■^r·
OVERDE
VOLMAAKTHEID
VAN DE
IN 'T
Gedaan ter gelegenheid Vän 't UITDEELÈN
der PRYZEN in de STADS ACA-
DEMIE der TEKENKUNST
te AMSTERDAM,
Op Woensdag dm agfi''^ April 1707^
door
......iV
..... j.
óp verzoek van de gezamentlyke Leden, ten ge«
btuike deezer Maatfchappye, gedrufet<
\
Cs)
OVER DE
VAN DE
IN 'T
Edele en zeer aanztenlyke Heeren, Honoraire
Leden van deze Tekenacademie ^ nuttige f^oor*
fianders en Jankweekers derTekenkumt;
Heeren Mededirecteuren: .
' 1
En gy vergemrderderde Meeflers in de Kun-
ßen 9 die alhier geoefend worden: » ü'jZ
' Eindelyk, gy alle mrkende Leden dezer T^kn*
Academie^
N'iettegenftaande myne onbekwaamheden , ben
ik geroepen om op dezen dag eene plechtig-
heid të verrichten, waar van ik het gewigt ten op-
fcigte myner zwakheden reeds eens ondervonden
heb. Dog zedert dien tyd, deze Academie, door '
de goedgimftige toeftemming van hunne Wel l^d.
Groot. Achtbaarheden de Heeren Burgemeeileren
dezér Stad , ιή dit zoo prachtig als wydteroömd
Gebouw verplaatft en dus aanmerkelyk verbeterd
zynde, wenlchte ik wel dat ook myne geringe ver-
moogens in dezen dezelve verandering mogten on-
dergaan hebbefi.
Eer ik echter tot het Hoofdoogmerk onzer on-
derlinge byeenkomst overgfta, zal ik, op het voet-
fpaor rayner Mede-Direéteuren ,· het myne trach-
ten toe te brengen, om Ulieden dieililig in de Kunöt
te zyn ; en uit dien hoofde dagt het my by deze
omiiandigheid voegzamer een grondilag te leggen
van het'gene, waar over ik Ulieden vervolgens
breedvoeriger en ftukswyze denk te onderhouden,
iils op heden (de Academie door hetZomerfaizoen,
vvflt betreft het tekenen naar 't Leven , geflooten
Z'Vnde) een aanvang myner Verhandelingen' zeiver
te maaken.
Myn voorneemen is , aan Ulieden voor te (lel-
len de f'^olmaaktbeid van iiePROPORTiEN of Eiien-
redlgbeden in 'i Menfcbelyk Lichaam ; en de noodza-
kelykbeid van de kennis derzelven in de Tekenkunst ^
äaar uit af te leidend
Een ilof, myns oordeels des te gepaster, dewyt
myn Mede-Direéleur, de Heer Jacobus ßuys , U-
lieden' onlangs over de kennis der Proportien van
van het Menschbeeld heeft onderhouden ,· en te
meer, om dat het juist ingevolge de meer of min-
dere kennis en waarneming dezer Proportien is, dat
wy den Prys op de ingeleverde Tekeningen van de
Leden toewyzen.
• Door de Proportien verilaat men de juiße overeen-
komst , en het verfcbil der deelen onder elkander^ en
valt dezelve deelen met bet geheel, . ,
' Deze Proportien nu hebben haar beilaan voor-
- > naam-
ï
- C 5 )
nilamlyk in het Lichaam van deiaMensch, hetedel-
ffce Proefiliik vaii de geheele Schepj)iug·, daarom
ook boven alle andere Schepzelen verwaardigd met
het Beeld van zynen Maaker te pronken. Dierhal-
•venzegt men, dat het Lichaam van den Mensch to/-
maakt fchoon is, om dat men in ,de befchouwing
van het zelve niets vrndt dan eene allervolmaaktile
.overeenftemming in de verfchillenheid der deeleii
tot elkander, en van dezelve deelen tot het geheel;
of, om dat men in het zelve te befchouwen iets
gewaar wordt dat ons algemeen behaagt, en waar
in wy niets vinden , dat eenige verandering , tot
verbetering ftrekkende , zoude gedogen. Immers
ieder , die maar eenigzins zig zclven heeft lee-
ren kennen , moet verbaast ftaan over de wonder-
baare wyze van de t'zamenilelling van zyn Li-
chaam ; ja, zoo dikwils hy zig aanziet , of zyne
gedachten laat gaan op maar een eenig deel van zyn
Lichaam, en nagaat hoe wyslyk en kunilig het zel-
ve is t'zamengeileld ; en hoe bekwaam tot het ge-
bruik waar toe het gefchikt is; moet hy van /ver-
wondering zyn opgetogen, en kan nooit genoeg dc
Wysheid zynes Schépp'ers pryzen. Ja, al wat ooit
de Kunst vermögt , alle werken , die zy immer
heeft voortgebragt, ?yn gebrekkig, zyn op verre na
zoo künftig niet toebereid als het Lichaam van den
Mensch , dat in zig zeiven een kleine Waereld,
een Waereld vol Wonderen uitleverd.
Λ1 van ouds is men iiier van overtuigdt geweest,
cn daarom heeft men ook al van ouds de Proporüen
dier welgefchikte Leden onder maljianderen ; en
tot het geheele Lichaam onderzogt. De Schilders
en Beeldhouwers, welken 't hier aan ten hoógilen ge-
legen lag , dat zy de Proportien van ieder deel
iiaauwkeurig wisten te bepaalcn, zyn^de eevften ge-
A 3 ' ' weest.
-ocr page 5-weest, die 't mensch'lyk Lichaam hebben afgeniee-
ten; maar naderhand zyn ook de Boiiwmeefters
hier op voornamentlyk uit geweest, dat zy deze
zoo bevallige Proportien in hunne Gebouwen trach-
teden waar te neemen; en Vitrmius meldt ons on^
der anderen in 't begin van zyn derde Boek , dat
de Grieken de maaten, cMie zy tot het fliehten hun-
ner wydberoemde Tempelen gebruikt hebben, van
't mensch'lyk Lichaam hebben afgeleidt.
De bepaaling dezer maaten nu zyn door mynen
Medegenoot, den Heer Jacobus Buys, in zyne Re-
devoering opgegeven; en daar uit is zeer gemakke-
lyk de Proportie van de Leden tot malkander en tot
het geheele Lichaam optemaaken; en dewyl alles
door de lengte vm het hoofd word uitgemeeten,
zoo zullen ook alle deze maaten eene gefchikte even-
redigheid tot het hoofd hebben , waar van zommi-
gen, die ik alleen tot een voorbeeld hier zal aan«
haaien, zig door de volgende getallen bepaalen.
Het hoofd tot het geheele Lichaam, als i |
: 8 | |
-— --tot het been, |
als I |
: 4 |
---tot den arm, |
als I |
: 4 |
-—. tot de hand, |
als 4 |
: 3 |
---- tot den voet, |
als I |
: 1 |
Zoo ook de breedtens | ||
Het hoofd tot den hals. |
als 2 |
: I |
-----—, tot de fchouwders, |
als 1 |
: s |
--- tot de breedte onder de | ||
korte ribben, |
als 5 |
5 4 |
. tot't dikile van de dye, |
als 4 |
• • J |
—— 1., tot de kuit, |
als 2 |
: ί |
— tot boven de enkelen, |
als 4 |
: I |
Hier uit nu ziet men klaar dat deze getallen niei
ie groot zyn , of in hun verfchil zeer verre van
cl·^
lliff
elkander ftaan , zynde het grootfle van deze opge·
gevene maaten alleen als i : 8, te weten die van
het hoofd tot het geheele beeld. By gevolg heb-
ben alle deze opgegevene deelen eene onderlinge
overeenkomitige evenredigheid met het geheele
Lighaam, als blykt: de lengte
van het geheele been tot 't geheele Lichaam, als i: 2
— den geheelen arm- ' -- als i: ji
——de geheele hand ■" alsi:ii-
— den geheelen voet------- alsi: Β
Het Lichaam der Vrouwen, gelyk ter zeiver'tyd
geleerd is, heeft eene andere Proportie ten opzigte
van de breedtens der leden ; doch wat betreft der-
zeiver lengte y zoo ftemmen zy byna volkomen
overeen.
Dit verfchil in de Proportie van Mannen en Vrou-
wen toont ons dat de Natuur, in de verfchillen«,
de Geflachten , in eenerlei zaak verfcheidene Propor-
Urn gebruikt: en dit onderfcheid vindt men niet al-
leen in de Lichaamen van de verfchillende Geflach·'
ten der Menfchen, maar ook in de Lichaamen der
Dieren; de Beerten, de Vogelen, de Visfchen zyn
alle in de Proportien ten dezen opzigte, verfchillen-
de. -
Men zoude dierhalven my können tegenwerpen ^
dat dit verfchil der onderlinge Prqporife« ten bewyzo
Yerftrekt van de onvolmaaktheid van 't Lichaam,
dewyl 't volmaakte maar op eenerlei wyze volmaakt
zyn kan. Doch het tegendeel is waar ; en zoo ras
men nagaat, dat 'er genoegzame redenen zyn, waar-
om men moet vastilellen , dat de Natuur in deze
verfchillende Geflachten verfcheidene Proportien ge-
bruikt, zal men overtuigd worden , dat /er in de
Proportien der Lichaamen niet alleen de Scboonbeii ^
w
/ C 8 )
inaar té gelyk de Nuttigheid is waargènomen; en\
deze Proportien der onderlinge deelen zoö tot elkan-
der, als tot het geheele Lichaam vergelykende byhet
É gebruik, waartoe zy gefcliiktzyn , als mede by der-
zeiver nuttigheid en noodzaaklykheid , zullen wy
overtuigd worden, dat zy,ten dezen opzigte,of
|| ichoon beide verfchillende, echter beide volmaakt
fclioon zyn.
Laat ons dier-halven eerst kortelyk nagaan , boen
dmig alle onze Lede?! ter bereiking van de Scboon-t
k' beid gefchikt zyn,
J, Daar na laat ons befchouwen hunne Nuttigheid
I ten opzigte mn Η geheele Lichaam.
" Eindelyk zullen wy dan daar uit mogen opmaa-
ken, daf bet om dit alles ύ , dat wy'-het Lichaam
volmaakt fchoon in zyne Proportien noemen.
• Wat nu het eerfte betreft , te weeten, dat alfe
onze Leden ter bereiking van de Schoonheid ge-„
fthikt zyn , zulks is bekend door de dagelykfchd
befchouwing van onzen Evenmensch , en de be-
wustheid, die wy van onze eigene uitwendige Le-
den hebben. Wy weeten dat de Symmetrie of de
•Welgefcbiktheid {zynde de overeenkomst der wederzyd-
fcbe deelen met eene ongelykvormige middelplaats) de
grond der Schoonheid is in zamengeftelde zaa-t
ken. Ik zeg, nvy weetan; want ik onderftel, dat,
of fchoon men eigentlyk geen klaare bevatting van
de Symmetrie hadt, wy echter uit onze aangeboor-,
ne neiging een byzonder behagen fcheppen in die '
zaakeri , waar in de Wetten der plaats
hebben; daar in tegendeel alle zulke zaaken, wel-
ker deelen, zonder eenige orde of welgefchiktheid,
pnder elkander verward zyn, ons niet behaagen kun-
nen, doordien zy ons in de befpiegeling te veel
moeite geeveii om d.ezelve tó ontwan-cn. Deze
grond der Schoonheid nu , "de. Welgefcbiktbeid^
heeft ook in 't byzonder plaats in 't Menschlyk
Lichaam: want indien men over het zelve, 'tzyte
lood ftaande, of op : den grond üitgeftrekt liggende ,
een rechten lyn trok, die het Lichaam naar de lengte
in twee gelyke deelen deelde,'tzy vlak vanvooreii
of van achteren, zoo zal men bevinden, dat alles,
wat door dezelven lyn geraakt word, zynde die dee-
len , die regt in 't midden liggen , geen weêrgia
hebben in het geheele Lichaam ; als daar zyn de
Neus, de Mond, de Kin, de Navel, de Buik (^nz,
lo tegendeel, befchouwt mendiedeelen, die maar
even ter rechter-of linkerzyde van dezelven lyn ge-
plaatst zyn,.wy vinden dat zy een weêrgAa hebben,
en twee in getale zyn; als de Oagen, de Neusgaten^
4e Ooren, de Borflen , de y^rmen , Beenen, enz.;
^ynde niet .alleen even verre van dezen lyn ter rech-
ter-of linkerzyde af geplaatst, maar bovendien ook
van dezelve geftalte, grootte , breedte ,lengte,en
dikte; waar uit dan verder blykt, dat het Lichaam
ook te gelyk ingevolge de wetten der Weegkunde
te zamengeileld is , en dies t(? vaster ftaat, door-
dien het zwaarheids middelpunt dus in dezelve mid?
dellyn vallen moet.
Dat nu deze welgefchiktheid (ier deelen den grond
der Schoonheid is, blykt te, meer , doordien men
in de Bouwkunst, waar in men alles, gelyk ikreeds
gezegd (en in eene Verhandeling daarover, voor
fommigen van Ulieden , geduurende drie. achter
een volgende Winterfaizoenen gehouden , breeder
betoogt) heb; waar in n^en alles, zeg ik , uit het
Menschlyk Lichaam afgeleid heeft, als een voorna-
me regel der Bevalligheid en Schoonheid , wat ter
weêrzyden van het midden komt, aan malkande^
ren.evenredig en gelykvormig maakt; maar in te-
A 5 gen-
-ocr page 9-gendeel at wat in 't midden komt zódanig: fchikt,
dat zyns gelyk aan 't geheele Gebouw niet !te
vinden is; en de ondervinding leert, dat in dier-
gelyfc geval ten dezen opzigte het Gebomv behaa-
gen zal.
De waarheid van deze welgefchiktheidderdeelen
in't Menschlyk Lichaam is, myns oordeels, al te zeer
bekend, dan dat ik my verder met het bewyzen daar
van zoude bezig houden ; alle oogenblikken zyn
wy in ftaat by ons zeiven proeven daar van te nee-
men ; men heeft onder anderen de beide Handen al-
leenlyk vlak tegens malkander aan te houden , om
terftond overtuigd te zyn van de nauwkeurige over^
eenilemming der Duimen , Vingers, en alle hunne
byzondere Leden met eikanderen.
Derhalven laat ons nu overgaan ter befchouwing
van hunne Nuttigheid ten opzigte mn 't gebeele
Lichaam.
|| Het Menschlyk Lichaam is tot veelerlei inzichten
gemaakt, en onder dezelven moet men ten dezen
opzigte byzonderlyk aanmerken de beweegingen, fiel-
lingen, en keeringen, die, Η zy tot äeszelfs onderhoud^
als anderzints , vereiscbt worden. Laat ons nu den
Jlrtn, die wy weten buiten de Hand in twee deelen
gedeeld te zyn, eens befchouwen : Immers heeft
dit zyne nuttigheid; voor eerst, om door deszelfs
lengte de zaaken, die op eenigen afftand van ons af
zyn, te können bereiken, zonder daar toe noodig
te hebben het geheele Lichaam te beweegen;'t welk
niet zoude können gefchieden, indien de Arm kor-
ter was. Doch, op dat wy niet alleen die zaaken,
welke op zekeren afiland van ons af zyn, maar ook
die, welke zeer naby ons liggen, gemaklyk zul-
len können krygen , is 't noodig dat de Arm in
twee beweegbaare deelen gedeeld zy,waar doorwy
de-
-ocr page 10-,Οι)
iienzelveii behoorlyk können naby brengen^ of-vèr
vooruit iteeken, alles zonder noodig te hebben het
geheele Lichaam daar toe te beweegen. Daar is nu
geen bekwaaraer maat tot deze gezegde beweegin-
gen , als die, waar door de Arm in beide en in a^-
ie gevallen het voordeeligst en met de minfte moei-
te kan werken; zynde juist die maat, die den Arm
in twee gelyke deelen deelt; daarom heeft ook het
onderile of voorde deel het vermogen, om zich even-
eens als den geheelen Arm te beweegen; of fchoon het
bovenile of achterfte deel onbeweeglyk blyft-, n^-
melyk in de hoogte , naar beneden en ter weêr^yr
den.
Maar, zoude men hier op kunnen tegenwerpen^
de j^rm zoude langer of korter können zyn, en eclh
ter in twee gelyke deelen bewoogen "joorden. Doch
ik antwoord : Was hy veel langer, ^ zoo zoude hy
de zaaken met zoo veel gemak niet naby het hoofd
können brengen als nu, dat doch geene van de min-
fte zyner werkingen is ; alle fpyzen moeten aan den
mond gebragt worden , en, wil men iets van nahy
zien , rieken , of hooren, deze beweeging wordt
iioodzakelyk. Was hy, in tegendeel, veel korter.t
dan moest men het Lichaam buigen , om de zaa-
ken , die maar op een kleinen afftand van ons zyn,
aan te vatten. En de Nagels aan de uiteinden del·
Vingeren zyn onder anderen voornaamlyk ook ge-
fchikt tot het krabben. Nu kan den Arm, door zyne
buiging in 't midden en aan de hand, op alle^plaat-
zen van 't Lichaam gebragt worden , als wy
naamlyk niet door kleederen belet zyn; en 't geen
de rechter Arm niet bereiken kan, daar kan weder
de linker by komen. Dewyl nu het Lichaam op de
helft buigen kan , en de onderile en bovenile uit-
einden elkanderen dus naderen mogen, zoo behoef-
den
rz·- 1
CiO
den tot dit gebruik de Armen niet langer te zya
dan de helft van 'f LichUam; want, korter zynde,
waren zy tot dezen dienst van geen gebruik : en,
indien langer , die lengte was niet alleen overtol-
lig, maar zelfs buiten ftaat gefield,om alle plaatzen.
te bereiken; dewyl door de buiging in het midden
dikwils de helft van die overtollige lengte (zoo het
aan beide helften evenveel was) voorby ibmmige
plaatzen zoude komen , zonder dat men door bui-
ging en inkrimping den Arm zoo veel draaien ofin-
haalen kon, dat de toppen der vingeren de begeer-
de plaats raakten. Was nu die overtollige lengte
aan een deel alleen , het was nog des te ilimmer;
want zoo het by voorbeeld de Bovenarm Was, en
men wilde zich eens over de fchouwder heen krab-
ben , zou dit langere deel den elboog zoo hoog
doen opreizen , dat de Onderärm by geene moge-
lykheid de bedoelde plaats raaken kon. Deze en
andere ongemakken zouden ook van eenen groote-
ren Onderarm ontilaan. En dus blykt hier uit ten
klaarften, en het nut van de lengte des Arms juist
gelyk aan de helft van 't geheele Lichaam, en des-
zelfs noodzakelyke buiging in 't midden; en derhal-
^ren mogen wy beiluiten, dat de tegenwoordige Pm-
portie de beste is.
Dus is het insgelyks gelegen met de Beenen,
die tot de beweeging en plaatsverandering van't ge-
heele Lichaam noodig zyn. Zy zyn ook in twee ge-
lyke "be\veegbaare deelen gedeeld, om daar door de
Voeten te können opligten , wanneer wy gaan of
ergens opklimmen willen ; 't welk zoo gemaklyk
als nu niet zoude können gefchieden , indien deze
deelen niet beide van eene gelyke lengte wareu ,be-
halven dat als dan ook het evenwigt in 't Lichaam
geen plaats meer zoude hebben, * Zy zyn niet lan-
ger
r
1"
geV, om dat als dan een van beiden, of het Lichaaii>
in 't gaan eene al te radde bewecging zoude ver-
krygen; of, indien deze beweeging dezelve bleev',
de Voeten zig al te traag en te langzaam ten opzig-
te van 't Lichaam zouden moeten bevveegen een
weinig langer of een weihig korter , zoude weder
van een zeer gering nut zyn; en dan zouden de Bee-
nen even gelyk de Armen buiten de Proportie ge-
raaken van juist vier hoofden of de helft van 't gc-
heele Lichaam uit te maaken, daar mogelyk vveï
voornaamlyk het gemak van h voortgaan, en der
evenredigheid der beweeging van h Lichaam en der /
Beenen in 't gaan in gegrond is. Das is ook hier
in de tegenwoordige Proportie de beste.
Deze en meer andere deelen desLichaamszyn de
genen, die by de Mannen zoo wel, als by de Vrou-
wen dezelve hebben ; doch wat betreft
die deelen, waar in men ten dezen opzigte verfchil
vindt, het voornaamfte onderfcheid, dat men in de-
zelven befpeurd, beilaal voornaamlyk hier in, dat
de Vrouwen fmaller Schouwders en in tegendeel
breeder Heupen hebben dan de Mannen: dat ook de
Armen, de Dyën, de Kniën, en d« Kuiten iets bree-
der zyn , als by de Mannen ; doch dit is uit een by-
zonder inzicht aldus verordent; want de Man is
voornaamlyk tot het Werk gefchikt, en de Vrouw
voornaamlyk ter Voortteeling van h menfch-
lyk geflp.cht; derhalven behooren de deelen dus
zamengeileld en gefchikt te zyn, dat zy den
Man bekwaamer maaken tot zwaar werk en moei-
lyker bezigheden dan de Vrouw, gelyk zulks ook
voornaamlyk blykt uit de ilerkere en vastere
Spieren, die den Man gegeeven zyn, en meerder
door de Huid zigtbaar zyn, en,dus ook de Huid
meerder doen uitgaan dan by de Vrouwen; waar
w
ι
, (14)
by nog komt, dat de Schouwderbeeiidereii iiisgelyks
tot het zelve einde zwaarderen breederzyn; alhet
welk noodzakelyk de Schouwders van den Man
moet breeder maaken. Immers wy nemen voor
een kenteken van fterkte wanneer een Man z&tt
breede Schouwders heeft, en de ondervinding beves·»
tigt zulks raeermaalen.
En dus ligt ook den grond van de meerdere
breedte der Heupen in de Vrouw hier in, datzy
bekwaam moet zyn ter Voortteeling ; derhalven ^
dewyl zy de Vrucht in den Buik moet draagen,
en dezelve behoorlyk moet können ter waereld
brengen, 200 behooren ook deze deelen op een
daar toe bekwaamen en grooteren afiland geplaatst
te zyn, als wel by de Mannen, die hier toe geen-
zints gefchikt zyn.
En 't is zeer aanmerkelyk dat juist hier in byna
het zelve verfchil gevonden word , namentlyk dat
het geen by de Mannen de Schouwders breeder
2yn,"dat zyn de Heifpcn fmaller; en 't geen by
de Vrouwen de Schouwders fmaller zyn', dat zyn
de Heupen breeder: Even als of het ons wilde
overtuigen, dat 'er deze hoeveelheid van breedte
'óf ftofte in 't halve bovendeel van *t menschlyk
Lichaam noodzaaklyk ware , zoo dat het geen aan
't eene minder word gevonden, aan 't andere we-
der bygevoegd zy. Want immers in de Natuur
vindt men niets overtolligs; derhalve befpaartzyde
overvloedige ftoiFe van het eene deel, om daar me-
de de te geringe ftofFe van 't andere deel te hulp te
komen.
Wy zien hier uit verder, dat hetonderfcheidder
proportien voornam.entlyk beftaat in de maat dei
breedten ; want ten opzigte van'de maat der leng-
ten itemmén Mannén en Vrouwen byna Volkomen
over-
I
Hli
ilf
is
! Ife
ψ:
ïlin·
i 'r ί
3R
( 15)
overeen , gelyk wy reeds gezegd hebben; ja wy-
vinden zelfs dat 'er eeiie overeenkomst in de Leden
is waargenomen, welke maar alleen ten dienst 'en
gebruik van de Vrouw eigen fchynen. De Borften
naamlyk, welken aan de Vrouwen om veele en beken-
de redenen gegeeven zyn, en haare byzondere nut-
tigheid hebben ; deze fchynen , om de overeen-
komst zoo veel mogelyk waar te nemen , aan den
Man grooten deels tot fiemad en ó^vereenftemming
met de Vrouw gegeeven; althans zy beflaan dezel-
ve plaats en maat der lengte; hun onderfcheid, dat
zy by de Mannen plat en by de Vrouwen rónd zyn,
ontftaat weder uit het onderfcheiden gebruikswaar
toe zy in de verfchillende geflachten gefchikt ^yn.
Wy zyn te wel overtuigd in de Teken- Schilder-
én Beeldhouwkunde, hoe veel Cieraad eene^fraaije
Borst aan het Mannebeeld geeft, dan dat ik my
verder met de oogmerken , waar toe zy meerder
zouden kunnen dienen, heden zal ophouden.
Doch behalven al het bovengemelde is 's Men-
fchen Lichaam ook dus t'zaamgefteld, dat in alle
de beweegingen , die voor het zelve noodzaaklyk
zyn, een evenwigt plaats heeft, waar door'tzelve
die beweegingen met het uiterfte gemak verrichten
kan, en 't Lichaam in ieder ftand en keering vast
ilaat,als blykt, wanneer een Mensch rechtovereind
ftaat, en men laat midden door hem éen loodlyn
vallen van de kruin van 't hoofd , zoo dat die het
Lichaam in twee gelyke deelen fnydt^ dan zal deze
Lyn de oppervlakte van den vloer raaken, juist mid-
den tusfchen de voeten; te weten indien men recht
opftaa,en de voeten op dezelve wyzebuitenwaards
geboogen hebbe. Als men zich nu verbeeldt dat
een Horizontaale Lyn het Menschlyk Lichaam by't
Schaamdeel (de helft van de geheels lengte) door-
fnyde,
-ocr page 15-Ciö)
ihyde, zoo iiioet deze dan ook de Loodlyn dooifny- .
den; en men kan deze beide Lynen aanmerken als
een balans met twee gelyke armen, waar van 't be-
weegingspunt.in de doorfneede van beide die Ly-
nen is, terwyl de Horizontale Lyn ter breedte der Heu-
pen , de armen uitmaakt. Uit de Weegkiinde nu weet
men, dat om het evenwigt te behouden, de beide
armen van de balans even lang, en even zwaar be-
laden moeten zyn, of dat, zoo veel de eene arm
korter als de andere is , de kortile ook meerder
beladen zyn moet. Nu ligten wy in 't gaan ééii
been op , waar door de balans haar fteunmisfen-
de aan dien kant meerder beladen wordt : deze
iteun krygt de balans door 't neêrzetten van dcii
voet wel terftond wederom, doch daar wordt ech-
ter, met het Lichaam zelve een tegengewigt ge-
maakt, zoo wel van den bovenden tronk, als van
" het onderfte ftilftaand been. - Een bewys hier van
ziet men in de Kinderen , die eerst beginnen te
gaan, en, deze balans nog niet op een zekere en
vaste wyze gevonden hebbende, daarom ook heen
en weder waggelen.
Eene gelyke lengte van 't Onder- en Bovenlyf
geeft hier toe een groot gemak, dewyl het even-
wigt byna van zelfs door het ftilftaaiid been ge-
maakt wordt; want, zoo menj door deszelfs mid-
den een Lyn trok , die in 't zelve punt van de
twee vorige Lynen fneedt, en naar 't hoofd ging,
zoo zou men daar door weder twee armen van
een balans krygen, die in evenwigt was. De Kin-
deren ^ die gemeenlyk grooter Bovenlyf of Hoofd
hebben, en dus meerder zwaarte boven als onder,
bewyzen dit wederom ; want zy gaan zoo lang wag-
gelende , tot dat de waare Proportie met verloop van
' jaaren in hun Lichaam'gekomen" is.
' . ' Ais
ψ,
Γ·* : ,
I
Ii
.«
c
f
(I?)
Als wy nu èen Mensch op ζ j^de zien, vindenwy,
dat de hoofden van de dyebeenderen in de holen
aan het voorde gedeelte van het bekken (yiceiaè«/«)
komen, waar door het Lichaam natimrlyker vvyze
achterover moest hellen , om 't gemis van 't even-
wigt, 't welk echter herfteld wordt , gedeeltelyk
door de vooruitpuiling van den buik, gedeeltelyk
door de lengte van den voet ; want even zoo veel
als de tcenen en de buik voorwaarts buiten de lood-
lyn komen, puilen de billen van achter weder uit,
waar door hier weder 't evenwigt is, zoo voor de
zwaarte van de billen, als voor 't uitileekén van
de Acetabula aan het voorile gedeelte van 't bek-
ken.
Als een recht opftaand Mensch voorover bukt,
zonder met de handen eenig fteunzel te hebben,
dan verandert die balans van boven ten eenemaal ί
wanneer de beenen loodlynig blyven itaan , kan
zulks naauwlyks tot een hoek van 45 graadenge-
ichieden: de reden ziet men licht; hier komt geen
tegenwigt van achteren, zoo dat, te laag bukken-
de , wy voorover vallen ; de balans in 't bekken
verandert dan in een Uniler, wiens lange armzig
over den rug uitilrekt, en de billen, onderileund
door de beenen , maaken den korten arm. Als
wy laager willen' bukken , brengen wy de billen
achterwaarts, en maaken wederom een volkomen
Balans of liever Unfter, ^wiens ileunpunt de groote
teenen zyn; want,daar uit eenloodlyn naar boven
getrokken zynde , zal het Lichaam zoo doorfny-
den, dat de voorover bukkende helft, die naar 't
hoofd is, niet zwaarder zal zyn, dan die naar de
billen ; waar by men de zwaarte der beenderen wel
dient in aanmerking te neemen.
De ki-acht der Spieren maakt fomwylen eeiiige' ver-^
-ocr page 17-C 18 )
anderingen in 't evenwigt , doch dit is in biiiten-
gewoone gevallen; en de kunst der Postiiurmakers
beftaat alleen in die krachten te zoeken, hoewelzy
in de vreemdfte postuuren tevens het evenwigt
■Betrachten.
In welke houding men het Lichaam ftelle , men
hebbe maar op deze balans te letten, en dezelve te
zoeken , zy zal altyd gevonden Avorden. Het
Hoofd, dat alleen van achteren geilemid, en voor
zwaarder is, waar door het in deflaap, als de Spie-
ren van den nek nier meer werken , voorover
valt ί krygt echter zyn evenwigt van achteren door
de Schouwderbladen, en op zyde door de Arm^n.
Nu was het niet mogelyk de gezegde, en de ver-
dere daar uit op te maakene evenwigten te berei-
ken 5 zoo het onder- en bovenlyf verfcbillend van lengte
m)aren; want de zwaarte wordt geduurig door de
lengte van het ligtere vergoed: jaindie Lichaamen,
daar deze of andere evenredige lengte niet is uit
een gebrek der natuur, wordt het altoos door een
zwaarder deel vergoedt, of h^et Lichaam ftaat niet
Vast. I
Omtrent de Armen , het zy iiitgeflrrekt of gebo-
gen, gebeurt dezelve balans : wy können door de
ia-acht der Spieren wel eens een Arm uitftrekken,
zonder hem een tegenwigt te ■ geeven; doch dit is
A^an korten duur: doorgaans gebeurt 'er een even-
\vicht. De Koordendansfers zoeken met uitgeftrek-
te armen de balans van 't lichaam , en door *t laa-
tèïi zakken van den eenen of anderen arm (dat is,
iioor het korter maaken van de balans aan de eene
zyde ) weeten zy het evenwicht geiladig te vindeiï
en te maaken. Het geen wy in de Tekenkunst Con-
trast noemen, is alleen een uitwerkzel van die »ba-
lans: want het beurtwisfelend voortzetten van ar-
i
i|
μ)
/
'.ij-i
men
meii en beenen toont dezelveklaarnan* Staaiin^
op één been, 200 moet de vrj»· zynde voet juist ba-
lancecren tegen den arm van den anderen kant;
vvaiirom armen en beenen noodzakdyk even lang moe-
Un zyn.
Laat ons nu'overgaan tothetbefliiit; namentlyk,
dat bet om dit alles is, dat 'wy bet Lichaam volmaakt
fcboon in zyne Proportien noemen komen. Immers is
het zoo. Wy toonden, hoe alles ter bereiking van de
Schoonheid in eene welgefchikte orde in 't Lichaam
plaats heeft ; ja zoo welgefchikt , dat men in
de Bouwkunst, welkers voornaamfte fchoonheid
beftaat in de welgeichiktheid en evenredigheid
der deelen tot malkander , en tot het geheel ,
al van ouds deze volmaakte Schoonheid des Menfche-
lyken Lichaams heeft naargebootst en waargenoo-
men; en federt den tyd , van den bloei der Kun·*
ften in Griekenland tot heden tc^ onder al het ge-
fchaapene niets heeft können oi^:dekken , 't welk
daar toe met meerder voordeel tot een voorwerp
ter navolging kan ftrekken, als het volmaakt ge-
itel van 's Menfchen Lichaam. En zoude ik hier
.by niet wel mogen aanmerken , dat,zoo draamen
dit voorbeeld uit het oog verlooren , en andere ter
naarvolging verkoozen heeft', ook te gelyk de Bouw-
kunde alle haare fchoonheid verloor 1 Men ziet dit
uit de verwarde klompen van de oude Gothifche
Geftiditeu, zoo aanmerklyk om hunne grootte, als
vreemde en kluchtige wyze vai>tzamenil:elling. En,
niettegenftaande deze verwarde t'zamenmengfels
buiten alle regelen der goede Bouwkunst zyn opge-
voerd , vindt men echter eene naauwkdtirige waar-
neeming van de wetten der Symmetric^m eene zekcire
ongeregelde Proportie in alle hunne deelen, welke 'er
duidclyk iu doorftraalen, metnapeitegezocht, ver^*
Csö)
keerdlyk afgeleid, en dvvaaslyk geplaatst te zyn;
Dus toont ons de onkunde zelve op't duidelyks-t
de noodzaaklykheid van de kennis en waarneeming
der Proportien, Zy zyn zoo wel als wy overtuigdt
geweest dat niets zonder dezelve behaagen kan; en
zy hebben door onkunde gezocht j't geen reeds lang
te voren gevonden was.
Maar , zal men mogelyk hier op tegenwerpen >
lüV zyn gewend aan de Proportien van 'i Mensch'
lyk Lichaam^ en daarom noemen wy bet zelve Schoon y
echter zouden deze Proportien op eene verfcbillende
wyze veranderd können werden, dat zy nochtans een
Schoon geheel uitmaakten; anderzins moest in de te-
genwoordige Proportie van 's Menfchen Lichaam
eene wezenlyke overtuigende en noodzaaklyke Schoon*
beid gevo7iden worden, welke de Schoonheid van alle
andere mogelyke Proportien overtrof.
Zal het niet wj^^iil teftoutzyn, ditrondborftigte
durven ontkennen', en ftaande te houden, rf^i
niet uit gewoonte y maar juist uit de wezenlyke over tui-
gende en noodzaaklyke Schoonheid van de tegenwoordige
Menfchen Lichaam is, dat wy bet
zelve 'Schoon ^ja volmaakt Schoon noemen können^ en dat
inderdaad deze Schoonheid die van alk andere mogelyke
Proportien overtreft! Ik zie te wel, hoe zwak myne
vermogens zyn om dit onderwerp naar zyne vereisch-
tens te behandelen ; ik ben al te zeer overtuigd, dat
deze ilof eene geleerde Pen noodig heeft, en ook
ver buiten, het bereik van de myne is: desniette-
min ben ik van de waarheid verzekert, voor zoo
verre dezelve de Kunst betreft; derhalven zal· ik
dezelve niet' zoo zeer als Redenaar als wel als
Kunftenaar voorftellen ; en daarom alleenlyk zoo
veel bybrengen, als'er tot volkomene verzekering in
de.Kunst toe nodig isj vertrouwende datdegeene,
die
Iw
'ίΟκ
If
■msr
C^O
of in deze geheele Verhandeling'iets
die hier in
w
Vi«-
willen zoeken , dat tegen de regelen der Taal- of
Redcnkunde aanloopt , menigs'uldige en misfchien
zeer grove misilagen zullen ontdekken. Doch de
zulken gelieven in 't oogtchouden, waar toeeigen-
lyk deze Redevoering gefchikt zy ; te weten niet
om als eene geletterde , doorwrochte en cierlyke
Redeneering voor kundigen den toets uit te ilaan;
maar alleen om, zoo veel myne geringe vermogens
my toelaaten, te helpen , en 't myne by te bren-
gen tot opbouw van de Kunst, en onderrigting van
de leergierigen , die t'ecniger tyd Meeders zoeken
te worden.
Wy zullen dus moeten onderzoeken :
I. Of bet alken uit gewoonte is, dat men bet
mensdblyk Lichaam Schoon noemde
II. Of deze Proportien mn *x Menfcben Li-
cbaam zouden können veranderd OJimden, en nochtans
een Schoon geheel uitmaaken. En
III. Eindelyk beßuiten, dat van alle mogelyke Pro-
portien 'er geene is, welke de Schoonheid van\t
Lichaam in zyne tegenwoordige Proportien kan
overtreffen.
Dat het niet uit enkele gewoonte is dat men *s
Menfchen Lichaam Ichoon noemt , is reeds ge-
toond: want,indien het waar is , 't geen Alberti
zegt, dat de Schoonheid van een Lichaam niets anders
is dan de overeenkomst van deszelfs deelen, weihe door
bun getal, door hnune uitvoerigheid of volmaaktheid^
en door hunr.e fchikking , zodanig met elkander overeen·
flemmen , dat zy aan 't oogmerk van de^Natuur voU
doen: indien dit waar is , zeg ik, zoo blykt zulks
ten klaarden uit al wat wy over de Welgefchiktheid
der deelen in *s Menfchen Lichaam gezegd hebben,
daar wy toonden, dat dit alles wel degelyk plaats
m>·
h^eFt, eri dat dus 's Menfchen Lichaam volmaakt
Schoon is.
Zoo dit nu uit enkele gewoonte is, dat wy het
Schoon noemen, dan moestalles, wat wy gewoon
zyn te aanfchouwen , Schoon genoemd Avorden;
cn dan zoude de Schoonheid maar in de enkele
verbeelding, en niet in iets wezcnlyks beftaan;
immers dan was de Schoonheid willekeurig: en , dat
dit zoo niet zy, blykt uit de algemeene toeilemming ^
dat 'er volmaakte ichoone, middelmatige fchoone,
en eindelyk ook afichuwelyke of leélyke voorwerpen
in de Natuur voorkomen. En noodzaaklyk behaagt
ons het fchoone uit het zelve grondbeginzel, dat ons
een afkeer van 't wanflallige geeft. Hoe veel afichu-
welyke monfters en gedrochten zyn'erindeNatutu·;
echter zyn ze dagelyks by ons, en wy zyn immers
door de gewoonte, van ze dagelyks te zien, noch
tiiet gewoon geworden om ze Schoon te noemen,
Wy zullen nog verder bevestigd worden van
de waarheid der volmaakte Schoonheid van ons
Lichaam , als wy nu by ons tweede fl;uk na-
gaan : Of deze Proportien van Men-
fcben Lichaam zouden können veranderd 'wordenden
echter een Schoon geheel uitmaaken^ Een Vraag, die
uit de tegenwerping ontilaat; doch te gelyk een
Vraag, die de Natuur, ja die den Schepper fchynt
te willen bedillen, even of 'er iets volmaakter als 't
■Pronkjuweel van 't Heelal , als 't Meeilerftuk der
Schepping, zyn konde; daar zoo veele Hemmen als
«it zoo vecle pypen van zyn geilel, in aangenaams
IveUuidendheid ons toogalmen: Zie bier het grootjie
Wonder in de Natuur, 'volmaakt van binnen , vol·
maakt van buiten i
Indien men moet ilellen dat alles zyn genoegzaa-
men groftd heeft, waarom liet veel eer is, als niet is;
zoo
β
\
IL
iii«
jl-ίΓ
||}i V
C 23 )
zoo kan men ook ftellen, dat alles zyn geiioegzaraen
grond heeft, waarom het veel eer dus is, als anders;
en is 'er om zulks te bevestigen , te weten waar-
om de Mensch eer dus is, als anders, meerder of
genoegzamer grond 5 als in den Mensch zelve ^ te
vinden! Buiten de wonderlyke fchoone evenredig-
heden 5 die hy in zyn geftel van buiten heeft, is-
'er van binnen een aantal van onbegrypelyke Won-
deren mede verknocht, die ydcr weder hunnen ge-
noegzamen grond hebben, waarom zy eerder dus,
dan anders zyn; waarom zy niet grooter of kleiner
zyn; en die alle, alle, zoo noodzaaklyk voor zyii
beilaan zyn, dat hy ze niet ontbeeren kan : wordt
'er ilechts een klein gering deel van verzet, gekwetst
of van zyn plaats gerukt, terftond lydt hetgeheele
Lichaam door het naauw verband van de onderlinge
deelen met malkander. AVel äan dan , wat is 'er
aan dit voorwerp van verwondering te verbeteren ?
Vergroot of verkleint gy eenige zyner uitwendige
deelen, zoo let vooral, dat gy al 't geen van binnen
met het zelve verknocht is te gelyk vergroot of
verkleint ; maar alles is 'er mede verknocht,,
wel dat gy dan ook alles weder naar evenredigheid
vergroot, of verkleint; op dat'erzondernoodzaake
geene ruimte overblyve , indien gy het te groot; of
de deelen gedrukt worden, by gemis van dezelve ,
indien gy het te klein maakt. Vergroot of verkleint
men nu alles weder naar dezelve evenredigheid,'
zoo ontftaat 'er een nieuw Mensch , maar even als
de voorige, alleenlyk een grooter of kleiner
Mensch, doch in alle deelen overeenkomftig met de
anderen ; een Menscb volmaakt in zyne PabpoR-
TIEN, ' -
De Evenredigheden in 't Lichaam veranderd
zynde, vervalt de fchoonheid : wordt het Hoofd
of eenig ander deel vergroot of verkleint , 't mis-
haagt terflond, als blykt uit de Schetlen der Leer-
lingen naar 't naakte leven of Menfchenbeeld gete-
kend; deze maakt het Hoofd, die den Arm, gene
de Hand, een ander den Voet te groot of te klein;
en het zamenftel van die allen brengen wanfchèp-
zels voort. Derhalven is het cigentlyk de Kunst,
Vieze welovereenilemmende Proportien in de af beeld-
zeis van 's Menfchen Lichaam , 't zy getekend,
gefchilderd, geboetzeerd, of in ileen uitgehouwen,
waarteneemen. En zoude hier in niet wel den
grond gelegen zyn , waarom de overblyfzels der
Antiken ons zoo zeer behaagen; te weten, omdat
zy zig deze Proportien verilaan, en in hunne wer-
ken betracht hebben ? En verflrekt dit niet tevens
Cot een onwederfpreeklyk bewys, dat, Ρ r ο ρ ο r-
τΐΕΝ veranderd zynde^ zy geen Schoon geheel kun·'
nen uitmaaken^ waar van daan anders komt het,
dat onder duizend Beelden , van Leerlingen ge-
maakt , eer zy vast in de Proportien zyn, niet ge-
vallig één of twee voorkomen , die men door het
verfchil der Proportien boven het leven fchoon kan
keuren? Immers nooit , durf ik vrymoedig zeg-
gen, is dit gebeurd ; ja dat meer is , nimmer kan
of zai zulks gebeuren ; dewyl, gelyk wy getoond
hebben, het fchoon alleen volmaakt in die verdee-
ling is te vinden, welke wyin's Menfchen Lichaam
ontwaar worden.
Nog klaarder worden wy van het ηaauw verband
dat 'er onder de onderlinge Proportien is, om het
fchoon geheel uit te maaken, overtuigd, als wy zien,
dat de deelen van verfcheidene fchoone Lichaamen
onder elkander verplaatst zynde, terilond de fchoon-:
heid weg i§, en zelfs affchouwelyke Monsters voort-
brengt, ^
ί,Ι
Cè5) . _
Breugel, bygenaamd, de Helfcbe^msU met meer an-
alere , in zyne Tentatien en Spookeryen, op diergélyke
wyze de aardigfte, gee^tigile, of ook allerafgryzens-
waardigfte vertooningen van monsters en gedroch-
ten t'zaara te il:ellen,uit den Kop van 'teene Dier,
op 't Lichaam van een gantscli ander, met Pooten
van weder een ander dier enz, t'zaam te voegen t
waar van daan deze zoo fchielyke omkeering, daar
immers yder in zyn foort te vooren een gedeelte
• van een fchoon Lichaam uitmaakte? Deze verfchei-
dene deelcn behouden yder zyne fchoonheid, die zy
te vooren hadden, beftaande uit dezelve kleinere dee-
len; 't komt hier van daan, dat deze Proportien on-
derling niet meer in dezelve reden tot elkander fta^ii
als voorheen, dies zyn zy gefchonden; nu houdt
men dezelve deelenjdie te vooren voor fchoon ge-
houden wierden, voor lelyk, waarom? alleen dan
om dat de Proportie, die. voorheen maalctegdat meil
ze fchoon noemde, gefchonden is.
Laat ons nu ten befluite komen van al het gezeg-
de, dat *er f namentlyk, mn alle mogelyke Pro-
portien geene is, loelke de fcboonbeid van *t Lic-
haam in zyne tegenivoordige Proportie kan over-
treffen.
Wy hebben 't gezien, wy hebben 't verklaard en
beweezen, dat de Schoonheid in 't Lichaam niet
kan vermeerdörd worden, dewyl 't volmaakt is, en
volkomen beantwoordt aan het oogmerk, waar toe het
gefchiktis: dat in tegendeel, door de minste verande-
ring, die het in zym wel overeenilemmende deelen
ondergaat, de fchoonheid verloeren is. Dat het
dus niet kan vergroot of verkleint worden ; en dat,
even als de fnaarenop een Speeltuig, alles in zyne
juiste maat moet gehouden Avorden, om een wel-
luidend Mu^yk voorttebrengcn. Want, indien in
Β 5 ons
mm
C iiö )
ons Lichaam de lengte der deelen niet in ilaat was, de
zwaarte van andere opteweegen, zo zouden op fom-
mige plaatzen van't zelve noodzaaklyk eenige wan-
ftallige knoesten van Vleesch of Been moeten zyn,
tot geen ander gebruik, dan om evenwigten te maa-
ken, en deezen zouden niet alleen ontfieren, maar
pok in de meeste gevallen daar ter plaatze te veel
zwaarte brengen , en het Lichaam in fommige
(tanden naar dien kant doen overhellen. Alle moge-
lykcProportien zyn'ev, om dus te fpreeken, reeds ,
federt de overoude uitvinding der Tekenkunst, door
zoo veele duizenden van verfchillende fchetfen der
Leerlingen gemaakt geweest, maar nimmer, nimmer
heeft 'er één, eene zo volmaakte Proportie uitgele-
verd , en waarom ? Daarom, gelyk wy in den be-
ginne als een tegenwerping reeds bybragten; daar-
om , dat het volmaakte maar op eenerlei wyze vol-
maakt zyn kan, en wy hebben beweezen, dat zo
wel de Man als de Vrouw yder in hun foort vol-
maakt is:' Want de Schepper heeft ook hier den
kortften weg ingeflagen , en niet alleen fchoonhe-
den gegeven, maar te gelyk een nuttig gebruik be-
oogt. En dusbeßuiten wy,dat ijidePRofoktien
mn 'j Menfchen Lichaam eene nxiezenlyke, overtuigen-
de^ en noodzaaklyke Jcboonbeid is, ixelke de fchoonheid
mn alle andere mogelyke Proportien overtreft.
Hoe noodzaaklyk, hoe nuttigiis het dan voor u,
die t^eeniger tyd Meesters in de Kunst zoekt te
worden, dat gy u vlytig toelegt op de kennis der
Proportien van *s Menfchen Lichaam ! Gy hebt ge-
hoord hoe volmaakt zyzyn; en gy zult, naar maate
gy u in dezelve meer oeiFent,en u die eigen maakt,
het nut van dezelven bevinden ; gy bouwt op los-
fe gronden , indien gy dezelve verwaarloost, en gy
zult te laat ondervinden, dat gy nooit iets roem*
waar-
Ιίί_
C )
wanrdigs zonder deze zoo nuttige kennis hebt voort-
; gebragt. Denkt niet, dat gy by geluk dezèlvenzult
treffen, het volmaakte is te zekei:, om by toeval
volmaakt te worden. Maakt ii dan de nutte lesfen,
die u door mynen Medegenoot gegeven zyn, zoo
eigen, dat gy ze van buiten weet op te noemen."
Zy zyn zoo veel in getale niet, of een weinig gehei^u
gen, gepaart met een weinig moeite, kan u dezel-
ven haast doen machtig worden. Tot heden toe, en
zoo lang gy nog in, dezelven onkundig zyt, dwaalt
gy in een doolhof van velerlei omwegen. Maar,
zoo haast gy u in dezelven zult geöeifend hebben ,
zult gy zeker wandelen, en 't zal u aangenaam zyn,
de moeiten,daar toe aangewend>door eenefchiely-
ker vordering in de Kunst bekroond te zien.
^ Dit dacht ik nodig vooraf kortlyk aan ulieden
i voorteilcllen, ik zoude ook nu noch breedvoeri-
ger hebben kennen uitweiden, 't was zelvs iu foiij-
mige gevallen noodig geweest, doch 't hoofdoog-,
merk onzer byeenkomst, waar toe ik thans -over-
ftap, heeft my hier in wêerhouden, uit vreezevan
\ uvi'en aandacht al te veel te vergen,
't ' Ik gaa dan nu over tot het oogmerk, waar toe wy.
5 zyn byeen .gekomen.
•V
, Leergierige en vlytige Jeugd ^gy die de bonpe zyt
^ uiver Ouderen'^ en die in den bloei uixierjaaren
}j reeds door een zucbt tot roem in ds Kunst wordt
Ί aangezet!
L
aat u deeze plegtighéid aanlokken, en uweu-
^ lust vermeerderen om t'eeniger tyd deelge-
nooten te .worden van den roem, die gy anderen,
thans zult zién behaalen.
Al van ouds was het de gewoonte, dengeencn,;
die,
-ocr page 27-die boven anderen in zekere voorgeilelde verrichtin-
gen wist uit te munten, te bekroonen;of dooruit-
druklyke bewyzen van goedkeuring met gefchen-
ken, of andere weldaaden, boven zyne mededin-
gers te verheffen.
Toen ik voorleeden Jaar voor de eerile reize deze
zelve plegtigheid verrichte, heb ik de redenen aan-
getoond , welken ons bewoogen hebben, om de Le-
den dezer Academie, yder ingevolge de vermogens
diehy bezit, in drie onderfcheidene Claflen te ver-
deden , en jaarlyks voor yder Clasfe een zekeren
Prys te beilemmen, om den genen, die in dezel-
ve't best, en naaukeurigst', naar 't naakt leevend
Mensch-beeld zal getekend hebben , daar mede
te begiftigen, en dus den Lust en Yver te meer-
der op te Avekken , en yder die eenigzints nay-
verig is aantemoedigen, om alle zyne vermogens
intefpannen ter bekoming van den voorgeilelden
Prys.
Ten dien einde alle de ingeleverde Tekeningen
van de genen die naar de Pryzen ftaan, vergaderd
zynde, hebben wy dezelve ten onzen huize naar-
gezien, en ryplyk tegens elkanderen, elk in zy-
ne Clasfe, overwogen; en daar uit by ons zeiven
opgemaakt, /wie wy oordeelden den Prys gewon-
nen te hebben, 't Welk wy vervolgens in eene
buitengewoone Vergadering, daar toe belegd, by
beflotene briefes hebben ingeleverd, en de meer-
derheid der ftemmen daar uit hebben opgemaakt.
Dat ik het zelve hier nevens byvoege, heeft zy-
ne byzondere redenen, 'tis om Ulieden te overtui-
gen , van de onzydigheid onzer beöordeelingen , en
om de genen die naar de Pryzen geftaan hebben, te'
meer te doen verzekerd zyn, dat wy hier in niets
als de Waarde, zonder aanzien des Perfoons, be-
oogen. Dog
ρ ·
/
Doch myne vooraf gaande Verhandeling heeft, zoo
ik niet twyffele , Ulieden genoegzaam overtuigd
van de noodzakelykheid der kennisfe in de Proporz
tieii van 't Menschlyk Lichaam: dierhalven vind ik
my verpligt Ulieden te zeggen, dat wy ook, inge-
volge de meerdere en juiste waarneeming van de-
zelve, en de kennis der Jnatomie, voor zoo ver
dezelve de Kunst betreft, gelyk ook de waarheid
of zekerheid van den Omtrek, door ons in de in-
geleverde Tekeningen befpeurd, den Prys hebben
'toegeweezen. Wy hebben op deze kennis en waar-
/ neeming meerder acht gegeven , als wel op de zoo-
^ genaamde bevallige manier van Artzeeren^ Wfy-
ven, Doezelen, Hoogen, of dergelyken, al 't wel-
ke zekere zoogenaamde eigen manieren zyn, waar in
dikwils de een den anderen te boven ilreeft ._die
zig in een andere manier gewend heeft, dog al 't
welk de fchoonheid van den Omtrek, de kennis der
y^naiomie^ en de waarneeming der Proportien, als '
zynde het waare en wezenlyk fchoone van de
Kunil a niet uitmaakt, en waar door, indien men de-
^elven niet in aanmerking nam, zelden een,Beeld-
houwer , al was hy zeer bekwaam, den Prys zou-
de winnen, vermits zy zig weinig op het cierlyk
opmaaken hunner Tekeningen, als komende hun
minder te pas dan een Schilder of Graveerder, toe-
leggen.
't Is dan ingevolge deze waarneeming boven
andere dat wy den Prys van de derde of laaglle Clas-
fe aan U, ó Buys ! toewyzen. · Kom hier j ontvang
dit bewys van ons, ten teken uwer overwinning :
herinner U, zoo dikwils gy dezen Prys aanfchouwt,
herinner U met blydfchap, dat gy boven andere
waardig gekeurd zyt, hier mede vereert te worden;
en zyt verzekerd, dat Iret om de waarde van Uw
werk
-ocr page 29-C 30 )
werk is; dat geen belang , veel min de bloedver-
wantfchap Udeezen Prys heeft doen behaalen: want
ik moet U tot meerdere verzekering daar van, en
op dat gy in't toekomende geen het minst ver-
trouwen daar in flellen moogt, verklaaren ,
dat, indien uw Werk U de meerderheid van ftem-
men boven anderen niet hadt verworven , U
de bloedverwandfchap deezen Prys ontzegd hadt.
Wat zal ik U meerder zeggen ! U aantemoedi-
gen tot het behaalen van de twee hoogere Pryzen ^
hoope ik dat onnodig zynzal5Ueen weg*ewyzen,
om ter verkryging van dezelve inteflaan is over-
tollig , dewyl gy boven anderen het geluk hebt, uweri
kundigen heer Vader hier in als Leidsman te heb-
ben: volgzyiivoetfpooriudeKunstna, 't is de vaste
wegwyzer ter behaaling van eenen onilerflykeii
Toem 5 en op heden wordt gy van derzelver nut-
tigheid overtuigd. Volhard dan in uwen yver voor
de Kunst, jen maak U den naam waardig, dien gy
draagt, ja tracht uwen beroemden Vader, ware
'C mogelyk in de Kunst t'overtreffen. Zet U op
dezen ecreftoel, waar toe wy ü by uitftek waar-
dig keuren. , ί. ,
: Wy plaatzen U in de tweede Qasfe. )
En gys^d^e U zoo dapper in de Kunst boven u-
wc mededingeren gedragen hebt: Gy, Laquy ! kom,,
antvang van myne hand het overtuigend teken on-
ztx goedkeuring. Qy hebt hier door den roem.
verworven, van de andere te boven te ftreeven.. 'tis
loflyk, dat gy, na eenmaal beproefd te hebben; en 't
U te hebben zien mislukken, den moed niet hebt
laaten zinken; maar den kans op nieuw beproefd,
hebt , en wel met zoo veel Yver , dat gy den
i^rys behaald , en anderen die onttrokken hebt.
, ' ' Oy
-ocr page 30-( 31 )
Gy weet 5 daar is 'er nog een voorU opgehangen ^
waarna gy een Mededinger worden kondt jxjieeze is
de voornaamile, deeze is de rechte Prys, waarom 't
U te doen moet zyn; zoo lang 'er trappen zyn, om
hooger te komen, ontziet de moeite niet om den
top te bereiken, daar de laatfte en de beste kroon
U ten deel kan vallen. Hoe hooger gy komt, hoe
verder gy in de Kunst kont omzien, en hoe wyder
veld zig voor U zal opdoen, daar uw geest zig aan-
genaam in zal vermaaken, en daar gy altoos, of-
Ichoon U den kans mislukte, het byzonder genoe-
gen by zult ondervinden, van ileeds gewonnen en
nooit verlooren te hebben. Dierhalven houi aan ,
vaar'voort, en laat niet los ; tracht altoos^ meer
en meer U deezen reeds behaalden, en nog te be-
haalcne Prys waardig te maaken. Roemwaardige
bekleed deze plaats, die ü- boven andere toege*
fchikt is, naar uwe verdienden. ' " · ■ - - .r
Wy plaatzen U in de Eerfte Clasfe.
i'-X
óGy, dieU zoo uitflekend in het veld der Kunst
tegen machtige medeilrevers gekweeten en de over*
winning behaalt hebt: Gy, Waldorp I zyt het, die
den hoogften Prys dezer Academie wegdraagt. Treed
toe, ontvang het eeuwige teken van een onvers
welkbre Roem , dat naar de waardigheid van uwe
vermogens -gefchikt is. Gy zyt een Man in de
Kunst, en gy hebt Proeven van Uwe kennis in 't
fchoon der Kiinst gegeeven; geen woiider dan, dat
Gy-met algemeene ftemmen den Eerften Prys weg-
draagt. Voorleden Jaar mislukte 't U, doch gy zyt
echter niet bezweeken ; en gy toonde zelfs over-
tuigd te zyn van uwe geringere vermogens; hebt
gy echter toenmaals moeten zien,dat U een'^ander'
». : J .i i- - - . ' . VOQjr-'
-ocr page 31-C 32 )
vooruitilreefde en den Prys behaalde, *t is des re
meer Eer voor U, de eerile na hem te zyn, en
dus de tweede , die met deze Lauweren bekroond
wordt. Hoe duur gy dezelve ook gekocht hebt,
de Eer die zy U toebrengen overweegt alles.
Boven dit bewys onzer goedkeuring , ligt hier
voor U gereed de Lauwerkroon, welke tot een eeu-
wige getuigenis van uwen Roem op Perkament ge-
ichreevcn, U door de hand van onzen zeer ge-
liefden Hoofd-Direfteur zoude worden toegereikt,
indien niet eene langduurige pynlyke en zeer ge-
yaarlyke ziekte , dat minlyk Voorwerp van elks
Liefd| en Hoogachting buiten ftaat gefteld hadt,
om ons in onze plegtigheid met zyne hooge
en gewenfchte tegenwoordigheid te vereeren,
Dierhalven heb ik order, om uit Zyn naam U, die
ihans^de tweede Flonkerftar in deeze Academie zyt^
met dezelve te vereeren, op dat ze U ten allen ty-
de, in alle plaatzen, en in alle voorkomende gele-
genheden , ten bewyze verftrekke van de Eer, waar
jnede gy heden overlaaderi zyt: Eene eeuwige eer,
eene eer die niet kan vermeerdert worden. Staa
my toe, dat ik U echter voorhoude, dat 't U niet
genoeg zal zyn, hier in te berusten en thans in
4iwen yver te verflaauwen: 't is nu de rechte tyd
voor U, om te toonen, dat gy inderdaad naar waar-
de dceze Lauwerkroon ontvangen hebt; daar zyn
geen Pryzen tot meerder aanmoediging voor u ge-
ichikt ; dog volgens uwen eergierigen aart ver-
trouw ik, dat gy thans te vreede zynde het al
verwonnen te hebben , U-zult toeleggen , om U
zeiven tot uw eigen voordeel aantefpooren; op
dat uwe vlugge vermogens die gy getoond hebt
■ryklyL te 'bezitten, meer en meer in uwe Kunst
openbaar Avorden en doorilraalen.
Zet
-ocr page 32-('3 3 )
Zet υ op de plaats die U, door uw werk 5-bo-.
ven alle eereiiswaardig maakt. · ^
Gy alle verdere Leden van deze Academie, die
mededingers geweest zyt naar de Pryzen ! aan-
fchouwt de Eer, die dit waardig drietal geniet. Laat
het U tot yver ontvonken om dezelve ook te ver-
krygen. Gy hebt uwé vermogens befteed ea aan- ^
gewend, doch geenzints vruchteloos: 't is waar , gy
zaagt UdenPrys ontrukken , en die door andere be-.,
haaien: doch gy hebt gearbeid jen zyt gevordeut:
gy hebt U zeiven geöeffend, en raeds bereid, en
Herker gemaakt, om ze des te gemakkelyker te^^beko-
men. Laat den moed niet zinken, daar zyn reeds zoo
ras de baan geopend is, weder nieuwe Pryzen opge-
hangen j 't was fmertelyk indien dit maar eens ge·*
beurdcjcn 't verlies dus onherftelbaar was; maar nu is
'cr flechts één kans verlooren; Dierhalven rust
niet, houd niet op, tot gy ze alle gewonnen hebt.
De Avaarde van de overwinning, beftaat alleen in
den meer of mindren tegenftand die gy gevonden
hebt, en 't is vermakelyk zig door een fterker hand
na wakkeren tegeniland overmant te zien. Wy be-
tuigen tot ons byzonder vermaak eenen aanmerke-
lyken voortgang en vordering in de Kunst, indien
al niet by alle, immers by de meeste van Uliedeii
gevonden te hebben, en zoud Gy zelve niet mede
moeten toeilemmen, dat den yver, en de zucht om
den Prys te Avinnen, daar toe grootelyks heeft me-
degewerkt : hoe aangenaam is het dan in dit ftryd-
perk om de glorie uit te zyn; daar men nooit ver-
liezen kan, in tegendeel, daar men altoos wint, en
daar men, zoo al geen roem boven alle, altoos een
deelgenoot van den roem, dat men in de Kunst
ge vordert is, voor zig zelve verworven beeft» Ik
C 34 ■)
eSS!
heb U, by myne Verhandeling getoofid wat U het
noodzaakiykst te kennen zy, om den Prys te be-
haalen ; myn Medegenoot heeft U daar toe een zeer
gemaklyken weg aangeweezen; volgt die dan meer
en meer in jen gy zult haast overwinnaars worden.
Doch op dat gy U,meer en meer moogt oefFenen,
in al 't geen tot de kennis der waare fchoon·'
heid en der Proportien dienstig is, zal de Academie
tweemaal ter week, geduurende het zonjer faizoen
open ftaan, om naar 't Pleyster te tekenen, te wee-
ten des Woensdags, en Zaturdags, drie iiuren voor
Zonnen ondergang: te beginnen huiden acht da-
gen , «lillende tot meerder kundigheid in de JnatO"
me, by voorkomende gelegenheden, aan Ulieden^
op 't naakt morf^l werden aangetoond, de werkingen
der Spieren, in de verfcheidene beweegingen van 't
Mensch-beeld waarteneemen. Een aantal fraaije
Pleyster modellen zyn door de goedgunftige toege-
negenheid van verfcheiden Leden, en wel voor-
naamlyk onlangs door ons Honorair hidi de Heer
P. B. Texier, aan de Academie vereerd geworden ;
en dus voorhanden, totUIieder iludie,en naarvo.'-
ging. Dierhalven is voor Ulieden een weg geö-
pent om tot alle de deelen der Kunst voort te gaan,
't zal nu maar alleen aan U zelve ilaan ,· of gy 'er
?en behoorlyk gebruik van zult willen maaken, en
als het U rechten ernft is, om t'eeniger tyd Mees-
ters in deze zoo oude, zoo nutte, als édele Kunst
te worden; twyfFel ik niet, of gylieden zult be-
hoorlyk aaniille deze daar toe voojgeilelde eindens
beantwoorden.
t ' .
Gy Heeren, Honoraire Leden dezer Academie;
fidele, en zeer Aanzienlyke Voorftanders, en Aan-
JiWeeKers der lümilen! hoe aangenaam ipóet hetU^
' lie-
( 35 )
lieden zyn, den mitten voortgang der Kunst, doorU-
lieder byiland te mogen gewaar worden. Aanmerk-
lyk en zelvs boven verwachting is liet getal der Le-
den aangegroeit, 't welk ons in ilaat gefield heeft,
de buitengewoone onkosten die 'er nodig geweest
zyn, om dit Vertrek, door de goedgnnftige toege-
negenheid onzer waarde Burgervaders aan ons
toegeftaanj bekwaam te maaken tot het gebruik
waar toe \ gefchikt is. Hoe aangenaam moet het
Ulieden nogmaals zyn, jaarlyks drie Voorwerpen
van groote verwachting te zien voortkomen, in den
fchoot dezer Academie gekoesterd en opgekweekt;
waar uit wy hoopen dat Mannen zullen ontftaan
die den roem van Hollands Kunftenaaren ilaande
houden. '
Dat wy alle zulks ondervinden! dat deeze Aca-
demie groeije en bloeije tot luister van deeze ver-
maarde Stad; dat alle onze pogingen gezegend mo-
gen zyn! en och,of het ons nog gegund wierde,onzen
zeer geliefden Ópperdiredeur, eenmaal in volle ge-
zondheid herileld te zien! die ons dan met zynen
wyzen raad zal byftaan, en met zyne gewenfchte
tegenwoordigheid vereeren; zoo zullen wy deeze
Academie, waar van wy den grondflag, en aanwas,
aan zyn alom bemind Perfoon verfchuldigt zyn, in
vollen glans en luister zien blinken.
Ik heb gezegl?*
. r