ο ν Ε R D Ε
DER
GRIEKEN EN ROMYNEN,'
Gedaan op Woemdag dm 21 Februar^
1770.
i> O ö li
I ACOB OTTEN HÜSL.^i
•■r
C 3 ).
Α 2
©
OVER DE
DER
Ik heb in het voorledene Zomer-faifoen begonnen
voor de Leden van deeze Academie,deBouw-
kunilte verklaaren; en byeene korte aanfpraak aan-
getoond, hoe noodzaaklyk het voor de Hiftorie-
Schilders en Tekenaars was, kennis te hebben van dé
voornaamile haarer gronden: maar ik heb tegelyk
daarin belooft over de vermaardfte openbaare ge^
bouwen der Ouden te zullen fpreeken. En de-
\vyl ik voorzie , dat indien ik de liouwkunit
behoorlyk in alle haare regelen zal voorftellen^
my den aanitaandeo Zomer daartoe zal te korc
fchieten, en echter veele deezer gebouwen zom-
tyds in de ordinantie van een Schildery te pas ko-
men, en dierhalven wat naauwkeuriger dan wel
anderen , door de Hiftorie-Schilders en Tekenaars
behooren gekent te worden, zoo oordeelde ik
het gevoeglyker die ftukken by wyze van Re·
devoeringen voorteftellen § zynde ik reeds
voor lang van gedagten geweeft het voornaamile,
der Bouwkunit.en Perfpedief, op deeze wyze
ΨΟΟίΤ
-ocr page 3-C 4)
voor ÜL. te verhandelen ; maar door tuflchenko-
mende omflandigheden reeds twee maaien daarin
belet geworden zynde, zal ik thans die iloffFe be-
ginnen , en by gunftige gelegenheden trachten te
\ervolgen.
Men kan de Openbaare Gebouwen der Ouden
onderfcheiden, in die, welke tot den Godsdienfl;,
en in die, welke tot het algemeen gemak of gebruik
gefchikt zyn. Door de Godsdienftige gebouwen
verftaan wy de Tempelen; door die welke toe het
algemeen gemak gefchikt zyn, de Bafiliquen of de al-
oude Gerichtsplaatzen, de Schouwburgen, de Ren-
baanen , Baddooven, Triomf boogen, en wat der-
gelyk^ meer zyn.
Het eerite dat dus onzen aandagt vordert zyn
de Tempelen, als zynde gefchikt tot den Gods-
dienfl:; en niet alleen de aanraerklykfl:e geilich-
ten der Ouden , maar ook bovendien voor een
Schilder van het meefte belang, dewyl zy meer-
maalcn dan de andere gebouwen, in de voornaam-
fte Hiftorien voorkomen. Deeze zullen dan ook
heden het onderwerp onzer verhandeling uitmaa-
ken; en wegens de rykheid der Stoffe genoeg-
zaam zyn, om UL. daarover alleen te onderhou-
den.
Myn voorneemen is niet om van allerlei zoorten
van Tempelen te fpreeken die door de Ouden ge-
flieht zyn: die van de Egyptenaaren, Pheniciérs en
Hebreeuwen, behooren niet tot ons befl:ek;alzoo
wy alleenlyk de Tempelen der Grieken en Romy-
nen voor hebben te verklaaren: eensdeels, om
dat wy betreklyk tot die Bouwkunft waarvan de
Grieken de grondleggers, en de Romynen de na·
Ci3
volgers geweed zyn, van dezelve (preeken : ten
anderen, doordien ons oogmerk is, den Schilders
hierin van dienit te zyn, die hunne voornaamile
onderwerpen uit de gefchiedeniilen deezcr vol-
lieren trekken»
Wy zullen deeze StofFe dus verdeelen ; dat wy
Eeril den Oorfprong van het Tempel bou-
wen zullen nagaan.
Dan zullen wy de onderibheiden zoorten van
Tempelen verklaaren: en daarin byzonder-
lyk de gedaante van derzelver Plan bf
Grondvlakte befchryven*
Daarna zullen wy het uiterlyk aanzien, den
iland, en zamenftel der Tempelen , wat
nader befchouwen : benevens de plechtig-
heden die zoo voor, als by de inwying,
werden waargenoomen.
Eindelyk zullen wy den aart der BouwiiofFen
waaruit de Ouden gewoon waren hunne
Tempelen te (lichten, opgeeven.
Oor.
De Ouden die zeer bygeloovig Godsdienftig
waren , hebben hun byzonder geluk geftelt in hec
ftichten van Tempelen. Zoo dra had het vertrou-
wen op de gemaakte Goden en Afgoden in de ge-
moederen der menfchen geen plaats gegreepen, of^
men zag hun, *t zy uit verpligting van onbezon-
nen geloften, 't zy dat hunne daaden door geluk-
kige uitkomften bekroont wierden, Kapellen en
Tempelen bouwen. Zoo deed Rornulus in c|eq
A3
-ocr page 5-Cö)
Oorlog tegen de Sabyncn, ziende zyne troepen
vluchten , eene gelofte aan Jupiter, hem eenen
Tempel te zullen bouwen, indien hyzynenvluch-
tenden hoop ftaande hield: 't welk gefchied zyn-
de; door het fachten van den Tempel van Jupiter
Stator gevolgd werdt. Dus is de Tempel der
Eendracht door Camillus, ingevolge zyne gelof-
te gebouwd; en het Capitool, of de Tempel van
Jupiter Capitolinus, was de vrucht eener gelofte
door Tarqiiinius Priscus in den Sabynfchen oorlog
gedaan. En dus is ook de Tempel van den donde-
renden Jupiter , door jdugufltii tot dankbaarheid op-
gericht, doordien hy gelukkig bewaard wierd van
den blixem , die in eenen donkeren nagt, wan·
neer hy tegen de Cantabriers optrok, voor zyne
voeten nederfloeg; en de Slaaf die een flambouw
voor hem uit droeg verpletterde.
Het is echter zeer waarfchynlyk dat de naamcn
der Tempelen , aan de Goden tpegewyd , heur
oorfprong verfchuldigt zyn aan den zogcnaamden
Tempel der Wichelaryen ; naamlyk aan eene ze-
kere bepaalde, en door boomen omringdeplaatze,
of zeker Perk , waarin de Wichelaars gewoon
waren de vlugt der Vogelen natefpeuren: want
alle de plaatzen door de Wichelaars daartoe afge-
perkt, alhoewel zy niet tot den Godsdienfc ge·
fchikt waren , werden ook Tempelen genaamt.
Het bygeloovig gebruik om zulke boiTchen den Go-
cien toetewyen·, was by de Ouden zeer gemeen,
pn waarfchynlyk voortgefprooten van die volke-
ren, die in de boflchen levende, geen andere Tem-
pelen hadden dan zulke door boomen omringde
plaatzen, dip gemeenlyk op eene hoogte daartoe
'' uit-
C 7)
uitgekoozen wierden ; en die, óm dat men daar
rooit dan by nagt vergaderde, door eene me-
nigte lampen verligt waren. De waarfchynlykfte
reden die men van dit gebruik geevenkan, befcaat
in het gemeen gevoelen, dat de vreeze,de hoofd,
oorzaak van Godsdienfcigheid onder de onweten-
de Heidenen was; en dat daarom zulke donkere
en eenzaame plaatfen, hen eenen fchrik en vreeze
aanjaagende; hen deeden gelooven, dat aldaar ee-
nige Godheid woonde, die zuJk een ontzag ett
eerbied zoo dra zy daar binnen traden in hen ver-
wekte : De Romynen immers maakten veel werks
van deeze zoort van Godsdienit, en hadden daar-
om hunne Lud, of gewyde bofchjes, in de meefte
wyken der Stad , die doorgaans aan de eene of
andere Godheid toegewyd waren.
Men begon vervolgens Tempelen in de iledea
te bouwen, hoewel eenige volkeren, als de Per*
fen, de Indiaanen en andere, in het oude gebruik
volhardden. Maar men heeft reden te gelooven,
dat deeze eerfte Tempelen niets anders dan zulke
gewyde bofchjes geweeil «yn , aan welke men
meer of min , door de fchikking der boomen ea
hunne takken ,de gedaante van een Gebouw heeft
trachten te geeven; Immers dus was de gedaante
van den eerften Tempel van Apollo te Delfos,die
uit enkele dooreengeftrengelde lauriertakken was
zaamgefteld, en de gedaante van eene Rufticque
of Boeren Hut had. De tweede Tempel was in-
derdaad niet veel fraaijer; dewyl zy volgens deal-
gemeene overlevering van de inwooners van Del-
fos , door de Beyen , gedeeltlyk van hunnen
wafch , gedeeltlyk van vogelvederen was toege^
Α 4 fteld.
-ocr page 7-C8)
ftcld. Zommige ÊwyiFelen echter of men voor Mo-;
zis tyd van Tempelen gewecten hebbe , daar nogr
tans de Poëten en veele oude getuigniffen het te-
gendeel verzekeren: Eenige willen dat Erißbonus
de Zoon van Cecrops omtrent het Jaar der v^aereld
2455, in hpt eiland Delos, reeds eenen Tempel
ter eeren van Apollo ftichtte; na welke tyd Mozes
de Tabernakel, of vliegende Leger Tempel in de
woeilyne oprigtte. Althans Virgilius meld reeds
van Tempelen binnen Troye lang voor Salomons
Tempel; andere vinden die al voor Ifraëls uitgang
jn Egypten ; ja zommige vgn ΕίρΙ te Babel voor
het Jaar der waereld acQO,.
Doch hoe zwak en onbeilendig deeze Godsdien-
ilige plaatzen in den beginne ook mogen aangelegt
geweeft zyn, men zag de woefce Heidenen eer-
lang Tempelen uit vafte cn duurzame ftoiFen bou-
wen, hoewel zonder epnigp fieraaden , volgende
alleenlyk de eenvoudige gedaanten hunner Hutten,
en Stulpen, gelyk door de oudfte Tempelen beves-
tigd wordt, die alle naar den fmaakgebouwtzyn,
als de Quden gewoon waaren aan hunne Hutten
tegeeven; welke Hutten wy by het geeven on.
zer bouwkundige lellen voorledenZomer breedvoe-
rig befchreeven hebben, en waarin wy aanmerk-
ten, dat den grondflag der waare Bouwkunfcreeds
verborgen lag, die als eene gelukkige ftap, hen
langzamerhand van trap tot trap den weg tot de
volmaaktheid heeft aangeweezen : Want op hec
Tempelbouwen boovenmaaten verilingerd zynde,
hebben zy getracht het gebrekkige, dat zy in hun-
ne Hutten befpeurden, in hunne Tempelen te ver-
beteren ; en het geen zy daarin uoodzaaklyk von-
dens
-ocr page 8-C9}
den , als niets te koftlyl: agtende voor hunne
Goden, in hout of ileen fierlyker natemaaken, en
uit deezen allengs verbeterden arbeid zyn de bouw-
orden ontilaan.
Zoo dat wy het uitvinden der Bouworden by*
zonderlyk het Tempelbouwen te danken hebben;
althans hec verhaal van derzelver hiftorifchen
oorfprong, ftemd daar ook volkomen mede over-
een : Want dus is de Dorifche Orde uitgevonden
by het bouwen van eenen Tempel ter eere van
de Godinnejuno, indeftad Argos; éooxDorus^ de
Oppervorft van Achajen en Peleponefen. Deezen
Tempel was het eerfte voorbeeld vandeeze Orde;
welke de nabuurige volkeren by het fliehten
van verfcheiden andere Tempelen gevolgd heb-
ben; onder welke als de allervermaardfte bekend
is, die, welke de inwooners van de (lad Olimpia
aan Jupiter toewydden , en die daarom de toe-
naam van den Olimpifcheu verkreeg. De Jonifche
Orde bekwam haaren naam, by het fliehten van den
beroemden Tempel van Diana te Ephezen, door
de Grieken, die onder het geleide van Ion van
Athenen in Azien waaren overgekoomen. En de
Corinthifche Orde, is.door de Corinthiers by hec
fliehten van hunne Tempelen het eerfl uitgevon-
den ; 200 wel als de Thoscaanfche, die daarna
door de oude volkeren van Lydien , die van A-
zien gekoomen waaren om Thoscaanen te bevol-
ken, by het bouwen hunner Tempelen, omtrent
i-lorenzen het eerfl gebruikt is. Kn het geen
deeze gedagten des te waarfchynlyker maakt ,is,
dat inderdaad den voornaamflen iieraad diedeOu-
^en in hunne Tempelen zochten, in eenemenigte
Λ 5 vaa
-ocr page 9-Cio)
van Colommen beilond , zoo aÏs blykt uit dg
onderfcheiden zoorten van Tempelen , die ons
door Vitrmius , de oudile van alle de Archi-
teflien wiens fchriften tot ons gekoomen zyn , in
bet breede zyn befchreeven: en met des te meer-
der zekerheid, dewyl hy ten tyde van den Kei-
zer Augujlus geleeft hebbende ; alle de prachtige
gebouwen en overblyffelen gezien heeft , die
te dier tyd in Griekenland en Italien gevonden
wierden. Hy onderfcheid de Tempelen der Ouden
in twee zoorten, te weeten: in die, welke naar de
Thoscaanfche; en in die, welke naar de Griekfche
wyze gebouwt waren. Maar dewyl de Thos-
caanfche weinig verfchilden van die zoort der
Griekfche, welke Proßyks genoemt wordt, achten
wy onnoodig dezelve nader te befchry ven; en zullen
ons dus alleen by de Tempelen naar de Griekfche
wyze bepaalen, die men in twee zoorten kan on·
derfcheiden; in vierkante, en in ronde Tempe-
len.
Vyf deelen welke aan alle de vierkante Tempe-
len gemeen waren, zullen wy eerft verklaaren,
en dan tot derzelver onderfcheiden zoorten over-
gaan.
Decze vyf deelen zyn :
Het voorilegedeelte, Proanosgenoemd,zynde
de voor Fa^ade , of Voorgevel ; eigenlyk
het Voorportaal j aan den ingang des Tem·
pels.
Het achterfte gedeelte , Poßicum of Opißbo'
domos genaamd,
Het middelfle gedeelte Cella, of Secos genaamd.
De Galleryen of Vleugels, en '
De Deur.
)
Het voorfte gedeelte, Proanos; of het Voorportaal;
was eenevooruitfpringende, en overdekte plaatze,
aan den ingang van de meefte Tempelen ; zig uit-
ftrekkende langs de geheele voorfte breedte van
den Tempel. Het was op verfcheidene wyzeu
gemaakt, 't zy dat het aan de drie zyden Colom^
men had , 't zy dat Mie alleen van vooren gevon-
den wierden, en naar deeze verfchillende gefteld-
heid verkreegen de Tempelen verfchillende naa-
men, gelyk wy ftraks zien zullen.
Het agterftegedeelte, Pofiicum; was zomtyds op
dezelve wyze als het voorportaal gemaakt, hebben-
de alsdan ook eene Deur, zomwyl werd het op
eene andere wyze gefchikt, en aan eenige Tem-
pels werd dit gedeelte in het geheel niet gevonden.
Het middelfte gedeelte, Cella ι of hec Lichaam
van den Tempel, was een plaats door vier muu-
ren ingeflooten, hebbende in het geheel geen licht
dan door de Deur; ten zy de Tempel van boven
open en zonder dak was. Het werd Cella of Se-
cos genaamt, waarfchynlyk om dat het zeer klyn
was, in vergelyking van den gcheelen Tempel,
Hierin wierd de Godsdienft verrigt, waar toe'er
dan ook het beeld van den God aan wien den
Tempel was toegewyd, in eene Nis geplaatfc was;
ziende na het Weften , op dat de geene die het
kwaamen aanbidden, hun aangezigt na het Oos-
ten zouden wenden: Bèhalven dit Beeld werden
'er
I
-ocr page 11-(
•èr ook andere Beelden, 'c zy van Goden of van
beroemde Mannen , en al wat tot het oiFeren en
andere Godsdienilplichten vereifcht werd, gevon-
den. Dus was eigenlyk deeze plaats tot een by-
zonder Godsdienftig gebruik gefchikt; gelyk dat
gedeelte, het welk in de Chriften Kerken het
Choor genoemt wordt.
De Galleryen of Vleugels, beftonden uit enke-
le, of dubbele reyen van Colommen, diedezyden
van den Tempel van buiten omringden , en van
booven gedekt waren. Zy ftrookten langs de zy-
muuren van de Cel die veeltyds aan de buiten-
zyden met Pylalters, van dezelve Orde als de daar-
voor ilaande Colommen voorzien, en metNiflen,
Beelden, Basreliefs en andere veriierfelen , ver-
rykt waren: Vitrumus zegt 'er van; dat men de
fchikking der Vleugels met Colommen rondom
den Tempel bedagt heeft, om hen in het aanzien
te meerder majefteit bytezetten ; waarom zig
ook de Griekenbyzonderlyk toegelegthebben, om
de Zuyienwydte, (of de ruimte tuflchen twee Co-
lommen,) zeer naauw te neemen; op dat zy door
dien weg, het aantal der Colommen zouden kön-
nen vermeerderen.
De Deur des Tempels , was verfchillende ,
naar het verfchil der Bouworde , waar naar den
Tempel gebouwd was. Daar waren Dorifche,
Jonirche en Attifche deuren. Het geen daarin
byzonderlyk verdient aangemerkt te worden, is,
dat zy van boven fmalder als onder gemaakt wier-
den ; zodanig dat de beide zypoften van boven na
elkander toehelden, ten zy de opening der Deuren
tuflchen de aj en 30 voeten hoog waren, wanneer
de
3
ι ♦
C 13)
de zypoilen te lood gefield wierden» Deeze wy-
ze is zonder twyiFel by de Grieken in gebruik ge-
weeft, en de Romynen hebben 'er zig zomwylen
ook van bedient, gelyk zulks blykt aan den
Tempel van de Sybille te Tyvoly,· alwaar niet al-
leen de Deuren , maar zeiven de Venfters boven
fmalder zyn als onder: De Deuren echter van het
Pantlreon, of den Tempel aller Goden , zyn een
voorbeeld van het tegengeftelde , want die zyn
boven breeder als onder. IVlen vind evenwel
ook oude Tempelen, waarin de Deuren onder en
boven even breed gehouden zyn. Maar offchoon
de Ouden in dit geval verfchillen, zoo hebben zy
nochtans eenparig alle hunne Deuren en Venfters
van boven vierkant gemaakt, en de ronde gedaan-
te alleen behouden voor Deuren die voor groo-
te ingangen dienden, als Stadspoorten , Triomf-
boogen , en dergelyke meer.
Deeze vyf deelen, welke aan alle vierkante
Tempelen gemeen waren , werden op eene ver-
fchillende wyze gefchikt in de Tempelen zonder
Colommen, en in de Tempelen met Colommen;
byzonderlyk in de laacfte, die deswegen onder-
fcheiden naamen verkreegen, naar dat deeze dee-
len, of eenige dcrzelve, byzonderlyk gefchikt wa-
ren.
Het gebruik van Colommen is waarfchynlyk door
de Grieken uitgevonden. Hunne eerfte Tempelen
geen twintig voeten breed zynde , wierden zon-
der Colommen gemaakt; maar welhaaft te klein
geworden zynde door het aangroeyen van het Volk
dat daarin offerde, zyn zybedagtgeweeft de Tem-
pelen langer en breeder te maakea : doordien na
in
4
-ocr page 13-C 14)
in dit geval te duchten ftond, dat de balken dooi-
de meerdere breedte des gebouws, onder den laft
van het dak zouden buigen, en dus het gebouw in
gevaar brengen; hebben de Bouwmeefters goedge-
vonden eenen zwaaren Balk,naar delengte van den
Tempel, midden onder de Balken die naar de
breedte gelegt waaren, te brengen; en deezen Balk
door Boomftammen op eenen evenwydigen afftand
te onderilutten. Tv^ee zeer oude Tempelen kon-
nen hier van ten vóorbeeld dienen ; een te Pes-
tum, eene oude Stad van Groot Griekenland, die
midden in de Cel eene rey Colommen naar de
lengte des Tempels heeft. De andere te Egine,
die vyf Colommen heeft aan het Voorportaal, en
dus een Colom in de midden , die regt voor den
ingang van de deur des Tempels ftaat.
*
De vierkante Tempelen der Grieken, met Co-
lommen verfierd, waren de volgende.
De Eerite zoort zyn die welke α Anus, of Hoek-
pylaarigen genoemt worden, om dat de zymuuren
van de Cel, die vooruit getrokken waren om de
vleugels van het voorportaal uittemaaken , elk
een Pylaar tegen het vooreinde hadden ; en twee
Colommen van dezelve Orde, regt voor, of tegen
de Hoekpylaaren aangeplaatft , onderileunden de
Architraaf van *t Hoofdgeilel, dat-rondom den
geheelen Tempel heen loopt, en aan de voor en
ggterzyde met een groot Frontifpits van het eene
tot het andere einde gedekt is.' Daar waren nog
twee onderfcheidene zoor ten van Hoekpylaarige
Tempels ·, ^ynde alleen van deezen veriïchillende,
C 15)
in de plaatfing der twee Colommen i want die
wierden zomtyds tuflchen, of op dezelve lyn als
de Hoekpylaaren geplaatil. En eindelyk werden
'er ook nog wel twee Colommen regt agter deeze
gefteld, binnen in het voorportaal; diedunder ge*
maakt wierden als die vooraan ftonden, hoewel
zy dezelve hoogte hadden; maar om hen zoo dik
te doen fchynen als die van buiten , werden 'er
meer Canaalen ofGooten in deZuilfchagt gemaakt ,
zelfs tot 28 of 32 toe, gefteld zynde dat de bui-
tenile 24 hielden, het welk gefchiede , zegt
truvius, om het Voorportaal ruim te houden.
De Tweede zoort van vierkante Tempelen met
Colommen, werd Proßyles genaamt,zynde dezel-
ven als de Hoekpylaarigen, alleen met ditonder-
fcheid dat *er een Colom op ieder hoek van den Py
laar ilaat, en twee Colommen tuflchen beide, heb-
bende dus vier Colommen op een rey.
De Derde zoort werd Ahpbiprofiylum ge-
naamd, zynde volkomen dezelve als de Froßylumf
behalven dat zy een Poßicum hadden; dat is, dat
zy van agteren, op gelyke wyze als aan bet voor*
portaal met Colommen verfierd zyn.
De Vierde zoort zyn de Peripteres , dat is te
zeggen,de Tempelen omringt raeteene vleugelof
rey van Colommen: hebbende van vooren 6 Colom-
men , gelyk ook 6 Colommen van agteren, en i 1 Cof
lommen op eiken zyvleugel, die op de hoekejj
ilaan meede gerekend. Dus zyn 'er vyf Zuileij-
wydten aan de voor, vyf Zuilenwydten aan de
agcergevel, en tien Zuilenwydten op eiken Zyvleu-
gel ; maakende in liet geheel 30 Colommen rond·
om den TempeK De ruimte tuffchen de Muuren
van de Cel, en de Colommen , iwas zoo groot als
den afftnnd der Colommen; of de Zuilenwydte.
De Vyfde zoortwas de Dipteres^ of de Tempe-
len met eene dubbele Vleugel, of twee reyen van
Colommen omringt : Hebbende op de buitenile
rey 8 Colommen van voren, en 8 Colommen vari
agteren, en 15 aan ieder Zyvleugel; Dus aan de
binnenfte rey 6 Colommen van vooren, 6 Colom-
men van agteren, en 13 Colommen aan ieder Zy-
vleugel, in beide gevallen de Colommen op de hoe-
ken mede gerekent; maakende in het geheel 76
Colommcn. De ruimte tuiTchen de Muuren en de
binnenfte rey Colommen »was zoo groot als de
Zuilenwydte.
De Tempel van Diana te Ephezen, een van de
vier voornaamite Tempelen van Griekenland; door
Cteßpbon, of Cberfiphron, en zynen zoon Metage-
nes gebouwd, w^as volgens het zeggen van Vitru^
viui van deezezoort, en had 127 marmere Colom-
men van de JonifcheOrde, ter hoogte van 60 voe-
ten , uit één ituk gemaakt, en door zoo veele
Koningen aan dezelve vereerd. Scopas , een der
beroemdfte Beeldhouwers van Griekenland, had
'er een van gemaakt, die voor'tfraaiile fieraad van
dit prachtig gefticht gehouden wierd; dit wonder-
iluk, waartoe geheel Azien geduurende aaojaaren
had medegewerkt, om het te helpen oprichten, en
verfraaijen, v^erd in eenen dag in een Puinhoop ver-
anderd door den booswigt Heroflratus, die om
zynen naam onfterflyk temaaken, 'er den brand in
iVak , jaifc denzelven dag waarop Alexander de
groote gebooren wierdt.
' De zesde zoort van vierkante Tempelen met
i:
C 17 ).
Öolommen, is de Pfeudodipteresof valfche Oipteres f
hebbende 8 ColomroeD voor, 8 Colommen ageer y
en 15 aan elke zyde , die van de hoeken daarbygere-
kent; deeze Colommen waren van deMuurenge-
plaatil, op den afftand van twee tuflchenwydten vair
de Colommen, en de dikte van eeneColomi- Dee-'
ze Tempelen P/eudodipteres, zyn dezelve als de Dip-
terei, als men zig verbeeld de geheele binnenfté
rey Colommen van de Dipteres weggenomen te"
zyn: hebbende dus maar 4a Colommen, rondom»
Hermogenes van Alabanda , eene Stad van Caria
in klein Azien , was volgens het getuignis van
f^itruviuSi de eerfte en vermaardfte der Antike
Architeften, en de uitvinder van deeze Tempelen
pfeudodipteres : Hy bouwde op deeze wyze eenen
Tempel ter eere van de Godinne Diana, in de
Stad Magnefia i in dezelve landftreek gelegen:
en gaf dus door het wegneemen van de binnenfte
rey Colommen, niet alleen meerder licht, en ruim·»
te aan de Gallereyen; maar befpaarde ook bovcD-
dien, zeer aanmerklykekorten.
De Zevende zoorc van Tempelen werdgenoemt·
Hypetbres, om dat het binnenfte van den Tempel
Cngedekt was ; deeze hebben,· gelyk de Dipteresy
twee reyen van Colommen rondom den Tempel
van buiten; maar daarenboven eene rey Colom-
men van binnen in de Cel, rondom. De eerfte
rey van buiten, had ίο Colommen van' vooren,·
en 10 Coloramen van agteren;- en 19 Colom-
men, mee de hoek Colommen, aan ieder Zy vleu-
gel,·' maakende dus de. buitenfte rey in het geheel
54 Colommen.- De tweede rey van buiteii had'*ef
8 voor, en 8 agter, en 17 aan ieder Zy vleugel', dé
Β Hoek-·
-ocr page 17-( 18 )
Hoek · Colommen mede gerekend, dus voor deeze
rey 46 Colommen, maakende de beide reyen van
buiten, dus te zaamen loo Colommen uit. De
Muur van de Cel,(laat van de Colommen af,op
de ruimte van de tuflchenwydcen der Colommen;
en de dikte van de Muur van de Cel, wasgelyk
de dikte der Colommen. Binnen in de Cel (ton-
den op denzelven afftand van de Muur als buiten,
4 Colommen aan de voor, 4 aan de agterzyde,
en 13 aan ieder Vleugel , de Hoek Colommen
mede gerekent , maakende in het geheel 30 Co·
lommen : op deeze binnenfte rey nu was een twee-
de Orde van Colommen geplaatii,
' De Laatfte of Agtile zoort van vierkante Tem-
pelen met Colommen verfiert,zyn ά^ Pfeudoperip-
teres, of valfche Peripteres , die, wat de fchik-
king der Colommen betreft, dezelve als de Pe·
ripteres zyn; hebbende ook 6 Colommen van voo-
ren, ö van agteren,en η op eiken Vleugel; maar
de IViuuren van de Cel waren aan deeze Tempe-
len anders gefchikt , te weeten, dat zy tegen de
Colommen aankwamen, en dus geen Gallereyen
overlieten, als alleen aan het Voorportaal; daar
de Colommen op den afftand van derzei ver tas-
fchenwydten, van de Muur af geplaatii waren.
- Zie daar, wat de gedaante der Vierkante Tempe-
len betreft. Laat ons nu die der Ronde gaan be-
fchouwen, welke tweederlei waren.
De Eerfte werden Monopteres genaamd , om dat
zy geen Muuren,of Vlpiiprels hadden. Hebbende
allecnlyk rondom vryftaande Colommen, die in
" ^ ■ eea
C >9 )
een Cirkelrond geplaatil wierden , en het Dak,-
^c welk op de wyze van een Caloc,oFomgekeerdé
Nap gemaakt was, onderiteunden. Haar Proportie
was, dat als men den gcheelen Tempel in drie dee-
len deelde, een van deeze deelen aan de Trappen'
gegeeven werde, daar de Colommen boven op ge-
plaatil waren. De Colommen waren zoo hoog als
den afiland van de eene Colom , tot de geene die
volgens de 'Diameter daar regc regen'· over ftond,
zegt Vitrmius\ dus zo hoog als de Diameter van
de Cirkel,/'vs?aarop de Colommen geplaatfl: wa-
ren , of twee derde gedeelten van den geheeleö
Tempel.
De Tweede zoort van Ronde Tempelen werden'
Peripteres genaamd. Hier waaren de Colommeri
op ceni rondloopend Pedeilal, of Voetgeitel ge-
plaatil ί en het binnenfte des Tempels was door
eene Muur'^ingefloten. De ruimte tulTchen dePe-
deilalen .en de Muur, was gelyk het vyfde deel des
gelieelen Tempels, en de Diameter van het binnenifté
des Tempels,-was gelyk de hoogten der Colommen.-
' Het is aanmerklyk, dat men onder zoo veelé
overblyffelen van Vierkante Tempelen, zo weinig
Ronden vind ; eenige weinigen zyn ons alleen van
de Grieken overgebleeven. De Romynen hebben
'er ons' voorbeelden van nagelaaten, in de Tem-
pels van Veila,· Minerva, en het Pantheon of'de'
Rotondev Zy hèbben^ voorzeker meer Ronde'
Tempelen gemaakt; maar dewyl zy zwakker zyn
in haar zamenfiel daii.de vierkante Tempeleoy
heblDen zy oofc,^m1iider de Iverwoeftin^ van de'
Volkeren, en den Tyd, können doorilaan, en zyü"
dus meerendeels vernield geworden.
— Β 2 Üii
C 20)
Uit al het voorheen verklaarde blykt das ^ dat
de Ouden Veertien onderfcheiden zoorten van
Tempelen gehad hebben: als
Tempelen zonder Colommen.
--naar de Thoscaanfche wyze·
---- ρ mee Hoekpylaaren.
-—- j mee Hoekpylaaren en s
ά Antes ^ CoU op een rey.
——- i met Hoekpylaaren en Co-
j lommen van ver-
L fchillende dikten.
Proßyles, met 4 Colommen van
vooren.
■■ Ampbyprofiylesy die agter zo wel
als voor, 4 Colommen
op eenrey hadden.
■ ' Peripterssyrondom gevleugeld^
met ö Colommen van
vooren.
-----Dipteres, dubbeld gevleugeld ,
met 8 Colommen vaiï
vooren.
■ ...........Ffeudodipteres, valfch dubbeld
gevleugeld, met 8 Co-
ommen van vooren.
■ Hypetbres , van binnen onge-
dekt, met 10 Col. van
vooren.
—■—.-, pfeudoperipteres, zonder Gallen
rey en , mee 6 Colom-
men van vooren.
Γ I
2
3
4
u
ca
>
10
II
12
Ij
Monopterei, ongevleugeld.
—--PeriptertSy gevleugeld.
Maar
-ocr page 20-I
CaO
Maar behalven deeze genoemde, verkreegen de
Tempelen rog verfchillende naamen , naar den meer
of minderen afiland,of tuflchenwydiejdie aan deCo·
lommen gegeeven was: Dus werden de Tempelen
Pycnofiylon, of Dikzuilig genaamd, als de Colom-
men zeer digt opeen ilonden ; te weecen wan-
neer zy 11 Diameters Zuilenwydte, tegen loDia-
meters hoogtehadden» Syflyhn ^ of Ν azüïïig^ alszy
nagenoeg byeen ilonden, naamlyk op 2 Diameters
zuilenwydte tegen 9| Diameters hoogte. Eußylon,
fchoonzuilig, daar zy op een betioorlyken afftand
ilonden, te weeten van Diameters zuilenwyd-
te, en 8' hoogte. Dyaßylon , wydzuilig , alszy
3 Diameters tuiTchenwydte, en BI Diameters hoog ·
te hadden. Armftylon, Raarzuilig; als de Zuilen-
wydte 4, of meer; en de hoogte 8 Diameters bedroeg.
De Pycnoftyles hebben dit ongemak, dat deCo·
lommen te na by elkander ilaande, hetgezigtvan
de Deur des Tempels, en van de Beelden die langs
de Muur van de Cel geplaatil zyn, beneeqien: be-
halven dat men ook niet wel ajs ter zyde tuflchen
twee Colommen van dit zoort kan doorgaan. De
Diaßyles, en de Araoflyles , heliben in tegendeel
dit gebrek, dat de Architraav van ileengenoomcn
zynde, zeer ligt breekt; dus men hen niet dan on-
der houten Architraaven kan gebruiken. Maar de
Euflyles hebben geen van deeze gebreken, en haa-
re tuflchenwydten, zyn zoo bevallig als men in
Gallereyen wenfchen kan, zonder eenigzints hec
gemak daarvan te beneemen- Hermogenes zoo even
genoemd , is insgelyks de uitvinder van deeze
fchoone Proportie voor de Zuilenwydteo.
Ziet
B3
-ocr page 21-Ziet daar welke gedaante de Grondvlakte van de
Tempelen uitleverde; laac ons nu derzelver Stand
Zamenftel, en uiterlyk Aanzien, befchouwen.
De Ouden wraren gewoon hunne Tempelen altoos
te fchikken, naar den aart, de natuur, en de daaden,
die aan den God werden toegefchreeven waaraan
hy toegewyd was; niet alleen ten aanzien van des-
zei vs Stand, of gelegenheid; maar ook in de ge^t
daante van deszelvs zamenftel. Dus wierden , in-
gevolge Fitruvius^ de Tempels van Jupiter, Juno,
en Minerva, op hoogten geplaatft, om dat deeze
Godheden een byzonder toeverzigt hadden, op
alle zaaken die het Volk en den Staat betroffen ,
en daar ook byzonderlykvoorzorgden, Mercurius,
Ifis, en Serapis, als Goden van den Koophandel,
hadden haare Tempelen naby de Markten. Die
van Mars, Bellona,Vulcaan, en Venus, waren bui-
ten de Stad, om dat men deeze Goden als oproe-
rig en verleidend , en dus gevaarlyk achtte.
Maar 't was hun niet genoeg, alleen op de gele-
genheid acht te geeven; het zamenftel des Tempels,
was Qok ingevolge den aart en natuur der Goden
ingerigt: Dus gaaven zy e^ne Ronde gedaante aan
die, welke aan de Zon, de Maan, en Vefta, wa-
ren toegewyd , en maakten die van Jupiter, van
den Hemel, de Zon, de Maan, en van Fidius, zon-
der Dak. Men had dezelve voorzorg omtrent
het verkiezen der Bouworde, waar naar den Tem-
pel gebouwd werdt. Die van Jupiter, Minerva,
Mars, en Hercules, moeften van de Dorifche Orde
zyn , waarvan de Majefteit overeenkomt met de
heldendeugden ,en de mannelykekragt, van deeze
podheden. Men gebruikte yoor die van Venus,
Fm-
-ocr page 22-C 23 )
Proferpina, Flora, de Muzen, en R ivier - Nimphen,
de CorinthiTche Orde, waarvan het iicraadderCa-
piteelen, met hunne Bladeren, Stronkjes, Telgjes, en
Krullen , waar mede Zy vervrolykt is; overeen-
ftemt met de tedere en bevallige fchoonheid dier
Godinnen. DeJonifcheOrde, als houdende de mid-
delmaat »tuflchen degrootfchheid van de Dorifche,
en de tederheid der Corinthifche, wierdt gebruikt
voor die van Juno, Diana, Bacchus, en Esculapi-
ïis; in welke men een mengzel van vrolykheid cn
majefteit befpeurde. Het Rufticque of Boeren-
werk, diende voor de Grotten van de Veldgoden,
gelyk Pan en Faunus: als overeenkomftig met den
ruwen en onbefchaafden aart der plompe Velde-
lingen.
De Oüden hebben zich echter hieraan zoo fterk
'niet verbonden , dat men geen voorbeelden van
het tegengeftelde zoude können bybrengen. En
Tarcbeßus i die in zyn werk over de Bouworden,
de Proportien van het Corinthifche Capiteel door
Callimacbus uitgevonden , befchreeven heeft; is
een van deeze , want hy verbied volftrekt , zig
van de Dorifche Orde voor Tempelen te bedie-
nen; cn wil in tegendeel, dat men aan dit zoort
van Gebouwen , de Jonifche en Corinthifche Or-
den moet gebruiken. Daar zyn nochtans veele
Tempelen door de Oaden naar deeze Orde ge-
bouwt; als den beroemden Tempel van Ceres en
Proferpina, te Eleufis, άοο\· IStinus gefticht'zyn-
de mede een der vier voornaamfte Tempelen van
geheel Griekenland, en van zul ken buitengemee-
De grootte, dat hy dertig duizend Merifchen kon-
de bevatten, (want daar werden 'er dikwyls zoo
''B4' veel'.
χ i
i;
s
C Η )
vee!, en meer, gevonden, ten tyde vanhetFeeit:
van EIeufis.3 Den vermaarden Tempel van Juno,
in de Stad Samos, was insgelyks Dorifch ; zoo
wel als den beroemden Tempel van Jupiter, die
φοΓ den Architeit Libon^ naby Pifa in Grieken-r
land gebouwd was ; en waarin de Olimpifche
Spelen gehouden wierden. En de Tempel van Mi-
nerva, door Pbideos, en Pytbius ^ in Jonien ia
klein Azien gefticht ; hoewel hy volgens den
voorfchreeven regel Dorifch behoorde te zyn,
was van dp Jonifche Orde. Maar men kan ter
verfchooning van deeze tegenΓtryφ■ge voorbeel-
den bybrengen : dat by het uitvinden der drie
Griekfche Bouworden, de Architeólen eenzelve
Qrde voor allerlei Tempelen, en Gebouwen ge«-
bruikt hebben; om dat zy, of van de andere nog
onkundig waren, of door de nieuwigheid ver-
voerd, by het vinden van een tweede Orde, die
insgelyks tot allerlei zoorten van Gebouwen heb-
ben gebruikt; tot dat zy naderhand, wanneer de
drie Griekfche Orden algemeener bekend en aan-
genoomen waren , zig van derzelver onderfchei-
den aart, naar den verfchillenden aart en natuur
hwnner Goden , bediend hebben.
Maar behalven dat het zamenilel der Tempe-
len, naar den aart en natuur der Goden gefchikc
^as , was het uiterlyk aanzien daarvan, ook
allerprachtigft : Eene groote en ruime plaats ver-
zeld van overdekte Gallereyen, baande den weg,
aan welks einde men den Tempel zag. Befchouf
de men heni van vooren, zoo vertoonde zig een
prootfch en deftig Voorportaal, door eenige rui-
p^e trappen uit den grond verheven , oneven in
getale , op dat men met den regten voet begin-
nende opteklimmen , gelyk de Ouden uit by-
geloov gewoon waren, in het bezoeken hunner
Tempelen; men weder met denzelvenvóetzoude
booven komen. Hier op itonden de Colommen,
die van de fraaifte en koilbaarfte bouwftolFen ge-
maakt, een konftig uitgewerkt, en naar vereifch
der Orde verfierd Hoofdgeftel onderfteunden, be-»
dekt door een laag en driehoekig Frontispits;
dat als een geheiligd ftuk , by de Grieken en
Romynen, alleen den Tempelen eigen-was; en
daarom ook aan geene byzondere gebouwen ge-
doogt wierdt, die alle met een plat Dak gedekt
waren. De meefte huizen en gebouwen welke
heden nog in Egypten, Griekenland, en door 't
geheele Ooften gevonden worden, zyn met zulk
een plat Dak gedekt, en met een Baluftrade of
Bórftweering voorzien. De Goriuthiers zyn het,'
die door de meefte Schryvers de uitvinding van
het afhangend dak wordt tocgekent,endiehetook
het ecrfc aan hunne Tempelen gebruikt hebben;
noemende zulks een Arends ■· dak, om dat de zy-
den daarvan, als de twee vleugelen van eenen Arend
afhangen; Het Dak zelve, was met koper of ande-
re koftbaare en duurzaameftofFengedekt, ofgelylc
den ?oo even genoemden Tempel van Jupiter, te Pi-
fa , door klyne ilukken marmer i die in de gedaan-
te van pannen waren uitgehouwen ; welk gebruik;
door den Beeldhouwer ^'jfas, van Naxos, was uitge-
vonden. De Trommel van 'tFrontifpits, of ook;
ivel het Fries van 't Hoofdgeftel,pronktezomwy-
len metMetaale of Marmere Basreliefs, betreklylς
pp deq Gpd voor wien den Tempel gcfticln w^s.
I
-ocr page 25-C 26)
Het Fries, indien het onverfierd hieev, of ook wel
het Architraav , droeg de naaraen der geenen die den
Tempel gefcicht hadden, en der Godheid waaraan
hy byzonder was toegewyd* Dewylhetnu niet ge·
oorlooft was, het oude Tydfchrift wegteneemen,
maar wel om 'er nieuwen bytevoegen, vond men
meermaal en ook de naam en der geenen die den Tem-
pel hadden doen herbouwen.
Befchoude men den Tempel op zyde,men{lond
verbaasd over een aantal van Colommen, uit de hard-
de , duarzaamfle , en fraaifle Marmer en andere
iteenen gemaakt, waar vandeZuylfchagcen van5o
en meerder voeten hoog, meermaalen uit één ftuk
waren, en door de onder fcheiden mengeling , van de
'kleuren der Bazementen, en Capiteelen; het keu-
rigft oog verluiligden. De Romynen ten tyde van
Marcus Agrippa^ vernoegden zig niet alleen met de
IcofcbaarfceMarmer; maar de Colommen , of derzel-
ver Bazementen, en Capiteelen, wierden veeltyds uit
Metaal gegooten, en onderling met het Marmer ver-
wiiTelt. Deeze Colommen 't zy uit een, of twee
reyen agter elkander geplaatft, maakten de fchoon-
fte Gallereyen , ter wêerzyden van den Tem-
pel; en onderfchraagden het Hoofdgeftel, dat al
mede uit de koftbaarfce fteenen van verfchillende
kleuren beftond; en behalven de verfierfelen, die
ingevolge de vereifchten van de Orde daaraan be-
hoorden , met de afbeelding der Bekkeneelen van
de Offerdieren , en de geheiligde Vaten tot den
Godsdienft behoorende, verfraait; en met Linten,
en Feiloenen van bloemen en vrugten verfierd
waren. i
Befchoude men den Tempel van agteren, zoo
a
f
C sr)
was alles wèlvoeglyk , en overeenkomfcig met
de andere deelen gefchikc, 'c zy 'er eene Deur en
Coloinmen, gelyk aan het Voorportaal gevonden
wierden, 't zy het agterfte des Tempels zoo wel als
deszelvs zyden zonder Coloramen waren , en dus de
Muur het buitenile des Tempels uitmaaktei want
behalven dat ook de Muur zelve ,met Marmer en an-
dere koilbaare fteenen bezet was,werd dezelve veel-
tyds verfierdt, met Pylafters, Niflen,en Beelden,
en door de weluitgewerkileFeiloenen, en verbeel-
dingen van 't oiFergereedfchap verrykt; dewyl
men daar toe te meer gelegenheid had, doordien
'er geen venilers in de Muuren gemaakt wierden.
Want hoewel de Ouden de uitvinding van 't Glas
reeds gekent, en zy 'er zelfs zeer fraaye werken
van gemaakt hebben, zoo is nochtans de kunit
om het zelve tot glazen of venfterruiten te maa-
ken , niet dan lang daarna bedagt; zoo dat, wao'.
neer zy hunne gebouwen zeer digt wilden heb-
ben, gelyk de Badilooven, waarin zonder aan den
wind, en het weder, blootgeileld tezyn, het licht
moefl: ingelaaten worden; dan bedienden zy zig van
doorfchynende fteenen, gelyk de Agaathen, het
Albaft, en andere Marmer, op het allerdunil uit-
gewerkt, om de openingen te fluiten.
Hoewel nu deeze pracht des Tempel alles over-
trof, nog meer ilond men verwondert, als men
den Tempel van binnen bezag zy dat hy on-
gedekt zynde, twee Orden van Colommen boovea
elkander vertoonde, die trotfche Gallereyen uitle-
verden; 't zy dat den Tempel gedekt was,-wan-
neer zomwylen de balken en fpykers van Metaal
waren, gelyk van 'c Pantheon getuigt wordt;of
aai
-ocr page 27-C 28 ).
öat men de gefchenken en oiFergaaven aan deflot-
ilukken van 't Wuift zag opgehangen, en den Buit op
de vyanden behaald , de ileunpylaaren verfierden.
De ilandbeelden van beroemde mannen, haare af-
beeldzels in Basreliefs, met lyiten omringd, en
de Schilderyen haare beroemde daaden vertoonen-
de, maakten het fieraad van de muuren uit. Maar
het voornaamile van de binnenfte pracht des Tem-
pels, beilond, behalven in het ftandbeeld van den
God aan wien den Tempel toegewyd was, in eene
menigte Beelden van allerhande Goden , van Goud,
Zilver,Metaal, of andere koftbaare floifen gemaakt.
De gefchiedeniflen getuigen, dat iVero, in zynery-
ze doorGriekenland,alleen uit denTempel vanApoi-
lo, te Delfos, vyfhondert Metaalen Beelden roof-
de, zoo van Goden als van beroemde Mannen,
welke aan Apollo toegewyd waren. Deeze Afgods-
beelden wierden op zekere daartoe gewydde bedde·
kens, of pculu wen , Pulvinaria genaamd weggelegd,
indien zy niet gebruikt wierden j en mee de ande-
re koftbaare gefchenken der gemeente , in eenzoorc
van fchatkamer, Dowarmf/j genaamd, bewaard: ge-
meenlyk vond men in den Tempel ook drie voor-
naame Altaaren; waar van het voornaamiteaan den
voet ftond van het Afgodsbeeld, tot wiens eer den
Tempel geboud was:het was zeer hoog, en daarom
werd het ^/iaregenaamd; hierop werd den wierook
en de reukwerken gebrand, en den OiFerwyn ge-
plengd? Het tweede Altaar ftond voor de Deur des
Tempels ,en diende voor de OiFerhanden: Het derd^
was een draagbaar Altaar, yinclabris genaamt, waarop
men de Offerhanden en de gewyde Vaten plaatfte.
pe Altaaren van de Hemelfche Goden waren [looger
( 2P }
als die van de Äardfche, en die voor de Helfche
Godheden waren heel ingedooken. Daar waren al-
toos een groot getal Tafels, Drievoeten en aller-
ley zoorten van gercedfchappen , en geheiligde
Vaten in den Tempel J het Goud,Zilver,Metaal,
Marmer, en Porphyr, waren hiertoe in zulken me-
nigte gebezigd, dat men zeggen kan, dat de pracht
van deeze Gebouwen, der grootheid en beroemd-
heid van de oude Grieken en Romynen waardig
was. immers men kan zig hier van een denkbeeld
vormen, door 'c geen ons van den Tempel des
Vreede verhaalt wordt ; die behalven deeze ge-
noemde pracht, nog met den buit van Jeruzalem»
Tempel verrykt was , en onder den KeyzerCojn-
modus in brand geraakte, wanneer het dooreen
gefmolten Goud, Zilver, en andere Metaalen ,
met geheele beek en de deuren des Tempels uit-
Itroomde.
Dit was het geen voornaamlyk zooinhetbouw-
kundig geilel, als tot het Godsdienftig gebruik in
eenen waren Tempel noodzaaklyk vereifcht werdt·
Doch indien den Tempel alle de vereifchten zou-
de hebben , zoo moeften nog eenige plechtighe-
den , zoo voor het bouwen van den Tempel, als by
deszei VS inwying werden waargenoomen, die ik
Doodig achtte hier by te moeten voegen,
Als den opbouw van eenen Tempel, 'tzyzulks
door 't algemeen, 't zy dat het door een byzondep
Perfoon gefchieden zoude I door het gezag der wet-
ten bepaald was; werden door bevel van de Op·
zigters , die benoemd waren om het werk nate·
gaan, de Wichelaars byeen vergadert, en geraad-
pleegt: Deeze vervoegdeo zig tot het Orakel en
C 30)
de Tekenbeduidzelen, als het vliegen der Vogeleii
en andere bygeloovigheden; vonden zy dezelve
gunftig, ZOO begonden zy met het Plan, ofden
Platten Grond des Tempels, op de daartoe naar de
natuur der Godheid gefchikte en uitgekcozene
piaatze afcefceeken ; waaromtrent zy in agt na^
inen, dat de voorzyde des Tempels altoos naar het
Ooften gekeerd was, ten zy de onregelmaatigheid
derPlaatze , ofeenegrooteStraat henverpligtte,die
anders te zetten. Den Eerften Steen wierd met veel
omftandigheden gelegt: De Vefcaalfche Maagden ^
verzelt van Jongens, en Jonge Dochters; wiens Va^
ders en Moeders nog in hetleeven waren, befproei·»
den de plaats mee Beek, Rivier 5 en Fonteinwater*·
men zuiverde die nog daarenboven, door het offe-
ren van een witte Stier, en eene Koe. De Op-
perpriefter bad de Goden, voor wien den Tempel
gefchikt was, dat het hun behaagen mogte deezè
onderneeming voorfpoedig te maaken. Vervolgens
•wierd de fteen, waarop denaamen der Magiftraat,
en Opperpriefter gegraveerd waren , met eene
menigte Gouden en Zilveren Penningen en ftaafjes
van allerley Metaal, zoo als 't uit de Μ ynen kwam ,·
in het Fondament gelegt; ondert de toejuiching
,van al hec volk , dat zig beyverde om 'er de
hand aan te leenen.
De Tempel daarna opgebouwd zynde, werd hy
ingewyd. Deezen dag was een plechtigfeeft, een
dag van ongemeene vreugdbedryven; alle deAltaa«
ren rookten, men zong liederen op 't geluid der flui-
te, en den Tempel was verfierd met bloemen eiï
ofFerlinten. De Magiftraatsperfoon die de plechtig-
heid verrigte, lag de handen op de Zyposten vaii
est)
de Deur des Tempels,, roepende met luider rcemnié >
den Opperpriefter om hem in het werk bytefiaanj
liem ter zelver tyd het Formulier van den Opdragd
voorzeggende; het welk den Opperpriefter vao
woord tot woord herhaalen moeft, want zy ver-
beelden zig dat een enkel woord, of lettergreep, ver-
geeten, ofkwaalykuitgefprooken zynde, degeheele
zaak bedorven was: waarom ook den Opperpries- |
ter Metellus, die zwaartongig was, ver (cheiden maan- ï
den doorbragt om het woord Opifera wel te kon- |
iién uitfpreekeo. Geen Rouw werd by de plechtig- f
heid gedoogt, men moeit die voor witte kleederen |
verwiflelen. onder dit voorwendzèl kwamen de vy- Ü
anden van Horatius Pulvillus, die den Opdragt deed |
van den Tempel van het Capicool, de plechtige |
heid ftooren, met hem het valfche nieuws van den I
dood zynes Zoons té'verkondigen; maar hy ont- ' i
fing het met koelen moede, en vervolgde het g^n ^
hy begonnen had/ By de inwying van den Teni- i
pel wierd ookhetilandbeeldvandenGodtot wiensi j
eer hy gedicht·^ en waaraan hy opgedraagen wierd, 1
in het midden van den Tempel geplaatft: Aan den j
voet van dit Afgodsbeeld.ftond een Altaar, opwel- 1
ken de eerileofferhande gedaan werd, die in groen- i
ten beilond, die in het water waren gaar gekookt, I
en in een zoort van meelpap, die aan het werkvolk, I
die den Tempel gebouwd hadden , werd uitga- I
deeld. Het ovrige van deezenplechtigen dag werd j
in allerley vreugdbedryven; het zingen van liede- |
ren, het worftelen, en andereipelen, enpligtplo
gingen doorgebragt.
' Zie daar het geen wy hoofdzaaklyk wegens de
-ocr page 31-C 32 )
Tempel bouwing der Ouden noodig geacht hebberi
te moeten verklaaren: wy zouden't hier by können
laaten beruften, indien ik my niet ten dienfte der
Schilders verpligt vond, ook iets over den Aart en
Kleur der bouwitoiFen , waar uit zy gewoon wa-
ren hunne Tempelen optetrekken, en tebekleeden,
te moeten zeggen.
De Grieken, en Romynen , die zoo we! de Sterkte
als de Pracht, in hunne openbaare gebouwen beoog-
den ; gebruikten de allerhardfte fteenen , en in-
groote ilukken; gelyk het overfchot der Gebou-
wen in Griekenland, en Italien, uit wyzen; die van
Jvlarmer of andere dergelyke harde en koftbaare
fteenen gemaaktzyn: 't Welk niet te verwonderen
is, doordien Egypten, en Griekenland , in *t alge-
meen de meefte en fraaifte derzelver uitleverden.
De Porphyrfteen, is de allerhardrte,en vaneene
roode kleur, vol van klyne witte vlakken. Zy word
bet meefc in Egypten gevonden, en is van daar, na
Griekenland en Italien overgebragt,· maar wegens
deszelvs kofebaarheid, en hardheid, tot geen groote
werken gebruikt: men vind 'er enkele klyne Co-
lommen van ; maar het meefc waartoe men ze ver-
werkt vind, zyn Beelden enBorfcbeelden. Reeds^
zedert langen tyd, is dezelve niet meer in die vol-
maaktheid bewerkt geworden ^ als door de Ouden
gefchied is; *tzy,datZy dekunftjOm de gereed·
fehappen te harden, beter verftaan hebben als he-
den; 't zy, gelyk allerwaarfchynlykit is, dat dceze
fteen weeker is als zy uit de groeven komt, endoor
de lucht, en het weder, haare hardheid verkrygt.
De Serpentynfteen , volgt in hardheid naafe de
Pof-
-ocr page 32-C 33 )
i^orphyrfleen , haar kleur is donker groen j niét
zeker zoorc van netswyze^ en zig kruysfende gee-
leftreepen, die langs den geheelenfteen heen loo·
pen. Zy komt uit Egypten, en Griekenland; maar
Valt zeer klyn van ftuk. Men vind 'er geengroo-
te werken van gemaakt, alleenlyk eenige hoewel
klyne Colommen, Tafcis, enVloerfteenen, maar
' geen Beelden.
Daar is nog een ander zoort van fceen, waarvan
de kleur zeer na overeenftemd met de Serpentyn .·
maar het groen is levendiger; en een weinig geel,
ftiec zwarte vierkante vlakken van verfchillende
grootte, en enkele dergelyke witter vlakken door-
zaait, Zy is zoo hard niet als de Serpentynfteen, maar
word op verfcheiden plaatzen gevonden. Hiervaa
vind men groote Colommen, en verfcheiden ande-
re werken ^ maar geen Beelden. Onder andere is
te Rome, in den Thuyn van *t Vaticaan een Nisnaar
de Tekening van Micbel Angelo van deezen fteen.
gemaakt, 't Is waarfchynlyk dat deeze fteenen,
die ten tyde van Augufius ^ en Tiberius ^in Egypten
gevonden wierden, daarom verfchillend, de naamen'
van Auguftus»en Tiberius Marmer, bekomen heeft.
Daar is nog een an der zoort van fteen, welke zeef
hard, ongelyk en ruw is, zynde wit en zwart,en
zomtyds ook rood gevlakt,·, welke 53'emifi, of zoo
andere willen S'ifgwiiiigenaamt wordt, ter oorzaag
ke ν ah de klyne zwarte (lippen, waar mede zy ge-
vlakt is: de Italiaanen noemen ze Granito: men
vind ze in Egypten van een ontzaggelyke grootte.
Van deeze fteen zyn de Obelisquen, Naalden en
eene menigte Colommen, en andere werken ge-
maakt, die nog te Rome te zien zyn, en waar-^
C 34)
van de hardheid , de verwoeiling van het vuur eg
den tyd heeft doorgedaan. Waarom ook de Egyp-
tenaars zig van dit zoort van fteenen bedienden,
om het geheugen van groote mannen te vereeuwi-
gen , door de Naalden , en Pyramiden, waarmede zy
derzelver Tombe verfierden.
Uit Egypten kwam een tweede zoort van dee?
ze fteen, die grysachtig was; trekkende iets na het
groen, en met klyne zwarte en witte vlakjes geplekt,
die heel hard waren: hier van hebben de Romynen de
Colommen van -t Voorportaal van de Rotondege-
Hiaakt; die zeer fraay gewerkt zyn, en waarvan de
zuilfchachtenjoffchoon 4 voeten en 6 duimen in Dia-
meter dik, en 39 voeten hoog zynde ; echter uic
één (luk beftaan,
Wy zullen van de andere zoorten van ileenen,
die wegens deszei vs hardheid, en klynheid van iluk»
tot geene bouwkundige werken bekwaam waren,
niet fpreeken, en dus tot de Marmer overgaan.
In Griekenland, en byna door't geheeleQoiten
vind men een zoort van witte Marmer, hoewel wat
geelagtig, die zeer doorfchynend is, 't Is deeze
Heen daar de Ouden zig in plaats van glas, van be-
dienden, om de openingen in de gebouwen te flui-
ten, en echter het licht bi nnen te laaten. Daar
zyn nog andere zoorten van zulke doorfchynende
ileenen, van allerley kleur gevonden, welke on-
der de naam van Lapides Speculares, en Selenitsx
bekend zyn.
In dezelve groeven van witte Marmer vind men
ook een ander zoort, ^t welk geheel zonder ade-r
ren is, maar dezelve kleur heeft,' en waarvan den
part en hpt zand zeer fyn is· Hier van is het dat
iPeq
-ocr page 34-C 35 )
inen eertyds de fchoonile Standbeelden, en alle de
fieraden voor de gebouwen gemaakt heeft· Men
vond zomwylen groote ftukken, die volmaakt
fchoon waren, gelyk men uit de groote Standbeeld
den, en de Paarden die nog op Monte Cavallo ta
Romen ftaan, kan afneemen; zoo wel als uit vee-
Ie andere Beelden, die men om den aart van het
werk, en het zand der Marmer voor (lukken van
de Grieken houdt. De befte Marmer van deezen
aart, is die, welke onder de naam van Paros Mar·
nier bekend is : 't Zy dat dezelve in 't eiland Pa^
ros gevonden werd; 'c zy ter oorzaak van den
Beeldhouwer Agoracritos, die van *t Eiland Paros
herkomftig was, en die het eerfte een Standbeeld
van Venus uit witte marmer maakte.
De ovrige zoorten van geaderde en gekleurde
Marmer, die nog heden Italien uitlevert, zyn in
ons dagelyks gebruik te wel bekent, om my mcc
derzelver befchryving langer optehouden. !
Hoedanig nu deeze verfchillende kleuren van ' I
de fteenen, het Marmer, en Metaal, door de Ouden 1
onderling verwiiïeld zyn ; en of zy daarin eene vas- I
te orde gevolgd hebben , kan niet zeker bepaald j
worden ; 't is zelve waarlthynlyk, en uit de be- j
fchry vingen blykt allezints, dat zy hierin willekeu-
rig gehandelt hebben; naar dat de gelegenheid van
de plaacze daar den Tempel geflieht werd, of an^
dere omftandigheden, hun verfchillende Bouwftof-
fen opleverden. En dev^^yl dus een Schilder hier-
aan ook niet volflrekt gehouden is, kan hy dezel«
ve fchikken, naar dat den welftand van zyn iluk
vereifcht: behoudende altoos de regelen van de
W^arfchynlyke vaftigheid des gebouws; welke wil·
C3Ö>
6f Ii? Ic^iBi
lüti, dac de Colommen als Stutten, ter orideriieiï-
iiing van den Lafl: des Hoofdgeilels, uit dezelve
tafte, of liever uit nog vailere ftoiFe als den Laft,
verkooren worden; op dat zy niet uit eene ver-
ganklyker ftoffe beüaande, eerder als den Laft die
zy draagen moeten , vergaan; en onder dezelve'
bezvvykende , het geheele gebouw doen inftorten«-
Het zelve heeft ook plaats omtrent het Pedeftal of
Voetgeftel; dat, zoo niet uit fterker, ten min·
ften uit dezelve ftoiFe als de Colommen behoort
gemaakt te worden ; dewyl hierop den laft des
Hoofdgeftels, en die der Colommen te zamen
drukt. De groote LaireJJe^hceft in zynSchilder-
boek over de fchikking der gekleurde fteeneo
breedvoerig gefchreeven, waarheen wy de weet-
gierige Kunftenaars, en Liefhebbers wyzen; (ver-
trouwende dat zy een werk voor hun van^zoo veel
<3ienft , niet miflen können :) alwaar zy veele
zaaken die tot de Tempelen der Ouden betrek-
king hebben , en die wy maar even hebben kön-
nen aanroeren, omftandiger verklaart zullen vinden.
En dewyl ik bewuft ben, hoe veel dienft by eene
befchry ving hoe naauwkeurig en klaar die ook zy ,
de klynfte figuur doet, vooral zat men daaruit
eenig nut trekkenί zal ik trachteneen voorbeeld
van elk oaderfcheiden zoort v^n Tempelen te
geeven.
ÏK HEB gezegd^