL „vn van drie, an-gemelde. Aen weaeri eenen heuvel ftaet. . van |uim. Aen de portzyde ie de gront zoo
|
||||||||||||||||||||||||||
zydmuren, van um.^.....,_.
kant,hebbende aend'eene zydef4',voet, en aen de andere f 3!, in het midden be- zet met eenen grooten zantheuvel. Deze grootfte poortalen hebben de wytte van f voet, en de diepte van f voet æ duim. De dikte des muurs is 3 voet, de hoogte gelyk mee de Cornis, æ æ of 13 voet. Hoedanigh de zydfteenendaer aen gevoegt zyn geweeft tot de kleener partyen, of hoe men'er boven op is gekomen , daer i,«„i-p.lri»n ! en even zoo wei- |
||||||||||||||||||||||||||
touw.
|
||||||||||||||||||||||||||
muur f ™* ". / -—-_ ft - Zommi-
les beftaet macr in eenen 1mo.
ge hebben de breette van 8*9« -^
teSP^SSï Senieggen
&errno1k1egge^e„igenSe,?fa„
weeft. UoK lege ^oeWt den gront
^ lcplommenaf tothierom | |
||||||||||||||||||||||||||
Ö,d"?Uater *«*££%% #£¢ô*}*&* SSftS
|
||||||||||||||||||||||||||
toehetmagh geoient acuuw.. *-~.
dat men giffen kan is, dat het fchynt, dat 'er een Koninglyk kabinet zy geweeft. Aen de Noortzyde ftaen twee poorta-
len, en drie gerfote vakken. Aen de zuidzyde een poortael, en vier opene vakken , die alle de breette van f voet '9 duim Hebben. De diepte daer van is ge- |
||||||||||||||||||||||||||
gebouw. f?^"Qaert nogh andere ftee-
voet ø^ÆÆÔíÉç f voet hebben ,
nen, die de hoogte van ) r7etrntS"ÏuU»ynBgeene
brokenzyn. Aen uc Terregter- baton «A^^^^tf-
ten net b bc
|
||||||||||||||||||||||||||
W«ÖSFMS "«* Ã "Vandor
|
||||||||||||||||||||||||||
vakken zyn üe wnuutu ""-*- 3r,- ,
ï veookyaende Ooftzyde is half wech
Kinnen in de twee poortalen ten JNoor
den Se^en beide ie zyden een mans en
JvTeeTrouwenbeelden^iemen totontrent
TLieu ziet, zynde de reft onder den
eront. In het eene poortael ten weiten
fetmen eenen man vechtende meteenen Sr V die eenen horen in ^voorhooft |
||||||||||||||||||||||||||
^ MbST dat noghaen den trap ftaet,
nc ^ydeftuk, dat nog weA , k S3«5 er b leggendefteenen. As
«I Ss rsïïs «eer;
men in den font f"T Aen d'an-
|
||||||||||||||||||||||||||
1 diergeiyi^ "«r&-; ·
|
||||||||||||||||||||||||||
derezydeiseen
|
||||||||||||||||||||||||||
waer van men ^ boven _re^j^ ^
|
||||||||||||||||||||||||||
melden grontfteen. Boven tune
|
||||||||||||||||||||||||||
Λ fi· f Ζ Ë Ν.
|
||||||||||||||||||
li$
|
||||||||||||||||||
de rechter , en fteekt met de flinke hant.
In het tweede poortael ziet men eenen man even eens verheelt maer met een dier, dat naex eenen leeu gelykt, hebbende mede eenen hoorn in 't voorhooft, en vleugels aen 't lyf. In het poortael dat ten Noorden is ziet men het zelve verbeek, maer daer is het dier een leeu , dien hy boven den kop by de manen vat. Dit beek ziet men maer ter halver been boven den gront. In het poortael ten Zuiden ftaet aen beide de zyden een man , die een hooftiïeraedt heeft als een kroon , nevens twee vrouwen,waer van de eene hemeen zonnefcherm boven het hooft hout, d'an- dere eenigh fierlyk tuigh. Deze ziet men geheel tot de voeten toe. Binnen dit poor- tael ftaen wederzyds boven aen drie afge- fcheide plaetfen met Karakteren. Op de zydeftukken, die verichoven ftaen van het eerftgemelde poortael by den trap, ftaen twee mannen , yder met een fpies, houdende d'een dezelve met beide de han- den , en d'ander met de flinke , hebben- in de regier gevat eenigh langh tuigh met |
hebben, legt een vervalle trap, daer men
van het Noorden en Zuiden heeft opge- gaen. De zeven bovenfte trappen zyn'er nogh, mede bezet met beek-en loofwerk. Hier nevens ter Ooftzyde zyn onderaert- fche gangen. De menfehen hebben hier ondcf- eenen waen, dat men'er met geen lieht aerticiié in zou kunnen gaen, dewyl hetaenftontsSan£en' uitgeblufcht zou worden. Zy gelooven ook dat er fchatten in verborgen leggen. Ik my niet latende gelegen leggen aen ee- nige beuzelmaren kreeg luie tot het nemen van een proef dezer zake , befprekende daer toe ook eenen Perfiaen, dien het aen geenen moedt ontbrak om dit werk ne- vens my te onderzoeken, Men laet zich eerft tuflchen de rotiên
eens mans hoogte nederwaert. Dan vint men twee wegen : waer van wy dien ten Ooften namen , en den doortogt vonden weinigh hoogcr te zyn dan een mans leng- te tot op 16 fchreden. De wydte daer van is maer ζ voet 4 duim in het begin: wat verder 1 voet en 7 of 8 duim. Dan komt het gewelf lager tot op 10 fchre- den , zoo dat men kruipen moet. Daer |
|||||||||||||||||
dat hem van den mont tot aen de
|
||||||||||||||||||
rygen
|
||||||||||||||||||
voeten komt: maer het eene ftukismeeft
verbrooken. Een ander gedeelte van een diergelykgebou volgt hier agter aen. Het ftrekt zich 38 voeten verder uit, en is van breette gelyk met het eerfte. Aen d'Ooft-en Weilzyde fhet npgh een poor- tael , waer in 2 mannen verheelt worden met een lans , even als de laetft gemelde. Daer is ook een gefloten vak , en een op en aen de Zuitzyde. Ook aen de twee zyden is een hooge fteen, die aen d'Ooft- zyde verbroken is': maer aen de weilzyde heeft hy nogh de hoogte van ontrent 18 voet, al van een ftuk. De breette daer van is 3 voet 7 duim: de dikte f voet, 4 duim. Op de binnenzyde boven aen ziet men drie afgefebeide plaetfen vol karak- teren, èn daer onder een plaet met andere karakteren , die buiten twyftel naderhant daer in gehouwen zyn. Dufdanige ziet' men ook in eenige der gemelde vakken of venftergaten -, en buiten om dezelve zyn 'er als boven aen den fteen. Zoo zyn'er ook binnen eenige der poortalen , waer van de zydeftukken uit eenen eenigen fteen Zyn , even als de Corniflên. De vakken zyn geheel uit eenen fteen gehouwen. Buiten de Corniflên derzelve ftaen aen de Zuidzyde twee trappen, welker eenen men ten poften, en den anderen van het veften opgaet. Men ziet nogh de f bo- venlle, even als de laeftgemelde. Op de zydefteenenenden muur tuflchen de trap- pen ziet men kleene beelden en lofwerk : dogh het meeftc gedeelte is onder de aer- de. Verder 100 voet Zuidwaert op zyn de laetfte vervalle hoopen. Deze beftaen mede in poortalen en vakken. Tuflchen deze, en die , waer van wy gefproken |
||||||||||||||||||
aen volgt dan weder een verdieping, daer
men eenige fchreden gaen kan. Dus een ft uk weghs op handen en voeten voortge- kropen hebbende bevond ik dat de rots ftuitte, zynde alleen maer een kanael,dat zich verder uitftrekte: waer door, omdat het weinigh boven den gront quam, men niet konde kruipen. Daer was water in dezen doorgangh geweeft , dogh nu was de gront hequaem om'er over te komen. Derhalven weder te rug keerende naer de plaets, daer ik my nedergelaten hadt, gingh ik ten Weften voort op dezelve wys. Hier vond ik eenen wegh, die ten Noor- den liep, maer zoo laegh , dat'er niet door te kruipen was. Ook belette de gront, vogtigh van 't water , ons'verder voort te gaen. Des gingen wy te rug, en naer buiten , zonder dat onze ligten uitgegaen , of wy eenige kentekenen van fchatten gewaer geworden waren. Myns oordeels hebben deze doorgangen alleen gedient tot waterloopingen : dat te befpeuren is uit de fmalte, en omdat'er geene vertrekken of eenige kentekens van akaertjes , of diergelyke heiligdommen zyn:, hoedanige men anders vceltydrs ia zodanige onderaertfche gangen verneemt zoo wel in Italië,als in andere oorden der werrek. Het laetfte gebou dan ten Zuiden, waer
van wy nu fpreken zullen, ftrekt zich p'S*- , lτ ,c rr ■ j , bouten
van t Noorden ten Zujden op 160 voet, zuiden,
en van 't Ooften naer het Weften ι pi voet. Van dit werk ziet men nogh tien vervalle poortalen, en 7 vakken, en daer buiten 40 opene plaetfen , daer poortalen en vakken geftaen hebben, waer van men nogh de gronrfteenen ziet leggen. In het |
||||||||||||||||||
D-d 3 raid*
|
||||||||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
|||||||||
214
|
|||||||||
wech zyn , alle uit levendige rots gehou-
wen. Dan komt men op den boventrap, die tuflehen den muur ter zyde opgaetvan 't Weften naer 't Ooften. Hier aen zyn 30 trappen, die meeft alle nogh heel zyn, hebbende de breette van 4 voet, 3 duim, de diepte van 1 voet, drie duim. Eenige andere zyn van 4 duim. Aen den Oolt- hoek is d'onderfte trap geheel wech, ftaen- de boven maer een gedeelte van den muur, daer 2 of 3 trappen aen zyn , zynde ge- weeft even als de andere. Tuflehen bei- de is een ruimte van 117 voeten , te re- kenen van den bovenmuur af, waer langs heen de gebouwen zich 8 voet van den muur uitftrekken. Tuflehen dit opperde gebou , en de vorige poonalen , hebben eenige kolommen geftaen. Van vier der zelve Ziet men nogh eenigh kenteken. Twee ftukken der voetftutten komen nogh een voet boven den gront. In dit laetfte gebou ftaen 4 poortalen , waer in aen beide de zyden een man en twee vrou- wen verbeelt zyn, die hem een zonne- fcherm boven het hooft houden , even als de voorgemelde. In de twee poorta- len ten Weften ziet men dat'er wederzyds twee vrouwen geftaen hebben, die iets in de handen hadden. Zulx ziet men ook in de poortalen aen d' Ooftzyde. In de andere twee ftaen mannen met lanfen, even als de vorige. In eenige der vakken ziet men drie mannen , die iets in de hant hebben , dat verbroken is. In de twee vakken aen de einden der Zuidzyde ftaen twee mannen aeh beide de zyden, welker een eenen bok by de horens houdt, heb- bende zyne andere hant op des zelfs hals gclegt: de ander iets in de handen moet gehadt hebben, dat verbroken is. Tuflehen deze en de laetfte gebouwen
naer het gebergte zyn nogh eenige poor- talen en vakken met dezelve verbeeldin- gen als de vorige. Dogh in het eene is dit onderfcheit, dat een der twee vrouwen eenigh fierlyk krom tuigh boven den man hout, die ook iets in de handen hout dat verbroken is. Dit langh gedraeit tuigh ziet men in de handen van verfcheide beel- den , die naer gifllngh ftaen by een voor- naem perfonaedje , en daerom fchynen in de hant gehadt te hebben de ftaert van een Zeepaert. Want die is by deze volkeren Staertvan nogh in gebruik tendienft deraenzienlyke""rt^" luiden om de vliegen te verdryven. Men het ver- moet voor eene wel hondert Ryxdalersdiyven betalen. Het handvatfel is gemeenlyk van der vlie~ gout,ook wel met edele gefteentenbezet.ge ' De Koning en Grooten des Ryx hebben het hangen voor benevens de borft der paerden, gehecht aen het hooft. Hierby ftaen mede twee hooge fteenen.
Voorts is de reft meeft al half onder den gront. Weinigh hier van daen naer het Noorden ftaen twee poortalen met hunne zy-
|
|||||||||
midden zyn ronde fteenen, waer op Ko-
lommen geftaen hebben , ten getale van 36" , in zes ryen , hebbende deze fteenen 3 voet f duim in hun diameter. Deze gront is geheel met zware fteenen belegt, zynde een waterleidinge daer onder do-W gegaen. Voor aen dit gebouw ziet men twee hooge fteenen, gelyk de voorgemel- de, waer op men noghvoor een gedeelte de karakters kan bekennen. Benevens dit gebou is ten Weften naer
den voormuur nogh een ander gebou ge- weeft, dogh nu geheel vervallen , zynde alleen een vierkante plaets overgebleven, die regt over de voorgemelde poortalen ftaet. De muur, die daer voor ftaet, is nogh 1', of ζ voet hoogh boven den gront. Langs den zelven heen ziet men het bo- venfte der beelden , alle met lanflèn ver- zien, wat kleener dan levens grootte. Op dezelve plaets is niets overigh dan eenige ronde fteenen, waer op Kolommen ge- ftaen hebben , zoo groot als de gemelde, 1 ï voet van elkander af. Voor zoo veel ik kon bemerken, zyn'er mede 36" ge- weeft. Voor het laetfte gebou legt een groote zantberg , die nevens de eerft ge- melde poortalen heen loopt: ook verfchei- de groote fteenen van vervalle gebouwen. Naer d'Ooftzydc nevens de leite gebou- wen legt een fraeie trap, hoewel verval- len, even als die aen den voormuur, heb- bende de lengte van 60 voet, en loopen- de met de diepte voorby het gebou. Aen de onderfte ziet men nogh 11 , en aen de bovenfte 1 y trappen , breet 6 voet, ζ duim. Daer nevens zyn klecne beelden .· en aen den muur tuflehen de trappen, die nogh 8 voeten hoogh is, zyn beelden by- kans zoo groot als het leven. Dogh de fteenen zyn meeft verbroken. Voor aen de zelve ziet men ook eenen leeu vegtende met eenen ftier, en daernevens eenen ver- broken fteen met karakteren. Zoodanigh eenis'er ook aen de zyde der trappen, maer kleener, en daer nevens eenige karakters, ook beelden haeft levens grootte. Zoo is het ook aen de andere zyden der muren, daer men vrouwenbeelden ziet,dogh niet geheel, dewyl de fteenen verbroken , en ten deele onder den randt zyn. De voor- naemfte opgangh dezer gebouwen is aen de Zuidzyde geweeft , te weten niet van den voormuur > maer alleen van de boven- plaets tegensdeze hoogde gebouwen, ook niet als de gemelde trappen, maer regt op tegens den muur,en onder zoo wydtdaer van af, dat de toegangh allengs boven fmaller wort, die in twee verfcheide trap- pen, eenen aen het Weft-, en eenen aen hetOofteinde beftaet,die nogh de hoogte van Z7 voeten heeft. Als men ter Weft- zyde aen dezen trap van onder opkomt, vint men dat'er nogh 15 zyn, en daeren- boven nogh 8 geweeft zyn,die nu geheel |
|||||||||
REIZEN.
|
|||||||||||||
aij
|
|||||||||||||
tinge. D'ander heeft een kleen eemerrjc
in zyn hant. Hier boven is weder zulk een fteen met lofwerk. De andere zyn daer hooger van af. Onder den man, die in den ftoel zit,komen vyf ryen beel- den , die de hoogte van ? voet hebben , alle van foldaten, met veelerhande lborten van geweer verzien. In een der poortalen ten Ooften ziet men
eenen man vegtende met eenen leeu : in een ander met eenen ftier. In de twee poortalen ten Weften zyn weder leeuwen, hebbende een der zelve vleugels. De poortalen ten Ooften en Weften zyn veel lager, dan die ten Noorden en ten Zui- den, ftaende de beelden der zelve tot on- met kleene beelden, die alle de handen der de knie in den gront. De andere poor- om hoogh houden. Op eenderde ftuk, talen zyn ook ten deele onder deaerde, |
|||||||||||||
zedbbtkatddhiflm
|
|||||||||||||
dat'er nogh ftaet, zyn twee vrouwen,die
eenen man een zonnefcherm boven het hooft houden. Veel ftukken van kolom- men leggen hier nevens andere overblyf- fels,waer onder men drie kennelyke voet- ftutten vint. Deze poortalen 7,yn 9 voe- ten diep, en even zoo veel wydt j ftaende eenige voeten diep onder den gront. Van hier komt men tot de laetfte ge-
bouwen , die naer het gebergte leggen, welker omtrek aengetoont is. De ver- beeldingh hier van is aen de Zuidzyde. Men ziet in twee poortalen eenen man zit- tende op eenen ftoel, met eenen ftok in zyne regterhant. In de flinke hout hy een kopje vaefwyze. Ook wort hem van een ander beek het voorgemelde tuigh bo- ven 't hooft gehouden. Dit beek heeftin zyne andere hant eenen doek. Daer on- der zyn drie ryen beelden, die de handen om hoogh houden. In de bovenfte ry zyn'er vier , en in de twee onderfte vyf. Deze beelden hebben de hoogte van 3 voet 4 duim. Het beeït, dat in den ftoel zit, is ruim levens grootte. Boven het zelve is een ry lofwerk vervolgt door verfchei- de partyen , in welker onderfte leeutjes verheelt zyn , en in de bovenfte oflên. Boven aen ziet men eene figuur , die in hare flinke hant iets heeft als een kelkje, en met de regter iets aenwyft, zynde we- derzyts gevleugelt, en voor het overige als de reets gemelde beelden. Deze poortalen zyn 12, voet en f duim
breet, en ïo voet en 4 duim diep. De zydeftukken hebben 7 fteenen, eenige f, andere 6 voet dik. Dehoogfte, die nogh ftaen, zyn 28 of 30 voet. Op de twee zydeftukken der poortalen ten Noorden zit boven weder zulk een man in eenen ftoel, hebbende eenen perfoon agter zich, even als het voorgenoemde beek. Daer agter ftaen nogh twee mannen, die yder iets in de hant gehad hebben dat verbro- ken is. Voor den zittenden ftaen twee mannen, waer van d'een de hant by den mont heeft, in de gedaente van begroe- |
|||||||||||||
gelyk de afbeelding toonen zal. Aen bei-
de de zyden dezer poortalen ftaen drie vakken, zynde ρ aen elke zyde, al meeft vervallen. Men kan zien dat zy alle ge- floten geweeft zyn , uitgezondert die aen de Noortzyde , waer van de middelfte 3 nogh meeft in wezen zyn j zoodat men'er door kan gaen, zynde elkzydeftuk meeft van eenen fteen, gelyk ook het dexel. De Corniflên zyn'er af. Deze hebben de diep- te van 1 1 voet f duim , de wydte van 4 voet, 1 o duim. In het midden dezer ge- bouwen leggen veele ftukken van kolom- men, voetftutten, en opperfieraden, waer van geen zeker getal te bemerken is. Maer het zal naer giffingh op ?o of 40 uitko- men. De laetft gemelde komen op 1 ip. Hier by gevoegt de eerfte 76, krygtmen een getal van ipf. De eerfte groote rotsfteenen van buiten
nevens deze gebouwen ten Noorden leg- gende, zyn van twee groote poortalen: waer van het eene is geweeft als de twee, die aen den trap des voormuurs zyn , het ander verzien met twee mannen, die lanC- fen voeren, zynde vry groot van maexel, en daer by gevoegt een tuig , als by de voorgemelde, Weinigh hier van af naer de Weftzyde hebben twee diergelykegc- ftaen tegen de andere over, dat aen deove- rige brokken te zien is. Verder ten Noor- den zyn nogh twee poortalen , hoedanig aen den voortrap geweeft zyn. Hoewel zy ganfeh vervallen waren, nogtans vond ik de gedaente der beeften nogh kenne- lyk genoegh op de rotsfteenen. Daer en boven ziet men nogh eenen grooten brok fteen in den gront leggen , waer aen de kop nogh te zien is, die wel een paerts- hooft gelykt. Waer uit ik giflê dat de andere ook met paertshoofden zyn gefiert geweeft, en daer by afgebeelt veelerhande foor ten van beeften. Hier by leggen ook veele ftukken van kolommen , en andere brokken van fteenen. Van de verdere fteenen ten Noorden leggende, is niets te bekennen. Dus
|
|||||||||||||
%i6 CORNELIS de BRUINS
Dus verre gefproken hebbende van alle kc hant andere kolommen. Dan heeft
deze overblyffelen in het algemeen, en men'de eerft gemelde poortalen op de in 't byzonder, zal het tydt zyn de ver- hoogte by de letter D, vervolgens die van beeldingen daer van aen te vangen, te ver- het opperfte gebouw ten Zuiden, daerde |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Befchvy-
viiif» den veibeel- dinaen. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
trap,aieten uou»' «b-j -,------ , <
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
toonen in vier hooftgezichten, begrypen-
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
toonen in vier nuuu^«««—■> Tf 'V é
de de voornaemfte deelen tot de enkele Jukken toe. Wy zullen oP Í·, ð 7 het eerfte afbeeldenzoo als het zich, al men |
letter E. De andere poortalen worden ge-
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
toont door F. Het lefte gedeelte is ten
Zuiden byG. Dan ziet men de eene ko- fom in 'tvelt, nevens het lant, dorpen en bergen.zynde het ^øø^á^ «tekent met de letter H. Het vierae ___. L |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Eciftege
zicht.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
t
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
t
|
den. Dus vertoont Ë ^p7^e'°„roo.Igezicht op N°. 110 is getekent van de»
voortrap van het gebou: Â de twee goo ^ | ^ ^ ^ bou g te poortalen en twee Wo», ^» ^ tcweten aen den omloop van
eene kolom , die van de tjtfj^ den bovenmuur , die aen deze zyde hoo-
ende ftaet: D de zeven, die van de zei d,andere f e uitfpnngtj endartigh overigh zyn: E J^JJJg ** waer men een deel der trappen des
vande twaelf, ftaende naer fcjWJJJ voormUurs ziet,daer detweegrootepoor- F de vier, overig van de twaelt,naer net kolommen voorftaen, |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gebergte.' Het verdere, vervallenen ge-1
|
taien en
De muur en trappen,daer de beelden zyn,
langs welke men tot de andere kolommen opgaet, worden getoontdoor de letter Á. Hier ziet men ook de verdere vervallen, |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Swoerden, dewyl'er maereer> lage^heu-
velinde vlakte wort gevonden, *JJ
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de aftekening op gemaekt ^Jf^[.„fek Ook die naer de zyde van het ge
kent het eene graf m het ***g££jjïg*L·^imetdetweegrafftcden daerin,
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vertoont door  en C ·, nevens de kolom
in 't lant met haer gezicht. Nu zullen wy de verbeeldingen der by- Befchry-
zondere ftukken aenvangen, en vooreerft^in8der vertonen de twee poortalen , en de twee^°£dt" ! '"" í ×Ãï ,, ô vün deZuidtzydeken |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
opperlte geoouyuu wj/w»~.. ~— ·
I.ie laetfte puinhoopen«f^
on · Ê het andere graf in het gebergte, ï!het poortael buiten het gebouw aen de |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
INoortzyuc.
Het tweede gezicht op N°. 118 is ge-
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
N
|
tekent van de Zuidzyde, zoo als ik zat op kolommen op No. m van de Zuidtzydeken
het begin van het gebergte : loopende de getekent, waer by men het gezicht heeft vervalle ftukken ter regterzyde naer het op een gedeelte van den voortrap, en het gebergte ten Ooften, en vertoonende zich einde des muurs aen de Noortzyde. Het het opperfte gebouw voor aen ter flinke getal van uz toont een der beeften of zyde, aen welker muur de gemelde twee Sfinxen, die in het eerfte poortael gevon- hooge trappen zyn geweeft, waer van den worden., dat met fieraedtwerk bezet, d'eene ter flinke zyde wort aengewezen dogh verbroken is. Op N°. 123 ziet |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tweede
gezigt. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
men net aier-j uva gi-viv»u6v. .
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
met de letter A. De andere vervalle ftuk-
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ken komen daer agter, zoodanigh als het
gezicht van deze zyde zich opdoet. Zoo is het ook met de· kolom , die ter flinke zyde buiten het gebouw ftaet. De twee |
rwppde noortael. De voortrap de
|
s gebous,
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
getekent door my zittende ter Noortzy-
de, wort vertoont op Í o. 124. Hier aen voegen wy den trap aen den muur, wer- waert men tot de andere kolommen op- gaet, getekent zoo als ik zat ten Weften op |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
b
|
bergen, wav.t vr-----
worden aengewezen door B. Het dorp
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Mier-chas-koen, daer de tuynenvoorko- den voormuur van het gebouw,daer men
men,doorC. Wat verder vertoonen zich ookten deeleden voortrap van het gebouw twee andere dorpen in het geboomte. ziet, met het gezicht der twee poortalen Het derde gezicht op N°. 119 is ge- en twee kolommen, eneenige der andere, tekent aen d'Ooftzyde tegens het opgaen met het gebergte daer by , op N°. i.2.f, van het gebergte, zoo als ik zat regt on- De beelden benevens dezen trap ter Weft- der het eerft gemelde graf. Voor dezen zyde met de karaktcren daer by worden |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
w
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Derde
gezicht, |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bergh leggen twee groote zantheuvels,■2 u:„„ „Hs Ae vervallen van elkan-
|
vertoont op j.^-. jl*.u.
d'Ooftzyde van den zelven trap ziet men
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
SSeiden, zoo als zy leggen. Hier-
der argeicriciu , / voovdagt zoo ïieiPeetólfc , dat uc gezegt hebbe naer
S Jbergte te zyn, is vooraen,ten Oof- |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
op N°. izj.
Wat aengaet de befchryvinge dezer
beelden, de zes, die vooraen op den trap komen, teweten die ter Weftzyde ftaen, zyn wat kleener, dogh ruim in de klee- ding met lange wyde mouwen. Op 't |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de gemelde kolommen, verbeelt dooiJï. ho daer2e ook yder 1S
Te? regterzyde der zelve ftaen .^«SKji beneden. Zy hebben hoottiiaren
kolommen æ en twee= poomten byJen \<£ ^^ ^dende met beide de voortrap , getoont ^ ^. ^.^£1 hwdcS een lan· of piek , en eenen koker fleenbrokken aen de zelve zyde. ïerum ma |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
REIZEN;
|
|||||||||||||
%%$
|
|||||||||||||
heeft, vecht. Hier is de opgangh naer
boven, daer;nogh veele verbroke beelden zich om den trap vertoonen. In deze ry telt men 48 beelden , zoo van menfcheil als beeften , en zoo veele ook in de bo- venfte ry. Voor aen komen'er 6 in ge- meene kleedinge, die een kleedt op de handen dragen. Zoo doen ook de vol- gende, die evenwel rykelyker gekleedt zyn. Alle de hoofden zyn meeft verbroken: men ziet'er by eenen os, die geleid wort. De derde party is eveneens, daer men twee rarmnen ziet geleiden, die eenen grooten gekromden horen hebben. Dan is'er een beelt met een fchilt op zyde, en een an- der, dat een paerc leidt $ ook een met twee ringen. De andere drie zyn in kleede- ren als de voprgaende. Hier na wort een os geleidt, gevolgt van een man met een lans, en groot ront fchilt j en twee per- fonen met drie lanfen, die Zich by eenhou- defjrjzynde de mouwen hunner kleedinge langer dan de rok. De laetite zyn met korte rokken en lange fmalle brpeken,die tot op den voet komen, hebbende langwerpige ichilden, die hun van den'midde! afhangen. Twee zyn'er met ringen,en een met een gaffel: waer agter een paert geleidt wordt. Deze verbeeldiug wort iiji twee partyen in de print vertoont,en moét deeene daar de letter Α getekent ftaet, op de andcie volgen. "In de ry ter Ooltzyde ziet men de eerf- te z8 beelden, van den trap af te rekenen, in lange ruime kleederen, voerende elk een lans,die zy met beide de handen vaft hou- dpn. Zy liebben ook hoofthaer cu baerden. Hun hooft is ongedekt, uitgezeit dat'er een geplooide bant omgevlogten fchyntte zyn. Hier aen volgen eenige beelden met lange ichilden, die aen 'reene einde ipits met een,krul omloopen. Zy hebben een kort en breet geweer op zyde, dat hun aen den middelricm vaft hangt. Zommi- ge zyn in lange, andere in korte kleeding. Eenige hebben een muts als de vorige op het hooft, en eenigh fieraet in de eene hant, houdende de andere by den baert. Ook zyn'er die eenen fteel in de hant heb- ben , aen wiens bovenlle zich een ronde bal vertoont. Deze rybeltaet in 6"o beelden. Van de lefte rep ik niet, omdat ze geheel en al verbroken zyn. Deze drie partyen van beelden volgen op elkander met Α en Β. Ik zou fchier denken dat alle deze ryen
van beelden eenige zegeprael betekenen, of anders eene ftatelyke proceiiie van lui- den , die geichenken aen den Koningh brengen : dewyl dit gebruikelyk is ge- weeft by de oude Perfifche Koningen, en nogh jaerlyx zulke giften met ftaetile aen deze Koningengebragt Worden: gelykik reedts hier boven gemelt heb dat zulx op den 2.0 dagh van Macrt op het feeft van het Nieuwe Zonnejaer gefchiedt. Als men de kolommen vervolgens voof-
bygaetjkorat men tot'de eerfte poortajen ten Ec Zui* |
|||||||||||||
jrhét pylen öp den rug, die aeri eenen riem,
die over de fchouder hangt, vailis. Vervol-, gens geeft hét beek, datvoö'rgaét, de fJihk'e hant aen het volgende, houdende in de reg- terhant een gaffel. Het ichynt te verbeelden eenen geeltelyken, die de volgende voor- gaet of geleid. Men ziet daer aen van den middel mer beneden eene ruime klee- dinge. De volgende drie beelden hebben kor-
ter rokken en mouwen, en boven en on- der veften. Op de hoofden hebbenze hooge boven ipirs oploopende mutiên, rondom met vyf vouwen. De muts van· deze drie beelden is een tiara, en wel die ze refiexa noemen, omgekrult naer agter. Men vint'er, die van voren omgekrult zyn, en die noejnenze TiaraPhrigia, Met zulk eene wpr| Uliflès verbeclt op de oude gedenkpenningen. Twëq dezer beelden houden in elke hant een bakje. Een an- der heeft twee dingen, gevolgt van twee paerden, die een kar voorttrekken. Hier by zyn ζ beelden, waer van het een den ilinken arm ophetilyf* en het ander den ilinken |
|||||||||||||
■ "■■vi-."->^t>i
|
|||||||||||||
, arm om den. hals van 'tpaert heeft. Alle
zyn ze mét hoóftharen enbaerden: eenï· ge blootshoofts j andere met eenen bant gebonden. Tuflchen elke tfof 7 beelden komt een Gérlyk vat als een vaes. In alle de partyen geven de twee eerfte beelden elkander de hant. In de tweede party wort een paerr geleidt. Twee beelden hebben iets ;in de handen , dat naer eenigh gevvaedt. zweemt. In de derde party ziet men'er vyf met voorgemelde bakjes. Twee andere houden groote ronde ballen. In de vierde party zyn de beelden inilegter kleding met een kort engh rokje. Zy hebben den middel pmgort, en lange fmalle geplooide broe- ken aen. Drie dezer beelden houden in elke hant een bakje. Hier op volgt een kameel met twee bulten, hebbendeeen kooit om den hals, waer aen een bel hangt, volgens de Oofterfche wyze in de karavanen gebrui- kelyk om elkander rehooren.-inzonderhcit wanneerze elkander by enge engevaerlyke wegen ontmoeten. Want dan wacht de eene party tot dat de andere doorgetrok- ken is: met een ook omdat de luiden op de ruftplaetfen hun aenkomen zouden kun- nen weten. Ook is dit dienftigh , als ze by duifteren nagt van elkander raken, om weder famen te kunnen komen. In de laetite party ziet men een beelt,
dat voor over de fchouders eenen ftok heeft, waer aen als in wederwicht twee potten hangen, waer in zich kruikjes ver- toonen. Deze kleedingh is ook'flccht. Men ziet'er eenen muil of ezel by, nevens twee perfonen met ftokken in de hant,en eenen agtcr aen met twee hamers. Dan komt de plaets met de karakteren, zoo als die daer by verbeelt worden. Hier op volgt een groote leeu , die met een fticr óf ander beeft, dat eenen horen in 't hooft |
|||||||||||||
CORNEUS de BRUINS
|
||||||||||
Ééä
|
||||||||||
3?ï:ê.
|
||||||||||
ftaen, word getoont op N°. 134. zynde
de eerfte ry.de bovenfte , de tweede de regterzyde van het venfter, de derde of onderfte ter flinke zyde , zoodanigh als die om alle de hier ftaende venfters op eene en zelve manier daer in gehouwen zyn. De- ze vertoonen zich nogh zoo gaef en net door de hardigheit der rots, als of ze daer nu eerft in gehouwen waren j het welk blykt aen de tteenen,die ik met my gebragt heb. Van binnen in een der opene venfteren
vond ik wederzyds eenige andere karak- ters, die naderhant daer in gehouwen zyn. Het zyn Arabifche letters, gelyk die ter flinke zyde zich vertoonen opN°. 13 f,, en die ter regter op No. 136. daer de be- duidingh by gevoegt is. Wat aengaetde andere oude karakters,Duider-
zy zyn geenfins meer bekent. Ik hebheytder zeer veel vlyt aengewend om den grontou^teerean daer van te verftaen, maer vergeefs: nie- mant ook gevonden, die bequaem was om een eenige letter daer van uit te leggen. Ik verbeeldde my al te voren niets anders. Evenwel heb ik groote moeite genomen om ze net af te tekenen, of het miflehien mogt gebeuren dat iemant onder de Geb- bcriche Priefters gevonden wiert, die'er my konde door helpen. Maer ik zal'er hier
|
||||||||||
Zuiden, daer de eerfte party zoodanigh is,
als ze getekent ftaet van d'Ooftzyde , als men naer binnen ziet. Hetlaetiie vak of venftcr ter rechter zyde is aen den Weft- kant, gelyk hier nevens vertoont wort, en gelyk de poortalen by elkander ftaende van agteren of van de Zuidzydeverbeelt wor- den op No. u8. daer men den gemelden vervallen trap voor aen ziet, die tuflehen dezen en het opperfte gebouw legt. Het gene van binnen in het poortaelten
Noorden ftaet, wort gezien op N°. 12.0 en dat binnen het poortael ten Weften is op N«. 130. De drie partyen karakters op den hoogen fteen aen de poortalen ten Zuiden ftaende, worden aengewezen op N^. 131: en de drie partyen karakters in het poortael op N°. Àîæ. De zeven partyen karakters zoo als die
op den wederzydzen plooi van den langen bovenrok van het voornaemftc beek ge- ftaen hebben, zyn ten deele in het afhak- ken verbroken, dogh zoo veel mogelyk is geweeft, door my weder famengezet, als gezegt is, in zeven partyen, zynde de eene party tot de derde linie , en vervol- gens de andere in haere wezentlyke groot- te , gelyk ze op N°. 133. verheelt ilaen. De hoedanigheit van die om de venfters
|
||||||||||
\
|
||||||||||
R E I ZEN.
|
|||||||||||||||
lip
|
|||||||||||||||
ziet het op No. 141.
Vervolgens vertoont zich een poortael-
ftuk van het opperfte gebouw, ter Noort- zyde ftaende, waer in een voornaemmans beek is met twee vrouwen, (ik zagh ten minfte alle de beelden met den zonne- fcherm en Zeepaerdeftaert voor vrouwe- beelden aen) welkereene hemeen zonne- fcherm boven 't hooit hout. De andere heeft eenen ftaert van een Zeepaert, om vliegen , muggen , en andere vliegende diertjes af te weren. Gy ziet de hoeda- nigheit hier van op N°. 143. Men ziet de afbeeldingen van zulke ichermen veel, die van overoude tyden in gebruik geweeft zyn. Op een ftuk van dit opperfte gebou ten
Weiten ftaende, dat naer allen fchyn van een groot venfter is, toonen zich drie mans beelden, die ten deele verbroken zyn. Het beek , dat voor aen ftaet, heeft een foort van een kap , die onder de kin toe- loopt , hoedanig een de Magi of wyzen der oude Perfianen droegen,alsze hunnen godtsdienft pleegden, w aer van ik hier- na breeder fpreken zal. De gedaente hier van ziet gy op N°. 144. Een poortaelftuk aen het voorgemelde
opperfte gebou wort vertoont op N°. i4f. Men ziet daer twee mannen met lanfen of pieken, die ten Ooften ftaen : waer by zeker hoogh tuigh met ftrepen , die van een gefcheiden zyn , gezien wort. Dit komt hun totby de kin. Benevens dit zelve gebouw vond ik mede nogh een poor- taelftuk aen d'Ooftzyde in den gront leg- gen , waer op eenman met eenen Leeu vegt, hebbende in zyn flinke hant het geweer , gelyk door N°. 146 aengewezen wort. Binnen een vak of venfter van dit zelve
gebouw ten Zuiden vertoonen zich twee mans beelden met eenen bok , die eenen grooten gekromden horen heeft: waer by ci'een hem met de flinke hant vat, en de andere hant acn deszelfs hals heeft. Het |
|||||||||||||||
hierna breeder van fpreken.
Uit luft, die ik had om deze zeltfame
en by de werrelt onbekende overblyflels der outheit na te fporen , nam ik eenen fteenhouwer van de ftadt Zje-mes, om my van zyne hulp te bedienen. Want de hardighek der rotfen had my alle de bei- tels, die ik van Spahan met my genomen hadt, in korten tydt zoo 't onbruik ge- maekt, dat ik ze niet meer bezigen kon- de. Hy voer niet beter dan ik : en zyne beitels, fchoon veel groorer en Heviger dan de myne , werden wel haeft onbe- 3uaem om hun werk te doen. Uit onge-
uit evenwel , en begeerte om iets hier van met my in het Vaderlant te brengen, hakte ik een ftuk uit een der venfteren, dat met verfcheide dufdanige karakteren be- zaeit was. Gy ziet het, zoo groot als 't is, afgebeelt op N°. ι $7. Dit ftuk is het onderfte van de regterzyde , daer de ka- rakters beginnen, gelyk acn het affcheit- lèl der ingehouwe linie te zien is. Men ziet ook een gedeelte van een der kleene beelden, gelyk dat in zyn eige grootte door No. 138 aengewezen wort. Duf- danige twee ftukken van handen ziet men op N°. 1 39. ook een gedeelte deslichaems van een kleener bcelt door N°. 140. Nogh ziet men een diergelyk ftukje van een der kleenfte beelden uit een der poortalen op N°. 141. Ik wilde nogh andere brokken van zoodanige beelden af houwen : macr zy fchilferden tot kleene en onkennelyke ftukken af. Het voornaemfte van alle was het beek
uit een vervallen brok eens rotsfteens van den gemelden trap. Maer het zelve,hoe dik de fteen ook was, daer het op ftondt, en my daerom hope gaf van het met tydt en gedult daer te zullen uitkrygen, barft- te eindelyk , nadat ik eenige dagen met houwen en fteken daer aen bezigh was ge- weeft, in drie ftukken van een, zoonog- |
|||||||||||||||
tans, dat men ze weder konde lamenvoe-
gen. Ik deed dan yder ftuk door eenen man naer het dorp in myne herbergh bren- gen, om ze met my te voeren naer Zje- raes, en, gelyk verfproken was, te doen komen in handen van den Heer Kaftelcin, als hyhier naer toe zoude komen. Want ons inzicht was deze ftukken te zenden aen zyn Edelheit den Heer Joan van Hoorn, Gouverneur Generael van het Neder- lantfch Indie, opdat het door zorge zyner Edelheit van daer mogte gezonden wor- den naer het Vaderlant aen den Edelen Grootagtbaren Heere Nicolaes Witfen , Burgermeefter der ftadt Amfterdam, dien ik voornemens was te begiftigen met dit ftuk der outheit tot erkenteniile van de beleefthedcn, my door zyne Ed. Groot- agtb. bewezen. Ik pakte het dan zorg- vuldigh in katoen op hope dat het een· mael in het Vaderlant komen zou |
voorfte beek heeft een kap , die on-
der dé kin toeloopt, gelyk de boven ge- melde, en iets in zyn flinke hant, dienen- de miflehien tot reuk-of ofFerwerlc Het wort aengewezen op N°. 147, De ver- beeldingh in een der poortalen, benevens het laetfte gebouw half in den gront ftaen- de, wort gezien op N°. 148. Zy behelft twee vrouwen, waer van d'eene weder den ftaert van een Zeepaert boven het hooft van een voornaem man hout, wiens muts, haer, en baert de gedaente heeft, die men ziet op de penningen van Arfaces. Het ganfeheagterfte gebou ten Zuiden,
waer aen de trap, als gezegt is, fteil op- gaet, heeft langs den muur heen een vlak- ke kornis gehadt, zonder eenïgh fieraedt, 'waer onder men nogh vier verbrokeplaet- fen alsvenftergaten meerendeels onderden gront ftaende ziet} zynde deze geheele muur uit eene levendige rots gehouwen, |
||||||||||||||
E e 4 uit-
|
|||||||||||||||
\
|
|||||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
|||||||||||||||
220
uitgezondert de bovenfte fteenen. De
trappen uit de zelve rots hebben de lengte van 7 voet en 7 duim, de hoogte van %\ duim. De trap wort onder het flinke vakofvenfter gezien. De andere isaen het einde ter regter zyde geweeft. De verbeeldingh hier af ziet gy op No, 149. Aen d'Ooftzyde van dit gebouw is me-
de een trap, als gezegt is, vol beeltwerk geweeft , waer van men in de afbeelding op N°. ifo de gedaente befpeurt, en wel zien kan dat het een zeer fraeie trap, vol beeltwerk aen de tuflchen-, en zyd- muren geweeft is. Aen twee zydeftukken der poortalen
nevens het opperfte gebou, tuflchen die naer het gebergte leggen, ziet men nogh den onderften grontfteen , aengewezen door N°. if'i. Binnen een der poortalen van de gebou-
wen naer het het gebergte ftacnde, is ten Noortzyde veel beeltwerk, aengewezen door N°. ifi. In dit poortael fchynt het zittende beek
eenen Vorft te betekenen , aen wien de eergiften aengeboden worden. De overige beelden fchynen zyn lyfwacht en ftoet aen te wyzen. De twee kegelswyze vazen voor den
Vorft geftek fchynen te dienen tot reuk- werk of kruideryen. Boven zyn hooft wort ook een ftaert van een Zeepaert ge- houden. Een ander poortael ziet men aen de Zuidt-
zyde , dat byzonder fraei met beeltwerk gefiert is, en vertoont wort door N°. 1 f 3. Waer boven aen het voorgemelde beelde- ken heel duidelyk gezien wort. Men ziet het paertshooft in den gront
leggende van het vervalle poortael ten Noorden op twee verfcheide manieren ge- tekent, en veel fieraetwerknogh daeraen. Ik had meer dan drie weken daer geweeft, eer ik deze fteenen vond. Zoodat mydoor het geftadigh zoeken alles rooft voorko- men. Het ftuk met hals en borft daer aen ziet gy op N°. 1 f 4, en het hooft alleen op No. iff. Tot meerder naeukeurigheit heb ik hier
nogh bygevoegt verfcheide dingen , die by de beelden gevoegt waren in een der laetft gemelde poortalen: onder welke voornamentlyk zyn de ftaert van een Zee- paert , de Zonnefcherm , de kegelswyze vafen, een fierlyke ftoel, en wat verder in de handen eeniger beelden is, met twee foorten van rondt fieraedtwerk , waer mede men de beeften ten decle bezet ziet. Alle deze dingen vertoont het ge- tal van 1 f6. Boukun- Om ook iets te zeggen van de Bou- de daer fcunn· \{icr acn getoont, ftaet aen te mer- |
|||||||||||||||
ken op elkander gezet, buiten het boven»
fieraedt of kapiteel, dat in vyf verfcheide ftukken beftaet: hoedanig een orde, niet overeenkomende met de vyf bekende, ik noit gezien heb. Andere fchryvers getuigen dat op deze F?n!oJ~
twee kolommen vliegende paerden geftaen ^ gra" hebben van eene ongelooffelyke grootte by de twee poortalen aen den voortrap van 't gebouw. Ja daer is'er , die zegt zulx met eigene oogen gezien te hebben, waer aen ik myne toeftemminge wellicht geven zoude;hoewel ik in het hantfehrift des fchryvers geen jaer aengetekent vond, ook niet dat van hem op de andere ko- lommen kamelen gezien waren , daer ik jdit nogtans verzekeren kan , dewyl nu nogh op eene der kolommen , die by el- kander zonder kapiteel ftaen , hoedanige nogh negen in getal overigh zyn, een knielende kameel gezien wort. Hy is wel niet geheel: maer men ziet klaer een gedeelte van het lyf en de voorfte pooten, alles met fieraedtwerk bezet, even als de beeften in de voorfte poortalen. Dat ge- noegh bewaerheit wort door de byleg- gende fteenen, die van de andere kolom- men afgevallen zyn. Het bovenftuk fchynt door aertbeving verichoven te zyn, maer evenwel zodanigh aen de eene zyde te hebben overgehek , dat-het in weder- wigt gebleven is. Wy geven u de afbeel- ding daer van op N°. 15-7. Wy toonen ook op twee of drie der
andere tien, met kapitelen verzien, nogh een brok fteen ; hoewel men niet onder- fcheiden kan wat beeft dit geweeft zy. De zelve fchryver tekent aen dat hy ...β. .
nogh zeftien pilaren by een heeft vinden va'n z&e. ftaen , die gevoegt by de twee eerfte aenvenSchry- den voortrap een getal van 18 uitmaken.vcr· Hoe kan dat zyn, daer ik'er nogh 19 ge- vonden heb? In zyne verdere aentekenin- gen heeft hy ook veele miiïlagen begaen. Evenwel moet ik tot zynen lof zeggen, dat ik nogh by niemant zulke naeukeurige aentekeningen over dit gebouw als by hem gevonden heb. Daer is in deze kolommen geen ander
onderfcheit dan dat eenige met kapitelen, zyn. Want in hoogte zyn ze elkander gelyk bereikende 70 of 72. voet, in de dikte of rondte 17 voet 7 duim, uitgezeit de twee, die by de eerfte poortalen ftaen, die wy reedts hebben befchreven en ver- toont. De voetftutten zyn alle rondt, hebbende in den omkring eenen voet,die van den ondergront af 14 voet en f duim beflaet. De onderrand is 1 voet en f duim dikker. De hoogte daer van is 4 voet, 3 duim. Het fieraedtwerk beftaet in drie verfcheide manieren. De Korniflen der poortalen en venfteren zyn alle op eene |
|||||||||||||||
i'peuren.
|
"fcen ^at n^e ^e kolommen op eene wyze
|
||||||||||||||
met rygen ofkantcelen gemaekt zyn, zyn-
de eenige van drie , andere van vier ftuk- |
manier, gelyk in de afbeeldinge genoegh
gezien wort. |
||||||||||||||
Het
|
|||||||||||||||
REI ZE Ν.
|
|||||||||||
121
|
|||||||||||
loms wyze, met eenigh dierenhooft daer
boven op , daer een hoorn aen is. Het vertoont zich tot de borft, en de voorite pooten. Daer boven ziet men een ander kornis met lofwerk. Ter flinke zyde, daer de muur uitfpringt, zyn drieplaetfen boven elkander, ftaende in elke daer van twee beelden met lanièn , en daer bene- vens drie zulke beelden boven elkander. Ter regter zyde ftaen mede twee beelden in een venfterplaets, die de flinke hant aen den baert hebben , en de regter om laegh aen het lyf houden. Hier benevens ftaen nogh zulke drie beelden boven el- kander. Onder tuflehen deze beelden en het fieraetwerk met den beeftekop ziet men wederzyds nogh een beek; dogh het is meeft verbroken. In de opperfte plaets ftaet een groot beek op drie trappen, dat een Koningh wezen wil, die met de reg- terhant wyft, en in de flinke eenigh wa- pentuigh als een boogh of flangh heeft. Nevens hem ziet men ter regter zyde eenen altaer, waer op geofFert wort, en waer uit zich eenige vlammen viers vertoonen > Hier boven vertoont zich de Maen , en eenigen willen dat ter flinke zyde agterhet beek de Zon zal geweeft zyn , dat men evenwel niet zien kan. Boven aen ter middelfte pketiê vertoont zich het beelde- ken, waer van we gefproken hebben in de belchryvinge der poortalen. Dogh de zyden uitfpringende vleugelswyze , zyn maer met vier onderlcheide repen , en de einden van het rondt om het lyf hebben drie punten. De beelden aen dit werk zyn plomper
gemaekt dan de vorige: dogh het fieraedt- werk is fraei en net. De aïbeeldingh hier van is op N°. if8. Men kan niet zeker zeggen of in eene0nzclcer.
dezer graffteden hetlichaem van Koningh heit van Darius gelegt is, dewyl men het niet uit Darius de Schryveren befluiten kan. Want 0^δΓ;1,Λ,:(1<ϊ· Curtius, die zich geheel overgegeven heeft tot het befchryven van Alexandcrs leven, en zyne verwinningen breet uit te meten, tekent alleen aen , dat deze Vorft het lichaem van Darius, nadat hy van BeiTus vermoort was,aen zyne Moeder Syfigam- bis heeft doen overgeven, om naer zynen ftaet en de Vaderlantfche wyze begraven te worden in de grafplaetfen der Voorou- deren. Tuflehen beide deze graven dicht aen
den bergh ziet men nogh eenen vierkan- ten put, die aen elke zyde 1 f voeten breet, en ontrent zf diep is. Het is buiten twyf- fel een waterput geweeft, die uit eene rots gehouwen is. Nu ftaet'er een enkel boomtje in. Wat aengaet het graf ten Zuiden, dat
veel verbroken is , ik ben daer binnen in
geweeft, dewyl het water, terwyl ik hier
was, in den gront getrokken was, waer
£e 3 door
|
|||||||||||
Het elendigh verval dezer fchoonewer-l
ken, die van tydt tot tydt al verder en verder verbroken zyn, wort toegefchre- ven aen de Gouverneurs van Zje-raes, en andere Bevelhebberen ontrent Perfepolis. Want hun gaet na dat zy, gedwongen de Grooten des Ryx , die meénigmael hier quamen , om deze outheden te bezichti- gen, te ontfangen en te onthalen, uit af- keer dezer zware koften , met voorbe- dachten raedt deze koftelyke gedenkte- kens meer en meer vernielt hebben , om den Ryxradendenluft te benemen van zoo meénigmael hier te komen. .-.· Het geen hier nogh aen te hechten is ■behoeft voor het voorgaende niet te wy- ken. Teweten ik fpreke van de twee ge- melde oude graven der Koningen , waer van het een ten Noorden , het ander ten Zuiden in dezen -bergh gehouwen is. De voorgevel hier van vertoont zich groots by uitnementheit in dezelve rots , zynde vol beelt-en fieraetwerk. Beide zynzevan eene geftalte, hebbende onder de breette van 70 voet. De party, daer de beelden Zyn, is van 40 voet. De hoogte is wei- nigh minder dan de onderfte breette jfprin- gende de rots aen beide de zyden 60 fchre- den uit. Net op de helft dezer wydtte is de vlakke voormuur , die zich uitftrekt van d'eene tot d'andere zyde der rots, en de hoogte heeft van 6', voet. In den hoek ter flinke zyde, daer men opklimt, naer deNoortzyde,is de rots verbroken. Dicht aen den voorgevel ziet men vier boomtjes opgewaflen. Onder aen het werk vier kolommen, aen welker bovenfte weder- zyts een oflenhooft tot aen de borft toe verbeelt is , heel met fieraedtwerk be- zet. Aen het midden is de poort, diekleen en meelt gefloten is, hebbende maer eenen halven voet openingh, dewyl'er water in ftaet. De lyft der poort is vol fieraet- werk. Aen beide de zyden ipringt hier de muur f voeten uit. Op de binnenzy- den ziet men vier mannen met lanièn ftaen, teweten twee boven elkander, mede ten deele verbroken, even als de muur. De- ze beelden hebben de grootte van f voe- ten en 7 duimen. Boven de kolommen komt een kornis 2. voet, ρ duim van den muur af. De hoogte is ontrent van 4 voet. Zy ruft als op vier uitftekende balken, die boven de kolommen tuflehen de oflen- hoofden uitkomen. Boven aen in de kor- nis ziet men 18 Leeutjes" uitgehouwen, (trekkende zich negen van elke zyde naer het midden , daer een fieraetwerk vaes- wyze geftelt is. Wat lager loopt een ry van blokjes, Triglyfen genaemt, in dezel- ve kornis. Hier boven ftaen twee ryen beelden , byna levens grootte , elke ry van 14 , verzien van krygsgeweer, Zy houden alle de handen om hoogh. Aen de zyden der zelve is een fieraedtwerk ko- |
|||||||||||
Oirzaek
van die verval. |
|||||||||||
C O R Í E L IS de  R U É Í S
|
|||||||||||||||
111
|
|||||||||||||||
den fraeien beeftekop in het byzonder op
het getal van 162. vertoonen. Hier by ook zoodanigh een van het poortael met fraei fieraedtwerk ten Zuiden, te zien op N°. 163. Daerenboven de beeltenis der twee oflênhoofden op eene der kolommen onder de kornis aen het bovengemelde Koninglykegraf op N°. 1Ó4. Ten over- vloedt ook hogh een ftuk fteen öpeene der kolommen, -waer* aen de voorfte póo- ten van een knielende kameel nogh ten deele kennelyk zyn, op N°. \6f. Dus verre gevordert zynde in het na^
fporen van alle deze dingen , liet ik het overige van mynen tydt,dienik hier door- bracht, niet ledigh doorgaen, maer pyn- de my, om al wat kennelyk was, zoo van beelden van menfchen, als van beeftenaefi te tekenen , om al de pracht dezer oude werken voor het oogh te ftellen. Deze naeukeurigheit begon ik dan aen „ .
te wenden by de twee eerfte poortalen by naerpo-re den voortrap, daer 4 groote beeften zyn,v'mgdezec en den trap, daer men tot de kolommen fieraden. opgaet. De beelden , die hier te vinden zyn, zoo van menfchen, als van beeften, maken een getal uit van f zo. In en aen de eerfte poortalen vint men 41 beelden levens grootte, waer onder nogtans de beel- den der mannen , boven welker hooiden1 de zonnefcherm gehouden wort, ook die met de leeuwen vechten, en die met lanf- fen gewapent zyn, twee voet grooter zyn. Aen den achtermuur vint men 18 beelden met landen , alle levens grootte,: en aen de vervalle trappen vint men æ f kleene , die famen 8f uitmaken. In het opperfte gebou ziet men iz vrouwenle- vens grootte afgebeelt,en vier en dartigh wat kleener. Vyf ftukken zyn'er van poortalen, waer in de mannen 10 voeten 4 duim hoogh zyn. Nogh twee poor- talen zyn'er , waer in de beelden lanfen hebben. Deze zyn 7 voet en f duim hoogh. Hier nevens voor de gemelde ledige plaets zyn aen den voormuur ï8 bovenlyven van beelden met lanfen. Zy - ftaen regtoverde vorige, en hebben dezel- ve grootte, makende dus famen een getal van 8z. Aen den trap van dit opperfte |
|||||||||||||||
door men'er nu kon inkruipen. Ik be-
vond dan dat de ingangh æ voet hoogh was, en van binnen 46" voet breet, en zo diep. Men vint'er drie voltens in , die eenen aenvangh nemen ter halver wegh der diepte. De hoogte is 7 .voet tot het gewelf. Aen de flinke zyde des ingangs ziet men een gat in de rots of voormuur > daer het licht door fchynt. Onder deze volten leggen verfeheide fteenen j inzon- derheit aen die ter flinke zyde. Men zegt dat hier twee grafzerken in geweeft zyn, gedekt met halfronde boventteenen. Myn gevoelen is dat ze verbroken zyn met voordagt, dewyl yder by wylen daervry in heeft mogen gaen. Nu is'er niets ove- righ dan het gene ik genaemt, en afge- tekentheb op N°. ifp. De voormuur of rots van dezen voorge-
vel fpringt aen d'eenezyde maer 3 o, en aen de. andere 40 voeten uit. Om op te komen is'er geen voormuur, als aen den eerften. Aen beide dezyden vanden voorgevel ziet men nogh in drie afgefcheide plaetfen twee mannen gewapent met lanfen. Men geeft voor dat in het eerft genoemde graf of kelder 6 zerken zouden zyn : hoewel anderen beweren dat'er maer 3 zyn; het geen my beveiligt wert door eenen , dien ik door het water daer in deed kruipen. Buiten het gebouw ten Zuiden, zi f fchre- den van den uiterften hoek des voormuurs ftaet de voorgemelde kolom, die ten dee- le verbroken is, maer evenwel nogh op zynen voetftut ruft, gelyk we die op N°. 160 verbeelden j leggende daer om nogh 8 voetftutten in den gront, als een naer het Noorden , 7 fchreden van de kolom af, een ook ten Ooften op gelyken af- ftandt, en drie ten N. Ooften 10 fchre- den van de kolom, beflaënde de hoek ten Weften 18 fchreden. De twee, die naer 'tZuiden leggen , beflaen tt fchreden, zynde 8 fchreden van elkander af. Buiten deze leggen nogh veele groote fteenen in 'tront. Men ziet'er ook nogh drie vlak» ke groote brokken van rots, die buiten twyffel de grontveft van eenigh gebouw geweeft zyn. De dikte dezer kolom is in de rontte 1 æ voet, en 7 duim. De hoog- |
|||||||||||||||
te van den voetftut 3 voet, 6 duim boven] gebou ten Ooften ftaen vier vrouwenbeel·
|
|||||||||||||||
den gront. By de twee voetftukken ten
Zuiden leggen twee ftukken Van kamee- len, die boven op de kolommen geweeft zyn. Men vint voor een gedeelte het fie- raedtwerk daer nogh aen. Ten Noorden 6 f o fchreden buiten het
gebouw wort nogh een poortael gezien, niet van de grootfte foort, waer in men wederzyts een vrouwenbeelt ziet ontrent zoo groot als het leven. Gy ziet de ver- beeldingh hier opN°. 161. Dewyl wy de grafftede der Koningen
op een ftuk in het kleen hebben moeten afbeelden, zullen wy het zydefieraet met |
|||||||||||||||
den aen den voormuur. De maet is kleen
leven. Men ziet ze tot by den hals. Agt zyn'er ook aen de zydmuren. Aen de zy- de dezer trappen zyn nogh te bekennen 30 kleener beelden, æ voet hoogh. Hier zyn 3 leeuwen voor aen, die met ftieren vechten. Dus is hier een getal van 6z. Aen de drie Hukken der poortalen ter Ooftzyde ftaen met den zonnefcherm drie figuren , aen elk ftuk een. In een derde poortael daer by ftaende vint men 6 groote beelden : en daer onder drie ryen kleene beelden, 1 voet en 6 duim hoogh -, zynde de bovenfte en onderfte ry van pr, en de mid-
|
|||||||||||||||
Jt Ë I % Ë N*
|
|||||||||||||||||||||
1*1
|
|||||||||||||||||||||
iniddeiiie van ioj dat. op ƒ5. uitkomt $
zoodat hier uit een getal ryft van 71. In de laetfte poortalen naer het gebergte ziet men boven aen 6 groote beelden , onder ook f ryen kleene , elke ry van 105 dat ,112 uitmaekt. In de twee poortalen ten Zuiden boven aen drie groote beelden zyn J 2, en onder drie ryen kleene. De boven fte ryisvan 4, en de twee onderfte van f j dat ó8 maekt. In de twee poortalen ten Doften, en de twee ten Wellen zyn j 6 |
|||||||||||||||||||||
verwoeil lagen. Maer Zy toohen hief ine*
de dat zy niet alles naeukeurigh onderzogrj en over het werk los heen geloopen heb- ben. Want ik heb bevonden uit de ove* rige voetftutten, en plaetfen , daer men zien kan dat kolommen geftaen hebben, dat zy een getal van 2oj- uitmaken. Alle de deelen in het byzonderhebik,alsblykr, op orde aengewezen. Jk heb dekleedinge de2er beelden nogh Kleéding
|
|||||||||||||||||||||
niet aengeroert. Maer die is heel anders ,
|
den.
|
ed"
|
|||||||||||||||||||
beelden vegtende met Leeuwen. Binnen dan my oit ergens voorgekomen is , en
|
|||||||||||||||||||||
geheel op zich zelve , hebbende niet de
minfte overeenkomft met deGriexe,noch met de Romeinfchè, noch met de hedeni- daegfe der Periianen. De kunft is ookonregel- niet regelmatigh. Want in de naekte marigheic beelden verneemt men geene ipieren , of jCZfr °?" kentekens van de beweginge der zelve : zoodat de kunft toen zoo verre niet moet geweeft zyn a of de gewoonte dier tydeii geweeft is alleen den algemeenen omtrek der deelen waer te nemen. Hier uit is wel te begrypen, dat alles ftyf, roereloos, en zonder eenige bevalligheit wezen moet. De kleedingh valt ook niet beter , die al meeft zonder verandering op eene en zel- ve wys is. Ik heb in myne aftekeningen daer ook niet af of by willen doen , maer alles vertoont zoo als het my voorgeko- men is. De evenredenheit fchynen deze mecf- Evenre-
ters wel verftaen te hebben zoo ontrentdenlieic de groote als kleene beelden. Zoodat het T^"
Li 1 j λ nomen» blykt dat ze ervaren ge weeft zyn, maer om
tydt te winnen nietgetragt hebben hetui-
terfte fraei in hun werk te brengen , dat in zoo veele deelen moft voltoit worden. Veele byvoegfels zeker van fieraedtwerk zyn zeer fraei, en niet minder de ftoelen, daer ze volgens onzewyze op zitten,hoe- wel wy daer van niet dan verbrokeneftuk-1 ken in onze verbeeldingen toonen kunnen. Nogtans is wel te begrypen dat andere meefterftukken, toen alles in zyn geheel was, daer aen befpeurt zyn: en ik twyf- fele niet of men heeft daer geheele ronde beelden aen gezien. En wie zou kunnen twyffelen, of'er meer fraeijigheden hier aen zyn geweeft, daer nu nogh zoo vee- le aenmerkenswaerdige fieraden gevonden worden ? Men noemt dit, dewyl men'er tegenwoordigh niet anders van maken kan, maer een gebou , welker rotsfteenen van anderen voor wit marmer aengezien zyn, gelyk zy te boek geflagen hebben dat de trappen van zwart marmer zyn , of van arduin , of andere diergelyke ftofte. Ik in tegendeel ben van gevoelen dat hetgan- fche werk gehouwen is uit eene levendige rots, zoo als de natuur van het gebergte die hier voortbrengt: zoodat onnoodigh zougeweeft zyn uit andere oorden zulke ftofïe herwaert te voeren. Ja men ziet |
|||||||||||||||||||||
de twee poortalen hier by gelegen aen de
Noorayde heeft men weder mannen met lanfen, welker hooft 2 voet 7 duimhoogh is. De hant ook, die de lans vat, is 10 duim breet. JDit ftuk ilondt nogh geheel ongefchonden in zyn wezen , dewyl men 'er niet heeft kunnen bykomen , om het te verbreken,, nadien'er een zeer groote nedergeftorte fteen regt voor legt: waer *'',.'/'■.· door men het alleen maer van ter zyden
beichouwen kan. Zonder dit had ik myn beft gedaen om'er de hant uit te hakken. De reit van het licham tot by de borft was onder d'aerde. Dus vond ik aen dit gebouw , daer het ten Ooften naeft aen den bergh legt, een getal van over de 300 beelden , alle nogh kennelyk. Aen de laetfte vervallen hier nevens ten Zuiden zyn in de poortalen 26" groote beelden, als men de heeften daer onder rekent. Aen elk van de twee graven in dezen bergh ftaen f o beelden, dat buiten de beeften 100 uitmaekt. Zoodat het geheele getal, opgerekent met nogh eenige beelden, die zoo aen verbrokene trappen als elders ftaen, naer myne bevinding een getal behelft van ontrent 1300 beelden, zoo menfchen, als beeften. Het geen hier tegenwoordigh overigh
is wort by de Perfianen betekent met den naem van Chel-menaar of Cbil-mitiaar , dat Zoo veel zeggen wil, als veertig kolommen, gelyk wy reedts gernelt hebben. Welke naem zyncn oirfprongh fchynt genomen te hebben op dien tydt, toen'er maer 40 kolommen overigh waren: fchoon'er te voren meer geweeft zyn. Dit woort Chtl betekent veertigh , en menaar eenen toren. De Peruanen fpreken deze woorden dus uit: maer een FrancOi's zegt Chel-menaar ^ een Spanjaert Xil-menaar\ en een Hollan- der Schil-menaar. Men heeft in dit Ryk van Perfie de gewoonte van dezen naem te geven aen een gebouw , dat ontrent veertigh kolommen heeft, gelyk wy daer al van gemek hebben toen wy van het Koninglyke Hof te Spahan fpraken. Want dit wort ook zoo genoemt, fchoon het nette getal juift met de benaminge niet Onagt- over een komt.
faemhek Andere reizigers voor my hebben dit
befchry.' getal beveiligt, en daer by gevoegt dat de
|
|||||||||||||||||||||
kolommen, die tot de 40 overigh waren,] een groot gedeelte van het gebou geklon
ma
|
|||||||||||||||||||||
■Veren.
|
|||||||||||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
||||||||||||||||
hebbende hun vee by zich , daer ze het
lant mede beploegen tot aen de muren van dit gebou. Zoo dat deze luiden my mee- nigmael quamen bezoeken, terwyl ikbe- zigh was met deze gedenktenen na te fporen. Dit deden ook de dorpluiden^en nevens hen zelfde Kalantaer of Burger- meefter j gaende weinige dagen voorby, waer in niet iemant hier verfpheen. Zelfs de geringfte luiden , als hun wegh hier ontrent lagh , quamen fomtyts met vrou- wen en kinderen aen om alles te bezigti- gen , zelf met hunne gelade kamelen en andere beeften, die zoo wel als demenfehen den voortrap kunnen op-en afkomen. Dus namen deze luiden ook hun vermaek in het befchouwen dezer outheden met veel meerder yver zeker dan de Franfche Schryver Tavernier, die zich niet ontzien Loflïglieit heeft te boek te flaen dat in zynen tydt,j!cs Fran- nu 48 jaren geleden, hier nogh iz ko- £he" vers lommen ftonden , en daer by te voegen Tavet- dat alle deze overblyffels, daer men zulk nier. eenen ophef van maekt, niet verdienen dat iemant, om haer te bezichtigen, een half uur uit zynen wegh ga. Hy hecht ook aen zyn verhael dat zeker Hollants Heer, op laft der Maetfchappye, eente- keningh daer van maekte voor den Ko- ningh Abbaas den tweeden. Aen welke tekeningh als hy eenigen tydt befteedt hadde , zoude hy zich des beklaegt heb- ben. Op 't eerfte moet ik zeggen dat ik geloof dat die Franfche Schryver daernoit geweeft is, dewyl'er nu nogh ip kolom- men overend ftaen. En van het tweede magh de werrelt zelve oordeelen, als zy myn werk zien zal. Het dorp, daer naeft aen gelegen, ge-
naemt Mier-Chas-Koen is tamelyk groot, JJ.rt ^orP en verzien van verfcheide Bafaers, daer^j' men alle fpyze , die men noodigh heeft,koen. krygen kan , nevens vele vruchten , als Meloenen, Druiven, Oranje appels, Ci- troenen, Granaetappels, Okkernoten en wat des meer is. Buiten de vogels ook, daer ik van ge-Vogels ïn
fproken heb, vond ik 4 of f kleene foor-"«ge- ten, die zich aen deze vervalle gebouwen, stc* en in het gebergte onthouden,en kenbaer worden door het zoet en aengenaem ge- luit , dat ze maken. De grootfte geeft eenen klank als een Nachtegael. Eenige zyn meeft zwart, andere hebben het hooft en het lyf gevlakt, en de grootte van een Zwaluwe. Andere zyn wat kleener , en verfchillende van koleur. Want men vint hen root, geelagtigh , graeu> en byna wit als een vink. Ik zou'er eenige ge- fchoten hebben om ze op papier af te te- kenen. Maer de luft, die my dreef tot het doorzoeken der dingen, die ik weten wilde, woogh over. Ik vernam by wy- len ook eenige voflèn, maer zy waren zoo voorzichtigh dat ze buiten fchoots bleven» On-
|
||||||||||||||||
ken uit de zelve ftoffe, waer uit de bè'fgh
beftaet, daer het aen gelegen is. Dit blykt klaer aen de twee Koninglyke graf- fteden, ook aen de meefte voor-en zyde- trappen, en de zware grontveftingen der muren, en andere rotsfteenèn, vooral aen de Noortzyde. Maer de gladtheitder ftee- nen, geflepen als een fpiegel, in zonder- heit die aen de binnenzyden der poortalen envenfteren zyn , ook de bovenfte, en grootfte grontfteenen , die rnen nogh in den gront ziet leggen, geeft eenen fchyn van marmer , zynde hier geelagtigh van koleur, daer wit, daer graeu , dacr ros, elders weder donker blaeu of zwart. De- ze verandering van koleuren fchryf ik den tydt alleen toe, dewyl de rots zelve inden bergh op de eene plaets anders gekoleurt is dan op de andere. Wyders is het ge- heele werk voor het meefte gedeelte licht blaeu van koleur. Ik bragt tot grooter onderfcheit alles met waterverf naer 't le- ven op papier, op die wyze als het we- zentlyk zich vertoont. De ftadt Van de oude ftadt Perfepolis is niets ove- l'eiiepo- ν\φ? 2eif geen ze]jer -kenteken. Alleen |
||||||||||||||||
vernielt.
|
geven de rotfen eenigh blyk dat'er gebou-
|
|||||||||||||||
wen buiten den gemelden omtrek des
muurs geweeft zyn. By de Perfianen wort gelooft, en uit hunne gefchriften bevef- tigt dat de ftadt van ongemeene grootte geweeft is, en in deze vlakte gelegen heeft, en dat deze ftukken altemael overblyffels zyn van het Koninglyk Paleis. Voor zoo veel ik heb kunnen bemerken , heeft het zich ten deele langs het gebergte, en ver- volgens in de vlakte uitgefpreidt. Maer daer is niets van te melden dan by giffinge, dewyl'er niet te vinden is dan alleen de buitenftaende kolom ten Zuiden van het gebou, en het eene poortael of doorgang ten Noorden. Terwyl ik my hier ophiel, trof ik den
meeften tydt goedt weder : hoewel'cr Ibmtyts buien opquamen van vorft, fneeu, en regen , op welken tydt de wegh niet te gebruiken was. Zoodat ik my dan in cenige dagen achter een niet derwaert be- geven konde, en genootzaekt was beter weder af te wachten. Want de koude begon ook aen te groejen, en ftremde by wylen de ftaende wateren. Evenwel be- gaf ik my derwaert, als het eenigzins -doenlyk was, en hielt'er de keuken, ver- schaffende my de plaets hout en kameel- drek tot brantftoffe. Ja indien ik gezcl- fchap hadde gehadt van iemant, die met j mync zinlykheit over een gekomen was, ι en gedient ware geweeft van eenen trou- wen wachthont, ik zou in de daer by ge- legene grot van het gebergte myn naeht- verblyf genomen hebben, om de moeite te myden van daeglyx heen en weder te keeren. Want op die wyze behelpen zich hier verfcheide Arabiers in hun tenten, |
||||||||||||||||
*
|
||||||||||||||||
REIZEN*
|
|||||||||||||
lij
|
|||||||||||||
Ontrent twee uren van deze vervalle
gebouwen is een plaets, die ze Naxi Bufian noemen. Maer eer men daer komt moet men verre omgaen , dewyl'er een rivier door het lant vloeit, waer over men door middel van een brugh, die bezyden afgelegen is, trekken moet. Buiten deze rivier vloejen ook verfcheide kleene wa- terloopingen door de velden, Op deze plaets vond ik vier graffteden van voorna- me peribnen onder de oude Perfianen, byna eveneens als die van Periëpolis, bc·· halven datze veel booger in de fteilte der rots gehouwen zyn: zoodat men'er niet in kan komen, of men moet met touwen opgehaelt worden. Deze plaets heeft haren naem naer Ruftan, die na zyn doot ter eeuwiger gedagteniflè daerisafgebeelt. Men vertelt dat hy geweefl: zyeen dapper Vorft, van uitnemende grootte, zoodat men ook aengetekent vint dat hy 40 ku- biten langh was , en 1113 jaren geleeft heeft. Graf- Deze grafplaetfen itrekken zich van den plaetfen. bencdengront ileil op, nemende haer be-
gin in de rots ontrent 18 voet van bene- den. Naer men met het oogh giflen kan zynze nogh viermael zoo hoogh, komen- de dan de rotsbergh nogh ontrent zoo hoog als de werken zelfs in hun begrip, die in het midden de breette van 60 voet hebben. Onder elk is een afgefcheide plaets van vericheide beelteniflèn,beftaen- de in groote basreleve beelden : in twee van de welke men nogh eenigh blyk ziet van vegtende beelden te paerde. TuiTchen deze genoemde werken ziet men , in her midden , nogh in drie plaetfen eenigh beeltwerk , als eenen!man te paert, die twee voorgangers heeft. Agter hem is ook een beelt geweefl:, dat vergaen is. In de plaets tuflchen de twee laetfte wer- ken zyn eenige figuren, onder het derde ook drie beelden} waer van'er twee el- kander de hant geven. Het eene beelt een vrou af, en ftaet ontrent ten halven onder de aerde. Tegen over het eerfte graf ftaet een vierkant gebouw , dat aen elke zyde de breette heeft van 27 voeten. De hoogte is wat meer. Aen de Noortzyde tegen over het graf is eene opening. Men vint de fteenen aen den ingangh verbro- ken. Ik klom met moeite daer op , en vond een enkel vierkant vertrek alleen daer binnen. Van buiten zyn aen beide de zyden 4 venfters. Voorts is het doorgaens vol langwerpige gaten. Zynde gaen zit- ten by dit gebouw ten Zuiden , tekende ik het gezicht van het ganfche werk zoo· |
|||||||||||||
zynde het gemelde gebouw Van het eerfte
grafóOfchredenaf. Het beelt van den man, die te paertBedd<:Ii·
zit, tuflchen de twee middelfte graven in het vierde vak , heeft hoofthaer naer on- ze wyze, en een foort eener kroone op 't hooft, daer boven een hooge ronde muts uitkomt. Zyn kleedt is op de Romein- fche wyze. Het heeft een regt geweer, dat zeer breet is , op de zyde. Het vat de greep met de flinke hant. De beenen hangen byzonder laegh aen het paert. Hy hout de regterhant met die van het ftaende beelt voor zich. Het derde beelt legt op zyn eene knie voor hem met geopende handen in de geftalte van eerbiedenifle, of gunftverzoeking. Het is mede op zyn Romeinfch gekleedt. Agter het paert heeft nogh een beelt geftaen ; maer het is door den tydt vergaen. Ik verbeel- de dit op N°. ió"8. By het derde graf zyn de drie beelden
byna half onder d'aerde. Twee derzelve geven elkander de hant, of houden iets famen vaft, dat ringswyze gemaekt is. Het beelt, dat in 't midden ftaet, ver- heelt Ruftan in Roomfe klecdinge. Zyn hooftdexel is als het voorgaende, wajer onder zich een ileraetwerk vertoont even als een kroon. Het hoofthaer hangt los en verfpreit zich van een. De baert is aenzienlyk. Hy hout met de flinke hant de greep van zyn geweer. Het ander beelt vertoont een vrou, naer gifling een beminde van Ruftan. Haer hair hangt ook los. Zy is ook gekroont. Uit dat fierfel komt een verheven tooifel, dat niet langer te ondeifcheiden is. Met de flinke hant vat zy een nederhangent kleedtje. Voorts is zy gekleedt als een Pallas. Het derde beelt is een krygsman , die op het hooft een fpitfe muts heeft met fieraet werk daer boven aen. Deze muts is onder de ouden bekent met den naem van Tiara,en wel die foort , die voor of agter over ge- flagen zynde Tiara reflexa genoemt wort, in tegenftelling van de Ttarareila oÏdtrefta,. Welke drie loorten van Tiaraes op ver- fcheide plaetfen onzer printverbeeldingen te vinden zyn. Hy vat met de flinke hanc de greep van zyn geweer. Dat hy in de regter hant gehadt heeft is wech. Al wat ik'er van heb kunnen onderfcheiden vinc gy op No. 169. In het andere volgende vak vertoonen
zich nogh twee verbrokene beelden te paerde, als vegtende met laniên. De eene man heeft een muts als die van Ruftan > en agter hem fchynt nogh iets geweeft te |
|||||||||||||
danigh af, als het zich by een vertoont zyn. Aen het vyfde is alles verbroken.
|
|||||||||||||
Het fchynt dat het vegtende beelden te
paerde geweefl; zyn. Het laetfte is ook verbroken : en men kan'cr niet aen zien als eenigh kenteken van twee, die te paert vegten. Dit geheele werk is uit leven- Ff digc |
|||||||||||||
op N°. 166. Op N?. 167. ziet men eene
dezer graffteden in het byzonder afgete- kent. · Het geheele werk dezer begraefplaet-
fen bcflaet in zyn lengte z8o fchreden, |
|||||||||||||
CORNELÏS de BRUINS
|
|||||||||
éæ6
|
|||||||||
Ik uit de dorpluiden verftaende dat" te
Naxi Rullan nogh vele graffteenen bin- nen de graven in wezen ftonden befloot eenen man metmy te nemen, die bcquaem mogt zyn om my meteen touop te halen, om door dat middel aen de regte kennifle der gelegenheit te geraken. Maer daer gekomen zynde vond ik het gevaer al te oogfchynlyk om my te wagen aen eene koorde, die van een onbekent perfoon ftondt geregeert te worden. Ik bediende my dan van een ander , die my by geval in dit geweft ontmoette , en onzer tale kundigh was. Middlerwylen ging de dorpman voor , die'er knap alleen op wift te komen, dewyl het zyn eerfte reis niet was. Opgeklommen zynde trok hy het tou , daer d'ander aen vaft was, op. Dees wift ook met handen en voeten zich aen de rotfen zoo te regeren, dat hy wel haeft by den boer ftont, en zich bevond in het eerfte graf aen de Weftzyde , daer bequaemft op te komen was. Ik bleef beneden ftaen om hem alles toe te roepen. Vooreerft nam hy de maet van de eerfte fteilte der rots,en bevont 18 voet. Toen gingh hy 6 voet binnewaert tot aen de tweede fteilte, die hy bevond van dezelve hoogte te zyn , en 7 voet binnewaert te loopen. De breette bevond hy te zyn fj voet: den ingangh ten middenftaende 3| voet hoogh , en weinigh fmaller. De dikte der rots befloegh 2. voet,en 4duim, zynde de buitenrots van dezelve dikte. Als men hier doorgetreden is, ftaet'er regt voor den ingangh een graffteen in de lengte, en aen wederzyden op dezelve wys een andere. Twee dezer graffteenen zyn 11 voeten langh. Het ander graf is van 10 voet, hebbende de breette van 6, en de hoogte van f voet. Het ftaet on- trent é ß voet van het ander af. De om- trek is altemael rots, daer de einden der kiften aen vaft zyn. Agter is tuflehen dezelve en de rots een voet ruimte. De kiften zyn uit dezelve rots gehouwen,met welke ze onder vereenigt ftaen , uitgeno- men het dexel, dat'er nogh vaft op legt: zonder dat men kan bemerken of het wel oit open geweeft zy. Dit dexel heeft de dikte van eenen voet, op welx bovenfte een weinigh in den fteen gekapt is. Sie- raet of lofwerk is'er niet aen. Uit het graf, dat ter flinke zyde ftaet, is een ftuk fteen , dat een gat maekt. Dogh het gaet niet geheel door. Het gewelf dezer grot is van den grondt 10 voet hoogh, iz diep, en 40 breet. Men onderrichtte my dat in het tweede graf negen kiften waren , in het derde zes, in het vierde ook negen. Of'er die nu nogh zyn, weet ik niet: dewyl ik maer alleen van het eerfte getuigen kan. Verder ten Ooften om aen een dorp , gelegen een half uur van daer , ziet men in de- vlakte tuf·
|
|||||||||
dige rots gehouwen, en ziet'er vremtuit.
Op den hoek van dit gebergte terWcft- zyde z.50 fchreden van de graven af ver- toonen zich nogh twee werken van beel- den in de rots ·, zynde in dat ter flinke zyde twee mannen te paerde, welker een met zyn hant eenen ring vaft toegegrepen hout. Deze wil men dat Alexander zyn zou. De andere die met opene hant den ring loflaet wil Darius zyn, die hier mede betekent dat hy zyn Ryk quyt is. Dit leggenze dus uit. Anderen zeggen dat deze mannen twee voorname Vorften of Krygsoverften verbeelden , die elkander eenigentydt langh vruchteloos beoorloogt hebbende dezen ring aenvaerden met be- ding, dat die denzelven kon bemagtigen, over den anderen zou triomferen , en de verwonne genootzaekt zyn zich te onder- werpen. Maer alle deze vertellingen der inwo-
Onzckcr- ners zyn zeer onzeker, zommigeook van heit der valsheit en onwaerfchynlykheit, als my beduide- <jer moeite luftte, te overtuigen. n en' Met het beek van Ruftan is het niet Quade een naer beter. Want zy willen dat hy uitleg- een man geweeft is 40 Cubitcn langh: en ging V3nmen 2jet jjem in tegendeel verbeelt als een gemeen man , gelyk de paerden ook hunne gewoonlyke grootte hebben. Van de mannen , die iamen den ring
vaft houden,heeft d'eene een ronde muts, die boven plat is, op , waer uit eenig iierfel als pluimen zich vertoont. Zyn kleedt is op de oude wyze. Hy voert in de flinke hant als eenen ftaf van bevel. Agter over zyn paert hangt iets als een keten, waer onder aen iets hangt, dat ik niet kon onderfcheiden. De ander heeft dit ook, en op zyn hooft een hooge ron- de muts , agter zich ook een beelt, dat iets boven zyn hooft hout,dat nu vergaen is. Het zal buiten twyffel een Zeepaerde- ftaert geweeft zyn, waer van wy boven gefproken hebben. Het overige , dat te kennen is, wort door ons afgemaelt op No. 170. In het ander vak , dat lager ter regterzyde ftaet, ziet men aen het midden eenen man, die fchynt uit te wil- len komen. Hy hout beide de handen voor het lyf aen den degen. De andere beelden, drie ter regter,en twee ter flin- ke zyde, vertoonen zich alleen tot aen de borft, dewylze agter eenen muur ftaen. Aen de regter zyde vertoont zich nogh een geheel beelt buiten den muur, dat de handen over elkander op het lyf hout. Om den hoek van dezen bergh ten
Noorden 21 f fchreden van dit laetft ge- melde ftaen beneden op de rots van het gebergte twee vierkante kleene geboutjes als Tempeltjes, by een. Zy zyn 6 voeten hoogh ,en aen elke zyde vyf voeten breet. Aen de Zuidtzyde ziet men nogh drie trap- pen, gelykmet N°. 171 .aengewezen wort. |
|||||||||
R E I Ζ E R
|
||||||||||||||||||||
ii/
|
||||||||||||||||||||
tuiTcheii het gebèrghte nogh een kolom,
waerby naer de getuygeniftè derlantluiden nogh een poortael overigh is, 200 als te Perfepolis. Men geeft voor dat daer een groot gebouw geweeft zy. |
de Cederboomcn te verfchillcn, als welde
hoedanigheit der boomen zeUs. Want de Zenaerboomen zyn in dit Ryfc wel de beroemfte , en de gedaente der regte Ce- derboomen is my genoegh bekent, gelyk ik in myne eerfte Reisbefchryving de ge- daente en aert der Cederboomen op den bergh Libanon duidelyk befchreven heb. Evenwel kon ik muTen. Want door dee tydt zyn deze boomen miflchien zoo wel als de gebouwen der veranderiuge onder- . Worpen geweeft. Wat de plaets verder aengaet, zy is ge- Geiege*.
legen op 30 gr. 40 min. in 't Züiderded '?c der van Afie, ih 't Jantfchap Farfi, ten Zuid-1' "** ooften van Spahan, en ten N. ooften van Zjie-raes , volgens de waernemingh door my dagelyx zoo te water als te lande gemaekt. Deze naeukeurigheit zal de le- zer doorgaens in myne befchryving on- dervinden , nevens de nette argelegenheit der plaetièn , tot verbetering van vele mifitellingen , zoo in de kaerten als lant- beichryvingen. De Peruanen geven voor dat Perfepolis Be.na'
wel eer bekent is geweeft onder den naem ™'"| "n van Zjie-raes, en daema van Fars , naer ι;'. cp°" het lantfchap, ten zy het lantfchap naer de ftadt genoemt zy. Het wort in het eerfte boek der Machabeen Elymaïs ge- naemt, naer welke ftadt verhaelt wort dat Antiochus na Alexanders doot met een magtigh leger getrokken is om de groote ichatten derzelve te rooven j daer hy egter niet toe quam. In het tweede boek wort ook vertelt, hoe Antiochus fchandelyk uit de ftadt Perfepolis van de inwoondéren wiert gedreven. Zoodat klaer blykt dat dit de ftadt is , die de Hebrecuwen Ely- maïs genoemt hebben. Volgens de oude aentekeningen der Perfianen zou zy ge- fticht zyn van eenen KoninghSjemichid, die als Keizer het Ryk van Perfie regeer- de. Deze zou naer hun gevoelen nu f 000 jaren doot geweeft zyn. Buiten twyfièl verftaenzy door dezen naem Cor/u, anders Cyrm , die de eerfte en voornaemfte Ko- ningh van dit Ryk geweeft is : dezelve namelyk, by wien de Profeet Daniel in hooge agtinge was j en die in het eerfte jaer zyner regering de Joden, door Ne- bukadnezar naer Babel gevoert, verlofte, en hen hunnen tempel weder deed opbou- wen, gelyk in het begin van Efra te zien is. Zy willen dat deze Sjemichid ιοοφ jaren gcleeft hebbe, onder welken tydt zy ook zyne navolgers begrypen , die in bloei gebleven zyn tot de komft van Ale- xander, die onderden naem van Schandar^ of Schandar Sa-alcarnain , by hen bekent is. Deze laetfte naem wil betekenen dat die Macedonifche Koninghals twee hoor-1 nen hadt, tot betekening zyner fterkté. Eenige wetgeleerden onder hen, gelyk ik daerna verftont, geven hem den mem Ff 2. va» |
|||||||||||||||||||
Onzeker
heit in den toe- ftel der overl felen |
Indien ik nu eenigh oordeel zou moeten
vellen over al dezen toeilel der overblyf- felen van Perfepolis, ik zou het met geenen gronr kunnen doen. Want geen het minf- te teken van eenigh bovengebou is hier |
|||||||||||||||||||
te befpeuren. Van geene poortalen ook,
of deuren, of venfteren, vmt men eenigh bovenftuk op de korniflên. Anderfins ware eenige giffing te maken. Voor het naefte geloove ik dat'er een Koninglyk paleis geftaen heeft, geen Tempel. Want niets zweemt daer na ; maer alles geeft blyk van pragtige gebouwen, die'er moe- ten geweeit. zyn. En daer aen zullen alle deze beeltwerken geweeit zyn om hetiie- raedt en den luifter te vermeerderen. Men kan niet twyffelen of daer zyn uitmunten- de voorpoorten en groöte galeryen ge- weeft , om van het eene vertrek naer het ander te gaen. De kolommen, die rykelyk alzins gezet zyn^ zullen gedient hebben om deze galeryen te onderfteunen} hoewel'er ook kunnen geweeft zyn, die enkel tot fieraedt geftrekt hebben } gelyk zulx in het boek Efter van Zufan getuigt wort. De vertrekken moeten verfcheide geweeft zyn, naer allen fchyn byzonder voor man- nen en vrouwen. Het geen'er nogh ftaet, verbeelt ook den Ichyn van eenige Ko- ninglyke kabinetten. Eindelyk de ruwe overblyfiels geven genoegh te kennen dat in alles ongemeene ryklykheit en overdoet begrepen is geweeft. Wat fchatten hier aen gefpilt zyn geweeft is licht tebeièfFen, Ichoon'er niet een eenigh kabinetftuk in zyn geheel gebleven is. Zulx is ook af te meten als men de puinhoopen van Grie- kenlant befchout,waer uit zoo veele heer- lyke gedenktekens zyn voor den dagh ge- komen : en als men overweegt wat tegen- woordigh nogh in Rome te vinden is, ichoon de meefte opgehoopt e ichatten van die oude ftadt vernielt en verzonken zyn. Argeris het noghgegaen met dit pragtigh Hof van Perfie, het pronkjuweel van ge- liet Oof· heel Ooften, dat zynen val en ondergang Hof doorte wyten neeft aen de dronkenfchap en Alexan- overmoedt van Alexander, die op het |
||||||||||||||||||||
der ver
vroeft. |
aenftoken der Griexe hoer Thaïs deze
|
|||||||||||||||||||
gebouwen in brant ftak, die hy met de
wapenen verfchoont had. Wat baette het, dat hy te laet bcrou kreegh van zulk eenen euvelmoedt? Indien wy Q^Curtius gelooven, was het Koninglyk Hof met veel Cederhout betimmert; van welke boomen egter nu geen kenteken ter wer- relt in dit Ryk te vinden is. Weshalven ik wel denken zou dat dit hout niet van Ceder-maer van Zenaerboomen geweeft tfi welker naem zoo veel niet fchynt van |
||||||||||||||||||||
ïiS C O R Í £ L 1 S de  R U É Í S
|
||||||||||||||||||||||||
Wellen. De Oofterfe volkeren zeker zyn
gewoonde zyden of boorden vaneen zaek of plaets hoornen te noemen. En op zómmige penningen ziet men Alexandcr zoodanigh afgebeelt, dat men tuiïchen zyne kromme haerlokken en horens byna geen onderfcheit zien kan. |
||||||||||||||||||||||||
van Schandaz. Ïeyragoes, dat is, zoon van
Filippus , die wy weten dat zyn vader ge weeft is, en vergelyken zyn lange haer- lokkenby hoornen: hoewel anderen deze Betekenis hoornen eenen verborgen zin toefchry- vanhoot-ven ^ ^ betekenende de twee gedeelten |
||||||||||||||||||||||||
tien.
|
||||||||||||||||||||||||
der bekende werrelt, het Ooften en 't
|
||||||||||||||||||||||||
XL. Hooftstuk.
Naeukeurïgey aenmerkingen over Perfepolis vergeleken met de
aantekeningen der oude Schryveren. |
||||||||||||||||||||||||
|, Diodorus Siculus, die gelooft wort ge- Aenteke-
leeft te hebben ontrent de tyden van Ju- mnS hlcc liusCefar en Auguftus, is de eenigfte van diodorus alle de oude Schry veren , die uit de ge- Siculus. denktekenen der aloude Egiptenaren, Grieken , en anderen , door den tydt al lang verloren, ons eene fchetfevan ditPer- fepolitaenfche Paleis, door Alexander van Macedonië verwoeft , nagelaten heeft. Want nadat hy vooraf gezegt had dat A- lexander deze //.åô^ðïëßß tn? ðåòï-ùí â&á- ëÀ',áò,dat; is, Hooft-fiadt des Perfifihen Ko- ningryX) zynde namelyk de ryxte van alle de fteden, die onder de zonne waren,aen zyne Macedonieren ten prooi gegeven had, uitgezondert ÷ùñßß Twv (Suii-iAiwf, of het Koninglyk Paleis ^ befchry ft hy hetlaet- fte als een afgezondert ftuk op de volgen- de wyze: Hit merkwaerdtgh Slot, of Ko- ninglyk Paleis is met eenen driedubbelen muur omtrokken j -uynde de eerfie t.eer koflelyk op- getrokken , wodat hy in de hoogte 7-eflien Cu- biten bejlaet^ en met fchuttorens en borflwerin- gen vooruen ist De tweede, is den eerflen , voor MO veel het werk of timmeraedje aen- gaet, wel gelyk, maer tweemael hooger. De derde is vierkantigh van gedaente, hebbende z.efligh Ctibiten iv de hoogte^uit harden fieen tot eeuwige duurï.aemheu opgerecht. Op eik vierkant x.yn kopere palijfaden en poorten twintigh Ctibiten hoogh^ynde die tot fchrik der aenfchoHweren, de%.e tot meerder bevefiging der plaets gemaekt. Op den Ooflkant van'e Paleis is na eene wydte van vier bunderen í ' lants een bergh^ genaemt %î& /3<*irjA»(,ov, of Komnglyke bergh, waer in de begraefplaetfen der Koningen z.yn.(b) Hier dient allereerft aengemerkt te wor-
den, dat, een tydt van 2000 jaren ver- loopen zynde, federt Alexander de Groo- te dit Paleis in brant geftoken heeft, niet wonder is, zoo het overfchot dezer puin- hoopen en overblyfïelen der vernielde ge- bouwen , niet in alle deelen naeukeurigh met de befchryvinge van het ganfche ge- ll bou,
|
||||||||||||||||||||||||
IK heb goetgevonden eenige naeukeu-
riger aenmerkingen over dit beroem- de Hof van Perfepolis in een byzon- der hooftftuk te begrypen, om mynen le- zer te gemoet te komen, en zyn begrip hier in te verlichten, en dus de zaek wat hooger op te halen: hier aen ook te laten volgen een nader onderzoek van den naem der Per- uanen, en een lyft-der oude Koningen van Perfie daer aen te hechten , eer ik voortga tot hetbefchryven myner verdere reize. Het is zeker dat de nieuwe Perfiaenfche
en Arabifche Schryvers voorgeven, dat een hunner Helden of Koningen, genaemt Giamfchid of Giemfchid of Zjemfchid , de hooftftadt van Perfie , by' hen genaemt Jflachar , dat zoo veel is, als uit een rots gehouwen , of Eflechar , gefticht heeft. Zy voegen'er by dat deze ftadt zoo groot is ge weeft, dat ze in haren omtrek zelve de ftadt Sciraz. begrepen heeft. De itichter van het Kafteel in Eftechar, by hen genoemt Gibil oïTchilminar wort ge- zegt geweeft te zyn de Koningin Homai^ dochter van Bahaman : gelyk ze voorge- ven dat de grafplaets gefticht zou zyn van Ktfchtaib, zoon van den vyfden Koningh uit het geflacht der Cajanidén , genaemt Lohorasb, De weetgierige lezer zoekchier van berecht by den Heer Herbolet.(#) Evenwel nadien alle deze vertellingen
met ongeloofïelyke fabelen vermengt zyn, en in geenen deele overeenkomen met de overoude Griexe of andere heilige Schry- veren,is op deze aentekeningen luttel ftaet te maken. Dit zoo zynde, verbeelde ik my , be-
houdens het oordeel van geleerde luiden, echter vaftelyk, dat de uiterlyke geftalte van Chilmenar, de ganfche gelegenheit, de merken van 't gebouw,de beelden en hun gewaedt,de fieraden en andere hoedanig- heden, met de gewoonte der oude Perfia- nen, en de befchry vinge van het zoo zeer be- roemde Hof van Perfepolis overeen komen. |
||||||||||||||||||||||||
Gevoelen
der ,Per- iiaenfche Schryve- ren over den (lich- ter van Perfepo- lis. |
||||||||||||||||||||||||
Onzeker-
licit van de aente- keningen der nieu- we Schry- veren. |
||||||||||||||||||||||||
Gevoelen
des Schry- |
||||||||||||||||||||||||
vecs.
|
||||||||||||||||||||||||
(ë) La Biblioth. Qriental, by het woon Efittkar (b) Vid.ant.BiblHiftor.lib.XVII.p.m.ed. Ken-
pag. 317. i rici Steph, 599. feqq, & Wech. p. 543· fitófli |
||||||||||||||||||||||||
* E I 2 E Μ
|
||||||||||||||||||||||||||||||
tip
|
||||||||||||||||||||||||||||||
bou , door Diodorus opgeftek, overeen 'fehen kryeshandd (A\ n,v A\\ "*
magh komen. Want wanneer men over- gen hSSffi *£&t T°'
weegt den langen tydt, en degroote ver- pen of myne P'e!" f ,n,err,and,ers ,begry- andering, dif inlYctryk vanWie van g SS^^^^^ Alexaniers tydt af tot de latere eeuwen genoemden ouden ScTrwers Het lel? toe voorgevallen is , en hoe na zyn doot tot geen kleen bewvs £*7a *V zyn Veltoverfte Perfie als Koningerffelyk blyfièl van cSilmS een .' *? h? °™' |
||||||||||||||||||||||||||||||
----- ^v-u cu ι zeive zyn
moet roet dat van het Perfepolkaenfche
Hof. En van geene andere gedachten is de beroemde Ifaacus Voifiusgeweeft in zy- ne aenmerkingen overPomponiusMela(^). Ook zegt Ptolemeus (ƒ) Alexandriner, een outLantbelchryver, dat Pertêpolisin de hoogte, namelyk van delinieaftegens, het Noorden, gelegen is geweeft op 53 eraden. «ι -»ηντ,;.·.« |
||||||||||||||||||||||||||||||
geregeert heeft, hoe de Parthen het ver-
overt, hoe de geborePerfianen onder Ar- taxerxes ten tyde van Alexander Severus het zelve herwonnen en langen tydt be- heerfcht hebben j en hoe eindelyk Maho- mets afkomft dit ganfche lant en Koning- ryk overweldigt, en onder zich gebragt |
||||||||||||||||||||||||||||||
™^, „„„ ™1Hi lu u™^, uac aoor
|
||||||||||||||||||||||||||||||
het gewelt vanzoo veele oorlogen, ftorm- graden, en zo minnuten gSn-abo Stti
winden, aertbevingen, en andere rampen phanus, Ammianus Marcellin κ 1 des tydts, veele ftukken van dit prachtigh deren, noemen PerLdis 2 ' " *"" gebou verwoeft, ofvergaenf of mlt gen ^SSfsS aerde bedekt geworden zyn. Ja veel eer fius ifvan gevoelen , fe Pto Len '" |
||||||||||||||||||||||||||||||
volgens de beichryving van Don Garciade Silva Figueroa in zyn Gezantfchap van
Perfie (a) zoo veel merktekens gevonden worden, die met debeichryvinge van Diodorus Siculus en andere oude Schryveren overeenkomen , dat men niet behoeft te twyffêlen, inzonderheit als men hier me- de vergelykt myne aftekening , of ditTchilminar , Chtlminar of Xilminar is het ware overblyfiêl van het vermaerde Périê- politaenfche Paleis , door Alexander ver- woelt. Vervolg Diodorus Siculus zegt op debygebrach- deraenrè-te plaets, dat tegens het Ooften ontrent kening vier bunderen lants van het Kaiteel af de V___1___i- 111·
|
>,«*„ui*imo van renepoiis
;efproken hebben, als zich verbeeldende Jat het nogh in veezen was, daer volgens zyne meening in hunne tyden geen over- blyfiêl meer daer van gevonden wiert, als hebbende Alexander zoo wel de ftadt als het kaiteel verbrant hg). En van geene andere gedachten Ichynt Curtius geweeft te zyn (h). Het zy dan dat de Romei- nen en Grieken na Alexanders doot Perfie weinigh bereift hebben, of dat de fchrif- ten der genen , die iets van Perlëpolis in later tyden re boekgeilagen hebben, met veele andere verloren zyn } nograns blykt uit het eerite boek der(;) Machabeen, en by Jofefus (k) ,dat ten tyde van Antiochus, gebynaemt den Edelen , Perfepolis, of naer de oude Perfiaenlche fprake EUmaisy als een ftadt bekent geweeft isj het zy A- lexander, dat my naeft vobrkomt, de ge- heele Koninglyke hofftadt niet verdelgt heeft, het zy ze na het verdelgen eeniger mate herftelt is (/). En om de waerheit te zeggen , ik zie geen reden , waerom men minder geloof zou geven aen de on- regelmatige boeken der heilige Schrift, en aen den Hiftorilêhryver Jofephus,dan aen den eenen of den anderen Heidenfchen Schryver, dewyl bekent, en niet te we- derleggen is, dat de Joden na de Babilo- nifche gevangeniflè overal verlprek zyn geweeft, eneenigen van hun na den tydt van Alexander, ja ik zou wel durven zeg- gen tot onze tyden toe, in Perfie gewoont |
|||||||||||||||||||||||||||||
dorussi-"Koninglykebergh is, waer in mendeKo-
cuJuï. ninglyke begraefplaetfen vint. Dit zelve verhaelt nevens my de Spaenfche Gezant in de befchryving van Chilmenar j uitge- zondert dat de tuflêhenwytte iets van den Griexen Schryver fchynt te verfchillen. Dogh hoewel de Latynlche O verzetter ( dat ik in het: voorbygaenaenroere) meent dat vier plethra of bunderen 400 voeten uitmaken, zoo is het wel te denken , dat het geene gemeene Roomfche of Griexe voeten geweeft zyn. Want hoewel een onbekent Schryver, by Salmafius aenge- haelt (£), zegt dat het Griexe woortsrAé- 6ξαν by de Romeinen betekent heeft een ftuk lants, beflaende in het vierkant hon- den voeten, zoo in de langte , als in de |
||||||||||||||||||||||||||||||
_.„.._.„„„ ,„ v-v.iu.ti wei waer ie nemen
|
||||||||||||||||||||||||||||||
dat de Konmglyke voet, by de Grie- hebben
|
||||||||||||||||||||||||||||||
ken Philetaeriftx oennemr *»ft;„~ j..:____
|
Dit alles envenwel niet eens vaft gefteltBewys uit
zynde,zoo blykt nogtans genoegh uit dedebeel. wapenrufting, gewaedt en fieraden , en^en e" Ff 3 \n-ücridea' (<0 1. v. Dia!. 11. fub finem.
(«) adMclani.defitu orbislib. J ι ï,c.8.pag. ia.379,
(/) Vid.Jib.vr.c.4. fub finem p.m, 174.
(g) Vid.Exerciiat.adSolin. p.ni.U26.&IZ2Ï.A.
(/;) lib, V. c. 23,
(/) c. 6. v. 1. iêqq. item. c. 9, J^. 3»
(A) lib. XII.
(/) Vid.Bochart,Geogr.fatr.l. n.c, 10. &«.
|
|||||||||||||||||||||||||||||
icen Pbtletaerim genoemt, zeftien duimen
langh geweeft is. Het welk dezelve Sal- mafius (0 beveiligt. De geleerde Lipfius oordcek dat een jrAtfp, mec veel minder geweeit is dan een jugenm agri Romam, of een bunder lants naer de Roomfche maet gerekent. Men kan hem hier over na- Zien in zync verhandelingh van den Room- 0) pag. 144. feqq.
(t>) In Exerc. Plin. CO ad Sol. p. jia. feqq. & p. «4. ^ |
||||||||||||||||||||||||||||||
CORNELÏS da BRUINS
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
o
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
*3
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
andere hierqglyphifche beelden vanTchil-
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
geheele beftekvan den trap een triomf ver-ï
toonde, dat evenwel met de Perfiaenfche manier ganfeh geene overeenkomft heeft. Want Xenofon zegt (e) met duidelyke woorden , nadat hy Cyrus offerhande te Babiion verhaelt hadt, dat alle de Per- fiaenfche Koningen, als ze in het open- baer verfchenen, Cyrus in zyne manier van kleedingh hebben nagevolgt, behal- ven alleen als'er geen offerhande te doen was 3 ook geene beeften nagevoert wer- den. Want men weet dat de Perfianen wel paerden aen de Zon , en oflèn aen de Maen opofferden ·, dat ook in ge- bruik is geweeft by de oude Etiopiers. De paerden namelyk verbeelden de fnel·- heit van den loop der zonrie, gelyk de oflèn den lantbouw , waer van de beftie- ring der Mane toegefchreven wert. Hier ontrent is licht te halen by Xenofon, (ƒ) Heliodoor, (g) en Ludovicus Feburier. (A) Evenwel omdat aen de trappen niet
alleen paerden en oflèn , maer ook kame- len , ezels en rammen verheelt worden, neig ik , behoudens het gevoelen der ge- leerden, tot die gedachten, dat dit geheele werk vanden trap het feeft van eenen Ko- ninglyken geboortedagh verbeelt. Want op zulke dagen werden aen den Koningh veele paerden , ezels, kamelen , oflèn, fchapen , en harten , als offerhanden aen* gebragt, en geheel gebraden voor zyn tafel toebereit. Atheneus (i) breit zich wytloopigh hier over uit : tot wien wy den lezer verzenden. Dat'er in dezen ommegang luiden voor
aengaen,die eene Tiara of kroon dragen , betekent een out gebruikt afkomftigh al van Cyrus, in wiens tydt de voornaemfte Heeren genoemt by hen t^qaales^ zoo wel by offerhanden als gaftmalen met kroonen op het hooft verfchynen moften , omdat men meende dat offerhanden aen de Go- den gedaen hun aengenaemft waren, als de offeraers op het heerlyxte uitgeftreken verfchenen. Men keere weder tot Xeno* fon. (k) De fchaeltjes,die men hen ziet dragen*
zyn naer allen fchyn met allerhande wel- riekende kruideryen, inzonderheit van Mirre, gevult geweeft: dewyl de Konin- gen van Perfie daer mede vermaekt wa- ren, zoodat ze die zelfs van hunne onder- danen wel tot eengefchenk ontfingen * als uit den aengehaelden Atheneus blykt. (/) De gemelde Spaeniche Gezant laet zich
voorftaen dat het beeft aen den trap , dat van eenen leeubefprongen wort, het beek van
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
minar,
|
dat het een oud Perfiaens Ko-
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
ningklyk paleis, ja dat van Perfepolis moet
geweeft zyn. My luft dit verder kortelyk aen te toonen, en myn zeggen te beveili- gen met de getuigeniflen der fchryveren, die daer van gewagh gemaekt hebben. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gewaedt
der Pec- i'cn en Meden. |
De toerufting dan, die op den trap ge-
vonden wort, is half Perfifch en half Me- difch. De kleeding der oude Perfianen was |
|||||||||||||||||||||||||||||||||
van leder, omgort ook met ledere banden,
waer van Herodoot (a) ook .gewagh maekt Maer dit gewaedt is na Cyrus tydt zeer verandert. Het is kennelyk dat ten tyde van Xerxes , toen hy de Grieken beoor- loogde , de Perfianen aengedaen waren niet dezelve rufting en kleedingh die nu nogh aen de beelden op de trappen gezien wort. Zy hadden op het hooft hoeden van maexel als de Tiara is. Om het lyf droegen ze rokken , die van yzer als de viiïchobben in een gevoegt waren. De broeken waren toegebonden by defcheen- beenen. In plaets van eenen fchilt, droe- genze een Gerra , dat is, eenige ledere touwen op de wyze van een fchilt in een gevoegt. Welk tuigh de Romeinen na- derhant een Spaenfch fchilt genoemt heb- ben. Hier by droegenze pylen, die hun van boven het lyf afhingen, korte pieken, groote boogen en fchichten van riet. Op de regterzyde op de heup haddenze pon- jaerden in de fchede hangen. Welke wapenrufting van de Meden afkomftigh is. De Ciifiers, een volk van Perfie, droegh in den zelven tydt in de plaets van Tiaraas myters , als blykt by den zelven Herodoot. (J>) De lange rokken zonder ploien waren Stolae Perficae, waer van be- richt te vinden isby Caelius Rhodiginus. (c) Cyrus nu meeftervan Afie geworden heeft de koftelyke rokken, die geplooit waren, voor de grootften des Ryx ingevoert. Want toen hy Babiion bemagtigt heb- bende zyn eerfte ofFerhande deet, deelde hy Medifche kleederen onder de Perfianen uit. Sedert welken tydt de Perfianen eerft hebben begonnen Medifche kleederen te dragen. De getuigeniflèhier van verfchaft ons Xenofon. (d) Grootbe- £)e trap, waer aen de beelden zyn, verfchaft ons het voornaemfte bewys dat |
||||||||||||||||||||||||||||||||||
De zon-
neloop door paerden afgebeelt. Lantbou door of- fen bete- kent. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||
nomen
van den trap. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||
Chilminar het oude Perfepolitaenfche Ko-
ninglyk paleis moet geweeft zyn. Want |
||||||||||||||||||||||||||||||||||
al het gewaedt en toerufting, die met de
Perfiaenfche van latere tyden geheel ver- fchilt, toont dat deze trap al geweeft is ten tyde der eerite Perfiaenfche Konin- gen, ja zelf van Xerxes den grooten. Don Garcias de Silva Figueroa, Spaenfche af- gezant aen den Koningh Abbaas, maekt hier zulk een verbeelding af, als of het (4) 1.1. c. 71.
(L·) 1. 7. c. 61. & feqq. (f) Left, antiq. 1. i8. c. 29I (d) CjTopaed.1. S. c. 2?., |
||||||||||||||||||||||||||||||||||
i;
|
1. 8. c. 26.
) Xenoi'. I. c.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
(g) Heliod. Aeth. 1. 10.
(h) Lud. Feburier ed. Paris. 1619. (i) I.4. pag. 145. 8c 1. iz. p. $14. feqq. edit. H. Commelin. 1597. (k) Cyrop. 1. 3. c. 22. &c.
(0 1. n. p. J14. . I .
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
REIZEN.
|
|||||||||
tl%
|
|||||||||
van eenen os of ftier is, daer het nogtans
meer met de gedaente van een paert of Ezel overeenkomt. Maer dit is regt een hieroglyfhifch merk, of beeldefpraek, waer door de fterkte door deugt overwonnen betekent wort. Want de oude Perfianen en Egiptenaers hebben onder de dubbel- zinnige verbeeldinge van beeftcn hunne grootfte geheimenillèn verborgen, als uit Heliodorus blykt.(is) Omdat nu overal de beeften zich ver-
toonen met hoornen, die hun niet eigen zyn» weten wy uit de gedenktekenen der ' outheic dat door de horens een groote kragt, ja zelf een Koninglyke magt betekent wort. Want men heeft ook aen de Zon en Maen hoornen toegefchreven. Ja men heeft Alexander den Grooten Dhuikarnam of Tweehoornigh genoemt, als bezitten- de twee horens der Zonne, het Ooften en 't Weiten , waer over hy heerichappy voerde. (£) Wat de fchalen belangt, de gerechtig-
heit is by de oude Perfianen in zeerhooge
achtinge geweeft, als uit Xenofon (c) blykt:
zoo dat voor de Koningen en andere Groo-
, ten fchalen, als de Gerechtigheit verbeel-
tiahe"" dende, gedragen wierden. Welke zede
door ook in gebruik geraekt is, niet alleen by
fchalen de oude Grieken, maer daerna ook by de
verbeclt· Romeinen.
De figuren, die in de twee eerfte poor-
talen gevonden worden, verbeelden van agteren een paert. Van voren hebben ze ook wel de zelve geftalte, maer het hooft Ichynt te zwemennaer dat vaneenen Aep. De ftaerten zyn wel anders als die van een paert, maer ik houde het daer voor dat dit komt door de lieraden, waer mede de oude Perfianen hunne paerden oppronk- ten. Om dit zweemfel naer Á pen wer- den ze Sfinxen genoemt. En omdat een Sfinx vogel by de ouden ook den naem van Sfinx gevku'" droegh > hebben de Grieken, en naer fchyç gek. ook de Perfianen , ibmtyts de zelve met vleugelen verheelt. Zy behelzen ook naer het gevoelen eeniger Natuurkundigen de kragt van het vluchtige en vafle. De zonnefcherm is een out Perfiaenfêh Zonne- Struik} opgekomen na Cyrus tydt, en fchermen Wfil> voor zoo veel uit Xenofon (d) te be- byde ou-merken is,ten tyde van Artaxerxes,broe- debPe.r.fender van Cyrus den tweeden. Want de
ge ruikt. oude perfianen Qnder Cyrus ^ grQotm zich houdende aen de fieraden en kleeden
dei- Meden onderhielden hunne ftrengheit van zeden, zonder zich oittegen de hitte der zon, of, guurheit des wints of we- ders te wapenen ; tot dat Artaxei-xes en zyn hof zich aen den wyn en welluften overgaven. Toen hielden zy zich niet vernoegt met de fchaduwen der boomen (*) 1. ßï.
(Ý) Vid. Abul-Pharai Dynaft. VI. pr. p. ra. 06.
(c) 1. S. c.54. coll. I.1.C4. &12.
(d) 1. g. c. 53. & 55.
|
|||||||||
te zoeken, of te ich uilen in de fpelonken,
om den brant der zonne re ontgaen: maer hadden zonnefchermen van nooden , en dienaren, die ze, waer zy gingen of ifon- den, boven hunne hoofden droegen. De twee-figuren gewapent metlanfen,
verbeelden de tumcae mamcataê , of lange Geplooi- Medifche geplooide rokken, die zoo wdd,erokkcn de Meden als Perfen, die heflati> of piek- £çÌ&" dragers genoemt werden, gewoon waren te dragen ten tyde van Cyrus en zyne Na- volgeren. Het hooftdexel ftrekte hun voor hoeden, of my ters, gelyk Herodoot (e) toont ter plaets , daer hy de kleeding en rufting van Koning Xerxes,en het Griex leger zeer duidelyk befchryft. Men voe- ge hier Rhodiginus (ƒ) by, om volkome- ner kenniflê der zaken te hebben. De drie beelden, ten deele gebroken,
welker een gefiert is met eenen geploidcn Medifchen rok, en een hooftdexel gemeen- lyk genaemt Tiara rcflexa , en de kin met eenen linnen doek om wonden heeir,verbeel- den ons eenen PerfiaenfchenPrieftcr.Hier van fpreekt Thomas Hyde in zyn hifto- rie van den Godtsdienit der oudc Per- fen. \g) Het beek dat'er gaer,en geladen is met
eenige offerhande , wil een Perfiaenfch ibldaet zyn, van hoedanig eenen wy bo- ven gefproken hebben. Het beek , dat met den leeu vecht, is in Mediiche klee- ding; dogh ik zie het voor een Hierogly- phifche figuur aen. By de oude Egipte- naers, van welke de Perfianen veele din- gen ontleent hebben, was de leeu een te- ken van kracht en dapperhek. Hier van urif^oot kan men Klemens Alexandriner(^) nazien, een leeu Het mogt anders een verbeelding zyn van ver beek. eenen vegtenden Meed of Perfiaen , wel- ke volkeren hun grootfte vermaek in het bevegten van beeiten zochten, als (^Xe- nofon in zynOnderwys van Cyrus getuigt. De kenners der outheden hebben hun ge- voelen vry,en kunnen'er andere giifingeu over maken. Aen het poortaelftuk , dat half in den
gront ftaet, ziet men ook Medifche klee- ding, gelyk wy by het beek met den zon- nefcherm gezegt hebben. Ophetvenfter- ftuk is weder een Perfiaenlch Priefter 'm Medifche kleedinge, hebbende agierzich eenen dienaer in oude Perfiaenfche klee-» ding, die met zich eenen bok met eenen krommen horen ten offer voert. De fi- guur is zeltiaem , naer het gebruik der ouden, die, als ze eenige gewyde gehei- meniiïè betekenen wilden, hunne offer- handen in verfcheide wonderlyke gedaen- ten afmaelden. Hier van krygt men by He-
(e) 1. 7. c,6r. & feqq.
(f) Led, ant, 1.18. c, ff,
(g) c. 30· p- 369. Fig. Ð,
(h) 4 Hierogl, (;) 1. 1. |
|||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
|||||||||||||||
É}!
|
|||||||||||||||
offerhanden te volbrengen. Want als
Cyrus met zyn leger tot hulp trok van zynen oom Cyaxares Koning der Meden tegen de Aflyries, heeft zyn vader Cam- byfes eerft offêrhande voor zynen zoon en des zelfs leger gedaen. Nadat ook Cyrus de Monarchie van Babilonie bemag- tigt hebbende naer Perfie trok , om zyne ouders te bezoeken , heeft Cambyfes, na het by een roepen van de Grooten des Ryx, een wet ingeftek, waer by hy be- geerde dat Cyrus, als hy na zyn doot Koningh van Perfie zou geworden zyn, zelf in perfoon een offerbeeft voor zyn volk flachteh zou , en deze dienft in af- wezen des Konings door iemant van Ko- ninglyken bloede verricht worden. Hier van gewaegt Xenofon in zyne Onderwy- zing van Cyrus. (£) Wat aengaet de flang, daer ik van ge-
fproken heb , het is bekent dat de ouden in hunne beeldefpraek door een half ge- kromde flang eenen Koning over zeker lant betekent hebben : en als ze eenen Monarch van veele landen wilden beteke- nen, dat ze dan eene flang afmaelden, die ringswyze gedraeit den ftaert in den bek hielt. Men zie hier van Horus Apollo (h). Hier uit geloof ik vaft dat dit zweemfel eener flange , dat de Koningh in de hant heeft, den Koningh van Perfie beduiden wil. Indien iemant egter meent dat dit geen flangh maer eqn boogh mogt zyn, zoo is het egter een teken dat het behoort tot de Perfianen, die om zich van anderen te onderfcheiden tot een voornaem merk- Bogen en teken bogen en pylen droegen. Dit blykt pyle» ook uit de beelden op den trap , die den™"^^ pylkooker op den rugh hebben. petfia- Het beeldeken boven aen, dat Thomas nen.
Hyde voor een vliegent Koninglyk lichaem , of eene ziele , die naer den he- mel ftygt, aenziet, heeft het zelve ge- waedt en hooftfieraet, als het onderftaen- de Koninglyk beek. Strabo {£) verhaelt wel dat de Perfianen aen de zonne offeren- de de offerbeeften niet verbrandden, maer onder zich verdeelden, omdatze meenden te kunnen volftaen met de zielen zelve der offerenden of offerhanden den goden op te dragen. Evenwel kan ik niet van my werpen dat hier door rniflehen een foort van een orakel betekent wort,omdat men het beeldeken ziet zitten op eenen drievoet, gelyk te Delfis en in andere plaetfen, daer orakels werden uitgegeven, gebruikelyk was. De beelden aen beide de zyden van het
graf zyn gekleedt op zyn Medifch: en die tuffchenhet fieraetwerk ftaen met de han- den om hoogh, op zyn Perfiaenfch. De beeftekoppen met eenen hoorn zyn
en'
|
|||||||||||||||
Heliodorus (á) wytloopich berecht: ook
by Pignorius in de befehryving der Tafel van Ifis. Het poortaelftuk vol beelden betekent
een Koninglyke hoorplaets * zittende de Koning op eenen hoogen ftoel óf troon, en hebbende een bankje onder zyn voe- ten naer de oude Perfiaenfche wyze. Hier van is blyk in het boek van (b) Efter , en by (f) Xenofon. Het eerfte beek , dat agter den Koningh ftaet, is in Medifche, het ander in Perfiaenfche kleeding. Het derde weder in Medifche. De lanfen, die men daer by een ziet,verbeelden de raagt en eendragt des Ryx. Het beek , dat in Perfiaenfche kleeding voor hem ftaet, ver- toont eenen man, die iets verzoekt. Alle de andere beelden zyn trawanten, die lan- fen en fchilden dragen in Medifche klee- ding. Zy ftaen wederzyts als in het ver- fchiet tegen elkander over. Op het poortael met het fraei fieraedt-
werk ziet men weder eenen Koning of ander voornaem heer afgebeek , zittende op eenen ftoel in Medifche kleedinge, dra- gende op het hooft een dexel, dat naer eene kroon gelykt. Want zulk hooft- fieraedt droegen niet alleen de Koningen, maer ook anderen , die by den Koningh wel gezien waren. My ç zeggen beveiligt Xenofon, tot wien ik mynen lezer weder wyze. (d) De onderfte beelden fchynen het werk
niet alleen te fleren , maer ook te onder- fteunen. Hun kleeding is de dragt der oude Peruanen. Het poortael, waervan men den onderften grontfteen ziet, be- helft een diergelyke verbeelding. Graf by Het graf by Perfepolis uit eene rots Perfepo· genouwen verheelt, eenen Koning , die voor eenen akaer ftaet, waer op het eeu- wigh vier brant, dat by de Perfianen in zulk eene agting was , dat zy het zelfs in oorlogstyden op eenen zilveren akaer met zich in het leger voerden , als uit de ge- denkfehriften van Q^ Curtius blykt. (<?) Het bewaren van dit vier , en te zorgen dat het nok uitgingh , was betrout aen de Perfiaenfche Wyzen, die het nok uit- blutlen, of daer mofteen Koningh geftor- ven zyn, gelyk Diod. Siculus getuigt, (ƒ) De' Koning, of dien wy daer vooraen-
zien, ftaende voor den akaer is bekleet met eenen Medifchen langen rok , zynde als gezegt is, gekroont, en hebbende in zyne hant eene half geboge flangh. Aen dit gebaervan offeren twyffèl ik te minder, dewyl bekent is dat Cambyfes en Cyrus niet alleen Koningen, maer ook Magi of Wyzen geweeft zyn, welker werk was de (ë) Aetliiop. 1. io.
(i) Cap. 5. ji. j. (c) Xen. 1. 7. c. 2$. feqq.
(d) 1.8. c. ia, 17,21,23 & 2Ï.
(e) I. 3. C. 7.
ö É. «7· |
|||||||||||||||
ö l.i.c. 24.8c 1.8. c. 38.Sc alibi.
|
|||||||||||||||
(h) Nicolaii Hieroglyph, No. 56.fi) Geogr.1, >5.p.73z.feqq. edit.
|
Cc. 61.
Cafaub.
|
||||||||||||||
REIZEN.
|
||||||||||||||||||||||
m
|
||||||||||||||||||||||
enkele fieraden, die de Koninglyke magt
of heerfchappye betekenen, gelyfc wy reets gezegt nebben. Zon , De zon boven den altaer is het merkte- Godtheic ken der oude Periiaenfche godtheit, ge-
der oude jyt uit Srrabo en Curtius bJykt. ■Eindelyk de grootfte beweegreden,
|
||||||||||||||||||||||
bergh een grafflede heeft dot» bouwen , daer
z,yne vrienden ·, die ae bezichtigen wilden j van de. Prieflers met een lyn naer boven ge- trokken werden. Alle deze dingen met elkander verge-
leken en wel overwogen zynde begrypt men de overcenkomft van dit Zilminar met het oude Perfepolis. Dogh wanneer dir. kafteel magh gebout zyn, is niet te zeggen. Want Xenofon (b) verhalende dat Cyrus van Babiion naer Perfie trok om zyne ou- ders te bezoeken, zegt in 't algemeen dat hy zyne troepen achterlatende alleen met zyne vrienden naer de ftadt gegaen is, wier naem hy niet uitdrukt. Maer het is waerfchynlyk dat de Koninglyke hooft- ftadt Elemaïs naderliant Perfepolis genoemt is. De beelden eii fieraden , die men te Chüminar of Zilminar ziet 5 zyn daer na- derhant gemaekt door verfcheidc achter een volgende Koningen. |
||||||||||||||||||||||
nen.
|
||||||||||||||||||||||
die wy hebben om tegelooven dat Zilmi-
nar het oude Koningklyk paleis te Perfe- polis moetgeweeit zyn, is, dat deze be- graefplaetfen tegens het Ooften van't kaf- teel in het gebergte, voor dezen het Ko- ningklyke genaemt, gevonden worden. De Grafflede te Naxi Ruftan twyftel
ik niet of is gebout van Darius, zoon van Hyftafpes, nadien de uiterlyke geftalte ge- heel overeenkomt met de befchry ving van Ctefias in zyne Perfifche hiftori (a) agter Herodoot,en met die van Diodorus Sicu- lus, boven gemelt. De inhout zyner woorden komt hier
op uit: Dat Darius hem op eenen dubbelen (a) v. excerp, Phot.Segm. 15. feu, p, 6+2. op. He-
vodot. ed. Francof, |
||||||||||||||||||||||
(*) 1.8. c. 37.
|
||||||||||||||||||||||
XLI. H00FTSTUK,
Oirfprong van den naem der Perfianen. Lyfl der Perfiaen-
fche Koningen tot aen Alexander den Grooten. |
||||||||||||||||||||||
Vcrfchil ^""^NTRENTde benamingenrech-
der Scliiy- ff 1 ten oirfprongh der oude Perfianen veren on- V^^zyn de meeite oude ichryvers in naem m Sroot verfchil. Herodoot verhaelt dat de oirfprong Periên van outs by de Grieken ê^öåÃ^?, der Per- dat is, Cephenen naer Cepheus j zoon van fianen. Belus, Koningh van Aflyrie , en onder hen zelfs, ook by de naburige volkeren Á'îôáÀïé, dat is, Arteè'rs zyn genaemt ge- weeft ; betekenende deze laetfte naem naer Stephanus getuigenifi'e by de Periên zoo veel als Helden, (c) Maer toen nader- hant Perfeus, zoon van Jupiter en Danaë, in huwlyk tradt met Andromeda , eenige dochter van Cepheus, en hier uit eenen zoon won , dien hy den naem van Periès gafj en die zynen Grootvader Cepheus in het ryk volgde, nam dit volk naer de ge- tuigeniiTe des zelven (d) fchryvers den naem van Perfin aen. Hoewel Strabo (e) niet t'onrecht deganfche hiftorie van Per- feus onder het getal der fabelen ftelr , en ons tot waerfchuwinge bericht, dat de oude Griexe fchryvers verhalende den oorlogh van Cyrus met de MaiTageten van die natie niets zekers voortgebragt hebben, zoodat ze ook in hunne gedenkfehriften |
||||||||||||||||||||||
van de oude zaken der Perfianen, Meden,
en Syriers, luttel geloof hebben gevonden, als zynde lichtgeloovigh , en genegen tot het uitvinden en uitftroien van ydelé ver- dichtièlen. Want merkende dat de ichry- vers , die met opzet verdigtfelen te boek floegen , in waerde gehouden wierden, beeldden zy zich in dat ook hunne fchrif- ten met gunft zouden ontfangen worden, indien ze onder ichynvaneenwacrachtigh verhael dingen vertelden , die ze noit ge- zien of gehoort, maer enkel uit inbeelding van eenige kenniflè voortgebragt hadden. Ja men zou veel eer Homerus, en Hcfio- dus, als ze van hunne helden fpreken, of zelfs den Treurfpeldigteren gelooven, dan Ctefias, HerodotuSjHellanicus en andere, die dezen wegh ingefiagen hebben, (f). Evenwel is dit niet in het algemeen,maer met onderfcheit van de oude zaken der Perfianen , en niet van de nieuwer tyden te verftacn. Want nadat de Periên de Grieken, die Afie bewoonden , onder hun magt gebragt hadden, en met de Europeërs der zelve natie zware en bykans geftadige oorlogen voerden , zyn zy hier door zeer onder hen bekent geworden i waer van Strabo (g) breedè getuigenifie geeft. . . .; . G Iri
[f] Vid. lib. xi. p. in, 507. fèq.
[%\ lib. xv. p.m.73 j. ièq.cdit. Parif. If.Üafaub.
|
||||||||||||||||||||||
(c) Vid. auft. de verb. & Pop. fub voce A> ô«7*.
(d) Vid. Herodot. lib. í 11.c.6i,Confer. Stepliifub
voce wtf<reu en ÷âëËïï*. [«] É. ÷. G«ogr. p. m. +%■;.
|
||||||||||||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
||||||||||||||
*34
|
||||||||||||||
Tn de bladeren van het (a) oude en
Nieuwe Tcftament worden de Perfianen Elam, of Elamiten gcnoemt. De Joden, en wel by zonder onder hen Jofephus, zeg- gen duidelyk dat de Perfianen van Elam, zoon van Sem (b) hunne af komft rekenen, (c). En rny dunkt waerfchynlyxt dat de oude naem der Perfianen hier uit geboren is. Want het is der aenmerkinge waer- digh , dat de aengetoge fchryvers telkens de Elamiten of Elam by de Meden, en zelfs de Parthen voegen, en dat met recht, dewyl het naburige volkeren waren. Ook kan niet ontkent worden dat Strabo een Afiaen , (d) en Plinius een Europeer, en Romein van geboorte («),de volkeren,by hen genoemt Elymai, en hun lantfchap zelfs in Perfie geplaetft hebben. Maer deze naem van Elamiten fchynt
voor het grootftc gedeelte verandert te zyn geworden in dien van Perfen tentyde van Cyrus. Want dezelaetfte naem fchynt zynen oirfprongh te hebben van het He- breeufch woort Paras, of het Arabifch pharas , dat een paert betekent. Uit Xenofon (ƒ) blykt wel dat van outsby de Perfen naeulyx een paert te zien was, niet alleen omdat de paerden in Perfie bezwaer- lyk onderhouden, maer ook om de bergag- tigheit des lantsbyna niet konden gebruikt worden. Dogh nadat Cyrus denKoningh van AiTyrie nevens zyne bontgenooten overwonnen had,heeft hy naer den voor- gangh der Meden en Hircaniers , uit de Perfen, die onder hem ftonden , een le- ger van ruiters opgerecht, gelykde zelve Xenofon verhaelt (£). Van dien tydt af hebben de Perfianen hunne kinders van hun vyfde tot hun vyfentwintjgftc jaer toe in het ryden te paerde, in het fchie- ten van pylen, en in het fpreken van waerheit geoefFent, zoo wy Herodoot (b) gclooven. Dus betekent ook het Ara- bifch woort Pharis eenen ruiter, en te ge- lyk eenen Perfiaen, dat door den geleer- den Bochart(i) is aengewezen welk woort de Grieken naderhant 7TÉp<r«i, dat is, Per- fen ^ vertaelt hebben. Hier uit is het ge- beurt dat noch Mozes, noch defchryver van de boeken der Koningen, noch E- faias, nogh Jeremias den naem van Perfen genoemt hebben , omdat die, als gezegt is, van een nieuwer eeu was : daer hy in tegendeel by Ezechiel, en Daniel»die ten tyde van Cyrus gekeft hebben, ook in de boeken der Kronyken, en Efdras Nehemias, enEfther, die na Cyrus tydt |
gefchreven zyn, zeer dikwyls gebruikt
wordt. Ontrent de Koningen, die Voor GyrasVerfchil
in Perfie geweeft zyn, verfchillen dcver-dei" fct>'y- halen der oude Griexc en andere fchry-veren' veren geweldigh veel van elkander. He- rodoot en de meefte andere voornaemfte fchryvers altemael zyn wel van gevoelen dat de Perfiaenfche Koningen af komftigh zyn van den boven genoemden Perfeus, maer in de orde zyner nakomelingen ko- menze geenszins overeen. Herodoot (k) zegt dat de Pafargaden het voornaemfte volk onder de Perfianen uitmaken , waer onder ook de afkomft en verwantfehap der Achemeniden gevonden wort , uit welke de Koningen der Perfen gefproten zyn. Zoo leid ook Xerxes de Groote, Koningvan Perfie, zyngeflacht vaneenen Achemenes af naer het verhael van Hero- doot (l). En Stephanus (*») meent dat hy geweeft is een zoon van Egeus, Vader van Thefeus en Medea; daer in tegendeel een ander (») fchry ver het daer voor hout, dat hy geweeft is een zoon van Perfes, zoons zoon van Perfeus en Andromeda. Dogh daer is by de Grieken zoo wel als by de hedenfdaegfe Perfianen zulk eene mengeling van tegen elkander ftrydende verdigtfelen , dat'er niets met eenige ze- kerheit van te zeggen is. Want de eerfte fpreken elkander telkens tegen , en deze maken de eerfte reex hunner Koningen, by hen genoemt Pifihad zoo talryk , dat- ze daer onder begrypen alle de Koningen der Aflyriers , Chaldeen , Babiloniers, Meden, en Perfen , gelyk de Heer Her- bolet (o) wytluftigh toont. Ook is wel te gclooven dat alle deze verwarring ont- ftaen is uit het quaed begrip der fchry- veren, die de verfcheide oppermagten der Aflyriers , Meden , Perfen , en anderen niet wel onderfcheiden hebben. Men ftelle dan vooraf vaft,dat de Afly- Aflyriers.
riers onder Nimrod en zyne navolgers,de eerfte de eerfte zyn geweeft, die het opperfte"?0"^' gebiet in Afie bezetten, en zoo wel de^öe. Meden als de Perfen onder hunne magt gehadt hebben. Dit getuigen de geloof- waerdigfte oude Griexe, Joodfche , en Chriftelyke fchryvers uit eenen mondt. Waerom niet noodighisdit hier terplaet- fe met verdere blyken te bewyzen. Het zal genoegh zyn dat wy aentoonen dat Arbaces een Meder van geboorte , nadat hy Tonofconcoleros,byde Grieken onder den naem van Sardanapalus bekent, ge- |
|||||||||||||
dwongen had zich in zyn eigen paleis met
zyne wyven te verbranden , het ryk der Meden opgerecht heeft. Dit getuigt Eufe-
(*) 1. 1. cap. 12e.
(/) 1. 7. cap. 11. (m) Sub voce Á'÷ßìééÉ*. (ç) Auftor Erymol. magni. (0) dans la Bibl. Oriental. p. 243. fub voce C«· fjumarath, & p. 703. fub voce Pifchdad. |
||||||||||||||
(ë) Efai. c.xi. Sr. ii.Jerem.c.xxv. #.2.5. Aélor,
c. 11. ~p. 9. (i>) Gen. ÷, ïz,
(«j v. Ant. Judaie. 1. 1. c. 7:
{d) Lib. xi. p. m. 12. 24. Hb. xv. pag. 732.
(<) Lib. vi. Hift. Nat. c. 25. z6. 27. 6? 34·
(f) Cyrop. 1. 1. c, 11.
Tü 1. 4· c. 15 feqq.
(h) 1. 1. c. 136.
(»') Pbaleg 1. 4. c. 10. fab finem.
|
||||||||||||||
k E É Æ Ë &
|
||||||||||||||||
m
|
||||||||||||||||
feuiêbius (ë) : en het wort verder uit de
oude fchryveren, die door de langdurig- heit des tydts verloren zyn,bekragtïgt by Diodorus Siculus (£). Atheneus alleen ver- haelt (c) dat Sardanapalus van zyn Ryk berooft zynde , in hoogen ouderdom overleden is, en brengt verfcheide graf- ichriften van hem by, waer onder ook dit is: Sardanapalus, Anacyndaraxiszoon,heeft Anchiale en Tarfit (twee iteden in kleen Afïe ) op eenen dagh gebout. Eet, drink, /peel. Alle de overige dingen zyn niet een %.ierwaerdigb,{d) Dogh de eerfte meening word wel meeft gevolgt; zoodat men mer Eufebius geruftelyk voor den eerften Ko- ningh der Meden en Periên vandeneeritén oiriprongh ftellen magh É. Á R Â Á C E S.
Arbaces. Want als Sardanapalus, de dertigfte Ko-
ning van Aflyrie na Ninus, of, als ande- ren willen, na Nimrod, zich aen devad- figheit, verwyftheit, en weiluiten over- gegeven had, heeft deze Arbaces, een voor- naem en verftandigh man onder de Me den, ook vekheer desKonings,tot wiens dienft hy jaerlyx met zyne troepen naer Ninive trok, op aenraden van Belefls, Veltoverften der Babiloniers, een groot ftarrewikker,die hem een goede uitkomft voorzeide, eene zamenzweringh gemaekt tegen den Koning , en onder belofte van vryheit de Meden , Babiloniers , ja zelfs de Perièn en Arabiers tot helpers verkre- §cn. Hy trok dan driemael op tegen
ardanapalus, en telkens geflagen en ver- wonnen heeft hy eindelyk hem , weder in weelde en welluftigheit verzopen, fchie- lyk en onverwacht overvallen, tot in zyn hof gejaegt, en in dien noodt gebragt, dat hy zich, als gezegt is, in het vier gc- Sardana- worpen heeft, Waer toe de afval der palus Bactrianen niet weinigh geholpen heeft, overwon-Sardanapalus dus van het leven berooft nen· zynde , is Arbaces van alle de genoemde volkeren voor Koningh verklaert, gelyk klaer te zien is by Diodorus Siculus (e) en Herodotus (f). En Eufebius (g) wil datdit gefchiedt is ten tyde van Ulias,of, gelyk hy hem noemt, Ozias, Koningh van Juda, en Pekah of Phaceas Koningh van Ifrael. Hy voegt'er by dat Arbaces XXVIII ja- ren geregeert heeft, dat Diodorus (h) ont- kent, dryvende dat'zyn Ryk maer XXII jaren geduurt heeft. Maer men moet hier by aenmerken dat volgens Eufebius (*)alle («) Chr. part. pr. ñ m. 23 feq. & part, poftcrior.
p. 110 feq. cdit. Scalig. (b) Lib. 2. p. 109. edit. Wechelian,
(c) v. ex lib.4. Clitarchi de Alexandro. Dcipnofoph.
lib. iï. p. m. 430. (d) vid, Li»; p, m. 529. feqq,
(«) Lib. cit. p. tio, ufq. ad. p. nj,
(ƒ) L!b. 1, c, 95,
(l) loco citato.
(h) p.m. 118. ed. Auber. f. Francof.
é ß) loco citato·
|
||||||||||||||||
de navolgers van dezen Arbdcestot Dejo-
ces toe, van wien wy hier na zullen fpre- ken, alleen voor Rechters zyn gcrekent geweeftj welk gevoelen met dat van(i) Herodoot zeer wel overeenkomt: hoewel Eufebius van Diodorus zoo in het getal, als de namen ,,verfchilt, gelyk uit deze lyft na- der zal befpeurt worden. De tweede is dan II. MANDAUCES,
zoon van Arbaces. Diodorus getuigt (/)Mandau'.
dat hy Afie L. jaren geregeert heeft. Eu- ces. febius noemt hem niet. Maer Diodorus heeft alles uit de oude Perfiaenfche fchrif- ten, door Cteilas ten tyde van Arraxerxes Macrochir verzamelt, en nu al langh ver- loren, aengetekent en ons nagelaten. Van zyne daden vint men niets befchreven. Hem volgde in het Rechterampt of re- geringe III. SOSARMUS.
Dezen naem geven hem Eufebiusen Dio-Sofarmui.
dorus. Beide getuigen zy dat hy dertigh jaren geregeert heeft. Volgens (*») Dio- dorus is na hem in de regeringe gevolgt IV. Á R Ô ÉÁ S of Á R Ô Õ Ê Á S.
Dezen noemt Euiêbius (») Medidus. Men Aitias.
vintin dehiltorien weinigh gewagh van zy- ne daden. Dezelve Eufebius (o)zegt dathy veertigh, en Diodorus dathy vyftjghjaren geregeert heeft. De laetite getuigt ook dat hem in het gebiedt gevolgt is V. Á R Â É Á Í E S.
Het fchynt dat deze twee en twintigh Arbianei.
jaren geregeert heeft , en dezelve is , dien Euiêbius (y>) Cardtceas noemt , en zegt dat hy ten tyde van Ezechias en Manaflès , Koningen van Juda dertien jaren langh de Befchermer der Meden geweeft is. De ganfche tydt van Arbaces af tot het
lefte jaer toe van Arbianes begrypt volgens de rekening van Diodorus 174, en volgens die van Eufebius maer 111 jaren, in het midden van welken tuflehentydt deze zegt (^)dat het Ryk der Chaldcen of Babiloniers verre boven andere uirgefteken heeft, fchoon die ook hunne eigc Koningen had- den. Of nu de Peruanen in dien tydt hunne eige Koningen gehadt, of onder het gebiet der Meden geilaen hebben , kan met gecne zekerheit gezegt tworden, Gg % de- |
||||||||||||||||
1. t. cap. 9 6.
(!) loco citato. (m) pag. itj, \n) P. 1. Chr. pag. ij, Pofter p, ir f
(e) V. r. p. 2j. P. II, pag. 11 j. f) P, 1. pag. 26. en P. 11, ñ, é r g. |
||||||||||||||||
) y.Diod.Sic.p.i74. Eufeb.P. 1.24, ?Ë.$øé Ui
|
||||||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
||||||||
%l6
|
||||||||
Deze Arfaéus, Artaeus, of Dejoces is
de eerfte Monarch over de,Meden volgens^^ Herodoots getuigenifTe geweeft. Zoo Óra^Jnarch hy Koning wert , ftelde hy lyfwach- der Me- ten aen , en in, dat niemant voor denden. Koning verfchyrien , maer , zoo hy iets te zeggen hadt , dat door eenen mid- delaer zou verrichten. Hy beval ook dat niemant in tegenwoordigheit des Konings lachen of fpuwen zou , omdat dit afichu* t welyk was vooralle menfchen,maervoor- namelyk op dat die hem dagelyx zagen, en met hem opgevoedt werden , niet te gemeenzaem met hem worden , en hem lagen leggen mogten j en dat dus de perfoon des Konings van andere moft onderfcheiden worden, (c). Deze maniere van doen heeft naderhant ook Cyrus in- gevoert, zoo als by Xenofon te zien is (d). Volgens Herodoots getuigenis (<?) heeft hy ftrenge gerechtigheit geoeftent, en veele fterkten in Medie , en wel by- zonder de Hooftftadt Ecbatana geboutj met welk gevoelen Eufebius (ƒ) overeen- komt. Maer Diodorus zegt dat Semira- mis, alsze in de ftadt Ecbatana, in eene vlakte van Medie gelegen, gekomen was, een Koninglyk paleis op die plaets heeft laten bouwen, en dat al ten tyde van Ar- baces het Koninglyke hof van Medie te Ecbatana geweeft is. (£). Hier uit zou blyken dat die ftadt al langh voor den tydt van Dejoces geftaen hadt. Dogh dit kan ook wel zoo verftaen worden, dat Ecba- tana wel ten tyde vanSemiramis eene ftadt met een Koninglyk paleis verzien , maer nogh niet byzonder groot, of met muren omringt geweeft is, en dat Dejoces dezel- ve naderhant vergroot, verfiert, en met hooge en fterke muren omcingelt heeft, gelyk Herodoot die duidelyk dus befchryft. Deze Dejoces of Arfaeus heeft naer de mee- ninge van Diodorus [h) veertig, naer die van Herodoot (i) drie en vyftigh , of naer die van Eufebius (k) vier en vyftigh jaren ge- regeert. Hem volgde in 't ryk zyn zoon VII. ATYNES of PHRAORTES.
Den eerften naem geeft hem Diodorus (/).Atynes.
Dogh Herodoot, Eufebius, en anderen noemen hem Phraortes. De twee eerile fchryvers zeggen dat hy 22 jaren heeft ge- regeert : de laetfte alleen (w) met eenige nieuwe , dat hy het ryk 24 jaren bezeten heeft. De meeden zwygen van zyne da- den. Herodoot alleen vertelt dat hy de Per-
(r) vid. lib. cit. cap. 9R. feqq.
(d) Cyrop. 1.8. cap. 50.
(Þ vid. loc. cit.
<ƒ) P. I. chron. p. 27, Sc P. II. p. 1:9.
(g) vid. lib. c. p. 101. Col), p. iij.
(h) I. c.p. 119.
(ï) 1. c. cap. IC2.
(h) vid. 1. c.
(I) vid. 1. c.
(m) P. I.p. ru. 27. &P. II. p. 121.
|
||||||||
dewyl trien daer niets van aengetekent
vint. Indien het ook al waer is, dat ze hun- ne eige Regeerders gehad hebben, zoo blykt echter uit de ftukken der beroemfte fchryveren , dat ze tot op Cyrus toe on- der de magt der Meden geweeft zyn,gelyk het vervolg verder toonen zal. Na Ar- bianes volgde VI. Á R S Á E U S.
Arfaeus. Anderen geven hem den mem van AR-
TAEUS: welke naem , gelyk wy bo- ven uit Stephanus getoont hebben , naer allen fchyn by de oude Perfen eenen Helt betekent heeft. Deze fchynt dezelve te zyn , dien Herodoot, Eufebius, en an- deren Dejoces noemen. De eerfte verhaek Samen- (e) jat j^y een 200n van zekeren Phraortes zwenng geweeft js en door zyne wysheit in het van Par- *? , ■ * , , ■. » , J ,,
fodas. fpreken van recht in de wyken, zulk eene
genegenhek by zyn volk gewonnen heeft, dathy met eenparige ftemmentot Koning gekoren is. Diodorus zegt dat ten tyde van dezen Koning de Meden met de Ca- dufiers eenen zwarencorlogh gevoert heb- ben, waer toe gelegenheit, meent men, ge- geven had Parfodas,·, een Perfiaen van ge- boorte. Deze was wegens zyne dapper- heit en verftant in groot aen'zien by alle mentenen , ook lief en waerdt aen den . Koningh , die zynen raedt verre boven dien van anderen ftelde. Maer deze zelve man , gelyk de menfehelyke dingen wif- felvalligh zyn, van den Koningh in ze- kere rechtspleging beledigt zynde, is met drie duizent voetknechten, en duizent ruiters tot de Cadufiers overgeloopen, onder welke zyn zuiler aen eenen dervoor- naemfte heeren getrout was. Zyn afval ileepte ook anderen mede, die hier toe door hem waren aengezet. De Koning Artaeus hem opkomende met een leger van agtmael hondert duizent mannen is geheel geflagen, zoodat'er vyfrig duizent mannen gedoot, en de overige te rug ge- dreven wierden, fchoon hy maer 200000 man onder zich had. Door welk geluk, en blyken van dapperheit, zyn agtingh zoo zeer is aengegroeit, dat hem de in- woners tot Koning verheven hebben. De Haet der hoon evenwel by de Meden ontfangen Kaduiiere Jagh zoo gewortelt in zyn hart, dat hy "Scn de zynen navolger deet zweeren, dathynoit e en' den haet tegen de Meden zoude afleggen hem toewenfchende , indien hy oit vrede met hun maekte,dat zynganfche geilacht met alle de Cadufiers ten gronde toemogt uitgeroit worden. Van welken tydt af de Cadufiers eenen geftadigen haet tegen de Meden gedragen, noch oit hunne Ko- ningen hebben willen gehoorzamen totdat Cyrus de monarchie tot de Perfen heeft overgebracht, (b) (ë) 1. é. c. 96 feqq.
\b) yid. J. 2. p, m. 119. |
||||||||
REIZEN.
|
||||||||||||||||||
*3?
|
||||||||||||||||||
perfen en andere volkeren ónder zyne
heerfchappy gebragt, en het oppergebiet in Afie verkregen heeft : maer dat hy, wanneer hy zich het overfehot der ver- rnaerde Aflyriers, die in Ninus of Ninive woonden, onderwerpen wilde , met her grootfte gedeelte van zyn leger in het 22 jaer zyner regeringe gebleven is. (λ). Hem volgde in 't gebiet VIII ARTIBARNAS, ASTI-
BARA, of CYAXARES. Ten tyde van dezen zyn de Parthen van
de Meden afgevallen, zich onderwerpende aen de Saken,die eene Vorftin, genaemt Zarina, tot Koningin hadden : waer over langen tydt oorlogh tuilchen deze twee volkeren gewceft is tot dat eindelyk de vrede gefloten is op die voorwaerde, dat elke party behouden zoude wat zy had, en zyin onderlinge vrientfehap met elkan- der leven zouden. Dit getuigt Diodorus op de gemelde plaets. Maer Herodoot geeft hem den lof, dat hy de dapper fte van alle zyne Voorouderen ge weeft is, en de eerfte van alle de Vorften , die de A- fiatifche volkeren in zekere Provinciën verdeelt, ook de piekdragers, ruiters,en pylfchieters van elkander onderlcheiden , en in goede orde en krygstuchc gebracht heeft, daer voorheen alles onder een ge- mengt en verwart was. Hy verhaelt ook dat deze Koning met de Lydiers oorlogh gevoert heeft, en dat de dagh , waer op de veltilagh gefchiedde,zoo duifter wiert als de nacht y welke duifterniiTè,ontilaen uit ecne bezwyming der zonne, Thalcs van Mileten, een der Griexe Wyzen, zoude voorfpelt hebben. De oirzaek van dezen oorlogh was de-
ze : Een oproer ontftaen zynde onder de Scythen, by de ouden genaemt Pecuam, of Veehoeders , begaf zich een gedeelte van hun naer Medie, om onderftanr te zoeken by Cyaxares. Deze ontfing deze |
||||||||||||||||||
ning in plaets van wiltbraet op, nemende
hier op aenftonts de vlucht naer Alyattes Koning der Lydiers , Vader van Krefus. Deze magtige Verft nam hen onder zyne befcherminge , en weigerde hen te leve- ren in handen van Cyaxares, die, zoö dra hy merkte met welke difchgerechten men hem onthaelt hadt, hen vervolgde , en opeifchte , en by weigering Alyattes den oorlogh aendeed, die vyf jaren duur- de. Maer deze zonnezwym zich verwo- nende , werden de Koningen hier door zoo ontzet, dat ze aenftonts vrede maek- ten, enden zelven door een huwelyk tuilchen Arena, dochter van Alyattes, en Aftyages , zoon van Cyaxares bekragtig- den. (l>) Dezelve Cyaxares heeft ook , nadat hy geheel Aiïe, zoo verre het over de rivier Halys legt, bemagtigt had , de Aflyriers geflagen, en Ninive ingenomen. Dus verhaelt dit Eufèbius (c). Mier He- rodoot zegt, dat, wanneer hy deze ftadt om zyns vaders doot te wreken belegerde, de Cimmeriers, een volk dat in het Tau- rifch Cherlbnefus ontrent de Palm Maeo- tisy of zwarte Zee,by onze nieuwe Schry- vers genoemt Mare delle Zabache, woon- de , (d) van' de Scythen onder hunnen Koningh Madycs uit Europe gedreven, en tot in Medie vervolgt zyn. De Me- den ziende hen aenkomen , wilden hen ftuiten aen den berg Caucafus, maar ze werden zelfs geflagen, zoodat ze hierdoor het opperfte gebiedt van Afie verloren , waer mede hunne vyanden gingen ftryken, die 28 jaren langh Afie tot aen Egipten toe berooft en in hun gewelt gehouden hebben. Maer eindelyk is het voornaemf- te gedeelte van dat volk, door Cyaxares vriendelyk onthaelt, en dronken gemaekc zynde, om hals gebragt. Op deze wyze herwonnen de Meden het oppergebiet, en veroverden, bebalvcn het gedeelte van Baby Ion, .Ninive, nevens geheel Aiiyrie. Eindelyk is deze Koning , nadat hy 40 jaren , als men de 18 jaren der Scytifche |
||||||||||||||||||
Artibar-
nas. |
||||||||||||||||||
Oirzack
dezes
ooi-loss.
|
||||||||||||||||||
menfehch niet alleen vriendelyk , maerloverheeringe daer by rekent, zoo als He-
|
||||||||||||||||||
rodoot (1?) wil , der werrelt overleden.
Diodorus fchryft hem op de aengetoge plaets maer 14 jaren regerens toe. Maer het fchynt dat hy den tydt van de heer- fchappye der voornoemde Scyten daer niet by gerekent, enden zelven maer op 20" ja- ren geftelt heeft, daer anders, als men'er dien tydt byvoegt , zyne rekening met die van Herodoot overeenkomt. Hier van verfchilt Eufèbius, zeggende dat Cy- axares maer 22 jaren geregeert heeft ; en al wilde men de twee jaren , die hy daer boven nogh aen Phraortes geeft , daer by rekenen , zoo zouden'er evenwel geen Gg 5 40 (b) vid. Hcrod. 1. r. c. 73. feq.
(<) F. II. Chron. p. m. 123,
(d) v. Strabo. lib 2.p.m.ioS.eniib.ii.p.m.494.
(ή 1. ι. c. 103. i«jq.
|
||||||||||||||||||
hielt hen in zulk eene achtinge, dat hy
|
||||||||||||||||||
hun de Medifche Jongelingen toebetrou-
de, om in de Scythiiche talc,en de kunft van den boogh te hanteren onderwezen te worden. Dit volk was gewoon veel ter jagt te gaen , en deed byna akydt eenig wik op, dat echter,gelyk hetgaer, wel eens miilukte. Het gebeurde dat de Koning ziende hen op zekeren tydt ledigh wederkeeren, den fpot met hunbeftonttc dry ven over de miilukte vangft. Deze Bar- baren geenen fchimp kunnende verftaen namen deze fpotterny voor eenen bitte- ren hoon hun acngedaen, en om zich hier over te wreken,doodden in der yl eenen der Jongelingen, hun toebetrout, ftaken hem aen 'tfpit, en difchtcn hem denKo- (a) vid. 1. c, c. ιοί,
|
||||||||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
||||||||||||||||||||||||||||
*3:
|
||||||||||||||||||||||||||||
ling van Sokrates en groot Veltoverfte,
die zelf langh in Perfie gedient heeft, en- kele verdichtfelen zou by een gehaelt heb- ben : hoewel wy anders gaerne toeftaen, dat hy de hiftorie van Cyrus door zyne uitmuntende welfprekentheit eenigfinsop- gefchikt,en dus de waerheit eenige kreuk gegeven heeft. Zoo heeft ook zelf Jofè- fus, anders een geloofwaerdigh fchryver, mifleid door de verwarde en weinigh fa,- menhangende verhalen der Joden den voornoemden Cyaxares, zoon van Aftya- ges, gehouden voor dien Darius Medus, van wien men gewagh vint in de hiftorie van Daniel (/'), zeggende dat hy doori hulp van zynen neef Cyrus het ryk van Babilonie bemagtigtigt heeft, (w) Van dit gevoelen is ook geweeft Joh. Chrift. Wagcnfeil. (») By anderen j en voornamelyk by Syn- cellus (o) vint men te boek geftelt dat Na- bonidus, de laetfte Koningh van Babiion, de Meden en Perfen beheerfcht heeft, noemende hem nu eens Darius Medus, en dan eens Aftyages: waer door Marsham fy) mifleit twee Aftyageflên , eenen, van wien Herodoot en Ctefias fpreken , en eenen,van wien Xenofon gewagh maekt, verzonnen heeft. Ook verhaelt Jaco- bus Uflërius, dat Cyrus na het veroveren van Babiion , dat ryk aen Darius Medus, anders genoemt Cyaxares den tweeden zou afgeftaen hebben. (^). Alle deze verfchei- de vertellingen dwalen geweldigh af van |
||||||||||||||||||||||||||||
40 jaren uitkomen. Hem volgde
IX. ASPADA of APANDA. |
||||||||||||||||||||||||||||
Dezen noemen de Grieken aftyages , of
~Afiyigan naer de getuigenifle van Diodo- rus (a), Ctefias (é) en Eufebius. Deze laetfte verhaelt (c) dat hy regen Alyattes, Koning van Lydie , zynen Schoonvader geftreden heeft. Maer de oude Griexe Schryvers maken buiten het geen Verhaelt is gefchiedt te zyn onder Cyaxares nergens gewagh van: hoewel de meefte ( fchoon ze in veele omftandighcden verfchillen ) hier in overeenftemmen dat hy door Cy- rus overwonnen en van zyn Ryk be- rooft is. Men moet dan vaft ilellen uit de getui-
geniflen der meefte en beroemfte fchry- veren dat deze Aftyagesde laetfte Koning van Medie geweeft is, die ook het gebiet over de Perfen gehadt heeft. Ctefias zegt (d) dat hy Cyrusin den bloede nietbeftaen heeft. Maer Herodoot (e), Xenofon(/)Juf- tinus φ , en meer andere getuigen een- parigh dat hy moederlylc grootvader van Cyvus geweeft is. Alleen verfchilt Xeno- fon hier in van Herodoot en alle de an- deren , dat hy den Vader van Cyrus als Koningh van Perfie invoert,en breedtop- geeft van Aftyages genegenheit jegens zyn dochters zoon Cyrus, ook dat hy Aftyages eenen zoon toefchryft genaemt Cyaxares, |
||||||||||||||||||||||||||||
de alleroufte fchryveren j Berofus , Me^
gafthenes, Herodoot, en andere. Waer* om geenfins te verwonderen is dat de nieu- we Perfiaenfche fchryvers mede zoo vér- wardelykvan hunneeerfte Koningen fpre- ken. Niet te min kan men uit dezeduifter- heit der verwarringen eenig licht fchep- pen door hulpe van Berofus en Megaft- henes, uit welker langft verlore fchriften, voor zoo veel deze zaek aengaet, Joièfus en Eufebius ons het voornaemfte bewaert hebben , indien men hen met Herodoot, Diodorus, en anderen wil vergelyken. Want vooreerft is kennelyk uit de woor- den van Berofus , door Jofefus (r) byge- bragt, ook uit die van Eufebius (/) dat'er een lyft op te maken is der Koningen van Babel van Nabuchodonofor af tot den laetften toe op deze volgende wyze. I. NABUCHODONOSOR,
die in het 18 jaer zyner rógéringe den tempel te Jerufalem verftoort heeft, als blykt
|
||||||||||||||||||||||||||||
die met hulpe van Cyrus en zyne Perua-
nen den afgevallen Koningh van Armenië tot rede gebracht, Crefus en de Aflyriers nevens hunne bontgenooten geilagen , en eindelyk Cyrus na de verovering van Ba- biion aen de erfprinceflè, die eenigen Mandane noemen,uitgehuwlykt, enhem Medie tot eenen bruitfehat gegeven zou hebben, (h). Maer Cicero heeft al over- langh geoordeelt dat Xenofon Cyrus niet zoo zeer naer de waerheit eener hiftorie, als tot eene afbeeldinge eener wel geregel- de heerfchappye befchreven heeft. (1) van welke meening ook geweeft zyn Erafmus, Lipfius, Jofef Scaliger,Gerardus Joannes Voffius, en de meefte luiden van letteren, met welke wy ook voor het groofte ge- deelte over een Hemmen. Alleen fchynt ons Scaliger (£) te verre te gaen, Hel- lende dat'er niet een waer woort in de hiftorie van Cyrus, door Xenofon befchre- ven , te vinden is, en dat zelfs de namen buiten dien van Cyrus, en weinige andere verdicht zyn. Want het is niet te geloo- ven dat Xenofon, zulk een beroemt leer- (a) lib. cit. ρ. 120.
(b) in Perficis prim, fegm. t.
(t) P. 1. Clu-on. p. »9. & P. II. p. lij
(d) loc, cit.
{() 1.1, c. 107. feqq.
ψ Cyrip, 1. 1. cap. 1. feqq.
(£) 1. 1. cap. 1.
(h) vid. tot. tr. de Cyrip.
|
||||||||||||||||||||||||||||
(/) Dan. cap. 6.
(m) vid. 1. χ Ant. Jud. cap. ij·.
|
||||||||||||||||||||||||||||
(k) in mamifia de LXX hebdom. Dan.
|
pag- 4.
|
|||||||||||||||||||||||||||
(0) vid. Chronogr. p. 231.
(/>) vid. Can.Cbr. feft. XVIII. p. 563. & 57«
cd. Londin.
(q) Vid, Annal. aetat, mund. vi. p. Si. Conf.
Georg. Hornius Adnotat, ad Sulpic. Severurn.
Hift.1. II. cap. 10.
(r) 1. 1. contra. Appion. (j) Prsepaiat. Evang. lib, IX. c. 40. feq. |
||||||||||||||||||||||||||||
8. ad Q. fratr«n.
|
||||||||||||||||||||||||||||
(») vid. Cic. 1, ι. Ερ. ι
|
fegm.
|
|||||||||||||||||||||||||||
(<·) Am'm. ad Euf. Thef. temp, p. tj
|
||||||||||||||||||||||||||||
REIZEN.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
239
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
blykt uit (W) jeremias, en uit (è) Eufebius, Ten &eirnm„„ · j .*«·., ,
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
is aen eene ziekte in het «eSee^Sfe
|
2* m 8roote ecre gehouden heeft. En
deLa"dHHrS frekt SüIPiciuS Seve™ °P
te%2 plaeCs> met wien **k ande- re Schryversovereenflemmen. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
jaer zyner heerfchappye overleden , ge-
volgt van zynen zoon H. EVILMERODAC H, die ter i'T-ia -rt ________Ë é. i
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
oirzacke zyner onregtvaerdigheden, en Het zy dan~dat~hvT')mCn· , ë
toomelooze welluften door de lagen van kroon be«S dJ,,T^' eer h7 dc
*yn Zufters.man Nirigliflbrooros oroge- is, SSJr^ ^Ã £CnoemC
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bragt is. Hem volgde in 't gebiet
171. NIRIGLISSOROOROS,
of NIRIGLISSARIS, die, omdat zyn eigc zoon , by Nabudochodonofors dogter gewonnen , nogh te jongh was, het ryk aen zich genomen, en vier jaren geregeert heeft. Na hem quam 1V.LABOROSOARCHO-
DES, zoon van Nirigliflbrooros en Ni- tocris,die nogh een Jongeling, het ryk ne- gen maenden bezeten heeft, dog van zyne vrienden door lagen,omdat hy al te quade manieren over zich had, en van een boozen aert icheen te zyn, van kant geholpen is. Deze is, dien Daniël 2te//ik«r,ofBaltha^ar noemt, (c) Na zyn doot quamen de uit- voerders van dezen moort by een, en ko- zen met algemeen goetvinden tot Koning V. Í Á Â O ÍID û S , die Berofus zegt dat een Babilonier, en eender vjöik- verwanten geweeft is. Van Megafthenes wort hy ook by Eufebius (d) btóim of Adedus^ en re Á'ôííîßïí «í÷^ì», of JReem van Jljjyrie , co Koningh geworden Na- bannidocbns genoemt. Dat nu deze Na- bonidus en Darius Medus, van wien Da- niel fpreekt (e), een en dezelve geweeft is, blykt uit de overeenkomft der voor- noemde Schryveren. Want by Daniel (ƒ) wort Beliazargedoot, endaer opontfangt Darius de Medier het Iconingryk. Dit zelve wort ook, onder de namen van La· boroftarchodes en Nabonidm , van Beroius en Megaftenes verhaelt: by welke Schry- vers Nabonidus de laetile Koning vanBa- bcl is, die door Cyrus verwonnen en ge- volgt is. Dus volgt ook by Daniel op Darius in het gebiet Cores of Cyrus , Ko- ning van Periie. Abul-Pharajius, een Ar- menier van geboorte , verhaelt volgens |
—„_. yrj vui uccjc; net zy
Nabomdes by Berofos en Megafthenes zoo veel als Darius betekent; daer wort niet ontkent dat hy van Medifche afkom il , dogh evenwel geen Koningh van Medie geweeft is , gelyk Scaliger toont (k). Al- toos is uit de biftorien klaer te bewyzen dat noch Aftyagesdeze Darius Medus kan geweeft zyn, omdat hy reets in Cyrus handen geraekt was, eer hy den Koning van Babel beoorloogde , gelyk in 't ver- volg bly ken zal: noch ook Cyaxares, de zoon van Aftyages, omdat alle oudeGriexe Schryvcrs, Xenofbn uitgezondert, een- parigh getuigen, dat Aftyages geenen man - nclyken erfgenaem gehadt heeft j dat klaer te zien is by Herodoot (/), Diodorus (w), en anderen. Daer is dan niet veiligerdan zich te houden aen het verhael van Hc- rodoot. Deze zegt duidelyk dat Aftya- ges, de laetfte Koning van Medie en Per- Se, een dogter,die hy Mandane noemt, voortgereelt hebbende, droomde dat hy haer zagh wateren met zulk een gewelt, dat het water, dat zy loofde, niet alleen zyne hooftftadt, maer zelf ganfoh Aiïe verftroomde. Ontwaekt zynde open- aerde hy den fchrik, hier uit gevat, aen yne Magioïin) Wyzen, op welker aen- aden hy deze dochter niet aen eenen Me- ier, maer geboren Pcrfiaen , genaemt ambyiès, die wel van goede geboorte as, maer minder dan een voornaem Me- ier gehouden wert, uitgehuwlykt heeft. Daer is dan niet te twyffelen of Cam- yiès is geweeft de vader van Cyrus, een enzienlyk man onder de Perilanen , en oon van Cyrus, geiproten uit het ge- acht van den voornoemden Achemcnes; elyk dat ook by (o) Herodoot beveiligt ort. Maer omdat de Perilanen onder |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
h
|
........,.. ,·,,...,.,«,,, w uit aeoude Uoi- Idemagtder Mcdiers ftonden,is nietzwaer
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
demagtder Mcdiers ftonden,is nietzwaer
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
terfche Schryveren, dat Beltafchalar,dien te begrypen dat zelfs de voornaem fteHee-
hy voor eenen zoon van Bochtanfaris of' ren van die natie voor hunne beheerfchers, |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
N
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
™» uuwiu L>cijccncners,
al waren ze niet zoo doorluchtigh van geboorte , hebben moeten zwichten. Dogh dit dient ter zake weinigh. Alleen dient aengemerkt dat de geleerden van ge- voelen zyn, dat Cyrus in het orakel by [f) Eufebius de Perfifche Muilezel genoemt is. omdat-hw «il-«"«.« ß |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
toen hy het gezicht, by den Profeet Da-
niel uitgelegt, gehad hadt, door Darius den Medier van 't leven berooft is. En hier op zegt hy (b) dat dezte Darius byde Grieken genoemt was Nabonides , dat hy |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de laetfte der Koningen van Chaldeè'n ge-
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
weeft is, dat na hem het ryk aen de Per- der,
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(a) Jerem, c. 52. f 12.
(i) loc. cit. c. 40, fub finem.
(c) vid.JoCScal.ad Eureb. loc. eitato.
(d) 1. c. cap. 41.
(e) cap. ö. vf. 1,
(ƒ) cap. j. vf. 30. (f) Hift. Dyn. Dyn. IV. fub fin, pag* 70.
(h) Dynaftia feqq. pag. «o. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(/) Jof. Scaliger de Em, Temp. 1. VI. Part.2, de
duab. quaeft. Pan. p. j8i, feqq.
(*) 1. c. ex cap. io. Dan. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(/) 1. 1. cap. 109.
(m) Diod. SicuL loco eitato.
in) vid. Herodot. l.cit. c, 107.
(o) l,c. cap. 111. fub fin. coll. 1.3. cap. 6f.
(ñ) lib. cit. 9. pt. Euang. c, 41.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
|||||||||
*4°
|
|||||||||
digh, z.ie my hier voor «. De Koning dit
antwoord , zoo Hout uitgezet, by zich zelven overwegende , en zich latende voorftaen iets te zien in de trekken van zyn wezen, dat naer zyne dochter zweem- de , ondervraegde den veehoeder fcher- pelyk , riep Harpagus by zich , en ont- dekte het bedrogh. De Koning dus agter het geheim dezer
zake gekomen zynde hielt zich niet anders dan of hy welvernoegt,en in zynenfchik ware met dit avontuurlyk behouden van Cyrus. Hy gaf dan verlof aen Harpagus van te vertrekken , en laft om zynen ee- nigen zoon, ontrent dertien jaren out, aen 't hof te laten komen tot gezelfchap van Cyrus , bevelende hem ook dat by zelf hadde teverfchynen op het dankoffer- mael, dat men verplicht was te houden ter eere van de Goden,door welker voor- zorge Cyrus bewaert was. Harpagus geen quaedt vermoedende zend zynen zoon, en vcrfchynt om deel aen het offer- mael te hebben. Maer de Koning broe- dende wraek in 't harte doet den jongen aenftonts dooden en in (tukken hakken, en een gedeelte der zelve kokenen braden, en den vader op het mael voorzetten, wor- dende ander vlcefch voor den Koning en de genoodigde gaften aengedift. Harpa- gus der fpyze onkundigh at daer af met fmaek, en verzadigt zynde wert van den Koning afgevraegt, of hem de fpyze niet wel bevallen had. Als hy betuigde met fmaek gegeten te hebben, gaf de Koning aen eenen der dienaren eenen wenk. Waer op deze het hooft, de handen , en voe- ten des geflachten Jongelings in een be- dekte ichotel aenbragt , en Harpa- gus verzogt de fchotel te ontdekken, en daer uit te nemen wat hem ge- viel. Hy dit doende , vint daer in de droevige overblyffels van zynen zoon. Maer hy verbeet zich met een door- ilaende gedult, zoo dat hy gevraegt of hy geen kenniflè hadt aen dit wilt, waer van hy gegeten hadt, antwoordde Ja , en dat de wil des Konings de zyne was. Waer op hy zich met de overge- blevene ftukken naer zyn huis begaf, om naer alleen fchyn die te gaen begraven. Op zulk eene bittere wyzc voldeed de Koning zyne wraekzucht. Evenwel nogh ongeruft over Cyrus
riep hy de Wyzen weder by een , be- gerende hun gevoelen te verftaen we- gens Cyrus en den itaet zyns Ryx. Zy antwoordden dat,dewyl Cyrus reedts on- der zyns gelyken geregeert, en als Ko- ningh recht gcpleegt hadt, des Konings droom nu vervult, en geen zwarigheit meer van dien kant te vreezen was. Hy hunne uitlegging goedtkeurende, en van zelf tot deze gedachten overhellende, riep Cyrus by zich, fprak hem vriéndelyk aen„
|
|||||||||
dcr,enMedifche moeder geteeldt was. (a)
Wyders wort verhaek dat Altyages de gemelde dogter uitgetrout hebbende ten tweeden male een gezicht in den droom gehadt heeft. Want hem dagt te zien dat uit het baerlidt zyner dogter een wyn- gaert voortquam , wiens ranken geheel Afie befloegen. Waer op hy van zyne Wyzen gewaerfchuwt dat hier door be- tekent wierde dat de nakomelingen zyner dogter in zyn plaets over, Afie heerfchen zouden, haer op het uiterfte zwanger zynde uit Perfie naer Medie ontboden en wachten by haer geftek heeft, om te paffen op de vrucht, die ze ter werrelt brengen zoude. Zy baerde eenen zoon, die Cyrus genoemt wert. Dezen nam de Koning aenftonts haer af, en leverde hem over aen zynen gunileling Harpagus op dat hy hem dooden zou. Maer dees vree- zende hier mede den haet der moeder op zynen hals .te zullen halen betroude de uitvoering van des Konings bevel aen Mithradates , des Vorften veehoeder. Terwyl deze harder over deze zaek van Harpagus ontboden was, gebeurde het, of het wezen wilde , dat zyn huisvrou van eenen dooden zoon verlofte. Zy zien- de haren man met het kint van Cambyfes en Mandane t' huis komen gingh hem aen , hy zoude dit kint voor haren zoon opvoeden , en het doode kint aen zynen Heere , in plaetfe van Cyrus, gaen ver- toonen. De man laet zich gezeggen j hy brengt het doode kint aen Harpagus, van wien het voor Cyrus begraven wert. Dit bedrogh bleef langen tydt verbor-
borgen, dogh wert ten laetfte op deze wyze ontdekt. Teweten deze Cyrus op ze- keren tydt van de kinderen, daer hy dae- gelyx mede fpeelde, tot Koning gekoren zynde , had den zoon van eenen voorna- men Medier, genoemt Artembaris, om- dat hyhem niet gehoorzamen wilde, doen itraffen, en handelen als eenen flaef. De vader van 't kint zulk een beftaen hoogh opnemende bragt zyn klagten defwegen den Koning over, toonende hoe onwaer- digh zyn kint van den zoon eens vee- hoeders gehandelt was. De Vorft ont- biedt hier op den kinderlyken Koning nevens zynen gewaenden vader, en on- dervraegt hem wel fcherpelyk over zyn bedryf. Maer Cyrus gaf hem vrymoediger antwoort dan hy van eenen gemeenen jon- gen verwachtte. Al wat tk gedaen heb^ Heer Koning , zeide hy , is met recht van my gedaen. Mjne fpeelgez.ellen ahemacl, onder welke ook dez,e was, hadden my tot hunnen Koning gekoren. Jk heb het Ryk aen- vaerd) en iy alle hebben gehoortMemt. Hy alleen heef é geweigert mjne bevelen na te ko- men , en daerom de verdiende flrajf'e ontfan- gen. Ben ik nu hier over eenigeflrajfe waer- (ë) í. Her. 1. c. cap. 55 ik 91. |
|||||||||
H E I Æ Å Ì;
|
|||||||||
24f
|
|||||||||
&enj verhaelde hem kortelyk zynafkomft,
en zond hem naer Perfie aen zyne ouderen, die hem, dien ze dus la,ngh doot gewaent hadden, met veele teederheit ontfingen, en van hem begeerden te weten op welk een wyze hy zoowonderlyk in't leven ge- bleven was. Hy verhaelde hun hier op, dat hy noit anders gedagt hadt, of hy ware geweeft de zoon van Aftyages Vee- hoeder, maer dat hy op den wegh beter onderrecht was: dat dehuisvrou des Vee hoeders, genaemtCyno, hem opgevoedt hadt, en dat hy haar daer voor eeuwigen dank fchuldigh was. Het is waerfchynlyk dat de ouders van
Cyrus dezen naem van Cyno, die in 't Per- fiaenfeh een hondt of teef betekent, tot hun voordeel opgevat, en om hunnen zoon den Perfianen aengenamer te maken, uit- geilroit zullen hebben , dat Cyrus, te vondelingh gelegt zynde , van een hond gezoogt is. Hoedanigh het ook van He- rodoot (<2),Juit.musO),en Valerius Maxi- mus (c) verhaelt wort. Dogh ontrent het oeifenen en opvoe-
den van Cyrus is groot verfchil onder de Schryvers. Xenofbn verhaelt dat hynogh jongh van jaren by zynen Grootvader A- ftyages in Medie, en naderhant by zyncn vader Cambyles in Perfie onderwezen is geweeft in al wat dienen kon tot Ieercn van deugt , gcrechtigheit en dapper- heit (d). Atheneus (e) vertelt uit Dinon, eenen Schryver, wiens boeken langh ver- loren zyn geweeft, dat Cyrus, eer hy naer Perfie gezonden wiert, een der genen ge- weeft is, die den Koningh Aftyages den ftaf, even als de Roomfche Gerechts- dienaers, plagten voor te dragen } en na- derhant onderde lyfwachten gedient heeft, tot dat hy eindelyk naer Perfie gezonden is. Dat ook Aftyages, als Cyrus nu ver- trokken was, een gaftmael aengereeht, en daer by geroepen had zekeren Anga- res, eenen zyner voornaemfte Zangmeef- tcren,die onder andere liedtjes in het zin- gen zich had laten hooren: dat een afgrjf- felyk beeft in de moeraffen gebonden wierf , een beeft nogh gruwzamer dan een ivtlde beer; dat du over zyne landen heerfeben , en met weinigb volk tegen veelen ftryden z,oude. Decs van den Koning gevracgt zynde, wie dit beeft was , zoude Cyrus ge- noemt hebben. Waer op Aftyages hem geloof gevende, Cyrus te rugh ontboden had , dogh vergeefs. Maer beide deze verhalen ftryden regelrecht tegen het reedts verhaelde uit Herodotus, Juftinus den verkorter van Trogus Pompejus , en andere Schryveren , die by de geleerden het meefte geloof verdienen. Want geen (a) l.i. cap. joS. feqq. ufque, ad. c. 123.
(l>) 1. c. cap. 4. feq.
(c) 1. 1. c. 7.
(il) Xcn. <Je Cytiped. 1, é. tt
(f) Dcipu. I. 14. p. m, 653,
|
|||||||||
van hun alle ontkent, dat Aftyages Cy*
rus, als hy maer even geboren was,heeft willen ombrengen , en dat hy buiten zyn weten wonderlyk bewaert is , totdat hy tien jaren out geworden is. Waer uit volgt dat Cyrus by zynen Grootvader niet opgevoedt is. Even weinig waerfchyn- lyk is het dat Aftyages zyn dogters zoon in diergelyke bedieningen, als Dinon wil, zoude gebruikt hebben, gelyk ook zeker is dat dit verhael geene betrekkingh ter werrelt on de jaren van Cyrus kan hebben. Wy houden hetdanmetHerodoot (^ver- halende dat Cyrus zyne manlyke jaren by zyne ouders iri Perfie bereikt hebbende , onder alle zyne tydtgenooten de manlyx- te, dapperfte , en beminlykfte geworden was j dat ook Xenofon (g) getuigt. Ondertuflchen had Harpagus zynen hact
tot den Koningh en begeerte van wraek over den moort zyns zoons geveinidelyk verborgen tot dat Cyrus zyne manlyke ja- ren bereikt hadde. Deze tydt was nu ge- komen , en gaf hem de gelegenheit van zich te wreken in handen. Waer by rjoeh tot zyn voordcel quam dat Aftyages zich zeer hart en ftrengh tegen zyne on- derdanen droegh , dat niet alleen van He- rodoot, maer ook van eenen Nicolaus in zyne Acnfpraek aen de oproerige gemeen- te van Syracufe by Diodorus (h) getuigt wort. Deze gelegenheit nam Harpagus dan
waer, en kreeg de voornaemfte Meden op zyn zyde, om Aftyages van den troon te ftooten, en Cyrus in zyne placts te zetten. Dit voornemen wilde hy Cyrus zeer gaerne bekent maken , dogh wift , om- dat de toegangen van Medie naer Perfie naeukeurigh bewaert werden , geen be- ter middel hier roe te vinden dan dit. Hv fchreef eenen brief aen Cyrus , waer inhy hem vertoonde , hoe Aftyages getracht had hem pas geboren zynde , te dooden, en hoe hy van den Koningh gelaft zelf dien moort te bedryven, hem aen den veehoeder des Konings had overgegeven, door wiens hulpe hy wonderbaerlyk in 't leven behouden was. Hy voegde daer by hoe hy hier door des Konings gram- fchap op zynen hals gehaelt had, en van zynen cenigen zoon berooft was geworden. Vorders vermaende hy hem tot het ne- men van wraek over Aftyages, waer toe hy de Pcrfcn tot afval bewegen , en uit hun een leger moft zien op de been te brengen, om tegen de Meden op te trek- ken. Wat hem belangde, dat hy,wan- neer Aftyages zyne legerbenden tegen Cyrus uitzenden , en hem of een ander Krygshooft het bewint daer over geven zou, zekerlyk tot hem overkomen, en Hh van (/) 1. c. c, 113.
(?) I· cir.
(h) !. 13. p. 341,
|
|||||||||
CORNËLIS de BRUINS
|
|||||||||||||||||||||||||
£4*
|
|||||||||||||||||||||||||
van Aftyages afvallenzou. Om dezenbriefl Waerom Jofef Scahger ghet daer voor
veilish te beftellen, neemt hy eenen ver- hout, dat Cyrus van de Perfen tot Koningh |
|||||||||||||||||||||||||
fchen haes, fnydt hem op , verbergt den vienen natb, luyuL uviii ã , Â
|
|||||||||||||||||||||||||
brief daer in, en geeft hem aen eenen zy
ner jageren nevens een jagtnet over om Cyrus te gaen vinden, en hem met eigen monde te verzoeken , hy wilde den brief alleen , en buiten kennifle van iemant openen. Gyrus dezen brief gelezen hebbende
nam overlegh by zich zelven hoe hy de zaek beft zou aenvangen. En in deze overweging (zoo als Juftinus verhaelt) (a) wort hy in den droom gewaerfchuwt, hy zoude eenen , die hem op den mor- genftondt van den volgenden dagh zou ontmoeten, tot zynen helper en medege- zel in dit werk verkiezen. Cyrus ont- waekt en in den vroegen morgenftontop- geftaen zynde reift landewaert in, en ont- moet daer eenen flaef van eenen Meder, genaemt Sybaris , Oebares , of Soebares, |
|||||||||||||||||||||||||
heerfcht heeft, eerfiy Aftyages overwon,
het welk Ëufebius verzuimt heeft aen te halen. Zeker het blykt genoegh uir He^ rodoot (d) dat Cyrus groote toebereitfels tot den oorlogh moet gemaekt hebben, en wel zoo groote , dat eindelyk de roep daer van ter ooren van Aftyages gekomen is, die hierom eenigen aen Cyrus afzond, en hem by zich ontboot. Maer deze liet hem zeggen dat hy licht vroeger by hem zyn zou, dan hem aengenaem wezen zou- de. Aftyages geen andere uitkomft ziende
wapende hier op zyn krygsvolk,en ftelde tot zyn ongeluk Harpagus tot Veltoverfte daer over , zonder meer te denken hoe groot een verdriet hy hem aengedaenhad. Deze dan zynen wenfeh ontrent dit be- velhebberfchap verkregen hebbende ging met al zyn volk tot Cyrus over , worden- |
|||||||||||||||||||||||||
die gezegt hebbende dat hy een Per-
iïaen van geboorte was, van hem van zyne boejen geflaekt, en naer Perfepolis gebragt wort. Tans roept Cyrus het volk by een , en geeft hun te kennen, dat Aftyages hem tot een hooft over de Per- fen geftelt hadt: dat hy hierom hun ge- boodt voor hem te verfchynen met hou- welen en bylen. Dit gedaen zynde belaft hy hun eene boflehaedje langh ontrent 18 of zo ftadien in den tydt van eenen dagh af te hakken. Als zy dit bevel vaerdigh en luftigh uitgevoeft hadden, belaft hy hen wederom den volgenden dagh flate- lyk en fierlyk gekleedt voor hem te ver- fchynen. Gekomen zynde onthaek hy hen deftigh met vleefch van zyns vaders veedriften, en wyn volop. Nadat zy dus onthaek en wonder in hunnen fchik \va- |
|||||||||||||||||||||||||
niet
|
|||||||||||||||||||||||||
de de andere, die
|
van den aenflagh
|
||||||||||||||||||||||||
wiften, gemakkelyk overwonnen.
Aftyages dit gehoort hebbende wert
zeer verbolgen , en alle de Wyzen , die hem geraden hadden Cyrus naer Perfie te zenden , hebbende doen ophangen , wa- pende jongh en out, en trok met veele hulpbenden verfterkt zelf in perfoon op naer Perfie. Men wert daer hantgemeen: en Aftyages om zyn geluk te bevorderen had agterde ftrydenden nogh andere troe- pen geftelt, dreigende de voorften,zooze niet wilden vegten, en overwonnen wier- den , dat ze door de agterfte zoo wel als door de vyanden zouden nedergemaekt worden. Deze nootzakelykheit tot ftry- den verwekte inde Meden eene ongeloof- I felyke dapperheit, zoodat de Perlên gc- I {lagen , naer de ftadt de vlucht namen. Maer hunne moeders en vrouwen onder- fchepten hen hier, en hare kleederen op- lichtende, vraegden hen alfchempendeof ze zich bergen wilden in de buiken hun- ner moeders ofte vrouwen. Door welk zeggen zy befchaemt geworden,den ftryt met meerder moedt hervatten, en hunne vyanden over hoop worpen , zoodat ze Aftyages zelf gevangen kregen, (e) Plu- tarchus (ƒ) verhaelt hier by dat Cyrus toen een wet gemaekt heeft, waer by hy vaft ftelde, dat, zoo dikwyls een Koningh zyn intrede in de ftadt deed , aen elke vrouw een goude penning zou gegeven worden. Of nu door die ftadt Perlèpolis moet verftaen worden, kan met geen zeker- heit gezegt worden , dewyl die noch van Plutarchus , noch van Trogus , of Juitinus genoemt wort, hoewel het an- ders (f) de Em, temp. in Fragm. p. 42.
\d) cap. 128. (f) Her. & Juilin. 1. c. (f) de Virt. mul. c. 9. fcn. T. 11. op, Edft. Francof.
Aubrior. p. 247. |
|||||||||||||||||||||||||
ren, .._.0. j #
behaegde, die vaades daegs te voren, of
van dezen dagh. Als zy hier op uit eenen mondt antwoordden dat deze dagh van onthael en vermaek hun beft aenftont, als die te veel verfchilde van den dagh, waer in zy zulk een æ waren arbeit gedaen had- den , zegt hy tot hen, indienze hem volgen wilden, dat ze dan akyt zulke da- gen konden hebben , zoo niet, dat ze dan altydt, "ab onderdanen der Meden, geftadigh zouden moeten arbeiden. Met Heze woorden wekte hyin hun de begeer- te tot afval van de Meden , en tot het winnen van vryheit onder hem. Al dit wort van de oude fchryvercn bevef- tigt. (b). Nu is wel te denken dat deze zaken en
toeruftingen niet zoo fchielyk toegegaen zyn,als de voornoemde Schryvers verha- len, maer dat'er een tamelyke ruimte van tydt tuflehen beide moet geweeft zyn (<j) 1. c. c.6. alitec hoc (omnium mcuioi.it Ciceiõ
I. r. de Divin.
|
|||||||||||||||||||||||||
(£)Herod.l.c.c.i2j.feqq.ufyadcap.i*SJuft.!.c,c.6
|
|||||||||||||||||||||||||
REIZEN,
|
|||||||||||||||||||||
43
|
|||||||||||||||||||||
ders niet geheel onwaerfchynlyk is. Want
dat Cyrus den Koning Aftyages in debin- nenite vlakte van Perfie, daer de dapperf- ten dier natie, genaemt Pafargadae , en onder hen de Achemaenides gewoont heb- ben , overwonnen, en op dezelve plaets tot eene gedenkeniilê eene ftadt en een |
|||||||||||||||||||||
Amytis^ weduwe van Spitamas, getrouc
heeft (t). Maer die vrou moft dan al hoogh op haer dagen geweeft zyn, zoo wy plaets geven aen het oordeel van Xe- nofon [k). Einddyfc meent Ctefias [fl dac Aftyages door Petifacas, eenen der voor- naemiten van Cyrus gefnedenen , als hy |
|||||||||||||||||||||
Koningklyk Paleis, genaemt Pafargadae, jhern op zyns Heercn bevel uit Perfie naer
|
|||||||||||||||||||||
Medie afhalen zoude, op aenraden van
Oebaras, of Sebares , in eene woefteny gelaten is , daer hy van honger en dorft zou geftorven zyn. Dogh Scaliger meent (w)dat hyin het vierde jaer van Cyrus Ko- ningryk, dat is, in 't zelve jaer , als hy overwonnen wiert, om 't leven gebragt is. Nu zal ik hier laten volgen de Perfi- febe Koningen,die uit hunnen eigen lanc- aert geiproten zyn. I. CYRUS.
Inde heilige bladen wort deze Vorftc.rUf>
Cores genoemt («). Plutarchus, zegt dat de Perfen deZonne Cyrus noemen, en de- ze Monarch daer van zynen naem gekre- gen heeft. (0) Hy de Meden bemagtigt hebbende, heeft Crefus, Koning van Ly- die, nevens zyne bontgenooten overwon- nen, de hooftftadt Sardes ingenomen ,en hem zelf gevangen gekregen. Waer on- trent men verhaelt dat zyn Zoon , ftotn zynde, wanneer hy zagh dat in de ver- overinge der ftadt zeker foldaet zynen Vader dooden wilde, deipraek wederge- kregen heeft. Cyrus echter was niet ge- zint hem te (paren, maer liet hem gebon- den op eene houtmyt leggen , om hem levendigh te verbranden. De ongelukki- ge Vorft in dezen noot gebragt riep dus leggende driemael, o Svlon , Solon ! van welk geroep als Cyrus de reden gevraegt, en hy,.hem geantwoort had , dat dit ge- fchieddeuit gcdagtenis aen Solon, die hem in zyne volle heei'lykhert zittende , mee- nigmael gezegt had, Dat memamgelukktgb genoemt kon worden voor %.yn doot, bevryd- de hy hem niet alleen van het vier, maer hielt hem in eere, bediende zich dikwyls van zynen raedt, en liet hem geruft leven te Barenen, eene kleene ftadt, niet ver- re van Ecbatana gelegen, in eenen ftaet, zoo niet geheel , ten miniten bykans Koninglyk. (/>) Nadat hy nu of zelf, of door zyne Veltoverften Ionie, Carie,Ly- ciej en andere geweften verovert hadt, trok hy op naer Babiion, en belegerde die ftadt. De Koning Darius Medus, of Nabonidus, van wien" boven gefprolccn Hlii is, (/') vid. Exc. fegm. 2.
(t) 1.8. Cyrip. c. 39.
|
|||||||||||||||||||||
gebout heeft , getuigen («) Strabo, en
(é)Stephanus. Deze plaets is niet verre afgelegen geweeft van Perfepolis,dat hier uit af te meten is, dat die ftadt van Stra- bo en Ptolemeus en anderen ook geftelt wort in de vlakte der Pafargaden , door welke eene rivier , van outs genaemt A- gradatus, en naderhant Cyrus, naer den naem van dezen grooten Monarch, haren loop heeft, dogh verfcheiden is van de groote rivier Cyrus, die in het Kafpifche Meer valt(c). Bydeze zelve ftadt Pafargadae is ook Cyrus begraven, zynde zyne graf- tombe nogh ten tydc van Alexander den Grooten te zien geweeft met dit opfehrift: O menfeh , ik ben Cyrus, Cambyfes ζ,οοη, Ko- ning van Afie, waer over ik het gebiet voor de Perfen ge-wonnen, en Afie beheerfcht heb. Mtfgun tny dan dez^egraffiede niet (d). Het is ook zeer waerfchynlyk dat dit Pafarga- da gelegen is geweeft ter plaetfe, daer nu Schiras gevonden wort, en de rivier Bren damir een en zelve is met den voornoem- den ftroom Cyrus: het geen van Don Gar cias de Silva, (e) Spaenichen Gezant aen Schach Abbaas, en Ifaacus VoiÏÏus (ƒ) klaer aengewezen wort. Ja de eerfte zegt (g) dat nogh by zynen tydc eenige gedenkte- kens van Cyrus grafftede by Schiras te vinden zyn geweeft. Wat hier van zy , of niet, zeker is'r
nochtans dat daer ter plaetfe de Medifche heerfchappy over Afie met Aftyages, na- dat hy vyf en dertigh naer Herodoots (A) of agt en dertig jaren naer Eufebius reke- ning geregeert had,een einde, en die der Perfen een begin genomen heeft. De fchryvers komen gelyk hier in over een, dat Cyrus zynen Grootvader Aftyages, ichoon hy van Harpagus befpoi wierde, beleefdelyk gehandelt heeft. En ze heb- ben nergens verfchil in dan alleen in de omftandigheden. Want Herodoot ver- haelt dat Cyrus Aftyages by zich gehou- den heeft, zoo langh hy leefde. Jufti- nus, dat hy hem over de Hyrcaniers, een zeer groot volk, geftelt heeft, omdat hy zelf geenen luft had om weder naer Me- die te keeren. Ctefias zegt dat Cyrus hem als eenen Vader gecert, en zyne dogter (*) lib. XV. p. m. 7jo.
(b) ex Diotini 1.6j,fub vore ittL<r*%yif*i.
(f) v. Strab. I.c. p. 729. Conf.Saltn.ad.CJul.So-
|
|||||||||||||||||||||
in. Polyh. p, i20i."feqq.
(d) v. Strab. I. cit.Aman.de exp, Aiex. Magn.l
fub fin. p. m. 144, cd. Hem·. Stcpliani&c. (e) ρ. 118 de l'Ambaflade.
(ƒ) ad Pomp.Mcl. de Sim Orb. l.j.c. 8.
(i) pag. 119. ièq. ('.! 1. c. c. 130. |
|||||||||||||||||||||
(0 1 c. fegm. 5.
(m) I. c. in proleg. p. 3 e.
(») 2ParaI.c.3(>.v,2z.E(dr.c.i. v.i.Datl.e lo.y.t,
(u) In A«ax. cap· 1. T. 1. op. p. m. ion.
(j>) Herod.l.c.c.?5.feqq.ufqueadc. 91,1'teinc.rjj.
15«. 207. conf. Xcn-'l. 7.Cyrp. Ctefias fegm. 4,
Jullin. l.c. cap. 7 &c.
|
|||||||||||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
|||||||||
244
|
|||||||||
is,vluchtte met weinigen in de ftadt Bor- Ivers ook Jofef Scaliger. (j>) Want uit He*
|
|||||||||
rodoot en anderen blykt genoegh dat Cy-
rus na het bcmagtigen van Babiion , niet alleen wat onder het Medifche, maer ook wat onder het Babilonifche gebiet behoor- de, zich onderworpen heeft. Maer dat hy naer Indie opgetogen, en den Koning van dat lant gedoot zou hebben , gelyk de gemelde Abul Pharajus verhaelt, of zich maer met zeven duizent mannen van daer met de vlucht gered heeft, zoo als Nearchus wil, wort door Strabo φ) uit Megafthenes wederfproken, en aengewe- zen dat geené troepen uit Indie naer bui- ten , noch eenige van buiten naer Indie oit gezonden zyn. Ontrent de doot van Cyrus verfchillen Yer?!l!l
de Schryvers ook geweldigh onder elkan-,^^"·^ der. Ctefias tekent aen dat hy tegen de trent Cy- Derbices, een volk, dat aen de Cafpifche rus doot. Zee tegen het Ooften woonde , en hun- ne bontgenooten de Indianen , die met hunne Olifanten te velde quamen , ftry- dende , van zyn paert gevallen , en aen eene wonde, hem van eenen Indiaen bo- ven het ilot zyner heupe toegebragt, ge- ftorven is: nadat hy nogtans zyne vyan- den tevoren overwonnen had, en van zy- ne vrienden nogh levende opgeholpen , zynen oudften Zoon Cambyzes tot zynen navolger in 't Ryk , en zynen jongften Tanyoxarces tot behcerfcher der Baclria- ncn, Choramniers , Parthen , en Car- manniers verklaert hadt. (*) Xenofon ver- haelt, dat hy geruft op zyn bedde geftor* ven is , nadat hy zyne twee zoqnen met eene kragtige reden tot godtvreezentheit, vrede, en eendragt vermaent hebbende, den outftcn het Ryk,en den jongften Ta- naoxares genaemt , de heerfchappy van Medie , Armenië, en Caduiïc, by uiter- ften wille had aenbevolen. (k) Herodoot en Juftinus vertellen , dat hy ten ftryde getrokken tegen Tomyris, of Tamyris, Koninginne der Maflageten , zich hielt als of hy te rugge trok , agterlatende in zynen voorgegeven hertredtgrootenvoor- raedt van wyn en fpyzen. En als het der- de deel van het leger der Maflageten on- der het beleit van Spargapifes , zoon van Tamyris,hem vervolgende ter plaetfege- komen was daer alle deze fpys en drank was , zich zodanigh daer in vergrepen heeft, dat al het krygsvolk verwonnen van den drank in flaep viel. Waer op de Per- fen gekeert van waer ze gekomen waren, den flapenden waren op het lyf gevallen, doodende van hun eene groote mecnigte, en nemende zelfden zoon der Koningin- ne gevangen. Tomyris de weet hier van krygende, liet inderyl Cyrus aenzeggen, hy
(|) 1. c. irj'proleg. pag. 37,
fh) 1. XV. p. m."óS6.
(/) v. 1. c. fegment. 7 & 8. (k) 1. 8. Cyrip. c. 46. feq. |
|||||||||
fippe, daer hy ingeiloten werd : dogh
geen gewek willende afwachten , verne- derde zich voor Cyrus , en gaf zich aen hem over, die hem vry heit gaf van inCa- ramannie te woonen, zoo als de oudite Schryvers Berofus , en Megafthenes by Jofephus en „Eufebius boven aengehaelt getuigen. Herodoot noemt dezen Ko- ning van Babel Lnbymtas (a) , en verhaelt vervolgens, dat Cyrus over den Eufraet getrokken zynde, zyne Perfen des nagts door het water, dat hun maer tot aen de heupen quam,in de ftadt gedrongenzyn, die zoo wydt en groot was , dat de men- fchen, die in het midden der zelve woon- den, eerft des anderen daegs detydinge kregen, dat ze in 'svyants handengeraekt waren, (b) Deze verovering is gefchiedt na verloop van zt jaren, in het beginvan het iz jaer, dat Cyrus over de Perfen en Meden.het gebiedt gevoert had} hetwelk in de heilige fchrift (c) by uitmuntentheit het eerfte jaer der regeringe van Cores, namelyk over het Babilonifche Ryk ge- noemt wort, omdat hy in het zelve den Joden onder Zerobabel en Efdra vryheit om weder in hun lant te keeren, en hun- nen tempel te bouwen verleent, en alle de geheiligde vaten , die Nebucadnezar naer Babel gevoert hadt, wedergegeven heeft,(ai) Niets komt ons hier zoo aen- merkelyk voor als dat Abul Pharajus eene reden geeft, waerom Cyrus de Joden ver- lof gegeven heeft van naer hun lant tekee ren, die ik niet weet dat byiemant van de Joodfche of andere Schryvers gevonden wort. Te weten dat Cyrus in huwlyk was getreden met de dogter van Salathiel, zufter van Zerobabel, door welker liefde bevangen, hy op haere bede bewilligt had dat al wie van haer volk wilde , naer Je rufalem mogt trekken, (e) Hoe hy hier aen komt, is ons onbekent, dogh zeker evenwel, dat door deze vergunning van Cyrus de voorzegging van Efaias (f) ver- vult is geworden}zynde hier wel aenmer- kens waerdigh, dat de Heilige Geeft in die Profecie van Efaias, die volgens Jo- fefus getuigenifle twee hondert en tien jaren te voren gefchreven is , den naem van Cyrus of Cores genocmt heeft. Voorts blykt uk het boek van Daniel, dat hyby Cyrus wel gezien, en toen ter tydt zelf in het bewint van Zufa geftelt is geweeft j toonende dit behalven vecle andere Schry- (a) 1. c. cap. 74· 'SS.
(£) Conf, Xenoph. 1. 7. Cyrip. cap. 23. feqq. Jof.
Scalig, 1. c. in fragm. p. zi. (e) χ Paralip. 36, Efdr. c. 1 &c.
(</) Efdr.i.c. 1. Conf. Jofeph. 1.1, Ant. Judaic.
cap. 1. Clem. Alexandrïnus ftrom. 1,1. Scaliger 1. c.in prokg. p.11. Dion. Petav. ration.tempor, part. ι. 1. 2. cap. 9. (f) v. Dyn.v.p. 8 i.Arab. text. & p. 5 3. verfin. Latin.
ff) c.45. f. 1. feq. Jcieoi. zc.^.ii. feq, & c.ij. f 10 feq.
|
|||||||||
R e é m
|
|||||||||||||||||
E N.
|
|||||||||||||||||
Hi
|
|||||||||||||||||
hy hadde zich niét te verheffen , dat hdoor het middel van wyn, en dus doolift en niet door dapperheit, haren Zoooverwonnen had: dat zy hem riedt hareZoon teilaken, en zyner Moeder weder ongeftraft 'thuis te zenden. En wilde hy dniet doen, zwoer zy by de Zonne, Godtheder Maflageten , dat ze hem , hy mogzoo onverzadelyk van bloet zyn, als hwilde, daer vari zoude weten te verzadigen. Dit verzoek had Cyrus in den winfeflagen, en Spargapifes uit zynen dronen flaep ontwaekt, en van zyne gevangeniflè onderregt, nadat hy om flakingzyner banden gebeden hadt, uit ongedult de handen aen zich zelven gelegtAnderen daer en tegen zeggen , dat hy
in den gcmelden overval der Perfcn gc- fneuvelt is. Maer als wy bet eerfte ver- hael volgen , zou Tomyris, niets hebben- de op Cyrus kunnen winnen , hem in de engten, van agter en van voor wel met volk bezet, gelokt, en in eenen zeer har- den ftrydt, waer in Cyrus met zooooo Perfcn gefneuvelt was, overwonnen heb- ben. Voorts had ze hem, onder de doo- den gevonden, het hooft laten afhakken, en in eenen lederen zak of emmer met menfehen bloet gevultfteken, graeuwen de hem dus toe: Gy hebt mynen Zoon, Zoon uwer Overwinnarejft , door bedrogh gevan- gen j en omgebragt. Waer voor ik * volgens het dreigement u gedaen, nu z,al verzadigen met menfchenbloet, waer naer gy altydt ge- dorfl hebtj en waer van gy noit tyt te ver' zadigen geweefl. Dit verhael van Cyrus doot hout Herodoot voor het befte en waeragtigite. (a) Maer Diodorus zegt Zonder ecnige verdere omftandigheden , dat Cyrus van deKoninginne der Scythen, waer van de Maflageten een groot deel uit- maekten, in den vekilagh tegen de Per- fen gehouden , gevangen , en aen een kruis gehecht is. (b) Maer gelyk Cyrus met de Indianen, of
hunne bontgenooten, gelyk wy te voren uit Megafthenes by Strabo aengehaelt, getoont hebben , geenen oorlogh altoos gevoert heeft, en daerom daer in niet heeft kunnen gewondt worden : zoo bekent ook Strabo zelf, dat, fchoon de Grieken veel opgeven van dezen oorlogh van Cy- rus met de Maflageten , egter geene ze- kerheit daer ontrent te vinden is. (c) Hierom zouden wy liever overhellen
tot de meening van Xenofon,die,fchoon hy de hiftorie van Cyrus met verzonne |
hulpbenden in den kryg diende, zelf ge-
hoort heeft. Ook is Cyrus noch in de heilige bladen , noch in de hiftorien der meeile en befte fchryveren , voor zoo bloetdorftigh bekent geweeft, als Tomy- rus by Herodoot en Juftinus hem uitkryt. Want zyne godtvruchtigheit ftraelt niet alleen uit in' de goddelyke fchriften (d), maer ook in de boeken van meefl: alle de Heidenfche fchryveren, die eenparigege- tuigeniiïè geven van zyne vroomheit en lydiaemheit, zoo verre dat de Perfcn hem voor hunnen vader gehouden hebben, en geen Van hun allen zichwaerdigh genoegh geagt heeft om met hem vergeleken te worden, (e), ja dat nogh meer is, zyne goetheit en liefde aen zyne onderzaten be- wezen hebben voor hem de genegenheit veeier volkeren en de heerfchappy over Atie verworven. Dat duidelyk te zien is uit de aenfpraek van den bovengemelden Nicolaus aen de Syracuiêrs by Diodo- rus. (f). Anders heeft hy in 't geheel 3;o jaren,
teweten 11 over de Meden en Perfcn, en ñ over Babiion en Afie geregeert, zoo wy Ctefias (g) en Eufebius (b) gelooven. Herodoot alleen (1) is van gevoelen dathy maer zp jaren geregeert heeft: welke ftel- ling evenwel met den oudften regel van Ptolemeus niet overeenkomt. Deze Cyrus, en na hem alle Koningen
van Perfie, hebben om de wyde uitge- ftrektheit huns Koningkryx vierhoofefte- den gehadt tot den ftoel hunsgebiets, tewe- ten Perfcpolis , Sufa , Ecbatana, en Ba- jbylon , welke laetfte de voornaemfte van alleis. Xenofon zegt dat Cyrus in den herfft te Sufa , in het heetfte van den zomer te Ecbatana in Medie,daer wat kouder lucht is , en in den winter te Babiion zyn hof gehouden heeft. (£), Strabo wil dat het hof van Perfie in den zomertydt te Gaza, eene ftadt in Medie, dat Atropatia ge- naemt wort, en des winters te Ecbatana geweeft is. Het welk niet wacrfchynlyk is , ten zy de Koningen zich een geheel jaer lang in Medie opgehouden hebben* Ik houde het dan met Xenofon of Athe- neus, waer van de lefte zegt, dat de Ko- ningen van Perfie in het hartfte van den winter te Sufa, in het heetfte van denzo- mer te Ecbatana , in den herfft te Perfc- polis , en in het overige deel des jaers te Babiion hun verblyf gehouden hebben. (/), Hy is in de regeringc gevolgt van Hh 5 II.
|
||||||||||||||||
omftandigheden wat opfchikt , echter
veel waerheit van zaken voorbrengt, die hy zonder twyfiel in Perfie , wanneer hy Cyrus den tweeden tegen Artaxerxes Macrochir zynen broeder onderde Gricxe |
|||||||||||||||||
(d) æ Paral. c. 3e< $. uit. Efdr. c."1. #. z, 3. &
Dan. 6. Sr ultimo.
(#) v, Herod. I. 3. cap. 89 & 160. f. uk. Conf. Xenophon I. c. Cpip. cap. 45. & 48.
(/) |. 13. T. II. op. p. m. 342. Ö I.XI.in fin. Ten. in cxc.Photian.fcgm.fi.Jufl.J.c, (h) Chroii- part. pr. p. 18. & poftcr, ñ. é÷ç, (<) 1. p cap. 214. (k) í. I. c. Cyrip. cap. 44, (/) í. lib. 12. p. m. ji3< |
|||||||||||||||||
(&) 1. 2. p. m. 90.
{*) v. 1. XI. p. jo7. |
|||||||||||||||||
»
|
||||||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
||||||||||||||||
%4f6
|
||||||||||||||||
Cambyfes hier door zoo bewogen zyn ge-
weeft, dat hy aenftonts laft gegeven had tot het flakenvan denzoon des ongelukki- gen Konings , met byvoeging dat men hem in vryheit geftelt aenftonts zoii voor hem. brengen ;dogh dat deze zoon tot zyn ongeluk al onder de eerfte gedoot was. Dat egter Cambyfes in 'tbegin dezen Pfammeni- tus by zich in eere gehouden, nochte eenigh leet gedaen had. {e) Cteiias noemt dezen Koning van Egipten Amjrtaeus, en zegt dat een zyner gefnedcnen, dien hy meeft vertroude, genaemt Combaphens^ de bruggen van Egipten, nevens andere geheimen aen Cambyfes ontdekt heeft : waer op deze den Koning Amyrtaeus ge- vangen gekregen hebbende hem geen an- der leet gedaen hadt, dan dat hy hem alleen met zeven duizent andere Egip- tenaren naer Suia in ballingfchap ge- zonden had. Hy verhaelt ook dat in den veltilagh yoooo Egiptenaers , en 20000 Perfen gefheuvelt zyn (ƒ). Hero- doot voegt daer by , dat Pfammenitus, als hy de Egiptenaers opgehitft had tot den afval van de Perfen , ftieren- of oifen- bloet had moeten drinken, en daer van aenftonts geftorven was. (g) Hy verhaelt ook de oirzaek dezes oorlogs in het be- gin des aengetogen ø) boex , zeggende daer dat Cyrus van den Koning Amafis eenen der befte oogmeeilers van Egipten verzogt hadt, dien hy ook verkregen hadt. Maer dees had eenen haet tegen Amafis opgevat, omdat hy hem van zyn wyf en kinderen afgefcheiden en verzonden hadt. Waer over hy nogh wrokkende, Cam- byfes ried Amafis dochter voor zich te be- geren , om hem, indien hy ze geven moft, te bedroeven, of Cambyiès haet op zynen hals te halen , indien hy ze quam te wei- geren. Amafis hier door (want Cam- byfes ftelde dit verzoeck in 't werk) in engte gebnigt zynde , kon niet beiluiten zyn dogter te geven, als wel wetende dat ze by Cambyfes niet voor Gemalinne , maer voor een byzit ftrekken zoude. Hy durfdeze ook niet weigeren , omdat hy voor de magt der Perfen zeer bevreefl: was. In deze verlegenheit bedagt hy een middel om zich te redden. Hy had name- lyk by zich de dogter van zynen voorzaet Apries, of, gelyk Eufebius hem noemt, Vaphres, in wiens plaets door de weder- fpannigheit der Egiptenaren Amafis, een voornaem man onder hen,gekomen was,die tot het ryk gekomen Apries aenftonts op het aenhitfen der razende gemeente deed worgen. Dus verhalen het (*) Herodoot, en
(ß) v.Herod.l.i.e, i.feqq.adcap. 16. Conf. Juftiru
!. c. cap. 9, Eufeb. Part, poft. Chron. p. c.
(ƒ) v. Exc. Phot. fegm. 9. (g) v. 1. c. cap. 15. (h) cap. 1. (/) i. 2. c. 160. feqq. |
||||||||||||||||
II. CAMBYSE S,
Camby- zynen zoon, gewonnen by Caflandane,
fes· dochter van Pharnafpes , een voornaam Heer onder dePerfianen,over wien Cyrus niet alleen, maer ook alle de onderzaten op zyn bevel zwaren rou gedragen hebben, [o] De Egiptenaers zeggen dat Camby fes uit eene dogter van Apna, Koningh vanEgip- ten,genacmt Íitetis,geboren is.(^)dat ech- ter geen geloof vint. Eufebius en uit hem Abul Pharajus verhalen dat Cambyfes voor den tweeden Nabuchodonofor of Nebu- cadnezar gehouden wort, onder wien de hi- ibri van Judith zou voorgevallen zyn. O). Maer Scaliger toont dat het geheele boek van Judith den Joden der Latynfche fpra- ke onkundigh niet eens bekent is,enHie- ronymus het zelve uit een Chaldeeufch ge- fchrift, dat in zynen tydt gevonden is, eer famengelafcht, dan overgezet heeft.(«Q, In het vyfde jaer zyner regeringe heeft hy Egipten beoorlogt, en met de Ara- bieren , nadat hy vryen doortogt door hun lant verzogt en verkregen hadt,eene verbinteniflè gemaekt j voorts Egipten verovert, en den Koningh Pfammenitus met zynen zoon en dogter gevangen ge- nomen. Ontrent deze gefchiedenis wort |
||||||||||||||||
Stamvaf- 00jc ^CIC byzonderheit verhaelt, dat na
eSI- Sioéiyk Pfammenitus, wanneer Cambyfes fcÏen Ko- de dogter van dezen Koningh met andere |
||||||||||||||||
çééÀß>ú.
|
||||||||||||||||
voorname Egiptifche Jonkvrouwen in
maegdelyke kleederen had doen water halen , en voorby haren Vader gaen , en den zoon ook met nogh 2.000 jongelingeu van zyne jaeren aen de halzen geboeit, en als paerden getoomt, had ter doot laten voeren in 't gezicht van den vader , deze de oogen maer ftil voor zich nedergefla- gen had, zonder cenig misbaerte maken, of eenige bewyzen van weedom te geven, gelyk de andere Egiptifche Heeren over hunne kinders deden. Maer als hy zagh dat een zyner vrienden in zynen hoogen ouderdom in het leger der Periianen ging bedelen,had hybitterlykgefchreit. Waer op Cambyfes hem hebbende doen vragen, waerom hy de elende zyner kinderen met drooge oogen had aengezien, en nu over dezen ouden man zich zoozeer bedroefde, tot aatwoort gekregen had : dat zyn huiiTelyk ongeluk veel te groot was om te kunnen befchreit worden, maer de elende van eenen zyner vrienden , die in zynen uiterften ouderdom uit. magtige rykdom- men in de grootfte armoede vervallen was, wel verdiende met tranen beweent te worden. Dit antwoort overgcbragt zyn- de , zou Creius , die by Cambyfes was, uit medelyden in tranen uitgeborften , en (a) v. Hcrod. 1. 2. cap. i.
(A) v. Herod. 1. 3. cap. z- (c) EuCP-I.Chr.p.2ii&P.II.p. il?. Ab.Pharai.
Dyn. v. p-S3.text.Arab fp^.veriXat.Pocockti, (d) vid. Aw'madv, ad Euf pag, 91.
|
||||||||||||||||
REIZEN,
|
||||||||||||||||||||
*47
|
||||||||||||||||||||
niet, maer in tegendeel wel aen te nemen
van een volk , zoo zeer met afgoderye bezoedelt. Cambyfes op deze wyze Egipten bc-
magtigt hebbende, hebben de Lybierscn Cyreners zich uit vreeze vrywilligh on- derworpen , fchattihgen betaek , en den Kpningh gefchenken gebragt: hoewel de laetib niet zeer aengenaem waren om de geringheit hunner giften. (£). Wyders nam hy drie krygftogten voor , eenen te water tegen de Carthagers, en eenen te lant om den tempel van Jïipiter Ammon te beftormen, ook nogh eenen tegen de Ethiopiersjdie tegen het Zuiden in Africa woonden , en Macrobiers, dat is langle- venden hy de Grieken genoemt werden. Pfammenitus' deswegen lyden raoft. (έ)Ι(^). Den eerftcn togt wilde hy gedaen Cambyfes evenwel dus te leur geftelt in hebben van deFeniciers: dogh deze wel |
||||||||||||||||||||
p
|
||||||||||||||||||||
gerden tegen hunne afkomelingen en
bontgenooten te ftiyden, en Cambyfes durfde hun gramfchap door dwangh niet op zynen hals halen. De tweede togt ge- lukte niet beter, zynde vruchteloos ge- maekt door de ftormwinden, en zant- buien,die het uitgezonden krygsvolk ver- nielden. Dit vint men dus verhaelt by He- rodoot (t), en Juitinus (£). Om den derden togt te doen gelukken zond hy boden vooruit met gefchenken aen den Koning der Ethiopiers, onder voorwendingh van de Tafel der Zonne te mogen bezien, maer inder daet, om de zaken des lantste befpieden. Met deze tafel der zonne is het naer het verhael der oude fchryveren dus gelegen. Buiten de voorlieden van Ethiopië wort een weide gevonden, waer inde bewintfluiden van Ethiopië desnagts heimelyk allerhande gebraden vleefch van viervoetige dieren brengen. De dagh gerezen zynde wort yder vryheit gegeven van daer te gaen eten. De inwoners nu |
||||||||||||||||||||
zyne wraekzucht, liet, toen hy van Mem-
fis in de ftadt Sain gekomen was, Amafis lichaem uit het graf halen, flaen, nypen, houwen , fteken , en allerhande fmact doen, ook in het einde regelregt tegen het gebruik der Perfen en Egiptenaren Verbranden. De laetfte zeggen wel, dat Amafis door een orakel gewaerfchuwt voor zyn doot bevolen had dat men zyn lichaem in het binnenfteder grafftede, en dat van een ander voor aen zou leggen : en dus het voorfte lichaem in plaets van dat des Konings verbrant was. Maer He- rodoot flaet daer zelf geen geloof aen. (c) De Egiptiiche fchryvers hebben gewih dat Cyrus deze Nitetis zou getrout, en uit haer Cambyfes , en meer andere kin- deren gewonnen hebben , gelyk Hero- doot aenroert. (d) En Polienus (e) zegt, dat Cyrus al voor had gehad eenen togt naer Egipten te doen , om zyn Schoon- vaders doot op Amafis re wreken, dat door zyn overlyden belet was : tot |
||||||||||||||||||||
dat Cambyfes op zyn Moeders verzoek I zyn zoo verblint dat ze gelooven dat de
dit voornemen in 't werk geftelt en jaerde deze Ipyzcngeftadigh uitgeeft,door |
||||||||||||||||||||
middel der zonne ·, waer uit de naem van
Zonnetafel geiproten is. De bootfehap- pers, van Cambyfes hier in gebruikt, waren genomen uit het volk , genaemt Icbthyophagi, of vifcheters, en gclaft aen den Koningh te brengen een gefchenk van een purper kleedt, cene gedraeide goude keten, armbanden , wat baliêm, en een vat wyns. Deze gekomen zynde* en den Koning in hunne aenfpraek vafte toezegginge gedaen hebbende van Cam- byfes vrientfehap , had het bcdrogh ge- merkt , en hun ronduit, in het aengezicht gezegt datzeverfpieders waren,en logens voorbragten: dat hun heer ook een onre- delyk man was, dewyl hy, eenige rcde- lykheit over zich hebbende eens anders lant
|
||||||||||||||||||||
hier door Egipten weder aen den itam van
Apries gebragt had. Dogh wy houden het verhael vanHerodoot,en derSchryve- ren, die met hem overeen ftemmen,voor geloofwacrdiger. Evenwel het geen Po- lienus (ƒ) verhaelt, dat Cambyfes name- lyk allerhande dieren, als honden , fcha- £en , katten , en oievaers , die van dat
ygeloovigh volk geëert werden , voor zyn leger had doen ftellcn, en deEgipte- naers dit vernemende, uit vrees van eeni- fe dezer dieren , by hen heiligh gehou-
en , te quetfen , van het werpen met fchichten ophielden,en hy door zulkeene krygslift zich meefter van de ftadt Pelu- fium had gemaekt,is zooonwaerfchynlyk (a) 1. i.p.m.43,ed.Steph. & p.62.edir. Wecheh'anae.
(b) Conf. Diod. Sicl.c,& Aihen. 1.13. pag.m. j6o.
(0 vid. I. 3, cit. cap, 16. (d) 1. c, cap. 1.
0) Strateg. 1. %. Φ i-7- |
||||||||||||||||||||
(j) v. Hcrod. 1. c. cap. 13.
(h) v. Mela de fitu orb. 1. 3. (/') I, c. cap. 16. (*) 1. c. cap. 9. |
||||||||||||||||||||
cap. 9.
|
||||||||||||||||||||
CORNELiS de BRUINS
|
|||||||||||||||||
248
|
|||||||||||||||||
lant niet begeren zoude , fnaer met zyn
eigen te vrede zyn , nochte menfchen, die hem nok beledigt hadden, zoeken onder 't jok te brengen. Dit gezegt heb- bende had hy hun eenen grooten boogh , nadat hy hém eerft gefpannen en af- fefchöten hadt, gegeven, met laft om
ien aen Cambyfes over te brengen, en hem uitzyiien naemte bootfchappen,dat', zoo de Perfen raedt wiftenom dien boogh Zoo gemakkelyk te fpannen , hy Vry ko- men mogt om de Ethiopiers met eene grootekrygsmagtte beoorlogen, maer on- dertuffchen den Goden danken, dat zy tot nogh toe den Ethiopiers niet ingaven, een ander lant buiten het hunne te bege- ren. Hier op had hy Ook het purper kleet genomen, en gevraegt van wat ftoffe , en hoe het gemaekt was. De Gezanten hem hier van bericht gegeven hebbende, had gy geantwoort: Bedriege- Ijke menfchen, bedriegelyke kleederen. Ook over de ketenen en armbanden gevraegt |
alles verflagh aen Cambyfes, die over het
antwoort des Ethiopifchen Korlings ver- gramt voortgerukt was; maer zyne krygs- benden waren op dezen moejelyken togr. door gebrek van alles tot dien noot ge- bragt, dat ze by lotinge den tienden man geflacht en opgegeten hadden; zoodat hy gedwongen ware geweeft,om deganfehts vernieling zyns legers voor te komen, de- zen togt te laten fteken , en weder naer Egipten te keeren. Van dit alles doet Herodoot (<?) nogh breeder verhael, dien de lezer nazien kan. Maer Strabo vertelt dat Cambyfes diep in Ethiopië doorge- drongen is, en op een eilant eene ftadt gebout heeft die hy naer den naem zyner zufter of gemalin daer overleden , Meroë genoemt heeft. Ten minfte, zegt hy verder, is die naem ter eere van eene vrou aen dit eilant en de ftadt gegeven, {ir). Hier mede ftemt Joièfus over een , zeg* gende dat Cambyfes deze ftadt ter gedach- tenifle zyner zufter Meroë genoemt heeft, |
||||||||||||||||
en antwoort onfangen hebbende hadde daer ze voor dezen den naem van Saba had
hy daer mede den fpot gedreven, en ze als Ue). Hoewel Diodorus ftaende hout dat
voor boejen aengezien , zeggende dat hy Cambyfes die ftadt ter eere zyner Moeder
|
|||||||||||||||||
den naem van Meroë gegeven heeft. (Λ).
Dogh dit ftrydt tegen het zeggen van He- rodoot , die de moeder van Cambyfes Caflandane noemt, en tot bekrachtiging van zyn zeggen behoorlyke omftandighe- !den bybrengt. Evenwel fchynt uit het verhael van Diodorus, Jofephus,en Stra- bo te moeten beflotcn worden, dat Cam- byfes verder in Ethiopië gedrongen is, dan van Herodoot verhaelt wort. Dogh wy laten den lezer zyn gevoelen vry. Als Cambyfes nu te rugh getrokken
was naer Memplis , en de Egiptenaers met hunne priefteren hunnen Apis (dit was een kalf, zwart van lyf, hebbende een witte vierkante bles op 't voorhooft, een teken van eenen arent op den rug, een torre of fchalbyter op de tongh ., en tweederhande hair in den ftaert) in ftate- lyken ommegangh met groot gejuich omleidden, wert hy zeer verbolgen, om- dat hy waende dat men om hem te be- fchimpen vreugde bedreef over zynen mis- lukten togt naer Ethiopië. De priefters hier over verlegen wilden hem ftillen met zeggen dat hun een Godt verfchenenwas. Waer op hy hen geboodt dit kalf voor hem te brengen. Het welk gekomen zynde trok hy zynen degen , en meenen- de den buik te treffen, quetfte hy de heup. Het bloet ziende vlieten lachte hy overluit, en dreef den priefteren toe dat zy fchel- men en bedriegers waren, die by hem voor Goden wilden doendoorgaen dieren, die vleefch en bloet hadden , en met ftael kon-
(λ) 1, c. c. 2i.feqq. ufq. ad caput 26.
\b) vid. 1. 17. p. m. 790. (c) v. Ant. Jud. 1.2. c. s. (t/) vid.l.i.p.2o,ed.Stcph.vel.p.29,ed.Wcch;liane. |
|||||||||||||||||
banden had, die vry fterker waren. Van
den balfem had hy het zelve als van de kleederen gezegt. De wyn zeide hy dat hem gefmaekt had, vragende , wat de Koning van Perfïe voor fpys gebruikte, ook hoe veele jaren een Perfiaen wel leef- de. Men had hem geantwoort dat de Koningh broot at, welk broot van terwe gebakken wiert,en de hoogfte ouderdom der Perfen niet boven de 80 jaren heen fteegh : en hy daer op toen gezegt, dat hy zich geenfins verwonderde dat zy het lyf houdende by drek zoo weinige jaren leefden, en zy wel weten moften dat ze den wyn dank te wyten hadden dat ze nogh zoo langh, als zy zelfs zeiden, leef- den. De gezanten toen wederzyds hem vragende wat dan zyn leeftogt en levens- tydt van zyn volk was , hadden tot ant- woort ontfangen,dat de meefte zyner on- derdanen hondert en twintigh, en eenige nogh hooger jaren bereikten : en dat hun fpyze gekookt vleefch, en hun drank melk was. Als zy zich hier over verwonder- den, had hy hen tot een waterwei ge- bragt, waer van het water zoo licht was, dat het geen hout, nogh iets van de al- lerlichtfte ftoffe boven den gront houden kondc , en dit over zich hadt dat al wie zich daer mede gewaflehen hadden eenen geur van zieh gaven , als ofze met olie, die naer violen rook, beftreken waren. Voorts toonde hy hun de kerkers, waer in de gevangenen met goude ketenen ge- bonden lagen,en daer by de gteze zerken, waer onder de doode lichamen met pleifter overtrokken, en naer,het levenbefchil- dert, gelegt waren. De Gezanten hun affcheit ontfangen hebbende deden van |
|||||||||||||||||
R E I Ζ Ε R
|
|||||||||
149
|
|||||||||
Tanyoxarces zekeren Magus, genaemt
Sphendadates , dien Herodoot Smerdis noemt, om eenigh wanbedryf geflagen hadt, en deze hem by zynen broeder Cambyzes aengeklaegt, en uit wraekluft beiêhuldigt dat hy den Koning had lagen gelegt, brengende tot bewys van zyn fchult by, dat Tanyoxarces ontboden zyna de niet verfchynen zoude. Op dit zeg- gen zou Cambyfes zynen broeder by zich ontboden hebben, en deze door belet niet aenftonts kunnen verfchynen. Het welk des aenbrengers geloof vermeerderde, en hem ftourer maekte. Maer Amytis, doch- ter van Aftyages, en moeder des aenge- klaegden , het. bedrogh van den Magus bemerkende , trachtte Cambyiês het te- gendeel in te boezemen,die ook zich hielt als of hy den aenbrenger niet geloofde. Maer zynen broeder, de derde reize ont- boden, en hem op zyn aenkomit omhellt hebbende, liethy óndertuiïchen zyncgc- dagten gaen om hem buiten weten van Amytis van kant te helpen. Hier over nam hy overlegh met den Magus, die zy- nen broeder zoo geleek of hy uit zyn aen- gezicht, gelyk men zegt, gefnedenwas. De Magus riedt hem , hy zou quanfuis bevel geven om den valfchen aenbrenger te dooden: dewyl op die wyze zyn broe- der, die hem dus geleek,kon omgebragt, en dus een fchyn by zyne moeder en het volk gegeven worden dat de Magus gedoot was, die. hierom in de kleedingh van Taxyoxarccsgefteken wert. Deraedt weit goetgekeurt,en hier op aen Taxyo- xarces oflenbloet te drinken gegeven, dat hem de doot aenbragt. De Magus ón- dertuilchen, die voor 's Konings broeder gingh , wert naer Baftriana gezonden, daerhy dezelve zaken, die Cambyfes broe- der gedaen hadt, verrichtte. Dit bedrogh bleef eenigen tydt verborgen , omdat de Koningh het iluk alleen aen drie men- ichen^ genaemt Artifyras, Bagapates,en Ixabates ontdekt hadt. Vyf jaren even- wel daernawert het aen den daghgebragt door eenen Tibetheus, eenen gcfnedenen, die van den Magus, zynen heere, geflagen was, en hierom het aen de Koninginnc Amytis ontdekte. Deze vorderde daer op den Magus van Cambyfes, die geweigert hebbende hem over te leveren $ zegt men dat zy hem zoude vervloekt, vergif ingeno- men hebben, en daeraen geboriten zyn.(f). Het tweede bewys van wreedtheit of dol- heit van Cambyfes gaf hy in het moorden zyner gemalin ,· die met een zyn zufter was. Want Herodoot vertelt dat hy verheft op eene zyncr zufteren, en hierom genegen haer te trouwen , dat tegen de gewoonte der Perfeniheedt,de Koninglc- lyke Rechters (deze waren gekoren uit de voornaemiie Periianen, om uitleggers li en (f) v. Exc, Phot. fcgm. 10. & ir*
|
|||||||||
konden gewont worden ; en dat dk een
Godt was, die den Egiptenaren waerdigh was. Wat hem belangde, dat hy toonen zoude , dat men niet ongeitraft den fpot met hem dreef. Dit gezegt hebbende deed hy de prieiïers geeilelen, en de Egip- tenaers die deze feeitelyke ftaetfie gehou- den hadden , dooden. Apis ftorfin den afgodifchen tempel aen zyne wonde, en wert, buiten weten van Cambyiês , van de prieftcren begraven. Dus verre gingh naer (a) Herodoots geruigeniflè de blint- heit van dit volk. Sfrabo (b) en Juftinus (c) voegen hier by , dat Cambyfes den tempel van Apis, en andere afgodifche Kerken der Egiptenaren heeft doen ver- branden en veritoren. De Egiptenaers geven voor dat Cambyfes om dit bedryf geitraft is , zoodat hy zinneloos wierd : dogh uit de woorden van Herodoot is af te nemen , dat hy al te voren niet wel by zyn verflant was. Want hy getuigt dat deze vorft al van zyn jeugt af de vallende ziekte is onderhevigh geweeil, zoo dat niet te verwonderen ware , zoo by zulk eene quade gefteltenifle van lichaem, ook ongefteltheit (d) van herilènen gekomen is. Dogh het fchynt dathy toen eerit zy- ne wreetheit heeft begonnen in 't werk te itellen, latende zynen eigen Broeder Ta- nyoxarces, of Smerdis (gelyk Herodoot, Jultinus, en anderen hem noemen) van 't leven berooven. Om wat oirzaek zulx gefchiet zy , daer ontrent is groot ver- fchil by de Schryvers. Herodoot brengt twee redenen by, jaloufie, en vrees. Want vooreerrt , zegt hy , was Cambyfes zyn Broeder nydigh , omdat hy den grooten boogh , hem van den Ethiopifchen Ko- ningh gezonden, met twee vingeren op- gefpannen hadt, dat niemant der Perfia- nen hem na kon doen. Ten anderen had hy gedroomt dat een bode uit Periie (werwaert zyn broeder heen getogen was, ) hem quam aenzeggen, datTanyoxarces op een Koningklyken itoel gezeten met zyne kruin den hemel bereikte. Dit was de reden, die hem deet dugten dat zyn broe- der hem dooden en het Ryk bemagtigen zou. Van deze bekommering dan zich willende ontflaen beval hy eenen Zyncr getroufre Periïanen , genaemt Prexafpes, (Juftinus noemt hem Cometes ) op wien hy zich meeft verliet, zynen broeder te dooden, die hier op naer Perfie getrokken hem, by Sufa op de jagt vermoort, of zoo anderen willen , naer het roode meer (hier door moet men verihen ae^Stnm Pareus, die by zommigen mede dus ge- noemt wort) gelokt, en daer in verdron- ken heeft. (<?). Hoewel Ctcfias vertelt dat (a) I. c. cap. 29.
U) l.X.p-m.473-!lib.rV"iI.p.ioj.&; p.giö.
(f) I. cit.
(d) v. I. c. rap. 33.
(f) v. Her. 1. c. cap. 30. Conf. Juft. U.
|
|||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
|||||||||
25°
|
|||||||||
Dezen zoon dus ongebragt zynde liet hy
het lichaem opfnyden, en de punt des pyls in het hart vindende vraegde hy den vader met een bly gelaet, of hy wel ie- mant kende, die dicrgclyk een fchoot zou kunnen doen. Prexafpes des Konings uitzinnigheit merkende, en hierom ook voor zich zelven vreezende, kon niet an- ders bekennen, dan dat zelf geen Godt zoo gewis treffen zoude. Den volgenden dagh liet Cambyfes twaelf der voornaem- fte Perfiaenfche Heeren, zonder dat'er eenige reden was om hen van het leven te berooven, levendigh tot aen 't hooft in d'aerde delven. Crefus dit ziende riedt hem ten befte, hem vertoonende hoe ge- haet hy op zulk eene wyze zich zelven maekteby zyne onderzaten, en daer by voegende dat hy op het bevel van zynen vader Cyrus de vryheit nam van hem zulk beftaen af te raden. Maer Cambyfes ver- bitterde zich zoo, dat hy infchcltwoor- den tegen hem uitborft, verwytende hem dat Cjms op zynen raedt den oorlogh te- gen de Majfageten aengevangen , en daer door zyn leven verloren hadt. Dit ge- zegt hebbende greep hy zynen boogh, van meeningh hem te doorfchieten. Cre- fus ontvluchtte hem, die egter zyne tra- wanten beval hem om te brengen. Maer deze de veranderlyke zinnen des Konings kennende verbergden Crefus, opdat zy hem , zoo de Koningh mogt berou kry- gen van zulk een wreedt befluit genomen te hebbén, zouden mogen voor hera bren- gen , oordeelende dat men hera tydigh genoegh ter doot kon brengen , als de Koning niet meer aen hem denken zou. Niet langh daerna begon Cambyfes Cre- fus te miflèn: het welk de hofdienaers ge- merkt hebbende hem te kennen gaven dat hy nogh leefde. Deze tyding nam hy wel met blyfehap aen , maer dwong alle de genen, die hem tegen zyn bevel in 't leven behouden hadden, tefterven. Veel diergelykc ftukken regtte Cambyfes aen, zich vergrypende zoo wel tegen de Per- fen, als zyne bontgenooten, zoo dat hy zelf de oude graven liet openen, om de doode lichamen te bezien ·, om geene verdere buitenfporigheden aen te roeren, [a) De doot van Cambyfes word van de
fchry veren ook op verfcheide wyzen ver- haelt. Herodoot zegt, dat als hy dus uit- zinnigh zich eenigen tydt in Egipten op- hielt j de twee Magi, die broeders wa- ren , welker een genaemt Petizjtkes het bewint had over de huiflelyke zaken des Konings,een vloekverwantfchap gefmeedt hebben om van Cambyfes af te vallen, en het ryk aen zich zelven te brengen. Hier toe was te grooter fchyn van hope , om- dat de andere broeder, genaemt Smerdis, ZOO-
fa) vid.Her.l. ?.c. 31. feqq. ufquead c. 3».Conf. cap. 6Ï. & 88 & Juft. 1. c. |
|||||||||
en hanthavers der wetten te zyn, waerom
alle zaken van gewicht voor hun gebragt •werden) gevraegt heeft, of hun eenige wet bekent was, die toeliet dat men zyn cige zufter trouwen mogt: en alsze ge- antwoord hadden dat ze wel geene wet van zulk eene toelating kenden, maer wel eene andere , waer by een Koningh van Perfie bevoegtwaste doen al wat hem behaegde ; aenftonts hier op zyne oudfte zufter Atofa , die naderhant aen Smerdis, en eindelyk aen Darius zoon van Hyftaf- pes troude , tcnhuwlyk genomen heeft, trouwende ook daerna zyn jonger zufter, die hem in den togt naer Egipten gevolgt zynde, naer allen fchyn den naem van Meroe' gehadt heeft, en van hem op eene wreede manier omgebragt is. De Griexe fchryvers zeggen, volgens Herodootsge- tuigenis , dat Cambyfes eenen jongen leeu met eenen jongen hont had doen vechten, en dat, als de leeu den hontftont teover- meefteren, een andere hont, dietegelyk met den eerften geworpen was, zynen broeder (om zoo te fpreken) in noodt ziende , van het touw , daer hy aen ge- bonden lagh , losgebroken, en hem te hulp gekomen was,en datze dus met hun beide den leeu verwonnen hadden : en dat Meroè dit aenfehouwende tranen ge- ibrt,en van Cambyfes hier over gevraegt zynde geantwoort hadt, dat ze ziende, hoe deze twee honden elkander hielpen, aen haeren broeder Smerdis of Tanyo- xarces gedagt had , verzekert zynde dat niemant zyn doot wreken zoude. Dit zeggen zoude hem tot zulk eene gram- fchap verwekt hebben, dat hy haer ter dood deed brengen. Maer de Egipte- naers verhalen dat zy aen tafel zittende, en de bladeren van falade van de krop af- getrokken hebbende , haren gemael en broeder zou gevraegt hebben, of de krop met of zonderde bladen fchooner was. En als hy geantwoort hadt dat hem fcheen dat de krop met de bladeren fchooner was, zou ze hem toegedreven hebben, hy ware deze kropfalade 't eeniger tydt gelyk ge- weeft , toen hy het huis van Cyrus van zoonen ontblootte : waer over hy zoo verbolgen zou geworden zyn,dat hyhaer den zwangeren buik te barfte trapte , en zy daer op ontydigh verloflende den geeft gegeven hadde. Ook had hy den zoon van Prexaffes zynen gunfteling , die zyn fchenker was, een pyl door 't hart ge- fchoten, om zynen vader Prexafpes te overtuigen, dat de Perfen qualyk van hem teoordeelt hadden , als ze zeiden dat hy
ol en dronken was. Want deze van hem gevraegt wat zyne onderdanen van hem oordeelden had hem tot antwoort toege- voegt, dat alles in hem pryflelyk was,dit alleen uitgezondert, dat hy te veel ge- negen was tot het drinken van wyn. |
|||||||||
REIZEN.
|
||||||||||
m
|
||||||||||
fcoodanigh geleek naer den broeder vaCambyiès, dien hy had laten dooden, dat'etuflchen hen beide ganfch geen onderfcheit te maken was. Van deze lift bedienden zy zich dan, latende een geruchloopen dat Smerdis, broeder van Cambyiès, nogh in leven was, en het Ryk aenvaert had : waerom ze het volk gebodeCambyiès niet langer, maer dezen te gehoorzamen. Ook hadden ze licht te begrypen , dat elk een licht Cambyfes om
zyne wreedtheit af, en zynen broeder toe- vallen zoude. Dus zonden ze naer Egip- ten en andere landen Herouten , om de- zen laft aende legers van Cambyiès bekent te maken. Cambyiès eenen der Herou- ten , die daer gekomen was, vernomen hebbende, nam zyne bootfehap voor waer- heitaen, geloovende dat Prexafpes, dien hy den moort zyns broeders belaft hadt, hem bedrogen, en den zelven in 't leven behouden hadde. Hy doet hem derhal- ven roepen, en vraegt hem af,of hy vol- gens zyn bevel zynen broeder omgebragt had. Dees hout het ftaende, en verzoekt verlof van den Herout aenftontste mogen volgen, om te zien, of hy niet zou kun· nen ontdekken, waer het werk fchortte |
inaemfte Grooten van Periie voor zich, en
klaegdehun, hoe hy door eenen droom bedrogen, zynen eigen broeder had doen ombrengen, verzoekende hierom hen,en byzonder de Achaemenides het ongelyk hem door den Magus aengedaen te wre- ken, en zorg te dragen dat het Rykdogh niet weder in handen der Meden gcraekte. Wilden ze dit doen , zy zouden over- vloedt hebben van alles: wilden ze niet * zoo wenfchte hy hun gebrek toe, en el- ken Perfiaen in het byzonder, dat hy dart zulk een einde moge hebben als hy. Die gezegt hebbende , zou hy alle zyne be- dryven beichreit, en niet lang daerna aen zyne wonde overleden zyn , nadat hy ze- ven jaren en vyf maenden geregeert, en geene kinderen nagelaten had. (a) Ctefias verhaelt dit alles geheel anders, zeggende dat als Cambyfes, toen hy zynen broeder had laten ombrengen , en zyne moeder Amytis zich zelve met vergif had gedoor, bezigh was met offeren , het bloede van het offerbeeft niet had willen vloejen,dat hem groote ontftelteniffe had aengebragt. Dat ook Roxane , zyne Gemalin , eenen zoon zonder hooft terwerrelthadgebragr, het welk de Magi gezegt hadden dat be- tekende dat hygeenen navolger in het Ryk zoude nalaten. Ook was zyn moeder hem by nacht in den droom verfchenen, en - had hem over den moort, aen zynen bxoe- der begaen , gedreigt. Voorts was hy naer Babiion getrokken, daer hy tot tydt- korting een ftuk houts met een mes wil- lende polyften, dit hem uit de handen ge- glipt was,en eene fpierzyner heupedoor- 'gemeden hadt , waer aen hy elf dagen dap-na geftorven was , nadat hy twee-en twintigh jaren geregeert hadt. {b) Stra- bo (c) verhalende dat hy van het Ryk be- rooft is door de Magi,gebruikt hetGricx woort κ*7«λυαι, dat zoo wel van 't leven, als van't Ryk berooven betekent. Maer wy zyn van gevoelen dat die ichryver dit woort in den laetften zin genomen heeft. (d) Oforius zegt wel, dat Cambyiès van de Wyzen of Magi gcdoot is, zonder dat hy evenwel verhaelt, hoe veel zy in ge- tal waren: daer in tegendeel (V)Hierony- mus uitdrukkelyk zegt, dat zeven Magi Cambyfes zouden vermoort hebben. Maer het is in hun beide een groot mifverftandr, ftrydende regelrecht tegen de oudfte en bette fchryvers. Want indien wy Pauia- nias (f) gelooven , is lang daerna ter by» zondere gedachteniflè deze iabcl of zwaert, waer mede Cambyfes onvoorziens gewond is geweeft, binnen Athencn bewaert. Be- Ii :z hal- (<*) vid. Hcïod. 1. c. cap.Gtiufque adc. 67.C011E
Juft. J.c.Sulp. Sever. Hift.facr.l. 2.p, m. 116.
(bj vid. in Exc, Phot. fcg'm. 12. (i)lib. 15. fub fin. feu p. m. 736.· (d) Hift.!, 2. cap. 8, (?) Commenr. in Danv cap. XI. (J'j ). 1, Dcfcr. Gracc. cap.' 19. |
|||||||||
Cambyiès ftaet hem zyn verzoek toe: waer
op hy verneemt dat die Herout zynen laft niet van Smerdis, Cyruszoon,zelf,maer op zynen naem van den Magus, die over Cambyfes huiszaken geftelt was, ontfan- gen had. Hier uit viel niet ζ waer voor Prexaipes te bemerken,dat deze het fchelm- ftuk gefmeedt, en zynen broeder Smerdis in de plaets van 's Konings broeder geftelt hadt. Hy tot den Koningh wedergekeert en van hem ondervraegt zynde , ontdekt hetantwoort van den Herout,en met een wat gedachten hy heeft over den Magus Smerdis. Cambyiès fchrikkende ,ρ.ρ het hooren van dien naem , bevint dat hy zy- nen droom qualyk begrepen , en zynen broeder onfchuldigh van 't leven heeft doen berooven. Hier over zich beklagen- de, beiluit hy te paerde te ftygen, en met zyn leger naer Sufa tegen den Magus op te trekken. In het opitygen valt hem zyn zwaert uit de fchede, en quetft, naer men voorgeeft, zyne heup op dezelve plaets , daer hy onlangs Apis eenen houw gege- ven hadr. Dus gewond vraegt hy hoe het ftedeken,daer hy was,genoemt wier- de, en krygt tot antwoort dat het Ecba- tana heette. Nu verhaelt men dat het ora- kel uit de Egiptifche ftadt Butus hem voor- zegt had dat hy te Ecbatana üerven zou- de: het welk hy altydt van Ecbatana, de hooftftadt van Medie , verftaen hadt. Maer nu hoerende een ander Ecbatana hier in Syrië noemen , wert hy verbaeft over het bedryf van den Magus, zeggende: Uier uil Cambyfes Cyrus ί,οοη moeten jierven. Twintigh dagen hier na,riep hy de voor- |
||||||||||
'-■;■
|
||||||||||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
||||||||||||||||||||
τ$ι
|
||||||||||||||||||||
mogt winnen, ontfloegh hy alle de na-
den, die onder zyn gebiet ftonden, voor driejaren van alle fchatt ingen,en den laft des krygsdienfts. Ook hielt hy by zich alledè wy ven enby wyven van Cambyfes.Maerde- wyl hy noit uit het Koningklyk Paleis of Slot quam, nochte iemant der Perfiacntchc Grooten voor zich liet komen, kreeghO- tanes , of Oftanes , een voornaem en ryk Heer, zoon vanPharnafpes, en broeder vari Caflandane, gemalinne van Cyrus , ook uit dien hoofde Oom van Cambyfes , als by Herodoot (<?) blykt, groot agterden- ken, of hy niet eer de Magus dan de zoon van Cyrus wezen mogt. Hierom liet hy zyn dogter Phaedyma, die mede onderde Koninglyke bywyven dezen.bedriegerten dienft ftont,heimelyk afvragen, of zeby Smerdis Cyrus zoon, of by een ander iliep, latende haer aenzeggen , zoo ze hem niet kende , dat ze zich des bevragen zou by Atofla ψ zufter van Cambyfes , en Smerdis. Maer dezeliet haren vader boot- fchappen, datze nogh met Atofla , noch met eenige andere vrou fpreken konde, dewyl deze Vórft , wie hy ook wezen mogt, zoodra hy den Koningly ken troon beklommen hadt, alle wyven en bywy- ven van elkander had gefcheiden , en elk byzonder bewaren liet. Dit antwoort fterkte Otanes in zyn vermoeden : waer- om hy zyn dogter belaftte datze, als het haer beurt was by den Koningh te flapen, ftillekens, als hy in flaep was , zyn hooft zou betaftên, om te weten of hy ooren hadt j gevende haer te kennen dat hy oo- ren hebbende Cyrus zoon, en zonder oo- ren zyndé de bedriegelykê Magur was, dien Cyrus, gelyk Herodoot, of Camby- fes , gelyk Juftinus wil,. de ooren om eenig wanbedryf had doen affnyden. Als de dogter dus onderregt kort daer aen ha- ren vader te kennen gaf, dat de Koning geene ooren hadt, ontdekte Otanes het bedrogh eeril aèn Afyathims en Gobryas, twee voorname hoofden der Perfianen , nemende nogh eerft drie andere vertroude vrienden,namelyk Jntaf hernes, MegaèyzMs, Hjdarnes, en eindelyk ook Darms, Hyftaf- pes zoon, die Lamvoogt van Perfie was * en die by geval van Sufii uit Perfie gekomen was, in het vloekverwantfchap aen. On- der deze zeven eedtverwanten wert beflo- ten dezen bedriega· den hals te breken , en den aetiflagh zonder toeven in 't werk té ftellen, op dat niet de een of d'ander door verwyle-n van het ftuk den moedt laten vallen , en de zaek dus uitlekken mogt. Terwyl zy hier mede bezigh zyn, had- den de twee Magi Gebroeders befloten Prexafpes , die alleen van de doot van Smerdis, wettigen zoon van Cyrus, ken- nis hadt, en onder de Perfen zeer gezien was, op hunne zyde te trekken. Zy hem
(«) 1. 2, cap. 1. |
||||||||||||||||||||
halven dit verhaelt Eufebius («) dat Cam-
byfes agt jaren het Ryk bezeten heeft. Maer hy fchyntecn vol of even getal (»»- mems rotundus by de Latynen genoemt) voor een oneven gebruikt te hebben. Om Ctefias nu metHerodoot over een tebren- |
||||||||||||||||||||
jen
|
, meenen eenigc geleerden dat Catn-
|
|||||||||||||||||||
byfes nogh by het leven van Cyrus den
titel van Koningh over Perfie verkre- gen , en Ctefias die jaren mede by die van zyne volftandige regeringh gerekent heeft, gelyk ook Clemens Alexandriner ook gedaen zou hebben , die Cambyfes negentien jaren toefchryft.(£) Jofefuslegt Cambyfes maer zes jaren toe (c), hoe- wel t' onrecht. "W yders is Cambyfes, ge- lyk recde gezegt is, in de regeringe ge- volgt van ΠΙ. SMERDIS den Magtu, onderiteunt
door zynen Broeder Ρ ATIZITHES. Dezen noemt Ctefias, als reets gezegt is *
Sphendadates ,en verhaelt datBagapates en Artafyras, twee gefnedenen, al by het le- ven van Cambyfes voorgchadt hebben hét Koningryk in handen van den Magus te ftellen, (d) gelyk hy dat ook na dedobt van Cambyfes verkregen heeft. Hier in verfchillen eenigzins Herodoot en Jufti- «us, waer van de laetfte hem Orofafles noemt, zeggende dat zyn broeder,wiens naera hy verzwygt, dezen,al eer de doot van Cambyfes rugtbaer wert, in de plaets van Mergis, of Smerdis, broeder van Cambyfes, dien het ryk uit erfrecht toe» quam , en dien hy in alle deelen geleek, geftelt heeft: gaende dit te gemakkely- ker, en heimelyker toe, omdat by de Per- fen onder fchyn van Majefteit de perfoon des Konings weinigh gezien wert. He- rodoot verhaelt, dat de Perfen, die on- trent Cambyfes waren, als hy ftorf, zich gcenfins konden inbeelden, dat de Magi het Koningkryk ingenomen hadden,zich vaft latende voorftaen, dat al het gene Cambyfes van de doot zyns broeders hun gezegt hadt, enkel uit afgunft gefchiedt was, om hem hier door by alle Perfen verdacht en gehaet te maken. Hierom beelden zy zich vaft in dat Smerdis zyn broeder op den troon zat, inzonderheit toen Prexafpes na Cambyfes doot uit vrees niet bekennen dorft dat hy s'Konings broe- der van het leven berooft hadt,ja het zel- ve plat uit ontkende. Dus regeerde de Magus onderden naera van Smerdis, Cy- rus zoon, geruftelyk zeven maenden, die nogh overigh waren tot vervulling van het agtfte jaer van Cambyfes. En opdat hy in dezen tydt de gunft en liefde des volx |
||||||||||||||||||||
(a) P. I. Cliron. p. 28. 8c II, p. 118.
(£) vid. Ed. Simf. Chron. Gathol. part. ann. 3+83. feu p. m. 9.
(c) lib. XI. Ant. Jud. cap. 3. (i) vid. i. c. fegm. 13. |
||||||||||||||||||||
V. fub
|
||||||||||||||||||||
REIZEN.
|
|||||||||
ZJ3
|
|||||||||
hem ontboden en doen zweren hebbenddat hy het bedrogh geheim zou houdendoen hem overgroote beloften, en vergen hem hier op te klimmen op eenen
toren, en van daer alle de Peruanen, gelaft onder den muur van 't kafteel te verichynen, opentlyk te verzeekeren dat Smerdis Cyrus zoon , en geen ander Perfie re- geerde. Prexaipes belooft hun dit te zullen doen, maer breekt zyn wooit. Wanop de beftemde hoogte gekomen zynde begint hy het gellachc van Cyrus in orde van Achemenes af op te halen : en dus op Cyrus zelf gekomen zynde te vertellen de meenigvuldige weldaden door hem aen de Perfianen bewezen , niet verzwygende in het einde hoe hy door Cambyfes gedwon- gen was zynen broeder Smerdis om te brengen. Dit hadde hy, voegt hy'er by, tot dezen tydt toe uit vreze van zyn leven te zullen verliezen, verborgen, en het te- gendeel ftaende gehouden : dogh dat hy nu befloten hadt de waerheit niet langer voor de Perièn te verbergen , en hun ee- nen vloek op den hals wenfchtc, indien zy het bedrogh der Magi ongewroken lieten. Dit met luide ftemmc uitgezet hebbende wil men dat hy zich van boven van den toren af zou geftort hebben. Van dit voorval wiften de zeven vloekverwanten niet, maer zynde op den wegh naer 's Konings paleis hoorden ze verhalen wat met Prexafpes gebeurt was: waer over zy verichrikt zynde van den wegh aftraden, om nader met elkander hier over raedt te plegen. Otanes en eenige van den hoop wilden het iluk uitftellen : maer Darius ^ Gobryas , en hunne vrienden hielden ftaende dat men geen oogenblik moft ver- zuimen. Terwylze hier over oneenigh zyn , zienze zeven paer havikken vegten tegen twee paer gieren, hen vyandelyk verpikkende en vervolgende. Hier door, als door een goedt voorteken acngezet zettenze hunnen gangh naer het Koning- lyk hof. De wachten aen de pooit laten hen, als heeren van aenzien, en pragtigh uitgedoft, doorgaen , zonder hen te vra- gen , waer ze heen wilden. Maer als ze verder naer binnen doortraden,hielden de gefnedenen, die daer de wacht hadden, hen met veel vragens op, en betwiftten hun den ingangh : zoodatze hun geweer trekkende alles velden wat hun voorquam. De Magi juift by een zynde om het ftuk van Prexaipes te overleggen fchoten op het gefchreeuw der gefnedenen toe, en ziende -wat'er gaende was dagten op zich te verweeren. D'een vatte eenen boogh, d'ander een lans, waer mede hy ook, eer hy gedoot wert, Aftathims in zyne heup quetfte , en Intapkernes van een oogh, maer niet van 't leven beroofde : hoewel Juitinus wil dat hy twee van die heeren zou gedoot hebben, het welk andere fchry- |
vers ontkennen. Die den boogh gevat
hadt kondedie om de nabyheit zynsvyants niet gebruiken, waerom hy in een flaep- vertrek vluchtte. Maer hy wert wel haeft gevolgt van Darius en Gobryas , die den Magus om den middel gevat vafthielt, opdat hy van Darius zou doorfteken wor- den. Maer decs vreczende dus doende (omdat het donker was) meteenen zynen vrient te zullen wonden bleef itaen, waer- om Gobryas hem toeriep, hy zoude maer toeftooten, al zoude hy hem zelf ook doorfteken. Darius hier op fteekt toe, zynde het geval hem zoo gunftigh dat de Magus gevelt, en Gobryas ongcraekt bleef (a). Van Herodoot verfchik Ctefias in de namen der perfonen, en andere omftan- digheden. Want dees verhaelt dat Ixaba- tes ( men kan door dezen niemant anders verftaen dan Prexafpes by Herodoot ge- noemt ) met het lichaem van Cambyfes naer Perfie gekomen zynde, en gezien hebbende dat de Magus onder den mem van Tanyoxarces het Ryk bezat , hem aen het ganfche leger bekent gemaekt, en zyn bedrogh ontdekt heeft,dat hydaer op voorts naer eenen tempel gevlucht, en door lafl: van den Magus daer uitgehaelt, en onthooftis. Hierop, zegthy, had- den zeven Perfiaenifche vorften, nameJyJc Onopbas , Idernes, Norondabates , Mar- donius , Barijfcs , Artapherrtes , en Darius Hyftalpes zoon,zich verbonden om dezen bedrieger af te maken, en twee derge- ihedenen Artajyras en Bagapates op hun- ne zyde gekregen , en zich dus meefters gemaekt van alle de fleutelen der Ko- ningklyke vertrekken , die deze gefnede- nen in bewaring hadden. Door hulp van deze waren de zeven heeren in het Ko- ningklyk paleis geraekt, en hadden den Magus vinden leggen by een Babiloniich bywyf, die de vloekverwanten ziende aenkomen van het bedde geiprongen was, maer geen geweer by de hant vindende (dit had Bagapates dus heimelykbeicbikt) eenen gouden ftoel gebroken , en met des zelfs voet zich zoo lang verweert had , tot dat hy eindelyk gewont zynde het leven daer by infehoot, nadat hy ze- ven maenden geregeert hadt (b). Hieruit kan men zien, dat deze oude febryvers ia de zake zelve overeenkomen, fchoon zy in de omftandigheden eenigermaten vcr- fchillen. Waerom Ammjanus {e) en Va- lerius (d) Maximus verre van de waerheit af zyn, als ze zeggen, dat zeven Magi na de dootvan Cambyfes het Koniqgkryfc aen zich genomen hebben, daer maer een eenige geregeert heeft , en door zynen U 3 Broe- (λ) Her.1. c. cap. 66. fcqq. uique ad cap. 79.
Conf. Juftin. I. cit.
(b) Vid 1. cit. fcgm. 13. feq. (/) lib. 13. cap. 6, (_/) lib. 9. cap- 2· |
||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
|||||||||
aj4
|
|||||||||
het bedrogh uitgelegt, en ondeituflehert
alle de Magi, die hun voorquamen, af- gemackt hebben : welk voorbeelt alle de Perfen gevolgt hadden , zoo dat'er geen een Magus afgekomen zou zyn, indiende opkomende nacht het moorden niet ge- fluit hadt. Op dezen dagh wil men dat de Perfen jaerlyx eenen Feeftdagh, by hen genoemt Ìá^ïöïíß* of ombrenging der Ma- gi, zouden gehouden hebben, gedurende welke feefthoudinge geen Magus mogt voor den dagh komen , maer gehouden was ftil in huis te blyven. Na verloop van vyf dagen , als de be-
roerte wat begon te ftillen , wert over den ftaet des Ryx raedt gepleegt, en na lang overleg, en onderling gefprek, ein- delyk befluit genomen tot het kiezen van eenen nieuwen Koningh » met bedingh , dat , indien een van hun zeven tot Koningh verheven wierde , hy aen Otanes , die de aenleider van dit verbont was geweeft, en zyne nakomelingen,jaer- lyxeenen Medifchen rok vereeren,en hen onder de heerlyxte en aenzienlyxte geflach - ten der Perfen ftellen zoude. Dat ook aen elk der zeven heeren vry zoude ftaen, zonder zich aen te geven, in het Koning- lyk paleis te komen, tenware de Koningh met eene zyner gemalinnen te bedde lagh: en eindelyk dat de Koningh niet zou mo- gen trouwen, als alleen uit de familie van eenen der genoemde heeren. De wyze van deze verkiezing was ook
dus geftelt. Zy moften alle op eenen ze- keren dagh voor het opgaen der zonne in de voorftadt , of, zoo anderen willen , voor het Koningklyk paleis te paerdever- fchynen, om den genen, wiens paert on- der het opgaen der zonne, die van de Per- fen als een Godtheit geëert wert, eerft briefchen zoude,tot Koningh te maeken. Dartm nu , zoon van Hyftafpes , een van de verbondene Heeren , hadt eenen ftal- meefter, genaemt Oebares, die deze over- eenkomingh uit zynen heer verftaen heb- bende hem beval goeden moet te hebben, dewyl hy raedt wilt om hem voor anderen tot Koning te doen verkiezen. Hier op brengt hy by nacht eene merrie niet verre van de plaets , daer des anderen daegs de byeenkomft zyn zou , bint haer vaft, en brengt den hengft,dienD«n'«j des anderen daegs befchryden zoude , daer by, en laet ze van hem befpringen. Danm des an- deren daegs met de andere Heeren opge- zeten en ter beftemde plaetfe gekomen zynde,begon zynhengft,naer allenfchyn uit gedagtenis der welluft daer met de merrie genoten, aenftonts het gewenfeh- te teken te geven. Waer op naer het verhaelvan Herodoot aenftonts eenblixem en donderflagh volgde. Dit was zoo ras niet gefchiedt, of de andere heeren fpron- gen aenftonts vaa hunne paerden, en be- we-
|
|||||||||
Broeder inde regeringe enderfteunt is ge-
weeft , die beide naderhant door zeven voorname Heerenzouden gedoot zyn,ge- lyk buiten de reedts aengetogene fchry- vers mede betuigen Curtius (a) en Flo· rus. (b) . Hier nevens moet in aenmerkinge ko-
men dat eenige geleerden , en onder hen inzonderheit Jacobus Capellus het daer voor houden , dat Cambyfis de zelve A- hafuens , en de voornoemde Magus die Art'hafafta geweeft is, die by Efdra (c) ge- zegt worden op het fchryvenvan de vyan- den der Joden den Tempelbou te Jerufa- lem gehindert en belet te hebben , hou- dende dien Darius, van wien daer (d) ge- wagh gemaekt wort, voor den zoon van Hyftafpes, gelyk hier mede ook (f) Jofc- fus en (ƒ) Eufebius, ook (g) Abul Phara- jus over een ftemmen. (b) Maer Jofef Scaliger toont met grondige reden hier op , uit Herodoot, aen , dat dit een groot mifverftant is. Want hy bewyft met veele omftandigheden dat by Efdra(i) niet Darius Hyftafpes zoon , maer Darius Nothus , van wien beneden breeder zal gefproken worden , van de heilige fchïy- veren verftaen wort: toonende met een dat in den tuflehentydt van Cyrus laetfte jaren 5 en die van Cambjrfis, Smerdis , en Darius Hyftafpes zoon , de vyanden der Joden zich alleen vernoegt hebben met den tempelbouw door de hofdienaren der vernoemde Koningen te beletten, maerj dat ze eerft in het begin der regeringe van Xerxes, of Ahafueros, en daerna ten ty- de van Artaxerxes Macrochir , of Artha- fafia , die brieven van klagte tegen de Jo- den , waer van (k) by Efdra gefproken wort, gefchreven hebben. (0 Aen deze meeninge zouden wy ons voor het naefte houden, met dit onderfcheit evenwel, dat wy Eu1 her niet voor de Gemalin van Xer- xes , maer voor die van Artaxerxes Mne- mon zouden houden , gelyk wy nader- hant ter zyner plaetfe toonen zullen. Maer om weder te keeren tot het ver-
hael der zeven Perfiaenfche Vorften , die de Magi naer hunne verdienften geftraft hebben , men verhaelt, dat ze de twee doode lichamen onthalft hebben , en dat de vyf ongewonde Heeren met groot ge- roep op de plaets van het Paleis geloopen zynde, die aen de andere Perfen vertoont, (<t) lib. iv. e. 46.
(Ý) lib. in. c. j, in princ.
(c) c. 4. $. 6.
lé *. 5·
(e) lib. c'it. cap. 2. & 3. ,
Ö Ñ. 1. Chf. ñ. 30. feqq.P. il. p. 129.
<j) Dynaft. cit. p. 80. feqq. text. Arab. & verf. La-
tin. p, jï, (h) Conf. Ed, Simf. Chron. Cath. part. cit, fub
A, M, 3477. feu p. m. 7 ed.Oxonienf. {<) A-^. S.
(k) c.c. Efdr. #. 6 & 7.
(/) vid. Atiim. in Euf. Chron. p. 90. & lib. VI.
de Em. Tempor, p, jïg. ieqq. |
|||||||||
REIZEN.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
*w
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wezen hem Koningklyke eere , waer in
hen al het volk aenftonts navolgde. Hief ontrent tekent Juftinus te-regt aen, dat grootelyx te verwonderen is dat deze hee- ren, die ten koile van hun leven het Ryk van de geweldenarye der Magi verloft had- den , en elkander in deugc en geboorte gelyk Waren, zoo eens van zin zyn ge- weert: in de verkiezing , en die zoo licht op het bloot geval hebben laten aenko- men. Maer de goddelyke beitiering, ge- lyk in alle andere dingen, heeft in deze ook uitgeblonken. Over dit alles zal de lezer zyn genoegen vinden by («) Hero- doot, [b) Ctefias , (c) Juftinus , (d) Va- lerius Maximus, en (e) Agathias» Dus volgt hier in den reex der Koningen van Perfie IV. DARIUS , ZOON VAN
HYSTASPES. Hoewel de Erfvorften des Ryx , door
Cyrus verworven , in en met zynen out- ften zoon Cambyfes uitgeftorven zyn, en de naem zyns tweeden zoons door eenen bedriegelyken Magus misbruikt is, heeft' nogtans de Goddelyke voorzienigheit de zaken zoo beftiert , dat evenwel een zy- •ner bloetverwanten,hoe gevalligh ook de verkiezing mogt ichynen, op zynen troon geftegen is. Waerom niet ondienftigh zal zyn de afkomft van dezen Darius,ge- lyk die door zynen zoon Xerxes zelf by (ƒ) Herodoot uitgerekenr is , aen te too- nen, en daer ze gebrekkelyk is uit(jj)Sul- picius Severus te vullen, om met een hier door ook de af komft van Cyrus op te hel- deren. Naer onze gedagtcn dan is de or- de van dezen ftam dus: > |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
woortop deaengetrokkëne plaetsvan He-
rodoot. De zydelinie van Ariaramnes op Cyrus den tweeden, Grootvader van Cy- rus den grooten , die de heerfebappy van Alle aen de Perfen gebfagt heeft, hebben wy opgeftelt voor zoo veel zy overeen- komt met de verhalen van andere geloof-· waerdige fehryveren. Hoewel Salma- flus(£), anders een geleert en zeer bele- zen man , ons wil doen gelooven , dac Darius Cyrus in den bloeden geenfzins be- ftaen heeft, verwarrende en veranderende hier door het geflagtregifter , door Xer- xes by Herodoot aengehaelt, zodanigh , dat het noch hangt noch kleeft. Want dan wil hy dat Achemenes de Grootvader van Cyrus den grooten, en Overoutgroot- vader van Xerxes wegens zyne Moeder Atofla dochter van Cyrusgeweeft is: dan wil hy het gezegde gcflagtregilter gefplifft, en in r weederbande ftammen verdeelt heb- ben, namclyk in eenen der moederlykc , en eenen der vaderlyke maegfehapop deze volgende wyze: |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ACHEMENES
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
TEISPES
_____Ë____
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
r~
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
CAMBYSES
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
AlUAMNES
ARSAMES ---------Ë._____
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
"I
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
->
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
CYRUS
-----Ë------ |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
r—---------------------
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
CAMBYSES, ATOSSA HYSTASPES,
Gemalin van Daaus. Stedehouder van Perfie
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
DARIUS
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
~)
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XERXES
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ook meent hy dat deze twee ftammen
met elkander niet vermaegfehapt zyn ge- weeft. JYJaer zyn gehcele misverftant fpruit hier uit, dat hy noch de eenerhan- de namen', noch den tydt,noch tuiïchen- tyden der afkomelingen wel onderfcheiden heeft. Want uit de bygebrachte plaetlen van Herodoot, die ontrent of kort naden tydt van Xerxes gefchreven heeft, vol- gens de getuigenis van (I) Dionys van Ha- licarnaiTus, en uit (m) Suidas blykt, dat een zoon van Achemenes Cambyfes, en een zoons zoon van hem Cyrus genaemt is. Deze laetfte nu kan onze Cyrus niet zyn, die het opperite gebiet over Afie van de Meden aen de Perfen overgebragt heeft. Want (») Herodoot zelf zegt duidelyk , dat de vader van dezen onzen Cyrus Cam> byfes , en zyn grootvader een andere Cyrus geweeft is , gelyk dat (0) Salma- fiub ook niet ontkent. Hoe kan Cyrus de groote tot zynen grootvader Ache- menes gehadt hebben , daer reets een ouder Cyrus was voorgegaen ? Vooreerft blykt het ten minlte daer klaer uit dac
(k) ExercPiin.ad c. Jul. Solini Polyb. ñ. ß 183.
(/) in Jud. de Thucyd. Hiftor, p,m. 139, edit. Lipf. Weidem.
(»i)Subvoc. Her. &c. (») 1. t. c. CXI. (0) J, cit. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ARIARAMNES
~Ë-
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ARSAMESüfARSACES
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
CYRUS 11. (/')
t—.....
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
HYSTASPES ,
Stedehouder van Perfi. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
CAMBYSES II.
a. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
CYRUS DE GROOTE ,------------*-----
of de III. DARIUS
|
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
CAMBYSES III.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XERXES.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De eerfté linie van Ariaramnes op Arfa-
mes, en de volgende, ftaet vanwoorttot (<i) 1. c. c. ßï. ufque ad %t.
(b) in exc. fegm. iy. c) I. c. cap. io, (d) lib. Vil. cap. j, ext. 3. <e) lib. 2. &c. (ƒ) lib. Vil. c. XI. (g) 1. II, Hift. Sacr. (b) van dezen is reets boven gefproken:
(') vid. Herod. 1.1. c. 3. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
|||||||||
z^6
dat'er twee of meer verfcheide perfonen
den naem van Cyrus gehadt hebben , en by gevolg ftact'cr te vragen , wie dan de vader van den eerilcn Cyrus, grootvader van Cyrus den grooten, geweeft zy, Maer daer kan men op niet dan met waerfchynly- kegiffingen antwoorden. Zegt men dat het Cambyfes, zoon van Achemencs geweeft is, zoo moet men ook nootzakelyk eenen tweeden Cambyfes toeftaen, als zynde vader van Cyrus den grooten. En dit al geftek zynde , zoo was deze laetfte maer de vierde perfoon in de afdalende linie van Achemenes, dat niet wel zyn kan, of men moft met (e) Luciaen vaft Hellen , dat hy over de hondert jaren out geworden was, dat al zoo weinigh waerfchynlyk is , als het gene ons (b) Cicero verhaelt : dat na- melyk Cyrus de Groote in zynen droom de zonne ziende leggen voor zyn voeten, driemalen daer naer gegrepen hadt, dogh vergeefs, dewyl zy zich telkens wech- gerolt had: en dat de Wy zen hem hieruit eene dertigjarige regeringe voorfpelt had- den jen dat deuitkomft dit beveiligt hadt, dewyl hy zeventigh jaren langh gekeft, en na zyn veertiglle de regering aenvaert had. En al wilde men deze verhalen maer bundeling opvolgen, zoo zou men ze eg- ter in dejiiftorien niet goedt kunnen ma- ken. Want indien de voornoemde Ache- menes een zoon van Perfes , en zoons zoon van Perfeus en Medea , gelyk de fchryvers willen, die wy in het beginvan dit hooftftuk hebben aengehaelt, geweeft is , zoo kan Cyrus de groote al zoo on- mogelyk de vierde perfoon in aikomft van Achemenes zyn,als eenpaert fprekenkan, omdat op zyn minft over de 700 jaren tuf- fchen Perfeus, ja Achemenes zelf, en Cyrus den Grooten verloopen zyn, als wy ons hou- den aen de rekening van (c) Eufebius. En is Achemenes, naer ons geloof, onder de oude Perfianen van later eeu,en toen naer allen fchyn Elamite genoemt, een voor- mem perfoon geweeft , zoo worden'er meer dan vier voortteelingen vereifcht, om geheele gedachten, enColonien, uit zyn zaet voortkomende , te ftichteru Want (d) Herodoot verhaelt al in de toeruftingen
ten oorlogh door Cyrus tegen Aftyages geheele geflachten van Achemeniden on- der de Pafargaden in Pcrfie. Ook getuigt (e) Strabo in zynen tydt uit het verhael
der oude fchryveren dat van Perfepolis af ten Zuiden, tot aen Carmannie toe , be- nevensandere volkeren ook de Achemeni- den gewoont hebben. Cambyfes zelf, Cyrus zoon,vermaent in zyne laetfte aen- fpraek tot de Perfen by (0 Herodoot, by- |
|||||||||
zonder de Achemeniden , die by hem te·»
genwoordigh waren, dat ze toch het op- pergebiedt niet weder aen de Meden zou- den laten komen: waer uit immers volgen moet, dat vele geflachten uit Achemenes door eenen geruimen tydt moeten voort- geteelt zyn geweeft. Ook is wel te den- ken dat de Perfen ten tyde van Sardanapa- lus zoo wel eenen Achemenides, dat is $ nazaet van Achemenes, als de Meden ee- nen Arbaces, of de Babiloniers eenen Be- lefis tot hun hooft onder het oppergezag van den Aflyrifchen Monarch gehadt heb- ben. Zoodat onzes bedunkens het geflagt- regiftér van Xerxes, by Herodoot aenge- haelt, niet te veranderen, en de zydelinie noch hooger , noch lager te ftellen is^ indien wy niet willen ftellen dat Darius in zyne kintfche jaren de regeringe aenvaert heeft. Weet iemant iets beters of ze- kerders hier van op te brengen , ik wil gaerne myn gevoelen verlaten, en het zy- ne volgen. Ten minfte tegen Salmafius, die plat uit ontkent dat Darius een bloet- verwant van Cyrus geweeft zy, helpt ons niet weinigh (£1 Jullinus, de verkorteï van Trogus, zeggende ronduit dat Darius een bloetverwant der voorgaende Konin- gen geweeft is. Zelf (h) Herodoot noemt Hyftafpes, vader van Darius, eenen zoon van Arfames, of Arfaces, en wel byzon- derlyk eenen nazaet van Achemenes. Sul- picius Severus (i) ftelt dit nogh nader, en zegt dat Cyrus de Groote , en Hyftafpes fratres patrueles geweeft zyn: welke woor- den in eenen nacuwen zin genomen voor- namelyk broeders kinderen betekenen j waerom ook Drufius in zyne Aenmerkin- gen over Sulpicius meent,dat Arfames de vader van Hyftafpes, en Cambyfes , va- der van Cyrus, broeders geweeft zyn. Maer dat kan geenen ftant grypen , de- wyl uit het gezegde bekent is, dat de vader van Arfames Ariaramnes ,en die van Cambyfes , Cyrus de tweede geweeft is. Hierom zouden wy van gevoelen zyn, dat de uitdrukking van Fratres Patrueles by die geeftelyke fchryvers niet in den naeuften zin voor Broeders Kinderen, maer volgens den ftyl der Heilige bladen, voor Blueiverwanten moet opgevat worden, dat ook (k) Auguftyn getuigt, en met het exempel van Abraham bekragtigt, die (/) Loth zynen Broeder noemt, daer hy maer zynsbroeders Harans Zoon was. Dus mecnen wy dat Hjflafpcs grootvaders broe- ders zoon over Cyrus geftaen heeft, hoewel niet gezègt kan worden, wie van hun van den oudften broeder afkomftigh zy ge- weeft. Wat ons aengaet, wy laten het over
φ '·'«*· . ■...: (h) 1. c. cap. 109.
(0 1· c.
(Je) tr. XXVIU. in Joann. Sc l.XV. de Civ. Dei
cap. 19,
(/) Gen. cap. 13. v. $. |
|||||||||
(a) lib. de Macrobiis.
/b) 1. 1. deDiv.fegm.23, exPerficisDinonij.
(c) Part. poft. Chr, p. 84. coll. p. 1*7. \H) 1. c. cap. 125, e) lib. XV. p. m. 717. κ (ƒ) lib.. III. e. 65.
|
|||||||||
k E I Ζ Ε Ν.
|
||||||||||||
ij?
|
||||||||||||
over aen het oordeel van den opmerken-
den Lezer. Wat tin aengaet dèn perfoon van Da-
rius zelf, door zyne verheffing op den troon is de droom, dien men wil dat Cy- rus kort voor zyn doot zou gehadt heb- ben, vervult. Want Herodoot verhaelt dat Cyras, eer hy Tomyris , Koninginne der Maflageten den oorlogh aendeed, op zekeren nacht droomde dat de outfte zoon van Hyflafpes twee vleugels aen zyne fchou- deren hadt, waer van d'eenAiie,end'an- der Europe befchaduwde. Darius was toen ontrent twintigh jaren out. Waer- om Cyrus vreezende dat hy hem lagen mogt leggen, zynen Vader Hyftafpes by zich ontboodt, hem den droom vertelde, en gelaltte in der yl naer zyne Lantvoog |
die hy elk zekere fch'atting op leidde, uit-
gezondert Perfic, en andere landen , die niet geheel onderworpen waren. Want deze bragten maer gefchenken op : ge- lyk Herodoot (c) daer breedt bericht van geeft. . Wat zyne oorlogsbcdry ven aengaet, hec
eerfte daer van is geweeft , toen de Afly- riers afgevallen zynde, Babiion bemagtigc hadden. De ftadt was bezwaerlyk te her- winnen , en de Perzen hadden'er reets twintigh maenden voor gelegen. Macr Zopbyrus, of Zopyrus, zoon van Mega- byzus, een der zeven Heeren, die den Magus hadden van kant geholpen,bedagt eene vremde en noit gehoorde krygslift. Hy liet zich t' huis over al zyn lichaem deerlyk flaenenquetzen,ook neus,ooren, |
|||||||||||
dye te keeren, en zynen zoon by zich te en haer affnyden. In dezen Itaet vertoon-
houden, opdat hy zich , zoodra hy van de hy zich aen Darius , en zyn voorne- den oorlogh met de Maflageten zoudel men aen hem ontdekt hebbende , liep hy |
||||||||||||
tot de Babiloniers over, hun wysrnaken-
de dat hy van den Koningh op dezewyzc mishandelt was, omdat hy hem geraden had het belegh op te breken , en van de ftadt af te trekken. De Babiloniers ga- ven, gelyk niet wonder was, geloof aen zyne woorden: wacr op hy onder voor- wendingh van zich te willen wreken het gebiet kreegh over eenigh krygsvolk , waer mede hy, om zyn geloof by de Ba- biloniers te bekragtigen , verfcheidc Per- fiaenfche benden lloegh, en hier door by de Babiloniers in zulk een achting geraek- te, dat ze hem tot krygshooft over hun geheel leger, enbewaerder der ftadt aen- ftelden. Maer als Darius volgens zyneaf- fpraek met Zopyrus alle zyne krygsbenden de ftadt deed naderen , en de Babiloniers op de muren waren, om die met alle magt te befchermen, opende Zopyrus den Pcr- fianen twee Poorten , waer door ze in de ftadt geraekten, en dezelve bemagtigden. Darius liet hier op de muren en poorten der ftadt afbreeken , dat Cyrus verzuimt had te doen , en drie duizent der voor- naemfte Babiloniers ophangen, gevende vryheit aen de overige Burgery van daer te blyven wonen, en ontbiedende uit zy- ne anderelanden f 0000 vrouwen om kin- deren voort te teelen , dewyl de Babilo- niers voorde belegeringh alle de vrouwen buiten eene voor eiken man* om de dier- te der lyftogt voor te komen, geworgt hadden. Zopyrus, wien volgens Darius oordeel niemant der Perzen noch voor , noch na dien tydt, als men Cyrus alleen uitzonderde, in moedten dappefheit over- troffen hadt, wert tot vergeldinge dezer heldendaet met de ganfche ftadt Babiion voor zyn leven befchonken om de inkomf- ten daer van buiten cenige fchattingen te trekken, en alle jaren met treftëlyke en aenzienlyke gefchenken begiftigt. Zeker Kk Ijte* (c) 1 c. Ï9. feqq. ufque ad cap. 96.
|
||||||||||||
wedergekeert zyn , daer mede zou kun-
nen verantwoorden. Maer het is waer» 'fchynlyk dat Cyrus, als boven gezegt is, in den flagh gefneuvelt is , en de gevalli- ge verkiezingh van Darius zynen droom vervult heeft, (o) Znodra Darius Koningh geworden was,
heeft hy naer het zeggen van Herodoot en Juftinus, twee dochters van Cyrus , teweten Atofla, dicgetrout was geweeft met haren broeder (Jambyiês, en daerna met den Magus Smerdis , of Sphendada- tes, zoo als Ctefias hem noemt, en Ar- tyltona nogh maegt, ook de dochtervan Smerdis of Tanyoxarces, broeder van Carnbyiès, en zoon van Cyrus, genoemt Parmysi en Phaedyma, dochter van Ota- nes, of Oftanes , naer de gewoonte des lants ten huwelyk genomen. In deze ge- dachten van zyn Ryk geruft te zullen be- zitten, heeft hy een ftecne pronkbeelt van eenen Koningh te paerde zittende opge- recht, met dit opfehrift : DARIUS, ZOON VAN HYSTASPES , HEEFT DOOR DE DEUGT ZYNS PAERTS , EN DE WAKKERHEITZYNS STAL- MEESTERS,HET KONING- RYK VAN PERSIE VER- KREGEN.^) Evenwel vint men niet aengetekent,
waer dit pronkbeeldt maghopgerechtzyn geweeft. Maer ik zou wel durven giffen dat het het zelve geweeft is, dat nogh te- gen woordigh by Naxi-Ruftan gezien wort. Want daer ziet men eenen Ko- ningh te paerde zittende , die van twee mannen, zich voor hem verootmoedigen- de , aengebeden wort. Voorts deelde hyde landen, onder zyn
gebiet behoorende , in twintigh Lant- voogdyen,gemeenlyk Satrapen genoemt, {*) v. Her. 1. c. cap. 209. feq,
(h vid. Herod.].III. c. 88. conf. Jufti0, j. c, cap. 10.
|
||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
|||||||||||||||
2j8
|
|||||||||||||||
' ven aen Darius gefchreven ,cn evenichem-
pigh antwoort daer op ontfangen heeft. (/) Nu fchreef Darius overal aen zync Lantvoogden, zy zouden voet-en paerde- volk werven: gebiedende ook die van To- nie en Eolie , en andere volkeren aen de Egeefche Zee en den Hellefpontwoonen- de , met hunne Oorlogfchepen naer den Hellefpont te zeilen , en hem met zyne krygstroepen , die hy te land gebruiken zoude , aen den Thracier Bosfor in te wachten. Hier op van Sufa opgebroken quam hy tot aen den Bosfor of het kanael by Chalcedon, dat Europe van Afie fcheit, en vyf ftadien breet is, naer de getuige- niflè van Pomponius (m) Mela. Zyn leger beftont in agtmael hondert duizent man- nen , gelyk eenparigh getuigt wort van Ctefias (w),Diodorus (») en Jornandes (ƒ). hoewel Herodoot (7) zegt dat hy buiten de vloot, die in zeshondert fchêpen be- ftont , 700000 mannen zoo te voet als te paert gehadt heeft, waer mede Juftinus en uit hem Orofius overeenftemmen , en aen den Bosfor, waer over de boumeefter Mandrocles van Samos een boute , of ge- lyk Jornandes getuigt een fchipbrugge geflagen heeft, twee fteene zuilen heeft doen zetten , en op de eene in de Aflyri- fche , op de andere in de Griexe tale de namen der volkeren, die in zyn leger wa- ren , inhouwen ter eeuwiger gedachteniflè: welke zuilen men wil dat naderhant naer Bifanflen gevoert, en in de tempelen der afgoden Diana en Bacchus geftelt zyn. Over deze brugh is dit groote leger van Darius (nadat hy zelfte voren op de eilan- den , van outs Cyaneae, en nu by de he- densdaegiè fchryvers Ie Pavonare , ook Jarcaz.es genoemt, en aen den mont van den Thracier Bosfor gelegen, den Pontus Euxinus bezien hadt) in Europe overgeto- gen, wendende de vloot zich naer den mont des Ifters of Donauftrooms , over welke groote rivier weder een brugh geflagen wert. Ondertuflehen trok Darius met zyne
lantbenden door Thracie, en aen den oirfprongh der rivier Tearus gekomen bleef drie dagen langh daer nedergeflagen om uit te ruften. Herodoot (r) tekent aen dat deze rivier XLII wellen of bron- nen heeft , die alle uit eene rots voortko- men , en ten deele warm , ten deele kout water uitgeven, waer door verfchei- de ziekten, en inzonderheit fchurft van menfehen en beeften genezen worden j zynde voorts zoo helder en lieffelyk van fmaek, dat Darius een byzonder vermaek daer
(0 Ctes.!. c. Segm. 16.
(m) 1. 1. de fit orb. cap. 19.
(«) 1. c. Segm. 17.
(o) 1. 2, p. 93. ed. wech. Ffurt.
(/>) loc. cit.
(5) 1. c. cap. 87.
(r) 1.1. cap. 90.
|
|||||||||||||||
Darius plagh zedert dien tydt te zeggen,
dat hy wenfehte dat Zopyrus ongefchon- den van lyf en leden was, liever dan dat hy nogh twintigh ( anderen zeggen hon- dert) Babilons veroveren zou. (ö) Ook verhaelt men dat hy op zekeren tydt eenen granaetappel opfnydende, gevraegt weit, van welke dingen hy wel zoo veel wen- fchen zoude als'er korrels in dien appel waren, en geantwoort had , dat hy niets liever wenfehte dan zoo veel Zopyruflèn te mogen hebben, (b) Hoewel (c) Hero- doot dit met eenige verandering van Me- gabyzus, vader van Zopyrus, verhaelt. Deze verovering van Babiion moet naer de tydtrekening van Chriftophorus Hel- vicus in het twaeltde jaer van Darius re- geringe , of in het derde van de zevenen- Zeftigfte ülirnpiade voorgevallen zyn. Darius Kort hier na deed Darius, nu magtigh bcootlogtvan volk,en verrykt door groote inkomf- |
|||||||||||||||
len.
|
cyt" ten den Europeefchen Scythen , die over
|
||||||||||||||
den Donauftroom, daer nu deUkraineen
andere aengrenzende landen leggen, woon- den , den oorlogh aen. Herodoot wil, dat hy dit deed uit wraekzucht, omdat de Scythen voor meer dan hondert jaren in Afie gevallen , de Meden , die hun onder den Koningh Cyaxares wederftant boden, geflagen,en Afie afgeloopenhad- den, (d) Maer die rede is vry verre ge- haelt. Juftinus en anderen meenen dat de Koningh der Scythen oirzaek van dezen krygh geweeft is, omdat hy zyn dogter weigerde aen Darius ten huwelyk te ge- ven. 0) Ctefias brengt geene rede by , gevende hier door genoegh te kennen dat Darius uit enkele dartelheit, en verbeel- dinge zyncr groote raagt, dezen oorlogh gezocht heeft. Het begin hier van wil men dat gemaekt zy van Ariaramnes, Lant- voogt van Kappadocie, dien van den Ko- ningh bevolen was de Scythen aen te gry- pen, en mannen en vrouwen gevangen wech te voeren. Dat Ariaramnes hierop Marfagetes , of Mafagetes , broeder des Scytlufchen Koning?, van zynen broeder gevangen gezet om wanbedryf ontrent zynampt gepleegt, uit den kerker ge- haelt heeft. Waer over de Koning der Scythen , genaemt Scytharces ( Herodoot noemt hem (f)Indathyrfns, Plutarchus (g) Jdathjrfus, Juftinus [h) Jartcyrm , Oroiius (<) Athyms oiAmyrus; Jornandes ik) Anm- regiras ) vergramt zynde,fchempige brie- ft) v. Her.l.clt. c. 150, feqq. ufq. ad fin. Juft.1. c. Potyaen. 1. 7, Strateg. &c. Jb) yid, Plut.inApoph.in ptiiic.feuT.II. op.p. 173,
c) I. 4- c 143. (<0 lib. IV. c. 1. (e) v. lib. 2. cap. 5. confer. Orof. Hifi, 1. 2.C. 8,
Jornand. de rebus Getic. cap, 4. (f) 1. c. capit. 126.
({) in Apophu (h) 1. cit. (/) I. cit. (*) 1. cit. |
|||||||||||||||
k E I fc Ê tf.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
m
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
daer in gefchépt, en daer ter plaegedenkteken met het volgende opopgerechtheeft: DEBRONNEN
het riviertje tearusven boven alle andbeekjes het beste
schoonste water > welk genadert is darzoon van hystaspes ,ning van persie, en al hVaste lant, de besteschoonste man onderle menschen, wanneermet-zyn leger tegen SCYTHEN OPTROK. Hier onjsverwonderens waerdigh,dat noch Mnoch Strabo, noch eenige anderefchryvers , voor zoo veel ons bekeneenigh gewagh van dit riviertje mabuiten (Ü) Plinius alleen , die het anoemt in de befchryvinge van het Tcifche lantfchap Aitice, en wydersniets van zegt. Maer dewyl Herotoont, dat dit riviertje Teams in eene anrivier loopt, die Contadefdusgznozmt w
|
en onvrugtbare woeftynen : zoodat zyn
volk afgemat en aen fpys en drank gebrek hebbende,in grooten noodt gebragt wiert. Waerom hy eindelyk door deii raedt van ^ Gobryas en andere krygshoofden zich liet F^N bewegen, om de nederlaeg zyns légers voor te komen , tot de brug te rugh te keeren. TOT I j)jt flelde hy Ipoedigh by nagt in alle itil- te in 't werk * latende alle zieken agter , en trekkende weder naer den liter langs den zelven wegh, dien hy gekomen was. De Scythen des daegs daer aen Darius vlucht vernomen hebbende, vervolgden hem vergeefs , dógh quamen egter voor hem aen de fchipbrugge , die de Ioniers en andere Grieken bewaerden. Hier op rieden zy hun de brugge , tot welker bewaringe zygeftelt Waren, af te breken, en deze goede gelegenheit van zich teont- flaen van het jok der Perfen niet te laten voorbygaen. Wat hen'aenging, zy wil- den Darius zoo op het lyf komen, dat hem voomen de lult vergaen zou van oit eeni- gen oorlogh weder aen te vangen. Mil- tiades, Veltheer der Atheneren, en Lant™ voogt over hunne volkplanting aen den Hellcfpont, die mede van Darius tot bc» waringe*dezer brugh acngeltelt was,hielt „„...-i-J-·- é— -»-
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
e
|
A· · ir é · . ',Ã7 V . . . '* .....
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
die zelf ook eindelyk zich in den Hebrm geweldig by de zynen aen , dat ze deze
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
gewenfehte gelegenheit van hunne vry-
heit te herftellen niet zouden verwaerloo- zen, maer oen voorftel der Scythen ach- tervolgen. Maer een der bewaerders , genaemt Hifliaeus of ïftiaeus de Melitenfer, zeide hier op dat het bederf van Darius geheel ondienftigh was voor de belangen van hem en zyne amptgenooten , hier te- genwoordig!} , die als vorften en beheer- |
||||||||||||||||||||||||||||||||||
werpt: zoo is wel te denken, dat Tearus
maer een kleen beekje geweeft zy , waer op de Lantbefehryvers niet veel agt gege- ven hebben. Wat nu aengaet de fchoon- heit van Darius, dus hoogh geprezen in het verhaelde opfchrift, Strabo (b) getuigt ook dat hy de fchoonlte van allemenfchen geweeft is, dit alleen uitgözondert dathy |
||||||||||||||||||||||||||||||||||
lan
|
ã _ -- -—D— —, ...........n
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
de Jemen toe afhingen: waerom hy hem fchers hunner medeburgeren van Darius
ook Darius Macrochtr of Langham noemt, aengeftelt waren, van wiens behoudenis Maer om weder te keeren tot den Scy-1 en regeringehungeheele welvaertafhingh
thifchen oorlogh : de Thraciers , die te-1 Want dat, indien Darius quam te fneu- gens het Noorden ontrent de ifadtSalmy- velen, hunne burgers liever zich zouden derfus woonden, hebben zich zonderflagh begeven onder de regeringe der gemeen |
||||||||||||||||||||||||||||||||||
te, dan hen erkennen voor hunne opper-
voogden, om nu niet te zeggen dat ze hen met alleen van hunne eerampten, maer licht wel van het leven beroovén zouden. Waerom hem niets heilzamer voorqtiam |
||||||||||||||||||||||||||||||||||
of ftoot gewilligh aen Darius onderwor
pen, hier in voorzichtiger dan de Geten, die tegenftandt biedende , door de wape- nen der overwinnaren tot flaeflche dienit- baerheit gebragt zyn. Als nu Darius tot |
||||||||||||||||||||||||||||||||||
„bU , fh R -º Ã r é —
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
aen den liter genadert was, heeft hy zyn|voor het gemecne welwezen,dan het ryic
Icrygsvolk over bruggen, reedts voor af I des Pcrfiacnfchen Konings re beveiligen. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||
— er--------·'----·£Ë""
Want men molt wel aenmerken dat de
Koningh aen hem en hun, nevens andere voorname Griexe Heeren, een yder over zyn ftadt en lant eene erffelyke voogdyö gegeven had, als niet twyffelende of hy zou door hun toedoen de Grieken, die Alle bewoonden , te lichter onder zyne gehoorzaemheit engebiet behouden jom~ dat dus het welvaren en belang der Hee- ren, aen wie hydusdanigh eene heerlchap- py betrout hadt, aen het zyne gehecht was. Dus is de voorzorge van Darius niet ydel geweeft: want zich hier op verlaten- de, heeft hyzich en zyn leger voor den K3c i 00* |
||||||||||||||||||||||||||||||||||
daer toe vervaerdigt, in der vyanden lant
doen trekken, en de bewaring der brug- gen aen de Ioniers zeftigh dagen langh te bewaren gegeven , hopende binnen dien tydtde Scythen te zullen hebben overwon- nen : waerom hy ook den Ioniers verlof gaf van na verloop van dien tydt te mogen naer huis trekken. Maer de Scythen gce- nen ftandt houdende , hielden hem op door dan eens te ftaen , en dan eens te vluchten , verwoeftende alles voor hem neen, en hem dus omleidende in groote (a) 1. 4. cap, ju.
0) lib.xy.p. 7JJ.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
aéo CORNELIS de BRUINS
|
|||||||
pn.deigaogh, die hem .dreigde , bewaert.
"VVant alle de kleene Vorften en bewints- Juiden.over. (leden en Vantfchappen aenden Hellefpont en in lonie en Eolie gelegen, verworpen den raedt van Miltiades , en hingen. Hiftiaeus aen., dat de behoudenis yanJDarius was. Evenwel beÜoten ze de brugh tpi buiten het bereik eens pylfchoots toe aenftonts af te breken., qpdat de Schy- then gewapender hant daer niet. mogten pyerkomen. Ondertuflchen Heten ze hun .door. Hiftiaeus.uit hunner aller naem ver- zekeren,, dar ze hunnen ,raedt; volgen r en naer huis koeren zouden. De Scythen dit Jrjoorende, trokken te rug ,om het Per- ijaenfche leger .op te zoeken. Maer mee- riende dat het zelve eer te rugh zou trek- ken door, wegen, op welke voeder voor 4e beetten , en verdere lyftogt kon ge- vonden worden, dan de reis nemen door Avoefte plaetzen, daer niets te krygen. was, werden zy in hunnen toelegh bedrogen, en miften Darius , die met zyne troepen behouden aen de brugh quam. Miltiades middlerwylen vreezende dat zynraedtflagh, wacr van zooveel menfehen kennifle had- den, ter.ooren des Konings mogt komen, vond geraden naer Athenen te trekken. Da- rius ondertuflchen zynen wegh vorderen- de vond de brugh voor een gedeelte afge- broken :, waerom hy verlegen zynde ze- keren Egiptenaer, die een ongemeen fterke item had, geboodt aen ftrant te gaen> en Hyftiaeus by zynen naem te roepen , die des. Konings komft, vernomen hebbende de fchepen aenbragt, en de brugh herftel- de totoyeryoering der Koningklyke troe- pen. Dus ontquam Darius dit gevaer : en de Scythen hier door gedreven van fpyt Verweten den loniers hunne lafheit, en vadzighe'u,,, als die dus genegen.warentot ilavqrnye , waerom ,zp waerdigh waren geheel uitgeroit te worden. Men wil dat Darius op dezen togt 80000 mannen ver- loren heeft, welke fchade in zulk eenen overvloedt van volk niet eens gerekent wert. Voorts trok hy door Thracie te rug , doende zich by Seftus roet fchepen over den Hellefpont naer Afie overzetten, enlatendejn Europe Megabyzus tot Velt- overften over de 80000 man, die hy daer liet. In welk eene, achting hy dezen Me- gabyzus,hielt , blykt uit zyn zeggen dat hy liever veele Megabyzuflen had , dan Griekenlant onder zyn gebiet. («) Het is waerfchynlykdat Darius deze troepen daer gelaten heeft om de Scythen te beletten in Afie in te breken, en de Pcrfifche lan- den uit weerwraek te verwoeften. Want Strabo zegt welduidelyk (b) dathy uit die (a) Van dit alles vint men breet gewagli by He-
rod. 1. c. c. 75 feqq. ufque ad c. 94. item c. 97. 98. lil feqq. ufque ad c. i45.Plut. in Apoph.T. II. p. 174. c. Nepos in Miltiade , Juftin. 1. & c. cit. Orof. & Jorn. 1. cit. (£) 1. 13. p.m. 59«·
|
vreeze Veele fteden , gelegen ontrent den
Propontis, een kleen meer tuflehen den Thracifchcn Bosfor 'en den Hellefpont, by de Hedensdaegfe fchryvers genoemt mar di marmora j en onder die ook Abydus verbrant heeft, opdat ze aen zyne vyanden geene fchepen tot hunne overvaert leenen zouden, ι Ook fchynt Ctefias naer het ge- voelen van eenigen vaft te ftellen dat de inval gefchiedt is (en Herodoot ontkent hetnict) en datdetagtentigh duizent man- nenkoor Darius in Europe achtergelaten door den Koning Scytharces, of lndat- hyrfus, als anderen zeggen, vernielt zyn, zonder dat hy eenigh gewagh maekt van Megabyzus, voegende daer by dat Darius op zyn wederreize de huizen en tempels van Chalcedon verbrant heeft , omdat de inwoners dier ftadt de brug, die over het voornoemde kanael lagh, hadden getracht los te maken, en denaltaer, die doorhem in zynen doortoght ter eere van Jupiter Diabaterim, dus genacmt,als beguniliger van den overtogt, opgerecht was, afge- broken hadden, (f). Maer het is waer- fchynlyk dat Ctefias hier niet fpreekt van de tachtentigh duizent mannen, die onder het beftier van Megabyfus in Thracie ge- bleven zyn, maer van de meenigte van zieken en onvermogenden, die Darius voor zynenaftogt in Scythie gelaten heeft, ten deele omdat men hen niet konde voort krygen, ren deele om de vyanden te mif- leiden, en dus zynen aftogt te gemakke- lyker te maken. Want Megabyzus heeft met zyne troepen dezeekuit van Thracie, en daer nevens de ftadt Perinthus, gele- gen aen den gernelden Propontis, en by' anderen Heraclea genaemt,verovert, en de Peoniers, een volk in Macedonië, aen den kant van Myiie woonende overwon- nen , en op bevel van Darius in Afie over- gebragt. Hy heeft ook van Amyntas, Koning van Macedonië, aerde en water, gerekent voor tekenen van onderwerpin- ge , voor Darius doen verzoeken. Ook ftont Amyntas zyn verzoek toe , en ont- haelde de afgezondenen beleefdelyk. Maer als deze, door den wyn verhit, de vrou- wen, die op hun verzoek op dit gaftmael g-enoodigt waren , onbetamelyk handel- den , heeft Alexander , zoon van Amyn- tas , hen door jongelingen, die als vrouwen ekleedt waren,doen ombrengen. W aer op als Megabyzus zekeren Bubares met een gedeelre van zyn volk afvaerdigde om naer de vermifte afgezanten te vernemen,liet deze zich echter te vrede ftellen, door het huwelyk vanGygea,dogter van Amyntas, zoodat het ftuk gefmoort en verzwegen wiert. Als nu kortdaerna Megabyzus naer Sardes tot den Koningh quam, heeft hy te weeg gebragt , dat de opbouw der ftadt Myrcinus in Tracie aen de rivier Stry- mon,
(<) Vid. l.'c. fegm. 17.
|
||||||
R e é
|
i6t
crates naer Lydie gevolgt) endaeraeiv
gehouden was ) naer Suft tot den Ko- ningh gebragt. Deze eerft Darius, wiens enkel in het afftygen van zyn paert üit her. Jidr gefaekt.was,. en daerna de Koningin- ne Atpfla van een quadeboritgenezen heb- bende , raekte aen het hof in groor aen- zien. Maer dus wel gewilt bedagt hy eg- ter uit verlangen naer zyn vaderlant een Jift.,· en wift Atofla te. bewegen , dat ze Darius tot den oorlogh tegen Griekenlanr. aenzette, zullende hy in zulk een geval in gezelfchap eeniger Pcrfianen alle de toe- gangen van dat lant vooraf verfpieden. Maer op de reis wift hy het zoo re be- leggen dat hy den Periïancn, die by hem |
|||||||||||||||||||||||||||||
tnon(, die aen Hiftiaeus den Miletenfer
gefdionken was door Darius, op eene zachte en beleefde manier geftaekt is, uit vreeze dat hier uit t'eeniger tydt verwy- deringh mogt ontftaen. .. Want Darius hielt zich als of hy zoo gropteen achtingh voor Hiftiaeus had, dat hy zonder hem nietzyn konde. Waerom hy hem aen- ftelde tot zynen geheimen Raedt,en hem met zich namnaer Sufa, latende te Sardes Zynen broeder Artaphernes , zoon van Hyttaspes,. om. daer de Lantvoogdye. te bekleeden : gelyk .hy in plaets van ,Me- gabyzus het bewint over het. krygsvolk aen dezeekuit opdroegh aen Otanes, zoon van Sifamnes, eenen der Koninglyke Reg- teren , dien Cambyfes al in zynen tydt, |
||||||||||||||||||||||||||||||
é ", ■ , J . ■ :~J..... -ƒ-■■»
|
waren ontftiapte , zoodat zy met veel
|
|||||||||||||||||||||||||||||
omdat hy z.ch met geit hadlaten omkao- moeite, zo.der iets. uitgerektte heb
|
||||||||||||||||||||||||||||||
pen, en het reet dus oekrenkt hndr. h/*
|
ben , te heim keerden., en de voorgeno-
mene oorlogh voor diereize teniet licp.{^) Naden krygftogt regen de Scythen qiiam de oorlogh tegen Griekenlant door deze gelegenheit wede* op. Ariftagoras, neef ci\ fchoonzoon van Hiftiaeus, regeerde in plaeis van zynen fchoonvader, zoolangh die zich te Sufii moil ophouden, de ftadt Mileten. Waerdoor. hy bcgerigh om ee?· nigc ryke burgers van de itadt en 't eilant Naxus, die uitgedreven waren , te her- ftellen, Artaphernes, Lantvoogt van Sar- des , broeder van Darius , zoo verre wift re overreden, dat hy door lait van het Hof de Perfiaenfche vloot, waer over Mega- bates, een Achemenier, het gebiet voer- de, zich liet voegen by die van Ariihigoras en .andere Joniers.' Maer door de oneenig- heit en twifl: dier twee bevelhebberen ge- beurde het, dat te Naxus nietwiert uitge- recht, en Megabates Ariftagoras op zulk een wyze by Artaphernes bedroegh , als |
|||||||||||||||||||||||||||||
pen,,en het regt dus gekrenkt hadt, het
vel had doen afftroopen , en het zelve in riemen geiheden op de Regtskamer ten toon hangen ten voorbeclt en fpiegel voor dezen Otanes., die zyns vaders plaets te bekleeden. hadt. (ë). - . ■:, u s ,. Terwyl dit in Afie en Europe gebeur-
de heeft Aryandes (dus ging het gerucht) die vah. Darius over Egipten geftelt. was, ten gevalle van Pbéretima., moeder.van Arcefilausjzoon van Battus Claudus, Ko- ningh van Cyrene, ojie om zynedwing- landy naerBarca geducht, en daergedoot was, om wraek te nemen over de doot. van,haren zoon,, een groot leger naerLi- bye gezonden, en de ftadt Barca dooreen krygslift verovert., dringende met een de- ze lJerl"en verrein.Lyhie totde Evefpendes toej waer van Herodoot (i) veele omftan- digheden bybrengtf hoewel Strabo dezen togt, van Eudoxus weder uit Herodoot. bygebragt , het , Bergeefche , yerdigtfel noemt, en daer by voegt dat de opftellei |
||||||||||||||||||||||||||||||
é ■ r J. ó ■--- <-r··—·
|
daet hy uit vreeze voor 's Konings onge-
|
|||||||||||||||||||||||||||||
daer van of van anderen qualyk onderregt nade,op eenen afval, en daerÏoe vm Hifi
|
||||||||||||||||||||||||||||||
aeus, die zyns verblyfs te Sufa al moede
was,door middel van eenen afgezondenen flaef, dien men zeker ichrift op zyn af- geschoren hooft gefteken , en weder met haerdoen begroeien had , kragrigh werc aengezet. Ariftagoras hier op hulpe zoe- kende by de Lacedemoniers, en van der» Koning Cleomenes afgewezen, begaf zich om onderftandt te bidden naer Athenen, ;en wift het by den Raedt zoo verre te brengen dat hem van Athenen twinrigh, en van Eretrie vyf ichepen onder het ge- biedt van Melanthkis te hulpe* gezonden wierden. Welke kleene vloot een begin en oirzack van vele zwarigheden geweeit is. De Arheners met de ioniers en andere bontgenooten vereenigt landden by Ephe- fus, en hooger opgetrokken zynde vero- verden en verbrandden de ftadt Sardes.Hec ilot evenwel verdedigde Artaphernes niec alleen dapperlyk, maer kort daer aen van de Perfen uit de omleggende lande» ver- Kk 3 fterkc (J) v. Her. Iib. 3. c. 12e fecjq. «ique ad c, 139*
|
||||||||||||||||||||||||||||||
is, of het ganfche verhael zelf verzonnen
heeft, (c), . . . .,, , u, é é . Grieve Eindejyk ging de oorlogh met de Grie-
oorlogh. ken, en in het byzondermet de Atheneren aen: waer van wy de oirzaken.in het kort zullen ontvouwen. Eer Darius Koningh weit, had Oroetes, die van· Cambyiès het gebiet over Sardes gekregen had,.Po- lyerates , dies 't gebiet over Samos had, bedriegelyk tot zich gelokt, en tegen den raedt zyner dogter en vrienden te Magnefie, een ftadt in Lydie, niet .verre van Sardes, gekomen, zonder eenige reden, aen een kruis doen hechten en moortdadigh om- brengen. Dogh als deze om dit en an- dere wanbedryven van Darius gedoot was., had men nevens de goederen van Oroetes eenen Democides (dees was een arts geboortigh van Crotone , die Poly- |
||||||||||||||||||||||||||||||
W VI Her. 1. ,v.x , , ,, f uf ad
ai. Jyft. I. t. c. 5. fub fin. 1. 7. cap? , &c. (0 v. iib. ii. p. 9ï. b. &p. loo. e.
|
||||||||||||||||||||||||||||||
%6% CORNELÏS de BRUINS
|
|||||||||
fterkt vervolgde de Ioniers in hunnen af-
togr, en flocgh hen. Toen verlieten de Athenersde Ioniers, donder zich te keeren aen het fmeken van Ariftagoras, die om hulp aenhielt. De loniers evenwel voeren voort, zetten het naer den Hellefpont, veroverden Bifanffen en andere fteden, en bewogen zelfs de Cypriers en Cariers tot afval van de Perfen. Alle welke dingen in het breede van (a) Herodoot verhaek wor- den. Men verhaek dat Darius hoorende dat
Sardes door de Ioniers met hulpe der At- heneren in brant gefteken was een boogh genomen, en een pyl in de lucht fchietende uitgeroepen heeft : O Jupiter , geef dat ik my over de Atheners -wreken magb. Hier op had hy aen eenen zyner hofdienaren bevolen hem alle avonden ter maeltydt zittende toe te roepen : Heer Koning^ ge- denk aen de Atheneren. Hiftiaeus onder- tuflehen ontboden en over het werk zyns fchoonzoons ondervraegt ftelde zich niet anders aen, als of hy nergens van wift, Ïa hielt zich wel zoo koen dat hy den Koningh deed gclooven dat hy zelf eeni- germaten oirzaek dezer onruft was,door hem met zich naer Sufa te voeren , daer hy anders te Mileten hebbende mogen bly- ven het volk van die ftadt en 't lant wel onder 'sKonings gehoorzaemheit zou ge- houden hebben. Hier by beloofde hy den Koningh, dat hy, wilde hy hem naer Ionie laten trekken, niet alleen alles binnen kor- ten tydt redden , maer ook Ariftagoras, den ftichter dezer beroerte , hem in han- den leveren zoude. Dat hy ook tot ver- der beveftiging van zyn zeggen het kleedt, dat hy aentrekken zou als hy naer Ionie zou gaen,niet zou uittrekken voor dathy het groote eilant Sardinië den Koning cynsbaer gemaekt hadt. Darius door zulk breedt opgeven mifleidt gaf hem zyn af- fcheit onder beding dat hy het beloofde werkftelligh gemaekt hebbende ten eerfte naer Sufa keeren zoude, (b) Terwyl deze op wegh was hebben de
Perfen onder Artybius de Cypriers, en Salaminers, ook de Cariers, Joniers, en andere aen den Hellefpont en Propontis wonende volkeren en fteden overwonnen onder het beleit van Artaphernes, Dauri- fes , Hymenes, en Otanes. Ariftagoras zelf is uit Mileten naer Tracie gevlucht, en daer Myrcinus belegerende met al zyn volk door de Traciers gedoot. Hiftiaeus naer Sardes komende en van Artaphernes gevraegt wat hem dagt van den afval der 'loniers, als zync lantgenooten, hielt zich in 't eerft,alsof hy nergens kennisvan hadt. Maer Artaphernes wetende dat hy henaen- gezet had zcide hem ronduit in 't aengc- |
zicht, dat hy den fchoen gennèit, eri
Ariftagoras hem aengetrokken hadt. Dit hoorende fchrikte hy zeer: waerom hy des nagts naer de zeekuft vluchtte, laten- de zich overzetten naer Chius, daer hy wel gevangen $ maer op zyn zeggen dat hy tegen Darius was, lofgelaten wem Dus naer Mileten zyn vaderlant gekeert wert hy van de burgeren niet ingelaten, zoodat hy gedwongen was naer Chius te rug te gaen. Van daer geraekte hy te Lesbos, en daër agt fchepen verkregen hebbende zeilde hy naer Byfanffên , en kruifte op de fchepen, die uit den Pontus Euxinm afquamen, Ondertuffchen hadden de Perfen eene groote magt te water en te lande tegen Mileten en de Ioniers by een gerukt. De loniers, hoewel ook byzon- der ter zee door hunne bontgenooten ge- fterkt, werden van de Perfen geflagen, wordende de ftadt naeene harde belegering ingenomen en verwoeit. Hiftiaeus met zyne Lesbiers eti eenige herzamelde Ioniers en Eoliers naer den kant van Myfie ge- fcheeptzynde is,als hyaen lant quam,van de Perfen onder Harpagus aengerant, zyn volk geflagen , en hy zelf levendigh ge- vangen genomen. Hy wert naer Sardes gevoert, daer Artaphernes hem liet aen een kruis hechten , en daerna het hooft afflaen,dat hy naer Sufa aen Darius zond. Dit was den Koning niet zeer aengenaem, die hem liever levende in handen gehad hadt, en nu het afgehouwen hooft liet waffchen, met een fhiier bedekken, en begraven , omdat hy voordezen goede dienften aen den perfoon des Konings ge- daen hadt. Niet lang daerna ook her- wonnen de Perfen de afgevalle landen en volkeren,en bemagtigden veele andere ei- landen indeEgeefchezee, waer van breedt vcrhael by (c) Herodoot te vinden is. Nu begonnen ook de Perfen tegen de
Atheners op te trekken. Ontrent het tweede jaer der 71 Olimpiade, zynde volgens de getuigenifle van Helvicus, naer de Italiaenfche rekening,het 4M9 M. C. heeft Darius de andere Veltoverften afge- dankt, en Mardonius, zoon van Gobry- as, die Artozoftra, Darius dochter, kort te voren getrout hadt,en nogh jongh van jaren was, met veel krygsvolk,om te lant en ter zee gebruikt te worden , afgezon- den. Deesliet het lantvolk vooraf naer den Hellefpont trekken, trekkende hy zelf te water naer Ionie , daer hy de enkele ge- bieders der fteden afzette , en het beftier der zelve aen de gemeente liet, voorts een groote vloot toeruftte, en daer mede naer den Hellefpont zeilde. Daer gekomen zynde liet hy zyn leger uit Afie naer Eu- rope overzetten, waer mede hy naer Ere- trie en Athenen voortrukte , om niet alleen
(i) 1. c. cap. 108. feqq. ad fin. & Lib. VI. c. 1,
feqq. ad c. 32. |
||||||||
(a) I. 5. c. iü. feqq. ad c. 39. item c. 49 feqq.
ad c. 55. & c. 97 feqq. ad c. 10$. (£) v. Her. 1. c. cap. ioj. io6. & 107, |
|||||||||
REIZEN.
|
|||||||||
*ss
|
|||||||||
alleen deze , maer ook andere fteden van
Griekenlant, naer het fcheen, te vero- veren. Jn Macedonië gekomen zynde heeft hy het overige dier natie, die nogh vry was, onder het gewelt der Perfen ge- bragt. De Iïrygen,een volk vanThracie, overvielen hem des nagts wel in zyn le- ger, doodden veele van zyne krygfluiden, en quetften hem zelf: dogh zy werden egt er geflagen , en onder 't jok gebracht. De Perfiaenfche vloot veroverde wyders het eilant Thafus, of ThaiTus, by eenige nieuwe fchryvers Thalaflie genoemt, en zeilde tot Acanthus, dat nu den naem draegt van Eriflo, voort. Maer als ze van daer van uit het voorgebergte van Athos wilde omzeilen, ilieten door eenen ftorm uit den Noorden ontrent 300 fchepen in Hukken : waer door wel over de 20000 menfchen of verdronken, of door de wilde dieren vericheurt werden,of door de Vorft vergingen. Dus wert Mardonius weinïgh ukgerecht hebbende gedwongen weder naer Afie te keeren. (a) Darius evenwel, om de Grieken te
toetiën of ze vechten , of zich maer zon- der ilagh of floot wilden overgeven, heeft hen door Gezanten aerde en water, te- kens van onderwerpinge , afgevordert. Maer de Atheners en Spartanen worpen eenigen dezer gezanten ineene diepte zon- der gront, anderen in eenen put, hun toedry vcnde dat ze daer aerde en water van daen halen en tot Darius brengen zouden. (b). Veele lantfchappen evenwel van 't vafte lant onderwierpen zich uit vreeze, gelyk ook de Griexe eilanden,onder wel- keook Egina, hedenfdaegs Engiaganoemt, niet verre van Athenen afgelegen. Hier uit ontftont een oorlogh tuiTchen die van Egina en Athenen, meenende deze lactftc dat de Eginers met de Periën wilden aen- ipanncn om hen te beoorlogen j dat He- rodoot (c) 'm 't breede melr. Darius on- dertuilchen verzamelde uit alle landen, die onder zyn gebiet ftonden, veel krygs- volk, en ruftte fchepen toe om de genen te bevechten , die zich niet hadden wil- len onderwerpen, in het byzonder tegen die van Athenen : waer toe hem niet al- leen zyne hofdienaers dagelyx , maer vooral ook Hippias , de Dwingelant van Athenen , een zoon van Pififtratus , die van de Atheners verdreven naer Perile gevlucht was, aenftookten. Plato zegt dat Darius Krygfrnagt fooooo mannen fterk is geweeft (d): hoewel C. Nepos die maer begroot op 200000 te voet, en 10000 te paert. (<?). Juftinus {ƒ) op 600000, en Plutarchus (}) op 300000. Herodoot (a) v. Herodoot. 1, c. c. 43, 44 feqq.
(é) v. Her. lib. vu. c. 133. (c) lib. 6. c, 49. feqq.
(d) v. in Menex,p.m.52o.a.op.ed,Franc.Marn.
(i) in Vit, Miltiad. (f) 1. 2. cap. 9.
(j) Vid. in Parall. pr.
|
|||||||||
drukt het getal niet uit, maer zegt alleen
dat het een groot, en magtigh leger was, gefterkt door eene vloot van zes hondert roeifchepen , zynde de fchepen , die de paerden voerden, daer onder gerekentj daer in tegendeel Nepos j-oo fchepen , en Plato buiten de andere alleen 300 tranf- ponfehepen telt. Over deze krygsmagt had Darius het bewint gegeven aenDatis, eenen Meder van geboorte, en Artapher- nes,zoon van zynen broeder Artaphernes, hen bevelende op verbeurte van hun leven Eretria en Athenen te verwoeften , en de gevangenen aen hem overzenden of toe- voeren, (h) Deze groote magt voer van Samos af
tuflehen de eilanden van de Archipel naer Griekenlant. In 't voorbyvaren brandden de Perlèn de ftadt en tempels van Naxus, een der Cycladen of Ringeilanden,af, alle de inwoners , die niet in 't gebergte ge- vlucht waren, gevangen nemende. Het eilant Delos leedt geenen overlaft. Ja Da- tislietde priefters van Apollo en Diane, die zich uit vreeze op de vlugt begeven hadden , te rug roepen , met toezegging dat noch de plaets , noch den in woneren eenigh leetgefchieden zoude. Men vertelt ook dat hy 300 ponden wierook op den altaer aenftak, en dit eilant, te voren on- bewegelyk, toen ter tyd vlot wert. En dit zou tot de tyden van Herodoot geduurt, en aen Griekenlant een voorlpook van vele ongelukken geweeft zyn, zoo als hy zelf getuigt. (*). De Perfen van Delos vertrok- ken verwoeftten het eilant Caryftus, en namen de ftadt van den zelven naem in, omdat de inwoners weigerden geciTeJs te geven, of met hun op te trekken tegen de naburige plaetiên, Eretrie,en Athenen. Voorts zynze gekomen op de kuft van Eretria, daerze het krygsvolk hebben aen lantgezet,de ftadt Eretria zes dagen (Plato (k) zege drie) lang beftormt, en eindelyk op den zevenden door verraedt van Euphor- bus, zoon van Alcimachus, en Philargus, zoon van Cineus, twee voorname burge- ren, verovert, de tempels berooft, enuic wraekzucht verbrant, omdat de Eretriers voor dezen met de Atheners aenfpannende, alsgezegt is,de ftadt Sardes eveneens gedaen hadden. (/). Drie dagen hier uitgeruft heb- bende fcheeptenze naer Athenen over, en floegen zich neder in de vlakte van het fte- deken Marathon,ontrent tienduizent ichre- den van Athenen afgelegen. De Atheners vernemende den aentogt der vyanden zon- den yünx Philippides (Herodoot noemt hem Phiiifpaet)) hunnen bode naer La- cede-
(h) v. Her. 1. c. c. 94. feqq. Plato 1. c. & 1, iv.
de LL. p. m. «iSs. Conf. Plut. in Arift. T. I. p.m. 3zi, & de vit. aerc al. T. II. op- p. m. 829. (f) lib. c. c. 97. feqq. Conf. Paufan. in Phoeic.
feu 1.X. « 28 circa fin. (Α) 1. c
(/) v. Her· l.c. c. 101. Pauf. in Αώ, feu lib.vii.
cap. 10, C. N«p. 1· c. |
|||||||||
CORNËLIS de BRUINS
|
||||||||||
ïï6
|
||||||||||
tot aen de zeekuft toe, daer ze zeven
fchepen door het vier vernielden. Met de overige fchepen rukten de Perfen naer den kant van Athenen , hopende dat ze eer dan hunne vyandên voor de ftadt zouden komen, en dezelve van volk ont- bloot gemakkelyk innemen. Maer de Atheners maekten zulk eenen fpoedtdatze voor de aenkomft der Perfen in de ftadt raekten. OndertufTchen wert de buit,die het leger gemaekt hadt, en die zeer aen- merkelyk was , door Ariftides en zyne benden bewaert met zulk een naeuheit van gewifTe, dat hy'er geen handen aen- floeg, noch toeliet dat 'er iemant iets van vervremden zou. Evenwel namen de Perfen de nabygelege haven of Scheeps- werf der Atheneren in, daerze eenen tydt langh vertoefden om de ongeftuimigheit des weders. Wyders is deze flagh een der aenmerkclyxte geweeft : het zy die van Athenen maer met ioooo man in 't geheel, zoo als Herodoot en Nepos ge- tuigen , tegen ιοοοοο te voet en ioooo te paert, Zynde maer een gedeelte der Per- fiaenfche magt, of wel met 30000 man, zoo als {b) PauGinias en {c) Valerius Maximus verhalen, tegen 300000Perfen gevochten hebben. Hoe veel volx van beide de zyden gebleven zy, daer in ver- fchillen de Schryvers. Herodoot zegt dat van de Perièn ontrent ójoo, en van de Atheneren ipz mannen gebleven zyn. Juftinus wil dat'er zoooooten deeledoor fchipbreuk,ten deele in den flagh zouden omgekomen zyn, in welk getal ook Hip- pias, verrader zyns Vaderlants, 'zou ge- weeft zyn; van welk gevoelen ook (d) Ci- cero is. Van de Veltoverften der Athe- neren zyn gefneuvelt Callimachus, Ste- fileus, zoon van Thrafylus, en Cymegi- rus, dien willende een Perfiaenfch fchip in de vlucht vaft houden beide de handen afgekapt werden. Cteftas (e) zegt dat ook de Perfifche overfte Datis daer gefneu- velt is, en de Grieken geweigert hebben zyn doot lichaem aen de Peruanen over te leveren. Maer Herodoot, dienwyhier inhet meefte geloof geven, verzekert ons, dat deze Datis met zynen Amptgenoot Artaphernes, en het overfchot van het krygsvolk niet alleen in Afic, maer zelf in Sufa behouden is aengekomen , met zich voerende de Eretrifche gevangenen, die van den Koning Darius, hoc zeer hy voorheen op hen gebeten was, niet be- ledigt zyn , maer in tegendeel naer «en ftreek lants van Ciffie , een gedeelte van het oude Perfie, ontrent 2.1.0 ftadien van Sufa afgelegen , verzonden om daer te wonen , daer ze nogh by den tydt van dezen Schryver zouden gewoont en hun eige
(b) ïnMefletl, feulib.iv. c, 25,Γ'. i
(e) 1. s.cap. 3.
(d) adAtt. La. Epift.10.
(<) Ejtc. Segra, 18.
|
||||||||||
cedemon om hulp. Men ilont hun cenige
troepen toe: maer die konden volgens hun- ne wet niet voorttrekken ;voor de volle rnaent. Ondertuflchen waren te Athenen tien Veltoverften verkoren, gelyk buiten Herodooten Nepos ook anderen verhalen. Plutarchus getuigt het zelve in het Leven van Ariftides, hoewel hy elders («) maer van vier Veltoverften gewaghmaekt, Cyncgi- rus,Polyzelus, Callimachus, en Miltiades. Dogh liet eerfte getal gaet zekerder , en wort by alle de andete fchryvers acngeno- men. Onder deze Krygshoofden wert ge- twiftof men den vyant op de muren der ftadc zou afwachten, of met dapperheit te- gentrekken. Miltiades ried het eerfte af, en drongh geweldigh daer op dat men met krygsvolk zou uittrekken , bybren- gende dat hunne burgers magtigh zouden aengemoedigt worden , als ze zagen dat men aen hunne dapperheit niet twyfFelde, en de Perfen langzamer te werk zouden gaen,alsze merkten,dat men de ftoutheit hadtvan met zulk een hant volvolx tegen hen te velt te komen. Eindelyk haelde Miltiades, door hulp van Callimachus, Aphidneus, die voorzitter in den Krygs- raedwas, tot zyn gevoelen over, en men befloot den Perfen flagh te leveren. De Atheners hadden maer pooo mannen van hun eigen volk , en 1000, uit de Stadt Platea hun te hulp gezonden, roerende zich geene andere ftadt van geheel Grie- kenlant om hen te helpen. Als nu deze kleene krygsmagt een brandende begeerte tot vechten toonde, wert befloten, haer te doen uittrekken , om zich voor den eerften nagt op een bequame plaats neder te flaen. Het opperbevel, dat de tien Velt - heeren by beurten voeren zouden, wert op den racdt van Ariftides aen Miltiades alleen gegeven. Hier op befluit hy den volgenden dagh , op welken het egter zyn beurt was het gebiet te hebben, te flaen. De regter vleugel geboodt Calli- machus : die van Platea befloegen de flin- ke : beftaende het lichaem der flagorde uit eenige weinige Gilden van Athe- nen onder Ariftides en Themiftokles, en zynde dus het zwakftevan den hoop. De Perfen ftaendeop dezelve wyze in flagorde ■werden door deze kleene meenigte van Athenen met vollen loop befprongen met zulk een hevigheit, dat de twee vleugels der Perfen na een hartnekkigh gevecht over hoop geworpen, en inde vluchtge- flagen wierden. De bende evenwel, die de gebore Perièn en Sacen uitmaekten, brak door die der Atheners. Dogh de twee vleugels, die de Perfen al geflagen hadden, maer onvervolgt lieten,floten zich in een,quamen hun volk,dat hettequaedt hadt, te hulp, en joegen de overige Per- fen die de hunne in het midden vervolgden |
||||||||||
(λ) in Parallel. 1· c.
|
||||||||||
R E I
dge moedertale gebruikt hebben, f»
Dat deze flagh zeftien jaren na de doot
van Brutus voorgevallen is, wort getoont door Dionys van Halicarnafllis (b). Plu- tarchüs (lelt een jaer later. Eufebius (c) en met hem Julius Cefar Scaliger (ai), ook Jacobus Capellus en Chriftophorus Hel- vicus ftellen in hunne Tydtrekeninge het eerfte jaer der LXXII. Olimpiade. (e) Niet zeer lang daerna , vier jaren na-
mclyk na de nederlaeg van Marathon, zyn de Egiptcnaers , die Cambyfes onder zyn gebiet gebragt had , van Darius, als hy uit alle de landen zyns gebiedts een le- ger op de been bragt,om wraekte nemen over de Grieken,van hemafgevallen ,gelyk getuigt wort van de oude fchryveren He- rodoot (ƒ) en Eufebius fjj). Om deze bei- de natiën dan te bedwingen wert hy ge- nootzaekt meer volk te werven,en groo- ter toeruftingte maken. Ondertuilchen vicl'er, zoo verhaclt wort, oneenigheit voor onder zyne zonen over de crfrcniflc des Ryx. Want Darius , eer hy tot de kroon quam , had by de dogter van Go- bryas veele zonen geteelt, welker oudfte was Artabazanes, of Artamenes, zoo hem Plutarchus , en Juftinus uit Trogus noe- men. Onder de kinderen by Atofla ge- wonnen was Xerxes de oudfte. Arta- menes verliet zich op het voorregt zyner jaren. Xerxes in tegendeel fteunde op het vermogen dat zyn moederby den Koningh, en hy zelf door haer hadt, met eenen ge- fterkt door den raedt van Deraaratus, Koning der Lacedemonieren, toen ter tydt uil zyn lant gebannen, die vooral be- weerde, dat Artamenes aen Darius gebo- ren was eer hy Koning wiert, en Xerxes ter werrelt gekomen was , als zyn vader op den troon zat. Herodoot (h) wil dat zyn vader Darius , en Juftinus (i) dat zyn oom Artapherncs dit gefchil wechgeno- men,en Xerxes het ryk toegewezen heeft. Plutarchus verhaelt dat deze twift na Da- rius doot voorgevallen, en van Artabanus, aen wien de zack geftelt was , nederge- legt is. Door wiens uitfpraek als Xerxes Koning verklaert was, is Artamenes, aenftonts voor den dagh fpringende, hem te voet gevallen,en heeft hem by dehant gevat en op den Koninklyken troon geftelt. Xerxes ook de genegenheit zyns broeders erkennende nam hem aen voor zynen cerften Hofract, dat is, gaf hem de allernaeftc plaets aen zichjwclke waer- (a) Vid. Herod.l.c.vT. c. 94. feqq. ufqad c. uo.
Plato in Menex. ].c. Plutarch. in Ariftidc. Juftin, 1. c. Nep. in Milt. Conf. Pauf, in Att.CÏ. i.e. 32. Sic. Strab. J, 9. p. 599. W 1. v. Am. Kom. p. n1.29t.ed. Lipf. Weidm.
(c) P. u.Chr. p. ,33. r
(ii) Animadverf. in Êufcb p, 93,
(f) pe.iod. Jul. a. M. C. 4223. y. c. 262.
(ƒ) Ii'b, vu. o 1. (g) I. c. &c.
{h) 1, c. cap. 2. (/) 1. c. cap. lo. |
||||||
ZEN; %és
digheit zulk eene dankbaerheit in Artame-
nes verwekte, dat hy in den febeepftrydt by Salami's voor de glorie zyns broeders ftrydende en zich manhaftig quytendege- fneuvelt is. (k) Voor het overige vint menby de fchiy-
vers gewagh van de ongemeene deugden Deugde* van Darius. Want dat hy beleeft en edel-van Da- moedigh jegens zyne vyanden was, blyktr,UÏ' zeker aen Metiochus , oudften zoon van Miltiades, die in de vlucht zyns vaders uit het Tracifch Cherfonefus van de Feni- ciers onderlchept, en den Koning Darius aengeboden,van hem niet beledigt, maer in tegendeel met goederen , met een wooning , en met een Perlïaenfche vrou befchonken is. (/) Van de gevangenen uit Eretrie hebben wy even gefproken. Een getuigenis zyner dankbaerheit ftrekt So- lyibn van Samos, broeder van Polycra- tes,eertyts Tieran van dat eilant, dienhy, omdat hy in Egipten onder de lyfwachten van Cambyfes dienende van hem, fchoon onbekent, met een koftelyk kleedt be- fchonken was, in zyns broeders goederen en plaets herftelt heeft. (m). Dat hy ook niet vergat de weldaden aen hem of aen de zynen be\vezen,heeft zelf demifda- dige Sandoces, Thaumafius zoon, Lant- voogt van Cume in Eolie, ondervonden. Want als dees om het uitrpreken van een onregtvaerdigh vonnis in den raedt der Koninglyke Regteren veroordeelt was om aen een kruis gehangen te worden, en die ftraf reeds in het werk geftelt was, heeft Darius hem om de weldaden weleer aen hem en de zynen bewezen van deaen- ftaende doot verloft. Hoewel dees onge- dagtig aen deze genade daerna zynen zoon Xei'xes verraden heeft. Waer van hetver- hacl by Herodoot te zien is. (») Ook getuigt (o) Diodorus Siculus dat
hy de godloosheit van Cambyiès, ge- pleegt tegen de Kerken der Egiptenaren, verfoeit, en hunne wetten behartigt,ook goedertierenheit jegens de menichen , en liefde tot de Goden betracht heeft. Wanc hy tradt in gemeenzamen ommegang met de EgiptJfche priefteren , krygende dus kenniflè van hunne Godtgeleertheit,en de dingen, die in hunne heilige bladen aenge- tekent zyn : waer uit hy geleert hebben- de hoe grootmoedigh de oude Koningen gewceft waren, en met welk eene zacht- zinnigheit zy hunne onderzaten gehandelt hadden, zich iêhikte om hun leven na tö volgen: zoodat hy hier door zulk een eere verkreegh , dat hy nogh by zyn le- ven Divus oivetgood genoemt is, datnoit L1 eënig {k) v. !ib. *·«ί' *Λ«Λλ»ίΛ( τ, II. op. ρ. ni. 4?g,
Conf. in Apophtli. p. 173. (/) Vid. Herod. i. ν ι. cap, 41.
(m) Herod. 1. in. c. 139 feqq. ufque ad e. 150.
Conf, Sirabó 1. xiv. p. m. 638. (») 1. vu. c, 194.
(c) 1.1. p. 85 edït. Wechel.
|
||||||
CORNELIS de BRUINS
|
||||||||||||||||||||||||||
%66
|
||||||||||||||||||||||||||
en hy om zyn gcltzucht Makel'der by dé
Perfen genoemt is. (d). Ook zegt men dat hy den inwooneren van zekere vlakte om- trent het land der Chorafmiers,Hyrcaners, en Parthen,de wateren komende uit het beekje of riviertje Acis, vloejende van het omgelegen gebergte,en weleer ten gebrui- ke van yder afgeleid en verdeelt door water- leidingen en doorfnydingen,door poorten en dyken gefloten heeft, om hun buiten de ge- woone fchattingen nogh ander gek af te perflen. (<?) Semiramis had, gelyk men voor- geeft , boven de beroemde poorten der ftadt Babel zich een grafftede doen bou- wen waer op deze woorden waren uitge- houwen : INDIEN IEMAND DER KONINGEN VANBABILON,DIE NA MY KOMEN ZULLEN, GE- BREK AEN GELT ZAL HEBBEN, DIE OPENE DIT GRAF, EN NE- ME DAER ZOO VEEL GELTS UIT, ALS HY NOODIGH ZAL HEBBEN. MAER HY LATE, DES NIET NOODIGH HEBBEN- DE , HET GRAF GESLOTEN. WANT HET ZOU HEM GEEN VOORDEEL ZYN. Dit graf heb- ben Cyrus en Cambyfes ongeroert gela- ten , maer Darius door geltzucht gedre- ven opende het zelve , maer vont'er niet in dan dit opfehrift: ΙΝ DIEN GY NIET ONVERZADELYK WAERT VAN GELT , EN GRETIGH NAER SCHANDELYK GEWIN , GY ZOUT DE GRAFSTEDEN DER OVERLEDENEN NIET GEO- PENT HEBBEN, (f). Ofdit zoobreedt is kan niet gezegt worden. De Filofoof Plato zeker zegt dat Cyrus de Groote geen kennis gehad heeft van zyne mid- delen , hebbende zyne zoonen om op te voeden gegeven aen Gefnedenen en vrou- wen : maer dat Darius Hyftafpes zoon, die noch Koning , noch Konings zoon was, daer vooral voor gezorgt heeft:, en zich in geene zaek grover vergrepen heeft, dan dat hy zynen zoon Xerxes heeft laten opvoeden in Koninglyke weelde (g). Hy is de cerfte der Perfiaenfche Koningen geweeft , die geit heeft doen flaen van louter gout. Hydeed ook AryandesLant- voogt van Egipten, die om hem na te volgen geit deed munten van het fynlle zilver, ombrengen, (h) Dat dit alles hier ter plaetfe zoo breet
van ons wegens Darius wort ter nedergc- ftelt,
(d) Herod. I. III. c. 89.
(e) Hcrod. 1. cc. 117.
(ƒ) Herod. I. T.c. 187. Pint. in Apoplit.1. c. &c.
(i) 1. III. de LL. p. 111. Si $. (eqq. (h) Her. 1. 3. c. 106. |
||||||||||||||||||||||||||
en na
|
||||||||||||||||||||||||||
eentg ander Koning gebeurt was ,
zyn doot met groot regt de eerbewyzin- gen , aen de Vorften van Egïpten bewe- zen , geevenaert heeft. Dezelve fchry- ver verhaelt dat Darius éeityts te Memfis begerende dat zyn beek voor dat van Sefoftris zougeftelt worden,de weigering des Opperprieitersjdie in de vergadering der Priefteren zich daer tegen kantte, met bybrengen dat hy Sefoftris daden nogh niet overtroffen had, niet alleen niet cjua- lyk genomen, maerin tegendeel de open- hartige vrypoftigheit des Opperpriefters Zich wel heeft laten gevallen , hebbende daer op geantwoort dat hy zyn beft zou doen,als hy zoo veel tydt van leven hadt, om in geen zaek voor hem te zwich- ten («). Evenwel fchynt Herodoot te kennen
te geven dat deze Koning wreedt van aert en wraekgierigh gewceft is. Want dat Intaphernes , een der zeven heeren , die den Magm omgebragt hadden , willende in 's Konings paleis gaen , zonder zich aen te dienen, en door de Gefnedenen on- der voorwendingh dat de Koning by eene zyner vrouwen te bedde lagh belet zyn- de , zich , als geen geloof aen de gefne- denen flaende , met den degen in de vuift den wegh geopent had: en dat Darius hier door beducht 'voor eenige beroerte hem met algemeene toeftemminge der Ryxvorften had doen onthalzen. ψ) |
||||||||||||||||||||||||||
Wreedt·
heit Da· |
Een tweede exempel van wreetheit en
|
|||||||||||||||||||||||||
Wraekzucht verhaelt hy nogh (c). Te-
rms «age-weten drie zonen van eenen Oeobazus
ge;en· volgden den Koning, toen hy de Scithen
ging beoorlogen. Oeobazus noode alle
zyne kinderen miflende had den Koning
tebeden dat hy eenen zyner zoonen mogt
y zich houden. Darius had hier op ge- antwoort dat hy hen alle drie wel byhem zou laten, maer de jongelingen doen om- brengen , en zoo den vader t' huis gezon- den. Maer myns oordeels wegen deze dingen zoo zwaer niet, dat ze zouden kunnen ftrekken ten afzichtigen blaem van eenen Vorft, die voor de reft deugt- iaem' van leven was, voornamelyk dewyl alle de fchryvers niet gelyk verhalen de oirzaken en redenen die hem mogen be- wogen hebben om de palen der zagtmoe- digheit te overfebryden. |
||||||||||||||||||||||||||
Zya g
riaheit. |
. Dat hy evenwel behipt is geweeft met
gierigheit, blykt uit meer dan eenen ge- |
|||||||||||||||||||||||||
loofwaerdigen fchryver. Hy is d'eerfte
der Koningen van Perfie geweeft, die het opbrengen van fchattingen bedacht heeft, daer men ten tyde van Cyrus en Camby- fes met gefchenken volftaen kon. Waer- pm ook Cyrus van aert zagtzinnig Vader^ Cambyfes om de forsheitvan inborft Heer, |
||||||||||||||||||||||||||
(tl) V. I. C. p. 54. &C.
(i) 1. III. c. 11Ü feqq.
(c) 1. iv. c. 84. |
||||||||||||||||||||||||||
H E I Æ Å Í.
|
|||||||||
%6f
|
|||||||||
ftelt, des verwondere zich niemant. Hy
is de eenigfle onder de Perfiaenfche Ko- ningen geweeft, die niet minder geweiten en provinciën, dan Cyrus nagelaten had;, voor het Pcrfifch Ryk gewonnen heeft. Ik Ha met de geleerden wel toe uit Daniel (a) dat Xerxes de magtigfte van alle de
Perfiaenfche Koningen geweeft is. Maer dat alle deze bezittingen van zynen vader tot hem zyn overgebragt, getuigen de allergeloofwaerdigite ichryvers. Want uit Herodoot (b) blykt dat de fchatting, den onderzaten opgelegt alle jaren , bui- ten de gefchenken, en de rekening der volkeren daerna ondergebragt, bedragen heefteen fommevan veertienduizent,vyf- hondert en zeftigh talenten. Dit geit liet hy gefmolten voegen by den Koningkly- ken fchat, en in aerde vaten tegen dat hy het noodigh zou hebben bewaren, gelyk buiten Herodoot ook Strabo (e) getuigt. Dat hy zich ook verftaen heeft op het
ftichten van openbare Gebouwen , blykt genocgh alleen uit het ftichten der graf- ftede op den dubbelen bergh , waer van wy boven gefproken hebben, (d). Wat opfehrift daer geftelt is geweeft , daer in zyn de fchryvers van geen een gevoelen. Atheneus (e) fchryft dat'er ftont: Dat Da- rius eenen goeden beker kon florten , t,onder dat hfer hmdcr af had. Porphyrius (ƒ) in tegendeel verhaelt dat'er gefchreven ftont, dat by de meefler der Wj7~en of MAGEN geweefl was. En dit zou ik eer gelooven. Wantbchalven(g) dat zynvaderHyftaipes van de Indiaenfche Priefteren of Brach- mannen, geleert heeft eenige geheimenif- iên derFilofofieof^Wi^/<?,zoo is het wel te gelooven dat Darius,die zoogemeenzaem was geweeft met de Egiptifche Priefteren, daer niet ombedreven in geweeft is. Het Koninglyk paleis dan van Perièpolis, be- drieg ik my niet, is toe te fchryven aen dezen ryken Koning, die het , zoo niet gefticht, ten minfte met zulke heerlyke fieraden verrykt heeft. Want indien ie- mant inziet de befchryvinge van Xerxes optogt tegen de Grieken, door Herodoot (b) opgelteltjZal hy bevinden dat het ge-
waedt der volkeren, daer genoemt, uit- gedrukt is in de beelden van Chilmenar. En dat dit gewaedt voor Cyrus tydt by de Perfen, die toen woeft van zeden wa- ren, in geen gebruik is geweeft , is ken- nelyk genoeg. Myn gevoelen is dan dar dit Hof van Perfepolis of ten tyde van Darius, of van Xerxes, met deze beelden verfiert is. Want dat de volgende Ko- ningen niet magtigh genoegh geweeft zyn W «r· »r.#. i.
(&) 1. c. cap, 95 feqq,
(f) ]. xv. p. m. ?3j.
(,/) vid. Crefias 1. o fcgm 15.
(c) 1. X. p. m. é?.}.
Sf) 1. 1V m (i alrsxic
g) refte Ainmian.Marcellin.lib. 23, c. 6, (b) 1. vn. c. 60. feqq, ufq ad i. 90. |
|||||||||
om zoo veel koften te hangen aen een gc-
bou, zal niemant der hiitorien kundigh licht ontkennen : en het is buiten alle te- genfpreken dat Cyrus, Cambyfes, Darius en Xerxes onder de magugfte moeten ge- rekent worden. Eindelyk is Darius, zoo als hy bezigh
was met het toeruften des oorlogs, van een ziekte aengecaft, en dertigh dagen daer mede geworftelt hebbende, in het XXXI jaer zyns Ryx, gelyk Ctefias wil, maer met meer waerfchynlykheit in hec XXXVI, gelyk (b) Herodoot en (*) Eu- febius verhalen, der werrelt overleden. Hy had tot navolger V. XERXES, bygenaemt DEN XerXMi
grootïn. ×âáß·
Dees heeft het Ryk na zyn vaders doot
aenvaerd, en Plutarchus (i) verhaelt dat Da- rius op aendry ven van Atoila hem denKo- ningly ken hoed of kroon aen de deure ge- bragt hecft.Hy liet zich door den raedt van Mardonius, zoon van Gobryas en zyn vaders zufter, aenzetten om de Grieken te beoorlogen. Hier tegen verzette zich Artabanus de broeder van Xerxes vader in de volle vergadering der Perfiaenfche Grooten, hier roe by een geroepenj dien de Koning in tegenwoordigheit van hun alle met geen gunftige woorden bejegen- de. Nadat hem in den droom een fpoofc verfchenen was, dat hem den oorlogh aenriedt, gingh hy den raedt van Mar- donius en Artabanus nader overwegen, en verliet eerft het opzet van de Grieken te beoorlogen. Hier op vertelt men dat het fpook wederquam , en hem dreigde, wilde hy den oorlogh , dien hy zelf had voorgeftek , niet voeren , dat hy'er niet ongeftraft af zou komen. Ook verhaelt dezelve Herodoot dat Artabanus des Ko- nings gewaedt aengcdacn hebbende, en te bedde gegaen zynde 'm Xerxes fiaepka- mer, gelyk hem bevolen was, het zelve gezicht gehadt heeft, dat hem aenzeide» dat het noodlot onvcrmydelyk was. (/). Maer ik laet dit voor rekening des ichry- vers. Dus nam hy befluit op den raedt van Artabanus zelf, daer het aenporren der Alevaden , Koningen van Theflalie, veellioe holp , om den Grieken den oor- logh aen te doen. Men werft hier op volk uit alle de provinciën. Men geeft orde om fchepen , lyftogt, en wat meer noo- digh was te vervaerdigen. Alleen was'er tydt gebrek. Herodoot zegt dat'er vier jaren na den afval van Egipten , anderen dat'er drie met de toeruftinge zyn door- gegaen. (tri). Dezelve fchryver vertelt dat LI æ Xerxes (b) 1. vu. c. 4.
(1) P. I. ChroR. p; 30. & P. II. p. ii9.
ik) de virt. & (bit. Al. T. II. p. m, H0 b.
(/) Berod, 1. vn. cap. 5. 6. 8 feqq. ufq 3d c, %$,
{m) Her. 1. c. c. 5. 7. feqq. ufq. ad c. 19.
|
|||||||||
Á
|
|||||||||||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
|||||||||||||||||||||
ipo
|
|||||||||||||||||||||
Herodoot (ƒ) en uit hem Athcneus(g)ver-
halen dat alle de Grieken, die Xerxes eens te gaft gehadt hadden , arm geworden, en genootzaekt waren hun vaderlant te verlaten. Want dat Antipater, zoon van Orgis,een voornaem burger binnen Tha- fus, aen eenen maekydt veertigh talenten zilvers te korte gehangen hadt, hebbende na den maekydt doen opzetten goude en zilvere bekers, die de Perfen te gelyk met zich droegen, zoodat men toen te regc zeide : dat zy , indien Xerxes daer twee maeltyden genoten hadt, door de gruw- zame koften zouden hebben moeten agter uit varen. Xerxes nu ving dezen togt naer Grie-
kenlant aen in het vyfde jaer der LXXIV Olimpiade , volgens Eufebius : in het eerfte der LXXV , volgens ande- ren. De fchryvers komen in het verhael van de troepen dezer krygsmagt niet over een. Herodoot (h) en C. Nepos (i) zeggen dat zyne troepen veelvuldiger zyn geweeft dan die Darius tegen de Scithen , en die de Scithen tegen de Cimmeriers, toen ze hen tot in Medie vervolgden , gehadt hebben : en dat alle deze troepen uit de volkeren by een gezamelt zeventien hon- dert duizent menfehen voor het leger te lant hebben uitgemaekt (k). Juftinus (/) mek uit Trogus dat Xerxes zevenhondert duizent mannen uit zyn eigen Ryk gewa- pent, en driehondert duizent mannen voor hulptroepen opdebeengebragt heeft, zoodat de fpraek niet t'onregt gegaen heeft, dat zyne legers geheele rivieren uit- gedronken hebben, en ganfeh Griekenlant naeulyx groot genoegh geweeft is om zyn krijgsmagt te bevatten. Ctefias verhaelt dat Xerxes met een leger beftaende uit agthondert duizent Perfianen, en duizent loeifchepen naer Griekenlant getogen is. Diodorus Siculus heeft te boek geflagen dat buiten het lantleger meer dan izoo oorlogfchepen , in zyn eigen gebiet toe- geruft, tot dezen togt geweeft zyn. (m). Met hem komt Nepos in 't Leven van 1 Themiliocles over een. Eliaen verhaelt ter zelver plaetfe dat Xerxes zeventigh mil- ! lioenen menfehen tegen de Grieken heeft by (een gebragt. Voortgetrokken zynde naer I Abydus, en begonnen hebbende een brug ; te flaen over den Hellespont, quam'er een j onweer op, dat de brugh vernielde. Waer- om hy , zot als hy was, den Hellespont Zotheit beval te flaen, en in boejen te fluiten. ^an Hy ftelde evenwel andere bouluiden te werke , die hem een andere brug maek- ten , waer over hy met zyn leger trok. Uit-
|
|||||||||||||||||||||
Xerxes nu zynen togt acnvangende nogh I
eenen droom gehad heefr. Want hem dagt dat hy gekroont was met een olyf-1 fpruit, wiens takken al den aertbodem be- ■! floegen, en dat de kroon , daer hy mede gekroont was , terftont verdween. Hy zegt'er by , dat de Wyzen hem hier uit voorfpelden dat alle menfehen aen Xerxes dienftbaer zyn zouden. («). De fchryvers getuigen dat Xerxes in het toeruften dezes oorlogs naer Babylonie getrokken is, om Graf van daer het graf van Belus te gaen bezien. Belus. Naer het verhael van Eliaen vond hy Be- lus lyk in een glaze lykbus, zynde het lyk overgoten met olie , behalven de breette van een palm van de bovenfte lippen af te rekenen. By de bus ftont een pilaer, waer op deze woorden gehouwen waren : Dat de geen, die het graf geofem, en de bus met gevalt 7L0H hebben, qualyk varen %.oude. Xer- xes zou op dit lezen veifchrikt zyn ge- weeft , en hier op geboden hebben dat mende bus vol olie zou gieten, maerdat'er geen vullen aen geweeft was. (b). Ctefias verhaelt dat de Babyloniers na hunnen Overften Zopyrus omgebragt te hebben van Xerxes afgevallen zyn. En Plu- tarchus fchynt daer niet tegen te hebbenWant hy vertelt dat Xerxes op hen om dit afvallen geftoort, als hy hen daerna onder zyne magt bragt, hen verboden heeft wapens te dragen, en geboden zich te generen met fluit-en fnarenfpel, en het opzetten van kroegen en bordeelen , en ruime gcploide kleederen te gebruikenMaer dat zy beide de tyden van Darius en Xerxes onder een warren, is genoegh uit Herodoot en anderen te bewyzen. Dat een Artabanus, oudfte zoon van Artafyras, Mardonius de oude, en uit de gefnedenen Natacas toen ter tydt in blakende
gunfte by Xerxes waren, wil Ctefias (c) ondoen gelooven. Herodoot (d) in tegendeezegt dat Artabanus de zoon vanHyitafpcs,en vaderlyk oom van Xerxes geweeft is. Alles dan eindelyk géreedt zynde zette hy den togt naer Griekenlant voort. Xerxesmoetende te Sardes overwinteren is tehuifveftinge ontfangen van Pythius dezoon van Athys,eenen Lydier, dienhem aenbood den fchat, dien hy bezat, beftaende in 30 tonnen gouts aen zilver, e240tonnen aen gout,min 41 duizentguldens, daer of daer ontrent, naer onze rekening Xerxes floeg de gift af, en voegde'ede 41 duiz. gulden, die'er aen ontbrakenby uit zynen eigen fchat, gebiedendden bezitter dit geit geruft te gebruiken.(Gefchiedüen zulke aenbiedingen by onze |
|||||||||||||||||||||
tydt aen de Vorften,ik meen niet dat ze
die afflaen zouden. |
|||||||||||||||||||||
(ƒ) 1. VII. C. 118 feqq.
(5) ). !V. p. m. 146.
(h) 1, c. c. 20 feq.
(0 in Themift.
(ft) Herod. 1. c. c. 6. feqq. ad c. 63. coll. c. 184.
(/) 1. II. C. ÉÏ.
(«) Diod. Sicul. L. XI. p. m. 242 edit. Steph.
|
|||||||||||||||||||||
(a) 1. c. c 19.
|
Ael. Var. Hift. 1
|
||||||||||||||||||||
(£) v. Ctef. 1. c. fegm. 21.
III. C. 3·
(e) 1. c. fegm. 20. Coll, 19·
(tl) I. c. c. 10.
(c) vid. Herod. J. c. c. 27 fcqq· «é*!"* ad e·
|
|||||||||||||||||||||
30.
|
|||||||||||||||||||||
R E É
|
291
doodende ook de Priefters, die hy op het
ilot vond. De Atheners ondertuflehen tafttendigtbyArtemifium tuflehen Eubea, op een plaets, daer men hen niet kon om- ringen , de vlqot van Xerxes aen, en ver- nielden dezelve na eenen harden zeeilrydt. Tliemiltokles nu wilde dat men fchepen naer den Hellefpont zenden, en de brug van de Perfen gemaekt in brant zou fte- ken; hoewel Ariilidcs meende dat men voor den getergden vyant een andere ma- ken moft. Eindelyk is Xerxes van The- miilokles door een krygslifl bedrogen we- dergekeert naer Afic. Want men zege |
||||||||||||||||||||||||||||||||||
Uitgetogen zynde met helder weder ging
de zon onder, en de nagt vertoonde zich in de plaets van den dagh. Door welk wonderteken de Wyzen hem fpelden dat de afval der Griexe rieden beduit wier- de, omdat de Grieken de Zon, de Per- ièn de xVlaen tot hunne beichermers had- den.^), Den voornoemden Pythius, die bad dat een zyner vyf zonen , die met den Koning optrokken , mogt by hem j t'huis blyven , nam hy zyn.verzoek eu- vel af. Want hy liet den oudften door midden hakken , en het eene deel aen de regterzyde des wegs, door welken het Ie- ger rnoft -—I-'—-- — ' |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zyn
wreet-
lieir. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zyn legyer in Europc overgefcheept Sn íïçÃ'-Ãã7 °°dBr de ^^
hebbendefdaer een ^«SSlZ^lS^SST^^ detioorhep, trok hy voort door Tracie ken todeiden om Çë8? ' /1 &ne" en Macedonië naer Thcrmopyler, Athos wïroThyToo^ *„ÏH t ^T*-2 eengrootekaep, daer de PeHïtche vloot bdZZienlelLd, ?g$ bei0"de™ eertyts van Darius io zee gezonden (chip- de &S^S?!uf J? ZynlyFberS~ |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
...„,«, uuui uwc waericiiu-
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
breuk geleden hadt, werf doonttmvJE. 2' „Ã1Ú..ß™ door deze waerichu-
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ifthmus door een gragt van een gefchei-
den, en de rivier Strymon met eene brug belegt. (V). Men zegt dat Xerxes zyn volk mcnilereude gefchreit heeft , omdat na hondert jaren tydts geen een van alle die krygiluiden daer tegen woor- digh in 't leven zyn zoude. De Athe ners gaende te rade met het orakel van Apollo te Delfis kregen tot ant woort, zy zouden zich roet hpute mu ren vervveeren. Maer als hun den zin des orakels , dat by den Uitlegger van Ariilofanes te lezen is , vatten konde, gaf Themiilocles der ge- meente te kennen dat deze houte muren fchepen betekenden. Hy riedt haer dan, dat ze met zich nemende vrouwen en kin- deren naer Salami's zouden zeilen. Ande- re lieden van Griekenlant waren van ge- voelen dat men den ltrydt te lant wagen moft. Wesbalven men hierom een leger op de been bragt. Als de Lacedemoniers hier over om raedt gingen by het orakel, antwoordde de Prielterin , dat of de Ko- ning , of de fladt vergaen mofl. Leonidas dan, in de plaets van zynen broeder Cleo- menes Koning van Sparte, zonder zich te bedenken, gaet met 300 Spartanen en andere hulp-troepen, beilaende ontrent in vier duizenc mannen, de engten van Ther- mopylen innemen , en die wakker be |
wing verfchrikt Mardonius het opperbe-
vel over de krygstroepen gegeven , en den Koningklyken huisraedt by hem la- tende zich naer Afie gefpoeit heeft. On- der wege pionderde hy Plateen, en ande- re lieden, daer de inwoners uit gevlucht waren. JNa des Konings vertrek nam Mardonius met een krygsmagt van drie hondert duizent man de ftadt Olynthus in. De Atheners ging hy Vergeefs aen om zich aen den Koning te onderwerpen , met verzekering van vrede, en de vrient- fchap des Konings. en toezegging van de fladt te zullen herbouwen en verbeteren. Want zy bleven by hun opzet vandevry- heit te bewaren, en met het leger der Grieken, dat hondert duizent mannen fterk was, hantgemeen geworden iloe- enze Mardonius heel en al. (e). Cteilas (ê) ichryft dat Mardonius levendigh uit en flagh ontkomen is, en Juiiinus is van et zelve gevoelen (e). Maer dat hy daer a gezonden van Xerxes, die gebeten as op den bygeloovigen Godtsdienft der rieken, om Apolloos Tempel in brant e ftcken, met alle zyne Krygsbenden oor een onweder van blixem en hagel ergaen is, blykt uit den zelven Ctefias. oewel Herodoot (Ë) getuigt dat hyge- ootisdoor Arymneflus in den flagh voor- evallen by Plateen , een fladt, gelyk |
||||||||||||||||||||||||||||||||||
fchermen. N« dtt> «ê weït7iac£.IO
|
gezegt is, in Beotie. Plutarchus zegt
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
ring onder de Perfen gUcAXe,% dtr ' LteeT " Ô $ST^ Ñ
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
eg
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
ijydt- waw ™ u„ „a-„u2\
|
hem door eenen ileen,
|
at#Mardonius van
dien hy naer zyn
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
Spartanen zich tot het uiterile verweren-
de voor het vaderlant fneuvelde. Xer- xes Thermopylen vermeeflert hebbende toogh naer Athencn, en ilak de fladt, die hy zonder inwoners vond, in brant, («)Herod.!.VII.c,;3. feqq.
(b) Idem Hcrod. 1. c. c. 28. feq, (f)Her. 1.cc, I9.feqq, |
h
|
is
|
(')·
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
Paufanias
fchryft (t) Segin. 25. Ô :
(ti l.c.c-14, ,
(d)\- IX. C. 6,.
WlnAriftid.T.I.0p.p.m.3J0.<; |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
CORN ELIS de BRUINS
|
||||||||||||||||||
27°
|
||||||||||||||||||
ichryft (a) dat Paufaiiias, Koning der La-
cedemonieren en Veltoverfte in dit ge- vecht, verboden heeft zyn doot lichaem te mishandelen tegen het gevoelen van Lam- po Egineta. Dezelve vcrhaelt {b) wel dat men het graf van Mardonius in Beo- tie aen de regterzyde van den krygswegh, niet verre van de puinhoopen der ftadt Hyiïc getoont heeft: maer kort daer aen voegt hy'er by, dat alle fchryvers eenpa- righ zeggen dat het lichaem van Mardo- nius na het eindigen van den vekflagh aenftonts gemift is, en dat men met geen zekerheit kan zeggen wie hem zou mogen begraven hebben : fchoon men genoeg weet dat Artontes, Mardonius zoon, groote gefchenken gegeven heeft aen Dio- nyfophanes eenen Ephefier, en eenigc an- dere loniers, op dat ze de begraeffeniile zyns vaders zouden bezorgen. Dat de fa- bel van Mardonius binnen Athcnen in de kerk van Poliades onder de oudfte kerk* giften bewaert, en zyn pronkbeelt uit' wit marmer gehouwen binnen Sparte in de treffelykfte galery , die de Perfifche genoemtweit,omdat ze uit den buit op de Perfen behaelt was opgebout, eertyts gezien is, getuigt dezelve fchryver (c). Deze nedcrlaeg is voorgevallen in het eerf- te jaer der LXXV. Olimpiade,gelyk Eu- febius (0!), of in het tweede, gelyk Sca- liger (e) aentekent. Wyders verhaelt de Dichter Cherilus,
die in de Pcrfiaenfche tyden ontrent het tweede jaer der LXXIV. Olimpiade naer de getuigeniflê van Eufebius (ƒ) geleeft , en den optogt van Xerxes naer Grieken- lant in Heldendicht befchrevèn heeft, dat toen ter tydt de Joden, die op het ge- bergte van Solyma woonden , gelyk hy zegt, onder de Peruanen in den krygb gedient hebben. Zeker Jofephus (g) en Eufebius (b) brengen eenige vaerzen uit dezen Cherilus by, die hier toe ftrek- ken. Waer mede men tot meerder licht ook Scaliger (i) vergelyken moet. Het overige leger van Xerxes, dat hy
aen zyne Krygshoofdcn belaft hadt uit Griekenlandt naer Afie te geleiden , was door den dagelyxen arbeit, en gebrek aen eetwaren, dat het nu al vcele dagen had uitgeftaen , door de peft aengetaft: en de itank der ilervende menfehen was zoo groot, dat de wegen met lyken vervult wierden, en vogels en dieren, door het aes aengclokt, het leger volgden. Xer- xes zelf verfchrikt door-de tyding van Themiftokles ontfangen trok naer Aby- |
||||||||||||||||||
dus, al waer hy de brug gebroken vinden·*
de (het geen gebeurt was door de ftormen en onweders van den winter) met een vif- jfchers boot Zoo ras als hy kon oveiftak.' Het was zeker een zaek belchouwens, en door het overwegen van het menfchelyk lot door zulk een wifleling van zaken ver- andert, verwonderens waerdigh hem te zien zich bergen in een kleen fchuitje, dien kort te voren de ganfche zee naeulyx bevatten konde j en hoe hy nu verfteken was van den dienft zyner trawanten,wiens legers onlangs om de groote meenigte de aerde tot een laft waren, om met Jullinus te lpreken (a). Dus keerde hy in minder dan dertigh dagen naer Aiie, hebbende te voren zes maenden met den togt naer Griekenlant doorgebragt, en oordeelde dat hy van Themiitocles niet overwonnen, maer behouden was, gelyk (b) Nepos zegt. Herodoot zegt dat anderen verhalen ,
dat Xerxes, als hy van Athcnen afgetrok- ken boven de rivier Strymon gekomen was, zyn leger overgegeven hebbende aen Hydernes, en aen boort gegacn zyndevan een Feniciaenfch fchip, naer Alle isvoort- gereiit. Dat dit fchip overladen door de meenigte der Peruanen, die den Koning verzelden, veel heeft moeten lyden van het onweder: zoodat Xerxes van fchrik bevangen den fchipper gevraegt hadt, of 'er geene hoop was van behouden aen lant te komen, en deze hem tot antwoort ge- geven , geene altoos, of men moft het ichip van volk ontladen. Xerxes dit ant- woort ontfangen hebbende had hier op zyne Peruanen gevraegt, of eenigen van hun niet voor hunnen Koning wilden zor- !gcn, wiens behoudenis in hunne handen Iwas. Zy hier op waren aenftonts uiteer- ibiedigheit hem te voet gevallen, en daer I °P gcwill'g m zee gefprongen: waer door j het fchip van den overtolligen laft bevrydr. I Xerxes gelukkig in Afie gebragthad.Hier jhad hy weder een zot lluk aengcrecht. Want hy was zoo dra niet aen lant geko- jmen of hy befchonk den fchipper met ee- !nc goudV kroon omdat hy denperfoondes JKonings behouden hadt overgebragt, jmacr liet hem kort daer aen het hooft jafflaen, omdat door zyn toedoen zoo veele Perfianen waren omgekomen (c). j Men zegt dat hy hier na zich eenigen ! tydt te Sardes hebbende opgehouden , de joverige Perfen, die behouden zoo uit den ! velt-als zeefiagh gekomen waren, by een 'gezamelt heeft. Ctefias (d) vcrhaelt dac 'er in alle de veltflagen der Perfen hondert en
. .''.-■■'.-.'■·'·. ; " . ■ [ . i i
(λ) 1-cc. is-conf.Hef· 1· VUL c iij-feqcj. Val.
Max. 1. Hl· c.i. [b] C. Nep. in vitaThemiftocl. Confer· Polyccn' 1,1«
Strategcm- [c] v· l.c.cap. ι ii.
[rfJSegin-26. |
||||||||||||||||||
(d) in Lacon. feul. Til. c. 4. in fine.
|
||||||||||||||||||
ï
|
>) in Boeotic. f.l.IX c z..
)in Attic, fcul. 1 c- 27.& Lacon· c.
|
|||||||||||||||||
XI.
|
||||||||||||||||||
(rf) 1\ II. Chvon. p. rn. 13 1.
(<-) In Aiiimaiiv, ad Eufcbium. (/)l.c. ρ. 130. Kg ) 1.1. contra Appionem. (h) 1. IX. Frarpar. EOang. c. 9. (0 AnimadY.in Euf. Chronic. p. 94. |
||||||||||||||||||
■MMM
|
||||||||||||||||||
REIZEN.
|
||||||||||||
i7i
|
||||||||||||
'én twintigh duizent mannen gefneuvek I werpt ze voor de honden , en zent haer»
zyn. Anderen fpreken van veel grooter neus, ooren, lippen, en tong afgeiheden Ondertuflchen beving Xorxes dej hebbende, weder naer huis. Dit gebeurt |
||||||||||||
g
|
||||||||||||
zynde begeeft zich Mafifta met zyne kin-
deren , en eenigen zyner vrienden , naer Baétra , waer van hy Lantvoogt was. Maer Xerxes beducht da* hy m den zin hadt van hem af te vallen zond hem eeni- ge benden agter aen, die hem onder we- ge agterhaeiden en te rug brngten. Waer op hy met zyne kinderen wert omge- bragt. (ß>) Jofef Scaliger tragt door veele bewy-
zen te toonen (c) dat Xerxes de man ge- weeft is van Efther, wienshiftoriein de hei- lige bladen gevonden wort, en dat hy de- zelve Ahafuerosgeweeft is, waer van in de zelve bladen byÉfra gewaegt wort (d). Wat het laetfte aengaet , het ware
ydcl dit gevoelen niet toe te ftemmen. Want buiten eenigc twyffel is Xerxes onder de Koningen van Perfie de mag- tigfte geweeft , die nacr de profecie van Daniel (e) Griekenlant met magtige krygsbenden heeft beoorlogt , zoodac hy niet t'onregt de fchrik van Grie- kenlant genoemt wierr. Dat ook Xer- xes in de Gricxe tale Üîæúïß, dat is Oor- logsman , en Artaxerxes ìßãá; Üîßúïò of groot Krjgsman betekent, getuigt Hero- doot Cf). Plutarchus fchryft in plaets van Artaxerxes, dezen naem Artaxerxes, wel- ke nacm Scaliger (g) wytluftigh toont dat in het Perfifch niet eindigt op een /, maer dat men in die tale leeft Artaxafle of Ar- taxafie. De Hebreeufehc Maforiten heb- ben hem, dien de Grieken Üîçßïò ïé Xer- xes by verkorting genoemt hebben , AbafehTverus j en Artaxerxes , of liever Artaxafles, genoemt Arthafafta, dat wei- nig van 't andere verfchilt. Waer uit fchynt lichtelyk te kunnen beflotch wor- den dat Efra op de gemelde plaets Xerxes, en Artaxerxes den Langham betekent, en door dien Darius, van wien daer ter plaetfe (h) gefproken wort, niet verftaet Darius den zoon van Hyftalpes, maer Darius den baflaert , goJyk wy bene- den toonen zullen. Maer dat Eft- her dezelve vrou van Xerxes zou ge- weeft zyn, die Hcrodoot Ameflris noemt (Scaliger meent dat dit Perfifch is zynde van Eflher door by voegen der letter- greep ham gemaekt Hameflher ) kan niet klaer uit de Hiftorie getoont wor- den. Want de voorzeide Ameftris is ge- weeft de dogter van den Lantvoogt Ota- nes, die in den optogt van Xerxes tegen de
(t>) \\i, Herod. 1. co io'8 feqq.ufque ad c. 113.
(c) Ani'in. in Euf. Chr. p. m, 70, & de Emend.
Temp. I. vr. p. 592, (d) Eii". c. 4. #.6.
(f) C. II. $. I.
(Ó 1. vr. c. 99.
(î) 1. c. p. 586 feqc{. {h} $t 24 icu uliiuio. |
||||||||||||
luft van de Gemalinne zyns broeders
Mafifta, die ook te Sardes was, te be- flapen. Als hy tot zynen wcnfch niet geraken kondc, heeft hy zynen zoon Darius doen trouwen met de dogter zyns broeders, genaemt Artaynta , ho- pende door dat middel meer op de moeder van zyn fchoondogter te winnen als voor deezen. Van daer voortge- reift door Babilonie naer Perfie quam hy, gelyk Ctcfias {a) wil, te Sufa. Daer be- dreef hy bloetichande met zyn ichoon- dochter, Terwyl hy zich heimelyk in deze ongeoorlofde welluftvermackt,boodt Ameftris Xcrxes gemalin hem een kleet, dat ruim , en van haer zelf met eige handen geborduurt, en beziens waerdigh was, aen. Hy hier mede in zyn fchik zynde en het kleedt aengerrokken heb- bende ging'er mee naer Artaynta. Deze met den Koning , die van vreugde opge- togen was, in een gefprek geraclet, dat by zulk eenen handel voegde, en van hem aengeport van hem te eifchen het geen ze begeerde tot belooning van haere min , vordert hem het kleedt af. Hoe- rende haer verzoek ongaerne , omdat hy bang was voor Ameftris, durfde hy egter dit niet afflaen,en fchonkhaer het kleedt, datze begeerde. Artaynta trok het met vreugt aen. Maer Ameftris haer verne- mende vatte hier door eenen haet op wel niet tegen haer, maer tegen haer moeder, omdat zy meende dat dit haer bedryf was. Het gebeurde dan op het plegtigh gaft- mael, dat de Perfianen Tyüa, de Grieken ■æßëÀÀïí , dat is, volmaekt, noemen , en dat alle jaren op den dagh , waer op de Koning gekroont was, wert aengerecht, zynde de Koning dan ook gewoon jacr- gefchenken aen de Perfen uit te deêlen; dat Ameftris op Xerxes verzogt aen haer te willen overgeven de Gemalin van Ma- fifta. Deze bede vond Xerxes zeeron- gerymt en godeloos: maer latende zich eindelyk gezeggen door de bede der Ko- ninginne, en de gewoonte der natie, aen welke men op dezen grooten feeftdagh niets vermogt te weigeren, ftaet het ver- zoek , hoc ongaerne ook, toe. Hier op beveelt hy zynen broeder zich te onthou- den van zyn vrou , beloovcnde hem zyn dogcer daer voor ten huwelyk te zullen geven j dreigende hem ook, dewyl iiy'er niet naer h ooren wilde. Op dit drei- gen niet anders antwoordende dan , heer gy heit my nogh niett gedoat , tradt hy ter deure uit. Ameftris ondertuflchen ecni- gen der Koninglyke trawanten by zich ontboden hebbende mishandelt de gemalin van Mafifta, frryt haer de borften af, en (ë) fegm. 17. vit!. & Herod- 1, ix. c, 107,
|
||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
|||||||||||||||||||
byt
|
|||||||||||||||||||
ven. De Koning den brief ontfangêA
hebbende zont Artabazus, den zoon Van Pharnaces , Overften der Perfiaenfche krvgsbenden,met antwoort te rugh, ver- zekerende Paufanias, dat hy van geene zaek weigering zou lyden, indien hyzyn woort hielt. Hy befchikte hem te gelyk een groote fomme gelts, om de vóor- naemften onder de Grieken om te koo- pen. Paufanias zyn oogwit dus verre be- reikt hebbende liet zoo veel gewoel en yver in zynen aenflagh blyken, dat de Lacedemoniers fchalk oogh op hem be- gonden te krygen. Zy ontbieden hem der- halven t'huis, en voor regt gevordert, als hebbende huns oordeels zyn lyf verbeurt, wort hy echter vrygefproken , dogh niet te rugh gezonden naer de vloot, maer ge- laft t'huis te blyven. Evenwel niet lang daerna keerde hy uit zich zelven zonder eenigen laft naer het leger , daer hy niet liftigh, maer op eene uitzinnige wyze ontdekte wat hy in den boezem droegh. Hy leefde in Koningklyke pracht, gaen- de op zyn Medifch gekleedt, gevolgtvan Medifche en Egiptifche trawanten. Zyn tafel ook was op de wyze der Periênprag- tiger , dan de genen dulden konden , die by hem waren. Niemant der genen die hem fpreken wilden, gaf hy gehoor, antwoordde trotfelyk , voerde het gebiet |
|||||||||||||||||||
de Grieken Vcltoverfte der Perfcn gc-
weeft is, naer de getuigeniffe van Hero- dotus (λ). Ook blykt hare onmenfche- lykheit genoegh, meen ik , zoo uit de mishandeling van MafiftaesGemalinne,als uitdewreedtheit bedreven aen tien (gelyk Plutarchus (£) wil) of veertien (als Hero- doot(c)zegt)voornaeme Perfiaenfche kinde- ren, die ze levendigh liet in d'aerde deiven om hare dankbaerheit aen Pluto,of dcnon- deraertfèn Godt, te bewyzen. Efther nu wert in de heilige bladen, of in het boek, dat haren naem draegt (d), genaemt ffa- dajfa , en dat, zoo als de Chaldeeufche Uitlegger zegt, omdat ze rechtvaerdigh was. En dat deze lof van regtvaerdigheit niet kan gegeven worden aen de voor- zeide Ameftris, blykt genogh aen yder een. Daerenboven is die Ahafuerus, van wien in het boek van Efther (e) gefpoken Wort, in het zevende jaer zyns Ryx te Sufe ; dogh Xerxes in het zefte, zeven- de , en agtfte jaer zyns Koningryks be- lemmert geweeft met de Grieken buiten 's lants te beoorlogen. Voegh hier by dat de Joden (ƒ) en Epiphanius getuigen dat het boek van Efther onder de Regel- matige boeken des Ouden Verbonts het laetfte is. Waerom ook Abul Pharajus (g) ronduit zegt dat de overlevering dei- genen niet vaft gaet, die ftaende houden |
|||||||||||||||||||
dat het bedryf van Efther en Mardochai
onder het gebiet van Xerxes voorgevallen is. Want zoo dat waer was, zoude zyns oordeels hier van wel gewagh zyn ge- maekt in het boek van Efra, waer in alles befchreven is dat den Joden ten tyden van dezen Koning overgekomen is. Terwyl deze dingen van Xerxes en
Ameftris binnen Sufe verricht werden, zonden de Grieken, en onder hen byzon- der de Spartanen, Paufanias met de ge- meenc vloot naer Cyprus en den Helles- pont , om de bezettingen der Perfen uit die geweften te dryven. Met deze vloot hebbende Grieken velefteden van Cyprus bemagtight, en naer ByfanfTen getrokken die ftadt ook ii «genomen. Daer namenze veele edele Perièn en onder hen eenige bloetverwanten des Konings gevangen, die Paufanias heimelyk aen Xerxes te rug Zond , zich houdende als of ze uit 's lants Kerker ontvlucht waren , nevens eenen brief aen den Koningh , dien hy Gongy- lus van Eretrie te beftellen gaf. In dezen Verrader-t>rief beloofde hy den Koningh dat hy |
reedelyk , en nam met Artabazus raed-
lagen , nadeeligh zoo wel voor zyn va- erlant, als voor hem. Deze verrader- yke aenflagh bleef eenen tydt lang ver- borgen , omdat Paufanias met den Perfi- aen de zaken dus beftelt hadt, dat hy nie- mant die eenen brief aen hem bragt, zou latente rugh keeren, opdat hunne gehei- men door iemants aenbrengen niet mog- ten ontdekt worden. Hier door gebeur- de het dat niemant der briefdrageren , die iets aen Artabazus beftelt hadt, behouden te rugh keerde. Hier van kreegh de lucht zekere Argilius, een jongeling, met wien Paufanias in onbehoorlykc min verkeert hadt: en zynde gelaft den leften brief aen Artabazus te brengen brak hem op, en daer uit ziende hoe het met de briefdra- geren was afgeloopen, en voor hem niets beters te wagten ftondt,gaf hem over aen de Hooge Overigheit der Lacedemonie- ren. Deze was van gevoelen dat men de handen aen Paufanias niet wel ilaen kondc, voordat hy zich zelven ontdekt had. Ar- gilius dan kreeg bevel van zich te bege- |
||||||||||||||||||
ven naer de Kerk van Neptunus te Tena-
rus, die by de Grieken godtsdienftig geècrt wert, en die ze hielden dat nicc ontheiligt mogt worden. In deze Kerk liet men nevens den altaer, waer op Argi- lius was gaen zitten , een gat in de aerdc graven, waer uit gemak kclyk kon gchoort worden wat ietnant fpreken mogt met Argilius, die om zyn lyf te bergen hier ge-
|
|||||||||||||||||||
lcghvnn "f'""-~.......-—o-
Paufanias.zou onderwerpen, en leveren, indien hy
hem zyn dogter wilde ten huwclyk ge |
|||||||||||||||||||
(λ) I, vu. c. 6i.
(£/ lil), rrift JunJVf.ucyiste feu de fuperftitione in
fin. T. II. opcr. p. m. 171.
(r) 1. vu. c. 114. (d) c. ï. #. 7. (f) cap. 1. jf. 1. (/) inSeder olam. |
|||||||||||||||||||
(j) Dyn. cit. p. 87. text. Ar. & p. 56 verf. lat.
|
|||||||||||||||||||
REIZEN*
|
|||||||||||||||
m
|
|||||||||||||||
gevlucht fcheen.Waerom eenige leden der
Overigheit zich hier verftaken. Paufanias dit beftaen van Argilius gehoort hebben- de komt van fchrik daer naer toe geloo- pen, vragende den jongeling wat'er gaen- de was, waerom hy zoo fchielyk te rade was geworden zyn toevlucht tot deze Kerk te nemen. Toen openbaert hem dees wat hy uit den brief gemerkt hadt. Paufanias hier op aen 't fmeken en bidden, dat hy toch hem, van wien hy zoo vele weldaden ontfangen hadt, niet wilde ver- raden en in lyden brengen, beloovende hem te gelyk, zoo hy hem in zulk eenen hoogen noodt gebragt wilde redden , ry- kelyk te zullen beloonen. Hier op fcheid- de Paufanias van hier : en als de Overig- heit op hem liet paflèn , als befloten heb- bende hem in de itadt te doen by den hajs grypen , merkte hy aen het wezen van icmant, die hem wilde waerfchuwen, dat men hem lagen leidde. Hier op vloodt hy in de Kerk van Minerva, gemeen- lyk genoemt Chalcmcus of koper bms. De overigheit hem hier niet willende uithalen om de Kerk niet te fchenden liet den in- gangh floppen en het dak daer afnemen, zoodat hy van koude en honger elendigh ftorf. Men drocgh hem eer hy nogh heel Doot van doot was uit de Kerk, rnaer hy was'er Paufa- zoo ras niet uit, ofhy gaf den geeft. Daer |
|||||||||||||||
gaven aen de befchuldigingen der Lacede-
monieren, wegens lantverraedt verwezen was, eerft vertrok naer Corcyra, en daer- na merkende dat de Overigheit der ftadt beducht was dat de Lacedemoniers en At- heners om zynentwü haer den oorlogli mogten aendoen , zich begaf naer Adme- pya metus Koning der Moloflen , met wien ^r ld- hy het regt van Gaftvryheit onderhouden mem. ' hadt, en in afwezen des Konings in een kapel, die godidienftigh geëert wert, vluchtte, hebbende te voren j omdat de Koning hem met te meerder trouwe zou befchermen, zyn dogter by de hant 'ge- nomen en met zich daer in gebragt, met voornemen van geenen voet uit de kapel te zetten , voordat de Koningh hem by hanttafting beloofde , dat hy hem in zyn befcherminge nemen zou. Admctus hielt hier in zyn woort. Maer toen Themi- ftocles openbaerlyk van de Atheneren en Lacedemonieren wiert opgeeiichr^ lever- de hy hem , dien hy befchermen moft, wel niet over, rnaer ried hem evenwel naer een goedt heenkomen te zien,dewyl het moejelyk voor hem zyn zou in een plaets, zoo naby gelegen, veiligh te zyn. Hy dit verftaen hebbende begaf zich zon- der van iemaent gekent te zyn naer Pidna, werwaertshem Admctus met een lyfwacht had doen geleiden, en van daer in een fchip , het welk door onweder gedreven wordende naer Naxus , daer toen her le- ger der Atheneren lagh, begreep hy wel, zoo hy daer quam , dat hy een doot man was. In dezen noodt openbaerde hy den <Jroot fie- fchipper wie hy was, doende hem grootc ïi!cr v?rt beloften, zoo hy hem kon behouden. ft0tics." Polyaenus (ƒ) verhaelt dat Themiftocles den fchipper ontdekt hebbende wie hy was hem te gelyk dreigde , zoo hy hem niet wilde redden, dat hy hem by de At- heners zou aenklagen dat hy zich door gek had laten omkoopen om hem in zyn (chip te nemen, en re vervoeren. Maer ' het eerfte , dat waerfchynlyker is , wort van Thucydides en anderen ftaende gehou- den. Die zeggen, dat de fchipper ge- raekt door mededogen met den door- luchtigen man met zyn fchip verre van het eilant op anker bleef leggen , noch- te iemant liet aen lant gaen, voor- dat hy te Ephefus quam , daer hy The- miftocles opzette, die hem naderhant de- zen dienft rykelyk betaelde. Want zyne vrienden hadden het meefte zyner goederen heimelyk uit Athencn gevoert, en in Afie overgebragt, indien wy ge- loof flaen aen Plutarchus (g)9 Thucydides ö), C. Nepos (Oen Diodorus Siculus,(k). Mm The (/) 1. 1. Strateg.
(j) in vit. Themift.T. I, Oper, p. m, 12 j.
\h) 1. c. p. 111. 44. feq. (i) I. c O) !. c. p. 270 feq. edit. Stepb. fea p, 41. Ceq,
edition, Wccbelianae, |
|||||||||||||||
nias
|
|||||||||||||||
wort verhaelt dat Pauianias moeder , een
vrou out van dagen , het fchelmftuk van haren zoon vernomen hebbende, zelve ftee- nen heeft aengebragt om den ingangh der Kerke te helpen Hoppen. Dit verhalen Thucydides («), Diodorus Siculus {b), C. Nepos (c), en Polyaenus (d). Xenofon alleen (e) wil dat Paufanias veroordeelt zynde naer Tegea gevlugt, en daer van een ziekte geftorven is. Niet lang daerna beproefde Themi-
ftokles de pndankbaerbeit zyns vaderlants, dat hy izoo meenigmael van den aenval der vyanden verloft hadt. Want de La- cedemoniers befchuldigden hem bydc At- heners van het zelve lantverraedt, daer Paufanias aen fchuldigh was geweeft, ge- vende hem na dat hy het met den Meder of Perfiaen gehouden hadt, het welk ge- bleken was uit de bewyzen , waer door Pauianias overtuigt was ge weeft, en vor- derende hem daerom ter zelver ftraffe, die Paufanias was aengedaen geweeft. Themiftocles al een wyle te voren , om- dat zyne mogentheit zyne burgeren in 't oogh flak, door de fiemmen der gemeen- te ter ftadt uitgedreven , was naer Argos metter woon geweken , daer hy hooien- de dat hy van de Atheneren , die geloof O) 1. i. p.31, 41.4i.fcqq. edit. H.Stcph. 1564.
(t) 1. ÷é. ñ. ù. 265. fcqq. cd. Steph. icu p, 34 feqq. cd. Wecii. (c) in vita Paufan.
(d) 1. vin. Straicg.
('■) 1.111.de icb. (Jiacc. iit extr. |
|||||||||||||||
Tlicmi-
fiokles wekt in ongunft by de zyncn. |
|||||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
|||||||||
274
|
|||||||||
geven om met hem te kunnen fpreken o-
ver zaken , die hy voorhadt, en het jaer om zynde toeftaen dat hy by hem quam. Maer Diodorus, en Plutarchus verhalen uit Dinon , Clitarchus, Heraclides , en anderen, dat Themiftocles zonder van ie- mant gekent te zyn van Artabanus den Krygsoverftenby Xerxes ter gehoor gelcit is. Het zy dit dan gebeurt zy ten tyde van Xerxes , of van zynen zoon Artaxerxes, dat raekt de hiftorie niet, in welker by- zonderhedcn alle de fchryvers overeen- komen. Themiftokles befteedde het jaer, hem van den Koning toegeftaen, in het leeren der tale en fpraek der Perfia- nen, en dat met zulk eene vlugheit en wakkerheit, dat men van hem zegt dat hy met veel meer bequaemheit in het Per- fiaenfch een rede voerde dan zy konden doen , die in Perfie geboren waren. Als ondertuflchen rugtbaer wiert dat The- miftokles in de ftadt gekomen was, had Mandane, dochter van Darius , en volle zufter van Xerxes, van hare kinderen be- rooft, toen Themiftocles de Perfiaenfche vloot geflagen hadt, zich in den rou ge- kleedt , en den Koningh te voet vallende hem gebeden, dat hy Themiftokles wilde doen ftraffen: het welk van haren broeder niet kunnende verkrygen had zy de voor- naemfte Perfianen daer om aen geweeft, eneindelyk de gemeente opgeftookt om hem ter ftraffe te vorderen. Hier op was een oploop ontftacn, om welken te ftillen de Koning gezegt had dat hy ecne Raeds- vergadering van de grootften des Ryx aenleggen, en zich naer het befluit der zelve gedragen zou. Tot het bereiden hier van was veel tydts genomen, zoo dat Themiftocles ondertuflchen gelegen- heit kreegh van de Perfifche tale te bezit- ten j waer van hy zich daerna bediende in de befchuldigingen, die over hem gin- gen, te wederleggen, waer door hynaer het verhael van Diodorus alle fchade en fchande ontging. De Koningh zelf zich verheugende in de behoudenifle des mans, befchonk hem ftatelyk , en hielt hem in zulk eene.waerde, dat hy hem deel gaf aen de jagt, en de vermakelykheden van 't Hof, ook toegangh tot zyne Moeder, met welke hy naer men zegt gemeen- zaem was , wordende ook door laft des Konings in de wetenfchappen der Magi of Perfiaenfche Wyzen onderwezen. De Koningh begeerde ook dat hy eenen lan- gen Perfiaenfchen rok zou dragen, en gaf hem eene der edelfte,fchoonfte, zedigite, en deugtiaemfte vrouwen uit Perfie ge- fproten ten huwelyk. Ja dat meer is hy fchonk hem geheele fteden , als Lampfa- Groote cus, dat hem zynen wyn} Maenefie, dat?efcben"
é-^ëë J ä Ji °r ken van broeit} Myuns , dat hem toefpys; en jen Êï-
Palaefcepfis en Percope, dat hem kleede- nïngaen
ren en dexel verfchaffen zoude. Dit ee- Ôç«çß-
tui-ftokki·
|
|||||||||
Themiftocles geroken hebbende dat
binnen Ephcfus, of gelyk Plutarchus wil, te Cume hem lagen gelegt wierden van de bewintfluiden dcrzeezaken, Ergoteles inzonderhcit , en Pythodorus , omdat Xerxes tweehondert talenten op zyn hooft Hy be- gezet hadt, begaf zich naer Ege, een geeft zich ibdt in Eolic, daer hy ter herberge ging naer Ege. ^y Nycogenes (Diodorus noemt hem Ly- fitheiues) eenen vrient van Xerxes, als die dezen Koningh met zyn ganfch leger in het doortrekken ter maekydt heerlyk onthaelt hadt. Dees medelyden hebben- de met den ftaet, waer in Themiftocles was , nam hem in zyne befcherminge, dogh weigerde hem in 't eerftop zyn ver- zoek by den Koningh te brengen , met voorgeven dat hy aen het hof komende gewiiïèlyk in zyn doot loopen zou, omdat hy den ftaet van Perfie zoo doodelyk be- nadeelt hadt. Maer naderhant begrypen- de dat het nutbaerzou zyn voor hetRyk, ftondt hy hem zyn verzoek toe , en hier op eenen wagen hebbende doen vervaer- digen overdekt met zeilen en kleederen, in hoedanige gemeenlyk de vrouwen en byzitten des Perfiaenfchen Konings ge- voert worden, zette Themiftocles daerin, en bragt hem veiligh by den Koning, (a) De meefte fchryvers houden het daervoor dat Themiftocles terwyl Xerxes regeerde in Afie is overgegaen. Maer Thucydidcs getuigt dat het is gewecft in het Ryk van Artaxerxes, met welken fchryver , als die naeft aen die tyden geleeft heeft, over eenftemmen Charon de Lampfacener by Plutarchus op de gemelde plaets, en C. Nepos in het Leven van Themiftocles. Nycogenes of Lyfitheides in 't heime-
iyk met den Koning over Themiftocles gefproken hebbende kreegh hem zoo verre dat hy beloofde hem geen leet te zullen doen. Maer Thucydides en uit hem Nepos verhalen dat Themiftocles eenen brief vooraf aen den Koning zond, waer in hy toonde , hoe hy gcnootzaekt ware geweeft 'de wapens op te vatten te- gen des Konings vader , en zyn eigen va- derlant te befchermen , maer dat hy ook na den flagh by Salamis den zelven door brieven gewaerfchuwt had, hoe men toe- leidde om de brug, die hy over den Hel- lesfpont gcflagen hadt, te breken , waer door hy van zyne vyanden omcingelt zou zyn geweeft , maer nu door deze waer- fchuwing van alle gevaer verloft was. Wat hem aenging, dat hy nu van ganfch Griekenlant gejaegt zynen toevlucht tot den Koningh nam, wiens vrientfchap zoo hy kon verkrygen, zou hy toonen dat hy hem geen minder vrient was , als zyn va- der eenen dapperen vyant aen hem gehadt hadt. Dat hy middlerwylen op den Ko- ning verzogt hem een jaer tyts te willen («) vid. Diod.Sic. 1. c. Plut. L cit.
|
|||||||||
REIZEN.
|
||||||||||||||||||||||||
*75.
|
||||||||||||||||||||||||
tuigen by Plutarchus («) uit Zyzicenus, Ne-
anthes , en Phania. Diodorus en de drie andere fchry vers verhalen dat de drie eerfte fteden hemmaer gegeven zyn,Lampfacus namelyk, Myuns en Magnefie ,daer hy ook geftorven en niet verre van de ftadt met een ftatelyke graftombe vereert is, wordende daerenboven nogh een pronkbeek tot zyner eere op de markt opgerecht,waer van de ge- dagteniflè ten tyde van Diodorus, Nepos,en anderen nogh levendigh geweeft is. Daer zyn'er ook , die gefchreven hebben dat hy wanhopende de dingen te zullen uitvoe- ren , waer van hy den Koningh fmaek gegeven hadt, nochte kans ziende om Griekenlant onder zy η gewelt te brengen, boot van van zelf vergif, of, als anderen zeggen, ThemiT- itierenbloet ingenomen heeft, en dus aen |
||||||||||||||||||||||||
noemt, een man zeer getrou aen zynen Afgryfiyk
Koningh, ingenomen. Boges nu ziende beiluit, dat'er geen lyftogt meer in de ftadt was, ftak een groote houtmyt aen , fmytende daer op zyne kinderen, gemalinnc , by- zitten, en huiigenoten : gelyk hy vervol- gens al het gout en zilver dat in itadt was* in de rivier Strimon van de muren afworp. Waerna hy ook zich zelven in 't vier worp, opdat hy by den Koningh niec rnogte verdagt zyn van uit vreeze in het leven gebleven te zyn. Weshalven Xer- xes ook zeide dat'er niemant buiten Boges een braef man was, latende niet af van hem ten hemel te verheffen , en doende zynelrinderen4dieovergebleven waren,de grootfte eerampten onder de Perfen beklee- den.(f).De vloot wyders zeilde naer Carie, daer veele zeefteden gefticht uit volkplan- tingen der Grieken van de Perfen waren af- gevallen : andere van inboorlingen bezeten, maer door Perfiaenfche bezettingen bclaft, nam Cimon met gewelt in. Carie t' on- Carie en dergebragt hebbende pleegde hy het zelve kycie in Lycie, kneuzende de mngtdes Konings ι'°ίί~* dermaten,dat men in kleen Afie vanIonieSe ra£f' tot Pamphylie toe geene Perfiaenfche wa- pens vernam. De Perfen ondertuflehen KryA*· |
||||||||||||||||||||||||
tocles.
|
||||||||||||||||||||||||
zyn einde gekomen is. Maer de getuige-
nis van Thucydides, Diodorus , en an- deren weegt zwaerder. Deze houden altemael ftaende dat hy te Magnefie in het LXV jaer zyns ouderdoms aen eene ziek- te geftorven is. (b). Deze gefchiedenis van Themiftocles hebbe ik hier moeten aenhechten , eenfdeels, omdat ze voor een groot gedeelte de zaken der Perfen behelft , en hunne zeden aenwyft , ten |
||||||||||||||||||||||||
anderen ook vertoont dat de dapperheit worvenlantvolk uit hunnen eigen lantaerrj
|
o
der Per- |
|||||||||||||||||||||||
en reedden uit Fenicie, Cyprus, en Cili- fe,
|
||||||||||||||||||||||||
weeft is. Want zoo wy Plutarchus (c)
gelooven, heeft de Koningh by zyne vrienden zyne vernoegingh getoont over de aenkomft van Themiftocles , en Godt gebeden , dat hy zyne vyanden altydt wilde die gedagten ingeven , dat ze hun- ne braeffte luiden altydt wechjoegen. Ja men voegt'er by dat hy op eenen nacht driemael in zynen droom heeft uitgeroe- pen : Ik heb Themiftocles den Aihener. Wyders kreegh Xerxes na de doot van
Pauianias, en het ontdekken zyns ver- raeds eenen anderen oorlogh door de Grie- ken op den hals, in het derde jaer der LXXVII Olirnpiade, na de feheppinge der werrelt volgens rekening van Helvicus in het 3480, ofalsSamfon rekent (d) in het 35*5f als te Rome burgermeefters waren P. Valerius Publicola, en C. Nau- tius Rufus. Want als alle de Griexe fte- den het gebiet aen Athenen opgedragen hadden, heeft Cimon, de zoon van Mi 1- tiades, met een vloot van 200 roei-en 100 lonifche fchepen in zee geftokenzyn- de om de Perfen te beoorlogen, hunne Krygsmagt in Tracie vernielt, en de ftadt Eione , gelegen aen de rivier Strimon* die onder het gebiet ftondt van eenen Bo- ges, of Β ut es , gelyk Plutarchus hem |
cie fchepen toe. Tot algemeen bevelheb-
ber over het leger weit naer het verhael van Plutarchus (ƒ) uit de getuigeniffè van Ephorus, Pherendates, zoon van's Ko- nings broeder, of, gelyk Callifthenes, wil, Aryomandes , de zoon van Gobryas, geftelt. Tot Amirael over de vloot wert, volgens den zelven Ephorus, Tithraufte3 gekorcn,dien Diodorus (g) eenen baftaerc van Xerxes noemt. Dat de Perfiaenfche vloot zeshondert,
gelyk Ρhanodemus gefchreven heeft, en driehondert en vyftigh fchepen, gelyk Ephorus meldt, fterk geweeft is, heeft Plutarchus in gefehrift nagelaten. Maer Diodorus tekent aen dat de Perfen drie- hondert en veertigh , en de Atheners tweehondert en vyftigh fchepen gehadt hebben. Cimon dan verwittigt dat de Perfiaenfche vloot by Eurymedon , een rivier in Theflalie , op anker lagh om de Fcniciaenfche fchepen, die van Cyprus ftonden te komen , af te wachten , is in zeegeftoken met voornemen om de vyan- den , indienze 't gevecht zochten t'ont- gaen, met gewelt aen te taften. Der- halven in gevecht geraekt zynde by My- cale, heeft hy veele fchepen der Perfianen befchadigt en vernielt: en meer dan hon- dert zyn'er met het fcheepsvolk zelf in handen der Atheneren gevallen, De 0- Mm 1 verige (e) Vid. Herod. 1, vri. c, 107. Plut. in vita Cm
mon. T. I. op. p. m. 481. (ƒ) 1. c. p. 48Ö.
(g) 1. c. p. 46. edit. Wèch. fe« p. 273. euïr.
Stephan. |
|||||||||||||||||||||||
(a) 1. c. conf. Athen. 1. 1. p. m. 29.
{b) Vid. Thuc. 1. c. p. m. 45. Diod.Sïc. I. c. C.
Nep. 1. c. Plut, 1. c. p. 127. feqq. Valer. Max. 1. v. c..3. coll. lib. vin c. 7. Confer Cicer. in Bruto fegtn. XI. & Phyloftr. Icon. 31, (t) 1. c. p. 126.
(n) Clu·. Cath. P. iv.
|
||||||||||||||||||||||||
176 CORNELIS de BRUINS
verigezich met de vlucht naer Cyprus I nen dagh ,, de glorie van Salamis, inden
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
geredt hebbende is het krygsvolk
houden aen lant gekomen, maer de fche- pen van alle verweerders ontbloot zyn in handen der vyanden gevallen. Cimon |
||||||||||||||||||||||||||||||||||
fl
|
agr
vecht te lant overtroffen, en den Koning Xerxes in die engte gebracht,dat hy dien |
|||||||||||||||||||||||||||||||||
vrede, die zoo fchandclyk voor hem, alsj^"""^.
roemruchtigh voor Griekenlant was, moil de voor maken, waer by hy verbonden wert zich Xerxes. zooverre van de Griexe zee te onthouden, als een paert op een dagh loopen kon, nochte hem vryftont tuifchen de Cyanec- fche en Chelidonifche eilanden eeriig oor- logfchip te hebben. Plutarchus brengt wel by dat Callifthenes gezegt heeft, dat Xerxes dit niet is nagekomen volgens een aengegaen verbont, maer uit vrees dezer verwinning : maer hy zegt zelf dat onder de Befluiten des volks van Craterus by een gehaelt, een affchrift van dit verbont, waer uit de waerheit der zake bleek, ge- vonden wort. Men kan hier van bericht krygen by (a) Plutarchus , by Diodorus (b) , by Thucydides (c), by Nepos, (d) by Polienus (e) en Juftinus (ƒ). Dezen oorlogh tegen Griekenlant dus Xerxes
ongelukkigh afgeloopen zynde , begonva" æ^ðå Xerxes, te voren de fchiik der volkeren, tenver." zelf by de zynen in verachtingete geraken, agt. Want Artabanus, niet de vaderlyke oom van Xerxes , maer de Overfte zyner lyf- wacht (Ctefias noemt hem (£) Arta^anm^ en den zoon van Artafyras > en Diodorus zegt dat hy een Hyrcaner van geboorte was, en veel by Xerxes vermogt) ziende dat 's Konings agtbaerheit dagelyx afnam, begon hope te fcheppen van aen het Ryk te zullen geraken , en daerom eenen aen» flagh te fmeden om den Koningh van kant te helpen. Hy maekte zyn voornemen bekent aen Spamitres, of Afpamitres (Dio- dorus noemt hem Mithridates) die ook zelf in groot aenzien by den Koningh was. Ariftoteles ö) verhaelt dat Artabanus deze gedagten genomen heeft, omdat hy van Xerxes gelail Darius aen een kruis te hechten , zyn gebodt niet gehoorzaemt hadt, en daerom voor zyne gramichap vreesde. Wat'er van zy, Artabanus treedt op eenen avont met zeven zonen, altemael ftoute en dappere luiden , in 's Konings Paleis, dat hem uit inzicht van vrientfehap altydt open ifondt, en den Koningh om-zynd0ot, gebragt hebbende gaet hy zyne zonen, die zyn voornemen in den wegh waren , met loosheit aen. Want Xerxes had drie |
||||||||||||||||||||||||||||||||||
f Krygslift
vnn Gi- |
||||||||||||||||||||||||||||||||||
ro uu
|
ziende dat zyn volk gezwollen was van
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
moedt,groots opzyne kragten,envolbe- :
trouwen op de overwinning, ook verhit uit den verfchen fchecpftrydt,zet alle dedap- perften der zynen op de Perfiaenfche wy- ze gekleedt en met hoeden van dien lantaer t gedekt in de bemagtigde fchepen.De Perfen ziende deze fchepen aenkomen beelden zich in dat'er een nieuwe vloot van Perfianen aenquam , bedrogen door het maexel der fchepen, en den Perfifchen toeftel en ge- waedt. In dezen waen ontfangen zy dé Atheners als hunne vrienden. De nacht gevallen zynde zet Cimon het krygsvolk aen lant, dat als vrienden in het leger ont- Slachting fangen al doot floegh wat hun voorquam, onderde en Pherendates zelf in zyn tent overvallen Perfen. nederfabelde > waer op het voorts alle de Perfen door zulk eenen onverwagten over- val verraft en verfchrikt op de vlucht dryft. De Perfen waren met zulk een verbaeftheit bevangen, dat de meeflen niet eens wiften, wie de genen waren, die dus in hun leger quamen vallen. Want zich latende voorftaen dat de Grieken geen lantlegerhadden,meendenzydatze van de Piilden, hunne nagebueren , die al lang op hen gebeten waren, gewapender hant aengegrepen wierden. Hier door gebeur- de het dat veele zich ter vlucht begeven- de naer de Griexe fchepen, die ze voor die van hunne bontgenooten aenzagen, flaverny vielen. Onder de overige wert een groote nederlaegh gemaekt: macrals de dikke duiftemis van den nacht gevallen was, heeft Cimon een toorts doen aenfteken om te ftrekken voor een teken van aftogt voor de foldaten , opdat hun vlammende op den buit geen onheil wedervaren zou- de. Zy begeven zich dan akemael weder naer de fchepen, en daer ter plaets des an- deren daegseen zegetekenopgerecht heb- bende , keerenze weder als in triomf naer Cyprus,hebbende op eenenen zelvendagh twee overfchoone verwinningen, deeene te lant, de andere ter zee behaelt. Cimon hierna hoorende dat tagtentigh Fcniciaen- fche fchepen,die in 'tgevegt niet geweeft |
||||||||||||||||||||||||||||||||||
waren, gemaert lagen by de kaep Hydrus,
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
zeilde met de vloot daer na toe , en over-
rompeldeze altemael, hebbende hunne |
zonen, Darius, Artaxerxes,en Hyftafpes.
Darius de oudfte en Artaxerxes dejongfte |
|||||||||||||||||||||||||||||||||
Overften van het groot leger niets zekers
|
waren beide aen 't Hof: maer Hyftafpes
de middelfte van hun was toen afwezende |
|||||||||||||||||||||||||||||||||
vernomen. Hier bleef het grootfte ge-
deelte dezer menfehen of voorvechters. Buiten 540 roeifchepen , die hier bemag- tigt werden, werden'er in deze flagen meer dan twintigh duizent menfehen ge- vangen, en een groote meenigte van geit verovert. Dus heeft Cimon, als een dap per heltjverwinnaer in twee flagen opec |
||||||||||||||||||||||||||||||||||
in
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
U) 1. c
(b) 1. c.
(c) 1. é. ñ. m. 36.
(d) 1. cit.
(() 1. I. Strateg.
(ƒ) 1, 11. c. ultim.
U) Segm. io.
(*) 1. V. c. 10. de Rep.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
adrn.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
opt.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
in Zyne Lantvoogdye van Ba6tra. Xerxes! vader gedoot, hoe Zyn broeder uit val
dus gedoot zynde gaet Artabanus terwyl. fchen aiU*»,»,,™, 7 UJÜCUU U1C val-
|
||||||||||||||||||||||||
h
|
||||||||||||||||||||||||
, ° _i ,. 7 . Ñ . ^
|
was, erT hoe hem nu eindelyk zelf ook
lagen gelegt wierden. Hier uit, zegt Ctefias, is het gebeurt dat Artabanus is omgekomen door dezelve doot, die hy Doot van Artaxerxes bereit had. Maer JuftinusArtaba" verhaelt uit Trogus dat Artaxerxes be-" vreeft voor het getal der zoonen van Ar- tabanus het leger beval des anderen daegs in de wapenen te verfchyncn, als willen- de het getal des krygsvoJx monfteren, en de dapperheit en bedrevcnheit van yder foldaet in het byzonder beproeven. Toen zou Artabanus onder de overige foldaten daerby geftaen, en de Koning zich hou- dende of hem zyn harnas te kort was, hem belaft hebben het zyne uit te trek- ken en met dat van den Koning te willè- len. Hier op zoude Artaxerxes hem dus bloot ftaende doorfteken, en zyne zoonen by den hals doen grypen hebben. Hier opontftont, zoo als Ctefias verhaelt, een fcherp gevecht tuflchen de vloekverwan- ten, en de overige aenhangelingen des Konings, waer door drie zoonen van Ar- tabanus iheuvelden,en Megabyzuszwaer- lyk gequeft wert: welk ongeval door A- mytis en Rhodogune, zyne Gemalinnen , ja door Artaxerxes zelf en zyne moeder Á „„Ë-:- _...... '
|
|||||||||||||||||||||||
naer Artaxerxes, dien hy wysmaekt dat
Darius het ryk bemagtigt en zynen vader hadt omgebragt. Waerom hy hem riedt zorge voor zich zelven te dragen, om uit laf hartigheit geen flaef te zyn van zynen broeder,en dezen vadermoort door broe- dermoort te wreken , hem de hulpe der Koningklyke trawanten toezeggende. Juftinus (a) en Diodorus ö) verhalen dat Darius flapende gevonden, als hielt hy zich maer of hy iliep, van de trauwanten gedoot is. Maer (c) Ctefias zegt dat Da- rius, of anders Dariaens van Artabanus by Artaxerxes gebragt, en onder een luidt geroep en betuiging dat hy geen Vader- moorderwas, omgebragt is. Artabanus dus het Ryk bemagtigt heb-
bende heeft Artaxerxes zoo wel als Darius lagen gelegt. Want Diodorus verhaelt dat hy den oudften zoon van Xerxes om- gebragt hebbende hier op zyne zoonen by een geroepen hadt, hun aenzeggende dat de tydt nu geboren was om het Ryk te aenvaerden. Dat hy hier op Artaxerxes met uitgetogen zwaerde gequetft hadt : maer dat deze een lichte wonde gekregen hebbende, zich dapperlyk tegen den aen |
||||||||||||||||||||||||
vallerverwem,enhemeendoodelykewond Ameftrisgrootclvx betreurt té Evenwel
|
||||||||||||||||||||||||
^?&^£?Ê.™^M^
|
||||||||||||||||||||||||
is,dat dit laetfte ichelmftuk nietaenftonts,
|
||||||||||||||||||||||||
Arts ApoUonides Cous, die^zich
pynde om hem te regt te brengen, |
zeer
Af- |
|||||||||||||||||||||||
maer na verloop van eenigen tydt van
|
||||||||||||||||||||||||
Artabanus bedreven is. Want Ctefias (d)
getuigt dat Artabanus, vreezende dat de Grooten om het Ryk zouden twiften, in het vloekverwantfchap acngenomen heeft Megabyzus, by Juftinus genoemt Baca- bazjus^ den zoon van Zopyrus , en zoons zoon van Megabyzus , eenen der zeven ombrengers van den Magus ,gc\yk uitHe- rodoot blykt (e). Eufebius(/) noemt de- zen Artabanus den zeilen Koning der Per- fen, zeggende dat hy zes maenden het gebiet in handen gehaat heeftj die Abul Pharajus zegt dat gerekent worden by de jaren van Xerxes of Ahafuerus. Vervol- gens blykt, bedrieg ik my niet, dat Ar- tabanus meer dan een half jaer langh, om de minderjarigheit van Artaxerxes , het gebiet beheerfcht, en een voornemen ge- ïmeed heeft van hem om 't leven te bren- gen. Want Megabyzus al te voren zich |
pamitres , of Mithridates de Gefheden
die aen zyns vaders doot deel gehadthadt, wert door een wreede ftraf tuflchen twee ichuiten met zware tormenten aen een zyde geholpen. En dus heeft de over- brave jongeling Artaxerxes zyns vaders Mariaf- doot gewroken,en zich te gclyk van Ar-tisheit tabanus lagen bevryt, die met geen regt™"^ onderde Koningen van Perfic kan gere- kent worden. Wyders getuigen Diodorus, Eufebius,
en anderen dat Xerxes XX jaren het Ryk bezeten heeft. Van zynen perfoon en aert wort by de fchryvers op verfcheide wyzen, gelyk het gemeenlyk gaet, ge- fproken. Wat zyn uiterlyke gedaente betreft, Herodoot zegt dat in zyn ganich 7 leger , dat uit zoo veel duizenden vanScme" menfehen beftont, niemant gevonden is, die in fchoonheit of kloekheit van lichaetn tegen Xerxes zelf opmogt, als waerdiger om dat Ryk te beheerichen. r>). Zyn grootmoedigheit blykt zelf hier uit, datZyn hy Sperthies, zoon van Aneriftus, engr°°t- Bules, zoon van Nicolaus, beide Spar-moed'8* tanen, die zich van zelf hadden aenge-héil' boden om door hunne eige ftraf, die hunne ftadt anders verdient had, aen Xerxes,Darius zoon,voldoening te geven voor dat de Lacedemoniers de Gezan- Mm 5 lcn (i) Vid. 1. vu. c. 1*7.
|
|||||||||||||||||||||||
quellende, om het overfpel, waer van hy
zyn vrou Amytis, Xerxes dochter, be- fchuldigt had, die van haren vader, toen hy in 't leven was, deswegen zwacrlyk beftraftwas, heeft de zaek aen Artaxer- xes ontdekt, hem verhalende hoe zyn (ë) 1. iir c. r. «fll ',·.c· Ñ' 2?i- ed' StePh· ftu P- S2 ftq- edit.
Wechelianae. (e) I. c. Segm. 29.
(d) Segm. 30.
(e) I.3. c.ult.
if) P. I. Chronic. p. 31. & P. H. p. iji.
|
||||||||||||||||||||||||
178 CORNÊLIS de BRUINS
|
|||||||
ten voordezen by Spatte hadden omge-
bragt, niet alleen geen leet gedaen, maer hun in tegendeel Hit grootmoedigh ant- woort gegeven heeft: Dat hy niet gelyk zou zyn aen de Lacedemonieren , die door het ombrengen der Gezanten het regt aller volkeren hadden verkragr.noch- te het gene doen dat hy in hun berifpte, zynde niet van meeningh door hun doot de Lacedemonieren van fchult te bevry- den, (a) Ik meen ook dat het vertrou- Zyn ver- wen van xerxes hier uit te befpeuren is, trouwen. ^ ^ ^ verfpieders der Grieken ,van de zynen gevangen , niet heeft willen bele- digt hebben, maer laft gegeven heeft hen, na dat ze al het leger doorzien hadden , vry en vrank te laten gaen: gelyk hy ook de fchepen met koorn geladen, die uit Pontus naer Griekenlant quamen, als zyn volk die wilde onderfcheppen en pionde- ren , vry heeft laten varen door den Hel- lefpont. Dit getuigt dezelve (b) Hero- doot: maer Juftinus (gelyk het fpreek- woort zegt, deze pryft hem , en die lackt hem) in tegendeel befchryft Xerxes heel anders. Wyders, zegt hy , als wen den Koning aenmerkte, was niet de Forfi , maer de rjkdom te verwonderen: waer van zoo groot een overvloedt in zyn Ryk was^dat, fcBoon de meenigte zyner onderzaten geheele rivieren uitdronk , egter nogh Koningklyke fchatten overbleven. Wat hem belangt, hy was altydt de eerfle in 't vlttgten , en de ag- terfle, als *t op een vechten ging , vreesagtigh in gevaren; opgeblazen als'er mets te vreezen was i en eer hy noch uit zyn Ryk ging , niet wetende wat oorlogen was, fteunde hy op zy- ne hragten^ makende·, als gezagh hebbende over de natuur,de bergen tot valleien^ en de flrompeligheit der valleien gelyk, floegh brug- gen over eenige Zeen , en letdde ook eenige zeen tot gerief der fiheepvaert korter om. (c) Indien dit waer is, dunkt my niet dat het wonderteken verdicht is, dat naer het verhael van Herodoot (d) onder andere diergelyke aen Xerxes, toen hy met zyn leger naer Griekenlant optrok, verfche- nen is, als wonder op zyn bedryf paffen- de. Want hy verhaelt dat in dien zelven tydt een merry eenen haes ter werrelt bragt. Om dan niet te fpreken van Artabanus , die het Ryk als een rooveraengreep,volg- de als wettige erfgenaem van Xerxes in het Ryk VI. ARTAXERXES, gezegt
LANGHANT. Deze Vorft heeft den bynaem van
Langhantgekregen, om dat zynregterarm langer dan zyn flinke was, gelyk Plutar- chus in het Leven getuigt van Artaxerxes (á) Vid. Herod. 1. c, c. i34feqq. ufque adc, 137
(b) 1. c. c. 146. fequent. (<■) Vid, 1. 11. cap. jo. («0 1. c. c. 57· |
|||||||
MnemonO). Dezelve fchryftdat hy in
zachtzinnigheit en grootmoedigheit uit- ftak. Nepos getuigt (ƒ) van hem dathy ruftigh en overfchoon van gedaente was , die hy luider byzette door eene ongeloof- felyke krygsdapperheit, kunnende nie- mant der Perfen in deze deugt by hem halen. Hieronymus Henninges (g) heeft dezen Artaxerxes ook den naem van Da- rius gegeven, wanende dat op dezen ook pafte het geen Strabo boven bygebragt van de ongemeen lange handen of armen van Darius Hyftafpes zoon gezegt heeft. Met hem hout het ook Samfon (h). Maer als men de bygebragte woorden van Stra- bo met opmerking inziet, zalblyken dat hy fpreekt van dien Darius, die de eerfte der Perfiaenfche Koningen fchattingenin- gevoert heeft. En die was niet de zoon van Xerxes , maer van Hyftafpes. Ik heb'er evenwel niet tegen dat en Darius en Artaxerxes fchoon van gedaente mogen geweeft zyn, en lange handen gehadt heb- ben, fchoon Strabo dat niet duidelyk van Artaxerxes verhaelt, Anders vertelt hy uit Xanthus denLydier,die met Artaxerxes in eenen tydt gekeft heeft, dat'er by zynen tydt een groote droogte geweeftis,zoodat geheele moeraden, rivieren en waterput- ten uitdroogden. (»') Artaxerxes nu aen het Ryk geraekt zyn-
de' in het eerfte, of, gelyk anderen wil- len , in het tweede jaer der LXXIX O- limpiade (k), ftraftede genen die fchuldig waren aen zyn vaders doot, en ftelde or- de op de zaken des Ryx, voor zoo veel de gelegenheit des tydts lyden kon. Want de Lantvoogden, aen welker genegenheit tot hem hy twyffelde, zette hy af, en anderen, die hy bequaemft oordeelde, in hunne plaets. Daerenboven liet hy zich ter harte gaen de zorge der tollen, krygs- benden, en toeftel des oorlogs: en einde- lyk zyne geheele regeringe fchikkende naer het voorfchrift der billykheit baerde zich by de Perfen een groot gezagh. (/) Dogh in het begin zyns Gebiets vielen de Bactrianen van hem af, daer toe aen- gezet door zekeren anderen Artabanus. Hy beftreedt hen in 't eerft met gelyke kans: maer in het tweede g'evegt had hy een voordeel op hen doordegunftvanden wint, dien zy vlak·in 't gezicht hadden , en dus hen overwinnende bragtze onder zyne gehoorzaemheit. (m) Ook vielen de Egiptenaers van hem af,
die alle Perfianen uit het Ryk gedreven hebbende, eenen Inarus, zoon van Pfa- me·*
(<?) T. 1· op. p. m. ion.
(/') de Regibus. (l) T; i.Theatr. Geneal. p. 166.
(h) P.IV· Chron. Caihol. fub Á. M. 3541. (/) Vid. 1. 1. p. m, 49. (^)Period. Julian. 4251. (i) Vid. Diod. Sic. 1, c. p, 179. edit. Stephan. feu
p. 54. Wechclian· (m) Vid· Ctefias fegm. 31.
|
|||||||
REIZEN.
|
||||||||||||||||||||||||||
ϊ?ξ>
|
||||||||||||||||||||||||||
metichus, gelyk Herodoot en Thucydi-
des verhalen, die gebiet voerde over de Lybiers , naburen van Egipten uit de ftadt Maren, die boven Pharos gelegen |
||||||||||||||||||||||||||
bragt in het Atheenfche lant vallen zou.
den, devyanden van Egipten af zou dry ven. Maer als de Lacedemoniers het gek niet Wilden ontfangen ,nochte ooren leenen aen de andere verzoeken der Perfen, heeft Me- |
||||||||||||||||||||||||||
IS
|
||||||||||||||||||||||||||
·" tot hunnen Koning kozen. By Ina
|
||||||||||||||||||||||||||
raffigh geweft van Eeioten. als Koning
|
||||||||||||||||||||||||||
beheerfchte. Hy trok ook door Gezan-
ten tot zich de Atheners, die toen by a- vontuur by Cyprus tegen de Perfen met twee hondert fchepen, zoo van hun, als van hunne bontgenooten , oorlogh voer- den. Deze befloten de Égiptenaars met drie hondert roeifchepen te helpen, en Cyprus eindelyk verlaten hebbende , zyn ze den Nyl opgevaren met twee hondert fchepen, en dus meefter geworden van de rivier zelve, en twee deelen van Mem- phis, ftormden langen tydt op het der- de, de witte Muur genoemt, het welk de Meden en Perfen, die daer na toe ge- vlucht waren, en het overige der getrou geblevene Egiptenaren, verweerden. Cte- fias verhaelt O) dat de Atheners maer veertigh fchepen naer Egipten zonden. Artaxerxes een leger op de been gebragt hebbende van drie hondert duizent man zoo te voet als te paert, zond Acheme- nes zoon van Darius, en vollen broeder van Xerxes (b), om Egipten te herwin- nen. Ctefias noemt dezen t'onregt den broeder van Artaxerxes. Hy vertelt ook dat de Koning, in den wint ilaende de vermaningen zyner vrienden, die hem dezen togt afrieden, hem naer Egipten gezonden heeft met vier hondert duizent voetknegten, entagtentigh fchepen. De- ze ter quader ure met de vyanden hantge- meen geworden wert geflagen, en fneu- velde aen een wonde hem van Inarus toe- gebracht. Zyn lyk weit naer Artaxerxes gevoert. Het grootfte gedeelte des legers wert in de pan gehakt: de overigen, die zich door de vlucht geredt hadden, wor- pen zich in den genaemden Witten Muur. De vloot De Perfiaeniche vloot wert door de Athe- dn· Per- neren onder het beleit van Charytemides, J^sefla* hunnen Amirael , overwonnen. Want van vyftigh fchepen der Perfen zyn'er twintig met het volk dat zy op hadden , genomen, en dertigh vernielt.(c) Artaxerxes verwittigt van de nederlaeg
der zynen heeft eenige zyncr gemeenzame vrienden, gelyk Diodorus meent, of lie- ver Megabyzus, gelyk Thucydides wil, eenen Perfiaen van geboorte, en wellicht den zoon van Megabatus, van wien ge- wagh is by Herodoot (d), naer Lacede- |
het geit, dat hy nogh overigh hadt, met
zich in Afie te rugh gebragr. Artaxerxes dus verfteken van de hoop der hulpe, die hy by de Lacedemoniers gezogt hadt, werft weder een ander leger, en geeft het gebiet daer van, zoo als Cteilas wil, al- leen aen Megabyzus, maer, zoo wy Dio- dorus gelooven, aen Artabazus en Mega- byzus, twee beroemde mannen onder de Perlèn. Ctefias fielt (e) dat de Perfen twee hondert duizent voetknegten , en daerenboven nogh drie hondert fchepen gehadt hebben , van welke vloot zekere Orifcus Amirael was: maer Diodorus be- weert (f) dat zy meer dan drie hondert duizent ruiters enfoldaten, en drie hon- dert fchepen, uit Cyprus, Fenicie, en Cili- cie, by een gehadt hebben. Van wien ook Ctefias niet zeer verfchik , voegende op dezelve plaets daer by, dat buiten de fchepen de overige meenigte opgerekent zynde een getal uitmaekte van vyf hon- dert duizent mannen. Thucydides be- paelt het getal niet, maer verhaelt alleen dat Megabyzus met een groot leger te ant voortgetrokken zynde door Syrië en enicie in Egipten gekomen is. De vloot ok aen de zyde der zee omgevaren quam oor Memfis, Dus werden de Atheners n Egiptenaers, en andere hunne bontge- ooten , verfchrikt door de acnkomft der erfen, gedwongen het belegh van den itten Muur op te breken. En fchoon e Perfen voorzichtigh het gevecht fchuw- en, en door krygskunde den oorlogh ochten te eindigen , hebbenze nogtans e vloot der Atheneren, die by Profopi- is, een eilant van Egipten , gelegen in en hoek des Nyls, gemeenlyk Delta ge- oemt, {£) op anker Jagh, anderhalf jaer ngh belegert gehouden, en hebben het ilant, met het afleiden der rivier door rachten, tot vaft lant gemaekü. Hier p , verhaelt Diodorus, hebben de E- iptenaers van fchrik bevangen de Athe- ers hunne bontgenooten laten loopen,erj ch met de Perfen verzoent: waer door ze genootzaekt zyn ge weeft hunne fche- n , die op het drooge gehaelt, en wy, rs tot het gebruik onbequacm geworden aren, altcmael te verbranden, opdat ze et in handen der vyanden raken zouden. |
|||||||||||||||||||||||||
mon gezonden met een groote meenigte
|
||||||||||||||||||||||||||
Dezelve fchryver verhaelt dat Artabazus
|
||||||||||||||||||||||||||
van gek, op datThy d^rmiSdXX l^iF9^^ verhaelt dat Artabazus
|
||||||||||||||||||||||||||
loponnefiers, die doorgek hïer toe Itls lcl toe ge"
|
. B--J----wrSrr"»· "«-«««.iiuc uc OVCr-
dappere forsheit der Grieken , die zich
onderling aengemoedigt hadden, om, «Segm. 33. al5
Μ uLï fn ed'S,eph- fcuP· *8 ft11. Wechel.
.,!£"er0d· '· "· C· +'· & S«ph.;rubl,3c voce ft. |
|||||||||||||||||||||||||
Μ Segm. 32.
(t>) Herod. I. vu. c, 97. (c) Vid.CtefiasU.Diod.Sicul.Up.2go ed St feujM6.cd. Wech.Conf.Thu.yd.l. cfp.i! 3 fï,. W 1. vu. c. 97. r ' |
||||||||||||||||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
||||||||||
x8o
|
||||||||||
bleef heerfchen, als die om de woeftenye
der moeraflige boiTchaedje,die de dapper- fte Egiptenaers bewoonden, niet kon overweldigt worden. Inarus ook door verraedt gevangen zynde was aen een kruis gehecht, en vyftigh roeifchepen zoo van de Atheneren als andere bontgenooten, die niet wetende wat tevoren gebeurt wasj aen Mendefium , eenen der hoornen van den Nyl, waren aengekomen , werden te lant van voetvolk , en ter zee van de vloot der Feniciers omringt, zoodat ze, weinige uitgezonden:, vernielt wierden. (e). Dat evenwel Thannyar , Inarus zoon, de lantvoogdye, die zyn vader be- zeten hadt, van den Koningh der Perfèn gekregen heeft, wort door Herodoot (d) verhaek. Megabyzus euvel opnemende dat men
het woort aen Inarus en de Grieken ge- geven gebroken hadt, verzogt verlof om naer Syrië, zyne Lantvoogdye, te mogen trekken j het welk verkregen hebbende zont hy heimelyk eenige Grieken voor uit j en hen kort daer aen volgende viel van den Koningh af. Dus, buiten de rui- tery , een leger van tweehondert duizent man op de been gebragt hebbende, wort hyhantgemeen met zekeren Ufiris,tegen Ihem gezonden met tweehondert duizent man , en hem door de dapperheit zyner zoonen Zopyrus en Artyphius overwon- nen hebbende , neemt hy hem levendigh. gevangen. Want Megabyzus voet by voet tegen hem vegtende kreegh door een fchicht een wonde in de dye : waer op hy zich van dezelve foort van wape- nen bedienende hem in de dye en den fchouderi quetfte j zoodat hy van zyn paert viel. Maer Megabyzus hem heb- bende opgeholpen en wel doen bezor- gen zond hem Artaxerxes daerna, op zyn begeerte , t'huis. Met het zelve geluk dreef hy Minoüanes, of Minoftates, den zoon van Artarius, Lantvoogt van Baby- Ion, en broeder van Artaxerxes, met het leger der Perfen op de vlucht, nadat hy hem in den fchouder gequetft, en met een pyl in zyn hooft niet doodelyk ge- wondt had. Eindelyk maekt hy door be- middeling van Artarius, en op den raet van Ameftris en den gefneden Paphlagon, zynen peis met den Koningh. Hierna met den Koningh op dejagt getogen zyn- de,veldehy eenen leeu,die op den Koningh aenquam,enzichop zyn pooten hadover- end geftelt, met een jagtspriet: waerom de Koning verftoort dat hy een wildt dier had nedergemaekt , eer hy het eenen eenigen fteek hadt toegebragt, hem beval het hooft af te flaen: dogh bewogen door de gebeden van Ameftris en Amytisfchold hy hern dehalsftraf quy t, en verzont hem naer
(c) Thuc- 1. c. pa». 3;.
(d) HU. c. J5.
|
||||||||||
als het gevecht zou aengegaen zyn, niets
te bedryven,dat niet overeen zou komen met de dapperheit in de vorige flagen gc· toont, en afgemeten hebbende hoe groot de nederlaegh van hun volk was, als heb- bende veele duizenden van raenfchen te voren verloren, met die van Athenen een verbont gemaekt hebben op die voorwaer- de dat zy veilighuit Egipten zouden trek- ken. Dus waren de Atheners, zich door hunne eige dapperheit geredt, en Egip- ten verlaten hebbende,door Africa geheel tot Cyrene voortgetogen, en voorts te- gen alle verwagting behouden in hun va- derlant gekeert. Maer Ctefias fchryft dat, een gevegt tuflehen beide de partyen ontftaen zynde , veele van beide de kan- ten , dogh meeft Egiptenaers verflagen zyn, en dat Inarus in zyn dye van Mega- byzus gequetft en op de vlucht gedreven, met Charitimides, en de overige Grieken en Egiptenaren, die behouden uit den flagh geweken waren, naer Byblus, een fterke ftadt op den Nyl gelegen, (a) ge- vlucht is. Megabyzus Egipten dus herwon- nen hebbende ftelde daer tot Lantvoogt Sarfames, of Sartamas. Maer als hem toefcheen dat de ftadt Byblus niet zou kunnen bemagtikt worden, heeft hy met Inarus en de Grieken , waer van'er meer, dan zefduizent overigh waren, een ver- dragh aengegaen met dat bedingh dat hun geen leet van den Koningh wedervaren zoude, en de Grieken,als het hun luftte, weder naer huis zoude keeren. Deze dingen dus verricht zynde reifde hy naer den Ko- ning , dien hy zeer geftoort vond op Inarus. Evenwel verhaek hebbende hoe alles was toegegaen , en hoe hy door de beloften aen Inarus en de Grieken gegeven Byblus bemagtigt had, ruftte hy niet voor dat hy hunne ftraf afgebeden hebbende zyn oog- wit bereikte. Weshalven hy aen het ge- heel leger niet langh daer na liet weten , dat Inarus en de Grieken geen leet zoude gefchieden. Maer Ameftris niet kunnende vergeten het ombrengen van Achemenides, die egter,als Ctefiast'onregt meent,geen zoon van -Xerxes , maer broeder geweeft is, vordert Inarus en de Grieken ter ftraf- fe, en eifcht eindelyk Megabyzus zelf ook van den Koningh op, die in heteerft wel weigerde hen over te geven , maer eindelyk, als ze niet ophielt hem daer om laftigh te valllen, vyf jaren daerna Inarus en de Grieken in haer magt overgaf. Zy haeren wenfeh verkregen hebbende liet Inarus aen drie kruiflen hechten , en vyf- tigh Grieken (want meer hadze'er in haer gewelt niet kunnen krygen) onthalzen. (έ). Thucydides zegt dat Egipten weder onder de magt des Konings quam, uitge- zeit dat Amyrtaeus in de moeraffige kuften |
||||||||||
(<»)Vid.Stephan.in vocc.BïJCmis.
(b) yid· Ctciias fcgm· 54 Sc 35. |
||||||||||
REIZEN.
|
|||||||||||||||
ι8
|
|||||||||||||||
naer zekere ftadt, genaemt Cyrta^ aende
roode zee gelegen. Vyf jaren daerna hier van daen vluchtende , en zich houdende of hy melaets was (want niemant magh volgens de Perfiaenfche zede by zulk een menfcif komen) quam hy t'huis by zyne Gemalin, en ten tweeden male door haer toedoen en hulpe van Ameftris zynen peis verworven hebbende , wert hy van Arta- xerxes aen de Koningklyke tafel toegelaten. Zyndoot.Eindelyk zes en zeventigh jaren out ge- worden ilorf hy tot droef heit zelf van den Koningh, die hem ongaerne mirte. Zyn Gemalin Amytis verliep zich na zyn doot, even als haer moeder Ameftris , ichande- lyk met de mannen. Ook had de Arts Apollonides van Cous,op haer fmoorlyk verheft, als zyt'eeniger tydt wat onpaflè- lyk was geworden, haer gezegt dat zy in korten tydt haer gezontheït zou weaer- krygen , indien zy zich met mannen wil- de vermengen. Door deze konrtenaryc geraekte hy tot zyn oogmerk,maer toen zy de teering krecgh , onthielt hy zich van haer. Amytis dus de doot voor oo- gen ziende , bad hare moeder wraek te willen nemen over Apollonides. Deze ontdekte de ganiche zaek aen Artaxerxes, met wiens toeftemminge zy Apollonides Apolloni- gevat hebbende twee maenden lang zwaer- des ge- jy]c pynjgdeen daer na op den zelven tydt |
|||||||||||||||
ftellen, zeggen den Perfianen eenen nieu-OorlogH
wen oorlogh aen. Cimon uit zyne bal-^ Athe· lingfehap t'huis geroepen, wort Amiraelge^d^" gemaekt over de herftelde vloot van tweePerfia- hondertroeifchepen, waer mede hy naernen· Ciprus overfteekt } daer gelant zynde de fteden Cicium , en Malum inneemt, en de overwonnen beleefdelvk han- delt. * In dat jaer, het derde namelyk derMegaby-
LXXXII Olimpiade, geboodt ivlegaby-zus0vci'' zus de Perfiaenfche troepen, zyn leger ped,?r houdende in Cilicie, Over de vloot van fch'eiaC drie hondert roeifchepen was tor Bevel- «uepen. hebber geftelt Artabazus, die te hulp van de Cipriers trekkende Cimon ont- moette} die in een zeegevecht zeer vele Cimon (chepen in den gront boorde , en hon- *J"e*<fe dert fchepen met al het volk genomen heb-^ren" bende, de overige tot naer Fenicie ver-vloot. volgde. De Perfianen namen met het o- verige gedeelte hunner fchepen de vlucht naer het lant daer Megabyzus met zyn le- ger high: dogh Cimon hen op de hielen zittende zet zyn volk aen lant, en valt de vyanden op 't lyf, alwaer hy een groote ilachting onder hen gemaekt hebbende , wederom met de zynen, naer de fche- pen keerde , en naer Ciprus zylde. Hec ware met dit eilant, en den ganfehen ftaet van Periie gedaen geweeft , indien niet Artaxerxes de nedcrlaeg der zynen verftaen hebbende , op aen raedt zyner vrienden , door bemiddeling van weder- zyts Gezanten in het volgende jaer vre- de op deze harde voorwaerden aengcgaen Was : Dat de Griexe fteden aktmael in -^J'^Vredc- haere eige vryheit en recht souden hebben: verbont Dat gecne Perfiaenfche Lamvoogden op drie tuinen ' daoreinen naer de -i.ee afkomen ·. noch f enig ,' axer";
ι π L η/ /1 j ^ * xes en de
oorlog jchtp binnen Fbajelis en de Cyaneejche Grieken.
eilanden zonde mtloopen mogen. Als dit by
den Koning, en de Krygshoofden geftaefc was, zwoeren de Atheners ook van hun- ne zyde, dat ze tegen de Provinciën van Artaxerxes niets met de wapenen onder- ! nemen zouden. Het verbont op deze voorwaerden gefloten zynde, voerden de Atheners hunne troepen uit Ciprus, heb- bende glory genoeg behaelt uit de ver- winning door hunnedappeiheit verkregen, en door het aengaen van een verbont, zoo zeer tot hun voordeel gefloten, (c). Sedert dien tydt begonnen de zaken der Perièn niet weinig verzwakt te worden , zynde daer uit licht te befeifen, dat, zoo'er ee- nig aenzienlyk , of heerlyk gebouw ge- maekt is geweeft* dat niet aen de vol- gende, maer eerfte Koningen moet toe- gefchreven werden. Daerenboven heeft Artaxerxes de vrient-
Nn fchap, |
|||||||||||||||
ftraft.
|
|||||||||||||||
toen Amytis ilorf, levendigh in de aerde
delven liet. Zopyrus, de zoon van Me- gabyzus, zynen vader en moeder verlo- ren hebbende, nam zyn toevlucht tot die vanAthenen, dien zyn moeder dienft en beleeftheden bewezen hadt, en zeilde met eenigen der zelve naer Caunum, ee- nc ftadt in Carie , hedendaegs la Rofa ge- noemt, en eifchtcde ftadt van de inwoners op. Maer zy antwoordden hem , dat zy bereit. waren de ftadt aen hem over te geven, maer niet aen de Atheneren, die hy by zich hadt. Vervolgens worp zeker Caunier, genaemt Alcides , eenen fteen op het hooft van Zopyrus, zoo als hy onder den muur quam , waer van hy geftorven is. Maer zyne grootmoeder Ameftris liet Alcides daer na aen een kruis hechten. Zy ftorf zelf kort daer op in hoogen ouderdom. Van dit alles doet Ctefias (a) breedt verhael, met wiens woorden die van Herodoot (b) moeten vergeleken worden. Uit het gene hier van Ameftris gezegt
is kan niet bezwacrlyk befloten worden , hoe weinigh haer perfoon , met dien van Ëfther, in de heilige fchriften geroemt, zoo als Scaliger wilde, overeenkomt. De Atheners vervolgens willende wraek
nemen over de nederlagen die zy in Egip- ten geleden hadden, en de overige Grie- ken, die in Afie woonden, in vryheit Cf) Segm. 36. feqq. ufque ad fegm. 43.
(L) 1. lli-cap. uit. ° |
|||||||||||||||
(e) Vid. Diod. Si'cut. 1. XII. p. 292, fcqq. edit.Stcph.
feu p. 73. fcqq. Wechel. Conf.Thuc. 1. c. p. m.}*, Flutarch.ee Nep. in Cimoiie. |
|||||||||||||||
CORNELIS de BJIUINS
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
28l
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fchap die zyn vader met de Argivenge-JDiodorus (e) en Eufebius (ƒ) XL 3 naer
maekt had, onderhouden , («) en The-jde getuigeniffe vanSulpicmsSeverusXLI, miftocles gecftimeert, indien wy Thu- en naer die van Ctefias XLII jaren gere- cvdides en anderen gelooven. Aen j geert hadt. Timagoras den Cretenfer, of gelyk Pha-j By zyne wettige GemalmneDamafpia, |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nias wil, aen Entimus den Gortynier,die
uit naeryver van Themiftocles, om den Koning volgens de Oofterfche wyze te aenbidden,naer Pcrfie getogen was,heeft hy een fchooneruime tent vereert, zenden- de daer by dekens en fpreien , nevens ee- nen man, die ze fpreiden zoude, onder |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
die met haren zoon op eenen dagh ftorf,
heeft hy Xerxes: by Alogune, een Babi- lonifche byzit, Sogdianus of Secundianus: by Cofmartidene ook een Babilonifche, Ochus en Arfites ; en by Andia van Ba- bilonie eenen zoon genoemt Bagapeas, en een dogter Paryfatis, buiten nog dertien |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voorgeven dat de Grieken niet wiften hoe é andere natuurlyke kinderen gewonnen. (?)
ze'er mede omgaen moften. Hy noo- Den troon zyns vaders beklom digde den zelven ook op het mael zyner |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
VII. XERXES de If.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bloedverwanten, dat te voren nok aen ie-
mant der Grieken gebeurt was, nochte ook |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ooit daer na gebeurde, omdat die eer al-
|
Deze zich aen de welluften overgeven-
|
Xerxes
de II. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||
leen aen die van het Koninglyke bloed
gegeven wort. (b). Plutarchus ver- heft den deftigen inborft van Artaxerxes , Zoodat het der moeite waerdig is zyne ei- ge woorden hier te ftellen: Hy %,cide, te weten, dat het Kaningljker was by te voegen dan af te trekken. Hy was de eerfle o]> de jagt onder ^.yngefelfchap, engafvryheit aen die maer wilde den eerflen pyl te fchieten. Hy is ook de eerfle geweeft die inflelde , dat als voorname mannen firajfe verdient hadden^niet hunne lichamen, maer haere ttitgetrokkene Meederen, gouden gegeejjèlt worden : nochte föude men het haer uit hun hooft trekken, maer hm hooftdexel alleen afneemen. Wanneer Saribar%,anes zyn Kamerling hein iets onredelyx vergde, merkte hy dat hy dat deed om hier door te geraken aen de fom- me van duiz.ent Darken, welke /dort van munte hier na uitgelegt werd. Hier op liet hy
van uynen Schatmeefler dezefomme brengen, en aen hem overgeven, zeggende : x.ie daer Sa·
ribarz*anes , ontfangh dit geit. Wam met
u dit te geven ß,áÀ ik geenfims armer i,yn:
maer ik was onregtvaerdiger geweefl indien
ik uw verdoek ingewilligt hadt (c). De-
zelve fchryver verhaelt dat Orontes, Ar- taxerxes fchoonzoon , van den Koning
gehoont en verwezen zynde zou gezegt
hebben: Dat even als de vingers der re-
kenaren nu een millioen, en dan eens een getal van minder verbeelden;zoo ook de
vrienden der Koningen nu eens hoog, en
dan eens laeg geftelt worden.
In het zevende jaer van dezen Koning
wort verhaelt dat Efra naer Jerufalem ge-
trokken is om de muren der ftadt te her- ftelleru (d) Artaxerxes overleed defer werrelt
in het vierde jaer der LXXXVIII Olirn-
piade,dat is in het 4189 jaer na de fchep-
ping der werrelt volgens de Juliaenfche Periode, en naer Helvicus rekening in
den jare ^fzf , als hy naer rekening van |
de, en op zeker feeft door de wyn bevan-
gen zynde was in zyn Paleis gaen ftapen, daei'hy door zyn broeder Sogdianus, die den gelubden Pharnazyas, zynde in rang de naefte na Bagorazus, Menoftanes, en eenige andere, op zyn zyde gewonnen hadt, vyfenveertig dagen na zyn vaders Vanzy. doot, gelyk. Ctefias heeft aengetekent, nen bi-oe- om het leven gebragt wierd. Diodorusderomge- zegt dat hy een jaer, Eufebius (h) dat hy braSt· twee maenden geregeert heeft. En Cte- fias wil dat zyn lichaem met dat van zy- nen vader te gelyk na Perfienovergebragt is. Want de muilezels, die het lyk van Artaxerxes trokken, wilden niet voortgaen , even als of ze naer het lyk des zoons wachtten : maer zoo dra dit lyk aenquam, zouden ze haer meer ge- fpoeit hebben. (*'). Hem volgde in 't gebiet VIII. SOGDIANUS of, volgens Ctefias,
SECUNDIANUS. Dees had by zich de gefnedenen Azaba- Sogdia-
rites en Menoftanes. Hy befchuldigde Ba-»™*· gorazus, met wien hy lang in heimelyke vyantfehap geleeft haat, toen hy uit Per- fie was wedergekeert, dat hy buiten zyne toeftemminge zyns vaders lyk daer gela- ten hadt, en liet hem doot fteenigen. Dit ftuk nam het leger zeer hoog op. En fchoon hy het met gelchenken zogt te bevredigen, egter kon hy den haet niet ontgaen, dien hy om het ombrengen van Bagorazus en zynen broeder Xerxes op zynen hals gehaelt hadt. Hy leidde ook lagen aen zynen broeder Ochus, die mec- nigmael van hem ontboden zynde, en daer op belooft hebbende te zullen komen, echter niet verfcheen. De Grooten der- ^fyai jec halven des Ryx, en onder hen Arbarius, Grooten. Over-
(e) l.c.p. 319 edit. Steph. feu p. 115. Wechel.
(ƒ) 1. c.
(g) V. Ctefias fegm. 43.
(h)V. II. Chron. p. 133.
(1) Vid. fegm. 44. ;
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
fa) Hevod. 1. VII. c ijl.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
\
|
I
|
b) Atb.l.I.p.m.48.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
c) Vid. Apopht.T.II.op.pag. 173.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
\d) Vid. c. 7, Efrae, Eufeb, Chr. l.c.AbulPha-
*aj, 1. c.Confer Scalig. 8c Simfon S. e. Chron. Catb |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fub A.M. 3M7·.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
R E I Æ Å Ni
|
||||||||||||||||||||||||||
283
|
||||||||||||||||||||||||||
Overfte der Ruitery van Sogdianus, eArianes Lantvoogt van Egipten, ook zelArtoxares de gefneden, die uit Armenië in
Perfie gekomen was, zynaltemaeI,op Sog- dianus om zyne wreetheitgeberen,van hem afgevallen,en tot Ochus overgegaen,dien ze den Koningkiyken hoedt, hoewel te- " gen zynen wil, hebben opgezet. Secun-
dianus niet achtende den raedt van Me- noftanes , wort van Ochus door bedrog, gevangen en in de aflchen geworpen. Waer op hy ffcorf, na dat hy zes maenden en twintig dagen , of zeven maenden (want dus zegt Diodorus, het volle getal noemende) het Ryk bezeten hadt. (a) Na
hem heeft alleen geheerfcht
|
Artyphius volgden, door gelchéhken op
zyn zyde trekt. En als Arfytes nergens verfcheen beweegt hy onder verzekering van zyn woort Artyphius zich aen den Koning over te geven. Artyphius wert toen op Paryfatis raedt niet gcdoot, op dat Arfytes door deze goedertierenheit voor dien tydt bedrogen te lichter zich o- vergeven zou. Hy hier door in 't net ge- bragt wort mee Artyphius te gelyk in d'aflchen geworpen, welkefoort^an ftraf befchreven in de boeken der Maccha- been (g) , van dezen Darius, dog geen- finsvan Hyftafpes zoon (als Val. Maxi- mus (b) waent) uitgevonden is. Op deze ftraf heeft Ovidius het oog in zyn gedicht tegen Ibis : U/que mentorum Darii fraude fecundiy
Sic ttta fubfidens devoret ojfa ei ff ij. Dat is:
En dat ge in gloeiende a/bh das moogt mv leven
derven,
Als die Darius deed door z,yne liflen fierven. |
|||||||||||||||||||||||||
Secundia
nusge-
flrafr.
|
||||||||||||||||||||||||||
IX, OCHUS , anders genaemt DA-
RIUS, gemeenlyk gezeet DE BASTAERT. Deze Ochus wort gezegt het Ryk van
Perfie aenvaert te hebben in het vierde jaer der LXXXVllI Olimpiade ,' dat is in het 3 j-p 3 na de icheppinge der werrelt, en in het 425.3 naer de juliaenfche Perio- |
||||||||||||||||||||||||||
Ochus.
|
||||||||||||||||||||||||||
de.(£). Zynen naem verandert hebbendis hy Âáôjaves, by de Grieken Darm, ofals Cteiïas fchryft, Dariaeus genoemtwelken naem Herodoot (e) te regt uitlegEffi/iff, dat is, Bedwinger.{Ü). By hem
waren in groot aenzien drie gefnedenen |
De Koning evenwel zou zynen broeder
verfchoont hebben, ten zy Paryfatis ten deele door gebeden, ten de'ele metgewelt hem daer toe gedwongen hadt. Hier by wraek nemende over den gefneden Phap·· nazyas, die Secundianus; in het ombrengen van Xerxes geholpen hadt, liet hy hem fteenigen. Menoftenes ook in verzekering genomen zynde ontging zyne ftraf door de handen aen zich zelven te flaen. Nogh Afval vari viel van Darius af Pifuthnes, Lantvoogt rifmhncs. vanLydie, cenige Grieken op zyn zyde getrokken hebbende, welker hooftLycort de Athencr was. Tegen hem zent hy Tiflaphernes , Parmifcs, en Spithradates met een leger. De Grieken door gout PlTmllIl„ omgekogt verlaten Pifuthnes: waer op hy van d" door fchoone woorden getroont zich o- Grieken vergeeft, en tot den Koning gebragtmlaie"· wert, die hem in de aflchen liet werpen. Tiflaphernes kreeg deflèJfs Lantvoogdy :' enLycontot loon van zyn verraedtftcden ' en landen. Hier na beving Artoxares,dieAno*arM onder de Gefnedenen by den Koning defta«nacr eerfte plaets bezat, de ydele hoop vanhethctR>'k· jRyktevermcefteren. Hier op gaet hy (Darius lagen leggen, en zyn vrou belaf- tcn, dat ze hem een baert zou maken om eenen man te gelyken. Maer deze ont- dekte de zaek aen Paryfatis, die den elen-Hvwo* digen Gefneden liet ombrengen. Arfaces,o.»gc- daer na Artaxerxes genoemt, zoon vari bra3t· Darius, troude de dochter van Idcrnes eenen Perfiaen, genaemt Statjra é en aeiï den anderen kant tradt Terituchmes de zoon van Idcrnes, in huwelyk met A- miftris, zuiter van Artaxerxes,en doch- Nn i iet |
|||||||||||||||||||||||||
Artoxares , Artibarxanes, en AthousTot zyn gemalin hadt hy Parvfatis zyn
zuiter geboren uit eenen zelven vadermaer niet uit eene zelve moeder, een ichrander wyf, en zeer afgerecht op den teerling. (*). Hy bediende zich ook van haren raedt in de grootfte zaken. Zy had hem ook, eer hy aen de Kroon quamtwee kinderen gebaert, eene dogter, ge- naemt Amiflris, en eenen zoon Arfaccs , daer na Artaxerxes genoemt. By haer won hy, nu Koning geworden, nog ee- nen zoon, die naer de Zon Cyr/tt genaemt is; daer na ook Artofles, én dertien ande- re, die alle in hunne kintsheit geftorven zyn, uitgenomen eenen, genaemt Oxen- Jfw. Photius zegt ö dat de Hiftori- ichryver Ctcfias dit uit Paryfatis zelve ge- hoort heeft. ö Zyn broeder Arfytes uit eenen zelven,
vader of moeder geboren , viel van hem 1' °°k Artyphius, de tweede zoon van Megabyzus. Tegen deze wort zekere Artalyras gezonden, die in twee veltfla- gen verwonnen wort, dog in den derden de verwinning behalende de Grieken, die («) V.U CtcC fegm.4j.feqq. Conf. Diod. Sicul
in Eufeb. p. 100, et Diod. Sic. 1. c,
(0 É- VI. c. 98.
(d) Vid Scalig 1 VI. de Em. Temp. „ g6
Conf. Boch. in Phaleg. l.l.c.15 |
||||||||||||||||||||||||||
Arfytes
valt van htm af. |
||||||||||||||||||||||||||
10S A<Ji P1Ut· ^ V,'ta Art' Ü^Wti. T. I. op.
CO Scgm. 4?. |
||||||||||||||||||||||||||
«LlLc. ,3. #, j. 6, 7<
O) lib. IX. c. 2. |
||||||||||||||||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
||||||||||
184
|
||||||||||
Wat lant of ftadt de Koning beul, of jyi-Voor-
ne vooronders bemeten hebben * die blyve aen *aerdei*
j _, ' J desver- den Komng. bonts>
De Koning en de Lacedemoniers en hunne
bantgenooten tn V gemeen entten gehouden zyn te -verhoeden dat geen geit , dat uit dez,e jle- den of van elders aen de Α heneren betaek wert, of wat het ook zjonde mogen w-iz.?», aen de jitheneren gegeven worde. Den oorlogh met die van Athenen zullen-
de Koningh , de Lacedemoniers, en hunne bantgenooten in het gemeen voeren. Dez.en welven oorlogh z,al men niet vermo-
gen te eindigen , dan met gemeen goedtvin- den des Konings, der Lacedemonieren, en der bantgenooten. Al die van den Koning komen af te val-
len , %,ullen voor vyanden gehondeu worden van de Lacedemonieren en hunne bontgenoo- ten : wederzyts nullen ook vyanden des Konings zyn, die de zyde der Lacedemonie- ren en hunner bantgenooten zjillen verlaten hebben. Een zeer groote vloot wert toen uitEenvloot
Fenicie toegeruft tot hulpe der Lacede-tegen de monieren tegen de Atheners, van welke Atheners in het begin des oorlogs alle de fteden dietoe§eiuft· met haer in verbont ftonden waren afgeval- Alcibia- len. Want Alcibiades helpende den oorlog des bena- voeren tegen.zy η vaderlant, niet als een ge-defl z5'n meen foldaet, maer met veltheerlyke be-J^"" quaemheden, zeilde met vyf fchepen nacr Aiie,en bragt zelfs de fteden,die cynsbaer aen de Atheneren waren, alleen door 't ge- zagh zyns naems tot afval. Maer dit be- ftaen van Alcibiades haelde hem by de Lacedemoniers meer haet dan genegen- heit op den hals. Want Agis Koningh der Lacedemonieren op hém verftoort om het fchenden zyner gemalinnc Timea, vreesde daerenboven voor de glorie zyns Hy wort naems. Weshalven hy met de magtigfte belaegr. der Spartanen toeleide om hem van kant te helpen, als eenen, die zynen roem in den wegh was, ftellende hier toe alle lif- ten in 't werk. (e). Thucydides verhaek dat de Peloponneziers na den flag by Mi- kten, waer in de Atheners het velt be- hielden, en na de doot van Chalcidius, in nadenken begonnen te komen , of niet wel Alcibiades t'eeniger tydt door liefde tot zyn vaderlant gedreven van hun mogt . afvallen, en zich met de zynen verzoenen: en dat de Lacedemoniers , welker Ko- ningh Agis , gelyk gezegt is , reeds te voren op hem gebeten was , hierom ee- nen brief fchreven aen Aftyochus, waer in zy middelen beraemden om hem van kant te helpen, (ƒ). Als Alcibiades door Agis Gemalinne,. gelyk Juftinus verhaelr, hier agter gekomen was, heeft hy de vlucht
(c) Plut. in vita Alcib, T. 1. op. p. 204. Juftin. 1.o
cap. 2. (ƒ) 1. c. p. 200. Conf. C. Nepos in Aicib. & Diodor.
Sic.l.Xlü.p.349,ed.Steph.feu i64.feq. Wechel. |
||||||||||
ter van Darius: waer in hy daer na, ver-
lieft op Roxane, zyn zufter van eenen fcelven vader geteelt, een overfchoone vrou, en die zich wonder verilondt op het hanteeren van den boogh en het wer- pen met de fpies, eenen weerzin kreegh: zoodat hy in het ende befloot haer in ee- nen zak te werpen, om van de driehon- dert mannen, met welke hy voorhad af te vallen, in de aerde gedolven te worden. Dog een uit deze, genaemt Udiaftes, die zeer veel vermogt by Terituchmes, ont- fing eenen brief van den Koning, waer in hy hem groote beloften deedt,zoo zyn dogter door zyn toedoen uit het gevaer geredt wierde. Hy den brief gelezen heb- bende valt Terituchmes met zyne vertrou- welingen op het lyf, en maekt hem af. De zoon van Udiaftes genaemt Mithrida- tesy "Wapendrager van Terituchmes, het beftaen zyns vaders gehoort hebbende, vloekte hem zeer, en bewaerde de ftadt Zaris, die hy innam, voor den zoon zyns Heeren. Dogh Paryfatis beval de moeder van Terituchmes, nevens zyne broeders Mctroftes en Helicus , en twee zuücrs die hy nog benevens Statira hadt, levendig te begraven, en Roxane levende in twee ftukken te hakken. Darius wilde Statira zyn zoons gemalin , met de andere ver- Statira delgt hebben : maer Paryfatis, vermurwt vei-. door de gebeden van Arfaces, verfchoon- fchoont. de haer,fchoon Darius haer zeide,dat zy t'eeniger tydt van dit mededogen berou zou hebben; het welk ook gebeurt is. (a) Dat in het tweede jaer van dezen Darius de bouw des Tempels van Jerufa- lem, die onder de voorgaende Koningen was blyven fteken, hervat is , en de ze- ventigh weken van Daniel aenvangh ge- nomen hebben, bewyft Scaliger (£) wyt- lufcigh. Darius in den oorlogh van Peloponne-
fus,gedagtigh,gelyk Juftinus uit Trogus verhaeltCOiaen den haet zyns vaders en grootvaders tegen die van Athenen, heeft in het eerfte jaer der XCl Olimpiade , wanneer de Atheners in Sicilië oorlogh voerden, en Alcibiades om het verbrei- den der geheimeniflën van Ceres uit het leger t'huis ontboden, en in zyn afwezen ter doot veroordeelt zynde, nacr Lacede- mon geweken was, een verbont met de Spartanen gemaekt door Tiflaphcrnes , Lantvoogt van Lydie, op zich nemende alle do koften des oorlogs tegen de Athe- ners te zullen dragen. Van dit ver- bont tuflehen TifTaphernes van 's Konings zyde, en Chalcidius van die der Lacede- monieren, zegt Thucydides (d) dat deeze voorwaerden geweeft zyn: («) Vid- Ctefias fegm. 49. feqq. ufque ad fegm.
J6. (b) 1. VI.deEm. Temp. p..58ü. feqq. Conf. Simf.
Chton. Cathol. P. c. fub anno 3583. (f) I.V-cap. 2.
{«/) I.VIlI.p.m. 269.
|
||||||||||
f
|
||||||||||
REIZEN;
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
vlucht genomen mer Tiflaphernes, Lant -
voogt van Darius in Lydie , wiens gunft hy wel hacft won door zyne beleeftheit, vriendelykheit, en hoffelyke gedienftig- heit, fchikkende zich, naer het voorbeelt van Paufanias, naer de zeden der Meden en Perlèn. («). Hier toe holp veel zyn jeugt, zyn fchoonheit, en inzonderheit zyne welfprekenheit, waer door hy ook onder de Atheners uitftak. Op dien tydt, waer in het fcheen dat de Atheners hunne oppermogentheit quyt waren , dewyl by na alle de kragten van geheel Ooften fa- men fpanden om hunne ftadt te onderdruk- ken, heeft hy Tiflaphernes (Diodorus zegt t'onregt PhamabatM*) die drie hon- dert roeifchepen tot hulpe der Lacede- monicren wilde zenden, van zyn voorne- men afgebragr. Want hy bewoogh hem door zyne redenen de foldyen te vermin- deren, en aen het krygsvolk in plaets van eenen fchelling 's daegs (om op zyn Hol- lantfchtefpreken)maer drie Huivers te ge- ven,endat juift niet op den gezetten tydt, gelafcende hem ook aen de Pelopontiefiers te zeggen,dat de Atheners,die zich vry beter op den zeekrygh verftonden, maer eenen halven fchelling aen het zeevolk ga- ven, niet zoo zeer uit gebrek van geit, |
|||||||||||||||||||||||||||||||
Zyn
vlucht.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
gen zouden, die zyne Provinciën be-
woonden. Dat de Lacedemoniers in te- gendeel toeleidden om de vryheit te hcr- Itellen: die geenfins te gelooven was dat, daer ze nu de Grieken zelfs van de Grie- ken verloiren, hen ook niet zouden ver- loflèn van de barbaren, zoo ze'er niet al ecnige te voren van vefloft hadden, Hy moft dan beide de partyen met den ftrydc laten begaen, en, als de kragten der A- theneren voor het grootfte gedeelte ibmp geworden waren, dan eerft de Pelopon- nefiers uit de Provincie dry ven. (b). Deze zaken dus gevoegelyk en naer
gelegenheic des tydts voorgeftelt werden -van Tiflaphernes zelf goedt gekeurt. Hier |
|||||||||||||||||||||||||||||||
op begon hy fpaerzamer te zyn in het be-
talen der foldyen aen de Peloponnefiers, de Feniciaenfche fchepen, die reeds bereit waren, op te houden, en 'm alles niet duifter te kennen to geven, dat hy noode niet die bontgenooten den oorlog» voer- de. Alcibiades begerende in zyn vaderlant herroepen te worden, gaf ondertuilchen den Atheneren hoop van een verbont met Tiflaphernes en den Koning van Perfie aentegaen, indien ze den ftaet der Ge- meente wilden veranderen. Eindelyk ook |
|||||||||||||||||||||||||||||||
à , " · , * "" &w'ta r'"J 5u'j
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
als wel omdat de foldaten en matroozen é de Lacedemoniers en hunne'bontecnootcïi
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
den OVPrv çé'ÐÃ Apx· (n\Avi* nipt- vmiiipn mie.
|
te water en te lant overwonnen. Dogh
Tiflaphernes j om zich de Peloponnefiers niet geheel tot vyanden te maken, en hen daer toe te brengen dat ze voor een groot gedeelte van hunne foldyen verfteken , mogten van de Atheneren overwonnen, en geheel verdrukt worden , ontboodt hen tot zich, betaelde de agtcrftallige fol- dyen, en vernieude met hun het verbont in het dertiende jaer van Darius regeringc, gelyk by Thucydides te zien (c) is. Maer terwyl Tiflafcrnes dus in het hei- .1—1- *É-º " '
|
||||||||||||||||||||||||||||||
den overvloedt der foldye niet zouden mis
bruiken, en daer door hunne lichamen bederven. Hier by vermaende hy Tifla- phernes, dat hy zich niet te zeer pynen zoude om den oorlog ten einde te brengen, nochte door het herwaerts doen komen der Feniciaenfche fchepen, die hy toegereedt hadt,of door het in ftaet brengen van groo- ter vlootjhet oppergebiet te lant en ter zee aen de Lacedemonieren overgeven, maer hen beide liever de heerfchappy laten ver- |
|||||||||||||||||||||||||||||||
deden. Want
|
------__~. „w-«~v.„.l».v„.i.,tln.
|
||||||||||||||||||||||||||||||
tydtgelegenheit hebben vanden genen,die melyk Alcibiades en de Atheners beeunf-
hem mogten beledigen, anderen op den tigt, en hierom het futfelboek zoekt be- hals te zenden. Maer zoo het lant-cn talende tragelyk de foldyen en houden- |
|||||||||||||||||||||||||||||||
zeegebiet aen een van beide overging,dat'hy dan geen helpers zou hebben om de
genen, die de oppermagt hadden,op het lyf te vallen, of hy moft zelf t'eeniger tydt met groote koften en gevaer een gevecht gaen wagen. Maer dat het beter ware , deze moejelykheit van zaken met kleene koften te eindigen , en dus met behou- deniffb van zynen ftaet de Grieken aen el- kander te helpen. Hy voegde hier by , dat de Atheners dienftiger voor hem zou- den zyn in het genootfehap des gebiets, als die zo zeer niet wenfehten naer de heer- fchappye te lant, en een manier van oor- logen hadden, die den Koning beter te itade zou komen: en indien zy zyne bont- genooten wierden, dat ze zich zelf wel een, gcde<*e der zee eigen maken, maer onder s Konmgs magt alle Grieken bren- |
de de Feiuciaenfche fchepen, die hy ge-
durig zeide dat komen zouden, op, itelt Danus zynen zoon Cyrus tot Lantvoogt over Lydie en Ionie in de plaets van Tif- faphernes. Decs den Lacedemonieren te hulp komende, en de foldye voor eiken matroos tot vier ftuivers verhoogende , nerftelde in hun de hoop van tot hunnen vongen ftaet te zullen geraken. Dus in kragten toegenomen zynde hebben zy onder 't beleit van Lyfcnder, niet Alcibia- des, gelyk Juftinus verhaclt, macrPhilo- cles Dydaeus, Menander, Conon, en andere Veltoverften der Atheneren geheel geflagen. Want Alcibiades toen geen be- wint hebbende, had de Atheenfche Over- ftengewacrfchout,dat Mcdocus en Scuthcs, Koningen van Iracie, bereit waren met y groo- (i) Thuc. I. c. p. 277.Coni.Ifocr. *tfi ™ %b*t kL·
(O I. c. ». m. 281. |
||||||||||||||||||||||||||||||
(·») Vid. Ath. 1. XIV. p. S3S.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
CORNELISdë BRUINS
|
|||||||||
2*6
|
|||||||||
groote hulptroepen aen te komen, indien!
men hem Alcibiades wilde doen deel heb- ben aen het Krygsgebict. Daerenboven vermaende hy hen, dat-
Ze hunne foldaten niet van malkander ver- fpreitdelanden zouden laten afloopen,dewyl de vyanden op bevel van hunnen Veltheer daer ontrent op hun luimen lagen. Maer zy, zynen raedt in den wint geflagen hebben- de, zyn door de fchielyke aenkomft der vyanden overvallen, en de flagting onder de Atheners,die hier en daer op het land ver- ftroit waren, was zoo groot, dat ze in dien ilag meer wonden kregen, dan ze in de vori- ge gegeven hadden. De dapperfte en oudlte fneuveldcn daer ook : zoodat het den Lacedernonieren hiernalicht viel Athe- nen te bemagtigen (0). De Perfen nu onder dezen Koningh Darius, tcrwyl de Grieken elkander in 't haer zitten, en door den inwendigen oorlogh hunne ei- gene krachten flyten, hernemen de fteden en geweften in kleen Afie, die ze in voor- gaende tyden verloren hadden (l>). Wyders bedwong Darius de Meden,
die de ftoutheit gehadt hadden van tegen de Perfen op te ftaen, door eenen dubbe- len optogt (O· Dogh Egipten verloor hy door den afval van Amyrtaeus den Saï- ter, als die het ach tent wintigftcgeflagt der Egiptifche Koningen initelde ,gelyk Eufe- bius getuigt (d). Polydamus Scotufaeus, eenen man overfors en ilerk, noodigde hy tot zich, onder belofte van groote ge- fchenken, naer de getuigeniflè van Suidas (e). Men zegt dat Sokrates gewoon was van dezen Darius te zeggen, dat hy liever Darius gunft had, dan eenen Daricus (ƒ). Darius eindelyk te Babiion eenigen tydt ziek gelegen hebbende quam te fterven in het derde jaer der xciu Olimpiade , na het fcheppen der werrelt naer Helvicus rekening in het jaer 3 f44. naer de Juliaen- fche periode 4307 ontrent het einde des Peloponnefifchen oorlogs. Ctefias (g) verhaelt dat hy XXXV. jaren geregeert heeft. Maer Diodorus {h) en Eufebius («) fchryven hem alleen XIX. jaren toe, dat meer met de waerheit overeenkomt. Met deze fchry veren moet men ook(£)Scaliger vergelyken. Op hem volgde U) Vid. Xen.1. II· de reb. Graec. Diod. Sicul. 1.
c. p. 388. feqq. ed. Stephan. et p. 223. feqq. edit. Wechelian. Plut. in vit. Alcibiad. T. c. p. 211. feq.Nep. l.cit. etc. (b) Vid-praeter fup.alleg. au&.Thucyd.totolibiO
VIII,
(c) V. Hcrod, 1. 1. c. 130.
{d) P.II.Chron. p. 133. (e) in voce Polydamas.
(ƒ) Plut. libro «ifi φια«Λχφ(« Τ. II. op. ρ, m.
4X6. (f) fegm. 55.
(A) 1. XII. pag. 3i2.et389.edic. Steph,feu i2g.et
126. Wechelianae.. (/) i. c. p. 133. (k) Animad. inEuf. pag, 100. |
X. ARSACES of ARTAXERXES
bygenaemt MNEMON wegens zyne
goede geheugenilïe.
Arfaces, by Plutarchus genoemt ji^-Arficé.
cas, heeft aen het Ryk gekomen zyndé den naem van Artaxerxes of Artaxerxes aengenomen, en den bynaem gevoerc van Mnemon. Abul Pharajüs noemt hem Artahshasht den II. gebynaemt Regeerder. Plutarchus verhaelt in het begin van zyn levens befchryving dat hy zagtmoedigh en goetaerdiger was dan zyn jonger broe- der Cyrus , die fcherp en wakker van aert al van jongs af was. Evenwel zyn moeder Paryfatis, alle hare genegenheit op Cyrus overbrengende , trachtte hem op dezelve wyze, als Xerxes de Groo- te op den raedt van den Lacedemonifchen Demaratus gebruikt hadt, te weten, onv» dat Cyrus geboren was uit Darius Koning zynde, en Artaxerxes, toen hynogh bui- ten bewint was, aen het Ryk te hel- pen. Cyrus hier op, toen zyn vader ziek was, uit Lydie ontboden zynde en naer Perfie reizende, had geen kleene hope geichept,dat zyn moeder zyne verkiezing tot de kroon zou uitgewerkt hebben.Maer Darius met zyn vrou van geen een gevoe- len zynde, verklaerde by uiterften wil den oudften tot Koningh, en Cyrus denjong- ftentot Lantvoogt van Lydie, en over- ften der zeekuft. (/) Hier uit rees afgunft en daer uit bedekte vyantfehap tuflehen den Koning en zyn broeder en moeder. Udiaftes, den moorder van Terituchmes, wert ter gunfte van Statira door 's Konings laft de tongh door den nek getrokken en afgefneden, en zyn landvoogdy aen zyneri zoon Mithridates gegeven. Tiilaphernes befchuldigde Cyrus van den Koning lagen gelegt te hebben : dogh zyn moeder verbadt hem. Dus is het verhael van Ctefias (*»). Plutarchus verhael luit een weinigh anders. Kort na Darius doot zegt hy dat Artaxerxes naer Pafargaden gegaen is,om aldaer van de Perfiaenfche Priefteren tot Koning ingewydt te worden. Hy zegt ook dat 'er ter zelver plaetië een tempel der krygsgodinne te zien is,die hy gift dat Minerva is. De zede dezer inwydinge bragt mede dat de geen , die ingewydt ftont te worden, zoodra hy in- gegaen was, zynen langen rok moft af- leggen, en aentrekken den rok, die de oude Cyrus, eer hy aen het Ryk quam, gedragen had: dan ook een klomp vygen moft eten, terpentyn inzwelgen, en eenen beker met zure melk indrinken. Als Ar- taxerxes gereedt ftond om dit te dpen^ heeft Tiilaphernes zekeren priefter , die Cyrus in de zeden des lants, en de Perfi- aenfche wysheit onderwezen hadt, en daerom boven alle Perfen qualyk nam, dat
(I) PIut.l.c.Conf; Juft. I. V.c. n.
\m) J. c. fegm. jó,
|
||||||||
R E I Ζ E R
|
||||||||||||||||||||||||||||
287
|
||||||||||||||||||||||||||||
dat men hem geen Koningh gemaekt
hadt,by hem gebragt. Dezen prieiter ont- dekt aen den Koning, hoe dat Cyrus beilo- ten hadt hem in den tempel, als hy zyn kleedt zou uitgetrokken hebben, door lagen van kant te helpen. Eenigen zeggen dat Cyrus zelfs in den tempel vaitgehouden is. Maer zy voegen'er by dat Zyn moeder hem in de armen gevat, hem omhelft} en haer hair om zyn lyf geilingert hebbende, met veel weenens en biddens ontilaging voor hem verkregen, en bewerkt heeft, dat hy naer zyne lantvoogdye aen de zee zou verzonden worden. Cvnis Dogh Cyrus vergetende de goedtheit ftjet naei-zyns broeders, yverde meer dan te voren
herRyk. om het Ryk in zyn handen te krygen. Den Koning wert door Tiilaphernes en Pbarnabazus aengedient dat zyn broeder nieuwigheden in het hooft had. Dogh zyn moeder Paryfatis arbeidde om allen afgwaen uit 's Konings hart te trekken. Ook Cyrus fchreef hoffélyke brieven, nu eens iets op den Koning verzoekende, en! dan Tiilaphernes op zyn beurt ook be- fchuldigende, als leefde hy met hem in |
Als het gerucht ontftont dat Cyrus inaen-
togtwas, bekeef Statira Pariiatis feggen- de dat ze dezen ooi-log geftookt hadt* Maer de Koning trok met een leger, datArtax«- uit negen hondertduizent mannen beftont,xesop- altemacl deftig ten oorlog toegeruft, zy-t0StteSen nen broeder te gemoet. De veltilagh gingbKer, aen op een veld, vyf hondert itadien van Babiion afgelegen aen den Eufraet.De plaets wort Ctrnaxa genoemr.De troepen des Ko- nings worden door de Griexcgeflagen. Cy- De troe- rus met zynen broeder hantgemeengewor-?='"?« den, quetft hem met eenen pyj; zoodat K°mn£s hy van t paard viel, en van de zynen6 ° wcchgedragen zich op eenen heuvel be- gaf Anderen zeggen dat Cyrus van den Koning en zyn lyfwacht door pylen is af- gemaekt. Maer Ctefias, die by het ge- vecht geweeft is, beveiligt het eerfte, en dat Cyrus trots op de overwinning, en gezeten op zyn wilt paert, genaemt Pa- facca^ na het vallen der duifterniflc, door het midden der vyanden gereden, en roe- pende, wykt ekndigen, eerit van Mithri- I dates, eenen Perfiaenfchen jongeling, in zyn hooft nevens het oogh gewond , en daer na van zyn paert gevallen, van ze- keren Caunicr, een gering man, van agtc- ren gequetir is, aen welke wonde hy zou feftorven zyn. Artafyras, een verfpie-
|
|||||||||||||||||||||||||||
Hy
brengt
krygsvo: op tie been. |
onecnigheit en miitrouwen. Ondertuf-
fchen evenwel bragt hy een groot leger van alle kanten by een. Hy noodigde de Lacedernoniers door brieven tot deelge- |
|||||||||||||||||||||||||||
nootfehap van dezen Krygh , fprekende
daer in van zich zelvcn, dat hy hartiger was dan zyn broeder, dat hy meer wyns verdragen en drinken kon dan hy:en dat zyn broeder op de jagt werk hadt om zich te paert te houden, en als hem eenige fchrik overquam niet op zynen troon kon bly- ven zitten. Hy bad hen, zy zouden hem volk te hulpe zenden, beloovende dat hy aen het voetvolk paerdenj aen de ruite- ren wagens; aen de eigenaers van lant- hoeven, dorpen} aen de bezitters van |
||||||||||||||||||||||||||||
er des Konings, rydende by avontuur
voorby de plaets daer Cyrus den geeft ge- geven hadt, en uit de geihedencn vcr- ftaende dat het Cyrus was, rydt met vol- len ren naer Artaxerxes, en geeft'er hem kennis van. Hy hier na toe gevlogen ge- biet Mefabates (Ctefias noemt hem Baga- bates) den gefneden de regterhant en het hooft van den gefneuvelden , volgens ze- kere wet der Pcrièn, af te houwen. De Koning dus by elk willende aengezien zyn voor den ombrenger van Cyrus, gaf |
||||||||||||||||||||||||||||
dorpen, fteden,en zilver en gout niet by
het getal, maer by het gewicht geven zoude. (λ). De Lacedernoniers meenen- de dat deze Oorlogh hun dieniligh was , beiluiten aenftonts hulptroepen aen Cyrus te zenden,en eenen geheimen briefitaets- wyze aen Clearchus, hunnen Amirael by Samos, gezonden hebbende, gelaftenze hem daer in al na te komen wat Cyrus hem bevelen zoude.De Atheners zich alsonkun- digh houdende tegen wien deze kryg ftont gevoert te worden, zenden ook krygsben- den aen Cyrus, zoekende zyne gunit, in- dien hy quam te winnen , en zoo hy te kort fehoot, quytfcheldingh van dit be- ftaen by Artaxerxes, alzoo ze niets opent- lyk tegen hem ondernomen hadden. ■ Dus trok Cyrus tegen den Koningh op , bren- gende groote krygsbenden van verfchei- |
laft om Mithridates, als of hy hem het dek-
kleedt van Cyrus paert, dat hy gevonden hadt, en den Caunicr, omdat hy hem vol- gens zyn zeggen de gewenfehte boot- fchap van Cyrus doot gebragt hadt, fta- telyk te befchenken. Maer deze beide, dwaefTelyk zich' de eere aenmatigende van Cyrus gedoot re hebben, worden aen Pa- ryiatis op haer verzoek van den Koning ter Wre«- ftrafFe overgegeven, en wreedelyk gepy-p " ^.'an |
|||||||||||||||||||||||||||
JUS'.
|
||||||||||||||||||||||||||||
nigt. De Caunier liet ze de oogen uit-
booren , en gefmolten koper in d'ooren druipen, tot dat hy doot was,en Mithri- dates door de pynigingh tuflehen twee fchmten ombrengen. Deze ibort vanftraf leggen wy uit ontrent het einde van dit' hooftftuk. Mefabates was noch ovrig,dien zy op het ipel met den teerling opgezet zynde j van den Koning, die op geen quaedt |
||||||||||||||||||||||||||||
de volkeren: die hy van de Grieken voor;dagt, gewonnen had, liet ze levende het
|
||||||||||||||||||||||||||||
geld overgenomen had, waren in getal
niet veel minder dan dertien duizent man. (λ) Vid. Plut. 1. c. p,io3. feq. Conf. in Apophc.
T.U.op.p.173. |
||||||||||||||||||||||||||||
vel afftroopen, zyn lichaem over dwars
aen drie kruiilên, en zyne huit afzonder- lyk aen een pael hechten. De Koningh nam
|
||||||||||||||||||||||||||||
zU CORNELIS de BRUINS
|
||||||
nam dit euvel op, maer zy wift hem met
boercen te ftillen. De Grieken liet de Ko- ning wel toe ongeftraft naer hun lant kee- ren, macr evenwel Clearchus en anderen, vanTiflafernes door fchoone beloften in hun verderf gelokt,opvangen, en altemael wree- delyk,uitgezeit Menon den Theflalierom- brengen. Want Cteiias vertelt dat de omgebrachte van de honden en vogelen vetfeheurt zyn, maer dat een bui van wint eenen hoop aerde op Clearchus lyk ge- maekt heeft, en dus het zelve bedekt, waer uit een bofch van Palmboomen gegroeit zynde die plaets overfchaduwt heeft. Dog diefchryver voegt hier by dat Paryfatis te gelyk door gefnedenen opdien tydt, toen Clearchus gedoot wiert, daer ter plaetfe palmtakken in 't velt heeft doen begraven. De overige Grieken zich andere Overften gekoren hebbende, Chirifophus namelyk die aen het hooft van hun leger gaen,en Xe- nofon den Athener, die het zelve fluiten zoude, terwyl Tiflaphernes ondertuflehen en de overige troepen der Perfen hen by wylen van agteren belaegden, zyn, der ■wegen onkundig, door ongebaende we- gen en afgebroken gebergte, voortge- trokken naer de flinke zyde van den Pon- tus Euxinus,en ter naeuwer noodt te By- zanflèn,en voorts over Tracie t'huis geko- men. Maer van tien duizent mannen zyn 'er maer drie duizent en agt hondert be- houden overgebleven (a). Haet van Paryiatis nu eenen verouderden haet dra- Paryfatis gende tegen Statyra, kon met geen goede 'tj,f;llSta"oogen aenzien de magt en het gezag, dat ze by den Koning hadt: waerom ze haer met hulpe van hare dienftmaegt Gingis of Gigis, op welker trouwe zy zich verlaten mogt, lagen leidde, en naer middelen omzogt om haer door vergif van kant te helpen. Want als ze op zekeren tydt famen aen tafel zaten, en een en de zelfde fpys uit bekommering en vreeze nuttigden, iheedt Paryiatis zekeren Perfiaenfchen vo- gel, genaemt Mhjndiiz.es, zoo groot als een ei, en van binnen geheel vet zynde, met een mesje op, w elkers eene zyde met vergift be- itreken, en de andere zuiver was, gevende de vergiftigde helft aen Statyra, en nemen- de de zuivere helft voor zich zelve. Statyra haere helft gegeten hebbende voelde wel haeft groote fmartcn en pynen,zoo dat ze het | fchelmftuk gewaer wiert, en den Koning, I die al lang geen goedt oog op zyne moeder gehadt hadt, als die haer wreedt en on- verzoenlyk hart kende, in het zelve ver- moeden bragt. Statyra dan dus omgeko- Statira men zynde worden de gefnedenen vanPa- ryfatis gevangen genomen , en vreelielyk gepynigt. Zy hielt Gingis langh in haer ka- mer , en weigerde haer op het bevel van den Koningh over te geven. Doch als ze eens (ë) Xenopk 1. 2. de Cyri exp. 1. VIL A'»*C*.'jf«t.
Ctcfias 'Ctgm, 57. feqcj. lf. Orat. Suas, II, ad Ñ hij. lulUn. ]. cit. |
des nagts uitgelaten wiert, om "uit het paleis
j naer haer huis te gaen,wertzc door lagen ge- 1 grepen,en haer hooft tuflehen twee lieenen j geplet,welke ftraf de Perfen de vergiftigers gemeenlyk doen lyden. Artaxerxesbeledig- de hierom zyn moeder niet,noch met woor- den, noch met werken,doende haer alleen op haer verzoek vertrekken naer Babiion, en haer toedry vende dat hy ,æïï lang zy in 't leven was, Babiion niet zien zou. (a) Na de nederlaègh van Cyrus heeft Ar-
taxerxes Pharnabazus gezonden naer alle de lantvoogdyen, die aen den zeekant la- gen, om ze in zyn magt te nemen. De Lantvoogden dan, die het met Cyrus ge- houden hadden, vreezende voor ftrafte, ftillen Tiflaphernes door gezanten,en ma- ken hunnen peis met hem. Tamos lant- voogt van Ionie, bang voor de gramfchap des Konings , zet al zynen rykdom en kinderen behalven een , Saus genoemt, in fchepen, en vlucht'er mede naer Pfamme- tichus (Eufebius zegt Pfammitkes) den der-1 den Koning van Ègipten na Amyrtaeus. Maerdees ongeagt alle vrientfehap, en het recht van gaftvryheit, neemt hem al zynen fchat af, en doot hem met de zynen. De Grieken uit Afie na Cyrus nederlaègh naer huis gekeert zynde hadden ontdekt dat het hart des Konings en der Perfianen aen fchatten.van gout hing, datze vorders verftrikt waren in weelde en vrouwemin, dat al hun doen wyders maer opgeblazen- heit en wint van dreigementen was. De Griexe fteden ook door Afie verfpreit, wanneer hun ter ooren gekomen was, dat Tiflaphernes hunnen bodem naderde, ba- den en fmeekten de Lacedemoniers door gezanten, datze hen toch niet ten gronde toe van de barbaren zouden laten verdel- gen. Deze zenden hier op aen Tiflafer- nes gezanten af, en doen hem aenzeggen dat hy de Griexe fteden zou ongemoeit laten. Hy egter taftte Cume aen,en liep het omleggende lant af: hoewel hy om het ingevallen winterfaizoen genoodtzaekt was het belegh op te breken. Waerom hy de gevangenen voor een grootefomme gelts wedergevende aftrok. De Lacede- moniers zonden toen tegen de Perfen den veltoverften Thimbro, daerna ook Der- cyllidas. Maer deze regtten niets noemens waerdigs uit, ilropende alleen , en het platte lant afloopende. Ja zelf toen de legers nu elkander in 't gezicht ftonden, maekte Dercyllidas met Pharnabazus en TiiTaphernes een beftant. Maer Artaxer- xes ftelde Conon den Athener, op den raedt van Pharnabazus, die gedurende het be- ftant naer den Koning getrokken was,tot Amirael over de vloot. De Lacedemoniers gefterkt door de krachten van Nephreua (Eufebius noemt hem Nephrttes) Koningh van
(a) Vid. Plutarch. in Avtax. p, io»o. feq. Ccmf»
Ctcfias fegm. 60, etc. |
|||||
REIZEN,
|
||||||||||||||||
ï8p
|
||||||||||||||||
van Egipten, zenden Agefilaus hunnen
Koningh met tien duizent voetkncgten, en vierhondert ruiters naer Afie tegen de Perfen : daer hy Tiflafernes na een hart gevecht flaet en dwingt naer Sardes te vluchten.. Diodorus zegt dat de Perfianen toen ter tydt twintigh duizent ruiters, en vyftigduizent voetknechten hadden :dogh Paufanias beweert dat hun krygsmagt zoo fterk was, als noch Xerxes tegen Grie- kenlant , noch Darius tegen Scythie en Athenen , noch oit iemant anders tegen zyne vyanden hadt aengevoert. Artaxer- xes de nederlaegh der zynen verftaen heb- bende heeft Tiflafernes, die Nepos zegt dat van den Koning af, en de Lacede- moniers toegevallen was, ter doot ver- oordeelt , wel meeft op het aenhitfen van Paryfatis, die feer op hem gebeten was, omdat hy den optogt van Cyrcs quaedtaerdiglyk had overgedragen, zet-^ tende in zyn plaets Tithrauftes, die mét: haet ingenomen was tegen de Lace- demoniers. Dees Ageiïlaus tot een mont- gefprek gelokt hebbende floot met hem eenen flilftandt van wapenen voor een half jaer. Ondertuflchen reisde Conon de Athe- ner naer den Κ oningjvan wien hy ter gehoor gelaaten, en rykelyk begiftigt zynde, volle Conon ""S1- verkreeg, om de Lacedemoniers ter ontfangt zee te beoorlogen, en eenen Amptgenoot het be-a naer zyne zinlykheit te kiezen. Men voegde wim des jjem 00]ζ eenen fchatmeeller toe, die zoo 001 °ss" veel gelts zou hebben op te fchieten, als Co- non goedt zoude vinden. Conon Pharna- bazus tot zynen Amptgenoot gekozen hebbende, begeeft zich, nadat hy alles wel bezorgt hadt, in zee. Artaxerxes daerenboven wel begrypende hoe deze kryg moil ge voert worden, zondHermo cratesden Rhodier (Paufanias noemt hem Ttwocrates) met een groote meenigte van gout naer Griekenlant, om hier mede de overigheden der fteden om te koopen, en de volkeren van Griekenlant tot het voe- ren van den oorlog tegen de Lacedemo- nieren aen te hitfen. Als dus de magtig- fte fteden tegen hen aenfpanden , wert Agefilaus uit Aüe t'huis geroepen, die, had het Conon niet verhoed , den Koning ganfch Afie tot den berg Taurus toe afhandig had gemaekt. Men zegt dat Agefilaus uit Afie trekkende , na dat hy Pifander (Diodorus noemt hem Periarchm) tot bevelhebber over de vloot gelaten hadt, zou gezegt hebben, dat hy door drie duizent pylfchieters (hy meen- de Perfiaenfche penningen, daer een pyl- fchieter op ftondt) van den Koning uit Afie gedreven wiert. Conon ondertuf- lchen en Pharnabazus hebben na het ver- trek van Agefilaus de vloot der Lacede- monieren by Cnidus aengetaft, en, na dat ze veele fchepen genomen, en nogh meer in den gront gcboort hadden , de- |
||||||||||||||||
zelve geheel vernielt: door welke over-De Lace-
winning de Lacedemoniers het gebiet derde- zee verloren hebben. Zoo wierden ook de ™zr*nvhecrt" meefte fteden , die met haer in verbont zeegebiet. ftonden, door deze vloot der vyanden ge- noodfaekt van hun af te vallen : waer van eenige zich ontflagen hebbende van de bezetting der Lacedemoniers hunne vryheit hanthaefden, en andere Conon aenhingen. Daer na verwoefle Conon de landen der vyanden , en her- ftelde de muren van Athenen, die de La- cedemoniers te voren om verre geworpen hadden. En dit was, zegt Juftinus uit Trohus, het lot van Athenen, dat het te voren van de Perfen verbrant, daer na door hunne eige handen j en nu van de Lacedemonieren verwoeft, uit den buit op haer behaelt weder wierdeopgemaekt: hebbende de Atheners aldus by beurt- wiflêling nu de genen tot bonrge- nooten , cie toen hunne vyanden waren j en nu tot vyanden, met wietï ze toen in een naeuwe verbinteniflè van vrienrfchap ftonden. Maer Ti- ribazus, bevelhebber der Perfiaenfche troepen in Afie , benydende de voor- |
||||||||||||||||
ifp
|
||||||||||||||||
oedige bedryven van Conon , gelyk
|
||||||||||||||||
Diodorus meent, of merkende dat Conon
heimelyk toeleidde om lonie en Eolie we- der te brengen aen de zyde der Athene- ren, gelyk Nepos wil, ontboodt hem by - zich onder voorwending van hem naer den Koning te willen zenden. Maer Co- non was zoo dra niet by hem gekomen, Konori of hy liet hem in de gevangeniflè zetten,sevan- waer uit hy nochtans,zoo alsDinonzegt,Se"· zich heeft weten te redden. Eindelyk ge- boodt Artaxerxes, naer het verhael van Juftinus,den Grieken vrede te maken.Dog Diodorus en Plutarchus verhalen dat de Lacedemoniers afgemat door den oorlog, dien zy te gelyk met de Grieken en Per- fen te voeren hadden, den Amirael Απ- talcidas naer den Koning van Perfie ge- zonden hebben om den vrede te bevorde- ren : en dat dees den Koning begunftigen- de te weeg gebragt heeft, dat de Griexe fteden, en eilanden, die aen Afie behoor- den, aen hem cynsbaer zouden blyven. Om welke reden de Koning aen Antalci- das een krans van bloemen, gedoopt in een zeer koftelyke balfem, gezonden heeft (λ). Dat deze oorlog der Perfen met de Lace- demonieren geduurt heeft van het eerfte jaer der XCV Olimpiade tot het tweede jaer der XCVIII, waer in de gemelde vrede gefloten is, kan befpeurt worden uit Diodorus (ύ). O o Af-
(a) Via, de Jiis omnibus Xenoph.in Hellen.l.III. IV.
V. paffim. Di'od. Sicul. I. XIV. Nep. in Vit. Conon.
et Agcfil. PJut. in Arrax. Con. & Agefil, Juft. I. VI, PauH in Lacon. S. 1. Hl. c. 9, Conf. Polyaen.
1. I. Serat. (i) 1· c. p. 416. et 4JJ. edit, Steph. feu f. 264. et
319. Wechelianae. |
||||||||||||||||
/
|
||||||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
2 C)0
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
Artaxerxes aen deze zyde van vyandenl fchatting aen den Koning van Pcrfie je
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
Artaxcr-
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
verlofl: begon nu zynen optogttegi
togttegengoraS) Koning van Cyprus. Orontes,'s denKo- Koningsfchoonzoon, had het gebiet o- |
] betalen, en op zyne bevelen, als een knecht
by zynen heer, gereedt te ftaen. Hynam.
de voorwaerden,hoe hart zy ook waren, |
|||||||||||||||||||||||||||||||||
x
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
mng van
Cyprus. |
ver drie hondert duizent voetknechten.
Over een vloot van drie hondert roeifche- pen geboodt Tiribazus met zekeren Gaus, die aen zyn dochter getrout was. Eua- |
aen, en liet aen Tiribazus zeggen,dat hy
zich aen den Koning niet als een knecht, maer wel als een diènftbare Koning wil- de onderwerpen. Dit billyk verzoek ftondt Tiribazus toe. Maer Orontes, |
||||||||||||||||||||||||||||||||
goras kreeg hulp van den Koning van
Egipten, van den Vorft van Carie, van de Arabieren, en van Tyrus. Hy had in 't geheel twee hondert roeifchepen ; fces |
die hem zyne glory benyddc, befchul-
Tiribazus
digt hem door brieven by Artaxerxes, datbefchul-
hy de ftadt niet door gewelt had iiige- d,§c nomen , daer het nogtans in zyne magt |
|||||||||||||||||||||||||||||||||
duizent foldaten van zyn eigen volk , en
nog veel meer van zyne bontgenooten by een gezamelt. Met zyne rooffchepen , waer van hy'er een goedt getal vaerdig had , onderfchepte hy den iyftogt, die den Perfen toegevoert wert,en bragtdaer door te weeg, dat'er een groote hongers- nood! ia hun leger ontftont, waer door het krygsvolk aen 't muiten raekte.Want de gehuurde foldaten door gebrek van eetwaren geperft vielen op hunne overften aen, ilaende eenige der zelve doot, en vullende al het leger met een groote be- roerte. En zy wiert ter naeuwer noodt noch geftilt door de behendigheit der bevelheb- beren zoo van het lantvolk, als van de vloot, die zoo fpoedig als doenlyk was voorraet van koorn uit Cilicie deden ko- men. Euagoras,dien volop van koorn,geit, en andere nootfaaklykheden uit Egipten wert toegevoert, greep de koningtyke vloot aen, zoo als ze voorby Citium zeil- de, wel eer een ftadt in het zuidergedeel- te van Cyprus gelegen, en hielt in den eerften aenval de overhant. Maer Gauen Tiribazus hunne kragten infpannende Euagoras dwongen hem door de dapperheit hunnegeflagen. Peruanen de vlucht te nemen. De Per |
1 was geweeft: dat hy op zyn eigen gezag
'een verdragh had aengegaen met deLace- demonieren: dat hy by het Orakel van Apollo raedt gepleegt had, over den oorlog die hy den Koning meende aen te doen, en diergelyke dingen meer.Hier op wort hy Enge- geboeit naer den Koning gezonden. O- boe». rontes ondertuflchen het opperfte gebiet voerende over de troepen in Cyprus, zag dat Euagoras het beleg kloekmoedig uit- ftont, en de foldaten vorders het gevan- gen nemen van Tiribazus euvel opnamen. Waerom hy op dezelve voorwaerden, die Tiribazus begeert had, vrede met Euago- ras maekte ; dat hy namelyk eene zekere fchatting jaerlyx aen den Koning betalen, de heerfchappy over Salamis behouden,en als Koning het bevel des Konings van Perfie zou gehoorzamen, (a). Diodorus getuigt dat Tiribazus na het
voeren des oorlogs met de Cadufiers zyn zaek voor de Koningklyke Regteren wel heeft weten goedt te maken, en de be- fchuldiginge van Orontes te wederleggen. Weshalven hy door de gemeeneftemmen Tiribazus der Rechteren van de hem opgelegde be- y)"è^- fchuldigingen vrygefproken , en van den Foken· Koning met grooter eerampten dan tevo- |
|||||||||||||||||||||||||||||||||
fen dus overwinnaers geworden,zamelen
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
zoo wel hun lant-als zeevolk by een , en
Salamis belegeren de ftadt Salarnis te gelyktelant belegert. en te warer. Ondertuflchen ging Tiriba- zus de tyding der overwinning aen den Ko- ning brengen. Euagoras de zorge van het befchermen der ftadt aen Pythagoras gelaten hebbende, liet zich by nagt van Salamis naer Egipten voeren , daer hy by den Koning komende hem aenmaen- de, dat hy wel te denken hadt dathy met de Perfen eenen gemeenen oorlog voerde, en daerom al zyn kragten molt infpan- nen om zich wel te quyten. Maer uit Egipten met veel minder geit dan hy ge- dagthad wederkeerende, en ziende dat de ftadt Salamis door de vyanden ten hoogfte benaeut, en van de hulpe der bontgenoo- ten vcrlteken was,hielt hydoor Gezanten om vrede aen. Tiribazus , die toen het oppergezag hadt, gaf tot antwoort, dat hy in geen handeling treden zou , ten zy Euagoras alle de fteden van Cyprus ver- liet, en te vreden met de heerfchappye over Salamis alleen bereit ware jaerlyxe |
ren befchonken is. Dog Plutarchus, een
geloofwaerdig fchryver, verhaelt dat Ti- ribazus voor het bepleiten zyner zake in den oorlog tegen de Cadufiers tegenwoor- dig geweeft is. Want terwyl die dingen, waer van wy gefproken hebben, in Cyprus omgingen, had de Koning zelf met drie hondert duizent foldaten en tien duizent ruiters, de Cadufiers beftreden. Dit lant, gelegen aen de Cafpifche poorten, in de aengrenzing van Mcdie, was ongebaent , dampig, en verfteken van vruchten en aertgewaflen : zoodat'er niets te vinden was dan appels en peeren, en andere vruchten, die in de boflehen groejen, daer dat ftrytbare volk het lyf by houden moiL Daerom was in het Koninglyke leger zulk een dierte in de lyftogt,dat men eenen ezels- kop naeulyx voor LX drachmen, dat is agtien gulden Hollantfch geit , krygen konde. Daer heeft Tiribazus , die dikwyls de eerfte plaets by den Koning om
(λ) Vid. Diod. Sicul. 1. XV. p. 459. feq. & p.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
462. edit. Steph. feu p. 328. feqq. & p. 333, feq,
Wechel. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||
k ë é æ ë í,
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
291
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
•om zyn deugt had ingehadt, en dikwyl
door zyn losheit daer van afgeworpenen toen ook noch veracht en gedrukwas, den Koning en al zyn leger behou- den. Want hy trok zelf in perfbon naer den eenen Koning van de Caduiïers , en zond zynen zoon heimelyk naer den ande- ren. En dewyl deze twee eikanderen niet lyden mogtcn, werden ze beide bedro- gen door de hoop van vrede met Artaxer- xcs aen te gaen , meenende elk dat het gefchiedde buiten weten van den anderen. Dus een verbont met beide gefloten heb- bende voerde hy de Perfiaenlc troepen te rug.De Koning zelf hebbende een fchilt aen zynen arm,en eenen pylkoker van den ichouder afhangen, fteeg de eerlïe van zyn paert, en beklom de fleile en bergag- tige wegen. Waer door de foldaten zien- de 's Konings vlugheit, zoo gaeu werden ofze vliegen konden, en eiken dag eenen weg van meer dan twee hondert itadien afleiden. Als ze nu eindelyk aen zekere Koningklyke buiten-plaets gekomen wa- ren, daer fehoone en met boomen rykelyk verziene lufthoven, en diergaerden waren zynde wyders het lant daer om heen ont bloot van alle geboomte, en bevrozen |
treden zynde met Tachus j> Koning van
Egipten, Artaxerxes den oorlogh aenge- daen. De voornaemfle van deze waren Ariobarzanes , Lantvoogt van Frygie : Maufolus Vorft vanCarie: Orontes van Myfie : Datames van Cappadocic , en Autophradates van Lydie. Van de lo~ niers hadden zich hier ook by gevoegt de Lyciers, de Pifidcn, de Pamphiliers, en Cilicianen: en buiten deze nog de Syriers en Feniciers, met welke zich vercenigt hadden byna alle de genen, die aen het ftrant der Afiatifche zee woonden ·, zoodac de Perfianen op eenen zelven tydt te ftry- den hadden met den Koning van Egipten, met de Griexc fteden van Afie, met de Lacedemonicren en hunne bontgenooten, en met hunne wederipannige Lantvoog- den.Maer alsOrontes,diendezede ganfche laftvanhet voeren dezes krygs toevertrout hadden , de afvalligen en hunne verwan- ten aen den Koning ontdekte , is deze beroerte der wederipannelingcn , zonder Beroerte ! iets uit te voeren, verdwenen. Datames gedempt, is, na dat Jiy Mithrobarzanes, zynen ichoonvader, die van hem afvallende zich by Artabazus, Veltoveritcn van 's Konings troepen, voegen wilde, verflagen hadt, |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wakker-
heit aes
Konings. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
door de koude, liet hy den foldaten toe
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
.× á é á, ' Üet ^ dcn ,oldaten toe
|
van Artaxerxes door lagen van kant ge-
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
uit de lufthoven en diergaerden hout te holpen. Neébnabu»,£on van Tachls
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
halen. En als ze draelden om de Cchann
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
heit en hoogheit der boomen, vatte hy
zelf een byl in de vuift, en hakte den fchoonften en grootften om verre. De reit dit voorbeek volgende, en hout op een ftapclende, bragt den nagt gemakke- lyk over.Evenwel verloor Artaxerxes veele dappere mannen,en byna alle depaerden, eer hy weder in Perfie quam. Niettemin toonde hy toen , dat alle vadzigheit en verwyftheit, niet ontftaet, gelyk het ge- meen gevoelen is,uit weelde en overdaet, maer uit eene ontaerde en quade natuur , die verkeerde mecningen volgt, (a) |
Koning van Egipten, heeft op den raedt
van zekeren Rhcomitres, van de weder- ipannigen tot hem afgezonden zynde,zynen vader,dictoen in GriekenlanttweehondcrE roeïfehepen toeruile,van den troon gefloten. Door welken flag deze Vorft verzet zich niet ontzien heeft door Arabic naer Arta- xerxes te trekken, en van hem vergiffe- nis te verzoeken van al wat hy mogt mis- dreven hebben. Artaxerxes verklaerde hem niet alleen onfchuldig,na dat hy hem zyn misdaden vergeven had, maer gaf hem ook het volle bewint des oorlogs, tegen |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fgipii-
fihe oor- log vrug- teloos af- geloopen. |
De oorlog,dien Arraxerxes den Egipte-
naren,onder het bcleitvan Pharnabazus, en Iphicrates den Athener , acndeed , liep vrugteloos af om hunne onderlinge onee- |
de Egiptenaers verklaert,in handen. Maer Doot vad
Artaxerxes quam te flerven in het midden Artaxer- der toeruftinge van dezen oorlog, te we-xw· ten in 't derde jaer der CIV. OJimpiade , |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nigheit. En fchoon men dien daerna tot
de doot des Konings toe met verfcheide kanflèn vervolgde,kon men echter Egipten niet weder krygen. (^).Voorts heeft Arta- xerxes de Grieken, die zich zelven onder- ling met inwendigen oorlog afmatten door driemael vrede te maken , met el· kanderen verzoent, blyvende de Theba- nen alleen van dezen peis uitgefloten. Ook hebben ontrent het derde jaer der CM, als Eufebius,of der CIV 01impiade,als Dio- dorus wil, eenige Lantvoogden nieuwe beroerten aengevangen, en in verbontge- |
federt de fcheppinge der werrelt 3fS8.
en naer de Juliaenfche Periode 4Jf2, als hy drie en veertig jaren (geen veertig , gelyk Enfebius qualyk ilclt) het Ryk ge- regeert hadt. (c). En hier zeker dook Plutarchus, die in het Leven van Arto- xerxes ftek dat hy in het XCIV. jaer zyns ouderdoms, en in het LXIL jaer zyns Ryx der werrelt overleden is. Wyders fchcen Artaxerxes in het begin zyn aerti
zyns gebiets zagt van aert te zyn, en zy- nen grootvader, naer wien hy genoemt was, te willen navolgen. Want hy gaf gemakkelyk toegang aen yder een, en |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ojjftant
eeniger Lant- voogden. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
beloonde de genen , die het verdienden,
rykelyk met eerampten. Van de ftraffen O o æ weer·1 (c) Vid. Diod. Sic. p. 504. 505.506. edt'r. Steph;
feu p. 397· N4· a{l p-uique4oi. Wethcl. Confi Seal. Anim. ad Eufeb. p. 1 ij. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
<ë) Vid. Plutarch. ]. c, p. m In,, r„„
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2 9%
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zekfame weer(fc hy aHe fmaedt af. In het geven]ry of ontrou, raaer alleen zyne bedeelt
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
heit en vadzigheit ten toon Hellen. Waer-
om hy hem opleidde een naekte hoer,*die fchrylings op zyn hals zat , eenen dagh langh rondom de markt te dragen. Ee- |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
toonde hy zich vrolyk en goedertieren
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in het ontfangen. van eenigen dank blyde
en vriendelyk. Geen gift aen hem ge- daen was zoo kleen, of hy ontfingze met uitbundige dankbaerheit. Als zeker man, genaemt Qmifes^ hem eenen Granaetap- pel van ongenieene grootte op zekeren tydt aenboodt} By de Zon, zeide hy , deze man zou zelf een itadt, als ze hem toe- betrout was, van kleen groot maken. Aen zekeren armen man, die ziende dat de een en d'ander den Koning iets fchonk, en zoo fchielyk niets gereedt kunnende vinden om ook zynen plicht hier iii waer te nemen, hem een hant vol waters uit de voorbyftroomende rivier gefchept aenboodt, liet hy een goude drinkfchael, met duizent Daricuflên, dat is omtrent, naer ons geit gerekent <Sooo gulden, geven. Als hy na den flag gehouden met zy- nen broeder Cyrus grooten doril hadt, vvert hem ondeugent en Hinkend water , door den Gefneden Satibarzanes, die dat van zekeren Caunier in een vuilen lederen emmer,daer vier pinten in gingen,gekregen hadde,aengebragt>dat hyganfeh en gaer uitdronk.En als de Gefneden hem vraeg- de, of het hem zeer tegengcilaen hadt, zwoer hy by de Goden, dat hem noit wyn, noch het lekkerfte en klaerfte wa- ter beter gefmaekt hadt. Waerom hy wenfehte , zoo hy dien man niet mogt vinden, door wiens toedoen hem dit te beurt gevallen was, dat Godt hem,mogt ryk engelukkigh maken.Deze ook nader- hand gevonden hebbende, verhefte hy uit zynen lagen tot eenen doorluchtigen ftaet. Als Tiribazus hem eens op de jagt toonde dat zyn rok geicheurt was, vraegde hy hem,wat nu te doen ftondt.En als deze daer op gezegt hi\at ^Trekgy eenen anderen aen, en geef my den mven , gaf hy hem zynen rok met byvoeging dezer woorden: Ttri- |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nen _ .
twee vyanden had omgebragt, liet hy de
tong met drie naelden doorbooren.
Evenwel gaet hem na dat hy deze
deugden zyner jeugt, toen hy ouder ge- worden was , in ondeugden verwiflèlt heeft. Want zich overgevende aen de zyn quaï ledigheit, waer uit niet zelden quade luf- de minne- ten geboren worden, verflingerde hy opluft· zyn eige dochter Atofla, bedekkende even- zoo veel hy konde deze luil voor zyn moeder Paryfatis, met welke hy verzoent was, fchoon, als eenigen meenen,reedts een bedekte liefdehandel tuflehen hem en de maegt was. Paryfatis, een overfnoodt wyf, gewoon zynde te zeggen dat die met den Koning fpreken wilde, zyde,dat is zagte woorden, te gebruiken hadt, de fnof wech hebbende vandeheimelyke min desKonings, en hem zoekende meer aen zich te verbinden, begon meer werk te maken van Atofla dan te voren, en hare fchoonheit en zeden by Artaxerxes ten hemel te verheffen. Eindclyk riedt ze hem, dat hy zonder agt te geven op de wetten der Grieken , haer tot zyn wetti- ge vrou zou maken } hem vertoonende dat hy den Perfen van Godt gegeven was, om hun te itrekken tot een richtfnoer , waer mede zy , even als naer een wet, zouden afmeten wat eerlyk , en wat on- eerlyk was. Men zegt, dan dat hy Atofla ten huwlyk nam, en niet langh daerna ook zyne andere dogter Ameftris, te vo- ren aen Tiribazus verlooft. Men verhaelt dat hy Atofla zoo zeer bemint heeft, dat als haer lichaem door rhelaetsheit was af- geweidt, zonder zich daer eenigfzins aen te ftooten, met zynq handen de aerdege- raekt, en Juno ootmoedigh voor haer ge- beden heeft, en zyne Lantvoogden en vrienden op zyn bevel zoo veele gefchen- ken aen de Godinne gezonden hebben , dat zeftien ibdien, die tuflehen de kerk en het koningklyk palcis lagen, met gout, zilver, purper,en paerden vervult waren. Dat hy ook zich in het hooft brengende dat zyn gezagh begon af te nemen om zynen wederfpoet, en ongelukkigen uitflag zyner wapenen, fchalk ook op de Grooten be- gon te krygen, en veele. der zelve uit ver- bolgenhcit, en nogh meer uit vreezc ge- |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Quink
flash. |
bazjis^ ik geef hem », maer verbiede κ hem
te dragen. En als Tiribazus deze woor- |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
den in den wint flaende den rok aen ge-
getrokken,en zich met gouten juweelen op zyn wyfs opgetoit hadt, en alle menfehen morden dat hem zulx niet voegde , zeide de Koning, die'er zich niet aen iliet, al lachende: Tiribat-m^ iklaetti toe juwelen te dragen als een vrou, en dat kleedt als ee- |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zyn
fpraek- |
nen z.ot. En niet alleen was Artaxerxes
zoo vriendelyk en ipraekzaem, maer ge- |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
faeinhek. boodt ook zyne Gemalin Statyra het be-
hangfel van de koets of wagen op te fchui- |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ven,opdat yder, diewilde,baeronderwegetdoot heeft. En dus verkeerde de vrees-zyne ge-
" " ' agtigheit in geweldenary , daer hy te vo- weldena- ren zonder argwaen, vreedzaem , zacht-ry*
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
moedigh
zen en
was. (a),
|
, en den naem van eenen wy-
voorzichtigen vorft waerdigh |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gematigt-gcn. Wanr zekeren Medier , genaemt
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
heit in het
ftraffen. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Arbaces, dié in het gevecht tot Zynen
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
broeder Cyrus overgeloopen, en na zyn
doot weder tot den Koning gekomen was, wilde hy geen ftraffe doen lydtn , die een merkteken mogt zyn van verrade- |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Uit
(a) Vid. Plut. in Vit, ejns T. I. op. p. m. 101 3.
1017.1023.feq.Idem in Apopht.T. II. op.p. 173, fcq. Conf Scalig.Aniin. in Eu), p. m. 115. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
%
|
|||||||||||||||||||||||||
*&
|
|||||||||||||||||||||||||
REIZEN.
|
|||||||||||||||||||||||||
t9i
|
|||||||||||||||||||||||||
Uit zyne byzkten, die naer Plutarchusi iets tegen hare neigingh te beftaen. Maer
|
|||||||||||||||||||||||||
als Afpafia hier op ontboden buiten 's Ko-
nings yerwachtinge Darius had uitgeko- ien, gaf hy haer wel aen hem over uit nootzakelykheit der wet, maer niet lang daer na, op dat zy haer leven buiten den echt zou over brengen , maekte hy haer Priefterin van Diana, die te Ecbatana ge- viert wort, gelyk Plutarchus verhaclt,of, dat waerfchynlyker is , van de Zonne, gelyk Juftinus zege : meenende dat hy dus geene fcherpe,maer matige en boerti- ge wraek over zynen zoon nam. Men zegt dat Darius hier door verbittert eerft in feheldwoorden tegen zynen vader uit- vioek- gevaren is : en kort daer aen van Tiriba- verwant·» zus, dien men voorheen valfchelyk met ^haP v8n de hoop van het huwelyk van Ameftris finéèdtf"' gepaeit, en daer na uitgelacchen hadt, verder aengeftookt eenen aenflaggefmeedt heeft om den Koning van kant te helpen } daer hy godloos genoegh geweeft zou zyn, zoo hy voor zich zelven alleen zulk eenen vadermoort bedacht hadt} en nu zoo veel te godloozer was , dat hy vyftigh van zyne broeders, hier roe over- gehaelt, mede aen vadermoort ichul- digh maekte. Een wondere zaek voorwaer, dat in zoo groot een volk zulk een vloekverwantfchap heeft kunnen aen- gegaen, en nog wonderlyker dat de va- dermoort zoo geheim heeft kunnen ge- houden worden jdat ook onder alie die vyf- tigh kinderen niemant gevonden is , die zich of door de vaderlyke majeftek, of door eerbicdighek tegen zyne hooge jaren , als mede zyne toegevenheit heeft laten af- brengen van zulk eene onmenfehelykheir. Zeker hoe is het te begrypen dat de naem van Vader by zoo veele zoonen zoo ongeagt is geweeft, dat die hem be- laegt hebben, daer ze veel meer hem veilig hadden moeten maken tégen zyne vyanden, endathymindergevaer by zyne vyanden, maer oau dan by zyne eige kinderen geloopen heeft? J«kt· De famenz wering wert den Koning ont- dekt door eenen Gefneden, dien al de handel des aenilags bekent was,en die meteen meld- de dat de moorders beiloten hadden des nagts in's Konings kamer te vallen, en hem in zynen flaep af te maken. Wes- halvcn hy een gat zoo groot als een deur in den muur dcedt maken, en met tapy- ten bedekken. Als hy nu gezien had dat de moorders op'het gezette uur aen» quamen , fchoof hy fchiclyk de tapyten op, en worp zich in een binnenkamer, waer van hy de deur met een groot ge- roep toefmeet dat het rammelde. De vloek- verwanten ziende datze verraden waren , ftellen her,zoo hart als zy mogten,opeen loopen. Tiribazus maekte vcelc der Ko- ningklyke lyfwachten, die hem vatten wilden, af, maer weit evenwel met moeite door een pyl van verre geicboten, Oo 3 dat |
|||||||||||||||||||||||||
(a) getuigeniflè drie hondert en zeftigh in
getal waren , heeft hy hondert en vyftien zoonen, dogh uit zyn wettigh huwelyk niet meer dan drie voortgebragt} Darius namelyk, Ariarates , dien Plutarchus A- riafpes noemt, en Ochus, die de jongfte geweeftis (b)· Artaxerxes een man op zyn dagen geworden zynde, heeft, als hy merkte dat zyne zoonen by hunne vrienden en de Grooten over het Ryk begonnen twiftigh te worden , zyn zinnen met alle voorzichtigheit te werke geleit om alle krakkeelendienazyn doot deswegen mogten opkomen, wech |
|||||||||||||||||||||||||
Zyn zo-
nen. |
|||||||||||||||||||||||||
Zyn
voorzig-
tïgheit
ontrent
den erf- !fi>genaem des Ryx. |
|||||||||||||||||||||||||
Ochus
|
|||||||||||||||||||||||||
te nemen. Want Ochus, die men zegt
del'roonrdat heftigh van aert was, hebbende in °n'het hof niet weinig gunftelingen, vooral Atofla, die hem by zynen vader voor- droegh, arbeidde zeer om de keure op zich te doen vallen. Want hy kreegh haer op zyn zyde door de hoop, die hy haer gaf niet alleen van haer te zullen trouwen, maer ook na zyns vaders doot deelgenoot van de Koningklyke magt te maeken. De facm gewaegt ook, gelyk Plutarchus zegt, dat hy heimelyk zelf by zyns vaders leven met haerboeleerde.Maer Artaxerxcs agtende billyk te zyn dat hy het Ryk naliet op die wyze als hy het Darius gekregen hadt, heeft Darius, die ouder tot erfge- was} en reedts vyftigh jaren hadt, om ^ae"^;s Ochus alle hoop af tefnyden, tegen de klaert, gewoonte der Perfen, by welke de Ko- ningklyke waerdigheit niet dan door de doot op eenen anderen overgaet, uit toe- gevenheit tot Koning verklaert, en hem toegelaten den fpitièn hoedt en het Koning- lyk merkteken, te dragen j oordeelende aen zich zelven niet te benemen , dat hy zynen zoon overgaf, en zuiverder vrngt uit zyne-voorttelinge te zullen fcheppen , indien hy de merktekens zyner majefteit in zynen zoon quam te zien, gelyk Juili- nus fpreekt. Daer was een wet by de Perfianen , dat die voor Koningh ver- klaert was, eenig gefchenk moft verzoe- ken, en de geen, die de verklaringe ge- daen hadt, dat geven moft, indien de verzochte zaek maer in zyne magt ftondt. Eifch van Hierom verzogt Darius voor zich Afpafia, |
|||||||||||||||||||||||||
Darius.
|
|||||||||||||||||||||||||
geboortigh van Phocis uk Ionie, eertyts
byzit van Cyrusden tweeden, en nu van zynen vader. Die nam Artaxerxes euvel op. Want de Perfianen , gelyk Plutar- chus zegt, vallen zeer minyverigh, zoo dat niet alleen de geen, die des Konings byzit aenfpreekt of aenraekt, maer ook die te dicht voorby de wagens rydt, daer ze op zitten, met de doot geftraft wort. De Koning dan zyn misnoegen verbergen- de gaf zynen zoon tot antwoort: Dat Af- pafia vry was, dat hyze nemen konde met haren wil, maer zich wachten moft van |
|||||||||||||||||||||||||
(«) InArtax.T. 1. op.p.
(*) Juft. 1. X. «p. I. |
|||||||||||||||||||||||||
1025,
|
|||||||||||||||||||||||||
*
|
|||||||||||||||||||||||||
C O R Ν E L I S cte BRUINS
|
|||||||||||||||||
294
|
|||||||||||||||||
dat by'er af ftorf. Men gaf aen Darius
KoningkiykeRegters, die hem met ge- meene Hemmen ter doot verwezen. Men zegt dat de fcherprechter Darius gezien ■hebbende van verbaeftheit in 't eerft te Tugh week, maer op het dreigen der Rechtcren hem met eene hant by 't haer gegrepen, dus tegen den gront gewor- pen, en met een fcheermes denhals af- gefneden heeft. Anderen verhalen dat het vonnis in tegemvoordighek des Ko- nings gevelt is, en Darius door bewyzen overtuigt met zyn aengezicht tegen den gront gevallen is, en dus den Koning oot- moedig om vergiffenis gebeden heeft: en dat dees uit verbolgenheit opgerezen den fmekenden met uitgetogen zwaerde heeft omgebragt: dat hy dit verricht hebbende in zyn paleis gekomen is, en de Zonne heeft aengebeden, en gezegt : Gaet vrolyk heett) o Perfianen, en bootfehaft anderen, dat deGroote Oroma&ss de boofwichten^die verfoei- hke aenflagen gefmeedt hadden ,gefiraft heeft. Hier na fchepte Ochus weder nieuwen moedt: maer hy fcheen tot tegenftrevers te zullen hebben Ariarates, of Ariafpes , en Arfames. Den eerften wilden de Per- fen tot Koning hebben om zyne zagt- moedigheit, opregtigheit en beleeftheit. Deze in tegendeel was een hartigh man , en fchoon uit een byzit gewonnen , den vader zeer aengenaem. Hier op vertelt men dat Ochus cenige Gefnedenen en vrienden heeft opgemaekt, die aen Araf- pes fomtyts eenige dreigementen en harde woorden zyns vaders zouden overbrengen, en hem heimelyk in 't hooft fteken* dat de Koning befloten hadt hem wreedelyk en fmadelyk om het leven te brengen. Deze dingen hem dus van dag tot dag
als geheimen geopenbaert, hadden hem zoo verbaeft en wanhopig gemaekt, dat hy zich zelven door het innemen van ve- nyn ombracht. Wyders wort Ochus gezegt Arfames te hebben doen om- brengen door Harpates den zoon van Tiribazus, zynde daer na Artaxerxes van droefheit geftorven. (a) Eufebius (b) is van gevoelen dat Arta-
xerxes de Gedagtige is geweeft die Aha- fuerus, de man van Efther. En met hem ftemt Abul Pharajus. (<?)· Maer het geen men in het boek van Efther leeft wegens de Koninginne Vafthi, komt ge<;nfins o- ver een met de Koninginne Statira, ge- malinne van Artaxerxes, dewyl men ner- gens leeft dat zy van haren Gemael ver- itooten is> en in tegendeel alle geloof- waerdige fchryvers getuigen dat de Ko- ning haer tot het einde haeres levens toe hartelyk bemint heeft. Derhalvcn ftaet naer eenen anderen Ahafuerus te zoeken. Nu volgt (a) Vid. Pkit. in Artax. fub fin. Juftin. 1. c.
(é) P: I. Chr. p. 33. et P. II. p. 134.
(i) Dyn.cit.pag. S8.text.Arab.etp. 57. yerf.Latin.
|
|||||||||||||||||
Darius
geftraft. |
|||||||||||||||||
XI. OCHUS, ook ARTAXERXES
genoemr.
Deze zynen vader in het Ryk volgen- Ochus.
de nam den naem van artaxerxes aen. Want dewyl Artaxerxes het Ryk vrome- lyk beheerfcht, en veel werk van den vrede gemaekt hadt, ook gelukkigh in zyne bedryven geweeft was , hebben de Perfen gewik , dat de Koningen, die na hem quamen, naer hem zouden genoemt worden. («) Abul Pharajus zegt dat hy daeren boven jifudah , dat is de Zwarte genoemt is. Ik weet niet dat de naem zyner Gemalinne by ecnigen Schryverge- melt wort: dogh Curtius (b) verhaelt dat Alexander Koning van Macedonië drie zyner dogteren , nogh maeghden, in de legerplaets der Perfen , na den flagh by Granicus, onder de vrouwen van Darius gevangen genomen heeft. Jacobus Ca- pellus, en uk hem Samfon (c) zyn van gevoelen dat Efther de vrou van dezen Ochus, en hy zelf in de Periifche tale Ochofuerns of Achafuerns genaemt is. De- ze giffing komt my niet ongerymt voor. Want de vrouwen der eerfte Periiaenfche Koningen zyn van ons onder eiken Ko- ningh genoemt, waef van geene zoo in geflacht, als in zeden den perfoon van Efther verbeek \ om niet te zeggen dat de omftandigheden in het boek van Es- ther ter neder geftek op haer flaen. De Joden zelfs bekennen dat de Hiftori van Efther onder de boeken des Ouden Ver- bonts na Nehemia, en dus op de lefte plaets moet geftek worden. En dat Ne- hemias zyne hiftori gebragt heeft tot dé laetfte tyden van Darius den Baftaertj,kan zelf hier uit befloten worden, dat Jofefus (d) getuigt dat die Sannabullat, over wien hy (e) klaegt,van Darius Codomannus af, en Alexander van Macedonië toegevallen is , en onder hem de wapens gedragen heeft. Hier uit volgt, bedriegh ik my niet, dat de Hiftori van Efther of onder Artaxerxes denGedagtigen, of onder Ar- tascerxes Ochus voorgevallen is. Dat die eerfte zyn vrou zou verftooten hebben, wort nergens, als gezegt is, gelezen. En van Ochus huwelyk hebben de heidenfche fchryvers niets ter werrek nagelaten,zoo- dat daer uit te regt is te beiluiten, dat zy van alle de dingen , die in het binnenfte van Perfie ten tyde dezes Konings zyn voorgevallen , onkundigh zyn geweeft, en dat Ochus Vafthi verftooten hebben- de de man van Efther geweeft is, voor- namelyk dewyl men van de gemalinnen der
(a) Diod. Sic. 1. c. p. j06. cd. Stcph. feu p. 400.
Wcchelian. 0) 1. III. cap. 35, (c) P. c. Chron. Cath. fub Α. Μ. 3644.
(<f) \. XI. c. s. (e) c. 4. et 6. |
|||||||||||||||||
Ochus
volhart in zyn ftaet- zuchr. |
|||||||||||||||||
■Φ *
|
|||||||||||||||||
Lift van
hem hier toe aen- gewend· |
|||||||||||||||||
RÉIZEN. i9j
en hunne af komii nes hadeenen broeder genaemt Jefua. De-
|
|||||||||||||||||||||
der eerfte Koningen,
|
|||||||||||||||||||||
zen had Bagofes als zynde zyn vrient
belooft het Hooge Priefterfehap te zul- len geven. Jefua hier op zich verlatende had toen de ftoutheid van vrymoediger met zynen broeder in den tempel tekrak-Broe:!e1';, keelen,waer door hy die zoo boosmaekte,^"^ dat hy van hem in toorn dooriloken wierd. fchen Dit was zeker een groot fehclmftuk, vooral tempel dewyl het begaen wert van eenen Frief-S^10^» ter, waer van men noit wedergade ge- hoort heeft noch onder Grieken , noch onder Barbaren, noch wat voor volkeren ergens in de werrelt zyn } gelyk Jofe- phus wel aenmerkt. Hy beweert ook dat Godt, die zulk een fchendig ftuk niet ongeftraft wilde laten, toegelaten heeft* dat het Joodfche volk zyn vryheit ver- loor, en de tempel van de Perfenontwydt wert. Want men zegt dat Bagofes ver- nomen hebbende dat de Hooge Pricftet* zynen eigen broeder in den tempel ge- doot hadt, uitgeroepen hcdtiobuoswigtcti^nzc· hebtgy eenen moort in den tempel durven be~ ftiaït. dryven ! En als hy hier op m den tempel willende gaen tegengehouden wert, Hoe, zeide hy, meent gy dat ik onreiner ben, dan het Ijk, dat in den tempel legt ? Na welke woorden hy'er in tradt, en by deze ge- Jegenheit zeven jaren langh ftrafFe over dezen moort vorderde. Want als men alle dagen twee lammeren vooreeneofïèr- |
|||||||||||||||||||||
kenniflê genocgh heeft. Daerenboven
blykt uit het boek van Efther dat Aha- fuerushefrigh enoploopende van aert was. Het zelve verhaelt Plutarchus van Ochus of dezen Artaxerxes. In het zelve boek wort verhaelt dat Ahafuerus zyneoverllen of Landvoogden ter maeltydt onthaelt heeft. En uit Iibkrates (ƒ) blykt dat Ochus in den aenvangh zynsRyx het zel- ve gedaen heeft. Zoodat ik fchier van gevoelen zou zyn dat de hiftori van Ef- ther tot de tyden van Ochus behoort. Maer yder hebbe hier zyn oordeel vry. Wyders verhaeltJuftinus (f) dat Ochus
zyn gebiedt van dootflagen heeft aenge- vangen. Want vreezende voor zulk ee- ne iamenzwering, als tegen zynen vader gebeurt was, vervulde hy het hof met den moort der vorften, zonder eenigh inzicht te hebben of voor bloedt, of voor kun- ne, of voor jaren : op dat hy dus, ver- moordende zyne bloetverwanten ,niet on- fchuldiger dan zyne broederen , de va- dermoorders, zoude gevonden worden. Maer of men juift alles, wat van dezen Koning door Juftinus, en de Grïexc fchryveren , vyanden van den Periifchen naem, verhaelt wort, zou moeten geloo- ven, en of niet die luiden, die hier te boek geftelt worden als onfchuldigh ter doodt gebracht,medeichuldigzyn geweeft |
|||||||||||||||||||||
Bloedige
regering van O- chui.
|
|||||||||||||||||||||
aen de famenzwering tegen Ochus va-'hande flachtte, geboodt Bagofes voor elk
|
|||||||||||||||||||||
lam vyftigh drachmen dat is, vyftien Hol-
lantfchegulden op te brengen, dat alle ja- ren zeftig Attiiche talenten uitmaekt. In het derde Jacr zyns Koningkryx , het tweede der Cv, Olimpiade, het jj-pi na de fcheppinge der werrelt, en het 43 ƒ■ γ naer de Juliaenfehc Periode, volgens de rekening van Helvicus, en den regel van Eufcbius, heeft Ochus Koning der Per- fen eenen ftam van Joden, die hy gevan- gen hadt, naer Hyrcanie en Medie over- gebragt, en dien nedergeilelt aen deCaf- pifche zee, daer men meent dat dezelve gebleven is tot de tyden van Orofius toe, nemende zeer toe in wasdom van geflachr, en ftaende om van daer t'eeniger tydt uit te barften. (a). Scaliger en anderen hou- den het daer voor dat deze Joden uit die overblyffelen, die volgens de befchryvin- ge van (6) Jeremias naer Egipten tot den Koning Vaphres of Farao Hophra # gelyk (c) Jeremias hem noemt, na de ver- woeftinge van Jcruialcm, gevlucht waren, voortgeteelt zyn. En deze heeft de brief der Jeruialemfche Kerkvergadering Zonen van de overbrengingenaer Medie genoemt* la
(a) Vid. p. Orof. 1. III. Hift.adv. Pag, cap. 7.
0) c. XLUI. (ή c XLIV. $, ultimo. (d) Vid. Scalig. p. ?z.et 1 ij.feq. Anim.in'Eufeb. et
I. III. Can. Ifag. Epoch. $9,ρ, 2$g,Coaf.Cthif, »'» lop.Chron.fubA.M, 1594, |
|||||||||||||||||||||
der, zou men nader dienen te onderzoeken.
Juftinus (c) verhaelt ook dat Ochus daer, zyn Ryk als gezuivert hebbende den Ca- dufiers den oorlogh heeft aengedaen. Van den zelven oorlog maekt mede Diodorus gewag. (d). Zy beide verhalen dat Darius Codomannus zekeren man uit het getal der vyanden, fors van moedt en kragten, die iemant uit de Perfianen , die het hart had om tegen hem te vechten, voor de kling vorderde,omgebragt heeft,en daerom van den Koningh itatelyk belêhonken is, en dus den eerften roem van dapperheit ' onderde Perfen wechgedragenheeft. Juf-
tinus voegt'er by dat dezelve daernaLant- voogt van Armenië geworden is. Daer wort verhaelt dat den Joden on- . der dezen Koning het betalen van fchat-
Snjo- tin£ °¥ê&& '1S> Jofephus (e) vertelt
|
|||||||||||||||||||||
den opge
ligt. |
dat de zaek zich dus toegedragen heeft.
Na het overlyden van Eliafibus den Hoo- |
||||||||||||||||||||
genpriefter, bekleedde zyn zoon Jojada
het Priefterfchap door erfrecht} wien ook geftorven zynde in dat ampt opvolgde Joannes. Dees was oirzaek dat Bagofes, \Celtoverfte van Artaxerxes den tempel ontheiligde, en de Joden met fchattingen bezwaerde. En dit ging dus toe. Joan- U) Os. Il.adPhil.
0)1. c. cap. j.
(c) eod. c. <r.
wichel' Χνΐ1'ρ3& i6s' ^.Steph.feu.p.490,fcq.
(«) lib. XI. c. 7. |
|||||||||||||||||||||
CORNELISde BRUINS
|
||||||||||||||
z$6
|
||||||||||||||
In het vierde jaer der CVI. Olimpiadeheeft Artabazus, Vekoverfte van Arta-xerxes den Gedagtigen in den Egipti-
fchen oorlogh, en zyn Amirael in den oorlogh van Cyprus, die van den Koning |
Ochus door deze ftoutheit verbittert ver-
zogt op Idrieus, Vorft vanCarie, een vrient en bontgenoot der Perfen, dat hy wraek wilde nemen over deCipriers.Waer op deze inder yl veertigh roeifchepen met agt duizent gehuurde foldaten vervaerdig- de, zendende die naer het eilant, met laft om het platte lant af te loopen, en de ftadt Salamis onder het beleit van Focion den Athener en Euagoras te belegeren. OndertufTcben worden de Lantvoogt van Syrië en Mazaeus, Regeerder van Cili- cie, die de Feniciers aengrepen ^ van Men- tor Veltoverften der Sidoniers , die van de Egiptenaren vier duizent Griexe fol- daten onder hunnen bevelhebber Ten- nes van Rhodus ontfangen hadt, op de vlugt en uit Fenicie gedreven. Maer als de Koning van Babyion met een groot leger naer Fenicie trok, beloofde hem Mentor , die zekeren Theflalio, den trouften zyner dienaren, aen hem zond» dat hy hem de ftadt zou overgeven, en zyn uiterite beft doen om Egipten, waer van hy alle de geweften wel kende, onder te brengen. De Koning verblydt door de- ze tydinge beloofde dat hy niet alleen de mifdaet des afvals aen Mentor vergeven, maer hem daerenboven rykelyk beloonen zoude. Maer als Mentors dienaer hier op begeerde dat de Koningh dit by hanttas- tingc belooven zoude, als tot merkteken van trouwe,geboodt de Koning hierover vergramt hem te onthalzen. Maer toen deze elendige nu ftont ter ftraffe geleit te worden, zeide hy, de Koningh hadt zy- nen zin te volgen : maer Mentor ziende dat men hem geen woort hiel zou ook in gebreke blyven van te doen , dat hy be- looft hadt. Waer op de Koningh van befluït veranderende den dienaer geboodt te ontflaen, en hem de regterhandt gaf, dat het zekerfte waerteken van trouwe by de Perfen is. De dienaer te Sidon wederge- keert gaf aen Mentor, buiten weten der burgerye , kenifTe wat'er gebeurt was. De Koningh Ochus ondertuflehen bege- righ om Egipten t' onder te brengen, dat hy tot nogh toe vergeefs bezocht hadt, zond aen de grootfte fteden van Grieken- lant gezanten om hulptroepen van haer te erlangen. Die van Athenen en Lacede- mon gaven hem tot antwoort, dat ze wel vrientichap met de Perfen wilden onder- houden, maer in geenen ftaet waren van hen te helpen. Maer de Thebanen ver- fchaften duizent zwaer gewapende folda- ten onder hunnen overften Lacrates ·, en de Argïven drie duizent ftaende onder het bevel van Nicoftratus, die Herkules wil- lende nabootfen een leeushuit, en knods in 't gevecht gewoon was te gebruiken, en dien de Koningh met name verzocht hadt. De Grieken , die de zeefteden van Afie bewoonden , zonden ook volk te
|
|||||||||||||
Ochus was afgevallen, kloeken weder
ftant geboden aen de Koninglyke Lant- voogden, die tegen hem gezonden wa- ren, en dat door den byftant van Chares, ■...'.-■ Overften der Atheneren.En als deze daer van daen getogen was heeft Pharnabazus de Thebanen gedrongen tot hem by teftaen. Van deze dan vyf duizent gewapende mannen gekregen hebbende, heeft hy de Koninglyke Veltoverften in twee groote veltflagen geflagen. Des niette min heeft de Koning Ochus een jaer daer aen, te weten in het tweede jaer der C VII. Olim- piade, den Thebanen door den oorlogh van Focis vermoeit, en door de groote kof- ten, die ze gedaen hadden, tot behoef- tigheit gebragt, de hant geboden. Want alsze door Gezanten op hem verzogten dat hy hunne ftadt eenige fomtne gelts wilde fchieten , heeft hy hun aenftonts driehondert talenten gefchonken. («) In het zelve jaer heeft hy den oorlogh, Egiptifcheal te voren van zynen vader begonnen, en oorlogh van hem zelf in de voorgaende jaren door |
||||||||||||||
hervat.
|
||||||||||||||
zyne veltoverften gevoert tegen de Egip-
tenaren vernieur, die, gelyk gezegt is, van de Perfen waren afgevallen. Want de Feniciers en onder deze voor al de Si- doniers,van de Koninglyke Lantvoogden en Gezanten in het uitvoeren van 't geen hun belaft was trots en fmadelyk gehan- delt, begonnen te denken op eenen afval, en hadden reedts een verbont aengegaen met Neétanebus, Koning van Egipten , die toen met de Perlianen in oorlogh was. Ook volgden eenige Koningen van negen befaemde fteden van Cyprus, die onder het gebiet der Perfen ftonden, dit exem- pel der Feniciers, vielen den Koning af, en zich ten oorlogh toegeruft hebbende matigden zich volle heerfchappy aen. Uit de Feniciers hebben de Sidoniers trots op hunnen rykdom (want hunne burgers hadden met de Koopmanfchap fchattcn gewonnen) een groot, getal van roeifche- pen, en uitheemfche fijldaten vervaerdigt hebbende , de eerfte vyandelykheit be- gonnen. Voor eerft hebbenze het Ko- ningklyk Paradys (door welk woort in dei Perfifche tale een tuin of warande bete- lcent wort) daer de Perfiaenfche Konin- gen gewoon waren hun verblyf te neemen, door het uitrojen der boomen verwoeft. Hier na ftakenze het hooimagazyn , van de Lantvoogden opgeregt tot voedfel der paerden, inbrant, en eindclyk fleepten- ze de Perien, van wien zy beledigt wa- ren, ter ftraffe. De Koning Artaxerxes (a) Vid. Diod. Sic. p. 527. feq. coll. pag. 5 3' ·
cdit. Steph. feu p. 433. ieq. et 438. Wcchclianae. |
||||||||||||||
Ê Å É Æ Å Í.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ip^
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
te hulp, zoodat'er van de Griexe troepen,
als men ze famen rekende , tien duizend mannen waren. De Sidoniers, terwyl Ochus draelt, hadden zich verzien van krygsrufting,.van fterkten, van overvloedt van bedrevene foldaten ,van hondertroei- icbepen van drie en vyf ryen. Maer |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en door de dapperheit van Lacratcs, O-
verften der Thebanen, en Nicoftratus, Bevelhebber der Atheenfche troepen, m-Eninge- genomen. Lacratcs had den Grieken, nomen, die het flot van Pelufium verdedigden 5 met eede belooft dat ze, als ze het over- gaven , met alle hunne goederen naer Griekenlant gevoert zouden worden.Maef als de foldaten van Bagoas van den Koning gezonden om de ftadt in bezit te nemen den Grieken, die uitquamcn,veele goederen, die ze met zich droegen, ontroofden, heeft Lacrates, vm regtvaerdige gramfchap ontfteken de Perfen op de vlucht gedre- venen eenigen van hun nedergevclt heb- bende, de Grieken, die tegen zyn ge- geven woort beledigt waren , in zyne belcherminge genomen. Waerom Ba- goas na zyn vlugt tot den Koning gekeert zynde hem aengeklaegt heeft. De Ko- |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Krvgs-
riifting derSido- nieren. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zy wor-
|
Mentor nam Tennes, overften der folda-
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
den ver- ten uit Egipten geworven, mede in het ge-
fchalkt. nootfcjiap des verraets aen, en hem in de ftadt gelaten hebbende om aen zekere ftreek de wacht te houden, en het ver- raedt voort te zetten, ging met vyfhon- dert foldaten, en hondert burgeren van den eeriten adel ter iladt uit, en trok,on- der de fchyn als of hy naer de ftaetsver- gadering der Fenicieren gaen wilde, regelregt naer Artaxerxes, dien hy de burgers, die hem verzelden,overleverde. De Sidoniers hier door ontiïclt zonden de |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voontaemfte burgers met olyftakken in de ning egter oordeelde dat de foldaten van
handen, tot een teken van verootmoedi- Bagoas hun rechte loon hadden, en ftraf- ging, naer den Koning, die hy alle met te de Perfen, die de oirzaek der plonde» |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
pylen liet doorfchieten. De Perfen ne-
men daer na door toedoen van den ge- |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nnge geweeft waren.
Insgelyx heeft Mentor meer andere fte- Bubaftum
den,en onder deze ook Bubaftum door zekc- verovert. re krygflift onder's Koningsmagtgebragt. Want hy deed den Grieken, die onder de Egiptenaers in krygsdienft waren, we- ten , dat Artaxerxes de genen, die van zelfs de fteden aen" hem onderwerpen zou- den, beleefdelyk ontfangen en in vryheit herftellen j en in tegendeel de genen , die hy met het gewelt der wapenen zou moeten overwinnen , niet zagter dan de Sidoniers handelen zou. Daerom deden de |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wanho
Ñ'» be- ltaen. |
noemden Tennes de iladt in; van welke
als de Sidoniers zagen dat de muren be- |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
magtigt waren, hebben zy, na datze te
voren alle hunne fchepen verbrant had- den, op dat niemant der ftedelingen voor zyne byzondere behoudeniflê zorgen, en daer mede heen varen mogt, zich zelven met vrouwen en kinderen in huis geflo- ten, en met huis met al verbrant. Hier om heeft de Koning dat lykvier, of het ledige erf van Sidon,door het vier ver- |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
woei}: , waer in een grootc meenigte i Egiptenaers, buiten weten der Grieken ,
van gefmolten gout en zilver gevonden; door iemant van de hunnen aen Bagoas de |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
DeFfni-
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wert, voor vele talenten verkocht. Dejftadt Bubaftum aenbieden, met dat beding
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ven
over
|
|ch ovei'ige fteden der Fenicieren van fchrikinogtans, zoo hy hen ongciiraft wilde la-
bevangen hebben zich aenftonts aen de ten gaen. De Grieken hier agter geko |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Protago- Perfen overgegeven. Zoo wierden ook de
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
men zynde namen dit zoo hoog op,
dat ze op de Egiptenaers aengevallen zynde eenigen der zelve dooden , eenigen querflen, en de overige in eenen hoek der ftadt dreven. De verwon- nelingen verwittigden Bagoas wat'er ge- beurt was, en baden hem de ftadt , die ze hem aengeboden hadden , te willen aenvaerden. Ondertuilchen deed Men- tor ilillekcns de Grieken door den He- raut, dien zy aen hem van haere kant gezon- den hadden, aenzeggen, datze, zoo dra Ba- goas in de ftadt zou zyn,zyne benden Zouden op het Iyf vallen. Als nu Bagoas met een ge- deelte der Perfen ingelaten was, vallen de Grieken, de poorten in der yl gefloten hebbende, fchielyk op alle dè Perfen aen, |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
beroerten van Ciprus gedempt, dewyl Pro-
zich. ragoras Koning van Salamis zich van zelf Tennes aen Artaxerxes quam onderwerpen. Ten- |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
omge
brast. |
nes , die Sidon verraden had , heeft de
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Koning,denkende zyn hulp niet meer van
doen te zullen hebben, doen ombrengen, en dus het gemeene ipreekwoort bewaer- heitj dat de Vorften wel het verraedt, maer niet de verraders beminnen. En Mentor zou miiTchien niet beter gevaren hebben, zoo Ochus zyn hulp in het ver- meefteren van Egipten niet noodig gehad hadt. Hy ontfing hem dan minnelyk en hielt hem als eenen zyner vrienden. Na de vcrwoefting van Sidon heeft de
Koning , als hy nu de hulpbenden der Grieken ontfangen hebbende naer Egip- ten met zyn leger trok, by het groot moeras, daer men de plaetfen, die â ara- tra of Afgronden genoemt worden, ont- moet, door onkunde der plaetfen een ge- |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
maken ze af, en nemen te gelyk â3æ013
Bagoas gevangen. Hy ziende datgevan- alle de hoop zyner behoudeniflê vanMen-ëen· tor afhing,bid en ftneekt hem zyn leven te willen behouden, mereenbeloovende, voortaen niets zonder zyn goctvinden te zullen doen. Weshalven Mentor de Pp "Grie- |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Pelufiu
|
deelte zyner troepen verloren. Dog ein-
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
belégert, delyk deze kolken te boven gekomeivzyn-
de heeft hy de ftadt Pelufium belegert, |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
|||||||||||||||||||||
2$>8
|
|||||||||||||||||||||
van Perfie gevangen heeft genomen. Dus
fpreekt hy by Atheneus (b): Wanneer de Egiptenaers-opgetrokken zynde tegen O- chus Koning der Peilen overwonnen wer- den en de Egiptifche Koning in de magt zyner vyanden gekomen was, ontfingh hem Ochus vriendelyk en beleeft, en noodigde hem ter maeltydt, waer toe hy heerlyke gereedtfehap had doen maken. De Egiptenaer de gerechten aenziendebe- fchimpte den Perfiaen als te zuinigh huis- houdende, zeggende: Wik gy zien,hoc de tafel van ryke Koningen wezen moet, zoo laet myne koks u eens een Egiptifch mael aenrechten. De Koning llondt het toe, en beval dezen voorilel te volgen. En fchoon hy'er vermaek in fchepte, zei- de hy daer na : Dat u de Goden fchen- den, o Egiptenaer, die zulke koilelyke maekyden verlaten hebbende u begeven hebt tot het nemen van onze zuinige en fobere fpyzen. Cedrenus en anderen zeggen dat Nectanebus, toen Egipten van Artaxerxes bemagtigt v/as, zyn haer afgefneden en zyn Koningklyk gewaedt uitgetrokken hebbende , metter vlugt zich begeven heeft naer Pella , een itadc in Macedonië , niet verre van TheiTalo- nica afgelegen, en daer de inwoners de Wysheitder Egiptenaren geleeraert, en· toekomende dingen voorfpek heeft (t).Abul Pharajus voegt'er by, dat hy by Olim- pias, gemalin vanFilips Koning van Ma- cedonië, de bediening van een Starrekun- digen bekleed, en haer door zyne oppaffin- gen zoo verre gebragt heeft, dat hy haer bedt beklom, waer uit Alexander Dhul- karnain zou geboren zyn. (d). In het volgende jaer heeft Mentor, in
gezagh en gunil veel by Artaxerxes ver- mogende , door zyne voorbede te we- ge gebragt, dat Artabazus zyn zuflers man, en zyn broeder Memnon , die niet langh geleden den Perfianen den oorlogb, aengedaen hadden, en toen uit Alle ge- vlucht zich by Filips van Macedonië op- hielden, vergiffenis van hun misdaet kre- gen, en weder ten Hove ontboden wier- den. Dezelve Mentor heeft de zonen van Artabazus en zyn zufter tot de hoog- ile waerdigheden in den krygsdienft ver- heffen naderhant ook Hermias den tieran vanAtarnus, een Itadt, gelegen tuiTchen Lydie en Myfie digt by Lesbos,(diezich op veele lieden en fterkten, die hy in zyn magt hadt, verlatende, tegen Artaxerxes opgeftaen was,) door zekere belofte, te weten dat de Koning hem niet ftraf- fen zoude , tot een momgefprek ge- |
|||||||||||||||||||||
Grieken beweegt om Bagoas los te laten,
en hem de iladt over te geven, zweerende en doet Bagoas zweren datze voortaen ge- meenfehap van alles zouden onderhouden. Hier uit is gevolgt dat deze twéé Over- ilen met elkander overeentlëmmende by Artaxerxes meer vermogten dan alle zyne vrienden enbloetverwanten. Want Mentor van den Koning vereert met het gebiet over de zeegeweften van Alle, zont hem on- derwylen krygsvolk uit Griekenknt ge- worven, en queet zich in alle zaken met de uiterfte trouwe en dapperheit. Hierom fchonk de Koning hem hondert talenten zilvers, en gaf hem de befte dingen uit anderen huisraedt vaq groote waerde. Ba- goas in de Lantvoogdyen van het opper- ite Afie alles jn de plaets Van den Koning waernemende verkreeg ook door de ge- meenfehap van alle dingen met Mentor zulk een groote magt,dat hy het ganfehc Ryk op zynen duim draeide, en Artaxerxes niets zonder zyne toeftemming deed. Wydcrs gingen na het veroveren van Bubailum de overige lieden van Egipten, zelf ook Meraphis, door fchvik bevangen, op ze- kere voorwaerden aen de Periên over. En dus heeft Artaxerxes, heel Egipten
in het derde jaer der CVII Olimpiade , het 3600 na de fcheppinge der wei-relt, en het 43Ö4 volgens de Juliaenfche Perio- de, na de rekening van Helvicus,bemag- tigt hebbende, de muren en fterkten der voornaemfte fteden geilecht, en door het beroovcn der kerken eenen grooten ichat van gout en zilver by een gezamelt. Hy nam ook uit de oude kerken de gedenk- fchriften naer zich, die evenwei Bagoas niet lang daer na de Priefters voor een groote ibmme geks heeft laten loflen. De Grieken , welker dienft de Koning in dezen optogt gebruikt hadt, beloonde hy welben Het ze na dat hy elk naer zyne ver- dienilen met groote vereeringen befchon- ken had vrynaer hun lant trekken. Hy zelf, nadat hy Pnerendates het gebiet over Egip- ten gegeven hadt is met zyn leger wederge- keert naer Babiion , beladen met groote fchatten en ryken buk, en naemhaftigh door den roem uit de gelukkige uitkomft zyner daden verkregen, (λ). NecTranebus Koning van Egipten , aen
alles , om het geluk der Perfiaenfche wapenen , wanhopende , dorit zich aen geen gevaer bloot geven om zyn Ryk te behouden , maer het zelve voor verloren achtende , is met zyne meeile ichatten , die hy gegaert hadt, naer Ethiopië in ballingfchap getrok- ken. Dus verhalen dk Diodorus en Euftbius. Maer Lynceus zegt in de be- fchryvinge van Egipten,dat hem de Koning (a) Vid. de his omnibus Diod. Sic. 1. XVI. p.
531. & icqq. ufque ad p. 53$. edit. Steph. feu p. 439. feqq. ad ρ 450. edit. Wichel. Conier Euf; P. 11. Chrou. pag. 1 jO. |
|||||||||||||||||||||
Neftane
bus ver- laet zyn Ryk. |
|||||||||||||||||||||
lokt, en in de
|
|||||||||||||||||||||
gevangeniliè geworpen:
|
|||||||||||||||||||||
nng af-
han- |
|||||||||||||||||||||
Waer op hy hem zynen
|
|||||||||||||||||||||
(ί) lib, IV. p. i50.
(c) Vid. Exc ex Eufeb. Afr. et aliis ap, Jof. Seal.
Chron. Euf annex. p. 58. (d) cit. Dyn. p.29. text.Ar.&p. jS.verf. Lat.
|
|||||||||||||||||||||
f
|
|||||||||||||||||||||
ι
|
|||||||||||||||
REIZEN;
|
|||||||||||||||
Π$
|
|||||||||||||||
handig gemaekt hebbende, door brieven in
des zelfs naem opgeftelt aen de fteden rond- om deed bekent maken, hoe dat hy, na- mentlyk Hermias, door toedoen van Men- tor met den Koning wederom verzoent was. Te gelyk zondhy eenigenaf, die de ilerkten op 's Konings naem zouden in- nemen. De Regeerders dan der ileden geloof flaende aen deze brieven, en ge- negen tot vrede, gaven overal de ilerk- ten en fteden aen den Koning over. Vorder bragt Mentor ook andere Vorften, die van de Petten afgeweken waren , ten deele door gewelt, ten deele doorkrygs- liften, in korten tydt onder de magt des Konings, by wien hy daer medegeenen kleenen dank behaelde ; als hebbende |
de Wyzen eenen der Gefnedenén , die-
zeer gemeenzaem met den Koning was* en geftadig dicht by hem ftont * belaft meer en naeukeuriger te letteqi als de Koning aen tafel zitten zou , m welk gerecht hy 't eerft grypen zou. De Ge- meden nam dit aen, en pafte vlytigh op. Hy was pas aengezeten , ais hy met de regterhant een mes nam, en met de flin- ke een broot van ongemeene grootte : daér op leide hy Vleefch , fnecd het , en at het faraen gretig en zonder ophouden. De Wyzen dit ge- hoort hebbende voorzeiden door deze verborge tekenen twee dingen : voor eerft een gematigt jaer en over-Voor" vloedt van vruchten i ten tweeden het ^!1'"^ ombrengen veeier luiden, ballingfchap-";'ngstafel pen, en verwyzingen. En het was niet genomen, al gelogen, (e). PJutarchus, een fraei fchryver, en vaft van oordeel in het wikken der zaken getuigt ook (f) datO- chus anderfzins boosaerdigde gierigftcvan alle Koningen geweeft en altydt zeker ftadt omgetrokken is, zonder daer oit te willen inkomen,berovende dus de vrouwen van de fchenkaedje,diehaer volgens de wet van CyrusdenGrooten, naden laetften flagh met Αftyages, gemaekt, was toekomen- de. De zelve verhaelt uit Dinon dac de Egiptenaers dezen Periïaenfchen Ko- ning den naem gegeven hebben van Edelen Zwaert) om dat hy veele men- fchen omgebragt hebbende in het cn- de ook den Apis geflacht, en met zy- ne vrienden opgegeten hadt , zeggen- de : Maer de%.e Exal uil uwen Os ope- ten, (g). De reden zeker, waerom Ochus de-
ze fchendnamen gekregen heeft, is zeer gering en geen boon waerdt. Want dat de Perfen op den bygeloovigen Godtsdienft der Grieken, die naer hun welgevallen Goden verzonnen en ver-G''''exe meerderden ·, ja ook op dien der Egip-Got,s' |
||||||||||||||
den plicht van eengetrou en dapper Velt-
overllen naer bchooren waergenomen.f*) Wyders halen alle deGriexefchryvers, door een aengeboren haet tegen de Perfia- nen,dezen Artaxerxes Ochus over,als ware hy een overgeven booswicht geweeft; waerom ook Scaliger,hare verhalen opvol- gende(^)hem een zeer wreet beeft genoemt heeft. Dog dat komt ons niet heel vremt voor. Want Iibcrates de Redenaer wil- lende Filips van Macedonië aenhitfen om de Perfen te beoorlogen, maekte hem wys (c) dat deze Koning noit eenig le- ger, dat in zyn lant gevallen was, over- wonnen had ; dat hy zelf geen meefter was van de fteden die aen zynen vader by Filips van verdrag gegeven waren, en veel minder Maccdo- cenigh gezagh had over de Grieken: dat uie door j^ 00jc van jg Egiptenaren, die hy teloor- meC een róagtig leger was komen be- log aen- oorlogen , niet alleen verwonnen, maer gèliitft. ook befchimpt was, zoodat hy met ichan- de had moeten aftrekken: en eindelyk dat hyin zulk eenen haet en verachting was, als ooit eenig Koning geweeft was.Maer Diodorus, fchoon hy zegt dat dezeKoning hart en wreedt tegen zyne onderdanen, en om de ftrengheit zyner zeden in |
|||||||||||||||
tcnaren, die dieren vóór Goden aeiïba- deVaiiu
den, zeer gebeten zyn geweeft, dewylgeliaet. zy dit namen voor een zaek ftryd/g met de inftellingen hunner voorouderen , ja te gelyk met de natuur zelve,kan nicc in twyfFel getrokken worden, gelyk wy terftont hier onder tooncn zullen. Daer- enboven hadden de Grieken nadenvrug- teloozcn togt van Darius, Xerxes, en anderen tegen Griekenlant , ztilk Ha« «W eenen grooten en doodelyken haetGriekc.n tegen de Perfen opgevat, dat men vooraf",,.6 eer en lof rekende met haet tegen hen in- genomen te zyn. Evenwel onder zoo veele meeningen van naemhaftige Ichry- Pp ι ve- (e) Aelian. Var. Hift. 1. II. cap. n.RhodiK.Iib.
XI11. c. 39. (f) de virr. Muh'eb. T. II. op. p. m. 246.
{&) Vid. lib. de Ifid.etOfind.T.H.op.p.Bi.3iiï
et. 763. |
|||||||||||||||
den haet van allen was, verhaelt nogtans
wegens den togt naer Égipten dingen be- ter paffende aen de wacrdigheit van zoo groot eenen Vorft , zoo als uit het voorafverhaclde blykt, dan 't geen Iib- kratcs hier bybrengt} ten zy iemant liever meene dat deze van den eerften oorlogh, door de Vekoverften gevoert,en den ande- ren van den laetften,daer de Koning zelf by geweeft is,fpreekt. (d) Eliaenen uit hem Rhodiginus verhalen dat de Perfiaenfchc χν/yzen van den onbarmhartigen en bloe- digen aert des Konings Ochus dusdanige voortekens hebben aengemerkt.Te weten toen Ochus na de doot van Artaxerxes zy- nen vader zich in het gebiet fteldc,hebbcn (a) Vid. Diod. Sic. 1. c. p. J3 9. edit. Steph, feu
451. ftq. Wechelianae. (b) Aniin. ad Euf, Chr. pag. 115.
(c) Orat. II. ad PbiJippum.
(d) Vid. üiod.lib. XVü.p. 564. edit. Steph. feu
P-49J. Wechelianae. |
|||||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
|||||||||||||||||||
3
|
oo
|
||||||||||||||||||
Bagoas fchikken mogt. Maer als Arfes
vergramt over de fchelraftukken des Ge- fnedenen, die klaer te befpeuren waren , liet blyken dat hy hem t'eeniger tydtzoii ftraffen, heeft Bagoas de lucht hier af hebbende hem ook met al de Koningk- lyke afkomft in het derde jaer zyns ge- biets gedoot. Strabo beveiligt dit (f)j maer fchryft Nar/es in plaets van Arfes. Eufebius en Africanus zeggen dat Arfes IV jaren geregeert heeft, dat onwaer is. (g). Het Huis des Konings dus uit- geroit zynde zonder dat'er iemant uit dat geflacht overbleef, die eenig regt op de Kroon mogt voorwenden,kieft Bagoas iemant, dien hy tot zynen vrient aenge- nomen hadt, en ftelt hem in het bezit des Ryx. Deze was XIII. DARIUS CODOMANNUS.
Alles wat deze Koning in Perfie be- Dai';us
dreven heeft, en hoe hy van Alexander Codo~
, „ » J „ , . mannus, den Grooten overwonnen zyn Ryk verlo-
ren heeft, is wytluftig van Arrianus, Plutarchus, Curtius, en zee.r vele ande- ren te boek geilagen. "Waerom wy , wetende dat by deze fchryvers zyn hiito- rie genoeg te vinden is, hier ter plaetfè het voornaemile alleen kortelyk zullen o- verloopen. By de hedensdaegfe Perua- nen wort deze Darius Dara , Daraes zoon genoemt, gelyk onder anderen te zien is by Abul Pharajus (h). Nog bui- ten bewint zynde wert hy Codomannus genoemt 5 maer geveftigt op Cyrus troon wilde hy, naer zekere zeden der Perièn, met verandering zyns vorigen naems Da- rius genoemt zyn. (i). Diodorus zegt dat zyn vader is geweeil Arianes, of Ar- iames, zoon van Oftanes, die de broe- der van Artaxerxes den Gedagtigen, en vaderlyk oom van Ochus,maer uit een by- zit van Darius den baftaert geboren was. Zyne moeder word Siligambis genoemt, zoo als wy by Diodorus, Arrianus,en Cur- tius zien. Eliaen (k) wil dat Darius uit eerie flavin geboren is. Strabo zegt (/) dat Dariusniet van Koningklykeafkomft geweeil is. Plutarchus heeft in gefchrifc nagelaten (m) dat hy een Aflandes geweeil is. Aftandcs , gelyk Suidas en Hefychius dit woort uitleggen, betekent in de Per- fifche tale eenen Looper of Brief beftel- ler. Rhodiginus weder meent (») dat Darius een Hclbardicr of Hofwacht ge- weeil (f) 1. XV. in fin.
Ö Vid. Seal. I.c. pag, 116.
(b) Dyn. c. p. 91 .text. Arab. & verf. Lat· p. 59.
(;) Vid. Juft. 1. X.c. tilt. Freinsh. UUuppLCurtii
pr. Conf. Seal. I. VI. de einend. Temp. (k) Var. Hift. 1. XII. c. 4j.
(/) I. XV. in fine.
(«) Orat. II. de fort. vel virc. Alex. T· II. op. p.
m. 340. (n) Var. Left. 1. XXI. cap. 38.
|
|||||||||||||||||||
veren geeft Atheneus alleen (a) eenfehoo-
ne getuigenis van Ochus. Als Ochus, zegt hy, op zyn dootbedde lag, nadat hy lange jaren het Ryk bezeten hadt , en met geltin overvloet voorzien was om de Koninglyke hofhouding ftaende te hou- den,vraegdehemzynoudftezoon,met wat behendigheit hy het Ryk zoo veele jaren in wezen gehouden hadt, opdat hy dit we- tende daer een exempel naer nemen mogt, dienhy tot antwoort gaf: Dat hy het Ryk flaende gehouden had door godtvmgtigheit jegens de Goden.) en regtvaerdigheit jegens ds menfehen. Eenige bewyzen ook van regt- vaerdigheit en dankbaerheit kunnen ge- haelt worden uit het gene boven gezegt is. Eindelyk heeft Bagoas de Gemeden ,
een Egiptenaer, als Eliaen zegt, van geboorte, des Konings Veltoverile, Wiens groot gezag en magt in het Ryk wy boven uitgclegt hebben, en die naer het getuigenis van Diodorus fnoodt en fors van aert was, den Koning Ochus, door hulpe van zekeren Arts, met vergif van kant geholpen , om de doodt van A- pis voor heen van hem omgebragt,zoo men meent, te wreken. Dit viel voor in het eerite jaer der CX. Olimpiade, het 3610 11a de fcheppinge der werrelt, het 4374 naer de Juliaenfche Periode. Suidas ver- haelt (b) dat Bagoas zich niet te vrede ge- houden heeft met den Koning te hebben omgebragt, maer dat hy hem geihcht, het vleefch ingeflokt, en geveften van degens van de beenderen gemaekt heeft. Maer Eliaen geeft voor (c) dat Bagoas den afgemaekten Koning in Hukken gehakt, en voor de katten geworpen heeft, la- tende een ander menfeh in zyn plaets in de Koningklyke Grafftede leggen. Luciaen (d) zegt dat Artaxerxes Ochus door de lagen zyns broeders Cofithras hcimelyk gedoot is. Maer meer geloof verdient Diodorus, die te gelyk met alle andere fchryveren te boek Helt , dat Bagoas dezen moort be- gaen heeft. Dezelve fchryver getuigt dat Ochus het Ryk XX1I1 jaren heeft be- zeten. Eufebius zegt XXVI jaren, dog t'onregt {e). In zyn plaets quam XII. Á R S E S.
Dees was de jongfle zoon van Ochus,
dien Bagoas alleen in 't leven liet. Want als hy hem op den Koningklykcn troon geveftigt hadt, heeft hy de broeders des nieuwen Konings , die nog jong waren, omgebragt j opdat hy, als Diodorus zegt, dus alleen zynde zich te beter naer (Ë) 1. XII. p. 548.
(b) in voce ç÷,®· ñ. m. 8 54.
(c) 1. VI. Variar. Hift. cap. %'.
(d) In Macrob.
(Þ Vid. Seal. Anirn. in Euf. pag. 115.
|
|||||||||||||||||||
Lofvan
Ochus'. |
|||||||||||||||||||
Zyn ge-
denk-
waerdis
|
|||||||||||||||||||
'Zyn.
duot. |
|||||||||||||||||||
Arfes.
|
|||||||||||||||||||
/
|
|||||||||||||||||||
REIZEN,
|
||||||||||||||||||||||
3ot
|
||||||||||||||||||||||
weeft is. Wat hier van zy, men heeft'
hem om de dappere daet in wraek te ne- men over een Cadufier,diedePerfen weleer befchimpte, der kroone waerdig geagt, zoodat hy het Ryk aenvaert heeft. Ba- goas,die hem ook met vergif wilde om- brengen,dwonghydat zelf uitte drinken. Nademael nu het Fortuin , zegt Diodo- rus, zoo eenen dapperen man,ge]yk Darius was , aen Alexander tot zyn tegenftrevcr verwekt hadt,is het komen te gebeuren,dat 'er zeer veele heftige veltflagen over het bezit des Ryx onder hen voorvielen, (a). Want Filips Koning van Macedonië was al in het eerfte jaer der CXI Olim- piade van de Grieken tot opperveltheer tegen de Peruanen verkoren, die echter als hy hem ten oorlog toerufte nog in het zelve jaer quam te iterven. Darius voor de doot van Filips al tot de Koningklyke waerdigheit verheven , zocht dezen op- komenden oorlog met alle vlyt naer Ma- cedonië te wenden. Maer als in het vol- gende jaer Alexander van Griekenlant tot opperbevelhebber der krygstroepen aengeftelt was, om wraek te vorderen van de Perfen, die Griekenlant geplaegt jiyver- hadden, meende Darius dat hy van de acht A- jonkheit van dezen Vorft niet veel quaedts lesanders te wagtcn nacjt_ ^ J)0g Jg zac|c vjeJ
jon eit. j^e£ij ancjers ujt ajs ^y gedagt hadr. Want
in drie groote veltflagen van Alexander verwonnen,raektehy allezyne Staten quyt De eerfte flag viel voor by de rivier Gra- (λ) Vid-1. c. p. 565. edit. Steph. feu p. 491. We-
chelian. (b) Vid. Diod. I, c. eoll. l.XVI.p. ί 57· ed. Steph.
feu 429. Wechel. et I. XVII. p. 564. edit. Steph. feu 489. Wechel. |
||||||||||||||||||||||
nicus, waer in hy het geheele voorfte A-
iie verloor : de tweede by Ifliis , eenc ftadt in Cilicie, wanneer hy een leger van drie hondert duizent voetknegten, en hondert duizent ruiters had by een ge- bragt. In dezen flag zelf gewond onc- quam hy 't egter met de vlucht: blyven- de zyne moeder, gemalin, zoon, een kint van zes jaren genaemt Ochus (dat Alexander daer na te Sufe in de tale en zeden der Grieken liet onderwyzen) dog- ters, en zeer veele vrouwen van de Groot- ften van Perfie gevangen. Het derde ge- vegt viel voor by Gaugomele, eene ftadt in Aflyrie , wanneer hy eens zoo veel troepen dan te voren had by een ge- bragt. Hier wert hy ten eenemael geila- Dariusge« gen, en willende zyn toevlucht nemen flaien· tot de Baétrianen is hy door de vlockvcr- wantichap van Spittamenes en Beflus,zy-E"°mget ne eige Lantvoogden, van het leven te bta^' gelyk en van het Ryk berooft in het VI. jaer zyns gebiets, in het tweede jaer der VI 01impiade,inhet jöip federtdefcheppin- gc der werreltj en het 4383 naer de Ju- liaenfche Periode. Zyn lyk is in Perfie overgevoert, en op Alexanders laft Ko- ningklyk begraven. En dus eindigde met hem de Perfiaenfche Monarchy, na datzc geheele CCXXVIII, en, als men'er het begin en einde by zal re- kenen , CCXXX. jaren geduurt hadr. Over dit alles is licht te halen by Diodo- rus (c), by Arrianus (d), by Plutar- chus (e), en by Curtius. (ƒ), U) tot. lib. xvn. (d) lib. prior- IV. de ejtp, Alexandri Magn.
(e) In vit. Alex.
(/) lib. V- prior. &c.
|
||||||||||||||||||||||
XLII. H00FTSTUK.
Verder bericht wegens den flkhter van het Kowngklyk Paleis te
Ρerfepolïsjoeden bekent by dennaem van Ch'dminar ,verwoefi door Alexander den Grooten,Koning van Macedonië^als mede van de Godsdienfl, Zeden en Kledïnge der oude Terfianen* |
||||||||||||||||||||||
dien tydt toe uit de inkomften verzamelt.
Men zegt dat die meenigte van gout en zilver, als men het gout tot zilver gek Groote uitrekenen zal, bedragen heeft een forn-fchatteöï me van hondert en twintig duizent talen- ten, (c). Zoo men hier by voege zes dui- zent , gekregen te Pafargaden: vyftig duizent te Suiej en eindelyk zesentwin-' tig duizent te Ecbatana gevonden; zal alles komen op een ibramc van CCII dui- zent talenten j buiten het gek dat te Damafcus, Arbele, en.Babiion gevon- Pp 3 den {e) Vid. Diod. Sic. I. X VIT. p. 600. ed. Steph. feu pi
J44- Wech.Conf. Curt. 1. V.c.zcv |
||||||||||||||||||||||
US is volgens de voorzegginge
van Daniël ia) het oppergebiet van Perfie tot deMacedonierson- |
||||||||||||||||||||||
Hef ge-
biet va 11 Perfie tot |
||||||||||||||||||||||
d
|
dorrferso- ^er Alexander den Grooten overgebracht.
|
|||||||||||||||||||||
Dees den Koning Darius overwonnen
bragt. hebbende, vermeefterde de ftadt Perfe- polis, gelegen aen de rivier Araxes , die naer de onderrechtinge van Ifaacus Vof- fius {b) gevloeit heeft niet verre vanChil- minar,en gaf ze den foldaten omteplon- deren over. In het paleis getreden zyn- de nam hy naer zich de fchatten, van Cyrus den eerften Koning van Perfie tot (a) c.XI. jf. 3.feq.
(£) ad Pomp. Mei. c. 8. p. jn. 370.
|
||||||||||||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
||||||||||||||||
J02
|
||||||||||||||||
als deze elkander door onderlinge oorlog-
gen afmatten, maekten de Parthen , on- der Arfaces, zich meefters van Perfie, en andere daer by hoorende geweften. Maer de Perfen hebben deze naderhant over- weldigt , en hun Koningkryk ten tydc van den Keizer Alexander Severus, on- der zekeren Artaxerxes, hunnen Velto- verften, herwonnen. Op de nakome- lingen van dezen volgden eerft de Maho- metaenfche Caliphes, en eindelyk op de- ze de Koningen voortgekomen uit den ftam der Sophis, die nu het Ryk inheeft. Hun rang en namen worden hier onder kortelyk gemeldt. Arrianus, Curtius > Juftinus en ande-
ren noemen dit flot van Perfepolis wel het |
||||||||||||||||
den is. (a). Hoewel Diodorus en Plutar-
chus (ß>), ook Juftinus (c) zeggen dat'er maer veertig duizent talenten te Sufe ge- vonden zyn. Hier uit is af te nemen hoe groot de rykdom en magt der Koningen van Perfie geweeft is. Hoe onvoorzichtig nu Alexander zyne
overwinning misbruikt heeft, blykt zelf hier uit, dat hy op den feeftdag, dien hy om de verkrege zege hielt, zyne vrien- den ter maeltydt onthalende, waer by hy zelf openbare hoeren voegde , en nu wel by drank zynde, meeft op den raet van zekere Griexe hoer, genaemt Thaïs, de eerfte brandende toorts in het Koningk- lyk Paleis gefteken, en zyne gaften gera- den heeft hem het zelve na te doen. Het |
||||||||||||||||
Baldadig
heirvaii
Alexan- der. |
||||||||||||||||
Het Hof
van Per- fepolis verbrant |
||||||||||||||||
leger van Alexander, dat niet verre van
de itadt lag, ziende den brant opgaen,en meenende dat het by avontuur gefchiede, quam aentrekken om dit ongeluk te hel- pen weeren. Maer als de foldaten aen de poort van het Paleis komende den Ko- ning zelf nogh bezigh zagen met toortfen aen te brengen, hebbenze het water la- ten ftaen , datze met zich gcbragt had- den om den brant te bhuTen,eninsgelyx be- gonnen drooge ftoffe in den brant te wer- pen. En dus is dat Koningklyk Paleis , dat in ganfch Ooften geen wederga hadt, endaerzoo veele volkeren te voren wetten quamen halen, verwoeft en verdelgt. Dio- dorus tekent aen (d) dat dit voorgevallen is ontrent het einde van het vierde jaer der CX1I. Olimpiade, dat naer de reke- ning van Helvicus is het 3611 federt de fcheppinge der werrelt, naer de Juliaen- fche Periode,het 4385-,en het 317. voor Chriftus geboorte. Men wil dat Alexan- der met dit beftaen wrack heeft willen nemen over het bedryf van Xerxes,, die wel eer de tempels der Grieken, en voor al der Atheneren door den brant verniel- de. Maer Arrianus (<?) mispryft dit in A- lexander, en zegt dat'er op deze wyze geen wraek genomen is over de oude Per- uanen. Hy voegt'er by dat Parmenio aen Alexander geraden heeft, dit Paleis ongefchonden te laten, eensdeels om dat het niet pryflblyk was den rykdom door dapperheit verkregen te vernielen ; ten anderen omdat hy de ongunft der Afianen hier door op zynen hals zou halen, als de- welke meenen zouden, dat hy Afie niet wilde behouden,maer het vernielt en on- dergebragt hebbende vertrekken (/).Dog fchoon Alexander het gebiedt, dat hy door de wapenen gewonnen hadt, behielt, nog- tans is het na zyn doot gefcheurt, en on- der zyne Krygsoverften verdeelt. En (a) Conf. Curt. 1. VI. c. 4. Arriati. I. Ill.deexp.
Alcx. (è) in Vit.AUx.c.66.
(i) 1. XLcap. 14.
Ü) 1. & p. c. feq.
(Þ 1.111. ñ. in. ó6.
(f) Conf. Curt. 1. V. c. zz. feq.
|
Koningklyk hof van Cyrus } maer dat
men niet zeker weten kan van wien het gebout, of in dat fatfoen, dat Diodorus ,befchryft, gefticht is, hebben wy boven reedts getoont. Evenwel hebben wy ge- zegt , dat dit pragrigh gebouw, zoo niet aen Cyrus, ten minften aen Cambyfes, of Darius, of Xerxes, voor zoo veel uit de maniere van bouwen af te nemen is, moet toegefchreven worden. Deze giffing fchynt niet weinig bekragtigt te worden uit de woorden van Diodorus. («) Want fprekende van de pragt van Thebe en E- gipten zegt hy dat de gebouwen wel tot dezen tydt zyn blyven ftaen,maer dat het zilver en gout en al de toeftel van elpen- been enfteenen van de Perfen gerooftzyn, toen Cambyfes de tempels van Egipten verbrandde. En dat op dien tydt die Ko- ninglyke paleizen te Perfepolis en Sufe van de Perfen gebout zyn, nadat ze den ge- roofden buit in Afie overgevoert, en uit Egipten bouluiden om deze paleizen op te maken met zich genomen hadden. Maer de zelve Diodorus zegt op een ander plaets dat lang voor den aenvang van het Perfifch Ryk het Koningklyk paleis te Sufe, van Mem- non , Tithons zoon, (die men zegt dat van Teutamus, Koningvan Aflyrie, met tien duizent Ethiopiers, en zob veel Sufers, nevens tweehondert wagens, Priamus en den Trojanen tegen de Grieken te hulp gezonden is,) gebout, en tot het gebiet der Perfen toe Memnome naer zynen naem genoemt is. (Ý) Sufe wil men dat zynen naem gekregen heeft van de Leliën, die rontom de ftadt in overvloedt groeiden.(c) En in deeze ftadt hebben ook de Perfen en Cyrus, nadatze de Meden overwon- nen hadden , een koningklyk paleis ge- fticht, dewylze zagen dat hun lant verre af, en Sufe binnen in 't lant gelegen, en digter by Babilonie en andere volkeren was.
(4) 1,1. p. 30.ed,Stcpli. feu p. 43. Wcch,
ø) Vid· 1. II. ñ. 77. edit. Stephan. feu p. J09.
Wech. Conf. Hcrod.1. V. c. 53.feq.St I. VIL cl. 51.
Strabo 1. XV. ñ m. 72*. Steph. iub voce
(ã) Vid. Aihcnnï.i.XII.p.m.5i3,Steph.l-c.Conf.
oclian. Geogr· Sacr· 1· XV· o 14. |
|||||||||||||||
R Ë É Æ Ë Í.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
$ó$
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Was
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Altydt dit is Straboos gevoelen. C^)ihv on Hp ««Ë-___·· f · l '
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
... nv'
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
'el fchrvft Plinius (b) dat het Mtó«I
|
itorven is j ook niet aen den Magus&t hem
net eet,,,* onregtvaerdig aenmatigde , om dat hy maer zeven maenden daer vin meef- |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
der Perfen te Sufe van Darius Hyftafpes
zoon gefticht is. Indien men dit zeggen met de bygebragte woorden van Diodo- |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
—
|
ter was. Door ñññð ì- u
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ter was. Door geen kleen bewys
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
rus vergelykt, fchynt het niet anders te dan bewoeen eis ik §S çà ■ j cy
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
moeten genomen borden , als dat Sufe
|
r„„ - L 1 iö i' uaL J-'anus, aie au-
fa zoo heerlyk verfiert heeft, de ftichter van dit gebou geweeft is, en dat Xerxes de rvldte en magtigfte van alle de Per- fiaenfche Koningen de laetfte hant aen dat werk gelegt heeft. En zeker dit wil btrabo (ƒ) zeggen met deze woorden i W anneer de Koningen van Perfie het Ko~ |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van Darius eerft wat meer uitgebreit,en met
een pragtigh Hof verfiert is. En dit ge- tuigt ook Elianus. (c) |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het Pa
leisvan |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Daer fchynt geen twyfFel te zyn of het
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Perfepo- M™ van Perfcpolis is op gelyke wyzeuit
lis uit denden Egiptifchen buit na Cambyfes tyden, rykdom gdyk Diodorus gevoelt, zoo niet op* van Egm-„_m-„t,fr _■—°,____r 1 ,K
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
mngklyk Paleis by Sufe ten hooefte had.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
rm
|
..,,·. «·*»*, kvuiwuiiia ncrauen verryict.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
den opgefiert, hebben u dS Jt te ml
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
laakt!26" ** zou n*et willen ontkennen dat'er ten
tyde van Cyrus miflchien een fiadt meeenigh kafteel van dezen naem geweeft ismaer dat'er by zynen tydt zoo groot een prael zou geweeft zyn , daer van maekgeen eenigh ichryver gewagh. Ja Herodoot, Xenofon, en andere fchryvers van dien tydt, rellen Perfepolis niet eens ondedekoningklyke huizen van Cyrus. Juitinualleen uit Trogus, en eenige andere nieu- we fchryvers, maken fiegts in 't voorbygaen gewagh van de ftadt Perfepolis, daeze meefl alle onder de paleizen van CyrasBabyloiijSufe, en Ecbatana alleen ftellen.Ik ga voorby dat men by de oudfle Griexe ichryvers, alsHerodoot, Gtefias, en an- dere, naeulyx eenigh gewagh vint van hetpaleis van Perfepolis, en dat'er duidelyk Verheelt wort dat de meeite Koningen, die na Cyrus geregeert hebben, zich te Sufe opgehouden,en ook van daer uit den eenen of anderen krygstogt ondernomen hebben. Waerom ook Caifiodorus (d) het huis van den Koning Cyrus, dat Memnon te Sufe met groote fpillinge van geit (want hyliet de fteenen met gout famen hechten ) ge- bout heeft, boven alle andere onder de zeven wonderen der \verrelt rekent. E- venwel is het zeker dat ten tyde van Xer* xes en daer na, vooral by het leven van Alexander van Macedonië de Ryxftoel van Perfie en het Ooften (men zie hier van Curtius hiftorie (e) na) te Perfepolis ge- weeft is. Het kan wel het Paleis van Cyrus genoemt worden, voor zoo veel hy, toen het nog niet zeer opgetoit was, het gebruik daer van gehadt heeft, maer de luchter daer van is hy geenfzins ge- weeft. Want indien het, gelyk Diodo- rus zegt, uit den Egiptifchen buit zoo pragtigh, als hy het befchryft, is opge* haelt, zoo moet dat na zyn doot gefchiet zyn. Ook kan aen Cambyfes zynen zoon een gebou van zulk een uitgeitrekt ge- vaerte niet toegefchreven worden, dewyl |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dat van Perfepolis en Pafargade verder
uitgezet. Want de ichatten en gedenk- tekens der Perfen waren daer, om dat die plaetfen fterker en van hunne vooroude- ren bewoont waren. Daerenboven komt het gewaedt en kleeding der Perfen, die men op de overgeblevene brokken van dit Paleis verbeelt vint,niet over een met de aloude dragt der Perfen: Want deze is eerft by Cyrus tydt ingevoerr,en van zyne na- volgeren vermeerdert. Ook blykt uit Curtius (î) dat Alexander, zoo dra hy Alesart- zyne dronkenfehap uitgeflapen hadt, be-dersbe- rou van zyn beftaen gehadt en gezegt ,rou ov.cr heeft: dat de Per/én grooter rtrafte van de |en yan>t Grieken zouden geleden hebben , indien Hof van
ze hem hadden moeren zien zitten opdcnPeifepo-
troon en in het Paleis van Xerxes, het 'ls' welk, gelyk hy meteen te kennen geeft, Perfepolis geweeft is. Dat nu de zelve fchryver waent dat het minfte merkteken van dit Paleis na den gemelden brant niet zou te vinden zyn geweeft, ten zy de rivier Araxes dat toonde,daer in fchynt hygroo- telyks abuis te hebben. Want dat in Chilmenar alle die dingen, die de ouden van dit Hof van Perfepolis melden,tot de- zen dag toe, fchoon gebrekkelyk,gevon- den worden, blykt uit de tafereelen en beclteniftcn, die hier vooraf gaen. En op dat dit te klaerder blyke, zoo neme de lezer niet qualyk dat wy hier iets in het korte zeggen van de zeden en het gewaedt der Perfen. Wy zullen van den Godtsdienft derGodt*-
Perfianen beginnen, waer ontrent de^ø<***■ Griexe fchryvers niet geheel onbillyk zyn;^,1 * dog evenwel fchynenze door vooroordeel mifleit hun valfchelyk dingen na te geven, daer ze niet fchuldig aen zyn : terwyl ze uitheemfche en haer weinig bekende , Zeden , naer hunne tragten te fchik- ken; waer ontrent in allen gevalle groot onderfcheit moet gemaekt worden. Zy zeggen de waerhcid, als ze zeggen dat |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(4)1. c. p. 7ï7.
Wl.VI. cap.2-7.Hift.NaturaUs. Dionvf Arh,:^9rC-°nf',Gu,i· HilUn Comm.fuo ad (<*)!. VII.Ep. ij.
(0 l.V.c.zj. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
;de oude Perfianen noit beelden , noch
tempels, noch altaren gewoon waren te maken, ja dat ze de genen, die zulx dc- tlen,
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(f) cit. p.
ù uit.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
52å.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
||||||||||||||||||
3
|
den voor uitzinnig hielden. Herodootl Voorvaderen dagclyx g) de opgaende
|
|||||||||||||||||
nr dat de reden ç er van ecwwi 4*»«" ·»""------- ,■> v , j-
|
||||||||||||||||||
,mee
|
||||||||||||||||||
É dat ze niet gevoelden ^dat deom u<u éë,. u^, fo ___
|
UU Li v* y vviVMi *-· — -- ------
als hy over den Hellefpont naer Griekerr-
larit trok , met het opgaen der Zonne uit een goude drinckfchael wyn in de zeê plengde, en de Zon badt , dat hem niets rampfpoedigs op zynen togt we- dervaren mogt, en toen dezelve te ge- lyk met eenen beker en Perfiaenfch zwaert in den Hellefpont worp. Deze fchry- ver nogtans voegt 'er by dat hy niet wel zou kunnen zeggen of hy tot een offer aen de Zon een zwaert in zee geworpen % of dat hy dat tot een gefchenk aen den Hellefpont gedaen heeft, om daer mede het mifdryfjdat hy begaen had in dit wa- ter te geefïèlen , te boeten, en dus het vergramde meer'te paejen. Dit wetenwe van Cyrus ingeilelt te zyn, dat, alwaer de Koning zyn leger nederiloegh, zyn tent moft geflagen worden tegen het Ooften daer de Zon opgaet. (k). Dezelve zegt (/) dat Cyrus ganfche paerden uit eerbiedeniile tot de Zon geflacht heeft. Paufanias getuigt ook -0») dat de Perfen volgens de vaderlyke zede buiten andere flachtoffers ook paerden voor de Zonne geflacht hebben. Of ze hier toe dezelve reden als de Maflageten gehad hebben, die aen de Zonne, als den fnelften van alle Goden , paerden , de vlugfte van alle viervoetige dieren, offerden,is nietklaer- blykelyk genoeg. (»). Hoedanige flachtof- fers de Perfen aen de Maen geoffert heb- ben , wort van Herodoot en anderen niet duidelyk gemelt. Maer uit Heliodorus (») is te giffen dat het een jok oflen ge- weeft is. Dat de Perfen groote eere bewezen Het vier
hebben aen het Vier>, blykt daer uit, datj?ydePei* iemant daer inblazende, of iets dat niet ^"p" leefde , of eenige vuiligheit daer in wer- pende , met de doot geftraft wierde (/>). Hier uit zegt Plutarchus dat ontftaen is een zeer gezet flagh van verzoeken, daer geen weigering op volgen konde. Want iemant iets begeerende begaf zich maer met vier in den ftroomj, en dreigende het zelve daer in te zullen uitbluffen, indien hy zynen wenfeh niet erlangde,bereikte aem ftondszyn oogwit.Echter wert hy geftraft om zyn dreigement, als zynde onredelyk (e). Het vier ook, dat zy heiligh eneeu- wigh noemden, weit na de tyden van Cy- rus in Vierkaffcn door de zorge der Wy- zen bewaert, en den Koningen der laetfte eeu
(b) 1.1. de Bello Perf.c. 3.1ç fin.
(>) 1.VII-CS4· (i·) Vid. Xen.1. VUL Cyrip.c 35.
(0 cit.l-c.24. (m) In Lacon· feu 1-III. 020·
(d) Vid. Herbl.cap.ult· (0) Aethiop. 1. X. p. m- 497· (/>) Vid. Strabo 1. c- coll. Herod-1- lil- c 16. (ef) Vid· »'f' ô»5 5Tpi»7ou 4'JXf«i T> II. op· p· m. 950. in fine. |
|||||||||||||||||
I
|
||||||||||||||||||
Goden uit menfehen waren voortgeko-
men , gelyk de Grieken geloofden, (a). Maer Cicero zegt dat Xerxes door inge- ven zyner Wyzen de Kerken in Grieken- lant in brant ftak, omdat de Grieken de Goden binnen den omtrek van muren flo- ten , daer alles voor hun moft vry en open zyn, en deze ganfche werrelt hun voor een woning en tempel verftrekte.(é). Als de Grieken fpreken van de Godtheit dooi- de Perfen geeert, fpreken ze op hunne wyze in het meervoudig , en niet in het eenvoudige getal. Hier van is het dat Xenofon zegt (c) dat de Perfianen hunnen yver in den Godtsdienft zoo door offeren aen de Goden, als door hun te bedanken getoont hebben. Maer dat ze ook de E- lementen gedient hebben, getuigen meeft alle de ouden : waer uit nochtans niet volgt dat ze die, als waren ze Goden, Goddelyke eere bewezen hebben. Maer men moet den fehryveren dit ten goede houden, die zelfs afgodendienaars zynde, geloofden dat andere menfehen ook zoo waren. Herodoot dan en Strabo hebben gefchreven dat de Perfianen de Zon , de Maen, de Aerde, het Vier, het Water, en de Winden flagtoffers hebben opge- dragen. Deze fchryvers zeggen dat met den naem van Jupiter al d'omkring des hemels door de Perfen betekent wort: met welke fehryveren Xenofon te (d) vergelyken ftaet, by wien menden naem vint van Jutter Vatrius. Hun wyze van offeren was verfcheiden ten opzicht van perfonen , van Goden , van plaets, entydt. Wat de. plaets aengaet, zeggen zy dat ée Perfen op verhevene bergen, gelyk Herodoot zegt, of in een reine plaets, gelyk Strabo wil, geoffert heb- ben. Men vint gemelt dat ze offerhande doende aen den Vaderlyken Jupiter ge- heele Stieren verbrant hebben (e). Dat Mithra, met welken naemzy niet Venus, gelyk Herodoot meent, maer de Zon, gelyk Strabo en Hefychius (ƒ) beter aen- merken , van hun voor den eerßten Godt gehouden is , befloten ze uit de ui- terlyke eerbewyzinge, die daer aen ge- fchiede. Hier uit is het dat, Plutarchufchrijft Qj) dat Darius Codomannus den Gefneden Tireus by den grooten glanvan Mitbra , dat is der Zonne bezworen heeft. Procopius de Caefarienfer verhaeldat de Perfen volgens de zeden hunne (a)Vid.l.I.c. 131.Conf.Strabo 1. XV". p. 732.
(iO Vid. 1. II. de Legib.cp. (c) Cyv.1.1.c. 24.]. Il.c. 1. LIV.C. 1.1. VIII.c. 6& paffim alibi.
(d) Cyr.1, VIII. c. 45.
(e) Vid.Xen Cyr.1. VIII.C.24.&45.C0II.I.III.
J9 &c.
(f) In voce Mu8f*e.
|
||||||||||||||||||
Verfchei
de wyze van ofte- mi. |
||||||||||||||||||
(#) In vit. Ale.t.M.T.I,op.p.m.68zj
|
||||||||||||||||||
R E I Ζ Ε Ni
|
||||||||||||||||||||||||||
3Öf
|
||||||||||||||||||||||||||
ceu uitkomende, of ten oorlogh trek-kende, op zilvere altaren voorgedragen
(ö). Het weit noit uitgebluft, of daer moft eenig Koning geftorven zyn, en dat gefchiedde alleen tot dat de begraeffenis gehouden was, gelyk by Diodorustezien |
Maer dat de Periianen aen deze alleen ^
waer van wy gefproken hebben, op een zeer eenvoudige wyze geoifert hebben $ zonder eenige altaren, beelden , fluiten $ roytersi, of .offermeel te gebruiken , be- wyil ons Herodoot (b). Want in die oude tyden fielden zy het flachtofter on- der den blooten hemel opeen reineplaets» en riepen dan Godt aen. En als de Wy- ze, of die het offer toereedde, het vleeich aen ilukken verdeelt had , gihg yder met zyn deel zyns weegs, zonder iets voor de Goden of liever den Godt over te laten. Want zy zeiden dat Godt niets begeerde als de ziel van het flagtoffer (/). Hier uit zeker is kennelyk, dat de oude Periïaneri geen afgodendienaers geweeft zyn, hoe- wel Ctefias verhaelt (k) dat de houte beel- den der Perfïaenfche Afgoden van die van Sardis van de muren gezien, toen Cyrus |
|||||||||||||||||||||||||
is. (i>). Als ze aeVhet vier offerden, lei-
den ze daer droogh hout op, daer de baft afwas, en fmeten'er fineer bovenop. Dan holpenze het door het ingieten van olie aen het branden, waeiende daer toe, zonder.daer in te blazen, (c). Zy recht- ten ook geheime offerhanden voor het Vier aen, en vraegden het zelve wegens
toekomende dingen, doende altydtjvoor'
wat Godt ze ook offerden, eerft een ge-
bedt tot het Vier. (d).
Dat ze op deze wyze aen het Water offerhande gedaen hebben verhaelt Strabo
ter zelver plaetfe. Komende in een floot,,
|
||||||||||||||||||||||||||
Öfferlian-
de aen het Water. |
||||||||||||||||||||||||||
of rivier, of fontein, maektenze een kuil, j hen belegerde, hun fchrik aengejaegt
en keelden daer het flachtoffer, zich wel j hebben. Want hy fchryft van den Pcr-
wagtende, dat'er niets van het bygelegen fiaenfehen Godtsdienfl naer de wyze, die
|
||||||||||||||||||||||||||
water met eenigh bloet vermengt wiert,
omdat dan alles zou befmet worden. De
Wyzen daerna het vleeich met myrten en
laurieren belegt hebbende verbrandden het
met dunne ryzen, en fprengden, na het
ilorteri eeniger gebeden , oly met melk
en honigh vermengt niet in het vier, noch
in het water, maer op de aerde. Ook
piften zy noit in een rivier, noch wafch-
ten zich , noch fpoelden hunne handen
af, nochte gooiden'er eenig lyk in, noch -
te eenige andere dingen , die onzuiver
fchecnen te zyn , maer eerden de rivie-
ren voor al met de uiterfte godts- dienftigheit. (e). Uit Herodoot blykt
ook dat ze paerden, en juïit witte , aen het Water gcoffert hebben. Want dus leeft men dat Xerxes, toen hy den Grie- ken den oorlogh aendeed, witte paerden geflacht en aen den vloed Strymon opge- offert heeft. (ƒ). Hoedanigh de offerhande geweeft zy ,
die aen de Aerde en Winden gedaen wert, weet ik niet dat ik ergens gelezen hebbe. In den afgaenden tydt, vooral in dien van Artaxerxes, en niet by het leven van den Grooten Cyrus, gelyk Strabo wil, heb- ben de Perfen uit den voorgang der Afïy- rieren en andere volkeren , Diana en Ve- ntis onder den nacm van Ahaitis gecert 5 van welken Godtsdienfl wytloopigh be- richt te halen is by Herodoot, Diodorus, Strabo, en anderen, uit welke fchryve- ren Thomas Hyde zyne befchryving van den ouden Godtsdienfl der Periianen heeft tocgeflek. (g). (a) Vid. Strab. 1.o p. 733.Conf. Curt. J. III.c. 7.
(b) l.XVIl.p.Ó23.ed.Steph.fcup.58o. Wcch.
(c) Vid.Scrabol.cp.732,
(4) Vid. Strabol.o ρ.733.& Agath. I.e. Proc. 1. II. de Bello Perf. c. 24.
(e) Conf. Hcrod. M.c. ngt
(ƒ) I.VII.C.IU (ί) Vid. l. c. 3. |
byna alle de Griexe fchryvers , die ge-
waende goden, en hunne beelden godde- lyke eere bewezen, gemeen hebben. Ook verdienen Herodoot en Strabo meer ge- loof, die zeggen dat de Periianen vry zyn geweeft van allen becldendienil, hoewel ze voor het overige den Pcrfïaenfchen Godtsdienfl meeft al met de zeden der' Grieken en andere heidenen trachten ge- lyk te ftellen. Hier .uit toont Thomas Hyde, van wicn wy gefproken hebben , m een ganfche verhandeling van dert Godtsdienft der oude Periianen, vooral in de negen eerfte hooftftukken, dat ze maer eenen eenigen Godt, fchepper en on- derhouder der werrelt,erkcnden,hoewelze daer by voegden de Saboïfmu, of dienft der Planeten en elementen.Want dat zy,fchoon ze de Zon, de Maen , het Vier, en wat des meer is, aenbaden , zich echter onthielden van Goddelyke aenbiddinge, wort van hem geroont uit de ichriften en het verhacl der genen, die rot dezen hul- digen dagh nogh in Perfie in wezen zyn * en daer Ghebres oÏGhabres genoemt wor- den : welke luiden wel duidelyk zeggen dat ze geene goddelyke aenbiddinge aen de Zon , Maen , of Planeten bewyzen * maer dat ze alleen onder het bidden zich wenden naer de Zon, zoo omdat de Zort ten opzichte van hare zuiverheit, als een beek is der Godtheit, hebbende in dat v deel de natuur van het Vier, als omdat Sen eenigen van gevoelen zyn dat de Zon t'ee-'van de niger tydt Godts zitplaets,en het ParadysZü"· der zaligen wezen zal. Ook meenden ze K. buiten bet voorbede van het Joodfche vier,iSTJS dat de klemcnten, als beginfelen van alle heiligh dingen, eenigermaten voor heilieh ν enβοΙ)0"" Q-q ö indcn·
(h) c.l.cap. 13 i.fcq.
(/) Vid. Strabo 1. c. (*) Exc.fegm.^, |
|||||||||||||||||||||||||
Rivieren
gceert.
Paerden
geuffert. |
||||||||||||||||||||||||||
Offerhan-
de aen de Aerde en Winden. |
||||||||||||||||||||||||||
Diana en
Vernis
van de Perfen ge-eerr. |
||||||||||||||||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
|||||||||||||||||
3o6
|
|||||||||||||||||
de dingen, die voor de uiterlyke zinnen
openleggen, meeft aen het licht gelyk was: dit gaf hy den haem van Arimamoti^ of Artmaner en zeide dat het uit duitter- niffe geboren wasj waerom hy het ook by deduifternis en onkunde vergeleek. In het midden fteldehy /W//^ra,ofdeZon,die men zegt dat de Penen daerom hetmiddelfte of denMiddelaer genoemt hebben. Menver- haelt ook dat hy geboden heeft aen Oro- maza de beloofde ilachtoffêrs op te offeren, om hem te bedanken, als men zynen wenfeh verkregen hadt: en aen Arimane offerhanden te doen , om alle onhei- len en rampen af te keeren. Sedert hebben de Grieken aen Oromaz.es, of O?oma- fles den naem van Jupiter, en aen Arimanion dien van Pluto gegeven (ƒ). De Perfen hebben dan niets gemeen gehadt met de Grieken, en andere afgodendienaren, die niet alleen meenden dat de Goden en Go- dinnen uit menfehen geboren wierden , maer dezelve ook nevens de Elementen in zekere gedaenten en vormen verbeeld- den,enaen hun in tempelen gefloten zynde goddelyke eere bewezen. Dogh by de Perfen wiert geen menfchelyk beek ge- zien , maer veel meer verrigteden ze hun- ne Godtsdienft , gelyk gezegt is, in de opene lucht, alhoewel ze na- Cyrus ty- den hunne ceremoniën vermeerderren nog eenige dingen tot ftatelykhek bchoorende bedagt hebben. Want veele fchryven Zoroafter toe het vermeerderen der Vier- kaffen, waer in het heilig Vier te beter mogt bewaert worden tegen regen en wint: het opregten van Altaren: het uit* kiezen en branden van offerbeeften : de ' plechtighcit van plengen , en wat meer van dien aert is. Agathias zegt dat Zo- roafter in eenen tydt met Hyitafpes ge- leeft heeft, maer twyffelt of die de Vader van Darius, of een ander geweeft zy. De nieuwe Perfianen zeggen dat Zoroafter , of Zerdmht) geleeft heeft onder den Ko- ning Gushtafp , die Thomas Hyde be- weert (g) dat Darius Hyitafpes Zoon was. Zoo getuigt ook Abul Pharajus {b) dat die Magus of "Wyze ten tyde van Cambyfes en Darius geleeft heeft: waer uit dan blyken zou dat de Perfiaenfche Zoroafter niet voor Cyrus tyden geweeft is , gelyk de Griekfe ichryvers verdich- ten. Eer de Perfen den Meden het gebiedt
afhandigh maekten , volvoerden hunne Koningen of Vorften de offerhanden, gelyk Xenofon (/) op meer dan eene plaets heeft aengetekent. Want hy verhaelt dat
|
|||||||||||||||||
in hun aengebore zuiverheit te houden
zyn. En hierom hebbenze bewaerders en bezorgers van elk clement in 't byzon- der gehadt, die een vafte wedde trokken voor dat ze op het water, ftroomen en fonteinen paften, en de lucht, zoo veel in hun vermogen was, tegen ftank > het vier tegen vuihgheit } en de Aerde tegen lykcn en krengen befchermden, en dezel- ve van de ftraten weerden. Zy derhalven eer bewyzende aen de Zon en het Vier en wat des meer is ftortten hunne gebe- den niet hier voor uit} maer richtten hun gebedt tot Godt in 't aenzien van de Zon, of in tegenwoordigheit van het Vier. En omdat de Wyzen hunnen Godtsdienft zeer zorgvuldigh verbergden , dewyl volgens de inftellinge van Zoroafter ver- n boden was dien aen eenigen uitboorling te ontdekken} hebben de afgodifche Grie- ken, onkundigh in de Perfiaenfche ze- den , alles afgemeten naer hunne gewoon- ten , en gemeent uit de uiterlyke plegtig- heden, die ze gezien of gehoort hadden, dat de Pcrfianen de Elementen dienden , daer ze in der daet niet anders waren dan bewaerders en bezorgers der zelve. Men kan by den zclven fchryver daer breeder van gemelt vinden. Hierom dunkt my dat de verhalen van Herodoot, Strabo , en anderen , den Perfiaenfchen Godts- |
|||||||||||||||||
Bezor-
gers der Elemen- ten. |
|||||||||||||||||
Perfiaen-
fche Godrs-
dicnft
veiborge
gchou
den.
|
|||||||||||||||||
dienft betreffende, naer de verfcheide tuf-
fchenruimten der tyden wel moeten on- derfcheiden worden. Dat de Perfen voor Cyrus tyden, en ook noch by zyn leven, geene tempels, noch altaren gehad, macr op de bergen hunne offerhanden verricht hebben, blykt genoegh uit Xenofon (a). Of nu wel Xenofon verhaelt dat Cyrus aen Jupiter, en de andere Goden geoffert heeft, en hem zyne gebeden niet tot ee- nen , maer meer Goden doet Horten, zoo moet men dat doch rekenen van hem gednen te zyn, als van eenen Griexen Afgodendie- öaer. Want dat Cyrus eenen eenigen Godt geëert heeft, ziet men in de heilige bla- den. (6). Ook heeft Zoroafter (niet die Koning der Bac"trianen,dien Diodorus(c) Oxyartes noemt, maer zekere Magm of Wyze,dieeenige eeuwen na geene geleeft heeft, en dien Clemens Alexandriner (d) eenen Mediers Suidas eenen Medifchen Perfiaen noemt) geen beelden, ofafgo- derye , maer alleen nieuwe zeden, na het affchaffen der oude,beneffens verfcheide meeningen ingevoert (e). Men zegt dat hy alles in twee foorten verdeelt, en c- venvecl beginfelen geftelt heeft, het eene GOED, en 't andere QUAED. Hetecrfte noemde hy Oromaz-a, en zeide dat het uit |
|||||||||||||||||
een overzuiver licht geboren, en onder
(λ) Cyr. l.VUl.c.4s.Conf.Laert.de vit. Phil, in
procm. fcgm. 6. feq. (b) Par.c. 36.^.uk.Efr.c. l.tf.z.&c.
(c) Kb. II.
(f/) Stront. I.I.
(«) Vid. Agath. 1. c. cap. titat.
|
|||||||||||||||||
(ƒ) Vid. Flut. delfid.& Ofir.T.II.op.p. m. 369.
feq.Diog.Laen.l.cit.fegm.8. Conf. Th Hyd. c. 9. Stanl.Hiit.Phn.Orient.riI.c t.feq. (g) ir. C.cap. 23.
(/;) cit. Dynait- p. 83. feq. text. Arab.feu54. verf.
Latin. (i) 1. VIII. Cyn'p-c. 38.
|
|||||||||||||||||
REIZEN.
|
|||||||||||||||||||||||||||
307
|
|||||||||||||||||||||||||||
fchenen(e). Zy droegen een wit kleedt. **""
Op hun hooft hadden ze Biflchops hoe- 8t" den, hangende de flippen van beide de zyden dermaten af, dat ze haere lippen en wangen bedekten ■, hoedanige men nu nogh ziet aen de beelden van Chilmenar. De aerde ftrekte hun voor bedden: moes- kruidt, kaes, en broot voor fpys. Een riet hadden ze voor een ftaf, op welxbo- venfte zy de kaes ftaken, en aen hun mont daer mede bragten, en opaten. De muizen bragten zy om, omdat zy zelfs daer eenen haei tegen hadden, en ook ge- loofden datze van de Goden gehaet waren. ( Hunne leering deelden ze niet licht aert iemant mede, of het moft door bevel der Koningen zyn. Dus hebben wy boven vermaent dat Xerxes dat verkregen heeft voor Protagoras , Menanders zoon , en voor Themiftocles (f). Hier in verichil- denze van de Egiptiiche Prieftercn, dat, daer die zich noit beimetten met het doo- den van eenigh dier , uitgezeit alleen dat aen den Goden geoffert wert, deze in te- gendeel met eigene handen alle dieren , behalven een menfeh en een hont, doot- Aoegen, ja zich lieten voorftaen een hel-" denftuk te verrichten, alsze mieren,Aan- gen , en allerhande kruipend en vliegend gedierte in groot getal ombragten. Hun lichamen werden noit begraven , voor dat ze voor af van honden of ander ge- dierte verfcheurt waren, (g. De geftalte en,gedaente der Periên be-Gedaente
fchryft Ammianus Marcellinus op de aenge- der Per- trokkeplaetsin het algemeen aldus: Zy zyn »"anen· meeft alle mager,bruin,of bleek blaeu, heb- bende bokken-ocgen, daer ze nors uit zien. Hunne winkbraewen zyn tot eene halve rondte gebogen. Zy hebben lang hair, en baerden, die'er wel by voegen, {b). Dat'er ook onder de Perfianen vcele gevonden wierden met een kromme neus,toontRho- diginus uit den Uitlegger van Apollónius. (i). En zulke luiden zyn om Cyrus ge- wik geweeft, en voor de ichoonile ge- houden naer de getuigeniiïc van Plutar- chus. (£). Wyders waren ze dartel van aert naer de getuigeniflè van Crefus by Herodoot (/). Ammianus zegt dat de Per- fen veele ydele woorden over zich had- den, en wilde en woefte klap uitAoegen : dat ze groots, ftatigh, onvriendelyk en dreigende waren zoo wel in voor-als tc- genfpoedt, daer by loos, trots, wreed, en Q_q 2, zich (f) Vid· La'ërt. I. c. Conf.StiaboI.c. p. 73 3.Clem.
Alex.Strom. 111. Sext. Einp. Pyrrh. Hyp. III.c. 24. (ƒ) Vid. Lac'it. 1. c, fegm. 7. Stiabo I. c. Plut.
de iiivid. & odio T. II. op. p. m. 537. Conf,IlhodJ. XilI.c.is.&I.xix.c 17. (f) Vid. Herod· 1.1. c 140- Conf. Cic. Tufc.Quaeft.
1-1.feft.4jiStrabo l-cit- p. 735. (h) Confi Herod. I. VI. c 19· Proc. in éeMue
cap. 7· (Hl XVII. c.3. in fin.
(*) in Pracc.ger.Reip. T. II.op. p· m. %zr.
1.1. c. 80. |
|||||||||||||||||||||||||||
dat Cambyfes, de Vader van Cyrus, een
wet gemaekt heeft, dat zyn zoon, 2,00 dikwyls als hy na zyns vaders doot in Per- fie komen zou, voor zyn volk offerbeef- ten zou Aagten, gelyk hy Cambyfes zelf te voren gedaen hadt: en dat den Ko- ning buiten 's lants getogen zynde iemant van het Koningklyk huis dezelve offer- dienft waernemen zou. Verder verhaek ook Xenofon O) dat Cyrus kort voor zyn doot in Perfie aen den Vaderlantfchen Jupiter , en de Zonne geoffert heeft. Dogh dat fchynt van Cyrus navolgers noch binnen, noch buiten 's lants in agt genomen te zyn geweeft. Want als Cyrus zelf het Ryk van Babilonie bemagtigt hadt, is zyn |
|||||||||||||||||||||||||||
iX'et van
Camby- fes. |
|||||||||||||||||||||||||||
Wyzen
rot offe- raersaen geftelt. |
|||||||||||||||||||||||||||
eerfte werk geweeft Magi of Wyzen aen
te ftellen, die met het aenbreken van den dagh de Goden, of liever Godt met lof- |
|||||||||||||||||||||||||||
zangen zouden eeren, en offerhanden
doen aen de genen, dienze het oordeel- den dienftigh te wezen. En dit is onder de Koningen , die na quamen , altydt in zwangh gebleven, dat by de Perfianen geen wettige offerhande als alleen door een Magus gefchiedden kon. (&). De Wyzen dan zyn bewaerdersgeweeft
der heilige geheimenifiên en plechtighe- den. En fchoon hun aenzien voor eenen tydt lang niet weinig afgenomen was, om dat ze na Cambyfes overlyden het Koning- ryk hun bedrieglyk aengematigt hadden , nogtans hebbenze dat naderhant wederom |
|||||||||||||||||||||||||||
Hun aen
zien.
|
gekregen,zoodatalle zaken het gemeen ra-
kende door hunnen raedt en voorzeggin- |
||||||||||||||||||||||||||
gen beftiert wierden, (c) Allengs ook
aengegroeit zynde degen ze uit tot een vol- komenVolk en naem : en woonende op lanthoeven door geene muren omringt, als mede verlof gekregen h ebbende van naer hunne eige wetten te leven, wierden ze in eere gehouden ten opzichte van den Godts- dienft, gelyk Ammianus Marcellinus fpreekt (d). Deze eerden ook het Vier, het Water, en de Aerde, maer weerden alle beelteniflèn en beelden, verdoemende voor al het gevoelen der genen, die dry- ven dat de Goden mannen en vrouwen .ltine zyn. Zy fcherptcn het volk de regtvaer- digheit in. Zy Iceraerden dat het god- loos was de lyken te verbranden j maer geoorloft zich met zyn moeder en doch- ter te vermengen. Dit laetfte nogtans fchynt toen eerit ingevoert te zyn, nadat Cambyfes zyne zufters ten huwelyk ne- mende diergelyke huwelyken door een wet voor geoorloft verklaerthadt. Deze Wyzen maekten daerenboven hun werk van toekomende dingen te voorzeggen , zeggende dat de Goden voor hun ver- |
|||||||||||||||||||||||||||
k
|
|||||||||||||||||||||||||||
(a) lib. cït. c. 45.
(*) Vid, Xen. I. c. c. 6. Conf, Herod. 1-I.c. 132. Laert.l.c. fegm, 6. (c) Vid. Agath. I. c. cap. 14.
(<*)!. XXIII. cap. 6. |
|||||||||||||||||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
||||||||||||||||
3o8
|
||||||||||||||||
zich over hunne flavcn en geringe en on-
bekende luiden de magt van leven endoot aenmatigende. De zeden der Perfen zyn niet akydt op
alle tyden eveneens geweeft. Men zegt dat ze in oude tyden , wanneer ze het ongehavent geweft van Perfie bewonen· de, nogh niet gekomen waren aen het gebiedt van Afie, van geen overdaet ge- weten hebben, en matigh in alle dingen geweeft zyn. Maer toen ze ryke Ko- ningkryken overweldigt, en zich met den buit van verfcheide Volkeren verrykt had- den, en hier door hoogmoediger gewor- den waren, hebben ze wel vele dingen allengs verandert, maer evenwel alle hun- ne gematigtheit van zeden en wetten niet uitgetrokken als onder de latere Konin- gen. Het voornaemftc oogwit der oude |
Strabo wil, voor zyn vier jaren niet in
tegenwoordigheit zyns vaders komen, maer bleef zich by de vrouwen onthou- den, op dat, zoo hy onder het opvoe- den was komen te fterven, de vader geen droef heit zou fcheppen uit het verliesvan zyn kint. (b). Daer na wert hy naer dê openbare fcholen der Gerechtigheit ge- zonden, dat aen alle Perfianen vry ftont, die zoo veel goedts hadden , dat ze hunne kinderen konden opvoeden zonder dat ze behoefden te werken. Want aen niemant van de Perfen was de toegang tot eerampten en Magiftraetsbedieningen af- gefloten, (c)'. In de fcholen leerden de jongens tot hun zefte, zevende, of tien- de jaer, den boogh fpannen, met fchich- ten en pylen werpen, ja ook volgens de inftelling van Cyrus te paert ryden. Ook |
|||||||||||||||
Zeden
der Per- fen. |
||||||||||||||||
wetten fchynt geweeft te 'zyn alles in 't] werden niet alleen de jongens, maer ook
werk te Hellen, dat dienftigft was voor jongelingen van de ouden onderwezen in |
||||||||||||||||
de kenniflè der Rechten, en hun leflèn
gegeven dienende tot gehoorzaemheit aen de Overigheit, en tot het betragten der matigheit. Hier onder mengden de Leer- meelters fabelen gefchikt tot nutbaerheit, waer door zy met gezangh en zonder ge- zangh de daden der beroemde mannen Verkondigden. Om hen te gewennen strenge tot matigheit en onthoudinge holp niet levens- weinig aen de'ecne zyde dat zy zagen datwy". de Oudften den ganfehen dagh door ma- tigh en gefchikt leefden, noch wech gin- gen om hunnen honger te verzadigen , voor dat ze van hunne opzienders daer ver- lof toe kregen j aen de andere, dat de kinders niet by de moeder, maer door laft der opzieners by de Majeftraet werden opgevoedt. Van huis bragten zy men zich broot tot hun fpys, Kers tot toefpys, en een kan, om water te fcheppen uit den voorbyvloejenden ftroom, zoo ze mogten dorft krygen. Want de levenswyze der overige Perfen beftont toen ook dagelyx in hart broot,in Kers, in korrelenzouts, en gebraden of gezoden vleefch , daer ze water toe dronken. Als ze de kinder- fchoenen hadden uitgetrokken , fliepen ze tien jaren langh dicht aen de Gerecht- huizen , eensdeels om de ftadt te bewaren, en ten anderen om de matigheit te oefte- nen. De zelve ftonden over dag tendienft der Magiftraten, of ze de ftadt ergens in mogten behulpzaem zyn. Ook door het flaen op eenigh koper voor den dagh op- gewekt werden ze tot den wapenhandel en de jagt geleit, om dus zich wel te ge- wennen tot 's morgens vroegh opteftaen, tot het verdragen van hitte en koude, en de moejelyk heden van togten en rei- zen. Want over vyftig jongelingen werc geftelt een zoon des Konings of van ee- nigen Lantvoogt, dien ze vooruitloopen- de
(£) Herod. 1. cit. c.136.
(0 Vid-Xcihl-cir. c. 8. |
||||||||||||||||
het gemeene beft, en daer op toe te leg-
gen dat de burgers niet geheel vervielen tot luit van iets quaeds of fchendigs te be- dry ven.Zy hadden een afgezonderde plaets, die vrygenoemtwert,waer in niet alleen het Koningklyk Hof,maer ook de andere Markt. Rechthuizen der Overigheden geftelt waren:en waer van afgeweert wierden alle kramen en kramers, op dat het verwart geraes en getier dezer luiden geen hinder doen zou aen de gefchikte orde der genen, die moften onderwezen worden. Die plaets was verdeelt in vier deelen. Het Leer- eerfte was gefchikt voor de kinderen,het plaecfen. twcec}e vool· aenkomende jongelingen,het derde voor mannen van volwaffen ouder- dom, het vierde voor die boven de jaren van den Krygsdienft waren. De kinde- ren en mannen van rypen ouderdom mof- ten des morgens by 't opgacn der Zon by der hant zyn; maer die ouder waren mof- ten, buiten de gezette dagen naer dat het elk gelegen quam, verichynen. De manbare jongelingen {Hepen dicht by het Raedt- huis met hunne kleene oeftenwapenen, uitgezondert die getrout waren, of hun moft aengezegt werden, dat ze hadden te- genwoordigh te zyn. Evenwel was het niet betamelyk dat ze dikwyls af waren. Elk deel had twaelf Overluiden, om dat het geflacht der Perfen in zoo veel Ham- men verdeelt was. Over de kinderen en aenkomende jongens hadden het gezagh eenigen uit de oudften gekoren, die men meende dat'er wat goedts van maken zou- den. Over mannen van rypen ouderdom werden luiden geftelt, die hen mogten leeren na te komen de dingen, die hun vooral voorgefchreven, en van de hoog- fte Overigheit belaft waren. De oudfte had- den insgelyx hunne voogden,die hun ook hunnen phgt zouden indagtigh maken, (a) Een zoon mogt voor zyn vyf, of, gelyk (λ) Vid. Xen.Cyr.l.I.cap.3,
|
||||||||||||||||
il e i
|
||||||||||
Æ E N. 30Ö
had hy een heldenftuk bedreven, gefchen-
ken te zenden, (e). Dat de Perfianen, gelyk in zoo groot
een getal van vrouwen zeer waerichynlyk is, jaloers zyn geweeft, hebben wy bo- ven onder Artaxerxes den Gedachtigen s uit Plutarchus getoont. (ƒ). Zy trouden gemeenlyk in de lente , op het aljerlang- ite der dagen. De Bruidegom begaf zich, na vooraf eenen appel, ofmerghvan een Kameel,en vorders dien dagh niet anders, gegeten te hebben, in de flaepkamer, zoo als Strabo getuigt. De vrouwen fliepen by beurten by de mannen, gelyk blykt uit Herodoot. (g). Na Cambyzes, die de eerfte van alle de Perfiaenfehe Konin- gen zyn zufters troude, voltrokken de aenzienlyxten met de moeders en dogters een huwelyk , en rekenden de kinderen uit dien egt geboren voor de edelfte, en waerdigh, gelyk men zegt, om den Ko- ningklyken troon te bekleeden. (h), He- rodoot (0 zegt dat ze van de Grieken ge- leert hebben zich met mannen te vermen- gen , waer van Ammianus zegt (k) dat ze te voren niet geweten hebben. Maer Plutarchus ontkent dat, en zegt dat by na alle andere fchryvers daer in overcen- ftemmen, dat de mannelyke kinderen by de Pcrfen ontmant zyn, eer ze oit aen de Griexe zee gekomen waren. (/). De Perfcn hebben ook , Aüe bemag- Hunne
tigt hebbende, en door rykdommen tot ontaer· weelde en overdaet vervallen zynde, al- din«· lengs de overige zeden huns lants, die voor het grootlte gedeelte gematigt wa- ren , verandert. * Een van hunne oude inftellingen was maer eens des daegs te c- ten, en dat eerft tegen den avont, opdat ze den ganfehen dagh tot hun verdoen zouden hebben, zoo om hunne dingen te verrichten, als om zich in den arbeit te oefFenen. (m). Ammianus verhaelt dat de jonger Perfcn, als men de Koningklyke tafel uitzondere, geen vaft uur van eten gehad hebben, maer dat yders maegh hem voor een zonnewyzer ftrekte, en hy op het joken der zelve at wat hem eerft voorquam. Maer Xenofon zegt dat zy hun mael des morgens deden , en zoo langh aten en dronken , als de genen gewoon zyn , die laet te bedde gaen. Ammianus tekent wel aen dat ze het nee aenrechtcn van gaftmalen en overdaet, en vooral de gulzigheit in het drinken, als QS 5 de [e] Vid. Herod. 1. c. c. 13 $. feq. Conf. Strabo 1.
xv. p. m. 733. [ƒ'] conf. Rhod. I. xviii. o ig. coll. 1. xxviu.
e. 15. [g] l.ni.c.69·
[h] Vid. Arn.l.vni.adv.Gent.&Phil.deLcg.fcc. ,
c. contra moech. conf, Agath. J. cit, f*| l.i-c- 13c.
[*11. c. Conf.Curt. 1.x. c. 3. £
[l] Vid- tr. yrtfï ii H'pffl» ««êÌâþß. Ô- ð. Op. p<
m. 857. [m\ Vid. Xcn. 1. vin.Cyr.c, 50.couf, Prac.l· u <&
Bell. Pcrfic. o 14. coH.l-xi-c. 18. |
||||||||||
de hadden te volgen op een voorgefchreven
ftuk weegs van dertig of veertig ftadicn.Dus wert hun ftem, en krachten, en adem- haling geoeffent. Zy leerden ook hitte, koude, en regen uitftaen,rivieren zonder de wapens en kleeden nat temaken door- waden, by nacht in 't velt te blyven, boerenwerk te doen, en zich voor fpys te behelpen met het geen de boifchen voortbragten, als Terpentyn,ekelen, en wilde peeren. Die ook t'huis bleven , werden onderwezen in het fchieten met pylcn, en werpen met fpieiïèn, zynde pryzen geftelt voor die zich beft queten : en deze waren het, van wien de Overig- heden zich bedienden, om de boosdoe- ners op te Ipeuren, de roovers te vangen, of iets anders te doen, daer kragt enfnel- heit toe vereifcht wert. Als ze hunne kintfche jaren verlaten hadden, dat is als ze vyfentwintigh jaren waren out gewor- den , werden ze,'als nu tot hun volle ver- ftant gekomen, en in hunne meefte krach- ten zynde,van de Koningen of Overigheden tot den Krygsdienftof eenig ander werk ge- bruikt. Als ze vyftigh jaren geworden waren, werden ze gerekent onder de ou- de luiden, en dan niet meer buiten hun vaderlant ten oörlogh gezonden , maer t'huis gebezigt tot het oefFenen der ge- mecne en by zondere regtszaken, ftemden tot vonniflen over misdaden, en koren alle de Magiftraetsperibnen. Maerzoo'er iemant of jongman, of man, zich in iets, dat door de wetten vaftgeftelt was, ver- grepen hadt, wert hy van de Wykmeef- teren aengeklaegt, en de zaek door de ou- den onderzogt zynde by vonnis uit zyn rang gezet, en voor al zyn leven eerloos gehouden. De lezer kan hier van Xeno- fon (0), Herodoot O), Strabo (c),en Rhodi- ginus (d) nazien. Deze ondérwyzing fchynt ten tyde van
Cyrus nogh by de Perièn geweeft te zyn, behalven dat ze toen al matigh wyn be- gonnen te drinken, en op de jagt te paert zittende met ballen en fpieifen , en ilingers te werpen gclcert hebben, gelyk Xenofon doorgaens in het Onderwys van Cyrus getuigt. Dat ze evenwel arger ge- worden en ontaert zyn niet zoo zeer van de tyden van Artaxerxes af, als Xenofon meent, als wel van Cambyfes, zullenwy in het vervolg kortelyk aen wy zen. Hunne Wyders trouden de Pcrfen vele vrou- liuwcly- Wen, en hadden ten tyde der agtcrvol- ken. gende Koningen veel meer by zitten, om dat naeft de oorlogsdapperheit al van outs het voorttelen van vele kinderen hoogh geagt wert, en de Koningen gewoon waren aen den genen, die veel kinderen ter werrelt gebragt hadt, alle jaren, als |
||||||||||
(o) 1.cc.4,5,66c 7.
(c) U.p. 733. feq.
Ì1. XVI ij. c.io. |
||||||||||
3io CO RN E LIS de BRUINS
detseft «efchuwt hebben : maer uit He- \ zoo vol te drinken dat ze niet meer o'
rofóot oSblykt dat dat met waerheit al- ver end konden ftaen of gaen, maer naer |
|||||||||||||||||||||||||||||
leen van de oude Perfianen gezegt wort. h
|
|||||||||||||||||||||||||||||
A.WVI1 f *··.------------------- .
Want toen at elk niet wat hem luftte ,
maer wat hy hadt, en dronk geenen wyn, maer water, proevende noch vy- gen, noch iets anders dat naer lekker- nyen geleek. Ook werden eertyts geenc bekers op de maekydengebracht,om dat ze van gevoelen waren, dat daer door de lichamen niet minder dan de zielen ver- zwakt wierden , indien iemant te veel dronk. Maer daer na rechtten ze niet alleen die tafels aen , die ze al van outs gebruikt hadden, maer bedachten'er al- tydt nogh eenige nieuwe vonden by. Ja de Koningen door weelde bedorven be- loofden door eenen uitroeper een groote fomme gelts, aen de genen , die eenige nieuwe lekkerny hadden uitgevonden. Ook waren toen de Perfianen mooi met ve- le drinkvaten te hebben, en pronkten ge- weldigh met de uitilekende prael der zel- ve, fchamende zich des niet, al hadden ze die opentlyk op een onregtvaerdige wyze met lillen naer zich geilreken.Want |
|||||||||||||||||||||||||||||
Hunne manier van elkander te groeten Groete-
was dufdanigh. Luiden , die gelyk van "ifl^n der geboorte en waerdigheit waren , kullen n^'a" elkander in plaets van groeten. Indien de een by avontuur wat minder van rang was, bood de waerdigite hem evenwel zyn wangh , en ontfing de kus. Maer die verre beneden hem was viel ter aerde en bewees eerbiedigheit aen zyn meer- der , of eerde hem met het buigen eener knie. Inzonderheit eerdenze met groo- te achtinge , die dichtil by hen woon- den , dan die daer op metterwoon volg- den , en zoo al voort, agtende, hoe iemant nader aen hunne huizen woonde, zoo veel te naeuwer aen hem verbonden te zyn {d). Uit Herodoot(e) keren wy ook dat
ze onder de zonden de cerile plaets ga- ven aen de logen , de tweede aen iemant gek fchuldigh te zijn : omdat een fchul- denaer meeftentydt met logens omgaet. Maer Plutarchus zegt (ƒ) heel anders, bewerende dat de genen, die iets uitzet- |
|||||||||||||||||||||||||||||
ten by een ander , meer liegen , dan die
dat ontfangen ; als zynde gewoon in
hunne rekenboeken ter quader trouwe te
gaen, en meer tot larie van anderen te
fchryven, dan hun toekomt j van welke
logen de noodt geen oirzaek is, noch de
behoeftigheit, maer de onverzadelyke
gierighcit,die hen niettoelaet hun goedt
te gebruiken.Onder de inllellingen der Per-
fen was ook, dat ze nok, te weten in het o- Moeie'y-
\ r é é/ r ke zeden, penbaer, lpuwden,noch hun neuslnoten;en
men hielt het voor fchande dat iemant zich
|
|||||||||||||||||||||||||||||
de oude deugt, waer door ze bevlytig-
den dat yder zich oeffende in regtvaer- digheit, uitgetrokken hebbende, gre- pen ze niet alleen de genen, die vele fchelmftukken bedreven hadden, maer ook de luiden, die aen geen misdryf fchuldigh waren, by den hals , en perf- ten hun tegen alle regt en billykheit gek af. (b). Wyders getuigt Ammianus dat niemant van hun, als hy verzadigt was , overtollige fpyze gebruikt heeft. Maer naeukeunger is de getuigenis van Hero- |
|||||||||||||||||||||||||||||
doot,üie wei zegt uai sm; wv.hüö »py«*,u., ..... _---—------- ,„„„,.„.,„i„
|
|||||||||||||||||||||||||||||
maer evenwel veele naergerechten ge-
|
-----------------D—r------------'-------------J , ,
|
||||||||||||||||||||||||||||
bruiktcn, endaerom voor een gemeen zeg-
gen hadden, dat de Grieken ukfeheiden met eten,terwyl ze nog honger hadden , omdat hun na het mael niets van eenige waerde wiert voorgezet, daer ze wel anders zouden doen, als hun iets derge- ]yx voorquam. Onder alle dagen meen- de elk dat hy zynen geboortedag vooral te vieren hadt: "en dan wert'er lekkerge- fchaft. De ryke luiden fchaften geheele offen, kamelen, pacrden en ezels in o- vens gebraden voor hunne gallen; de ge- ringe luiden vee van minder waerde. Zy waren daerenboven zeer gretig naer wyn, raedtflagende over de ernlliglle zaken by den drank , rekenende de befluiten dus genomen valler, dan die ze nuchteren genomen hadden. Evenwel haddenze voor gewoonte het lyf eerll Wakker met fpys op te vullen , eer ze regt aen 't drinken gingen: Dog ze plagtenniet met hunne vrouwen, maer wel met hunne by- zitten gelag te houden,te danflèn en zich |
.roti nfnm .Ptc nnr PK Vp dilpll. ßúÑ7.ÉÑÐ Wlfil-
|
||||||||||||||||||||||||||||
zen,ofom iets anders te doen, gezien wiert
alleen te gaen : dat niet mogelyk ware geweell , zegt Xenofoii., zooze niet matigh ontrent hunne levenfwyze ge- weeïl waren, en de overtollige vogtig- heit zodanigh verwerkt hadden , dat die door eenigen anderen wegh wiert uitge- dreven, [g) Omdat nogtans de latere Per- fen het zelve onderhielden, en hunne lichamen zoo zeer niet oeffenden, wer- I den de overtolligheden van den mont en de blaes ingehouden door het gebruik van Cardamom en Terpentyn , dat ze veel nuttigden. Ten minfte dit is de mee- ningh van Rhodiginus (h). Ammianus verhaelt dat de monden der dienaren, die aen de tafel oppallen, met vellen valt ge-
(c) Vid. Herod.].I.ci33. Xen.1. cc 5·· Plat. 1.
I, tyfursrimtSi quneft. 1.& 1. VII. ibid. quaeft, 9-Stra-
bol.c.p. 734. Conf. Rliod.1. XIX.cap.26. l.XXIX. cap. 14. (d) Vid.Herod. l.c.c. 134. Conf, Xen. l.I.c. 20.
Strabo 1. c. (f) c.l.c.158.
I ( f) m(i toü ìç fut ßËçßæáô¢'Ì Ô. II. Op. p. m, Sïp, |
|||||||||||||||||||||||||||||
Hunne
dronken
febap.
|
|||||||||||||||||||||||||||||
(ë) L I.cap.7i,
{b) Vid. Xen. 1. c. c. 49,$1, et 55.
IV. f>. m. 144- 't· t ×*· Ñ· «é. 465· |
|||||||||||||||||||||||||||||
Conf. Ath. 1.
|
(g) Vid· 1.1. Cyrip. c. 9. col!, 1. vin. c, 5°·
|
||||||||||||||||||||||||||||
(h) 1, sxvi.c.24.
|
|||||||||||||||||||||||||||||
fc Ë I Æ Ë tf;
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
§ü
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gebonden waren, zoo dat ze nóch gapen, En hierom had het gemoedt der Perfeneen
noch fpuwen, noch ook fpreeken W afkeer van Koningklyk bloedt te ftorten |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
den. Valefius, in zyne aenmerkingen over
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gelyk Procopius ø) getuigt. Indien J
|
ie-
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ammianus,meent dat dit gefchiedt is, op
dat de dienaers de ipys, die ze op tafel quamen zetten j door hunnen adem niet befmetten zouden. Den genen, die met ichurft of melaetsheit befmet waren, ftond niet vry naer de ftadt te komen , en met andere menfchen om te gaen, zynde dat door een wet verboden. Dat blykt uit het voorbeek van Megabyzus , die zich melaets veinfde, boven in de hiftorievan Darius den Baitaert by gebragt. Men zegt dat de Perfianen van gevoelen wa- ren , dat ze met deze ziekten geplaegt |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
mant den Koning weigerde te gehoorza-
men,dien wert zyn hooit en arm afgehou^· wen,en hy dus weehgeworpen. Zwaerder itraffen van mifdadigcn hebben wy reeds boven hierendaeruir.gelcgt.Maer deirraf^ die met fchuiten geichiedde, befchryft Plutarchus op deze wyze. Zy mmettj zegt hy , twee fchuiten die op elkander pap· Schütt-, \fen. in de eene leggenae den mijdadigen^1^' die gefit aft moet worden^op %ynen rugh: dan nemende de andere fchuit, en paffen die z.00 op de eerfle , dat z,yn hooft, banden , m voeten uit f eken , en het overige lichaem be- goten blyft. Dan gevende hem eten. Wei- |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wierden, omdat ze t
|
-TT--------·· ■■»"«»"*
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hadden.
|
Eenen vremdeling , die mtl\gen hy defpyz.en, zy dwingen hem met hem
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
,- .-,..- ç*., rj^rr*
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het zelve euvel befmet was , drevenze
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
—^w, ,., j/itn.K.cn ui? ie riemen, ^dls hy
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
\gegeten heeft gietere melk en honkh onder
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
leden He wirrp Hnn7Pn
|
Dit fchryft He-
|
é „„„ „.. ___r... t . * '
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
reden de witte duiven,
|
een, en mengen dat tot eenen drank , dien
z.e hem in den mom gieten. Dat gedaeti zjynde keeren zy gednrigh zyne oogen naer de Zon , opdat zyn ganfeb aenge&icht door een z,werm van vliegen, die'er op z,itten , be- dekt worde. Dewyl hy nu van binnen dat \gene doet, dat menfchen , die eten en drin- 1 ken , noofuakclyk doen moeten , groeien uit den f ank en verrottinge der uitwerpfelen mot- ten en wormen , die in de ingewanden drin- gende het lichaem afweiden. Als men n» weet dat de mifdadige den geefl gegeven heeft^ neemt men de bovenfle fchuit wech^ en vind het vleefch afgeknaegt, en geheele zwermen van z.ulke wormen, die op de ingewanden zit- ten te knagen (c). Om iemant blint te maken gebruik-
tenze dit middel. Zy goten heete oly zoo kokende als zy was in de oogen, die ze openhielden, of ftaken'er een gloeien- de yzcre naek in (d)· In mindere wanbedryven werden al-
leen de kleederen der mifdadigen , alsze Kleede- luiden van aenzien waren, gefcheurtj ren ge- en hun hooftdexel gegeeiTelt, terwyl zy ' zelfs weenden , en om Godts wil baden dat men op zou houden. Dat Artaxer- xes de Gedagtige deze itrafFe heeft inge- ftelt, hebben wy boven getoont (ie). Wyders gelyk de Perfen zeer vlytigh |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
rodoot
Matigheit Om een eenige fchuit, of eenige ge- |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in het
ftraffen |
ringe mifdaet ftondt het zelf den Koning
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
niet vry iemant te dooden, nochte ie-
mant der Perfianen eenige felle ilraf te oeffenen over zyn huifgezin , maer hy was gehouden te overwegen of van den zelven perfoon meer groote fouten be- gaen waren : en dan eerit ilont hem vry zyne regtvaerdige gramfchap den toom té vieren. Daer zyn'er die zeggen dat'cr eertyts geen ilraf tot vadermoort geftelt was } dewyl niemant oit zynen vader of moeder onder haer vermoort hadt: en dat alle de genen, die by avontuur zonder in- zicht voor de bloetverwantfchap zulk een ftuk bedreven hadden , bevonden waren onechte of baftaertkinderen geweeft te zyn. Want voor de rell was het volgens haer zeggen niet waerfchynlyk, dat een vader van zynen eigen zoon zou omgebragt wor- den («). Het tegendeel nochtans hebben wy boven gezien in het voorbeelt van Darius, zoon van Artaxerxes den Ge- dagtigen. Zy hadden ftrenge wetten, waer onder in hardigheit uitftakcn die gegeven waren tegen de ondankbaren, afvalligen, en andere, die Ammianus vervloekt noemt, omdat door dezelve |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Sirenge
Wetten. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het ganfche gedacht, om de fchuit van waren in het navolgen vanuitheemfche
eenen cenigen, verdelgt wert. Deze ftraf ^den, en de wclluiten,die ze eens had- ondergingen degenen, diedenKoningh den kunnen vernemen, poogden te gc- |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
<*edoot hadden } ten welken opzichte
|
nieten:_______.. ~v , ·ì w.k uuu»'
brengen der Meden, lichtelyk het ge-Hetge:
waedtderzelve,dat fierlyker was dan hetwaedtdee hunne, aengenomen. Want in de oude ty- ¥ede" den haddenze ledere broeken,en het overi- p°°fenc ge kleedt ook van leder,maer korter danacnge- de Meden droegen } hoedanigh een ge-nomen, waedt men nu nogh ziet aen eenige beel-
(b) I. i. de bell. Perf. cap. y.
(r) Vid. in Vit. Artax. P. I. op, p. ra. 1019. (fi) Vid. 1'roc. 1. c. cap. 16. (f) Conf. Plut. tr· de bis qui fero a Nmn. puo. T. II. op. p. m. j6j. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Klaudiaen dus zingt aen Honorius
Rarm apnd Perfas Regum er mr.' uname toü Foenamanetgenen:quamvis cmdeltbusaeque raretur dommis. Dat is :
Heel uiden won het bloet in Perfè verooten
Van Komngen , om hen van hunnen troon te fooien. Zen^flrfebhftgehechtaenaVtgeflacht.
Ì øç* ook wreedt, elk is gehoorZtim om hun magt. Ì Vid· Hcrod· I. c. cap; i37.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
CO RN EL IS de BRUINS
|
||||||||||||||||||||||||||||
§m
|
||||||||||||||||||||||||||||
beelden van de overblyffelen van het Per- 'Caadjs had wyde en geploide mouwen j en
fepolitaenfche paleis. Dit getuigt ook was zoo lang datjze tot het middender bee- |
||||||||||||||||||||||||||||
Herodoot (a). Maer toen Cyrus Babi-
lonie bemagtigt hadt,fteide hyzich vaft voor een Medifch kleedt te dragen , op dat hy , geloof ik , door des zelfs glans zich een grooter maiefteit byzetten, en grooter eerbiedigheit des tfolx tot hem verwekken zoude. Dit zelve gewaedt ook uitdeelende aen de Perfifche en an*- dere Krygsoverften bewoogh hy hen het aen te trekken. En dus hebben de Per- fen toen eerit Medifch gewaedt begon^ |
nen neder hing. Pollux noemt de Candys de
Koninglyke dragt:fchoon Xenofon ook de lange rokken met mouwen van de andere Perfianen en trawanten van Cyrus, die ze met een gefp valt hechtten, Candjes noemt. De Candyaces, bedriegh ik my niet, was een onderkleedt. Want Stra-°',<J"- bo zegt dat de Perfen twee rokken over^p^ elkander droegen. De Koningklyke bo- fen, venrok was geheel purper, maer die vanBoven- |
|||||||||||||||||||||||||||
andere menfchen was maer enkel ðé壙
|
Konines;
|
|||||||||||||||||||||||||||
nen te dragen, fchoon ze zich t'huis en
miflchien verre van't Hof houdende, die oude en geringe dragt nogh by Xenofons tydt, zoo als hy getuigt, gebruikt hebben. (fy Uit Medie zyç alzoo tot hen overgeko- men hooftdexels en kleedingej als deTiara, de Cidaris, de Ptleus, de Candys, de A- naxyris) en wat des meer van dien aert gedragen weit. De Tiara , die ze ook Cyrbafia noemden , was een foort van Myters, zynde een muts torenswyzc gemackt, krom omgebogen naer den rug, even als de Infnlae der Magio(Wy· Zen, als Strabo zegt *, waerom Sidonius die noemt Lunata Tiara of Maenswyze muts. Dit hooftdexel droegen de Per- fen en Chaldeen zonder onderfcheit. (c). Maer aen de zeven Perfianen, die de Magos ombragten,enaen hunne nakome- lingen j is, zegt men, toegeftaen , dat zy de tiara, of de fpits der zelve mog- ten zetten naer hun voorhooft, mif- fchien , om dat ze het ftuk zullende bedryven dit voor een teken tot den aenval gebruikt hebben, (d). De Koningen droegen een rechte en ongebóge Tiara bo- ven met een fpits of altemetsrondt,waerom asDiadema of een blaeu windfel met wit doormengt gewonden was.En dit Koning- lyk merkteken noemden de Perfen Cida- |
purper verfiert. Somtydts was deze rok
van bont, en hing hun van de fchoude- ren af.Dc Ê oningen alleen droegen den on- derrok half wit half root, anderen mogten hem niet dan enkel wit hebben. Strabo zegt dat de Perfen des zomers een opper- kleedt droegen,dat purper en gebloemt, en des winters een dat enkel gebloemt was. Uit Xenofon kan men zien dat de Koningen hunne handen buiten de mou- wen hielden, en anderen, zoo dikwyls de Koning hen aenzag, die gewoon wa- ren uit hunne rokken te fteken. Het kleedt, dat Capyris genoemt wërt,ichynt dat gene geweeft te zyn, dat korter was dan de Candys, en wel mouwen hadt, maer naeuwer, als aen de voorgemelde beelden te zien is. De broeken en kouf- fen noemden ze Anaxarydes, en de voor- name Perfianen droegen driederlei foor- ten. Men zegt dat die ten tyde van Cy- rus vlasagtigh van koleur waren. Men verhaelt ook dat Darius Codomannus ee- nen tabbaert met gout geboort, daer goude havikken, die op elkander pikten, opgeborduurt waren, gedragen heeft (b). De Perfen tooiden zich verder op met arm- ringen, met ringen, met gordels,met gef- pen, met ketenen , en pronkten met paerden met gulde toornen; en hadden |
|||||||||||||||||||||||||||
ris. Xenofon zegt (e) dat dit Koningklyk! andere fieraden meer, die het nogtans
|
||||||||||||||||||||||||||||
aen alle Perfen niet vry ftondt te hebben,
of de Koning moft iemant die gefchon- ken, of toegelaten hebben te dragen.(z). Hun fchoenen waren hoogh en dubbel, schoc- gelyk Strabo getuigt, die anders eigent-nen. lyk tot de vrouwen behoorden, gelykte zien is by Pollux, (Ý). Hunne wapens waren deze. VoofWaPens·
fchilden hadden ze een horde of bert van leer gemackt. Op den rugh hadden ze eenen pylkoker hangen , gevult met fchichten van riet, en eenen grooten boogh. Aen hun regrer dye hing een heir- byl of gekromde boog.Hunne hoofden wa- ren bedekt met gefpitfte hoeden of tiaren, die
|
||||||||||||||||||||||||||||
eerteken mede van de bloetverwanten des
Konings in zynen tydt gedragen is. Dat de My ter, een foort van een hoedt der oude Ct£ier,uh eene lichte ftoffe opgemaekt,en bovenplat geweeft is, blykt uit Herodoot. (f). Met deze hebben de Perfen, vooral die wapens droegen , ja de Koningen zelfs, t'huis zynde,hun hooft gedekt,zoo als door- gaens blykt uit de beelden van Chilmeiiar. De overige deelen derPerfiaenfe kleedinge werden genoemt Candys, Capyvis, Candyaces, naer de getuigenifle van Julius PolluxCg). De (ë) 1. c. cap. 2i.
(i) Vid. I. vin. Cyrip. cap. 13 & x2- coll. 1. 1.
c. 11. Conf. Strab. 1. xi. pag. 525. iéq. (c) Vid, Herod. 1. vu, c. 61. Conf. Hieron. ad
cap. m Daniël. Jul, Pollux onora. 1. vu. c. 1 3. fegm· 58. & 1. X.c. 36. fegm. 161. (tl) Vid. Plut· in Pr. ger. Reip. T. II. p. m. 8zo.
(«) 1. vin· Cyrip. c. 23· Conf. Strabo 1· c. p. 734·
Curt. 1. 111. c. R &c. (ƒ) 1. vu c. 62. Conf. Poll. 1. iv. c. l8. fegm.
ji6. & c. 19. fegm. 154. (j) 1. vi 1. cap. & fegm. cit.
|
||||||||||||||||||||||||||||
(h) Vid- Xenoph. !. e
& X· cap. & fegm. cit. |
Strab. 1. c. J- Poll. 1. vit.
Conf. Curt, 1. c. Sc Rhod. |
|||||||||||||||||||||||||||
1, xv 1. c. 1 o.
(i) Vid. Xen- 1- c· c, 17.
Perf. cap. 15. (*) 1. vu. c. 2Z, fegm,
|
||||||||||||||||||||||||||||
Conf. Proo 1. 1. de be!l.
|
||||||||||||||||||||||||||||
REIZEN;
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
m
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ήιε fchootvry waren: aenhun lichaem had-
denze yzere harnaflên, dievanplaetjes,vis- fchobbengelykende,aen malkander gezet waren. Xenofon verhaelt dat Cyrus j en die ontrent hem waren dezelve wapens hadden, te weten roode rokken, har- nailen, kopere ftormhoeden met witte pluimen, en een werpfpies van hoorn ge- maekr. Het voorhooft, de borfl en zy- den der paerden waren bedekt met ko- pere dekkleeden, en even zulke hadden de ruiters aen de dyen. De wapens van Cyrus verfchilden hier in maer , dat die der anderen verguit waren, en de zyne als een fpiegel blonken, («). De belle be- fchryving evenwel van deze Perfiaeniche wapenruiling heeft ons Heliodorus nage- Pei-fiaen- htenfty. wiens eige woorden verdienen hier |
pen geen belet deden. Dus toegeruft,en ge-
lykzaem in de wapenruiling gewonden zat hy te paertjwaer op hy niet Ipringen kondei maer van anderen om de zwaerte zyner ruf- ting moft geholpen worden. Als nu de tydt van vechten gekomen was, gaf hy het paerc den vollen toom, en het zelve noopendé met fporen, reedt hy zoo fterk als hy kon op de vyanden aen, zoo dat men zou zeggen dat een yzere man,ofeenig beeltmet hamers uit ileen geklonken in beweging was. De ftokoffpiesnuilakmetde puntregtuit,en was met een bant aen den hals van het paert valt. Wyders wiert hy met het handvat door eenen knoop aen de dyen van het paerc gebonden, wykende niet in hetgevecht* maer helpende de hant des ruiters, die alleen den flag of floot beftierde: en dus |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fterker aendringende, en den flagh door?r?cbt"
te hervatten geweldiger makende om beter Ve«t.8SC" |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
penrufc
ling. |
" aengehaeltte worden.Een man,zegt hy,
uitgelezen en in kloekheit van lichaem an- |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
deren overtreffende neemt eenhclmetdat
|
te wonden dooi lliet hy al wie hem voor-
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hem paft en digt om het hooft fluit, enjquatn, en meenigmael wei twee gelyk
zyn gelaet, even als in den perfoon te Wy zouden uit Herodoot (c) befluiten Onfterffe- |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zien is, net uitdrukt. Hier mede van
de kruin zyns hoofts tot den ganfehen hals toe bedekt, uitgezeit alleen de oo- geiijom dat hy zou kunnen zien, vat hy in deregterhanteenfpies,die langer was dan |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dat deze wapenruiling gedragen is vandelyke Rui-
Perfiaenfche rui teren, en wel inzonderheit terV* van hun, die onfterffeljke genoemt wierden. Want dezen naem droegen tien duizent uit- geleze ruiters, uit welk getal zoo'er een |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
een gemeeneknze,en met de flinke beftiert gedoot weit, of door ziekte quam te
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hy den toom. Een zwaert hangt hem op de
zyde.Voorts is zyn borft niet alleen,maer zyn ganfche lyf met een harnas ge wa- |
ilerven, wert'er aenftonts een ander 1
zyn plaets gekoren : zoo dat ze noic meer of minder waren dan tien duizent j ftekende uit in gewaedt en krygsruf- ting, en dapperheitj dat de zelve He- rodoot beveiligt, (d). Curtius verhaelt (e) dat ze ten tyde van den laetften Da- rius goude hals kettingen,en kleederen mee gout geborduuit,en rokken,lange mouwen hebbende met koilely k gelleente bezer,ge- dragen hebben. Cyrus had wel voor zich tien duizent Spiesdragers voor zyne lyf- wachten uitgekoren, die zoo wel by nacht als by daegh op de wagt ftaen en overal rontom den Koning zyn zouden, zoo dik- wyls hy binnen in zyn hof zich tot rufte begeven hadt:en die ook als hy ergens heen ging, van alle kanten wel gewapenc rontom hem gaen moften (f) : maer daer is niet aen te twyffelen of de Ko- ningen, die op hem gevolgt zyn, heb- ben het getal dezer foldaten , en hunne toerufting vermeerdert. Want Athcncus verhaelt uit het eerilc boek der zaken van Perlie , befchrevcn door Heraclidcs van Kume, dat de Koningen tot wach- ters drie hondert vrouwen hadden, die des nagts by brandende lantaerns , zingende en op de citer fpelcnde } |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
pent. Dit harnas nu wort zoo geraaekt.
Daer waren kopere of yzere platen, in 't vierkant op de grootte van de palm vaneen hant gefmeed of bereid, waer van de ecne op de andere gevoegt van alle zyden palle, zoo dat wanneer de onderftegelegt waren, de volgende dwars daer over door hegtzelsin een floten,en dus naer de gedaente eenen gefchobden rok vertoonden , die zonder eenige moejelykheit aen het lichaem van alle kanten vait zat.En alhoewel dezenhar- naselklidt bevong, wierdhy echter in 't bewegen zonder hinder uitgeilrekt en in- getrokken. Wanthy was met mouwen neerhangende van den hals af totdeknien toe, zynde alleen open ontrent de dyen, waer mede men het paert nootzakelyk beklimmen moft. Dus was deze wa- penrok , de pylen affluitende, en alle foor ten van flagen wederllaende. Maer de laers quam van den voet af totdeknie, WfvT" z7n^e va^ met ^en wapenrok. Met dér pair- dïergelykca toeilel wapenden ze ook het den. paert j bekleedende de voeten met laer- zen , en het hooft geheel met een hooft- toifel bedekkende. Van den rug tot den buik toe hbngen ze van beide de zyden een dekkleet uit yzere aen malkander ge- hegte ketenen beilaende,de welk het paert te gelyk wapende, en, om dat 'er ledige plaets tuftchen beide gelaten was,in'tloo- (») Vid.I.VII.Cyr. c.I.coll.I.l.c. sA.lV.Ci 8.&
lo. 1. V.c.30. Herod, I. c Strabo 1.c.&c. {b) I. iX.Aeihiop p, 1n.431.feq. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
waekten , en
zelve verhaelt ning van den Rr (r) I. VII.C.X4.
(d) 1. c.cap. S3.
(e) 1. c. cap. 7.
(f)Vid. Xen. 1. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
over dag {liepen.
uit Dinon dat de
wagen ftygende
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De
Ko- dacr
niet |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
VII. Cyr. c. 29'.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3M. CORNELIS de BRUINS
niet uitfprong, hoe weinig die hoogte ook mant Koningh van Perfie kon worden, of
van de Terde was, nochtt ook iemant der hy moil te voren m de leereen wetenfchap omftanderenhemdehantgaf,maerdathem der Magtonderwezen zyç. Die van A- |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fie waren gewoon de Perfiaenfche Konin-
gen groote te noemen i waerom Agefilaus eercydts van eenen Perfiaenfchen Koning zeide: Op wat wyz.e is hy grooter dan ik , %j)o hj met regtvaerdiger en matiger is dan ik} (e). Het teken van Koning, dat ze op hunne hoofden droegen, was gemaekt van Mirrhe.en dat welriekend kruit ofte Gom, * 1
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
altydt een goude ftoel gezet weit , waer
op hy tredende uit den wagen quam ; en
daerom volgde altydt de drager des Ko-
ningklyken itoels agter aen. Noit ging hy
te voet uit het Paleis,en als hy maer tot aen
de poort naderde, quamen de byzittenmet
hem uit. Hy had iooo Knodsdragers, of,
gelyk Herodoot wil, Spiesdragers, de
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voornaemfte en edelfte der Perfianen, om by hen Laby&on genoemt, dat eenig
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hunnen moedt en dapperheit uit de tien m«"»~°« *«* r^J™«™ ^ Ñ™*çú». ftp
duizent Perfen, die onflerfelyke genoemt
werden, uitgekipt, die op het bovenfte
hunner fpieiTen goude appels droegen. En
dat nu de Perfen de gewoonte van knodfen
te dragen, van de Meden gekregen hebben
toont hy uit het IV boek der Levens van
Clearchus den Solenfer, zeggende dat ze die droegen niet alleen om het quaedt, dat hun van iemant mogt ontmoeten, daer mede af te keeren, en zich zelven te wre- ken , maer ook als eenigh merkteken der weelde van de lyfwachten, zoo verre van hunne vorige geftrengheit ontaert. Cur- tius verhaelt dat deze gefchenkdragers ge- noemt wierden,en gewoon waren het Ko- |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en voor s
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ninglyk kleedt op te nemen
Tv Ô . .
|
zilvere vaten overgegoten, op zeer vele
wagenen met vier wielen, die van muile- zels getrokken wierden, toegevoert wiert, enhemverzeldewaerhy heen trok.W-Di- non heeft verhaelt dat aen den Koning Ny 1- water uit Egipten, nevens Sal Ammomac toegezonden wert, volgens de getuigenifle van Atheneus (£).Deesvoegt'er uit den zel- ven Dinon by dat de eerltelingen van alle vruchten, die de landen onder 's Konings |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Konings wagen te gaen. Naerhet verhael
van Atheneus gingh de Koning over de plaetSjdaer zy de wacht hadden,te voet, over gladde tapyten, die daer toe gefpreit waren (men noemde ze gemeenlyk Sar- diaenjche) waer over niemant anders dan de Koning gaen mogt. (a). Van daer fchynt het dat ze den Koning volgden. Herodoot zegt dat dat ook zoo gefchiedt |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
is
|
toen de Koning Xerxes van Sardis uit-
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
trok. Want duizent Spiesdragers volgden
zynen wagen. Hier agter quam de andere uitgeleze ruitery van duizent Perfianen, en dan nog tien duizent voetknegten uit de o- verige Perfianen gekoren, waer van'er duizent op hun fpieflèn in plaets vankroo- nen goude granaetappels droegen , en de reit infloten. En negen duizent van deze in- gcilotenen droegen zilvere granaetappels op hare fpieiTen, houdende de punt om laegh naer de aerde. Agter deze volgden weder in orde andere tien duizent Perfiaenfche ruiters j en deze hadden kroonen op het hooft, gelyk blykt uit den zelven Hero- doot ø) : en dan volgde na een tuflehen- wydte van twee ftadien de verdere mee- nigte zonder onderfcheit. (c). Van de zeden en overdact der Perfiaen-
fche Koningen halen de fchryvers in 't al- gemeen veele dingen te famen. Maerwy zullen ons vernoegen met eenige daer van aen te roeren, Cicero getuigt (d)dat nie- |
gebiedt ftaende voortbragten , den Ko-
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ning toegevoert, en voor fpys op zyn ta-
fel gezet wierden. Want de oude Konin- gen van Perfie oordeelden dat hun niet vry ftondt uitheemfche fpys of drank te gebruiken, waerom ze ook wel duidelyk hier over een wet maekten en afkondi- gen lieten. Maer als daer na iemant der Gefnedenen onder andere gerechten aen Xerxes vygen uit het lant van Athenen voorzette, vraegdehy, zegt men, waer ze van daen quamen. En als hy verftaen had dat ze daer van daen gekomen wa- ren, hadhyde verkoopers der eetwaren op de markt verboden iets daer van te koo- pen of ver koopen, voor dat hy'er zooveel van genomen hadt, als hy hebben wilde. Men wil dat dit van den Gefneden met voordagt zou gedaen zyn, om den Ko- ning den optogt in gedagten te houden , dien
(f) Vid· Plut. in Apopht. T. II· op. p. m. 190..
(ƒ)!· c. p. 111.735.
(|) 1. I. p. m. 28.
(h) 1. I. C. 88.
1 (0 Conf. Athen. 1. II. p, 45. } (*) 1. c p. 67. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zeden.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(d)Vid.l.xn.p.m.
(Hl. Vil. c. 55. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
, conf. Xen. Cyrip. 1. VIII. c.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(c) Vid. I. c c. 41.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
a.3.Curc, l.c.
(d) 1. I. dcDiv.feg«n.4i'Conf.P.hod.l.ix»c. 23.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
•
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
R E I Æ
|
N. $*jr
I gezet, die , zoo'er iets van't mael over-
j bleef, dat met zich droegen. Het grootfte gedeelte der flagtofteren en Ipyzen weit omgedeelt onder de trawanten , en onder de fchilt-en fpiefdragende lyfwagten, krygende elk even veel in de plaerï van foldye. Deze dingen heeft Atheneus (a) uit Theopompus, Heraclides van Cume, Cteilas , en Dinon , welker fchriften al overlang voor het grootfte gedeelte verlo- ren zyn,ter gedagteniflè nagelaten. Insgely ÷ waren niet alleen de Koningen der Perfen gewoon,op het voorbeelt van Cyrus,aen hunne vrienden en Ryxraden, ja zelfs aen de lyftrawanten hun deel van bet mael te zen- den,maer ook de overige Perfen,als ze aten, hadden altyd de zorge over de Haven, ja zelfs over de honden,opdat alle, welker dienlt zy gebruikten, zoo veel als doenlyk was, rlf^l áñç Uttry *-^C1 *·
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dien hy toen tegen de Atheners voorhad.
(*}. Plurarchus in tegendeel zegt dat
-Xerxes van deze^Atheenfche vygen, toen
ze te koop gcbragt waren, zeide,dat hy
ze niet eten zou, voor dat hy het lant be-
magtigt had, daer ze groeiden, (h).
Quifting. ^ Anders waren de laetfte Perfiaenfche Koningen zeer verquiftende ontrent hun ta- fel. Want als de Koning by eenigcn quam, die onder zyn gebiedt ftonden,werden'er nu twintig , nu dertig en meer talenten voor zyn tafel gefpilt, omdat van elke ftadt naer gelang van hare grootheit, ze- kere fomme gelts, als een ïchatting ge- ftelt was , die men voor 's Konings tafel vorderde. Die den Koning ter tafel dien- den waren altemael gewaifchen , en met fchoone kleederen aengedaen , als ze hun bedieninge waernamen , en brngten byna , |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
SS ialVepd^ d°°/ °m f" SadtJ* te diefaen hu" tafel SXÏÏfiSS Á
beraden. Eenigender gallen men bui- | heneus meent dat al wat *S in |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zyne vrienden zont, of wat den Koning
lieftclyx weit aengeboden, den naem voerde van Jupiters en des Konings herf- fenen. De overdadige weelde der Perfen was daerenboven zoo verre gekomen, dat 'er aen het hoofteinde der Koningklyke bedtftede een kabinet was met vyf bed- den, waer in fomty ts vyf duizent talen- ten aen gout bewaert wierdenjen dat wert het Koningklyk hoofckuft'en genoemt. Aen de voeten der zelve bedtftede was een ander kabinet met drie bedden, waer in drie duizent talenten gelegt werden 5 dat ze de bank en voetbank des Konings noemden. Men zegt ook dat in zyn ilaepkamer een goude wyngaert was be- zet met koftelyke fteenen en over het bedt heen gefpannen, waer van de drui- ven van dekoftelyxte fteenen gemackt |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ten 's Konings vertrek in een ander teeten,
die van al die wilde mogten gezien wor- den : anderen waren binnen by den Ko- ningh , die de anderen, die buiten zyn vertrek waren, door een bedekte gordyn van een deur kon zien , zonder van hun gezien te worden. Somtyts gebeurde het wel, byzonder op feeildagen, dat hy met de anderen in eene en zelve zael at j maer zyn tafel was afgeicheiden van de andere , en gezet op eene verheve plaets, daer niet boven twaelf gaften aengezet wierden, Maer als de Koning alleen at, dat meeft- entydt gebeurde, wierden de overige wel, dooreenen gefnedenen tot den Koning ge- nodigt,om met hem te drinken,dog genoo- ten niet den zelvcn wyn. De Koning had ook voor gewoonte te leggen opeen bedde onderlêhraegc van goude voeten,maer de andere zaten op den grondt, en gingen ge- meenlijk niet eer weg, voor dat ze tamelyk de hoogte hadden. Somtyts aten met den Koning zyne Gemalin en eenige zyner kin- deren,terwy 1 eenige zyner byzitten,om hem te vermaken, zongen, en op de Citer fpeel- den, uit welke eene her gezangh aenhief, waer op de overige te gelyk met verwarde ftemmen zich lieten hoören. Dog het pragtigfte mael van alle was , dat ze het Koningk-Koningklyke, of 7)#ë, dat is, het Vol- ^ 1 -dr ï1136^1:6? geb^c *kbovengezegtheb,noem- * r' den. Op dien dagh iierde de Koningh zyn hooit met het Koningklyk hooït- iïeraedt,en beichonk zyn volk. Daer wort by verhaelt dat deKoning fomty ts maeltydt |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Overda-
dige weel- de. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Goud
wyn e |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
'Mn.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ga
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
waren. Niet verre daer van daen llont
een goude beker, een werkftuk van Theo- |
Goude
beker. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dorus den Samier, gelyk Atheneus uit
het vyfde boek van de Hiftorie van Ale- xander, beichreven door Chares den My- tilener, en uit het boek van Amyntasvan de fcha]en en gewichten heeft aengetc- kent. (<?). Zy hadden gemeenlyk vele vrouwen ,
aen die ze geheele fteden op deze wyze over gaven : Deze fladt 7~al de vrott haer hulfel: deze haer hals~^ deze haer hairjïe- raedt verfibffffen.Dm haddenzegeheele vol- keren niet alleen tot medegenootcn hun- ner welluft, maer zelf tot bedienaers dei- zelve, gelyk Cicero fpreektf/). Zy on |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Mcenigte
van vioii·, wen, |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
En bywy-
ven |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gehoumen,
ten,
zeftig
|
„„j,,. ,."" ·ƒ—-mui^wii. iurt.j- é derhielden ook vele bywyven, die dr
datß m!^r^°Pviei-«ondert talen- Koningin duldde, zoo^rn dat de Ro! ÏÏSi^ van °™ â* °P I «ng «î» hCer heC gcbkt VOerdc ™*
*>r V,. . ..·. zyn
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
quam te ftaen. Duizent offerbeeften wer-
den'er ook dagclyx voor den Koningh ge- keelt , waer van een kleen gedeelte voor alle de gaften hooft voor hooft wert ïñ- (a) Viii. Athen. i. xiv. p. m. 652.
Ø) Vid. in Apoph. T. 11. op. pag. 173,
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(c) 1. IV- p. 145. feq.
(d) Vid. Xen. 1. VllI.Cyrip.c. 16. & P]ut \ ôã
luwtwm queft. IV.Conf; Alhcn.l.c. & Proc'l h de Bell. Perf.c. 5. in fine. ' U (f) Deipn, É.÷éé. ñ. 514,
(f) in Verrem fegm. 33. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3ió
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
mackten (/). De zegelring des Konings
wert Svhragtda genacmt, op welken ee- nigen zeggen dat het beeltenis van Cyrus; anderen dat dit van het paert van Darius |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
7.γπ vrouw, als om dat zy de Komngin-
ne eerden, dienden en aenbaden, gelyk Dinon by Atheneus getuigt {ah Want |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de Perfianen naer gW ^Γ ftond door velx gebriefch hy aen het
SteïïSSS l £*£& tfkqWrrW.Wy|ers«endden ncdSeboien Deze cerbiedenis is Cy- ook veel gout en zilver .η hunnen huis- ncdergenogen. uw ν ι M ι faam ze het wei- ruSa™^ri|nvp*W*«|bW «*■·»*£ mJnende<ktzy aen ïoo
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Groote
-ecrbiedt
aen den
Koning.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gelyxgebruiknoodig was.Zy floegen ook
maer, zoo veel geit , als genoegh was om de onkoften, die ze te doen hadden, te betalen. (»). Ontrent de begraeffeniilè der Perfianen
komen de fchry vers met eikanderen niet over een. Herodoot, fchoon eerlï twyf- felende of de lichamen der overledenen van vogelen of honden gefcheurt zyn,ge- lyk de gewoonte by de Magi was j verze- kert ons nochtans dat de dooden inwafch gelegt in de aerde begraven zyn. (o). Maer Procopius (*) en Agathias getuigen dat'er by de nieuwe Perfianen een wet is ge- BeRrav;„ weeft, waer by verboden wert de dooden <,eder ly- |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IS
|
, verhalen Xenofon {b) , Arrianus (c)
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
i
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en Rhodiginus (<(j, "\Vyders was den
Koning op dien dagh alleen, waer op de Perfen offerhande deden aen Mithra of de Zon, geoorloft zich dronken te drinken , en op de Perfifche wyze te danflèn. Maer alle anderen, die in Afie woonden, ont- hielden zich dien dagh van danflèn, naer het verhael van Atheneus uit Ctefias en Dtiris. (<?). Het eerfte geit, gelyk wy boven al ge-
zegt hebben, is geflagen van zeer zuiver gout door Darius Hyitafpes zoon. Het zelve floeg ook van het zuiverlte zilver A- riandes Lantvoogt van Egipten, die door lalt van Darius dat met verlies van zyn hooft boeten moft (ƒ). Dit gek weit gemunt niet met de beeltenifle van eeni- gen Koningh, maer van eenen pylfchie- ter, gelyk Plutarchus getuigt (g), en Thomas Hyde (&) die ons ook een af beeltfel van deze munt gegeven heeft. Anders had- den de Perfen veele foorten van deze munt. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Perfi-
acnich
«oir. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
te begraven. Dogh dat de oude Perfia- ken-
nen de lyken in graffteden gelegt hebben, blykt, dunkt my, genoegh uit Herodoot en Ctefias, vooral ook uit de graven der Koningen, en anderen , die nu nogh in Perfie in wezen zyn- Rhodiginus {φ ver- haelt ik weet niet op wiens getuigenifle dat de manier der Perfen in den rou was het hair hunner vrouwen en kinderen af |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Eenigepennmger» ww*^Jgpjj; -^j £n ^ h van de
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
anderen willen, Stel* genoemt ueze \ a
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ren zeven en een halve Attifche Ohlus
dat is ontrent zeven en een halve ftuiver Hollantfch waerdigh. (/). Andere werden genoemt Danices, die het zefte .deel van een draebma of Hollantfch en fchellingh deeden, gelyk Jungerman (£) uitrekent. Ook waren'er Staters en DarmJJin , dus genoemt naer Darius zoon van Hyitafpes, en niet naer eenen ouder Darius,als Rho- diginus en anderea wanen. Deze waren naer het gevoelen van eenigen zoo veel waerdigh als de Chryfos of goudeling der Atheneren. Anderen hebben gefchreyen dat ze twintigh drachmen halen konden ; zoo dat vyf Dariuflèn een m.yn zilvers uit- |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Koningen en zeden der oude Perfen ge-
zegt : wy hoopen dat den Lezer daar van tot genoegen zal onderregt zyn. Altoos zal uit het verhaelde ligt konnen be- grepen werden , dat het dus genoemde Chilmenar meelt met het aloude Perfepo- litaenfePaleis overeenkomt. Ons inftante- lyk verzoek alleen is aan den geleerde Lezer, zoo hem iets meer, als wy reedts aengetoont hebben, van deze merkwaer- dige ftoffe mogt bekent zyn,dat,tot ver- ligting van ons werk, aen de werrelt te willen bekent maken. Ondertuflchen twyffèlen wy niet of het zal ook dienfiig zyn, de Perfiaenfe Koningen tot A- lexander den Macedoniër toe, met die namen , als ze by de nieuwe Perfifche fchryvers gevonden worden, hier kortelyk te melden. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(a) 1. xin. Ρ· Si6·
(é) 1. vm. Cynp.cz 3-
(r) l. iv. de exp. Alex. p. m. 86.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(d)l xxi. c. 3 j.
(f) 1. χ. ρ. m. 434·
(/) Vid. Herod. 1. iv. c. i66.
\l) ir, Agcfil.&Apopht. Lac.T.II.op.p.m.i.i.
(h) de Vet. Perf. Rei. c. 4· Conf. Proc I. HL
de bell.Goth. c. 33· . , ,r r,-, d) Vid. Xen. de Cyn Adfc.fol.256·
- ii\ ad Tul. Poll. I. ixc. ö.fcgm.bz. JS.Vid.JuL Poll. 1. c. fegm. S4.&Rhod.l.x.c.s.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
mi) Vid. Rhod.1- VIII. cap. z.
(w) Vid. Strabol.c, pag, 735·
(0) 1. I. c, 140.
lp) 1.1. de bcll. Perf c. H.coll.l.II. c. 3p.Agath.
l.Hift.c. 12.
{ij) {. XV U.C. 21.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XLIII.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
REIZEN*
|
|||||||||||||||
ut
|
|||||||||||||||
XLIII. Hooftstu-k-
Lyfl der Perfiaenfe Koningen tot aen Aïexander denGrooten >
volgens de getuigenis der Perfiaenfe fchryveren. |
|||||||||||||||
hem levendig greep en door midden
zaegde. V. DOHA Κ
*
De zoon van Mardas,die de zuftervan
Sjemfchid in huwelyk had. Anders wort hy Jehurafp genoemt. Hy wort gehou- den voor een tyran, en eene regeering van 1000 jaren wort hem tocgelchreven, na verloop van welke hy van Feridoun ver- moort is. Deze meent men by Herodo- tus onder den naem van Dejoces bekent te zyn, en zyn navolger Feridoun onder dien van Pyrkhidon by Metafthenes. VI. FERIDOUN.
De zoon van Abtin. Deze wort zeer
geprezen om zyn godvrugtigheit, regt- vaerdigheit en andere deugden. Men zegt, hy zoude de gantfche werrelt onder zynednezoonen verdeelt hebben,aen Se- lem gevende kleen Afie, Griekenland en Africa, aen Eiris, Perlïe, Chorolan en de bygelegene landftreken , aen Tur, Sina, Turkeftan en dat daer ontrent legt. VII. MANUSJE HER.
Deze was uit het huis van Feridoun ,
maer hoe na hy hem beftont is onz-eker. Men zegt,hy zoude 110 jarengeregeerr, en ten tyde van Mofes geleeft hebben. VIII. NAUDAR.
Deze leefde ten tyde van Jofua en re-
geerde maer zeven jaren. IX. EFRASIAB. ■
|
|||||||||||||||
I. CAJOUMARAS.
E Periiaenfche fchryvers verfchil-
len zeerontrent den tydt wanneer deze Vorli geleeft heeft. Som- mige noemen hem een zoon van Cainan den zoon van Enos , andere Cainan zelr. Andere wederom een zoon van Aram des zoons Sem des zoons Noach. Men fchryft hem 700. jaren levens toe. Men zegt hy zoude ftigter geweeft zyn van Balch, de hooftftad van de Lantftreeke Pkorojane^ en van Jflachra in Fariïftan gelegen, waer van de overblyfielen gezegt worden nu nog zichtbaer te zyn by de Graven der Koningen onder den naem van Zjehilmi- naer, of 40 colommen. Ook wort hy voor den ftichter van het kafteel Dimawend gehouden. II. HOUSCHENG.
Deze was een zoon van Siamek des
zoons van Caioumaras. Hy heeft den naem van Pifchdad of Rechtvaerdig ver- kregen, waer van alle deze eerfte Konin- gen den naem van Pifchdad bekomen heb- ben. Men zegt hy zoude f 00 jaren ge- keft hebben, en ftichter zyn van de ftadt Jfpaban en Schoufler, welke voor 't oude Snfa gehouden werd. III. TAHAMURATH
Zoon van Houfcheng. Men fchryft
hem gemeenlyk 400 jaren levens toe. Hy werd voor den ftichter gehouden van de fteden Merwa^ Sabura^ en Fars. IV. SJEMSCHID.
|
|||||||||||||||
Deze was een broeder, of, zoo anderen
willen,-een zoon van Tahamurath. Hy werd fomtyts maer Sjem genoemt. Men zegt, by heeft 700 jaren geregeert, en een koltelyk Palcis gebout inde ftadt Iftachra, van welk Paleis eigentlyk de kolommen zyn die te Zjehilmmaer gezien worden. Dit Paleis heeft hy op den dag van't nieuw jaer , Newaz. genaemt, ingewyt in te- genwoordigheit van zyne Vorften en Vclt- overftemen van dien tyt af heeft men de ^ Neuraz altydt geviert. Deze ver- * viel tot die dwaesheit dat hy zich als een God liet aenbidden , en onifing tot zyn ftraf dat Scheddad de zoon van Adi tegen hem opftont, en zig voegende by Dohak, |
Decs was een zoon van Bifcheng, des
zoons Tur, des zoons Feridoun. Deze wort gezegt Bagdad gebout te hebben. X. ZOU.
Deze heeft Efrafias uit Perfie verdree-
ven. Hy was een zoon van Tahamafp des zoons Manuzjeher. Hy wort geroemu van wegen zyne rechtvaerdigheit. XI. KERSCHASAF.
Decs was een zoon van Zouj en wort van
zommigen Gyftafpcs genoemt. Na hem
js een andere Linie van Kortingen ge volgt,
|
||||||||||||||
Rr 5 die
|
|||||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
|||||||||||||||
3i8
|
|||||||||||||||
is, niet dat zyn cenc hand langer zoude
geweeft zyn dan d'andere , maer om dat hy wyd en zyd zyn gebied uitftrekte. De- ze ftelde zekeren Kirefih aen tot Land- voogd van Medie , Affyrie en Chal- deen, die den Joden vry heit gaf om naer hun land te keeren. VII. HOM AM.
Deze was een dochter van Bachman en
regeerde 90 jaren. Zy wort ook wel Ho- mai genoemt. Men zegt, zy zoude de ftadt Semtram gebout hebben , en daer- om Semiramis genoemt zyn. Sommigen fchryven haer de ftichting van Zjehilrrii- naer toe. VIII. DARAB.
Deze heeft de dochter van Philippus,
Vorft der Grieken, getrout, en regeerde 14 jaren. IX. DARAB DE TWEEDE;
Deze is van Alexander den Griek over-
wonnen. Men zegt dat hy om zynwreed- heit gehact zynde, de Perfiaenfche Groo- ten zelfs Alexander zouden aengezet hebben om hem te beoorlogen. Hy gaf zyn dochter Roxane aen Alexander ten huwlyk. ^ ~ X. ISKANDER.
Deze is Alexander de Griek, die ge-
houden wort voor een zoon van Philip- pus, dog eigentlyk een zoon was van Da- rab den eerften die met de dogter van Phi- lippus getrout was,dogh om dat hy in't hof van Philippus in Griekenland is opgevoed, meende men dat hy een Zoon van Phi- lippus was. |
|||||||||||||||
die niet Pifchdad, gclyk de vorige, maer
Cajani genoemtwerden, waer vandeeer- fte is I. CAI COBAD.
Dees regeerde 100 jaeren en was zeer
rechtvaerdig. Men zegt dat liy leefde ten ty- de van den Propheet Samuel. II. CAI CAOUS.
Deze was een wys en dapper Vorft,
die den befaemden Roftam , den Hercules der Perfiaenen, tot Bevelhebber van zyn leger had. Deze had in de ftadt Bakh zyn verblyfplaets. Hy leefde ifo jaren, r III. CAI CHOZROU.
Deze regeerde 60 jaren en wort gepre-
zen om zyne regtvaerdighek. Hy tiont vrywilligh 't Ryk af en begaf zig tot een eenzaem leven. IV- LORASPES.
Deze zegt men dat Nebucadnezar ge-
zonden heeft , als Veltoverften om 't Joodfe land te verwaeften. Hy heeft gekeft ten tyde van Jeremias. V. GYSTASPES.
Dees regeerde 110 jaren,ftichtte Samar-
kanda: en bracht den zetel des Ryx over van Balch na Iftachra. VI. BAHMAN.
Hy regeerde t zo jaren.Hy wort ook Ar~
defihir de Langband genaemt, die by de
Grieken en Latynen onder den naem van
■ ArtaxerxeSjWtf»fo;£efp,Longimanus bekent
|
|||||||||||||||
XLIV. HooFTSTUK. ■
Vertrek van Perfepolis. Komfi tot Zpe-raes. Befchryv'mg
der fiadt, vertrek van daer, en wederkomfl tot Spahan. |
|||||||||||||||
beftelthad. Ik vertrok dan den æ 3 van
January des jaers 170J* van daer door de vlakte , waer van ik in mynen togt naer Perfepolis gefproken heb. Ik vond nu om het winterfaizoen hier zeer weinigh gevogelte, en verder niet. veel aenmerke- lyx. De helft van den wegh afgelegt hebbende tekende ik de drie genoemde bergen, waer op voorname Sterkten ge- weeft zyn. De grootfte en eerftgenoem- de is die ten midden afgefcheiden llaetvan de
|
|||||||||||||||
NA zulk eene lange uitweidinge o-
ver den ftaet Van Perfie , zal het eenmael tydt zyn den draet myner Reisbefchryvinge te hervatten. Nadat ik dan byna drie maenden
myn verblyf te Perfepolis gehadt, en myrien lult aen het befchouwen en en doorgronden van die roemruchtige o- verblyffelen geboet hadt, keerde ik naer het dorp, om alles te bereiden tot myn vertrek, waer toe ik reedts twee paerden |
|||||||||||||||
REIZEN.
|
|||||||||||
319
|
|||||||||||
de twee andere : die voor aen ter rech-
ter zyde zyn by de brug Jefmiom. Het agterfte gebergte ziet men ten deele met fneeu bedekt. Gy ziet de verbeeldingh hier van op N°. i7z- Vervolgens geto- gen zynde over de brug, genaemt Pol- Cbanie, gelegen over de rivier Roet-ghoem Bandamier tekende ik het gezicht daer van van de weftzyde, gelyk N°. 175. aenwyft. Gekomen ontrent het dorp Sergoen vond ik veel waters, zoodat de paerden byna een half uur langh tot den buik daer door gingen. Ik was niet wei- nigh bekommert voor myne papieren, dewyl ik zagh dat het verfcheide malen luttel fcheelde, of het laftbeeft , waer van ze gedragen werden , viel om verre. Wy raekten'er eindelyk gelukkigh door, en zagen toen, hoe deze vlakte ten Noor- den als een kleene zee geheel onder wa- ter lagh. Ik liet het dorp Sergoen ter flinke zyde leggen, en quam dus na een half uur tydts in het gebergte, dat ge- heel fteenagtigh is. Dus gingh ik zuit- weft aen over hooge bergen, voorby ver- fcheide Karwanferaes,en twee of drie be- graefplaetfen, waer by eenige Cipreflèn Honden. Eindelyk quam ik een uur na het ondergaen der Zon te Zjie-raes aen , hebbende in eenen eenigen dagh afgelegt eenen wegh, daer men gemeenlyk twee dagen toe neemt, dewyl deze ftadt 9 u- ren van Perfepolis gelegen is. Aen de ftadt gekomen zynde nam ik om de duif- terniflè licht met my, en geraekte door middel van het zelve aen de huizinge der Vaders Karmeliten, niet beter evenwel wetende of ik quam aen het huis van den Wynmaker der Indifche Maetfchappye. Mynen miiïïagh merkende bleef ik egter dien nagt daer ten deele om de duifter- heit, ten deele om het aenhouden de- zer Vaderen. Myne nachtruft geeindigt zynde ilond ik op, en begaf my naer den Wynmaker, eenen Armenier, genaemt Ifip , of Jofeph Blijkens , by wien myn afgezonden goede onder mynen vrient Bakker opgeïloten, en myne herberg op aenbeveling des Heeren Kaftelein bereit was. Maer ziende dat ik meer gemak zou hebben by de Karmeliten veran- derde ik van befluit, en liet mynpakkaed- je dcrwaert brengen. Met het aenkoraen tot deze ftadt is het
dus gelegen. Als men hondert fchreden over het gebergte gekomen is, begint de wegh , op welken men de ftadt in het gezicht krygt. Als men foo fchreden verder voortgetogen is, hout men het gebergte ter regter zyde nevens zich, en vint verfcheide hooge Cipresboomen. Op die plaets is een fteene muur op de rotfen gemaekt, waer van het water, wanneer het menigvuldigh is, afftort, en in de laegte valt. Deze wegh tuflehen de rot- |
|||||||||||
fen is fmal en diep, en loopt naer de ftadt.
De wegh ter regterhant heeft wederzyds eenen muur van aerde opgeworpen, die aen de flinke zyde ten deele vervallen is. Men gaet dezen wegh met 500 fchreden nederwaert tot aen de daer ftaende poort, die in den beginne f fchreden, en, als men verder gaet, 10 breet is. Door de- ze poort, die ruim en groot is, komt men op den wegh, die genoemt wort Teng-alla-agber, daer ter wederzyden ge- bouwen ftaen even als de Chjaer-Baeg. te Spahan , hoewel meeft vervallen. Zoo zyn ook de wederzydfche tuinen, die meeft in fchoone Cipreflèn en vrugtboo- men beftaen. Vyftien hondert fchreden van de gemelde poort ftaet in het midden van den wegh een fontein, die 71 fchre- den langh , en 4Ö breet is , belegt met loutere iieenen. Daer heeft men weder- zyds eenen muur halvemaenswyze met voltens en zitplaetfen : vervolgens een kerk, die ter flinke zyde ftaet, genaemt Zeyd-mier alte Hamfes, Deze oegrypC 100 fchreden in hare breette. Negentig fchreden verder komt men aen de brugh, genaemt Pol Zjae Sade, die ik bevond 90 Sclioone fchreden langh te zyn. Zy is van loute- brug. re fteenen gebout, en heeft vier boogen, eenen grooten in 't midden, en, daer men aenkomt, dat aen d'ooftzyde is, twee kleene. Een kleene is'er ook ten Weften naer de ftadt. Zy legt over; de rivier Roetgone, die haren oiriprongh neemt tuflehen twee fmalle bergen , ge- naemt Fergebraek, ontrent iz uren ten Noort-weften van Zjie-raes. Zy neemt haren loop Zuit-ooft in de Derjanemeck , of zoute zee. Aen deze brugh begint de gemelde wegh Teng-alla-agber s die de breette van 30 fchreden heeft. Vervol- gens gaet men langs eenen wegh van de zelve breette tot aen de ftadts poort, die 'er van outs geweeft is , genaemt Devafö Hanie,o£yzere poort,ftaende ten Noort- ooften, dogh nu vervallen, en dienende alleen tot een Bafaer , overdekt van een volte. Zy is 80 fchreden langh. Ten midden ziet men nog aen beide de zyden den muur der oude poort, daer men op eenige fteenen nogh verfcheide Turxe karakters ziet. Boven het gebou is nogh het overblyflel van eenen tooren der poort. Hier door getreden komt men aen eene lange ftraet, aen welker flinke zyde een kerkhof is, ter regter een vervalle tuin met vele gebouwen. Dit breit zich toe in het voornaemfte der ftadt uit, hebben- de eenen omkringh van een kleen uut* Het is voorheen geweeft de woning van Eman-CouU'Chan, die een groot heer in dit Ryk was ten tyde van den ouden of grooten Koning Abbaas, by wien hy in groot aenzien was om de byzondere dien- ften, die het Ryk van Perfie genotenhad zoo
|
|||||||||||
Komft te
Zjie-raes. |
|||||||||||
Gelegen
heit van den wegh naer Zjie- raes. |
|||||||||||
CORNELISdeBRUiNS
|
|||||||||||
ι o
|
|||||||||||
3
|
|||||||||||
dat hy met een kleen gevolgh in de badt-
(tove gegaen was zond wel bacil eenige menfehen daer heen om hem af te maken. Dit wert te fpoediger verricht, om dat zyne benyders en grootfte vyanden (waer onder zyn eigen dogters man was) tot dit werk gebruikt werden , die niet alleen hem ombragten, maer ook zyne natuur- lyke zoonen, die vyftigh in getal waren, mishandelden. Want de oudfte , en die hunne mannelyke jaren begonnen te be- reiken, werden gedoot, de overigen van hun gezicht berooft. Ik heb goet ge- vonden deze byzonderheitr aen te tekenen ter gedagteniile des beroemden mans , zoo qualyk voor alle zyne dienden be- loont. Als men aen het einde dezer flraet
gekomen is, heeft men verfcheide an- dere wegen, die wederzyts de ftadt in- gaen, beitaende in Bafaers of winkelftra- ten. De Indianen ook hebben hier hun Karwanfera nevens eenige Armeniers, die evenwel geenen grooten handel dry- ven. Veele der Bafaers zyn met hoo- ge fchoone lleene volten overdekt. In het voornaemfle der ftadt ziet men
een fchoon en groot gebouw gevult mee arken aen de zyden. Het voorile deel heeft het aenzien van een kerk. Weder- zyds is een fraeie tooren, wiens bovenlte deel nedergeftort is. Dit gebou dient voor een openbaer Collegie tot bevorde- ringe der wetenfehappen , en wort ge- noemt Madre z.e Imon Couli-Chan. Bin- nen de ftadt heeft men zes voorname kerken. De eerfte wort genoemt Gha- toen Kjeomet , toegewydt aen de dogter van eenen hunner twaelf Imanen , ge- naemt Hofyn, en Sy Onoel Korfoe: de twee- de Zeyd alla dien Ofeyn : de derde Sjeg noerbags: de vierde Zadaed mier Maho- met: de vyfde thja tzjcraeg j de zeile Mad-zjid nou, of Nieuwe Kerk. Buiten de ftadt is nogh eene aenmerkelyke ftadt aen de gemelde brugh. My wert bericht dat 'er buiten deze kerken nogh ontrent 500 kleene in gedaente van kapellen wa- ren, waer in men dienft deedt. Men rekent 2,00 Banjens. De ftadt beftaet in Geienen 38 wyken : zi van de Heydere, en 17 heit Jet van de Mamet ollaey; werdende de Joden ^adt' geagt daer ontrent 700 huisgezinnen te hebben, beitaende al meeft in arme lui- den , die in eene wyk der ftadt famenwo- nen, en zich voor het grootfte gedeelte generen met wyn maken. Eenigen ook werken in gout, andere in zyde. Men wil dat ze afkomelingen zyn van de oude Jo- den , die uit Jerufalem naer Babel gevan- gelyk wcchgevoert werden, en zich na- derhant hier hebben nedergeflagen. Het getal der hier zynde Indianen wort on- trent op iooo menfehen gerekent. De- ze generen zich meeft met wiflèlen van gout,
|
|||||||||||
•zoo van zynen vader in den oorlog tegen
de Turken, als van hem zelf, toen hy met hulpe der Engelfchen den Portuge- zen af handigh maekte het beroemde kaf- teel Ormus, dat met alle de landen en ite- den tot Laer toe voor dezen begrepen is geweeft onder een byzonder Koningryk , dat toen genaemt wert het Koningryk van Onge- Ormus. Eman-Chouli-Chan is dus ver- lukkigli eert geweelt met den titel van Hartogh , geval van en nad zyn gebiedt over de landen, die toehvan zicil uitftrekken van verre boven deze
Gamron. ftadt tot geheel aen Gamron toe. De Koning Abbaas noemde hem ook met den naem van Mynen grooten Hartogb.ïlcm wert ook van den Koningh inden jare l6zz, toen de Maetfchappy d'eerftemael onder het beftier van Huberto Ulfnich in dit Ryk quam handelen , volle magt ge- geven , om met de Maetfchappy een verbont aen te gaen, en haer zulke brie- ven van verzekering te verkenen, als hy oordeelen zoude te zullen ftrekken toe dienft des Ryx. Zulk een gezagh in te willigen aen eenen onderdaen was veel voor eenen Koningh van Perfie : dewyl deze Vorften gemeenlyk boven alle ande- re zeer naeryverigh zyn van hun eer en magt. Ook ftelde hem het weiffelend geluk wel haeft te leur. Want als Sofy, zoons zoon van den gemelden Abbaes, aen de Kroon geraekt was, namen zyne benyders hunnen flagh waer, en vulden des konings hart met fnooden argwaen op: zoo dat hy hem in 't einde ten hove ontboodt, wel in ichyn van met hem te moeten fpreken over gewigtige zaken des Ryx, maer in der daet om hem van 't leven te berooven. Hy aenvaerdde de noodiging des Konings tegen aller vrien- den raedt, die hem het gevaer, dat hy liep, ontdekten, en de voorbeelden voor oogen fielden der genen, die een elendig lot om hunne lichtgeloovigheit bezuurt hadden. Zy vertoonden hem , hoe wei- nigh hy , als hy bleef daer hy was, te vreezen had voor den Koningh, tegen wiens magt hy zich genoeg kon befcher- men, zoo men iets quaedts met hem voor had, ja hem zelf beoorlogen, en zich veftigen inden ftaet, dien hy bekleedde. Maer hy zich geenes ondaets bewuft zyn de, en zich verlatende op de oude gunft zyns Konings, begaf zich, als gedreven door de kracht zyns nootlots, ten hove , daer hy minnelyk en beleefdelyk ontfan- gen wert. Hy meende ook dat de Ko- ning, indien hy voor zyncn acnhang en partylingen beducht ware geweelt, wel opentlyk zyn hooft zou geeifcht hebben volgens de onbepaelde magt der Oofter- fchc Monarchcn.Ditnietgcichiedendc ftel- de hy zich voorts geruft: welke zorge- loosheit hem ten bederve bragt. Want de Koningh verwittigt op zekeren tydt |
|||||||||||
R E Ι Ζ E Ν.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
321
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Kken ge- gout, en gek op woeker te geven. De
talvan0 Europeers, die hier zyn,makeneenkleen |
men bezoeken. Het gebouw heeft ver-
fcheide vertrekken. Binnen het buitenfte ziet men een vierkante fontein, omringt van eenige Cipreflen, nevens eenen ande- ren boom, wiens ftam ik bevond dat de dikte had van 30 palmen. Van daer gaet men nogh hooger op met 6z trappen,die" elk een voet en 2 of J duim hoogh zyn , tor een ander gebou, daer men met nogh f zulke trappen aen komt, meteen koe- pekje overdekt. Hier onder legt de ge- melde Woeftynier begraven: Myn toelegh was hier om de ftadt in
tekeningh op het papier te brengen. Maer het onbequaem weder en harde wint dwongen my van daer naer beneden te vertrekken. Daer vond ik een fraei ge- Fraef bou, hoewel vervallen, op eenen rotii-geboü.' gen heuvel. Dit heeft beneden eenegroo- te fontein, dogh die nu zonder water is , en naer de zyde der ftadt eenen grooten tuin vol Ciprellên en andere boomen, ne- vens fraei beplante wandellanen, ftaendc hier over aen het einde der middelfte laen een arider vervallen gebou, regt tegen o- ver het eerfte. Deze tuin is met eenen muur van aerde omtrokken* S Maer alles . legt woeft en verlaten, zonder dat'er ie- raant naer ziet* De plaets wort genoemt FerrodoHs of Paradys, voor zöo jaren be- woont van eenen Koningh, wiens nacm was Karagia. Ten Ooftcn der ftadt, te Overblyf- wetcn een goedt half'uur.daer af, is op^1^311 eenen der bergen een aenzienlyfce oude tcr fterkte geween:, genaemt Kaïhey Fandns^ waer van men nu alken de . overblyflMs vint. Ik beklom die met groote moeite van d'Ooftzyde, en boven rondom gaende vond ik verfcheide overgeblevene ftukken der muren, die op de rots gebout zyn.Zy zyn van kleene rotsfteenen en ciment ia- mengehecht. Deze ciment vint men zoo hart ais fteen. Voor zoo veel men aen dit overfchot kan bemerken, zal'er een omtrek van een groot half uur geweeft: zyn. Hooger ook op dezen bergh ziet men dat'er een tweede muur geitaen heeft* Op den kruin des bergslcgt een hoop van vervalk fteencn. Waer uit te giften is dat daer een afgefcheide fterkte geweeft; zal zyn. Aen de Weftzyde loopt een groot gedeelte van den muur, die de rots van het gebergte maekt, waer op men nogh gelegde ftecnen van een hooger muur hier en daer gewaer wort: ook van den buitenmuur een gedeelte van eenigh hoogh gebou torenswyze gemaekt. Die zal buiten twyffël een poort om daer in te komen zyn geweeft. Want hier vint men ook nogh den voornaemften wegh om op den bergh te komen > zynde de plaets daer geweldigh fteil. Men ziec ook andere brokken van den muur, die daer aen vaft geweeft zyn. Dit gezicht tekende ik van de Zuitweftzyde , daer Ss men |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Euro-
peers. |
getal uit. De voornaemfte zyn twee
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Karmeliten, waer van de voornaemfte
is een Milanees , genacmt Pctro £Al- kantere di Santé Tcrefe, een fraei man, met, wien ik,veel.tydts met genoegen doorge- bragt heb. Dé andere Vader is een Pool, genacmt Siadiflaett^ nu al voor de derde mael hier gezonden. Hy heeft zy- nen meeften tydt hier gelleten. Want hy was reedts 37 jaren in Perfie geweeft, en-beréikjÏnu den ouderdom van 73 ja- ren. Nêgl is'er een Italiaen genaemt |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wyütcii
kers. |
Fran$ifio \ ..Wynmaker der Engelfche
Maetfehappye. De Portugezen hebben |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bok hunnen Wynmaker hier, om de wy-
nen te bereiden, die jaerlyx naer Gamron en voorts door Indie verzonden worden. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Slegthèit
4er ge- bouwen ■en ftra- j i«n. |
De gebouwen en huizen dezer ftadt
zyn meeft, al vervallen: de ftraten, als het maer een weinigh regent, meeft on- bruikbaar, ook fmal. Op veele plaetfen |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
moet men onder de volten der huizen buk-
kende doórgaéh, byzonder in de wyk dei- Joden.Op dé weegen verneemt men |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
^
|
de wegen.
|
veel iiank dpbr de meenigte der fekreten,
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
■■■-.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
"die uit de woningen op de openbare ftra-
ten uitkomenv' Hier door is de lueht, |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Quade
lucht. |
die vairizich Selve niet zuiver is, nogh
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ongezonder, dat aen de menfehen wel te
zien is, die voor het grootfte gedeelte zaluw van koleur en mager zyn. De Eu- ropeers ook, die hier hun verblyf hou- den , krygen in den zomertydt een zieks- |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Affchu-
welyke begraefi. plaetfcn. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
te. Van welke zoo ze komen te fterven ,
hebben ze een gevaerlyke begraefplaejs; Want de Sjakallen of, wilde honden, die |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hier in groote meenigte "zyn,, halen by
nagt de Yykëh uit de gravelf, zoo dat men op de begraefplaetfen veele holen onder de zerken ziet. Deze beeften, voortgeteelt uit honden en voflèn, maken by avont en ontyde een vervaerlyk geluit zwemende naer een gekryt van menfchen. Ik heb'er van gefproken in myne cerfte Reis in de befchryving van Turkye. Het voornaemfte fieraedt ontleent deze
ftadt van de Cipresboomen, die ik ner- gens oic zoo meenigvuldig, of zoofchoon en groot gezien heb. Veele groote tui- nen ook buiten de ftadt zyn'er vol van , waer voor men fchoone lanen heeft, die een luft voor het oog zyn. Deze boomen, in goede orde geplant, ftrekken zichwydt om de ftadt heen. In het gebergte aen de Noortooftzyde , een half uur van de ftadt af, vertoonen zich verfcheide ge- bouwen, waer in fommige Heiligen be- graven leggen. Een der voornaemfte wort genoemt Baba-Koey^ of Geeftelyke van 'c gebergte: om dat die Heiligh daer in eenzaemheit gekeft heeft. Waerom de Peruanen groote eerbiedigheit hier voor hebben, en dagelyx de plaets ko- |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Naerge-
luiiider wilde honden. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Schoone
Cipres- boomen, |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Grafile-
den van Heiligen. Berghei- lifih. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
31i CORN E LIS de BRUINS
|
|||||||||||||||||
re afgefcheiden ftaet, gedient tot eenen
ronden tooren des muurs. De afbeelding gaet hier nevens. Men ziet in de vlakte |
|||||||||||||||||
men nogh drie of vier ftukken van een
vervallen gebou op de rotfen ziet, heb- bende het'middelite, dat nu van de ande- |
|||||||||||||||||
UtlIÏOSSr.aVlïEN TlKRfr KAU/JOT JAKDUS ■
|
|||||||||||||||||
door een ander gebouw, daer het ver-
fcheide andere fraeie overloopende fontei- nen heeft, en zich vervolgens verder door het lant verfpreit. Wat de viflehen aen- gaet, die van d'eene fontein in d'andere zwemmen en fpelen, men mag'er geene van vangen. Maer men vint in dit water ook krabben, waer van ik'er eenige van- gen deedt. Tuflehen deze gebouwen heeft men wederzyds een fierlyke ry van Cipresboomen. Daer is ook een foort van een waichplaets, ontrent als onze bleekcryen zyn, daer dagelyx veel goedt gewaflehen wort. Maer om weder te keeren, daer wy
gebleven zyn, dient gezegt dat ik op de- zen bergh het gezicht der ftadt met het byleggendc lant fraeier vond, dan daer ik eerft de aftekeningh aenvingh. Hierom eenige dagen daer na wederkeerendekoos 1 ik een plaets uit by eene der overgebleve- Ine geboultukken, die men ten deele voor \in de afbeeldinge ziet, ftaende ten Oof- tcn
|
|||||||||||||||||
een gebouw, dat voor het meeile gedeel-
|
|||||||||||||||||
Graf van
|
te vervaueu κ>. j.j.»w .»,
eenen der voornaemite Perfiaenfche Poe' ten, genaemt Sjegiuidy. De boeken der Perfianen maken alzins gewagh van zyne Poëzy : waerom ze ook groote agtinge hebben voor zyne grafftede, die hy zelf voor 400 iaren heeft doen bouwen. Hy was een Dervies van Zjie-raes. Men vint van hem zo boeken in de Arabifche , en % in de Perfiaenfche tale gefchreven. Dit gebou is ruim, groot, en deftigh gc- timmert. Dacr benevens ftaet een diepe agtkantige fontein van laeu water, dat zeer vifchryk en luftigh om te befchou- wcn is. Men gaet by dezelve met eeni- ge trappen tuflehen den muur nedcrwaert, daer het rondom met nuTen bezet is: hoe- wel de mont des puts boven met eenen ronden muur omtrokken is, waer over men bequamelyk in den put zien kan. Dit water vloeit naer de zyde der ftadt, en van den put een groot (tuk wegs onder |
||||||||||||||||
een Per-
fifch
Pocet.
|
|||||||||||||||||
REIZEN.
|
||||||||||||
3>3
|
||||||||||||
ten van dé ftadt, die door No. 174 aen-
géwezen wort. Het, kennelykc onder- icheiden wy ook met fyffergetal. Nö. 1 dan betekent Ghatoen Kjiomet : ζ Sjegb zcydOddien, een Kerk der Turken, die verwoei! is: 3 Zeyt al la dun ojfeyn:^. Sjeg noerbags : f Zadaed mier Mdhomet: 6 Cha 't Zjeraeg: 7 Mad-zjtd nou of Nieuwe Kerk. Tuflchen deze twee laetfte ziet men een groot gebou, dat de School is, waer van we gefproken hebben. N°. 8 betekent Btbie doktertoen , een groot ge- bou, daer eenige graven zyn : ρ Zeyt mier ahe hamfe, dat buiten de ftadt is by de brugh Pol Zja Sade; 1 o den tuin ge- naemt Chjaer-baeg ; 11 Zey adoen, een dorp, daer een brugh over de rivier legt, die den naem van bet dorp voert ·, welke brugh 6 f fchreden langh is; 11 de rivier Roetgone: 15 Seme Ferdoneck, zynde de lage bergen: 14 Koey Sjeg, de hooge bergen: 1 f Ferrodotts, of Paradys. Op dezen bergh weinigh fchreden van het verval, daer ik de ltad getekent heb , is een byzonder diepe put, uit een rots ge- houwen, wiens mondt if voeten in de lengte,en 8 in de breette begrypt. Wy worpen'er eenige fteenen in, waer uit om laegh een vremt geluit ontfrondt, niet anders dan of'er gedierten huis hielden. Het was ook waer: want ik bevond daer na dat'er duiven in waren, die geftadigh uit en in vlogen. Ik mat de diepte van den put eens en andermacl, maer vrugte- loos, dewyl ons tou zoo ver niet reiken konde: des fplitften wy het, dewyl het tamelyk dik was, en bereikten toen den gront. Ik bevond dan een diepte van 410 voeten van elf duim. Wy gebruikten ook grootc ronde ballen van geolyde doe- ken gemaekt, die wy op eene yzere fchael brandende daer in lieten zakken, om de nette geftalte van den put te weten. Maer wy konden om de groore diepte onder niets zien dan alleen het licht, dat zich zeer klcen vertoonde. Wy worpen ook de ballen los gemaekt brandende daer in. Maer wy bevonden weder dat het licht in het nederlaten en ophalen onder weegh verdween t waer uit wy befloten dat de rots niet regt nederwaeit gingh , en'er derhalven eenige ingangh wezen moft. Kort hier aen evenwel quamen wy het licht weder te zien. Deze put zal zonder twyffel tot eenen waterput gedient heb- ben. Op den zclven bergh is'er nog een, maer kleener. Deze dingen dus vcfrc befchout heb-
bende vernam ik by eenen der Wetge- leerden , of men niet weccn konde, in welk eenen tydt, en door wien deze fterkten mogten gebotit zyn ; die my tot antwoordt gaf, het ware gefchiedt door eenen Gcbber, toen ter tydt Koning vandeze lantftreek, die den naem voerde van |
Fandus: welken naem de fterkte,nunogh
genoemt Kallaey Fandus, of fterkte van Fandus, behouden hadt. Deze bergh zou ook in dien tydt met de zee omvloeit zyn geweeft, die mderhant eenen ande- ren koers zou genomen hebben. En die zou tfooo jaren geleden zyn , wanneer men het lant in deze vlakte had begonnen te bouwen, nevens de iladt Zjie-raes,le*- vende toen eenen Sjemfchid, die als Kei- zer het Perfifch Ryk regeerde, en de ftichter ook van Perièpolis geweeft was j gelyk wy reedts hier voor aengeroert hebben. Perièpolis ook meende hy dat na Zjie-raes gebout zou zyn, dat ook wel Schiras of Stras genoemt wierde. Het is gelegen ten Zuitweften van Perfepolis ia het Jancfchap Farfi aen de rivier Roetgo- ne, ïz gemeene dagbjeizen van Spahan afgelegen, 23 of 24 ook van Gamron , waer van de belchryving in de Lantbe- fchryvingen en kaerten geheel qualyk ge- maekt is."Want daer wort hetgcftelt ontrenC even verre te zyn van Spahan en Ormus. Buiten de poort dezer iladt, genacmC
Dervafy Bagh-zjiax.cn Noort-welten ftaen- de, waer aen nogh aen beide de zyden een half rondt van den boventoren gezien wort, is een fchoone wandelwegh, ge- sdioonc naemt Koet-Zjia-Baeg, die zich Noort- Wandel- weltelyk uitllrekt tot aen eenen voorna- we2''· men tuin des Konings. Hy heeft dcTuindct breette van pf fchreden. Als men vanKoni"as* de gemelde ióo ichreden voortgegaen is j vint men aen het midden des wegs t kof- te itecnepilaren, vervolgens6z6 ichreden^ nogh ζ zulke pilaren. En 180 fchreden verder bevint men zich aen het voorfte gebouw van den tuin, zoo dat de lengte des zelven 966 fchreden begrypt. Als men dit gebou, of voorhuis doorgegaen is, ziet men eene plantaedje , of wandel- laen voor zich van uitnemend fchoone groote Cipresboomen. De lengte daer van is 610 fchreden, de breette 20. Zy is in het midden doorgaens met bloemen bezet. Men ziet daer een deftigli huis, gebout op eene verheve placts ·, ruim 5 voeten hoogh. Rondom het huis loopt op de zelve hoogte een waterka- nael, en fierlyke fonteinen, welker twee j ftaen op eiken hoek van het vierkant ge- bou. Zy loopen door een en zelve kanael alle in elkander. Binnen 't huis zyn rond- om vertrekken, en in het midden daer van een groote zael, met een koepel o- verdekt, van buiten rondom met niflèn bezet. Eer men aen dit gebouw komt, ziet men ter flinke hant een vierkante fontein, die van den eenen rot den ande- ren hoek 8 f fchreden begrypt. Aen bei- de de zyden van den genoemden wegh heb ik getelt 72 fchoone Cipresboomen ! welker een eenen ftam had, die xz pal- ■**** *****..... Hier onder zyn ook eeni- ge |
|||||||||||
biepc
put. |
||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
|||||||||||||||||||||
3 Μ
|
|||||||||||||||||||||
van de oude fterkten; 8 de rivier , waer
by de gaende en komende Karavanen zich nederflaen. Ik tekende ook het gezicht, gelyk dat
zich, in het eerft aenkomen van boven , als men naer de ftadt ziet, tuflehen het gebergte opdoet. Hèt voorite geboom- te , dat men ter regterhant aen deze zyde der poort ziet, is een tuin, waer in veeleGrafftede Europeers begraven leggen: onder welke van &«o« gcrekent worden zeker Hollander, ge- Peefs" naemt Dirk van Blokhoven, onderkoop- man in dienft der Maetfchappye, overle- den in den jare 1666 den 24 Mei : een Fran9ois, genaemt du Pont, geftorven ióój·, en eenige andere Chriftenen,waet onder vier geeftelyke Vaders, waer van de eerile begraven is 1Ó21, de tweede irtzz, de derde 1641 , de vierde 1664. Deze aftekening ziet gy op N°. 17ο , en een andere op 177, van my gemaekt zit- |
|||||||||||||||||||||
f e Zenaerboomen. Agter het gemelde
uis ftrekt zich een andere lacn uit, in welker begin men Ciprefl'en , en verder Zenaerboomen vint. Zy is in lengte de eerile gelyk, gelyk ook andere lanen, die 'er nogh zyn. Deze tuin voert dennaem van Baeg Siae of tuin des Konings. Ik' bezagh hem op den Z2 van Maert, toen het begin van het Nouw-roes feeil: op welken tydt zich eenige duizenden van menfchen daer komen vertoonen, om zich te vermaken, zoo op den wegh, als in den tuin, even als by ons op kermis- tyden gefchiedt > dat een zeer fraeie ver- beeldingh gaf. Om de grootheit der ftadt te weten ,
gink ik'er rondom, begin nemende van het huis der Paters, dat even buiten aen de Noortooftzyde der zelve gelegen is. Toen wendde ik ten ooften om, en quam na een vierde deel van een uur aen cene | |
|||||||||||||||||||||
kleene brug met twee bogen , waer door tende ontrent de poort van den gemelden
een waterlooping vloeit, die van het wegh; gelyk men daer door den wegh Noortweften om de Stadt loopt, nemen- naer de itadt, en een gedeelte der zelve |
|||||||||||||||||||||
ziet, nevens het water , dat ter flinke
zyde in de laegte tuflehen de bergen vloeit. Ik bragt ook op papier het gezicht van
den wegh teng-alia-agber , zittende voor de brugh, waer by de kerk ftaet, en ver- volgens de gedaente des wegs, gelyk hier nevens blykt. In de maent van February quamen hier
twee Engelfche Edelluiden van Sphan aen, welker een genaemt Gayer, voor myn vertrek van daer was aengekoraen ; de ander genaemt Mainard na hem uit Turkye. Ik befloor,zoo dra het weder, dat eenen tydt langh kout, regenigh, en windigh gevveeft was, bedaert was, en de lucht zich helder opdeed, met deze Heeren te ryden naer eenen bergh, ge- legen anderhalf uur ten ooften van Zjie- raes, aen de flinke zyde der vlakte."Want men had ons gezegt dat hier eenige over- blyffels„waren van een out gebouw of kerk, genaemt' Ma-uit MadreSulemon ,of Kerk Overblyf- van de Moeder Sulemon. Deze plaetsrele?nK bevond ik dat 18 of 20 fchreden aen elkeKet e' zyde in 't vierkant had. Men vint'ernogh drie poortalen, even als die te Perfepolis. Een ftaet'er aen de Ooft-, een aen de N. welt1 en het derde ten Noortooftzyde. Zy hebben van binnen de hoogte van elf voeten, wederzyds een vrouwenbeelt, zoo groot als 't leven, dat iets in de handen hout, even als die te Perfepolis. Aen hctpoomel ten Zuidooften ziet men on- der aen beide de zyden nogh op den rots- fteen fchoon verbroken o kleene beelden, die ter halver lyf zich boven den gront vertoonen. Aen de Noortweltzyde legt een fteen op de wyze van een watervat. |
|||||||||||||||||||||
de haer begin ontrent een half uur van de
oude poort, daer men, als gezegt is, eerft in de ftadt komt, tuflehen eenige huizen. Van daer ftroomt zy van de bergen door . de vlakten en tuinen. Het geheel ja'er door is'er water in. Als men een half uur verder is, heeft men eene andere wa- terleiding, die van het Zuitweiten ko- mende zich zelve haeifc verheft , zoo dat men digt ontrent de ftadt komende daer niet meer van ziet. Een vierde deel van een uur verder is weder een andere , en aen de Zuidweftzyde der itadt zyn ζ of 3 ftaende waters of poelen , met riet en itruiken begroeit, waer in zich vcele Entvogels onthouden, die daer voorttee- len. Zoo hier, als rondom de ftadt, vint mende huizen zoodanigh vervallen, dat men zich verheelt een dorp te zien. Aen deze zyde heeft men een fchoone lant- ftreek met koorn en graengewas bezet tot aen het gebergte , dat'er ontrent ζ uren ten Zuidweften af legt. Om van deze ftaende wateren weder te keeren tot de plaets, daer ik afgegaen was, had ik nog een groot uur van doen. Zoo dat de ftadt Gr00ilieitin haren omkringh twee ganfche uren,en der ftadt. een vierde van een uur begrypt. Uit de woning der paters tekende ik ook een ge- zicht van 't lant, waer by de rivier dooi- de vlakte vloeit. Ik voegde daer eenige tuinen by met hunne.Cipreflèn , nevens den bergh Kallaey fandus met de over- blyffelen der oude fterkten door No. 175- ver.beelr. Al wat te kennen is wort met fyftergetalaengewezen. Het getal 1 wyit den weg naer Spahan: 2. het Kappelletje aen de zufter van Alie toegewydt: 3 het Kap- pelletje van Elias:4denChjaer-baégtuin : |
|||||||||||||||||||||
f Ziêg Zady graf: 6 het huis van deu Voorts is het rondom met fteenen bezet ,
Gouverneur : 7 de vervalle overblyfiëls die naderhant gelegt zyn. De zydeftuk- |
|||||||||||||||||||||
i
|
|||||||||||||||||||||
ken
|
|||||||||||||||||||||
R E É Æ Å Í.
|
||||||||||
m
|
||||||||||
-WfeO TEaSTG-jMXA-AGJEJit.-
|
||||||||||
ken der poortalen of doorgangen zyn
meeft verfchoven,dat zonder twyfFel door aertbeving is bygekomen. Aen het mid- delrte ziet men nogh het meefte der bo- venkornis. De tekening, die ze alle by een begrypt, ziet gy van de Zuidweftzy- de op No. 178. Een vierde deel van een uur verder Ooftwaert op leggen op eenen bergh eenige vervalle muren, die rondom den zelven geloopen hebben. Men zegt dat het een fterkte geweeft is. Want men ziet groote ftcenen door ciment fa- mengehecht. Het quam iriy ook niet an- ders voor. Een groot vierde deel van een uur ver-
der ftaen verfcheide boomen by een aen- genaem loopend water, dat zyn begin neemt nevens eenen kleencn rotsbergh , en van de bygelegene bergen onder den gront heen afkomt, ftrekkende zynen koers verder ten Oollen naer de wyze ee- ner rivier. Wy vonden het op eenige plaetfen dieper dan een mans hoogte, en veele viflehen daer in, waer van wy, als |
hebbende netten met ons genomeri, eeii
goede zode bequamen. Wy hielden ons middaginael onder de fchaduwe der ge- melde rots en het geboomte. Deze plactS wort genaemt Kadamga , dat is , onver- wagt welkom, Van hier reden wy een halfuur verder, om een gezicht te nemen van verfcheide beelden in een rots. Wy vonden daer drie afgezonderde plaetfen , en eenige dingen ruw en plomp uitgehou- wen in de rots des bergs. In de eene0 . plaets zagh men twee figuren , waer van beelden, de ecne de hant op het geveft van eenen grooten breeden degen heeft. In de tweede ziet men eenen man , die een groot rondt op zyn hooft heeft. In de derde, die een wdnigh lager is dan de middelde, en ontrent gelyk ftaet mer. de eerfte, ziet men een beek dat cenfoort van eenen myter op heeft, houdende voorts zyn flinke hant op het geveft van een rapier, als het voorgemelde. Maer alles is zodanigh vergaen, dat'er naeulyx kennen aen is. Hier benevens is een Ss 5 kleen |
|||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
||||||||||
$ι6
|
||||||||||
kleen ftaende water met verfcheide Ze-
naer- en andere boomen bezet , gelyk men op N° . 179 zien kan.' Van hier begaven wy ons weder te
rugh en quamen ruim een uur na het on- dergaen der zon met heldren manefchyn Weder binnen de Stadt. Öndertuiïchen quamen hier van Gam-
ron drie Franc^oifen, waer van d'eenden koophandel van zynen lantaert waernam, en d'anderé twee in dienft der Franfche Maetfchappye geweeft waren , en nu be- floten hadden over Spahan naer hun va- derlant te keeren. Zy vertrokken ook ' i kort hierna met de Engelfchen, hiervoor genoemt. Wat my belangt, ik ontfmg den 17 der maent eenen brief van Gam- ron , waer by my berjcht wert dat den 1 2.6 der maent February een fchip van Ba- ¥ tavie daer was aengekomen, maer dat .men niet weten kon wanneer het zelve weder daer heen ftondt te keeren : dat ook ons Oppei hooft de Heer Kaftelein' zy η ontflagh had gekregen en verlof om naer Batavie te mogen keeren. Dit ftondt : eerft in de maent van Auguftustegefchic- den. Ik befloot dan om het laet aenko- nien van dit fchip , cri omdat ik niet ge- zint was den heetfteri en ongezonditen tydt,' , die nu voorhanden was, te Gamron, pver te brengen, weder naer Spahan te keeren, om myne voorgenö- me reizemèt déh gemelden Heer te ' '..doen.· '";-' , (. Ik vertrok dan op den zö der maent
des namiddaegs ten 3 uren van Zjie-raes, hebbende geene andere gedjlgten dan de- "■■■■ z.en togt alleen af te leggen. Maer des avonts ten 8 uren gekomen zynde in het dorp Sergoeti vond ik buiten myne ver- wagting de heeren , die voor my afgereift waren. Met welke ik des anderen daegs verder vertrok door de vlakte , die zoo- danigh met water bezet was, datdelaft- beeflen eenen anderen wegh omgeleid wierden. Wy hielden evenwel den reg- ten wegh naer de voorgaende brughover de rivier naer Perfepolis gelegen, daer de gemelde heeren naer toe wilden om de gedenktekens te bezichtigen. Dewyl myn laftbeeft by de andere was, en ik niet weten kon of zy over een brug ver- der afgelegen ftonden over de rivier te gaen , om dus te Perfepolis te komen, vond ik my genootzaekt met het gczel- fchap dcrwaert te trekken. Wy quamen Het dorp een uut na den middagh aen het dorp Mier- Mier-chaskoen , en belloten van daer re- T-^,toen' gehecht naer Perfepolis te ryden, en daer nae? Per- ons middagmacl met de koude keuken te iepolis. houden. Waer na ik het gezelfchap geleidde tot de befchouwing der over- blyffelen, die het begeerde te zien. Hier toe reden wy weder naer het dorp , daer onze bceften even te vooren waren aen- |
||||||||||
gekomen. Hier namen wy onze nacht-
i'uft binnen de karwanfera , en vertrok- · ken des morgens weder van daer over Naxi Rüftan : op welken wegh wy om de watefloopen 'ten üoften om'moften wenden tot aen een dorp, een half uur van daer , en verder opgelegen. Ver- volgens keerden wy te rugh naer de voor- gemelde graven, en namen dus den koers naer het Noorden langs de Ooftzyde der gebergten. Een half uur voortgetogen zynde quamen wy op een plaets , daer wy 23 gaten in de rotfen gehouwen von- den } waer van de grootfte de diepte had van ontrent 3 voet, de breette en hoog- te van weinigh minder. De andere wa- ren vry kleener, en ftonden alle dicht by een. Waer toe ze gedient hebben, kon- den wy niet vernemen. Aen dezen kant vonden wy ook een
goede lantftreek ten deele bebout, ne- vens verfcheide dorpen, daer wy een groot gedeelte van fchapen en bokken vonden , en zagen hoe de jonge van de oude gefcheiden wierden ·,'· dat ons ver- makelyk voor'quam. Terwyl wy hier dikwyls van onze paer- Kiuchtïgh
den ftegen om in deze vlakte naer wilt te voorval, fchieten , gebeurde het dat 3 of 4 der . zelve aen 't loopeh tegen, waer van d'oir- " zaek was dat eenige paerden der boeren» ί en daer onder eenige merryen , los door 't velt liepen. De paerden zelfs , daer we op zateti, kónden wy niet langer te- genhouden, zoodat het paert van iemant uit het gezelfchap'aen 't hollen rakende, hy gedwongen was, dewyl hy een diepe' floot voor zich zagn , en het paert niet wift te bedwingen, zich op den kant der floot daer af te werpen , waer door hy zich aen zyn een been wat befchadigde. Zeker wy waren eenige uren langhbezigh met het wederomhalcn onzer paerden, die telkens voortholden. Dit klugtigh voorval deed ons telkens in lachen onder elkander uitbarften , dewyl 'er niemant van den ganfehen hoop was, die niet gehold had. Want al wie bleef zitten , wert aenftonts gedwongen de hollende paerden , die voorliepen, na f te rennen , opdat de voorfte ons niet uit j het gezicht zouden raken. Het lant lagh ook ten deele onder water , zoodat wy :by wylen een half uur noodigh hadden [ om onze afgevalle pillolen en ander tuigh ! weder op te zoeken. Wy merkten dit niet anders aen als een kluchtfpel: welk uitgefpeelt zynde begaven wy ons uit de vlakte in het gebergte. Hier gekomen, en voorby een fehuins leggende rots ge- reden zynde , viel myn paert onder den voet. Ik my haeftigh daer af werpende bezeerde my een weinigh aen den arm j het geen nogh komen moft, naer het fcheen , by de vorige toevallen. Wy trok-
|
||||||||||
j ■
|
||||||||||
REIZEN.
|
|||||||||||
trokken door verfcheide plaetiên , daer
wy weder 3,4, ook f of 6 gaten in de rots , als in de voorgemelde , vonden. Wy Jieten vervolgens de voorgemelde bergen, daer de fterktenopgeweeftzyn, ter flinke zyde. Toen trokken wy om de kort heit des wegs door eene rivier , die door het lant vloeit, houdende gedurigh dcOoftzyde der vlakte, die ik in het rei- zen naer Zergoen aen de Weftzyde was doorgetogen , en quamen na een uur rydens aen het dorp Majien met den on- dergang der zonne , daer wy, nu ñ uren voortgetogen, bleven. Met den avont viel 'er regen, die den
ganfchen nacht bleef duren : zoodat wy gedwongen wierden te blyventoteenuur na den middagh. Eindelyk voortgereden zynde al meelt langs de rivier , die , in het heengaen van my droogh bevonden, nu in het wederkeeren met water bezet was , quamen wy ten 6 uren aen de kar- wanfera Imanfada, gelegen 4 uren van de plaets, daer we vernagt hadden. Hier hielden wy ftil , en togen des anderen daegs ten 6 uren weder voort tot aen de karwanfera Aed-hen : daer wy ons hart fterkten met de koude fpyzen , door ons medegenomen , en eenige viflchen , die daer te koop gevonden worden. Een uur voor den onder gangh der zon quamen wy weder aen de karwanfera Aes-faes. ze- ven uren van de laetfte ruftplaets afgele- |
|||||||||||
de rivier Pol Siahe legt. Een uur naden
middagh togen wy voorby de karwanfe- ra Kievielar , en quamen voor vier uren te Egerdoe , nadat wy dus 7 uren voort- gereift waren'. Des anderen daegs vor- derden wy onze reize , en hielden ons een weinig op by een itroomend water. Ten 4 uren quamen wy xt Jes-degaes, Ten N. Weftzyde , daer nu geene huizen zyn, hier aengekomen zynde, kregen wy op het gebergte in het gezicht nogh een deel van eenen muur, die overgebleven zoude zyn, zoo als het gerucht wil, van eene aloude fterkte. Deze berg is louter rots , waer van men zeer groote brokken ziet neder- geftort leggen zoo op , als benevens den wegh. Den derden der maent togen wy ten 7 uren weder voort, enverfriiten ons aen het dorp Abnabaet, zoo veel gezegt,H(:t jorp als Kandywater, doordien de Kandyfui-Abnabaet. ker daer zeer goedt is. Aen dit dorp ziet men nogh eenen vierkanten muur van aer- de , overgebleven van een Kafteel, gebout ten tyde van Koning Abbaasden grooten. Na den middagh reden wy ter regterzyde voorby het dorp Abbaas-abaef)^ &ý÷- daer men twee duivetorens ziet, zynde Abbaas- de eerfte, die men ontmoet, en delaet-abact. fte als men van Spahan komt. Nogh wat verder voortgereift zynde tot het dorp MtiP-TLoet-beet, dat wat grooterisdanher11" dorP Jaetft gemelde , bleven wy daer in debep* karwanfera , die van aerde gebout was. |
|||||||||||
gen. Het was byzonder kout wegens
den harden Noordenwint, dien wymeeft vlak van voren gehadt hadden , en die het water op verfcheide plaetfen tot ys geftremt had. Den laetften der maend begaven wy oris ten 7 uren weder op wegh , en kregen by den middagh de vervalle karwanfera Dontbaeyne^ waer on- trent veel water door en op het lant loopt. Men vint 'er ook veel wilt gevogelte, waer van wy een gedeelte fchoten. Ten 4 uren quamen wy in de karwanfera Koj- kiefar, nadat wy 6 uren voortgereift wa- ren. In het dorp legt hier een bergh of heuvel van eene gemeene hoogte, waer op de lantluiden verhalen dat voor dezen een kleene iterkte geweeft zou zyn. Nu ziet men 'er eenige huizen, die om en te- gen den zelven aen ftaen, loopende de gemeene wegh gelyk met het bovenfte deel van verfcheide huizen, daer men bo-; ven overgaet. My dunkt dat ik noiteene' plaets gezien hebbe zoo wel over een ko- mende met die, daer de Evangelift Mar- kus van fpreekt in het zde Kapittel; daer de geraekte te Kapernaum op een bedde- ken leggende van vier mannen door het dak wort nedergelaten. Op den eerften April des morgens ten
6" uren vervolgden wy onzen wegh in de vlakte met veel gemak , en fterkten het hart een weinigh by de brug , die ovei |
u hadden wyöuren weder afgelegt
Hier vonden wy ook eenen duivetoren* Den 4 der maent trokken wymetdendi- geraet weder op door de vlakte , waer in zeer veele dorpen , tuinen', en duive- torens gezien worden, die alle vervolgens dicht aen elkander leggen. Het gebergte is wederzyts een groot uur van elkander. Wy hadden de Sneeubergen agter ons en vonden het hier vry warm te zyn. Een uur voor den middagh bleven wy
aen het dorp Komwfia , nu j- uren voort- getrokken zynde. Des anderen daegs met den opgangh der zon zaten wy we- der te paert, en quamen ten 11 uren te Majaer , y uren van de lefte plaets afge- legen. Den 6 der maent trok ik ÷ uren voor den dagh met Monfr. de Lcttoille van daer , latende het ander gezelfchap op die plaets , dat de reis naer Spahan in twee dagen wilde begrypen. Ten 9 uren hielden wy ftil, latende de laftbeeften vooraf trekken. Een uur daerna ontmoet tenwy den tolk der Engelfchen, genaemt Davoed , die voor dezen den Engelfchen voor tolk gedient hebbende , nu weder aengeftelt was. Decs trok met æ of 2 andere Armeniers, zyne vrienden , naer Zjie-raes. Hy befchonk ons met eenige fchalen wyns , en dus fcheidden wy van elkander af. Vervolgens quamen wy tot de karwanfera Mier/a elrafa, daer wy tot
|
||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3z8
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
mant kennifle gegeven hadt , geweldigh
verblydde. Wy bleven hier een half uur by hét gczelfchap. Waerna ik my naer de Stadt begaf in de woningh van ons Op- perhooft i daer ik een uur voor den avont aenquam. Myn komft was geheel on- verwagt : want ik had geenen brief voor afgezonden , en niemant had eenige ty- ding van myn vertrek uit Zjie-raes ge- bragt. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tot ververfching der paerden ι uren ble-
ven , dewyl een Armenifche Pater, die de gemelde Armeniërs uitgeleide gedaen hadde , en nu met ons weder te rug keer- de , ons daer onthaelde. Ten 4 uren na den middagh quamen \vy aen de graven Graven der Chriftenen , daer Monfr. de Lettoil- der chrif- }e van z,ync vrienden verwacht wert , on- |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tcnen.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
der welke ook onze tolk was , die zich
over myne aenkomft, waer van hemnie- |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XLV. HooFTSTUK.
Voorname tuin des Kon'mgs en zyner Moeder buiten Spahan.
Tyding uit Indïe. Vervalk flerkten op den bergh Dieffelon. Een voornaem Perfiaenfch Heer door 't Hollantfch Opperhooft bezocht. Aenkomft van een meu Opperhooft. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Op dezen tydt ontfingen wy zekere ty- TydiV
dinge der vcrwinning door de Bontgenoo- van de ten byHochftedt op deFranfchc-nbehaelt; verwin- |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
KORT hierna nam ik weder, als
voorheen , myn verblyf in de karwanfera , niet tegenftaende de noodiginge des Heeren Kaftelein , die my wilde doen blyven in het huis der Maetfchappye. Wat uitgeruft hebbende ging ik eenigen myner goede vrienden bezoeken , zonder te vergeten den Heer Jean Billon, eenen Frangois, die na myn vertrek in de maent December wegens de Riddersvan Malta aen dit Hof voor Ge- zant was aengekomen , waer van hy we- der zyn affcheit kreegh op den 2,2 Maert des jaers" ijof. Dees quam kort daer aen den Heer Kaftelein na den middagh be- groeten , van wien hy ter avontmaeltydt |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ning dei-
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dat geen kleene vreugde baerde by de En- jj0 ,„,..,
gelfchen en Hollanders , die zich hiernooteru onthielden. Nu gingh deMeimaentin, envernieu-
de de ftatelyke ommegangen van Hufl'eyn, omme, waer in op dezelve wyze vertooningen gangen werden omgedragen , hoewel eenighzins^n Huf- verandert, om dat ze noit een en zelve ein' zaek altydt vertoonen. Den agtften dezer maent reed ik met
den meer gemelden Jan Oets naer eenen voornamen tuin des Konings, genaemt xujn jcs Konma. Dees legt drie goede uren ten Konings. Z. Ooften van Spahan in eene zeer aenge- name vlakte vol dorpen en tuinen, die op de hoogte eens fmallen doorgangs tuf- fchen twee afgefcheidene bergen een ver- makelyk gezicht veroirzaken. Hier zyn eenige wachters geftelt, om de tollen der Tolhuis, goederen, die hier door gevoert worden, te ontfangen. Een uur van daer komt men aen den gemelden Tuin , die intweeBefchry- verfcheide deelen beftaet, beide met eenen v>'ng van byzonderen muur omtrokken. In een der ^0"'"»3 zelve ziet men een groot water vol biezen um' en andere watergewallen. Men ziet 'er veel watervogels in ·, dat luftigh te bc- fchouwen is. Men vaert'er ook door met vele kleene roeifchuitjes, Daer benevens ftaet een gebou dat ten deele vervallen is, zoo dat noch daer aen, noch aen den tuin iets Koninglyx te zien is. Een groote ftreek door het lant is een fraeiewaterloo- ping , wiens wegh dcrwaert ftrekt om den tuin te bevogtigen. Buiten deze zyn 'er noch verfcheide andere waterloopin- gen. Daer is ook een groote lange laen, waer door men op dezen wegh komt. Van dezen tuin trokken wy nogh an-
der- |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gezant
der Rid- deren van Malta. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Geluk-
|
onthaelt wert. Wy hadden den ι ζ en 13
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wenfehing der maent April het Paeichfeeft geviert
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
op het
Paefch- feeft. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
by den zelven heer: waerom ik den zo daer
aen my by de Engelfche Heeren vervoeg- |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de om den plicht van zegenwenfeh op het
Paeichfeeft af te leggen. Ik wert daer wel ontfangen, en in een goetgezelfchap des middags en des avonts zeer wel ont- haelt, zoo dat ik'er ook des nachts bU?ef. Den volgenden dagh begroette ik ook de Paters binnen de ftadt en te Julfa, nevens Sr. Jan Oets, om hun het wederbezoek te geven wegens de gelukwenfchingh, die ze aen ons Opperhooft hadden afgelegt. Hier mede liep de volgende dagh ook door. Treurda- Den ζ f daer aen begonnen weder de Treur- |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gen van
Huffcyn |
dagen van Huilèyn. Twee dagen daer
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
aen reedt ik met den Heer Kaftelein voor
den dageraet buiten de ftadt, nemende den wegh door den grooten nieu gemaek- ten tuin des Konings, waer toe een. om- megangh van ontrent y urennoodigh was. W y vermaekten ons daer met het befchou- wen dezer luftige plaetfen , en quamen weinigh voor den middagh weder binnen de ftadt. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
REIZEN,
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3*9
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
derhalf uur verder naerdentuinvan'sKo-jzynennaem gekregen heeft. Deze bergh,
Tuin van njngs Moeder, genaemt Mar-jambeeck, fcheidt zich voor een gedeelte met eeiie |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kloof van den anderen ," waer door het
water by overloopinge zynen wegh neemt. Op de fpits van het gedeelte, dat men eeril ontmoet, en dat als een fuikerbroot in de hoogte opgaet, vertoont zich nogh het meeite deel , behalven dat men aen de Z. Weitzyde den muur eerier iterk- te , die daer geweeit is, ziet. Deze be- fluk de kruin van den bergh. Mynenieus- gierigheit kon ik hier nietganlchelykvol- doen om de moejelykheit der rotfen , die niemant buiten onzen italmeelter beklim- men kon om de groote fteilten, en gedu- rige afgebrokentheit , zynde daer geen wegh , waer langs men 'er komen kan. Hy ook was wel genadert tot den muur, maer kon verder niet raken. Ik kan der- halven niet getuigen van het gene binnen, te zien was : dit wel, dat het gebergte |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
' mn'daer wy vroegh ten agt uren aenquamen
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ginne
Hocitt. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
om ons met viflehen te ver-
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
met inzicht
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
maken : waer toe wy twee netten met
ons genomen hadden. Wy kregen ook
een half uur van daer een goede zode,
waer door ons de luit beving om des an-
deren daegs dit vermaek te hervatten in de |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ViTch·
vangit. |
rivier Roet-gonna, die daer haren loop heeft,
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gedekt met een lange ileene brugh. Hier
vingen wy zoo veel vifch , dat wy twee
vericheide reizen een gedeelte daer van aen
den Heer Kailelein zonden. Wy gebruik-
ten ook het roer, waer mede wy zoblaeu- we duiven fchoten. Voortreizende en ons
op den wegh met de koude keuken be- helpende quamen wy met heldren raane- ichyn een uur voor middernagt weder bin- nen Spahan. Den 13 der maent bezogt de Franfche
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gezant ons Opperhooft, die hem des a-jbyzonder hart en yzeragtigh is. Onder-
vonts ter-maeltydt hielt. Wy bezogten jtuftchen bevlytigde zich onze* jager , die; hem des anderen daegs op ons beurt, en zich op het klimmen mede wonder wel fcheidden na 2 uren blyvens weder van verltont, om op den anderen bergh, die hem af. vry grooter is, te geraken , van ons ge- Op den 2.8 der maent maekte de Heer lalt zynde , zoo hy iets der aenmerkinge
Kaftelein bekent aen alle die onder hem ; waerdigh mogt ontmoeten, daer verflagh in dienlt der Nederlantfche Maetfchappye van te komen doen, opdat we, ware het waren, dat Mr. Willem van Hoorn, Ge- mogelyk, ons ook derwaert begeven mog- nerael van Indie, zich ontilagen hadde ten. Wy wagtren hem weleenuurlangh van zyne bedieninge , en in zyn plaets de'vergeefs, en befloten hierom langs de ge- De Heer Heer Joan van Hoorn wasaengeftelt. Hier 1 melde kloof weder naer beneden te kee· |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ί
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ren , dat ons moeite genoegh kortte.
Toen wy aen den uitgangh gekomen wa·» ren , waer mede nogh een uur verlopen was, kregen wy onzen jager in'tgezicht aen de zyde van het gebergte, daerwe hem langh in overlegh zagen itaen , op welk eene wyze hy zich weder naer be- neden begeven zou , omdat de rotfenzoo ileil afliepen. Eindelyk volvoerde hy z}'n Gevaerftf. bcflm'r, dat vervaerlyk om te befchouwen |(e aVd^· was. Want hy hielt zich zelven met han-ling. den en voeten aen eenige uititekendeftuk- ken en gaten der rotfen , :en liet zich zoo nedcrwaert , belemmert, öndertutlchen met zyn roer , dat hem met eenen riem over het lyf hingh. Hy quam'er behou- den af, en gevraegt waerom jvy niet we-, der den zelven wegh was afgekomen, ant-. woordde hy zulx niet te hebben; kunnen doen, om de gevaerlykh.e/'tvan,den wegh, die · zbo. moelijk was 'dat'hy bp handen cii· voeren veelé'plaetfén fiad "moeteri'be-"'........
kruipen j dat voor ons niet te bezpeken
Itondt. Het berecht, dat hy ons bragt, be·
itondt hier in , dat op dezen bergh , die ten Ooiten der eerft gemelde party legt, drie putten zyn , gehouwen uit de rots, Diepe welker monden 10 of 12. voet in hun dia-P«"?«ï meter hebben, zynde in den eenen een yzere keten , ontrent eenen arm dik in de rots geklonken. Dees ftrekt zich uit Tt yjuj |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
joan van me£je onr{loegh hy hen van den eedt aen
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
H
|
aen^eftek den ouden Generael gedaen , en belaftte
tot Gene-hen dien te doen aen den nieuwen. De- rael van Drieven van JBaravia gekomen , die dit nieus mede bragten, werden hun alle opent- Vreugde- ]yk voorgelezen , en na het eindigen van |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tekens
daer over |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
eiken brief driemael alle de kleenellukkcn
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
geloil, volgens de gewoonte der plaet-
ièn, in welke de Maetfchappy hare kan- toren heeft. Dit gefchiedde hier in den Tuin van de woninge der Maetfchappye, in het Talael, in welx midden een fprin- gende fontein itaet. Het overige van den dagh weit met drinken van gezontheden, met aenfteken van vierwerken, en andere vrèugdetekencn doorgebragt. Ondertuf- fchen quam het Pinxterfeelt aen , dat wy plechtiglyk by den Heer Kaitelein vier- den, als de jaerlyxe gewoonte mede bragt. OndertuiTchen.verftond ik,, dat riogh eenige overblyBê k der outheii|buiten Spa- han te bezien nvaren. Dirbewoogh^my om met den gemelden Jan Oets derwaert te trekken. Wy quamen een uur voor den dagh op het gebergte Dief-felom , of Reuzen- Reuzenbergh, gelegen ontrent ζ uren ten betS». Ooiten van Spahan , aen de Noortzyde der rivier Zenderoe , daer verfcheide ber- gen van elkander afgefcheiden in de vlakte leggen. Die hier ontrent woonen zyn van gevoelen dat hier in vorige tyden Reuzen gewoonc hebben , en de bergh daer van |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
||||||||||||||
33°
|
||||||||||||||
vallen, maer egter nogh te betreden, on-
trent 5 voet breet, en 10 langh. Deze hadden gedient tot het gaen van het eene tot het andere dorp ofte buurt. Zy ftrek- kcn zich uit over eenen waterbak. Zyne eerfte ontmoeting was de weg of ftraet, die naer zyne giflmgh de breette van iyo fchreden hadt. In deze gebouwen wier- den nogh verfcheide vertrekken gezien. De bergh is boven vlak. Deverbeeidingh van den eerft gemelden bergh wort hier nevens aengewezen, getekent van de Zuidtzyde , waer in men kennelyk den boven op gemaekten muur befchout. Op dit gebergte hebben zich voor dezenroo- vers onthouden, die daerna om hunne ftroperyen verjaegt zyn. Om hen ook brak men toen eenige rotfen, op dat 'er geen opgangh meer wezen zoude. |
||||||||||||||
van d'eene tot de andere zyde des puts on-
trent eens mans hoogte van den boven- grond. Deze put ftaet wat lager dan de andere twee in denbergh, en loopt fchuins nederwaert, is ook wyder dan de andere. Hy voegde by zyn verhael dat hy in deze putten eenige groote fteenen geworpen hadt, maer niet dan in eenen der zelve het geluit daer van had gehoort nederko- men, dewyl de fteenen door de overma- tige diepten der putten langh over wegh waren. Dit getuigden ook delantluiden. Of zy geheel droogh of onder met water bezet zyn } daer van was geene zekerheit te krygen. Hy vertelde ook dat hy daer ter plaetfe gevonden hadt een vervalle ftract, aen welke wederzyts nogh ver- valle gebouwen ftonden, ook in het mid- den zeven overdekte waterbakken. Nogh waren 'er twee bruggen, wel mede ver- |
||||||||||||||
Bbhaj DiEiF-siRrLaSt
|
||||||||||||||
twee uren voor den middagh was. On-
dertu|ïchen worpen wy het net in de ri- vier , maer met flecht gevolgh. Waer- om wy ons volk om te viffchen uitzonden. Zy quamen met eene goede zode te rug- ge , waer van wy een gedeelte ons Op- perhooft toezonden, houdende het ove- rige gedeelte voor ons avontmael. Ten zes uren trokken wy weder van daer, en
|
||||||||||||||
In het wederkeeren begaven wy ons
langs de rivier, waer over wy togen door middel eener fteene brugh , die ten deele verbroken was. Vervolgens komende on- trent den meer gemelden tuin des Konings, genaemt Goes-jeron s reden wy door de ri- vier om het overige van den dagh daer door te brengen met de koude fpyzen, die wy met ons genomen hadden j dewyl het nogh |
||||||||||||||
"*»■
|
||||||||||||||
REIZEN;
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
33*
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
ten quamen dus ten 8 uren weder binnen
de ftadt. Korc hier aen reed ik met den Heer
Kaftelein naer Mterfa-about-aleb ,Geheim- fchryver zyner Hoogheic den Ryxbe- ftierder , die ons eenige dagen te voren had uitgenoodigt. Wy quamen daer des morgens ten agt uren aen: en als wy daer een uur hadden doorgebragt met het rooken van Tabaks en drinken van den gewoonlyken drank,onder het voor- zetten van konfituren en fuikerwerk, be- gaf zich de gemelde Heer met ons Op- perhooft in een ander vertrek, latende ons verzelt van eenige zyner vrienden. Een half uur daer na quamen de Heeren weder by ons, wanneer de fpyzen en al |
|||||||||||||||||||||||||||||||
uren af te leggen, en den zy hier ftondt
te zyn. De Heer Kaftelein gaf hier op laft aen zynen Stedehouder en andere be- ampten der Maetfchappye des avonts van Spahan te trekken, om dezen Heer in 't gemoet te ryden, en hem te verwelle- komen. Ik oordeelende van rriynen pligc te zyn deel te nemen aen dezen uittogt voegde my by het gezelichap. Het ver- trek gingh ten 7 uren aen, beftaende ons gezelichap in 23 perfonen te paert nevens de bedienden, waer van de Stalmeeiter het hantpaert van den Heer Kaftelein ne- vens zich leide. Agt loopers waren hier by, alle gekleedt naer het gebruik des lants by diergelyke voorvallen. Macr wy hebben hier boven daer vangefpro- ken, en de verbeeldingh daer van gege- ven. Nogh waren by ons negen Benja- nen of Indianen te paert met 4 loopers j zoo dat het getal 44 menfchen uitmaek- te. Ten tien uren ruftten wy een wei- nigh aen de vervalle karwaniêra Margh : van waer we voorttrokken tot de kar- wanièra Mitrfa-alie-reja$ mede ten deele vervallen. Wy quamen daer ontrent middernagt aen. Den 27 der maent re- den wy ten 4 uren na den middagh een uur verder. voort, zynde middlerwylen nogh twee Fran§oifen,en een Armenifch Koopman, ons hier bygekomen. Het was dezen dagh Zoo warm, en de wint zoo heet, als ik nogh noit hier te lande ondervonden had. Des floegen wy ons |
|||||||||||||||||||||||||||||||
Onthael
byden |
|||||||||||||||||||||||||||||||
Sekretans ier]ej vruchten naer den, tydt desjaers op-
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
des Ryx
beftier
dei-s.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
gedifcht werden. De drank was velerlei:
eenige als Limoenade of Serbet: eenige |
|||||||||||||||||||||||||||||||
wit en warm genaemt Gaelaeb-nabaet,
ook Bidmus-nabaet) dat eigentlyk roze- water met fuiker toegemaekt is. Ver- fcheide waren ook kout,en bruin en geel van koleur, die byzonder aengenaem waren, gelyk wy voorheen van den Bid- inus gezegt hebben; Hier in werpen zy zeker groen zaet, dat droogh zynde Zwart wort, genaemt Togmet-plfa. Hier wel onthaek zynde trokken wy
een uur ria den middagh weeh. Onder- Aenmer- tuflchen verftond ik dat deze npdiging king over was gefchiedt door laft van den Ryxbe- |
|||||||||||||||||||||||||||||||
d
|
digingh.
|
ftierjerj die fa onthael wel binnen zyn
|
|||||||||||||||||||||||||||||
huis zou aengeregt hebben, had hy niet
willen myden de verfcheide gedagten,die uit dit bezoek zouden zyn opgenomen geweeft. Voor zoo veel ik kon uitvor- ichen begreep ik dat het Hof gaerne ge- wilt had dat de Maetfchappy de verlof- ilng der menfchen, die in den voorleden jare eene bedevaert naer Mecha gedaen hebbende, in het wederkeeren over zee door Mosketfe Arabiers, leggende in bet inkomen van de Perfiaenfche golf, ge- vangen waren, te weegh bragt, en zich liet gebruiken tot het vereffenen der ge- fchillen , gerezen tuflchen de Perfianen en de gemelde Arabiers., zonder dat,het Hof, naer het fcheen, egter weten wilde dat het zich daer mede bemoeide. De ip, zo, en2i der maentwaren de
|
in de fchaduwe aen den voet van het ge-
bergte Ortsjoerire neder, houdende daer ons avöntmael met byzondere vrolykheit. Hier onthielt zich ook een Perfiaenfch Heer in een grot van het gebergte, om de friflche lucht te genieten. Hy had zy- ne tenten in het velt, dewyl hy daer op- zicht vah wegen den Koningh te nemen hadt over het graven eeniger waterput- ten. Hy ons aenkomen vernomen neb- bende zond ons eenige ververichingcri van vruchten, nevens een groot ftuk ys 9 denkende zonder twyffel dat wy des noo- digh hadden, waer in hy zich bcdroogh. Wy aenvaerdden het egter beleèfdelyk , en erkenden de moeite van den brenger: Om van onzen kant ook te toonendat wy wiften wat wel leven was, zonden wy |
||||||||||||||||||||||||||||||
Ongeluk
Icige da- gen. |
dagen, die de Perfianen voor ongelukkig
houden. Waerom'er toen weinigh ge- |
||||||||||||||||||||||||||||||
twee onzer bedienden naer hem toe met
twee fchotèleh vol vruchten, nevens een ftuk ys driemael zoo groot dan wy ont- fangen hadden. Hy liet ons bedanken zonder egter iets aen de brengers te ge- ven, volgende hier in de Perfiaenfche ka- righeit; Ontrent 8 uren kregen wy op het ge-Aen-
bergte het Maersjal of fakkellicht in 'tkomft gezicht,dat voor het nieuwe Opperhooft Jj^l gedragen Wert volgens de wyze dezer pd-hoofT landen ontrent luiden van aenzien , die [des nagts over,wegh reizen. Wy ftegen Tt a dan |
|||||||||||||||||||||||||||||||
arbeit wert, en de meefte winkels ge-
floten bleven* Den ζδ der maent quam in den mor-
genftont hier aen een looper der Maet- fchappye, gericht aen den Heer Kafte- lein met eenen brief van den Heere Wit- lem Bakker Jakobs zoon, die hier quam Nieu Op- om de plaets van ons Opperhooft te be- peihooft. kleeden. Hy gaf hier in te verftacn dat hy reedts te Jes-dagaes was aengekoraen j dat ontrent gerekent wort van Spahanif |
|||||||||||||||||||||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
|||||||||||||||||||||||
33*
|
|||||||||||||||||||||||
dan te paerde latende het goedt met ee-
nige bedienden daer blyven, om met hem in het te rugh kecren hier wat te vertoe- ven, als hem dat gevallen zoude , en zy- ne Gemalinne, die agter was, af te wach- ten, en haer dan te laten voor ryden ,ge- lyk gefchiedde. Zy quam aen mede met fakkelligt. Waer op wy vervolgens alle te paert ftegen, en quamen weinigh tydts na middernagt in onze vorige karwanfera, daer wy bleven. De ontmoeting van dezen Heer ging
dus toe. Zyn Stalmeefter reed met zyn hantpaert voor aen, gevolgt van twee voorryders en zes loopers. Toen quam de Heer Bakker verzelt van eenen Fran- ^ois. Hier aen quam de Kalian of Ta- bakflesdrager, zittende op een Jagtan ; van welk tuigh wy hier voor gefproken hebben. Hier op volgde de Bocx-adrager^ dat is, een dienaer , die voorraedt van linnen en andere nootlykheden tot ver- fchooningh om zyn lyf droegh. Hier agter quam een waterdrager , die water aenvoert, dat in eenen lederen zak on- der den buik van het paert hangt. Toen twee Megters of ftalknechten. Twee koks met hun gereetfehap houden zich by de geladene beeften. Voor uit reden twee knegts met de Mafrafen, dat zyn groote langwerpige zakken, waer in het beddegoedt gewonden is, nevens eenen oppafler of veger , die de plaetfen, daer menaenkomt, bereit. By dit goet ble- ven ook vier zwarte flaven, nevens eenen Maerfial of fakkeldrager, en 17 mannen te paert, en nogh 6 loopers. De Gemalin van dit Opperhooft had
by zich twee Hollanders,die in dienftwa- ren der Maetfchappye, de een een boek- houder, de ander een Affiftent by voor- raedt aengeftelt. Zy had eenen voorryder |
nevens twee loopers. Een Kafualeider
te voet gaende hielt den muil geftadigh by den toom, van eenen diergelyken ge- volgt , die vier ihvinnen geleidde. Daer zat ook een knegt op de Jagtan verzelt van eenen fakkeldrager: zoo dat haer ge- volgh beftont in 31 perfonen , waer on- der men 9 voetloopers telde. Nadat ons de Heer Bakker op den z8
der maent met het middagmael onthaek had, trokken wy ten vier uren van daer, en quamen kort voor den avont te Spa- han, daer hy in het Hof der Maetfchap- pye ontfangen , en onder het losbranden van drie ftukjes kanon verwelkomt wert. Deze ftukjes lieten zich ook hooren op de nadering zyner Gemalin, die, om niet by dagh in de ftadt te komen , een uur na het vallen van den avont aenquam. Zy was een Hollantfche iuffrou, dogh in Indie geboren. Dé Heer Kaftelein ont- fing ze beleefdelyk , en onthaelde haer nevens haren Gemael ter maeltydt. Den laetften der maent lieten de Spe-
lers des Konings zich luftig hooren, ook den ganfehen nagt over en langer, dewyl het leeft wert gehouden van Baba-Soedsta- g™(j.j, aaien, waer van wy te voren gefproken feeft. hebben. Den agtften wert hier geviert Geboorte de geboortedag van den Profeet Maho-™çÌ?~ meth. Hier op begon men des avonts ge™eIt. weder luftigh op te fpelen , dat den vol- genden dagh over duurde. Waerom de meefte winkels gefloten bleven. Den é æ en 1 j der maent maekte ik alles
vaerdigtot de reize,nemende affcheit van mynevrienden,en brengende al my ç goedt inde verblyfplaets,daer ik den veertienden over bleef, dewyl de Heer Kaftelein vaft- geftelt hadt den volgenden dagh te ver- trekken. |
||||||||||||||||||||||
Staetfie
desaen-
komen-
den Op-
per-
hoofts.
|
|||||||||||||||||||||||
Aetv-
komftzy ner Ge- malinae. |
|||||||||||||||||||||||
XLVI. HooFTSTUK.
Tweede vertrek uit Spahan. Toeflei en manier van reizen.
J/erfcheide plantgewajfen. Wilde Varkens. Begraefplaets van eens Konings zoon. Ander voornaem graf. Meenigte van Mug&en. Komfl te Zjie-raes. |
|||||||||||||||||||||||
hy niet alleen met de Chriftenen ,.maer
zelfs met de Perfianen onderhielt, had deze plichtplegingh, die hem laftigh zou gevallen hebben, niet kunnen ontgaen. Want veelen der Perfianen hielden zich gereedt om hem te verzeilen, en lieten daerom hem den tydt van zyn vertrek af- vragen. Dit deed zelf de Biflchop der Armenicrcn, die aen het Opperhooft ver- plicht was door veele dienftcn hem mee- |
|||||||||||||||||||||||
O L G E Í S ons befluit vertrok-
ken wy op den 1 f van July des avonts ten tien uren. Welken zonder
|
|||||||||||||||||||||||
Í
|
|||||||||||||||||||||||
Vertrek
des
Schryvers
|
|||||||||||||||||||||||
uit spa- ontydt w
|
|||||||||||||||||||||||
iemant kenniffc van de reize te geven, om
het uitgeleide veeier vrienden , die den Heer Kaftelein zouden verzelt hebben, te myden. Want deze Heer veele jaren zyn verblyf binnen deze ftadt gehadt hebben- de in alle minzaemheit en vrientfchap,die |
|||||||||||||||||||||||
REIZEN.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
m
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nigmael bewezen, waer van de klcenfte
niet was de laetile, die hem by mynen f S"7dt §efchiedc was. De Heer Kaftelein |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
die hy met zich genomen hadt. Des na-
middags verlieten ons de Indiaenfche of Benjaenfche makelaeiSj die met ons ge- komen waren, en keerden weder naer Spahan. Wy togen ten 6 uren weder voort, en quamen een uur na middernagt in de karwanfera Majaer, daefonze tolk ons op gelyke wyze onthaelde. De tydt van f uren na den middagh naderde nu : en de ftondt quam aen, dat de vrienden , dus verre mede gereift, te rugh mollen keeren. Dit verwekte eenige ontftelte- Bewegé* niflê niet zonder ftorten van tranen omde1{5'.k^f" oude en opregte vrientichap van den Heer Kaftelein, en dezen Frangois Sahidjwaer door ook het hart van Oets getroiïèn wert, die aen den Heer Kaftelein nu ee- nen Vader ging verliezen. Het moft egter zyn. Dus verlieten we elkander op den gemeenen wegh , niet verre van de karwanfera. Vervolgens hielden wy twee mael ftil aen een loopend riviertje, en quamen by middernagt aen debegraef- plaets Zja-refa, om daer te blyven. Hier toe zonden wy eenigh volk vooruit, om verzekert te zyn van eene verblyfplaets , die men aen de opzieners der plaets moffc verzoeken. Zy ltonden ons verzoek ge- |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
d
|
ren Ksf-
tclein. |
dan j niet gedient met den Jaftdezêr plicht-
plegingen, hielt zich vernoegt met den |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lof, dien hy in Spahan liet, daer hydoor
zynen minzamen en heufchen ommegang |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
________ι .·. o α
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
aller menfchen
|
genegenheit
|
gewonnen
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hadt. Hy bewilligde dus nergens an-
.·.; ders in dan in het verzoek vanzynen fte- dehouder Jan Oets, en den Tolk Fran-
■ §ois Sahid' 'zynen ouden vrient, die hem uitgeleide «deden* Buiten hen beftondt ons gezelfchap in 41 perfonen, waer van 'er 30 te paerde zaten. Onder dit gezel- ; fchap waren vier Hollanders^, de Heer Kaltelein, de Hofmeefter Zypeftein,Da- vid van den Zande , weinigh voor my daer varj-Aleppoaengekomen, en ik. De dogtc-r van den Heer Kaftelein zat met hare dienftmaegt in de Kafua, zynde ee- nige flavèri en llavinnen in het voorleden jaer voorafgezonden. , , , Onze manier van reizen was ontrent |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
leizen.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zoo als wy reets verhaelt hebben. Ge·
durigh werden koks en vier dienaers met tapyten, dekkleden * beddegoet en ande- |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
re noo
|
-"ir -----*'ν"- vu^ uugezonaen,
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
opdat wy op ons aenkomen onze verblyf! LiUigh toe, al? wel wetendenïl Èt
plaets bereit .ouden vinden. * voo/eene ^dc^^^^^t^
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
te paert nevens de Kafua der dogter van
het Oppgrhooft, om de Mboren , die haër op deri.wegh mógten ontmoeten j uit den wegh te doen gaen. Hier by !wa- . ren twee voetloopers, welker een een : lArjmenlSiSvaS., die den .muil dei? Κάβα Kafua of kidde. Dit tuigh is gemaekt op de wy- i>er. ze van eenen draegftoel of zetel, bekleet |
hadden. T§t dit eind! dedSz? het vaΤ
dat daer gemeenlyfc ££·*Ö
malen uit den wegh gaen, en,rnaekten
een foort van Korag^ ter oimke van de Vrouwen, die wy% ons hadden. Dus genoten wy hier οηκ ruft in vryheit en Veel' vermaek uit d©: luftighék derpkets J< waer van ik het gezigt nevens dat van een Viichfontein op papier aftekende, gelvk hier te zien is. Wy bleven hier tot den negentienden der maent. Na het mid- den van welken dagh wy ten vyf uren weder voorttrokken, rydende door de oude verdelgde ftadt Contmja, maer een Itleen half uur van het gemelde graf af- gelegen. De helft van den wegh voort- getogen zynde quamen wy aen den Tuin Baba-Ziel^ daer ons nevens een loopend riviertje de kaffée bereit, en het fakkel- hgt om de duifterniffe van den avont aen- gefteken werr. Het was een uur voor middernagt, toen we quamen in de kar- wanfera Magfiet-begi -t van waèr wy des anderen daegs weder voortgetrokken zyn- de zeven of agt harten nevens ons zagen grazen m de vlakte. Ik tradt met den ager van het paert om hen met het roer te onderkruipen: maer zy wachtten ons niet af. Onzen halven wegh afgelegt en wat kaffée gedronken hebbende, qua- en wy aen de karwanfera by het dorp e^-nabaet^ van waer wy den volgenden agh weder vertrokken, en halver wegh at uitruftten Onder het rooken van Ta- ak, en drinken van kaffée. Weder |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
draeg
iïoe
|
che met roodt ftof rondom en boven,ook van
- voren daer mede bedekt en behangen. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hier in kan een menfeh bequamelyk zit-
ten. Een Muil heeft dikwyls zulk een draegtuigh aen beide zyne zyden afhan- gen. Kamelen ook wel: maer daer heeft men zulk een gemak niet af. By deze Kafua bevindt zich altydt de
Sjarvadaer of meefter der, laftbeeften, om toe te zien of'er iets op den wegh mogt van zynen ftel raken, en dat weder te regt te helpen, en het goedt op en af te^ laten doen. Deze Kafua gaet gcmeenlyk een half uur voor af. Dus deed ook de onze: zoo dat wy by nagt het fakkellicht, dat haer verzelde, geftadigh in 't oogh hadden. Dit licht wort met het vallen vau den avont opgefteken. De laftbeef- ten laet men voor af gaen. Egter reden wy hen dikwyls voorby. Met dezen toeftel dus op den gezegden
tydt uit Spahan gereden zynde quamen wy ten ζ uren na middernagt binnen de kar- wanfera, diegenoemt wort Mierfa-refalefa. Des morgens daer aen onthaelde ons de Tolk Sahid wonder wel met de fpyzen , |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
*■l 3 voort-1
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
|||||||||||||||
334
|
|||||||||||||||
gTA-IUEiSA .
|
|||||||||||||||
dagh trokken wy weder naer de karwan-
fera, leggende de jonge juffer dezen weg te paert af. In dit gaen en keeren zagen wy veele patryzen op het gebergte, maer konden'er geene fchieten. Op den 14 der maent na vyven fcheid-*
den wy van hier, en quamen voor nege- nen aen het dorp Gombes-lala, dat in wei-Het dorp nieh huizen beftaet, by een vervalle kar- tombes- waniera , gerekent te leggen 4 uren van Jes-dagaes. In dit gebergte onthouden zich veele Rheebeellen, om welke te verraiTen wy des morgens vroegh uitto- gen, zonder dat wy'er eenige vernamen. Wy vonden hier eenig volk met hun ten- ten en vee, wacr by wy ons vermaek na- men , vindende hier vol op van verfche boter, melk, hoenderen, eieren, en wat wy verder noodigh hadden. Na denmid- dagh ten zes uren reden wy weder voort, en geraekten ten 1 o uren aen het dorp h« dorp Degerdoe^ daer wy in een vry ilechtekar- Deger- wanfera ons verblyf namen. Wy vonden d°e· het volk hier vry onbefchofe en ftout, als ftcunende hier op dat ze in 's Konings dienil
|
|||||||||||||||
voortgetogen quamen wy aen het dorp
Jes-dagaeS) en binnen de karwanfera,daer we ftil hielden. Hier vermaekten wy ons in eenen tuin vol vruchtboomen , gelegen een kleen half uur ten Noortooften van deze plaets af. Wy worpen het net uit in een hier nevens loopende rivier, en vonden het geluk ons zoo gunftigh als |
|||||||||||||||
Over
vloedt
|
noit in deze landen gebeurt was. Want
in eenen worp bequamen wy wel 16 vif- |
||||||||||||||
"van viich.fchen, eiken meer dan eenen voet langh,
behalven nogh een goede zode van klee- ner foort: zoo dat wy hier een ruim mael deden, vindende de tafel geftoffeert met water- en fausvifch, ook gebraden vifch, dien wy in eenen edelen drank te weeken leiden, niet zonder te denken aen de goe- de vrienden, onder welke die in het va- derlant waren niet vergeten werden. De viflchen, die men hier vint, zyn van zeer goeden fmaek , wel gevoedt, vet, en wit. Vyf of zes vrouwen in dezen tuin wonende deden ons goede fiere, dat wy van onzen kant met eene goede vereerin- ge erkenden. Ten 4 uren na den mid- |
|||||||||||||||
REIZEN. m
|
|||||||||||
dienft zyn, wiens paerden
|
|||||||||||
O— £3------------- ·" ï IVVJUIL
men aen het dorp ^fa-pas. Hier begaven Het d°rP
wy ons ten 11 uren in de karwanfera, daer AflaPas· wy ruimte vonden omdebequaemheitvan het gebou , beftaende uit gebakken fteen. Des morgens opgeftaen zynde vond ik binnen dit dorp een foort van kruit , dat m dezen tydt des jaers fchier droogh was Zy noemen het Madroen. Het waft on-Het kruit trent twee voeten boven den grondt, en Madroeii· fpreit zich met veele takjes., die dkht aen een zyn , uit. Boven zit het als met kleene knopjes dicht aenelkander, zynde geelachtigh van fcoleur met kleene blaedt- jes , gelyk de letter AopN». 180 aen- wyft. De Perfianen diitilleren hier een water van, dat dezelve kragt heeft, die in de Gember is. Het kruit zelf, al is het droogh, heeft echter den zclven reuk. Nogh is 'er een ander foort van kruit , dicht in een gefloten als klokjes , die alle boven met vyf partytjes omilaen, gelyk deGranaetbloeflem. Aen den fteel zyn eenige kleene bladeren. Men vint het met groote bosjes by een , waflènde een wei- nigh hooger dan het eerft gemelde. Elk huisje is vol tamelyk groot zaet, datbyna zwart is, leggende befloten in een dopje, als dat van de ekelen. De naem is by de lantluiden onbekent. Al wat zy daer van weten te zeggen is, dat dit zaedt , als men het inneemt, eenige bedwelmtheie veroirzaekt. Gy ziet het afgebeelt byde letter B. Wat verder op in het gebergte vond ik wilde Spaenfche Terwe. Deze is volkomen ryp zynde fchoon root, en anders groen. Men bragt'er my eenproef van half ryp-, halfonryp, waer in beide de koleuren gevonden werden. Zie de af- beelding op de letter C zonder de bladen, die niet van de Spaenfche Terwe verfchil- w.'Ide len. Een onzer dienaren proefde de rype, Spaenfche maer vondze zoo heet en zamentrek ken- Terwe, de , dat hy niet wift hoe hy ze ras ge- noegh uit den mont zou quyt worden. Gy ziet deze drie foorten van vruchten irj hare wezentlyke grootte. Als men verder voortgaet, ontmoet men veelc Terpen- T"Pen" tynboomen, waer van de bouluiden de^cn °* gom opzamelen , en te Spahan te koop ' brengen. De vrugt, die daer weeligh aen groeit, en in ronde lichte groene knopjes beftaer, wort verfch afgeplukt in pekel gezet, en gebruikt bygebraet, even als by ons de kappers. Gy ziet hier een takje naer het leven afgebeelt op Kr 181, Waerby ik voege de aftekening eenerwïr* te bloem, genaemt Goel-nasrame, die tame- lyk hoogh en met vecle takken uitfpruit - zynde van binnen geel en roodt gevlekt. Nu ontftont 'er onweder, en harde
wint uit den Weften, echter zonder veel ongemak van ons, omdat de wegh meeit Ooft aen genomen werc, zoodat het ftof niet veel hinder dcedt. In deze vlakte, άϊς
|
|||||||||||
weiden. En niet beter zyn de menfchen
te Koskiefor, een dorp 7 mylen verderop gelegen. Den 2.6* der maent ten f uren na den
tniddagh reden wy van daer , en quamen Het dorPr.enpuren aen het dorp Poel-Sackoe , daer koe." aC"wy bleven tot den volgenden dagh , met wiens aenkomft wy het net worpen in een rivier , die daer nevens loopt. Hier kre- gen wy een fchoone zode vifch, waer on- der ook karper , houdende dus een def- tigh middagmaal, waer aen ook onzedie- naers hun genoegen vonden. Wy plaet- ilen ons in verfcheide huizen, dewylhier geen karwaniera is, en zelden reizigers hier hun verblyf nemen. Ontrent 6 uren vervolgden wy onzen
wegh, en even buiten het dorp gekomen ontmoetten wy twee loopers der Maet- fchappye , afgezonden van Gamron met brieven, die bootfchapten dat de Heer Doot des Magnus Wichelman, Direkteur der plaets, DireGeur.sden zeilen der maent door eene zware ron. koorts aengetaft, en, na twee dagen bui ten fpraek gelegen te hebben , der wer relt overleden was. Deze onverwachte tydingh ontftelde den Heer Kaftelein niet weinigh om verfcheide oirzaken, vooral beducht dat zyn voornemen van naer Ba- tavie te reizen door dit toeval mogte te rugh gezet worden. Hy beval deze loo- pers zich by ons te houden tot in het dorp Het dorp Kof'kfcfi!* s zynde nogh 3 uren reizens, Kos-kie- om de brieven daer met gemak te openen. |
|||||||||||
far.
|
|||||||||||
Wy quamen'er met den avont aen. Maer
de meenigvuldige gedagten, die den Heer Kaftelein over het lezen dezer brieven o- vervielen , benamen hem zyn nachtruft, en ons al het vermaek, dat wy hier meen- den te fcheppen. Want al onze vrees was dat hy in Gamron om zaken de Maet- fchappy betreffende eenigen tydt zoude moeten blyven. Hierom fchreef hy den volgenden dagh brieven naer Spahan en Gamron , waer van hy de eerfte afzond, en de lefle nogh inhieltof'er miifchien binnen weinigh dagen nogh loopers van Spahan mogten komen , gelyk gebeurde. Wy vervolgden onzen wegh ten vyf uren, dien wy half afgelegt hebbende gin- gen voorby eene verval Ie karwanfera, daer wy een weinigh nederzaten. In deze vlakte, daer veel water met riet bezet is wort veel gevogelte gezien. Wy zagen hier ook zeer veel menfchen met hun vee, 200 paerden, alskoejen, fchapen en bok- ken, duizenden by een, dat in dezen tydt des jaers luftigh om te zien is. Dit was oirzaek dat het gevogelte van daer ge- fcheiden was, en zich naer d'andere zyde begeven had, daer het zich bleef onthou- den. Met den avont quamen wy inhethoog-
fte gebergte. Als men hierover gekomen, |
|||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
|||||||||
33<*
|
|||||||||
daer vermogen nevens te gaen , maer"ge-
houden zyn het dorp of wel het graf te myden : waer door een gunft gefchiedt aen de daer woonende lantluiden , die geene ge weldenaryen of overlaften van dus- danige Grooten onderworpen zyn. Dit graf beftaet uit een tamelyk groot gebouw van gebakken fteen, met een koepel over- togen , en met eenen muur omtrokken , hebbende ook een groote voorpoort, waer door men intreedt. Ten 4 uren trokken wy weder van daer,
en quamen ontrent 8 uren aen het dorp Ma-jien^ daer de Heer Kaftelein zich met Het dorp zyn dochter ter herbergh begaf in eenenMa-jien. vermakelyken tuin. Wy begaven ons bin- nen de karwanfera , die daer dicht tegen over ftaet. In dezen tuin vond ik een kruit, genaemt Cbef-terech , zynde een Het kruic plant 4 of f voet hoogh , dicht met tak- chefte- ken bezet: waer onder groote bladeren l'eck- waren. Aen de takken was een meenig- te van huisjes, in welker elk 4 zaden wa- ren , licht kaftanjebruin van koleur. Men verneemt 'er eenen fterken reuk van , die meeft van de bloem komt 3 die kleen is, veel al wit, of blaeu , en purper , waer onder root gemengt is, op de wyze van den bloeflem der peulvruchten. De dorp- luiden weten'er niets van te melden , dan dat dit kruit om zynen reuk , even als de bloemen, geacht is. Ik heb het afge- beelt op No. 182,. Hier kreeg ik ook eenen vogel , ge-v,emde
naemt Sjoerakan , zynde een foort van vogel, eenen Ent vogel, ook zoo groot. De kop is geel, de bek roodt, de pooten ook met roodt getekent. Gy ziet hem afgebeelt op No. 183 , en aengewezen door de letter D, Ook fchoot ik een vogeltje , hier ge-
houden voor een foort van Bechajfm ^ of Snip. Het was ζ wart, graeu , en wit over 't lyf, en had pooten , geheel ros. Gy ziet het zoo groot als 't was verheelt door de letter E. Des anderen daegs vervolgden wy ten
vier uren na den middagh onzen wegh * hebbende wel haeft den genoemden berg * waer op een aenmerkelyke fterkte in ou- de tyden geweeft is, ter règter zyde,on- trent anderhalf uur van ons af. In deze vlakte zagen wy zeer Veel vee*
en de lantluiden bezigh met fnyden of maeijen van het kourn , Waer toe zy kromme meffen gebruiken, vattende met de flinke hant zoo veel als zy in elke reis kunnen affnyden. Tot het wannen be- dienen zy zich van kleene wagens met vier wielen. Hier loopen ze mede over het koorn, en gaen op deze wyze te werk. Als het koorn gemaeit is, ftape-Behande- len Zy het op eenen hoop: en als ze hetiingvan'c zuiveren willen, leggen ze rondom de- Gracn. zen hoop een laeg van droogh koorn. Dan
|
|||||||||
die zich langh en breedt uitftrekt, zyn
vele waterloopingen en mocraffèninetriet Mtenteto en an^ere ruigte bezet. Hier in onthout varkens, zich meenigte van varkens, die by wylen niet troepen van honderden te gelylc fa- men komen , doende groote fchade aen het gezaeide en aen de vruchten, en gaen- dc weiden tot aen het dorp. Om hen te verdry ven hebben dé lantluideneehsalhet riet, waer in zy zich verbergen, aen brant geftoken , zoodat 'er meer dan vyftigh door het vier vernielt werden» Maer die den brant ontquamen liepen zoo verwoedt, dar de menfchen zich genootzaekt vonden zelfs de vlucht te nemen. Uit deze vree- ze hebben ze hun daerna volle vryheit ge- laten, ziende dat'er geen uitroyen of ver- dry ven aen was. Men vertelde mydat'er varkens onder zyn zoo groot als een koe. En wat gewelt zuike heeften bedryven kunnen is licht te befeffen. Wy gingen nu na den middagh weder
voort, en ontmoetten desavonts het volk van den broeder des Hartogen van Laer, waer by ι f Kafuaes met vrouwen waren. Het dorp Ten negen uren quamen wy aen het dorp Oed-joen. Oed-joen. Wy hadden volk vooruit ge- zonden om voor ons verblyf te verzoeken in eenen tuin des Konings, die daer is, waer in begraven legt de zoon van Ko- Vorftely- ning Sultan HolTen Mameth. Dit graf k= S>af- wji men dac 2_8o jaren out is. Het ftaet e e' binnen een kleen vertrek. De kift is van fteen, met hout overtogen. Daer legt een kleedt over heen dat tot op den gront hangt. Op den kift ftaet een Muts of Tulbant. Boven het gebou ftaet een Koe- peltje. Het gebou zelf heeft verfcheide benedenvertrekken, waer in wy zeer wel gcherbergt waren. De ganfche tuin is met eenen fteenen muur omtrokken. Zoo dra de zon vanden volgendendagh
gerezen was, begaven wy ons weder tot Vifch- je viflchery, vangende in eenerivier, die vangit. hier nevens het dorp door de vlakte loopt, een zoode naer wenfeh zoo van groote als kleene viffchen. Zoo deden wy ook den volgenden dagh , en troffen het zelve ge- luk. Om het genieten van welkvermaek en groote vryheit der plaets wy hier ble- ven tot na den middagh ten vyf uren. Toen trokken wy voort, en getogen over den Het dorp moejelyken bergh Iman-fade, quamen wy lmaii-fa- ten fiegen uren aen het dorp, datdenzel- ven naem voert, daer wy ons ter herber- ge begaven , en de eerfte warmte gewaer werden. De eerfte dagh van Auguftus ging in,
wanneer wy het graf van eenen Heiligh „ f bezagen, genaerat Imon Sadde Ifmael. die
Graf van , o ' » . ι eenen daer nu 700 jaren , zoo men zegt, gele-
Hcilig. gen heeft. Voor zyn tombe hebben de
Ferfianen zulk een achting, dat zelfs gee-
ne Hartogen noch andere Grootcn van
den Houwer, die in eenigh bewint zyn,
|
|||||||||
R E ï Z E N,
|
|||||||||||||||||||
33?
|
|||||||||||||||||||
Dan ryden ze'er over heen met een berd- !en was, dewyl hy zich niet wel gedekt
|
|||||||||||||||||||
zjica of foort van eenen rol wagen, en dat
nl in 't ronde, tot dat het grein daer uit, en het ftroo gekapt is. Hier na fchop- pen ze dit itroo in den winr, waer door het zelve van het grein en d'overgebleve- ne airen gcfeheiden wort, waeijende het kaf en het gekapte ftroo wech, en val- lende het grein daer digt by neder door zync zwaerte. Dan zitten ze het grein met d'airen , waer door het zuiver koorn dan op eenen hoop valt. D'airen , die nogh grein in hebben, worden uit- geklopt met een hout, dat vry dik van hooft, dogh onder plat is , ftaende de fteel daer van wat fchuins op, op de wy- ze ontrent als by ons de klophouten ge- mackt worden. Zy noemen het Goeder- Kaeb. Daer na ziften ze deze uitgeklop- te airen, en zuiveren ze van het kaf. Meenigtc van tenten zagen wy hier
door het tont verfpreit. Ontrent den a- vont trokken wy de rivier Brandemir o- ver door middel van de gemelde brugh , by de twee andere bergen, daer de fterk- ten, waer van wy gefproken hebben, op ge weeft zyn. Wy namen ten ρ uren ons verblyf in de karwanfera Ab-germ, gele- gen ontrent een uur van deze brugh. Hier zynde begaven wy ons ftrak naer het ge- bergte, daer een zeer fchoone klare fon- tein onder uit de rots vloeit. Wy gin- gen'er uit vermaek by fakkellicht neder zitten, en zagen'er zeer veel vifch in, die zich onder de rotiên, daer verdere wa- terloopingen zyn, kan verbergen. JDeze fontein is ontrent j voeten diep, en de gront zoo helder, dat men alle de vif- fchen zien kan. Wy worpen hun broot toe, dat ze gretigh wech namen. Hier |
|||||||||||||||||||
had, des morgens zoodanigh geftelt, dat
men hem zonder lachen niet aenzien kon. Maer meeft wert de jonge juftrou be- klaegt, welker Vkefch ook, niet ver- fchoont was: fchoon zy zich moedigh - hielt, gehart, als een jonge Amazone, tegen de ongemakken dei- reize. Geen meerder ruft genootcn de paerden, zynde door dit gefpuis zoo aengetaft, dat ver- fcheide des morgens den hals vol bob- bels hadden. De dagh brak eindelyk door, en wy
hier door van deze plaegh verloft ver- trokken langs eenen anderen wegh , als voor heen door my genomen was, ry- dende in deze vlakte byna een half uuf langh over een fteene brugh , die weinig boven het lant verheven is, dogh op ver- fcheide plaetien kleene boogen heeft. Het water ftroomt by wylen over deze brugh heen, gelyk over kleener hier en daer , die van hout en aerde gemackt zyn, de- wyl hier vele waterloopingen gevonden worden. Men ziet hier heele ftrekenvelts met rys bezet. Ten 10 uren des avonts quamen wy aen
de karwanfera Poelegoor, daer wy eenen looper ontmoetten, van Gamron aen den Heer Kaftelein afgezonden: uit wien wy verftonden dat de Weduwe des Directeurs Wichelman den 11 dezer maent overle- den, en dus in korten tydt haren man ge- volgt was. Hier vonden wy weder zoo veel muggen, dat ons niet mogelyk was den brief te lezen. Waerom wy befloteh verder op te trekken, en een beter ver- blyfplaets te kiezen. Dus geboden wy den briefbrenger te rugh te kceren , en ons te verzeilen. Wy quamen hier op |
|||||||||||||||||||
door beving ons de luit. om hen met het
net te verfchalkenj het geen ons zoo wel gelukte dat wy in een worp 20 van hun bemagtigden, waer onder 3 of 4 waren , die eenen gemeenen voet langh waren. Hier van maekten wy des morgens den ontbyt, en bevonden deze viflehen over- goten met eene fauce van boter en mof- tert, ten deele ook gefruit, vry goedt van finaek. Maer dit vermaek weit ons dier genoegh beraelt gezet. Want als wy des avonts na deze vangft wilden on- ze nachtruft nemen, werden wy beipron- gen van eenige duizenden van muggen, die ons den flaep wel haeft benamen , en dwongen den tydt buiten de karwanfera op eene andere wyze door te brengen. Van dit ongemak waren ook niet vry de oppaffers der beeften, die het bedt verla- tende met alle de knechten danften , en zongen en fprongen , om zich in bewe- ginge te houden, en dus den nanacht af te wachten, of'er miffchien hope was van dan minder geplaegt te worden. Een van ons volk had zich te bedde gehouden, |
na korten tydt in het lleenagtigh geberg-
te, en 2 uren na middernagt binnen dé karwanfera Baeits-gacdie, zeven uren af- gelegen van de lette verblyfplaets, en 2 uren van Zjie-raes. Deze karwanfera is van fteen gebout, en heeft goedt gemak voor de reizigers. Wy vonden'er ook wcinigh muggen. Wy verzonden den 4 der maent ten 4
uren na den middagh den looper met de brieven, die te Spahan wezen moften , en vervolgden kort daer aen onzen weg, zoo dat we ten 8 uren binnen Zjie-raes *?.?mi*,βί aenquamen. Hier gingen wy in het huis, z''e'iaei' dat den Heer Kaftelein toebehoorde , ter herberge, daer des morgens daer aen Va- der Pctro d'Alkantera den Heer Kaftelein quam verwellekomen. Ik ging ook des namiddags niet onzen Schafmeefter dezen Geeftelykcn begroeten, en vond den ge- melden ouden vader in goede gezontheit. Den volgenden dagh quamen deKoop-
luiden , die met de Maetfehappy handel
dryven, den Heer Kaftelein vinden, die
na den middagh vanden voofnaemftenj
|
||||||||||||||||||
van Mug-
gen. |
|||||||||||||||||||
I Vv gei
|
|||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
||||||||||||||||||
33»
|
||||||||||||||||||
tegen op mogen. Volgens de gewoonte
dezer landen werden wy met heetcn drank en fuikerbanket onder het rooken van de Kaljan of Tabakfles wel onthaelt by een fpringende fontein in het huis van dezen Heer, dat een van de fraeifte huizen der ftadt is. Men verzogt den Heer Kafte- lein zeer ernftig hier eenige dagen te ver- toeven , zoo. om buiten de ftadt vermaek te gaen nemen, als om met maeltyden onthaelt te worden. Welk verzoek "met hartelyke dankzegging afgeflagen zynde , vertrokken wy weder naer onze herber- ge , daer op den 8 der maent des morgens al vroegh twee loopers aenquamen, af- gezonden met brieven van Spahan , waer op het antwoort voor den middagh nogh naer Gamron verzonden wert. |
||||||||||||||||||
genaemt Hazje Nebbie-met eenige veree-
ringen befchonken weit, beftaende ip veele kleene flesjes met oliën van Sandel- hout, en uit eenige bloemen getrokken , in fleflen met Rooswater , en andere ge- diftiUeerde wateren, fuiker , banket, en meenigte van vruchten, als Meloenen, Watermeloenen , Druiven , Appelen , Peren, en wat des meer van dien aert is j waer voor de brengers een deftige beloo- ning in gout ontfingen. Den volgenden dagh cjuamen ook andere Perfiaenfche Koopluiden, welker eenige zeer grooten handel dryven zoo met onze Maetfchap- pye als elders. Op dezen namiddagh reden wy met de
gewoonlyke ftatelykheit met den Heer kaftelein naer den gemeldcn Hazje Nebbi, die eenen handel dryft, daer geen andere |
||||||||||||||||||
..-'
|
||||||||||||||||||
XL VIL Hooftstuk.
Vertrek van Zjie-raes. Vruchtryke turnen te Tada-woen.
Heidenfche woomngen. Komfi te Jaron. Gelegenhe'it der fiadt. Meenigte van Dadelboomen , en de 'mkomflen der zelve. Wilde Ѻâáßâ- en Terpentynboomen. Overblyffels van oude Sterben op den bergh Beries. Heete winden, Aenkomfl te Laer. |
||||||||||||||||||
IER op verlieten wy dezen a-
vont na den ondergangh der Zonne de ftadt Zjie-raes, en fpoeiden geftadigh voort door de vlakte op zeer goeden wegh. Na twee uren rydens togen wy over een ten deele ver- broke fteene brugh , genaemt Pul-fafa , waer onder wy tegenwoordigh om de groote droogte geen water vonden. Hier dicht aen legt een bergh in de vlakte,van alle de andere bergen afgefcheiden, en zich een groot ftuk wegs uuftrekkende , dien wy ter flinke zyde lieten leggen. On- trent twee uren. na middernacht quamen we binnen de karwanfera Babba Had-jie , een gebou geheel van fteen, leggende dicht aen het gebergte ontrent f uren van Zjie-raes af. Des morgens van den negenden der
maent bevond zich de Heer Kaftelein ee- nigfzins onpaflclyk door de koorts: dat ons deed bcfluiten tot het verdeelen der man fel of dagreis, die in agt groote uren beftaen moft, en op de helft van den weg in eenen tuin rufte te nemen. Wy deden zoo, en vonden over wcgh veele luft- plaetlen en tuinen, en raekten vervolgens over het gebergte , van waer men de vlakten van Zjie-raes, endeftadtzelve by helder weder zien kan, Wy trokken in |
de vlakte voort tot aen het dorp Paroe, Het dorp
een half uur van den gemeenen wegh af- ïaroe. gelegen. Wy quamen'er een uur na den middagh aen in eenen tuin, die met ee- nen muur omtrokken was, en daer een vloejend water door liep, waer in wy ee- nige krabben vingen. Ik bevond dat de meefte luiden in deze plaets ezeldryvers waren. Wy gingen des anderen daegs na den middagh weder op wegh, en ge- raekten ten ñ uren binnen de karwanlera Mojfi-farie, dus genoemt naer het by ge- legen dorp. Hier begaven wy ons aen- ftonts by fakkellicht op de viflchery 'm, een rivier, die daer nevens loopt, en vingen een fchoone zode van groote en kleene karpers, daer wy ons des anderen daegs mede vrolyk maekten , wanneer wy van onze dienaren nogh eenige an- dere met den hengel gevangen, nevens, eenige krabben ontfingen. Hier ontrent vonden wy verfcheide dorpeii,, waer uit veele lantluiden met hunne tentenen vee zich in de befte ftreken by de water- loopingen nedergeflagen haddes. Ten zes uren trokken wy weder vooït.
voorby meenigte van huizen, van riet en diergelyke ftoffe opgeftek , dïë dus in de; lengte een groot dorp uitmaekten, Wy naaien onzen wegbalZuitooftaenjineeft over
|
|||||||||||||||||
Vertrek
van Zjie- raes. |
||||||||||||||||||
RE I Zn ÏSL
|
|||||||||||||||
m
|
|||||||||||||||
over fteenagtigh gebergte , tot dat wy
een uur voor middernacht ons nederfloe- gcn in de karwanfera Paty-ra , waer on- trent verfcheide dorpjes leggen. Nu waren wy vier uren vandeplaets, daer we onze nachtruft genomen hadden. Hier vloeide een kleene rivier door het lant, langs welke op het gebergte veele WÏl- ge-en wilde Vygeboomen ilonden, ook wilde Saly. De vygen, ons in een fcho- tcl toegebragt, vonden wy licht geko- leurt, en niet onaengenaem van fmaek. Den tvvaelfden na den middagh vorder-
den wy onzen wegh, en vonden na wei- nigh tydts eenige hoopen van fteenen o- vergebleven van eene ftadt, die wel eer daer zoude geftaen hebben. Dus bericht- |
Een half uur van deze plaets ten Noort-
ooften ziet men in de rotfen van dit ge- bergte, dat hoogh en fteil is, verfcheide 0üde grotten, die ik den 14 dezer maent voorgrotiea, den avont, als de hitte der zonne vermin- dert was, gingh bezichtigen. Ik vond aen eenige nogh een gedeelte van eenen voormuur j van fteenen en ciment famen- geftelt, loopende een fmal padt langs de fteilte der rotfen, die op het gebergte uit·* komen, dat men aen wederzyden befpeu,- ren kan. In de diepte tuflehen deze ber- gen vloeit een rivier, ontrent welke het beneden geweldigh kout was, en hooger aen d'eene zyde daer de wegh is, een an- dere kleener waterloop. In deze ipelon- ken, meent men, hebben de Gebbers of de |
||||||||||||||
te men my, die geene tekens van eenige vier Aenbidders hunne wooningh gehadt,
|
|||||||||||||||
grontleggingen daer aen kon befpeuren
Verfcheide dorpen en tuinen vertoonen zich ter rechter zyde naer het geberg- te. Het was een uur voor middernacht,
als we quamen aen de karwanfera As-mon- geer, geheel van fteen gebout, nu zes u- ren gevordeit zynde over eenen wegh ten deele heuvelagtigh, ook over gebergte vol ftecn , en door eenige goede vlakten. Den 15 werden ons uit de dorpen, die naer het gebergte leggen, toegebragt verfche vygen , druiven , en limoenen. Hier zynde vond ik een kleene wilde Wilde bergkat, van koleur als een Ciperfche kat, bergkat. hebbende hooge pooten, en lange groote opftaende ooren, en een ftaert byna als van een rat. Ik zagh, als ze zich likte, dat haer tong niet zoo fcherp was, als die van de gemeene katten. Ten 6 uren na den middagh gingen wy
weder op wegh voorby veele luithoven en tuinen, en quamen ten 9 uren op het gebergte in eenen tuin van den wegh af- gelegen , daer wy onder het geboomte onze ruilplaets namen. Wy hadden nu drie uren afgelegt, en hielden ftil omdat we de dagreizen te groot oordeelden om in twee deelen te fplitièn. Ook begon de warmte te naderen, waer door eenige van onze dienaren, ook de dienftmaegt, onpaflelyk werden. Deze tuin is gelegen in het dorp Tada-woen, dat zeer groot is, en alleen in tuinen beftaet, waer in men vint meenigtevan Granaet-,Oranje-,Vy- ge-, Perfik-, en hooge Dadelboomen, die nu alle met hun rype vruchten beladen ftonden, uitgezeit dat aen de lefte nogh wat fchortte. Overvloedt van Meloenen vonden wy hier ook door den overvloedt van water, dat alom door de tuinen ge- leid wort,die hier door geweldig vrucht- baer bly ven, zoo dat een groote meenig- te van vruchten naer Spahan te koop ge- bragt wordt. Zy zyn rondom met ber- gen bezet, waer door ze van verre de gedaente van een digt bofch hebben. |
|||||||||||||||
waer over ik my hier na breeder zal uit-
laten, dewyl ik uit Indie wederkeerende mynen wegh weder met voordagt hier ο-* ver genomen hebbe. Wy konden dezen avont niet beiluiten
tot vertrekken om een ongemak van koorts, die de dochter des Heeren Kafte- lein op onze aenkomft was aengekomen , en zich zoo fchielyk verhefte , dat ze den volgenden nacht meeft buiten kennis lag. Dit ongeluk trof haren vader zoo zeer , dat hy zich niet van tranen kon onthou- den,'en te vreezen ftondt dat iy zelf haer nacht en dagh, dewyl hy haer tee- der beminde, de helpende hant zou wil- len bieden j dat zelf om ziekte van hem gewedt ware, dewyl hy een zwak man , en veele pynlykheden onderworpen was. Dit ongemak was te grooter, om dat de dienftmaegt, zelve ziek zynde, tot gee- nen dienft bequaem was. Wy vonden dan niets raedfamer dan elk naer ons ver- mogen op te paflèn, en den goeden Heer de ruft aen te raden tot voorkoming van alle onheilen. Want het gingh nu met ons volgens het fpreekwoort: Als het hooft lydt, lyden alle de leden. Het ge- wclt der ziekte duurde tot den 17 der maent, wanneer ze met den morgenftonc in ruft raekte. Dit deed ons befluiten de Kafua door vier mannen te laten dragen , om de reis tot de ftadt Jaron voort te zet- ten. Wy namen dan agt wakkere man- nen uit het dorp hier toe aen, op dat vier van hun elkander verpoozen zouden. On- dertuftchen quamen twee loopers van Gamron, die met de brieven, die te Spa- han moftcn zyn, aenftonts afgevaerdigt werden. Dezen dagh wert ons een vifcngebragtXr<nKk
zoo groot als een kleene kabeljacu , waer1"^* naer hy geleek. Van die grootte hadden wy nogh nok eenen vifch gehadt, nochte oit in Spahan gezien. Hy was ook van fmaek als de kabeljaeu. Waerom wy hem op de vaderlantfche wyze toebereid- den) en den ftaert daer van brieden. Hier Vv ζ by |
|||||||||||||||
IS de BRUINS
Dadelboomcn, die met elkander de ge- Meenigte
daente van een bofch vcnoonen. Men van Da- hout deze boomen voor de befte van alle delbo°- die hier te lande gevonden worden.men' Want de vruchten zyn niet alleen geeler én fchooner van koleur dan de andere , maer ook van aengenamer zoetigheit en meer gekorreit. Men rekent de inkomft van eiken boom, den eenen door den anderen, jaerlyx op 7 gulden. Als ze verhuurt worden, levert d'een door den anderen ruim 300 ponden jaerlyx , ko- mende yder pont naer onze rekening te ftaen op drie duiten. Elke boom heeft van vier tot agt groepen , die effen bo-, ven den ftam komen, hangende aen een even als een tros druiven. Alle deze groepen zyn byzonder groot. Uit deze vrugten beftaet de ftadt wel meeft , de- wyl'er geen koophandel omgaer, De beftiering der zelve is tegenwoordigh by den Hartogh van Zjie-raes , genaemt I- brahim Cban^ die zich in perfoön te Spa- han onthout,en door zyne ftadthouders, zoo in Zjie-raes als hier, de ftadt regeert. Ik tekende haer gezicht van de Noort- Gezick ooftzyde, zoo als ik boven op de liar-detftaJt· wanfera gezeten was. De beeltenis gaet hier nevens. De ftadt ftrekt zich Ooft ten Zuiden tot by het gebergte. Hier bleven wy ook nogh den 21 der maent , hebbende de agt aengenomene mannen affeheit gegeven en verlof om naer hun dorp. te trekken, dewyl ze om hunne eige zaken niet verder konden mede § aen. Wy namen dan hier uit de ftadt
andere , om de jonge juffrou te Laer te brengen, dewyl ze nogh byzonder zwak was , hoe zeer ook de koorts af- nam. De Heer Kaftelein zond ook uit dit inlicht eenen loopcr met brieven naer Gamron, op dat men hem van daer op het fpoedigfte een draegzetel toe- zond. Dus namen we onze reis een uur na
den middagh weder aen, en quamen na een uur tydts in het gebergte, dat men ten Zuitooften over trekken moet. Deze bergh wort genoemt Jaron. Hy is by- zonder hoogh. Wy gingen nu op dan af door kromten in veele draejingen ge- kronkelt , voorts door fteenagtige en veeltyts moejelyke en gevaeflyke wegen der rotfen, dat ons meenigmael noot- zaekte van de paerden af te ftygen, Den 22 met het ryzen des dageraets
waren wy halverwege, daer defteilten een groote ftreek met eenen fteenen muur omzet zyn. Ook is de gront met fteenen belegt, ftrekkende voor een brugh. Op dezen bergh zyn verfcheide groote waterbakken met fteen overdekt j maer nu was'er geen water in, dat by wintertydt zoodanigh tuflehen het ge- bergte vloeit, dat de wegh op eenige plaet-
|
||||||
34Q CORNEL
by kregen wy een foort van karpers. Dus
hadden wy een ordentelyk middagmael van vifch, na het genieten van welk wy een uur voor den ondergangh der zon op- braken. Wy reden langh door eenen fmallen wegh van het dorp, waer na wy voor een gedeelte vlakte kregen, en ver- volgens ftëenagtigh gebergte. Ons voort- gaen was langfaem , om dat de Kafua door voetgangers gedragen wert, zoodat we eerft des middernagts binnen de kar- wanfera Mich-Geck-fogte geraèkten. Wy hadden nu 3 uren afgedaen, en vonden óns hier rondom in 't gebergte. Den 18 der maent trokken wy na den
middagh weder voort over fteenagtige bergen, daer na weder over vlakten, ten deele over goeden wegh, verfcheide Wa- terloopingen , en kleene bruggen. Des middernagts vonden wy ons binnen het Het dorp dorp Fag-ra-baet·, daer we ons veiblyf na- ïag-ra- men m eenen tu-m fraei by uitnementheit, om welk te befchikken wy ons volk voor af gezonden hadden. Deze tuin ftont vol Dadelboomcn, in het midden ver- fiert met een korte ry van Zenaerboo- men. Voor de reft waren'er Vrügtboo- men, Granaten, Queen, Oranjeappels, Peeren , zeer goedt en mals van fmaek. De tuin was wel niet groot, maer een der fraeifte, die ik tot dezen tydt toe in deze landen gezien hadt. Ook was'er een ge- bou aen, dat hoogh van verdieping en dik van muren was, met twee fonteinen daer binnen. In het midden van den tuin ,\ ftont een groote fchoone waterbak met eenen afftortenden waterval, regt over
het gebou, die door een fteene goot naer de fonteinen in het huis vloeit, en met een den ganfehen tuin befproeit. Deze Tuin behoort nu aen den Hartogh van Gamron, genaemt Mameth momien Chan% wiens vader dit gebou gefticht heeft. Zyn voorouders zyn ook al doorgaens Lant- voogden hier ter plaetfe geweeft. Den 19 weinigh voor den ondergangh
der Zon begaven wy ons van daer, om nogh een uur voort te trekken tot by de Kamft teft^ Jaron » ^aer wv ten 9 uren binnen
]aron. de karwanfera van den zelven naem onze ruft namen, ontrent 4 uren voortgeko- men van de laetft gemelde karwanfera. Hier vonden wy eenen goeden Water- put, overdekt met een grooten fteenen koepel. Gelegen- Zoo dra de volgende dagh begon te ry- hettder %tn^ begaf ik my naer de ftadt, die ta- melyk groot, dogh flecht van my bevon- den wert. Zy geleek beter een open dorp, ftaendede huizen , van aerde op- gebout, meeft van elkander afgefcheiden. Ik bezagh 2 of 3 kerkjes, waer in dienft gedaen wort, die'er heel fimpel uitza- gen , als hebbende maer een kleen ver- trekje. De ftadt is heel vol bezet met |
||||||
R E I Ζ Ε Ν.
|
|||||||||||||||||
341
|
|||||||||||||||||
-«"•s.
|
|||||||||||||||||
-TAUOnST.
|
|||||||||||||||||
fïm
|
|||||||||||||||||
-_■·-
|
|||||||||||||||||
I
|
|||||||||||||||||
plaetfen byna onbruikbaar is. Men ziet
hier veele wilde Piitatfle- en Terpentyn- boomen, die veel gom uitleveren. Ik vond daer een balleken aen als een okker- noot , door de hitte der Zonne zoo ge- droogt , dat ik het bequamelyk bewaren kon. Het was ontrent negen uren, toen we den bergh overgeraekt waren, zoo dat we een uur daer na binnen de liar- wanfera Zja-talle aenquamen. Deze karwanfera is deftigh van fteen opge- bout, en zeer bequaem om de reizigers te herbergen. Zy legt in een vlakte, rondom met bergen bezet, en is f ureii af van de plaets, daer onze lefte nacht- ruft genomen was. Weinigh na middernacht trokken
wy weder voort, ten deele door vlakten, en voorts door gebergte, dogh niet zoo hoogh, als het vorige, hoewel we hier en,daer moejelyker wegen, en die den beeften ongemakkelyker vielen, ont- moetten. Met het aenkomen van den morgen-
ftont quamen wy aen een fontein, daer het water van boven langs het gebergte afvloeit. Toen gingen wy nederwaert in eene vlakte tuflchen de bergen, langs eenen zeer fteenagtigen wegh. |
|||||||||||||||||
Als wy ontrent 8 uren aen dé karwan-
fera Mou-feer quamen, ontmoette ons daer een Karmelyt, die van Congé te Gamron gekomen was, wiens medebroe- der op de reize zyn been gebroken had daer hy aen geirorven was. Hy zelf had drie maenden krank gelegen, en was nogh niet geheel herflclt, echter ec- fchikt naer Spahan. In deze karwanfera floegen wy ons ni
het afleggen van vier uren neder. Zy was eerit voor weinigh jaren van ftecn jgebout. Wy vonden 'er, hoe kleen zy |was, goedt gemak in. Hier digt by legt nogh een vervalle karwanfera , en daer regt voor eén ópeiic tuin, ver- zien van roöde en witte vruchten, die ons in een fchötel opgedift werden. Zy warenmeeft. alle ryp. Oranjeboomen warcn'er ook vol zoete appelen , wel groen nogh, maer echter vol fap. Hier nevens loopt een zeer goedt water. On- der dit geboomte vond ik bladeren van kruiden, waér van de onderfte aen de plant een fpan iahgh, en de helft min- der breet zyn, zynde de bovenfte veel klcener. De ftelen zyn omzet met ce-per/;fle„. nige zagte wolligheit. De Perfianenfchcpi™- noemen deze bladen Goes-Swtoor, often· Vv 3 Ka- |
|||||||||||||||||
I
|
|||||||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
|||||||||
34*
|
|||||||||
fchoonen waterput, waer uit wy onze
ledere fleiTen vulden, dewyl wy door de groote hitte en warme winden alles le- digh gedronken hadden.*—Deze windenWatme waejen hier zoo heet als een vier, dat ijcwindcn· noit in eenigh lant meer ondervonden heb. Ook valt de hitte der Zon zeer laftigh voor de reizigers. In deze lant- ftreek leggen verfcheide dorpen: en een begin eener plantaedje is'er by dezen put. In dezen nagt befloot ik, om het ver-
driet van het langfaem voortryden , met den Heer Kaftelein zonder fakkellicht voor uit te ryden. Dit doende raekten wy ter regter zyde van den wegh, daer we eenigh volk vonden ter rufte leggen- de in de tenten. Wy dwongen eenen uit den hoop met ons te gaen, om ons den rechten wegh aen te wyzen tot aen de ruftplaets, daer wy een uur na mid- dernagt (wy waren nu f uren voortge- trokken. ) aenquamen. Dit Was het dorp Aes-Zjt■ rafie. Maer dewyl'er geen kar- - wanfera was, namen we ons verblyf in een tamelyk goedt huis. Het water dat hier was vonden wy zoutagtigh. Op de wanden van dit huis vond ik veele namen van reizigers gefchreven, en onder an- dere ook deze woorden: HIER IS DE HEER DIRECTEUR JOANNESGrafPla«s KRE1TS OVERLEDEN IN DENÏ?.nÏn JARE MDCXC. DEN XXIX VAN-SS* MEI. Dit was gefchiedt in den optogt van den Heere Joan van Leenen , bui- tengewoonen Raedt van Indie, gezon- den voor Ambaffadeur wegens de Maet- fchappye aen het Hof van Spahan. Van welk Gezantfchap deze Directeur de tweede perfoon was. Hy legt buiten dit dorp begraven zeer fimpel, en zonder eenigen lteen op zyn graf. Deze plaets is zeer groot vol tuinen waer in veele Dadel- en andere boomen zyn. Voor ons vertrek van hier kregen wy loopers met brieven van Spahan en Gamron. Na het afvaerdigen van welke wy den 26 der maent, een uur voor den ondergang der Zon , weder voortreisden, gera- kende met den avont in het gebergte. Hier moften we over trekken doorfteen- agtige en veele fmalle en Hechte paden. In de vlakte gekomen en eenige dorpen doorgetogen zynde bleven wy in het dorp Bieries, daer we een uur na midder-B;frie°rp nacht aengekomen waren, binnen de karwanfera , die groot en wel van fteen opgehaelt is, nadat wy nu weder f u- ren afgelegt hadden. Hét dorp is groot en van goede huizen verzien, alle bezet met Dadel-en andere boomen. Een half uur daer van daen ziet men de overblyf- fels eener oude fterkte, en voor al eenen muur, die om den bergh loopt. Een weinigh boven op den bergh ziet men'er ook
|
|||||||||
Kameelooren. Men weet 'er de kracht
De plant Ώκί van· Nogh was'er een plant zoo zja-raek. hoogh als een mans lengte, genaemr. Zja-rMk.'-' De bladeren hier van met bc··* ter beilreken dienen om gelegt te wor- den op armen en beenen van luiden, die 'er wurmen in hebben, gelyk veele zo- danige Gamronfche ziekten in zwangh gaen, Waerom ganfche boomen van deze plant daer aengefokt worden, Daer is een gewas aen als een komkommer, loopendc wat krom en puntigh. De bloeffem, die'er boven acn zit, is ros en wit. Gy ziet de ganfche figuur daer van verheelt op No. 184. Weinigh na middernacht togen wy
weder voort al gedurigh door iteenige vlakten, en quamen in den morgenftont aen het dorp Dom-banje, verdeelende ons in verfcheide huizen, dewyl de kar- wanfera daer vervallen is. Wy waren nu 3 uren gevordert, zynde al Ooft- Zuitooft aengegaen. Toen keerde ik een half uur te rug, dm op eenen daer gelegen bergh ten Weftzyde de over- blyfiels eener fterkte, die in oude tyden daer geweeft was j te befchóuwen. De- ze bergh is wat van de andere ten Wef- ten argelegen, {trekkende zich in de lengte van 't Ooft-Zuitooften naer 't Weft-Noortweften. Hy is byzonder fmal van Noort Noörtooften teti Zuid :.ii . Zuidweften» Ik beklom hem, en vond boven eenen put in de rots gehouwen aen d'Ooftzyde, wiens mont 10 voet in zyn diameter hadt. Ik worp 'er cenige ftee- nen in, en befpeurde aen 't geluit, dat de ftecnen in 't nederkomen maekten, dat hy niet zeer diep was. Dicht daer benevens ter Noortooftzyde ftaet nogh een volte, die 19 fchreden langh, en 12, voet in 't midden breet is , waer boven weinigh hooger nogh een gebou koepels wyze overig is. Het begrypt van bin- nen in zyn diameter 2.7 voeten. Het is ront, en boven en aen de zyden ten dee- le open, dewyl het verbroken is. Ten Noorden ziet men dezen bergh fteil, ten Zuid Zuid weiten een padt van 16 fchre- den, dat in 't midden 14 voet breet is. Het is voor een gedeelte rots, neemt zyn begin in 't gemelde rond, en ftuit tegens het gebergte. Aen 't begin en 't einde is het veel fmalier. Ik tekende dit ge- zicht zittende op de lengte des bergs van d'Ooftzyde, gelyk het vertoont wort op No. i8f. De Zon ondergegaen zynde trokken
wy weder voort door de zelve vlakte, die groot is en veel bezaeit lant heeft. Even buiten het dorp vond ik een fchoo- ne ftreek met katoen bezet, dat onge- meen hoogh itondt: maer daer waren nogh geen knoppen aen. In den nagt vonden wy dicht aen het gebergte eenen |
|||||||||
345
daer fcheidden. Toen trokken wy in de
vlakte voorby een fteene karwanfera, leggende by een dorpje. Het gebergte over zynde vonden wy ter flinke zyde tc- gens het zelve ter halver wegh eenen watermolen met verfcheide verhoogin- gen , en boven aen eenen gvooten- wa- terbak, waer in het water van het ge- bergte door middel eener fmalle gootzy- nen loop neemt, en beneden ook door zulk een goot ten dccle door het lanc 1 geleid wort. Vervolgens zagen wy vee- Ie luftplaetsjes en tuinen dicht by een leggen tot aen de ftadt Laer, daer wy door reden tot in de karwanfera, die aen gene zyde lagh. Het was nu een uur na middernacht, en wy bevonden dat wy nu met voortreizen 4 uren gevordcre waren. |
||||||||||||||||||||||||||||||
ook blyken van. Men noemt dit gefticht
Koetel Beries, of fterkte op den bergh Series, naer "de plaets daer by gelegen. Ook is'er een diepe waterput overigh, gehouwen uit een rots. Het gezicht nier van tekende ik van de Nooit Ooft- 2yde uit de karwanfera, gelyk het zich op N°. i8ó vertoont. Eenige huizen en Dadelboomen van 't dorp ziet men voor aen. |
||||||||||||||||||||||||||||||
W
|
Den volgenden dagh trokken wy, eer
|
|||||||||||||||||||||||||||||
de Zon op was, weder voort over eenen
vlakken en goeden wegh, en bragten |
||||||||||||||||||||||||||||||
De-ha
koe. |
°rJ,hec ten 10 uren aen het dorp De-hakoe'm
een goede fteene karwanfera , gelegen 3 |
|||||||||||||||||||||||||||||
uren van de lefte ruftplaets. Dit dorp is
groot en fraei, vol Dadel-en andere boo- men. De meeiter der Laftbeeften deed ons hier goede fiere. Waer na wy kort voor den ondergangh der Zon weder van |
||||||||||||||||||||||||||||||
XLVIII. Η OOFTSTUK.
|
||||||||||||||||||||||||||||||
'Befchryoing van Laer. Meenigte van waterputten.: Inha-
/ing van den Heer Kafleletn. Aengename Karwanfera. Komflte Qamron. Aenkomft van Batavifche fchepen. Mku~ we Gouverneur te Gamron. Zware ziekte des Schryvers. |
||||||||||||||||||||||||||||||
op eenen grooten hoogen rotsbergh ,
daer het boven heel wyt om loopt. Rondom de ftadt is als een bofch van Dadelboomen, ook Oranje- en Citroen- boomen, die zeer kleen zyn, nevens veel ander geboomte : waer door veroir- zaekt wort dat men de ftadt van buiten maer voor een gedeelte zien kan. Ge- De ftadt zeten boven op de karwanfera teekende .ifgetc- ik de zelve af. Gy ziet hier een gedeel- kem· te verbeelt van de Ooft Zuid-Ooftzyde , daer het Kafteel zich boven op den berg vertoont. Ter flinke zyde ftrekt zich de ftadt nogh verre heen, maer kan door de meenigte der Dadelboomen niet ge- zien worden. Vorders legt zy open als een dorp, wydt en zydt uitgefpreie tuflehen het gebergte. Veele Kerken zyn'er, maer van geen groote waerde. De voornaemfte, die een groote koepel heeft, wort genoemt Pier Panon naer eenen hunner heiligen. Veel water- bakken zyn'er tot het gebruik van drin- ken , en andere nootwendigheden. Zy zyn alle met fteene koepels of lange vol- tens overdekt. Dezen dagh verfchenen twee perfonen Eerbc
om den Heer Kaftelein wegens den Her- wP'"g togh te bewellekomen met verzoek van dcsHar" eenige dagen te willen blyvcn, op dat hy deneer hem zelf in pcrlbon mogt komen begroe- Kaftelein, ten. Zy voegden daar by , dat de Har- rogh/
|
||||||||||||||||||||||||||||||
Di
|
ftadt Laer is eigentlyk een out
oningryk, om het welk onder e brengen de Peruanen veel werx |
|||||||||||||||||||||||||||||
De ftadt
Laer. |
||||||||||||||||||||||||||||||
gchadt hebben. Het is nu nogh eene
der vermaerdfte kooplieden, waer in veele zyde ftoffen geweven worden. Men maekt hier ook de befte loopen voor roers van geheel Perfie, waerom de meefte ook hier van daen komen. Ik begaf my tot het naeukeurig be-
zichtigen der ftadt, waer van ik de we- gen zeer vlak en effen vond, zynde uit eenen harden zantgront. De meefte huizen zyn hoogh opgetrokken , waer van eenige eeneq windvang , eenige ook wel twee hebben. Het voornaemfte gebou is de Bafaer, ftaende ontrent in het midden der ftadt. Zy is groots van fteen opgebout, hebbende boven een volte, en verzien van fraeie winkelplaet- ièn. Zy is 2,16 fchreden langh. In het midden heeft men wederzyds een party, die zich beide een goedt ftuk wegs heen ftrekken op de zelve wyze. Aen het einde dezer Bafaer ziet men een fraeie vierkante plaets, daer de Ra-goene, of het Trommelhuis boven de poort der Ba- iaer komt. Daer tegen over ftaet een groot en ruim gebou met een fraeie voor- poort. Dit is de woning van den Har- togh, genaemt Ywaes Chan. Het Kaf- teel van fteen gebout legt binnen de ftadt |
||||||||||||||||||||||||||||||
Gelegen-
heit der ftadt. |
||||||||||||||||||||||||||||||
Bafae
|
||||||||||||||||||||||||||||||
CORNELISdeBRUlNS
|
||||||||||||||||||||||
344
|
||||||||||||||||||||||
I/AEICJ
|
||||||||||||||||||||||
twee goede uren gevordert zynde quametï
we aan de karwanfera Bafiele, daar wy de Kaliia een half uur inwachtten. Toen voortgetogen geraekten we een uur voor middernacht in de karwanfera Mafla-pa- rjaiw, die kleen en ten deele vervallen is, |
||||||||||||||||||||||
togh , indien hy eer van wne aankomft
wie'verwittigt geweeft, hem^ou heb- beh doen inhalen. Maar de Heer llaitelein Hneehditdankelykaf , nadien ons ver- frefÏce uitftel lyden kon. Een voor- |
||||||||||||||||||||||
naam Koopman w..«— ,,
|
in
|
maar waar by een oude Vrou zich gedu-
|
||||||||||||||||||||
"aaro/ . l.·.„.. u„,„nrW fraie bakies, u
|
||||||||||||||||||||||
ftaande in vier byzonder fraje bakjes,
Granaetappelen , Pcrfikken en Dadels; waar van de brengers eene verecring ont- fingen. Hier op quam de Koopman zelf ons Opperhooft begroeten , en wert naer de gewoone wyze ontfangen en ont- haelt.
De zon gedaalt zynde trokken wy we-
der voort door een fchoone vlakte , langs! een gfoote ilreek van huizen en boomen, die als aan de ftad vereenigt ftonden. Ver- volgens togen wy door verfcheide dor- pen , waar onder een zeer groot was. Een uur was het na middernacht , toen wy quamen in de karwanfera Baflja-pariaenw, gelegen 4 uuren van de ttadt. Dogh daarwas niets te bekomen, dewyl deze piaets rondom in woeft gebergte lagh. Den 30 trokken wy weder voort,meelt over iteenagtige vlakte en weinig gebergte. Ten deele hadden we ook eenen zant- wegh. Driemalen togen wy door een klei- ne rivier , nu maar een waterloop , waavan het water by wintertydt overvloedigh |
righ onthout , en verfcheide nootlykhe-
den, die ze uit de bygelege dorpen krygt, te koop heeft. Dit is 4 uren van de leftc ruftplaets. Aen alle oorden hier ontrent Meen;„té zyn veele overdekte waterbakken , waer Van wa- in het water zeer goedt is. In deze lan- terkidia- den zeker wort veelarbeits aangewend totSen· het maken der waterleidingen , en het graven van putten , dewyl zonder water noch menfehen, noch beelten beilaan kun- nen. Hieruit kan men afmeten hoe groot een agting deze volkeren hebben voor le- vendige bronnen , die van outs altydt in waerde geweell zyn. Men ziet hier van een voorbeelt in Mofes eerfte boek ter plaetfe daerlfaak de waterputten opgraeft, die ten tyde zyns Vaders gegraven, en na zyn doot door de Filiftynen geflopt wa- ren. De heilige fchiy ver verhaalt wyders, hoe zy daar groeven, eenen put met le- vendigh water vonden, en des wegen met de Herderen van Gerar in gefchil raek- ten.
De warme winden en hitte der lucht had-
|
|||||||||||||||||||||
ftroomt. Wy gingen Ooftwaert aen, en
|
||||||||||||||||||||||
REIZEN.
|
|||||||||||||
Hf
|
|||||||||||||
hadden ons nu bevangen, die niets beters te
gemoet ziende,noch hoopen kunnende op aengenamer vcrblyfplaets, daeglyxde reis voortzetten. Dus gingen wy ten 6 ure» den leften der maent ten deelé door fteen- agtige vlakte, en vogtigen gront , ont- ftaen door den dauw, die in deze ftreken valt, en de geftelteniffê der lucht , die hier min droog is , maar eenen damp en onaengenamen reuk van zich geeft. Voorts raekten wy over rötzig gebergte, en on- gemakkelyke wegen, tot datwy een uur na middernacht quamen in de karwanfera |
daegs onze fchafmeefter Zypeftein eenen
zwaren overval, zoo dat hy genootzaekt wert den verderen wegh in de „Kafua af te leggen. Dus trokken wy als te voren voort Ooft Zuidooft aen ten deele over fteenagtigen wegh, en eenigh kleen ge- bergte. Een uur voor middernagt qua- men we aen het dorp Koreflon, dat in de Het dorp vlakte legt, en vry groot is. Wy leger- Koreftoü; den ons hier in een fraei huis, den Bur- germeeiter toebehorende , zonder de karwanfera , die nevens het dorp ftaet, aen te doen. Zes uren waren nu ,-wedcr |
||||||||||||
afgelegt. Het was byzonder warm
waerom ik my buiten onder eenen boom begaf, daer ik den wint niet heet vond , die, egter des morgens weder warmer wert. Even voor den ondergangh dei· Zon trokken wy weder voort door de vlakte, groot en met veele wilde hoornen bezet. Halver wegh togen wy door de rivier Koreflon, daer weinigh water in was, daer ze by wintertydt heel breet door het lant ftroomt. Waerom 'er een fteene brugh' meer dan een vierde deel van een uur langh overgelegt is: dogh zy is in 't midden verbroken en onbruikbaer. Ik gingh 'er by, en bevond dat ze 7 fchreden breet, en vol bogen was,boven ook wederzyts met een kleen muurtje opgetrokken. Na dat wy veele huisjes van Dadeltakken opgeimeten voorbyge- gaen waren, quamen wy een uur na mid- dernagt by 't dorp Gesje1 daer we ons in Het dorp de karwanfera nederfloegen. Zy is van üesie· fteen tempelswyze gebout, en legt on- trent f uren van de laetfte verblyfplaets. Hier onthouden zich veele vrouwen , by welke geftadigh verfche boter, melk, ciers, hoenders, en ander voetfel te kry- gen is $ maer het water is'er flecht. Wy vervolgden den f der maent voor
het ondergaen der Zon onzen wegh on- trent een uur langh door deze vlakte: toen over heuvelagtigh gebergte, tuffchen het welk men eenen fmallen en moejelyken wegh vint, die een uur langh duurt.Dari gaet men door fchoone zandige vlakte. Dus quamen wy op middernagt binnendö karwanfera Bandalie^ waer by eenige huizen leggen. Nu waren weder γ uren afgelegt. Dit gebou is aen vier zyden open, zoo dat de zeewint daer aenge- naem door fpeelt. Want het legt digc aen de Perfiaenfche golf, die ontrent 300 fchreden van dacr is. Zy vertoont zich als een volle Zee. Dezen avont waren hier de Tolk Va*
ryn, nevens f of 6 Benjaenfche makej laers aengekomen om den Heer Kaftelein op te wachten, hebbende eenige verver- fchingen met zich gebragt. Des ande- ren daegs kregen wy ook vifch, zynde een foort van fpiering, ook kleene fnoe- ken, en zeker flagh van Bot, ook Oef* Xx tersj |
|||||||||||||
aen het dorp Gormoet , of om beter te
zeggen, in twee kleine karwaniêraes, ge- legen f uren van onze lefte ruftplaets. Den eerften der volgende maent bega-
ven wy ons vroegh weder op wegh door vlakten en ftreken vol dadelboomen tot ontrent een uur van het dorp , daar wy zagen, hoe alle de dadel troffen met dun- ne teenen als in eenen zak befloten ge- houden wierden. Dit gefchiedt om dat de voorbyganger daer te minder van pluk- ken , en de vogels'er niet van eten zou- den. Wy trokken ook over eenig ftee- nig gebergte niet zonder groote moeite, vier-of vyfmael ook door rivieren, hoe- wel'er nu weinigh water in was, daer ze anders het lant overftroomen. Een half uur aan deze zyde der aenftaenderuftplaets ontmoetten wy de Kafua of dracgzetel, die , als gezegt is, van Gamron ontbo- den was. Twaelf mannen waren 'er by om elkander te verpoozen. Hier weit de jonge Juffrou ingelegt, om te gemakke- lyker voort te raken. Dus quamen wy twee uren na middernagt in de karwan- fera Tang-boedalou , en hadden dus weder vyf uren afgclegt. Hier vonden wy A- driaen Bakker, den Pakhuismeefter, van wien gefproken is, ook den Sekretaris en Schafmeefter van Gamron, gekomen om den Heer Kaftelein te bewellekomen. Hier liep een uur mede door , eer wy ons ter ruft konden begeven. Door deze kar- wanfera, die kleen , maar fraai van ftecn geboutis, vloeit een water door een met voordagt gemaekt kanael uit een daer by- loopende rivier. Wy vonden ons hier wel geherbergt en fris, nubevrytvanden war- men wint. Hier ontrent zyn verfcheide watervloejingen , die onder den gront in eenen der bygelege bakken haren loop ne- men. Ook is hier een oude watermolen ontrent ten Z, Z, Weftzyde , daar over het gebergte , dat 'er maer weinig fchre- den van daan legt, uit een dorp alle fpy- zen, die men noodig heeft, gebragt woi> den. Den volgenden dagh voortgaende al
meeft Ooftwaert aen quamen wy kort voor middernagt binnen de karwanfera Goer-bafer-goen^ 4 uren gelegen van onze lefte ruftplaets. Hier kreeg des anderen |
|||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
|||||||||||||
34*
|
|||||||||||||
ters, maer gemeen en kleen. Voor drank
kregen wy Engelfch bier. Ik ging de- zen morgen aen itrant om eenigh zeege- was op te doen, maer vond niets van ee- nigh belangh. Het was zeer heet: dan na den middagh verquikte ons de zee- wint. Het gemelde gebou legt ten Noorden van de Perfifche golf, die van het O. N. Ooften zich ftrekt naer 't W. Z. Weften naer Konge, dat aen de itrant gelegen is. Hier ziet men regt inde golf het eilant Kifmis leggen ten Æ. Æ. Ooften. Ter flinke zyde of ten O. Z. Ooften legt het eilant Lareek, tuffchen welke beide de fchepen doorvaren , die te Konge zyn moeten, en aen andere opwaert aen leg- gende plaetfen. Tot hier waren wy O. Z. Ooft aen gegaen, ftrekkende de wegh verder naer Gamron Ooitwaert aen ten deele langs de itrant. Wy vervolgden met den avont onzen weg» en aen het dorp Pierie Soroe, of 't Vtjfibers dorp ge- nadert zynde ontmoetten wy een kleen uur van Gamron den Heer de Klerk , fe- cunde van den Heer Directeur, nevens den Fiskael. Eenige glazen wyns met elkander geledigt hebbende reden wy met onze fakkellichten te gelyk voort, zoo Komft te dat we tcn tien uren te Gamron aenqua- Oamron. men, leggende 5 uren van onze laetfte ruftplaets. De Heer Kailelein gingh zyn verblyf nemen in de oude woninge der Maetfchappye , en ik in een byzonder huis, dat egter ter befchikking der Maet- fchappye ftondt. Hier vond ik op de ree- de f Engelfch e en 2 Hollantfche fchepen, welker een het fchip Meidregt, en het ander een Galioot was. Hier by lagen verfcheide vaertuigen van het lant. Den 8 der maent quam de Engelfche Directeur Mr.Lid met verfcheide andere heerendier natie den Heer Kailelein begroeten. Ik leide mynen pligt ook des anderen daegs by den Engelichen Directeur af, die my beleefdelyk ontfing. Den 18 der maent met den morgen-
ftont kregen wy een fchip uit zee komen- de in 't gezicht, dat kort na den middag op de reede ten anker quam. Het was het jagt de Hartlooper, van Batavie voor af gezonden, waer op f andere fchepen ftonden te volgen. Het had brieven aen den Heer Kaftelein, waer by hunne |
|||||||||||||
op de reede leggende beantwoort wert.
Dit duurde een wyl tydts en wert met den avontmaeltydt befloten. Den volgenden dagh wert weder van onze fchepen ge- fchotcn. Het eeril flaekte 11 fchoten , het ander negen, en het derde zeven: waer op het eerfte weder tot dankzegging driemael losbrandde. Dit alles gefchied- de uit eerbewys voor den nieuwen Direc- teur. Den zó vertrok weder een Engelfch fchip. Ook quam het Engelfch Opper- hooft met eenige heeren van die natie den nieuwen Directeur geluk wen- fchen. Den æ van October vertrok des nagts
ons Galioot de Bode naer Baflura, Des Ooftlndï- anderen daegs na den middagh kregen wyfche fch?" j 1 r 1 t-> v ,/ pen op de
de f verwachte fchepen van Batavie in treejcrvan
gezicht, die des nagts niet verre van de Gamron. reede het anker uit wierpen, en des an- deren daegs weder voorvarende op de ree- de quamen. Ontrent den middagh qua- men de floepen aen lant. Deze Ichepen waren aengekomen onder het bewint van den Kommandeur de Boer, die voerende het fchip de Liefde de wimpel van de vooriteng liet afwaejen. Op het fchip, d'Ellemeet, gevoert door fchipper Blaeu, was de Opperkoopman Six, met de fche- pen gefchikt naer Suratte, orri daer de zaken, wegens de gefchillen tuflehen de Maetfchappye en die natie voorgevallen, te bemiddelen, en daer voor Directeur te blyven. Het fchip de Reigersdael wert gevoert door fchipper Jacob de Jongh , en 't fchip Koningh Karel door Heiman Stellingwerf. Op dit fchip was de heer J. Baron van Larix, gefchikt voor Op- perkoopman naer Spahan , om daer ne- vens den heer Bakker als Mede-opper- hooft te blyven. Hef fchip Vofmaer wert gevoert door fchipper J. Kroes. In deze dagen wert hier door het bla- Vreugde-
zen op bazuinen en getrommel grootetekenso- vreugt getoont, dewyl 'er in het beginver dcn dezer maent tydingh gekomen was dat q™^™ tot nieuwen Gouverneur aengeftelt wasneurvan Mamcth Alie Chan. Waer op zonder Gamron. uitilel van de Kafteelen en de punt f fchoten met kanon gedaen werden : drie fchoten ook van het Kafteel te Ormus: ook daer na van het Slot te Lareke , en van dat te Kifmis; welke tekenen van |
|||||||||||||
De Heer Hoogedellieden den Heer Kaftelein tot
Kaftelein Directeur dezer plaets aenftelden, om den acn"cftelt overleden heer Wichelman te vervangen, uur vaiT ^el' ^í wert den zelven heer zyne ver- Gamron. Zogte verloffing toegeftaen. Met deze brieven quam de fchipper na den middagh aen lant. Waer op de Heer Kaftelein aenftonts de gelukwenfchingen wegens deze nieuwe bediening onthngh. Hier Vreugde op brandde men des avonts voor de wo- daer over. ning eenige ftukken gefchut los tot een teken van vreugde: dat van onze fchepen |
vreugde drie dagen onder geftadig gefpeel
duurden. Deze Heer was voor 8 of 1 o jaren nogh eens hier Hartogh of Gouver- neur geweeft, en had naderhant de zelve bediening bekleedt te Kirmanoi Kirmdnja* van welke plaets al de wol komt. Daer is ook een zilvermyn. De-vorige Har- togh Mameth Moemen Chan was vier maenden te voren afgezet wegens ver- icheide klagten over hem aen 't Hof o- vergebragt, en tot nader orde zyn zoon in zyn plaets geftelt. Den 11 dezer quam hier
|
||||||||||||
R E I
Stedell0u. hier aen Mieria Moerella, om als tweede
derties perfoon hier het bewint te hebben tot de Gouver- aenkomfte des Hartogen. Hy \vert door neursin- jier grootfte gedeelte des volx ingehaelt, 2 ae"? en op zyn aenkomft het gefchut van de Kaileelen geloft, ook orde geftelt dat niemant zou arbeiden, of iets ontrent de fchepen geladen of geloft worden. Den 11 dezer maent overviel my hier ziekte een 2eer 2Ware koorts, die den ganfchen des Schry" nacht daer aen bleef duren , en den vol- genden dagh nogh fterker zich verhief. Zoo dra ik de eerfie bewegingh daer van gevoelde, dronk ik een goedt glas alfem- wyns, en begaf my naer den zeekant, hopende door dit gaen de quael af te zullen keeren. Maer vergeefs :want wederkeren- de molt. ik te bedde gaen leggen. Mid- lerwyl ging de Heer Kaftelein den nieu ge- komen Stedehouder Mierfa Moerella be- groeten , terwyl eenige ichoten voor zyn woninge gedaen werden. Kort daer aen quamdeze heer op zyn beurt den nieuwen Directeur bezoeken, en wert, even als hem gebeurt was, onthaelt. Middlcrwylen bleef my de koorts by ,
die ik ζ of 3 reizen met myn gewoonlyk gebruik van alfemwyn en met gaen zogt van my te wenden. Maer zy was veel te hartnekkigh, en beroerde my by nagt geweldigh de herflenen. Ik onthielt my naer myne wyze van doen van fpyze, drinkende alleen het nat, waer in een hoen zonder zout gekookt was, voorts water met Tamarinde door een weinigh fuifeer getempert. Myne kragten onder- tuflchen namen af, te meer omdat ik vail |
|||||||||||
ZE N. $4?'
raekte aen eenen loop, die my <So of 80
reizen in een etmael deed afgaen. Dit zoo tien dagen geduurt hebbende verliet my de koorts; zoodat ik toen eenigh vleefch van een hoen met het nat begon te gebruiken tot herwinning myner krach- ten , die zoo zeer vermindert waren, dat het gaen my geheel benomen was. Des moll ik myne volle genezinge van den tydt afwachten. Ondertuflehen vierden deËenjanenhicr Nieujaer-
hun Nieujaerfeeft, waer op de Makelaers fse&. dcr voor gewoonte hebben aen den Direc-Ben,anen' teur, en die in rangh op hem volgen, een gefchenk te doen , begiftigende yder volgens zynen ftaet: zoodat ook de ge- ringtte, die in dienft der Maetfchappye zyn, van hun met een ftukje ftof, dat met gout of zilver is doorwerkt, befchon- ken worden. Dan wekken zy ook vreug- de door het aenfteken van lichtjes. Dan komt ook de Directeur met eenigh ge- volgh hen begroeten: wanneer zy eenige kleene vierwerken aenfteken , die zy in den beginne voor het gezelfchap neder- werpen. De twee voornaemfte make- laers (want men bezoekt hen allebeide) hebben hunne woningh in een tamelyk groot gebou, daer egter weinigh kofte- lykheits in te vinden is, fchoort zy groo- te rykdommen bezitten. Den il der maent begon het hier zwaer
te donderen , waer op harde wint en re- gen volgde, die hier van pas nederviel voor den vruchttydt : zoo dat men den geheelen avont dankliederen hier over zongh. |
|||||||||||
XLIX. HooFTSTUK.
Befchryvmg van Gamron. Ongezonde lucht en groote hitte*
Beflutt des Schryvers tot vertrek. |
|||||||||||
Zy begrypt in haren omkringh een klecn
uur, leggende geheel als een open vlek , en zich in de lengte langs den zeekant uit- ftrekkende van het Ooften naer het Wef- ten, of ten N. Ooft en Weit Zuid-Wef- ten. Aenmerkelyke gebouwen zyn'er niet. De meeite zyn flecht en ongezien. De voornaemlte zyn de huisveftingen der Engclfche en Hollantfche natie. Zelfde woningh des Hartogen is zeer gemeen. Voor vremdelingen of zeeluiden is'ergeen ' gemak of gerief altoos. Alleen vint men 'er eenige flechte kroegen voor het ge- meen volk. De Bafaer heeft ook niets te beduiden. Men ziet 'er vier gebouwen van fteen, die hier voor kaileelen gaen , maer laeg, kleen, en ten deele vervallen. Een der zelve legt wat naer binnen in de Xxz ftadr, |
|||||||||||
Befchry- /f^^ AMRONis van outs by dePor-
vingvan ï „tugezen Camrang genoemt: welke Gamron. VJI benaming gefproten is uit den grooten overvloedt van Gamberi, of klee- ne ftcurkrabben, die men daer vint. De Perfianen noemen deze ftadt nu Bander Abbajfte,, dat is Abbaas haven : welken naem zy gekregen heeft toen Koning Abbaas Ormus vermeeftert hebbende ook Gamron onder zyn gebiet bracht. Zy wort gerekent zoo mylen , of groote u- ren, van Spahan af te leggen. Zjie-raes legt van Spahan naer myne ondervinding twee of drie en zeventig uren , en van Gamron ontrent 113 uren: zoo dat dit famen maer zou uitkomen op i8ö uren} waer in ik verder beveiligt ben geworden in myne wederkomft in dit zelve Ryk. |
|||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
|||||||||||||||||||||||||||
348
|
|||||||||||||||||||||||||||
ftadt, en heeft een weinigh gefchut, om' verheven en met koepels overdekt ftaen.
het groeten der fchepen met eenen fchoot' De menigvuldigheit der grafftedcn kan |
|||||||||||||||||||||||||||
niemant vremt voorkomen, die weet hoe
ongezont deze plaetsis, wordende veele Sterfte in menfchen door de quade lucht, vooral incienzo" de heete maenden, binnen korten tydtmeit> u wechgerukt. De heete koortfen regeren hier geweldigh, die de menfchen, eenen dagh te voren nogh fris en gezont, bin- nen Ζ4 uren doen ftervem De maenden van Oftober en November worden ook voor gevaerlyk gehouden, dewyl men gedurende de zelve veele menfchen ziet omkomen.De lucht is hier tweederhande , Tweeder- vochtig , en droogh: welke lefte gezon- j13"^ der en frifler is. Zoo dra die zich opdoet, is het water in weinigh uren koeler om te drinken, dat by vochtigh weder aen- ftonts warmer en onfmakelyker bevonden wort. Het befte, dat hier gedronken wort, moet gehaelt worden drie uren van Gamron met aerde kannen op Kame- len en andere laftbeeften gebonden uit een plaets , genaemt Ey/ren, gelegen ten N. Ooften van de ftadt tuflchen het gebergte, ontrent 4 uren van den zeekant. Deze plaets wort voor gezont en bequaem tot verblyf gehouden. Een ander Hechter water nogh wort gehaelt een uur van de ftadt uit een plaets, genoemt Naeyban^ dicht aen zee gelegen. Wy hadden ge- durende myn verblyf in deze lantftreek verfcheide frifle dagen : dogh de hitte duurde echter dit jaer langer dan naer ge- woonte, zoodat wy daer veel ongemak van hadden. Als zy hevigft is, kan men het hier niet harden. Want zy woedt (jralelyke zoo fterk , dat zelf het zegellak , gelyk hitte, my verhaelt is, daer door fmelt. Om ee- nige verquikking te vinden in zulk eene bangheit en benaeutheit laten eenigen, |
|||||||||||||||||||||||||||
te bedanken. Aen d'Ooftzyde der ftadt
ziet men veele tenten van Dadelbladeren en andere takken der boomen opgeftelt, Hier in onthouden en generen zich ge- meene luiden. In de ftadt ziet men eeni- ge Dadelboomen en weinige andere. Al- le dé voornaemfte huizen hebben eenen Wintvangh, veele ook wel twee,, op de wyze van toorens, tamelyk hoogh, on- trent in het vierkant opgetrokken ■■, waer door de wint van alle zyden ontfangen wort. In het midden is het befloten. El- ke der ζ buitenzyden heeft 3 of 4 fmalle hooge openingen , die aen de ζ andere gemeenlyk minder zyn, als zynde fmal- ler. Tuflchen elke opening is een mid- delfchot, daer de wint tegen aen ftuit,en naer beneden trekt. Zoodat het daer by den minften wint luchtigh te zitten is. Hierom wort de middagüaep hier geno- men, dien men des nagts boven op de vlakten der huizen neemt, zonder in het minfte van de lucht befchadigt te worden. Dit moet men verftaen, als het zeer heet is. Want de heete tydt voorby zynde , onthout men zich in de kamers. Deze W intvangen geven veel fieraedt aen de ftadt. Van de twee woningen der Engel-
fchen en Hollanders waeit altydt een vlag tot een teken voor de aenkomende fche- |
|||||||||||||||||||||||||||
De nieu-
we Hol |
pen. Het voornaemfte gebou is tegen-
woordig de nieuwe Hollantfche Woning, |
||||||||||||||||||||||||||
lantfche gelegen aen 't Ooften ten einde der ftadt.
woning, i£y js begonnen gebout te worden ten ty-
de van den Gezant Hoogkamer, die'erin den jarc 1698 den eerften fteen aen gelegt heeft. Zy is nogh niet geheel voltrok- ken, maer byzonder groot, en verzien |
|||||||||||||||||||||||||||
van deftige magazynen , en fchoone ka- jzittende in hun hemden, zich van boven
mers, waer van eenige twee verdiepin- ■ tot beneden nu en dan met water begie·
gen hoogh zyn. Boven ten midden der ·■ ten. Onze tolk had eenen waterput be
|
|||||||||||||||||||||||||||
neden in zyne woningh, om daer in te
zitten, en dus een groot gedeelte van den dagh door te brengen.Zeker die het leven uit de ziekten wech dragen, mogen hier wel onder de gelukkigen gerekent wor- den. Veel zyn'er ook die zware qualen uit de ziekten houden, onder welke gerekent worden de wormen, die zich in de armen of beenen der menfchen zetten, en daer als verftorven blyven, of uitgewonden worden, dat met gevaer vermengt is, zoo de wormen in het uit- winden breken. Anderen worden aenge- taft van heete koortfen, en zyn in korten tydt gezont en doot. . Zoo dat ik, als ik te zeggen had over iemant, die zich niet wel drocgh, hem herwaert zenden zou tot zwaerdcr ftraffe, dan hem in eenigh Rafphuis te lydenzou zyn.Echter fchynen veelcjzclfsaenzienlyke luiden,hier niet voor verlegen te zyn, ftaende de hoop van ryk- dom
|
|||||||||||||||||||||||||||
vertrekken is een fchoone onbek rompe
zael, waer uit men, even als uit alle de bovenfte vertrekken, die tot den Direc- teur , en den Tweeden perfoon behoo- ren, zeer vermakelyk in zee ziet, fpe- lende de wint door de ruime venfters heen. üezkht Het gezicht dezer plaets tekende ik op der plaets een vaertuigh van het lant, dat onzen |
|||||||||||||||||||||||||||
afgcte
kent, |
|||||||||||||||||||||||||||
tolk toebehoorde, als dichter aen de ftadt
|
|||||||||||||||||||||||||||
leggende dan de fchepen. Zy is verheelt
door No. 187, wordende al wat kenne- lyk is met fyffers aengewezen. Het ge- tal 1 vertoont het huis van den Hartogh: 2, het Kafteel: 3 de Franfche huisvefting: 4 de Engelfche: f de Hollantfche: 6 het ander Kafteel j en 7 de nieuwe Hollant- fche woninge. Graffte- Ten Noorden aen de lantzyde heeft dender men de graven der Europeers , waer van Euro- ^e aenzienlyxte, die al veel in getal zyn, |
|||||||||||||||||||||||||||
·»*
|
|||||||||||||||||||||||||||
REIZEN.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
34?
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dom te bejagen hun zoo fchoon voor, dat
de beeltenis der aenftaende rampen daer door benevelt wort. Met welke zoete droomen zy zich verheugen, tot dat de doot den fchyn dezer ydelhedén wech- neemt. De fchepen, die hier op de reede Schepen komen, ankeren een goedt half uur van |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van de ftadt. *
Een derde is'er, genaemt Kismis, .Z. Kifmfc
Zuidweft vier en een half myl afgelegen, Dit laetfte is wel het grootfte, begry- . pende in zyne lengte 6 of 7 mylen. Van daer wort het meefte hout gebragt | dat voor de ftadt, en de daer aenkomende fchepen gebruikt wort. Het ftrekt zich heel naer Congé, tuflehen welk en het eilant Lareke de fchepen kunnen door- varen. Op elk eilant heeft men een Kafteel.
Twee der zelve zyn van gegn belangh. Maer dat van Ormus is, aJs gezegt is, nogh in eenige achtinge. De verbeelding van het gezicht dezer Afteel-
eilanden op het water voor de ftadt wortdi"§^er. vertoont op N°. 188. daer Ormus aen-Ellandcn' gewezen wort met de letter Á: Het Kaf- teel op het uiterfte van den Noortwefte- lyken hoek met B: Lareke met C: en Kifmus, of liever een gedeelte van 't zel- |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
o
|
'Ñ
de. |
deiee-de ftrandtj wordende de goederendoor
vaertuigen van het lant daer uit ge- |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
haelt, en zoo weder ingefcheept, waer
toe zy zoo na by de ftrant komen, als mogelyk is. I)it uithalen en infchepen gefchiedc door arbeiders, die daer toe ge- itelt in het water gaen. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Eilanden.
Ormus. |
De navolgende Eilanden leggen in de-
ze golf. Ormus is het ecrfte, dat ten Z. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ooilen ruim drie mylen van de ftadt
legt. Het is voor dezen een vermaer- de Koopftadt in Afie geweeft in een Koningryk en eilant van den zel- ven naem, leggende in den mont van den Perfifchen aeehnezem, dicht- by de Zuidkuft van het Koningryk Perfie , hebbende geftaen onder zynen eigen Koningh, en befcherminge der Portu- gezen, die het Kafteel geilecht en neder- ge worpen hebben, dat zoo gebleven is tot het jaer 16iz. Sedert hebben de Perfianen met hulpe der Engelfchen het zelve bele- gert en ingenomen. Na dien tydt is de ftadt zeer vermindert. Men laet vremdelin- fen niet gaerne daer in komen, en
out het Kafteel nogh in achtinge, als van gewicht zynde. Vremde fchepen mogen ook niet dicht aen naderen , om geenen achterdocht te verwekken. Aen dit eilant is ook een parelplaet geweeft , die men zegt dat vergeven is. Een ander eilant, Lareke genaemt,
legt ten Z. Zuidooften ontrent f mylen |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ve, metD
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
JNu naderde de lydt van vertrekken ,
dewyl het febip Mydregt^ gevoert door fchipper Jan de Haen, gereedt was om naer Batavie te zeilen, waer mede ik ge- zint was over te fchepen. Ik zond myn |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Des
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
goedt dan aen boort om twee dagen daer |?
aen de reize voort te zetten, hoe flegt de ^ßÀûéÃ" toeftandt ook myner gezontheit was,zyn-tot varen de nogh niet uit myn verblyfplaets ge-naer in- weeft, als kunnende naeulyx gaen ofdic' ftaen. Echter dagt my beft de reize te vorderen op deze wyze. Want te lant te reizen liet myne onpaflelykheit niet toe , hier te blyven was vol gevaer , en de zeelucht hoopte ik dat my eenige vcr- lichtinge zou toebrengen. Dus hefloot ik in Godts naem my te fchcep te be- geven. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Lareke.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
L. Hooftstuk.
Vertrek van Gamron naer Batavie. De Malabaerfche Kufl.
Rovers eilant. De Klippen van Sinte Maria. Een En- gelfch fchip onder Mangeloor. Dolfynen. Vliegende en andere vijfchen. Zeeduivel. Komfl tot Kochin. Beleeft· heit des Commandeurs. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vertrek Ã Í dezen ftaet nam ik op zondag, den
vanGain- zf Van Oa0ber,affcheitvan denHee- |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in de floep gedragen, die door d'ondiepte
niet dicht genoeg by ons kon komen. Dus riepen wy elkander het laetfte vaerweltoe* en roeiden van voor de Hollantfche huis- veftinge af.Ginsen weder deden wy het fchip van Koning Karel aen, wiens Schipper ons den zelven avont aen boort quam be- zoeken. Waer op onze Schipper zeven ka* nonfehooten deedt (laken ter eere van den Xx ? Hee- |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ron
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ë. re Dirc&eur , en myne verdere vrien-
den , en begaf my vervolgens met den Schipper en Boekhouder naer de ftrant onder het geleide van den Secunde den Heer de Klerk, en andere vrienden. Hier den laetften dronk van affcheit genomen hebbende werden wy door de matroozen |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
|||||||||||||
3jo
|
|||||||||||||
Heere Directeur, en vervolgens van vcr-
fchcide anderen , dat onder de vrolykheit
by den wyn gefchiedde, terwyl ik my
vermoeit en afgemat tot ruften begeven
hadt. Des nagts gingen wy met den lant-
wint' onder zeil , nemende onzen koers
%. O, ten Zuiden tuflehen Ormus en La-
Perfifche reke door in den Perfifchen zeeboezem,
zeeboe- an(jers genaernt de zee Elcatif, zyndeeen
groote zeeboezem of inham of binnen-
lantfche zee tuflehen 't koningryk van
Perfie , en het woeft en gelukkig Arabic
Des anderen daegs op den middagh za-
De kapen gen wy de kaep Monfandon N. W. ten
Monran- Weften, en de kaep Jafques O. tenZui-
1°Ë oes ^en é À °£6 mylen van ons af.
; Den 29 hadden wy den wint Z. Ooft
met braemzeils koelte , zagen de kaep
Jafques O. ten Zuiden van ons, en op den Houtbaei. middagh het eilant benoorden de Houtbaei aenden Arabifchen wal Í .W. ten Welten, en de Houtbaei Z. Weftten Weften, Drie of vier mylen van den wal afzynde bevon- den wy ons op de hoogte of IMoorder- breettevan zf gr. 38 min. dediepteopöo vademen waters. De wint des avonts uit den Z. Weften
opkomende zetten wy den koers O. ten Zuiden , hebbende des nagts helder we- der. In de volgende dagen wakkerde de wint en liet ons echter goedt weder, zet- tende het Z. Z. Ooft aen om den Arabi- fchen wal in het gezicht te krygen. Op den 1 van November en de vol-
gende dagen was het weder wiflelvalligh en ftil. Dus voortzeilende quamenwy den 7 op de hoogte van 31 gr. 10 min. ftel- lende den koers O. Z. Ooft. Des mor- gens en den volgenden dag geen verande- ring van weder vernemende kregen wy de hoogte van 19 gr. 43 min: den é 2 de hoogte van 17 gr. f 3 min: en na den mid- dagh den wint N, ten Ooften , die fterk doorwoei. Wy wierpen het loot, maer vonden met 100 vadem tou geenen gront, nochte ook de volgende dagen. De Mala- Den if der maent met het begin van baerfche <3cn dageraet zagen wy de Malabaerfche
febe kuft. kuft yan het z 5 ten 0oftcH tot het z Ooften toe, 7 of 8 myl van ons, wy na-
men den koersZ.Ooft, met eenen N.N. Ooften wint, die wakker doorwoei. Wy wierpen het loot, maer kregen geenen gront. De zon ondergegaen zynde kon- den wy het lant door de dyzigheit niet on- derkennen. Des nagts met ftihe leiden wy het by den wint om de Ooft indeIn- Indifche driche zee , by de Hollanders ook wel |
|||||||||||||
andere kleener en Ooftelyker gelegene ei-
landen , ook het Zuidlant. Den 16 vonden wy met dyzigh weder
de hoogte van é f gr. 12 min. den 17, 14 gr. 49 min. den 18 ftilte , des nachts be- trokke lucht en weêrlicht, des morgens goedt weder, maer veranderlyke winden. Den 20 was het zoo ftil dat wy dreven, het geen ons meer te rug dan voortzette, omdat wy den ftroom tegen hadden , die hier om de Weft ten Noorden zeer fterk gaet. Den ££ in het zelve weder bevon-1 den wy nu den ftroom om de N. W. ten Weften , en gingen N. Weft aen. Dit weder duurde nogh al den volgenden dagh. Des nachts bevonden wy óp 70 of 7 f va- demen waters eenen waesachtigen graeu- wen zantgront, zynde tuflehen modder: en zant. Des morgens met den opgangh der zon zagen wy het lant van Malabaef wederom. Wy ftierden by den wint om de Ooft , en raekten over de diepten van ff tot fo vademen waters. Hier was de
zelve gront. Op den middagh waren wy
door ftilte entegenftroomgenootzaekthet ten anker te leggen op 48 vademen wa- ters. Wy zagen wel lant, maer konden het door de groote dyzigheit en dikken nevel niet onderfcheiden. De hoogte was hier van é f gr. 3 f min. Den é f twy ffelde men, of men de kaep
del Kama kon zien in het Z. Ooften, de-pe kaeP , wyl wy verandering van water, maergee- Kama' nen gront hadden. Ik ftel egter vaft dat het die kaep geweeft is. Wy raekten hier weder in het zeewater , en dewyl dien dagh de wint Ooftelyk geweeft was, en wy het Hooft om de Zuid leidden, dreef ons de ftroom weder van den wal af, bevindende wy daerna dat de ftroom om de W. N. Weft 14 of 15· mylen liep, en ons wel 60 myl van den wal affmeet. Op den æ f der maent kregen wy met
dyzigh weder en ftilte ontrent den onder- gang der zon den hoek van Anchediva^t hoels O. ten Zuiden 3 of 4 mylen van ons , en van An- des morgens met den dagh Onor O. tenchediva. Zuiden ã oi 6 myl. Hier waren wy op0nor* de hoogte van 14 gr. 17 min. Des nagts leiden wy het Z. Ooft ten Zuiden, heb- bende den wint N. Weftelyk. Den 27 was met het opgaen der zon het KoversKovers eilant O. half Zuid 3 of 4 myl van ons ieilam« zynde des middags op de hoogte van 13 gr. f o minuten het genoemde eilant O. ten Noorden naer giffing æ mylen van ons* Met den ondergang der zon hadden wy het Zuidelyxte lant, dat te zien'was, in't Z. Ooft ten Ooften , en het Kovers ei- lant in 't O. N. Ooft ontrent $■ mylen van den wal. Des nagts leidden wy het om de Z. O. ten Zuiden, en O. N. Ooft aen met weinig koelte , zynde 'op 30 tot z6 vademen modderagtige grondt. Den vol- genden dagh, als wy ontrent 4 mylen van den
|
|||||||||||||
zee
|
|||||||||||||
d'Ooftzee genoemt. De Spanjaerdennoe-
menze Mar di India : de -Latynfche lant- befchryvers Mare Indkum. Zy is een groot gedeelte van den Oceaen , of groote zee, tuflehen de geheele Ooftkuften van Afri- ai, de kuften vaiï Arabie, Perfie, Ooft- indie» de eilanden Sumatra, Java, en |
|||||||||||||
REIZEN.
|
|||||||||||||||
3?t
|
|||||||||||||||
de dezer visjes quamen binnen ons fchip
vliegen , waer van ik 'er drie in Spirimt zette, om ze te bewaren. Een der Dol- fynen , van ons gevangen , bevond ik dat ruim vier voeten langh was , en zyn kop 10 duimen dik, zynde onder langs den buik heen tot by het oogh geel met blaeuwe vlakjes: de reft licht uit den blaeuwen met fchoone blaeuwe vlekken, inzonderheit ontrent den kop : de vinnen paersagtigh, groen, en wit gevlekt, met eenige geele vlekjes aen de uiterfte ein- den. Stervende wordenze aenftonts van koleur als ichoon poreelein, zeer fraeiom te zien. De rugvin loopt van den hals geheel tot den ftaert: gelyk van halver- weg den buik mede een vin torden ftaert loopt. Onder het lyf by den hals zyn twee vinnen , en wederzyrs aen den kop een, zynde de ftaert in het midden van eenge- fcheiden, en ftekendc met twee lange punten uit: de kring om den ooghappel is meeft wit, de bek klcen. Zy hebben kleene tanden. De kop van het manne- ken is vry dikker dan die der wyfjes. Wei- nigh ingewandt hebben ze. Men be- reidtze tot fpys als kalbeljaeu. Aen moo- ten gefneden krimpenze ook eveneens. Zy willen ook wel gefruit, en de ftaert ge- braden zyn. Zy zyn goedt van fmaek, dogh wat droogh, en van binnen niet zoo wit als de kabeljaeuwen. De eer- fte , dien wy vingen, was de grootfteen fraeifte van koleur. Dogh ik was in gee- nen ftaet om hem af te tekenen , dewyl ik door myn ziekte aen myneenoogh wat letzcl gekregen had , waer door het an- der ook ontltelt wert. Zoo dat ik gewel- digh fukkelde, kunnende aen geen beter- fchap komen. Hier by quam het weder- keeren der koorts, die my nu en dan overviel,dat ikj toefchreef aen de overtol- ligheit der ipyzc, die ik gebruikte om het prangen eener hongerziekte die ik gekre- gen hadt. Want in den ftaet van gezont- heit niet kunnende des morgens oit eeni- ge fpy ze gebruiken, omdat myn gewoonte daer niet toe ftrekte, konde ik nu driemael des daegs volle maeltyden doen. Myn ge- zicht hier door dus zwak blyvende fchoot my in , nadat ik wel drie weken op zee geweeft was, dat ik uit het vaderlant ver- grootglazen , en wel æ of 3 brillen mee my gevoelt hadt, om by voorvallende ge- legenheden my daer van te bedienen , als 'er eenige kleenigheden te bezichtigen waren. Deze glazen quamen my nu won- der wel te pafle. Want ik was gedwon- gen , om de ledigheit te myden, my veekyts nacht en dagh tot fchryven te be- geven , dewyl ik op het bedt geen ruft erlangen kon omdat ik aenftondseenlafti- ge jeukte over myn geheel lichaem gevoel- |
|||||||||||||||
detegrniryvagwblTze
zkmteMange- Mloor. ftfcndzdgMreEebmdddadvg
gdNvZzlin
hVifch- vvangft. qDolfynen.pzdgdnmdavliegen- ode V«jes.gftwd
|
|||||||||||||||
gcgi
»be. |
de , veroirzackt door het root hout, een
|
||||||||||||||
lykik dikwyls gezien hebber Verfchei-'vierigheit my van de ziekte te Gimron
|
|||||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
|||||||||||||
gehaelt overgebleven- Door behulp ee-
ner bril bragt ik dan eenen der Dolfynen, DolfVn dien wy weder gevangen hadden, op pa- afgete- pier, wiens gedaente door het getal van ksnt, 189 wort aengewezen. Aen het viflchen zynde kregen wy ook veele wel gevoede viflchen, waer van veele eenen voet lang waren, zynde eenfoort van zeebaerzen , daer ze heel naer gelyken. De zeeluiden Loots- noemen ze Lootsmannekens. Over hun manne- üchaem hebben ze bruin blaeuagtige ftre- s' pen eenen vinger breet heen loopen.Digt aen den ftacrt zyn ze byzonder fmal. Zy houden zich geftadigh by het roer van 't fchip, waer ontrent wy ook dikwyls Ha- Haejen. jen vernamen, die geen vyantfchap tegen deze visjes voeren , maer in tegendeel groote gemeenzaemheit met hun houden. Wy bereidden ze tot ons mael met faus, als men over de baers gewoon is te gie- ten , fruiten ook eenige in de pan. Veele meden wy'er ook op, en beftroiden hen met peper en zout, en hingen ze toen te droogen. Dus zyn ze gefruit op alle wy- zen goedt. Eenige van de kleenfte deed ik in Spiritus, om ze te bewaren. Gy ziet 'er de verbeelding van op N°. joo. Hier na zagen wy by ons fchip eenen Zcedui- Zeeduivel, dus by het zeevolk genaemt. vel' Deze viflchen zyn byzonder groot en van gedaente als een Tarbot, hoewel veel korter van lichaem, ook zodanigh van fmaek, als men my bericht heeft. Zy fpreiden hunne vleugels aen beide de zy- den zeer verre uit. De kop fchynt voor by den bek wat fpits te wezen. Achter uit den ftaert vertoont zich een langh fmal vlammetje , op de wyze eener fpeelende |
|||||||||||||
flange,dat zich in het watet wit vertoont.
De vifch zelf is bruin met groote witte vlekken op 't lyf. Vremt quam ons voor zulk eenen grooten platten vifch in het water te zien. Zyn lengte was naer gif- linge van é o of 12 voeten. In de breet- te, als de vlerken uirgeftrekt waren, be-, iloegh hy eenige voeten meerder. Wy. meenden hem den harpoen en elger in ■■r, lyf te werpen: maer eer wy gereedt wa- ren, verliet hy het fchip, aen welks bei- de zyden hy zich twee- of driemael ver- toont hadt. Onze fchipper vertelde ons dat hy eens den harpoen in eenen had ge- worpen, maer dat de vifch dit tuigh zoo van zich wilt, te werpen, als ware het niets geweeft. Zy zyn zoo fterk, dat ze, indien ze met een lyn aen een floep vaft waren, de floep zouden omtrekken, Geenen zoo groot als deze was had oit ie- mant van ons gezelfchap gezien. De derde dag van December verfcheen,
-wanneer wy de ftadt Kochin naderden , werpende ontrent den avont op een goedt uur afftants het anker uit op zes en een half vadem waters. Wy roeiden met de floep aen lant, daer wy ten 7 uren optra- den. Wy vonden de poort der ftadt ge-l"^1 floten, die aenftonts voor ons geopent wert% Vervolgens begaven wy ons naer den Commandeur, aen wien de fchipper zyne brieven ter hant ftelde. Deze Heer onthaelde ons met een braef avontmaeli,fc.!e^ft" en begeerde dat ik des nagts om myneon-cömf* paffelykheit my van zyn huis zou bedie- man. nen. Maer ik liever willende by mynedem's· vrienden en bekenden in de herberge zyn, \floegh het af, |
|||||||||||||
LI. HooFTSTUK.
Befchryving van Kochin. Vertrek van daer. De kaep Ko-
meryn. Het eilant Ceilon. Adams piek, Komfl tot Gak. Schadelyke Krokodil gevangen. Zyn gedaente. Zeltfame Gedierten. Zeegewajfen en Kruiden. |
|||||||||||||
IK vertrok dan, en den nagt overge-
bragt hebbende begaf my weder naer den Commandeur, verzoekende van hem het gebruik van een vaertuig , waer mede ik de rivier mogt overfteken , om aen d'andere zyde de ttadt te gaen affchet- fcn. Hy beval aenftonts een fchuit met zes roejers gereedt te maken, waer mede ik overgevoert wert. Aen lant getreden zynde bevond ik de plaets vol Klapper- en andere boomen, die ik met vermaek befchoude, als zynde diergelyke van my noit gezien. Hier tekende ik het gezicht der ftadt van de Noortzyde, zoo als die |
|||||||||||||
zich vertoont op N°. 191. en wees al het Aftcke-
kenlyke met fyfïergetalen aen. Dus wort n>ng van door 1 betekent de Vifl'chery der Maet- K°diin. fchappy: door 2. de wacht der Sterkte, en haer begin: 5 de punt Gelderlant: 4 de Baeipoort: f 't huis van den Comman- deur : 6 de Kerk: 7 't huis van den Ka- pitein : 8 het huis van den Secunde : 9 de vlagh op eenen vervallen toren; iohec pakhuis der Maetfchappye : 11 het huis van den Spysmeefter: é ÷ de zolder, waer op de matrozen flapen : 1} het uiterfte van den muur, genaemt Toornwerk. Deze ftadt beflaet een groot half uur in ha-
|
|||||||||||||
REIZEN.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
haren omkringh. Zy heeft twee poor
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
geweft is uittermaten vruchtbaer,
|
luftig *
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gelegen-
heit Jer flatfee |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
ten, waer van de eene is aen de waterzy- en bjoemryk; -«tfjj 'dfltffi vemuÈigeAn-
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
tonides het met recht noemt
Bet vruchtbare Kocht», daer een gwenfch*
te Mat
Gedurig 't -velt vereen met haere ttoemlivrei'. Van puts heeft Malabaer geftaen ondet*
het gèbiet van eenen Keizer, zynde toen uitgeitrekt van de Kaep Komeryn tot aen Mangeloor, daer het Koningryk van Chan- nara begint. Maer federt de doot des laetften Keizers is dit magtigh Ryk , dat voorheen (gelyk my gebleken is uit een gedenkfehrift, nagelaten door den Com- mandeur Hendrik Adriaen van Rede, by den Heer Jakob Lobs, die in zyn plaets gekomen is) zevenenveertigh maei hon- dert duizent weerbare mannen kon uitle- veren, in meer dan dertien Koningkry- ken, alle van Oppervorften beheer! cht $ gefplitft. De voornaemfte dezer Vorften is de Koningh van Koehin, als geiprotcri uit de linie van Chiram Perimal'. en den grooten Samoryn.. Meer niet heb ik om de kortheit myns
verblyfs hier kuilnenvernemen' s*-aiyncte' fny dic.nqgh. gezegt dat men „de benc- over groote en |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
de,*"daer*Trrefrrnliomt, genaemt de Baei-
poort. De andere is de Waterpoort. Eer men daer aen komt, heeft men een wa- |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
in de
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
terkanael, dat uitgegraven is, waer
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
vaertuigen der Maetfehappyé leggen .Hier
nevens is de werf. Dan gaet men nogh over een lange houte brugh om tot de rechte poort te komen. Hier is de rivier, waer aen ik de ftadt aftekende, haren loop om het lant en de ftadt gedaen heb- bende, op haer gróotfte en bequaemfte vogr vaertuigen, ja zelPgrooter ichepen, om in te komen. De Bolwerken, die hier zyn, worden genoémt Gelderlant, Hollant, Zeelant, Utrééht, Vrieilant, en Groningen; jDe kleénr punt by de VifTchery heet Overyttbl De wooningh des Kapiteins 'ftaet op Strpomenburgh. Aen de Zeezael van des Commandeurs huis is mede een püiït, en nogh twee halve manen zyn'er tuflehen andere werken. De plaets is van buiten en binhen zeer acnge naem, bezet met"goede huizen van fteen .gebout. -Men 'ziet'er ook fraeie ftraten. Ook is'cr eén-ieheepsbouwery tot gebruik der vaertuigen én gemak dei· gaende en. komende ichepen. De woningh dés Commandeurs is vry groot, verzien van |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bolwer-
ken, f |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
■:,ΐ,
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
kleene rivieren, die bevaren worden
Dezen middagh waren wy weder van
den Commandeur onthaelt, en des avonts een man van zonderlinge beleeftheit, zoo j met den ondergangh der Zonne van daer dat hy ook onzen fchipper verzagh van j fchcidende quamen met groote moeite aen een weinigh van vericheide ibortcn van ' boort om het holle water dat'er gaet we- groente, dat daer wel waft , maer zeer j gens de barnmgen der klippen. Des nagts |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
jl
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
ichaers
|
raekten wy met goeden wint onder zeil.
Wy kregen, na eenigen tydt regen, don- der, en blixem gehad te hebben, hoogh gebergte in 't oog, gelegen ontrent twee goede uren van ons, zeilende meeft Z. Ooft aen. Met den avont liet zich we- der een voorteken zien van hart weder : waerom de zeilen daer toe bereit werden. Een uur in den nacht ontrent de Kaep Jfo- Be Kaej> merjn zynde kregen wy wel goedt we- Kome- der, maer eenen ongunftigen wint, die1'}'11* des anderen daegs bleef duren. Des nagts viel'er weinigh regen. Des morgens den 8 waren wy voorby de Kaep gevaren , hebbende den wint uit den Noordooften. Na den middagh verloren wy de Kaep Komeryn uit het gezicht,cn houdende den koers Ooftzuitoolt, en Zuitooft ten Oof- ten , kregen ftikc en tcgenwint den hee- len nacht. De wint nu voor, dan tegen ons zyn-
de, fpoeiden wy echter zodanigh voort, dat wy den ro in den morgenftont hctHeteilani cilant Ceilon itt het gezicht hadden. DitCeilon. is een hoogh gebergte, op welker een deel zich een fpits even als een fuikerbroot vertoont, dragende den naem van AdamsA<'amj piek. Dit fpits ziet men maer nu en dan, *"'efc' Yy «Je- |
||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tot vergeldingh deed men hem
een vereering van koorn. Hier, rondom is veel vifch: vleefch ook in overvloedt, wat foorï men ook begeert. Men koopt een koe voor % of 4 ryxdalers, een var- ken voor een of anderhalven ryxdaler: een hoen voor ζ ftuivers: eenen entvogel voor f of ó ftuivers. Koorn en drank moet'er gebragt worden: dogh Rys is'er overvloe- digh. Deze plaets ftaet ook onder den Commandeur. Zyn Secunde was een Opperkoopman, genaemt de Bitter. In 't gemeen is 'er een predikant. Wy huis- veftten in eene der fraeifte en gróotfte woningen by Bartram de Graef, Vendrig in dienft der Mactfchappye. Ik vond hier twee foorten van munt. De eene wort genaemt Fanums. Vier gaen 'er in eenen Hollantfcn fchelling. De andere pennin- gen noemen ze Bafiroeken, waer van'er Ö4 in een dubbeltje zyn. Deze plaets legt op de hoogte van ló
graden. Het is een Koningryk, en voor de- zen een Biflchoppelyke ftadt geweeft in A- fie in 't Wefterdeel, ten Zuiden van Ooftin- die op de Kuft van Malabaer,byna Zuidelyk en Noordelyk uitgeftrekt. Ten Ooften heeft het een zeer hoogh gebergte. Het |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
||||||||||||
354
|
||||||||||||
ters, die my beleefdelyk ontfingh met
aenbieding van my allen dienft te doen , dien ik begeerde. Hy was Opperhooft geweeft op Zoete Kryn, en voor weinig weken hier eerft aengekomen. Dezen a- vont veranderde ik van herberg, om in meerder ililheit en gemak te wezen , ter oirzake myner onpaflèlykheit. Want myn oogmerk was my hier wat te ver- quikken zoo ontrent de ververfchingh van fpyze, als anders. Ik nam dan plaets ten huize van Sibiant Dirksz van Streek, fergiant in dienft der Maetfchappye, in wiens woningh ik den onderkoopman Pieter Denyflen vont, die te voren ook in Turkye en Egipren geweeft, en in 'mynen tydt Venetië doorgereift was. iHet i-egende hier dagelyx tot den 17 :der maent: welk weder al twee maen- den voor onze kom ft geduurt hadt, zyn- 1 de zulk een gewelt van regen gevallen , !als noit by geheugen van menfehen gezien was, daer nogtans het voorleden jaer jdroogh was geweeft by uitnementheit. In de volgende dagen beterde zich het we- der merkelyk, fchoon het fomtyts na den middagh nogh al regende., In deze haven vond ik f fchepen der
Maetfchappye leggen , waer van drie gefchikt waren tot de reis naer het va- derlant, komende ondertuffchen twee fchepen der Maetfchappye van Bengalc hier aen. Den
|
||||||||||||
dewyl het den meeften tydt met wolken
bezet is, die tot om laegh dry ven. De beeltenis gaet hier nevens. Des avonts ten 8 uren ankerden wy op
39 vademen waters, en gingen den 11 met het opkomen des dageraets weder onder zeil, krygende dus de ftadt Galein 't gezicht. Maer wy konden om de ftil- te voor den avont daer niet aenkomen. Wy bleven dan op anderhalf uur afftant ten anker op 17 vademen waters. Des morgens daer aen lieten onze fchipper en boekhouder zich naer de ftadt roejen om hunne brieven over te leveren. Wy licht- ten ten tien uren door toedoen van den zeewint het anker, maer konden egter door den harden wint, die ons tegen was, niet binnen de haven komen. Als men nadert tot deze Baei van P««-
te Gale,t wort'er om het half uur een ka- non geloft tot fcin, dat het fchip in de baei moet zyn: dewyl men zonder loots niet dan met het grootfle gevaer naer bin- nen kan zeilen om de blinde klippen, waer van eenige zeventien , vyfticn., twaelf, elf, en minder voeten onder wa- ter leggen. Ik begaf my dan voor den avont met
de fchuit van den Loots, die weder naer 't lant roeide , derwaert, en daer aenge- komen nam eene nachtruft in de ftadts herberge. Des daegs daer aen begroette ik den heer Commandeur Nicolacs Wel- *wfc'
|
||||||||||||
Blinde
klippen. |
||||||||||||
•
|
||||||||||||
/
|
|||||||||||||||
R E I Ζ Ε ■ Ni
|
|||||||||||||||
3?5
|
|||||||||||||||
Den 18 der maent gaf de Comman-j
deur het aflcheitmael aen de genen , die naer het Vadcrlant ftonden te zeilen. Dit gezelfchap beftont wel in 60 perfonen. JVJyne onpaffelykheit deed my de noodi- ging, om 'er by te zyn, afilaen. Ontrent middernacht na den volgen-
den dagh was hier haeft een groot onge- luk gebeurt. Want iemant befchonken zynde ilak uit onvoorzichtigheit met een kaers den brant in het fchip, ge- nacmt het Gein, die zyn begin nam aen eenen hoop uitgeplukt touwerk, waer door al eenigh befchot in de zood was aengefteken , die tegens de kamer des konftapels aenkomt. Dogh de vlam wert binnen weinigh tydt meelt door zorg- vuldigheit van het volk op de byleggen- de fchepen gebluil tot behoudenifle vee- lër menfehen , die met fchip met al, in- dien de vlam vatten aen het bufpoeder gevonden had , zouden opgefprongen , en zonder twyifel eenige der byleggendc fchepen met; zich gefleept hebben , zoo dat wy Godt voor het verhoeden dezer zwarigheitjdie door misbruik des dranks veeltyts voorvalt, wel hartelyfc te dan- ken hadden. Op den 2.0 der maent voeren twee
fchepen ter haven uit, blyvendc op de recdè ten anker, ook nogh een desdaegs daer aen. Zy waren genoemt Carthago , '/ Geineen Beverwyk. Hier mede nam ik de gelegenheit waer van een pakket brie- ven aen myne vrienden in het vadcrlant af te vaerdigen. Middlcrwylen wert de trom door de Iladt gcroert, en met uit- roepen het fcheepsvolk aen boort ge- preit, met bedreiging dat al wie op den gezetten tydt niet verichcen, aen de ke- ten geflagen zou worden. Hier op haeit- te zich in de twee volgende dagen yder om t'fcheep te gaen, en daer gekomen zynde wert al het volk gemonitert op den tl der maent, en hier op ging men den volgenden dagh onder zeil. Daer quam ook een fchip uit het vaderlantaen, behoorende tot de kamer van Amfterdam. Na dat de brieven afgehaelt waren, zeil- de men vervolgens voort naer Colombo. Hier verfchenen twee Engelfche fche- pen, die hunnen koers om de Weit na- men. Nu overviel my de koorts weder twee malen , nevens een uitnemend fter- ke afgangh, die telkens twee of drie et- mael nagt en dagh bleef duren -f waer door ik zeer zwak bleef Op den eerften Kcrsdagh was hier
een levendige Krokodil gevangen , hier onder den nacm van Kaaiman bekent. Hy was zeftien en een half voet langh , en zes en een half dik. Men wilt zeker dat hy op deze kuit 3ζ perfonen verflonden hadt, en men twyffelde niet of'er waren meer menfehen van hem omgebracht. |
|||||||||||||||
Hy was van mannelyke lèxè, die men
voor de fchadelyxte hout. Dikwyls was 'er jagt op gemaekt, maer altyt Vergeefs. Omgebragt zynde wert hy den volgen- den dagh binnen de iladt, en voor deS r Commandeurs huis gefleept, die hcffl gezien hebbende aen de Wöntheélcnf van het Ziekenhuis verlof gaf om hem te openen, dat den zelven namiddagh gefchiedde. De nieusgierigheit dreef my derwaert, om de inwendige geitelte- niflè van dit beeft te befchouwen, bege- rig te weten of'er ook by avontuur eert menfeh in mogte gevonden worden. Het was ook zoo. Zy haelden het meefte gedeelte van een menfchelyk geraemte daer uit, zynde armen en handen nogh aen een, ook de beenen en voeten,maer J:'"< het vleefch verteert. Zy vonden ook eeri ftuk van de herflênpan, en ongelooffe- , Jyk veel vet in .zyn Jichaem, dat zy'ei altemael uitfneden om'er zich van voor een geneesmiddel te bedienen. Want het wort gehouden zeer dienitigh te zyn voor lammigheit, trekking van 2e- - nuwen, en ongemakken door koude vcroirzaekt. Men verhaelde my dat de- ze beeilen op zommige plaetfen geen quaedt doen, dat my vremt voorquam. Evenwel wort dat voor zekere waerheitBefchry- gemelr. Als deze gedrogtcn hunne eiers v!n8 va" zullen leeeen, era ven ze in het Jant ee- ï?' 01,8e' nen diepen kuil, waer in zy die verber- gen. Daer broeienze zich zelf uit. Zoo dra dat gefchiet is , komt de Krokodil daer by, en ipart den bek open. Alle dic'er in loopen flikt hy in. Die'er voor- by gaen , begeven zich aenftonts naer het water. Hier te lande zyn'er, die eens zoo groot zyn als deze was , ja ook grooter. Zy hebben geen tong. Als ze den bek openen ziet men een groot gat als een hoi, door het welk ze alles kunnen inzwclgen. Als ze op bet lanc eenen zandigen of weeleen grondt onder zich hebben , loopen ze zoo ras dat ze een menfeh kunnen onderhalen. Als de gront iteenagtigh is, niet, dewyl hun pooten van onder te zacht zyn; Zy nemen de beeften van het velt^ zelf toe buffels toe, fomtyts wech, Eenige heb- ben zulke groote tanden , dat men uic zinlykheit daer kruithoorntjes vanmaekt. Hun eiers zyn kleen, en niet grooter dan ganzeneiers, dogh wit van kolcur; de manlykheit naer gelangh van het lyf niet groot, en voor aen als van een ge- fpleten, aen welker onderfte gedeelte iets als een tongetje ukiteekt. Men . droogdeze op myn verzoek , en gaf ze' my mede op de reize. Men voegde daer eenen der ballen by, zynde de ander in het openen vermift. Zy hebben ge* droogt zynde eenen reuk van Muskus.lfc nam ook van hun een flesje met gcfinol*' ten vet. Yy i De-s |
|||||||||||||||
Groot ge
yaer van brant. |
|||||||||||||||
Toeree-
dingtot vertrek- ken. |
|||||||||||||||
Krokodil
gevan- gen. |
|||||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
|||||||||||||||||||||||||
114
|
|||||||||||||||||||||||||
Deze beeften worden gevangen met.
eenen grooten Haei-hock, die vaft ge-l maekt wort aen eenen doorgefneden . ftrengh van zeilgaren van veertig of vyf- tigh draden. Men gebruikt dit garen enkel om den hoek te beter vaft te hech- ten in het lichaem van het beeft. Want deze draden dun zynde zetten zich zoda- nigh tuffchen zyn tanden, dat het den hoek niet kan afbyten, die dus inge- zwolgen in de maegh vaft vaekt. Want deed men den hoek aen een fterk tou of keten, het zou'er mede te werk gaen , of het een zwavelftok was, en bryzelen alles aen ftukken. Zoo dat alle deze draden dienen om het met den hoek be- dektelyk te verfchalken. Op Ceilon en elders in Indie vint men
deze dieren wel in groote tangen of vy- vers. Om hier mede een Ichouipel van vermaek aen te rechten, is men dan wel gewoon hen om hals te helpen: dat op deze wyze toegaet. Men neemt eenen darm, die zeer droogh is , en de lengte heeft van drie of vier voeten. Dezen vult men met levendige kalk, en wind hem om eenen kreng of doot hoen. Dit aes in het water geworpen wort zeer gretigh van den Krokodil ingeflokt. Maer als het ontrent een etmael in zyn maegh gelegen heeft, ontdoet zich de darm, waer door de kalk zich door zy- ne ingewanden verfpreit, en hem als in vier en vlam zet, zoo dat hy dol van pyn uit en in het water fpringt tot dat hy den geeft geeft. Hoe fterk deze beeften zyn, blykt
hier uit, dat meenigmael een Krokodil op de eerfte wyze gevangen , en met magt van volk op 't lant gthaelt, en door middel van ftokken omgekeert, na dat men zynen buik opgefneden , én de ingewanden daer uit gchaelt heeft, zich eindelyk losgelaten zynde met groote kracht beeft omgekeert, en nogh wel twintig of vyfentwintig Ichreden voort- geloopen is. Men verhaelde my by deze gelegen-
heit van het vangen dezes Krokodüs dat veertien jaren te voren ten tyde van den |
Commandeur Sloot met den zegen door
't volk van 't fchip, den Koningh van Bantam, ontrent Jappaer gevangen was, Haeigs, een Haei met 4 f jongen in't Iyf: wel-vangen, ke geopent zynde alle de jongen daer uit quamen : zwemmende aenitonts in de tobben met water gevult, die daer toe gercedt gezet waren. De kleenftc dezer jongen was als een gemeene ichel- vifch. Ik bequam hier twee Kelder- flelïen met verfcheide foorten van ge-uitheem- dierten in Sptrttus, gefpikkelde KroUo-fche die- dillen, jonge Leegwanenof Hagedifien,rcI1· Kameleons, Schorpioenen, Duizembee- nen, een groene blinde flangh, en ande- re dieren : ook eenig zeegoet, dog van weinigh belang. Ik gingh zelf aen den waterkant om het een en 't ander op te zoeken, maer vond weinigh. Waerom ik verfcheide menfehen verder daer op uitzond. Elk bragt al wat. Uit het gebragte zogt ik wat my behaegde, en worp het overige wech. Want zy qua- men met zoo veel fteengewas, als ζ of 3 mannen dragen konden, om dat zy niet wiften wat goedt of quaedt was: en ik was veel te zwak, om my met hun derwaert te begeven. Men vint op Heilzame dit eilant meenigte van planten en krui-kruiden, den, die voor groote geneesmiddelen ge- houden worden: dogh die op te zame- len is het werk van luiden, die zich des verftaen. 'Evenwel liet ik'er eenigc uit het bofch halen, onder andere Hackemet- |
||||||||||||||||||||||||
Manier
van het vangen der Kro kodillen. |
|||||||||||||||||||||||||
Manier
van hen om te brengen in de vy- vers. |
|||||||||||||||||||||||||
, dat den naem heeft ,
|
|||||||||||||||||||||||||
als men
|
in
|
het
|
|||||||||||||||||||||||
bladt eenen keifteen rolt, en in den
mont neemt , het den fteen kan doen verbryzelen. Zoo dat ook het drin- ken van het fap uit de bladeren heil- zaem voor het graveel gehouden wort. Het bladt gelykt naer dat van de Celle- ry, dogh is wat donkerder groen. Ifc was van voornomen daer eenigen geeft: uit te trekken, maer de tydt liet het niet toe. Zoo dat ik my moft te vrede hou* den met het medevoeren der gedroogde bladeren , nevens de uiterfte knopjes , die getrol;ken gelyk Teebladen de zelve kragt tot het verdryven van fteen engra- veel hebben. |
|||||||||||||||||||||||||
Kracht
dezer
beellen.
|
|||||||||||||||||||||||||
UI.
|
|||||||||||||||||||||||||
J
|
|||||||||||||
R E 1 Ζ Ë ΝΓ |j7
LIL Hooftstuk.
Inhmflen voor de Maetfchappye uit het eilant Ceilon. Be~
fchryving der fladt Gale. Meemgte van menfchen tot' den Chriflelyken Gadtsdienfl gebragU Dragt der Singalezen. Meemgte van Olifanten. Overvloedt van Kaneelboomen, |
|||||||||||||
Het derde voordeel komt uit het Ver- Lvw3te*
koopen der grove Madureefchc en Kor- mandelfe Lywaten, die alle ongebleekt en ruw, zoo alfze van 't getou komen, met aengename winft vertiert worden. Het vierde komt uit het verkoopen der olifalii
olifanten , die gevangen worden in de tcft* landen van Columbo, Maturan, en in het Koninckryk Van/afFnapatnam: op welkelaetlle plaets defe beeftenmeeftaen de Golcondaefche en andere Mooren met grootte voordeden verkogt worden. De olifanten,die in de landen van Co*
lumbo en Maturan gevangen worden, plagten voorheen met veel moeite en Het vet-, onkoften door de fchepen der Maet-voercn fchappye buiten het eilant en naer Jaffna- beeften. patnam gevoert te worden. Maer fê- dert eenige jaren is'er met zware moeite· een wegh door een dicht en woeft bofch van Negomb af, door het lant des Ko- nings van Kandie, tot JafFnapatnam toe gemaekt. Deze wegh beflaet wel vyftig mylen. Dit werk is met grooten arbeit van de inlanderen , die in het gebiet der Maetfchappye wonen , verricht zonder eenige noemens waerdige onkoften. Hier door is te weeg gebragt dat nu die zwa- re beeften met kleene koften na JafFna- patnam kunnen vervoert worden. My is door luiden, die geloof verdie-
nen, en kenniflè van zaken hebben, ver- haelt, dat de Maetfchappy zoo veel oli- fanten krygen kan, als zy zelve begeert* moetende de zware jagtcn die aengeftelt worden om hen te vangen, worden uit- gevoert door inboorlingen van't lant,onder het gezag eeniger Amptenaren der Maet- fchappye. Indien my had mogen gebeu- ren zoodanigh een jagt by te woonen, ik zou in geen gebreke blyven van die hier naeukeurigh te befebryven met alle hare omftandigheden. Maer dit nietge- fchiet zynde zal ik daer niet in treden, en hier alleen aentekenen het geen my door ooggetuigen verhaalt is, dat ibmtyts in eene jagt in de CoJumbifche landen wel iö"o en meer olifanten gevangen zyn. Hier uit kan de lezer zelf wel oordcelen wat werk daer aen vaft moet zyn, eer zulk een jagt uitgevoert is , en wat het in heeft een groot getal van zulke zware en wilde beeften te temmen, en hen van genocgfaem voedfel te verzien. Yy 3 Hier
|
|||||||||||||
Υ was hierj ik beken het, een
groot velt geopent, om te gaen . weiden in de befchryvinge van dit beroemt eilant Ceilon, en te voldoen aen de nieufgierigheit der lezeren, die begerigh zyn om naeukeurige kenniflë dezer geweiten te erlangen. Myn luft ook ftrekte daer genoeg toe. Macr ten deele myne groote onpaiTelykheit, ten deele ook de korte tydt, dien ik daer maer zou hebben kunnen doorbrengen, hebben my belet het lant in te trekken, en kenniflë te nemen van de aenmerke- lyke overblyffelen der outheit, die men mygezegt had t dat daer te vinden waren. Evenwel heb ik uit geloofwaerdige lui- den defwegen bericht genoegh ontïangen. Maer dewyl ik my in het toeftellen van die ganfche werk heb als eenen regel voorgefch reven niets te boek te ilaen,dan dat ik met myne eige oogen gezien en zelf ondervonden heb, zal ik de aenmer- lykheden, die ik anders te melden had, mee fti'lzwygen voorbygaen} my verge- noegende met den lezer ter loops iets te zeggen van de merkwaerdige inkomften, die de Tndifche Maetfchappy in 't alge- meen uit dit geweft trekt. Deze beftaen voornamelyk uit de in-
zameling of het fchellen der Kaneel, die in geen andere lantftreek zoo goet en deugtfaemals hier te vinden is. De Gou- verneur heeft maer te bevelen hoe veele balen (elke bael hout 80 ponden) jaerlyx door de ChaUns (dit is een volk, dat al van de heidenfche tyden af verplicht is geweeft de kaneel te fchellen voor den Lanthecr, en dat voor een loon, die niet noemens waerdig is) moeten gelevert worden. De tweede inkomft ontftaet uit de
Areecq,waerin niemant buiten de Maet- fchappy handel magh dryven: zoo dat alle de onderdanen der zelve gehouden zyn hunne ingeoogfle Arceknoten in de pakhuizen der Maetfchappye te brengen, en dat voor eenen geringen prys. Deze vrugtwort dan weder tot groot voordeel aen de handelaers, die hierom van Kor mandel komen , omgezet: om nu niet te zeggen dat de Maetfchappy deze vrucht fomtyts met haere eige fchepen naer BengaleenSuratte verzend om verkogt te/ worden» |
|||||||||||||
Inkotnf-
tender Maet- ft happy. Kaneel.
|
|||||||||||||
Areecq.
|
|||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
|||||||||||||||||||||||
35'
|
|||||||||||||||||||||||
ontrent een kleen half uur op de wyzfi
eener ftèrkte. Zy heeft eenige goede ftraten van aerde, ten deele met gras be- groeit. Veel fraeie huizen Zyn'er, on- . .v der andere dat van den Commandeur, dat com_ groot en met brave vertrekken verzien man- is. Het ftaet Op een hoogte of zahthtu- deurs vel, tegen over het magazyn der Maet- Magazyn, fchappye, dat zeer groot is. Maer de zydmuren van binnen aen den waterkant ftaende vond ik vochtigh en uitgeflagen, en het houte bovenwerk meeft vergaen , of opgegeten door de witte mieren , die daer in groote meenigte zyn. De op- gang van het zelve komt binnen de ftadts poort. Het eene einde des zelfs wort voor de Kerk gebruikt des morgens voor- de Hollanders j en na den middagh voor de Singalezen. Buiten ziet men veele tuinen met Klapperboomen bezet, en vint'er veele wegen, die vermakelyk om te bewandelen zyn. Het gebergte ten Ooften leggende· is vol bofch, waer heen men bequamelyk langs de ftrant om de haven kan gaen. Daer in onthouden zich veele Steenbokjes, ook Hazen, en veelerhande gevogelte. Wilt wort'er zelden te koop gebracht. Andere eetba- |
|||||||||||||||||||||||
Hier kon men byvoegen het voordeel
dat de Maetlchappy trekt van dit eilant, of de landen die daer onder hooren", uit de pareiviflchery : het zy die gehouden wort te T^utucoryn, leggende op de Kuil van Ma^urec; het zy in de bogt van Arippó, 'onder het gebiet van Mannaer. Maer hier is zoo veel ilaets niet op te maken, omdat de voordelen alle jaren niet' even groot zyn. Evenwel als 'ér óp eene dezer twee plaetfen een viflchery aengerecht wort, trekt de Algemcene Maetfehappy nogh al een winft, die niet heel te verwerpen is. Onder my beruften goede ftukken, waer uit ik een nette be- fchry ving dezer parelvangft zou kunnen geven. Maer dezelve reden ^ die my doet zwygen van andere dingen, die van my niet gezien zyn, wederhout my ook hier, niet gezint myn boek te vergroo- ten uit berichten van anderen, of uit de verhalingen der aentekeningen,by andere fchryvers geitel^ Alleen zal ik hier by- voegen dat het voordeel der Maetfcbap- pye ontrent deze Viflchery voornamelyk voortkomt uit de zoogenaemde Steengel- den. Want elke parelduiker, zoo veel als 'er op een vaertuigh zyn, heeft eenen fteen, waer mede hy zich naer den gront begeeft. Naer de grootte nu der vaer- tuigen heeft elk veel of weinigh duikers. ï)e grootfte hebben'er niet boven de 16 of twintigh: de kleenfte zes of agt. Als deze viflchery nu volkomen is, dat is, beftaet in 4fo vaertuigen , zyn de in- komften al van eenige waerde. De Parruwas, menfehen, die den
Roomfchen godtsdienft oeffenen , beta- len voor eiken fteen zeven: de heidenen negen en een halven: en de Moren ne- vens alle die van den Mahometaenfchcn godtsdienft zyn, twaelf ryxdalers. Welk gebruik al van de Portugeefche tyden af ingevoert nu nogh by de Maetfchappye onderhouden wort. Nu ga ik over tot de befchryvinge
der ftadt Gale. Zy is uit den aert fterk, als zynde aen de meefte waterkanten met klippen en banken bezet: zoodat zonder lootfen in de haven niet te komen is, die half maens ten Ooften der ftadt legt, rondom wel verzien van kanon. De ftadt heeft goede muren, en brave borft weringen ten deele van louteren fteen op de rotfen gebout, ook bequame bol- werken met verfcheide vafte punten, genaemt de Zon, de Maen , de Star, waer tuflehen de ftadts poort komt. Dan volgen de andere punten, de Matroze- punt, Utrecht, de Vlaggeklip, Venus, Mars,enEolus. Daer is maer eene poort aen de Ooftzyde, die de waterpoort ge- naemt wort. Het begrip der ftadt in de rontte binnen om den wal (want van buiten kar. men niet omgaen) bcflact |
|||||||||||||||||||||||
Parelvif-
fchery. |
|||||||||||||||||||||||
Steen-
gelden, |
|||||||||||||||||||||||
. Eetwa·
' ren. |
|||||||||||||||||||||||
re waren bekomt men bykans voor zulk
|
|||||||||||||||||||||||
eenen prys als te Kochin, uitgezeit de
boter, die dier en flecht is. Vifch ge- noegh , maer. niet in zulk eenen over- vloedt als te Kochin. Als men hier een fchip in 't gezicht heeft, wort de vlagh opgehaelt, die anders noit wacit. Zy ftaet op een klip aen den zeekant, daer een gebou is gezet waer in men langs verfcheide trappen opgaet. Hier wort altoos eenige wacht gehouden* De munt op dit eilant beftaet in Koper. Munt.
De grootfte foort van gek heeft de waer- de van een dubbeltje, en mackt uit vyf Tamma-Kasjes. Dan heeft men een pen- ning , die de waerde van eenen ftuiver heeft, dat is il Tamma-Kasjes, De derde foort is een Tamma-Kasje. De vierde een half. de vyfde is een duit, en heeft dezel- ve benaminge. De zefte een penning. Alle deze munten worden in het algemeen boe- feroecke genaemt. Voor de reft is het al Hollantfch geit, wat 'er gaet. In deze ftadt zyn verfcheide fcholen om scholen,
de Singelezen, die Chriftenfch geworden zyn, te onderwyzen, en in den godts- dienft op te queken..Hier toe zyn byzon- dere fchoolmeefters, door de predikanten bequaem gemackt tot deze onderwyzinge. Deze houden zich op alle buitenpoften , wordende alle zes raaenden door de Dic- naers des Goddelykcn woordts befocht. Door dit middel zyn 'er veelen tot het Chriftelyk geloof overgebragt. De kleeding der Singelezen, die halfKlceilin5
zwart zyn, is met anders dan een witte|ezen ö linnendoek om het onderlyf geflingert, han-
|
|||||||||||||||||||||||
Parru·
was. |
|||||||||||||||||||||||
Befchry-
ving der ftadt Ga· Ie. |
|||||||||||||||||||||||
Punten
der bol- werken. |
|||||||||||||||||||||||
REIZEN.
|
|||||||||
359
|
|||||||||
hangende tot op de knien, zoodat het o-
verige des licbaerns naekt is- De vrouwen binden een kleedt, dat wat langer is, om het lyf hangende even aïs ccd rok. Dit dragenze van vcrfcheide kleuren, elke naer hare zinlykheit. Zy noemen het Sarafe. Het bovenfte hier van komt als een kort linne borftrokje onder los hangende ge- naemt "Ijolie. De aenzienlyxte dragen 'er zulke twee, waer van het bovenfle baedjoe genaemt wort, en meeft met kant bezet is. Alsze ter Kerke of anders uit- gaen, trekkenze witte kouflèn en gebor- duurde muilen aen. In huis hebbenze bloote voeten, gaende op houte ingeleide voetplankjes voor met een verheven knop- je, dat ze tuflehen den grootften en twee- den teen weten te vatten, om 'er dus op te kunnen gaen. Voor en achter legt een houten blokje twee vingers breet hoogh. Deze plankjes noemenze ''Tfie- rie-poe. Het hooft is bloot f 't haer agter als een tuit omgeilingert en valt gefteken. Om den hals hebbenze een kleene goudc keten, waer aen een bootje of ander ju- weel hangt, dat op de borft komt. Daer over hangt een grooter keten, die tot op het onderkleet afhangt. Over de flinker fchouder hangt een Tooke of witte floerfe doek of wel van andere ftofFc en koleur, naer yders verkiezing , met goutdraet doorwerkt, die voor tot ontrent de knie komt, dogh agter kort is. Aen het wit lyfje komen de mouwen tot by de hant, daer ze goude of andere armringen aen hebben als aenge wezen wort door het ge- tal ipz. De gemeene vrouwen gaen veel met eenen langen doek om het lyf,en een borftrokje: eenige ook met den doek om 't onderïyf alleen , en voor de reit naekt even als de mannen. Onder de voomaem- fte zyn veele Metfietfe, die goedt Hol- lantfch fpreken. Men ziet op dit eilant een groote mee-
nigte van Olifanten, die zich ontrent 2.0 uren van hier onthouden, wordende daer van op eenejagt 100 ja wel ifo en zoo gevangen in een korael of fuik, welker vleugels zich meer dan drie uren verre uitfpreiden. Hier dryvenze deze beeften naer toe. Dit jagen gefchiedt gemeen- lyk om de drie jaren eens, doende de Maetfchappy grooten handel met het ver- zenden dezer beeften naer de kuil van Kormandel, Suratte, en elders. Zy |
|||||||||
worden verkogt naer dat ze groot zyn ,
geldende de voomaemfte wel 2.000 Ryx, dalers , de kleener naer gelangh. Ook wort hun jongkheit of ouderdom in agt genomen. Onder de Gewaden munten, als ge-Gewaflèn.
zegt is, de Kaneelboomen uit, die hier in groote meenigte gevonden worden.De oli der zelve, die uit de bloem komt, wort dik als een pap en tot een half broot- je gemaekt. Zy is wit als kacrsfmeer, die daer ook wel van bereit wort. Gee- nen reuk heeft zy. Zy wort voor een goedt middel tot de Ambeien gehouden. De Heer Fiskael Mode daer eengelêhenk van gekregen hebbende had degoetheit van my daer van mede te deelen. Men hout dit eilant Ceilon , by ande-p^11"
ren ook genaemt Ceiian^ ook wel Oylan, ce'aon? en by de inwoners Lankaron en Tenarijfim^ voor het oude Taprobana. Het is groot, en byna rondt, vruchtbaer uütermaten. Het legt in het Zuidwefter deel van Ooil- indie, in 't Noorderdeel der Indifche zee, ten Z. O. en niet verre van de kuft van Kormandel, aen de golf of zecboezem van Bengale. Het heeft zeven verfchei- de Koningkryken , waer van Kandea of Kandy het voomaemfte is. De voor- naemfte fteden Zyn Kandy t Colombo, Punta Gale, Zegombo, Jaffnajiatnam en Baticalo. De eerfte dagh des jaers 1700" gerezen ψ%ΐ0*-
zynde begaf ik my naer den Heer Com-Éapei% mandeur, om den plicht eener Nieujaer- wenfeh af te leggen, gevolgt van ander gezelfchap, dat om de zelve reden daer quam. Wy werden wel ontfangen en voor onze beleeftheit bedankt. Den 3 der maent zagen we een fchip
aenkomen , en den volgenden dagh nogh twee andere, waer van het eene op de reede ankerde. Hier mede quamen ook brieven van den Gouverneur te Colombo met laft, dat ons fchip alleen zou hebben te vertrekken, hebbende wy te voren al befluit genomen van naer Batavie te zeilen in gezelfchap van de twee fchepen hier J^J^ aengekomen. Wy maekten ons dan den venrek f der maent hier toe gereedt, namen nacrBata· affcheit van den Commandeur, die myvic' nevens den fchipper de Hacn, en onzen boekhouder des avonts ter maeltydt ont- haelde, en van alle andere vrienden, die my vrientfehap bewezen hadden. |
|||||||||
LUL
|
|||||||||
CORNELIS de BRUINS
LUL Hooftstuk.
|
||||||||||||
3<fo
|
||||||||||||
Vertrek van Gak. Het eilant Engano. De kufl van Zilla-
baer. De Straet Sunda, Bantam. Komfi te Batavte. Beleefthe'tt van den Generael van Indte* |
||||||||||||
Weften begon te waejen. Want wy
waren bekommert dat wy door ftilte en ongunftigh weder ligtelyk langh zouden kunnen zwerven, nochte ee* nige vafte giffinge maken. Wy hiel- den den koers al Zuidooft ten Ooften. Den f hadden wy nogh al goeden wint, en vonden ons op 4 gr. 23. min. Het weder veranderde kort daer aen, en wy dus zwervende konden nogh al geen lant bemerken. Wy hielden den wegh al Z. Ooft aen. Kort daer aen kregen wy by nagt harde val winden en zwaren regen, hoedanige buien men gemeenlyk verneemt ontrent de weftkuft in de quade Mitfor^ zoo als hier het winterfaizoen genoemt wort. Hierom molt men telkens zeil min- deren. Nu hielden wy O. Z. O. en ten Ooften aen met kleen zeil, omdat wy ver- moeden hadden van onder den wal tezyn. Des hielden wy al Ooft aen om den wal in 't gezicht te loopen. Hier op kregen wy de hoogte of Zuiderbreette van 4 gr. 38 min. de lengte van 12.7 gr.2f min.ver- fcheide dagen dus geflingert door de ver- andering van wint en weder kregen wy den 11 der maent eenen Z. weften wint, die luftigh doorwoei. Op den middagh bevonden wy de hoogte van y gr. 3 min. latende het by den koers van O. Z. Ooft nogh heen loopen met donker wederen regen. Wy worpen des nagts het loot, maer vonden geenen gront. Den voor- Mecu_ leden dagh haddenwe een Starmeeutje , wen, een en twee witte meeutjes gezien, dat de zee- teken vat» luiden nemen voor een teken van lant,"ab]'hei£ dat naby is. Want deze vogels begeven es ams' zich noit verre in zee. Des daegs daer aen j vernamen wy weder zulk een Meeutje. 1 Wy leiden het des nagts Z. Weft aen, en lieten het fchip met weinig zeil dryven: totdat wy na verfcheide buien van regen en harden wint, en ongeftadige koelte , onzen koers dan dus dan zoo nemende , naer gelegenheit van zaken, eindelyk hetHcteüant eilant Engano Ontdekten, leggende in 'tEngano· Zuidweften, zeven of agt mylen van ons, en daer nevens de bergen der valle kuft , of 't hooge lant van Zillabaer ten Noortooften van ons.* Tuflchen welke beide wy voortzeilden , wel ver- heugt zynde in het lant te zien , daer wy zeer naer verlangt hadden. Wy hielden nu Ooft Zuidooft aen, hebbende weder ongeftadigen wint en regen. Wy namen den
|
||||||||||||
Ñ den 'zeilen der maent January
Jbegaf ik my des morgens ten 6 u- ren aen boort. De Fiskael quam 'er ook om het volk te monfteren j waer op wy ons anker lichtten, en ontrent het Vertrek vroegfchaffen van den Kok op de buiten- van Gale.recde geraekten met eenen goeden N.N. Weften wint. Toen keerde de Fiskael met de andere vrienden, die met hem ge- komen .waren, weder aen lant, en wy vervolgden onzen wegh. Wy namen onzen koers Z. en daer na Z. ten Ooften aen, gaende naer wenfeh voort. Des nagts keerde de wint, en het wert ftil. Wy worpen het loot uit, maer vonden geenen gront. Des anderen daegs na den middag verloren wy het eilant Ceilon uit het gezicht. Wy namen den koers al Zuitooft ten Ooften , in zeer veran- derlyk weder , ftüte , regen , wint, ftorm en beroerde lucht, zoo dat wy fomtyts de braem- en marszeilen moften innemen. Des nagts na den 13 der maent zagen wy by licht weder de Noortftar Zeer laeg aen de kimmen, die men anders hier, als men de Linie nadert, zelden ziet, noit altydt by onftuimigh weder. Op den 18 den wint Noortwelt ten Wei- ten hebbende hielden wy den koers Z. O. ten Ooften, wanneer wy ten f uren gif- ten dat wy de Linie (j£^uinoBiael door waren , krygende hier de Zuider breette of Pools hoogte, wordende die bevonden o gr. 31. min. de lengte 124. gr. 31 min. Den é ñ was de wint Welt Zuidweft, en de koers Z. O. ten Zuiden, zynde de Zuiderbreette o gr. 38 min. Den zo •waren wy op t gr. 4f min. Des mor- gens met eenen Weften en Í ooit wef- ten wint met ftyve koelte kregen wy de hoogte van 1 gr. 8 min. zeilende Z. O. ten Ooften aen met fchoon weder, dat den volgenden dagh bleef duren. Echter veranderde het weder, zoo dat wy met veel tobbens de maent vanJanuary tenein- de bragten. Met het begin der volgende maent
keerde het fchoon weder tot ons, waer door wy veeltyts ftilte kregen en groot e ■warmte, daer uit ontftaen , die ons zoo Wel by nacht als by dagh hinderde. Maer de wint den 4 draeiende, en het weder beroert opkomende , gaf ons hope van veranderingh, die wy ook met blytfchap vernamen, toen de wint uit den Zuid- |
||||||||||||
l·
|
||||||||||||
REIZEN.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
361
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
den koers van 't Zuidooften tot het Oof-
ten, en daer na Ooit en Ooft ten Noor- den. Wy waren nu naer giffing 7 of 8 mylen van het lant van de Weftkuft. Wy worpen hier het loot, maer hadden op 80 vademen geenen gront. Den 16 der rnaent zagen wy het hooge lant in het Noortooften ontrent y mylen buiten den wal, en bevonden op den middagh de hoogte van 6 gr. iy min. Toen ver- |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tot eene der naefte plaetièh in te loopen,
om den tydt van den goeden Μοφη, 0f voorfpoedigen knt wint, af te wachten» Deze Straet Sunda, of het begin der
behoude Paffiigie, wort gerekent ontrent anderhalf myl breet te zyn , zynde van daer in de lengte tot Batavie 36 of 38 myl. Zy is een doorvaert of engte der Indifche zee in het zuiderdeel van Ooft- indie, tuiJcben de Zuidooftkuft van het eilant Sumatra , en de Weftkuft des ei- lantsjava, waer by de ftadt Bantam ge- legen is. Een weinigh innewaeit geko- De Straet men tekende ik het gezicht daer van,Sund3 ai- leggende het Prinfeneilant ten Noorden Sc(ckcnt·- van Java, en het eilant Java in 't Zuiden; waer voor zich een groote ftreek heen een ander lager eilant vertoornt, genaemt het Nieu Eüant. Deze afbeelding wort gezien op N°. IP3, daer het Prinfenei- lant aengewezen wort met de letter A: Java met B: het Nieu Eilant met C, Dit inkomen wort genoemt de behoude Paffa- om dar men daer in maer weinigh voortgevaren zynde ankergront heeft op 30 of 40 vademen waters} zynde met het inkomen aen d'andere zyde ten Noor- den van 't Prinfeneilant geen ankergront, daer het veel wyder is. Met den onder- |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Keizers
eilant. |
toonde zich het Keizers eilant O. N. O.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
half Ooft 6 οι 7 myl van den vlakken
hoek. Wy ftierden nu Ooft aen met ichoon weder, nemende voor den avont de wint zoodanigh toe, dat wy naer on- De Straet zen wenich op de Straet Stmda aenzeil- Sunda. den. ]-|jer zagen wy verfcheide ftukken houts, waer op eeriige vogels zaten, on- trent het ichip heen dryven. Onze koers was nu Ooft ten Zuiden aen, en voort- varende bevonden wy ons den 17 der maent met het begin van den morgen- ftont heel buiten onze verwachtinge , dewyl de lucht zeer betrokken was,maer |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Priuièn
eilant, |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
een vierde deel van een uur van het Prin-
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
feneilant af. De fchipper was de eerfte
die dat bemerkte, en geen kleene ont- iteltenifïê hier over gevoelde , dewyl het |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
verloren zou geweeft zyn, indien de dag' gangh der Zon wendden wy het O. N.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ooft ontrent drie vierde deelen van een
myl van den wal, hebbende den wint N. Wcftelyk met weinigh koelte en tegen ftroom. Des nachts hadden wy weder veranderlyke winden, daer na ftilte , en regen. Wy fukkelden dus ook de vol- |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zich niet geopenbaert hadt. Twee of
drie uitkykers waren, als men gewoon is, gelaft hier op te paffen: Maer zy hadden door onagtiaemheit dit verzuimt, en wer- den daerom hier over voor den maft ge- ftraft. Wy leiden het aenftonts ten N. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
weften en Noortweft ten Weften , en
bevonden door peilen den hoek Ooft ten Noorden drie mylen van ons te hebben. Op de laetfte peilingh gegift Ooft half Zuid 8 en een half myl waren wy door den fterken ftroom om de Zuidweft ge- dreven 7 en een half myl: niet tegen- ftaende dat wy den ganichen nacht eenen doorgaenden goeden Weftely ken wintge- hadt hadden , hoewel de lucht fomtyts onftuimigh en betrokken was. Wy be- iloten hier op zonder toeven den koers naer de veilige ftreek of behoude Pajfagie te vervolgen, dewyl wy nogh Zuidweft be- houden konden voortraken. Dit weit ten eerfte in 't werk geftelt. Dus ftier- den wy Z. Züitooft aen, om boven het rif van den Wefthoek te komen , gaende dus voort van het Z, Zuitooften tot het O. en O. Noortooften ·, waer door wy |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gende dagen, geilingert door ftorm en
onweder: tot dat wy den vierden hoek in 't Noortooften ontrent twee mylen van den wal Krachatouw genaemt kregen. Hier quamen verfcheide viflehers met hunne vaertuigen van 't lant: zoo dat wy deifloep uitzonden om eenige ververfchin- ge van hun te bekomen. Ecnigcn na- derden ons van zelfs en quamen aen boort, verziende ons van Pampes , een ibort van vifchjes als botjes, en van Masbanier, een kleener en finaller foort, maer fleg- ter. Zy veilden ons ook lantvruehten , als Klappers, Pompelmoeiên , Piefang , Kaffers, een vrugt ront en roodt van ko- leur als een zeekaftanje, dogh kleener en rondom met ftekels bezet. Deze Kaffers zitten aen groote trollen in mee* nigte te famen, dogh elk heeft een by- zonder fteeltje. Van binnen is een groo |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Viilcliers
aca buurt.'
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Lant-
vruehten. De vrucht Kaffer,
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
twee uren na den middagh binnen den te fteen, die als een pruim omzet is. De
eerften hoek van Java quamen, daer de|fmaek tuflehen zuur en zoet is niet te ver- |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
diepte bevonden wert te zyn 42, vademen
grof zantgront met fchulpjes en kleene |
Ook bragten zy frme lanfe me-
, van koleur geel en ros, d'abri- |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
werpen,
de ront |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
keifteentjes. Tot ons geluk'bleef de brave
koelte duren. Anders waren wy zeker- lyk voorbygedreven, waer door de reize ligt 3 maenden veragtert zou geweeft zyn; omdat men zou genootzaekt zyn geweeft |
koosjes niet ongelyk. Deze hangen als
een tros druiven aen een. Hier nevens waren ook jonge Areek en Betelsblade- ren, waer van wy in de befchryvingevan Batavie afzondcrlyk, zullen ipreltcn. Zz Öp |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
|||||||||||||||||||||
3<S2
|
|||||||||||||||||||||
Op den 19 der maent hadden wy ver-
anderlyke winden. Wy liepen N. N. Weft, en lichtten het anker, zeilende ISloort ten Ooften en N. Noortooft aen. Maer wy waren genootzaekt door de ver- anderlyke winden, en ftilte, en tegen- ltroom voor den middagh te ankeren op 2.0 vademen waters. Maer kort daer aen lichtten wy het anker weder, ftierende by den wint om de N. Noortooft en Noort- ooft ten Noorden. Dus raekten wy op den middagh weder voor het Tuianker op 19 vademen gronts met fchoon weder. Na den middagh zeilden wy voort met wat gunftiger wint , maer niet langh daer na al weder ten anker, hebben- de den hoek van Bantam N. O. ten Noorden anderhalf myl van ons. Des mgts was de wint veelerhande en meeft met regen vermengt. Des morgens gin- |
|||||||||||||||||||||
nen zwaren ftorm en flagregen.
Op den 22 der maent bragt ik tweeGe2^h
gezichten op het papier, waer van het eerfte " £*J'" ter regter zyde verheelt is op N°. 194, waer in al wat genaemt is met letteren wort aengewezen. Dus betekent D het eilant Dwars m den wegh: E het eilant Selebefe: F een gedeelte van het vatte lant der binnenweftkuft, namelyk den noord- hoek. In de tweede af beelding No. 105· toont de letter G den hoek van Bantam: Ç de kuil Java: I het Brabants hoedtje, zynde een ronde rots of klip met geboomte bezet. Op dezelve wyze ziet men ook alle de bergen en eilanden vol geboomte; dat een zeer aengenaem gezicht geeft. Nu hadden wy den hoek van Bantam ten N. Ooften, en het Toppers of Brabants hoedt- je ten N. N. Ooften ontrent i{ myl van ons. Ontrent den middagh zagen wy |
|||||||||||||||||||||
gen wy weder onder zeil, nemende den'een fchip komende van Batavie, ook een
koers N. en N. ten Ooften, rakende boot der Maetfchappye, en na 3 uren be- |
|||||||||||||||||||||
vonden wy dat het een groote fluit was,
gefchikt naer het vaderlant. Zoo als wy zyn vlag zagen, toonden wy ook de onze, en zonden een floep uit om te hooren dat we gaerne weten wilden. De floep we- derkeerende had twee ftierluiden in, die na weinigh tydts weder vertrokken. On- dertuflehen quam ook (gelyk gemeenlyk op deze ftreek gefchiedt, om de fchepen waer te nemen, en daer van bericht te brengen) een boot derMaetfchappye,waer van de Stierman aen onzen ichipper eenen brief toonde, waer by door de regering van Batavie de boekhouder van ons fchip belaft wert met de brieven der Maetfchap- pye aenftonts met deze boot af te komen om die over te leveren. Dit zonder toe- ven gefchiedt zynde, gingen wy voort onder zeil, dewyl de wint uit den Weften begon te waejen, en de ftroom ons voor- Jdeligh was. ' Nu hadden wy den hoek van Bantam O. ten Zuiden, en het Top- pershoedtje W. Z. Weft, rakende door de diepte van 32 vademen waters. On- trent een uur voor middernagt leiden wy het door ftilte ten anker op 16 vademen waters met regenagtigh weder, zynde nu den hoek van Bantam voorby, en der- halven, gclykmengemeenlyk rekent, ag- tien uren van Batavie. Wy gingenden æ3 met het aenbreken vanden daghonder zeil met eenen Weft N; Wellen wint, die ftyf doorwoei. Hier zagen wy den Inj,am inham van Bantam, die zich wydt heen van Ban- ftrekt. Hier voor of hier nevens legt Pew.tam. Panjang, of het lang Eilant, dat men in ^"S"" het varen ter regterzyde laet leggen. Nu ^uvfe hadden wy ook den blaauwcn bergh in bergh. het gezicht. In de verbeelding van ioöAfbeel- wyft de letter Ê Pon, Panjang: L den Jj^' blaauwen bergh, die zeer hooghis: Mj^j,/0" den inham van Bantam: Í den hoek van Bantam. Wy voeren ook voorby de ftadt, waer
|
|||||||||||||||||||||
door de diepten van ip tot 22 en æ 3
demen waters. Voor den middagh |
va-
an- |
||||||||||||||||||||
kerden wy weder door ongunftigenwint,
en zagen veele eilanden meeft al in hooge bergen beftaende. Na den middagh kre- gen wy den wint uit den Zuitweften, en gingen onder zeil, hebbende met den on- dergangh der Zonne den hoek van Ban- tam N. O. ten Noorden æ mylen naer giffinge van den wal af. Weinigh in den avont leiden wy het ten anker op 27 va- demen waters, dewyl wy by nacht uit vreeze voor de eilanden niet durfden voortzeilen. Want wy hoorden ook donderdagen , en zagen weêrlicht, en wederzyts aen den wal eenige vieren.Den 21 der maent hadden wy den wint nogh al tegen uit den Noortooften, ook har- den tegenftroom , zoo dat wy geankert bleven leggen. Dezen morgen quam van de kuil Java een vaertuigh, waer van het volk ons weder vrugten als de vorige, en weinige kleene magere hoenders te koop bragt. Nu hadden wy den hoek van Bantam Noortooft, en het Eilant, ge- Het eiïammcmt; Toffers hoedtje Noortooft ten Toppers Noorden anderhalf myl van ons, voor lioedtje, zoo veel wy giffen konden. De wint na den middagh een weinigh uit den Zuit- weften waejende, gingen wy weder on- der zeil, hebbende den ftroom te baet, houdende den koers N. O. ten Noor- den. Met den ondergangh der Zonne Hoek van hadden wy den hoek van KarackatouwN. Karacka- N, Ooft anderhalf myl van ons, gelyk |
|||||||||||||||||||||
Jouw.
|
|||||||||||||||||||||
het eilant Toj>pers hoedtje ontrent æ myl
Met den avont zagen wy vyf of zes vieren aen den vaften wal, ook veel weer- ligt. Twee uren voor middernagt wert het weder ftil: waerom wy het ten an- ker leiden op 27 vademen tuffchen het eilant Dwars in den wegh , en het Bra- bants hoedtje, krygende kort hier op ee- |
|||||||||||||||||||||
REIZEN.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
3*ß
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
waer van men eenigfzins de grootfte ge-
bouwen kon bemerken. Hier had- |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
lik my begaf. Ik bevond den wegh bui-
I ten de ftadt zeer luftigh en aengenaera ± j van beide de kanten beplant met geboomte, : en langs den zelven veele fraeie hoffteden. Een goedt half uur gereden hebbende jquam ik aen de luftplaets, daer.ik i my j hebbende aengegeven,door zyn Edelheit : beleefdelyk binnen,en ter tafel op bet mid- I dagmael genoodigt wert. Want ik vond dezen Heer met eenigh gezelfchap van Heeren en Juffrouwen ter tafel gezeten. Wel onthaelt vertrokken wy na den middag weder van daer, en nam door de gunft xyner Edelheit myn verblyf in zyn hof binnen het Kafteel. Hier gaf hy my een pakket met brieven over, onder welke ook een was van den Heer Burgermeefter Witfen, ge- dagtekent den eerften Mei des jaers 170 ƒ. My wert na het avontmael een vertrek tot myn gemak aengewezen .· waer naer |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
JBaby.
|
den wy Baby. N. N. Weit U myl naer
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
giiïïngh van ons, zeilende met eenen Í.
Weit en Æ. Wellen wint O. N. Ooft, en O. ten Zuiden aen op é o, 12, en é f vademen waters, Wy hadden het gezicht veler eilanden: en door ftilte gedwongen dikwyls het anker uit te werpen naderden eindelyk op den 24 der maent de ftadt Ba- tavie. Dus verre gevordert zynde quam de Commandeur Broettg met zynvaertuigh aen ons fchip met gewenfchtetydingvoor my, te weten dat zyn Edelheit de Gou- verneur Joan van Hoorn my verwachtte, als zynde van mynen togt onderregt door voorfchryven van den Edelen Grootagt- bare Heere Nikolaes Witfen, Burger- meefler der ftadt Amfterdam. Hy verzogt Afhaling my derhalven dat ik in zyn vaertuigh zou g^ers overkomen. Ik toefde op dit verzoek uit het niet langjftak met hem af, en quam ten fchip. tien uren te Batavie aen. Hier verftondt Komft te jjc dat de Gouverneur naer buiten gereden Batavie" was om den dagh op zyne luftplaets door te brengen5 en nam voort een befluit tot derwaerts heen te trekken. Hier toe boot my de Heer Geerlagh , opperkoopman van het Kafteel, zyn koets aen, waer in |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
Begroe-
ting des GcneraeÜ van Indis. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
Herbet·-
ging des SchryverJ in het Kafteel van Jiata- vie. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
ik zeer verlangt had.
zeer vermoeit , dat |
Want ik was zoo
ik naeulyx ftaen |
||||||||||||||||||||||||||||||||||
kon, hebbende al twee of drie dagen te
voren zekere foort van zugt onder aen beide de becnen gekregen, waer van ik veel ongemak gevoelde, dat nu nogh veel grooter was, om dat ik my dezen dagh zeer vermoeit hadt. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
LIV. H00FTSTUK.
Zwaer ongemak des Schryvers. Bezoek gegeven aen den oud-
Gouverneur en andere Heeren. Zuitlanders. Zware flraffe. Vremde vruchten. Toneelfpelen der Ch'mefen. Lanthuh van den D'ireBeur Generael. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
kingc gaf. Myn gezontheit dus aenwaf-
iènde hielt ik my bezigh met eenige In- difche vruchten op doek af te Ichilderen , IndJfche om my den tydt te vermakelyker te doen ^'ß tej! zyn. Allengs fterker geworden gingh ik B°groe-' de ftadt in, om mynen plicht te gaen af-tingdes leggen by den Heer Mf. Willem van°udcn Outshoorn, onlangs geweeft Gouverneur ^" Generael van Indie, die my met groote minzaemheit en beleeftheit ontfingh. Hy was een man meer dan zeventigh jaren out, maer zoo fris en vaft van geftake des lichaems, dat ik my deswegen niet genoegh konde verwonderen* Want dit wigtigh ampt had hy dertien volle jareri bekleedt. Nu leefde hy in eenen ampre- loozen ftaet, hebbende zich van alle ftaet* zorgen ontflagen, om het overige van zyn leven geruft door te brengen. Ik had met dezen heer veel gefprek , en 0- verladen van beleeftheit fcheidde iktegens den avont van hem af, na dat,,hy my ver- zogt hadt hem dikwyls te willen komen Zz 2 '■ zierij |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ì
|
Õ Í ongemak nam zoo zeer toe
dat ik gedwongen wiert myn
kamer te houden. Waerom de
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
Brouwer, Opperfte Heelmeefter
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
heer
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
van het Kafteel, en Adminiftrateur van
het Medicinael pakhuis der Maetfchap- pye, door laft zyner Edelheit naer my quam zien. Dees de quael onderzogt hebbende gaf my hope van daer af te zullen zyn na verloop van vyf of zes da- gen: en hy queet zich hier in Zoo wel dat ik met het begin van Maert myn ka- mer begon te verlaten, en by zyne Edel- heit ter maelrydt te gaen. Sedert de ziekte, die my binnen Gamron was aenge- komen,hadtik tot dezen tydt toe geenen fmaek in wyn of bier kunnen krygen, be- helpende my derhalven geftadigh met wa- ter en fomtyts een weinigh brandewyns. Maer nu begon (dat een goedt teken was) de kift weder te keeren. Waer toe niet Aveinigh holpen de velerhande verver- j fchingen, die men my tot myne verquik- |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
|||||||||||||
3*4
|
|||||||||||||
zien, niet ongenegen om cenige vrem-
digheden die ik met my gebragt hadt, te be(chouwen,en my daer over te hooren re- deneren. Hier na befteedde ik voorname- lyk den tydt aen het begroeten van den Directeur Generaelvan Riebeeck,denVek- overften de Wilde, en andere Raden van Indie, die ik nogh tien in getal vont , ook den eerftcn Sekretaris Garfin, wor- dende van ydcr beleefdelyk ontfangen , voor al van myncn ouden vrient Jacobus Hoogkamer, voor dezen Gezant van het Hof van Batavie aen den Koningh van Perfie, en nu Vicepreiident onder de Ra- den van Juftitie, Dewyl dit de eenigfte kennis was, die ik hier vont, vernieuden wy met veel genoegen onze oude vrient- fchap. Eenige dagen hier aen denheerdeRoy,
Major van het Kafteel, bezoekende zagh ik daer vier mannen, die met het fchip de Geelvink in het laetfte des voorleden jaers met gewelt, naer men voorgaf, van het Zuidlant waren afgehaelt, nevens twee of drie vrouwen, die weder vry gegeven waren. De mansperfonen zes in getal werden naer Batavie gevoert, van waer twee zyn wechgevlugt, en de andere vier in handen der Maetlchappye gebleven, wordende op de fchepen en elders ge- bruikt , om hen onze tael te doen leeren: het welk naer allen fchyn wort in 't werk geftek om meerder opening van hun lant te bekomen. Zent men hen ook weder in volle vryheit te rugh, het magh zyn om hunne lantiluiden te vertoonen van wat aert de Indifche Maetfchappy is , of 'er by avontuur hoop was om handel in dat lant te dry ven, of zich op eene ande- re wyzc met dien lantaert te vereenigen. "Want tot dezen tydt toe begeren ze niet dat iemant by hen onbekent op hunnen bodem komen zal. Ook is'er noit een fchip buiten dit gemelde aen die kult ge- weeft. Om de vremdigheit hunner ge- daente fchilderde ik eenen van hun ver- zien met boogh en pylen zoo als zy die gewoon zyn te gebruiken, als op het ge- tal ip7 gezien wort. Daer blykt, hoe deze menfehen geheel naekt gaen, heb- bende alleen een wit of graeu doekje voor hunne fchamelheit, dat met een dun bantje om 't lyf vaft is. In hun hooft- haer fteken ze een fmal kammetje van been. Onder aen 't eene been hebbenze een band t van ivoirof been, die maer ten deele daer om loopt,als enkel tot fieraedt dienende. Ik nam uit zinlykheit eenen hunner bogen met verfcheide foorten van pylen, om die nevens andere aerdigheden te verzenden. Hunne pylen zyn van riet, de eene dikker dan de andere , hebbende voor aen vele punten als weerhaken, waer door zeer gevaerlyk is gequetft te wor- den. Maer om dat ze zoo licht zyn, |
|||||||||||||
kunnen ze niet verre toereiken: zoo dat
ze veele pylen moeten fpillen. Terwyl ik my met deze vremdigheden
ophielt, wert'er een zware ftraf gepleegt Strafple. aen drie perfonen, waer van d'een cenS10^· Maleier, en de andere Chinefen waren. Want zy werden eerft met gloeiende tan- gen genepen, en toen gerabraekt. Hierna zond de oud Gouverneur myBezoek
zyn karos om by hem in zynen lufthof, f^jfj^ weinigh buiten de ftadt gelegen , waeroud toe hy my den vorigen dag verzogt badt,Generael, het middagmael te komen houden: om by die gelegenheit eenige uren door te brengen met het bezichtigen myner afte- keningen van het Periifche Ryk, waer mede de dagh tot zyn groot genoegen weit doorgebragt. De avont gekomen zynde reedt ik weder van daer naer Bata- vie. Van waer het Galjoot de Hazenoot den 30 der maent naer het vaderlant trok, alleen om de brieven der Maetfchappye over te voeren. By welke gelegenheit ik ook brieven aen myne vrienden af- zond. Ondertuflchen was ik al voortgegaen Affchildc-
met het affchilderen van verfcheide vruch-ring van ten, waer van hier twee ftukken nevens vruchten, gaen. In het eerfte der zelve zyn op No. 1S>8 de navolgende met letteren aenge- wezen. Á verheelt dan Froete Kafri, met?50"e zyne groote bladeren. Deze vrugt is fchoon roodt, rondom bezet met Heke- len, als een zeekaftanje , waer mede zy in grootte overeenkomt. Zy is zoet en byna rins van fmaek. Â toont den Man- guftangus, dus gemeenlyk genoemt, dogManguf- van de Maleiers Mangees. Dit is een tangus> of aengename en zoete vrucht zoo groot als ManSees· een Chinaesappel, van binnen wit, en van buiten kaitanjebruin. Die hier ge- heel afgetekent daer nevens leggen, heb- ben aen den fteel hun natuurlyk bladt. Men hout dit voor eene gezonde vrucht. C Verbeek twee rype Gojaves, welker Gojaves. eene zich hier open vertoont. Deze zyn van binnen root, en van gedaente als de Watermeloenen. Men ziet'er onrype by eggen, die nog kleen en groen zyn met de bladeren. Deze vruchten zyn zoet. De rype beflaen twee duim in haer dia- meter : maer daer zyn'er ook kleener. D geeft de beelteniiTe van een Konings klap- Konings per, waer in water is, dat voor kkkemyklaPPa'· gedronken wort. Men ziet hier van ver- fcheide foorten verbeelt. De Maleiers noemen deze vrucht Klapperais, by ons met den nacm van Kokufnoot bekent. Doorgaens zyn ze zoo groot als een Me- loen , van binnen wit: welke wittigheit hart en vaft aen den baft zit, en gegeten wort. E vertoont Froete Rottan, gemeen-Froete lyk dus, maer in 't Maleis Boeafalalak ge-Rottan. noemt. Deze vrugt, rins van imaek, is zeer geagt. Zy is blaeuagtigh pacrs, en vol
|
|||||||||||||
Zuidlan-
ders. |
|||||||||||||
Hun ge-
daenteaf gefdiil- Hcrt. |
|||||||||||||
REIZEN.
|
||||||||||||||||||||
3*5"
|
||||||||||||||||||||
twee vademen langh, en eene breet. De
boomen zyn ontrent drie vademen hoog, en tamelyk dik. De fchois is waterach- tigh, waer van men het binnenfte wel ftooft als kool. Kort hier aen bezagh ik de Toneelfpe- Toneel-
len der Chinefen. Hun toncelen fton-fPe.!en def den op de openbare ftraet tegen hunChmefcn' wooningen over, dat is voor de woonin* gen der genen die zulke fpelen doen aen- rechten, of de onkoften daer in helpen dragen : dat gemeenlyk de voornaemfte onder hen zyn. In het voorhuis van eenen der zelve vond ik een hooge groote tafel of bank, verzien met veele ibortcn van koude fpyzen in fchotelen ficrlyk opgedifchtan ee- nige van welke waren fehoone gekookte hoenders, in andere groote viflehen, in een ander het hooft van een varkea midden door geldooft,dogh evenwel aeneenvair, in andere weder verfcheide ver/haperingen van fuiker gebak, banket, en andere zoe- tigheden. Hier by lag een meenigte van ronde platte brooden op elkander geftapelt. Wat hooger verheven, (wanr al detoeftel was altaerswyzc gemaekt) zagh men veele vruchten en tot meer iierlykheit bloemen daer by. De plaets was vol lichten. Voor de tafel ftont een van hun in prieilerlyk gewaedt, hebbende voor zich een vremt gefigureert opgeflagen boek, Verfcheide malen worp hy ilukken van kopere munt op den gront, ziende daer op weder in her. boek.Ondertuflchen quam een der toneel- fpelers zich nevens hem voegen, makende beweging van eenige Ceremonie,waer uit ik belloot dat 'er iets gceftelyx mede ge- mengt was,gelyk in het fpel zelfde eene of andere gefchiedenis van hunnen afgodi- fchen godtsdienfl fcheen te zullen vertoont worden. Maer dewyl zy nogh geenen aenvangh van fpelen maekten, ging ik verder een ander fpel bezien, dat reets begonnen was. Dit was al van eene na- tuur , maer zoo groots niet. Hier in ver- toonden zich agt of tien perfonen aerdigh gekleedtjwaer onder twee invrouwelyke kleederen , nu fprekende dan zingende. By wylen zeide elk zyn rol in 't by zon der op, by wylen alle te gelyk met verfcheide bewegingen en draejingen des lichaems, werdende dit fpel befloten met eenen ron- den dans, waer door zy alle in goede orde |
||||||||||||||||||||
vol bruine kleene vlekjes. F toont ons
pkpienje, ecn Oranje Piepienje^ of groote komkom- mer met bloem en bladen, in het Maleis genaemt Bon-ting. G een roode en witte jamboes. Jamboes met de'bladen: welke vrucht ee- nigfzins den geur van eenen Perfik heeft. Twee kleener ziet men aen den zelven fteel. By het getal van 199 vertoont Α de
|
||||||||||||||||||||
Sehulp-
vrucbt. |
||||||||||||||||||||
Tamati, of fchulpvrucht, dus genoemt
|
||||||||||||||||||||
om dat ze als een fchulp geribt is. Van
buiten is zy ichoon hoogh roodt van ko- leur, van binnen als een komkommer. Zy is vol korrels, en wort tot V Sambal be- reit om by Ipys te gebruiken, gelyk de Atfia by luiden van aenzien, dcwyl men 'er geenen grooten ovei'vloedt van vint. Zy wort ook raeu gegeten, en is rins van fmaek. Onryp wort ze voor een middel tot Am beien gebruikt, dogh ryp en vol- waflèn in hoendernat geftooft, en dit nat gedronken. Β de Annona^ die onryp en graeu van koleur en knobbelagtigh is. Als ze ryp is, is ze root en paersagtigh , en wat grooter dan de Chinaesappels. De bladeren zyn fmal en ontrent eenen vinger langh. De fmaek is zeer zoet en aenge- naem. C eenen grooten Citroen, dieaen- genaem van fmaek, vol van fap , en dun van fchel is. D twee Pompelmoezen, ee- nen grooten in zyn geheel, en den ande- ren open. Deze vrucht is van binnen root. Maer daer zyn ook andere foorten die wit zyn, en weinigh korrels hebben. De reuk zweemt zeer naer de Chinaesap pels, de fmaek ook eenigfzins. Evenwel vint meri veele flechte, voornamelyk on- der de witte. Men vint'er ook, in wel- ker midden nogh een kleene afgefcheiden in zyn geheel zit. De gedaente hier van is als van een groote Meloen. E is de Picfang. Piefang, een vrucht, die zoet en aenge- naem van fmaek is. Men trekt'er de fchel af, gelyk men de verfche vygen doet.De- ze vruchten zitten aen de halve ronden der fleel, die vry zwaer is, met veele partyen , elke van 6 of 7 by een. On- ryp zyn ze groen, ryp geelachtigh. Zy beflacn f duimen in de lengte, hoewel eenige wat korter zyn. Zy hebben aen de uiterfte einden eene bloem, die paers en root is, en afvalt, als de vrucht ryp Wort. Dit ziet men aen de uiterfte par- |
||||||||||||||||||||
ty, die ryp is. Aen het einde der fteel door elkander zwierden, en dus d'een na
zit een groote bloem, die een voet en den anderen zich naer binnen begaven onder een duim in de lengte, en vyf duimen in jhet gefpeel op verfcheide initrumenten. haer diameter heeft. Zy is paers, blaeu-! Want men floeg'cr op bekkens, die men agtigh, en root van koleur. Ah men de | ook twee tegen een floeg,gelyk ik van zulk bladen daer van openflaet, zyn de bin-j fpelen in Spahan verhaelt heb. Ook was nenfte zyden fchoon hoogh root. Tuf-1'er een kleene bazuin, nevens een foort |
||||||||||||||||||||
van een zoete fluit, met veele aerdigeChi-
neeië lantaernen behangen, en met andere lichten en kaerilèn omzet. Hier van daen fcheidende keerde ik naer de plaets, daer ik te voren geweeir. was, te rng. Hier Zz 3 vond |
||||||||||||||||||||
fchen de zelve en de bloem fchieten veele
lange bloemen uit, waer van eenige geel, andere licht blaeu, ook roodt van koleur zyn, dat een aengenaem gezicht geeft. De bladen dezer boomen zyn ontrent |
||||||||||||||||||||
66
|
CORNELIS de BRUINS
|
|||||||||||||||||||
3
|
||||||||||||||||||||
vond ik het fpel nu begonnen, en meer-
der getal van perfonen , en grooter to- neel, aen welx eene zydc ik twee vrou- wen , aen de andere twee mannen zagh, die op den grondt eene wyle tydts neder- zaten op dezelve wyze, als ik by de vo- rige fpelers gezien hadt. Dit fpclen ge- fchicdt op veele plaetfen der ftadt, en duurt al den nagt over. Hoewel eenige Toneelliften vroeger, eenige later begin- nen. Deze fpelen worden gemeenlyk aen- gevangen in het begin van Maert, en ge- eindigt in April, Vernemende naer den aert dezer fpelen verftond ik datze oude gefchiedenifièn behelfden , en ftoffe tot treur-en blyfpelen » als by ons, gaven. Men zeide my ook dat alle de perfonen, die in die fpelen voorkomen,jonge maeg- den wat'(6n, van kintsbeen af hier toe op- gevoedt en onderwezen , en dat zy hare fexe door het masker verborgen. Ik heb- be deze fpelen in Indie dikwyls gezien, maer geloof dat zy in het lant der Chine- fen beter vertoont worden. My mishaeg- de meeft dat de gebaerden en bewegin- gen deslichaems wat ftyfwaren, als heb- bende in ons Europa beter proeven daer van gezien,waer by deze natie niet halen kan. Myn genoegen hier aen gehadt hebbende
wert ik ontboden van den Heer Direóteur GeneraelvanRiebeeck,diemy verzogt na den noen van den volgenden dagh met hem te willen naer buiten ryden om zyn lant- goet te gaen bezien. Wy reden op den beftemden tydt daer heen in de karos zy- ner Edlt. ,en na eenuurrydens ftegen wy te paert om de ongemakkelykheit des | Lu^_ wegs te gemoet te komen. De luftplaets | plaets des was ten Zuiden ander half uur gelegen. Al- Dirck- les in het ronde, zoo als ik te paert ge- |
||||||||||||||||||||
gezet gebruikt wort, waer mede plant
voor plant wort afgefneden. Een deel wert 'er nogh in d'aerde gezet: andere partyen weder waren half volwaflèn , an- dere byna geheel ryp. Op het zelve lant zagh men alle foorten van vrucht- en an- dere boomen , fchoon het nogh niet ge- heel tot volkomenheit gebragt was, waer toe dagelyx gearbeit wert. Want fchoon het huis voltoit was, mofb de ftalling en keuken nogh opgemaekt worden. Tot het beploegen van dit lant en ander werk werden over de honden buftelfs gebruikt, Benevens dit huis was een fmalle water- looping , komende van het gebergte hoo- ger op ten Zuiden , en ftroomende ver- volgens door het landt naer de ftadt. Wy reden met het vallen van den avont weder van daer langs den zelven wegh, dienwy gekomen waren , rydende naer de zyde der ftadt een goedt ftuk wegs benevens de rivier, daer veele luftige hoffteden leggen» even als in ons vaderlant by de trekvaer- ten. Binnen Batavie gekeert vond ik my zeer vermoeit, dewyl ik nogh zwak was, en nu de groejende warmte my begon te vervelen, en myne nagtruft te ftoorenter oirzake ook van het Roodt Hout, welke Roodc quale ik reedts genoemt heb. Zy beftaethout· in kleene vierige puiftjes, hier te lande een gemeene plaeg , maer echter voor ge- zont gehouden , dat ik ook door de on- dervinding gelooft heb. Want daer door werd ik dagelyx beter. Maer het onge- mak , dat men daer van lydt, is onge- meen groot om het gebrek van ruft. Want men magh van geluk fpreken , als men twee of drie uren in een etmael ruften kan. Daer zyn geneesmiddelen tot het verjagen dezer quale , maer weinigh in gebruik , dewylze de vierigheit dikwyls doen inflaen , waer uit dan veeltydts ziek- ten ontilacn. Ik leed dus groot ongemak door de warmte. Ook bleef de duifter- Zwakbrit heit myns gezichts duren, zoo dat ik niets Schry' doen kon als door middel van een bril. Ondertuflchen liet ik niet na te denken dat de jaren zelfs, .buiten andere ongemak- ken , veel hindernis met zich flepen. |
||||||||||||||||||||
t
|
nerael.
|
'zeten was,bezichtigende vond ik dat de
|
||||||||||||||||||
plaets naeil aen Batavie lag, daer al het
land vol verandering van rooder aerde en vol laegte en hoogte was, als zynde eenige heuvels daer in, waer uk een aen- genaem gezicht in de vlakte komt Al het lant, ook dat van den gemelden Hee- re , is hier met rys bezet : tot welke te verzamelen een kleenfcherp yzertje in hout |
||||||||||||||||||||
Rys,
|
||||||||||||||||||||
LV.
|
||||||||||||||||||||
REIZEN.
LV*. Hooftstuk.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
l&?
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Luflplaetfen buiten Batavte. Deugden der Ballen» Vertna-
kelyke Hofflede. Pepergewas. Meenïgte van Apen. Dragt der BaUfche vrouwen. Freugdetekens over het innemen van Batavie, |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bekent met den naem van Tfuütvan of
Vrouwen-rivier, die hier 8, daer 10, en elders twee roeden breet is. Op deze plaets, daer een tamelyk goet gebouw en aengename Tuin is , hielden wy een def- tig middagmael, blyvendc daer tot 3 uren. Ik vond hier verfcheide foorten van fraeie kapellen , waer van ik 'er tien opving, waer toe ik een netje en doosje met my genomen hadt. Middelerwyïen was de meefte trein met de paerden vooruitgere- den nacr't lant Tanjong genaemt, om voor onze komft daer van de Ooftzyde door de rivier naer de Weftzyde geyoert te wor- den , om tydt uit te winnen. Wy volg- den dan van hier met drie karren, die elk door eenen buffel getrokken werden. Maer driemael in den tydt van een uur moitenwe die voor verfche verwiflèlen. De wegh was ook zoo bobbeligh en ftrom- peligh dat wy geftadig gehotftengefchud elkander zonder lachen niet aenzien kon- den. Wy gcraekten eindelyk na zulk een ongemakkelyk ryden aen de rivier , daer we met praeuwen of Kanoos, een föort van lange fmalle vaeituigen, uit den ftam van eenen boom gehouwen, werden over- gezet. Nu weder met al aen trein voort- trekkende quamen wy na verloop van een klcen uur op het lantgoedt en hofflede van Lufthn;9 den Heer Kaftelein , genaemt Seritig-jÏ»g. dts Hee- Dit lufthuis doet zich mei op , leggende rc.nKaiie* een weinigh in de Jacgte op eenen uit-lein' |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Η
|
O E WEL ik in het einde der
maent April weder van de koorts wert aengetaft , begaf ik my eg- |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ter nevens ander gezelfchap, daer toe ver-
zogt, op wegh om het lantgoedt des Hceren Kaftelein te gaen bezichtigen. Gekomen buiten Batavie ten Zuiden der ftadt voor de plaets genaemt Wellevrei, gelegen een weinig boven de kleenefterk- te , die Noortwyk genaemc wort, vond ik den Heer Kaftelein , en zyn rytuig met twee paerden gereedt ilaen, zyndc het verdere gevolgh nevens de beeften reedts Togtnaer vooraf gezonden tot aen de wacht van het lant- Mr. Korne/is, om ons daer ter plaets af te goedt des wachten. Wy zonder vertoeven voortgere- Kaftelc/ ^en <lU3mcn na ? vierde deelenvaneenuur ecm'daer aen. Ik bevond het gebouw ge- maekt van hout, geheel omzet met door- nen , mer de wyze van een vierhoekigh ichansje, hebbende in elke punt een ver- heven wachthuisje , dat zyn uitzicht over de vlakte heeft. Hier legt gemeenlyk een luitenant of vendrigh met 90 of 40 Euro- peefche foldaten in bezettingh. Wy hiel- den ons hier niet op, maer trokken voort, beilaende ons gezelfchap in 7 perfonen, geleid van drie dienaren, alle Europeers, en daer onder den koetiier. Hier by wa- |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Baliers.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ren f of ó inlanders te paerde, en 18 Ba-
liers te voet. Het geweer , dat deze lui- den voeren, zyn lange pieken, van wel- ke ik 'er twee met gout beflagen zagh. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het hout der zelve is zeer zinlyk zwart ipringenden hoek , van welker twee zy-
gevlakt. Andere waren root geverft, en den men de eroore rivier zier. Deze hoek volgens hunne manier met zilver beflagen. I heeft de gedaente van een Amfhitheater , Tuffchen den gordel dragenze een kris, I of ouden Roomfen Schouburgh. Het ge- een geweer gelykende naer eenen grooten; heele gebouw is van Kiatenhout, net en Turxen Gansjaer of pook. Dit volk is in goede orde famengeftelt, ftaende alle |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van een eilant gelegen aen het Oofleinde
van Java, bekent voor het ftrytbaerfte van al wat in deze geweften is. Ja men geeft hun na dat ze eer zouden beiluiten hun leven te verliezen , dan voor hunne vyan- |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zyne ftylen op Arduinllecne voeten , on-
trent drie voet hoogh van den gront tot voortkoming van verrotten , en tegen de fchade der witte mieren, die groot quaedc doen aen het houtwerk, daer ze byko- _____ 1>______.'_ l—J ........____.J· 'i
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
den te wyken. Hierom durft men 40 of, men. De woning had twee verdiepingen
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hunne
dapper- heit eo trou.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
f o van hun ftellen tegen zoo Javanen. By
deze dapperheit is gevoegt dienftbaerheit en trou voor hunnen Heere, zoo nogtans dat ze niet zouden willen fmadelyk gehan- delt, of op eene onbillyke wyze gere- geert worden. Een halfuur voort gere- den zyndc quamen we aen de Suikermo- lens van den Chinees Tanfianko , gelegen aen de grootc rivier, onder de Javanen |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
boven elkander, waer van de onderfte al-
leen ftrekte tot woning voor de huisdie- naren , lyfeigencn , en tot berginge van allen voorraedt : zoodat het bovenfte ge- deelte eigentlyk de woning van den Heer |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IS
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
beilaende in een fraeie voorzael, mec
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
twee kleene kamertjes, in eiken hoek een.
Hier by was een groote ruime kamer in 't kruis , die uitzagh op de voorplaets en de
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3$8
|
CORNEUS de BRUINS
|
||||||||
de poort. Deze heeft ook twee verdie-
pingen , zynde beneden aen beide de zy- den zitplaetfen voor de wagters. Boven is een vertrek rondom halverwegh , in de hoogte open. De onderfte party is met ruitwerk befchoten. Dit is de pkets , daer de Gomfpelers zich laten hooren,dat Balifche flaven zyn t waer van ik in het byzonder hierna fpreken zal. Dit plein leggende in 't vierkant is rondom met een fterk fraei groen gevcrft hek omtrokken. Aen beide de zyden van het zelve is een gebou dat op .zich zelve alleen ftaet. Het cene is gefchikt voor de keuken met twee kamertjes voor de flaven : het ander daer tegen over voor een Pody of Ryspakhuis. Beide hebbenze zulk een flavekamertje op zyde. Elk wort Van eenen huishouder bewoont. Achter het laetttgenoemde komt een ruim hoender- en ander vcehok. Buiten de voorpoort is nogh een veel groo- ter plein, waer op, als men aen de Zuid- of regterzyde aenkomt, een groote over- dekte loots ftaet, dienende voor een ver- toef- of ruftplaets voor de inlanderen , en ftalling voor karofljn en mindere rytuigen. Vlak hier tegen over. aen de Noortzyde ftaet de koeftal en de paerdeftal beide on- der een dak, zynde dit voorplein meteene breede fchoone doorne hegge van Carinda omzet, aen welker voorfteninganghnogh een fraeie poort ftont gemaekt te worden. De tuin legt aen d'Ooftzyde van 't huis, dalende van de hoogte ontrent 3 6 voet van alle de zyden allengs nederwaert naer de rivier. Aen de Zuidzyde ftaet een geheim gemak in 't water. Om hier te komen gaet men 36 trappen nederwaert, die ver- deelt zyn in drie partyen. De bovenfte is van 14 trappen , daer een ruftplaets is van wederzyden met banken verzien. De tweede party heeft 11 trappen , daer ook zulk een ruftplaets is. De derde heeft'er 10 , daer men over een kleen bruggetje naer een ruim gemaekt geheim of fekreet gaet. Aen deze trappen is van boven tot beneden wederzyts een leuning ·, zynde alles zoo fierlyk en fraei gemaekt, dat ik niet weet ergens anders oit zulk eenen fraejen gangh naer een fekreet gezien te hebben. Ter Noordzyde van het huis is ook een afgangh naer de rivier, be- "'■ ftaende in trappen dienende tot overgang der rivier. Hier nevens ftaet een fierlyk gemaekt ipeelhuisje, maer aen de Ooft- zyde,daer de tuin eindigt, is een fpeelhuis dat grooter is, daer gcmeenlyk om de fraeje uitzichten het middagmael gehou- den wort. Wederom in de rivier ftaet nogh een ander fpeelhuisje op palen , dat met een bruggetje aen 't eerft gemelde vaft gehecht is, zynde het een en't ander ook met nette leuningen befloten, ook met LuftpUetscen trapje dat naer de rivier ftrekt. Ik totβ* kragt het gezicht dezer placts op papier |
|||||||||
ter Weftzyde zoo als men van vooren in-
komt, gelyk het vertoont wort door het getal 200. Ten midden boven de poort Spelers. ziet men de fpelers zitten, die zich by wylen met tienen , twaelven , of veer- tienen te gelyk laten hooien , flaendeop verfcheide foorten van bekkens eri trom- meltjes , en fpelende op fluiten van riet fimengehecht op de wyze der oude har- deren. Zy hebben ook een foortvaneen Citer, waer onder op eenen grooten trom de bas of bovenzangh geflagen wort, dat maer nu en dan gelchiedt, en wel maer naer myn befte geheugen met ee- nen ftok : dat niet onaengenaem te hoo-· ren is. 5° c Hier wel onthaelt, en door de ge-
zichten dezer ruftplaets vermaekt zynde ftegen wy met onzen gafthéer te paert, en reden verder Zuidwaert op naer zyne Lande- landeryen, genaemt Mampang en Depok.ryen des In 't eerft hadden wy in het vo'ortryden^eVe.n. aen heide de zyden acngename wei be-Kaftelein· plante fuikervelden , en kleene fpruitjes, genaemt Seringüngh , waer naer dit lant genoemt is, als of men in onze tale zei- de , Grofbiesgras, Dit groeit daer veel aen de boomen. Vervolgens quamen wy aen een jongh bofch , zynde de wegh doorgaens zuiver en fraei met kort gras bewaflen. Een uur gevordert z.ynde ont- moetten wy op zyde aen den wegh eenen diepen kuil, daer de oirfprong was van een kleene rivier , fpruitende met ande- re aderen uit het hoogelant, en worden- de van groote boomen overfchaduwt, daer de voorbytrekkende luiden gcmeen- lyk wat ruften,en zich verfriflen. Nogh een halfuur gereden hebbende quamen wy op Depok , leggende in eene valei aen den boort der groote rivier. Hier zagh ik twee peperplantaedjen , die om Peper- zekrrc fooi t van geplante groene ftok- plantaedr ken of boomen Dapdap genaemt geleit, en 'en· als gewonden waren : niet anders als men gewoon is de boonen in ons vaderlant te handelen , dogh veel digter en zwaer- der. Deze ftokken.zyn naer giffing on- trent 18 voeten hoogh , ftaende op ryen 6 voet van elkander af geplant : tuflehen welke het ongemeen aenlokkelyk was om te wandelen, dewyl men op het heet- fte van dendag zonder het minfte ongemak der zonne daer kon gaen of zitten. De peper groeit aen riften , even als de ael- bezien. Eerft zyn de beflen groen , en ryp geworden wordenze oranje. Welke koleur veroirzaekt wort door een dun vliesje , dat men 'er met de hant kan af- wry ven, vertoonende zich de peper dan zuiver en wit. Ik nam 'er een takje van metmy , om wedergekeert wezende het op papier in zyn eige grootte te verbeel- Peperge- den , gelyk nu op zo 1 vertoont wort. was afge- Ons middagmael gehouden hebbendetekclU*
voe-
|
|||||||||
k E I 2 E ifc
|
||||||||||||||||||||||
*&
|
||||||||||||||||||||||
Voeren wy met een lange fmalle Kano de
rivier af, die hier over de klippen en kei- fteenen vry fnel, dogh zeer b'ogcigh af- loopt. Dus voortvarende flapten wy na twee uren tydts weder op Sering-fing aen lant. Wy waren in het varen verfcheide Negeryen , in weinig huizen beftaende, voorbygetogen. De oever aen beide de Zyden der rivier was zeer hoogh, en dicht met boomen bezet, waer op we meenigte van apen zagen, fpringende van den eenen op den anderen tak , ook by troepen langs den gront loopende. Meeit al warenze graeii, eenige ook zwart, hoedanige wy ook in het heenryden in de boflehen gezien hadden. Nu tekende ik ook twee der Baliiche
flavinnen van den Heere Kaftelein , zoo zy in haer lant , ook in dit geweil ge- kleedt gaen. Haer onderkleed tje ge- mecnlyk geftreept flaenze eenige malen om 't lyf, ftekende het laetile einde aen den middel vaft. Dit hangt haer tot op de voeten toe. Het bovenfte is van an- dere koleur , en ydcr neemt dat nner ver- kiezingc. Dit wort tot half over deborft gefliogert en zoo aen het einde in gefte- ken. Naer beneden hangt het tot ruim halver wegen de dyen. Gemeenlyk heb- benze eenen neusdoek in de hant, het haer agter met een tuit famengeilagen, waer op zy wel een bloem fteken , en de armen bloot, gelyk de beenen en voe- ten. Wyders hebbenze geene andere kleeding aen 't lyf. Dezer afbeelding is op N°. zot. Een andere is verheelt, zoo als zy met ons te paert had gezeten , op No. 203. hebbende een zwart boven- kleedde. Het onderde is als het voor- gemelde. Om het hooft is een los gefi- gureerde doek gcflingert, en daeropeen Toedon of Maleife hoedt van fyne rotting gemaekt, meeil al root van koleur. De- ze heeft ook eenen neusdoek in de ham. Dit uitgewerkt zynde belloot ik, om-
dat de tydt my begon te dringen , van hier te fcheiden , en het gezelfchap te verlaten. Ik fchikte mydandaertoe, be- dankende den Heer Kaftelein voor alle be- leeftheit en onthael zoo rykelykgenoten. Hy gaf my ook twee zyner flavcn mede, den eenen te paert, en den anderen te voet, tot weghwyzingh en geleide. Toen ik op wcgh gingh ftont het ganfe gezelfchap gereedt om verder op te trek- ken , en na drie dagen eerft weder te kee- ren op deze plaets. Men zette my dan met een Kano over de rivier, om een be- ter en bequamcr wegh door 't bofch te hebben. Dus quam ik weder te Batavie aen, waer van Sering-finggerekentwort ruim f uren af te leggen. Na myn aen- komft vielen hier des anderen dacgstwee zulkcdonderflagen, dat'er een huis won- derlyk door belchadigt wiert, |
||||||||||||||||||||||
In dezen tydt nam ik een vaft bcfluit f ,Des
van niet verder Indie in te trekken, heel be^om anders dan myn'voornemen geweeft was. uit Indie Want ik was van meening geweeft de te fchti* kuft van Kormandel te bezoeken , om dcm daer eenige outheden , ook beelden , en Pagoden te befchouwcn. Maer zwak van lichaem zy nde vreesde ik door de groo- te hitte en andere ongemakken der reize weder te zullen inftorten, te meer omdac ik op Sering-img nogh eens eenen aenvat van koorts gehad had. Ook ftont my vooral zorge te dragen voor mynegezont- heit, omdat my fterkte noodig was om myne reize weder over lant voort te zet- ten , dewyl dat met een zwak lichaem |
||||||||||||||||||||||
Apen.
|
||||||||||||||||||||||
Balifche
11?. vinnen afgete- kent. |
niet te ondernemen is. Ook
andere redenen, die ik daerna |
had ik
zeggen
|
||||||||||||||||||||
zal.
Op den 30 der maent Mei, dagh van Vreugde-
de verovering van Batavie , gefchiedt in bedr^e °*· den jare ióip onder het beftier van verjaring den Generael Jan Pictcrfz Koen , wert der vero· hier,gelyk alle jaren,feeftgehouden. De vcrinS Generael rechtte een groot feftein aen ^?cn aU: voor alle de Raden van Tndie, en Re- genten dezer ftadt, ook voor die dezen dagh tot Regenten gekoren waren. Hier by werden genoodigt twee Raden van Juftitie, de twee Opperkoopluiden van 't Kafteel, vier Predikanten } en eenige anderen, waer onder ik mede was. De Banket in' vreugt begon ten f uren na den middagh 'c hof des op zondagh. Hier toe was een lange ta- Generaclï fel gcftelt op de openplaets in de wonin- gc des Generacis, aen welke ftoclen ge- zet waren voor den Generael en Raden van Indie, waer op zy gingen zitten. Hier aen fchikte zich ydcr naer zynen ftaetenrangh, dogh ftaende, hoewel^r banken gezet waren aen de eene zydeder gemelde plaets of het voorhof. Hier gin·1 gen de glazen om op de welvaert van Ba- tavie en zyne Regeerders, onder het bal- deren van al het kanon , dat binnen het kafteel, rondom de ftadt, op de byge- legene fterkten, en eilanden, en andere plaetfen gevonden wert. De fchepenook op de reede leggende lieten zich ook hoo- ren door hun kanon. Middlcrwylen ver- toonden zich in de ftadt eenige burgers in 't geweer , beftaende tegenwoordigh maer in 1 f mannen uit elke compagnie mee hun vendel. Want in het geheel zyn'er maer 6 compagnien , twee namelyk der · Penniften , twee der Burgeren , een van de Werfwerkers, en een van de wyk der Ambagtsluiden. Ook reed 'er door de ftadt een compagnie ruiteren met alle de officieren , die 'er toe hoorden. Nadat wy deftigh onthaelt waren onder hetge- fpecl van trompetters en pypers , fcheid- de het gezelfchap des avonts ten negen uren. |
||||||||||||||||||||||
Weder-
komft te
Batavia. |
||||||||||||||||||||||
Aaa
|
LVI.
|
|||||||||||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
LVI. Hooftstuk.
|
|||||||||||||||||||
17°
|
|||||||||||||||||||
Gelegenheit des eilants Edam. Afbeelding van zelifame vif-
fchen. Ch'meefche Feefldagh. Manier van Suiker te be* reiden. Indigo. |
|||||||||||||||||||
E maent Junius gingh nu in met
) ongeftuimigh en regenigh weder, hoewel niet zonder warmte. Ik begaf my met eenen Stierman in zyn vaertuigh, om over te ftcken naer een eilant zyn Edelheit toebehoorende , dat genaemt wert Edam, gelegen ontrent vyf mylen van Batavie. Dit had voor- heen de Generael Kamphuizen in eigen- dom bezeten, en het by uiterften wille gemaekt aen den tegenwoordigen Gene- rael. Eer wy daer aenquamen ontmoet- te ons het fchip Munfter , komende van Amboina , en op hebbende den. oud Gouverneur Coyett. De itierman, die my overvoerde, was 2.00 veel »ls Gezag- hebber op bet Eilant Edam , daer de fchepen by wylen tot nader laft, of ook wel aen 't eilant Onrufl moeten blyven. Waerom hy nu den Ichipper toeriep, hy had maer voort te zeilen naer de reede van Batavie, dat hy ook aenftonts in het werk ftelde. Wat dit eilant aengaet, het heeft in
zynen omkring een goedt halfuur, zyn- de de gront rondom niet anders dan van fteen en korael. 't Eilant is beplant met veele vrugtdragende en andere boomen. Als men'er aenkomt vint men een braef fterk hooft, dat zich tamelyk wydt in zee uitftrekt. Hier nevens is nogh een ander niet verre van het zelve af. De Generael laetft geftorven heeft daer een groot ruim en aenzienlyk huis gebout van fteen , verzien van byzonder groote vertrekken. Het is van voren en vanag- teren op eene en zelve wyze getimmert, hebbende eenen trap , die aen beide de zyden opgact. Deze plaets heeft de Heer Kamphuizen eenigen tydtbewoont, ftrekkende zyne zinlykheit om hier veele fraeie zeegewaiTen op te zamelen. De zelve zucht dreef my ook derwaert, hoo- pende daer by eenige zeltfame vifchjes te zullen vinden. Het geluk diende my ook, waerom ik 'er eenige dagen agter een bleef, brengende den tydt dagelyx door met de keurly kfte uit te fchilderen, waer toe ik verf en doek met my geno- men hadt, nevens eene groote fles met Spiritus, om ze daer in te bewaren. Ik kreeg'er ook een byzonder grooten Kreeft, fchoon gevlekt en gekoleurt, wiens wedergade ik noit ergens gezien heb. Zoodanig een Krab quam my ook |
in handen, wiens lichaem bruin blaeu-
agtigh en doorgaens wit getekent was. De twee grootfte klaeuwen waren fchoon licht van koleur als lakverf, vol witte vlakken, en fcherpe ftekels. De andere pooten waren meelt geheel blaeu, en de binnenzyden der zelve vol roodc Hekels , die'er langs heen liepen: gelyk boven om het lyf witte ftekels waren. In twee verfcheide printen zal ik'er eenige van vertoonen. Het getal 204 behelft vyf visjes levens grootte. De letter Á wyft 'er een op het Maleis genaemt Jkam-pett, dat zoo veel zeggen wil als Ktflvtfcb. Kilvifch, Want Ikarn betekent vtfeh , gelyk Peti een hifi betekent. Het is van gedaente vierkantigh, boven, onder, en aen bei- de de zyden vlak, en zoo hart als hout. Het is geel van koleur, doorgaens met kleene zwarte vlakjes bezet. Onder be- nevens den kop is aen beide de zyden een vin, gelyk ook agter aen het bovenlyf by den ftaert. Het geen door  aenge- wezen wort, is blaeu en lakagtigh, heb- bende eenen ringh om 't oogh als gout, ook ten deele over het lyf. De bek is vol lange witte tanden. De oogen zyn groot en zwart. De ftaert is paers, geel, en wit. De vinnen ziet gy klaer. Dit vifchje heet in 't Maleis Ikam-batoe, of Steenvifch, als wordende meeft tuflehen Steenyifch. de klippen der rotfen gevonden. C ver- toont een zeer kleen vifchje, dat zeer fchoon root van koleur is, met drie fchoon blaeuwe breede ftreepen, die aen de kanten zwart zyn, over het lyf. Het grootfte dat ik van deze foort bequam, was maer van twee gemeene duimen breette in de lengte. Het zydevinnetje is aen de einden zwart, gelyk het ftaert- je, dat fraei om te zien is, De viflehers van my om dit goedt op te vangen uitge- zonden bragten 'er my drie , waer van her. eene byzonder kleen was. Men ziet 'er gemeenlyk maer drie by elkander zwemmen.. Dit heb ik zelf ondervon- den en kunnen zien in het water , hier zoo klaer als kriftal, zoo dat men tot op den gront zien kan. Deze foort is door geenen naem bekent. D vertoont een plat langwerpigh visje, dat naer den buik en boven licht blaeuagtigh, en voor de reft donker bruin is. Het heeft om den kop eenen zwarten kring, in wiens midden de oogen komen. De bek is bo- ven |
||||||||||||||||||
Heteilant
Edam. |
|||||||||||||||||||
Gelegen-
heit des eilants. |
|||||||||||||||||||
Vifclijes
afgefchil dert. |
|||||||||||||||||||
Kreeft.
Krab. |
|||||||||||||||||||
REIZEN.
|
|||||||||||||||
jfi
|
|||||||||||||||
Ven en onder ook zwart. TuiTchen den
zelven en den kringh is het fchoon geel, gelyk de ftaert. Boven langs den rugh Joopt een zwarte vin, ook eene van den itaert tot by den buik. Aen beide de zyden van het lyf is mede een yin , en twee zyn'cr onder aen den buik. Dit vifchje heeft al mede geenen naem. Het geen de letter E toont wort in 't Maleis Hout- genaemt fkam-kajoe, ofte houtvifch, de- vifvh. wyl deze vifch altydt gevonden wort by palen of ander houtwerk. Van gedaen- te is hy als Voren, van koleur licht blaeu- agtigh, langs den rugh geel. Over 't lyf tot by den buik zyn vier donkerbrui- ne brcede ftreepen. Op den rugh is een lange fchcrpe vin, en een andere tuf- fchen den zelven en den Itaert. Twee vinnen zyn'cr oogh onder en boven aen den buik. In de print van zo f vertoont de letter
KlipYifch..A een rondagtigh vifchje genaemt Jkam· hatoe , of KUfvifch , zynde als een der voorgaende. Het lichaem hier van is ros blaeu, loopende 7 of 8 fmalle blaeu- we ftreepen over het lyf, dat onder zwart is. De ftaert is kort en wit, hebbende de gedaente van een beitel, en een door- gaende root ftreepje aen het einde. Aen beide de zyden van het hooft is een vin meeftgeel, en ten deele blaeu. De kop is bruin blaeu: de gedaente van den vifch is als die van een Botje, Hy is goedt |
|||||||||||||||
met zwarte vlakken. De punten zyn
boven fpits als een zaegh. De ftaert is donker geel met zwarte vlakken. Door E wort vertoont Ikam-boeron of Vogel- Voget- vifch. Hy heeft de gedaente van eenvif<*· Schol, en de koleur wit, met twee zwarte breede ftreepen over het lyf: tuft ichen welke beide op het bovenlyf iets als een witte wimpel uitkomt, die naer het einde heel Imal afloopt, hebbende de lengte van eenen voet van elf duimen. Het agterfte van het lyf met den ftaert is geel: gelyk ook de wederzydfche kleene vinnen, die uit de zwarte Itreep komen. De kop is kleen, de bek fpits. DeZe ibort van vifch wort zelden gezien. F verheelt eenen Ikam-maes of Gout- gowv
vifch, die wit blaeuagtigh is. Hy heeft vifch. roode ftreepen langs het lyf, doorgaens met fchoon geel, alsof het gout ware, getekent. De vinnen en ftaert zyn root, geel, en wit. Boven op den kop is hy fchoon roodt. Door G wort aengewezen een vifch Pe íéôò!,
genaemt Ikam-hikatom naer eenen vogel, llcam- die dezen nacm draegt, en zodanigh een kakatoua, blaeuwe koleur heeft. Het lichaem van dezen vifch is groen blaeu * hebbende eenen weerfchynenden glans. Hy is ros getekent, even als een net* over het ge- heclc lyf. Aen de zyde van 't hooft is een rolfe geele vlek. De kop is groen en root getekent, de vin langs den rugh is Ichoon groen blaeu en geel. De twee zydevinnen zyn groen blaeu en iakver- wigh, gelyk de itaert, De onderite vin is blaeu en lakverwigh. Ik heb verge- ten te zeggen dat het ganfche lichaem van den Kreeft, daer wy van geiproken hebben, groen, dogh voor aen de fnuic roodt was : gelyk ook waren de twee groote voor uitftekende fnuitangcls tot op 4 duim, zynde 3 derde dcelen van ee- nen duim breet: waer uit dan nogh de fpitien als horens komen die zwart zyn. Deze hebben de lengte van r voet 7 duim. Tuflehen deze beide komen nog twee fmaller horens uit, wacr van d'cen wit, en d'ander meelt zwart is. Deze * zyn maer ontrent half zoo lang als d'eerft genoemde, en voor aen als omgekrult. Deze vifch is over het gchcele lyf wit en zwart gevlekt en geftreept, ook over den ftaert. Ten midden aen beide de zyden van het lyf zyn twee breede geele en witte ftrepen. De pooten zyn imal en langh , groen, zwart, geel en wie doorgaens gcltrecpt van koleur. Het li- chaem heeft de lengte van een voet en r duim. Daer werden'er ook andere klee- ner gevangen, waer van ik'er vcrfchcidc kookte en goedt van fmaek bevond. Ik lchilderde alles af in zyn wezentJyke grootte op doek om het in het vader- lant te kunnen vertoonen, doende ook Aaa i alle |
|||||||||||||||
Karper-
vifch. |
van fmaek, maer dik van huit, Â ver-
toont Ikam-tamar^ of Karper vifch. De- |
||||||||||||||
ze vifch valt rneeft root en wit blaeuag-
tigh, hebbende een hooft, dat ten dee- le fchoon root is. Onder aen den bek zyn twee ipitfe dunne punten, die de lengte van twee duimen hebben. On- der aen den buik zyn twee roode vinnen, en nogh een vin tuflehen den zelven en den itaert. Op den rug zyn'er twee met fcherpe punten, en aen beide de zyden van 't hooft een, die root en wit is, ge- lyk de ftaert, die zich aen het einde af· fcheit, en puntigh uitloopt. De buik is doorgaens wit blaeuagtigh. Hy heeft de lengte van eenen voet, en vier dui- men , wacr uit de grootte der andere af te meten is. Want ze zyn alle in 't klein op papier gebragt. Steen- C vertoont Ikam-Kakap é, of eenen roo- braeiTem. den Steenbraeflem , hebbende den kop boven en aen beide de zyden uitnemend fchoon roodt, onder wit blaeuagtigh. Het lyf is blaeu met breede paerfe ftre- pen van den rugh tot halver wcgh. De vinnen zyn fchoon roodt. D tekent af Zaeg- Jkam-Gargasje, of Zacgvifch. Zyn bo- Yifch. venlyf is licht blaeu, de buik wit. Langs het lyf loopen donker bruine of zwarte ftreepen. De bek is geel. Zoo zyn ook de vinnen:, inzonderheit is die langs den I rugh loopt fchoon geel, en doorgaens j |
|||||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
|||||||||||||||||||||||||||
3?ß
|
|||||||||||||||||||||||||||
alle de gemelde viflèhen in Spiritus, om
hen voor bederving te bewaren, en aen de minnaers dezer vremdigheden te la- ten zien. Deze Kreeft in 't Maleis ge- naemt Oedang wort vertoont door de let- ter Ç: de Krab , in 't Maleis Kapitein door I. Ik bequam hier ook eenige vliegende
beesjes, Kapellen , en andere foorten , maer weinigh van belang. Om deze zeevrachten, om zoo tefpre-
ken, op te fporen, gingh ik meeft zelf heen by ftil weder: dewyl ik dan het wa- ter zoo helder en klaer vond, dat alles op den gront en de rotfen duidelyk te onder- feheiden was. Hier door geraekte ik aen verfcheide foorten van Zeekorael verzien van fraeie takken. Maer 't was al meeit korte foort. Eenige koralen hadden de gcdaente der bladeren van bloemkool, die zich in een fluiten. Ik kleedde my aen de ftrant uit om dieper in zee te komen , daer ik al wat my beft behaegde met my- ne eige handen afbrak. Hier mede be- zigh zynde bevond ik dat dit korael zyn begin neemt van een vette of flymi'ge qualfterheit des waters, dat zich als tot een wezentlyke ftoffe op de rotfen vaft zet, en dus allengs tot die gedaente en vaftigheit voortgroeit. Als het nogh week is, vertoont het zich cgter uitne- ment fraei in 't water. Want het is by- zondcr fchoon geel, ook wit, en rosag- tigh van koleur. Uit nieusgierighcit brak ik eenige ftukken, die reets vry vaft met de rotfen vereenigt waren, daer af, om ze in de Zon of lucht te droogen, op hoop dat ze die zelve koleur behouden |
|||||||||||||||||||||||||||
Tevoren al had ik de vaertuigen van
dit volk fierlyk toegeftelt, en met Chi- nefen gevult, in de haven zien zeilen. Dit ging met veel omflag toe. Men moet aenmerken dat de Chinefen
iemant, die onder hen iets nutbaers of gedenkwaerdigs voor het vaderlant gc- daen, of uitgevonden heeft, houden in. dierbare gedagtenifie, en hem zoo veel eere na zyn doot bcwyzen,als was hy nog by hen in levenden lyve. Mch zegt dan dat voor dezen by hen is geweeft zeker ^^ man, genaemt Pbelo, die de allereerfte vinder* het zout uitgevonden zou hebben. Wel-Ñçç« |
|||||||||||||||||||||||||||
.out.
|
|||||||||||||||||||||||||||
kc vond by hen verwaerlooft en ver-
agt , was de vinder van daer ge- weken, zonder dat men hem federt oit weder vernomen heeft. Ondertuflchen bevond men daer na de nutbaerheit en noodwendigheit van het zout. Het |
|||||||||||||||||||||||||||
Zccko-
racl. |
|||||||||||||||||||||||||||
welk hen tot zulk een berou bragt van
hunne onagtfaemheit en onkunde , datzc uittogen om dezen Phelo te gaen opzoe- ken , om hem hunne dankbaerheit en eer- biedt te bewyzen. Maer hem niet heb- bende kunnen opfporen hebben ze tot zy- * ne gedagtenis dit feeft van Phelo-tiaphie ingeftelt, dat ze met veel godtsdienftig- heit onderhouden , gaende met vaertui- gen te water , en daer mede omzwer- vende, als wilden ze dezen heiligh nog heden ten dage opzoeken» Kort hier na noodigde my de Heer
Kaftelein op zyn hofftede , genaemt Hofïïede Wel te vrede. Daer gekomen zynde zagcies Hce- ik op het lantgoet van dezen Heer , op ^é"^áß" welk een wyze de Suiker toebereit wiert. Hier toe was een molen geftelt, die door Suiker. twee Buffels omgetrokken wert. Een molene man zat voor het gat van den molen, waer in het Suikerriet geftoken wert > dat voor d'cerfte mael alleen maer in het doorgaen gekneuft wort, wordende aen d'andere zyde door een diergelyke ope- ningh uitgefchoten. Het fap' daer uit loopende valt onder in eenen put, en van daer in een goot, die het on* der door de aerde in een daer ne- vens ftaende plaets lcit, daer het ontfan- gen wort. Hier zyn de Suikerpotten en fornuizen. Ten tweeden male word'er uit het zelve riet meerder fap gemalen: en ten derden male al het overige. Dan wort het, in de fornuizen gekookt zynde, in aërde potten gedaen, die onder een gat hebben, waer door zich het flechtftedeel ontlaft. Deze potten worden boven met verfche klei toegeftopt. Dit is de eerfte en befte foort. Dan volgt van 't uitge- lopene een tweede, en daer na ook een .<»> derde foort. Het Suikerriet vond ik hier ftaen op de zelve wyze als ik het voor- |
|||||||||||||||||||||||||||
Oir-
fprongh
des Ko- raels. |
|||||||||||||||||||||||||||
zouden, wacr in ik my gcweldigh bc-
droogh. Want de ftukken werden al- temael bruin zwart en afzichtigh. Ook was'er geen droogen aen j zoo dat ik al- les weder moft wech werpen. Ziende dat voor my hier niet veel meer
te halen was keerde ik weder in het vaer- tuigh, waer mede ik digt by het eilant Alkmaer heen zeilde, dat'cr naeft aen legt. Het eilant Enkhuiusn legt wat verder ten Zuiden af. Het eilant Leiden wort gerekent halver wegh te zyn. Hier waren geen menfehen op. Het eilant Boom legt hier tegen over, waer op ee- nige MakaiTaren en andere viflehers woo- nen j zynde het eilant Smit ter zyden ver- der naer het Zuiden afgelegen. De wint voorfpoedigh zynde bragt my in korten tydt weder te Batavie. Hier na reed ik met den Heer Gene-
rael door de ftadt om een gezicht te ne- men van zyne nieuwe en herboude hui- zen. In dien tydt zagh ik aen de Chi- neefchc huizen, die nog gefloten waren , |
|||||||||||||||||||||||||||
DeEilatv
den Alk- maer, Enkluli- zen, Leiden, Hoorn,
|
|||||||||||||||||||||||||||
en Smit.
|
|||||||||||||||||||||||||||
HetChi-
neefche feeilPhe- lonaphie. |
|||||||||||||||||||||||||||
eenen groenen tak hangen, dewyl deze| heen in Egipten gezien hadt. Het heeft
dagh de laetfte was van hün feeft: Phe- gcmeenlyk de hoogte van 7 of 8 voeten; lonaphie genoemt. De dikte is in 't rond 3 , ook wel 4 duim; Hier
|
|||||||||||||||||||||||||||
k Ê ï 8: ë Nk
|
||||||||||||||||||||||||||||
m
|
||||||||||||||||||||||||||||
Hier vond ik ook de Indigo , die m
kleene boomtjes als plantjes groeit, met verfcheide takjes aen een. Zy zyn ge- meenlyk anderhalven voet hoogh. De bladeren zyn kleén, daer de Indigo uit geperft wort. Het zaet wail daer aen in lange rifljes , gelyk het getal van Zoo" vertoont, aengewezen met de let- ter A. Hier verbeelde ik ook eenen tak van de
Kanwa of Koffiboonen, getoont door B. Deze zyn onryp groen van koleur, half ryp geel, en geheel ryp zynde, purper root. De bloem is als een kleene Jafmyn. Zy is in het midden geel,, en heeft zes blaedrjes in het ronde. De bladeren zyn langwerpigh en fpits. Deze boonen zyn voor eenige jaren uit Arabie hier gebragt en voortgeteelt. Dogh in den aenvangh desjaers 1607, toen Batavie zoo deerlyk gefchud wierd door aerdbeving, die eene onnoemelyke fchade en verwoeftinge ver- oirzaekte, zyn veele ongemeene planten, door liefhebbers in hunne lufthoven acn- gequeekt, verloren of vergaen. Zoo dat de tegenwoordige Generael my zeide niet te weten, dat hy'er eenige meer in zynen hof hadt. Maer andere kenners kregen eenige opkomende fprukfels in 't oogh , en bevonden dat het planten dezer boonen |
||||||||||||||||||||||||||||
reis te'Rama van Gafe had bekomen,
hoewel veel kleener. Deze vrugt is zonder pitten en fchoon geel van ko- leur. Zy is hier gebragt en aengequeckt. Gy ziet de beelteniflc op 208. Hetge: My wert ook vertoont het gewas bywasJaki;
de Portugefen genoemt faka, by de Ma- leiers Nanka, en by de Hollanders Soor- facke. Het is groot by uitnementheit j zwemende naer eenen Zakpyp, groen en wat rosagtigh van koleur, dogh heel ryp zynde geel graeu. Inwendigh heeft het veele groote witte vrugten , die geel zyn, met witte pitten. Veele menr fchen vinden'er grootcn fmaek in. Want ze zyn zeer zoet. Men hout ze voor ge- zont. Twee der zelve aen den boom hangende zyn verheelt op het getal Nam- |
||||||||||||||||||||||||||||
fndigo.'
|
||||||||||||||||||||||||||||
ICoffiboo
nen. |
||||||||||||||||||||||||||||
nam.
|
||||||||||||||||||||||||||||
iOp.
Nu volgt de Nam-nam , dus genoemt
by de Portugeiên. De Maleiers heeten ze Poekie-amjing. Het is een vrugt zeer acngenacm om te eten, raeu of geftooft. Zy is rins en zoet van fmaek, graeu geel- agtigh van koleur. Eenige zyn wat krom van gedaente als een peer.Debloemisroot geel en wit in trollen by een. Men ziet'er de bladeren by en het geheele fatfoen op No. 110. No. ζ 11 toont ons de boomen met de
|
||||||||||||||||||||||||||||
Kaffce
aenge- fokt. |
||||||||||||||||||||||||||||
De vruchl
|
||||||||||||||||||||||||||||
waren. Hier op viel men weder aen het
bezorgen en aenqueken der zelve, zoo dat'er ook nu reedts een groote mcenigte is aengefokt, waer uit binnen weinigh ja- ren groote overvloedt verwagt wort. Zy dooien derhalven, die wanen dat deze vrugt alleen onder de Arabieren gevon- den wort: gelyk zy ook bedrogen zyn , die van gevoelen waren, dat deze boonen in geene andere landen zouden kunnen voortgeteelt worden, als of die lantaert deze planten zodanigh vergiftigt hadt, dat ze niet bequaem zouden zyn om elders dan by hen eenige wortels te fchieten. Hier nevens gaet by de letter C een
wilt bofchbladt. Eenige dezer bladen vallen groen, andere wit, en hebben ee- nen rooden bloeflem. Deze drie foorten zyn wat kleener verheelt dan de wezent- Jyke gedaente medebrengt. Nogh is'er de Kakauw, waer van voor-
mmelyk de Chokolade. toebereit wort. Deze vrugt vertoont zich byzonder aen- genaem aen den boom, zynde root en geel van koleur. Men ziet ze 4, f, of 6 on- trent den anderen hangen, hebbende ge- meenlyk de lengte van ontrent 6 duim.Dc bladeren zyn groot en langwerpigh. Zom- migehebben geele,andere roode vlakken. De gedaente wort vertoont door het getal 207. Ik bcquam ook een aerdigh gewas van
een Ceder of ChJneefchen Citroen met veel uitfpruitende punten. Hy was ontrent -van die gedaente, als ik in myn eerfte |
vrucht, genaemt Blim-bing. Zy is grootg£™
en langwerpigh. De bloeflêra is roodtbing." lakkigh van koleur. De fmaek is als die van onze krliisbezien, die zy ook behou- den , als ze geftooft zyn. Als men Zy- nen mond door azyn of eenige andere zu- righcit heeft raeu gemaekt, is 'er geen beter middel, dan deze vrugt raeu te ge- bruiken. Gy ziet haer aen den boom hangende afgebeclt. Ook is 'er de Areek, een vrucht, die Areck>
aen hooge dunne boomen waft, met trollen aen een tot een groot getal. De bladeren der zelve zyn lang, even als die der Klapperboomcn. Deze vrucht wort in 't algemeen zonder onderfcheitgebruikt zoo van mannen als van vrouwen door ge- heel Indie$ zonder dat'er eenige natie van uitgezondert blyft. Jong zynde is zy groen van koleur , hebbende het fatfoen j van een eierpruim. Op de kruin heeft zy als een akerkapje, daer de fteel aen vaft is, in grootte als op N°. ζ ιζ. met de letter Α wort aengewezen. Out gewor- den zynde is zy roodt en geel van koleur» gelyk de letter Β aenwyft. C toont een gedeelte der andere helft zonder bolfter. Deze binnenpit half doorgefneden wort in 7 of 8 ftukken verdeelt: maer jong zyn- de gcmeenlyk in vier. Dan Wort elk ftuk in een Betelbladt gerolt, dat te vo- ren met Siatnfe roode of witte kalk be- fmcert wort. Dit nemen ze dus in den mont en kaeuwen het,tot dat hun Ipeek- fel door de kalk bloetroödt wort. Men Aaa 3 wil
|
|||||||||||||||||||||||||||
Wilt
bofch-
bladt.
|
||||||||||||||||||||||||||||
Rakauw.
|
||||||||||||||||||||||||||||
Cliinee-
fche Ci- troen. |
||||||||||||||||||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
||||||||||||||
374
wil dat dit een gocdt middel is om den
monde en het tantvlecfch zuiver te hou- den. Maer ik heb'er noit de proef van willen nemen , dewyl ik genoeghaen het gezicht hadt, dat my miflelyk en onaen- genaem voorquam. Ook worden by wy- len menfehen , die dit niet gewoon zyn te gebruiken , daer zoo qualyk van , dat ze wel, gelyk ik zelf gezien heb , van hun zelven vallen. Maer dat gebeurende hebben die menfehen zich ver caft aen een foort, die niet goedt is. Dit is dan het neggen. Maer de allerbefte foort kon my niet be- kooren. Het gemelde Beteibladtwaftals de Turxe boonen. Ik heb 'er een met de letter D aengewezen. Het is donker graeu van koleur : maer daer zyn blade- ren, die licht groen zyn, en die worden wel meeft by luiden van aenzien gebruikt. De manier van het rollen dezer bladen tot dit geneesmiddel wort getoont op de let- ter E. My ne oogen verluftigt door deze vruch-
ten vielen nu op de dieren Eilanders ge- nocmt, waer van 'er de Gencrael eenige op zyne luftplaets hadt. Deze beeften liepen daer met de konynen in volle vry- Jieit ·, waer toe met voordagt een bergje gemaekt was, waer inzehunne holen had- den. Dit was met een hek omtrokken. My beving de kift van een dezer dieren af te tekenen. Hunne agterfte pooten zyn langh , en de voorfte kort. Van groot- te en koleur zynze als een goede haes. De kop heeft veel van eenen vos. De ftaert is fpits. Onder aen den buik, die witag- tigh van koleur is, hebbenzeeene opening als eenen zak , daer het jong , als het al vry groot geworden is, in en uit gaet. Deze jongen zitten ook dikwyls daer zo- danigh in dat ze het hooft en ten deele den hals daer buiten fteken, gelyk ik dik- wyls gezien heb. Als de moer loopt, trekkenze den kop meeft binnen , dewyl zy in't loopen zich moet op ennederwer- pen, omdat, gelyk gezegt is, de voorftc pooten kort, en d'agterfte langh zyn. De beeltenis is op No. 2.13. t Eenige dagen hierna vertoonde zich een
compagnie der Bougies in haer volle ge- weer binnen het kafteei, om zich vanden Generael te doen zien , die zich ten dien •einde vcrzelt van den Veltheer de Wilde op den voortrap van het paleis vertoon- de. Ik voegde my om ditgezichtteheb- „ben mede derwaert. Hier zag men, hoe de officiers tot voor zyne Edelheit gena- dert elk in het byzonder, na het doen van hunne cerbiedeniflen , den hellebaert of piek by hun Hafegacy in den gront ftaken, en hun kris, een fpits geweer j datze tuf- fchen den gordel dragen , als boven ge- zegt is , uittrokken. Hier mede maekr tenze geene klcene bravaden , breedt op- gevende van al wat hunvanvyanden voor- |
||||||||||||||
quam te zullen den hals breken , en wat
meer naer zulke fnorkcryen fmackte.Hicr by maektenze byfter vremde fprongenom hunne behendigheit, die verre by hen te zoeken was , te vertoonen. Alle hunne gebaren geleken meer naer de pbtfen van den eenen of anderen marktgek , als naer de tekenen van eenen manhaftigen ltrygs- man. Hun moedt was verdubbelt door* ' dat zy, anders gewoon blootsvoets te I00-;.« pen , nu pronkten met kouflèn en fchoe* nen j waer door ze zoo parmant voort- traden, om quanfuis de deftigheit vaneen krygsbevelhebber te verbeelden, en onze krygsoverften niet toe te geven , dat men zich van lachen niet kon bedwingen. Zoo dat de Heer de Wilde tegens my zeide: Wy geven in 'i vaderlant ons geit uit voor het uen van het een of ander Toneel- of Klucht- /pel ,· maer de%.e vertooning verdient beter befchottwt te worden. Het was ook zoo, dewyl dit geen fpel , maer emft was. Deze foldatenverfchillen in kleeding ge- Himkleè.
weldigh van elkander. Want eenige had- dingh. den hooge mutfen op , een licht rokje en fmal broekje aen : voorts de beenen en voeten bloot. Andere weder droegen eenen brèet geranden hoedt, by hen Toe- dongs genocmt, gemaekt van Bamboezen, zynde een foort van ftruiken, dieuitfehie- -.} ten. Men eet'er de uitfpruitfels van. An- dere hadden hooge opftaende mutfen, an- dere maer eenen doek om het hooft ge- ilingert. Drie of vier van dit volk , die my de koddigfte voorquamen , hadden aen beide de zyden van het hooft iets als eenen langen vergulden hoorn. Eenige waren verzien van een gemalyt harnas. Hun wapens zyn vierroers, patroontaiTen, Hunwa- en kriflen , ook pieken , maer langer pcns' dan die der officieren , die by het gezei- de geweer een piftool tuflehen den gordel ftekenί Terwyl deze bezigh waren met hunne
ceremoniën te verrichten , trokken eeni- *' ge andere compagnien voorby om hun ge- weer te halen,dewyl zy laftbrieven hadden om te fcheep te gaen, als zullende dit jacr weder optrekken naer Samaran , een ko- ningklyk gebiet der Oofterfche kuft Javai, gelegen ontrent 60 mylen van Batavia, ftaende onder den Koning Pangeran Poega^ tjc Ko- dicn de Maetfchappy aen dat Ryk gehol- ning Pan· pen heeft. Want hy' was inoorloghmet |eran zyns Broeders zoon , genaemt Ade-fatti^ ^ofde die reedts het ryk in zyn gewelt hadt. Maet- Hy wert derhalven daer weder uitgedre- fchappy ven met hulpe der Maetfchappye , die?*nkzJe™ hem nogh blyvende aenflagen fmedén te- holpen? gen zynen Oom tragt onder te brengen, en hem , nu gevlucht, zoo het doenlyk is j in handen te krygen , opdat de re- gerende Koning ruft magh hebben. Weinigh tydts hierna gaf zyn Edelheit
my te kennen dat'er een fchip binnen wei- nigh , |
||||||||||||||
Filanders
|
||||||||||||||
kem.
|
||||||||||||||
Eouaies.
|
||||||||||||||
Hunne
fnorke- ryeti, |
||||||||||||||
REIZEN.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
37y
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nigh dagen naer Bantam zou zeilen , vra-
gende my of ik nogh van voornemen was dien togt te doen. En myn befluit hoo- rende oordeelde hy dat ik deze goede gc- legenheit van het weder en fchip moft waernemen. Ik fchikte my dan tot de |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
reis, en ontfing van zyn Edelheit des
avonts voor den dagh van myn vertrek twee brieven van aenbeveling aen den Commandeur van Bantam , en aen den Koopman en Adminiitrateur der Maet- fchappye. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
LVII. HooFTSTUK.
Togt naer Bantam. Befibryvmg van dat RyL Gefprek des
Schryvers met den Koningh, |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
daer wy ten elf uren naer toe roeiden, en
op den middagh aenquamen. Ik begaf my aenitonts by den Commandeur Bitter van Rheede, dien ik den brief zyner Edt. overgaf. Hy ontfing my beleefdelyk, en wees my te gelyk een plaets tot myn ver- blyf in zyn woning aen. Na den mid- dagh vertoonde ik my ook voor den ge- melden Koopman, den Heer Wys, dien ik mede eenen brief van zyn Edelheit over- handigde. Ik genoot hier even dezelve beleeftheit, zoodat ik by hem bleef tot in den avont. Des anderen daegs ging ik deze plaets Berchry-
ten deelc van buiten , ten deelc van bin- v'»g der nen bezichtigen. Ik ging eerrt door de placts· waterpoort,' die by de buitenwacht ftaet, dat een kleene poort is van den ouden muur , die géenen naem draegt, ftaende weinigh buiten de punt Speelwyk , die ten Ν oorden legt. Van daer gingh ik ten Ooibn op langs den wegh by ae zee. De- ze wegh ftaet veeltydts met hoogh water onder. Waerom ik , dewyl hy ilordigh. om te betreden is , langs den zelven heen- gingh naer de lantzyde. Daer is het vol tuinen bezet met klappers en ander ge- boomte. Men vint die zyde ook bezet met flechte huizen , niet veel beter dan |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
OP den elfden der maentjulius nam
ik affcheit van den Generael, en begaf my met een roeifchuit van den Commandeur Broegh naer het fluit- fchip, gememt Mn/fier, waer van fchip- per was Jan Walburgh. Het voerde zó ftukken kanon , en 6 bafien , en was be- mant met ó/ perfonen , waer van 'er f7 Europeers , en 1 o inlanders waren. Het lagh een goei: half uur van de ftadt, en was reedts onder zeil. Daer aen komen- de vond ik den fchipper nogh niet aen boort, maer het liep niet lang aen, of hy |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Togt'naer
Bantam, |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De eilan-
den Hoorn,
Onruft, Amfter- dam, Middel- burg, |
quam. Dus gingen wy voort, en kre-
gen ontrent den middagh het eilant Hoorn^ dat over 't eilant Onruft gelegen is, ne- vens ons. Maer de wint begon zoo te wakkeren dat wy wel haeft d'eilandcn Amfterdam en Middelburghx.m'Lmaenvm ons voorby voeren , en daer nevens een |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
klip , die f of 6 voet onder water was,
waer van wy de barningen bequamelyk konden merken. Zy was niet grooter dan een gemeen fchip. Een diergelyke lagh 'er ter regter zyde. Wy hielden onzen |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Kleeneen
|
Icoers meeft Weit aen, zettende het op de
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
eilanden de kleetie en groote Combuis , die
Combuis, wy met eenen gewenfehten Ooftenwir.t ter regter zyde van ons voorby voeren. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Menfch-
eter. |
Ten f uren hadden wyhet eilant Mtnfch-
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hutten, opgeftelt van Bamboezen
|
en
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
overdekt met Adabsbladeren. De. men-
fchen , die zich hier onthouden , zyn al- le viflehers, en woonen hier in groot ge- tal, brengende hunnen meeftcn vifch naer Batavie om daer te verkoopen. Het eer- fte , dat men hier ontmoet, is de punt Caranganto, die van ftecn ontrent in 't vier- De punt kant is opgehaelt, en verzien met 10 ftuk- Caran- ken kanon. De zes voornaemfte, die vry °ant0' groot zyn , flaen naer den zeekant. Een der andere ftaet ten Ooiten , en drie klee- ne ten Wellen. Van hier gaet men over een groote fleene brugh , die opgehaelt wort, leggende over de rivier, die door Lantri- het lant vloeit. Zy neemt haer begin in v,cr' het gebergte , en eindigt hier in de zee. Hier is het einde der ftadt, daer zy aen den zeekant legt, beftaende in een gocc vierde deel van een uur gaens. Vervol- gens vint men zich op de groote Ba/aer, bc-
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
eeter ter flinke zyde nevens ons, zynde nu
ontrent op 4 uren afltants van Bantam ge- nadert. De donkere nagt deed ons het anker uitwerpen. Maer des morgens met het eerfte licht van den dagh gingen wy weder onder zeil met donker en vochtigh weder begunftigt van een mooi koeltje. Dus was het ontrent agt uren, als wy voorby den uitkomenden hoek van 't vafte |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Groot
|
lant Pontang quamen. Toen kregen wy
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Poèiéma- dicht benevens ons het eilant Groot Poele-
dy. mady , leggende ter regter zyde van ons. .pKleen Hier waren wy op zes vadem waters. Wei-
jj .c ema' nigh verder lagh Κ leen ToeUmaiy , daer wy vier en een half vadem waters vonden, den Poe-" Toen verfchenen de twee eilanden by de le-don. Maleiers genaemt Poele-doa , dat zoo veel Komft op is , als de twee e-.landen. Dus raekten wy de reede voor I0 uren tcn an|<er Qp fe recde van j
tam. a" Bantam, naer giifing een uur van de ftadt,
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
CORNELÏS de BRUINS
|
|||||||||
37Ó
|
|||||||||
bezet met Chineefchc winkels , waer in
vruchten en andere eetwaren te koop zyn. Hier benevens ftact een groot Chineefch gebou , dat de woning is van den Kapi- tein of Overilen der Chinefen. Als men langs den zeekant verder opgaet, vint men langs de geheele ftreek ook woningen der viilehers. Hier achter zyn by den zee- kant veel zoutpannen, daer het zout be- reit wort. Hier ontrent is de plaets daer de Hollanders landden op den 7 April des jaers i68z. Den zelven wegh wederkee- rende vimmen tuflehen de gemelde punt, en de Pagger of fterkte Speelwyk eenen bree- den korten wegh, die zich recht op 's Konings plein uitftrekt. Aen het be- gin van dit plein legt een groote fteene brugh , genaemt de Ketenburg , over de reedts gemelde rivier , die met eenen an- deren arm daer door heen vloeyende in zee ftort. Over deze brugh en op het plein, Jgenaemt de Pajfei-baen vermaekt zich de
Coning met de grootften des Ryx gemeen- lyk op den laetften dagh der weke met het fteekfpel. Als men over deze brugh inkomt ftaet ter regterzyde de voornaem- fle Tempel of Kerk , die zy, even als de Perfianen, Mh-ud noemen. Ten elf uren weder in myn verblyfplaets
keerende bevond ik dat het geit voor de peper tot lading van het fchip overgege- ven , reedts gewogen en nagetelt was: zoodat ten vier uren na den middagh de Ryxbeftierder by den Commandeur quam om de gereet zynde gelden wegens de pe- per , die het fchip Munfter voor Perfiein te nemen hadt, te ontfangen. Deze ge- legenheit dagt my dienftigh te zyn om hem te doen aenlpreken wegens het gehoor, dat ik gaerne by den Koningh zou heb- ben. Zyn Majefteit ook was 'er reedts van verwittigt door den Commandeur, die uitdrukkclyken laft van zyn Edelheit had om dat voor my te bewerken. Ik voegde by myn verzoek dat ik wenichte hoe eer, hoe liever, hier toe te geracken, om den haeft dien ik maekte met myne reize weder met de eerftefchepennaer Per- De Schry-fie voort te zetten. De Ryxbeftierder ver ver- ^jeet my aenzeggen dat hy het dezen zel- hQor'bf1*ven dagh den Koningh n'ogh zou aendie- den Ko- nen , en my dan eenen zekeren tydt Hei- ning· len. Ik hiel my dan om dezen ftondt af te wachten by de hant, en in huis. Deze Amptenacr was genaemt Pangeran of Prins Pour-ba-jiagara. Hy was verzelt van agt of tien koningklykefchryvers en opzieners van den peperhandel, zittende benevens den Commandeur en den eerften Opzie- ner van den Boom op eenen ftoel, daer d'andere naer d'Oofterfche wyze beneden op den gront zaten. Zyn gevolgh buiten het genoemde gezelfchap beftont in vyf- tien of zeftien perfonen , alle met vaertui- gen gekomen tot aen Speelwyk. De Com - |
|||||||||
mandcur onthaeldc hen met veelerhande
confituren , met vruchten , met lues en broot, met tee en tabak, dienze uitHol- lantfche pypen , even als wy , rookten. Hierna gingen zy naer boven om de gel- den te ontfangen , die zy na telden, en in zakken, yder van duizent Spaenfche Ma- kaflaeifche of Spaenfche Realen, verze- gelden Toen vatte de Commandeur den Ryxbeftierder by de regterhant, en geleidde hem tot buiten de poort aen het water. Des anderen daegs ten negen uren quam de eerfte Koninglyke Opziener van den Boom my aenzeggen, dat ik ten twee uren na den middagh voor zyne Majefteit te verfchynen hadt, die zoo aenftontsbui- ten de ftadt gereden was naer een Lufthuis, een half uur ten Z. Weften van Bantam gelegen. Hier op vraegdc hy my of ik genegen was te paert te ryden , of liever te voet te gaen. Ik hem voor zyne aen- bieding bedankende koos het laetfte. De beftemde tydt gekomen.zynde , wert ik door hem uit het huis van den Comman- deur afgehaelt. Ter zelver tydt was ook gehoor vergunt aen den Heer Kaef, die voordezen te Bantam , eer het in handen der Maetfchappyewas, voor Refident ge- legen hadt, en nu voor tien of twaelf we- ken wegens de Maetfchappye over eenige zaken derwaerts gezonden was, De Sc- kretaris , die de Maleife en Javaenfe tael verftont, wert ons mede gegeven. Bui- ten de poort gekomen zynde vonden wy daer vier paerden gereedt, die wy nevens ons lieten leiden, en te voet gingen. Wat voortgegaen zynde vonden wy den Ryx- beftierder , by het kafteel des Konings, daer men voorby moet, gereet, om zich met ons derwaert te begeven : gclyk ge- fchiedde, zonder dat iemant zich van paerden bediende. Wy namen onzen wegh langs een fteene waterleiding , twee of drie voeten hoogh boven den gront opge- metfelt, en van binnen met eenloodepyp verzien, ftrekkende zich van het Lufthuis af tot binnen het Koningklyk kafteel. De- ze waterleiding was voor drie jaren ge- maekt. Dit water komt van het geberg- te , dat hier twee uren van.daen legt, vloeiende in dezelve met een rivier door het larit. Het was drie uren , toen wy aen dit lufthuis aenquamen. Na een kor- te vertoeving aen de voorpoort, quam, als onze komft aengëdient was, eene der Komir ia vrouwen van 't Hof, ons orde brengen i151: lu,ft" ■ . , ' ,T7. p. huis des
van binnen te naderen. Wy zagen hier konings.
onder eene opgeflagé logie drie karoffen van den Koning, waer van de karovfiers Hollanders, en op onze wyze fraei in 't roodt gekleedt waren. Wy traden dan naer binnen over een lange houte brug, ten deele met fmalle planken belegt, en met leuningen bezet. Vervolgens nader- den wy door een kleene poort in de voor- plaets
|
|||||||||
R E Ι Ζ Ε Ni
|
|||||||||||
17 f
|
|||||||||||
plaets van 't geböu , daer de Koning aen
d'eene zyde op eenen armftoel gezeten was, ftaende nogh vier of vyf andere gc- meene ftoelen daer nevens. Hy verwel- ' komde ons minnelyk met hanttafting, en belaftte ons neder te zitten. Dogh eer ik zulx doen wilde verzogt ik den Sekreta- ris acn den Koning te zeggen , dat ik my verheugde in het zien dat zyne Majefteit welvarende was , op wiens gezont- heit ik op den avont voor myn ver- trek met zyn Edelheit gedronken hadt, die zyne Majefteit wel hartelyk hadde doen groeten. Hier op bedankte de Ko- ning my met hantreiking en een vriende- Jyk wezen, bevelende my nevens hem ne- der te zitten, Hy zat aen het hooge en- de van een lange tafel, en wy alle van we- derzyden. Ondcrtuflchen werden'er kon- fituren, banket, vruchten , en andere verfnaperingen opgedragen. Ook wert 'er Tee gefchonken,ftaende ook twee zilvc- re fchenkborden met pypen en tabak ge- reedt , twee brandende kaerflèn ook om den tabak aen te fteken. Waer toe de Ko- ning zelf ons verfcheidemaelen noodigde. Dog eer het daer toe quam , werden vaft andere fchotels opgedragen , geviilt met warme fpyze, als Rys, of Pylanw met zyn toebehoren , verfcheide foorten van gehakt hoendervleefch , op de wyze van onze frikkadellen , en aen lange ftokjes geftoken, waer mede het gebraden of ge- fruit was, hart gekookte hoendcreiers,en radyzen aen lange ftukkengefheden. Yder wert met een fervet of hantdwael verzien, ook met een bort gevult met dergelyke fpyzen. Het vremft dat my voorquam was een groote fchotel vol ftukken als van ityffel, even als fchyven van peeren ^ dogh wat plat, zeer goedt van fmaek , te ge- lyk rins; en zoet. De drank was niet dan water, dat in een pot, even als een tee- pot, daer een tuit acn was, gedurigh rontom de tafel gereedt ftondt, dienende ook tot het wailchen der handen, waer toe ook een kleen keteltje gezet was. Over niets verwonderde ik my zoozeer,
als dat 'er geen mannen, in dit vertrek ge- zien werden buiten den Koning en ons, wordende hy, en wy alle,door vrouwen opgepaft. De Ryxbeftierder zat beneden op den gront voor het ondereinde der ta- fel met de beenen onder hetlyf, opd'Oo- fterfche wyze , zonder eenige ipyze te nuttigen. Zyn egte gemalin diende me- de de tafel, ftaende benevens my ter flin- ke zyde , en niet naer de zyde des Ko- nings , zoodat ik de eere had van door haer gedient te worden. De Heer Kaef was geplaetft ter regterhant van den Ko- ning , aen wiens regter zyde gedurigh drie of vier Juffrouwen, naer allen fchyn van den eerftcn rang, tot zynen dienftge- reedt ilondcn. Dicht agtcr zynen ftoel |
|||||||||||
zaten op den gront drie of vier Vrouwen $
waer van eene een vierroerind'arrhenhadj tegen welk zy met de borft leunde, en de tromp om hoogh hielt. Een ander hadc een korte piek of worplans. Eenandere weder 's Konings wandelftokje dat zware vernift was, en gefiert met een zilver hantvatfel. By wylen ftondenzeookover- ende. Dogh hier van zal ik in het byzon- deripreken, en dan naeukeurigh noemen al het gene den Koning altydt wort nage- dragen. Achter deze waren op den gront geze-
ten vyf of zes jongfte zoontjes van den Koning, out twee, drie, vier, vyiy of ook zes jaren. By zyne eerft getroude vrou heeft hy noit kinderen geteelt. Zyn tweede was zyns Ooms dochter, ook ge- weeft de echte vrou zyns overleden broe- ders. Deze vrou heeft by haren eerden man, broeder van dezen Koning, ook geene kinders gewonnen : dogh deze te- genwoordige Koning heeft by haer agt kinders , zoo zooncn als dogters : waer van de oudfte princes den ouderdom van dertien jaren bereikt. Zy zyn allelchoon van koleür, niet bruin. By de derde (want hy heeft drie vrouwen) heeft hy verfcheide kinders. Hy heeft nogh een vierde tot zyn echte vrou aengenomen: maer die viert den titel niet van Koningin. Zyne overige bywyven worden wel op een getal van veertigh gerekent. Hier by zyn 'er nogh 8fo vrouwen , die dagelyx in zyn Kafteel dienft doen j zoodat het 'er grimmelt van vrouwen. Achter de genoemde jonge Prinfen za*
ten vyftien of zedien juffrouwen ^ vervol- gens op deze voorplaets drie of vier ande- re troepen : ook aen het einde tot by den muur verfcheide buiten die gedurigh om- liepen om te dienen , en in het huis ge- vonden Worden. Alle welke famen ge- nomen wy rekenen konden dat wel een getal van tweehondert uitmaekten. Zy waren alle met het bovenlyftotopdeboilfc naekt, gelyk ook de' armen en beenen: hebbende alleen een klecdtje om het on- derlyf gcflagen, dat met de enden om den middel vaft ingeftcken was, benevens een ander , dat tot op de borft ook op dezel- ve wyze vaft gemaekt was. Het hair was agter by een gcdraeit, even als een lofle tuit. Voor het tegenwoordige was de Ko- GewaeJt
ning dus gekleedt. Hy had op zyn hooft d« Koj een ftyf gemaekt mutsje, ontrent vyf dui-nin8s· men hoogh. De onder- en bovenrant eenen vinger brcet was wit, de reftpaers; Hy bad eenen Tuixeii rok aen kaftanje- bruin van koleur, bezet iiietzilvereknoo- pen. De middel was met eenen gemee* nen paerfTen gordel omwonden , waer van de enden voor neder hingen. I» de linker zyde had hy den kris ftekeiï, waer Β b b yao |
|||||||||||
feehoor
des Schry vers by den Ko- |
|||||||||||
Önthael
den Schry ver door den Ko- ning nen· gcdaen. |
|||||||||||
CORNELlS de BRUINS
|
|||||||||
37*
|
|||||||||
gedenkfehriften aen zyne Edelheit terhant
te zullen {tellen , om ze dus zyne Maje- fteit toe te fchikken. De Koning dus verre vernoegc met
myne antwoorden en önderrechtingen ver- haeldc my op zyn beurt, hoe in vorige tyden al het larit hier ontrent was Hei- denfeh geweeft. Dogh dat de inwoners door toedoen van eenen zyner Voorvade- ren, genaemt Soefoehoenan Aboel Macha-* fin, die by hen voor heiligh wert gehou- den , den Mahometaenfchen godtsdienft aengenomen,en zich onder zyne gehoor- zaemheit begeven hadden. Zoodat ze dus van dien tydt af tot nu toe als lyfeigenen gebleven waren; dat nu ftyf driehondert jaren geleden was. Hy iprak ook van Turkye , en het heiligh lant van Jerufa- lem. En het was of het wezen wilde dat juift binnen dit zyn lufthuis een TurX koopman, te Bethlehem geboren,tegen- woordigh was, die alle zyne goederen door ongeluk op zee verloren had. De Koningh deed dezen man aenftonts roe- pen om eenige famenfpraek over deze za- ken te hebben. *** t Dus hadden wy zeer veel gefprek, waer
in de Koningh zoo veel gevallen nam, dat hy my van vreugde verfcheide malen de hant gaf totbewys zyner vernoeginge. Hy begeerde ook, dat ik myn bezoek zoude hervatten. Waer op als ik met behoor- lyke eerbiedeniile betuigde dat ik verheugt was over zóo groot een geluk , en zeide dat aen 's Konings bevelen ftondt my tydt en plaets daer toe te ftellen,belafttehymy den volgenden dagh des morgens ten ne- gen uren in zyn Kafteel te verfchynen ,en de Befchryvinge myner eerfte Reize me- de te brengen. Want ik verfta , zeide hy, dat uw boek hier beruft onder den koopman Wys. Voorts keerde hy zich naer den Heer Caef, zeggende tot hem , dat hy niet behoefde weder te keeren,de- wyl de brieven , die hy had mede te ne- men naer Batavie, gereedt waren,die hy des anderen daegs kon krygenen vertrek- ken. Toen geleidde my de Koningh, om. dit huis van boven tot beneden te bezich- tigen. Het had drie verdiepingen , elke met verfcheide vertrekken. Overal bleef hy al een wyle tydts ftaen, fprekende met my van vele dingen, die de regeringeder Vorften betroffen. Hy ontdekte vooral zyn gevoelen over den toeftant derGroo- ten, en Raden der Vorften, en hoe hy meende datze te ftraffèn en te beloonen waren. Voor de deugt en trou liet hy veel agtingh blyken, oordeelende dat de Vorften hunne trouwe dienaers niet ge- noegh konden beloonen, noch hunne dienftcn naer waerde vergelden. Hy voeg- de daer by , dat een Vorft, al haddenze I al eens , gelyk de menfehelykheit dat me- de brengt, eenen misflagh begaen , al- tydt
|
|||||||||
van de fcheede met gout overtrokken was.
Zyn beenen waren bloot,üitgezeit dathy gemeene roode Hollantfche muilen aende Voeten hadt. De fpys na een groot uur wechgenomen
zynde boodt hy ons den tabak acn, doen- de my vragen, of ik wel tabak rookte. ïk antwoordde ja, maer dat my zulx ech- ter onverfchilligh was, zoodat ik het doen en laten konde naer myn believen. Dit prees hy. Ik ook hebbende doen vragen of de Koning zelf wel tabak gebruikte verftondt ja, dogh fpaerzaem. Hy deedt my hier op vragen , als hy een pyp aen- ftak , ofikhemdan volgen zou. Waer op ik met eerbewyzing antwoordde , dat ik my fchikken zoude naer de zinlykheit zyner Majefteit. , Toen weit my uit zy- nen naem weder gevraegt, of ik ook ta- bak met my gebragt hadt, omdat die by avontuur licht beter zyn mogt. Hier op wert myn jongcn,diededoos by zich had, binnen geroepen. Ik nam hem de doos af, en ftopte'er een pyp uit, die ik den Koning overgaf, die ze half uitgerookt hebbende aen den Sekretaris overreikte, die nogh geen pyp hadaengefteken. Om- dat onze redenen over en weder zoo mee- nigvuldigh en veelerhande waren , wert „ . 'er van elk maer een pyp gebruikt. De zaemheit Koning zeker toonde zich byzonder des Ko- fpraekzaem en nieusgierig : zoodat hymy iiings. veele dingen afvraegde : hoe de gelegen- heit was van deze en gene landen , hoe groot zy waren, en wat 'er aenmerkelyk in was : wie de voornaemfte Koningen van denaertbodem waren, hoe verre hun gebiet zich uitftrekte ^ en wat zeden ver- Jcheide volkeren hadden. Van dit alles onderrecht vraegde hy ook welke de groot- fte en.meeft befaemde rivieren in de wer- relt waren. Hier op ontdekte ik hem de hoe'danigheit van den Nyl in Egipten, van de Wolga in Ruslant, waer van ik het begin en einde gemeten hadt, nevens den aert van andere vloeden my bekent. In het gemeen ook fprekende van de
ganfche werrelt vraegde hy hoe lang de zelve naer de rekening der Chriftenen ge- ilaen hadt. Ik beduidde hem hier op wat de geleerden in Chriftenryk hier van ge- voelden, nevens het oordeel dat zommi- gen velden wanneer de werrelt een einde nemen zou. Dat ik dit evenwel door hen by maenden en dagen uitgerekent zyne Majefteit zoo net niet kon uitleggen zon- der myne papieren in te zien, die ik nu niet by my hadt. De Koning nam zulk een behagen in mynantwoort,dat ikbree- der deet, dan hier noodig is uit te druk- ken, dat hy my beval het gene ik gezegt, en verder in myne papieren aenge- tekent had, hem in gefchrift van Batavie toe te zenden. Ik antwoordde hier op met eerbiedighek, op my nemende myne |
|||||||||
REIZEN.
|
|||||||||||||||||||||||
179
|
|||||||||||||||||||||||
tydt aen hunne vorige verdienften rooft
gedenken , en daer mede deze vlek uit wiflehen 5 geenszins van gevoelen zynde dat men aenftonts vier mort gebruiken, maer zich van water te bedienen hadt, dat bequaem tot verkoelen was. Want met vier betekende hy de oploopenheit en verbolgenheit, die den menfeh dingen doet beilaen, waer van hy daerna berou heeft. Hem was ook , zeide hy , niet onbekent, wat quaedt de afgunftdikwyls in de Hoven uitwerkt. Ik zeide het my- nc hier op , en bragt eenige voorbeelden |
zelf te paerd fteeg, erï te gelyk na hem
drie of vier der jonge Prinflen. De vrou- wen van 't hof traden in de andere karof- fen , onder welke men zeide dat ook was de Koningin Ratae-anoem , die buiten het huis in een plaets aen 't water zich met hare StaetjufFrouwcn met viflehen en an- dere vermaeklykheden had bezigh gehou- den. De overige gemeene vrouwen lie- pen bloots beens te voet. Eenige der zel- ve waren beladen met eenige pakkacdje, die ze op den rugh droegen. Dit maek- te geen kleen gekrioel en gewoel. Want LyfaracW |
||||||||||||||||||||||
uit de ouden by , om myn zeggen te bc- [ hier by waren nogh tweehondertlyfwach- ten des '
|
|||||||||||||||||||||||
ten des Konings gewapent met pieken. Koningt;
Die naeft aen hem gingen , werden gc- nocmt Kajorans : de andere Sourana-ga- ras, die achter de eerfte volgden. De onderdanen van dezen Koningh zyn alle Javanen : de andere vremde natiën , die men in zyn gebiedt vint, zyn Maleiers, Makaflaren , en Baliers. Deze alle moe- ten , als ze niet in zynen dienft zyn, van den wegh afgaen, als hy ergens met zyne vrouwen komt, volgens het gebruik der Ooftcrfche landen. Wy quamendusmet den avont acn het kafteel, daer wy uit- Affcheit tredende van zyne Majefteit affcheit na- va» ,dcn men , werden de door eenen HofdicnaerKüninBb· met twee grootc lantaernen in onze her- berge gebragt. |
|||||||||||||||||||||||
krachtigen
"Wat wyders dit huis aengaet, men had
in het opperfte door de hoogte byzonder aengename gezichten over het lant en in de zee. Om het huis liep een fchoone breede vy ver, waer van de gront met fteenen bevloert was. Terwyl de Koning my dus geleidde en
onderhielt had hy fteedts het gevolgh der gemelde StaetjufFrouwen met haer geweer by zich. De avondt begon nu reedts te vallen : zoodat wy beneden gekomen zyn- •de ons affcheit kregen. Toen wy de gemelde brug overgeko-
men waren, Honden 'er drie karofïèn ge- reedt : in welker eene zyn Majefteit be- geerde dat wy ons begeven zouden. Wy gehoorzaemden. Waer op de Koning |
|||||||||||||||||||||||
Gelegen
heit van het huis. |
|||||||||||||||||||||||
Vertrek.
|
|||||||||||||||||||||||
LVIIL HooFTSTUK.
De Schryver heeft andermael gehoor by den Komngh. Aerd'ige
danfennnen. Affche'tt van den Komngh, Gedaente des Konings. Hofprael. Spraek der Javanen. Hun godts- dienfi, Afkomfl en lyfl der Koningen van Bantam, |
|||||||||||||||||||||||
IK begaf my dan des anderen daegsop
den beftemden tydt met den Sekreta- ris Gobius eerft by den Ryxbeftier- der, om van daer met eene der Hofjufte- ren in 't kafteel by zyne Majefteit geleit te worden, By dezen heer een weinigh nedergezeten liet ik myneoogengaenover zync woning , die ik byzonder gemeen vondt voor zoo groot een perfonaedje. Onderwylen quam eene der Jufferen aen, met welke wy naer het kafteel wandel- den. Hier zagh ik op deszelfs muur bo- ven de voorpoort den Koningh onledigh met het befchouwen eencr groote karofle, nu wegens de Regeringe van Batavie tot een gefchenk overgezonden met het Bom- bardeergaljoot, dat des daegs te voren aengekomen was. Zy wert in orde gc- ftclt, en de paerden daer voor gefpannen om de plaets voor het kafteel eens rondt |
|||||||||||||||||||||||
te ryden. De Koningh ons vernemende
wenkte ons om boven te komen : terwyl my een Europeefche Lieutcnant, die bin- nen het kafteel woonde, wyn en bier deed aenbieden. Ik acnvaerdde den drank, en ledigde een glas op zyn Majefteits gezont- heit. De Koning ftondt omzet van vele Jufferen : en zes zonnefchermen , twee van gemeene , en vier van witte koleur, werden achter hem van mannen gehou- den. Deze plaets bezichtigt hebbende gingen wy naer beneden. Hier traden wy door de poort in een voorzael j zyn- de de gehoorplaets ter regterzydederwo- ninge afgefcheiden. Deze was vol Juffe- ren. Hier onder waren drie danfferinnen, Danflèriri. gereed c om te danilèn als de Koningh dat oen. bevelen zou. De voornaemfte wasbyzon- dcr fraei, ficrlyk, en op een vremde wy- zc gekleedt en toegcftelt, In deze Ge- B b b ζ hoor- |
|||||||||||||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
||||||||||
38ï
|
||||||||||
fche flavin was, dewyl ik irt Konftanti-
nopolen , daer vele zulke zyn , wel een diergelyke gezien hadt. Het was even- wel mis. Want deze vrou was uit het gebergte, gelegen meeftom deZ.Oofter- iche eilanden by Ternate , welker inwo- ners Kackerlacken genoemt worden» Dit Kacker- volk ziet beter by nacht dan by daegh: lakken, zy kunnen ook de zon niet wel vertiragen. Het heeft gedurigh de oogen half toe, en zit veel by den dagh in donkere hoeken. Déze vrou was zodanigh vet, dat men haer gezicht naeulyx bemerken kon. Een weinigh tydts daerna gingze by d'andere vrouwen op den gront zitten. Toen deed Kinderen de Koning zes zyner voornaemfte kinde- dfs Ko" ren aen tafel zetten, twee aen twee, de- mn§s" wyl zy kleen waren, op eiken ftoel. De- ze kinderen waren van de gemelde Konin- ginne. Zy waren fraei en wel befneden , zoo fchoon en blank van koleur ■, als eeni- ge van de onze op Batavie, die sd^veel bruiner vallen.Tweeder zelve wareriPrinf-, fen , en de andere vier l^rinceflen. De oudfte mogt ontrent negen jaren zyn, voorts minlyk van wezen, blank , aer- digh en welgemaekt. De Koning liet my Bewys eindelyk vragen , hoe my het onthaelge- vjn gunft viel. Als ik met eerbit dt myn genoegen ^Ã de" betuigde fprak hy vervolgens : De gunfl^ c iyvw" die ik u ttt dex,e myne Gehoort.ael bewyz.e „ heeft ntemant der Kader, van Indte , nochte ds Commandeur, oit genoten. En ik begun~ fltge ç hier mede, om dat gy een vremdehng zyt, in wien ik gevallen hebbe. En ik z.eg het u met mynen eigen mont, opdat gy 'tr van verzekert moogt zyn. Ik opftaende toonde my verheugt over de ongewoone eere my bewezen , en dankte den Koning in alle onderdanigheit. Hier op reikte hy my zyn hant tot verder blyk zyner genegen- heit. Te voren al toen de Koningin aen- quam had de Sekretaris my gezegt, dat hy zulk eene gunftbewyzing noit gehoorc of gezien hadt. Want dat de Comman- deur en zyn vrou by de Koninginne ge- weeft zynde altydt boven ol in een ander byzonder vertrek o.ntfangen waren: maer de Koningin zich noit in deze openbare plaets aen vremden vertoont hadt. Ün- dertuflehen rookten wy tabak : en de Ôèîâ" voornaemfte danferin begon nu eerftrecht danflerin· haer werk te doen. Zy was, als wy be- ne. gonnen hadden te zeggen , fierlyk dogh vremt toegetakdt. Want op het hooft hadze een eroote goude kroon , vol af- hangende fierfelen , van bloemen famen- gezet, en komende tot op den middel des lichaems. Boven het hooft vertoonden zich nogh andere aardigheden. Haer klee- ding beftondt in een fierlyke bovenveft, en onderrok. De armen waren bloot tot aen de fchouders , waer aen groote bree· de gulde armbanden zoo boven als onder by de handea tot ficraedt dienden. Ken gou-
|
||||||||||
hoorzael ftondt een lange tafel bereit even
Tweede als des daègs tevoren. Zyn Majefteitzet- gehoorby te zich acn het ende der zelve, mygebie- den Ko· dende aen de regterzyde te zitten, enne- n,nS1· vens mv den Sekretaris, blyvende de reit van de tafel met ftoelen bezet ledigh. Na een kort gefprek onder het drin-
ken van Tee vertoonde zich de Koningin, voor wie de Hofjufters plaetsmaektenom haer aen de tafel te doen naderen. Zy voegde zich aen de flinke zyde des Ko- nings , aen het zelve einde der tafel. Op haer aennaderen ftonden ik en de Sekreta- ris overende , en deden onze eerbiedenif- fen : dogh de Koningh geboodt ons aen- Tweede ftonts weder te gaen zitten. Ondertuf- des Êé ^*enen werden vele gekookte fpyzen, nings. " vruchten, en andere gerechten opgebragt: waer onder ook een fchotelrje met gefne- de Hollantfche kaes. Dit fchoof de Ko- ningin voor my , als willende daer mede te kennen geven dat die fpyze myns va- derlants my beft gevallen zoude. Ik maekte eenige beweginge van dankbaer- heit, en nam'er een weinighaf, proe- vende voorts alles wat my voorquam : het welk de Koning ziende my van alles deed toedienen en vragen hoe de- ze fpyze, dus bereit, my fmaekte. Ge- lyk het grootfte gedeelte vry wel toege- maekt was : zoo had ik reden van te ant- woorden dat ik de fpys fmakelyk vond, en geen krachtiger bewys daer van kon geven dan dat ik 'er myn deel wel van ^,fbecj* nam. De Koning lachte my hier op toe, Koningin, betuigende dat hem lief was my verge- noegt te zien. Ondertuflchen begonnen de danflerinnen vaft haere gaven te too- nen. De Koningin , zynde zyn Maje- fteits tweede vrou , ook de voornaemfte , genaemt Ratoe-anoem (wy hebben 'er reets van gefproken) was nogh jongh, welge- maekt, minlyk , en fchoon , niet bruin, maer aengenaem van koleur , hebbende eene ftatigheit en deftigheït in haer we- zen en manieren. Zy was gekleet vol- gens de wyze van't lant, als vandeStaet- juffrouwen gezegt is. Als zy een vol uur aen tafel gezeten hadt, ftontzc op , en De Ko- vertrok. Toen de tafel opgenomen was, njngbc- doorzagh de Koning voor een gedeelte ziet het » · i_ é» é · e j ° · j
Reisboek myne Reisbefchryvinge , tot dat einde
desSchvy- mede gebragt: waer van ik de verbeel- \ers. dingen naer gelegenheit des tydts, zoo veel my doerjlyk was, uitleidde , waer in hy Bywyfdes genoegen nam. Midderwylen wert een Konings. der bywyven regt over my aen tafel gezet Uit lalt zyner Majefteit. Zy was grof en dik van lichaem, maer blank en blond van haer. 'T gezicht was heel gezwol- len, d'oogen half toe. Dus gezeten vraeg- deze my , van wat landt ik meende dat zy was. Ik antwoordde dat ik dat niet ■weten kon , maer als ik 'er naer mogt ra- den , half zou geloven dat zy eene Rufli- |
||||||||||
*
|
||||||||||
r
|
||||||||||
REIZEN*
|
||||||||||
381
|
||||||||||
gouden gordel had ze om 't lyf, de voe-
ten bloot. Op haer aengezicht en het voorhooft hadze vericheide groene vlek- ken. De winkbraeuwen hadden dezelve koleur. Al het danilên beftondt in be- wegingen des lichaems, wordende de armen en voeten als langfaem voortge- fchoven. Het hooft en bovenlyf hieltze gcdurigh voor over. Dit quara my mif- felyk voor, kunnende daergeenedemin- fte bevalligheit in vinden. Dan by dit volk moet het eenfraejigheitzyn. Voorts nam zy twee bloote kriiiên, waer van zy de eene met de punt op haren blooten . hals zettende egter haren dans vervolgde. Diergelykebeweginge deedze meer, maer betoonde in alles een groote zedigheit. Andere De twee andere hadden het aengezicht danflenn- geneel vol zwarte vlakjes, als of het ko- renten waren geweeft. Deze waren in gemeene kleeding , die beftont in een bovenrokje en eenen langen broek boven het hemde. Zy dienden allebeide voor Iduchtfpeeïfters, waer in zy by uitne- mentheit afgerecht waren. De eene ver- beeldde eenen man , als van onze natie. Kluchten De vrou , onze iprack nabootfendc, aenge- leegde over dezen , als of hy by andere vrouwen bragt, dat haer gerechtigh toe- quam. Hier onder maekte zy vele be- wegingen en trekken van wezen en lichaem , vermengt met onkuifehc gc- J baerden, endit alles met zulk eene ζ wak- heit en gezwintheit van leden en lichaem, als of ze daer toe gemaekt fcheen. Dit was de inhout der klucht, die wel ver- diende gezien te worden , en waer over -, niet weinigh gelacchen wert. Hier na wergen. qUamen twce dwergCn des Konings voor
den dagh fpringen, die hun beft deden
om dit daniïèn na te bootfen. De aer- digfte was de kleenftc, dien de Koningh had uitgetrout aen eene JuiFer van 't hof, die daer tegenwoordigh zyn- de my van den Koningh gewezen wcrt. Ondeituflchcn quam de voornaemftedan- fcrin met een zilvere kom gevult met Piefang , welke vrucht, gelyk gezegtis, hier te lande gekaeut wort. Zy bood my en den Sekretaris dezelve aen, en wy leiden eenigh geit in de plaets, volgens de onderrechtinge, die my de Sekretaris defwegen te voren gedaen hadt. Onder Spy? aen-dit kiuchtfpclcn wert nogh al warme fpys gebracht, opgebragt in de gedaente van groote frik- kadellcn , elk in een groen bladt gcrolt. De Koning gaf'er eenvanaendegeeftig- fte kluchtfpcelfter, die dezelve met voor- dagt zeer onbefchoft aen ftukkenbrak, werpende de brokken in haren mont, die hier door overladen (want zy fprak evenwel) woefte en onverftaenlyke woor- , den uitbragt. Terwyl zy den eenen brok in den mont worp , vloogh 'er d'ander
weder uit. In deze gedaente als met ons |
||||||||||
willende "fpreken quam zy nader j trek-
kende haer zwart bepekte t'roni in hon- dert vretnde ploien , dat een byfter ge- zicht gaf. Dit duurde tot t\vee uien na den middagh , wanneer het danflen en fpelen een einde nam. Toen wert ons het geit, dat wy in de fchael gelegthad- den, wcdergebragt. Maer weigerende dat aen te nemen bad ik haer dat zy het voor zich zelve wilden behouden , met by voeginge dat dit ook een gewoonte by1 de Chriftenen was. Toen geleidde my de Koningh om het Hof van onder tot boven te bezichtigen , nadat hy zelf de muilen van zyn voeten gedaen , en wy daer op ook onze fchoenen uitgetrokken hadden , dewyl deze plaets voor heiligh gehouden wiert. Ik bezag dan alle de bo- venwoningen, zelf die der Koninginnen. Zeer vele vertrekken waren 'er , maer de meefte kleen. Als ik hier en daer wat gezeten, en van verfcheide zaken met den Koningh gefproken hadt, gaf hy my eindelyk aflcheit met bevel om zyne Edelheit weder hartelyk te groeten. Ik dankte zyne Majefteit voor de overgroo- te eere aen, my bewezen , met toewen- fching van lange gezontheit en gelukkige regering , en bede dat 's Konings erfge- namen hem en hunne voorouders in be- roemtheit van naem mogten volgen. De Koning wenfehte my hier op van zynen kant ook allen zegen, en eene gelukkige wederkomft in myn vadcrlanr. Toen leidde hy my van daer langs eene houte galery tot aen een ander gebou, altoos verzelt van zyne twee oudfte dogteren - die toen boven bleven. De Koning ging met ons naer beneden, daer hy zyne mui- len en wy onze fchoenen gelaten hadden. Hier nam ik myn laetfte affcheit van den y^^ goeden Vorft , die my met hanttafting van aén verliet. Dus keerde ik weder in myne Koningh. herbergh. Wat aengact de geftalte van dezen r ,
Koningh. Hy is bruinagtigh van koleur, <£ £J? dogh gloeiende en aengenaem van wezen, nings. J Bruine oogen heeft hy , en byna zwarte winkbraeuwen, en een baert waer van de knevels kleen en fmal zyn, loopendenacr beneden tot de einden des monts. Zyn kleeding hebben wy gemelt. En ik heb daer niets by te voegen , als dat de muts of bonet nu paerilèr van koleur was. Hy is ontrent drie en dertigh jaren out, era heeft ook net drie en dertigh kinderen. De befchryving van den toegangh en
het gehoor, deze laetfte reize by dezen Vorft genoten, heb ik hier als iet vremts zynde willen byvoegen. Waerom ik 'er daer ter plaetfe een kleene ichets af maek- te zonder dat het iemant wift, dewyl men meende dat ik iets aentekende: hoe- wel ik den Koningh had doen zeggen dat ik het geluk my by hem te beurt gevallen 15 b b 5 door |
||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3n
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Souafte knispidoor , een hantrottingske, of
wel een ftokje van zekeren boomwortel met fouas beilagh ·, twee piftölen ; twee karabyns ; een waterkannetje genaemt 'tSjaratan , met een SouaiTe kom. Dit zyn zoo de gewoonlyke ftacyfieradcn,die de Koningh naer zyne zinlykheit en gele- genheit des tydts verandert, vermeerdert, of vermindert, nadat hy het een of't an- der tot zyn gemak noodigh of onnoodigh acht. Van de fprake der Javanen heb ik niet Spraefc
te melden dan de afbeeldinge der twin- <*« Javt- tigh letteren , die hun A, B,C (omzoonen- te fpreken J uitmaken. Gy ziet ze hier nevens uitgedrukt. Hun Wat aensaet hunnen godtsdienft. Die godts-
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
door eene afbeeldingc der geheugenuTc
bevelen zoude. Hier over fchenen de vrouwen zich te verheugen. Ik ftelde het in het werk, en geef'er u de verbeelding van op No. ζ 14. Eertekens My luft hier by te voegen de fieraden desK.0- en eertekens, die tot de ftaetfievan de- |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ninKs.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zen Koningh behooren , als die hy meeil
altyt by zich heeft. Tien edele vrouwen dragen een praelkris of Tfjelor j eenen gou- den Haen , of Sawoemggahng : eenen ver- gulden houten vogel , of Ardawalika , waer op 's Konings kleeding gedragen wort ·, een Stry-j>tenangdoos, zynde een foort van klappus, die op de Maldivifchc eilanden valt, en hier Podjenggt genoemt wort j voorts een lante of itaetmatje, een |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
K.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
H.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
C. D.
|
E.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
B.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tot v^y m aa rn^o <l$yüi
Ha. na. tsja. ra. ka. da. ta. fa Wa. la.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
O. R.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
s.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
N. O.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
M.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
/U w> ^ ito ^»2;^^ yjQ 1.
pa. da. dja. ija. nija. ma. ga. ba. ta. nga.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
weeft is. Deze grafftede is omringt van Ko,,;,,^.
veele gebouwen en muuraedjen, en heeft lyke Graf- een prachtigh gezicht , wordende zoo ftede· heiligh gehouden, dat veele Grooten en Geeftelyken zoo van de Mahomeraenfche als Bantamfe zyde zelfs in den naem hun- ner vorften daer jaerlyx hunne offerhan- den en bedevaerten komen doen. Nu zal ik hier byvoegen de lyft der Koningen van Bantam en hunnen oiriprongh, voor , zoo veel my ter kenniife gekomen is. De afkom ft der Koningen van Bantam Afkomft
is uit Arabie. De eerlte is geweeft Bant d?tK-o· ifrael, uit wien voortgekomen is de Ko- "^f^. ningh Choet, die eenen zoon won, gehe- tam. ten Adachdoem ofte Soefoehoenang Goenoeng Djaty , die begraven legt op Cirrebon. Deze was het, die den Mahomctaenfchen godtsdienft op het eilant Java ingevoert heeft. Hy verliet zyne ftadt, en quam naer de Javaenfche geweften op Sirrebon, daer hy troude met de dochter van Kiaf Geudbeng Babadan Uit dit huwelyk teel- de hy geene kinders- : maer nogh eene vrou getrout hebbende, die de dochter was van Ratou Ajoe, won hy eenen zoon, dien hy noemde Paneumbaham Sirrebon. Hy nam daerna nogh een dogter van Rato» Ayoe Padjajaran, die de jongfte was, ten huwelyk, en bragt uit haer twee kinders voort, een dogter en zoon. De dogter, die de oudfte was , wert genoemt Rato» Winaon. De jongfte was een zoon, dien hy noemde Afanocdm^ anders Pang : Di- patty
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van Mahometh gaet in zwangh over
ganfeh Java , zynde al over drie hondert jaren van deze natie aengenomen , gelyk ik uit het verhael des Konings reedts ge- melt heb. Evenwel zyn de Javanen aen 't Ooftelyke end van Java op verre na zoo godtsdienitigh niet , als aen 't Weftely- ke ; hebbende deze laetfte nevens de Chi- rebomefenook aengenomen de Arabifchen naem van 5«/frtw,die over 't geheelc lant nog niet aengenomen, maer geweigert is dooi- den Soefoehoenang of Koningh der Javaen- fche Oortkuft. Men zegt ook dat meer dan een derde deel van Java nogh onkun- digh is van den Mahomctaenfchen godts- dienft. De beeldendienft gefchiedt door- gaens, naer het voorbeelt der oude Java- nen , nu nogh op het ei lant Baly. De gemelde Koningh Adachdoem of
Gedacht Soefoehoenang Goenoeng Dtati was volgens desK.0- aentekening van oude Bantammers een |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nums.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zoons zoon van den Koningh Bant Ifiael^
die zynen ftoel hielt in Arabie, en van daer om de werrelt te bezien, reifde over China naer het eilant groot Java, daerhy aenquam opeen plaets,genaemt D ommak. Hier eenigen tydt geweeft zynde , ver- trok hy vervolgens naer Chtrebm , daer hy.veeie aenhangers kreegh. Hy ftorf daerendelyk, en wert'er begraven. Men zegt ook dat zyne grafftede nogh heden daer gezien en in eerc gehouden wort ter gedagtcnifle, dat hy de eerfte inftellervan den Mahometaenlchen godtsdienft ge- |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
& E t Ζ Ë &
|
|||||||||||||||
lM
|
|||||||||||||||
patty Socrafoivati. Dezen verklaerde hy
voor Koningh. En na zyn doot is hy voor Soefoehoenan of Pangeran .Wtf Kinghngh bekent gebleven. De Koningh Hafanoe- din verliet Sirrebon , en ftelde zich tot Koningh van Bantam , onder den naem van Pangeran. Zyn vader had hem ten huwelyk gegeven een dochter van den Koningh van Demack, welker vader genaemt was Aria Tratjganoe.Devs.aervan dezen heette Aria Soemangfang,en Soemang- fangs vader was Copo tot Moechoel; hebben- de de gemelde Koning van Demack drie kinders gehadt, genaemt Pang eran Ratoe,die de dogter was, waer mede Saba Kinghngh troude: Ratoe Japara , en Pangeran Ra- toe,-waer uit de Koning Hafanoedin voort- teelde eenige zonen en dogters, genoemt Ratoe Pambajoen , Joefoej>b , die ook Ko- ning wert onder den naem van Pangeran Pajfareean : Pangeran Japara : Pangeran Suenina Raras .· Pangeran Padjadjaran : Pangeran Pringalaya , Ratoe Ayoearfa- nettnga , Ratoe Ayoe Koemoedaragi. De kinders van den Koningh Hafanoedin, by zyne bywyven gewonnen , zyn geweeft Patlgeran Ρadjajaran: Pangeran Sabrangen- lor ; Ratoe Toemeungoen : Ratoe Kenbeun: Ratoe Ttrpatra; Ratoe Wet au, en Ratoe Pi- roe. Hafanoedin troude nogh een dochter van Radja Indra^oera, die met zich bragt de Sillabarefen, een volk van Banca Hou- Ion, of de weitkuil Pollaivbang. By de- ze vrou won hy eenen zoon , genaemt Pangeran Sabrang wetan. Hierna troude Ratoe Pambajoen met den grootcn Heer ofte Priefter van Angke. Uit dit huwe- lyk teelde zy Djaja Karta , en Ratoe A- joefokatvanna. De Pangeran Djaja Karta troude met de dochter van Pangeran Pad- jajaran, die hy noemde Ratoe Ajoe Pam- bayoen, dogh verwekte geene kinders uit haer. Uit zyne bywyven won hy Ratoe Mart α Koefoema,Cli Pangeran Aria Andtka- ra. De Koningh Hafanoedin overleedtin den ouderdom van hondert en twintigh jaren, wordende in zynplaets tot Koningh van Bantam gekoren Jofoeph, die ten hu- welyk nam de dogter van Ratoe Winaon, genoemt Chatidja, waer by hy won eenen zoon> dien hy Machomed noemde,dat is, Pangeran Seedangrana , die de derde Ko- ningh van Bantam ge weeft is: ook Pan- geran Aria Öttpapatt: Pangeran Aria Adi- kara: Pangeran Aria Maridalïka:Pangeran Aria Ranamangala:Pangeran Aria Mandoe- ra radia: Pangeran Aria Sexminingr at:Ratoe Toemeungoen: Ratoe Patsjadangrana: Ratoe Panga:Ratoe Manis: Ratoe Wijoos, en Ratoe Baltngbing.Wydcïs troudede Koning Ma- xhometuy Sirrebon, nemende ten huwelyk de dochter van den Paneumbahan van Sirre- bon , genaemt Ratoe Radjadewi. Hier by troude de Koningh Macbdoem nogh eene dochter van den Keay-maas Arm Djambi, |
|||||||||||||||
die hy noemde Ratoe A)oeingaitngkah:vj%ev
na de Koning Moecbamad ten huwelyk nam de dochter van Keay-maas Pahmangheboe- mi; die genoemt wert Ratoe SrenganawattXl daerna ook de dochter van Pangeran Aria Kden, Uit een zyner bywyven won hy Aboema Vacbir Abdul Kadtr, die de vier- vïerde de Koning van Bantam geweeft is en Kon'"s dTeerfte den naem vanA^agevoerthceft. S.** Dees nam ten huwelyk de dochter van Pangeran Aria Ranga Singa Sari, die ge- noemt wert Ratoe Adjoe , waer by hy vyf kinders won. De oudfte der zelve was Aboel Maali i die de vyfde Koning v>'fdc was, en den naem voerde van Sultan Α- *™ψα boel Maali. De andere waren Ratoe De- uL ' " wi, Ratoe Ayoe , Pangeran Aria Ban- tam , Ratoe AZÏJ'rfjPangaria Soebamangala, Ratoe Balingbingh) Ratoe Gedong, Ratoe Dalem, Pangeran Aria Mandoeraradia, Pangeran Aria Rana Mangala , Ratoe Elor, Pangeran Aria Sminingrat, Ratoe Kidoul, Pangeran Aria Soeta Mangala , Pangeran Aria Wiratmaca , Pangerang Arta Danoewangfa, Pangeran Anapra- bangfa, Pangeran Aria VVira Soeta, Ra- toe Pandan, Pangeran Aria Wira Sma* ra, Pangeran Anadjaya mngrat, Ratoe Sendi , Ratoe Tsjitra , Pangeran Aria Diwangfa , Pangeran Soeta Koefiema j Pangeran Aria Djayafamica, Ratoe Aph- fa, Ratoe Patsjar, Ratoe Bangfal, Ra- toe Gendong, Ratoe Poeljoek, Ratoe Sala- ma, Ratoe Ratuala, Ratoe Gafanna, Ra- toe Hoefena , Ratoe Koulamfok , Ratoe Djonng-oHt, en Ratoe Wourachil. De Ko- ning Aboelma-aliachmad tradt in huwelyk met de dochter van den Pangeran Djaya- karta, die eerft genoemt Ratoe Marta Koejoema, na het voltrekken haers huwe- lyx hernoemt wert Ratoe Koelon. Buiten deze troude hy nogh een dochter van Ki- mas Demang Aflrang Paty , gewonnen by aynegeimfinnéRatoeMiraf die, nadat hy eene dogter genaemt Bayoen by haer geteelt had,geworden is Ratouwetan. Hy troude ook nogh een dogter van Ratoe Bagut Sariyafmg-andarou , genaemt Ratoe Elor : daerna ook de dogter van Pange- ran Aria Wangfapaty, genaemt Ratoe Kidoul. De Koningh Aboema-aliachwad Won by Ratoe Koelon, Ratoe Pambayoe^ Ratoe Poetra, den Koningh Aboel Pka- tachi Abdoelphata, Pangeran Aria Koe* Ion, Pangeran Aria Koelon, Pangeran Aria Elor, en Pangeran Aria Aywara- dia. Uir Ratoe Wetan won hy den Pan- geran Aria Wetan, Pangeran Aria Ki- doul, Ratoe Intern , Ratoe Ttnoempoek) Ratoe Neungemk , Ratoe Wiyos , Ratoe Nenng-a ," Ratoe Poefpita, Pangeran Ariadipa Nagara , Pangeran Abdoel Moecbdfina Boelober, en Abdoelphatachi j Zeflc Ko Abdoelphata. Deze geworden de zeftc ningva„°* Koningh van Bantam tradt in huwelyk, Bantam. en
|
|||||||||||||||
Eerfte
Koningli van Ban- tam. |
|||||||||||||||
Tweede
Koningh van Ban- tam. |
|||||||||||||||
Öerde
Koning van Ban- tam. |
|||||||||||||||
CORNELISdc BRUINS
|
||||||||||||||||||||||||||||
3*4
|
||||||||||||||||||||||||||||
Ratoe «Ë/'oe /«gd Lemgka , en daerna ook
Rocatma , en Ratoe £»//<« S<yof. Hier uit won hy vele kinders , als Moechamed Jachew , die de agtlte Koning wert, en AgÖtKo.. ^^oe Ma-chafin Moechamaddsjenoelabidin, nmS|j die de negende Koning is , en nu ,^,an" nogh regeert. De andere kinders waren Negende Ratoe Rachima , 5«//ë» -^ioe F«/a/, Ra- Koningh toe Oembad , Pangeran Cajfatrtan , Ra- ^Ban_ toe Amid,- Ratoe 2ï«g«i Moechamad, Ra- toe 2?ög«,i Oefeen , Ratoe 2?rtg/w Aboeta- hier. Voorts troude hy Ratoe Panemba- han% waer by hy won Ratoe Saj'tjaenden Panembahan, Hy troude ook nogh Ra- toe Sanya , en won by haer eenen eeni- gen zoon , dien hy noemde Pangeran Aioechamad, |
||||||||||||||||||||||||||||
Zevende én won ^ldoel jCahar Aboenafar, die hem
' vanBai in '? Ryk volgde , Pangerang Ingajodia, tam. Pangeran Poerobaya , Ratoe Radjann, Ra- toe Mart á, Ratoe Or<*, wo«, Ratoe Ë/â^~ ^'ß^Ë, Ratoe Phatima , Ratoe Afiïach, Ratoe Oemoemoe , Raden Aria Mandara- ka , Raden Roem , Raden JMenfir, Ra· den Moehamad , ^ß/ß'ñ/7 , Ëþ/of ifojw : Radja Saetra , Ratoe Bagus , Radjafoeta, Ratoe ^^«j Moithfin , Ratoe 2?<jg«j fFi- ßË» , Ratoe j6^»j Abdttl , Ratoe 2fofj*w Ottfeen , Ratoe -*ß/¼*, Ratoe #ë- £«j Moechammad , Ratoe Kidoel , Ra- toe -/i/00 Koemoedaragi, Pangeran -4- r<« Xa//7i , Pangeran ^iriö Bantam , Pangeran -<4na Jngawangfa, Ratoe ito- gow Soeliman. De Koningh Abdoel ka- har Aboenafar troude de dochter van |
||||||||||||||||||||||||||||
, LIX. Ç o o f ô s ô õ ê.
Gelegenhe'it van Bantam. Adelyke íçì van hoogen ouderdom*
° Vertrek van Bantam , en weder hrnfi te  at avis. |
||||||||||||||||||||||||||||
een bark , om op de reede voor de ftadc
myne tekeningh op het papier te brengen. Ik lagh ter Noortzyde der zelve, gelyk dit gezicht hier nevens vertoont. Al wat |
||||||||||||||||||||||||||||
ADAT ik dezebyzonderheden
opgezamelt had, bleef mydeluft by van de ftadt Bantam af tebeel- Hier toe gaf my de Commandeur |
||||||||||||||||||||||||||||
Í
|
||||||||||||||||||||||||||||
den.
|
||||||||||||||||||||||||||||
Afteke-
ning def ,ftadt Ban- |
||||||||||||||||||||||||||||
tam.
|
||||||||||||||||||||||||||||
f
|
||||||||||||||||||||||||||||
Bantam
|
||||||||||||||||||||||||||||
wagt op de punt Speelwyk. 5 Het hoek-
huis op de fpeelpunt, zynde een fpeel- huis, waer in de Koningh , als hy by den Commandeur komt, gerncenlykzich |
||||||||||||||||||||||||||||
kentielyk is wort aengewezen door geta-
len. é Verbeek het huis des Comman- deurs, dat geheel wit is, hoewel alle dc daken van roode pannen zyç. æ Dc |
||||||||||||||||||||||||||||
ver-
|
||||||||||||||||||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
|||||||||||||||||||||
58*
|
|||||||||||||||||||||
Juffrouwen voor my te willen doen danf-1 en tracglyk voort kunnen. Op myne aen-
fen, flaende het zelve met eerbiedigheit I komft dan badt ik den Heer Wys een bark af, dewyl ik het reeds by den Ko- van't lant voor my te willen huren, de- |
|||||||||||||||||||||
ningh gezien hadt. Hier op geleidden
my eenige juiFrouvven, die zelve nieus- gierigh fchcnen te zyn om my te zien , en by de oude vrou, om welke ik geko- men was, te brengen. Ik vond haer zitten in een flegt en kleen vertrek op ee- nige verhevenheit als een tafel, al vry hoogh. Haer lyf was met een graeu lin- nen kleedt omflingert. Zy was nog hel- der en fterk van fpraek, maer zoo krach- teloos van bcenen, die ze my vertoonde, dat ze'er niet meer op ftaen kon. Het vleefch ook was zodanigh verteert, dat 'er weinigh meer dan het gebeente ove- rig was. De dagh was nu al vry aen het dalen. Waerom ik verzogt een kaers te mogen hebben, om alles beter te konnen zien. Ik nam de kaers in myn ecne hant, en hielt d'andere ter zyden daer voor, doende haer vragen of zy het licht Wel zien konde. Gy hout'er, zeide zy , uwe handen voor: en ftak hier op zeer ge- zwind beide hare handen om hoog. Het wezen evenwel der menfehen kon zy, niet bekennen. Ik wilde hare geheu- genifle ook toetfen , waerom ik haer deed afvragen waer ze geboren was. Ik ben, zeide zy, te Jakatrageboren (duswas voorheen over 97 jaren Batavie genoemt, eer het in handen der Maetfchappye raek- te) en in myne jettgt te Bantam komen wo^ tien, daer ik zeeven Koningen gekent hebbe. Zy noemde hen ook alle elk by hunnen naem. Zy nuttigde npgh, als oit te vo- ren , haer gewone fpyze. By wylen bc- vont men dat zy wat kintfeh was: op welken tydt zy geene fpys eifchtc. Maer die moft haer dan zonder vragen gege- ven worden van de genen, die haer ge- woon waren op te paflèn. Haer oogen Honden vry diep in 't hooft, dat zy na 's lants wyze bloot hadt. Weinigh hair |
|||||||||||||||||||||
wyl men daer mede gemeenlyk binnen
een etmael overzeilt. Deze heer boodt my hier op zyn eigen vaertuigh aen, dat vry gemakkelyker en ruimer was dan ee- nige andere van 't lant. Ik aenvaerdde de aenbieding, en de gemelde heerKaef nam een bcfluit van met my te vertrek- ken, dat dan des avonts ten zeven uren gefchiedde: op welken tydt de Comman- deur en de Heer Wys my de brieven tot antwoort aen zyne Édt. ter hant fielden. Ik bedankte hen voor alle genotene eere en vrientfehap : en de Commandeur ge- leidde my zelf tot buiten de poort dezer beflotene woonplaetfe,daer vaft de Heer Wys, de Sekretaris en de oppermeefter ons ftonden te wachten om afTchcit tene- men , en elkander veel heils en zegens toe te wenfehen. De haven, daer men hier in komt, is DeHa-
niet breedt en meeft al ondiep, maer langh: ven* zoodat'er moet geboomt worden om 'er uit te raken, dat langfaem voortgaet. Toen wy daer uit waren leidden wy het ten anker om denlantwintaf te wachten, dien wy na weinig verloop van tydt kre- gen , wanneer wy onder zeil gingen met zeer aengenaem weder en heldren mane- fchyn. Des morgens daer aen raektcn- we zoo fnel voort, dat wy al vroegh ons gemelde fchip 't geen den wint tegen hadt voorby zeilden. Zoodat wy niet verre van 't lant en tuiïchen de eilanden door- . zeilende ten drie uren na den middagh ii0mfhc
weder te Batavie aenquamen. Ik quam Batavia. heel onverwagt by zyn Edelheit, aen wie ik de groetenifle des Konings deed , en de twee brieven, my toevertrout, o- verhandigde. Ik deed een kort verflagh van myn wedervaren, daer zyn Edelheit veel genoegen in nam, en begroette nog voor den avont zyn Outedelheit,die zich |
|||||||||||||||||||||
was haer nogh overigh, dogh geheel j ook verheugde, omdat ik alles zoo naer
grys. De langheit des tyds had alle ha- \ myn genoegen gevonden hadt. |
|||||||||||||||||||||
re vingers krom getrokken naer de bin-
nenzyde der hant. Dit gezicht genoten, en de Outmocje des Konings bedankt hebbende, vertrok ik weder van daer. Des anderen daegs maekte ik gereedt-
fchap om tegens den avont te vertrek- ken, zynde het fchip, waer mede ik ge- komen was, des daegs te voren van hier gezeilt. Ik had het laten varen , omdat ik niet dienftig oordeelde met het zelve weder tekeeren, dewyl zulke fchepen in dezen tydt des jaers door tegenftrydi |
|||||||||||||||||||||
Van Bantam had ik met my gebragt uitbeen*
eehige vogeltjes, waer van ik'er eenige fchevo. opzette, en de overige in Spritm bewaer- gelti«. de. Zy waren meeft al groen, de Paro- kietjes in koleur niet ongelyk, ondet welken naem zy ook hier te lande be- kent zyn. Het fraeifte had op zyn hooft een paerfe vlak. De borft was fchoon voodt, gelyk de ftaert. De reft was bo- ven en onder groen. Andere waren wat kleener, maer ook groen. Het onderlyf en ftaert was roodt. Van andere was het |
|||||||||||||||||||||
Toeree-
ding tot vertrek. |
|||||||||||||||||||||
ge winden langh opgehouden worden, onderlyf en ftaert graeu.
|
|||||||||||||||||||||
ix
|
|||||||||||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
S8*
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
juffrouwen voor my te willen doendanf- Jen traeglyk voort kunnen. Op myne aen
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
iSïtoSl hetzelve met eerbiedighek I*af, dewyl ik het reeds by den Ko-
ningh gezien hadt. Hier op geleidden my eenige juffrouwen, die zelve nieus |
k'omftdan badt ik den Heer Wys een bark
van 't lant voor my te willen huren, de- wyl men daer mede gemeenlyk binnen een etmael overzeilt. Deze heer boodt |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
gierigh icbcnen te zyn om my te zien ,
en by de oude vrou, om welke ik geko- men was , te brengen. Ik vond haer isitten in een liegt en kleen vertrek op ee- nige verhevenheït als een tafel, al vry hoogh. Haer lyf was met een graeu lin- nen kleedt ornflingert. Zy was nog hel- der en ilerk van fpraek, maer zoo krach- teloos van beenen, die ze my vertoonde. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
my hier op zyn eigen vaertuigh aen, dat
vry gemakkelyker en ruimer was dan ee- nige andere van 't lant. Ik aenvaerdde de aenbieding, en de gemelde heerKaef nam een befluit van met my te vertrek- ken , dat dan des avonts ten zeven uren gefchiedde: op welken tydt de Comman- deur en de Heer Wys my de brieven tot antwoort aen zyne Édt. ter hant ftelden. Ik bedankte hen voor alle genotenc ecre en vrientfehap : en de Commandeur ge- leidde my zelf tot buiten de poort dezer beflotene woonplaetfe,daer vaft de Heer Wys, de Sekretaris en de oppermeefter ons ftonden te wachten om affcheit te ne- men , en elkander veel heilsenzegenstoe te wenfehen. De haven, daer men hier in komt, is DeHa
niet breedten meeft al ondiep, maer langh: ven" zoodat'er moet geboomt worden om 'er uit te raken, dat langfaem voortgaet. Toen wy daer uit waren leidden wy het ten anker om den lantwint af te wachten, dien wy na weinig verloop van tydt kre- gen, wanneer wy onder zeil gingen met zeer aengenaem weder en heldren mane- fchyn. Des morgens daer aen raektcn- we zoo fnel voort, dat wy al vroegh ons gemelde fchip 't geen den wint tegen hadt voorby zeilden. Zoodat wy niet verre |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dat ze'er niet meer op ftaen kon. Het
vleefch ook was zodanigh verteert, dat 'er weinïgh meer dan het gebeente ove- rig was. De dagh was nu al vry aen het dalen. Waerom ik verzogt een kaers te mogen hebben, om alles beter tekonnen Zien. Ik nam de kaers in myn eene hant, en hielt d'andere ter Zyden daer voor, doende haer vragen of zy het licht wel zien konde. Gy hout'er, zeide zy , uwe handen voor: en ftak hier op zeer ge- zwind beide hare handen om hoog. Het wezen evenwel der menfehen kon zy, niet bekennen. Ik wilde hare geheu- genifTe ook toetfen , waerom ik haer deed afvragen waer ze geboren was. Ik ben, zeide zy, te Jakatra geboren (dus was voorheen over gy jaren Batavie genoemt, eer het in handen der Maetfchappye raek- te) en in myne jeugt te Bantam komen wo- nen , daer" ik neven Koningen gekent hebbeZy noemde hen ook alle elk by hunnen naem. Zy nuttigde nogh, als oit te voren , haer gewone fpyze. By wylen bcvont men dat zy wat kintfeh was : owelken tydt zy geene fpys eifchtc. Maedie molt haer dan zonder vragen gegeven worden van de genen, die haer gewoon waren op te paffen. Haer ooge |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van 't lant en tuflcheii de eilanden door-
zeilende ten drie uien na den middagh |
Weder-
komt! te |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
weder te Batavie aenquamen. Ik quam Batavia
heel onverwagt by zyn Edelheit, aen wie ik de groetenifle des Konings deed , en de twee brieven, my toevertrout, o- verhandigde. Ik deed een kort verflagh van myn wedervaren, daer zyn Edelheit veel genoegen in nam, en begroette nog |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ft
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lants wyzë bloot hadt. Weinigh hair j voor den avont zyn Outedelheit,die zich
was haer nogh overigh, dogh geheel 1 ook verheugde, omdat ik alles zoo naer grys. De langheit des tyds had alle ha- \ myn genoegen gevonden hadt |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
re vingers krom getrokken naer de bin-
nenzyde der hant. Dit gezicht genoten, en de Outmoeje des Konings bedankt hebbende, vertrok ik weder van daer. Des anderen daegs maekte ik gereedt-
fchap om tegens den avont te vertrek- ken, zynde het fchip, waer mede ik ge- komen was, des daegs te voren van hier gezeilt. Ik had het laten varen , omdat ik niet dienftig oordeelde met het zelve weder te keeren, dewyl zulke fchepen |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van Bantam had ik met my gebragt uitheerr.
eenige vogeltjes, waer van ik'cr eenige iïhevo- opzette,en de overige in Spiritusbewaer- ge'[ies· de. Zy waren meeft al groen, de Paro- kietjes in koleur niet öngelyk, onder welken naem zy ook hier te lande be- kent zyn. Het fraeiftc had op zyn hooft een paerfe vlak. De borft was fchoon ïoodt, gelyk de ftaert. De reft was bo- ven en onder groen. Andere waren wat kleener, maer ook groen. Het onderlyf en ftaert was roodt. Van andere was het |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Toeree-
ding tot vertrek. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in dezen tydt des jaers door tegenftrydi- —
ge winden langh opgehouden worden , I onderlyf en ftaert graeu |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
JX
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
REIZEN.
|
||||||||||||||||
BS/
|
||||||||||||||||
LX. Hooftstu-k*
Manier van het ontfangen der brieven des Konings van Ban-
tam te Batavie. Wilde bofchvruchten. Gefchenken en brieven van den Keizer van Java. Aenkomfi des ver- maerden Zeezwervers Dampier. |
||||||||||||||||
vie. Het is nu al in het derde jaer dat
die oorlogh duurt. Want de verdre- ven vorft is niet genegen de Kroon te ver- laten. Hier van moet de tydt deuitkomft leeren. In deze dagen werden my eenige wil- Vruchten
de vruchten uit de bollchen gebragt, afgete- wacr van ik de volgende zes lbortcn op ' het papier bragt, en wel eeril den /ltap,V\tk· of Piekboom, van wiens vrucht het bin- boom. nenfte gegeten wort, even als van de Klappers, waermepehetin fmaek over- eenkomt. Deze vrugt zit met byzon- der groote troffen aen een, ontrent een voet en vyf duim in haer diameter.Dic geeft groote zwaerte aen zulk eenen tederen ftam, dien ik bevonden heb ze- ven of agt voeten hoogh te zyn. De bladeren zyn lang en taal, gelyk door het getal van 11 ã vertoont wort. Hier by is de Froete Miert , een vrucht met Vt?ct° groote witte pitten, zodanig vergiftig, dat men daer van etende iterven zou. Zy heeft ontrent de grootte der Klap- pervrucht. Bezie dezelve open met een der pitten, en bladen daer by op het ge- tal van 2 i6\ aengetoont door letter Á en Froete Tjackou met  , van deze vrugt wort het binnenfte gegeten , en "is van fmaek als de Kojaves, Zy is groen van koleur. De kruin fpringt met agt bladeren of fpruitjes om. Twee vertoon ik hier in haer wezentlyke grootte. Een ' lange vrugt is'er, genoemt Kandeke , in iatioen als de Kaffie. Uit de bloem ko- men geene zaden. Zy wort met takjes I voortgcteelt. De bladeren zyn groot en j fraci, gclyk de verbeelding der zelve op 2,17 met de letter C aenwyft, maer in gcdaencc ontrent de helft kleener dan zy is. De letter D toont een vrugt, waer , van my de naem niet genoemt kon wor- den. Zy is onryp groen, eu ryp zynde fchoon root van koleur. De bladeren lang en lmal hangen digt by een. De zefte of laetite vrucht is Baple-kammiegc- Bapie· noemt. Van deze worden de middeifte kamiuie· pitten, die vry groot zyn, gegeten, en ook geplant, als zynde het zact dei- vrucht, zacht en zonder eenige hardig- heit daer binnen. De bladen zyn als die van Klimop, verheelt in de wezentlyke Ccc æ groo- |
||||||||||||||||
H;
|
Ô was den negentienden der
aent July, als te Batavie binnen ebragt weit een brief van den |
|||||||||||||||
Koningh van Bantam, die met den heer
Kacf gezonden was; dat zich dus toe- Manier drocgb. Het was een uur voor den mid- van het dagh, als de Sabandhaer of meefter der ontfan- Ceremoniën, die gebruikt wort ontrent irieven a^e nat;ien, Zoo wel inlanders, als Eu- desKo- ropeers, nevens zes of agt aenzienlyke nings van dienaers der Maetfchappye , eenige Op- Bintam. perkoopluiden en anderen, gelait wert dezen brief van de reede te gaen afhalen. De brief (want anders was'er geen pak- kaedje) afgehaelt zynde wert gedragen van eenen helbardier in eene groote zil- vere fchotel, overdekt met een geel ge- bloemt kleedt van Damaft, gehouden door eenen lievreidragenden ilaef. Alsze binnen het Kafteel quamcn, glngen^c door de bezetting van 't Kafteel, -die in orde gerangeert ftondt in dubbele ryen van de lantpoort af tot aen de woningh zynerEdelheit met vliegende vendels, en flaende trommen, onder het geluit van trompetten en fchalmeien^ wordende na het ontfangen van den brief door het ge- melde krygsvolk driemacl metmosketten gefchotcn onder het losbranden van't ka- non. Voorts werdenze in de zael dei- Raden van Indie met een banket ont- haelt, zittende in die gelegenheit de Ge- neracl, en de Veltoverfte van lndie, en ftaendc de Sckretaris dacr by, en in 't ronde de helbaerdiers zyner Edelheit. Den drieentwintigftcn der zelve maent Paei-den werden hier 33 paerden tot een fchen- totceii kaedje aen de Maetfchappy binnen Bata- kaed'lc v'e 8cbragc» afgezonden van Soefuenang gezonden Pahcboana^ of Keizer van Java; wacr op vanden den 20 zyne brieven volgden, weder op Keizer dezelve wyze afgehaelt. By dit gefchenk van Java' waren gevoegt vyfticn of zefticn Haven , meeft al kleene jongens, die'er miflelyk uit zagen. Dit is dezelve Keizer, die in Keizer het voorleden jaer door de Maetfchappy van Java op den troon gezet is, zynde zyns broc- Ry^ee- ^crs ^00" ËÜåñáÀßéå^ die het Matarmfe holpen. Ryk reedts onder zyn gebict gebragt had, daer van gejaegt. Dit Keizerryk , gc- naemt Scmaiarm,is van de Ooitkuil Java, gelegen ontrent zeftigh mylen van Bata- |
||||||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
|||||||||||||||||||
388
|
|||||||||||||||||||
zulke merkclyke fchatten haelden,even
als de hofdicnaers van den Koning Sa- lomon (<j) , gelyk ik dat in myne eerfte (")' Ren. Reisbefchryvinge aengetekent heb.Want9-^·28· voor Malacka legt nu nogh een kleen ei- lantje, dat by de Inlanders Ophir genoemt wort, en by het zeevarent volk en kacrt- fchryvers bekent is onder den naem van het Roode eilant. Ook wort nu nog op Sumatra veel gout gevonden, zoo aen de Ooft-als Weftzyde, waer van ik byzon- der fraeje ftukken gezien heb, waer me- de de minfte fteen niet vermengt was: ftukken, zeg ik, byna rond, en ontrent zoo groot als een duivenei, behalven ook langwerpige brokken. Op den Noortwefthoek van Sumatra De Ihdt
legt de ftadt Atchem of Achim, binnen Achin· welke de Koningin haer hof hout. Want deze ftreek,gelyk men my bericht heeft, wort alleen van vrouwen geregeert, die hare voornaemfte inkomften of rykdom- men uit eenige rhynen trekken. Voor- heen heeft de Hollantfche Maetfchappy hier een kantoor gehadt, dat federt ee- nigen tydt opgehouden heeft. My luft hier aen te roeren het ongeval
en ontmoetting eeniger menfehen op de- ze kuft. Te weten in den jare 1601 isBeklaeg- gebeurt dat het fchip Waveren'xa zee door tyk geval, ongeluk verbrandde : zoodat zeventigh menfehen 7.00 Hollanders, als fla ven (daer was ook een Holhnrfr.he juffrou by) zich uit den brant redden,en met de boot en floep wech vluchtten. Zy zworven 19 etmael op zee, en quamen eindclyk aen de gemelde kuft van Sumatra, en tien dagen daer na te Achin in een zeer clen- digen ftaet, te landen, hebbende op zee zulk een gebrek van montkoft geleden, dat . ze al een befluit genomen hadden tot het dooden van eenen der jongens, om het vleefch voor fpys te gebruiken. Dogh door Godts goetheit quam het zoo verre niet, dewyl zy zich op het 1'ant bergden. Alwaer opgetreden kuften zy de aerde fchreiende van blyfehap. De Koningin vVelda· hun aenkomft verftacn hebbende quamdigheit zelf aen, die den noot ziende, daer zeindfK°- waren,hun milddadiglyk de hant reikte,ninSinne- doende aen alle de Officieren elk twee ftukken lywaet, 't een blaeu, en 't an- der wit, geven, en aen de gemeene lui- den elk een om zich tekleeden.Zytrooft- te de elendigen zelf met goede woorden, betuigende hoe zy zich verblydde over hunne-verloffing uit de gevaren der zee , en hunne aenkomft in haer lant, daer zy verdere hulpe van haer te wachten had- den. Zy deed haer ook fpyzen en ande- re nootlykheden toebrengen, handelen- de en onthalende hen met zoo minnelyke bejegeningen , als men van een edele en welgeborene vrouwe zou kunnen wach- ten. Zy volhardde in het bewyzen dezer wel-
|
|||||||||||||||||||
grootte op No. zi8. Ik fchildcrde hier
by een fierlykc roodc bloem met haer ko- leur, zynde als een dichte roos by een gezamelt, dogh evenwel in kleene afge- icheide bloemtjes beftaende, als het ge- tal zio aenwyft. Onder andere aenmerkelykhedeh , die
de zinlykhert eens weetgragen menfehen kunnen bekoren, bequam ik hier eenige bergftoffen uit de goutmynen vanCille- baer op de Weftkuft -van Sumatra , be- ftaende in Gout, Zilver, Antimom,Krif- tal, en Bloem van gout. Hier onder was ook een zeegewas, dat in Amboina gevonden wort, beftaende uit lange tak- ken op de wyze van rottingen, hoedanig eenen tak, om voor een rotting te die- nen , ik van daer met my gebragt heb. Het is zwart van koleur. De Maleiers noemen het Akkaer-bahasr, waer van de eerfte helft van 't woort een wortel, en de laetile de z.ee betekent, als zeide men Zeewortel. De Arabieren geven het den naem van Kal-bahaer, waer van de eerfte lettergreep een hart, en de volgende de %.ee betekenen, komende dus by een ge- voegt uit op hart van de &«, of t.eehart. Men hout het voor een zeer krachtigh geneesmiddel in de opftoppinge des wa- ters, als men het in water kleen wryft, en een kleen Teekopje daer van inneemt. Het red ook de zware baringe der vrou- wen, op de gezeide wyze gewreven, als men by een derde deel twee derde deelen mengt van Den-ty de badat en Á das en Poele-fary; en drie malen een middelma- tigh Teekopje dezer mengelingh uit- drinkt. My dunkt ook niet ongevoegelyk hier
aen te roeren de zeltfame boomen ge- raemt Gabbe-gabbe. Hun takken zyn als die der Klapperboomen, maer vry lager en dikker. De Maleiers noemenze Roem-bia. Men vint in Amboina en Ter- rate ganfche boflehen van deze boomen. De inlanders maken'er een gebruik van ipys van in plaets van Rys op deze wyze. Zy iplyten den boom , en neraen'er het binnenfte dat zagt als een fpongie is uit, en bereiden het als rys. Als de boom tot zyne rypheit gekomen, of zeven of agt jaren out geworden is, wert hy af, en tot kleene ftukjes gekapt. Uit welke ftukjes in het water gezuivert de Sagot met veele moeite bercit wort. Dit is het geen de Amboinefen en andere Oofterfche volkeren voor broot gebruiken. Zy ma- ken'er ook bifcuit of tweebak van , dat lange jaren kan goede blyven, gelyk ik ondervonden , en de bewyzen daer van in handen heb. Wat aengaet het gemelde eilant Suma-
tra , het is lang, gelegen tegen over Ma- laeca. Men gelooft dat het de ftreek is van het oude Opkir, daer die van Tyrus |
|||||||||||||||||||
Bergftof-
fen. |
|||||||||||||||||||
Aerdigh
seege-
was. |
|||||||||||||||||||
Gences-
middel, |
|||||||||||||||||||
Sagoe.
|
|||||||||||||||||||
Gelegen·
heit van Sumatra. |
|||||||||||||||||||
REIZ
|
38<>
de twee eerft genoemde hunnen Kapitein
met 31 man ook verlieten, en zich met een Spaenfche bark in January des jaers 170J· naer Indie begaven , vervallende op den 28 Mei in eenen elendigen ilaet in Amboina, van waer zy (nadat zy hun vaertuig de St. Jan, dat niet meer bequaem was, verkocht hadden) met de fchepen der Maetfchappye naer Batavie zyn over- gevoert, en vervolgens naer Europe ver- trokken. Zy hadden voor hun fcheiden van Dampier te famen ontrent 12, of veer- tien zoo kleene fcheepjes , als Spaenfche barken van tydt tot tydt in de Zuidzee verovert, zonder daer egter eenen aenmer- kelyken buit in te vinden. Dampier door deze laetile verlatinge verzwakt tot op z8 of 2p koppen volhardde des onaengezien nogh eenigen tydt in zyn kruiifen, enbe- quam nogh vier pryzen : totdat hy zyn fchip de St. Gcorge zoo qualykgeftelt be- vindende , dat hy het niet langer boven water kon houden, genootzaekt was daer af te fcheiden , en in eene zyner genome- ne barken over te gacn, die hy weder den naem van St. George gaf. Hier me- de befloot hy insgelyx Indic te gaerfzoe- ken : terwyl zy na eenigen tydtzwervens eindelyk mede in de Ooilerfche provin- ciën en by de Noordelyke Oollindifche Maetfchappye aen'teilant Bathan in eenen foberen ftaet belanden , en hun vaertuig, geheel vergaen , verkoopen , en dus, als reedts gezegt is, uit Ternate overkomen. Dampier ook kort daerna met eenigh volk op het Engelfch fchip Feterian zich be- gevende vertrok daer mede naer Engelant. De overige met hunnen Kapitein zeer over hoop leggende ftonden met de Nedcrlant- fche fchepen , die naer hetvaderlantkce- ren motten, hem te volgen. |
||||||||||||||||||||
toeldadigheden , tot dat zy gelegenheit
kregen van met een vrymans vaertuygh van daer naer Malacka te zeilen, vanwaer zy met een fchip der Maetfchappye te Ba- tavie gelukkigh aenquamen. Aenkomft In het laetile dezer zelve maent quam des zee- te Batavie met ]iet fchip der Maetfchap- ülmpier. P)'e > genaemt den Eenhoorn , uit Ter- ' nate aen de vermaerde zeezwerver Kapitein Willem Dampier, nevens z8 mannen van zyn volk. Hy was in de maent September des jaers 1703 met twee fchepen uit En- gelant gevaren zynde , over Madera, St. Jago, Ilka, Granida, en voorts langs de Zyn avon-kuil van Brafil op 60 gr. Zuiderbreette de |
|||||||||||||||||||||
turen.
|
|||||||||||||||||||||
kaep Hoorn voorby gevaren. Op den 10
February des jaers 1704 aen Ilka van Fer- nando in de Zuidzee gekomen ontmoette hy een Franfch fchip, dat hy en dezynen na een fcherp gevecht weder verlaten mof- ten. Zy begaven zich op het ontdekken van nogh twee andere fchepen naer de kuil van Chili en Peru. Vervolgens tot op 8 gr. Noorderbreette gekomen zynde land- den zy met (legt gevolg aen de rivier van St. Maria. Want hier werdenze afgewe- zen : waerna het kleenile der twee fche- pen, genaemt de Cinq Portst Dampier by Panama verliet, zonder dat men federt gehoort heeft , waer het gebleven magh zyn. Kort daer aen, ontrent half Mei, gaet de ilierman Jan Clipton met *e man op een Spaenfe veroverde bark in de bogt van Nicaija ook van hun af. Hy dus al- leen gelaten ontmoet een groot Manilkas fchip, waer tegen hy den ganfehen dagh flaet, zonder dat hy het egter kon vero- veren. Ondertuiïchen ontilont hier over tuflehen hem en den Faéloor Eduart Mor- gan, benevens den Ilierman Jan Ballafch, en de meeilen van'tgemeene volk, groo- te oneenigheit, die zoo verre uitborildat |
|||||||||||||||||||||
LXL HooFTSTUK.
Befchryving van Batavie. Het Kafieel. Vermakelyke bmien-
plaetfen. Vremde natten. Groot getal van Ch'mefen. Writ gedierte. Overvloedt van v'ifch , en groente. |
|||||||||||||||||||||
gehoorzaemheit der Nederlanden behoo-
rende, in deze geweiten zouden gere- geert worden. Van dien tydt af is de oude naem door lail der Maetfchappye verandert in BATAVIE. Dit koningkryk is gelegen in Afie, in'r Gelegen.
Zuiderdeel van Ooilindie op de Noort- heit. kuil, ten Wetten van het eilant Java. Het heeft een goede reede en haven voor de fchepen. De ftadt zelve legt op de Ccc } hoog- |
|||||||||||||||||||||
Ν
|
U kome ik tot de befchryvinge
van Batavie, te voren Jacatra ge- noemt, eer het in den jare iöip |
||||||||||||||||||||
Befchry-
ving van Batavie. |
|||||||||||||||||||||
door den Gouverneur Generael Jan Pie-
terfz Koen bemagtigt, en onder deheer- fchappye der vereenigde Nederlanden ge- bragt wert. By hem en zynen Raedtwert goet gevonden hier een iiadt en kafteel te bouwen , als zullende zyn de plaets, daer voortaen alle landen en ftcden , onder de |
|||||||||||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
39°
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
mant, de Parel, enden Saftler, alle wak*
ker met mctael kanon verzien. Het heeft eenen braven hoogen fteenen muur, en binnen deftige Magazynen .wel voorzien van krygs behoefte, voorraedt, enkoop- mani'chappen. Door de Lantpoort ko- mende pact men over een ruime plaets tot de woningh zyner Edclheit den Gouver- neur generael, zynde langs dit plein fraevc huizen gebout, maer minft aen de zyde van het Hof. Over het zelve woont de Heer Directeur generael. Tuflchen de woninge van dezen en het Hof ftaet de |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De lengte is
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hoogte van 6 gr. 10 min
12.7 gr. if min. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wapen
van Kata vie. |
Het wapen der ftadt is een zwaert van
Azuur in een Oranje velt, wacr van de |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
punt opwaerts fteekt door een bruin groe-
ne laurierkrans. De lantpalen der zelve ftrekken zich uit tot aen de Ooftzydevan het koningkryk Screbon , ter Weftzyde tot aen Bantam , ter Zuidzyde over liet geheele lant tot aen de Zuidzee , en ter Noortzyde over de zee , en alle de eilan- den daer ontrent gelegen. Godts- Binnen de lantpalen van het gebiet der dienft on- Maetfchappye wort geen andere godts- dcr !ict f!' dienft geplcegt, veel min geleert of voort- |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kerk van 't kafteel, die wel niet groot,
maer net en rondt gebout is , overdekt |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ooraen
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
et een tamelyk hooge koepel. V
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
biedt
Maet-
fchappye
|
geplant , het zy in 't heimelyk , het zy
in het openbaer , dan alleen de gerefor- meerde , die in de openbare kerken van Nederlant gepredikt wort. Hier wort zulke ftrenge orde op gehouden dat ie- mant, van wat natie, geene uitgezon- dert, hy ook zy , bevonden wordende hier tegen aen te gaen, geftraft wort met verbeurtmaking van alle zyne goederen, voorts aen een keten geklonken , uit den lande gebannen , of ook naer eifch der naken1 aen den lyve geftraft. Ook op de 2,0ç- en heilige dagen wort alles gedaen dat men ontrent den godtsdienftindever- eenigde Nederlanden gewoon is te doen. Wat de gelegenheit der ftadt aengaet,
zy is eene der vermnkelykftp placticn, die ik oit in de werrelt gezien heb, en in vyf of zes jaren , gelyk my bericht is, mag- tigh verbetert zoo in meenigte van brave gebouwen binnen , als fchoone hoffteden buiten , ook tuinen en vermakelyke wo- ningen. Tuflchen deze rydt men door langs wegen van wederzyden beplant, of |
heeftze eenen ruimen opgang , waer van
het eene ende der plaets beflagen wort * als zynde wederzyts tegen de huizen ge- timmert. De Geuerael gaet uit zyne wo- ningh door een klcene deur in de kerk, hebbende daer zyn afgefchciden geftoelte nevens den predi'kftoel: waer nevens een andere bank is voor den Dirraeur gene- rael , den Veltheer, en verdere Raden van Indie. Voorts hebben anderen hunne zitplaetfen naer hunnen rangh en wacrdig- heit. De vrouwen zitten op ftoclen voor den predikftoel, wacr van niet dan twee of drie der voornaemfte , die binnen het kafteel wonen, in deze kerk komen. Aen de eene
*yde langs het plein heen wonen,
als gezegt is, de JLUreCtxm generael, de Veltheer de Wilde, en nogh twee of drie andere Raden van Indic. Van de gemel- de poort rqgt over het plein komende gact men tuflchen eenige Magazynen , zynde aen elk ende een poort met woningen of vertrekken overdekt. Tegen over de laet- fte ftaet de Waterpoort, daer ook zulk |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gelegen-
heit van ISatavic. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
langs vermakelyke rivieren. Maerdathet
lant zelf geeft fteekt boven alles uit. W ant |
een plein is, mede aen de eene zyde met
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en met veele foorten brave huizen bezet, waer inde tweeop-
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
OVeial is 't
|
groen
|
— ·-»-«■ *tpp]p fnrirrPn
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
- "" 'lonifTli hp7rt dat'er [ perkoopluiden van't kafteel , en andere
S. taS Æ he 1 £**& zoude Ldicnf der Maetfchappye wonen. Aen
niets Juitigcis .ilu u^ 5 | ^ ,g ^ ^00Yi Vint men Magazynen,
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kunnen vertoonen.
De omtrek der ftadt beftaet ontrent in
anderhalf uur. De gragt, die daer om loopt, is twaelf of vyftien roeden wyt, omtrokken met eenen aerden wal van an- derhalve roede , dat is 2. é voeten hoogh, van buiten roet fteenen bezet. Zy heeft |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ook de fekretarye of fchryfplaets voor de
luiden der penne. Op deze plaets kan |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
men ook door een agterdeur uit het paleis
zyner Edelheit komen. In al dit gemelde beftaet het voornaemfte van het kafteel. Benevens de lantpoort in het kafteel gaet men vele trappen op naer de woningh van |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vyf poorten, eene aen het v*™, g- — MaiorTdacr het gefchut en de be-
naemt de Waterpoort, ftaende ten No| dep Major ^ g ^ den. Van de vier aen de lantzyde isdee,-, zetting ù .».,,„„
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hof
des G«nc-
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
leggende ten Zuiden, gelyl
we poort. De vierde aen d'Ooftzyde wort
de Rotterdamfche poort genaemt.
Het kafteel heeft twee poorten. Die
aen de lantzyde is ten Zuiden , wort ge noemt de Lantpoort: die ten Noorden is de Waterpoort. Het heeft een vierde van een uur in zynen omkringh , verzien met vier punten, denRobyn, den Dia- |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het heeft van wederzyden eenen aenzien- Je*.c
lyken opgaenden trap met vaftefteeneleu- ningen. 'T gebou heeft eenen deftigen hoogen en brecden voorgevel, op d'Ita- liaenfche wyze. De ingang en voorzael doet zich aenzienlyk op. Hier hebben de hellcbardiers hunne wacht: en altydt ftaet I 'er een foldaet met zyn kasket en piekge- wa-
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ka·
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
liet
fteel
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
R E i æ å Í.
|
|||||||||
35>*
|
|||||||||
wapent op den trap. Ter rechterhant
der voorzael zyn brave vertrekken langs het voorplein heen. Door de voorzael komt men ter flinke hant in een fchoone lan- ge galery , die ter regterzyde door groo- te glaze venfteren't gezicht op eene groo- te opene plaets heeft. Aen de andere zy- dc zyn verfcheide vertrekken, die hun gezicht fcheppen op het voorplein. Het einde dezer galery dient tot de eetzael zy- ner Edelheit, en tot een vertrek om da- gelyx met de gaenden en komenden te fpreken. Boven deze galery is een dier- gelyke met vertrekken, ftaende boven het gebouw een fraei torentje , waer uit men aengename uitzichten heeft. Aen de andere zyde der opene plaets zyn de ver- trekken der voornaemfte huisgenooten. Ook is daer de keuken , waer voor langs heen een overdekt poortael onder met een hek loopt. Om het einde der plaets heeft men nogh verfcheide vertrekken. In het inkomen door de voorzael is een kleen tuintje , waer benevens men doorgaet tot de plaets der vergaderinge , die vry groot Afbeel- cn h°°gh van verdieping gebout is. Hier dingen hangen de afbeeldingen der voorgaende der Gene-Generaels, elk byzonder levens grootte ïndie VaU toc ^e ^n'en toe afgemaelt, uitgezondcrt alleen den laetft afgeganen, en den nu re- gerenden : welke beide ik daerorn , hoe zwak myn gezichr ooit was, zoo veel ge- fchieden kon , op doek gebragt heb. E- venwel kon ik aen de afbeeldinge des ou- den Generals niets anders ten einde bren- gen dan de troni, ten deele om de on- paflelykheit van dezen Heer , ten deele om het opkomen van andere beletfelen. Lyft der My luft hier te laten volgen eene lyft Generalen van alle de Gouverneurs generael, die van van ïndie. fe Maetfchappye aengeftelt het bewint in deze geweften gevoert hebben.
Pietei- De eerfte is geweeft PIETER BOTH, Both, jjy (je Icanier van Zeventienen aengeftelt in den jare é6op, hebbende dit ampt bekleedt tot het jaer ió"if. In dit zelve jaer den tweeden van January zeilde hy van Ban- tam herwaert aen met vier fchepen. Dogh als hy aen 't eilant Mauritius lagh om te ververfchen , zyn twee van deze fchepen door een orkaen overvallen en in zee ge- dreven, en daerna met het veranderen van den wint op den wal verongelukt met de helft ontrent van 't volk , waer onder de- ze Generael dus ongelukkigh zyn leven eindigde. _ In zyn plaets wert in den jare é äé $ aen- Rcinft. geftelc GERAERT REINST, die
den tweeden van July uitgevaren injaka- tra aen den Rooden Loop quam te fter- ven op den zevenden der maent Decem- ber des jaers löif. J Toen wert den ip Juny des jaers ôàéý
Laurens m de Raden inTernateaengeftelt LAU- Rcaci. RENSREAEL, die den zf Ofto- |
|||||||||
ber des volgenden jaers t'huis geroepen
wert} komende in zyn plaets J Á Í ÑÉ Å- Jg m' TERSZ KOEN, van hier vertrok-KoeL ken in den jare 1618. Deze was het die Jakatra innam op den dertigften van Mei in het jaer ió"ip , dat toen den z8 van Auguftus ion zynen naem in dien van Batavie verwifteldc. Hy vertrok den twee- den van Februarius des jaers i6zz naer het vaderlant met het fchip Mauritius * hebbende voor zyn vertrek by voorraedt tot zyneh navolger aengeftelt PIETER p'^ter de DE KARPENTÏER, die naer het KarPcn- vaderlant vertrok den é æ November éü" 2,7tler' met het fchip, genaemtFrederikHcnrik. Op den 2j- September 162,7 quam JAN Jan, pie"
PIETERZ KOEN weder in ïndie^„. met het fchip de Galeas, zynde nu voor de tweede mael Generael. Maer hy over- leed den 20 September tózpdes nagts on- trent ten twaelf uren. In dat jaer wert op den 2 f September jakob
tot Generael aengeftelt J Á KOB SPELX, Spel*. die den vierden van December 162æ naer het vaderlant vertrok met het fchip Prins Willem. ø · Toen wert des daegs te voren tot Ge-
nerael gekoren HEN RIK BROU-Henrik WER , die den 21 December i6z f naer Bn>uwer. het vaderlant keerde met het fchip Nieu Amfterdam.
Voor zyn vertrek wert ANTONIAnt(,??
VAN DIE Ì EN Generael, die den Ãç. ' Ñ April iö4f overleedt, en den zz der zelve maent begraven wert. In dit zelve jaer den ip der zelve maent
wert deze bediening opgedragen aen KORNELIS VAN DER LYN,Kornelh die den 11 January lóyo vertrok met hetvan der iehip Weftvrieslant voor de kamer vanLyn* Hoorn. In zyn plaets wert des daegs te voren
geftelt KAREL REIN IÊRSZ , £a.reJ , die den 18 van Mei des jaers 16fj der*0""* werrelt overleedt, en den twintigften daer aen ter aerde beftelt wert, worden- de op dien zelvcn dagh by voorraedt aen- geftelt JOAN MAETSUIKER,joan en den zeftienden Juny daer aen in zyn Ma«t"«t ampt beveiligt. Hy ftorf den 4 van Ja- ker# nuary 1678 des avonts, en wert den ze- venden daer aen begraven. Op den zevenden dezer zelve maent
wert in het zelve jaer in deze waerdigheit geftek RYKLOF VAN G OEÍ S, *>*!<* die den æ f November ió"8i op zyn eigen q™ verzoek naer het vaderlant keerde , en in zyn plaets liet KORNELIS SPEEL-,Kor"c,/i MAN , die den 11 van January 1684 bPe<:ln,an· overleedt, en den vyftienclen der zelve maent des morgens begraven wert. Toen wert op den é1 January des jaers f .
éß5»4 by voorraedt aengeftelt JOAN-icamp- NES KAMPHUIZEN, en den 7 huizen, yan AuguiUis des jaers löSj- in zyn ampt bc-
|
|||||||||
CORNELISdeBRUIttS
|
|||||||
39*
beveiligt. Dees leide op den Z4vanNo- j
vember des jaers 1691 zyne bediening ne- der , en overleedt den 18 July 169 ƒ , en wert den zo begraven. Op den 24 September des jaers 1691
Willem WertMr. WILLEM VAN OUTS-
hooS"tS"HOORN tot Gencrael verheven, die
den if van Auguftus des jaers 1704 zyn
ampt verliet, dat op den ielven daghaen-
joan van vaert wert van JOAN VAN HOORN,
Hoorn, die den 29 Oétober des jaers 1709 zyne
bediening afleidde , ftellende op den zel-
Abraham vcn daëh in ϊνη P^aetS ABRAHAM
van Rie- VAN RIEBEEGK i vertrekkende Van
becck, Hoorn nogh den zelven dagh met het (chip Zandenburgh naerhetvaderlant, als Hooft eener vloot van twintigh fchepen. Deze Zael, daer de Generaels in af-
beeldinge ten toon hangen, is om hare out- heit afgebroken, en wort tegenwoordigh vernieut. Zoodat de buitenzael aen de vyver nu tot de vergaderplaets ftrekt. Hiein gaet men door twee verfcheide deuren van het einde dezer plaets. Deze zael ilangh en ruim: de grontleggingen der zelve ftaen in't water. Aen het einde is eefpeelhuis, waer uit men een aengenaem gezicht op het water heeft langs het kaileel en verder. De zael is wederzyts.bezet met groote glaze venfteren , die mehoute beiloten worden. Wederzydts aehet inkomen dezer zael loopt langs demuur van het kafteel een fmalle tuin:, waein aen d'eene zyde verfcheide vruchtboomen en wyngaerden op latten gelegt gzien worden. Tegens den waterkantvyver is een lage muur , waer over menals men een of twee trappen op treedbequacmlyk heen zien kan, Tuflèhedezen muur en den tuin is een fraei bvloerde fteene wegh van het eene tot hander einde, hebbende ter regterzyde enen uitgangh om te lande en te waterkunnen gaen , daer men wezen wil,zynde nevens den buitenkant der watepoort. Nu zal ik mynert lezer leiden uit hkafteel door de Lantpobrt naef de ftaddaer men vooreerft gaet over eene lanfteene brug, leggende over de gracht vhet kafteel: vervolgens langs een grovlakte op eenen breeden wegh , dieoeide de zyden beplant is. Aen het eivan dezen wegh ftaet een wachthuiseen loopende rivier, oVer welke men dmiddel van een brug met een beiloten hdaer een fchiltwagt ftaet, moet gaAen de andere Zyde tegen over het wahuis ftaet de paerdeftal des Generaels,de woningh des ftalmeefters. Hierby ftaet voor de plaets van het Gereeen fchavot , dat altydt blyft ftaen ,behoeve van de Raden der Juftitiekafteels; gefchiedende het regt dervoor het ftadthuis. Als men deze b
|
overgegaen is, bevint men zich in de
Prinfeftraet, die zeer wydt en breet is* aen welker einde op een groote vierkante plaets het ftadthuis gebout ftaet, dat breet* tamelyk hoogh , en met eenen aenzienly- ken voorgevel verzien is. Maer het is zoo veroudert, dat men het afbreekt om te vernieuwen. Als men het ter flinke bant laet, gaet men door de Nieuwe ftraet, en zoo vervolgens door de JNicu- We poort in de Zuidvoorftadt. Als men ontrent hondert roeden voorrgegaen is, komt men aen de waterplaets. Dit water komt Van 't gebergte afloopen door eeni- ee riolen. Dit wort in vaertuigen opge- vangen , en binnen de ftadt gebragt, als zynde zeer goedt om te drinken. Dit en vyf kruitmolens benevens vele fraeie tui- nen laet men ter flinke zyde, en ter rech- ter veele kalkbranderyen en fteenbakke- ,-yen, die de rivier genaemt het Molen- ■ vliet ter flinke, en de rivier Cerrot ter reg- terhant hebben. Een uur verder op ge- gaen komt men aen de buitenwagt van Ryswyk * een half uur verder ten Zuiden op het voorgemelde lant van den Direc- teur Generael van Riebeeck, genaemt Tanna-aban , dat, in het Maleis Roode aerde betekent, dewyl die verandering van aerde daer begin heeft. Ontrent vier nwn verder op is Serwg-fing , het lant van den Heer Kaftelein , w^ van gefproken iSi Van hier wort de Blaeuwe Bergh ge- rekent nogh ontrent twintigh uren af te leggen.
Als men uit de gemelde poort komen-
de de groote rivier aen de regterhantlaet, 1 gaet men over eenen byzonder fraeien I wegh , die zeer breet, wederzyts met ' boomen beplant, en met fchoone hoffte- den verzien is, tot aen de fterkte ge- naemt Jakatra , waer ontrent men voor- by de Chinèefche graven of kerkhoven komt, die daer in meenigte zyn. Als men vervolgens den grooten Zuiderwegh opgaet j komt men aen den meergemet- den tuin zyner Edelheit. Als men een weinigh verder de punt Noortwyk ter regterhant laet leggen, heeft men de plaets van den Heer Kaftelein, voerende den zel- ven naem van Noortwyk. Hier niet verre van daen legt het lant des Generaels , ge- naemt Struiswyk^ daer zyn koeftal is. Een half uur hooger op is dè wagt, genaemt Mr. Kornelis, die veeltydts in vyftigh fol- daten beftaet, zynde een buiten- of brant- wagt. Hooger op legt ook de wegh naer Sering-fing, daer men yecle fuiker- molens aen de groote rivier ziet. Van de Rotterdamfchc poort Ooft waert
aen een kleen uur voorrgegaen zynde komt men aen de punt Amjol,' eenen inham uit de zee, die met dértigh Europeefche fol- daten bezet is. Op die plaets is een fchoo- ne Oefterbank. Van hier laet men zich over-
|
||||||
R E I Ζ Ε Ni
|
||||||||||||
m
|
||||||||||||
Wat de fchepen op de fecde aehgaetjSchepirti
ik vond op myne aenkomft dat'er ontrent dertigh lagen , eri even zoo véél toen ik weder van daer ftont te vertrekken, orri nu niet te fpreken van de irilantfêhe vaer- tuigen. Als men het voörnaemfte der ftadt zal Grachten
aenmerken , zal men de gragten niet in den laegften rang ftellen, als waer op veele deftige huizen itacn. Aen beide de zy- den zyn ook fraeie boomen geplant. De·· ze zyn voornamelyk de Tygtrsgragt $ de Jonkersgragt, de Kaeimansgragt,deRhi- nocerosgragt, en de groote Rivier. De andere zyn kleener en van zulk aehzien niet. De voornaemlle ftraten zyn dePrin- Stratefi; ie-, de Heere- en de Nieupoortftraet. Drie kerken zyn 'er, de Hollantfche, waei' Kerkeiu in het Nederduitfch gepredikt Wort, de Portugeeiche, en de Malciiê , waer iri |
||||||||||||
overzetten, en gaet langs de ftrant tot
Tanjompree , zynde daer een vermakelyke hofftede, die met tuinen en vyvers ver- zien is, en aen de erfgenamen behoort van den overleden Kapitein Egberti. Zy heeft mede een fchoon gezicht in zee. Verder langs de ftrant komt men op de kleene en groote Maronde , daer de rebel Kapitein Jonker voorheen zyn lant en wo- ning aen de zee gehadt heeft. Deze plaets is drie goede uren van Baravie, en meelt al het branthout, dat op Batavie gebruikt wort, komt hier van daen. Wyders wort de wegh geftopt door vele wilde bos- ichaedjen. Van de Dieftpoort een half vierde van
een uur Ooftwaert aen draeit de wegh naer het Weften , en men komt een half uur van de ftadt af aen de punt genaemt Vyfhoek) omdat ze vyf hoeken heeft. Een halfuur verder is de Zevenhoek anders An- kee genaemt. Vervolgens komt men na een vierde deel van een uur aen de Moo- kervaert, die van Tangerang haren loop heeft, zynde deze rivier door den Lant- droft Moock doen graven, aen wien het groot geit, datze gekoft heeft, be- taelt is. Evenwel is ze geheel onbruik* baer, zoodat dat geit voor wechgeworpen moet gerekent worden. Anderszins wa- re zy zeer voordeeligh geweeft voor Ba- tavie , dewyl die lantftreek een meenigte van branthout uitlevert. Men Vouw. doui dez.e rivier Iiceu iuC 'langerang^ dat vyf uren van Batavie afgelegen is. Daer is ook de affcheiding van Bantam. Dezelve wegh is ook te nemen van de
Utregtfe poort aen de Noortzyde tot aen de Fluit. Deze is bezet met een wagt van vyftien foldaten , nevens eenen Ser- jant en twee Corporaels. Zy legt aen den Wefthoek der zéeftrant. Waerom men niet verder komen kan. Buiten aTle de genoemde poorten heeft
men overal vermakelyke tuinen en vrucht- dragende boomen. De ftadt is vry volk- ryk , gelyk ook de buitenplaetfen , of voorfteden , van welke zich eenigc al vry verre heen ftrekken, en daer nevens vele aengename waterloopingen. Chinefen. Door de ganfche ftadt zyn de Chinefen in meenigte verfpreit, een volk zeer ar- bcitfaem en vernuftig om na te doen dat hun voorgedaen is , wat het ook zy. Zy bebouwen ook het meefte lant, en heb- ben onder zich ook alle de fuikermolens, als ook de branderyen van Arak of bran- dewyn. Hier by hebbenze alle iborten van winkels en gaerkeukens, waer in het fcheepsvolk met hoopen te famen loopt, gelyk ook in hunne drinkhuizen , daer mceft toegemaekte ftcrké drank of koorn- brandeWyn vmkrt wort, een vogt, waer uit de dronkenfehap voor eenen geringen penningh te bekomen is. |
||||||||||||
, Predikers*
|
||||||||||||
deze talen gebruikt worden. Vyf predi-
kers Zyn 'er , die in 't Nederduitich pre- diken. De Portugefen hebben 'er vier, de Maleiers twee. Buiten deze elf predik kanten zyn 'er nogh andere, die hier eii daer naer de buitenkantoren verzonden worden; Meenigte van vrèmde natiën vint men VYernde
hier* waer van veele zeer gceftigh ge- natiën. kleet zyn. Eenige der zelve loopen half, andere byna geheel naekt. De Chinefen' maken wel het grootite getal uit; De- Öewsedt ie gacu bedekt ah met ecu wit hemde , detf c^"- waer onder ze eenen langen broek dra- "e cn' gen, die tot de voeten fmal toeloopr. Veele hebben de mouwen der hemden wydt: andere dragen ze by de ham dicht toe. Zy hebben muiltjes aen de blootc voeten. Het haer zit hun agter als een tuit te famen gcvlogtcn even als de vrou- wen dat dragen. Zy ftéken'er eene lan- ge naelt door , en gaen voorts altoos biootshoofts , houdende gemeenlyk ee- nen waejer in de hant. De vrouwen zyri geklect op de gemeene wyze dezer iöian- Mex^ltti deren. Mexilietfen vint men'er ook in fen, groot getal * menfehen voortgeteelt uit blanken en zwarten of half zwarten,, De Kafltetfen komen nader aen de blanke, Nogh is'er een derde foort genaemt Poef' tiet/en, die nogh nader komen, en nogh een vierde geheten Crtflietfen, die weinig in koleur van de onzen vcrfchillen. Al- le Zynze op eene wyze gckleedt, name-* lyk , zoo als gezegt is in het gewagli maken van het eilant Ceilon. Zy ge- ven voor dat hun natuurlyke fpraek de Portugeefche is ; maer zy is vry yerbaf- tert. De metfte fpreken ook de Neder- lantfche tael, of verftaen dezelve ten minitcn. Eenigen fpreken ook Maleis. De andere vremdelingcn , die men hier heeft, zyn MakaJJaren, Bongtes, EalyerSf Maleyers , Moo> en , Amboinefen, Terna-' ters, en ditrgelykc. D d d Wat
|
||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
394
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
Wat de levensmiddelen aengaet, daer
valt niet veel te roemen op het vleefch. Want de OiTen zyn in 't algemeen mager en flecht. Schapen zyn'er niet, of ze moetcn'er van buiten gebragt worden. Ook geven de beeften, die men daer vint, zoo weinigh melk dat het te-ver- wonderen is. Kleen wilt is'er veel in de bolTchen. Maer het wort weinigh ge- bruikt, fchoon het al te koop gebragt wort, zynde de hoenders de dagelyxe fpys. Deze worden meeft van de Javaen- fche kuft hier gebragt, gclyk ook Ent- vogels en Ganzen. Harten ook en E- landen. Van wilde varkens heeft men hier ontrent genoeg in de boffchen, waer in zich ook Tygers , RhinocerofTen, A- |
|||||||||||||||||||||||||||||||
ten, ook witte boenen , groene Erwe-
ten, Roomfche boonen, Karoten, gee- le Peen, groote en kleene Radys , waer van men de groote in vleefchnat en an- derfzins, gelyk by ons de rapen , ge- bruikt. Maer hier toe heeft men nogh een bequamer vrucht, genaemt Patattes. Deze is droogh en vaft, en byna de Aerdekels in grootte gelyk. Deze vrugt wort zelf van eenigen voor broot ge- bruikt. Ik had middlerwylen het gezicht der Eatavie
ftadt Batavie op het papier gebracht,zoS-|%ete" als ik het tekende van een der Vaertui- 4tu' gen van de Maetfchappye, dat dichtes aen de ftadt dan de fchepen laghj en dat ter Noortzyde, zoodat de ftadt ten Zui- den gezien wort. Wat kenbaer is wort met cyffers aengewezen, gclyk op No. zzo te zien is. é verbeek het huis der wyk daer de klok hangt, æ de buiten- wacht regt onder het gemelde. 3 het Olipakhuis. 4 de Houtkappery. f de Ryspakhuizen. 6 het Kafteel. 7 de Waterpoort. 8 een hek aen den muur van het Kafteel. pde Smids winkel. 10 de Werf. 11 een pakhuis voor de Kruit- nagelen en andere waren, iz de Vry- manshaven. 13 't Oofthooft. 14 'tWeft- hooft. 1 f de Rivier. iódeDucd'Al- vcn ftrekkende voor tekenen der ondiep- ten voor de rivier. Het gezicht is zoda- oigh, dat men niets van de ftadt door hare laegte, als men op 't water is, zien kan, uitgezeit alleen de waterkant, en de zyde des kafteels met het gebergte , daer 't alles vol boomen is. |
|||||||||||||||||||||||||||||||
Levens-
midde- len. Vleefch. |
|||||||||||||||||||||||||||||||
en andere beeften onthouden.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
pen.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
Vifch.
|
In tegendeel is hier groote overvloedt
van vifch, waer van de grootfte voor de befte geagt wort. Zodanighzyn de Ka- kap of Kaelkop, Jacob Evertfen, de Steen- braeffem^ acGomfi KabeljaeUjde Konings- vis en Karper. Van kleener foorten heeft men goede Spiering, Tongen, een foort van Botjes, ook Leervifch groot en kleen, die van de befte foort is, de Bot niet on- gelyk. De Lethifch ziet'er uit als Vo- ren. De andere foorten zyn ilcgter en onfmakelyker, hoewel meeft fraei geko- leurt. Men vint'er ook goede Kreeften, Krabben, Garnalen, Oefters,en Paling. Daer is ook cen fooiu van grdotc Kiub-
ben, die lekker zyn by uitnementheit,
alsze wel toebereit worden. Men noemt ze Beuiskrabben. Van moeskruiden heeft men alle foor-
|
||||||||||||||||||||||||||||||
Moes-
kruiden. |
|||||||||||||||||||||||||||||||
LXII. HooFTSTUK.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
U'itryd'mg des Generaek van Indie. Hoogwichtigheh zyns
Ampts. Zyn Staet en d'te der aen hem volgende Bewmts- luiaen. Beflutt tot het wederkeeren over lant. Rerbewy- z'mg aen den Schryver gedaen. Onthael van den D'treBeur generael. |
|||||||||||||||||||||||||||||||
le rufting, blazende den tredt. Na hem
komen twee ■ helbardiers ook te paert. Dan volgt zyn Edelheit in de Karos, die licht en op de Spaenfchc wyze gemaekt is, en door twee paerden getrokken wort. Ter regterzyde benevens dezelve rydt de Stalmeefter , volgende agter de karos zes helbardiers twee aen twee ook te paert. Hier aen komen nogh twee karoflen,met de vrienden , die den Generael verzei- len. Dan komt het overige der Com- pagnie, beftaende in agtenveertigh rui- teren , nevens eenen Ritmeefter , drie Quartiermeeftcrs en eenen Trompetter. Als
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
1
|
heb nu te fpreken van de eerteke-
cn der wyd uitgeftrekte beftieringe er Maetfchappye, te befpeuren in |
||||||||||||||||||||||||||||||
haren Stedehouder, die ganfeh Indie uit
haren naem regeert. Deze heer is ge- woon tot zyn vermaek tweemael ter we- ke, des woonsdags en faterdagsuit tery- den naer zyne lufthoven, om zich in de daer loopende rivier te waiïchen , en ee- nige andere uitfpanninge te nemen. In zulk een geval is zyne ftacy op deze wy- Oitryding ze gercgelt. Vooracn ryt zyn Quartier- desGene- mectler met zeftien ruiteren. Dan volgt wis. je trompetter zyner Edelhcit in zyne vol- |
|||||||||||||||||||||||||||||||
REIZ
|
S9S
andere luiden, die vroegh in de weere
zyn om aen het hof iets te bejagen. Met deze en diergelyke bezigheden
gaet de voormiddagh door. Dan gaet men ter maeltydt, die alleen in een groot half uur beilaet, en zelden gedaen wort zonder geiprek te houden over zaken van gewicht: wordende ook tydt doorge- bragt met eenigen, die op hun vertrek ftaen, of nieulyxaengekomen zyn. Dan neemt de middaghruft een uur voor zich: welke verilreken zynde wort de arbeit hervat tot den tydt des avontmaels toe. Zeker die zich aen den uiterlyken fchyn vergaept, ziet niet dat deze man, die zulk een uitgeitrekt gebiet voert, geen meef- ter, maer eer een knecht is, zoo zeer o- verrompelt van zorgen en bezigheden dat 'er geen tydt voor hemoverichietomzich eenigh vermaek aen te doen, en hy geen vryheit heeft van oit eenen eenigen nacht buiten het Kaiteel te ilapen. Het werk des Generaels is ook de gan- B.eiÏ:I"T-
fche kuit van Java, en wat daer onder^^„Γίη hoort, te befchryven , en den geheelen Kantoren,, ftact van Batavie in eenen algemeenen brief te bevatten en naer het vaderlant te zenden, opdat de Mactfchappy gedurigh nette kenniilè van zaken hebbe: moeten- de elke Raed dit zelve verrichten ontrent het byzondere Kantoor, dat hy te be- fchryven heeft. Twee malen ter weke worden 'er ge- VeiWe-
vvoonlyke, dikwyls buiten gewoone ver- ringen, gaderingen gehouden. De uitheemfche Gezanten mogen op G .
hunne aenkomil niet aen lant komen, derGe- maer zyn gehouden te wachten tot datzwtn. zy afgehaelt, en in de Vergaderplaets by zyne Edelheit ter gehoor gebragt wor- den. Zulk een drukheit en gewoel van be-
zigheden, die my daeglyx voor de oogen fpeelden, deed my gedenken aen myn ver- blyf in Moskow, daer ik fomtyts myne vrienden afvraegde wanneer de vrolyke byeenkomiten en gaitmalcn eens een ein- de zouden nemen. Men antwoordde my dan, dat deze vermakelykheden gemeen- lyk aenvangh namen met den certten van January, en eindigden den laetilen van December. Wat onderfcheit zag ik hier on£ret.uf. in de maniere van leven by de luiden, die tcftact in eenigh aenzien of waerdigheit geftelt der luiden waren! zoodat ik myncn ftact hier mede vflf»be* vergelykende my wel gelukkigh mogtw,nt" noemen,als hebbende vryheit van te doen wat ik begeerde, en te gacn daer en wan- neer het my lufttej groote reden voor- waer om te vrede te zyn in myne nedrig- heit zonder nydt te voeden over de Groo- ten, die om deze laften myns oordeels meer te beklagen dan te benyden zyn. Na zyne Edelheit volgr. de Directeur Oi(eaeur
generael , wieus bediening byzonder Generael. |
|||||||||||||||||||
Als het rydcn binnen de ftadt gefchicdt,
gaet het op dezelve maniere toe , behal- ven dat dan voetvolk in plaets van ruitery agteraen volgt. De Stalmeeiler evenwel en helbaerdiers zitten te paerde, ten zy het uitryden om eene bruiloft of begraef- fenis gefchiet, wanneer de Stalmeeiler al- teen nevens de karos ryt, gaende de hel- baerdiers gewapent met hunne helbaerden te voet. ; Des zondags na de predikaetiïe laet zyn
Edelheit de Parade doen binnen het Kaf- teel voor 't Paleis, wordende tweemael rond getrokken op de volgende wyze. Eeril komt een paert van itaet met koile- Jykc montering, geleitdoor eenen Euro- peer. Hier na de Compagnie Ruiters met hunne Kurailèn. Vervolgens een Compagnie Granadiers, en eindelyk het bataillon, beftaende, in Fufeliers , Pieke- niers, en Muskettiers, hebbende alle een marlion op 't hooft. De Ruiters hebben hunnen Trompetter. Het bataillon heeft zes Schalmeifpclers. Dit alles gefchiet in goede orde, dewyl het volk altemael wel afgerecht is. Deze verpozingen dienen tot eenige
verlichting der laiten van hetampt, dat deze heer bekleedt, gaende in zwaerwig- tigheit verre boven myn verwachren: de- wyl deze Staetdienaer noit einde ziet van zynen arbeit, heel anders dan in ons Va- derlant gebeurt, daer de amptenaersin ee- nige tyden des jaers aicc vauarnien of ruil- dagen beguniligt worden. De dagh ze- ker is naeulyx gerezen of men ziet den Generael beladen met pakketten en brie- ven, en fcherpende zyn vernuft tot over- weging van al wat noodigh gcdaen dient. Deze zorgen en bezigheden vallen geita digh voor om de meenigte der plaetfen , die onder het gebiet der Maetfchappye zyn, en andere, daer zy handel dryft.Én dit betreft maer alleen de bezigheden , die de zaken hier te lande raken.Want ik heb nogh niet geiproken van de moei- te, die veroirzaekt wort door de fche- pen, die jaerlyx uit het vaderlant aenko |
||||||||||||||||||||
OefFenhi!
van het Krygs- volk. |
||||||||||||||||||||
Zwaer-
wichtig
amptdes Gene- raels. |
||||||||||||||||||||
en
|
weder derwaert vertrekken.
|
|||||||||||||||||||
men
|
||||||||||||||||||||
De Zon is naeulyx op, of men ziet
verfcheide bedienden der Maetfchappye verfchynen, byzonder de twee Opper- koopluiden van het Kaiteel, den Com- mandeur, den Major van 't Krygsvolk , den boumeeiter van 't Ambagcsquaitier, en den Conitapel Majoor, om noodigh verflagh der verrichte zaken te komen doen , en nieuwe bevelen te ontfangen. Ten half elf komt de Sabandhaer den Ge- nerael aenzeggen wat vaertuigen, goede- ren, volkeren, en van wat plaets zyn aen- fekomen, en waer ze willen heen trek- en. Waer toe de vrygeleibn'cven dan van zyne Edelheit getekent worden : om nu niet te ibreken van cenige Chineiên en |
||||||||||||||||||||
Ddd
|
||||||||||||||||||||
ζ waer-
|
||||||||||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
196
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
befluit vaft ftondt gaf my te kennen dat
twee fchepen naer Perfie gefchikt binnen agt of tien dagen ftonden onder zeil te gaen, van welke gelegenheit ik my ge- voegelyk bedienen kon. Hier toe ver- zogt ik van den Heer Dire&cur Generael een Ordonnantie, om weder uit dezelan- den te mogen vertrekken. Hy ftont myn verzoek met veel beleeftheit toe , met by voegingh dat hem leet was my zoo te zien fcheiden, zonder dat ik nogh. zyn lantgoet, dat hooger op gelegen was, dan daer ik met hem geweeft was, bezichtigt hadt. Dogh de kortheit myns verblyfs en de gedurige bezigheden, waer mede zyn Edt. zelve belemmert was,verfchoon- den dit genoegh. Eene der laetfte uitfpanningen nam ik
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
zwaerwichtigh is,dewyl hy den ganfchen
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
Delaft
zyns
ainpts.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
inkoop en verkoop der goederen moet
waernemen, van wat nature die zyn, en |
||||||||||||||||||||||||||||||||||
waer ze ook heen gezonden worden,bui-
ten veele andere noodige beftellingen, die ook van hem afhangen. Want hy is ge- houden den ganfchen koophandel te be~ ftieren, moetende alle Opperkoopluiden, Koopluiden, Onderkoopluiden , en die , ecnigh bewint hebben , alle morgenfton- den hem komen verüagh doen van zaken, en de Hemels hunner pakhuizen , die by den Dire£teur bewaert worden, doen ha- len. Ook worden door hem alle ontwer- pen van ladinge in de fchcpen bevolen of opgeftelt.
Yeitover- Terwyl ik daer was, was de derde per- Mat" foon de Heer Herman de-Wilde, Velto- |
||||||||||||||||||||||||||||||||||
met zyn Edelh
|
11V.1L, uw» τ -*"---------
|
de Wil-
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
fchappye. verile en Raedt van Indie, om zyne ver-
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
de, én ander gezelfchap, wanneer wy ,
|
aets
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
d
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
bemint. Het getal der verdere Raden uitreuen naci oumJnr. ----------, vj
van Indie heb ik reedts genoemt. Van zyner Edelheit beftaet in fchoone onbe- rael».
deze, noch andere van laager rangh luft krompe plantaedjen, en lanen, en wan- /·« ------ „„^v. v„n hpt delryen, bezet met allerhande vruchtboo-
men, loopende daer nevens de groote ri-
vier. Hier toe is voor zyn Edelheits Koebeeften een deftige ftalling van hout gemaekt. Het huis ook van dezelve ftofFe getimmert beftaet in eene lange zael, en eenige binnenvertrekken. Hier met den morgenontbyt wel onthaek zynde keer- den wy door deze aengename lantftreek te rugh, naer de meer gemelde Hofftede zyner Edelheit om daer net volgende van den dagh door te brengen, komende daer ook nogh voor den middagh eenige Ra- den van Indie en andere vrienden, die ne- vens ons met een koftlyk mael onthaelt werden. Zyn Edelheit zeide my dezen avont dat de DirecÏeur generael den elfden der maent zich ftont te begeven naer het eilant Onrufl, van welke gelegenheit ik my bedienen konde om het te gaen zien. De Direfteur zelf liet my daer ook twee dagen te voren toe verzoeken, hetwelk ik met dankzegginge aennam. Dezelve Heer deed my ook dien dagh overhandi- | gen de verzogte Ordonnantie, die van dezen inhout was : |
ene.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
Meenigtc™"rcti7 e"
Ovevlegversovehet te ruteizen.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
ginne des voorleden jaers genomen had-
Onmin den: ten anderen ook dat'er onmin ont- tuiïchen flaen was tujj£]jCn den Grooten Mogol, tenMo- e"de Maetfchappye, om welke wech te gol, en de nemen de fchepen der zelve nu al twee- Maet- rnael vrugteloos waren wedergekeert. fchappye. Ook
was op de kuft van Kormandel, leg-
gende onder 't gebiet van den Mogol, de handel aen de Maetfchappye ontzegt. Ziende derhalven dat hier door nergens byna eenige zekerheit was , oordeelde ik beft zoo haeft als my mogelyk was over lant naer het vaderlant te keeren: hoewel dit my fterk af, en het wederkeeren met |
||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Overheden van V fchip den prins Euge·
nitts netnèn over met noodige pakkaedje den Lantrei%.er CORNELIS DE BRUIN, om daer mede als pajfagier naer Per/te over te varen, z.ulknde gedu- rende de reiz.e in de Kajuit gelageen en getratleert worden, Batavie in 't Kafteel den 6
Augufti 1706. A. van RIEBEECK.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
».,-,.. „w„Pnrafni Zoo dra de beftemde dagh verfchenen
oe ik om vele redenen niet genegen g. d Dircc_ Zyn Edelheit dan ziende dat myn \ was, Degat ik my naer nci nu
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
de te ruwaer twas
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
REIZ
|
%9?
toont, waer onder de Leervis, waer van
wy hier boven geiproken hebben, uit- muntte. Ik bevond dat 'er nogh eenige tydt overigh was, eer wy aen tafel zou- den gaen : waerotn ik my haeftig in een der floepen aen den fteiger leggende zet- |
||||||||||||||||||
teurs, daer ik meer gezelfchap vondt,
zoodat wy ontrent twintigh perionen uit-
Togtnaer maekten. Met verfcheide vaertuigen voe-
Onroftam rÊn V/y af mCr het eilant-°nrui*' êele-
gen drie kleenemylen N.W. ten Weften van Batavie. Deze togt gefchiedde on- |
|||||||||||||||||||
Het eilant
|
|||||||||||||||||||
der 't geluit van trompetten en fchalmeien, | te , en het gezicht van't eilant Kuiper Kuipérai?
|
|||||||||||||||||||
nogh op het papier bragt, gelyk het hier geiekear,
op No. ZLz vertoont wort. Want ik kon wel denken dat 'er na den middagh geen tydt toe zou kunnen uitgevonden worden, dewyl toegelegt was om dezen dagh in vrolykheit te hefteden, dewyl de Gema- linne des Directeurs jarigh was. De tafel Omhael was gedekt in eene ruime van hout opge- bydenDl. ftelde loots, die voor de kerk gebruikt g^la. wort. Hier werden wy zeer deftigh met viich en vleefch onthaelt, wordende de fpys met fchoonen wyn wel begoten. In dit gezelfchap was ook de veltheer de Wilde , nevens vy f Raden van Indie. In het midden dezer vreugt vertoonden zich drie of vier Hollanders, waer van'er twee gekleedt waren als vrouwen uit Water- lant, die in het aenregten van fnakeryen hunnen rol vry wel fpeelden. Ondertuifchen naderde de tydt van ver- Vertrek,
trekken : waer op wy alle in het Bom- bardeergalioot traden, en in het zelve niet vergaten de vreugde te vervolgen, en on- der het loflên van 't kanon op de gezant- heit des Gouverneurs Generael onze gla- zen te ledigen. Gekomen zynde ontrent Batavie , traden wy weder in onze vaer- tuigen over, daer het water nu en dan door den harden wint dapper infloegh. Het was zeven uren in den avont toen wy fcheidden , en onze dankzegging en ver- jaerwenfehen aen Mevrou van Riebeeck afleidden. My nu zettende tot de afreize naerPer-„
üe maekte ik des anderen daegs een begin tingen van van alle de Raden van Indie te gaen be- affcheit. groeten , en de groote verplichting , die ik aen hun had , te betuigen. De Heer de Wilde hielt my dien middagh nogh by zich ter maeltydt, met wien ik de va- derlantfche vrienden met alle heilwenfchen bedagt, dewyl dit de laetfte byeenkomit was, die ik by dezen beleefden Heer heb- ben zoude. |
|||||||||||||||||||
terwyl de fchcpen, die op dereede lagen
en |
|||||||||||||||||||
a
|
|||||||||||||||||||
waejen , dat een aengenaem gezicht gaf.
Onruft?1" Wy quamen ten agt uren daer aen, en
deden te iamen een keer om het eilant, beziende het eerite gedeelte van boven dat van hout, en vervolgens van louter iteen gebout is. Het is wel verzien van ge- ichut en brave manfchap. Hier wort bear- beit alles wat noodigh is tot het herftellen der ontrampeneerde fchepen. Waerom 'er een groot gewoel is , geen minder ge- raes ook door het kloppen en flaen der fmeeden en timmerluiden, zoodat de plaets niet zonder reden de benaminge van Onruft gekregen heeft. Zy is gele- gen aen een groote droogte, waerdoor zy te fterker is. Want geen fchip kan 'er bykomen. Alleen kunnen maer gemeene Het eilant vaertuigen tuifchen het zelve eilant en het
uiper' eilant Kuiper , dat 'er digt tegen over legt, doorvaren, hoedanigh was het bom- bardeergaljoot , dat laft had daer te bly- ven , opdat wy, indien de wint diende, met het zelve mogten te rugh keeren. Ondertuflchen deed ik my met een roei- Het eilant fchuit op het eilant Kuiper overzetten, van
getekent" Waer '^ net voorgemelde eilant aftekende.
Terwyl ik hier mede bezigh was, quam 'er ook de Heer Directeur met eenige Ra- den , die het begin van myn werk opna- men. Op het naderen van oen middagh wert een floep afgezonden om my aen te zeggen dat de maeltydt gereedt was. Ik ftak dan weder over : want ik had eenen fchoonen ontbyt door het ontwerpen de- zer verbeeldinge , die op No. zti gezien wort, verzuimt. Het gemelde bombar- deergalioot lagh op den hoek aen het hooft. De drie kranen , die men daer heeft, ftaen voor aen den waterkant, langs wel- ken heen verfcheide vaertuigen gezien worden. Weder overgekomen zynde werden my
eenige fraeie foorten van viflehen ver- |
|||||||||||||||||||
Ddd ι
|
|||||||||||||||||||
LXIJI.
|
|||||||||||||||||||
CO RN E LIS de BRUINS
|
||||||||||||||||||||||
35>S
|
||||||||||||||||||||||
LXIII. Hooftstuk.
Graffleden der Chmefen. Manier van het begraven hunner
dooden. Gaflmael des Generaels üen de aengekomene en ver- trekkende Heeren en Schippers, Ongemeenegunftbewyz'mgdes Generaels aen den Schryve'r. |
||||||||||||||||||||||
eene lageverhevenheitafgefcheiden. Hier
agter vertoont zich een heuvel: want de grafftede wort gemeenlyk tegens eenen heuvel of hoogte geftelt. Ter regterzy- de op den voorgront ftaet een verheven- heit op de wyze van eenen altaer , ftrek- kende mede tot fieraedt. In 't midden deszelfs is een ingewerkt vakje. De bo- venlyftjes, twee achter elkander, wor- den in drie deelen gefcheiden, en gaen fpits op. Deze graven vallen zeer koftelyk, ko- Koftelvfc-
mende wel op twee , of drie , ja vier- heit dezes hondert Ryxdalcrs te ftaen. Veele even- graven, wel zyn fimpel gemaekt zonder eenigh fie- raet of by werk , dogh het metfelwerk en . :.,„ fatfoen van het graf is op dezelve wyze zoo gemaekt dat de dooden in alle zekerheit ruften mogen. Wanneer ik met aftekenen dezer graf-
iïeaen bezigh was , wilde het geval juift dat'er een graf nevens my voor eenen over- ledenen bercit wierde, komende middler- wylcn een groote meenigte van Chinefen aen met eenen grooten toeftcl van tenten, tafelen, keukengereetfehap, banken, en andere nootlykheden. Ik gaf agt op het Lykftaet- aenkomen der lykftaetfie , die ik bevond fie· zeer ftatelyk te zyn , en te zwemen naer eene fierlyké proceflie , door den aengc- namen toeftel van verfcheide vertoningen, en meenigte der menfehen , welker eeni- gen vaendels, zonnefchermen, en hemels droegen-, waer onder een hunner voorna- me Heiligen gedragen wert, die onder dennaem van poosje bekent is. Men hoor- de 't geluit eeniger klokjes. Als men ter plaetfe der begravinge gekomen was, was alles naer behooren haeftigh in orde ge- ftelt. Teweten voor een der nevensftaen- de graven was cenpaveljoen, en verfchei- de zonnefchermen, waer onder een lange tafel vol allerhande fpyzen ftondt, die tot dit einde toebercit en mede gevoert wa- ren. Hier onder was een geheel fcb%on gemaekt tamclyk groot varken, dogh on- gekookt. Aen 't ander einde zagh men 1 eenen bok op dezelve wyzebcreit tot offer aen den gemelden Heiligh , daer tegen- jwoordigh. Ondertuflchen wert eenigh ; zilver geit in 't opgedolvcn graf op den ;gront geworpen , en de kift daer op in- ge-
|
||||||||||||||||||||||
E:
|
R ik deze kntftreek verket vin-
e ik my verpligt mynen Lezer ogh eenigh bericht te geven van |
|||||||||||||||||||||
Graffte- de Graffleden der Chmefen , die ik twee
£e" dei: dagen hier aen met den Stalmcefter te paer- ' n" de gingh befchouwen , omze op het pa- |
||||||||||||||||||||||
t
|
r af te tekenen , gelyk ik gedacn heb-
op No. ti^, Zy zyn alle op eene en |
|||||||||||||||||||||
zelve manier, uitgezeit dat de eene groo-
ter en aenzienlyker dan de andereis. Van dufdanig eene begravinge gevenze deze Gevoelen rede. Zy zeggen namelyk dat de menfeh, der chi- eer ]1V tcr werrelt komt, in zyn moeders vere"d°n tahaem zodanigh befloten legt dat hem menfeh. niets kan hinderen , en dat hy daerom na zyn doot op dezelve wyze moet bewaert worden. Zy graven dan vooreerft eenen langen kuil , dewyl hunne kiften langer dan d'onze zyn, evenwel niet dieper. Het lyk by 't graf gebragt zynde wort daer overtogen met Chineefch papier , en met touwen omwonden. Eer zy den kift, die byzonder dik en hecht van verlakt hout gemaekt is, nederzetten , werpen- ze eenigh geit op den grondt, veel of weinigh , yder naer zyn vermogen of rangh. Hier zettenze den kift op , die eenigen tydt dus blyft ftacn , terwyl de paft of het ciment totdetoemetfelingh.be- reit wort, die van fyne ftoffen als het wit van eieren en andere dingen tot zulle eene hardigheit gemaekt wort, dat 'er geen breken aen is. Het opperfte van 't graf is eenige voeten hoogh boven den gront verheven , en rond van gedaente met twee omloopende fieraden als trappen boven elkander. Aen de voorzyde makenze tot fieraedt verfcheide banken en vierkante voetftutten , waer op verfcheide beeften of beeftekoppen leggen , als Leeuwen , Tygers, en diergelyke, die meeft al met een groene kleur verheelt zyn , ook hier en daer wat roodt, alleen tot meerder fie- raedt. Vooracn het ronde des grafs in't midden van den voortrap vertoont zich een verheven werk , hebbende de vorm van een altaertje , dat acn 't midden des voor- muurs een'roodt geverfde lyft heeft. Bin- nen zyn eenige vergulde Chinelche ka- rakters. De voorgrond beftact uit het zelve metfclwerk geheel wit in drie ver- fcheide dcelen , elk van het ander met |
||||||||||||||||||||||
«
|
||||||||||||||||||||||
rei:
gezet, Aen 't een einde ifont de Priefter,
lezende eenige gebeden of formulieren uit een boek. Benevens hem ftont een an- der , die een zilvere fchotel met zaet ge- vult hadt, waer uit hy telkens een gedeel- te met zyne hant wech worp naer de by- ftaende peribnen, ook over den kift, en op het zoontje, wiens moeder begraven wert, dat aen 't ander einde des grafs ftont, bekleet met een rok van ruw lin- nen , waer mede ook zyn hooft overdekt was. Op welke wyze men in oude ty- den zich gewoon was by gelegenheit van rou met zakken te bekleeden , en op den gront neder te werpen. Dit zelve deedt dit kint, ontrent tien jaren out, verfchei- de reizen, en gingh dan weder zitten; zoo als het van de byftanders , waer on- der zyn vader was , heel in het wit ge- kleedt , onderregt wert. Toen deed de Priefter dit kint nader by zich komen, en belaftte het eenige handen met aerde op den kift zyner moeder te werpen j. doen- de zulx niemant anders van 't ganfche ge- zelichap. Hier mede nam deze plegtig- heit een einde : waer in myne gedagten meeft {peelden op het werpen van 't zaet, waer uit ik niet anders kon beiluiten dan dat dit een teken was eener toewenichin- ge dat de overgeblevenen zoodanigh mog- ten hun geflacht door kindertelen voort- zetten. Terwyl in dezen toeftant der grafftede
de kalk of het ciment toebereit wert,fchik- te zich yder vaft tot het mael met groot "gewoel, dewyl 'er ontrent vyfhondert menfehen byeen waren , en daer onder vele vrouwen in 't wit gekleedt met een bovendexel van dezelve koleur , dat tot over het hooft fpits heen komt, en tot over het halve lyf nederhangt. Dus ble- ven ze hier tot den avont,. zynde voor myn aenkomft reedts eenige vrouwen met keukengereedtfehapen andere nootlykhe- den bezig geweeft om de tafel toe te ftel- len onder het luftige geboomte. Deze plaets legt nogh geen uur van de ftadt af. Andere graven, die men bymeenigte ziet, leggen al meeft nader by Batavic, Ik nam ondertuilchen een ontwerp van deze ge- hecle toeftel, waer van het gezicht zich vertoont op No. 214. De gewoonte de- zer maeltyden komt overeen met het geen ik te voren heb bygebragt van het bren- gen der fpyzen by de graven der verftor- venen. Waer by ook eenigenkomen om rabaj^ te roken, kofte te drinken, en wat des meer is. Eenigen gaen terwyl hunne godtsdienftigheit by de graven plegen, hetgeen ik dikwyls buiten Zjie-raes in Per- fie gezien heb. Ook plegenze dikwyls het zelve kort na de begravinge, {breien- de dan tapyten op den gront, en rechten- de fierlyken toeftel voor maeltyden aen. Dit gaet ook in zwangh by dcOofterfcbe |
||||||
-EN. 39£
Chriftenen, Georgianen, Armeniers, en
Grieken , die ook de graven doen bewe- nen , als ik in myn verhael van Spahan heb aengetekent. Zeker hoe dat'er meer droefheit by zodanige gelegenheden ver- ^ïËß* toont wort, hoe de magen des overlede- wys. nen daer meer eere van hebben. Hierom worden 'er vrouwen , die zich op deze kunft verftaen , gehuurt. Deze maken een magtigh misbaer, met huilen , op de borft te flaen, het aengezicht op te krab- ben , en het hair uit te trekken. Welke tekens van rou in overoude tyden al zyn gebruikt geweeft. Want men weet dat de Propheet Jeremias daer al vangewaegr, die uit Godts naem het volk geboodt de ervarenfte rouklaegfters op te zoeken, om den algemeenen ondergangh, waer mede de ftadt Jeruzalem gedreigt wert, te be- klagen en te beweenen. Ontrent den middagh weder in hetka-Maeltydt
fteel komende vond ik het gaftmael ge- by den reedt, dat zyn Edelheit gaf tot welkomfteener ' eeniger verfch aengelande Heeren en Schippers , en tot affchek der genen, die naer 't vaderlant en elders ftonden te ver- trekken. Als den Ourgouverneur Coyct van Amboina , den out Gouverneur Rozelaer van Ternate, den Opperkoop- man Six van Suratte , en den Comman- deur de Boer, commanderende het fchip de Liefde, nevens de {chippers der iêhe- pen Monfter, Reigersdael, í osmeer, Ka- rel den derden , en Ellemect. Die op hun vertrek ftonden naer Suratte , waren de Heer Jan ten Grootenhuis, nu geko- ren DirecTreur aldaer , de koopman Hur- gronje nevens vyf fchippers der fchepen derwaert geichikt, als de herfteldeJLeeu, Beieren , Nichtevecht, en de reets ge- noemde Vosmeer en Reigersdael. Hier onder waren ook de drie {chippers der fche- pen , die geichikt waren om over Ceilon naer het vaderlant te Zeilen, te weten ko- ning Karel de derde , Poppenburgh , en Woerden, nevens de vier fchippers , die naer Perfie moften zeilen met de fchepen den Prins Eugenius,Monfter, Waifenaer, en het kaiteel van Batavie. Onder dit ge- zelfchap bevond ik my ook , als mede den DirecTreur generael , nevens den veltheer de Wilde , en nogh zeven Ra- den van Indie j ook den Sekretaris der Heeren Raden J. Garfin , en de meefte Raden van Juftitie. Nogh waren 'er twee opperkoopluidcn van 't kafteel, de Major, de Sabandhaer, de Commandeur, eneeni- ge anderen , loopende het getal wel uit op ff perfonen, zynde daer meer dan zeftigh genoodigt. Deze maeltydt wert gehouden in de gemelde Vergadcrzacl. Wy werden alle deftigh onthaelt, enmet allen uitgelezen drank befchonken onder de toewenfehingen van een gelukkige rei- ze voor die ftonden te vertrekken. Ten « , vyf |
||||||
400 CORNELIS de BRUINS
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
redelyk zyn zou. Want zoo eenen rei-
ziger niet ontmoette de gunft en beleeft- heit van luiden van aenzien en vermogen, zou het wandelen door vremde landen ver- drietigh voor hem zyn : daer hy doorde- |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vyf uren verliet het gezelfchap zyne Edcl-
heit met dankzegging voor zulk eenheer- lyk onthael. Op deze wyze bragt ik de laetfte dagen myns verblyfs in dit geweft, |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in en ontrent de ftadtBatavie, door. Den
|
æ Si ëwyzingen zyne gelede onge-
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2elven avont vraegde rny zyne Eddbor, z
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
yXlVUl diuiii é,»,,.
of ik my nu heel gereedt vont tothetaen
nemen der reize. Waer op ik antwoord de dat myne pakkaedje vaerdigwasomge- bragt te worden aen 't boort der fchepen, die de weêromreis naer het vaderlant fton- den te doen , en het overige ook gereedt was om gebragt te worden in het fchip, |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
makken vergeet, en de toekomende licht
ftelt. Hier na begroete ik ook mynen ouden vrient, den Heer Jacobus Hoogkamer, geweeft gezant der Nederlantfche Ooft- indifche Maetfchappye , aen 't Hof van Perfie , en nu Qutonderprefident der Ra- den van Juftitie ; eenen man , wiens ge- dagtenis my lief en waert is , en dien ik |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
¥ -é ,v „jv f» vprt-rplclcpn . zvn-
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ô361' wiove^hrdïSSSa met m
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
alle eerbiedenifle en dankzegging affcheit
te nemen van zyne Edelheit. Hier op had deze Heer de goedtheit van my af te vorderen, of ik nogh eenigh verzoek aen hem te doen had, zeggende dat het geen ik verzogt had reets gedaen was, en wat _y_________y
ik'er nogh by begeren zoude gedaen flont de Commandeur Broegh, die my^
te worden , en dat ik 'er my voor myn gens verder flont te geleiden. Men vertrek op bedenken kon. Ik betuigde ' öo" "u°nn mimi» oneAc. reize : w myne uiterfte verplichting, en verliet hier op zyne Edelheit. Ik nam dien zelven dagh ook affcheit
van zyn Outedelheit met. dankzegging voor alle genotene eere , bewyzingh van vrientfehap , goeden raedt, en gefchen- ken van zeltfaemheden , my gulhartigh bygezet. Des anderen daegs vroegh nam |
heb-
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
heb-
chip, er te el by
n eten ervol- dronk aer op eit af- aer het derde delheit r goe- Com-
n huis, Laetfte af- affcheit fcheit.van |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
te nemen , alwaer zich ook lieten vinden Batavie·
dé Heer Sabandhaer Heirmans en andere vrienden, nevens de twee fchippers, die de reize naer Perfie ftonden aen te nemen. Hier tot laet in den nagt vrolyk gewcell zynde begaf ik my met den fchipper Ja- kob Helma , geboortigh van Leeuwaer- den naer het fchip , dat hy voerde , ge- naemt, als ik gezegt heb , den prins Eu- genius, hebbende veertigh ftukken kanon op en agt baflen, en bemant met hondert en dertigh perfonen , zynde groot 145- voeten. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IK. UU1V. OUI.UVUI ô.»»* .....
rael Riebeeck , en den Heer Kaftelcin,
die my buiten oneindige weldaden, waer van ik meer gefproken hebbe, ook in vele zaken goede onderrechting gegeven had. Hy quam nogh voor myn vertrek zelf by my om zyne nieusgierigheit te voldoen in het bezichtigen van het geene ik aenmer- kenswaerdigh had met my gebragt. Ik gedenk niet alleen uit plicht, maerookuit vermaek aen alle deze Heeren , welker namen te verbergen my geenfzins pallen zou , dewyl ik in zulk een geval hen dan |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gelyk zou ilellen metmenfehen, waer aen
ik geene verplichting hebbe, dat zeer on- |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
LXIV. Ç o o f ô s ô õ ê.
Vertrek van Batavie. Ontmoeting van vaderlantfche fchepen.
Gelevenhe'tt van verfche'ide Eilanden. Htedanigheit van water ontrent de linie. Zëdkufl van >t gdukk'igh Arabie. Vaert tuffchen het Roode Meer en de Perfifche Golf. De Baei van Musketta. Arabifche kufi. Komfi tot Gamron. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vertrek
V.in Bata vic.
|
Õ eingen op den vyftienden der I dmaent Augïftus, des morgens I
|
ons na eenige weken te volgen. Vooraf
was ons ter zake van den oorlogh belaft by elkander te blyven. Wy voeren met den on-
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
■W
Õ ô vroegh , onder zeil, gelyk ook
het fchip Monftcr, ftaende de twee an- |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ft. Ë ί ζ Ê Ν.
|
|||||||||||||
ondergangh der zonne voorby het fchip
|
|||||||||||||
ten tydt met eenen wakkeren wint het
lant uit het gezicht. Des nagts woei de wint Z. Ooft , en 't was goedt weder j gclyk ook de twee volgende dagen. Den derden dagh daer aen namen wy onzen koers regtWeft acn, behoudende al meeft eenen O. Z. Ooften wint, waer mede de- ze maent ten einde liep , zonder dat wy veel regen of onftuimigh weder gehadt hadden. Den eerften van September zfcin- den wy den fchipper van 't fchip Monfter aen boort, die na onderzoek met onzen fchipper genomen bevond de gemiddelde lengte van des daegs te voren te zyn 104 gr. en 4f min. Daer wert befloten den koers van Weft te houden tot op 8p gr. en f o of 40 min. lengte, en 9 gr. Zuider- breette , voorts den koers Noord te ne- men door de linie tot op 10 gr. Noorder- breette, en van daer N. N. Weft tot Cabo Rafalgato voort te gacn , of d'Arabi- fche kuil in 't gezigt te loopen. Den 4 der maent liet het fchip Monfter de wim- pel van zynen grooten maft waejen. Wy haelden tegens den avont onze wimpel in, en deden eenen fchoot, dewyl nu veer* tien dagen, die wy voorgezeilt hadden, om waren. Wy ftaken onder den wint om hem zyn beurt ook den gemelden tydt te laten waernemen. Dit ichip zeilde zoo flecht j dat wy geftadigh genootzackt wa- ren het in te wachten, en daerom wei- nigh zeil te gebruiken,dat ons zeer ipeet, dewyl wy ons niet konden bedienen van den gewenfehten wint, zoodat wy een lange reis te gemoet zagen. Den vyf- den des nagts verloren wy het vier van 't fchip Monfter uit ons gezicht , dogh hielden het even a!s te voren, regt Weit aen met kleen zeil. Den 6 met den mor- genrtontwas het zoo verre te loefwaertof ten Z. Weften van ons, datmenhet'naeu- lyx zien kon: waeromwyeen halveftreek bezuiden het Weftenftierden , zyndedes avonts genadere tot op ontrent twee my- len. Den agtften deed het gemelde ichip fein om den koers te veranderen , die W. N. Weft genomen wert. Den ρ was het ongeftadigh weder vermengt met regen. Den 10 deed het fchip MonfterPitchjaer- ièin. Wy ftierden N. aen, en bevonden des avonts if gr. Noordvveftcring. Des anderen daegs zagen wy het fchip Monfter in 't Noortweften t groote mylen van ons, zynde op 6 gr. 41 min. Zuiderbreette en 88 gr. en 30 min. de lengte. Den ïi. der maent des middags giften wy Noor- den te zyn zr mylen tot op f gr. ζ min. Z. breette , en ftierden N. half' Weftaen om het fchip wat te naderen , dat des avonts nogh een myl ten Weften van ons was. Tot den vyfticnden der maent voortge- zout wa-
raekt wezende ontrent de Linie bevonden ter on- wy dat het water daer veel zouter was,"Tn.t dfl Eee datLmie· |
|||||||||||||
*
|
Bevenvyk, dat uit hetvaderlantaenquam,
|
||||||||||||
en leiden het door ftilte ten ankertuflehen
de groote en kleene Combuis op elf vade- men waters. Toen de dageraet gerezen V/as gingen \vy weder onder zeil, en ont- moetten het ichip de Suikermolen, dat ook uit het vaderlant quam. Des avonts ankerden wy weder op zeventien vade- men , en preiden hier by ons 't fchip Ber- kel van Palmbang. Des anderen daegs het anker weder gelicht hebbende dreven wy met den ftroom voorby het fchip Barian- de , komende ook uit het vaderlant. De fchipper quam by ons over. Des namid- dags voeren wy voorby de fchepeu Heer Jans lant en Wateringen, die van de kuit quamen. Des anderen daegs leiden wy het door den Weftelyken tegen wint over en weder, komende ons een kleene kano van't lant aen boort, die verfcheide vruch- ten en andere eetwaren te koop hadt, waer van wy het een en't ander kochten. Des avonts ankerden wy op z$ vademen waters, en gingen met den morgen we- der onder zeil, leggende met een Z. Z. Ooilcnwint W. Z. Weft aen. Dezen dagh quam de ichipper van het ichip Mon- fter aen ons boort, om een zeinbrief met elkander te maken. Des nagts ankerden wy ontrent den tweeden hoek van Java, en gingen des morgens, zoodra de zon gerezen was, weder onder zeil. Voor den middagh leiden wy het tuflehen den tweeden hoek en het Nieuwe Eilant ten anker op vierentwintigh vademen waters. Hier vonden wy een Engels icheepje tuf- fchen 't Nieu Eilant en de kuit Java gean- kert leggen. Het was voor weinigh da- gen van Batavie gezeik. Na den middagh zonden wy de boot naer den hoek van het vafte knt om water , dat daer zeer goet . is. Hier tekende ik middlerwylen het lamafee- Nicu Eiïant ' Selvk h.et °P No" Z1Ï Ver"
tekent, toont wort, zoo als ik 'er ten Noorden
van lagh. Het zelve wort aengewezen
met het getal ι : de hoek van het vafte
lant Java, daer men 't water haek, met ζ:
het geheele lant Java , waer van menden
uiterften hoek ter regterhant ziet, met j.
Prinfen- Ifc tekende ook het Prinlèneilant , dat
eilant af- ^aer tegen over 'lagh , aengewezen met
gete ent. j^ il(. j-je ujtcrfte twec kleene fcjjp.
pen deszelfs maken den Wcfthoek.
Des anderen daegs haelden wy weder
water, zettende toen de boot in 't fchip, en gingen onder zeil. Het Engelfch fchip bleef daer nogh leggen , voor hebbende naer allen fchyn peper van dat lant, en geen water te halen. Wy hadden Z. Z. Ooften wint en raekten des avonts voorby de Behoude faffagie , hebbende den Wcft- hoek van Java Z. Ooft naer giffing twee mylen van ons. Wy gingen W.Z. Wcft en half Zuid aen, en verloren binnenkor- |
|||||||||||||
COR.NELIS de BRUINS
|
||||||||||||||||||||||
40 æ
|
||||||||||||||||||||||
dat niet alleen wel te proeven , maer ook I Arabifchc kuil zien zouden. Wy wier*
klaer te bemerken was, dewyl het water pen des avonts twcemacl het loot, zonder aen het voorfchip als van een gefcheiden gront te krygen |
||||||||||||||||||||||
zynde een zekere klomp van troebelheit
nevens het fchip deed dryven , zynde graeu, witagtigh, en als wolkfehuimend zout. Eenigen de linie naderende zyn voordezen hier door misleit geweeft, wa- nende dat deze troebelheit eenige on- diepten te kennen gaf» zoodat ze ook het loot uitwierpen , dogh geenen gront vin- dende hunnen misflagh erkenden. Den ió hadden wy by giffing N. hal? Weft 23 mylen tot op o gr. 14 min. Noorder breette , en 88 gr. æ t min. lengte : zoo- dat wy giften de Linie voorby gevaren te zyn. Dit wort van Batavie tot hier toe gerekent 686 mylen , en van de Linie tot Gamron ontrent 480 mylen. Wy had- den den wint W. ten Noorden en W.N. Weit: des nagts W. ten Zuiden , en hielden onzen koers by den wint over. Den 18 bevonden wy na goede peiling 15 gr. 4 min. N. Weftelyk. Des mid- dags giften wy N. ten Weiten te zyn 18 mylen tot op 2 gr. 31 min. Noorder breette, en 88 gr. lengte j zoodat wy nu de zon voorby waren. Tcgens den avont haelde 't fchip Moniler zyn wimpel in. Den ip lieten wy de onze waejen , en deden eenen fchoot, zynde des middags tot op 3 gr. 44 min. N. breette en 87 gr. z\ min. lengte. Nu was het fchip Mon- iler ongevaer 3 mylen agter uit. Waerom wy het nu weder lieten dryven. In de volgende dagen vernamen wy veele roode kleene krabben ontrent het fchip. Wy deden den 23 fein , en zetten den koers N. N. Weft aen met eenen Z.Z.Ooften- wint, dieweinigh, gelyk in de vorige da- gen , doorwaeide. Den 24 leiden wy on- ze kompaffen van if op togr.N.Wefte |
||||||||||||||||||||||
Het fchip Monfter deed des nagts een Çç*#é
teken dat het lant Zagh , het welk zichlant· zeer hoogh vertoonde. Wy zagen het van 't Weft Z. Weilen tot N. W. ten Noorden, hebbende federtden middagh tot nu toe gezeik 17 mylen Í. ten Weften aen. Toen namen wy onzen koers N. Ooft ten Ooften tot des morgens, wan- neer wy met den dagh het Weftelyke lant begonnen te kennen , zynde een hooge, fteile , en als afgekapte hoek W.Z. Weft met een gelykc uitftrekkinge van hoogh lant naer het Noordweften, en in't Noor- den een ronde heuvel, dat wel een eilant- je fcheen te zyn , leggende naer giffinge drie mylen van ons. Wy zagen het lant meeft O. en O. ten Noorden , zynde dit de Zuidkuft van het gelukkigh Arabic on- trent Punt as Curia Mmia, volgens de aen- wyzinge der zeekaerten. Met den mor- genftont tekende ik het zelve. In het N. Weften van ons vertoonde zich iet als een inham half maens wyze, zynde inderdaet een zeer hoogh gebergte , leggende in Jiet midden des inhams een cilant, gelyk op No. 227 gezien wort. Als men wat verder is, volgt het gebergte daer aen, dat wy met N°. 228 aenwyzen. Hier voor legt een groot en hoogh eilant, dat, gelyk de voornoemde inham, inde kaert niet gevonden wort. Want men vintdaer in maer twee of drie puntjes, die geene aenwyzinge van eilanden geven. Het was nu wel zonnefchyn, maer evenwel dyzigh weder , zoodat men niet duidelyk al het lant bekennen kon. Wy zeilden tuflehen het Roode Meer , en de Perfifche Golf, en hielden 't Z. Ooft en vervolgens Z. O. ten Ooften aen. De wint was Z. W. ten ten Weften en W. Z. Weft , waejende |
||||||||||||||||||||||
en namen den 26 onzen koers N.
|
||||||||||||||||||||||
ring
|
||||||||||||||||||||||
ten Weften aen : waerom wy fein deden. | fris door. Anderhalfuur voor den mid
Hier zag ik eenige lantvogeltjes engracu-1 dagh zagen wy 't laetile lant N.N. Weft |
||||||||||||||||||||||
naer giffinge vier of vyf mylen van ons.
Kort te voren brak onze Fokkeree, waer op aenftonts twee lyfpieren , en drie bar- koenen gelegt werden, en met woelingen en wiggen , zoo men beft konde , ver- zorgt tegen verdere breuke. Wy bevon- den op den middagh te hebben 17 gr. 12 min. Noorder breette. Des ilierden wy regt Ooft aen , kunnende geen lant meer zien. Na twee uren ilierden wy weder recht O.N, Ooft aen den geheelen nacht door met eenen W.Z. Weiten wint. Den 30 der maent was de wint Z. Weft met braemzeils koelte. Wy hielden met den dagh den koers N. ten Ooften aen. Des middaghs giften wy dit etmael N. Ooft en Ooft 2J- mylen gezeik te hebben tot op 18 gr. 8 min. Í oorder breette en 81 gr. 1 f min. verbeterde lengte. Wy kon- den hier nogh geen lant bemerken , of eem-
|
||||||||||||||||||||||
we zwaluwen , waer van wy 'er een in
de kajuit kregen, dogh weder lieten vlie- gen. Ik zagh ook een witje of kapel. Op den 27 begon de wint braef door
te waejen met fchoon weder, datmydeedt uitzien , vernemende veel krooft > waer onder eenige visjes zwommen, ook ver- fcheide witte horens, die my als eiers voorquamen, zynde zoodanigh aen de ftrant door de zon uitgedroogt, datzevan lichtheit op het water dreven. Hier by vertoonde zich een byz.ondcrgrootevifch, wiens gelyken niemant van ons oit had gezien. Hy had eenen kop ontrent eenen vadem breet: maer hy verdween , eer men zyne geftalte regt kon bemerken. Dezen dagh hadden wy aen boort den
fchipper en boekhouder van 't fchip Mon- iler , en beilotcn met hun den koers van |
||||||||||||||||||||||
N. ten Weften te houden , tot datwyüc
|
||||||||||||||||||||||
REIZEN.
|
||||||||||||||||||||||
403
|
||||||||||||||||||||||
eenigen gront vinden. Wy bogen onzen
k°ers O. N. Ooft. Des avonts op het vyfde glas der eerfte wacht deed het fchip Monfter eenen fchoot, halende een vier op, zoo als wy beft konden bemerken aen de befaensroede , zynde in 't Weft van ons. Een halfuur daerna fchoot het nogh tweemalen. Wy zagen weder vier als te voren. Dit was een teken om grondt te werpen , als men "lant of droogte ge- waer wierde. Maer by ons kon met 1 f o vademen geen gront gepeilt worden. Wy wagten het in tot het begin der tweede wacht, hebbende twee lichten achterop, opdat wy zouden gezien worden. Dogh wy zagen zyn licht niet meer. Waerom wy weder af braften , en met de marszei- len onzen koers vervolgden, als te voren, O. N. Ooft aen , zynde de wint Z. W. en W. Zuidweft met fchoon weder en hel- dere ftarren -, dogh aen de kimmen was het wat dyzigh. Wy wierpen fomtyts het loot uit, maer vonden geenen gront. Den eerften der volgende maent zagen wy het fchip Monfter niet meer , waer uit! wy afnemen moften dat het zyn koers mogt verandert hebben , zonder dat wy weten konden waerom. Wy befloten dan niet meer te wachten , en weder zeil maken- de ftierden N. O. ten Noorden aen met eenen Æ. W. wint, en weinigh koelte, ook dyzige lucht. Met den ondergang der zonne gingen wy N. Ooft aen langs den wal, zonder dat wy dienegter zagen. Nogh hadden wy al geenen gront. Des anderen daegs vroeg ftierden wy recht Noort aen , om den wal te bekennen, met eenen Æ. Weften flappen wint, en fchoon weder. Des middags bevonden wy 20 grad. 8 min. Noorder breette te hebben. Op den derden der maent na den mid-
dagh zagen wy den wal in't Noortweften, zynde een zeer hoogh gebergte. Wy leidden vervolgens N.N. "Weft aen. Des avonts hadden wy het Weftelyke lant W. ten Zuiden naer giffing agt mylenvanons. Des nagts vonden wy eenige verandering van water, daer wy om de Ooft afhiel- den , latende het voorts dryven. Op den vierden was het wel fchoon weder, dogh 7,00 niet dat wy regt befcheit van het lant konden krygen van wegen de dyzigheit. Des middags zagen wy een fchip in't W. N. Weften , naer giffingh 3 mylen van ons. Wy flaekten eenen kanonfehoot, en haelden ons groot Marszeil tweemael op en neder , her welk het kenteken was tuflehen ons en het fchip Monfter. Dogh dewyl het geen wederteken gaf, twyffel- den wy of wy 't regtc wel voor hadden. Vervolgens weit het (lil. Met den on- De kaep ^erSangh der zonne peilden wy hethooge |
||||||||||||||||||||||
Met weinig wint naderden wy het gemel-
de fchip, en bevonden evenwel dat het het fchip Manfier was. Op den middagh hadden wy 23 gr. 30 min. Noorder breet- te , regt onder den Tropicus Capricornu* Toen de zon onderging bevonden wy dat de wal ontrent zes mylen van ons was. Wy hielden het des nagts W. N. Weft met eenen O. Z. Ooftenwint. Den volgen- den dagh met het ondergaen der zon peil- den wy een kleen eilantje of klip in 't Z. Z. Weften ontrent twee mylen en een half van ons. Wy hadden geenen gront. Wy bevonden dat de wegh der kaep Ra- falagate tot 'Mmketta korter was dan de paskaert aenwyft. Dit voorgenoemde ei- lantje of klip legt voor de baei van Mus- |
||||||||||||||||||||||
, Graeuwi
|
||||||||||||||||||||||
ketta , en wort van eenigen de graeuwe ^3<:
klip genaemt. Ik tekende het af, zoo veel myn gezicht toeliet, gelyk het op No. 229 vertoont wort. Oen zevenden vonden wy ons op 24 grad. 16 min, des avonts ontrent agt mylen buiten het naeftc lant. Nogh al geen gront. Des daegs daer aen op den middagh giften wy in dit etmael 7 mylen gevprdert te zyn, ziende de Arabifche kuft van 't Zuiden tot N. Weft ten Weften. Den volgenden dagh bevonden wy 24 graden zy min. Nogh was 'er ftilte , en geen gront te vinden. Op den 11 peilden wy het hooge lant der kaep Jafqaes N. O. half Noort. Op den De kaep middagh bevonden wy æ ƒ gr. 2 f min. en Jafque». peilden de klip buiten de kaep Jafques O. Z. O. half Zuid. Hier hadden wy gront op vyf en zeftigh vademen. Wy ftierden ren Noorden aen , en hielden des avonts den koers naer't Weften. Des nagts na- derden wy de eilanden, die voor de kaep Motifanaon leggen. Hier kregen wy van De kaep 60 tot 40 vademen gront. De koers ging Monfaa-. Noordelyk aen met eenen Æ. Æ. Weften don* wint en braemzeils koelte in goedt weder. Des anderen daegs tekende ik met den op- gangh der zon van de Ooftzydc den Ara- Arabifclic bifchen wal by gemelde kaep met de klip- wal. pen, hier vertoont met het getal van 230. De Leefi wort aengewezen met Á, de Lcflenaer met B. Zy leggen by elkander, en daer van af nogh twee kleencr klippen. Met den zelven wint in den koers van N. N. Weft peilden wy de klip, genaemt de Leefi, N. ten Zuiden, cn't cilantOrmus N. N. Weft. Hier iteldcn wy den koers op aen , en vonden over de 40 tot 30 va- demen gront. Op den middagh peilden wy den hoek van Ormus Í. O. half Noort, en den binnenhoek van lofmes Z. Welt half Weft. * Ik tekende het eilant Larele van de Eilant La-
|
||||||||||||||||||||||
Ooftzyde , te zien op het getal van 231 ,reke·
met een gedeelte van het eilant X//w« daer Eilant Kif- agter, vervolgens ook het eilant Kifmcs,mes. te zien op No. 232, Nu hielden wy het midden van't vaer- E e c i wa- |
||||||||||||||||||||||
llafalaga
ia, |
- lant der kaep Rafalagata , zynde naer gif-
|
|||||||||||||||||||||
fingh agt of* negen mylen buiten den wal.
|
||||||||||||||||||||||
C OU Ν Ε LIS de BRUINS
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
φ4:
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in fceer foberen ftaet vertrokken was. On-
dertuflehen waren hier de Schafmeetter Zypefteirt nevens twee Onderkoopluiden overleden , welker een op de reize naer Spahan te Zje-raes geftorven was. Hen was ook gevolgt de Heer Alexandcr Prefcot, Gezant der kroonc van Enge- knt aen het Pcrfifcbe Hof. Eer ik dit hooftft.uk eindige zal ik den lezer nogh een gezicht geven van 't eilant Or jwWjEilamOr- zodanigh als men het uit de nieuwe Lo- mus< gie met helder weder ziet, nevens het kafteel op den hoek ter flinke zyde. Zie hier de regte afbeelding van het zelve. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
water , over de diepten van 24 en ü va-
demen vlak opdroogende, tot dat wyeen uur voor 't ondergaen der zonne op 4 va- demen en ζ voeten ten anker quamen. Wy peilden van daer de Nieuwe Logie N. N. Wed, en het Tempeltje by de waterplaets N. O. ten Noorden. Ik be- Komft te gaf my aenilonts met den Schipper en Gamron. Boekhouder met de floep naer 't lant, en in de nieuwe Logie: waer in de Direóleur federt myn vertrek van daer met de be- dienden der . Maetfchappye getrokken was. Ik quam hem onverwagt voor, de- wylik^ alsgezegtis, in'tvoorledenjaer |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
LXV. HooFTSTUK.
Aenmerkelykheden op de wederkomfi tot Gamron, Gelegenhelt
der plaets Effm. Katoenboomen. Zehfame plant. Snelle Ezels. Komfl des Hartogs tot Gamron. Vertrek van Gamron, Komfl tot Laer en Jaron. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
TOEN ik hier aengekomen was,
nam ik voor aenilonts naer Spahan voort te reizen. Dogh geen een laitbeeft te bekomen zynde f- was ik ge- dwongen te wachten naer het ecrile dat van Zue-raes komen zou. Middlerwylen Luftplaets j ^ me: jen j^cer j)ircc^eur naerzy- des Dircc- , . , „ ., J
teius. nc buitenplaets, genaemt Naabaen , een
|
goedt uur van de ftadt afgelegen. De-
ze plaets is een lufthof leggende aen den voet van eenen bergh , waer op men een aengenaem gezicht heeft van Gamron en de Zee. Op dezen wegh is de boom,Misflag'» van wien Tavernier in zyne befchryving,van .Ta'
1. j , . J / ö'vermei·, die met de waerheit niet overeenkomt,
I breedt opgeeft. Want daer is niets an-
ders |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
R E I
ders van te zeggen dan dat de takken van
dezen boom rondom in den gront gelegt zyn , zoodat ze door hun aengroejen vee- Ie uitfpruitfels als nieuwe boomen voort- gebragt hebben. Daer is derhalven niets vremts aen te zien , beftaende de gehee- ]e rondte maer in eenen kleenen omme- trek. Daer by is hy niet hoogh opge- fchoten , zoo dat 'er niet veel menfchen onder zyn fchaduw ftaen kunnen, Ook vint men diergelyke boomen genoegh in Indie , zelf wel een uur gaens verre by een , voornamelyk ontrent Malakke en aen de kuit, wordende van de Malciers genaemt Vaffjaer of Raetboomen. Hier ziet men een kleen huisje , dienende tot een bedeplaets voor de Benjanen. Wy vonden in het naer huis keeren de Ben- jaenfche makelaers in 't velt vrolyk neder- zitten , hebbende twee danifennnen van dit lant tot hun vermaek , die in geduri- ge bewegingh waren, nevens andere boot- femnkers en fpelers. Op het gehoor, en het licht dat wy zngen (want deavont was gevallen) begaven wy ons derwaert, om dit vermaek aen te zien. Hier een half uur getoeft en onthaelt zynde met warmen drank, met fuikerbanket, vruch- ten , en andere verfnaperingen reden wy naer de Logie. Den 13 der maent huurde ik tweeper-
foonen met: t wee ezels volgens het gebruik der plaets, nevens eenen derden ,' die binnen Eflln wonende my daer zou her- bergen , ipys en drank , en gelegenheit geven van alles wat ik wilde naer mynen zin te befchouwen. Deze plaets is drie goede uien ten N. Ooften van Gamron afgelegen in de vlakte , een half uur van het hoogh gebergte , beftaende in mee- nigte van tuinen , en woningen van ge- meene luiden. De Maetfehappy heeft hier ook eene woninge. Van hier is het dat bet befte water gehaclt wort, dat men binnen Gamron drinkt. Het voornaemfte dat ik hier vont was
een boom binnen zekeren tuin } wiens ftam de dikte van twee en vyftigh palmen hadt, gaende in 't midden regt op , en zynde vol takken die boven uit itaken. De dikte was naer gelangh van den ftam. De bladen waren kleen. Hy wort ge- noemt Dragtoe, De vrucht is een foort van kleene wilde appelen. Gy ziet deaf- beeldingh hier van op N°. 133 , ook een takje met bladeren, zoo groot als die zyn, op N°. Ζ34. Men ziet in den ftam me- nigte van namen gemeden. Daer in is ook een kleen wit metfelwerk, waeraen de Benjanen eerbewyzinge doen , dewyl deze boom toegewydt is aen eenen hun- ner heiligen. Zy hebben dezen tuin voorheen in eigendom bezeten : maer door ik weet niet welk een bygeloof ge- dreven hebbenze begonnen te gelooven |
||||||||||
JL· ü IN» 4.0?
dat alle die dezen hof bewoonden vroegh
quamen te fterven : zoodatze hem ver- kogten. Waer door hy nu toebehoorde aen den Engelfchen tolk, die nu ontrent twintigh dagen geleden geftorven was. Evenwel gelooven ze dat luiden met koortfen of andere ziekten gequelt daer van bevryt worden , alsze dezen boom komen bezoeken. Van hoedanig eene inbeelding ik in de bcichryving dezer ge- weften ontrent Samachi gefprokèn heb. Ik vond hier katoenboomen zoo groot Katoen-
als gemeenc Appelboomen, daer d'ande- boomen· re maer als planten zyn, gelyk ik in ver- fcheide landen gezien, ook hier boven afgemaek heb. De bladen hier van zyn ontrent eveneens. Ik vond hier ook een witte bloem of De .
bladen van de plant of boom met den Jü£ naem van Juca bekent. De Perfianen geven 'er den naem aen van Golte-kielie. Deze plant is als een ganfche boom, ge- vende niet als eenen aengenamen reuk van zich , die wakker dooriteekt. Zy komt van Sui atte. Men geeft voor dat de Han- gen geweldigh naer dezen reuk loopen. Zy dient, omdat zy niet veel gevonden wort, tot gefchenken. Deze bloem heeft de hoogte van negen duimen, han- gende , als men van de voctmaet fpieekt, met veele partyen van eens duims hoogte aen elkander, Zy is in de bladeren be- floten, die de hoogte van tien duimen begrypen. Ook zyn eenige kleencr, die uit het midden der bloem naer boven fehieten. Ik heb'er een, die my vereert is, bewaert, en bevonden dat zy , hoe zeer ook gedroogt, nogh den vorigen reuk bchout. Zy begrypt met de bia- dei en in de rondte vyfof zes duimen. Des anderen daegs reedt ik weder van
daer , en quam voor den avont binnen Gamron, hebbende eenen vvegh afge- legt, die voor een gedeelte bergagtigh ' en rotfigh is , waer men veele fmalle en moejclyke paden ontmoet, daermenniet wel door kan trekken dan met Ezels, die hier kleen maer fnel in 't loopen zyn, niet veel verfchillende van die inEgipten, in- zonderheit te Caïro, zyn. Des anderen daegs quam hier de Har- Acnkomft
togh van GamronMhametAlieChan, opdes Har* wiens aenkomft het kanon van de kaftee- Qgen vm len en omleggende eilanden wert afge- amron* fchoten. Hier op deed het fchip de Prins Eugenius , waer mede ik gekomen was, vyftien fchoten , en 't fchip Monfter 13. Na verloop van een uur reed ik mee
den Directeur, zynen Stedehouder, den Fiskael, en Sekretaris om den Harrogh begroe- te bewellekomen, hebbende de Direc- il"8 des. teur zyn gewoonlyk gevolg van Bedien- den by zich. Wy werden naer 's lants gebruik met warmen drank , tabak , en fuikerbanket onthaelt , en na wcinigh E e e 5 tydu |
||||||||||
Benjaen-
fche ma· Lelaers- |
||||||||||
Vremde
boom af- getckent. |
||||||||||
CORNELÏS de BRUINS
|
|||||||||||
40 6
|
|||||||||||
tydts affcheit nemende keerdenwe na wat ken gront tot laet in den nagt, waervari
|
|||||||||||
zeer vermoeit zyndc nam ik myn verblyf
in de vervalle karwanfera by het dorp ICoreftan, hebbende nu zes mylen ge- wonnen , te rekenen naer de groote my- len van dat lant. Des anderen daegs vroeg reden wy we-
der van daer , en bleven twee uren voor den middagh in de vervalle karwanfera Goer-bafergom na het afleggen van vier mylen. Den volgenden morgen een uur voor den dagh togen wy weder op wegh, en quamen ten tien uren binnen de kar- wanfera Beloen, nadat wy vyf mylen had- den afgelegt. Hier vint men , gelykby de laetft gemelde plaets, geenc men- fchen , maer hier ontrent eenigh volk, waer van men hoenders en andere eetwa- ren kan koopen. Voorts is hier alles woeft , en meeft fteenagtige vlakte tuf- fchen 't gebergte met weinigh geboom- te,. Hier lagh een kleene kafla oïkara- vane in de fchaduwe van eenen boom. Daer by komende bevonden wy dat het de onze was, die van Gamron voor af was gezonden. Zy trok den 4 der maenc kort aen den middagh voort, en wy volg- den 5 of 4 uren daerna, rydende meeft tuiTchcn de bergen over fteenagtige we- gen. Ten negen uren traden wy af in de karwanfera Germoet, na vyf mylen reizens. Wy vonden hier veele water- bakken , waer van ik in myne heenreis reets gemeit heb. Het gezicht dezer Gezichten karwanfera, een gedeelte van het dorp, afgete- en den daer byftaenden waterput, diekcnt' met een grooten fteenen koepel overdekt is, tekende ik af: en gy ziet de print daer van op No. zjf. Des anderen daegs twee uren na den
middagh trokken wy met de gemelde Kafla voort. Het water in deze lant- ftreek is flecht en zoutagtig. Waerom wy onder wege by eene karwanfera onze ledere kruiken met beter water vulden. Voorts reden wy meeft door vlakten. Des avonts ten negen uren raekten wy in de karwanfera Samfamgien , gelegen zes my- len van onze lelie ruftplaets. By dagh hadden wy warmte , by nacht koude. Het weder was zoo byzonder drooghdat byna alles in ftukken borft. Des anderen daegs twee uren na den
middagh vervolgden wy onzen wegh door eene fchoone vlakte voor het grootile ge- deelte met dorpen en tuinen bezet tot aen de ftadt Laer , daer wy ons aen deze zy- de in de karwanfera neder leiden kort na het ondergaen der zon , zes mylen van de laetlte ruftplaets af. Hier vonden wy vele reizigers. Ook quam'er een karavane aen van Zjie-raes , geladen met wynvoor de Hollantfche natie te Gamron. Hier bleven wy tot den agtften der maent, wanneer wy ontrent den middagh voort- trok- |
|||||||||||
omrydens in de Logie
Twee dagen dacr aen quara de Har-
togh in de Logie om den Directeur op 2,yn beurt te begroeten , hebbende by zich ontrent veertigh perfonen te paerde, en vyf en dertigh voetloopers , waer on- der twintigh 5 die kleene vendeltjes droe- gen. Die gezclfchap vertrok na het ge- not der gewone onthalinge mede inwei- nigh tydts. Tot het overbrengen van de goederen
des Hartogen waren eenige muilezels ge- bruikt , die weder naer Zjie-raes te kee- ren hadden. Deze gelegenheit waerne- mende quam ik tot zekeren prys met den meefter der zelve overeen wegens myne pakkaedje, nadat ik te voren al een paert voor my zelven beftelt hadt. Ondertuf- fchen had ik alles tot de lantreize bereit, en gekogt wat my op wegh noodigh ilont te zyn , dewyl ik vaft geflelt had op den dertigften der maent te vertrek- ken. Ik nam dan dezen avont nogh af- fcheit van den Schipper Helma , die de- zen dagh met voordagt hierom was aen lant gekomen, hebbende om onpaffelyk- heit eenige dagen aen boort moeten bly- ven , daer ik hem, had het niet beter met hem geworden, zelf zou bezogt hebben, om affcheit van hem te nemen, en hem voor alle beleefthéit, op de rei- ze genoten , te bedanken. Inderdaet ik houde my verplicht den naem des eerly- ken mans te melden , die my met veel genoegen en beleefthéit hier overgebragt heeft. Ik gaf dan des anderen daegs myne
brieven, die ik naer Batavie te verzenden had aen den tegenwoordigen en den out Generael, en andere Hccren , aen den Directeur over, en nam myn affcheit met ' fchuldige dankzegging , begroetende ook den heer de Klerk , mynen vrient Oets, en anderen. Het was een uur voor den avont als de
Directeur uitreedt naer de Engelfche Lo- gie , om de begraeffeniflc des Heeren Eduart Crown , opperhooft der Engel- fche natie , by te wonen. Op den zel- ven tydt reed ik ook uit de Logie , en tot op drie mylen van Gamron tnevens den muur van een huis in de plaets ge- naemt Banddie , die meeft in tenten be- ftaet. Drie uren na middernagt trok ik weder voort, hebbende alleen den mee- fter der muilen en eenen voetlooper by • my , zyndc de andere beelten des daegs te voren, reets vooruit gezonden. Des morgens quamen wy aen de karwanfera üetjs , gelegen vyf mylen van de plaets daer wy vernagt hadden. Hier gmgen wy onder eenen boom nederleggen. Een uur voor den ondergangh der zonne trok- ken wy weder voort meelt al over vlak- |
|||||||||||
Affcheit
van Gam. |
|||||||||||
REIZEN.
|
|||||||||||||||
407
|
|||||||||||||||
trokken , dogh weinigh door de vlakte,} den rotsbergh, die in *t midden der vlak*
|
|||||||||||||||
te legt, en later voorby een pkets gele-
gen by eenen grooten waterbak , die ten deele door eenen boom overfchaduwt wort, loopende met een kanael door 't lant. Ten agt uren hielden wy ruft in de vervalle karwanfera by het dorp Dedomba^ gelegen vier mylen van de laetfte ruft- plaets. Den 11 der maent ten 5 uren na den
middagh reden wy vervolgens voort nogh eenige uren in de vlakte, daer verfcheide tuinen en wooningen gezien worden , en quamen ten negen uren in de karwanfera Moufel, vier mylen afgelegt hebbende. Hier vond ik den voorgemelden vader Pe- tro d'Alkantara , by wien ik te Zjie-raes myn verblyfgehadt had. Hy had by zich nogh vier Italiaeniche priefters. De va- ders waren al in de ruft. Echter deed ik den vader Petro wekken , met wien ik in gezclfchap van eenen der priefteren een goedt uur zat te praten , terwyl wy eeni- ge glazen ledigden op elkanders goede rei- ze en welvaren. Want zy moften ook twee uren na middernagt vertrekken naer Gamron , daer de Direcleur my reets van zyn aenkomft verwittigt hadt. Teweten hy was vereert met de waerdigheit van Biflchop en Apoftolifchen ftedehouder, en gekil deze ampten in de Ryken van den grooten Mogol te gaen bekleeden in een plaets, genaemt Sicopo/h , werwaerc hy trachtte van Gamron over te fchepen. Wy waren blyde dat wy elkander nogh eens zagen, komende ik hem heel onver- wagt voor. Des daegs daer aen ten drie uren na den
middagh togen wy weder voort. Maer myn looper weder argcr geworden moft daer blyven. Ik gaf hem teergelt, enlaft van my , als hy gebetert was, naer Spa- han te volgen. Na het ryden van weinigh uren 'm de
vlakte vonden wy ons in een fteenagtigh gebergte, hebbende met het dalen derzon eenen moejelyken hoogen rotsbergh o ver- getrokken. Toen reden wy door eenen vlakken wegh tuflehen de bergen , daer men veel wilt geboomte ziet, nevens eeni- ge woonplaetfen , waer van het vier zich hier en daer vertoonde. Ten agt uren quamen wy binnen de karwaniëra 't Zatel, nu weder 'vyf mylen afgelegt hebbende. Den volgenden dagh badt my de Opzie- ner dezer karwanfera , dewyl hy zich niet wel bevoelde, om een weinigh wyns. Dit gaf ik hem nevens wat fuikerenkruiti waer voor hy my aenflonts tot dankbaer- heit eenige verfche Citroenen en Oranje- appèls bragt, om dezen kleenen dienfttc erkennen. Kort na den middagh trokken wy we-Het ge
der voort over het hoogh gebergte van bergte JaroH, dat niet dan rots zynde zeer moeje-van Ja* lykron'
|
|||||||||||||||
die aen deze zyde woeit is. Aen hetein
de der zelve tegen het gebergte is een waterleiding , waer aen een gebou ftaet, waer van ik boven gefproken heb , toen ik 'er by nagt voorby getrokken was. Het water wort daer in door een langh ka- nsel, dat verre door het gebergte, be- muurt is, ontfangen. Ik tekende het zel- ve , gelyk het op No. 2 $6" vertoont wort. Vervolgens trekt men over een hoogh ge- bergte , van het welk fteil nedergegaen zynde vint men zich in een ichoonegroo- te vlakte, in welker begin een deftige fteene karwaniëra en veele woningen ge- zien-worden, dewyl daer menichenwoo- nen , van welke eenigh lant bezaeitwort. Als men deze vlakte ontrent twee en een half myl overgereden is , komt men we- der in gebergte. Twee uren in den avont bleven wy in de karwaniëra by het dorp Het dorp Dekoe na het afleggen van zes mylen wegs. Dekoe. j)jt jorp tamelyk groot is met veel ver- makelyk geboomte en tuinen bezet, leg- gende ontrent twee mylen van de eene tot d'andere zyde-van het gebergte. De vlak- te is als rond en ten deele beploegt. Des anderen daegs trokken wy een uur
na den middagh weder voort. Dewyl wy meeft trokken door 't gebergte,quamen wy kort voor 't ondergaen der zonne binnen Het dorp het dorp Bteries, hebbende drie mylen Bieries. afgelegt. Hier bleven wy in de karwan- iëra , die fraei van fteen gebout is. Hier uit kan men het vervallen kafteel op den bygelegen bergh zien. Wy hebben het reets voorheen verbeelt. Dit is eengroot en fraei bebout dorp , ganfeh niet verval- len , ja aenzienlyker dan zommige Per- fiaenfche fteden. Hier weit myn voet- looper ziek, waerom ik hem befloot daer te laten : maer des morgens daer aen zich wat beter bevindende fteegh hy op eenen ezel, trekkende wy kort na den middagh weder voort door de vlakte , die de leng- te heeft van een goedt uur. Vervolgens reden wy over gebergte , totdat wy voor den ondergangh der zon in een fchoone vlakte quamen , daer wy voorby een ver- valle karwanfera togen , en veele troepen van vee zagen weiden. Wy ontmoetten ook eenige karavanen zoo met kamelen als paerden en muilen. De zon was twee uren onder geweeft als wy bleven aen het Het dorp dorp Aes-Zjierafie vyf mylen gelegen van Α«- zjie- <je vorige ruftplaets. Hier was geen kar- |
|||||||||||||||
rafïe
|
|||||||||||||||
wanfera , maer een byzonder huis, dat
daer toe gebruikt wert, gelyk wy boven gezegt hebben. Des anderen daegs ten drie uren na den
middagh gingen wy weder op wegh ge- ftadigh door eene vlakte , die wel zan- digh , maer hart van gront is, zynde op veele plaetfen bebout lant. In den avont trokken wy digt voorby eenen ron- |
|||||||||||||||
*
|
|||||||||||||||
4ï &
|
|||||||||||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
|||||||||||||||||||||
lyk en gevaerlyk is, zynde daer veel ("mal-
le paden , die ons nootzackten veeltyts te voet voort te trekken. Zoodat het al twee uren in den avont was, eer wy'er door- quamen. Dogh de helderhcit der maen hadden wy tot ons voordeel. Wy trok- ken vervolgens nogh een groote myl door |
|||||||||||||||||||||
vlakte , en quamcn ontrent ten tien uren
binnen de karwanfera acn deze zyde der ftadt Jaron, gelegen vyf mylen van de plaets, daer wy vernagt hadden, hebben- de over wegh veele Kaflaes of karavanen ontmoet. |
|||||||||||||||||||||
LXVL Hooftstuk.
|
|||||||||||||||||||||
Vertrek van Jaron. Oude overblyffels ontrent het dorp Tadur-
wan. Wederkeermg 'tn de karwanfera uit vrees voor roovers* Komfi tot Zj'ie-raes. Ontmoeting van den Baron Larix. A~ rabtfche kooplu'iden berooft. |
|||||||||||||||||||||
Vertrek ^ÃÃÔ Õ vertrokken van Jaron op den
ron ^" ^üi/ vyftienden der maent kort aen den TT middagh, rydende door de iladt, die van ons in de vorige bladen van de an- dere zyde verheelt is , wanneer wy daer van gezegt hebben dat ter zake dienende was. Wy trokken toen door eene zeer aengename vlakte , waer in wy meenigte van beeften zagen weiden. Ook zagen wy vier of vyf fchoone tuinen met muren omtrokken. Hebbende het genot van eenen fchoonen wegh reden wy over ver- fcheide fteene bruggetjes, de\vyl hier vee- le waterloopingen door het lant vloejen. Ons ontmoetten veele ezels geladen met ïys, om die te brengen in de ftadt Laer. Hier zagh ik eenen tamelyk hoogen toren zonder eenigh ander werk in den gront ftaen. Hier by lagen verfcheide vervalle gtaffteenen , ook eenige graven met twee of drie woningen van arme luiden. Deze |
|||||||||||||||||||||
het dorp geraken konden j dat niet zon-
der veel gevaer , moeite , en fukkelirigh gefchiedde even voor het ondergaen der Zon. Op deze moejelyke wegen waren wy maer vier uren gevordert, vallende twee of drie beeften om verre , welker een wy meenden dat op de plaets, daer 't was?, zou geftorven zyn. Echter kregen wy her nogh met groote moeite voort, en des morgens ongeladen mede. Dit dorp heeft de gedaente van een bofch, zynde geheel met tuinen in een gefloten, hebbende elke tuin eenen afgefcheiden muur. Het legt van buiten aen de zyde der rivier geheel op een afgaende hoogte, met eenen lagen muur der tuinen omtrok- ken , dat zeer vremt te befchouwen is. Aen deszelfs einde ryt men door de rivier, die verder door het lant haren loop heeft. Dan trekt men den hoogen kant op , en vervolgens door 't lant naer het dorp, dat nevens de tuinen als afgezondert legt naer de zyde van 't gebergte ten Noorden. Het dorp is dicht met huizen bezet. Hoe- wel ik voor dezen hier geweeft was met den Heer Kaftclein, gelyk ik toen ver- haelt heb , van den anderen kant ingeko- men zynde > daer het veel gemakkelyker is: tragtte ik het echter nogh eens te be- fchouwen » omdat ik uit de handfehriften der genen , die met den Gezant Cuneus indenjare i6fz naer Spahan gereift wa- ren , op Batavie befpeurt hadt, dat hier eenige merkwaerdige zaken zouden te vin- den zyn. Want daer wert gemelt van veele onderaertfche vertrekken , die hun- nen loop tot Zjie-raes, datvyfentwintigh mylen van daer is , zouden uitftrekken: ook van eenen zeer diepen waterputinhet gebergte. Als wy dan des nagts benevens de huizen onze ruft genomen hadden, be- gaf ik my vroegh in denmorgenftontmet den knecht van de Kafa , en eenen per- loon |
|||||||||||||||||||||
Demo
naer. |
plaets wort genoemt Demonaer.
|
||||||||||||||||||||
Na eenige uren reden wy over een groo-
te fteene brug met zeven bogen , waer van de grootfte in't midden is. By hoogh water vloeit de rivier door alle , dogh nu was 'er weinig. Met den avont reden wy door een rivier, welker kanten van beide ayden hoogh zyn : vervolgens over ge- meene bergen al meeft vlak maer fteen- achtigh. Na het afleggen van zes mylen quamen wy ten tien uren binnen de kar- wanfera Moogach Den volgenden dagh trokken wy op
den middagh weder voort al veel over eenen fteenagtigen wegh en veel geberg- te. Hier ontmoetten wy twee loopers der Maetfchappye , met brieven vanSpa- han naer Gamron afgezonden. Van hier reden wy een kleen uur van den gewoon- Tadur-ÃÑ tyken wegb at*naer bet dorp Tadurwan, Want daer wy nogh een uur nevens het dorp by de rivier reden , eer wy door dezelve in |
|||||||||||||||||||||
REIZEN,
|
|||||||||||||||||||||||
409
|
|||||||||||||||||||||||
Ãïïç van het dorp , tot het onderzoeken t zy gefticht is door grootef efl fterker
|
|||||||||||||||||||||||
van alles. Ik ging vry verder dan ik in
de vorige reize geweeft was, en bevond dat 'er een grot in de rots was , die hare openingh in den bovengront hadt, waer door ik den dorpman deedt nederdalen, kunnende den gront door twee of drie openingen , die digt byeen waren , zien. Ik boven blyvende deet hem beneden al voortgaen , en merkte dat by na ontrent 30 fchreden het einde daer van bereikt hadt, komende wy by elkander op den gemeenen wegh , die nevens de rivier loopt. Vragende waer men vervolgens verder naer Zjie-raes gingh wees hy my den vlakken wegh aen. Hier door be- vond ik dat de voornoemde aentekenaers zich zulks hebben laten wys maken, zon- der dat ze zelfs de waerheit onderzogt had- den. Zoo was het ook gelegen met den byzonder diepen put met venftergaten, die men zeide dat in 't gebergte was. Want ik beklom wedergekeertzyndeden bygelegen bergh ten Noorden leggende, ten deele te paert, ten deele te voet. Ik bevond dat daer een fterkte geweeft is, waer van men nogh eenige overblyffels en verbroke muren ziet met afgefcheide byzondere brokken der plaetfen , gelyk op den kruin een vierkant kleen gebouw met een koepeltje daer boven, zoo als wy dat op No. 237 vertoonen. Dewon- derlyke kloot, waer van in de aenteke |
|||||||||||||||||||||||
menfchen, dan'er tegenwoordigh gevon-
den worden, en dat zy voor dertienhon- dert jaren geweeft is onder het gebiet van eenen Ruftan. Maer deze dingen gaen zoo zeker als raetfels. Wy hebben'er reets van gefproken in de befchryvinge van Perfepolis, Deze woningen zyn on- trent een half uur van het dorp, en de gemelde onderaertfche gangh ontrent een kleen uur. Weinigh aen deze zyde ziec men een groote waterftorting vallende van 't Ooften af, en nemende haren koers voorby het dorp door het lant ten Wef- ten. Hier is alle overvloedt van vruch- ten. Ik bequam'er goede meloenen 4 waer aen ik mynen luit boette, nemende ook eenige met my. Ter plaets daer wy ons nevens de huizen nederleiden was het ta- melyk kout: waerom wy gedurig goedt vier maekten. Des anderen daegs twee uren na den
middagh trokken wy weder van daer langs d'andere zyde van het dorp, daer wy be- ter gelegenheit vonden van met gemak door de rivier te ryden , komende na een ure tydts op den gemeenen wegh, daer een wachthuisje ftaet. Vervolgens reden wy door een fchoone
vlakte tuflchen de bergen,daer veele dor-1 pen en tuinen leggen, dat een luftighge- zicht in dit lant geeft. De Zon was nu al twee uren onder geweeft, als wy ons |
|||||||||||||||||||||||
Onder-
zoek ee- ner grot- te. |
|||||||||||||||||||||||
Dwaling
der II eis- befchry- veren. |
|||||||||||||||||||||||
ning gemelt wort, is niet anders dan een I bevonden binnen de karwanfera jlfmon-
affcheidinge van 't gebergte , zich hier j g'tr· Het lant hier ontrent was voor het |
|||||||||||||||||||||||
zeer vremt ten Ooften uittrekkende. De
rivier loopt in de laegte. Het gebergte is vry hoogh en fteil. De gebouwen, die de Heidenen of Vieraenbidders daer tegen gemaekt hebben , zyn ongelooftelyk vremt: zoodat my noit iets zodanigs is voorgekomen. Zy hebben hun wonin- gen gehadt wederzyds langs de fteilte dei- rots heen,, Ter naeuwernoot is langs de fteile rotfen heen op eenige plactièn een fmalle doorgangh te bekennen. Van de- ze weinige overblyffelen heb ik het eene zodanigh als ik het van beneden gezien heb, getekent op No. 138 , en 't ander van d'Ooftzyde naer het dorp ziende op 23P met de rivier tuflchen de bergen, ook de fmalle waterloopingh op den hogen kant, met biezen en andere ruigte bezet. Men vertelt dat die menfchen twee yzere ketens hadden gefpannen van de eene tot de andere zyde van 't gebergte, om in tyden van oorlogh by een te kunnen ko- men : ook dat 'er nogh aen de andere zy- de (dit zou naer den Weflkant moeten zyn) een diergelyke kloof of fcheidinge van 't gebergte is. Maer ik heb de ge- fchapenheit der zake uit de inwoonderen niet kunnen verftacn, die aen deze plaets den naem geven van Gocnegabron, of wo- ning der Heidenen. Zy gelooven ook dat |
meefte gedeelte beploegt, en de luiden
waren tegenwoordigh bezigh met het wa- ter daer te doen overloopen. Met hier te komen hadden wy vier mylen afge- legt. Wy reden des anderen daegs kort aen
den middagh vervolgens door dezelve vlak- te, die wy eveneens als des daegs te Vo- ren bevonden. Hier zagen wy veele mee zwart overdekte tenren , en ontmoetten veele huisgezinnen met hun vee, zittende zommige vrouwen met hare kinderen op Kamelen, andere op Ezels. Ons ont- moetten ook verfcheide Kaflaes of Kara- vanen met wyn, ook drie of vier Perua- nen, die een Kafua met vrouwen by zich hadden. Eer de Zon ondergingh reden wy over eenen vlakken bergh, die geheel fteenagtigh was. Een uur daer na weder door de vlakte tot twee urenindenavont, wanneer wy het nederleiden in de kar- wanfera Pajrd) vyf mylen voortgetogen zynde, niet tegenftaande de harde Noor- de wint, dien wy vlak van voren hadden. Hy duurde ook des nagts, en den volgen- den dagh was het ook byzonder guur en kout weder. Evenwel zaten wy ontrent den middagh weder op. Maer wy wa- ren nogh geen 300 fchreden van de kar- wanfera ai, als ons volk de beelten ftil Fff hielt |
||||||||||||||||||||||
Wem de
gebou- wen. |
|||||||||||||||||||||||
1
|
|||||||||||||||||||||||
CORNELÏS de BRUINS
|
|||||||||
4io
|
|||||||||
hielt om de waarfchuwinge van twee loo-
Waer- perS} ^je ons zeiden dat'er tien roovers voui*'"2 °P ^en weSn waren, wachtende naer ee- ftruikro- nige Kafla^ of andere menfchen, die ze vers. mogten overvallen, zynde hier toe alle met fchietgeweer ge-wapent. Hier op vonden wy geraden weder in onze ruft- plaets te keeren, befluitendc met een an- dere Kafla, die daer lagh, des nagts te vertrekken. Wy deden dit een uur na middernagt, trekkende over fteenagtigh gebergte. Met het begin van den dage- raet ontmoetten wy een Kafla. Met het ryzen der Zon hadden wy den quaedften wegh afgelegt zonder de gemelde roovers te vernemen. Wy daelden tot ontrent agt uren in de vlakte, en zagen veele plaetsjes met geboomte. Ten negen uren quamen wy binnen de karwanfera Moefa- farte.j leggende vyf mylen van de plaets , daer wy vernagt hadden. Hier had zich een groote Kafla nedergeilagen. Deze plaets, fchoon zeer wydt en ruim, was te kleen voor alle de menfchen en beeften, zoodat'er veele buiten bleven. Wy reden een uur na middernagt weder voort door de fchoone lange vlakte met helderen ma- nefchyn tot twee uren in den dagh, wan- neer déze wegh veranderde in fteenigh gebergte. Hier ontmoetten wy verfchei- de Perfiaenfche reizigers, veel ezels ook met rys beladen. Vervolgens quamen wy weder in een fraeie vallei, aen welker be- gin men eene karwanfera vint genaemt Babasjie, daer wy ten negen uren introk- ken, nadat wy zeven uren wegs afgelegt hadden. Hier vonden wy nogh een Ka- fla , ook eenen Perfiaenfchen heer, die zeven of agt perfonen by zich hadt, wil- lende naer Gamron reizen. Dezen na- rniddagh hadden wy wat regen, zynde anders tot nu toe van gewenfcht weder ge- dient geweéft. Wy zaten den volgenden dagh ten zeven uren weder op, om de laetfte manfel tot Zjie-raes, beftaende in vyf mylen, af te leggen. Na anderhalf uur door de vlakte gereden te hebben trokken wy over fteenagtigh gebergte, van daer gerakende in de fchoone vlakte van Zjie-raes, die byzonder langh is,leg- gende verfcheide plaetsjes daer in. Van hier heeft men ook de ftadt en verfcheide tuinen in 't gezicht, die aen 't einde dei- zelve twee goede uren verre leggen. Een uur alleen voor uitgereden zynde quam ik Komft daer ten drie uren na den middagh aen , tot zjie- nat van den regen, die ons een half uur racs, tc voren overviel. Ik begaf my ia myne vorige herberge
by de vaders Karmeliten, daer ik den ou- den Vader en dien van Vlaenderen vont, dien ik in het voorleden jaer op den wegh van Gamron ontmoet hadt. Zy ontfin- gen my met uitbundige beleeftheit. Des anderen dacgs quamen myne oude kennif- |
|||||||||
fen Alcxander Latoul, en Batar, een
Franfch uurwerkmaker , my bewelleko- men. Zy waren hier bezigh met wyn te maken, gelyk ook onze WynmakerBuf- kens deet. ik gaf hun op myn beurt ook een bezoek, en fprak vervolgens met den . meefter van de Kafla om des anderen daegs de reize weder aen te nemen. Dogh hy quam op den beftemden tydt niet tevoor- fchyn. Middlerwylen ontfingh ik door eenen looper regclregt hier om afgezonden uit Mahyn, drie manfcls of dagreizen van hier gelegen, eenen brief van den Heer Baron van Larix, gedagtekenr. den agten- twintigften der maent j zynde door den zelven heer ook een brief naer Perfepolis afgevaerdigt, om te weten of ik dien wegh, gelyk de Directeur van Gamron aen hem gefchreven had, genomen hadt, dewyl hy verlangde naer myn gefprek. Deze heer was ook Opperhooft te Spa- han geweeft, en ftont nu voor tweeden perfoon te Gamron te blyven. Ik beant- woordde den brief dezen zelven avont, daer in te kennen gevende dat ik op zyn verzoek hier ter plaets zou blyven wach- ten en hem met verlangen te gemoetzien. Ik fteegh hier op met den Nederlantfchen Vader ten twee uren na den middagh te paert om hem te ontmoeten, die zich in eenen tuin buiten de ftadt op tle hoogte van 't gebergte nedergeilagen hadt, daer wy elkander met blyfehap ontfingen , en tot een uur voor den avont bleven. Ook quamen de drie genoemde vrienden daer , die met ons gelykelyk naer de ftadt reden. De Heer Larix nam zyn verblyf in het Wynmakershuis der Maetfchappye , als zynde verzelt van zulk gevolgh,alsvoor- hcenen van de Opperhoofden gezegt is. Den tweeden der maent December
gingen wy den gemelden Koopman Ha- zjie Nebbie begroeten. Wy reden der- waert door de ftadt met groote ftaetfie , als zittende op fchoone paerden, die o- verkoftelyk gemonteert waren. Want twee hadden loutere goude toornen , en 'fchoone met zilver geborduurde fchabrak- ken. Op een der zelve reed ik. Wy lei- ,den dit bezoek af, en keerden wel ont- haelt ontrent den middagh weder te rugh. Deze Perflaen had den heer Larix reets te voren bewelkomt, en ettelyke gefchen- ken van koftelyke oliflesjes en vrugten gezonden, zynde de brengers met geen ledige handen te rugh gekeert. Des a- vonts had de Heer Larix de goctheit van by my in het Convent te komen ipyzen , brengende met zich het geen voor hem bereit was. Hier waren wy in vreugde by een tot het midden van den nacht. Des anderen daegs deden wy dezen Heer uit- geleide tot aen het dorp , dat een groot ftuk wegs buiten Zjie-raes gelegen is. Monfr.
|
|||||||||
REIZEN.
|
||||||||||||||||||
4tl
|
||||||||||||||||||
Monfr.deLatoul verzelde hem tot Gam-
ron. Op dezen wegh deden wy eenRhee op, waer op twee van de winthonden werden los gelaten, welker een de vangft opdeed, na dat wy van elkander affcheit genomen hadden, gelyk tny des morgens bericht wert door eenen der wedergekeer- de dienaren. Onderwylen had ik befloten den wegh niet over Perfepolis te nemen , gelyk ik eerft gcdagt had, om nogh een plaets vier of vyf uren verder afgelegen te bezichtigen, die genaemt was Ma-zjit madre Snlmven, of Kerk van Salomons moeder. Hoe dit volk aen het gewagh van Salbmon komt is my onbekent, de- wyl ik de reden hier van by hen niet kon uitvorfchen. En ik kan met alle myne zinnen niet bevatten, hoe by dit volk een tempel van Koningh Salomons moeder komen zou, gelyk zy dat echter gelooft willen hebben. Want noch uit de heili- ge fchriften , noch uit eenige hiftorien blykt dat die Koningh oit in deze gewef- ten zy geweeft, maer zich altydt in 't hei' ligh lant onthouden heeft. Deze tempel is dan alleen toegewydt aen de moeder van eenen Perfiaenfchen Koningh , die dezen naem zal gedragen hebben. Wat deze plaets en het zichtbare aldaer aen- gaet, des wegen heb ik bericht ontfangen' door den Gezant Hoogkamer , en nader- Bant te Spahan door ons Opperhooft den Heer Bakker, die zelf van 't eene gtbou, toen hy Sekretaris van den gemelden Ge- zant was, eene aftekening gemaektheeft, wel te verftaen van het gebou, dat hoog opgetrokken van groote fteenen famenge- ftelt is. Een bloot vertrek is'er binnen zonder grafitede. Andere gebouwen zyn 'er by gelegen. Want ontrent twee mus- ketfehoten van daer ftaen nogh in de vlak- te ten Noorden verfcheide vervallen, aen welker een zich een groote voorpoort of Pooitael vertoont zonder eenigh beelt- werk. Ontrent anderhalf uur hier van daen is om eenen bergh een muur van by- zonder groote fteenen. Op den bergh moet iets voornaems geweeft zyn, maer nu is'er luttel van overigh. Dit is ontrent een uur van het dorp Sefahoetiia. Ik had op myn aenkomft tot Zjie-raes
verftaen dat onlangs by middernacht een Kafla van Iman-faae komende, en ontrent een half uur van Ma-yn genadert zynde van meer dan zo rovers overvallen was. Deze namen drie Chrillcnfche Kooplui- den al hun welvaren af, beftaende in 13300 goude dukaten, en in een gedeelte van zilvere munt. Zy beroofden hen ook van hunne ringen , dieze aen hunne han- den droegen. Deze diie elk eenen knecht hebbende loftcn akemael hun geweer,dat in negen fchoten beftont, op de roovers, waer van zy'cr eenen doot fchooten. De |
||||||||||||||||||
roovers geen fch iergeweer hebbende brag-
ten met hunne fabels verfcheide wonden Koof- aen eenen der Kooplulden, door wien een ™" ne* hunner gezellen gedoot was. De Koop- houwin; man beftorf het ook op deze plaets, en de roovers gingen met den buit ftrykeri. By deze Kafla waren Latoul en Battar,
die ik flus genoemt heb. De eèrfte ging voor den opperften der Franfche natie» fchoon hy een Armenier van geboofié was, waeromdeze Koöpluiden zich on- der zyne befcherminge op deze reize be- geven hadden. Maer deze luiden bega- ven zich op het gerugt van dieven aan- ftonts op de vlucht, zonder eenige tee- genwere te toonen, en quamen een uur daer na weder op dezelve plaets , daer ze de zaken, als ik gezegt heb, geftelt von- den j rot fchande zeker der Europeers, te meer dewyl deze Koöpluiden zich onder de befcherminge van Latoul begeven had- den. Want zoo hy met den anderen be- hoorlyken tegenftantgeboden hadt, daer Ware niet aen te twyffelen geweeft, of dit onheil zou afgewend zyn geweeft,dewyl maer eenige roovers fabels, en d'andere maer Hokken hadden zonder eenigh fchiet- geweer, daer deze lafhartigen zeer wel van voorzien waren. Dezer Koöpluiden een was van AUpp\ d'andere twee van Die-eerfackeer , de hooftftadt van Mefo- potanie, gelegen veertien of vyftien dag reizen van Aleppo af. Zy waren van voorneemen om naer Indie te reizen, ont hunnen handel te dryven. Men befchul* digde hen eenigermaten van onvoorzich- tigheit: omdat zy binnen Spahan in de karwanfera opentlyk deze penningen ge- telt en verwiflèlt hadden. Hier op had- den de roovers agt genomen, ja zelf op den tol» zoodatze net wiften op wat beeft het geladen was, Van deze en andere onveÏÏigheden op de wegen vernemende nam ik een voornemen, dewyl ik alleen reisde, den rechten wegh te behouden , en te verwerpen dat ik eerft dagt te doen? ja ook myn pakkacdje durfde ik aen geen Kafla vertrouwen. Jn deze gelegenheit fpeet my dat ik voor dezen te Perfepolis zynde geen onderrechting deswegen ge- nomen hadt. De jongfte der Koöplui- den was hier: d'ander was wedergekeert naer Spahan, om te zien of'er kans was van het geftolcn goet te herkrygen, en de dieven by den hals te grypen. Hier toe, zeide men, was reedts laft gege- ven. Wat my aengingh, ik quam over een met den meefter ecner Kafla over twee laflbeeften om my naer Spahan te brengen, hebbende eenen anderen loo- per van den Baron Larix totmynendienft verkregen. Waerom ik tot de reize alle toebereidfelen maekte. |
||||||||||||||||||
Kerk van
Salomons moeder. |
||||||||||||||||||
Kooplui-
den be- rooft. |
||||||||||||||||||
Roover
dootge- fchoteu. |
||||||||||||||||||
LXVll
|
||||||||||||||||||
Fff 4
|
||||||||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
||||||||||||||
41 $
|
||||||||||||||
LXVIL Hooft stuk.
Vertrek van Zjie-raes. Aenmerkelyke flerkten. Schoone karwan*
/era. Kpmfi te Spahan. Vertrek des Kon'mgs met het Hof |
||||||||||||||
Perfiaenfch Heer van aenzien, die volk
en fchietgeweer by zich hadt. Hy ver- toonde my het zelve. Ik vond hetonge- laden en zonder goede fteenen, die hy echter by zich had. Hy toonde my ook een goede halve Europefche muslcetton, daer ik eenen goeden Heen op zette. Ik liet hem hier op myn fchietgeweer zien, dat wel geladen was , beftaende in vier piftolen en een vierroer. Twee piftolen had ik op myn lyf, en twee op hetpaert. Deze Heer ftont zynen wegh te nemen naer Zjie-raes, en ik vervolgde den my- nen , latende de Kafla, die langzaem voorttrok , agter. Een goet ftuk wegs afgelegt hebbende reed ik over een moeje- lyk gebergte , dat byzonder fteenigh en rotfigh was, hier by ook zoo gevaerlyk, dat ik gedwongen was dikwyls af te fty- gen , en te voet te gaen. Want een my» ner laftbceften viel twee- of driemael om, waer door ik genootzaekt was de pak- kaedje telkens af en op te doen. Middler- wylen naderden my drie reizigers , die mede na Spahan trokken, houdende zich meeft al den dagh ontrent my. Een uur na den middagh waren wy dit quaedt ge- bergte overgeraekt, en vonden ons in de vlakte, daerwe ten drie uren na den mid- dagh binnen de karwanfera Oedsja aen- quamen, en rekenden zeven mylen afge- legt te hebben. Toen wy de zon zagen ryzen gingen wy voort, vindende het mcefte water nu met ys bezet. Wy re- den gedurigh door een fchoone vlakte be- ftaende voor een gedeelte in beploegt lant en verfcheide dorpen. Wy namen ons verblyf by het dorp AJfe^as binnen de kar- wanfera. Nu hadden wy weder vyf my- len afgelegt. Hier was een kafla met wyn geladen van Spahan voor onzen Heer Directeur te Gamron. Gewekt door de zon gingenwe vervolgens over het hier aen leggende gebergte over eenen goeden vlakken wegh. Hier ziet men by wylen veel gevogelte in een poel met rys bezet : dogh nu vernamen wy alleen wat verder in 't lant , daer veel water is, eenige Snippen, Entvogels, een fooit vanOje- varen , en Kievitten. De wegh was door de groote droogte byzonder goet: zoodat wy ten twee uren na den middagh binnen de karwanfera quamen aen het dorp Koes- Het dorp kiefar, gelegen zeven mylen van de lefte Koes-kie- |
||||||||||||||
Vertiek TT ^ vervolgde dan myne reize op den
van Zjie- I vierden dezer maent twee uren voor raes. Jl den avont, uitgeleidt door den vader Jofef Buf kens en Battar tot de plaets, daer wy den Baron Larix bewelkomt hadden. Hier dronken wy een glas op de goede reize, en namen van elkander affcheit. Twee uren na den ondergangh der zon
quam ik binnen de karwanfera Baet-sjega, die zeer groot en ruim is, drie mylen van Zjie-raes afgelegen. Met het einde der zon gingh ik weder voort volgens het voor- nemen van myn nergens op te houden, dat ik genomen hadt, ten deele om bevryt te zyn van de koude des nagts , ten anderen om alle gevaren te ontgaen, dewyl men by dagh beter van zich zien kan. Hier- om reifde ik met voordagt alleen, omdat de kaflaes gemeenlyk maer by nagt reizen. In den beginne had ik mynen wegh voor een gedeelte over bergen, en quam ver- volgens in de vlakte van het dorp Sergoen, latende die plaets ter regterzyde leggen. Voorts reed ik door de verdere vallei, waer in ik nu geen water vond. Als ik aen de brugh Pol-cham quam , liet ik die leggen aen de regterhant. Vervolgens vernam ik in de vlakte geen water, trek- kende, om den naeften weg te kiezen, door een rivier. Hierna reed ik nogh door een dorp, en quam dus anderhalf uur voor het onder gaen der zon binnen de karwanfera Abgerrn , agt tnylen afge- legt hebbende. Met het ryzen der zon toogh ik weder voort, komende na een kleen uur over de groote fteene brugh, die over de rivier lege, waerby twee ber- gen leggen , waer op voorheen fterkten geweeft zyn. Van de laetfte ruftplacts was met my een kafla vertrokken uit vree- ze , naer ik konde bemerken, voor roovers, dewyl die zich in't gemeen hier ontrent ont- houden. Om den wegh te korten reden wy twee-of driemael door't water, daer men den grooten bergh , waer op weleer een aenmcrkelyke fterkte geweeft is, ter flinke zyde lact. Hier vond ik de eerile fneeu in't verfchictop het gebergte. Aen't ein- de van dit gebergte ter regter zyde reden wy door de rivier , waer in wy nu geen water vonden > voorts door de vlakte tot kort aen den middagh , wanneer wy aen Het dorp ^ t ^0 May-ten quamen , daer wy tra- ' den in cene karwanfera vyt mylen van de laetfte ruftplacts afgelegen. Aldaer qua- men vcrlcheide reizigers, waer onder een |
||||||||||||||
far.
|
||||||||||||||
ruftplaets, daer men , als voorheen ge- "
zegt is, op een vremde wyze over de hui-
|
||||||||||||||
R E I
huizen gaet. Des anderen daegs gingen ι
wy voort door dezelve vlakte , waer in ter regter zyde zich verfcheide dorpen op- doen. Hierom is hier veel beploegt lant, vervolgens heuvels en bergen. Hier ont- moetten wy veele aenzienlykePerfianen, met een gevolg van wel vyfentwintigh perfonen, alle met fchietgeweer gewa- pent: ook verfcheide kaflaes en andere reizigers , eenigen ook met hunne kame- len in 't velt leggende. Een uur na den middagh kregen wy weder eenen vlak ken wegh , en quamen ten drie uren binnen de karwanfera te Degerdoe^ gelegen 7 my- len van de laetfte plaets, daer wy ftü hiel- den tot den morgen, wanneer wy weder voorttrokken over de bygelege bergen. Op den middagh togen wy over een plaets, daer het water voorby loopt. Hetfchynt een vervalle kafteel te zyn. Vervolgens reden wy veeïe heuvels op en neder. Toen kregen .wy eenen moejelyken wegh , die my van het paërt deed ftygen. Hierover geraekt quam ik in de vlakte van Jes-da- gaes, waer by men in de laegte neder-, waerts gaet, .zodanigh fteil dat men ge- nootzaekt is van 't paert te gaen. Ten drie uren quam ik daer binnen de karwan- fera, gelegen zeven mylen van de laetfte ruftplaéts, zeer vermoeit, dewyl het 'dien dagh hart gewaeit hadt. Met de zon voorttrekende reed ik door fchoone vlak- ten , waer in ter flinke zyde verfcheide plaetsjes lagen. Weinigh voor den mid- dagh reed ik door een dorp, en quam ten twee uren na den middagh te Magfoebegi binnen eene der karwanfëraes , die daer veel zyn , afgelegt hebbende zes mylen wegs. Hier vond ik den Engelfchen Heer Jean , die van Spahan voor Opperhooft ging naer Gamron in de plaets des overle- denen , van wien wy gelproken hebben. Hy hadt by zich den gemelden Italiaen Signor Francifco , dien ik in den voorles den jare te Zjie-raes gevonden hadt, zyn- de toen den wynmaker der Engelfche natie. De Engelfche Heer ontfingh my beleefdelyk , en hielt my dien avont by zich ten eten. Maer ik namvroeghmyn affcheit, dewyl ik wift dat hy des nagts had voort te trekken met degrootekafla, die hy by zich hadt. Na zyn vertrek vor- derde ik ook mynen wegh door dezelve vlakte, die zeer vermakelyk was, om de bemuurde tuinen en lufthoven, dacr zy ter flinke zyde van alle kanten mede bezet was.. Vele duiventoorens waren hier ook tot Cominsja toe, dat een lullige plaets is, loopende een aengename rivier ten deele met een groote kloof door het lant, waer over op verfcheide plaetfên bruggen leg- gen , daer men over rydt, inzonderheit by Cominsja, daer ik een goedt uur na den middagh in eene der karwanferaes tradt, die dacr ook veele zyn, en met veele ge- |
|||||||
j&J E N. 41 "3pt
makken verzien. Nu was ik vyf mylen
verder gekomen dan de laetfte ruflplaets is. Des anderen daegs trok ik tegen den avorit van hier nogh al door dezelve vlak- te , daer een goet ftuk wegs tuinen en woningen aen een leggen. Hier ftroomc een waterloop tot aen Majaer , waer ne- vens men ten deele voortrydt, en verfchei- de malen over het zelve water door mid- del van kleene bruggetjes trekt. Ten twee uren na den middagh quam ik bin- nen de-fchoone karwanfera Majaer, van de laetfte plaets 6 mylen afgelegen. Ik tekende deze welgeboude en befaemde plaets voor een derde deel zittende in myn vertrek van waer ik het gezicht hadt op de voorpoort, waer door men in dezelve komt, met de verheve plaets in't midden der karwanfera, gelyk hier nevens te zien is. Van het gebou en de buitenftreek heb- ben wy voorheen al gefproken , ook iets daer van in print vertoont. Nu bad ik de laetfte manfel van zeven mylen af te leg- gen, Waerom ik met het aenbreken van den dagh weder voorttrok ten deele door vlakte. In welke een uur van het geberg- te af een brave ftecne karwanfera is. Dan trekt men 't gebergte over, dogh om de fteilte te voet, tot dat men weder in de vlakte komt, daer zich veele p&tfèn ter regterhant opdoen. Twee urenvoortge- togen zynde reed ik voorby de karwanfe- ra Mierfa-elrafa , drie mylen van Spahan gelegen. Een goet ftuk wegs van dezel- ve moet men weder over gebergte trek- ken , het welk byna over zynde ziet men de ftadt, die zich byzonder aengenaem opdoet. Ten drie uren na den middagh Komfh, quam ik 'er aen over de Zjie-raefche brug. Spahan. Ik begaf my terftont naer het Convent der Capucinen, voor dezen gemelt. De op- perfte van dit Convent was daer negen of tien jaren langh geweeft vader Jan Baptift, een ftil en zedïgh man, die my beleefde- lyk ontfing. Dit verblyf had ik uitge- kozen om meerder zekerheit en vryheit te hebben dan in de karwanfera. Hier by was ik gezint myn verdere reis , zoo veel mogelyk was, voort te zetten. Op myn aenkomft verftondikdatdeKoningh uit Spahan den 2,8 Augufty dezes jaers vertrokken was, eerft naer den tuin Sa- dets-abaet, even buiten de ftadt gelegen, en van daer den iö September naer eenen anderen tuin , genaemt Coes-gowa , en den 24 der zelve maent naer Douw/et- abaet, drie mylen verder van deze ftadt gelegen. Hy was op wegh getoogenmet alle de Grooten van zyn hof, en allezy- ne bywyven , of gcheelen Haram. Hier by had hy een ongemeen gefleep van volk by zich. Deze uittogt ftrekte tot het gaen bezien van eenige plactfen en uiter- fte grenzen des Ryx , volgens gebruik ■ der oude Koningen. Hy had voor zyn
Fff 3 ver- |
|||||||
*
|
|||||||
CORNELIS de BRUINS
|
||||||||||||||||
4*4
|
||||||||||||||||
ÜR TCATtwaJSTSEIRA ÉÌáÔÁ¸^
|
||||||||||||||||
waer onder een Italiaen genaemt Signor
Jofef, die federt myn vertrek hier geko- men was , en zich voor Arts en wond- heeler laet gebruiken. Kort hier na gaf ik myne brieven, die
ik naer Gamron afzond aen den Heere
Directeur Kaftelein , en den Baron La-
rix, en andere vrienden , aen eenen loo-
per over, die derwaert afgezonden wert.
Toen reed ik met ons Opperhooft en den
vader Antonio buiten de ltadt, om ons
te verluftigen in den tuin Koet-gonm,
waer in de Koningh voor zynvertrekge- „jngkljkc
weeft was. In het midden van dezen luit- tuin koes.
hof vint men eenbraef gebou, waer van gonna.
het voornaemftebeilaetin eengrootezael,
die fraei met bloemwerk belchildert is.
Boven befchout men van dit gebou het
omleggende lant. Nevens het zelve ilaet
de Haram of het Vrouwentimmer afge-
fcheiden, beftaende in veel kleene ge-
meene vertrekken. Wedergekeert zyn-
de bleef ik des nagts in de woninge der
Mactfchappy , wac^ in ik des anderen
daegs mei ander gezelfchap onthaek wert.
|
||||||||||||||||
vertrek tot zynen Nahy-faesja of ftede-
houder gelaten Sefi Coelic Aga , eenen zy- ner Capaters, die het bewinr, in handen had met zoo veel gezagh als de Koning zelf, wordende alles, wat door hem gefchiet, voor goedt gekeurt is. Des anderen daegs na myn aenkomft
deed my ons Opperhooft de Heer Wil- lem Bakker door zynen Hofmeefter be- wellekomen , en tegen den middagh ter maeltydt verzoeken, dat ik met dankzeg- ging ontgingh onder belofte van nogh voor den avont hem te zullen komen be- |
||||||||||||||||
Ik deed het, en wert beleef-
|
||||||||||||||||
g
|
delyk ontfangen. Deze Heer boot my
de Logie tot myne herberg aen , waer over ik hem bedankende egter weder naer het Convent keerde. Des. daegs daer aen ging ik myne plicht-
pleging doen by den Engelfchen Agent den Heer John Lok , die my inlgelyx bcleefdclyk ontfing, en zyne woning tot myn verblyf aenboot. In de daer aen volgende dagen quamen
de bekende vrienden my bewellekomenj |
|||||||||||||||
Lxviir.
|
||||||||||||||||
R E I ζ ε Ν<
LXVIII. Hooftstuk. |
|||||||||||||||||||
4*f
|
|||||||||||||||||||
N.eujaerwenfchen bj het Holhmfch Opperhoofi. Gehkwen-
fchmge» op het Kenfeefi aen den E^elfchel jl, Oni- haelvan eenen Armemfchen koopman. Nieuswe'gem den |
|||||||||||||||||||
Nïeujaer-
wenfchen. |
ET jaer 1707 ging nu in, met
|
||||||||||||||||||
name Armenifche koopluiden, makende
famen wel vyftigh perlbnen uit. Na het gewoonlyk onthaelvanfuikerbanket, van warmen drank, van brandewyn en tabak, |
|||||||||||||||||||
wiens aenvangh ik ons Opper-
__. ___hooft veel geluk en zegen voor
dit en de volgende jaren toe wenich te. Ik
|
|||||||||||||||||||
bleef by hem dezen dagh , latende zicdaer ook vinden vader Antonio , de Calantaer of Burgermeefier van Julfa, eenge der voornaemfte Armenifche koopluden , en de meefte Europeefche geeftelyke vaders , makende famen een getuit van wel vyf of zesentwintigh pcrfonen. Wel onthaek zynde vertrokkewy alle met den avont van daer. Hieviel nu de eerfle fneeu , waer mede medes morgens de bergen voor het meeftgedeelte bedekt zagh. Dezen morgebezocht my myn vrient Adriaen Bakkerdie des nagts ook by my bleef.
Op den 6 der maent wenichte ik deEngelfchen Agent een gelukkigh Kersfeeft, latende zich ook het voorgenoemde gezelfchap vinden, zoodat 'er een tafel was van ontrent dertigh menfchendie hier banketteerden onder het geluk
van muzyk en het losbranden van vyftukjes kanon. Wel onthaek zynde namen wy met den avont ons afïchek. Des anderen daegs eindigde de grootVaften der Perfianen , die den zevendeder voorlede maent begonnen was. Neenige dagen quam ons Opperhoofc my
en de vaders van het Convent begroeten* met wien ik des anderen daegs in gezelfchap van zynen Stedehouder naer Julfa reedt om ter maeltydt te zyn van eenen Armenifchen koopman , genoemt Gre- goor de SumaeJ. Als wy over de vlakte by de rivier quamen , deed het paert van het Opperhooft zulk eenen fprongh ter zyden uit, dat het met zynen beryder zoodanig in een drooge floot met fneeu bedekt nederflortte , dat men noch hem nogh het paert zien kon. Hy quamech- teMiacftigh weder te vooifchyn , zynde tot zyn groot geluk maer wcinigh door den trap van't paert aen zyn been bezeert. By den Armenier in huis komende von- den wy reets een groot gezelfchap byeen, te weten den Patriarch , met zynen Ste- dehouder den vader Antonio Dcfïiro, den fecunde der Engelfchc natie, eenige Franfche Geeftelyken, en verfchcidc voor- |
weit 'er overvloedt van fpyzen opgedifcht,
beflaende in eene meenigte van gerech- Maehydt ten. Het gebet wert door den Patriarch jjy eeo gedaen , die een groot plat broot in zy- Jf*^ ne handen had, dat hy aen ftukken brak, koopman» en veelen der gallen mede deelde , eene plechtighek, die ik nok te voren gezien hadt. De eetzael vry groot zynde was met een katoene tafclkleedt geheel over- dekt , daer wy 't volgens 's lants wyzc rondom op neder zaten. Ettelyke voor- dieners deelden de fpyze op tafelborden aen yder om : hebbende ook de wyn- fchenkers druk werk, die tufïchen de op- gefielde fchotels doorliepen , dat by de- zen toeftel een aerdige verbeeldinga gaf. Men dronk op de gezonthek van alle, die hier tegenwoordigh waren , ook van verfcheide afwezenden. Het gezelfchap fcheidde ontrent den avont. Op den 17 der maent was hun kruis-
doop gefchiet, waer van ik boven ge- fproken heb. Hier hooiden wy zeggen dat de Heer Doot des
, Fabre , komende als Gezant van Vrank- Franfchen ryk aen dit hof op den zo van Auguilus üczauts' in de ftadt Erwan overleden was. Men had na zyn doot maer vier goude duka- ten by hem gevonden , hebbende (dus gingdefpraek) een fchuk van wel hon- dert duizent gulden nagelaten, waer van het grootfle gedeelte te Conilantinopolen gemaekt was, daer hy zyn huisvrou, een Griekinne , gelaten hadt. In dit gezant- I fchap had hy van Parys met zien geno- men een vrouwe, die na zyn doot als Ambafladrice wilde herwaert komen, en zich te paert als een Amazone met onge- dekten hoofde vertoonen, vlak tegen de zeden van dit lant. Wy bleven in ver- wachting wat hier op volgen zou. Se- dert verflonden wy dat Monfr. Michel, Sekretaris des Ambaffadeurs aen het hof van Conflantinopolen, herwaert ftont te komen, ook dacrna uit brieven van Alep- po, dat daer orde van wegen den Koningh |van Vrankryk was gekomen dezen Fabre gcboeit naer Vrankryk te zenden. Ba dit
|
||||||||||||||||||
»
|
|||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
|||||||||||||
4i<5
|
|||||||||||||
na Zeyloen of duivel , hebbende nu Zyn
plaets in de Doefag of helle , die zy ge- loofden dat onder de aerde was. Godt, zeggen zy , heeft de werrelt gemaekt in zes tyden, by hengenoemt Mey-de(erem^ Mey^doesjem , Petie-sjaeyhem , Eoos-aen^ Meydie-ierihen, en Ammaespas-miediehem. Dogh of deze tyden jaren , maenden, weken ,- of dagen waren geweeft, wift deze Priefter niet wel te zeggen. Zyn naefte meening was egter , dat het da- gen waren geweeft. Na het fcheppen der werrelt hadt Godt den menfeh ge- maekt, die van hem genoemt wiert Bab- ba Adam , naer wien alle menfehen in't byzonder onder de Perfen en Turken Adam genoemt worden.· Deze Adam was gevormt uit de vier Elementen, het vier , de lucht, het water , en d'aerde. Toen fchiep Godt een ziel in den menfeh, die zy agten dat wint is. Hierna nam Godt uit de flinke zyde van Adam iets van zyn lichaem, en iets van zyn ziel, waer van hy naer Adams gelykenïffe eene vrou gevormt heeft. Na eenigen tydt, zeggen zy, wert aen Adam door iemant, dien zy niet noemen kunnen , een foort van terwaengeboden, hebbende de groot- te van een meloen , waer van hy zou ge- geten hebben. Hier op hadt Godt hem uit de plaets, waer in hy geftelt was, verftoten. Nogh zeggen zy dat Adam, toen hy eerft gefchapen was, de oogen boven op zyn hooft hadt, maer dat die na het eten dezer vrucht in zyn voorhooft gekomen zyn. Hier uit is te bemerken dat zy gelooven dat Adam voor den val naer den hemel, en federt naer de aerde gezien heeft. Dus voor Godt verfchy- nende had die hem gevraegt, wat hy eerft gezien hadt > waer op hy geantwoort hadt, Godt. Dat Godt hem weder- vraegde wat hy nu zagh , en hy daer op zeide, my zelven in eenen elendigen ftaet. Hoe zich Adam en zyne Gemalin verder gedragen hadden, wift hy niet te zeg- gen , houdende het alleen daer voor dat ze de werrelt door aenteelen van kinderen hadden vermenigvuldigt; en dat na ver- loop van langen tydt opgeftaeniseenpro* pheet, by hen bekent onder den naem van Zaer-sjos, dien de Perfianen nu nogh voor Abraham houden. Deze propheet in de werrelt gekomen zynde predikte den menfehen het goedt doen aen, en het quaet doen af De menfehen morden hier tegen aen , zeggende : Hoe komt gy ons te gebieden dit te doen , en dat te laten ? Hy antwoordde : Ik korne van Godt. Zy ftreefden hier tegen aen, zeggende: Zoo gy de waerheit /preekt, 2.00 kruip onbefcha- digt door ons gout en zilver , dat wj fmelten udlen. Het welk als gy doen kunt, nullen wy ft gelooven , en gehoorzamen. Zy namen deze proef, en hy voldeed hun: federt wel-
|
|||||||||||||
dit zou hem overgekomen zyn , ten zy
hy tot zyn geluk reedts van daer getrok- ken was. Wy verftonden in de maent February
des jaers 1707 uit brieven gezonden van Erivan, dat daer eenige onlufteh ontftaen waren tullbhen de Franfchen van dat ge- volgh , en de Perfianen , waer van men zeide dat die genoemde AmbafTadrice oir- zaek geweeft was. Men was hantgemeen geworden, en verfcheide Perfianen wa- ren op de plaets doot gebleven, en ande- re gewond ·, evenwel met de nederlaeg der Ñ^çòïÀÃåç , die in het eind over- meestert en gevangen wierden , nevens eenige Armeniers, die de Frangoifcn ge- holpen hadden ·, van welke Armeniers twee door het Gerecht met den zwaerde geftraft zyn. Op deze tyding hoorde ik zeggen, dog zonder eenige zekerhei c, dat 'er van het Perfifch Hof laft gegeven was tot het te rug zenden dezer vrouwe. Het welk yder, die'er van hoorde, gaer- ne gezien hadt, dewyl zulk een exem- pel flrekken moft tot eene fchandvlek voor alle Europeers, die zich in ditRyk onthouden 5 waer van ik hierna breeder fpreken zal. Hier zynde beving my een luft om in
gefprek te rreden met de Gebberfche Priefteren. Hier toe vond ik goede ge- legenheit door de vrientfehap, dieikon- derhielt met den Engelfchen Agent, een man van groote beleeftheit, en zirilyk- heit in alles te onderzoeken , die ook goet Hollantfch fprak , als hebbende in zyn jeugt in onze landen ter fchole gele- gen. Hy ontboodt dan eenen der Priefte- ren by zich , niet alleen om my hier in te wille te zyn , maer ook zynen eigen luft te voldoen. Hier was ook by een Serfiaenfch wetgeleerde , die de Agent gebruikte tot het opftellen van brieven, die in de Perfifche tale moften gefchreven worden. Het geen ik te vragen had ftelde ik in
gefchrift. Myn eerfte vraegh was wat de Gebbers geloofden of meenden te we- ten van de icheppinge der werrelt, en van Godts almogentheit. Hy antwoord- de my dat naer hun gevoelen de lieve Godt een en alleen was, en naer hunne verbeeldingh een geeft oflïcht, van geen menfchelyk vernuft te begrypen. Zy hielden voor vaft dat hy overal tegen- woordigh en alwetende was, en alles doen kon wat hem behaegde·, dathyookGodt van eeuwigheit was, en zonder einde zyn zou: dat zonder zyn willen en weten niets ter werrelt gefchiedde. Zy hadden ook eenc overleveringe dat eenige Enge- len Godt den oorlogh hadden willen aen- docn, en een der zelve hierom uit den hemel geftooten was, wiens naera voor zynen val Ab-lies ware geweeft, en daer* |
|||||||||||||
Gefprck
met de Gebber- fclie prie· fteretr |
|||||||||||||
Hun ge-
|
|||||||||||||
van de
Godtheit, |
|||||||||||||
REIZEN.
|
||||||||||||||||||||||||
417
|
||||||||||||||||||||||||
welken tydt zy hem den naem van Zaer-1 kieft zy een volmagtigdcn, die uit haren
sjos of Zaer-sjoefl gegeven hebben , dat naem voor het Gerecht verfcbynt nevens iemant betekenen wil, die iu gefmoken j eenige getuigen. Als deze de zaken» |
||||||||||||||||||||||||
deze dogter betreffende , te kennen ge*
geven heeft, ondervraegt het Gerecht de getuigen, of deze man met zulk eenen Jaft gefterkt is. Als hier antwoort op gegeven is, verfchynt ook de man , die de dogter ten huwelyk verzoekt. Men vraegt hem af, of hy genegen is zulk eene maegt ten huwelyk te nemen : en deze vraegh wort driemael herhaelt. Hier op gebiet hem het Gerecht veertighTo- man in zilver en vy f in gout (ditbedraegt tT7T gulden) ,aen de bruit te geven, zoo ze die begeert. Dit belooft hy, en betaelt deze fom gemeenlyk in juwelen. Maer is hy , onmagtigh om dit geit op te brengen, ontilaet hem de bruit vandie verplichtinge. Als dit by het Gerecht zoo befchikt is, neemt de bruidegom vier of vyf van de oudfte vrienden , en gaet met hun in het huis der bruit, die by andere vrouwen gevonden wort , heb- bende eenen doek over haer hooft. De volmagtigde neemt dan de bruit by de hant, en levertze aen den bruidegom. Hier op gaen alle de vrienden elk met een kaers in de hant, en geleiden de bruit in't huis des bruidegoms tot binnen de ka- mer, daer zy zich onthouden zullen. On- der luiden van aenzien is het een gebruik, dat de gelieven niet by een komen, zoo- dat de rainnaer zyn beminde niet zictj dat heel anders is by gemeene luiden. Als ze by hunne vrou die ze nu getrout hebben , geen kinders teclen , mogenze nogh een vrou daer by nemen, doghmet bewilliging der eerile. Ontrent de bcgraeffenis der dooden Benrafffc_-
hebbenzc deze zeden. Als iemant op zyn nhfcn. uiterlte legt, komt'er een prieller by hem , die hem eenige plechttlykc din- gen , op zulk een geval paflènde , voor- leeft. Na't overlyden brengenzehctlyk om de onzuiverheit uit het huis naer eene placts, die daer toegefchifetis, genaemt Lefcona , of fterfhuis. Hier latenze het vier of vyf uren blyven totdat de vrienden by een komen. Dan leggen ze het ineen hemt.en ander linnen gewonden op eert dootbaer, die van y?er gemaekt is , en vervoeren het naer eenen bergh, waer in een kamer gemaekt is, die verichei- de kleene afgezonderde bcgraefplaetsjes heeft, in welker een het gelegt wort* Eer het daer komt wort over wegh ge- durigh uit een boek gelezen. Alsze'van daer gaen, fluitenze de begraefplaets toe, en laten het doode lichaem een ganfeh jaer dus leggen. Dan nemenze het ge- beente by ten, en begraven het onder de aerde. Zy gelooven dat de ziel na het febeiden uit het lichaem in eene andere werrelt overgaet , zonder Godt te zien, G g g tot |
||||||||||||||||||||||||
gout en zilver gewaflchen is. Van de-
zen haddenze hunne wetboeken ontfan- gen, om daer uit te leeren zyne gebo- den en wille na te komen , en te onder- houden , voor zoo veel Godt en hunnen naefte betrefte. In deze wetten was hun belait agting te hebben voor al watgroo- tcr was dan zy , te weten de zonne, het vier , het water en de aerde, maer niet om goddelyke eere daer aen te bewyzen, fchoon veel menichen hun den naem van vieraenbidders geven. Want zy hebben alleen agting voor het vier, omdatzedaer genot en dienftvan hebben } gelyk het gelegen is met het water, dat ze voor drank en om zich te reinigen gebruiken. Van de lucht fcheppenze licht , gelyk van de zon en maen, en hebben daerom eenige eerbiedigheit daer voor, gelyk voor de aerde , omdatze voornamelyk daer uit voorrgekomen zyn. De agting voor het vier is hun bygebleven federt den tydt der oude Perfianen , die by de tyden van Cyrus, Darius, en Alexander gebloeit hebben , wanneer het vier van hun heiligh en eeuwigh gcnoemt wert, en met itaetfie op zilvere altaren voor't heirleger ^omgedragen. Het beek der zonne was ook in een glas van krirtal be- floten , en ftak boven uit de hutte om van yder te kunnen gezien worden. De propheet Ezechiel maekt hier ook ge- wagh van , zeggende : Uw ZAnnebeelden TJillen verbroken worden. Maer wy heb- ben van dit alles in de befchryvinge van den itaet van Periie breet genoegh ge- fproken. Spyzenby De fpyzen , die hun niet geoorloft is |
||||||||||||||||||||||||
hen ver-
boden. |
||||||||||||||||||||||||
te eten, zyn voornamelyk raven, ferpen-
|
||||||||||||||||||||||||
ten , kamelen , ook bloet van welke die-
ren het zyn magh. De varkens zyn zy gehouden twee of drie maenden binnen hunne huizen te bewaren , en te zorgen datze geene vuiligheit eten. Welke tydt om zynde zy die mogen flachten en eten. Wat de zeden ontrent de geboorte dei-
kinderen aengaet, hier van moet men weten dat een kint ter werelt gekomen zynde, komt eenen der Priefleren drie dagen na de geboorte met een ge- heiligt water , waer van hy het kint wat in den mont geeft , gelyk ook aen de moeder. Dan krygt het zynen naem , naer iemant zyner voorouderen. Voorts wert 'er een gebedt gedaen , dat Godt, die de ganfche werrelt gemaekt heeft , dezelve wil doen duurzaem zyn, en met alle nootlykheden verzien. Van befnydenis wetenze nier. |
||||||||||||||||||||||||
Hunne
zeden on- tienr ue geboorte der kinde ren. |
||||||||||||||||||||||||
En huwe-
lyktn. |
Ontrent het trouwen houdenze deze
manier. Als een dogter huwbaer gewor- |
|||||||||||||||||||||||
den is, en ten huwelyk verzogt wort,
|
||||||||||||||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
||||||||||||||||||||||
4i8
|
||||||||||||||||||||||
tot datze op den Doenfdagh of dagh des
Oordeels weder zal verryzen , en zuiver zynde den hemel tot loon , "onzuiver de helle tot ftraffe ontfangen. Van de Zon- of Ruftdagh weten zy
|
||||||||||||||||||||||
die te famen hondert en twintigh jaren
regeerden. Toen quam Baman , die 99 jaren het ryk behielt ; daerna Hornat dochter van Baman , die dertigh jaren re- geerde , wordende gevolgt van Darop, den zoon van Darius, die ze willen dat veertien jaren en drie maenden op den troon gezeten heeft. In zyn plaets quam de zoon van Baman , en regeerde twaelf jaren. Op hem volgde Schandai*-roemie ^ of Alexander uit Europa s die veertien jaren regeerde. Na de twee eerfte vaders ftellenze alle de volgende voor Koningen te boek. In Alexanders plaets quam Asbt% de zoon van Asht-poes, met Nuroejjk'm- Cojfaro , zoon van Ardewaen , nevens Ba- bokoen, regerende met hun drien twee- hondert en vyf en zeftigh jaren. Hierna quam Ardesjier Babokoen , en zat eenen- veertig» jaren , en op hem Armoos-, zoon van Sjapoer , die vyf jaren regeerde. Op hem volgde Baroen Senogormoes , die drie jaren en drie maenden zat. Na hem re- geerde Pieroes-ger tien jaren. Na hem Baroem ^ zoon van Baroemmioen vier maen- den en vyf dagen , gevolgt van Narsje, zoon van Baroem, die negen jaren zat. Toen quam Ormaes, de Zoon van Narsje', die ook negen jaer regeerden, na hem Sa~ f oer, zoon van Sapoer, en regeerde vyf jaren en vier maenden. Toen Za-arde%jer af xja, dat zoo veel als Koningh betekent. Dees re- geerde tien jaren, gevolgt van %ja iO<?r,zoon van ya Ardezjer^aie elf jaren het ryk bezat. Toen regeerde Jefdegerd dertigh jaren langh , en na hem Baroem Migier 66 ja- ren. Na dezen Jefdegeer , zoon van Ba~ roem , 18 jaren en vier maenden. Toen Fhiroes zoon van Jefdegeer 14 jaren. Na hem regeerde Narjïe , zoon van Fhieroes zeven jaren: in wiens plaetsBellaes^ zoon van Fhierues vyf jaren regeerde. Hem volgde Cobaet Sinneferoes, die veertigh ja- ren regeerde, en na hem Nonfeer-woen, zoon van Cobaet, een zeer regtvaerdigh Koningh , die zevenenveertigh jaren het Ryk behielt. Na hem quam Ormaes, zoon van Nosjeva , die twaelf jaren zat, en na hem Cofro , zoon van Ormoesja , die agr.- endertigh jaren regeerde. Na hem re- geerde Cobaet, zoon van Cofro , zeven maenden. Na hem regeerde Aerde-sjier Swnecobaet een jaer en zes maenden. Hier- na regeerde Afirmien , dochter van Cof- row , 6 maenden , en na haer 'Kefwarbo- noe , dogter van de gemelde , een jaer. Toen regeerde Jefdegeer twintigh jaren. Toen quamen de Mahometanen. Het ge- tal dezer jaren van Adam afgerekent, als men uitzondert de genoemde, welker tydt of leven zy niet weten te noemen, maekt uit 3651 jaren, een maend, en vyf dagen > daer by gedaen zynde de 113jT jaren van Mahomeths komft tot nu toe maekt een getal uit van 4767 jaren , een maent en vyf dagen. Dit |
||||||||||||||||||||||
Biddagen
|
niet. Alleen houden zy vier biddagen in
|
|||||||||||||||||||||
elke maent, komende dan in de kerk te
famen , en hunne ceremoniën verrichten- de. Het gewoonlyk gebedt gefchiet drie- mael des daegs : de eerfte reize met het opgaen der zonne , de tweede des mid- dags, en de derde, als de zon ondergaet. Mahometh houden zy voor eenen vahchen propheet, en vervloeken hem. Deze Gebbers hebben door de rampen
van zware oorlogen hun lant verloren, en beftaen nu alleen in een kleen getal, ont- houdende zich in eenige Perfifche fteden, daer ze meer vryheit dan te Spahan heb- ben. Want die te Julfa zyn heeft men voor eenige! jaren gedwongen het Maho- metaenfch geloof aen te nemen , hebben- de ten tyde des Konings Abbaes , even als de Armeniers en anderen, in volle vei- ligheit geleeft, opdatze niet op de gren- zen van Turkye blyven zouden. Men gaf hun ook hier ontrent en verder eenigh lant te bebouwen : met welk werk nogh veel Armeniers aen verfcheide oorden zich ge- neren j gelyk ik hier boven in de befchry- vingh van Satnachi gemelt hebbe. Deze Gebbers of Gauren zyn ilechte
luiden. Hunner vrouwen kleeding is meer naer de Arabifche , als dezes lants wyze, zynde haer aengezicht altydt ongedekt . volgens het oude gebruik dier natie. Zy hebben ook een heel andere tael, zoodat ook hun letters van een heel ander maek- fel zyn , als die der Perfianen. Tydtrekc- Zy maken hunne tydtrekening van A- ning. , dam af, dien zy , als gezegt is, dus noe- men , even als wy. Maer zyne afkome- lingen hebben andere namen. Zy geven voor dat, na dat Adam dertigh jaren in de werrelt geweeft was, een opgeftaen is, dien ze Oufchjn noemen, en voor een opperhooft eener familie erkennen. Na dezen erkennen ze ook eenen Sfem-fiet, die zy zeggen hun eerfte Koningh geweeft te |
||||||||||||||||||||||
Gebber-
fthe Ko- ninaen.
|
zyn. Dezen fchryven zy zeven hondert
jaren levens toe. Na hem volgde, zeg- gen ze, Soohaeti die duizent jaren leefde, |
|||||||||||||||||||||
en na dezen ¸ôç-doem , die vyf hondert
jaren geleeft hebbende zyn Koningkryk overgaf aen Vfoom, die ze niet weten wan- neer geleeft en geregeert heeft. Hier aen volgt Mamoet-fie'her, die hondert en twin- tigh jaren geregeert heeft, en na hem Notifar, die twaelf jaren hetRyk behielt, wanneer Aef-raepja uitTartarie komende het Ryk van Pcrfie veroverde, en het zel- ve vyftigh jaren regeerde. Na hem quam |
||||||||||||||||||||||
Kbekobaet, die hondert en twintigh jaren
regeerde: toen Khekaboesy die honderten vyftigh j en na hem Loracs en Goflaes, |
||||||||||||||||||||||
■■
|
||||||||||||||||||||||
REI
|
419
ne niet voornam daer iets van te melden
Uogh naderhant overwegende dat het ge- wag hier van een zaek was, die den ftaet eens Ryx betrof, om welk te gaen be- zichtigen al myn toelegh geftrekt heeft, heb ik emdelyk goetgevonden den lezer ook van deze naeukeurigheit niet te ver- lteken. Waerom ik, eer ik de befchry- ving van Perfie eindigde, een naeukeurig Regifter heb opgeftelt van alle de Konin- gen die op Alexander gevolge zyn, ver- licht door korte dogh noodigeaenmerkin- gen daer toe dienende, hoopende dat ik der nieufgierigheit des lezers, zoo niet geheel, ten minfte voor een gedeelte,zal voldaen hebben. Ik trede hier dan toe over, eer ik voortga met het verder ver- hael myner reize. |
||||||||||||||||||||||||||||
Dit is al wat ik heb kunnen vernemen
wegens den toeftandt dezer zaken en Vorf- ten, die volgens voorgeven der Gebbers uit dit geflacht Perfie beheerfcht hebben. Hier boven heb ik gegeven eene lyft der Koningen, die tot Alexander den Groo- ten toe het gebiedt bekleedt hebbende in het verhael van Chilminar, of het beroem- de Paleis van Perièpolis groot belang had- den en daer meeft te pas quamen ·, welke lyft opgeftelt is niet alleen naer het voor- fchrift der oude Griexe en Latynfche, maer ook naer dat der nieuwe Perfiaenfche en Arabifche fchryveren, die hier over aentekeningen gemaekt hebben. De Koningen daer op volgende, die het minf- te belang in dat verhael niet hadden,oor- deelde ik toen ter tydt niet dienftig by te brengen, te meer dewyl ik in den begin- |
|||||||||||||||||||||||||||||
LXIX. HooFTSTUK.
Lyft der Koningen van Perfie federt Alexander den Gr ooien,
tot deezer tydt toe, uit de oude Griexfe en nieuwere Perfife Scbryvers by een getrokken. |
|||||||||||||||||||||||||||||
Ν
|
ADAT Alexander de Groote
zes volle jaren Afie , en te voren |
en uit nydt elkander gedurigh beoorlogen-
de , hebben zich zclvcn in 't ende ver- zwakt , en gelcgenheit gegeven aen an- deren van af te vallen en gehcele landen te ontvreemden. Niettemin is by de oude Schryvers eene reex van Macedonieren be- kent, die het oppergebiet over Perfie ge- hadt hebben. Alexander zelf had by zyn leven tot Lantvoogt enkel over Perfie aen- geftelt eenen Peuceftes , die ook na zyn |
|||||||||||||||||||||||||||
even zoo langen tydt, Macedo-
nië gcregeert hebbende, der werrelt 0- verleden was, rees'er onder de voornaem- fte Vorften des Ryx en Veltoverften groo- te twift en oneenigheit over de kroon, die yder voor zich zelven begeerde. Na lange krakkeelen wert eindelyk tot voor- kominge van verdere onheilen Arideus, |
|||||||||||||||||||||||||||||
Alexanders broeder, door Filips by eene doot deze waerdigheit behouden heeft
|
|||||||||||||||||||||||||||||
totdat hy daer van door Antiochus , on-
echten zoon van Filips , en broeder van Alexander, toen Eumcnes overwonnen was , door lift en gewelt berooft wert. Deze Antiochus dan heeft den voorrang gehadt der Macedonieren, die federt ko- |
|||||||||||||||||||||||||||||
Philinna gewonnen, met eenparige ftem
men tot Koningh verkoren , maer, de wyl hy zwak van herfTenen was , het Ryxbeftier aenPerdikkastoebetrout. Den andere Grooten wert het bewint gegeven over verfcheide groote koningkryken en |
|||||||||||||||||||||||||||||
lantfchappen, die ze eerft als ftedehou- ningen vm Perfie geweeft zyn, die wy
ders des Konings regeerden , maerdaerna j vervolgens zullen optellen, |
|||||||||||||||||||||||||||||
fmaek in de regeringe gevonden hebben
|
I. De eerfte is dan geweeft degemelde
Amiocbas, die het bewint had overkleen Afie. Nadat hy Eumenes overwonnen had , bemagtigde hy de opperheerfchap- py van Afie, Syrië , Babilonie, Perfie, en de landen daer onder behoorende. Alle deze mogentliedcn nochtans moft hy af- ftaen aen Seleucus Nicanor, van wienhy overwonnen wert. Dus wert inzynplaers koning van Perfie. 11. Sekucus Ntcanor, of Nicntor
|
||||||||||||||||||||||||||||
■de zich eigenden , en als koningen het ge-
biet voerden. Onze meening is niet ons in te laten in het wydt beflagh dezer za- ken, van de Hiftorifchry veren uitgebreit, maer alleen de orde en namen aen te teke- nen der Vorften, die na Alexander tot dezen tydt toe over Perfie als koningen ge- heerfcht hebben. Vooraf evenwel moet aengemerkt wor-
den dat het gezagh der Griexe Vorften |
|||||||||||||||||||||||||||||
over Perfie niet zéér langh geduurt heeft, j lyk anderen willen, weike"naem' «lin
Want zy onder elkander oneenigh zynde,! overwinnaer betekent, Deze regeer- Gggi de
|
|||||||||||||||||||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
||||||||||||||||||||||||||||
4io
|
||||||||||||||||||||||||||||
Ryxbcftier niet. Maer daer volgde , uit
een ander gefiacht. 17. Artabanus de II. ïé Arfaces de XVII.
18. Bardanes , oiVardanes , of Arfaces
de XVIII.
ïp. Gotarz.es of Arfaces de XIX. 20. Fologefcs de I. of Arfaces de XX. 2.1. Artabanus de III. of Arfaces de XXI. 22. Pacorus de TI. of Arfaces de XXII.
23. Cosdroes of Arfaces de XXIII.
24. Vologefes de II. of Arfaces de XXIV.
2J-. Fologcfes de III. of Arfaces de XXV. 26. Artabanus de IV. of Arfaces de XXVI.
Deze Artabanus is de laetfte der Parti- fche koningen geweeft, die over alle de lantfehappen van Perfie geheerfcht, en met de oude Romeinen zware oorlogen gevoert hebben. Want hy weit in het vyfde , gelyk Agathias zegt, of, gelyk anderen willen , in het tiende jaer des ge- biets van Alexander Severus, Roomfch Keizer , (dit is volgens de tydtrekeninge van ScaligéV en Helvicus 228 of 232 jaren na Chriitus geboorte, en 4176 of4179 jaren fcdert de fcheppinge der werrek) door eenen geboren Perfiaen, genaemt Artaxerxes, van zyn ryk en leven berooft. Eenigen willen dat de vader van dezen Vorlt zekere Pavecus , leertouwer van zyn hantwerk , geweeft zy. Anderen weder zeggen dat Pavecus geene kinders hebbende, en uit de ftarren voorziende dat de af komft van zekeren foldaet, ge- naemt Sannus, die by geval ten zynen huize was komen herbergen , vermaert en gelukkigh zyn zoude, zyn huisvrouby hem heeft doen leggen j uit welke ver- menginge Artaxerxes zou geboren zyn. De lezer heeft zyne vryheit van hier ge- loof aen te flaen zoo verre het hem be- lieft. Maer het is zeker dat Artaxerxes in verftant en de kenniflè der Magie , of Perfiaenfche wysheit zeer uitmuntende ge- weeft is. Van hem ook zyn alle de vol- gende koningen af komfligh, die (a) Aga- (") VM. thias en anderen uit de ichriften der Per- K'Y; dhe fiancn getrokken, en ons in deze orde ter &ea] ° " gcdagteniffe nagelaten hebben. gr. hift. jaren,maend.c· Jf-^ll.
|
||||||||||||||||||||||||||||
de dertigh jaren langh , makende toen
plaets voor III. Antiochus Sater, of den Behouder.
Dces regeerde eenentwintigh jaren , en na hem IV. Antiochus Theoi, of degoddelyke,
die vyftien jaren het Ryk bezat. Na hem cjuatn V. Selencut Callmcus, of de fchoone,
die agtien jaren op den troon zat. Onder de Schryvers is een groot ver-
fchil onder welken dezer twee laetfte de Parthen afgevallen zyn. Hunne verfcheide meeningen by een te halen ware een werk van te grooten omflagh. Volgens het ge- voelen van Scaliger en anderen, die wy hier in volgen, is de afval onder beleit van eenen Arfaces, dien Strabo eenen Scyth van geboorte , anderen eenen roover noe- men , in het twaelfde jaer van Antiochus Theos gefchiet, zynde het derde der cxxxi é Olimpiade , en volgens de tydt- rekening van Helvicus het 3700 na de fcheppinge der werrek , dat is 248 jaren voor Chnftus geboorte. Evenwel volgt daer niet uit dat Ariaces aenftonts na zy- nen afval Perfie en de aengrenzende lant- fchappen bemagtigt heeft. Hierom zyn wy mede van gevoelen , dat Arfaces toen eerft Perfie verovert heeft, toen Seleucus Callinicus tegen zynen broeder Antiochus Hierax, dat is, denOnruftigen, oorlogh voerde, zynde ontrent het zeventiende jaer zyner regeringe. Maer men rekent in 't gemeen van den afval af, dat de Parthen cccclxxix, of, als anderen wil- len cccclxxv 1 jaren over Perfie geheerfcht hebben. Lyft der De lyft der koningen, die ter eere van de Perfiaen- eerfte altemacl denzelvenbynaem vmAr- fche £0- plces i3ej1ic\(jen i is deze. Maer daer ftaet te cenaemt letten, dat de getalletters achter de namen Ari'acidcn. geftelt de jaren hunner regeringe beteke- nen , zynde die, waer van geene zeker- heit is, overal uitgelaten. jaren.
Koningen i. Arfaces de I. regeerde der Per- 2. Arfaces de II. . 20
|
||||||||||||||||||||||||||||
fen.
|
||||||||||||||||||||||||||||
%. Pampatius of Phrahartes, anders
Arfaces de III. , . 12
4, Fharnax.es of Arfaces de IV. 8
ã. Mithridates I. of Arfaces de V. 47 6. Phraates of Arfaces de VI. 28
7. Artabantts I. of Arfaces de VIT. 2
8. Pacorns de I. of Arfaces de VIII.
9. Phraates de II. ïé Arfaces de IX.
10. Mithridates de II. of Arfaces de X.
11. Orodes of Arfaces de XI.
12. Phraates de lil.of Arfaces deXII.
15. Tiridates of Arfaces de XIII. 14. Phraataces of Arfaces de XIV. I f. Orodes de II. of Arfaces de XV. ió. Boaones, anderen noemen hem Vonones, of Arfaces de XV l.
Zyn zoon Mehcrdatcs vcrkreegh het', |
||||||||||||||||||||||||||||
coll. lib.11,
c. 14. Het ge-
flacht van Koningh Artaxer- xes. |
||||||||||||||||||||||||||||
, r. Artaxerxes del. regeerde 14 10
|
||||||||||||||||||||||||||||
2. Sapores de I. . .
3. Ormisdas de I. regeerde
jaer en 10 dagen.
4. Vraranes de I.
f. Vraranes de II. |
31
1 3
16
|
|||||||||||||||||||||||||||
6. Vraranes de III. by genaemt
|
||||||||||||||||||||||||||||
Sevanesna
7. Narfes. . . . 7
8. Aftsdates. . . 7
|
4
9 Ñ |
|||||||||||||||||||||||||||
6. Sapores de II. ·
Dees weit nogh ongeboren zynde , in
zyns moeders lichaem , tot koning ver- klaert, wordende de kroon, die men op zyn hooft niet zetten kon, op haer lichaem
|
||||||||||||||||||||||||||||
R E I æ Å Í.
|
||||||||||
421
|
||||||||||
Jicbaem gelegt. Hy regeerde 70 jaren.
10. Artaxerxes de II. zyn
broeder . . 4
11, Sapores de III. zoon van Ar-
taxerxes. . . f
11. Vtaranes as. iV-bygenaemt Kermenfat. . .II
15. Ji,digenes de I. dien Procopius wildat de Keizer Arcadius tot voogover zynen zoon Theodofius den II. geftelt heeft. Hy regeerde heRyk van Perfie. . 21 14. Vraranes de V. . .20 if. Uraranes de VI. zoon van den voor- gaenden, by anderen genaemt fadigmes de II. regeerde 17 jaren en 4 maenden. 16*. Peroz.es. . . .20 17. Valens ^ broeder van Per 0-
zes, by anderen ge- noemt Obalas. . 4 é 8. Cabades, zoon van Perozes. Deze willende eene wet invoeren , waer by yder man vry zou itaen gemeenfchap te hebben met alle vrouwen , het zy zy ge- trout of ongetrout waren , wert hierom in het elfde jaer zyner regeringe afgezet, en in het kafteel der vergetenheit gevan- gen gehouden. In zyn plaets wert geko- ren zyn broeder Zambales, ofZamafpes, die maer vier , of, zoo anderen willen, maer twee jaren regeerde. Want Cabades ontvluchtte zyn wachters door hulp zy- ner Gemalinne , die zich zelve voor hem aen den kerkermecfters welluft opofferde, nemende zyn toevlucht tot de Hunnen, genaemt EttthalUm. Hier troude hy de dogcer des konings van dit volk , en ver· worf een groot heirleger, waer mede hy nacr Perfie getrokken zyn koningkryk hernam , dat hy federt de boven genoem- de elf, nogh dertigh jaren bezat. Zoodat al de tydt van Cabades en Zarabaiès rege- ringe iamen uitmaekt 41 jaren. I p. Cafroes de Groote, zoon van Cabades
heeft-y,ware oorlogen gevoert tegen de Keizere Juftinianus en juftinus , en ge- regeert . . . 48 jaren. 20. Ormifdas de II. . . 8
21. Cofioëi de IL . V 2p
22. Stroes. . . 1
23. Ardeshir regeerde 7 maenden.
24. Baraz. of Sar bar as, regeerde ö maend.
2f. Haram oi-Barnarim, regeerde I jaer en 7 maenden.
26*. Ormifdas de III. . . 2 jaren.
27. Jcz.dcgirdoÏJaz.dgerdacll, 20jaren.
De koningen hier opgetek worden by de Arabifche en niewe Perfifche Schry- vers met andere namen , met hunne tael overeenkomende, uitgedrukt: welke hier op te tellen de wytloopigheit niet toelaet. Ook kan de lezer zyn genoegen hier on- trent vinden in het kort vertoogh van de Pcrfiacnfche koningen , opgeitclt door |
den Heer D. T. V. Y., Edelman van de
betkamer des konings van Vrankryk («), Ë , Ondertuffchen ftaet kortelyk aen temer- Etats.Em-
ken dat Perfie onder de zes laetfte konin- P>>'«'> gen wederom niet weinigh geleden heeft, ^P"- • j 1 1 1 ó ' o _ 7 nies Sc
en emdelyk onder een vremt jok gebragt i>rï«cï-
is. Want nadat Muhammed, de verlei- pautes du der, in het agthondert en tweede jaer Ð1°ç<^ der Alexandrynfche jaerrekeninge, op'den $Æ°2' tweeentwintigften dagh der maentNifan, dat is den 22 van April f72 na Chriilus geboorte , in de wervelt gekomen wasj in het zeshondert en elfde , wanneer hy veertigh jaren out was, zyne gewaendc Prophetiiche openbaringen verbreit had; in het zeshondert en tweeentwintighlle van de Koreifihthen uit Mecca gedreven, en naer Medina gejaegt was j en federt in het jaer 619 en de volgende Chaibars Mec- ca , het lantfebap Tebac , en byna geheel Arabie door de wapenen overweldigt hadt} en eindelyk in den jare Ó34 , het elfde der Hechira , of zyner vlucht naer Medina, aen eene vallende ziekte en koorts geftorvcn was; is Abubecr, of Abtéakary zoon van Amer en Salma , en vader van Aijifcba, de derde gemalinne van Mu- hammed , door het volk tot eerfixn Kali- fe, of Opperhooft van het werreltlyk en geeitelyk bewint der Muhammcdanen ver- koren. Hem volgde in de regeringe Omar of Homar , zoon van Elkateph , die on- trent den jare 04.0 na Chriilus geboorte den koning Jezdegird op de vlucht gedre- ven , de itadt Madajina , waer in Cofiois eermaels zyn hof hielt, verovert, en byna geheel Perfie onder zyn gewclt gebragt heeft. Zyn hof was te Bagadat. Hy zat over de drie jaren , wierd in het vierde jaer zyner regeringe van eenen Perfiaen- fchen knecht, genaemt Abululaa, met drie wonden vermoort. Na hem wert tot Kalife aengeftelt zeker Othman o£Ofinant zoon van Ajfan en Bifa , die Jdzgird, die zich weder eenigfins hemelt hadt, in de 31 Hechtra of in 't jaer iêdcrt Chriilus ge- boorte 6y 1 , overwonnen , gedoot, en dus alle de landen van Perfie overweldigt heeft, nadat die door de nakomelingen van Artaxerxes in het geheel 40º, of, als anderen willen, 4f 7 jaren behcerfchtwa- ren. Dus volgen nu hier in orde de Kali- {ent of Peifiaenfche Koningen, die Mu- hammcdanen van geboortegeweeft zyn, zoo als ik die uit de Perfiichc fchryvers Mirkond, Abulpharaji, en andere getrok- ken heb. I. Othman of'Ofrnan, de III Kalife van K.cg«r-
Abubecrafeerckent, cnccrilcKo- icn/3a. ■n r ä l'eme uit
ning van Perfie, regeerde 11 ja- dc Ka)i.
ren , 6 maenden. ftn , g*. i. Aly , de IV Kalife. . 4 ñ «ocmt
3. Al Hof en of'Acem. . . . 6 £™,a"
4. Aiuavi of Alativya de I, ip 6
y. Jez.id oiTheud de I. . 5 8 G g g 3 6, fltfta*
|
|||||||||
t
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
4éæ
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
6. Mmvi of Manvya de II. regeerde
4 macnden.
ç. Abdalla. c met malkander 8. Marwan de I. c een jaer.
|
Montafer, Zoon van Mo-
towakkel. . . 6 Ahmed Abul-abbas Mu-
7?ö2»,zoonvanMotaflem. 3 ñ Mutat,, dien anderen noe-
men Almatet, ÂßÉÉá,æïïç van Moto-wakkel. . 3 Mothadi Billa, zoon van
Wathec. . . U Ahmed Abui Abbas Mota-
med Btlla , zoon van Moto-wakkel. . 23 Mutadhed of Mota%.ed Bil-
la Ahmed , zoon van Muaffic, en zoons zoon van Moto-wakkel. . ñ ñ Moctafi Btlla, zoon van
Motadhed. , 6 yï
Giafar Abul Fadlus Aioc-
|
||||||||||||||||||||||||||||||
11.
12.
*3-
14.
é Ã- éï. À7·
i8. Ip.
20.
21.
22. *3<
24. z6.
27.
2-7-
2-9- 30. 31·
32.
33·
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
p. Abdolmalec. , .21
10. Walid of Oelid de I. . 9
11. Soleyman Ben Abdolmaleh. Æ
12. Omar of Hortiar. . Æ
13. Jez.tdoï Ybeudac II. . 4
|
I
8
6 l
|
||||||||||||||||||||||||||||||
14. OcAö», van anderen genaemt
Ht/iam,Hafchan, Hefchan,
of Evehd. . . ip 8 lj\ Walid ïé Oelid de II. . 1 2 16. ^j^ofTWddelll. . 6
17. Jbrahim of Ebrahem. . . 3
18. Harwan de II. . f
De zefte Kalife, of vierde heerfcher over
Perfie , met name Muavi, anders Mm- <viah Ben Abu Sofian, was af komftigh van eenen acnzienlyken Arabier, genaemt Ommiab. Daerom worden hy en zyn na- volgers tot Maruan den II. toegemeenlyk by de fchryvers Ommiaden , en van de na- komelingen van Aly fpotsgewyze Farae-na Beni Otamiah , dat is , Foraoos of tyran- nen uit den geflachte van Ommiah ge- nocmt. De lefte der Ommiaden M;irnan de 11. wert in het hondert en dertighfte, of, zoo anderen willen , in het hondert en tweeendertighfte jaer der Hechire, zyn- de het 747 of 74P na Chriftus geboorte door de Abbajjiden in Syrië overwonnen, in de vlucht gegrepen, en in een dorp van Egipten omgebracht. Toen quam het Ka- liraet of Oppergebict aen Abul-Abbas Saf- fah , eenen Abbaffide , dus genoemt, om dat hy in den vierden graet der nedergaen- de linie af komftigh was van Abbas, zoon van Abdalmothleb , Muhammets groot- vader. Zyne nakomelingen hebben het Ryk ontrent f 00 jaren bezeten. Zy vol- gen elkander in dezen rangh. I. AÏbal Abbas Saffah , zoon van Mu-
hammet, zoons zoon van Aly, denzoon
■ van Abdalla , en zoons zoon van Abbas,
den Oom van Muhammeth den valfchen
propheet, regeerde 4 jaren , 9 maenden.
2. Abugiafar, zoon van Almanfor, broe-
der van Saflfah,regeerde 22 jaren.
3. Mahadi Billa, zoon des
voorgaenden, regeerde 3 jar. 1
4. Hadi of Eladi Btlla , ÆÏÏÐ
van Mahadi. . 1 3
f. Harum Rafchid i?/7/ë, broe-
der van Hadi. . 23 2| (é. Abu Abdalla Amin, zoon
van Harum. . p ñ
7. Al Aiamun, broeder van
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
tader Billa , zoon van
Motadhed. . 24 11 Mohammed Al Manfur
Al Kaher Btlla , ÆÏÏÐ van Motadhed. . I j* Ahmed Al Radhi of Raiy
Billa, zoon van Moe- rader. · . . 6 10 Jbrahim Abu Ishacus al
Moctafi Billa, zoon van Moctader. . . 6 uf Abdalla Abulcajtn Moc-
tacfi, zoon van Moctafi den I. . . 14 Fax.ele AbdcafmMothi Bil-
la, zoon van Moctader. 2p 6 Abdel Kertm Abubecr Al
Thai oi.Tayaha, Zoon van Mothi. , . 17 iOJ Ahmed Abulabbas Al Ka-
der Btlla, zoon van ïshac, en zoons zoon van Moc- tader. . . 41 4 Abdalla Abugiafar Al Ka-
yem, Beamaryla, zoon van Kader. . . 44 6 AlAfoctadi ÂßÉÉá,æïïç van
MuhammedjZoons zoon van Kayem. . . ip f Ahmed Al Mofiadher , of
Al Mofla^er Billa, zoon van Moctadi. . zf 6, Al Mofiarshed Btlla, Abu
Manfur, zoon van Mo- ftadher. . . 17 7 Abu haf ar Al Manfur,
gebynaemt Al Rashed Büla , zoon van Mo- ltarshcd. . 2 Mitbammed Al Moctafi Be-
amrtlla, zoon van Mo- ftadher . . 24 11 Jffuf Al Mofianjed Billa,
zoon van Moctafi. . 11 Abu Muhammed Al Ha fan
Al Mofladhi Beamrtlla, zoon van Moftan jed. , ñ 8 |
|||||||||||||||||||||||||||||||
De Kali-
fen ge- noenit Á bafliden. |
|||||||||||||||||||||||||||||||
8
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
Amin. . . 20
8. Abu Et»ach Aiotajfem, of
Matacon, zoon van Ha-
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
8 8
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
rum.
p. Harum Watec , zoon van Motaflcm. . . f
10. Al-motoWakkel, zoon van Motaflcm. . .14 |
|||||||||||||||||||||||||||||||
mm^m
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
REIZ
|
4*$
4. Manchuka Khan, zoon van Tuli, en
zoons zoon vanjingiz Khan. . , ñ of, als andere willen 15
f. Hulacu Khan , of Holagtt .
Chan. , .6 hoewel anderen zeggen ñ
6*. Abaca Khan of Hatb Kat
Chan, zoon van Hulacu |
||||||||||||||||||||||
54. Aleman, Al Nafer Ledi-
mlla, zoon van Mo- ftadhi. . . 40 5 f. Al Dhaer Billa Odatoddin Abu Na/r Mohammed, |
|||||||||||||||||||||||
II
|
|||||||||||||||||||||||
zoon van AI Nafer. . *
|
Ñ,1
|
||||||||||||||||||||||
36". Abujaafar Almanfur , Al
Moflanfer ÂÌá,æïïçíæç AlDhaher. . · 18 11 * yj. Al Mofianem Billa , zoon van Moftaniêr. .11 7
Deze laetfte is in her 6f4, of, als ande- ren zeggen , in het 6 f 6 jaer ds Hechire, zynde hec izfó* of I2f8 jaer naChriftus geboorte , van den Mogolichen of Tar- taeriên Keizer Hulacu Chan overwonnen, en mee zyne zoonen omgebragt : met wiens doot het Kalifoet van Bagadet een einde genomen heeft. Dus zyn alle de Kalifen , die mede over Perfie geheerfcht hebben , iamen in getal geweeft zeven- en vyftigh,als men Muhammet dengewaen- den profeet uiczondere. Hier ltaer we- der te letten op eene nieuwe verandering. Want deze Kalifen hadden al iets van hun aenzien onder de regeringe hunner velt- overften en andere nieu opkomende Sul- tanen ten tyde van Ahmed al Rhadi ver- loren , zoodat ze naeulyx den naem van Opper vorften behielden. Echter worden- ze by Tarik al-Abbas , Akhbar Beni alAb- Bas , en Ahdalla Ben Hutfan in zyn boek, genoemt Afas fifadhl bent Abbas als Konin- gen en OpperheeHchers van Perfie ge- melt: Doch hun grootfte magt is voor- namelyk gebroken door de Mogoliche Tartaren , die al ten tyde van den Calife al Nafer begonnen teftroopendoorganfeh Perfie , Armenië en kleen Afie, hedens- daegs Natolie genoemt. Evenwel zynze door den Kalifen/ Monflanfir Billa in het Ó2.3 jaer der Hechire, zynde het 1226" jaer na Chriftus geboorte, door ge welt van krygsbenden uit Perfie verdreven. Maer eindelyk hebben zy inzonderheit onder Hulacu Chan hunne heerfchappy over Per- fie beveftigt. Nu geef ik hier in orde op alle de Mogolfche koningen van den be- ginne af aen dat ze Perfie bemagtigt, en het zelve geregeert hebben , naer het be- richt van Abul Pharajus, Marafchi of Ma- rak fcht , Mtrkond, Eduard Pococki, en anderen. 1. Gengit. Khan, of, als Abul-Pharaius
zegt, lingiz. Chan, wert in het voornoem- de jaer door den Calife Abujaafar Al Man- fur, Al Moftaniêr Billa, in zyne overwin- ningen gefluit, en uit het grootfte gedeelte van Perfie gedreven.Hy regeerde in'tgeheel zoo over zyn eige lant, als over Perfie ,.., . *· zy jaren.
2. OktajiofJogtatKhan,zyn
zoon. . . ij
5. Gajuk Khan, zoon van Oktaji. , . ÷ |
|||||||||||||||||||||||
Khan.
|
|||||||||||||||||||||||
l7
|
|||||||||||||||||||||||
7. Ahmed, of Hamed Khan. æ 2
8. Argm Khan, . . 7
p. CawhtuKhan, dien Teixe- ra en anderen noemen
Ganiatu Khan, zoon van Abaca, regeerde ontrent 4 7 .10. BaïduKhan,zoonviXïiTargi- hi of Targai, zoons zoon van Hulacu Khan, re- geerde . . 1 lt.Kax.an Khan, of Gastun Khan, zoon v&nArgun Khan. . . . 8 IQ .. 12. Giyatho1 ddin Chodabanda Mohammed Khan , by anderen ook enkel ge- noemt Mohammed of Alyaptu Khan, zoon van Argun. . . 12 ñ IJ. Abu faid Bahadur Khan, zoon van Mohammed Chodabandah, regeerde ip anderen zeggen . . ñ Dees was de laetfle van hetgeflachtvan Genghtx, Khan , hoewel Marafchi in zyne hiftorie van de Mogols nogh eenen by- brengt, genoemt Arba Khan , die tot va- der had Senghi Khan , en tot grootvader Malec Timur, die een zoon van ArtakBo- ga , zoons zoon van Tuli, en overkints kint van Genghix, Khan was. Niettemin voegt hy 'Cr by dat Arba niet langer dan vyf maenden geregeert heeft. Hier uit blykt dan dat dit geilagt der Perfifche ko- ningen ontrent het j$6 jaer der Hechire, of na Chriftus geboorte het iJ3f, uitge- ftorven is, en dus opgehouden heeft. Want na de doot van Bahadur, of, als anderen willen , Arba Khan , trokken de Lant- voogden het gebict der landen, waer over ze door de koningen getlelt waren , naer zich , willende langer niemant bovenhun hooft erkennen. Zulk een gebiet bleef niet zonder onderlinge twift in wezen tot dat Ttmur , voerende den bynacm van Lmc, dat is, htnfor.de of lamme , en van de Europeiche fchryvers gemeenlyk ge- noemt Tamerlan , in den jare 771 der He- chire , of i$6p na de geboorte des Hei- lants, met algerrieene fteinmen der Tar- taren tot koning verheven wert, en ze- ventien of (want dus willen anderen) ag- tien jaren daerna het koningkryk van Per- fie bemagtigde, waer over hy en zyne nako- melingen in de orde, die hier volgt, het ge- bict gevoert hebben. 1. Ti- |
|||||||||||||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
|||||||||
4M
|
|||||||||
3. Ioon-xa of fohan Shah, zoon van
Scandar. 4. Acen AU , zoon van 'Joon Xa.
Deze beide, vader en zoon , zyn ver-
delgt door Hafan Al Tawil, gefprotea uit het tweede Turcomannifche geflacht, by de fchry vers genoemt Ak Koyunli , dat is, het witte fihaep. De koningen hier uit gefproten zyn de volgende: I. Tur AH Â eg.
Æ. JPhacro'' ddin ICofli Beg, zoon van Tur
Alt. 3. Karah Jlug Othman, die in den oor-
logh fneuvelden , dien hy had met Amir Scandar , ontrent het jaer 809 der Hechi- re , out geworden zynde over de 90jaren. 4. Hamz.ah Beg, zoon van Jlug Othman,
regeerde ontrent 39 jaren. f. Johan Gir , zoon van AU Beg , en
zoons zoon van Othman regeerde 24jaren. 6. Hafan" Al Tawil , dat is , de Lange,
dien Teixera noemt Oz.un A%.enbek , en Leunclavius in zyne Turkfe gefchiedenifTen Ufun Chafan, waer ontrent aen te merken is dat Ufm in deTurxe tael ook zoo veel zeg- gen wil als de Lange ; was ook een zoon van AU Beg , en broeder van Johan Gir, hebbende (gelyk men voorgeeft) tot ge- malinnegehadtDeyJ>i««,dogterdesGriexen Keizers Calo-Johannes, die gebiet voerde over Trapezunde en Pontus. Hafan ftorf in het jaer 883 der Hechire, zynde anders het jaer na Chriftus geboorte 1478, heb- bende geregeert ontrent 11 jaren. 7. Chaltl Beg, of, gelyk hem Teixera
noemt, Sultan Kalil, zoon van Hafan, regeerde zes maenden en een halve. 8. Tacttb Beg, zoon van Hafan, en broe-
der van Chaltl, een geleert en vernufugh dichter regeerde 12 jaren æ maenden. 9. Mafih Beg , vierde zoon van Hafan,
behielt de kroon niet, wegens den twee- fpalt der Ryxvorften, Waerom van eeni- gen AU Beg, zoon van Chaltl koningh verklaert wert. Evenwel omdat alle de grooten niet even veel gevallen hadden in deze keure , quam Bat Sankar Mirx,a, zoon van Tacttb Beg , maer tien jaren out zynde tot de kroon. Dees bleef in eenen veltflagh nadat hy een jaer en 8 maenden geregeert had. I o. Ruftam Mtrz.a, of Roflambek, zoon
van Makfud , en zoons zoon van Hafan, regeerde f jaren , en 6 maenden. I r. Sol tan Ahmed , of Hagmed Beg,
zoon van Ögurlu Mohammed , en zoons zoonvm Hafan, regeerde ontrent een jaer. 13. Alwand Mir&a , dien Teixera
noemt Alwan Bek, zoon van Tufeph of Jjfuf Bek , en zoons zoon van Hafan, re- geerde een jaer. 13. Morad, zoon van TacubBeg, heeft
geregeert ontrent zeven jaren. Deze Morad is de laetfte van dit ko-
ningklyk geflagt ge weeft j zynde san Shah Jfmael
|
|||||||||
i. Titmtr Lcnc Soltan, regeer-
de de Tartaren en Perua- nen te gelyk in 't ge- heel . . . 30 jaren. X. Shah Ruch Bahadur Soltan,
zoon vanTï»w Lenc. 43 3. AlMalec, al Said, Moham-
med. Vlug Beg, zoon van
Shah Ruch. . Æ p
4. Abdo' llatif Mir%a , zoon
van Vlug Beg. . , 6
f. Mtr^a Abdollah, zoon van
Ibrahim, en zoons zoon van Shah Ruch. . I 6"· Mtrz.a Soltan Abufayd^Loon van Mohammed, zoons Zoon van Mtran Shah Gurga, en overkints kint vanTimur. . 18 7. Mir?ua Soltan Mohammed,
zoon van Abufayd, of,
als anderen willen, van Baifanhr, wiens vader was Shah Ruch regeerde 28 8. MtrZM Babor Soltan, zoon
van Omar Scheikh , en
zoons zoon van 룫 5«<W. 9. Mirz.a Al Malec, dkn an-
deren noemen Moham-
med Soltan, zoon van A- by Said, die een over- kints kint was van Ti- mnr Ltnc. . . zo 10. Soltan Hofain Mirz.a, zoon
van Manuur , en kints
kint van Baikra, wiens vader was Omar Scheikh, zoon van Timur, regeer- de ontrent. . . 28 11. MirTLa Badio 'tAamatt of
Badi Altman, zoon van
Hofain , regeerde te ge- lyk met zynen broeder MiriM Modhaffer. 12. Abul Mahan Mtr^a en GilMirza.
Deze twee zyn de laetfte Vorften ge- weeft uit het geflacht van Tamerlan, die Perfie gcregeert hebben: acngemerkt zyn- de evenwel dat deze Vorllen altemael juift niet over alle de landen tot Perfie behoo- rende geheerfcht hebben , maer al meeft geitelt zyn geweeit over eenigh gedeelte van dat Ryk , even als de volgende ook het zelve gedaen hebben. Want nogh in de vyfticnde ecu na Chriftus geboorte zyn 'er twee andere gellagten, gefproten uit de Turcomannen bekent gewceft, die ook een deel van Perfie bezeten hebben, en daerom mede onder de regeerders dier landen gerekent worden. Het eerltewert genoemt Kara Kojunlt, dat is het zwarte fchaejj, waer uit de volgende koningen gefproten zyn j l. Kara IJJuf, dat is Jofef de Zwarte.
Z. Amtr Scandar, zoon van Ijfrf. |
|||||||||
REIZEN.
|
|||||||||||||||
4*1
|
|||||||||||||||
Ifmael'm het ρ 14. jaer der Hechire, ofnaer
onze rekening in het 1 f07 op de vlucht gedreven , en van zyne landen en ryk be- rooft 5 zoo dat al van over de twee eeu- wen af Perfie van een ander koningklyk geilacht tot op onze tyden toe is gere- geert. Wy zullen deze Vorften tot dezen tegen woordigen toe in deze orde afleiden, en hunne namen kortelyk aentekenen. Sceich Haidar, een zoon vunjonaid,
dieeenigen zeggen dat afkomftig geweeft is van AU, fchoon zoon van Mohammed, is de ftamheer der volgende koningen ge- weeft. Zyn vader Jonaid , oiGioneid, geiyk anderen zeggen , wert, even als zyn outovergrootvader Sheik-fifi of Saffio'- ddtfiy zoon van Gal/nel, die zyn afkomft van Hofain ,, zoon van AU afrekende, voor eenen Heiligh gehouden , en had te Ardavel of Ardebil, gelegen in de pro- vincie Adirbaizam , grooten toeloop van volk. Zulk een opgang van mem enaen- hahg van menfehen verveelde geweldigh Joon Xa koningh van Perfie uit het ge- ilacht van Kara Koyunli , of het txvarte fèhaep, zoodat hy hemdebyeenkomftvan zoo veele menfehen verbood. Jonaid ge- ftoort over dit verbodt week hier op met zynen aenhangh naer Diarbek , zynde de lantftreek van Bagdad en Mofd , daer hy van den koning dier geweften Ha fan al Tawii, by anderen genoemt Azenbeck en OfuttChafan vriendelykontfangen wert,die hem daerna zyn eige dogter , of zufter (want hier in verfchillen degedenkfehrif- ten) genaemt Kadtja Katum, ten huwe- lyk gaf, by welke vrou hy dezen zoon Scbeich Haidar gewonnen heeft. Nader- hant ftroopten Jonaids aenhangers onder voorwending van heiligheit en yver voor hun gevoelen door geheel Gurgeflan, dwingende al wie ze gevangen kregen hun toe te vallen. Dus voortrukkende overvveldigdenze ook Trebi&onda , en den koning dier lantftreek omgebragt hebben- de fteldenze Haidar zoon van Jonaid op den troon. Ondertuflcben had ook zyn fchoon- vader of zwager Hafan of Aanbelt den koning Joon Xa nevens zynen zoon Acen AU overwonnen, en omgebragt, bemag- tigende aldus het grootftegedeelte van het Perfiaeniche Ryk. Jonaid door de geluk- kige gevolgen zyner ondernemingen te- gen die van Gurgeflan aengemoedigt begaf zich met zyne aenhangelingen verder op naer Schirvan , een provincie van Perfie aen de Kalpifche zee: maer wert daer ge- heel met alle de zynen geflagen van de in- woners , die geen göedt oogh op hem hadden. Men wil dat Haidar zyn zoon ook eene dogter van Hafan of A%.enbek, genaemt Alemcha, getrout, en meteeni- ge troepen , die hy van zynen fchoonva- der ontfangen , of, naer het gevoelen van anderen, zelf verzamelt hadt, geheel |
|||||||||||||||
Gurgeflan afgelopen heeft :dogh, als hy te-
|
|||||||||||||||
koningh van
|
|||||||||||||||
gen Feroxb^ad,
|
Schirvan 4
|
||||||||||||||
te velde getogen was om zyns vaders doot
te wreken , met zyne zonen in den flagh gebleven is , twee alleen uitgezohdertj namelyk ïfma'èl en Tar AU , dien anderen noemen AU Parcha. Deze werden vart hunnen oom Tacnb Beg na huns vaders doot gevangen genomen , dogh eindelyk van Rufiam Mtrz.ay die hem in hetgebiet volgde * in vryheit geftelt onder deze voor- waerden, dat ze by 's vaders grafftede in het gewaedt van arme luiden zich zouden ophouden. Zy deden 't, totdat Rufiam Mirz,a quam te fier ven , wanneerze we- der Van daer vloden uit vrees voor Ahmed. Solian, die in Ruflams plaets den troon beklom. Eindelyk bragt lfinael ten tyde des konings Alwand Mirs.a een geheet heirleger op de been, by een getrokken uit menfehen , die het gevoelen van Aly aenhingen. Met deze krygsmagt floegh hy Alwand nevens zynen zoon Mor ad t ook de overige koningen van Scbirwa», Dij/arbeky Bagdad, en anderen, overwel- digende dus alle de landen van Perfie mee zulk een geluk , dat hy in dat Ryk ge» veftigt wiert, en zyne naneven tot dezen tydt toe de kroon van Perfie dragen. Hy noemde zich Sofi, dat in het Arabifch ie- mant betekent, die flecht in wolle ge- kleet gaet, en een yverigh Muzulman isi Met welk gewaedt Jfmaël mex allen ichyn zynen vorigen ftaet heeft willen te ken- nen geven. Hy was veertien jaren oudtj als hy koningh wert, regeerde vierentwin- tigh jaren lang, en ging agtendertigh ja- ren out geworden den wegh van alle vleeich. De koningen van Perfie dan uit dit geilacht volgen elkander in deze orde. 1. Shalj Ïfma'èl Sof, regeerde 24 jaren.
2. Shah fahmafp , of Xa Tahmas, wert
van zyne gemalin , die hem eenen zoon genaemt Haidar gebaert had , vergeven $ itervende in den jare na Chriftus geboorte 1 j-76 in den ouderdom van 68 jaren, heb- bende geregeert f4 jaren. 3. Shah Jfmaël de 11, zoon van Tah~
mafp ftorf in den jare 1/78 , geregeert hebbende een jaer, en 10 maenden. 4. Shah Mohammed Chadabandah, zoon
van Tahma/p , en broeder van Jfmaël den II. was blint. Hy ftorf in den jare 1 f8 f^ nadat hy zes of, als anderen willen , ze-1 ven jaren geregeert hadt. f. Shah Abbas, zoon van Chodaban^·
dah een ftaetkundigh Vorft* ftorf in den jare i62p, oud geworden zynde najaren* nadat hy geregeert had 4f jaren. 6. Sam MyrzM , zoon van SefiMyr&aj
dien zyn vader Abbas , omdat hy van het volk bemint was, vermoorden liet. Toen nu Sam Mirz.a koningh wiert, noemde hy zich , uit bevel zyns grootvaders Shah Hhh Οβ |
|||||||||||||||
CORNELIS.de BRUINS
|
|||||||||||||||||
4%6
|
|||||||||||||||||
de tegenwoordige Koningh van Perfie ,
die na zyns vaddrs doot in den jare 1694 het gebiet aenvaerd heeft. Hier mede zal ik het verhael der Ko-
ningen van Perfie befluiten, niet twyffe- lende of de lezer zal myne beloften voor nagekomen houden, en zyn genoegen hier ontrent vinden. Nu is het tydt dat wy met onze Reisbefchryvinge voort- gaan , en onzen verderen togt tot onze aenkomft in het vaderlant vervolgen. |
|||||||||||||||||
Sefi. Hy ftorf in den jare 1641, heb-
bende geregeert 12, jaren. 7. Shah Abbas de II. 2,00ç van Shah
Sefi regeerde Z4 jaren, en ftorf in den ja- re 1666. 8. ShahSelim^ zoon van Abbas den II,
ftorf in den jare 1694 op den negenden van Oogftmaent, nadat hy z8 jaren ge- regeert hadt. Hem volgde in het ge- biedt zyn zoon 9. Shah Selim de II, oiSoliman Hufain^
|
|||||||||||||||||
LXX. HooFTSTUK.
Ultgrav'mg eener rivier. Toereding tot vertrek uit Perfie.
J/ertrek van Spahan. Komft tot Kasjan, Cohtn, en Sau- wa. Ontmoeting van den Franfchen Gezant, Befckryvlng der fladt Kasbln. Sultanle. Komfi tot Zlm-gan en Ar- dëvtl. |
|||||||||||||||||
des Gouverneurs waren. Dit baerde
verfcheide aenmerkingen en overwegin- gen by alle menfehen, verlangende te weten hoe dit werk eindelyk zou afloo- pcn. Maar wy zullen hier van daer na breeder fpreken. Ondertuflchen vaftgeftelt hebbende te Toeree-
vertrekken maekte ik alles tot de reizc dmgit°t gcreedt, en nam affcheit van den Engel- fchen Agent en verdere vrienden, zoo die in de ftadt, als die te Julfa waren. Ik gaf een pakket met brieven over, om te verzenden naer Batavic en Gamron,en begaf my in de woninge van ons Opper- hooft, waer in ik tot den volgenden dag bleef, nemende des middags my ç affcheit van dezen Heer, wiens Secunde , Dif- penfier, en Afliftent my uitgeleide deden buiten de ftadt, hebbende by zich zeven voetloopers. Wy quamen ontrent den avont binnen de karwanfera, gelegen te- gen over den voorgemeldcn Koninglyken tuin, genaernt Koesgonna, Wy deden ons avontmael by fakkellicht, dewyl de duifternis begon te vallen, met de koude ipyzen,die wy met ons genomen hadden. Na den leften dronk van affcheit reden deze vrienden weder heen, en ik leide my te ruft, zeer onluftig geworden door zware verkoutheit,, den vorigendagh ge- kregen. Twee Armeniers, quamen des anderen daegs tegens den avont by my: met welker eenen ik befloten hadt de reis naer het Vaderlant te doen. Want hy was daer nogh eens geweeft, en ver- ftont eenigermaten de Nederduitfche fpraek. Wy zetten onze reize voort des mor- Vertrek
gens ten negen uren op den tweeden dag j|™sp*" van '
|
|||||||||||||||||
IN deze dagen zag men een begin van
den arbeit aen het uitgraven der rivier Zenderoe by de brug Alla Werdie-Chan^ waeraenwelvyf of zes hondert menfehen werkten. Hier toe was een getal gefchikt van zeventigh duizentmannen,waer toe de Armeniers van Julfa op hunne eige koften 6000 moften leveren. Dit gefchiedde om het water des te beter zynen doorloop te doen hebben , daer anders, gclyk voor- heen gezegtis, by wylen groote fchade door de affpoeling veroirzaektwort.Maer hoe zy 't maken, de kanten, die ze met aerde offlyk ophoogen, wordendoor de kracht van het hooge water lichtelyk we- der afgefpoelt, dewyl al deze arbeit ge- fchiet zonder eenige inheijing van palen, of andere hulpmiddelen. Op den if der maent February quam
hier tydingh met brieven uit 7Wai, dat de gemelde Gezant Michel van Conftan- tinopolen daer was aengekomen, gelyk ook de voornoemde byzit vanFabre,zyn- de Michel voor eenige weken van daer naer dit Hof vertrokken met laftomhaer van Erivan weder te rug over Aleppo naer Vrankryk te zenden. Maer zy zyn aenkomft verilaen hebbende had zich verder op wegh begeven , en was, als gezegt is, te Taurus aengekomen , van waer hy herwaert aen gereid was. Het gemelde wyf, in befcherming genomen van den Gouverneur der plaets, begaf zich op den zelven wegh , zynde van hem begiftigt voor onderhout met dertig MamoedjeS) bedragende ontrent twee du- katen, des daegs. Men zeide dat'er nog een overgebleve Francais by haer was , nevens ontrent 30 perfonen, die in dienft |
|||||||||||||||||
Uit gra-
ving ee- ner rivier. |
|||||||||||||||||
REIZEN.
|
|||||||
van Maert, vindende in deze vlakten
veele waterloopingen, daer wy door mid- del van kleene bruggen over reden. Wy hadden het gezicht over veele plaetfen en tuinen, en befpeurden veel waters^ over het lant. Ten drie uren na den middag quamen wy binnen de karwanfera tot het dorp Riek, na het afleggen van vyfmy- len. De harde wint bragt veel koude by, zynde vele bergen met lheeu bedekt, die op de bergen ontrent Spahan meeft ge- fmolten was. Ons gezelfchap beftont in twaelf mannen te paerde. Hier by wa- ren agt laftbeeften, op welker eenige de knechts by het goedt zaten. Drie paer- den had ik voor my , de overige waren voor de twee Armeniers, zynde drie of vier voetkiopers by de beeften: nog twee andere Armeniers met weinigh Koop- manfehap -, eenen Georgiaen , en den meeiter der laftbeeften, mede Armeniers als de voetloopcrs. Wy hadden befloten geftadigh by dagh, en niet by nacht, te reizen , niet alleen tot meerder zeker- heit, maer ook om de koude des nagts te myden. Wy begaven ons des mor? gens ten zeven uren weder op wegh, en kregen ten twee uren na den middag het einde dezer vlakte, daer twee karwanfc raes zyn. Toen raekten wy in 't geberg te, daer wy om de beflotenheit des zelfs weinigh van ons konden zien. Voor den ondergang der zon quamen wy binnen de ltarwaniêra Sardahan, hebbende agt uren afgelegt. Hier moften agt ftuivers aen tol voor yder laftbeeft betaelt worden. Des morgens zaten wy weder op, en het gebergte door zynde raekten in 't begin der vlakte nevens des Konings tuin, ge- naemt Garf-tasj'abact. Hier zagen wy verfcheide dorpen en tuinen, ook een an- dere groote vlakte tuflehen de wederzyds leggende bergen , die men ter rechter- hant laet. Wy vonden het meefte water op de wegen met ys bezet. Vervolgens over gebergte trekkende quamen wy ten twee uren na den middagh binnendekar- wanfera aen het dorp Garf, na het afleg- gen van vyf mylen.. Deze karwanfera vonden wy vry flecht. Ten vier uren na middernacht gingen wy in de voor- noemde groote vlakte, die zeer fraei is, voort: tot dat wy ten drie uren na den middagh bleven in de karwanfera aen het dorp Boes-abaet, agt mylen gevordert Zyn- de. Wy waren meeft N. Weft aengc- gaen, zonder eenige Luftplaets of wo- ninge te vernemen. De wegh echter is zeer goedt. Dit dorp doet zich tamelyk groots op. Wy fcheidden van hier den volgenden dagh, en reden door dezelve vlakte. Dezen morgen reden ons twee Mahometaenfche Georgianen voorby, hebbende een gevolgh van dertien of veer- tien perfonen by zich, alle voorzien van |
fchietgeweer, lanfen, fchilden, bogen,
en pylen. Zy togen op naer den Ko- ningh, nemende ondertuflehen hun ver- maek met het fchieten met den boogh , en het loopen der paerden, ftonden by wylen ook ftil. Waerom wy een wyle tydts by elkander bleven. Kort voor den middagh fterkten wy ons hart met ipy- zen, en wachtten onze laftbeeften af. Ten twee uren quamen we te Kasjan , gelegen zes mylen van onze laetfte ruft- plaets. Hier de Baiaers doorwandelen- de kocht ik verfcheide ftükjes zyde ftof- fen, die, gelyk ik boven gemelt heb, hier zeer fraei en met uitnemende kolcu- ren gemaekt worden. Den zevenden der maent nam de groo- Vaften
te Vaften der Armeniers eenen aanvang, acsJ\r- 'm welken tydt, beftaende in negenen- veertigh dagen, aen deze menfehen niet geoorloft is eenigh vleefch, vifch, bo- ter, eiers, of melk te eten, al zynze ook op de reize. Het welk hun van hunnen Patriarch hoogh aenbevolen zynde , zy ook ftiptelyk onderhouden, etende niet anders dan broot, rys, olie, groente en vruchten: een flechte hartfterking zeker voor reizigers, die gewoon zyn ruimer te leven. Wyn echter, dat nogh iet is, mogenze drinken. Des anderen daegs trokken wy door de
zelve vlakte, waer in men aen beide de zyden veele plaetfen ziet. Dezen voor- middagh quamen de voornoemde Geor- gianen weder by ons ontrent het dorp Sie/ïeti, nemende uit onzen voorraedt ee- nige hartfterkinge. Hier hadden wy het hoogh gebergte meeft agter ons. Ten vier uren hadden wy zes mylen afgedaen, begevende ons toen in de karwanfera Ab~ h-fifierien. De andere reizigers begaven zich ook onder dak: want hier zyn ver- fcheide karwanferacs. Des morgens ver- volgden wy onzen wegh met het gemel- de gezelichap voor een groot gedeelte , ontmoetende verfcheide karavanen. Vyf mylen voortgeraekt traden wy ten een uur na den middagh in de karwaniera aen het dorp Gaffum-aba. Den volgen- den dagh door dezelve vlakte rydende , hadden wy het gezicht van verfcheide plaetsjes, vindende de bouluiden bezigh met het beploegen van het lant, gaen- de voor eiken ploegh twee oflèn. Een uur na den middag leiden wy ons ne- der in de karwanfera aen de ftadt Cohm, vier mylen van onze lette ruftplaets. Met den dagh trokken wy door dezelve vlakte, die hier meeft woeft en onbewoont is. Een uur na den middagh quamenwe ontrent eenige vervalle karwanferacs en andere gebouwen. Nog een uur voort- getogen bleven wy in de karwanfera Sjafalaba, hebbende zes mylen gewon- nen. Voor het ryzen der zon ipoeiden Hhh ζ wy |
||||||
CORNELIS de BRUINS
|
||||||||||||||||
4*8
|
||||||||||||||||
wel ik twee kiftjcs te Spahan met katoen
en wasdoek zorgvuldigh had laten over- trekken , en daerenboven in eenen dik- ken zak naejen en inpakken. Nu had- den wy nogh verfcheide andere waterloo- pingen door te trekken, hebbende on- dertuffchen het gezicht vaneenigeplaets- jes en opgeftelde zwarte tenten. Ten drie uren na den middagh hadden wy zes Aenkomft mylen afgelegt, en quamen te Sattwa-te Sauwa. Deze placts is tamelyk groot, en gelykt beter een ftadt dan een dorp, leggende tendeele omringt van eenen aerden muur. Zy heeft verfcheide torens, en een fraeie groote Mad'Zjid ofte Kerk , overdekt met een blaeuw verglaefde koepel. Bui- ten vint men ook een tamelyk fraeie be- graefplaets. Daer is ook veel geboomte even als een bofch, waer aen wy nu om 't faizoen geen aengenaemheit zien kon- den. Ik bragt aenkomende van de Zuit- De ftadt zyde een gezicht daer van op het papier, afgete- gelyk hier neVens vertoont wort. ent' |
||||||||||||||||
wy voort door de zelve vlakte, en reden
over een brug leggende over eenen wa- terloop, die door het lant vloeit. Toen trokken wy nogh door verfcheide water- loopingen, in welker eene door onvoor- zichtigheit van 't volk twee laftbeeften vielen, waer van een het myne was.Men kreeg ze egter daer weder uit, zonder dat ze heel nat waren. Een uur voor den middagh reden wy door een fterk ftroo- mende rivier, waer in de paerdentotden buik door 't water gingen, dogh raekten alle gelukkigh over; uitgezeit een der Armenifche dienaers, die van zyn paert, voor een gedeelte met goet beladen, af- tuimelde, toen hy de rivier byna door- waed had. Wy verheugden ons, dat wy dezen zwaren doortogt zoo wel had- den afgelegt. Want onze paerden wa- ren flecht, en daerom in gevaer van val- len, zoodat ik zelf myn laftbeeft by den toom leidde, vreezende dat myn goedt, 2,00 het omviel, nat mogt worden, hoe- |
||||||||||||||||
Voor dezen is het een brave ftadt ge weeft,
dog nu is zy geheel vervallen, hoedanig het met veel fteden in Per Ge geftelt is. Ver- fcheide karwanferaes zyn'er, tamelyk be- quaem om menfehen en beeften te her- bergen. Hier wort ook tol voor de goe- deren betaelt, te weten ontrent twaelf fluivcrs voor elk laftbeeft. |
||||||||||||||||
Uit den Tolmeefter, die onlangs by
den Koningh was geweeft, verftonden wy dat de byzit van den Gezant Fabrc , waer van wy nu al meer dan eens gefpro- ken hebben, daer aengekomen , en Ma- hometaenfeh geworden was. Hy had haer zelf gezien, en wift te zeggen dac zy een litteken by haer een oog had. Hy voeg-
|
||||||||||||||||
#
|
||||||||||||||||
REIZ
|
425»
volgenden dagh begaven wy ons weder in
dezelve vlakte, waer in veele dorpen err tuinen leggen. Dezen nagt was'er veel regen gevallen, zoodat de wegen vol wa- ter lagen. Wy moften ook vafcheide kleene rivieren doortrekken , hebbende het hoogh gebergte met fneeu bedekt voor ons. Ten elf uren waren we drie mylen voortgetogen, en quamen in de karwan- fera-aen het dorp Abbefabath. Met den dagh trokken wy nog door de zelve vlak- te met harden wint en koude, zoo dat 'er veel ys in 't water was. De dorpen en tuinen in deze valleien met de rondom- leggende hooge fneeubergen geven geen onaengenaem gezicht aen het oogh, by- zonder in goet weder. Ten elf uren door- |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voegde hier by dat de fpraek ging, dat
ze van den Koning van Vrankryk tot een gefchenk aen den Koning van Perfie ge- zonden was. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Geor-
giaens Chriften |
Hier verftonden wy dat de wegen zeer
onveilig waren, en zelf binnen onze kar- |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
-.......·· wanfera een Georgiaens Chriften was,
berooft. ^ien 0p jen wegh vyf mylen van hier door
de rovers al zyn goedt was afgenomen. Hec waren , zeide hy, tien of twaelf mannen te paert, en twee te voet, alle met fchietgeweer verzien. Hy haddezy- ne karavane laten voorttrekken, en zich te flapen gelegt , hebbende ontrent ze- ventigh gulden aen gek by zich gehadt. Ik en de twee Armeniers geraekt van me- dedogen gaven hem zoo veel, dat hy de |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
reis verder naer Kasjan konde voortzet- waedden wy een breede fterk loopende ri
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ten. Wy namen hier twee perfonen te
■ paerde met eenen brief van den Bevelheb-
ber, dewyl hier geen foldaten waren, op
dat wy in het naeft gelegen dorp vyf of zes perfonen mogten hebben met fchiet- geweer gewapent tot onze veilige hoede. Wy bleven hier, om de beeften te doen uitruilen, tot den veertienden dermaent, wanneer wy met het begin van den dage- raet voortgingen. Ten tien uren kregen wy het einde der vlakte en het begin van 't gebergte, het welk in een uur overge- reden zynde quamen wy in een andere vlakte, en ten twee uren na den middagh |
...wwwi LUL Ulll LUUK lil 't
water doorgingen. Wy raekten geluk-
kig over, en reden voorts door veel wa- ter, dat op het lant lagh , ook over ver- fcheide fteene bruggen, en eenen langen fteenen ftraetwegh. Wy ontmoetten ee- nige Karavanen met Kamelen, en reden kort aen den middagh weder door eea groote rivier, vallende een der Armeni- fehe knegten met zyn laftbeeft om verre. Dogh hy weit haeftigh geholpen. Hier waren wy dicht by een groote karwanfe- ra, en reden vervolgens voor "een groot gedeelte over eenen fteenen ftraetwegh , waer nevens aen beide de zyden een wa- |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
aen
|
ç ^ F,aCL5 õ«» genaemt, beltaende
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
cenige tu.nen en karwanferaes.Detweeinnen, die wy met ons genomen had-
|
...... .·..,., itaviiuc net raeeite janc
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ma
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
den, waren op ons bevel voor uitgegaen,
die op ons aennaderen vyf perfonen, met roers en fabels gewapent, met zich brag- ten. Met dit gevolg trokken wy zonder vertoeven voort, komende hier ook by ons een karavane met Kamelen. Ten vyf uren leiden wy het neder binnen de karwanfera Goskaroe, agt mylen van de plaets daer wy laetft van afgetrokken wa- ren. Des anderen daegs ten zes uren trokken wy weder voort, en quamen ten tien uren in 't gebergte, daer wy veel wa- ter vonden van de fneeu, die ten deele gefmolten was. Op den middagh waren wy de gevaerlykfte plaetfcn, daer de roo- vers zich onthouden, doorgeraekt. Hier op gaven wy het krygsvolk, dat wy met ons genomen hadden , affcheit. Twee uren na den middagh reden wy voorby de karwanfera Hoskaroet^ een groot gebou waer in de roovers zich by wylen ont- houden, enzoo'er weinigh menfehen in zyn, die overvallen. Ik reed'er alleen gins en weder in , en vont het huis wilt en woeft, en vol vertrekken, die ten deele vervallen waren. Ten vier uren quamen wy met eenen zeer harden wint |
onder water, behalven nader aen de ftadt
Kasbiti, daer het hoogcr en drooger is. Wy hadden dezen dagh eenen wegh van agt groote uren af te doen , en de Zon was al drie uren onder geweeft, toen wy hem afgelegt hadden: zoodat ons het licht der mane, die toen helder fcheen, wel te paflè quam. Aen de ftadt gekomen zynde reden wy nogh wel een half uur door dezelve, eer wy binnen de karwan- fera geraek ten j zoo dat wy veertien uren over deze dagreis bezigh geweeft wa- ren. Des morgens quam my de tolk van
den meergemelden Gezant den Heer Mi- Komft te chel verwellekomen, dewyl het gerucht Kasbin. zich verfpreit had dat een Frank of Euro- peer in deze ftadt, daer zich de Gezant eenige weken hadt opgehouden, geko- men was. Ik gingh hem na den middag begroeten, om den plicht van beleeftheit te voldoen. Hy ontfïng my zeer minne- lyk, als zynde een man van groote be- leeftheit. Hy was nogh jongh van ja- ren, en echter van zynen Koningh aen vier andere hoven gebruikt geweeft , en had den oorlog in Polen bygewoont. Wy leven een wyle tydts met groot genoe- |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
b
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
J É. Ã Kanv,anlera tothetdorp
Alla-fangh, dat in veele tuinen beftaet,
|
gen by elkander. Hy ontdekte my hec
misnoegen dat hv harlr «»*a :- |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zynde nu zes mylen voortgetogen. Den] zyn, daer hy zcL flegt omhaelt wiert\
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hhh
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5 wor-
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
|||||||||||
43°
|
|||||||||||
/
|
|||||||||||
in wy geherbergt waren, ftonden in 't mid-
den vier zenaerboomen by een loopent ka- nacl. Hier onthouden zich de Armeniers, hebbende boven op den eenen hoek hun;^ kapelletje om dicrift te doen , dat by zon-ƒ der kleên is: zoodat men het van buiten eer voor een Duiven- of Hoenderhok zou aenzien , dan voor eene Kerk. Hier in komen ook hunne vrouwen van buiten over de karwanfera. Men vint'er ook eenige arme Jooden. Ontrent den avont hoorden wy de fpeelluiden op de Nagroe- choue, of het Trommelhuis, die een luftigh geluit verwekten. Op den zz der maent trokken Wy des
morgens weder voort, en vonden in de- ze vlakte veele dorpen. Kort aen den mid- dagh quamen wy in 't gebergte , en ten drie uren aerAet dorp Kriskin , daer wy bleven , nadat wy vyf uren gereift had- den. Des anderen daegs gingen wy we- der voort, trekkende door veel water, dewyl ,de fneeu nu meeft gefmolten was, Wy befpeurden verfcheide dorpen in de vlakte. Ten drie uren floegenwe ons ne- der binnen een flegte karwanfera in het dorp Corondara, gelegen zes mylen van de plaets, daer wy geruit hadden. Des ati-, deren daegs zaten wy vroegh weder op, en zagen het meefte lapt beploegt. Wy ontmoetten verfcheide karavanen. Ten vier uren trokken wy voorby de ftadt Sultanie, een goet uur van ons afgelegen, komende een uur daerna in de karwanfera Kara-bodag , gelegen agt mylen van onze laetfte ruftplaets. In deze vlakte vingh · myn jagthont een zeker diertje , dat hy nogh levende aenbragt. Ik fteegh van het paert , nam het hem af, en met my. Kort hier aen bragt hy 'er my nogh een. Op de ruftplaets gekomen nam ik het in- gewant daer uit, en zette ze den volgen- den dagh op om ze te bewaren. Zy fchy- nen een foort te zyn van lantratten. Men vertelde my dat ze het lyf hielden by aeiv de , en graen , als het gezaeit wort. In deze lantftreek zynze bekent onder den naem van Zits-jati. Zy zyn zoo groot als een Wezel of Inkhoorn, maer korter van haer en ftaert. Van gedaente en koleur zweemen ze naer een jong Konyn. Maer de kop is korter. De twee onderfte tan- den zyn wel de helft langer dan de bo- venfte. Aen de voorfte pooten, die wat korter dan de agterfte zyn, hebbenze vier klaeutjes, met een kleener, en aen de agterfte vyf, hebbende degelykeniflèvan een hant eens aeps. Dewyl ik deze die-' ren nok gezien had , tekende ik ze af, gelyk gy hier nevens ziet. Des anderen daegs ten drie uren na den Komft te
middagh quamen wy binnen de ftadt Ztn~ ZinSan· gat!, daer wy de karwanfera zoo flordigh en vuil vonden, dat wy aen het ander ein- de der ftadt ons in eene ftalling begaven, die
|
|||||||||||
wordende voorgegeven dat hy niet als een
Gezant van den Koning zynen meefter aen dit Hof gezonden was. In tegendeel toonde hy dat hy de eerfte was, die door de kroon van Vrankryk in dit.Ryk ge- zonden was. Hier van, zeide hy, moften zyne brieven en aenzienlyke gefchenken, bewys genoeg zyn, als zynde klare bly- ken van de waerdigheit, waer mede hy vereert was, Met een vertoonde hy my de brieven en gefchenken, en daer byeen brief van het boven genoemde wyf bin- nen Parys aen Fabre gefchreven : waer in zy verzoekt met hem de reize te mogen doen , om zyn linnen te waiTchén , en op andere nootlykheden te paflèn. Zy had op deze reize zich zeer fchandelyk gedra- gen. Evenwel was zy ten hove by den Koningh gebragt. Want men had haer aen hem niet willen overgeven , die laft: had om haer geboeit naer Vrankryk te iug te zenden , of naer eifch der zaken zelf te ftraffen. Dus was het hier met hem geftelt, en men wilde hem niet toe- laten zich naer den Koning te begeven. Hy nam evenwel een opzet van in weer- wil van hun, die 't hem beletten wilden, derwaert te gaen , en vertrok vervolgens by nacht in ftilte van hier, latende alleen twee of drie perfonen van zyn gezin in zyn herbeigh. De fpraek ging dat hem twintigh mannen te paert nagezonden wa- ren , om hem hier te doen blyven. Maer hy deswegen niet bekommert had een ge- volg van ontrent tagtentig menfehen by zich , en wel zoo veel geweer, dat hy een gelyk getal daer mede kon wapenen. Wy vonden ons gedwongen drie dagen hier te blyven, omdat onze paerden te flecht waren tot het doen van de verdere reize. Wy verkogten'er daneenige, en namen andere in de plaets. Gelegen- Wat deze ftadt aengact, zy is gelegen heit der jn j^j. Noorderdeel des hntfehaps siyrack, ten N. Weftcn der ftadt S^ahan , in de vlakte , wel een uur van het gebergte ten Noorden af. Zy is zeer groot, vol tui- nen, ook Zenaer- en andere boomen.Het voornaemfte is hier de Jumma Mat-zjit, of Zondagkerk , die met een fraei blaeu verglaesde groote koepel overdekt is, heb- bende twee zulke torens. Zy heeft een groot voorpoortael even als wy de kerken van Spahan verbeelt hebben. Behalven deze zyn 'er nogh twee of drie andere van aenzien , de overige zyn maer gemeen. Voorts is 'er een groot koningshuis. De Chjaer-baeg is klecn, en wederzyts met zenaerboomen en andere bezet. DeMey- doen of het marktvelt is tamelyk groot, dogh niet aenzienlyk. Hier wort alles te koop gebragt. De winkelplaetfen zyn zeer gering. De meefte huizen vallen ook Hecht , en zyn al veel vervallen , gelyk de karwanfcraes. Inde karwanfera, tvaer |
|||||||||||
REIZEN.
|
||||||||||
431
|
||||||||||
SXB&TJE ZlTS-TAN.
|
||||||||||
hokken kropen, die zy nogh naeulyx
voor gek konden bekomen. Des anderen daegs togen wy weder
voort , en quamen ten tien uren in 't ge- bergte , geftadigh opwaert gaendc. Wy ontmoetten verfcheide diepten tuiTchen het gebergte, daer het water zynen loop heeft, ziende nu en dan een plaetsje zich opdoen. Ten drie uren namen wy ons verblyf in het dorp $erg-Abeth, zynde vier mylen Het dorp gevordert. Deze plaets was al zoo Hecht ^erpA". als de vorige, dat ons qualyk quam, de- et ' wyl wy meeft ten Noorden aengegaen waren met harden wint en groote koude. Wy kregen evenwel nogh een tamelyk goede verblyfplacts in een byzonderhuis, daerwe tot den volgenden dagh bleven. Toen gingen wy voort met den zelven harden wint, en regen daer onder. Na het trekken door eenige dorpjes namen wy ons verblyf in een fleehte karwanfera aen het dorp Agkant, hebbende maer vier mylen gevordert, dewyl wy meeft zach- ten gront, en op veeie plaetfen water ge- hadt hadden, ook hooge bergen over ge- reden waren. Des avonts voelde ik eeni- ge koorts, veroirzaekt door de koudeen den regen. Ik nam heeten wyn met iui- ker
|
||||||||||
die aen elk einde een verheve plaets hadt.
Hier beholpen wy ons in twee partyen, en bleven 'er den volgenden dagh om het koude weder dat hagel en harden wint ver- oirzaekte. Deze plaets is flegt, en niets aenmerkefyx is 'er in, Den volgenden dagh begaven wy ons vroegh weder op Wegh door heuvelagtige vlakten, leggen- de het gebergte wederzyts verder van ons af. Wy gingen veel door water, ook door eenen fterk loopenden vloet , tot tweemael toe, vallende de laetfte maeleen paert met Koffiboonen geladen om verre. Op de ruftplaets ftortte men , dewyl het fchoon weder was, de boonen uit, en droogdeze. Op den middagh namenwe ons verblyf in het dorp Mahnl, ontrent vier mylen voortgekomen zynde. Des avonts begon het æ of 3 uren langh hart te regenen, en te waejen, dat des nachts bleef duren, dat groote koude verwekte, en ons in het huis hielt, daerwe ons had- den nedergeflagen. Hoewel ik van het hooft tot de voeten in het bontftak, had ik evenwel werx genoegh om my met twee dubbele dekens warm te houden. Ik deet daerenboven te vooren eengroot vier, aenfteken , terwyl anderen in kleene |
||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
||||||||||
43 >
|
||||||||||
dc "dat de tol al betaclt was. Zy zeiden
dat ze nergens van wiften , en dat de tol aen hun moft betaelt worden , zoo dat de Armeniers, w ildenze ontflagen .zy.n, nogh agt of tien mamoedjes aen hun geven moilen. Van deze moejelykhejt verlofl redenwe nevens een kleen kk of ftilftaen- de water j zynde hier fchoonlant en meeifc beploegt, óok bezet met gras, wilde fpinage , en menigte van witte bloemen, die elk zes lange fmalle blaetjes hadden, waer van 'er zommige drie aen een waren, dogh zonder reuk. Ook veel kleeneblaeu- we Hyacinthen. Dit gaf eenaengename vertooning, dewyl men daer weinighvan verneemt in. deze dorre landen. Ten vyf uren quamen wy m eenë kkene karwan- ièra irthet dorp Koere-ien, zes mylen ge- legen van de.gemelde ruftplaets;/ Hier vond ik my Weder zeer onpaflèlyls.. De 1 Armeniers begaven zich des morgens naer de.ftadt: maerjkruftte met eenige knecht ten by myngaedtwat uit, eg bleef tot den volgenden dagh. Toen trokken wy srnede van daer, 'en quamen ;tén drie uren na den middagh binnen derftadtardevil, K0mft tg nadat wy yyfiïnylen haddëri afgelegt. In Ardevil, dezen nagt ftorfde Georgiaen, die met ons «*- van Spahan ^èVift was. Men bevont toen buiten yders vermoeden dat hy Ma*; hometaenfeh en befneden was. Twee der Armeniers ziejtelyk zynde werden beter. In de volgende dagen ging betΓ treuren £°?b^ef
over Huflêin weder aen, waer van wy Huflêin. voordezen gefproken hebben. Nu was het weder geweldigh ongeftadigh , win- digh , kout, en fomtyts regenende , en op den negenden der maent viel'er zulk een meenigte van fneeu , dat de ftratenen huizen in korten tydt daer heel van bedekt waren. Des ftookte ik gedurigh vier in myn vertrek, te meer dewyl ik nogh on- paflèlyk was. Wy waren genootzaekt hier te vertoeven , om ons te voegen by een groote karavane, die voor ons van Spahan afgereift, en nu hier aengekomen was : om des te zekerder door het Mo- ganfe lant, daer het om de rovers heel onveiligh is, te kunnen reizen. Vcele Armeniers trokken van hier naer de ftadt Gilan , om van daer de Kafpifche zee over te fteken naer Aftrakan. Een van hun gaf ik geit om voor my daer ter plaetie eenige itukjes zyde ftoffen te koopen, die daer zeer fraei gemaekt worden. Die ftadt wort van hier gerekent ontrent zes dag- reizen te leggen. In deze ftadt Ardevil wort maer een flegter foort gemaekt van half zyde en half katoen , maer vry goet naer den prys , dien men 'er voor- geeft. |
||||||||||
kcr en kruit , en begaf my ter ruftc, dat
ik ook den volgenden dagh hervatte, de- wyl wy hier , om de paerden te doen ruften f tot den laetften der maent bleven.. Toen trokken w.y weder voort in den iel- ven wint over hoogh gebergte , en door veel water. Na den middagh ten twee uren quamen wy in't hoogh gebergte van Taurus , by de inwoners Cafelufan ge- naemt. Hier van is boven gefproken, en het gezigt der brug nevens de rivier Kurf vertoont. Wy trokken over deze brugh, en nogh een groote ftreek verder door een ander vlietend water , Kurpu-koebaey ge- naemt. Vervolgens wat hooger in het gebergte gekomen zynde leiden wy het ten vyf uren na middagb daer neder , nu weder vier mylen genadere zynde. Hier gebruikte, ik Voor de eerfte mael federt twee dagen wat fpyze. Pp den eerften dagh van April trokken
wy den anderen bergh op , daer wy veel gfaVèh vonden der verftorvenen van de by- gelege dorpen tuffchen de bergen leggen- de, ert daepm onzichtbaèK Hier: ow- trent vint #en eenige ftulckên beptoegt * lant. , Wiypwareii gedwongen hier eenige uren. të,!biyven , dewyl de gelade beeften niet verder voort konden, zynde dezen morgen al een der zelve op den wegh ge- bleven , omdat het, fchoon ledigh, niet voort. Xe.....krygen was,. ..Yerfcheide reini- gers, en een brave karavane, die wel van geweer verzien was, ontmoetten wy hier. Nu waren wy vier mylen voortgeraekt, en bleven een uur na den middagh in het dorp Paggesjtek. Het volk met delaft- beeften had zich in het gebergte nederge- flagen, kunnende door vermoeitheit niet verder voortkomen. Den volgenden dagh quamen zy't gebergte af voor by ons, zynde des nagts nogh een hunner paerden geftorven. Ontrent den middagh zaten wy mede weder op in fchoon weder, ge- lyk den vorigen dagh. Ten twee uren quamen wy aen het dorp Ries, daer zy zich nevens de huizen nedergelegt had- den. Wy bleven daer ook tot den vol- genden dagh , wanneer wy weder voort reifden over op- en nedergaende bergen, en diepe klooven , daer het water door- vloeit. Voor den middagh hadden wy drie of vier dorpjes in het gezicht. Uit een derzelve quamen eenige luiden te voet op den wegh , die ons den tol afvorder- den , waer mede wy veel hafpeling had- den. Evenwel moftmen hen met eenige Mamoedjes te vrede ftellen. Kort daer aen quamen 'er drie of vier anderen te paer- de , gewapent met lanfen , die het zelve begeerden, niet tegenftaendemenhun zei- |
||||||||||
LXXI.
|
||||||||||
REIZEN.
|
|||||||||||
43 ß
|
|||||||||||
LXXI. Ç o o f ô s ô õ ê.
Vertrek van Ardevil. Onhdlykheh der Tollenaren. Ongeluk*
kigh geval van eenen Perfiaen. De rivieren Kur en Aras. Komfl tot Samachi. Moetwil der Per/tanen, Vruchtbare lantflreek. |
|||||||||||
volk van alle de hier leggende dorpen isNeftvaa
bekent voor groote dieven : waerom wy Dieven* des nagts goede wacht hielden. Den volgenden dagh reden wy door de fterk loopende rivier Balbaroe, en een groote ftreek langs de zelve. Toen moften wy'er 'ten tweeden maele door, daer ze evenwel veel fmaller was. Wy lieten ze toen ter regter zyde leggen. Hier vod- den wy in 't rond meenigte van tenten en vee. Ook had zich een karavane van Sa* machi naer Spahan willende hier neder- geflagen, waer by wy ons voegden , na dat wy nu twee mylen voortgeraekt wa- ren. Wy lieten de beeften hier in hec velt loopen om gras te eten , daer die lant geheel mede bezet is, dat luftigh om te zien was, dewyl het in de ftreken van Perfie niet veel voorkomt. Men zagh het alom bezet met kleene geele, witte, en paerfe bloerntjes. Den vol- genden dagli zynde zondagh hielden de Armeniers hier hun Paefchfeeit. met een fchoonjong lam, daer toe met voordagc gekogt. Den volgenden dag gingen wy weder op wegh, en de karavane vertrok ook voort naer Spahan in gewenfcht we- der. Wy reden geftadigh door de groe- ne vallei, maer vonden flecht water , toe/) wy drie mylen verder waren. Den volgenden dagh had een der Per- Ongeval
fiaeniêhe Koopluiden het ongeluk van met vaneen zyn paert te vallen, waer door de ribben Pcrfi" in zyn lyf gebroken werden. Hy was ^™ aenftonts buiten veritant en fpraek. Een man. van 't gezelfchap nam hem in de armen op zyn paert, om hem te voeren tot de naefte ruftplaets, waer mede nogh twee uren heen liepen, wanneer we drie my- len gevordert waren, zonder dat we dien dagh menfehen of beeften zagen, of ee- nige eetwaren konden bekomen. Men zogt middlerwylen den gequetften , zoo veel mogelyk was, te helpen , dat in- zonderheit gefchieden moft met de mu- my, waer van wy hier voor gefproken hebben, en waer van ik alleen maer ver- zien was. Men gaf hem hier van zoo veel als noodigh was met veriche boter gemengt in. Maer men kon genoegh zien dat 'er niet veel werking van komen, en hy het niet langh maken zou. Hy lii ilorf" |
|||||||||||
WY vertrokken van hier op den
zeventienden dei- maent naer het dorp Mierafiraef) daer wy in de woning des meefters der Karavane won- der wel geherbergt werden. Den vol- genden dagh, hoewel het weder niet be- ter was, en nogh al geftadigh fneeu viel, trokken wy twee mylen verder tot aen het dorp Sabbai-daer, Hier vonden wy een groote Karavane op den wegh , die flikkerigh en vol water was. De huis- veftirigh was hier byzonder flecht, de- wyl de rook van het vier zynen weg nam door de deur, en wy door de mecnigvul- dige fneeu genootzaekt waren binnen te blyven. Maer op den negentienden zaten wy weder op, en reden over een groote fteene brug, leggende over de rivier Ka- rafae·) die eenen Herken loop heeft. Hier quamen de Tollenaers alle de Jaftbeeften tellen, moetende voor yder vier mamocd- jes betaelt worden, en voor elk paert,dat bereden wort, een. Ik had reeds voor het uitryden aen de poort der iladt drie mamoedjes voor het myne betaelt, en binnen de karwaniera twee voor myn goedt. Men berichtte my dat het gek , dat aen deze brug betaelt wort, hun niet toe komt, maer dat ze den luiden zoo veel als ze krygen kunnen afperflèn. Wy trokken nogh voorby eenige plaetsjes, en leiden ons toen neder in het velt by het dorp Koroet-Sjaey, drie mylen gevordert zynde. Des morgens voor den dagh gin- gen wy in fneeu en duifter weder voort, en bleven na drie mylen reizensinhetvek. Des anderen daegs trokken wy in beter weder over heuvelagtigh gebergte , en bleven na drie uren weder in 't velt by het dorp Barfand} vier mylen van de laetfte ruftplaets af. Deze lantflreek hoort niet onder Ardevil, nochte onder het Mogan- fche gebiet, maer op zich zelve, Daer- om moeten hier voor elk laftbeeft drie Mamoedjes aen tol betaelt worden. On- ze wegh was meelt N. Oofl aen. Den volgenden dagh reisden we om het flegte weder maer twee mylen voort, flaende ons neder by een loopend water , daer ons alles te koop gebragt wert uit het by- gclcgen dorp Baesje-Zaboran. Hier neemt het lant Mogan ayncn aenvangh. Het |
|||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
||||||||||||||
434
|
||||||||||||||
ken, ten zy ze begeren dat men hun met
fteenen naer 't hooft werpe. Om dit ge- vaer te myden hielt ik my in huis, daer ik zelf naeulyx veiligh was, dewyl'er et- telyke malen met fteenen tegen gegooit wert. Al dit quaet, zeg ik, ontftaet uit \ de handeling des Stadtvoogts, die geen verftant hebbende tot het oeffenen van zulk een bewint niemant, die beledigt is, recht doet, en daerom niet meer dan een kint geacht wort : daer in tegendeel de laetft overlede Gouverneur, toen ik daer door trok , met alle ontzagh gevreeft wiert, als zynde een man die misdadigen naer hunne verdienden met de doot ftraf- te. Veel doet hier ook toe,dat dekrygs- knechten hunne foldye niet op den be- hoorlyken tydt ontfangen, hier door aen- gezet om tot moetwilligheden uitte fpat- ten. Dit worden zelfs de Moskoviters , die hier zyn, gewaer, wordende niet ge- handelt, zoo als behoorlyk was. Hier door is wel gebeurt dat iemant van dit volk hun voor oogen ftelde, hoe na hun de Czaer was, en hoe licht hy eens in hun lant zou kunnen vallen. Maer zy gaven tot antwoort, dat zy zulx wel mogten lyden, en geloofden beter onder de rege- ringe van dien vorft te zullen zyn, dan onder het beftier van Perfie, dewyl zy wel afnamen dat de inwoners van Mos- kovie en Ruflant beter dan zy wierden gehandelt. Zy wilden dan , zeiden ze , als de Ruilen* quamen, hun geweer niec eens opnemen , maer hun zonder toeven de ftadt in handen geven. Ja zy baden Mahometh hunnen Profeet, dat dit maer eens gefchieden mogt. My deze wanor- de hier gepleegt, en den fiaet der ilordi- ge regeringe overdenkende, dunkt zeker dat eene kans te wagen op deze lantftreek voor zyne Czaerfe Majefteit der moeite wel waerdigh zyn zou. Want het ge- weft is niet van de geringfte in Perfie , dewyl de voornaemfte inkomften aen de- zen kant vallen , die door de rivier Aras van de andere lantftreken afgefcheiden is. Zeker de merkelyke inkomften van zyde van Gilan, van katoen, van Safraen, en wat des meer is, zyn genoegh bekent. Wyders geeft dit lant fchoone Wynen , witte en roode, waer van de eerfte wel fterk, maer, als hy met water gemengt wort, zeer goedt is. Vruchten heeft men'er ook van alle foorten, fchoone ap- vrucht- pels, peren , kaftanjes, en diergelyke bare lam- meer. Inzonderheit is dit geweft , daer ft«ek· het zich uitftrekt naer den kant der Geor- gianen, byzonder fchoon en vruchtbaer. Maer geen volk is'er om het te bebou- wen. Overvloedt is'er ook van paerden, en dieren, die tot de levensmiddelen be- hooren, ofien , fchapen , en wilt gevo- gelte by mecnigte. Voorts veel rys en ikoorn,cn dacrom ook fchoon broot. Hier by
|
||||||||||||||
ftorf ook des nagts. Toen voerden ze
hem weder te rugh naer Ardevil om hem daer te begraven. Als wy den ty der maent twee mylen
voortgetogen waren, bleven wy weder in 't velt. Het was fchoon weder, waer door wy het. gezicht genoten der bergen van Schirwan. Des morgens vroegh gin- gen wy weder voort, en quamen ten agt uren aen de rivieren Km en Aras. Wy leiden ons neder ter plaetfe, daer deze ftroomen zich met elkander vereenigen. Ik vond het hier heel anders geftelt dan voor dezen. Want te voren was deze placts met hoogh riet bezet, en nu was alles effen en vlak. Den ganfehendagh bragten wy door met al het goedt over te voeren even als voor.dezen, waer toe het fchoon weder ons zeer dienftig was. Den 19 vervolgden wy onzen wegh een goedt lluk langs de rivier ten Noorden, en daer na met eenige kromte naer 't Oof- ten. De lantftreek was hier , als ik van de andere zyde gezegt heb. Wy floegen ons voor den avont in het velt neder zon- der water te vinden. Des morgens den laetften der maent togen wy weder voort, en vonden nu in het hoog gebergte ko- mende goet water, dat onder den gront doorvloeit, zoo dat men het als uit den mont der rotfe ontfangt. Een uur voor den ondergangh der Zon quamen wy bin- Komft te nen Samachi. Hier begroette ik een Ruf- Samachi. fifch heer, genaemt Bories Fedowits, dien ik voor dezen te Aflrakan^ daer hy kolo- nel was, gekent had, en die nu in deze ftadt lagh als Conful zyner Czaerfe Ma- jefteit. Hy ontfing my met veel beleeft- heit, en ik had zyn gunft van doen, dc- wyl ik gaerne met hem myne reize wilde voortzetten, dewyl hy naer Fkfawa'ey en Aflrakan te reizen had. Op zekeren avont gebeurde hier dat
Moedtwil eenige Perfianen grooten moet wil bedre- eeniger ven binnen de woninge der Vaderen Je- Perfianen. f-ujten ? vallende in hun kloofter , om hen van kant te helpen. Maer 't alle ge- luk quam een der Jefuiten , die te gelyk een arts en by hen wel bekent was, t'huis. Dees bragt met goede woorden zoo veel te weegh, dat zy zich naer huis begaven. Echter quamen zy ten tweedenmale acn- zetten, dogh zonder verder vervolgh. Dusdanige dartelheden gefchie.den hier |
||||||||||||||
Slappc
tucht. |
nu dagelyx: waer van alleen oirzaek is
de tegenwoordige Gouverneur, een man |
|||||||||||||
overgegeven aen de welluften, die zich
met zyne aenhangers in den drank te buiten gaet, latende verluiden dat de Ko- ning vryheit verleent heeft van wyn te mogen drinken. Zoodat het gemcene volk zich ook tot deze onmatigheit over- geeft , en hier door zoo veelc quade ltukken aenregt, dat voor de vremdelin- gen niet mogelyk is de ftraten te gebrui- |
||||||||||||||
R E I Ζ Ε Ni
|
|||||||||||||||||||||
43J
|
|||||||||||||||||||||
by is'er een fchoone haven voor de fche-
pen tot de ftadt Baggtu Die hier dan het opperbewiïïthebben , zyri genoegh in ftaet om zich 'm weinige jaren te verry- ken. Het zoude myns oordeels een fchoo- ne parel aen de kroon zyner Czaerfe Ma- jefteit zyn,en niemant beter paflên in het 'bezit hier van te zyn, dewyl deze Vorft hier naeft. aen grenzende de befte gele- genheit daer toe heeft, en zyne onderda- nen, als hier handel dryvende, den ftaet des lants kennen, dat, zoo ik my niet be- driege, met een kleine macht van volks in te nemen en te behouden was, als men maer eenige fterkten opwierp tot veiligheit |
|||||||||||||||||||||
des bezitters.
Nu bereidde ik alles tot de verdere rei-
ie om- met den Conful, die-«iy .anya-ver--.. zoek toegeftaen had, te vertrekken. My- ne brieven, die ik naer Spahan te zenden had, gaf ik aen den Jefuit, van wïen ik even gefproken heb, over. Want deze Vader toonde my veel bewys van beleeft- heit, en quam my dagelyx uit vrientichap bezoeken. Hierom beklaegde ik hem en zyne medegenoten te meer. Want deze luiden zeker leven hier in zeer groote on- veiligheidt, altydt in vreeze dat door de ongebondenheit van 't graeu hun eenigH ongeluk wedervaren zal. |
|||||||||||||||||||||
LXXII. Hooft stuk.
Vertrek van Samachi, Komfi tot Ntefawaey* Vertrek van
N'tefawaey, en komfi tot Jifirakan. |
|||||||||||||||||||||
/delaegte ook veel water, daer we telkens
j moften doorrydèn. De Rufleu hadden zonder de laftbe'cftén eenen anderen wegh 'genomen. Tdn zeven lireri-ïcfegen wy tuflchen de zantheuvels het gezicht der genoemde zee. Wy hielden de binnen- zyde dés lants tot by den avont, rydende toen de zeeftrant langs, dewyl wy eênin- ham daer Van, die in het lant loopt, door- I trekken moften. Hier vond ik meenigte vim toetfteenen in het zant, waer van ik 'er eenige met my nam. Ten tien urenKorrftë I quamen wy te Niefawaey aen. De Ruf- N'e^a- I fen hadden zich van de itrant af nederge- waé)r<· flagen, nevens welke ik ook myn plaets nam. Hier lagen zes Ruflifche vaertui- gen gereedt. Veele tenten ftonden 'er ook langs de ftrant, waer onder een ge- deelte van het goedt der Koopltiiden lag, en het overige onder dekkleedcn voor den regen bewaert wert. Op de plaets, daer wy ons verblyf hielden, was een houte huis, opgeftelt door de Ruflen , die hier overwinteren. Het overige beftont in tenten. Ik bragt 'er het gezicht van opGc2»'c!jÉ het papier, gelyk het zich op de volgende 8etefccnt·:' bladtzyde vertoont. Twee of drie dagen daer na braken de Ruflèn het geen ze hier ι opgeftelt hadden weder af Toen bega- ven wy ons naer den zeekant, die hier maer een vierde deel van een uur af was. Hier begon men de goederen in te fche-1 pen. Maer door het fterk waejen van den Ooften Avint ftoof het zant zoo ver- vaerlyk, dat men hier eenige dagen uir- ftel mede nemen molt, Van dit onge- mak, door het zant veroirzaekt, hebben wy boven in de befchryvinge dezer ge- Iii ï ■#·£ |
|||||||||||||||||||||
I
|
Κ verliet deze ftadt den 24 dezer
maent; tegens den avorjt,*:. nadat-de Óonfui Imet alle de RÜÖen:reeds vopr |
||||||||||||||||||||
Vertrek
vanS(a- uiaclii.
|
|||||||||||||||||||||
af gegaen was , en zich" nedergëflagëfl
hadt tuflchen de bergen, ter zyde van den gemeenen wegh af, een uur van de ftadt. De zon was pas onder, toen ik, my by hen voegde. Veele andere partyen van Armeniers en Indianen ont- hielden zich dicht aen den gemeenen weg. Wy trokken des anderen daegs vroegh voort, rydende ten negen uren nevenseen overblyffel van een vervallen gebouw,dat ik geloofde een grafplaets geweeft te zyn, dewyl'er veele fraeje, dogh verbrokezar- ken om ftonden, en eenige gemeenedaer ontrent lagen. Een weinigh van daer re- den wy door een rivier,en vericheide wa- terloopingen. Het gebergte is groen en aengenaem bezet met meenigte van klee- ne wilde bloemen en kruiden. Ons by eene der waterloopingen wat opgehouden hebbende reden wy eenige reizen tuflchen de bergen door de rivier.Ten agt uren floe- gen wy ons neder benevens een rivier, by een krepclbofch. Des anderen daegs be- gaven wy ons weder op wegh, rydende een groot ftuk iangs de rivier , van waer wy in bergen quamen, die meeft in bolch beftaen. Toen gingen wy weder door de rivier, en leiden ons ten zeven uren daer by neder. Hier vonden wy veele heef- ten en opgeflagene hutten. Des morgens onze reis voortzettende quamen wy na weinigh tydts in de vlakte der Kafpiiche zee, daer zich meenigte van dorpjes,ten- ten , en beeften in het groen vertoonde. Veel bczaeit lant was hier ook, dog om |
|||||||||||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
|||||||||
4J<*
|
|||||||||
fchip 8o. menfehen, en daer onder dertig
matrozen. De overige waren reizigers. Met den avont gingen we om de ftilte op anker leggen. Des morgens dreven we den ganfehen dag door de ftilte, en raek- ten met den avont voor de ftadt Derbent, gerekent vyf uren van Niefawaey, dogh zoo verre daer af in zee dat wy de ftadt niet konden bekennen. Des nagts hiel- den wy onzen koers ten Noorden aen, Met den morgenftont zagen wy geen lant meer. Na den middagh kregen wy dooi- den Noorder tegenwint het lant van Tirck in 't gezicht: waerom wy het ten anker leiden op dertigh vademen waters tot den veertienden der maent. Toen raekten wy met eenen Ooften wint onder zeil, maer des avonts door het omkeeren des zelven weder ten anker tot den 16 der maent, wanneer wy weder met een bra- ve koelte uit den Weilen voortzeilden tot den volgenden dagh. Toen dwongh ons de tegenwint weder te ankeren op 24 va- demen waters. Den 18 met den opgang der zon was de wint Ooft Noortooft, en het weder fchoon, zoodat wy weder voortzeilden. Ontrent den avont vonden wy tien vademen waters, des nagts ρ en 8, des morgens 7 en 6, en ontrent den middagh vier. Hier wert het water wit- ter , en zoo zout niet. By ons quam hier een vaertuigh van Aftrakan, den wil heb- bende naer Niefawaey . ten anker. De Con-
|
|||||||||
weilen gefprokcn. Deze goederen be-
ftonden meeft in zyde en rys. Terwyl wy hier dus draclden, tekende ik de ge- legenheit dezer iirant van de Z. Ooftzy- de, gelyk het getal van 140 aenwyft. Ik . voegde'er by de tenten en eenige opftel- ièls van hoogh riet, nevens de touwen , waer mede de vaertuigen op deftrantvaft gemaekt, en, ais het noodigh isa op het lant gewonden worden. Den agtften der maent Juny was al het
goedt ingcicheept. Het kleenite vaer- tuigh ook vertrok naer Aftrakan. Nu quam hier ontrent een ander van Tirck of Turku ten anker. Hier by zagen wy twee vaertuigen aenkomen van Aftrakan. On- trent den avont begaf ik my aen boort van het grootfte vaertuigh , waer mede de Conful met de Ruilen gezint was over te fchepen, nevens nogh drie of vier Arme- . r niers. Des morgens daer aen tekende ik waey'af- ^et gezicht van Niefawaey op de zee in getckent. het vaertuig leggende ten N. Ooften van de ftrant. Gy ziet deze afbeeldingh op No. 141. met het hoogh gebergte, dat altydt met fneeu bedekt is, daer achter. Op den middagh quam een der twee ge- melde vaertuigen van Aftrakan hier ten anker, en deed drie fchoten. Ten twee uren quam de Conful met het volk, dat hy by zich hadt, ook aen boort, wan- neer wy nevens de drie andere vaertuigen onder zeil gingen. Wy hadden op ons |
|||||||||
R E I 7
Conful deet door een feinfchoot het volk
daer van met de boot aen ons boort ko- men , en het hebbende hooien fpreken weder vertrekken. Ten vier uren ge- raekten wy zoodanigh in het zoet water, dat wy het dronken , en zeer aengenaem van fmaek bevonden, dat ons byzonder wel te paflè quam, dewyl het water, dat wy in hadden, reets begon te ftinken, en daerenboven fchaers te worden , zoo dat het fchrael voor yder wert uitgedeelt. Nu vonden wy voor den avont drie en een half vademen waters. Na hetondergaen der zon viel ons de wint tegen, zoodatwe het anker uitwierpen op tien palmen, gaen- de het vaertuigh 8 palmen diep. Door dezen tegenwint, waer naer het water dezer zee zynen loop neemt, gebeurde het dat wy fomtyts aen dengrontraekten. En dus bleven wy leggen tot den zi, gaende toen ten 3 uren na den middagh weder onder zeil met eenen O.N,Ooften wint. Met den avont liep de wint we- der om, en het wert ftil, zoodat wy op de ondiepten bleven leggen , hebbende des nagts en de twee of drie volgende da- gen eenen harden Noordelyken wint. De Conful zond onze roeifehuit naer het an- der vaertuig, dat ons op zee fteedts byge- bleven was, met orde om ze naer Aftra- kan te zenden , opdat wy, de wint niet gunftiger wordende , door andere vaer- tuigên zouden afgehaelt worden. Nu kre- gen wy den wint zeer hart uit den Weiten, en kort daer aen donder en regen. Hier hadden wy maer agt palmen waters. Op den zj ten drie uren na den mid-
dagh ontdekten wy drie vaertuigen , die wy voor rooffchepen aenzagen : zoo dat wy gereetichap maekten om ons te ver- weren. Wy hadden twee metale ftuk- Jcen , eenige byzonder groote vierroers, en ander geweer. Zy naderden vait, de- wylze fterk aenroeiden. Wy zonden een kogel naer het eene, waer ophetterftont wendde, dogh kort daer aen weder na- derde. Men fchoot nogh eens, en als „ men hun toeriep van waerze quamen, was t'antwoort, van Aftrakan. Hier door be- vonden wy dat het de barken waren, die wy zelfs ontboden hadden , waer op de vrees van ons hart ilreek , en de zorg in blyfehap veranderde , te meer omdat zy ons ververfching van bier en andere noot- lykheden toebragten. Onze vrees was evenwel niei heelongegrontgeweeft, de- wyl deroovers dikwyls hunnen buit op de- ze zee zoeken, eenftoutenmoedighvolk, dat van. alles wel verzien is. Het argfte van hun is dat zy zich niet tevreden hou- den met de goederen , maer ook meenig- mael de luiden , die ze op de vaertuigen Koovers. vinden> ombrengen. Deze rovers komen 'uit het gebergte , en zyn al meeft Sam- galcn , waer onder zich ook mengen |
||||||
\ .E N. 427
eenige rebellen, die van de Ruflên wech-
geloopen zyn. Op den 30 der maent ligtten wy met
eenen Z. Weilenwint het anker , en na- men den koers Zuidelyk aen , hebbende hier agt palmen waters. De wint ons weder tegenvallende nootzaekte ons op anker te blyven leggen. Hiervonden wy des nagts weder de oude plaeg van de muggen, waer tegen elk zyn muggenet Laftigs voor den dagh kreegh. muggen} Den tweeden July begaf ik my ten agt
uren van boort met een kleene bark , die ik alleen nam , om des te meer gemak te hebben , ten deele om niet langer te wag- ten naer den goeden wint, ten deele ook omdat alle de montkoft, hoe wel ik my ook verzien had , op was. Wy roeiden en zeilden met hulp des wints N. en N. ten Zuiden aen , hebbende 7, 6 , en f palmen waters. Een uur na den middagh kregen wy het lant N. N. Weft in 't ge- zicht. Eerit vertoonde zich een roifè lan- ge lage bergh , en twee zulke andere ver- der ten Weften. De vierde was nogh verder, zoodatze alle vry verre van een leggen. Deze zyn de vier Roode ^<?w»,R0ode die wy in onze heenreis genoemt hebben, bergen· Hier by doet zich een lager lant op , dat om dien kant der Kafpifche zee naer Per- fie itrekt. Als men binnen de golf of inham komt,
wort het goet, dat men by zich heeft, van het volk , dat op een bark daer on- trent legt, bezichtigt. Het lant hier om heen is geheel met biezen of hoogh riet bezet. Hier bleven wy een gedeelte van den nagt door itilte op anker. Den derden der maent ten agt uren qua-
men wy aen een Viflchery , daer ander- mael het goet bezichtigt wert : op den middagh nogh aen een tweede Viflchery, die voor het grootfte gedeelte in 't water ilondt, zoodat men weinigh lant kon be- treden. Evenwel deed ik daer myn mid- dagmael met een goede zoode. Ten vier uren quamen wy aen een derde Viflche- ry , en bleven des nagts door ftilte en har- den tegenftroom ten anker. Den 4 der maent gingenwe des morgens vroegh we- der voort, ziende overal het lant onder water , dat nu by uitnementheit hoogh was, waer door veele tenten der Tarta- ren ten deele in het water Honden. Dus _ „ . quamen wy allengs ten tien uren tot Aftra- Aftrakan,6 kan , daer ik aenftonts den Gouverneur der plaets , Knees Peter IwanitsGawans- ke, een braef en verftandigh heer, die over 20 jaren hier nogh eens Gouverneur Begr°e- geweeft is, ging begroeten, en myne£"«v£f brieven van voorfchryven vertoonen. Hyneurs. de brieven gelezen hebbende bewellekom- de my minnelyk met aenbodt van zynen dienft ontrent alles wat ik mogt van noo- den hebben , zoo langh als ik hiertebly- Iii 3 ven |
||||||
C O R Ν Ë L I S de BRUINS
|
|||||||||||||
43*
|
|||||||||||||
ven hadt. Ik antwoordde met dankzeg- \
ging dat ik vergenoegt was met zyne gunft, en alleen verzogt huisveftingh in een byzonder huis, daer ik meer gemak dan in de karwanfera mogt hebben. Hy gaf my hier op eenen tolk nevens eenen xyner dienaren mede, die met my de ftadt ingingen, en eenverblyfplaetstotmynge- noegen vonden. Den elfden quam ons vaertuigh voor de
iladt. De Gouverneur ftelde orde dat myn goedt, zonder bezichtigt te wor- den j in myn herberg gebragt wert. Ik vond hier in deze wederkomft nu geenen myner vorige goede vrienden. Want die waren in de beroerten, voorgevallen in Auguftusdesjaers 1705", door de oproerige ilrelfen of foldaten omgebragt, die den Gouverneur Timafe Ivanewits Urfotskie, ■en den Kolonel de Wigne in het zelve bederf brokten.8; Alleen drie of vier wa- ren tot hun geluk weinig dagen te voren naer Moskow vertrokken, namelyk de zoon des Gouverneurs met zyn Gemalin, de Gonful, van wien ik gefproken heb , de Kapitein Wagenaer , en zeker wont- heelcr, zynde alle andere Duitfen met vrouwen en kinderen, met alle die eenig- zins van hun afhingen , jammeilyk om- gebragt. Sedert heeft zyn Czaerfe Ma- jeileit krygsvolk naer Aftrakan gezonden, en hier door de ilrelfen altemael doen by den hals grypen, en voor 't meefte ge- deelte met de dootftraffen, en nevens hen veele , die hun aenhingen. De goede Godt zy gedankt, dat ik toen van daer gefcheiden , en reets in Perfie was. De Gemalin des Gouverneurs was nogh van de woedende meenigte verfchoont en in 't leven gehouden. Maer haer ongeluk- kig lot verzelde haer op de reize naer Moskow. Want op de rivier Wolga, quam het vaertuig , wacr op zy zich ge- fcheept hadt, te verbranden , waer door ze alles , wat ze had , verloor , en dus berooft te Moskow quam , daer ze niet lang daerna overleed. Schepen Op myn wederkomft vond ik hier veer- vcrwaei·- tien {makken by elkander in den gront leg- |
|||||||||||||
dezelve wyze.
Nu quamen hier dagelyx meer Hollan-
ders in dienft zyner Majefteit aen,endaer waren 'er nogh meer op wegh. Hier vcr- ftond ik met droef heit dat de Engelfche Edelman,, genaemt Maeynard, van wien ik in de befchryvinge myns verblyfs te Zjie-raes gefproken heb , in deze ftadt bïint, en zoo krepel geworden was, dat hy zich van krukken moft bedienen , en in dien ftaet de reize naer zyn vaderlant aengenomen hadt. Zeltzaem Terwyl ik in deze herberge was, ge- %e^gh.
beurde het dat de vrou van den huize, die £'"* haer kamer dicht over de myne hadt, van vrou. eenen zoon verlofte, zonder dat ik en myn gezelfchap daer het minfte van ge- merkt hadden. Alleen hadden wy vele vrouwen zien binnenkomen, die de dron- kenfehap uit den brandewyn quamen ha- len. Maer dat was meer gefchiet : zoo^ dat ik maer in die meening was , datze bezoek naer gewoonte hadt. Toen myn gezelfchap gefcheiden was, verftont ik wat 'er omgegaen was. Ondertuflchen quam de man, een fchryver in de Kanfe- lary , t'huis , dien ik befchonk met eeni- ge Periiaenfche vruchten, alsPiftatsjes, Dadels, en Amandelen ten behoeve der vrouwen. Den zei ven avont begonnen de vrouwen voor het bedt der kraemvrou helder op te zingen op een wyze, diemy dagt dat naer den geeftely ken kant helde.Ik nok iets diergelyx by vrouwen , die ia dezen ftaet waren, gehoort hebbende * vraegde mynen dienaer, die de Ruflifchc tacl verftont, waerom de vrouwen dus zongen. Hy antwoordde , omdat z.e dron·* ken zyn. Ik hervraegde of hy niet ver- ftont hoedanigh een gezangh het was: waerop hy my te kennen gaf dat het was op de geboorte van het kint. Des ande- ren daegs voor den avont t'huis komende vond ik de kraemvrou beneden in deope- ne lucht alleen zitten , hebbende het kin- deken voor zich in een wiegje hangen. Den tweeden dagh befchonk zy op de be- nedenplaets de vrouwen , dienende haer zelfden brandewyn voor , waer van zy ook haer deel nam. Ik had hier van wel veel hooren zeggen ,· maer noit iets der- gelyx gezien. By avontuur uitgaende vond ik hier op Vremde
de markt eenen vogel, by de Ruften ge- v0Se1· naemt Babbe , by ons Waterhaler, Voor- dezen had ik'er hier , daerna ook te Spa- han in Perfie , naer gezogt, maer dien niet kunnen vinden. Ik gaf hem verfchen vifch, maer hy wilde niets nuttigen, werpende het telkens weder van zich. Men kon hem niet wel met den hals overende aen het ftaen krygen : maer hy bleef ge- ftadigh zitten met den hals ingetrokken, Afte. als of hy iliep. Ik tekende hem in deze kent. geftake af, zoo als hy hier vertoont wort. Hy
|
|||||||||||||
looft.
|
|||||||||||||
gen , fchendigh verwaerlooft door den bo-
ven gemelten Kapitein Meier, die ook in de beroerte omgebragt is. Vyf ande- re fmakken waren reets door het beftier van den Commandeur Laurens vander Burgh, man van groote bequaemheit, tot den dienft zyner Majefteit, voor drie maenden hier acngekomen. Deze had hy met veel moeite uit den gront doen lich- ten , en in ftaet brengen van de Kafpifche zee te kunnen bevaren. Tot het lichten der andere wert dagelyx gearbeit, maer tot nu toe maer door zo mannen , waer van de helft wel ziek was. Voorde iladt lagen ook drie zulke fmakken in den gront, vyf andere ook verder van de iladt af op |
|||||||||||||
R E I Æ Å Í.
|
|||||||||||||
Hy was nogh jongh, nochte had zynen
volkomen wasdom , fchoon hy reets wel drie- of viermael grooter dan een gans was. Het lichaem en koleur zwemen daer ook naer. De bek is een voet en drie duimen langh, en byna anderhalf duim breet. Aen het einde daer van is een kleene geele kromte , even als de Papegaeisbek. Aen het einde van den onderbek neemt de wa- terzak zyn begin , loopende vervolgens onder voorby den krop aen denhals. Deze zak is zoo groot, dat deze vogels meer dan twee kannen waters daer in kunnen bergen. De pooten zyn kort, en onder plat en breet, aen welker einde vier klee- ne klaeutjes zyn. Ik dit beeft gekogt hebbende fnect 'er den kop met een ge- deelte van den hals af, latende den krop of waterzak daer aen om hem te behou- den. Ik zette hem dusdanigh op , als gy hier by ziet. Terwyl ik hier was, ontftont'cr vcr-
fcheide malen brant, dogh meeft buiten de ftadt by de Tartaren, die in korten tydt daer tegen in de were waren. Ik hebbe van deze volkeren reedts gefpro- |
Gog-Chqm^ dat is Koning of Keizer, aen- Krilcr
genomen voor Opperftcn van alle de Tar- der Tar- taren , die zich zei ven ook Mongles of "'««· Mongolen noemen. Deze Keizer en zyne nazaten noemden zich doorgaens in hun- ne brieven de kracht Godts , Keizer der geheele werreit. Op hun zegel ftonden in 't ronde deze woorden ; EEN GODT IN DEN HEMEL, EEN CüYNE CHOM OP AERDE, GODTS KRACHT EN HET ZEGEL VAN DEN KEIZER VOOR ALLE MEN- SCHEN. Zy hadden altydt vyf legers gereedt om daer mede alle degeenen, die zich niet gcwilligh onder hunne gehoor- zaemheit begaven , te dwingen. Deze eerfte Keizer had op de grenzen van Per- fie den Vorft Bajotbnoy> die alle de landen der Chriftenen en Saraccnen tot aen de Middellantfche zee, en Antiochie, en die nogh twee dagreizen verder leggen» vermeeftert heeft, hebbende dusvanPer- fie af tot daer toe veertien koningkryken ingenomen. Bajot was zyn eigen naern, Noy die van zyn wacrdighek. De Tartaren hebben noitgrooter Vorft Naemhaf·
hadt dan BathiL 7.«n t- |
||||||||||||
ken, dogh Zal'er deze byzonderheit, die
|
|||||||||||||
federt tot mynckenniflcgekomenis.nosh
byvoegen. ö In den jare n46 wert Knyne, génaemt
|
?ri? ,Ú" AthUA ■ Zy" kZ£r bcil°»t Uit **
zcsmacl hondert duizent koppen , re we- ·"? Taf*
ten hondert en aseftigh duizent Tartaren, Sfi? en vicrhondert vyftigh duizent Chriftc- * ncn,
|
||||||||||||
440 CORNELISdeBRUINS
nen,en andere ongeloovige foldaten. Dus 1 naer een rivier genaemt Tartar, die door
had die Chom altydt vyt" legers, waervan hun4ant-loopt. . De derde foort heette het getal der foldaten niet op te rekenen Mer\at, de laetfte Memt. Deze vier na- was. tien waren van eenerlei geftalte , en had- Dit lant naer hetOoften leggende wort den eene manier van leven en fpraek, alle Mongal genoemt , toeleer bewoont van onderfcheiden door byzondere Vorften, vierderlei volkeren, de groote Mongalen, Hoofden,en lantfchappen. Men gewaegt of Moah , Saniongal of wateragtige Mon- ook van zekeren Gingis in het lant van }eka galen , die ook Tartaren genaemt worden Mongal. |
|||||||||||||||
Het Unt
Mongal.
|
|||||||||||||||
LXXIII. Ç o o f ô s ô õ ê.
Vertrek van Afirakun. Schipbreuk op de ff o!ga Tartaerfcbe
roven. Komft tot 't Zenogar en Zar.tfa Ontmoetmg des Gouverneurs van Afirakan. Aenkomfl te Saratoj. *
|
|||||||||||||||
aen lant te zetten , dewyl anders gefcha-
pen ftont dat wy een ongeluk zouden heb- ben af te wachten. Ons gezelfchap be- ftont ontrent in dertigh perfonen , waer by twee paerden waren van den Gezant :- en 't vaertuigh was byzonder kleen. In deze vreeze begonnen wy vaft veel water in te krygen. Ondertuflchen geraekten wy ontrent den middagh by de kruitma- kery Seliter Gorod genaemt, daer wel eer de oude ftadt Aftrakan geftaen heeft, ge- legen ontrent zeven of agt wurften van het tegenwoordige. Eer wy 't hier aen een goede plaet konden zetten , was'er al zoo veel water in 't fchip , dat het meefte goedt al nat wierde. Wy deden derhal- ?cll'P~ , ° 11 1 1' breuk des
ven zoo veel als mogelyk was om maer schavers,
aen den gront te komen , om ons zelven en het goedt voor verdere fchade te be- vryden. Dit wert bewerkt door het volle, dat hierom in 't water fprong , met hulp onzer twee kleeneroeifchuitcn. Middler- wyl liep het fchip zoo vol water, dat het meefte goedt daer heel natuitquam. Myn eerfte zorg was voor twee myiter kaften , daer alle myne papieren en befte goederen in waren. Denvoorraedt van fpys en an- dere kleenigheden moft ik verlaten. De twee paerden fprongen, toen het vaer- tuig geheel op de eene zyde viel, zonder eenige moeite daer zelfs uit in de rivier, als of ze zelfs reets in 't water ftaende het gevaer begrepen hadden , en zich redden wilden. Hier liepen twee groote uren |
|||||||||||||||
E tydt van hiervan daen te fchei-
Jden gekomen, en het befluit door ^&^j- my en een Georgiaenfch Heer, die gezant aen den Koningh van Polen geweeft zynde nu ook weder derwaert ftont te keeren, genomen zynde, om fa- men de reis naer Moskou voort te zetten, verzogten wy van den Gouverneur een vaertuigh te mogen hebben , dat ons kon overvoeren tot de ftadt Saratof, nevens vrygeleibrieven, die kragtigh genoegh waren om vervolgens van die ftadt wa-, gens en paerden tot de reize te krygen. Deze Heer ftont my drie wagens toe, en den Gezant zoo veele als hy zou noodigh hebben. Deze brieven kregen wy den negentienden dezer maent, en vonden daer op het volk met het vaertuiggereedt. Affcheit \yv namen hier op den volgenden dagh kan. "* met dankzegginge affcheit van den Gou- verneur, en begaven ons na den middagh t' fcheep. Onder zeil geraekt leiden wy het aen d'andere zyde der rivier tegen over de ftadt ten anker , om nogh twee of drie mannen van het agtergebleven fcheeps- volk in te wachten. Deze quaraen ons voor den avont by. Wy raekten voort- getrokken met de lyn een goet einde weegs voort, en leiden het des nagts op anker. Des anderen dacgs gingen wy weder, ge- holpen door de lyn en boomen voort, wordende het zeil ten agt uren meteenen fterken Ooftenwint opgehaelt. Maer het |
|||||||||||||||
mede door , wanneer het vaertuigh vol
water op den gront bleef zitten , en wy
op ftrand werk vonden om elk ons goet
te droogen. Wy dankten Godt dat wy
'er tot zoo goeden koop afquamen. Want
zoo wy in het midden der rivier waren
omgeilagen geweeft , geen menfeh was
'er afgekomen, dewyl het water zeer
fterk zynen loop heeft, en de rivier hier
I zeer breet is } zoodat het fchip aenftonts
' zou
|
|||||||||||||||
vaertuigh llingerde zoo geweldigh over
en weder, dan over de eene, dan over de andere zyde , dat wy het gevaer van om te flaen voor oogen zagen. Men begon nu te fpreken van een ander vaertuigh te gaen halen, of dit zelve, als we wat ver- der zouden gekomen zyn ,- met meerder ballaft te verzien : maer geen befluit wert »,;: 'er genomen of tot het eene of tot het an- dere. Ook fchortte het aen't maexel van
het fchip. Myn racd was dan het fchip |
|||||||||||||||
R E
Zou gezonken hebben. In dezen ftaet be-
floten wy den opziener en bezorger, door den Gouverneur aen den Ambaüadeur op de reis mede gegeven, benevens zynen tolk naer Aftrakan te zenden met eene on- zer roeifchuiten, om den Gouverneur kenniflê te geven van ons ongeluk , en een ander vaertuigh van hem te verzoe- |
|||||||||||||||||||||||
É Æ E Í. 44t
toeftaen , indien 'ér binnen weinig dagen
geen ander vaertuigh kon gezonden wor- den , met de eerlte gelegenheit, die op een andere wys mogt voorkomen, te ver- trekken $ voegende hier by , dat ik wenfchte, als hy mynen vooritel goedt vond , een roeiichuit te mogen hebben, om met myn goet weder te rugh te kce- ren, totdat 'er niewe gelegenheit zou voor- |
|||||||||||||||||||||||
ken
|
Á j· ■ Á Ãé / 'T U1CL, * 'T1'
|
||||||||||||||||||||||
moft dit: uitfld lyden tot den volgenden | vallen. Middlerwylen tekenlTdeze t< í
|
|||||||||||||||||||||||
dagn. jLv eineen dan ten zes uren hppn < t
|
plaets met ons verdronken vaertuigh , en „ingdcr
het gezicht aen beide de zyden der rivier, plae». ter regterzyde naer de fladt ziende , van den N. Wcfikant, zoodanigh als wy ons dacr onder 't zeil van 't fchip hadden neérgeilagen , gelyk hier nevens ver- |
||||||||||||||||||||||
dagh. Zy gingen dan ten zes uren heen,
en met hun ging ook myn dienaer om nieuwen montkoft te koopen, en eenen brief te brengen aen den Commandeur Vander Burgh , waer by ik hem van het gebeurde kenniflè gaf , en verzogt den |
|||||||||||||||||||||||
Gouverneur te bidden dat hy my wilde' toont wort
|
|||||||||||||||||||||||
iSCHIPBaSTTK: OP J>B IUVSE&.
|
|||||||||||||||||||||||
Dezen zelven avont ten negen uren
quam de Commandeur Vander Burgh met zyn floep by my , om zelf te komen zien hoc het met ons geilelt was. Hy had my- nen brief aen den Gouverneur doen voor- lezen , die daer op antwoordde dat ons ongeluk hem leet was , en dat hy binnen weinigh tydts een ander en beter vaertuigh zenden zou , met orde, dat wy het ver- dronken vaertuigh, zoo het mogelykwa- re , zouden doen ophalen , en tot Aftra- kan opzenden. Des morgens dan begon het volk het water daer uit te halen j het |
|||||||||||||||||||||||
welk ten deele volbragt zynde wert het
weder vlot. Maer het Jiep niet langh aen of het wert weder vol, en zonk in eenen dieperen gront. Men nam het touwerk daer dan af, en verliet het. De Com- mandeur quam den volgenden avont we- der by ons, brengende den verzogtcn lyf- togt voor my mede, en de tydingdat het begeerde vaertuigh reets op wegh was het geen hyzeide zelf bezichtigt, en goede bevonden te hebben , ook grootcr dan het verongelukte. Hy vcrhaelde hierby, dat de ftroek of hei: vaertuigh door den Kkk Gou- |
|||||||||||||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
|||||||||||||||||
44 z
|
|||||||||||||||||
ken , en de voornaemfte plaetfen afgete-
kent heb. Dit is 'er ontrent dezelve aen te merken dat men zich by ongunftigen wint altydt van de lyn moet bedienen , dewyl men den loop der riviere tegen heeft, waerdoor men traegh voortraekt. Hier door legt men by harden tegenwint al veel op anker. Wy zagen hier en daer eenige Kalmukken. Den z8 der maent voeren wy voorby
een wagt op den hoek ter regterzyde dei- rivier, alwaer. het lant van zich is afge- fcheiden, waer door de Wolga in de Kafpifche zee vloeit. Men ziet de" ri- vier tuflchen deze affcheidinge door het lant a!s een volle zee. In het midden der rivier legt voornamelyk voor den nacht ook een wagtfehuit. De wach- ters quamen met de roeifchuit aen ons boort, dogh gingen aenftonts weder heen. Vervolgens quamen wy voorby |
|||||||||||||||||
Gouverneur met vrugten en andere din-
gen geladen, en aen zyne Majefteit afge- zonden , en eenen dagh voor ons ver- trokken , ook gezonken , dogh het volk daer van behouden , en dien dagh tot Aftrakan aengekomen was. Maer de Tar- taren hadden hun aen lant gekomen zyn- de voorts alles dat hun nogh overigh was afgenomen. Wel waren wy gclukkigh, dat wy het fchip zoo na aen de ftadt ver- loren hadden. Des morgens quam het gezeidc vaertuigh , dat veel beter dan 't eerfte was. Men viel aenftonts aen't ar- beiden om alles in dien ftaet te brengen, dat men den volgenden dagh zou kunnen vertrekken. Hier ter plaets wort nu niet of weinigh gearbeit. Wy zagen 'er maer zes of zeven menfehen. Dezen avont geviel het dat de Gezant
tuflchen 8 en o uren een weinigh ter zy- den van ons afwandelende agt of tien per- |
|||||||||||||||||
veele Kalmukken, die hier met den hen-
gel vifchten. Wy wierpen hun brooc toe, daer ze naer zwommen. Men ziet by deze menfehen veel kamelen , die al- le twee bulten hebben. Veel der voor- gemelde vogelen, genaernt Waterdra- gers, deden zich hier op. Nu werden wy met de lyn getrokken dan aen dereg- ter, en dan aen de flinker zyde der rivier, zoo als zulx aen de ftrant bequaemft val- len wilde. Ook mydde men de zyden daer de Tartaren meeft gevonden wor- den. Twee dagen daer aen roeiden wy over eenen inham der rivier aen deOoft- zyde, daer zy het lant omloopende we- der in de Wolga valt. Hier ontrent tra- Ka,1™ll£- den wy by de Kalmukken aen lant, be- ftaende in mannen en vrouwen, die by- zonder begerigh waren om rnyne kleedin- ge te befchouwen, dewyl zodanige hun zelden hier voor oogen quam. Zy beza- gen my niet alleen van het hooft tot de voeten, maer betaftten alle rnyne klee- deren, om te weten hoe veel'er over el- kander quamen. Zy zetten hunne voe- ten, die kleen en bloot waren, by de rnyne, om het onderfcheit der grootte af te meten. Zoo deden zy ook met hunne bloote beenen om het onderfcheit van de hoogte der knie te zien, die zy tamelyk kort hadden. De vrouwen vond ik ook kort van ftatuur, gezet en rond in 't vleefch, gelyk de mannen in 't algemeen zyn. Ik molt myn borft tot op het hem- de ontblooten ten gevallen der vrouwen, die het zelve met groote naeukeurighcit bezagen en betaftten. Toen ik hun al- |
|||||||||||||||||
fonen gewaer wiert, die hy ziende ter-
ilont om volk riep. Maer zy wechdui- kende agter de groente begaven zich Uil op de vlucht , zoo dat wy hen met geen fchietgeweer of andere wapenen agter- halen konden van wegen de hooge groen- te , en heuvelachtigen gront. In dit nieuwe vaertuigh hadden wy nu if fol- daten, die mede het werk van matrozen deden , daer wy 'er maer iz in 't andere gehad hadden. Wy hielden des nagts geftadigh met twee foldatcn de wacht. Men ging onderwylen voort, niet tegen- ftaende dat het hart waeide, met alles gereet te maken dat dienftigh was om het vaertuigh voort te helpen. Hierop fcheep- tenwy onze goederen en perfonen , ook de twee paerden weder in, en ttaken ten twee uren na den middagh met eenen te- genwint af. Waerom tien foldaten aen de lyn gingen om het fchip voort te trek- ken. De rivier was hier ontrent een half uur breet, maer na twee uren tydtswert- ze wel de helft fmaller. Nu veranderde de wint, en het water wert ftiller. Hier hoorden wy dat'er nogh al een vaertuigh, weinigh voor ons vertrokken zynde, ver- ongelukt was. Het was met veele vlag- gen opgepronkt ge weeft , dewyl het ee- nen Burgermeefter van Aftrakan op hadt. Het volk hier van, zeide men, was ook behouden. Wy voerden ook twee vlag- gen, een voor , en een agter op het fchip. Ook hadden wy vierlanien, en aen twee derzelve ook vlaggen. Daer by waren twee kleene ftukken kanon den Gezant toebehoorende buiten ander fchietgeweer, ook bogen en pylen. De foldaten had- |
|||||||||||||||||
Ie voldaen had, toonde ik dat ik dezelve
nieusgierigheit ontrent hen had: waero- ver de vrouwen begonnen te lachen , en myn begerigheit voldeden. De kleeding Hun ge- dezer gemeene luiden beftaet meeft inwaeu eenen rok van fchapen- of ander vel naer den tydt des jaers. Want in dit faizoen (ik
|
|||||||||||||||||
den elk een vierroer , en ik het rnyne
met twee groote en twee kleene piftolen. Dus wavenwe redelyk wel gewapent, en vonden goet geraak in dit fchip. Ik zal hier van deze rivier niet veel melden, de- wyl ik daer van in de heenreize gelpro- |
|||||||||||||||||
REIZEN.
|
|||||||||
443
|
|||||||||
(ik fpi'eek van de flegtefoort) gaen ze
maer met het halve lyf bedekt. De jon- gens loopen meeft naekt, 'T haer hun- ner hoofden beftaet in eene vlecht ot tuit, gejyk'er de vrouwen twee hebben. An- dere hebben een foort van een mutsje , ook wel een binfel om het hooft. Zom- mige hebben het hooft bloot, en eenen rok aen van Hechte ItofFe , en loopen zonder hemden , dragende alleen eenen broek onder dien rok. Hunne aenge- zichten zyn meeftendeel plat en breet, hunne wangen uitpuilende, en hunne oo- gen langwerpigh. Ziende dat ik tabak rookte eifchten zy een weinigh daer van om in de neus te Heken of te kaeuwen , zynde de vrouwen daer ook op gezet. Vervolgens hielden wy het aen den
Ooftkant om de Weftzyde, daer het vol van Tartaerfche dieven is , te myden. Wy ontmoetten dagclyx nogh verfcheide vaertuigen. Wy hadden nogh verlcheï- de inhammen der rivier door te trekken, dat met riemen en boomen gefchiedde j een werk dat veel fukkelens heeft byhart weder, byzonder als men onervaren volk in heeft. Aen deze plaetfen komen dik- wyls viflehers, van welke men fomtyts een goede zode koopen kan. Den zJe!1 September gingen wy op an-
ker leggen ontrent de plaets,daer deOp- perfte of Gouverneur der Kalmukken het gebiet voert over deze natie. Hy had tagtentigh manaen de Weitzyde der rivier overgezonden , alle van fchietgewcer verzien, om de lantftreek daer zuiver te houden, en te véiligen voor de roovery der Tartaren. Wy zagen derhalven vee- len van hun met fchuitjes de rivier over en weder, roejen. Dit gefchiedde voor- namelyk omdat de Tartaren by nacht met vaertuigen waren overgekomen en ontrent tagtentigh paerden van de Kal- mukken wechgehaek hadden, nevens eenen hunner mannen. Zy dagten hen te agterhalen, maer keerden vruchteloos weder. Weinigh verder gekomen zynde ver-
ftonden wy dat veel Kofakfe roovers on- trent deze lantftreek zich onthielden. Wy paften derhalven vlytigh op de Wacht. Den 7 der maent quamen wy ontrent
de ftadt TiLenogar^ daer wy door tegen- wint op anker bleven, en het volk met de roeifchuit naer de ftadt om voorraedt van montkoft zonden. Dezen nagt ontftont'er een harde wint,
die ons in groote vrceze bragt, zynde door het flepen van 't anker reets verre van den wal geraekt. Men bragt, om verder ongemak voor te komen, twee. touwen aen het lant, dat fteil en hoogh I was, blyvende dus leggen,dewyl de wint! niet afnam. Eenigen van ons gezelfchap! |
begaven zich rot ruften: maer ik , dien
de geledene fchipbreuk nogh vers in de geheugeniflè lagh, kon niet bcfluiten tot eenigeruft, maer wachtte met gedult den dagh af. Welke gerezen zynde zonden wy ons volk weder ter ftadt in ori1 ver- verfching, dewyl wy genootzaekt waren hier te blyven leggen. Ik had voor gewoonte dagelyx het
fcheepsvolk elk een Teekopje met bran- dewyn te geven. De Gezant deed my hier over door den tolk herifpen, zeg- gende dat zy als domme beeften zulxniet waerdigh waren , en dat'er nu weder te veel naer de ftadt geloopen waren. Ik gaf hier op tot antwoort dat ik denbran- dewyn met voordagt daer toe gekocht hadt, en hem uitdeelde aen de fchceps- luiden om hun gunft te winnen , of ons een ongeluk mogt overkomen, dewyl'er buiten hen niemant was, die my zou kun- nen helpen, het geen ik door ervarenheit geleert hadt. Dat men ook met kyven en fchelden, en met onder elkander oneenigh te zyn , hen niet kon beter of ervarener maken , en in allen gevalle de reize niet hun voort te zetten hadt volgens het fpreekwoort : Dte met den drommel ge- febeept is 0 moet mede etrC riem in de ham nemen om met hem over te komen. Dezen zei ven dagh nogh voor de ftadt
komende loften wy al ons fchictgeweer. Wy zagen 'er verfcheide vaertuigen leg- gen. Den tweeden dagh hier aen gingen
wy weder voort , in zulk een koude, dat men zich van de bonte kleederenbe- dienenmoft, dat vry vremt wasindezen tydt van 'tjaer, te meer omdat wy te vooren grootte warmte gehad hadden. In onge. de volgende dagen zaten wy verfcheide makke- malen door de onkunde der Ruilen aen >ykvaren, den grom, en verloren ons werpanker door hun onagtzaemheit , dewyl 'er ganfeh geen orde op het fchip was , en de foldaet ζοθ veel als de ftiernwn te zeggen hadt, waer door de zaken geen- fins wel konden gaen , dat my myn ge- dult deed verliezen. Want des morgens, als men zou voortgaen , moftmen defol- daten, die met een ook voor matrozen varen, even als de kinders , tien of twaejfmael opwekken, en met woorden aenmoedigen om voor den dagh te ko- men j daer gemeenlyk, omdatze in hun- ne hemden Sliepen , een uur mede door- liep. Ik dankte alle dagen Godt dat ons by nagt geen ongelukken overquamen, inzonderheit van de roovers, dewyl ik boven op het fchip onder het muggenec leggende dikwyls bevond dat die op de wacht ftont zich mede te flapen geiegc had. Als wy dan ten anker lagen om hart weder of regen hadden wy groote moeite om het volk weder voort te kry- Kkk 2. gen. |
||||||||
CORN E LIS de BRUINS
|
||||||||
444
|
||||||||
ten , gefchikt naer Aftrakan. Vervol-
gens raekten wy door eenen inham der ri- vier, een rechte fchuilplaets voor dieven, om met hun kleene fchuiten uit en in te komen zonder gezien te worden , dewyl zy met boomen bezet is. Wy hielden des nachts weder als te voren de wacht, en gingen ten drie uren, eer de dagh aen- quam , met de lyn weder voort aen de- zelve Weftzyde , dewyl het aen den Ooft- kant niet bequamelyk te doen is. Kort hier aen raekten wy vaft aen een droogte, waer op wy eenige uren bleven zitten, en daerna door den harden wint aen den Ooft- kant gelmeten werden, daer wy in eenen inham der rivier genootzaekt waren het anker uit te werpen , en hier te blyven tot 's morgensten agt uren , wanneer wy 't langs deze zyde hielden , dewyl wy aen den anderen kant niet konden komen om de groote zantplaet, die in het mid- den der rivier legt. Hier op zetten wy met het zeil aen , en bearbeidden door hulp van lyn en boomen den hoek, wan- neer wy met eenen voorfpoedigen wint voortzeilden ; gelyk een der andere vaer« tuigen , dat des nagts aen de Weftzyde geankert hadt, terwyl d'andere voortge- gaen waren. . ":'..> . Op den middagh vonden wy ter flinke
of Weftzyde eenen kleenen inham der ri-' vier, daer ons volk in de lyn loopendc eenen grooten hoop Ajuinen vond, die de rovers uit het laetft gemelde vaertuigh genomen en hier laten leggen hadden. Een weinigh verder zagen wy twee klee- ne roeifchuiten met volk aen den oever, dat wy eerft voor rooversaenzagen, maer daerna bevonden vilTchers te zyn. Dezen avont voer ons een bark voorby,
die van Saratof quam , en na ons van Aftrakan vertrokken , en nu tot hier toe wedergekeert was. Hier na ontmoetten wy den nieuwen Gouverneur van Aftra- kan, genaemt Peter MatfewitsApraxim. Dees had by zich ontrent dertigh vaer-
tuigen , waer onder zeven groote waren. Het zyne was boven meteenroodt fchans- kleedt overtrokken, en hadeenpaveljoen. Van agter en van voren had het een groo- te vlagh , gelyk op den maftJ, met een wimpel daer boven , beide wit van ko- leur. Eenige andere waren blaeu , wit, en root, gelyk de onze , maer de koleu- ren het onderfte boven. In eenige wa- ren twee arenden afgebeelt, het wapen zyner Majefteit. In eenige der groote vaertuigen vertoonden zich vrouwen uit de wederzydfche venftergaten. Wy hiel- den tegen de ftrant om ze te laten voor- by varen : dat een luftigh en aengenaem gezicht op de rivier gaf. Middlerwylen zond de Gezant aen den Gouverneur eeni- ge Watermeloenen , komende daer op zyn floep , volgens onze manier gemaekt, met
|
||||||||
gen. Hier zagen wy een groot vaertuigh
by de rivier in een bofch , daer het met hoogh water verongelukt was. zaïitfe.te Den lrt <3uamen wyaen de ^adt Za-
ritfa. Men ziet'er een witte kerk, nieu-
lings van fteen gebout. Want de ftadt is in dit jaer voor het grootfte'gedeelte afge- brant, en nogh niet geheel hermaekt. Hier bleven wy ook den volgenden dagh, dewyl wy ander fcbeepsvolk innemen moften. Den vorigen dagh was hier een vaertuigh van Saratof aengekomen , dat de Kafakfe Ruilen geplondert hadden, die met kleene fchuiten dit water onveiligh maken. Wy vernamen ook dat dit volk zich in meenigte , ja by wylen hondert te iamen , liet zien. Ik fprak des wegen met den Gezant, en ftelde hem voor nogh ecnige foldaten tot onze verzekering by den Gouverneur te verzoeken, die ze wel laten volgen zou , als men hem een ver- eering toeichikte. Want zonder geit is van deze natie luttel te verwachten. De Gezant, fchoon ik myn deel daer toege- willigh aenboot, had 'er geen oorennaer, zoodat ik gedult moft hebben. Middler- wylen quam het volk van twee andere hier leggende vaertuigen ons te kennen geven huu befluit van met ons des anderen daegs tot meerder zekerhe'it te zullen vertrek- ken , welk befluit ook van den Gouver- neur was goet gekeuit. Een derde was voor ons afgeiteken , en wy vonden het onderwege op de ftrant, als half verzon- ken, leggen, dewyl het door een kleen gat veel waters ing ekregen hadt. Hier door waren de mecfte goederen , die 'er in waren , nat geworden , en de Ruffi- fche Koopluiden waren nu onledigh met die te droogen, hebbende het lekgat reets weder geflopt. Zy ftonden , zeidenze, ons binnen weinigh tydts te volgen , en quamen twee uren in den avontbyonsten anker. Den ip voeren wy voorby twee vif-
feheryen , waer ontrent wy de rivier vry fmal vonden. Dezen avont weder ten anker leggende hielden wy alle den ge- heelen nagt met het geweer boven de wacht, dewyl het hier zeer gevaerlyk was , latende de foldaten ruften , een uit- gezonden , omdat zy den ganfehendagh in de lyn loopen mollen. Deze menfehen waren beter dan de vorige , en wy leiden door hun toedoen dagelyx grooter wegh af. Eenigen onder hen waren niet verzien van buspoeder, dat ik hun mededeelde. Des morgens ontmoetten wy een vaer- tuigh , dat den vorigen dagh door veer- tigh rovers geplondert was. Ook zagen wy drie vaertuigen aenkomen, waer op wy ons met al het geweer boven hielden. JVlaer toenze naderden bevonden wy dat Ze van Saratof en Kafan quamen , zynde het eene een opene roeifchuit met folda- |
||||||||
REIZEN.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
445
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bergh , omdat de roovers voorheen zich
daer op onthouden hebben. In de vol- gende dagen kregen wy by wylcn den wint zoo gunftigh , dat wy eindelykdea 28 der maent voor den avont aen de ftadt Saratof quamen. Wy begaven ons wel haeft van boort, zynde het reizen en fak- kelen te water al lang moede, en traden metblyfehap de ftadt in, daer wy terher- bergh gingen in de huizen, ons door den Gouverneur aengewezen. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
met eenen zyner bedienden, nevens eenen
Georgiaen om den Gezant te bedanken, die met een fchaeltje brandewyns befchon- ken zynde weder gingen van waer zy ge- komen waren. Ik bragt ondertuflehen het gezicht van dezen toeftel op het pa- pier , en geef u de verbeelding daer van op N°. 242. Zy hadden om de ongefta- dige winden geene zeilen bygezet. Hier ontrent vertoont zich een bergh,
die boven plat is, vereenigt met ander ge- bergte. Hy wort genoemt de Dieven- |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gezicht
getekent, |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
LXXIV. HooFTSTUK.
Beleefthe'n des Gouverneurs van Saratof. Manier van leven
der Kalmukken. Vertrek van Saratof. Komfl tot Petros- kie , Pmfe , Infere , Troyetskie , Dj mink, Kasjiemo, Wo~ lodtmer , en vervolgens tot Moskow. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zien , die ik flecht bevont, gelyk trou-
wens alle die menfehen ook flecht waren. Want de vorirnaemrten waren twee of drie dagen voor onze aenkomft verre her. lant ingetrokken. Deze onthielden zich met verfcheide partyen in flechte tenten, gelykende naer die hutten der Tartaren, die wy in de befchryvinge van Aftrakan afgebcelt hebben, hoewel die der Tarta- ren fraeier zyn. Alle zynze boven open, en met geringe ftofFe omtrokken. Als ik Onthael weder in de ftadt gekeert was , zond de by den Gouverneur zynen dienaer aen myn her- Goi>ver- berge , my noodigende by zich op denncur' avontontbyt. Hy had ook den Gezant by zich verzocht, dien ik op myn aen- komft al vond. Het onthael was beleeft en heuich. Wy vertoefden hier eenige dagen langer, dan onze meening geweelï: was, omdat de Gouverneur veel volk .had uitgezonden op de roovers , om hunne ftrooperyen te beletten, en eenige ge- vluchte gevangenen op te zoeken. Zoo- dat wy hier tot den zeften van Oclober wachten moftcn. OndertuiTchcn vervaar- digden wy de wagens, daer wat werk aen vaft was. Want de wagens , die men hier bekomt, zyn alle open. Weshalven luiden van iborte die laten bezetten met houte hoepels, even als men aen onzeka- leifen ziet, en met matten of dekklecden behangen > niet alleen eershalven , maer ook om veiligh te zyn tegen fheeu, regen, en wint. Vier lieten wy 'er dus toeftel- len , maer op zulk een manier dat men, als men in andere fteden verfche paerden, andere wagens nemen zou, gelyk de wyze |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ì eenig bewys van plichtpleging
te geven aen den Gouverneur ging ik hem den volgenden dagh be- |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bezoek
eeaeven aen den Gouver- neur van Saratof. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
groeten
loenen, |
, en aenbieden eenige Waterme-
van Aftrakan medegevoert, en |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
andere Perfiaenfche fraejigheden. Ik ver-
toonde hem voorts myne brieven met ver- zoek van my het noodige te verfchaffen tot de lantreize naer Moskow. Hy ont- fing my zeer heufchelyk , zeggende dat de drie verzochte paerden en wagens, en andere dingen, die ik mogt noodighheb- ben , tot mynen dienft gereet waren. Den volgenden dagh zond hy my zynen tolk met verzoek dat ik hem eenigen tydt wil- de komen tot gezelichap zyn. Ik gaf hem te kennen myne genegenheit om aen de andere zydc der rivier de Kalmukken te gaen bezien. Waer toe hy overbodigh was om my een roeiichuit hier toe te be- fchikken , die ik aennam. Ik daer ko- mende bevond dat dit volk , zoo mannen als vrouwen , zich met meenigte aen de ftrant vertoont. Het zelve doen ook de Ruilen van de zyde der ftadt, met zich brengende veele eetbare waren , als rys, broot, en andere : ook linnen , kiftjes, doozen , en wat verder de gading is der Kalmukken , die daer tegen paerden en andere heeften brengen , ook boter , en wat zy verder te verhandelen of te verko- pen hebben. Ik tekende ontrent de rivier op een hoogte daer van afgelegen deze menfehen , zoo als zy zich by den oever vervoegen. In deze af beeldinge vertoont zich ook van den anderen kant een gedeel- te der ftadt, gelyk het getal van No.243 aenwyft. Ik begaf my een goet halfuur landewaert in, om hunne Tenten te be- |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zyn be-
lceftheit.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Kalmuk·
ken. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
die daer kon afnemen , en op de
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
is
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nieuwe wagens binden.
Ê k k 5 |
Wy vertrokken
dan |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
CO RN E LIS de BRUINS
|
|||||||||
44<S
|
|||||||||
cenc genaemt Ayaneka loopt de rivier Ka*
mmke. Deze plaets is zeven of agt wur- ften van de ftadt Pwfe. Wy bleven hier in cenigc huizen , daer men maer zonder vragen in trekt. Wy kozen het befte , en genoten de warmte der ftoven, Den 10 der maent twee uren voor den dagh trokken wy weder voort, en quamen ten tien uren aen de ftadt Ρ info, daer men eerft Aenkomft doormiddel van een groote houte biugtc Pin£e· over de rivier Finfe trekt, die ftnal is. De voorgemelde rivier loopt in deze , die ten Z. Z. Ooften der ftadt in de laegte heen- rtroomt. Veelerhande vifch wort 'er in gevangen , als baers , braellem , fnoek, en andere. De ftadt is zeer groot. Zy Gelegen- legt ten W.Z. Weften der rivier, tegen, 'leit J« en voor een gedeelte op den bergh , ge- a l' lyk het kafteel, dat mede groot, en met eenen houten muur , waer aen eenige to- rens zyn , omtrokken is. Vericheide houte kerken zyn 'er , en breede ftraten. De ftadt ftrekt zich meeft in de lengte uit. Zy is niet onvermakelyk door de veel- heit van 't geboomte. Vele huizen ook zyn aen d'andere zyde der rivier. Men rekent deze ftadt zeftig wurften-af te leg- gen van de laetft gemelde. Hier moften wy weder andere wagens hebben, die men nogtans hier zoo gereedt niet vint, als in andere fteden, omdatze van de om- leggende dorpen gehaelt moeten worden. Terwyl wy daer naer wachtten, zagen wy hier verfcheide Zweedfche gevangene krygshoofden. Den volgenden dagh re- den wy na het ondergaen der zonne we- der voort , en door twee dorpen getrok- ken iloegen wy ons in het derde neder, genaemt Bejfm , blyvende daer tot tien uren toe. Toen reden wy den ganfehen nacht met heldren manefchyn voort door verfcheide dorpen. Met den dagcraet ko- mende by het dorp Perfitne moeftcn wy over een houte brugh trekken door een plaets, die zoo moeraffigh was, dat we langh te arbeiden hadden, eer wy'er door raekten. Op dezen wegh vonden wy veel beploegt lant , en meenigte van holber- gen. Wy bleven hier tot tien uren , en quamen met den ondergang der zon bin- nen het dorp Pettin, nu afgelegt hebben- de vierentwintigh wurften. Den 13 ver- trokken wy een uur voor den dagh, heb- bende nogh f of 6 wurflèn af te doen, eer we aen de ftadt Infere konden komen. lni-efc Wy quamen daer ten agt uren aen , en begaven ons in de huizen, om weder ver- fche paerden af te wachten. Wy von- den hier , gelyk op de vorige plaetfen, de eetwaren zeer goedt koop. Want een K'«n= goet hoen kogt men vooreenen fluiver, J^wïren. en voor het zelve geit veertien of vyftien ciers, ja zomtydts wel twintigh. Het gebeurde by wylen dat men 'er wel 40 of fo, en ook twee hoenders voor het zelve gek
|
|||||||||
dan na dankzegging aen den Gouverneur
ten twee uren in den morgenftont met drie en twintigh wagens, waer van'er de Ge- zant zo tot zyncn dienft liadt, zynde de overige voor myn gebruik. De wegh van hier is een fchoone en
vlakke zantgront. Het dekken der wa- gens quam ons wel te paflë. Want het was door den harden wint zeer kout. Een uur na den middagh quamen wy op een eenzame plaets binnen een kabak met hout omtrokken , daer men in rydt, en een kleen houte huisje tot zynen dienft heeft. Dit was warm geftookt, dat ons verftyft van koude wonder wel quam om 'er het middagmael te houden. Ons hart ge- fterkt hebbende reden wy voort ten deele over heuvelagtigh gebergte. Des avonts ten negen uren waren wy 30 wurften van de ftadt af, en quamen by een kabak, daer wy zulk eenen fteilen wegh moften afryden, dat drie wagens het onderfte bo- ven rolden. Des morgens voor den dagh trokken wy weder van daer , en vonden den wegh met fneeu bedekt. Wy deden ons mael in 't velt, dewyl 'er geen ruft- plaets of geboomte vernomen weit. Dogh wy verzamelden zoo veel houts, dat wy twee of drie brave vieren maekten. Ten vyf uren quamen wy binnen de ftadt Pe- Aenkomft fros^e ,jacr ons terftont door den Gou- tc Petros- * -r*v
ltic. verneur huizing wert aengewezen. De-
ze plaets is tamelyk groot, en van bui- ten meeft omtrokken met palen , die aen Gelegen- een gezet zyn. De ftadt zelve is ten dee- heit der Ie bekleedt meteenen houten muur, ge- ftadt' lyk alle de huizen , naer het gebruik van dit lant. Vericheide kerken zyn'er van hout, gelyk ook de poorten , die wat van de ftadt af leggen. De ftadt heeft breede ftraten van harden kleigront. Hier kregen wy andere wagens en verfche paer- den , en reden des volgenden namiddags ten drie uren van daer over eenen goeden vaften heigront. Een uur voortgereden zynde quamen wy over een tamelyk groo- te houte brugh , gelegen tuflehen de af- fcheidinge van den hoogen gront, daer 't water, dat nu weinigh was, doorvloeit. By de ftadt is mede een rivier of water- loop. De zon onder zynde bleven wy in 't velt, hebbende weder tien wurften afgedaen. Hier ftelden wy de wagens in eenen ronden kring , en maekten in het midden een groot vier. De dienaers de- den het zelve buiten om. Twee uren na middernacht trokken wy weder voort in vriczent weder door eenen quaden moe- rasgront, daer wy drie of vier malen door moften. Vervolgens kregen wy eenen goeden wegh , en quamen op den mid- Het dorp faaU aen ]ict <j0].p Kundee , dat in twee Ivündee. °r, . , ' ι · l π rr vericheide partyen van huizen beitaet. I en
dr'ie uren weder van daer rydende trok- ken wy door twee dorpen. Nevens het |
|||||||||
R ë ι ζ ë m
|
|||||||||||||||
paerden niet laten volgen zonder de ge·*
woonly ke betalinge, zoodat 'er weder veel: tydts verlorgn gingh voor my, die de reis zonder gezelfchap niet durfde voortzetten. Men weit ten lefte met elkander,eens: en dus reden wy een uur naden middagh van daer , en voor een korte poos buiten dé ! ftadt beneyens de gemelde rivier, die ook voorby de ftadt loopt. Vervolgens raek-> ten wy in 't bofch , daer ze ook door ftrpomf. Hier ontmoetten wy veele Ruf- fifche reizigers. Voorts hadden wy een' quaden wegh in 't bofch , %daer we eerit met den avont door raekten. Toen ble- ven wy een weinigh buiten in het dorp V~eMw]>ina, nu iy wurften voortgeraekt zynde. Des morgens vroeg togen wy weder voort, rydende buiten het dorp ne- vens dezelve rivier. Toen quamen wy in het bofch , daer wy langs een lange hou- te fmalle brugh ook over de rivier trok- ken. Vervolgens hadden wy eenen qua- den wegh dicht tuflehen de boomen met veel diepe kuilen , zoodat wel zeven of agt malen de aflèn der wagens braken, in welke door middel van jonge boomen te herftellen veel tydts gefpilt wert. In dit bofch reden wy nevens een kapelletje, waer in zich eenige Geeftelyken onthiel- den. Maer wy waren gedwongen hier te blyven door het breken van eenen der wagenen, dewyl de avont ons overviel, en deze wegen by nagt niet te gebruiken zyn. Wy ftookten dan om den harden Vorft groote vieren , en hielden ^joede wacht. Nu waren wy ontrent 1 f wurften voortgeraekt. Den nagt voorby zynde gingen wy weder voort, rydende na twee uren tydts nevens de gemelde rivier, daer wy een half uur verder gekomen met een houten vlot, op twee roeifchuiten gcftelt j oyergevqert werden, wordende telkens twee wagens gelyk overgebragt. Ik vond deze rivier hier naer giiHnge tweehondert fchreden breet. Aen de andere zyde is een kleene vlakte voor het bofch , waer in wy bleven tot twee uren na den mid- dagh , dewyl'er weder twee wagens ge- broken waren. Na meer dan twee uren geraekten wy uit het bofch op eenen vlak- ken wegh. Nogh een uur voortgetogen bleven wy in het dorp Koelikove^ gelegen Het dorp tien wurften van de plaets, daer wy in 't Koeliko- bofch vernagt hadden. Deze plaets legt op de hoogte, en een lange ftraet in ae laegte , daer eenigh water doorvloeit dat nu bcvrozen was. Rondom ziet men bofch. Den 23 met het begin van den dagh op wegh zynde trokken wy weder over de meer gemelde rivier langs een houte brug. Vervolgens hadden wy in het bofch quade wegen, en drie- of viermael laegte tuf- fchen 't gebergte, daer wy houte brug·* gen vonden, dewyl eenige wateren , die nu bevrozen waren, daer hunnen loop ne«
|
|||||||||||||||
geit heeft; Ik kogteenfchpon kalkhoen
voor 3 Huivers, ook voor dat geit een fpeenvarken , en een yohyafTcn varken voor eenen gulden. Een volwafien fehaep voor ι o , een lam voor f ftuivers , een gans voor 2, en het broot naergelangh. |
|||||||||||||||
Gtlegen-
heit der ftadt. |
Wat deze ftadt aengaet, zy is gemeen.
'T Kaftcel is met eenen, houten muur om- |
||||||||||||||
trokken, en heeft verfcheide torens. Het
overige der ftadt zweemt heel naer een dorp. Dewyl nu de Gouverneur buiten de ftadt was, konden wy niet met de paerden klaer raken voor den ij der maent} waer van ook de Gezant ten deele oir- zaek was, die niet betalen wilde dat 'er toe ftont, houdende zich aen zynen brief^ die luidde dat hy tot deze plaets toe niets te geven hadt. Eindelyk quamenzeopde helft met elkander. Dus trokken wy ten lefte weder voort,
en twee uren gereden hebbende vonden wy ons op den middagh agt wurften van Het dorp de ftadt aen het dorp Jems-koy, dat ta- Jems-koy, meiyk groot, en met een houte kerk ver- zien is. Men trekt hier over een houte brugh. Voor den avont quamen wy aen het dorp Katsja/ava, zynde agt wurften ver- der. Op den 16 vroegh in den morgen even buiten het dorp komende trokken wy langs een lange fteene brugh over de rivier Mokfa , die haren loop in de rivier Ocka heeft. Vervolgens reden wy door een bofch , dat agt wurften langh was, vervolgens door een dorp , dat in twee ryen van huizen beftondt, op eenen mid- delwegh , die zeer breet was. Op dezen wegh vint men veel zoodanige dorpen. Toen raekten wy over een brugh , dek |
|||||||||||||||
kende de gemelde rivier, die met ys be-
zet was. Op den middagh quamen wy aen de ftadt Troyetsfae, nu 3 wurften ver- der gekomen zynds , van waer wy ten ƒ uren weder 6 wurfton voort reden tot het dorp Bdt-fija-tsjas, gelegen 30 wurften van de ftadt Infere. Des anderen dacgs na den middag ten 3 uren gingen wy we- der van daer, en vorderden agt wurften tot het dorp Abrefra, daer wy eenige uren bleven. Vervolgens fpoeiden wy voort door verlcheidc plaetsjes op het dorp Miegaloshe, gelegen if wurit van de laetfte verblyfplaets. Den agtiendengin- fen wy met den dagh op wegh , en re-
en door veel boflehaedje , waer door de gemelde rivier Mokfa tamelyk breet ha- ren loop heeft. Men trekt 'er over door middel eener houte brugge, waer aen een wachthuis ftaet. Ten negen uren qua- Komft te men wy aen de ftadt Ojmnik, waer van Djmnik. niet veel te zeggen valt , als zynde maer gemeen, zonder eenigh kaftcel, en open leggende als een vlek. Den 20 der maent was ik wel weder gereet met myne drie paerden en wagens: doghde Gezantraek- te weder aen moeite. Zy wilden hem de, |
|||||||||||||||
44ä
|
CORNELIS de BRUINS
|
|||||||||||||||
malen trokken wy door inhammen van de
rivier , en daer op nevens de rivier Occa^ daer wv ten tien uren aenquamen om over- gezet té worden , nadat wy vyftien wur- iten gewonnen hadden. Deze overvaert gefchiedde weder op de wyze, die wy boven gemelt hebben , maer nu telkens met vier wagens, wordende de paerden uitgefpannen. Eenige Ruffifche reizigers waren reets bezigh om overgezet te wor- den. Ondertufichen tekende ik dit ge- Gezidu zicht naer giffingh van de Zuitzyde, vans"ckent· waer men eenen grooten inham der rivier ziet, die hier , voor zoo veel ik merken kon , van 't Ooften naer't Wellen loopt. Want zekerheit kon ik naer myne ge- woonte niet nemen , omdat den vorigen dagh de naelt van myn kompas gebroken was. Gy ziet hier de verbeelding. |
||||||||||||||||
nemen. Een uur voor den middagb qua-
men wy aen het dorp -Alojfa , nu é f wur- ften afgelegt hebbende. Toen nogh if wurften voortgereden kregen wy het dorp Zawata , daer wy onze nachtruft namen. Twee knegts van den Gezant waren met de wagens in het laetfte dorp agtergeble- ven uit dronkenfehap, waer in ze door den brandewyn waren verzopen geweeft. De Ruilen hadden hen in dien itaet wakker afgeroft, en hen van hun meefte kleeding en mutfen berooft. Dus geftelt quamen Ze in den avont by ons. Hier over wer- den verfcheide raetflagen genomen. Volk derwaert te zenden evenwel vonden wy niet raedfaem; waerom wy het daer by lieten , vervolgende des morgens twee uren voor den dagh onzen wegh, die nogh al door bofchaedje lagh. Eenige |
||||||||||||||||
GESIGT ËÃÁºß DE BjVIErc OCCA.
|
||||||||||||||||
*?..! jt„
|
||||||||||||||||
Met dit overileken waren wy bezigh
tot twee uren na den middagh. Vervol- gens reden wy door bofchaedje nevens de zelve rivier. Ontrent den avont vernacht- tenwe in het dorp Monfi , dat builen 't bofch benevens de rivier op een hoogte legt vyftien wurften van daer wy over de rivier gezet waren. Des morgens vor- derden wy nogh vyftien wurften tot de ftadt Kasjiemo, die weinig van belang is. Den volgenden dagh kregen wy andere wagens en paerden , en gingen op den middagh voort over zandige wegen. Wy hadden 't gezicht van verfcheide plaetsjes. |
||||||||||||||||
Vervolgens togen wy door een bofch van
klcen geboomte , en geraekten ten vier uren binnen het dorp Zerbalova, gelegen 15- wurften van de ftadt. Ontrent den avont trokken wy van daer geftadigh door bofch met zeer donker weder en quadc wegen , waer door verfcheide wagens om- vielen , ook eenige braken. Hier door waren wy gedwongen vier uren na mid- dernagt ons neder te flaen. Een uur daer- na reedt de Gezant met eenigen van zyn gevolgh voort. Ik niet genegen in dedui- fternifle te ryden wachtte den dagh af, en begaf my toen met myne drie wagens op wegh,
|
||||||||||||||||
R Ç É
|
449
wurften van de fladt Moskou, leggende
tuflehen dezelve naer het Noort of Ì oord- ooften, en tuflehen de ftadt Nt/i-novogorod naer het Zuidweften. Wy bleven hier tot den eerften van November, wanneer wy na den middagh in zeer miftigh weder vertrok* ken. Eindelyk kregen wy hoogcr lant en be- ter wegen, ziende verfcheide dorpen. Ten vier uren reden wy over een houten vlot van balken aen een gehecht op de rivier Wortfa , waer aen een dorpje legt vanden, zelven naem. Nu waren wy 13 wurften voortgekomen. Dezen avont quam hier ook de Gouverneur der ftadt Pinfi , dien wy by ons ter maekydt noodigden. Hy ftont ons verzoek toe , en vertrok na hec v mael naer Moskow. Hy had maer twee perfonen by zich , zonder belemmering van eenige pakkaedje. Vier uren na mid- dernagt trokken wy mede van daer over een vlakte, rakende vervolgens in een bofch , daer een zeer breede wegh tuf* fchen doorloopt, en het geboomte zich aen beide de zyden als een plantaedje of wan- delgalery vertoont. Ten elf uren togen wy over de rivier Lietma, voorts door tiet dorp Boediena , zo wurften afgelegt heb- bende. Wy hadden een meenigce van voorgangers, gewapent met groote Hok- ken i) die al veel voor aen , even als de fpieflèn , een fpits yzer hadden. Dit dorp is gelegen in een groote beboude vlakte, die rondom met bofch bezet is. Twee uren na den middagh reden wy weder voort, en quamen ten vier uren over een kleener rivier, en door het bos aen het daer aengelegen dorp , vervolgens weder in 't bofch tot het dorp Petoeske^, daerwy bleven na het afleggen van nogh é æ wur* ften. Den 3 zaten wy voor dagh weder op door eenen zandigen vlakken wegh met weinigh geboomte , en quamen ten tien uren aen het dorp Sa/lo-pokro, dat groot en met een fteene kerk verzien is. Hier kregen wy allerhande eetbare waren, ook bier, dat op eenige der vorige plaet- fen niet te krygen gewceft was , en zeer wit broot. Dogh alles was hier dierder. r);irte Men moft 4 ftuivers voor een hoen geven, van eet- en voor al het ander naer gelangh betalen, waren. Nu waren wy 13 wurften van de plaets, daer we vernagt hadden. Vervolgens quamen wy door drie of vier dorpen by houte bruggen in de laegte, daerwyklee- ne rivieren of waterloopingen vonden* Ten 6 uren bleven wy in het dorp Sjelc- vei'é wurft gelegen van delaetfteverblyf- plaets. Des morgens reden wy weder voort in donker en miftigh weder, dogh over goeden wegh , en door verfcheide dorpen. Ten o uren quamen wy aen de rivier Clefma , daer wy met een vlot van balken op het water leggende werden overgezet, telkens met vier of vyf wa- gens. Hier wilde ik van de hoogte naer LH de |
||||||||
Wegh , latende de reit van 'C volk nogh
daer. Ten negen uren quam ik aen het dorp Nove dereefne of't Nieuwe dorp, gelegen een weinigh buiten het bofch zf wurften van Zerbakva, Op den mid- dagh reden wy te gelyk weder voort in digten ftofregen, langs eenen quaden wegh. Tien wurften afgelegt hebbende ver- nachtten aen het dorp Jikefiwa, en reeden den volgenden dagh vroegh weder voort meeftendeel door bofïchaedje, maer even- wel langs beter wegen. Zeventien wurften afgelegt hebbende deeden ons mael in het dorpje '/ Sookwa , van waer weder vertrekkende eenigh volk met loflê paer- den ontmoette die voor de onze verwif- fèlt werden, dewylze aen den anderen kant in de fteden t'huis hoorden. De wegh wert vorders arger , zoodat 'er weder eenige wagens braken, 'ook de myne op zulk een wyze dat het paert met de voorfte wielen heen ging , en my met de reft in eenen kuil liet zitten. Met dit ongeval verliep weder veel tydts , zoodat wy eerft met den donkeren avont binnen het dorp Orfamaghiene quamen , hebben- de zo wurften afgelegt. Dezen dagh wa- ren we al verfcheide dorpen doorgetrok- ken , en kregen des morgens weder zoo- danige ongemakken door de quaetheïtder wegen, dat w}' tien wurften voortgercift zynde een wyle bleven vertoeven in een kleen dorpje. Verder op den wegh ko- mende brak het radt van eenen wagen, dat ons weder zoo langh deed wachten, totdat 'er een ander uit het zelve dorpje gehaelt wert. Toen reden wy zo wur- ften verder tot het dorp Siegonava , waer by nogh eenige andere leggen, die wy ook doortrokken. Den 30 voortrydende vonden veel water , daer wy verichei- dc malen door moften ryden. Ontrent den middagh kregen wy uit de openingh van 't bofch voor een gedeelte de ftadt De ftadt Wolodimer in het gezicht , die op een me°° '" hoogte gelegen is, en door de veelcrhan- de fteene kerken, die gemeenlyk wit zyn, een aengenaem gezicht geeft. Wat ver- De rivier der gekomen vonden wy ons aen de rivier Clcfina. Clefma , die ten 'Zuiden voorby de fladc loopt, en in de Wolga vloeit. Hier wer- den wy met een groote fchuit overgezet Gelegen- telkens met zeven of agt wagens. Van ftadt." daer gingen wy door eenen flykerigen wegh opwaert in de ftadt, die zo wurften van de laetft gemelde plaets gelegen is. Ik vond haer vry groot | leggende op ver- fcheide van elkander afgezonderde bergen wyt en zyt verfpreit, ook tegen en langs dezelve tot by de rivier. Zy heeft zeven of agt kerken van fteen gebout, verfchei- de ook van hout. Het kaftcel is met ee- nen houten muur omtrokken. Mennoenit deze ftadt ook wel Wlodimer. Zy is ei- gentlyk een Hartogdom , en legt ifo |
|||||||||
CORNE LIS de BRUINS
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4JO
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
miftigh weder over eenen zeer goeden
vlakken wegh , ontmoetende mecnigte van wagenen. Ten negen uren quamen Komft te wy eindelyk aén de ftadt Moskow, De Moskow. Gezant bleef nevens de zynen in eenige huizen buiten de ftadt, om zich aen te geven, en een huisvefting binnen de ftadt af te wachten. Dogh ik begaf my naer de Slabode in myn vorige herbergh. Hier uit den wagen geholpen zynde bevont ik dat myn voet geheel geflonken was. Ik ververfchte het zelve geneesmiddel, en my latende voorftaen dat het quaedt ge- heel over was reed ik in den avont met de ilede naer den Hollantfchen Rcfident den Heer Vander Huift, dewyl ik myinftaet vond van meteenen ftok te kunnen gaen. Maer des anderen daegs was de voet door deze al te groote beweging zoodanigh ontftoken , dat ik my genootzaekt vond in huis te blyven. Ik gebruikte wederde Mumy, dogh zonder vrucht, waer van ik my zelven de fchult gaf, dewyl ik my - hadt moeien ftil houden. Den volgenden dagh was het'er nogh arger mcdegeftelt, zoodat ik geraden vond my van eenen * Wondheeler te bedienen, en andere mid-
delen te gebruiken. Ik liet het been dan nogh wel 14 dagen ruften op kuflens, en in zes weken daerna kon ik nogh zeer weinigh gaen. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de rivier gaen om zelf te paflên op den I
wagen, daer myn pakkaedjcip was; maer myn regtervoet op den hart bevrozen |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Verftui-
king van riesSclny |
gront uitfehietende wert zoodanigh ver-
ftuikt dat ik nederviel, en een lange wyl in groote pyn bleef leggen , meenende in |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vcrsbcci). »t eerfl. dat myn been gebroken was. Men
droegh my in den wagen , waer mede ik de rivier over quam , die é f wurften van de laetfte ruftplaets af is. Nogh f wur- ften hadden wy af te leggen tot het dorp Magofa , daer wy ten elf uren binnen qua- men. Hier bevond ik dat myn been on- der aen den buitenenkel bezet was met twee knobbels twee vingerbreetten hoogb, zoodat ik 'er niet op ftaen kon , en men my met groote moeite in en uit den wa- gen raoft helpen. Ik beftreek het met de Mumy , die ik met my uit Perfie ge- bragt, en altyt by my hadt, en nam 'er ook een weinigh van in , latende het zoo met doeken omwonden ruften op kuflens, zoo goedt als dat op den wagen wezen kon , dewyl ik'er evenwel mede voort moft. Wy vertrokken ook kort na den middagh , en door vyf of zes kleene plaetsjes gereden hebbende bleven met den avont in het dorp Teggera tf wurften ver- der. Nu waren wy nogh é f wurften van Moskow. Des morgens gingen wy twee uren voor den dagh weder voort in zeer |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
LXXV· Ç o o f ô s ô õ ê.
Rebellen gefir aft. Statelyk Geboortefeefl. Komfi van den Czaer
te Moskow, Ge/prek des Schryvers met zyne Majefleit. Schoone Apoteek , en andere nieuwe gebouwen. -Vierwerk. Vertrek van den Czaer. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P het einde dezer maent reed ik
met den Reiident buiten de ftadt |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
die aen de Duitfchen en anderen te Aftra-
kan , waer van ik hier voor gefproken heb, gepleegt was. De vcrwezenen ftonden als in eenen ronden kring , waer nevens vyf balken driehoekswyze op den gront gelegt waren , wordende op eiken balk zes menfehen met hun hoofden ge- legt , en dus door den fcherprechter met de byl onthalft. Men begon hier mede ontrent den middagh , en binnen een half uur was alles ten einde gebracht. Men zou naeulyx gelooveii , met hoe ldeenen omflagh zulke ftraf hier gefchiet, en min- der nogh, hoe gedwee zich die menichen, heel ongebonden , als lammeren , lchik- ken tot het lyden derzclve , daer men in andere landen zoo veel omflagh maekt om eenen eenigen misdadigen van kant te helpen. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
o
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
DcSchry-
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ver be-
|
naer het Hof van den meer gemcl-
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Piins den Knees Bories, om mynen plicht van
KneesBo-dankzeggingh by hem af te leggen voor ms' de brieven van aenbeveling , my mede- gegeven aen de Gouverneurs van Kaian en Altrakan. Hy onthaclde ons dien mid- dagh in het gezelfchap zyner Gemalinne, |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en den
Engel |
en andere vrouwen. Ik begroette ook
den Heer Charles Witworth, Gezant we- |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fchen Ge-gens de kroone van Engelant, die my met
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zant.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
by zondere beleeftheit ontfingh , en daer-
na meenigmael ten eten hielt. Hy quam ook zelf in myne herbergh om uit zinne- lykheit te befchouwen het geen ik aen- merkenswaerdigh met my gebragt hadt. Den eerften van December werden bin- nen de ftadt Moskow dertigh perfonenont- halft, hebbende deel gehad aen den moort, |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Strafple-
ging- |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Drie dagen
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hier aen wert hier in de
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Duit-
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
REI
|
|||||||||||||||
ZEN. 4jï
Onder dit gezelfchap Waren eenigc voor-
name Ruffifche vrouwen , ook twee of |
|||||||||||||||
Naem-
dagh ge- viert. |
Duitfche Slabode de Naemdagh geviert
van den Vorft Alexander Danielewits die |
||||||||||||||
Menfikof, het welk gefehiedde in het
huis van den Heer Generael la Fort, zyn- de de noodiging der gaften, die mendaer hebben wilde, eenige dagen te voren ge- fchiet. Hier waren tegenwoordigh de Princes, zufter zyner Majefteit, deCza- renne met haer drie dochteren , en de Georgiaenfehe of MilitieufcheCzaer, die op den troon van't Georgiaenfehe gebiedt gezeten hebbende , en door zynen broe- der daer af geftoten zynde , toevlucht tot den Czaer van Moskovie genomen heeft, van wien hy nogh wort onderhouden, ne- vens zynen zoon, die Generael Velttuig- meefter zyner Czaerfe Majefteit zynde voor Nerva gevangen is, en nu ftaet uitgewiflelt te worden tegens den hier gevangen Zweetfên Overften Wagtmeefter, nevens vyf Kapiteins , zes Lieutenants, zeven vendrigs, en den koningklyken Secretaris Tepati, voor Nerva gevangen , die nu om deze wiflèling te bevorderen losgela- ten is , om van Moskow naer Stokholm te vertrekken. Wyders waren op dezen vreugdedagh veele Ruffifche Heeren en Vrouwen , nevens den Engelichen Afge- zant , den Conful en anderen van die na- tie. Veel Duitfchen waren 'er ook. De mannen en vrouwen werden yder in'een byzonder vertrek onthaelt. Onder het drinken der gezontheden werden telkens dertigh fchoten, zoo uit klecn kanon, als mortieren gcdaen. Na den maeltydt wert'er gedanft , en des avonts een vier- werk aengertoken , ftaende de naem van den gemelden Vorft, tot ficract in vier . brandende. Komftdcs Den zeftienden der maent quam de Mosk* te<^zaer °P den middagh binnen Moskow,
' waer· op het^gefchut van de wallen geloft
weit onder groote vreugde der inwoners,
die zyne Majeiteit in twee jaren hier niet
fezien hadden. Ik begaf my twee dagen
aeraen met den Refident naer Prefrefemke om den Vorft te bewellekomen, dienwy reets in de flede ncdergezetcn vonden. Hy ontfing my vrolyk van wezen met hant- tafting, verwellekomende my in zynlant. Voorts begaf hy zich naer liet Hof der Princefle zyne zufter , niet verre daer van dacn gelegen , gaende eerft in de kerk, die een klecne kapel is. De kcrkplech- tigheden verricht zynde, gingh hy met zyn gcvolgh een uur daerna binnen 't Hof} daer wy hem volgden. Hier ontmoette hy de Princes, die aen yder van 't gezel- fchap een gulden fchaeltje met brande- wyn, op een zilver fchenkbort gezet, zelf aenboodt. Waer op yder toetredende met behoorlyke eerbïedigheit daer een af- nam. Die hun fchaeltje geledigt badden, gaven het aen de daer oppaffende Heeren over , die het telkens weder lieten vullen. |
drie Duitfche. De Princes aen de aenge-
komenen deze eerbewyzing gedaen heb- bende voegde zich weder by den Czaer haren broeder, die my toen met de hans een teken gaf van by hem te komen, de- wyl hy begerig was een kort verhael my- ner reize te hooren , en de manieren en levenswyze der Perfifche Koningen , en hunne hofhouding te verftaen , ook hoe het gelegen was met de meenigte hunner vrouwen in het Serraglio. Een gelyke nieusgierigheit had hy ontrent den ftaet des Konings van Bantam. Waer van door my onderrecht zynde verhaelde hy alles aen zyn zufter en de voornaemfte Mevrou- wen in de Ruffifche tael. Een half uur liep met dit vertellen door , wanneer een tweede ichaeltje met brandewyn door de Princes overgereikt werf. Nu verzogt ik van zyn Majefteit een vrygeleibriefom weder veiligh uit dit Ryk naer myn va- dcrlant te kceren, waeropiktotantwoorc kreegh dat ik het hebben zou. Ontrent elf uren vertrok zyn Majefteit weder van daer, en ik te gelyk met den Refident naer zyne woning , daer wy dien dagh vrolyk doorbragten ·, zynde ik wel ver- noegt over de eere, my aen dit Hof be- wezen. Op den zj der maent vertrok de Pool-
iche Biflehop van hier weder naer zyn lant, ftaende uitgewificlt te worden te- gens KneesJakorFeuderowits, algemeen vcltkrygscommiflaris, die onder Nerva gevangen genomen wert. In dezen tydt Doot ^(t verftonden wy hier uit brieven dat deurooicn Groote Mogol, een man over de hondert M»>g°ls. jaren out, overleden was. Eer ik van Moskow aficheide zal nietNi<we-»e-
ondienftigh zyn te melden het ftichtcn bouwen eeniger gebouwen i dat federt myn vcr-tc Mos* trek naer Periïe geichiet is. Dat my al- " lereeHt, aenmeridngswaerdigh voorquam, was een groot gebou van fteen, dat -voor zeven jaren is begonnen aengelegt te wor- den tot een Munt, en federt anderhalf jaer is verandert en verbetert van eenigc vertrekken om te dienen tot een groote Apoteek. Het gebou is prachtigh enAP0,«*k' hoogh opgetrokken , hebbende oenen fraejen tooien op de voorfte party. Het ftaet ten Ooften buiten het (lot of kaftecï ter plaetfe daer de Hoender- en duivemarkt ge weeft ij. Het heeft in 't geheel twee verdiepingen , en boven naer dm tooren vyf verdiepingen boven elkander. Als men eerft door de groote voorpoort in- gekomen is, vint men zich in een opene plaets. Dan gact men langs eenen brec- den trap opwaerts. Hier is het eer/Ie vertrek de Apoteek , die ιy goede fikre- den diep , en to brect is. Het is hoogh van verdieping koepels wy ze, dat inFresko, |
||||||||||||||
L11 ζ toen
|
|||||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
|||||||||
4J*
|
|||||||||
was uitgewerkt. Ik heb reets een groot
boek met dufdanige kruiden belegt by hem gezien. Hy vertoonde my ook een groot ftuk bruin broot, dat in fteen verandert was, gelyk men veele andere dingen op deze wyze in fteen verandert vint. Hy nam ook in overlegh eenigh volk naer£«- berie te zenden , om daer kruiden, bloe- men , en wat van die natuur is, te doen opzoeken. Tot deze Apoteek worden ook enkel twee tuinen onderhouden. Sedert myn vertrek naer Perfie is hier Gaftlmti.
ook opgérecht een Gaithuis voor zieken en gequetften , zynde in de lengte van hout gebout ten N. Ooften der Duitfche Slabode aen de rivier Joufe. Het beftaet in twee partyen. In de eerfte vint men zeven bedtfteden , elke voor twee perfo- nen , en in het midden negen , elke voor een menfeh : aen de venfterzyde weder tien , elke voor twee menfehen. Zoo is ook de andere party. Elke party heeft drie ovens of ftoven. TuiTchen detwee verdiepingen is de Snykamer. De boven- fte verdieping beftaet in veel kleene ka- mers , als een voor den Arts van het Gaft- huis, een tot dienft van den Apoteker, en een voor de Wontheelers. De Apo- teek beftaet in drie kamers. Twee zyn 'er voor de geneesmiddelen , en een voor de droogen en kruideryen , waer van de ge- neesmiddelen toegeftelt worden. Hier nevens is een Lakenbereidery op- Lakenbe-
gerecht, en daer toe een meeftcr uit Hol- reidery. lant ontboden. Ook een Spiegelmakery, by het Jufferenklooiler aen ginfe zyde dei- rivier Mofcua. Hier worden allerhande fpiegels gegoten , zelfs die drie ellen en een vierde hoogh zyn. Men was toen ook bezigh met de ftadt om den rooden muur, Kitaei genaemt', te verfterken, mecit aen de Ooit- en Noortzyde , ook met eenige vaftigheit aen liet Siot te bren- gen. Hier by hebben de drie Jefuiten, die hier zyn , twee Hoogduitfche , en een Engellche, een kleene kerk van fteen in de Duitfche Slabode gebout, die reets ten deele van binnen in Frefco befchildert is. Men fprak toen ook van de Drukke- ry te verzien van Latynfche letteren, om daer boeken en andere dingen mede te drukken , die hier toe reets uit Hollant waren aengekonien. Nu gingh het jaer 1708 in , wiens Feeft van
eerfte dagh met vreugde geviert wert,'ietNieu wordende des avonts binnen de ftadt een ' groot vuurwerk aengeftoken op dezelve plaets , die ik voorheen betekent heb. Zyn Majeftcit had hier toe een deftige maeltydt binnen de daer ftaendelogie doen vervacrdigen. Eenige dagen daerna ont- haelde zyn Makfteit het zelve gezelfchap binnen de Duitfche Slabode in het huis van den meer gemelden Heer la Fort, dat nu toebehoort aen den Vorft Alexander Da- nie-
|
|||||||||
toen ik daer was , bcfchildert weit. De
zydemuren zyn met hooge glaze ven He- ren. De overige zullen met fchoone Chi- neefche potten , die reedts volgens over- gezondene modellen gekomen zyn , be- zet worden. Op eiken pot is volgens de Chineefche wyze voor een gedeelte met gout ingebrant het wapen zyner Czaerfe Majeftcit. Dit vertrek heeft twee deu- ren , door welker eene men in de kamer gaet, daer de voorraet van kruiden legt. Door de andere gaet men ïn de Prikaes of kanfelery. Beide deze geruchten zyn fraei en groot, koepelswyze ook gemaekt, en hoogh van verdiepinge. Nogh is 'erdier- gelyk een vertrek gefchikt tot het ftook- huis , een ook voor de Boekery, enzelt- fame gewafl'en en dieren , die hier be- waert worden. Nogh zyn'erverfcheide andere vertrekken , waer onder een ten dienft is van den Prcfident of Doktoor. Een ook voor den Apotekaris , de gezel- len , en jongens. Deze alle zyn aen eene en de zelve zyde. Onder dezelve zyn ver- fcheide zeer groote en fchoone kelders. Over de Prikaes of kanfelery heeft deze Doktoor het bewint. Na hem volgteen ünderkanfelier en andere luiden van de pèn. Deze Doktoor heeft wyt uitge- ftrekte magt over alle die onder hem ftaen, zoodat hy hen met de doot vermagh te ftraffen, alsze die quamen te verdienen. Uit deze kanfelarye worden alle Artiên, Kruitbereiders en Wontheelers betaelt. Het getal der Apotekers hier aen behoo- rende beftaet in agt, vyf gezellen , en nogh over de veertigh , die hier toe ar- beiden. Want hier gaet veel om, dewyl de ganlche krygsmagt, zoo te water, als te lande hier uit met geneesmiddelen moet verzien worden. Bcwints- Deze Doktoor of Opperbewintsrnan is man der een Engelander , genaemt Robben Ares· Apoteek. fene ^ jatencjc zic\y gebruiken voor Lyf- arts zyner Czaerfe Majefteit, van wie hy volgens geflotene verbintenis jaerlyx vyf- tien hondert goude dukaten tot een wed- de trekt. Sedert vier jaren is hy hier ge- komen , en heeft veel achting onder de menichen gewonnen niet alleen om zyne ervarenheit en wetenfehap , maerookotn zyne minzaemheit en beleeftheit. Toen hy dit groot werk ftont aen te vangen, heeft zyne Majefteit hem befchonken met een gift van tweeduizent Ryxdalers, om hem aen te moedigen tot vohooijing van dit nutbare werk. Hy maekte ftaet, toen ik daer was, dat hy binnen een jaer tydts alles Zou volbragt hebben. Hy was ook bezigh met alle de voornaemfte kruiden, zoo die hier ontrent als die in de wilder- nis groejen , te doen opzoeken. Deze kruiden en bloemen wel gedroogt leide hy op papier zodanigh vait, datmeir ze daer even kon aflichten, het welk fierlyk |
|||||||||
REIZEN.
|
|||||||||||||||||
453
|
|||||||||||||||||
nielewits die Menfikof, die het met daer
nogh aen te bouwen aenzienlykergemaekt heeft. Na den maeltydt begon de Czaer de overzeefche Koopluiden te ver- eeren met zyn bezoek, komende dus des avonts met zyn gewoonlyk gezelfchap by den Heer Refident, op dezelve wyze, als ik verhaek heb in de befchryvingevan myn eerfte verblyf alhier. Na twee uren verblyfs vertrok hy weder van hier, om nogh ander bezoek af te leggen, dat dien avont ophielt. Want hy itondt, ge» lyk de fpraek gingh, binnen twee of drie dagen naer het leger te vertrekken. On- dertuflchen quam de Heer Grundt, afge- zant van den Koningh van Deenmarken, hier aen. In het laetfte dezer maent quamen de mee-
fle overzeefche Koopluiden van Archan- gel weder hier, hebbende door degroote fneeu en harden wint zulk een quade rei- |
|||||||||||||||||
ze gehadt, als in veele jaren niet gebeurt
was. Den 6 van February werden hier nogh
70 van de voornoemde Aftrakanfe rebel- onS? len onthooft, en zes gerabraekt, zynde weinigh dagen te voren nogh 4f derzel- vc buiten de poorten der itadt opgehan- gen. Eindelyk geraekte ik aen myne twee
Vrygeleibrieven, en nam affcheit vanden Refident, en alle myne goede vrienden, dewyl ik vaftgeftek had den tienden der maent te vertrekken. Hier toe hadden wy, gelyk het gebruik is, de voerlui- den tot Koningsbergh aengenomen. Vol- gens affpraek begaf ik my op den geitel- den dagh naer het Hof van den Engel- fchen Afgezant, daer al de natie zich liet vinden. Wy bragten den avont in vreug- de door , en maekten ons gereedt om te gelyk met alle de Heden te vertrekken. |
|||||||||||||||||
LXXVI. H00FTSTUK.
Vertrek van Moskow. Komfi te Waefma , Dorgoboes, Smo-
lemko , en Borïfof. Dorpen door de Rujfen verbrant, We- derkeermg naer Moskow* |
|||||||||||||||||
den 18 der maent ten agt uren aen de itadt
Waesma^ en bevonden dat wy 37 wurften Komft te gevordert waren. Deze itadt is groot en Waesma· wydt verfpreit. Zy heeft een houten kafleel, waer aen verfchcide ileene to- rens zyn. Ontrent den middagh reden wy weder van daer , ontmoetende eenige fleden geladen met hennip. Nogh 40 wurften afgedaen hebbende bleven wy in het dorp 'tSobmtowo tot middernagt, en quamen den 14 ten 6 uren binnen de itadt Dorgobees na het afleggen van zp wurften. „ ft Deze plaets is flecht. Het voornaemfte Dorao- " dat 'er valt is hennip , die voor de befte boes. gehouden wort. Hier togen wy over de rivier de Niper : ten tien uren vervolgens door veel boflehaedje tot het dorp Phva, 44 wurften verder op gelegen, daer de gemelde rivier ook haren loop heeft. Na middernagt trokken wy weder van daer, en quamen den 1 f aen de ftadt Smolensko, gelegen 3 6 wurften van Pbova. Wy toon- den den Gouverneur onze vrygeleibrieven. Hy ontfing ons minnelyk, wees ons her- berg aen , en verzagh ons van eenen al- gemeenen vrygeleibrief om te kunnen voortreizen tot de grenzen, nevens een ge- leide tot onze veiligheiuvoor welke beleeft- heit wy hem met een anker wynsbefchon- ken.Deze ftadt is vrygroot.Eenige der ker- ken zyn van fteen gebout, de reit is alles van hout. Men heeft hier eenen Biflchop. Lil 3 On- |
|||||||||||||||||
WY vertrokken dan een uur na1
middernagt, en quamen ten agt uren des morgens in het dorp Wefomke , waer over wy 3 f wurften ge- reiit hadden. Ons gezelfchap beitont in zeven perfonen , waer onder vier Engel- fche Koopluiden waren, namelyk de Hee- ren Wiliatn Englifh, Tames Hewit,Fran- cois Beeflei, en Jofef Wilkins} voorts de Koopman Daniel Peil, en Joan Joachim Schroder , geboortigh van HeilènkafleJ. Wy hadden elk onze flede , nevens twee fleden voor de knegten. Hier by hadden wy vyf lofle paerden, of'er by toeval ons eenige op de reis mogten begeven, gelyk dikwyls gebeurt. Wy hadden ook zes of zeven dagen te voren de paerden naer de ftadt Smolensko gezonden, om hen tot onze komft te laten ruilen , nemende van Moskow andere tot die ftadt toe. Op den middagh trokken wy weder voort tot het dorp Modenovo , daer wy ten zeven uren binnen quamen , nogh 49 wurften voortgetogen zynde , over eenen vlakken wegh door vele dorpjes. Op middernagt weder voortgaende ontmoetten wy mee- nigte van fleden , en vonden ons op den middagh aen het dorp Oflrosjok , leggen- de in een bofch. Nu hadden wy vieren- veertigh wurften afgedaen. Des middags reden wy weder van daer, ten deele door bofch en verfchcide dorpen. Wy quamen |
|||||||||||||||||
Vertrek
van Mos- kow. |
|||||||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
|||||||
454
OndcrtufTchen maektcn de vocrluiden, |
door ons vooruit gezonden , zich met de paerden vaerdigh, en wy trokken ten vyf uren weder voort , vindende veel waters op de wegen. Het was weinigh in den avont als wy door een afgeflotene placts reden , even als een poort, daer eenige foldaten de wacht hielden. Twee uren na middernagt quamen wy aen het dorp Krana-felo , 44 wurften afgelegt hebben- de. Des morgens ten zeven uren gingen we weder op wegh met harden vorft. Hier ontmoeten wy veel pakkaedje van den Vorft Alcxander Danielewits dieMen- ilkof, ook eenige karoficn, en in eeneder zelve zync Gemalin , die zich in een dorpje, daer wy door reden , ophick, en den wil had naer Smolensko. Op den het'po \"middagh quamen wy in het Pooltche ge-
fclie ge- biet, daer men van een hoogte afïydt.
biedt.0 Ten twee uren quamen wy aen het dorp
Dobraafna , 13 wurften afgedaen hebben- de , over heiivelagtigh gebergte. Des avonts ten negen uren reden wy weder van daèr , en quamen ten 3 uren voor de ftadt Copts, na het af leggen van 6 my- len wegs. Want aen deze zyde der ftadt Smolemko begint men met Duitfche my- len te rekenen , wordende gemeenlyk (als voorheen gezegt is) vyf wurften vooreen myl genomen. Vroegh in den morgenftont toonden
Wy onze vrygeleibrieven aen den Gene- rael Allert, eenen Schot, die ons zeer beleeft ontfing. Hier maekte men ons eenige zwarigheit over het doortrekken te Koningsbergh , dewyl eenige Zwecd- iche troepen herwaert in aentogt waren. Evenwel dewyl alles onzeker was wert by ons befloten de reis op de ftadt Wilda voort te zetten. Wy begaven ons hier ter herberge by den voornoemden Engel- fchen Arts Areskine, die zich juift inde- ze ftadt bcvont, dewyl het overal Zoo vol Juygsvolk was , dat alle huizen daer me- de bezet waren. Wy bragtcn hier den tydt in vreugde met elkander door, ko- mende des avonts de gemelde Generael voor eenige uren by ons. Hier hadden de Ruften hunne linie getrokken , die meeft om de ftadt en de rivier Niper , die be- nevens de ftadt ftroomt, loopt. Zy maek- ten ftaet de Zweden hier af te wagten en hun ilagh te leveren. Den 18 der maent twee uren na mid-
dernagt vervolgden wy onzen wegh, die al meeft was door bofjehaedje van Denne- boomen , die hier te lande veel zyn. Na het doorryden eeniger plaetsjes quamen wy ten tien uren in het dorp KroepL·, daer een bezetting van j-oo foldaten lagh. Drie uren na middernagt togen wy we- der op wegh, en quamen twee uren voor h"0t'f ,e^en raiddagh binnen de lladt Barifof', een
1 ° ' gemcene plaets, welker huizen wyt en |
|||||||
zyt verfpreit flacn. Men heeft *er een
houten kafteel met eenen wal van aerde omtrokken. Hier in onthielt zich te de- zer tydt de Heer Keizerling, Afgezant des Konings van Pruiffen. Nadat wy onze vrygeleibrieven vertoont hadden, gingen wy ten twee uren na denmiddagh weder van daer, trekkende al door digtc boffchaedje. Wy vonden daer den wegh zeer fmal, en dwaelden door onkunde der voerluiden van onze regte ftreelc af, zoodat wy ten agt uren in het dorp Jnle- jewa quamen. Een uur na middernagt trokken wy met
eenen wegwyzer voort tot het dorp Bela- roei, daer wy een groot huis van eenen Poolfchen Edelman vonden. Nu hadden wy zes mylen afgelegt. Ten twee uren gingen wy weder voort, eerft nogh al door boffchaedje , daerna door vlakte , trekkende door een dorp , daer een rege- - ment foldaten lagh. Na middernagt qua- men wy in het dorp Krafnafd , hebben- de zes mylen afgedaen. Wy trokken den 2.1 des morgens ten 6
uren weder voort, en quamen ten 3 uren in het dorp Mollodefna, van waer de Vorft Alexanderdezen morgen terzyden af ver- trokken was. Dit en de hier ontrent ge- legene, dorpen ftonden reets ten deele ίη den brant, die door de Ruflen met voor- dagt gefticht was, die al wat zy niet met zich voeren konden in brant ftaken , om den Zweeden de middelen van leeftogt te benemen. Een beklaegelyke zaek zeker ^len.de voor de ingezetenen dezer gewelten, daerjjj,,*" men zyn groot leet aen zag. IVlecnigte van Poolfche boeren fchuilden in de by- gclege bollchcn , daer ze zich verfteken hadden. Anderen zagh men met het wei- nige , dat zy uit den brant met zich kon- den voeren , nevens hun vee wechvluch- ten. Eenigen ook ftonden vol droefheit, en zagen hunne brandende huizen met be- traende oogen aen, naeulyx wetende wer- waert zy zich te wenden hadden. Ande- ren ftelden zich bloot voor hun nootlot, wachtende vol vrees den vyant af, die hen ftont te verdelgen. In dezen droevi-Vrees d« gen fchyn van zaken werden onze voer-™erlui' luiden met zulk eene vreezc bevangen, en' datze bitterlyk begonnen te weenen , en ons met fmeken aen te gaen , dat wy hen niet verder met ons wilden doen reizen, maer hen te rug laten keeren. Geraekt door medelyden ftonden wy hun verzoek toe , en befloten , zoo als wy hier mid- den in dit brandende dorp flonden , zon- der hun de reize voort te zetten. Wy kogten derhalven agt paerden van hun, om met een paert voor elke flede naer de ftadt Wilda , dacrwe nogh zeltien mylen af waren , heen te trekken , en hen dus met de overige paerden te laten te rug gaen. Dit ïoo vait geftelt zynde, waren wy
|
|||||||
REIZEN.
|
||||||||
4ô;
|
||||||||
hielden derhalven een wyleftil, verhael-
den ons wedervaren , en vraegden naer gelegenheit om verder te kunnen voort raken , met bede om goeden raedt. Men antwoordde ons dat het voorttrekken on- mogelyk was ren decle , omdat de Ruf- fïfche Kofakken nogh agtcr waren , om wat 'er nogh overigh was in den brant te zetten, ten dcele ook omdat alle bruggen afgebroken waren. Dat ook (het geen het quaedftc van alles was) de Kofakken, die in Zweedfchen dienft waren, den voortogt hadden, plonderendeen rooven- de alles wat hun maer voorquam, ja zich niet ontziende de menfchen van 't leven te berooven. Datwy, zoowy voort wilden, alle deze gevaren te ondergaen hadden. Waerom 'er niet raetfamcr voor ons ware, dan met hun weder terugtekeeren. Wat zouden wy doen? wy moften dezen raedt volgen , of in onze gewifïè doot loopen. Wy trokken dan onder dit geleide voort, en zonden eenen der ruiteren naer onze voerluiden, om hen te doen wederkee- ren. Zy keerden weder, en fpanden twee paerden voor elke ilede. Dus quamen wy wel haeft by de bende der voorge- noemde Kofakken , welke de Engelfchc Bevelhebber van de ruitery , die ons ge- leidde , vernomen hebbende , groette hy hunnen Officier met eenige zweepflagen tot belooningh der onheufche bejegening, aen ons gedaen. Wy verftonden dat de Zweedfche Ko-
fakken maer vier of vy f mylen van ons wa- ren. Drie mylen weder te rugh gekeert zynde bleven wy in het huis van eenen Poollchen Edelman tot negen uren, wan- neer het in brant geftoken wert. Wy re- den nogh drie mylen voort, en quamen aen een adelyk huis, dat nogh grooter, en op de wyze eener fterktegemaektwas, waer in de Overfte Geheim met eene be- zetting lagh. Deze Heer riet ons, dat wy daer niet lang zouden vertoeven , de- wyl de voortrocpen der Zweden in korten tydt te gemoet gezien werden. Wy acn- vaerdden zynen goeden raedt, en vertrok- ken ten negen uren van daer.Rydende voor- by twee of drie poften, daer foldaten lagen, quamen wy ten drie uren naden middagh by den Vorft Alexander Danielewits die Menfikof, tot Lefcova , een adelyk pa- leis. Wy hadden gemeent hem eer aen te treffen , maer hy was telkens van twee of drie plaetfen vooruitgetrokken. Wy hadden een geleide van vier ruiteren uit de voorgemelde troepen by ons genomen, omdat wy ons affcheiden moftcn van den ganfehen hoop , om eenen anderen wcgh bezyden af te nemen , langs welken wyby den Vorft quamen, vanwienwy minnclyk ontfangen werden. De rede, die ons dreef om hem op te zoeken, was wel meeft om uit hem te hooien , of ook mogelyk wa-
|
||||||||
Gevaerly- wy echter zelfs in eenen gevaerlyken ftaet.
ke togt. Want wederkeerende ftonden wy den partylooperen der Walachen, dieindienft der Ruilen zyn , in den mont te loo- pen, en voorttrekkende wy het krygs- volk der zelve natie , dienende onder de Zweden , af te wachten. Want deze menfchen zien noch vrient noch vyant aen, en zouden in zulk een geval hun eigen vader of moeder niet verfchoonen. Te weten zy zyn heel verwildert, trek- kende geene foldy , maer enkel op den roof levende. Behalven dit volk zyn 'er ook eenige Tartaren en Kalmukken, die niet veel beter dan de genoemde zyn. Wy ftonden dan hier op den gemeenen wegh tot ontrent den middagh, terwyl eengoet gedeelte van huizen in dit dorp ter we- j derzyde van ons afbrandde. Yder zette zich dan in zyn ilede , en wy reden dus zonder de voerluiden op Godts genade voort. Wy waren maer even buiten het dorp gekomen , als we een party van on- trent dertigh Kofakken of Walachcrs te paerde , die in dienft der Ruilen waren, ontmoetten. Deze ruiters hebbende hun- nen bevelhebber by zich deden ons ftil ftaen. Wy vertoonden hun onze vryge- leibrieven , zeggende wie wy waren. Zy bekreunden zich des weinigh, en begon- nen tegen ons uit te varen, ons ichelden- de om verraders, die in den zin hadden tot den vyant over te gaen, Wy gaven hun bezadigt antwoort , en bleven dus vaft ftaen , niet wetende hoe wy het met hun hebben zouden. By avontuur was onder hen een Hoogduitfche jongen , die hun ftoutelyk tegenfprak , hen beftraffen- de om de onbehoorlyke bejegening ons aengedaen. Een van hun gaf hier op den jongen eenen flagh met zyn zweep; dogh dees zich niet ontzettende gaf'crhemwel drie in de plaets , en keerde zich voorts tot ons , zeggende , Ëßãç Heereu , daer komt een Generael aen met een f ar ty ruiters, die vafi dtcht by ons zyn. De party , daer wy mede te doen hadden , ook wel we- tende dat zy niet verre konden af zyn , liet ons met onze lieden heenryden. Het is bekent dat deze Walachen wel ftoutop den roof, maer tegenftant vindende zeer bloode en kleenhartigh zyn, en, zoodia ze maer iemant van de hunnen zien ne- dervallen , zich in deryl op de vlucht be- geven. Het leedt geen vierde deel van een uur, of de party , waer van de jon- gen gefproken hadt, quam aen. By de- zelve waren twee Adjutanten generael, wacr van d'een een Engelsman , d'ander een Hoogduitfch was. Hier by was nogh een Major , en een Kapitein. Zy had- den by zich tweehondert troepen van wel geregelde ruitery. De Engelfchc Bevel- hebber kende aenftonts de onzen, zoo dat wy ons by vrienden bevonden. Wy |
||||||||
-
|
||||||||
de BRUINS
door wy te fpade bevonden dat ons broot
het ecrft van al den voorraedt op was. Hier was goede raedt dier, dewyl hier ontrent geen broot voor gek te bekomen was. Het eenigfte middel was den Vorft hier om aen te fpreken, welken laft men my 5 die hem meefl: bekent was, opleid- de. Ik trof hem aen zittende over 't mael, en ons gemeengebrek voorgeilck hebben- de verwekte ik het ganfclic gezellchap tot lachen. Hier op beval my de Vorft by hem te gaen nederzitten, dat wel goedt voor my , maer tot laft myner reisgenoo- ten was, die met verlangen naer my uit- zagen. Men ftont my myn verzoek toe, en dewyl wy van alle andere dingen nogh genoegh verzien waren , hadden wy ver- der geenen noodt. Voor den avont trokken wy te gelyk
weder voort, en quamen ten tien uren in een plaets, van waer wy des morgens weder vertrokken > om nogh vier mylen af te leggen , al meeft door boflchaedje, waer in zich de boeren onthielden. Ten drie uren floegen wy ons neder in eenige dorpjes buiten de ftadt Sjeb ena , hebben- de de Vorft ons des daegs te voren daer ter maeltydt verzogt. Maer wy te laet acnkomende vonden hem reedts van de tafel opgeftaen : zoodat wy hem begroet hebbende van alle de Officieren in eenan- der vertrek onthaelt wierden. Op den æ f der maent namen wy met
dankzegging aflcheit van den Vorft , die driehondertzynerruireren vooraf zont, on- der welker hoede wy konden voort reilen. Hy voegde hier by nogh zes dragonders onder 't bevel van eenen Poolfchen Edel- man , om ons tot Smolensko toe te gelei- den. Dogh myn gezelfchap vergat zich zoo verre in goede iïcre te maken met de vrienden, dat de ruiters, zonder langer naer ons te wachten , heenreden. Wy volgden hen na den middagh ten drie u- ren met de dragonders, en quamen ten zeven uren aen het ftedeken Âïçâíá, vier mylen voortgetogen zynde. Drie uren na middernagt weder opgezeten von- den wy ons ten tien uren in het dorp Kraepka , agt mylen verder. Ten vier uren in den morgen gingen wy weder voort door verfcheide dorpen , waer on- der wy 'er een vonden , waer in geen menfehen waren. Ontrent den middagh bleven wy in het dorp Tollotbin , zeven mylen afgelegen van de lactfte ruftplaets. Den zy gingen wy met het begin van den dagh weder voort , en quamen na het trekken door vecle dorpen ten twee uren na den middagh aen de ftadt Copies; over Komft te welken wegh wy agt mylen gereift had- Copies. den. Van hier waren vertrokken de ge- noemde Overfte Allard , en de Afgezant van Pruiflên, die voor weinigh dagen hier aengekomen , met den Engelichcn Arts Aies-
|
||||||||
4j<5 CORNELIS
ware op de eene of andere manier over 1
lant voort te raken, het zy met eenen an- deren wegh re kiezen, het zy met eenen trompetter onder gunft van hem in het Zweedfe leger te zenden , door wiens voorlpraek \vy veiligh de reize mogten vervolgen. Op het eerfte antwoordde hy, dat het doortrekken onmogelyk was, de- wyl 'er nergens een plaets was , daer men zckerhcit hebben konde, dewylde Zweed- fche troepen alles bezet hadden. Op het laetile, dat aen gecnen trompetter gehoor verleent wert, dewyl zy reets al twee of drie, zoo trompetters als tromflagcrs, die afgezonden geween: waren , doot ge- flagen hadden, hier mede toonende dat ze geene boden ontfangen wilden. Hy kon derhalven , wat hem aenging, ons niet anders raden dan weder naer Mos- kow ie keeren. My inzonderheit riedt hy dit aen , wetende dat ik de zeltfame dingen, in Perfie en Indieverzamelt, met my voerde. Ik bedankte hem , en deed een kort verhael van de gedane reize, en hoe verre die zich uitgeftrekt hadt. Hy maende ons toen aen twee of drie dagen met hem voort te trekken, om beveiligt te zyn tegen de Poolfche boeren , die zich racer dan tweeduizent Merk onthiel- den in de boflehen , die wy hadden door te trekken. Want hier warenze in ge- vlucht , en loerden op de voorbygangers, om , zoo de kans zich wel opdeed , hun alles te benemen wat zy krygen konden. Zeker wy waren wel hoogh verplicht aen de goede voorzorge van dezen Vorft. Want hier ontfing hy de tyding dat de voortroepen der Zwecden drie uren na ons vertrek van het laetft gemelde adelyk huis waren aengekomen , en wel é oo Ruilen, die zy daer vonden, hadden dootgeflagen. Wy trokken dan met onze pakkaedje na een uur tydts voort onder de bcichermin- ge van hem en zyn lyfwacht. Ons ver- trek dus verhaeft wordende , wert dit pa- leis , gelyk de vorige plaetfea , in brant geftoken , zonder dat het hooi, dat 'er in lagh, daer eens uitgenomen wert: wacr door de vlam zoo fnel voortfloegh dat de Vorft naeulyx tydt hadt ommetzyngoedt zich daer uit te begeven. Dus trokken wy den ganichen nacht voort, doghdik- wyls genootzaekt ftil te houden , nu om de ruitery, en dan om de pakkaedje te laten voorttrekken. Dit nam door de fmalle wegen in de boflehen veel tydts wcch, dat zeer verdrierigh was om de vrees dat de vyant mogt naderen. Einde- lyk na het trekken door verfcheideplaets- jes quamen wy kort aen den middagh bin- nen het dorp Nilnikof, zes mylen afge- legt hebbende door regen en fneeu. Om het ongemak der reize te verzoe-
ten waren wy niet fpaerzaem geweeft in ons zclvcn goede fiere aen te doen. Wacr |
||||||||
/
|
||||||||
REIZEN.
|
|||||||||||
457
|
|||||||||||
Areskiene verreift was om zyne Czacrfe
Majefteit, die zich te Solenfo , agt my- len van hier , onthielt, te gacn vinden. Des avonts ten negen uren trokken wy weder voort, en quamcn den laetften de- zer maent des morgens ten agt uren aen het dorp Dobroofha., zeven mylen hier toe afgelegt hebbende. Wy bevonden de- zen nagt dat wy door den Poolfchen Edel- man met zyne dragonders in het bofch van den wegh afgeleit, en wyders van hun verlaten waren. Want zy waren voortgereden. Hier door hadden wygroo· te moeite om hier weder uit, en op den rechten wegh te komen , vreezende dat \ve in de iheeu , die zwaer gevallen was, zouden blyven fteken. öndertuilcben mollen wy nu de reize alleen voortzetten, gelyk twee uren nadenmiddagbgeichied- dc. Eenige plaetfen doorgereden zynde bleven wy ten zeven uren aen het dorp Bageva , vyf mylen voortgetogen zynde. Hier waren wy op de laetftc plaets van het Poolfche gebiet, daer wy by de Jo- den goede herbergh vonden , vertrek- kende na middernagt weder van daer. Des morgens ten tien uren quamen wy in' het dorp Kareetna, daer wy voorheen dooi- de afgeflote plaets gereden hadden. Het weit gerekent agt mylen van de Poollche grenzen te leggen. Twee uren na mid- dernagt trokken wy weder voort, en quamen des morgens ten zeven uren tot Smolenskó, na het afleggen van vier my- len. Hier begroetten wy den Gouver- neur , en vcrhaelden hem ons wederva- ren , verzoekende verfche paerden om de reis des te beter voort te zetten. Die wa- ren niet te bekomen. Wy kregen even- wel nogh agt paerden vanvoerluiden, die na ons met andere reizigers uit Moskow vertrokken , en des daegs te vooren over eenen anderen wegh voortgereift waren. Hoc het met hun , en nogh twee andere partyen van reizigers zou afloopen , itont af te wagten. Geen meerder paerden kunnende krygen, befloten wy twee van deze agt voor elke flcdc te zetten , en drie van d'onzc voor elke der andere fle- den. Want zy waren zeer afgemat, ook cenige der zelve op den wegh gellorven. Dus trokken wy een uur na middernagt voort, en quamen ten agt uren binnen het dorp Gkwa, 3 3 wurften gevordert zynde. Weinigh voor den middagh van daer gereden ontmoetten wy veele fleden. |
|||||||||||
Ten zeven uren quamen wy aen de ftadt
Dorgobufch, gelegen 41 wurften van de laetite plaets. Op middernagt weder voortgetogen leiden wy 48 wurft af tot het dorp Stmlova , daer wy tot den mid- dagh bleven, en ten vier urenaendeitadt Weefgna quamen. Hier twee uren langh ons opgehouden hebbende trokken wy een uur verder binnen het dorp Fedrojshe^ 3 3 wurften afgelegt hebbende. Des mid- dernagts van daer rydende vonden wyons ten negen uren aen'het plaetsje Bolkkowo, 48 wurften verder. Tavcü uren na mid- dernagt trokken wy weder voort meeft door bofch 44 wurften verder tot deftadt Mufchatofskie, waer van we weder af- fcheidden op middernagt. Dus quamen wy des morgens ten zeven uren in het dorp Selagoebtcnski, zynde 44 wurften verder. Hier trokken wy ten tien uren van daen , en nogh ƒ4 wurften voortge- rcift zynde quamen wy te Moskow aen. Komft te Het was ontrent zes uren , als ik binnen Moskow. de Duitiche Slabode in myn voorige her- bergh tradt. Men fchrikte fchier , toen men my zagh. Want elk meende dat ik al digt by myn vaderlant was. Ik deed een verhacl van myn wedervaren , waer uit d'oirzaek myner wederkomft kon be- grepen worden. Het zelve verflagh deed ik des anderen daegs aen den Hollant- ichen Rciïdent. Den 10 dezer maent quamen hier ook;
te rugh de zes Hollantfche Koopluiden, die na ons vertrokken waren. Na hen quamen ook zes dagen daer aen de laetft vertrokkene reizigers , twee uitgezon- dert i die zich in het leger zyner Czaerfc Majefteit ophielden, op hoope van nogh te zullen voort raken. In deze dagen quam hier weder de Heer Kcizerling, Gezant der kroone van Pruiflèn. 'T ge- welt van dezen krygh bragt te weegh dat 'er geen tyding uit HoJlant quam : en daer ontbraken reets vyf of zes pollen. Waerom de overzeefche Koopluiden een befluit namen van eenen bode afzondei lyfc af te vaerdigen , op avontuur van dat hy door raken zou. Maer ik nu geen ander middel ziende dan over Archangel naer het vaderlant te keeren beiloot de reize te water re kiezen , en vertrok van hier in gezelfchap van Myn Heer liaack Kiniuis, met wiens broeder ik voorheen naer Mos- Jcow was opgekomen. |
|||||||||||
Mm ai
|
|||||||||||
LXXVII.
|
|||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
||||||||||||||||||||
4j8
|
||||||||||||||||||||
LXXVII. Ç o o f ô s ô õ ê.
Laetfle vertrek van Moshw. Doortogt door de ft eden Preslaw
en Roflof. Komfl te Jareslaw. Befchryving der fladt. Komfl te IVologda. Aenmerkelykheden der rivieren. Manier van reizen te water. |
||||||||||||||||||||
zoo men naer den zomertydt rekent ·, dat
dan gefchiet, omdat men driemael de ri- vier Kotris moet overfteken. Hier aen- komende namen wy ons verblyf in de buitenftadt genaemt Troepenoe , van waer ik my met eene flede op de rivier Wologda deet voeren , om deze plaets wel te be- zichtigen , en, voor zoo veel de tydtmy toeliet (want wy moften binnen weinigh uren weder vertrekken) op het papier af te tekenen. Van de Ooftzyde wort zy De ftadt door het getal van 244 aengewezen. Het afgete- begin met de letter Ë getekent is de Z. eilt" zyde der ftadt , daer de rivier Kotris ha- ren loop heeft, en zoo in de Wologda vloeit. In dezelve lagen toen vyf fmak- ken of fluitfeheepjes met drie maften, die van Kafan tegen den loop der rivier Wol- ga op met groote moeite en veel volk door het trekken der lyn hier zyngebragt, om verder naer Petersburg gevoert te wor- den. Daer benevens zagh men veele an- dere vaertuigen in 't ys bevrozen leggen. Niet verre van de ftadt ter zelve zyde legt een buitenplaetsje, dat met eene fteene kerk verfiert is, gclyk wcderzyts de voor- deden. De ftadt zelve legt op eene hoog- Gelegen. te, en is ten deele met eenen fteenen j?ei' dec muur omtrokken; want men Het dit werk fteken , doordien men bevont dat het zakte : zoodat deze muur nu vervallen is. De ftadt is vry groot, leggende ontrent in het vierkant. Zy vertoont zich van buiten zeer fraei doordemcenigtederiÏcr- lyke fteene kerken, die zich alle wit ver- toonen. Ook heeft men 'er veel fteene huizen ; de overige zyn van hout. Van de huizen naer beneden de rivier leggen vier houte bruggen. Het Noortendeder ftadt wort getoontdoor de letter B. Hier aen volgen nogh veel huizen buiten de ftadt, ook een fteene kerk; welken wegh men weder hcenrydt , als men vertrekt. Aen die zyde des lants vertoont zich de ftadt op het fraeifte en grootfte , dewyl men van daer veel meer gezicht zoo van de kerken , als van de ftadt heeft. Zy magh wel gaen voor eene der fraeifte lie- den van geheel Ruslant. Veel voorname Ruffifche koopluiden zyn'er. Hier wor- den de befte jugten gemaekt. Ook is 'er veel talk , borllels, en linnen. Maer het alleraengenaemlle is dat 'er zeer veel fraeje
|
||||||||||||||||||||
Ñ den 2.3 der maent Maert ver-
trokken wy dan van Moskow, nevens ander gezelfchap, ten zes uren na den middagh , zynde onze fleden zoo met menfchen als met pakkaedje vyf- tien in getal. Veele dorpen doorgetogen zynde bleven wy in her, dorp Bratoffina, gelegen 30 wurften van Moskow. In de- ze plaets, die vry groot is, waren wy 3 uren ftil. Des morgens weder voortge- togen vonden wy ons ten negen uren aen het dorp Trooytske^ van welke plaets, ge- lyk van 't kloofter , dat den zelven naem voert, wy voorheenen gefproken hebben. Vervolgens reden wy voort door eenen ongelyken wegh , bergagtigh, dogh vol geboomte , dat des zomers naer allen fchyn een aengenaem gezicht geeft. Hier ontmoetten wy zes of zevenhondert jon- gelingen , gaende agter elkander, ftaen- de geoeifent en opgebragt te worden in den krygsdienft. Zy waren toen nogh zonder geweer. Hunne opzieners of be- velhebbers Zaten in fleden. Ten agturen raekten wy binnen het dorp Selnovo, en hadden nu 4f wurften afgelegt. Ten 2. uren na middernacht gingen wy weder voort. Na het ryden door eenige dorpen trokken wy den 2 f der maent ontrentten 7 uren door dé ftadt Preslaw. Toen re- den wy nogh door eenige plaetsjes, en 20 wurften afgclegt hebbende bleven tot twee uren na middernacht in het dorp Waska, Vervolgens togen wy weder door verfcheide dorpen , en nevens de ftadt Rosiof, die ten N.Weftcn van'tRoftofTe meer legt, waer om heen men veele dorp- jes ziet. De meefte menfchen generen zich hier met plantaedjen van knoflook en ajuin. De ftadt is gebout langs de ri- vier of't meer. Een Metropolyt heeft hier zyn Hof houdingh. Een half uur verder ter regterzyde is het kloofter, gc- naemt Peuter Zarewüs, dat met meenig- te van huizen omzet is. Vyfenveertigh wurften afgedaen zynde quamen wy ten xcven uren aen het dorp Nikola, daermen by zomertydt met een vlot over de ri- vier Oetsje-reka gezet wort. Een uur na ^middernagt weder voortgetrokken zynde quamen wy den 26 der maent ten ñ uren tot de ftadt Jareslaw , gelegen zf wur- |
||||||||||||||||||||
Vertrek
van Mos- kow. |
||||||||||||||||||||
Rostof.
|
||||||||||||||||||||
Gelcgen-
hcit der ftadt. |
||||||||||||||||||||
IComft te
|
||||||||||||||||||||
jareskw. ftcn van de laetfte verblyfplaets, of ff.
|
||||||||||||||||||||
h. è é æ Ý éÁ
|
||||||||||||||||||||||
4úß
|
||||||||||||||||||||||
fracie vrouwen zyn. Want deze plaets |den ook laft om tot nader orde hier té
heeft den roem van binnen hare muren de blyven , nevens nogh eenige andere men- |
||||||||||||||||||||||
fchen uit de buitenplaetlèn , bedragende
dus het geheel getal te lamen 1700 zie- len. In het laetft dezer maent begon het zich
recht (want het had al eens gedoit, macr dan quam 'er weder vorit, die het ys in't water hielt) tot dqjen te zetten, waei· door de wegen zeer flifckerigh werden. De rivier begon zich reets hier en daer zonder ys te vertooncn. Op den eeritert van Mei hadden wy, gelyk in de vorige dagen, zeer harden wint, waer door het ys los geraekt zynde in groote meenigtc de rivier afdreef. De wint bleef duren vermengt met regen. Inzonderheit ont- ftont 'er den if ontrent den avont een zware ftorm van onweer, met donder, blixem, en hagel, waer Van vele ftcenerJ zoo groot als een knikker waren. Hier op volgden verfeheide zeer harde regen- vlagen, In de volgende dagen was het weder geweldigh verandcrlvk : dogh den é f der maent ontrent vyf urenna denmid- 7 dagh ontflont 'er zoo zwaer een itorm- ft0nu. wint, dat veel dcxels der huizen , van planken en balken gemaekt , wierden wechgerukt. Een gedaente zeker van eenen orkaen. Veele voorpoorten der woningen , veclc ichooi iteenen werden omgeworpen , ja weinigh huizen in de fladt bleven onbeiêhadigt. Op het dak van myn kamer raekten ook eenige plan- ken los. Maer ik rondom ziende bevond dat van binnen alles hecht en valt was, zoodat ik zitten bleef, om buiten komen- |
||||||||||||||||||||||
keurlyxte fchoonheden van ganfeh Rus
lant te begrypen. Wy vertrokken van hier ten twee uren
na den middagh meeft , als te voren, ten Noorden aen. In korten tydt geraekten wy jn bofchaedje , vervolgens door ver- fcheidc dorpen. Ten agt uren 40 wur- ftcn wegs afgclegt hebbende quamen wy in het dorp Wakfere. Een uur na mid- dernagt reden wy voort door vele dorpen, waer onder het groote vlek was genaemt Oame-jeloske, dat op een hoogte gelegen, en met eene kerk van fteen gebout ver- zien is. Den æ 7 ten agt uren hadden wy weder 30 wurften afgelegt, en quamen in het dorp Qegashejam, Op den middagh reden wy van daer door veele dorpen en boflehaedjen langs zulke quade wegen, dat eenige fleden verfeheide malen omvie- len. Want hier zyn byzonder groote kuilen in de bevroze iheeu door het veel- vuldigh ryden der fleden , waer van wy Veele ontmoetten , en eenige voorby gin- gen. Ten agt uren hadden wy ff wur- lrcn afgelegt, als wy quamen aen het dorp Agargna. Wy reden weder van daer en quamen in het dorp Markowa , gelegen 48 wurften van de plaets daer wy vernagt Komft re hadden, en bleven, 'er twee uren ftil. Ten Woiogda. twee uren na den middagh quamen wy te Woiogda aen , daer ik voorgenomen had te blyven tot dat het open water zyn zou, om dan de rivier af naer Archangel te va- ten , zynde begerigh de tuflehen beide leggende rivieren naeukeurigh waer tene |
||||||||||||||||||||||
men , te meer omdat'er tot nu toe van j de geen Hukken op myn hooft te kry*
de fchryvereu weinigh aengetekent of in't | gen. |
||||||||||||||||||||||
licht gebragt is. Daerenboven heeft men
in deze lantlb/eek, buiten de vermakelyk- heden der rivieren , in het zomerfaifoen zeer fraeje gezichten van dorpen en ge- boomte , als zynde een van de voornaem- fte geweiten van geheel Ruslant. Eeni- ge dagen hierna quam hier van Dorpai, de hooftitadt van Lyflant, een meenigte van fleden bezet met Zwccdfche huisge- zinnen , bellaende in ontrent zevenhon- dert merifchen , die bcfloten hadden zich hier neder te flaen. Daer wcrt derhalven |
Den 10 der maent quamen hier van
Moskow de Engelfche heeren , die met my geweeft waren op de reis naer Poolen^ nevens andere, die des nagts naer Archan- gel vertrokken. Zy hadden door het quade weder veel op den wegh geleden j zoodat vericheide van hunne wagens hec onderit boven geworpen waren. Ik tekende , om iets van deze plaets te Do ; ■
vertoonen, uit myn herbergh ten WcÜen Woiogda de rivier Woiogda, waer van het gezicht afgetc- op No. 24f wort aengewezen. lic teken-1:ent· |
|||||||||||||||||||||
plaets in de wooningen der Ruilen voor I de ook een takje van eenen Cederboom.
|
||||||||||||||||||||||
htdtgiv
|
||||||||||||||||||||||
Van welke foort van boomen men 'er vee-
le buiten deze ftadt vint. Inzonderheit is 'er een boom , die vry groot is, voor veele jaren van een geplante korrel of pit voortgegroeit, die een liefhebber uit Si- berië , daer deze boomen in overvloede gevonden worden} hefwaertgebragt hadt. Eenige dezer boomen vint men ook on- , trent de fladt Moskow. Gy ziet in de- fche en andere koopluidengevolgt te Wor- I ze verbeelding het loof en de vrugt naer den. Hierna quamen hier ook aen de \ de wezentlyke grootte op N°. 146. Men Zweedfche huisgezinnen uit de ftadt Ner- I vint 'er ook zoo groot, als die op den va , beitsende in 1700 zielen. Deze had- j bergh Libanon gevonden worden. Ì m m s Wal
|
||||||||||||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
||||||||||||||||||||||||||||
4-ÓO
|
||||||||||||||||||||||||||||
wort vervaerdigt. Dit beftelt men tb
voren , als men nogh te Moskow is , van wacr men orde zend dat hier ter plaetfe zodanigh een vaertuigh moet gemaekt worden ·, opdat men hier aenkomende binnen weinigh uren zou kunnen vertrekken. In zulk een vaer- tuigh , Kajoek genaemt, heeft men alle gemak. Elk heeft 'er zyn byzondere bed- ^~_ |
||||||||||||||||||||||||||||
Gelegen- Wat de rivier Wologda aengact, zy
heit der is voorheen genoemt Νάβη. Zy neemt rivier haer begin 100 wurften ten Weften bo- Woiogda. ven $e i%adt Wologda uit groote moeraf- fen , tuitchen de Koebenfche Ofer en Be- lofer , en neemt haer einde in de Wiegna Soegna , ontfangende boven Wologda ver- fcheide kleene rivieren. Het water dezer rivier looptby zomertydt zoodanigh wech, dat men byna droogsvoets daer over ko- men kan , flappende van de eene op de andere droogte. Haer breette begrypt hier ontrent vyftigh fchreden. Andere "wateren zyn hier nogh ontrent. Daer is de Belofer, gelegen po wurften ten "Weften van deze ftadt. Dit water is zeer vifch- ryk , leverende overvloedigh veel fchoo- ne vifTchen, als Soedakken , Sterlotten, Baerzen, een foort van Spiering, en meer andere , alle by uitnementheit blank, Hierom wort dit water Belofer of witte meer genoemt. In tegendeel is vyftigh wurften van daer ten N. Weften een an- der meer , dat zich ftrekt tot onder de ftadt Kargepoül, waer niet dan zwarte vifch van alle foorten gevangen wort. De- ze Ofer of meer ontlaft zich in de rivier Bonega , die in de witte zee valt. De Belofer vloeit door de rivier Soxtia in de Wolga, eenige wurften boven de ftadt Pereslaetv Rcfanske. Eer ik nu melde van myne verdere rei-
ze te water , heb ik Vooraf te zeggen, dat men gewoon is by zomertydt van hier nacr Archangel te vertrekken in gezel- fchap van drie , vier , of vyf perfonen in een vaertuigh , dat hier toe alleen ge- maekt wort. Al wat daertoenoodighis, |
||||||||||||||||||||||||||||
ftede, tafels
noodigh is. |
||||||||||||||||||||||||||||
, banken, en wat verder tuigen.
Maer men is gehouden deze
|
||||||||||||||||||||||||||||
vaertuigen te koopen , dewyl 'er geene
verhuurt worden. Zy koften gemeen- lyk zy Roebels, dat op 12, f guldens uit- komt. Hier toe huurt men 12. of 14 roejers , yder voor 6 of 7 gulden. Daer zyn ook kleener vaertuigen , genaemt Karbajfen , die bequaem zyn tot het voe- ren van een of twee menfchen. Deze komen met hun toebehooren op vyf roe- j bels en een halve. Hier op zyn zes roejers, die voor de reis elk ontfangen 4 gulden: de ftierman 11 of 12 gulden ; zoodat een kleen vaertuig ontrent 1 5 roebels komt te koften. Op het zelve roejen twee per- fonen nagt en dagh , die elkander alle 10 of if , of ook wel zo wurften ( zoo als zy dat onder zich begiypen) verpoozen. Zelf gaet de beurt fomtyts om van den genen die aen 't roer zit. Deze plaetfen wI5"c!: van verwifleling , die zy Pereminen noe- £ "j e"e men, zyn alle kennelyk door een kerk, roejers. een dorp , een rivier , eenen boom , of een kruis. De gemeene rekening van Wo- logda tot Archangel te water wortgeilelt op 1000 wurften, dogh over lant maer op 630; het welk bykomt door de krom- ten der rivieren. |
||||||||||||||||||||||||||||
LXXVIII. HooFTSTUK.
Vertrek van Wologda. Komfl tot Todma, Rivier van den
zelven naem. Befchryving van Oefl-joega. Samenvloej'mg der rivieren Oefl-joega, Niefna Soegna, en Dwina. Zout- makery. De rivier Wietfigda. Albaflbergen. De bergh Orlees. Komfi tot Archangel. |
||||||||||||||||||||||||||||
NADAT ik dan een kleen vaer-
tuigh had gekocht, en voor my alleen laten gereedt maken , om des te beter alles op deze reize tot myn oogmerk waer te nemen, ftak ik daer mede van deze ftadt af op den i7juny des avonts ten zeven uren. In den be- ginne ging het vaertuig een weinigh naer t Zuiden, maer kort daer aen draeidehet naer 'c Ooften. Aen beide de zyden had- den wy bofch van kleen geboomte. Ten elf uren quamen wy aen de eerfte wiflel- |
plaets of Perem'm van t o wurften. Zy was
ter flinke zyde der rivier, afgetekent door een houten kruis. Hier ftondt veel ge- |
|||||||||||||||||||||||||||
Vertrek
van Wo- logda. |
||||||||||||||||||||||||||||
ïVeede
wiflel- |
||||||||||||||||||||||||||||
boomte in het water. De tweede ook
|
||||||||||||||||||||||||||||
van 10 wurften, was de rivier Soegna, n]a'éts.
waer in de rivier Wologda loopt , gelyk reedts gezegt is. Des nagts gingen wy op de Soegna voort. Ik bevondze bree- der dan de Wologda. De derde was een D.^ .c dorpje met een kleene kerk ter regterzy- j,]ncts~ de. Zoo ook de vierde. De vyfde Was Vierde eri weder een kleen riviertje , genaemt vyfde wif- |
||||||||||||||||||||||||||||
Eerfte
wiflcl- plaets. |
||||||||||||||||||||||||||||
REIZEN.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4<Si
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
my in fchoon weder aen lant , daer ik
veel wilde aertbezien in haren bloei vond, ook framboifen , en eenige flechte bloe- men , en rozeboomen. Hier waren wy op de hoogte van fp gr. yo min. De eenentwintigde wiflëlplaets was het ri- viertje Selmnga , leggende ter flinke zy- de. Vervolgens lagh ter regterzyde het dorp Wajfieljefe , leggende een weinigh van de rivier op een' heuvel. Nu kregen wy aen. wcderzyden hooger lant, en I boflehaedje beftaende in Sparren en Ber- ' keboomen , ook veel Elzen j vervolgens fraeje vlakten van fchoon boulant en wei- den ter regter zyde , daei" zich eenige huizen vertoonden , draejende hier de rivier ten Noorden. De 22 Peremin was het riviertje Sidrojke ter regter zyde, waerby het dorpje Borofnie gelegen is, zynde wederzyts de rivier eenige huizen, en ter flinke zyde dicht aen de rivier hec kerkje. Hier vonden wy veel viflehers, die my met een kleene roeilchuit ecn ge- deelte van hunnen vangft bragten. Hier draeit de rivier met groote kromte weder naer het Ooften, en dan weder naer het Noorden. De 23 Peremin was het ri- viertje Zarewe ter flinke zyde. Het loopt ten Noorden wel 30 wurften landewaeit in. Ten zeven uren voeren wy ter flinke zyde voorby het eilant Jedo, leggende in het midden der rivier , en bcflaende meer dan ecn wuift. Men kan 'er ten wederzyden omvaren. Op het zelve ftaet een kleen kerkje gebout. By het einde daer van begint weder ecn ander eilant, dat vol boomen ftaet. Ten negen uren quamen wy aen de ftadt Todma, de 24 Peremin , daer de Niefim Soegna in de ri- vier Todma vloeit. Ik tekende dezelve van de Z. Weftzyde aenkomende naer de ftadt, gelyk die op No. 147 verheelt wort. Zy legt op 60 gr. 14 min. 2fo wurft van Wologda , ten Nooit "Wellen langs de rivier , ten decle op de hoogte. Zy is maer een gemecne piaets, en niet groot. Alle gebouwen zyn van hout. Daer onder zyn vier of vyf kenlyke ker- ken. Men rekent ze ook te leggen zy o wurften ten Noorden van Ocfl Joega. Daer ontrent ftaet een groote korenmolen op onze wyze gemaekt, dogh maer met twee wieken , en ten dcele verbroken. De eerfte rivier wort de Wergna Soegna ge- naemt , en deze de Νκβα Soegna ·, waer van het eerfte woort de boven- en 't an- der de benedendroogte betekent. Nogh agt wufllen verder van de ftadt af ziet men eenige zware ftecnen boven water : maer vcele hier van vertoonen zich niec dan in de maent July , wanneer de rivier ten deele half droogh legt. Nu hadden wy ter regter of Zuidzyde ruim twee va- demen waters. Hier in 't midden ver- toont zich eenige groene gront boven 't Μ m m 3 wa- |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zefdewif- Siedroshe
|
ter flinke zyde. De zefte,
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
felplaets. een kruis. De zevende , een verdorde
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Z
|
wiflël-
plaets |
de boom, genaemt Sofiia, ftaende veel hoo-
ger dan de andere, ter regtcr zydc. Hier |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
Eenen-
twimigfte wiflël- plaets. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
draeide de rivier ten Noorden. Men kan
hier door de mcenigvuldige kromten wei - nigh van zich zien. Waerom men nu en dan het zeil gebruikt, dat kleen, en van matten famengevoegt is. Wy voeren voorby het dorpje JMarema, daer een kkcn kerkje ftaet , leggende ten Noorden dei- rivier. Wy gingen dus al Ooftelyk aen. Den 18 op den middagh hadden wy de agtfte Peremm of wiflëlplaets, zyndeeen |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Agtile
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
willel-
plaets. |
kleen riviertje Lomme vieife genaemt, dat
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Negende landewaeit ïn loopt. De negende was
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wiflei-
placis.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het riviertje Dwiniifi ter flinke zyde. Wy
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Twceen-
twintigfte
wiflël- plaets. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gingen al Ooft aen , en kort daer aen
Zuidelyk. Men heeft een zeer vermake- lyk gezicht op deze rivier , en hoort in't geboomte, dat aen den oever ftaet, het ge- zangh veler vogelen, en vooral dernach- |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tiende
wiflël- plaets. |
tcgalen. De tiende was het dorp Soes.-cooy^
gelegen ten deelc aen de Zuidzyde. De |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
reit is aen den Weftkant der rivier, waer
langs heen aen ftrantdebouwerydervaer- tuigen gezien wort , die daer gemaekt worden tot afzendinge der goederen van Wologda naer Archangel, Wederzyts ftaet een kerkje met eenen kloktoorcn daer nevens. Deze menichen generen zich ook met den lantbou. Wy kregen al voortvarende vervolgens hoogcr geboom- te , al meeft Sparren en Dennen, varen- .,,, -c de voorbv verfcheide eilantjes. De elfde Eitdc wil- . J ■> „ .,
felplaets. Peremm was de boom genaemt j-ellove,
ftaende ter flinke zyde. Wat verder is
het plactsje genaemt Moiterie ter flinke zyde in een kleene vlakte zonder geboom- te dicht aen de rivier , die hier fmaller is. Wy gingen hier nogh al meeft Ooft aen. Twaelfde De twaelfdc wiflëlplaets ter zelve zyde is wiffel- ecn klecne jnham van het riviertje Mote- ^ae[S rige. Ten agt uren voeren wy voorby het dorp Weelcfinje ter rechter zyde zonder eenigh geboomte aen beide, de zyden dei- rivier. Gaende nu Ooft ten Noorden aen quarnen wy een weinigh verder aen een lang fmal eilant in de rivier , die hier brecder is. Met het ondergaen der zon Dertiende kregen wy de 13 , zynde een inham van wiilel- fa rivier Lomme -wierfe , daer het dorp Adriane legt. Toen kregen wy het kloo- fter Gollobeeldtske ter flinke zyde , zynde een gebou met eenen houten muur om- Vcenicn-trokken. De 14 was het riviertje Ster- af. Vyf- rietfe. De iy 't riviertje Goliebel. De ió Zeftiende ^ boom £enaemt Wees. De 17 het dorp
Zeven- ' Kofiegowa. De 18 't riviertje Kamenietfe, tiende, De 19 het dorp Aoftfofma, dateenkerkje de^Ne" nec^ cn nuizcn ï die wederzyts aen deri- gemiendc viei' ftaen· Wv hielden Ooft aen en kre- cn Twin- gen den tp der maent ontrent den mid- tigftewif-dagh de twintigftc wiflëlplaets , zynde felplaets. ecn kJcenc doj.rc boomi Hiei. bcgaf i](.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Drieen-
rwintigfte wiflël-
plaets. Eilant ja-
do. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De ftadt
Todma. Vieren- iwintÏLjlle wiflël- plaets, De ftadt afgete- kent. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
|||||||||
4<5ι
|
|||||||||
water * dat evenwel aen de Zuidzyde al-
toos te bevaren is. Wy gingen al meeit Ooitelyk aen , en ibmtyts ten Noorden. Naer gtffing heeft deze rivier op vcele De oude ρΐ3^11 ^e breette van t f o fch reden. Een itadt weinigh voor den middagh hadden wy de Todma. % f Peremin , zynde de oude itadt Todma, V)'fe"o",, of de plaets, dacr men die voor dertigh wiflbl? C jaren begon te bouwen. Dit werk bleef plaets. toen fteken , en wert hervat ter plaets, daer nu de itadt van dezen naem itaet. Hier ziet men aen wcderzyden van de ri- vier een kerkje met weinigh huizen. Hier kon ik op middernagt bequamelyk zien te lezen of te fchryven zonder kaerslicht, daer ik te Wologda tot myn vertrek toe maer tot tien uren zien kondc. Deze plaets wort genaemt Stare Todma of 't oude Todma. Hier loopt de rivier iterk af, waer door men harder voortgaet. De ■2.6 Peremin was het dorp Kafiega ter reg- Zesen- ter en je Zevenentwintigfte 't riviertje almtfl. Siedetena , ter flinke zyde. De 2.8 het venen- dorp Koffinga , ter flinke zyde. De 20 twintig- een kleen riviertje Briwees genaemt. Eeni- fte,Asten-ge |ζ]6εη6 -watervallen uit hooger gelcge- fte'T'Ne- nc moeraflen ziet men van het gebergte genen- in de rivier ftorten , die zich naer 't Zui- twintigfte jen t en daerna weder naer 't Ooiten en Dertig- jracjt j)e ,0 was een fcheiding van het ite wiiiel- , 1 TT- 11
plaetfen. hooge lanr. Her voeren wy voorby het
dorp Broefinnïs , dat voor een gedeelte, gelyk meer andere , wederzyts de rivier legt. Wy bleven eenigen tydt daer on- trent aen e'en Kabak om den harden wint, die ons eenige malen deed rondom draejen met het vaertuigh. Nu was de 31 een dénigfte, waterloop f orde genaemt aen de flinke zy- twee3diie',de. De 32 het dorp Slabootsh aen dezel- vier, vyf, ve zyde ten N. Weflen der rivier voor zes.cri ze- een bergh zondcr geboomte , die mecit ^fte'Vif-beploegt legt. Verder was nogh bof- felplaets. fchaedje, en hoogh en fchoon bergagtig- Jant. De 2 3 het dorp Oesgorodtefa ter reg- ter zyde , daer men fraeje gezichten van 't lant heeft. De 34 't riviertje Storowiet- fa ter flinke zyde. Wy gingen Ooit aen, en voeren aen d'andere zyde voorby eenen hoogen en fteilen bergh. De 3 f het dorp Selminga , dat zich in de opening van het bofch fchoon vertoont. Vervolgens een eilant in de rivier voorby gevaren zynde quamen wy aen de 36, zynde eenen hoo- gen boom , waer van de onderfte takken tot een kenteken afgehouwen waren. De 37 was het dorp Boberoofske ter regter- of Zuidzyde der rivier beneden den bergh. Hier zagen wy dat de koepels der kerke en de kloktoorn met blek belegt waren. Agtenne-|_jet dorp js tamelyk langh , beitaende in fiX eenc ryvan huizen· De ?8 het dorPSu:
■vctithSt^M^ttena aen de flinke zyde. De 30 't ri-
eneenen-viertje Monafiertga, dus genaemt naereen veertigfte j^00fter daerby gelegen. De 40 het dorp püetfên. Andreantwa ter zelver zyde. De 41 wii- |
fclplacts was 't riviertje Oesjorde , ter flin- Tweeén-
ke zyde. De 42 een inham tuflehen het veertigfte lant", Beloslocde genaemt, wanneer Wy wiflcl- vyf of zes andere dorpen voorbygetogen p aets" waren. Hier is veel fteenagtige gront, en een bofch niet kleen geboomte, Den 21 der maent voeren Wy ten agt uren voorby het dorp Ajocko , dat wederzyts Het dorp de rivier huizen heeft, verzien van een APocl,;"· kerk en kloktoorn, zynde de koepels der zelve met blek belegt. Hier is fchoon korenlant. Wederzyts de rivier heeft men fchoone gezichten , daer, gelyk doorgaens, vcele dorpen leggen, die men dikwyls ter oirzake van het geboomte niet zien kan. Hier draeiden wy geheel ten Zuiden met eenen zeerfterkenitroom, en toen weder ten Ooiten. De 43 wiiiel- Dn'en- plaets was het riviertje Oeflrelna , ter reg- veertlS"e$ terzyde. Hier ontrent vonden wy eenigh volk bezigh met afgehakt hout uit de bof- fchen nederwaert aen de rivier te ftorten, daer eenige ovens op geftelt waren , om den iteen daer tot kalk te branden. Ten tien uren kregen wy de 44 wiflelplaets, vc''rrte;"fl te weten het dorp Fedoffewa ter flinke zy- de , nadat wy vier of vyf andere dorpen voorby waren. De 4f was het dorp Ko- vyfen- rectjena. Na het varen voorby nogh eeni- veertigfte, ge dorpen quamen wy aen de 46 , eenen zesen- inham der rivier ter regter zyde. Verder veertlS"e> ontmoeten wy 'nogh veele dorpen, en wc- derzyds laeg lant zonder geboomte, daer men verre heen het gezicht van het Zui- den naer het Ooften heeft. De 47 was zevenen-
een houte kruis. Hier aen quam fchoon veenigfte*
hoogh boulant veel met koren bezet, ook groene weiden en geftadigh dorpen. Een inham van de rivier verftrekte de 48 wif- Agt, en felplaets. Vervolgens was de loop der negenen- rivier zoo iterk niet, en de diepte der zei- ve"!|gfte ve was van twee vademen. Hier zagen X^fcn. wy twee verfcheide partyen van lange pa- len in de rivier geilclt, dienende tot het zetten der netten om vifch te vangen. Men ziet hier meenigce van dorpjes, zoo langs de rivier , als verder landewaert in, zynde het gezicht naer de itadt zeer aen- genaem , dcwyl de rivier zeer verre regt uit te zien is ten N. Ooften , en zy hier veel breeder is, zoodat zy naer giflïngwel ifo fchreden beflaen zou , en kort daer aen wel een wurft brcet wort. Al wat hier naer de itadt ftrekt is vlak lant, hier tien , daer tvvintigh , ook wel minder voelen hoog van wcderzyden des oevers. Ontrent vier wurften van de itadt legt een kloofterdorpje op de hoogte, genaemt Aionaflirske dereefné, geheel van hout, ook met eenen houten muur omtrokken: van waer men de itadt zeer fraei in 't ge- zicht krygr. Ten negen uren quamen wy aen de itadt Oefl-joega , die de 49 wif- pe R3dt \ felplaets was. Zy wort gerekent vyfhon- Oeft-joc ' dcrt wurften van Archangcl af te leggen» §a· Zy
|
||||||||
REIZEN.
|
||||||||||||||||||
4*3
|
||||||||||||||||||
Negen-
envcer- tigfte wi felplaets |
Zy doet zich wel en groots op, verzien
,f van tien of twaelf fteene Kerken, die al- {' Ie wit zyn, de koepels daer van uitge- zonden, waer van 'er twee met blek be- legt zyn, gelyk de torentjes. De ande- re kerken en huizen zyn altemaei van hout. Het Hof des Aertsbifl'chops, die in deze ftadt zyn verblyf heeft:, is een groot gebou. Het grootile gedeelte der ftadt legt aen de flinke, het overige aen de regterzyde der rivier, daer eene kerk van fteen, en twee van hout zyn. De voornaemfte ter flinke, of ten N. Oof- ten ftrekt zich halve maens wyze langs de rivier, een goedt uur naer giffing in de lengte, en een vierde deel van een um- in de breettej hoewel op veele plaetfen zoo veel niet, inzonderheit naer de ein- den. De breette der rivier begrypt on- trent een wurft. Als men deze ftadtvoor- by is, loopt de rivier Ooft en half Zuid. Wederzyds is laegh vlak lant. Een klcen halfuur Ooft ten Zuiden van de ftadt ter regterzyde der rivier legt het Trooytfe Kloofter op een hoogte, geheel van fteen: dogh de huizen daer by zyn van hout, gelyk de muur. Om den hoek des zei ven ten Zuiden komt de rivier Jae- ga in de Íßöéá Soegna 5 nemende hier ook de rivier Dwina haren aenvang , zoodat deze drie Vloeden hier te famen verceni- gen en famenkomen met verandering hunner namen, wordende het begin Dwi- na genaemt, dat foo veel betekent als/ï- menvoeging. Dus is dele ftadt gelegen aen het einde van de Niefra Soegna, en aen den mont van de Joega, ook aen het be- gin van de Dwina, op 61 gr. 1 f min. De rivier Joega komt van de ftadt Glienooy , dertigh of veertigh wurften van hier ge- legen. Zyis hier ontrent rykelyk een wurft
breet. Men vint 'er veel Ruffifche Koop- luiden. Want van hier wort veel koorn vervoert , gelyk de lantftreek daer in , ook in rogge voort te brengen, zeervrucht- baer is. Deze ftadt nevens het kloofter voorbygevaren zynde, tekende ik van de Ooftzyde ontrent middernacht het ge- zicht daer van op den aenvang van de ri- vier Dwina, gelyk dat door N°. 248.ge- toont wort, daer de letter Á den mont der rivier aenwyft: Â den mont der ri- vier Joega: C den endloop van de Nie- fna Soegna : D het Trooytfe Kloofter : E de ftad, waer voor aen die zyde een eilant gelegen is. Aen de regte en flin- ke zyde vertoont zich het vatte lant. De- ze rivier Dwina is tot op een uur van de ftad wel een uur breet. Dan loopt zy fmaller tot ontrent op 100 fchreden. Ver- volgens komt zy kort daer aen weder op een half uur. Wy hielden onze ftreek N. ten Ooftcn aen, varende voorby vele dorpen. Hier zagen wy een vaertuigh |
|||||||||||||||||
met Hennip geladen op een droogte bit-
ten voor een eilant} van waer het goet met een kleener vaertuig daer ftondt uit- gehaelt te worden. Nu quamen wy aen de vyftigfte wif-
ielplaets, een dorp, genaemt Gcaer Con- Jtamm, gelegen ter flinke zyde tegen o- ver twee eilanden. De f 1 was het kerk- je btenega aen den zclven kant De rz het kcx-Éø Jaarkoe/ja. Hier hadden wy geitadig dorpen, en verfcheide eilanden, kige en zeer vermakelyke fchoone lands- douwen. Den zz der maent zagen wy ter flmke zyde het Kloofter Nifola van hout, ook met eenen muur van dezelve itofre omtrokken. Ten twee uren leid- den wy het ter zelve zyde 30 wurften van de ftadt aen t lant, om te gaen bezien de ZoLitmakcry van den Gooit Wafieli Groetm. Deze plaets legt weinig van de rivier af, beftaende in cenige opgeftelde houte huizen, itrekkende ten deele om in te wonen, en ten deele om'cr in te ar- beiden. Daer zyn vier Zompmten of bronnen van zout water uit den gront on- komende I„ elke ftaet een uitgeholde boom, dicht met touwen bewoelt ko- mende de hoogte van twee mannen bo- ven den gront, en 17 vademen diep on- der den gront. Zy zyn van zes of agt Hukken lamengeftelt, waer door het wa- ter gedungh boven komt. Boven aen eiken boom heeft men een houte goot waer door het water tot de plaetfen, daer het wezen moet, geleit wort. Elke put itaet in een houte huisje bcfloten Ik: deet een dezer huisjes openen om het water te proeven , dat ik zoo zout be- vond als noodigh zou zyn om vifch te kooken. Deze vier bronnen geven zoo veel waters als 'er tot het kooken van 20 bakken noodigh is, hoewel 'er maer zes toe gernaekt zyn, en maer een der zelve gebruikt wort Zy ftaen elk byzonder in een afgefcheiden huis, in welks mid- den een groot fornuis ftaet, dat geftadi2 fterk geitookt wort. Op het zelve is een groote.vierkante yzere bak van ir voeten tot eiken hoek. Deze heeft 60 voeten m den omkring, en een diepte van anderhalven voet, waer in het water gedur/g blyft koken den ganfehen tydt van twee en een half etmael. Dan heeft het zich tot zout gezet. Indien het wa- ter verkookt is, wort de bak onderwv- en weder aengcvult. Dusdanig een bak levert in den gezeiden tydt 40 poet zout, zynde 1233 ponden. Hier boven zyn veel dikke Hokken met yzere haken, die dezen bak van onder ophouden, zoowel in 't midden, ais aen de zyden * opdat hy niet neder zou zakken , waer toe boven langs het werk heen balken zyn, waer aen de ftokken vaft gehecht zyn Het water in zout verkeert halcnze met een
|
||||||||||||||||||
Vvftigflc
willèl-
plaets,
Eenen-
vyftigfte. Twee-en* vyftigfte. |
||||||||||||||||||
Zoiitma-
kery. |
||||||||||||||||||
Gelegen-
heit der ftadt. |
||||||||||||||||||
Gezicht
der lladt nf];ete- fccnt. |
||||||||||||||||||
CORNEMS de BRUINS
|
||||||||||||||||||||||||||||
4^4
|
||||||||||||||||||||||||||||
platen, welker eene het grootfte gedeel-
te der rivier beflaet. Na het varen voor by verfcheide plaetfen kregen wy ten twee uren na den middag het dorp Pere- mogorie ter flinke zyde, zynde de f ã wif-Zsvenen. felplacts vau 12 wurften. Hier vondenvyftigfte. wy een groote ftreek heen de rivier wel de helft imaller. Wy gingen meeft N. ten Weften aen, vindende geftadig dor- . pen en vermakelyk geboomte. De 5*3 vyttiiifte. van 20 wurften was het riviertje Weekfing- da ter regterzyde dicht aen een eilant vol geboomte. Weinigh verder legt nogh een ander. Hier is de rivier we- der brceder, en twee en een halven va- dem diep. Ten tien uren kregen wy ter flinke zyde het dorp Jagries , dar de f ñ Negenen* was van 20 wurften. De do was hetvY%fte- dorpje Wergna Taoyma, leggende ter reg- '° ter zyde, na vyftien wurften. De <5i 't Eenen- riviertje Stftra na 12 wurften aen dezelve zeftigfte. zyde. De ö*2 Niefiiuoy Toyma ter zelver ë\'ë á' zyde. Des nagts voeren wy nogh voor- by vele dorpen. Den 24 der maent was de Ó3 een huisje, genaemt Boroh : en ïññÃ;ååð- het midden de (J4 van é f wurften het zeftigfte. dorp Koppa ter regterzyde. Het heeft Vieren- cen'e fraeie Kerk , waer van de Koepel zeftlSfte· met blek belegt is. Als men is op de hoogte van ó"3 gr. 10 min. rekent men ter halver wegh te zyn van de ftadt Oefi- joega tot archangel; dat is naer myne re- kening 224 tot hier van Ooefl-joega. Wei- nigh verder vonden wy een groote bark met hennip geladen op een droogte zit- ten, daer ze voor drie weken op geraekt was. De óf was het dorp IOrneesgorjá ter Vy&n- regterzyde na 1 ƒ wurft. De 66 'ter zei- wftigfte. |
||||||||||||||||||||||||||||
een recht ftaende yzere fchup naer zich.
De gemeene prys van yder poet zout was, toen ik daer was, twee ftuivérs', maer voor we'migh jaren heeft men het voor 2, of 3 ftuivérs te Archangel en el- ders gekocht. Sedert dien tydr heeft zyn Majefteit die verkooping aen zich ge- nomen. Nu, kregen wy de 5*3 WiiTelptaets ,
zyndc het dorp Wodnooy-Kaereskom. Ter flinke zyde van zo wurften hadden wy het gezicht veler dorpen, leggende in het midden der rivier een groote bank , en een eilant, wel twee wurften lang,en vol geboomte. Noortwettelyk , ook ten Noorden aengaende, kregen wy ten zeven uren de rivier Wietfigia ter regter zyde. Men berichtte my dat die komt uit Sibirie,loopende hier van het Noord- Ooflen in de Dwina, daer zy ontrent e- ven breet is. Hier door vint men den loop der rivier Dwina op deze plaetsveel fterker. Wy gingen al Weit Noord- weft aen, vindende de rivier op verfchei- dc plaetfen een half uur breet, en door- gaens weinig minden Zoo is ook de Wietfigda. Een halfuur voortgevaren kregen wy ter flinke zyde eenen uithoek van het lant, die ten Zuiden een kom of meer dan een halve maen maekt van vol- le grootte, die ze den naem van een O- fer geven. De uithoek begint van het Noorden naer het Wellen, en loopt naer het Noordweften om. Wy nu ten Noordweften voortgaende kregen weder een eilant, en doorgaens dorpen. De rivier had hier twee en een halven vadem diepte, en verder op nogh meerder, in het midden anderhalven vadem. De ƒ4 wiilelplaets van 20 wurften
was het dorp Comarietfe , leggende op de hoogte by aengenaem geboomte. Het heeft twee Kerkjes met eenen Klok to- ren. Weinig/i verder zyn vier eilanden in de rivier met groot geboomte bezet e- ven als een bofch, waer van eenige meer dan een ja twee wurften langh zyn. De rivier loopt hier byzonder fterk af, en is ontrent 4 wurften breet. De ff van if wurften is het kerkje
Naivollokke Juyjenoe ter flinke zyde. Hier leggen doorgaens dorpen. Den 23 der maent ontrent den middagh kregen wy aen de zelze zyde de f6 van 1f wurften. Dit was het dorp Peremogora met twee kerkjes, leggende op de hoogte dicht aen de ftrant. Hier by vloeit aen deze zyde het riviertje Levete in , ftrekkende zich ontrent 10 wurften in't lant. Men befchout de rivier hier zoo veer als men kan beoogen. Zy loopt hier en daer met groote bogten halve maens wyze inne- wacrt , wel een wurft breet. Het ge- zicht daer van vertoont zich op No. 249. Nu kregen wy verfcheide groote zant- |
||||||||||||||||||||||||||||
Drïeen-
vyftigfte. |
||||||||||||||||||||||||||||
Zesen-
|
||||||||||||||||||||||||||||
j ver zyde het dorp Sielinge na 12 wurft. Hier Ë. „
I „„------.. ____ ___j. J 1 .. zeltiglte,
ol
|
||||||||||||||||||||||||||||
Vieren-
vyftigfte. |
||||||||||||||||||||||||||||
geboomte, draejende hier de rivier W.
1 N. Weft en half'Noord. Hier zagen wy I veele mans en vrouwen langs de rivier I met den hengel vifTchen. De Ö7 was een Zevenen 1 riviertje ter flinke zyde, genaemt Pende, zeii,Sfte· na if wurften. Het komt van over de 40 wurften verre uit het larit, en is vry diep. Het dorp beflaet een groote ftreek Daer is een bofch van kort geboomte, waer door men geen dorpen zien kan. De o"8 wiilelplaets is van 20 wurften , Agten-
|
||||||||||||||||||||||||||||
Vyfen-
vyl'tigfte. |
||||||||||||||||||||||||||||
te weten het Kerkje Jphena ter flinke
|
zeftigfte,
|
|||||||||||||||||||||||||||
zyde. Den tf der maent ontrent 6 uren
kregen wy fteenagtiger en hooger lant wederzyds. Gaendc ten Noorden aen hadden wy ten 8 uren den hoek der Al- ballbergen ter flinke zyde. Wy leidden het om den hoek aen lant, om deze Al- baftbergen, die ze Pifoertje noemen, dat zoo veel zeggen wil als Ovens, te ga'en bezichtigen. Wy vonden deze plaets o- vervremt wegens de onderaertiche grot- ten en gangen, door de Natuur hier ge- maekt. De voorfte inkomft ruft als op pilaren, die hier en daer den rotsbergh on-1
|
||||||||||||||||||||||||||||
Zesen-
vyftigfte. |
||||||||||||||||||||||||||||
REIZEN.
|
4<*ß
|
||||||||||||||
dan meer. De 71 was van if wurften ,
te weten het dorp Oefen ter flinke zyde Een-en met twee Kerken. Acn den zelven kant twee-en- ook de 7Ë van 20 wurften , zynde het j^vcn,I§* dorp Ragoela. Den 16 gingen wy met het zelve weder na den middagh veel O. N. Ooft aen, maer zeer langfaem door den tegenwint. Veeltyts werden wy met de lyn getrokken aen de N. Weftzyde, daer het ondiep was, en vol fteenen lag. Aen den anderen kant konden wy om den harden wint niet komen. Hier on- trent Jagen eenige vlotten met teer ge- laden, van de ftadt Wage naer Archangel gefchikt. Deze vlotten zyn van veele boomen famengezet. Het water loopt 'er ten dcele over heen. Ten drie uren na den middagh voeren wy ter regterzy- de voorby het dorp Stoepina , dat groot Het dorp en dicht betimmert is, en twee tamelykStoepina. groote Kerken en eenen Kloktoren heeft. Daer is uitnemend lchoon boulant. De wint bleef zoo langh tegen waejen , dat wy niet voortkonden, en over if wuri- ten, die wy hadden af te leggen , e\Ï u- ren doorbragten. Ten zes uren hadden wy den bergh Orlees aen de flinke zyde nevens ons. Hier aen arbeidden veel honderden van menfehen, om den fteen daer uit te halen, en tot gebruik te hak- ken. Deze fteen moft gebruikt worden tot het opbouwen of voltrekken van het Kaftteel buiten Archangel, genaemt Nove Dwiriko. Hier toe lagen hier vyf groote vaertuigen om den fteen af te voeren. Hier is ook een dorp , dat de benamingh van den bergh heeft. Ook zyn'er huizen en hutten voor het werk opgeftelt. Daer tegen over acn de andere zyde der rivier zyn ook verfcheide huizen gefchikt tot het bereiden van kalk en andere bouftof- fen. Van die ftoftcn zagh men hier ee- nige hoopen leggen. Hier ontrent ko- mende gingen wy ten Noorden aen:maer de bergh, die vry hoogh is, en met ee- nen hoek uitfteekt, doet de rivier drae- jen ten Ooiten, en dan weder naer het Noorden, en N. Wellen. Zy is hier maer ontrent yo fchreden breet. Ik geef u de verbeeldinge van dezen bergh, op QfLer wiens bovenften uithoek veel volk itont,3f7Cbcck. nevens drie der vaertuigen, die daer lagen, op No. æãé. De fteenen aen die zyde in den bergh vertoonen zich, als ot ze gebout lagen. Boven op is geboomte , en daer agter en verder lchoon boulant. Hier kregen wy nu de rivier weder breeder, ook aen de flinke zyde Steenbergen, maer zoo hoog niet als de vorige,ook zoo veel niet.Ten negen uren quamen we aen de Kabak,of het Bier-en brandewynhuis zyncr Majel- teit. Het volk daer van riep ons toe dat zy beftolen , en geilagen waren van het volk van het vaertuigh» dat daer digt Í ç ç on- |
|||||||||||||||
onderfteunen met zydeftukken. Veel
andere gangen en fmalle grotten vint men hier. Ik begaf my in eene der voornaem- fte, meer dan hondert fchreden groot, mee kaerslicht. Men geeft voor dat de dezelve wel 30 wurften onder den bergh of aerde heen loopt: hoewel anderen dat tegenfpreken. Ik had dit gaerne zelf net onderzogt: maer wy konden om den natten en ilikkerigen gront (want het water was 'er niet langh uitgeweeft) niet verder voortkomen. De voornaemite in- gangen vertoonen zich niet anders als poorten. Ik tekende hier binnen zyadc een party daer van af met een doorzicht van de rivier, en de andere zyde daer |
|||||||||||||||
van
|
zoo als het getal zyo. aenwyft.
|
||||||||||||||
Voor in den gangh daer men dan ver
der doorgaet, en wcderzyds andere gan- gen en grotten vint, waer van'er eeni- ge in korten tydt ituiten., is een tweede gezicht nader voor aen, daer men het begin des doorgangs tuflehen beide de rotfen ter regterhant ziet, gelyk van voren het inkomen > daer twee openin- gen als bogen of poorten zyn, in 't mid- den van de berg, Pilafters wyze door de natuur onderfchraegt, waer tuflehen door men de rivier met myn vaertuigh en de andere zyde des lants ziet, met een ge- deelte van de buitenzyde des bergs, en den voorgront, daer men op komt, met No. zfi. aengewezen. Men vint dezen fteen wit als Albaft, waer van verfcheide fraejigheden gemaekr worden. Dog de ftof is te week. Want ik nam'cr een mik van mede dat ik affloeg, nevens iets van het geen boven aen zit, als van de rots. Men rekent deze plaets 1 f o wuiften van Archangel af te leggen. Men ziet deze iteenbergen ontrent twee uren langh ne- vens de rivier. Buiten deze plaets even- wel zyn'er geen andere grotten. Boven is het vooracn vol geboomte. De reit is al beploegt lant. Dit gebergte eindigt binnen een halfuur tydts. Dan ziet men geen fteen meer. Nu kregen wy de o~o Ncenen- wiflèlplaets het dorp Zwoos na zo wurf- zclti^fte ten ter zelver zyde? Wy voeren hier weder voorby een groot vaertuigh , dat op de droogte zat, en zagen het volk bc- zigh met den nat geworden hennip te Zeventig-dtoogen, ook vele eilanden. De 70 wif- ftcWiiïèl-felplaets van ij* wurften was het dorpje plaets, Gabregore ter regterzyde. Hier ontrent raekten wy onder eene zware regenvlaeg vermengt met donder en harden wint op den gront, daer wy een vierde deel van een uur in -dat harde weder bleven zitten, moetende het fcheepsvolk te water gaen om ons weder vlot te helpen. Onder- tuflehen bleef de regen duren. Wy hiel- den het al geftadigh tuflehen Noord en Weit aen. Ik bevond de rivier hierdoor? gacos een kleene wurft breet, nu min , |
|||||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
|||||||||
4<fó
|
|||||||||
dorp namclyk Loshwa-gora ter regter zyde.
Den z8 der maent ten agturen voorby de 76", namelyk het riviertje Leefla aen de Zese.n"" zelve zyde ook 11 wurften. Gaende nu meeft Weft aen hadden wy ter flinke zyde veele eilanden. De 77 was het dorp Oeyma ter flinke zyde ook iz wurft. ztyentig' Dit legt wat landewaert in aen het fte.
riviertje Oeyma, dat wy na anderhalf uur in de rivier zagen vloejen. Nu waren wy ontrent tien wurften van Ar- changel, en hadden de fchepen voor de ftadt leggende in 't gezicht. Nu qua- men wy al voort aen verfcheide dor- pen en eilanden, ook het Kloofter Mi- cha'èl Archangel^ waer van de kerk yan fteen gebout is. De huizen zyn van hout, ook met eenen houten muur omtrokken. Nu waren wy een wurft van de ftadt, ^gtenz<.. daer wy ten vyf uren aenquamen, zynde ventigfte de 78 wiflelpiaets. w!ireU Deze ftadt Archangel legt op 64. gr.^"^.
il min. Op de reede vond ik hier zz t'Archan- fehepen, en daer onder 15 Hollantfche , gel. drie Engelfche, vyf Deenfche , en een ^e,'e|en" van Hamburgh. Den volgenden dagh ^^" quamen hier noch twee Engelfche fchepen. Op den 9 dezer maent July onthaelde de Gouverneur Knees Petrus Alexewits Gallitzin op het Kafteel Nove Dwinko alle de hier zynde overzeefche en andere Koopluiden , dewyl het de naemdagh was zyner Majefttit. In de volgende dagen quamen hier nogh
al meerder fchepen, zoo Hollantfche en Engelfche, als andere. Hier verftont ik dat onder 't Convoi
der fchepen van Archangel vertrokken in den jare 1707 den 8 Oclober het fchip, genaemt het blaeuwe Poftpaert, was lek geworden: door welken noot gedrongen de fchippcr Jan de Lange zich met zyn floep naer 't oorlogfchip Kampen , ge- voert door Kapitein van Buren , begaf, om middelen te beramen tot reddingc van het fchip. Ondertuffchen nam de wint zoo fel toe dat de fchipper niet we- der aen zyn fchip kon komen, noch zyn volk in den noodt helpen. Zy vergeefs wachtende naer verloflingh, noch eenigh teken van 't oorlogfchip gewaer worden- de , befloten in den voornagt een haven naer den wal te zoeken. Dus zwerven- de tot den } November zynze des avonts genadert aen de zeven eilanden: dog hun oogmerk niet kunnende bereiken , zyn zy den volgenden dagh agter de eilanden van Sweunoes geankert. Middlerwylen haddenze groote moeite gehadt om het fchip met pompen boven te houden , en het toen, zoo veel doenlyk was, op het lant gehaelt, zynde zoo vol water dat ?l? .®e het met de zee gelyk ftont. Dus waren breu'k, zy genootzaekt daer te overwinteren, en geheele vyf weken door te brengen zon- der |
|||||||||
ontrent lagh , en dat 'er een byna doot j
lagh. Dit was het zelve volk, dat ftee- nen naer Archangel moft voeren. Ik quam daer by, en na gedaen onderzoek bevond ik dat het maer al te waer was. Wy gingen van daer, en weder voort, ";;''■'*. dogh waren gedwongen des nagtsdoor den harden wint op anker |e leggen. Den 17 der maent ontrent den middag
roeiden wy weder voort N. Ooftelykaen. Hier vonden wy eene groote droogte, daer wy niet voorby konden, zonder aen de regterzyde over te fteken. Een uur daer na hadden wy een groot dorp voor ons, dat twee molens en een kerk hadt; leggende op het eilant Marielo-Oflrof, welken naem ook het dorp draegt. Het lant daer van wort ten deele beploegt. Voor het zelve legt een groote Zant- Drieen- droogte. De 73 wiflelpiaets van if zeventig- wurften beitont in eenige huizen ter flin- fte. ke zyde Mekintje geheten. Nogh een eilant en verfcheide dorpen voorby zyn- de quamen wy ten zes uren voor de Scheep- makery Waffiga·, toebehoorende aen twee Rufllfche Gebroederen, Koopluiden in hout, genaemt Ëâñ en Feddor Basènim. Deze timmeren daer verfcheide fchepen , zoo fluiten als andere. Men ziet'er een fraei luithuis met vyf befchilderde torens en eenige huizen. Aen d'andere zyde der rivier, die hier brecder wort, zyn in de vlakte by hoogh gebergte verfcheide dorpen. Vervolgens ook verfcheide ei- landen ter flinke zyde, waer op een mee- nigte van dorpen legt. Men kan dit ook aen de andere zyde omvaren, wanneer men de ftadt Kolmogora, die f o wurft van Archangel gelegen is, over het vlakke lant ziet leggen. Wy gingen Noorde- lyk aen. Na verfcheide dorpen gehad te hebben ter regterzyde quamen wy ten negen uren aen het riviertje Joera. De „. 74 wiflelpiaets van 1 f wurften ter zelve
Vierenze- /~ , é '.. Tr.
venn'"fte. zyde loopt om een eilant. Hier gingen
wy Weit aen, behoudende ter flinke zy- de een groot eilant, waer op veele dor- pen, ook molens, en fchoon boulantge- zien worden. Aen de regterhant der ri- vier hadden wy ook geftadigh dorpen. Hoe nader men aen Archangel komt, hoe de wurften grooter zyn. Ten elf uren hadden wy het gezicht
over de eilanden der ftadt Kolimgtfta, on- trent op een en een halfuur afftants. Een uur verder vonden we ons nevens het fteenen Kloofter Nowoy Preloethy ter reg- ier zyde, waer by eenige huizen op den bergh gebout zyn. Het lant hier langs heen is hoogh en bergagtigh. Schuins tegen dit Kloofter over komt de rivier van Kolmogora achter de eilanden , loo- pende weder hier in. Nu Z. Z. Welt aen gaende trokken wy des nagts voorby Vyfenze- fe -~ wiflelpiaets van n wurften, het ventiglte. ■
|
|||||||||
REIZEN.
|
||||||||||
46f
|
||||||||||
de kerken , ook wel binnen in 't hof van
den Gouverneur. Hy quam my voor als een menfeh geheel onbedreven in den godtsdienft, en begaeft met geen verftant altoos. Waerom myn gevoelen is dat hy zulk een fchaemteloos leven heeft aenge- vangen enkel om voor eenen Heiligh ge- houden te worden , en dus rykelyk aen zyn onderhout te geraken ; in welke ver- wachtinge hy zich geenszins bedrogen heeft. Somtyts liep hy met een out ver- brokc netje van tou gebreit, dat hem ten deele voor de fchamelheit hing , en met een toutje om zyn middel vaft was: fom- tyts ook zonder het zelve j en dit zoo by winter , en by zomer. Ik bragt doof middel van een vrient , die hem kende, zoo veel te weegh , dat ik hem in myn herberg kreegh, en hem geheel met verf op eenen doek afmaelde, onder beding dat hy nogh eens zoude wederkomen. .Dit beloofde hy , maer hielt zyn woort niet. Ik wendde vergeefs veel moeite hier toe aen : en het quam my í remt voor , de- wyl ik hem voor zyn zitten wel beloont hadt. Zyn haer en baert hingen als een touw ifi een , dewyl'er nok kam aen ge^ bezigt wert. Gy ziet zyne afbeelding zyaeat- op No. 2fJ. bedding
Ik zagh hier een beeftje, genaemt
Bom-doeskte , en kogt het nevens eenige R.uffi/Che andere van dezelve foort, en liet'er hokjes voor maken, waer in ik ze hielt aen klee- ne ketentjes vafl; gebonden , met inzicht omze in het vaderlant te brengen. Maer alle de jonge ilorven my af, blyvende de oude in 't leven. Deze beeiljes hebben veel gelykenis van den Jnkhoorn » hoe- welze kleener zyn , voorts graeu van ko- Ieur en bruin gevlakt. Zy worden ge- voedt met Framboifen , die ik op dereize voor hun met my nam. Zy zyn ook graeg naer haesno'ten, die zy aerdigh we- ten te kraken. Zy eten ook broot, waei* toeze fcherpe tanden hebben , zoodatze zelf hout aen ftukken byten. Zy worden allengs zeer tam , zoodat de Juffers hen veeltyts, als ze uitgaen , by zich hou- den. Ik zette twee der geilorvene op voor myne zinlykheit, en geef u de ver- beelding van het eene in zyn eigc groot- te op No. 2f4· Op den if dezer maent quam hier aen
het fchip de Hoogeprieikr A'aron , ge- voert door den fchipper SimonSloft, ver- zien van een Franfche vrygeleibrief. Met dezen befloot ik de reize, die my overigh was, af te leggen. Ook quamen'er nogh vier andere fchepen voor de ftadt ten an- ker. Den 13 der maent Aoguftus gingen
wy den Gouverneur geluk wenlchen met de goede tyding , die 'er wegens de re- Rebellen bellen gekomen was, welker hooft, ge-Scdcmrr* naemt Bohwien^ van zyn eigen volk ge- N ç ç é van- |
||||||||||
der eenige menfchen te vernemen. By
deze benaeutheit quam gebrek van levens- middelen zoo verre , datze ontrent drie maenden langh hun voedfel gehad hebben van geerft met talk gemengt. In dit ge- wricht van Zaken quamen om de drie of vier weken eenige Lappen met hun fleden over de fneeu , om te zien of zy noch in 't leven waren. Maer niemant van hun kon met die volk fpreken. Hout was 'er niet te bekomen. Derhalven flooptenze het fchip om zich by het gefloopte hout te warmen. Hun drank was fnecuwater. Zy bergden zoo veel goet als zy konden, dat voornamelyk in Jugten beftont. In dezen ftaet bleven zy tot den 11 Mei, en befloten dien dagh met hun tienen , zyn- de de helft van 't volk , zich in de boot naer Archangel te begeven. Maer ko- mende aen de rivier Pcnnooy warenze ge- dwongen daer zeven of agt dagen te bly- ven, dewyl zy door de meenigte van het ys niet verder voort konden raken , noch eenig water zien. Eindelyk quamenze den 3 Juny tot Archangel aen, hebbende eenen man verloren , dien ze aen Iant be- graven hadden. Deze ongelukkige men- ichen waren egter nogh fomtyts door de Lappen met verfchen vifch geipyft, waer toe zy dan geerft in plaets van brootaten. In het laetft der zelve maent quamen ze- ven Ichepen uit het vaderlant agter de ei- landen vanSwittcnoes , op welker Schip- pers de Stierman van 't verongelukte fchip , genaemt Klaes Bunfchoten , ver- zogt het fcheepsgerectfehap, en de koop- manfchap, die 'er overigh mogt zyn,naer Archangel te voeren. Deze luiden deden dit, halende het goet nevens zeven ma- trozen uit het fchip. De Stierman met twee perlbnen bleef aldaer totdat'ernader orde van Archangel komen zoude. Deze orde quam eindelyk met een kleen Ruf- fifch vaertuig in het left van Juny met meer dan zo Ruflèn, om het overige foedt te droogen, en t' Archangel te
rengen. Dus quam de Stierman nevens de twee luiden, die hy by zich hadt, met het zelve vaertuigh 'gezont t'Archangel aen met een gedeelte van hetgoedt, iiaen- de het overige te volgen. Myn begeer- te om een net verhael van dit onheil te hebben was zoo groot, dat ik den ge- melden Stierman in myne herbergh ver- zogt, die my al dit bericht heeft mede- gedeelt. Ik vond hier eenen Rus , die onder de-
zen kntacrt voor eenen Heiligh gehouden wort. Hy was een man van ontrent zes- tigh jaren. Hy was voor dezen getrout geweeft , maer had zyn vrouwe verlaten, en federt eenige jaren geheel naekt langs de wegen en door eenige fteden geloopen, inzonderheit hier en te Wologda. Hy liet zich veel zien op de marktvelden', in |
||||||||||
Ruflïfche
Heiligh. |
||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
|||||||||||||||||||||||||||||
4<*8
|
|||||||||||||||||||||||||||||
onderzoekers der fchepen , als ik by hec
kafteel Nove Dwinko zou gekomen zyn, te vertoonen. Deze Gouverneur is een man vangroo- Lof de*
te deftioheit en beleeftheit, en daerom ?°uver" in groote agtinge by d'overzeefche natie. Atchangd Vyf jaren lang heeft hy wegens zyn Czaer- iê Majefteit voor Gezant aen 't hof van Weenen gelegen. Hy fpreekt de Duit- fche , ook de Italiaenfche tael Ί en heeft zyne huishouding geheel op de Duitfche manier geregelt. Eer ik van hier fcheidde quamen hier Blyde ty-
twee Hollantfche fchepen aen met de ge- din2· wenfehte tyding der overwinning door de Bontgenooten op de Frangoifen by Ou- denaerden bevochten -, beveiligende ook het aenkomen der Transportfchepen , dat hier groote vreugde veroirzaekte. |
|||||||||||||||||||||||||||||
vangen om het mislukken des aenflags,
zich zelven doorfchoten hadt. De Gou- verneur van Afof was zelf op de rebel- len, die de ftadt meende te vermcefteren, uitgevallen, en had hen alle verjaegt: waerna als deze Bolowien de handen aen zich zelvengelegt had, hadden hem zyne eige vloekverwanten het hooft afgeflagen, en het- met zich nemende naer Aibf zich op genade en ongenade aen den Gou- verneur overgegeven. Eenige dagen hierna verzogtikaenden
Gouverneur , dat ik myn goedt, zonder dat het bezichtigt wierde,aen boort mogt doen brengen. Hy ftont myn verzoek beleefdelyk toe, daer by voegende een gefchrift van zyn eige hant, waer by my verlof gegeven wert, om vryelyk uit dit lant te mogen vertrekken, om aen de |
|||||||||||||||||||||||||||||
LXXIX.
|
Η
|
||||||||||||||||||||||||||||
OOFTSTUK.
|
|||||||||||||||||||||||||||||
Vertrek van Archangel. Afleken'mg van het kafleel Nove
Dw'mko. Aftekening van het Gebergte Poots-fioert. Afteke- n'mg der Noortkaep , en der Eilanden Inge , en Surooy. Aenkomfi fAmflerdam , en 'm 3s Gravenhage. Beflult van dit werk» |
|||||||||||||||||||||||||||||
■■. ■ ■ .:■■.-■
|
|||||||||||||||||||||||||||||
fchepen by ons ten anker : en den 2p za-
gen wy met den morgenftont alle de nogh verwagt wordende fchepen het een na 't ander aenkomen, en vervolgens ons voor- by zeilen , makende wel een getal van hondert en vyftigh fchepen uit, waer on- der negen waren van oorlogh, die buiten ten anker bleven: namelyk vyf Engelfche, drie Hollantiche , en een van Hamburgh. De Engelfche koopvaerdyfehepen waren 68 fterk, de Hollantfche vyftigh , de Hamburgfe 18, en de Deenfche drie, waer by nogh een Ruflïfch was , dat van het Beereneilant met Walrusfpek af quam. Dit was het eerfte fchip , dat de Ruilen derwaert gezonden hadden met zeer ge- lukkigh gevolgh , zynde de Schipper en Stierman van het zelve fchip Hollanders. Dit voorbyvaren van zulk een aenmerke- lyk getal van fchepen was zeer vermake- lyk te zien, zynde het wel vyf uren na den middagh , eer het laetfte ons voorby zeilde. Ook was zulk gelykelyk aenko- men eener vloote hier noit gezien , en het was te meer te verwonderen , dewyl het gefchiedde zonder dat zy eenen eeni- gen loots binnen hadden. Het Deenfche fchip, voerende den
wimpel van den grooten maft, was voor- zien met agtentwintigh ftukken kanon, hebbende binnen boort den Heer Iftney- hof,
|
|||||||||||||||||||||||||||||
IKbegaf my op den 2.3 der maent Au-
guilus met een kleene roeifchuit van Archangel af, en quarn na een uur va- ü ' rensaen't gemelde fchip den HoogenPrie- fter A'aron, dat reets onder zeil was. Bin- nen fcheeps boort zynde quam ik wel Hét kaf- haeft aen het kafteel Nove Dwmko , daer teel Nove we ten ar,icer bleven omverlof af te wach- |
|||||||||||||||||||||||||||||
afgete
kent. |
ten van te mogen voortvaren , komende
middlerwylen de bezichtigd· der vreige- |
||||||||||||||||||||||||||||
leibrieven aen boort. Ten drie uren na
den middagh wert de vlagh van 't kafteel tot teken van door te mogen zeilen opge- haelt. Over de rivier legt hier een houte brug , die zoo wydt opgehaelt wort, dat twee fchepen nevens elkander kunnen doorvaren. Ik tekende ondertuflehen dit nieuwe kafteel af, waer van ik de verbeel- ding hier nevens ftelle. Nu deed ons de tegenwint nevens ver-
fcheide andere fchepen op anker leggen tot den z6 der maent, wanneer het har- de weder bedaerde. Dus gingen wy ten zeven uren weder onder zeil, wordende met de floep voortgeboegfeert tot twee uren voor den middagh, wanneer wy we- der door ongunft des wints moften anke- ren by de drie uitleggende fcheepjes zy- ner Czaerfche Majefteit, waer van het een 18 , en de twee andere iz ftukken kanon voerden.Den 28 quamen nogh drie |
|||||||||||||||||||||||||||||
/
|
|||||||||||||||||||||||||||||
RÉIZEN.
|
|||||||||||||||||||
Ah
|
|||||||||||||||||||
Kasteel ^tovb jywusrjto
|
|||||||||||||||||||
fchier niet van ons zien. Ten zes uren
klaerde het weder wat op, zoodat wy de kuil van Laplant ter flinke zyde za- ê„^ van gen , daer wy des nagts en des morgens Laplant. van den eerilen September met fchoon weder nevens zeilden, zonder eenige dor- pen , geboomte, of menfehén te zien. Hier kregen wy weder negen onzerfche- pen agter uit in 't gezicht , vindende gront van æ ë tot 2,0* vademen. Den vol- , genden dagh gingen wy met harden Noorden wint en holle zee Noort Weft aen. Toen zagen wy noch lant, noch onze fchepen. Op den middagh vonden wy de hoogte van 60. grad. f o minuten. Ontrent het eilant liildmn , leggende ten N. Weilen van ons, omtrent 70 mylen van Archangel. Den 4 der rnaent zagen wy het vorige lant weder , zynde het begin van het Deenfch gebiet. De be- woners des zelfs zyn Vinnen , zich ont- houdende in het gebergte, genaemt Pootsfwert , waer op zich veel iheeu ver- Gebergte toonde. De gelegenheit des zelfs ontrent afgerc- vyf mylen van ons wort door No. zff. nt* verheelt. De inham vertoont zich met drie of vier vericheide dcelen agter elkan- der. Wy hadden het ten Zuidweilen van ons, gaende Noortweitelyk aen. Des morgens zagen wy weder eenen in- |
|||||||||||||||||||
hof, die aen het Hof van Deenmarlcen
wegens zyne Czaerfe Majeitek voor Ge- zant geweeil was, nevens zyn hofgezin. Welk gezelfchap aen lant gezet zynde had het te gelyk orde om in te nemen de GemalinnedesGezants Dolgerocke, wel- ke Gezant reets aengekoraen was aen het Hof van Koppenhage, om daer by beur- te wegens den Czaer de waerdigheit van Ambafladeur in de plaets van den Gezant Ifmeyhof te bekleeden. Dit fchip niet willende zynen wimpel ftryken bleef hier by de Czaerfe uitleggers, om zich weder naer buiten te begeven , ten anker, de- wyl het zonder dit teken van eerbiet niet voorby kon zeilen. Ook waren reets door de fchepen zyner Majeitek ontrent twin- tigh kanon fchooten met fcherp gedaen, omdat eenige fchepen meenden door te zeilen zonder hun braem- of marszeil te Itryken } waer toe ze toen wel gedwon- gen werden, moetende dacrenboven voor eiken fchoot f o gulden betalen. Alle de fchepen bleven by het kaitecl Nove Dwin- ko ten anker. Op den 30 der maent gingen wy we-
der met eenen Z. Ooftenwint onder zeil, en quamen des avonts ten agt uren in de Komft in Witte zee, daer ons de Lootfen verlie- |
|||||||||||||||||||
de Witte
zee |
|||||||||||||||||||
ten. Toen gingen wy NoortWeft aen,
|
|||||||||||||||||||
en hadden met den morgeilont dengracu-
wen hoek ter regterzyde nevens ons. Op den middagh overviel ons zulk een zware mift , dat wy geen der fchepen , die by ons waren , konden onderfcheiden, en |
|||||||||||||||||||
ham, genaemt Tanebaey^ ilrekkende zich 2
|
Tanebaey.
|
||||||||||||||||||
verre landewaert ia , om den hoek van 't
|
|||||||||||||||||||
gebergte , gelyk op No, zftS, aengewe-
zen wort. Na wein'igh tydt ontdekte zich agter den hoek verder lant. Hier Í ç ç 3 bc- |
|||||||||||||||||||
*
|
|||||||||||||||||||
47o CORNELIS de BRUINS
|
|||||||||||||||||||||||||
by wy de onze, en zy, die 'er op wa-
ren, ook hunne vlagh hadden opgehaelt. Het was een kleen Fregat van Londen , gefchikt naer Archangel om aen de En- ,......
gelfche fchepen, voor zoo veel wy be-
merken konden, eenige ordres te bren- gen. Den 11 vonden wy de hoogte van 68
gr. 58 min., zeilende met eenen goeden Noorden wint Z. Weft ten Weiten aen. Wy waren op de ftreek van Loef-foert , ^oef- gerekent 2fO mylen af te wezen van Ar- oert" changel, en even zoo veel van Amfter- dam. Des nagts hielden wy het door tegenwint in zee, en bevonden des mor- gens 6p gr. 9. min.: den volgenden dag 6j gr. 8 min., gelyk ook den 14 der maent met ftil weder. Dezen morgen ten half agt was'er een groote zonnezwym, Zonne- zoodat de zon een groot half uur verduif-zw>'.m· tert was, waer door wy veel van het dag- licht verloren', ziende maer alleen een ftreek of kant van de zon, even als een begin van de maen. Vervolgens gingh de zon wech achter eene wolk, dogh quam met eene zyde nogh weder bedekt " te voorfchyn. Het weder waseenigfzins beroert, en de hoogte 66 gr. 44. min.de wint ongeftadigh. Den volgenden dagh hadden wy 6f gr. ff min. met eenen ftil- len Noordelyken wint. Wy gingen Z. Z. Weft aen. Des nagts ten elf uien ver- jjc|1taen toonde zich aen den hemel een wonder- de lucht, lyk licht met zeer groote ftralen, als of alles rondom in den brant itont, zoodat men daer by bequamclyk kon zien te le- zen. Dogh het duurde maer ζ of 3 min. Het was zeltfaem, en men hoort daer weinigh van. Des morgens viel de wint ons tegen
uit den Z. Z. "Wetten, die ons bybkef, zoodat men den 17 het roer van 't fchip vaft bont, dat dus alleen met het groot zeil en de bezaen voortgingh dezen en den volgenden dagh. Des nagts woei de wint uit den Ooiten. Ten Noorden ko- mende ontbonden wy het roer, en gin- gen ten Zuiden aen. Den 19 bevonden wy 6f gr. hebbende 4 of f mylen naer giilïnge om de Noord verloren. Ver- volgens kregen wy weder tegenwint en regen. Den n hadden wy 64 gr. 14 min. Voor den avont verhefte zich de wint zeer fterk, zoodat wy den ganfehen nacht een vliegenden ftorm hadden en zeer holle zee, die door de duiiterniiïe van den nacht zich als een licht van vier vertoonde. Den zz hadden wy al het zelve weder, gaende alleen methetfeho- verzeil en het vaftgebonden roer. Des morgens het water bedaert zynde , be- vonden wy dat wy, voor zoo veel wy gillen konden , tien mylen waren agter uitgeraekt. Den zó" hadden wy óz en een halve gr. hoogte al veel in zwaren re- gen, |
|||||||||||||||||||||||||
bevonden wy de hoogte van 70 graden 8
minuten. Nu door tegenwint zeewaert in laverende zagen wy geen lantmeer,en hadden voorts weinigh nacht. Des vol- genden daegs hadden wy met het zelve weder de voornoemde Baey Zuidweftten Zuiden ontrent zes mylen van ons. Zoo als my bericht wert, moet deeze Baey wel twee mylen wyt zyn. Op den mid- dagh vonden wy de hoogte van agtenze- ventigh en een halven graedt. Den 7 kre- gen wy beter wint, die het dyzigh we- der en regen verdreef, zoodat wy de Noortkaep in 't gezicht kregen. Ik te- |
|||||||||||||||||||||||||
De
Noort-
kaep af- getekent Klippen |
kende die zodanigh als zy ten Zuid Zuid-
weften van ons was, terwyl wy ten Zui- den aen gingen. De grootfte voorite klip wort de Moeder, de wederzytfche |
||||||||||||||||||||||||
der zelve, kleene de twee Dogters genaemt. Het
agterfte gebergte is 't lant van de Kaep > Zynde de affcheiding der zee tuilchen het zelve, en't ander lant ter zyde van Jelms- huy. Wy geven'er u de verbceldingh van op No. ζ f7. Ten 6 uren des avonts hadden wy ter
|
|||||||||||||||||||||||||
13e Eilan-
den Inge. |
zyde de Eilanden Inge-, makende een
groot lant dat aen elkander vaft is. Ter |
||||||||||||||||||||||||
rechterzyde legt een kleene klip Sehips-
holm genaemt, die afgefcheiden is. Hier ftrekt het verdere lant zich achter. Zie No. zy8. Nu zeilden wy met eenen O. Z. Ooileii wint Z. Weft aen met ftilte , en hadden des morgens ten zeven uren |
|||||||||||||||||||||||||
Het Ei-
lant Sn rooy. |
het eilant Surooy ter flinke zyde ontrent
vier mylen van ons, gelyk het van ons |
||||||||||||||||||||||||
vertoont wort op N°. zfp.
In het midden van het gebergte ver-
toont zich een groote Baey of inham dei- |
|||||||||||||||||||||||||
Groote
Inham. |
|||||||||||||||||||||||||
zee, daer de fchepen kunnen in zeilen,
|
|||||||||||||||||||||||||
en vervolgens tuilchen de bergen en ter
flinke zyde weder uitkomen ter plaetfe , daer men het gebergte van elkander af- gefcheiden ziet. Dit wort met de letter Α aengewezen. Een andere inham wort ter flinke zyde aengewezen door B. De Wefthock ten Zuiden van ons door C. De fchepen kunnen ook tuilchen de ei- landen doorzeilen. De bewoners dezer kuft zyn viifchers , die hunne vangft naer Bergen en Dronte voeren. Het lant behoort onder het gebiet van Deen- marken. Ten vyf uren quamen wy aendeklip- ~ p., pen of eilanden, genaemt AToort~cn Ztttd- den foele·, of anders de onbekende klippen, Noort-en die men in d Zeekaerten niet aengete- Zuidfoele. jcent vult> Alle de klippen worden rondom van de zee befpoclt. Wedcr- zyts ziet men nogh veele andere, en ce- nige der zelve met fneeu bedekt. De gc- flaltc der zelve is te zien op No. zóo. Den 9 der maent voor den avont kre-
gen wy een fchip dicht by ons , dat wy inwachtten, en elkander toeriepen: wacr toe het eenen fpreekhoorn in hadt j waer |
|||||||||||||||||||||||||
REIZEN.
|
||||||||||||||||||||||||||||
471
|
||||||||||||||||||||||||||||
gen, die donkere nagten veroirzaekte.
Den iS bevonden wy 61 gr. 10 min., en des morgens 61 gr. 40 min. . Dezen avont een half negen vernamen wy verdonkering in de volle maen , die voor het overige helder fcheen , zynde ruim een derde deel verdonkert. Deze duiilernis duurde tot ontrent elf urenen- de ten half tien de maen meeft heel ver- donkert geweeft. Den laetften dezer maent liep de wint Weftelyk. Des gin- gen wy Z. en Z. ten Weften aen , heb- bende tot dezen dagh toe nu 14 dagen langh door tegenwint, zonder veel te vorderen gezworven. |
||||||||||||||||||||||||||||
verhaelden ons met eenen datzydesdaegs
te voren eenen Franichcn Kaper gezien hadden. Als wy met hun voortzeilden wert ons volk van den maft meer dan vyftigh (anderen giften wel honden) fche- pen gewaer. Wy vernamen ook den gemelden Kaper, die den vorigen avont ter flinke, en nu ter regter zyde van ons was, dogh geenen lult had om tot ons te naderen. Ten elf uren begonnen wy het lant
te bekennen , varende by den middagh voorby de twee tonnen , daer na ook voorby de andere,ook voorby een Ichip, dat in den voorleden jare op de droog- te daer aen de ftrant van de Helder verongelukt was. Om by den hoek bin- nen te zeilen voeren wy voorby het dorp Huisduinen , en een ander, genaernt de Helder. Het was maer weinigh na den middagh, als wy binnen zeilden, en de fchepen in Texel leggende vernamen, ^"el. ° die al veel in getal waren , zynde het meefte gedeelte onzer oorlogfchepcn. Nu gingen wy met eenen Noordwelten wint Zuidooft ten Ooften aen,en zagen inden avont het vier van 't eilant Urk,dacr wy het op aen zetten, en dus ten zeven u- ren in de Zuiderzee , en vervolgens on- trent Durgerdam ten anker quamen.Den negenden der maent gingen wy, zoo dra de dag gerezen was,. weder voort, ter- wyl onze Schipper zich naer Durger- dam, daer hy woonde, met een roei- fchuit liet brengen, en ons van daer |
||||||||||||||||||||||||||||
Mseit-
zwym. |
||||||||||||||||||||||||||||
De
Noort-
|
Op den eerden dezer maent October
vonden wy ons op 6"i gr. 2.4 min. en za- |
|||||||||||||||||||||||||||
hoek van gen fan Noorthoek van Hitlant Z. ten
|
||||||||||||||||||||||||||||
Hitiant.
|
||||||||||||||||||||||||||||
Oolten 7 of 8 mylen van ons, gaende Z.
O. ten Zuiden aen. Den volgenden dag leiden wy het met eenen Weftenwint ten Zuiden in den Tregtcr, en zagen nogh het vorige lant in 't Zuid weften van ons op o"i gr. 10 min., zes mylen , naer gif- iing, van't lant, zynde ontrent van de zelve hoogte , die de Kaep heeft. Den derden hadden wy öo gr. 10. min. Den volgenden dagh negenenvyftig graden zeftien minuten. Wy hadden den wint Noordelyk, en den koers Z. ten Wef- ten. Wy zagen vier fchepen ontrent |
||||||||||||||||||||||||||||
Kabel-
jacuwen gevan- gen. Vremt Vifchje. |
ons. Dezen morgen vingen wy vier
Kabeljaewen, in welker eenen een vis- je gevonden wert, dat twee duimen lang en ontrent een pink dik was. Het |
|||||||||||||||||||||||||||
had aen beide de zyden een loopende
vin, en boven langs het lyf heen eenige feherpe ftekels, en vlakken, glinfterende als zilver en gout. Diergelyk was noch my, noch ons gezelfchap oit voorgeko- men. Waerom ik het bewaerde. Des middags hadden wy de hoogte van agt- envyftigh graden tien minuten , en zeil- den des morgens met eenen Noordwef- ten wint Zuid Zuidweft aen. Des mid- dags kregen wy zesenvyftigh en een hal- ven graed, en bevonden des nachts gront van zeventien tot veertien vademen. Met den morgenftondt des zevenden
der maent waren wy de Doggers bank voorby geraekt, met goedt weder en wint, zynde op drieentwintigh vademen waters. Wy raekten ook voorby de droogte, genaernt de Welle. Ontrent vier uren kregen wy tien of twaelf fche- pen in 't gezicht, waer van wy des nagts de vieren klaer konden zien, en quamen des morgens ten agt uren dicht by de zelve. Het waren drie voorname fchepen, een Fluit van Viktaelje , en de overige Galjoots en Buizen. Wy prei- den een der Galjoten, en verftonden uit hun, datze op de Ooftindifche fchepen gekruift hadden, en die alle reets in 't vaderlant wel waren aengekomen. Zy |
een fchuit toezond om naer Amftcrdam
over te fteken, dewyl wy den wint te- gen hadden. Wy laveerden met dit vaertuigh naer de ftadt, daer wy ten , „ . - 1 1 r 1 Komfl
negen uren met blyfchap acnquamen , t'Amfter-
komende het fchip na ons des avonts jam. eerft binnen. Hier verftond ik dat de dingen , door
my uit zinlykheit opgegaert, en van Ba- tavie afgezonden , op het Ooitindifch huis reets een jaer langh waren bewaert geweeft door de goede voorzorge van den Edelen Grootagtbarcn Heere den Bur- germeefter Witlên, aen wiens goedtheit ik my doorgaens zeer verpligt gevonden heb. Ik vond ook de brieven aen my gericht zoo van_ den Heer van Hoorn, Generael van Indic, en anderen, onder de bewaringe van dezen Heere , die ook het beek van Perfcpolis, waer van ik hier boven gcmelt heb, wel ontfangen hadt. Eenige dagen doörgebragt heb- bende in deze groote ftadt, om myne vrienden en bekenden te bezoeken , be- gaf ik my naer 's Gravenhage , myne GeboorteplaetSjdaer ik den 14 der maent des morgens ten negen uren gelukkigh Komft in aenquam, wordende van myne vrienden'sü!'a' met vreugde bewelkomt, die zoo veel vcnl,aSe· te grooter was, omdat de tydingh van |
|||||||||||||||||||||||||||
myn
|
||||||||||||||||||||||||||||
CORNELIS de BRUINS
|
||||||||||||||
471
|
||||||||||||||
myn doot al eenige malen in 'tVadcrlant
Eiaikderwas verfprcit geweelt. Ik zeker, die |
||||||||||||||
omdat myn doorgcflanc arbeit niet ver-
geefs was ge weeft, en de zeltfaemheden van vremde gewaflen en dieren, en afte- keningen van al wat opmerkelyks van my gezien was te water en te lant, niet tegenftaende zoo vele lukkelingen en on- gemakken, behouden waren overgevoert en onbeichadigt gebleven. Aen u, myn waerde lezer, zal ik my ook verplicht rekenen, indien gy dit verhael myner Reizen met zulk eenen luft zult ontfan- gen en doorloopen, als het van my met liefde, met vlyt, met vermaek, en zwa- re koften is opgeftelt, en der gedaehte- | nifle myner lamgenooten aenbcvolen. |
||||||||||||||
Reize.
|
||||||||||||||
niet alleen myne Reize van negentien ja-
ren , waer van ik de befchryvinge heb uitgegeven, maer ook deze van zeven ja- ren en ontrent drie maenden, zoo geluk- kigh had afgclcgt, vond my wel dier verplicht om de Goddclyke goetheit en genade te bedanken , waer door ik niet alleen ontgaen heb zoo veele gevaren,als den Reizigers, in vremde en onbekende landen, over 't hooft hangen , maer ook vele zegeningen , en goet onthael alom genoten heb. Myne dankzeggingh had zich ook zoo veel verder uit te ltrekken |
||||||||||||||
»-«te
|
||||||||||||||
f
|
||||||||||||||
R E-
|
||||||||||||||
REGISTER
|
|||||||||||
der voornaemile zaken in deze Reisbefchryvinge verhandelt.
|
|||||||||||
Ai Malee , al §aid , Mohammed &e. 424
Alaetma. 74
Albaftbergen. 464
Alcibiades benadeelt zyn vaderlatit. 284
Aleman , Al Nafer Ledinilla. 423
Alexander de Grootc Tweehoornig genoemt, 131
Alinda-Loeka , een eilant. 82 Alkmacr , een eilant in Indie. 371
Al-moto Wakkei , Koning van Perfie. 42a
Alwand Mirza. 424
Aly , Koning van Perfie. 421
Amandeltakjes en andere afgetekent. 2of
Ambergrys. , 134
Ameftris. 281
Amir Scandar. . 424
Ammanabaet , een dorp," 202
Ammianus Marcellinus berilpt. 2 ƒ3
Amptcnaers van den Czaer van Moskovie^ 43
Amfterdam , een eilant in Indie. 37? Augoertvogel. 12.6, 176
Annaebboomen. 178
Antiochus Koning van Perfie. 419
Antoni van Diemen , Generael van Indie. 391
|
|||||||||||
A,
ABacaKhan. Pag.4.23
Abbul Abbas Saffkh, Koning van Perfie.
422 Abdalla , Koning van Perfie, 422
Abdalla Abulcafin Moöacfi. 422
Abdalla Abugiatar Al Kayem. 422
Abdel Kcrein Abubeer Althai; 422
Abdo' Uatif Mina. 4M
Abdolmalcc , Koning van Periie. 422
Abnabaet , een dorp. t 327
Abr. van Riebeek, Gcnerael van Indie. 392
Abraham. 410
Abu Jaafar Almanfur, · 422
Abrikozen. ·. *7&
Abu Jaafar Almanfur, Al Moftanfer&c. 423
Abu Abdalla Amin, Koning van Perfie. 422
Abu Ezach Motaftèm, Koning van Perfie. 422
Abu Jaafar Al Manfur Koning van Perfie, 422
Abu Muhammed Al Hafan &c. 422
Abu Said Bahaduz Khan, 423
Abu '1 Mahan Mirza, 424
Acem. 421
Acen Ah". 424
Achcmenes. ï$$
Achin , een ftadt in Indie. 388
Adam boe gefchapeii naer het gevoelen der Geb- bers. ' 416
Adams Piek. 35%
Aeb-Chieran , een rivier. if4
Aerde en Water, tekens van onderwerpinge. 25-5-
Acrde voor fteen gebruikt. 130
|
|||||||||||
Apen.
Apocko , een dorp.
Apollonides geftraft.
Apoteek te Moskow.
Α pis van Cambyfes gedoot.
Appels in Perfie,
Arabier berooft,
Arabieren.
Arabifchc vrouwen.
Arabifche wal,
Α ras , een groote rivier,
Araxcs, een beroemde rivier*
Arbaces.
Arbianes.
Archangel.
Ardeshir.
Ardevil.
Areecq.
Argun Khan.
Ariaramnes.
Armenier omgebragt.
Armeniers vermoord
Armenifche vrouwen onbevallfgh
Arfaces.
Arfes.
Arfeus.
Arfytes valt van Ochus af. 28?
Artabanus. 42°
Artabanus bemagtigt Perfie, 277
Artael, iSO
Artaxerxcs. 420,278
Artaxerxes wreekt zyns vaders doot, 277
Artias. 2J51
Artibarnas. 237
Artoxarcs ftaet naer 't Ryk. 283
------Zyn lof. 28^ Afpada. 238
Afperges zeer dier te Spahan, 14T
Aflyricrs, eerfte monarchen van Afie. 234
Aftrakan befchreveu. Bf
Aftyagcs 238
------ van Cyrus overwonnen. 242 Attcmaed Donktb , of eerftc ftaetdienaer in Per-
fie. Ijó Atofla. 2 f ƒ
Atynes. 236
Ayner, een Perfiaenfche'wcrpftok, 102
O o o B. Ba-
|
|||||||||||
------ by de Perfen ge-eert.
Aerdbezien in Ruslant.
Aerdvruchtcn in Ruslant. Aerdgewaifen in Perfie. Afbeelding der ftadt Veronits. ------ des Konings van Perfie.
------ der ftadt Roftof.
------van Jareslaw.
------ der rivier Wologda,
------ der ftadt Todma.
*----- der ftadt Oeft-Joega,
—— van Grotten.
------ van den hergh Orlecs.
------ ecner fchipbreuk.
------ eens Ruffifchen Heiligs.
------van Poetsfioert.
■------ der Noortkaep.
------ van Eilanden.
------van't eilant Suroy,
Affonafly , AertsbiiTchop van Kolmogora.
Afgod der Egiptenaren gedoot.
Afgoden der Samojeden.
Afkomlt der Koningen van Bantam.
Afragboomcn.
Afval van Megabyzus.
Afwater ing.
Ahmed Abul-abbas Motamed &c.
Ahmed Abul-abbas Muftain.
Ahmed Al Radhi Billa.
Ahmed Abul-abbas Al Kader &c,
Ahmed Al Moftadher.
Ahmed Khan.
Al Dhaer Billa Odatoddin Abu &c,
Al Moftazem Billa.
Al Mamum Koning van Perfie.
Al Moétadi Billa.
Al Mofiarshéd Billa, Abu Marfur,
|
417
36 36 179
60 163 4j8 4iS 4S9
4<Sr 4-53
465' 46J- 44°
467 469 470 349 *ll
249
11 382
20j"
α8θ I29' 422 422 422 422 422 423 ,4*3
4*3
422 422 422. |
||||||||||
R.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
R
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Boorngewaflen in Ruslant. 30
Boomvruchten in Perfie. 178
Bootfemakers in Perfie. 102,136
Bories Fedowits, Conful zyder Czaerfche Ma-
jefteit. 434 Born-doeskïe , een Ruffifch diertje. 467
Bofchbladt afgetekent. 373
Boter in Perfie. 101
Bougies, Indiaenfch krygsvolk. 374
Boumeefter des Konings van Perfie. ióo
Brandemir , een rivier. 20?
Brandewyn onmatigh gebruikt by de Samojeden.
10
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Β.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
BAcbu , een oude ftadt. 104
Baden ontrent Ardevil. 12 r
Baeker-kara, Perfiaenfche vogel. 12,6,177
Baerden in Ruslant afgefchoren. 46
Bagoas gevangen. 297
Baidu Khan , Koning van Perfie. 423
Baldadigheit eeniger dorpelingen 122
f—— van Alexander den Grooten. 302
Baliers. 367
Balifche flavinnen. 369
Ballen in oly gefteken en voor fakkels gebruikt. 134
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Brantftof der Tartaren.
Brieven des Konings van Bantam. Broedermoort in den Joodfchen tempel. Broot in fteen verandert. Broot in Perfie. |
60
387
29J- 4J-a
,202
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Banket by den Generael van Indie.
Bantam afgebeelt. Baple-kammie , Indiaenfche vrucht.
Baram. Baraz. Barfan , een dorp in Perfie.
Baron van Larix. Batavie befchreven. afgetekent |
369
384
387 421 421 117 410 389 394 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Brug van byzondere grootte.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bruggen der aenmerkinge waerdigh
Bubaftum verovert. |
208
297 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
C.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bathü Keizer der Tartaren.
Bazaers, of winkelftraten. Bedelaers geweert in Moskow. Beelden te Chelmenar te Naxi Ruftan, |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
439
103,131 47
2,16,217,222 225- |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
CAbades Koning van Perfie,
Cai Cobad. Cai Caous.
Cai Chozrou.
Caichtu Khan.
Cajoumaras.
Calantaers, Hoofden der Gemeente in Perfie.
Cambyzes. 239,246. zyn wrcedtheit. 249.
doot. Cafan, een fraje ftadt.
Ceder of Chineefche citroen.
Ceilon.
Chaans , amptluiden in Perfie.
Chamama, een Perfiaenfche vrugt.
|
421
318
3'8
318 423
317 ij-9
zya
2 j-l 77
373
3*3
iyS 116 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Beeldendienlt,
Beenbreuk wonderlyk genezen. BegUrbegie , een groot Heer in Perfie. Begraeffeniilèn der Gebbers. Begraefplaets der Perfiaenfche Koningen. Begraving der Samojeedfche kinderen, ■ ------ Ruften.
•-----des Konings van Perfie.
------ der Perfianen.
van Eduart Crown.
|
382
181 15-8 417 118 10,11 II
SS
163
!7ίΊ 3ïó
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Chan van Samachi. 101. zyn volftrekte rege-
ring. 103 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
40ó
3rf 44i 4f3 12 200 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Beker van gout.
Beleeftheit des Gouverneurs van Saratof.
■—— van Smolensko. —— eeniger barbaren. ------van't Hof van Moskovie. 32, $-r
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Chef-tereck , Perfiaenfch kruit.
Chelmenar , het oude hof van Perfie.
Chiaer-baeg te Spahan.
Chinefen. 393. hun gevoelens.
|
33<5
209 398
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Cimon fiaet de Perfcn. 279. wort Amirael ge
maekt. 281 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
—
■*»— des Ondergouverneurs van Aftrakan. Sö
—— van 't Hollantfch Opperhooft te Spahan. 137
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Cipresboomen.
Clefma , een rivier.
Comarietfe, een dorp.
Conon tot veltheer gekoren.
Corogh roepen wat het is-
Cofroës Koning van Perfie.
Crefus door Cyrus verwonnen.
Cyaxares.
Cyrus, Koning van Perfie.
Cyrus , een rivier.
Cyrus wonderlyk behouden
-----■ wapent zich tegen Aftyages
|
321
449
Ψ 289
164, 189 421
243
2.37
243,287
20O
240
242 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
------i des Gezants van Perfie.
of 't witte meer.
|
• »9
460 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Be
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Benjaenfche makelaers.
Benjanen.
Berg Taurus.
Bergen , genaemt de Gebroeders.
Bergkat,
Bergftofien,
Befiiydenis der Perfiaenfche kinderen,"
Bevelhebber der flaven in Perfie.
Bewintsluiden in Perfie.
Bewiutsman der Apoteek te Moskow.
------ der Gerechtkamer in Perfie.
Beyram , of Vallen der Perfianen.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4°?
199 Ji3
121,206 388
174
ÏJ7
130 4J2
if8
137
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
------ gelchil der Schryveren over zyn doot, 244
Czaer, wat het betekent. 42
Czaer van Moskovie vergaft de Koopluidcn en
anderen. 22,453. zyne zorgvuldigheit ingeval van brant, 32. zyne volftrekte monarchye. 43. zyne pryflelyke regering. 48 Czariitfe wat het betekent. 42
D.
T"\Agen ongelukkigh genoemt. 331
^-'Dagheltan. 97
Daghrekeningen der Ruften. 45"
Dampier, een zeezwerver. 389
Dankzegging des Schryvers voor het afleggen zy-
ner reize. 472
DaniTerinnen. 379>38o, 381
Dapperheit door eenen leeu verbeelt. 23 *
—— van Leonidas, 2,9 r
Da-
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bezien, genaemt Brufnitfa.
Biddagen der Gebbers.
Bygeloof der Perfianen.
Bywyven der Perfianen,
Byzit van den Franfchen Gezant.
BiiTchoppen in Spahan.
|
3f
418
108,171
, 0174
426,4.28,430 138
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Blimbing , Indiaenfche vrucht. 373
Bloemen by de Ruften bemint. 37
Bloemen in Perfie. 179
Bloemgewas afgetekent. 113
Bloemkool in Perfie. 179
Bogen en pylen merktekens der Perfianen. 232
Boges werpt zich en de zynen in 't.vier. 275-
Bolowien , hooft der rebellen. 467
üoomen voor de Zy wormen. nj·
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
G 1
|
m
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
R
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Darab. 3lS
Darius doot eenen Magus. 25"3
------- Wort Koning van Perfie, %SS%
-------beoorlogt de Scythen. 2?8
------- zyn deugden. *"#
-------. en ondeugden* 2(^6
-------zyn doot- *ö7· 2,77
Darius Codomannus, 3C0
------ veragt Alexanders jonkheit, 371
Dekmantel van Godtsdienitigheid, oirzack van
veel quaedt. ifS
Dekoe, een dorp. ., 407
Dcrbent. Φ- 97 Derrogaes, Amptluiden in Perfie. 19?
Derwaficrs, Amptluiden in Perfie. IJ9
Deugden van Koning Darius. 3.6$
Deurwagter des Konings van Perfie. 1 ƒ8
Diana van de Perfen geë'ert. 305·
Dief-falon, een bcrgh. 33°
Dierte in Perfie. 101
Dieven uitgeroit. 117
Dievenbergh. 44f
Djmnik, een ftadt van den Czaer, 447
Diodorus Siculus, 228.229 Directeur Generael van Indie. 395"
Doezinke, een rivier. 82
Dohak. 317
Dolfyn afgetekent. 35*2
Dolfynen gevangen. 35-1
Doot des Konings van Perfie. 163
- des Franfchen Gezants, 414
Dootmael by de Ghinefen. 399 Dorgoboes. 45-3 Dorpen verbrant. 45^ Dorphoofden in Perfie 1 s9 Dragt der Tartarifche Vrouwen. 91 Dragten 'm Moskovie ingevoert. 46 Dragtoe, een boom in Perfie. 331 Druiven voor klcencn prys gekogt. 124 ---------- manier van ze in te leggen. 178
Druivetorens. !ƒ■
Dwergen. 381
Dwina, rivier in Rullanr. 18
|
-van-Aidi Kadicr. ■
• van 't Nieu jaer te Moskow.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zfl
3*1
374 299 »32-
346 2CO.
I99 416 3<54 364
3*7 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Feridoun.
Filanders, Indiaenfche dieren*
Filips van Macedonië.
Fontein.
Francois Kaftelein, Directeur te Gamron.
—— Opperhooft te Spahan. 133,
Francois Sahid, tolk der Maetlchappye* Francoifen hantgemeen met Perfianen. Froete Kafri, Indiaenfche vrucht. · - Froete Rottan, jndiaenfche vrucht. Froete Mieri, Indiaenfche vrucht. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
G.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
£~!Addernabie, feeftdag in Perfie.
^Gorjuk Khan, Koning van Perfie.
Gale.
Gamron befchreven.
Gangen onder de aerde.
Ganfie, een iïadt in Perfie.
Gafthof der Koopluiden.
Gailhuis te Moskow.
Gaftmael buiten Moskow.
-------des Konings vau Perfie. 138. 14
------ by den Gouverneur van Aftrakan
by den Engelfchen Agent te Spaha
|
*35>
42 3f
3+7 3*3
104
41
452
31
271
92
136
411
I7l
418 418
overge-
301 4<5ί· 332
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gebbers.
------ Hun gevoelen van de Ziel.
■------ Hun biddagen.
Gebberfche Koningen.
Gebiet van Perfie tot de Macedomers
bragt. Gebergte afgebcelt.
Geboorte van Mahometh geviert.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gedenkpenning door den Czaer aen den Schry-
ver gefchonken. 30 Gecftelyke amptluiden in Perfie. 160.164
Gehoor des bchryvers by den Koning van Ban-
tam. 377. 380 Gehuil van wilde honden. 87
Geit der Perfianen. 175-, 176. 31Ó.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gelukwenfchen op het Kersfeeit
-------aen den Czaer,
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
415·
j-o Ampt.
391
423 429
391
il
14c
2ÖJ·
382
164
29.
29
6S
194
48
16% 393
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Generael van Indie bekleedt
|
een zwaer
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
"CDam, een eilant in Indie.
-^Eduard Oouwien, Agent te Spahan. Ecrkleederen in Perfie. 101. Eerpoorten voor den Czaer opgerecht.
Eertekens des Konings van Bantam. Eetwaren overvloedig in Perfie. Eiergiften. ------- in ongebruik geraekt.
Eilanden Noort-en Zuidfoele.
------- Inge.
Elamiten.
Elementen voor heilig gehouden.
Engano een eilant.
Engel fchen in gevecht met Perfianen.
Enkhuizen, een eilant in Indie,
Efpenboom.
Euagoras geflagen.
Evenredenheit in de beelden van Perfepolis.
Evilmerodach.
Europeers in Perfie.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
370
133
102 f
3S2 179
141
33
470 470 234 3°f 3<5o 190 37
290 223
3'7
321 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Generacis van Indie.
Gengir Khan, Koning van Perfie.
Georgiaen berooft.
Georgianen. ,
Geraert Reinft , Generael van rndie.
Gefchenken aen de Molcovifche Keizerin.
-------aen den Koning van Perfie. 14
Gefchil tuifen Xerxes en Artaphernes.
Geilacht des Konings van Bantam. Geihedenen in agting aen 't hof van PerfieGefprek des Schryvers met den Czaer. 2 -— met de Keizerinne.
Gevaer des Schryvers. ------- op eenen berg.
Gevangenen in Ruflant. 3
Geveinitheit der Perfiaenfche Hovelingen.
Gewaedt der Chinefen. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
-------der Meden door de Perfen aengenomen
311
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
GewaiTen op 't eilant Ceilon.
Gewelf onder de aerde.
Gezaghebber der huizen in Perfie,
Gezant van Perfie in verzekering gehouden
|
319
104
lP
h9
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
F.
TCAbre Gezant van Vrankryk. 415-
-------Zyn verkeering met een lichte Vrouw. 416
Fazele Abulcazin Mothi Billa. 422
Feclt der Watcrwydinge. 23. 24
-------der gedagteniilè van Maria. 34
■------van 't Zonnejaer. 140
-------van Abrams offerhande, J42
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zyne beleefrheit aen den achryver bewe-
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ibi'd
188 422 173 126 I2Ó
Gil
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zen.
Gezanten in 't Hof van Perfie.
Giafar Abul Fadlus Moetadcr Gierigheit der Perfianen. Ghor, een dorp in Perfie. Gihura, een dorp in Perfie. Üoo a |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ij-8.
162, |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Billa,
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
E R.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
R E
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
—— van eenen Tartarifchcn Vorft.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gil Mirza. 414
Giyatho'ddin Chodabanda Mohammed &c. 413
Godtsdienft der Javanen. 382 ------ onder de Maetfchappy. 390
-------der Grieken by de Perfen gehaet. 299
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
HH
------
------
—
|
348
j...........Μ
390
30
14CT. 148
209
------van Perfiedoor Alexander vernielt, 227.302.
Hofmeefter des Konings van Perfie. 160
Hof-portier afgebeelt. j 66
Hollanders tot den Mahometaenfchen Godsdienit
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
der Samojeden.
------der Peruanen,
Goiaves, Indiaenfche vrucht.
Goutvifch.
Gouverneur van Aftrakam
------ van Saratof.
------ Van Archangel.
■----- van Afof verjaegt de R
Grachten te Batavie.
Graeuwe klip.
Graf by Perièpolis.
Grafplaetfen.
Grafltede eens Konings van Bantam
■------van Tiribbabba.
—— Seid Ibrahim.
■------ Belus.
------ Sefi.
------ Directeur Kreits.
------ Sultan Muhammed,
------ Abdulla,
——■ een Perfifch. Poëet.
------eenen Heilig.
■------ eens Konings zoon.
■------den broeder van Sefi.
------ Darius.
Graffteden ontrent Bantam.
■------ der Ghinefen.
■------ buiten Samachi. , |
11
173· 303· 3°6
3Ö4
371
437-444
44f
466.468
468
393
4°3
n*
22?
III
266
112
29O lip 341
12f *34
322 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vervallen.
Hollantfche Woning te Gamron. Homam. Hooiland, Hoorn, een eilant in Indie.
Houtfcheng. Houtvifch. Huichelarye der Perliaenfche Geeitelyken,
Huizen op de markt te koop in Moskou. Hulacu Khan. Hnffcin, een Heiligh by de Peruanen. ■------Zyn hiftprie.
Hufiein betreurt.
Huwelyken der Samojeden. ■------ Der Peruanen.
------ Der Gebbers.
|
189
348
318 4
372-37f
3<7
371
161
41
4*3
1Ó7 168 43 a
11 174
417 2SS
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hyftafpes.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
201.
331
|
336
33ó
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
204.
221
38y.
398 ór 108 96 121 178 221 129 321 348 328 188 4f
465- 318
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
JAcobus Hoogkamer Gezant in Perfie.
Jaffian, een vergiftig kruidt. Jagt der Samojeden op de Rendieren. Jakoetcn, een foort van Tartaren. Jaka, Indiaenfch gewas. Jakob Spelx, Generael van Indie. Jan Pieterfz Koen, Generael van Indie. Jamboes, Indiaenfche vrugt. Jareflauw, een voorname ftadt in Ruflan |
I9A
1IO 9
12
373
391 391
36S
20.
4i«
340,408
179
422
106 421 84
202 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
106,
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Graffteenen buiten Derbent.
------ buiten Ardevil.
Granaetboomeii.
Graven van Perliaenfche Koninge
------acnzienlyke Vrouwen
__— Heiligen.
—— Europeers,
------ Chriltcnen.
Griexe Vrouwen.
Grootvorften van Moskovie. Grotten. Gyftafpes, |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
119.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jaron, een ftadt in Perfie,
Jasmynen,
Ibrahim Koning van Perlie.
Jediekombet, of Zeventorens.
Jedigertes, Koning van Perfie.
Jenoarskie, een berg.
Jes-dagaes, een dorp in Perfie,
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3H
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
339
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
H.
HAdi Koning van Perfie.
Haeien. Haerlokken by hoornen vergeleken. Haet der Grieken tegen de Perfen. Halsflraf je Moskow, Hamzag Beg. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jezid , Koning van rerfie.
|
421
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
422
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ikam-Kakatoua, Indiaenfche Vifch,
Indianen in Perfie.
Indigo.
Indifche zee.
Inham afgetekent.
Inham, genaemt Tanebaey.
Inkomiten der tollen t'Archangel.
■-----■ van Ruflant.
■------ der Maetfchappy uit Ceilon.
Intrede van den Czaer in Moskou.
|
371
320 373
3S° 470
4^9
16 AS
357
48.49
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
422
3i6 2z8
299
26 424
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3J2,
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Handel des Konings van Perfien met de Maet-
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
176
3%
242 320 405· 422 422 422 424 104 III
467
391
37 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fchappy
Handel te Bantam. Harpagus wreekt zig over Aityages. Hartogh van Gamron mishandelt. ------door den Schryver begroet.
Harwan, Koning van Perfie,
Harum Rafeid Billa.
Harum Watic.
Hafan' Al Tawil.
Haven der Stad Bachu.
Heilig van de Peruanen geëert.
Heilig in Ruslant.
Henrik Brouwer, Generael van Indie
Heremiten by de Ruilen gevangen.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Inwyding van het Hof der Moskovifche Keiz'e'-
rinne. 5-1
Joan Six van Chandelier, dichter der Pfalmen.
'34
Joan van Hoorn, Generael van Indie, 329.392 Joan Maetfuiker, Generael van Indie. 391
Joannes Kamphuizen, Generael van Indie. 391
Johau Shath, Koning van Perfie. 424
Johantiir, Koning van Perfie. 424
Jouwert, een foort van dikke melk. 114
Iskander. 318
Ifocrates hitft Filips ten oorlog aen. 299
lifuf Al MoltanjedBilla. 422
Juca, een Pcrfifche plant. . 40^
Jugten beft te Jarcilauw. 458
Julfa, woonplaets der Armeniërs. 133· 181
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
186.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Herman de Wilde
|
Veltheer der Maetfchappye.
390 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hillen.
Hiilorie van eenen bedelaer
------ van Chriltus rok.
------. van Adam.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
47
67
416 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Κ
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tUÊtémH
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
**~~-——
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
E R.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
R E
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
Kolommenske. ηχ
Kolomna befchreven. fj, jt
Kolomnensko, Luftplacts van den Czaer. 33
Kombuis, kleene en groote, eilanden in Indie. Komkommers in Ruilant. 36"
Komminsja, een dorp. 201
Koning van Bantam onthaelt den Schryvcr. 377.
------- afgebeelt. 381
Koning van Perfie. 163
---- veracht. ij-j·. i6f
--- zyn krooning, 163
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
κ.
KAckerlakken.
Kaduiiers gebeten op de Meden. Kaep Rafalagata. Jafques.
Mourandon.
KafTée aengefokt. KafFer, een uitlantfche vrucht. Kajock, een Ruflifch vaertuig. Kakauw. Kalakulaftahan. Kalantaer of Burgermeeiter van Samachi,
Kalian, of Periiaenfche Tabakites. Kalifen. Kalmukken. 44a· 445"·
Kameel georTcrt.
Kamecldrek voor turf gebruikt. 117,114,
Kameelooren , een Periifche plant. Kamerling des Konings van Perlie. Kanalen in de Lufthoven. Kaneel. Kanoos. Kanfeleryen in Moskow.
Kara liïïif, Koning van Perlie. Karah Jluh Othman. Karel Reinierfz Generael van Indie. Karpervifch. Karwanfera afgebeelt. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||
380
2,56 493
403 403
373
361 4Ó0 373
104 103 102 412 4ft"
142 180
34A
15-8
89
35*7
35f
41 424
424
391 37'
198 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||
Koningen van Bantam.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
383
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
van Perfie federt Alexaiider den Grooten.
419
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
------ genaemt Arfacidcn.
Koningin van Bantam afgebeelt.
Koningin van Sumatra.
Koningkryk van Perlie befchreven.
Konings klapper, Indiacnfche vrucht.
Kool in Ruflant,
Koopluiden berooft.
Koopmanfchappcn t'Archangel.
Koordedanlier.
Korael waer uit gefproten.
Kornelis van der Lyn, Generael van Indie.
Kornelis Speelman, Generael van Indie.
Kozakken een wreet volk.
------■ gehangen.
Krab afgetekent.
Kraemvrou, en haer gedrag. Kracnvogel gefchoten. Kreeft afgetekent, Krygsmagt van Xerxes. ------ van den Czaer van Moskovie.
-------in Aftrakan.
Krygsvolk te Batavie.
Krokodil gevangen en befchreven, Kruidtkcnnis in Moskow acngequeekt. Kruis hoog geagt in Ruilant. Kruisdoop in Ruflant. ------ in Perfie 138.
Kruisfeeft der Armeuiers.
Kruiilèneilant. Kuiper, een eilant, Kusmadcmianski, L.
Τ Aborofoarchodes. *-' Lacedemoniers verliezen het zeegebiet.
Laer, een vermaerde Koopftadt. Lakenbereidery te Moskow. Lamsvleefch zeer fmakelyk in Perfie. Lam van Samachi Lantbou door Oiïèn betekent. Lantluiden elendig door den oorlog." Lantvoogden in Perfie. Lantvoogdyen in Perfie. Laplant. Lareek, een eilant.
Larekc, een eilant. Laurens Reael, Generael van Indie. Leerzaemheit der Ruften. Leeu, zinnebeelt van dapperheit. Leiden, een eilant in Indie. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||
420
380 383 3*4
3<ί 4ir
16 IOÓ
372·
391 391
%
370
438
3*
370
290 4?
87
39?
3ff 4J-2
19
14 »39
3 397
77 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||
Karwanferaes of herbergen in Perlie. 131.132.201
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
Kafakfe Rullen,
Kasbiii.
Kalian.
Kafiemof.
Kas! ur.
Kafteel van Bantam,
------ van Derbent.
■------van Batavie.
-------van Moskow.
------van Spahan,
Kafua, of Perfiaenfche Draagftoel.
Katoen afgetekent,
Katoenboomcn.
Kazan Khan.
Keizer van Java aen zyn ryk geholpen.
-------der Tartaren.
Keizerin van Moskovie.
Kerk van Salomons Moeder. Kerken in Moskow. ------ in Aftrakan.
-------in Samachi.
Kerfchafaf.
KeriTen, Khom, ftadt in Perfie.
Kirkins, een dorp in Perfie, Kifmis, een eilant, Kiftvifch. Klecding der Gebbcrfche vrouwen.
-------der oude Peruanen, ------- der hedensdaegfe Peruanen.
------- des Konings van Bantam.
------- der Singelezen.
-------der Armeniers in Julfa.
Klippen der Noortkaep.
Klipvifch.
Klok van groote zwaerte.
Kloofter genaemt het Trooytfe.
Kloofters in Moskow.
Kluchten in 't hof van Bantam.
Knoflook in Ruilant.
Knollen in Ruilant.
Kochin afgetekent.
Kocdrek, brantllof der Tartaren.
Koelikove, een dorp.
Koes kiefar, een dorp,
Koffiboonen.
Kokfchaga.
Kolmogora.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
444
430 130 73
79 96
390
40
146"
333
12Ó 405-
423
387 439 31
410
42
86 103
3r7
178 128 J08 349
370
418 230 JOf
377
™3
470
371
4' 20 42 38.
36 36 3,z
90 447
412 373
77 18 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||
239
289 343
4?z »43
104 230
4i4
ii-8 34<*
403
391 47
23£
37* |
|||||||||||||||||||||||||||||||||
403
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
Lconidas vernielt een groote mcenigte van Per-
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
uanen.
Letters der Javanen. Levensmiddelen overvloedig t'Archangel.
Licht aen de lucht. Lyfartfen des Konings van Perfie. Lyfwachten des Konings van Bantam. Lykdienlï over eenen Armenier Lykftactlie des Konings van Perfie. -— des Engclfchcn Agents.
------der Chinefen.
Lyvvatcn.
Ppp |
201
382
*S
f5
■«3
398
ïi7-
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
I
|
E R.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
R E
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Moskovie befchreven.
Moskow befchreven. ■
Motadhed Billa Ahmed,
Motar.
Mothadi Billa.
Mauffon, of Winterfaizoen.
Muavi, Koning van Perfie.
Muggenet.
Muhammed de verleider.
Muhammed Al Moetafi Beamrilla,
Muhammedaenfche Koningen.
Muilezels vyanden der beeren,
Mumy, een geneesmiddel.
Munt op 't eilant Ceilon.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Linie. 4ox
Linnen, dat in 't vier ongeraekt blyft. 70
Loef-foert. 4"°
Lootsmannekens, een foort van vifch. 352
Loppe, een eilatu. 3
Lucht tweedcrlei in Gamron. 348
Lucht gereert by de Perfianen. 417
Luiden van de penne in Perfie, 161
Luirhuis des Koniogs van Perfie. 144
•------ des Konings van Bantam. 376
M.
MAdroen, een Perfifch kruidt. 335"
Maeltydt des Konings van Perfie. 31 ƒ
-—- buiten Moskow. 31
•-----by den Gouverneur van Aftrakan. 93
------ by eenen Armenier. 41 ƒ
by den Generael van lndie. 399
Maenzwym. 190. 471
Maetichappy in onmin met den grooten Mogol.
396
Magi, of Perfiaenfche Wyfen omgebragt. 25-4 Mahadi Billa. 42a Mahometanen in aenzien in Perfie. 187
Malabaer, wel eer een Keizerryk. 35-3
Malabaerfche kuit. 350
Mameth Alie Chan, Gouverneur van Gamron.
146
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
44
39 422
42 a - 4*3
360
421.421
93« 94,437
421 42Z
4«
139
ï8o
35-8
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
N.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
^Abonidus.
■^ Nabuchodonofor. Naemdag geviert. Nam-nam, indiaenfche vruNarfes, Koning van Perfie |
239
238
373
410 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Naudar.
Naxi Ruftan. Neótanebus verlaet zyn RykNederlaeg van Mrrdonius.
Nicanor, Koning van PerfiNieu eilant afgetekent. Nieujaersdag geviert. Nirigliiferooros. Nifawaey. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
317
225·
298
270 419 401 41 f>i3<5,347,349, "ƒ 2,39
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Manchuka Khan.
Mandauces,
Mangeloor.
fflmguftangut, Indiaenfche vrucht.
Manhaftigheit van Artaxerxes.
Manfel, of Perfiaenfche dagreis.
Manusjehcr.
Mardasjo.
Mardonius bemagtigt Olynthus.
—— wort geflageu van de Atheneren
Marktgekken te Spahan. Mazig Beg. Meeuwen , een teken van nabyheit des lants.306
Mcgabyzus valt van den Koning af. 280 Melk vifch. - 134. 136. 138
|
98, 43 i1,
|
436
IS
104 178
48 s
4Ó8
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nifen of Niefna.
Nootolie. Noten in Perfie. Notenburg verovert. NoveDwinko, een eilant. --------- Kaiteel. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
/^\Cca , een rivier.
^Ochon, Koning van Perfie.
Ochus.
OefTa, een rivier.
Oesjoen j een dorp in Perfie.
Oeft-joega.
Ofïerhande aen het Water.
—— aen de Aerde en Winden.
Oktafi Khan , Koning van Perfie. Oli in Perfie. Olifanten. Omar , Koning van Perfie.
Ommegangh der watetwydingh te Mosk van Hullein.
|
71
422
294, 283
78
204 462 305
3°5· 423 18Ó 357
422
*%
328
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Menfcheter, een eiland in lndie
Mextietfen.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
37?
393 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Mcydoen of markt te Spahan.
|
147.
|
148
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Michel, Franfche Gezant.
Middelburg , eilant in lndie.
Mier-Chas-koen , een dorp by Pcr
|
429
37f
207.
224
Gouverneurs 347
414. 414
ibid. ibid.
ibid.
ibid.
420 420 422 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Mierfa Mocrclla, Stedehouder des
van Gamron.
Mirza Abdollah. Mirza Soltan Abufayd. Mirza Soltan Mohammed. Mirza Baboz Soltan. Mirza Al Malcc. Mirza Badio 'Zzaman. Mifdates , Koning van Perfie. Mithridates, Koning van Perfie. Moetafi Billa. Moeder met hare dogters , namen |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ommegangh in Perfie. 169,171
Onbefchaemtheit der Perfianen. 162
Ondankbaerheit der Perfianen. 162
Onthael by den Gouverneur van Saratof. 44^
------ by den Czacr genoten. 29, y8
■------ by den Koning van Bantam. 377,380
Onthael in Perfie. 172
------ by den Direcleur Generael. 3Ó7
------ by den Gouverneur van Archangel. 466
Onrufi , een eiland in lndie. 375·, 397
Ontmanden in aenzien by den Koning van Per
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van
|
Klippen.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
470
43
17 396.4ii 440
44° 112
422
66
438 4M 8. 10
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
164
ι i6c if7
170 185·
ii8
ïi9
160
J8
4<Sf
420,411
Ür-
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fie.
Oogwit des, Schryvers in 't teizen.
Opperboumeeirer van Perfie. Opperjager des Konings van Perfie. Optogt der Wyken in Perfie. Opvoeding der Koningen van Perfie. Opvoeding der Armenifche kinderen. Opziener der Rekenkamers in Perfie. ■------ der Wegen in Perfie.
Opziener des marktgangs in Perfie.
Oranjenburgh.
Orlees, een (leenbergh.
Ormisdas , Koning van Perfie.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Moedwil eeniger Perfianen.
Moerellen.
Mogol.
Mouarchy van Perfie.
Mongal.
Mon^alen.
Monftering van Perfifchc ruitcry.
MontaiTer.
Moort in de Slabode bedreven.
------ te Altrakan aengcregt.
Morad.
Moruma.
Mos, fpys der Rendieren.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ë R»
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
R E
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Poclemady , groot en kleen , eilanden,
Poetsfioert , gebergte.
Portalen van 't oude hof van Perfie.
Potskoppen.
Pracht der Perfianen,
Prieiters der Samojeden.
Prikaefen of kanfelaryen.
Princeifen afgefchildert.
Prins der koopluiden in Perfie.
Prinfeneilant.
Pruimen.
Put van ongemeene diepte.
Pyramidc.
Pyrmaraes , een dorp in Perfie,
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ürmus , een eilandt. 349,404
Orodes , Koning van Perfie. 420
Olfevleefch , niet geagt in Perfie, 143,180
Otanes , hooft der famenzweerders tegen de Magi. 25-4
Ovens in Perfie. 103
Overblyffels van fterkten. 321
Overblyffels van Heiligen. 69
------ van Perfepolis. 208
Overblyffels afgetekent. 409
Ovetlle der lbldaten in Perfie, 157
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
469
zïS
'%
140,165'
II
31,3»
**9
401
178
323,329 129,130 no
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
"DAcorus Koning van Perfie.
-** Paerden fehrikken voor de
|
420
Rendieren der Sa- |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
mojeden. 9
■------ van outs zeltfaem in Perfie. 234
------- geoftèrt. 305·
------ aen de Maetfchappy vereert. 387
Paerden in Tartarie. 92
Paerels uit de rivieren van Ruslant, 17
PaerelviiTchcry. 35-8
Paefcheiers uitgedcelt, 31
Paefchfeeft der Rulfen. 32
Palaet in Moskow. 43
Pampatius, Koning van Perfie. 420
Pangeran Poega aen zyn ryk geholpen. 37
Parruwas. 35·
Pafargade. 243
Patriarchen van Moskovie. 45-
------· binnen Spahan. 139
Paufanias met een vloot in zee gezonden. 272
geftraft over zyn verradery. 173
Pelufium belegert. 297
Pepergewas. 368
Peperplantaedjen. 368
Peperwortel in Ruslant. 36
fereminen , of wiifelplaetfen voor de roejers op
de reis naer Archangel. 460
Pereslaw Soleeskoy ,'hooftiradt van Pereslaw. 20
Pereslaw Refanske. 72 Per07.es. 420
Perfepolis vernielt. 224, hoe ecrtyts genaemt 227
door wien gefticht. 228
Perfianen onagtfaem ontrent de gebouwen. 130
-------genegen tot pracht. 140. trouloos, 157
-------door Cimon geilagen. 276
------- van waer dus geuoemt. 233
------- Hun gedaente. 307
Perfie , het voornaemile oogwit van des Schry
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
QUeen in Perfie.
Quifting der Periiaenfche Koningen, |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I78
3ȕ |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
RV
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
D Ahip eens Perfiaenfchen Amptenaers.
*^ Rapen van verfcheide kolcur. Rafalagata. Regering van Aftrakan.
Reis naer Archangel te water, |
1Ö4
7 4°3
8ó
4Ó0
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Reisbefchryvers onagtfaem ontrent de outheden
223
■------ berifpt. 409
Reisbefchryving aen den Czaer van Moskovie
gelchonken. 32 ------vertoont aen den Koning van Bantam. 380
------ ge-eindigt. 472
Reisverhael aen den Czaer gedaen. 4fi
Rekenmeeirer van 't Hof van Periie. 1 f8
Rendieren der Samojeden, 9,10
Renfpel te Spahan. 147
Reuzenbergh. è 329
Rhabarberfpruitcn. 141
Rheejagt der Samojeden. lö
Ridderorde van St. Andries. * 43
Ryk van Perfie befchreven. ifj·
Ryklof van Goens, Generael van Indie» 391
Rys ingezamelt. 306 Rytuig der Samojeden. 9
Ryxprins van Moskovie. 48
Ryxraden in Moskow. 45·
Rivier Wologda afgetekent. 4^9
Rivieren in Ruslant vilebryk. 16
------ in Georgië. 104
Robbert Areskine, Lyfarts van den Czaer. 45-2,45-4
Roebel , Moskovifch geit. 16 Rok van jefus Chriftus. 67
Rokken der Meden. 231
Romeinen nacukeurigh in't bouwcin ioy
Roode bergen. 437
Roodt hout , een Indifche ziekte. 366
Roover doorfchoten. 411
Roovers. 437,442
Roftof. 20,45-8
Rotfeii van vremde gedaente. 128
Rou over Willem den derden Koning van Enge-
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vers reis,
—— met Europe vergeleken.
Periifche zeeboezem. Peit in't leger van Xerxes. Petro d'Alcantara. Petroskie. Peuceltes , Lantvoogt van Perfie.
Phaero' ddin Kofii Bcg. Pharnazes, Koning van Perfie. Phelo , vinder van het zout. Phelonaphie , feeft der Chinezen. Phraataces. Phraortes. Piekboom. Piepictsje, Indiaenfche komkommer.
Piefang, Indiaenfche vrucht. Pieter Both , eerfte Generael van Indie. Pieter de Karpenticr Generael van lndie. Pietro della Vallc. Pylen der Samojeden. Pinfe , een ftadt en rivier. PiiToertje , of Albaftbergen. Pidatsjes. |
133
161
35-1
270
407 44Ó
419 424
420
372
372 420 236 387
36f 3Ó3- 391 Hl
188
9
446 464
177
195·, i96
83
37f |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
latit
------ over HulTein.
Roubewys by de Chinefen.
Ruynaswortels. Ruilen genegen tot fterken drank.
------ leerzaem in den aen.
Ruflan.
Ruiiam Mirza,
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
34
43^ 399 180 7*
4*4 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
S.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Plantaedjcn des Konings van Perfie.
Plowooy , een bergh. Poele-doa, eilanden. |
CAbakzar.
^Saftraenbloemcn.
Sagoe,
Ρ ρ ρ ζ
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
177
a
Sik
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
REGISTER.
|
|||||||||||||||||||||||||
Sakiawa , een dorp in Perfie
Salamis belegert.
Salmafius wederlegt.
Salpeter ontdekt.
Sam Myrfa.
Samachi afgetekent.
Samar , een rivier.
Samara.
Sarngael, een bergh.
------- een iladt.
|
Slang beeltenis eens Konings. 231
Slaven berooft. 37
Slawacyen. » 22
Sleden in Ruslant. 18
Slot van Vcronits. 39
Slotvoogden in Perfie. 160
Smerdis , een der Wyzen in Perfie. z$z
Smit , een eiiant in Indie. 372
Smolensko. 4^3
Snykamer te Moskow. 45Ί
Sogdianus 282
Soharmus. 235·
Soldy der Perfiaenfche krygsluiden. 113
Soleyman Ben Abdolmalek. 42a
Soltan Hofain Mirza. 424
Soltan Agmed. 424
Spahan , Hooftiladt van Perfie. 144
Speeltuigh in Perfie. 149
Spyzen by de Gebbers verboden. 417
Spook aen Xerxes verfchenen 267
Spraek der Javanen. 38a
Staert van een zeepaert tegen de vliegen gebruikt. 214
Stact des Generaels van Indie. 394
Staetdienaers in Perfie. iff
Staetfie in het uitryden des Chans van Samachi. 101
------des Opperhoofts te Spahan. 332
Stal des Czaers van Moskovie. 31
Stalméeiler helpt zynen heer acn de kroon. 257
Stalmeciler des Konings van Perfie. 1 y7
Stantvaitigheit eens Egiptifchen Konings. 246
Statira vergeven. 288
Steenbezien. 3 f
Steenbraeifem. 37£
Steengelden, 3fS
Steenvifch. 2,70
Sterfte des zomers te Gamron, 348
Sterletten. 87
Stichter van Perfepolis. 2.2.8
Straffen in Moskow. 43,66-,6j. 45-0 ------- te Batavie. 364
Straet Sunda. 36*
Straten in Moskow. 4&
------ in Aitrakan. 86
Stroek , een Ruiïifch vaertuigh. 71
Struikroovers. 203,204,207 Struiswyk , luilplaets des Generaels van Indie. 396
Suikermolen, 372
Sultaans amptluiden in Perfie, iy8
Sultan Kalil. 424
Sultanie. 125·
Sumatra. 388
Surooy , een eiiant, 470
Swyatski. 77
Syroop van Rhabarberfpruiten. 141
T.
TAbakshuizen in Perfie. igr
Tadurwan , een dorp in Perfie. 408
Tagte-Ruftan. 195"
Talaet of Gehoorplaets, 15*3
Tangerang. 393
Tanebaey , een inham. 469
Tartar , een rivier , waer naer de Tartaren ge-
noemt zyn. 440 Tartaren en hun lcvcnswyzc. 90 ------ een woelt volk. 4f j"
Tearus, een rivier, 25-8
Tenten der Tartaren. 9°>94
Terpentynboomen. ' 33i
Themiitoklcs ontvout het orakel van Delphis, 291
------raekt in ongunfl. 273
-— begeeft zich onder de befcherming van
Xerxes, 274 zyn
|
||||||||||||||||||||||||
1127
290 89
425· 102
79 9^97
124
6
11
12
428
411
|
|||||||||||||||||||||||||
Samojeden. 6,7,8.
------- hun fchaetfen
|
hun hantwerk.
9. godtsdienit. |
||||||||||||||||||||||||
------- loosheit.
Sanuca , een voornaem dorp.
Sapores, Koning van Ferfie. |
|||||||||||||||||||||||||
Sara Jacoba Six van Chandelier, gemalin des Öp-
perhoofts te Spahan. 134,187
Saratof, een iladt in Ruslant. 80
Sardanapalus.
|
|||||||||||||||||||||||||
Saroegamis een nieuwe iladt.
Sawalan een bergh. Schalen , beeltenis der Geregtigheit. Schans ter Nyen ingenomen. Schapen in overvloed vertiert. Schatten den Konings van Ferfie. —— van Moskovie.
|
82
124 85
142
301
48
29J f9.75"» 77
466 42 f 400 43« |
||||||||||||||||||||||||
Schatting den Joden opgelegt.
Schcepbouwery van den Czaer. 14,
Scheepbouwer}'.
Scheich Haidar, Koning van Perfie.
Scheimael by den Generael van Indie.
Schepen verwaerlooit,
|
|||||||||||||||||||||||||
Schepping der werrelt naer het gevoelen der Gcb-
berfche priefteren. 416
Schering van het hoofthair by de Tartaren. 92
|
|||||||||||||||||||||||||
Schildery door den Euangeliil Lukas gemaSchilderkunit der Peruanen.
Schilders in Perlie. Schiltpadden. Schip verongelukt.
Schipbreuk. 466. des Schryvers. 440.
kent. ·
Schipbreukelingen door de Lappen gefpySchipsholm , tiaem van een klip.
Schoenen der Peruanen. Scholen te Gale. Schommelfpel in Ruslant. Schoonheden te jarcslaw. Schoonheit van Darius. Schryfwyze der Ruilen. •Schryvers te Batavie, Schulpvrucht. Scincus marinus, of zeehagedis.
Scythen van outs Veehoeders genoemt. Seleucus Koning van Periic. |
68
173
173
116 440 afgete- 441 4Ó7 470 312 3y8 37 4f9 2S9 37 396 SS6 r34
2-37
420 :n
83
231 114 424
42? 4x5* 425-426 426 1S9
321
32a
317
80
78
3i8
130 33Ó 421 21 31,33.3+
|
||||||||||||||||||||||||
Semaegboornen.
Serkafien.
Scrpinske , een eiiant.
Sfinx waerom gevleugelt. Sgawad , een dorp in Perfie. Shah Ruch Bahadus Soltan. Shah Ifmaël Sofi. Shah Mohummcd Chodabandah. Shah Abbas. Shah Selim. Sjagbandars , amptluiden in Perfic.
Sjakallen , of wilde honden. Sjegzady, Perfiacnfch poeët. Sjemfchid, Sicferon. Simbierska, een oude iladt.
Singelezen hoe gekleedt. Siniin , een dorp in Perfie. Sjoeraken , Pcrfiaenfche vogel. Siroês Koning van Perlie. Slabode , of Duitfchc vryheit. ------■ gezuivert. |
|||||||||||||||||||||||||
R,
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
R
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vonones , Koning van Perfie; ψ20
Uraranes,Koning van Perfie. 420,421
Vrcdeverbont tuifchen Artaxerxes erl de Giie-
kcn i 2S1 Vreugdebedryf over het verkiezen van eenen Ge-
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
—— zyn doot,
tiara , een hooftdexel der oude PeTydt gerekent by w.urften. Tydjrekening der Perfianen. ------ der Gebbers.
Timur Lenc Soltan , Koning van
Todma.
Togt naer Polen.
•-----van Xerxes naer Grieken.
Tollen t'Archangel.
te Samachi. |
VS
225" ύ
137
4ig 424 461 4ss
291 16
101 ir
433 lS9
HS
4r
36S
3Ó2
2
167,190,328
»*7
ISl
lOO
193
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ncrael van Indie.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
319
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
over den nieuwen Gouverneur van Gam-
ron. 346 •-----over de vcroveringh van Batavie. 365»
Vrcugdemaeltydt buiten Moskow. 31
Vreugt over de krooning des Konings van Per-
fie. 1ÓJ ■-----over den Voril Alexander Daniel e wits
die Menzikof. 45-1
Vrou van hoogen ouderdom. 38$"
Vrou van Adam hoe gefchapen. 416
Vrouwen dienen den Koning van Bantam. 377
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tollenacrs t'Archangel.
-■— buiten Ardevis. Tolmeeiters in Perfie, Tomyris wreekt zich over Cyriis» Toneelfpelen der RuiTen. ----- der Chinefen.
Toppershocdtje , een eilant.
Trapviflchen. Treurdagen in Perfie. Trou van Zopyrus. Trouloosheit der Perfianen. ------' eens Tolks,
Trouftaetfie in Moskow.
------ der Pcrfifche princeilè»
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
uitnemende te Jereslaw,
W. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4f9
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
YUAefma
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3f3
44*
90 4SS
422
390 313 3'3
312
9, 80
77
136 4'7
401
188
438 Ψ9
109
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wagens tot de reize.
der Tartaren. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Walachcn , een wilt volk.
Walid , Koning van Perfie. Wapen van Batavie. Wapenrufling der Peffianen. •----- der Perfiaenfche paerden.
Wapens der Perfianen.
Waiïïele , een rivier.
Waflieligorod.
Waskaers van ongemcenc grootte
Water by de Perfen ge-eert.
----- zout ontrent de Linie.
Waterdrager , Perfiaenfche vogel.
Waterhaler , een vogel.
Waterleidingen.
Waterleidingen in de Lufthovcn.
Waterloopingen.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tucht flap in Perfie. 160,164,202,207,434
Tuin des Konings van Perfie. 121,131,132,172,
323,328,414
—— des Hartogen van Gamron. 340
Tuinen in Ruslant. 36
------ tot de Apoteek van Moskow. 4^2
Tur Ali Bcg, Koning van Perfie. 424
Turcomannen , behccrfchcrs van Perfie. 424 Turf in Ruslant. y8
Turken zedigh in gewaedt. 165·
Tzenogar. 83
V.
VA1 van een Perfiaenfch Koopman. 433
Valens , Koningh van Perfie. 411
Valerius Maximus berifpt. 2ƒ3
Vangft der Krokodillen. 3 f6
Veltoverfte der Indifche Maetfchappyë. 396
Venus van de Perfen ge-eert, 305·
Veronits befchreven. S9
Vertrekken onder de aerde. 408
Verval des Hofs van Pcrfepolis. 221
------van den bergh Kallay Fandus. 922
Verwen in Perfie. 173
Verwinning der Moskoviten op de Zweden be- haelt. 3S Verzameling van Rys, 366 Vier by de Perfen ge-cert. 304,417 Vicraenbidders. __ 417 Vierwcrk over de zege op de Zweden. 24 Vyandlykheden der Zweden by Novo Dwinko. 4 Vyvers in Ruslant. 36 Vinder van't zout. 372 Vinnen. 469 Vifchen in 't witte meer. 460 Vifcheryen buiten Aitrakan. 94 Vifier minder in waerdigheit dan Chan. 130 Uitlegging eens itatelyken ommegangs in Per- fie. 170 Uitryding des Chans van Samachi. ior ------des Konings van Perfie. 235-
------des Schryvers buiten Spahan. 137,135·
Vlecfch ovcrvloedigh t'Archangel. . ιό
Vloot der Perfen geilagen. 279
------tegen de Atheners uitgeruit. 284
Voerluiden in angft voor de Zweden. 45-4
Voetloopers afgebeelt. 201
Vogel, genaemt Watcrhaler. 418
Vogels gefchoten. 202
Vogel vifch. 371
Volk van den Houwer in Perfie. 1C1
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Watervermaek op de Moskovifche flroomen
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
j. ■ »* ,
Waterwyding m Moskow,
in Perfie.
|
2.)
i3§
33.34
3'f
iff
3'S>
388
3°7
161 iS9
137
3r?
307 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Watervloedt
Weelde der Perfianen. ------ bederft de erfprinfen van Perfie.'
Wegh naer Zjie-raes.
Weldadigheit der Koninginne vanSumatra
Welluftigheden der lioningen van Perfie.
Wet van Cambyies.
Wetgeleerde in Perfie.
Wykmeefters in Perfie.
Wynen in Perfie.
Wyngaert van gout.
Wyzen tot offcraers aengeftelt.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Willem van Outshoorn Gcnerael van Indie. 329',
3Ö3
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Willem Bakker , Opperhooft te Spahan
Winden zoo heet als vier.
Wolodimer.
Wologda.
Wonderen van den heiligen Antonï.
Wondheeler omgebragt.
Wormen , een ziekte te Gamron.
|
33't
342 449
I9>4f9
6?
f*·
348
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wreetheit der Perfianen tegen eenen Armeniër
191
------ van Ailyages. 240
------ van Xerxes. 291
------ van Darius. - 166
------ van Paryfatis. 287
Wurflcn hoe gerekent. 18
X.
XErxcs de Grootc. 267
Xerxes tot Koning van Perfie gekoren. a6f,
Q q q de |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
REGISTER.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
de magtigfte van alle Koningen, 267. kofte-
lyke maeltyden voor hem aengerecht. 290. hy beoorlogt de Grieken. 290. fchreit in't mon- fteren ayns volx. 291. ïyn onkuisheit enbloet- ' fchande. 271; van de Grieken beoorlogt. 27?. van zyne onderzaten veracht. 27Ó. zyn doot. 27Ó
Xerxes de tweede. á8æ |
|||||||||||||||||||||||||||||||
Zeehagedis.
Zeehaven der ftadt Bachu.
Zeehonden.
Zeekorael,
Zeerovers.
Zegevier over 't innemen van Notenburg.
|
»34
104 99
372
437
fi
|
||||||||||||||||||||||||||||||
Zenaerboomen. 127,143,177
Ziekte des Schryvers. 66,347,363,366
------van eenen Armenier. 80,81
Zyde hoe afgewonden. 115·
Zjie-raes levert de befte wynen in Perfie. 137
Zingan. 431 Zinlykhcden des tegenwoordigen Konings van
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
Acub Bcg, Koning van Perfie.
Z. |
|||||||||||||||||||||||||||||||
424
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
r
|
Perfie.
|
||||||||||||||||||||||||||||||
'
|
149,164
149 186 430
23354i7
230
|
||||||||||||||||||||||||||||||
der Perfianen.
der Armeniers. |
|||||||||||||||||||||||||||||||
»7 Antftuiving. 203, 99,108
^Zacgvifch. 371
Zaergoen, een dorp. 206
Zaer-sjos, een Profeet by de Gebbers. 417
Zaritfa. 82,83,444
Zeden der Samojedcn. n
------der Gebbers. 4r7
■------der Ruilen. 37» f4
------der Peruanen. *73>3°»
------der Armenieren. 183
<----->der Perfiaenfche Koningen. 3H
Zedige klecding der Turken. i6f
Zeeduivel. 3f2
Zeegewas. t. 388
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
Zits-jan, Periiaenfch gedierte.
Zon, Godtheit der oude Perfianen. Zonneloop door paerden afgebeelt. |
|||||||||||||||||||||||||||||||
Zonnefchermen by de oude Perfen gebruikt
23!
Zonneiwym. 470 Zotheit van Xerxes. 291,292,270
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
Zou, Koning van Perfie.
Zout op den nek der WalviiTchen.
Zout water ontrent de linie.
Zoutmakery.
Zoutvinder.
Zwacrt van ongemeene grootte.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
317
3
401
463
37*
fi
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
 Å-
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
Β ER Ι C Η Τ
VOORDEN
BOEKBINDER.
DE Boekbinder zy gedachtigh dat de getalen , die op de printen ftaen,
alleen dienen om te weten de hoeveelfte verbeelding vertoont wort, ■zonder dat zy de bladtzyden aenwyzen , en de printen met deze ge- talen getekent moeten ingezet worden volgens dit onderftaende Re·* gifter : en dat de printen , die een half vel beflaen , met het gezicht tegen de aengevveze bladtzyde geftelt, en agter in den rug aengeplakt moeten worden, om voor in het aflhyden niet te fmal te komen. De printen , die een geheel vel en langer zyn , moeten met een ftrook aengeplakt worden , opdat de print vlak legge, nochte te diep in den rugh kome , waer door veeltyts een boek bedorven wort. De enkele langer printen der groote papieren kunnen met ecne dubbele vouw toegcilagen worden , als de itrook aen d'eene zyde op de breette van een half vel gezet wort. De twee kaerten moeten voor pag. r. aen een wit half vel feplakt worden , zoodat ze geheel uitkomen , om van de lezers altydt gezien te
unnen worden. Daer moet ook aengemerkt worden dat aen het bladt G van het tweede A. B. maer een enkele G in plaets van G g ftaet. -Dus zy derhalven de orde der printen: |
||||||||||||||||||||||||||
Nom. 98,99 en 100,
voor d'op- Nom, 101. Nom. 102. |
||||||||||||||||||||||||||
De Tytelprint voor aen.
De Afbeelding- des Schryvcrs
dragt. Nom. ι en 2. Nom, 3 en 4. Nom ƒ en 6, Nom. 7 en 8. Nom. 9 en 10. Nom. 11, Nom. 12, Nom. 13 en 14. Nom. if. Nom. 16 en 17. Nom. 18,19,20 en 21, Nom. 22 en 23. Nom. 24,2j·, 26 en 27. Nom. 28,29,30 en 31. Nom 32. Nom· 33'34en 35"· · ■
Nom. 36 en 37.
Nom. 38.
Nom. 39 en 40..
Nom. 41,42,43 en 44,
Nom. 45-, 46 en 47.
Nom. 48,49 en f o.
Nom. fi, 5-2 en f3,
Nom. ƒ4, ff, f6 en 57.
Nom. j-g, 5"9 en óo.
Nom. oi, 62,63 en 64·
Nom. 6f en 66.
Nom. 67 en 68.
Nom. 69,70 en 71.
Nom. 72 en 73,
Nom. 74.
Nom. if.
Nom. 7Ó.
Nom. 77,
Nom. 78,79,80 en Si.
Nom, 82.
Nom. 83 en 84.
Nom. 8j·.
Nom. 86 en 87,
Nom. 88.
Nom. 89 en 90.
Nom. 91 en 92.
Nom. 93 en 94,
Nom. 9 f en 96,
Nom. 97,
|
||||||||||||||||||||||||||
pag.179
pag. 183 Pag· 193
pag. 194 pag. 197 pag. 200 pag. 201 pag. 103
pag. 204 pag.216 pag. 216 pag.2ió . 216 |
||||||||||||||||||||||||||
Pag·
pag· pag. pag· pag. pag- Pag. pag· |
2 Nom. 103,104,105- en 106.
4 Nom. 107 en ic8. 7 Nom. 109 en 110.
8 Nom. in en 112,
9 Nom, 113 en 114.
14 Nom. 115· en 116. 39 Nom. 117. 47 Nom. 118. |
|||||||||||||||||||||||||
pag. 60 Nom. 119.
pag. 61 Nom. 120. pag. 72 Nom, 121. |
||||||||||||||||||||||||||
Pag·
pag
pag.
Pag
Pag
Pag
Pag
pag
|
216
216 216 2j6
216
218
218
8
|
|||||||||||||||||||||||||
Pag.
pag. Pag- pag- |
74 Nom. 122. en 123.
77 Nom. 124 en Hf.
82 Nom. 126,
86 Nom. 127,
|
|||||||||||||||||||||||||
pag. 90 Nom. 128.
pag. 90 Nom. 129 en 130. pag. 102 Nom. 131,132,133,134,i3J- en 136 pag 104 Nom. 137,138,139,140 en 141. pag. 107 Nom. 142. pag. 11 f Nom. 143,144,145" en 146, pag 121 Nom. 147,148,149 en ij-q. pag 124 Nom, 1 fï, 152 en 15-3. pag. 125· Nom. 154., 15-5-, 15-6 en 157. pag. 126 Nom. 158. pag, 128 Nom. 159, 160 en 161. pag 130 Nom. 162,165,164 en i6f. pag. 132 Nom. 165,167, 168,169,170 en 171. pag 134 Nom. 172 en 173. pag. 141 Nom. 174. pag. 146 Nom. 175·, 176 en 177, pag. 148 Nom. 178 en 179, pag. 148 Nom, 180,181,182 en 183. pag. ij-2 Nom, 184,185· en 186. pag. if2 Nom. 187 en 188. pag. ifi Nom. 189,190 en 191, pag. 15-3 Nom. 192. pag. 164, Nom. 193,194,195· en 196. pag. 166 Nom, 197. pag. 166 Nom. 198 en 199. pag. 1Ó7 Nom,. 200 en 201. pag. 176 Nom. 202 en 203. pag. 177 Nom. 204 en 205·. pag. 177 Nom. 206. pag. 17S Qqq i |
||||||||||||||||||||||||||
► pag·2'
pag; ais pag.219
pag. 219
pag. Z20
pag. 220
pag. 220
pag. 22I
pag. 222
pag. 22a
pag. 22f
pag. 319
pag. 323
pag. 324
pag. 324
Pag·33S
pag. 342, Pag. 348
pag. 35-2 Pag· 3S9
pag.36* pag. 364 pag. 36,
pag. 36! pag. 369 Pag. 370 VT Pag-373
Nom. 107, |
||||||||||||||||||||||||||
BERICHT VOOR DEN BOEKBINDER.
|
|||||||||||||||||||||||
Nom. 233 en 234.
Nom. 23J- en 236.
Nom, 237,238 en 239.
Nom. 240 en 241.
Nom. 142 en 243,
Nom. 244,245· en 246.
Nom. 247, 248,249,25-0,2ji en
Nom. 2f 3 en 25-4.
Nom. 2j7,2j6,25-7,2J-S, 259 en
|
|||||||||||||||||||||||
Nom. 107,208,209,210 en m. PaS- 373
Nom. 2,12 en 213. pag. 373
Nom. 214. pag. 382
Nom 215", 216 en 217. Pag-387
Nom. 218 en 219. pag.388
Nom. 220. pag. 394
Nom. 221, 222,223 en 224. pag. 397
Nom, 22f,226,227,228,229,230,231 en 232. pag. 402
|
|||||||||||||||||||||||
Psg-4°i
pag. 406 pag. 409
pag; 43fi Pag-44>"
Pag-4f9
pag.404 pag. 467
pag. 470
|
|||||||||||||||||||||||
25-2.
260. |
|||||||||||||||||||||||
DRUKFEILEN
dus te verbeteren.
Á betekent de eerfie Kolom , Â de tweede. |
|||||||||||||||||||||||
Reg, 3f a hovJel 1, hoewel.
%6 a tien komen. Voeg hier agter:
Men ziet 'er de verbeelding van op No. 23. Reg. 5-8. Zaritha 1. Zariifa, I. a Klocknitfe 1. 11. Klocknitfe,
5. a Ni koos ke 1. Nikoulske,
6. a Bogaslvef |, Bogasliiof.
10. a Goli 1. Goey, j-r. a geberte 1. gebergte.
J¼. a boeden 1. hoede. in't opfehrifc kata-hduftaban 1. kala-ku- luftaban. 44. a Mahometans 1. Mahometaens. 16. a nemem \, nemen, 40. b. fyffergetal I. fyffergetal I. boven aen in 't kantfehrift , «/er gereebts I. <kr gertebtskamer. boven't Hooftftuk Sagte-Ruflan 1. T^te-
Rufian. $º. b Tamyris 1. Tomyris.
39. b Memplis 1, Memphts. 42, b inflantelyk 1. ernfligb.
43, b geleerde 1. geleerden,
45·. b yfoi/if 1. tar£. 27. il Aed-loen 1. Aed-pen.
fl.a. Maent 1. Meen. Reg. 18. b vier Aenb'idiersXVieracnhidders. 19. a Dom-banje 1. Dombsme. 2. b Bafiele 1. Bafielie, 34. b {?«ƒ# 1. Ge//f, Zoo ook in't kantfehrift. |
354. 4, b Zoete kryn 1, Tufocoreyn.
3J9. 42. a Metfietfe 1. Mextietje.
360. ij. b Ma/ir I. Mouffon, 370. ió. a Munfler 1. Monflcr. 'Zoo ook pag. 37J, a en 376, a.
375. a in't kantfehrift Pof/f-Ë» l.Poele-doa. 382. 32, a Chirebomefen 1. Cbierebenefen. 415·, 19. b tyy 'ß -volgens 1. wv volgens. 15. b verbeeldinga 1. verbceldinge. 416. 42. a Serfiaenfch 1. Perfiaenfcb.
die 1. «#M».
417, 9. a »or/fc 1. naeflen.
43 j·. b in 't kantfehrift &wz 1 &»»/?.
44<i. 1. b Apanska 1. Apaneka.
447, in't kantfehrift b, koeliko· 1. hoelikove.
449, 9. a vernachtten 1. vernachtten vjy.
13, a <&<&» ]. <ki&8 ivy.
14. a Ì 1. tvy.
16. a ontmoette 1. ontmoetten.
45'f. 5". a voorttrekkende wy 1. voorttrek · kende het krygsvolk.
32. a e?» 1. war. 4j8. boven 't hooftftuk Preslavu 1. 'Pereslaw. 200 ook Reg. 30. a. en dus ook in 't Regifter, en elders. Op deïxlve plaets Jaresiaw 1. Jereslaw. 200 ook hier 5-2. a. en 't in Regifter, en waer het verder ïou mogen voorko- men. 461, b Reg. 42. 147. 1, 147. |
||||||||||||||||||||||
Pag. 5-t.
74.
83·
17· |
|||||||||||||||||||||||
90.
96. 100.
101.
106. llf.
If2. if8.
192.
244.
248. 320.
3a7- 331. Pag-339 342·. 344» 34J-- |
|||||||||||||||||||||||
E É Í
|
D E.
|
||||||||||||||||||||||