™
|
|||||||||||||||||||||||||||||
......
|
|||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||
..jffTT ß
|
"v^S· ; ' %£
|
||||||||||||||||||||||||||||
* ' ' ß 1
REDENVOER I NG °^*-3#f
GEHOUDEN TER GELEGENHEID
VAN DE
É Í W Õ É Í G ,
VAN HET
TJEJKJEIT- CO X, X MG JJE,
Op de nieuw gebouwde Zaal, boven het Zegelhuis
der Stad
UTRECHT.
|
|||||||||||||||||||||||||||||
/
|
|||||||||||||||||||||||||||||
DOOR
|
|||||||||||||||||||||||||||||
f
|
|||||||||||||||||||||||||||||
ADRIANUS HOEVENAAR
OUDSTE INSPECTEUR
VAN HETZELVE
C O L L E G I E,
Op den 8. January 1778.
|
|||||||||||||||||||||||||||||
1
|
|||||||||||||||||||||||||||||
U
|
|||||||||||||||||||||||||||||
Te UTRECHT,
ByJÜSTÜS VISCH, 1778, |
|||||||||||||||||||||||||||||
Ki5KfrTHl£TORlSCH INSTITUUT "j
DER RUKSU^IV£RetTEITUTRECHTj |
|||||||||||||||||||||||||||||
/
|
|||||||||||||||||||||||||||||
r'
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
>- *
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
, >■ -
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
; / / ; «Ðá
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
■'* /'
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ð h 4Ut
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
s · y
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
isri '/**■
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
v...
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
\&£é[*þ
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
11
|
(■■vmn*i<iPMPP*p*"
|
|||||||
VOORREDEN»
|
||||||||
• - .43 ■ .·■- é ji >I
I
Et is ter voldoeninge aan de De-
geerte, en het aan my daar toe gedaa- ne vriendelyk aanzoek van verfcheiden onzer Stads geachte Konftminnaren. dat deze Redenvoerim onder het oog van het publieq komt. Tot ftaving van het daar by ftellig gezegde , heb- be ik geoordeeld voegzaam te zyn, hetzelve te verfterken met die bewy- 2en , waar op ik my gegrond hadde i en welke ik vertrouwe dat nogal eeriig, ligt aan het leven van verfcheiden on- t ' ■
£·* ■■ zer
|
||||||||
VOORREDEN.
zer Utrechtfche Konftenaren zal by-
zetten· Kan nu deze myne geringe arbeid vèrftrekken tér voldoeninge van hét begeerde , en vooral tér bevorde- ring en aanmoediging van die zo Edele Konft, zal ik mjf dezelve hoogft be- loond achten. |
|||||||
■ i : . - ■» ■ ■'''-"·' ff
te *
DER
|
|||||||
*■
|
|||||||
L O F
D Ji R
S C Μ XX* Ώ 3EM~ IC U2ST8T.
Floreat PiBura9 Natura Imhatrix, IliflorL· FJ;s·
TT
«FOI,Qc koog ^e Dicht- kunft draaft, en moedig zich Iaat hoorert,
De Schilder-kunft, met haar uit Vrouw Natuur gebooren, Blinkt met veel fchooner glans, dan al het Dicht-cieraad, Dat enkel fpreeken kan tot die de taal verlhat: Daar de Ed'le Schilder-kunft aan taal niet is gebonden, Maar tot een ieder fpreekt uic onderfcheide monden , Haaf taal is enkel kracht, zij fpreekt in Schilderij. Roem dan, ó Dicht-kunft! roem die Stomme Poëzij,
Die, met een* Eere-kroon van groene Lauwerblarcn, Wel eer "te voorfchijn kwam by de oude Egijptenaaren, Die bij de Grieken werd gekweekt met zulk een* kracht» Dat geeft, gepaard met vlijt, haar zoo ver heeft gebragt, ! Dac
|
||||
' C >« )
Dat zij ten toppunt der volmaaktheid is geileegen.
Natuur aanfchouwt met fchaamt' dien glorierijken Zegen,
Om dat haar Dochter, thans verheven op den Throon, Den Scepter zwaait, en haar durft ileeken naar de Kroon. öSchoone Schilder-kunil, hoe heerlyk moogt gijpraalen,
In 't keurig Kabinet der Vorftelijke Zaaien! Daar zich uw' Majefteit zoo luifterrijk verheft. Wanneer gij onderwijl*, vermaakt, beroert en treft, Dan is uw fchoon niet flegts een Prouk-cieraad voor de oogen, 6 Neen! De ziel word dan op 't allerteêrft bewogen, Wen 't keurig oog aanfchouwt, gemaald door 't Kunil penceel 9 , Een treurig Lotgeval of (lichtend Tafereel. Is "t niet de Schilder-kunil, die, bpven alle zaaken,
Al 't geen, wat fterf'lyk is, onfterfeiyk kan maken ? Die, 't geen voorleden is, toont tot op deezen dag, Zoo levendig verbeeld, als of men 't waarlyk zag? Zoo laatze ons zien een reeks van dapp're Helden-daaden, Voor Eeuwen uitgevoerd, nu korat ze ons wcêr verzaaden, Door
|
||||
-----r-----
|
|||||
( "ι )
Door 't fmaaklijk Oog- banket van 't kleurig Bloem- tapijt,
En al, wat Vrouw Natuur aan 't Aardrijk heeft gewijd:, Dan voert ze ons Hemelwaards, en toont ons naar het leven » Wat fchoone Schepfelen 'er in de Wolken zweven: Wat wonderbaar Gediert', wat weêrgaloozen Schat Van fraaije Zeldzaamheên het Water al bevat; Hoe 't woedend Ooriogs-vuur de koper-fterke Kielen In 't woelend Pekel· fchuim elendig kan vernielen, Daar 't afgebeukte Wrak ftaat in een' vollen brand. Zoo heeft de Schilder- kunft haar nut aan allen kant,
Zij toont, ja zij alleen> op Doeken en Paneelen De grootfte Wonderheên in kleine Tafereelen, En vlecht den Kunftenaar om 't hoofd een' Eere-krans, Die niet verwelken zal, zoo lang van 's Hemels-trans De alkoefterende Zon het Aardrijk zal verlichten. Maar zagt! wat hoefik thans haar Lof meer op te dichten!
De Aloudheid meldt genoeg, hoe hoog deez' Ed'le Kunfl: Bij Grooten werd gefchat: De Schooien, door de gund * « Van
|
|||||
( ιν )
Van Alexander, 'teerfl: zoo luiilerrijk verkenen
In Sicijonién, te Rhodus en Athenen,
(Alwaar ze op 'thoog gezag van 's Werelds groötften Helcl
Werd in den eerden rang der vrije Kunft gefteld.)
In 't Licht van Griekenland, en eindelijk te Romen,
Getuigen, hoe deez' Kunft in Eer is toegenomen. .
Maar, hoe zij toen ook blonk, zij ftond op 't ondergaan
Ten tijde van Auguft'; Doch bij Domitiaan, Bij Nerva en Uipius, heeft zij met glans gefchenen, Tot dat, in Phocas tijd (*), haar fchoonheid is verdwenen, Toen blinde Twift het hart der Volkeren befprong, En Ma vors Krijgs- trompet haar wrede toonen zong. Zoo lag deeze Ed'le Kunft, agt Eeuwen , als begraaven ? Maar richtte 'c hoofd toen op, om de Oudheid naa te draaven, Waarom Ttalien zoo moedig zich verheft; Dan zij is 't niet alleen, die deeze lof betreft: Ons Neérland roemt te regt op wakk're Schilder «Helden, Men vraag'dit Hoevenaar, die zal ze ons bondig melden; Neem
( * ) In 't Jaar 6oo„
|
||||
C v )
Neem 's Mans doorwrochte blafoi! Lees wat Hij zei, ter tijd
Als UtrechtV Teken-fchool noch korts werd ingewijd.' Hij fpoort de Meeilers aan, als echte Apelles- zoonen, Hun luil en achting voor deez' fchoone Kunil te tooncn, Den Leerling geeft hij raad, om in hec Schilder- perk Te ilreeven naar den Lof, de Kroon van 'cedel Werk. Welaan, Kunil- minnaars.' wik voor de Eer en Glorie ftrijên
Van Neêrlands Schilder-kunil! Schuuwt vreemde Voddei ijeni Doet hier den Kunilenaar de Vruchten plukken van Zijn nijvre Vlijt! want zoo myn wenfeh wat baten kan , | Praalt Utrecht eerftdaags met een drom van Flonker- lichten Der Schilder kunil, die zelf Icalifia doen zwichten. B: van lis υ ven.
I
|
|||||||
TER
' I
|
|||||||
*3
|
|||||||
TER
É Í W IJ É Í G
DER NIEUWE
y JK 17 2Ã S T.
E Í
Ô ¸ Ì: ¸ JST- Æ 2LJL Ó, Ì 39Ã%
BINNEN
UTRECHT,
Öp den 7· van Loumaand mdcclxxviii.
^jfElijk een Minnaar, die na lang gerekt verlangen,
Het lieve Ja mag van zijn Minnaarcs ontvangen, Ceen paal kent aan zyn vreugd en al zyn druk vergeet, Zoo juicht de Tekenkunil, nu zij ten einde leed, Haar Eernaam war.rdig krooft en Edele Meceenen, 3Mt c zoo veel ijver tot haar glorie ziet verëenen: Ã e vreugd die hrar bezielt ftraalt heur ten oogen uit: Uur tong lang fpraakeloos ilaat thans een blij geluid: ?q aanfchouwt verrukt het puik van haare Heiligdommen, 'M .
] ç roept: Ach Poêzij! ik zal van vreugd verdommen.
%})}n Æ ulier fiaa me bij! verhef de onfchatb're gnnft Van
|
||||
C VIi )
Van mijn Meceenen, want zulks voegt aan uwe Kunft!
Zij zwijgt. En Poezij begint dus aan te heffen: ■r Geluk mijn Lotgenoot! wien moet uw vreugd niet treffen, Onfchatbre Teken- kunft.? uw* roem verduurt den Tyd. Zoo ver men fchoonheid kent wordt U elks lof gewijd. Itaalje niet alléén, mag op uw* Zoonen roemen, Dit Neêrland kan met recht een aantal Helden noemen Dat in zyn' Schoot gevoed uw' roem aan 't zwerk verhefc: Dit Nêerland, 't welk geen volk in Kunftroem overtreft. Daar U, in Stad by Stad, een' Tempel wordt ontflooten: Daar Gy befchermers vindt in 's lands doorlugte Grooten. Dit tuig dees blijde dag, nu in 't gemijterd Sticht Op nieuw een Kunft- kapel voor U is opgericht. Geluk mijn Zufter! Dat uw Kunft hier eeuwig bloeije! Dat Utrecht d'ouden roem zo verr* te boven grodje Als 't dit uw Oeffenfchool van 't oude in luifter wint! Dat elk die 't heil van Land en Nagedacht bemint Uw nut erkenne en U uw rechten toe doe komen! # 4 Ce-
|
||||
( VÏIi )
Gewis, 't waar vrugteloos iets roemrijks ondernomen
*Töt heil voor 't Vaderland, daar m' U geen hulde bood. Waar uwe Kunft ontbreekt zyn alle Kunilen dood. Öy fchenkt den Kunilnaar, door de kracht van uw vermogen Verheven kundigheên, by vinding, fraaak en oogen. Dat dan uw Kunft tot heil van Nederland gedij! Zij ftrekke een welvaardbron der nijvre Maatfchappij! Met raoog* dit Öcffenfchool aan zulkcn nooit ontbreeken Van wier verheven Kunft de volgende Eeuwen fpreeken! J.ang ondervinde -uw krooft 'sLands wijzeö Vaadren gunfi!
Zoo roeme 'tnageflacht: " Hier bloeit de Tekenkunft! " Uier eindigtze. En een rei van wakkre Kunircnaaren,
Vervangt verrukt den toon van heure gouden Snaaren. Ja fchoone! (luidt den galm) befchenk ons met uw gunil, Volmaak ons meer en meer onfchatbre Tekenkunft! Ons voegt de dankbaarheid vereende Kunftgenooten !
Dnar we cns zoo heufelijk dit Kunllfchool zien ontflooten·
Qns voegt d<j dankbaarheid, Kunilijverige fchaar! Aan
|
||||
C « )
Aan onzen voorfpraak, aan den fchrandren Hoevenaar*,
2ijn Vaderlandfche Taal doe onzen luft ontvonken ! * Erkennen wij mee vreugd het voorrecht ons gefchonken! Daar elk met vlijt zijn Kunft tot Neêrïands welzijn paart, (Die doet zoo veel hij kan is altoos prijzens waard) Zoo kan men 't Vaderland door ondervinding toonen, ; „ Dat in ons Utrecht ook beroemde Kunftnaars woonen j Wier Kunil in Neêrland, ja, de waereld door befaamd, Het langgeóórd gebroed van Mijdaskrooft befchaamt; Die om een Narrenkop of Ezelsoor te Maaien» Een Franfche of Bricfche kruk tien dubbeld durft betaalen, Terwijl hij 't matig loon zijn' Landgenoot* onttrekt, Èn door zijn laaghcid zich den haat des volks verwekt, Ja 't moet alom aan elk door zigtbre reden blijken, Dat Utrecht gcene Stad in Kunften hoeft te wijken. Ja , dat dit Oeffenperk van 't Kunftenkweekend Sticht Voor Haarlems, Amfterdams, noch 't Haagfche Kunil febooi
zwigt.
J. v« M. Az.
* j TER
|
||||
TER
GELEGENHEID DER
É Í W Õ É Í G
DER
NIEUWE
TEIEN-ZAAL»
Ô Å
UTRECHT.
|
|||||||||
'Ewenfchte Zuiler! van de fchoone Schilder- kunft/
ó Edle Poëzij! wil mij uw bijiland fchenken, Daar 'k in mijn Vaderihd, uw Zufter door de gunft
Der Grooten zie vereerd, dankzingend mag gedenken, Rechtprijzelijke zaak de Kunften voor te ftaan!
De luit te ontvonken in leergraage Jongelingen; f-'X
Hen 't fpoor te wijzen, tot de Glorierijke baan»
Geen vrije Kunfc door haar uitfcekende Oefeningen, |
|||||||||
Ver-
|
|||||||||
â
|
|||||||||
( χι )
Verwierf ooic zoo veel Lof, dan zij die Vrouw Natuur
Op 't gladde tafereel, of in 't Albafc deed leeven. 'c Verrukklijkft Landgezichc, des Hemels fchoon Azuur;
De glans der gouden Zon; de lommerrijke dreeven; Spreidt ze ons op 't Vlak panneel, als 't leeven zelfs ten toon.
Gekurven diertjens, malfche blaên en fchoone Bloemen; ( Waar Flora zelfs van zegt, dat ze om 't natuurlijk fchoon
Zelfs in den Winter-tijd, mag op een Bloemhof roemen;)
*
Zijn door heur êel vernuft, op 't keurigft afgemaaid. De bloezende Abricoos, de purpre Muskadellen,
1 , f
Ja de Eelfte Vrugten, daar m' een Koning op onthaalt
Weet zij voor ons gezicht, op 't fmaaklijkft voor te ftellen.
Zou 'k al het geen haar hand, voor ons gefchildert heeft
Affchetzen in gedicht, waar vond ik paal en perken. Der dingen houding, kleur, gelaat, 't welk zy ons geeft
ïn zo veel Spiegels van haar heerelijke werken. De Menfch dat pronkftuk der Natuur blinkt boven al
ïn heur Tafreelen uit. Haar edel Kunfivermogen Maalt
|
|||
C *« )
Maak leevend zijn gelaat, bedrijven zonder tal;
Hier perft haar Kunftpenièel, een Traanen- vloed uit de oogeti Bij 't fchreijende Vaarwel, van Vriend of Echtgenoot:
Daar wekt zij in de Ziel, aandoenelijke Vreugde Bij 't blijde wellekom, naar een gewaande dood.
Verbeelden wij ons eens, hoe Jacob zich verheugde» Toen hij zijn* braaven Zoon zijn Jofeph weder zag.
Dit weet zij voor ons oog op 'c keurigfte af te Maaien.
(*) Gij Ariftides! gij, bragt 't eeril dit aan den dag:
Uw Schedel mogt hier voor, het eerft met Lauwren praalen,
y
Dan 'k zwijg uw' breeden Lof. Ik zal ook van den Griek Noch kuniligen Romein, in φι Gedicht iet melden,
Hoe overheerelijk zij zijn in 't fchoon Antiek, Noch 'k wijde thans niet uit in Neêrlands Schilderhelden.
De fchrandre Hoevenaar, toont dit hier keurig aan. Ja dat 'c gemijterd Sticht, veel Schilderkonftcnaaren
Heeft
(*) Volgens Plinius is Jiriflicles van Theben de eerfle die de
neigingen en zigcbaare wei'kdaden van des menfc'ien Geelt, driften, beroeftens en kalmte der Ziele door trekken en colcureu uitiruktc· |
||||
|
||||||||
C ÷éð )
Heeit voorrgebragt, geKroond met frifche Laawerblaon
Dat hier nog Kunftrain bloeit bewijil haare IJveraaren. Zij ichafc heur Konftenaars, een (chooner Tekenzaal,
Om op een wifièn grond, die Wetenfchap te leeren, Ten einde men in geen Wanftallighcên verdwaal*.
Dees daad Mecenen moet, elk Konitbeminnaar ceren, Heb dank! ó Eedle ß voor uw loffelijke vlijt.
Kunftoeffenaaren! koomt laat ons hunn* ijver ichraagen, Door vlijtige oeffening! Zoo zij de weg (ten fpijt
D^r domheid7fteeds gebaand, om eeuwige Eer te draagen* J. D. W.
|
||||||||
·: ß
|
||||||||
TER
|
||||||||
TER
É Í W IJ É Í G,
VAM. O Â
..... Ý: õ ð s ô-
TEKEN-ZAAL,
BINNEN
UTRECHT,
iiJtrEiukkig Vaderland! gij ziet uw' welvaard rijzen ,
Uwe oude deugd herleeft.
Wie moec die deugd, die drift naar d'ouden roem niet prijzen, Daar elk om ilrijd.naar (treeft?
·.,■'... '.I *
, \ < /
Ik zie uw zugt naar Kunfl: en Wetenfchappen groeijen;
Wat heil mijn Vaderftad!
Wat heil zie 'k uwe Veil:, uw Burgeren toevïoeijen! De Kunfl, wel eer zoo pra:
ïn dit gemijterd Sticht, herleeft thans uit het duiiier. Ik zie de Teken- kunft,
Her-
|
|||
( xv )
Herbloeijen als voorheen mee nieuwen glans en luider.
'k Zie door der Vaadren gun il· ,
Heur nijver krooft ten dienil, op nieuw een Kunftfchool ftichtcn. Dac zij hier eeuivig woonï
Dat haar verheven glans, ons eindloos moog verlichten En ons heur gunden toon!
Dus dagt ik, in den kring der wakkre Kunftgenooten,
Wie ç vreugd uit de oogen draalt,
Daar 't pragtig Kunftvertrck den Kunftrei wordt ontfioo:en Terwijl die fchoone daalt,
En ons al lonkende begint dus toe te fprecken: „ Gij, die mijn Kunft betracht!
„ Dat gij voor de ijver die me op 'tfterkft thans is g:bleeken „ Nu ook mijn bijfcand wacht.
» Zoo gij Hechts uwe vlijt met oeffening wil pnaren 3, Behaalt ge onfterflijke Eer;
' >, Een onverwelkbre krans vlegt ik u era de hairen, «é Voldoe aan mijn begeer.
2 co
|
||||
( ÷íé 3
, Zoo kweek ik als van ouds de groot fee Schiïderlichten,
„ Hier in her Sticks Atheen;
,, Voor wiens vergood Penfeel Natuur zelfs fcheen tezwigten, „ Zoo vol bcvalligheên.
„ Laat dan Kunft-oefFenaars! hun Voorbeeld u bekooren, ·, Boog! boog ftceds op mijn gunft:
„ Zco worden hier eerlang AppelleiTen gebooren „ Zoo bloei de Schilder-konfc ! "
Hier zweeg zij, en vertrok, Ik wou haar glorie zingen, Dan, fehrandre Hoevenaar
Kon reeds door kracht van Taal naar deezen Eerkroon dingen.
Dank zij dien Õveraart
Dank zij het gul gefchenk den braave Mecenaten! Zoo lang u denkbeeld leeft, JVhg de Eedle Kunfc op hen zig veiliglijk verlaaten*
Daar Momus Krooft voor beeft.
ñ. á
REDElSf.
|
||||
flÉDENVOÉRING
.fcÊHÓUDEN TEll GELEGE foi-IEIl}
; ." ·...·.■ · ■' >
VAN DE »
Ι Ν W Υ Ι Ν G,
VAN HET
TJEJKJEW-COXXJE&UE*
Öp de nieuwe gebouwde Zaal, boven het Zegelhujs
der Stad
UTRECHT.
MYN HEEREN! MEESTERS, LIEFHEB-
BERS, Eii' LEERLINGEN. - .1 ■'
JLJ?Ac de fik'· £ö#/? altoos gehouden is voor dé
waare Bron, Oorfpronk en Voediler van veelè Konden en Wetenfchappen, die kan uic den aarC dezer Kond zo wel, als uic hec getuigenis dat daar aan by de gefchiedeniiïèn der allefoudde tyden ge- geven is, ten klaarden blyken. Hec was üic hoofde van dat groot gewigc , ert
allerbyzonderden invloed, dat men om deze Kond: toe eene waare volmaaktheid re brengen, al in de vroegfte tyden begrepen heeft * daar toe bed te? konnen geraken , door liéc oprechten van open* baare Oefièn-fchoolen ; op dac de nayver opge- fpoord f de waare Kond minnaren gekend, ert; derzelver werken , de verdiende lof moeht gege- Λ ven
|
||||
( » )
yen worden, en daar toe was het, dat de fier in de
Oudheid beroemde Schooien, als, van Sicyone, van Rbodes, van Athenen en van Corinthen wa- ren ingericht ; welke wegens de allervoortreffelyk- fte Mannen die daar uit voort gekomen zyn, door alle Eeuwen zullen vermaard blyven , zoo lange men na haar in de Konft dit rechtmatig onderfcheid tuflchen Antiek en Modern behoud. ι Want wie is onkundig van de uitvoering der Konft- werken van die beroemde Mcefters , de- welke zo in Egypten, Griekenland als in halten» zyn gemaakt, onder, en geduurende de alleenheer - fching van Alexander de Groote? toen men zeg- gen kon, dat alle Konften in haaren volmaakilen bloei waren. £n wie bejammert niet die ongelukkige omwen-
teling voor de Konften in 't algemeen geduurende de middeleeuwen , zoo door de verbaftering van fmaak en onkunde , als door de verwoeftingen, die de Noordfche volkeren hebben aangericht, en waar van zoo veele voortreffelyke Kunil- Hukken, beide van Grieken en Romeinen, de iïacbtoffers zyn geworden. Eenige weinige, doch overheer- ]yke gewrochten van de Beeldhouw kunde, zyn van dezen ondergang bewaard gebleven , die van tyd tot tyd uit de afgronden opgedolven, gedenk- zuilen blyven van de voortreffelykheid en weerga- looze fchoonheid, waar mede men in die tyden de Konil geoefFend en uitgevoerd heeft: tot zo verre, dat volgens het getuigenis der allerkundig- fte Meefters der latere tyden , die werken niet als met de grooïfte verwondering konnen be- fchouwd worden. Want dezelve het natuurlyk leven als overtreffen , zodanig, dat men van die Werken om de fchoonheid van het natuurlyke af te
|
|||||
X,
|
|||||
( 3 3
|
|||||
m maaten, heeft beginnen te zekert i zo fchoón ais
een Bedd, of zo fchöon of Ί eefèhiluirt ware! , By onderlbheid van die tyden, heeft men de la-
tere Kond , en wel die zekert het b?giu van de veertiende Eeuw (a) begon te bioeijen , cpc hier toe met den naam van Moderne beftempeld. Zo als daar door ook in het algemeen woro*
verdaan , die Teken-kond welke men én door het natuurlyk begrip, en door het onderwys van jonp af bekomt. Het is op goede gronden altoos daar voor ge-
houden, dat, om met vrugt tot die trap der An- tifa Teken- kunde te geraken, men zig alvorens in de Moderne Teken-kunde moeite oeffenen, en dezelve zig zodanig eige maken , als de hoogde trap van; volmaaktheid komt te eisfchen. Dan' word me;» eerft regt gefehikt, om in de Zaale der Kond in re" treden, daar men anderszints op den drempel blyft, en in het voorportaal niet kan toegelaten worden. Dit wisten onze oude Nederland fche Meeders
zig ook zeer wel ten nutte te maken f wanneer zv hun eerft tot den hoogden trap van kundigheid Ca) Het m ook om die tyd, dat de Kond bin-
nen deze Stad heeft beginnen te bioeijen ; uit een oud Rekenboek van 't Sadelmakers Gild, beginnende Anno 1367. (onder welk Gift als een van de veer- tien Hoofd- Gilden, de Schilders en Beeldhouwer^ van ouds behoord hebben:) blykt dat Anno rato» Meyften Arent "de Deeldfnyder 't Gild gewonnen heeft. Zo ook Anno 1370. Eerent de peeldfnyder, en Anno 1371. Blqnc Schilder, Anno 1378. CÜaes drent* Joen de Schilder 9 Anno 1380. Geurt de lieeldfnyder * dat zelve jaar Bertonc de Schilder, en 't volgende jaar Bertonc, ca Amio 1396. Tyman, beide al» üeeld- inyders, A*
|
|||||
C 4 )
alhier geoeiFend hadden , zo hebben zy hen daar
op naar Italien , en byzonder naar Romen bege? ven, hen naar de Antiken geoeiFend , en daar door zodanige vorderingen gemaakt, dat zy door hunne byzondere Bend namen kenbaar, de Ap' pellesfen van Europa , de Agef anders, Polido· ren en Athenodoren, van hunnen tyd geweeft zyn. Dit is geen groot fpreken , maar het is aan
hen , derzelver wel verdienden lof aanbrengen, zyn niet hunne openbaare werken in onzen Lande, daar van de onbetwiftbaare Gedenk-tekenen ? En wie zal zig beftaan dit tegen te fpreken , die im- mer meteen konft-kennend oog, dat voortreiFelyk Wereld-gebouw, het Stadhuis te Amfterdam heeft bezichtigt: Moeten niet alle konft - kennende Vreemdelingen daar van dit getuigenis geven: dat zy zo een gepaste zamenloop en aan een gefcha- keerde keten van onvergelyke en overheerlyke Konft-werken byna nergens ontmoet hebben. Moet men het zelve regt niet doen , aan hen
welkers werken in de Treveskamer in 's Hage pron- ken ? En wat heeft de naam van Nederlands Erf- ftadhouders Orange-zaal zo zeer beroemd ge- maakt? Zyn het niet alle de Werken van onze Nederlandiche Meefters. Kan ik alhier verzwy- gen , dat overheerlyk Gedenkgevaarte, (£_) ter eere
(è) Dit ailervoortrciFelykft Konft-werk is gemaakt
door den zeer beroemden beeldhouw- en Bouwkun- digen Hendrik de Keyzer een gebooren Utrechts-kind. Van hem gaai uit een zeer fraai póurtrait getekend dopr , Τ. de Key/er 1621. en in het koper gebracht door X. Suyderhef, het welk by de uitgave van 't werk van van Manier op de plaat UU. 3. fchynt gevolgt te zyn , even als de aantekening, dewelke daar op Se* 1
|
|||||
^»
|
|||||
( 5 >
eere van den Grond-legger van Nederlands Vry-
heid Willem den £âöç, 'm de Nieuwe Kerk binnen de Stad Delft opgerechc. De marmere en in toets vervaaardigde Eere-zuilen, ter vereeuwiging van Piet Heyn (c) en Marien Harpemz, Tromp (d) aldaar in de oude Kerk van gelyke te vinden : ^^ t tn s Ha^s voor Opdam (<?), op- gerecht. De ongemeen fraaije en voortrefly- ke Tombe van den Lt. Admiraal Mkhiel de Ruiter te Amfterdam. Met Metaale gegooten Standbeeld van Erasmus te Rotterdam. Het ge- denk-teken van den manhaften Konemar (ƒ), in
gevonden word, dat hy den 15. May 1611. op zvn
verjaardag overleden is, in den ouderdom vnn 56. [na- ren , zoo dat hy kort na dat hy het vorengemelde werk voltooid had, (waarover hy volgens de berichten ze» dert het jaar 1609. bezig geweeftwas,) overleden is. Het kwam my voor dat den Aantekenaar op van Man- atr van dit Kon!t-gevaarte , onder zyne roemrvke Werken, byzondere vermeldinge had mogen maakèn, en hem met Jooft van tondel toe zingen. Hier leeft, die leven gaf aan Marmer, aan Metaal,
Tvoor, Albafl enKlay, dies laat zich UTRECHT hoorent Is Roome op.Kayzer's Prat en Kayfirlyke Praal;
De Kayfer van de Kunfi is uit 'myn' Schoot gebooren. CO Lt. Admiraal zo zeer beroemd door het nemen
van de zilvere Vloot. (d) Insgelyks Lt. Admiraal.
(OJacob Waffenaar Meere van Opdam was de
opvolger van Tromp als Lt. Admiraal. kOj ^Admiraal. Hy was tot Lt. Admiraal aan-
gelteld als Opdam fneuvelde , dog zy beide bleven in deZeeflag, tegens de Engelfche den 13. Jwny 1665* de eene door het fprmgen van zyn eigen Kruit- e» •de ander getroffen door een Kanonkogel. |
||||
( 6 )
in dé groote Kerk aldaar. Het prachtig Eere- te-
ken op het Graft van van Gent (g) in den Doms kerk alhier. Het ovefichoóne Beeld van de Gerechtigheid (h) in de groote Nis voor het Stadhuis, en het kleine (*') in de Audiëntie dezer Stad : zyn niet alle deze Werken , de onweder- fpreekbaare bewyzen, dat het dezen Landen nim- mer ontbroken heelt aan Bouw., Schilder, Beeld' Ijouvj , ij men Graveer kundigen* die hunne Kond tot die boogden trap van volmaaktheid hebben doen ftyge-n, dat dezelve wel niet de jimïhsn overtrof- fen , echter daar aan na by'er gekomen zyn, als men na waarheid van eenige Natie zoude mogen fiellen. En trede men in de byzondere Kabinetten van
de ondti icheiden Mecenaten dezer Konil; de zorg- vuldige bewaarplaatfen dier overheerlyke Taferee- Jcn, en verwonderenswaardig uitgevoerde Tekenin- gen. Gelyk daar in 't laatit der voorledene Eeu- we binnen deze Stad geweeil zyn, die van Gerard Oihnberg en Johannes van der Meer, De be- ruchte Kabinetten van de Heeren VOrmier en de la Court in 's Hage en Leyden: Dat van den Hee · re Qtgïiet binnen deze Stad; het welk thans ver- deeld gevonden word in die Familie, zoo onder den Meere Maarfcbalck Taai? van Amerongen en wy*
(g) Lt. Admiraal.
• (£} Gemaakt door Jacob Crejant die veele jaaren Lid vau het Schilders- collegïe dezer Stad is geweeil, (i) Dit zeer ffaaije Beeldje is gemaakt door den
Utrcchifchen Beeldhouwer jan van itr Maft, die even ai? de gemelde Jaceb Crelant, np de plaats ge- naamd Zydehalen van wylen de Heer David van Moi- Um, nu Sydervelt, zeer veele fraaye Cieraad >a Cceldweifeen gemaakt hebben, |
||||
C 7 )
|
|||||
wylen den Heer Borgermeefler van Hajjblaar i
en om alle anderen voor by ce gaan, dat van wy- len den Heer Gerard Braamcamp te Amfterdam. Waar zoude men in het optellen der verdienden van alle die Appollodoren, Zeuxiffen, Paraziuffen, en Policleten van ons Nederland beginnen? Die waare een volltrekt ondoChlyk werk. Echter gebieden my eenige voorname Mannen,
uitmuntende lichten, en tierren der eerile groote, die wel eer aan Nederlands Kond- hemel gefloü* ken hebben, hunner te moeten gedenken. Wy doen dan by dezen de verfchuldigde hul-
de , aan de nagedagtenis en door hunne overge- bleven werken noa; levende Mannen : als den Rotterdammer Defiderius Erasmus, de Goirlfche gebroeders Krabetten, Kar el van  f ander, Abra- tam Bloemaert, Petrus Paulus Riibbens , Ja· cobus Jordaans, Micbiel en Pieter Mkreveft, '■ Anthony van Dyk, Rembrand van Ryn, Adti- aan Brouwer , Adriaan en Ifaac van Oftade , Gerard Douw , Govert Flink, Jean ÂáñÇâ Weenix, Jan/on van Keulen , Frans van Mie- ris , Gerard ds Lairejjb , de Ridders ICarel ds Mior en Adriaan van der IVerjf. Rekent niet ieder Stad , waar uit die braave Konllenaren af* komftig zyn , tot op dezen huidigen dag het toe eene eere dat zy hen op het Regiiter van hunne voorname Mannen mogen geplaatil zien: En gaac dit niet zoo verre, dat om den roem der geboor- te van eenige van hen, die in hec onzeker zyn, zig toe te kennen , voorname Steden, daar over nog met malkanderen twiften. In deze eere , namenlyk, dat onze Stad de
Voortbrengfter van een aller aanzienlykil getal der hoogllfchatbaarite flonkerjuwelen aan hec azuur ge- h 4 w«tf
|
|||||
(S)
tvelf van Piétura's grooten Hemel is ge weeft»
Ivan men ons zonder een grievend ongelyk aan te cioen, niet betwiften. Het is, om dat ik aan deeze byzonder verplicht
ben te moeten gedenken, dat ik andere met eene Harte optellinge moeite voor hy gaan. Wy beroemen ons dan als een uitmuntende
Portrak- fchilder op Anthoni Moro. Den zo geeüryken als voor de kon ft: ongemeen
Vatbaren Joachim ζ/itte^iael 9 vermaard door alle zyne ten top van volmaaktheid uitgevoerde groote en kleine Beeldwerken , die van Mander waar- üig oordeelde onder onze Nedtrlandfche Schilders van den éêtflen rang geplaatfl te worden, deze was ook alhier geboren , en zyn onderwys aan deze Stad verfchuldigc, zoo als hy dezelve binnen deze Stad geoeffend, en daarin, tot zyn einde volhard Jieeft (è'}·
Op
(k) JoachimWttewaal, was een discipel vmjooji
di hur, die mede een vermaard Utrechts Schilder is s.q- weeO, zoo als ook Meefler Lucas de Neelf van IVtte*. ιγααΐ van gelyke was» Zie van beide van Mander IJ. 3). Pag. 189. en 190, de evengem. Meefier Lucas is blykens de aanrekeningen in het Sadelmakers Reken- boek, ([met welk a.|s het Hoofd-gilt als hier vooren bereids is aangemerkt het St. Lucas-gilt voorheen ver- ëentgtwas:) over den jaare 1596. alhier een geë'a- blisfeert Κ onil- fchilder geweeft. Joachim (*) To- nisz. IVttewad is als Meerter in het Gilt alhier aangenomen in het jaar 1592. blykens het zo even- gemelde Rekenboek. Hy was nevens Jan Zeger· 'man en Adriaqn ffiillaerts Schilders , en Jidriaan Jfredriks Beeldinyder i» commisiie s toen Anno 1611. de
(#> De Vaders naam van onzen Meefler was Am
\honi η waar van hy bygenaarad wierd Tonisz zynde liet bekent, dat men van ouds gewoon was de Va$er&; n^anv mede te voeren. |
||||
( 9 >
, Öp hem moeten wy een anderen Fenix doen
Volgen , den alzints roemryken Paulus Moreels* Die niet alleen een weergaloos Tekenaar en Schilder, maar ook een voortreffelyk Bouwmee- iler was, blykens aan de Catbaryne- poort dezer Stad. Een Werk van zyne ordonnantie, die ook bovendien is geweefl: Raad dezer Stad , en een zeer uitmuntend Regent van zynen tyd (/), Na
de Schilders en Antyckfnyders (of Beeldhouwers)
van de Sadelmakers 'wierden afgefcheiden. Uit het voorgem. Rekenboek blykr , dat hy Anno 1625. al- hier nog in leven is geweefl:, want daar by het leer· geld van Rutger van Bochoven een difcipel van hem, is verantwoord. Het is bedenkelyk of Jan Antmiesz Uyttewael) die op 't jaar 1618. als Raad en Borger- nieeiter dezer Stad bekend Haat , zyn Broeder niet geweefl: is. (l) P^uwels Moreelsz- By van Mander II. D, Pag.
Q09. en Houbraken I. U. pag. 49. word gemeld dat hy Anno 1571. geboren is, maar niet van wie: ik vinde in het bovengemelde Sadelmakers Rekenboek, dat Anno 1555. tot het maken van de nieuwe Pel of Lyklaken ( want ieder Hoofd· gilt zo als bekent is, zyn eigen Lyklaken had , gelyk veele nog hebben,) mede zyn portie betaald heeft Peter Merrelisz Schilder, of deze de Vader van Pauwels geweelt is, maakt bedenking, ten minften is het zeker, dat wy te dier tyd in onze Stad eenen Peter Merrelisz fchil- der gehad hebben. Onze Pêuwels Moreelsz om hem te fchryven, zo
als hy by de Boeken bekend ftaat; wierd Meefter Anno 1596. Hy was Deken van 'tSt. Lucas·gild, toen als hierboven Anno 1611. de fcheidinge met de Sadelma- kers voorviel, naderhand nog Annis 1612, 1615,1615. en 1619. Hy wierd Anno 1618. Raad in de Vroed·* fchap dezer Stad, en heeft tot Anno 1625. blykens 't- Voorn. Rekenboek nog een frequent-fchool van Leer* Α £ lingeiv
|
||||
( ΙΟ )
Na hem is gevolgd Hendrik Gaud, geboorerj
uit voornamen geflachte, deze was niet alleen een voortreffelyk Schilder , maar ook een zeer vermaard Plaatfnyder, zo als dit blykt uit de Konftwerken van Ehhamer , die hy uit Rometi binnen deze Stad wedergekeerd zynde, in 't ko- per heeft gebracht (m). Als geen der mittirèn gedenken wy aan den
weergaloofen K&rnelis P&elcnburg («), die we- gens iingen gehad. Hy fficrf Anno 1638. Hy heelt Anno
1632. het Hiobs Gafthuis met een fluk van zyn Werk vereerd, verbeeldende Hiob, hebbende een open boek en wyzende op Job xiv: vers 1. Dir (luk is levens- gioore , ziet van hem verder van Mander ea Bm- brakeih (m) Houbr, iftedccl Pag. 55 en 56".
(«3 Zyn naam is binnen 'deze* Stad in zo verre
VÊTet-uwige, dat de Steeg waarin hy gewoond heeft zedeit genaamd werd Poelenbrugfteeg, Hwbtuken te- kend aan op zyn leven, idecl pag. 129. dat hy iïierf in TEJaar 16Ó0 tot Utrecht, het welk abuis moet zyn, want hy 'Anno 1664.. met Johan van dsr Meer, De- ken van dit Collegie (*) is ge weeft, en het Schelling- geld voor zyne Leerjongens over de jaren 1664, 16Ó5V ciï 1666. in Rekening Verantwoord vinde. (*) Ik gebruik alhier het woord Collegie, om rede
dat het Si. Lucas gild zedert haare affcheiding met de jfntyckfnyders or. Beeldhouwers ( Het welk by een Vïoedfchaps - refolutie den 17. iSfovemher 1639. op een . Requeft van de Schilders voorviel 3 onder de Collegien geplaatil is: en door Hun Ed. Gr. Achtb. by 0ü daar toe nieuwe Urdonn. gearrefteerd den 24.. February 1643. als mede by de daar op verder gevolg- de Ampliatien en Ordonnantie met den Titel van Schil- ders- Collegie genaamd, dat hetzelve zedert ook alzo aïs een valt Collegie is geconfidereerd, en van dien tyd af aan dan ook niet meer op de Lyil der jaarlykfche ts verzettene Gilden gevonden word. |
||||
( Η )
prens de liefelyke behandeling van het naakt, de
Rafaël van zyn tyd verdiend, genaamd te wor- den. Den Vorftelyken Schilder Gerard Honthorfi
Vermaard aan het Hof van Vrankryk , waar hy die roemrugtige en teiFens ongelukkige Vorftinne Maria de Medicis , Moeder van drie Ryken , fchilderde. Aan 't Hof van Engeland, daar by den niet minder ongelukkigen Karel den Eerfien af- maaide, en voorts aan de Hoven van Deenmar- ken en Bohcmen zeer gezien was, die ook Hof- fchilder van den Prins van Orange Willem de Tweede^ isgeweeft. Dat flonker-licht, was zyn geboorte en onderwyzing aan deze Stad verfchul- digd. (o). Zo als alhier ook die twéé Konil- zonnen Da-
vid Davidje de Heem, en zyn Zoon Joban de Heem , welker oog- en fmaakftreelende vrugten onze begeerte nog dagelyks opwekken, zyn op- gegaan en hunnen middag gehad hebben, (ƒ>). En
(o) Gerard Honthorfi Zoom van Gerrlt Hüygenn»
Van Honthorfi, Qu\q Rlykens het voorcn aangehaalde Zadelmakers Rekenboek in de jaren 1575, 157<5,15?7 en 1578. Bufchmeefter van 't Lucas* gild was,) wierd als Meelrer aangenomen Anno 1623. by was met Adam fVillaerts Anno 1625. tot 1626. Deken van 't Lucas? gild: van hem word in het Sr. Anthoni Gafihuis alhier gezien een zeer voortreffèlyk ftuk verbeeldende de dood van Seneka aanfchouwd door Nero met zyn gevolg, levens-groote. .(P) Johan de Heem, heeft blykcns onze aanteke-
ningen anno 1669. alhier nog gebloeid, onder wiens» voornaamfte leerlingen B»ubrQksn9 ook gedenkt dca Uirechtfcben. Hendrik Sclwk* |
||||
, En wat kan in vergelyking komen ? Praak Rot-
terdam onder het getal van haare Schilder· heides met een DefidsHus Erasmus. Utrecht roerhd bo- ven haar, op haare Anna Maria van Schürman, het wonder harer tyd, berucht door taalkundige geleerdheid en Godvrucht, en boven dien uitmun- tende in óe Schilder-, Graveer-, Beeldfnyde en Boetzeer-konft Qq ). Be-
($) Zie van haar Hmibraken ifte deel pag. 313» &
feqq. Dan verftrekt tot meerder bewys van het ten tfeaen gezegde; dat de Welgeb. Heer Mr. abraham Frederik van Schürman Canonik in den Capittele van St. JMarise wonende binnen deze Stad, de bezitter is van vecle harer. Kon ft- werken s die my de eer heeft gedaan dezeive'te laten zien: en wel onder anderen haar ei- gen Pourtrait vry groot inCrajon: de Pourtraiten vasi haar en haar Moeder met een Mes in Palmhout geme- den , die zo konltig zyn, dat men op het gezigt van dezelve , geen ogenblik behoeft te twyfrelen aan de waarheid van het geen Gerard Honthorfi met opzrgt lot de vvaardy van haar Broeders Pourtiait (Dat uit de Familie vermilt word,) en in dien tyd al gefchat wierd op duizend guldens, gezegt heeft, de Pourtrai- ten door haar gefchildert in Olieverf zyn volftrekt meefteragtig; haare Miniaturen zyn voonrefFelyk, ou,- rier dezelve ziet men ook een -door haar na het leven gedaan pourtrait van Jean de Labbadie , de wyze , waarmede zy met potloot in 't klein verfcheide pour- traiten zo na 't leven , als anders heeft getekend, is wonderlyk, van haare papiere fnykonil kan men zeg- gen, dat dezelve alles in die konlt, overtreft, Haare Graveerkonil was vry fraai, blykens twee door haar in 't koper gebragte plaaten, na haar eige afbeelding, waar van 't é"éne door Houbraken gevolgd is, en het andere zeer zeldzaam gezien word , gezwegen van haare Borduurwerken» Alle deze bewysflukken, be- nevens verfcheiden van haare papieren en gefchriften, bei uiten onder voorn. Heere Λ* F, yan Schürman al- hier 5 |
||||
" Betonen de drie konftige Kerk- glazen waar hie-
de de Nieuwe Kerk te Amitefdam pronkt, dat wy Jan van Bronkborfi waardig discipel van Korrn- 4is' Poelenburg alhier in rei, niet moeften verge- ten. (Υ)· En of fchoon de Levensbefchryvers der ScWï-
ders, ons weinig, en boven dien geen voordeciïg bericht van Joan Bylert geven, zo kan ik mtt voorby ter eere van zyn nagedagtenis te moet-en melden, dat de verfcheide van hem nog overge · bleven werken , en onder oude Familien binnen deze Stad gevonden wordende , ten duidelykïtót betonen, dat men hem voor een der braaf ite Meefters van zyn tyd te houden hebbe. (s). Ge-
hier, die ook een Konft-minnaar is , en zeer gulhar-
tig de begeertens der Liefhebheren van de Konft ter. befchouwmg van de voorgeni. Konft-werken., voi1- doet, Q r) Jan Gerritsz. van Bronkborfi, ftaat in de Re-
kening van 't Lucas-gild alhier over 1638. als Meeller aangenomen , hy heeft als Overman van 'tSchilders- 'CoUfgie alhier op den 25» July 1667. affcheid genomen, om dat hy (zo als daar by ftaat aangerekend,) niet metrjchii- derde. in het Kabinet vanden Wel-Ed. HeerBarchman JVuytiers alhier, word van hem gezien een zeer ïchoon ltuk, verbeeldende Jacobs Drosm, bekend, door de zwarte Konft-plaat van W. Saillant, die van hetzel- ve uitgaat. (j J Jan Bylert, is blykensde Rekening van 't Lu-
cas-gild Anno 1626, alhier als Meefter aangenomen, en moet van een zeer goed gedrag geweeft zya: Want hy is kort daar aan tot twee endeVfcheide ryzee Deken van hetzelve gild geweeft. Hy wierd den 24. November 1634. verkoren tot Regent van *c Hiobs Gaflhuis, was Huismeefter Anno 1642. en word op de Lyft als oudfte Regent gevonden Anno 1669. Hy vereerde Anno 1628. hetzelve Huis met een Schilder- ftuk van zyn werk, verbeeldende de rnoeijelyke ver· troo-
|
||||
ß 14 )
Gelyk men ook dat recht moet doen aan Wil-
lem van Bemmel, beroemd Landfchaps Schil- der, {ty Maar vooral aan de gebroeders Jan en Andries
Botb, Fenixm, beroemd in het Landfchap-fchil- deren: (#) welkers fchikking en verkiezing door dea alhier uit deftigen gedachte geboren en beroemden Willem van Drillenburg; fchoon hy anders een leer- Jing van Abraham Bloemaert was, gevolgt is (v). En wie moet zig niet verwonderen over de le-
vendig fpringende Rivier- vifch van Jacob Gel· licb (ë:). De kraaijende Hanen, de klokkende Hennen,
de kwakkende Ganièn , de kirrende Duiven, de ichreeuwende Pauwen , ja wat levendig gevogelte is 'er, dat niet op *c allernatuurlykile door Gillis Cysbert en Melcbior Hondekoeter, die pronkjuwe* len van hunnen tyd is afgemaalt? (^> >
troofting van Hiobs Huisvrouw , levens- grootte , het
welk aldaar nog te zien is. De Heer Antlvmi de Lbos is ook bezitter van een fiuk van hem , dat vry groot en fraai van Ordonnantie is, gekomen uit de oude Familie van Bofch , verbeeldende een muzicee* rendgezelfchap, mede genoegzaam levens- groote* Zo als in de Familie van wylen den Heer Borgermeefter van Roijen ook nog fchoone pourtraiten van hem ge- vonden worden. (O Houbr. ifte deel pap·. 343.
Ut) Anno 1598. wierd Peter Both, Folkert Botlt
's Zoon , zekerlyk de' Vader van onze zo evengem. ƒ. en A. Bolh, als leerling by 't Lucas· gild ingcfchre» ven, ziet van hen Houbr. 2 deel pag. 114. (v ) Houbr* 2deel pag, 14^.
lx) Denzelye 3deel pag. 6u
iy) In de Rekening van \Lucas-gild over anno·
l<5a<5. en 1627. vinde dat Gysbert Bondtcoter als- Schik
|
||||
C t5 )
Jobannes van Haansbergen beroemd Leerling van
Kormlis Poelenburg, byzonder bekend wegens zyn vleijend penceel, waar mede hy het zuiver Leiy- wit, en iHsfche rood der bevallige Sexe wisc af re maaien, heeft onze Stad geen minder eere toe gebragt. (z). jfobannes Glauber bygenaamd Ροϊ'φοτ, be-
hoord almede in den rei van onze Ucrechifch* Mpeüejfen: zyn werk dat hy voor Koningin Ma· ria op 'cLulthuis Zoeftdyk binnen deze Provincie heeft gefchildert, zal even als de verfcheidene Ka· binet Hukken, welke in deze Landen van hem overig zyn , zyn naam voor de vergetelheid be- waren, (a), Willem of GuiUklmo van Ingtn gebendnaamd
den eerflett: deze te Romen in de gunft van Kar rel Marat gebracht zynde , heeft daar van een zodanig gebruik gemaakt, dat hy tot de uitvoering der groocfte Konit-werken zo in KerKen als an- ders is gebruikt. Hy was ook zyne geboorte en eerfte onderwys aan deze Stad verfchuldigd. (b). En wie is onkundig dat Abraham de Hms*
Quüliam de Heus en Jacob de Heus, alle drie braa-
Schilder is aangenomen*. Hy was mede eefle van de Ut-
lechciche Schilders die Anno 1631* liet Hiobs Gafthuis met een ituk van zyn eigen werk, dat aldaar nog g<?~ uien word , vereerde* Ziet van hén verder Houbr. 3 deel pag. 68. (z ) Johanms van Haansbergen was anno 10*68.
als Meelter geëtablisfeerd binnen deze Stad? uöwy- zens zyn dedaratoir door hem op den j?q, ÖÜober vau. dat jaar getekend, ter preftatie van zyn plicht om eee jftuk van zyn werk op 'tCollegie te levere% (α) Houbr. 3deel pag. ai 6,
ib) Üenzclve pag. 315. |
||||
f 16 5
braave Landfchap, Beeld-en Veefchilders, alhief
geboren zyn, en hunne konfi: tot dat toppunt van volmaaktheid brachten, dat zy de verwondering van het nageflagt geworden zyn. (c) Even als men van den onvergelykelyken Jo*
han van Bunnik moet vermelden, wiens Land- fchappen zo op 't Loo, als wel eer op 't Huis te Zeift en het Huis te Voorn, de bewyzen zyri van het groot vermogen van zyn Penceel, en wel byzonder ook van de braafheid zyner Teken* konft. Den geen weergaa hebbende Konftdryver Via-
nen , (d) wiens overheerlyk werk in 't Zilver gedreven, pragdg praalt in de groote Raadkamer dezer Stad, en alle Konftminnaars tot nayver en j aloersheid moet aanzetten , was mede de roem dezer Stad. Wy zouden ook aan de Konftminnaaren van
onzen tyd te kort doen , zo wy In onze optel- linge niet gedagtig waren aan Jacob van Liender in leven Medicina Doftor, en Theodorus Hart- zoeker, onze Stadsgenooten. Vergun my dat ik alhier een kleine uirftap doe:
Antonis van Montjoort, bygenaamd van Blokland, geboortig van Montfoort in deze Provincie, en gefprooten uit de Heeren, Baronnen en Burg· Gra- ven van Montfoort, die in het midden van de é â Eeuw bloeyden, een der voortreffelykile fchilders vari
(e ) Hwhr. pag. 309. en 362.
(d) Wy hebben , behalveu dezen Konftenaar ook
^ebad een beroemde bouwkundige, genaamd Gysberp
Teunisz, -van Fianm, die de Architek- en Bouwmeet
f ter van de ongemeen fraaije Wittevrouwen-poort de«
zer Stad is geweeft. . ■ i, ;,# ;.
|
||||
( «7 )
Öiitaar, Kerk en andere groote Ördonnantien, gfr*
bood my als een Landgenoot zyner tè moeten ge* denken (e), nevens wiep wy ook gedagtig zyn * aan de Amersfoonfche ïfttthoofen;als Mattbtós(fy de Vader > ΑΙΊάαΛ Jobannes, Pieter en Frans zyrt Dochter en Zoonen , alle zeer verdienftige Land- fchap, Bloem, en kleine Dierfchilders , de laatfte) meeft in Waterverwe. Het 2y my by deze gelegenheid ook niet toege-
laten , die Konft- meefters voor by ce gaan, welke door het verkrygen van het Borgerrecht dezer* Stad , en hun verblyf alhier , genaturalifeerd en voorts binnen deze Stad in de Konft uitgeblonken heb- ben , gelyk daar ge weeft 2yn AbrahaniSloemaert (g) eri
{<?) Ziet van hem Van Mander 1 deel pag* 293. hy
^as volgens denzelven van Mander pag. agi. een; Discipel van den beroemden Frans Floris. Deze Antoni van Blokland, heeft zyn Konft binnen deze Stad geoeDend, en wierd in het jaar 1577. alhier in *c Lucas-gild aangenomen ? blykeris de Rekening oveü dat iaai*. (ƒ ) Op het Stadhuis te Amersfoort, in de Raad*
kamer is een groot ftuk van Matthias Withoos , ver* beeldende de Stad Amersfoort in de laagte van den lierg te zien, zynde een ongemeen fraai meefteragtig Stuk, jammer is het $ dat op de voorgrond door on- kunde in het quaii fchoonmaken (dat helaas 1 't ongeluk van zo veele brave Konft werken is) aan *t Beeld-wette eenig defecl is toegebracht. (g) Abraham Blomaert » Zoon van Cornelis
Bloemaert) zyn evengen. Vader wierd Anno 1576. al- hier in 't Lucas· gild als Meefter aangenomen, Onze Abraham Bloemaert ftaat Anno 16ft* mede op de lyft van de Meefters by de affcheiding met de Sadel- makers in rang voor Joackim Wttewad. Hy was An- no 1618« Deken , en heeft blykens de aantekeningen in het meer bovengem, Rekenboek, altoos een zeer goed aantal Leerlingen gehad. Een Zoon van hem won Anno i6at5. het Lucas- gild , of dit Umdrik |
||||
C 18 )
enzynèzobnen. Adam r (F) CotfiélhQ) tnAbr&*
ham
geweeftis, blyktfuit achterlating van de Voornaam) niet»
Maar uit de Rekening der betaling van de verzuimen we- gens de niet ingeleverde Stukken, blykt klaar dat geti. Hen- drik Bloemaert $ Anno 1664. e?neder OverJieden van dit Collegie was. Dezelfde Hendrik Bloemaert hééft Anno 1633. gefehildert en aan het Hiobs Gaftbüis vereerd, een ongemeen fchoon Stuk , verbeeldende het Gebed en Brand- öfFer van Hiob na de omwending zyiier élen- de. Ook heeft hy Anno 1657, alhier in het Huis der Stigtiiigë van Vrouwe Maria van PailaS, gefehildert, een Scnooriieen-link , dat ter harer gedagtenis in die fundatie gemaakt is, alwaar die Godvrugtige Vrouw verbeeld word haare liefde-gaven aan de behoeftigen uit te deeleri. Dit ftuk kan onder de pronk-juweelen Van de konft gerekend worden, en wel waardig de op- lettendheid van de Heeren tot die fundatie gecommitteerd. (_b) Adam W'iüaerts was (blykenshet geen bereids op Joacbim Wttewael aangetekend is») Mede gecom- mitteerd ter bevordering van de affcheiding met de Sadelmakers» Hy was Deken Anno 1621. 1622. 1624. 1625.1626» 1627. en 1637., en heeft het Lucas-gild zeer veel dienft gedaan. Hy wierd nevens Öfitaviano dü Ponte mede een Utrechts Konft-meeiler, in November 1630. tot Regenten van het Hiobs Garthuis verkoren, dat Del Ponte geweeil is tot zyn d^od, alhier voorge- vallen den 9. Auguüus 1645. gen. Del Ponte en onzen Adam Wüherts hadden Anno 1628. hetzelve Gafthuis insgelyks vereerd ieder met een Stuk van hun eigen werk , de eerite verbeeldende doode Vogels, en de tweede een dorm op Zee, Willaerts ftaat Anno 1666. nog op de Lyllder Regenten van 't gemelde Gafthuis. In het vertrek der vergadering van de Meeren Haar Ëd. Mogende Gecommitt. ter. Finantie op de Staaten- kamer alhier, worden van hem gezien twee ongemeen grooteen verwonderlyk fchoon uitgevoerde Zee-ftuk; Ken, verbeeldende den; roemruchtigen Zeedag voor Gibraltar van den Lt. Admiraal Jfacol· Heemskerken* tegens de Spaanfche Vloot onder den Admiraal ft AU yares d'Avila voorgevallen den 25» April i6©7M deze .Stukken zyn de zekere getuigen, van 's Mans ong^ «eene bekwaamheid* - |
||||
{ i9 )
Mm Pfillaerts\ (4> l^rcai (/) en mrkm U&>~
meaQm) Jooft Comdisz. Droogfwt% («_) Roe- land (i) Zyn Zoon Cornelis Wülaerts is Anno i6aa,. tot
Meefter alhier aangenomen, jjy vereerde insgelyks hetHiobs Gafthuis Anno 1636. niet een Stuk van zyn' Werk , ?.ynde een fraai Landfchap. (A) Jibraham WUlaerts wierd Anhd 1624» als
Meefter aangenomen. Hy heef: op *t voeffpoor van zyn Vader en Broeder in Anno 1638; het voornoem- de Gafthuis een Stuk van zyn werk vereerd, verheel* dende de moeijelyke vertroofting van Hiobs Huisvrouw. Cf ) Marcus Ormca* ftaat Anno 1611. mede op dj
Lyft van de Meefters by de affcheidiug met de Sa- delnaakers. Hy was Annis 1621. 162a. 1623. 1Ö24.. tot 1625. Deken van't Lucas-gild. tèn heeft irf navol- ging van de Confrerie van Pi&ura Anno 1628. aan bet voorgem. Gafthuis een groot Stuk van zyn werk, verbeeldende een gezicht van rtrand in Zee , hebben- de van voqren allerhande Zee- en Rivier- vifch, vereerd. (?») Willem Ormea , was mede een van de Ut-*
rechtfche Konft-meefters , die Anno 1638, heizelvtg Gafthuis met een Stuk van zyn werk, vertoouende ver- icheide zoort van Zee- vifch $ vereerde. Hy was vol- gens de aantekening van de verzuim-Iyft Anno 1605* nog Lid van dit Collegie. (w) Joofi Gomelisz., (zo hyzig allereerft heefc
gefchrevenj,) is in 't jaar 1616. alhier als Meefter aan- genomen , en was Annis 1623. en 1624. Deken van "t Lucas-gild. Hy wierd den af* April 1638; Regent van 't Hiobs Gafthuis, op welke Lyfc hy even als op die der Leden van dit CoMegie nog gevonden wurd* Anno 1665^ en 1666. Onder z-yne voorname weikeu alhier, is een Stuk dat hy nevens A, van Nyvelt Aimo ióa8. 't voorgem. Gafthuis vereerde, verbeeldende in een fraai Landfchap de vertroofting van Hiobs Vrien- den, in 't Barbara en Lautentii Gafihuis ziet men van hem, de werken van Barmhercigheid, verbeeld voor' liet plein van dit Gafthuis op de Neude, met een fraai verfchiet op de Buur-kerk, zo als hetzelve Zig Anno iÓi#* tentyde van het Schilderen van dat Stuk vertoon- de , en nog twee niet min fraaije ftukken, *t eeöis dê Gaft ïoüdcj fcuüofts-kleed a eu 't ander de Ptf*. V ·, Üa rewli*· |
|||||||
m
|
|||||||
ÏÏ
|
|||||||
( a° )
land (o) en BamSaüery, AnthonyWaterho, (p)
Uarmen Zacbtleven, (q) abraham Min- jon
rechtvaardigen Rentmeefter, 't eerfte Anno 1638. en
'rlaatfte Anno 1648. alhier gefchildert. Zo ik alhrer dezelve Droogfloot voor heb , waar van Houbraken fpreekt in zyn 11 (.Deel Pag. 288* blykt daar mr, dat hv den meeften tyd van zyn leven niet te Dordrecht, maar binnen deze Stad als een zeer aanzienlyk Bor- ger heeft gewoond , en dat het niet enkel Boereker- miflen en Koekkramen met wederzydfche huizen van Dorpbuurtjes geweeft zyn , die hy gefchildert beeft; Maar dat hy in zyn tvd ook Hirtonen heeft geichü- dert, waar van de Beelden wel waardig zyn, de atten- te van een Kon ft-kenner. (0) Roeland Savery anders Saveree , ltaat Anna
1620. alhier onder de Antykfnyders in 't Lucas- gild aangenomen. Hy was mede eene van de Utrechtfche Konfteuaren die Anno i6a8· 't Hiobs Gafthuis, met een Schildery van zyn eigen werk , zynde een groot Landfch?p met Beeften vereerden. Zo als Hans Sa- very Anno 1629. van gelyken deed, dog kleinder. (ρ) Of Jnthony Waterloo een Amfterdammer dan
©f hy te Utrecht geboren was, dit fehynt in gefchil te zyn, maar buiten gefchil is't, dat hy zyn Konlt zo binnen deze Provintie als Stad heelt geoeffend, en in het Hiobs Gafthuis alhier begraven is , Houbraken II. Deel Pag. 51. ,ƒ
(q) Dat Harmtn Sachtleven, fcnoon te Kotterdam
jrebooren, zyn meesten tyd binnen deze Stad heeft
doorgebracht, en ook alhier geftorven is , kan met
lietwift: worden* Onder zvne befte discipeJen, word
mede geteld onze Utrechtfche Willem van BemmeU
Genoemde Zacbtleven heeft volgens zyn eigenhandig
fchrift , ftaande onder de natemeldene tekeningen m
Annis 1674« en 1675. oud zynde 66. jaaren , na d®
ruinen van de Don»· en Pieters- Kerken alhier gemaakt,
negentien verwonderenswaardig fchoone tekeningen ,
die hy met eenfraaije Titel en Regifter voorzien heeft*
en alzo uitmaken een volledig ftuk van de uitwerkze-
len van die ontzaggelyke Orkaan* Tot aandenken
van 't welke, zo wei, als tot vertoon van 's Mams
evergroot vermogen 'm de konft , dit werk m de
|
||||
C « )
jon%(r) Oer ard de LaireJ/e, (s) Johan We$·
Mü* (O Johan van der Meer, («) En om een uit allen niec te vergeten Gerard Beet ζ ν). en
groote Secretary van de Politie dezer Stad werd be-
waard. (r) Dat Abraham Minjon als een discipel vm Joan
de Heem te Utrecht zyn Konft verfcbuldigt was, blykt uit Houbraken lil. Deel Pag. 83. (s) Ziet van denzelven Houbraken III* Deel
Pag. 109. (t) Johan Weenix word a!s een Lid van het Schil-
ders ■ Collegie alhier gevonden, op de verzuim-lyftder niet ingeleverde Stukken Anno- 1664,, en was op den 20. Ociober 1668. mede onder die Leden, welke over dat verzuim accordeerden , blykens zyn eigenhandig ondertekend Declaratoir van dien daïirm. (u) Johan van der Meer was blykens het geene
by Kornelis Bodenburg gemeld is, Anno 1664. mede Deken van dit Collegie; hy vvierd by de verandering der Regeering door den Prince van Orange op den lö.April 1674. tot Raad in de Vroedfchap dezer Stad aange- iteld, en heeft tot den 1 üftober 16S2. in de'Regee- ring geweeft. In 't voorgem. jaar J674. wierd hy ïtis-« gelyks-Regent van het Ambachts Kinderhuis dezer Stad, welke Commisik hy vereeuwigt heeft, door dien hy alle de Regenten daar onder ook zig zelveii, de Se- cretaris en Vader van het huis , in een zeer uitge- ftrekt Stuk, levensgroote, in die zeer deftige kJedingc van dien tyd , en vergadert in haare Zaal , allervoor- treifelykft "heeft afgemaaid , dermaten y dat het daar tegen over hangende laatere Stuk 'er een kwaad na- buur aan heeftv (y) Onder de voorname werken, welke Gerard
Hoet binnen deze Stad heeft gemaakt, behoord ze- "kerlyk het Schoorfteen - ftuk in de groote Raadk'amec dezer Stad, daar hy de zeven vercenigde Provintici* door een zeer fchoone en deftige Vrouw heeft verbeeli zittende op eenen verheven zetel, hebbende onder de begunftiging van 's Hemels invloed den Godsdienft in haare befcherming , terwyl het Spaanich en an.ies vreemd geweld van haar verbaast wegvlugt. Een hii· «Ier iiietmin kouftig uitgevoerd Stuk, ziec wen van heu B< 3. al-
|
||||
( » )
én 3eti onvergelykelyken Jaccb Crefant, f aj.jj
Zie daar in een klein Tafreel gefchetfl:, de lieure van zo een meenigte Konft-helden, waar op deze Stad haar zo wegens geboorte als Bof* gerrecht beroemd. Deze alle hebben blyken gegeven van hunno
overgroote en genoegzaam volmaakte vordering in de tekenkunde, en vooral na het Antieke, het welk zo kennelyk in hunne werken doorftraald. Om nu deze vaile voetfporen te volgen , en
claarin zoo veel als mogelyk ware , gelukkig te ilagen; immers 4e konftlievende Jeugd , op re wekken, en de in de konft-gevoiderde Meefters nog dagelyks te oeffenen, en alzo de Teken-konfl: alhier tot den mogelykiten trap van volmaaktheid te brengen; zo was het, dat den zo evengenoem- {3en Gerard Hoet en Hendrik Scbook, Leden van liet Schilders-Collegie dezer Stad, hebben uitge- werkt , dat het Collegie zig met hen vereenigen· de , in den jaare 1696. (en niet 1697. zo als elders (y) abufivelyk is opgegeven,) van de Ma-* ^iftraat dezer Stad hebben verzogt een Academie of
alhier, in de Voorzanl derHuizinge, thans behooren-
de en bewoond wordende , by den Heer Mr» Petrus van der Hagen, aan *t Jans Kerkhoffover de Sonftraat, daar hy op een verwonderenswaardige wyze in het £raauw heeft gefchildert de Hiftorie van de Koningin Ivmyris* doende (volgens het verhaal van Herodotus,) het afgeflagen Hoofd van Cyrus in een vat Menfchen* bloed fteken. Dit Stuk behoefd nog voor LuireJJe of andere van laatere tyden , welke in dien trant uitge- munt hebben, niet te wyken. Ziet van hem verder Uoubraken en van GooL (x) Voorn. Jacob Crefant wierd , vermits zym
groote konft en kundigheid van Beeldhouwen, (vol- gc||3 VroedCchaps Reiblutie van den 2. July é·73ü*| zonder p'ocf te doen, in het Gilde-geadirjiiuteril· £y) Houkr. Hl. Deel Pag. 24;.
|
||||
C ^3 )
of Teken-fchool. Het welk dan ook door Haaf
Ed. Gr. Achtb. op den 30. November van dat zelve jaar 1696, allergunftigft is toegeftaan, en daar toe aangewezen een Kamer boven \Hyronl· mus fcb$ol$ zo als Haar Ed. Gr, Achtb. de kollen daar van by fubfidie den 6. December 1697. mede goedguniliglyk geaccordeerd, en daarinne tot hier toe gecontinueerd hebben. Wy konnen en mogen ons beroemen, dat die
onderneming zedert van eene ailergewenfchte vrugt en uitwerking is geweeft. Echter konnen wy te gelyk niet ontkennen, dat
zedert een reeks achtereenvolgende Jaaren, men al* bierdaarin zo gelukkig als voorheen niet geflaagt heeft. Dat voornamenlyk daar door is veroorzaakt,
dat veele van de oude Mecenaten dezer konü% dezelve door de dood zyn ontrukt geworden, en geene anderen in hunne voetllappen getreden #yn; Én wy boven dien een geruimen tyd dat aller ongelukkig!!: tyd punt hebben moeten beleven , dat de konft na de regelen van een doorgebroken verderflyke Mode is behandeld en beoordeeld. CharJetans, die nimmer den drempel van Piétura's Tempel-kuilen, de grootile Superficieele, heeft men door een gemaakt air (dat nimmer by een regt geaard Nederlander kan gevolgt worden») by veele voornamen zien indringen, en voor hunne werken,welke de zekerfte getuigfehriiten hunner rode- montadeszyn,de grootfte beloningen zien wegdragen. Echter mogen wy ons verblyden, dat, daar die
vlakken voor een zekeren tyd het dooricbynen van het zonnelicht onzer konft bezet hadden , dezelve langs hoe meer beginnen te verdwynen , als zig thans de voornaamften, en onder hen ook de E- delen onzes Volks, als yverige Voorftanders en Befgherraers dezer Konft, voor ons in de breilë Β 4 Hel·
|
||||
C δ4 )
ileïlen. Die door eige beoeffening en ondervïn·*
ding in de konft, ook uit eigen oogen ziende» daar op trachten uit te zyn, om zo veel het mo* gelyk is, het oude konftwezen te doen herleven, en aan hetzelve dien Edelen luifter toe te bren- gen . welke voorige Princen, Vorften en Edelen onzes Volks daar aan toebrachten. Het is dan ter bereikinge van dat allerloffe*
lykft oogmerk, en in het vooruitzigt van daarin gelukkig te zullen flagen, dat het Schilders Col- legie zeer gaarne onder de hoogftgunftige mede·* werking der Ed. Groot Achtb. Heeren Regeerders «lezer Stad , (welke wy in de Leeden uit Hun Ed. Groot Achtb, die wy de eer hebben alhier tegenwoordig te zien , ook by deze gelegenheid opentlyk en met de verfchuldigfte achting hartgron- dig dankbetuigen , en onze zaak voor het ver- volg aan derzelver Vaderlyke en konftvoedfterende zorge, hoogft aan beveelen. *) Het hunne daar toe Volvaardig hebben willen toebrengen; en daarom vermits het onherftelbaar gebrek, der nu meer dan tachtig jaaren gediend hebbende oude en be- krompene ilandplaars, voor U Konitminnaars en beoeffenaars, dese ZAAL doen vervaardigen en aan de Tekenkonfl toewyen. Ik vertrouw, dat het onnodig zaï zyn, tot
fpoorflagen aan te voeren de byzondere vorderin- gen, welke men in de Konft fchoolen van 9$Ha* ge en Amflerdam^ zedert eenige jaaren herwaards heeft gemaakt, en met welkers opregting men nog jongft te Haarlem bezig is. Wapt het heeft tot nog toe onze Stad aan de
zodanige niet ontbroken , die wy nevens anderen piet konden gelyk ftellen. £n het ontbreekt ons tenhuidigen dagen daar aan nog niet, verbood roy tle bekende zedigheid der thans zig alhier be- |
||||
( »5 *
vindende Konft- oeiFenaars nier. Ik vond roy
verplicht , ook een aantal Uwer bynamen te moeten vermelden. (2> Wat zoude men dan ter Uwer ópwekkinge,
fpoorflagen behoeven te gebruiken. Ik moet van Ü Meefters in de Beeldhouw··, (a") Schilder, Graveer, Boeizeer en Gietkunde, alleënelyk vor- deren dat een ieder Uwer aan deze Konft· pligt ge- lieft (s)aMyn voornemen was, by deze uitgifte, om
tot ftaving van 'tgeene ik alhier gezegt hebbe, my te beroepen , op verrcheide Konft-werken van onze te- fenwoordig levende, en binnen deze Stad bevindende
leefters, welke zedert een reeks van jaaren in voor- name Huizen alhier gemaakt" zyn , en daar mede te gelyk aan te toonen, dat om wat goeds te hebben, men zig alhier geenzints in de noodzake heeft bevon- den , om de werken van andere buiten deze Stad, zodanig voor te trekken, als men niet te min ook zeer tot verachtering van de Konit, zeden eenigen tyd her- waarde heeft ondervonden. Dan heb ik daarvan afge- zien , om dat ik met het benoemen van naamen niet zoude fchynen de ééne van onze Meefters boven of voor den andere te (lellen, of met het aanhalen van de 'Konftwerken ook de wyze van denken van die Fami- lien welke onze eige Meefters geprefereerd hebben , en daarin zekerlyk verdienen geprezen te worden ; meer te begunihVen , als dat van hen die daar om- trent anders denken , en dus om alle perfbneele re- fleftien, ende naeenigwerf verkeerde gevolgen, welke tnen daar uit zoude willen aflyden , voor te komen, ben ik van dit myn voornemen afgeftapt. (a) Dat ik de Beeldhouw voor de Schilder kunde
genoemd hebbe, was geenzints met dat oogmerk , om (zo als by zommige is opgevat;) daar mede eene beflisfing te hebben willen maken, in het van ouds bekende gefchil, welk van deze beide Kopften voor de voortreffelykfte of eerfte te houden zy· Dan heb ik ter dezer piaatze daar in alleen gevolgd, deordre voor- komende by onze zeer oude Gilde-wetten, waar by de Beeldjnyden voor de Schilders opgenoemd worden. En hiermede vertrouw ik, dat die Liefliebbeis zig zul·· Jpn. voldaan houden* Ü 5 |
||||
( *« )
ïfcfz te voldoen: namentlyk, dat gyiieden maar me-
de werkt ter bereikinge van dit aan U door on$ voorgefteld en voorgenomen einde. En dus dat ons door Ulieder vlyt, veele jonge Liefhebberen geboren worden , die Uwe voetftappen drukken r en de blyvende gedenk--tekenen van Uwen yver en voortreftelyke vorderingen in de konft mogen zyn; en dat zy alzo Ulieder verdienden lof tot de laten Naneef overbrengen , en Ulieder gedagtenis mede pronke op de iyft van die Konftligten, wel- Jke door hunne werken met hare naamen eeuwig,
leven. En gy Jongelingen, Leerlingen en Minnaren van
deze Edele Konft, maalde ikU ter Uweropfporing in een klein Tafreel, de menigte onzer Stadsgeno- ten , onder die rpemrugtigfte Konftenaren welke INederland tot bier toe kwam uitteleveren: Ik ver- trouw dat Gyiieden daar door ten kragtigften zult overtuigt zyn, dat, weiverre dat het Ü tot oneere zoude konnen verftrekken, alhier geboren en tot de Konlt-opgeleid te zyn: in tegendeel Gyiieden 't U altoos tot eene eere en voorrecht zult achten , uit een zodanig School voortgekomen te zyn , in een Stad als deze, welkers voorige Konftenaren de Apel- Itffen van verfcheide Vorften van Europa geweeft zyn. Het zal dan Ulieder voornaamfte betrachtinge zyn,
.©m aan deze Uwe Stad dat genoegen te geven, dat men op Ulieden, even als op die opgetelde Konil- tifijden roemen mag. Volgt dan de Voetftappen van zo veele oudere-
'als latere Kon il-lichten, en wagtop hun voetipoor '}J vooral Meefters in de Tekenkunde te maken, en ruft niet voordat men van U zeggen kan, dat gy "jjj in de Konft, Meefters en volkomen navolgers ,v,an 't AntiL· gemaakt hebt. U daar toe -.alhier Azilm te geven ouder het aan-
|
||||
C a? )
kien van Uwe kundige Meefters, zoude verwaand-
heid zyn. Echter moet ik U dit aanbeveelen, dat Gylieden de goede en weimenende leiTen, onder- wyzingen en vermaningen Uwer Meefteren en Voor- lichters in de Konft, ter volmakinge in dezelve, U zeer ten nutten maakt. Volgt ook daarin het voor- beeld van de oude Konftenaren na, dat zy hunne Meefters nimmer te vroeg ontlopen, maar hen al» aangekleefc, en derzelver lenen allernaarftigft hebben opgevolgt, daar zy die het tegendeel beftonden te doen, U ter Uwer waarfchouwinge tot baaken ver- ftrekken, als die 'er de onrype en zuure vrugten» hun levenlang geduurende, van hebben moeten eeten.. Wel aan dan jonge konft-lievende Tekenaars,
weeft nayverig de een tegen den ander, vat moed £n laat uwe luft en yver aangeipoord worden om eer te behalen: begrypt (en zo is *c van al de oude Meefters begrepen,) dat gy hier in een ftryd-perk zyt, aan welkers einde een der grootfte Eere-kro- nen is opgerecht. Kampt dus metmalkanderen in het dingen na dien roemrugtigenLauwerkroon, en maakt. U zelven alzo de roem en eere van deze Uwe Va- der-Stad. Ik befluite dan hier mede, en heb de eer om U
Konft- minnaren, zo oude als jongeren, en tot wat gedeelte een iegelyk uwer ook behoord, uit naam van ons Coliegie in deze ZAAL op het hartgrondigfte te verwelkomen. In dat vertrouwen dat deze zo zeer gefchikte en aangename verplaatzinge, het beoogde doelwit treffen zal. De volmaakte Schepper der natuur, van welkers
Tafrelen en Beeldniilèn Gylieden navolgers zyt* volmaake U meer en meer in deze overheerlyke konft. Die Geeft waarmede Bezakël en Ahliab- vervult wierd, de wysheid, het verftand en weten·· iféhap om te bedenken vernuftigen arbeid, te wer. kei)
|
||||
( *δ )
ken in goud, in zilver, en in koper, en in konftig£
ftecnfnydinge om in te zetten, en in konftige hout- fnydinge om re werken in alle handwerken: Deze zy de Geeft door welke een ieder Uwer in de beoef- fening van dat byzonder deel dezer Konften geleid ^ beftierd, en volmaakt worde. Op dat wanneer Gylie- den onder dat geleide, aan deze plaats een Taber- nakel of Konft-Tempel geftigt hebbende, en aan het zonden- lot den tol moet betalen, gylieden dan even ajs Bezakël en Aholiab vereeuwigd, met hun een onverwelklyke Kroone moogt deelagtig worden, in die Stad, die fundamenten heeft, welker Kon* ftenaar en Bouwmeefter God is. (£). NA»
(b) Het flot dezer Redenvoèring is my niet van
één , maar van meer, voorgekomen een onderwerp van gefprek en reflexie te zyn ge weeft, waar van de» één dagte, dat het veel te ferieus was» en één' ander dat her 'er geheel niet te pas kwam, en die wat zag- ter dagten, dat hetzelve op een andere leeft behoorde gefchoeid te zyn geweeft. Waarom ik te raden ben geworden, de reden die ik gehad hebbe, om dit flot juift zo en niet anders te ftellen , alhier op te-geven. Men heeft altoos de oorfpronk der Konften aan een
Godheid toegekent, men vind zelfs daarom in 'tRyk der verejerdéHeideniche Goden, dat Minerva^ Uit' yindjler en Godinne van alle Konften en Werenfchap- pen werd gezeat, zonder Moeder geboren te zyn uit de Heriïenen van Jupiter. <funius in zyn Werk over de Schilder- konfi der An-
tiehn, heeft ook om die reden by de opening van het Jtde Boek ifte Capittel deze erkende Goddelyke oorfprong, en invloed ter bekwaammaking in de Kon- ften , bondig geftaaft: niet alleen met de getuigeniiTep der oude Heidenfche Wysgeeren, maar voornamentlyk met Voorbeelden uit het Heilig Bybel-woord beveiligt', onder welke hy dan insgelyks als aller aanmerken*- tynardig opgeeft , de byzondere bekwaammaking va» Bezakël en Jheliab door Gods Geeft, waar uit hydaii verder dit treftvlyk gevolg opmaakt: „ Het is over zulks niet te vergeefs gefchied , dk
„ on*
|
|||||
■
|
|||||
3ST Ë Ì JE ¿ Ì ¹".
|
|||||
,e tyd binnen welke ik tot het doen der vo-
renftaande Redenvoering bepaald was, heeft veroorzaakt, dat ik by de optelling van onze ou- de 9, ons de Heilige Schriftuur de Goddelykheid deztr
s, Konlten in zo veele en verfcheidene planden fehynd j, aan te pryzen; want zy ons daar mede niet alleen „ te veritaan geeft , dat God door zyn eigen exempel as en bevel deze Konften geheiligt heeft, maar dat hy w met eenen ook door het inftorten zynes goeden 9, Geeftes, de Geeft der Konftenarentot de Konlt plagt „ op te wekken en te bekrag:igen. Dies wy ook vry- „ lyk met Theodoretus Serm* IV. de Providentie, ftaan- s, die houden, dat God wil dat wy hem voor den eenï- 9!) gen Autheur en gunft-ryken helper dezer Konften „ erkennen. De waarheid van dit point is zo blyke- „ lyk, dat de blinde Heidenen het zelven mede be* ,, zeffen, en met ronde woorden belyden. Wy hebban „ 't zaad (dier Konflen in ons zelven, en God, den op- 5, perfien Leer mes fier brengt de verflanden uit het ver· „ borgen te voorjebyn zegt Seneca Libr. IV. de Bene/. „ Gap. 6. Daar is een menfcjielyke reden , zegt Jipi- „ Ci.armusde llepublica en daar is benevens deze nog een 5, andere Goddelyke reden: De menfchelyke reden houd 5, zig bezig omtrent ons leven en onze dagelykjchs „ nooddruft. De Goddelyke daar en tegen plagt om „ vaardiglyk te vergezelfchappen en fonaerwyzen, als „ wy ons zelven tot eenige Konfl-meinen te begeven. „ Want de Kon/t en is niet der menfehen vond, maar „ Gods gift; en deze zelve menfebelyke reden neemd „ haren oor/pronk uit de Goddelyke. Tot dus verre junius. Ik vertrouw dat men deze erkende waarheid niet zal
konnen tegenfpreken, en zal nu daar uit tebeoordeeien laten, nadien het flot dezer Redenvoering de erkente- nis van die waarheid alleenelyk ten grondflage heeft gehad, en dat ik fprekende tot , en voor een aantal Konftminnaren die (of fchoon wy als Chriftenen niet aHe tot dezelve tuuerlyke Kerkgemeenfchap behoorden.) ükt
|
|||||
C 30 )
de Utrechtfe Meefters, eenige , waarvan ïk hër/vef-
eifchte bericht zo ras niet konde bekomen, heb· be moeten agterlaten. Dan om die gebrek als nu zo veel mogelyk aan te vullen, volgt alhier een Lyfl: van die Meefters, welke mede onder het g*. tal der Utrechtfe Schilders behoren: aliïè ' Aart (ook genaamt Arnoldus') van der Eem^ die Ao. 1611. mede ftaat op de Lyfl: by de af- fcheiding met de Sadelmakers* Hy vereerde Ao. 1622. het Hiobs Gaftbuis met een Stuk van zyn werk dat aldaar nog te zien is, wierd in den Jaa- re 16a7· tot Regent van het zelve Huis verko- ren en overleed alhier, Johan van Ifendoom, die Ao. 1630. *t voorn*
Gafibms met een Stuk van zyn werk vereerde, verbeeldende Hiob geplaagt door den Duivel, Lumen Portengen , deze won zyn volle Gild
Ao. 1638. en had Ao. 1637. 't voorgem. Gafi* Λ buis met een Schildery van zyn werk vereert,
verbeeldende een flapende Venus. Pie- niet te min alle met my in eenen vaaren God gelooven,
en de werkingen van zynen Geeft met my aanbidden en hoogft eerbiedigen, "of ik dan te verre gegaan heb, dat ïk aan hen ter hunner volmaking in de Konft de vervulling of werking van dien Goddelyken Geelt in hun hebbe toegewenfcht > die als den Bron en oor* iprong van de Konft, by alle rechtgeaarde Konilenaieii is erkend, aangebedenen hoogft geëerbiedigt, niet al- ken ter bevordering van han tydelyk, maar ook ter uitwerking van hun eeuwig geluk. En of deze myne wenfeh 'er in het geheel niet te paflc kwam, of dat dezelve op een andere leeft behoorde gefchoeid te zyn geweeft, dit, zal ik hier mede aan de beflisfinge van ν onbevooroordeelde overlaten.
Of ik beter zoude geüaagt hebben, als ik op een
verbloemde trant, na de .finaak en volgens de ve^ie- «nge van Po&ifche begrippen , myn Konftgenoten op den Berg ParnaJJus laadde gevoert, of hen gebracht aan den ÈMicon, en doen drinken uit de Hengjlebron^ öf,hen met zoortgelyke digtkundige verbeeldinge haddg, opgeciert, dit zal ik «ede niet intreden,. |
||||
C st )
/ Piêtêr Portenden, wiérde Aö. i ^4 fft LeWf**
ïing virti Pauwéls MorëHfé ingéfchrééven éri heeft Λο. t&ff, 't Idkas Gild gewonnen, liy vereerde* dat Zelve Jaar a*a'n het meer genoemde■ Gafl&uk &èA *;'Λ verbeeldende een Devotafis rtièt èéft tfméfc m rJ
^ύοία. Jacob Duck, Wiérd Aö. f626. ais MëéÊèt é*
hier aarfgënomerf, hy heeft Ao. ïóüp. 'c ffieergen· Gaftbuk vefeêrd mee een Stuk verbééldende ééit xnuzifeerend Gefelfchap, Hendrik Manniks,
Ca f el Hobgki, én
Gïaude dé JöHgi
Déze drie zyri alle Ao. i 8<if. als Meéfters al-
hier aangenomen. De eerfte èri laatile hebbéfi Aö. 1638. éri dé tweede Ao. 1628. 't vöüigem, Gaflbuis ieder met een Scuk van hun werk vér· eert, verbééldende 't ëèritè één dèvoté Manskop, 't tweede één Landfchap, *c derde eén dito, dog ïiiéèr bergagtlg. Laurens Baratta RomaHus, behoorde Aö·
lÖöo. mede ohder dé Ütrechtfe Meefters die ia dat Jaar 't Yoörgëm, Gaflhüis mét één Scuk ver- eerden, zyride eert Landfchap met Béëldèn. GóféOiinus Opheydén , vereerde Ao. 1634. \
vöorri. Gafibuis mét een Schildèryé , verbeelden- de hët Laboratorium van éch Chimift, daar hy fcèr zfhè , zyh éige Geélceniis in fchyht gepkatit te hebben. i-> jo'achim mn Mn Bettöu\ deed ifjsgélyks Ao.
1635. verbeeldende een Doftor, "Wiarby allerlye foort van arme Kranken komen. Jacob van Hajfelt 5 waarvan Houbraken II Deel
pag. 345. met een woord meld, was Ao. 1638. onder de Ütrechtfe Meéfters, hy vereerde hec voorgemelde Gaflbuis mee een Stuk verbeeldende de«
|
||||
ié& 3S^
|
|||||||||||||||||
af
|
|||||||||||||||||
f *w^
|
|||||||||||||||||
(3> >
|
|||||||||||||||||
4fen ongelovigen Hoofdman die tot Chrifhis komfl
ί?. w?» den Jfi, Paulus Bor en Thyman ναι* Galen, alle drie Utrechtfe Meefters, vereerde Ao, 1629. 1631. en 163a. 't meergen. Gaftbuis met hunne werken, de eerfte mee een Fruitftuk, dö tweede met een devoot Vrouwe Borftbeeld, en de laatfte met een groote Tempel j Zo als ook deeden Nkolaas Dubbleworfl ,
Willem van Capehjohannes de Bondt, Johannes de Veer en Pauwels van Vianen, Ao. 1636. 1639. 1641. en 1642. de eerfte met een Stuk verbeeldende de Drie Koningskoppen, de tweede ■gacharias met het Kind Jezus, de derde Job mei zyn Vrienden, de vierde Andromeda, en de laat- fte een Landfchap met ruinen. Johan Baak Hattigh deed insgelyks Ao·
1642.
Abraham van Kuilenburg, die volgens de op-
gave van Hoet in de manier van Poelenburg fchil- derde, wierd Ao. 1639 als Meefter in 't Lucas Gild alhier aangenomen. Zo als Mattheus Wytmans op den *6 January
1667. tot Lid van het Schilders Collegie alhier wierd aangenomen. Houbraken III D. Pag, 391. rekent aan, dat hy Anno 1650. te Gorkom geboren is: dus zoude hy alhier Lid geworden zynde, nauwlyks 16 jaar oud geweeft zyn, 't welk my doet vermoeden dat 'er een abuis in de opgave van de tyd van zyn geboorte geweeft is. Reynier de La Haye is als Lid aangenomen den
19 Juni 1669. |
|||||||||||||||||
ij·!
|
|||||||||||||||||
_ ■'. V·"'-·
f I
|
|||||||||||||||||
- KüNSTHlSTOFS
DER RUKSUNlVg |
|||||||||||||||||
ItNJtHtT.WW
^rryTf'!2ÖH i
|
|||||||||||||||||