V'
IL
OVER HET
NAARTEEKENEN
DER
ANTIEKE
BEELD Ε Ν,
β . ■
gedaan den 7''"' O&oher ι-^βτ
DOOR
J Α C ο Β υ S BUY S.
■ ■ !
,HULlJJU4,*JJi JJlLJll
fiN
(»f
5! ί
' äi · ;
■I· V !,. ■
■li
■■ . !ί- · 4
■é ■■■··
ö ■
\.x
» y·
i
, i
f
j
'f ^^
l··. ί
" f..
. .Jj,: I
ί , ·. V . i ,
Γ /i ■ ί
^k·"^ ^ J « .ν
il (i O
C )
OVER HET
■ .· t ;......i
DER ν
Het 19 bck^n^, mep ^ict alleen (fe Si
defkun$t,inaar ook de Teckénlcmist-fcÏió'oil
dezelve flegts dppr lynpii de gedaanten der voor-
werpen afbeeldt, als een naafvqlging" der Na^^^^
gevyfpön is aantpmerken. Dog als een Lecrüng'iiée-
ze uitdrukking niet wel yerftait, loopt Jiy ge*
vaar van daar uit verkeerde begrippen φ vormen,
en in dwaalingcn tö vervallen ν welke fieni in '^ét
beoefenen der Teekenkunst van dén rechten weg
zouden afleiden. Men n»oet, het is waarV'de I^a-
tuur naarvolgen ; maar het fpreekt yanzêlfi "ilat
men dan ook niopt weeten wat men dooif <ié Na-
tuur te verftaan hcςft; dog die onderzoeken-
de zal men bevinden, dat in dezelve veeï ört-
"cvenredigheid 'zpowel als veel evenredigheid
plaats heeft; ^n dan iß de vraag,, ;of een Leer-
liugfhet onevenredige in de Natuur zopwel moet
Volgen als het evenredige ? Men weet, by on-
oiidervinding,'dat het onevenredige altyd onaaij-
genaam is,daar, in tegendeel, jïlk behaagenfchept
in het evenredige ï volgt au ceo Teckcnaar het
I
Iii
onevenredige naar, hy zal dan wel, in dat opzicht,
de Natuur volgen, maar niet behaagen', en >ich
zeiven, met der tyd, onbekwaam maaken om het
evenredige naar eisch te verbeelden: maar gewent
hy zich, in tegendeel, aan de naauwkeurige naar-
volging van het evenredige der Natuur, dan zul-
len zyne kunstftukken , door haare natuurlykc
fchoonheid, algemeen behaagen, dewyl de even-
redigheid altyd haare fchoonheid met zich brengt 5
en dan zal.hy daar door tevens in ftaat gcfteld wor-
den , om het onevenredige in alles, wat zyne kunst
zal onderneemen, te vermyden,
^ /Deeze aanmerking is,, voor de,Teekenaars,' van
zeer veel aangelegenheid, en van veel meer ge-
wigt dan de meeste Leerlingen, in het begin, zich
■ kunnen verbeelden. Zy ftrekt zich uit tot alle dc
'declen der Kunst; maar moet, in het byzonder,
ook, vooral, zorgvuldiglyk, in agt genomen wor-
den by hun, die het Menschbeeld wel zullen lee-
ren teekenen. Deeze moeten zich , inzonderheid,
ook bevlytigen om de Natuur in haare evenre-
'digheid naar te volgen, en het onevenredige ,zoo-
veel mogelyk zy, vermyden: dog die hier uitzon-
de willen beiluiten, dat derhalven een Leerling,
die, door het naarmaaken van Teekeningen, eene
vaardigheid in de behandelinge der Kunst ver-
kregen heeft, daar op terftond behoort over te
gaan tot het teekenen naar het leevend.Mensch-
'beeld, als waar in hy de Natuur voor zich heeft,
zoude zich zeer bedriegen , dewyl men nooit een*
mensch vindt , waar in alle de deelen des lig-
chaanis haare evenredigheid volmaaktlyk hebben.
' Jn yder menfchelyk liigchaam, naamlyk, hoe wel-
gemaakt en fchoon het ook zyn moge, is altyd
een mengfcl van evenredige en onevenredige deden;
waarom men de evenredige volsm^theid der mei}-
5 · w fche-
iS'
ui
Λ
jJl
L'i;
m
'I
f
MÉtii
-ocr page 5-fchelyke natuur nooit in één' cenigen mensch nióet
zoeken; en men^^kan dezelve lang^ geenen anderen
weg opfpeurern dan·door een langduurig ennaauw-
keurig onderzoek^ van eene menigte der welge-
maaktfte ligchaamen, waar in de evenredigheid en
fchoonlieid der Natuur ais by deelen, om zoo te
fpreeken , verlpreid is ; waar na men, uit yder
derzelven, hier en daar, zulk een deel zoude moe-
ten uitkiezen, waar in de vcreischte evenredigheid
gevonden wordt;om dus, uit de vereeniginge van
alle die evenredige deelèn, éen Beeld te vormen ^
waar in de evenredige volmaaktheid der menfchely-
ke Natuur zich· voor het oog zichtbaar zoude ver-
toonen» Maar elk begrypt ligtlyk ^ dat i dit een
werk zoude zyn van zulk eenen omflag, dat men
dit geenszins van een* eenigenKunstenaar,en veel
minder nog van eenigen Leerling in de Kunst, met
eenige reden kan verwachten: -zoodat men, heden
ten dage, bykans zoude moeten wanhoopen om
ooit de kunst van het- teekenen van het Mensch-
beeld tot haare volmaaktheid te brengen, indien
-dé wyze Oudheid ons,rin dit iluk, gelyk in veele
anderen, niet hadde voorgelicht. Dog hoe moeie-
lyk het ook zyn moge, de evenredigheid der men-
fchelyke Natuur uit haare verfpreide deélen op te
-fpeuren , meii: heeft echter weleer voornaame
Kunstenaars in Griekenland gehad , welke zich
deezer moeite getroost hebben, en door lang onder-
zoek eindelyk zo verre gekomen zyn, dat zy Beel-
^ien gemaakt hebben, waar in zy de evenredighe-
'<ien van alle de deelen des ménfchelykenLigchaams
•^^ereénigd, en naauwkeuriger vertoond hebben dan
4eze)ve ooit in ééii* eenigen mensch, by eikanderen,
gevonden worden. Moet nu een Leerling in de Kunst
. zicli> van den bfeginne af, gewennen, om deïven-
B 3
-ocr page 6-■t'
Iii,-!
iedighèdcn der Natuur.; met vermydinge van het
onevenredige, ^ naarttvolgen >. dan blykt. het ook
dat .· hy i in plaats van terftohd naar hetjeevend
Mehschbeeld te. gaan.teekenen veel,beter doet
van zich.'éérst terzetten itot het naarteekenen van
die.Antieke.Beelden., oin langs deezen weg het
denkbeeld van het evenredig fchoon der Menlche-»
lyke Natuur te verkrygenj en zich eigen te maa·:
ken.· r ■ ..-XJ. '- ' H:· , 'J -i ^1..· ■ ' .
i. Is.dit mi zoo noodzaaklyk voor/de Leerlingen^
het is . dan ook noodig, dat-ïnen hen ten minilei>
de,. voornaanifte van die. verwonderensvraardige
Kunstilukken der Oudheid"al vroeg :leere. kennenr^
en onderricTite lipe zy zich in Jicïnaarteekenen der^
zeiven.te gedraagen hebben » indien zy daar van de
gewenschte nuttigheid zullen:trekken, j
i Hierntde .hux zal wel voornaamlyk deeze myne
Redevoering dienen te weeten-, om den Leerling
eenige en wel dc vóbrnaamftc m eve^iredigfte der
•Antieke Beelden·;.die ons overgebleven en thans
jtiog te ^ien, zyn, te ilèeren kennen ; vervolgens is
Ij inyn vóorneemen'j/de iloffe, by m'yrié eèrfte Rede«
. voering onderhomén ', je vervólgen j^i ι met m.yne
►gedachten te zéggen over de jvyze, op welke éen
Meester 'deèze: Beelden , ' Of dèrzelver Afgietfels^
;Volgens eenen zekeren rang,, dien ik . daar rin' ver--
Jcieze'i.fden Leerling riioet doen naarteekenen 51 eris,
^iridelyk ,' zal < ik ,trachten te itoonen , dat men
4en allen tydft hoogachting.^voor dêexe Kunst-
-ftüpen? der Oudheid, om derjsplver fchoonheid\
igehad heeft tó.Idkt een i'naaaiwkeurigf'onderzoék
iiiaar. 4e »Schoonheden énj evenredigheden. deezer
tAutiéke Beelden vede groote Méesters in de Teè-
IwnKuristheeft yoortgebragtja .ii i:/.;;^ j
-Γ vMair'^ voor dat ik over^iatOfhct c^iiöeinciiVin
' ; dio
-ocr page 7-»die Beeldéft,.Wélke^ volgens «yti Ooïdeel, de
/iicerling nóod^aaklyk'keniien moet, Vind ik goed
«äe oorzaakeÄ ^ · weik« gèlegeulieid gégevc«' heb^
bert tot het anaakeo vaii iodajiig een ν groot ge-
vaij Beeldea^ ajs wy ieezeii dat by de Gcieke»
-en Riamdiien gßw^st eyn, kortlyk aan te
Men weet dat het oprechten van Standbeeld«« ,
'ter'-tere; ryèimM^neiU'dfe in Jby^ondere deugden
licbbea uitgeraunt^j' e$n ^i)vecoud .gebruik :geweest
is.: De Grrekem hadd-en 'd«BZ€ {gew!cw>nté,»niet'Jili
leen omaiejgedachteöis dfir uttiteekeadften /te vtP"
ücüWigdiV'maar ioisk^ oia^ deojideeee byzondece
«ete j de nög>te(!y«ndentaantcfpooren tot een
z^lyke volgzuoilt»^P dat ze »mede do©r mioomtt
daaden, tot nutreil voordeeL^an het aigemeen i
«ich etri diërgelyk eterteelcen.i als hunne voorganger«
verwöruenihaddfenji zouden-Xi)dlf
werd Jtot den eodsdisnst det ^ifeidenen ^het inaa»
ken van yerfi^eidÊv Afgodsbbelden verefecht ,ne»
d^èzeiB^ldieft-werden -döQt blondere Perfoonen^
feniSted'ilh.i iaan de T«inpe4
ien,uit'godsdieftiKgliÊiid», vereerd: fhier döor Wipp4
de ßeeWhbtiWkünst ïioodzattklykv^'iin d« >Beeldea
Vermfeei-d-eiiden ^agelyks^m dfr mee^tÊ en voörnairai·
fte fteden van Griekenland, en elders; tot-iflat
ëindeiyk 9e ίΐ^είπώ ^ ^öa. de- -tH'rövefing^^^aa
Griefcefiilahdieefnfe^groötö löeaigte Vah BeéMèïi va»
daai^aapkottieli«bbeHOV«fgi5vöerdiWelke,.gevoeg(a
by ^e -geènen die in Róme ,^νίϊ ' gemaakt ivepien «
2:0'iwer'verméMgvnlÖigdctt:, éat'fee , voigens "bet
gttsüi^ènhviü^iCdsfio'dopus, ^e'ittWöoners dkr Stad'i
ten naasten by, in getal konden ev«if«iareh: ^eu
jehóewtl het -^s 'enmogfeiyk ^föhy»t , , suit
. .. ; , Β 4 die
ψ
die? óiitallyke menigte van Beelden, die, ïrólgettS
. het iaangehaalde getuigenis i van Casßodorus , en
•van verfcheide andere Schryvers in Rome te zien
-warenV zo weinige, als fthans gevonden worden,
zouden overgebleven zyn^ zoo zal nogthans onze
• •vêrwondéring daaromtrent Ophouden £ als men na-
gaat de byzonderheden welke de oorzaaken geweest
-zyn van derzelver vernietiging.
Het is zeker dat de eerfte Christens Keizer Con-
ftantinus,· en zyne opvolgers, Rome ontbloot heb-
ben^ van .de lehoonfte Beelden en andere verfierfe-
len , om zyne nieuwe ftad Conftantinopolen daar
mede te verryken, welke, volgens 't verhaal van
Cedrenus ^ twee aanmêrkelyke «verwoestingen ou-
dergaan heeft ^ als eene omtrent 170 jaaren nahaa-
jre ftichting, wanneer dat gedeelte ;van het Paleis
verbrandde alwaar de meeste Antieke Beelden ge-
* plaatst wären, onder , welken. hyi byzonderlyk op.
noemt de Cnidifche Venus \m Praxiteles , ιά^ Juno
yan Samos, gemaakt dóór Lyfippui, de Lydifche Mi-
jierva , en den Jupiter van Pbidm, zynde die wel-
ken Pericles aan den Tempel van,.den Olympifchen
Jupiter had vereerd, en Jiog eenen anderen Jupi-
ter , door .denzelfden ΡΜαχ ^ gemaakt, welke
met alle de andere, Beelden op dien tyd vergaan
ί Eenige tyd laater verbrandde het^beste gedeelte
der gemelde Stad, met de Baden van Zeuxippus, al-
waar men, volgens denzelfdeii Schryypr, defehoon-
^e geelden 9 die ooit gemaakt waren, geplaatst hadt;
^n .vernielde 4e€ze brand tevens alle de Pronkftuk-
Jten 9 welke uit de.werfte verwoesting nog overge-
bleven warem·..». : f --..i
-; Pa&reni)av^n jbceft;,het vportpl^ten yan „.lift
i^i , '· " : Λ'·..'. lCiiT^
c^y
.Christendom zeer veel toegebragt tot het verdelgen
van veele Beelden, welke door de Heideneu ter.
eere hunner Godheden waren opgerecht.
' De Christen Keizer Theodofius de Groote , en
na hem zyne zoonen Arcadius en Honorius, die.
omtrent 400 jaaren na Christus komst regeerden,
hebben genoegfaam alles, en wel voorn aamlyk te
Rome, doen ftukken breeken wat maar eenigzins
een'Heidenfchen Afgod geleek. ,
Weinig tyd daar na, en wel onder de regeering.
van dienzelfden Honorius j en van Theodofius den
Jongen, kwam Alarik, koning derGotthen,vero-
verde de. iladfRome, en verdelgde, uit wraak-
zugt, alle de overige Afgodsbeelden, omdat de
Heidenen hunne tocvlugt tot dezelve, geduurende
het beleg, genoomen hadden.
_ Maar, niettegenilaande alle deeze verwoestift-
gen, en zelfs noch na die van Odoacer, Koning
van Italië, en van Totila, Koning der Gotthen,
die op Alarik gevolgd zyn, bleeven 'er echter nog
zo veele, .dat Genferik, koning der Wandalen,
yerfcheidene fchepen met Beelden laadde,die alle
pp zee verongelukt zyn. Vervolgens heeft Con-
ftans de Tweede. alles, wat hy daar van magtig
kon worden, uit Rome naar Sicilië gevoerd, en,
hy aldaar vermoord wordende, zyn alle deeze dep
Saraceenen ten buit gevallen, welke daar niet lang
meester van geweest zyn, dewyl ze, insgelyks,
op zee zyn verongelukt.,
Noch veel meer zou men kunnen bybrengen,
om te doen zien waar alle die menigvuldige Beel-
den , welke men by veele Schryvers gemeld
vindt , gebleven zyn. Men kan ook ligt uit
het reeds bygebragte afleiden, dat het niet waar-
(chynlyk is dat de beste zouden bewaard zyn, en
r -
-ocr page 10-C
dal iiet'ïuthèiiiêiiaïïé m älo^de BëÏliÜhóww^tïïifsè
öïïdeï ftèt Wéinigfe,' dat ófis övergèbievien is yjui^f-
zoude gevöftdéti Wórdeïïi ' -
i Met welk^eèhe Vcr^ohdériilgzoiidëii Wydé befete
diéir Bfeéldèn thihS akïfzièh'j Tiet ^ëïük dfezfeli^é"
tot nü töé tfei^akrd had, aäaf , ftfétftl^n'ftaandé
dëezë ohwaätfchyiilyfcheid'i V-eele det O^èigfeblèVê*
iki êit-wel -tbörMaTillyk ée B'esèM'en , Waar van
ik fpreeken zal, altoo-S
aan dé VëVilandigltie Sch'ildèrs èn B'éèMhbiiWèfs tot
Vóorbeéiden gediénd hiebbëh, citt'de bheVenredighei
dën'èn yjeljrckenydie mèn^in die NatüÜr'VIndt ^'daai.
Mar üi huhire''Kïïristftuktèntèliéeren
Vaii'^d'eezè'ovèrgèMêven y Wëlke allé
ήτέΐ Éi^h goed (éh hiit öiA 'riaaï té'téékèntïi 'zyh \
zal ik ilegts eenigc wéinige ^ dog 'ttiv^hs -de ialler-t
fiérma'ftrdïtè ,-ορ'ήοεϊη^π^ 'en my derlfalven alïeen-
ifk béf»aalen tót 'den ΉΕίι'α>υι]Ε8 vA^ Farpiese , deii
Ai4¥iï4büs 5'd'en' 'Apöllg ' den GlaoïA'i'ok, de Ve^
Tjüs VAN Medïcïs j'de WöRSTEi;AARs ,¥n den ^Lao-
có^ö'n; 'van 'welke Bé'eldra ik daafënboveh ^ by dèézè
g'élTége'h'héiid'vïot oncié -dèr 'Leerlingen, vëi>
llaaldi Val Vvs'aar dezelve te Rome' 'èii' 'té' FldVéhferi
ftaah dob'r MÏke'Méésters dexel^e gcma zyn ,
en' ■<vailnééi-'ze' iüit 'de' Vèrwoéste overtxlyiTeleii 'det
Afttléice'gebó'ui^en zyn bjfgegravem ^ ' ,ί mi
'■^ïet'i'eel.d'VatiHiRcuLEsi ^ ^eriafalmt'dfc?
ïfETi'üiÖLE's vXn ,'όϊη dat liët ïe Rówre
het paleis der Farnefen, ftaat,Is geniäakr dböt^^ft
©rrekfchén 'BèeTdWoii#ér' fea
aïs-iiari 'H^^feTfs-'b|)föhrift blpt;
<!riéinaiiil fëveris ^botj van ieér'Tchboh ■ ïnamfer ^
c'h ohgefcrhöndëni Üëhalven de Vbët'eh, die dööif
éétl'efi GüiUeifno Mla 'j^oria daiirtfy'gemaakt ^yn ,J
wel' «0 Ïchóbn ^ 'bVereenkomendfe Wet h ^
Kecfi, dat men, toen weinig-tyd daar na de rechte
g«-
-ocr page 11-05ΐ ^
gevopdert wierden;, yerkoor, de^ nagemaakte .daa^
onder tejaatep j. en datjvel o^ van Mi··^
cbel JngelOy^'de Buomrqta, ^Hot werd, met nc^.
e^n ander Beel,4 van^ Herciiles, minder fcbopn ^
maar van dezelfde grootte .en^ftand^ fevon^^n ori^
derjde'puinhöppeniVan ^e Baden van CaracaHa,
omtrent d^ Jaare, 1540.; . iï, ' , >
Daar iameer dän jeei|[,B^ld van ^^iiAntinoüs in
Reine te f^ti y liiaili dat jj l^twelk geplaatst ïs ii^
den lußthof jvan den Paus Bdvedérej genkamt:, is
het beste:; de; rech|:er;^mi jliipkerhand pnt^
breeken ^an Jietzily^i.^i de; rechte dy;, welke raid·»
dendoor gebroken, gewf e?t is,»^yk, pok de twe^
voeten:, en h^t tinkjer been kniezyn vry·
wel herfteld : het is'gevonden in de iBai^enr va'n
Kei^ér Hadriaiip^^onder^rhet ^Paiisfchap v^ii Beo
den Tienden volgens in den jaarft
Ï560, èn 9 Baarialle gedachten, gemaakt ten tydes
vai^; den g^n^iden. Keizer, maar wie het gemaakt
heeft'is onbfekend.^^ li-^ l ? -1' .1 *
, De AppLLo. is ^lede,te Rome^g^laa^^^ 'siPau-i,
feni Belvedere., De^jronie van dit Beeld is nogii»
zynrgeheel· en pngeichpnäen ^ beenen .fsyn '
gebroken gewe^sti^. ^fl wel h-et,rechter been het
me^st V) "VYap liran jzelfs eenigej ftukken vérlooren
zyp; hetwcljc alles dopr anj^erep ;Weder herfteld is
gewprde'n^ behalycn ,4e :!rccbtei;hand, waar -aar?
maarkeen vingpr.^is. Vanjditf^eeW verhaalt-^a»-
iir^jt , ;^<i?t.het; gehou^efi we«d/l)etzelfde te zyir
dat in deij^Tepipel té Delfps ^e»Orakels gaf
het, ^daar med§ c^gehpuden^ hebben^ei, door, Au-f
gugius , py^r^eypWd. Schoon
deez^ yeirtdiing mog^yk'Weinig gelóóf verdient^
he^ejcljtef «ekér dat.cyt ginfcHi: Beeld eiéii
xwcem heeft, 'en wel voornaamlyk h0t «fièJaat^ '
ί van
van eeiie ontzag-verwekkende deftigheid^- en^ te^"
vens van eene godlyke fchoonheid. Men weet
niet 9-voor zo ver my bekerid is y wie het gemaakt
heeft, noch dê'plaats alwaar,nog dé tydwanneer,
hetzelve gevondén werd. ' · ' »
De Gladiator^ is een der iiitmuntendile Beelden
onder de Antieken, en gemaakt döor, Vigajias van
fi:aaήde itf èeneii fland als gereed omzyn*
vyand op dat oogenblik te treiFen. Thans is het
' geplaatst in den Lusthof van Borghefe 'en men
gelooft dat het vóörheeri geftaan heeft in· de tuinen
van den Keizer Nero, te Antiumi' nit wier ver-
woêstè ^ovtrbiyffelen het öpgegravèn werd ten
tyde van Paulus den'Vyfden , dié'Paus werd in'het
De'Venus van MEDicisftaat te'Florenfen, in het
TribunaH cn is aldaar uit ROme overgebragt, on-
der het Pausfchap'Van InnocfeiitiuS 'den Elfden.
Men zegt, dat "dit Beeld by'deeze OVèrvóëring veel
geleden heeft; althans beide de dyen , en d€ beenen
éven onder de ƒ knieën, en boven het gewricht der
voeten zyn' gebroken geweest | gelyk ook het
rechter -been in het midden , en de'^ tWee' arrtien
recht orider de' okfelen'; maäf dit alles' is herfteld ,
zodanig', dat'de breuken onzichtbaaroften
minden ^ niét dän van 'zeer naby te'zien zyn. Dit
BeeldMs' kleinér'^dan' hét levêtfV'döch zó' fchoon';
ted^ï' en vleefigj dat alle 'andere daar by afval-
len. ' Hé t is van jwit, helder, en liyna^'doorfchy-
nénd marmer"en 'gemaakt, · gelyk het 'opfchriftbp
het" voetftuk'uitwyst,'Moor Cleoméhes, zoon ύάη
jlpoUodorus', van Athene. Men vindt'van deezen
Kunstenaar, alzo weinig als van Glycon, of van
j/lgaßasy by geenc der oude' SchryVeren iets aan^
geteÈtod.^ . ^r^';.·
ί'33-)
. De groep-van de Worstelaars , mede geplaatsjt
in het Tribunal te Florenfen, is van glad en blin-
kend marmer, zoodat de fchoonlieden deezer groep
niet wel dan in een fomber licht te zien zyn. De
Maaker van dien is onbekend: men zegt dat het
buiten de Poort van St. Jan te Rome gevonden is.
DeLAOCOÖNmet zyne Zoonen,befprongenwor-
dende door Slangen die zich om hunne leden kron-
kelen , is een groep van fchoon en wit marmer,
meer uitvoerig van vooren dan van achteren,
waaruit men befluit dat zy gemaakt is om tegen
een' muur geplaatst te worden: en zy ftaat ook,
als in een foort van Nis, in den hof van Belvedere
te Rome. Dit kunstftuk is door drie vermaarde
Beeldhouwers, naamlyk door jigefander, Polydo-
rus, en Atbenodorus, allen vail Rbodus, gemaakt,
omtrent 400 jaaren voor Christus geboorte. Het
werd gevonden door eenen Felix, burger van Ro-
me, in zyne landeryen, onder de overblyffelen van
de baden van Titus, omtrent het jaar 1506. Bac^
do Bandinelli heeft den rechter arm, welke aan
de voornaamfte figuur van deeze groep ontbrak,
daar by gemaakt.
Alfchoon nu deeze Voorbeelden meest te Ro,-
me en te Florenfen zyn, en men zich van dezelve
niet bedienen kan , wyl het yder , en in 't by-
zonder Leerlingen, juist niet gelegen komt der-
waarts te reizen , zo hebben wy echter hier te
Lande eenige Afgietfels van de besten derzelr
ven , en boven dien een menigte van Koppen',
Armen, Beenen, en Rompen, op de Origineelen
gevormd, en in pleister afgegooten: ook hebben
eenige kundige Beeldhouwers een menigte , eh
wel de vermaardfte dier Antieke Beelden, die ik
reeds heb opgenoemd, in 't klein naargevolgd.
•éii in pleister doen:giet?h; 'weHce, alé ^dc Van
'bekwaame groottQ'met meer Yoordeel door de
'Leerlingen kunnen gebruikt Worden daii of ze de
Origrneelen zelve t^'Rome en te Florenfen gingen
naarteekerien; wgar van eeriige öp liegt licht ge-
plaatst^ van doorfchyn^'nd marmer, en zo fpi^gel
'glad zyn dat ze de óogen verbysteren. ' ..
' Maar, voor dat de Leerling overgaa om deè-
ze Pleisterbeelden naar te téekeikn , vereischt
'de orde, ilat hy wederom met het riaarmaaken
•van Hoofden, Handen, en Voeteii beginne, waar by
in acht génoomen moet worden hetgeen ik reecis
in myne eerfte jPledevoering gezegd heb, zo ten
opzichte v^n het ^ruis ais v^ de Proportif van deezp
byzondcre deelepi, en'al het overige is hetzelfde ,
cn komt overeen met hetgeen ik vervolgens pvet
liet naarteekenen van geheéïe Beelden zeggen zal.'
Het eerile Beeld., Waar mede de ï^eerliiig,' vol-
gens myne gedachten,,beginnen moet, is deHER-
cuLES van Farni£SE , en wel om dee^é" reden ^ om
idat de Muskèlen van hetzelve meer zichtbaar 'eii
li S · . » % ·-- · t ' »Λ · -Λ ·,'·'· »· ^ .. ' I' · ■ ' · J ^ ' ' ' 'l
kennelyk zyn dan in den Antinóüs, óf in den A-
rpLLO, cti ^naiOm'gemaklyker te volgen: ook zyii
"alle deszclfs deelen" breedcr en zv^aafdef, waar
door men vermyden ?al d^e fchra^Ie eh magere wy-
'ze van teekeneh, yvaar toe dp Aj^hko!melmg hi ^en
beginne doorgaans ^vervalt, ais 'Iiem ^een beejd ,
/dat ryzige'r ep ' ipinder kennelyk ^vafi pintr is-,
voor de èerftemaal wordt yoorj^ezet.
Swl dit lj,e.el|d daii op dje lioogte dat de ^ay;?!
Wn lie^elve met het oog vaii den Teekenaar ge;-
lykkomt: want deeze Beelden zyn gemaakt 09
yerhevene ^yoetftpkken geft;el^j..|te worden, eji
vfrtp.piien huj^èo Vel^^^ be§t,
'jpcn deielvé óp äeeze'liöogte befciióuwd: anirs
' ^ is
Fr'
(
is het genoeg dat Met oog van dep Teeken^ar wa-i?
terpas met dat van het Beeld gelyk ftaat. Plaats'
hetzelve op Bodanig een Lieht, dat dag en fcha-'
duw overeenftemt met dé Teefcening, die de Mees-
teF eigenhandig naar dat Beeld gemaakt heeft j en die
door den Leerling reeds naargeteekend is. Voorts-
moet dö Leerling tiweemaai'de lengte van het
Beeld, 't welk >hy naarteekent, daar van af gaan
zitten,· of, liever, nog zooveel verder dat hy maar
eenigzins de kleine deelen met gemak kan onder-s
feheiden, hoewel het, in dit geval, noodig is dat
de afftand genóomen worde op dezelfde plaats waar
op de Meester zyne Teekening getcekend heeft.
Dus gezeten zynde, en in dien ftand, dat hy'
het Beeldden zyn Papier, waar op hy teekeneti
zal, met een opflag van^het oog kan overzien, zo
laat hem eene loqdlyn houden tusfchen zyn oog
en het Beeld, op die wyze dat de lyn doordehals?·
kuil gaat tot onder den bal vgn den rustenden
voet,'en, diergeiyke rechtftandige lyn op zyn pa-
pier getrokken hebbende^ moet hy telkens , al
fchetfende, zien , welke decïen die iyn naderen ,
of daar van afwykeq, en welk verfchil de fchou-
dersjheupen-jcn knieën met het waterpas maaken·
Dus doende zal hy he.t evènwigt van het Beeld op
eehe gemaklyke wyze leeren vinden.' " ·
Men moet den Leerling fteeds. aanmaanen om
liäardig te fchetfep, en - wel met diergeiyke vier-
kante treklfen
hebben ^ welker T£ékemhgen ^^eij byzonder die
Cait^ia^e^ by kijpdi^eit niet hooppf dan voop
epedc fchetfcn wprden aäR|e^oomen: want de
Sléchter moet 4en Lépr|ing, by |ief opteckenen
van zyne gefqhetile'%él4en ^ ^^ dpidelyk aan-
decze" vierk^te' trekkea » diè veetó ^
oi ^
-ocr page 16-C36)·
ehkundigen voör groot en meesterachtig aanzie«
noch in de Antieke Beelden, noch in de Natuur, ^
te vinden zyn, maar wel,, dat yder muskei, om-
trent zyn midden, eene zekere ongevoelige plat-,
beid heeft , die echter met/een* vloeienden trek moet,
naargevolgd worden.
Verders moet men hem een- denkbeeld trachten'
te geeven, hoe de muskelen van de deelen, die
men in het verkorten ziet, zich aan onze oogen;
vertoonen als ofze elkander overdwarsfen : en,
om dat tot het wel teekenen van deeze verkorte
deelen een byzondere trek vereischt wordt, dió.
fchielyker in en uitloopt, zó dient op dezelve met,
meer aandacht gelet te worden; dewyl, in dit
geval, alles volgens het goede oog, zonder de pro-
portie van lengte (hoewel de meeting der breed-
te dezelfde blyft) te hulp te kunnen neemen, moet
geteekend worden , en de minfte mistrek een,
groote wanital in dezelve zal veroorzaaken.
De tint van het Papier, van vjrelken kleur het-
zelve ook weezen moge, moet noch te licht,
noch te donker, zyn; maar bekwaam om te kun-
nen dienen tot de tusfchen-tint die 'er is tusfchen,
den dag en de fchaduw, opdat de hoogfels, die
men voornee mens is daar op, met ijest of ander,
wit, te teekenen, noch te flaauw, noch te.blin-
kende , zich vertoonen.
'i
Voorts moet de Leerling geleerd worden naauw-,
keurig acht te geeven op de kragt van de Schadu-
wen, Reflexiën, en Slagfchaduwen. Om hiervan
een begrip te krygen , moet hy vooronderftelien
dat de donkerheid van zyn Papier de Tint is tus-
fchen den dag en'de fchaduw; dat de Reflexiën iets
donkerder, de Schaduwen tweemaal, en de Slag-
fchaduwen driemaal donkerder moeten zyn dan de
j
-ocr page 17-grond van'liet papier, en dat de Toetien en dö
uiterfte Hoogfcls de ganfche kragt moeten hebben
van het rood of zwart Kryt, cn'van het wit waai*
mede hy teekent; metditonderfcheid nógthans, dai^
de uiterile Hoogfcls moeten gezet 'wordefi dp Mie
plaatfen, welke den kortften hoek van licht met ons
oog maaken, dat alles, hetzy in dé Schaduwen of irt,
de Reflexicn , niet eVen donker of licht is*," dat de
Slagfchadiiwen het allerdoiikei^fte -by haaren dor*
fprong zyn , en dat de donlcerfte Toets een gat of
een ganfche ontbering van licht is: hetwelk de Leer-
ling! al oefenende zal leeren zien, als de Meester'de*
moeite neemt van hem dit alles in het Pleisterbeeld
aan te wyzen. - - -
Al teekenende Zal de Leerling ondervinden hoe
noodig hem is kennis te hebbéri van Jde eerfte beginfe-
len der Perfpedief; want de deelen; welke boven
zyn oog zyn, vereifchen eeneand^eieAvyzevanArt-
feeren dan'die welke onder zyn oog zyn", hetgeen
hem duidclyk met vlakke ronden j boVen' en onder
het oog geplaatst, en naar'de regelen der Perfpec-
tief geteekend, kan geleerd worden ; * uit wélken hy
zien kan, dat de trekken boven het oog met het
rond naar boven en onder het oog met het
rond naar beneden buigen. Ook hebben de naar
ons toekomende en de van óns afwykeiide dÈelen
hunne byzondere Artfeeringen. Uit al dit bygebrag·
te moet men niet dertken, dat myne gedachten
zyn , dat de Artfeeringen, als boegen, in édn trek,
gelyk de Plaatfnyders in hunne gegraveerde Plaa-
ten veeltyds doen, moeten gemaakt worden ;'dec-
ze wyze van Teekenen is, volgens myn oordeel,
een van de onverkiezelykfte; echter laat ik den Mees-
ters hier omtrent hunne keuze viy, want een ygelyk
heeft zyne byzondere handeling , en'de Leerlingen
( 3δ )
verpligt die yan Imnne JViGcsters naartevölgenj
Als jiu 4e Lecïling dit eerJftc Beeld op hetzelfde
l^cht en ύεμζ,eitlen afftand , \vaar op deÏMeester dat
ceteekend heeft , n^arvoigt, zo moet hy telk,e.us
zich eii^ueieu op welke wyze hy de Artfeefiagen ejn
XoeUcn .V0;0,rmaals iia-ai· de tce.^cniijg vaazyii'Meesr
tergemaaltt heeft, eiUïAcliteu met diezelfde hande-
Jiug 4en Q^itiej; ey de fGh^u^en van he.tPleisterbeeld
na^r volgeij. Dit , yQQ_rzove,i· zyn geheiigeE
^Q^i^at, gedaWa ei? zyij BeeJd voltoo^idhebheixde",
mQet Ijy yerypl^en? deez,e zyiiLe teekening tegen die
• yan zyweii Meeste? ejo ie gelyk tegen het Pkister-
j3eel,d j yergelyliejiip,p dat hyzelf leere zie-n
'er aan ontbreekt, hetgeen hem ook do.or den Mees-
ter najder moet ^-aiigewezen worden.
Wanneer nu jd/? ondeiTiicIiting des Meesiei's de
©praerking van dew IfCer^ng, tojt .vermyding van zy-
iie rnjisifiagen, heeft gaande gewaakt, en alles noch
yersc^i in zyn geUei^gen , moet hy ten eevften dat
Beeld in deji eigen ilwd nogmaals naarteekenen,
en iigt geeven hy # aanmerkingen van deii
Mees,ter daav ii? )¥.a^rneen?e.
Dit een- en andermaal werkilellig genviakt heb-
bende 5 tot zpjolang dat ?yn,e te.ekjenisg van omtrek
en bejwn.del^g aan ^e deslVteestersgenoegfaam ge-
lyk is , zo zal het beste mitWel om hem te doen
vorderen zyn , dat Ji,y d:at.zelfde Beeld teekene,
zonder het Piei5terbeej4 9 Qf de daar naargemaakte
teek."?|i?gF ? te hujp $e neenien: hier door zal zyi)
geheugen verfterkt ^ror^en, d/evwyl hy van trek tot
trek zich telkens niqeten te binnen brengen waf
hy yoorhe,ei> g.em,aakt heeft, en dee^e oefeiiing zal
heiu oi)g.eyoelig een vaste zfkjerheid ii^ hetteplijeR^ea
apen verlaygen , waai: dflor hy nadephgi^d de n^t-
t:igHci4 van ίή deeze Mf^?
vinden. ' ' Als
I'
i ---f
Als het Beeld van den Hercules door dert Leel^-
ling op de voorgemelde wyze , van vooren, van
achteren , en op zyde j is naargeteekend, zo, geef
hem, vervolgens, den Antinoüs , en daar na deii
'Apollo. Dat ik deeze Beelden, en niet den La-
ocoöN, ichoon mede kentielyk van muskelen, ver-
kies op den Herculës te laäten volgen, is, om
dat de (landen dier Béeldeil eenvoudiger zyn, ert
de Leerling beter met zyn loodlyn die (landen zal
kunnen (lellen, om dus, door de oefening, wisfeif
van oog en vaster van haiid geworden zynde, over
te gaan tot Beelden van een* ongemaklyker (land;
gelyk de Gladiator; waar op ik als dan zoude
laaten volgen de Venus vanMedigis ; Welk Beeld ^
hoewel eenvoudig van (land , zodanig een omtrek
heeft, dal de Leerling alle de voorigen wel eerst uit
het geheugen mag geteekehd hehben, eer hy in (laat
zal zyn hetzelve , met de daar toe vereifchte ze^
kerheid en vloeiendheid j te kunnen naarvolgen.
Voorts moeten, na de Standbeelden, volgens den
rang , dien ik daar in verkies, komeil de Groe-
pen van de Worstelaars , en van den Laocoön met
zyne Zoonen.
Onder alle deeze zo evengenoemde Pleisterbeel-
den munten voornaamlyk üit de Gladiator, ende
Groep van den Laocoön met zyne Zoonen, die door
den grooten t'rancisqiie de Qjiesnoy gemaakt zyn ,
van wien verlcheidene Beelden, naar de Antieke ge-
volgd, in Pleister uitgaan; bchalven een menigtei
ändere Werken van zyne eigene vinding, waar in hy
de Antieken zeer naby komt, ja welke hy zelfs te
boven gaat in het verbeelden van Kinderen.
Aan het naarteekenen van alle deeze Plcistergiet-
fcls kan de Leerling met vrucht zyn' tyd beileeden ,
en ^ zyn dc dagen in den winter te kort, laat hem
C 40 )
des avonds het Lamplicht gebruiken; maar, .om-
dat dit al te kantige en fcherpe Ichadiivvcn en ilag-
fchaduwen veroorzaakt, kan het op deezc wyze
verzacht worden: Men beplakke een raam met het
allerdoorichynendst en dunst postpapier , zonder
hetzelve met oly of vernis te beilryken , en zette
het tusfchen het-Lamplicht en het Beeld, wanneer
men zien zal dat het de ichaduwen en ilagfchadu-
Aven verzachten , en alles zicli vertooncn zal als
of het door een daglicht gedaagd wierd.
, Ttisfchen beiden moet de Leerling zich naarftig
oefenen in de Anatomie, en het beste Anatomie-
beeld, dat In Pleister uitgaat, by gedeelten, en
van alle zyden, naarteekenen , opdat hy de plaat-
fen en gedaanten der Muskelcn wel leere kennen;
en als hy, onder het naarteekenen van de Antie-
ken , begint te twyfelen, welke Muskei het is die
zich vertoont, moet hy telkens het Anatomie -
beeld te baat neemen , hetwelk hem zekerlyk een
groote vordering in die kennis zal veroorzaaken.
Dewyl het niet wel mogelyk is , dat de Leer-
ling een begrip kan maaken van al het nut dat hy
uit deeze oefeninge;iu het vervolg trekken zal, en
zelden zyn geduld zo groot is om ieder Beeld van
vooren , van achteren, en op zyden, zo dikmaals
na elkander, en eindelyk uit het geheugen, te
teekenen, moet men hem zyn uitfpannig doen zoe-
ken in het beichouwen van goede Prenten en Tee-
keningen van Meesters, die in de Teekenkunst
hebben uitgemunt, en in het Leezen van Boeken,
die den Schilder noodig zyn, gelyk de Herfchcpping
van Ovidius, de Eneïs van l^irgiims, en diergely-
ken, waar in hy de meeste Perlbnagiën , welker
bceltenisien hy naarteekent, en hunne daaden, bc-
ll'hreven zal vinden; eu dewyl het zeker is dat wy
C4I)
' nltoos een denlibeeld vormen, ναπ ck geftatte v£iii
den Held of de Godheid die ons befchreven wordt,
zal het den Leerling tot nut en vermaak zyn als de
Meester hem aantoont , dat de gellalte van deeze
Antieke Beelden .volkomen overeendemt met het-
•geen wy by de Poëeten van hen leczen,en hun ge-
heugen zal daar doorte leevendiger het denkbeeld
daar van bewaaren.
Mogelyk verwacht men dat ik , by deeze gele-
genheid 5 ook fpreeken zal van de onderfcheidene
Proportion deezer Antieke Beelden; doch dewylik
van gedachten ben, dat dit, tot nogtoe, voor den
Leerling van weinig nut zoude zyn , omdat dee-
ze Proportiën te onderzoeken en tc kennen meer
het werk is van vergevorderde Meesters, en wel
voornaamlyk van Beeldhouwers, dan van Leerlin-
gen , die zich op het leeren der Schilderkunst toeleg-
gen ,· zo zal het, myns oordeels, voor deezen, genoeg
zyn zich zoolang by de reeds door my opgegeevene
Proportiën te houden , totdat zy bekwaam zyn tot
het faamenftellen van Historifche Ordonanticn, waar
in aan de Beelden , naar het voorbeeld der Antie-
ken , zekerlyk onderfcheidene Evenredigheden ,
overeenkomilig met huiine jaaren en waardigheden ,
moeten gegeeven worden- Veele voornaame Schil-
ders hebben zich vergenoegd met ilegts een eenvoudi-
ge en geniakkelyke Proportie te kennen, en het onder-
fcheid hunner Beelden te weeg gebragt, volgens het
denkbeeld hetwelk zy verkregen hadden door het be-
Ichouwen en naarteekenen der Antieke Beelden zelve;
en niettegenilaande het beter is de onderfcheidene E-
venredigheden volgens vaste regelen te kennen, zo is
,het echter eene waarheid, dat het zonder eene pnein-
.dige moeite niet wel mogelyk is naar deeze vaste rege-
' leu te teekeneu , omdat de maaten van lengte en
ί i. " . C 3 . brjied-
breedte, hoe naauwkeurig en verfcheiden dezelv«?
ook weezen mogen, niet anders dan op zekere ken-
baare deelen kunnen gefield worden, en alle deeze
tusfchenplfiatfen, gelyk ook de deelen welke voor
ons oog verkorten , en zonder welke geen Beeld
eenige bevalligheid hebben kan , volgens het goe-f
de. oog y zo noodzaaklyk in de Schilderkunst als
het gehoor in de Muzyk, moeten geteekend wor-
den : hetwelk zo niet is met de Beeldhouwers, die
?ille de deelen van hunne beelden meeten kunnen;
waar door ook het fpreekwoo'rd onder de Kunste-
naars gekomen is „ dat de Beeldhouwers de Pasier
„ in de hand, en de Schilders dezelve in het oog,
„ hebben moeten."
Is het nu een waarheid dat geen Menfchelyk
Ligchaam, zonder eene oneindige moeite , naar
vaste regels kan geteekend worden , en moeten
echter alle deszelfsj deelen ichynbaar evenredig
niet het geheel zyn, zo is het ook een Avaarheid,
dat het oog des Leerlings zich hier aan al vroeg ge-
wennen moet, gelyk hy ook, door het menigvul-
dig naarteekenen deezer Beelden , daar aan onge-
voelig gewend" zal worden , door dien alle de de^-
leniniet alleen evenredig maar ook altoos in den-
zelfden iland'zyn; waar door dc Leerling gelegen-
heid heeft om alles op zyn gemak te kunnen fchet^
zen,, en herfcherzen , zoolang tot dat hy den rechten
trek daarvan heeft: hetwelk naar het beweegbaar
menfchelyk ligchaam niet wel doenlyk is, niet alleen
om dat hetzelve onevenredig is, maar ook om dat
de deelen, en byzonderlyk die , welke wy verkoit
zien, telkens voor ons oog veranderen; want het
is niet mogellyk dat een Mönsch lang in één fland!,
hoe'gemakkelyk dezelve ook fchyne , blyven- kan ,
zonder dat deszelfs deelen eene merkelyfe^ vePande-»
lijig^ Yoor ons oog gndergaan, Hc^
( 43 )
• is Öih' iillè deezé by^cbragte ïcdentn,^ datik
het liaartéekenteii Van d'êeze Antieke Beelden 20 nut-
tig vóöï den Leerling oofdeelé te zyn, en diï oor-
deel· ik niet iilleén, maiir de groótfte Meesteis, êii
\Vel voornaiitti'lyk dfc \mn Rome cii van FloréiWen
zyïv altoos dit gevoelen geWéêst, eh' hadden
eene uitneeiiiende lioogagti.ng voor dezelve^· ge-
lyk méii die óok al van onds daar νόοι* gehad
hcéft ten tyde dér krieken éii RönVcinén toéh al-
lervVegén eéïi vcrbaasicji-.dc menigte dier Beelden gé-
vondën wei-d ; hetvvélk blykt iiit veëlé plaatreü dér
veVmanrdile Schryvers onder de Ouden,- gélykdus,
onder andéieii, Omdm de fchoónhéid vaii den Cêiï-
tatir Cyllai'iis, voor zo verre hy mensch was^,- vef-
gelykt by dié dér Standbeéldien, eii Pbilostratus om-
trent op dezelfde wyze fpreekt van de fchoonheid
van Euphorbus en van Achilles*
En moÊt mén geen hoógagtlng voordeezeKunlst-
ftiikken hebten, als \vy door een iiaauwkeurigon·
dei'zoek bevinden' dat niets fcliooner en eveitredi-*
in'de ganfchc Natuur ge vonden wordt ? té meer als wy
daarenboven weeten wat moeite en arbeid die oude
ISiéest'érs liebbén aangewénd om tot die volmaalct-
héid in de Kunst te geraaken , waar van ik flegts
t\vee voorbeelden zal bybrengen; het eene van den'
vScliilder Zeuxu^ toen voor de Agrigentiners de
vermaarde Hcidiia zóudö fcinldercn om in hunneii
Tempel te ftellen'; hy zocht, uit de fchoonfte
Dbchtérs van huil Land, riiéthaaretóèilémminge,
vyf van de allerfchooniïe, liaar welker byzonde-
rë féhoóne deelen hy zódanig een evenredig fchooii
Vrouweiibb'ékl fchi}derde,dät het altoos van dèKurist-
kenners möt dé gröotile vérwonderinge geroemd
wierd. Het arider voorbeeld iä van den Beeldhou-
wer Fótyclstüs, van \Vi(iu vérliaald wordt, dat hy
(44)
vcrfcheidene natuurlyke Modellen gebruikte , om
één enkel Beeld te vormen , waar in hy eene zo
volmaakte evenredigheid bragt, dat het, metalge-
meene toeftemminge van Kenners en Kunstenaars, de
Regel genaamd wierd, en altoos gevolgd is gewor-
den van dengeenen die zich poogden bekwaam te
maaken.
Hoe inoeilyk dit onderzoek ook moge geweest
zyn, zy werden daartoe in ftaat gefield en aange-
fpoord door de groote belooningen en eere welke
zy van hunnen arbeid ontvingen, en dewyl het ge-
bruik en de Godsdienst der Heidenen de Beeldhouw-
kunst noodzaaklyk maakten , zo hebben ook dc
Kunstenaars , en byzonderlyk de Beeldhouwers,
gcene andere Studie noodig hebbende als die hun
dienen kon tot het maaken van Beelden , al hun
vernuft en bekwaamheid , endenganfcheu tydhuns
levens, kunnen beileeden aan het naarvorichen van
de ichoonheid en evenredigheid van het MenichC'
lykLigchaam; en te meer hebben zy naar eene vol-
maakte evenredigheid getracht in het maaken van
Afgodsbeelden, om niet alleen zichzelfs by de Go-
den daar door aangenaam te maaken, maar ook om
het Volk achting en eerbied voor deeze Beelden iu
te boezemen - waar door zy aanleiding kreegen om
hunne denkbeelden te verheffen tot een bovenmen-
ichelyke Ichoonheid, welke zy, door eenlangduu-
rig en naauwkeurig onderzoek , bevonden voor-
naamlyk te beftaan in eene evenredige faanienvoe-»
ginge van de allerfchoonile deelen der Menfchelyke
Natuur, om daar door zodanig eene evenredige vol-
maaktheid te vertooncn , die eigen was en over»
epnkwam met de geftalte, waardigheid , en maje-
ileit der Godheid, welke zy wilden verbeelden,
U al dif bypebra^te ^en bcwys van dc oneindigQ
inoeN
-ocr page 25-(45 0
moeite en arbeid, dien de Kunstenaars van die ty- .
den zich gegeeven hebben om tot die vohiiaaktheid te
, geraaken, zo is het ook niet buiten reden dat dee-
ze Beelden ten allen tyde de hoogagting van alle
Kunstkenners hebben weggedraagcn , en Avel voor-
naamlyk van de Schilders en Beeldhouwers van Ro-
me en Florenfen, welke hun voordeel met dezelve
wel hebben weeten te doen , en ook daar door de beste
Teekenaars, boven alle anderen,geworden zyn: want
na het jaar 1250, om welken tyd de Schilderkunst
in Italië eerst |Weder te voorfchyn kwam , nadat
dez^ilve ettelyke achtereenvolgende eeuwen genoeg-
iiiam verlooren was geweest, heeft deeze Kunst»
zoolang men de Antieke Be'elden, waar van wy fpree-
ken, nog niet gevonden had, geduurende den tyd van
soo jaaren, geen' aanmerkelyken voortgang gemaakt;
maar wanneer men naderhand dat kunstig Beeldwerk
van onder de Puinhoopen der Antieke verwoeste Ge-
bouwen , van tyd tot tyd, weder te voorfchyn zag ko-
men5toen hebben de Kunstenaars, door het naarteeke-
nen, en het verftandig onderzoeken naar de fchoonhe-
den en evenredigheden van dezelve, de Teekenkunst
tot zodanig eene hoogte gevoerd, dat zy altoos de
volgende eeuwen tot verwondering ftrekken zal.
De Meesters, die het meest hebben uitgemunt,
en door het naarvolgen der Antieken een verheven
fmaak van Teekenen magtig zyn geworden, hebben
eenige jaaren voor, en na het jaar 1500, gebloeid.
De voornaamile van dien zyn geweest Lionari
dai^inci^ Micbel Angela Buonarotti , en Rapbaöl.
Sanfio da Urbino: en alhoewel deeze Meesters, zeer
kundig in veele andere weetenfchappen » en van
een doordringend oordeel waren , is het evenwel
niet te denken dat ze tot dien trap van kennis ooit
^OViden gekomen 2yn, zo ze in een ander Land ge-;
r
< 46 !)
boreli waren geweest, en het vóórdeel van de An-
tieke Beelden te befchouwen gemist hadden; het#elfc
h\i\!it^m Alhert Buret ^ Nèiirêmi>érg , dié lïi
zélfden tyd ais de gemeldé Méesféirs zynö Kunst
geoefend heeft, èö Van #ién P'äfftri, een Floreli-
tynsch Schryver , die het leven der Schilders bé-
fchreVen heeft, getuigt, dat hy tiiogelylt de béste
to Schilders zoude geweest zyii , zq hy in Italië
geboren was, eii zich naar de Antieke Beelden, die
men in Rome ziet, geoefend had.
Men zou gevoegelyk hetzelfde van Lucas mn
Leiden kunnen zeggen , een' man van groote be-
kwaamheid , en niet minder naauwkeurig in de uitf-
voeringe; maar noch^lMri Dwrir , moh Lucas van
Leiden, welke groote veraio^ns zy ook tot de
Kunst bezaten, hebben ooit verder kunnen koöleli
dan tot de eenvoudige naarvolging van de Natuur,
zodanig als dezelve zich aan hunnö oögen , met al-
le haare onevenredigheden ,· vertoonde; omdat zy
'in de Landen , waar in zy woonden^ of gfeweest
zyn, en waar in de Gotthifche fmaak alom de over-
hand had, niets vonden ^ dat in ftaat was hunnen
geest gaande te maaken en teverheflentotdie denk-
beelden van fchoon, waar toe de Beeldhouwers van
Griekenland , door eenen langen onafgebroken voort-
gang van Kunst, en door dien de latere Meesters:
telkens wat voegden by het geene de voorig'e reeds
gevonden hadden , verzeld van alle de voordeden'
die ik rfeeds hebbe bygebragt , eindelyk van tyd tot
t|yd gekomen waren.
En alfchoon Alben Durer denzelfdeii weg iniloeg
welken de oude Meesters gehouden hadden met de
Menfchelyke Natuur? te onderzoeken ^^eii daar uit de'
beste evenredigheden op te fpóoren,gelykblyktuit
zyn Boek van de Proporiiën des Meiïfchelykén Lig-^
chaams ^
-ocr page 27-Gliaams, hetwelk hy nagelaten heeft, zo is dit echter
geen werk van een' eenigen mensch, of van eenige
weinige jaaren maar hiertoe worden ettelyke eeu-
wen, en alle de gelegenheden en voordeden, welke de
oude Meesters gehad hebben, vereischt; waarom het
veiliger is, zich van den>arbeid der Ouden te bedienen^
gelyk de Schilders van Rome enFlorenfen gedaan heb·'
ben. Dit hebben'niet alleen degeene, die ik reeds
genoemd heb, gedaan, maar ook alle de volgende,
wellte in de Teekenkunst hebben uitgemunt; waar on-
der de Caratfen geene der minften geweest zyn, en by-
zouderfyk Annibal Carats, die, te Rome komende,
door het naarteekenen der Antieke Beelden zo krach-
tig in de Teekenkunst gevorderd is, dathy,zowcl
als Raphael eri MicbelAngelo, elk ten voorbeelde mag
gefield worden: en het geval, welk hy met zyn* broe-
der Augustin te Rome had, bewystduidelyk,dathy
deeze Beelden niet fiegts ter loops , maar wel met alle
aandacht, naargeteekend, en in zyn geheugen geprent-
liad. Tc Aveeten, Augustin Carats, die ^behalven dc
Schilder- en Plaatfnykunde,welke hy oefende,ook an-
dere Weetenfchappen en de Dichtkunst beminde,
nam eens het vermaak van, ten aanhooren van eenige
Schilders en Leerlingen, uit het fchool der Caratfen,
te fpreeken over de fchoonheden derAntieke Beelden ,
welke jiy, toen eerst te Rome gekomen zynde, reeds
iiaauwkeurig befchouwd had'; byzonderlyic fprak
hy over de Groep van den Laocoön , die in den Hof
van Belvedere aldaar te zien is , pryztnde de diepei
weetenfchap der Meesters, in het verbeelden der
kenteekenen eener hooge geboorte, en van den waar
ren ilaat waar iil Laocoön eil zyne Zoorten , door
Slangen befprongen, zich tér dier tyd bevonden,
Zyne aanmerliingéii waren daaromtrent, dat het
Beeld van den LAocoön niet zo kennelyk en zwaar
gpmuskeld was als de Hercules va n< F α r-
' Ν
Λ·
(48 )
ε s ε, om dat Prins Laocoön , Priester van Αροί-
lo zynde , geen' ruwen noch moeilyken arbeid
gewoon, ook niet zo fterk en zo fors vertoond had
kunnen worden als Hercules , noch ook de gedaante
hebben van oenen Aiollo , dcwyl het menlchehr-
'ke ligchaam zekerlyk meerder fterkte om de nood-
zaaklykheden van het leven te verrichten noodig
heeft dan een jeugdige Godheid, welke met eene
meerdere bevalligheid moet verbeeld worden; maar
dat dit Beeld volmaaktlyk een welgemaakt Mensch
van eene hooge geboorte vertoonde , en volkomen
overeenilemde met het karakter van een' man van jaa-
ïen, waarin de natuur die vólle frisheid van muskeien,
eigen aan jonger jaaren, ecnigzins ontrokken heeft:
tiat de pynlykheid , verfpreid door het ganfche Lig-
chaam van de voornaamfte-Figuur, de fchoonheid
geen' hinder doet, en de uitdrukking der fmerte daar-
in zo fterk vertoond is als een mensch by mogelyk-
heid bekwaam is te gevoelen : dat alle de leden daar
^iichtbaar van aangedaan zyn , tot zelfs de uiterften ,
gelykdeteenen i die geweldig zyn opgetrokken; en,
eindelyk, dat de fchrik, vrees, iriroeilieid, fmert, en
wanhoop op de weezens en in de bewegingen van
de Ligchaamen van deeze drie Beelden wonder
kunstig uitgedrukt te zien zyn.
Op deeze'wyze befchreef Augmtin Carats de.
fchoonheden van deeze Groep; maar merkende dat
zyn broeder Annihal weinig aandacht hiertoe ver-
leende, en hem daar ο ver berispende, Annibal^
geraakt door dit verwyt, een iluk houtskool, en
teekende , op den wand van het vertrek waarin
zy ter dier tyd vergaderd waren, met een' uitneem
menden kunstyver en'meesterlyke trekken, den
wanhoopenden Laocoön en beide zyne Zoonen,
met de kronkelende Slangen en alle de andere by-
zonderheden, uit zyn geheugen, zo gclyk aan de
(49)
Groep als of hy die voor zich hadde gehad. WaiK
neer nu dit door de omilanders met verwoiideringe
beichouwd, en naar waarde geprezen werd, zei-
de hy tegen zynen Broeder 5 al fchimpende, 5,Dich-
„ ters Schilderen met woorden , maar op deezc
wyze fpreeken de Schilders."
Laat dit bygebragte voorbeeld van Annibal Ca··
rats u aanfpooren, ö jonge Leerlingen in de Kunst,
xim den moeielyken arbeid ^ welken gy in het naar·
teekenen der Pleisterbeelden ontmoeten zult, met ge-
duld en volftandigheid ten einde te brengen. Ik heb,
naar myn vermogen , getracht deeze oefening voor
UI. gemaklyk te maaken. Dat deeze myne Lesfen u ten
nutte gedyen, en zo de yver onder den arbeid mögt
vcrilaauvven, zoekt|dien weder op te wekken door de
overdenking van de vermaardheid der Mannen, die,
door deeze oefening, grooter Meesters in de Kunst
geworden zyn dan anderen , welke dit verzuimd
hebben. Al den roem, vvelke de Schilders van Ro·'
me en Florenfen boven anderen .verkregen hebben,'
zyn zy aan de Studie naar de Antieke Beelden ver-,
fchuldigd; want al het uitmuntende in hunne Schil-
deryen beilaat genoegfaam alleen in het geene van de
Teekenkunst afhangt; zy'hebben weinig kennis van
het Coloriet gehad, en nog minder van het Licht
en Bruin. Zelfs An7iibal Carats, die in Boulogne ge-
boren was, en te Parma in het Coloriet, naar de Wer-
ken van Corregio, en te Venetië, naar die van Titiaan,
zich geoefend had, verminderde, te Rome komen-'
de, in dat gedeelte der Schilderkunst, naar maatc
hy, door het beiludeeren der Antieke Beelden,
toenam in het wel Teekenen; en echter werd hy toen
in het algemeen voor grooter Meester gehouden dan
wel voorheen ; waaruit blykt, van welke waarde de
Teekenkunst gehouden werd. Het Coloriet j-onder-
'fteund
-ocr page 30-C^O) ,
fteiiiid van een welgeplaatst Licht en Ëruin, maakt
de Schilderyeu aan kundigen en onkundigen behaage-,
lyk; maar 'bet heeft geen beilaan op zichzelve: dé
Teekenkunst moet eerst de gedaanten trekken, en
is daarom ook het allerwczenlykile gedeelte dei
Schilderkunst , hoewel ook het allermoeilykfte om
te leeren ; mnar ik durföl. verzekeren, dat,alsGy
deeze Studie van het Teekenen naar de Pleisterbeel-
den met lust vol voert,en Uzelven in ilaat fielt om,vol-
gens het voorbeeld van Jnnihal Garats, de Antieke
Beelden uit uw geheugen te kunnen teekenen, en als
Gl. u te gelyk béyvert om de Anatomie te ver-
liaan, en de Proportiën, welke ik, in nlyne eerile Re-
devoeringe, heb opgegeevèn, van buiten kent,dat GI^
als dan in dit allermoeilykile, maar ook allerwezen-
ïykile gedeelte der Schilderkunst groote vorderiiigcit
lïiaaken zult: gy zult de Natuur met ganschaudere
oogen beichouwen , met oogen welke door de^ze
oefening gewoon geworden zyn aan de eyemWdiglie-
den der Antieke Beelden; enuweTcekeningen,die
Gl. in het vervolg naar het leevendMenschbeeldtee-
kent, zullen Meesters, die v^nhet Antiek weinig werk
maaken, befehaamen^ Alle au dere deelen der Kunst
zullen, na deeze oefening, voor UL gemaklyker
te leeren zyn; maar deeze zal u moeilyk vallen en.
fomtyds verveelen: weet echter, dat deeze arbeidde
grondilag is der gebeele Kunst; tra cht, Uzelven,daii
aan te fpoorpn om eens den naiim van groote Kuns-
tenaars te verdienen,: en is deeze billykc eerzucht
zo fterk dat het UI. de modlykhedeniii^ het leerej?
der Teekenkunst kan .do^ii overwinnfii,, z© zal het
Ïiiet .misicn of GL zyJt^pw gewenspht ppgm^rkbe^
reiken, en eindelyl^ grDötß Kunstenaars gßmmtji
worden , weliger rpfm jiltops i^i^t ty^lyH-
gaat.
Ik heb gedaan.