dtfr
■ 1
i
Ε Ν
Leerende niet alleen de Kennis
van de Geftalte, Proportie,Schoonheyd,Mus-
kelen, Bewegingen, A&ien, Paffien ,
en Welitand der Menfchbeelden,
Teykenkunde, Schilderkunde , Beeldhouwery^
Boot/eer en Gïet-Qeffening toepaiTen 5
Maar ook hoe fich een Menfch na dëfelve Rege-
len , in allerhande Doeningh van Gaan, Staan, Loopen,
Torflen, Dragen, Arbeyden, Spreken en andere Ge-
beerden , Bevallig en Verftahdelijk aanftèUen zal.
Dook
HAMSTERDAM,___
By WILHELMUS GOEREE, oP't Roktó
ïn Cicero, 1682»
kunsthistorisch instituut
der rijksuniversiteit utrecht
MYN HEER,
Erwijle dat ik bezig was re o-
verleggen met hoedanige Wel-»
voegiame blijken ik aan Uw
Edelheid mogte doen zien dat
ik mijn felven grootelijx verpligt
vinde aan Uw Ed. Goedheid en
fonderlinge Beleefdheid ontrent de geringheid
van mijn Perfoon , quam my voornamelijk te
finnen hoedanigen Spoor Uw Ed. my van tijd
tot tijd geweeft zijt, om door een dikmaal aan-
raden en navragen, my tot het fchrijven over
de Schilderkonft aan te zetten en vrymoedig
te maken : Sulx dat ik door Uw Ed. deugde-
lijk Oordeel in mijn Voornemen kragtig on-
4erileund, ilukwijfe daar in foodanig heb be-
* 3 ginneii
-ocr page 4-O Ρ D R Α G Τ,
ginnen te volharden , dat onder andere buy»
tenstijdige befigheyd, ookeyndelijk mijn Ont-
werp over de Menfchkunde foo verre is vol-
dragen geraakt, ^at het dusdanig , en foo als
het Uw Ed. fal gelieven te Oordeelen , ter wee-
reld komt. Doch gelijk dit Nieuw-geboren
Schepfel, foo van, wegen iijn, eygen Naaktheid,
als van wegen fijn geringe Afkomil , t'eene-
maal van nooden heeft dat het met wat Eer en
Aanften bekleed werd , en dat een Wijs en
Verftandig Konil-heminner 't felve gelieve on-
der lijn Opilgt en befcherminge te nemen} Soo
bid ik Veel-geagte Heer, dat Uw Ed. de Goed-
heid wild hebben , van my toe te laten , dat
Ik dit Papiere-Kind, aan Uw Ed. forge opdra-
gen magli \ niet pm dat in het felvè, mijnes
wetens, eenige Deugd is, die foo Rijkvoerigen
Ηuysveiling verdienen kan, maar op dat mijn
onvolmaakt Konft-vyerk, door 't bevallig Oog
van foo een wijs aanilenelijk Man en beroemd
Konft-beminnaar, als van een Wel-verkofen
Daghlicht, een deftige Hpudinge , in allerhan-
de ftand van Befchouwing mogt werden byge-
zet : 't welk onder Üvv Èd. goede toegene-
gentheyd, my gelukkende, Grondvelden fal,
dat alle de MenTchelijke Struikelingen in mij-
ne Menfchkunde begaan , by alle Béfchouwers,
goedertierendlijk fullen door de vingeren gefien
werden» En dit geloof ik foo veel te meer, als
d'£r.
-ocr page 5-4'Ervarenis my geleerd heeft, dat Wijfe Man*
nen en Veritandige Oordeelers gemeenlijk
meer werk snaken van het befte in een Werk-
ftuk verftandelijk te prijfen , dan het flegte en
ongeagte By-vverk te hekelen of te veragten:
En ik en wil ook geenfints toeftaan, Wel Edele
Heer , datmen Uw Ed. vergeet te tellen onder
die gene , welke, haren Naaften alleen na het
fwaartfte en 't geen de raeefte lof verdiend, be«
gecrig zijn af te wegen. Dusdanige overleggin-
gen rny dan ftout makende, Offere ik dit Boek
met een (onderlinge toegenegentheyd aan Uw
Ed . op 'y over myn zeiven gemelijk zijnde, dat ik
onder foo veel verpligting, het felve niet alleen
dus lang heb moeten uitftellen, maar datfekere
foort van Onvermogen my depas affhijd, om
dat met meerder Stacie te doen. Doch dit aan
een kant zettende, wil ik my van nu aan gaan
verblijden, om dat myn Tijd-verdrijf en Kinder-
werk,geen ruymeHuysveftingby Uw Ed. lal ge-
Weygerd werden $ maar vernagten fal mogen in
5t gefelfchap van de uitmuntenfte Juweelen der
vermaardfte Schrijvers en Konftenaren, die den
roem der Weereld als een eigen erfgoed, onop^
houdelijk inhouden 5 en die met een Waardige
hoogagting welforgvuldigin Uw Ed.Kabinetten
bewaard , doch geenfmds foodanig opgeiloten
ZlJn > datter een Konft-beminner 't gefigte van
geweygerd blijft. Welke eene beleefde gemeen-
O Ρ D R AG Τ
faamheyd, waarlijk in een Man van geen geringe
Wijsheid , Wetenfchap en Aaniien, voor een
οverprijswaardige fake by alle die verftand heb-
ben te houden is. En dit is dan ook Uwen Roem,
ja dit is uweWel-Edele Kroone.Maar op mijn fel-
ven ofte op myn Werk ziende, foo weet Gy
Mijn Heer, dat het eener die de bekommering
van de dingen defes Levens niet t'eenemaal ont-
worfteld is, fwaar vald, ontrent de beft-verkofen
Konithandelingen, yetsvoort te brengen, dat
den Lof van het reftantie defer Eeuw, veel min
die van de reex der volgende verdienen kan.
Doch het ga daar mede foo als het wil, ikfalder
my weinig aan kreunen , indien ik ilegts met
d'Opdragt van dit Boek Uw Ed. Wel-gevallen
hebbe aangetroffen, en dat ik het overfchot van
mijn Leef-tijd daaropmagh Glorie dragen, dat
ik gedurig gelegentheyd hebbe , om met een
Gul en Ootmoedig Herte door veele blijken te
bewijfen dat ik ben
Edele Wel-wijfen feer
Veel-geagten Heere
Vwen geheel Verpligien
Dtenaaïs
VOO R-R EDEN
AAN DEN
L Ε SER.
■ At wy van overlang belooft hebben een boek
iover de Menfchkunde uyt te geven, is te rugt-
r baar, dan dat wy 't onder eenige bewimpeling
1 fouden durven ontkennen. Doch gelijk onfe pö-
■ ging in die eerfte toelegh geftrekt lagh , om fulx
tot den Omilagh, van een groot Schilderkundig
werck, als een W efentli jk Deel daar van, in te laflèn; foo fijn
wy onder het netter opvylen en polijften van 't fèlve ontwerp,
teenemaal van finnen veranderd; en hebben beginnen teOor-
deelen, dat alle die dingen beteren met meerder nutt, ftux-
wijfe van ons fouden aanden dagh gebragt werden: mits die
een löodanigen iwier aan te drajen, datiè niet alleen in't by-
lönder tot verbetering en fteimiel van de algemeene Schilder-
konft, maar daar benefiëns ook mogten afgerigt zijn , tot
dienft en vermaak van alle betamelijke V/etenfchappen en gë-
heele Ommegang der Menfchen in alle Doeningen: Onder
welke ook geenekonnen geteld worden, die de Schilderkonft
op 't minfte fou konnen gelëyd worden, te mogen derven.
En voorwaar foo ymand gelooft, dat den Maker van het
Heel-Al, de Weereld fchijnd gefchapente hebben, om des
Menfchen Wille, ten lal hem niet meer vremd dunken, als
we feggen dat aande kennis van dat Goddelijk Meefterftuk,
fèer veel gelegen leyd. 't Was een Gulde ipreuk by d'Oude,
Kent u Seïven; en fy rold noch dagelij χ van yders Tong af;
maar men behoorde daar over aan te merken dat der felver Zin
foo ruym en breed is, datfe niet alleen tot de Goddelijke noch
tot de Zedige, maar ook tot allerley Konitige Leeringenbë-
hoord. Want een braafGémoet ruft niet ligt in een of in eenige
weinige dingen, maar het beeld fich-in dat-al wat prijswaardig·,
ΛΑ Ν DEN LESER,
«η al watFrayis, en eenig vercierfel tot fijn verftandkanaaai
brengen, hem ook toebehoord te weten.
Die dan met onsvaft iteld dat de Menfchkunde niet alleen
tot de Teyken en Schilderkunde van Groot belang is , maar
datfefichookuytftrekt, tot de Welvoeglame Samenlevingen
dienft der Menfchelyke behandelinge: Voorwaar ten lal foo
eenen niet buyten den haak fchijnen, datwe in een Boek datwe
de Menfchkunde Doopen,feer veel dingen overhoop halen,
dieyder betamelijk te weten zijn. En gelijk wyin luik doen
geern vergunnen willen, dat yder een Baas in fijn verkolen
Wetenfchap en Konft zy, en groot geloof Verdiend van'tge-
meene Volk, even foo en. pogen wyook door loo algem eens
Kundfchap geenfins weg te nemen het groot onderfcheyd datter
is,tuffen de Befchouwige Kennis en de Praktijk-Oeffèning;maar
wel dat wy arbeyden te beletten dat Meefters en Meeftertjes,
met het kleen gedeelte datfe van 't Algemeen verkolen hebben,'
niet over y ders Oordeel,als over een verilandeloos fchepfel; den
Baas en fpelen; om elk te ribbelakken en te overfnoeven: vVant,
dat's alleen uytgevonden om vaneenLeugenaer, van een Be-
drieger, of ten beften ge nomen, van eenBroddelaar en W erkza-
ligen Dagh-geller alles te laten op de mouw fpellen, wat ymand,
ook iou willen, 't Kan fijn dateenvernufteling voordeel weet
by een Onkundig Heerfchap wat te dollen; maar voorwaar wy
agten dat een verftandig Werkman liever fijn arbeyd aan een
Kundig dan aan een Onkundig Oordeelder beheprde te verlpil-
len; om dat die vande laatfte ibórt vaak niet en konnen feggen,
watië willen gemaakt hebben., of wat aan 't gemaakte haperd;
pp dat het gebeterd en hun, misnoegen aan een kant geholpen
wierd. En hier van daan komt het voort dat wanneer te mets;
een miilèlijk HeriTebekken die uyt een algemeene onbe-
drevendheyd inde. wetenfchappen zijn finnelijkheyd niet na
de mogelijkheyd der doeningen en bepaalde Konfthandelin-
genweet te Leeften, Bevel aan een Werkman geeft daer hy
over bedeelt ftaat, niet wetende of hy op de Wanftaltige voor?
llag eneys des werx, of op het Heerfchap., of op fijn eygen
ièlven vloeken wit Invoegen dikmaal gebeurd,datter twee over
hoop raken, terwylfebeydeongelijk hebben; en eer het Werk
noch halfof hqelverbrod isuytgevallen. 'kLaat ftaandan,als
den uytflag j uiil anders is, als de viefe gedagten van den Be taais-
Heer, hadden te geraoet gefien..
AAN DEN LESER.
Daar is geenfinds aan te twijffelen of de meeile Faalgrepert
en botte Misflagen die foo in 't gebieden als in 't gehooria-
men begaan werden , hangen niet alleen grootdeels af van de
Onkunde der algemeene Wetenfchappen , maar ook byfon-
derlijk van die der Menfchkunde ; 'niet kennende het.
Maaxel noch het vermogen van fich Selven noch van fijnen
Naaiten. Daar en boven dat yder byna fijn Doeningen , al-
leen uyt navolging fijner Voorgangers, door een' bloote na-
Aping, verrigt; en alfoo flegts een Konftenaar door fimpele uyt-
werking werd, waar van hy eer in fijn Handen, dan in fijn
Heriièns geoefFend is. En gelijk dit noodfakelijk iufluyt dat dof-
danige Konflenaars 't vermogen van hun Oeffening, alleen aan
de toppen van haar Vingeren hangd; engeeniints daar in door
de Redeneering beftuurd werden, daarvanvloydhetai, dat de
meefteby't Geleerde blijven, en lelden eenDuymbreed vor-
deren konnen. En gelijk fich dit foodanig in't leven toedraagt,
foo gaan alle die dingen van daar ook over tot de Sehilderkonft,
die het leven alleen voorgefteM is te volgen: Invoegen dat die
van de algemeene Menfchkunde lal (preken tot verbetering
van die beyde, niet ontgaan en kan der felver nuttigheyd en
nootfaak hooge-Hjk aan te prijfen. DeSchoonheyd die als een
groot-geagt en beminnelijke Bloyilèm aan de Stam van het
Menfchbeêld ge-èer'twerd, kan daar in ingeenen deele ver'-
§ eten blijven: En daar moet ook aangewefen werden, waarin
iebeflaat, en hoe die in haar minder trappen, door betame-
lijke vercierièlen geholpen ; of door een flordjge Toetake-
ling, of te dertelen opfmukkmge, die qualijk vérkofenisom
te vercieren, min of meer verdorven werd. En nadien de
Schoonheyd haa.r kennelijkfte Welen van de Ledenftemming
en Samengefchikthéyd der Deelen met het geheel, ont-
leend , foo moeten de Proportie-Wetten nauwkeurig over-
fien werden, fonderte ontfien hoefeer fich ook ymand door
't ontdekken van eenig mangel aan fijri eygen Lichaam,
daar over mogt gebelgd houden. Doch gelyk de Leden-
ftemming genoegiaam de verfcheidendheyd der Deelen aan-
wyft, die ii} Form en in Plaats verfchillige Dienften en Ge-
bruyken tot den geheelen Menfch hebben , foo vereyft de
Menfchkunde datmenfe wel in haar eygen Gefteldheyd en
vermogen Ontleed ; maar foo nogtans, datmenie tot haar
gebruyk wel.digt aan het Lichaam Satften-gevoegd -behoud,
om
-ocr page 10-AAN DEN LESER.
om daar uyt 't geheel Beftiur en Werkelyk Bedryf van den
Menfche in allerley Stand en Doeningen te leeren kennen:
't Geen niet alleen in 't Verbeelden der Menfchbeelden op
Tafereelen , en de Bootfeer en Giet-oefFening Dienft doet,
maar ook in't leeren van alle Konft-grepen, in't Arbeyden,
Tillen, Dragen, Gaan, Staan, Loopen, Worftelen, en an-
dere OefFeningen wel te pas komt. Daar dan alle de Vol-
maaktheden en regte gebruyken der Menfchelyke Deelen
worden opgehaald; wat wonder iilêt datter ook fommige Ge-
breken en Önvolmaaktheden, voor den dach komen. Ja in
dusdanigen föort van Handeling is men dikmaal en eerme^
't weet Din Waarnemingen verfeyld , die meer tot de Heel-
konft en Genees-oefFening, of eenigh ander Ampt, dan tot
de Schilderkundige Anatomie of Menfchkunde ichynen te
behooren; en menftaat in gevaar orn een Lafter-zieke Mond
ïigtelyk van de tong te ftroopen; Scboemaker hou]e byje heeft.
De Kundfchapdie er vereyii werd om de Paffien en A&ien,
en de Gemeenichap van diebeyde in een en 't lèlve Menfch
wel faam te voegen , op datmenfe natuyrlyk oordeeld te
wefen,fchoonfe ilegts op een Tafereel ontworpen zijn; ver-
pligt ons teenemaal tot nalporing van de verfcheyde Swe-
mingen der Tronien en Aangefigten. Want of wy't feggen,
dan of wy 't fwygen ; Al de Weereldmoet het toeftemmen
dat de kragtigfte Zieltogten desGemoeds, in de trekken van
het Aangeligt veelfinds afgebakend ftaan, en datter tuiFchen
die beyde foo nauwen gemeenfchap is, dat den geheelen
Menfch in fijn Aangeiigte woond.; en nergens fekerder als
daar in t'huys te vinden is. En of wel het bepalen van vele
deler Waarnemingen, eenig gevaar ontrent de Waarheyd
magh onderworpen zyn; foo willen wy ons Selven egter foo,
onbeiüyii: niet aanftellen, dat een Al-beriiper ftof fou vinden
om ons Vermetelheyd of dwaasheyd aan te vryven ; Want
wy en fluyten hier ontrent in geenen Deele de uytvlugten
buyten , aiemen van wegen eenen Vromelingh fou konnen
te berde brengen: en feggen dat defè en gene fijn togten en
Begeerlijkheden der Aaidfe-Leeaen ( fchoonfe haar Uyrwy-
fer in 't Aangeiigte hebben) feer wel weten in tè toornen en
te dooden. Dus moeten wy weten dat ymand wel eenquaad-
aardige Paffie in fijn Tronie kan laten blyken, die egter lel-
den een beurt krygd , haar eygen rol te ipelen. Want door
AAN DEN LES E R.
her deugdiaam Gemoed , en de Leering_van de Goddëlyke
Wett, weet hy de begeerlykheden die fijn Lichaam oogfie-
nelyk pynigen en kryg aandoen, in toom te houden. Seker*·
der gaat het in de Schilderkonft, wanneer dewaarheyd foo-
danige Paffien vereyft alsfer in de Konft-beelden gefien wor-
den , dewyl het bekend geval verbied , datmen meerder
deugd in 't gemoed van de Beelden bedenkt, als de Tronien,
de Aöien, en de Waarheyd der Hiftorie afvorderd.
By aldien dan het Aangefigt 't voornaamfte Spiegel-boek
is van Ziel en Lichaam , wat dunkt u Befcheyden Lefer ?
Heeftmen niet een groote Swerm van Waarnemingen in
foo een Kond die haar vermeet, alle duidanige Paffien door
de Teykenkundige Trek, op Tafereelen af te malen, inagt
te nemen , op dat den Befchouwer daar door een evenredig
Denkbeeld van ingedrukt word ? Ja is die Kennis ook niet
noodig in de Dagelykfe Ommegang met ons Even-Menfch;
opdat wy weten met Wie, en in welk een Gefteldheyd des
Gemoeds wy met onfe Bekende omgaan ? Soumen hier
niet wel denken konnen dat de Troni-Schouwing en de
Sweming der Land-aart en Krooit-kunde hier eenigfinds lal
te paffe komen ? Voorwaar die dit ons toeftaat , lal wel gif
fen konnen , datter om Lof en Eer in de Schilderkonft te
behalen , alle die Waarnemingen een groote Figuur in die
Konft moeten maken.
De Fray-icheyd der Aöien is noodiakelyk vaft aan 't wel
verkieiën en ftellen der Beelden : Want gelykfe iönder Ac-
tiën levenloos en dood Ichynen: foo fijniè fonder A£tie ook
qualyk gefteld; en die qualyk gefteld is, is onbequaam om
goede Actiën te hebben, en derhalvenkan hy niet wel voeg»
faam Werken. Hier diend dan verftaan te werden , hoe en
door welke middelen de Menfchen Werktuigelyk en ver-
flandig Werken. Hoefe haar ophouden , bewegen , en be-
ftuuren, en onder en in dat doen haer Lichaam in goedge-
wigt en tegenwigt houden. Als mede waar het door by-komt
dat den eenen Menfch meer vermogen en bequaamheyd
heeft om yets knaphandiger en vaardiger en met meer ge-
weld te doen, dan den anderen. Welke Wetenfchap tot de
dagelijkfe Oeffening en Arbeyd aan alle ftaat van Menfchen,
die haar vermogen niet erger als de beeften willen befïtten,
nuttig is te onderfoeken. Van defe algemeene Kundfchap,
vloyd
-ocr page 12-AAN DEN LESER.
'vlbyd ons van felfs de wëlvöegiaamheyd der Actiën, in de
Hand, om die tot defe en gene byfondere Doening, . iedig-
lyk toe te paffen : En om voornamelyk de Oogfienelijkc
Werkdaad, met de Denking des Geefts, of Wine van den
W erker even Grootvoerig tot malkander te maken : op dat
alfoo den Befchouwer en die 't mag aangaan, geen ander,
maar fuik een Denkbeeld daarvan mogt hebben, als met de
waarheyd der faak over een komt» Alle die nu bedenken,
hoe oneyndige Actiën en Gevallen in de Doeningen der
Menfchen voorkomen , lal het niet te veel fijn, datwe van
eeniee weynige (preken ; en datwe de voornaamfte Leffen
meteen Vertoog-fchetje ftoffeeren ,. om uyt de Klauwde
Leeuw te kennen. En nadien de redelijke Menfch , niet
verftandelijk noch aandagtelijk werkt als onder 't geleydevan
de Denkende Ziel en mede bewuftheyd van een Confiden-
tie loo moeter tot onderfcheyd van de Dierclijke Ziel, dat
aijn de Levende Geeften , die in 't Bloed en Vogten Huys-
höuden ; ook yets van de redertkayelende. Geeft des Men-
fchen gehandeld werden. By gebrek van dufdanige Levende
Geeften , werd de .Band van Ziel en Lichaam losgemaakt,
en de Geeft verhuyft door 't ontberen van bequame VVerk-
tuygen na de plaats van waarfe quam ; en 't Lichaam van
fijn Huysraat enverftandigenBeftuurder beroofd, is Dood en
vergaat tot ftoff waar uyt het opgebouwd en iamen gefteld
was. En gelyk in defè Ontdoening de Gebeenten larigft var»
alle ftand houden , lbo willen wy ook dér felver konftige
Koppeling op 't eynde van ditBoek b'efchouwen; Doch niet
foo feer om d'inwendige Leeft van 't Menfchen Lichaam na
de Dood te kennen , als wel om de Bekleedfelen der Zie-
nelyke Muskelen daarom heen, in haar wonderlyke Dienft,
en onbegrijpelyk vermogen, daar aan ter regter Plaats thuys
te brengen. VVant voorwaar het zijn alleen de Muskélen,
waar mede door hulp van de Levende Geeften, als door lbo
veel Werktuygen , van Raders, Katrollen, VVjndhafpels,
Hys-touwenr Schroeven en Vyfen , fich den Menfch met
fijn Gebeende Leden vrywilligh bewegen, en duyfentderley
Actiën uytvoeren kan. En wanneer wy dan de Zienelyke
Gedaante en Dienft defèr Spieren, in iommige bepaalde Doe-
ningen , met Voorbeelden iüllen aangewefen hebben, ioo
sgtenwe de Menfchkunde tamelyk genoeg afgehandeld te
ebben, om 'er een eynde van te mogen maken: Doch ge-
heel niet om ons te laten voorftaan , datwe van alle Lefers
eve grooten dank behalen fulleli; VVant in een Boek daar
de voorname Stof het Menfchdom en dé Zeden raakt, daar-
in kanmen 't ligt verpeuteren. Ook lüllenwe miiTchien heel
iveynig Befcheide Lefers hebben: En dit gebrék fchijnd on-
der de Menfchen noyt te fullen uytfterven, dat die een ding
meeft aangaat, gewoon fijn daar minft wérk van te maken.
Ook en zijn de meefte Schildergeeften, tot dié volmaakt-
hèyd noch niet gekomen, datfe wetert dat hun't wel en veel
Lefen, en alles te Weten, ontbreekt. VVant dit's de waan
van de meefté Konft'enaars, dat al wat in de Geeft en in de
Beftuuring der Handen fchijnd te beftaan , in geen Boeken
te vinden is. Of ïöö ly mogelijk agten, dat ymand yets daar
van tot hun nut iöu konnen doen, iy wagten 't immers niet
geern af, van eenen die buyten de Praktijk-oeffening leeft;
alwaar 't dan ook dat yemand noch foo wel haar Doen had-
de door en door gefien : VVant het fchijnd haar fwaar te
dénken, dat éenen die aan Land en buyten 't Schip fich
houd, béter kan fienwat Koursen Voortgang'! felve neemd,
dan die daar binnen in fijn. Wel wat lal ons dan van dus-
danig gefinde té wagten ftaan? Niet anders miiTchien als dat
een Loshooft, öns uyt fijnen Morsbak liever leelyk fal po-
gen af te malen , dan dank voor onfen arbeyd gunnen. En
foo wy mogelyk al de Huyd voor een verwaand Ontleders
Vilmes heel houden: Hét ftaat te vreefen dat een onbeleeft
Geneeskundigér ons lal willen met een Pisglas doopen. Een
Ontaarde Landaard lal hier meenen ftof te vinden om ver-
bolgen te zijn; om dat hy juift in Taal, of in Zeden, of in
Schoonheyd der Lijfsgeftalte, 't gebraden Haantje niet en is;
en niet eri wil leeren datter ook Leelijk en Foy moet zijn,
op dat het Fray en Schoon iou kenbaar werden. De dertele
Modelingen die 'tHooft met Hullen en Krullen, ja Prullen
boven Prullen en uytfinnige Bekaperingen by na onkenbaar
voor God maken, fullenohs welwenfehen, Spiegel enSalf-
fot na de Kop te werpen, om datwe niet toe en ftaan dat
haare Aangéfigten dus ontmaaxiëld wel deftig vercierd zijn »
«n overfulx meteen Groote Mfchrijven dat de Jongvrouwen!
met allerley fotte en qualijk-verkofe Teuy-ering konnen
Mooy fijn. Daar en tegen, om datwe elders wat ruym van
I
-ocr page 14-AAN D E Ν LESER.
tt Lang Hayr der Mannen gefproken hebben , lal mogelyk
wel eenPharizeefchenWerk-heylig, de Barbier-fchaarop de
Bybel leggen, en ons onder verdoemende dreigementen po-
pen te bewijfen , dat het felve volgens den 1 heologifchen
Knip, niet langer dan even over de Oor-lellen, by de Chri-
itenheid mag gedragen werden. Een Lamgat en Dommen
Efel, die doch werken moet wil hy Eten, fal eer luft krij-
gen ons met een Hand-lpeek of Help-xeel af te roflèn, als ver-
ftaan willen hoe hy door een goetPoihiur temaken, ligtvoerig
een Pak opbeuren, Dragen, en knaphandig Omboxen of ver-
voerenfal, forider Koopman of Heerfchapin fijn waar of dag-
geld te benadeelen. Die in de Vorm van haar Leden een ken-
bare Misvorming hebben , of een Brandmerk van quade
Voorfeggingen aan haar Lichaam omdragen, fullen de Mens-
kunde en Tronie-fchouwing, voor Duy vels-konft en Toove-
rye uytfchelden, indienfe ilegts van verre maar konnen ver-
nemen , datter een heymelijke kneep van haren Geeft döor
kanondekt werden : Want de Baatiugten andere quade Be-
geerten van haren "Geeft , fchept te veel genoegen daar in,
dan datfeiulke Gebreken inde Ziel, door yvertot de Deugd,
Zedelyk verbeteren, of metter tijd geheel uytbrandenfouden
Die in't Spreken en omgaan met andere Menfchen fich vuy Ie
manieren en onbevallige Welpen hebben aangewend , lul-
len haar laten voorftaan , datwe Gek worden , of haar van
Meta aan willen Kinds maken , wanneerlè fien datwe ook
poogen te leeren hoe ymand verftandelijk en welgemanierd
lal Spreken , Vragen , Belaften, Onderwyfen, Aanhooren,
Stilftaan, Zitten, Gaan,Loopen, ofyets anders doen. Doch
hoe een Gramfteurig of Toornig Menfch fich onbelüyft aan-
ftellenmoet, dat hebbenweop fijn Plaats alleen tot de Schil-
derkonft, en geheel niet tot de Zede-leer ingedrayd; VVant
men moet geen Luyfen in Pelffcn zetten; en een Kriegel Herfi
febekken lalbuytendat, wel ligt genoeg gelegentheyd Ibeken,
om tegen ons uyt te vallen. Duswetenwe dan ook dat die ge-
ne, welke meer natuurlyke Luft in 't beriipen vinden, dan
MoedenVerftand hebben om felfs yets frays aan den dag te
brengen,ongctwi jfFeld hier de misllagen foo digt als Haft Mlen
weten op te vangen. Wanthet lalden eenen aan de Lamme
Styl, den anderen aan het onbevallig Dtiyts, en ymand mo-
gelijk aan.de Spelling haperen. Gelyk mede een ander feer
AAN DEN LESER.
Veel dingen qualijk iïjllen te pas gebragt fchynen. OniêVer-
toogichetièn belangende, die konnen onmogelyk vry blyven,
van hoe grooten Afkomftmen die mogelyk wel löu konnen
betoonentefijn. Want een Pluys-pens, onkundig in de Tey-
kenkundige Vryheyd , lal in 't berilpen van een Hayrtje,
een Vinger of een Hand, of dat noch van minder belang is,
elk pogen wijs te maken, dathy 'er grondig verftand van heeft.
En die dan niet en verftaan hoedanig de kleyne en Toevallige
Misftanden door d'Algemeene Deugd en' VVelftand eenes
Dings moeten toegegeven en bedekt blyven; lullen de Byzien-
de Oogen van fulke Beriipers, een groot Oordeel toeichryven.
OchofalonlèLefers wiften hoe beiwaarlijk het vak yets in
duidanigen Stoffe buytenbeftraffing voort te brengen, deOn-
belcheidenfte ender hen föude ons miflchien in velen venenoo-
nen. immers ifteen bekende Saak dat de koftelijkfte VVyn
doordikwils overftorten , fijn befte (Seur en Kracht verlieft,
y Geene dan door veel Handen moet pafleeren, moet fig in
'tfelve gevaar begeven. En door hoeveel toevallen een wei
ontworpen Ding verknoydkan worden, fiilxis te bekend dan
dat het een redelijk Menfch noch fou moeten ingeftampt wor-
den. Das verlieft een fray Denkbeeld te mets 'veel van fijn
Swier «er het in een Teykening overgeftortis: En een goede
Afteykening moet duifend gevaren ondergaan om door een
Stijven en niet Teykenkundigen Plaatfnyder, jammerlijk ver-
minkt, ofheelverbrot te worden. Ja als alles noch tamelyk
gelukkig in'tKoperbearbeydis, ialvaak eenDronkeenKco!=
Iwarten Mors-priem van een Drukker, met de laatfte Hand
daar aan te leggen (op dat ik lbo ipreeke) al denbray ver-
derven. Daar leyd dan al de Konft; Daar leyd al de Sorge; Ja
daarleyd al de Bekofting; en daar blyft geen andere VVinft
over dan een Korfel-hoort, een mifnoegd Gemoedt, enkley-
uenDank. Een fchade voorwaar die aan de Ziel niet en kan
vergoed worden, als met fich krachtelyk in te beelden en ver-
lêkerd te fijn, datmen geen oorlaak van fijn leifs quaad en is,.
Dus beiluyten wy dar» ook boven alles dat ons van 't geiëyde iötr
mogen overkomen , datter ligtgeraakte Menfchen lullen ge-
vonden worden, die een Gat in den Hemel föuden liaan, by-
aldienfeons totLofvan d'AlgemeeneTeykenkunde hoorden
fegeen; Datter geen Wetenfchappen noch Oeöèningen aan
de Menfchen gegeven fijn, die een grooter Uytftrekking tot
AAN DEN LESER.
alles hebben,dan de Godgeleerdheyd en de SchilderkonftLacht
Vry Leler hebje. Lachens of Spottèns luft, over dele VVonder-
fpreuk en ongelijke Samenfchikking' het Woord iiTeruyten
wy hebbend geièyd. Doch wy gillen alsje uytgelachen fiilt
hebben, darje mogélyk beter bequaam Mtfijn, onfe Gedag-
tenvan wat nader by te beichonwen: Enwy mogen heel wel
lyendat gylulxook naukeurig doedt, terwijl wy ons met de
Waarheyd, als met een Schild tegen alleBtème indefen ge-
dekt houden. En föo ymand meend dat de Laatdunkendheyd
noch boven de gefeyde Oeffeningen draaft, Wy lullen hem ge-
Jyk geven en feggen dathy de Man is, die met iijnDoen be-
wyif dat hy de V Vaarheyd beleefd. Vaard wel, terwyl wy vol-
harden willen, om foo eenige defer Dingen' u behagen mo-
gen , ook ons Lang-voltoyde Boek van de Ordineerikg,
of Inventeering enSamenfchikken der'Hiftorien ( daar inde
Verkiefing der Beelden in haer Samenkoppeling of Troeping
de Kleedingen , Verderfden , Zeden,. Gebruyken en wat
voorts tot Grootsheyd en Verryking van alle Ordinantiën moet
bedagt werden, na de Antike Maniere geleerd en uyt de Oud-
heid lal ontleend weien) by gelegentheyd den Liefhebbers
mede te deelen: Want al onien Roem leyd hierin, dat we-
mogen zy η Beminde Lefer,
V/. G O Ε R Ε E.
Ν Λ*
-ocr page 17-Ε Ν
DER.
V'in de algemeene noodfakelijkheid der
Menfchkunde tot de Teyken en
Schilderkonfi. &e,
Ndieri daar eenige beminnelijke Wê-
tenfchap waar, in welk een verftandig
en geleerd Schilder op 't minfte mogt
_ onkundig bevonden werden, ten magh
hem op 't nauwfte genomen, aan geen
gedeelte van de Menfchkunde haperen: want be-
halvcn het onwaardeerlijk nut dat al de voornaamfte
v/etenfehappen uyt de felve ontfangen , foo leyd't 'er
tèn opfigt van de algemeene Schilderkonfi:, een vol- de^
ftrekte noodwett, die fonder eenige bewimpeling schilder"tcis
ofverfchooning, alle Teykenaars, Schilders, Beeld- ülIt-
houwers, Giet oeffenaars, en die verftandelijk van
der felver Konftwerken willen fpreken; ten uiter-
ften verpligt, grondige kennis te hebben , van de
ware Schoonheyd der Menfch Beelden : en hoeda-
nig de maatredige Proportie moet gefchiktzijn tot
de bediening der Ledematen; op dat die in en on-
A der"
Menfchkun-
16 Nuttigheyd der c.Menfchkunde.
der de beweging , welk tot de doening der Actiën,
en tot de zienelijke uitdrukking der Paffien ver-eyft
werd , wel beftuurd mogte werden. Gelijk ook de
kennis van de uitwendige geftalte en koppeling der
Beenderen, aangaande haar form en plaats, beneffens
de bediening der muskelen , die de gefeyde beenen
met vleefch omkleeden, tot de nauwkeurigheyd
der Menfchkunde geenfints kan uytgefloten blij-
ven ; om datfe niet alleen de voornaame werktuygen
?ijn , waar mede een Menfch, door middel van de
levende Geeften, volgens 't gebied van de redelijke
Zie!, fich felven ordentlijk bewegen kan , maar ook
den geheelen menfch binnen een feer Edelen en by
na onnavolgbaren Omtrek bepaalen. Invoegen wy
onbefchroomd durven feggen , dat een Konftenaar
die fich hier in t'eenemaal onkundig en verlegen
vind, niet de minite grondveft kan hebben , waar
op hy fich lèlven voor een groot meefter in de Schil-
derkonft kan uitgeven; gelijck hy ook geen be-
quaamheyd fal konnen hebben , om van deftelling
of ware fchoonheyd der Beelden, verftandelijk te
redeneeren.
Getuygenif- Van over langh hebben niet alleen Geletterde
beveftf«eu* manntn·> noch groote Schilderrneefters, maar ook
D ' veel vermaarde Ontleders onder de geneeskundi-
gers, ernftig aangedrongen dat de kennis van het
maaxfel des Menfchen Beeld, feer noodigh was tot
alle natuurlijke wetenfehappen in 't gemeen : en dat
die in het byfonder niet alleen diende verftaan te
werden van de Wijsgeeren,Genees en Heelmeefters,
maarby uitnementheyd ook van de Teykenaars,
Schilders, Beeldhouwers, Gietkundigers, Plaat-
fnijders, en alle navolgers van het natuurlijk leven;
op dat fy alle de beroeringen en be\vegingenvo!gens
de
-ocr page 19-16 Nuttigheyd der c.Menfchkunde.
de natuurlijke en toevallige fchicking der ledematen
en deelen in den geheelen menfch, na allerhande
ftaat en voorval, op een kenbare bevallige en leven-
dige wij Te foucien konnen afbeelden.
Wanneer wy nafporen willen, op wat grond en DeMenfcK_
om wat redende Schilderkonft en Beeldvorming, feunde heeft
eertijts onder de Grieken en Romeynen, van de ge- aükonft
heele wijsheyd foo hoog is verheven geworden, wy k™ dv«-
fullen waarlijk bevinden dat het alleen de weten- maakt,06"
ichap der Menfchkunde geweeft is; welke d'Antij-
ke Schilders en Bootfeerders iêer nauwkeurig aan
't beftuur van hun pinceel en beytel hadden veree-
nigt: waar van ons de getuigeniffen in de Schry vers
van dien tijt, en voornamelijk inde oogfienelijke
blijken van ontelbare fchoone Statuen in koper ge-
goten , en uyt marmer gehouwen , tot op den dagh
van heden overgebleven zijn ; en onder de bewaar-
ders der fraye Outhèdett.en beminnet der Konften,
niet alleen als Oude Relikien dier tijden en volken»
maar als deftige en navolgwaardige Voorbeelden der
Schilderkonft, en algemeene Menfchkunde geher-
bergd werden.
Maar gelijk als ons wel vele Konft· oeffenaars gee -
ren fulien toeftaan dat de Menskunde noodfakelijck
van den Schilder moet verftaan fijn,foo veel immers
d'uytwendige trek, in de befchotiwing van 't maax- j^jf
fel der leden en onderhoorige ipieren aangaat. Soo van veie wel
en konnen doch fommige niet al te wel verduwen, ma^fn"^
datmen haar beftipte regelen wil voorfchrijven, om gen grond
alle uyterlij cke en inwendige deelen, tot deveran- vc™0IPe"°
derlijcke voorvallen der menfchelijke aftien en doe-
ningen, ja tot d'uytdrukking der PaiTien en Ziel-
togten felfs te leeren uytvoeren; Op datfe alfoo niet
flegts gefchilderde, maar ook fprekende, bewegen-
A 2 dej
-ocr page 20-16 Nuttigheyd der c.Menfchkunde.
de , werckende, en denckende beelden in haar Ta-
fereelen f>uden vertooner.: en voornamelijck kon-
nen eenige van kleyn gefigte niet wel lijden datmen
haar dit uyt d'Anatomie-oeffening by wijfe van
ontleed kunde voorttelen wild Doch dat de Oude
en al die, die vermaarde meefters geworden fijn,
Ό ucl· heb- daar op hebben toe geleyd, en defelve wegh fijn in -
ben haar gegaan , konnenwe met vele blijken en setuvoen;f_
fterkinde £ & , r , ι 1 "
Menskunde fen waar maken , ionder ons eens te bekreunen, wat
geoeffend. 001< fommige tegenfprekers uyt d overblijffelen van
eenige oude fteenen en lamme beelden, die in fom-
mige Bas-relieven te fien fijn, mogten voort bren-
gen , om te bewijfen dat die tijden onkundiger in de
Menfchkunde, dan d'onfe tegenwoordigh zijn in-
weeft : om waar van de gefchapenheyd te verftaan,
Dcvetvaile wy moeten aanmerken ;dat fulx de vervalle en kun-
f"eeuwen fteloofe eeuwen moet toegefchrcven werden , die
moet men ^ eerf)· een !angen tjj<j na de b oy-tijt ingekomen zijn.
wi|t der goe- Alswe in onfe Bouwkunde breeder hebben aange-
bC'uren'enS teckencf· Wil men weten hoe d'Oude de Menfch-
" ° kunde geagt hebben, den vermaarden Pbiloftrate
fal u de waarheyd van 'tgeen wy voor hebben aan
Menfch tc wijfen, in dc(e korte woorden affchctzen. Indien
?undev"n " s> yemand , feythy, de Schilderkonfiregt faloef-
den ouden fenen ? by moet niet alleen de uytwendige leeft
aigeicheizt, „ van het natuurlij ck weien en gefte! des menfchen
„ verftaan , maar hy moet ook de ware eygenfehap-
„ pen van 't gemoed,felfs in de gene die ftil fwijgen,
„ onderfcheydentlijck weten uyt te drukken; en
„ de. halven is het noodig dathy terdege begrijpe
„ waar in de voornaamfte kragten der menfchelijke
5, hertstogten ge'egen zijn, die men foo in de opil.ig
„ der Oogen beweging der wingbraan, wappering
„ der kaken , mont en lippen, roeringe der handen,
» als
-ocr page 21-Nuttigheyd der Menfchkunde. ι ι
η als in al de reftbefpeurd: ja hymoet alles waar-
j» nemen dat het oordeel des befchouwers eenigfints
„ verfterken kan, om d'innerlijke denkingh der
„ beelden ( het fy dan datfe gemengd fijn met uy-
„ terlij ke doeningen van het lichaam , ofte datië
,, ilegts enkel en alleen in den geeft werkende , in-
j> wendigzijn ) duydelijk te bekennen,
't Is ons ook niet onbekend dat d'uytvoerige ken-
nis der Schilderkunftige Anatomie by fommige lee-
ge verftanden eenigfints liegt te boek ftaat; en dat
vele meenen darmen door te veel kennis daar van te dk meelen™
hebben, niet ligt kan nalaten , defelve te uytbundig da' de aler-
te oeffenen; ofte datmen daar door te ligt gekitteld "f* ^er ε"~
werd, om over al, oft paft of niet, te laten blijk- mensbeelden
ken, datmen fulx verftaat; en datmen andere, die dH-unft is,
offulxfoo fixniet en hebben, of befchreumd zijn ot dtctc^^eyt£
daar mede te pronken , -daar door wil trotieeren, en ϊς b '
van de loef fteken : invoegen datfe wanen dat indien
fulke Meefters niet te ftout op haar kennis waren, fy
fouden fulx niet foo gemeen en overal laten uytkij-
ken.En dit is de reden waarom defe foo noodiqe ken-
,, , · r 5 Waarom de
nis, niet alleen by eenige is tegengelprooken , maar menskunde
ook mogelijk by fommige ioo fober geoefiend werd. by fcill,mi&e
Temeer hebben fommiged'Anatomie in de Schil oèffeadU.
derkonft tegengefprooken, wanneerfe iagen , dat
veele haar daar in het fy dan door dwaling, of door
agteloosheyd of anders qua men te vergrijpen; en
hare Naakte beelden met feer harde Muskelen, ja als
gevilde Anatomie-mannen quamen te maken.Waar-
om wy dan ook, om defe befchroomde geeften niet
bang te maken,het hatelijk en onfchilderagtig woord
Anatomie veelfints achter de bank fmijten , en noe-
jtien defe nutte wetenfehap liever met een fagter
naam Menfchkunde alhoewel deeerfte benaming
A. $ alre-
-ocr page 22-6 Nuttigheyd der Menfihkunde.
airede onder de fchilderkunftige konftwoorden,
ingehuldigd en gemeen genoeg geworden is. Op de
reft antwoorden wy; dat alhoewel, behalven de
brodders,felfs eenige van de beroemde meefters der
voorige eeuwen, niet geheel vry van de gefeyde mis-
dag zijn geweeft, en fomtijts Naakten hebben ge-
Misdagen maakt,daar aan men deSpieren en muskelen niet mee
de'bcfte'6een twi j&lagtige betreckmg, noch met een be-
youw opge- klonckene vleefigheyd, of poefeligheyd , of veilige
nomen. ontfpanningh , of volkomen opfpanning en gehoor-
faam werkende volfappigheyd, maar die veel eer als
kloticn en fchollen van harde klippen op en aan den
anderen gefianft , fchijnd te iien , men nogtans
de miftafting yan eenige dier groote Geeften
foo feer niet en moet afleydenyan de al te grondige
kennis der muskelen, wel daar van voortkomen-
de , dat alhoewelfe 't regte pad bewandelden, fy
mogelijk noch niet ver genoeg daar ;n doorgeboord,
hun grondige kennis niet genoegfaam met de beval-
ligheyd van 't leven en de fchoonheyd hebben we-
ten te vereenigen. Onder "t welk ook wel kan ge-
fchied zijn, dat eenige te veel hebben opgehad met
de kennis harer Menfehkunde te nadrukkelijk te
vertoonen. Doet 'er by dat de Schilderkonft ook
haar eeuwen en tijden van afwiflëling is onderwor-
pen geweeft ·, infonderheyd wanneerfe in Italien by
na t'eenemaal vervallen en te foek geraakt, ilegts van
in de verval- eenige arbeydfame geeften en fchrandere verftanden
ie kunft ecu- wierc[ op geholpen; onder welke herftelline fommi-
wen fi|n veel . Γ ο Γ ' , fc>
dingen al- ge met wel d eenvoudigfte wandelpad van het waar-
leen ^tot een agtige leven konnende houden, te mets daar van
maaktf om fijn afgedwaald. En gelijk in fulke tijden veel din-
opdTbeen1" genal!een totproefftukken fijn gemaakt, in welkfe
je biengen. na de waarheyd der fake getaft en gefogt hebben, en
Nuttigheyd der Menfchkunde. ι ι
buyten twijffe! ook dagelijkx daar in gevorderd zijn.
Wat wonder ift dat in de Beelden en Tafereelen van
die groote Meefters, dingen gevonden werden die
vande nakomelingen eenigfints te berifpen zijn?Maar
even als men in de onderwijfing der teyekenkun-
de en fchrijfkunde nu en dan de Leerlingen wel een ln dc hel_
onnatuurlijken ofte duydeüjken Trek voormaakt, anngdu-yer-
om d'onderwijfing te nadrukkelijker en kenbaarder derkönftfiin
aan Hen leerling te doen, foo hebben ook veel treffe- nooifakeiijt
lijeke Geeften der Schilderkonft; willende de ge- n!afk"dSic"
heele weeveld in 't verftaan der muskelen, dienft
doen , defelve nu en dan te onnatuurlijck fterk aan- konnen fijn,
gewefen, alhoewel de meefte en befte nogtans foo-
danigzijn, datmen niets aangaande de teyekenkun-
dige Trek of plaats of wereking, fouw weten te be-
rifpen. Endufdanige voorbeelden van de nakome-
lingen , forntijts te onverftandig nagevolgt, heeft Hce <:loo:
teweeggebracht dateenige behagen daar in fchep- g^nge dié-
pende, hartnekkig daar in volhard hebben; fich
latende voorftaan dat hun doen, met dat van haren geplant zij ü,.
Meefterof goede voorgangers genoeg kon goet ge-
maakt werden. En dus iilet bygekomen datter ook ^ ^ ^
fomtijts Moeien in de Schilderkonft fijn opgekomen ^^"ε-"
die by na algemeen doorbraken : onder welcke de konft·
trant van verkramte Menfchbeelden, diemen Spran-
gen Greepjes noemde, al mede mag ingeteld wer-
den. Gelijkmen verder in de fukkel-tijt der Schil-
derkonft , en 't leven der vermaarde Meefters kan
ontwaar werden.
In die tijt dat eenïge Meefters haar in de Menfch- Wat (ommu
kunde verliepen en fommige te kort fchoten , heb-
ben fich eenige veel befcheydender aangefteld, ge- cja.ul ow'de
lijk hunne Tafereelen en printen aanwijfen. Men ^„as"„nde
getuygt van den Florentijnfchen Schilder Delio dnt tchaficiicn,
Α 4 by
-ocr page 24-Β Nuttigheyd der Menfchkunde.
hy een van deeerfteis geweeft onder de moderne,
die met een verftandig oordeel de muskelen, volgens
de a&ien en werckingen begonde te vertoonen Inf-
gelijx werd van den Schilder Rojfo verhaald dat hy
de Dooden fteelswijfe ontgroef, en met groote neer-
ftigheyd daar een Anatomie of Menfchkunde uyt
maakte. Scker die tot de algemeene Lees-oeffening
en befchouwingder voorbeelden, beneffens'cge-
duurig Teykenen van Academie-beelden, te mets
gelegentheyd kan vinden om het dood lichaam van
een menfch te fien ontleden , of fulx op een zedige
wijfe ieifs te doen, die heeft de middel inde hand
om met opmerking de konftige famenftel van het
grootfte meefterftuk der fchepping wel te door-
gronden , en 't geen hy hier na 't leven in een doode
romp iïet, tot de regelen van fijn kon ft over te bren-
gen. En alhoewel de me-waangheyd, en de eerbied
diewe vooronfen eyenmenfchaltijt in ons gemoed
hebben omgedragen, ons eenigiints fchromig maak-
te, een afgeftorven menfch in riemen tefnyen, en
de gebeenten van haar fpieren te fien ontkleeden en
affchillen , egter heeft ons dat niet geheel de luft be-
nomen,om fomtijts eenige nagt-uurtjes in een Dood
kamer, foodanige ontleciingen by te woonen. Ons
gemoet kragtelijk te binnen brengende, dat doch
de nootwet des doodts, vaft geftelt zijnde , onfe
lichamen eens tot verderflijkheyd in den fchoot der
aarden moeten gezayd werden , om met een ohver-
derfflijk lichaam wederom uyt te botten. Of fulx nu
geheel door de verrotting, of door de ontleding ten
deele bevorderd werd, de faak komt op een uyt.
Voorwaar een kloeke ziel behoorde te weten dat
dufdanige behandelingen der dooden, in alle ftillig-
heyd tot verbetering des verftants aangeleyd, t'eene-
Nuttigheyd der Menfchkunde. ι ι
maal de veragting uitiluyt, nadien die alleen opfigt
tot de levende , maar geheel geen tot de dooden
heeft: nu dewijl de levende, het fy Schilders, het
fy Geneeskundigers of Heelmeefters of andere
Wijsgeeren't lelve ondernemen tot bevordering van
haar oefFening, foo behoordenfe niet als met alle eer-
bied befig te zijn, omtrent een faak waar doorfe
voornamelijk in haar konft onderwefen worden.
Men behoorde dan aangaande de Menfchkunde
geen Meefters noch voorbeelden te volgen, dan
Voor foo veelie navolgers van het leven, en 't beta-
melijk wereken der Beelden fijngeweeft. Dat nu
eenige Meefters die al wel meenen onderwefen te
zijn , hierin noch te kort fchieten, is alleen de reden
datfe niet wel voorbereyd tot het leven komen, felfs
ook noch niet na datfe in de kennis van de uyterlijke
treken form en plaats der muskelen al wel afgerigt 't Is met ge-
zijn : want om datfe de muskelen flegts als muske- J^nln^n"
len in ha r plaats en form verftaan, en niet in haar in haar form
dienft, en veranderlijkheyd, diefe in 't bewegen te va"aan·
der leden en werkingen hebben, foo krijgenfe nim-
mer geleerde oogen in 't hooft, om die in 't leven
wel te onderfcheyden, en in haar werking zijnde,
na te volgen. En dus ial het dan ook nuttig zijn dat
al wat in doode lichamen gefien is, tot de levende
overgebragtwerd.
Daar zijn mede eenige van oordeel datmen door
het veel en geduurigh na teyekenen van fchoone
Statue-beelden ver genoeg in de Menfchkunde in-
boorenkan, en dat al die Schilders wijüijk en wel ^edam^»
doen, en t'eenemaal in 't regte pad wandelen die uytn<ie sratu«
haar daar geheel aan overgeven. Doch dit en kan j^lTf»Γ
óns al mede niet verder brengen, als de voorgaande
oeffening: want fchoon ook yemant fijngantfche
Α j leven
-ocr page 26-16 Nuttigheyd der c.Menfchkunde.
leven daar in had door gebragt, hy foude doch
noch door een vremden bril, kijken : en niet eer
„ 4 ue fceel een klaar en verftandig begrip van de meefte din-
dcn verfchii- gen in 't leven hebben, voor dat hy grondig de ont-
)cn veel van Jedings en inledingskundige Anatomie, beneffens
's even. ^ bediening die yder zienelijke muskel, in aller-
hande doeningen heeft, verftaat.
Een Schilder onfes tijts plagt te feggen, dat die
haar te veel,en te ftout aan de Statue-beelden verga-
·» pen; dik wils foo een ftij ve zedigheyd en loome be-
weging in haar beelden aanwennen, als de fteenen
felve. Ik fie liever feyde hy, datmen in de beroe-
ringe der beelden een verkramping vertoond als dat-
men my d'oogen met fulke geefteioofe koolftronken
befwalkt. Seker een Schilder die niet anders en weet
dan de bloote omtrekken der fchoone leden, en de
xnuskelen der Statue-beelden in haar teykeningh en
gedaante na te volgen, fal fich feer verlegen vinden
wanneer hy eenige beelden na feker gegeven voorne-
men moet fchicken,op datmer waarlijck de vereyftê
a . werckingh, en geen andere, in zou zien. Ja hy ial
verlegent- fich genoegfaam onbedreven in de Menfchkunde
kundfdef" vinden » wanneer hy flegts in de Collegien Akade-
ware Mens- mie beelden fal Teykenen ·, als niet wel konnende
kundejooit- waarnemen (1<oor weIke meefter-fpelende Muskelen,
en Partyen, fijn voorgefteld beeld in 't leven werkt;
op dat hy die nauwkeurig inagt nemende, en wel
navolgende, die ook aan fijn Beeld fou konnen ge-
ven , en maken dat deaftie van fijn Tey kening met
Be veran- die van fijn Model, welwerkende over een ftemd.
&"n!eecto Want nadien de muskelen volgens d'ontelbare ver-
muskeien^^ fcheydentheden der werckingen, oneyndig verfchii-·
Schild!'die" 'ige gedaantens konnen hebben; die onmogelijck
"etftaan"ste uyt geen Statuen of Pronkbeelden konnen geleerd
-ocr page 27-Nuttigheyd der Menfchkunde. ι ι
Werden, om dat in yder voorbeeld flegts een enkel
en bepaald geval vertoond werd: foo volgd van felfs,
datmen in de algemeene Schilderkonfi, niet alleen
en moet verftaan wat yder Muskei in dusdanigen
A<3ie doet, maar in wat trap en gedaante en onder-
fchikking fy fulx doet; en wanneerfe min en wan-
neerfe meer, geweldig of ftemmingh fulx doet:
want men moet vaft ftellen dat yder byfondere
doening of beroerlijkheyd niet alleen fijn eygen ^
muskei, of muskelen heeft, om dit of dat lit te ,110™"sr~
huygen, te regten , op te trekken, na binnen , na verdaan
buyten en elders heen te. drayen en op te houden,
maar dat fulx ook door veelerhande toevallige trap-
pen gefchied. Invoegen deneenen muskei altemet
Wel den anderen doet mede wereken, en fomtijts
verfcheyde famen, doch noyt alle te gelijk were-
ken; en in weynigh ftanden , hoe eenvoudig men
die byna aanmerkt,alle geheel ftil ftaan.Want regten
en buygen , binnewaards en buytenwaards voeren ^"""u'c"6
van een lit, fijn tegenftrijdige werckingen-.gelijk ook kina der
min of meer wel geen geflagt verandert, fchoon het muskdcn·
eenig verfchil in de werkdaad en befchouwing geeft:
En daarom kan men ligt befeffen dat terwijl eenige
muskelen ontrent een lit werkken, datter ook eeni-
ge ftilftaan, en dat terwijl deen tot d'uytvoering
van een daat werd voortgebragt, en vry meer dan
in haar ledige ftant opgefwollen is en fich vertoond,
andere haar wederom na binnen getrokken houden»
en als verdweenen of ten minftenfeer twijftelagtig
z,jn. Invoegen wy al wederom zien, dat het noo-
digh is, datmenfe na die verfcheyde werkingen,
verfcheydentlijck in agt neemd ; fou het mogelijk
zijn een eenige waarachtige en wel werkende Daat te
yertoonen. Maar fal mogelijk ymant feggen, men
ï % Nuttigheyd der Menfchkwnde.
kan alle 't gefeyde immers in de modellen van 't le.
ven, en als men Akademie-beelden teykent, ver-
toont fien; en dat is ligt na te volgen ? wy antwoor-
den; of fchoon alle de muskelen foodanig in't le-
ven geilen werden dat felfs de minfre aankomeling
die ftiptelijk weet te volgen , dat fulx niet meer tot
verftant van de veranderlijke beroering en vermo-
gen der muskelen in haar dienft fou konnen geven;
dan of een onkundige in de zangkonft, demnfijck
noten die hy in een zangboek zag nauwkeurig na
ma-akte, en ondertuflen niet en wift met wat too-
nen en volgens wat kadans fy moeiten uytgegalmd
werden. Veel mm foude hy daar uyt konnen leeren
hoe die moeiten behandeld zijn , om niewe ftukken
of deunen, te inventeren.
Veele vergrammen haar dickwils, en werden
over haar eygen doen verdrietig en moeyelijck, niet
waarom wetende watter haperd; ziende infonderheyt in forf-
ha™™?gcefs aöien 3 dat hun Beelden gantfch niet werkfaam
op haar werk maar fich geheel lam , loom en niet met al doende
Bs£n,ara vertoonen; in welckfe nogtans met veel dubbing,
nauwlijx een eenige muskei hebben vergeten die niet
kenlijk aangewefen is : waarlij«.k, deie behoorden
te weten dat d'ooriaak daar van niet anders is,als dat-
ië de dienft van alle de muskelen niet verftaan heb-
bende, die ook daar niet behoorlijk in h bben waar-
genomen , noch tot de begeerde aéfcie toegepaft'.
Welk gebrek noch nader fal openbaar worden, wan-
neer wy op 't eynde defes boeks met verfcheyde
voorbeelden fullen aangewefen hebben, welke mus-
kelen met naam en plaats, in defe en geene byfon-
dere a&ie oogenfchijnelijk haar ampt moeten bc-
kleeden.
Dat van outs-her de Grootiïe Mannen, het mee-
ftc
-ocr page 29-fte vermogen der Schilderkonft hebben gefield in
die Menfchkunde, welke daar leerd de fchoonfte
ledenftemmingh benefFens d uytddrukking der le-
vendige beroer!ijkheyd in de muskelen ; dat en
blijkt niet alleen daar uyt, datfe met d'uytputting Waaröm de
van al haar verftant en arbeyd by na alleen in "t ver- naakte na-
beelden van Naakten, of flegtshalfgekleedeBeel-deKonftenï
den hebben bezig geweeft ·, maar ook groot-deelsten
uyt de veelagting en groote getuygeniiTen die 'er de f^tzija,
geheele wijsheyd der Ouden van geeft. Sy waren te
meer tot het maken van Naakten befigh, om dat al
het goede en prijfenswaardige daar in, geenfints kon
verholen blijven : Seneka leyde, waar de bloote le-
den zijn voorgeftelt, daar plagt het ftrax openbaar te
■werden , watter aan de leden , aan 't getal of aan de
orden was ontbrekende. En gelijk d'oude Schilders
en Gietkundigers die na een onfterfFelijken naam
ftreefden, hun lieren voorftaan dat die fich onbe-
rifpeiijk in de naakten der Menfchbeeld'en wifte te
dragen, genoegfaam tot alles bequaarn wierd, foo
hebben fy ook nagt en dag met d'aldergrootfte neer- %
ftigheyd daaromtrent befich geweeft. Ook is het
fpreekwoord al out; die fijn Hercules wel kan ma-
ken fal fich met den leeuwen huyd niet veel bekom-
meren. En dit heeft buyten t wij (Fel te weegh ge-
bracht dat het getal der naakte Statue-beelden in de
bloy tijd der konft foo ruym is uytgedegen, dat mer
noch menigte van d'overgebleven kan befchouwen,
die door 't menichvuldig navolgen en hermaken de
weereld in houden. Het ftondookdie verftandige
Menfchkundigers ligt te denken, dat terwijl de
ilegte Meeftertjes en Knoyers de onberoerlijkheyd
en gebrekiijkheyd harer beelden onder d'optoyiels
Jet kleedingen, en rijckgeployde drapperyen qua-
men
-ocr page 30-16 Nuttigheyd der c.Menfchkunde.
men te verbergen, en'toog des gemeenen volxbe-
guichelden, fy met haar wel verftane Beelden, die
ionder eenige bewimpeling als aan de naakte waar-
heyd konden getoetft werden, de grootfte eer by de
Konftkenders en Menfchkundige befchouwers fou-
den inleggen : en datfe by gevolg alle de andere wer-
ken van die en de volgende tijden, foo doende beft
verduuren konden.
Soo iiTet boven alle 't gene geiêyd is ook misgetaft,
te meenen datmen alleen door veel na het leven te
waarom Teyckenen ( en dat even foo als 't ons voorkomt te
bereyVd°°tot volgen,) tot de voorgeftelde trap der ware Menfch-
het leven kunde kan komen : want na dienmen met onbe-
zet gaan. 00gen en zinnen, tot het Leven komende, veel
dingen in het leven niet en kan Hen , om dat noch
dooreen byfondere voorbereydinge de oogenniet
open gedaan zijn, ( of foo menfe ziet, niet verftaat
watfe in dat geval daarmenfe ontwaar werd, voor
dienft en werking hebben)foo gebeurd het datmenfè
onkundig en onfeker aantaft; en dickmaal ftilftaande
jf fpieren 't onregt in haar uyterfte vermogen,en fterck
werckende in een gemeene , of geheel niet wer-
kende ftand aaniïet en vertoond, 't Ver-eyft dan
datmen Voor af weet wat all es beduyd, niet tegen,
ftaande iommige dingen fich alleen twijfelach-
tig op doen;en kend wat form en treek de muskelen
hebben,fchoonfe maar half gefien werden·, waar een
muskei begind,waar hy eindigd,of met fijn fteert of
:· -eraU: pees fich onder een ander inplant. Waarlijck, L. de
ieien fonder VincJ en tafte niet geheel mis, als hy feyde dat de
tiaar eygen Schilders welcke naakte beelden buyten de gron-
' tooncnfen'dige ervarentheyd der Menfchkunde fchilderden,
laten maar niet anders dan de opperfte huyd der beelden maak-
vaenh7e beet ten,maar niets van het Beeld felf, noch yets dat aan
den. ' ~ fijn
Nuttigheid der C_Menfchkunde. ι $
fijn werckelijcke aftien of inwendige geeft deelach-
tig is. Men leeft van feker verftandig raeefter die
van fijn leerlingen niet alleen begeerde dat fy in het
onderfoeken der muskelen die fouden afteyckenen,
en by gefchrifte aanteekenen wat Spieren en Pefen
fich in yder lit volgens fekere bepaalde actiën en be« Nai&eurïge
wegingen lieten fien of verfcholen of het meefte S«
werk,of niet met allen deden; maar hy begeerde felfs muskelen t«
datfe ontrent de lichaamtjes der kleyne kinderen,van vetftaan'
haar geboorte aan tot hun volle wasdom en van daar
tot haar hoogfte jaren, door alle trappen des ouder-
doms en verandering die in yder lit en in de famen-
voegfelen valt, fouden opfchrijven, welcke dicker,
welcke vetter, en welcke magerder wierden; en
met welck een onderfcheyd, fy in deen en d'ander
ftaat en ftand te kennen waren: *t geen waarlijck
een groote ervarentheyd heeft te weegh gebracht.
Dien treffelijken Onderwijfèr wilde dat fijn difcipe-
len baar geheel en al aan de leere van de Natuure en
wetten van het Leven fouden overgeven,fonder daar ^nschiideiε
niet alleen niet af te wijeken, maar daar ook niet als tegen de
ongehoorfame Leerkinders tegen te knorren, en te jee"j°yvraR
morren : want een Schilder magh hem noit laten twiftreden*
voorftaan datter wetten of regels in de natuur ofin
't leven fijn, die in haar fel ven onvoegfaam, laftig
of rnoyelijk zijn; zulx dat hy wenfehen fou datfe
hem te geval anders waren danfe fijn ; of datfe mog-
tentoelaten , foo't mogelijk waar, datiedoor hem rfgekvfnde
wat verhaniTeld wierden. Maar hy moet de wetten natuyr νοοε
van 't levsn foo aanmerken, datfe enkel en hem alleen a?nfien,
tot voordeel van fijn konft, foo allfe zijn,geftelt zijn.
Voorwaar de Menfchkunde is tot de Schilderkonft
foo algemeen noodfakelijk datfe felfs van de Konter-
feyters enLandfchap Schilders behoorde wel verftaan
te
-ocr page 32-16 Nuttigheyd der c.Menfchkunde.
te zijn. Want dewijl veele foo verfotfijn, opeeri
kleen gedeelte datfe van dekonft verkolen hebben
om daar in een meefter te zijn , foo gebeurd het datfe
al de reft der fchilderkonft laten varen; en verzey-
len metter tijt foo ver datfe naulijx een ftuk van
een lijf, of een fchouder, arm of hand meer aan den
hal s van een Konterfey tfel weten vaft te maken; of
A?nwfde" elders een beeldeken byte ordineeren.
Wenfchkun- Om dan deiè ftofFe verder op de voegfaamfte wij.
verhandelen, Fe te verhandelen, foo fullenwe de Menfchkunde
eerftelijck in de eygenfehappen der Schoonheyd en
bevalligheyd aantaften, dan de Proportie der Leden-
ftemraingh; benefFens het natuurlijk maak fel, en
dienft der Ledematen; en dan voorftellen hoedanig
delichamen in haar gewigt en tegenwigt, onder het
beftuur der beweging in allerhande doeningen en
adfien, fich gedragen , ophouden en redden konnen.
En na datwe dan d eygenfehappen, en de middel
om allerhande paiTien en hertstochten, uyt te druk-
ken fullen aangewefen hebben , foo fullen wyd'in-
wendigeen uytwendige leeft des menfchen beeld,
dat is fijn vleeich en been, ontleden en verklaren, en
aanwijfên de plaats, den dienft en vermogen van
alle de beenen,gewrigten en muskelen daar om heen,
door welck een gefont en verftandigh menfch na het
beftuür van fijn wil, alle fijn a&ien uytvoeren kan.
En op dat fulx van ons te lichtvoeriger en met meer
venoog.8 de nut der Schilderkunde fouw konnen verrigt werden,
fchetfen fui- fui|en wy cen tamelijck getal vertoog-fchetfen by
lenzijn. brengen , die eenige vanonfe gedaghten nader dan
onfe woorden fullen konnen aanwijfên ·, en wel
voornamelijck die, welcke de ftants gelegentheyd
der beelden in haar verfcheyde actiën , bewegingen,
poogingen, en beftuur des gewichts en tegenwichts,
Nuttighey d der Menfchkunde„ -1 f
lbo in de gemeend als in de uiterfte vermogens aan-
gaan. En gelijk het eenigfin cs betamelijk is, dat de
Voorbeelden door welkmen onderwijfen wild, vry
fijn van de aldergrootfte berifpingh, dagten wy beft
te doen, ons onder andere te bedienen , van eenige
Modellekens, dienwe niet aan een geringe, madr
aan de goede hand van den Grobten Schildermee-
fter Nicolaas Poufijn verfchuldigt zijn. Ons laten-
de voorftaan beter te doen, die, te gebruyken, wel-
ke ons gelukkigh, en teenemaal tot ons voornemen
a%erigt voorquamen, dan na andere van minder
geagtheyd om te fien; ofte datwe in gevaar fouden
geftaan hebben, die van een ander volgens onfe mee-
ninge wel te laten ontwerpen : alhoewel wy aangaan-
de fommige geringe misftellingen , de menfchelijke
ftruxkelingen niet geheel hebben konnen ontduiken.
Van de Schoonheyd en Bevaliigheyd
der Menfch-heelden , en waar
in die befiaat.
Η Et fal buyten alle twijfel aan de Schildcrkonft ™ .tof']"
ten hoogften voordeeligh zijn, altijtde mee hu aitijt
fte Schoonheyd en volmaaktheyd der dingen die
verbeeld werden , te bevorderen : Want gelijk ons ie verkiei'en.
de gefchape dingen beft behagen , welke fchoon en
volkomen zijn, foo blijft 'er geen reden over, waar-
om de nageboodfte dingen niet de felve bevaliig-
heyd aan het oogh van den Belchouwer fouden Zon,m;g·
voortbrengen. En alhcewelmen in de Tafereelen ^^
veel dingen fchoon kap noemen, welke in 't natuur- fray.
Β I'jk
-ocr page 34-i8 Schoonhey d der Menfih-beelden.
lijk Leven leelijken verfoeyelijk, ja mismaakt zijn,
foo moetmen ful χ alleen aan deverftandige en uyt-
voerige navolgingh van de veel vermogende Schil-
derkonft opdragen , en die ook veel eer fray en
Die het Lee- konftig dan Schoon noemen. Doch wat de keur van
*t schoone 't Leven felfs belangd, wy weten dat ook die men-
bemind is fchen (foofer anders waarlijk fijn) welke meer
felfs Leelijk. behagen in het Leelijke en Wanftaltigc konnen vin-
den, dan in het Schoone en Wel gemaakte, felfs voor
Leelijke Monfters in de Natuure te houden zijn.
Schoonheyd 't Is feker dat de Schoonheyd voornamelijk be-
hoordgeteldte werden onder de dingen die onver-
beterlijk fijn. Veie onder d Oude en Jonge hebben
gemeent dat het niet wei uyt te fpreken noch te be-
palen was, wat het eygcntlijk is, datwy Schoon
noemen; en dat het overfulx niet net kan aangewe-
fen werden , door welcke Waarnemingen, die vol-
komen en feker te verbeelden is: Ziende eenigeop
de verfchillige Keur der Oordeelders, andere op de
verfchillige trappen der Voorwerpen in welck die te
kennen en t'onderfcheyden is; gelijk dan ook tot
noch toe de verftandigfte onder defe, Ziende de
Schoonheyd Keur van Schoonheyd"in gefchil hangen , beiloo-
wrfeheyde ten hebben , dat 'er in allerley aait, een Schoonheyd
gronden. Gp oneindige wijfen te vinden is. En nadien niet
kan gelooghent werden datter ook trappen in de
Schoonheyd zijn, en datmen Schoon, Schoonder
en noch Schoonder vind; foo iffer geen reden die
ons beiett te dencken , datter ook een Alderfchoonjï
meende'dat- is. Doe Arïfloteles ge vraagt wierd wat Schoonheyd
men niet was, en waarom al 't geen Schoon is, bemind werd -
moefl^wat antwoorde hy: Dat is een Blindemans vrage. d'Heer
schoonheyd Kats heeft hem over de verfchillige Keufe der
was' Scèoonheyd evenwel niet ruymbprftjg derven ver-
...............klaren»
-ocr page 35-i8 Schoonhey d der Menfih-beelden.
klaren, want hy fpreekter elders defe onfekere woor-
den van:
Men tu'ifl noch evenjlaag, men twijjfeld overal^
Wat datmen in den Menfch voor Schoonheyö
keuren [al,
Vaar is nauw eénig Volkjf't ixeft ver[cheids Gronden*
Waaropdatymand Schoon of Leelyk werd,
bevonden.
Seker nadien de verfcheyde Volken ook in 't ver- in de kesr
kiefen en goedkeuren der Schoonheyd niet alleen ver- j^yd werd""
fchillig zijn; maar datter ook fommige gevonden fomtijtsook
werden die de Leehjkheyd en Mismaaktheid ten
opfigt van andere Oordeelders, voor de Schoon- schoo» aani
heyd ftellen; fulx heeft menig onvaft herilebekken gdien"
in twijffel gebragt; of de Schoonheyd niet wel
flegts in een Keur, of in een Mode, of in een eigen
Zinnelijkheyd der Menfchen beftaat. Want datter
Menfchen gevonden werden, die een eigen vrywilli-
ge verkofen Schoonheyd onder hun Land-aard po-
gen in te voeren , en de aahgebooren Schoonheyd,
die hun veeltijts mishaagt, door geweld en konft na
hun fantafie poogen te verbeteren; daar van fijn
Veel blijkken en getuygeniflèn. Men fegt dat die van
Cumana, om datfe Schoonheyd ftellen in fmalle tetjdcnbe^"
Tronyen, de hoofden der Jonge Kinderen tuften veftigr.
kuifentjes van boomwol prangen. Andere bevallig-
-leyd in platte Tronyen ziende , duwen met den
<juym, de niewgeboren Kinderen, de neus in. An-
dere verfot op lange Lel-ooren, hangen de Kinde-
ken van jongs af gewigten daar aan, en rekkenfe met-
ter ti;t tot op de Schouders. By d'inwoonders on-
zent de riviere Gabon, ift dé Mode d'onderite
JB a Lip
-ocr page 36-Schoonheyd der Menfihbeelden. 2 3
Lip ioodanig te doorbooren datfer de tong konnen
doordeken. By andere ift een Schoonheyd de Oog-
fcheelen om te keeren , fulx datfer uytiien, erger als
Kef pen Ki)k:leefykc Sommige Javanen, en ook
d'Oitentottcri aan de Kaap, en andere vanfulcken
flagh, meenen niet moy te fijn , wanneerfe niet
met vuyl fineer en koedrek, mooytjes gefliddert
zijn. Doch wy en mogen de grillen van Menfchen
die in d'ondervindingh en in de redeneeringh dood
zijn , en weynig van de beeften verfchillen, niet ver-
der ophalen , noch veel min door haar manieren
foodanig in twijfeling gebragt werden .. datwe niet
meer bequaam fouden fijn te Oordeelen, welke en
Hoemen ge- hoedanige aangebooren gebreken eenigfints te ver-
breken van beteren zijn, op datfe nader aan de Schoonhevd
de schoon- ' Γ , ,- -t
heyd kan oa- mogten komen: t geenmen onles agtens veyhg fal
dcrkennc", konnen ^οεη j wanneerwe wel in agt nemen, waar
in de Natuur fig 't meeft vermaakt,of welk de voor-
beelden der Schoonheyd zijn , die ons en y der buy-
ten alle toedoen) door een heimelijke Bevalligheyd,
( diewe wel in ons gevoelen , maar niet geheel nes
noch ten klaarften en verftaan,) komen te behagen.
Eenige nieuwe Philofoofen fijn van gevoelen; dat
de Schoonheyd niet foo feer een hoedanigheyd, of
volmaaktheyd is van 't Voorwerp 't welk men liet,
als wel een gewrogt, of daad daar afin den geenen
die ziet: Want feggenfe, indien onfe Oogen langer
of korter waren, of onfe gefteldheyd anders was, loo
fouden die dingen, die wy nu Schoon agten, Lce'ijk,
en de gene die nu Leelijk zijn, Schoon aan ons fchij-
vodenTover nen· De Schoonfte hand door een vergroot-glas ge-
de schoon- fien , fal verfchrikkelijk ichijnen. Invoegen dat de
he?d" dingen in fich felven aangemerkt, of tot God be-
trokken, noch Schoon noch Leelijk zijn, De geen
Schoonheyd der Menfchbeelden. % ι
dan die fegt dat God de weereld Schoon gemaakt
heeft, moet noodfakelijk een van beyden vaft ftel-
len; te weten of dat God de Weerelt na de Zinne-
lijkheyd en Oogen der Menfchen, of de Oogen en
Zinnelijkheden der Menfchen na de Weereld ge-
maakt heeft. Wy bekennen dat wanneermen de
Schoonheyd alleen in fekere refpeóten of opfigten
neemt, die de dingen tot malkander hebben, en
aanmerkt foo alsfer veel dingen afhangen van de
verfchillige Zinnelijkheden der Menfchen die dik-
maal fotte en ongegronde fantafien hebben; dat die
Wijsgeeren grootdeels gelijk hebben. Doch en is
fulx in 't algemeen van alle waare Schoonheyd niet
Waaragtig, infonderheyd niet van die, welke voor-
namentlijk op de vafte redenering en op de gelijkzij-
dige proportionele famenftelling der deelen tot het
geheel, fteund. Want of wel dusdanige Schoonhe- ti®eefeIof0t"
den by gebrek van onkunde en oordeel des Be- schoonheyd
fchouwers, fomtijts ymand niet Schoon noch be
valligfchijnen, daarom laten fy niet na, fulx egter keur der
in haar felven waarlijk te fijn; even gelijk een wis- Menl"ehcn'
kundige waarheyd op haar cygen waarheyd ruften-
de, daarom niet minder feker in haar felven blijft,
fchoon ook ymand die niet fien noch niet verftaan
en kan. Sulx datmen onfes agtens hier met regt fou
mogen vragen ; of het gewrogte niet onaffcheyde-
lijk afhangt van fijn oorfaak ? 't welk foo fijnde, foo
wetenwe wel dat onfe oogen noch onfe finnen geen
oorfaak van 't gewrogte des voorwerps , maar
t voorwerp, de oorfaak van 't gewrogte is ·, en dat
bygevolg
onfe oogen als werktuygen der Ziening al-
leen maar lijdig zijn, om het gewrogte desvoorwerps
foo veel haar geftel toelaat te ontfangen : en der-
halven kan gefeyd werden datter fekere Schoon-
B 5 heycf»
Schoonheyd der Menfihbeelden. 2 3
heyd, is of blijft in eenig voorwerp als in haar oor-
faa'k. Hier te feggen dat indien onfe oogen anders
gefield waren, dat wy alsdan de voorwerpen anders
/ouden fien, dat is wel de waarheyd, maar ten doet
hier ter fake niet met allen, want wy foudenfc valffe-
lijkzien: maar nu blijkt uyt de Natuure derZie-
ningh, dat God gewild heeft datwe de dingen die
tot m onder onfe behandeling behooren, konnen
|ien en oordeelen foo alffe zijn; en wat de dingen
belangt die buyten 'tbereyk van onfe handelingen
yer van ons gefigt afliggen, (gelijk ymand fou kon-
nen tegenwerpen datwe de Son, de Maan, Sterren,
Wolken, de dingen in 't verfchiet en verkleynd lig-
gende , niet foo en fien alffe fijn , maar foo alie fchïj-
hen;) foo moetmen weten dat ons de reden en d'er-
varentheyd in alle dien te hulp komt; ja ons ook
hier leerd datwefe egter foo fien gelijckfe waarlijk in
foo een flands gelegentheyd volgens de waaragtige
regelen der Natuurlijke Ziening, mogelijk te zien
fijn. Doch dit behoord eenigfints tot de Doorfigt-
kunde, Waar van mogelijk te fijner tijt. Alleen
moeten wy hier vermaand blijven, dat nadien de
Schoonheyd, welke tot de Menfchkunde behoord,
meeftdeels gelegen is in de proportionele Leden-
ftemming der Menfchbeelden, die tot deffelfs dienft
cn vermogen als konftige Werktuygen tot veelerley
doeningen afgerigt zijn; dat ons de geleyde grond-
veft der Schoonheyd, van niemand in de Schilder-
konft ontfutfeld werd.
Sêlioónïieyd Als Cicero figh eens vermat de Schoonheyd te
So befc£e- befchrijven, wift hy niet anders te feggen; als dat
12%) de ware Schoonheyd onfê Oogen door een bequa-
pie famenfchikking derDeelenen Leden beweegt j
pos daar voornamelijk mede vermakende dat alle de
Schoonheyd der Menfihbeelden. 2 3
deelen tot het geheel gants ordentlijk onderfchikt,
zijn. Den felven onderfcheyd verder de Schoon-
heyd tweefints, namelijk, in een Schoonheyd wel- '"J^bc-'™
ke bcftaat in een deftige aanfienelijkheyd, gemaakt paald
door een onderlinge fchikking der partyen,en in- een
Schoonheyd welke daar en boven in een lieffelijcke
Bevalligheyd gctcgen is. D'eerfte field hy in de
Mannen, voor foo veel die meerder met de ftem- ea 1
migheyd, verftand en wijsheyd moet over een ko-
men ; delaatfte fielt hy in de Vrouwen , voor foo
veelfe daar door behaaglijk inde oogen der Man-
nen fijn; en haar tot liefkofingh aanfetten : 't welk
foo ver gaat, dat felfs de grootfte Regtsgeleerde als
Tiraquellus, Cabalhius en andere van oordeel fijn,
dat het min ftrafbaar is, fich aan een Schoone, dan
aan een Leelijke vrouw te vertaften.
Wanneer wy defe waarfchijnelijke befchrijving
der Schoonheyd willen vaft houden , foo ftaat ons
daar over tot de algemeene Schilderkonft noodwen-
dig aan te merken, dat het treffen van de Schoon-
heyd voornamelijk daarin gelegen is, datdeBeel- ^hiider" df"
den een behoorlijke Ledenftemming hebben : der- konft on-
halven falder volgen dat die Leden ten opfigt van ncmelftaVt!
haar form, plaats, famenkoppeüng en dienft, ten
uiterften moeten gekent zijn; geiijkwe ook voor-
hebben in defe verhandeling na te fporen.
Veel gauwe Verftanden hebben van overlang
niet fonder reden aangemerkt dat de uitbeelding der
Schoonheyd en Volmaaktheyd feer moyelijk was,
dat haar tegendeel, namelijk de Leelijkheyden
Mismaaktheyd feer ligt, of door verfcheyde toeval- W4aröm de
len van felfs geboren word; of door fekere merk- LeeifjWyd
teykenen en kenbare trekken op velerhande wijfeen fcrh0d0a^
lraP?eB en deelen kan uyteedruki werden; Ja getroffeu
Β %
i8 Schoonhey d der Menfih-beelden.
fomtijts wel aldermeeft door d'onkundige behande-
ling der Konftenaars kan ter weereld komen: Maar
deSchoonheyd foo ligt niet, om datfe alleen door
haar eenvoudig geheel wil vertoont zijn; welk Ge-
heel niet eer met die felve eenigheyd in de nagevolg-
de Beelden kan gefien werden, voor dat alle de Dee-
ïén , fonder de minfte afwijkking met malkander
over een ftemmen. Waarom dan ook fommige over
dit gewigtig deel der Schilderkonfi: hebben gefeyd,
dat de Schoonheyd op het juift na te volgen, alfoo
ongemeen was, als de Schoonheyd felfs.
Maar daar ftaatnoch verder aan te merken, dat
alhoewel de Schoonheyd aan yder in 't algemeen
behaaglijk is, dat alle Schoonheyd nogtans niet
even groot vermogen heeft, om onfe gemoederen in
het befchouwen der felve ioo te overtuygen, dat-
menie waarlijk ioodanig voor fchoo.n groet; of dat-
we de pogingen van ons hert als 't ware daar heenen
ïicvaiiighcyl getrokken, en faeteüjk daar toe geneigt vinden; ten
is net uyter- £ ά . ' ο > ri' J τ, ,.·
flc op-oyfci fy eerit in fulke,de Graae,oi liever de Bevallig-
«"«schoon- ( het regte cierfel van de Schoonheyd ) daar
by komt: wefke Bevalligheyd, voortkomende uyt
eén zoet en aanminnig gebaar of beftuur der Oogen,
£"Zêf"ix Monten Handen, diebefcheydentlijk deftreeleïi-
beveitigen. de toonen der tong, en de reft der welgemaakte dee-
len verfelles, maakt dat ons de Lichamen S choon-
der dan fchoon fijn. in't leven van Nero weit ge-
feyd dat hy v/el gemaakt van Leden, en Schoon,
maar op t minft niet Bevallig was. Daar en tegen
meend Ovidius, de ïaatfte ftreek aan de Schoonheyd
van fijn Venus te geven; Wanneer hy fegt dat haai"
Schoonheyd met volkome Bevalligheyd vermengd
was. Den Digter Katullus heeft dit onderfcheyd
ook feer wel weten te maken} als hy de Schoonheyd
i8 Schoonhey d der Menfih-beelden.
van Quintia en Lesbia, tegen malkanderen inde
weegfcbaal leyd: Niet weynige feyd hy, beelden
haar in dat Qjtintia fchoon is·, fy is mijns hedunc-
kens wel blank van verwe,aanfienelijk van Lijfsleng-
de, en hups van Leden ; Nogtans cnkan ik niet
toeftaan datmenfe voor Schoon moet houden, ge-
merkt in foo grooren lichaam gants geen Bevallig-
heyd, ja niet een kruym van Aardigheyd bevonden
"werd. r.esbia is waarlijk fchoon : Want gelijkfe van
*t hooft tot de voetzool volkomen Schoon is, foo 4b
heeftfe daar en boven allerley aanminnigheyd, die
een fchepfel verderen konnen, op de lodderlij ckfte
maniere heymelijk ingefogcn.
Soo werd de Schoonheyd ook menigmaal door speling dei
een flegte, en zedige eenvoudigheyd op t hoogfte schoonheyd.
voltoyd gefien ; Ja door het nalaten van 't algemeen
VerCjieriel, merkelijk verbeterd: 'tgeen wel meelt
gefien werd > in frJcke, daar in de Schoonheyd door
naar eygen aangeboren welftand, als onbedwongen
willende zijn, alle teujering de fchop geeft. Scmy- Men mon
vamis d'AiTyrife Koningin wierd voor de Schoon- "ndcrfcheyd
fte Vrouw van die eeuw gehouden, nogtans ver- "f™^™
foydefe alle optoyfels en behulp-middelen der heyd die na-
Schoonheyd. 't Schijnt dat het in haar wel over een éénvoudig1
quam 't geen Cicero elders vaneen fekere foorte «ntuflen
Van forgvuldige-onagtfaamheyd komt te feggen, gécierdis.0fe
waar door hy onfes agtens, den aart der Bevallig-
heyd, ten uyterften net heeft afgefchetft : Men
verneemd feyd hy , dat het vele Vrouwen niet qua-
lijk ftaat, ongeëerd te fijn: Hoe menichmaal en
merken wy niet, datfe veel beter gegierd fijn wan-
neer haar de hayr-lokken, een weynigh los, ongeagt
en fwierig om het hooft hangen; den Hals een wey-
nig vry > enden boefem tamelijk ontdaan is; dan
Β 5 wan-
-ocr page 42-i8 Schoonhey d der Menfih-beelden.
wanneer het door een al te ftij ven nettigheyd opge-
ftreken, of met een gefogte teujeringhoneygentlijk
opgefchickt is. pemens den Alexandriner verhaald,
dat wanneer Aalles een van fijn Leerlingen befig
vont de fchilderie van Helena met gout en gefteen-
te te Hullen, hy hem daar over beftrafte: Zeggen-
de; Zoon gy hebt u beeld rijkkelijk willen vergie-
ren, om dat gy niet en wift, boe gy dat Schoon fout
maken : te kennen gevende, datter een groot on-
Jt derfcheyd tuffen een Poppegepronk , en de ware
Schoonheyd is. Eenige Keurmeefters ftellen de
Schoonheyd der Vrouwen en Maagden in de blank-
heyd of wittheyd van het vlees, andere in de tanger-
heyden teerheyd der welgemaakte Leden, enprij-
fen die boven de middelftaitige proportie van een
•rangerheyd goede Taalje. Dan hy moet wel kinderagtig van
Schoonheyd oordeel fijn, die fich liever met een Pop als met een
jieeten. Menfch vermaakt. Oniês agtens heeft het een ander
Menfch-kundiger beter gevat, wanneer hy ons de
Schoonheyd van een Vrouw aldus befchrijft: een
Schoonheyd Vrouw fegt hy, fal Schoon fijn , wanneerfe Fier van
Vrouw·'be- gedaante , bruyn van Oogen , blondgraauw of
ffhieven. donker van Hayr, verheven van Voorhooft, breet
en gelat, welgeklieft, helderen doorfchijnigh van
verwe, kleyn van Mont,witte Tanden,kort van Kin,
die wat geklooftis; kleynen Boefem, wel gep!aatfte
Borften; en de reft van 't lichaam, daar foo eenparig
mede over eenkomende heeft, datmer geen beter of
ilimmer, of dat malkander ergens in de weg is, of
van wanftal beklapt, aan ontwaar werd; by welk
komende de gefondheyd en een brave Geeft, die
wel onderwefen is , het laatfte optoyfel aan defe
Schoonheyd fal toebrengen.
Daar is ook een ingebeelde of valfche Schoon-
■
-ocr page 43-Schoonheyd der Menfchbeelden. ' 35
heyd» die alleen door de Liefde, of om beter te ,?a!r<Ïe («
ίeggen, door de onbefuysde driften, die als een val- C °°n eï''
fchen Bril, welk alle ding fchoonder of anders voor-
draagd alfe waarlijk zijn, denBefchouwers bedriegd;
foo dat felfs de gebreken voor Schoonheden en aan-
minnigheden werden aangefien : Dus fal een drif-
tigh Minnaar te mets een fwart getaand Pantoffel-
gefigt, voor een bevallig Bruinetje ; of een dik
priuspenffige Pompelkift voor een zagtpoefeligeTas;
of een uytgedorde magere Stokvis, daar niet dan
Vel en been aan is, voor een tangere en geeftige Deer-
ne groeten. Gelijk ook wel een kort en onderble-
ven Schepfeltje den naam van aardig Diertje na
*t hooft gefmeten werd. Maar gelijk de ware proef Prorf dei
der Konft-tafereelen, en alle fchoone dingen, daar schoonheyd,
in beftaat, datfe onder de hand verbeteren , dat is
in deugt en in fchoonheyd fchijnen toe te nemen»
hoemenfe meer en langer befchoud. Soo ift in defe
gewaande Schoonheyd heel anders gelegen; want:
daar maakt de langduurige befchouwing menigmaal
dat de Schoonheyd in haar eygen en ware Leelijk-
heden verwiffeld: gelijk ons dat feer geeftigh, on-
der 't mom-aanfigt van een nieuwbakken Wijf, die
mogelijk de moyfte niet en was,in 't volgende veers-
jen gedoodverwt werd.
Ons Jonge Vrouwtje fchreyd en klaagi,
Dat'z. haren Man niet meer behaagd,
Έη dat fijn liefde gants verminderd;
zy kan niet denken wat haar hincterdζ
Maar lieve Wijfje fwijgt doch ftil·,
Eer β z.agh hy door een Minnebril:
G hebt nu fijn Neus foo fcherp gefnotenj
Ό & Max de Mmnehil« rfgefcpotej* ^ ,
-ocr page 44-Schoonheyd der Menfchbeelden. ' 35
van?'hde he~ ^aar alhoewel die bevalligheyd die de ware fchoon-
doorcSaad heyd verfeld, foo eenvoudig en nauw in haar felven
im£"d" beflaat, datfe niet ligt door een moyelijke opfmuk-
kingh bekomen werd, egter bevindmen dat de Be-
vallig heyd, fchoon 'er de fchoonheyd ontbreekt,
door een verftandig en wel toegepaft Cieraat, veel
fchoonheyd kan werden bygefett; fulx datwe door
defe beguicheling menigmaal buyten ftaat geilek
worden; de Gemaakte van de waarachtige Schoon-
heyd wel te onderfcheyden. Doch gelijckwe gefeyd
hebben dat de aangeboore fchoonheyd fich dik-
glSte dc wils alderbeft laat fien, wanneerfe buyten alle ver-
van dc ware cierièl eenvoudig by haar felven befig is: foo mee-
öfoiider-d nenwe hier eemgfints de middel gevonden te hebben
fcherdcii. om 'c valfche van 't ware te konnen affcheyden:
Want indienwe by voorbeeld een fchoon menfch
iïen, die te gelijk ook rijckelijk enfray vercierden
beteujerd is; foo moetenwe om 'er wel van te oor-
deelen . onfe gedachten teenemaal van alle die prul-
len aftrekken ; en ons kragtelijk verbeelden hoeda-
nig foo een Vrouw, Dogter , Man of Jongeling, of
Kind van Wefen fou zijn, by aldienfe ongecierd wa-
ren ; 't geenwe met groot voordeel konnen doen,
wanneerwe defelve door foo een enge vuyfl of ande-
re openingh befchouwen datwe niet als 't geen ey-
gentlijck tot haar volkomen Trony-fchouwing be-
hoord, konnen fien : byaldien feggenwe, foodani.
gen menfch ons dan noch fchoon of fchooner dan te
vooren voorkomt; Wy hoeven van deflfelfs fchoon-
heyd niet te twijfelen. Maar by aldien wy het te-
gendeel ontwaar werden, iaat ons vry denken dat hy
't niet en is; dewijl fijn Schoonheyd met de ontbe-
ring van het Cieraat verdwenen is; en overfulx dat-
fe maar geleend is geweeft; alhoewel wyons moeten
40 Schoonheyd der Menfihheelden,
laten voorftaan dat evenwel de verciering in welck Hoe en waar
wy hem fien, hem feer eygen is, en feer wel met ^TdvTJt
fijn fwemingh, overeen itemd, en derhalven dien- raad , .>. een
ftighisom hem te Verderen. En hier uyt konnen ™rvoegtdta
wy dan ook ligtelijk verftaan, hoe het bykomt dat dea anderen,
een en defelve Hulfels, en hooft en hals Cieraden,
d'een menfch vergoelijkt, en d'ander mismaakt:
namelijck wanneer in die toepaffing geen opligt op
de welvoegfaamheyd en verfcheydentheyd der on-
derwerpen genomen werd. En derhalven dwalen Dwaling van
fommige Juffrouwen feer, welcke de Moden fonder 'tVerkiefen°
omfigtigheyd navolgen, en meenen dat al wat een ^
ander wel ftaat, dat het haar ook verfrayen fal; daar
't dikwils verre misgetaft is: en fy fouden fulx ook
genoegh tuffen de fpiegel en de hulmand gewaar
werden, foo de drift om de Mode te volgen , en
niet minder dan Peete Baafje of Peete Geesje of
Juff1. D ings, of een ander te zijn, haar niet blind
gemaakt hadde.
Tot een verder optoy-ing der Schoonheyd is het „ of de bor.
, > tr fl · 11 "en bloot tc
al van outs onder t Vrouwgeilagt in gebruyk ge dragen der
weeft den Boefem, ja ook de geheel e Borften bloot ïf"" .
j , , · r ? ι · fchoonheyd
te aragen; t geen ook in onle Landen, tot een wei- ook vet.
nig boven de Tepels , nochby vele gebruyklijk is. mcerd<
En gelijk dit van zommigeis tegengefproken , foo
heeft eenen Thomas α Vio , in fijn uitleggingen
over Thomas Aquinas , die manïerè van doen , fterk
verdedigd en van fonde vrygepleyt: Zeggende dat
fulx alleen om welftaanshalven, en tot vercieringh
van de Vrouw gedaan werd. Want fegt hy , gelijk Eva heeft in
onfe Voorouders in't Paradijs na de ervarenis harer '^"fi'd"*
Naaktheyd, alleen de Teelleden fchijnen bedeckt te borften nies
hebben, f00 en iffer geen reden over waarom men sede^c·
de liOiften onder de ichaamleden betrecken fouw.
-ocr page 46-Schoonheyd der Menfchbeelden. ' 35
Sulx dien Man wil befloten hebben dat de naakte
Borften, in haar eygen gedaante geen aanfteking
tot onkuysheyd geven, als voor foo ver fy de
Schoonheyd des aangefigts tot een hooger trap ichij-
Ontbloting nen te brengen. Tacitus fchrijvende van de Zeden
tt vuil™ der Oude Duitfen, feyd dat hare Vrouwen met de
«iragt. armen en een gedeelte van de borft bloot gaan. De
Spartifche Maagden in Griekenland moeken na het
bevel van Lïkwgus, in d'openbare Schouwplaatien
met de Mannen, tot oeffening harer lichamen, naakt
zeden der begeven , om de hittiöe minnedrift der [onkhevd.
Oudcnin't ö _ σ , - > „ J^*
baden en door de geitadige gewoonte van dat gefigt, allengs-
v/aflen. kens te beteuglen. 'tWelckvan Flutarchus in'tle-
Van Licurgus, beleden en nader aangewefen werd,
alshy feyd, datter in dit ontblooten, niets onge-
fchikts, maar veel eer de fchaamte verfeld was.P/aro,
en wilde in fijn wet, ook fuiken doen niet belachhen
sy da Rö- hebben. De Romeynen egter, fchijnen daar in wat
digerdan by zediger geweeft te hebben : Want die flegts in een
de Grieken Bad te famen gevonden wierden,waren ligt verdagt;
geoeffend. ja ^ js ^ yuflmianus onder (1'oorfaken der Egt.
fcheydinge opgeftelt, foo wanneer een Vrouw haar
verftout "had, in een gemeen Bad, neffens ander*
Mansfichte waflen. En de wijfe Kat ο en wilde
felfs met fijn Zoon niet te gelijk in een Bad gaan.
Hoefommi- Sommige Keurmeefters hebben de Schoonheyd
fchoonhcyd Van een Vrouw alleen in de Tronyegefogt; 'twelk
vrouwTn de ook van Seneha fchijnt toegeftemd , wanneer hy
Trony aiieen fey({. het en is geen fchoone Vrouw, wiens Dyen
/telden, ^ Armen prijswaardig van maakfel zijn, maar wiens
geheel aangefigt , de wonderbaarlijke welgeftelt-
neyd van al de andere Leden verminderd en ver-
doofd, Buyten twijffel heeft defen Wijsgeer gefiefl
op het geen fig gemeenlijk, eerftiodg belchouwing
" " op-
-ocr page 47-i8 Schoonhey d der Menfih-beelden.
opdoet; en dewijl de Tronye defpiegel, of liever
het levendig uytdrukfel van de Ziel is, daar in, nef-
fens veel bevalligheyd , meeft alle de pogingen
van 't gemoed konnen gefien werden; tot welk de
reft der Leden buyten aanmerking van de Tronie
niet met allen konnen doen; ioo is niet vremd dat in
de Landen daar de Mannen van den vlees en bloed
verteerenden duivel (jaloersheyd meenenwe) be-
feten werden , de Vrouwen , over ftraat gaande met
het aangefigt gedekt of in huys zittende, gevangen
zijn. En die Mans (mogt men 't iêggen) als een van
beide haar nood deed, liever de billen dan het Aan-
gefigt van haar Vrouwen fouden willen gefien heb-
ben. Doch dat eenige Menfchkundigers dit ftuk
anders hebben gevat, en de Schoonheyd der Tronie
flegts voor het minfte gedeelte der fraybeden die 'er
in een waarlijk fchoon Menfch moeiten gefien wor- Andere ia't
den hebben gehouden , fulx kan met vele getuyge- Schaam.
niiTen der Ouden beveiligt werden. Ariflanetus fey-
de; alift dat de Tronie van mijn beminde Limone,
de natuurlijke fchoonheyd van al d'andere Vrouwen
verre te boven gaat, nogtans en kanfe haar felven fo
haaft niet ontkleeden , of d'uytnementheyd van
d'andere heimelijke en verborge gedeelten brengt
dadelijk te weeg, datfe geen fchoone Tronie meer
fchijnd te hebben. En gelijk defen de fchoonheyd
van de Vrouw, foo heeftfe Papinus in de Man-
nen j onder den Perfoon van Ρarthenopeus, Atalantas
Zoon, beichreven : Wanneer dien Jongeling, fegt Schóónheyd
hy > zijn Rijd-rok ontgefpte, foo is de ichoonheyd van een
van fijn i;chaam aanftonts voor den dag gekomen; haam be^ ,
en de geheele vrotijkheyd fijner hupfe Ledematen iiUievea,
fijn openbaar geworden : fijn luftige fchouders;
fijne blankeen welgemaakte boft, diemetdelief-
felijk-
-ocr page 48-31 Schoonheyd dér Menfchhèeldeni
felijkheyd fijner bloofcnde wangen wonderlijk wel
over een quam , ja het heldere gelaat fijner jeugdige
Tronie felve , wierd door d'onuyrfprekehjke
fchoonheyd fijnslichaamst eenemad verdonkerden
uytgeblufcht. Wy hebben dan te beiluyten dat de
fchoonhey d der Leden, een fchooneTronie feer ver-
heerlijken konnen; En dat in tegendeel de misvorm-
de deelen deslicbaams de frayheyd des Aangefigts
■wanneerfe teffens gefien werden, feer verminderen.
Ook gebeurd het wel dat een Leelijk bak;iuys, hups
en fier van leden is; en datfe daar door noch eenig-
finds vergoelijkt werd. Gelijk mede een bevallige
Tronie, dikmaal genoeg is om een kromme en ge-
bochelden Zied-Haring aan de man te helpen; of als
men feyd, om tot een fcheeve pot een dekfel te vin-
den. En gelijk fommige Konftenaren de fchoon-
heyd nu en dan in verkeerde en onegte hoedanighe-
den plagten te foeken; en dat den eenen de fwellen-
de 'bolligheyd der lichamen voor een goede of de
befte geftalte der felver hield; terwijl andere . die na
een edelder taalje fogten , die in een fianke fchraper-
heyd meenden te vinden : foo hebben fominige om.
figtige Mannen dien onbefuysden toeleg willen in -
teuglen. Eenen onder haar heeft onfes agtens de
regtfchapenheyd der meniche'ijke lichamen, en by-
fonderlijk die der Mannen, in defe woorden, Schil-
deragtig gedoodverfd : Alhoewel feyd hy, het
menfchelijk lichaam deBeenders niet en kan derven;
en of fchoon defelve door haar Senuwen , pefen en
banden aan malkander moeten gehegt zijn; foobe-
hoorenfe nogtans met vleefcb overdekt te zijn:Want
de regte Schoonheyd werd dien menfche niet alleen
toegefchreven in wiens lichaam d Aderen niet uyt-
puylen > noch ook de beenderen konnen geteld
ver»
-ocr page 49-Schoonheyd der CMenfchbeelden, 3 3
werden , maer wiens rechtfchapene Ledematen, en
beklonke vleesagtige Hyfen, allenthalven foo be-,
quaamlijk met wel getemperd , en gefond bloed
vervuld zijn, datfe de Semiwen felver door de Be-
valligheyd, van een aangename roodigheyd yerber- l
gen. Wilmcn de Schoonheyd van een Tronie in Schoonheyd
'c byfonder afgefchetft hebben , men kanfe niet on- "ιοώ*!
voegfaam aanwijfên daarin te heftaan, dat men in
't geheel, noch in het deel niet de minfte afwijking
daarin kan ontwaar werden. Want men houd voor
feker, dat de algemeene wel gemaakte Tronien, niets
in haar konnen hebben, 'tgeen kenbaar mifmaakt is.
Het Schoone fegt yemand, kan men licht kennen ,
e-U ligter met verwondering prijfen en beminnen,
dan haren regel of Teycken-kundigen Trek uytvin-
den, om uyt te drucken waar in Zy eygentlijk be-
ftaat ; De Schoonheyd is dan de Schilder kon ft
een te rugh deyiênd Voorbeeld, dat al de OefFe-i
naars verplicht ten alder naaften op d'hielen te flap-
pen. .
Eenige hebben aangemerkt datter een fekere aan-
geboren Schoonheyd is, die, of aan byfondere Ge- den.
Aagten, of aan fommige Natiën .byfonder eygen
isi Welk haar voornamelijck of in de fraye Tro-
nien , ofin de hupfe Ledematen en fraye gefetheyd,
des geheels vertoond. Onder defulke fchijnd ons
toe, dat eertijds d Inwoonders van Abdcra eenige
pngenieene Schoonheyd, of ftatelijke grootsheyd
in hare Tronien gehad" hebben, want Stepbatius in
lijn Boek vand'oude,Steden , getuygt dat d'Antij-
ken, met een fonderlinge vlijt, veel' na deAbderitfr
r,crs plagten tefchildcren Maar gelijk fekcr Land- fciknn&him
(treek eenige eygc en ah.cmcene Schoonheyd in Lau aat "
de Sweming harer inboorlingen, fchijnd in te druk-
C ken',
-ocr page 50-3 4 Schoonheyd der Menfchbeelden.
ken, foo fietmen in tegendeel dat wederom een an-
dere Landaard. hetzy door de Logt, of door het
Hoe d'aige- voediel, of door quade behandeling in d'opvoc-
roeene ding, of door yets anders, veel en verfcheyde on-
inhd°Landen fchoonheden , de Inboorlingen werd toegebragt.
aard afwiffe- 't Welk ook noch door vermenging van verfcheyde
len kan- en ongelijkige Landaard, in de afwifleling van fijn
kenlijk Krooft en fwemingh veelfints geholpen
werdt. En het is onfes achtens, wel te gelooven,
dat hier door foo veel , oneygen Swemingen van
Krooft, gefien werd, die aan geen eygen Natie
t'huys te brengen zijn : Welk buyten de vermen-
joden, ging vry kennelijker foude zijn. Want om dat de
waarom le ο ρ < . , „-/· ,
haer kenne- Joden lich met geen andere Natie vermengen, daar-
enCkfweming om f,et men dat fy haar eygen kennelijk Krooft
langer dan dus langh bewaard hebben, datiè in alle Landen van
tie^bewa- Kriften Menfchen onderfcheyden blijven; 't en
icn, 2y dan dat'er eenige andere verborgene beftuuringh
onder fpeeld. Een Duitser is veeltijts fchoon en
manlijck van Lichaam; De Vrouwen nietfeer ge-
meen tray van Tronie. d'Engelfche Natie,is Schoon
Eygenichap- in Man en Vrouw. Een Fransman is tamelijck be-
landaard in val!igh van 0Ρ%£ > i~elden Vrouw-agtig fchoon,
£aropa.r ook zijn de Schoone Vrouwen in Vrankrijk dun
gefayd; Maer vergoelijken haar feer door de ver-
cierfels, d'Italianen zijn fchoon fegt men, als fe wij-
len. Doch den Spanjaard twift wegen fijn Schoon-
heyd , met de Duyvel. Waar van breeder op een
ander.
En nadien dan alle defe dingen genoegfaam bewij-
fen, dat de verfcheydenheyd der Schoonheyd en
Bevalligheyd, ten opfigt der navolging in de Schil-
derkonft, niet ligt onder foo net bepaalde regelen te
brengen is, datmenfe daar na, als na een onfeylbare
Leeft
-ocr page 51-Schoonheyd der Menfchbeelden. ' 35
Leeft met aangenaamheyd , Tonder verder waar-
neming van 'tLeven, m de Konft-tafereelen fou
konnen overftorten ; Soo ftaat ons in 't voorby ^ ^
gaan aan te merken , dat een Leerfaam Schilder fich schoonheyd
uyt al fijn vermogen behoorde te beneerftïgcn, om in de gedag-
j ' ïd v o. * ten cn t gc~
door een geduurige befchouwingh van al wat hem moet van
van 't menfchelijk fchoon voorkomt, het uytge-
lefentfte daar van fodanig fijn gedagten kragtelijk diukt zijn.
in te drukken, en aan fijn inbeelding gemeen te
maken, dat hy buyten de befchouwing van de fel-
ve, fich de fchoonheyd van een Menfch, op ver-
fcheyde wijfen, en in onderfcheyde trappen, foo
bevallig en levendig kan verbeelden , als of hy de
Schoonheyd felver voor hem had. En dit fal hy al-
Hergeluckigft konnen doen , wanneer hy niet alleen
wel en aandagtig fal na gefpeurd hebben, welke Dee-
len en Partyen Schoon gemaakt zijn , en wat Pro-
portie ly hebben moeten , om fulx volgens de Tey-
kenkundige trek te verbeelden; Maar dan voor-
namelijck, wanneer hy tot al het vorige, net fai
hebben af gefien, door welk een Trap en toeval, de-
fe en eene deelen de Schoonheyd in dit of dat voor- >. ' ·,
i β ..,.·, , , / .·,, ···.. Middel tOi
werp onderhngh aan t geheel vereenigt, vermin- hct voot,
Herd of Vermeerderd: en hoe fulx in de Schilder of gaande,
Bootfeerkonft nagevolghtj een gemaakte of gefog-
te Schoonheyd,of eenNatuurlijke bevallige Schoon-
heyd fal te weeg brengen. Welke Oeffening den
Schilder niet alleen een getrouwe huIp-Sufter fJ
t zijn in 't volgen van het natuurlijk Leven, maar fy
fal hem voor een ervare Meefteres konnen dienen,
wanneer hy 't leven moet derven; om door de be»
Jeffing van een ware ingebeelde Schoonheyd fijn;
geeft foodanig te onderwijfen , en fijn hand foo
yerftandig te befluuren, dat hy de voorgeftelde
C 7. Schoon-
Schoonheyd der Menfchbeelden. ' 35
Schoonheyd uyt de volle Bron-ader van fijn ge·-
moet, als met volle ftroomen op den Schilder-doek
fa! konnen uytgieten. Waarlijk duit drukking van
de Schoonheyd kan door de fterke Inbeeldings-
kracht merkelijk verbeterd werden. Van den groo-
voor-bed- ten Thydias werd verhaald, dat als hy het Beeld van
beveftic«n* JuP'ter en Mïnerva maakte, dathy fijn oogen op
eVt* niemand floeg daar hy die gelijkenis uyt ontleen,
de, maar dathy fijn gemoed het Voor-beeld van
een feer uytgelefen Schoonheyd kragtelijck voor
ftelde, op't welk hy de oogen van fijn verftand,
foo ftantvafielijk geveftigt hield, dathy fijn hand
en fijn Konft, Tonder eenige afwiffeling, na de ge-
lijkenis des felven Voor beelds beftuura heeft. De
Oude hebben feer wel gefien, dat de Schoonheyd
felden volkomen te bekomen was , doch dat en
De uyterfte fchrikten haar niet af; maar fy wiel'den des te meer
iintmen^^ aangefet om door alle betamelijke middelen, en
felden of voomamelijck door de Verbeeldens-kragt , haar
=2$ ""i. fci ven die kragtelijck in te boefemen. Den geleer-
jtomen. den Junuis heeft menige puyk-ftaaltjes hier van op-
gehaalt, die niet en behoorden onbekent te zijn.
Zeuxis, dien vermaarden Schilder, wel wetende dat
het hem fwaar fouw vallen , alle juyft gevormde
Leden en de volmaaktheyd der Schoonheyd, ver-
feld met deBevalligheyd des wefefls, in een menTch
te gelijk te vinden, verkoos hem vijf fchoone Maag-
den , en nam uyt yder het Schoonfte gedeelte , en
maakte door een verftandige famenfehikking, voor
die van Crotonen een onberifpelijke Schoon'e Vrouw.
Ben der aaloude vermaarde Schilders had het Oor-
deel van Paris, met een byfondere aardigheyd , be-
vallig aan de befchouwers gemaakt; want gelijk hy
aan Juno enPallas een ο vermaten fchoone gedaante
had
-ocr page 53-Schoonheyd der Menfchbeelden. ' 35
had gegeven, foo hadde hy fijn Venus, (die vol-
gens de fabel , de alderfchoonfte moeite zijn , ) van
agteren gefteld; op dat een yder na fijn begrijp haar
een Schoonheyd by gedagte fou konnen toe paffen;
ten minften getooven , dat by aldien fy omme fag ,
of haar ftand veranderde , fy fekerlijk fchoonder
dan de andere fou zijn. Latende alfoo den Befchou-
wer als in verlangen , om 't Oordeel van Paris toe
te ftemmen, en door des Befchouwers inbeelding,
dat gene te verrigten , dat hem in fijn Konft feer
twijffelagtig Icheen om wel te konnen uytgevoerd
werden.
Maar gelijk veel van d'Onde befaamde Meefters
voornamelijk hebben toegeleyd om de Schoonheyd
in hare Beelden te bekomen, foo zijn ookfommi-
ge onder hen in het behouwen van Marmere Sta-
tuen , of het Gieten van Kopere Pronk-beelden , en
het Bee'd-fchilderen op Tafereelen , inibohoogen
trap opgeftegen; dat men felfs de Schoonheyd van
't Natuurlijk leven daar na heeft beginnen af te me-
ten. En feker wy en moeten geen ander afkomft foe-
ken, om de fpreek woorden. foo Schoon als een Beeld·, ^prcck- ·
het is of 't Gefchildert waar; rcgtt'huys te brengen, άιί"
dan de ροο^ΐης der Antike Meefters Doch hier moet "" 3,fM» ,
.. Γ, χ σ . , η ι ι waar van
een Steyl- Oor ons niet na geven dat wy ftaan de hou- komftig.
den , dat de Konft de Natuur overtreft: neen; Wy
belijden dat de Konft verfhndelijk beftuurd, ge-
Woon is,al le Lof te ftel'en in 't Schoone,en datfe daar
toe, al wat de Natuur Schoon heeft,uytkieft, en ver-
fcheydentlijk famenvoeet. En hierom plasten ook Hocci<;0udc
Jp r· 1 , r , _ ,r„ ο loo Schoone
uc vjiet-icundigers, Boodjeerders en Beeldhouwers, Beelden
menigteTronien, Armen en Beenen, jaookhee tT°«'b»£-
le Rompen van menfeh e Lichamen, te vormen en af
te gieten, en verkofen dan met gemeene toeftem-
C 5 ming
-ocr page 54-3 8 Schoonheyd der Men fch-beelden,
ming der Menfch-kundigers , de Schoonfte daar
uyt, en verbraken alle d andere.
Sooveel als'ertot noch toe de naam vanKonft-
kenders en beminnaars met waarheyd gedragen
hebben, zijn doorgaans van oordeel geweeft , dat de
Oude overblijflelen der goede ftatu-Beelden en Half
ronden en'tgeen in de bloey tijd der Schilderen
Bootfeer-kunde gemaakt is, voor de Schoonfte in de
'Konft, en voor de Leerlingen de befte en volmaak-
fte Voor-beelden te houden zijn. Welke waarheyd
van den neerftigen Heer Jan de Biftchop, aange-
merkt zijnde , hem ook opentlijk in de Opdragt
van fijn vijftig eerft uytgegeven ftatu-Beelden, heeft
doen belijden ; dat hy door lange ervarentheyd, in
dat gevoelen meer en meer beveiligt was. Want het
zy, fegt hy, datwe onfe meeninge bouwen op d'ag-
ting en hoogen prijs, welke voor dufdanige Konft-
Beelden , al van ouden tijden is betaald geworden,
(waar van Cicero, Plinius, en andere mannen van
kennis ; Beneffens de daaglijxfe ervarentheyd ge-
tuygen konnen zijn : ) of dat wy Raphael d'Urbijn,
Michel Angelo, en iulke Meefters, 't fèlve niet al-
leen met woorden , maar ook met der daat fien be-
veiligen ; wy fuilen bevinden datie hun geheele oef-
fening daer na gerigt hebben. Ja haar fomtijds niet
gefchaamd hebben, geheele itukken daar uyt ge-
nomen tot hare Werken in te voeren; En voor foo
ver, veel eer Roovers dan Navolgers geworden zijn.
Waarlijk feyd hy vorder, daar is geen anderere-
den , dat Vrankrijk, nu in der daat de Kroon fpan-
nende, het nu foo ver gebracht heeft, als dat het
te Roomen met goede opmerking, de Oude Pronk-
beelden weldoorfien . en der felver navolger Pouf-
fijn met veel Eer ontfangen,en feer hoog geagt heefr.
Vor-
-ocr page 55-Schoonheyd der Menfchbeelden. ' 35
Vorder mijn eygen oordeel onderfoekende, hoewel
iwack zijnde, en nauwlijx magtig een gedeelte van
die Konft te doorgronden, en als door een nevel
ïiende , egtermijn fchemerende oogen omilaande,
befpeure in 't Beeld van Hercules, de gewrigten van
meer dan menfchelijke fterkte: In de Worftelaars en
Schermers, de kragten daar vereyft: In Laohoon een
vaften Ouderdom.In Ant'mous een fwakke fwier van
Lichaam, by na Vrouwelijk: in Apoüo een wel ge-
maakten Jongeling: In Bacbus rond-gedrayde Le-
den,in Satyrs en Faunen beklonkenheyd van vleefch;
en in de Vrouwen nu een tenger, dan een wel gevoed
en pocfel Lichaam uitgebeeld:Swijgende van de ver-
fcheyden ouderdom, ftandt, gebaar, wefen , kle-
ding en meer fulx ; Kan niet genoeg verwonderen
de groote Schoonheyd in yder , en foo wel onder-
fcheydentheyd in allen , met de Meefie eenvou-
digheyd, en veel meer treffelijke deugden verge-
felfchapt: De welke hoe groot en hoe veel die zijn,
daar uyt te giffen is, dat de grootfte Meefters in
't maken van 't een of 't ander lidt, tot herftelling
van eenig gebroken Beeld, foo felden of fich felven,
of anderen voldaan hebben , en feer befwaarlijk
fich dit onderwonden. Egter en werd hier door
niet verworpen 't gevoelen der gener die drijven dat
het Leven felfs, is het befte Voorbeeld, en noodigft
na te volgen; als waar uyt die groote volmaaktheyd
der Ouden, fijn oorfprong heeft. En ook nu alfoo
ftaat daar uyt te ibeken: Maar daar de Ouden feer
keurlijk in foo verfcheydentheyt van 't Leven, daar
t Schoon met het onprijfelijke vermengd is, dik-
maal in een Lichaam het Schoonfte hebben uitge-
fogt, mach dit met recht de befte Leydsman wel
genoemd werden: Niet tot dieneynde om opge-
C 4 trok-
-ocr page 56-40 Schoonheyd der Menfihheelden,
trokken in de Deugden van de Ouden > in 't befig-
tigen van 't Leven blind te zijn, maar om doof
behulp van defen Weg-wijfer na 't Voorbeeld van
de Ouden, het Schoone te verkiefen, en 't geheele
Leven , Loffelijk tot fijn gebrayk te brengen j dat
anderfints feer fwaar is en onfeker. Dus verre
d'aanmerkelijke reden van dien vaften Teyckenaar
aan den wel Edelen en KonftSievenden Heer,
Consïantyn Hugens , Heere van Zeelhem.
■ Buy ten twij ff cl heeft den Schepper gewild dat de
Schoönfte dingen , het redelijk Schepfel beft foix-
den behagen. En hier dooris tuffen deKonft-ge-
maakte Shoonheyd, en die Welke van de Natuur
voorkomt ? een feer nauwe verbintenis. Maar
't geen hier niet fonder 'opmerking moet over ge-
flagen werden, is dit, dat wy ons dikmaal no.h
waarom wy Wel aldermeeft, in die van de iaatfte foort, ver-
schooneVa- hiihgen konnen. Zeker dit en gefchied niet alleen
ferceien en om dat ons Oog bemerkt, hoe gelukkig de Konft
^teugen!" met Natuur ftr>jd ; maar om dat ons gemoet
fich dikwils foodanigh vervrolijkt vind, datwe on-
fe blijdfchap niet beteugelen noch binnen houden
konnen: Want terwijlwe van de nagevolgde tot
de"Natuurlijke, en'wederom van de Natuurlijke ,
tot de Konftige Werken , met onfe gedagten over
en weder wandelen; foo ontfpringd óns hert van
vreugd; en juigt en roemd door een heymelijke
gun fte, die het den Konftenaar toedraagt, de Wer-
ken foodanig, als'offe door ons eygen toedoen,foo-
danig waren voortgëbragt, Ja een ernftige befchou-
wingh der Konft tafereelen, kan menigmaal onfe
gedagten verder heen voeren, als die der Natuur-
lijke fbuden doen. Wy lefen van Karibiles, dat als
jiy in den Tempel van Venus quam , en dat hy
•haar
-ocr page 57-i8 Schoonhey d der Menfih-beelden.
jhaar bevallige en foet lachende mond,een wijl tijts in
de Schil derie begluurd had , hy eyndeling in duf-
danige Minnezugten uytviel: O geluckige Mars fey-
de hy, die om harent wil gebonden en tot {pot ge-
maakt zijt; en gelijk hy voor fijn affcheyd de Schil-
derie ménigwerf kufté , foo heeft hy bu.yten twijf-
fel , onder fuik doen , den Schilder een byfonder
goet hert toegefonden.
En dewijl dan uyt al 't gefeyde genoegzaam open-
baar is, dat de Schoonheyd der Lichamen moet
gefogt werden in de wel gemaaktheyd derDee-
len, en proportionele onderfchikking tot het ge- proportie cn
heel; Soo volgd van felfs dat d onderioeking van d^vooilfa-
de Proportie, foo in 't algemeen geheel, als in 't meoolfa^
byfonder van de Leden , een voornaam deel der heyd.
Menfch-kunde is: Sulx dat den Schilder die fich
daar in wil volmaken , benoodigt is , fijn hulp in
veel en verfcheyde dingen te fbeken; Onder welk ,
de befchouwingh van het Leven, de Schilde-kon-
ftige Anatomie, de Proportie-maat. De Schoone
toegeftemde Voorbeelden, cn de gefonde Reden, de
voornaamfte zijn ; In welk ook alle fraye Mee-
fters , met goeden uytilagh haar hulp gefogt heb- werden,
ben. Want de befchouwingh van 't Natuurlijk
Leven , kan den Schilder de Schoonheyd door
verbeeldens kragt in alle voorval, doen voor oogen
komen; d Ontleding fal hem het maakfel en dienfl»
van alleBeenën, Musketen» Deelen en Ledema-
ten aanwijfên. De Proportie-maat fa! hemde goe-
de Leden-ftemmingh des geheelen Lichaams wijs
maken. De Schoone Voorbeelden , fullen hem in
fijn verftandt onderfteunen , en als een Toer.fteen
aanwijien, waar in hy dwaald. En de gefonde Re-
4en ui hem als een trou Meefter onderwij fen , «n
C 5 'in
-ocr page 58-6 ζ iMaatredige Ledenfiemming
in alle wel uyt gevalle ondernemingen, fijn gemoet
volkomen geruft ftellen. Laat ons dan toe, datwe
de Proportionele Leden ftemmingh in 't volgende
Hooft-ftuk wat nader ondertaften.
Van de Proportionele of Maatrede
Leden-(lemming der Menjcb,
beelden.
Cap. yv En Schrijver van het Boek der Wijsheyd,
JlJ fegt, dat Godt alle dingen na fekere maat,
gewigt en getal gemaakt heeft. Waar uyt ons ligt
te beiluyten ftaat, dat het Lighaam of Zienlijk
't Menfchen- Beeld van den Menfch , als een van de Konftigfte
Gods groot- maaxiels, enGodts grootfte Meeftetftuk daaron-
fte Meeftci- der niet alleen niet kan mis geteld zijn , maar dat het
daar en boven niet fonder reden, tot een Model ge-
field is , waar uyt van outs alle Werk-maten ge-
Be tneefte nomcn zJjn; gelijk fnlx in de Voet, Elle, span, Talm,
Proportien Dujm, Vadem, en anders openbaar is. Sulx dat de
sijn daar Menfch ten aanfien van fijn goede Proportie en
van ont- n , . _ , ζ O „ ,
leend, en geftalte des Gebouws, niet t onregt een 1 empel ge-
ve"f«nrha!' "oemd werd. Gelijk dan ookdefchranderfteMan-
schoone nen de verdeelingh van Noachs Arcke, den Taber-
ïxoporae. mkej yjn Mofcs ^ £n den Tempel felfs van Salo-
mon,en wat meer op Goddelijk bevel gebouwd is;
geerne van de Ledenftemmingh des Menfchen af-
Jeyden. En gelijk er doorgaans een onderlinge over-
een-komingh in al de Deden des menfchen Li-
chaam s gevonden word, die tot dienft en Cieraat
van malkander zijn, om gefamentlijk een welge-
maakt
der Menfch-beelden. 8 β
maakt Lighaam uit te maken ; foo fiet men ook Men fiet
poit Ledematen van ongelijk geilagt, of trap des f^"
buderdoms famen gepaard; dat is, menverneemd ten van Le-
geenLeden vanVoiwaifene en Kinderen, Magere en
Verte, noch Mannen en Vrouwen in een Lighaam paatd.
* famen gevoegt : 't En zy dan dat yemand de ge-
breken door toevallen in de Natuur ontftaan, en
die als wanfchepfels van de felve werden uytge-
ftooten; al mede onder de volmaakte Schepfels,
welcke de Schilderkonft alleen tot haar voorwer-
pen verkieft, wilde geteld hebben. Doch wy we-
ten dat de Schilderkonft alleen toeleyd, te volgen al jjonft^möct
wat de Natuur in haar uyterfte vermogen Schoon de Natuur
voorbrengd; en dat al 't geen in de Konft daar te- "ei". °e POt"
gen aanloopt, de Natuur veel eer befpot , dan
Konftelijk navolgt.
En even als'er niet aan te twijfifelen is, of Adant
en Eva zijn van foo Scboonen geftalte, en binnen
foo Eelen omtrek bepaald geweeft, als'er met d'uyt-
voerighfte betamelijckheyd van foo Wijfen Maker
overeen quam; Soo fietmen dat'er egter door ge-
brek van de Menfch-kunde, fomtijts Beelden van
de Konftenaren werden voortgebragt; die aangaan··
de de regtfehapenheyd der Levende Beelden, welk·
fe inde vaifcheLedenftemming en Muskelen ver-
toonen, foo ver afgewiifelt zijn , dat m'er over moet
in twijffel ftaan offe Adam, indien hyfe in 't Para-
dijs ontmoet had, niet onder de Schepfels fou ge-
teld hebben, die op den vijfden dagh gemaakt zijn :
Sulks iy hem in 't geven van de Namen, ligt meer
fpel, als al d andere fouden gemaakt hebben; niet sommig^
wetende waar hyfe onder plaatfen foude. de hebben
De Ledep-ftemming en Proportie-Maat, is by ^noportie
d Antike Konftenaren alrijt in groote waarde ge- Veift»an.
hou-
-ocr page 60-44 Cfrlaatredige Ledenflemmmg
houGcn;en hebben in verfcheydeVoor-beelden blijk
gegeven, datie die grondigh verftonden. ΤtUkies
en 7 heodorus, maakten yder de helft van het Beeld
van Apollo Pythius, d'een was in 't Eyland Samos, en
d ander was te Ephefen. En nochtans paften bey
defeftukken fcowel tot malkander, datmenn:et
anders fouw geoordeeld hebben , of het Beeld was
uyt de hand van eenen V! eefter gekomen. 'tGeen
hun waarlijk fonder d'aldernaaukeurigfte kennis
der Proportie, onmogelijk fou geweeft hebben.
d'Algemeene Proportie van een Schoon Menfch-
beeld kan onfes agtens kort, en met weynig omilag
voorgeiteld werden; en het en is niet geheel noodio-
foo veel arbeyds, foo veel Modellen en foo veel
iêggens, alsfommige wel gedaan hebben, overhoop
te halen : die doch met al haar verfcheyde Voor-
beelden, meer dan de helft te veel, enophetduy-
fentfte deel, niet genoeg en hebben gedaan. Want
I'ortfe der°" men 'n de Menfch- kundige Proportie onder-
M^nfchbeei- ncctrid, meer als eenige weynige regels, van deal-
mei mafr gemeene rcgtfchapenheyd der Menfchen genomen,
weybige cn te ftellen , foo falmen fich tot een oneyndig getal
jcgd'sgcven. Voor-beelden verpligt vinden; En foo doende ge-
duurigh te veel, en t'elckens te weynigh doen.
Men moet voornamelijk in defe Oeffening aanmer-
In wat voc- „ - · 1 * r
gen defxe- Κ<-Π , dat de nette Proportie-regel niet voegiamer
^ottofe. ksn onderfogt werden, dan ineen Beeld, dat in
fbgt weiecn. een Simpele, dat is, in een Enkele' en eenvoudige
\ regt opftaande ftand, buyten alle werking of aótie,
\ geplant is. In welk Beeld, foo haaft als het flegts
de minfte bewegingh of werk-daat onderneemrte
clocn, terftont door het buygen en verdrayen der
Leden enGewrigten, niet alleen in fijn Agaten.
jmaar ook in de ftant van fijn Muskelen, volgens
d'hoe-
-ocr page 61-der Menfch-beelden. 8 β
d'hoegrootheyd der Doeningh, groote veranderin-
ge valt; Gelijk verder in 't vervolgh fal blijken.
Sulx dat dit gedeelte der Menfch-kunde veel eer
door een Natuur-kundige kennis in 't Oordeel, als proportie
door bet oeftenen van een beftipte Maat-kundige
PaiTer maat moet uytgewerkt werden : want wie befeten woi
fal foo veel Regels konnen opftellen, of dat meer is, den°
wie falder foo veel in de kop houden, alffer on-
telbare Standen, Aftien en Doeningen, indever-
fcheyden taaljen of Tronken der Lichamen konnen
bedagt werden ? welcke gedagten des Konftenaars,
ook noch door d'oneyndige toevallen verre konnen
voorby geftapt werden: by welke alle de Voor-beel-
den van Alhertus Durer opgegeven j foo veel als een
Boon in een Brouw-ketel zijn. Ja daar konnen in
een Hand, en in een Vinger meer toevallige Standen
en opfigten vallen , als'er Regelen in dit heele Boek
fouden konnen gegeven worden; waar toe dan den
geeft gepijnigt j of arbeyd gedaan voor 't gene niet
verfadigen kan. d'Ervarentheyd heeft aan d'opmer-
kende geleerd, dat by aldienmen alle Beelden na
een bepaalde Maat wil reguleeren , fonder op de
rijkheyd der Natuure agt te geven (die foo wel
korte dicke, lange fmalle, lange dicke, als vier-
fchotige Menfchen voortbrengt; en die doch yder
in haar foort , een onderlinge Proportie hebben,)
men even fou doen, alsof men alle fijn Beelden in Debeftipt-^
een Vorm goot: dat niet alleen een groote misflagh ^nde™".
in de Schilder konft is; maar fulke Meefters vin-
den haar ook dikmaal jammerlijk verlegen, en in een "is veri'e·
Konfteloofe Armoede vervallen ; Niet wetende s=«the^·
uyt welcke Fonteyne iy de rijcke veranderlijkheyd,
dieder vereyft werd, putten fullen: Sy gevoelen
pok dikwils dat hun Beelden niet wel werken wil-
len 5
len/t welk by die ligt te verbeteren is, welke het ver-
ftant van hun Teykenkunde niet te beftipt, aan een
vaft gefielde Maatleeft verhangen hebben.
Dat nu de Natuurlijke bedeeling der Ledenftem-
mingh, feer vry en rijk is in verfcheydentheyd; Eri
datfe door't mede deelen van eenige kleyne verfchil-
Waatom alle ligheydder Proportie, aan'teeneLighaammoge-
^fethet fel- 'ijk maakt, datfe het ander fchijnd te weygeren, dat
ve vermogen blijkt daar in genoegfaam, dat d'eene Menfch fom-
hebbeti. mJ-ge A&ien, of Verrigtingen beter kan doen dari
den anderen , of als eenige geheel niet en konneri
doen: onaangefien d'onderwijfing in beyde veel
kan te weeg brengen. Dus fien wy dat een breed-
froportie ^ fcboftig Menfch met ftevige Heupen en Dyen,meer
geeft veel tot Laft fal. torilen, dan een van fmalleen fchralepo-
de doenin- ftuur< Een breede kloeke Hand heeft meer kiem,
dan een die fmal en fchrepig isr Lange vingeren
hebben meer bequaamheyd om Snaren-fpel te toet-
fen , en de Schrijf-konfl te oeffenen, dan die kort
gedrongen zijn. Een Menfch met fnoggere Beenen s'
fal fnelder loopen dan een Waterfugtig of dik ge-
fwollen Bombeen. Gelijk in veel foodanige geval-
Worfielaars len die geen, welk hen op 't Worftelen en Volti-
ïTauWndên ^ren verftaan > groote ondervinding hebben,en ligt
grooie Keur ontwaar werden waar in hun Lichaam in 't fpringen
tdgec»:er- entuymelen gebrekkigh is: waarom fy dan ook
feer veel keur vinden in de jonge Kinderen, diefe
tot die Kunft van meeninge zijn af te fonderen: haar
van jongs aan daar toe door rekken en trekken, eri
buygenvan de Rugge-graat, en de gewrigten vari
Armen en Beenen, met fmeeren pogen te bereyden.
Indien een Schilder dan alle fijn Beelden op eene
leeft fchoyd, het is feker , dat hy in fommig geval
teel te weynig,of veel te veel verrigting aan fijnBeel-
der Menfch-beelden. 8 β
den geven fal. Daar zijn feer veel gevallen, in welk
de Ledenftemmingh volgens de bepaalde doening
des Beeldts moet geftelt zijn: of men fal een feer
quade koppeling ontwaar werden: Want foo de Man
is, foo^ijn fijn Kragten. En gelijk dit een van de
öiterfte waarnemingen in de Menfch- kunde is, foo
magmen fich wel verfekerd houden, dat hoe 't fel-
ve nauwkeuriger in agt genomen werd, hoe datter
al meer yts voortreffelijx in de Schilderkonft fal te
weeg gebragt werden , daar de gemeene Schilder-
geeftendeVlag voor fullen moeten inhalen. Seker ,
dat vele die welftandige werking in hun Beelden
niet ontwaar en werden , fchoonfe de felve nogtans
daar in feer wel meenen bepaald te hebben, heeft
geen andereoorfaak als 't gebrek van de gelèyde toe-
paffingh. Wie en weet niet wanneermen een Beeld kingin de
fteld om een fware verrigtinge te doen; in welk Ee*lden'
men geen vermogen genoeg ten opfigt van de Le-
denftemming, of goede ftand van beweging fiet;
dat men nimmer fich kragtelijk fal konnen inbeel-
den, dat foodanigen Beeld waarlijk befigh is, met
die werking uyt te voeren, daar het fig in moet be-
vinden : maar het fal ons veel te fwak, of qualijk ge-
fchapen , of onervaren in de behandelingh, of fiek
fchijnen te zijn. Daarentegen wanneerwe Vaneen
fterk en robuft Menfch, die volgens een grootfe
Leeft van Proportie, wel geftelt is, om eenige A-
feker uit te voeren, eenfwakke, lafhartige, wanneer dc
en teere Werking fien doen , waar aan egter fijn heel "eafAa£T
vermogen gefpild werd; hoe is 't mogelijk als dat fchijnen te
het den Beïchouwer anders fal in d'oogen vallen, als
of een Gek, of Charletan eenige Grimmatfèn aan-
rigte. Daarenboven foo fal men in fuik een Beeld
ook bevinden, dat fijn Deugtfame Actie en fchoo-
ne
-ocr page 64-4-8 ^Maatredige Ledenflemming
ne Proportie die het anders heeft of hebben fou \
veel fou te kort gedaan zijn, oüi dat het vermogen
daar van foo onvoegfaam, en met foo ongelijken
Daad, en kleyne verrigting, vereenigt is. Want ge-
lijk de Genees en Heelkundigers malkander leeren,
dat de Proportie-kunde noodig is te verftaan , om
daar door ook van den gefonden, of ongefonden
ftand des Menfchen Lichaam te konnen oordeelen,
(nadien het voor een fiekte gekeurd werd 3 wan·*
neer eenige Leden haar Natuurlijke Proportie-maat
tot het geheelLighaam niet en hebben,en deMenich
beletten fijn behoorlijke Dienft en Aöien te doen y
alfoois de LedenftemmigeKennis den Schilder noo-
dig, om geenfieke, dat fijn gebrekkige Menfch-
beelden , tot de Actie van een gefonde en friffe
uytvoering, toe te paffen.
, Wanneer Leopard de Vinei fijn Leerlingen, aan-
gaande de Proportie onderwees, foo belafte hy haar
üoe fommi- de Menichbeelden alleen in de Lengde, en niet foo
nieii^kde*" ferin deBreedde waar te nemen. Te kennen ge-
Proportie in vende, dat de breette altijt in de Natuure gepro-
tlidemif portioneerd is na de lengde, en de lengde na de dik-
agt genomen te Want feyde hy, daar is een foodanigen won-
hebben. Rijken YVijsheyd in dc Natuur,dat zyalles,'t geen
fy voortbrengd, van wat foort het ook is, altijd
?""*.LrLi het gevoeghlijkfte paard ,enby den anderen fchikt.
En over fulks is het den Schilder geraden., „die OrT
den in de Proportie- maten der Leden te volgen, iq
welk men fiet dat de Natuur haar doorgaans ver?
luftight; en als werk maakt, om diegeduurigop
luiken wij iè voort te brengen, en den Konftenaars
tot Voor-beelden voor te ftellen.
Al het weynige Verfchil, dat men in de Maat-
wet der Menichbeelden ontwaar werd, is in fom-
mige
-ocr page 65-. T r VerfcMl-
mige Lichamen Natuurlijk', en in iommige her- iige propor-.
komftig van eenige toevallen. Die Natuurlijk van
de gemeene Proportie afwijken , hebben egt er in
haar felven, veel beter Ledenftemming, dan die
door toeval afwiiTelen , fulx datmen foo wel in de
Reufen, als in de gemeene foort van Lichamen ,
een onberifpelijke Proportie gefien heeft. Doch in
de toevallige, daarfè Dwergen en mismaakte Men-
fchen voordbrengt, daar houtfe dikwils Maat noch
Regel. De verfchiilige Lichamen, die egter een
goede Ledenftemming hebben, kan men eenigfints
verklaard zien , in de Voor-beelden van een Huys ,
van een Schip, of diergelijke Bouwerk, die volgens
verfcheyde Bellekken en Charters gereguleerd kon- Dooreen ge-
nen werden ; welke, hoe feer die ook van malkan- 'v'eji;iaar4.
der of van andere Bellekken in 't algemeen verfchil-
len, nogtans ydcr op haar felven aangemerkt, feer
wel konnen geproportioneerd zijn , en de naam van
een fchoon Huys, Thooren, Kerk of Schip, met
waarheyd dragen.
Hier nu naukeurig t'onderfoeken hoedanige feer
groote Menfchen, en vervaarlijke Reufen daar nu
en dan geweeft zijn; en wat van de Waarheyd en
Ledenftemming der felve te houden zy; fulx fou-
de buyten ons Bellek gaan : die bègeerig is eenige
Vèrtellingen en Sprookjes daar van te hooren , lefe
het tweede Deel van Athanafius Kircberus Onder-
Aardfe Weereld. En gelijk dien Schrijver in fijn
vierde Hoofd-ftuk van 't felve Deel poogt te bewij-
fen , dat'er geen Proportie in foodanige groote Reu-
fen Licnamen tof de betamelijkhcyd derver-eyfte
Werking van een Menfch en fou konnen zijn, om
dat (even aismen aan de groote Μ armere Kolos
Beelden de Ermen en uyterfte Leden fiet onder-
D fteund,
-ocr page 66-£0 Maatredige Ledenftemmlng
fteunt, op datfe door haar eygen fwaarte , niet van
't Lighaam fouden daar henen tuymelen) fommigc
minder Deelen , als Ermen en Handen door hun
Gewigt fouden afvallen; Soo en dunkt ons fulx
gants nietwaarfchijnelijk; wanneer wy aanmerken
dat de Ermen en Handen, Voeten en Beenen, ons
noch in 't gaan , noch in 't ftaan , noch in 't liggen,
noch in 't Arbeyden, gants geene fwaarte doen ge-
voelen , en dat van wegen de gemeenfchap die de
Deelen met het Geheel hebben; Ook en meenen
wy niet dat ymand hier van klagen kan. Wat nu
jn 't mindere gefchied, fal volgens de felve Pro-
portie die daar tuffen een kleyn Kind, en een vol-
wafTen Menfch is, ook in het meerdere gefchieden :
Want foo de Man is, foo zijn fijn Kragten. Voor-
waar wanneer Cicero feyd, dat de Wapenen van
de Roornfe Soldaten haar in de Veld-Togten niet
fwaarder vallen , dan hun Handen en Ermen te
dragen; Soo wil hy ten minften daar mede te ken-
nen geven, datfe van haar Leden geheel geen Be-
laftingh hadden ; en dat. haar het Krijghs-Ge-
■weer door de gewoonte geheel niet fwaar en viel;
vergelijkende het waarfchijnelijke by het waarag-
tige. Wy beiluyten dan dat het gants geen goed ge-
volgh is: De, evermate groote Steenen Beelden, be-
fwijken door haar eygen fwaarte, (en mogelijk alleen
door Ouderdom en veel geleden Rampen,) Ergo
daar fou geen Menfch van iooof 200 voeten, wel
Geproportioneerd en bequaam tot fijn vereyfte
Werking konnen zijn.
Lenghde Daai'is °°k in 't algemeen een Natuurlijk onder-
in Man ca fcheyd in Lengde, tuffen Man en Vrouw. En men
vrouv. vind door den band meer Lange Mannen , dan
heel Lange Vrouwen, Ook geeft het Land-
fchap
-ocr page 67-der Menfch-beelden. 8 β
fchap en de Hemelftreek, onder welke de Men-
fchen geboren en opgevoed werden , veelfints
een byfondere ftatuurin Lengde , in Kloekheyd der in Landaard
Leden en anders , die als yts eygen aan foodanigen
Landaard fchijnt vaft te zijn. hulx datmenfe veel-
fints of aan de Lijfslengde en Proportie, of aan het
opfigtder Swemingen aan den inwendigen Geeft,
die door de Actiën bekent gemaakt werd, of door
wat anders, of door 't gefeyde alle te gelijk , onder-
fcheydenkan. Dus kent men een Spanjaart uyt fijn
bars en laatdunkend Gelaat; Een Italiaan uyt fijn
fchrandere en bedekte Bezadigtheyd; Een Frans-
man uyt fijn lugthertig Opfigt en knaphandige Ge-
beerden ; Een Duytfer, Deen en Sweed , uyt fijn
Kloek Lighaam en loomaardige fpraak met eenige
Meefteragtige Wefpen verfeld. Een Engelsman uyt
fijn effen en geftrekte Tronie, die veel eer uyt ver-
agting van een ander dan Natuurlijk fchijnd, hoe-
welwe twij ffelen, of het inde befte niet een beter
oorfprong heeft. Maar den Nederlander neemt om
fijn vrygebooren Geeft, allerhande Landaart aan,
waar van de verftandigfte het befte fonder onder-
fcheyd van yeder geern willen ontleenen.
Een ander fegge van een Hollander wat hy wil,
dele getuygenis , namelijk, datfe Luiden zijn die
haar Woord houden , fal hen niemand oritfutfelen.
Wanneer de loofe Fransjes , en by fonder de Pari-
fienen , vmand van een anders Trouw en Opregtig-
tigheyd willen verfekeren, zijnfe gewoon te feggen :
}ly fal fij η Woord houden als een goeden Hollander.
Of van die Natie felfs fprekende, feggenfe gemeen-
lijk -.lly [al fonder twijjfel fijn Woord houden,want het is
een Hollander. Verftaande onder Hollanders wel de
geheeleNcderlandfeNatie.dog byfonderlijk die welk
D 1 "»
-ocr page 68-5 ζ Maatredige Ledenfietnming
in de Unie der Seven Provintien t'huys hooren.
Belangende deGeftalteder Lijf Lengde in "tal-
Wat de gemeen, wie en weet niet dat Duytfiand en het
ln"t%fs. Noordfe Geweft gemeenlijk veel Langer Menfchen
Hengfade uytleverd dan Italien en Spanjen, en meeft alle
seeft' warme Landen. Die hun werk hebben willen ma-
ken van de genoemde Vijf Europifche Volken 3
met hun eygen kennelijke Kleuren af te malen, héb-
Een Duytfer benfe aldus befchreven : Een Hoogduitfer , feggen-
befchreven. ^ ^ jangfaam in Berading, tamelijk Getrouw ,
Grof en Groot van Lijf, Modeft in de Kleeren ,
of'oohy de Mode volgt, daar in overtolligh. On-
geftadigh van finnen , Moedig als een Beer, Schoon
van Lijf; In fijn Wetenfchap School-Meefteragtig.
Vergeetagtig en een veel Drinker, Huylagtig in
't fpreken en niet recht yverig in fijn Godtsdienft :
Maar hartnekkig van Kop.
Engelsman. Een Engelsman is altijd met een Agter open, on-
beiluytende in fijn Berading ·, mistrouwende in
Koopmanfchap en felfs Diefagtig; kleynvanGe-
negentheyd ontrent andere Natiemtamelijk Schoon
en v/el gemaakt van Lichaam, Hooveerdigh in Kle-
ding , Moedig van Aart, geern Wijs > fpreekt noch
enfwijgt niet dat hy moet. Doet quaad onder een
goeden fchijn. In 't Eeten is hy Gulfig en Lekker,
niet feer \rbeydfaam. Wijiagtig in Taal; Een
Schytebroek in nood; in'taanfpreken noch Wijs
nochSot; uyterlijk Godsdienftigh , en een Hart-
nekkig Bewaarder van quade Wetten. Hy maakt
fijn Vrouw tot Koningin , fijn Knegten tot Slaven.
Is veelfints Siek en Onpailijk, doch meeft aan de
Bras-fiekte.
Wy hebben een feker Man gekend, die foo groo-
ten afkeer van dele Natie had; dat hy fijn Kinderen
i van
-ocr page 69-van Jongs aan inftampte; dat alsfe een Hond en
een Engelsman gelijk zagen in 't Water vallen, dat-
fe eerft den Hond fouden uytheipen, enhaddenfe
noch wat tijd over, die mogtenfeaanden anderen
fteden. Waar konnen ook de Paffien den Menfch
niet al heen voeren ?
Een Fransman is knaphandigh en veerdig in fijn Fransman·
doen en fpreken. Ligtveerdig in Trouw. Ligt be-
minnende ·, Van goed Opfigt 5 Wiipeltuurig in
Kleeding, veel Praatig en vraag-agtig. Tamelijk
Menfchelijk in Ommegang , van alles geern wat
wetende; Vlugtigalseen Arent; Groot en ligt van
onderneming. Lekker als hy kan, geduurigh danf-
fende en quinkelerende. Vergeet ligt goed en quaad,
en is veelfints wat Hoeragtig.
Een Italiaan is Spitsvindig in Raadspieging.Trou Italiaan,
voor fich ielven; Loos in aanilagen ; Schoon foo
hy wil. Niet onvermakelijk aardigh in Poetfen.
Schijnd geleerd. Hy fpreekt weynig maar wel;
Eet matig. Onderderhoud de goede Wetten feer
ftreng. Is Plegtigin iïjnGodsdienft; is eenCepier
van fijn Vroüw, en fonder weerga Jaloers ; Groots
in 't Bouwen , Pragtigh in Kerken, maar Zedig in
fijn Kleeding.
Een Spanjaard is Bedrieglijk in Raadsplegingh , Spanjaaid.
Ontrouw in 't Woord houden. Wel beminnende,
Vervaarlijk van Gefchapenheyd. Statig in kleeding,
Deftig van Aard , Moedig als een Olifant. Diepfin-
nig in Wetenfchap , Stilhoudende Wraakgierig.
Manlijk in Spraak; Gek-lijk van Wefen. feèrby-
feloovig, Moedig op fijn Wapen. En fijn Schoon-
eyd aard meer na de Duy vel, dan na een der goe-
de Engelen.
Het is niet nieuw,maar al van outs aangemerkt,dat
D j
1
-ocr page 70-5'4 Maatredïge Ledenfiemming
terfomtijds eeriige grove Feyleti aan eenig byfon-
der Volk, eygen zijn; En daarfe boven anderen in
komen uyt te fteken. In dufdanigen lin heeft ook
5Tit.j. vf. 12. dien grooten Paullis , de Griekfe Digters, Epime-
nides'enCallymachus, Geregtveerdïgt, alsfe feg-
gen dat de Kretenfcrs doorgaans Leugenagtig, qua-
de Becften en Luye Buyken zijn.
Seker Snaak een Koopman foekende, verhaalde
in een Gefelfchap hoe dat Lucifer uyt den Hemel
geftootcn werdende, Hals en Been brak , en mét
veele Stukken om laag quam; en dat de Kop in
Itaiien viel, die die Natie byfónder fchrander daar
door maakte. De Buyk in Duytiland ; die dat
Volk luftig leerde Eeten en Drinken, het Hert in
Spanjen, 't geen haar feer Groots en Moedig deed
zijn. De Ermen en Handen in Holland, die haar
neerftig leerde Werken. De Voeten'in Vrankrijk,
.waar doorfe Ligtveerdig in 't DaniTen quamen uyt
te botten. En gelijk de meefte Toehoorders hierom
Lagten, en meenden dat het Hiftoritjen ten eynde
was, foo was'er onder allen een EngelsmanDie
niet fwijgen konnende, met een geftrekte Tronie
feyde: Mijn Heer, ghy hebt de Steerr van Luci-
fer vergeten. Och dat's waar Sir, Antwoorden flux
den ander; die viel in Engeland.
'τ Is buyten twijifel dat de Verfchilligheyd der
Natuurlijke gefteldheyd der Menfchen Lichamen ,
cn Geeften alswe gefeyd hebben , Grootdeels af-
hangt van de verfcheyde Logt en Hemelftreek,waar
in fy gebooren en öpgebragt worden. Want om
dat een Duytfer, of Neerlander, een ander Logt
in-ademd; dan een Fransman, Italiaan, Spanjaard >
Indiaan , Moskoviter , Turk , of Amerikaner,
daar door maakt het Bloed navolgens foo veel ver-
fcheyde
der Menfch-beelden. 8 β
fcheyde beweging , als het noodwendig door de
Logtontfangt, verfcheyde Giftingh, die dan fulke
of fulke Doeningen in de Lichamen verwekt: En
dit 's de Reden, v/aarom de Menfchen foo in alge-
meene Manieren, Spraak, vlugheyd des Verftands,
Sterkte, Couragie, als in andere Paffien die van de
Lichamelijke Bewegingh afhangen , komen te ver-
fchillen. Defe Verfchilligheyd gaat ook verder tot
het merkelijk Onderfcheyd datter geilen werd on-
trent cfn en de felve aandoening;waar door de Men-
fchen in eenderley ontmoeting feer verfchillende
Uytwerkfelen hebben.Dus lagt den eenen over't fel-
ve Voorval, daar den anderen hem over vergramd.
Den eenen Singt en Quinkeleerd, en doet fijn Doen
met Vreugde, d ander is Dof, Nors en Droef gee-
ftig. Doch men fietbyionderlijk van wat verfchey-
de Wind de Menfchen omgedreven werden , wan-
neer de dampen van het Druyven-fap , onder de
Geeften beginnen te fpeelen, en alsfe het in de Hul
krijgen : Voorwaar daar zijn feldfame Drinkerts in
de Weereld; en men fiet vaak een vremd Gefpook ,
wanneer een Swerm drollige Duyvels uyt een Wijn-
vat los gebroken, fig in verfcheyde Herifebekkens
neerfet. d'Een Vegt en krakeeld om een Haver-
ftroo, of Vloekt meer Drommels uyt de Hel, als-
fer mogelijk zijn. d Ander van 't.felve Nat befopen s
wil Kuffen , Vryen, Queeften en Mallen , of fijn
Buurmans Wijf te Lijve, Dc derde heeft et dapper
drok met Snakken en Spooken , of giet de Leu-
gens uyt of hyfe om niet had. Den vierden fit
Dod- Oorig, of haald Oude Koeijen uyt de gragt;
Jaagt Kat en Hond ten Huyfen uyt, of fchopt fijn
Wijfs Τ abberd van de Trappen, als'er 't Lijf n® ch
jniteejtt, Gelijk ook dikwils een anderen ymand te
D 4 ° bij-
5' 6 Maatredige Ledenfiemm'mg
bijfter deOoren kan pijnigen met wiewaauwe Praat,
*t Verken brak, en de '1 ouwe liep deur. De fef-
de om 't half Dofijn vol te maken, weet als fijn
Buykje vol is, het fijn Mannetje te fpelen; en praat
uyt de Bijbel, of hy van de Kofter Gepromoveerd
was: doch genoeg van defe Raasbollen, de Wijven
mogten ook met een Zoodje dronke Pis-Tobben ,
en Brandewijn-Slonsjes in 't Gelag vallen ,
Maar gelijk de gefeyde Natiën door yts Kenne-
lijx te onderfcheyden zijn , foo moet ook aange-
merkt werden, dat in die , en alle die voorby ge.
Verander- Aagen zijn , ook een groote Wan Orden in de
lijkbeyd der pr0portie kan vallen , die door de toevallen van
ïiopome, ς·^,., n ^ Qiiellingen en andere onheylen , den
Menfch groot-deels Hervormen konnen Daar wy
ook de Verfcheyde Trappen en Staten des Ouder-
doms niet en moeten vergeten by te voegen. Want
nadien de Menfche infonderheyd in fijn kleyne
Kindfchap anders dan in fijn groote Kindfchap; En
in fijn Jongelingfchap dikwils anders dan in fijn
hoogen Ouderdom is gefield; Soo is'er geen kleyn
in Kinders Verfchil in de Proportie van een Kind, en een Vol-
g"roCo° waifen Menfch waar te nemen. Alwaar wy fien
Verfchil in fullen, dat tuffen de Gefeyde, de Natuur gemeen-
de Proportie ^ van Vi£r 0fVijf gelijke Deelen, tot Agt gelijke
Deelen. met het Hooft gemeten , komt uyt te
botten en toe te nemen, alswe op fijn Plaats fullen
ontwaar werden. Het is al van over lang aange-
merkt,dat den gememen Ouderdom des Menfchen
felden boven de <So of η ο Jaren komt te ioopen.
En den Grooten Pfalm-DigterDavid, heeft fulx
iiy.50.t0. ook in fijn Kerk-Liederen beveiligt, wanneer hy
yool" d'uyterfte Paal het Tachentigfte daar by fielt.
Sulif d'Oude Genees kundiger? daar ook het Oog
der Menfch-beelden. 8 β
fchijnen op te hebben, wanneerfe 's Menfchen Ou- 'S Menfehea
derdom in 9 Trappen , yder van (even Jaren, heb
ben afgedeeld; beloopende famen den Ouderdom afgebakend,
van 63 Jaren: Meenende dat den Menfch in yder
Trap, offe ven Jaren opwallen s, eenige by fonde-
re Verandering, foo in Proportie als beklonken-
kenheyd van Vlees, en fekerheyd van beweging;
en Kragt onderging. Welke , gelijkfe in de eertte j^'/oude"
Trappen toe namen , in de laatfte wederom wier- fuix deden,
den Befnoeyd en Ingetoomd. d'Eerfte feven Jaren,
noemdenfe de Kleyne Kindfchap, Van die tot veer-
tien Jaren, de Groote of regte Kindfchap. Van
daar tot een en twintig, noemdenfe Pubertas, om
dat in defe tijd de gehayrdheyd op deManbare Stoel
quam te waiïen. Van die tot agt en twintig Jaar,
was de Jongelingfchap. Waa- van mogelijk het
Spreekwoord , Ouden Agt en twintig , als men van
Vryers fpreekt, die wat over de Jeugdige tijd gaan ,
fijn af komfi fchuldig blijft , want fy willen lelden
ouder zijn; als hen fiegts de Munt, dat is, de Tronie
niet en beklapt. Van Acht en twintig tot Vijf en
dertig, noemdenfe de Manfchap. Van die tot twee
en veertig, den ftil ftaanden Ouderdom, Van daar
tot negen en veertig, den eerften Ouderdom. Van
negen en vee. tig tot fes en vijftigh , was den opge-
klommen Ouderdom; En van die Jaren tot dry
en feftigh, en hooger, was den fwaren of Kreupe-
len Ouderdom. Den Grooten Hippocrates nam de
Verdeeling korter, en deed die volgens de Vier Ge- Leven van
tijden des Jaars: Hy vergeleek de Kindfchap by de
Lente, om datfe warm en vogtig, bequaam tot de wieid,
Groeying De Manfchap by de Somer, om datfe
warm en droog is. Den Statigen Ouderdom by
den Herfft , om datfe koud en vogtig is. En den
6 ζ iMaatredige Ledenfiemming
Stokouden Ouderdom , by de Winter, om datfe
Tand'He- koud en droog is. DeHedensdaagfe meer finheb-
t:r:Zf bende om lang te leven, hebben den Ouderdom
pen gedeeld. ;n IO Deelen , yder van 10 Jaar gedeeld; en over
fulx makenfe net 100 Jaren uyt. Dan daar fiender
weynige dat die Verdeeling in haar bewaarheyd
werd: niet tegenftaande d'Afteykening daar van,
by na in yders Huys een Plaatsje aan de Wand be-
kleed. Het Oude Spreukje plag te feggen : Die
met fijn twintig Jaar niet Schoon en is. Met dertig
Jaar niet Sterk is: En met veertig Jaar niet Wijs en
is, noch vijftig Jaar niet Rijk en is: Die leeft fijn
Vier Getyen mis.
Algemeene d'Algemeene Lengde van een regtfchapenMenfch,
voiklmir werd in 'r gemeen gegift op fes Voet-maten; gelijk
Menfchen. Gok fommige maar fes van haar eygen Voeten groot
zijn; en alfoo weynigh meer dan fes Hoofden Lank
zijn; dat eenige tot geen Regel willen aangenomen
hebben , om datmen in de Teykenkunde algemeen-
der de Lengde van Αgt Hoofden gewoon is te ge-
ven. Om een Proportie-Maat te Verkiefen, waar
mede men een geheel Menfch-beeld kan uytmeten
en Proportioneeren, is tot noch geen bequamer Deel
t Hooft kan uytgevonden, dan het Hooft; 't Welk hier, als
of de Modulus, of Maat-zet in de Bouwkunde, kan
genomen werden. Want even alsmen gewoon ism
genomen de Bouw-Ordens , de Kolommen yder na haar Ge-
weiden. f]agt , dus of foo veel Middel-lijnen , die men Ma.
dulus noemd, in haar Hoogte te geven, en datmen
d'andere Leden der Ornamenten , foo veelMaatre-
dige Gedeelrensuyt die vaff gefielde Modulus geeft,
als om wel Geproportioneerd te zijn, benoodigt is;
Sóo kan ook een Beeld in de Menfchkunde, feker
Getal van Hoofden in 't gemeen groot gemaakt
v/er-
-ocr page 75-der Menfch-beelden ^
wérden, uyt welkmen d andere mindere Partyen
kan reguleeren, volgens de minder Verdeeling die in
het Hooft bequaam gevonden werdt, alswe aan-
ftonds nader fullen voorftellen.
Men feyd niet buyten Waarheyd van de Slangen,
dat al waarfe het Hooft in konnen krijgen, datfe
daar ook 't geheele Lijf konnen door Wringen. En
om dat de Gaauwdieven in haar Huys-braken haar
ook dikmaal van defe Proportie moeten bedienen,
foo toonenfê datfe hun Vader den Duyvel, (die ons
van ouds onder een Slang befchreven is) daar in feer
wel navolgen; Doch die Kunft bedriegd feer dik-
wils fijn Meéfter; Want men fiet dat als defe Quan-
ten fomtijds 't Hoofd door een Hennepe Venfter
moeten fteken , datfer felden 't heele Lijf fullen door
halen. En dus werdenfe te Spade Wijs dat den
Regel vart de Duyvel, die een Leugenaar van den
beginne was, ook hier vals is3 en datfe haar Leerlin-
gen in een Hapering kan brengen, daarfe met geen
Kunsjes konnen uyt fpartelen.
En alhoewel die geen, welk van de Proportie der
Menfchbeelden hebben g'efproken,keren datmen de
Lichamen met 7 met 8 en met 9 Hoofden moet be-
palen, (onder welk de Proportie van BHoofdén, wel
voor de Schoonfte gehouden werd) egter en moet
menniet meenen datmen altijd verplïgt is, een van de
gefeyde Maat-Wétten foo ftipt te volgen , datm er
niet van fou mogen afwijken : Dewijl het Leven en
de Voor-beelden der frayfte Meefters ons genoeg-
faam aanwijfen, datfe daar in met groote Welftand
konnen Verfchillen. Men moet dan aanmerken, dat
de Proportie-Regels alleen dienen, om van defaak Regels ge-
yts vaft en feker teftellen; Op datmen aanwijfe, ^"gzijn.
dat wanneermen de geftelde Regel Voorfigtig na
wan-
-ocr page 76-Co Maatredige Ledenflemming
wandelt, datmen geheel buyten Dwaling, en al-
gemeene Berifping fal blijven De vaft geftelde Re-
ge'en felfs , Leeren genoegfaam, 't geen wy voor
hebben te feggen : Want nadien by yder meer dan
een Regel gegeven werd , die doch alle uyt het
Voor-beeld der onbelemmerde Natuur geput zijn;
Hoe die ver- Soo volgt ten minften dat deLichamen op verfchey-
nochunsa de YVijièn konnen fchoon Geproportioneerd zijn.
goed kou- Indien dan een Menfchbeeld van 7 Hoofden, foo
nenzijn. Onberifpelijk kan zijn als een van 8 of 9 Hoofden „
Ja datmen fomtijds daar noch magh over gaan; Wie
fal konnen tegenfpreken, datmen een tuffen Pro-
portie Verkiefende , Beelden van q\ van 71 of
van Hoofden Lang niet fou konnen goed ma-
ken. Aikertus Durer felfs, die immers foo vee! Wand
fchijnd over hoop gehaald te hebben, dat yder by
na walgt van foo veel Maat-LefTen en Proportie-
Regel s te zien, heeft fijnLefers van defe bekom-
merniife willen verloifen. Ook fagh hy buyten
twijifel wel dat veel ligt vermoeyde Herffens, niet
ieuy fouden vallen om te vragen; Offer dan tot de
Menfch-kunde foo veel Regels, en foo veel metens,
en foo veel tijds aan 't Proportioneeren der Beelden
moeft befteed veerden, eermenfe fou konnen onbe-
rifpelijk ftellen ? Ik gebiede feyde hy, de beftipte
metingh niet foo feer , als ik wel Leer, datmen
Nutte waar-door Vlijd en Neerftigheyd de Natuur nafpooren-
ifZZ de, een gewisheyd die op vafte Reden fteund, mag
Dmtr. foeken te bekomen; Want die fuiken vaftigheyd
indeOogen en in de Hand bekomen hebben , fal
• van niemand foo Naauwkeurigen Meting der Beel-
den afge-eyft werden. En waarlijk , wanneer de
Oogen door de Konft-Regelen bereyd zijn , dan
werd het Gefigt felfs tot een Regel; En de Hand
der Menfch-beelden. 8 β
kan fuik een Leydfman geruftelijk volgen, en alle
Dwaling ligt vermijden.
Het is derhalven niet heel gelogen 5 Wanneer
fommige feggen ; dat de Proportie-Maten meeft
verfonnen zijn, en dienft konnen doen, in 't ma-
ken van groote Kolos-Beelden, die het Leven en het
Oog in alle deelen onbedenkdlijk te boven gaan; En
niet foo feer noodig aan de Konft- oeffenaars die al-
leen het eenvoudige padt van het Leven, volgens de
dageüjkfebefchouwing haar felven hebben voorge-
fteld te bewandelen. ^ ^^ di
Datmen de goede Proportie van een Beeld xn't al- propome by
gemeen by 't Oog, ligtelijk kan ontwaar werden , '^oogkan
fonder datmen , of om dat te maken, of gemaakt
zijnde, d?t te onderfoeken, niet foo veel Meting be-
hoeft over hoop te halen , als de Regels daar van
zijnde, fchijnen te vereyiTen; dat blijkt eenigfints
daar in , dat uyt de Proportie van het Hooft, aan-
ftonds openbaar kan werden, of een Beeld wel Ge-
proportioneerd is of niet: Infonderheyd in de Leng-
de en Breedte. Dus fien wy aanftonds dat een
Groot Dik Hoofd, het Lighaam kleynder en kor-
ter doet fchijnen, dan het anders fou zijn, by al-
dien 't felve Hooft wat fnoggerder was, Gelijkmen , 1
dan ook in tegendeel ligt bemerkt dat een kleyn Hoofden
Hooft het Lighaam Lang en groot doet gelijken.
't En kan dan geheel niet onvoegfaam zijn, datmen groot. e0
in de Meting der Lichamen, het Hooft voor de 1ο° l"elttc*
Maat zet, en algemeene Proportie-Maat houd. Veel ε"
fraye Meefters gefet zijnde op de Grootsheyd harer
Beelden,plagten groote forg te dragen dat de Hoof-
den harer VIenfchbeelden,eer kleyn,dan te'groot wa-
ren;, op datfe de Deftigheyd der Lichamen bewaren,
en groot doet» fchijijen fouden. Doch eenige hier in
nie;
-ocr page 78-6 ζ iMaatredige Ledenfiemming
niet wel kunnende de SchoonfteRegelmaat aantref-
fen,zijn het Spoor der goede Proportie niet weynig
mis geloopen. In 't voor by gaan,om of wy 't op een
ander plaats vergaten , moetmen dan hier vermaand
zijn , dat alle Beelden , die in 't generaal Lijf,
Grof, Kort en Dik zijn, fulx ook in 't byfonder
Be Leden aan alle Leden moet gefien werden. De Beelden
mcenlijkde die Lang en Rank zijn, moeten ook dun en Spie-
Geftaite van ring-agtige Leden hebben; en de Middelbare Li-
»omp d« chameri' Middel matige Ledematen. Want foo
j,ighaamt. aan een Rank mager Menfch, het Hooft, of eenig
ander Deel heel Dik en Vet gefien werd, wie kan
fulx fien, Tonder fich in te beelden, dat foo een
Menfch mismaakt is; Of foo aan een Swaar Li-
chaam dat Kloeken groot van Leden is, een Erm
of Been, of Hand gefien werd, die Rank en ma-
ger is, men kan ligt denken dat foo een Menfch
een Verdord en uytteerend Lid heeft ; En dat
alfoo daar door fijn onderlinge Proportie gefchon-
den is.
Én niet tegenftaande datter verfcheyde Afdee-
lingen van 'tMenfchen-beeldkonnen opgefteld wer-
den, foo agten wy beft te doen, een eenig en wel het
beft toegeftemde Voor-beeld by te brengen; Want
wanneerwe onfen Regel, Volgens de frayfte Or-
den der Natuure hebben geleeft, fonder ons al te
veel , met haar verfchillige Dertelheyd op te hou-
den , foo agten wy, buyten gevaar te blijven van
Onvolmaakte of mismaakte Beelden voort te bren-
gen ; Alhoewel wy de verfcheyde Afwiffelingen ,
niet geheel onderlaten mogen, aan te wijlen.
In de nevenftaande Vertoog-Schets, ftellen wy
Man-Beeld volgens 't gemeen gevoelen , een Man-beeld van 8
in 8 Hoof- Hoofden Lengde , gemeten van den Opperften
6 ζ iMaatredige Ledenfiemming
Top des Schedels, tot onder aan de Voet-Zool 5
Niet om dat alle Menfchen juyft foo Geproportio-
neerd zijn; (Want dat fal in onfe volgende Beelden
eenigfints anders blijken) maar om dat een Menfch
foo zijnde, gefeyd kan werden, een goede en regt-
Ên waarom fchapen Menfchelijke Proportie te hebben. Ook om
foo gefield. Jat defe Verdeelingh nadrukkelijk, en met feer ken-
lijke Deelen als afgebakend, en van de Natuur met
de Vinger aangewefen werd. Doch daar fal jn de
Proportie der Voet blijken . dat menigh Menfch
maar <5 Hoofden of wat meer, Langh is; Of dat-
men vele met 6 van haar eygen Voeten kan meten,
en datfe in haar algemeene Statuur, egter een goe-
de Proportie fuÜen hebben.
Eerfte Deel Het eerfte Gedeelte dan, heeft het Hooft, van
van deKruyn boven de Kruyn, tot onder aan de Kin, voor hem
deideKiB."' fe'ven. Alhoewel eenige meenen datmen tot in de
Hals Kuyl, boven de sleutel Beenen behoorde te
meten ·, om dat het Hoofd, door Middel van de
Hals-fpieren fich foo leeg kan intrekken, dat de Kin
de gefeyde Hals- Kuyl raakt. Dan wy agten fuiken
Meting onvoegfaam in 't Beftek van 8 Hoofden :
Eerftelijk om datwe nergens de Leden in getrokken
of gebogen, maarregtop, en *{k in haar Natuur-
lijke ftand moeten onderfoeken; En ten anderen ,
om dat volgens de gefeyde Regel , het volgende
Deel tuffen de Kin en de Tepelen , fal te kort gedaan
werden.
Tweede. De tweede Lengde is van de Kin, tot op de Te-
pel van de Borft, alhoewel fulx ten nauwften on-
derfogt, niet allleen in 't Leven, maar ook van de
frayfte Meefters, eenigfints daar van Verfchillende
waargenomen is. En gelijk met defe foo ifïet ook
, gelegen met eenige van de volgende Deelen. In
der Menfch-beelden. 8 β
de Vrouwen bevjndmen de Tepelen door 't neer-
finken van de Borflen wel wat lager en fekerdei·
'tgedeelte van 't Hoofd uyt maken ; Maar dan werd
het gedeelte tuffen de Tepel en den Navel eenigfints
tekortgedaan.
De derde Lengde is van de Borft Tepel tot op Derde,
de Navel ·, zijnde daar het Middel-punt van den
Cirkel, in welkmen een Menfch met Armen en
Beenen uytgeftrekt, kan betrekken; als Vitruvius
en andere van over Lang hebben aangemerkt.
De vierde Lengde, van de Navel op de Schamel- Vierde,
heyd, of laagfte Deel van den onderbuyk, zijnde
de regte Middel-helft van 't Menfchbeeld. Alhoe-
wel de Natuur hier in fo wel eenige Vryheyd heeft
als in de Tronyen, doch niet foo kenbaar noch na-
drukkelijk. Arifloteles heeft geleerd dat die het ge-
deelte onder de Navel grooter hebben als het Deel,
boven de felve tot aan de Borft, dat fulx een Te-
ken van kleyne Kragten, veel fiekte en een kort Le-
ven was. Een Menfch op een Kruys geleyd dat uyt
de hoeken van een regt Vierkand getrokken is, welk
Vierkant met de hoogte van die Menfch gelijk is;
Sal met de geieyde Midde-helft of punt der Scha-
melheyd regt op het doorgefneden Kruys-punt ko-
men , en met de toppen vanbey fijn uytgeftrëkte
Hand-Vingeren , gelijk met fijn Hoofd en Voeten ,
de zijden van dat Vierkand raken: En hier van
daah komt het dat een regtfehapè Menfch gemeen- Een Menftis
lijk foo Lang Vademd als 'fijn Lijfs Lengde is.Doch ^fr'jk
of het Spreekwoord van Vierfchotïg-Man, hier van fii" ey%ca
afkomt, als lommige meenen, is bedenkelijk, na- Len£dc'
dien defe Proportie ook veelfints gefien werd in
groöte, Lange eit Kloeke Menfchen , die geheel
voor geen Vierfcbotige in dewandelingh paffeeren.
Ε De
-ocr page 82-66 Maatredïge Ledenftemmïng
De Schoonheyd des aangefigts.en de brave Leng-
de vanSaul, komt ons in de H. boeken voor, als
een bequaamheyd , die waarlijk de Koninglijke
Waardigheyd paft. Het fchijnd ons niet anders
toe alsof het een fake was van byfondere aangele-
gentheyd, 't geen de Propheet Samuel ontrent de
Verkiefingvan dien Koning heeft in agt genomen:
Gelijker dan ook tot vier verfcheyde malen in de
H. Boeken gefegt werd dathy moeite Schoon van
Aangefigte en een Lange Geftalte en andere hoeda-
nigheden hebben; waar door des volx Oogen en
Gemoederen tot den Koning konden geneygd wer-
den : Dien grooten Man beroept hem daar ook op
in fijn aanfpraak tot het Volk, leggende; Siet ghy
niet dat hy dien God verkoren heeft, fijns gelijke
niet en heeft onder het Volk De barbarifche Volken
zijn hierom niet alleen gewoon de Grootsheyd des
Lichaams te eeren, maar ook de Zedige Volken
.Agten den genen welke deNatuure met een heer-
lijker "Lijfs-Lengde begaaft heeft , bequaam tot
d'uytvoeringe van groote dingen. Ariftoteles fey-
de dat die geene die met fuik een Lichaam gebooren
werd welk boven andere uytfteekt, of gelijk als
den Goden-Beelden, boven de Menfchelijke ge-
ftalte uytmunten, billijk over andere behooren te
tteerfchen. Doch gelijk de Schoonheyd des Li-
chaams eer als die van de Ziel gefien werd ; alfoo is
de Grootheyd en Deugd van de Geeft en 't Ge-
moed des Menfchen boven alles te waardeeren, al-
waar 't ook datfe den Schepper maar een kleyn
Hutje te bewoonen gegeven had.
Van den Burgermeefter Marius werd aangetee-
kend dat hy feer nauw lette op het uytkiefen en
aannemen van fijn Jonge Soldaten , willende die
et
-ocr page 83-der Menfch-beelden. 8 β
niet als op de Lengde van fes Voet, of ten nauften
vijfVoet en tien Duym, de Monftering laten
pafleeren. Ook wierd'er een Meet-Paal in de Le-
ger· Plaatfen gefield, alsmen Befchouwing deed:
en die degefeyde Maat niet en hadden,wierden uyt-
geileken en wederom na huys gefonden. Want fy
wierden onbequaam geagt het Ampt van een Sol-
daat te bekleeden.En hier mede ftemmen ook alle de X
Oude Afbeeldingen der Roomfe Krijgs-knegten
over een , waar in men meeft eenderley foort van
Menfchen ten opfigt van haar Lengde fiet; Name-
lijk, wel gefette en vaft gedrongen Mannen,wel nier
Kort of Kleen, doch op ver na niet van de Lang-
fte; gelijk de Bas- relieven , in de Kolom van Tra-
janus en Antoninus en andere gevaartens en Beeld-
fteenen uyt wijlen. En of wel eenige Schilderkun-
digersdit in die Gedenk- tekenen mishaagt, dat de
Beelden te veel op eenen Leeft en als in een Vorm
gegoten fchijnen , foo kan fulx ligt werden ver-
fchoond,wanneerfe uyt d'Oudheyd geleerd werden,
datmen de Soldaten ook by een vaft gefette Maat
aannam.
De vijfde Lengde is van de Schatnelheyd tot een s'
groot gedeelte boven deKnie,dat is op de onderDye.
De fefde Lengde is van de gefeyde Plaats tot even sefde.
onder deKiiie ; Of van d'Agterzijde aan te mer-
ken, even onder de plaats waar het Been-Lid ag-
terde Knie toevoüwd.
De fevende Lengde op de onder fcheen , ter Sevendï'·
plaats daar aan d'Agtër - zijde de Kuyten of de
Muskelen diemen de Gebroeders noemd, eyndigen»
De agtfte en laatfte Lengde, is van d'OnderScheen, Agtfle-
t enden uyt, dat is tot onder aan de Plant van de
Voet Alsde Vertoog-schets eenvoudelijk aan wij ft.
Ε %
-ocr page 84-6s Maatredige Ledenjiemming
-ocr page 85-der tJMenfch-beelden. 69
En gelijkwe tot hier het Mannen beeld in 8
Hoofden hebben verdeeld gefien, foo fiet ghy in de
nevenftaande Vertoog-Schets, het Vrouwen-beeld vrouwcn-
op de felve wijfe Geproportioneerd. Waar van de
Verklaringh, buyten verder omflag uyt het gene
over dat van het Man-beeld gefeyd is, kan gefien
werden. Alleen ftaat over 't Vrouwen-beeld aan te
merken , dat het om neffens den Man te ftaan, in ia
*t algemeen te lang van Beftek is; want alhoewel de beeld in agt
onderlinge Proportie met die van den Man in de moet ne-
Lengde gelijk is, nochtans alsmenfe by malkan- "
der ordineerd, moet de Vrouw ontrent een agtien-
de deel minder in haar Lijf-Lengde dan den Man
hebben. De Reden is, om dat de Vrouw de felfde
Lengde van de Man hebbende, van wegen hare
ronde Poefelagtigheyd, veel grooter en groover,
en meer van eene Klomp gehouwen fal fchijnen, waarom een
dan den Man; Wiens Lichaam door de Spieren en ^Lengde"'
Vleefige Muskelen meer gebroken , en uyt ver- dan een Man
icheyde Partyen fchijnd famen gelette zijn. Doch ™°nV K "
de Vrouw-beelden in'tbyfonder makende, heeffc-
men de Vryheyd die foo lang van Taalje te nemen
alsmen wil, en men heeft'er alleen de voorgeftelde
onderlinge Ledenftemming in waar te nemen.
Alsmen het kennelijk Onderfcheyd der Mannen
en Vrouwe·beelden ten aanfien van de Dikte wel
Onderfoekt, men fal in veel wel gemaakte Licha-
men bevinden , dat des Mans Schouder wel een
Neus-Lengde breeder , dan die van de Vrouw is.
En dat de Vrouw, de Heup wel ontrent een Neus
Lengde breeder heeft, dan'de Man En het werd
by lom mi ge Waan-wijfe Menfch· kundigers voor
£en valt: Kenteken gehouden , dat de Vrouwen die
Manlijk en breed van Schouders zijn, feer vrugf-
E 3 ~ baar
-ocr page 86-70 Maatredige Ledenfiemming
baar in 't Kinderen teelen zijn. Leonard de Vinei, wil
devolwaife Menfchbeelden 10 aangefigten of Tro-
nien (niet Hoofden) Lengde mede gedeeld hebben,
en twee daar van voor de breedte van beyde de
Schouderen.
Ook kanmen hier aanmerken dat de Hoofden
der Vrouwen gemeenlijk wat kleynder dan die van
de Mannen vallen; A's dat beneden uyt een Voor-
beeld van J. P. Lomaz.z.0, zal gezien worden. Of
nu de Goddelijke Voorfienigheyd daar door heeft
willen beletten , dat de Vrouwe Hoofden, (die
noodfakelijkdoordeHulfels, Kapfels, Hayrkuy-
ven of andere Streekfels merklijk vergrooten,) haar
Geproportioneerde Schoonheyd tot het Lichaam
niet verliefen fouden, machmen eer gillen als feker
ondernemen te betoogen. Alhoewel wy ons hier in
op yders getuygenis wel beroepen durven : Want
wy meenen val lelijk dat een wel Geproportioneerd
Vrouwen Hooft, Bloot en Dun, met het Hayr
tegen 't Hooft geplakt, of onder een Bagijn of Keel-
band muts t'faam geraapt, geen groote welftand
heeft; En wy plegen altijd te feggen, datfer uyt-
iien, als Annetje met het hkyn Hoofdje. Infonder-
heyd wanneerfe fonder Vrong, Hayr beuling, of Drol
aan 't Agter Hooft Gekapt zijn.De Hoenders die al
de Steert-veeren uytgevallen zijn,vertoonender ook
een Schetsje van. En om dat het gemeene Vrouw-
Volk in Duytiland fich van Jongs aan gewend al-
les op haar Hooft te dragen watfe maar te vervoe-
ren hebben , daar van meentmen datfe veelfints dik-
ke en breede Koppen hebben.
d'Oude plegen de Beelden in 21 Deelen te ver-
deden , en eenige hedensdaagfe hebben dat niet ge-
heel onvoegfaam in Vijftien gedaan; Die volgens
defe
-ocr page 87-der Menfch-beelden. 8 β
defe Verdeeling, uytgenomen aan de onder Dee- Andere
len) met onfe voorgaande twee Modellen genoeg- Verdeelin5a
faam overeen te brengen zijn. Zydeelenfe aldus:
ζ Deelen voor 't Hooft van Top tot Kin. Agter
tot diep in de Nek-Put.
2 Deelen voor de Borft van de Kin tot de Tepel.
En agter van deNek- Put onder deSchouder-bladen.
3 Deelen voor de Buyk van de Tepel tot op
't Gemagt. Agter van onder de fchouder tot mid-
den op de Billen,
3 Deelen voor de Dye van 't Gemagt tot even
boven de Knye. Agter van 't midden der Billen,
tot boven 't vouwen van 't Been.
ι Deel voor de Knye. Agter in 't vouwen van
at Been. ' &
3 Deelen voor 't Been van onder de Knye, tot
aan de Enkels.
ι Deel voor de Voet van boven de Enkel tot on-
der aan de Plante.
En aldus ij Deelen in alles.
Den Milanefchen Schilder Jan Vol Lomazzo heeft
een feer Lofwaardigh Boek van de Natuurlijke Pro-
portie der Menfchbeelden uytgegeven; Waar in hy
mede van de Ledenftemming der Paarden handeld;
Welken Arbeyd van fijn Overfetter Hillarius Ρ ader,
die het in de Franie Taal gebragt heeft, ook feer ge- Lomazza
prefen werd. En gelijk dien Neerftigen Meefter Beftefen·
daar in eenige Voorbeelden van Man en Vrouwelij-
ke Proportien heeft opgegeven , foo agtenwe dat
de Schets van het Manne-beeld dat navolgens de
Leere van gemelden de Vinei, door loAangefig-
ten in de Lengde en Proportioneel in de breedte, ge-
reguleerd is, en ontrent op η\ Hoofden uyt komt,
niet alleen een feer fraye Proportie heeft, maar dat
Ε 4 de
-ocr page 88-6 ζ iMaatredige Ledenfiemming
de felve ook een makkelijke en kennelijke Verdee:
lingeverfchaft. Wy voegen 't felve volgens fijn ey-
gen ftelling afgeteykencl , hier by, en laten den
Konft-Oeffenaar de Befchouwing en het Oordeel
bevolen, alleen met die Vermaning dat door don-
agtfaamheyd des Plaatfnijders , de Proportie van
den uytgeftrektenErm, een weynig,e tekortge-
daan is. 't Voor-beeld dat den felven Lomazzo met
% Hoofden Geproportioneerd heeft, ftemd meeft
m et onfe voorgaande Vertoog- Schets over een, en
de afpalingen der Deelen vallen ook ontrent met
foodanigen verfchilligheyd uyt , als wy daar ter
plaats hebben aangeteykent.· Die de reit van fijn
meefte Modellen befiet, fal moeten bekennen dat
dufdanig Geproportioneerde Beelden, beter en be-
valliger zijn dan die van ι ο Hoofden. Waarom hy
dan ook de felve.deBuytenfporigeProportie noemd.
En gelijk defe in Lengde uyt fpatten, foo fteld hy
mede andere van η Hoofden, die Kort en feer Ge-
drongen zijn. Een Proportie dien hy rneend dat
betamelijk is, aan Hercules, of aan Beelden die kort
gedrongen, gefet en beklonken van Vlees moeten
zijn ; Gelijk d'Oude verfcheyde Waarnemingen
daar omtrent hebben gehad. Die ons nu niet en
lufien op te halen; ons vergenoegende datwe weten
in agt te nemen 'tgeen ons in 't Leven en dagelij kfe
Ervarentheyd deun by de hand is : Alwaar wy dan
ligtelijk ontwaar werden , datter foodanigen Rro-
portioneele verfcheydenheyd in de Menfch-Beel-
df;n valt; Dat de Maat-Leeft van den eenen, niet
heel wel voegfaam aan den anderen paft.
Het Vrouwen-beeld dat voornoemden Lomaz.z,o
snede van ι ο Aangefigten voorfteld, is ontrent een
geheel Hooft Langer dan het gemelde Mannen-
Beeld :
-ocr page 89- -ocr page 90-6 ζ iMaatredige Ledenfiemming
Beeld : Welk verfchii meeft van de Borft-Tepel
tot aan 't eynde van den Onder-Buyk gevonden
werd: De reft haperd aan de Lengde der Dyen.
Doch fijn Vrouwelijke Proportie van 9 Aangefig-,
Ben Konft- ten, welke met het Man-beeld van ioTronienover
vermaand Zy een ftemd: En mede 7I Hoofden Lang is, behaagd
onderfcheyd 0ns onder al fijne Modellen 't befte. En daarom
hebbenwe dat ook na fijne Afteykening , hier wil-
»emaken, Jen te pas brengen. Wy agten dat die de moeyte
wil nemen van de felve wel tebefien, ligt fal kon-
nen Oordeelen, datfe beyde haar felven foo aan-
gaande d'Algemeene Verdeeling haarder Lengde,
als de byfondere Proportie der ondcrhoorige Paar-
tyen in haarbreedte, door de by gevoegde VI aten
en Getallen foodanig verklaren, datter geen bree-
derBefchrijving over noodigis. Want of wel het
Vrouwen beeld, minder met Leer-Regels en Maat-
Linien beilommerd is als 't wel f®uw konnen , egter
meenenwe dat alles uyt de Vertoog-Schets van 't
Manne-beeld kan af gefien en vol gemaakt worden.
En alhoewel d'Antike Beeld- Vormers meenen
goede reden gehad te hebben om aan de Godinne
Vefiii de Proportie van feven Hoofden te ge-
ven ; door dienfe Oordeelden dat die Maat een
Schoone Ledenfiemming voor de groote Moeder
der Aarde gaf, en t'eenemaal de Grootsheyd van
een Vrouw befloot : nogtans hebbenfe die Pro-
portie niet genoegfaam aan andere der Godinnen ,
Sybillen noch Propheteffen geagt; Wetende dat
die een ranker en Bevalliger Taalje noodig hadden.
En hierom wil ook den voornoemden Lomaz,z,o,
aan de Jongelingen en Maagden , een fekere Tan-
gerheyd, die van de Vaderlijke gedrongen Ouder-
dom, en de Moederlijke of Vrouwelijke gezetheyd,
y6 tMaatredige Ledenflemming
verfcheeld , gegeven hebben, gelijk dan ook ons
Vrouwelijk Modelleken veel meer na de Rank-
heyd van een Maagd dan na de Vrouwelijke Ge-
drongenheyd geleeft is. Men fegt voor een gemeen
Spreekwoord, een Voet op een Neus fibeeld veel:
Maar 't is naaulijx te gelooven hoe veel een half
Hoofts Lengde tot de Eelheyd, en het wel of qua-
lijk Proportioneeren van een Beeld geven kan.
Datter foo grooten Verfcheydentheyd tuffen de
Lichamen en Gemoederen van Man en Vrouw-
waarom Menfch gevonden werd, hangt Groot-deels af van
fteTkervan de vcrfchillige Opvoeding van beydej Want die
Natuur zijn doet feer veel tot de Natuurlijke gefteldheyd der
tondcVrou- rejve> £n (|us vajt jjgj. Man-volk door den band
Kloeker en Sterker van Lichaam, en Stouter van
Gemoed , dan het Vrouw-volk. Want van datfe
maar kleyne Jongens zijn werd'er door verfcheyde
oeffeningen een Manhaftiger Aard ingedrukt dan in
de Meyskens; die veelfints ftilder opgebragt en digt
by de Moeder blij ven; daarfe dan na der felver Voor-
beeld uyt de behandeling der Jonger Kinderen, aan-
ftonds Poppen maken , en haar tijd hefteden met ee-
nige Kinderlijke Frayigheden faam te todderen.Eer-
fe dat Mal door gewaffen zijn, rakenfe aan 't Speld-
werken,Nayen en Brayen,en fitten veel ftil; of doen
ten hoogften gemeen Huys-werk. De Jongens daar
en tegen begeven haar ligter vandeMoeder af,en oef-
fenen Spel van meer beweging en ftouter Behande-
ling, waar door hun Bloed fterker bewogen, en hun
Vefelen meer uytgerekt en vafter werden. In plaats
, van Poppen , grijpenfe Kolven , Koten, Knikkers,
Hoepen, Tollen en andere dingen aan. Pafleerender
Trommels, Wagten,Paarden, ofyts anders, fy vlie-
gen ftratew aarts op, en willen de Neus daar by heb-
ben;
\
-ocr page 93-der Menfch-beelden. 8 β
beri: In't verkeeren met veel andere Jongens rakenfe
ligt aan 'tBogten en RavottenjEn gelijk hetSpuI niet
wel aangaat,fonder eenige Ordentlijkheyd, foo zijn-
der onderhen van tijd tot tijd verlchey de Spullen
bedagt, die niet geheel onverftandig, noch fonder
Staatkundige Waarnemingen zijn. Dus hebbenfe
dan verfcheydeRegels enWetten,na welkfe de Spül-
len van Huyfekot, Lottelary, Overloop, Diefje,
KruykendeMuykje (mogelijk Kruyp ende Duykje
of fijn benaming hebbende van Kro\emouche, die, als
Rablais fegt, in fijn Voedfters Pantoffel verfchuyl-
de) Vijgen in de Pot. Ripje gaanfe. Goelijk
Heertje Ry-ik wel. Danft den Beer. Galey-roey»
en. Pekel-Haringh. Brizery. Boekweyte-Koek.
Bokje over d'Hage. Haasjenover, ertmeer ande-
re weten te Spelen; die eer haar benaming uyt het
Gauwdiefs Latijn, dan uyt een bekende taal ont-
leend fchijnen te hebben. En aldus werdenfebuv-
ten haar weten allengskens tot arbeydfame Befighe-
den opgevoed en bequaam gemaakt, tot datfe op
een Ambagt, Stijl , Neering of Koophandeling
befteld werden; Daarfe dan in plaats van Speel-
tuyg , arbeydfame Gereedfchappen ter Hand krij-
gen ; Pakken dragen, Hyifen, Torlfen , of ver-
Handige Boodichappen doen, met Vragen, Seg-
gen, Belaften en anders. Door alle welke oeffe-
ning des Lichaams , en ervareniflen die haren
Geeft uyt de uytkomften veler faken befluyt; fy
een Mannelijke fterkte des Lichaams , en een ftout
Gemoed tot alle betamelijke dingen krijgen , en
van een Manhaftig Jongeling een Man werden : In-
fonderheyd wanneerfe het Geluk hebben van op-
gebragt te werden in dingen tot welk e van Kinds
been aan, een Natuurlijke toegenegentheyd heb-
ben·
6 ζ iMaatredige Ledenfiemming
ben. d'Heer Ruyfe > bemerkende dat fijn Neeflei
dat hy aan de Teyken en Schilder- Konft overgege-
ven hadde niet en vorderde, feyde tot fijn Mee-
fter» Send my de Jangen weer t'huys, \ fal hem een
Teyken-Kool van t 5 Voet beflellen. Hy wouw lég-
gen, dat hy hem bequamer in de Krijgh oordeel-
de ; en dat hy hem over fulx een Piek op Schouder
wouwde langen.
Men moet in de ^childer-Konft niet vergeten aan
te merken datter driederley Proportien in agt te ne-
men zijn, die hoeveelfe van malkander mogten ver-
fchillen, nochtans alle binnen de Palen der moge-
lijkheyd moeten gehouden werden Daar is oniès
agtens een Natuurlijke en een Maatredige Proportie:
tot welke de Proportie des Welftaans, en der Be-
valligheyd moet bygevoegd werden. En foo langh
de Menfch beelden na een van defe dry Geilagten ,
of na alle dry te gelijk verftandelijk geleeft werden,
fullenfe buyten Berifping zijn. De twee eerfte ftaan
altijd vaft; en tot de laatfte neemtmen alleen fijn
toevlugt, wanneer de Natuurlijke Wet-maat op-
houd , of ons dreygd te verlaten, dat is, wanneerlê
in fekere Verkiefing foodanigen gratie noch ver-
fcheyde aardige Verkrampingen niet kan toelaten ,
als de noodfaak en welftand, van een fonderlinge
Α die ons afvorderd; In welke gevallen men fich
Wanneer en dikmaal belemmerd en bedrayt vind; Om genoeg te
aerieyPro- laten blijken datmen de Maatredige Proportie den
poitieii ge- Buyk heeft vol gegeven , en egter niet overladen
|eefend heeft. Daar de Maatredige Proportie ons verlaat,
moetmen 't gebrek van dien fo veel fien te bedekken,
datmen ten minften d ontbeering niet ligt ontwaar
werd : of foo een verftandig Oog dat ontdekken
kan; foo moet de Welgefchiktheyd en Welbe-
der Menfch-beelden. 8 β
dagte A&ie foo Deugdfaam zijn, datfe den Be-
fcbouwer geheel kan in nemen, en verpligten die eer
teprijfen dan te veragten. Want een verftandig
Menfch kan feer ligt affien, waar en in welk geval
of noodfaak , men de Schilderkundige Vryheyd,
heeft weten tot fijn voordeel aan te grijpen of waar
het verftand heeft ftil geftaan.
Albertus Durer plagt te feggen: al wat boven de
nood is, geeft geen Welftand. Voorwaar in dien
die groote Mecfter die Les alfints wel in agt geno-
men had, hetfoude noch Loffelijker van hem ge-
daan dan wel van hem geiproken zijn.
In de Kinderen moetmen hem van de voorge- van wat Pto-
fteldeProportien niet bedienen; Gemerkt de on-j^j^f1
volkomenheyd dier Deelen, met de Maatredige Kinder-beei-
Proportie derVolwaffene geheel niet over een ftemd. ^"ncÏ C
Want terwijlmen liet dat de eerfte aanwas in de
Leeft der Kinderen meer arbeyd fchijnd te doen om
Hooft, Borft en Buyk eerft te volmaken, of immers
tot nader Trap van Volkomentheyd te ftellen, dan
wel d'andere Deelen, die alleen tot de Gangh en tot
den Arbeyd dienen; Soo moetmen aanmerken dat
een Kind maar vijf Hoofden of noch minder Langh Een κ nd ia
is. Ja vele ftellen die maar vier Hoofden, wanneer- ^ier Hoofden
menfe in harr uyterfte Jonkheyd fouw willen aan- verdeeld,
merken. Defe verdeeitmen in 8 gelijke Deelen :
namelijk 2 voor 't Hooft, ζ voor Borft en Buyk
tot de Navel. 2 van de Navel tot even boven de
Knye, en van daar twee tot onder de Piant van de
yoet. Die vijf Hoofden gegeven werden, zijn in
t sigemeen foo verdeeld, dat het geheel boven-Lijf
tot de Scharnelheyd dry , en de reft twee Hoofden
heeft. En niet tegenftaande de Natuur hier noch
feer veel aan de VolwafTenheyd fchijnd verfchuldigt
te
-ocr page 96-8o Maatredige Ledenfiemming
te blijven, egter is opmerkelijk dat de Kinderen op"
Zen Kind haar derde Jaar Ouderdoms de regte helft van haar
teeftdeheTft toekomende Lijfs-Lengde hebben, 't Welk van
van fijn vol-vele niet en werd aangenomen; 'ten zy datfe fulx
waflcLcng- met een Voor-beeld en door de Meting, zien waar
maken. Defe merken buyten twijffel niet wel aan ,
dat een Kind van 3 Jaar tot 24 , of meer Jaren , niet
alleen eens foo lang , maar ook byna eens foo Breed
werd; Welk te famen een foo grooten Klomp uyt
maakt, datfe haar de hoegrootheyd desielfsuyt foo
een kleyne Klomp als 't Lichaam van een Kind uyt
waarom dit maakt, niet en konnen inbeelden. Gelijkfe ook niet
gënie°J'dl" en konnen in haar herifens vinden, dat een Tronie
verftaan diemen eens foo groot als 't Leven maakt , nood-
fakelijk viermaal foo groot werd. Doch die het ver-
dubbelen van een Vierkant verftaan , fullen haaft
begrijpen, hoe t met defe dingen gelegen is.
Volgens Lomaz.no , kanmen de Proportie der
Kinder beelden genoegfaam in dry Trappen van
Ouderdom ftellen : te weten in Beelden van vier
Hoofden , van vijf Hoofden en van fes Hoofden.
In welke Opklimming doorgaans gefien werd dat
het ondergedeelte , namelijk van de Schamelheyd
tot de Plant der Voeten, noyt tot de helft van haar
Lijf-Lengde komt, want dat is alleen de Midde-
Proportie der VolwaiTene: Doch men fiet feer wel
in de Aangroeying, dat hoe de Kinderen ouwer
werden , hoe dat fich de onder Deelen tot de Pro-
portie der VolwaiTene meer en meer fchikken. Dus
fienwe in defe Voor-beelden , dat de Navel van het
Kind van vier Hoofden het Middel-punt van fijn
geheele Lijfs Lengde is. Maar in dat van vijf Hoof-
den komt fijn helft van boven gemeten ver beneden
de Navel. Hebbende als gefeyd is, 3 Hoofden van
der Menfch-beelden. 8 β
4e Kruin tot de Schamelheyd, en twee Hoofden
Van daar tot de Voet-zolen. Gelijkmcn dan ook
buyten verder verklaring wel fiet, dat het Kind
van 6 Hoofden , aldermeeft met de Mannelijcke
Proportie begind over een te ftemmen: En daarom
is zijn Ledenftenaming voegfamer aan de Beelden
die meer na een Jongen, dan na een Kind aarden.^
Nu fietmen \vel dat indien een Kind van vijt
Hoofden, in fijn Volwaflen ftand of Ouderdom,
meer dan eens foo groot quam te worden, als het
in zijn derde Jaar was, dat het dan de gemeene Pro-
portie der Menfchen iou te boven gaan; Alswe bo-
ven hebben aangemerkt. En gelijk'er groot ver-
fchil in de Proportie "tuffen Kinder en Volwaflen
Menfchbeelden is, foo twijffelen wy geenfints ofmen
fiet ook uyt de Vertoog-Schets der Kinderen wel»
dat de Verdeeling van hun 'Hoofden en Tronien
eenige verfchilligheyd onderworpen bljjft ,* En dat
wel meeft aangaande de Neus, Mond en Kin, als de
Maat Linien fulx duydelijk genoeg aanwijfen; En
kort hier na in de Volwaflene nader moet onder-
fogt werden.
De Reden waarom d'een Menfch grooter van
Lichaam werd dan den anderen, is by vele met op-
merking overwogen. De Befte Natuur en Genees-
Kundigers zijn van meening, dat alle de Levende
Schep leien beftaan uyt Vefelen, Vaten en Pijpjes,
die in de Voort-Teeling een verfcheydentlijke be-
paalde Hoegrootheyd, na welkfe konnen uytgerekt
veerden, komen te ontfangen : Welke uytrekking,
federt hun Geboorte door het geduurig in-nemen d,™*2tt>t*
van nieuw Voedfel , en d'aanwas van de Rijfing Menfch
fetver Vdr ,f°° ^ te &ht3&' ^ SSTΖΆ
f r Veielen, Vaten en Buysjes niet langer kort- wcrd>
F ' ■ 'nen
-ocr page 98-nen uytgerekt werden. Waar door het dan niet al-
leen gebeurd dat den aanwas geenfints geduurig ,
dat is, on-eyndig voortgaat, maar ook te weeg
brengt dat het aanwaflën des Lichaams buyten tuf-
fen komend Ongeval, foo lang duurd, als te voo-
ren bepaalde Hoegrootheyd der Vefelen en Vaten
lijden kan. En defe verfcheyde bepaling hangd af
van veel en verfcheyden toevallen die de voort-tee-
ling in s Moeders Lichaam verfellcn. En hier van
daan komt het ook dat het Vlees van te Jong geflagt
Vee, Sluts, Veilig en Vefelagtig is. Nugelijkmen
defe uytbotting der Menfchen Lichamen gemeen-
lijk eerft zijn Loop fieteyndigen in de Lengde des
felfs te bepalen, en fulx na Proportie minder in de
Dikte waarneemd, foo gebeurd het wel meeft, dat
den Menfch na fijn Volwaffen Lengde. alleen eerft
in de dikte begind toe te nemen; ΑIhoewelmen
Voorbeelden fiet, daar fulx beyde te gelijk wel
voorwaards wil. Van de eerfte fegtmen gemeenlijck»
de Jongen word Lang, of hy jchiet wel op; En van de
laatfte is 't gemeen fpreukje: De Jongen word Grof
en Groot. Men fiet veelfints dat d'Aanwas die al-
leen den Band uytleyd; meer door een aangroey
van Vet, dan door Vaft en beklonken Vlees ge-
fchied; 't Welk ook eenigfints teweeg brengt, dat
de welgevoede Lichamen, welkers Muskelen vol
Sap, Geeft en lugtige Waaffemzijn, en tamelijk
met Vet tuffen de fneepingen der Spieren beloopen.
zijn, feerfagt, Poefelig en Mals van Vlees zijn.
Gelijk mede de Lekkere en Donsagtige Lobber-
heyd der welvarende Kinderen , nergens van af
hangd, als van de fagte en Sappige Spieren harer
Jonge Lichamen. En fulx werdmen mede aan de
Vrouwen gewaar, die in 't algemeen foo vaft noch
■
der Menfih-beeiden. 83
beklonken van Vlees niet en zijn dan de Mannen, waarom de
in welker Schoonfte Lichamen, de Muskelen mer- £r0™cv"n
keiijker .Gefneept s en kenbaarder onderfcheyden Vlees zijn
Zijn. En even gelijk ons de Schoone , fagtc en Mals- dan de Mafi-
fe dingen behaaglijk aan 't Oog en aan 't Gevoel
zijn; Soo hebben wy ook vermaak in'tbetaften
van 't Vrouwen Vlees. Defe Sagtigheyd en Ge-
buygfaamheyd des Vlees is buyten twijffel feer dien-
ftig aan veel Werktuygen van 't Vrouwen Lichaam j
voornamelijk aan die wel en vaardig moeten bewo-
gen werden, doch die niet van een geweldige Daad
zijn. Dus kofinen de Vrouwen gemeenlijk feer wel vróuw?*
Singen,om datfe de uytgeperfte Logt van de Long, jjj'jj
in de Logt-Pijp, geheelTigtvoerig konnen leyen en sang dan éé
bepalen: Gelijk mede fomosige Snap-rabatten de Mannee.
Tong-reep foo los in de Mond hangt, datfe aan
't Praten of aan 't Kijven geraakt zijnde, het Hert
niet en hebben datfe (wijgen, Defe Werktuygen
door Ouderdom ftram en dor werdande , doen
het Singen in Neurien, en het Kijven in Kneuteren
veranderen. En men bevind, felfs in de Jongelin-
gen, die ook fomtijds met de Stem derMaat-zang
begaaft zijn; Dat Schoon Hayr en wel Singen, zijn
vergankelijke dingen. Uyt de Oudheden der Jo-
den verneemtmen , dat de Levijten die tot Sangers
verkoren waren, na hun 50 Jaar Ouderdoms daar
Om ook van hun dienft ontflagen wierden.
Het Hooft van een Volwaflen Menfch kan be- 'j . „
, deeld lig in
cjuamehjk in vier gelijke Deelen gedeeld werdén; 4 gelijke
d'eerfte is van den Top der Kruyn tot aan 't begin Ueeieiï·
van t Voor- Hooft daar de Hayr-wortelen eyndi-
gen. De tweede Deeling is het Voor Hooft felfs,
en eyndigt daar de Neus begind, of regt midden op
de Oeg-ftraah De derde Lenede heeft de Neus
F 2," voor
-ocr page 100-6 ζ iMaatredige Ledenfiemming
voor fich felfsalieen. En de vierde is van de Neus
tot aan 't onderfte van de Kin. Dit onderfte Ge-
deelte werd wederom bequaam in dry gelijke Dee-
len onderfcheyden. Namelijk van de Kuyl onder
de Neus tot aan 't onderfte van de boven Lip. Het
tweede vaft 't bovenfte der onder Lip tot in de Kuyl
boven de Kin; En voorts is de Kin het derde
Deel felfs. Wanneermen nu ook de andere dry
gtoote Deelen, als Neus j Voor-Hooft en Opper-
Hooft j yder in dry Deelen af pafte, foo fou het
ganfche Hooft in 12 gelijke Deelen uytgedeeld zijn.
Waar van nader blijk in de Tronie-kunde , en in
de befchouwing der Natuurlijke en der toevalli-
ge ftand en beweging der Hoofden, fal gefien wer-
den.
Een Tröny Aangaande nu een Tronie in fijn breedte wel
in fijn breed- voeefaam en Schoon te verdeelen, fulx gefchied feer
tehoeie ,D..., . ..r .... _ , ' ο
ycrdeeien. maklijk in vijf gelijke Deelen: Als namelijk, twee
voor de Slapen des Hoofts, twee voor de Oogen,
en een voor de plaats der Neus tuffen bey de Oogen.
Sulx dat yder Oog foo breed is, alsfe van malkan-
der ftaan, of als de hoeken wederzijds de Neus met
haar Lengde aan de oogen overlaat. De Ooren fijn
ontrent foo lang als de Neus, maar haar breedte is
meer verfcheyden. Hoe die geplaatft moeten zijn,
dat fullen wy neffens al dat hier fchijnd t'ontbre-
ken, foo in den dienft en maaxfel der Deelen , als
in de Tronie-ftelling, ruym genoeg met Vertoog-
Schetlen en Scg-reden aanwijfên. Maar terwijlwe
de Maat van 't Hooft noch by de Neus hebben ,
moetenwe hier noch eenige ftaaltjes van Proportie
met de Neus overilaan : De Oude hebben veel op
gehad met de Neus tot alle de Proportien van 't Li-
chaam , als een algemeene Maat te ftellen. En by-
fon-
-ocr page 101-der Menfch-beelden. 8 β
ionderlijk wiften fy het Mannelijk Teel-Lid , n&
de Lengde en Dikte van de Neus te bepalen. Gelijk
dan ook de verfplijting der Vrouwen na d!opening
der Mond geoordeeld wierd, gefchikt te zijn: Als
Porta en 't Gemeen geloof, iuïx wil grondveften»
De Hand is ontrent dry Neufen Lang,en by goed ^Ncus een
gevolg foo groot als hét aangefigt en alsmen ge- Maat om by
voegfaam overfpannen kan. DÏerfte Lengde is yJhTm"1
van daar de Hand aan de Werf binnewaarts vouwd, Fatfoenerau
tot aan de Mjdde-lijn van de Palm. De tweede van
daar tot in het tweede Lid van de Middelfte Vin?
ger : En de derde van daar tot aan de Top van de
felve De Ermen gemeten van 't Opperfte Deel tot
aan de Top der Lange vinger, fijn twaalf Neufen
of 3 Hoofden Langh. En van den Elleboog tot
aan de Top der Middel· Vinger, is gemeenlijk het
vierde gedeelte van een heel Menfch-beeld : en over
fulx is een Cubit of Elleboogh ontrent anderhalve
Werk voet; En een welgemaakt Menfch kan op
6 fulke Voeten uyt komen als voren gefegt is. Den
Pais kan op 13 Duymen Werk-Maat, en den Erm
onder aan de Werf ontrent op de helft van die ge-
gift werden. Den Erm vermeerderd byna noch een
agtfte part in fijn Lengde, wanneer by Krom en
als een Hoek gebogen is, dan wanneer hy regt uyt- bogen dan
geftrekt blijft; Welke Verlenging meeft gefchied re&11S»
in dat deel dat van den Schouder tot den Elleboog
gaat. De Reden daar van is, orn dat aan den Elle-
boog 't eene Lid van 't andere foodanig ontfangen
wert 5 dat het in een regten Erm Ingeledet, en in
een gebogen Erm Uytgeledet werd , en alfoodoor
fijn uytgaande Deel verlengt werd Gelijk dat
Oogfchijnelijk in onfe Afteykening der Gebeenten
kan gefien werden. En alhoewel dit by vele niet
F 5 nauw-
6 ζ iMaatredige Ledenfiemming
nauwkeurig waargenomen werd, egter fienwe dat
wat de de Kleermakers noch foo veel van de Menfch-kun-
van"T de verftaan (en fy mogtenfe waarlijk niet onnuttigh
^vctftaan'" We' geheel verftaan, j datfe in 't nemen van de Maat
n' der Mouwen , den Erm niet regt uyt, maar Ge-
bogen fullen doen houden ·, Wetende datfe dan
merklijk Langer geworden is.
Hoe de Voet De Voet is ontrent 4 Neufen Lang; d'Eerfte is
GemetenCUS de Hiel. De tweede en derde komt tot aan 'tvou-
weid. wen van den grootenToon, En dien Toon is de
vierde Lengde felfs. Invoegen fy al wederom met
de Maat van het Hooft, feer wel overeen ftemt.
Andere en ook Albertus Durer, hebben de Voet
maar in dryen verdeeld; en gaven een Deel voor de
Toonen , daar de Splijting van den kleynen Toon
begind; De tweede van daar tot regt onder de Lijn
van 't Scheen- Been. En het derde tot aan d'omtrek
van de Hiel. Eenen Eudaxus heeft eertijds gefchre-
ven dat in Ooft-Indien elders Man-volk gevonden
wierd die voeten van een Elle Lang hadden : En
dat daar en tegen de Vrouwen foo bijfter kleyne
Voetjes hadden datmenfe Strucopodes, dat zijn Span-
feer-Voetjens, noemde. Nu gelijkmen feer ligt kan
nafporen dat de Voet aan veel wel Geproportio-
neerde Lichamen , het fesde Gedeelte van 't heele
Lichaam is, foo volgt, dat, nadien het Hooft met
de Voet gelijk is, men geen algemeene Menfch-
beelden van 8 Hoofden , maar Hechts van fes Hoof-
den fal vinden ί En derhalven verwonderen wy
ons, dat Albertus Durer, een Beeld van 7 eygen
Voeten , een Gedrongen Boers Menfch derft noe-
men , en dat hy noch Voor- beelden van 10 of meer
Hoofden opgeeft. Voorwaar men fiet wel datmen
foo ftipt op de Regelen der Beeld-Meters niet moet
der Menfch-beelden. 8 β
blijven ftaan; Maar veel eer figh gedragen, na de Waarom
LeiTen hier voren van ons opgegeven. Ondertuf- ™£efefsaaa
fen moetenwe hier niet nalaten aan te merken hoe der BeW
Ver men niet wel buyten fpoor hold , wanneer- ""ehoeft'et
men Beelden van 10 en χ 1 Koppen maakt, en dat- te houden,
men de Ledenftemming en Leeft van 't Leven voor
de Pafler-Maat en malle Verkiefing fommiger Mee-
fters wil doen de Vlag in halen. Seker een goed DePaffcr
Menfchkundiger moet de Pafler geduurig in fijn d-oogen*
Oog, enfeldeninfijn hand hebben; En die veel ia
wil Meten, kan ligt figh felfs en 't Leven vergeten. den Konftc*
En waar toe doch al dit Meten ? Yder weet immers naaI ziin»
wel hoe gants ligt het valt, van ymants Mifmaakte
Leden te Oordeelen. Wy agten dan datter tot aan-
leyding , om een algemeene Kennis der Proportien
te bekomen , en tot het eynde, datwe als een aan-
vang der Menfchkunde , dus ver voor hadden te
bepalen, genoeg gefeyd is , om tot de Befchou-
wing van het maaxel en Dienft der Menfchelijke
Ledematen over te gaan. Alwaar ons ook noch
verfcheyde dingen die de Proportie aangaan, en die
de Tronie kunde, de Sweming, en de ftelling der
Tronien in toevallige en Natuurlijke ftands Gele-
gentheden raken, als van felfs fullen in de Hand val-
len. Met een woord voegenwe tot de vorige Stoffe
noch by, dat die nauwkeurigh de Proportie van
de Menfch-beelden hebben onderfogt, van meenin-
ge zijn dat d'Oude Lieden in de Proportie van haar
Leden eenigfints Korter zijn dan fy in haar fappige pen en Kor»
tijd waren. Ons aangaande, wy geloven niet ligtteiwerden*
dat de Beenen Inkrimpen en Korter konnen wer-
den; maar wel dat de Banden, de Kraak-Beenen
en fagte Smeerfels, die de Hoofden der Beenen tuf-
fen de Leden bekleeden, konnen opdroogen en te
F 4
-ocr page 104-8 ζ iMaatredige Ledenfiemming
gaar Krimpen, invoegen miffchien de Beenen ee-
nigfints naauwer aan den anderen getrokken, de
Menfchen eeniger maten verkorten konnen; en
hier door gebeurd het dan ook dat Stok-Oude-
Luyden , ftijf en ftram van Leden werden , datTe
traag gaan , niet meer loopen konnen ; Ja datfe
Krom en na 't Graf gebogen gaan. Gellijk wy dan
pok van een zindelijk Waarnemer berigt zijn,dat hy
1-eaGeraam. in een Menfch geraamte, had ondervonden, dat
Voet'Ge-lf bet ontrent een half Voet ingekrompen was;'t Welk
Jsrooipen. hy daar uyt oordeelde, om dat het van een feer
goede Proportie zijnde , ontrent foo veel langer
Vademen kon. Anderfints gelooven wy dat het
Korter zijn van Stok Oude Luyden meeft ont-
ftaatuyt dien datfe Krom gebogen gaan, en't ver-
mogen foo niet en hebben om de boven Leden op
fien Rugge· graat regt op te dragen.
Niemand heeft ontrent de Menfchkundige Prp-
portie meer Wand over hoop gehaald dan Albertus
wat Alb. Dma; Die wel vier Boeken daar van gefchreven
Kófche* beeft; Welke van fijn Weduwe'in'tjaar tyz 7. te
lijke Pro- Neurimberg zijn uytgegeven , en t geluk hebben
fchreven" datmenfe in vier of vijf Talen , en onder die ook in
heeft. 't Neerduyts lefen kan. En alhoewel hy de dry
laatfte Boeken foo nauwkeurig niet als het eerfte
heeft overfien, nogtans loopenie alle op eenen trant.
Wy hebben fijn Maniere altijd by de Krabben en
Rijn-Kreeften vergeleken, daar meer aan te Peufelen
dan aan te Eter» is; dat is, daar is in die Boeken
meer Arbeyd en omilag gedaan alifer Nut door in
de Konft gekomen is. J. P. Lomazzo - P. Cofijn
cn andere hebben in fommige dingen wel fijn Ma-
niere gevolgd , maar veel Korter en Beknopter faam
getrokken. De Lefing die wy van Durers Boeken
• in
der Menfih-heelden. 89
in onfe Taal hebben is geheel Slegt, Langwijlig, en
Duyfter , alhoewel de Beelden tamelijk in haar
Teykenkundigen omtrek bepaald zijn. Veele die
het Boek in handen krijgen , hebben aanftonds de
Walg van Γ00 veel Modellen, Werk-Regels, en
Gereedfchappen van Maat-ftokken, Schalen, Lad-
ders > Triangels, en andere Teyken en Meetkundi-
ge Betrekkingen > die onder Barbarifche Namen en
Blindemans-Raadfels van Scheyder , Vergelijke* >
Ver keer der , Overdrager, Kiefer, Aanwïjfer, Val-
fcher, Trutnier, en menigte genaamde Lïnïen, voor-
den voorgefteld. Doch gelijk wy altijd van Oor-
deel zijn geweeft dat de Leer-Regels wel khrander,
maar klaar en vermakelijk om Oeffenen moeten
zijn, foo hebbenwe ook noit behagen konnen febep-
pen , in de Onderwijfingen , die een meer dan hiel-
agtigen Arbeyd uyt haar eygen Natuur , agter fig
naliepen.
Van het Maaxel en Dienft der Men-
fchelijke Ledematen.
LA at ons nu ook yts aanmerken over het Maaxel Nuttigjicyd
en Dienft, der Menfchelijke Ledematen, op n^derDicn-
datwe die wel doorfien hebbende te beter voorbe- ^enbeb
reyd mogten komen, tot de Befchouwing van ah ben,
lerley Aótien en mogelijke Bewegingen, welke in
de Menfchelijke Doeningen komen voor te vallen.
Wy grijpen dan het Menfch- beeld eerft by het
Hoofd; als zijnde na de meefte Waarfchijnelijk-
beyd de voornaamfte Woonplaats des Verftands,
F 5 en
-ocr page 106-en Zetel van de Redeakavelende Ziel. 't Selve is
voornamelijk opwaarts en om hoog op den Hals ge-
Maajtei en plaatft, om de Oogen en 't Gefigt wel te konnen
Hoofisd" gebruyken; die daar in als twee Wagters op een
Thoren, tot bewaring van 't geheel Lichaam zijn
gefteld. Zijnde rond van Form » om in een kleyne
HoofJ waar- plaats veel te begrijpen; en wel met Namen Lang-
?cmndLignSh" rondig of EyVgewijs, op dat het met de Vorm
van het Lichaam niet alleen beft fouw gemeenfchap
hebben ; Maar ook op dat de Deelen des Aan-
gefigts, d een onder d'ander daar des te voegfamer
in fchikken, en alle foude konnen gefien werden;
'tgeen in een Klootfe Ronde niet wel kon gefcfie-
den , nadien de Mond en Kinne a's dan by na ge-
heel onder 't Hoofd fouden geftaan hebben,
ïanHoof^ a'hoewel dit de algemeene en regtfchape Form
den, der Hoofden is,nogtans vindmen in 't Leven groots
verfchilligheyd dies aangaande, die ook meeft voor
Mis ftanden werden aangeteekend gelijk dan ook
de Genefers en Heel Konftenaars wel een Getal van
twaalf fdofijn-Werkers zijn immers Broddelaars \)
Verfcheyde Formen van Hoofden hebben aange-
weiën ; die om datis meeft alle van 't algemeen
Schoon en we! Gefchapen afwijken, hier niet no-
dig zijn op te halen, dewijl de Schilder-Konft de
Mismaaktheyd geheel wel miffen kan. Daar is in
de Generale Klomp of Vorm van het Hoofd (oo
veel gelegen , dat een Konterfeytfel of Tronie na
't Leven Gefchilderd, niet wel ten uyterften kan
gelijken, by al dien er het Generaal van het geheele
Hooft niet wel in waargenomen is, alswe in onfè
Teykenkunde breeder hebben geleerd.
Het Bekkeneel is van boven als een Heimet rond
en vaft geflooten; cn diend tot Befcherming van
de inhoudende Deelen; en wel voornamelijk van
de Herffenen, de Zenuwen der uyterlijke Zinnen,
de Ziel· Klier en andere meer; Welk Bekkeneel,
als het Woon huys der gefeyde Dingen, in de Be-
fchouwing der Beenen, nader in fijn Samen-ftel
Voegen en Naden fal verklaard werden. En gelijk-
men gewoon is het Verftand in het Hoofd te plaat-
iêndo fegtmen ook van een Schrander en Wijs Man;
hy heeft eèn kloeke Kop.Hy heeftBreyn in 'tHoofd
en foo voorts. Doch wanneermen van een Sot
fpreekt, of van een daar een ftreep door loopt, foo
fegtmen gemeenlijk, hy is met de Kephel of Keu-
vel gequeld, dat is, het fchort hem in de grooten
Toon daar de Boeren de Muts op dragen. Welk
woord Kephel, onder ons van het Griexfe Woord
Kephale dat is Hooft, overgekomen is; Evenals
de Kruyn, van 't Hoofd, van Kranion , en Kranium
by de Romeynen, dat is d'Opper Hoofd Schedel}
by ons gemeen geworden is. Gelijk mede Kap, en
Kop, geen ander af komft , als van Kaput het
Hoofd toegefchreven werd. Het Bekkeneel of
Opperfte- Hoofd - Been is aan alle Menfchen met
Hayrvoorfien, eensdeels tot een dekfel en bewa-
ring van 't felve Been en fijn inhoudende Deelen;
Anderdeels tot Cieraad des Aangefigts, en by ge-
volg van den heelen Menfch; Om dat, wanneer de
Tronieongefchikt is, hetgantfeLichaam on-aan-
genaam gemaakt is: Makende het Hayr een gantfch
Cierlijkeaficheydinge, tuffen het Opper-Hoofd,
en het Voor-Hoofd, en Befnoeyd d'Omtrek des
Aangefigts op veellerley wijfe; Ja verbeterd die in
velen : Alhoewel d'Onagtfaamheyd het felve ook
wel kan verwaarloofen. Onder de Godgeleerde
werd veelfints getwift, of het Hayr met eenfoo-
dani-
-ocr page 108-danigcn Lengde gedragen , als tot een Hups eft
Mannelijk Vercierfel dienen kan, niet tegens de Ze-
Pifder α diglieyd der befadigde Volken aanloopt ? Onder
ο vergil'Hayr- welke vele van Gevoelen zijn, dat den Chriften-
ώίδ(· Mannen, bot uyt verboden is, 't Hayr langer dan
even tot over de Oor-lellen te dragen ; en vefti-
gen de Scheering van defen Theologifchen Knip,
dat is henlieden Gevoelen , voornamelijk op de
Woorden van den Apoftel, daar hy den Korin-
iCor.n. ters af vraagd; Leerd u ook. de Natuur niet dat bet
den Mannen eenOn-Eere is Lang Hayr te dragsn ?
Doch andere en die hun meenen op de Zeden der
Ouden en de Talen te verftaan, zijn van gedagten
dat Paulus daar niet eygentlijk van Lang, maar van
feker foqrt van Vrouwhjk^ Gecierd Hayr fpreekt; fijn
Hen Gfvoj- Reden afïeydende van een bekende Maniere die de
endifogt. Griexfe Vrouwen hadden om het Hayr met Β on-
kels en Krullen, bezijden het Hoofd , en met ver-
fcheyde Vlegtingen op het Hoofd, op te teuyeren.
Jt Selve vaak Frifeerende en met Goud-draad en
Aardige Snoerdjensby Lodderlijke beurten binden-
de. Gelijk dan ook de Oudheden getuygen , dat
in de Korintifè Bloey-tijd , eenige Schoone Jon-
gens , en Aankomelingen , die haar tot Sodo-
mie verhuurden (inde H. Schrift met de Naam
van Scband-Jongens en Honden om de Agter-Opfit-
ting, Gebrandmerkt) gewoon waren fich ook
metdufdanigenHayr-dragt op te toyen, om mo-
gelijk onder dat Vrouwen-Hulfel, te voegfamer
i. "7· "un Roi te Spelen en Mannen tegens Mannen te
verhitten. Waar van ook Vetronius elders gewag ge-
maakt heeft. En Salmafius heeft in fijn Boek van
't Vrouwen-Hayr, defe faak tamelijk nauwkeurig
uytgepluyft· Het is onfes agtens vry opmerkelijk,da
de Lange Hayrdragtby vele een teken van Nedrig-
heyd is geweeft = En de Joden zijn ook van gevoe-
len dat de Nazireers geen Hayr mogten laten Schee- ^ange Hayrs
ren, om fich niet op te houden, met dat te Ver- nigfeen'6*
eieren. Sulx dat wy gelooved dat den gefeyden A- [^en van
poftél, yts van 't Hayr der Mannen willende verbie- 2 ey '
den , fiet op de Maniere van dat foo te dragen, ge-
lijk het by de Korintiiche Vrouwen gedragen
wierd. Nu hoe droegen 'z doch die Vrouwen, vrouwen
Lang ? Neen, maar kort opgebonden en Vercierd; Lanf ïayr,1)
Of daar toeKonftig befchooren: Welke Manie- '
ren van de Mannen nagevolgd, het onderfcheyd ïr'"*
tülTen Man en Wijf t eenemaal weg nam. En noch
wel foo Veel te meer in die Landen , alwaar in de
reft der Kleeding foo grooten onderfcheyd niet ge-
fien wierd als heden onder onfe Volken. Want de
Grieken en Romeynen , en andere dier tijden , heb-
ben altijd Loife, Wijde en Lange Kleeding in Man
en Vrouw gedragen; En daarom was het onder-
fcheyd des Hoofds-Cieraad en Hayrdragt daar noo«
diger in agt te nemen dan elders. Dat nudeKorin-
ters de MannelijkeHayrdragt verlatende,uyt brood-
dronkene dertelheyd aan dufdanigen Vrouwen
Hayrdragtzijnvaftgeweeft; Dat blijkt onder an-
dere Voor-beelden feer klaar uyt Martialis, daar hy
aan den Korintifchen Digter Carmenion fchrijven-
de, hem befchimpt over fijn kort Gekruld Hayr, Korinters
geblankette Koontjes,en andere Wijve Pragt. En op ^γτ'^ΐ^·
datm'er geen twijffel aan louw hebben foo fegt hy- Sen·
'er by : dat fulx na de Korintife Wijfe was; En dat
hy Martialis daar en tegen Lang en wild Hayr op
fijn Spaans droeg, en derhalven geen gemeenfehap
met hem had, om fijn Broer, maar dat Carmenion
veel eer blijk gaf om van wegen fijnVerwijfdheyd
Mar-
0
-ocr page 110-Martialis Sufter genoemd te werden. Wat kanmeü
klaarder wenfchen om te zien dat het de Gewoonte
der Korinters niet en was Lang Hayr te dragen ?
En derhalven kon den Apoftel haar daar niet over
SjffcS" Berifpen. Ja men vind aangetekend datter Griexfe
aan wijve Jongelingen zijn geweeft , die hun fomtijds foo
geweTft/dat Vrouwelijk hadden opgefet, dat de Priefters als-
den Apoftel fe ten Trouw quamen , moeften vragen wie de
Stuffen. Bruyd of Bruygom was. Waarlik wanneer wy
onderftellen dat Paulus ook defe dingen tenmin-
ften in 't algemeen geweten heeft; foo konnenwe
onfesagtensniet anders denken of hy heeft met de
aldergrootfte Reden konnen vragen; of de Natuur
haar niet en leerde dat het de Agtbaarheyd van de
Mannen te na gaat, ja een fchandeaanbrengd; Wan-
neerfe beftaan met Gefrizeerd of Vercierd Vrou-
wen Hayr, figh te Verfrayen ? Gelijk hy dan ook
tot een Grondflag van fijn reden, te voren had ge-
lêyd , hoe de Man het Hoofd van de Vrouw was,
en de Vrouw tot een teken van Onderwerping,
met een Dekfel, het zy dan een Hayr-kuyfof an-
der Kapfel moefte gedekt zijn. 't Geen fulke ver-
wijfde Mannen met haar doen quamen te verloo-
chenen , en daarom fchandelijk en tegens de Na-
tuur van bey hun Staat en Sexe. Maar dat anders
de Natuure daar defen Apoftel fich op beroept, ey-
gentlijk en uyt haar felven fouw leeren dat het
fchoon Golvend en wel Gekruld Hayr, dat met
een tamelijke Lengde de Schouder bedekt, en de
vchoSon" Nek vuld, Schandelijk fouw ftaan , of On-eerlijk
Hayr is de fouw zijn $ fulx is er foo ver Vandaan, dat hette-
Metnfcbar}- gen<*ee'ons 'n de dagelijxfe Ervarentheyd en in veel
deliik vo!- getuygeniifen blijkt. Lykurgus gebood de Sparta-
g,uwds ,Ni" "ïerS het Hayr te laten waifen , om dat het de
Schoon»
-ocr page 111-Schoonheyd der Welgemaakte vermeerderde; En
dat het de mismaakte en rouwe Oorlogs-Van, meer
verfehrikkelijk maakte. En foo veel d'Oudheyd
ons kan leeren , is het Hayr Korten, en fterk Be- r/Zihiid ?n
fcheeren altijd een waarteyken van Droef heyd, van J^s^yd
Verfmading en van ontrooving des Cieraads ge- ook tot vér-
weeft. En foo wierd het ook by den Koning David
oogenomen afmen fijn Gefanten, foodanig Ge- gedaan,
kort-vlerkt t'huys fond. In Treur dagen, AiTen
op het Hoofd te ftroyen, gaf niet anders te kennen Affen ftr0y.
als de ont'uyftering van het Hoofd-Cieraad, welk ing op de
voornamelijk in het Hayr beftaat. Porta fegt dat ee°n°wech-S
het Hayr aan de Kinderen Bevallig, aan deVrou
wen Cierlijk, aan de Jongelingen Eerlijk , aan de j„'tHayt
Bedaagde Mannen, Ontfachelijk, en Vreeiljk aan beftaat.
de Κ riighs-Luyden is. Beneemd feyd hy verder,
een Boom fijn Loof, hy is fonder Schoonheyd,
fnijd een Menfch het Hayr af, fijn ganfche Def-
righeyd gaat teniete. Soo dat deUytleggers wel-
ke de voornoemde woorden van den Apoftel, flipt
na de Letter en volgens de gemeene Vertaling wil-
len genomen hebben, Paulus ftilfwijgens van On-
wetenheyd, foo niet van Onwaarheyd, indeBe-
fchouwingh der Wereldie faken befchuldigen»
Wy en willen in geenen deele, verfchoonen fom-
mige Sotte Misbruyken, en Wildemans Paruyken,
die de Menfchen mismaken; Want wy gelooven
dat ook den Apoftel op de Reden en betamelijke
Welvoegfaamheyd van 't gemeen gebruyk des tijds,
fijn Leering grondveften wil. Gelijk ook het Dek- Jg-Jg
fel op het Vrouwen Hoofd daar hy van fpreakt, waarfchijn-
gecn andere herkomft influyt En daar moet onfes
agtens hier wel onderfcheyden werden 't geen an- weeft,
dere ichijnen ondereen te mengen, namelijk dat
de
-ocr page 112-de Vrouwen behalven het Natuurlijk Hoofd-Dek-
fel des Hayrs, (dat de Maagden met haar gemeen
hadden) noch een Dekfel des Aangefigts hebben
gehad, om haar van de Ongetrouwde Μ aagden te
onderfcheyden, en door een zedig gebruyk aan te
wijfen datfe voor een ander niet alleen niet meer te
begeeren waren; Maar datfe haar ook voor nie-
mandt dan voor haat eyge Mannen behoorden te
Ontdekken : Welk Dekfel ontrent de Maagden ,
om datfê noch te begeeren waren , (en dat gelij }ς het
Aangefigt, machmen 't feggen , de Billen moet aan
Man helpen) geen plaats heeft ; Dewijl ook nie-
Mayde vSrcu- mand geern een Kat in een Sak koopt. Daar is geen
we" voorna- Hulfel noch Teujering dat de Vrouwen bevalliger
hikmaten"" maakt, dan de betamelijke ftreeking en leggen der
Hayr-Tuy ten: En men kan de Tronien daar door
groot-deels Vervormen; dat is Schoonder of Mis-
maakter maken : Dus kan het Hayr en byhooren-
de Kapfel een Lange Smalle Tronie Voller en Aan-
fienelijker maken ; En die te vol zijn , van 'tgeen-
fe over hebben , befnoeyen en beter befneden doen
zijn. Die noyt hier op genoegfaam gelet heeft, of
van meeninge is datwe hem een Quakjen op de
Mouw fpelden; kan hem van de Jonge Kinderen,
en van de Suygelingen laten Onderwijfen : Want
gelijk de meefie Kinderen door gewoonlijk behan-
deld en Gekoefterd te werden van hun Moeder,
Minne-Moer, Kinder-Meyd, en diergelijke, al-
lengskens een indruk van fekei dagelijx Hulfel, het
zy Muts, Karnet, Hayrftreekfel of andere Beka-
pering des Hoofds krijgen en daar mede Kennis ma-
ken ; Soo gebeuret dikmaal dat wanneer fy 't felve
Menfch by toeval met een ander en ongewoon
Hoofd-gewaad , het zy dan een swartc*Kaper,
Sip ar te
-ocr page 113-CMenfchelijke Ledematen. 97
smrte-χϊρ, lolie, of een ander vreemde Doek-
Huyf, ontmoeten , of aangegrepen werden, dat-
"e fchreeuwen en beeren offe de Keel wierden af ge-
neen; Niet anders meenende of een Vremden (te-
kens welkfe veelfints Eenkennig zijn) wil haar be-
landden, Welke vreefe voorwaar niet anders voort-
comt, als om dat foodanigen Hoofd-Hulfel, een
ndere omtrek en Generaal, aan 't wefen van fuiken
denfch in 't Oog van de Kinderen verfchaft: Wei-
te verwifleling ook dikmaal foo groot kan zijn, dat
>edaagde Luyden daar door bedrogen werden , en
likmaal Peet Jannetje voor Peet Neeltje aanfien.
Veel Menfchen, ja ook felfs d'eygen Ouders ver-
igten d'Eenkenmghejd in de Kinderen, en hebben
veelfints meer op met die, die Allemans-Vriend zijn :
Doch wy meenen niet onfeker waargenomen te
lebben , dat d'eerfte foorte gemeenlijk beter vart
Verftand en Oordeel zijn dan de laatfte, die veel-
fints Blom-Paffen en Qoe- Jobbens zijn; En niet en
fcheeld van wienfe Gerold en Gefold en Beknod-
deld werden: van welkmen de Waarheyd in de
Opwaffing meeft fal feker vinden ; En wy fouden
't wel voor onfe Poft durven opnemen , daar goe-
de Bewijs-redenen van te konnen geven. Dat de
Vrouwen het Hayr opvlegten, Streeken noemen ,
fchijnd van't Griexfe woord 'Tbrix dat Hayr be-
tekend , ontleend ie zijn.
Voorts agten wy ook dat het den Vrouwen ge-
oorloft is hun Hoofden betamelijk door de Hayr-
vlegting te vercieren; Doch niet verder als yeder
in fijn ftaat en hoedanigheyd der Kleeding betame- t
-1S'i rn ftr£'kken kan om haren Man te behagen*
En in defen zin kan het niet buyten 't Gebod gaan.
Ta wy houden dat ie veel eer verpligt is fulx te doen,
G dan
-ocr page 114-dan door nalatigheyd, of moet-wil fulx niej te wil-
len in agt nemen. Maar miffchien fal een Werk
Heylig tegen ons inbrengen , datdeVercieringen
die aangeieyd werden om onfe Schoonheyd te ver-
meerderen , den Schepper tergen , namelijk om
datmen hem wil fchijnen te verbeteren : Wy ant-
woorden; Het Hayr,en het Cierfel, en de mogelijk-
heyd ofgefchiktheyd die ymands Tronie heeft om
door Verciering fekerlijk Schoonder te konnen
worden, laten niet minder van dien Schepper af te
vloeyen, dan 'tSchepfel felfs, en dewijl dat het
aangelegt werd om dat Schepfel te verderen. (Want
dat heeft God den Menfch als fijn onder-Scheppers
veel eer dan de Ontciering van een Sloerimoery wil-
len overlaten) foo zijnaer geen Reden waarom
het zou quaad zijn, 't geen in den Schepper felfs
de grootffe Betamelijkheyd heeft ; namelijk een
ding fchoon te maken: Of dat nu uyt de eerfte
Hand, te weten de Geboorte komt, of dat het
uyt de tweede Hand komt, namelijk door een ge-
oorlofde Verciering , de faak blijft na onfemeenin-
ge de felfde. Alhoewel wy de fchadelijke en vuyle
Blanketfels.met Reden van de Verciering der Klee-
deren , willen afgefcheyden hebben. Om datfe ge-
heel niet tot defe foorten noch by-werk der Vercie-
ring behoorën.
verfcheyde De Hoofd Hayren zijn verder, ofBorftelig of
Wen van Gekmld , of efftn en regt neerhangende. D.e
Mooren hebben kort Gekruld Hayr, en by na
als de Wol van Jonge Lammeren De Natuur-
Befchrijvers Leeren ons dat die Volken die van
een vogtige Gematigtheyd zijn , als de Scbjten,
en Tartaren , gemeenlijk flegt en regt Hayr heb'
ben. Gelijkfe medefeggen dat het Koleur, de Land
- i'· ■ en
^Menfihelijke Ledematen.
en Hemel-ftreek volgt. Dus geeft een Droogen
Warmen Hemel veelfints Kroes-Krulligh Hayr;
alsmen aan de Egyptenaars, Arabiers, Indianen, Ita- tand-aard
hanen en de meefte Iran [en ziet. En alhoewel men ftnreekwat"
de Spanjaarden veelfints met Regt en Smeerig Hayr omrent
ziet, dat eenige het veel gebruyk van de Olye toe- doet.
fchrijven, f00 vindmen onder hen nogtans ver-
fcheyde die Gekruld Hayr hebben. De Koude
Landen, ais Engeland, Duytfland, Denemarken
en Sweden geven meeft fagt en effen Hayr, en veel-
fints Blond, Geelagtig, of gemeen Bruyn Hayr:
Dat ook in alle foorten met den Ouderdom veran-
derd en Grijs word. Herodoot fegt dat de Mooren
die naden opgang der Sonne woonen, regt Hayr
hebben ; Maar dat geen Volken meer Gekruld
Hayr hebben, dan de Mooren in Lybten. De
Kinderen die in haar Jongheyd Kroes Hayr heb-
ben , verwiffelen 't felve dikmaal in regt neerhan-
gend Hayr wanneerfe Oud werden. En die regt
Hayr in haar Jongheyd hebben , veranderen 't felve
dikmaal in Gekruld Hayr wanneerfe Oud werden.
En veelfints fietmen dat Gekruld Hayr in den Ou-
derdom hard en Peerdshayrig werd; Selfs ook in
bet Grijs werden; doch alles fonder Wet of Regel.
Van de Pandoras een Volk in Indien fegtmen
datfe in haar Jongheyd: meeft Wit hayr hebben, dat
Jn den Ouderdom geheel Swart werd. Ook zijn-
der getuygeniilen, dat defe Luyden fomtijds twee
honderd Jaar Oud werden fonder Grijfe Hayren.
Doch het Wit Hayr maakt hen in de Jonkheyd
Grijs : En het Spreekwoord fegt; Vroeg Grijs, laat
mJs· En alhoewel het Hayr aan Gekleede Man-
Bee n eenige Vercieringe toebrengt, wanneer
het een Fraye Lengde heeft, egter blijft feer oP~
G ζ met:'
-ocr page 116-merkelijk dat naakte Beelden met Lang Hayr, een
byfondere Wanftal geeft, Ja wy gelooven om vele
Reden dat Adam niet met Lang, maar met Kort
Hayr gemaakt is: Gelijk het ook niet al te Voeg-
faam fchijnd aan de Beelden die na de Antyke Ma-
nieregekleed zijn. Onder deOofterfeVolken die
noch Lang en ruyme Kleedir.gen dragen, werd
ook het Lang Hayr felden gefien: En derhalven
moetmen defe dingen in de Schilder Konft wat om-
iigtig behandelen: Onderfcheydende de Natie. de
Tijd, de geftalte der Beelden , en voor al de Wel-
ibnd; Waar van ruymer in onfe Ordineeringe.
Doch die luft heeft een Wonderlijk Schepfelwte
fien, moeteen naakt Man befchouwen, die alleen
met een Wambays met korte fchootjes aan 't bo-
ven-Lijf Gekleed is.
Het gantfche Aangefigte des Menfchen is om ve-
le reden Ongehayrd en Gelad; Soo om de Schoon-
heyd des aanfiens, als om datmen in het Aangefigt
niet alleen het Wefèntlijk gelijken derSwemingen
Krooft, tot onderfcheyding van malkander moet
konnen fien; Maar ook dat de Gefteldheyd des
Gemoeds volgens de verfcheydePaihen daar te duy-
delijker fouw konnen in gefien worden; Want het
is tot dOmmegang met onfen even Menfch ten
uyterften noodfakelijk , dat de Lijdingen van de
waarom liet ziel, een groote R ol in 't Aangefigte Spelen. Want
Sr°dc?Paf- nadien wy malkander in 't Eert noch in de gedag-
iicn >n'iet ten konnen infien, daarom is het Aangefigt fooda-
gcfien wer- nig tot een Tóoneel van onfe driften gefteldt; dat-
de11· men, hoe feer het ook verborgen gehouden werd,
d.iar in als in een Spiegel Boek , Liefde, Haat,
Blijdfchap , Gunft , Wangunft , Eerbaarheyd,
Mewarigheyd, Toorn, Hoogmoed, Kuysheyd >
Waarom
'r Aangtligt
Ongehaytd
is.
Geylheyd en wat dies meer is, ja ook de Kloek-
moedigheyd en Stoutheyd, oogfchijnclijk Leien
kan, S ulx datwe met de Oude Philofophen mogen
feggen dat den geheelen menfch in fijn Aangefigte
Woond.
Kier in moeften de Keur- Meefters die by de Ro-
meynen de Jonge soldaten gingen opfoeken , wel
ervaren zijn , want volgens Vegetius , wierd in 't
uytkiefen der felve , voornamelijk op de Sweming
van 't Aangefigte en de Koenheyd der Oogen gekt.
Dit kondenfe ligtelijk doen wanneerfe door ge-
woonte hadden Ieeren affien; In welke Vertoonin-
gen de byfondere Partyen des Aangefigts, elk haar
eygen Bediening en Rol fpeelen. Want men kan
niet alleen ondericheydelijk bepalen ^at hulp de
Hayrige Wingbraauwenjiet Voor-Hpofds-Vel, de
Oogen, de Ν eus en Neusgaten , de Mond, de Lip-
pen en anders, in dit of dat voor-val by brengen;
Maar ook waar door fy dus af foo bepaald worden:
als we op fijn plaats fullen aanwijfên.
Die Werk maken de Deugden en Ondeugden
uyt d'Algemeene Form der Aangefigten te voor
feggen, Leeren ons dat een groot Aangefigt, Bot-
heyd en Onverftand vertoond. Dat een kleyn
Katte- Bakhuys, gemeenlij k een Menfch toehoord,
die fijη tijd met Futfe'en en Trutfelen 't foek maakt.
Ook fijn de fulke dikmaals Pluymftrijkers. Die j^ig'cme"-''
daar Mager en Geelkleurig by zijn, ftaan by vele ne t0l'T1 óei
voor Schelmen, Guyten en Bedriegers te Boek, touk1Tió-"
Ook S we me η de Verfpieders niet felden na dufda-nie's^°lri"
wge Scfiampfeljoentjes. Platte Aangefigten moet- fcggeato,
*Pen Wegen de on-naakbare Gemelijkheyd van
fulke Menfchen, fchuwen-, Te meer om datfer
yedfints nijdig by zijp, Onbefchaamde Menfchen
G j eu
-ocr page 118-en Sotten plagtmen van buyten aan haar rond Aan-
gefigte te kennen. Agter een Gerimpelde en Ma-
g£i-e" Tronie,fchuyld nu en dan een bitteren Wrang
Gemoed. Een Menfch die een Lang wel Gevleeft
Aangefigt heeft, valt gemeenlijk Gramfteurig ,
en raakt om een Haverftroo op fijn Peert. Die Ma-
ger van Aangefigt en weynig blofend zijn , magmen
met eenige fekerheyd voor omfigtig in haar doen
en goed van verftand houden. Dufdanigefegt Ari-
ftoteles zijn forgvuldig, en werden felden van heel
groote Ongelukken beloopen, die uyt haar eygen
Nalatigheyd opkomen: Sy zijn in 'tgemeen vol
Studie, maar fomtijds wat heetgebakerd. Seker
by aldien deie Waarneming de Goedkeuring van
foo veel Eeuwen heeft, foo heeft de Heer Main-
bourgleelijkmis gekeken; Wanneer hy eenige de-
ferfelfde Swemingen des Aangefigts, uyt de doo-
de Afle van Jan Kalvijn poogt op een nieu te Dood-
verwen , om yder daar uyt te leeren fien , dat Kal-
vijn een Aards - Ketter en Wederftrever van dc
Roomfe Kerke geweeftis, Kanmen uyt een onbe-
dwongen Oordeel agting hebben voor Mannen die
deWaarheyd van Kerklijke Hiftorien enGeloofs-
gefchiilen , met fulke ellendige Krukken moeten
onderfchragen ξ Wymeenen eer Reden te hebben
om te vragen of'er te Parijs geen Simpel-Huyfen en
zijn,datmer fulke Gekken noch langs Straat laat loo-
pen. Die een Middel-matig Aangefigte hebben, dat
tamelijk Gevleeft is, zijn veelfints verftandig , Be-
minders van Wijsheyd en eenigfints Geeftig van
Gedagten. Doch die heel vol vlees zijn, en eeii
flegt Opfigt hebben , zijn meeft-deels Sorgeloos
en Sloff; Doch fy hebbender die Deugd by,
datfe hun verwaarlecfde dingen , met heeie
jjjnen
-ocr page 119-fijnen Leugens, vrypoftig te hulpe komen.
Aan het Aangefigt fietmen dat alleen deKinen de der
zijden der Wangen 'van de Mannen , mét den Hay- Ma,inen·
Hgen Baard begiftigt werd ; foo tot onderfchey-
dingvan Man en Vrouw , als tot een ontfachelijke
Vercieringe der Mannelijke Agtbaarheyd: welke
Aanfienelijkheyd,deVrouwen(om dat haarSchoon-
heyd meeft beftaat in de Gladdigheyd der Huyd,
en Befnedene Gefchiktheyd der Partyen , waar van
de kleynder ftreep der Hayrige Wingbraauwen de
Toets leveren) niet van nooden hebben. Wy zijn Den Baard
dikwils in Gedagten geweeft, of de Kinderen uyt M^nontfag-
aanmerking van de Baarden, het zy een Koppel cheiïjk.
goede Knevels, of een ruyge Kin , en de wefentlijke
Wingbraauwen, niet wel meer ontfag voor hun Va-
der , dan voor hun Moeder hebben , om dat de
Gramfchap of Gefteurdbeyd, wanneerfe het ver-
korven hebben, door een faam getrokke Wenk der
Öogbraauwen en 't ftraf Opfigt, dat door deri
Baard, grootdeels Opgefchikt werd, een vreefe on-
trent de zagte Gemoederen der Kinderen kan te
weeg brengen. Gelijkmen dan ook fiet, dat de Kin-
deren van Jongs aan verveerd zijn om Mannen met afteer om
Baarden te kuiTen; ïnfonderheyd de kleyne Meys-
kens, diemen daar toe Ook noch aanfet, en Wijs taffen.
maakt,datfedan ook een Baard fullen krijgen: Doch
ontrent de 1 j of 16 Jaar zij nfe die fchrik meeft ont-
"waflen. En gelijkmen iouw konnen Tegenwerpen,
dat de Mannen welk van den Baard misgedeeld
Z'jn; van datontfagh oök fouden verfteken zijn ,
loo antwoorden wy , dat fulke Mannen ook felden
veel Kinderen verwekken j offoofe die bekomen»
of datfe hen door een ander zijn befteld i of aan gé-
irouwd ; Soo is ooJj wèl bekend , hoedanig
G 4 " Ge-
-ocr page 120-104 Maaxel en Dienft der
Gelubden Haan by Hin en Kuykens aangefien
werd. Men Touw ook een uytylugt konnen maken
op de nieuwModifeBaardekens,dat zijnBaarden fon-
der Baard : Doch men fou ook al Werk hebben om
te bewijfen , dats er te Mannelijker om zijn , of haar
pntfag door vermeerderen konnen. By Lucianus
hielden die van Aifyrien de Spot met de Grieken en
alle andere die de Goden fonder Baard Schilder-
den ; Seggende, de Volmaaktheyd en kan in de
Jonkheyd niet welen. En Jeremias teykend het als
Vrouwen die een byfonder quaad over Moab aan, als de Baar-
'eJifa.'dcn" den fouden afgekort zijn. Cap. 48. vers 37. De
fandeMond Wij ven die in haar Ouderdom eenige blijk van den
van^de sagt- Baard krijgen , werden in de Wandeling voorboo-
rooedigftc fe Hexen aangefien.
Het Aangefigt als mede den Hals en d'Handen
werden dikmaal met Sproeten , dat zijn kleyne
bruyne Vlekjes, feer Ontcierd, infonderheyd in
de Befchouwing van na by. En gelijkmen dele
meeft des Somers gewaar werd, en des Winters
veelfints verdwijnen , foo wagten haar de Jonge
Dogters en Vrouwen die haar blanke Huyd be-
minnen , ook feer forgvuldig voor de heete Somer-
Lugt. De Genefers meenen datfe verooriaakt wer-
den uyt eenig vlugtig zout dat uyt de Vogten, en
Wey in de Huyd zittende , door de Warmte na
bqyten getrokken werd, en door fijn vaftigheyd
niet konnende door de Opper-Huyd uytwaafle-
men, daar onder zitten blijft en dagelijks door de
Son noch Bruynder werd. Daar zijn verfcheyde
Middelen bedagt, om defe Betaandheyd des Aan-
gefigts aan een kantte helpen ; En daar zijn Vrouw-
Luyden die het geweldig drok hebben met Batten
snwaifen j d'Een bewaart daar toe Snéé-Water;
d'ander fmelt Campher in Witte Wijn ; Of
een Zuur-Muyl meend met Limoen-fap haar lie-
ve Bakhuysje, vry wat te doen verblikken. En
als defe noch niet helpen willen , foo gebruy-
kenfe fterker Middelen, ook wel Sublimaten ,
en andere quaadaardige dingen , die te onbe-
fuyft behandeld , fommige aan 't Quijlen of aan
't Vervellen helpen; Want daar zijnder die dog
Blank willen zijn, al fouw'er het Vel by neer ftroo-
pen, of datfe van Mager en Heyn gedoodverfd, op
het Kerk Hof eeuwig fouden te Bleeken geleyd
werden. Indien 'twaar is dat Ariftoteles gefchre-
ven heeft, voorwaar dit Volkje mogten uytEer-
baarheyd alle dien Arbeyd wel fparen, want hy
heeft openthjk Geleerd, dat Witte of Blanke Vrou-
wen gemeenlijk Hoeragtigzijn. Invoegen het voor
een eerlijk Hart, raadfaamer fouw zijn van Slagt-
Maand tot Paaffen in een Rook-Huysje te fitten;
Om niet verdagt by de Trony-kijkers te raken.
- Het Voor Hoofd is een Gedeelte dat de Schoon-
heyd van het Aangefigte , als de Frontifpies aan een een groot
Gebouw (na dat het een goede geftalte heeft) feer Jaenrc,'t"f!^.
vermeerderd. En gelijk in 't gemeen een Gelad en gefigt.
Hoogverheven Voor-Hoofd dat niet Bultig-rond,
raaar eer wat breed is, wel ftaat, foo fietmen in
tegendeel, dat een Laag en kleen ingedoken Gevel-
plat, aan een groot Huys weynig aan fien of Groots-
heyd geeft. Infonderheyd ftaat een Kleyn of Laag
Voor Hoofd, de Vrouwen, om datfe het Hoofd
niet altijd dekken konnen , gants qualijk. Sy dwa-
len dan feer die haar Voor- Hoofden. (fchoonf'er
felfs geen Natuurlijke Form toe en hebben) tot op
de Neus toe, met een Bos Gefrifeerd Bokken of
Oeyten-Hayr meenen te verderen ; Sulx datter
G 5 fom-
-ocr page 122-ioë Maaxel en Dtenfi der
fommïge uytfien als die Leeuw- Hondjes, die 't hee-
le Lijf Kaal Gefchóoren , alleen den Kop tot over
dOogen Ruyg en Langhayrig hebben. De Form
rormcn van van het Voor-Hoofd, heeft dry verfcheyde.Geilag-
voör.Hoof" ten; In welke het fig in 't algemeen,aan de Menfchen
den: vertoond; Want, of het is Vlak en ÈfFen of Hol-
agtig, of Vol en Verheven. De Volle en Verhevene
zijii wederom in twee Gedaanten onderfcheyden ?
Want, fy zijn of Vol en Verheven na boven, of Voi
en Verheven na onder,of ook weWerheven onder en
boven , of doorgaans. Ook zijnder Agter-over en
Voor-over-hangendeVoor hoofden; Alswein de
Tronie-Schouwing, en in de Afbeeldingen, alle
die Soorten en Geflagten fullen konnen fien.
De Tronie*Schouwers hebben \ Oog niet fel-
den op het Voor-Hoofd, als zijnde een wefentlijk
Deel des Menfchen Aangefigts. Gelijk ook vele
dingen daar de Menfchen van behebt zijn, daar in
af te Kijken zijn Dus geeft een kleyn Voor-Hoofd,
onftandvaftigheyd, en een groot Voor-Hoofd een
traag Meiifch te kennen.De Smalle Verkens-Hoofd-
agtige Voor-Hoofden , beduyden dat die Men-
fchen Onwetend, Onleerfaam enVuyl zijn. Een
Lang Voor-Hoofd na oniën Afge'oeelden Huys-
Hond Swemende, daar Wy de Tronie Van den ver-
maarden Plato by gepaard hebben, geeft Leeriaam-
heyd en een wakker Gemoed te kennen. Doch die
fulx na de trek van de Wind-Hond hebben, zijn
vaak aan Pluymftrijkerie vaft. Een Vierkantig
Voor-Hoofd ,'na dat van een Leeuw aardende, be-
tuygt Edelmoedigheyd. Een rond dikagtig Voor-
Hoofd , dat na de trek van een Efel Sweemd, weeft
felden yts beters als Bottigheyd te kennen. Goelijk
mede een Neer-gedfukt Voorhoofd, het Merkte-
ken
leen van een flaphertige Ziel is. Een Voor-HoofiJ
met Heuvelen en Palen , fpits opgaande , betekend
een Liftig en Ontrouw Menfch. En foo daar noch
eenige kenbare blijken by zijn , geeft het fomtijds
Scherpfinnigheyd, ook wel Dulheyd te kennen.
Een Rimpeiagtig Voor-Hoofd geeft meeft altijd
<J'overdenking van veel groote dingen te kennen;
Doch is altijd gefchikt na den Staat in welk ymand
js. Die fich in de Schilder-Konft , van een Trek
wil bedienen, die verwondering moet uytdrukken »
moet de Rimpels des Voor Hoofds uyt het mid-
den na boven fchorten. En alhoewel de Reden
fchijnd te leeren dat een effen Voor-Hoofd, het te-
gendeel van een Gefronft Voor-Hoofd is, en een
Menfch fou Verbeelden die alle forg de faak fchijnd
gegeven te hebben, egter meenen de Tronie-Kij-
kers dat de iulke veelfints Bedriegers zijn. Daar
zijn Porceleine en gladde Voor-hoofden, datOolij-
ke Slampampers, of heymelijkeNijperszijn. Van
Epikurus word aangetekend dat hy een effen en
geftrekt Voor-Hoofd had. En wat een Keumans-
Leven hy geleyd heeft weet al de Wereld. Die don-
ker van Voor-Hoofd zijn , zijn Stieragtig, Nors,
en veelfints wreed, Welke wreedaardigheyd merk-
lijk vermeerderd werd, wanneer de Wingbraau-
wen , Wolkagtig en Ruym-Vellig over de Oogen
hangen. Te Venetien fagmen eertijds een Marmer-
Beeld van fekerenTyran, daar defePaifie byfon-
der wel in waar genomen was. Juvenalis heeft elders
gefeyd-, Datmen op een effen Bakhuys niet vertrou-
wen moet.
En alhoewel niet het Voor-Hoofd, maar de
Wangen de plaats is der Rood-wording of Be-
fchaamdheyd des Aangefigts, foo blijft niet te min
op-
-ocr page 124-I ο 8 tJMaaxel en fDienft der
opmerkelijk, dat egter d'Onbefchaamdheyd en
stoutheid' Stoutheyd aan het Voor-Hoofd toegefchreven
des AanCgts werd. Dus fegtmen dat ymand een hard Voor-
HoofdVw°e°rd Hoofd, een Berder-Voor-Hoofdheeft, wanneer-
toegefchie- we rncenen dat ymand fonder verblikken alles kan
Ten" doorftaan en aanhooren, dat hem behoorde fchaam-
roodtemakenente overtuygen. Waar op by lu-
Höe dat uyt- chiel Kap. ;· vers 8. Ook fchijnd gefien te werden.
En kan onfes agtens, fulx daar van daan komen, dat
de Wingbraauwen foo nauw met het Voor-Hoofd
vereenigt zijn, datfe niet en konnen na laten, in
een Stoute en Onverfaagde Aflie, of Lijding , het
Voor-Hoofd als 't ware door een fekere foort van
Stoutmoedigheyd te hulp te komen, en foo veel
by te zetten als tot bewaring van foo een Onbe-
fchaamde Stoutmoedigheyd, noodigh is; dewijl
de Wingbraauwen in het tegendeel, dat is in een Be-
fchaamd-wordend Voor-val, haar niet alleen ftii,
maar gants neerflagtig aanftellen. Welke uytwer-
king ofdaat aan 't Voor-Hoofd opgedragen werd,
om dat het, het voornaam Deel des Aangefigts uyt
maakt. Het Voor· Hoofd hebben fommige by den
onvoegfaam Hemel vergeleken ; Om dat gelijk aan die fom-
byd'Hemei tijds droevige Wolken, Donder en Blixem-Vla-
vergeUken. gen j en Stormbuyen, en fomtijds wederom Son-
nefchijn en moy weer gefien werd ; Het Voor-
Hoofd ook nu en dan na de Gefteldheyd van de
Geeft, met Groeven en Voren , en droeve Rim-
pels is doorploegt; En dan vaak wederom gelad
en effen is. En gelijk'er Menfchen gevonden wer-
den, die op datfe bedriegen fouden , de Natuurlij-
ke drift des Gemoeds, onderdrukken, en de Ken-
tekens , die gewoonlijk onaffcheydelijk uyt de
Bron-Ader der Hartstogten , in het Aangefigte
door-·
gevoerd
werd.
*t Voor-
doorftralen, beteugelen en fmooren, foo wetenfe
veel te ontveynfen, en een ander Aangefigt ie too-
nen dan fy waarlijk van binnen gefield zijn: Defe
noemtmen niet te onrecht, Menfchen met dubbele
Aangefigten: En nadien den Maker foo een nauwe
Band geiteld heeft tuiïlhen Ziel en Lichaam, en
geordineerd fchijnd te hebben dat het Aangefigt
het Spiegel-Boek van ons herte fou zijn.(Dewijl ook
defamen Leving dat eenigfints van nooden heeft)
Daarom fchijnd het ons ook de Grondveft te zijn,
waar op de Geveynftheyd, van de Saligmaker foo
boven maten doorgeveegt is 5 Want nadien defè 0m foo
Menfchen door Praktijk en Eunft de Natuur po- g">°ten
gen te vermeefteren, en alfoo een onftraf baar Lie-
gen voor Godt invoeren willen, daarom is'et Be-
tamelijk dat het ten hoogften verfoeyt werd, van
die geen , die des Menfchen Lichaam geheel anders
met fijnen Geeft, vereenigd heeft. Ën derhal ven
is 't geen wonder datter foo vaak Wee over fooda-
nige Menfchen uytgefproken werd. Daar zijn feer
veel Spreekwijfen van het Aangeiigte desMenichen
ontleend , die van een groote beteekenis zijn; En
ten opfigt van haar wefen, alleen op 't Gemoed paf-
fen konnen: Op het Aangefigte vallen, betekende
van ouds een Vernedering, eerbiedige Buyging, en
Aanbidding. Het afwenden des Aangefigts, ge-
fchied in Schaamte, Veragting, Trotsheyd en On-
genade. Ymands Aangefigte te zien ofte aanfchou-
wen, is Gunfte en Genade ontfangen , of Eer be-
wefen te werden: Gelijk in tegendeel de Ontrek-
king en Verberging des Aangefigts den Haat en
Toorn tegen ymand te kennen geeft. Voor ymands
Aangefigte te ftaan , is veelfints hem te dienen,
op te paffen en te gehoorfamen. Het Aangefigt
te-
-ocr page 126-tegen ymand te fetten, js foo veel als fijn Partye
zijn en hard te vallen. Stijf of Stout van Aange-
figt te zijn, is Stout, Onvertfaagt, Onbefchaamd
en Koen van Gemoed te zijn en foo voorts, onder
welke maniere van fpreken, de Goddelijke Schrij-
vers, infonderheyddePropheten, die gemeenlijk
nadrukkelijke en kragtige Woorden gebruyken,
geduurig fpeelen.
En alhoewel de Wingbraauwen flegts kleyne ge»
* deelten aan't Aangefigt uyt maken,nogtanshebbenfe
een leer groot vermogen in de wefentlijke uytdruk-
king van 's Menfchen Sweming en Opfigt. Want
gelijk haar Trek of Form verfcheyden is, ioo fiet-
jnen door de felve ook veelerley Doening en Bewe-
ging, die de Natuurlijke en toevallige driften, tot
de uyterfte Volmaaktheyd verfellen en helpen uyt-
voeren. Ook iffer behalven'tverfchillig Kleur en
Streek des Hayrs, aangaande haar aangeboore tee-
kenen feer veel waar te nemen. En wy füllen in de
uytdrukking der A&ien en Paffien, gelegentheyd
vinden ,om'er yts in't by fonder van te feggen. Yoor-
waar de Wingbraauwen fchijnen ons Oogfienelijk
verfcheyde dingen aan te wijfeii. Dus ondervinden-
we veelfints dat Menfchen met Dik-HayrigeWing-
braauwen,niet feer welfprekende zijn:Datfe wel rijk
in veelheyd van Gedagten, maar, droef van Geeft
zijn. Seker Oud Schrijver betuygt in agt genomen
te hebben, dat die feer Vol-Hayrige Wingbraau-
wen hebben die digt te gaar getrokken zijn , veel-
fints Goddel oofeMenfchen, Moordenaars enStruyk-
Roovers zijn. Wingbraauwen die gebogen zijn, en
die in 'tfpreken t'elkens opgetrokken worden, mag-
men voor Hoogmoedige , en Haaft-Hoofdige Gek-
ken, te Boek fetten. Quaad willige Steege Me""
jVïenfchen diie vermaak in 't quaad fpreken,enVerra-
derie fcheppen, hebben gemeenlijk in 't fpreken neer-
hangende Wi ngbraauwen. En die de Wingbraauwen
altijd neerhangen zijn gemeenlijk nijdigeMenfchen.
onbeweeglijke Wingbraauwen zijn geen flaauMerk-
teken van een die 't onder de Muts fchordt, of half
Gek is.VeelSpotters ftaan de Wingbraauwen wat na
deSlapen desHoofds gebogen; De Veynfers hebben-
der ook een ftreek van wegh. Soo ymand de Wing-
braauwen wat Langwerpig na de Neus getrokken
ftaan, denkt vry datje een Morfebe! ofvuyl Ver-
ken voor hebt. Wingbraauwen die Ydel of Dun van
Hayr zijn, is veelfints een teeken van Flauwhertig-
heyd of onmagt in de Natuur, Heel lange Wing-
braauwen, plagten de Tronie-Kijkers voor een blijk
van Onbefchaamdheyd en Vermetelheyd te hou*
den. Ook feydenfe dat by de heel faamgedrukte
Wingbraauwen en een vervallen fcherp Voor-
Hoofd , goede en getrouwen Raad te vinden is.
De O ο g ε ν zijn in 3t Midden en Schoonfte van ®£nuft£nd
3t Aangefigt, onder het Voor-Hoofd gefield. En Oogen.
als in twee^ holle Kaften ingelaten om beter verforgt,
en met het overhangendjuk Been des Voor-Hoofds
befchermd te zijn. En dat twee in Getal, om des
Oefigts Volmaaktheyd, want men kan met twee
Oogen makkelijker en meer fien dan met een. Ook
dient het dubbel getal, om dat foo by ongeval een
fnogt ontbreken,d'andere noch fouw konnen dienft
doen. 't Gebruyk der Oogen is voornamelijk tot
de Ziening, Van welkers Natuur en Wijfe wy in
onfe Verhandeling der Door-figt-kunde, breeder
hebben gefproken. De Oogen hebben tot haar be-
waring twee Oog-fchelen ofDckfels, waar van
'tonderfte in hem felven onbeweeglijk, maar het
boven-
-ocr page 128-Maaxel en Tïienfi der
11%
bovenfte feer gefwirid Van Beweging : Dienende
fceydeom het Oog te iluyten enredekken, en te
bewaren voor eenig fchielijk en onverwagt orgeval;
Waarom dan ook aan het Opperfte Schedel twee-
derleyBeweging gegeven is; Eene die vrywillig,
en een ander die Natuurlijk is. d'Eerfte weteiiwe
dat op onfe wil paft, het Oog te iluyten ofte ope-
nen. De Laatfte iïenwe klaar foo wanneer ons"
mand met de Hand of yts anders dreygd,of Swen
om te flaan, en dat wy nogtans wel weten dat on-
fen Vriend fulx niet in 't Zin heeft te doen , egter
iluyten de boven Schelen van onfe Oogen tegen wil
en dank toe. 't Selve bemerktmen in meeft alle Jon-
ge Kinderen; Die ielfs noch geen beftuur, of wille
van düs of foo te doen, hebben. En het is heel wat
byfonders alsmén Menfchen vind die dit niet on-
derhavig zijn Men Leeft van twee voorname Scher-
mers die hun dit van Jongs aan ontwend hadden;
en in hare Aétie gants geen Bewegingen aan dé
Oog Leden lieten zien Hoe gevaarlijken Steek
of Slag haar ook toe gebragt wierd. Dit quam hen
in 't Schermen fèer wel te pas En maakten hen
vafter als feker Brekebeen, die de gewoonte had
Van de Oogen in dufdanige gevallen, toe te doen.
De Oog-Schelen zijn beyde aan de buyten rand,
Hayrig, op datfe te beteren fonder pij fielijkheyd
op den anderen Iluyten en ftof en vuyligheyd daar
iouden konnen buyten houden. Het Hayr aan de
Oog-Schelen is gemeenlijk Donker-Bruynagtig of
Swart van Kleur; En men meent dat fulx veel helpt
tot de verbetering van 't Gefigt. Het is opmerke-
lijk dat niet alleen het Witte Hayr aan de Oo^-
Schelen eenMisftand aan de Tronien geeft; Maar
dat fulke Menfchen ook veelfints Pink-Oogen en
By-
-ocr page 129-By-fieride zi>n ·, Ook fomtijdS bevende Oog'-Sche ·
en hebberi, diefein 't iïen niet een O ogen bl ik kon-
nen fti| houden. Of defe fwakheyd door het Wit-
te Hayr veroorfa?,kt werd, foudenwe niet wel dur-
ven feggen. Dan men verhaald van een Slaaf die
heel Wit Hayr aan de Oogfchelen had, en als hem.
de Turken, om hem daar mede te befpótten, eri
haar gelijk te maken , lijn Oog - Schelen fwart verf-
den , foo getuygden hy dat fijn Gefigt daar door
vry vérfterkt was geworden. De Tronie-Kijkers
maken ons wij1· dat fwart en vaft Hayr aan de Oog-
Schelen , eert opregt én ftandvaftig Gemoed Bete-
kend De Wit Gebayrde Oogen plagten wy Keu-
tj es-O ogen te noemen. En wy hebbeiï in oniè
School tijd een Jongen gekend, die de Oogen foo
Wit Gehayrd had als een Jonge Bigge : Ln gelijk
defen ook de Oogen niet een Ocgcnblik kon itil
holden, foo tergden de Jonge Kabouters hem op
verfcheyde Wi fen: Dochhy wierd nergens meer
over gefteurd dan wanneerfe feyden : Paatje (fijtl
naam was PaulusJ heeft in de Helle gcivecft, fijn Oog-
jes zijn vcrfchroeyd.
Dè Oog-Schelen zijn eenigfins Kraak-Beènig ,
om fekerder en fonder Rimpelen het Oog te ilüy-
ten en altijd tekonnen Vlak geftrekt blijven : Waar
toefy ook verfcheyde Muskeltjes hebben, die wy
om haar kleynheyd en onfigtbaarheyd niet breed
fullen aanhalen Gelijkwe ook het inwendig Maax-
fel der 00ge tot de beqüame Zieninge uytftellen j
om dat fuix noodwendig in bftfe Doorfigt-kundé
gedaan is. Hn wat de' Manierè der Zieninge felfs
betreft , dat fal eenigfintS met omilag, in defe ver-
handeling , daarwe van de finnen en van de rede-
lijke Ziel of denkende Geeft fullen handelen, ge-
Η fthic-
-ocr page 130-fchieden. 't Sienlijk deel dat verder in \ Oog waar
te nemen is , is de Traan -Klier, in den grooten
hoek tegens de Neus over het Tram-gat gelegen.
Defe Klier heefteen kleyne opening die foo wel in
de Neus als in 't Oog uytgang heeft; En veroor-
faakt dat de fchreyende Menfchen ook een vogtige
Neus hebben, infonderheyd wanneer het fchreyen
van herten gaat, en de Tranen overtollig geftort
werden: Hier van fegtmen; Sy huylden fnot en quijl.
Doch Hoere Tranen gaan foo heftig niet aan. d'Ónt-
leders merken wel aan , dat de vogtigheyd diemen
Tranen noemd , niet alleen uyt de gefeyde Klier
komt, maar ook voornamelijk door noch een Klier
die bóven 't Oog ligt, [onder Naam genoemd, heb.
bende wel veertien Buyfen, die buyten het fchrey-
en dienen om het Oog behoorlijk te bevogti-
gen. Doch dit behoord tot de Heel-Konftige Ana-
tomie.
oe öogen Het goed Maaxel der Oogen en de plaatfing ver-
de meerderd voornamelijk de Schoonheyd van 'tge-
Schoonheyd. keei Aangefigte ; Want de verfcheyde Formen ,
het zy groote Oogen , het zy kleyne Oogen, Lan-
ge of ronde Oogen , of fchelluw, of fcheef in 't
Hoofd-geplante Oogen, of eenige andere trek,
konnen niet alleen het Opfigt, maar ook de gant-
fe Schoonheyd des Aangefigts , verminderen of
Gen. ij. 30. vermeerderen .Jacob hzddeRac bel liever dan Lea,o m
dat Lea teerder van Oogen was (dat is,fy had moge-
lijk Leep-Oogen) daar en tegen was Rachel Schoon
van Aangefigte, derhalven iffe ook Bevallig van
Oogen geweeft. Ovidius verheffende de Oogen
van fijn Beminde, fegt datfe fwarte Oogen heeft;
ί Gelijk dan ook Homerus willende te kennen geven
dat ronde groote en fwarte Oogen de Schoonfte
!
-ocr page 131-Menfihelijke Ledematen. 11 ƒ
zijn , aan Jurio Offe-Oogen heeft toegefchreven.
tijd heugt ons noch datmen onder de Jonge
Luyden en 't Vrouwelijk Gefelfchap plag te feg-
gen , dat groote ronde Oogen, de Mode was; ook
zijner de Spaanfe en Griekfè Vrouwen noch moe-
dig op. Den Arabifchen Genees-Meefter Averoës
fchijnd egter van andere gedagten te zijn, als hy
feyd; dat die fulke groote Ofle-Oogen in de Kop
hebben , gemeenlijk kleynmoedige en vreesagtigé
Menfchen zijn. Dekleynenaaüween Lankwerpige
Oogen ftaan gants niet gracelijk ; alhoewel haar
fommige Volken , als een eygen Erf-goed met fulke
moeten behelpen : onder welkmen de Chinefen en
Earters nieten moet mistellen. d'Egyptenaars heb-
ben altijd roode en vuurige O ogen,dat fommige het
fcherpe Stof en Zand , datter door de Droogte des
Logts, (door dien 't'er weynig Regend) geduurig
opgeheven werd, toefchrijven. Onder de Neer-
landen zijn de bruyne Oogen geprefen, en daar
zijn Malle Wijven die der een Kind te liever om
hebben. De grauwe noemtmen Honds-Oogen 5
de blaauwe Kat-Oogen, de heel groote, Kabel -
jaauws-Oogen. En die vervaarlijk groot zijn ismen
gewoon na een Saufiertje af te meten. Daar is noch
een Oude Briefin wefen die uyt Jerufalem aan een
Rooms Vorft gefchreven is, in welke onder ande-
re dingen die van den Zaligmaker gefeyd werden ,
aangetekend is, dat Chriftus op de Aarde verkee-
rende, Groenagtige Oogen heeft gehad.
In de Tronie kunde en Krooft-Sweming, fuï-
lenweoverde Beefte-Menfchen , dat zijn fulke, die
geheel en al na 't Krooft van fommige Dieren , als
na een Leeuw, na een Os, na een Swijn , na een
Hond, na een Kat, na een Aap, naeenUyf, oi
Η ζ " na
-ocr page 132-116 Maaxel en Dienfi der
na y ts anders komen te Swemen ; Noch verfcheyde
dingen d'Opfigten der Oogen rakende , aanmer-
ken , en agter dit Hoofd-ftuk met eenige ftaaltjes
in Vertóog-Schetfen aanwijfen. De Poeten hebben
wegen de Schoonheyd der Oogen, niet oneygent-
lijk "efeyd datter een Betooverende Kragt van de
felveV-ftraald : Dus ftelde feker Konftenaar on-
der een ilapende Venus een Opfchrift, -waar in hy
de Befchouwers vermaande haar niet wakker te ma-
ken , op datfe door 't openen van haar Oogen , de
hare niet iluyten en mogt. Gelijk dan ook den
Wijfen Syracb op dat inzigt, ons belaft , dat wy
de Maagden niet te feer aanfehouwen zullen, op
datwe tegens haar niet ontfteken werden; En op
een andere plaatfê; Datwe onfe Oogen van Schoo-
ne Vrouwen moeten afwenden, en een vremde
Schoonheyd niet begluuren : Om dat door der
felfder Oogen , de Liefde als vuur werd aangefte-
ken : en daarom Bidt hy Kap. 23. dat hem God
voor een Ontugtig Gezigt wil bewaren. Den Hey-
iigen Man Job, betuygde dat hy een Verbond met
ftjn Oogen gemaakt hadde, om op eene Maagd
geen agt te flaan. Dan gelijk defe Mannen meeft
fien op eenige geyle Wanwenfels der Oogen, die
flegtsfchijnen't vermogen te hebben om een Koe-
len Troever tot Onkuysheyd te ontfteken; (Want
volgens Syracb, werd de Hoererye eenes Wijfs be-
kend door de verheffing harer Oogen, en Wing-
brauwen) Soo ftaat ons aan d'ander zijde aan te mer-
ken, dat felfs de Oogen op een uytftekende wijfe,
wanneer(è onder een Schoone Bevalligheyd geheel
zediglijk beftuürd werden, de Befchouwers veel eer
tot Kuysheyd, dan tot het tegendeel konnen aan-
manen; Ja alle on. eerlijke Vonken die daar te vo-
MenfcheÜjke Ledematen. 117
ren liggen , uytbluffen konnen. Naaiatizenus gC-
tuygt dat de Ή. Maget Maria d'uytftekenfte onder
de Schoone en Eerbaarfte is geweeft : die na 't feg-
gen van Barradius foo Schoone en Aanminnelijke
Oogen had als eenig Menfch ter wereld : Maar
nogtans foo Zedig en Eerbaar , dat haar Weien
(volgens de getuygenis die Salmeron felfs uyt eeni-
ge Joden haald) alleen de Befchouwers de Kuys-
heydaanrade. Den, Geleerden Be&a heeft in fijn
verklaring over Salomons Lied , een nette Schets
van de Kragt der Schoone Oogen in defe Woorden
ter neer gefield: Gelijkerwijs feyd hy in het Aan-
gefigt, de Schoonheyd boven alle andere Deelen
van 't Lichaam, uy tmunt, in zuiker voegen , dat
een bevallig wefen voorts alle overige Mismaakthe-
den des Lichaams bedekt; En in tegendeel waar
't Aangefigt leelijk is , geen aangenaamheyd in 't
gantfe Lichaam befpeuid werd; Alfoo bekleeden
de Oogen in 't Aangefigt de eërfte plaats, om een
welgevaliigheyd, byfonderlijk de Liefde te verwek-
ken ; Die door de Oogen gelijk als ingedronken
werd; En influypende door die open Venfteren 1
tot het binnenfte van onfes Herten indringt, De
gemelde Syrach feyd verder , Wat jmandïn den fin
beeft, dat fietmcn hem aan de Oogen, bet zj goed of
quaad. En al van over lang is de Ooge een Bode des
Herten genoemd. De Natuur-kundigers die op
τ verfcheyde Maakfel en ftandt der Oogen nauw-
keurig agt gegeven hebben, houden de Holle groo-
te Vlakke Oogen niet voor een goed teeken. Van de
Menfchen die groote bleke Oogen in de Kop heb-
ben, plagtenfe te feggen,datfe onbefchaamdjnijdig en
leuy zijn. Ook hielden fy de ronde groote Oogen
beter dan de Vlakke. Heel zelden fullen ons de heel
Η 5 kiey-
118 Maaxel en cDienfl der
kleyne Oogen wat goeds beloven; Ook niet die
uytpuy lende zijn. Dat ook de heele kleyne Oog-
Appels in een tamelijk ruym wit, een bynaon-
feylbaar teyken van boosaardigheyd zijn , hebben-
we meer dan eens waar bevonden : Ook lïetmen
't felve in verfcheyde Dieren, als Apen, VoiTen ,
Indiaanfe Muyfen, Slangen en diergelijke. Scheuyns
uytgerekte Oogen die den trek voorwaarts uyt van
\ aanligt volgen , magmen wel verdagt houden ,
want daar fchuyld dikwils een Boefjen agter, en fy
zijn heel felden ledig van qua parten. Menfchen die
van een goed inborft en vroom van Aard zijn, drij-
ven veelfints de Oogen in een fagte Melk-agtige
waaflem. Gelijk ook die gene welk drooge Oogen
hebben, en wat droevig in 't Hoofd ftaan, gemeen-
lijk Beleefd en Eerbiedig in 't aanfpreken van een
yder zijn.De Ooge is een kleyn deel van de Menfch,
maar foo waardig, dat foo hy flegts eenig gebrek
aan de felve heeft, den geheelen Menfch aanftonds
daar na vernoemd werd : Hier van daan komen de
Scheld-Namen , van Schele Quink, Scheloen,
Schelen Duyvel, Leep-Oog , Pink-Oog , Blin-
de Putter, Koppen-kijk-leelijk, Duyvel by nag-
te en diergelijke meer: want de Benamingen zijn
foo menigvuldig als de veranderlijke toevallen en
Sweemfels der Oogen konnen opgeteld werden;
Dat ook wel ontrent eenige andere gebreken
meer , maar niet foo ligt noch algemeen gefeyd
werd Behalven groote en kleyne Oogen, is men
die in de Wandelingh gewoon te onderfcheyden in
donkere Oogen , klare Oogen, fchoone Oogen ,
leelijke Oogen, vuyle Oogen,Traan- Oogen, Leep-
Oogen , Peerel-Oogen , water-Oogen , drooge
Oogen , ftijve Oogen, drijvende Oogen , bün-
kende Oogen , blixemende Oogen , klak-Oogen,
blik-Oogen, Kat- Oogen, Spriet-Oogen, hangen-
de Oogen , verheven Oogen , roode Oogen, vuu-
rige Oogen , fchierlijke Oogen, fchietende Oogen ,
bevende Oogen, ftik-ziende Oogen, Pink-Oogen ,
levende Oogen, lieflijke Oogen , bevallige Oogen',
lachende Oogen, vrolijke Oogen, droevige Oogen,
dwerfe Oogen, nedrige Oogen, geyle Oogen, boofe
Oogen, fcheele Oogen, Loenfe-Oogen, verdraayde
Oogen, Zedige Oogen , Holle Oogen, Bolle Oo-
gen , Lange Oogen, Ronde Oogen, diepe Oogen ,
blinde Oogen , En in meer Oogen als Argus had.
De Ν ε u s ftaat in 't midden van 't Aangefigt ,
en vercierd deflelfs Schoonheyd wonder veel: En Neufc.
fchijnd het Spreek-woord daar van genomen te zijn;
Alsmen feyd; Die fijn Neus af-(nijd , fchend fijn
Aangefigt. En, een Jsioye Gevel vercierd het Huys (dat
onfes agtens, ey gentlij ker op het Voor-Hoofd paft)
't geen fommige ook fpottender wijfe gebruyken ,
alsfe willen feggen dat ymand wel Geneufl is. Van
de verlede tijd als de woefte Denen, Engeland ver-
meefterden , werdgetuygd, dat veel Engelfe Dog-
ters haar Neufen affneden , om hun door die Mif-
maaktheyd affienelijk te maken , voor de Onbe-
fuyfde Verkragters : Soo 't waar is, 't was veel
voor de Kuysheyd gedaan : In onfe dagen fietmen-
er weynig, die de Neus hebben verlooren om de
Maagdom te behouden : fy hebben miflchien aan
haar Voor-gangfters gefien , dat alsmen dat Deel
quijdt is,dat het niet weer uytwaflen wil;En dat het
geenmen onder de Schorteldoek draagt, foo nauw
metin'tOo2 loopt, Eenen Τalicotius heeft in fijn 0fIIKn een
nieuwe Heei-Konft, een maniere gevonden, om £ic^ej!U3
nieuwe Neufen aan te fetten ·, kerende fulx doen
Η 4 door
-ocr page 136-ï 2.0 Maaxel en Dïenft der
door Middel van een ftuk vlees uyt een Spierig Deel
van den Erm genomen, en levendig daar aan ge-
voegt, en vaft geheeld; Dan afgefneden, en met
Coropreifen of Druk-doeken en plaafters allengs-
kens de Form van een Neus gegeven Dan hy en
wijft geen manier aan om'er een Been in te krijgen ;
't en zy dan dat hy fulx met een Baleyne doen wil >
als de Vrouwen in haar Tabberd-Lijf dragen , om
dat ftijf en ftrak te houden : van „welke dingen wy
den Heel-Vleefters d'Ondervinding laten. Dit we-
ten wy feker, dat het in de Boetfeer en Schilder-
kunde geheel feker kan gefchieden, en dat noch
fonder Bloed-ftorten. Eenen Magaflhenus fchrijft,
dat de Indianen diemen Nom.ides Noemd, geheel
geen Neufen aan't Aangefigt hebben; lbo'tv,'aar
is, men kan wel denken hoe Mov fy'er uytfien;
Doch wy houden 't voor Quakjes, die om datfe
wat ver van honk t'huvs hooren , by de ilegt Hoof-
den nog al geloof vinden,
verfcheyde De Neufen zijn feer verfcheyden van Form, en
ïormen van Fatfoen , en zijn een wefentlijk Deel van 't Aange-
fecuicn. ^} waaf aan men ymancl Icend , inionderheyd in
de Befchouwing van op zy; als in deMedalienen
SchoUpenningen openbaar is Het verheven Kraak-
Êeenig Deel ,met den Trek van de reit na beneden,
kan in meer dan agt onderfcheydeGeflagten aange-
merkt werden : Want de Neufen zijn of geheel
regt, of geheel Kamuis, of eenparig Hol ingebo-
gen ; Of eenparig verheven dat is Havix-Neusge-
wijs. En dit is de eerfte foort. De tweede foort
zijn, of eenigfints Kamuis of ongelijk verheven.
De derde foortezijn de bovenfte Partye, regt en
onder Hol. De vierde zijn boven re<>t en onder
verheven. De vijfde foort zijn hoven Hol, en on-
der
der regt, De fesde foort zijn boven Hol en onder
verheven. De fevende foort zijn boven verheven
en onder regt. De agtfte en laatfte foort, zijn bo-
ven verheven enonc'erHolagtigofKamuis. En in
alle defe foorten, vindraen Korte, Lange, en Mid-
delflag, ook die Mismaakt, in Breedte , Dikte
en in "-cheefte zijn : Welke hoedanigheden der
Neufen, in de volgende Af beeldfels, die wy tot
de Tronie-kunde hebben afgerigt niet ongenoeg-
li kzijnnate fpeuren. Die ons uyt deAntikeSta-
tuen · en Borft-Beelden, de Schoonheyd der Neu-
fe willen leeren kennen , leggen dat de regte Neu-Welk de
fen , die een vierde-deel des Hoofds uytmaken, en
Middelmatig na voren uyt gaan , en boven op, na
beneden wat vierkantig siloopen, de Schoonfte
zijn ·, Welkwe ook in veel Schoone Pronk Beelden
waargenomen zien. De Vrouwen die Smpneuf n
hebben, dat zijn Neufen die wat Lang-agtig, feer
fcherp na onderen wat veel voorwaarts uytkomen ,
befchuldiqtmen datfe feer gierig en geheel niet van
degoedaardigfte zijn. Die regte eenparige Neufen
hebben, ?ijn gemeenlijk veriiandige Huysmoeders:
Maar de Dikke Dompen en Snof-Neujen veelfints
onveriiandige Verkens; Of ten minften bot en
felden van de Sindelijkfte. Vuyl-Neus iseengemee-
ne Scheld Naam onder 't Vrouw-volk. Behalven
den Dienft die de Neus beeft ontrent de Re dt,
(want fy kan met de Oogen te famen den Menfch
voor dry geloofbare Getuygen verftrekken, om
wanneer hy Gefond of Siek zijnde, yts nuttigen ,
eeten , drinken, of in nemen wil, te vooren door-
ficn en ruyken, verfekerd te weHen dat het goed
is, of hoe het hem gevald.) Soo heeftfe noch ver-
fcheyde andere gebruyken, die haar eygen zijn.
want voor eerft moer de Logt tot Voeding en On-
derhoud der Zinnelijke en Levendige Geeften door
deNeus-gaten in enuytfpelen; Weiice ook fom-
mige meenen datfe tot verkoeling van 't Hert dient;
De Neus geeft mede verligting in 't Ademen; Want
terwijlmen fpreekt, of drinkt, of Aandagtig elders
op denkt, foo kan den Adem daar lietelijk°fagtjes
door uytgaan en wederom ingetrokken werden :
Alhoewelfe aldermakkelijKt fulx door beyde dat is
met de mond te gelijk doet, en hier van daan fchijnd
het Sprookje gekomen te zijn, datmen van Luyden
die de Onder-Neus ver over de Mond hangdt,f£e{^.
an-Neus in de wandelinge genoemd) fegt, datieniet
ligt fterven konnen, om dat de Geeft de Mond
uytgaande, den Neus wederom in vliegt : doch
men fou eygentlijker konnen feggen, dat de Geeft
in 't fterven ten Neus uvtgaat; om dat die in de
Gen.2· 7. Schepping den Menfch door die weg ingeblafen is;
Gelijk Job ook fpreekt, van 't Geblaas in fijnen tfeu-
fe. In voegen dat die door de felve weg fou uyt-
gaan daar hy in gekomen is. Maar die weet wat
fterven is. en de Ophouding der dierlijke Ziel van
de Redenkavelende of denkende Geeft weet te on-
derfcheyden, fal alle dufdanige Praatjes, voor Fa-
beltjes uytlachen. Men werd de Dienft der Neu-
fe in de Adem-haling beft ontwaar, wanneer-
men verftoppingen in 't Hoofd heeft, of vaft en
droog van Herlfenen , met een tay vogt verfnot-
terd is; En dus blijkt het ten anderen, dat de
onreynigheden der HeriTenen, als fnot en quijl,
door de Neus uytgeloft moeten werden. Ten der-
den, geeft deNeusderegte toon en klank aan de
ftem; Gelijkmen kan hooren alsmen de Neusga-
ten in 't Ipreken met de Vinger toe houd. Sulx dat-
men
men de Neusgaten moet aanmerken als de Geluydt
of Toon-gaten aan de fleuyten en andere Mufijk-
ftrumenten.
De Vervoeging of Koppeling van de Neus met Koppeling
de Wingbraauwen en 't Voor- Hoofd, kan mede ^ectNdeeus
op tweewijfenonderfcheyden werden. Namelijk Wingbraau-
in Holagtige, en in Regt-gaande. Doch de laatfte
foorten werden voor de Schoonfte gehouden. En
men fietfe in de Schoonfte Antyken ook foo waar-
genomen.
De Neus is in gefonde Menfchen meeft van
't felve Koleur met het Aangefigte, alhoewel die
aan eenige Blauw, en aan fommige tamelijk vuu-
>'ig is.De heele Roodc Neufen noemdmen gemeen-
lijk Kalkoen-Neufen, ook wel Brandewijn-Neufen,
om datfe veelfints , door 't nijpen van fterken
Drank, on eyndig Tabak-fmooken geboren wer-
den. Men fiet dronke Neufen , daarrnen de Wijn
by na uyt tappen fouw ; Enwy hebben een Drin-
ke-verkooper dapper gebelgt gefien, om dat hem
een Kitte-Broer vroeg ·, Hoe veel fijn Neus van Schil-
deren gekgfl had l De Genefers fchrijven, om de
Neufen die te gloeyend van Kolorijt zijn, op nieuws
te dood-verwen , onder andere Genees-middelen
voor, datmen eenige Bloed-fuygers aan den aars
moet zetten. Indien 't geen wijfeLuydenfeyden,
men fou meenen dats'er de Gek me fchoeren, en
een onnoofel Menfch fou het voor onregtveerdig-
heyd uytfchelden, datmen den aars doet boeten
t geen den Mond en 't Keel-gat gedaan hebben; ge-
lijk fekere Jonge Juffrouw haar met dufdanigeen
dring-reden een nodig geordineerde Klifterie van
't Lijf poogde af te Kakelen.
Porta beweerd uyt d'Oude Menfch-kundigers,
-ocr page 140-dat die heel groote Neufen hebben, gemeenlijk vin-
nige Oordeelers zijn, die niemand als haar felven be-
hagen , en andere befpotten. Doch wy meenen dat
egter een heel groote Neus, noch beter dan een heel
ïdeyne is. Die een geheel kleyne Neus hebben, zijn
dikmaal Wifpekuurig in haar Berading, Slaaf-ag-
tig van Gemoed, en vaak wat haak-agtig van Han-
den. Eén ftii ve regte Neus betekend veeltijds Lof-
heyd van Tong, en wat groot fprekende. Men-
fchen die dwerfe of gewronge Neufen hebben , zijq
gemeenlijk dwers van Verftand. Dik Geneufde
zijn meeft voorfigtige Menfchen. Maar die heel dik
en breed zijn als de Offen , zijn Loom-aarfen , en
iomtijds wat baatfoekende. Ravens-Neufen, of die
van 't begin aan Krom loopen , beduyd dat ymand
wat Diefagtig is: Doch een Arends-Neus, oor-
deeldmen hoogmoedig te zijn. Dusdanigen Neus
was eertijds by de Perien een groote Eer s gelijk Xe.
nophon en Plutarchus van Cyrus verhalen. Gnder
die Volken werd niemand tot de Koninglijke Waar-
digheyd verheven , dan die met foo een Arends-
Neus begaaft is. Arta^erxes fietmen ookalfoo op
eenen Penning verbeeld. Onder de Romeynfe Key-
fers , die den Adelaar als een Koninglijke Vogel,
en als haar eygen Teyken hebben gevoerd, fiet-
mendervele met verheve Neufen. Waar van daan
dufdanige Neufen, Keyfers Neufen , in de Wande-
ling genoemd werden. Een Neus boven wat uyt-
gehold, en van daar na onder om gebogen als een
Haan , geeft te kennen dat ymand wat Hoeragtig
is. Hierom hebben d'Oude de geyle Satyrs, met
fulke Neufen Verbeeld. Menfchen die haar Neus
boven breed, na onder fmalder afloopt, hebben
gemeenlijk veel Snaps en Praten veel bezijden de
^Menfchelyke Ledematen. izy
Waarheyd. Neufen aan 't eynde dik of ftomp , ge-
ven by na fonder Faal een bot Verftand met Laat-
dunkentheyd te kennen. Lange Neufen aan 't eyn-
de fcherp, zijn Ligtveerdig, en wat haaftig· Die
Ronde Neufen hebben , die aan 't eynde wat op-
fweld , zijn Kloekmoedig , by aldien 't na een
Leeuw aardt. Die vlakke ingebogen Neufen heb-
ben, na de Sweming van een Hert, zijn fomtijds
Geyl en Onkuys. Men fegt dat de Herten defe
Togt dapper onderhavig zijn: En datfe op de tijd
van veriaming veelfints Krank van Teel- fugt zijn.
Die Korte Vlakke Neufen hebben, vallen wat Dief-
agtig en brooddronken: En die de Neus wel tot de
Form van 't Aangefigt hebben , zijn door den band
goed ilag van Menfchen. Maar aan dequalijk ge-
proportioneerde , haperd veelfints wat; Men fegC
niet heel vergeefs , van ymand die elders in verdagt
gehouden werd : Men kan 't hem aan fijn Neus
zien. Doch defen regel Sluyt veel uytvlugten in.
De Neus gaten verdienen ook haar opmerking;
Want die wijde en groote Neus-gaten hebben, zijn
meeft-deels, Furieufe , Woedagtige en Gramfteu-
rige Menfchen: Sy werden in die quade togten ook
merkelijk door de groote Neusgaten geholpen, na-
diender in fuiken daad veel Logt tot voeding van
de Geeften, moet na binnen gefnoven werden, om
alle de Leden vol en vaardig te houden tot die bewe-
ging. Die dan aan de Konft-beelden,ruyme Snuvers
aan de Neus toepaft, fal de Gramfchap te bet daar
door uytdrukken. De Paarden die groote Neusga-
ten hebben zijn gemeenlijk moedig van aard, en
werden beter gehouden dan andere.Kromme opgc-
fpannen Neusgaten zijn mede een gewisTeeken van
Gramfchap, Nauw gefloten Neusgaten beduyde i
Uytfinnigheyd,of Stomheyd, ofbefwaarde Spraak.
Menfchen die de Neusgaten wat boven open ftaan,
plagtmen voor barmhertig en Mewarigte houden,
Wenftde" De O ο R Ε Ν zijn twee in getal, een te weder-
Ooten. zijden het Hoofd gefteld ; Dienende beyde uyt-
wendig en inwendig tot werktuygen van 't Ge-
hoor en daarom noemdenfe een Oud Schrijver niet
oneygentlijk , de Poorten der mjsbeyd. Uytwendig
fchijnenfe wel eenigfints tot Cieraad gemaakt, maar
de Form van haar Maaxel is voornamelijk foo ge-
fteldt, dat de HeriTenen door de invliegende Logt,
en de beweging der fterk Geluyd gevende Klan-
ken , niet en fouden befchadigt werden ; Gelijkfe
dan ook inwendig met een Slek of Kink-hoorens-
gewijfe Krol gemaakt zijn , op dat het Geluyd,
gemiddelden als door een gevronge Trompet) wel
fterk door-dringende, nogtans fonder te grooten
beweging fouw mogen binnen gaan : tot het welk
feer veel helpt datdeSchelp-wijfeHolligheyd met
eenige buldtagtige Kanten rondtom de opening be-
fetis, tegens welke de Logt, door eenige Klank
bewogen, aanftoot en na binnen bepaald werd, fon-
der geheel voor by te fnappen. Gelijk fulx ook fom-
tijds onfeker en by wijfe van Affchamping toegaat;
Als Wanneerwe gewoon zijn van half gehoorde din-
gen te feggen ; Daar isme foo wat voor by mijn Oor en
gewaayt ;°Doch dat gebeurd meeftdeels wanneer de
Denkingen elders anders op geveftigt zijn. DeFor-
men der Ooren zijn eenigfints verfcheyden;Selfs wel
aan een en 't felve Menfch; Want wy hebbender ge-
liendt, die een Gezoomde en een Ongezoomde Oor
hadden; ook zijn byfönderlijk de Lellen verfchillig,
want fommige zijn groot en Lang neerhangende, an-
dere wederom zijn Kort en Klevn; Eenige ftaan plat
en
-ocr page 143-en als tegen de zijden des Hoofds aangeplakt, 't geen-
men wel meeft aan de Vrouwen ziet, die fulx van de
Hulfels en Spangen krijgen; Ook aan eenige Man-
nen die Mutien met Oor-klappen dragen, hoeda-
nige eertijds by de week-gebakken Engelfen, en
fieke Schotten gemeen waren. Andere wijken met
het boven en agter-deel tamelijk van't Hoofd af;
Welk meeft aan de Mannen gefien werd, die heel
Kort Hayr dragen. En gelijkmen deVerkens en
Honden die fteyle en regt opftaande Ooren heb-
ben, gewoon is daar by van andere te onderfchey-
den, foo ismen thans gewoon die Luyden, in welk
weynig Reden of Befcheydentheyd ontrent alge-
meene dingen te vinden is, den Naam van Steyl-
Oor te geven Die Kloek van verftand 2ijn,fegt-
men dat dOoren vaft aan 't Hoofd ftaan; En die
een Hayr meer dan half wijs en goed van aard zijn ,
ismen gewoon Lob Ooren te noemen. Het Op-
per-Deel der Oore noemen de Latijnen gemeenlijk
Vannus, dat is een Wirnn, om datfe ontrent die Fi-
guur maakt: doch alswe aan 't Woord Lobus, dat
is de Lell van 't Oor gedenken, foo zijnwe in twijf-
fel of 't Spreek-Woord Lob-Oor en goede Lob-
ben, daar van niet mag af komftig zijn. De Honden
met Lange platte Lob-Ooren zijn gemeenlijk mak
en goed, maar de Steyl-Ooren veelfints oolijke
Keffers en vinnige Bijters.
De Ooren zijn van Kraak-Beenig ftof gemaakt,
°p datfe ftijf aan't Hoofd fouden konnen over end
gehouden werden, en nogtans gebuygfaam zijn:
't Geen door een enkele Lap Vlees fonder Been niet
en kon verrigt werden. En geheel van Been mog-
tenfeook niet zijn, want dan foudenfedoor uyter-
lijk geweld %t gebroken werden. Ja'cis te geloo-
ven,
-ocr page 144-ven , datter nauw een School-Kind, öfeén'Am-
bagts Leer Jongen, fijn Meefter verlaten fou, die
met ongefchonde Ooren fijn Moer t'Huys fou
komen. De Ouders, deSchoöl-Meefters, Kak-
Nayfters, Werk-Bafen, Dag-gclders , ja de Jon-
gens onder malkander, praten niet als van Om de
Ooren teflaan, Voor de Ooren ie bruyen; οor-Vij^eH
te geven, en diergelijke; Selfs over de minfte Mis-
ilagh, moet een Wis-ilag vallen: Of ten minften ge-
dreygd worden, 't Was dan meer dan bi: lig, dat de
Ooren, die foo veel te lyen hebben , vaft aan 't
Hoofd, tay van Stof, en niet al te teer van Gevoe-
len , maar fnel van Gehoor gemaakt wierden *t Is
èen Leugen dat in Sitilien Menfchen gevonden wor-
den die fulke groote Ooren hebben dats'er het gant-
fe Lichaam mede dekken konnen, alhoewel men
het in de Boeken vind aangetekend.
Die met opmerking des Menfchen doen en laten
befchouwd, bevind in veel gevallen dat de Tronie-
ramers niet altijd mis taften : 't Gaat dikmaals fe-
ker dat heel groote Ooren , een teken van Sotheyd ,
en veel fnaps zijn. Ja Ariftoteles mag hier gelooft
worden als hy fegt, datfe gemeenlijk Lange Leven;
Want de Gekken Leven fonder forg. Doch óffe
groote geheugenis hebben als Portaaantekend, daar
fou aan te twijffelen vallen, 't Gebeurd veelfints dat
die kleyne Aap-agtige Ooren hebben, Straat-fcheh -
ders zijn, en geern Diefje fpelen , daarfe haar in-
beelden niet gefien te werden. Ook Zijnfe veelfints
Gulfige Eters, en wat Onkuys: Die Smalle Lan-
ge Ooren hebben, zijn Nijdige Menfchen. Ronde-
ongefatfoeneerde Lap- Ooren , beteekenen Onleef-
fame. de matig uytgeholde of befneden Ooren,
Lcerfameen Opmerkende Menfêhen. En ofwel
iMènftheüjke Ledematen. ι tcj
denH. Stephanusin fijn vermaarde Aanfpraak voor
den Joodfen Raad het Oog heeft op de inwendige
Befnijdenis des Herten , die den Joden ontbrak»
Volgens de Belafting , Deut. 10. vf. iö. Nog-
tans blijft het opmerklijk dat hy dat onleerfaam en
wederfpahnig Volk , Onbefnedene van Ooren A&t.7.ji.
noemd. Ook fchijnd de Zaligmaker onder defe Be-
denking te fpelen , als hy foo dikmaal feyd: Wie
Ooren heeft om te hooren , diehoore. Menfchen
welke goed en zedig van Manieren , en Mannelijk
van Omgang zijn, hebben gemeenlijk fraye en
wel-gemaakte Ooren aan 't Hoofd; Welkers Form
een weynig na 't Vierkant , en vaft beklonken
ftaat, belooven wat goeds, en 't fal felden miffen ,
al fegtmen van fulke datter d'Ooren vaft aan'tHoofd
ftaan. Die Ivoode Ooren hebben , zijn veelfints
v/at Schaamagtig van aardt ; Doch de Schaamte
moetmen meer in toevallige , a's in Natuurlijke te-
kenen foeken. Als de Menfchen feer befchaamd
werden, dan vlied gemeenlijk de Warmte uyt de
Oogen en d'omliggende Partyeh des Aangefigts 3
agterwaarts, en vertrekt fig na de Ooren: Waar
van daan men dikwils reden vind te feggen : Hy
wierd rood tot agter fijn Ooren. Wy hebben meer
dan eens gefien, dat de Oogen der Menfchen in
een ernftige Befchaamdwording, befturven en als
doode Vis-Oogen in 't Floofd ftondeti,
De Wangen of Kaken ftaan ter wederzijds p^^'d™
tuffen de Neus en de Ooren , en gaan van 't Oog wangerf.
tót ontrent even beneden de Mond , tot daar de
Kauw-Beenen eyndigen. Men kanfe gevocgfaam
in twee Deelen onderfchcyden; Het bovenfte Deel i
dat onder de Oogen tot de' Lengde van de Netis, én
tot na by de Ooren gaat, is eygentlijk de tegtè
I * plaats
-ocr page 146-plaats der Bloolentheyd of der Rood of Befchaamd-
werding. Dus fietmen dat felfs die gene welke van
Natuuren niet bloofend aan de Wangen zijn , in de
Befchaamd-wording egter Rood werden. Ja ge-
lijk het Spreek-Woord fegt, van wegen de Hoe-
grootheyd der Schaamte, fomtijds Rood worden tot
agter d'Ooren. d'Onderfte Deelen der Wangen zijn
wat flapper om datiè haar in het blafen fouden kon-
nen uytfetten ; Ook diend het om een LoiTigheyd
en ruymte aan de Mond en Lippen in het fpreken
te geven j Want nadien de Mond nu wy'er dan en*
ger moet open gaan , foo fou fulx een groote Span-
ning maken byaldien de Onder-Wangen degefey-
pe ruymte en lolfe Velligheyd niet en was gegeven.
En alhoewel het Tong - Lid in 't fpreken meeft
fchijnd te doen, egter werd'er in 't fpreken een ta-
melijke inelle beweging in de Onder-Kaken gefien.
En hier van daan iifet buyten twijffel datmen die
gene, welke te veel fnaps hebben, en het Mond-
vaa&d ftuk wel tot haar Wil hebben; Gemeenlijk Wap-
wapperkake per-Kake noemd. Gelijk ook het Woord Kakelen ,
en Kakelen. van het veei en on eyndig roeren der Kaken, niet
duyfterlijk fijn af komft belooft. Die by 't gebrek
van veelfnappen, noch een feyl in de Natuur heb-
ben, namelijk datfe Bellabberd van Taal zijn; Is
En van Hod- men gewoon Hodde bekken te noemen. d'Uyt-
de-bekken. fetting der Onder-Wan gen, die eygentlijk de Ka-
ken zijn , komt den Trompetters enHoorn-bla-
fers byfonderlijk te pas:Gelijkdan ook de Muskelen
welke in de verrigting van blalën de meefte Dienft
moeten doen, daarom Trompetters genoemd wer-
den ; als in de Befchouwing der Muskelen fal ge-
fien werden. Men oordeeld dat fmalle Wangen die
fig wat Apen-Bakhuys-gewijs vertoonen : De
quaadwilligheyd en ifchalk-heyd van den MenfcH
te kennen geven: Ook fijn Jt dikmaal heymelijke
bedriegers. Lange Wangen houdmen voor ydele
Praters en Beufelaars. Dikke Wangen die van de
Oogen af-ftaan, geeft Nijdigheyd, gelijk Ronde
Wangen Bedrieglijke Zeden te kennen. Vlees-ag-
tige Wangen aarden wat na on-wetenheyd. Dog die
donkere Wangèn en een tryftige Neus hebben , zijn
tot alle Boosheyd over gegeven. Cicero heeft elderS
ymands Beeft-agtige fouten, door 't Voor-teekeri
van Ruyg-Hayrige Wangen voor-fpeld. En dat
roode en opdragtige Wangen het Veld-teeken van
een Likke-Broer zijn , behoeftmen in geen Boek te
rchrijven.
De Mond heeft fijn gebruyk tot het ontfan-
gen van de fpijfe, en die daar in door hulp Van de Mond.
Tanden te malen ; Waarom miiTchien het Woord
Bak-huys voornamelijk óp de Mond gepaft werd:
Dewijl daar de gemeenë fpijs-bereyding als in een
Koken of Bak-huys verrigt werd ; Sulx datmen
qualijk fpreekt j wanneermen Bakkes fegt. En al-
dus fchijnd het eenigfints waar dat Bak-huys en
met Oorlof Kak-htiys, eenigfints opfigtlijk tot mal-
kander ftaan, Seker Timmer-Mans Gezel eens Ar-
beydende daar dry vier Kajoten van Meyden wa-
re" 5 daar hy wat me Dag- Diefde, nam aan te bë-
wijièn, dat haar Mond foo wijd als den Bril van
t Sekreet was ·. 't Welk, hoe Leugenagtig het aan
die Malle Bonnen geleek, hy egter aldus betoog-
de : Hy nam fijn Palfer en fperde met bey deffelfs
punten een van de Grielen haar Mond-Lippen foö
wijd open alsfe lijden konden; En uyt defe opening
des Pafiers, een ronden Cirkel getrokken, en met
Knitomlchrevenhebbende, bevonden dieSottin-
nen al lachende dat dien Timmer-Man hem niet al-
leen wel op fijn Mate verftond , maar ook dat haar
lieye Bakhuysje , foo wijd was als een Kakhuysje.
Apulams ieyde van de Mond, datfe was de uyt en
ingang des Gemoeds, de Deure van de Reden, en
de vergader-plaats der Gedagten. De Mond diend
voornamelijk om de Adem en Uytwaaifeming te
laten paffeeren. Als mede om door hulp van de
Tong en Lippen , het uytgeblafen Keel-Geluyd,
tot woorden te formeeren; Waar toe het noodig
is datfe Hol, en als een verwelfde Spelonke gemaakt
is: Ien vierden diendfe ook om de overtollige
Vogtigheden, met Hoeften en Rochelen uyt te
werpen : Tot alle welke Gebruyken fy foodanig
metflappeZy Wangen moeite gefchikt zijn datfe
makkelijk open en toe konde gaan. Om dat een
kleyne Mond tot de Schoonheyd van een Vrouw
behoord , daarom fchijnd het aan de Mannen een
verwijftheyd tebeduyden. De Schoone Helena is
ons van ouds met een kleyne Mond befchreven ;
Doch een groote Mond paft den Oorlogs-Man en
Soldaat. Hierom plagten ook d'Oude de Heldin-
ren , een tamelijk Sla-Mondje toe te paifen. Die
een overmaten opgefperde Mond hebben, als een
Ram, of een Vis, dat zijn veelfints Sotten, of Gul-
fige Schokkebaften ; Het is opmerkelijk dat meeft
alle de Dieren die Rauw Vlees eten , als Wolven ,
Honden, enz. een wijde fplijtingaan de Mond heb-
ben. Een kleyne Mond die wat Aaps gewijs of
Vos-agtig na buyten fteekt, plagt wel een teeken
van doortraptheyd te zijn Die de Mond als een
Beer na buyten uytgaat, zijn te mets dwafe Men-
fchen en Sotte Klappers Men heeft meer dan eens
gefipn, dat die het Mond-ftuk Wat Verkens-Muyls-
gewijs voor uyt ftooten, en daar by omgekrulde
Lippen hebben , feer ongehavend in haar Zeden
zijn. Wy hebben een Rijk en Aanfienelijk Heer
gekendt. die dus Gelipt, om fijn flordtg Leven ,
het Zeeuwfe Verken , door heel Neerland genoemd
wierd. Als ymand de Mond leeg neerhangd > be-
vindmen fulke menigmaal veranderlijk van Sinnen
en vreesagtige Schytebroeken. Een Holle ingaan-
de Mond , (namelijk als de plaats van de Mond tuf-
fen de Neus en de Mond Holagtig is) fulx is van
over lang voor een Brandmerk van Onkuysheyd
gehouden : Men fegt dat Socrates foodanig van
Mond was, enhy beleed felfs dat fijn Natuure tot
de Geylheyd ftrekte, maar dat hy egter Kuys door
de beftuuring der Reden leefde.
De Lippen, diemen ook Lappen ten aanfien n εηί1 der
van haar Fatfoen en Dienft fou konnen noemen,die- 'Pl?e"'
nen tot Verciering van de opening des Monds, en
om die als met twee Slot Deuren te iluyten, de
Tanden en haar Bolwerken daarfe in geplant ftaan,
van de buyten-zij de te befchermen; alsmede om de
ingenome fpijs binnen te houden, totfe volkomen
gemalen en met vogt uyt de Quijl-vaten gemengd
is 5 om na de Maag te gaan.. Behalven het verfchey-
de Gebruyk en Misbruyk dat de Lippen in het ktif~
f™ hebben. (Gelijk'er ook aan de Onder-Lip een
gemeene Spier leyd die om de Mond- Lippen gaan-
de, de Kujfer genoemd werd) dienenfe voorna-
melijk om in'tfpreken deToonen van de Tong,
verder op te toyen , en netter te bepalen ; Even
gelijkmen gewoon is in 't fpreken, de Woorden ,
met de Gebeerden der Handen te verfellen, en te
hulpe te komen j op datmen alfoo de fin en mee-
njnge als met het geheele Lichaam, en Aaien die
I j uyt
i
-ocr page 150-134 Maaxel en T)ienft der
uyt het Gemoed gehaald zijn, fouw komen uyt te
ftorten. Dit konnenwe gewaar werden wanneer wy
de Lippen in 't fpreken belemmeren , of met de
Vingers vaft houden, en in haar beweging beteu-
gelen. En om dat dit een nare en treurige Loom-
aardigheyd instipreken geeft; Daarom plagten de
Oude in de dagen van rouwe en droefheyd, de
Lippen met doeken te bewinden , invoegen de fulke
pok niet als met droevige Toonen, hun woorden
konden voortbrengen. Welk Zeden-gebruyk ook
onder de Hebreen, onderhouden fchijnd. Als uyt
Ezech. 24 vers zz, eenigfints blijkt. De Latijnen
noemen de Lippen Labia, waar van wy buyten twij-
fel het Woord Labben, Labhekakke, en Labeye
overgehouden hebben. Wy konnen eenen fpreken.-
den menigmaal beter van ver hooreri foo wanneer-
Hoe Wy de men hem kan fien fijn Mond en Lippen en fijn gant-
uv^debe- Lichaam beroeren , dan wan neer we hem flegts
weging van h ooren fonder zien .fchoon wy ook veel digter mog-
verftaarffor»ten by zijn ja deDoove weten niet felden uyt de be
der genoeg- weging der Lippen te verftaan watter gefeyd werd ;
isnj—waarvan verwonderens weerdigeVoor-beelden in
de Boeken der Genees-Meefters te vinden zijn.Den
Heer Tulp heeft fulx ook met een Hiftorie van een
Sjouwer tot Amflerdam beveiligt. Soo dat het als
mogelijk moer gehouden werden , dat een Menfch
ook met fijn Oogen hooren kan: als den Gefwinden
Heel-Meefter Job van Mekeren daar over ook heeft
aangetekend. Invoegen datwe hier in 't voorby
gaan te leeren hebben , dat wanneer de Beroerlijk-
heyd der Lippen nauwkeurig gefchikt werd na.
den zin der woorden dieder van de fprekende Beel-
den moeten voortgebragt werden ; Eti dat daar by
komi een eyge en Natuurlijke A&ie der Handen ;
dat als dan de Beelden in de Schilder-Konft, nood-
wendig fullen fchijnen te fpreken. Want om dat
de Menfchen alle uyt eenen Bloede gemaakt ?Jjn;
en dat de Actiën die uyt de togten van 't Gemoed
komen , en geenfints van de Burgerlijke Zeden af-
hangen (want die zijn te bijfter verfchilligj by yder
fich even eens bevinden > daarom befluyten wy
(foo veel de Aótien aangaat, ) uyt de Befchouwing
van de Gefchilderde Doeningen , even dat felve»
datwe gewoon zijn in foo een ftand, Α die of Ge-
beerde , te denken, te doen en te willen, datwe
fulx ook waarlijk voor onfe Oogen fien gebeuren.
Van den Neerlandfen Schilder Jan vanEyk werd
verhaald dat hy een Qrgel-fpelende Cicilia in't Ge-
felfchap van zingende Engelen Gefchilderd hadde;
In welke de A&ien foo Natuurlijk verftaan waren »
dat een verftandig Zang-Konftenaar uyt de trek-
ken van haar Mond, en wangen zien kon, wie den
Bas , wie den Tenor, wie den Altus, of wie den
Superius hield. Doch aangaande het fpreken; Men
moet weten dat daar ontrent eenige verandering kan
vallen; En dat wel van wegen de verfchilligheyd
der Taal, en 't formeeren der Toon en , Klanken en
Woorden ; wanneer namelijk , datmen ymand
alleen uyt de beweging der Lippen fou meenen te
verftaan ; Want die ontrent het voortbrengen van
een en deïelve faak, geheel anders in deLatijnfe,
anders in de Franfe,en wederom anders in de Duyt-
fe of eenige andere fpraak is. Waarom een dan ook
die onkundig in de Taal is, die'er gefproken werd,
niets en fal konnen befluyten, fcboon hy ook y-,
mand noch foo lang fal fien de Mond roeren; de-
wijl de bewegingen der Lippen gefchikt werden na
f en Taal die hy niet en verftaat; Alhoewel hy uyt
I.4 " 45
-ocr page 152-13'6 Maaxel en T>lenfi der
de uyedrukkjng eter Actiën en Gebeerden eenig-
fints in 't algemeen fal konnen vernemen; Offer
Onderwij fingen, Beftraffingen, Beveelen, of dier-
gelijke gedaan werden. Om datfulx dingen zijn die
veel eer van de togten des Gemoeds als van de Taal
afhangen, In een ftaaltje of twee konnenwe de ver-
fchillige beweging der Lippen ontrent de Woor-
den van eenerley beteekenis, in verfcheyde Talen
genoegfaam aangewefen zien , om van de reft te
konnen Oordeelen, en te konnen zien dat daar-
inen om een Woord in deen Taal uyt te fpreken,
de Mond of in 't begin, of in "t eynde, of in 't mid-
vcrfcBcyde den moet openen; Datmenfe in een andere Taal,
JenTJfchii- in een Woord van de felve betekenis, toefluyten
ïige moet* by Voor- beeld. Water, Aqua, Γ Eau, enz.
pen in een Het Duyts Woord begind met het famen-brengen
|"n'g der Lippen,en eyndigt in het openen der Mond; het
icB; ' * Latijnfe Woord begind met het openen van de
MondofLippen, en eyndigt op gelijke wijfe; Maar
het brengt de Lippen in 't midden van 't Woord om
de Klank van Q^en U te maken, aan malkander.
Het Franfe Woord begind met opene Lippen, en
evndigd by na met heel geflotene. Dan daar zijn
andere Woorden die met malkanderen feer na over
een komen; En dat wel meeft fulke die in Klanken
over een ftemmen , of van malkander ontleend
fchijnen : Ais Pater, Mater, Pere, Mere, Vader,
Moeder. Welke niet fonderling in de beroering der
Lippen verfchillen , en in de beteekenis geheel over
een komen. Schoonfe uyt feer verfcheyde Talen,
genomen zijn.
Die hun Werk hebben gemaakt nauwkeurig te
pndertaüen hoedanigen groot vermogen de Mond»
de Tong en Lippen, foo in de Eerbare, alsin de
Menfchelijke Ledematen. 137
OnkuyiTe, Overfpelige, en Hoeragtige omhelfing
van Man en Vrouw-Menfch hebben; Die hebben
tamelijk net aangewefen hoedanige Onheylen, uyt
het Onbetamelijk beftuur der Lippen in de Bekuf-
fing voortfpruyten. Doch wy vinden niet raadfaam
die hier breed uyt te halen, om datfe in onfe Ordi-
neeringh een voegfamer plaats zijn in-geruymd. De
hoegrootheyd der Lippen , is in t Leven feer onge-
lijk ; Doch de kleyne (niet die te kleyn zijn) zijn de
Schoonfte: Welke wanneerfe gloeyend en Natuur-
lijk rood van Verwe zijn , en een lieflijke Mond
losjes beiluyten, een Tronie feer verfrayen.
Die uyt de Lippen eenige van der Menfchen aan-
gebooren feyleri, of Natuurlijke Deugden willen
voor-feggen , meenen waargenomen te hebben, dat
Dunne Lippen en een groote Mond (al waar de bo-
venfte op de onderfte ruft) veelfints Kloekmoedig-
heyd beteekend. Gelijk dan ook dusdanige Tro-
nien eenigfints na die der Leeuwen Sweemen. Doch
Dunne Lippen en een kleyne Mond , op de wijs
alsmen aan de Katten fiet, geeft eenigfints een on-
vermogen en vreesagtigheyd te kennen; Doch fy
zijnder wat Kat-agtig, dat is wat boosaardig by.
Wanneer de dunne Lippen by de Honds-Tanden
wat opgefwollen zijn ; fulx geeft gemeenlijk, On-
Edelheyd en een vuylen Aard te kennen; Ook
Sweemd dufdanigen Mond-Gebit t'eenemaal na dat
van een Verken. Die de bovenfte Lip en het Tand-
vlees feer uytfteken.> zijn gemeenlijk feer genegen
tot Spotten , Schimpen en Schieten, Pole'mon
fegt er van datfe Quaad-fprekers en wat Haak-agtig
van Vingeren zijn. Die de boven-Lip wat over de
onderfte hangen , bevindmen dikwils voorfigtige
Meniehen. Efopus die in defe Deugd byfonder
uytftak , werdt ons ook foodanig Gelipt befchrei
ven. 'tOverhangen van de onder-Lip, is niet al-
lijd een quaad teeken: Alhoewel het in fommige
ydele Pratery, en fware Gedagten beduyd. Men
kander dit onderfcheyd in aanmerken: Dat het aan
deWijd-Bekken., of die groote Monden hebben,
Onbe'fchaamdheyd des Gemoeds, maar aan kleyne
Monden niet felden Eergierigheyd en Lof beha-
ling door Wetenfchap, voorfpeld. Die van Natuu-
ren flauwhertig of kleynmoedig zijn, fietmen de
Lippen gemeenlijk by de Sny-Tanden opgefwollen.
Die de onder-Lip dik by de Honds-Tanden heb-
ben, zijn dikmaal Quaad-fprekers, en vüyle Fe-
nijn-Zaayers. En om dat de vergiftige Slangen dit
ook aan naar onderfte Kieuwen laten zien, iiTet niet
heel mis getaft wanneermen dit Volkje, Slangen en
Adderen Gebroedfel noemd. Lippen die van on-
deren verlaten, en neergefonken hangen, werd by
vele een teeken van traagheyd gehouden. In de af-
gerede Paarden, Efelsen Werk-Bceften, fietmen-
der fomwijl een Bootsje van. Ook werd het in 't
algemeen gefeyd, dat de Lippen die het aangefigte
mismaken felden wat goeds beteekenen.
Behalven dat de Tong de Formeefter der Woor-
den is,iiTe 't voornaamfte Werktuyg van de Smaak,
tot welken Dienft fy met ontelbare kleyne Buysjes
pf Voel-Tepeltjes gemaakt is; die wanneerfe door
de Spijfen geprikkeld werden, door Middel van de
Zenuwen, die met veel Sprangjes de gefeyde Buys-
jes of Tepeltjes maken, de Smaak veroorfaken. En
hier van daan komt het, dat wanneer defe Tepel-
tjes met eenige Soete, Laffe, Smeerigeof Meel-ag-
tige Spijs, Sauffen of anders befet of toegeplakt zijn,
of datfe door te heete Spijs Verfengd en Toege-
. fchroeyd
-ocr page 155-fchroeydt zijn,dat de Smaak by na verboren is. Ge-
lijk het ook h er van afvloeyd , dat wanneer de
Tong door d'een of d'ander Spijs bereyd of in ge-
nomen is , dat op d'eene Koft het Bier, op d'ander
beter de Wijn fal fmaken, ja dat yder op fig felven
d'een oogenblik beter val fal hebben dan op d an-
der. En om dat fommige Spijfen Laf en S3gt zijn,
en defwegen niet veel prikkeling op de Tong ma-
ken , en by gevolg geen of weynig Smaak hebben»
daarom werdenfe met verfcheyde fcherpe dingen >
als Zout, Peper, Azijn , Limoen-fap , Speceryen ,
Suyker, Ajuyn , Kruydige Sauifen, en wat dies
meer is, aangefet en opgeheven , en alfoo levendig»
dat is fmakelijk gemaakt. Doch dit hoord tot de
Natuur-kundige Kook-konft.
De Tonge veel of lang door Tabak-rooken ge-
tergd en geprikkeld, maakt de Buysjes der felve
open en de Huyd der Tong raauw; Waar van daan
het komt, dat het Bier, (dat als een fagte Olie de
Tong wederom falfd, en die Prikkeling temperd)
feer wel fmaalct. En gelijk het Bier-drinken als dan
een aangenamer ftreeling op de Tong geeft dan de
Wijn , foolietmen dat de Tabak-drinkers het fel-
ve ook meeft foeken; Alhoewelfe de nafpoeling,
foo't de Beurs wil lijden, felden met Wijn verge-
ten te doen. Men kan tot beveftinge van't gefeyde
aanmerken , dat in geval van Tabak rooking , de
Soete en Malfe Bieren veel beter dan de Oude,
hardeen belege-Bieren fmaken; En derhalven dat
het Amfterdams Spreek-woord de faak genoeg ver-
klaren kan, alsmen iègt, Een Pijp Tabak^met een Rot-
ter dammen jen liegt'er niet om. Om de Smaken wel
te verftaan diendmen te weten dat de hebbelijk-
heyd die in de Spijs en Drank is, en waar door de
Sma-
-ocr page 156-140 Maaxel en Dienft der
Smaken gemaakt worden, meeft beftaan in Zoutê
en Zuuragtige Eygenfchappen , welke om datfe
vafte en harde Deeldjes hebben, feer bequaam zijn,
om op ontallijke wijfen gefatfoeneerd te werden;
't geen de Sagte noch licht büyglijke Deelen niet
toelaten om datfe gewoon zijn te wijken of fich in
te trekken , voor de aandoeningen der Lichamen
die haar op eenigerley wijfe (foo in 't Bakken, Brou-
wen , Kooken, Braden , enz.) van Figuur willen
veranderen, 't Welk ligt werd ondervonden in 't
mengen van fommige dingen. En hier meenenwe
dan ook de Reden gevonden te hebben, waarom
dat fagte en fwakke Dingen, als Rege water, de
Lugt, de Waaffem , Dampen en diergelijke foo
weynig Smaak op de Tong geven. Want om datfe
uyt effene en glad Gepolijfte Deeltjes beftaan, die
feerfagt en buygfaam zijn , die deTong-Buysjes
niet en fnyen noch prikkelen; Ofte dat ook fom-
tijds de Deeltjes te fijn en kleynder zijn dandege-
voel-Tepeltjes diefe moeten aandoen, foo is 'c on-
mogelijk datfe eenige byfondere beweging aan de
Smaak-Zenuwen konnen maken. Gelijk ook we-
derom eenige andere Dingen , als Steenen, Metal-
len en diergelijke veelfints fonder Smaak zijn, om
dat de-Deeltjes foo vaft verknogt zijn datfè van het
Speekfel, noch Warmte der Mond niet en konnen
los gemaakt werden. De Natuurlijke grootte der
Tong is, datfe de Holligheyd van het onderfteKaak-
been vuld; Alhoewelfe door haar fagtigheyd tot
buyten de Mond kan uyt-rekken : En dus heeftfe
groote bequaamheyd om te lekken en op teflurpen
dingen die felfs buyten de Mond zijn. En daarom
hebben de Latijnen de Tong Ltngua van Lingere,
dztis Lekken, genoemd. Van Fatfoen iife vooren
fpits-rond En alfoo ifle bequaam om de Spijfe jn
het Kaauwen als met een Schop of Spadel in de
Mond om te keeren en op en af de Tanden te bren-
gen ; 't geen des te gemakkelijker gefchied om dat
de Spijfe in't Kaauwen van hetSpeekfel nat enge-
lad gemaakt werd.
Na agterifTe breed daarfe aan het Tong-been en
verder vaft is. De Tong werd door verfcheyde
]Vluskelen bewogen ; Welke beweging ook ver-
fcheyde gebreken ontrent de Spreking onderwor-
pen is. Schimps-wijfe iegtmen van een die teveel
fnaps heeft, of geen ding fwijgen kan dat hy een
Lang-Tong is Maar met meer ernft, wanneer de
Tong (waar bewogen werd, en te ver vaft gegroeyd
is j of anders, dat een Menfch Lifpt , Bryd of
Brouwd; En na dat ymand wel of qualijk fpreekt,
noemdmenfe in 't algemeen wel, of niet wel van de
Tong-Kiem ge [neen. Als de Tong te on feker van be-
weging en te vlug is,foo heeft deMenfch gebrek van
Snabbelen, Rabbelen, Stameren en Pipping ver-
kopen. In dit gebrek leggen deGenefers fomtijds
toe, om door 't gewigt van een Babbel-fteen of
Lood jen in de Mond te houden, de ongetemde
vlugt der Tong in te toornen , en langfamer in de
eerfte beweging de Woorden te leeren uyt fpreken.
Die een befwaarde fpraak hebben konnen niet wel
fagt fpreken, door dienfe altijd eenig geweld moe-
ten doen tot de Geluyd makmg, even geüjkmen
met een fagte beweging geen gevelde Spies meteen
Hand kan oprigten : Maar feer wel met een Snok.
Ab de Tong te dik is, veroorfaaktfe na alle waar-
fchijnehjkheyd , een befwaarde Spraak. En die te
dun en te fmal is, geeft noodfakelijk een gefchonde
Taal; De Reden daar vanisdatfein dit geval niet
genoegfaam op en tuffen de Tanden kan leunen»
En terwijl we hier van Spreken Vermanen, valt ons
noch in , datter ook Voor-Teekenen in 't Geluyd
en de Spraak des Menfchen zijn, die meer te ken-
nen geven, alsmen met d'Oogen fiet, alhoewel de
meefte Menfchen daar geen agt op geven. Dioge-
nes verwonderde fig in defen, over de Domheyd
der Menfchen; Om datfe in 't koopen of aan ne-
men van een Menfch, alleen op '1 Gefigt toe taften,
daarfe in 't koopen van een aarde Vat, of Pot-dek-
fel, die Voorfigtigheyd hebben, datfe daar aan
eerft Klinkende, hooren of her Vat ook goede
Taal fpreekt. Een Middelmatige ftem, is meeft
goed, en die te hoog gaat, meeft quaad. Menfchen
die in 't midden van haar Reden en Spreken, Ga-
pen, of met Geluyd Geeuwen, betoonen uyt een
waaragtige oorfaak, datfe ten minften in dien tijd
een twijfelend of dolend Gemoed hebben. Het
overmatig Lachen en Ginnegabben, onder 't Spre-
ken , is van alle Wijsgeeren voor Sot en Ongebon-
den uytgefcholden. Die, als 't de Reden mede
brengd , fober en weynig Lachen, zijn wijfer en van
beter verftand gehouden : want deaandagtige Spre
king, en diepe overpeynzing der faken waar van ge-
fproken werd en laat niet toe, dat de Geeft fich
in overbodig Lachen ontlaften of haar voorwerp
verliefên fouw.
Den Dienft der Tanden is aireede gefeyd. Be-
langende haar Getal , dat is ghemeenlijk twee
en dertig, dat is in yder Kaak-Been feftien: Al-
hoewel fomtijds minder en meerder gevonden wer-
den ; Ook die dubbele rijgen met Tanden hebben >
of daar al de Tanden uyt een eenig faam gcgroeyd
Been beilaan. Men onderfcheyd de Tanden ïn snij-
Tau*
-ocr page 159-tjfttenfchelijke Ledematen, j^y
Tanden, in Oog of Honds-Tanden , en in Bak ran-
den. De vier voorfte werden Sny-Tanden genoemd
om datmen daar mede de Spijfe als met Meifen of
Scheeren van malkanderen fnijd. De Honds-Tan-
den , om datfe op zijde ftaan. En de Bak-Tanden >
of Tanden der Wijsheyd, om datfê veeltijds maar
eerft met de Jaren komen. 'tWis feernoodfakelijk
dat de voorfte of de Sny-Tanden fcherper dan de
andere Tanden gemaakt wierden , dewijl daar door
de vafte Spijfen eerft in kleyne brokjes moeten door
gefneden werden, omfe dan met de Bak Tanden >
(die daarom ftomp en als Stampers zijn) onder de by-
menging van 't Speekfel voorts kleyn en tot een Be-
flag te Malen; welke Maling door gebrek van vogt
in de Mond, feer fmakeloos toe gaat ·, Hierom
klagen fommige qualijk-gefielde Menfchen , dat
hun de Spijfe tot Balletjes in de IY1 οι κί werd en dat-
fe geen Smaak daar in en hebben. Want het is fê-
ker dat de Spijfe door wel gekauwd te zijn de mee-
fte Smaken geeft; om datter als dan meer Buysjes *
in welk het lieflijk Smakend en Voedfaamfap ver-
fchuyld, Gekneuft, en ftukken gebroken werden.
Voorwaar het is te denken dat het niet alleen affchu-
welijk ftaan foude wanneer de Bak-Tanden voor
jn de Mond ftonden; Maar de voor-bereydende
door-fnijdingfoudaardoor ook niet wel voegfaam
jconnen gefchieden, dewijl de Natuur Leerd, dat
hoe een fnijdend Werk-tuyg minder opper-vlak-
tensraakt, hoe het met geringer magt kan door-
dringen t Gelijk volgens defe Reden een fcherp
]Vles beter dan een ftomp Mes fnijd: en plompe tuy-
gen beter om te Kneufen dan om tefnijdenzijn.
jjleyne witte Tanden, die regt en gelijk in haar
rijge ftaan, zijn de Schoonfte, en verderen de Mond
ia
-ocr page 160-in 't Spreken en Lachen byfonder veel; Daar en
tegen konnen de groote Lange Slag-Tanden, dié
fwart, los eri ongelijk gekaft ftaan, of hier en daar
by paren, of met ftukken en brokken uytgevallen
zijn, de Mond feer ontcieren,ja een heele Vrouw ,
fchoonfe anders niet leelijk is, de Bekuffingonweerd
maken. De Voor-Tanden met groote BreiTen uyt-
gevallen zijnde, werden fomtijds door de Konft,
foodanigh van Yvoir wederom in gefet, dat terï
minften de Mismaaktheyd daar eenigfints door,
weg genomen is, en datmer gemeene fpijs mede bij-
ten kan. Eenige doen dit met fijn Goud-draad,
andere Yettenfe by paren, of meer aan malkander
los in de Kaften, welke laatfte maniere het uyt-
vallen feer dikwils onderworpen is, en gemeenlijk
des avonds voor 't ilapen gaan moeten uyigêlangt
en in ilag-orden gefet werden. Wy hebben eert
Genees-Heer gekend, die aan dé Maaltijd fittende ,
over een Hiftoritje dat van een Juffrouw verteld
wierd , die een Vis-graad uyt de Keel door d'or-
dinantie van een Klifterie quijdt wierd , foo hartelijk
Lagte, dat hem al fijn ingefette Tanden op fijn Ta-
felbord vielen, en onder \ Lachen genoeg met grab-
belen te doen had,eer hy die verftroyde Soldaten we-
derom in Rijen en Gelederen, dat is, op haar plaats,
in fijn Tandeloofen Mond gemoffeld had. De
Tanden van vergramde Menfchen zijn veelfints fe-
nijnig en in 't bijten niet fonder gevaar van des Lij-
ders verder ongemak. Een Onder-Schouts-Dien-
der binnen Amfterdam in 't beknellen van een Dief ,
kreeg foo een Dieffe beet in fijn Duym, dat hy na
eenige dagen Quakfalverens de Geeft gaf, en'niet
dan een ftinkend Lichaam over liet < Dat eer het by
na koud geworden was, wel digt in een planke Lijk-
CMênfchelyke Ledematen. 14 5:
büs beftopt na Aardenburg in een Slaap-ftee befteld
wierd. Voorwaar men moet niet meenen dat duf-
danigen Quaadaardigheydeygentlijkin de Tanden
felfs fchuyld; Maar die liever foeken in het Speek-
fel of Zeever dat om de Tanden zit. Want gelijk
óns de Genees-kundigers Leeren, dat het Speekfel
van de Mond eenkragtig beginfel van rijfing aan
onfe Spijfe indrukt, om die tót het Giften eii Ghyi
maken in de Maag te bereyden, foo is ligt te ver-
ftaan datter feer veel Geëften in 't felve Speekfel
moeten zijn; Welke Geeften fonder twijffel ge-
field zijn na de hoedanigheya des Blóeds, uyt welk-
fe zijn afgelegt; Het zy dan goed, het zy quaad.
Dus gefchied het dat in de beten van Dolle Hon-
den , of Dolle Menfchen, (de Gramfchap is fom-
tijdsookeen korte Dolligheyd) in welk het Bloed
feer ongeftuymig woed , het befmette Zeever van
hun Muyl tot de Wonden der Beten werd inge-
drukt ; Én aanftonds een onmatige Opziedihg in
't Bloed van den Lijder verwekken; Die fomtijds als
een VonkVuurs inTondel gevallen,voort gaat.Wel-
ke woeding des Bloeds dikwils beteugeld werd,dooi
de Lijders fchielijk in *t Koud Water te dompelen*
Ymand mogt nu vragen , hoe het by komt dat foo-
danigen Speekfel een Dol Menfch of Beeft felfs niet
en befchadigt ? Wy antwoorden; Nadien het ge-
heel geftel, het Bloed, en al de Geeften , van eëri
Menfch of Dier, die fuiken Quaadraardig Speek-
fövytwerpt., daarvan behebt is, foo kan fuiken
geitel geen Gevoel of Lijding van zijn doen heb-
ben : Dewijl ook onfen Geeft niet en oordeeld vaft
dingen die fy gewoon is.En hier door komt het ook
datmen de flanken niet en ruykt, noch de Geluy-
den niet en hcord, dammen in opgebragtis: Bh
Κ ^
-ocr page 162-wy fouden veel dingen op defen grondflag betoo-
gen konnen, die mogelijk eenige vremd fchijnen.
Belangende de beteekenis der Tanden; 't Is te ge-
looven datmen den Ouderdom der Peerden feker-
der aan de felve dan het Kort of Lang Leven der
Menfchen kan afkijken. Ariftoteles egter heeft ge-
leerd dat in de l anden een bepaalde Voorfienig-
heyd des Levens lach, en datmen die ook daar uyt
kende voor-feggen. Doch wy en zijn voor als noch
tot foo hoogen Trap van Wijsheyd niet geklom-
men. Dit hebbenwe fomtijds waar bevonden, dat,
de geen welke de Honds-Tanden veel na buyten
uyt fteken, veelfints onbefchofte en onverfadelijke
Menfchen zijn. Scotus leerd dat de gene welke lan-
ge fcherpe en ydeleTanden hebben,gemeenlijk Nij-
dig en boos zijn.Waarom hy defe foort van Tanden3
Slange-Tanden noemd. Die gemengde Tanden heb-
ben , namelijk Tanden die Dun, Breed, Ydel,
Digt, Smalen anders van Gedaante zijn, werden
dikmaal verftandig en vooriigtig bevonden; Wel
veerdigvan Begrip, maar wat quaad van Aard.
Maaxel en Met de Κ ι ν eyndigt de onderfte omtrek van
Kionft deI c Aangefig1 j Haar Form kan feer veel aan de gra.
celijke Befnedentheyd der Tronien toebrengen. En
men fietfe ook op veel en verfcheyde Wijfen be-
paald. Want fy zijn of Lang , of Kort, of Rond
of Scherp, of Vierkantig, of Invallende, of Bol
Verheven voorwaarts uytftekende , of regt Ver-
heven en Lang na voren komende, diemen Ksver-
Kinnen noemd. Ook zijnder Holle en gekloven
Kinnen, en fommige foo Breed en Lang, datm er
Koe Klauwen op af floopen fouw, In de volgende
Vertoog-Schetfen der Troniekunde, kanmen ftaal-
tjes, van alle de gefeyde foorten zien; En noch
meer alswe genoemd hebben. £en tamelijke groo-
te
te Kin misftaat den Mannen felden die Vol en Braaf
van Tronie zijn; Dan de Vrouwen werden met scHoonheyd
een kleyne Kin verfraayd; Welke wanneerfe fon- een VrouvSf.
der merkelijke Uyt- fpronk de rondheyd van het on-
der-Aanfigt bepaald, en van een twijffelagtige dub-
bele Kin van agter Verleid werd; De Schoonheyd
veel eer vermeerderen dan verminderen fal. Alber-
tus feyde; wagt u van een k'eyne Kin, Want daar
fteekt een Slangen aard in. Porta bevind dufdanige
Mannen quaad van Natuure , en die haar ligt tot
Verklikkers en Verfpieders laten gebruyken. Men-
fchen die een Lange Kin hebben , zijn wel niet heel
verwerpelijk;Maar fy vallen veelfints wat Spotagtig
van Aard ; Spreken in fommige gevallen meer als
*t pas geeft; En zijn de yverigfte niet in 't voort-
varen ; Doch tamelijk goedaardig; En uyt dien
Hoofde zijnfe fomtijds wat aan Vrouwe- Praat vaft.
Gelijk ook een kale Kin, of ydele Hayren aan dë
felve meer Wijf-agtig dan Manlijk ftaat. Daar zijn
Veel Tronie Kijkers geweeft die een Vierkante Kin
altijd voor een Manlijk teeken gehouden hebben.
Die een diep gekloven Kin heeft , beteeken d een
Menfch van quade Zeden , tamelijk goedaardig i
maar wat Sufanne-boevig. En die de felve maar ta-
melijk of flauw gekloven heeft, willen geern Quee-
ften. d'Oude hebben gefeyd dat de fcherpe Kin ,
Moed en Sterkte te kennen gaf. 't Welk onfes 9g-
tens^ veel eer op den Baard dan op de Kin toepaffe-
lijkisj Wantgelijk Ariftoteles defe foort van Kin-
nen by de Leeuwen en fommige Honden vergelijkt,
Die geheel geen fcherpe Kin hebben; fooillèr niet
aan te tWijffeien Gf fy hebben op den Baard gefien ,
behalven dat de Taal-vitters ons wijs maken dat de
Leimgen ioo van Ariftoteles als andere op die en op
Κ % vee
148 Maaxel en Dienft der
veel plaatfen verdorven , of qualijk afgéfchréven
zijn. En gelijk tot hier de heele gefteldheyd van het
Hoofd, en voornamelijk van de Deelen des Aan-
gefigts gefien is > foo fchijnd het hier niet geheel
buyten den Haak te zijn , in te Laifen watwe noch
aangaande de Tronie en Krooit kunde, beneffens
de Sweming des Wefensaan te merken hebben: Als
mede te Leeren hoedanig een Schilder de Middel
kan bekomen , om een Menfch , dien hy maar eens
gefien heeft, feer kennelijk te Konterfeyten, en dat
alleen by inbeelding.Dan alfoo in't volgende Hoofd-
ftuk fulx met veel omftandigheyd, die aan 't gefey-
de vaft is, zal verhandeld werden ; Soo ftappenwe
dat hier voorby, en befchouwen de reft der Leden ,
op den voorgaanden trant.
Den Hals dan , daar het Hoofd van den
Menfch op ftaat, is wat Lang-agtig van Form ge-
field , om het Hoofd daar op als op een Spil te vryer
en onbelemmerder te konnen heen en weer bewe-
gen ; En uyt defe vryheyd vloeydhetaf, dat het
Hoofd in 't wel ftellen der Beelden niet altijd en
moet gekeerd zijn na de zijde daar fig de Borft heen
wend : Want dat heeft den Maker door het For-
meeren van den Flals en fijn bediening heel anders
getoond. En daarom geeft het ook een misftand in
de Konft-Tafereelen wanneer de Beelden anders ge-
tuygen. De verder Dienft van den Hals, is dat fy
diend als een Orgel-pijp, om de Maat te ftellen
van de ftem : Dus bemerktmen doorgaans dat de
Dieren die gecnen Hals en hebben, als deViflen en
diergelijke geen regte ftem konnen maken. Doch
andere Beeften welke in 't tegendeel eenen Langen
Hals hebben , als Swanen , Kranen , Pauwen en
diergelijke, konnen een feer groot Geluyd Haan; En
Menfchclijke Ledematen. 149
de meeile Vogelen konnen ook feer helder fleuyten,
zingen en gefchal maken, 't Is nauwlijx te gelooven
hoe veel voorfpellingen het Maaxel en de Form van
den Hals fommige Menfch-kundigers heeft in de
Hand gereykt. En feker alsmer wel op let, fy heb-
ben over al niet mis getaft; Ten minften zijn fom-
mige we! bedagt, en tee'nemaal toepaffelijkaan de
Schilderkundige verbeeldingen. Dus vertoond een
dikken welgefenuwden Hals, fterkte of verbolgent-
heyd; En fulke fweemen feer na de Stieren die ligt
verfbord zijn. De Vette Spek-HaHèn, zijn dik-
maal groote Eters; De Verkens hebben ook dikke
Halfen en eten veel; Waar van daan men by fommi-
ge Neerlanders, een veel-Eter , Gromphain noemd;
af komftig foomen feyd van 't Griexle, of Scytifch
Woord Gromphaina dat een Swijn beteekend ; Als-
we elders hebben aangemerkt. Een dunnen Hals be-
wijft onvermogen en Vrouw-agtigheyd ; Wan*
neer fy'er lang by is, geeft het veelfints Dwaasheyd,
Raaskallery, en een Schelmagtigen Aard te ken-
nen :Suetonius teekend van Kaligula aan, dat hy foo
van Hals en Zeden was. De Kort- Gehalsde zijn wel
veelfints Loos, maar OntroHW in Woorden , Ook
wat Wolf-agtig in 't verfpieden en Rooven. Die
den Hals met Zenuwen op gefpannen hebben , zijn
dikwils onguur en verkeerd van ommegang , 00'k
leuterd haar't .Verftand fomtijds. De OudeTro-
me-bekijkers raden ons datmen niet veel by fwak-
Gehalsde moet verkeeren , om datie bedrieglijk val-
len aan yder die met haar omgaat. Verminkte of
fcheef-Halfen zijn veelfints verwart in haar Reden ,
ook bekhreumd in 't ondernemen van veel dingen.
Die dufdanig een gebroken of neer-gebogen Hals
'uyt een Wan-wendfel maken, en'tHoofd laten
Κ 5 han-
-ocr page 166-i|o OUaaxel en "Dienft der
hangen als een Biefe, geven te kennen datfe toeleg-
gen om fchandelijke Nukken te bewimpelen. Van
dit Hondtje waren de Pharifeen gebeten, als d'Eu-
angelife Hiftorien verhalen. Daar zijn tweederley
foorten van gebogen Halfen in agt te nemen j die
iomtijds yts Natuurlij χ, fomtijdsyts toevalligs te
kennen geven, endaar den Schilder hem in de toe-
paffing , van beyde bedienen kan ; Namentlijk dat-
fe regt of ilings zijdelings over gebogen zijn. Dus
geeft den Hals na de regt er Schouders over gebogen
een iiudicus Man te kennen. Doch wanneer die
na delinker-zijde gebogen is, houdmen dat voor
een Overipeelig en Onkuys voor-teeken. Een har-
den Been-agtigen Hals of Nekke beteekend een bot
en onleerfaam Menfch, die fijn verftand na geen
Regels laat buygen. De Propheten Doelen dikmaal
hier op, wanneerfe van de fiege wederbarftigheyd
der Joden fpreken; Dus fegt Jefaias, dat haren
iu- Nekke een Yfere Zenuwe is. En Jeremias dreygd
d'ondergank van de Joodfe Republijk over d'har-
digheyd van haren Nekke. Gelijk ook ons woord
hardnekkig van de fleegheyd en ftijf-koppigheyd
der Menfchen afkomftig is. 't Is mede opmerkelijk
dat dufdanige Menfchen zelden geleerde Mannen
zijn of worden. Alhoewelfe dikmaal Scholen, Ker-
ken en Akademien in Alarm brengen. De regte op-
geftege Halfen,zijn by vele voor eenKen-teeken van,
onwilligheyd en wederfpannigheyd , te Boek gefet.
jtaxeies De Ermen en byfonderlijk de Handen zijn
Dienft der den Menfch voornamelijk tot twee noodige Ge-
Ermen en , r , . ' b
Handen. reedicliappen m al fijn doen gegeven; Eensdeels op
dat hy niet geheel ongewapend fou zijn, anderdeels
op datfe den, Menfch in alle voorval fouden konnen
hulp bieden· Sulx datfe Anfiotcles niet onvoegfaam,
de y/erktuygen vgn alle Werktuygen genoemd
heeft:
-ocr page 167-tMenfihefyke Ledematen. ip
heeft: Die ook aan de Meefte menigte voor d'alge-
meene Broodwinners paflèeren moeten : En met
regt van ibmmige kan gelêyd werden, Ltggen de
Handen, foo liggen de Tanden. Al de voorname
Werkingen diemen waarlijk Werkingen noemen
magh, werden door de Ermen en Handen gedaan,
en beftaat ymands magt meeft in de felve. Gelijk
dan ook God felfs, om onfe begrippen en verftan-
den te hulp te komen, de uytvoering van fijn Da-
den, en aanbieding van fijn hu'ρ, fulx gemeenlijk
door fijnen Erm, en door fijn Hand, ja wel by-
fonder , door fijn regter-Hand, te kennen geeft. En
het is opmerkelijk dat in defe Spreek-wijfen meeft
altijd in't enkel getal gefproken werd. En gelijk de
Menfchen gemeenlijk Ermen en Handen dubbel
hebben, foo is fulx mogelijk wel in de H. Schrift
waargenomen, om ons ftilfwijgens te vermanen,
datwe den Almogenden geen Menfchelijke Leden
moeten toeichrijven Schoon hy by gelijkenis en ten
opfigt van onfe Doeningen foo fpreekt. Daar egter
van Scheppen en Formeeren gehandeld werd, fiet-
men fulx in het tweevoudig Getal gedaan, als de
Voor-beelden in de Pfalmen en elders dat bewijfen
konnen.
DeErmen enHanden dienen ook niet felden om in
't fpreken de driften en mecning van 'tGemoed door
een befcheydenebefttiuringe uyt te drukken; als we
dat wijdloopig in de befchouwing der Adien fullen
verpligtzijf, aan te wijien. Ook dienen de Handen
om beneffens de Ermen de Menfchen in 't gaan en
byionder in 't loopen, te helpen in gewigt houden.,
en onder de ftreep harer beweging voor *t vallen op
te houden; Even alsmen fiet dat de Koorde-Danf-
fers'tfelve gemeenlijk met eenen ftok doen; Al-
hoewel wy dat ook wel alleen door Middel van de
Κ 4 Ermen
Maaxel en Dienft der
Ermeti en Handen hebben fien verrigten, en in on-
fe Jonkheyd menige wel gelukteProef daar van heb-
ben genomen. En op dat de Werking der Hand
beter fouw konnen gefchieden ; iffe met veelerley
foort van grijping voorfien; En dat door Middel
van de Vingeren die alle van verfcheyde Lengde
®ng«ctr zijnde» de kleyne en groote dingen konnen aanvat-
ten. Want door de Loffigheyd der Vingeren kan
de Hand fig gevoegfaam Proportioneeren na de
verfcheyde faken die te grijpen en re vatten zijn.
Sulx datwefe vermeerderen en verminderen konnen,
r,a dat deFormen zijn; 't Welk de noodfakelijk-
hcyd der Vingeren kan grondveften. Welke verrig-
tingen door dcHarid niet en fou konnen gefchieden,
by aldienfe niet van den anderen gefcheyden en maar
uyt eene Lap Vlees gemaakt was ; En daar van
daan komt het datmen met Wanten dat zijn Hand-
ffhoenen fonder Vingeren, niet wel net grijpen, en
alle dingen fuynig behandelen, maar alleen gants
plomp en onfeker bevatten kan ; Waarom men uyt
fpotternye dikwils fegt Panne-Vis met Wanten Eten.
Wy hebben een eerlijke Matroone gekend, die uyt
haar aangenomen Taal de Vingers in haar eenvou-
digheyd, Vinders noemde; Niet anderr wetende
qffy had het gemeene Woord; En om dat ons die
benaming niet oneygen maar opmerkelijk tot de
faak dagt, hebben wy 't ook met opmerking
teken cl. Want waarlijk door de Vingers Taften ,
Voelen, Vinden, Ondervinden, en werden wy
meeft alle dingen gewaar. De Vingers dienen ons
ook in de Telling, wanneerwe die met parten of
deelen doen. Ook alsmen onderfcheydentlijk van
faken fpreken wil. En gelijkmen in defe daadge-
rpeenüjk van denDuym begind, alfoo is) fonder
twijffel dat het Spreek-woord ( wanneermen van
ymand wil te kennen geven dat hyfijn Kunft, of
Les, of handeling wel verftaat) Hy heeft'et op fijn
Duym, daar van moet aileyden. Doel) wanneer-
menfegt, Het ginder op alle Vingeren, (verftaande
eenVrolijkenDag of LuftigGefelfchap) fulx fchijnd
meer op het oeffenen van Speel-tuygen te zien als
op ytwes anders, om datmen fulx eertijds, feer ge-
meen in Vrolijke Gefelfchappen plagte te doen;
en dat meeft alle de Blaas en Snaar-tuygen de Vin-
geren noodig hebben, 't Getal der V ingeren is ge-
meenlijk vijf aan yder Hand; Waar van den Duym
met de Muys van de Hand, tegens al de reft der
Vingeren in kragt werkt, ja de klem van de Hand
maakt; Want men kan fonder hulp van den Duym
geen ding met geweld vaft houden , noch de Hand
ftijftoeftuyten : En daar vandaan fegtmen als y-
mand yts onder fijn geweld heeft; Hy heeft'er den
Ouym op. Sonder Duymen kanmen niet wel grijpen,
felfs niet kleyne dingen óp-rapen. Gelijk buyten
twijffel de Koningen onder Adoni Bez,eks Tafel in
't opgaderen der Kruymelen gewaar wierden; en
hy, volgens de Wet van Vergelding, ook naderhand
daar een Proef van nemen moefte : En dus gink het
hem; Gelijk gefondigt, gelijk geboet. De andere
Vingeren zijn d'cen Korter dan d'andere,foo om het
Hol van de Hand in 't fluyten wel te vullen; Als om
haar tot velerhande grepen te konnen fchikken :
welkfc niet en fouden konnen doen, foofe alle even
Lang waren. Om waar van de Wijsheyd des Ma-
gers te fien, men alleen de Hand regt uytgeftrekt
zijnde, met al de Vingeren te gelijk allengskens
moet fluyten, en men fal fien hoefe de Hand-Palm
nader toekomen , datfe mèer en meer gelijk van
Κ 5 Leng"
154 Maaxel en T>ienft der
Lengde werden, namelijk alsmenfe fonder geweld
in haar vrye verkramping laat binnewaarts toe gaan.
der^anden De Schoonheyd der Handen is aan de Menfch
van een by!" een ding van een byfonder vermogen; Want behal-
mo ven het cieraad' foo heeft het in de Befchouwing
gai' noch een foort van verborge Kragt; Die een Qnt-
fag, een Liefde, een Eerbiedigheyd en ik en weet
niet wat al kan te weeg brengen. De Hand te laten
aangrijpen,beteykend onder veel Volken, d'Aanbie-
ding van Genade en Gunft,gelijk die te weygeren of
te rug te trekken, onverzoenelijkheyd beduyd. De
Hand oplegging heeft als een Ceremonie van ouds
een byfondere en veelerhande beteekenis gehad:
Doch daar van breeder in d'Ordineering en famen-
ftelling der Hiftorien. En gelijk de Schoonheyd der
Handen Ook meeft-deels af hangd van de aangena-
me Proportie ; foo hebben eenige Beeld-Meters
die gemeend aldus na een voegfame Leeft af te Ba-
kenen : Namelijk dat de Middelfte Vinger net de
Helft van de heele Hand uyt maakt: En dat de
Snoggere Nagels aan al de Vingers juyft de helft van
dat Lid bevatten daarfe geplaatft zijn. Welke Na-
gels niet alleen Cieraads halven, maar ook tot be-
fcherming en ftijfte aan de Vingeren zijn gemaakt:
ook om net te grijpen, teknoopen en t'ontknoo-
pen , te krabbelen , en wat dies meer is. Gelijkfe
ook eenige uyt ervarentheyd tot Voor-boden en
teykens van Siekten en anders houden. Het Krib-
big en Boos-aardig Vrouw-Volk, noemenlê Mejs-
jes Geweer, Voorwaar de Nagelen hebben in 't krab-
ben niet alleen eenige Fenijnigheyd by haar die de
gekrabde Wonden aanflonds doenoploopen en aan
't fweeren helpen, maar fy doen ook menigmaal haar
eygen Meefter groot ongemak aan, wanneerfe in
c_Menfchelijke Ledematen, ι < f
't Vlees ingroeyende, daar een foodanigen quaad-
aardigheyd aan overfetten , datmenfe niet als met
Fenijn-weerende Middelen herftellen kan. En fe-
ker die ontftelde Nagelen te behandelen krijgt, ont-
moet geen Kat om fonder Handfchoenen aan te ta-
ften, maar een faak daar aan een fnedig Heel-Meefter
fomtijds genoeg te pluyfen vind. Want daar zijnder
meer dan eens in dit geval, met de Nagels van de
Magere Dood genepen en weg geileept. Den ver-
maarden Genefer Tlaterus meend dat de Nagelen,
behalven veel te voor genoemde gebruyken, ook
byfonderlijk dienen, om de Zenuw-eynden inde
toppen der Vingeren, als met een Schild te befcher-
men. Gelijk ook het Gevoelen van den Ouden
Galenus by velen noch ftand houd : Namelijk dat
de Nagelen gemaakt werden uyt een ontlade Damp,
die van de uyterfte eynden der Vingeren (zijnde
Bloed Vaten,Zenuwen en anders,) uytvloeyd, door
de Logt beftremd, verdroogd en tot een Hoorn-
agtigeSchubbe veranderd; Waarin fynochmee-
nenverfterkt te werden, wanneerie in 'tontleden
der Vingeren vernemen ,' dat de Pees der felve, als
mede die van de Toonen na de Top toe allengskens
harder werd. Dus fietmen als de rand van de Huyd
de Nagelen rondfom foo hard klemd, datter geen
Dampen uytwaaiTemen konnen datter dan Nijn-
Nagels (0f liever Dwing-Nagels) ter zijden uyt-
lpatten, Die ook aldervoegfaamft geholpen of be-
fnoeyt werden, met de Huyd rondom los te peu-
teren ; En die fulx dagelijx onderhouden, fullen
van de Dwing-Nagels niet ligt behebt werden. Da
Pink moet juyft het geheel Lid van deMiddelfte
Vinger Korter zijn. Men kan verder de Hand en d®
Vingers w haar dikte en breedte aldus Proportio-
nee*
-ocr page 172-ï 5 6 Maaxel en Dienft der
n'eeren ·, De Langfte Vinger is onder aan, het vijfde
Deel van fijn Lengde, breed; En verdund boven
aan , een vierde van fijn breedte. De voorfte Vinger
is onder met de middelfte gelijk, doch boven een
weynig fmalder. De agter of Rink-Vinger met de
Pink heeft yder de breedte uyt een vijfde van haar
Lengde, en boven, yder een vierde fmalder als haar
breedte. DeDuym fal wel geproportioneerd zijn,
als hy in fijn middelfte Lid, het derde Deel van
fijn Lengde breed, en boven aan, op een vierde ver-
dund is. De Vingers worden alle na agteren wat
dikker, doch verfchillen yder van malkander, en
daar iifer niet een , die den anderen algemeen gelijk-
vormig is.In 't gelijk uytfteken der Vingeren,fchuy-
ven de dry Langfte by de Pink opwaarts heen; het
geen aan geen van de andere gefien werd, als alleen
aan de agterfte, feer flauwlijk. Voorts zijn de Vin-
gers ten naaften by foo dik alffe breed zijn.
Om dat de Hand binnewaarts een weynig Hol
is , en dat den Duym en Muys van de Hand,
met de Pink een weynig na binnen ftaan,daarom en
zijn de Handen foo dik niet alsfe wel fchijnen. Wan-
neermen de geheele Hand tot aan 't gewrigt des
Erms in 19 gelijke Deelen deeld, foo magmen 5
daar van voor de dikte des Hands aan den onder-
Erm geven,Maar aan de agter Kneukel des Duyms,
geeftmen hem de helft van de breedte des Hands
ter felver plaats.
De Leugenagtige Waarfeggers en Hand-bekij-
kers, hebben om haar bedrieglijke Kunft wat te
Verniffen , alle de voorname Linien die in de Hand-
Palm gevonden werden , byfondere en aanfienelij-
ke benamingen gegeven : De fchuynfe Lijn die van
de Muys des Hands komt, noemenfe deLevens-
ftreep.
-ocr page 173-Menfcheïyke Ledematen. 157
ftreep. Die daar aan volgt , de Herffen-ftreep.
en de derde naaft de Vingeren , de Tafel-ftreep.
Uyt d'eerfte voorfeggenfe ymands Kort of Lang
Leven, en menigte Siekten; XJyt de tweede ra-
menfe het Verftand , en wat Grillen ymand in fijn
Leven uytregten fal. En uyt de derde wetenfe te
leggen of ymand vette of fcbrale Keuken houd. Eri
op dat defe Leugen-gieters ruyme ftof fouden vin-
den om wat te konnen feggen, hebbenfe alle de
bultigheden der Vingeren, en die tuffen en ontrent
de gefeyde Linien met andere flauwer voegen afge-
paald werden , aan de Planeten toe-ge-eygend. Die
van den Duym aan Venus. Van de voorfle Vinger
aan jupiter. Van de Lange Vinger aan Saturnus. De
agterfte aan Sol. De Pmk aan Merkuriiis. De dry-
hoekfe Bult tuffen de Levens-ftreep en de Herffen-
ftreep , aan Mars. En die tuffen de Herffen of Ta-
fel-ftreep is, aan Luna of de Maan : Kijk watte
Gauw-Dieven? En na dat dan defe ftreepen , die
de gefeyde Bultigheden af-palen, groot of kleyn
zijn, daar na wetenfe ymands Paflien, Deugden en
Ondeugden foo net te ramen, als offer niet met al-
len van en wiften. Wy hebben noyt geloof aan die
Land-Loopers Konft gegeven ; maar wel eens wil-
len vernemen, watfe in haar fchüd voerd. De groo-
te ftreep ontrent Jupiter geeft te kennen dat ymand
vreedfaam, goedertieren, en befadigt in 't fpreken is.
Die van Saturnus, rijp van Oordeel, omfigtig, veel-
hebbers en haar eygen gat getrouw. Die van Mars,
Vegters en Leugenaars. Die van Sol of de Sonne,
Godvrugtig, Gelukkig en Verftandig , maar wat
van't Hondje gebeten, dat is wat Moedigh. Die
van Venus > wat Staatfugtig, en de reft verklaard
fijn felven. Die van Mercurius , gauw en vlug van
i$ 8 Maaxel en Dienft der
Verftand en Weet gierig. En ten laatften die
Van de Maan , doortrapt, maar om goed uyt haar
felven te doen , loome Verftanden; En foo Lie-
genfe al voort. -Dat evenwel de geheele Form en
't Maaxel der Handen, nu en dan eenig Kenteekens
verfchaft, om van den Aard des Menfchen te oor- ,
deelen, daar aan moetmen niet geheel twijffelen;
Dit fienwe dikmaal dat heele groote Handen, Sterk-
te; kleyne Handen, Teere en Lekkere Men fchert
te kennen geeft. Harde Handen die vol Vlees zijn ,
betekend Botheyd; En korte ftompe Handen en
Vingeren geeft Sotheyd te kennen. Die Lange Vin-
gers en volle Handen hebben, heeftmen dikmaal
Diefagtig bevonden; Smalle en dunne Handen,
zijn veeltijds Ontrouw. Lange Handen en Lange
Vingers, zijn bequaam tot alle Konften. En de
geheel kleyne Handen, zijnTeekens van Vrolijk-
heyd en Loosheyd. Men meend ook dat die Hay-
rige Handen hebben, wat Onkuys zijn. En alhoe-
wel de goede Actiën der Handen in *t Spreken een
groote Bevalligheyd tot de Reden aanbrengen, nog-
tansfchrijft Ariftoteles aan Alexander, dat diege-
ne welke Spreken fonder beweging der. Handen,
een volmaakt Verftand, en gefond Oordeel Vertoo-
nen. Dit moetmen Onfesagtens verftaan van fulke
Reden, welke ioo deftig, en met foo ftreelende
Toonen uytgefproken worden, datter de Handen
niet aan benoodigtzijn. En even gelijk de Gierige en
vaft-houdende Menfchen, de Toppen der Vingeren
gemeenlijk watHaak-agtig , dat is na binnen om-
gekromd ftaan, foo fietmen dat in tegendeel, Ge-
dienftige , Milde, en Me-gaandeMenfchen, die
goed begrip hebben, Vingeren hebben, dieagtef-
waarts omgebogen zijn.
De
É
Menfchelijke Ledematen. 15^
De Handen die tanger,de Vingers die rankzijn,en
nogtans met Mollig en Poefelig Vleys overtrokken
zijn dat blank en Levendig van verf is, mogen voor
Schoon de Monftering paifeeren. De Vingeren
werden ook in Dienft en in Naam onderfcheyden : iCa. *
De voorfte noemtmen de Wijs-Vinger ·, Den Mid-
delften den Onbefchaamden of Aars-Krabber; Den
Agterften de Rink-Vinger: En de Pink of Kleyne
Vinger de Oor-Vinger. De School-Kinderen we-
ten de Vingeren aldus op te tellen; Gouwe-
Rir>k*, Lange Liere-Boom , Lek?Vinger, Luyfe-Kra-
ker , enz. En foo wy niet met ernftiger dingen be-
fig waren, wy fouden verfcheyde Loopjes, Kluch-
jes en Kunsjes, die met de Vingeren konnen ge-
daan werden , en voor Sprookjes op de Tonge der
Kinderen en Koot- jongens zijn, voor den dag halen.
Gelijk er dan ook noch veel Snakerien met de Han-
den en Vingeren onder de hulp van 't Avond-ligt,en
de fchaduwe op een blanke Wand konnen gedaan
werden; die in 't vertoonen van Halen, Konijnen,
Honden , Wolven, Schapen, vliegende Vogels,
en anders foo Teykenkundigen omtrek hebben,
datter weynig aan ontbreekt, en ons ligt in gedag-
ten kan brengen, dat de Teyken-Konft door fuiken
Middel gevonden kan zijn, als d'Oudheyd verteld.
En niet tegenftaande tien Vingeren aan de Han-
den , en tienToonen aan de Voeten het Natuur-
lijk getal is; Egter Leeftmen van een Lang Man ïSam.
onder de Philiftijnen, die fes Vingeren aan ydervetS10·
Hand, en fes toonen aan yder Voet hadde. Daar
werd van fekereBerg-woonders verhaald die 8 Too-
nen aan yder Voet hebben ; Welkers hielen ïcgt
voorwaarts uytftaan. Diefe gefien hebben mogen
st waar maken, Daar is ook vaa Ouds veel getwift
over
-ocr page 176-16o Maaxel en Dienft der
over de gefteldheyd van Slings en Regts, datmeri
ofdeReg- voornamelijk in de Handen gefteld heeft. Het is
kerrh°andin" verwonderlijk dat alhoewel byna alle Volken een
Natuurlijk onclerfcheyd weten, tuffen de Regter en de Slin-
in Eerbied .ker-Hand, en altijd een byfondere eer en magt aan
envermo- de Regter-Hand hebben opgedragen : (gelijk ook
&Ca' in de Joodfe Godsdienft verfcheyde Plegtigheden
daar na gereguleerd wierden; En 't gebruyk der
Volken ook niet anders te kennen geeft, als datter
meer Natuurlijk vermogen in de Regter dan in de
Slinker-Hand is:) Dat feggenwe, het feer fwaar te
bewijfen vald dat fulx op de Wet der Schepping ge-
grondveft is: Waarom dan ook Veel grauwe Man-
nen van meeninge zijn, dat het ilegts in een Naam-
geving en vrywillige Verkiefing beftaat, waar in
men de Oudfte of eerfte gevolgd is: Welke nu te
veranderen een groote Wan . Orden in veel Dingert
fou geven, maar in 'trninft niet Wanneer als de
Menfchen te gelijk Slings fouden zijn, of willen
worden : En niet datter een beftipte meerderheyd
van magt, in die Hand fou gelegen zijn : Gelijk wy
meenen daar Natuurlijk in te zijn. 't Geen ons in
der daad niet anders dan uyt gewoonte van d'een
min d'ander meer fus of foo te gebruyken , aan-
komt. Want alhoewel wy 't felve önderfcheyd van
Slings en Regts ook in de Beeften aanmerken , nog-
tans en meenen wy niet dat ymand oyt heeft waar-
genomen , dat een Paard , Hond of Kat, of een
ander Dier meer vermogen in d'eene Poot dan iii
d'ander heeft; Men fegt wel dat een Beeft in 't be-
gin van fijn gank, of aanleg, altijd de regter Voet
eerft voort iet ; Doch fulx en houden wy voor
geen Euangelium; Want wy hebben aireede niec '
fonder opmerking het tegendeel waargenomen in
CMenfchelvjke Ledematen. j β ι
de Paarden, die anderfints fulx wel meeft noodig
hadden in 't voort trekken van een geladen Wagen,
Kar of Slede, om dat de Laft ftil liggende de grond
meer drukt en fwaardêr is, öm iri beweging gebragt
te werden dan wannëer die aireede bewogen is. In
welk geval de fagte en makkelijke aanleg van een
Paard dikmaal verhoed dat de Laft niet daar heen
tuymeld. De Slepers agten dit een byfondere deügd
in hun Paarden, wanneerfe fonder fnokken of ichie-
lijke aanleg, hun Yragt voort fetten. En menig
Paard krijgd om het tegendeel onder veel Duyveleri
en Sakrementen dikmaal dapper van deSWiep. De
Kinderen die noch in vryheyd Leven en Jt önder-
fcheyd van R.egts ert Slinx noch niet en kennen,
fietmen vaak foo ligt en foo veerdig hun aftieri
met de Slinker, dan met de Regter-Hand doen : Ja
fig menigmaal daar aan foo vaft fouden gewennen ?
of aireede gewend hebben, datmen het haar niec
dan met groote moeyte kan af leeren; invoegen
het rtteeft Van de Onderwijfing af·hangd; En die
eenen Slinkfen fien , komt het vremd voor, om dat
het niet alleen tegen d'aangenomen manier aanloopt,
maar om dat het als gefeyd is, een groote Wan-or-
dentlijkheyd in de gemeenfame omgang en famen-
handeling der Menfehen voortbrengd. Gelijk'er
dan ook fommige de gemeene Regel cler Onderwij-
fing foo Ver ontleerd of te buyten gefpröngen zijn,
datfe al haar Leven Slinx gebleven zijn. Die aart
weerzijden Regts zijn, zijh gemeenlijk Sterke eii
veerdige Menfchen; Maar die aan beyde zijden
Slinx zijn, zijn fekerlijk Loom-Aarfen en trage
Menfchen. Dat het in de Opvoeding yder vry
■waar Slinx of Regts te zijn, 'tisfeker datmen van
beyds een groote menigte fou vinden i Maar hoe
L groo-
-ocr page 178-IÓ2, Maaxel en Dienfi der
grooten ongerrfak dit fou geven in \ arbeyden en
famen Leven, dat kanmen alderbeft ontwaar wer-
den wanneermen overweegt hoe gevaarlijk, ja hoe
onmogelijk dat het in een Slag-Orden en in een Ba-
talje gaan fou; Alwaar Slinxe en Regtfe onder mal-
kanderen in Gelederen gefchikt waren. Of datter
een Troep Slinxe tegen een Troep Regtfe Soldaten
op malkander los gingen; foo dat alle redelijke Men-
fchen om dJaangenomen Manier genoodfaakt zijn
Regts te zijn of te werden, offe willen of niet :'t En
ware datfe alle te gelijkSünx wilden worden.En och
ofwe alle Regts en niet Slinx van Verftand waren.
Eenige meenen dat de noodfaak der Regter-Hand
door de Schrijf- Konft kan bewefên werden , en wy
bekennen dat het de pijne waard is, fijn gedagten
daar over te laten gaan. Doch alswy deManiere
van Schrijven der Hebreen, die van agter na vooren
gefchied, tot d'onfe vergelijken, en aanmerken hoe
fy metdeRegter Hand fchrijvende, 'tgefchreve-
ne even ioo agter de Pen laten , gelijk wy fouden
doen indienwe onfe gewoone Letteren met de Slin-
ke Hand Schreven; Soo gelooven wy niet meer dat
Slinx of Regts eenig onderfcheyd in 't vermogen
fou geven, by aldienwe ilegts van Jongs aan die ge-
gewoonte aan namen. Te meer werden wy daar in
beveiligt, alswe nauwkeurig op de trek der Lette-
ren agt geven; Want men fal bevinden dat fommi-
ge geheel ende meeft ten deel na de Man, en fommi-
ge van de Man afgehaald moeten werden , fchoon-
men die ook met de Regter-Hand maakt, en dien
volgende blijft de behandeling tot deftand enmo-
gentheyd der Handen onverfchilügh.
Men kan voorts de Ermen aan 's menfchen
Lichaam aanmerkken als twee Hand-boomen of
Spee-
-ocr page 179-Speelcen, met welke hy alle fijn verrigtingen uyt-
Voerd; Waar ontrent de Handen de nette greep
en wel voegfame behandeling, en \ geweld der be-
ftiering, den Ermen en Schouderen toevertrouwd
is. Want de meefte Muskelen die de Hand bewe-
gen zijn in de Ermen; En die van de Ermen meeft
in de Borft, en aan de Schouderen gelegen; Alswe
naaktelijk in den Dienft en Maaxel der Muskelen en
Beenen op 't eyndc van dit Boek zullen zien. Het
gedeelte onder de Ermeh datmen de Oxfelen oxfei««<
noemd, isHol-agtig, Slap en Veilig, en feerme-
gaande en gedwee van Vlees; Op dat het fonder
aanftukken te gaan , Snel, Lang en op menigerley
wijfë fou konnen lijden, dat fich den Erm bewoog:
Waarom dat het dan ook in de VolwaiTene, en die
tot veel Arbeydens bequaam werden , met Hayr
bewaft.om daar door foo wel het fmerten in 't fwee-
ten, als het aanftukken vrij ven te verhoeden. Die
op de voor-beteekenis der Ermen gelet hebben,
maken ons wijs, dat fterke en wei-gelede Ermeii»
een blijk van goede en verftandige Menfchen is.
Dunne Ermen houdenfe Voor fwakke Menfchen;
Doch de Volle en Dik-Vleefige , zijn botte en
Onïeerfame. Daar worden fomtijds Menfchen met
foo Lange Ermen gevonden, dat de Handen aan de
Knyen raken; Defe hoüdmen fterk van Aard, maar
Wat heersfugtig. Korte Ermen heeftmen voor eert
teeken van twiftgierigheyd, en een die Onwetent-
heyd lief heeft, gehouden.
de β ο R $ t ε ν of Mammen zijn onderfchey- MïsM en
denm fatfoen en gebruyk ten opfigt Van Man of ™cEa0%v*"
Vrouw , maar de plaats is de felve. En alhoewelfe dei Mannen,
in de Mannen van geen gebruyk fchijnen, noch-
tans fchijnenfeom degelijkheyd van 't Menfchelijk
L h "
-ocr page 180-IÓ4 (JPiaaxel en Uienjtder
Geilet tot den uyterften Trap te brengen, aan
beyde gemeen gefteld. De Mammen zijn infonder-
heyd aan de Vrouwen, om veel noodige Reden in
de Borft gefteld : Soo om de naby gelegentheyd
van het Hert daar de warmte, door de opfieding
van 't Bloed van daan komt; Als om de Schoon-
heyd van den Boefem te vermeerderen : Gelijkfe
ook daarom van vele voor een gedeelte naakt gedra-
gen werden. Ten derden is defe plaats bequaam tot
Vrouwe de Kinder-zooging. Want de Kinderen door de
Eoiften, Moederlijke Ermen om-Ermd, konnen feer ge-
makkelijk daar aan geleyd, en met de Handen en
Oogen fonder moeyte geregeerd, en op verfchey-
de wijfe, het zy fittende, het zy ftaande en gaande
waargenomen werden. Aan geen Geilagte van Die-
ren fietmen de Ujers of Mammen foo hoog aan de
Borft, als aan het Menfch-beeld, uytgenomen aan
de Apen ; Om datfe even als de Menfchen hun Jon-
gen met de voorfte Pooten (Ermen had ik fchier
gefeyd, om datter niets beter een Menfch gelijkt dan
een Aap, een Boer en een Papegaay,) opnemen en
aan de Mam leggen. De Mammen zijn twee in ge-
tal , om foo d'een befchadigd mogt werden, d an-
der fou konnen dienen; Als mede om de gelijkftan-
digheyd der plaats diefe bekleeden , want maar een
zijnde diendefe in "t midden te ftaan; gelijkwe aan
de Neus, Kin en Schamelheyd fien, die om datfe
enkel in getal zijn, niet op zijde maar vlak in 't mid-
Schöonheyd den geplant zijn. De Vrouwe Borften zijn rond
der Borften, van porm ^ en vertoonen de gedaante van een hal-
ve Kloot; En foo zijnfeop haarfchoonft. Som-
tijds , en infonderheyd aan de zogende Vrouwen ,
hangenfe van wegen de fwaarte der Melk neer-
waarts : Ook zijnfe aan de Vrouwen gemeenlijk
Menfchelijke Ledematen. 16$
gt'OOter en meer neerhangende dan aan de Maagden;
die veelfints wat forgvuldiger zijn defen Huysraad
we! opgefchort te dragen, en wonder veel daar mede
ophebben. 'tGeen de Kinder-krijgende Vrouwen
niet geern doen, om dat het haar eenigfints hinder-
lijk is in de Zog- teeling; Gelijk dan ook wanneer
de Vrouwen haar Borften van de MSeder-Melk
willen opdroogen, de felve al van "t begin der Ba-
ring , of kort daar na , beginnen op te fchorten,
en verdroogende Kruyden daar op leggen. In fom-
mige warme Landen vindmen Vrouwen onder de Han!ren(ls
Wilden, die fulke groote en neerhangende Borften Bortten,
hebben, datfe die op hun Schouder konnen wer-
pen , en de Kinderen agter op den Rug fittende,
daar aan te Suvgen geven; En van de Kinderen niet
anders behandeld werden, dan of fy een Moezel of
Sak-Pijp te regeeren hadden. De Taal-fifters maken
ons wijs dat Ylamme of Memme by deGriekenMit-
z,e genoemd werd, en dat daar van Αηιαζ,οη, als of-
men fonder Mammen feyde, af komftig is. En ge-,
lijk de Kinderen van wegen de Mammen, haat-
Moeder Mem , of Memme noemen; Soo is de
Naam Meyfen of Mayfen, na de Mammen die het
Vrouwen Geflagt byfonder eygen zijn 7 van het
Woord Μαζ,ε, aan 't Vrouwvolk die Dogteren en
Dien ft-Mcy den zijn , gegeven. De regte groote
der Vrouwe Borften, kan men om Schoon te zijn s
niet net bepalen,doch men oordeeldfe aan de Maag-
den groot genoeg, wanneerfe een goede Hand greep
vollen konnen. 't Is qualijk te gelooven,alhoewel het
Scbaliger verhaald, dat hy Meysjens gefien heeft, die
de Borften op den Buyk hingen. De Borften die
laag en ver van de Borft afgefcheyden hangen,
plagten de Tronie-kijkers voor Vrouwen van een
L ι wree*.
vreeden Aard te houden. Doch als de Borften wel
gemaakt zijn , en een matige groote hebben, geven-
fe een volmaakte Natuure te kennen in Man en
Vrouw. De Borften en groeyen van begin aan niet
als andere Deelen des Lichaems allengskens, maar
alffe beginnen vpor den dag te komen, nemenfe in
een jaar mier en fchielijker toe, alffe in al den tijd
te vooren gedaan hebben. De Maagden die ver-
maak fcheppen in wel Geborft tc zijn, weten fulx
door een Hand-greep veel te bevorderen: Want
Wanneer fy de felve met de Hand dagelijx vrijven
en wel om fchom melen, foo brengen fy te weeg dat
de vogtigheden die haar in de felve onthouden, meer
aan 't giften raken en de Borsjes uytfetten. Wan-
neer de Borften ftijf en Natuurlijk vol gefpannen
ftaan, gevenfe in de aanpars van betafting een ey-
gene aangename voeling, ook aan de Hand van de
gene die d'aanraking doet. Gelijk dan ook de wel-
varende Vrouwen, om 't vermaak datfe in 't Suy-
gen der Kinderen voelen, te vermeerderen ; de iel-
ve met haar malfe Smurfjes dikmaal tegens haar
Melk-volle Ujers aan doniên. De Tepel ftaat on-
trend in 't midden van de Borften,en is aan deMaag-
den gemeenlijk wat vuurig rood , maar aan de
Vrouwen Loodverwiger en bleek. Doch aan de
pn-vrugtbare , ofdiemen Quenennoemd, en veel
eer ilappeen verflenfte Vellen dan Borften hebben,
by na fwart. De Tepels werden ook aan de Manne-
Borften gefien, om de gelijkheyd van 't Mensdom ,
alhoewelfe dip eygentlijk niet van nooden hebben.
Doch fyzijn watkleynder dan die der Vrouwen,
alhoewel fommige tegen een Deerne wel konnen
Monfteren. En daarom noemd Auguftmus de Man-
ïje-Borften een Schoonheyd fouder gebruyk. D,e
Menfthelijke Ledematen. 167
'de waarnemingen van veel Genees- Meefters, en on-
derfoekers van de Natuur wil na fporen > fal menig-
te getuygeniifen vinden van Mannen en Maagden,
ja van Kinderen die overvloedige Melk uyt haar
Borften quijt wierden. Daar is elders een Land,
daar wanneer de Vrouw van een Kind verloft is, de
Man gaat te bed liggen en de Kraam uythoud. Het
jstegelooven dat foo defe Gekken de grillen in4t
Hoofd krijgen om felfs ook Kinderen te baren, dat-
fe dan ook mogelijk geen gebrek van Sog fullen
hebben. Want om dit malle Wij ve-Praatje, met
eenige Agtbaarheyd te onderfteunen, foo konnen-
we hier een Voor beeld aanwijfên dat den Ontleder
Alexander Eenediclus verhaald : Namelijk dat een
Man fijn Vrouw verlooren hebbende, een Jong
Kind van haar aan fijn Been hield; die het felve om
wat te ftillen , fomtijds aan fijn Borft-Tepels te
Lurken ley; Door welke Suygen en trekken met-
ter tijd 100 overvloedig Melk in fijn Borften viel,
dat het Kind daar van volkomen gevoed wierd. 't Is
ons werk niet hier Natuurlijk over te redeneeren,
dien Autheur mach het beneffens Laiirentius, Bau-
binus, Sennertus en andere, goed maken. Maar wy
gelooven ondertuffen, dat nadien de Knegtjes, en
de Mannen dikwils eenig vogt uyt de Lepels druipt,
of daar uyt kan gedrukt werden, dat het gebruyk
der Manne-Borften neffèns veel andere Dingen,mo-
gelijk noch niet geheel bekend is. De Tepels zijn
voorts met een roodverwige Krans omfchreven,
die in de Zogende Vrouwen bleek of vaal, en met
den Ouderdom by na fwart word.
De Mannen die eenige Bultigheyd aan de Borft
hebben, zijn van ouds voor niet al te wijs, of voor
fimpeleVerftanden gehouden. Een groote breede
L 4 Borft
-ocr page 184-ié>8 Maaxel sn ÏJienft der,
Borft die meer Beenig dan Vleefig is, werd voot
een gemeen teeken van fterkheyd gehouden. Een
wel Gevleefde Bo'"ft > fietmen veelfints aan vrees-
sgtige en botte Menfchen. Mannen die een fagte
Lobberige Borft hebben , zijn dikwils onbefchaamd
en v/at Vrouw-ag tig. Gelijk ook die daar hangen-
de Borften by hebben, gemeenlijk Dronkaarts zijn.
De Oude Tronie-kijkers plagten een hauwe Borft
en Buyk voor een teeken van hoog Verftand en goe-
den Raad te houden. De Borft met Hayr bezet,
geeft beha! ven fterkte der Natuur, loofen Raad en
hoogmoed te kenrienja daar het overvloedig van de
Borft tot op de Buyk begroeyd is, plagtmen voo,r
een gewis teeken te houden van Menfchen die On-
ftandvaftigjligt van Sinnen,en fonder Religie zijn.
Maaxel en Den β u υ κ is fonder. Beenen en met veel Vliefen
dehBuyk. er) Muskelen als een breed Kuifen, of Sak gemaakt,
en onder de Borft geplant; Sykan fichnuv/yeren
dan nauwer uytfetten : Waarom die met veel Lap-
pen, Vliefen en Muskelen gemaakt is;Ook en wasee-
ne Muskei niet genoeg, om d'uytperfting der onrey-
nigheden te bevorderen; Of de Borft in het Hoeften,
t Jytwaaifemen , Sugten, Roepen en andere fterke
Doeningen die als uyt de Holligheden des Buyks en
Borft moeten uytgedreven werden, te hulpe te ko-
men. En op datfe fulx makkelijk en fonder pijnelijk-
heyd fou konnen doen, zijnder regte, dweriê 4 en
fcheuyns liggende Muskelen in den Buyk geordi-
neerd-Die haar bewegingen verfcheydentlijk konnen
t'famen fpannen,om door het tegens den anderen aan
te wellen, na binnen en na buyten te Werken, de ge-
ièyde Dienften te doen. Wanneer de Buyk-Muske-
len door een Konvulfive beweging heftig worden
in getrokken, werden de Vrouwen ligtelijk van een
tMenfchelyke Ledematen, 169
overval beloopen,diemen onder die fwakke Vaatjes»
Opflijging, of het Moer-fpul in de Wandeling noemd.
Men geloofd dat in defe Verkramping ,de Muskelen
van den Buyk de Ingewanden dapper perflen, en
d'In-ademing belemmeren, waar door dit Geilagt
veelfints met een flauwe Pols, en als voor Dood
ligt. En om dat in dit Onweer de Muskelen van de
Strot ook niet vry gaan, foo iiïêr benauwtheyd,
die hen fomtijds doet op-vliegen en Loeyen offe
verfmagten fouden. Vele Genefers meenen dat de
benauwtheyd diemen Nagt - Merry noemd , om
datfe de Menfchen meeft desnagts in deilaapkomt
berijden, niet veel hier van verfchild. Want als
de gefeyde Buyk-Muskelen tegens wil en dank fpo-
danig werden ingetrokken dat het Middel-fchot
door fijn Natuurlijke beweging, die Perfing niet
kan wederftaan , foo werd den Menfch feer be-
nauwd , en foo befwaard, of hem honderden pon-
den op't Lijf lagen, fulks datfe haar niet roeren ,
noch geen geluyd konnen (laan. Het Niefen werd
ook groot-deels door een fchielijk t'famen-trekken
der Buyk en Borft-Muskelen uytgevoerd. Want
foo haaft wy eenige pooging tot het Niefen krijgen ,
foo bereyden haar de gefeyde Muskelen , en wy ge-
voelen datfe gefwind na binnen getrokken werden ,
om een te veerdiger uytdrij vinge der Logt te doen :
't geen by na als het uytfchudden van een Kleed ge-
fcFiied;En fomtijds foo heftig en met fuiken gedruys
gefchied, dat fnot en quijl te Neus en Mond, en by
ongeluk wel een Kraak-Windje van agter uytfpat.
Dat ons in'tveel of overmatigLachen fomtijds den
Buyk feer doet, fulks gefchied alleen om dat in die
daad het Middel-fchot met te grooten geweld na
binnen gedreven werd , en onfe Ingewanden te
L 5 fterk
ï 70 Maaxel en ^Dienfl der
fterk Dringd; En gelijkwe in fuiken geval gewoofl
zijnde Perfing met de Handen dikwib in te too-
rnen ; Soo fegtmen daarvan ook; Wy Ldgten lUtwe
onfen Buyk, woeftcn ναβ houden. li> Lagten my fchier
te barften , enz. En alhoewel den Buyk veel Edele
Deelen in haar bewaringh heeft. a!s namelijk de
Maag, de Darmen , de Blafe, de Lijf Moeder en
foo voorts in de Vrouwen, foo heeftfe den Maker
nogtans van vooren om veeleRedenen niet met Been
voorficn: Eerftelijk om dat de meefte Deelen die in
den Buyk zijn , niet altijd defelve grootte hebben ·,
Wantie door de ingenomen Spijs en Drank dikker
tiytfetten, en daar na wederom dunner werden :
Dat feer ongemakkelijk fou vallen , byaldien het
Buyk-Leer niet rekken kon: Ook foudet met de
Formeering en aanwas der Kinderen niet overeen
komen, die van een feer kleyn, ja by naonfienlijk
bcginfel, binnen 7, 8, en 9 maanden, tot een ta-
melijke groote Klomp gebragt werden: welke Aan-
was , en ter Weereld-brenging, met een Buyk die
met Beenen geftijft of bezet was, geheel niet fou
konnen gefchieden. Nu even als alle de gefeyde
Deelen van den Buyk , met het geen daar binnen
beiloten is, geheel ontbloot zijn van Wapen-tuy-
gen, en egter in veel gevaar zijn, om dagelijx Jam-
merlijk en Doodelijk Gequeft of befchadigd te
werden , daarom heeftiè de Goddelijke Voorfie-
nigheyd aan die zijde geplaatft, alwaar fy twee
Gauwfiende Oogen totWagters, en tweeErmen
en Handen tot Befchermers heeft.
Ariftoteles oordeelde dat die gene welke een groo-
ten en hangenden Buyk heeft, Dwaas, Hooveerdig
en Onmatig is. Andere hebben fulke Buyken van
Onkuysheyd befchuldigd. De Hard-Gebuykte
zijn
-ocr page 187-tJM,enfchelijke Ledematen. 171
2ijn veelfints Gulfig en bot. Een fagten ingedruk-
ten Buyk geeft de grootheyd van 't Gemoed en
Deugd te kennen. Mannen van goed Verftand en
groot Oordeel, hebben gemeenlijk een middel-ma-
tigen Buyk.
Den Navel ftaat in 't midden van den Buyk, jgd des
en fchijnd alleen fijn gebruyk te hebben in de For-
meering in 's Moeders Lichaam: En dat foo om
't Kind aan de Moeder vaft te houden als om door
des felfs Strengen gevoed te werden; Namelijk foo-
danigen Voedfel als'er van nooden is tot d'uytbot-
ting en beftendigmakingh des Lichaams, of alle de
Deelen daar't Lichaam uyt beftaat: En mogelijk
niet foo feer tot foodanigen Voeding als de Jonge
Vrugt noodig heeft om te Leven. Want ook veel
van de hedensdaagfc meenen dat een Kind in 's Moe-
ders Lichaam meeft door de mond Gelpijft werd ;
En befluyten fulx om datter Spijs in de Maag en
Darmen gevonden werd, wanneerfeKinderen in
de Geboorte Dood gemoffeld, komen te openen,
Gelijk'er ook gevonden werden welke meenen dat
de Jonge Vrugt wel op drie Wijfen gevoed werd,
namelijk door de Navel-ftreng-Aders, die uyt de
Moeder-Koek het Bloed en gyüge ftof in de Lever
brengen. Ten tweeden door de Huyd, en ten der-
den door deMond.Enfy meenen dat de fijnfteDeel-
tjes van het Vogt in welk de Kinderen fwevcn, niet
onverftaneüjker tot Voedfel door de Huyd kan in-
gaan , als de Vogtigheyd der Aarde door de Schors
en Wortelen der Boomen en Planten in trekken
kan. Sommige Geeften hebben gedreven dat onfe
Voor-OudersAdam en Eva fonder Navel gefcha-
pen zijn: En ftellen totGrondveft van haar Re- een Navel
den» datfe buyten de gemeene menfch-Teeling
voort-
-ocr page 188-'Maaxelen Dienft der
voort gebragt zijnde, niet meer eenNavel nodig had-
den dan dat de Vogelen in 't begin der Scheppingh
eerft Eyeren geweeft waren. Gelijk dan ook eenige
Geleerde fommige vermaarde Schilders, als Raphel
d'Urbin enMichel Angelo en andere hebben berifpt,
datie Adam met eenen Navel in hare Schilderyen
vertoond hebben. Doch de Reden, die wy aangaan-
de de Borften enTepels hebben by gebragt,welk foo
■wel aan de Mannen als aan de Vrouwen zijn gege-
ven . op dat het Menfchelijk Geflagt malkander op
'tuyterfte fou mogen gelijk zijn , kan onfes agtens
de Queftie genoegfaam goed maken.
Buyk geeft Het fchij nd ons eenigfints toe dat den Navel, de
heyd aa'neen Schoonheyd van den Buyk feer helpt vermeerderen,
vrouw- infónderheyd wanneer die niet te groot uyt puylen-
de, nochte te diep-puttig ingevallen is. 't Paft de
Schilder-Kunft feer wel, datter een byfondere Pro-
perheyd aan denBuykvanMaagdelijke Vrouw-beel-
den werd waar genomen; Gelijk fulx ook by d'An-
tyken wel verftaan is.En Jan de Bolonje heeft in het
Maagdelijk Beeldeken van fijn Sabinfe Roof, ook
getoond hoe veel Schoonheyd de welGepropor-
tioneerden en Eelen omtrek van den Buyk, tot een
naakt Vrouw-beeld toe brengen kan. Om in de
Schilder-Konft alles te volgen dat natuurlijk is, fou-
men den Buyk van een Moeder-Vrouw, dat is die
gebaard heeft, de Schoonheyd van een Maagdelij-
ken Buyk niet mogen toevoegen: Doch den Schil-
der moet foo verftandig zijn, dat hy al wat ongra-
celijk in 't Oog is, zedelijk bedekke, of willens
voorby gaat: Wetende dat de Dingen die in 't Le-
ven felfs haar Schoonheyd verboren hebben , hun
niet al te voegfaam van deTeyken-Konft laten be-
handelen j Want fy zijn na haar uytwerking alleef»
ver-!
-ocr page 189-Menfchelijke Ledematen. 173
verwijtingen van de Onvolmaaktheyd der Dingen,
diemen geerne in fijn vorige Glans behouden had.
Daar is noch een Kopie van een Brief onder de Sna-
ken onfes Tijds voor Handen, waar in een Vrouw
aan haren Man die na Indien gevaren was, klaagt,
dat de geheele Schoonheyd van haren gladden Buyk
na haar Kraamtijd bedorven was. 't Schijnd dat die
Sottinne niet gedagt had, datmen op fuiken Water
fuiken Vis vangt. Daar zijn noch veel Tafereelen
en Printen in wefen, daarmen den Navel van den
Buyk duydelijker door de boven Kleeden fiet heen
Speeien, dan of de Beelden naakt waren. Indien die
Meefters noch Leefden, ik wouw haat vragen waar-
om datfe de reit van den Huys-raad daar niet me-
de lieten door heen fien \ Seydenfe dat de Zede-
lij kheyd die Leerde dekken : 't Is wel, wy fouden
quaad worden foofe anders feyden; Want wy heb-
ben ook altijd Gelachen om die afluynige dragt der
Swans-Hanjen, en Hoofen-Latfen , diemen felfs
niet gefchaamd heeft tot Frankfort op feker Kerk-
Hof aan de twee Gekruyfte Moordenaars op Gol-
gotha toe te paffen, daarmenfe niet anders verbeeld
fiet, als of Jerufalem in Swaben- Land gelegen had :
Voorwaar een Botte en Schaamteloofe misflag. Maar
laat doch de voorgemelde Geeften ons eens feggen
hoe 't met de Verftandige en omfigtige Schilder-
Kunft beftaan kan , het mindere dat Natuurlijk
niet en kan gefien werden te vertoonen; En het
meerdere dat volgens haar maniere niet en kan ver-
borgen blijven , te bedekken, als ofter niet en was,,
Seker die foo nauw en uytvoerig willen zijn , datie
felfs de Muskelen , ja de twijffelagtige Spiertjes door
de Kleeden heen vertoonen, hebben hier geen ver-
flandigVoorwendfe! dat hun Koniteloofe Naakc-
heydLoflijk bedekken kan. En
174 Maaxel en ^Dienfi der
En hierom gaan wy ook het Maaxel en Dienft der
Schaam-Deelen met voordagt voorby; op dat nie-
mand en geloove, datwe de Dingen dievoegfamer
gedekt blijven, buyten nood hebben willen ont-
dekken; Gelijk dan ook die ftoffe eygentlijker tot
de Genees-Kundige Anatomie, dan tot de Schil-
deragtige Menfch-kunde behoord. Dit mogenwe
in 'c voorby gaan aanmerken dat een heel groot en '
onbefchoft Teel-Lid een teeken is van kleen en bot
Verftand. Gelijk mede onder de Dieren, de Efels
geen van de kleynfte hebben.
Maaxel en De Dyen en Beenen dienen in 't algemeen om
Dycnen" den Menfch in 't gaan en ftaan als ftutten en Κ olom-
Bcenen. men te onderfchragen ; En op welk het geheel ge-
wigt des Lichaams draagd ; En van d'een na d'an-
der zijde over gefondenwerd. Ja het zijn de fte-
vigfte Werk-tuygen waar door een Menfch Loopt,
Springt, fig ophoud, en Sterkte uytvoerd. En wan-
neer een Menfch eenig ongemak of Verlamdheyd
aan de Heup of Dye-Leden heeft; Soo is hy daar
door merklijk in fijn Kragt en Gank verfwakt. De
Dieren die fterk moeten loopen en Springen, heb-
ben gemeenliik vaft Gevleesde Muskelen en taye Pe-
fen aan de Dyen; alsmen in 't ontleden van Paar-
den , Herten, Hafen, Kik-VoriTen, Springhanen,
en veel andere groote en kleyne Dieren ontwaar
werd. Die de lekkere beetjes weten te vinden , ful-
len d'agterfte Deelen van een Haas, niet voor het
Kortfte en Malsfte Vlees kiefen. Alhoewel het aan
een Schapen-Bout veelfints een andere ondervin-
ding geeft. Beenigeen wel Gemuskelde Dyen pal-
len voornamelijk aan de Manne- Beelden; Doch
de Vrouwen hebben'ronde, Poefeüge en Vleelïge
Dyen; Die dunne Dyen hebben, zijn Liefheb-
Menfchelijke Ledematen.
beis van Vrouwen., maar hebben een teer en fwak
Lichaam. Daar is een Gladiator of Roomfe Scher-
mer voor handen, en ook in Playfter na gegoten, die
fterk en Mannelijk van Dyen, en fnogger van Bee-
nen is· Die de Dyen ruyg en Hayrig hebben, zijn
veelfints dertele Menfchen, de Satyrs in Geylheyd
gelijkende. De Beenen zijn door het buygende Lidt
van de Knyen aan den anderen gehegt; En huy-
gen fig maar alleen na die zijde, die den Menfch
tot den Gang, tot het Sitten en tot het Knielen
voegfaam is. En fy en kan haar ook noch ter zij-
den , noch na vooren in buygen : Want foo by al-
dien de Knye foo wel na agteren als na vooren, of
na een vanbeyde zijden buyghlijk waar, 'tfouw
den menfch onmogelijk zijn , geknield of gevallen
zijnde, wederom op te ilaan. Gelijk dat uyt het
maaxel en de Samen-Koppeling der Beenen , hier
agter kan gefien werden. Porta teekend uyt d'Ou-
de Menfch kundigers aan, dat die Korte Beenen
hebben, veelfints quaadwillige Menfchen zijn, die
haar ook in 't quaad doen van andere vermaken.
Van Selimus, deSoon vanBajazet de tiende der
Turkfe Tyrannen, getuygtmen dat hy Lang van
Perfbonwas. maar heel KorteBeenen hadde; zijn-
de een Verrader en een onnatuurlijk Hoereerder,
felfs met groote af keerigheyd van de Vrouwen. De
Latijners noemen het Scheen-been Tyb'ui, en foo
°°k een Fieuyte: Om datmen eertijds Fleuyten
van de Schenkels of Schenk-Beenen plagt te maken.
Hier van fegtmen tegen een Spille-Been : Gaat niet
voorby de Fluyte-makers deur, ghy foud geklup-
peld werden. Dikke Scheen Beenen, vertoonen
een Eelheydvan Natuur; Sterkteen Wreedheyd.
Poch de kleyne en fagte Schenen, Swakheyd en
Der-
-ocr page 192-Ij6 Maaxel en^Dlenjl der
Dertelmoedigheyd. De Knyen dik en rond met
Vlees bewallen , paft de Vrouwen beter dan de
Man-beelden, die de Knye-Schijf onderfcheydent-
lijker moeten door fpelen. Knyen na binnen gebo-
gen , of die in 't gaan malkander fchijnen aan te
ftooten, zijn veelfints een Kenteeken van Vrouwe-
Liefde , en van een Wijfagtigen Aard : Eenige
Genees-kundigers feggen dat de Kromme Beenen
een Natuurlijk teeken van Onküysheyd zijn; om
dat de Voeding niet na onder maar al in de midden
blijft.
maaxeun j)e Voeten zijn als de Planten of Bafimen-
voeten ten van 'tgantfche Lichaam, om 't felve daar op
in 't gaan en ftaan, en in allerley beweging te dra-
gen ; En den gang dooreen roerlijkLid regt-Lij-
nig en wel gefchikt te maken; 't Geen wanneer de
Voet onbüygfaam waaraan het Been gefet, onmo-
gelijk fouw konnen gefchieden : Alsmen fiet aan
de geen die op houte Beenen, of op Stelten gaan.
Waarom de Voeten haar dan ook noch meer dan
op eene plaats konnen buygen; En het Been agter
en voor, Korter en Langer konnen maken, na dat-
fe agterwaarts of voorwaarts omgebogen werden.
Als de Schets der Gebeenten uytvoerig toond. In
allerhande gevoeglijke Gang, het zy effens Vloers,
of op, of afklimmende, moet de Hiel fig altijd van
agter opligten, en de Bal van de Voet met de Too-
nen, als de grond eenigfints drukken, om by wijfe
van ftooting het Beeri en de Voet opwaarts te du-
wen en de voortgang te bevorderen, 't Geenwe
klaar konnen fien aan de Menfchelijke Voet fpeu-
ren, die in effen gevallen Snee, Sand, of Kley-
flijkige wegen gemaakt zijn. Daar de voor-Voet
gemeenlijk dieper dan de Hiel of agter-Voet i.n gSr
Menfihelijke Ledematen. 177.
drukt zal gefien werden , iüfoiiderheyd wanneer-
men die met bloore Voeten begaan heeft j En de
Hielen werden noch minftin fulke fporen gefien,
die met fnel loöpen gemaakt zijh. Anders maken de
Hielen door de hooge en harde agter-Zool der
Schoenen, een diepen indruk. En düfdanige Spö-
ien der Voeten hebben menigen Schelm beklapt.
De Vlugtelingen die wijs zijn·, doen de Schoenen
uyt, en loopen Barrevoets, öm op 't Spoor mindet
betrapt te werden. De Beeren zijn foo loos, datfe
ontrent de Hollen van hun verblijf komende , altijd
agterwaarts daar in gaan; Om de Jagèts te verbijfte-
" ren, datfe hun Logimenten , óp hun Spoor niet fon-
der verdwaling na en gaan. Het Spreek-Woord ,
Uyligte fijn Hielen, isbuyten alle twijffel van defë
V oet-ligting af gekomen , alsmen wil te kennen ge-
ven dat ymand ons ohtloopen of ontgaan is buytert
Verwagting. En feker, 'tb onmogelijk fonder de
Kielen ié lfgtën, te gaaan, ën noch minder kan fulx;
iri 't loopen nagekten werden. Seker Bouwkundiger
van een Wijs-Neus gevraagt zijnde, waarom doch
de Kolommen een Hoofd, een Hals en een Romp
na de gelijkenis van een Menfch toegefchreven wer-
dende, ook niet tWee Bafimenten of Voet-Leden,
als de Menfchen gegeven zijn ? Antwoorde: Dé
Kolommen hebben maar een Voet noodig óm vaft
te ftaan 5 De Menfchen twee, om feker te gaan ;
Maar de Gekken, om met langs (Ir aat te loof en, had-
dender nuttef geen ah een van alle drye In de Voe-
ten der Menfchen fietmen gróót verfchil, foo aan-
gaande de Proportie als Bevalligheyd, welke meer
in de Schilderkunde dan in 't Leven in aanmerking
komt, óm datfe meeft gefchoeyd, dat is bedekt
onder de Bezadigde Volken gefien werden. Dus
Μ heeft
-ocr page 194-fyS Maaxel en Dienft der
heeft den eenen Menfch groote dikke Voeten,den an-
deren fmalle lange Voeten, Daar zijnder die kleyne
Vette Voeten hebben ,en wederom die magere krom-
me gebogen en Kruys-Voeten hebben, Kleyne en
ieere Voeten, zijn tamelijk Bevallig , maar zijn
geen teeken van fterkte; Aan Vrouw-beelden zijn-
fe een Schoonheyd wanneerfe blank zijn. En dé
Turken en Chinefen, prangenfe van Jongs aan in
enge Schoenen, omfe 't groeycn aan de Meyskens
te benemen. Wel gemaakte Voeten , vertoonen
fomtijds een Man van goed en Eel Verfland. En ge-
lijk de V oet een gemeene Werk maat is, na welk-
men by de meefte Volken alle gereguleerde dingen
bearbeyd, foo fegtmen ook, wanneermen van den
trant of regel, volgens welk een ding uytgevoerd
werd, fpreekt, 't fal op die Voet voortgaan: Laat
het op die Voet gefchieden : De faak is op een Goe
Voet geheld, enz. Malle Gekken, en die verkeer-
de Liefde onder de Navel broen , hebben gemeen-
lijk dikke en hooge Voeten. Die kleyne en vette
Voeten hebben, zijn felden Menfchen van een be-
leefden Aard. Lange Voeten belooven ook niet veel
goeds. Alffer wat groot by vallen , feggen de St.
Krifpij ns Kinderen in 't nemen van de Maat, tegen
de fulke dikmaal; Heer, je hebt een kleyne Voet,
maar jou hiel zit wat ver vanjeTeen. Dit Loopje
word haar indagtig gemaakt, omdathethunfcha-
delijk in 't Leer valt; Want fy ftenender fomtijds
by , als offe met rekken en trekken van't Leer om
haar fchade in te hdcn, aireede befig waren, Die
Knobbelige en Holle Voeten hebben, zijn dikmaal
Menfchen van quaad verftand; En foo men 't uyt·
wendig fien kan boodfchappenfe felden wat goeds.
De Teenen der Voeten hebben ook fomtijds een
tJMenfihelijke Ledematen. 179
afdrukiel van ymands Natuurlijke Zeden; Groot-
agtige Teenen en wel Geproportioneerd , fietmeri
veelfints aan Menfchen van goede Zeden, Men-
fchen van kleyn Verftand, hebben dikmaal korte
en Dunne Teenen, en die Lang en Dud zijn, zijri
ibmtijds niet een Hayr beter. Doch die Kort en
Dik zijn, zijn gemeenlijk Onvoorfigtige, Wilde
en Ligtveerdige Vinken. Als de Teenen matig van
den anderen gefpreyd zijn, men magfe eenigfints
tellen onder de Luyden die geern Kallen, Danifen
en Quinkeleeren. Die heel geflooten Teenen heb-
ben , zijn vrees-agtige Menfchen. Die omgekrom-
de Teenen hebben , vallen foo Schaam-agtig datfe
haar Oogen met haar Hemd wel toedekken fouden:
En fulx plegen d'Oude Tronie-kijkers ook van de
kromme Nagels te voorfeggen. Doch als de krom-
me Voet-Nagelen wat Lang en Smal zijn, 'tis te
vreefen , dat fulke Menfchen quaad en wildaardig
zijn. Ronde Nagelen heeft aan menige fijn Hoer-
agtigen Aard beklapt. Seer Korte en Swarte Nage-
len zijn 't Wapen van een Schelm. Witte en wat
Geel-agtige Nagelen geven een wel gefteld Gemoed
te kennen , foo 5t anders waar is, «dat de Nagelen
des Menfchen hdar gemeenlijk fchikken , foo als de
Natuur gefteld is. En gelijkwe gefeyd hebben dat
de Beenen en Voeten met de Dyen de voorname
Werk tuy gen van de Gang zijn, is 't niet buytert
den Haak, hier ook yts van de verfcheyde Swier
en Kadans der Menfchelijke Gang te fpreken, en yts
uyt die verfcheydentheyd aan te merken. Voorwaar
de Gang der Menfchen is foo verfchilligh , datwe
malkander daar door van agter, Van ver , enin't
Schemer-ligt en Avond-ftond uyt malkander we-
ten te onderfcheyden. Welke verfcheydentheyd
Μ ζ groöï-
-ocr page 196-groot-deels afhangd, of van de Voor-beelden die
ymand volgd, of van de aanwendfels, of van de fa-
menftel der Gebeenten, Pefen en Muskelen, of van
eenig toevallig Gebrek, of ook wel uyt laatdun-
kentheyd en Hoovaardie. Dus ftapt d'een wijd,
d'ander nauw; d'een gaat ras, d'ander langfaam;
d'Een waggeld als een Broed- Gans , en d'ander
Danft of hy op een Papiere Soldertje ging. d'Een
is een Dray-Èers, d'ander fteekt het gat uyt, en
verkondigd met de Kop, dat den Eers volgen fal;
d'Een gaat vaft en feker, d'ander is Wankelbaar en
Struykel-agtig Die werk hebben gemaakt om ook
uyt de fwier en Gang der Menfchen , yts van haar
Natuurlijke gefteldheyd te voor-feggen , (want het
is by alie gemeen» ymands Leven en Bedrijf, een
Eerlijken of On eerlijken Wandel te noemen,) die
Leeren ons dat de Menfchen, welke in *t gaan een
wijden Tred houden, veeltijds perfekt in haar Han-
deling zijn ; Ook vertoond het een Man van eenig
vermogen. Die Langfaam gaan, uyt toeval, zijn
na alle waarfchijnelijkheyd vol Gedagten; Maar
die fulx Natuurlijk doen , hebben een VrouWagti-
ge Geeft. Ariftoteles en fchijnd hier niet wel uyt
ftj η Oogen gefien te hebben, wanneer hyfeyddat
een Langfame Gang, feer wel over een ftemd met
deNatuure van een grootmoedig Man. Doch hy
kan vry gekeekeld werden , alsmender eenige blij-
ken by voegt, die de gefeyde traagheyd door een
ftreek van Majefteyt verbeteren. Een Loome Gang
is onderfcheyden van een Langfame Gang, en is feer
ligt aan een Loom Gemoed vaft. Een vaardig en
voortvarend Gemoed daar en tegen, dreygd alleen
de Grond daar hy over ftuyft , maar en raaktfe
met de Voeten nauwlijx aan, Men heeft ons op de
Mouw.
-ocr page 197-cMenfchelijke Ledematen. 181
Mouw willen fpellen, dat die wijd en Langfaam
gaan als een Oyevaar, gelukkig in haar doen zijn.
Dit fouwmen voor een waarheyd betoogen kon-
nen j by aldien d'eerfte geleyde gronden onfer voor-
feggingen waaragtjg zijn, Want de wijde Gang
geeft vermogen te kennen, en de Langfame tred,
aandagt: Daar nu die tweederley tred , famenge-
fmolten werd, wat kan het anders te kennen ge-
ven,dan een goeden uytflag der Onderneming? Een
Korte Gang verbeeld een leuy Menfch. Die Wan-
kelbaar , of Waalbarkig ter Gang zijn , een Grint-
lachende en prevelende Mond en bewegende Oo-
gen hebben, geven blijk genoeg, al fietmenfe maar,
datfe quaad-werkende Menfchen zijn; Of op 't Padt
wandelen daarfe eenige bedreven parten ontwijken.
Die in \ gaan, Dralen, ftil ftaan , dikmaal omfien ,
herwaarts en derwaarts 'tGefigt wenden , zij η Wan-
trouwig , Onregtveerdig , en veelfints Overfpclig
van Gemoed. Die ftraat-vegen , dat is die gints en
herwaarts den Eers fwayen, en daar een ftatelijke
Laatdunkenheyd en Pratheyd onder ftroyen, zijn
niet alleen groot-gevoelig van haar felven; Maar men
bevindfe veelfints Pluymftrijkers. Die haar felven
in 't aanfpreken van fatfoenelijke Luyden , Vrigge-
len, troonen , of een ander tegen't Lijf vrij ven ,
zijn als de Honden, die met Quispel-ftaarten, y-
mandvleyenwillen. Diein'tgaan na deRegtezij-
de over- hellen, geven teeken van flauwhertigheyd,
en die na de Slinke zijde geneygd gaan, zijn felden
heel wijs. Doch die Regt en fix op haar Koten gaan,
hebben t eenemaal 't uytgedrukte Beeld van een
veerdig Man, maar die wat haaftig van Hoofde
en een goed Soldaat is.
4'Agterile Deelen van 's Menfchen Lichaam,
Μ 3 heb-
ïSi Maaxel en Dienft der
öc Menfch hebben in 't by fonder weynig Werk-Dienft: Ia τ
aangemerkt, voegen fy meeftDienen om de Form van 't Menfch-
beeld te volmaken , en door verfcheyde Beenen
ftijfte by te fetten. In 't algemeen is de boven-R.ug
met de Schouderen bequaam om Laft te dragen ,
en geeft den Menfch een g0edeForm aan'tboven-
Lijfna dat die breed of fchraalzijn. Men feyd dat
de breede Schouder-bladen een teeken zijn van een
Vroom en Volmoedig Man. Plato wierd om fijn
breede Schouderen foo genaamd. De Schouderen
felfs diegroot zijn, zijn een teeken van een fterk
Lichaam. Alhoewel die kleyne en teere Schoude-
ren hebben, fterk van Verftand zijn, doch wat
Wijfagtig. De harde vafte Schouderen betoonen
Deugd, maar vette Schouderen plagtmen weynig
te prijfen. Ook werden de opgeheve Schouderen
voor een blijk van een vinnig Gemoed gehouden.
De Billen als twee fagte enVleefige Kuffens die-
nen de Menfch om makkelijk op te fitten : Gelijk
voorts het geheel agter-Lijf diend om op te liggen ;
Alhoewel het half op zije liggen , voor makkelijker
en gefonder werd gehouden ; 0ok om dat het de
Ingewanden minft benauwd: want het voorwaarts
over-liggen maakt de Borft ruymer en verfchaft
ligtvoerjger Adem-togt. Gelijk dan ook de kort-
Borftige niet wel op den Rugge , maar beter voor-
waarts over konnen liggen of zitten ., d'Oude heb-
ben gefeyd, dat op den Buyk te liggen of te fla-
pen, wel gefond, maar niet ake dienftig yoor 't ge-
figt was. Van een Man die vroeg het Gefigte duy-
fterwerdfegtmèngemeenlijk, hoewelmen yts an-
ders feggen wil: Hy heeft te veel op fijn Neus ge-
legen. De Los-bekken en die liever flordig dan be-
ichaaft fpreken, noemen de Billen, (het z:y met
iMenfiheljjke Ledematen. 183
eorlof gefeyd) het Gat, of Eers-Gat: Buyten t wijf-
fel komende van het onder-gedeelte der Billen, daar
deSlot-DeurdesEers-Darms is, gemeenlijk Fon-
dament genoemd; welke opening tot de Drek-loo-
fing foo noodig als de Mond tot Eten is. Maar om
dat een reyn en zedig Menfch van fijn eygen, en
yeel meer noch van eens anders uytbraakiel afkee-
rig is, daarom werd ook de plaats daar de uytdijg-
fels haar van onder ontloifen, onder de Schaam-
deelen gerekend; En men houd het ook voor een
groote Smaad wanneer ymand ons fijn agterfte in
plaats van fijn Aanfigt toekeerd; of als ymand op
fijn Eers kloppende legt, Dat's vooru, of u Neus
daar in, of diergelijke : Welke alle ichandelijke
Aétien en vuyle Gebeerden zijn, waar mede ook
van Ouds de Heydenen in hare Dronkene Uytgie-
tingen der Overdadigheden, de Baals , Prrapen ,
Satyrs en Drek-Goden onder Vijften en Poepen ,
inet on-noemwaardige Bootfen en Verkrampingen
Harer Lichamen , plegen te dienen, 't Heugd ons
noch dat in fekere Stadt door 't quaad Voorbeeld
Van een Appél-teef, het Eers-wijfen, onder de ftraat-
Platjes foo algemeen door brak , dat dOverheyd
daar tegen met een Plakkaat en Geld- boete moeite
voorfien. Doch t en leed naulijx dry dagén, of men
fag de Kinderen maar des te uytbundiger daar m
voort varen; Ja men hoorde openbaar langs-de .
ftraat fingen; Men mach niet meer een Gatje fetten
op des Heeren flrate , al flonó' de Galge voor mijn
Deur ikfal 't 'er niet om late. La Gatje, la Gatje, &c,
Siet daar den on-inbindelijken Aard des Menfchen,
die boos is van fijner Jeuget aan. Seker gefonde Pa-
ter die wel in den Band maar fwaai- ter Gang was,
en die3t wel had en wel mogt, plagt tefeggen dat
' '"i ■ Μ 4 " hy
184 Maaxel en cDïenfi der
hy van geen Deelen van fijn Lichaam meer Dïen-
fien en gemak had dan van fijn Billen. En waarlijk
slsmer wel oplet,men moet bekennen dat het fonder
Vleefige Billen ongemakkelijk zitten fou zijn.
't Welkmen beft gewaar werd, wanneermen door
langdurige Mekten uytgeteerd het Vel alleen over de
Beenen heeft behouden. Harde wel gemuskelde
Billen paften aan een fterk Man. Vrouwen hebben
Verre, Vleefige en Ronde Billen.Die drooge of ver-
dorde Billen hebben, zijn veelfints quaadwillige
Menfchen, en Parte-fpeelders. De Apen hebben
ook meeft-deels verfchrompelde Agter Quartieren.
By de Billen en Dyen langs, komtmen neerwaarts
aan de Kuyten en Hielen , die ook een kleyne aan-
merking verdienen. Hoe de Kuyten aan de Menfch-
Beenen gemaakt zijn, zal in onfë Leere der Muske-
len hier agter gefien werden. Men fegt dat de Men·;
fchen die heel Dikke Kuyten hebben , offe Swan-
ger waren , Onbeichaamde en hatelijke Menfchen
zijn. Die matelijk famen getrokken en wel onder.-
fcheyden van Spier zijn, houdmen voor fterke Na-
tuuren. Doch die Rond en vol Vlees zijn, zijn t'ee-
nemaal Vrouwelijk. De Hielen verdienen weynig
opmerking; 't en waar datmen wilde in agt nemen,
dat Dik Gehielde , gemeenlijk botte Menfchen,
of onguure Gekken zijn. Spotsgewijs en by ver-
noeming fegtmen fomtijds van 't Vrouwvolkje, dat
wat ligt van Portaal valt, datfe Kort van Hielen
zijn. Met Kak-Hielen loopen, fegtmen, wanneer
ymand het Hammeken op geholpen hebbende, van
elk verlaten , als een uyt gewerkt Peerd voor de
Honden loopd.
Aangaande de Form of Schoonheyd van de Rug,
't en misftaat Vrouw noch Man, en voornamelijk
de
-ocr page 201-Menfthelyke Ledematen.
'4e Man niet, dat die een weynig rond en verheven
zy; Alhoewel v/anneer die te breed , en te hoog
en krom gebogen is, beter aan't Lichaam van een
Slaaf, of fterk Arbeyds-Man paft, als aan een die
van een Schoone en Edele omtrek moet vertoonen
te zijn Die volgens d'Oude Menich-kundigers een
Mar} beeld wil vertoonen dat een verftandigMenfch
fal fchijnen, moet hem voor al geen Dik-Gevlees-
deRugh geven, ten bultige Rugh is felden een
teeken van een goed Menfch, 't en zy het uyt week-
gebakkenheyd voort komt. Scotus fegt dat de Ge-
bulte wel liftig en fcherp van verftand zijn, maar
datter veelfints bedriegerie of ten minften een Boef-
jen onder fchuyld. Smalle Ruggen zijn gemeenlijk
fv/akke en vreesagtige Menfchen. De Lenden van
fterke Mannen zijn veelfints Beenig en vaft beklon-
ken , en men hpud die gene welke Vleefige Lende-
nen hebben , voor botte Menfchen. Die van de
Wfild-Jagt gefchreven hebben , getuygen dat de
Menlchen, die heel Lang van Lenden zijn, feer tot
de Jagt genegen zijn , en die wonderlijk beminnen.
Of dit door melijdigheyd gefchied, (want veel wild
Vee, heeft de Lende-graad ook Lang,) is twijffel-
agtig. Doch daar is weynig aan gelegen , Alhoe-
wel de Wild-braad-Eters, de Lende-ftukjes onder
de weg-werpelijke beetjes niet en rekenen.
Belangende de Η u γ ρ, namelijk het fienelijke Hui,d'
Vel , datwe d'Opper-Huyd noemen ; En welk
het Menfch-beeld van 't Hoofd tot de Voeten be-
kleed en fchoon maakt; Sommige gevoelen dat het
in een Dun , vaft, on-bloedig Vliesken beftaat, het
welke uyt OH agtige en dikkeDampen van de Kou-
de des Logts foodanig (amen geronnen is; Even
alsmen fiet dat uyt d'opftijgende Rook van Warme
Μ 5 ^p
-ocr page 202-ï 86 Maaxel en Dienft,
Pap of Bry, door de Koude daar boven ep fig tof
een Vlies of Velleken famenfet. 'tGeen wel mak-
kelijkft kan verftaan werden wanneermen fegt dat
een Vlies of Vel daar uyt gemaakt werd, door dien
dat de Vogtigheyd van de boven-vlakte uyt· dampt,
en alfoo een vaftigheyd aan-neemd. Nu nadien de-
fe Opper-Huyd doorfchijnig is , en onder fich noch
de ware Huyd heeft, die doorgaans met veel Bloed-
Vatenbefet is; Soo verandertfe ook ligt na dat de
Vogten in het Menfchen Lichaam gefield zijn;
Want aldus vertoonen ons de Bloedrijke Bloofend
en rood; De Geelfugtige en Gallige Geel, of Bruyn.
De Bloedloofe Bleek; De Doode Blauw en Peers;
De Geworgde Vaal-Purper en Swart. De Gema-
tigde en Gefonde Blank en Schoon, en foo voorts.
En na dat het met de Gefondheyd en Loop des
Bloeds, met de Herffenen, het Herte ,de Gèdagten
en Togten van 't Gemoed gefield is, daar na zijn-
we d'een Dag of oogenblik Schoonder van Ópfigt
en Verwe of meer vervallen van Gedaante. En men
moet hier aanteekenen, dat de Helderheyd van de
Huyd, en wel gemaaktheyd der Deelen , infonder-
heyd het Aangefigt, even foo veel aan de Schoon-
heyd van een Menfch kan toebrengen, als een tref-
felijken Inboel een wel Gebouwd Huys verciereé
kan. Invoegen dat hier geen Siek-makende Blariket-
fels , noch vergiftige Smeer-Potten eenige plaatfe
konnen vinden. Dus ver van "t Maaxel en Dienft
der figtbare Leden en Deelen des Menfchen-Beelds»
tronie-fthouwing, en Kroofi, ι8/
V. HOOF D-S TUK.
Fan de Tronie-kunde, Krooft, en Ver-
fcheyde Sweming der Menfchen
Aangefigten.
GEüjkwe in de Befchouwing van de Proportio-
nele Leden-ftemming hebben gefien dat het
Hoofd een bequame Modulus of Maat^et is om het
gantfche Lichaam af te meten; En dat het Maaxel
en Dienft der uytwendige Deelen in 't voorgaande
Hoofd-ftuk genoegfaam aangewefen is; Soo ftaat
ons hier de verfcheydentheyd der Hoofden en
Tronien, foo ten opiigt van haar Formen, als ten
aanfien van het Krooft, of gelijkenis des Wefens,
dat is Sweming, in agt te nemen: Welke Kennis
pf oeffening hy fommige Tronie-kunde, by ande-
re Krooft-kunde , en aldergevoegfaamft na onfe
meeninge, Sweming genoemd werd. En alhoewel
alle Menfche Tronien ten aanfien van haar Partyen,
ofwefentlijke Deelen en plaats, malkander in 't al-
gemeen gelijk zijn , (die ook flegts in een kleyn Ga-
tal beftaan, namelijk in een generale Klomp of om-
trek des Hoofds, in het Voor-Hoofd, de Oogen, de
Qog-Leden,de Wingbraauwen,de Neus,de Mond, Deden dej
d'Opper en Onder-Lip , de Kin, en de Wangen ;'st$J
tot welkwe voor het laatfte 't Koleur der Oogen,
ter nauwer nood mogen by voegen) ; Soo werd
nochtans de aldergrootfte verfchilligheyd diemen
fou konnen bedenken, in de verfcheydentheyd der
gelijkenis en Sweming gezien. Doch gelijk wy door
de Reden wel konnen" toeftaan dat de verfchillige
heyd der Wefens, tot de famen-Le ving der Men-
ïSS Tronie-Schouwing, Kroofl, en
fchen tenuyterftennoodfakelijkis, om daardoor
van malkanderen te konnen onderfcheyden wer-
den, en te verhoeden dat d'een voor d'ander niet
telkens en wierde aangerand: Egter blijft het op-
pfchiliig- merkelijk datter onder foo menigte honderd duy-
Tronienen fend Menfchen alifer te gelijk Leven, foo ontelbare
sweming is verfchillige Sweming des Wefens en opfigten in de
p?m ) Tronien der Menfchen te vinden is. Welke ver-
fcheydentheyd foo groot isalifer gebrokens tuf-
fen twee Getallen konnen zijn of bedagt werden;
dat is, volgens onfe Denkingen on-eyndig. Sulx
dat boe na ook by toeval of door Geboort-Erving ,
de Sweming van 't een Welen, met d'een of d'an-
der mogt fchij nen over een te komen; Sy egter by
den anderen jgebragt, noyt foo juyft malkander
fullen gelijken, ofmen kfanfe opmerkelijk onder-
fcheyden : Alhoewel daar ook fommige Hiftori-
kens en Praatjes inde Weereld zijn, die het tegen-
deel eenigfints willen Grondveften ; doch wy moe-
ten net en volftrekt redeneeren. Datmen defe ver-
fchillige Sweming der Tronien foo kenbaar in de
Beeften niet ontwaar werd, daar van werden ver-
fcheyde Reden gegeven. Buyten twijffel konnen
de menigvuldige en verfcheyde inbeeldingen , en
Gemoeds-bewegingen, feer veel tot de Vorm-kragt
in de Swangere Vrouwen te weeg brengen: En het is
naulijx geloofbaar hoe kragtig de gedaantens van de
Moeder fterk bedagt,de uytbottende Vrugt konnen
ingedrukt werden;Ja foo,dat de Natuur dikwils haar
eygenWerk vergeet. Alle welke Denkingen enHerts-
togten, foodanig in de Beeften niet gevonden wer-
dende, buyten twijffel te weeg brengt dat een en de
felve foort malkander feer na gelijk is,en niet als door
haar grootte, Koléur en vlekken gemeenelijk onder-
fchey-
-ocr page 205-Sweming dér ^Aangefgten. i8c>
fcheyden werden.Defe verfcheydentheyd in'tLeven
waarlijk zijnde, en van ons toe geftaan, belet egter
niet t eenemaal, datmen de Swemingh der Tronien
tot nut van de Schilder-Konft niet onder eenige
weynige foorten of Hoofd-Geilagten fou konnen
brengen. Want gelijkwe vooren aireede eenige Haal-
tjes aangaande de foorten der Voor-Hoofden en Ge-
ilagten der Neufen hebben opgegeven, foo fullenwa
dat met de reft der Tronie-kunde nu wat nader tot
de Praktijk-oeffening brengen.
Onfes agtens kanmen de Sweming der Tronien vic^rify'f
gemakkelijk vierfints aanmerken; Namelijk ineen
algemeene Sweming des Land-Aards, of der Natie;
waar vanwe vooren gefproken hebben. Ten twee- Aard.
den in een Natuurlijke Sweming der Geboorte door
voott-teeling en Bloed-verwandfchap, gelijk veel- dc^Bloef-
fints in de Kinderen 't Krooft der Ouderen in gehee- prwand-
le Familien over erft, en lang voort gezet blijft: bowel, 05
fulx datter niet alleen gefien werden die na Vader
of Moeder Swemen, maar daar een Sweming van
beyde in gefien word; En tot ettelijke Geilagten
ionder afwilfeling ftand houd. Want de Natuur
houd feer vaft in haars gelijke voort te brengen:
't Welk , alhoewel in veel andere Dingen gemeen»
egter ten aanfien der Tronie-Sweming > fekerder
gaat; Alwaar de Natuur gelijkwe gefeyd hebben»
meerder Reden vind in de Menfch-teeling dan in
de Beeften , om dat daar in de Gedagten, en de
eygen Liefde, en dagelijkfe Befchouwing van fich
felven, en van Man en Vrouw , een groote indruk
onder de Voort-Teelinge kan inmengen. En defe
kenlijke Swetningen noemdmen eygentlijk Krooft;
Maar wanneer de Menfchen na de trek en opfigt
yan eenigBeeft fwierd?dat noemenwe enkel en alleen
Swe-
-ocr page 206-i<)0 Trome-fchouwhig, Kr ooft, en.
S weming; Niet tegen ftaande die benaming ontrent
Menfchen vergeleken, ook in gebruyk is. Ten der-
£v?S by den iffer een Sweming by toeval, beftaande in een
gelijk-wefentheyd met ymands even Menfch, buy-
ten Land-Aard of Geboorte. En dan ten vierden
iiïèr een Bafterd Swemingh, die half van 't Menfch-
Dier.swe. Krooft afgewilTeld , geheel tot de Oier-Sweming
mi"ë' held. Welke foorten van Sweming wy wel <reen
Beeft-agtige Menfchen, maar Beefte- Menfchen mo-
gen noemen. En feker die fich eenigfints de Tro-
nie Schouwing heeft laten ter Herten gaan, fal niet
konnen ontkennen dat hy niet dikwils Kats-Kop-
pen, Ape Bakhuyièn, Stiers-koppën en menigte an-
dere Beeft-Swemende Opixgten van Menfchen ge-
fien heeft. Waarom wy dan ook de laatfte foort
der Sweming in tween fplijten; En feggen dat het
een gedeelte daar van beftaat in een Sweming des
Vernufts, desGeefts, en der Abelheyd . in welk
foo wel de Deugden als Ondeugden met Veel ken-
nelijke en gewoone merken afgebakend ftaan: In-
voegen dat foodanigen Swemingh, bf na een Gek ,
of na een Spotter,of na een laatdunkendeWijs-Neus,
of na een bedaard fagtfinnig Menfch, of na een
fchrander oflbos Menfch, of na eeiiige andere foort
van geagte,of gehate Ziel-kragtemoniê Gedagten en
bedunken in de Befchouwing heen leyden wil: En
moetmen aanmerken dat defe Sweming niet alleen
feer felden enkel en op haar felven is; Maar datfe met
de andere genoemde verfcheydentlijk gemengtis:
Daar en boven blijft het vry opmerkelijk dat de
vernuftS-Sweming, fijn meefte Voedfel uyt de Dier-
Sweming, of om hier netter te ipreken, uyt het
Beefte-Krooft ontfangd.
En alhoewel defe dingen in de Natuur foo Ve-
ilig
Sweming dér ^Aangefgten. i8c>
iiig Maat en Regel houden , datfe ons genoeg ver-
manen konnen datmer niet al te feker op moet
gaan , (want daar zijnder die een Sottelijk Wefen
hebben en zijn Wijs: En daar zijnder die de Swe-
ming van een waarlijk Wijs Menfch hebben , en fy
zijn in der daad Sot: Gelijk dat ook de Oude Tro-
nie-kijkers bedroog, de Wïjsheyd in de Sweming
van Socrates en Efopas, af te wikken.) Egter moet-
men vaft ftellen, datmen uyt dien Grond, veel
toepaifehjke en uytckukkelijke Dingen tot d'optoy-
ing van 't vermogen der Schilder-Konft putten kan;
om datmen daar altijd verbonden is, fich met de
kenüjkfte, met de mogelij kfte, eri met de fchran-
derfte uytvinding die tot de Waarheyd der voor-
geftelde Hiftorie diend, te behelpen. Welke Waar-
heyd door het bekend zijn van fekere Hiftorie, vaft
bepaald blijft; En daarom kanmen van deVerkie-
fing dier Sweming, een feker Denk-Beeld maken ,
foo haaftmen die na d een of d'ander paffie, in eea
Tafereel bepaald ziet. Die dan de Toornigheyd
aan Achilles, de Ontfaggelijkheyd aan Agamem-
non j de liftige Bedrieglijkheyd aan X Jliffès , en
d'Onverfaagtheyd aanAjax wil toepaiTen, of dat
ymand voor heeft, een ander te vertoonen, in wel-
ken de domme Loomheyd, of Bloo-aardigheyd
moet uyt fteken; Die fullen haar niet felden feer ge-
lukkig bedienen, van ettelijke Eygenfchappen, die
niet alleen in den Aard , maar voornamelijk inde
Sweming van verfcheyde Dieren gefien werden,
st geen ons te meer fal mogelijk fchijnen , wanneer-
we beftaan willen defe ftoffe wat van verre op ie ha-
ten , en voor af met een Woord aanmerkt, dat hier
veel in helpt, dat de Sweming en den Aard der Die-
ren , uyt welkmen eenige Sweming tot de Menfch-
ï 9a Tronle-fihowwtng, Kreofi, en
Tronien ontleend, byna algemeen bekend zijn, eii
daarom in de Befchouwing gefwind yders Gedag-
ten kan aandoen.
Wy zijn veelfints gewoon de paffien der Men-
fchen (infonderheyd alswe van de gebreken fpreken)
by deEygenfchappen en neygingen derBceften.af te
Ecfchrijvïng malen.Dus fpreektmen vaak van eènHonds Menfch,
van 's Men. van een gierigen Hond, van een Honds-vot, van een
W?eevan Reekei, van een Stiers-kop, van een Domme Os,van
denAardder een LoomeKoe, van eenlooiè Vos, vaneen Bot
feemT^ijn?" Verken, tan een Leuy en van een vuyl Verken, van
een Büffel, van een Klugtigen Aap, Vari een Aapen
ofZimme-Bakhuys, van een botten Ezel, van eèn
hongerige Wolf, van een gierige Wolf, vari een on-
nöoiele Doyf, van een Schaaps-Hoofd , van een
botten of blooden Uyl, van een Stegen Bok , van
een Traan-Bok, van een Grimmige Leeuw, van
een dom Kalf, van een Spreeuw, en wat diergelij-
ke meer in dè Wandeling bekend magh zijn. Welke
toepaifelijke Benamingen van ons niet alleen' te lig-
ter verftaan werdén om dat de Eygenfchappen
der meefte Dieren ons foodariig bekend zij η , maar
Ook wel voornamelijk omdat vele van die Eygen-
fchappen , in haar Oogen en in de gehee'e Sweming
der Tronien Teyken-kundig te Lefen ftaan. Want
het fchij nd on s niet duyfter toé, dat de Natuur elk
Dier een Sweming naden Aard van fijn neyging
heeft ingedrukt, die ons de felve klaar te kennen
geeft; Op datwe ons ook daar na fouden fchikken
om daar Van wel te Oordeelcn. Ja wy agten Ook dat
dit de meeninge van Mofes is, wanneer hy van den
Schepper fegt, dat hy alles na fij nén Aard gemaakt
heeft; Nii dewijl God felfs in fijn Woord Veèl'c
Ondeugden en Deugden der Menfchen, door d'Ey-
Sweming der Aangefigt en, ι93
genfchappen der Beeften af Schilderd ; 't Is feker
dat hy ook gewild heeft datwe in de Befchouwing
fulx fouden konnen ontwaar werden. En feker foo
een trotfe Leeuw, of hongerige Wolf, die hêyde
Wreed, verfcheürende en verschrikkelijk zijn , de
Sweming van een fagtmoedig en goedaardig Lam
hadden;en dat een onnoofel Lam (na het welke God
fich niet geichaamd heeft de gerechtigheyd , en on®
bevlektheyd van onfen Heyland af te Schetfen, j
de Sweming van een Leeuw of Wolf of wreede Ty-
ger had, wat waarheyd fouder in die Heylige Spe-
lingen gefien werden; Of hoe foumen fig niet vaak
bedrogen vinden, wanneer den Regel in de Na-
tuur geleyd, nu en dan , ofdikwils, haar felven
vergat. Want dan foud ons een Lam, fomtijds als
een verfcheürende Wolf, en een gitfige Wolf als eeii
fagtmoedig Schaap of Lam ontmoeten konnen j eri
men fou fijn Lijfnoyt feker zijn , niet wetende of
jnen Vriend or Vyand voor had; Ja het fou meer
dan nóodig zijn, datmen geduürig als èen Soldaat
op Schild wagt fiaande, op 't ontmoeten van eenig
Dier, van ver riep, Qui vien la. En dan noch t el-
kens Bedrogen werden. Sêkèr 't En moet hier niet
fonder opmerking voorby gegaan werden, dat de
Mond der Wijsheyd,die fig geopend heeft in fchoo-
negelijkeniiTen , ons defe Bedriegerie feer aardig af»
gefchilderd, en met de Vinger aangewefen heeft i
wanneer hy van de Pharifeen en Geveynfde Lin-
kers fegt, dat het verfcheürende Wolven zijn, die
onder de Sweming van eèn Schaap of Lammere
vagt, rot de Menfchen kómen, om die onbekend
op te vreten. Want die Luiffers wxften wel alffe de
Gedaante en Sweming van haar eygen Wolven- aard
Heten blijken, datter elk hem voor fou gèwagt heb-
N mi
-ocr page 210-194 ïronie-fthmwing, Krooft, en
ben, en daarom was 5t hen noodig de Mantel van
fagte Wol, namelijk geveynfde Sagtmoedigheyd
en uyterlijke Nedrigheyd als een Schape-vagt om
te hangen. Och ! gave God, dat dit Geflagte ge-
heel uyt geftorven was.
om*" dT*~ Uyt α algemeene kennis diewe van de Nêyging ,
Menfchen Aard en Sweming der Beeften hebbén, komt iet
deeBeeftena voort, datwe een Menfch, wiens Oögen traag be-
afmeten. wegende en vaakrig in de Kop ftaan , li'gtétijk eert
dommer. Ezel, of Ezels kop ftöêmeü. Wiens Neus
en Wangen even hoog, hét Aanligt breed en lang
is, dienhoudmen ligt voórêèft dörhmcOiTc-kop
en ftegen Dringcr; en ïoo fulx i η een Jongeling ge-
fien werd, eh wat meer na eên Kalf dan na een Stier
Sweemd, men kan ligt eén Botterik uyt fijn Tro-
nie {péllen. Agter een Aap-agtigé Tronie fch'uyld
dikmaal een Poetfernaker, of eert qüel-Dromïttel.
Gelijkmeh uyt een Leeuwen Tförtiè veelfints éei\
moedig en onvcrfcttcüjk giram of grimmigh Maft
'afmeten kan. Waarlijk alsmêr wél op lét, mén
'moet bekennen datmen Katte-Menfclien, Hondë-
Menfchen , Vcrke Menfchen, Stierc- Menfchen >
Leeuwè^Menfcliëti, en byha alfërhandé Aard vaft
Beefte-Menfchen vind. Ja daar is by na niets in dè
Dieren eygen te vinden , datmen ook niet in d'al-
gemeenen hoop dér Menfchen vind : Én al wat die
te gaar befitten, werd ft'uxwijs in dc Beeften ge-
vonden. Dus Is de ftoute eên Leeuw gelijk. De
vrëesagtige een Haas. Dë milddadige den Haan.
De fpijtige den Honden. De ftraffe den Raven,
d'opregte de Tortèl-Düyf. Delöofe den Vos. De
fagtmoedigehetLam. Dc dertele dèGcyte. d'Ön-
befuy'fde het Kalf. De kleynmoedige den Luypert.
Ρε Leuye den Beer. Dé gtëngé den ÖTyfant. (De
Neer-
-ocr page 211-Sweming dér ^Aangefgten. i8c>
Nêerlanders feggen, gierigen Hond , om dat hen
de Olyfanten niet gemeen zijn. )De dwafe den Ezel.
De drollige den Aap. De Vagebond den gekibden
Bok. De onbetemmelijke den Stier. Den onrey-
iien het Swijn. De Stomme den Villen. En de Pra-
ters den Menfchen feer gelijk. En even als deEy- öe Eygëa.
genfchappen der Dieren groot-deels in Sweming der ™eri
Tronien afgefien werden, foo blijken die noch veel meer
ineer wanneer de togten desGemoeds in de Men- d"ninPdeiea
fchen haar uytwerking volgens de Neyging van ful- ^"fctan **
ke Dieren hebben; Want dan doet de bewegende gefien.
oorfaak, die gemeenlijk fuik een Dier dus of foo
neygt, de Aangefigten verfeld met verfcheyde trek-
ken , fulke Beeften noch meer gelijk zijn. Over de-
fe uytwerking feggenwe dikwils; Hy briefcbten als
een Leeuw. Hy beet als een Hond. Hy ftampten
als een dol Paard. Hy fag als een Arend. Hy fag
ibonors als een Stier, 't Was een wreeden Tyger.
Hy keek foo effen als een Uyl, of als een Efel die
't Wijd-Water omgefmeten heeft,en diergelijke.Den
Wijsgeer Artfioteles, enden grootenGenees-Mee-
fter Hippokrates, Ρorta en veel andere,hebben hun be-
fnoeydjuyt vele Teykenen en Swemingen des Voor-
Hoofds, Oogen, Neufe, Mond , Lippen, en Hals;
verfcheyde dingen in de Menfchen te leeren voor-
spellen. Doch de Schilder-Konft heeft alle die din-
gen in haar uyterfte omflag niet noodig,maar kan fig
met een ruyg of algemeen ontwerp genoegfaam
redden. En alhoewel de Tronie-kijkerie by vele
geen of weynig geloof vind, Egter durven wy niet
geheel ontkennen, datter vele ken-teekenen zijn , die
op d'ervarentheyd gegrondveft ftaan. Om'er in 't
kort yts van te feggen , moetmen 4anmerken datter
zijn aangebooren ken-teekenen·, en datter zijn toe-
Ν 2 val«
-ocr page 212-ι φ Tronie-fihowjvittg » Krooft ■ ei
vallige of aangenomen ken-teekenen ·, d'Aangebö-
re woonen alleen in 't Maaxel des Lichaams, en zijn
veelfints niet alleen eens met de driften van 't Ge-
moed; maar werden metter tijd, foofe door't ge-
weld der Onderwijfing, des Deugds en Reden, niet
bemagtigt werden, daarna meer en meer verleeft,
en waifen onverbeterlijk te famen op. De toevallige
ken-teekenen zijn die, welke door't befeffen van
verfcheyde faken diemen haat of bemind, defe en
geene Trek, en Merk-teeken volgens de poging van
't Gemoed, aan d'opllag van 't Gefigt , aan dc
Ronfelen des Voor-Hoofds, fchorting der Wing-
braauwen , trek der Mond, fnuving der Neus, en
anders indrukken, en door dikwils hervat te wer-
den, lbo diepe Kreuken letten, datfe na 't ophouden
van 'tgang-vaardigGemoed, noch kenbare Voet-
iporen overlaten, die met haar oorfprong overeen
itemmen. Want het Gemoed des Menfchen dik-
maal met eenerley, of dees en gene Lij ding weg ge-
rukt, queld en pijnigd de ligt veranderlijkeen ge-
buygfame Deelen des Lichaams (die voornamelijk
ïn't Aangefigt gevonden werden) foo lang, tot het
Uythang-Bord desWefens, met de Winkel-wa-
ren die er binnen te koop zijn, kenbaar over een
ftemd. Dus fienwe dat de Liefde, de Nijd en af-
gunft ymand fchraal en mager maakt; En dat een
droeve Geeft, als Salomon fegt, de Beenderen ver-
dord. Ja daar zijn Voor-beelden, dat de Paffien
fommige Menfchen foo hebben weg gefleept, dat-
fe byna in Beeften herfchapen zijn; fulx datfe wreed
en brullende als Leeuwen, en als Honden geblaft
hebben. Indien er dan fulke dingen zijn die het Li-
chaam en de Geeft van den Menfch foo opmerke-
lijk veranderen konnen; Wat wonder is't, datdc
grond-oorfaken , uyt de nagelaten Sporen , van een
opmerkend Befchouwer konnen afgefien werden.
Indien ymand dan geeftig en welbedagtfaam in
't uyt drukken der Eygenfchappen wil zijn ; (die
voornamelijk in de Beelden op Tafereelen, benef-
fens een goede Actie en Verkieiing des by-Werx ,
in de Sweming der Tronien moet bevorderd zijn )
Laat hy volgens aanwijfing defer vertoog-Schets,
aaneen heymelij ken Dief, of vuyle Snoèpert, de
vatmcn Sweming van een Kat geven, of ook wel van een
Swêmmgft£" Aap: Alhoewel die laatfte beter een Poetfemaker,
jcanuyidiuk- een Snaak» of een Quaad-doender, en noch aldêr
eygenft een Teuter-quaad te kennen geeft. Een
ftijf-kop die vol geyle en onkuyffe Parten fteekt; fal
niet onvoegfaam vertopnen, wanneer de Sweming
yan fijn Tronie na een Stier afgebakend werd. De
Boerfe plompheyd met Leuyaardigheyd verfeld,
kan feer veel nut uyt de Sweming van een Os of
Koe ontleenen. Wilmen een Spetter of een Spreuw>
(die ook feer wel na den Vogel van dien Naam
Sweemdj vertoonen; Laat hy de Sweming van
een Bok of Ram hebben, én men fal hem de
Schimp-Geeft ten Oogen uyt fien. Een ouden
Griaimerd, daar wat moeds en Verftand in fteekt»
fal veelfints na een Leeuwen-Tronie Swemen. Een
menfch die vuyl enflegt van Gemoed, en bot by
gebrek van Onderwijlïng en Geeft is, fa! ligtelijk
door een Sweemfeltje van een Verken-Tronie, ver-
topnen dat hy foodanig is. En gelijk dit Beeft feer
tot flapen en lonien genegen is, foo ftaan hem ook
de Oogen gemeenelijk vaakrig in de Kop: Sulx
dat het niet geheel on-eygen is., alsmen de lange en
veel Slapers Slaap-Zeugen noernd. Doch datmen
van een dom Menfch legt, Hy vcrjlaap fijn Ver-
Swenfmg der Acmgefigten. 199
fidttd, fulx is niet net gefproken; want niet het veel
ilapenisooriaak van de Domheyd , maar de Dom-
heyd is oorfaak van het veel flapen, of ilaperig zijn.
Want wy ilapen alleen door gebrek van Geeften,
namelijk wanneer daar fuiken overvloed ontbreekt»
alilèr van nooden is, om alle de Sinnen Levendig,
en dc Muskelen vol te houden. Maar niet als die ge-
heel ontbreken, want dan valt men in den eeuwi-
gen Slaap; dat is men fterft. En daarom iiTet niet
buyten reden , datmcn de Staap, de Sufter van de
Dood noemd; En de Dood feïfs ook een Slaap ge-
noemd werd, wanneer met opfigt totdeOpftan-
dinge , daar van geiprooken werd : Siet daar van
Matth. 9. vers 24. En in veel plaatièn van 't N. Ver-
bond. De Eerfte Chriftenen in de Griekfe Kerke,
plagten ook hierom de Dood-Kelders, en de plaat-
iê daarmen de Afgcftorvene begroef Ccemeterium,
of liever Kaimeterion, dat is een Slaap-Kamer te
noemen.
En alhoewel den Ezel de gemcene Maat- ftok is,Een
daarmen alle Botterikken mede afmeet, nochtans
die wel op fijn Sweeming let, ial ontwaar werden ,
datter een Verfhnd in fweemd dat onderdrukt, of
door te veel Arbcyds afgeilooft en ftomp geworden
is: Sulx datmen met fijn Svvemingh, Menfehen kan
verbeelden die een oud-bakken en gefette Gedaan-
te hebben als offeWijs waren, maar daar 't Ver-
ftand wat laagjes van verdieping zit. Egter blijft den
Ezel onder al de viervoetige Dieren alleen daar me-
de verheerlijkt, dat hy gefproken heeft, om hem
over fijn onverdiende ftok flagen tegen fijnen Mee-
fter Bileam te verantwoorden. Dog deSlange die
met Eva fprak, om datfe mogelijk noyt onder
*t Geul dei' vier-Voetige Dieren'behoprd heeft, en
Ν 4 ial
-ocr page 216-ioo Tronie-fchouwing, Κτοοβ, en
fa! hemdieeerenaallewaarfchijnelijkheyd niet ligt
benijden. Seker indien de Ezels konden , wy gëloo-
ven datfe dikwils in dufdanigen Pleydoy iouden
uytvallen. En gelijk alswe hier aan feker voorval
gedenken datwe binnen Parijs hebben gefien: Soó
moetenwe bekennen datwe in 'tBefchouwen van het
èen'EKidk felve' g^Jfk Hiftorie van Bileams Ezelin niet
geem fou ge- ongedagtig waren; Want gelijk fekere Vent-Jaagfter
j£,r°kenhcb' een Ezel met Moes-Kruyden' geladen , de Stad in
e"* quamdrijven, gebeurden 't dat den (elven ontrent
het Voor-burg St. Marceuu over degebrokene ftfa-
ten quam te ftruy kelen en Devotig op fijn Kny-
en neer feeg; d'Ézel-drijffter haar aanftonds van
't Agter-quartier na voorén begevende, viel als een
dolle Η ex aan "t kluppelen en flaan, om hem we-
der op de Been te helpen ; onder wélke ftok-ilagen
eenen ioo jammerlijk tegen den Ezel fijn lieve
Smurfjen aariquam, dat hy feer gevoelig fijn Kop
in de Nek fmeet, en onder die beweging in opftal
maar fijn Beulin meteen fiinger-fiag in 'tVoet-zand
geraakte: Die foo gefwind niet weer te Bëen was, of
fy hervatte haar Teyftër-oeffeningh 'van Meta aan ,
rn den Ezel kféeg'er rïietweynig af; Wy dié 't fa-
gen , dagten dat defe Ëzels Klugt daar medëop een
eynde liep; als wanneerie even maar begon: 'Want
gelijkmën een goeden Hond wel foo lang tergd tot
ny bijt, foo begon'defen Ezel na een wéynig ftok-
fiagen op fijn fchofteri afgereen te hebben', als uyt
een ónverduldige'Grammoédighey'd fich foödanig
jn poftüurte fetten als of hy'tegens fijn Vrou Veg-
ten wildé, toonende vooir af met véél bewegingen
van de Kop, openen en iluyten van fijn Muyl, en
met vecleriey toonen van geluyd en tóe baifen , dat
hy keef,' dat hy fchold, μ dat hy byna met Men-
Sweming der Aangefigten\ 2Ó1
ichelïjke woorden Vloekte tegen fijn Party. Mada-
me Groenfel-Wijf over defe bejegening van haren
Elel ruym foo veel als ymand van de Kijker? ver-
baaft, ftond met een opgeheven Hand als offe ftaan,
en niet ftaan durfte, agter uyt, voor uyt en na alle
zijden omfcharlende om denEfel een flag Tonder
weer· flag toe te brengen; Onder welke fprongen
de Moes-Kruyden te gronde, den Efel onbelem-
merd ,· en 't Wijf op 't hoogfte rafende geraakten;
En men fag een derde hervatting van dit half
Menfch half Beefte-Gevegt: Want den L fel fette
fich op fijn agterfte Beenen , en verhief de voorfte
Voeten met foodanige verweerende poofen tegen
't Wijf op, datfe menige gons daar van op 't Lijf
kreegh, en veel ftok-flagen diefe meenden toe te
brengen , wierd afgekeerd : En gelijk defen vier-
beenigen Scherm-Meefter een naar en yffelijk ge-
gigauw (by na offer een Trompet tot den Krijg ge-
ileken wierd,) onder defe Batalje liet hooren, lie-
pender foo veel Menfchen te famen , datfe ons het
eynde beletten aan te fien. Waarlijk die dit voor
fijn Oogen fiet gebeuren, kan niet wel foo Efel-
agtig.V3ti verftand zijn, dat hybykans niet en fou
gelooven dat de Efels ook fpreken fouden alifer maa,r
bequaamheyd toe hadden. En men fou byna in d,e
Ketterye der Indiaanfe Slaven vervallen ; Welke
voor een Loopje van die groote Liyffers van Apen
feggen; datfy wel fpreken konnen , maar dat die
flimme Duyvels niet en willen fpreken, uyt vreefe
datfe dan mede fouden moeten Werken. Doch het
is te giffen dat de Ezels geem fouden fpreken, om
haar Geflagte van 't Werken vry te pleyten.
Daar is geen Sweming van eenig Dier die de
Schrand.erheyd en veerdigen vver beter fal uyt- wL^Hond,
Ν 5 ' druk-
-ocr page 218-ίο z Tronie-fihamviag, Kr ooft, en
drukken, dan die wy hier in die van den Wind»
Hond aangewêiën fien. Gelijk van den neven ge-
fielden Huvs-Hond, de Sweming van een getrouw
Huys-Vader van een aanfienelijke Familie, feer ge-
voegfaam kan ontleend werden. En indien het nie-
mand qualijk foü nemen, wy fouden bekende Man-
nen tot defe Sweming aanwijfen, om waar van een
Voor-beeld by te brengen, wy d'Oude Afbeel-
ding van Titus Livius, dien vermaarden Hiftorie-
Schrijvtr eenigfints tegen de Sweming van onfen
Wind-Hond willen vergeleken hebben; En men
fal haait ontwaar werden dat fulxin meer gevallen ,
foois, of foo zijn kan.
Een Soldaat, een Roover ofVrybuyter, fal door
de Sweming van een KrayofRave niet onkenbaar
zijn. Een tryftigen Drulaart, die eygenfinnig en
by fig felvcn Wijs ichijnd te zijnj Kan door een
Uyls-Kop tamelijk gedoodverwd werden. Wil-
men daar en tegen een Wakker enNeerftig Man ver-
toonen, geeft hem de Sweming van een Haan. Ge-
lijk een fnedigen Gauw-Oog, en Woord-Eter door
dc Sweming van een Arend of een Valk, feer kenlijk
kan verbeeld werden. Als utot verder nadenken,
de ftaaltjes in de gefienc Vertoog-Schets konnen
aanwijfen.
Laat ons nu van de Beefte-Sweemfels tot die der
Menfchelijkeovergaan, daarwe niet weynige on-
derfcheyde Formen van Hoofden, Tronien, Trek-
ken, Befnedentheden, en afgewiffelde wefens, die
cgter alle Menfchelijk zijn, fullen ontwaar werden.
En fal defe Befchouwing feer vocgfaam en voordee-
lig tot de Schilder-Konft, de Middel aanwijfen,
om niet alleen by kragtigc Inbeelding, allerhande
Sweemfcls cn kenbare uitdrukkingen van Paffen
*
Sweming der uimgefigten. 2,03
Deugden en Ondeugden; verfcheyde Land-Aard,
en anders, te konnen verbeelden; Maar ook om felfs
Menfchen lange na haar Dood, of diemen maar
eens gefien heeft, of die ons van eenen anderen wer-
den aangebragt, te konnen afmalen, datfe een tame-
lijke gelijkenis fullen hebben. En op datwe de Ge-
dagten enVerbeeldens-kragt, ontrent defe, even
als ontrent de voorgaande, door eenig behulp-mid-
del mogten onderfteund vinden, foo fullenweook
defe Sweemfels onder eenige algemeene foorten of
of Geflagten, in affchetzing vertoonen ; Welke
ook foodanig kennelijk gereguleerd zijn , datter
weynigh Opfigtige Tronien fullen ontmoet wer-
den , die niet met d'een of d'ander foort fullen fchij-
nen over een te komen; of ten minften daar na te
Swemen.
Het is feker, en wy onderftellen 't ook als een ge-
meene Waarheyd, dat de meefte veranderlijkheyd
der Tronien flegts beftaat in vier opmerkelijke Par-
tyen of gedeelten die een Tronie uytmaken: Na-
melijk in het Voor-Hoofd, de Neus, de Mond
met de Kin : Welke Partyen , wanneerfe op zy ge-
fien werden, de opmerkelijkfte en kenbaarfte Trek-
ken uyt leveren; En kanmen de generale Klomp des
Hoofds, op zijde, agter en boven, als de vijfde tot
de vorigeFormen feer wel toevoegen. Belangende
de Voor-Hoofden en Neufen 5 daar over ftaatdai
gene aan te merken watwe in de Dienft en Maaxel
der Deelen hebben gefeyd. Wy voegender hier by»
datmenfe in 't algemeen dryfints kan aanmerken:
Namelijk Regt, of Hol ingebogen , of verheven.
De Regte hebben vier Geflagten; Te weten Lan-
ge , Korte, Verheventheyd na buyten van onder
yytgaande of wat ingetrokken. De Holle of Ka-
muis·?.
204 Tronie-Schouwing y Krooft, en
BeVerfchey- muis-Neufen, hebben driederley Geilagten; Wan!
ietDciL; d'een hebben haar Holligheyd om hoog, d'ander
in de Tto.' in -t midden; en fommige zijn in 't midden ook in
mea' dry foorten onderfcheyden; Want d'eerfte zijn aan
't boven deel meeft verheven j De tweede meeft
in 't midden; En de laatfte onder aan. En alsmen
het nauw fouw bepalen, foo bevindmen dat de ver-
heve Neufen noch dryfints te onderfcheyden zijn.
Gelijk dan ook de kleyne, de groote en omgekrul-
de Lippen. de Korte, Lange, Dikke, Holleen
Bolle Kinnen, en wat dies meer is, in deiè Tronie-
kundige Modellen fullen gefien werden. En alhoe-
wel eenige onder die, aan fommige Vremd , Vies,
Snaax en ongemeen mogen fchijnen, egter meenen
wy dat ons 'de meefte Befchouwers fullen moeten
toeftaan, datfe nu en dan wel fulke Sweemfels van
Tronien in 't Leven hebben waargenomen; ja dat-
ter onder hen goede bekende noch wel eenige zijn,
diefe daar aan fouden weten t'huys te brengen .Wan-
neer nu een vaft Teykenaar de Schets deferTronie-
Geilagten eenmaal op ièkere wij ié fijn geheugnis
Köetnen fig heeft ingedrukt; En hy vind gelegentheyd om y-
derfam Tro- mand dien hy maar eens gefien heeft, te verbeel-
liien of Kon- den, dat is te Konterfeyten, foo moet hy door
bymbeei- een kragtige Inbeelding, alles dat hem van den be«
kcng daTil geerden Menfth fijnSwemingh en opfigt, in fijn
uyt de Geeft Gedagten fpeeld, wel Erinneren, en Levendig te vo-
«Tschiide" ren brengen; En dat tot aan het Sweemfel van d'een,
zca, of d'ander Tronie, of Model over brengen; En
foeken in welke foort of Model, d'algemeene Schets
meeft met fijn Gedagten over een ftemd, en merke-
lijk geftijfd en geholpen, of tot de gelijkenis van fijn
denk-Beeld gebragt werd. Dan moetmen tot de
ijyfonderc trek des Voor-Hoofds, Neus eujylpnd,
ei)
-ocr page 221-Sweming der Aangefigten20 f
in Kiii overilag maken, en letten in wat Trap van
Sweming fijn befchoude Voor- beelden met die van
de ingebeelde Sweming de meefte gelijkenis hebben.
In welk doen men fekerlijk fal ontwaar werden,dat-
men de middel in deHand heeft, dm dat volgens een
fekeren Regel te doen. Van den Italiaanfen Schilder
D. Girlandaio werd aangetekend, dat hydeTro-
nie-kunde foo vaft had, dat hy in 't Konterfeyten,
by Inbeelding noyt en mifte een kenbare gelijke-
nis aan te treffen. In welk doen ook eenen Francifco
Mojfoli hem een Konft-genood verftrekte. Andere
Geeften hebben fulx op 't berigt van andere konnen
doen: Sulx datfe Konterfeytfeis en Tafereelen maak-
ten , van Luyden die al een wijle geftorven waren;
en diefe noyt met Oogen aanfchouwd hadden. Die
fich daar toe wil begeven , fal fig veel hulp toe ge-
bragt vinden , wanneer hy fijntoevlugt neemt tot
d'een of d'ander Beeltenis, 't zy Menfch of Beeft ,
en dat foo wel in Print,Tafereel of Bootfeer-Werk,
als in 't Leven; Wanneer daar in maar de Minfte
Sweming of Krooft, van de begeerde Tronie ge°
fien werd; En datmen daar aan toevoege, afneme *
befnoeye en knoeye al wat ons op ymands berigt
werd aangebragt, of ons op fuiken beduyding krag»
telijk fchijnd ui te vallen. watmen ïi
Belangende de verfcheyde bedeeling van de alge- -t a™me«
meene Form der Tronien, wy agten dat fulx vol- over^dcfc
gens de Teykenkundige Trek in defe Vertoog- m°eceJa.
fchetfen foo aanmerkelijk fal konnen gefien wer- «kmIwïb»
den, datter geheel geen breede verklaring over noo-
digistedoen. Want wanneermen fou beftaaneeri
regte Loot linie voor yder defer Tronien te halen»
inen bevat aanftonds wel, dat haar generale Klomp
merkelijk van malkander in Form verfchillen louw.
Wans
-ocr page 222- -ocr page 223-Sweming der t^Aangefigten. 107
Want daar deen het Voor-Hoofd regt en geheel
naby de gefeyde Linie fouw zijn, daar louw dat van
een ander Hoofd, feer ver daar van afwijken: Ver-
gelijkt in onfe Afbeelding de Modellen. B-D. DD.
mét E. F.I.T.Y. AA. en andere die ghywildt
na fpeuren. Aangaande 't verfchillig voor uyt ko-
men van de Kin; Befiet het Model Β Β. tegen
DD, En vergelijkt Y. 2. met malkander, engy
fult het onderfcheyd te bij fier groot, maar egter
niet buyten 't Natuurlijk Leven vinden. Engelijk-
we uyt de Proportioneele Leden-ftemming nu al
geleerd hebben datmen een wel gemaakte Tronie
net in dryen kan verdeelen, namelijk in 't Voor-
Hoofd, Neus, en het Deel dat de Mond en Kin
vereyft; foo fullenwe in deie Modellen 't felve feer dei Tionsea»
verfcheyden en van dien gelijkmatigfn Regel afge-
vviflëld iïen : Want in fommige is het Voor-Hoofd
alleen foo groot als beyde de onder-deelen vanNeus
èn Mond, alsmen aan de Tronien K.en O. duy-
delijk fien kan. In tegendeel heeft de Neus van de
Tronie V. foo veel Lengde alleen, als het Voor-
Hoofd , Mond en Kinne te famen. Daar weder-
om aan de Modellen C. K.X.BB. het kleynfte
gedeelte aan de Neus gegeven is. En op dele wijle
kanmen door vergelijking byna on-eyndige ver-
fchilligheden in de ichikking der Tronien vinden;
geen wonder dan dat ook de Swemingh der We-
fens, foo veelerley konnen zijn, daar de Proportie- v ^
Maat foo verfchilligh, en dë Partien foo oneyndig Hoofden!
verfcheydentlijk famen gefchikt zijn. Wanneermen
de generale Klomp der Hoofden aanmerkt, men fal
bevinden datter Ovale, by na Ronde, Regte, voor
Over-hangende agter Over- hangen§e, Iiigevalle
en Spitfeof Dry-hoekkige Formen gefien werden ;
met
-ocr page 224-io8 Tronïe-féoimng, Krooft, m
-ocr page 225-'Sweming der Aangefigten. zocj
antet welke de Tronien of geheel, of maar voor een
Deel gemeenfchap hebben ; alsmen in defe Model-
len der Tronie-ichouwing kan ontwaar werden. Sw.eming
Wilmen de Sweming der Land-Aard daar ookee- derLand-
nigfintsin ria-ipëuren; 't Sal ons niet fwaar vallen , ge„rsd0v°[°
in het Model Y. een Noor-Man of Stegen Deen Modellen,,
te vinden. AA. wil na een Engels Man aarden , en
L. T. Een Frans-Man vertoonen. In. D. X. is
ligt een Moor te vinden. Gelijk E. CC. 't We-
ien van een Italiaan kap dood-verwen. F. I. geeft
de Sweming van een iaft-voerigen Neerlander, en
eeri ander Model, wederom dees en geen te kennen;
datwe den naarftigen Befchouwer aanbevolen laten. paffiCn ;
Heeftmen luft verfcheyde Paifien, Deugden, On- CIi
deugden, en de gefteldheyd des Gernoeds uyt de hoe in lef"
Sweming der Tronien te Lefen ; Befchoud ander- ^°dcellen n®
maal onfe Voor-beelden; En gy fult in de Tronie C re"°
Η een bitfig Menfch; DeGoedheyd in F.DD.
de Laatdunkentheyd in M. Q«_S. deDomheydin
D. BB. De Schranderheyd in B. CC. Groots-
heyd en Verwaantheyd in P. S. Bekrompenher-
tigheydin N. O. Potteragtigheyd, in Α. X. Gek-
heyd in A. Befadigtheyd in Τ. V. Gierigheyd en
Wrok in Z. Sagtmoedigheyd en gerufte Con-
fcientie in DD. Nijd en Afgunftin L. Een Slaaf-
agtige Geeft in G· En in Τ kanmen eenigfints eeri
wel geboren Ziel bemerken.
t
Ό
HET
-ocr page 226-ίο Teykenkundige Tronié-fihoww'tng.
HET VI. HOOFD-STUK.
Van cle Teykenkundige Tronie fcboumng
volgens de Natuurlijke en toeval-
lige ftand, by ons Tronie Ter-
fpechve genoemd.
EÈrwe tot de Regelen der TeykenkundigeTro-
nie ftelling komen , om dat volgens de Na-
tuurlijke en toevallige ftanden der Befchouwing in
allerhande beweging des Hoofds te doen , is het ten
uytterften noodfakelijk , datwe voor af alle de ver-
fcheyde Geflagten, en ftands gelcgentheden in wel-
ke de Tronien konnen gefien en bewogen werden,
over loopen , en daar in aanmerken, wat verfchil
tuffen de Natuurlijke en tuffen de toevallige ftan-
den der Hoofden en Tronien is: Op dat wanneer
wy in *t volgende Hoofd-ftuk de juyfte verdeeling
van de Partyen der Tronien in haar eenvoudige,
dat is Natuurlijke Proportie ftand fullen aangewe-
fen hebben , wy de Middel deun by de Hand mo-
gen vinden, om het felve ook in de toevallige Tro-
nien, volgens allerhande >tand van Befchouwing,
en bewegingh, door een vaften Regel te doen. Toé
defen eynde fullenwe hier eenige a'gemeene waarne-
mingen voor af ftellen; die geduurig tot de volgen-
de fegs Reden, en eenige Vertoog Schetfen, moe-
op hoeveel- ten indagtigblijven.
£d1 hoom'·6 Wy ftellen dan eerftelijk dat een Menfchen-
jon be«'o- Hoofd, op foo veel en menigerhande fatfoenen kan
wèrdeTfien afgeteykend en tot de Schilder-Konft kan in ge-
voerd
Teykenkundige Tronie-fchouwing. 211
voerd werden , als het fig verfcheydentlijk in 't Le-
ven kan bewegen en geplaatft zijn; Of van een Be-
fchouwer uyt verfcheyde ftand-plaatfen in verfchey-
de Gefigten kan gefien werden.
Ten tweeden ftellen wy dat de verfcheydenheyd
der Hoofden, en wel met Namen en goed gevolgh
ook de Tronien. (Want wy fullenfe altijd d'een
voor d'ander nemen, en veelfints alle beyde te gelijk
verftaan) , in opfigt van de gefeyde ftands gelegent-
heyd; van twee verfcheyde Geilagten zijn : Na·»
melijk, Natuurlijke, en Toevallige.
De Natuurlijke Hoofden zijn die, welke fonder wa^deNa»
eenige verandering in haar eygen eenvoudige ftand ftUaud des
en Proportie fchouwing, onder 't Oog punt vlak Hoofdsis.
midden in 't plaan des Ovaals, (het zy dan vlak van
vooren, vlak van agter, geheel op zy, of gewe-
ken , of anders, fonder eertige Helling of Ney-
ging, agter of voorwaarts, of zijdelings) gefien wor«
den.
De Toevallige zijn die, welk geheel in tegendeel <!e-toe-
op oneyndige wijfen , door Helling en Neyging va 'ê *
van de voorige Natuurlijke ftand afgeweken, bene-
den of boven des Befchouwers Oog geplaatft zijn;
en of voor, of agter, bezijden over, of verfchey-
dentlijk verkort, of wel anders gefien werden 3 als
't vervolg nader aanwijfen fal. ,, ; ,,
Om de Natuurlijke Stands-gelegentheyd van een "^uf^' 1
Hoofd en Tronie, makkelijk te verftaan > moetmen stands-gek-
't felve dufdanigh gefteld aanmerken : Namelijk,
datter een regte Loot-lijn van de top der Kruyn , verftaaa
dwers door 't Hol des Bekkeneels en de Wervel- wctd·
Beenen van den Hals heengaande, 't Hoofd om de
felve Lijn als om een Spil regtlijnig of toppig , gints
en herwaarts (onder eenige Neyging, Buyging of
O 2 " «el»
-ocr page 228-Teykenkundige Tronie-fchouwing. ζ ï 251
Helling gelijk of tot den Zigt-eynder kan bewo"
gen werden : 't Geen noch klaarder kan verftaan
werden wanneerwe noch een andere ftreep of Lijn
aanmerken dwars midden door d'Oogen heen te
gaan Die met de voorgaande een regt-hoekig Kruys
maken; Invoegen dat alhoewel het Hoofd, op de-
iê Lijn kan onderfteld werden, agterof voorover
te bewegen > (alswe in de toevallige Hoofden fullen
zien) 't felve nochtans in een Natuurlijke ftand , al-
* tijd fondereenige dier verandering blijft. En gelijk
dufdanige Linien om een Ovale Kloot getrokken in
dufdanige ftand een regt Kruys fouden maken , als-
we aanftonds nader fullen aanwijfen; foo fïetmen
wel, datrnen dufdanige ftanden van Tronien niet'
wat eert oii-onvoegfaani Orizontale Tronien noemen mag :Ge-
Tionie is. lijk dat feer ligt uyt de tegenftelling van andere Tro-
nien > die wy Toevallige noemen» en waar in wy de
gefeyde Linien afgewiffeld fien 5 fal verftaan werden.
Daar en zijn maar vier voorname verfcheydent-
Daar zijn heden of Hoofd-Geilagten ontrent de Natuurlijke
fcheydeStan-fti" !van Befchouwing in de Hoofden aan temer-
den in de ken. De eerfte is vlak van Vooren 5 in welkmen alle
Tronien.'ke ^ DeeIen van de Tronie Natuurlijk en fonderee-
nige afwiifeling fiet; En voorts foodanig gefteld,
dat fig de Oogen en Ooren onder een regte of wa-
terpas Linie bevinden ; Als u in de Tronie met Α
getekend, werd aangewelên.
De tweede noemdmen op Zije; En daar in fiet-
Tionie op men flegts de helft van de Tronie en van 't agter-
S1,c' Hoofd. Als de Schets B. vertoond ; zijnde het
Hoofd in dufdanige Stands-gelegentheyd, van de
vorige even de helft van 't fienbare der Tronie, om-
gewend.
De derde is het Hoofd} uyt d'eerfte en tweede
-ocr page 229-Teykenkundige Tronie-fchouwing. ζ ï 13
ftand Α. B» geheel omgewend, en vlak van agter 't Hoofd
aan te fien j fulx alle de Deelen des agter-Hoofds vatl
openbaar en in haar Natuurlijke trek en Proportie
maar die van de Tronie in geenen deele gefien wer-
ö O «
den; Befiet de Vertoog-Schets in C. en aanmerkt
de Betrekking des felfs in 't volgende Hoofd-ftuk.
De vierde en laatfte foort is een wijkende , omge-
wende of half omfiende Tronie, zijnde dele de Mid-
delftand tuffen vlak van vooren Α en vlak op zije.
B, Ofmenkanfeookftellen tuffen het regtopzy,
en vlak van agter C. Om datter ook foodanige
Stands-gelegentheden konnen vallen ; doch en
moetmen dat daarom voor geen vijfde Geflagte aan-
merken; ofmen fouw anders oneyndige Geflagten
moeten ff ellen: Want men moet over defè foort
van Hoofden niet vergeten aan te merken, dat-
fe niet bepaald is, gelijk die welkwe vlak van
vooren , en vlak van agter aanmerken , want
foo haaft die de minfte verfchilligheyd onderdanig
werden, foo houden fy op vlak van voeren of vlak
van agter te zijn , En fy gaan tot een van de andere
Geflagten, namelijk tot eenige hoeveelheyd der
gewekene Tronien , of geheel op zije by trappen
over. Invoegen wy dan vaft ftelien, dat een Tronie
min en meer geweken kan zijn; blijvende nogtans
in alle ftanden Oiïzontaal, en deelagtig aan haar
Geflagt ; Alswe aanftonds netter fullen betoogt
zien. Daar ftaat ook noch aan te merken, dat ge-
lijk in d'eerfte noch in de derde foort der Hoofden,
namelijk vlak van vooren,en vlak van agter, gantfeh
geen verandering kan vallen, de tweede nogtans ,
te weten 't Hoofd op zije, flings en regts kan aan-
gemerkt werden; Gelijk ook de vierde, diewy
geWfikene noemen, flings of regts, en in veel ver-
O 3 fchey-
% ï 4 Teykenkundïge Tronie-fchouwing.
fcheyde trappen en min of meer kan geweken zijn.
fiat uyt de De Natuurlijke Stands-gelegentheyd der Tro-
denAarTdernien begrepen zijnde, foo kan 't niet meer fwaar
toevallige vallen te verftaan, dat wanneer een Hoofd door Hel-
taeenkan ling, of Neyging, buyten de gefeyde Natuurlijke
verftaan ftand der Linien bewogen werd; ofte dat het Oog
wtdeiI' des fienders geheel buyten 't plaan des Ovaals en
Orizontale Linie geplaatft is, datter dan een geheel
ander opfigt in veel deelen , die de Linien , alwanr-
fe op geplaatft zijn volgen , fal vallen; En dat fulx
op veel en ontelbare wijlen kan gefchieden; En der-
halven datwe niet onvoegfaam handelen, wanneer-
we defe Geflagten van Hoofden onder een algemee-
ne onbepaalde benaming vanToevallige Standen, be-
grijpen, En niet tegenftaande defe van de Natuur-
lijke vry verfchilligzijn ; Npgtans agten wy datié
aangaande noch eenige Regels diewe over de Na-
tuurlijke moeten op geven , eikanderen feer wel ful-
len konnen verklaren,
waarvan at- Daar en zij η maar twee voorname oorfaken (be-
Tronien afSe kalven noch een die uyt die twee gemengd of fa-
liïDgen.: " men gefet is) van welk alle de toevallige Stands ge-
legentheden der Tronien afhangen : Alhoewel ook
waar is» dat der felver Trappen en manieren on-eyn-
dig konnen gefeyd werden te zijn. d'Eerfte flag
beftaat in voorwaarts of agterwaarts over buyging
van het Hoofd, vlakvan voor of van agter aange-
merkt. De tweede is Slinx of Regts hellen-
de : En uyt defe twee oorfaken komen alle andere
foorten van Hellingen voort door vermenging van
tweederhande beweging ; Want een Hoofd kan
te gelijk agter of voor over en Slinx of Regts» zij-
delings over g neygd hangen; En defe konnen we-
derom onderfcheyden werden in Hoofden regt van
voo-
-ocr page 231-Τeykenkundige Tronk^fihouwing. χι ς
vooren j regt van agter, regt op zije, of geweken:
Waar van wy deGefchapenheyd duydelijkin de
volgende Vertoog- Schets aangeweien zien
Om dit eerfte Voorbeeld vlak van vooren, en ^a°aofd
voorwaarts over gebogen; nader te verftaan, foo vooren
onderfteld wederom datter van d'een Oor tot d'an-
der een Lijn getrokken is, om welk het Hoofd fig gw.
bewegen kan als een Globus op fijn As-punten , of
alsmen fouw feggen, een ftuk Gebraad aan een Spit:
Invoegen dat door het opligten van de Nek-Wer-
vels het Hoofd voorwaarts over, of door het op-
ligten van de Kin 't Hoofd agterwaarts gebogen kan
werden. Blijvende de Linie of Spil onveranderd:
En dit noemenwe een toevallige Tronie vlak van
vooren, voorwaarts over gebogen, Gelijk de an- inde felve
dere daar nevens aan, een toevallige Tronie vlak van oiw*
vooren agterwaarts over gebogen , vertoond: En
men fiet ligt datter in dufdanigen Stand foo veel
verfcheyde f rappen en manieren van min of meer
Helling waar te nemen zijn, alifer Natuurlijk in
't Leven konnen gemaakt, of van den Refchouwer
konnen verkofen werden , om die foo te zien.
En gelijk de gefeyde foort tweeftnts is, namelijk zijdeiingfe
° c , · , , - . ,· P tl XV Helling·
agter en voor over, ioo is ook de zijdelingfe Helling
dubbel, namelijk Süngs en R.egts; van vooren, op
zijde, of geweken, en dat op on-eyndige wijlen
en Stands gelegentheden, alswe in de laatfte Ver-
toog-Schets der Tronie-ftelling fullen konnen ont-
waar werden. En wanneerwe ons daar kragtelijk
de gelegentheyd der twee vooornoemde Linjen wil-
len verbeelden , fal het ons niet moeyehjk vallen te
verftaan, hoe veel de toevallige Standen van de Na-
tuurlijke zijn afgewiifeld. Ook ftaathier welaan
te merken dat alle de gefeyde Geflagten van Hoof-
O 4 den».
2-16 Teykenkundige Tronie- fchouwing.
den, en die noch anderfints in een geweken ftand,
of van yooren dus Hellende konnen bewogen wee-
den , noch feer veel gemengde Neygingen konnen
hebben; Want fy konnen te gelijk agter of voor
over en Slinx of Regts geneygd , na om laag, of om
hoog , ziende geweken, of op zije , of van vooren
zijn. Als de gefeyde Vertoog-Schets daar fooduy-
delijk fal aanwijfên , datter geen breede uytleg over
noodig fal fchijnen.
Op wat wij fc Om dan tot de Praktijk-oeffening der Tronie-
het Men- ftellino; niet onbereyd te komen , foo onderftellen
fchen Hoofd σ n J. , . . .
uyt een wy voor af, en volgens de gemeene bevatting der
iUat'1 be" Schilder-kundigers, dat het Hoofd van een Menfch
(fonder 't uytfteken van 't agter-Hoofd, de Neus,
de Ooren, de Kin; d'Hol-ingaande Partyen van de
Oog-kuyien, Mond , Slapen des Hoofds, aan te
merken ,) in fijn gantfche Klomp, de algemeene
gedaante of Form van een Ey-rond, of Ovaal heeft.;
Gelijk defe Vertoog Schets , met het eerfte Voor-
beeld door de Letteren Α. B. G. D. aanwijft: Van
welk het punt A. het top-punt of Midde-Kruyn ,
van het Fïoofd is: En D. 't onderfte ftip van de
Kin, die tegen de Kruyn regt over ftaat. Wy on-
derftellen verder dat dit Ovaal nochmaal is omvan-
gen van eenen anderen omtrek, waar door het tot
een geüjk-zijdige Bol, dat is Lichamelijk en vaft
Ey-rond fchijnd te werden; waar door het punt Α
Middel om tot in D. door 't Middel-gedeelte heen o;aat, fiet na
des ovaals Merk-Letteren A.F.D.E· en Α. B. C. D.
tot de Tro- fulx dat het Ovaal, door een Middel-omtrek of
fe veiftaan? Cirkel, als B. C. E. F. omtrokken werden de, in
agt gelijke hoeken als een Appel of Peer in quaitie-
ren doorgefneden is; alswe terftond klaarder fullen
feggen.
Aan.'
-ocr page 233-Τeykenkundïge Tronie-fckouwmg. ziy
Aanmerkt verder dat d'eerfte omtrek van'tOvaal, De verfchey-
A.B.C.D. gaande door 't punt van de Krayn, ^rHHe";nffea
midden door de Ooren, en 't punt van de Kin, by door de Li-
ons genoemd werd het Ovaal, of Trek van voo-
ren ; En de tweede omtrek A. F. D. E. gaande ftasui,
mede uyt het top-punt van de Kruyn, regt midden
over de Neus, Mond en Kin, noemen wy het
Ovaal op zye, of Trek des vci'hcvens, In wel-
kers midden de Loodlijn A. D. de voornoem-
de Spil is , op welkwe onderfteld hebben dat
het Hoofd , herwaarts en gintswaarts , of op
zye of geweken , wenden kan. Wanneermen
nudefe A. D. in twee gelijke Deelen deeld; Soo
fal buyten twijffel in 't punt G. het midde-punt
var» Jt Hoofd gevonden zijn; En by gevolg van de
vlakte C. Β. Ε F. die de boven-vlakte des Ovaals
ineen ronden Kring befchrijft; DefeCirkel mid-
den door de Oogen en Ooren heen gaande,kanmen
feer gevoegfaam dOrizontale Cirkel·Linie noe-
men , waar van de midden doorgaande CBG. of
FGE. de As kan gefeyd werden, op welk een
Hoofd figh voorwaarts, en agterwaarts, en ook
zijdelinx Hellende, en anders kan bewegen; Wan-
neer wy ons nu voorftellen dat de beweging van
het Hoofd kan gaan door beyde de gefeyde Linien,
foo is ligt te verftaan dat foodanigen Hoofd op twee-
derley wijfe kan gebogen zijn , namelijk agter over
en Slinx of Regts ter zijden over ? of voor over , eu
Slinx of Regts. zijdwaarts geneygd; En dat in on-
eyndige Trappen verfchillende. d'Eygenfchappen
dan van defe onderftelde Linien volgens d'aanwij-
iing over defe eerfte maniere gedaan , zijnde in een
Natnurlijke ftand, fal door de gelijkheyd der Li- "
nien en Merk-Letteren, in de dry volgende Voor-
O 5 beêl-
-ocr page 234-% 18 Τeykenkundige Troriie-fihouwing.
beelden, de gefteldheyd der toevallige genoegfaam
konden gefien werden : Want de tweede wijft het
geval van agter of voor over gebogen aan. De der-
de de buyging opzije. En de laatfte een Voor beeld
vaneen Hoofd dat tweeunts gebogen is. Befchoud
de Vertoog- Schets, en Beeld u alles watwe tot hier
toe gefeyd hebben kragtelijk in fonder de Cirkels
in u gedagten te verwarren; ot fteld en maakt dufda-
nige afwiiffelingen met de Hand na , en gy fult'er
meer ligt en nut in zien , dan of wy dat verder met
veel woorden ondernamen te verklaren. Ook ful-
len u de laatfte Voor-beelden groot ligt tot de eerfte
geven, foo gy ilegts yts daar van begrijpt.
Eerwe noch tot de Troni-ftelling felfs komen ,
in welkwe de Partyen in allerhande Stands-gele·
gentheyd wel op de Linien van haar Kruys, en in
haar betamelijke Proportie moeten aanwijfen, ftaan
waarmen de ons tot het vorige noch eenige noodwendige dingen
dcrTron'e! *n agt te nemen : Want daer moet wel waargeno-
van aflijnen men werden datmeii de geheele verfcheydentheyd
moc[' der Hoofden en Tronien, moet afleyden, of van
de beweging der felve , het Oog van den Befchou-
wer vaft en onbeweeglijk gefteld zijnde, of van de
beweging van 't Oog des zienders felfs, in verfchey-
de Stand-punten, daar 't kan onderfteld werden te
zijn; Blijvende het geziene Hoofd onveranderd.
Ofte ook wel ten derden van de beweging van d een
en dander, wederzijds tot malkander vereenigt:
Blijvende de Maniere van buyging of helling der
Hoofden in allerhande ftanden, het zy dan uyt wel-
kers beweging de veranderingh voort komt. wel,
defelve in 't algemeen aangemerkt; Maar nogtans
met dit onderfcheyd, dat (behalven de verande-
ringen die ia de Linien van 'tKruys ontrent de Oo-
gen
-ocr page 235-Teykenkundige Tronie-fchouwing. ζ ï 9
gen, Neus en Mond vallen waar van hier na ge-
fproken moet worden) in de Stands-gelegentheyd 0aderfchey<J
daar in een Tronie door Middel van 't veranderde van de af-
Oog gefien werd, in eenig Deel geen vremde Ge- ^^f 4er
daante aangaande 't Maaxel der Deelen felfs, onder-
worpen is, 't en zy die door de verkorting gefchied;
Maar dat fulx alleen plaat s heeft ontrent Hoofden en
Tronien die haar Stands-gelegentheyd door haar
cv en bewegingh hebben gemaakt ; Want daar
brengen iomtijds de Muskelen en Senuwen van den
Hals en Wangen, en anders eenige fpanning of ont-
fpanning, en by gevolgh eënige rimpeling, dob-
beling en verandering. Gelijkwe iulx in deLeere
der "Muskelen, en de beweging der Leden fullen
ontdekt Zien. Wanneer de
Aanmerkt verder dat wanneer een Tronie vlak Deelen dei
van voren gefien werd, het zy a^ter of voor over Tro,lien
hellende , dat dan de Proportien aangaande de Trek dcHng o™-"
der Oogen, de Neus , noch de Mond, noch de d««'orPen
Kin geheel geen verandering lijden, ten aanfien Van gaande de
de breedte. Maar feer veel ten opfigt van haar Leng- btccdtc·
de , en verhevenheyd. Want nadien al de Deelen
van een Tronie in een Natuurlijke Stand, Orizon-
taal, en in haar eygen Proportie-Maat werden ge-
fien , foo valt ligt te begrijpen, dat de Lengde en
verheventheyd van fulke Partyen min of meer na-
Volgens de hoedanigheyd van een afgewiiTelde, en
niet Orizontale Tronie veranderen moeten , en feer
dikwils geheel in gekort, tegen, en voor, ja agter
malkander fchpylende , gefien-werden; Maarnog-
tans dat de breedte der Dingen de felve blijft, foo
lang namelijk, als de Stands-gelegentheyd in 't al- ^n"ee"nde
gemeen vlak van vooren blijft; Doch in een Tro- aiie Deelen
nie op zije, ofte felfs die flegts een weynig geweken
2. zo Τeykenkundige Tronie-fchouwing.
Is; Ofte in geval van tweefints tegelijk bewogen
te zijn, daar lijden de Deelen dikwils en meeft al-
tijd verandering in beyde opfigten, en wel fom-
tijds meer in de breedte dan in de Lengde.
Aangaande de Gefigt-ftand of Befchouwingh *
moetmen aanmerken dat bet Oog des fienders in al-
lerhande Natuurlijke Stands-gelegentheyd , altijd
f he Tvan moet aangemer'it werden in de Middel-Lijn of Cir-
OrfzonMie kei, van 't opper-vlak des Ovaals; 't Geen wy ook
Tioniea. daarom de zigt-eynderlijke ronde in het Ovaal ge-
noemd hebben. Maar in de Standen die wy toeval-
lige noemen , daar merktmen het Oog altijd buy-
ten de felve Linie aan ; En dat noch verfcheydent-
lijk boven of onderden Orizont ofZigt-eynder.
Wanneer het Oog in 't plaan van 't Ovaal is, (het
zy dan dat het een Hoofd van agter of een Tronie
vlak van vooren fiet) foo vertoonen haar de Linien
van't Ovaal, en dievan'tzigt eynderlijk rond als
twee regte Linien , die elkander regt hoekig door-
fnijden , d'een van de Top tot de Kin , d'ander van
d'een Oor tot d'ander, door bey de Oogen gaan-
de , formerende die Linien , welkmen hetKruys
van de Tronie inde wandeling noemd. Geiijkwe
fulx tot vaft makingh der Gedagten, wederom in
defe Voor-beelden konnen fien; daar de Ovalen
met i. 2. 3. 4. geteykend de gefeyde Leeringh
grondveften konnen. Hoe voorts in een geweken,
of eenigfints omgewende Tronie , die Orizontaal
Verwifleling gefien werd, de Linie van't Ovaal veranderd, en
Ier τίοηϊπ! bogtig geworden is, blijvende de Linie van 't zigt-
eynderlijk rond geftrekt als voren , namelijk geheel
regt, dat konnen u de Voor-beelden onder 't Ge-
tal 5.Ö. 7. twee en dryfintsaanwijfen.
Doch wanneer het Qog des fenders buyten het
-ocr page 237- -ocr page 238-■χΐΊ, *ϊcykenkundige Tronie-fthouwlng.
heele plaan des Ovaals is, of dat het noch in d'eefi
noch in d'ander der gefeyde Linien geplaatft is, heE
Hoofd gefieri werden de , hellende of buygende,
voor of agter over, ofwel in beyde die beweging te
gelijk, foo fal die Linie van 't Ovaal, en die van
9t zigt eynderlijk rond , geheel gebogen gefien wer-
den , d'eerfte volgens den Trek des Ovaals, eii
d'ander fal een Boog maken , in manieren alsmen
hier in de Voor beelden 8. 9.10. χ 1. aangewefen
fiet: En van ons in de Tronie ftelling nader fal ge-
toond werden. Men moet verder over de gefeyde
Boog van 't zigt eynderlijk rond niet Vergeten aan te
merken, dat foo by aldien het Oog des Sienders be-
neden de Orizontale Linie is, of dat het Hoofd in
die Stand bewogen is, dat dan de Boog naboten
omgebogen fal ichijnen. Befiet hier van wederom
het ι o. en n. Voor-beeld. Én lbo by aldien t Oog
boven de gefeyde Linie is, foo fal de Boog na om
laag omgebogen vertoonen; Waar vanwe een düy-
delijke blijk in 't Voor-beeld 8. 9. konnen fien. En
defe OefFening foudemen onfes agtens niet onvoeg-
faam Troni perfpe&ive konneri noemen.
Van de Proportionele Tronie ftell'mgh 9
Volgens de Natuurl.jke en Toe-
vallige Stand van Bciehoii-
ving.
O Μ tot de aan wij fing der Lineamenten of Be-
trekkingen te komen > volgens welke de Par-
tyen
-ocr page 239-'teykenkundige Tronie-fchouwing
tyen van een Tronie in allerhande Standen en Ver-
kiefingen moeten geproportioneerd zijn , moeten-
we eerft fpreken van de Natuurlijke, dat zijn Ori-
zontale Tronien ; diewe in 't voorgaande Hoofd-
ftuk nader tot de Befchouwing hebben verklaard.
Eerfte Voor-beeld van de Tronie-ftelling,
vlak van vooren.
Laat'er volgens 't eerfte Voor-beeld deferVer-
toog Schets, een Ovaal getrokken zijn, A.B.C.D. hoe te ftel- 8
verdeeld dat in twee Middel-linien , (die wy Dia-leu·
meters noemen fullen , ) als AC. DB. fulx datfe
malkander in 't punt G. in gelijke Hoeken fnijden,
of èen Kruys maken. En laat het voorgenomen
Hoofd , de Lengde van de bygevoegde Lijn , F. E.
hebben: Verdeeld defe Lijn in vier gelijke Deelen,
gelijk de geftipte 1.2. 3.4. aanwijft; foo kan de
eerfte 't Gehayrde bovendeel des Hoofds, de twee- gedeeïT
de het Voor-Hoofd, de derde de Neus; En de
vierde , de Mond en Kin aanwijfen. Deeld het
onderfte gedeelte C. H. in dry gelijke Deelen, foo
fal C. L. voor de hoogte van de Kin \ L. I. voor
de tuflën-ruymte, die daar is tuffende Holligheyd
boven de Kin tot het begin van 't opene des Monds,
en de refterende derde L H. voor de hoogte die
tuffen d opening des Monds en de Holligheyd over
de Neus boven de Opper Lip is.
De hoogte van de Mond verdeeldmen wederom verdeeiïng
in dry Deelen, twee daar van zijn voor 5t onder- ^ond»
fte, de reft voor d'opperfte Lip en openingh.
De Neus behoud de Lengde van 't vierde gedeel-
te des Ovaals, en de breede neemtmen uyt het 6.
Deel van de breedte des Ovaals. Gelijkfe ook on-
der
Teykenkundige Tronie-fchouwing. ζ ï 263
der het derdepart van haar Lengde buyten de vlak-
te van 't Ovaal uytgaat; namelijk foo veel fy ver-
heven ftaat, als aan het volgende Voor-beeld van
\ Hoofd op zye kan gefien werden,
van^deoo Verder zijn de Oogen foo breed als de Mond,
ge" e namelijk het vijfde Deel van de heele breedte des
Ovaals D. B. alsmen by de neergaande geflipte Li-
nie Μ, N. fien kan. De twee punten MN. zijnde
hoeken der Oogen na de Neus gaande: door welke
alsmen van yder een regte tot in Η laat nederdalen;
De juyfte Mate van de Mond, in fijn breedte aangek
welen werd. MP. NO wij ft de plaats en breedte
der Óogen aan; Sulx datter tuffen de Oogen een
vijfde, en wederzijds een vijfde van de gantfche
breedte des Ovaals befteed werd. Het opene der
Obge half boven, half beneden de Orizontale Li-
nie gefteld, begrijpt het vierde part van de Lengde
der Neus. En de Wingbraauwen, moeten uyt de
helft van de Lengde der Neus genomen werden, ge-
meten uyt dè Midlijn of punt der Ooge; zijnde dit
het juyfte agtfte part van 't geheele Hoofd, in fijn
hoogte aangemerkt. En dit zijn alle de verdeelingen
dieder in een Natuurlijk gefteld Hoofd of Tronie
vallen konnen; Waar van de Regels en Linien niet
alleen in een ftand, vlak van vooren , maar ook in
die welk op zije, geweken en anders Orizontaal ge-
fien werden , konnen dienen ; Alswe aanftonds
fullen fien. Tot de verder opmaking der Tronien ,
behooren de vafte omtrekken en befnoey-ing, der
Wangen, 't Hayr en Slapen desHoofds, de Rim-
pels aan de vergaring der Neus en Voor-Hoofd, dè
Kin; En voorts ligt en fchaduwe tot de Ronding
en houdingh. De plaats en Maat der Ooren werd
u in de volgende Voor-beelden vertoond; En van
Τ eykenkundige Tronie-β'eHing. 2.25·
dit foo veel als de ftel-kundige Trek fonder fchadu-
wen ) een Tronie vlak van vooren aanwijfen kan.
Tweede Voor-beeld, vertoonende de
Tronie-ftelling in een Hoofd
op Zye.
Laat wederom een Ovaal Α Β C D. als voren Tronie op
gemaakt zijn : Trekt door 't felve ook twee Dia te
meters als AC. BD. En een regte Lijn FE. op
de felve hoogte daar nevens gefteld hebbende , foo
wijft uyt der felver vier gedeelten , 't Gehayrdè Deel
des Opper-Hoofds, het Voor- Hoofd, de Neus,
en het Deel voor de Mond en Kin aan ; doch niet
doorgaande, om dat de Tronie op zije te ftellen is»
De Neus moet even foo veel buyten de Trek van
't Ovaal verheven zijn, als 'tonderfte van de Kin
buyten 't Ovaal gefien werd, in de voltrokkene
Tronie hier nevens aan. De Lippen geeft alleen het
vierde-part van de Neus, en verdeeld de reft van
't onderwerk, volgens defe minder verdeelingen met
Linien in 't Voor-beeld. aangewefen. Het Oog moet
hier maar half foo breed zijn als in de Tronie vlak
van vooren aangewefen is. De binnenfte hoek van
de Oor moet ontrent een vijfde-deel van de Mid-
delijn AC. af.ftaan , en de Lengde van de Neus
hebben, als hier in F. dOmtrek van 't agter-Hoofd,
of Bekkeneel op zije , kanmen feer gevoegfaam aan-
wijfen wanneerrnen den Diameter Β D. foo ver ag-
terwaarts uyt nekt, tot dat G D. gelijk is met
G A. En fchrijft dan uyt 't punt Α in D. en ver-
der als de Vertoog-Schets, en voornamelijk de
voltrokkene Tronie aan wij ft; En gy hebt alle de
Ρ Rege-
-ocr page 242-ι %6 Teykenkundige Tronie-fiellittg.
Regelen en manieren gefien die hier toe zijn behoö-
rende. En Tuit ligt verftaan dat defe maniere ruym
ioo feker gaat, als diemen door middel van een reg-
te Lijn betrekt.
Derde Voor-beeld, vertöonende de
itelling der Hoofden, vlak van
agter.
Een Hoofd Dat de geflipte ABCD. het Ovaal zy van
tohoe"e3ë"een Hoofd vlak van agter te fien; Waar van als voo-
ftellen. ren AC. BD. de Mid Linien, of Diameters zijn :
Men wi! in en op het felve een Hoofd ftellen datmen
vlak van agteren fiet, in Teykening en Proportie,
als 't voltoyde Voor-beeld daar neven aan ? Doet
aldus: Geeft onder en boven d'orizontale Linie BD.
de helft van de hoogte der Neus, als Ε F. En laat F.
het punt zijn om daar uyt de Cirkel des Opper-
Eloofds B. A.D. te betrekken , foo fal fulx het
Bekkeneel behoorlijk Proportiöneeren. Gelijk de
vafte Lijn, en de trek van het opgemaakte Voor-
beeld , duydelijk aanwijft. Om nu de Ooren te ma-
ken (die hier alleen van agter, dat is over kant in
haar afftaan gefien \ weideft ) foo trekt GK. Soo
lang buyten 't Ovaal uyt, datfe gelijk is aan de wijd-
te van DG. en doet fulx aan EI alleen maar de
helft; Trekt Κ in I toe, en't Oor is bepaald, om
door de Teykenkundige Trek befnoeyd en opge-
maakt te werderi, alsmen in 't nevenftaande Voor-
beeld met de betrekking van den Nek en 't agter-
Hoofd duydelijk fien kan.
Vierde
-ocr page 243-Τ eykenkundige Tronie-fieUing. ζζγ
Vierde Voor-beeld, vertooncnde dé
Tronie-iteiling , diemen Ge-
wekene noemd.
Laat als vóoren ABCD. het Ovaal zijn ,
deeld door twee Diameters; En onderfteld dat inTronfe, hoe
defe even als in de Tronie vlak van vooren , de ver- te fteUen·
deeling der vier groote Deelen, namelijk 't Opper-
Hoofd, 't Voor-Hoofd, Neus, en't onder ge-
deelte der Mond en Kinne de felve is. Stelt beneden
tot d'hoögte van de Kin het toevallig punt des om-
iiens of geweken, vaft; En trekt uyt het felve een
Ovaie Boog door't punt Η in A. welk punt H.
men aldus kan vinden; Verlengd de geflipte G B;
(by Voor beeld , in dufdanigen geval dat een Tro-
nie tuflchen vlak van vooren, en geheel op zijde ,
ontrent op de helft geweken is.) na de zijde van B.
ioo veel, datfè gelijk is aan G A. en fteld de helft
van GB, uyt Β in H. en gy hebt daar het punt
alwaar de gefeyde Boog de Orizontale BD. fnij-
den moet. En defe Boog is het verhevene van 't O-
vaal; of foomen 't noemen wil, van het Op-zije des
Ovaals. *t Verheven van de Neus moet eén derde
van haar Lengde buyten defe Boog uytgaan ; Als
α'opgemaakte, hier nevens düydelijk aanwijft. Al-
waarmen dan ook met eenen wel fiet dat de Kin en
de breedte van 't geweken Oog > door de toevallige
Trek desOvaals op zy bepaald werden,en dat de an«
dere foo breed is, als die in de Tronie-ftelling vlak
van vooren,waar van G. hier het Middel-punt is-Iiï
de hoogte der Partyen vald geen verichil , om dat
defe noch onder de Natuurlijke , dat is Orizontele
Τ eykenkundïge Tronie-ftelling.
Tronien behoord. En aangaande de breedte van dc
Mond; Men fiet wel datfe door het eerfte Ovaal
bepaald is, waar van AH, de Middel-punt maakt.
Is deTronie minder of maar half foo veel geweken,
behQud de felve verlenging van G B. En fteld de
helft van de felve, uyt de Omtrek des Ovaals op
B. D. na G. en gy fult daar foo veel minder van
't verheven des geweken Ovaals vinden. De Trek
van het agter- Hoofd, is met de voorgaande Tronie
op zije ontrent gelijk, uytgenomen dat de Oor fig
hier in het punt D. bevind ; Befiet de Modellen
met malkander, foekt, overdenkt, maaktfe na, en
befchouwd het Natuurlijk Leven , gy fult aan-
ftonds verftaan watter inhetftellen van allerhande
Tronien volgens de Natuurlijke ftand waar te ne-
men is.
Maar gelijk de gefeyde Voor-beelden alleen de
ftelling van de gefeyde Orizontale, dat zij η Natuur-
lijke Tronien aanwijlen ; foo refteerd noch datwe
ook die van de Toevallige ftanden aanwijfen. Wy
beginnen dan wederom met een Hoofd dat vlak van
vooren , toevallig voorwaarts over gebogen is.
Vijfde Voorbeeld, van de Tronie-ftelling
van een Hoofd vlak van voren, toe-
vallig voor over gebogen.
Wy gelooven datter weynige zijn , die yts van
de Teykenkundige ftelling der Tronien verftaan,
of fy weten ligtelijk een Tronie inveelerley toeval-
lige ftanden en opfigten, uyt deVuyft te betrek-
ken. Doch om het felve op een feker gegeven voor-
ftcl dooreen wiskundigen Kegel te doen, daarin
gif-
-ocr page 245-230 Teykenkundige Tronie-ft elling.
gifTenwe wel datter iich vele verlegen vinden.
Nadien wy dan weten dat de meefte part fulx by
de gis doen , of de Voor-beelden van andere Mee-
fters , of het Leven alleen volgens de leyding van
haar Oog na wandelen; Soo twijffelen wy g- en-
iints of een openhertig Konft-oeffenaar fal ons geern
toeftaan, dat wanneermen hem een Ί ronie op gaf
te ftellen, waar van het Hoofd volgens een bepaal-
de hoeveelheyd, dus of foo veel agter of voor over
gebogen was, dat hy fulx buyten bekommering van
dwaling, niet wel noch gelukkig fouw konnen uyt-
voeren, fonder daar toe een fixen Kegel te hebben»
na welke hy de verkorting des Ovaals, en de afwif-
feling van het Kruys, feker fouw konnen betrekken.
Om u dan ook hier in een Middel by de Hand te
doen hebben, foo moet voor af aangemerkt wer-
den , dat de toevallige buyging des Hoofds, voor-
waarts of agterwaarts over , regt van vooren aan te
fien meeft van eenderley Geflagt is: En dat ontrent
de ftelling van foodanige Tronien alleen agt te ge-
ven is, op de Krimpende of verkortende omtrek
des Ovaals, en de buyging van de Boog of Ori-
zontale Cirkel des Gefigts, welke tot het Kruys
van de Tronie behoord. De reft kan feer gevoeg-
faam gedaan werden , en door hulp van de Tronie
op zije ; En die'welke vlak van vooren aan te fien
zijn, alsweopfijn plaatsin ditHoofd-ftuk verne-
men fullen.
Laat'er dan tot het genoemde Voorftel, volgens wiskundige
't eerfte onwerp defer toevallige Tronie-fteÜing, een πή^'ι. een
Ovaal getrokken zijn als in de Schets Α ü'c D.
verdeeld als gy fiet, door een regt hoekig Kruys ofa|r« ovei
A. C B. D. gy wild op 't felve een Tronie ftellen, reg"a;'
11 U tjr r . vooren ge.
van weu> net Hoofd foo veel voor over gebogen is > bogen.
Ρ als
-ocr page 246-230 Teykenkundige Tronie-ft elling.
als gy by Voor beeld, hier buyten 't Werk > de
feheuynfe Lijn N. O. van de regte P. in O. afge-
weken fier \ Doet aldus: Brengt de fpacie van O. P.
(buyten 't Werk aangewefen, ) op de Middelijn
des Ovaals uyt Ε in H. die met haar eyge Lengde
Lood regt latende neergaan in 't punt L. En uyt
dien een vafte Trek halende in B. foo is den hoek
Ε. B. L. gelijk aan de Helling van den voorgeftel-
den hoek Ν. O, P. Trekt dan door het Kruys-
punt E. in 'tpunt L. de feheuynfe I. Q^ en maakt
na volgens dien Ε. A, en EC. gelijk aan EI. als
hier hoven in't punt F, en ortder in't punt G ge-
fien werd: En gy hebt daar de verkortende Trek
van het Ovaal, volgens d'aanwijfing der vafte Lijn.
Gelijk u dan ook hetpufit L, aanwijft, hoe gy
uyt B. «ot in D. door K. de Boog vahdeOri-
Zontale Gefigt-Linie volgens defe Heiling, betrek-
ken fult. Aanmerkt vorder dat gelijk gy in dit ge-
val van over-helting des Hoofds, de Boog dufdanig
na beneden moet halen, dat gy de felve in een agter
over hellende Hoofd, na boven D B. omgebogen
moet halen , als gy in 't derde Voor-beeld fien kond.
En het fal feer wel over een komen met alles wat wy
tot hier van de yerfchillige ftand en verwjiTeling van
het Tronie-Kruys hebben aangemerkt.
Het tweede Voor-beeld hier neffens aan, diend
alleen om u te doen fien, dat deiën Regel in allerley
gevallen van dit Geflagt van Tronien algemeen is.
Want gelijk defe Helling van 't Eerftc Voor-beeld
verfchild, foo fiet gy buyten twijffel ook wel, dat
de vafte Frek defes Ovaals, door de punten F. G.
D. B. gaande , vry minder verkort is, en dat de
Boog des Gefigts D. Β. K. L. foo diep niet na be-
neden gebogen is, als die in 't eerfte ontwerp gefien
werd. Om
230 Teykenkundige Tronie-ft elling.
Om nu te vinden de hoogte en breedte van alle
de Partyen der Tronie, foo moetmen op de Natuur-
lijke of regte Orizontale B. D. de war^,.breedte
van een Tronie vlak van vooren brengen , namelijk
in vijven verdeeld 5 als de Tronie-ftelling Leerd. En
trekkenfe met regte Linien neerwaarts in de toeval-
lige Boog, alsmen hierin de tweede vertoog-Schets
duydelijk aangewefen fiet , en waar vanmen den
uytflag in defe twee voltoyde Hoofden, een voor·?
over en een ander agter over hellende, verder kan
ontwaar werden. Tot de bepaling der refteerende
Deelen kan men hem feer gevoegfaam bedienen van
demanieredie hier aan volgt; namelijk men moet
een Tronie op zije maken, navolgens den Trek in
de andere Voor-beelden vertoond; Van welkers
hoogte men volgens de leyding van defe toevallige
Orizontale Boog , gelijkwijdige Trekken halen
kan; En waar defe uyt de Tronie op zije in de
van vooren neerhellende Tronie vallen , daar bepa-
len iy het punt van Neus, Mond en Kinne; als de
Vertoog-Schets leerd;alwaar het tweede Voor-beeld
in dit geval genoeg verklaard, dat de fnaniere in een
opfiende of agter over hellende Tronie, een en de
felve met defe is.
Sefde Voor-beeld van de Tronie-ftelling %
van een Hoofd, dat geweken en toe-
vallig regt agter of voor over
hellende is,
Tronie-ftel-
ling van een
Om volgens 't eerfte Voor-beeld defer Vertoog-
Schets, op het Ovaal Α Β. C. D. een geweken ter of voor"
Tronie te ftellen, waar van het Hoofd als in 't voor- heIIe?J'
Ρ 4 gaan-
-ocr page 248-2,3 2- Τ eykenkundige Tronie-ft e Hing.
gaande Voor-beeld, een bepaald gedeelte agter over
hellende is; foo foekt eerft de verkortende Trek
des Ovaals G F. volgens den Regel die wy daar
hebben gegeven. Om nu de Boog van het geweken
opzy te vinden, foo maakt of verlengd Ε C. datfe
gelijk is met Ε F. of EG. (in de Plaat niet nauw-
keurig genoeg tot ons voornemen waar genomen.)
En fteld de helft uyt E. in H. en gy hr bt daar
het punt om de Boog van een half omgewende of
geweken Tronie, te betrekken'. Belangende de toe-
vallige Linie des Gefigts ? Gy merkt wel dat u ai-
reede de middel om die te betrekken is aangewefen ,
wanneer gy degekrompe Trek des Ovaals uyt het
voorgaande Voor-beeld hier hebt weten te bepa-
len; En dat het over fulx niet noodig is, dit voor-
ftel verder met Merk-Letteren te beilommeren.
Merk ter alleen noch over aan; dat by aldien defe
Tronie na d'ander zijde omgewend of geweken,
moeftezijn ; dat dan dé Boog F. G. H. na de zij-
de van A.D. B. moet getrokken zijn» En foo
het Hoofd voorwaarts over in plaats van agter over
gebogen waar, dat dan, even alswe in de voor-
gaande Vertoog-fchets hebben gefien , deGefigt-
Linie na om laag onder de regte D. C. fouden moe-
ten gebogen zijn. En het verder opmaken is uyt de
voorgaande Leering en uyt de volgende genoegiaam
openbaar om hand aan 't Werk te ilaan.
Se-
-ocr page 249-Teykenkundige Tronie-fielling. 2,33
Sevende Voor-beeld van de Τronie-flel-
ling van een Hoofd dat geweken, en
toevallig agter of voor over en te
gelijk op zijde hellende is.
Maakt een Ovaal, in welk de grootfte Midlijn ™^nd!een
of regte natuurlijke Linie Α Β. foo veel is afhellen- tweefints ge-
de als begeerd werd en als by Voor beeld hier in het ^ftellcij!'^
tweede ontwerp door de vafte Lijn I Q^ vertoond
werd. Om nu de verheven Boog of toevallige Ori-
zontale Lijn des Gefigts op de regte D C. te be-
trekken , foo doet als in 't voorgaande exempel; of
foo u dat vergeten is; brengd de hellende fpacie vol-
gens onfen voorgaanden Regel uyt D op AB. of
elders, en daar fy de felve 111 G. raakt, daar is het
punt om de begeerde Boog te trekken. Om nu ver-
der dufdanige Tronien op te maken (want wyge-
looven datje de Middel om de Boogh van 't Profijl
Α F C. te betrekken, in de gefeyde Voor- beelden
aireede genoegh hebt af gefien) foo verdeeld op den
Diameter Α. Ε. B. de Neus, Monden Kinne,
Ooeen en de tuffen fpacie der felve, volgens de Pro- β^»"11"
, „ , . r , ' Λ . tweedeen
portie-Maten hier vooren in de Natuurlijke Itand derde voor-
der Tronien aangewefen. En brengdfe van daar op
de gefeyde Boogen A. F. B. en D. G. F. C. te we- schets."
ten die van de Örizontale Gefigt-Lijn Lood-regt;en
die van den Diameter foodanig, dat alle de Punten
op de Boog des gewekens AF B. foo wijd van de ge-
booge Örizontale D. G. C. ftaan; als die onder op
Α, Ε. B. vanA. Ε. B. bepaald zijn. De Tronien
diemen onder defe Voor-beelden met volkome
Trekken gefteld ziet, wijfen niet alleen aan hoeda-
P 5 nioh
-ocr page 250-2,3 4 Teykenkimdige Tronie-flelling.
nig men de felve op voorgaande voorftel opgemaakt»
moet begrijpen; Maar een van de felve doet ons
voornamelijk gedenken dat wanneermen volgens de
gefeyde Regel,een Tronie wil ftellen daar hef Hoofd
voorwaards en op zijde hellende gebogen is, men
alleen te forgen heeft , dat de Orizontale Booge
3DGC. als dan uyt D C. na B. dat is neder-
waarts moet getrokken werden. En foo ook met
de gewekene by aldien de Tronie na een anderen
oord gewend is, alswe in 't eerfte voorftel heb-
ben gefeyd.
Ten overvloed werden in de volgende Vertoog-
Schets eenige gewillige ftanden van Hoofden ver-
toond; Die meeft toevallig op zije, herwaarts en
derwaarts gêneygd zijnde, de nuttigheyd der ge-
feyde Regelen eenigfints konnen beveiligen ; Wan-
neermen de moey te wil nemen, die wat aandagtig te
door keuyeren,of met de Handen na te maken :waar
by wy den Konft-oeffenaar vermanen willen een
kleyn misverftand des Plaat-fnijders, genadig over
't Hoofd te zien; En met fijn gedagten vervullen
datter aan het derde Voor-beeld ontbreekt. Want
daarin moeten de 5 geflipte die uyt D. E. C. in
A. F. B. gaan , Lood - regt aangemerkt werden :
waar aan een haperingetjen is. En onfe voortvarend-
heyd liet niet toe 't felve uyt te morffen en in gevaar
te ftaan van een flimmer uytflag. Voorwaar het
vald den Menfche fwaar, om dingen diemen niet
geheel alleen in fijn eygen Hand heeft ,,onberifpelijk
aan den den dag te brengen : En men werd vaak in
\ vertrouwen op eens anders bedrijf bedrogen, by
gebrek van algemeene kennis die felden by dcKonft-
Arbeyders te vinden is. Maar wat wy ook vinden,dit
werden wy ook ontwaar; Die rvftenfehap vermeer-
230 Teykenkundige Tronie-ft elling.
&erd, vermeeidei d fmerte. Hoedanig men verder de
Tronie-ftelling van de eene Gefigt-ftand d'andere
door Middel van een dry hoekfe over-drager, kan
uyt-werken,fulx kanmen in het eerfte,derde en vier-
Boek van Albertus Durer met verfcheyde Voor beel-
den aangewefen vinden.Dxe luft heeft na onfe voor-
geftelde maniere en die van gemeiden Schrijver te
arbeyden, of liever by de gis, of na fijn Kop alles
wil ftellen, mag over den uytilag oordeelen welk
van dryen hem algemeender en Schilderkundiger
dunkt te zijn.
Nu willen wy de Kinderlijke dingen verlaten, en
tot grooter faken over gaan.
HET VIII. HOOFD-STUK.
Van de Stelling der Beelden Volgens de
Natuurlijke en toevallige β and
der beweging in allerhande
Doening.
LAat ons van deTronie-ftelling in't byfonder tot
een ander voornaam en algemeen Deel der
Menfch-kunde over gaan;Namelijk tot de Tcyken-
konftige ftelling van de bewegende Stand der Wer-
kende Menfch-beelden ; En daar ontrent aanwijfen
hoedanig de Beelden onder fekere Linie vanBeftuur
en GewigtjcnTegen - wigt allerhande Doeningen en
Aftien van Staan, Gaan, Loopen, Torifen, Dra-
gen , Werpen , als anders, welvoegfaam en Natuur-
lijk , fonder daar heen te vallen, ofonmogelijkheyd
in haar Doening tevertoonen, verrigten konnen:
Op
·.'·.'· I i
-ocr page 252-α λ 2- Stelling der Beelden in
Op dat den Teykenaar en Schilder die figh daar
in wel afgerigt bevind , het Middel mogt in de
Hand hebben , om fijn Beelden in allerhande voor-
val en Verkiefing, tot het Oogmerk van fijn voor-
gefield bedrijf, foodanigte bepalen, datfe noit te-
gen de Teykenkundige Trek , noch tegen de mo-
gelijkheyd der Doening, tenopfigt van 't Maaxel
en famen-ftel der Leden aanloopen. En gelijk dit
een van de gewigtigfte Hoofd-ftukken der Schil-
der-Konft is , foo heeft het ook alle Groote en
Verftandige Meefters niet alleen ter Herten gegaan ,
fig hier in wijflelijk te dragen, maar veele hebben
ook met alle vlijd hun Leerlingen geduurig ver-
maand daar op nauw agt te geven: En dat wel foo
veel te meer alffe figh ontblood vonden van Onder-
wijfingen in de Boeken, en Voor-beelden, Karei
van Mander die beter Schrijver en Ρχ-ater als Schilder
is geweeiï, feyde in fijnen tijd dat het te wenfchen
waar, datter van ymand een Onderwijfing aan-
gaande de ftelling der Beelden , volgens de Werken-
de Verkiefingh der Aóticn , en d'uytdrukking der
Herts-togten, ontworpen wierde: En feyd hy , ik
foude fulx geerne felfs gedaan hebben , indien ik
my daar bequaam toe gevonden had. Van Leonard
de Vinei werd met waarheyd aangetekend, dat hy
veel Dingen aangaande defe Stoffe opgefteld heeft,
waar van oniës wetens, flegts eenige ftukken en
brokken fonder Orden en famen-hangh en foo als
hy die tot fijn Memorie in 't ruyg be worpen had,
zijn te regt gekomen ; of hier yts toe geholpen heeft
dat hy de felve met voordagt in on-leesbaar Schrift,
en meeft met Slinxe Letteren diemen van agteren
moeft Lefen , behandeld heeft; Sulx blijft eenigfints
bedenkelijk. £n gelijk den Grooten Nicolaas Pouffijn
allerhande ftand van ^Doening. 237
eenige van de gefeyde Leffen, met fommige Beel-
den heeft pogen op te helderen, foo fullen ons eeni-
ge van die (want wy en fagenfe niet beter te krijgen)
merkelijk te ftade komen, om 't geen wy aangaan-
de de ftelling der Beelden , in onfe fwakheyd mee-
nen voor te ftellen, genoegfaam te verklaren.
Wy merken dan ontrent de ftellingh der Beelden
in de eerfte plaats aan; dat wanneer een Beeld in een en gelijk-
eenvoudige Natuurlijke ftand, ftil en fonder eeni- st'fnff
beweging of Actie regt op fijn voeten ftaat; dat als-
dan alle de Ledeneen gelijk Gewigt, rondtiom de
Midlijndes Gewigts, of Lichaamsfwaartefenden, niewefkdïe
welke Linie men fig moet verbeelden te zijn mid-is.
den tuffchen de twee Sleutel-Beenen aan den Hals-
Kuyl, en regt over de Navel midden door 't Li-
chaam , tuffchen de Beenen door te gaan. Waar
uyt fekerlijk volgd dat foo wanneer eenig Lid daar
van uyt fijn plaatfe, ofgeruite ftand wijkt; dat als-
dan een ander gedeelte des Lichaams, of fwaarte, wigt beko-
in tegendeel van 't gene uyt fijn plaats geweken is,men wetd'
moet ingaan; Om de felve gelijkwigtigheyd we-
derom te bekomen die 't Lichaam te vooren had 5
En dat fulx geduurigh, en in allerhande manieren
van beweging, daar de Leden figh uyt d eerfte ftand
in een andere verwiffelen , komt te gebeuren. In-
voegen de beweging der Beelden alleen gefchied, en
niet anders te kunnen gefchieden moet aangemerkt
werden, als door een verplaatfing der Leden, buy-
ten haar eenvoudige of enkele ftand; En datter fon-
der verbreking van de eerfte gelijkwigtigheyd, geen
beweging gefchieden kan. Indien nu een Beeld niet
kan ftaande blijven dan door de gelijkwigtigheyd,
het is dan ten hoogften noodigh dat in alle bewe-
gingen der Leden een tegenwigt gevonden werd.
Want
-ocr page 254-α λ 2- Stelling der Beelden in
Want het geen de Menfchen in haar beweging meeft
llyt de Leere dèr Natuure en fonder moeyte en On-
derwijs weten te dóen, dat moet in de Schildereri
Bootfeer-Konft door waarnemiiïge van verfchey-
de Regelen , uyt het Leven gehaald, werden uyt-
gevoerd. Heten kan niet moeyelijk zijn te begrij-
pen , dat gelijk een Menfch werkende met een fijner
Leden in alle fijne bewegingen en Hellingen, een
natuurlijke tegenwigt weet te maken , door de Le-
den die minder Werken , op dat hy vaft en feker
fijn verrigtinge doe; En verhoede, dat nadien hy
fonder de felve Tegenwigt niet en kan uytvoeren ,
dat hy niet buyten de Linie van fijn Evenwigt ge-
raakt, en daarhenen tuymele. Waar uyt wy dan
beiluyten, dat wanneer eenig Beeld in foodanigen
A6lie en Stand gefteld is, dat het met eenig gedeel-
te foo wijd buyten fijn Evenwigts-Linie geilingerd
ïs, datmen ten klaarftén kan fien dat het de Magt
ontnomen is van figh door Ermen of Beenen , of
eenige beweging te herftellen , foo fal iülken Beeld
den Beichouwer ook feker'ijk fchijnen om verre te
vallen: En dat noch foo veel te meer en fekerder ,
als het deugdelijk en Konftig fal Geteykend, Ge-
fchilderd, Geboodfeerd ofgegoten zijn, alswe ver-
der fullen aanwijfên.
Merkt verder aan dat de beweging foo veel fter-
ker is, als de Leden of Deelen daar mede gewerkt
werd, meerder of minder buyten 't Midde-punt
van haar gelijk wigtigheyd gaan; Jt Geen de Voor-
beelden aanftonds leeren fullen.
Hos de Dat nu de Menfchen in meeft alle Doeningen
Teeenwiit" en A<aien degefeyde tegenwigt Natuurlijk, en de
van Natuu- meefte fonder Onderwijs konnen voort brengen,
makln" W fuIx Lccren ΨΥin de dageüjxe ervarentheyd en aan
ons
-ocr page 255-allerhande ftand van ^Doening·. 2 278
ons felven dat het yder is ingefchapen ·, alhoewel wy
niet ontkennen konnen dat fommige grepen, en
hylondere niet gemeenc bedrijven ook van de Konft
en Onderwijfingh afhangen. Waarover eenigon- '
derfcheyd moet aangemerkt werden. Wanneer wy
zien dat een Menfch met den eenen Erm eenige
fwaarte optild, foo merktmen gemeenlijk dat hy
den anderen Erm daar tegen over van hem fteekt ,
om fijn Tegenwigt te foeken , en de over-helling
die den opgenomen Laft te weeg brengt, daar me-
de op te wegen : Ja by aldien 't noch niet genoegh
is, om de gemelde Wigt op te halen , foo voegd
hy'er vaak noch foo veel fwaarte van fijn eygen Li-Hoe ie Te»
ehaam by, met het felve in 't tegendeel of na d'an- ^werL'gel
dere zijde over te buygen, alifer tot de vereyfte te- fteW wetï
genwigt noodig is. Wie en heeft niet waargeno-
men , foo wanneermen ymand op fijn Hurken
zittende agter over fmijt, of tegen dank poogd
op fijn Gat te ftooten; dat fuik eenaanftonds de
Ermen met de Handen opgefpreyd veerdig voor-
waards uytfteekt, omfig, waar 't mogelijk, daar
door in tegen wigt op te houden; 't Geen ook feer
dikwils gelukt; Wanneer namelijk de agter uytge-
wekene Partyen , niet te ver buyten de doorgaande
Gewigt-Linie geweken zijn; In welk geval figh
d'een meer en beter dan d'ander door een fnelle be-
weging der voor uyt gebragte Ermen, en over-buy-
gingen des Hoofde, kan redden en op de Been hel-
pen. Want men moet niet befchroomd zijn tege-
looven dat het Gewigt des Lichaams in't beroeren oewigte©
der Leden, niet alleen feer ligtvoerig en fnel tot dees Taeagte"™st
of geene zij de over gaat, maar ook vaft ftellen dat de Hgtvo«ig
Lichamen , na de Maat datfe fnel of traag bewogen en we°
werden, minder of meerder Gewigts hebben; In-
voc-
-ocr page 256-1,40^ Stelling der beelden in
De Liciia- voegen datfe geduurende een fnelle beweging 1 by
fcer ïfgtln na aIs fonder fwaarte zijn, en derhalvën feer ligt
een fneiie konnen beftuurd werden; Ja door de minfte po-
beweging. . ^ herwaarts en derwaarts van een knaphandig
Menfch of die een veerdige Geeft hebben, konnen
bepaald werden. Wie ifler ook die niet dikmaal
heeft waar genomen , hoedanigh de Arbeyders,
Waagdragers, Pakkers en Wijn-veriaters , wan-
neerfe Pakken , Vaten, Balen of anders omboxen,
kanten ν op fijn end fetten , of anders beftuuren wil-
len , de felve gemeenlijk eerft in beweging bren-
gen ; En onder die beweging met een gefwinden
dray, ièer ligt en als fonder arbeyd bepalen en wen-
den daariè willen ; 't geen hen , (den Laft ftil en
onbewogen liggende) onmogelijk foude zijn : De
Reden daar van is niet anders, als om dat de Licha-
men , ο der en in de beweging minder fwaarte heb-
ben , en by gevolg ligter herwaarts en derwaarts
konnen beftuurd werden. Defe dingen zijn foo
algemeen waar in Menfchelijke behandeling , dat-
fe felfs in de geringfte en ftilftc Doeningen haar re ■
den en plaats vinden. Dat wy ook de goede
en veerdige Schrijvers, haar dikmaal met een on-
noodige fwier of Trek-Letter fien behelpen , ge-
fchied om geen andere oorfake als om door die be-
wegingh de vertraging van haar Hand t'elkens op
te wekken , en vaardiger te doen voortgaan ; alhoe-
wel het honderfte part der Schrijvers milfcbien daar
niet op en let. En hier van daan komt het ook dat
de veerdig gefchreven Letteren van een vaile Hard,
gemeenlijk los en watiwierig zijn, en dieZedig-
heyd niet en hebben diefe wel foude konnen heb-
. ben, ibofe in 't ftilte en met een trage bewegingh
gefchreven waren. Het is een groot Cieraad in een
Mee-
-ocr page 257-allerhande β and van T)oenhig. 241
Meefterlijk pronk-gefchrift, dat de Letteren met
kandagt vaft en feker gemaakt zijnde, nogtans de
vloeyentheyd van een ftoute en vaardige Hand ver-
, Het voort brengen of maken des tegenwigts ge- tegenwigt
fchied in de beweging der Menfche Lichamen foo ï^j- ^
gefwind , als de wil en de gedagten, door de dier- een Balans
Hjke Geeften op de Leden werken; die als fonder
tuffen tijd malkanderen aandoen. Want gelijk iil
een Balans, het Verminderen van 't eene wigt altijd
de vermeerdering van het andere fonder tuffen-tijd
te weeg brengd , even foo moetmen de beroering iti
de Levendige Doeningen aanmerken; alhoewel
daar obk noch eenig onderfcheyd in waar te nemeii
vald; en dat ten aanfien van de geftalte der Men-
fchen Lichamen, en de Geeften diefe volgens de
wil regeeren. Wantaldiis fietmen dat eenige geheel
traag en Loom , andère wederom féer gefwind iil
hare Adlien zijn. De vette en fwaarlijvige Paf-fak-
ken zijn gemeenlijk trager dan de fchrandere Men-
fchen die fray gemuskeld, en wel van vlugtig bloed
voorfien zijn. En of wel in een dobbel Gevleefd
Menfch fomtijds de wil goed is, en de Ziel een hüpfe
gedagte heeft om yts vaardigs te doen, egter Werden
de dierlijke Geeften door de overvloed vaii Vlees en
Vet, eenigfints geperft en belet in de Leden die be-,
wogen moeten werdén veerdig in tè vloeyen,, of
malkander voort te ftuwen ; En dus werden Er-
men en Beenen en andere LedeH verhinderd de wil
des Menfchen op het gefwindfte te gehoorfamen. Ηοε de
Wanneer èeri Menfch in plaats van op tweè Vbe- in een Beeld
ten even wigtig geplant te ftaan, op eeneri Voet ge-
heel of ten meerendeel ruft , foo bevindmen dat hy moet aange,
evenwel fijn geheels fwaarte rondfom dé Middel
CL liin
-ocr page 258-α λ 2- Stelling der Beelden in
lijn van dien Voet foodanig fend, dat hy volkomen
pal en feker in fijn gewigt itaat j 't Geen in 't veran-
deren van die ftand aldus toe gaat ·, Soo ras het eene
Been van een ftaande Menfch werd opgeligt, foo
gaat'er een gedeelte, na de hoeveelheyd der Iigting
over aan de tegen overige Zijde, en maakt ten eer-
ften aanfiendat het Menfch-beeld uyt fijn gelijk-
wigtigheyd raakt, en noodiakelijk fou moeten val-
len ·, Maar dén opgeligten Voet met fijn aanhoo-
rige Deelen, verder van haar Midde-Lijn geweken ,
werd lbo Veel ίwaarder alfler noodig is het over ge-
gane wigt op te halen, dat is in Balans te houden :
En derhalven is de fwaarte wederom rondom feke-
re Linie, diemen figh over al midden in de geheele
fwaarheyd des Lichaams verbeelden moet,
VVe!kwer1<e Laat ons 't gefeyde in eenige Voor-beelden gaan
Sjke stand befien, en voor afin defe eerfte Vertoog-Schets aan-
is· merken waar in de algemeene welftand van een een-
voudig en Natuurlijk gefteld Beeld gelegen is. Wy
ftellen voor af dat eenBeeldnoiten kan bevalligh,
noch wel werkelijk in fijn ftand zijn ("fchoon st ook
ledig, dat is ionder eenige byfondere Lichamelijke
Doening is) wanneer het op beyde de Voeten even
fwaarwigtig en regt over end ftaande > foodanig ge-
plant is, dat hetj-ïoofd midden door de Wigt-
Linie uyt den Hals-kuyl tuiTchea bey de Voeten
heen hangd, en fonder uytfwanken der Heup of
andere afwiifeling der Leden, na een en de felve zij-
de gewend blijft, dewijl fulx de ftand van feer Oude
Sieke en verfwakte Menfchen te kennen geeft: Die
in 't gemeen't vermogen nieten hebben haar gehee-
le Lichaam op haar verfwakte Heupen, Beenen en
Voeten op te houden; En daarom al byfetten watfe
konnen, ja dikwils noch wel een ftok voor een
allerhande flandvanTioemng. 243
derde Been gebruyken; En om dat in de gang nood"
fakelijk een groot deel des Lichaams fwaarte van
d'ophgtende Voet op den neer-geplanten Voet over
gaat, daarom vald hen het gaan noch fwaarder dan
het ftaan, want de heele fwaarte des Lichaams ,
komt och arm! in eiken tred, op een Been alleen
aan. 't Welkfe dan ook geern met een wandel-ftok
willen te gemoet komen. De Goddelijke Voorfie-
nigheyd heeft den Menfch met twee Beenen begif-
tigt , om datfe aan de geftalte van foo een Lichaam
noodig tot het ftaan , gaan en loopen waren : Wan-
neerwe nu een Menfch of Menfch-Beeld in de Ta-
fereelen befchouwen dat feerhubsen knaps op fijn
Leden, voornamelijk op een Voet geplant ftaat»
het fchijndonsby na toe alsof fijn Kloekheydhet
tweede Been niet noodigh had > of ten minften in
dien oogenblik daar niet om en dagte. En dus ge-
beurd het datwe in de befchouwing van fuiken A-
ctie, veel eer een Denk-Beeld van een fris en gefond
Menfch, dan van een fieken of verfwakten in ons
gewaar werden.
Hierom fal dan eenBeeld meer welftand bekomen, £igemee nè
rii η j> ltand en
Wanneer de fwaarte des Lichaams meelt opdeene welftand in
zijde, Been en Voet over gegaan fchijnd .gelijk de ceQ Beeld·
ftand van dit volgende Beeldeken düydelijk aan-
wijft. En gelijk fulx in alle a&ien en bewegingen
moet gc-fien werden, foo is fulx ook in ruftende of
ftil zijnde Beelden, tenuyterften noodig waar ge-
nomen,om dat de geheele welftand daar in, van een
Wei klijk ftü ftaan Jer Leden af hangd. En daar en Een seeid ia
kan felfs in 't Leven geen Doening of Werkelijke g^ffl
Actie bedagt werden , daar alle de Leden in haar wïgt, kan
Hatuurlijke rufte, plaats, en gelijkzijdige ftand^^t
en Gewigt gefien werden. Derhal ven iaider yts ge-
Q daaa
-ocr page 260- -ocr page 261-allerhande ftand van ^Doening·. 2 45
daan of bedreven werden, foo moeten de Leden
uyt haar Natuurlijke ftand en ruft plaatfe gaan.
't Welk dan ook te weeg brengd, dat.fouder een be-
vallige ftand in de ftil ftaandè Beelden gefien wer-
den ; foo moet'er door eenige zedige afwifleling
der beroerlijke Leden, ten minften een foort van
bereydwilligheyd en vermogen tot eenige Doening
in gefien werden. Daar Zijn ook eenigfints verfchey-
de trappen en ftonden ontrent de Bevalligheden der
ftanden waar te nemen; Want men ondervind dat ^ ^
als een Menfch moede gegaan is, dat hy dan mak- Vermoeyde
keiijker op twee dan op een Been ruften fal, ja fom- Beelden,
tij ds noch wel een Staf of Wandel- ftok tot een der-
de fteunfel nemen fal; en derhalven beteekend het
flux ftaan en ruften op een Been, een frisheyd en
onvermoeydheyd,als boven gefeyd is. Wanneer ook
eenMenfcii moede is vanLang op een Been te ruften,
foo is hy veelfints gewoon een gedeelte van fijn
fwaarte op 't ander minder beladen Been te fenden;
En daarom moetmen defe ftand aan geen Beelden
geven dan die vermoeyd en afgemat fullen fchijnen :
Ook aan jonge Kinderen , en aan Oude iwakkeof
Sieke Menfchen. 't En ware eenig andere nood-wet
dat afvorderde. Een Menfch lang ftaande is tot ver- Jeet^CIt"
ligOng gewoon fijn ftand telkens te verwiffelen;
En van den regter op de flinker, en dan wederom an-
ders over te fenden. En konnenwe hier in 't voor'by-
gaan geleerd werden,dat in alle gracelijke ftanden der
Beelden (het zy die beweeglijk of roerlij k werken ,
of datfe door een bevallig ftil ftaan werken,)
dat de eene zijde des Beelds figh noit gelijk aan die
van d'andere zijde kan of magh vertoonen, en dat12
foo ten opfigtvan haar Lengde en breedte, als ten
asnfien van haarplaats, Want of fulx in een fimpe-
Q.3 1c
-ocr page 262-le ftand, of in een gelijkzijdige beweging der Le-
den , in 't Leven fouw konnen gedaan werden, eg-
ter fal fulx geen welftand noch gracie vertoonen, en
noch veel min prijs-waardig in de Schilder-Konft
zijn.
De veivalle Den vermaarden ItaliaanfenSchilder Mafdccio werd
Konft door boven maten geprefen,om dat hy de vervalle tijd der
't graceiijk Schilder-Konft, aangaande het ftellen der Beelden,
Be'iden eïan merkelijk verbeterd heeft. Want gelijk het doe door
Mafaccio een algemeene onagtfaamheyd was op de baan geko-
vcibttei . menj ftanden der Beelden op bey de Voeten
gants Loom en onbevallig, fonder de minfte be-
reydwilligheyd of Werking re verkiefen ; Daar
Leerde hy de felve door het uytfwenken van d'eene
Heup, de loflfe fpeling van 't een of 't ander Been ,
de fagte Hiel ligting van een Matig te rug getrok-
ken Voet, de twijifelagtige Buy ging der eene Knie,
herwaarts of derwaarts wending des Hoofds en aan-
gefigts en diergelijke, die Lamme en ongracelijke
Maniere verlaten ; en tot een verftandelijkerBeel-
de-ftelling over gaan. Alle welke dingen wy onfes
agtens foo duydelijk in 't voorgaande Beeldeken
met Α getekend fien waar genomen , datwe aan-
gaande het uytfwanken der Heupe, aan de zijde
der laagtfte Schouder, en hoe het Hoofd anders dan
de Borft gewend is; of wat de ftand van 5t regter»
Been aangaat (datmen hier een groot gedeelte on-
beladen en wat agterwaarts geweken aanmerkt)
geen breeder verklaringe daar over noodig hebben ;
£n daarom fullenwe van dit, tot de volgende Voor-
beelden over gaan.
yoor-beeld Gy fiet dan wederom in dit tweede Model met
vaiifge"ftand Β geteekend, feer ligt een Beeld by na in de vorige
op de regte fiand gefteld » alleen met dit onderfcheyd dat defën
*" Man
II
ί
-ocr page 263-allerhande ftand van ^Doening·. 2 286
"Man op den regter Voet geplant is, daar denvoo»
rigen op den flinker quam te ruften; En gelijk aan
defen ook de regter Heup uyt fwenkt, foo fietmen
wel dat de bevalligheyd der ftand en ftelling tot bey-
de zijden gelijk, en volgens dien algemeen is. Aan-
merkt vorder, dat of fchoon dit Beeld op beyde
Voeten fchijnd te ruften ,' de meefte wigte nochtans
alleen op den Regter aankomt, en dat den Linker
Voet ilegts een weynig fteunfel of hulp by toeval by?
brengd ; fulx dat de geheele fwaarte des Lichaams
van tuffen de Sleutel Beenen, regt bezijden debin-
nenfte Enkel van den Regter Voet nederdaald; als-?
we hier met de flauwe Lijn, midden uyt de Hals-
kuyl gaande, aangewefen fien. En gelijkmen wel fiet
dat de uytgefwenkte Heup eenige fwaarte buyten de
gefeyde wigt-Linie maakt, foo moetenwe niet ver-
geten aan te merken , dat de tegenwigt daar van , Van hoe&mi.
door het afgeleyde Slinker Been gemaakt werdjwelk ^"ctesen"
Slinker Been , fchoon het de meefte wigt aan het
Regter Been heeft over gefonden 3 egter foo veel
fwaarder is, als het verder van de gefeyde Linie af-
geweken is, en derhalven genoeghfaam is om de
fwaarte van d'overhangende Heup op te wegen; En
te helpen dat in dufdanigen ftand degantfche fwaar-
te des Lichaams rondom het Midde-punt der ge-
wigt- Linie gehouden werd,en den Man alfoo in een
bevallige ftand over end blijft ftaan. Men moeter
ook noch over gedenken , dat foo by aldien dit felve
Beeld figh beweegde na de andere zijde» dat is fijn
ftand van de Regter op de Slinker Voet dede over
gaan ; dat dan al wederom de felve gelijk-wigtig-
heyd,onder die verwiffelingh in de Heup en 't afge-
leyde Been foude gevonden werden; te weten wan*
peer de ftand volgens defe Verkiefing tnaar alleen
α λ 2- Stelling der Beelden in
van 't eene Been of Voet op d'ander gefonden wierd»
Maar op bey de Voeten geplant werdende , foude,
alswe gefeyd hebben, de geheele fwaarte tuilen
beyde blijven,dat is door denBuyk tuifchen de Bee-
nen neer gaan. En op datwe niet voorby flappen
"c geen ons op een andere plaats wel voegfamer kon
voor komen , maar ligtelijk fou kqnnen ontglippen
daar aan te gedenken , foo willenwe hier aanmerken ,
datmen in geen van alle dufdanige ftanden van Beel-
33e vaft ge- den, noit aan den vaft ftaanden Voet (diejnen den
nTÖet noiV gep'antcn ^oet n?emd j) en daar een Beeld voor-
eenigebuy-, namelijk op ruft, eenige beweging of buyging in
Toonen"ii-C de Toonen moet laten fien: Maar den anderen Voet
teniien. wel eenigfints twijfFelagtigh of" fober gebogen, of
wat verkrampt, nadien die maar als op de Wagt
ftaat, en fig veerdig houd, om op 't gebied van
den ftaander te dienen. Én mag defe buyging der'
Toonen noch wel eenigfints duydelijker en meer
gefien werden, wanneer de Voet op de Hiel ruft, en
van vooren vry is. Eenige Neerland ie Meefters ple-
gen haar in het verkrampen der Toonen, en Vinge-
ren foo onbeteugeld aan te ftellen . dat fommige
van hun Beelden, foodanig met de Toonen en Vin-
gers trammeleerden, als offe met Handen en Voeten
op een Klavecimbel fpeelden, of de Snaren van een
ander Speeltuyg Toetften. En om dat fulx ook aan
de Voeten gefien wierd daar de Beelden op ruilen
moeften·, of aan de Handen die een befaüigde Doe-
ning hadden ; foo is fulx ook met groot Regt tegen
gefproken, en wijiïelijk verlaten ; Want het was
als een Mode by na tot een algemeene Maniere ge-
worden; en daar warender die haar lieten voor ftaan ,
datter geen Leven noch aardigheyd in de Beelden
gefien wierd * daar dit niet ten uytterften aan was
r 1 ' waar-
allerhande ftand van ^Doening·. 2 288
\vaargenomen: Gelijk dan ook dufdanige Wan-
wendfels, met de Naam van Spangen Greepjes in sprangers
de Wandeling bekend zijn. Symon Vouet en eeni- Greep!£fe
ge andere Franfche Meefters hebbender mede al een
Smeur van weg gehad. Voorwaar die op het Maaxel
der Deelen , en de Werking der Muskelen let, fal
■wel gewaar werden , dat een Beeld gracelijk op een
Voet geplant, foo veel wigtdaar op fend, en de
Muskelen die de Voet en Toonen buygen, fooda-
nigh beladen en beiigh houd, dat de Toonen niet o-
ver houde om te bewegen of veel te Trammeleeren :
En of figh ymand inbeelde dat hy dat doen kan; wy
houden egter ftaan de, dat het een fwakkeen onfe-
kere ftand fal vertoonen , en noch meer in de Schil-
der- Konft fich fal openbaren.Daar is een Playfter af-
gietfel van een Anatomie Beeldeken voor Handen,
daar in het gene wy aangaande het planten der Voe-
ten in 't fin hebben te Leeren, wonderlijk wel waar
genomen is.
Laat ons over't voorgaande Beeld noch aanmer-
ken , dat foo by aldien het fig gantfchelijk ter zij-
den , en een Deel voorwaarts over boogh; alfop dat
het met de Slinker Schouder verre buyten fijn Mid-
del
Lijn geweken was; foo foude volgens d'aanwij- Bedenking
_ Ί· τ I I _ fi 1 . ' over het
iing van dit Voor-beeld met C geteekend, de reg- Beeld met
ter Heup fig foo veel in tegendeel agterwaarts gewe- c °ctcekcnd·
ken vinden, alfler ten meeften van nooden is om
't Lichaam in fijn gelijkwigtige ftand te houden. En
dewijlwe uyt de Teykenkundige Trek des Beelds
genoegfaam ontwaar werden s hoedanig den Slin-
ker Voet opgebeurd, en 't Lichaam na deen en
d ander zijde der Middel-Linie over gebogen is; foo
ftaat'er noch by aan te merken, hoedanig in deiê
ftand het opgeligte Been , fteunende met de voor- dei
CL 5. Voet
-ocr page 266-α λ 2- Stelling der Beelden in
'Voet op een Steen, alleen eenige geringe hulpe tot
de ftand des Mans toebrengd, om die Lofler , Ge-
valliger , en gracelijker te doen zijn, en nogtans
ïiïë foo noodig, dat het Beeld fonder fijn hulp in dit
geval fou daar hene tuymelen ; alhoewelmen wel
fien kan dat het Beeld voornamelijk op het regter
Beengeveftigdis. En dat het Slinker min of meer
na de grootheyd der voor over-hellinge des boven-
Lijfs, ook min of meer te onderfteunen heelt: Want
gelijk een fteek-ftijl of fcheuyns ftaande Schoor veel
of weynig Laft lijd, of Dienft doet , na dat de
fwaarte geweldig of niet geweldig Hellende, hem
drukt, alfoo kanmen eenigfints verftaan dat dit Slin*
ker Been al meer en meer fou te onderfteunen heb-
ben ; wanneer figh defe Man ook meer en meer
voor over boogh.
over de'fdve fiet verder wel dat fouw defe Man figh we-
hctftelling. derom herftellen, het voorwaarts gebogen Lichaam,
wederom agterwaarts door de Midlijn fou moeten
gaan : Maar dat hy het boven· Lijf foodanig niet
iou konnen oprigten , blijvende bey de Beenen in
defe ftand, 't en zy met de Dye en Knie van het reg-
ter Been wederom foo veel voorwaarts te brengen
als het boven-Lijf wederom tot fijn herftelling ag-
terwaarts gaat. Gelijk dan ook het Slinker Been
wederom naderde Midlijn fou moeten komen , om
gelijkwigtig opgehouden te werden.
Verder kanmen ligt bemerken dat een Menfche
door het uytftrekken van een Erm, of van bey de
Pyer'tge- Ermen, 5t gewigt des Lichaams ligteüjk kan doen
gawgt'.e" verwiffelen; en van de over-hellende zijde op de
Voeten fenden; Want men fiet wel dat het opligten
van den linker Erm meer wigt na de regte zijde, en
het neerwaarts hangen , en wat ver vande Midde-
Lijn
-ocr page 267-allerhandeβ and van Doening.
-ijti afgeleyd zijnde, meer wïgt aan die felve zijde
maakt. Men kander voortsin 't algemeen by aan-
merken , dat het zy een Beeld hem fnel of traag be-
weegt , dat infonderheyd de boven Deelen des Li-
chaams , aan de zijde des Beens, daar 't meeft op
gedragen werd, eenigfints lager dan die van d'an-
der zijde zijn : alsmen hier aan de Schouderden Borft ^
fien kan. Daar wy verder noch over aan teekenen, ftanjs geJe.
dat een Beeld in een ftil-ftaande, of traag be weeglij- ge«heyd
1 A o.· , . . , ö τ σι Inen de me<i*
Ke Actie, meer verandering tn de voorname Leden β£ veiande-
als Schouders, Heupen en Ermen moet vertoonen
dan wanneer het fig geheel gefwind beweegt: Want
nadien alle fwaarte weegt midden door t punt van
fijn bewoge Linie, en dat der Lichamen fwaarte
na de Maat der fnelheyd der beweging of toe ofaf-
neemd, alswe nu al hebben gefeyd, ioo volgt dat-
ter in een langfame bewegingh van een Beeld, een
nauwkeuriger tegenwigt moet gevonden werden ,
't welk niet dan door het tegens malkander over ftel-
len der Leden kan gefchiedenEn over fulx moet de
verwiilelingh en afwiflelingh van die Deelen in dit
geval te opmerkelijker zijn. Doch de Lichamen ^nde^ZTi-
fnelder bewogen werdende, zijn onder die ilreep den hebben
of Linie daar infe bewogen werden , na proportie ioo noodig*
veel ligter; En derhal ven hebbenfe minder de even-
wigt der Deelen in agt te nemen , alswe aanftends
door een loopend Beeld nader verklaren fullen,
In de derde Vertoog-Schets ftellen wy een Beeld,
dat een Laft op fijn eene Schouder geladen heeft:
Befiet ons Modelleken met D. geteekend ; En
merkt daar in aan , dat den Schouder op welk defe
Man draagt, hooger is dan den anderen die onbe-
laden is. In dit geval gaat de Middelijn der geheele
fwaarte s foo van 't Lichaam ais van den Laft die gc-
dra-
-ocr page 268- -ocr page 269-allerhande fiand van Doening. 253
dragen werd, al wederom regt midden door en ver- Vóor-beeidT^
deeld die gelijkzijdig of even wigtig rondfom het a^gTA * '
Midde-punt des Beens, daar den Drager op fteund: Beeidi
En moet figh defe vermengde fwaarte met en in elke
tred verwiffelen, en van 't een Been op 't ander fag-
telijk overgaan; of den Laft, of den Laft-drager
foude moeten daar heen vallen. Defe verwiiTeling
gefchied ook gelijk of ongelijk, dat is fagt of
ongemakkelijk, al na dat den gang des Laft-dragers
eenparig is of niet; Ook na dat de grond , op
welk dat hy treed , gelijk of ongelijk is, eenpa-
rig is of niet.; En om dat het op eert effene Voet-
pad gemakkelijk vald, om de gelijkheyd der gang,
en fchikking der tegenwigt te hebben: Daafom
valt het een Laft-drager op een onfekere, onge-
lijke weg vry moeyelijk, en dat wel voorname- ^"g^23
lijk om dat hy in 't gaan geen fekete Regel Op wat het eea
het maken van fijn tegenwigt kan vinden, maar
die t'elkens moet foeken, en dikwils in gevaar is
Van ftruy kelen en vallen, of dat den Laft buyten
fijn wigt-linie en vermogen van tegenwigt raakt.
Waarom ook de Menfchen die Kreupel gaan, kleynë
bequaamheyd hebben om Laft te dragen,of fwaarte
teKruyen, als d ervarendheyd leerd. In het fteyge-
ren moetmen fig meer Voorwaarts over geven, dan
wanneermen op een vlak gebaande weg palfeerd; en
daarom fteken de Arbeyders in dufdanig geval ge-
meenlijk den Eers agter uyt, om de tegenwigt te
foeken. Onverhoeds in een leegte of kleyne aard-
Put te treden, doet menig daar heen tuymelen; om
dat de tegenwigt vaak ioo gefwind niet konnende
gemaakt werden, de wigt van 't boven-Lijf te-ver
buyten de Midde-Lijn gefchokt, niet toelaat datfe
door 't uytftekeq van eenig Deel of buyging kan of-
~~ " (Tfö
-ocr page 270-2 j*4 Stelling der Beelden in
Koe de te- gehaald werden. Gy fiet verder in de ftellingh van
f« utVan dit Voor-beeld wel, hoedanig het Beeld figh na de
drager ge. ljgtfte zijde held, om daar door die zijde aan de
werd.Cn fwaarte van fijn opgenomen Laft gelijkwigtig te ma-
ken. En op dat fulx ligter en wel voegfamer fou kon-
nen gefchieden,is het noodig dat den beladen Schou-
der figh wat verheft; en den anderen hem een wey-
nig vernederd* Men moet hier voor een algemee-
in de gang nen Regel leeren, dat een Menfch in fijn gemeene
heyds'punt" gang, altijd het Middel-punt van fijn meefte fwaar-
aitijd in de te 0p dien Voet fend, welk hy in 5t gaan telkens te-
gepiante gens d'Aarde plant; en daarhy in 'tmidden-Oo-
genblik van fijn twee-Voetige gang op fteund.
Maar gelijkwe in dit Voor beeld fien dat de
Slinker Hand op de Heup gezet is, om dopgeno-
men Laft met den Schouder hooger op te beuren ;
En dat de Heup aan de Regte of onbelade zijde,
uytfwankt, fulx moet niemand vremd dunken . na-
dien het Beeld in defe vaft geftelden oogenblik op
dat Been ftaat; En dat gelijkwe aanftonds feyden,
altijd het Middel-punt des gewigts, felfs in een on-
beladen , naaft aan of in 't midden door 't Been van
den geplanten Voet heen gaat; 't geen noch wel
meeft in een beladen Menfch moet plaats hebben :
En foo ook de Heup in dufdanigen geval niet uyt
en fwankt, aan die zijde daar 't Beeld op ruft, foo
fal fulx niet alleen ongracelijk ftaan , maar de Laft
fal fchijnen daar henen te vallen. Wy fien dan in de-
fe Vertoog-Schets een Laft-dragenden Man op dé
Regter Voet geplant, laat ons 't fêlve geval inde
Volgende door een Beeld op den Linker Voet ftaan-
de, befchouwen; En wy fullen fien, dat hetgeen
Wy aangaande 't uytfwanken der Heupe gefeyd heb-
ben waar en waaragtig is: Want alhoewel dit Beeld
met
-ocr page 271- -ocr page 272-Stelling der Beelden In
Aanmcddngmet E. geteekend, meer op zy gedrayd is, nog-
gende Eeef- tans foo en belet fulx niet kJaai tefien, dat hier de
deken met ■ slinker Heupe üytgefwankt is, en dat de Vuyft of
E.gaee en . omgekeerde Hand opdefelve, indefen oogenblik
meer fteuniêl heeft, dan wanneer die even als den
Regter ingebogen is. Hn nadien dufdanig een Laft-
dragend Menfch , de verwiiTeling van 't uytfwankeri
der Heupe eenigfints meer dan een Leeg-ganger on-
derworpen is, daarom gebeurd het dat cenen fwaar
Waarom een geladen, op yder ftap of tred, dat de Heup na d on-,
CghfomuYds beladen zij de uytgaat, figheen weynig kromt, of
"t voortgaan, wat anders buygd, dan wanneer hy op de Voet van
debelade zijde trëed. De Reden fchijnd, omdat
de Heup ingeweken,minder ftèunfel aan den Schou-
der geeft; Dewijl denErm aan die zijde figh foo
pal nietfetten kan; En daarom vind hy fijn hulp
met een weynigje van fijn fwaarte , meer op den
neergefetten Voet te iènden, al hy in den volgenden
ZT^r tred doet. Men fiet in fommige Arbeyders datfe iri
drager te het? torffen of dragen, van eenïge meer dan gewoonc
«Cts loopt. fwaarte |13ar met loopen behelpen; En gevoelen dan
in die veerdige beweging groote verligtingh,'t Welk
t'eenemaal over een komt met het gene wy van de
frielle beweging der fware Lichamen hebben aange-
merkt , namelijk datfe ligter in haar beweging zijn s
dan wanneerfe ftil zijn : En 't is te gelooven dat een
Paard minder fwaarte van fijn opfitter voeld in een
volle Ren , dan wanneer het op eèn fagten draf
gaat.
Wanneer een Menfch fterk gaat of feer fnel loopt9
foo en neemd hy de gelijkwigtigheyd op den Voer
die hem draagt foo nauw niet waar, als wel ïn een
nwkkeljken tred: Want al 't geen hy voorwaarts
buy ten fijn wigt-Liiiie geweken is, werd of door de
l^ogij
-ocr page 273- -ocr page 274-α λ 2- Stelling der Beelden in
Lugt , of door de Wind, en door de geduurige
vernieuwde onderfchraging van de wiflelende Voe-
ten ·, of door alles te gelijk opgehouden: Gelijkwe
sen^eeïd te- oni*es agtens, door de Befchouwing van een Beeld
gen de wind tegen de Wind loopende , in defe Vertoog-Schets
ieoPer.de. met getekend, genoegfaam Tullen verklaard fien.
Want het is Teer makkelijk te verftaan , dat een
Beelddufdanig loopende, wel buyten de Middel-
Lijn van fijn fwaarheyds evenwigt; kan geweken
zijn , Tonder te vallen; Too lang namelijk als het in
die bewegingh eenparig blijft voortgaan: De re-
den is, om dat niet alleen defe Helling tot de veer-
digheyd van den loop helpt, noch ook niet alleen
dat het grootdeels op de VVindkan ruften (datmen
in een fterke voor de Wind gaande , ook agterwaarts
over-hellende kan ontwaar werden) maar ook wel
voornamelijk dat het Lichaam gedmtrigh met een
terTfifn buy" nieuw fteuniel onderTchept werd; Want Too haaft
wigt-Linie en is het boven-E-ijf niet Too ver over 't Midde-punt
fgtet'niVt en van den neergefetten Voet gebragt', dat het Beeld
vsid. na het punt van vallen fou konnen neygen, of het
werd door een nieuwen flap van den aankomenden
Voet onderfchraagd , en opgehouden , en verhin-
derd : En fulx volherd het Beeld by beurten, Too
langh het loopt En hier van daan gebeurd het dat
eenfnel, of onbedagtTaam Looper, de Voet elders
tegenftootende j noodTakelijk vallen moet; Immers
vee! ligter dan wanneer hy een Tagten en bedagtfa-
men gang gingk : Want het Lichaam in het loo-
pen Tnellig bewogen , en voor een gedeelte buyten
iijnevenwigt geraakt, krijgt door het aanftooten
der Voet te eerder eene andere bepaling, en ge-
raakt fchielijk buyten de ftreep van fijn aangenome
bewegingh; In welk geval den Looper menigmaal
allerhande ftand van Doening. 259
buyten ftaatis, om figh door eenig tegenwigt op te wanneer eea
houden; Alhoewel vele door de Natuur- Leere al Menfch ligt
fukkelende en fuyfebollende noch eenige flappen valt.
voort loopen, en toeleggen om door het uytfteken
van den Eers, en agter overwerpen of opbeuren
Van het Hoofd, fich te herftellen; dat fomtijds ge-
lukt , en ook wel meerendeels niet ophoud , voor
datmen d'aarde befoekt. Doch die in'tfnel loopen
onverhoeds met deneenen Voet ineen Put of leeg-
te trappen , die vallen ongetv/ijffeld om de gefiydé
reden voorwaarts over. Wanneer wy hier nu al
wederom aanmerken dat de vaardige bewogen Li-
chamen minder fwaarte hebben , dan wanneerfe Hoe fulx toei
traag bewogen werden·,foo konnenwede Natuur en gaat'
wjjfe van een Menfch die in 't Loopen valtofftruy-
keld. ligtelijk verklaard vinden door een fleen in een
Hoepel bewogen:Want fchoon een wigtige fleen los
in een ronden fmallen Hoepel geleyd,en van een tra-
ge allengskens tot een fneller beweging over gebragt
ert tegen fijn Natuur rondfom en st onderfte boven
geflingerd werd Nochtans heeft de felve in 't minft
geen gevaar van vallen; foo lang namelijk als hy on-
der een en de felveLinie van beftuur bewogen blijft;
Maar in 't omfwayen elders tegen aanbotfende, of
fchieüjkin fijn tegendeel bewogen werden de , vak
de fleen aanflonds daar heenen; of fpat elders ter zij-
den uyt,by na als een fleen die uyt een flinger gewor-
pen werd. De DaniTers,Springers enWorltelaars we-
ten haar van defe kennis,in vele voorvallen, wonder-
lijk te bedienen. En 'c geen de Koorde-danffers door
middel van een Stok doen, die wederzijds met een e-
venwigtig loot verforgd is. (Daarfe haar felven medé
in'tevenwigt hoeden,en niet vallen konnen,foo lang·8
fe onder die gelijkwigtige beweging in eeneLijn voort
R. 2,
-ocr page 276-α λ 2- Stelling der Beelden in
gaan ;) dat konnen de Menfchen door het goed eil
Maatredig beftuur derErmen, en 't verder maken
van tegenwigt > in haar beweging ook doen; om na-
melijk te konnen gaan en ttaan, loopen eri andere
bedrijven uyt te voeren. Ja wy hebben ook aange-
merkt dat de Koorde-danffers veel fekerder op het
Touw zijn wanneeriè haar fnel bewegen , danflen
en vaardig voort gaan, dan wanneer fy daar op fagt
of langfaam gaan : Gelijkmen dan ook altijd fiet
datfe fig eerft langfaam en ieker daar toe bereyden s
en makkelijk poogen onder fekere ftreep van bewe-
ging te komen; En foo icheyden fy'er ook wederom
af; om dat de fchielijke bepaling van het tegendeel
haar fou doen vallen, en dat om de felve reden als van
de fteen in een Hoepel bewogen, is gefeyd. Wy
meenen ook dat het üyt geen andere Reden voort-
komt dat eenMenfch fagt gaande of feer langfaam
irantelende, vee] eer rnoede en loom in de Beenen fal
worden, dan wanneer hy een brave en vaardige gang
houd; Want nadien een Menfch in een langfame
beweging fwaarder dan in een vèerdige is, en dat
hy meer wigte t'elkens op de Beenen fend, die lan-
ger daar op duurd.als in de fnelle gang,'foo moet fub:
deBeenen meer vermoeyen dan wanneer die gefwind
bewogen,en t'elkens van haar wigte verloft zijn. Het
geenmen noch klaarder fal verftaan alsmen aanmerkt
dat in elke tred de heele fwaarte desLichaams op den
neergeplante Voet over gaat ; nu weetmen wel hoe
die wigte langer daar op ruft > hoe dat deel t'elkens
al meer vermoeydheyd aan nemen fal.
dJeen Se" Van gelijken fietmen dat een Menfch, in het na
ίτΓννί tkan fig trekken , aanhalen, op-hijffen , of yts agterfig
mTken'fs fc« na te liepen, het zy dan met een Touw dooreen
sro°'e'.' Katrol., Haak boom of anders, foo veel meer fwaar-
allerhande ftand van ^Doening·. 2 300
«kan trekken, als fijn gewigt buyten deMidde*
lijn van fijn geplante Voet geweken is,die hem voor-
namelijk onderfteund. Alwaarmen ook moet aan-
merken dat in dufdanigen geval niet altijd de tegen-
wigt, door de fchikking der Leden gefogt werd?
om dat daar veel gevallen zijn, datmen des Lichaam®
fwaarte grootdeels over laat aan den Laft, of he«
geen daar de Handen aan geflagen, en vaft houden-'
de zijn om te vertrekken, die alfoo een vermengd ge-
deelte van het Lichaam des Menfchen worden: 1 ot
welkmen duydelijk kan merken dat de buyging der
Beenen, Knien , Lenden, Ermen en anders, de
kragt feer veel vermeerderen kan; immers ten min-
ften foo veel als de geheele wigt desLichaams is. Aanw,.ijfi;ng
Als 't gebeurd dat een Menfch yts uyt de Aarde
hoe de Na-,
trekt, foo verheft hy gemeenlijk fijn Been dat aan
d'ander zijde van fijn trekkenden Erm is, en buygt
maakt werd.
d'een en d'ander Knie een weynig voorwaarts , en
kromt de Rug en Lenden min of meer, om fijn te-
genwigt niet alleen te bekomen , maar ook om met
foo veel meer werkdaad fijn voornemen uyt te voe-
ren ; Want'5e kragt van fijn vermogen, moet on-
der een wel aangetroffen tegenwigt ; feer wel tot de
vaftigheyd, of fwaarheyd van 't geen uyt te trek-
ken of op te ligten is, geproportioneerd zijn, eer,
hy yts verrigten kan. En gelijk in dufdanigen daad,
een groot deel van des Lichaams fwaarte, buyten
de Lijn der even wigt is geraakt, doch opgehouden
werd door de fwaarte of vaftigheyd aan welk hy
trekt of tilt, foo gebeurt het dat wanneer het ge-^J^
trokkene te klakkeloos los breekt , uytfchiedt of het trekker.,
af knakt, eer den Werk-Man fijp gewigt kan her-vak·
ftellen , of een deel van fijn aangevangen geweld-,
©effening kan varen laten , dat hy daar henen tuy-
& 3 meld.
α λ 2- Stelling der Beelden in
melden op fijn gat valt: Welke val foo veel te he-
viger is, ais den aanleg van 't geweld des Doenders
groot of kleyn is, of de fwaarte of vaftigheydin
kragt te bover. gaat.
En nadien in dufdanige Aétien dikmaal voor-
komt datmen in plaats van eenige fwaarte na fich te
trekken , de felve door voort duwen of ftooten
poogt te bewegen, foo komt hier niet t'onpas , te
onderfoeken of een Menich alleen met de Ermen na
(pfmen in fich trekkende, of met de felve van figh ftootende ,
of inAftoo! meer geweld en bewegingh fal konnen doen \ Cm
dit nader te verklaren en wel te verftaan; ïifer noo-
jtïn. dig de gedagten voor een oogenblik van de Menfch-
kunde af te trekken; En merken uy t d'eerfte be-
ginfelender Werk tuygige Wis-Kunft aan dat een
en de fëlve fwaarte , bewogen werdende door twee-
derley Hand-boomen of Speeken; de felve alder-
ligtvoerigft fal behandeld werden met dien , die de
langfteis; of welkers punt van beweging verft van
't punt der fwaarheyd af is. Nu gelijk het onfes ag-
tens noodig fchijnd datwe defe Aöie ook door een
Voor beeld vertoonen , foo moetmen voor afwe-
ten, dat de Muskelen van den Erm die voornameüik
in defe Doening haar Rol fpeelen,in twee Geflagten
moeten onderfcheyden werden : Die ook verfchey-
de en tegen ftrijdige werking hebben; Want d'ee-
ne foort diend om den Erm regt uyt te ftrekken en
OnderfocJc regt te houden; D,e andere Om den Erm te buy-
ke"ndesUS" gen'en ι." hem te halen,dat is om te Trekken;in wel-
Erais. ke Doening of Aftie, wel moet aangemerkt werden,
dat de trekking van de Muskelen des Erms,de Borft-
en gantfche Lichaam niet alleen helpen , maar fy
doen fulx ook geduurigh foo langmen Trekt; daar
d'andete die in 't ftooten alleen den Erm regt kon-
nen-
allerhande β and vanTioening. %6j
fiende houden , niet anders en konnen doen als de
felve rept geftrekt houden, en by gevolg datfe ge-
heel itil zijn, ten opiigte van die, welke den Erm in
*t trekken, na figh halen. Hier en boven moetmen
noch aanmerken dat de Muskei, diemende Tune-
HoofdigeEtUboog-Spinnoemd (beginnende van't op-
per Erm Been , die beneffens Bracbieus of Erm-
Spier, den Erm na figh trekt) verder van den Elle-
boogh en Hand gelegen is , dan die Muskelen
die den Erm uytftrekken ; en daarom befluyten wy
daar een groote verrigting in; uyt het Voor-beeld
datwe van de tWeederley Hand boomen hebben by-
gebragt: JLn wat aangaat de gefteldheyd der voor-
noemde Muskelen, daar van fal op fijn plaats ge-
Roegfaam gehandeld werden.
Laat ons 't gefeyde v/at nader door een faamge-
vöeghde of vermengde Aótie Befchouwen, en de
faakial ons noch klaarder en duydelijker voorko-
men : Want gelijkwe tot noch maar van een en-
kel trekken en ftooten verrigt door de Ermen, heb·»
ben gefproken; foo ftaat'er wel in agt te nemen , dat
Wanneer de gantfche Lichaams kragt en fwaarte,met
de kromming der Lenden , het verfpreyden en ver-
fcheydentlijk planten van de Voeten en de buyging
der Knien daar by gebragt en te werk gefield werd;
dat fulx de Magt van trekken en fteken feer veel fal !ïtft(1trcic!tt'n
O . . r tn ltooten
toe brengen; en dat meer en min na dat ymand tig door «n
Werkfamer of niet Werkfamer in polluur fal ftel-
len. Gy fiet buyten twijffel in defe Vertoog-Schets
wel) met G geteekent: Hoe twee fterke Man-
nen , d'een door 't geweld van ftooten , d'ander
door trekken, een ftaande Kolom willen onder Voet
werpen. Wanneer gy nu indagtigh zijt 't geen wc
even hier vooren aangaande de gelegentheyd der-
El 4 Mus-
-ocr page 280-α λ 2- Stelling der Beelden in
Muskelen , en der felver bediening hebben gefeyd i
foo fulje met ons feer ligt beiluyten konnen, dat den
Man die na fig trekt, meer geweld doet, dan den
genen die van fig af ftoot Ja lbo niet door de Schou-
der en gantfche Lichaam aan de Ermen veel ge-
weld wierde toe gebragt, den ftootenden Man fou-
de niet meer konnen doen, dan ofymand een ftok
onder fijn Öxel fette, en daar méde alleen van hem
ftiet. ;
Alsmen nauwkeurig deiè Doening foude willen
onderfoeken, wy meenen datmen fal bevinden dat-
ter eygentlijk geen trekken (dat door Menfchen, of
arbeydfame Beeften verrigt werd 5 ) kan gefeyd
werden te zijn; maar dat alle onfe Werk-daden diè
aangeleyd werden om ytste vervoeren , voort te fle-
pen , en te verporreneygentlijk voort- ftootingen
zijn. Doch wy zijn gewoon fulx alleen met twee
benamingen te onderfcheyden, ten opfigt van de
behandeling en de wijfe door welke dat wy werken,
gelijk ook d'eene Maniere bequamer en meer ge-
weld doet als d'ander , na dat die aangeleyd werd ,
als wy in 't Voor-beeld defer twee Mannen heb-
ben gefien. Want alswe voor de Laft gaan , en die
door Middel van een Touw , Haakj Help-zeel,
Gareel of anders, na ons toe halen of voort ilepen,
foo noemen wy dat Trekken ; Maaragter de Laft
gaandeen die opeenige wijfe voort-duwende, dat
iioemen wy Stooten of Steeken , niet tegenftaande
waarlijk in beyde Manieren niet anders dan Stoo-
ten kan of moet verftaan werden. En öp defegrond-
ilag konncnwc feggen dat een Paard, een Wagen»
Kar of Sleede Voort ftoot, en geheel niet Voort en
rrekt. 't Geen ons niet meer vremd fal fchijnen, wan-
neer wy de moeyte ilegts doen om fulx in 't Leven
' ' '-'·■'·' „ waar
atlerhande ftand van Doening. z6f
Waar te nemen; Want daar fullen wy ligtelijk ont-
waar werden , hoedanig een Paard aan de Sleede
Vaft gemaakt zijnde, 't felve doormiddel van fijn
Gareel of helft fter, met fijn Borft voort floot; En
dat felfs den Haak , door fijn orpgeboogen Oog
niet anders kan gehegt werden als om van agter
Voorwaarts uyt te ftooten. Én 't felve fien wy in een
Strik, Touw, Hand-greep, of waar datwe de trek-
king mede doen. Ja men kan feggen dat een Touw
die om een Baal geilagen , en door een Wind- as op-
gewonden werd, de Laft na boven Stoot.
Maar om weder tot de Actie vanTillen enDragen
te komen, daar wy 't even te vooren gelaten heb-
ben ; Willenwe nu een Voor beeld by brengen , dat
eenigfints van 't voorgaande verfchild ; om dat de
Acctie niet foo feer met een of met twee Ermen ge- iI^"d3*Kiirc
ichied,a!s wei met het gantfcheLichaam.Een opmer- dragende'
kelijk exempel hier van fien we in de volgende Ver- Ee<:ld«·
toog-Schets, met H. geteekend. Alwaar Hercules
worftelende.een Menfch geheel van de Aarde opligt,
en met fijn Ermen omvat,en't Lichaam op fijnBorft
en Buyk draagt; Gy het wel hoedanig het boven-
Lijf van Herkules, namelijk de Schouders , Rug
en Erm , buyten haar gewigt en Linie geweken is,
en hoe hy in dufdanigen ftand niet fou konnen
ftaande blijven, by aldien het Lichaam van den'
Man dien hy torft, niet foo veel tegenwigt maak-
te alifer van nooden is, om hem te konnen ophou-
den. Sulx datmen volgens dit Voor-beeld niet al-
leen en fiet hoe de Schouder van 't gedragen Li-
chaam, de Middel-punt van bey defer Lichamen
fwaarheyd is, maar ook voornamelijk dat het te- vooi"bedj
genwigt door de fwaarheyd van het afhangende de tegen-
onder-Lijf des gedragen Mans, meeft-deels gemaakt aén w«d?**
R 5 werd;
-ocr page 282-α λ 2- Stelling der Beelden in
-ocr page 283-allerhande ftand van ^Doening·. 2 67
werd; En dat het overgeweken Lichaam van Her-
cules. en by gevolg beyde defe Mannen daar door
gevoegiaam opgehouden werden : Ten overvloed
werd u (ulx ook noch rhet een flauwe Middelijn in
de Verroog-Schets aan gewefen. Daarmen ook noch
by moet aanmerken dat den Linker? Voet van Her-
kules vry ver buyten de wigt Lijn geweken zijnde,
een tamelijke tegenwigt kan toebrengen, 't Geen
ons over dit Voor-beeld byfonderlijk te keren ftaat,
is dit, datmen in alle fterk-Werkende Actiën , als
Heffen , Fülen , Dragen en anders, moet forge dra-
gen dat de Beelden altijd na de hoegrootheyd van
den Laft of fwaarte die te dragen is, hun tegenwigt
foodanig geproportioneerd maken , aliïer tot d'uyt-
voeringhvandevereyitefaak noodig is; Sulxdaar
min noch meer Werking gefien werd; Want men heyd der te·
weet wel datmen om een ftok of een Hand-freen , ^oet'vcr-
van de Aarde op te rapen foo veel Attie niet en moet forgt zijn.
vertoonen dan ofmerioeen Balk of een Zerk-ft een
te tillen had. En derhalven en iflet ook in fuiken
daat niet noodig, datter foo kennelijken tegenwigt
des Lichaams, die opfigt op eenige fwaarte heeft, in
fulke Beelden gefien werd. Men fiet dat wanneer
een ervaren Arbeyder een Pak of Laft fal opnemen ,
dat hy uyt hem felven, met fig te buygen en in po-
ftuur te fetten,eerft onderfoekt in welke ftand en met
welk een tegenwigt,aan dees of gene zijde te fenden,
en 't Lichaam te laten overhellen, hy de voorgemelde
fwaarte fal konnen ophalen; en in welken oogenblik
dat hy Yfeive aantreft, hy ook den Laft op pakt en
figh geduurig onder de felve gewigt-Linie poogt te
houden. En gelijkmen dit knaphandiger en dikwils >t torflèn
beter van deneenen dan van den anderen fiet ge-
fchieden; foo gebeurd het ook menigmaal,dat eenen gen.
onbe-
-ocr page 284-α λ 2- Stelling der Beelden in
onbefuyfdert, den opgenomen Laft daar henen laat
tuymelen, alleen om dat hy figh in 't Toeken van een
betamelijke tegenwigt niet verftandelijk heeft aange-
fteld.'t Geenmen ook dikwils in de domme en fchie -
tende onderneming vande Kinderen fiet gebeuren.
En uyt defe grondilag komt het dikmaal voort, dat
- de eeneMenfche meerLaft kan torifen en dragen dan
den anderen, fchoonfe ook van eenerley fterkte zijn.
o'Ervarent- Dit werd ons ook t eenemaal beveiligt in de er-
heyd en oef- Vare Danifcrs, Tuymelaars, en die haar van jongs
veeUn de" aan in het fpringen en voltifeeren hebben geoeffend;
beweging en \vant alhoewel fy ook flegts Menfchen van 't felve
A°dt"en te Maaxel en geftel als andere zijn, en niets buyten de
weegbren- vafl. gefielde en mogelijke regelen der Natuur kon-
nen doen;nochtans konnen iy Teer veel dingen, door
een byTondere en veerdige bewegingh verrigten, die
aan elk van Natuuren niet bekend en zijn;En dat wel
meeft, om dat fulxin de noodTakelijke behandelin-
gen der Menfchelijke Amptan en Bedieningen niet
algemeen noodig is; Wantmeo weet wel dat een die
het KuiTen op 't R.aad-Huys, of den Predik-Stoel in
de Kerken of de Pleyt-bank in de Gerigts-plaatfen te
beklimmen hebben,minder ervarentheyd van Klau-
teren noodigh hebben,dan Bootsgefellen en varende
Jantjes, die op yder oogenblik, felfsin ftorm en on-
weer,en onder't wapperen van flaandeZeylen,en gon-
fen derTouwen,alsKatten in'tWand moeten vliegen.
Menfchéif dewijl het meefte gros der Menfchen, het be-
befitten haar ftuur der Leden alleen kennen en befitten, byna
vc'rmogen a's domme Vee, foo gebeurd het te ligter, dat
p het Vee. diegene, welke de regelen van de beweging, en
gelijkwigtigheyd nauw onderfoeken en tot de Prak-
tij k-oeffening brengen ; veel dingen konnen doen
welke andere vremd, ja onmogelijk fchijnen ·, Du$
allerhande ftand van ^Doening·. 2 308
Verwonderen wy ons vaak over de fterkheyd van een
Worftelaar , wanneer hy met een onbedrevenen
doende is, daar hy dikwils minder Natuurlijke
kragt dan den anderen heeft. Of over een tuyme-
laar, Koorde-Springer, en andere Konft-oeffenin-
gen, die wy volgens de gemeene Natuur-Leer niet
ten weten : En van ons niet geoeffend werden , om
datfe ons in de gemeene omgang en Levens-manier
noch op onfe wegen, niet algemeen noodigzijn. Sy
dwalen dan feer, welke wanneerfè een Konft-greep
Van een Koorde danifer iien , diefe niet na en kon-
nen doen, aanftonds feggen: De Vent gaat met de
Duyvelom, Alle welke verrigtingen afhangen van
de kennis en nette waarneming des gewigts en te-
genwigts der Leden, om die tot een voorgenomen
faak, onder de Lijn en ligtigheyd der beweging al-
lefints te beftuuren : Soo datmen hier ook feggen
moet dat de Konft de Natuur in velen te hulp komt;
Ja fy gaat felfs over tot in de Beeften, die (behalveft
haaraangebooren Aard, waar doorfe haar in 't gaan,
Loopen, Vliegen, Swemmen, en anders konnen
redden en ophouden) ook noch veel door Lee-
ring konnen aan nemen; En dus fietmen dat een
Hond, die alleen gemaakt is om op vier Voeten, Pe Eecilfr\
_ , O Γ kanmen ook
een voeglame tred te houden; ook op twee Beenen Konftcn
leerd gaan , en vremde greepen aannemen kan; totLeeien°
welke dingen, om datfe buyten den Regel van fijn
öard zijn, hy ook een ongewooneRegel van ge-
wigt en tegenv/igt leerd aannemen. Wy ondervin-
den dagelijks dat de behandelingen die voorname-
lijk in heffen, torffen, tillen en dragen beftaan, ons
moeyelijker en Iaftiger vallen , wanneerfe ons ónbe-
fogtof nieuw voorkomen , dan wanneer wy de felve
door een menigvuldig doen zijn gewoon geworden;
α λ 2- Stelling der Beelden in
De Reden is niet dat wy met de oeffening fterker
worden, maar alleen dat wy door het dagelijx doen,
allengskens een Regel daar op krijgen : Welken Re-
gel daar meeft in gelegen is, dat wy de gelijkwig-
tigheyd der dingen die te behandelen zijn, by de
greep kennen , en dat wy de felve in en onder de
Lijn , in welk wy die in beweging brengen , door
Bet goed poftuur des Lichaams, en 't behouden van
de tegenwigt, dan netter weten te behandelen, dan
wy in den aanvang deden.
Het fouw mogelijk tewijtbuyten'tbeftek der
Menfch-kundegaan, hier breed te toonen hoede
Wijsheyd van den Schepper . alle de gefeyde red-
ding en behelping dieder in de beweging der Men-
fchen gevonden werd, ook in de viervoetige Die-
ren , en Vogelen, en al wat Leeft, geleyd heeft j en
hoe fulx in de byfondere geflagten der Dieren toe-
gaat. Ktrcherus h ;eft onfes agtens, de faak tame-
lijk kort, en net in defe woorden bepaald; die wy,
om datfe al onfe voorige aanmerkingen, eenigfints
van verre konnen beveiligen, van woord tot woord
öe weder, tot den draad van onfeReden hier fullen aanlaflen.In
siidi^bewe- de bewegingh der Beeften feydhy , blijkt voorna-
vietvüciige melijk de voorfïenigheyd der Natuur uyt > terwijl
Imndigv«-S" fy viervoetige fuiken fatioen geeft, dat de felve
jtiaard. onmogelijk niet en konnen voort gaan, als door een
hoekfe voortfetting van haar Beenen. Ik verklaar de
faak met deiè Figuur. Laat Α Β C D. de vier Voe-
ten van het Beeft zijn. Α Β. de twee voorfte. C D.
de twee agterfte. Iklêgge dat het Beeft .niet voort
kan gaan.De tweeVoeten van eene zijde Β D. of Α C *
te gelijk opligtende om dat op defe wijfe de ftreep
der beftieringh Ε F. niet overeen komt met het
Midde-punt der fwaarheyd van het gefeyde Beeft.
welk
-ocr page 287-allerhande ftand van ^Doening·. 2 310
welk in een Beeft dat ftaat, bevonden werd te zijn
m het punt G. daarenboven dewijl deopgeligte
zijde HBFD. wigtiger is als de zijde AECF.
foo moet het Beeft noodfakelijk vallen. Waarom
het door de wonderlijke voorfigtigheyd der Na-
tuur foo gefchikt is dat altij d twee Voeten die hoe-
kig tegen malkander over ftaan, of gelijkelijk ftand
houden of opgeligt werden, als daar zijn AD. of
C B. Want op dele wijfe werd het Beeft door de Hoeec".
• ι ι j ·· ι . viervoetig
evenwigtigheyd van de zijden CBD. en Α Β C. Beeft onder
ontrent het Vliddel-punt der fwaarheyd en ftreep ^"nwfgdg
der beftuuring Ε F. in balans gehouden, en foo gaat bi/jft.
liet voort fonder eenige vrees voor vallen. Op het
Rooms Kapitool , fietmen twee groote witte
Marmere Paarcjen hangen over de hoogte van de
trappen, waaf van het eene dat aan de regte zijde van Miftand in
den opgang is, twee Voeten van d'eene zijde op 'óp
geligtzijn , de twee andere op deVoet-ftai ftaan-KaPitosi*
de: welk eén groote on-ervarentheyd van den Beeld-
houwer te kennen geeft, terwijl uyt het geen te
vooren gefegt is, niet gefchieden kan dat een Peerd
ofeenig ander Beeft te gelijk, en op eene tijd fijn
twee
-ocr page 288-α λ 2- Stelling der Beelden in
twee Voeten van de felve bpligte fonder vallen. By
aldien deBeeldhouwer dan op de Natuur gelet had'
de, foo hadde hy de twee Voeten die feheuyns over
malkander ftaan , moeten opligten, latende de twee
andere op de Voetftal blijven ftaan: Gelijk gedaan
is aan het Koper Paard van Keyfer Antoninus, op de
plaats van 't Kapitooi; 't geen waardigh is, om van
le/van^d'en een y^cr met verwonderingh gefien te werden: In
Konftcnaar welk dien Baas meerder Oordeel heeft gebruykt,
beter waar- terwjjie hy het Paard foo na het Voor-beeld der
genomen. j^tuur geformeercj heeft, dat de twee Vleten die
hoeks over malkander ftaan alleen opgetild werden „
de andere Op de Voet-ftal ftaan blijvende.
Soo fchijnd ook de Natuur geenfints traag ge-
weeft te zijn om te voorfien in die dingen, welke
de Vogelen, om haar Werking wel te doen van noo-
den hebben. Want het zy dat fy eten, het zy dat
fy gaan, of ytswes anders doen, het is altijd noo-
dig dat de ftreep der beftuuringh, onder welk fy
wigtig gehouden, of bewogen worden, bewaard of
wfgufuë behouden worden. Want het is door de dagelij xfe
Vogelen, ondervinding bekend, dat fy om haar fpijfe van de
Aarde te pikken , terwijl fy haar Hoofd na de Aar-
de buygen , haar Voeten foodanigh voorwaarts
brengen, datie op defe wijfê even wigtig zijnde,
haar wérking des te ligter volbrengen. Maar als fy
vliegen, worden fy door haar twee vleugelen als ftut-
ten opgehouden, op dat niet het gantfche Lichaam
voor of agter fwaarder wége, of helle; maar het ge-
wigt des Lichaams na behooren gewogen, of wig«
tig gehduden werd. Welk niet gefchieden foude,
't en zy de ftreep der beftuuringh door het ftutfel en
Middel· punt derfwaerheyd door ging. En gelijk
ander? Vogelen een andere gefteltenis des Lichaams
allerhande ftand van ^Doening·. 2 73
hebben, foo is de Natuur in geen gebreke gebleven,
örn haar op fuiken wijfe te fatfoeneeren , door fülk
een Konft haar Lichaam, Pooten en fteert op een Kifng
andere wijfe te fchikken , dat fy foo onverhinderd der
hare Werkingen beginnen en volvoeren. Op defe °?st iVma-"'
wijfe heeft de Natuur dé Vogelen met lange Halfen ke»·
ook langer Podten gegeven; gelijkmeh in de Oye-
vaars fien kan , welke op 'dat fy onder het vliegen
het wigtig fouden blijven, de Natüur geleerd heeft,
datfe haar Hals voor üytftékende , ook haar Voeten
even verre agter uyt foüden geileken worden, op
dat fy Foo haar Lichaam na het Middel-punt der
fwaarheyd en de ftreep der beftuuringe fchikkende,
haar vlugt des te gemakkelijker fouden volvoeren.
Ook hebben de Vogelen noch een ander flag van
in 't gewigt te blijven : Want als fy het voor g^nh-w"
ftë gedeelte van haar Lichaam öm hoog willen hef- in hun bewe-
fen, en het agterfte neerdrukken , foo ftrekken fy
haar vleugels, dat is fchragenfe na het voorfte gedeël- gen.
te uyt: Maar als fy daar en tegen haar vlugt neer-
waarts ftuureh, foo trekken fy haar Vleugels na ag-
teren; Want op defe of gene wijfe brengen fy feer
ligt te wege, dat het Middèl-punt der fwaarheyd
in het Lichaam van de vliegende Vogelen van plaats
veranderd werd. Op de felve wijfe hebben de Vo-
gelen geleerd met haar Vleugelen af te trekken van
dat gedeelte dat wigtigft is, als in een juyfte balans
haar iel ven wigtig te houden. En dus vergaat d'aan-
merkelijke reden van gemelden Schrijver.
Men verneemd dat felfs de Kennis der tegenwigt ^ νίΤ^
aan alle Dieren foo gemeen is ingedrukt,datter Vlie- Een-
gen gevonden werden in Kandia, die Wanneerfè ge-
vaar loopen van door fterke Wind weg gedreven te
berden j een kleyn fteentjen in de Bek nemen om
S haar
-ocr page 290-haar door dat Middel beter onder een fekere beftuu-
ring te houden ·, 't Geenmen hier fouw konnen aan-
merken over een te komen, met de Schepen die ge-
ballaft zijn. En de Jongens die een fleert, ja ook
wel een fteen aan 't agter-end van hun Vliegers ma-
ken , om haar in 't klimmen onder een fekerder be-
ftuuring te houden. En foo ymand luft heeft alle
die dingen wiskonftig in menigte Voor- beelden be-
toogt te iien; Lefe het Boek van den vermaarden
Johannes Alphonfus Borellus Napolitaan , nu in
\ Jaar 1680. te Romen gedrukt,
wat behulp- Soo weten figh ook de Menfchen wel tebedie-
middeien de nen van eenige hulp-middelen die de fnelheyd, en
hebbeÏom >t: geweld der beweging voordeelig zijn: welke hulp-
beflBu dnte wy n'£t onvoegfaam voor-bereydende
1 Jie ' Aótien , in de Menfch-kunde mogen noemen ; om
datiè namelijk aangeleyd werden , om eenige by-
fondere daad van geweld te doen:Na dat nu de voor-
bereyding tot een Werk-daad grooter of kleynder
is, daarnaisookdeuytvoering dies te geweldiger,
en grooter van Daad. Gy liet by Voor-beeld in
defe Vertoog-Schets met I geteekend , wel twee
Mannen , die beyde inde uyterfte bereyding zijn
om te werpen, doch ièer verfcheyden in ftand. Α
heeft eer hy noch werpt, den Regter Voet aireede
gefteldna die zijde, waar henen hy werpen wild':
voör-beel- Maar het bo ven-Lijf met den werpenden Erm na
voorberey! d'ander zijde en agterwaarts geweken, om van daar
dingen der een Kloot die hy in de Hand heeft, na die zijde daar
Act,ien' den felven Voet gekeerd is, onder 't over-brengen
en onder het toevallen van 't opper-Lijf uyt al fijn
vermogen heen te werpen. Den Man B. daar en te-
gen , heeft niet alleen den Regter Voet regt in 't te-
gendeel van de plaats daar henen hy werpen wil af-
allerhande ftand van ^Doening·. 2 275
gekeerd, maar hy rukt ook geheel fijnboven-Lijf
Uyt fijn ftand-plaats; en verlatende de planting van
fijn Slinker Voet, fend hy fijn heele gwigt op den
afgekeerden of Regter Voet, om van daar in de
Uytvoeringh van fijn werp, al fijn gewigt teifens op
die van fijn Slinker Voet wederom te doen over
gaan, en fijn werp daar door uytvoeriger en krag-
tiger te maken. Nu is het ligt en makkelijk te begrij-
pen dat nadien den eerften vry minder bereyding
dan den tweeden heeft, hy ook een veel minder s ^
verrigting in fijn daad fal hebben: Want even foo van bey dè
veel den tweeden fig meer en door een grooter Linie ^"^U
moet bewegen dan den eerften, foo veel te meer ge- heeft,
weid en kragt kan hy doen dan den eerften; om dat
de kragt van de worp on-affcheydelijk van dehoe-
grootheyd en fnelheyd der voorbereydende bewe- Döór éeji
ging afhangt. Want gelijk alsmen met een Boog BoogCchüt-
ver willende fchieten , de gefpanne Pees met geweld
ver moet te rugh trekken, foudfe in het wederom aai *
fpringen, of afgaan, de gelade fchigt fnel en verre
voort jagen; Even foo brengd het te rug wijken ,
en tegenftrïjdig overvallen Van het geheele Lichaam
en üytgeftrekten Erm, fob veel grooter kragt by ,
Wanneerfè yder wederom fnellig tot haar voorige
plaatfe heen gelaten werden : en wie en Weet niet dat
hoe een Slinger loifer en veerdiger bewogen werd,
hoe hy fijn geladen fteen des te wijder fal doen voort
ftüyven. Gelijk ook alle die een ongemeene en ver- «nl^ong
re fprong willen doen , gewoon zijn door een fnel-te doen figii
Ie loop van agterwaarts genomen, figh een toedrin- VOjI"b:ïC'd
gende bewegingh in te drukken , op datfe verder en
ligter fprmgen ibudcn.Welke dÏEgen te bekend zïjri,
dan dat wyfe noodig hebben verder op te halen.Laat
ons dan liever met de vorige bedenking voort varen ,
3 a tfl
-ocr page 292-sr/Ê Stilling der Beelden m
een Beeldiniyn uytcrlte O ogenblik van Werpen
-ocr page 293-allerhande jiand van 'Doening. 2.77
ifl een van defe werpende Beelden in de ftand van
den Spies-werper B. wederom in de volgende Ver-^denWng
toog-Schets ïC befchouwen: Soo fal niet alleen spies wer-
Waar blijven, watwetot hier toe gefeyd hebben,Pend
maar het fal ons ook ligt vallen te denken, dat het
zy defe Man hoog, het zy regt uyt, of dat hy laag
wil werpen, dat hy in dufdanigen ftand, om forfig
te werpen feer wel, ja in fijn uyterfte bereyding ge-
plant ftaat, wanneer de Linker Schouder figh over
de Mid de-punt van de regteVoet bevind, en dat
hy alken in 't toebrengen van den werp , het Li-
chaam min of meer, du: of foo herfteld, en voor-
waarts op 't Slinker Been over brengd, na dat hy
dan voorgenomen heeft, hoog of leeg of anders te
werpen: In alle welke foorten van werpen die de
grootfte fal zijn, dien hy fal doen met het Lichaam daad van de
teffens en alderfnelft, voorwaarts over op 't Slinker
Been te fenden ; en gelijk als fommige in dufdanig 'iD*
een uyterfte vermogen, dikwils buyten haargewigt-
punt komen te ilingeren, foo kan het ligt gebeuren
datfe na t volvoeren der werp daar henen vallen : In
welk geval de werp in st gemeen van een kleene daad
is, om dat door de Val een gebroke beweging, en
het geworpene anders bepaald werd, Uyt welke din-
gen wy in 't algemeen te Leereri hebben , datter
aangaande de ftellirtg der Beelden, een andere ftand
in de bereydino-, een andere in de uyterfte oogen-
bük en in de uytvoering, entenlaatftennadeuyt-
voering moet waar genomen zij n.
In de volgende Voor-beelden fullen wy alle 't felve
waar gemaakt zien;alwaarwy eerft een Man vertoo-
nen, die met een Knods of Kluppel een geweldige
flag wil brengen. Gy liet dan in defen Man met
Ï-. geteekend feer wel, hoedanig hy fijn boven-
S 3 Lijf
-ocr page 294-α λ 2- Stelling der Beelden in
-ocr page 295-allerhande ftand van ^Doening·. 2 79
Lijf na de tegen overige zijde, daar liy fijn flag
van daan halen fal, heeft over gehaald; En hoe dat
hy verder de Handen Erm om hoog gebragt heb- o^eTde5"
bende, fijn beweging en forife aan de Knods niet al- flaande^Aftie
leen heeft deelagtig gemaakt, maar ook dat hy om L. c ee
met meerder geweld te liaan, fêlfs dien Erm die le-
dig en onbelemmerd is, derwaarts brengt, om van
daar teffens en met een meerder aandringend gewigt
fijn flagh gefwindelijk toe te brengen, enalfoofijn
geheele fwaarte onder die veerdige beweging op het
geen dat hy treffen wild te doen over gaan, of te
doen ruilen, En het is niet fwaar om verftaan dat
dufdanig een flag minder Werk daad fal hebben,
wanneer defe Man de Regter Erm alleen om hoog
heffende, een flag dede fonder het Lichaam merke- ^
lijk te rug te trekken. Daar zijn verfcheyde Manie- vreidiglal
ren van flaan; Waar vanmen de voornaamfte onder Z1]n·
dry Geflagten kan bepalen ; namelijk van boven na Hoe veieriey
beneden, en danregt, dat is Orizontaal; en. dan
van onder na boven; en van defe dry hangen alle de dauw zijn,
reft der Manieren van flaan afHet zy dan datfe
Slinx of Regts gefchieden. De Maniere welke in
dit Voor- beeld vertoond werd, kan onder die, die-
men Orizontale of regte fou noemen, gcrekcnd..wer-
den. Inde volgende Vertoog Schets met M. ge-
tekend . liet <ry wederom een andere Manicje van
flaan, namelijk eenen Herkules, die met bey de
Ermen een Knods opvoerd, en bereyd ftaat, een flag
van boven na beneden te brengen. En gelijk dit
Beeld bevalliger flaan fouw, wanneer het anders
om ftond, nadien den Man dan regts foude flaan,
daar hy nu door de d'onagtfiamheyd van den Plaat-
fnijder > Slinx werkt ; foo moetmen weten· dat
gelijk vele dufdanigh fijn gewoon te flaan , en
S 4 dat
-ocr page 296-α λ 2- Stelling der Beelden in
-ocr page 297-allerhande ftand van ^Doening·. 2 281
/
«Hat fulx ook door gewoonte ymand natuurlijk
Werd; dat egter alle 'tfelve datwe feggen willen,
daar door geleerd werd. Want gy fiet wel dat dit
Beeld om een goede flagh te doen , genoegfaam be-
reyd ftaat, en dat het dus gefteld zijnde, laat blij-
ken dat de uytwerking vaft en feker fal gaan. Want
gelijk deiën Herkules 't Lichaam agterwaarts over w«k?dafd*
heeft gehaald, foo kan hy fulx gefwind met het defe Aöie
1 ° , - , J ° , „ hebben fal.
brengen van den flagh voorwaarts over brengen,
εη zijn flagh veel kragts by fetten. Ook fietmen wel
datmen in en volgens dufdanigen ftand , met het
brengen van een Orizontale flag weynig fal uytvoe-
ren; en dat over fulx allerhande foorte van ftaan,
yderfijn eygen enbyfondere bereyding heeft, om
waarlijk Kragt te doen j en een fixe uytvoeringe te
doen hebben.
HET IX. HOOFD-STUK.
Fan de AO:ien en Werkelijke befighe-
den der Beelden , en hamen die Vol-
gens den aard der Foor-Vallen, onder
. d uytdrukfcing van allerhande Pailïen
en Ziel-cogcen Vertoonen
Om dat dc
Konft-beel-
SEker vermaard Schilder plagt vande Beelden die
baar behoorlijke A&ien en Paffien tot h,et voor- ven, moét-
nemen van den Schilder, noch den inhoud der Hi-
fiorie niet wel uyt en drukten, te feggen, datfe twee- fteiiing fulx
®B,al gedoodverwd waren. Seker nadien het alle
S 5 Kon-
-ocr page 298-2,321 Werkelijke befighedeil
Konftenaars bekend is, dat de na-gebootfte Wer-
ken , de ware en Levende beroerlijkheyd uyt haar
eygen aard en Natuur derven, foo vald het niet fwaar
te oordeelen, datter in de Schilder-Konft een by-
fondere vlijd moet aangewend werden, om benef-
fens de goede en vafte Teykenkundige Trek en
fogtcn uyt fehoone Proportie, ook de Α dien en Herts-togten
te drukken (dat is de bcdrijvens-kragt) door praktijk in de Beel-
l^ehüder" dcn aan te wiifen 5 en aIfo° te verbeteren 't geen fy
Konft. van Natuure miflen. Want dat is de Ziel van de
Schilder Konft: En die Meefters welke daar in by-
fonder hebben uytgemunt, hebben ook altijd de
hoogfte Rang gehad.
Hoe de α 'en beelden bequamelijk in twee ftaten
üien en be- aanmerken , te weten in Proportie der Ledematen ,
de£8p"o8ponieen in *iaar bewegende Actiën: Welke A&ien of-
famen ver- Doeningen haar niet alleen gehoorfaam moeten
eemgt moe- fchikken na de wil des bewegers, maar ook met de
ten zijn. n , ö , r.
itaat cn Wet der Proportie, gefchikt na lekere ver-
kiefing, feer wel over een Hemmen, 't Voornaam-
fte dan datmen hier in 't algemeen waar te nemen
heeft, is datmen de Beelden tot haar goede Trek,
ibodanigen aandagt, en bedrijf geeft, als met de
hoegrootheyd der faak die'er vereyft werd, ten
uyterften wel voegiaam is.
Hoe veeider- Belangende de bewegingen der Menfch-beelden,
vlfbcw!^" die konnen in 't algemeen in feven foorten of Ge-
ging in de Aagten onderfcheyden werden; namelijk van boven
den vtiienf" na beneden; van beneden na boven; agterwaarts;
voorwaarts; ter regter; ter flinker zijde; en dan om-
gewende ; welke laatfte gedaan werden of door den
geheelen Menfch, of flegts met eenig gedeelte na-
melijk met het Hoofd, Borft, Ermen of Beenen;
ofte ook v/el met de minder Leden van Handen
der Menfch-beeïden ,&c. 183
en Vingeren; welke dingen na de on-eyndige voor-
vallen, ookon-eyndige trappen en bepalingen heb-
ben.
Men moet verder aanmerken dat de verftandig
gedane Aécien , volgens de verfcheydenheyd der moeten met
faken, altijd gdijkformig moeten zijn aan de toe-
vallen, en denkingen die door de finnen paifeeren; flemmen.
En dat yder toeval of voorval, min of meer uyt-
drukking komt voort te brengen, na datfe een by-
fondere geftalte van Menfch, foo van Ouderdom,
Staat en Geilagt van Man of Vrouw, Jongeling , De Aaien
Maagd, Kind of anders ontmoeten. Invoegen dat π^ο^ί.
in eenen'tfelve voorval de beweging van een Jon-domen sexe
geling of Maagd, veelfints een andere uytwerking s«esulectd.
fal maken,dan iy wel in een QudMan of Vrouw fal
doen. Waar uyt dan volgd datmen altijd na de wel-
gevoeglijkheyd der Adtien moet omfien , op dat-
men die foo in het gaan en ftaan, de plaats, waar™
djgheyd, humeur en andere omftandigheden fou
konnen toepaifen: Want foo falmcn de grootheyd
van de kragt die er in de Beelden , volgens den fin
en meening der Aöie gevorderd werd, duydelijk
uytgedrukt fien , om waarli)k te konnen oordeelen,
wat de Beelden doen, en watfe denken in dat doen.
De betamelijkheyd der bewegingen betooning van watdebe-
Aciie werd hier door verklaard en ver ftaan; als men ^eydder"
aanmerkt, dat wanneermen ymand met een S waard. Aaien is.
fal Ridder flaan, datter dan op ver na foo grooten
daad, beweging noch yver niet en moet befpeurt
werden , dan in twee Kamp - Vegters die elkan-
der yder oogenblik uyt ernft de Kop klieven wil-
len.
Daar ftaat tot de kennis der Aftien , tweeder-
ley beweging qf Doening aan te merken; tot welk-
" we
-ocr page 300-2.84 Werkelijke beβgheden
Twee en we een derde, volgens welke de meefte Doeningen
beweging! gefchieden, byvoegen, om datfe met de tweeeer-
fte by-wijfe van vei feiling veelfints zijn famen gefet.
Voor d'eerfte fteilen wy d'inwendige beweging
die alleen in den Geeft werkt, ionder eenige fienlijke
ofahaivekde ï-ichamel'.jke Actiën te laten blijken, end'andérc
Aftien Zijn. fijn eenvoudige Lichamelijke bewegingen daar geen
byfondere blijken of uytdrukkingen van de Geeft
ontrent gefien werden. En de laatfte zijn die, wel-
ke uyt de Geeft meeft voortkomende met de Licha-
melijke Aaien verfeld gaan. En gelijk defe volko-
me en waaragtige A&ien zij η , en meeft voorvaüen
foo fietmen ook daar in de meefte yver en noefte be-
^οΐίοτηΓ Ca uytblinken. In de bewegingen des Geefts >
Afticn zijn. houden haar de vaardigfte en meeft woelende Lede-
maten , als Ermen en Handen gemeenlijk gmtfrh
in^eteugeld en ftil; om dat namelijk de Werkingen
in dit geval vsn binnen en in figh felven gefchied en
wel meeft in denken beftaat; en derhalven hebben
defe Doeningen niet van nooden dat Ermen en Bee-
nen herwaarts en derwaarts fwieren; *r en zy dat
een'er fig vergetende, een byfondere Αdlieop fijn
gedagten doet volgen, dat wel fomtijds buyten we-
ten of Reden gefchied.
Oflgemid- De bewegingen die in een Menfch op komen,
deldeAöien. ]conneo gemiddeld om yts anders wil, en volko-
men, of ongemiddeld en niet volkomen aangemerkt
werden. Indien ongemiddeld , foo fietrnen veelfints
dat alleen de Oogeri volgens de gedagten, herwaarts
of derwaarts gefonden werden , om een daad te
verrigten, latende de Voeten gemeenlijk in haar vo-
rige ftand geftrekt blijven ; wendende alleen de
Dyen; Heupen enKnyen na de zijde waar fig de
Oögen na toe wenden. Waar uyt Acïien. van ver-
ièr Menfih-beelden, 2,85
fcheyde befigheyd fchijnen vóórt te komen , alfoo
datter een gedeelte van een Beeld fchijnd yts anders
te doen , dat niet regt-draads tot de Aitie dieder
gefien werd, en is behoorende, alswe op fijn plaats
hebben aangeteekend. Maar in de gemiddelde, c/Efgg*3*
geheele bewegingh, daar werkt alles te gelijk tot
een en de felve daad. Want in Lichamelijke en Ziel-
lijke bewegingen té gelijk, daar worden de Leden
in iöodanige Aétie befig gehouden, als den zin en
meeninge van den Geelt des bewegers ontrent feker
voorwerp is. En die Aitien daar dit niet te famen
gefien werd, diefchijnen een verftandig Befchou-
wer, van een Gek, of van een Rafend Menfch ge-
daan te werden. [f
Daar ftaat ook te letten dat alle de Leden in wat aien moc-
Aétie of Doenins dat het zy, niet anders dan haar 5cn deLedcB
... D ' — . haar cysen
eygen bedieningen en moeten oeftenen ; invoegen bediening
aan de ruftende Leden geen beweging, en aan de be- j"Jeen an"
wegende geen ruftende of Lamme Leden gefien nca. vwoc'''
Werden : noch ο k aan Doode of ftapende Licha-
men geen Leden die Levend of wakende fchijnen te
zijn. Want een Beeld dat met foodanigen beweging
niet en is verfeld, aliTervan nooden is tot fuiken
voorval uy tgedrukt te werden; en als den Befchou-
■Wer figh noodwendigh in moet beelden > dat uyt de
Denking van foodanigen Beeld moet volgen, dat
fal aanftonds te kennen geven dat de Leden aan de
Geeft van foodanigen Beeld niet gehoorfaam zijn; Hoehette.
noch fig daar van beftuuren laten; en derhalven fal- openbaa^'
der een groote ftramheyd, en een feer onvoegfame weid,
paringh in foodanigen Beeld gefien werden. Ja het
fal even ftaan (op datwe het door een Voor-beeid
Verklaren) als of het Beeld vol gebreken was; en dat
het even als ymand die fig poogt om te gaan , door
eea
-ocr page 302-2,86 Werkelijke befighedeil
een gebrekkig Been of Voet belet werd fulx te doen;
Of dat het yts byfonders wil verrigten, en dat de
Leden haar dienft weygerende,niet doen en kan dat
geen, dat het met yverfchijnd te willen doen.*Vor~
EenAöie der moet yder Α die ook foodanigh tot feke rbee-
bepwWoog. paaldeuytwerking verkofenen gefchiktzijn, dat-
merk heb- nienfe of niet twij ffelagtig dit of dat te doen en Oor-
deeld; of datfe dus gefteld zijnde eenige geheel an-
dere of tegenftrijdige Werking fouden konnen
doen : Invoegen , een gaander voor geen Loo-
per , een ftaander voor geen Springer; een fittende
voor geen vallende, of een befigMenfch voor een
doe niet, paiTeeren mag. Men verhaald van den
Griexfen Schilder Denwn , dat hy binnen Athenen
eens een proef wilde nemen, om verfcheyde tegens
den ander ftrijdende Aétien en driften in een Beeld
te gelijk te vertoonen; en gelijk hy voornamelijk
toeleyomin 'tbyfonderde algemeene paffien, en
fonden van de Atheenfê Burgers daar door af te
Schetfen; foo wilde hy Dertelheyd, Öngeftadig-
heyd, Zorgeloosheyd, en Onregtveerdigheyd met
Zedigheyd, Spraakfaamheyd, Goedertierentheyd;
Stoutheyd met Ontferming, Öpgeblaièntheyd met
Ootmoedigheyd en Önfinnigheyd, en Vervaara-
heyd te geiijk uytdrukken : Doch ik denk, fegt
Twtiffciing eener feer wel, dat hy veel eer de Twijifeling als foo
verbeeld! een tegenftrijdige Mengeling fal uytgebeeld hebben.
Want dat is den vertwijfelden eygen , dat'er onder
de donkere en onfekere Werking der Wingbrauwen
enonvaftopflagderOogen, verfcheyde bedenkin.
gen, en Aftien door malkander fwieren. Dat Vazari
in 't Leven der vermaarde Konftenaars > van Bona-
rottus verhaald,datmen in de Beelden van fijn groot
én vermaard Oordeel, konde fien om Wat fonde en
der Menfch-beelden, 2.87
misdrijf yder Menfch verdoemd wierde; is buy-
ten twijffel een weynig met Spek gefchöten.
Om fich in 't verkiefen der Aótien en Doeningen
der Beelden wel te dragen; is den Schilder ten hoog-
ften noodfakelijk dat hy wel verfta het uyterfte ver-
mogen der MenfchelijkeLeden, namelijk dat hy
wel hebbe onderfogt hoe ver 't gebruyk en dienft
der Leden in het Drayen, Wenden,Reyken, Schry-
den. Tillen, omvatten en anders gaat, en wat de
Ermen en Beenen , Hals en Hoofd, Handen en Vin-
geren voor verkrampingen konnen verdragen; op
datmen in 't verkiefen en ftellen der Beelden niet te-
gensdemogelijkheyd derNatuür aanloopt. En op
datwe van de voornaamfte ook een ftaaltje of twee
in 't algemeen mogten geven; foo aanmerkt dat een
Menfch in de uyterfte omdraying, diemen in 't ge- '< uyterfte
meen kan doen; foodanig van vermogen is, dat hy d" Eecideia
agter óver fiende, met fijn Aangefigt Lijn-regt over moet wel
fij η Hiel fal komen te ftaan , en gelijkmen fulx noch z^n"^1
niet geheel gemakkelijk en fonder het Been en
Schouder een weynig daar na te buygen en kan
doen, foo blijkt dat een Beeld dufdanig gefield, als
de Vertoog-Schets N. vertoond j in fijn uyterfte
vermogen van die A&e is. Ook en kan een Menfch
fijn Hoofd Natuurlijk niet verder omdrayen , als
dat hy met de punt der Kinne even de Schouder
kome te raken, tot welke daad den Schouder fich
ook noch een weynig moetj na vooren brengen. In
"t voorby gaan mogenwe met een Woord niet onge-
merkt laten voorby gaan, dat het ganfch onbeval-
lig en ongracelijk ftaat, de Beelden geheel met deWaarortl
Tronien op zije te verkiefen , invoegen datmenfe Tron.icn ^
even als de Kopftukken, of de Hoofden op de Me-tfn'in öSC
da al jen fiet; >tgeen op Schouw-Penningen gedaan"™
werd
-ocr page 304-ujterfte Verrno°'en van een agter överiiende Beeld
-ocr page 305-der Menfchbeelden, 189
werd om de gelijkenis beft te treffen, en dat in een
andere ftand van nooden is,dat de Neus meer buyten
de Tronie verheven ftaat, 't geen in't drukken deir
Penningen niet wel lukken wild': Want het Silver
of Goud, of Koper, kan foo verheven niet aange-
fchroeft noch geflagen werden. Ook zijnfommige
Tronien door 't overhangen van de Neus, Jok der
Wingbrauwen en anders foodanigh gefteld ; dat
fchoonmenie in Vormen gieten wilden , fy niet
loffen (ouden, veel min dan dat fulx in een Stempel
gefchieden fouw. Waarom dan ook de Plaafter-
gieters haar meefte Tronien in Vormen gieten , die
uyt twee of meer ftukken beftaan. In de Schilder-
Konft dan fullenfe beter voegen , wanneerfe min of
meer gedrayd vertoonen: De Reden is om datiè De Beelden
Vlak op zijde, een juyftafeepafte ftand en oócen- moeten in
111 1 η r 1 · 1 * 1 r- ι een ordinan-
olik van Belchouwing uytleverende, genoegiaam la- tie altijd een
ten blijken datfe foodanig niet toevallig uyt de oor- ^0aenv^J!g|eben
fprong van haar eygen vry willige beweging, maar
met voordagt foo verkofenzijn; 't geen de Lofle be-
foerlijkheyd, dieder altijd in de Beelden behoord
gefien te werden, t'eenemaal tegen is, ja de feive
wech neemd.
Belangende 't vermogen der Ermen, men moet
weten dat die niet verder agterwaarts over , of be-
zijden malkander en konnen reyken of geb' agt wer-
den , als datfe te wederzijds met den top der Middel»,
fte Vinger aan den Hoek of Bult van den Elle- vermogen
boog komen te raken : Gelijkwe dit wederom in de
volgende Vertoog-Schets met O getekend, aange-cn
weien fien. Daar ook het nevenitaande Man-beeld
genoegfaam vertoond hoedanig een Μ en ft h in een
welvoegfame ftand met den Arm en Mand niet ver-
der kan reyken, als dat hy met de volle Hand de
■ Τ «ρ-
-ocr page 306-2,329 Werkelijke befighedeil
-ocr page 307-dêr. CMenfthbeèlden, Wc. χ
cpper[|;e Bult van den Schouder kan bevatten: En
dit is dan de Leeft, na welkmen fich in 't ftellen dec
Werkende Beelden fekerlijk kan dragen. En dewijl
wy hier aan de mogelijkheyd en uyterfte magt van
des Menfchen Leden gedenken, foo fchiet ons in den
fin, hoe bey de Handen en Ermen foo volkomen tot
dienft van 't geheele Lichaam gemaakt zijn , dat
fy overal, en op alleplaatfen malkanderen konnen
bereyken, famen Werken, en 't geheele Lichaam
de betafting dienft doen; En het is een raadfeltje,
dat vele uyt de vuyft niet konnen oplofien, wan-
neermen vraagd, waar of op wat plaats men.de eene
Hand aan fijn Lichaam kan leggen, datter de ande-
re Hand niet en kan bykomen ? flègt Jan en behoefd
dit niet te weten; Doch waarom fouden wy 't voor
de Liefhebbers en weetgierige verfwijgen ? Grijpt
dan llegts met u Slinker-Hand u regter Elleboogli
vaft, en gy hebt fonder moeyte de eenigfte plaats
gevonden, daar u ledige Hand niet komenen kan,
gelijk wy u dan ook noch. tijd geven 0111 na de twee-
de plaats om te foeken.
In het ftaan der Beelden kanmen aanmerken,dat of
fchoon een Beeld op twee Voeten ruft, 't felve egter
fijn wigt alleen op eenen Voet kan doen over gaan ,
en dat door fekere Trap of hoeveelheyd van agter o* Uj,terftc
verhelling; blijvende nochtans'tfelveBc-eld fekerlijk mo^n in
ftaande; en dat door middel van de tegenwigt , die- helin8·
'er door den minder beladen Voet en' uy tftrekking
van een Erm of anders,.gemaakt werd: Doch en kan
foodanigen Beeld niet verder noch meer buyten fijn
wigt Lijn gaan als binnen 't vermogen van de ge-
feyde tegen-wigt, of het Beeld fal fchijnen; daar he-
nen te vallen. Gy fiet bdyten twijffd her voorftel
van defe ftand genöcgfaam «jt de Vertoog-Schep
Τ a ' ra^
-ocr page 308-2,331 Werkelijke befighedeil
-ocr page 309-der Menfch-beelden,&c. 2,93
met P. geteekend : En de dooorgaande Lijn wij ft
genoegfaam de gelegentheyd der Helling, en welke
partyen het gefeyde tegenwigt maken. Sulx dxt ge-
heel niet moeyelijk is te begrijpen, dar by al dien
defe Man het onbeladen Been neffens't andere plan-
te, en den uytgeftrekten Erm nader aan de Mid-
lijn des gewigts bragt, en neerwaarts liet vallen, dat
de refte in de vorige ftand blijvende, hy niet en fou-
de konnen ftaande blijven. En dit is ίοο, wat aan-
gaat de ftellingh der Beelden, na haar gewigt en te-
genwigt volgens de mogelijke ftand in allerhande
Doeningh en geval; Laat ons nu , om de- Menfch-
kunde nader tot de praktijk der Schilder-Konft te
brengen , ook de A£tien en Paffien in 't byfonder
gaan befchouwen.
Wy zijn altijd van gedagten geweeft, datter tot
d'uytdrukking van allerhande gevallige Aétien en schilde^
Hertstogten , uyt welk de befte voort fpruyten,
geen oeffening den Schilder nutter is; dan met goede
opmerking vele dingen na 't Leven af te fchetfen; en
voornamelijk die dingen, die hem by toeval, en in
in ftiliigheyd hier en daar voor komen; In welk
doen hy hem altijd moet fien te bedienen , wanneer
de dingen die gefien werden in haar yver en befte
oogenbük zijn.
Daar zijn veel dingen die de Schilder Konft nu Alles dat-
en dan noodig heeft > die wanneermenfe opeen be-™^"r.e
ftipten tijd wil hebben , niet te verkrijgen zijn; im
met s niet foo alsmenfe ten uyterften noodig heeft :„fet "tijd br
Wel is waar dat vele haar door Modellen, en andere de Hand.
hulp-middelen bedienen : Doch die nauwkeurig wil
opmerken, fal Hgt verftaan , dat de A&ien en Paf-
fien welke door Modellen met voordagt gefogt en
gemaakt werden, vry ver van die verfchillen, welk-
2,94 Werkelijke befighedeil
fchsyÏtHf Natuurlijk gevallige en waaragtige Actiën en Pafr
gcvaiiigeen fien noemen : Want nadien degeftelde Actiën in
Aa"en'i!kfcer^e MocklIen geen waaragtige oorfaken hebben daar-
gioot. fe uyt voort komen, daar door gefchied het datie
ook foo veerdigh, foo feker, noch foo Natuurlijk ge-
vaüig niet en konnen zijn. Wie en weet niet, datmen
met voordagt en fonder ooriaak niet wel fooNatuur-
lijk weenen,of een droevig misbaar maken,offig uyt-
finnig toornig aanftellen kan dan wanneer een treurig
of onverdraaglijk voorval, órifePaffien en Actiën, daar
toe tip een ware grondflag gaande maakt ? 't Was dan
niet geheel buyten de weg getimmerd; wanneer feker
groot Meefter fijn Leerlingen een Meefter fonder
M«fte"fon- ' onS aanwees: feggende datfe geduurig wel nauw
der xcr.g in moeften agt geven op de Actiën enGebeerden der
de schilder- ftomme; op datfe daar aan mogten Leeren affien ,
Xonlt doen . r . , , » , _
kan. in wat voegen fy met de Handen, en met de Oogen
en Wingbrauwen,ja met de beweging V3n t gantfche
Lichaam, haar meyninge en gedagten uyt drukten ;
enfigh door nadrukkelijke en aardige Aöien en y-
ver aan andere verftanelijk maaken. Men verhaald
datter by d'Oude Kamer-Speelders waren die alleen
door een ftomme beweging^, de Leden foodanig na
deneyfeh der faken verfcheydentlijk wiften te fchik-
ken , dat het was offe fpraken: En dat felfs na aller-
ley ftaten verftaanbaar aan alle Natiën. Dus hiel-
den fy haar nu als een Oud Man , en dan weer als
een Kind: Voor een oogenblik als een Koning, en
korts daar na weder als een Dienftknecht of Slaaf.
Dan als een Vrouw, en dan voor Maagd. Dan
Dronken en Onbefuyil, en dan weer Befedigd en
Nüchteren, Sulx dat ook een voornaam Speelder
onder hen met den wellprekenden Cicero durfde
iwiften, én Üaande houden, dat de Actiën en Na-
tuur-
der Menfch-beelden, &c. zyy
tuurlijke Gebeerden verre boven de welfprekend-
heyd der Orateuren gaat. Hier vald ons noch in dat
Lucianus van een Danfler onder Nero verhaald,
die alleen door de beweging van fijn Lichaam ver.
fcheyde gefchiedeniflen wifte te vertoonen ; En
dat hy onder allen , hetOverfpel van Mars en Ve-
nus met foo Natuurlijke A&ien wift af te DaniTen,
dat alle de Befc houwers, 't felve foo duydelijk ver-
ftonden, als offe het voor hun Oogqn iagen gebeu-
ren. En dus werd hier al wederom openbaar, dat dc
de Schilder-Konft in geen ding van het Leven be-
hoefd af te wijken; Gelijk ook het Leven haar in
geen ding fal verlegen laten: Want het gaat vaft en fe-
ker , dat al wie de Konft-Regelen geern in de Verw-
Ketel van de Natuur wil indoopen, die falfe felden
anders dan merkelijk verbeterd , daar wederom ui-
trekken.
Daar ftaat noch vorder te letten, datrnen in 't al-
gemeen behoorde te kennen het onderfcheyd tuf- fcbeyd tuf-
fchen Aótien en Paihen, en hoe en wanneer die fa- ^"g^f^a
men gaan ·, als mede in wat plaats of gedeelte des Li- vaftaan,
chaams, de Aftien en Herts-togten haar meeft open-
baren , en door welke Leden defe en gene werden
uytgevoerd.
Ontrent de Paflien die door het Aangefigt en watmenm
door de beweging van het Lichaam te gelijk moe- raoet waar-
ten uytgedrukt werden, moetmen eerftelijk verfor- nemcu.
gen dat die in de Tronie wel zijn waar genomen. En
alfdan fal het ligter vallen, die van het Lichaam
daar na te fchikken, en te maken datfe eenerley
Werk· daad hebben. En alhoewel in Jt Natuurlijk
Leven de Aftien die tot uytvoering der Paffien vei-
eyft werden , in Orden - op de driften van 't gemoed
volgen; en dat het Aangefigt fchijnd het Lichaam
Τ 4 i'1
-ocr page 312-%o,6 Werkelijke befigheden
in orden te volgen; nogtans is fulx in de Schilder-
Xonft ïich Κοηίΐ heel anders, want daar kanrnen de beweging
* ^«^an en Gebeerden des Lichaams beft na die van het Aan-
'i»o« aiagen gcfigt doen volgen: Als een opmerkenden Geeft lig-
teiijk by fig fel ven . of in de Befchouwing van 't Le-
ven fal konnen ontwaar werden; voornamelijk wan-
neer hy aanmerkt datmen de Paffien nergens beter en
eerder dan in de Tronien kan af iien > en dat ons
de Befchouwing van die, doet oordeelen van de reft
des Lichaams , alis'tfelfs datwe op de Gebeerden
der Leden nau wlij χ agt nemen. Doch de Α dien des
Lichaams voornamelijk aangemerkt, en doen de Paf-
fien uyt het Aangefigt foo vaardig niet Lefen; voor-
namelijk niet wanneerfe daar niet wel in bepaald zijn.
Maar wanneer 't Lichaam met het opfigt en gefteld-
heyd des Aangefigts t'eenemaal tot een en de felve
daad,feer wel is faam gevoegt, foo fietmen alles volko-
men. Wat kenteekenen van aangebooren Paffien uyt
defe en gene Deelen haar maaxel konnen gekend wer-
den , daar van is vooren verfcheydentlijk gefproken,
en de Konft-oeffenaar moet hem daar in wijlTelijk en
aandagtig dragen , en alles wel weten toe te pallen
watwe aangaande d'uytdrukking der Actiën en Paf-
fien verder fullen aanmerken.
Aótie ^n wat Wy noemen het een Actie foo wanneer eenMenfch
eea Paflkis, met fjjn Ledematen eenig ernftig bedrijf, of Werke-
lijke beweging doet j waar van men de befigheyd en
aandagt des Werx in het Aangefigt kan affien ; doch
foo nochtans,dat al de Leden voornamelijk deWerk-
tuygen vertoonen te zijn, door welk de Geeft des
Menfchen die figh alleen befig in de Tronie laat fien,
de Werk· daad verrigt. Maar wanneer in een Doe-
ning aldermeeft de inwendige gefteltenis van het ge-
moed » door uytwendige Gebeerden word te ken-
nen
-ocr page 313-der Menfch-beelden, &c. 2,9 7
nen gegeven , dat noemenws Paffien; en werden de-
ie meelt door ftille Gebeerden van het hoofd, en
trekken van het A angefigt uytgedrukt: welke twee
in meeft alle voorvallen elkander getrouwelijk by-
ftaan en verfellen; en in velen door eenige fagte Ge-
beerden van Ermen en Handen, volkomender en
kenbaarder werden; welke A&ien dan fchijnen uyt
de Paffien haar oorfprong te hebben. Gelijkmen
dan ook veelfints in foodanige eenige heymelijkhe-
den der Natuure en des Gemoeds, en geduurige poo-
ging , in de Tronien , als met Leesbare kenteeke-
nen afgebakend ziet. In meeft alle Herts-togten ko- ^ dingcn
men di-y voorname din?cn te famen; Namelijk ; het in dc PaiSen
Voor-werp , de beweging des Gemoeds, en d'uyt- ^men.°0I°
werking daar ontrent: Welke uytwerkingen in 't al-
gemeen maar van twee faken af hangen,namelijkLief-
de en Haat; en na dat die geweldig of gering is, daar Deftandder
na hebbenfe een grooter of kleynder Wei k-daad, on- Perfoonen
trent de Voor-werpen, diemen on-eyndig moet ftel- ^""'de'^
len : Ook moet hier de ftaat des Perfoons van Man, Aaien en
V rouw, Oud, Jong Sterk, Swak, Siek, Gefond, ^Kj*""
en anders in aanmerking komen. z>};1·
Door de beweging van het Hoofd, buyten aan-
merking van d'an tere Leden, bekennen wy veel ge-
fteldheden van 't inwendige gemoed. Soo dunkt ons
een Hoofd dat als een biefe neergebogen hangt, een ^"'jj* A*
nedrig, gedwee,en neerflagtiggemoed: En gelijk de 't Hoofd kan
hooveerdige Pharifeen daar voor geern wilden de ^kenaen ge-
Monfteringh paffeeren , al hoe welfe't niet en waren,
foo wiftenfe haar feer fijntjes van defe mijnen te be-
dienen : Welk Mom· Aanfigt van de Saligmaker af-
geligt werdende . haar te bijfter vergramde.
Wanneer het Hoofd agter over en ftijf op den
Nekke gedragen Werd, dat geeft een trots en hoog-
moe-
-ocr page 314--χϊβ Werkelijke befgheden
moedigh hert te kennen: En gelijk dit in de Men-
fchen , al foo is 't ook een moedige ftand in de Paar-
Tiötsheyd den (alwaar de Deugd voornamelijk indeMoedig-
«auwhettig. heyd beftaat) wanneerfe het Hoofd wel opgetoomd
heydenhai- houden, en de Nek als op de Borft laten in fakken.
cnandeered Wanneer het Hoofd over een zijde hangd, betee-
doord'A- Jjcnd het een onmannelijke flauwhertigheyd. Als
Hoofd»! het met een ftijven Hals in de Wind opgefteken
werd , dat vertoond een Halfterrig , Onverfettelijk,
en ork-agtige Steegheyd, en diergelijke; behalven
datter door de beweging des Hoofds, ook toefeg-
gingen , ontfeggingen, en Lief kofingen gefchieden
■ konnen. ■··..■,
oe^ par. j)e bewegingen van de Partyen des Aangefig'ts zijn
Aangcfjgts te menigvuldig in getal, dan dat wy die by na fou-
'evcnÏon- den durven beftaan op te halen. De kennelijkfte
geven on |,oucjen ^aar voornamelijk ontrent het Lachen,
Schreyen , Kijven , Singen Spreken, Verwonde-
ringe, Toorn , Gramfehap, Blijdfchap , Droef-
heyd, Vreefe , Angft , Verdriet, gevoel van Pij-
ne, en foo voorts befig : Onder welke kenteekenen
fommige malkander feer gelijk en fommige ongelijk,
zijn ; En dat wel na datfe van malkanderin Daad,
of in Paffie verfchillen, of een min of meer dringende
oorfaak hebben. Maer niet tegenftaande Schreyen
Ondcufchcyd en Lachen, gemeenlijk twee verfcheyde en tegen·
ΙΓΐι£Γ malkander ftrijdende oorfaken heeft, nochtans zijn
de kenbare trekken en ployen des Aangefigts mal-
kander niet feer ongelijk: de fienelijkfte aan beyde,
bernerktmemaan de Mond, Wangen en Oog-fche-
len. L.dc Vinei is van Oordeel geweeft,dat het verfchil
hier maar en was in de Wingbrauwen, en de plaats
die boven de Koppeling der Neus tuffen beyden is.
Maar wy hebben in 't Leven waargenomen, datter
aan
-ocr page 315-der CMenfch-beeUen, ^êc. 5,9^
aan de Mond ook eenig onderfcheyd gefien werd ·'
Want in een Lachende Tronie zijn de Toetjes of Gefteivan
Kreuken die aan de Mond komen» en diemen in de deTionie"*'
hoeken van de Mond fiet, wat na boven getrokken
en omgekromd, waar door niet alleen de vriende- a
lijkheyd van de Mond werd vermeerderd, maar het
maakt ook dat de Oogen door 't opfchorten der Ka-
ken , toffer en ruymer blijven; dat Vrolijkheyd' te
kennen geeft. Doch aan een Schreyende, zijnie pijn- ^ ^
lijk en bedrukt neergetrokken. Men kan om het
een Schrey.
Sc hreyen wet uyt te drukken, ook noch hulp vin- endeTionUv,
den in het ordineeren en verkiefên van eenig kenlijk
byvocgfel; 't geen de frak foodanig beveiligen kan,
datter in 't minft geen t wijffel aan te ilaan fal zijn; al-
waar *t ook dat een Tronie eenigfints meer na 't La-
chen dan na't huylen quam te aarden. Ook zijnder
leer veel Actiën en Gebeerden, die niet alleen' met
Schreyen over een komen , en in 't algemeen daar
mede verfeld gaan , maar die ook feer wel over een
ftemmen en eygen zijn aan den ftaat des gevals en
droef heyd, waarom'er Gefchreyd werd. Want den
eenen Schreyd uyt boosheyd en Toorn, fulx dat hy
onder dies eenige vergramde A&ien maakt, of fijn Schréycn,
Kleederen wil icheuren, of hem van ongeduld daar
henen fmijt. Een ander Schreyd uyt aantrekking en
bedroefde gedagten.F.en ander uyt tederheyd en fagt-
moedige blijdfchap. Een ander uyt vermoeding of
inbeelding van eenig quaad ongeval. Een ander van
Ellende en gevoel van pijne. Een ander door mede-
lijden , of door afkeer, over 't verlies van Ouders Veri-chcyf(c
enVrinden.enz.Onder alle welke qualen en ongeluk- Aaien 'die
ken, deen fchijnd geheel wanhopig , en d'ander ^VUn""
vry geduldiger te zijn. Sommige maken geluyd in
het Schreyen en fien na d' Α arde. d'Andere zijnftil,
verfcUen..
·,--■-- en
-ocr page 316-2,339 Werkelijke befighedeil
en houden d'Oogen na den Hemel, de Ermen neer-
waarts , de Handen famen , en de Vingers door el-
kander gevlogten. Andere vo! angftvaiiigheyd, ver-
heffen de Schouders tot aan de Ooren. Die veel Tra-
Schreycn TJCn in *t Schreyen willen ftorten , knijpen d'Oogen
Tranen flor-niet felden digt toe, trekken de Wirgbrauwen ia-
tcn· men , en maken Rimpels bezijden de Oogen , en be-
neden aan dé Mond, als wanneer ook de Lippen
Boogs-gewijs na om laag gecrokken zijn. Daar en
tegen die hartelijk Lachen , hebben de Wmgbrau-
wen regt geftrekt en open : maar daar is oi>k -en La-
chen dut niet over de Lippen gaat. £n gdijkmen Lagt
van blijdfchap, foo fchreydmen ook fomtiids uyt
defeive oorfaak: En die n aiwkeurigh willen zijn ,
maken noch onderfcheyd tu&hen biijdfchap en ver-
II idigewjar- heiiginyh. Schreyende by Lachende, of Lachende
g uacoc, by bchreyende te ordineeren , doen fulx wei beyde
te Natuurlijker zijn ·, Maar de waarheyd en waardig-
heyddes voorvals, verbied fulx dikmaal te doen.
Waarvan breeder in onie Ordioeeringh.
Men fou ook noch een onderfcheyd konnen ma-
ken tuffchen een Schreyenden, en een die een be-
ichreyde gedaante vertoond;dat is eenen die een wey-
nig tijds geleden, Gefchreyd heeft; Dewijl hetSchrey-
en veelfints foo dra niet ophoud dan het Lachen; t en
waar het Lachen mede feer heftig heeft aangegaan.
Want gelijk in het hartelijk Schreyen , de uyt en in-
ademing geweldiger als na gewoonte is; En de Gee-
ften ontroerd zijn, foo kan na het ophouden der oor-
faak ("die ook nog fomtijds door de Reden enTrooft-
fpraken van anderen geholpen werd) de hevigfte be-
weging wel verminderen , dat is vertragen, maar de
Geeften,en uyt en in- ademinge,konnen niet teffens,
maar alleen by pofen, dat is allengskens tot haar vo-
der Menfch-beelden, &c. 30ï
rige gelijkwigtigheyd gebragt werden,en hetSchrey-
en doen ophouden. En dqs gebeuret dat de Men-
ichen lang na het vol uyt '.chreyen, noch fnikken en
halen, hoe ieer ook ymand fuix poogt in te kroppen:
Want dit gaat even eens geli k het ichommelen des
waters in een bewogen Vat of Tobbe, dat niettef-
fens fal ftil werden, fchoon de beweging van het
Vat ophoud. Men fiet ook wanneer het opkroppen
van Schreyende Kinderen, door dwang en ontfag
te overmatig gefchied, dat het hen fomtijds niet al
te wel opbreekt. Waar van d'oorfaak is, dat de be-
weging der Geeften teffens gefmoord of ten minfi.cn
geweldig verkragt werden.
Het Aangeiigte is verdermeeft altijd geftelden "e^v^if*
gefchikt, na de Aótien en 't Gebaar dat de Togt tmdeAaiea
des Gemoeds en de Wil aan de Leden gebied te heb · gèVchik'uL
ben : hη fonder die fienelijke blijk zijn onit Actiën
als fbnder I-even en ernft. Dus komt ons een Vinnig
opfigt, in een dreygende Aótie te hulpe, aVs cfmen
(la η wilde: en alsmen, gelijk het Spreek -woord
icyd, een Gefigt geeft, daar van de dry een Doodilag
zijn. In het fmeeken verleend het ons een nedi 'ige be-
druktheyd. De vlijtigheyd van een oprech t Ge-
moed, vertoond fich door een vrolijk opflag dei Όο· fisn kan.
gen; En wel voornamelijk wanneer die feer h elder
en g'anfig in 't Hoofd ftaan, en wat rond van I -orm
zijn. De traagheyd van een Slaafs Hert, wei d door
een droomige fommerheyd des Gefigts uytgedrirkt :
fulx dat alle de Togten van 't Gemoed in 't Ge bat
des Menfchen Aangefigt bekènd gefet werden.
Men moet οο^ aanmerken dat door geen D te- Wat door de
len des Aangefigts meer of beter de Togten vai 1 't""^"^'
Gemoed bewèfen werden , dan door de Ooge, τ = K:'ffien 31
\Vant dat Zijn waarlijk de regte Kijk-veniters v. in ncn gegeven.
't σ>.
1 D
-ocr page 318-2,341 Werkelijke befighedeil
'X Gemoed Hier door werden ernftige Opmerking l
fcrgelooie Onagtfaamheyd,Wulpsheyd„ Geylbeyd,
Onverfaagtheyd .Grootsheyd, Stüursh'eyd, Sagt-
moedigheyd, bittere Vinnigheyd, Barmherag-
heyd , Medelij dentheyd, en alles watter meer toe
benoord , geopenbaard. Ontrent dit bedrijf heb-
et Vermogen ben de Wingbrauwen de voornaamfte beftuuringh:
touwen?" Want gelijkfe tot het voornaamfte optoyfel van het
Voor Hoofd , boven d'Oogen gefteld zijn, foo ge-
bieden en bewegen fv dc felve ria de drift dit't Ge-
moed ontrent het voor-val van een faak heeft. Som-
tijds zijnfe verheven, dat Moedigheyd en Kloek-
heyd te kennen geeft. Somtijds ingetrokken, dat
Droefheyd en bekommering beduyd: Ook wel
ontfaghelijke Gramfchap; namelijk wanneermen
ymand wel meeft met het Gefigt wil beftraffen;
"c geen den Digter Homerus feer.aardig in fij-
nen vergramden Jupiter af|efchetft heeft, als hy
feyd:
Dus fprak„ Jupijn, en om fijn feggen kragt te geven,
Tntkjnet een wakkere Wenk. de Krauwen in elkaar,
Dat van 't onflerflijl^ Hoofd,bet Goden heerlij f^Hajr
Sig vreefiijk flingerde, en de gantfcbe Oljmp dee be-
ven.
Somtijds zijnfe ongedrongen en vry uytgefpreyd,
dat. vrolijkheyd en bly-geeftigheyd beduyd. Som-
tijfis neergefljgen en hangende : Welke gefteldheyd
der Wingbrauwen , een wis teyken is van Nedrig-
heyd en veelfints van fchaamte.
watd'Er- In de Aftien fietmen dat door de Ermen en Han-
aien en Han- Jr ;n de meefte en voornaamfte Werking en uytdruk--
laieadoeo. I'.ing werd voort gebragt. En dewijl de Actiën meeft-
c|eels niet wel met eene Hand bevallig konnen ver ·
der Menfch-beelden, &c. zyy
ligt werden, foo komen fy malkander in het Aan-
vatten , Ontvlieden, Vegten , Bidden , Verfoeken,
Belaften , Va-wonderen, Betuygen, Onderwijfen
en anders,op on-eyndige wijfen en toevallen te hulpe.
Want het zijn byfonderlijk de Handen waar door
wyEyfichen, Beloven , tot ons roepen , weg len-
den , Dreygen , Ondervragen, en Weygeren; ja al
onfe Werk-daden uytregten. Gelijkmen dan ook de
meefte befigheden die de Doening der Ambagten ra-
ken , Band-werken noemd, om datfe door de Han-
den werden uytgewrogt. Ook geeftmen met, de be-
wegingh der Handen, de Vreefe , Vreugd, Droef-
heyd , Twijffeling , Erkentenis, Leetwefen
Schroom, Aanporring , Wederhouding> Aanne-
ming, Verwerping, Weg-geving, Verwondering,
Schaamte, en byna alles wat van den Menfch gedaan
werd, te kennen. En 't geen noch boven alle opmer-
kelijk is, is dit, dat de Gebeerden die 'de Menfchen
met de Handen komen te maken , by meeft alle Vol-
leen en Natiën een en de felve beteekenis hebben; na-
melijk fulke , welke uyt de Fonteyne des Gemoeds
komende, geeniints aan de byfondere Zeden, noch
aan de gewoonten van feker Land-aard of Volk vaft,
of eygen zijn. Invoegen dat de Α dien die door d'Er- pe Aaien
υ -r , Jö , ,, , door Ermea
men en Handen gedaan werden, met regt d algemee - £n Handen
ne ipraak des Aarbodems mach genoemd werden, "'f™*^ ®
Waar uyt openbaar werd dat het heele Menfchelijk Gemoeds™
geflagt uyt eenen Bloede gemaakt is. Doch wanneer-
™en de Aöien volgens de Zeden en Onderwij fingen des wetcks,
der Volken fouw willen in agt nemen; foo falder in
verfcheydeDoeningen een aanmerkelijk onderfcheyd.
befpeurd werden ; om waar van een Voor-beeld te 0nicsii.htJi
vertoonen, wy konnen aanmerken, dat daar wy y- d«riauyt
mand met een opgehevc Hand tot ons roepen ο
Wen'.
-ocr page 320-304 Werkelykebefigheden
Wenken, foo doen fu!x d'Italianen veelfints met
den Erm en Hand. in tegendeel regt na om laag.
De bewegingen die de Menfchen in haar Α dien
wat teo en hebben' kanmen op tweederley wijle, of in tweeder-
kei je en ley ftaten aanmerken : iommigc zijn enkel of eenvou-
dubbeide andere dubbelof faamgevoegd. Een enkele
beweging is. beweging of Α die, gefchied by Voor-beeld , wan-
neer een Beeld figh alleen agterwaarts of voorwaarts
overbuygt, fonder meer tot fijn daad noodwendig
te hebben. Een dubbele of gemengde Aélie is , wan-
neer een Lichaam figh tot eenige Aétie of Doenin^e
wilfchikken, dat het hem tegelijk na orr laag, en
ter zijden of elders op eenen tijd tot eenige verrig-
tinge komt te buygen: En dus fietmen in fraye en
bevallige Actiën dikwils twee , dry, en meer Doe-
ningen te gélijk: 't welk hoe het meer en duydelij»
ker gefien werd, hoe het de Beelden des te werkelij-
wat de Beel- ker fal doen fchijnen. Een Beeld kan gracelijk fit-
«jk maakt!" ten » en met het boven-Lijf en Heup elders een wey-
nig heen geneygt zijn; de Knyen wederom anders ,
de Beenen en Voeten zediglijk verfpreyd , de Han-
den in 't gemeen werkende in 't tegendeel; en het
Hoofd en Aangefigt, na d'ander zijde van de Borft
gewend , als ymand aanfprekende , toehoorende
of yts anders doende : Doch in byfondere Wer-
kingen moeten de Oogen deHanden gefelfchap hou-
den , op dat het Beeld waarlijk en aandagtig werkt.
Over de zittende Beelden moetmen in 't voor by
flappen aanmerken, dat de Knyen noyt geweldig
moeten faam geprangt, noch de Voeten niet als Ge-
boeyd zijn. Want dat een feer moeyelijken ongemak-
iijk zitten geeft; datmen niet wel lang kan harden,
en in 't Leven felden gedaan werd alsmen ruymte
genoeg heeft de Voeten onbelemmerd te houden.
En feker wie veel met de Hollandfe Bakwagentjes
gereden heeft, weet wel wat ongemak het nauw
fitten is. d'Oude Mannekens in de Gaft-Huyiëai
en Proveniers Wooningen , hebben om het knor-
ren en morren des Winters aan den Haart zittende»
voor te komen , eikanderen de Maat van de Knyeii
gefet; Want alfle foo veel ruymte hebben datfe twee
Vuyften op haar breedfte daar tüfichen konnen
houden,moet yder te vreden zijn. Wy zijn met ern-
ftiger dingen befig , anders föuden wy den Leier
overeen vremdc Warrtioes-Batalje onder fuik flag
van Volk voor gevallen, eens hertelijk doen La-
chen.
Elders aandagtig enernftig mede befig te zijn j
én met hetGefigt na een andere faak gekeerd te zijn,
beteekend een Aftie van een Oogenblik; om dat-
men in een Doening van belang wel voor een Oo- Van een oo-
genblik her Gefigt elders na toe kan werpen , maar »eiibliIcis·
evenwel het Gefigt alrijdby 'rWerk noodig heeft.
Alle die figh in defe dingen wijfïelijk Willen aanftel- In wat ftau-
len, fullen noyt of felden Beelden te pas brengen ,
die in een eenvoudige ftand, of geheel van ter zij- den moet
den, of giheel van vooren , en regt opftaande zijn. verkielen·
Om dar in dufdanige vertooninge, gants geen by-
fondcreAcfie ofDoening en kan üytgedrukt werden
die waarlijk gevalüg zal zijnjfchoon Ook fulx in'tLe-
Vèn rnogeïijk is,én dikwils voorvald;'t en waar't dan
datmen in een Tafereel met feer veel Beelden veran-
derings hal ven, fig ook daar van met eenige voorbe-
dagtfaamheyd wilde bedienen. Doch enfal het van
de verftandigfte nietprijs-vveerdig geoordeeld wer-
den dat de veranderlijkheyd der Werkende fa-
ken Rijk genoeg is en ltof genoeg verfchaft, om
befigc Beelden te maken, al isSt datmen fig met geen
y Leeg-
I
-ocr page 322-30 β Werkeljjke befigheden
Daar moe- Leeg-gangers en behelpt. En gelijk in defe fo moet-
dig-llngers' men fig ook van het tegenfttijdige wagten. Men
in de Tafe- m0et noyt verwronge noch verdrayde Beelden ma-
reeien gefien ^. maar. VQor een algemeene Regel vaft ftellen,
dat Borften en Billen noyt te gelijk regt van vooren
konnen gefien werden.
De Adien De Actiën en de driften moeten in 't algemeen
moeten tot „ j , η ^ , , ö
de Perfoo- toegepaft werden aan den itaat of Ouderdom van
nengeiihikt perfoon; Invoegen datmen aan de Kinderen geen
Mannelijke Adie, noch aan de Jonge Mannen of
Vrouwen geen Doeningen van Oude Luiden en
moet geven Wantde Α dien en veerdigheyd der
d A Doeningen verfchillen in die alfoo veel als de Ja-
aien in de ren, de geftalte des Lichaams en het wefen. In de
Kinderen Kinderen zijn fommige bewegingen wel eenigfints
ras; maar daar werd altijd een fekere foort van Dom-
migheyd ontrend haar Doeningen gefien; En een
vreesagtige blooheyd, in haar gaan en ftaan, vaft
houden en aangrijpen gemerkt. Want nadienfe noch
d'ervarendheyd van veel dingen en Doeningen niet
en hebben , en datfe fommige van hun Ledematen,
door de korte gedrongenheid en ftramheyd tot veel
dingen niet en konnen fchikken; of datfe noch fwak
en teer zijn: foo zijnfe in 't beftuuren van hun doen
onfeker. En hiervan daan fietmen datfe in'taan-
vatten en grijpen, haar even als een dronken Menfch
dragen , en als een blinde taften na 't geenmen haar
voor houd. Ook grijpenfe de dingen fchielijk en
onbefuyft aan ^ en ftaan de Hand aan dingen om
te Tillen, te Slepen, en te verporren die meer dan
thienmaal boven hun vermogen zijn: Gelijkfeook
dikwils om een kleyn ding te doen, veel te groo-
ten A&ie maken; en over een ftroo of rijsken te
dragen, ftenen offe een gantfchen Balk geladen
der Menfih-beelden, têc, 3 07
hadden. En gelijk dit de Natuurlijke engemeene
flender in der Kinderen Α dien is; foo werden die
Welke een veerdiger en fixer manier van doen,vroeg
hebben aangenomen, of dat het hen met on-ophou-
delijke Arbeyd van Jongs aan geleerd is, als onge-
meene gauwe Kinderen aangezien.
dOude Mannen hebben in haar A&ien gantfch
trage en ftramtne bewegingen. In 't ftaan zijn haar haar Aaien
de onder-Leden en Knyen gemeenlijk wat gebogen; β1,η·
en de Voeten in een gelijken ftand foodanig van den
anderen gefcheyden , als een Soldaat die met een
Piek in fijn Gelid geplant ftaat. Den Rugge buygt
figh wat krom, het Hoofd wat voor over bukken-
de , en de Ermen feer matig in het doen van den an-
deren gefpreyd. Plutarebus fchrijft de Oude Man- oud^Man-
nen meeft al de evgenfchappen van een dronke ^n(dr°°r
Menfch toe, namelijk onvafte Schreden in 't gaan; afgetcheifL
bevende Handen en Leden in 't Werken, haperende
Tong, Snapperige Mond, grimmige Gedagten ,
vergetelig Breyn, en dolende Zinnen.
De Oude Wijven hebben wat fneller beweging
in het boven-Lijf, maar onder zijnfe even fooftram haar Aaiet»
en verroeft als de Oude Mannen. Alsfe boos of toor- Ζ1'η·
nigzijn, zijnfe onverlaagt, en vol furieufe Actiën
en uytvallen; *t Geen wel meeft aan de beweging
van het Hoofd, en Ottentottifche Grimmatfen van
Het Aancrefigt, en in 't voor over buygen van 't bo-
ven-Lijf gefien werd. 't Geen dien Grooten Qrdi-
fceerder Rubens in fijnTafereel van Jobs verfoeking;
wonderlijk wel heeft waar getlomen. En gelijk bet
in 't overwegen der dingen dikwils foo toegaat, dat
het eene het andere beklapt en in gedagten brengt 5
foo fchiet ons hier by toeval datwe aan Job geden-
ken, in den fin , hoe fommige van meeningezijn
V % ■ dat
-ocr page 324-Aanmerking dat de Duyvel, Jobs Vrouw, als fijn laafte ca
w$.)0bs fterkfte Wapen -tuyg gebruykt heeft om Job te pla-
gen ; denkende door die te doen'tgeenhy bevon-
den had voor hem felfs onmogelijk te zijn.Veel Me-
dicijns zijn van Oordeel dat de Vrouwen vaneen
of de vrou- weeker gematigtheyd zijnde, haar Herts-togten en
paflïcnTb- Paifien minder konnen beteugelen; En datfe der-
hen dan de halven Natuurlijker wijs meeft aan een Galbraken-
.Mannen, ^ Knor.fokte vaft zijn : Hun fchielijk in Gram-
fchap en Toorn opfluy ven , werd van fommi^e by
het ün-weder van Donder en Blixem vergeleken,
Syraib feyd dat alle Boosheyd kleyn is by de Boos-
heyd der Vrouwen te rekenen; En datter'ook geene
foo bitter vald om te dragen. Gelijk hy op een ande-
re plaats ook fegt; dat de boosheyd haar Aangefig-
te veranderd en foo donker maakt, dats'eruytfïei
cap. zS. ti. a]s een βεεΓ- |jen Spreuk-rijken Salorr.on. beveiligt
het felve, als hy feyd datmenfe alfoo ligt, als de
Wind kan inbinden. Atbeneus verhaald, dat als dea
Treur- digter Karcinus gevraagd wierd, voor hoe-
danigen quaad een Vrouw uyt te maken was? Ant-
woorde, dat het genoeg was, alsmen feydedatfe
ï>eLevens- een yrouw was. En op datwe dit ftuk met een
Kol van Man . 1
en \xiif in Spreukje beiluyten; Ήψροηαχ was gewoon te feg-
gen dat een Man maar twee vrolijke dagen met fijn
ipecid. ° Vrouw h'd ; namelijk haar Ί rouw en haar Sterf-
dag, Wie hoorde fijn dagen ?
Hoede A- De Actiën van een Jong en fterk Man fijn veer-
«n"ong en en feker in haar uytvoeringh; en dewijl defe
iierk Man hun Doeningen gemeenlijk wel ter Herten gaan, en
Z1)D' - aldus noeft en yverig daar in zijn; daarom moetmen
in dufdanige Beelden altijd verforgen dathetAange-
figt en de J eden een foodanigen geile] en mijne heb-
ben als met de daad wel voegfaam over een ftemd.
' £>s
-ocr page 325-der Menfch-heelden, 309
De Αclien der Vrouwen van gemeene Ouder- HoedeA-
dom , en infonderheyd van de Maagden, moeten ea
gantfch ftil, zedig en ingetogen van beweging zijn. Maagden
De Knyen wat na binnen gefloten , en de Voeten Z1'n<
niet wijd van malkander gefpreyd ; nadien het te-
gendeel met de eerbaarheyd en welgemanierdheyd
ftrijd : 't Geen ook in 't fitten diend waargenomen.
En alhoewel in het fitten tuffchen Maagden en
Vrouwen, in 't gemeen niet veel ondericheyd te
merken is, aangaande de Knyen en 't maken van den
Schoot; nochrans meenen fommige opmerkende
Geeften waargenomen te hebben, dat een zittende
Vrouw weraende yts in de Schoot gewo< pen, om onrferfcheyd
het felve te omvangen altijd de Knyen Μ openen, en van
den fchoot grooter maken; En dat een Maagdof
Jonge Doghter daar en tegen in de felve <'aad de Maagd.
Knyen altijd digter fluyten, en de fchoot kleynder
maken fal.
Voorts moeten de Ermen zedig en gantfch «iet eenEr'
wild in het doen of ver van den anderen afgedwaald Handen in
zijn, 't en zy in noodfakelijk voorval van een ge- Aaien die-
Weldige daad, of eenig misbaar. Een weynig ter ncn fe ζ'ίη·
zijden overbuygens van het Hoofd , geeft ook
een bevallige ■ ftand en fagtmoedigheyd aan de
Vrouwelijke Beelden re kennen. Gelijkwe fulx
nu wat nader in het befchouwen fommiger A-
étien en Paffien in 'c byfondcr fullen gaan aanmer-
ken.
In een algemeene ftand of A ctie moetmen letten weifland
dat de Borft enBuyk figh matig in houwen : En gemeene3'"
met de Rug agterwaarts om buygen, noch de Borft Aaie,
voor uyt ftooten. De Handen en mogen in het be-
wegen niet boven deOogen verheven zijn-, maar
haar meeft ontrent de Borft en het Hert befig hou-
Y j den;
3 ïo Werkelijke befigheden
waarom den; om datfe digt en naby de Sourfe en oorfprong
den inedcan" der Togten en Paffien blijvende, die te ligtvoeriger
A&^ndie fouden fchijnen te hulp te komen, en in de uyt-
voigen veel. drukking daar mede fouden over een ftemmen. En
het'HmTe' 'c en fchijnd niet dat de Handen figh om eenige an-
% houden/ dere Reden , als de gefeyde, haar Natuurlijk en als
van haar felfs meeft ontrent het herte gewoon zijn
befigte houden,
omkijken In een Adie daar in een Beeld by toeval agter
hoedanig'te oyei"' oiccr zijden over, of anders om moet fien ,
|enoonen. moeten de Voeten noch geen van d'andere Leden,
na de felve zij de gekeerd zijn, daar fig het Hoofd
heen wend; Want anders fal het geen toevallige,
maar een voorbedagte Adie verbeelden: Invoegen
datmen in dufdanige ftanden ontrent de Voeten,
Knyen, Zijden en den Hals dit volgende moet in
Aanwijfing agt nemen: by aldien 't Beeld op fijn regter Voet
dereb eva"-' gebeld is, foo moet de flinker Knye een weynig
Isa, gebogen, 't Been een weynig agterwaarts getrok-
ken , de Voet wat uy twaarts, en van agter wat op-
geligt zijn : De Slinker Schouder wat hooger dan
den Regter: Den Hals en 't Aangefigt fal fig na de
Zijde van den Slinker Voet kceren , en den Slinker
Schouder Lijn-regt op 't punt van den Regter Voet
komen.
Hoe 't Hoofd En dewij le den Hals foodanig gemaakt is, dat
lallen Jp de het Ηθθίΰ ten Dienil Van ' ^ d°°r 8C'
Hais enBorft maklijk herwaarts en derwaarts en op verfchey-
»0?t ftaan. jen en ontelbare wijfen kan gewend en ge-
drayd werden, alswe in de Tronie-ftelling hebben
fefien, foo moetmen de Borft noit na de felve zijde
eeren daar het Hoofd na toefiet; 't en zy men wil
dat het Beeld met de Ermen en Handen eenigWerk
doet dat het Gefigt van nooden heeft; En dat-
men
derMenfih-beelden, &c. ju
men 't ièlve binnen den oogenblik van fuiken Doe-
ning aanmerkt.
Een wijfende Adie moetmen foo fchikken dat
het Aangefigte van den wijfenden gekeerd is na de wijft.
zyde, tot welken hy fpreekt om te wijfen. En by
aldien het voor-werp na welk hy wijfen wild, feer
ver van hem en groot van beilag is: gelijk een Stad,
een Tooren, Gebergte , Schip in Zee, of dierge- Hoe na groo-
1-1 Γ ι& η 1 -r tc vooiwer-
JijKe, ioo moet hy met een uy tgeftrekten Erm en pen,
volle Hand in de ruymte heen wijfen; en ver van
het voorwerp af fchijnen. Doch foo't voor-werp
deun by is, foo moet den Erm en Hand wat meer in-
getogen zijn, en het voor-werp met de felve wat fe-
kerder aan wijfen ·, gelijk dan ook in dit geval de
Hand figh wat nader by moet laten vinden. Het
aanwijfen van groote dingen die heel naby zijn , ge-
fchied gemeenlijk met de volle en uytgeftrekte
Hand; met de Kneukels boven; (want het bin-
nenfte boven .vertoond veel eer een aanbieding, pre-
fentatie, of ondervraging) maar kleyne dingen kan- "eyne dia-
men met de Vinger wijfen, om datfe niet als van gen.
naby gefien werden. En defe dingen veranderen ee-
nigfints wanneer daar eenig bevel, of Qnderwijfing
neffens verfeld gaat, De Meefteragtige Onderwij-
fing moet met de Kneukel of buytenfte des Vin-
gers om hoog gedaan werden : niet alleen om dat
die wijfe ook tot de beftraffing fchikt, en in 't ou-
derwijien vaak te pas komt,maar ook om dat de aan-
wij fingen in de redeneering , envcrtoogen diemen
maar aan fijns gelijk doet, aldervoegfaamft gefchie-
den met het binnenfte van de wijs-Vinger boven.
Om eygentlijk te wijfen is den Regter Vinger in
st gemeen gebruyk. Maaralsmenmetde Middelfte
Vinger op ymand wijft, dat werd voor Schimp
V 4 °P
-ocr page 328-111 Werkelijke befigheden
op genomen, miiTchien wel, om datmen dien Vin-
ger den Onbefchaamden of Aars-krabber in de wan-
deling noemd.
Wanneer een Beeld in een Actie is van gemeen-
fame aanfpraak, foo moet het den Regter Erm ma-
tig uytgeftrekt hebben, den Schouder eenweynig
makkelijk onbeladen , en roerlijk in fijn Lit drayen,
Hebbende de Vingeren na den fin van fi:n reden ,
het zy Onderwi'fende,Bevelende; Verhalende, &c.
bequamelijk verfpreyd.
In een Actie van emftige Aanfpraak, ofte daar
*aan" van een overvloedige ftoife, voor veel toehoorders
gehandeld werd, daar mag den Erm wat ruymer
ter zijden uytweyden , en toonen met het Hoofd
na dees en geene zijde, op en neerwaarts te buygen
foodanigen gebaar, dat hy fijn reden alsmetheele
ftroomen, fchijnd te wh'en uyt ftorten. Invoegen
de Handen f >o befcheydentlijk na de ftoffe die ver-
handeld werd, en den drift die 't Gemoed daar on-
trent heeft, geftuurd werden , datfe felve fchijnen te
fpreken. 't En paft ook niet qualijk dat wanneee
een Redenaar tor een vergadering eenernftige aan-
fpraak doet, of in een Vuurfchaar Pleyten moet,
datter dan niet alleen een fekere foort van aandagt,
maar ook een zedige verfbgentbeyd in fijn Welen
gefien werd: 't Welk prijswaardiger dan een gril-
lige ftoutheyd aan alle verftandige toehoorders fal
zijn. Ik gevoele menigmaal (fey den welfprekenden
Cicero) aan mi; η fel ven, dat ik in 't begin van mijn
redenen bleek worde, en datter een ontf.chlijk be-
ven door al mijn Leden gaat. En gelijk dit overval
der Natuure fich meeft in de aldei wijfte en omfig-
tigfte Mannen vertoond; foo fietmen het tegen-
deel menigmaal in een over ftoute Botte-kaak go
A&ie van
gemeene
aanfpraak.
AS ie van
der tJMcnfcfa beelden, (Sc. 313
beuren. Voorwaar den vrypoftigen Pompejus en
Fabianus, en fpraken noit in den Raad fonder
Rood werden » of eenige neerflagtigheyd van haar
Gemoed in hare Aangefigten te laten uytblinken.
In t fpreken voor weynig Menfchen, groot mis-
baar te maken, en foo veel A&ien te doen, als ofmen %aak tot
vooreen groote vergadering fprak, fchijndeer een deting^*
rafernie of i >oile- Mans uytval te zijn , dan verftan-
delijk fpreken. Seker opmerkend Jongeling die een
Proef-Leffe voor fijn Meefter opfey, om *t Kunsje
van Preken te Leeren , berilpt werdende , dat hy
geen uytvoerige Aétie genoegen maakte, en fijn
ilrem niet meer verheven bad, dan of hy met y-
mand alleen gefproken had ; feyde; Dat is de Waar-
heyd- Τε kennen gevende, dat hy na de menigte
des Volx gefproken had Doch fijn Meefter verftond
het foo nier, alhoewel hy hem over fijn aardige ant-
woorde prees.
In een A&ie daar een Beeld tegen een gantfche ASieais
vergadering of menigre des Volks fpreekt, (Beelden fchcyded?n,
en (preken nooit, maar wy Ipreken Schilderkundig) vahan.
moet we! in agt genomen werden of het Beeld fit-
tende of ftaande fpreekt, ook van wat faak dat het
fpreekt, en waar mede dat hy den aandagt des Volx
befig houd : of hy haar y ts verteld; dan of hy haar
ergens van. overtuygen wild , of yts kragtelijx in-
drukken wil om te doen gelooven ; op datmen
de ware Doening uyt fijn Wefen en Gebaar bemer-
ke. Indien het fprekende Beeld dan verfcheyde
dingen moet fchijnen voort te brengen, foo moet-
ik'0 maken dat de twee voorfte Vingers met den
Duym van de Regter Hand een Vinger van de Slin-
ker-Hand vatten, houdende de twee andere Vin-
gers van de felve Hand gefloten: 't Aanfigt moet
V 5 ~ " na
na de vergadering gekeerd zijn, den Mond half
open , invoegen men fien kan dat hy fpreekt.
Aftie van Indien het Beeld fittende fpreekt > foo moet het
spieker'n'k fchijnen te willen opftaan , en tot yder toe te
ί toorgaan-|ς0ιηεπ; \ Hoofd moet een weynig voor over ge-
voomL bogCn zijn tot de vergadering. Indien hy ftaande is
moet hy hem een weynig buygen, foo met het
Aangefigt als met het gantfcheLijf na de menigte
tot welke hy fijn aanfpraak doet. Met het heele Li-
chaam voor over en op den Elleboog liggende, voor
een geheele vergadering te fpreken werd wel van
velegeoeffend, maar't geeft onfes agtens eenMee-
fteragtige Laatdunkendheyd te kennen: En die fulx
uyt die reden doen, fchijnen weynig agting te heb-
ben voor het Volk tot welkië fpreken. Die wijfer
zijn en op alles letten , fullcn figh hier in niet ligt
misgaan. Indien 't ons geoorloft was de Zeden te
Roskammen, men fou tot een Voor-beeld konnen
vragen, wat welftand of welvoegfaamheyd het kan
geven, dat een Gefant geroepen om yts van be-
lang aan een Gemeente te verkondigen, fijn bevel
en dienft al liggende, en als of't fijn kouwe Kleeren
ïttbied des n{er en raakte, komt uyt tg voeren. Seker een def-
spic «». tjg Dienft.knCgt Qf goede Boodfchapper moet fich
altijd wakker en veerdig op fijn Koten aanftel-
len > in agt houdende van wien en tot wien hy te
fpreken heeft, en niet foo leuy en ongeagt de Spreek-
plaats, alwaarmen Eerbiedige faken verhandeld, be-
kleeden, dat de Toe-hoorders na Woor-beeld van
den Spreker, haar ook tot maklijk liggen, en eyn-
delijk tot ilapen begeven,.
Men moet voorts alle fprekende Beelden altijd
aanmerken binnen de Tafereelen te werken en te
preken met andere Beelden daarfe by zijn : En
der Menfch-beelden, &c. 31 ƒ
om moet een iprekend Beeld, al is 't dat het maar
een Menfch uyt alle andere aanfpreekt, figh tot
niemand anders keeren als tot dien, tot welk het
/preekt: Gelijk het dan ook een groote veragting is,
datmen in 't aanfpreken van ymand, het Hoofd of
Lichaam elders anders heen keerd. Ook iflet feer
belachelijk wanneer de Toneel-fpeelders, de reden
diefe elkander behooren toe te voegen , aan de om-
ilanders uyt lappen; 't geen maar in weynig voor-
vallen of in alleen-fpraken fomtijds te pas komt.
En dewijl dat onder een menigte tot welke ge-
fproken werd, felden foo weynig aandagt is, of daar aandagtige
werden ettelijke toe hoorders gevonden, foo komt ^~hoüt"
het hier niet te onpas eenige aanmerkingen over de
Actiën des Aandagts en des aanhoorens te doen. De
Beelden die wel en aandagtig fullen fchijnen te hoo-
ren , moeten voor eerft niet fprekende zijn ; maar
meeft het Hoofd na den Sprekenden houden. De HoedeOud·
Oude Mannen en Vrouwen, moeten in 't aanhoo- gemeenlijk
ren den Mond digt toegefloten hebben ; De Mond booten,
en Kaken ter zijden wat rimpelig getrokken zijnde,
als verwonderd van 't gene daar gefeyd werd, trek-
kende fbmmige deWingbrauwen om hoog,of te fa-
men om leeg.en 't Voor-Hoofd gefronil;vertoonen-
de datfe met Arbeyd haar finnen fchrap fetten , om
te verftaan en te begrijpen,watter gefeyd werd. An- ^ootendê
dere moeten de Vingeren door elkander geileken, dicsittea, ■
met de Hand-palmen haar Slinker Kny vatten. Ook
wel de Knyen over malkander gekruyfl, fteunen-
de op den Elle-boog; de Vuyil op verfcheyde wij-
fen onder den Elle· boog gefet. Ook met de Wang
en met de Kin verfcheydentiijk op de Handen en
Elle- boog leunen de; en andere diergelijke Adien
van gemakkelijk futen, die om aandagtig te hoo-
ren s
-ocr page 332-ren, voordeelig zijn. In het vlijtig toe hooren moe-
ten de Handen noit yts doen > daar de finnen eenig-
fints toe Arbeyden moeten, want dan en kanmen
niet aandagtig hooren. Waar uyt volgt dat hoetren
de Beelden zediger Actiën aan Handen en Voeten ,
en 't beftuur der Oogen geeft, hoe de felve met hun
Geeft meer iullen fchijnen opgetogen te zijn om
vlijtig te hooren. De Actiën in 't aanhooren moe-
ten voorts min of meer eerbiedig en zedig zijn , na
dat de waardigbeyd des Sprekers, of de ftoife van
welk gehandeld werd, vercyft; want daar werd een
andere agting en gefchiktheyd in't aanhooren ge-
vorderd, wanneer een Koning , Vorft of t'rins,
of een Leeraar in een vergadering fpreekt, dan wan-
neermen eenQur.k-falver of Poetfemaker wat hoord
fnakken. Alle welke dingen in 't a'gemeen enin't
byfonder moeten waargenomen werden.
Actie van Andere hoorders na eenig afgelegen voor werp
vermengde willende. fien, en fomtijds door een opmerkelijke
reden van den fprekenden verrukt, fchijnen als na
twee zijden te gelijk te luyfteren. En duidanige
hebben een gebroken of vermengde aandagt: die-
men feer wel en natuurlijk kan uytbeelden, wan-
neermen het Aangefigt wel na het eerfte voorwerp
gekeerd houd, maar offè met d'Oogen egter na yts
anders gluurden , en het Hoofd als tuifchen beyden
en elk wat gevende, gekeerd hadden.
Die ftaande Hooren, hebben veelfints de Ermen
voor op de Borft over malkander geflagen. Of de
Vuyft met den Duym op den Gordel, of Riem, of
opdeHeup fteunende.Ook wel beyde de Handen op
den Aars,alhoewel dat eer Boers dan Eerbiedig is.En
gelijk de goede Schilder-Konft figh altijd liever van
de Antiquiteyt bediend, foo verichaftdeveelheyd
«aneagt.
A&ie van
ftaande
hoorders.
der Cftïenfihheelden, 3 ι j
der verfcheyde grootfe Kleedingen, die meeft ruym
en wijd by d'üude gedragen wierden, gelegent-
heyd genoeg om de Ermen en Handen eenige üille
befigheyd te geven , met die op te houden en te re-
geeren En die de Mantel en Tabberd-oeffening
van d'hedensdaagfe verftaan , mogen fich daar me-
de ν η bedienen; Alhoewel de ware Schilder- Konft
het Modern nietgrooteüjx kan beminnen, om dat
die λ odenon-ophoudelijk veranderlijk, en der-
halvenfotzijn.
En nadien in het hooren vedfints eenige byfon-
dere trekken in de Tronien voor vallen, die van we-
gen d'cpmei king des Verftands, of beftipt zien en
begluuren eenes dings voort komen, foo ftaater aan
te merken , datmen te mets ieldfame Grimmatfen,
en wonder aardige Tronien onder de Menfchen aan-
gefigten (iet maken. Dus bijt den eenen iomtijds
op fijn Tanden , en fiet met open Lippen foo wreed
als een Schaap, dat is vertoond, een fottelijke of
va'icheGfamfteurigheyd.Een ander heeft deMond-
Lippenboogs-gewijsby na agter d'Ooren getrok-
ken , en verwonderend na boven gefchort, of Lee-
pig neerwaarts gemonkt Een derde grij nd in de Be-
schouwing van eenig ding,als deDrommel tegen den
Dageraad ; die daar in feer wel worden nagevolgt
Van de geen, die met de Neus in den Ooften-wind
een barren Hoek onder 't Gefelfchap van een fcher-
peJagt-Snee beftevend , datfnoten quijl ten Neus
uytloopt, en de Oor-lellen van de Kop fchijnen te
vallen. Duidanige GrijnigeTronie-ftanden hebben
wy vaak gefien aan Luyden die ontrent de door-
loopen van Borfen en Koop-Hallen, de Plakkaten ,
die wat buyten de Kijk geplaaft zijn, 'begluuren;
of die in een fterke Lugt met de Hand op haar ge;
fronft
-ocr page 334-fronft Voor-Hoofd j het uur aan een Toren-Wij"
fer af willen tuuren. Ook wel in een kleyne en ligt-
voerige Doening» die nauwkeurig moet behan-
deld zijn. Gelijker ook Menfchen zijn die in het
Brieve-ichrijven haar gantfche Hoofd enAangefigt,
en voornamelijk deMond en Oogen na alle de fwie-
ren van haar Pen verployen en vertrekken Ja hoefe
haar werk voorfpoediger doen , en dat het hen ge-
heel wel na den vieefche gaat; hoe fulx dikmaal te
heviger, en nadrukkelijker fal gefien werden,
ondervra- In ccn Vragende Actie, is de Hand aan geen ge-
ging. fette beweging verbonden, maar veranderd die t'el-
kens, na de ftoffe over welke de Vraging gedaan
Werd. Men moet hier ontrent eens voor al aanmer-
ken , dat wanneer in een A&ie niet wel kan uyt-
gedrukt werden , van wat ftoffe daar gehandeld
len'omde" werc*' namelijlc offer van Staats faken, van God-
Aaien ken- delijke faken, van Konft-oeffeningen , van Hals-
juk"11»»· gerigten, of anders gehandeld werd; datmen dan
in en ontrent foodanige Ordinantiën eenige kenne-
lijke omftandigheden, en duydelijke by voegfels foo
veel moet te weeg brengen, dat alles watter in d'A-
éfcien ontbreekt of onmogelijk is te vertoonen , daar
door ligtelijk gekend werd. Doch dit raakt d'Ordi-
neering, waar van wy op een ander maal fullen han-
delen , foo 't de tijd en onfe gefondheyd toe laat.
Afiic jan Een A&ie van Onderwijfing fal genoeg van de
fins"*·''" Aftiedes Vragensonderfcheyden blijven, wanneer
den voorfte Vinger het binnenfte Lid van den
Duym drukt: End'andereVingers los gehouden
werden. Men kan dit ook met een gefloten Hand ,
alleen met de voorfte Vinger voor uyt betoonen j
doch die Adie paft beter tot belafting, en ftijf «vt-
geftrekt noch eygentlijker tot een matige beftraf-
fing
-ocr page 335-der Menfch-beelden, 3 j 9
fingj 'tenzymen fulx door deTronien en "topfigt
der Oogen kan in teugelen : Of foo uytdrukken
datmen daar een waar denk-Beeld van krijgt.
In een Aftie van Onderrigting,moet het Beeld dat Hoe«»' 6«.
de onderrigting doet, die geen aanfien die het on- Beéu'inaan.
derrigten wild; Buygende het Opper-Lijf een wey-
nig tot den genen over: En dat min of meer, na dat
de onderrigting gemeen of niet gemeen, laff of ern-
ftig fal gelchien: Gelijk ook de gefteldheyd van
't Gefigt daar na ook eenigfints moet gefchikt zijn.
Die met ernft onderligt, laat'cr hem gemeenlijk
aan gelegen zijn 't felve met yver te doen; En der-
halven moet in het Aangefigt eenige byfondere aan-
dagtigheyd befpeurd werden: Want daar door fal
een Beeld fchijnen te letten en op te merken , of ook
den genen welk d'onderrigting ontfangt, fijn gedag-
ten en O oren genoegfaam befig houd , om iïgh ey-
gen te maken al watter tot hem gefproken werd; en
aldus fal den Onderrigter wel in agt nemen of hy
ook wel verftaan werd; op dat hy by gebrek van
dien,andere Gebeerden en woorden by mogt bren-
gen die fijn reden beter ingang doen nemen Λ Geen
niet dan met een byfondere daad des Aangefigts, en
ernftige denking gefchieden kan.
Een Aöie van belofte en toefeggingh , gefchied ^doftc,™
beft door een fagte beweging van de Hand, met
haarbinnenfte om laag gewend, het agterfte wat
lager dan de toppen der Vingeren, De Hand is in
defe daad gemeenlijk heel open, maar de Vingeren
digt ,doch alleenNatuürlijk aan malkander gevoegt,
alleen is den Duym aan 't boven-Lid loffelijk van de Hoé dcHaet
Handafgefcheyden.
Een Actie van Oreeringh, ofymandsLof, of ipraak
verdienfte ernftig uyt te fpreken, of een ander toe
te
-ocr page 336-jiö Wirkelijke beβgheden
te drukken, moet met een gefwinde Hand en
bedwonge beweging gefchieden. En gelijk in duf-
danige gevallen gemeenlijk vele dingen moeten over
hoop gehaald werden , en bey de Handen konnen
dienftdoen (alhoewel noit offeldenevengefwind)
foomoetmen maken dat d'eeneHand de faak van
welk geiproken werd, te kennen geeft, en d'an-
dere betoone die dingen die'er over en van die faak
gefeyd werden. By Voor beeld, foomen de gul-
hertigheyd en deftigheydvan ymands Gemoed,
uyt te meten heeft; foo moet deSlinker-Handee-
nige goedertierene en fagtmoedige Minen ontrent
het Hert van den fpreker maken,en d'anderHand en
Erm herwaarts en derwaarts uytgefpreyd, moet
' die dingen op 't voegfaamfte fchijnen aan te wijfen,
omrent welke de Deugd van fuik eenen fig meeft
heeft befig gehouden.
De Α dien die ontrent de Schaamte of befchaamd-
treilt ae De- _ 1 . m
fchaamt- wording vallen , hebben infonderheyd in de Vrou-
wotdiDg. wcn weynig beweging, of verwifTeling der Leden-
ftand; om dat de felve veelfints met fchrik verfeld
is; waaromfe ook meer na binnen , dat i< in den
Geeft , dan na buyten werken. En geli.k de vrees,
bekommering, en daar op dikmaal aanftonds be-
dwelmtheyd maakt foo werden tot de Leden wey-
nig Geeften afgefonden , die groote beweging in
de Leden, of Aétien maken. En hier van daan iflet
dat de Menfchen in dufdanige gevallen ligt verfet
en beteutert zijn , en Dingen doen en Woorden
fpreken, die gantfch onfeker en verward zijn Be-
ithaamtfae" langende de befchaamd-wording felfs, die werd
wording toe rneeft verwekt wanneer dat het deugdelijk Bloed
gaat, met een vollen ftroom na boven werd gejaagt > en
alfoo een boven maten bloofen in 't Aanpefigt ver-
o
oor«
-ocr page 337-der Menfcb-beeïden, 3 2 i
faakt: fulx dat veele in die geval, hun Aangefigt
met neer-geil agen Oogen, van wegen den gloed
diefe gevoelen , van de Menfchen uyt fchaamteter
dijden afleyden. Maar wanneer de eerfte op-zieding
des Bloeds, door't nader befeffen van een f.akal-
Iengskens wat verkoeld werd, dan volgt'er bleek
werden en befterving op; Voornamelijk foo't be-
grijp daar van ten quaden is. Een Zedige, Eerbare
en Goed-aardige Schaamte iaat fich meeft fien door
een Vloed van deugdelijk Bloed. Maar de vrees daar
en tegen in een Ebbe van het felve. En oVer fulx ge-
fehied het dat een ftil en kalm Gemoed gemeenlijk
ruft onder een Levende en wel getemperde verwe.
Die nauwkeurig onderfcheyd maken wil, kan de
Schaamte niet onvoeghfaam van de Schaamagtig-
heyd onderfcheyden, nadien het eerfte iïch meeil
na een Daad, en het tweede voor d'onderneming
van een daad, op doet. De Schaamte dan is eygent-
lijkeen droef heyd van het denk-Beeld van eenige
onfer daden verfeld, die wy ons inbeelden dat van
anderen gelafterd werd; en mogelijk ook tegens
onfeOnderwijfingenLeef-VVet aanloopt: Doch
de Schaamagtigheyd, is alleen een vrees of fchroom
van Schaamte, door welk een Menfche wederhou-
den word van yts Schandelijx te doen. En in duf-
danigen fin kan het verftaan werden als Sjfach
feyd : Daar is een Schaamte die fonde aanbrengd:
ï-n daar is een Befchaamtheyd die Eer en Gunfte
leverd. De Hand op 't Hoofd te leggen of 't Aan-
gefigte daar mede te overfchaduwen , was een uy-
terlijk teeken van Rouwe en Schaamte by de Jo-
den. Siet Jerem. 2. vers 37. Hier valt dan ook ee-
nig verftandig onderfeheyd ontrent de Schilder-
Konft m agt te nemen, alhoewel het niet als tot de
Befchouwing van een net oordeel der behoord.
Soo geeft ook de innerlijke vreefe felden groot
misbaar, maar laat fig meeft fien aan het Aange-
figt, dat in dit voor val meeft altijd bleek en be-
fturven word. Want om dat het Bloed fchielijker
als anders na het herte gaat, of mogelijk op eeniger
wijs ftil ftaat, of trager loopt, foo fchijnd het dat-
ter een koude over al de Leden komt , die defe
Dood verwe veroorfaakt. Daar werd van de Schil-
ders niet ligter aangetaft dan dufdanige Paffien , om
dat de Hiitorien daar fulx in voorvak, gemeen en
veel zijn, of ten minftendaar in ligt konnen te pas
gebragt werden. Doch wy agtcn datter in de Schil-
der Konft niet iwaarderis, dan het felve Natuur-
lijk , en als een ware oorfaak hebbende, te doen. De
reden fchijnd ons , om datmen fulx naulijx in 't Le-
ven voor een oogenblik kan fien en waarnemen , en
dat de Modellen diemen daar toe verkieft, alleen
' gemaakte Paffien hebben; die in 't volgen dikwils
noch een Natuurlijk Rokjen uyt trekken , eermen-
feop het Tafereel fiet. Men Leeft v>n eenen Gon-
z.aga Heitog van Mantua , dat hy op iêkeren tijd dén
' Italiaanfen Schilder Francifio Monfigmri eenen Se-
baftiaan Leerde Schilderen , die feer natuurlijk 5
vol Vrees en Schrik voor de Scheut, aan een Boom
gebonden ftond; 't welk hy door een Arbeyder die
Monfignori voor Model diende , verrigte. Want
als dien Schilder't gefeyde Model, in fijn onnoo-
felheyd naakt had vaft gebonden , quam den Her-
tog onverwagt met een Dagge in de Kamer ge-
fprongen, feggende: Sa Schelm nu moetje'er aan;
hiertoe heb ikjeop defe plaats laten brengen. Gy
kunt denken Lefer, of dien Bloed niet waarlijk ver-
fchrikte! en figh inbeelde, dat hem de fteek aan-
ftonds
Inwendige
vteefe geeft
lelden groo-
te A&ien.
Waarom
duid.inige
Ai'cicn qua.
lijk natuur-
lijk te ver-
toonen zijn
Hoe den
HermgGon
2.-19.3 een
fchtikkigen
Sebaftiaan
Leerde
Schilderen.
k
-ocr page 339-der Mènfch-beelden, tSc, 3 2.3
ièonds iouw door het Hert gaan. Welken oogen-
blik Monlignori Tonder fig te ontfetten foo wel in
agt nam, dat hy lijnenSebaftiaan feer angftvallig
aan den Hertog gefchiiderd leverde.
Een Beeld dat fchieli/k yts fchrikkelijx ontwijkt, Aaievan
moet den Schouder met een fwenk navooren brcn Byetesid
gen , wijkende met het Hoofd in tegendeel van het fthrkiiix
gevreefde voor-werp; Invoegen de Leden,als Hoofd omvvli t-
en Schouder, om datfe aan den anderen Verknogt
2ijn, in het overvallen een en de felve beweging
hebben, In het verfchrikken trektmen gemeenlijk
de Schouders om hoog, en de Ermen tot den f 11e-
boog tegen de zijden van de Borft gehaald , de Vin-
geren wat verfpreyd, hebbende beyde meeft ec-
nerley Actie.
Een Actie van verwondering Werd bequamelijk A&ie ran
uytgedrukt wanneer de Hand figh na 't opgaderen 'ODiR"
Van de Vingers een weynigagter over buygt. en de
laatfte Vingers in 't veranderen van den dray een
weynig verfpreyd zijn. In defe Actie paft het niet
qualijk, dat het Hoofd meeragtcr over dan voor
over gebogen , is. 'tEn zy dan lake dat het voor-
werp daar over verwonderd werd, om laag is, en
dat het van naby moet befien werden. De Oogen
en de-Wingbrauwen moeten wat verheven en ruym
zijn , het Aangefigt watgeftrekt ; even of de Zin-
nen opgetogen waren , over 't geen'er verwonde-
reps waardig befchouwt werd. Doch in Oude Man-
nen f als 'tgefeydis) mag het Hoofd niet feer Wer-
ken· En kan defe Α die grooter en kleynder Werk-
■;4aa'd hebben, na dat die met een of met beyde Hari*
den werd .uytge^oe'rd. ■·.·,■<
: In een loopende Aöie mcetmen geen tweeLe-
den evcn scns-iclukken , en voornamelijk moeten
X' 2 bey
-ocr page 340-bey de Ermen niet gelijkelijk voor uyt gaan. Van
de Voeten behoordemen de mogelijkheyd aan fig
felf te kunnen vinden. Maar by aldien de Ermen
haar foo wel als de Beenen in 't loopen bewegen, foo
moetenfe met malkander een verwifleling maken ,
namelijk fy moeten als de vier-voetige Beeften gaan,
een Regter Erm met een Slinker Been moet voor
uyt komen, 't geen de fnelheyd van het loopen ook
wég'ng der bevorderd. d'Óndervinding Ieerd genoegfaam dat-
Ermen in men vryer en met meerder loffigheyd kan loopen
weeg brengt! wanneer de Handen en Ermen ongebonden of on-
beladen zijn, dan wanneer die met yts te dragen of
vaft te houden belemmerd of belet zijn ons in den
loop te helpen. En hier van daan komt het (en wy
hebben 'tvoor onfe Oogen gefien) dat fommige
wel afgerigte Dienaars van den Ger'tgte, eenige ont-
vlugte misdadigers, een goed ftuk weegs moetende
Gevangens gevangen leyden, by gebrek van boeyen en Koor-
waatom met σ έρ J * Jt> i J
de Broek in den, haar den Broek los doen en in de Hand te ara-
feyd werdfnl 8en geven'om ^aar door die belemmering der Han-
' den , te beletten datfe nieten ontfnappen; Want
die in de Hand vaft houdende konnenfe niet fnel
loopen, immers niet foo veerdig ofmen kanfe feer
ligt Voet houden: En die los latende foudenfe hen
op de Hielen vallen , en doen ftruykelen; Sulx dat-
fe genoodfaakt zijn als Lammeren te gaan.
In een gaande Aótie is mede alle 't voorfeyde waar
te nemen; Doch alleen met dit onderfcheyd, dat
een gaande Beeld de wigte van fijn Lichaam niet
en moet noch kan buyten de Midde-punt van fijn
ruftende Voet begeven 't en zy even foo veel als de
beweging van de veerdigheyd des gangs te weeg
brengd of lijden kan: Waar van vooren breeder is
gehandeld. In de Kinderen en behoeftmen dit ook
derMenfth-beelden, &c.
niet altijd waar te nemen vermits die gemeenlijk Aanmerking
dom , en haar A&ien meeft altijd fonder eenig net Kindc'
beftuur doen. En wanneer defe Actiën vafter en
fekerder vertoond werden, als de Jaren der Kinde-
ren mede brengt, dan vertoonen haar foodanige
Kinderen te oud, en te befadigt, en derhalven meer
dan Kinderlijk.
In een fpringende A<5tie moet het Beeld met het
opligten van de Schouderen en Ermen, fijn bewe-
ging van de Aarde bevorderen, het Lijf moet wat
voor over dringen, en de Knyen wat krom gebo-
gen , en gekeerd zijn na die zijde of plaats daar 't na
toe fpringt .· op het Hiel ligten volgt noodfakelijk
het Perffen en vaft planten van de voor-Voet, wel-
ke de grond fterk drukkende, 't heele Lichaam als
twee Veeren opwaarts drijven , en den fprong mer-
kelijk fchijnen te helpen. Sommige nauwkeurige
merken in een fpringende Aicie dry verfchillige Eyr°ndfre
„ , r Ρ , J. t> aanmerking .
Trappen van beweging aan; en het is vry waar- over het
fchijnelijk alsmen 't geraamte of Been-geftel van een rpnngen·
Menfch met aandagt befchouwd : Sy feggen dat Driederiey
het Hoofd in 't fpringen, drymaal foo gefwind be- «T'p "in-1"
Weegt als de Hiel van de Voet de grond verlaat. En Beeld,
tweemaal foo gefwind als de zijden onder de korte
Ribben. De reden is om datmen in defe daat of A-
öie het Lichaam in dry Bogten of Hoeken moet
aanmerken, die figh wel gelijk maar nochtans in
order d'een na d'ander openen. Eerft de Borft met
de Koppeling der Dyen van vooren; de tweede de
Dyen met de Beenen agterwaarts, en de derde die
de Voet met de Been-Pij ρ maakt.
Wanneer een Beeld uyt al fijn Magten ftaan fal, f^Z va"
moet het met geweld na de tegen-overige zijde ver-
drayd zijn, en fpannen in dat doen met het famen-
X 3 {ct
-ocr page 342-ietten en ophalen van fijn Leden , foo veel kragt fa-
men als'er noodig is > om fijn voorgenomen flag
wel ten eynde te brengen ·. En dit gefchied even als-
men een Boog-fchutter fiet, de fchigt met de Boog-
fnaar uyt al fijn vlagt te R.ug halen, en dan teffens
loslaat; door welke daad hy fijnSchigt tot een
groote verheyd heen jaagt. Men verhaald van den
Schilder Amonius Pallaivola , dat hy om de forfige
Werking van een Boog fchutter wel uyt te druk-
ken fijn Beeld foodanig gemaakt had , datmen aan
de Tronie, en de .''.luskeien van de Borft natuurlijk
konde fien, dat hy met een hevigheyd fijn adem
in haalde; τ geen onfesagtens feer wel was inagt
genomen , om datmen in fuiken daad vry meer for-
fe heeft dan wanneermen die laat uytgaan. Want de
Logt ingehaald, houd in dien oogenblik de Gee-
ften vol, en by gevolg fchijnen de Muskelen ook
vaften opgefpannen en van meer vermogen teiijn,
dan wanneermen de Logt, dat is den ade n laat uyt
gaan. En wy t wij (felen feer of het geweldigh in-
houden van den adem , in ' ótien die fomtijds bo-
ven 'r gemeen vermogen van onfe magt gaan , niet
dik wils oorfaak en is van Breuken en Scheurfels.
Doch dat raakt de Genees-kundigers en Heel-Mee-
fters.
GnmidW Een Aótie van v/are Gramfchap heeft felden veel
• " ·' w"s' expreffien ; dan wanneer 'y haartot wraak te werk
fteld. En om datfe meeft inwendig is, foo werd die
door het Aangefigt alderbeft uytgedrukt; Du., kan
een plompen Knegt aan de Oogen van van fijn Mee-
fter ligtclijk af fien of hy Gram of wel gefind is. Den
eerften Menfch-Moorder Kam, liet buytentwijf-
fe! lijn Gramfchap genoegfaam in fijn Tronie blij-
ken, als hem God felfs afvraagde: Waarom is« Aan-
gefigte vervallen ? Ontrent een Grammoedige A&ie
die fig noch tot geen daad van wraak uytlaat, werd
dikwils gefien dat den eenenErm ftijf bezijden'tLijf
gehouden werd, en den regter met de Hand op de
Borft, doch de Vuyften'vaft toegeknepen; niet
anders dan of hy onder die ftilte in fijn Geeft over-
ley, hoe en op wienhyfijn Gramfchap met fijn
Vuyften fouw kunnen wreken.
Een Actie van een wanboopend of defperaat Aaievan
Menfch kan men aldervoegfaamft verbeelden, door penden^n
een Beeld dat figh met eenig boos of ongewoon
Werk-tuyg het Leven fchijnd te willen benemen;
want dat drukr de toeval beter uyt dan eenig a'ge-
meenGeweer of Wapen-myg Hy moet fijn Kleedö-
ren van ongeduld, ongeagt en met een volle fwier
aan Flarden fcheuren; of die aireede gefcheurd heb-
bende, moet hy fijn Lichaam open krabben, en
deerlijk Wonden. De Beenen onfeker, en wat ver-
ipreydj hem niet ftandvaftig onderfteunen; En foo-
danig gebogen zijn, alsof hy om fijn Beenen niet
meer en dagt, en niet de pijne waard agte die onder
hem te fetten. Waarom daR ook het Lichaam foo
WatDronke-Mans-gewijs, moet na de Aarde zij-
gen. Of foo hy fit moet hy fig niet als gefeten,
maar als neer-gefmeten aanftellen. tiet Hair moet
ongehavend, en by Klonters te gaar getift om het
Hoofd flingeren. Het Aangefigt moet verlaten,
effen , en wat befturven en fonder eenige Leven-
dige of vrolijke gedaante fchijnen. Alhoewel hy ^Z?"-"
fig ook niet pijnelijkover fijn leed of Wonden mag den geen
aanftellen, om dat hy fulx vry wiljig lijd, en die ^^
weg uyt wild. Alles in dier voegen datmen meer
ware droef heyd in 't Aangefigt van den Weenen- ^"g wonen,
den en Berouw - hebbenden Petrus, dan in den
X 4 Wan-
3 2.8 Werkeïïjke befigheden
Wanhopenden hangebaft Judas moet ontwaar wer-
den.
Aftie van Een Aótie van een Radeloofèn,werd niet onvoeg-
MmUb!°0S iaam met d'uytltrekking van bey de Ermen ver-
toond ; de felve na Ooften en Weften in 't onfeker
uytitekende, niet wetende waar hy Trooft of Hulp
fal van daan wagten. Doch wanneer daar Oniinnig-
heyd η Yl-Hoofdigheyd ond: r fpeeld; moetender
eenigeblijken in de Actiën gefien werden, die of
hem felfs befchadigen , of anderen leed aanbren-
gen ; ofte ook wel eenig.' Gekkelijke Fratfen onder
loopen.
Aaie var, Om een Beeld in de hoogfte Tooren of Kolere
Toorn. 6 te vertoonen, moetmen hem ymand by de Keel
doen vatten of by het Hair gegrepen > hem het
Hoofd tegens de grond aan doen drukken; ichop-
pende hem mer een gebogeKnyein de zijde, den
Erm regt uytgeftrekt en de Vuyft vaft toe gekne-
pen, Het 1 i air moet den Toornigen door 't famen-
trekken en opfwellen der Hoofd en Hals-muskelen.,
aan 't onder-gedeelte regt en als Verkens-borftels
fchijnen op te rijfen. De Wingbrauwen moeten
neerwaarts iaam- getrokken zij η: Bij tende en Knarf-
fende op de Tanden. De Hoeken van de Mond-
Lippen , Boogs-gewijsna om leeg gebogen. Den
Krop dik gefwollen en fwoegende; van vooren met
Ployen en Rimpels : 't Gefigt moet behalven de
faam-getrokken Hoeken der Wingbrauwen die na
boven kreuken , Vuurig , Ni jdig en Moord dadig
tegen dat van fijn Party gekeerd zijn. De Lippen
der Toornige, fegt Hieronimus, beven, de Tan-
den Knerfferi, t Aangefigt befterft, en door de
Jjrandige Woorden , werden de Oevers van den
|Mond gedoodverft. Ovidius heeft het ook aardig
in
-ocr page 345-der tJMenfchbeelden,
Ja defe Schilderaghtige Woorden afgefchetft.
De Kopgdtitfch dil^door Gramfchap fweld,
Sao datmen al fijn Aders teld.
sijn Oogenw reeder Vuur bevangen
Als ojt de Gorgonifche slangen.
De Nijdigheyd op fig fel ven fonder eenige daad, ^jdfghcyd
kanmen feer ligt door een dwers Gefigt, en als pre- ^'"^ndig
velende binnens Monds» uyt drukken. \ Gefigt.'0
Een A&ie van Berouw vereyft datmen deReg- A&ievati
ter-Hand opdeBorftleyd, fomtijds open, fom- b«°«w·
tijcis gefloten. Somtijds met het Hoofd wat agter
over na de Slinker Schouder hellende : ook wel
voorwaarts na de Aarde gebogen, maar dan moet
het na de Regte Zijde hellen. De Slinker Hand
magmen ook bezijden 't Lijf laten neerwaarts han-
gen ·, De Vingeren tamelijk geopend.
Een Actie van geveynfde Boefagtige Vreefe, ge- AcTlc ViR
maakte Verwonderingh en Pluyinftrijkerie, werd vteef"fdï
meeft door het op-trekken der Schouderen te ken-
nen gegeven : Want gelijk haar de Menfchen in
defe daad veelfints met Huk-Schouderen foeken te
behelpen , foo zijn ook al de andcreAótien die er in
en met d'andere Leden van nooden zijn, niet ey-
gen, maar gemaakt; en de gedaante des Aangefigts,
ftemd niet geheel net met de A&ien der Leden over
een ^ om datfe beyde geen ware oorfaak en hebben;
en de gedagten dikmaal met verfcheyde denkin-
gen beret, beftuuren de gefeyde dingen niet foo
nauwkeurig, dan offe Natuurlijk en uyt een waar-
agug gemoed voort quamen. En gelijk in Tragce-
dien, of Treur-fpeelen,en in deFarffen ofKlugren ,
deAdien en Paffien geen ware oorfprong en heb-
X 5 ben
-ocr page 346-330 Werkelijke befigheden
ben maar alle gemaakt werden , om d Omftaanders
waarom de en Kijkers te behagen; onder welke ook fommige
fpcciders Speelders, en dilcwils de meefte, hun Rolle meer
ieiden Na- om de Winft, dan Liefhebberye en Eer afjagen ,
Aökama- foo gebeurd het heel felden, datfe geheel Natuur-
ken. lijke Actiën hebben: Gelijk dan ook de befte Werx
genoeg vinden eerfe wat goeds verrigttn konnen ,
*t en zy datfe na grondig Onderwijs , en voorname-
lijk door een kragtige en Levendige verbeeldingh
van 't geva! en de faak in welkle te doen hebben- het
wel Speelen haar Natuurlijk eygen weten te maken.
Tot beiuytder Aótien moetrren noch aanmer-
in de uyt- ken daf nadien in de Meefte Doeningen de fpraak
Atol'/'2<letgevoerd werd , datter aangaande de bewegingh
moetmen der Beelden , feer wel op de bewegingh der
d^bewlgmg Monden Lippen diendgelet. Want gelijkwe we-
der Mond ten jat de Doove menigmaal aan de beweging van
iettenpta de Mond, verftaan watter gefproken werd; alioo
konnenwe ook vaft ftellen dat de bepaling der Lip-
pen in de Beelden eenigfints fal goed maken en be-
kend fetten van wat faak gehandeld werd ; waar van
voren breeder is gefproken. Indienmen genegen is
om totTijdverdrijf,wonderlijk gevalligeAótien uyt
widdei om te vinden; men kan fulx feer bequamelijk doen , op
temakenie" gegeven ftippen of punten ; defe fteltmen foo-
danig, en op foo grooten of kleyne diftantie alsmen
wil; ofmenlaatfe een ander opgeven, alwaar't ook
op een regte Linie.En moeten die Aétien daar op al-
tijd foo bepaald werden, dat het Hoofd, twee Han-
den , en bey de Voeten op yder een der gegeven vijf
Punten uytkomen. 't Welk waailijk een fraye en
nutte oeffening is; endikwils by toeval foodanige
Aftien uyt leverd, datwe'er ons over te verwonde-
ren hebben;Ja die ons onmogelijk fouden zijn te be-
de n-
der Menfch-beelden, 2.370
denken Want de gegeven Punten konnen dikwils
by toeval foo wonderlijk tot malkander liaan, datfe
't uyterfte vermogen en 't. heele verftand des Schil-
ders konnen uytperfTen.
En niet tegengaande wy weten, dat een Knib-
belaar of P'uys pens ons ligteüjk betwiften of loo-
chenen kan , dat de fchikking der Kleedingen ook
tot de Menich-kunde behoord ; nograns zijn wy
van gedagten dat de Krokering, dat is de Ploy ing
der Drapperyen , voor foo veelfe de veranderlijke
Gefigt- ftand der Ledematen noodwendig volgt, in
dele verhandeling niet geheel mag uytgefloten zijn.
Want gelijk het feker is , datmen niet altijd Naak-
te, maar ook gekleede Beelden in de Schilder en
Bootfeerkunde maakt, foo moeten alle verftandige
Meefters a tijd forge dragen datmen in de Taferee- d<- xieeding
ien niet alleen bloote Kleedingen daar een Kop met 'j'^"
twee Handen en Voeten uyt hangen, maar ook Pioyen be-
wa^ragtige Menfch beelden daarin kan ontwaar toidt °ok
werden. Die haar hier in omfigtig wilden dragen > ^endr™-
plagten hun Beelden altiid n .akt tefchetfen , en na
datfe tot haar Adie wel Geproportioneerd waren ,
fchiktenfe de Kieedingen daarom heen· En dus
kondenfe door deNatuurlijke fchikking der Pioyen,
de Leden van haar Beelden, in haar Τ eyken-kun-
dige Trek bewaren, en doen fien d tter een Menfch
onder de Kleedingen ftak. De Brodders en Weet-
nieten daar en tegen, meenen dat het genoeg is, dat- tMjs',a?0!ï
ö _ . ^ σ t.ent ac
men Handen en Voeten net, en dat de Kop boven Kïeedingen.
't Werk van een Kleermaker uytkijkt. Waarlijk ful-
ke Beelden zijn de Kinder-Poppen niet ongelijk, die
uyt wat Vodden en Lompen faam getodderd, een
gebakken Tronie op de Borft, en twee Handen
aan de Mouwen genayt hebben.
Daar is geen ding dat de (Sekleede Beelden beter
In haarTeyken-kundige Trek fal behouden dan een
verftandige fchikking der Ployen j die niet alleen dc
Lichamen der Beelden, om en tuiTchen de Leden
en Koppelingen der Gewrigten aardig als by Par-
tyen moeten Bekleeden, maar ook na de ftand des
Gefigts, in welk de Leden bewogen zijn, moe-
ten gereguleerd zijn. Dit van fommige niet wel ver-
ftaan, maken niet alleen Onfekere, Onmogelijke,
Verwarde, Valfche , Onregt - geplaafte en On-
natuurlijke Ployen, maar die ook in veel gevallen,
in een tegenftrijdige ftand, Lijn-regt tegen de door-
iïgt-kuudige Regelen en de houding aan loopen,
alswe aanftonds fullen fien.
De Kieedin- In 't algemeen moetmen over allerhande Stoffen
haar tuur en D rapper yen, daarmen de Beelden Schilderagtig,
vlak te On- dat is nad'Antike maniere, mede bekleed , aan-
»wIoyt· merken, datfe uyt haar eygen aard en Natuur Vlak,
Effen en Ongeployd zijn ; en dat hoefe Op-gevat,
Gefchort , Gegefpt , of om de Leden Vlyen of .
Gewrongen werden , fy egter altijd uyt haar ey-
gen Natuur , alffe konnen of los gelaten werden,
genegen zijn, om tot haar vorige Vlakheyd uyt te
vallen; waar uyt feer ligt te verftaan is, dat de Ployen
ter plaatfe waarfe door eenige der gefeyde Middelen
haar begin, of eerfte oorfprong van daan halen, al-
derkenbaarft en uytdrukkelijxt gefien werden; en
dat by goed gevolg die gedeelten der Pioyen , die
verft van haar oorfprong zijn, Flauwer, Onfigt-
baarder en wyer open gelpreyd na haal' Vlakheyd
hellen. Indienwe *t gefeyde door een Voor beeld
willen aangewefen hebben; laat ons de neven-gaan-
de Vertoog-fchets Q^befien, en wy fullen fonder
mpeyte en met een opilag des Oogs ontwaar wer-
—cm.;,
-ocr page 350-J i 4 Werkelijke befigheden
d«l!pio"n ' p'°yen °nfrent dc gedeelten Α. B„
1 0 ' daar haar Geboorte plaats is, meer famen getrok-
ken, en dieper toe gevouwen ziin, dan de gedeel-
ten ontrent C. die ver van haar be^in afgeweken,
meer tot haar eygen Natuurlijke Vlakte hellen. Dit
kan ons in 't voorby g an vermanen , datter geen
Ployen aan de Beelden moeten gefien werden , dan
die een ware oorfaak hebben; als mede datie niet
meerder in getal noch grooter noch kleynder mo-
gen zijn , als haar ware oorfaak toelaat. En men mag
vrtftelifkgelooven, dat wanneer alle die dingen nau-
keurig in igr genomen werden, dat als Jan de Tey-
kenkundige Trek der Beelden, en de grootsheyd
der Partyen, (die noyt te Lang of te Kort door toe-
val van de Ployen mogen fchijnen. ) merkelik ful-
len bewaard werden. Wy weten wel dat een Reden-
Vitter, die gemeenlijk liever de Konfl Regels by
d'Ooren trekt, dan dat hy die befcheydentlijk foekt
algemeen te maken , ons kan tegenwerpen , datmen
in het Beeldeken van defen Philofooph, de Lede-
maten door de Kleedingen niet al te wel of feer ken-
lijk fiet afgebakend: Doch wanneer wy den be-
fcheyden Oordeelder indagtig maken , hoe grooten
onderkheyd d ar moet gemaakt werden in de Stof-
fen , uyt welke de Kleedingen fullen fchijnen geno-
men te zijn , (want in fommige vallen Groote,
Swareen Ronde Ployen,andere Stoffen geven Kley-
ne, Lugtige, Snelle en Kantige Ployen) foo fal
ligt gefien werden hoedanig de Swaarheyd enGrof-
heyd van dufdanig een 1 aken Kleed, dat na onde-
ren meeft ios en open hangt, de kennelijke Trek
der Leden niet geheel toe en laat. Daar en boven *
moetmen in dit Voor-beeld aanmerken, dat de Hol-
Jigheyddiemenin 'i afhangen desKleeds beneden
aan
-ocr page 351-der <LMenfch'beelden, &c, 335
aaii de Voeten fiet, genoegfame gedagten geeft:
datter de Man niet in te focken is. Gelijk dan ook
aan de zijde daar het Kleed om de Dyeen het dwers
afgefette Been heen fpand,deTrek dtsBeens enKnye
kenbaar en Menfchelijk genoeg gefien werd. En
nadien de Ploy-ingen gemeenlijk de Trek volgen
van het Lid datfe bekleeden, en de plaatfe waarfe
fich bevinden , foo ftaat'er wel in agt te nemen, dat-
men geen Ployen maakt die een tegenftrijdige weg
kieièn, of een verkeerd opfigt hebben; dewijl fulx
de geheele ftand van Befchouwing, verwart en de
goede ftelling des Beeld; t'eenemaal verderft; fchoon-
er mogelijk honderden noit agt op gegeven heb-
ben. Ook en mogenfe op de bolle en Rond verhe- stand de.
ve Partyen, en die vlak van den dag befchenen Zijn Ployen na
niet foo uytvoerig noch foo diep van Vouwfel zijn, jj'^jflf*
datfe verder als tot op de Huyd des Lichaams, fchij- Perfpe&if te
nen in te gaan. Door de volgende Voor-beelden fal resuieeccn·
de Kundfcbap aangaande den loop der Ployen ten
opfigt harer doorfigtkundige ftand, foo klaar kon-
nen verftaan werden, datter geen lange verklaring
over fal afgevorderd werden.Gy fiet buyten twijffel
in de volgende Vertoog-fchets met R. geteykend,
feer wel hoedanig het met de ftand en plaats van twee
Gekleede Vrouw-beelden gelegen is. Laat ons hou-
den dat ontrent A.'t vaft gefielde Punt van het Oog
in de Sigt-eynder is, foo vat gy wel, hoedanig en
waarom de trekken der Ployen, na datfe min of
meer ver af van 't gefeyde Punt zijn, of boven, of
beneden de Sigt-eynder gefien werden , groote ver-
andering in haar Loop ondergaan moeten:Want ge-
lijk de 1 rekken van de Ployen ontrent B. C. by na
regt zijn,om datfe deun by A. zijn; foo zijn die van
D.E.F. G.H. met haar Kring of Omtrek foo veel
gl'QQ·
É
-ocr page 352-fVcrkeljkebefigheden
-ocr page 353-der ^Menfth- bedden, &c. 337
grooter en ruymer om haar Punt betrokken,-of
Boogs-gewijfe omgebogen, alile verder van 'r felve
Punt Λ. komen af té wijken. En gelijk defe dee-
len D. E. F· G. H. alle boven de Sigt-eyndèr ko-
mende , na boven ombuygen , foo verftaatmen ligt
dat de Ployen, die om de fpanning der Beenen on-
trent I vallen, noodwendig na beneden omgebo-
gen , in haa> Loop moeten vallen, om datfe beneden
de gefeyde Gefigt Linie komen , en dat een van
defe Leden in ftand veranderende, of dat deen of
d'ander 1: rm anders geftrekt wierd , de Gefigt-ftand
der Ploy ing, ook veranderen fou. Daar is dan waar-
lijk een Perfpe&ive in de Ploy-ing der Kleedingen
én Leden waar te nemen.
Maar ge'ikwe in bedenken zijn geweeft dat .de
fchikking der Kleeden, onvoegfaam tot de Menfch-
kunde fou ingedromd werden; 't fal buyten twijffel
eenige noch vremder in 't Oor Iuyen , hier ook aan
Ziel, of Reden-kavelende Geeft des Menfchen te
gedenken. Want ymand lal ons ligt te Gemoete voe-
ren , dat de Ziele des Menfchen alleen tot de on-
fienelijke dingen en geenfints tot de Schilder-Konft
behoord·, die alleen de fienelike Lichamen tot haar
Voor-werpen vërkieft. Doch wy antwoorden t Na-
dien de Konft-Beelden uyt haar eygen Natuur het ling van dé
Leven en de beweging derven; dat fulx ons te meer fè^enfciH
vermaand na Middelen om te fien, waar door de kunde be-
Beelden in de Tafereelen foodanig konnen voort- hooui·
£ ebragt werden , datfe den Befchouwer alle gedag-
ten van Doek en Panneel, Verf en Olye, ofte van
Hout en Steen en Koper foofe rnogten gegoten of
Geboedfeerd zijn, konden doen afleggen, en een
Denk-Beeld geven dat hy niet Gefcfelderde noch
Gegotene, maar Natuurlijk Levende Menfch-beel-
'' Y den'
J i 4 Werkelijke befigheden
den voor fijn Oogen meend te fien. Invoegen dat
Kern dunkt datfe Loopen , datfe Gaan, Spreken,
Roepen, Vegten, Hooren, Sien, Denken en al-
le andere Levende Actiën van bezielde Menfchen
doen. Waarlijk het brengt de Schilder-Konft geen
kleyne agtinge by, en het is byna meer dan een Na-
tuurlijke Toverye , datmen uyt Doode en Leven-
loofe ftof, Menfch-beelden maakt, die fekerlijk
ftil zijnde, haar nogtans op veelerley fchijnen te be-
wegen. Datmen de Stomme meend te hooren
Spreken , te Singen en te Lachen. Ja de Niet-doen-
ders en roerloofe , forffige Actiën en Werkingen fiet
doen : En die, daarfe in ons Gefigt blijven , noch-
tans in't felve oogenblik, daar fnellijk fchijnen uyt
te vlieden. Die defe vermogens te gelijk bedenkt,
en overweegt door wat Middel en Werkingen de
Menfch-Schepfelen gewoon zijn hun Actiën, en
hun Paffien uyt te voeren, falligtelijk toeftaan, dat
ook de befchouwige Kennis Van de Natuure des
Menfchen Dierige en Redelijke Ziel, ten minften
van ter zijden een plaatsje in de verhandeling der
Menfch - kunde behoorde ingeruymd te werden.
Te meer om dat in de Schilder-Konft, niet alleen
de Lichamen noch de beroerlijkheyd der Leden,foo
als die door de invloeyende Geeften door de Mus-
kelen verrigt werden, moeten vertoond werden;
Maar dat ook den ernft en de gedagte die de denken-
de Ziel, of inwendige Geeft en 't mede-weten des
Menfchen van de dingen heeft, daarfe mede befig
is, noodwendigh moet uytgedrukt werden , door
eenige kennelijke Merk-teekenen, die dat vermo-
gen hebben. Gelijk ook den Maker gewild heeft,
dat om vele Reden, vooren by ons aangewefen, de
gefteldheyd van 't Gemoed en de Paffien, met den
yver
-ocr page 355-der Menfch-beelden, &c. 339
yver der Doening in 't Aangefigt des Menfchén niet öezisi
r. 1 1·· B , 11 11 1- ui de Konft-
en louden verborgen blijven: Α He welke dingen Bedden ise
in een Tafereel wel waar genomen , wy gewoon
fcijn , de Ziel van de Konft te noemen. st is dan niet
buyten den Haak, maar betamelijk , de Ziel des
Menfchen in de Menfch künde tot nut der Schil-
der- Kon (ΐ te onderfoeken.
De Genees kundigers weten veelte eggen van ^"éc^wft
de Dierlijke Geeft des Menfchen , en de meefte on- die is.
derfcheyden die met regt van de redelijke Ziel, of
denkende Selfftandigheyd die wy in ons bevinden.
Sy feggen dat de Dierlijke Geeften des Menfchetl
(die foo genoemd werden, om dat wyfe met de
Dieren gemeen hebben ) voornamelijk beftaau ,
üyt de fijnfte dèdtjes des Bloeds, die door de warm-
te en Kokingen in 't maken van de gijl» en 't aanbla-
fèn van de Logt gemaakt en door de dagelijkiè Spij-
fe en Voedfel, onderhouden en vernieuwd werden %
'tgeen teenemaal noodig is, om datter gedurig
gemaakte Geeften vervliegen , die niet anders als
door de nieuw ingenomen Spijfe, die wederom ver£
feGijl in't bloed fend, konnen herfleld werden.
Invoegen defe Dierlijke Ziel ook noodfakelïjk moet
fterven , of op houden te zijn wanneer het Bloed *
in welkfe woond, of liever daar uyt fy t'elkens door
de afgelegde Geeften op nieuw geboren werden,
ën fig daar in ophoud, fijn Voedfel benomen , of
door itrernmig, of andere Onraad van binnen , be-
dorven werd. Sulx dat ook de geheele Menfch daar
door ophoud te Leven of fig te beroeren; gelijk een m^Menfch
Uurwerk ftil ftaat, wanneer fijn Veeren en Raderen fteift|>
gebroken, 0f llct Gewigt dat de beweging onder-
houd , daar van af-genomen is. En geliiker een
fonderhngegemeenfehap, tuffen defe Dierige Gee-
Y a ften»
-ocr page 356-34© Werkelijke hefigheden
ften, het Bloed en het Lichaam is; foo meenen
ibmmige, dat die onderlinge gemeenfchap de voor-
name Band en Middel is, waar door ook de redelij-
ke Ziel met onfe Lichamen vereenigt blijft; welke
Band door'tüytbliiffen der warmte en vergieten ,
of verderven van t Bloed, verbroken wei dende (en
by gevolg een ophouding van Geeften te maken ,)
de Ziel uyt dat Huys moet verhuyfen; 't felve door
gebrek van Werk tuygen , onbequaam agtende om
meer geregeerd te konnen werden.
Het geeft een weynig omilag nauwkeurig aan te
wijfen, hoedanig en in wat plaats d'affcheydinge
der Dierige Geeften in het Bloed gefchied, en vari
wat aard en werking de felve in 's Menfchen Li-
chaam zijn. Wy agten'tvoor waarfchijnelijk dat
de Geeften foodanig van alle Aardfche en onvlugtï-
ge Deel en des Voedfels endesBloeds afgefcheyden
en los gemaakt en foo dun gemaakt zijn » datfe
met de fijnfte Logt en Hemelfche ftoffe gemeen-
fchap konnen maken, fonder die door haar dikheyd
D?crf TgÏc- fwaarte te wederftaan; invoegen datfe tuffen de
fténzfjti. gemeeneLogt, Bloed en Vogten dienen gefteld te
zijn; om datfe anderfints in en door de felve niet
ligt en fouden konnen bewogen werden. Hoe nu
defe Geeften uyt het Bloed in de Herlfenen gebragt,
en van daar tot het gebruyk aller deelen en Leden
gefonden werden , dat heeft de Natuur en Genees-
kundigers veel Spel gemaakt, om klaar en verftane-
lijk te betogen. Onfesagtens zijn die op hetnaafte
Padt der Waarheyd, welke hebben aangemerkt dat
de Herffenen uyt twee verfcheyde Stoffen beftaan,
eene die afchverwig fchijnende de Schors, en het an-
der dat wit zijnde, het Merg der Herffenen ge-
noemd werd. Het eerfte fietmen dat uyt veele kley-
ne
-ocr page 357-der Menfch-beelden, 3 41
Takjes gemaakt, feer Konftig in malkander ge-
drayd en gewrongen is, invoegen fy fonder dufda-
nige omdrayen duy fendmaal langer fouden zijn. Nu
kanmen ligtelijk denken dat het geene welk door
defe Gekrinkelde fijne Draden, foo een lange weg
paifeeren moet, niet alleen feer fijn en lugtig moet
wefen, maar ook fterk moet bewogen werden , eer
het fijn Loop kan vo! brengen ;'t welkmen eenigfints
verftaan kan wanneermen aanmerkt, dat de Diftil-
leerders, wanneerfe een feer fuyvere en vlugtige
Geeft willen overhalen, 't felve doen door Middel
Van een Pijp , die veel reyfen als een Z. gebogen is;
invoegen daar niet als 3t geen feer dun en vlugtig is>
daar in kan opklimmen, 'twelk het Water, om
dat het te fwaar is, onmogelijk is. Hier door valt
nu niet fwaar te verftaan, hoe alleen de fijnfte Stoffe
van het Bloed, die kragtigft kan bewogen werden
defe lange weg dergeboge Herffen-Pijpjes kan paf-
feeren , en dat de reft gedwongen is agter te blijven;
fulx dat de befte der hedensdaagfe verftanden mee-
nen,dat deeygentlijkeaffcheyding der Geeften,hier
in kan gefeyd werden te beftaan. Wanneerfe nu in Hoe de Die-
de Schors der Herffenen afgefcheyden zijn, foo paf-
feerenfe van daar door de Pijpjes van het voornoem- den werden,
de Merg der Herffenen , daarfe door menigte Bog-
jes en Kromten Loopende , feer verdeeld, gebro-
ken , en verfcheydentlijk geplaatft worden , om van
daar, herwaarts en derwaarts te konnen bepaald wer-
den. En moetmen defe voortftuwing der Geeften
foeken in het rijfende vogt felfs, dat met een groot
geweld uyt het Herte werd gedreven. d'Ontleders
ftellen gemeenlijk vier kenbare Holligheden inde
Herffenen. Defe dienen de gefeyde Geeften , even
ajs het Hert het Bloed diend, daar de Geeften uyt
-«fgefcheyden werden. En in defe Holligheden
fchijnd het dat de Geeften wederom een nieuwe op-
ziedinge krijgen,waar door fy door alle de deelen van
het Lichaam gedreven konnen werden- Want het is
fee· wiarlchijnelijk dit hetBloed te magteloosis,om
d'afgefcheyde; >eeften yan foo verre en door ioo veel
enge Pijpje hee ; geperft, foo grooten Werk-daad
te doen uytvoeren En nadien deGeeften nu min be-
lemmerd en meer van alle taye en Lijmagtige .'-toffe
ontflagen zijn alswanneerfe nog met het Bloed ver-
eenigt waren- foo kan defe opwelling in de Geeften,
om datfe uyt fo veel en verfcheyde Deeldjes beftaan,
wat de Logt te mogelijker begrepen werden. Hier toe moetmen
ften doet.£C' aanmerken dat de Logt die door de Neus inge-
fnoven werd,en tot de gefeydeHolligheden gaat,feer
veel tot de Gefting helpt; Gelijkfe fulx ook ontrent
het Bloed doet. En hier van daan komt het dat fom-
tijds vuyle flanken en 1 "ampen die haar in de Logt
onthouden, opgelnoven werdende, groote verande-
ring aan de opwcilinge derGeeften maken ,endeVlen=
fchen te mets uyt haar Tuureluur helpen, 't Geen
niet ioo ligt en fou fchijnen te konnen gefchieden ,
by aldien daar niet y ts door de Neus tot de gefeyde
Holligheden der HeriTenen gaan kon de. Defe Die-
reüjke Geeften werden onder haar geften on-op-
houdelijk door de Zenuwen van 't geheele Li-
chaam , gelijk het Bloed door de Arterien , ge-
hócdeftankdreven, 't Geen niet moeyelijk kan bevat wer-
kaü fchadci). t!en ? wannecrmen aanmerkt dat de Zenuwen niet-
anders als verlengde HeriTenen , met haar Vefelen
en Pijpjes van de HeriTenen tot alle de Leden en
Hoe deGee- ]Vluske'en gaamverfchaffende alfoo hetMiddel waar
deT'ziin dat' door het Konftig en geweldig Werktuyg van ons
de Menich Lichaam fijn voornaamfte heiland des Levens heeft.
hg beweegr. , .._ : , - s. ......- ·- - - · Ett
-ocr page 359-der Menfch-beelden ,&c. 343
En gelijk een Menfch nauwlijx een half quartier-
uurs kanLeven buyten defe nieuwe invloed,foo ge-
beurd het, dat hy na het ophouden der felve ook fe-
kerlijk in de onverbiddelijkeMagt van deDood valt.
Ku om dat in onfe Afitien, Bewegingen , en ge-
duurig Leven , t'elkens veel van defe gemaakte Gee-
ften verfpild en uytgedampt werden, alswe in 't be-
gin hebben aangemerkt ; daarom werdender on-
der dies al wederom nieuwe van 't Bloed in de Herf-
fenen afgefcheyden, en vatten wederom Poft in de
J ' *r n ifde hun ftee verlaten hebben; ^J^j®™.
Lichaam, fchoon wy daar kens nl·
_ « virfliïv o'
ont-
weynig van gevoelen, geduurig in Al-arm is, en al- g^JÏlk"
les vaardig en fchrap ftaat om dienft te doen , foo °
haaft een voor-gegane de fijne heeft afgeleyd.'tWelk
byfonder Heftig of niet heftig aangaat, na datmen
noefte Befigheden of Sterker Arbeyd doet. Doch
in het Slapen en Lonfen is het wederom geheel an-
ders gefteld; Want wy hebben aireede elders ge-
feyd , dat wy alleen Slapen en Slaperig werden, door
gebrek van Geeften; niet alffe ophouden, maar om
dat die minder en niet in fuiken overvloed zijn als-
er noodig is, om de Zeylen , of 't heel Lichaam vol
te houden en op te fpannen. Wanneer nu de Gee-
ften minder zijn , foo moeten by gevolg de Zenu-
wen , en het gantfehe Lichaam in alle de Muske-
len flapper zijn , en daarom iflet dat de beweging-
van de van-buyten komende dingen , als Klanken,
Reuken, en aanrakingen, ontrent een Slapenden
foo ligt niec aan (je Hcrifenen gebragt werden. Ge-
lijk een flap-hangende Touw aan een Schel niet ligt
beweging Df Klank veroorfaakt, fchoönmen daar
aan trekt. En gelijk dit foo in het Slapen toegaat, foo
gefchied fulx mede in geval van flauwten cn andere
Y4
-ocr page 360-344 Werkelijke befigheden
ontftelteniiTen daar in dg Menfchen buyten Weften
raken.
Wanneer deMenfch aldus door vermindering van
Geeften in Slaap gevallen is, foo ruft hy eenigetijd
en de Gefting van het Bloed en andere dingen, gaan
wat trager ; onderwijlen werdender al wederom
nieuwe Geeften bereyd ; welke , wanneerfe foo
kragtig zijn datfe wederom konnen doorbooren ,
dat is, datfe van Me a aan door de Zenuwen inde
Mu^kelen des Lichaams konnen invloeyen; als dan
dwTen3" begind den Menfch te ontwaken , rekt hem uyt,
slapend en geeft alle deelen regte doortogt; Sulx dat hy ge-
waakt!h ont" wakker geworden zijnde, wederom bequaam
is om 't Lichaam ftevig op fijn Koten te fetten en
aan den Arbeyd te gaan. Dat nu den Menfch d'een
tijd meer of langer Slaapt dan op d'andere, hangt
yeelfints af van de Spijs en Drank diewe nutten, om
dat d een ligter dan d'andere in de Maag verteerd, en
by goed gevolg veel vertraging of verwakkering in
dé Gijlmaking en affcheydmg der Geeften , te weeg
brengt. Uyt al dit kanmen ook ligtelijk verftaan
waarom veel Menfchen regt op , of op een ftoel fit-
Hen kan fit- tende, foo vaft noch gemakkelijk niet en Slapen, als
tendf ïoo fagt Bed neerliggende : Want om dat de
ffaklnk nog r ο Co . , . ,, ·
vaii nietsia. Menlch om teutten vry meer ïnyloeyd van C^ee-
gendè!Ilg" ften noodig heeft om de Yluskelen van 't Lichaam
eenigfints vol en ftevig genoeg tot dat pofluur te
houden , foo konnen de felve foo feer niet in ftilte
komen, als wanneer het Lichaam over al neer leyd,
en van het Bed, Matras of Bank-Peuluwe onder-
ft eund werd; Dewijl'er dan niet meer Geeften noo-
dig zijn , als tot het Levens onderhoud, dat is tot de
Adem- haünge dienen. Waarom ook de vaft-Sla-
pende Menfchen feer Splap en Sluts zijn. Doch
■ ; 1 ■ wan»
der <LMenfch'beelden, &c, 345
Wanneer pok de Geeften een fittende SJaper teveel
ontfnappen , of niet meer magtig worden hem over
end te houden, foo gebeurd het dikwils d t een
Slaap-Zeug al Knikkebollende daar heen tuymeld. j^'^y'j
Gelijk mede een Menfch die al ftaande van eenUyl, vangen* y ?
beloopen werd, ligtelijk daar heenen zijgt; In welk
overyal het fchijnd dat ons de Beenen, die de Wigt
van 't gantfche Lichaam dragen , eerft begeven,
w .ntmen werd voor fuiken Daad, veelfints een
Knikkebeenen ontrent de Knyen ontwaar. Wy
hebben menigmaal Gelachen, om feker Man die
al ftaande in een volle Kerk van de Slaap by de Neus
gevat wierd wglke na veel Struykelen en grabbe-
len na fijn Miits, fig op fijn ontwaken niet anders
aanftelde» als of'er een algemeene Op-loop was.
Daar is ook geen andere reden als de Vertraging der
Geeften, dat de zittende Slapers veelfints den Hals
foo flap is, en het Hoofd foo fchielijk gintsen her-
waarts vald; en fomtijde foo heftig aangaat, of foo
lang duurd, dat de Nek wervel kraken, en ymand
daar door wakker werd; en lang daar noch Wee-
dom aan gevoeld. Men heeft fomtijds by na reden
te feggen j, Houd die Menfch het Hoofd vaft, het fal
in't Vuur vallen.
Wanneer ook de Geeften door eenige van buy-
ten komende Beweging , of Schuddinge belet wer-
den om volgens haar Natuurlijke Loop, door dc
Pijpjes der Zenuwen, in de Muskelen en vafte dee-
len in te vloeyen, foo vertragenfe niet alleen in haar
Vlugt, maar de Menfch werd daar door Loom ,
Suyfelig en Slaperig. En hier van daan komt het dat
de Kinderen door 't Wiegen, Schudden en Dou- wiegen en
deynen, ügtelijk in Slaap geholpen werden. Ja dat
bejaarde Menfchen op een Wagen door 't Wiegen werden.
γ 5 en
-ocr page 362-J i 4 Werkelijke befigheden
en Schudden in Slaap gefold werden i en fomtijds
met een Hertelijke Schok, die door de Lende-wer-
vels aan de Herflens door dringd, wel eens onfagt
v/akker gemaakt werden. Soo 't ons geoorloft is,
'onderernftige dingen een Snakerijtje te mengen.
(Want op Wagens en in Schuyten verhaaldnen
fomtijds Sprookjes om niet in slaap te vallen) wy
fouden hier een geeftïg voor-val van een Schreyend
Kind te berde brengen. Een Vrouw hebbende in
't reyfen met de Trek-Schuyt, een overmatig huy-
1 end Kind by haar; deed groote moeyte om mee
Schudden en SulTen, 't ielve in ftilte te brengen, en
de PalTagiers geen overlaft te doen : onder welk
Doudeynen iy t'elkens daar by voegde, Nou, Nou,
Lukrece, Lukrece, &c. Een Snaak onder de R_eyfi-
gers daar op agt gegeven hebbende, en met de reft
verdriet in dat Huylebalken krijgende : Vroeg met
Een snake- een Porceleyne Tronie; Vrouwtje hoe heet dat Kind ?■
nj'je· Lukrece mijn Heer, antwoorde de Moeder ter goe-
der meeninge: Waar op den anderen het Hoofd
knikkende, feyde : Wel tedtge luyd-Kreetfe; 't geen
lbo overbodig Lachen onder al de Reyfigers ver-
wekte dat des Kinds Geeften, door al de verfchey-
de Klanken van Grinneken, Lachen en Ginnegab-
ben geftild, en met fijn vermoeyde Moeder te ge-,
lijk in Slaap geraakte.
Die nu de gemaakte Geeften als vloeybare Li-
chamen kan aanmerken, welke feer ligt dees en geen
beweging konnen ingedrukt werden , fal ook feer
Hoe na klaar konnen verftaan, waarom een Menfch , wan-
cmdrayeri neer hy met fijn Lichaam gefwindelijk eenige kee-
aiks ook ren rondom drayd , fchijnd dat alle voorwerpen
gen befwin0" rondom gieren. Want nadien defe omloop de Gee-
ëdd en om-|}en word ingedrukt, omdatfe dc keering van het
der clMenfch-beelden, &c, 3 63
Lichaam noodiakelijk volgen , even als water in
een Vat bewogen , noch eenige Keeren na het op-
houden der beweging des Vats doet ·, foo volgt dat
de Geeften hare rapporten in dufdanigen geval, niet
als met een Krings wijfe beweging aan de Ziel bren-
gen ; waar van ons alles watwe fien in 't Ronde be-
wogen fchijnd en om te drayen. En opdefegrpnd-
flag foudenwe veel en verfcheyde dingen konnen
afleyden, die de oorfaken van Swij meling en Qua-
lijk werdingh op de Schepen in quaad Weer, de
Flauwten en Slaperigheyd door Kolen en Turf-
Vuuren in beiloten plaatfen , de wonderlijke Doe-
ningen der Nacht fwervers , en veel andere din-
gen konnen verklaren , indien 't ons voornemen
Was alles aan te merken: Doch wy hebben gefeyd
de Ziele, dat is de redelijke denkende Geeft des
Menfchen kortelijk te verhandelen, en daarom was
het noodig ten minften ook een Schets van de Dier-
lijke Ziel, beftaandeindegefeyde Geeften van het
Bloed afgefcheyden, te geven; om datfe in de Huys-
houding van dengeheelen Menfch, volgensfekere
Band van beftanelijkheyd, foo langh het Leven
duurd, de ware Ziel , als Knegten en Booden ten
dienfte ftaan , als we nader zullen ontwaar weiden.
Wv agten dat de redelijke Ziel van God gefcha De Redelij·.
• ι · ι α J 1-1 ·ιι· kc Ziel is
pen is, om ons Lichaam ventandelijk en vrvwillig een denken
te regeeren : En dat haar wefen aldervoegfaamft kan jc seifflan.
verftaan werden te zijn , een denkende Selfftandig- 's eyd'
heyd; om dat wy in de felve niets anders konnen
vinden noch denken, dan alleen een verftandig den-
ken. Welk denken haar foodanig eygen is , dat,
foomen de Denking weg name, daar niets het min-
fte meer van het Denk- beeld der felve Geeft in ons
fa] over blij ven. Wy feggen dan geheel niet dat de
Ziel maar een gedagte is, als fommige Botterikken
of moetwillige Twift-Zayers} dees en geene Leer-
Meefter hebben willen opftryen, maar gantfcheliik
het tegendeel, dewijl wy genoegfaam 't nytgewerk-
tevande Uytwerkfterzijn gewoon te onderfchey-
den : welke Regel een Steyl-Oor gemeenlijk poogt
't ontfnappen , om datfe fijn Lafter Kunft hinder-
lijk is. En alhoewelmen kan feggen dat de Manie-
ren van Denken veelerley konnen zijn , egter kan-
menfeonfesagtens, fonder verwarring beft in twee
•t verttand Hoofd-geilagten onderfcheyden, namelijk in Ver-
de zieTon-'° ftaan en in Willen: diemen' gewoon is Facultcyten
d«ftfaeyden. te noemen.
Om eenigfints Kort en net van defe StofFe te fpre-
ken , is het ten hoogften noodig datwe't Verftand
van deWiile afgefcheyden houdende , yder voor
af in fijn eygen Aard en Werking nauwkeurig be-
fchouwen; En dan fal het niet meer fwaar vallen,
eenige van de volgende dingen,die anders moe> elijk
enduyfter fouden fchijnen, onderfcheydentlijk en
klaar te verftaan.
wat het ver- Alsmen 't Verftand of de begrijpens kragt van
#and υ. ^iel, eenvoudig en op figh felven aanmerkt, foo
is het ai leen een Denking of enkel begrip van yts dat
aan onfen Geeft vertoond of voor· gehouden werd,
fonder daar van yts te Oordeelen , aan te nemen of te
Loochenen. Welke Vertooningen aan het Verftand
ook tweefints konnen zijn; want fy zijn of inwen-
dig, of van buyten komende; d'inwendige ver-
toonen aan de Ziel eenige ingeichape Denk-beel-
den, Begrijpingen, Bevattingen en Gedagten van
eeuwige Waarheden. De uytwendige komen van
de voor-werpen der figtbare Wereld, door Middel
©£ Aandoeningen van de uy terlij ke Sinnen; die tot
Zien, Hdoi-en, Ruykert, Smaken en Gevoelen
niet alleen bequaam zijn, maar ook van de Voor-
fienigheyd Gods, foo tot den aard der Ziele ge-
field zijn , datfe na voorgegane beweging in haar
ontfangen te hebben, aan de Ziel eenige Dénk-beel-
den ongemiddeld konnen over brengen. Ontrent
de Denk- beelden die het Verftand foo voor komen,
en kanmenniet eygentlijk feggen dat het Verftand %°°rc0nmhet
dwaald; om dat het daar ontrent alleen maar lijdig verftand
is i en dikwils tegen Wil en Dank daar van werd JJwaaid,
aangedaan; Nu gelijk defe Denk-beelden in het
Verftand alleen vertoond werden als de dingen in
een Spiegel, maar die geenfints felfs maakt, foo vald
niet fwaar om verftaan dat het Verftand , foo langh
als 't daar ontrent alleen maar lijdig is en blijft, en
niets tot de faken feyd of loochend, geheel bevrijd
blijft van Dwalinge; om datmen namentlijk in een
eygentlijke Dwalinge, yts moet loochenen , of be-
veiligen , 't welk eygentlijk geen Werk van 't Ver-
ftand , maar van de Wil is. Welkers Natuur wy
nu ook kortelijk fullen overwegen.
Wy meenen dat de Wil niet anders kan zijn,ais een de wil-
Vrywillige, Onbedwonge en Werkfame Gedagte, "IS"
Waar door de Ziel, of onfèn Geeft figh herwaarts
en derwaarts in de Befchouwing der Denk-beeldeü
bepaald, om'er een Oordeel van te vellen : Het zy
dan eenvoudig alleen over de Natuur van die Denk-
beelden , of met eenig opfigt overleggende, de Be-
tamelijkheyd , de Nuttigheyd , of de Schadelijk-
heyd van eenig ding; waar op dan een Toegene»
gentheyd, of Haat , of Afkeer volgd. En het
fchijnd dat God gewild heeft, datter tuilen 't Ver-
ftand en de Wille foodanigen famen-hang fou zijn ,
dat de Wille , gelijk als noodfakelijk een faak foq
VU?-
-ocr page 366-J i 4 Werkelijke befigheden
vlieden of beminnen , of fich daar over beraden?
foo lang het Verftand klaar en onderfcheydentlijk
öp den Aart en de Natuur der faken merkt,
be wille De Wille als Wille aangemerkt, dunkt ons niet
als; wiiie is anders dan geheel vry en onbedwongen te zijn;
ge ee vry, om ^ ^ aldienfe van ymand kon betoomd wer-
den, fy voor foo ver geen Wil meer fou konnen
zijn. Ja het fchijnd t'eenemaal waaragtig,dat de Wil-
le felfs niet van God gedwongen kan werden; want
dewijl het een volmaaktheyd in God is, geen tegen-
ftrijdige dingen te konnen doen , of te Willen, fod
kan hy ook niet Willen dat de Wille te gelijk zy een
Wille en geen Wille. Hier uyt volgt dan dat den
Menfche niet alleen vry willig Wild: Maar ook dat
het tot de Natuur van de Wille behoord, het Oor-
deel over een faak op te fchorten , of dat te vellen i
Waarom en Doch foo lang het Oordeel gefchort blijft, dwaald
dwaaW.rin'n het noch geènfints,maar alsmen 3t veld, (oo dwaald-
men , of men ipreektof denkt de Waarheyd. En
die de Waarheyd denkt, Spreekt, Schrijft of doet,
die doet, Schrijft, Spreekt of denkt dat gene, dat
met de fuy vere Gedenk beelden , en met de Waar-
heyd over een fternd. Doch men dwaald wanneer-
men of uyt haaftigheyd, of uyt Paffien , dat zijn
begeerten, voor-Oordeelen of anders van de Be-
ichouwingen der ware Denk beelden afgetrokken ,
yts fegt, denkt of doet, dat met de ingefchapen Ge-
denk Beelden, of met de Waarheden, 'tzy Natuur-
lijke , het zy geopenbaarde, ftrijdig is : Invoegen
wy befluyten dat de eerfle grondflag der wareWijs-
heyd in ons felven is . en voornamelijk af hangd van
de klare Befchouwingh en öndeflcheydingh der
Denk-beelden: Alfoodateen Menfch, by aldien
hy fonder Paffien en voor· oordeelen met een Ail en
befa-
-ocr page 367-befadigt Gemoed foo lang op de Denk-beelden van Hoemen %
't Verftand kon blijven denken , tot dat hy van het
Ligt der Waarheden t'eenemaal beftraald wierd; En Dwalen,
dat hy het gene hy bevatten wilde , eerft buyten
Vermenging van andere Beelden, enkelen eenvou-
dig by fig felven befchouwde; dat hy niet ligtelijk
en foude dwalen Waarom wy dan ook gelooven
datmen langs defe weg op het kortfte Padt wandeld
om tamelijk Wijs te werden. En gelijk Salomon
gefeyd heeft dat de Vreefe des Heeren het beginfel
der Wijsheyd is, om dat ons die door de noodfake-
lijke aflegging van eygen Begeerlijkheden, God, als
den oorfprong der Waarheden onbelemmerd Leerd
Beichouwen, (want wy moeten het Woord Vreefe
hier niet van een fmalle of quade beteekenis ftellen,
maar 't felve fêer ruym en vol befeffen der volmaak·*
te Eygenfchappen Gods nemen) foo fal hier van
fich fe'fs openbaar werden waarom dat een Menfch,
wiens Geeft of Confcientie figh vele fonden bewuft
is, voor Gods Heyligheyd fchrikt, en figh foekt
te verbergen , arbeydende om tot bedekking veler-
ley Begeerlijkheden hem felven een verfierde Gods-
dienft te verkleien, in de welke God figh aan hem Dwaling,
nieten kan openbaren gelijk hy waarlijk is; maar
Wel foo, als hy hem tot de Leeft van fijn verkeerde
driften dienftig oordeeld. En dit isdeeerfte Sour-
fe van alle Dwaling. Want gelijk daar heel weynig
Menfchen gevonden werden, of fy fchikken figh
door eenige Reden, Denking, Eergierigheyd of op-
Voeding , Voor-beelden of anders na eenige te
voor opgenomen Oordeel; en ook na eenige Gods-
dienft: Soo gebeurd het daar door dat vele van de-
fe Menfchen·, alleen van de Leeringen van andere
Menfchen af hangen; en derhalven is *t niet moge-
lijk
I
É
Werkelijke befighedèn
lijk datfe ftandvaftig in haar geweten gegrondveft
aijn ; Doch om datfe geen ander Voor Land fien ,
en bevreeft zijn haar eygen Dwaasheyd te bemer-
ken; daarom blij venfe in haar opgenomen meenin-
geftijf-Koppig volharden.
Dat nu alle de geeyde dingen in den Menfche
waarlijk foo zijn,en alfoo vrywillig behandeld wer-
den , blijkt daar uyt, dat wy van alles datwe Den-
ferffvTntn ken Doen en Willen, in ons een fekere Bewuft-
doen een heyd of mede-weten bevinden , datwe gewoon
CoaIcientie'zijn Conicientie te noemen. En het gaat geheel fe-
ker datwe fonder die Bewuftheyd niet feggen kon-
nen- datwe yts verftaan of Willen. Sulx dat defe
Co· fcientie moet aangemerkt werden, een fooda-
Èn wat die njgen Ljgt te zijn , waar door figh onfen Geeft van
alle ding bewuftis , of waardoor onfen Geeft r.iet
alleen Verftaat, Wild , of Denkt, maar ook weet
datfe Verftaat, Wild en Denkt. Waarom fy een
fflede-getuyge met ons, namelijk met onfen Geeft:
genoemd werd. Rom.9: 1. Gelijk ook niemand en
weet wat des Menfchen is, dan de Geeft des Men-
fchen die in hem woond. 1 Cor. 2. ν. 11.
C0^fvaisS Het gefchil dat onder de Schrift-geleerden, over
Gevoelen het Dwalen , en niet Dwalen van deConfcientie,
Confcfcntit! lang gehangen heeft, en daarwe in onfe Geboorte-
Stad door d'onbefuyftheyd yau eenige driftigeMen-
fchen menigmaal tot befchaamd-werdens toe , de
Preek-ftöelen van hooren Daveren hebben , komt
onfes. agtens nergens van daan als dat eenige flink-
ie Redeneerders het eenvoudig Weien der Con-
fcientie vermengen mét de andere Faculteyten der
Ziele , namelijk met de Wille, en 't gebruyk des
Verftands, en Brouwen alfoo het Mede-weten,
met het bloot weten , dat meeft van 't Oordeel en
d'On1
-ocr page 369-der Menfch-beelden, 3 41
d'Onderwij fing afhangd) onder malkander.'tWelk
gefchiedende onvermijdelijk veroorfaakt dat er on-
trent aües watter van deConfciehtie gefeyd werd ,
f'eenemaal misgetaft werd. En het is belachelijk te
hoorenmet hoe kreupele bewijs-reden eenige het
dwalen van de Confcientie, poogen te bnderfchra-
gen. Wy agten datter geen grooter Dwaling is, dan
te feggen dat de Confcientie of het Mede wetett ^
dwaaldo Want het is immers klaar, dat foo lang de 1;a'rj nc^cteo
Confcientie een mede-weten is, fy geen dv/alingh dwalen,
kan onderworpen wefen, dewijl het dwalen , 't me-
de-weten vlak tegen Loopt; Ja doet ophouden een
mede-weten te zijn. Daar nu weten en niet weten
malkander niet dulden konnen, daar kan geen Con-
fcientie een waarlijk Mede-weten zijn, en nogtans
dwalen. De Pefte en kan foo fchaddijk niet zijn
voor een Republijk, als de Leere van de Dwalen- hcyd'van'dit
de Confidentie, om datfe alle beftanelijke famen- Gevoelen.
Leving onder de Menfchen, en alle Ligt en Waar-
heyd daarwe na Wandelen en Handelen moeten ,
weg neemd Want by aldien de Confcientie , die Prov. 20.2i
-Lampe des Heeren , die alle de Biiine-kameren des Eilhcf'5'
Buyx onderfóekt, en oftfe verborgenfte Gedagten
aan ons felven openbaard , dwalen kan, foo iffer in
den Menfche niet een ftraaltje Ligt meer over, om
eenige Waarheyd meer te Verftaan of te Willen.
Want nadien wy waarlijk geen ding verftaan noch
Willen konnen % fondereen Confcientie of bewuft-
heyd van die Daad te hebben, dat is weten dat wyfe
weten , f00 fai de Confcientie alffe dwalen kan, ons
foo ligt in 't Denken en doen van 't regt, als van
\ onregt verlaten konnen , of ons Doen, aan ons
geweten qualijk dat is vals, overbrengen : En foo fal
ms, God , die ons immers niet en wil, en by g<>
/ ' ' tolg
-ocr page 370-J i 4 Werkelijke befigheden
volg niet en kan bedriegen, ons egter nu en dan
fchijnen te bedriegen. En foo dat gebeurd, of dat
wy flegts meenen dat het gebeurd , wat fekerheyd
of betrouwen falder zijn op een ding, dat eens en
meer gedwaald en bedrogen heeft, dat het ook dan
niet en Bedriegd en Dwaald, wanneerwe al op ons
befte een ding meenen bewuft te zijn; of klaarte
iien. Het is voorwaar meer dan duyfend Wonder
dat die gene welke eenige hedensdaagfePhilofophen
valfchelijk optyen datfe aan alle dingen Leeren
twijffelen; foo wijd uyt haar Oogen niet fien kon-
nen datfe door de Leere der Dwalende Confcientie,
alle fekerheyd Tommelings over hoop fmijtende,
aan aBes Leeren twijffelen, en de weg tot alle Wijs-
heyd, Konften cn Wetenfchappen, ja tot de Be-
keering desMenfchen uyt fonden en dwalingen,t ee-
nemaal op-graven. Want hoe is't mogelijk dat een
Dwalende Mede-wetentheyd, ons oit kan geruft
fteilen dat onfen aanwas en toenemen niet vals en is ?
of ons felven verfekeren dat wy ons beft doen, om
na de befte en vafte Regelen en voorgeftelde Gebo-
den te Leven. Want fulx fou konnen vals zijn hoe
vaft wy 't meenden te weten. Ja hoe fullen wy we-
ten ofwe onder de Gekken, of onder de Efels, of
onder de verftandelijk-Levende Menfchen t'Huys
hooren ? dewijlwe de Confdentie niet langer tot
een getuyge mogen nemen. Seker, Paulus heeft
dan wel dapper gedwaald wanneer hy hem nogtans
daarop beroept. Rom. 9. 1. of fou die groote Man
niet geweten hebben, dat die eens Liegt, Dwaald
of bedriegd» die Parten wel meer fpelen kan ? Als-
men op die Kours fal voort-zeylen , voorwaar een
Rigter fal langer niet konnen weten , of ymand
Strafbaar ofRegtveerdig is , als fag hy noch foo
der Menfih-hee/den» &e. 3 ƒ f
veel blijk van fchuld of onfchuld. Ja een Misdadi-
ger fal groote Reden van Onfchuld vinden , of fig
in een fware Misdaad ligt by fijn Confcientie vry
gefproken vinden, en alfoo önftrafbaar Oordee-
len, of hem alfints tegen den Opper en onder-Rig-
ter beklagen , om dat hy met eert mede-weten,
(dat hem tot een Wagter gegeven isj na een Wet
heeft moeten Leven , dat hem niet getrouwelijk
heeft konnen bewuft maken, of hy goed of quaad Ond(,rfoek
ofwathydede: waar wil dat heen ? Ja maar fegt-hoe ver de
men gemeenlijk; Alle deFaculteyten van de Ziele
zijn door de fonde bedorven. En derhalven ook bedorven
de Confcientie; Wy antwoorden; de fonde heeft zi)n·
het Wefen van de Conicientie dat in een mede-we-
ten met önfen Geeft beftaat, niet wegh genomen ·,
Anders foud'er geheel geen Conicientie meer zijn.
En nadien de Ziel alfoo weynig fonder mede-weten
als fonder denken kan begrepen werden, ioo volgt
immers dat de Confcientie haar volle Weien en Ey-
genfehappen heeft behouden. Want alhoewel het
Oordeel en de Wil kan Dwalen , en fomtijds
Dwaald fonder geenfints te beletten dat het Oor-
deel , daarom geen Oordeel, en de Wil geen Wil
is; egter kanmen fulx van de Confcientie niet feg-
gen,om dat het Dwalen van de Confcientie,de Con-
fcientie t'eenemaal fou weg nemen, en maken datië
geen Confcientie, dat is geen medé-weten meer fou
zijn. En derhalven moetmen die van een andere Na-
tuur dan de Wil en het Oordeel aanmerken. Het
is ons Werk niet en 't fou te wijd buyten den Om-
trek der Menfch-kunde loopen, hier aan te wijfen
hoe gemakkelijk op dees geleyde grond, degefchil-
ien en de Leeringe die ons in de H. Schrijvers van
de Confcientie gegeven hebben, konnen verklaard
Ζ 3 vrer-
-ocr page 372-3 5 6 Werkelijke bejighedm
werden; en wy fouden met weynig woorden kon*
nenaanwijfen, wat een bevlekte Confcientie, wat
een fwakke Confcientie, en waarom een befchey-
den Menfch om der Confcientie wille, de Hooge
Magten moet onderworpen zijn. Ja hoe het kan
weien dat wy een mede-wetentheyd van een ding
konnen hebben dat vals is, fonder datter nogtans
Het Ampt <je minfte dwaling in de Confcientie felfs is: ons
de"w«en.e' aanwij fende alleen hoedanig wy een faak geoordeeld
of gedaan hebben. Sulx datter fal volgen dat ymand
door gebrek van Onderwijs, of de Waarheyd te
kennen,, quaad kan doen met een goede Confcientie,
of befchuldigendemede-weten. Want om dat een
dwalend Menfch het goed voor quaad,en het quaad
voor goed neemt, by gebrek van Oordeel of Slinxe
Onderwijfinge (in welk fijn Dwaling beftaat) foo
is hy van fuiken Oordel, door fijn Confcientie ligt
bewuft, maar fijn Confcientie is geenfints oorfaak
van die Dwaling noch van dat Oordeel; noch en
dwaalt ook niet mede. Maar wy zijn al te lang in
defe dingen befig geweeft, en wy fouden daar ook
Rouw-koop van hebben , by aldien wy niet voor-
genomen hadden van noodiger dingen te handelen,
die de Ziel en de Menfch-kunde van nader by ra-
ken.
d'Ontledersende Wijsgeeren hebben lang over
hoop gelegen, en verfchillig geweeft over de plaats
. waar eygentlijk de woonltede van de Ziel in den
?gen?iijk!d Menfche was. Eenige hebben die in het Hert, an-
haar zetel of dere in de Maag, andere in 't geheele Bloed, of door
woon-plaatsgamfehe Lidmm ? en dc laatfte wel na de meefte
waarlchijnelijkheyd in de HerfTenen gefteld. En
waarlijk die op het Maaxel der HerlTenen let, en
het gebruyk der vijf Sinnentotdegefteldheyd der
YVerk-
-ocr page 373-der Menfch-beelden, tSc. 3 57
Werk-tuygen, namelijk de Zenuwen, Pijpjes en
beweeg-draden die uyt het merg der HeriTenen haar
begin nemen, wel aanmerkt, moet bekennen, dat
dit gevoelen ten minften eenifints betooglijk is. Den
Heere des Cartes, die wel de eerfte van dufdanige
gedagten ichijnd geweeft te zijn, fpreekt daar van
foo klaar, dat wy'er niets byfonders hebben by te
doen. De Reden feyd hy, waarom het Conarium of
de Pijn-Appel Klier die boven de holligheyd der
HeriTenen geplaaft is, de voornaamfte Zetel van de
Ziel moet geagt werden, dunkt ons defe te zijn; na-
melijk dat wy bevinden dat alle Werk-tuygen van
onfeSinnen dubbel zijn, gelijk twee Oogen om
te fien, twee Ooren om te hooren, twee Handen
om te voelen, en foo voorts; en dat wy niet meer
dan een eenige Denkinge van een felve ding in een
felve tijd hebben, datter dan noodfakelijkeenige
plaats moet weien, daar de twee Beelden die door
de Oogen ingaan, ofte de twee andere indrukkin-
gen die van eenig ander voor-werp door de dubbele
Werk-tuygen der andere Sinnen komen, fighge-
famentlijk in een vergaderen , eer fy aan de Ziel ge-
faken , om niet twee oorfaken in plaats van een aan
Maarte vertoonen. En men moet begrijpen dat de-
fe indrukkingen door behulp der Geeften die de
holligheden der HeriTenen vervullen , figh in defe
Klier vereenigen; en datter in het gantfche Lichaam
geen andere plaats en is, daarfe dus vereenigd kon-
nen werden. Defe Klier dan de voornaamfte Zetel
zijnde, foo moetmen weten datfe foodanigtuffchen
d'holligheden der HeriTenen die de Levende Gee-
ften bevatten, gefchikt is, dat iy door de felve op
foo veelderley wijfe bewogen kan worden alfTer Sin-
nelijke verfcheydentheden in de voor-werpen zijn;
Ζ $ en
-ocr page 374-J i 4 Werkelijke befigheden
en datfe ook verfcheydentlijk door de Ziel bewo-
gen werden , die foodanig van Natuur is > datfe foo
veel verfcheyde bevattingen heeft aliTer verfcheyde
bewegingen in defe Klier voorkomen. Dit gevoelen
werd^onfes agtens eenigfints verfterkt, wanneer-
we aanmerken dat de Herffenen nu en dan met ee-
nige ontfteltenis, of by ongeval getroffen zijnde >
het geheel Uurwerk des Menfchen daar door ont-
fteïd is; Wantmen fiet de goede beftuuring en be-
paling der Geeften gebroken : En een Menfch heeft
fomtijds van Hooren, Sien en Gevoelen, geen be-
lui , of doet geheel tegenftrijdige dingen, is Simpel,
Dol en anders: waar door niet duyfterlijk bewefen
werd , dat de ontwaar-wording der dingen aan onfe
Ziel niet alleen in de Herifenen door middel van de
Zenuwen gefchied; maar dat ook de bepaling der
Geeften volgens onfe yrye Wil daar ter plaats van
elders verrigt werd. En alhoewel ons niet onbe-
kend is, dat hedendaags Genees-kundigers gevon.
den werden» die dit gevoelen als belachelijk verwer-
pen, niet konnende iien dat fulx met de ontdekking
der Ontledingh-kunde overeen flemd : Nogtans
wanneerwe aanmerken, dat d'Ontleding-oeffening
gemeenlijk haar niet dan met doode Lichamen be-
fig houd, en dat in fuiken geval, feer weynig van de
Werking der Geeften en beweging der Spieren, om-
loop des Bloeds en anders 't geen het Leven noodig
heeft, kan gefien of nagefpeurd werden, om dat
alle de Vaten , Buyfen , Pijpjes, Klieren en Vliefen
flap , en toe gevallen zijn , en de Horologie ftil ftaat
(die wy nogtans weten dat in het Leven geheel vol
Geeften, en vloeybaar en beweeglijke Bloed en
yogten zijn , die alle de Werk-tuygen van den
Menfch op de minfte gedagten gefwindelijk ten
der Menfch-beelden, 3 41
dienfte ftaan) foo en vinden wy ons egter tot noch
toe niet vervoerd om dat Gevoelen te verwerpen ;
immers foo lang niet, als de tegenfprekers in ge-
breken fullen blij ven,yts beters en waarfchijnelijkers
in de plaats te ftellen. 't Is te gelooven, dat indien-
der een middel uytgevonden wierd , om het Uur-
werk van den Menfch, in fijn volle Loop en bewe-
ging fonder verval of af wiffeling der Geeften inwen-
dig wel te doorwandelen , datter al veel dingen
daarmen nu meend feker van te zijn, anders fouden
gefien werden, alsmen tot noch toe in de pragtige
Print-verbeeldingen en in de Leffen der Doftoren»
ontwaar werd. Doch ik wil veel liever mijn eygen
Geeft gelooven , en buyten mijn felven andere haar
goede gedagten, na demeefte waarfchijnelijkheyd
in eeren houden, als dat ik een Menfch-viller te
wille fal werden om'er van my d'eerfte Proef af te
laten nemen.
Benedi&us de Spinofa, die na alle waarfchijne-
lijkheyd fteld dat het Heel-al God is, fteld voor
vaft dat het Lichaam de Ziel niet tot denken, noch
de Ziel het Lichaam tot beweging noch tot rufte
kan bepalen; maar dat het Lichaam en de Ziel, een
en 't felve ding is, dat nu onder de toe-eygening van
beweging, en dan onder toe-eygening van denken
bevat werd. Invoegen hy ook befluyt dat het gene
de Ziel tot denken bepaald, alleen maar een wijfe
van denken is; welke wijfen van denken, God, (na-
melijk het Heel-al) alleen tot haar oorfaak hebben.
Gelijk mede de beweging en ruft des Lichaams ,
alleen uyt een ander Lichaam voortkomen, 't welk
ook van een ander Lichaam tot beweging of tot ruft
heeft bepaald geweeft. 't Is hier dekplaats niet dit
Barbaris gevoelen te wederleggen ; en wyzijnbe-
Z 4 kom-
J i 4 Werkelijke befigheden
kommerd met dien vermetelen Ikarus foo hooge t-ï
vliegen , datwe de onbegrijpelijke Majefteyt Gods »
van foo naby, en boven 'tgeen yan hem geopen-
baard is, in dit Leven fouden befchouwen; die dien
Man onder de bevatting van fijn eyndig verftand »
nogtans foo ftout fantafeerd en bepaald: Daar hy
armeKnegt > met al fijn Wijsheyd ielfs moet be-
kennen, dat hy fijn eygen Stof en Afle,dat is fijn
fterflijk Lichaam niet en kend. Want gelijk hy op
't tweede vootftel van fijn derde Boek in deby-
vc ging rond uyt, alles van de beweging van Jt Li-
chaam poogt af te leyden; foo meend hy de vry-
wiilige denking en bepaling die de Ziel ontrent het
Lichaam, oeffend , daarmede om ver te fmakken,
datter in het Lichaam veel hoedanigheden zijn, die-
men niet en kent;. En dat tot noch toe niet net be-
paald en is ,wat ons Konftig Lichaam kan doen uyt
de Wetten der Natuur, fonder van de Ziel of den-
kende Geeft bepaald te werden : Daar toe ophalen-
de eenigegeringe dingen, die de Menf hen in haar
Slapen en Droomen fomtijds doen, en ook van
de Beeften verrigt werden doch wy antwoorden;
foo het niemand en weet, dat het dan Spinofa ook
niet en weet: En die niet en weet of net kan bepa-
len, hoe een ding waarlijk is; Kan ook niet vol-
ftrekt bepalen, hoe een dingh op, alle wijfen niet
en is.
" Daar heeft ook onlangs een Geneeskundig Wijs-
geer geich reven dat de gemeene gevoel · plaats, daar
de Ziel. al:e FCaporten en Verfchijnfelen ontwaar
Werd, de Ziel ƒ ei ver is. Gevende tot bewijs daar
yan ? dat het finlijk begrijp niet wel anders kan be-
grepen werden dan in de Ziel felve. Doch de fwa-
jri^heyd is niet of het finlijk begrip waarlijk in de
der CWenfth'beelden, &c. jöi
Ziel gefchied, maar waar ter plaats, de finlijk be-
grijpende Ziel , figh voornamelijk onthoud, om de
gefeyde Rapporten te ontfangen; eu hoe fy na
t ontfangen , op haar felven als een verftandigen
Geeft kan denken, en weten hoe, wat en waar door
fy fulx denkt en weet, en daar na beftuyten kan
maken, om het Lichaam door middel van de Dier-
lijke Ziel, dat fijn de Geeften , dus of foo tc bepa-
len. Onies agtens en kanmen om net te fpreken,
niet feggen dat de Ziel eygentlijk plaatfelijk in het
Lichaam woond; veel min feggen dat de plaats der
gewaar-wording de Ziel felve is. Want nadien geen
plaats en kan bedagt werden , als die door een fa-
men fte! van deelen gemaakt werd, en by gevolg
het wefen van een Lichaam moet aan nemen; ioo
volgt dat de famen-ftel gebroken, ofontmaaxelt
zijnde, de Ziel noodfakelijk ook fal ophouden te
zijn. En daarom konnen wy tot dat Gevoelen niet
ligt over gaan.
Om nu volgens onle vöorige grondflag nauwkeu-
rig aan te wijfen hoedanig de Ziel van yder Wer- krijgt van de
king der vijf Sinnen kundfchap krijgt, of hoe de 'Inneo '?<
dingen daar aan werden over gebragt, fulx fou veel vallen,
omflag geven,elk in't byfonder te betoogenjdog na-
dien de Wijlen en Manieren hoe fulx toegaat, meeft
eenftemmig zijn; foo fal, wanneer een van de felve
wel verftaan is,van de reft weynig fwarigheid te ma-
ken zijn. Wy agten dat het gebruyk der Oogen dat
is de Ziening, geenfints de minfte van de vijf Sinnen
moet gefteld werden . en derhalven fal ons diebe-
quaam zijn,om de Werking van de refte te verklaren. 0oOtd? zie.
Om de Ziening wel te verftaan moetmen voor ninge b«- :
afweten dat de voor-werpen verkeerdelijk dat is in vcftiSd'
etn omgekeerden of tegenftrijdige ftand tot het
Ζ 5 Oog
J i 4 Werkelijke befigheden
Oog ingaan; om dat de ftraien die van de uyterfte
punten der voor-werpen komen, voor de opening
van deOog-Appel elkander noodfakelijk moeten
door-fnijden; of't en fouw niet mogelijk zijn datfe
tot het Oog fouden konnen indringen. Gelijkmen
in het toeftellen van een donkere Kamer, alwaar-
men de van-buyten verligte Lichamen , door de
opening van een kleyn gaatje, tegens een wit Papier,
Laken, of Wand, fiet over-komen;; en foo als het
η hier duydelijk in't eerfte voorftel der Vertoog-
Schets. (S.) werd aangewefen. Buyten twijffelfiec
gy in de felve verbeelding wel dat de ftralingen van
den Tooren Α. B. haar niet anders door d'opening
D. konnen fchikken , om de Punten van dat voor-
werp in E. F. te Vormen, als u de felve hier ver-
toond werd; invoegen dat de door fnijding der
ftraien in D. veroorfaakt , dat het Toppunt A. in
E. en de Bafis B. in F. overgaat, en dat alfoo de
Toorn, het zy ook waar op , of waar in die door
Middel van het ligt gevormd werd , niet als ineen
omgekeerden ftand kan voort gebragt werden.
Hoedanig nu de voor-werpen , die niet dan ver-
keerdelijk tot onfe Oogen konnen in komen , van
onsregtftandig en foo alffezijn gefien en geoordeeld
werden , dat verdiend een nader onderfoek , en
wy willen 't hier ook geenfints fchuldigh blijven
cnvct-" duydelijk aan te wijfen- Men moet tot begrip van
itecrdin die, wederom voor afweten, dat de Beeldenilfen
fe°°en°egter voorwerpen niet alleen in de grond van de Oo-
regt van ons gen gefcjiilderd of gevormd werden , en daar ver-
vcrftaanwer- hlijven, maar ook datfe van daar door middel van
dca."" de Gefigt-Zenuwen tot in de HeriTenen onder de
Werking van beweging , door gaan; welke Zenu-
wen met ontelbare Draadjes of Vefelen, over de
gehee-
-ocr page 379-der clMenfch-beelden, &c, 3 63
geheele grond van de Oogen uytgebreyd liggen,,
als u in het tweede voorftel van dele Vertoog-fchets
werd aangewefen. Welke Vertoog-fchets foodanig
in 't algemeen, de Teykenkundige Trek van het
opene der Herifenen , de Oogen, deGefigt-Ze-
nuwen, en de Pijn-Appel Klier vertoonen dat het
ons niet noodig fchijnd,datwe eenige tijd verquiften
om die te verklaren.
Aanmerkt dan liever in de gefeyde Print-ver-
bedding, hoedanig de ftralen van het voorwerp beeld vet-
G τ. 2. 3. elkancfer in't punt van de Oog-appelWaai<J·
door fnijden , en 't voorwerp verkeerdelijk in de
Oogen Β. Β doen invallen; en let op wat wijfe
iy daar yder in een Punt 1. 2. 3. het uyterfte van
een der kleyne Draadjes der Gefigt-Zenuwen C. C.
raken , welke Gefigt-Zenuwe wy gefeyd hebben,
met haar Eynde-Vefelen de gantfche vlakte van 't
Oog overlpreyd te liggen ; hun oorfprong nemen-
de van de innerlijke vlakte der Herifenen D. Nu
foo maakt het ligt, met het voorwerp G. te ver-
ligten dat het op de feke Wijfe in den grond van
de Oogen g'evormd werd, even als de van-buyten
verligte Lichamen in een donkere Kamer door
d'opening van een kleyn gaatje tegens een Doek of
Papier gefchilderd werden. Defe beweging des Ligts
yerooriaakt onder het Vormen der Beelden , foo-
danigen beweging aan des Gefigt-Senuws Vezelen
die in 't Ooggefpreyd liggen, als by Voor-beeld
het Punt 1. van 't voorwerp A. in de Oogen B.B.
dat de geheele Draad der Gefigt-Senuwe tot in de
Herifenen, als in D. i. bewogen werd, en fulx
gefchied ook in d'andere Punten 2. 3. of foo veel
alsmender fig fouw wii]en inbeelden. Rakendeal-
tijd foo veel plaats of ruymte derVefelen, alsd'o-
penrng
-ocr page 380- -ocr page 381-der Menfch-beelden, 3 41
pening der ftraal na Proportie der groote des voor-
werps, en de diftantie uyt welk dat gefien werd ,
groot of kleyn is. Om nu de regtftandige Sieninge
der tegenftrijdige gevormde voor-werpen te verkla-
ren , lbo aanmerkt verder, dat alhoewel de voor-
werpen verkeerdelijk tegen de Draadjes van de Ge-
figt- Senuwe werden aangedrongen, (alswe aireede
in G. B. Bi ι. 2.3. hebben gefien) dat de ftand
van defe Draadjes C.C. 1.2.5. van an^erc
ftand van 't Deel der HeriTenen D. gevolgt werd s
dewelke daar maken dat wederöm eene andere
Schilderie (foomen 't foo noemen magh) in de in-
nerlijke vlakte der Herffenen, die op hun Hollighe-
den onder de Pijn-Appel Klier E. fiet, gevormd
werd; fonder nochtans dat ymand moet meenen ,
dat de Beelden daar yts van hun gelijkheyd behou-
houden , fchoon de Vormingh daar van tot in de
Herifens gaat; Maar dat het alleen de beweging is
waar door defe Schilderie, volgens de breedte, en
fterkte der beweging gemaakt werd; Welke beweeg-
Schilderie on-middelijk tegens de Ziel werkende,
haar foodanigen gevoel en gedagten doed hebben ,
alffer door de Form en de Verwe der gefiene voor-
werpen aan haar werd overgebragt. Invoegen mea
de Natuur van de Ziel foodanig gefield mpet aan-
merken , dat de kragt van de beweging die in de
Deelen der Herffenen gevonden werd van daar de
Draadjes der Gefigt-Senuwe komen, haar *t Gevoel.,
van 't ligt verfchaft, en de Maniere van beweging,
het Gevoel der Verwen , en de verheyd of naby-
heyd doet hebben. Even gelijk de beweging der
Senuwen , die met de Ooren over een komen, haar
de Klanken en byfondere Toonen doen hooren. En
de Senuwen van de Tong haar de Smaken doet frea-
ken*
J i 4 Werkelijke befigheden
ken en lbo voorts met d andere Sinnen, fonder dat-
ter eenige over een koming tuffchen de Denk-beel-
den die fy ontfangt en de beweging die defe Denk-
beelden maken, behoeft te wefen; Wantmen be-
merkt dat een en de felfde kragt van beweging ver-
fcheyde gevoelingen in verfcheyde Werk-tuygen
van onfe Sinnen hebben kan. Gelijk fulx af te ne-
men is, wanneer ymand by Voor- beeld een Vuyft-
llag in de Oogen krijgende, hem dunkt Vonkert
Vuur en Blixem-ftraien uyt fijn Gefigt te ontfprin-
gen: En foo by aldien die ilag voor d'Ooren komt
foo maaktfe een Geluyd: De Reden is om dat de
Draadjes van de Gefigt-Senuwe foodanig bewogen
werden als een fterkLigt of Vuur doenfouw : en
die van de Ooren; als de beweging van eenige Klank
of Geluyd veroorfaakt, foude te weeg brengen. En
gelijk dufdanige Doeningen, aan het Verftand foo-
danig vals alile zijn, werden over gebragt, foo en
kander geen Dwalinge gefeyd werden in het ver-
ftand te zijn diefe alleen lij dig ontfangt, alswe bo-
ven hebben gefeyd. Doch daar werd ligtelijk ge-
dwaald > wanneermen yts van 't ontfangene Oor-
deeld, 't felve toeftemmende of loochenende, eer-
men klaar en onderfcheydentlijk heeft onderfogt,
•hoe en waar door de gehoorde Klanken; en Gefie-
ne Vuur-fpranken gemaakt, en tot ons verftand
over gebragt werden,
^rftaafna Nu iÖ~er noch overigh datwe ook befien, op wat
war zy de wijfe datmen bekennen kan, na wat zijde of Oord
tóen fietd'ge-een v°or-werp dat in onfe Oogen gevormd, en van
wend zijn· ons gefien werd, gekeerd is, of in welke ftand-plaats
het fig bevind. Men moet voorwaar niet meenen
dat ditgefchied dooreen Daad of Beeldnis die uyt
het Gefiene voor-werp komt, maar alleen door de
ftand
-ocr page 383-der Menfch-beelden, 3 41
ftand der deeltjes van de HeriTenen uyt welke de
Senuwen haar oorfprong nemen. Want foo wan-
neer de ftand van de Ledematen onfer Lichamen
veranderd, daar defe Senuwen in geplant zijn, foo
veranderen ook t''elkens de ftanden der Deeltjes in
de HeriTenen; Waar door de Ziel niet alleen kund-
fchap krijgt, in wat plaats yder deel des voor-werps
is 3 maar fy kan ook haar opmerking van daar over
voeren, tot alle plaatfen, die in foo een regte Lijn
vallen, 't Geenwe aldus meenen te verklaren : By
Voor-beeld, wanneer wy blindelings onfe Hand,
Linx of Regts, om Hoog of om Laag uytftrekken,
de Senuwen die in de Hand zijn , brengen een feke-
re verandering in onfe Herffenen te weeg, die aan
de Ziel de Middel verichaft, om te kennen na wat
zijde onfe Hand gekeerd is. Ja de Ziel kan haar Den-
kingen , door de Lengde van een Stok buyten de
Leden uytgaande doen voort gaan; gelijk een blin-
de- Man fijn ftand, door dat Middel gevoeld, fon-
der op fijn Handen te denken. En op defe wijfe werd
ook de Ziel door de beweging der Senuwen ont-
waar , na wat zijde, en hoe wy ons Hoofd en Oo-
gen na eenigen Oord der voor-werpen komen te
keeren.
Soo ftaat'er ook aan te merken dat de bewegin-
gen die het Ligt aan de Draadjes van de Gefigt-
Senuwe maken, niet altijd gelijk zijn, met het Ligt
daar de voor-werpen mede verligt zijn , maar nu
minder dan meerder elkander gelijk zijn; navolgens
de hoegrootheyd der diftantie of tuffchen-ruymte, eff
die daar is tuflchen d'Oog-Appel en het voor-werp. waarom dc
Gelijk dan ook de verkleyning der voor-werpen, en
d'afwifleling der zijden , en de hoedanigheyd van groote di-
fterk en flauw in de Koleuren, (datmen in 't alge-
meen
-ocr page 384-j 68 Werkelijke befgheden
ineen doorfigt-kundige Befchouwing kan noemen,)
al de felve oorfaak hebben. Om dit wel te verftaan s
moetmen weten dat de Gefigt-ftraien altijd een foo-
danigen fchikking inhaarLinien en eynde-punten
in de grond, van 't Oog maken als met de even-re-
digheyd van de ftand van Befchouwing over een
fternd. Voegt'er by dat ook de Kleuren , na Pro-
portie dat de Lugt Dun en Helder , of Dik en
Dampig is, de Verheyd en Nabyheyd, de Tey-
kenkundige Treknoodfakelijk volgen. Het welk-
we met het derde voorftel van gemelde Vertoog-
Schets meenen te betoogen. Laat by Voor-beeld
A. en B. twee Toorens zijn van gelijke hoogte,
ftaande den eerften honderd , den tweeden, twee
honderd Voeten van d'Oog- Appel-punt D. aan-
merkt hoedanigh de Gefigt-ftralen x. 2. van den
Tooren A. door d'Oog-Appel ingaande, in den
grond C. komen, en wat plaats fy aldaar ontrent
3.4. beflaan. Befiet van gelijke hoedanig dè ftra-
len 5. 6. van 't voor-werp B. op de felve wijfe in-
gaande , de grond van 't Oog in 7. 8. beilaan; 't is
fekerdat gy bevinden fult dat de fpatie van de Iaat-
fte, net de helft minder fal zijn dan die van den eer-
ften: En dat de hoegrootheyd des verfchils in de ra-
king van'tOog, even-redig is, met de diftantic
die de voorwerpen tot het Oog-punt, en tot mal-
kander hebben. Want om dat B. eens foo ver van
't Oog-punt ftaat als A. foo werd B. onder foo
veel nauwer beftralingengefien, en komt derhal ven
lbo veel vermindert in 't Ó >g te vallen. Alle welke
dingen d' af beelding foo duydelijk aan wij ft, dat de
Woordelijke verklaring daar niet veel meer weet aan
toe te brengen.
En alhoewel de Lichamen, in een verre diftjntïc
-ocr page 385-der tjMenfch-beelden, &e. 3 6§
feer verminderen, en kieynder als andere die waar- Hoe wy cUe
lijk veel kieynder zijn, in't Oog komen, egtel- en
°ordeelen ^y daarom niet datfe kieynder zijn , als omdeden,
andere haars gelijk , die deun by Hand mogten
Wefen. Want de Maniere en hoebreedheyd van be-
weging met welk de Vormen der voor-werpen aan
de Gefigt-Senuwen gebragt werden, en de kragt
der Verwen, altijd Geproportioneerd zijnde na dé
difhntie en hoeveelheyd der Lugt diefe moeteri
door dringen, maken dat wy door d ervarentheyd
èn de reden weten te Oordeelen, of de voor-werpen
verre of naby zijn, of datfe groot of kley η , of met
dit of dat gelijk , of Verfchillig zijn : Even als een
Verftandig Menfch,een Stok in klaar water ftaande ,
niet krom en oordeeld , fchoonfê door de heffing
van 't water föodanig gebogen fchijnd. En dat wy
fulx meeft doör de Leere, dat is d Ervarentheyd
onderfcheyden , blijkt daar uyt, dat de Kinderen
hier in een geheel ander Oordeel hebben. Soo Oor-
deelen Wy ook van de afgebeelde dingen namelijk iti
Tafereelen of Print-Verbeeldingen : Ja in een Beel-
deken dat naulijx de groote van een Vlieg heeft,kon-
nen wy door de Kennis van de Proportionele fchik-
feing der Leden , en Groot en Kloek Menfch beeld
fien; gelijkwe wederom in tegendeel in een Beeld
dat in groote een volwaifen Man te boven gaat;
niet dan de Trek en 't Lichaam van een Jong Kind
konnen vertoond Vindèn , by aldieri dé Deefen eri
Leden daar aan ióodanig bepaald zijn.
Alsmen aanmerkt dat het ook eensdeels van de
gefeyde Reden afhangt, dat wy de voor-werpen
altijd foo ver agter de Spiegel dunken te zijn , als fy
Waarlijk voor de felve gefield zijn; foo agtenwe dnt
het ons mede tot verklaring van de gefeyde faak"
Α ζ ksn
-ocr page 386-J i 4 Werkelijke befigheden
kan dienen. Want om dat de Lichamen niet anders
dan volgens de vaft gefielde ftand-plaatfe in welke
datfe zijn, en onder de houding en doening van 't
Ligt, alfle in dien oogenbük teffens hebben , tot
op de Opper-vlakte van het Spiegel-glas konnen val-
len; (welkers Natuure is, een ding aan den Befchou-
wers Oog te geven , foo alfle dat ontfangen heeft)
foo konnen ons de voor-werpen niet anders als met
foo veel diftantie, houding en ligt, alfle daar op
gev llen zijn, agter de boven-vlakte des Glas fchij-
nen. alffedaar op gebragt zijn, Eyndelijk diend noch
tot de Sieninge geweten , dat van alle Sienelijke
voor werpen , aan aüe zijden foo veel ftraien af-
vloeyen, dat de gantfche ruymte der Lugt, en vlak-
ten van Aard en Water, foo ver fy in een regte Li-
nie en onbelemmerd konnen uytvallen; daar van
vervuld is. Bk bemerktmen klaar wanneer de Li-
chamen in 't Water fchijnen datmen die in on eyn-
dige Punten en plaatfen befchouwen kan , ja langs
een Water-kant gaande, fchijnenfe door de verwif-
feiing der ftand plaats ons te volgen. Invoegen dat
wy de fel ve nu in dees dan in die plaats konnen fien ,
maar egter niet op vc el of meer als een vlakke plaatfe
tegelijk;. alhoewel het van een ander in 't felve Punt
daar wy 't affchijnfel verlooren hebben, als te voo-
ren noch kan gefien werden, 't Welk bewijft dat
de afvloeyende ftraien der voor-werpen over al ge-
vonden worden. Laat aan den Oever van een ftil
Water tien of meer Perfoonen de Maan in 't Water
fchijnen de, befchouwen, 't is feker dat yder haar
volgens fijn ftand-plaats, niet alleen in een ander
Punt fal fien , maar ook foo dat den eerften, niet
die van den tweeden,noch den tweeden niet van den
derden, noch geen van malkanderen, en fal kon-
nen
Waar door
de dingen in
een Spiegel
foo veel ag-
ter als voor
' de felve
fchijnen te
zijn.
10e Lugt is
vol ftraien
die van de
voor-wer-
pen afvloei-
en.
'der Menfch-beelden, &c. 3 7 i
fien fien. En dus volgt het datter foo veel ftralen
Van de Maan op de vlakte van 't Water en elders val-
ken , alsmender fich on-eyndige Punten kan ver-
beelden te zijn. En derhalven verfchaffen die de
middel datmenfe in yder Punt geheel en ook niet
meer dan enkel fien kan ; 't en ware d opwelling
des Waters nieuwe vlaktens maakte; en dan kan
het gefchieden datmender meer als een fou fien, even
als de Glafen die met veel vlakten geilepen zijnde»
ons een enkel voor-werp, menigwerf teffens doen
fien. En dit is foo kortjes de Werking en de Manie-
re der fiening, om die van de reft der vijf Sinrien
eenigfints verftaanbaarder re maken , dewijl wy
ons tot alle bcfondere dingen niet mogen inlaten.
Wy gaan dan liever tot noch een andere bedenking
over, die tot de Ziel en 't Lichaam, en derhalven
tot de Menfch-kunde behoord.
Het is waarlijk een wigtigh ft uk , en daar alle Hoe ztel
ichrandere V erflanden fig in verlegen vinden; klaar 0« Heikan-
te betoogen hoedani, een ftoffeiijkLichaam met een d« werken»
on-Lichamelijke denkende Geeft , te famen kan
werken , en van malkander konnen aangedaan
Werden; wy weten wel datmen gemeenlijk fegt dat
de Ziek ongemiddeld kundfehap van de vijf Sinnen
bekomt ; doch dat en neemd niet een fiertje van
de fwarigheyd wegh; nadien het onbegrijpelijk is,
pp wat wijfe ongemiddeld op yts te Werken, of mal-
kander aan te doen toe gaat. Al de gefchillige Ge-
voelens ontrent defe ftoffe willenwe met de Vin-
ger niet eens aanraken; alhoewel wy niet befchaamd
zijn hier te feggen hoe wy de faak bevatten. Die
\ nader weet, mag ons Leereri, en wy fullen't hem
dank wijten. Sommige om vele niet ligt betoogba-
re 'dingen in de Ziel te on t vlieden , hebben de rede -
Aa a lij-
J i 4 Werkelijke befigheden
lijke Ziel mede een Lichaam toegefchreven, maar
een foodanigen Lichaam dat uyt feer fijne en geefti-
ge ftof, die edelder dan de reft des Lichaams is,
foude beftaan Daar op wy antwoorden : dat al-
hoewel het moeyelijk valt geheel klaar te begrijpen ,
dat de Ziel een geheel on- Lichamelijk ding zijnde ,
fy nochtans met ons Lichaam en vijf Sinnen een on-
derlinge gemeenfchap heeft,en van malkander kon-
nen aangedaan werden ·, egter meenen wy dat het
niet geheel fwaar valt te verftaan, dat het Denken en
't mede-weten van dat denken , geen Werk-daad
van eenig Lichaam kan zijn, om dat het vlak aan-
loopt tegen 't klare Denk-beeld dat wy van de Ey-
genfchappen eenes Lichaams hebben of maken kon-
nen. Ook en kan de wonderlijke famen-ïoop en
fcbikking der Deelen onfes Lichaams fulx niet voort-
brengen : noch 't en werd niet waarfchijnelijk ge-
maakt , met die in een fijnder of dundcr Lichaam
te ftellen, want minderen meerder, fijnder en gro-
ver en kan 't Geflagt eenes dings niet geheel van
Natuur veranderen. En daarom meenen wy dat het
Gedenk-beeld dat wy van een Lichaam hebben,
(het zy dan .fijn of grof, dat en geeft tot fijn Na-
tuur niet) noit eenig vermogen fal influyten, dat
bequaam is uyt fig felven te denken, veel min fui-
ken denken in en by fig felven bewuft zijn. ïnvoe-
- gen de denkingen t'eenemaal van de dingen diemen
Lichamen kan noemen, onderfcheyden moeten bl'j-
ven. Wy bevinden in ons felven , dat wanneer wy
Onfe Denking alder uytvoerigft van onfe Lichamen
af trekken, en de Geeft ontflaan van de belemme-
ring des Lichaams , en als buyten ons felven gaan»
datwe a's dan de fuyverfte en onbevlektfte Gedag-
ten konnen maken; fonder op eenige Werk-tay-
der Menfch-beelden, 3 41
gen, of Deelen onfes Lichaams te denken ; 't welk
in andere Werkingen van de Geeft daar hetLichaam
toe behoord , foo niet en kan gefchieden; Want voudigjn*
daar moer gelet werden, hoedanig wy de Handen, haar ldvcn'
en de Vingeren of andere Leden in 't behandelen
der dingen moeten beftnuren. En foo gevoelen wy
klaar, dat onfen Geeft te gelijk met ons Lichaam ,
en *t Lichaam met verfcbeyde fijner Leden om dit
of dat verftandelijk te doen , befig is; 't welk wy
in 't Bloot denken dat in de Geeft alleen gefchied,
nieten bevinden;en nochtans in dieWerk-daad ook
moeft vernomen werden , by aldien de Ziel in eenig
fijn l.ichaam beftond, en Werk-tuygcn tot denken
noodig had Dewijl'er geen on-eyndig verfchil tuf-
chen fijne Lichamen en grove Lichamen kan begre-
pen werden;en de eene Werking niet min fijn Werk-
tuygen als d'andere fou noodig hebben te beftuuren,
en daar kuntfehap van te hebben; Waar van wy het
tegendeel in onfeGeeft bevinden,wanneer die alleen,
dat is in haar felven denkende is. Wy begrijpen twee
onderfcheyde Denk-beelden in ons namelijk een van
een denkende Geeft, en een van een uytgebreyd Li-
chaam,dat van die Geeft geregeerd werd; en daarom
befliiyten wy; wat klaar en onderfcheyden van den
anderen begrepen werd, moet ook waarlijk in fig
felven onderfcheyden zijn, en beftaan konnen. Hier
tegen in te brengen datwe verfcheyde bewegingen
konnen doen, fonder op onfe Ledematen te denken »
gelijkwe in 't gaan niet altijd op onfeVoeten denken,
en egter blijven gaan; dat en doet on'es agtens niets
tot de faak: Want behalven dat fulx niet algemeen
isin alle bewegingen, en datter veel bewegingen
grootdeels af hangen van de gemeene Loop der
dierlij ke Geeften; foo isgenoeg aan yder bekend,
Α a 3 dat
- 3 74 PVerkehjke bcfigheden
bekend, dat wanneer onfe gedagten niet wel met de
meefte van onfe Doeningen famen gefpannen zijn, of
elders van onfe befigheyd afgeleyd werden, datwe
dan menigen misilag begaan.Dus Spreken en Schrij-
ven wy dikwils 't een woord voor 't ander; Wy roe-
pen Pieter voor Paulus,ja om datwe dikwils om onfe
Voeten in 'tgaan niet en denken , loopenwe ons ey-
gen Woon-Huys op den klaren dag voor by En de
Bruyd was met haar Lieffte foo diep in de Praat ver-
feyld, datre het Borft- gat van haar eygen Hemd ,
tot onder aan den Boot'd toe open fneed. Siet foo
Werkenwe wel fomtijds fonder op de Werk-tuy-
gen, en deilof diewe behandelen verftandelijken
aandagtelijk te denken. Maar te denken datwe den-
ken konnen fonder denken , dat is fonder Kennis of
ontwaar wording der Werk tuygen waar door wy
in 't denken werken (want dat fou moeten volgen
foo de Ziel een Lichaam was) fulx is t eenemaal be-
lachelijk
pe dingen Dat nu de denkende Geeft , op de Werk-tuygen
flaatTziiT" van ons Lichaam werkt, en datwe ons daar «a ver-
ook ieker. (landelijk met een bewuftheyd van ons doen , be-
ίΜίΛΛηιηίΊΐ ι ·» τ J T'T
wegen en bepalen daarwe willen, dat ondervinden
wy yder oogenbük in ons fel ven. Maar omdatwy
de Wijle en Maniereniet en verftaan hoe fulx toe-
gaat , daarpm kan het evenwel geen Wijsheyd hee-
ten, te loochenen dat fulx waarlijk gefchied; noch
reden genoeg geven , om te ge'iooven, dat de den-
kende Geeft een dun Lichaam is, en dat de Mo-
gen theyd des denkens, willen en verftaan , 't vry-
willig werken , en 't mede weten der Conlcientie ,
afhangen van de KonliigeSamen-ftel onferLichaf
men, Dierlijke Geeften , Ingewanden, Aderen,
Slag-Aderen en omloop des Bloeds, en diergelijke
ïcnoonmcii
de maniere
fiiet en be·
der <LMenfch'beelden, &c, 375
dingen die wel een gemeenen Samen-loop met en nefamen-
tot malkander hebben , maar die alle te famen aan-
gemerkt, ons hoe langm'er ook op denkt, geen ften tonnen
klaar en fuyvere gedagte of Denk- beeld konnen ge f®„ne°en~
ven van de mogentheyd der vry willige Denking en voortbren-
mede bewuftheyd hares felfs Werking. Voorwaar ^"·
daar zijn meer dingen die wy klaar verftaan datfe
zijn of waarlijk konnen zijn; En die wy ook om
datfe uyt een waaragtig beginfel voortkomen by
goed gevolg toeftaan en gelooven datfe zijn, alhoe-
wel wy de wijfeen mahiere hoefe zijn en famen be-
ftaan,niet klaar en begrijpen.En daarom ïffet noodfa-
kelijk datmen in dufdanige ftoffe , onderfcheyd
maakt, tuffchèn Verftaan en Begrijpen, 'tGeen-
men verftaat , taftmen cn voeldinen alleen met het
Verftand en 'i Oordeel dat het is : maar st geenmen
begrijpt, omhelftmen foodanigh in fijn Gedenk-
beelden datmen 't felve geheel van voor tot agter be-
vat ; en de Maniere hoe fulx in alles watter toe be-
hoord , ten klaarften door fict. Soo verftaatmen al-
leen , wat een On-eyndige Linie feggen wil, en wat
Eeuwig is; Maar wy en konnen geen klaar Denk-
beeld in ons vinden , waar door wy een on-eyndige
Linie of de duuring van d Eeuwigheyd bevatten,
fouden , om dat ons Verftand en Begrijp eyndig en
bepaald is; en het een groote tegenftrijdigheyd is,
te willen dat het eyndige of bepaalde, het on-eyn-
dige begrijpt, of het onbepaalde fou omfchrijven.
Wy begrijpen klaar hoe en wat een Dry-hoek voor
een ding is, en wy konnen een waaragtig Denk-
beeld van deffelfs Figuur in ons vinden ; Doch wy
en konnen geen klaar en onderfcheyden Denk-beeld
van een Figuur of Lichaam in ons maken of krij-
gen , dat honderd duyfend hoeken heeft; alhoe-
Aa 4 wel
-ocr page 392-wel wy uyt de klaar begrepen Dry-hoek. door ver-
dubbeling der Getallen voort gaande, feker ver-
ftaan , datter een ding kan wefen dat honderd duy-
fend Hoeken heeft. Sulx datter alfoo weynig reden
pm te loochenen of te twijffelen van de alleen ver-
fiaanbare wijfe, als van de begrijpbare wijiè, over-
blijft. Wy beiluyt en dan, dat het de Sterffelijkheyd
jn dit Leven alleen vergunt is maar ten deele te
kennen , en flegts een kleyn ftukjc van de fake te
verftaan, op dat des Menfchen Geeft fou onder-
wefen werden van 't mindere tot het meerdere, dat
is van het Schepfel tot den Schepper op te klimmen ,
en met geheel fijn wetens-luft daar in teeyndigen.
Welk heylfaam en trooftelijk gevoelen wy veel lie-
ver ornhelfèn, dan dat wy metSpinofa willen ge-
looven,dat al onfe Bewegingen. Willen en Denken,
maar byfondere toe-eygeningen zijn, die afhan-
gen van den algemeenen Chaos of Baya rt van 't
Heel-Al ; Sulx dat niemand Grooter of Kleyn-
der, Geringer noch Heerlijker Denking , Bewe-
gingh , Daden noch Werkingh kan voort bren-
gen , als het ontfangen kleyn gedeelte is dat hy
van de heele Klomp der Natuure uyt maakt; wel-
ke Natuure door haar Wefentheyd, hy begrijpt
een oorfaak van haar felfs te zijn.
É
-ocr page 393-der tJMenfch-beelden, 'iSc. 3 77
HET X- HOOFD-STUK.
fan de inwendige Leeft of Schets des
Menfchen-beeids, namelijk , bet
Μaaxel en Koppeling der
Beenen.
LAat ons nu fandelen van de Gebeenten, of om jjeencn
Schilderagtig te fpreken, yan de Schets en in- zij" als dc
wendige Leeft des Menfchen· beelds; op datmen van
daar van grondige Kennis hebbende, niet alleen te >>« Menfch-·
beter foude konnen verftaan alle't gene wy inditBedd*
gevolg van de Muskelen fullen aanmerken, maar op
dat daar door ook mogt gefien werden, dat alles
Watwe tot hier van de Beroerlijkheyd en beweging
der Beelden gefeyd hebben , met het inwendig Ge-
raamte , en Koppeling der Lede-beenen, ten uyter-
ften over een ftemd; en datter geen Aclie of Daad
aan 't Lichaam, dat is het iienelijk en uyterlijk
Vlees mogelijk is toe gefchreven , die het inwendig
geftel der Beenen, (diewe als de Gebinten in een
Huys Gebouw , of liever als deRaders van een
XJur-werk aanmerken) geheel niet en konnen lij-
den. En nadien wy in de verhandeling derMuskelen,
dikwils fullen genoodfaakt zijn aan te wijfen, door
welke Muskei, dit of dat Been bewogen werd , en
waar en ontrent welke uytfcheut en Koppeling fy
ingeplant is, en foo voorts, foo hebbenwe daar toe
twee Geraamten verforgt , die op verfcheyde ftand
gefien werdende, door de by- geftelde Tal- Letteren
ligtelijk inde Vertoog.Schets en in de volgende ver-
Λ ' 1 ' s— t l
-ocr page 394-378, Èeen-Koppeling
waarom de- klaring fullen konnen gevonden werden. Gelijkwe
buytendlen dan ook daarom willen dat de Afbeelding der Ge-
'tEoek op- beenten na de Slinker, en de Vertoog-Schetfen der
Muikelen ter regter plaats na de Regter-Hand buy-
ten 't Boek op geilagen fal werden, op datmen
die, geduurendé de geheele Befchrij ving der felve,
tegens den anderen foude konnen befien, vergelij-
ken en groot nut daar van hebben. Want wan-
neer wy de Beenen na malkander in haar Naam
Order die plaats en dienft fullen verklaard hebben , fullen wy
klare" vanr" ook de Muskelen aanwijfen; en van de mcefte re-
de kenfchap geven aan welk Been fy haar begin nemen,
fullen hou- hoefe haar inplanten, en welken Uien ft van bewe-
den. ging fy ontrent foodanigen Been of Lid hebben ;
't Welk dan uyt die der Muskelen in de Af-beel-
ding der Beenen fal konnen na gefien werden,
wat nut de Voor af moetmen aanmerken dat de Beenen tot
>s Menfchen het geftel van 's Menfchen Lichaam verfcheyde
doenara noodfakelijkheden hebben , waar van de voornaam-
fte konnen gefeyd werden defe te zijn: Lerftelijk ioo
dienen fy tot desLichaams ftevigheyd en vaftig-
heyd: Ten tweeden om eenige binnen gelegen Dee-
len te befchermen; Gelijk het Bekkeneel de Herf-
fenen, en de Zenuwen der Sinnen en meer andere
Edele Deelen; als mede de Ribben en Schouder-
bladen , de inwendige Deelen van de Borft. Ten
derden zijn de Beenen dienftig tot de Gang, en het
net en feker beftuuren der Leden in allerhande be-
weging : Waarom het dan ook ten hoogden nood-
fakelij k is dat de Beenen veel in getal, en verfchey-
de van fatfoen Ingeledet, en op menigerhan^e wijfe
gebogen konnen werden. En'ten ware dit fooge~
fteld was, foo fouden de Menfchen moeten kruy-
pen als de Wormen en Slangen , die fulx alleen
by
-ocr page 395-der Menfch-beelden, 3 41
by gebrek der veelderhande Leden en Beenen moe-
ten doen, De Beenen zijn voorts wat diep binnen
en in 't midden van 't Vlees gelegen op datfe als Fon-
dament-Palen en Stijlen het Lichaam op houden
fouden. Én op datfe lang fouden ftand houden en
niet vergaan, werdeniê van het Vleefch bewaard.
Die hun bemoeyd hebben met de Beenen te tel- "^"«a
len, brengen die op een Getal van 24.9. ook wel Menicheu
op 304. andere op foo veel allfer dagen in 't Jaar
komen,namelijk 365, De Joden feggen datter even
foo veel Beenen of Leden aan des Menfchen Lichaam
gemaakt zijn , als haar Geboden t'onderhouden zijn
gegeven : Die ook met die van de dagen des Jaars
over een ftemmen ; op datfe die daar by fouden
konnen Leeren onthouden en volbrengen. Andere
tellen maar 206, Beenen.
De Beenderen zijn op verfcheyde wij!en famen "°ne
gevoegt: Eenige zijn met Geleden, andere door men ge-
famen groey-inge vaft. Die met Geleden zijn, heb-voesd*
ben beweging, en zijn foodanig gefield datter een
Been is dat ontfangt, en een ander dat ontfangen
werd, alsmen aan de Dye en het Heupe-Been fiet:
Ook ilfer een onderlinge Ontfanging die in malkan-
der gaat; gelijk als aan het Schouder-Been en den El-
leboog gefchied: alwaar 't een Been van 'c andere
ontfangen werd, en felfs wederom ontfangt; en defe
maken dat de Leden langer zijn gebogen, dan wan-
neer dieregt uytgefteken zijn, omdatfe namelijk in
malkander fchieten; alswe vooren aireede over den
Erm hebben gefeyd.
De Beenen door famen-groey-ing vaft, zijn door
Spijker-wijfe invoegingh, door Kraak-Beenen en
Banden Vaft gefet ·. En hebben geen bewegii g op
haar felven. De Hoofden der Beenen zijn meteen
hard
-ocr page 396-380, Èeen-Koppeling
hard en glad Kraak-Beenig Smeerfel bekleed, op
datfê door het tegens elkander vrij ven niet fouden
Quetfen nqch Pijn verwekken; daarom dat het
noodig was dat het felve Hoorn-agtig en ongevoelig
gefteld wierd; als mede om de Holligheden te vul-
len ; gelijk ook de grootfte Beenen tot een merke-
lijke verligting in de beweging meeft Hol > en niet
Maffijf dat is Louter of hegt gemaakt zijn: met vog-
tig Merg van binnen voorfien, dat als een fagte
Olie geduurigh door de Sponfugtige Bulten en
Knoopen in de Pannen der Geleden inzijpekhom de
Gewrigten tot allerhande Doening gangvaardig te
houden. Defe vogtigheyd in de Öude Luyden op-
droogende, en de Knoopen hard werdende, veroor-
faakt, datie als verroeftYier-Werk, Stram, Kreu-
pel en ftijf ter Gang werden. En daarom fegtmen ,
Stok-Oud , als ymand dor en droog van Ouder-
dom is uytgeteerd. Maar laat ons de Beenen nader
in haar Koppeling en famen-ftel gaan befien; de ge-
breken en ontwrigtingen daar van den Heel Mee-
fters bevolen latende: die daarom de Leeringen der
Beenkunde ten uyterften van nooden hebben , als
den grooten Hippokrates in fekeren Brief aan fijnen
Soone Tbejfalas, ernftig belafte.
Verklaring over de ^Print-verbeelding van
de Gebeenten des Menfchen-Beeld.
Mog^scheu I. Het Voor-Hoofds-Been, anders alleen het
"k»er Voor-Hoofd genoemd. Is dat groote en voorfte
Band'buuén Been van 't Bekkeneel, welke het gantfche Voor-
>t Boek uyt.· Hoofd maakt. Siet het Beeld A.
°"ade· 2. Het Agter-Hoofd befiet het Beeld B.
3. Beyde de Zijde-Schotels die de Kruyn van
-ocr page 397-der Menfchbeelden. 3 8 a
't hooft formeeren;dat ook het Opper-Hoofds Been
genoemd werd : Is niet uyt een Been maar uyt twee
gemaakt, en met Naden aan den anderen gevoegd,
die door middel van Zaag-Tanden in malkander
fluyten; welke Naden onderfcheydelijk van trek
worden gevonden ; als ons d'ontleders getuygen :
fiet tot kennis van defe geiêyde, de Beeldnis. B. Daar
fijnder die meenen dat het bekkeneel met dusdanige
Naden is aan den anderen gefet, om te verhoeden dat
het foo ligt in't vallen en ftooten niet breken fou;
want dus fietmen dat een gcfcheurde Pot in het aan-
ftooten minder noot van breken heeft dan een gehee-
len, om dat namelijk de deelen konnen mede geven;
't welk in een gekeele niet konnende gefchieden
(want daar ftaan al de deelen even ftrak tot malkan-
der uytgefpannen, fonder voor malkander te kon-
nen wijken) foo berftenfe ligt aan ftukken, voor een
kleen geweld.
4, Slaap-Beenderen , anders ook bey de Slapen
des Hoofds genoemd: Zijnde als fchubben te weder-
fijds des Hoofds aan de Opper-Hoofds Beenen (3,)
Samen gevoegd ; Siet de Beeldnis A. en B.
5. 't Opperfte Kaak-Been, is dat deel van 't Ge-
beente des Hoofds dat fijn plaats heeft boven onder
't Yoor-Hoofds Been (i) hebbende Twaalf Beenen,
die famen de Oogkuilen, Tanden, Neufe en gehe-
melte van de Mond uyt maken. Befiet de Beeld·»
nis. A.
6· Het Juk-Been. Befiet de Beeldnis. A.
7· De Tepelagtige uytfeheut. Befiet de Beeld-
nis A.
8. 't Onderfte Kaak- Been dat als met een halven
Cirkel het onderfte gedeelte volmaakt; vervattende
de Kailc der Tanden. Befiet de Beeldnis A.
9. De
-ocr page 398-382, Èeen-Koppeling
9. De Nek, hebbende feven Wervel-Beenderen^
d'eerfte van boven af te teilen nöemd men Atlas
of Weereld-Drager , om dat fy het Hoofd draagt.
De tweede den Omdrayer , van wegen fijn bedie-
ning dien hy in 't omwenden van 't Hoofd heeft.
Den derden werd gemeenlijk den Α s genoemd.
d'Andere hebben geen byfondere namen. Beiiet de
gefeyde in 't Beeld Α. van voren , en in Β. van ach-
ter. Over het maakfel en gebruyk der Menfchelijke
Ledematen hebbenwe vooren yets wegen de voor-
teekenen der Hallen aangemerkt, als mede van den
Nek of agterzijde des Hals: Men moet'er niet
vergeten by te voegen, 't geen ons hier te binnen
fchiet; namelijk dat een Hals of Nek die digt met
Hayr befet is, Mildheyd, Sterckte en gröotsheyd
te kennen geeft. In onfèjonkheyd hebbenwe wel
hooren feggen, dat wanneer het Hayr in de Ν ek-
put van de Meysjes boven gewoonte Krulde ?
datfe dan op Jt Tipje of Zayfoen van haar jeugdige
tijt, dat is, Man-Ziek waren : Die de Knobbelen
van de Nek-werwels veel na buyten uytfteken, heb-
ben dikwils noot van een fpijtigen Bek. Een dik-
ken Nek, houtmen voor een tecken van onwetent-
heyd. Doch defe waarnemingen behooren tot een
voegfamer plaats.
ι o. Den Rugge, hebbende twaalf Wervel Been-
deren , makende met den Nek (9) ende Lende-
wervels fio) den ganfchen Rugge-graat, door 24
Beenen, by eenige Pater Nofter genoemd : I e we-
ten 7. voor den Nek als gefeyd is ; ) 2 hier voor
den rugg, beginnende onder de laatfte Nekwervel»
en eyndigt aan 't begin van de Lendenen die vijf
Wervels heeft. Door defe wert het lichaam op vcr"
fcheyde wijfe gedrayd: Sijn alle niet even gr00t
der <LMenfch'beelden, &c, 383
ïioch dik, maar d'onderfte fijn de breetfte, en loo-
pen na boven kieynder toe : fijn alle Iaam gebonden
door Ligamenten 5 het eene omvat het ander en
word wederom van een ander omvat. Befiet de
Beeldnis Β en de getallen , 1. 2. 3. en andere daar op
aangeteekent.
11. De Lendenen , hebbende vijf Wervel-Been*
ders; beginnende onder de twaalfde Wervel van den
Rugge, en eyndigtaanhetSteert-Been. Befiet de
Beeldnis A. en B.
12. Het Heylig Been, on-eygentlijkfogenoemd
ten aanfien van de plaatshebbende vijf of fes beentjes
aan den anderen verknogt; is een in 't geheel dry-
kantig Been , dat als het Fondament en Bafisvan
het Opperlijf, alle de Wervels van den Rugge-graat
draagt. Befiet voor en achter de Beeldnis. A. en B·.
Men moet vaftelijk gelooven dat de menfchen , die
eenfoort van een Steert achter aan den aars heb-
ben, gelijker waarlijk foodanige gevonden worden,
't felve niet anders is, als een uytwas van een verlengd
Steerd-Been, dat uyt drie of vier Beentjes gemeen-
lijk beftaat, aan welk de natuur by toeval haar pligt-
vergetende, daar twee, dry of meer Beentjes aan
Koppeld, en foo een Steerd maakt. Men heeft ons
wijsgemaakt dat dit meer in Engeland dan elders
gebeurd. En ontrent 20 Jaer geleden was binnen
-Amfterdam een Schotfe Jongen die een Steerd van 4
vingeren breet had; als ons d'oog-getuygen hebben
verhaald, die hem hier binnen Amfterdam op Cin-
gel, niet wijd van de Jan Roonpoorts Toorn meer
dan eens hebben fien fwemmen. Dat de Engelanders
Steerten Worden bygenaamd, word van een feldfa-
me Hiftorie afgeieyd : namelijk dat in feker tijd van
vervolging eens vromen Biflchop, van fommige bal-
dadigs
384, Èeen-Koppeling
dadige Engelie Viifers , door een onophoüdelijck
werpen van Roche-S teert en , mishandelt en uytge-
drevenwierd: die tot wrake van fijn leet aan defe
Natie uyt riep: Godtflrafu met Steerten.
ι 3. De Kreeft of Borft-Been; is gantfch Kraak-
beenigh, Ligt tot befcherming van d inwendige
partyen op de Borft en Ribben; diend ook om't
Middelrif op te houden, en om de vafte Ribben
t'faam te vergaderen. Werd van velebreeder Ver-
beeld , dan men in 't leven fomtijts vint. Befiet de
Beeldnis. A.
Hoedanig voorts de Ribben daar in eyndigen
kan meni aan d'eerfte Beeldnis Vlak van vooren fien.
De Ribben zijn twaalfih getal te wederfijts,of 24 te
iamen, aanyder zijde feven egte en vijf on egte;
welke laatfte, om datfe met vaft Been niet geheel tot
in het Borft-Been doorgaan, valfche Ribben in dé
wandeling genoemd werden. En gelijck de naamen
en benamingen der dingen alleen uy tgevonden zijn ,
om de dingen t' onderfcheyden, en fomtijts ook ee-
nige eygenfchap uyt te drukken; foo dunkt het ons
wonder dat den vermaarden Heer Bontekoe in zijn
Heel- Meefters Roskam (daar in hy ook al denamen
der Beenderen tot de Befpiegeling der Heelkonft wii
uytwilfen) onder allen van de gefeyde Ribben
vraagt; "Wat Valsbejd datfe bedreven hebben - dat
menie fo noemd ? Voorwaar een Mannelijke vraag,
maar die een Kind beantwoorden fou.
De feven egte Ribben beginnen boven onder het
Sleutel Been; na de getallen in de Vertoogfchets: 1.
%. 3.4. j. 6. 7. die alle iij. het Borft-Been, (13) ver-
eenigt werden. De vijf onegte of Baftert Ribben,
fijn korter en worden niet tot aan het Borft Been ge-
bragt ; gelijk te fien is in de getallen, 8.9. ι o. 1' ·12»
Haai
-ocr page 401-' der Menfth-beelden38 ƒ
«*
tiaar plaats is in de Zijden. Hun gedaante, Boogs-
wijs ront als een Hoepelftek : waarvan ook het
Spreekwoord fchijnd afkomftig te zijn , alsmen een
tnageren Hond of Paard fiet, die de Ribben door
de Huyd Puylen, datmen van hem fegt, dat hy
by de Kuyper is te gaft geweeft. Het gebruyk der
feven Egte Ribben is tot Befcherming des Borfts
én wat daar binnen fchuyid; als namelijk het Herte,
de Maag, Long en andere; als mede ook eenig-
fints tot het Ademen. Ónder de gemeene Man is
een gevoelen geweeft en 't gaat by fommige noch
in fwangh, dat de Man een Ribbe minder iöude
hebben dan de Vrouw; fulx de Vrouwen twaalf, de
Mannen flegts elf Ribben fouden hebben; enmee-
hen wel degelijk dat fulx uyt de Hiftorie van de
Schepping volgd; om datter gefeyd werd dat God
een Ribbe uyt Adams zijde nam en maakte daar
een Wijf uyt, en floot de plaats met Vlees toe.
Men kander op antwoorden dat by aldien het feker
waar dat Adam een Ribb minder aan 't lijf heeft ge-
had dan wy (alhoewel den Schepper wel een ove-
rige Ribbe in hem had konnen maken om namaals
't Wijf van een Vlees en Been te formeeren) het ge-
heel niet noptfakelijk en volgd in de nakomelingen
Van 't Manrt'elijk geflagt; om dat het ftrijd tegen de
gemeene Wijfe en Orden der Voort-teeling : Want
de Krepéle en Verlamde Leden der Ouders en gaan
biet Natuyflijk of Nootfakelijk over in de Kinde-
ren. Dus teelen Blinde Ouders, Ziende Kinderen,
die met een Oog, Kinderen met twee; Ja fonder
Handen met twee Handen; gelijkwe dan ook dage-
lijx fien dat de enkele,dubbele Schepfelen voortbren-
gen ; en datter op eene reys, twee en drie Kinde-
ren tegelijk geboorenWerden. De Joden feggen dat
Β b Adam
Adam en Eva met de Ruggen aan malkanderen gc-
fchapenzijn; en datle naderhand midden doorge-
kloven zijn: In voegen dat het geen Adam eerft een
Laft van agteren was, daar na een hulpe van vooren,
voor hem wierd. Doch die gedagten en komen foo
heel nett met Mofes niet overeen. D'ontleders mer-
ken in de Lichamen der Vrouwen aan, dat de Kraak-
Beenen van de bovenfte Ribben vafter vanftof dan
de onderfte zijn; om dat de Borften der Vrouwen
een groote fwaarte by brengen. Sterke Mannen fijn
gemeenlijk wel Geribd ; maar men bevind datfe
dikwils wat haal lig van Hooft zijn. Die effene en
kleyne fwakke Ribben hebben , zijn Wijfagtig
en Teer.
14.. De Sleutel-beenen , komen wederfijts als
men fiet , Een : en fy werden foo genoemd,
om datfe de Borft beiluyten , en de Form hebben
van Oude Sleutelen die men eerftijts gebruykte.
Voor aan de Krop fijnfe een weynig Krom en Hol,
om datlê de doorgaande Vaten niet en fouden be-
nauwen : in de Vrouwen fchijnenfe wat minder ge-
bogen , om de Schoonheyd van den Boeièm te ver-
meerderen : Gelijk men ook wel ontwaer werd wan-
neer die aanfchreepige Hallen, Mager en Dor uyt-
fteken, het gans onbevallig ftaat; en wy fouden de
Vryfters die foo gefteld zijn, raden die liever te dek-
ken, dan veer te ontblooten, want het en brengd ha-
ren Boefèm geheel geen Schoonheyd aan. En ge-
lijk de Vrouwen de Sleutel-beenen eenigfints Regter
dan de Mannen hebben, foo meendmen dat haar
fulx ook belet de Ermen foo Swak en Geiwind te
bewegen als de M annen : ook konnenfe niet wel een
Steen werpen, fonder een Beent;e te Ligten.
15 Een Beendat d'ontleders Ammium noemen,
-ocr page 403-der Menfch-beelden„ 387
lijnde dat gene door welk het Sleutel been met het
Schouder-blad vereenigd is.
16. De Schouder-Bladert, of Schouder-Blads-
Beenen; lijnde te Wederfijts een, is Breed en Dun
in 't Midden, maar in de uytfteêkfels is het Dik; lig-
gen achter op de Ribben, gelijk als een Schild. Haar
Form is drykant en byna als een Kuypers Drijf-
houd. Het diend tot fterkte van de Ribben ook tot
bewaringe van 't Hert en inplanting der Spieren j
van binnen fijnfe Hollagtig en met Vlees gevuld;
miflfchien om datfe niet te hart op de Ribben fouden
drukken. En Werden noch in vier onderfcheyden
gedeelten, aangemerkt. Befiet van 't gefeyde alleen
ie Beeldnis B.
17. De Ribb, Rug of Doorn van't Schouder-
blad. Befiet de Beeldnis B.
ι §. De Voet van 't Schouderblad. Siet de Beeld-
nis B.
19. 'tOnderfte Ribbeken van't Schouder-blad.
Siet de fehde. ,
20. Den Hals van 5t Schouder-blad.Siet de voor-
gaande Beeldnis.
ai. Den Ravensbek. Siet de Verbeelding A.;
zi. Het Erm-been , zijnde Gróót en Sterk?
heeft boven en rond Aanwas, daar mede het met
een Lofie geleding in het Sichouder-blad famen kop-
peld, en het Hooft des Erm- beens genoemd werdo
Siet de Beeldnis A, ontrent de talletteren 23. On-
der iiTet aan de groote en kleyneEliepijp met twee
uytfeheuten famen gevöegd. Siet het Erm-been in
de Beeldnis. A. en B. op de gefeyde tal-letteren.
23· Hooft des Erm beens, daar mede het aah
het Schouder-Blad famen Koppeld en indrayd. Be-
fiet de Beeldnis A, en B.
Bb ζ 24. De
-ocr page 404-388, Èeen-Koppeling
24. De buytenfte uytfcheut des Erm-beens »
daar het Erm-been neffens de binnenfte uytfcheut
mede aan de EUepijp vereenigt of Samengevoegt is.
Sxet de Verbeelding A. en B.
2 y. De binnenfte uytfcheut des Erm-beens, daar
het Arm-been neffens de buytenfte uytfcheut mede
aan de Elle-Pijp vervoegd is. Siet de eerfte en tweede
Beeldnis. Dit Been en de bult vand 't Elle-been gaan
in 't uytfteeken van den Erm in malkander, en in 't
toevouwen of buygen van den Erm gaanfe weder-
om uyt malkander , en maken dat een gebogen
Erm langer dan een rechten Erm is; alswe vooren
hebben aangewefen.
26. De Ell ofE'lebeen, datmen ten opfigt van
het kleyne, het groot EHe-beett magh noemen; om
datfe twee ziju. Sy wijken in't midden een weynig
van malkander. De kleyne noemtmen de Speek ,
of kleyne Elle-Pijp: De Cubitus of Ellewierd by
d'Antyken voor een Maat gehouden daarmen ge-
bouwen en andere groote dingen mede plagt te Me-
ten , alswe in de Bouwkunde hebben aangeteekend.
Beiiet de Plaats en Gedaante van 't Ellebeen, in de
Beeldnis A. en B.
27. De Bult van *t Ellebeen. Siet de Beeldnis.A.
28. Een uytfcheut onder aan de Ell by d'Ontle-
ders Styloides genaamd. Siet de Beeldnis Α.
29 De Speek, of Kleyn Ellebeen fijn de de twee-
de van de Elle- Pijp als boven gefeyd is, Siet de ver-
beelding A. en B.
30. De Werffof Gewrigte des Hands of Voor-
hands. Hebbende in alles agt Beendjes; werd de
Voorhand genoemd tot onderfcheyd van deMiddel-
werf des hands die hieraan volgd; Siet de gefeyde
in de Beeldnis A. en B»
der Menfch-beelden, 3 41
31. De Middelwerf des Hands of de Palm, heb-
bende vier Beendies. Siet de Beeldnis, A.
li. De Vingeren, zijnde vijf in't getal, hebben-
de yder dry Beendjes en vijftien te famen. Siet de
Beeldnis A.
33. 't Been fonder-naam, dat ook het Heup,
been genaamd werd. Maargevoegfaamin driedee-
len onderfcheyden ; namelijk in de Heup , fiet de
talletteren 34. in het Ys-been, Siet de Beeldnis A,
55· en inden Manbaren Stoel ; anders het Been
der Schamelheyd genoemd. Siet d'Afbeeldingh
A, 3<5.
34. De Heup of Darm-been, foo genoemd om
dat de D-rmen daarin als in een Schotel komen te
ruften. Zijnde in de Vrouwen wat breeder dan in
de Mannen ; miiTchien om't Kinder-dragen. Siet
d* Afbeelding A. Dit Been in de Baring fomtijts
wat verkragt fijnde, brengd te weeg dat de Vrou-
wen fomt jds een Kraam-been overhouden.
3 f. Het Ys-been. Befiet de Beeldnis A.
3 6. De Manbare Stoel, of Been dei Schamel-
heyd : men fegt dat het in de Vrouwen wat ruymer
is dan in de Mannen, om het Kinderbaren te hulp
te komen. Befiet de Beeldnis. A.
37. Het Dye, or Dgye-been ; Zijnde groot
en wel hetlangfte van't ganiche Lichaam. Onder
fwaydheteen weynig innewaarts na de knyetoe.
Het bovendeel heeft dry uytfteekfels. Eerft het
Hoofd als het grootfte > is met een ronden Knobbel
i» *t Hol van 't Heup-been geplant ; fiet de Beeld-
nis A. 38. Het tweede is uytwendig, den Grooten
Omdrayer f Trocbanter Major 39) genoemd. Het
derden is inwendig , en werd den Kleynen Om-
drayer ( Trocbamtr Minor ) geheeten. Siet de Beeld-
Bb ι sis
-ocr page 406-3 Been-Koppeling
nis A. 4®. Het onderfte gedeelte werd met een dub-
bel Hoofd, en de Knye-Schijf door onderlinge in-
fchieting aan het Been vereenigt Befiet het Voor-
noemde Dye been , in de Beeldnis A. enB·
38. Het Hoofd van het Dye-Been. Siet de Beeld»
nis. A.
2 9. D'uytwendigen of Grooten Omdrayer van
het Dye Been. Beiiet de Beeldnis. A.
40- D'inwendigen of Kleynen Omdrayer van
het Dye-been. Beiiet de Verbeelding A.
41. De binnenfte onder-Uy tfcheut van het Dye-
Been. Siet de Beeldnis A. en B.
41. Buytenfte onder-Uy tfcheut van het Dye-
Been. Siet de Beeldnis A. en B.
43. De Knye-Schijf, zijnde een Ronden Breed
Been dat beweeglijk is. Sijn Gebiuyk is het Lid
vaftigheyd te geven in het buygem Siet d'Af-Beel·
ding A.
44. 't Scheen been,komendetuifchende Kny
en de enkel, beftaande in fijn geheel uyt twee Bee-
nen , even als den onder Erm of Elle-Been.
"t Grootfte noemtmen eygentlijkhetScheen-Been;
en 't ander de Speek of Kuyt-been. 't Groot
Scheen-been heeft boven een uytfteekfel, dat van
deDyeontfangen werd. Van vorenis het Langs-
heen Scherp; waarom wy in 'c ftooten der Scheenen
ook ligt een fcherpe Pijn gewaar werden. Het is
mede met weynig Vleefch overkleed,om de Schoon-
heyd en Cieraat der Beenen. En gelijk de Oogen
vooren in 't Hoofd gefteld zijn tot wagters , ook
voor de Scheenen , foo fietmen dat de Beenen van
agteren met meerder Vlees verforgd fijn, om haar
felven te bewaren. Siet d'Afbeeldingen A.en B.
45. De Speek of Kuyt-Been zijnde vry Kleyn-
i" ■· - . - - ■ ..
-ocr page 407-° der tJMenfih'beeldenl
der en Dunder dan het Scheen-been. Aan welk dat
het onder en boven vaft gehegt is, maar in het mid-
den van den anderen Wat afgeweken : Befiet de Af-
beelding A. en B.
46. De binnenfte Enkel. Siet de Bceldnis A.
47. De buytenfte Enkel. Befiet de Beeldnis A:
en B.
48· Het Schuytwijfe-been. Siet de voorige
Beeldnis.
49. De Hiel. Befiet de Beeldnis. B.
50. De Voet, of Agtervoet , hebbende feven
beendjes, te weten, OsCalcis, 'tHiel-been. Aflra-
galis, 't Koot-been. Os Nav'tculare , 't Schipwijiê-
been. Os Cubi-forme. 't Teerling wij fe-been. En de
drylaatfte werden in*t Algemeen, Os Cunei-forme\
dat is, Wigge-beenderen by d'Ontleders genoemd.
Siet de Beeldnis. A.
51. De Middel-Voet of Plant van de Voet be-
ftaande uyt vyf Beendjes. Siet de Beeldnis. A.
5Z. De Teenen of Toonen, fijn even als de
Vingeren vijfin 't getal. Hebbende yder dry leden;
behalven den Grooten Toon; en over fulx 14 t'fa-
men, Befiet de Beeldnis A. en B. En dit is foo,
wat aangaat de Verklaring der Beenderen. Nu
fullen wy in *t volgende Hooftftuk de Muskelen
of Spieren befchouwen; tot welken eynde wy dry
Beelden, een van Vooren, een op Sijde , en een,
van Agteren hebben verforgt, die ons tot de volgen-·
de Verhandeling fullen konnen dienen: byfonder-·
lijk wanneermenfe na de Regterhand , buyten 't
Boek uytflaande, geduurig tegens de Vertoogfchets
der Beenen,opoBfeaauwijfingfal willen vergelij-
ken.
3 9^ t-Maaxelen "Dienfl der Muskelen.
de Muskelen baar plaats en bedie-
ning in de beweging der Menlchen
Ledematen.
EVen alswe voren hebben gefeyd dat de Schoon-
heyd en Welftand der Beelden voornamelijk af-
hangd van de goede Proportie, foo moetmen vaft-
ftellen dat de befte en meefte werkelijkheid der
Α dien in de Beelden bevorderd werd door de Goe-
Waaragtige kennis der Muskelen. Wy agten
keien tot datmen fonder nog eenig-Ligt tot Verftand van dien
kin"'derk" °Pge^e^cn te hebben, ieer makkelijk kan begrijpen,
werking dat foo wanneer de Spieren of Muskelen in denaak-
i!°et· te Beelden , na den eyfch van haar Actiën of Doe-
ningen niet wel en fijn waargenomen, dat als dan
fulke Beelden veel te kort ichieten in het vertoonen
van haren fchuldigen Pligt: Ja het dunkt ons on-
mogelijk dat een Beeld kan werken , fonder die
• waarheyd: Of foo het eenigfints Werkt, dat het
niet en kan Werken volgens *t gebied van die gedag-
ten en Actiën, die in het Beeld onderfteld wer-
den te fijn. Want by Voorbeeld, neemt, datter
een Kloek en Sterk Man , met een brave A&ie fig
bereyd heeft tot eenig werk ; foo falmen terftont
bemerken, dat alle de Muskelen die daar toe Hulpe
korïnen doen, haer feer gevocgfaam fchikken, en
fich aan yder Lid, volgens de Werking, die 't ey-
gen heeft , als in Poftuur ftellen ; fulx, dat-
men fonder noch 't Voornemen van dien Menfch te
weten, uyt de Gedaante der Muskelen fal affien,
Maaxelen T)ienfl der tMus kelen. 3 93
of hy een groote forfe of maar een gemeene Daad fal
doen. Daar en boven fulje ook konnen fien met
welk Lit of Leden hy fijn meefte geweld fal doen. di^utkeS
Byaldien nufoodanigen Menfch, foo lang in dieienin"haw
Aétie b'ijft, tot de Muskelen vermoeyd beginnen
te werden, foo komt'er eenigfints Verandering on-
trent ; en roepen als 't waar noch eenige byftaan-
ders te hulp; fulx dat wanneer de eyge Muskelen
in haar eerfte kragt beginnen te verllappen en op te
houden , terftont daar en verval en Lammigheid
inde Actie fal gefien werden. Hier uyt kan dan
klaar geleerd werden dat'het Vertoonen van Lamme
cn Traag of verkeerd werckende Actiën, daar uyt
voort komt; datmen niet en verftaat, of wel waar
neemd, wat Daad of Vermogen de Muskelen, in
haar uyterfte of in haar gemeene verrichting hebben.
Ln feker die niet en weet wat Muskelen Meeft of
Minft, of niet met allen tot dees en gene Aétie doen;
die iffet onmogelijk defelve na de vereyfte kragt met
Oordeel evenredig tot de begeerde Actie in een
Beeld te vertoonen. Men moet ook aanmerken dat wanneer de
als de Muskelen in haar werking verkeerdelijk zijn ^veJkëer-
Vertoond ; ofte eenige van, haar Hoedanigheyd 4e wering
miffen , de Actiën als dan geen Ware oorfaak van de doeL"CQ
Muskelen konnen Vertoonen te hebben : Alhoewel
fy nochtans alleen de Werktuigen van de geheele
beweginge en Adien zijn.
Op datmen dan door een Algemeene Kennis der
Muskelen te beter alle gefeyde Waarnemingen fou-
de konnen in agt nemen, fullenwe in dit Hooftftuk
Verklaren, wat de Muskelen fijn : Wat Fatfoen,
Plaats en Werking fy hebben ; dat ook Groot
deel uyt haar benamingen kan afgeleyd werden.
Men gelooft dac de Muskelen of Spieren die
B b 5 ey-
3 94 ^Maaxel en Tiienft der Musketen,
eygentlijk het Vleefch zijn, en met de Beenen Vog-
ten, Vaten en Ingewanden't heel Lichaam uytma-
ken, gemaakt zijn van Vel-achtige en Ligament—
Muskêlenf' hebbende Fibren, Draden of Vefelingen, die fom-
mige Lang, andere Noerfch en eenige meeft rond
zijn, tuffen welk het Vlees befloten zit, dat daar
van het doorvjoyende Bloed op de Wijfe van Kaas-
ftremmig in geformeerd werd. In 't geheel beftaat
een Muskei uyt een Vleesagtig, en ten tweeden uyt
een Peesagtig deel. Ten derden uyt Aderen. Ten
vierden uyt Slagh Aderen. Ten vijfden uyt Senu-
en. Ten fesden uyt Vliefen: En ten laatften uyt be-
vogtigend Vet. Men plagt de Muskelen van Outs
in drie deelen t'onderfcheyden; namelijk in 't Be-
gin , Midden , en Eynde, ofte in het Hooft, Buyk
en Staart. Het Hoofd is Pees-agtig gelijk de Steerd,
doch niet even foo in form en Léngde. Den Buyk
of Midden is Vleefagtig en verheven, de Steerd of
Eynde is gantfch Peesagtig,of als een Snaar en Zenü-
agtige Koorde, gelijk famenwaffingen van Fibren
of draden, fonder eenig Vlees: aan fommige Lang,
aan fommige Breed, aan andere Smal; eyndigende
fommige meteen , andere met vele Pefen , alswe
in 'c Maakfel en dienft van yd er Muskei fullen aan-
teekenen.
Het Vleefagtigeen Pees-agtige deel der Muske-
len , diend voornamelijk tot de roeringe van die Le-
den die geroerd moeten worden. En hebben foo wel.
als de andere Werktuygen van de Sinnen, de Hulp
van de Zenuwen noodig: Gemerkt die de Dierlijke
Kragten of Geeften van de HeriTenen , Jt geheel Li-
chaam moeten doorvoeren. Ook moetmen aanteke-
oederfcheïd nen dat de Muskelen alle malkander niet gelijk en
ïorm'&c™ ziin >maar °P Sefderley wijfe te onderfcheyden
Maaxeïen T>ienfi der iMmkelen. 395
21 jη: Namelijk in Stofte, en Fatfoen of figuur ;
in Grootte, in Getal, in Plaatsen in 't begin of Uyt-
komft en in Inplanting: daar en boven noch in ver-
mogen.
De Muskelen moetmen verder aanmerken als D;enftdeï
de Werktuygen van de Vrywillige bewegingen j Muskeicn, "
want fy ontfangen alleen de invloeyingen, of mo-
gelijk wel de voortftootingen van de bewegende
dierlijke Geeften. diemeeftaltijt onfen Wille ge-
hoorfamen : En hierom konnen wy die verwak-
keren of vertragen , of geheel doen ophouden na
dat wy willen. Doch is ook in fommige der felve
een natuurlijke beweging, die eenige deelen tegen
pnfen Wille bewegen, namelijk de Borft, de Oog-
Scheelen; en ook eenige die wy met de Beeften ge-
meen hebben; waar van wy in 't vervolg fullen fpre-
ken.
De Middelen waar door de Leden konnen be- HoC(le u
wogen werden, moetmen vierfintsaanmerken; eerft den bewo-
de denkende Ziel als den Gebieder. Ten tweeden 8«w«ien.
de dierlijke Geeften, als de Helpers en Dienftbo-
den, ten derden de Muskelen Zenuwen en Pefen,
als de Arbeyders en Werktuygen; en ten vierden de
Daad felve door dat Lid of Leden die beftuurd wer-
den ; hoedanig de Daad dan is. Waar van de Manier
en Orden der beweging volgens 't gemeen gevoelen
aldus toegaat: De dierlijke Geeften op de Wil in
de Muskelen tuffchen de draden door de Zenuwen
invloeyende ( dat andere meenen door voorftooting
te gelchieden) doen die verwijderen en korter wer-
den, dat is opkrimpen ; waar door het Lid dat
niet zijn been aan deifelfs Pefen vaft is, nootfake-
lijk werd opgetrokken,en een andere Muskei van een
segenftrijdige Werking, werd uytgefteken en vlak-
ΐφ tjftïaaxelen 'Dienflder Musketen,
ker dan te vooren. En defe die uvtgeftrekt was word
namaals met d'invloeyende Geeften in tegendeel op-
gefpannen en een ander uytgefteken , die te vooren
was opgekrompen: fulx men de beweging der Mus-
kelen dryfints moet aanmerken; eerft als een Mus-
kei innewaarts na fijn Hoofd getrokken werd ·, en
dan ruft zijn tegen werker: Ten tweeden als hy inge-
trokken een langen tijd foo blijft: En dan is hy in
die daad dikker opgefwollen. Ten derden als hy
wederom los gelaten, en van zijn Tegenwerker in
Muskelen zijn vorige Ruft en Plaats werd gebragt; als wan-
werken by neer hy wederom dunder is. Waar uyt wel af te ne-
beimc' men ftaat dat het uytkomen van deneenen het in-
krimpen van den anderen is; en datiê derhalven by
beurte werken en gefien werden , en in geenderhan-
StOMenTn °f de a®e of ftand alle gelijk konnen gefien,noch mo«
geen Aftie gen Vertoond worden.
vertoonti^ Door defe wederfij dfe verwifleling dan worden de
'w«d«n. Leden bewogen, en de Menfchen volvoeren door
de felve alfoo haren Wille, die fy te voren met reden
eerft hebben overlegt en befloten dus of foo te
bepalen. Den Grooten Wijsgeer Defcartes van defe
dingen fprekende, heeft de faak door defe redenee-
De bewe- l'mS P°gen te verklaren: Men weet ( feid hy ) dat
ging der Le- alle beweging der Leden af hangd van de Spieren, en
werkingeerdat defelve foodanig tegens malkander gefteld zijn,
Muskeien dat als den eenen inkrimpt, hy dat deel van't Li-
J« rerklaaTd". chaam aan welk hy gehegtis , naar fich trekt, en
foo 't in een ander tijd gebeurd , dat de lede in-
krimpt , foo maakt hy dat de eerfte fich uy tftrekke,
en hy trekt dat Lid aan welk hy gehegt is na hem.
Ook moetmen verder weten, dat alle de beweging
der Spieren van de Zenuwen afhangen, die als kiey-
ue draadjes (die men klejne pijptjes iou konnen
CHaaxelen <Dienfl der Muskelen. 3 97
noemen ) en alle uyt de Herifenen komen, en foo
wel als de Herifenen een dunne Wind of fekere
Lugt bevatten die men Levende Geeften noemd.
Om nu ver der te weten hoe de beweging door
Middel van de Zenuwen gefchied; foo meendmen Hóe de Bei
datter drie dingen in de Zenuwen moeten aange- wlkden"
merkt werden ; te weten haar Merg, of innerlijk- door middei
fteSubftantie, dat fich als kleyne Draden van de^J"
HerlTenen af, daar het fijn oorfprong heeft , tot fchied,
aan het uyterfte der andere Leden uytftrekt, daar
defe draden aangehegt zijn. Daar na de Velletjes die
hen Omringen , en die aan degene vaft zijn dewelk-
ke de Herifenen Omringen, kleyne Pijpjes maken
in welk defe kleyne Draden befloten zijn. En eyn-
deling de Levende Geeften, die deur deiê fèlvc pijp,
jes van de Herifenen tot in de Muskelen of Spieren
deurgevoerd, oorfaak zijn dat defe Draadjes daar ge-
heel vry blijven, en zoodanig uytgeftrekt zijn, dat
het minfte ding, 't welk dat deel van "t Lichaam be-
weegt daar aan 't uyterfte van eenig Lid gefegt is,
door gelijkke Middel het deel van de Herifenen,
daar 't afkomt, doet bewegen; even alsmen aan 't
een eynd van een Touw trekkende, ook het andere
doet bewegen.
Dit geichiet ook in eenige bewegingen die wy
fonder Hulp van de redenerende Ziel konnen doen , d Bweeinge
en die wy met de Beeften gemeen hebben: als daar meene Loop
is het Ademen, Wandelen en diergelijke, welcke g"ch^ftcii
alleen van de famen gefteldbeyd onfer Leden en van '
den gemeenen Loop afhangen , die de Geeften
door de hitte van 't herte bewogen, natuurlijk in de
Harlfenen, in de Zenuwen en in de Spieren vol-
gen , even als de bewegingh van een uyrwijfer uyt
kragt van zijn Veren of Gewigt voortkomt; tot
welke
-ocr page 414-5 9§ Maaxel en Dienft der Muskelétfl
welcke foorte van beweging onfen Wille niet be-
hoeft te helpen ; (alhoewel iy het ίο veel gelegent·»
heden doet) want het gebouw van 's Menfchen Li-
chaam is foodanig gefteld, dat de Verandering dér
Geeften door de werking der Zenuwen in de Spie-
ren geleyd werd, welke het Lichaam dan op fuiken
•wijfe komen te bewegen , als het uyt oorfauk van
foodanigen werking is gewoon bewogen te werden,
koe wy bns dus gefchiet het dat wy in onien Slaap, of ander-
in deflaap fints buyten ons weten en nadenken , verfcheyde
kenC1buyten bewegingen komen te doen, en met onfe Handen ,
Infe'iedeiij-Vatten, Krabben, ons Ömkeeren, Spreeken, ja
fee Kennis. Opftaan en Wandelen. Want door dien de Ziel-
lijke Geeften door de Warmte van't Hert, uyt de
fuy verfte deelen van 't Bloed geteeld van de Herffe-
nen in de Senuwen, en van daar in de Muskelert
vloeyen , foo maken fy in die Leden foodanigen be-
weging als de Natuurevan foodanigen Muskei is,
om bewogen te konnen werden. Welke bewegingen
dan ook verfcheyden zijn na dat den Loop van de
Geeften ook verfcheyden zijn. Maar de Doeningen
die met het toeftemmen en goet overleg van deri
wille na onfe voorgaande redeneering werden in 'c
werk gefteld; εη als Doeningen van de Ziel in 't Li-
chaam bepaald werden; die gefchieden aldus: Wan-
Ifkc do'nin" neer wy yets Willen, *t fy Wandelen, Loopen,
ge.n volgens Heffen, Tillen , Slaan, &c. Zoo werdender van de
VaenBdewü!e Zielfóodanig bequaamheyd- hebbende Geeften be-
gefchieden. paald,en van de HeriTenen na de Muskelen gefonden,
als van noodeti zijn tot de voorgenome Doening of*
Beweging: en na dat dan de Wil is, groot of kleen,
( de werktuygen alle gefond zijnde ) foo is de Bepa-
ling der Geeften, Meer of Min, en d'uytwerking na-
volgens de fterk bewogen Leden, Kragtig, Gewei.
Maaxel en Dienfi der Mus kelen. 159
digSwakpf Gemeen. Welke dingen buyten defe
band van Eenigheyd , dikwils een geheel andere
uytilag fouden hebben , want men fouw Vaak ont-
waar werdenj dat alsmen ymand fagjes met de hand
fou meenen te ftreelen, datmen hem een gefonde
Kinnebak-Slag fou toebrengen.
Onfes agtens, wy meenen dat de beweging der
Muskelen , van de Genefers en Wijs-geern alleen
door de gefeyde redeneeringen verklaard werd, om
datfe meenen dat indienfeeen Menfch na hun onder-
ilelling uyt foodanige Lappen en Vellen, Zenuwen Welke Vei>
en Beenen hadden te gaar gefield, datfe geen ande- Waring al-
fe Middel fouden we'ten om 't felve te bewegen, dan
door de gefeyde maniere; maar niet datfe fulx uyt
een Klare en Waaragtige Ervarenis , voor Oogen
hebben gefien dat het foo gefchiet. Den Schrande-
ren Sten» die veel naukeurige onderfoekingen on-
trent defe flofFe heeft gedaan; meend datmen tot
op heden de wonderlijke maniere van beweging der
Muskelen niet en weet. Hy heeft het Maakfel en de naar zijn
Form daar van op een Wiskundige wijfe pogen te nen in deGe·»
verklaren: Welke maniere uyt hem beknoptelijk ^^ee-
aldus voorgefleld werd : Hy bevat eerftehjk de nen,dat
Muskei onder een heel andere Gedaante , dan de ^Trklng
Gemeene Leere: want hy fêgt dat bet Vleefigh ge- van de Mus-
deelte, gemeenlijk den Buyk genoemd, een Scheef- ^"egtw
hoekige Ε ven-wij d-grond Verbeeld, dat is, een Fi- weet.
guur welke fes platte Vierhoekige Zijden heeft,
waar van de twee die tegen malkander overilaan,
Evenwijdig zijn; foo nogtans dat al de Zijden met 't Maaxel
malkander regte hoeken maken. Uytgeiondert de feenr door'"
twee uyterile"· want defe fouden met de Onderfle eenwiskon-
en Bovenfle Zijden, fchuynfe hoeken maken: in- bïfchicven»
voegen dat de Buyk des Muskels eenigfints een
Tser-
-ocr page 416-4©o Maaxeï en T^ienfl der Mus kelen.
Teerling verbeeld, die twee tegen malkander Over-
ftaande Zijden heeft, welke tegen d'andere Zijden
fcheuyns liggen; maar egter met malkander Even-
wijdig zijn : Defe fcheuynfe Zijden zijn aan de eyn-
den van den Buyk des Muskels, te weten ter plaat-
fe daar het Hoofd en Steerd beginnen, die Steno
beyde voor Pefen neemd; en yder der felve foude
een Drykantige pijler verbeelden dat is een Figuur
met dry platte vierhoekige Zijden, riamelijk; twee
die tegen het bovenfte der Vluskel tè gaar loopen,
cn de derde is beneden tuifen de twee ftrax genaam-
de: Defe dry hoekige zijden fteunen cp twee Even-
wijdige drykante Grond vlakten: en dit is foo
veel het fatioen aangaat,
Maaxel der Vorders fteld den felven Steno, dat het Vlees,
spieren of of de Buyk der Spier niet anders is, als een Verga-
Muskeien. ^eringh van Grove dikke Draden, Beweeg-Dra-
den genaamd; welke Evenwijdig op malkander
liggen, en door middel van feer fijne Dwers-Draad-
jes, welke aan de buytertfte Rok der Spier vaft zijn,
te gaar gehouden en gebonden werden. Yder van
defe Grove Beweeg-Draden, beftaat uyt ontelbare
fijnder Draadjes» aie overlangs op malkander lig-
gende j de Grove Draden uytmaken. De Grove
Draden fouden defelve figuur yder op haar felven
hebben, gelijk de geheele Buyk der Spier heeft,
aan beyde eynden van yder Grove Draad, foude
een dunder en fijnder Draadje vaft zijn, dewelke
digt op malkander gepakt, te gaar aan yder eynd
een Pees fouden maken. In voegen dat de Grove
Draden die den Buyk maken, en de fijnder Dra-
den , daar uyt de Pefen gemaakt zijn, van mal-
kander Verfchillen in Beftendigheyd, dikte en in
kleur,
Maaxel en Dienjt der Muskelen. 401
Belangende de beweging der Spieren , is den iel· hó e dé
ven Steno van gevoelen, datfe beweegd werden > ^wogên"
Wanneer haar buyk, dat is haar Vleefig deel korter wcrde" ïo!-
Werd en opfweld, waar door liet Lid , daar die
Spier aan vaft is, nootfakelijk werd uyt zijn plaats
getrokken, namelijk als het Lid beweeglijk is. De
meefte ontleders en wijsbegeerigeonderfteOen , dat
de Spier in 't bewegen opiweid, door dien tulfen def-
felfs Vleefige Draden een vloedige ftoffe indringt,
diefe uitfett, even gelijk een blaas door dingeblafe
wind , opgefpannen werd. Defe Vloedige ftoffe
ftellen de meefte te wefen de Dierige Geeft dewelke
uit de Herifenen langs de Zenuwen , tot de Spier
gebragt werd ; Andere willen dat die opfwelüng
gefchied door het Bloed , 't welk door de Slag-
aders in de Spier vloyd. Eyndelijk willen eenige dat
het Bloed ert de dierige Geëften te gaar defe opfwel-
ling foude veroorfaken : wantfy onderftellen, dat-
het Bloed zout, en de Dierige Geeft of het Zenu-
fap eenigfints fuir is, welke twee Verfcheyde ftof-
fen in de Spier te gaar komende , een opfieding
fouden veroorfaken ; even als men nu fiet gebeuren,
wanneer de fuure Olie van Vitriol by het Wijn-
fteen fout gegoten werd. Doch Steno verwerpt al
defe gevoelens , en betoogt Wiskundig , dat de
Spier kan opfwellen, fonder dat er meer Vloedige
ftoff in de felve invloeyd, als daar in was voor die
opfwelling: En derhalven foo belluyt hy, dat nog
niet bekend is, de Manier en Oorfaak op en door
welke de Spieren beweegd werden. Sijn waarnemin-
gen daar verder ontrent konnen kortelijk gefeyt
werden defe te zijn : namelijk, dat wanneer de Spier
beweegt werd, dat is inkrimpt , datmen dan yder
Vleefige Draad fiet korter werden : ten anderen
40 ζ Maaxel en 'Dienfi der Mus kelen.
iegt hy dat de Pefige draden niet korter werden.Telï
derden de Vleefxge Draad korter werdende, werd
ook harder; en haar buytenfte Vlakte» voor de
inkrimping effen en glat zijnde , werd in 't bewegen
of inkrimpen oneffen en ruw. Ten vierden werden
na de inkrimpingen de vleefige draden wederom tot
haar voorgaande Lengde gebragt. Ten vijfden de
felve veranderinge die de Vleefige Draden in 't
bewegen der Spier overkomen , Vf-neemtmen
ook in yder gedeelte van de Vleefige Draden in
ftukken gefneden. Ten fesden het verkorten en
inkrimpen der Vleefige Draden gaat in de Spier
op defelfde wijfe toe, het fy de Slag-Aderen ,
Aderen en Senuwen ongelchonden zijn , het
fy de felve zijn afgefneden. 't Welk den voor-
noemden Steno fegr alles klaar gefien te hebben
in4 het fnijden en nauwkeurig ontleden van Levende
Dieren.
Maar alle defe Geneeskundige gedagten varen
Onder- latende ; moetenwe uyt al het voorige gefeyde
fcheyd der den Schilder leeren aanmercken , datter groot
uv^mgc. 0ncjer(c[ieycj komt te vallen tuifen de bewegingen
die fonder de Wil, en die , die met de Wil ge-
fchieden ·■, want in het gene datmen Wild ,
daar ontrent heeftmen gemeenlijk meerder vaar-
digheyd, yveriger Adtie en Furie, dan in de fim-
pele doeningen , die veelfints maar alleen van de
gemeene Loop der Geeften buyten onfe denking
worden voortgebragt. Hierom moet een Konfte-
naar in het vertoonen en uytdrukken van de Ac-
tiën en bewegingen verforgen , dat hy zijne Beel-
den foodanige Aótien en bewegingen doet hebben >
als met de Wil, Zin en Voornemen , dien hy
wil dat fijn Beelden fullen hebben » over-een
' komt:
-ocr page 419-CMaaxeien *Βίβηβ der Mus kelen. 40 J
komt: Ten eynde hy door zijn Konft , de ge-
dagten van hem felfs en die van zijn Beelden, den
Befchouwer mag bekend maken. £n dat elk alfoo
met zijn eygen overleggingen aandagt, die dingen
by fich felven magh voltoyen, die de konft on-
mogelijk fchijnen de doening der Beelden by te
fetten.
En op datwe 't gefeyde met een Voorbeeld ver-
klaren mogen: fo ftaater aan te merken, dat alhoewel
de gemeene gang foo wel van den Wille en Drift des
Menfchen afhangd als het Snell Loopen; men egter
moet weten, dat wanneerwe aan de gang fijn, wy leer
wel en lang konnen voortgaan fonder aan onfe Voe-
ten en Beenen te gedenken, of meer en geduurig te
willen dat onfe Beenen ons fouden voortbrengen;
alhoewel ook daarom de Geeften die daar toe dienen
moeten, niet en onderlaten in die deelen de Muskelen
die tot de gang voorderen in te vloeyen, en het ont-
fangen gebod van de Ziel te gehoorfamen: en over-
fulx en moet in defe daad geen byfonderen yver nog
arbeyd in een Reeld vertoond werden , maar defelve
moetmen duydelijker fien in een Snel Loopend
Beeld; daar felfs de Kommeren Drift, in de Tronie,
cn poging der Ermen en Handen moet befpeurd
werden. Alle welke paffien , in een vlugteling, in
een Wedlooper of Strijdrenner feer ligt en natuur*;
lijk vallen konnen.
_ En gelijk na alle waarfchijnelijkheyd , de Den- Inde BeeSee
^ing ontrent de Atlien en verftandelijke Doenin- moetmen
gen. onder alle Schepfelen maar alleen aan den Menfchdif
Menfch gegeven is, en de Beeften daar t'eenemaal kc
van ontblood fchijnen;fo moet een verftandig Schil- ¥"toone *
der hem ook naauwkeurig wagten , dar hy noyt
«enige Daad, A&ie of Paffie foodanig in de !>ee-
C e 2 ften
404 Maaxel en Dienft der Muskelen.
ften vertoond , die met de aandagtige redeneerning
en denkende befigheyd der Menfchen Ziel over een
komt 3 fulx dat hy Beeften maakt die fchijnen te re-
deneeren , of malkander met een praatje op te hou-
den. Gelijkmen wel feer belachelijk in ernftige
Schilderyen, en daar't niet en behoord om datter
ook Beelden ontrent geordineerd zijn , ofte dat de
Beeften daar alleen als Beeften, dat is in haar eygen
natuur ten dans komen , ingevoerd ziet : dewijl
fulx alleen maar paft in Knodderien , Spot-fchilde-
ryen, en Ape-fpüllen. 't Sou buyten den haak zijn
van die ftoffe veel op te halen;en wy fouden over on-
fe Menfch-Kunde wel een heelen Drom van Beefte
Advokaten , dat zijn Menfchen die voor de den-
king en redenering der Beeften geern pleyten, op *t
Lijf krijgen; en onder die foude ons ligteli;k wel,
een gemeenen Bijbel-geleerden.een aantal niet te pas
komende Paffagien na het hooft werpen : en een
Oud Besje fou uit honderd Hiftorikens van haar
ften veefee Hondje en haar Katje ( daarfe meer verftand als in
hebben "die ^aar fe^ven meend in te vinden) het tegendeel pogen
haar verftand vaft te maken. Wy houden het voor feker, dat
verdedigen, fouden de Beeften na hun aart zijn, fy ook eenige
Doeningen en a&ien moeten hebben, om het Oog-
merk van den Schepper te bereyken ; dat is voor
een tijd te beftaan en in wefen te blijven , en door de
voorteeling hun geflagten te behouden.Doch om dat
fy eenige dingen doen die hun uyt de gefeyde oorfa-
ken nootfakelijkzijn , cn nootwendig met eenige
onfer doeningen groote gemeenfchap hebben, daar-
om en is niet van nooden datfe in die felve doeningen
of bewegingen defelve gedagte of denking, of Con-
fidentie , dat is mede wetenfchap van die doe-
ning hebben, die de Menfchen in foo een geval
ge-
-ocr page 421-Maaxel en Dienft der CHuskelen. 405
gewoon zijn in haar te bevinden : En egter meenen
wy niet mis te taften ,wanneerwe geloven,dat het hier
van daan komt dat de meefte Menfchen foo groote
gedagten van de Denking der Beeften hebben. Want komt,'dar
fiende daeeüjxde Beeften eenige Aclien en Bewe- men meend
J Τ _ τ I 1 . dat de Ree-
gingen doen . diefe uyt den uytflag en door het uit-«en ook re-
gewerkte verftaan; en dat het by toeval dingen fijn deneeien.
die diergelijke ock van hen gedaan werden , foo
beelden fy haar in dat de Beeften op die felve tijd foo- ;
danige gedagten in haar bevinden als fy gewoon fijn
te hebben in'foo een daad, of fouden hebben , foofc
in fuik eene doening waren. Onder welkwe voorna-
melijk konnen cellen, het vlieden van 't quaad, het
kennen van hare Koten, Stallen en Logimenten , en
Meefters, en Vrouwen 't Gefigt , de Reuk , de
Droomen, de Paifien en wat dies meer in de Bee-
ften als Levende Schepfels werd gefien. Die nu uyt
eenige Spreekwijfen der Η Schrift, de Beeften een
redenkundige Kennis willen aanplakken. (Gelijker
ei des gefègt werd, een Qffe kend zijnen Heere, en
een Ezel de Kribbe van zijnen Meeftér ) ftellcn haar
fèer belachelijk aan, want gelijkker by de H, Schrij - >
vers ook gefeyd werd; de wind wayd waar hy wil.
En op een ander de Sonne weet haren ondergang,foo
fouwmen volgens't fèlve gevoelen de Wind een Wil,
endeSon eeri waaragtige Kennis endenkinge moe-
ten toefchrijven, datteenemaalfotis.
Tot de Schilderkonft moetmen weten dat de
Muskelen of Spieren, van de Grootfte tot de Kleyn- De Musfce-
fte niet alle op het nauwkeurigft en moeten onder- ^"'sSi"
fogt werden, om die altijd in de naakten te vertoo-derkonit
nen > want men valt'er te ligt door in berifping, en ®nr'*"
fchijnen foodanige Beelden (om dat het leven veel hetnaaufte
kleyne en twijffelagtige Muskelen heeft) ook meer
Cc 3 - Ana-
4o6 c JHaaxelenT)ienft der Muskelen,
Anatomifche of Gevilde dan Levende Menfchen of
fchoone naakten te zijn : Ook vertoonen haar de
Muskelen in d'eene Menfch duydelijker dan inden
anderen,ja in fommige zijn eenige kleyne Muskelen,
heel verborgen, die wederom in andere fterk ge-
ilen werden. Dit moet der Schilder in Tafereelen
van veel Beelden wel in agt nemen, om de rijkheyd
zijner gedagten en inventie te vertoonen. Ook en
moeten de Menfchbeelden geen uytgedroogde
StokviiTen gelijken, noch door de geiwollentheyd
der Muskelen foo Knobbelig niet zijn als een fak met
x>en Appel.knollen. Om dat Goltzius hem hierin aan fijnen
aak van «»/. Grooten Hercules wat vergrepen had, is fijn Print,
van dien tijd aan datfe uytquam tot op heden , dm
Jppel-Sak van Goltüus genoemd.
Daar ftaat noch ook aan te merken, datmen in
eenige A&ie alle uyterlijke Muskelen noytgelijklijk
komt te fien. Daar 'teenigfints mogelijk fou fchij-
nen , iöu wefen wanneer een Beeld ruft en fonder
beweging of Adie is: doch dan fijn vele Muskels
foo twijirelagtig voor t oog datfe niet als van den
Grootften Menskundiger konnen onderfcheyden
werden. En dit is ook noodfakeliik, want hoe foude
anders het Beeld fig fonder werking konnen vertoo-
nen. Men moet dan voor een Algemeeneregel vaft
de°Mu"kdenfleIIen» dat die Zijde Lid of Leden, welke tot de
moeten «ι-werking van eenige Aftie of Daad, meeft doen; na
£nDomWdé" 'c Geweld of Hoegrootheyd der daad, meeft moe-
Beeiden ten gemuskeld,en duydelijker moeten vertoond wer-
pjkeB.''kte den; Want daar door kanmen ontwaar werden, op
wat deelen , 't geweld aankomt, en door welke
Leden de Doening verrigtwerd; en welke partien
werken, en welk minder of niet met allen doen.
En gelijk de Doeningen gemeenlijk gefchikc zijn
Maaxel en T>ienfi der Muskelen. 407
m de Wil, dat is Groot of Kleyn , geweldig of
flegts flauwelijk 5 foo moeten de Muskelen in haar
uytdrukking evenredig den felven rang houden. En
dus fietmen foo wanneer ymand zijn vuyft vaft toe-
knijpt, of yets met geweld houdjdat als dan de Mus-,
kelen van den Voor-Erm dikker worden; om dies-
wil datfe in het aanhalen en toetrekken van de hand
eenigfints fchijnen te rug te gaan , en by gevolg op-
iwellen; die in het openen van de Hand wederom
voorwaarts ichieten en den Erm rank als te vooren
maken.
En defe verandering der Muskelen moet voorna- jn W3t
«lelijk waargenomen werden ontrent de Borft en Panye» de
den Buyk, Dyen, Billen, Rugge, en Rugge-graat, andlriVg'dcc
Schouderen en Hals; om datter weynig Actiën ge Mcuff^esd
daan werden of voorvallen konnen, ionder bewe- '
ging in de Muskelen van die Particn te brengen; en
dit kan men ligt verftaan waar te fijn , wanneermen
aanmerkt dat de Hoefden der meefte Muskelen,daar
ter plaatsbaar begin hebben, en met hun Steer-
ten of Pefen in de andere minder en verder afgelegen
deelen die geroerd moeten werden , fijn ingeplant en
vaft gehegt.
Daar zijn ook Muskelen die haar félven fonder Wat Musfce.
hulp of verandering in eenige andere te maken , 1
konnen bewegen, gelijk als de Lippen, het Voor- Beenen bek-
hoofd , den Aars en diergelijke , welke te gelijk metweseo"
deHuyd bewogen werden. En om dat defe Muske-
len geen Leden moeten bewegen daar Beenen in fijn,
daarom zijnfe als fonder Pefen gemaakt;en by gevolg
heel anders dan de andere Muskelen gefteid. En op
datwe eenige naukeurigeaanwijfinge tot de praktijk
derSchilderkonft fouden doen; foo fullen wy na
iet Verklaren der Muskelen, eenige gevallen van
Cc 4 Actiën
4p8 Maaxel en Dienft der Mus kelen.
Actiën en Werkingen by brengen, waar in wy fui
len aanwijfên , welke Muskelen met Kaam en
Plaats, in fuik of fuik een daad byfonderlijk werken
of ftil ftaan.
De Muske. Men moet in het Muskelen der Beelden ook altijt
lo? de°Koc- wel in agt nemen de Hoedanigheyd van Perfoonen
danigheyd namelijk in Geil agt) Ouderdom en Geftalte*, op
penwefin datmen yder foort van Beelden, haar eygenfchap na
agt no- den gemeenen Loop der Nature , welftandig en
menaijn. fc]loon mogte toepaifen. Dusmoetmen weten dat
de Jonge Menfchen in't gemeen niet fterknoch ver-
heven gemuskeldizijn. Want gelijk de Muskelen de
jonge en fterkte van een volmaakt Kloek en beklonken
Menfchen vleefig Menfch te kennen geven, en dat de Jonge-
liietftetk lingentot die vdlwaflenheyd noch vaftigheyd der
ic Muskelen. „ Ρ J ^ ril·.
■n Spieren niet en zijn aangewauen; ioo kanmen ligt
verftaan dat die niet alleen foo fterk niet en moet ge -
muskeld zijn , maar dat het foodanige Beelden
fchoon fal maken, wanneerfe Edelder en Gaaver van
Treken Zeedigervan Vlees fijn.
in vette In vette Menfchen fietmen felden fterk-verheve
^tme^de Muskelen , daarfe haar gemeenlijk flauw en twijf-
Muskelen felachtig opdoen. De reden fchijnd ons te zijn , dat
twijffeiagug. onjer je Huyd en tuilen de voegen en fneepin-
gen der Muskelen veel fagt en donfigh Vet hebben,
waar door de Huid noodfakelijk glad om 't Vlees
der Muskelen gejpannen zit. En van dusdanigen
Vet zijn Sterk gemuskelde Menfchen niet feer voor-
fien : En gelijk het Vet de Muskelen te veel befett,
en in haar beweging belemmerd; daarom zijn de ta-
melijk magere Menfchen, die veelfints welgemus-
.keld fijn, wanneerfe gefont leven, ook veel Gauwer
en Veerdiger in haar Actiën dan die vette Paffak-
k?n.
Soo
-ocr page 425-Maaxel enTiienfi der Muskelen. 409
Soo moetmen dan aan de Beelden die een uytgele- sterke
Schoonheyd , en van een Snoggere en Edelen om- „emsn d"
trek fullen fchijnen , en flegts een Middelmatige Eeiheyd en
Lengde hebben, noyt heel fterk gevleesde Muskelen LmgTndf
geven ; want die niet veel noch flerk Vlees om de weg.
Beenen en hebben,konnen-fulx niet vertonen. Want
de Natuur niet gewoon zijnde een Ey op een Burri
te dragen; geeft geen fterk vermogende Werktuy-
gen aan een Menfch die Tanger en van een fagt-
vperigen Arbeyd is. De fterke Muskeien paffen dan
alleen als noodige gereedfchappen taan robufte Li-
chamen , aan flaven, arbeyders en Worftelaars; ook '
aan wakkere Krijgshelden. De jonge Lichamen fijn
bevallig , glat en fappig van Vlees en Huyd, maar
4e Oude daar en tegen wat Oneffen , Ruw en Hob-
belig .· en de Stok Oude gemeenlijk Rimpelig.
In de Vrouwe-Beelden moeten de Muskelen vol- vrouwe
gens 't Leven weynige uy twendige Vertooning heb- naa]<»' moe-
ben; ten fy in eenige byfondere Actie van geweld en ofg^in"'2
Verkramping der Leden , daarfe dan egter fagter
en twijffelagtiger dan in de Mannen fijn. Die de
Muskelen in de Vrouwbeelden te Kennelijk of Na-
druklijk vertoonen, doen gemeenlijk de Schoon-
heyd der Sachtvleefige-Poefelheyd en bevallige
ronding, veel te kort.
Aan de Kinder-Beelden moetmen de Muskelen, Muskeien
verftandig behandelen; en men moeter geene dan ónderen
eenige van de grootfte, twijffelachtig alleen in fom- te behande-
mige gevallen laten fien: en altijt nog minder in de en'
Meyskens dan in de Knegtjes. Want hoe de Mus-
kelen minder in de Kinderen werden in agt geno-
men , hoe fy Jonger en hun eygen geftèldheyd beft
vertoonen fullen: Daar en tegen fullenfe veel te groo-
ten Ouderdom hebben, of te bejaarder fchijnen wan-
Cc 5 neer-
41 ο CMaaxel en Dienft der Muskelen.
neerfè meer gemuskeld fullen zijn als hun Jaaren
natuurlijk fchijnen toe te laten. De Poefelagtig-
heyd, de Putten en Kroken in Dyen en Billen en
Ermen , fijnder nutter aan waargenomen dan de
Muskelen.
scWidetfig F.n op dat een Schilder-Geeft in dit voorname
in de Kennis Deel der Menfckunde fich op een bequame en voor-
fen&Ueffe- deelige wijfe fou konnen oeifenen , fal het hem
asa. voordeelig zijn, hem een wijle tijd befig te houden
in het nateykencn van Anatomie-Beelden, het fy
na Pleyfter na geboetfeerde dingen of na Printver-
beeldingen by defe en geene aireede uytgegeven. In
welk doen hy de felve met groote opmerking moet
befchouwen; en zijngedagten indrukken. Ja'tfal
hem geen ondienft fijn dat hy defelve met letteren
teykend; om die niet alleen in Naam en Plaats»
maar ook in haar bediening, daar hy befonder op
moet toeleggen , te verftaan: op dat wanneer hy dan
tot het leven komt, die Muskelen in haar Aart en
Werking verftaan mag. 't Welk hem een byfonde-
ren Leydtsman fal zijn, om felfs de onfekere en
twijffelachtige van het leven, feker te konnen bepa-
len ; en ο ver fulx by hem fel ven verfekerd fijn
van 't gene dat hy maakt. Want die fonder defe
voorbereyding tot het Leven, en tot het Teykenen
van Akademie-Beelden gaat; die is fekerlijk al zien-
de Blind, en is genoodfaakt by de gis, en byden
taft te werken. Wy hebben dan verforgd dat onfe
Vertoogfchetfen der Anatomie-Mannen foodanig
afgerigtzijn , datfe aangaande de gelegentheyd der
Muskelen , den Oeffenaar niet ligt en fullen Verle-
gen laten; wy voegender by dat foo haaft alsmen ee-
mg ligt en grondige Kennis van de felve begindte
krijgen, datmen fonder de gefeyde oefFcning eenig-
Maaxelen Dienfi der CMuskelen. 411
fints de iak te geven, aanftonts fal tot het leven gaan,
en fien dat gene dat men in de Anatomie-Beelden ge-
leerd heeft aan de felve over te brengen. En dan fult
gy ligt ontwaar werden hoe noodig niet alleen de
Voorkennis der Anatomie is, maar ook weten en
gevoelen waarom gy uwen tijd om die te leeren
verftaan daar in verlieten hebt.
Laat ons dan nu denDienft en Plaats van alle d'uyt-
wendige Muskelen des Menfchen Lichaams volgens
aanwijfing fommiger Talletteren, op deVertoog-
fchetselk op zijn plaatsaangewelen, gaan verklaren :
ontrent welke wy defe orden fullen houden; dat wy
by elke Muskei fullen byvoegen, of men de ge-
naaamde en verklaarde Muskei in de Eerfte,Tweede
of Derde Beeldnis of aan alle dry te gelijk, fal kon-
nen nafien. Ook fullen wy over fommige Muskelen,
(daar haar Begin en Eynde met welk fy aan de Bee-
nen vaft zijn, en waar fy haar ontrent inplanten,
noodig moet gefeyd werden ) aanwijfen het Getal
of Nomber daar dat Been in de Vertooglchets van
de Gebeenten mede geteykend is. Waarom wy den
Boekbinder ook hebben geordineerd de Geraamten
na de Slinker en die van de Muskelen na de Regter
hand buyten 't Boek te laten uyt gaan; omfe dus
met meerder Nutt tot en met malkander te konnen
gebruyken.
VER-
-ocr page 428-VERKLARING
4ii
Van de benaming , Dienft en Plaats
der Zienelïjke
Volgens d aanwijfing der Vertoogfchets A.B.C.
En eerft ran de
CHuskelen des Hoofds en des Hals.
siet de ver- i. nip Bmporalis ofSlaapfpier : foo genaamd om
agiei'buyten , * ,dat fy de Slapen van het Hoofd, of-
ί Bock na te der Slapen Holligheden beflaat. Sy is dieniKg
tandde- tot hct Gebitt, alfoofe de Mond toetrekt, daarom
üunde, dat fy in 't onderfte Kaak-been hegt. Defe daap-
fpier kanmen in 't eeten van verfcheyde Viervoerige
dieren bfquamelijk zijn Werk fien doen: en ook
met de hand aan fig felfs gevoelen , wannermen de
mond hard toeklemd om te bijten. Sy fijn boven aan
yder fijde van 't Hoofd een , en trekt het onder-
fte Kaak- been opwaards; zijn wat Breed en Vleefig,
boven half rond; en gaan onder het Juk-been ( 6 )
deur, en planten fig in de Uytfcheut Ceronaide, Sy
heeft ook nog een Mede-huiper die by d'ontleders,
in Ore Latitam genoemd werd, doch defe en word
niet gefien. Befiet defe Slaap-fpier in de Beelden
B. enC.
2. Een Muskei die het Opperftc Oog-fcheel
fluyt. Siet de Beeldnis B.
3. De Muskei die van 't Juk-Been (6) Sprayt en
cyndigt in den Trompetter of Bak-fpier zijnde aan
de bovenfte Lip, Siet het Beeld A. B.
4. Bttccinator, den Trompetter of Bak-fpie^
-ocr page 429-CWaaxelen ^Dienfi der Muskelen. 413
Sijn gedaante is rond , en begint aan \ opper ftc
Kaak-been , en werd in de onderfte plaats des Tand-
vlees ingeplant: fy beweegd de Bakken met de lip-
pen , en is de Tanden dienftig om de fpijfe ginds en
weer na de Tanden te dwingen j om die te malen5
fy dienen ook om in het blafen de Lippen uyt te fet-
ten 5 alsmen aan de Trompetters kan bemerken 3·
Siet de Beeldnis. A. cn B.
y Is de Muskei van de Onder-Lip. Siet de
Beeldnis. B.
6. Defe Muskel begind ook van het Jukbeen ,
en eyndigt in den Tip van den Neus. Siet de Beeld-
nis A.
7. Is de Muskel die de Neusgaten opend» Siet de
Beeldnis. B.
8. Manforius, Majfetur of Kauwer genaamd; om
dat het Ampt van defe Muskel is de fpijs te kauwen;
fy roerd het Kaak-been op verfcheyde manieren: te
weten Voorwaards, Achterwaards, Herwaards en
Derwaards , daarom de Natuur hare Hoofden
Kruys-Wijs als een X gemaakt heeft, op datfe foo.
danigen beweging bequamer fouden konnen uyt-
voeren. Siet de Beeldnis B. C.
9· De Muskul die het Been llyoides eenigfints
optrekt j Deiè fijnder twee, Spruyten van 't voor-
fte der Kinne en in ten haar tot in den Voet van'ε
Been Bjoides. Siet de Beeldnis B. en C.
1 o. De Muskelen die het Been Ejoides neertrek-
ken : Defe fijn o'ok twee als aan de eerfte figuur Β.
gefien word:Sy fpruyten van het opperfte Deel Ster-
fti ( ) of Borltbeen en inten haar in de Voet van
Bjoides, Siet de Beeldnis. A.enB.
' II, Mafloideus. Defe Muskel doet het Hoofd
voor over buygen. Sijn fwee ter Wederfijds een ,
" ' " ' fiet
-ocr page 430-414 Maaxel en T>ienfider Muskelen.
fiet figuur Α. Sy ftaan dicht achter de Öorenü
Spruiten van de Sleutel-beenen ( 14 ) Hierby zijn
noch de tegenwerken die het Hoofd regten, aan
wederfijds twee » doch ftaan op malkander als offê
een waren , en worden by d'ontleders Splemi en
Complexi genoemd: ghy liecfe eenigfins in de Fi-
C. naaft den Mafloideus vertoond. Siet de Beeldnis
Α. B. C. op deie volgende talletteren.
li. Spienius defe zijn twee ter Wederzijde van 't
Hoofd, onder den anderen gelegen als offe Een wa-
ren; haar werking is door defe vier Muskelen het
Hoofd te regten, en worden ook Compleici genoemd,
fy beginnen van de uytfcheut der vijf opperfte wer-
welen van de Nek (9) en inten haar in het
Achterhooft (2) hier by zijn noch andere Mus-
kelen die het Hoofd tot een halven Cirkel toe om-
drayen maar defe zijn voor het ooge verborgen. Siet
van de gefeyde, de Beeldnis C.
ιTrapefii, defe fijn ter Wederzijden een,is met
verfcheyde vefelen gemaakt,en trekken defwegen de
Schouderbladen om hoog, om laag en achterwaarts:
Ipruyt by na van 't geheel Achterhoofd (a) van alle
de Werwels der Nek, en mede de Achterwervels
van dengeheelen romp (9) (10.) En inten haar in
den Doorn van't Schouderblad (17) tot feer na in
't midden van haar voet 18. Sy werd ook de Tafel of
Monninks-Kap-wijfe-Spier genoémd.Daar zijn ook
twee levatores of Opheffers, die het Schouderblad
met de Schouder optrekken, en worden de Mus-
kelen van Geduldigheyd geheeten, om dat die gene
welk haar faaken niet na wenfeh en gaan ^ veeltijds
de Schouderen ophaalen, en feggen, Patiëntie!
defe leggen voort ooge wat verborgen, en daarom
wordenfe door de Jiuyd niet waarlijk gefien.
Maaaxelen Dienft der Muskelen. 415
Siet de gefeyde aan het Beeld met C.
geteekend.
Dienft en Ψ laats van de Zienelijke Mus-
kelen des Erms en die tot haar be-
weging dienen,
14· T"\ Ïltoides, of Dry hoekige Schouder-ipier,
L_/is denMüskel welke den Erm op ver-
fcheyden wijfen optrekt. Sy begind in 't midden van
de Sleutelbeenen (14) en den Doorn van 't Schou-
derblad (17) en eyndigt fig meteen fterke Pees
in 't midden van 't Ermbeen (22) haar MedemaaC
is Supra-Spmatus ofOppergraat-fpier. Spruydvara
de Hollighcyd die boven de Rugh of Doorn van "t
Schouderblad ftaat en int fich in't gefeyde Erm-
been (22) maar defe fietmen uytwendig niet. Siet
de Muskei Deltoides aan de Beeldnis B. C.
15. infra.Spinatus of Ondergraat-fpier. Defe
Muskei trekt beneffens Ratundus Major (16) en
Latifimus (17) den Erm achterwaards op verfchey-
de manieren. Sy fpruyt digt onder den Doorn van
't Schouderblad (17) breed uytgefpreyd en vlees-
agtig; want fy vervult de geheele holligheyd die der
onder de voornoemden Doorn is, en int fig in den
Hals en Hoofd van het Erm-Been (11) (25) met
een Dikke en Breede Koorde. Siet de Beeldnis
B. C.
16. Rotundus Major. Defe Muskei trekt neffens
de voornoemde Infra-fpinatus (15) en de volgende
lAt'ifmus (17) Den Erm achterwaards neder, op
verfcheyden manieren : fy fpruyt van het onderfte
Ribbeken vaa't Schouderblad (19) en in 'tfig in
tJHaaxeïenT^ienfl der Muskelen·.
den Hals van het Erm-been ontrent (23) defe werkt
in tegendeel van de Dryhoekige Schouder-ipier (14)
Siet de Rotundus Major in de Beeldnis B. en C.
17. Latifimus of den Grooten Doorzaal. Defè
Muskei is wel den Breedften van alle , fy heeft ver-
fcheyde draden, daar mede fy den Erm op ver-
fcheyde manieren agterwaarts trekt , doch altijts
Nourfch; fy heeft dry ongelijke hoeken j twee lan-
ge en een korte: Spruyt met een Breed Zenuagtig
beginfel uyt de Doorn van 't Heyligbeen en de Len-
denen, (12) ook van het opperfte deel Ilii of Darm-
been (34J &c. Van daar Klimd fy weder opwaards
gants Vleesagtig, en Kleefd een weynig aan de on-
derfte hoeken van't Schouderblad, ontrent (19)
en int fig met een gevlogte Koorde onder aan 't
Hoofd Van "t Ermbeen (23) Siet defe Lat'rfimuS
in de Beeldnis. B. en C.
18. Sacro~I<umbui of Heyligé Lende-fpier. Leyd
eensdeel onder de voornoemde Lat'tfimus (17) fy
Jpruyt met een Senuagtig vel van 't Heyligbeen (12)
de Werwels der Lendenen aanklevende en fchiet
foo veel Koorden uyt datfe haar kan binden aan alle
de Ribben. Haar werking is, datfe de Ribben by
den anderen kan halen, de romp enger maken en de
Wind uyt drijven. Siet de Beeldnis C.
19. Peftoralis of Borftfpier, defe is een groote
en Vleefige Muskei; fy trekt den Erm na vooren
op verfcheyde wijfen : heeft een Vyf hoekig wefen,
en daarom by d'Óude Ventagonus geheeten. Spruyt
van over de helft van de Sleutel.beenen (14) en by
na 't geheele Borft- been (it,) van de 5de. 6de. en
Ribb, met een Breed Vleefig beginfel en plant
fig met een dubbelde Pees , tuffen de Muskei Dei-
nde t (14) en de volgende Muskei Biceps (20) in
Maaxelen <ΐ)'ιβηβ der Mus kelen. 417
het Erm-Been C2Z ) latende daar de holligheyd
van de Oxfelen. Sy heeft dry foörten van Draden ;
en vijf ioorten van Franien, waar door fy den Erm,
om Hoog , om Laag en Regt toe , doch altijt
voorwaards kan trekken. Si t de Beeldnis A.
zo. Biceps of tweehoofdige Elle boog-Spier;
foo genaamd om datfe twee Hoofden of begin felen
heeft; het eene beginnende uyt de holligheyd daar
het Hooft yan 't Ermbeen iniluyt. Het arider uyt
de uytfcheut van 't Schouderblad. Welke twee be-
ginfelen haar met een fterke Pees verfameH , en in-
ten haar in 'tvoorfle Deel von de Speek of kleyne
Èllepijp ( /9) haar werking is met de volgende Bta-
chieus of de Erm-Spier (21) den Erm te buygeri.
Siet de Beeldnis Α
21. Brathieus of Êrmfpiei*. Defe fprüyt van het
Bovenfte en Grootfte Deel des Erm-beens (22)
met een Vleefigbeginfel, omhelfënde Yfclve Erm-
been , int fig eensdeels met haar voorgaande Mede-
maat Biceps (zo) 'n Radius (29) en dan voort in't
Elle-been (16J haar werking is den Erm met Bi-
ceps (20) tebuygen, Siet de Beeldnis Α. B.
22. Longior supinatot , by eenige den dchterom-
wender genoemd , om dat iy de Hand doet over
Rugge wenden , te weten met de Kneukelen bene-
denwaard Sy fpruyt van het Btiytenfte en Onderfte
Deel of uytfcheut des Ermbeens f24) en int fig
Nourfch om laagh daalende, in het onderfie Deel
van 't kleyne Elle-Been (29 ) Sy heeft noch een
Mede-maat Νervófus genaamd ; en defe doet ook
een Nourfche beroerlijkheyd, maar defe wert uyt-
wendig niet gefien. Siet de gefeyde Longior Supinator.
ίη de BeeldeniiTea Α. B. C.
Z|. lovgus de eerfte Lange, of Langen üytftrèk-
Dd ker.
418 cMaaxel en "Dienft der Mus kelen.
ker. Defe Muskei regt nevens haar Mede-makkef
Brevis {24.) den Elleboogh. Sy fpruyt digt on-
der den Hals van 't Schouderblad (20) en is aan Brt*
vis foo vaft verbonden datfe geeniins daar mag af-
gefcheiden worden; want fy inten famen met een
gemeene Pees in de Bult van de Elleboog (17.) Siet
de Beeldnis B. C.
2.4. Brevis den Korten of Tweeden uytftrekker.
Defe regt neffens Longus als gefeyd is, den Elleboogj
Aan welk fy feer vaftis, en loopt met een gelijke
pees in de Bult v in den Llleboog om die te rechten.
Siet de Beeldnis B. en C.
7 5. Fkxores of Buygers van de Werffder Hand*
Defe hinder twee: Spruyten beyde Binnens-Erms,
d'eerfte begind van de binnenfte uytfcheut des Erm-
beens (2 5) klevende aan 't Ellebeen (i6) int fig int
4dc. Beenftuk van de Hand-werff (jo.) Haar Mede-
maat beginnende op de fèlve plaats, komt boven
d'ander Nourfch nederdalen, en int fig in 't eerfte
Been-ftuk van de Middel-Werf der hand (3 ·) zijn-
de geplant onder den Wijs-vinger, biet d'Afbeel-
ding Α. B.
2<5 De Bulie Cubiti of Elleboog: Dele beeft
vier Muskelen , twee die haar buygen : twee die haar
regten. De Buygers zijn de genoemde Biceps (zo)
en Brachieus (ai) Siet d'Afbeelding B. C.
2 7· Is den regter van de dryvoorfte Vingeren.
Siet de Beelden Β - C.
28. Is den regter van den Kleyne Vinger : Klie-
vende fich onder in twee Pefen. Siet de Beeldnis C.
29. Is den Regter van de twee eerfte geleden des
Duyms. Siet de Beeldnis B. C.
30 Is den Regter van 't uyterfte Geütt des
Duyms. Siet de Beeldnis C.
51 Den
-ocr page 435-Maaxel en Dienft der CHuskelen. 4 ï 9
31. Den aanhaalder vandenDuym na de Vin-
geren, Siet de Beeldnis C.
U. Extenfores óf regters van de Hand-Werf
Siet de Been Koppeling (50) defe zijn twee aan de
buytenfte zijde van den Erm geplant; haarwerk-
king is in 't tegendeel van de bovengenoemde Flex~
om ofbiiygers ( 15 ;) de Werff des hands uyt te
ftrekken. De bovenfte fpruyt boven de buytenfte
hytfcheut des Ermbeens (24) en ruft langs heenen
op de hrm-Speek, (29.) Klieft fig in twee Pefen
intende d een iri d eerfte, d'andere in het tweede
Been van de Middel-werf of Palm des Hands (31)
D onderfte of tweede Extenfor, Spruyt onder van
de voorfchreve uytfcheut, en int fig met een Pees
Nourfch nederwaard dalende in het 4de Been der
gefeyde Middel-Werf: alwaar de Kleyne Vinger op
fteund. Siet de beeldnis B. C.
33 Ptlmaris, is een kleyne Muskei: Spruyt vari
de onderfte uytfcheut des Erm beens (zy) en gaat
met een Lange Smalle Koorde en paifeerd over 'ε
Dwersbindfel der HandwerfF ($5) en fpreyd haar
breed uyt over de geheele Palm van de hand, eti
int fich in 't eerfte gelid der vingeren. Doch fy
Word in alle Lichamen niet fienlijk gevonden. Siet
de Beeldnis
3 4. Κotunim Fmiator, Doet zijn werking in te-
gendeel van den voornoemden Longtor Supinator(2z')
Want fy leyd de hand cp haar plat, te weten met de
Kneukelen om hoog; fy is de eerfte wender van
de Hand, fpruyt van de binnenftc uytfcheut des
Ermbeens (25) en int fig met een Pees , mid-
den in'tKleyn Elle-been (29,) Haar Mede-wen-
der word niet gefien , die hair ook in de gefeyde
Speek int., Siet de Beeldnis Α en B,
D d ζ 35-
-ocr page 436-410 CMaaxelen^Dienfl der Muskelen*
3 <. * Den dwerffen Werfifband des Hands,Carpus
genaamd. Defe werd gebogen , Geregt, en Nourfch.
ter zijden getogen door de twee buygers (25) en
de tweeregters, (31). Anderfints wert defen band
de Voorhand genoemd : Siet de beeldnis Α .B. en
ondei fcheyd die wel van de volgende 37 (op dc
Borft; want dit getal iifer by toeval dubbel,
Dienft en Plaats να ι de CHuskelen
des Hands en die haar bewegen.
OM dat de Hand voornamentlijk tot de aan-
vatting diend, en haar defwegen feer gefwind
moet bewegen , foo heeftfe om dat te doen, noot-
faak'ijk verfcheyde Muskelen vannooden; Diewy
om de kleynheyd van onfe vèrtorgfchetfen niet wel
en konnen aanwi fen , da rom fullenwe alleen een
korte befchrij vinge van de felve doen.
De beroering*· des hands gefchiet door alle vijf de
vingers die gebogen uytgeftrekt, tot malkander
en van malkander gebracht werden. De Muskelen
die d" vi-ei vingeren btwegen , als den wijsvinger of
voórfte de mieldelfte-vinger ; de rinkvirger of
achterfte ende de Pink , fijn van eenderley be-
roerüjkheyd en van Muskelen:Doch de vijffdeVin-
ger ofte den Duym , heeft fijn eygen en byfondere
Muskelen van nooden.
De vingeren alle vier worden gebogen , door
dry Muskelen, te weten Palmans, sublimis, en
Projundtts
Palmans begind van de binnenfte uytfcheut H«-
W'i (25) fpreyt fig breed uyt over de geheels
Palm, en int fich in 't eerfte Beenftuk der vinge-
ren; en defe dienen fooora die te beroeren, als om
tot
-ocr page 437-Maa.scelen Ttienfi der Mus kelen. 4 21
iot de bevattinge bequaam te maken, subhmis s
komt ook uyt de voorfchreven plaats, en fchiet met
vier pefen, welk omtrent de WerfF met een dwers-
band worden gebonden , en gaat een yder van die
vier, in het tweede Beenftuk der vingeren inten ;
gaande over heteerfte Beenftuk heen , doch om dat-
fe die met het tweede foude konnen famen b< we-
gen, foo zijnfe mede aan het eerfte vaft g<-hegt.
De Profundus leyd onder de Sublimts, fpruyt va 1 de
felve uytfcheut en verdeyld fig ook in 4 i'eefen,
die mede aan het Eerfte en Tweede beenftuk vaft
kleven , en haar tot in het derde beenftuk inten om
dat te beroeren.
De Regters der vingeren konnen ookbequame-
lijkin vier Deelen of Pefen aangemerkt werden Sy
ipruyten van debuytenfte uyticheiitdes Ermbeens
(ï4>) of een weynig daar onder: de eerfte int fig in
den kleynen vinger, en is gekloven in twee Pelen.
De tweede wat breeder ook in twee pefen gekloven,
de eene daar van is tweevoudig en int fich in de ach-
terfte of Ringvingeren den middelften: de twee-
de is eenvoudig, en int fig in den middelften vin-
ger. Den derden is in't begin een weynig verward,
fchiet met twee Pefen, een in den middelden, en
d'ander na den voorften vinger. Den vierden loopt
alleen naar den Wijsvinger , met een en twee Pe-
fen ; en om dat het been van de buyt' nfte fijde der
vingeren rondachtig is, foo moetmen aanmerken
dat defe Pefen Wat plat-agtiger zijn dan die van bin-
nen &c.
Den Duym heeft byfondere Muskelen die hem
buygen en rcgten, en af en aan konnen trekken , een
iiTer diehembuygt, beginnende van het boven fte
deel der Speek > en int fich int uyterfte Lidt des
Dd 5 Duyms.
qzz Maaxel en Dïenfl der Mus kelen.
duyms. Twee zij η der die hem regren,beginnende in
het Jbllebeen (26) d een int fich int derde Lidt,d'an-
dere met verfcheyde deelen van een gefplete Pees in
onderfcheyde Deelen van den duym. Dry Muskelen
zijnder die hem aanhalen, en dele maken famen de
muys van de hand, beginnen famen van 't midden
van de Voor-hand-werf (30) eninten ontrent het
tweede Lidt van den duym. Defe halen een voor
een, den duym naar de vingeren toe : maar alle
gelijk buygen fy den Duym met groot gewelt. De
JVluskelen die den Duym van de vingeren afwenden»
zijn gelijk van getal, maar worden niet, of feer
weynig gefien. Welke eenigfins uyt de aanwijfinge,
van onfe vertoogfehetfen kan nagefpeurd werden.
Siet de Beeldnis A. daar een hand van binnen,
en in het Beeld C. een Hand van buyten ver-
toond word. Alhoewel de kleyne proportie niet toe,
en laat alle de deeldjes en Muskelen foo duydelijk
als die der groote deelen,aan te wijfen. De Muskelen
die aan de Hand van het Beeld Α met a. b. getee-
kend zijn: geven te kennen welke de kleyne vinger
afleyden , en welk den duym b.uygen.
Pienil en Plaats van de Musketen der
Borft en Buyk.
3f'YT Et Sternum of Kreeft van de Borft, waar
van in de verklaringe van de Beenen onder
het getal f ,3) gefprokenis. Die wat heet van na-
tuur , fterk en moedig van Geeft zijn , is de Borft
op en onder het Sternum gants ruygh en met kort
kroefig hayr bewallen. Dit in de Beelden waargeno-
siasQ daar het wel voegfaam kan fijn, als name-
lijk aan Slaven s iterke Arbeyders, en afgefloofde
tMaaxelen Dienft der Muskelen. qzj
Oude Mannen, geeft een goeden welftand. Men
meent dat den Rug fo ligt niet met hayr bewaftom
dat de huyd daar dikker en meer gefloten is.
36. Seratus Major den Grooten getanden, is die
gene welke met den Obliquus Externus (37) den
Adem helpen intrekken , de Ribben openen ofte
ophalen, enden Romp wijder maken, d'Andere
Muskelen die hier toe dienen zijn wel veele in getal»
maar defe twee fijn alleen fienlijk: Anderfints fijn-
, der dryderhande geflagten van Muskelen die de
Ademhaling uytwerken, namelijk die van den On-
derbuyk, van de Borft en inwendig het Middel-
fchot. Alswe den Adem inhalen, fweld de Buyk
een weynig, de Borft werd wat wijder uytgeftefett,
en de Long van binnen werd grooter. Doch wan-
neer wy Uyt-Ademen,gefchiet alles in tegendeel. En
of fchoon een Hond die de Buyk-ipieren open ge-
fneden zijn, noch in enuyt-Ademen kan , egter
hebben wy gefien dat fulx veel be'waarder als te voo-
ren gefchied. Die de nootfakelijkheyd en de ma·
niere van uyt en In-Ademing nader wil verklaard en
betoogt zien, kan uyt het maaxfel en de Werkdaad
vaneen Blaas balg , volkomen onderligt werden.
De gefeyde Stratus Major fpruyt uyt de voet van 't
Schouderblad, (18) en daald alioo van de Oxel
neerwaards en plant fig in de Jdc. 4de. 5dc.6de. 7de,
enachtfte Ribb. op de wijfe van een Grove faag,
daarom fyook de Groote getande genoemd word»
Siet de Beeldnis A. en B.
37. obliquus Externus is de tweede die den Adem
In trekken , en de Ribben ligten, even als den °
yoorgaanden Seratus Major: Sy begind uyt het op-
perfte deel van 't Schaam-been en Darm-been
(54) en voorts van de dwerfche uytfcheut der
Dd 4 Wer-
-ocr page 440-424 Maaxel en Dienfl der Musketen.
Wci vel-beenen van de Lendenen , van Waar fy baar
Νourfch opwaarts uytfpreydende , fich met haar
Vieefig gedeelte inplant in alle de Baftaard Ribben ;
den Seratus Major (36) Saagswijs aanklevende, en
met haar ander gedeelte welke maar een Senuagtig
vel is,, plant fy haar in de Witte linie. Welk mid-
den over den Buyk gaat, en van 't S chaam-beenf 56)
begind en eyqdigd digt aan het Sternum ofte Kreeft
van de Borft. (13) Siet defe Obhquus Extcrnus in de
Beeldnis Α. B.
38 Rtctus is de Regterbuyk Muskei. heeft dry
of vier Zejiuagtige Banden tot zijn verfterking ;
helpt den romp enger maken , en wind uytdrij ven.
Sy volgt den Obliquus Fxternus, en fpruy t van het
boven !te des Schaam beens (36) aanklevende meeft
aan h^ar Mede maats; daar na fich a'iengskens af-
fcheydende , en meer in't Vieefch toenemende»
planrfefich in't Kraakbeen van de Borft (13) fy
heef t haar draden regt, maar zijn doorfneden met
drie ofte vier Zenuachtige Riemen, tot verfterking
van den Vluskel om derontheyd des Buyks te on-
derhouden. siet de Beeldnis A.
39. TrianguUris, is een kleyn drykantig Muskelt·?
jen wort aan den Rectus gehegt: Spruyt van het bo-
venfte Deel van 't Schaambeen (36) en int fig in
de onderfte handen ofte Riemen Rtttt: welke ban-
den in 't Leven uytwendig niet gefien en worden ,
dan alleen dé plaats dieghy by wijfe van af cheyding
in den buyk-Muskel Reiïus genoeg kont η fien, al-
hoewel onfe Modellen te kleyn van beftek zijn die
. te vertoonen. Siet de gefeyde JrianguUm in de
JSeeldnis A· 3p,
Maaxelen Dienfi der Mus kelen. 4z$
Dienft en Plaats van de tJMuskelen der
Dye , Been ende Voet.
DAarfijri tot de beroerlijkheyd van het Dy-
been eenige Musketen,diemen niet uytwendig
en fiet. Als namelijk de Pfoas, Zijnde meeft inwenr
dig: en helpt het Dye been (37) op trekken. Sy
is een van de twee Muskelen die de Dye buygen en
ruft binnen in de Abdomim■; fpruyt van de bovenftc
Wervels der Lendenen, en plant fich met een fter-
ke Pees van vooren in den kleynen Trochanter (39)
Haar Medebuyger is lliacus: en fo is mede Iltum.Oc
tweede iVluskel door welke de Dye gebogen word,
waar van een gedeelte aan de beeldnis A. ontrent
Longusen Membranofus 40 en 41. ge fien werd- Sy
vervult de gantfe inwendige holligheyd van't gan-
fche Oarmbeen f34) en plant fich in den kleynen
jrocbanter ($9) en wort luacus genaamd. Siet de
plaats in de beeld nis Α. maar om de Kleynheyd der
vertoogfehets onfigtbaar.
40. Membranofus; Defe Muskei bekleed met haar
Membrane de gantfche Dye tot aan denVoet, en
drayd het Been uytwaarts: fy fpruyt met een vleefig
beginfel van de overkorft llii en Nourfch buyten-
waards afdrayende plantfe fich in de geheele buyten-
fte zijde van't Scheen been (44) me; een breede
en Vleefige Pees. Siet de beelniflen Α. B.
41. Lengus Van wegen hare Lengde alfoo ge-
naamd. Defe haald het Been innewaarts na het ander
Been : fy fprUyt van het bovenfte en voorfte Deel
der Heup of Darmbeen f34) en daald Nourfch om
laag en plant fig in de binnenfte uytfeheut des
Scheen beens (44) j5 fe alderlangfte en dunfte. Siet
ie beddnisA» Dd %
4 %6 diaaxel en Dienft der Mus kelen.
42. Triceps of dry hoofdige, is een dikke en groote
Muskel, die ook van fommige voor verfcheyde
Muskelen gehouden word. Sy draayd het Been
binnewaarts-om. Sietd'Afbeelding Α. B.
45. Re (lus. Defe regt neffens noch drie volgende
Muskelen te weten Vaftus lnternus, Vaftus Externus
cn Crureus , het Scheen-been» en omvat de Knie-
ichijf volgens d'Afbeelding A.
44. Vaflus Externus ·Ί Is buytenwaards, en helpt
mét den Vaflus lnternus het been regten , en omvat
neffens de voornoemde Rettus, de Kniefchijf. ^iet
de Beeldniffen Α. B.
45. Vaflus lnternus. Defe is binnewiards, zijn
werking is als de voorgaande. Siet d'Afbeelding
A.B. Crureus hier vooren genoemd, word uy twen-
dig niet gefien.
4 6. Rotula de Knie fchijff. Daarvan in de ver-
klaring van de Beenen gefproken is.Siet het getal 4 j.
47. Major. Defe is de grootfte Muskel welke
neffens de volgende Medius en Minimus te famen de
Billen maken. Sy regten alle het been Femur (37)
ofte doen dat regt ftaan. Major als de grootfte, ftaat
voor aan het oogh , en fpruyt van het opperfte
Darm-been (34) en't Ys-becn (35) en int fich
Nourfch om laag dalende, een Palm breed onder
de Τrochanter Major (39) half Cirkel wijs. Siet de
Beeldniffen B. en C,
48. Medius, is den tweeden die de Billen maakt,
en het Dye-becn Femur (37) doet regt ftaan , fy
word Medius genaamd, om zijn plaats , en mid-
delbare groote, ten opfigt van de andere. Sy fpruyt
van de voorfte zijd? des Darm-beens (34) en in*
fich aan de boven vlakte van den Tmbanter Μψΐ
(39») Siet dc Beeldniffen B. en C«
LMaaxelenDienfider Musketen. 4x7
49. Minimus. Is de derde die de Billen maakt en
de Dye regt doet ftaan. Sy is gepl nt onder Medius,
daarom fy 'z meeftendee! onfichtbaar is. Siet d'Af-
|>eelding B.
50 Trochanter Major, Of de groote uytfcheut
van 't Dye-been (3 9) word ook den Omwender
genoemd. 3cc. Trochanter Mum werd niet gefien.
De Major in de Beeldnis B. C.
f i. Externus , is een van de viere die Poflici of
achterfte genoemd worden, gelijk die volgen ful-
len: Sy trekken alle't Scheenbeen (44) opwaarts»
en doen het Been buygen ofneygen. Staat buyten-
waards de Dye. Siet de Beeldnis B. C.
52. seminervofus, ftaat met Gracilis binnen de
Dye : haar werk is als de voorgaande het Scheen-
been (44) opwaards te trekken. Én werd by
ons half-Senuagtige genoemd. Siet de Beeld-
nis B.
Gracilis. Defe ftaat met Seminervofus bin-
nen de Dye > en trekt 't gefeyde Scheen-been op-
waards, int aanhalen binnewaards; anderfins werdfe
pok den Dunnen genoemd. Siet de BceldnilTen B.
en C.
54. Semimembyanofus, ofhalfvliefige. Trekt als de
drie voorgaande 't Scheen-been opwaards Defe heeft
twee Hoofden, het eene fpruyt uyt het Schaam-
been (36) en het ander van de buytenfte zijde Fe-
mur (42) en bey de defe Hoofden verfamen in een
?ees, en inten haar in 't agterfte Deel van 't Scheen-
been. Siet de Beeldnis C
ï") Tibuus Anticus. Of de Voor-fcheen-fpier *
defe buygd beneffens den volgenden Peronens(ff)d$
Voet, en trektfe opwaards na de Knie. Sy fpruyt van
ktbovenftevanhet Scheen-been (44) en plant fig
met
-ocr page 444-•Ί · ' .
Maaxelen D'tenflder Muskelen,\
met een gefplete Koorde in het Been, welke geplant
ftaat voor den grooten Teen. Siet de Beeldnis Α.
5 6. Tïbia of Scheen fpier , fiet mede na de ver-
klaringevan de Beenen op N J. 44. en hier over de
Muskelen in de Beeldnis A.
57. Peroneus of tweehoofdige Kuyt-been-fpier.
Defe buygd beneffeus Tibeus Anticus den Voet en
trektfe opwaards na de Knie. Sy is tweehoofFdigh
fpruytende met het eene van den bovenften overwas
van 't Been Perones, of de Speek, of Kuyt been (45)
dat ook wel de Bray genoemd word j en het an-
der van't midden der Speek 4f. en hegt fig met twee
Koorden , waar van haar de grootfte onder den
Voet verbergd,en d'ander int fig in 't eerfte gelid van
den kleynen Teen : waarom fommige ontleders defê
Muskei voor twee houden. Siet de Beeldnis.
Α. B.
58. Is den Regter van de vier voorfte Teenen j
van dele Muskelen fijnder twee , maar deen ruft on-
per d'ander. De bovenfte die gefien word , fpruyt
van de bovenfte zijde van het Scheen- been (44)
iplijt haar in 4 peefen. d'Onderfte yan gelijken de
Teenen Nourfch nedederwaards buygende , fplijt
ook in 4 pefen maar gaat niet in den kleynen Teen.
De Muskelen die de Teenen af en aanleyden. zijn
meeftendeelonfigbaar. Siet den voornoemden in de
Beeldnis. A.
59. Is den Muskei door welke het uyterfte Ut
van de vier Teenen gebogen word. Siet de Beeld-
nis. B.
60. De Muskei die den grooten Teen van de an-
dere Teenen afleyd ; Siet de Beeldnis B.
<Si. Die den kleynen Teen uytwaards leyd. Sier
sle Beeldnis B»
Maaxel en Φιεηβ der CÏÏus,kelen. 429
61. Gemelli, defe zijnder twee , daarom fy ook
Tweelingen of de Gebroeders genoemd worden.
D een fpruyt van de binnenfte uytfcheut van ε
Dyebeen (40.; d'Andere fpruyt van de buytenfte
Uytfcheut deifelfs (39.) Sy regten neffens Soleus
die volgd, den Voet, en lichten de Hiel, of trek-
kenfe i newaards : En defe twee Gemelli maken fa-
men de kuyt van't Been. Als aan de Beeldnis B.C. te
fien is*
63. Soleus of Platvis-Spier , defe ftaat onder de
voornoemde Gemelli en maken met die famen een
fterke Pees, en planten haar in de hielen , om die
op te konnen trekken, gelijk van de Gemelli ge-
feyt is. Sy fpruyt van de famenhegting van't Scheen··
been (44) endefpeek ofKuyt-been (45.) Siet de
Beeldnis B. en C.
6<\. Het dwe' sbindfel ofte Band der Voet. Siet
de Beeldnis Α, B.
En dit zijn foo de voornaamfte figtbare Muskelen
die wy hebben noodig geagt den Schilder en Konft-
OefFenaar voor te ftellen, overeenftemmende met
de meefte diemen in 't leven komt te fien : d'Ande-
re inwendige Muskelen ofte die onder de bovenfte
verborgen liggen, achten wy bier niet noodig t'on-
derfoeken , alfoo die tot ons voornemen niet
en dienen. Die de felve wil Naukeurig onderfoeken,
Befie de Boeken van Spiegelms Bartholinus, van der
Gragt, eenige Bootfeerfels en andere ; die by de
Geneeskundigers en Heel Meefters genoeg bekend
zijn : maer voor ai het Leven.
En op datwy nu ook met eenige ftaaltjes fou-
den aanwijfen hoedanig de gefeyde kennis der
Muskelen den Schilder kan te bate komen int uyt-
drukken der Aitien en werkingen der Beelden, foo
hebben
-ocr page 446-4 %6 diaaxel en Dienft der Mus kelen.
hebben wy tot hier toe uytgeftelt fulx te doen
op datwe niet eer tot de Pra&ijk-Oeffèning fouderi
fchijnen over te gaan, voor dat den leerfamen Oef-
fenaar door een goede Kennis van dé Benaming,
Plaats en gebruyk der Muskelen, te vooren mogte
afgeregt en bequaam gemaakt zijn, daar van te hoo-
reti fpreken.
Wanneermen dan by Voorbeeld , een Beeld
maakt dat met het Hoofd eenige byfonder geweld
doet, foo moeten de Hals-Muskelen die wy onder
denaam Maflo-deus (ii) befchreven hebben, en
•weerfijden een komen r in 't Voor over-buygen des
Hoofds, oogfchijnelijkopkrimpen: gelijk mede de
Splenii (iz) beydemoeten gefwollen zijn, in het
achteroverbuygen des Hoofds. In naakten die met
de Armen vegten of forfig (laad, moet de driehoe-
kige Schouder-fpier ( Deltoides (14) ) fterk gefien
worden, om dat haar dienft is, den Arm op te trek-
ken. Alsmen in onfe gemuskelde Voorbeelden kan
nafien. In defê daad heeft de Groote Vleefige Borft-
ipier Teüoralis f19) haar Oeffening in den Erm
voorwaarts te halen. Tegen welke, de Onder-graat·
fpier of Infrafpinatus (15,) en Rotutidus ,(16) be-
neffens den grooten Doorzaal Latipmus (17) deri
Erm op menigte wijfen agterwaard trekken : en
derhalven haar in fuiken bediening, meer als ande-
re laten zien. Wild gy d3t u Beelden levendig fchij-
nen te Adem-halen , laat de Regter Buyk-(pier
Reftus geheeten. (38) en d'heylige Lende-Spier of
Sacro Lumbus, (18) de Wind des Adems üytjagen,
en de Romp fchijnen te vernauwen: of fo u Beelden
in eenige daad, den Adem fterk moeten fchijnen in
te trekken; Laat den grooten getanden Strams Ma-
jor (16) en Obliquus Externus ($7; fulx doen, en de
romp
-ocr page 447-Maascel en Ί)'κηβ der Muskelen. 431
romp met de ribben t'ontdekken > fchijnen wy er te
maken: gelijk buyten twijffel, dien geprefen Schil-
der An anius i'aiUtvoU , in zijn fterk fpannenden
Boogfchurter feer wel had waargenomen als vooren
elders in aangemerkt
Moet ghy ren Beeld vertoonen dat eenig fwaai
Drinkvat aan de Mond moet Tillen, foo moeten de
Erm Spier Brachieus (21) en de tweehoofdige El-
leboog fpier Biceps (20) om datfe den Erm buygen,
uytdrukkelijk opgefpannen gefien worden. In een
forfig uytgeftrekten Erm, die bereyd is om te (laan »
ofdreygd; moet Longus (23) en Brevis f24.) D'een
als den Eerften langen , den anderen als den Twee-
den korten uytftrekker des Erms,verheven fchijnen;
en 't fal een Erm vertoonen die zijn vereyfte dienft
Waarlijk vertoonen fal. Gelijk ook een wringende
Hand, den Longior Supinator (22) of Agter-omwen-
der van de hand, met de twee Εxtenfores of Regters
(3 2) van de Werff (3 5) moeten fwellen, om de hand
agterwaards met de Knokkels om laag te wringen,
maar Rotundus Pronator (34) die de hand binne-
waard en met de Knokkelsom laag trekt·, moetin
het tegendeel werken. £n nadien de drie Muskelen
Majus (47) Medius, (48) en Minimus (49) of den
kleynften niet allen de Bilkn uytmaken, maar ook
de Werktuygen, zijn die de Dyebeenen oprigten en
doen regt haan; daarom moetenle in vaft-ftaande
Beelden, of die haar met de Beenen ergens pal tegen
aanfetten, uytdrukkelijk hart en beklonken van
Vlees gefien werden. In de beweging van het Dye-
been moet de Driehoofdige Spier Τriceps (42) het
felve na binnen wenden. Als het Scheen-been regt
uyt geftrekt ftaat, dan fietmen de Muskel Érfttti
en diediewe Vafius Bxurnus (44) en Internus
(45) êe'
-ocr page 448-'43 *' tMaaxelen ^Dlenfl der Mmkekni
(35) geheeten hebben , fëer kenlijk opgefw,ollen»
Daar zijn vier Muskelen, die Poflici of agterfte ge-
noemd werden; namelijk Externus (51) Seminer-
vofus (s2) Gracilis (53) en Semimembranofus o(
halfvliefige;( 5 4)welke Muskelen alle dienen om het
Been met den Voet in den Aars te halen. Dan de
Muskei Gracilis (53) Die met de halfvliefige (54)
binnen de Dye (bat,helpt in 't aanhalen het scheen-
been biiinewaards trekken. Moet het Been buyten-
waards en van 't ander Been afgewend zijn; de
groote Muskei Membranofus (40) moet werkende
gefien werden. Tegens welke Longus (41) ioo ge-
naamd van wegen fijn feer groote Lengde, het Been
inncwaard- en tot het ander Been aan voerd. Ais een
Beeld met d'een of d'ander Voet of met beyde op de
Teenen ftaat, dan moeten de Gebroeders of Ge-
melli (62) by ons de Kuyten genoemd ; beneffens
de Platvis fpier soleus (63) voornamelijk opiwel-
len , om dat haar werk is , de Hiel te ligten , de
Voet te regten, of die binnewaards te halen. Dan als
de Voet Voorwaards na de Knie moet opgeligt of
gebogen werden; dan werken de Muskefen Τibi&m
ofVoor-fcheen-fpier (f5)en de tweehoofdige Kuyt-
been-ipier Veroneus (57) die ook de Teenen eenig-
iints int optrekken helpen Welke alles naukeurig
in onfe Anatomie-man-beelden kan nagefpeurd wer-
den. En wilt gy het noch beter fien, weten , en ont-
houden , onderfoekt het aan u felven volgens de
gefeyde voorbeelden, of huyrd daar toe een welge-
maakt Menfch 5 enghyfultmet weynig omflag ,
vaft en ieker in de Menskunde werden : en op dat-
we niets en verbergen vari 't geen over defe doffe by
ons ten beften is, foo feggenwe dit noch; dat gy in
het nafpeuren vao 't Leven , feer veel dienft fult ge-
nieten $
Maaxel en Dienfi der Musketen. 431
nieten, vvanneerje in 't onderfoeken van de werking
der Muskelen , eenige Snoerkensgebruykt, om die
om de gewrigten en plaatfen te binden die gy onder-
foekt. Want u model, hoe onwetehde hy is, fal
li in veelgevaïlen konnen leggen, hoe en wanneer
de gebonden fnoeren , min of meer fpannën; in-
dien veele voor u niet fienlijk en waren. En wy be-
kennen geern datwe ons tot dit ontwerp, daar van
dikmaal bediend hebben.
En wanneer ymant alle het gene wy tot hier toe
gefeyt hcbbe ^fal willen beftaan met het leven re on-
derfoeken , en van yder geval en doening een proef
te nemen , en waarnemen hoe 't hem in die en iri
andere Aöien gedraagd,wy achten dat fuik een fijn
tijd noch inoeyte niet en fal beklagen. Maar ont-
waar Werden dat hy de ware middel gevonden heeft
om in zijn voornemen , en in 't geen hem aan de
Kennis van 't leven mogt ontbreken, geholpen té
werden. Indien *t m oog'ijk waar lóodanige I.fcde-
mannen toe te ftellen in welkmën niet alleën d^Mus-
keienfag, maar daar ook de veranderlijke ftand en
werking van yder aftieen voorval in gefien wierde,
wy hadden een gróote faak in de Schilderkonft ge-
vonden: maar nadien fulx niet doenlijk is,en dat den
Schepper fulx voor hem alleen behoud,foo moeten-
we ons met de gefeyde, of met diergelijke midden
|en en met de befchouwing van het leven behelpen.
Daar zijn ook nog verfcheyde gevallen die ontrent
de Muskelen in 't Algemeen moeten waargenomen
werden.Onder defe kanmen aanmerken,dat hetOp»
heffen of Nederbrengen vandenErm,de meefte ver-
andering in de Muskelen van de Borft maken, 'i Sy
dan dat ly fulx doen in haar te Verfpreydé,of datfe te
gaar getrokken, en haar mèer gefwollen vertoonen,
Ε e Eli
4 %6 diaaxel en Dienft der Mus kelen.
En foo Met ook met de Dyën gelegen, wanneer de
Beelden of gebogen,of regt opftaande,of uitgeftrekt,
ofgefeten zijn.En men fiet voorts in allerhande Ac-
tiën meer verandering aan en ontrent de Schouder-
bladen , in de zijde-lanken , en aan den Hals, als aan
eenige andere famenvoegfelen van 't ganfche Li-
chaam : om dat de beroerlijkheyd van de felve, de
meefte verfcheydenheyd onderdanig is
En gelijkwe tot hier toe de Menfchkunde met
foodanigen breedweydendheyd meenen verhandeld
te hebben; als tot het welftellen der Beelden inde
Teyken en Schilderkonft behoord ; egter weten
wy dat onfen Arbeyd aan fommige nog fal te
bekrompen aangeleyd fchijnen, en dat wel voor-
namelijk om dat meeft alle onfe LefTen alleen
fchijnen toepaffelijk te fijn, tot het ftellen van
Enkele Beelden , fonder eenige Koppeling: fulx
datfe niet doorgaans aangeleyd zijn om die wel tot
de Τ roeping, of famenfchikking van Actiën en
voorvallen, daar veel Beelden te gelijk zijn , en
die tot en met malkanderen alle te famen, of
in verfcheyden Koppeling en Samenhooping te doen
werken. Gelijk dan ook in defen, fommige Mee-
fters haar van verfcheyde Hulpmiddelen hebben we-
ten te bedienen, feer wel fiende dat de Beelden veel-
fints geheel andcreActien in een Koppeling of Ί roe-
ping , dan in d'enkele ftellinge van nooden hadden.
Waarop wy antwoorden; dat alhoewel die be-
geerde dingen, feer wefentlijke deelen van de Schil-
derkonft zijn; wy nochtans om vele reden hebben
geoordeeld,dat fulx veel eygentlijk tot dOrdinering
en famen-roeping der Hiftorien dan tot de Menfch-
kunde behoord; en dewijl wy voornemens zijn»
ookdatDeel ter gelegener tijd te laten volgen, foo
MaaxelenT)ienfl der Muskelen. 431
fal onfen befcheyden Leefer de goedheyd believen te
hebben,om het geen wy aangaande de A&ien der ge-
koppelde Beelden , hier en daar, daar 't pas gaf, heb"
ben aarigewefemop Reekening te ontfangen; en met
het refteerende ons foo lang te borgen, alfferfalvan
nooden fijn , om de betalinge onfer belofte opeen
voegfamewijfeop te brengen.
BLAD-
-ocr page 452-AA-ndagtig hooren wat Aaien daar toe noodig zijn. 315:
Aangeiïgt des Menfchen hoe in fijn breedte wel te verdec-
len. 84
Aangeiïgt des Menfchen waarom meeft ongehayrd. 100
Aangeügt des Menlchen in fijn verfcheyde Gedaanten tot de Tronie-
lchouwing, beiien. 101
Aangelïgten die plat fijn; beteekenen Gemelijke Menfchen. 101
Aangelïgten worden door Sproeten en Vlekken, ligtclijk ontcierd.
104.
Aangeiïgt des Menfchen heeft als een Waardig Deel, veel Spreek-
wijfen daar van doen ontleenen. 109
Aangeiïgt volgt in Kleur cn Verwe, de geftcldheyd des geheelen
Lichaams. 186
Aangeiïgt hoe 't metter tijt door de Paffien vervormd werd. 196
Aangeiïgt des Menfchen van hoedanigen verfcheyde Betrekking en
Teykening. 206
AangefigtsDeelen wat die in de Paffien doen. 298
Aangeugt hoedanigfich na de Paffien veranderd. 301
Aar, hooren van een Algemeene Aanfpraak. J > ƒ
Aaniprask met hoedanigen A&ie dat gedaan moet worden. 312
Aanfpraak tot een groote Vergaderinge. 31}
Aarswijfen waarom Smadelijken Schandelijk. i 8 J
Aanwijfing liet Wijfen.
Adtic moet een bepaald Oogenblik hebben. 28Ó
A£tie vaneen Algemeene Welftand. 309
Α £tie van een die Wij ft. 311
Adie van een Vermengde Aandagt. 316
Aétie ontrent de Befchaamd-Wording, 52®
Adtie van Springen hoedanig toegaat. 3 z4
Ailie van Gramfchap en Toorn. 31(5· 3 28
Actiën en Paffien van wat Onderfcheyd, z9f· 196
Aftien eri Paffien fijn Verfchillig ten aanfien van Geflagt en Ou·'
derdom- 297
Aftien van Voorberey ding tot een Geweldige Daad. 274
Aaien van Werpen en Slaan hoedanig van Bereyding enUytwer-
king. ΐηί· 279
Aaien
/
-ocr page 453-BLADWYSER.
Aöien moeten met de Proportie wel vereenigt zijn. aSa
Aöien en Paffien wel uyt te Drukken, is de Ziel van de Schilder-
konft i8z
Aöien fijn Gemiddeld of Ongemiddeld. 184
Aöien moeten niet Boven noch Beneden het Oogmerk des Werkers
noch de Waarheyd gaan. 283
Aöien moeten met de Gedagten en Tronie-Paflien over een Stem-
men. 2.8j
Aöien die gemaakt of die Natuurlijk zijn van wat Onderfcheyd. 294
Aöien moeten wel tot de Perfoonengefchikt zijn 30ό
Aöien van Oude Luyden hoedanig in 't Algemeen. 307
Aöien van Maagden en Vrouwen. 3°9
Aöien van Staande Hoorders. 31 <5
Aöien hoedanig kenbaar te maken. 318
Aöien in 't gaan watter in waar te nemen is; 32+
Aöien hoe die by toeval wonderlijk konnen vallen. 350
Adem-haling door welke Muskeien geholpen werd 413, 430
Afbeeldingen van Menfchen te maken diemen noyt of maar eensge-
Agter deelen van den Menfch befchreven. 18i
Agter-hoofts-been hoedanig van Maaxel. 3 80
AlbertusD.urerhoeen wathy vande Ledenitemming der Menich-
beelden gefchreven heeft. 89.
Algemeene fpraak des Werelds in wat Aöien die beftaat. 30;
Antijke Konftenaars hebben met de Menfchkunde veel op gehadt. 4.
Antijke Statubeelden hoedanig ichoone Voorbeelden in de Alge·.
Antijke Konftenaren verftonden fich wel op de Proportie 43
Apenbakhuy s wat het in een Menfch Tronie kan beduyden. 198
Apebillen watfe aan de Menfchen te kennen geven. 1^4
Appelzak van Goltzius waarom foo genoemd. 40 6.
Arbeyder hoedanig iich verftandelijk dragen fal. 267
ArentsNeufen hoedanigeertijts by de Perlen in agting. 124
Ariftoteles antwoorde op de vraag; wat is Schoonheyd ?· 18.
Armen iietErmen
Affchen op 't Hooft te itroyen wat dat te kennen gaf. % f
103
M'
B^eid
Baard der Mannen van wat dienft en gebruyk.
Beeld op een been ruftende hoe in zijn gewigt gedeeld.
Β L Α D W Y S Ε H.
Beeld in een gemeene en bevallige ftand aangemerkt. 147
Beeld in een dragende ftand vertoond. ifz
Beeld in zijn uytterfte Helling aangemerkt. 193
Beelden hoe te Hellen in allerhande ftand van Doening.
Beelden in vermoeyde ftand. 24$*
Beelden in wat ftands gelegentheyd men de meefte verandering in de
Leden ziet. 2fl
Beeldeitand die niet Werkelijk is. 241
Beenen van't Menfchbeeld moeten ook gekend werden. I
Beenen en Krimpen niet eygentlijk. 88
Beenen die kort lijn watie aan een groot lichaam voor een quaat
voorteekc-nzijn. 175
Beenen zijn het inwendig Opftelfel van't Menfchbeeld, 377
Beenen hoedanig ciie zijn famengevoegd. 379
Beeren hpedamgfe haar Holl en verbergen 177
Beeften waaromfe in yder geflagt fo verfchillige fweming niet en
hebben als de menfchen. 188
Beefte-Menfchen wat die zijn. 190
Belofte met hoedanigen sétie men dat doen moet. 3 19
Befchaamdwordinge , hoe dit toegaat. 320
Bevallighsyd hoedanigen Cieraad aan de Schoonheyd. 24
Bevend e Oogen door wat gebrek ontftaat. 11 j
Beweging der Lippen is verichey den na de taal die gefproken word.
13Ó
Beweging der Menfchen is feer lightvoerig. 239. 5.41
Beweging des Menfchen hoe door middel van de Dierige Geeften
gefchied. 342
Beweging der Menfchen in feven ge Aagten onderfcheyden. 282
Bewegin£dJ>enkelen die gemengd is. 304
Beweging der Menfchbeelden door midddel van de Geeften, en an-
dere tuygen. _ Jp7
Bewegingen die op de bepaling van de wille gefchied. 398
Beweging hoe wy die in de ilaap doen. ?98
Bier waarom van de Tabakrookeis meer aan de wijn gefogt word.
139
BÜl ea
-ocr page 455-Billen, van wat dienft aan den Menfcl?. rgj
Billen uyt hoedanige Muskelen gemaakt zijn .
Blankheyd hoe van fommige Vrouwen met geweld gefogt werd.
tof
Bloote Borften te dragen , of het voor de maagden onbetataelijck
is·
BokofRamwatfijniwemingineen Menfch-Tronie kan te kennen
«even. ' ,p8
Bor ften of Mammen in 't algemeen beichreven. 163
Borften der Mannen van wat nut. 1Ó4.
Bont der Mannen wat liaar verfcheyde Formen, te kennen geven.
16 7
Borft-been, hoedanig van Maaxel. 384
Borft-fpieren hoedanig van Plaats en Dienft, 42Z
Broek waarom de gevangens in?t opbrengen dikmaels los gemaakt
werd. 324
Buyk-Muskelen van hoe velerley dienft. 168
Buyk waarom ionderBeenen gemaakt. ϊδ6. 170
Buyk , watter de Menskundigers van vqorfeggen. iyo
Buyk die wel geformeerd is geeft aan de Vrouwbeelden een groote
Schoonheyd· 171
Buyk-Muskelen van hoedanigen Maaxel en Dienft. 414
C.
Confcientie wat die in den Menfcli is. 3 jz
Nota. Wat hier niet gevonden word foekt Letter IC.
D.
Darmbeen van hoedanigen Maaxel. 3S9
Dekfel der Maagden en der Vrouwen, hoedanig te onderfchey den.
9 6
Denking is geen Daad die tot het wefen van een Lichaam behoord.
, . '
DenKitigkan niet afhangen van de Samenloop dei· Dierige Geeiten.
Deugden en Ondeugden in eenige Voorbeelden van Tronicn aange-
wefen. }
Dienft der Menfchelijke Leden te kennen, van wat nutt. 89
-ocr page 456-Dierlijke Ziele des Menfchen wat die is. 339
Dierige Geeiten hoe dun die zij η.
Dierige Geeiten konnen door haar Samenloop geen Denkingen
voortbrengen. 37f
Dyen en Bcenen in haar Maaxel en dienft befchreven. 174
Dy en der Menfchen watfe in de Menskunde leeren voorfeggen. 17?
Dye-been van hoedanigen Maaxel. 389
Dye hoedanig haar Muskelen zijn. 415"
Dieven by de Slangen vergeleken en quaden uytflag van des Duy ve's
Argument. ^ f9
Dolligheydhoe door fenijnige beten bekomen werd. 145-
Doove weten uyt' de beweging der lippen, te verdaan watter gefeyt
werd. 134
Duy m van wat vermogen aan de Hand. if 3
D\valing wanneer die in de Menfch vald. 3 ƒ α
Dwalingen van wat voorname oorfprong. 35·!
E.
Eenkennige Kinderen zijn dikwilsgoet van veriland. 97
Eerbiedighcyd paft dé publijke fpraakfeer wel. 3' +
Eik-pijp hoedanig van Maaxel. 3S8
Elleboog Muskelen van hoedanigen Maaxel en Dienft. 4' 7
Elleboog-Spieren befchreven. ' 418
Engeianders waarom mogelijk Steerten genoernd, 383
Engelsman in fijn Naturel en Perlbon belchreven. fz
Enkel of Enklauwe van hoedanigen Maaxel. 39T
Ermen met de Neufe gemeten. 8y
Erm desMenfciien is langer Gebogen dan Regt. 8f
Ermen haar Maaxel en Dienft befchreven. Ijo
Ermen en Handen van wat Gebruyk in't Spreken. ïï'fi
Ern.cn fijn als de Hand-fpeeken daar 't Lichaam mede werkt. 1 öj
Eriv.en en Handen welk haar uiterfte V ermogen is. 189
Ernjen en Handen wat Vermogen die in de Aftien en Paffien heb-
Kr·...· ■ en Handen hoe in de Vrouwelyke Aöien beftuurden. 309;
Er. r.en se Handen wat die in 't Loopen doen. 3 24
Er ■ v*n en Bc enen fijn aan 't Menfchbeeld niet laftig te dragen. f°
Errnbeen hoedanig van Maaxel., 387
Erm»
-ocr page 457-Ërm-fpieren van hoedanigen Maaxel en Dienft. 4, j
Ervarentheyd wat die in 't Arbèyden vermag. z<ig
Eva offe Waarfchijnelijk na den Val de Borften gedekt heeft. 29
Europifche Natiën in haar Algemeene Lichaams geftalte Gedood-
verft. 34
Ezel wat fijn Swemingaan de Menfchbeelden kan byfetten. 199
Ezel die geern fou Geiprooken hebben, 100
Faculteiten van de Ziel hoe ver fy bedorven zijn. 3 ^
Fenijnigheyd der Tanden en Dolle beten. 144
Fenijnighey d der Nagelen in 't Krabben. 15-4
Fniefen. SietNiefen.
Fransman in fijn Naturel en Perfoon befebreven. fj
G.
Gangk des Menfchen hoedanig verfchilligj En van wat betekenis. 180
Gang der Viervoetige Dieren hoe nootfakelijk Overhoeks ge-
fchied. 271
Gebeenten van 't Menfchbeeld in twee Vertoogfchetfen ver-
klaard. 380
Gebreken hoedanig in de Konften ligt voortfetten en befchermd
blyven. j
Gebreken hoefe van de Schoonheyd konnen ondericheyden wor-
den. 20
Gebreken der Menfchen hoedanig na den Aart der Beeften ge-
noemd. 1 92
Gehoor hoe dat door 't Maaxel van de Oor ligt verftanelijk is. 1 κ;
Geleerde hebben van Outs groote getuygenis over de Nuttigheyd der
Menfchkunde gegeven. ι
Gelijkwigtigheyd der Beelden door het Koordedanfeu verklaard. 260
Geeft des Menfch hoeié in haar Selven denkt. 37 3
Geluid-geving of Spraak der menfchen watmer van voorièggen
kan. ,41
GemeeneVolk waarom het meênd dat de Beeften ook Denken. 405·
Geiigtkunde moet ook in de Stand der Ployen Waargenomen wor-
den. J3f
Gefigt-Zenuwen hoedanig gefteld fijn. 3Ó2
Geveynfde Vreefe hoe uyt te Beelden. 329
Geveynftheyd waarom van de Saligmaker foo byfonder beftraft. 109
Gewigt-linie wat die in de Stand der Beelden is. »57. 239
Gewigt des Lichaams hoedanig Nuttig in 't Arbeyden. 260
Gewoonte fchijnd ons Sterker te maken in 't Arbeyden. 269
God waarom Handen en Ermen toegefchreven word. 1 ji
Godgeleerde twiften ook over d'Hayrdragt der Mannen.' cjx
Gramichap hoedanig Natuurlyk te Verbeelden. ,2,5
Ε e ƒ Grij-
-ocr page 458-Grijnige Tronien, wanneermen die veel in 't Leven liet, j, g
Groote en Kloeke Menfchen, waarom van de Oude Waardig geagt
over andere te heerfchen. 66
H.
Hand hoedanig met de Neufe gemeten kan worden. 8f
Hand hoedanig wijflelijktot de Grijping geformeerd. ijTJ
Hand in fijn Maten en Proportienoverilagen. 15-4. if<5
Hand-beenderen hoedanig van Maaxel. 386
Hand-buygers, in haar Plaats en Dienft befchreven, 418. 419
Handen die Schoon fijn van hoedanigen vermogen op d'Inbeel-
ding. ι f4
Handen en Ermen vam wat gebruyk in 't Spreken. 15· 1
Handen en Vingeren hocdanige Kunsjes men daar mede door hulp
yan 't Keers-ligt kan doen. \^
Handen hoe die ip. allerhande Aanfpraajc moeten gefchikt lijn. 320
Handen houden fich in de Adtien veelfints ontrent het Herte. 110
Handkijkers hoedanige Bedriegers. 15-7
Hand-Muskelen hoedanig die gefield zijn. 42®
Hand-palm hoedanig gemaakt. 419
Handen watfe fomtijts in't Algemeen van des Menfchen Aard te
.kennen geven. 1/8
Hayr des Hoofts van wat Dienft. 91
Hayr-fcheeren waarom in Treurige Dagen geoefFend. 9f
Hayrdragt is der Vrouwen voornaamfte Cieraad: 96
Hayr des Hoofts is verfcheyden van Aard. 98
Hayr aan de Oogfcheelen van wat Dienft. >12
Hayr op de Borft der Mannen wathetbeteekend. 4*2
Halsbuiging hoedanig tot de Vooriègging iri agt te nemen I fa
Hals heeft veel Waarfchijnelijke Teek'enen inde Menfchkundetot
de Schilderkonft. . 149
Hals, haar Maaxel eri Dienft. 148
H.eilig-been van hoedanigen Maaxel. 3 y 5
Helling en Stand der Hoofden door eenige Ovaalfe Kringen ver-
klaard. 216. 217
Hemelftreek en Landaard, geeft veel tot de Verichilligheyd der
Menfchen Lichamen. 5*4,
Hemelftreek doet veel ontrent het Hayr des Hoofts. 99
Heup van de Vrouwen is broeder dan die der Mannen- 69
Heup-been van hoedanigen Maaxel. 389
Hiel en Hielligting in 't Gaa,n ,7i
Hielen watfè door haar vcrfcheide Form konnen te kennen ge-
ven. 184
Hond wat fijn Swemirig in een Menfcli Tronie uytdrukkenkan.201
Hoef-
-ocr page 459-Hoofden der Menfchen fijn verfcheyden van Forni. 90
Hoofden verfcheyden van Generale Omtrek. ioj
Hooft des Menichen is de Modulus of Maatzet, van 't heele Lic-
haam. f3
Hooft te Groot ofte Kleyn wat Deugd dat ontrent een Beeld kan
doen. éi
Hooft des Menfchen deeld fig feer wel in 4 Deelen. g ^
Hooft des Menfchen van wat Maaxel en Dienft. 90
Hooft van een Menfch op hoe veel Wijfen kan bewogen werden. 21 ο
Hooft hoe Maatredig vlak van agter te ftellen. 26
Hooft kan veel tot de Welftand van een Aflie en PaiTie toebren-
gen. 297
Hooft en Hals Muskels van hoedanigen Maaxel en Dienft. 412
Hoogduitfer in fijn geheele Peribon befchreven. ft
Hooi ende Beelden, met wat Aandagt die moeten zijn. 31 f
Huid des Menfchen hoedanig van Maaxel en Gcbruyk. 185"
HulffelsepBekaperingen, vervormende Aangefigten der Menfchen
feer veel. 9$
Humeuren en Gefmdheden der Menfchen, hoedanig en verfchei-
den. ff
joden waaromfe haar Krooft en Sweming langer dan andere Volken
Jonge Mannen hoedanig van Aiiien- 308
Jongens hoe gemeenlyk Wild-aardigcr dan de Meysjes zyn. 77
Italiaan in lijn Naturel en Peribon befchreven.
Jukbeen hoedanig van Maaxel. 381
K.
ICaak-beenderen hoedanig van MaaXfel. 381
ICattebakhuys wat het in den Menfch verbeeld. 198
Kind van dry Jaar heeft gemeenlyk de helft van fijn geheele Was-
dom. 80
Kind, ouder werdende fchikt fijn Proportie al meer en meer na die
der Mannelijke. 81
Kind by Manneborften gefoogd en opgevoed. J 67
Kind op hoe veel wijfen by de Moeder gevoed werd. 171
Kinderen en Vol·wafle Menfchen hebben groot verlchil in haar Pro»
portie. $6
Kinderen en Vrouwe Lichamen waarom gemeenlijk Poefelagtig en
Donfig van Vlees fijn. 82
Kindereain vier ea in vyf en in fes Hoofden geproportioneerd. 79
Kinderen waaromfe dikwils af keerig fijn v-an een Nie-uw Modifch of
Kinderen die Eenkennig fijn, Koe gemeenelijk goed van Verftand 97
Kinderen hebben een afkeer om Mannen met Baarden te kuffen. χ ο j
Kinderen hebben Natuurlyk geen onderlcheyd van Regt of Slynx.
K'nceren hoedanige Aöien die hebben. 306
Kinderen hoefe door Schudden en Wiegen in Slaap raken. 34 J"
Kinne des Menfchen Α angefigt in haar Maaxel befchreven. 146
Kinne heeft in de Trony ki j kerie ook haar Waarneming. 147
Kinne van een Schoone Vrouw befchreven. 147
Kleedingen in hare Ployen te kennen behoord ook tot de Menich-
kunde. 3 31
Kleen-Aangefigtbeduyd dikwilseenFutfelaar. ,01
Kleermakers hebben de Menfchkunde noodigh 86
Kny-fchijf-van hoedanigen Maaxel. ' 389.416
Konft-tijden, hebben haar Op en Ondergang. 4
Konft waar in die fich anders dan 't Leven moet dragen, 296
Koorde-danffers waar doorfe vaft op het Touw gaan. 260
Korinters fijn niet over langk, maar over Vrouwen Hayr van den
Apoftcl befchrobd. 94
Korinters hebben kort, en veelfints opgekrult Hayr gedragen. 93
Krayof Rave watter door fijn Sweming inde Menlchbeelden kan
ov^rgebragt worden. 202
Kruysder Tronien hoedanigen verwiiTeling onderworpen. 220
Krooft en Sweming hoe iade Landaard lange Stand houden kan. ;+
Krpoftkunde in 't Algemeen beichreven· 187.
Kuyt-Spieren hoe van Maaxel en Dienft. 428
L.
Lachen hoe en wanneer heftig aangaat 169
Lachen en Schreyen van wat onderlcheyd ten aanlïen van de Teyken-
kundige trek. 298
Lachende Tronye hoedanig gelleld. 299,
Landaard verfchaft eenige byfondere en eygen Schoonheyd aan d'in-
boorlingen. 33
Landaard en Sweming der Natiën hoe die afwiffeld. 34
Landftreek geeft eenige verfchillige Lij fslengde. _ jz
Lang en Schoon Hayr dat vercisrd, kan niet fchandelijk ftaan. 94
Langijayr misftaat een, Naakt Menfch. 1 oc»
Lang Hayr oft eygentlijkfchandelijk en den Mannen verboden is 92
Lange Hayrdragt by fommige een Tcylcen van Nedrigheyd. 95
Lange Kinne. Siet Kinne.
Lang.
-ocr page 461-Lwigfaame Gangfc waarom meer vermoyd dan een Veerdige. ïfe
Lattiragend Beeld, hoedanig bequamelijk te Hellen. 2 f j
Laftdrager waarom hy fig dikwils kromd. jyg
Leden van ongelijk Geflagtof Ouderdom worden aan geen welge-
maakte Menfchen gefien. 45
Leden volgen in Geftalte gemeenlijk de Grootfte Klomp des Lic-
haams. Ó2
Leden hoe die door de Muskelen bewogen werde n;
Ledematen moeten in alle Actiën haar eygen Bediening en geen an-
dere uyt voeren. z3y
Ledenftemming kan alleen deSchoonheyd bevorderen. 23
Ledig-gangers moeten niet in de Tafreelen gefien worderi. 306
Leelijkkan niet Beminnelijk zyn. 18
Leelijk hoe 't voor Schoon kan aangefien worden. 19
Leelijkheyd waarom ligter dan Schoonheyd na te volgen. 23
Leeuwen-Aangefigt, wat in een Menfch-Tronye fal verbeelden. 198
Lendewervels hoedanig van Maaxel. jgj.
Lengde des Lijfs is verichillig in Man en Vrouw. j ο
Lengde van een Regtichapen Menfch hoe te bepalen.
Leven met hoedanige Voorbereyding men daar toe behoorde te ko-
men.
Lichamen hoedanig leer ligt in de Beweging. 140
Lichamen der Menfchen waarom niet van Eenerley vermogen. 46
Lichamen der Menfchen konnen vericheidentlijk wel geproportio-
neerd zijn. 49
Lichamen waarom foo ver agter de Spiegel vertoonen alsfe daar voor
ftaan. 370
Lichamen oordeeldmen niet kleen, fchoonfe door 't verlchiet loo
verkleend in 't Oog komen 3 69
Lichamen konnen niet denken. 372
Lichaams Swaarte hoedanig voordeelig in 't Arbeyden. z6l
Lichaams Vermogen van de meefte Menfchen niet verftandig beze-
ten: 208
Liggen hoedanig gemakkelijk kan gefchien. 182
Lijfslengde is verfcheyden in Gedacht en Land-aard. f 1
Lippen van hoedanigen Fatfoen en Dienft. 133
Lippen komen inde beweging van de Sprekers altijts met de Taal
die 'er gefprooken word, over een. 13 6
Lippen watmer met eenige fekerheyd in de Troniekijkerie uyt voor-
feggenkan. 137
Lob-Oor waar van die benaming afkomftig fchijnd, 127
Logt hoedanig vol Stralen die van de Lichamen afvloyjn. 370
Logt wat die ontrent de Dierige Geeften doet. 3 41
Lomazzo, Schilder van Müanen hoedanig wel van de Proportie
heeft
_
Η L Α D W Y S Η
Loopende wanneeriè ligt vallen konnen. 2
Loopende Beelden, wat Α die die hebben. 324
Loopen wat nut het een Laftdrager iomtijts doet.
Lucifers Val op de Europifche Natiën aardig toegepaft,
M.
Maagde-beelden magmen met goet toeverfigt een ranker Proportie
dan te Vrouwbeelden geven. 74
Maagde borften hoe wel te doen aangroeyen. 166
Maatredige Proportien , van hoedanigen Vryheyd. 45·
Maatredige Tronie-ftelling in allerhande Geval. nj
Maaxel en Proportie geeft veel in de Doeningen der Menfchen. 46'
Msne in 't Water fchijnende hoe op veel Plaatfen gefien werd. 371
Mannebeeld van agt Hoofden in fij η Verdeeling beiehreven. 62.
Mannebeeld volgens Lomazzo in 7! Hoofden geproportioneerd. 72.
ManneborftenvanwatNutenFatiben. 164. 166
Μ innen waarom die fterkervan Natuur en Aftien fijn dan de Vrou-
wen. 76
Mannen met Vrouwelijke Hayr-kapfels, waarom fchandelijk, 94
Mannen die 't Kraambed houden als 't Wij f gekinderd heeft. 167
Mannen die fterk fijn moeten welgemuskelde Dyen hebben. 174
Mannen en Vrouwen hebben evenwel Ribben. 38 ƒ
Mannelijke Schoonheyd des Lichaams beiehreven. 31
Mans Schouder is breeder dan die der Vrouwen. é<J
Mafaccio verbeterd in fijn tijt de Lamme Stelling der Beelden van de
Vervalle eeuw.
Maten en Proportien hoedanig meeftvan 't Menfchbeeld ontkend
zijn.
Medebewuftheid of Conicientie wat die is. 3 fz
Mede-weten kan niet Dwalen. 353
Meyd, of MeyfTcn waar van foo genoemd. 1
Mem of Memme waar van onder de Kinderen in gebruyk ge-
raakt. lóf
Menfchbeeld in xf Öeelenbeqiiamelyk gedeeld. 71
Menfchbeeld in fijn Lengde met vier Elieboogen bepaald.
Menfch Vademd fijn eigen Lijfslengde.
Menfch kan in een Cirkel , en in een Vierkant betrokken worden. 65·
Mcnfch fchiet van Jongs aan meer in de Lengde dan in fijn Dikte
op. 82
Menfch hoedanig hy fijn Wigt en Tegenwigt Natuurlyk weet tc
vinden.
Menfch in wat ftand hvons Kloek en Gefond kan fchynen. 24?
Menfch tegen de Wia'dloopendeneemdde Wigt-lynietennauwften
niet
-ocr page 463-nietinagt.
Mfinfth hoe hy fijn Tegenwigt foekt. 2g r
Menichofhy met de Handen enErmen, fterker in'tnafich trekken
dan in Jt van liem ftooten is. 263
Menfch waar door hy fterft.
Menfchen waar doorie op gelijke Ontmoetingen foö verfchilii«e
Uytvallen en PaiTien hebben. j ^
Menfchen algemeene Lijfslengdehoetebepalen. j-g
Menfchen in haar Gebreken na den Aart der Beeften afgemeten.
192. 194
Menfchen hebben veel Hulp-middelen en Voorberey dingen in 't be-
wegen. 2.74
Μ enfchen Lichaam hoe veel Beenen dat heeft 379
Menfchkunde is den Schilders ten hoogften Nut. 1
Menfchkunde maakt d'Oude Schilders alleen vermaard. 3
Menfchkunde van wien verworpen. 3
Menfchkunde Grondig verftaan geeft geen Nadeel in dé Schilder-
konft. 5:
Menfchkunde vervallen zijnde hoe van fommige opgeholpen. 7
Modenin de Scfailderkonft fomtijts opgekomen, hoe met regt ver-
laten. 7
Moden in de Kleeding moetmen niet algemeen navolgen. 29
Mond haar Maaxel en Dienft. 131
Mond foo wij d bevonden als den Bril van 't Sekreet. 131
Mond die Kleyn is paft de Vrouwen en niet de Mannen. 132
Mond en Lippen hoedanig tot de A£tien in 't Spreken geaart zy η. 3 3 ο
Mond heeft na fijn Gefteldheyd, een groote beteekenis van des Men-
fchen Naturel. 132
Muskelen hoedanig fy moeten verftaan werden. 9· 11
Muskelen verpligten den Schilder om haar veranderlijkheyd dat hy-
fe wel en grondig verftaat. 10
Muskelen hoe verfchillig in haar Werking. 11
Muskelen fonder haar Eygen Doeningen te vertoonen, laten maar
d'Opperfiuyd van de Beelden fien. " 14
Muskelen konnen noyt al gelijk Werken. 396
Muskelen hoedanig die in en buyten haar Werking zyn, 393
Muskelen ïn haar Plaats en Bedieninge befchreven. 392
Muskelen hoedanig van Maaxel. 394. 400
Mus-
-ocr page 464-Β Β Α Ε> W V S Ε
Muskelen die geen Beenen bewegen hoedanig. qo*/
Μ liskelen hoedanig tot de verfcheyde Schoonheden der Beelden
moeten toegepaft worden. 4,08
Muskelen der Menfchbeelden in dry Vertoogfchetfen verkl aard. 41 z
Muskelen van den Erm befchreven in haar Dienft en Plaats 41 y
Muskelen die in de grootfte Doeningen der Ermen gefien wor,
den. 430
Muskelen die in fware dingen te tillen byfonder Dienft doen. 431
Muskelen die voornaam tot de Werking des Hoofts dienen. 430
Muskelen die in verfcheide Kennelijke Doeningen merkelyk haar
Rolfpelen. 431
Naakte Beelden waarom by d'Oude ioo veel gemaakt. j 3
Natuurlijke en Toevallige Stand der Hoofden verklaard. 211
Navel des Buiks hoedanigen middelpunt van een uytgeftrekt
menfch. 6f
Navel van den Buyk, van wat Dienft- 171
Navel hoe en wanneer qualyk door al de Kleedingen heen verbeeld.
173
Nek-beenderen hoedanig vaii maaxel. 382
Neus een fraye maat om 't Lichaam in veel Deelen wel te proportio-
neeren. 8f
Neus des menfchen Aangefigt, befchreven. 1 '9
Neus afgefneen of elders door verloeren, of men een Nieuwe aan-
fettenkan. 120
Neus hoedanig die met de Wingbrauwen gekoppeld is. 123
Neus en Neusgaten geven de regte Toon aan de Spraak. 12 2
Neusgaten van wat Dienft en Gebruyk: 122. 12f
Neufen lij η feer verfcheiden van fatfoen. 120
Neufen die Schoon fyn hoedanig. 121
Neufen hebben in de Vrouwen meer kennelijke Voorteekenen dan
aan de mannen. 121
Neufen die qualyk gefteld fijn, hoe te helpen. 113
Neufen geven de Troniekykers veel ftof tot de Voorfegging- 1 24
Neufen watfe van 't Naturel der menfchen te kennen geven. 124
Neufen in haar verfcheyde Geflagten en Formen onderfcheyden. 204
Niezen hoe dat toegaat. 169
Nydigheyd hoe te verbeelden. 3*9
Nyn-tiagels aan de Vingeren hocfe voortkomen en verdreven wer-
den, jfj"
Oa
-ocr page 465-BLABWYS ERI
ö'nderbnyk heel groot, een teyken van fiekte en kort leven. 6f
Onderfte Kaak-been, hoedanig van Maaxel.
Onderwijfing met wat Aöie men die doen moet.
Onkunde in de Menfchkunde, watfe te weeg brengd. j 0
Ontleding van doode Menfchen van hoedanigen Nutt in de Schilder-
konft. - 8
Oogen in haar Dienft befchreven. in
Oogen fijn een byfonder Optoyfel der Schoonheyd, en de voorname
Woonplaats der Bevalligheyd. 114.
Oogen in de Tronie-fchouwing hoe te verdeelen. 224.
Oogen doen veel in'tuytdrukken der Pafiïen. - 301
Oogen wanneer die de Handen in 't Werken gefelfchap houden. 3 04
Oogen ontfangen de Voorwerpen verkeerdelijk. 3 65
Oogfcheelen waarom die Hayrigzijn. πι
Oogfcheelen waarom Kraakbeenig van Maaxel. 113
Oogzienelijke Ontleding van Doode Menfchen, van hoedanige Nutc
in de Schilderkonft Β
Ooren fijn ook van verfcheyde Maaxel en Figuur. j
Ooren van wat Maaxel en Gebruyk. 126
Ooren vari wat Stof die gemaakt zijn. 127
©oren geven veel teekenen voor de Tronykykers, die niet altijt te
belachen zijn. 128
OpftijgingofMoer-fpul j waar 't uyt ontftaat. ' 169
Orden om de Menfchkunde ordentlijk te verhandelen: 1 S
Orizontale en niet Orizontale Tronien, hoe aan te merken. 220
Os of Koe, wat fij η Sweming in de Menfch- tronien bednyd. 198
Ovaal des Hoofts hoe infijn Trek enHellingte verftaan. 216
Oude Mannen en Vrouwen hoedanige Aótien die hebben. 307
Oude Menfchen offe Krimpen en Korter werden. 87
Oxelen haar Maaxel en Dienft. ' 163
P.
Paard floot fijn Laft voort. ifif
Paart op 't Kapitool te Roomeh hoedanig mifteld. 271
Paffermoet altijd in 'tOog, enfeïden inde Hand van den Beeld-
Schilder zijn. ',■,■„.... 87
Pafiïen en Doeningen der Menfchen, waardoor die in gelijke Ont-
moeting ioo vcricjiillig zijn. 5 j
Ff Pafiictt
-ocr page 466-Β L Α D W Y S Ε R.
Paffien waarom die noodfakelijk in 't Aangefigte gelien werden, ioü
Paiïien der Menfchen, door die der Beeften verklaard. 19 j
Paffien werden kennelijk in de Oogen gefien. 301
pharizeen waarom van de Zaligmaker by Wolven met Schaapskle-
deren vergeleken. 193
Philoftrate heeft de Menfchkunde in weynig woorden afgefchetft. 4
Floy-ïng der Kleedingen hoe die de Leden volgen. 331
Ployen in haar Oorfprong in agt genomen. 334
Proefftukken der Konften,konnen niet wel geheel onberifpelyk fyn.6
Pronkbeelden der befte Antijken, hoedanig voor de befte Voorbeel-
den in de Schilder en Bootifcerkunde te houden. ;8
Proportie is een voorname Werkdaad tot de Schoonheyd, 41
Proportie is van de Oude Konftenaars wonder wel verftaan. 45
Proportie der Menfchbeelden moet maar in weynig Regels gefogt
worden. 44
Proportie-maten moeten in't Verftand van den Schilder ingeprent
ftaan. 4y
Proportie hoe en waar inmen die voornamelijk moet waarnemen.48
Proportie der Menfchen Lichamen hoe die Verfchilligenegter goed
kan lijn. 49
Proportie is feer Vcrfchilligin Kinderenen VolwaiTenc. f6
Proportie-Regels waarom die gevonden zijn. ƒ9· 61
Proportie der Menfchbeelden kan Vericheiden en egter goed fijn. 60
Proportie-regels moeten Ligt en met geen oneindig Meten vcrièld
fijn. €0
Proportie lioe by 't Oog waar te nemen. <S»
Proportie diemen de Buytenfporigemaghnoemen. 7*.
Proportie kan dryderley inde Schilderkonft in agt genomen wer-
den. 78
Proportie in de Kinderen, hoe waar te nemen. 79. 80
R·
Redelijke ZielhoedanigenZelfsftandigheyd. 347
Regels der Beeldmeters moeten met Omfigtigheyd in agt genomen
worden. 87
Regt en Slinx.of 't Natuurlijk,of alleen aangenomen en Zedig is. 160
Reukiseen Nutteen VermakeijkeZin in den Menfche. Ut
Reufen of 'er ook fouden konnen fijn, foo groot alsmen wel befchre-
49
}S4
386
67
ven vind.
Ribben hoedanig in 't Borftbeen heften.
Ribben fijn in Vrouw en Man van gelijk getaL
Roodworden, waar dat eygentlijk gefchicd.
Roomfe Beeldfteenen, van gewaande Miflagenvrygepleyt.'
Roomfe Soldaten fijn meelt gedrongenea welgefctte Mannenge-
J^oomfe
\
Roomfe Soldaten wierden op 't goed gelaat des Aangefigts aangeno-
men. ιοί
RoiTo een Italiaanfch Schilder, ftal de Doode Lichamen, om te ont-
leden. 8
Rugge of Werwel-beenderen hoedanig gemaakt. 382.
Rugge in haar fatfoen en beduidenifs befchreven. 1gy
S.
Schaamte en Befchaarödwording, hoedanig. 320
Schaambeen van hoedanigen Maaxel. 3S9
Schamelheyd is de helft des Menfchen Lijfs-lengde. 6y
Scheen-been van hoedanigen Maaxel, 389
Scheen-fpieren hoedanig van Maaxcien Dienft; 4*7
Schilders konnen onder alle Wetenichappen de Menfchkunde niet
derven. 1
Schilders waarom ibmmige de Menfchkunde foo weynig agten. 3
Schilders enTeykenaars waaromfe haar dikmaal vergeefs op haar
Werk vergrammen. 12
Schilder moet niet tegen de Regelen van de Natuur of't Leven twift-
Schilder hoe hy iich in deWare Kennis dei· Muskelen oeftenen fal 410
Schilderkonft beoogd altijt de Schoonheyd. 17
5choone Beelden of Statuen , hoe foo menigvuldig by d'Oude ge-
maakt. 37
Schoone Beelden, en deftige Tafereelen s waarom die 't Gemoed van
een Konft-bem inner verheugen. 4°
Schoone Oogen in haar kragt van Beza befchreven. 117
Schoonheyd is het Oogmerck van de Schilderkonft. ï 7
Schoonheyd is Swaar 0111 te befchrij ven. '$
Schoonheyd offe in Wefen, of in Keur beftaat. 19
Schoonheyd of die in 't Voorwerp of in't Gevrogte in onfe Oogen
fchuild ? 20
Schoonheyd door gelijkzijdige Proportie en Dienft, ftaat niet onder
de Keur des Öordeelders. 2.1
Schoonheyd waar in van Cicero befchreven. ij
Schoonheyd in Man en Vrouw waar die in beftaat. 23
Schoonheyd Waarom fwaarder dan de Leelijkheyd te volgen;
Schoonheyd door NatuurlijkeSamenftel endoor Opfmukking van
wat onderfcheyd. . i>"
Schoonheyd hoe die ibmtiits door een ongeagtheid verbeterd werd. i>
Schoonheyd van een Vrouw befchreven. 26
Schoonheyd die vals is, hoe naderhand bedriegt. 17
Schoonheyd die gemaakt of Natuyrlijk is hoe te onderkennen. 28
Ff i Schoon.
-ocr page 468-BLADWYSEÏO
Sc&oonheyd kan ook door een verftandig vercierfel geholpen wor-
den. _ 28
Schoonheyd van een Vrou by fommige alleen in de Tronic gefteld. 3»
Schoonheyd van een Mans Lichaam befchreven. 31
Schoonheyd hoe die in de Gedagten van den Schilder móet ingedrukt
zijn. 3J-
Schoonheyd werd felden of noit in d'uyterfteTrap aan een Menfch al-
leen gevonden. 36
Schoonheyd hangd Grootdeels van de Proportie af. 41
Schoonheyd des Aangefigts en brave Lijfslengde hoedanig yaflouds
in agting. 66
Schoonheyd der Oogen van hoedanigen betooverende kragt. 116
Schoonheyd der Handerr. 1 S4
Schoonheyd derHuyd helpt veel tot de Leeft vaneen welgemaakt
Menfch.
Schoot, van wat onderfcheyd in Vrouw en Maagd. 309
Schouderen hoedanig haar goed Maaxel moet zijn. 181
Schouder-bladen van hoedanigen Maaxel. 3 87
Schreyen en Lachen van wat onderfcheyd in fijn Teykenkuncfïge
Trek. 198
Schreyen gefchied op veeleiley Wijfe.' 299
Slaande Actie hoedanig wel gemaakt.
Slaapbeenderen des Hoóftshoedanig van Maaxel. 381
Slaap-fpieien hoedanig van Maaxel en Dienft'. 41a
Sleutel-beenen van hoedanigen Maaxel. 386
Smaak der Spijfe hoe die toegaat. 139
Spaanjaard in fijn Naturel en Perfoon befchreven." f J
Spinozaasgeveelen over Zielen Lichaam. 9 f9
Spijfe h oefe opgeheven en Smaakelijk gemaakt WCi'd,
Spraak werd door de Lippenfeer volmaakt. 134
Spraak die Beivvaard en Onbefwaarcl is. 141
Sprangers-Greepjes hoedanige vuyle Aanvrendfels. 249
Spel en Vry willige Oeffening, maakt de jonge Lichamen grooter eri
ftereker. 76
Sprekende hoemenfe van verre kan verft aan. 134
Spreker die Sittende fijn Woord doet, 314
Sproe?
-ocr page 469-8ladwysek.
Sproeten in 't Aangefigte waar van herkomftig. j
Sprong, vereyft een Voorberey ding. 2 7 f
Sprong hoe toegaat in Opfigt der Leden. 31$·
Stameren in 't Spreken, hoe te genefen. j 41
Stand en Staat van een Beeld tegen de Wind loopende. 2 f8
Statue-beelden verfchillen veel van 't Leven. 1 ο
Statuen en Oude Pronkbeelden bewijfen dat d'Oude de Menfchkun-
de verftaan hebben. 3
Statuen of Pronkbeelden hoedanigen Menfchkunde die leeren. 9
Stelling der Beelden volgëns de Natuurlijke en Toevallige Stand der
beweging. 23 %
Stemme word alderfterkft. van Lang-gehalfde Dieren gemaakt. 148
Soldaten hoe onder de Romeynen by de Maatftock aangenomen. 67
Soldaten konnen metSlynkfe enRegtfeniet wel te gelijk met het
Geweer Spelen. 162
Stomme, fijn goede Leermeefters voor een Opmerkend Schilder. 294
Stooten en Trekken van wat Onderfcheyd in Vermogen. 262
Stoutheyd desAangefigts waarom aan'tVoorhooft toegefchreven 108
Steertbeen en Steeit hoedanig fomtijts aan de Menfchen uytwaft. 3 8 3
Steno's Gevoelen over de beweging der Muskelen. 395»
Swaarte van een Laftdrager gaat altijt over in de Neergeplantc
Voet. 25-4
Swanshaufen,aan de Moordenaars op Golgotha,qualyk toegepaft. 17 3
Sweming der Tronien wat die is. 187
Sweming der Tronien isfeerverfchillig, 188
Sweming der Bloedverwandfchap of Krooft. 189
Sweming der Land· aard, wat die is. 1S9
Sweming by toeval. 190
Sweming hoedie ibmiijds bedriegt 19,1
Sweming der Land-aard in eenige Modellen aangeweièn. 2 09
Tabak-rookers waaromfe geeren Bier drinken, 139
Tanden ofmen over des Menfchen Zeden daar yetsvan Voorfeggen
kan. 146
Tanden haar Getal en Dienft befchrev en. 142
TangerheydmaghfeldenSchoonheyd heetea. 26
Teenen der Voeten hoedanige Voorteekenen daar in fchuy len. 17,9
Teenen moeten in ee?iVa.ftftaande Beeld niet gebogen fijn noch be-
wegen. 248
Teenen door hoedanige Muskelen fy bewogen worden. 42'tf
Teykenkundige Tronie-fchouwinge. 110
Tepels der Vrouwen Borften hoe verfcheide van kleur. 16 S
Tien Aangefigten aaneen Lichaams,lengde toegepaft is een tameljr-
F f 3 ke
-ocr page 470-Β L Α D W Y S Ε R. ,
ke Proportie. 70
Toevallige Tronien welke die zyn. 26f
Tong Haar Maaxel en Dienft befchreven, _ 138
Torlfende Beeld in fijn Wigt en Tegenwigt verklaard» 26 ?
Traan-klier hoedanig in 't Oog. 114
Trap des O uderdoms hoedanigen gemeenen Afbeelding. $ ®
Trekkende, in wat Geval iy ligt vallen konaen. z6l
Trekken en Stooten welk de grootfte Werkdaat fal hebben. 161
Trekken is in der daad niet anders dan ftooten 264
Tronie die Schoon is, bedekt veel andere Gebreken aan het Menfch-
' ' beeld. 3*
Tronie die Schoon fal fijn, hoedanig die moet zyn. 33
Tronie in fijn Breette hoe te verdeden. 84
Troni- kijkers bebben veel op met het Voorhooft. 106
Troni-kijkerie van wat Nut en Geloofbaarheyd. 19f
Tronien der Menfchen hoedanig verfcheidendlijk verdeeld. 20 ƒ
Tronisn in vier Standen of Geflagtèn verklaard. 21»
Tronie-ftandeoaiemen Natuurlijke en Toevallige noemd. 211. 114
Tronie-ftanden waar die verfcheidentlijk van afhangen. 218
Tronien wannéeri'e verandering en geen verandering onderworpen
zijn. 219
Tronie-ftelling in een Hooft vlak van vooren. 2X3
Tronie-ftelling van een Hooft op Zye. 215·
Tronie-ftelling in een Hooft dat Toevallig gewend en agter of voor-
over gewekea is. 231
Tronien in verfcheyde Toevallige Standen van Helling. 234
Tronie vlak op Zye waarom in een ordinantie van meer Beelden niet
prijfelijk is. 287
Tronien watter tot uytdrukking der Paffien in waargenomen diend.
W
Tronie die Lacht of Schreyd hoedanig gefteld. 199
Tronien die Viesea Vr'emd getrokken fijn, in wat Voorval dikwil's
gefien worden. 317
V.
Val van Lucifer op de Europifche Natiën aardig toegepaft. 5-4
Vercieringen die de Schoonheid vermeerderen ofle geoorloft zijn.98
Verdeeling der Tronien hoedanig verichcyde door de Natuur. 20f
Verken wat fijn Sweming in de Menfch-tronien fal uytdrukken. 198
Verlamde of Verminkte Leden erven niet Natuurlijk over in de Kin-
deren. 38J·
Ye,rmogen der Beelden moet wel onderfogt worden. 287
•' ■ ·'·" Ver-
Vernroyde Beelden, van hoedanigen ftand te verbeelden. 14 y
Verftandof dateygentlijkDwaald. 349
Verftand en Wille van hoedanigen onderfcheyd. 348
Verfchieten waarom dë Dingen daar in foo verkley nd tot het Gelige
komen. 367
Verwondering met wat A£fcic die verleid is. jij
Vette Menfchen waaromfe haar trager bewegen. 141
Vette Menfchen vertoonen de Muskelen minft. 408
Vingeren haar Maaxel en Dienft. 15-2
Vingeren hoefe tot malkanderen geproportioneerd ftaan. 1 f 6
Vingeren in haar benam ing belchre ven. 1 ƒ 9
Vingeren hoedanig van verfcheyde Beenderen gemaakt. 189
Vingeren hoe endoor welke Muskelen fy gebogen en geregt wor-
den. 418. 410
Viervoetige Beeften hocfe haar in hun Gang bewegen. 170
JJiterfte vermogen der Menfchbeelden moet wel verftaan worden.
187. 289
Uiterfte vermogen van Ermen en Handen. 189
Voet-beenderen e:i Teenen hoedanig van Maaxel. 391
Voet des Menfchen met de Neus gemeten. 86
Voet hoe en door wat Muskelen iy bewogen word. 425·
Voeten hebben de Menfchkundigers vericheide Waarnemingen on-
trent des Menfchen Naturel gegeven. 178
Voeten waarom 'er twee aan de Menfchnoodig zijn. 177
Voeten van wat Dienft en Maaxel. 176
Vogelen hoefe haar in Tegenwigt houden. _ __ 171
Voorbereydingen hoe tot geweldige Doeningen noodig zijn. 174
Voorhoofden dér Menfchen geven veel byfondere Gebreken te ken-
nen. ι oó
Voorhoofden in verfcheyde Formen en Geflagten onderfcheiden. 106
Voorhooft hoedanigen Cieraad, en voornaam Deel van 's Menfchen
Aangefigt. 10$
Voorhooft word dikmaal de Daatvan 'theel Aangefigt en Menfch
toegefchreven. 108
Voorhooft hoe. en waarom van fommige by den Hemel vergele-
ken. 108
Voorhoofts-been hoedanig van MaaxeL } 80
Voorwerpen werden verkeerdelijk in onfe Oogen gevormd, 3 6 2
Voorwerpen waaromfe in een groote Diftantie foo verkleynen. 367
Voorwerpen ziet Lichamen.
Vreefedie inwendig is, waarom weynigAfitie maakt. 321.
Vrouwen Schoonheyd befchreven. ' 26
Vrouwen Schoonheyd hoe by fommige alleen in de Tronie geftelt. 30
Vrouwen-beeld in agt Hoofden geproportioneerd. 69
Vrouwen Lichaam waarom in 't Algemeen minder lengde dan ia£
van de Mannen moet hebben. 69
Vrouwen Heupe breeder dan die der Mannen. 69
Vrouwen Hoofden waarom Natuurlijk kleynder dan die der Man-
nen. 7®
Vrouwe-beeld van 7} Hoofden volgens Lomazzo hoe té proportio-
neeren 74
Vrouwen hebben van Nature groote bequaamheid tot Singen. 83
Vrouwe Kinne hoedanig die Schoon kan fijn. 147
Vrouwe-Vlees waarom vermaakelijk in 't aanraken. 83
Vrouwen droegen in Griekenland geen lang neerhangend hayr. 93
Vrouwen-dekfel des Hoofts nader Onderfogt. 95'
Vrouwen werden meer door d'Hayr-vlegting, dan door eenige ande-
re Teuyering vercierd. 96
Vrouwen hebben de Schoonheyd des Voorhoofts noodiger dan de
Mannen. 105·
Vrouwe· Borften van wat Fatfoen en Dienft:. 164
Vrouwe-beeld werd door een fchoonen Buyk feer vermeerderd. 172
Vrouwen offe boofer Paffien dan de Mannen hebben. 308
Vrouwe-naakten moeten fober, of niet gemuskeld fij n. 409
Wangen of Kaken, haar Maaxel en Dienft. 129
Wangenleeren deTrony-kijkers , ook 'teen en'tarjdere Voorfpel-
len. 13 ï
Wanhopenden hoe te Verbeelden. 327
Wapperkake waar van ymand foo genoemd werd. 130
Werf van dé Hand befchreven. 418
Werking der Beelden waar door die Vals of Onregt gelchied. 47
Werpen, hoedanigen Voorbereyding vereyft. 27$·
Wetten van de Natuur moeten noyt betwift of anders gewenft vror*
den. ιf
Wiegen en Schudden hoe 't de Kinderen in flaap futl. 34^
Wijs-vinger hoe te gebruyken. 311
Wille des Menfchen hoedanig Vry. 349
Windhond wat fijn Iwèmingontrent de Menfch-tronien verbeelden
kan. 20J
Wingbrauwen wat hulp die in een ftout opligt doen. 108
Wingbrauwen van wat Dienft in de Opfigten en Aöien die de Pafiien
verfellen. 110
Wingbrauwen fijn ook Merkteekenen daarmen veel dingen uyt kan
' . " voor-
veorfeggen. , ...
Wiagbrauwen wat die in de Minen en Pafiïen des Aangefigts vermo-
gen. 302.
Wiskundige Tronie-ftelling. 22,9
Worftelaars vinden veel Keur in de Aanquekelingen van haar Kunft.
Zéden der Ouden in 't Baden en Waffen. 30
Zenuwen haar Dienft in de beweging der Muskelen. 357
Ziele moet ooktot de Menfchkqnde verhandeld werden. 337
Ziel waarfe in de Menfch haar Zetel fchijnd te hebben. 3 f6
Ziel hoe die Kundfchap krijgt van de Dingen die in de Sinnen val-
len, ...... 361
Zieninge hoedanig die gefchiedi 36%
Zijde-fchotels van 't Hooft been.· 38e
-ocr page 474-Om de loife Vertoog- fchetfen ter
regter Plaatfe in te Laiïen.
T^Ryderley KinderlykeProportien. 8a
"^De vier Natuurlyke Standen der Tronien. 212
Standder Hoofden in allerley Trap van toevallige Helling.216
MaatredigeTronie-ftèlling. {Methet Aangefigt fundena)pa-
gina
Toevallige Tronie-ftelling vlak van voren Agter of Voor-
waarts overgebogen. 230
Toevallige Tronie-ftelling in Geweken en Heliend Voorval.
{met het Aangefigt pende na ) pag. 233
Toevallige Standen der Tronien. 234
Ehkelde en Gemengde Stand der Beelden (met het Aangefigt
na ) pagina. 247
De Kragt van een Stekend en een Trekkend Beeld met mal-
kander vergeleken; 262
Beelden in Tweederley Voorbereyding tot een geweldige
Daad van Werpen. 274
Been-koppeling der Menich-beelden. 376· Letwel, datdeië
meteen Boordje op de Zy-lpacie van pagina 376 foodanig
moet Opgeplakt lijn, datiènade Linkerhand geheel btlyten
't Boek üytflaan kan.
De Sigtbare Muskelen der Menichbeelden door dryderley
Standen vertoond. Pagina 429. moet als de voorgaande aan
de Zy-ipacie Opgeplakt zyn, datfe na de Regterhand buyten-
't Boek geheel uytllaat.