^il&s??^Ë
|
||||||||||||||||||||||
Ç Á Í D L E IDÏN G
|
||||||||||||||||||||||
^EL-PERSPECTIEF, I
|
||||||||||||||||||||||
CDT'
|
||||||||||||||||||||||
je
|
||||||||||||||||||||||
1
|
||||||||||||||||||||||
E LEN DE;
"KUNDE, |
||||||||||||||||||||||
Í IN VLAKKii ö IJ
, R. TE 11 RENGE-N: |
||||||||||||||||||||||
m
|
||||||||||||||||||||||
______Ì
|
||||||||||||||||||||||
ø
|
|||||||||||||
C
|
|||||||||||||
f
|
|||||||||||||
HANDLEIDING
|
|||||||||||||
é Ç I» S
|
|||||||||||||
SPIEGEL-PERSPECTIEF»
|
|||||||||||||
HANDLEIDING
IN DE
SPIEGEL-PERSPECTIEF;
O M»
DOOR. DE REGELEN DER.
DOORZICHTKUNDE,
Ë L 1 E
VOORWERPEN
r í
VLAK Ê Å SPIEGELS
OVER, TE BRENGEN;
als mede,
Eene gemaklijke wijze, om verfchillende distan-
tiën, op de iluitlinie eener tafereel, te bepaalen: '
gilles volgens de wetten dir Natuur en de regelen derMathefis ,·
TEN DIENSTE DER.
KUNST-OEFENAAREN,
SAMENGESTELD EN BETOOGD
door, CASPAR PHILIPS, jacqbsz,
'Kunstgraveur te jiinfleldam.
|
||||||
Te AMSTELDAM, bij
|. I. ELWJE SN J. L. WER.LINGSHOFF,
18 o 3»
|
||||||
AAN DEN
|
|||||||||||
H E E R E
|
|||||||||||
HENDRIK BUSSERUS,
|
|||||||||||
BEMINNAAR DER EDELE
|
|||||||||||
Ô E Ê EN-
|
|||||||||||
en
|
|||||||||||
PRENT - Ê U Í S T,
|
|||||||||||
TE AMSTELDAMy
|
|||||||||||
* 3
|
|||||||||||
WORDT
DIT.WER'KJEN
OVER DE
SP IE GEL-PERSPECTIEF,
Ì ET. ERKENTENISSE FOOR FEELE
EDELMOEDIGE EN VRIENDE- LIJKE BEHANDELINGEN, \ OPGEDRAGEN
E Í
TOEGEËIGEND,
DOOR
Zijn Eds. verplïgten Dienaar,
CASPAR PHILIPS jz. Ë Ì S Ô Ã. L T> Á Ì ,
17 7 5· ;-'■■"'■■'
*&
4
|
||||
VOORREDE.
|
|||||
'jToen ik in den jaare 1755. mijn uitvoerig onder-
wijs in de perspectief in 't licht gaf (*.), was ook het voorneemen, om er eenige regelen, be- treffende de reflexiën, fpiegeling of weêrfchijn ia vlakke fpiegels, bij te voegen; te meer, daar in dat Werkje de weêrfchijn der voorwerpen, in het water, voorkomt. Dan, het zelve reeds tot een aantal van zestig
plaatjes uitgelopen zijnde, werd ik te raade zulks tot eene nadere gelegenheid uit te ftellen. Sederd, door 't verzoek van veele Liefhebberen,
en.mijne eigene neiging , aangefpoord zijnde, beiloot
ik om de volgende bij mij ontworpene regelen me-' de door druk- en plaat-kunst den Liefhebberen wek de te deeleri. Het goed debiet van liet voorgenoemde Werkje,
niet alleen in onze Moederfpraake, maar ook in de Hoogduitfcha Taal, fchijnt mij ook te moeten overtuigen, dat het bij Kundigen niet ongunstig is aangezien, en dus eenige goedkeuring heeft weg- gedragen. . (·?>) Te Amlteïdam, bij J. C Sepp, in gr. 80. en bij den-
zelven ook W 't Hoogduitsch.gedrukt, 176?. *4
|
|||||
vni VOORREDE.
Op dezen grond vlei ik mij, met dit Werkje
oiet minder gelukkig te zullen weezen, offchoon het waar zij, dat men niets voortbrengen kan, 't welk de goedkeuring van alle menichen weg- draagt; geen mensch kan tot die hoogte komea. Dan, hetisbeklaagelijk,dat men lieden ontmoet,
die alles, wat van hunnen arbeid of imaak niet is, verachten, of ten minsten berispen'; en gaat hunne verwaandheid al niet over den inhoud van 't Werk, dan is het ten minsten over het formaat of 't papier. Om zig nu te laaten affchrikken door zulke foort
van vkters, en uit vreeze voor hunne aanvallen, de verkregene talenten te begraaven, is juist de weg ten ruïne van alle vordering in de kunsten en weetenfchappen, enderhalven te laag voor eene ziel die wèl denkt. Ik geef die Werkje echter niet op als iets uit-
muntende, maar als iets nuttigs» en wel voor dezul- ke , wien als nog deeze regalen geheel onbekend zijn alzoo over dezelven (mijns weetens) als nog geene Verhandeling het licht ziet, zoo, dat het voor Tekenaars en Schilders van die nuttigheid is, dat ze er in hunne Werkftukken gebruik van kunnen maaken; dat is» dat ze niet volgends die Regelen der Doorzichtkunde, voor zo verre ze tot de Sce- nographie of Gezichtkundige Tekenkunst (*) be~ (*) jDê Gezichtkundige Tekenkunst wordt ook van fomm°"
gen genaamd Proipeöivaj ,■ als 'welke de zhhtbaare l'iniën aller d'tngen op zichzelve betracht. ook de diepten der |
||||
VOORREDE.
|
|||||||
IX
|
|||||||
heort, maar wel volgends de gronden der Wiskuust
voorgefteld zijn. ;.„.,;,. De M$thefis of Wiskunst is volftrekt het funda-
ment vao alle Meetkundige figuuren, en zeer nood- zaaklijk voor allen , welke zich in de Perfpe&ief en Architeftura willen oefenen (*> Pat dit Werkje den naam voert van Spiegel-
perfpeStiefy is niet, als of de meening ware, de poorzichtkunde door fpiegels te leeraaren of te be» toogen, maar om dat in de Kunst der Spiegel - per- fpe&ief voornaamlijk dit als de hoofdzaak in aan- inerkinge komt, te weeten, om het reeds getekende of gefchilderde Gebouw of de Kamer, enz. en de daar in zijnde voorwerpen, volgends de Perfpeftief- fche regelen, in eenen tegen den muur geftelden vlakken fpiegel over te brengen, in zo verre de ftuiting der itraalen van de voorwerpen den fpiegel bereiken kunnen, en fundeerende zich hier op, dat de voorwerpen zich even zo verre acnter den fpie- oog- of gez'chtfiraalen in de afbeeldingen van gebouwen,
landfcheppen, enz. regelt en bepaalt: kortom, om al het gunt nabij of verre af afgelegen is, op eene effene v'lahte (tafereel) kunstmaatig voorteflellen , en dus het oog door een aafdg bedrog te verlustigen, en het te doen zien, als of het waarlijk verhevene VOorwerpen veor zich hadde% enz. (*) De Heer Jacob de jTlamïng, bekend Liefhebber der
MatnematifcheWetter.fchappen, te Amlteldam, heeft, dien aan. gaande» &iv waercld een fraai Perfpe&iefsch Werkje medege- deeld, gebed uit de Mathefis afgeleid en bewéz;nj 1773. In gr. 80, * 5
|
|||||||
χ VOORREDE.
gel vertoonen, als ze er vóór zijn, én de overhel-
ling van den fpiegel in aanmerking komt. Want van de ftraalen die op de vlakke fpiegels vallen, is de hoek des uitgangs gelijk aan dien van den ingang, én alzo is de weêrituithoek gelijk aan den raakhoek; en dus begrijpt men ligtlijk wat de redenen zijn, waarom niet alle de voorwerpen, welke in één ver- trek zijn, te gelijk en op éénmaal in den fpiegel kunnen gezien worden; want dan, wanneer de iluitftraa! van het voorwerp het oog des' zicnders raakt, ziet hij deszelfs beeld in den fpiegel. De vooroverhelling des fpiegels doet de beelden
der voorwerpen in dezelveu rijzen, en de achter-' overhelling doet ze daalen. De fpiegels zijn onderfcheiden in foorten, als
vlakke, holle en bolle. Onder het woord fpiegel kan men alle blinkende
voorwerpen fteliën, indien dezelve hunne ontvan- gene ftraalen maar wederom terug kunnen zen- den. In de Natuur heeft de alieenmagtige Schepper
het water tot eenen wonderbaarlijken fpiegel der Hemelfche en aardfche voorwerpen gefteld, welker weêrkaatzing in dat element aan ieder mensch hec alleraangenaamst vernoegen geeft: waarfchijnlijk heeft de mensch, het nut boven het vermaak daar- in vindende, zich toegelegd om een zodanig iets geftadig bij zich te hebben, en die machines bedacht, welke wij den naam van fpiegels geeven, en van itaal, glas of andere ftoffe gemaakt zijn, verfcuil- Iende in foorten , εη dus ook in uitwerking', |
||||
VOORREDE. χι
Doch, om over alle deeze eene bijzondere ver-
handeling te doen; zoude tegen het mij voorgeftelde perk aanloopen. Ik heb mij alleenlijk bij de vlakke fpiegels willen bepaalen, en wel, om dat deezeden Tekenaar en Schilder genoegzaam maar alleen voor- komen. Voords heb ik getracht kort en duidelijk mijne
meening te verklaaren; om die redenen zijn de ipiegels zo groot genomen als doenlijk was, ten einde er des te meerder van de voorwerpen in zoude kunnen gezien worden; en ter plaatze daar. het nodig ware, zijn ook de behoorlijke aanmer- kingen, ter nadere opheideringe, bijgevoegd. Ook zijn de voorwerpen, enz. alleenlijk om red-
ding te maaken, hier en daar een weinig gefcha- duwd, als zijnde de regelen daaromtrent in mijn voorgaande Werkjen f*3 genoeg te vinden. Men zoude zekerlijk veel meerder voorbeelden,
dan hier voorkomen, kunnen voorftellen, als, bij voorbeeld, door meerder dan één fpiegel in eene kamer te plaatfen, enz. doch ieder fpiegel, de- zelfde regelen, ten aanzien der voorwerpen, on- der elkander hebbende, is die zaak gantsch niet jnoejelijk; alleenlijk moet men in aanmerking nee- men, dat) wanneer men twee ipiegels itelt,en cenig voorwerp tusfchen beide ftaat, dat dan het beeld in beide gezien wordt; als eerst het beeld van hst voorwerp dat de fpiegel vertoont, daarna het beeld dat het voorwerp in de andere fpiegei (*) Uitvoerig onderwijs in de Perjpacïiva.
|
||||
V Ï Ï R -R EDE.
|
|||||
vertoont, en daarna nog veele andere meer, doch
hoe langs hoe flaauwer, en eindelijk geheel ver- dwijnende. Ter nadere verklaaring van dit laatfte, zal ik op
de vier laatile Plaatjens, volgends Mathematifche Grondregelen, voorftellingen daarvan doen, ten einde de Beoefenaar daar door, ook-zelfs van de fiuiting der ilraalen, een bevatting verkrij ge. Wanneer men twee vlakke fpiegels recht op
ilelt, en derzelver bovenkanten elkander raaken als een j\ , en dezelve in een rechten hpek ftaan, dan ziet men een voorwerp dat tusfchen dpzelven ge- field is, naarmaate men de fpiegels fluit, hoe langs hoe meerder vermenigvuldigen. Wanneer men een brandende kaars voor een*
fpiegel ilelt, en men zich een weinig ter zijde be- geeft, dan ziet men de kaars ia den fpiegel veele maaien. En om dat men altijd verzekerd is, dat de raak-
en ftuit-iïraal op de vlaKKe fpiegels gelijke hoeken maaken, kan men, met eenen fpiegel waterpas te leggen, de hoogten van alle voorwerpen meeten. De fpiegel, liggende om eenig voorwerps hoog·*
te te meeten, gaat men achterwaards, tot dac men den top van 't voorwerp in den fpiegel ziet, men meet dan de distantie tusfchen de lood-linie van het voorwerp en het punt der ziening, dan fiaat de afftand tot de hoogte van het oog in de- zelfde reden, als de afftand van het voorwerp tot desiclfs hoogte? enz. |
|||||
V O O R R E Ί0 E. xiii
|
|||||
Men kan ook met twee vlakke fpiegels, van
-welke de eene horizontaal ligt, en de andere in het lood opüaat, een beeld voordbrengen van ee- nig voorwerp, welk beeld dan omgekeerd zal ge- zien worden. ; poor de ftelling en plaatzïng van eenige vlakke
fpiegels, door onderfcheidene kamers heen, kan roen alles zien wat er van buiten pasfeert, maar zeker is het, dat, hoe meerder fpiegels er zijn, hoe twijfelachtiger de beelden zich ver- loonen. Door de ftuiting der gezichtilraalen op de fpie-
gels heeft men verfcheidene regelen uit de Optica of Gezïchtkunde getrokken, om aftekeningen te maaken voor de Cylinder' en Conis-fpiegels, wier wanftaltige voorwerpen in den fpiegel gezien zijn- de, daar eene welgeproportioneerde vertooning maaken. Kortom, ,de Optica of Gezïchtkunde is, om de-
zelve geheel te kennen, van eene wijde uitge- ftrektheid» en 't geen tot heden in dezelve be- kend is, is zeer weinig, in vergelijking van het geen er n°S te onderzoeken en ontdekken overig blijft, enz. fit alles ■> geëerde Kunstoefenaaren, vond ik
iioodig u vooraf te zeggen. Gebruik deezea mijnen arbeid ten uwen nutte, en vertrouw, dat * niets» dan eene neiging, om ook mijn evenmensen van eenig nut te zijn, de waare reden is, dat u dit Werkje voorgelegd wordt. |
|||||
÷íé V Ï Ï R R E D E.
Wenfchende, dat het anderen, van meerder be-
kwaamheid, zal aanzetten tot grooter ondernee- mingen, zo in deeze als andere loflijke weeten- fchappea — Vaart geduiirig wel. C. PHILIPS, jz.
<amfieltlami 17 75.
|
|||||
%
|
|||||
É Í Ç Ï U D.
Ñß,ÁËÔ É, Grondles, en bepaaling der liniën in den vlakkéa
ipiegel zelven, en om eene waterpas liggende vlak- te r volgends de regelen der Perlpeftief, in denzel- vea overtebrengen. · Iiladz, é en 2 II. Om eene dergelijke Vlakte, als ooit eene overeind-
ftaande, in den fpiegel overtebrengen. 4 en 6 III. Aanmerkingen over de voorgaande les, en om eene
tegenovergeftelde opftaande vlakte, enz/ in den Ipiegel te bepaalen. , . . 7 en ñ IV. Om een vierhoekig, als ook een piramidaal blok,
enz. ia den Ipiegel overtebrengen. 13 en 14. V. Ora een kamer, met de daarin zijnde andere
voorwerpen, in den fpiegel te bepaalen. 15 VI. Om eene zaal, met een boog-zoldering, enz. ia
'den fpiegel overtebrengen. . . 18 VII. Om eenen vooroverhellenden vlakken fpiegel tegen
eenen achtermuur te Hellen, en deszelfs innerlijke helling-, en rijzende grond -liniën, mitsgaders de tegenovergeftelde oog- en distantie-punten, per· fpeftiefsch te bepaalen. . . ao
Vlij. Om in eenen zodanig geftelden ipiegel, eenen
vloer, met vierkante Heen en belegd, overtebren- gen» ... . . , as IX. Om een kruisblok in den Ipiegel te bepaalen. 27
÷, Om in eenen rechtftandigen, en overhoeks geftel-
gen fpiegel, eenen vloer, enz. overtebrengen. 39 |
||||
É Í Ç Ï U D.
|
||||||
PlaatXI. Ïéç een kamer, vloer, enz. in eenen overhoeki
gfcftelden, en voqroverhellenden fpiegel, perfpec- liefsch overtebrengea. . · Blad*. 33 Xli. Om een kamer in eenen tegenovergeftelden en
achteroverhellefiden fpiegel overtebrengen. 39 XIII, Om een kamer, vloer, enz, in eenen ter zijde
geftelden of naar het oog wijkenden, en achter- overhellenden fpiegel, te bepaalen. 41 XIV. Om door Mathematifche grondregelen te bewo-
gen, dat de voorftellingen in deeze lesfen de Wiskunst ten fundament hebbed. · 42 XV. Om door Wiskundige regelen het beeld van eenig
voorwerp in den fpiegel te bepaalen. . 43 XVI. Voorbeeld van zeven onderfcheidene (tanden des
oogs, en hoek der ziening. · · 44 xvil. Om op Wiskundige regelen her beeld van eenig
voorwerp in twes legen eikander gefielde ïpiegels te bepaalen. ...... 46 XVIII. Om op eenezeer gemaklijke wijze, veeleen on-
derfcheidene distantiën, op den kant van ieder tafereel, volgends de wetten der wiskunst, te bepaalen. · · *? |
||||||
6PI&
|
||||||
SPiEG EL-PERSPECTIEF.
PLAAT I.
Fig. i.
AANMERKING I.
Omeenen vooroverhellenden vlakkenfpiegel, aan
eenen naar het oog wijkenden muur, doorzicht- kundig te flellen, is eene geringe zaak voor iemand die zich in de perspectief geoefend heeft, zonder welke voorafgaande oefening niemandeenig nut van de volgende lesfen kan hebben: dit voor? onderfleld zijnde, zullen wij dus alleenijk ten aanzien van des fpiegels vooroverhelling han- delen. De fpiegel A.
gemaakt, en
Deszelfs overheüing (hier een kalf voet) bepaald zijnde, op den boog B. C.
wiens centrum D is.
Zo breng op den boog D. E.
wiens centrum C is,
Die helling (ook een half voet) in.',,-of aehter-waards, door Ό. E.
Van deszelfs hoek E.
tot den bovenhoek C.
Trek de.linie E. C.
Deeze linie E. C. als de bïnnenfte of inner-
lijke helling-linie (*) zijnde, is dus hec 0 Deeze linie is niet geïmagitieerd, maar is waar-
lijk in de Natuur, en bepaaic sig altijd pttmkè met de cverheiiing dis fpiegds. Α
|
||||
2 HANDLEIDING tot de
fundament , om alle liggende en ftaande
vlakten en voorwerpen, welkers beefden zich in den fpiegel vertoonen, op hunne waa* re difiantiën, in denzelven te bepaalen. Dat is: in zo verre de iluiting der itraalen van de voorwerpen, den fpiegel bereiken kun- nen. (Zie Foorrede, bladz. vi.) AANMERKING 2.
De rijzende horifont-linie G. H.
fiaat met de innerlijke helling linie E. C.
in een rechten hoek, wordende van
den kant des fpiege's uit G. getrokken.
En liet tegen - over gefielde rijzend oog-
punt, wordt op denzelven bepaald door den boog (*) 0. ^. Ñ L Á Á ÔÉ.
Fig. 2.
Om eenp waterpas liggende vlakte, met deszelfs
wijkende voeten in eenen hellenden, en naar het oogwij kenden fpiegel, over te brengen. (Horifints hoogte 3. Afftani 6, Spiegels oyer-
helling £ voeten.) De perfpeétieffche vloer, of vlak-
te zij A. B. C. D. Deel dezelve op den achter- bafis,
of vloers fluit-linie CD.
bij voorbeeld in 7 deelen,
door C. a. b. c. d. e. f- D-
|
|||||
(*) Zie Plaat VII.
|
|||||
SPIEGEL-P.ERSPECTIEF. 3
De diepte des vloers, gelijk
zijnde aan de breedte, be- paalt alzo ook 7 deelen op de wijkende vloers fluit-linie D, R, in de punten D. g. k i. L l. m. B.
Stel de teken-haak (of
zwei) (*) op de fchuin- te der innerlijke helling- linie J? p^ En uit des vloers hoekpunt Γ).
in eenen rechten hoek mee E. 'F.
Trek, den _ in den fpiegel
zijnde rijzende baüs of
vloers grond-linie D. G.
Stel den eenen voet des pas-
fers in - - D.
en trek van de punten C.a.b.c.d.e.f.
de boqgen C. G.a. 1, b. 2, c. 3 , d,4.,e. 5 ,ƒ. 6.
welke in den fpiegel de bafis D. G.
aanraalcen, in de punten G. 1. 2. 3)4. 5. 6.
Leg op het oogpunt 0 en, in 'Jen fpiegel, uit des
vloers hoek-punt q
Trek de naar het oog wijkende
grond-unie α Η
Zoo, ook
Uit de punten 1.3.3.4.5 <j
Alle de overige naar het oog wy-
kende linïërj. (*) Gefield zijnde, dit de Oefeaaar op een teken-
bord of raam werkt, en alzo de behandeld van de t„a 0f «kenbe.k bekend i,: ïoS de <)»t ra t vervolg aufjd vooronderfleld. Α 2 |
||||
HANDLEIDING tot de
|
||||||
%
|
||||||
Daar na»
Paralel met de grond-linie D, G.
uit de punten" &Á·Ì l m.
Trek liniën tegen de grond-
linie G. H.
Dan is de vloer of vlakte in
den fpiegel overgebragt; al wat
zich nu binnen den omtrek des
fpiegels bevatten laat, is voor
het oog in denzelven zichtbaar,
en zijn de overige geflippelde
liniën alleenlijk geiteld ter na-
dere aanwïjzinge van, en tot wat hoeken en punten dezelve
getrokken zynde , aldus het
beeld op zijne waare diflantie
en grootheid in den fpiegel
overbrengen : wordende wij-
ders des kamers opwaards gaan- de hoek fluit-linie.. I. uit den hoek G.
getrokken , en wel paralel met
de innerlijke helling- linie E. F.
PLAAT II.
Fig. I.
Om eene waterpas liggende vlakte, en vier-
hoekige ruit in dezelve, tn denfpegeltebepaakn. (Eor. hoogte 3. Jffl» 6. Sp, Heil. é voeten.)
De fpiegel zij A.
De ruit ¸.
Van deszelfs hoeken «■ & c. d.
|
||||||
SPIEGEL.PERSPECTIEF. 5
Tegen des vloers grond - linie C. D.
Trekt waterpas liniën, in e. ƒ.
Stel den tekenhaak (of zwei) (*)
op de -fciiuinte der innerlijke helling· unie E. F.
en in een gelijken hoek met de- zelve uit de punten c. ƒ.
Trek de paralel - liniën l ƒ. k. h. e, ï g.
Stel den voet des pasfers in 't punt ƒ.
Open ze tot des ruits hoekpunt a.
en Trek den boog #„ b.
en van den hoek b
tot het punt k.
Trek den boog i>. k.
andermaal. Stel den pasfer in het punt e.
Open ze tot den hoelc d.
en Trek den boog α, &
en
Van den hoek: ς, tot Ί.
Trek den boog e, i.
welke boogen, op de twee para-
ralel - lopende liniën ƒ. h, e. g. de punten g. h.i.k.
maaken.
peeze, door liniën famen ge-
trokken zijnde, zoo is de ruic regelmaatig in den fpiegel over* gebragc. (*) £i* de Nota bij Piaac I. bladz.>
|
|||||
Α $
|
|||||
6 HANDLEIDING ôïô âú
PLAAT II.
Fig. 2,
Om eene tifer^ind flaanie vlakte in den fpie·*
P0l over te brengen, zullen we in de kamer den aehgetenH$hter-muur, als eene dusdanige vlakte, ßç welke eene deur gefield is, aanmerken. (Hor. hoegte 3. Jffl. 6. S|. Bell. 1. v.)
De achter-muur «ij A.
De fpiegel o B·
Breng den tekenhaak op de fchuin-
te der innerlijke helling-linie CD.
en
Rechthoekig met dezelve.
Leg aan de tegenzijde, op des vloers hoekpunt L.
cn
Trek, in den fpiegel, de rijzende grond-linie ■&· "*
Stel den pasier in het vloers hoek-
punt E.
Open hem tot de nis of deurs
grondpuut #.
en tot *·
en
Trek de boogen a. c. b. d. wederom.
Den pasfer in het hoekpunt E. houdende.
Open hem tot de nis of deurs boven · hoeken e. ƒ.
Trek de boogen *· »·ƒ· *.
vervolgends.
|
||||
SPIEGEL-PERSPECTIEF. 7
Paralel de innerlijke heïling-linie C. t\
of
Rechthoekig der linie E. d. F. uk de_punten d, en c,
Trek J*n'è'n (opwaards) tot de
boogen e, h. en/, i.
welke van de hoeken i. h,
famen getrokken zijnde", is
de nis of deur, volgends de
regelen der perfpeftief, in den
fpiegel oyergebragt; wordende
bet overige door de geftippelde
liniën verder duidelijk genoeg
aangewezen.
PLAAT III.
Fig. 1. (Hor. hoogte 3. Jffi. 12, Sp. Heil ! V.) -
Dit voorbeeld is met de voorgaande handelwyze
Plaat IL Fig. 2. in alles geheel overeenkomende, •waarom ook in deeze geene merk'lettertjens ge- field zij®· ®e affland of dijiantie alleen komt hier voornaamlek in aanmerking, als zijnde in deeze eens zo verre, te weetcn 12 voeten, ge- field, om hierdoor te doen opmerken het groot yerfchil eener lange of korte difiantie 3 alzo in deezen langen affland, waardoor men verre van den fpiegel verwijderd is, maar een kleen gedeelte der deur in den fpiegel gezien word; want door een langen affland .krimpt alles %wat naar het oog wijkt, in 5 «fc vloer, -zoldering, zij - muur en, e «2. Α 4 |
||||
S HANDLEIDING ôïô ds
In tegendeel die vlakten, welke tegen ons over ge·
fleld zijn , vertoonen zich veel grooter. Fan welke, feh'ijn -flrijdigheden de Beoefenaar een yolkdig bericht vinden kan in mijn Uitvoerig On- derwijs der Perfpectiva. Plaat XV. (*) Bij Plaatl. isvooronderfleld: dat iemand ,wel'
ke van dit werkje nut wil hebben, de doorzicht- kunde dient te verflaan, of ten minfien niet ge- heel onkundig in dezelve te zijn. Dus zoude men deeze en andere aanmerkingen,
welke als eene les in zich bevatten, voor overtol- lig kunnen houden; maar men gelieve te overden- ken , dat ook onder veele, welke voorgeeven de doerzichthmde te verflaan, en dezelve ookhier of daar zoo wat geleerd hebben,''er gevonden worden, die van de perfpeclief dat juiste denkbeeld niet bezitten, 't welk vereischt word om 'er een goed gebruik van te kunnen maaken, en daar om veelal in hunne werkflukken (hoewel, volgens de regelen derperfpeclief naar hunne meening opgetrokken) echter eene onaangenaamheid gevonden word, dat meest van de verkiezing cener behoorlijke diftan- üs'hoogte van de horizont enz afhangt. Want om altijd en in alle gevallen zich volflrekt aan eene lange of korte diflantie te willen verbinden, %onder de voorwerpen in aanmerking te neemen , en te overweegen onder wat dijlantis dezelve be· -hoeren,, is in het honderd duizend weg wurmen. Uit dit voorbeeld ziet men, dat wanneer men veel van de voorwerpen in den fpiegel zien wil, men ook noodwendig een korte diflantie totdezel' ven neemen moet, waaromtrent een Schilder of Tekenaar vooral dient oplettend te zijn in het flellen vanfpiegels in kamer -flukken, cnZ* |
|||||
(*) 2ie Voorrede, bUiz. h
|
|||||
ø
|
|||||
SPIEGEL.PERSPECTIEF. 9
PLAAT III. Fig. 2.
Om eene tcgenovergefielde en opfiaande vlak-
te in v>'eiï~e eenen doorgang, nevens twee andere openlngen, bij wijze van deuren en venfiers ge- field zijn, indenfpiegeltebepaalen. QHor. hoogte 4, jjffi. 8. Sp. Heil. 1 v.)
Pe tegenovergeftelde vlakte zij A.
En de ipiegel ß>·
AANMERKING.
De manier, volgends welke dit onderwerp inden
fpiegel overgebragt wordt, is in alles met de voorgaande overeenkomende ? alleenlijk is ze meer- der tnoejelijk door de bijzonderheden in dezelve; wij zullen 'er daarom de methode /(leerwijze') van voorfiellen, alzo\rnogietsin voorkomt, dat ter opleidinge van grootere onderneemingen eenige handleiding geeft. Stel, in des gronds hoek-pirat C.
den paffer.
Open hem tot des voorwerps gronds indeelings-punten a.b. c, d. e.f.g, h.
en, t°c de. 'in den fpie-
gel zijnde rijzende grond-
linie C. D.
Trek de boo·
gen a.Pth.o fc.n,d.mfe.l, ƒ. k,g.i.
maakende deindeelingspun-
ten op de rijzende grond-
linie in i. kJ.m,n.o.O,
DeliniSn, welke uit die pun-
Á 5 |
|||||
HANDLEIDING tot de
|
|||||||
ra
|
|||||||
ten opwaards getrokken
zyn , en hier als lood-
Jiniën moeten aangemerkt
worden, loopen altijd pa·
ralel met de innerlijke hel-
ling-linie E. F. De van of naar het oogpunt ©. wijkende vloer · liniën p, q, r. S, t, V>
worden, in den naar het
oogwijkenden fpiegel, op
het oog 0 getrokken.
De waterpas of horizonta- le vloer- of grond-liniën in den fpiegel, zyn meerder
of minder rijzende, naar
roaate de innerlijke helling-
linie , door overhelling des fpiegels, daarvan de
oorzaak is, volgende elkan»
deren altijd paralel, zo als
in Plaat I. enindeeze, door
de horizontale en met den
bafis paralel loopende li-
niën in de over eind itaan-
de vlakte A,
gemerkt door i. s. 3,4, 5. <5.7. 8.9-10.11.
12.13 14-15·
duidelijk aangeweezen word. Want de horizontaal - liniën
van het voorwerp, aan de hoek-linie C. G· komende, krijgen aldaar
een knik, en vervolgen hunnen loop in den fpie- gel, paralel met de rijzende |
|||||||
SPIÊGEL-.PERSPECTIEF. ii
grond- of vloérs fluit-litiie CD.
ia deiinlën 1.16,2.17,3.18,4-19»
5.20,6.21,7.22,8.23,
9.24,10,25,11.26,12. 27,13.28,14· 29, enz. Deeze Hniè'n dienen om de' .
jndeelingen van een voor- werp, als deuren,' ven- fters, enz. op de vlakte gefteld zijnde, in den fpia·
gel over te brengen. De hoogten kunnen anders ook door eirkel-boagen uit het punt C. in den fpiegel over gedra-
gen worden, zo als in het voorbaande bij Fig. j. te zien is. AANMERKING.
Door vlakten worden verflaan alle zulke
breedten, welke' geene dikte hebben, en welkers üniën langs de vlakte heen hopen , tot ze aan eene tegengefielde fluitende, eenen anderen weg nee- tnen, als bij C. G. Ook zijn zulke vlakten, wier eenen kant
tegen eene andere vlakte aankomt, als open· fiaande deuren, venfiars , zij ■ miiuren, enz wel- kers wijkende zijden ook allen door boogen, in den fpiegel, kunnen overgedragen worden. Om zo veel mogelijk de menigte der liniën te
vermijden, kan deeze overdraaging volgends de fcbaal,' yan ieder voorwerps diflantis of flanapl&ats> ook door opmeetingen gevonden wor- den, aangezien de beelden der voorwerpen in den |
||||
is HANDLEIDING tot de .
Jpiegel dezelfde grootheid behouden, ah de voor.
werpenzelve. Dan, de overdraaging doorhoogen, oordeel ik
de kortfie weg te zijn, zo als in de Plaaten II, III en IV. duidelijk te zien is. Wanneer een Jpiegel tegen eenen achter··muur,
of'overhoeks, tusfehen twee muuren in, gefield word, dan kunnen deeze böogcn geenzins door eenen pasfer getrokken worden, maar moeten ah dan volgens de PerfpeStieffche kunst- regelen ge· maakt worden. Zie Plaat XI. Wanneer men zich echter van een profil weet
te bedienen, kan ook zonder deeze grootemoeite en vermenging van ontallijke liniën, de voorwerpen zonder boogen , door meeting , volgens een platten grond en een profil in den overhoeks geflelden Jpiegel overgedragen worden. Van het een en ander is een voorbeeld in de
Plaaten VII. en VIII. in welke de voorwerpen zonder de moejelijke perfpecliejfche boogen, en alleen door opmeeting, volgens de Jchaal, naar aanwijzinge van het profil, in den Jpiegel over' gedragen zijn. Doch in Plaat XI, zijn de voor- werpen , volgens een platten grond, profil en per· Jpeciieffche boogen, in den fpiegel overgedragen. De Beoefenaar kan alzo uit deeze, de eene of an- dere handelwijze verkiezen, en zich van die be* dienen t welke hen het gemaklijkfie voor-, komt. |
|||||
J
|
|||||
SPIEGEL-PERSPECTIEF. ij.
Ñ L Á Á Ô IV.
Om een vierhoekig blok, regelmatig in eenen,
fpiegel te bepaalen. Fig. ï.
(Hor. hoogte 3, Áâ. 6\ Heil. I. vj
Het blok zij A.
De fpiegel B.
Maak volgends Plaat II. den
vlakken grond, en in den-
zelven de ruit of het gelijk-
zijdig vierkant a.hc.i* en
Breng ze vervolgens op de aangewezene manier in den
fpiegel.
Het biok, tot eene begeerde hoogte opgetrokken zyn-
de, zoo j
Stel den tekenhaak , (of
zwei) op de fchiiintè der
innerlijke helling-linie C. Dw
Met die ftrekking, dat is, de
tekenhaak aan de tegen-
overgeilelde zijde des te-
kenbords liggende, in den
hoek £è
Xrek de rijzende grond-li-
nie .·'■·'■ E. F.
maakende dns met F. D,
een rechten hoek. Uit dei beejds grond-hos· |
||||
14 HANDLEIDING tot de
|
|||||
Trek opwaards' paralel der
innerlijke heiling-linie C, D.
De liniè'n g> s, h.p, i. r, k, q.
Stel den pasfer
in de grond - punten e, ƒ.
Open hem tot des Voori^erps
boven·hoeken n. o., I· m.
en
Trek de boogen /. q., m. ρ* bepaalende in den fpiegel
uan het beeld de hoeken ρ q. r. s.
Welken famen getrokken
zijnde, is het voorwerp
A. in den fpiegel over-
gebragt in het beeld G.
PLAAT IV.
Fig- 2.
Om een vierkant pyramidaal blok of/pits,
met eenen daarop ge fielden ronden bol, in denfpie- gel over te brengen. CHor. hoogte 3. Jfjl. 6. Sp. Heil 1. v.)
Mét Mok zij A,
De fpiegel B.
en het beeld in denzelven C.
(Den ruit of grond des bloks a. b. c. d,
volgens voorgaande manier, Jn
. den fpiegel overgedragen zijn- de,) ftel den tekenhaa]c op de fchuinte der innerlijke helling- linie p. E, en Paralel met dezelve, uit het punt e, Trek de midden - linie 9l f. |
|||||
SPIEGEL.PERSPECTIEF. iS
Stel den pasfer in het grond-
punc F.
Open hem tot des voorwerps
boven-punten g.h.i,
van welke
tot de in den fpiegel zijnde
midden - linie gm r
deboogen g.k^h.l.J.f.
overgedragen worden,
voords Van het beelds boven - punt k.
Tot deszelfs grond-hoeken /. m. n. o.
Trek de limën k.I., hm..*.«., Á. â.
en de pasfer in /_
gefteld hebbende
Trek den cirkel of ronden bol k.f. zo is het voorwerp, volgends
de regelen der perfpeclief,
in den fpiegel overgedragen
in het beeld q
PLAAT V.
Om eens kamer, met de daar in zijnde an-
dere voorwerpen, in eenen fpiegel over te brengen. {Hor. hoogte 5. Affi, g. Sp. Heil. 3. y.)
De kamer, fpiegel, enz. volgens de per-
fpeflief gefteld zijnde, zo ftel den tekenhaak op de fchuinte der in- nerlijke helling-linie Á Â ' en Uit des vloers hoek>plmt q Trek de in dep fpiegel zijnde rijzen- de vloers liuic -unie " c. D |
||||
ï5 .HANDLEIDING tot ds
Stel den pasfer in des vloers hoek-
|
||||||||||
α
E.
|
||||||||||
punt
Open hem tot des anderen hoek-
|
||||||||||
punt ^^M______
en
Trek den boog . . E·D·
die de rijzende vloer · linie , .
bepaalt in het punt D.
Uit dat punt
naar het oog-punt Θ·
Trek des vloers fluit - linie D. ï.
Laat van de veniler - raamen
lood-liniè'n afvallen, tot op des vloers fluit · liniè'n E. I." in de punten x' 2' 3' 4·
Uit die punten
paralel den bafis E. C.
Trek, tegen de andere vloer-
linie c- κ· de waterpas-lmiè'n I.8., 8·7·» 3·<5·» 4·5· En uit de punten 8. 7. 6. 5.
paralel den rijzenden bafis CD.
tegen de. fluit, linie. D. F.
Trek de liniën 5- a , <5· h. 7. e., 8, F,
dan zijn de breedten der ven-
Her-raamen in den fpiegel op deszelfs grond-linie D. F. ingedeeld, in de punten Λ. b, c. F.
Van die punten,
paralel de innerlijke helling-
linie Λ<Β" Trek de liniè'n a. h.,b.g,, c.j., F. *·
Daar na
Stel den pasfer in de punten β* 7»
Open hem tot des veniters G.
boven-hoeken * **
ca
|
||||||||||
SPIEGEL.PERSPECTIEF. 17
en
Trek de boogen i. e t k f, en
Uit des veniters beneden - hoeken «. o, Trek de boogen w. p,, 0. q.
200 is hei venfter * raam in den
fpiegel overgebragt.
wederom
Stel den pasfer in de punten 5· en 6. en, van des anderen veniler-
raams boven * hoeken, als ook
van deszelfs beneden-hoeken,
tegen de liniè'n h. g., a. h.
Trek boogen, zo js heC ïnsge.
lijks overgedragen.
De manier om het blok H. in den fpiegel over te brengen,
as geheel dezelfde, als reeds in
de Plaaten IL en IV. is aange-
weezen. Derhalven zal de be-
werking©, aldaar voorgefteld, wel ingezien zijnde, door een
weinig nadenken, en begrip der
voorige lesfen, het in deeze
• aiet zeer moeilijk zijn, de geheele handelwijze te bevat-
ten, . . |
|||||
1
|
|||||
t8 HANDLEIDING tot de
|
|||||
PLAAT VI.
Om een zaal met eenen boog' zoldering in den
fpiegel over te brengen. {Hor. hoogte 3. Affi. 9. Sp. Heil. 2 v.)
De zaal en deszelfs zoldering,
volgends de perfpeéHef gemaakt zijnde,en de fpiegel naar wille- keur gefteld hebbende , (in welke men wel eene vrije keu* ze heeft,) doch waarin men altijd het fchocnfle verkiest, waarom men in 't oog dient te houden, dat de fpiegel dus ge- ileld wordt, dat men 'er die voorwerpen , welke men in den- zelven begeert te zien., 'er ook hunne ftraalen in, of op kun- nen zenden. Waartoe de dis- tantie des zienders mede veel doet. Voorts, de tekenhaak op de in-
nerlijke helling linie AB. gefteld zijnde, zo Trek uit des gronds hoek-punt B.
de in den fpiegel zijnde rijzen-
de grond - linie 3. C. Bepaal deszelfs lengte, door den '
boog D. C. Van het oog-punt ©.
Uit het punt C.
Trek de in den fpiegel zijnde
vioers fluit-linie C. E. |
|||||
SPlEGEL-PERSPECTiEP. 19
Draag, uk de punten 1.2,3.4»
paralel den bafis B. C.
tegen des vloers flaic-li-
niën 1.5·» ·>· ö., 3. 7.,4. $, over- De indeelinge der boogen, in 5· 6- 7· 8»
Uit die punten,,
paralel niet dé innerlijke hel- ling-linie A. AB» Trek de liniën C. F., 5. G., 6\ H., 7.1., 8. K.
van den boven · hoek L» paralel den bafis B.C.
Draag over
de fluit-of zolder-unie L F. van het oog-punt q,
uit het punt f.
Trek des zolderings fluit- liniën F. G. H. I. K.
waardoor de li- niën C. F. ,5.G., 6. H., 7. I., 8. K. in hunne lengten bepaald wor- den, in de punten F. G. H. I.'K. Uit die punten,
paralel de zoldering. linie L. P. Trek des boogen diameters M. N. O. P.
Bepaal derzelver midden, of een
trums, evenredig met die des voorwerps, in de punten P. O. N, M. V. In die punten, ilel den pasfer,
en'- , Van de punten F. G. H. I K.
Trek de boogen K. Q., I. R, ,H. S..G.T., F.IL
zo is de zaal en boog-zoldering regelmaatig, volgends de per- fpe&ief, in den fpiegel wis* . kunstig overgebragt,
Β %
|
||||
20 HANDLEIDING tot dé
PLAAT VII.
Om een vooroverhellenden vlakken fpiegel,
tegens eenen agter-muur te flellen. En om dcszdfs innerlijke helling, en rijzende grond- liniën, mitsgaders de tegenover gefielde oog- en difiantie- of voet - punten te bepaalen. CHor. hoogte 3. Jfjl. 5. Sp. Heil 4, v,)
Maak van den fpiegel
een profil, Fig. t, door B.O. C
De hoogte der fpiegel van de vloer
zij L. 1. B.
De innerlijke wijkinge L.d.e.fg h.
De innerlijke rijzinge h.uk. I.m.0.
wordende de overhellinge be-
paald bij L, c. b. α Ν. en de hoogte t op de lood-linïe £J. C. in 8. In dit profil (*) hu, \?orden de
indeelingeri op de horizontaal- linie 7j.L.N. aangenomen, voor de wijkende voeteft, en vöet-deelen der |
||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
fchaal
van en Op de lood linie
wordt de hoogte des fpiegelè be- paald bij |
||||||||||||||||||||||||||||||||||
Welke in het tafereel zelve, Fig. 2.
uit hunne grond-punten, rnec de wijkende voeten der fchaal f*) Uitvoerig:Onderwijs, Hl.Afd. pas.45. Pl.XXVlI.
en XXVIII. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||
SPIEGEL.PERSPECTÏEF.
|
||||||||||||
21
|
||||||||||||
van vooren moeten opgemeeten
|
||||||||||||
werden, op de linie
Zo ook achterwaards van en ■
De rij^inge van Kunnende men anders ook, door de indeeling op de fluit-linie
|
N.C.
L. tot B. h. tot O.
N. C.
|
|||||||||||
dit alles zonder meetinge over-
draagen, zo als bij 2. en boven 4.
met geilippelde Hniën is aange-
weezen.
Voords zijn alle, en dezelfde merk- lettertjes , welke in het profil
zijn, ook in Fïg. 2. gefield, ten
einde men dezelve met elkande*
ren vergelijkende, de behande-
ling des te gemaklijker zoude te bevatten zijn,
Fig. 2.
Dënfpïegel A.B.CD.
gemaakt zijnde,
zo
Verleng in denzelven de innerlijke
helling · hniën C 0? en D. E. benedenwaards, welke eikande-
ren lood-lijnig, onder het oog- punt ©. fnijden,in hetpunt fë« Bepaalende in dat punt, het ag-
ter den fpiegel zijnde voet- of distantie-punt, volgends welke alle lood-liniën der beelden in den/piegel, uit hunne grond- punten en hoeken worden op· getrokken. Β 3
|
||||||||||||
23 HANDLEIDING tottbjs
|
|||||
Wederom :
Verleng de innerlijke rijzende grond liniën BO.^bAE.
opwaards.welke eikanderen lood-
Hjnig boven het oog punt ©.
fnijden in het punt , *.
(Dat is, even zo veele voeten
van het oog-punt verheven,
als de fpiegel is overhellende t
te weeten 4 voeten )
Sepaalende in dat punt het te- •gen overgeitelde, en het iii of achter den fpiegel zijnde rij-
zend oog - punt, volgends 't welk alle naar het oog wijkende Ji-
niën in den fpiegel getrokken werden.
AANMERKING.
Jn eenen fpiegel', welke tegens ons.oyer, of
gen eenen zij muur, gefield is, is het rij- zend oog-punt altijd hoven het eigenlijke oog-punt zo veel verheven, als de fpiegel is overhellende. En in eene tegen onsovergefielde, fiaati
die heide punten, famen met het voet' ■pnt, altij'd in cene lood-Unie hoven el- kandcren. Plaat VIL Doch in eenc wijkende, of aan eenen zij'
niUir, als ook hij eenen ovcrhoeks gefielden fpiegel, komen deeze punten niet boven el~ kunderen, maar het rijzend oeg-punt #. en daaiend voet punt ^,
mjken in ecne lood'Unie boven eikanderen
van het oog punt q. af Meer of min, marniaate 9e fpiegel
gi'field *>. |
|||||
SPIEGEL.PERSPECTIEF. 23
PLAAT VUL
Om in eenen tegen over, of aan den achter'
muur (wen ah de voorgaande Plaat VIL) ge- fielden Jp'iegel, eenen vloer mei fleenen belegd, in denfpiegcl te iep aaien. (Hor. hoogte 4. jfft. j. sp. Heil. 4 v.)
pes vloers hoek punten zijn A. B. G. H,
De fpiegel D.
welke volgends voorgaande lesfen
geileld zijnde ,
en
Deszelfs innerlijke belling-liniën ·-------
Het rijzend oog-punt *" *·
En daalend voet-punt ή$.
bepaald hebbende
zoo
Verleng door de fchaal A. E. de ν 00 rite grond
indeiluit-limèn 'C. F.G.
Bepaal in dezelve even zo veele
voeten of vierkante fleenen, als
in den vooriten grond zijn.
Daarna
Van het rijzend oog-punt #. Uit des vloers hoek H.
Trek des rijzenden vloers fluit-
linie H. I.
Breng van den fchaal,
Tegen de grond-linie C. F. door liniën
Des vloers wijkende voeten 1.2.3.4.5. F. Trek dezelve lood-lijnig op,te- gen des rijzenden vloers-linie K. *«
Β 4
|
||||
24 HANDLEIDING tot de
In de punten 6.7. 8· 9· 10. II·
Dooi deze punten
Trek de horizontale vloer-li-
niën, als M. I. enz.
'Zoo zijn de wijkende liniën des
vloers in den fpiegel bepaald in ι 6.7.8.9· ίο. il» Leg nu de liniaal op het rij-
zend oog-punt #· en Van des vloers grond-linie H. C. L. Uit de punten a.b.c.C.d.ef.g. Tegen des rijzenden achter- . grond-linie L M. 'Trek de oogftraal-liniên a. h., b. i., c. k., C J., d.m.te.n ,ƒ.o.,g.M.
Zoo is de geheele vloer regelmaatig in den fpiegel overgebragt. AANMERKING I.
Verenierftelt men nu eens, dat de vloer
agter denziender, nog eene meerdere diepte hadde, welke men in den fpiegel wilde doen zien. Zo bepaal die diepte op de fchaal A. E. dssr, en volgends de regelen der perfpe^ief, SO veele voeten op te brengen als men da begeerde diepte , wil bepaalen in zich te zullen bevatten, en breng ze volgens voor gefielde handelwijze %n den Jpegel j over· |
||||
SPIEGEL.PERSPECTIEF. sy
AANMERKING 2.
De voorwerpen welke agtcr den ziender zijn,
kunnen volgens den fland des ziender-s, of veel of weinig °f 0à& geheel niet, in denfpiegel gezien worden; hierom zal, wanneer men eenig voorwerp da[ achter den Ziender is, gaarne in denfpiegel. yttlde doen zien, op alles, en inzonderheid op den pand des ziender s, en de voorwerpen naauwkeu- fig dienen te letten, om, alles volgens wiskundi- ge regelen te kunnen betoogen. Dat het dus, en niet anders konde zijn. Een voorbeeld hiervan ziet men in de
nis of't venfier N. als kunnende men het zelve in zijn geheel
%ien ; in tegendeel de deur O. maar voor een gedeelte, komende dit prin-
cipaal van den fland des zienders. En op die wijze is het osk met den zijmuur des vertreks bij P,
waarvan men mede maar een kleen gedeel-
te in den fpiegel ziet bij <£. Ter grondles word aangenomen, dat alle
lood - timen welke in den fpiegel zijn , ge· trokken worden naar het distantie of voet- punt % %. Een voorbeeld hiervan ziet men in de
deur O. en den nis of 't venfler , N.
AANMERKING 3.
Die de perspectief geoefend heeft en dezelve
kundig is, valt het niet moeilijk te bevatten, dat
het zeer natuurlijk fe s dat de voorwerpen in den
fpiegel zich dus naar dengrondvernaauwent aan'
à 5
|
||||
sö HANDLEIDING tot DB
gezien zij naar een punt getrokken worden, daar
de meer of mindere overhellinge desJpiegels alleen Se beweegende oorzaak van is. En niets is natuurlijker, dan, daar men als het
ware , eene andere kamer en voorwerpen in den fp'tegel ziet, en door de overhelling des fpiegels den ziender eene vlakke vloer, als eene Jchuins epgaanden brug toefchijnt. Dat dit alles ook zijn eigene, (doch ontleende) oog) voet of distantie- punt moet hebben. Want, wijl door de overhelling desfpiegels, de
vloer in dezelve met den bafis, horizont, en alle yoorwerpen rijzen of daalen, zo volgt, dat ook de oog- en diflantie - punten mede rijzen en daalen, yolgens welke de linten der voorwerpen moeten getrokken worden. Den Beoefenaar het een en ander met opmer-
king naar gaande, zal met de natuur, in haare -werking, te onderzoeken, bevinden, dat het alles met dezelve overeenkomende is. Deze groots leer- meestere f e alleen, is in dit werkje mijne handlei- ding geweest, en ik heb in deze en andere ge- legenheden altijd bevonden, dat haare regelen rum,* nier dwaalen. |
||||
SPIEGEL.PERSPECTIEF, i?
Plaat ix.
Om een voorwerp , zijnde een kruis · Ý/ï£,
fo «#<?« fp'egèl als A. ^yfr if brengen.
CHor. hoogte 4. /?ƒ# 5. Sp. Heil. 4. y)
AANMERKING I.
Hoegreoter eenfpiegel, overhellende, foflg. ££»
ite v/oer, åê a't"» affiand des zienders korter is, Sce meerder beelden men in denzelven gewaar word. , Om die redenen {zoo als ook in de voorreden gezegd is) zijn de fpiegels in dit werkje, ten aanzien yan de vertrekken anders wat groot genomen. Als ook den affiand zeer kort, alles om des te meerder van de voorwerpenin den fpiegel te kunnen zien. AANMERKING 2.
Alhoewel, in alle deze voorbeelden de voor-
%'erpen, welke verre af'zijn distin ft vertoondwor- den, &o begrijpt een kundige ligtlijk van zelf, dat, hoe verder de voorwerpen var, het oog ver~ wijderd zijn, dezelve naarmaate die verheid en hunne distantie allengs verflaauwen en onduidelij- ker worden; en dat het ook even dus met derzeiver ieelden in den fpiegel gelegen zij. En dus begrijpt men ook ligtlijk,. daiin dit ge-
val hier alleen gezien is , om de bewerking zo wel in het verre, als van nabij, zo distinSt te ver- toonen ah mogelijk ware, ten einde alles des te gemaklijker te kunnen zient naargaan en bevat- ten. |
||||
28 HANDLEIDING tot D2
Volgends voorgaande lesfe, PI. VII. en VHI.
De fpiegel gefield, en
de rijzende vloer of grond daar in
overgebragt zijnde, zo breng 'er het voorwerp ook in, zijnde een kruis-blok B. Tot hetwelk wij ons thans alleenlijk
zullen bepaalen, aangezien de over- draaging van eenen vloer^enz. al meer dan eens voorgefleld zijnde, wel be° greepen zal zijn. Des bloks afftand van
den fpiegel A.
Door de voeten i. 2.3.4.
bepaald zijnde,
ZO Bepaal insgelijks dien afiland
in den fpiegel, op de rijzende grond-Iinie C. D. in de punten C.a.b.cd.e.D.
De linié'n c d. e.
famen met des VOOrwerpS
grond oog.ftraal-linièn 5« 6.7. 8.
doorfneden zijnde.
Maaken de grond des beelds in den fpiegel.
Uit deszelfs hoeken Van het voet- of distantie*; punt ak
Lood-liniën opgetrokken
zijnde,
zo
Bepaal deszelfs hoogte, (volgends de daar zijnde
voet-deelen)
|
||||
SPIEGEL-PERSPECTIEF. sp
overeenkomftig met de hoogte des
voorwerps B.
zijnde a voeten, of
ftel den pasfer in het voet-punt g.
open ze £ot het grond voet-punt ƒ.
en
Xrek den boog ƒ, h. Zo is insgelijks de begeerde hoogte
bepaald in het punt l·.
Welke, tot de andere lood-Hniën over-
gebragt zijnde, js het blok in den
fpiegel overgebragt.
Ñ L Ë Á Ô ×.
Om in eenen regtflandige overhoeks geflelden
fpiegeli eene vloer,, enz. en in denzelven eene over- hoeks liggende ruit, over te brengen. (Hor. hoogte 4. Affl. 7. Sp. hiog 9 voeten.
De kamer hoog IQ , bmd en diep 7 V0«Ê?5.) |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De fpiegel zij -
De overhoekfche ruit
Verleng nu, uit den hoek
De wijkende vloer linie,
Volgends de fchaal, met 4. wijkende
voeten, tot *n
Verleng ook (ter zijde af) uit den hoek de vloer met 4 voeten, tot in
Trek horizontaal, uit den hoek de grond-linie
En uit den hoek naar het oog®. De oogiiraal ____
|
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zo is de oratr-ek des vloer» F< f, d. H. G.F.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3o HANDLEIDING töt DB
Om, en in den fpiegei overge*
bragt bij eiï door A. D. C. E. B.
En de overhoekfche ruit e c d f,
Overgebragt in den fpiegei bij D. E 4. c.
En den hoek s. bij r.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
 E Ô O O G É Í G.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
AANMERKING Ã.
Die. zich in de doorzicht · kunde geoefend heb-
ten , westen dat alle geftippdde liniën , ah ö«- zichtbaare,blinde, ofgeinmagineerde worden aan- gemerkt, zonder welkers kuip men geene onzien* lijke hoeken, zijden of'punten , zoude kunnen wee- ten ofbepaalen, en dus onmcoglijk aerzelver -waare gedaanten aan het oog veitOonen. Een. kundige dan, zal het oogmerk, door een weinig naar den' ken, van alle de geflippelde linten, in deeze en endere voorbeelden ligtlijk ontdekken. Om nu de overhoekfche ruit, op den vloei
zijnde, in den fpiegei over te brengen, zo Verleng des ruits linie e. c. tot
als ook
De linie - ■' ƒ Á tot ^ |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
SPIEGEL-PERSPECTIEF. 31
welkers hoeken
Door de linie E. D» bij een getrokken
Pe ruit in den fpiegel bepaalen bij c. D. E. d. AANMERKING 2.
gven nu, ah het ten opzichte der on·
zichtbaar e ofgeflippelde linï'èn in het over- dragen en bepaalen van den vloer enz. in den- fpiegel gelegen zij, zo is het ten aanzien ; ■ yan het Overdragen der zoldering, in den fpiegel, ook dezelve handelwijze. Want de zoIderings- hoeken 1. K.L.M.
Bepaalen zich in de punten lij N. O. P. Q.
Waar door men een gedeelte van
de zoldering, in den fpiegel ziet bij $. Â E Ô o o G É Í G.
Want de hoek (der zoldering)
Staat over den hoek
En de hoek Over den hoek Zo ook de hoek ■______
Staat over den hoek
En de hoek
Staat over den hoek ^^H_______
Zo als met geftippelde liniè'n (even
als op den vloer) duidelijk word aange- wezen. Doch hier moet in het oog gehouden wor-
den, dat de kamer, 0p eene bepaalde hoogte geiteld zijnde, als hier bij voorbeeld op ßï voeten, die Hoogte volgends de fchaal, Uit liet grond-punt Á of C. |
||||
33 HANDLEIDING tot de
Opdeliniën AQ.ofCP.
Ook gefield moet worden
in het punt Q. of P.
Zijnde de overige hoeken IS.O»
door de regelen der peripeétief
ligtlijk te vinden.
G HOND-LES.
De naar het oog-punt Θ.
Wijkende muur IL. F. G.
Vertoont zig in den fpiegel
Als vlak tegen ons over, bij Q. P. A. CL En alle regte liniën welke op dien
muur naar het oog-punt ©.
wijken, als g. h. i.h
:Vertoonen zich in den fpiegel
paralel met de horizont en bafis,
als in de nis T?
bij l. "»· n. e. te zien is»
In tegendeel.
Alle liniën der voorwerpen (aan eenen vooronderitelden muur
op de bafis of grond linie G. H-.)
en welke natuurlijk met dezelve
paralel en des horizontaal zijn,
Vertoonen zich in den fpiegel
caar het oog te wijken, even als de[nis V» betooging.
Want de wijkende linie B. C
De tegen overgeftelde bafis G. H.
zijnde
|
|||||
Z«
|
|||||
SPIEGEL* PERSPECTIEF. $3
Zo volgt, dat alle Hnien, welke paralel dezi
bafis of gfond-linie zijn, Haaf het oog* punt wijken moeten , gelijk door den boven- kant der nis bij, p, .q. duidelijk aangewe- zen wordt; dat is, wanneer men dezelve in den fpiegel ziet, Ρ LAAT ÏL
Om een kamer*vloer, en èëtii overhoekfche
ruit in denzefaen liggende, in eenen ovérhoêks gó- fieldent en ν o er overhellenden fpiegel over tê brengen* CHor. hoogte 4. jftfc ?> §pt geH ^ vj
De fpiegel zij A4 B. G* D*
wiens överhelling
Uit des ruits hoekeii hg* Bepaald is te zijn <μ Voeten , op ert
Door de linën L D# eft gt £
Α Α Ν Μ ë & K f ju a.
Deéze les zal den geenen ïïclfa zig ίή dê
Doorzicht-kunde niét veel geoefend hébben, voor. koinen als eene der allermocjëlijkfien, en het is ook zonder tegenfpraak, dat 'er veel oplettendheid toe' behoort, om dezelve, in eene goede orde, daar teflêl- itn; doch het bijgevoegde profil en den platten grond <wèl beflüdeerende (*), zal veel ter verklaaring eii opheldering kannen doen; voorts zal de explicatie -t zoo kort en duidelijk gefield als mij mogelijk tyiïs * fnet dé befchouwing van het plaatje, mijns oor* deels, de zaak bevatbaar maakén. (*) Uitvoerig onderwijs, Ηί. Aftel* Pag. 'É,
K. XXIX. c
|
||||
34 HANDLEIDING tot de
AANMERKING 1.
In alle de voorgaande lesfen hebben wij de
voorwerpen {wier fpiegeh aan eenen zijmuur gefield zijn ) door cirkel - boogen> {jnet den pas/er getrokken) in denfpïegcl overgebragt. Dan, komende tot PI. VII. en volgende,
(wier fpiegels tegen over den ziener zijn opg'e- field;) is de handelwijze gebruikt, omdoormid- del van een profil, door meetinge, volgens de fchaal, enz. de voorwerpen, in denfpiegel over te draagen , om alzo de moeilijkheid der perfpeclief- fche cirkel- boogen te ontgaan. In decze lesje echter heb ik die der perfpeBief-
fche cirkel-boogen gehouden, enniettcgenfiaande derzelver arbeid, {vermits hunne grond· lijnen alle overhoekSy paralel met de grond· linie der fpiegel, liggen;) dezelve zo duidelijk gemaakt, dat ik vertrouw men dezelve in haare werkinge zal bevatten* De redenen waarom hier nu de boogen, en niet
de opmeeting alleen is voor gefield, zijn, omdat de fpïegel overboekt gefield en overhellend zijnde men nog volfirekt meerder liniën bij de opmeetin- ge zoude noodig hebben, en een jong Oefenaar in dezelve ligtlijk zoude verwarren; als ook om dat de omfchrijving niet zoo kort kunde vallen ; dan, zij die in de kunst bedreeven zijn, kunnen zich bedie· tien van zulke handelwijze als zij voor de beste houden. WERKSTUK.
De platte grond zij Fig. ..*·.
Het profil.
Van de helling des fpiegels zij Fig. &..
|
||||
SPIEGEL.PERSPECTIEF. 35
Á Á Ç ì â R Ê É Í G.
In het profil, Fig. 2. «>, {of vooronderfielt)
êe linie A& den diagonaal in den platten grondFig. I. by PÊ> en hebben dus eene zelf de lengte onder elkander» dat is 8 voeten, zo als door de linie AC. ln 't profil aangewezen word, en even gelijke lengte heeft ook des vloers diagonaal - linie á. Ç. want het is kennelijk dat alle lini'ên welke uit >jiet centrum, de Circumferens raaken, alle éé.ne lengte onder elkander Jiebben. Maak
Pen perfpe&ieffchen boog G. 8. H.
wiens centrum a. is.
En wiens diameter van a. tot 8.
Gelijk is, aan G. a. en á. Ç, Op dien boog Uit het grond - punt H.
Volgens het profil
Bepaal des vloers rijzing bij I.
te weeten op %\ voeten
Trek nu
Des rijzenden vloers midden ..Unie 0. L
en
"Van her punt l. tot c.
Maak
Den perfpe&ieffchen boog l·. 5. c.
Wiens centrum a. is.
En welke boog
Door de linie a. I.
kruisfende
De hoogte van de rijzende ruk be-
paalt in ^ Volgens den platten grond Fig. x.
Uit des ruus centrum f.
C 3
|
||||
3ö HANDLEIDING tot de
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
op de rijzende vloers en
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ruits midden-linie
Bepaal des ruits centrum ia Maak nu den boog g. wiens centrum
en .
Den boog i.
wiens centrum
Verleng nu de linie ^^^H |
^^^
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tot aan de horizont-linie
welke het verzaam-punt
bepaalt, in 't punt (©)
Leg de liniaal op dat punt
en
Op het midden-punt d. en
Trek des ruits boven fluit-linie ».· d. I.
wier lengte
zich bepaalt, tusfchen
de boogen t 5. k. en g. 5. K.
Maak nu ook den boog L. 4. M.
wiens centrum * n. is.
als ook
Dën_ boog P. 4. N. wiens centrum O. is.
Legt de liniaal
op het punt (q;
en
Op des rijzenden Vloers midden-.punt ƒ.
en
Trek de linie Q. R. Wier lengte bepaald wordt' P.
Door de boogen L. 4. M. en P. 4. N.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
■ ■
|
|||||||||||||||||||||||||
SPIEGEL-PERSPECTIEF. 3?
In de punten Q. R.
Van die punten
tot des fpiegels grond- hoeken Á. Â.
Trek dé liniën q. Â,. R. Á,. R. 1 en L Q.
Zoo is den omtrek des
rijzenden vloers enz. in den
fpiegel bepaald ÜHIlHi
|
|||||||||||||||||||||||||
jn de punten en hoeken
Verleng nu ook de linie en
De linie |
A. R. I. Q. B.
9. i.
A. R.
|
||||||||||||||||||||||||
Deeze twee liniën ontmoeten
elkander, en bepaalen hec rijzend oog-punt in |
|||||||||||||||||||||||||
w·
|
|||||||||||||||||||||||||
Welk punt nu niet in eene loodlinie
|
|||||||||||||||||||||||||
boven in het oog pUnt
|
È.
|
||||||||||||||||||||||||
te flaan komt, om dat de fpiegel
overhoeks gefield is, zoo als bij PI. vil. in de %, aanmerking nader verklaard is. |
|||||||||||||||||||||||||
Uit des vloers^ punten
tegen des rijzenden vloers
fluit -Unie
Maak, de ^^^^ Perfpe&ieflche boogjes z. 7, 3. <Bepalende op de voornoemde
linie
De vloer, of
Ruits punten |
2, 3. 4.
9. B.
4. 5.
9. B.
7. o\ 5.
|
||||||||||||||||||||||||
Leg nu de liniaal Â___________
Op het punt ^
en
Op de vloers punten 5. 6*. 7. B. 8. 9. A. En tegen des rijzenden vloers |
|||||||||||||||||||||||||
c3
|
|||||||||||||||||||||||||
38 HANDLEIDING tot BB
|
|||||
Sluit-linie R. I.
Trek de wijkende liniën
9,19, 8.18, B. 17, 7.16,6,15,5.14·
Op des gronds naar het oog wijkende fluit-linie Í. Ç.
Uit de punten p. q. r. f. t. v.
Tegen des rijzenden vloers
fluit-linie Q. I.
Maakt de perfpe&ieffche
boogjes,p, io,g. 11 ,r. 12 ji. 13, f. 14,v. 15.
Zoo ook Van de grond-linie Á. Ì. Uit de punten 16. 17. 18,
Tegen des vloers
Sluit- linie A. R.
Maak de perfpettieffche
Boogjes, 16. 2, 17. 3, 18. 4. Trek nu alle deze punten
door liniën aan elkander j *s
als van het punt 4 tot 15. enz.
Dan is de vloer regelmaatig mee vierkante* fteenen of ruiten belegd. Kunnende men om de groote over- helling des fpiegels, endoordehoo- ge rijzing des vloers, van de zolde- ring niets, maar wel de wijkende muur S. In den fpiegel bij ô# gezien worden
En wiens opgaande Sluit-linie jt Tjt
In een gelijken hoek ilaat
met de vloer-linie I. R |
|||||
SPIEGEL-PERSPECTIEF. 39
Ρ L Α Α Τ XII.
Om eene kamer, in eens tegenover ge fielden,
en achter overhellenden f pegel te bepaalen. (Hor. hoogte 4. Af ft. <S,Sj>. Heil. 2 v.)
pe fpiegel zij A. S. C. D.
Op den boog a. b.
Uit de hoeken c. en D.
Bepaal de helling - linie c. D.
AANMERKING
Omtrent ^de helling. Unie in deeze les, welks
voor denfpicgel komt, dient men aan te merken: dat wanneer een fpiegel perpendiculair of te lood op fiaat, dan ook alle rechtflandige liniën zig rechtflandig indenfpiegelvertoonen: wanneer men eenen fpiegel voor-over doet hellen ; fchijnen de beelden ais in te krimpen; en te gelijk alle liggende vlakten te rijzen, en naar maate de fpiegel overhelt, naar maate word ook deszelfs hel· ling-iinie, meer of minder fchuin, zo ah wij in de voorgaande lesjen genoegzaam gezien hebben. In tegendeel, wanneer een fpiegel achterover-
helt» fchijnen r de liniën der beelden naar bo- yen als naar één punt te wijken, alles contrarie met een vooroverheüenden fpiegel: ook fchijnt de vher naar achter je daalen, zo als zulks ligt- lijk in de Natuur onderzocht en ontdekt kan wor- den, en volgens die regelen, in het bijgevoegd plaatje Zeer duidelijk te zien is. De redenen nu, dat de helling - linie, als 't
were3 yéér den fpiegel komt t fchijnt des te C 4, |
||||
—■■É
|
|||||
4G ß É Á;Í D LEI DÉ Í G ô ï ô 0.S
vp^mder, om dat dezelve ôç alle de voorgaande
l§sfsns alfijd achter den fpiegel komt i doch de natuur a\er zaak he wijst van zelve, dat de helling' linie i$ eep achter overhellenden fpiegel in dezelfde %e$en fiaat, met een voor overhellenden. Bij voorbeeld: fiel dey, fpiegel loodlijnig
fip, dan zal $e hoek B. ø\ den hoek D·
Ook loodlijnig boven elkander flaan bij K.
¼ o e-t men nu den fpiegel vooroverhellen
%%&e voeten , dan zal de hoek D, Loodlijnig boven het hoek-punt h.
bij h
\o.n\m'
Er\ doet men den fpiegel achter overhellen
\^ee voeten, dan. komt de hoek T>- JjOro,4Hjnig boven het punt â.
En dus tnoet het hoek punt B.
gqngetuerfct wajden als het centrum waaruit
den bo,og a. $,
getrokken, en op welken de helling - linten
des fpiegcls bepaald word, en dus volgt, dat in het achter overhellen eens fpiegels „ 4æ helling linie ook íï¢ô den fpiegel komt. WPU-5TÜE,
Verleng perpendiculair naar boven
%ot in e.
Verleng 0ok de helling -liniën C. D. F. C.
tot ze op de linie ö. @·
famen feomen,
en
Met verjpam - punt bepalen in JS, üfear welk puilt vervolgen? ajje
|
|||||
SPIEGEL.PERSPECTIEF. 4*
opgaande linisa in den fpiegel
als it e. B. ƒ, enz.
worden opgetrokken.
Bepaal »ö het daalend oog-punt #. Loodüjnig onder het oog ©.
/overeenkomftig mee de helling
des fpiegels, dat is 2 voeten) in ■%.
Volgends welk daalend oog-punt
alle de in den fpiegel zijnde vloer-en
Oogttraal - liniën, als B. d, enz.'
als ook dezolderings liniè'n ej. enz.
worden getrokken.
De horizontaale vloer - liniè'n als d. g, enz, worden volgens de fchaal, contrarie
Plaa VIII., in hunne wijkinge bepaald,
De liniè'n b. a. h, h. j. bepaalen den v!oeF, wanneer dezel-
ve in eenen rechtftandigen fpiegel
gezien word.
PLAAT XIII.
Om een kamer, vjoer enz, in e?nen Uf ?.;.^
βααηάε , of naar het oogwijkende, achteroverfiü- lenden fpieget, perfpettief over te brengen. CHor. hoogte 4. ^ ö. S^t HeUt I# yj De fpiegel zij A. B. α D
Bepaal den hoek der helling in 0. D.
Stel den tekenhaak 0p de ftrekking
der helling-Unie α D.
en
In een rechten hoek met denzelven vaa 460 h^k jg.
C5
|
||||
<ì HANDLEIDING tot de
|
|||||
Uit de punten B. ƒ. e. d. c. i.
Trek de daalende of nederwaarts
gaande vloer- liniën.
Stel den pasfer in het lioek-punc B. en
Breng door boogen van de linie B. 6". over
Alle de vloer-punten als I. 2. 3. 4. 5. 6*. op de daalende vloer-linie B. E.
Dezelve naar het oog-punt 0.
nederwaarts getrokken zijnde
Is, de vloer enz, in den fpiegel overgebragt. Een weinig nadenkens zal het overige ligt-
lijk, door befchouwing van het plaatje, doen ontdekken. PLAAT XIV.
Om door Mathematifche grond · regelen
te BETOOGEN,
Dat de voorflellingen in dit werkje voorkomende
met dezelven overecnkomfiig zijn, zullen we PI. I. Fig, 2. ten onderwerp daar toe necmen, door het in planum of platten-grond te onderzoeken. Zijnde het aantal der voeten, als ook den
affiand, in alles met de perfpeStiefJche
voorfiellinge overeenkomende.
Het planum, of de grond» viakte zij A. B. C. D.
De fpiegel F. E. De raak 1. E, 5, F.
en
De iluit-ftraalen E. ©, F. È. zijnde
|
|||||
SPIEGE>PERS?jECTIEjF. 43
Bevat dus, tusfchen 1-5. E.klg
Alles wat ø den fpiegej ' F. E.
Gezien worde.
En om dat,
in de perfpecTieffche tekening Op de linie C. D. e. d. c. b. a.
en op de volgende linie g. e. d. c. b.
Op de linie %, e. d. c.
Op de linie i. <?. d. en.
Op de linie . k. alleen c.
Ookin den fpiegel gezien worden,
Blijkt, dat deeze manier op wiskundige grond-regelen ileunt en goed is.
"Wijl nu m alle de overige plaatjes deeze han-
delwijze gehouden is, zo volgt, dat ook alle dezelve volgens de gronden derlViathefis voorgefteld, en dus in eene goede orde zijn. PLAAT XV.
Om door wiskundige grond- regelen het beeld
van eenig voorwerp in den/pegel te bep aaien. In Fig. 1. is het voorwerp C.
De fpiegel zij Á, Â.
Vermits nu het Voorwerp niet vlak
voor den fpiegel komt, zoo
Verleng A. B. naar D. en trek opwaarts
Uit het Voorwerp C Een lood-linie, welke de ver-
lengde AB. fnijdt in D.
Maak DE. = D. C.
Dan is E.
het beeld vaB C.
|
||||
44 HANDLEIDING tot de
|
|||||
Bepaal het oog des zieners in È.
En trek de oogftraal ■ linie van E. tot in 0,
Dan ziet het oog ©.
Het beeld, in of achter den
fpiegel bij E, Laat uit F.
Afvallen eene lood-linie als F. G.
Dan hebben alle hoeken, onder elkander eene gelijke rekening,
welke bij voorbeeld hier be-
paald is op 45 graaden En dus is de hoek van de ingang C. F. D. Gelijk aan den hoek des uitgangs O. F. A. En de weerituit · hoek F. A. o. Gelijk aan den raak-hoek F. D. C,
In Fig. 2.
Komt het voorwerp C.
Voor den fpiegel, komende anders in
alles met de voorgaande overeen,
alleenlijk is de hoek der ziening in
deeze Fig. op 6o graaden.
Het volgt als een grond waarheid dat, waar ook het oog fta, de hoe- Een altijd eene gelijke rekening onder elkander hebben. Want de hoek F. C. D.
Is gelijk aan F. D. E."
Sn F. G. C. = F. O. G. = F. A. o.
PLAAT ÷VI.
Fig. i.
In dit voorbeeld, zijn zeven on-
derfcheidene Handen van het oog, |
|||||
SP1EGEL-PERSPECTIEF» 45
welke dus ook allen, eenen bijzonderen
hoek van zieiiing hebben, als: Het oog a.
Met het voorwerp C.
In een rechten hoek fflet den fpiegel Á. Â.
en dus op 90 graaden zijnde,
ziet alzo a. het beeld bij E.
I. ziet het beeld in een hoek van 80 graaden
Kunnende L L en k.3 als achter den
fpiegel zijnde geeneftraaien op denzel ven werpen, en dusook niets van het beeld in den fpiegel zien. Nu is C. I. de raak en /. £. de ftuit-itraal van C.
Cm. — W./. — __ C.
C. w. — ôé, e. ■. — — c.
Co. — o d. — — C.
C.p. — p.c. ■· — - c.
C. q- — q.b. — — C.
Cr. — r. C. — — C,
En dus ziet men, dat de hoeken van den
uitgang, geIljfc zijn aan de hoeken des ingangs, en gevolglijk de weerftuk- hoek = aan den raak-hoek, 't welk door de afvallende lood.nnign uit /. m, n. 0. p. q. r. aangewezen WOrdt. Wat nu de overhellende fpiegels betreft
zie Fig. 2. De ftraal van het voorwerp, ho-
rizontaal tot den fpiegel JB. C. in G, |
||||
4<5 HANDLEIDING tot de
|
|||||
Maakt, als dan, een rechten hoek
met BC. door G. H. En dus wordt de rijiing der ftraal, in
of achter den fpiegel bepaalt in H.
En alzo ziet het oog O het voorwerp A.
In den fpiegel, bij H.
Wordende overgedragen door den
boog A. H. Wiens centrum G. is
En dus is AG"— GH. en derhalven wis-
kunilig.
'Rg: 3·
Wanneer een fpiegel vlak op den grond
ligt, als AB, en eenig voonverp als C. boven den grond verheven ftaat, dan
ziet het oog O deszelfs beeld in den ipiegel bij E. Want de hoeken zijn gelijk, dat is:
CED - o E F. ###################################
PLAAT XVII.
Fig. i.
Om op wiskundige regelen, het beeld van eenig
voorwerp in twee fpiegels te bepaalen. AC. enEE twee fpiegels. D. het voorwerp.
De ftraal D C B., van het voorwerp D, recht- hoekig met CA. in den fpiegel gaande, en CB = DC zijnde,bepaalt alzoo het beeld bij B. Zoo ook in den tweeden fpiegel.
De ftraal DGF, .afkomende van het voor-
werp D. en rechthoekig met den fpiegel GH, |
|||||
SPIEGEL.PERSPECTIEF. 47
in denzelven gaande,en FG ==GD zijnde,be-
paalt dus het beeld bij F. want: A. B. C=A. C. D. zijnde, en in den anderen fpiegel E.F.G=E.D.G, en de hoeken ai—bc. ook gelijk zijnde, wordt zulks genoeg bewezen. ïiï Tig. 2.
Zijn de fpiegels op eene verfchillende wijze
tegen elkander gefteld ; dan, de regelea altijd dezelfde zijnde, volgt, dat de ftraalen van de voorwerpen rechthoekig met den fpie- gel tot het beeld ingaan, en daarom is de hoek van uitgang altijd gelijk aan den hoek van ingang, en dUs ook de weêrftuit.hoek, £eS.L ð ß raa á R0e-k' want: A·B = B·c»
C.D=D. A.en A.B. in een rechten hoek met
B.E, en de hoeken a.b = b.c. en, om dat de inhoud der Ä Á.Â.D=D.C.Â. zijn, is het bewezen.
Vertrouwende dat de geëerde Kunst-oefe-
naaren, langsdeeze voorgeiteldemethode, wel- ke in alles op wiskundige regelen fteunende is« (mits met geheel onkundig in de Geometrie zijnde) van net een en ander een goed begrip zullen verkrijgen, waartoe ik, naar mijn ver- mogen , getracht heb kort en duidelijk te zijn. Tot flot van du werkje deelen wij nog iets
mede, dat wel bij den Wiskunstenaar, doch bij onderzoek, als nog onder veele Kunst- oefenaaren niet bekend is, teweeten: Om op een zeer gemaklijke wijze, veele
en onderjcheidene aiilantiën op den kant hunner tajereden te bepaalen· |
||||
*
|
|||||
48 SPIËGEL-PER3PECTIEF.
PLAAT XVIII.
Deel de il uit-linie ''nit!t
In vier gelijke deelen, doof CD·E*
Wederom',' deel die fluit- linie
in drie gelijke deelen l door a. b>
Trek de distantie-liniè'n, · .
als: F.B, F.G.F.a.F.Ü. F.£, F.E.
Nu geeft FB. lo. voeten distantie.
FC. i3i.
FD. 2ö.
F k go* FE. 40.
De linie AG (als de fhij-linie zijnde)
Bepaalt alle de onderfcheidene diepten der
gronden (volgends de onderfcheidene distan- tiè'n ) in 1. 2. 3. 4- 5- <*· en hierop kan men gerust zijn, dat het in de daad zo is. BETOOGING.
Verleng de linie G B., en breng zoo veele voe*
ten op dezelve als noodig is :
Verleng ook alle distantie -liniën, tot aan de verlengde GB, dan Zal'ieder verlengde dis* taniie-linie op het juiste indeelings ■ punc komen. |
|||||