-ocr page 1-

VADERLANDSCH GEVOEL.

:i]

-ocr page 2-

6

r

VADERLANDSCII GEVOEL,

β ij de

BESCHOUWING der TENTOONSTELLING

VAN

S C Η I L D ·Ε R IJ Ε Ν,

van nog in leven zijnde

JNEDERLANDSCHE MEESTERS;

in den jare I818.
DOOR

HENDRIK MEIJER, junior.

voorgedragen in hec
DEPARTEMENT LETTERKUNDE,
van het gezelschap:

oefening in wetenschappen, te haarlem.

Te HAARLEM, bij
De IVcd. A. L O O S J Ε S, Pz,

μ d c c c x v111.

-ocr page 3-

'k Zing, in den lof der kunst, den lof van 't vaderland.

HEL Μ Ε R S.

-ocr page 4-

VOORBERIGT.

Tiet Dichtßukje, hetwelk ik het puhUek aanbie-
de ^ is deszelfs geboorte verfchuldtgd aan de he^
fchouwing der Tentoonßelling der Kunstwerken van
nog in leven zijnde Nederlandfche Meesters, bij-
zonder die der Schilderijen.

Verfchillend Vi/aren de gewaarwordingen^ wtlke
bij mij ontßonden, bij het befchouwen van zoo vele
en velerlei voortbrengfelen van kunst en fmaak;
voortbrengfelen, die met eikanderen fchenen te
wedijveren naar deii prijs der voortreffelijkheid.
Meermalen rees bij mij de bedenking, hoe het mo'
gelijk ware ^ dat in tijden van algemeenen druk
en ßavernij^ als welke
Europa, en bijzonder ons
Vaderland ^ heeft beleefd ^ zich de menfchelijke
geest tot zoodanig eene hoogte konde verheffen en
zich zoo veerkrachtig ontwikkelen^ als ^ behalve
meer andere vruchten van wetenfchap en fraatje
letteren^ de twee laatße Tentoonßellingen van Ne-
derlandfche Schilderkunst ^ en wel bepaaldelijk de
allerlaatßc ^ die gewisfelijk nog in ieders geheugen
levendig tegenwoordig is, getoond heeft; en ik
vond daarin het bewijs voor de heerfchappij der

A3 · vrij'

-ocr page 5-

vi ν ο ο Ii B E Γν I G Τ.

»

vrijheid op den menfchelijken geest ^ die zich In
denzelven dan eerst op het krachtigst Ρ'χ gt te
handhaven, wanneer algemeene of bijzondere on-
derdrukking haar hare regten op denzelven be-
twist ^ en alle zuilen van menfchelijke zelfßandig-
heid poogt omverre te rukken.

Vreemd kan het derhalve niet fchijnen, dat,
van al die gemengde gewaarwordingen, de Vader-
lündsliefde bij mij den boventoon ßoeg^ daar de
voornaamße ßukken^ op deze laatßeTentoonßelling^
onzer befchouwing aangeboden ^ uit de Vaderland-
fche gefchiedenis genomen zijn^ en zulke tooneeleti
voorßellen^ als welke de eer der Hollandfche Na-
tie het fchitterendst doen uitkomen; te meer^ daar
dezelve door de onderfcheidene kunßenaars, in al
den glans der waaj-held ^ met al de kracht tevens
der Goddelijke Dichtkunst(want^ wat is Schil-
Ij derkunstwel begrepen^ anders dan Poëzij zijn

voorgedragen.

Γ'

Η

JVie, toch^ heeft aan het ßerfhedde van Neêr-
lands
Redder, door de meesterlijke hand van w.
mol gefchilderd^ geßaan en geen'' traan geßort
op dat offer voor de vrijheid.^ door de flavernij
geßagt ^ en niet als door eenen godsdienßigen ijver
ontgloeid.^ bij hetzelve als voor het altaar des Va-
derlandsgelijk eenmaal
hannibal tegen de Ro-
meinen^ onverzoenlijken afkeer van de Franfchen

Wie

gezworen Ρ

-ocr page 6-

■ ν ο ο R Β Ε 11 I G Τ. νΐί

Wie heeft de voorßelllng gezien der ver'dedl^mg
des
Vierfprongs, door den Prins van Oranje, en
zijn heldenheeld ^ zoo trejfend daarin afgemaald^
door het onnavolgbaar penfeel van den Ridder
piENEMAN, en heeft geen heldenmoed in zijn hart
voelen ontßaan met den wensch: Och! ware ik
hij dezen veldßag tegenwoordig geweest I — En
wie heeft zich, bij de hefchouwing des zeeßrijds
voor
Algiers, door baur gefchilderd^ niet terug-
gedroomd in de eeuw der
trompen, en den naam
van CAPELLEN niet met dankbaarheid uitgefpro-
ken, als dien van den eerflen herßeller van de
. eer der Hollandjche vlag en van haar gezag op
den Oceaan., nadat wij onze ßaatkundige zelf ft an-
digheid hebben teruggenomen? —

Geen wonder derhalve, dat de hoofdtoon in mijn
Dichtftiikje Vaderlandsch is, niet alleen van den
kant van deszelfs heldhaftigheid en krijgsroem,
maar ook van de zijde van deszelfs huisfelijke
deugden en landelijke zeden, welke door de krach'
tige zoowel als bevallige penfeelen van eenen
brond-
geest,
VAN der kooy, MiCHAëLis, VAN os en an-
dere lofwaardige kunßenaars , zoo meesterlijk zijn
voorgefteld geworden.

Meer moeite echter heeft mij de zamenßelling
dezes Dichtftuks gekost, dan ik bij den aanvang
vermoedde te zullen snoeten hefteden; niet alleen
wegens de flechts oppervlakkige kennis, welke ik

Α 4 van

-ocr page 7-

vm V O O II Β Ε Γν 1 G Τ.

van de Schilderkuust in het algemeen hezltte,
(waarin ik echter door de voorlichting van kundi-
ge kunstvrienden hen geleid geworden') maar ook
en vooral^ omdat de eenheid diende bewaard te
worden, in een tafereel^ waarin de mengeling van
fterkere en zachtere kleuren zooveel gevaar deed
loopen, om dezelve uit het oog te verliezen. Of
mij nu deze poging gelukt zij, moge het oordeel-
kundig publiek beflisfen.

Verre zij het van mij ^ dat ik door de hijzon-
dere terugwijzing op fommige fchilderftukken, de
i ongenoemde voor minder verdienftelijk wil ge-

houden hebben; integendeel zijn er onder dezelve
vele ^ welke der kunst en alzoo derzelver vervaar-
digers eere aandoen. Echter was het van mij
j! niet te vergen van allen melding te maken en al-

I zoo een berijmden Catalogus te geven: de aange-

wezene vloeiden of onmiddellijk of ZIJdelings op
mijn plan in., en gaven aan mijne ftemming hare
voor naam ft e leiding. — De ft ukken van Mevrouw
de la tour, welke in mijn Dichtftuk bijzonder
uitkomen mogen als eene foort van Epifode aan-
gemerkt worden. Hoe men ook over deze kunstge-
wrochten moge oordeelen, op mijn gevoel hebben
dezelve zooveel invloed gehad., dat ik mij niet
heb kunnen bedwingen., den toon van hunnen lof
lager te ftemmen; terwijl hij ook die Kunstenä-
resfen ter eere klinkt., welke., behalve deze vrou%\

zicii

V' i

u

?

-ocr page 8-

ν ο ο Pv β £ 11 I G Τ. IX

zich ten wedftrijd hehhen aangegord; en ik wil
de vraag niet beantwoorden, of het onbedorven
gevoel^ bij den eerften blik op iets fchoons ^ in be-
weging gebragt ^ ook geene [tem in den ftaat der
kunften zoude hebben^ dan of eerst eene befchou-
wing^ door de ftrenge cesthetica geleid^ moet be-
flisfen, of zoodanige kunstvoortbrengfelen op het ge-
voel mogen werken Ρ - I/et gadeloos fraaije

miniatuur-portret ^ volgens de lijst der kunstwerk
ken toegekend aan
alexander de la tour (^je ne
decide poinc cntre
Geneve' ec Rome /), zal hier wel
eene uitzondering maken.

In het vak derportraiten ^in den fmaak onzer oude
SchilderJ'chool ^ is veel goeds geleverd: onder dezelve
munt het portrait van H. K. IL Mevrouwe de
Prinfesfe Douarière van
Oranje-Nasfau, van cels,
nit^ gelijk ook verfcheidene van hodges en de

lelie.

Onder de ftadsgezigten onderfcheiden zich de
ftukken van Hendriks, verheven en westenberg.
De kaars- en lamplichten van meulemans en
wonder zijn zeer verdienftelijk. De fchilderijtjes
van
ruytenschildt kenfchetfen den Meester in
zijn vak^ van wien het jammer is^ dat hij zich
tot geene uitvoerigere ftukken verledigt» Ook zijn·
ons de vorderingen van den Heer
oberman zeer
in het oog gevallen. — Zeer bevorderend inzon^
ierheid voor den Hollandfchen Schllderroeni is
de

Λ toe-

-ocr page 9-

χ ν ο ο 11 Β Ε Ρχ I G Γ.

toenemende [maak voor het historiek vak ^waarin^
behalve de in het Dichtftuk voorkomende^ de Heeren
wolf en DAvisoN verdienftelijke bijdragen geleverd
hebben. IVenfchelijk ondertusfchen blijft het^ dat

zich de Hollandfche Schilders meer en meer op

i·.·

het bevallige en welftandige zullen toeleggen,
waartegen in fommige ^ anders niet onverdienfte-
lijke Schilderijen ^ wel eens gezondigd is.
— Hag-
bolts
boet [eerfels zijn fraai en beloven, in dit
vak^ veel voor de toekomst.

Maar, ik wage het niet, met eenen ongewijden
voet, den tempel van het fchoone dieper in te tre-
den , om aanwijzing van uitmuntendheden te doen,
tiit vreeze, dat misfchien het fchoonfte onder het
fchoone door mij worde voorbijgezien; en laat
deze taak liever over aan kief eher kunstkennis en
wijsgeeriger penne. Meer zal het mij vereeren ,
indien de zwakke toon van mijne Her, aan de
Schilderkunst toegewijd, eenigzins har er waardig
heeft gekloiiken, en mij alzoo het regt worde toe-
gekend, om, gelijk
correggio , bij de befchouwing
van een der meesterftukken van
rafacl, uitriep:
„ Ik ben ook een Schilder Γ''-zoo bij de befchou-
wing dezer verzinnelijkte poëzij te mogen uitroe-
pen : 5, Ik ben ook een Dichter Γ -

Μ.

Hanrlem, ■ - >

October, 1818.

V Λ-

-ocr page 10-

VADERLANDSCH GEVOEL.

't J s hoogtijd! — Zangfter! fpan de fiiaren,
. Lok zilvVen toonen uit mijn lier!·?
Reeds ilijgt de wierook van de altaren,
Ontgloeid door
phcebus godlijk vier;
Een priesterfchaar ontfluit den tempel :
Genaak met eerbied toe zijn' drempel,
Want ieder tred drukt heilig land. ■ ,

Θ

Bewonder — ja! aanbid 'er 't fchoone'; ^
En wie 'er zich gevoelloos toone,
Hij ftrekt het Hollandsch' bloed tot fchand.

Ge-

-ocr page 11-

i8 VADERLANDSCil GEVOEL. .

Gelei mij, Genius der Kunilcn !

Uw luister licht' mijn fchredeii voor:
O fmake ook ik uw liooge gunilen!

Geen teug ga hier voor mij te loor!
Moog' 'k in een' wellustilroom 'mij baden,
Hier, waar aan 'skunstnaars grootfche daden,

Ik Hollands ouden roem herkenn' —
En, waar die roem zich fier ontwikkelt,
Voele ik, door de eigen kunst geprikkeld,
Dat ik ook Nederlander ben.

Wat kracht ontrukt mij aan mijzelven ? —

'k Voel naauw den grond, waarop ik fta! —
Een Godheid zweeft in deez' gewelven,

't Zijn wond'ren, die ik gadefla! —
Ontvoerd aan 't mij beperkend heden,
Dwaal ik door de eeuwen van 't verleden.
En ilrengel ze op deez' liond in één:

O

'k Zie Neerland, brekende zijn kluister;
'k Zie Neerland in zijn' Koningsluister;
'k Zie Ne'-rland kind en man met één.

1

ii

Stroom

-ocr page 12-

VADEllLANDSCil GEVOEL. i;

Stroom mij met diibb'lcn gloed door de aders,

O eerbied voor het voorgeflachc I —
Bij 't zien op 't oiFer eens verraders.

Het bijgeloof ten zoen gebragt.
Schrei — kniel aan Vader
Willems fponde: (i}
Vang op den bloeddrup uit zijn wonde, · r

Als vrijheids dierbaarst onderpand;
Ai! kus die hand, die boeijen breken,
Dien mond, die ftervend nog kon fmeeken
Voor 't arme volk en 't Vaderland.

■4

Ja, Vader! 't volk, waarvoor ge eens bloedde.

Heeft weêr zijn kinderregt aanvaard,
Dat ons geflacht, in euvlen moede.

Voor zich ten vloek eens had verklaard,
't Gevoelt weêr de oude teelt te wezen,
't Genaakt uw tombe (2) zonder vreezen.

En hangt 'er zijn laurieren op :
't Komt uw geflacht 'er hulde zweren,
Daar 't uw gebed heeft zien verkeer^n
In' vloek op 's Franfchen
gengis kop.

Be-

-ocr page 13-

^14 VADERLAND.SCII GEVOEL.

1

Bezwiilk uw godlijk kunstvermogen,
Torrentius ! met gerards lof;
Vernis met waarheidsglimp de logen;

Wij' 't dood'lijk lood, dat nassau trof!
Al wordt die lof uit heefche longen,
Het bijgeloof ter eer gezongen,

Hij tuigt van 's Spanjaards valfchen aard;
En 't fchelmiluk, dat ge, als deugd, durft achten,
Blijft, in het oog der nageflachten,

Het. wufte hart eens Franschmans waard.

Maar 'k juich! — Gij moogt weer adem halen,

Mijn Vaderland! zoo lang bekneld > ■
Van meer befchaafde Kannibalen, " > - '

Ten doel aan moordlust 'en geweld. · ■
Moog' 't vloekgedrogt, zijn boei ontkomen, ;
Nog eens, u voor zijn' klaauw doen fchromen.

En dreigen Neêrland met den val;
De Vierfprong ziet uw'
tfieseus naderen;
Hij is 't/^ie, waardig 't bloed der vade-ren, -
Den Minotaurus Aagten zal. - ·' ^

t

Staar,

ί;
r

f.·
ι,

Ι;

m

-ocr page 14-

VADEllLANDSCil GEVOEL. i;

Staar, Mufe! ilaar, oranjes glorie.

Hier, door de kunst vereeuwigd, aan! (3)
Hem fiere de palmtak der victorie,

In nassaus oude heldenbaan.
Daar v^ruifen
mavors lieldenvederen,
En moed en wraak in zijn gelederen;

Zijn oog blinkt als de morgenftar.
'c Ros briescht en fchuimt van oorlogswoede,
En fchijnt meer fier dan 't fpan te moede
Voor
fredrik hendriks Zegekar. (*)

Wat fchrikbre drang ! wat gruwbre flagting ! ■·

Hoe zwelt de wraak in ieders borst! —
Wat fiere zelfsgevaarverachting,

O Nederlanders! toont uw Vorst! —
De dood werpt, als 't vertrapte koren,
Ontelbre lijken in de voren;

Mengt bloed en modder onder één;
Brult, in herhaalde donderflagen:
Maar, wie één' ftap moog rugwaarts wagen,
Oranje , ο Belgen! doet 'er geen. —

't Is

C^) Van joRDAENS, op de Oranjezaal , in liet Paleis in het Bosch,

m

-ocr page 15-

i8 VADERLANDSCil GEVOEL. .

't Is groot voor 'c viiderland te derven,

Dien grond te heiPgen door zijn bloed:
Zijn graf zal geen laurieren derven.

Al kraakten ze op geen helm of hoed.
De naneef zal zijn' roem waarderen,
Zi'n nagedachtenis vereeren;

Hem biedt hij wierool^ op 't altaar:
En bij het zegenend vermelden
Der deugd van zijn gevallen helden.
Noemt hij ook u, ο
stevenaer!

O dag van bloed, gehuld in 'c duister!

De zon onttrok u haren glans:
Maar de avond zag, met dubb'len luister,

Op Hollands Veldheers zegekrans.
Hij ilreed, en 't luipaard van Brittanje
Ontkomt, met d'ad'laar van Germanje,

Den ilrik, dien hun de heerschzucht fpant;
Zijn moed weêrilaat geweldenaren. —
Zoo keert een dam het woên der baren.
En hoedi; het fel bedreigde land.

Uw

^-.ΔύίϋΜΐΜ

-ocr page 16-

VADEllLANDSCil GEVOEL. i;

Uw onnavolgbaar kunstvermogen,

O pieneman! verheft mijn' geest;
De erkentnis zal die kunst verhoogen,

r

En 't dankbaar volk beloont u 't meest,

/

Oranje, aan 't hoofd der zegeftanders
Van onverwonnen Nederlanders,

Herkent elk aan 't gelijkend beeld.
Daar ziet men Nederlands verwachting,
En aller liefde en aller achting
Wijdt ieders hart hem onverdeeld.

Zoo ftond aan 't fpits der Griekfche helden,

In Poecilé, zijn deugd ten loon,
De fchrik der Marathonfche velden,

In 't Kunsttafreel, voor 't volk ten toon. —·
Elk burger rept de vlugge voeten,
Elk wil
MiLTi-ADEs begroeten.

Hem 't dankbaar hart ten offer bién;
Elk kent hem — ziet zijn oorlogszege: —
En, weergekeerd, klinkt allerwege:
Ik heb
MiLTiADEs gezien! —

Β Ver-

!

-ocr page 17-

i8 VADERLANDSCil GEVOEL. .

Verhaal, ο jeugdig Held! van 'c ilrijden.

Waarop Europa heeft geilaard;
Dat Neêrland moest voor 't juk 'bevrijden
Of redd'loos doen vergaan van de aard'.
De roemzucht moge uw tong ontkluisteren:
Verhaal van Waterloo C4) — wij luisteren:
Zeg, hoe 'er 't Gallisch heer verging —
Hoe! — waan ik niet uw ilem te hooren? —
Kunstrijke vrouw ί gij ilreelt mijne ooren
Door künftige begoocheling.

■i

; * Sla, fla met dubb'le kracht, mijn harte!

Rijs hooger in mijn ruime borst!

r-

Welk ook in kunstgevoel u tarte,
j Geen mint meer zuiver land en Vorst,

j Wij' zich de veder der historie,

; Wij' 't kunstpenfeel zich aan hun glorie,

Waarvoor een Franfche dwingland valt;
Mijn lier, wat roems penfeelen fchonken,
i Heeft ook in \ heldenhart geklonken (*),

Λ

En 't kriigsroer in mijn hand geknald.

Ver-

f': C*) 7Ae mijne Krijgsfpoorc cn Faderlatidsch Gevoel, 11118140111815

' : uitgegeven.

I!
if

m

II

-ocr page 18-

VADEllLANDSCil GEVOEL. i;

Verhef, ο Zee ί (5) u uit uw kolken ! —■ '
Vrij is voor Neerland weer uw baan:

4

Al jaagt ge uw baren tot de wolken,

'k Hoor heur gebrul met blijdfchap aan.
Gij ziet geen hongerige gieren
Meer langs uw vrije ilranden zwieren,

Beloerend Necrlands waterleeuw;
De zeeilaf, eens zijn' klaauw ontwrongen,
Heeft weer zijn roem met kracht voldongai;
Voor ons herrees der
trompen eeuw.

Wien geldt die fcheepsilrijd, die mij 't harte

Met huivring en ontzetting flaat ? — ^

Wat drijft die diepe groef der fmarte,

O NEREUS! op uw kü gelaat ? —
Capellen komt u regt verfchaiFen,
Den trots van vuige roovers ftraiFeil,

Verhef uw fchuimend hoofd met moed! —
Zie hem zich 't fpoor ter zege banen ,
En rukken Mekka's halve manen '

Gefchandvlekt neder in uw' vloed. (6)

Β 2 Uw

-ocr page 19-

i8 VADERLANDSCil GEVOEL. .

Uw krijgsroem doet mijn' boezem zwellen,

O eeuw van glorie en van licht! —
Op 't noemen van uw' naam,
Capellen !

Staat RUITERS fehim voor mijn gezigt.
Hij fpreekt: „ de fchande is afgewasfchen:
„ Ik wil, dat Neerland op de plasfen,

„ Weêr als gebiedend Vorst verfchijn' —
„ Het zij in rang nu nog de tweede,
„ Haast zal het weer, op zee en reede,
„ Brittanjes mededinger zijn." —

Wat vriendlijk lachje lokt mijne oogen
Van
mavors bloedig ilagveld af? —
Wat zacht gevoel heeft mij bewogen? —

O Schilderkuiist! uw tooverftaf.
Gezwaaid,door teedre vrouwen vingeren,
Kan mijn gevoel en denkkracht ilingeren.

Daar "t fchier mij tot aanbidding voert! -
O
de la tour! bij al de fchoonheid,
Die hier uw kunstpenfeel ten toon fpreidt,
Laat gij geen zenuw ongeroerd.

i ,

'L

Ii

i?

Mi

ι ■

h

-ocr page 20-

VADERLANDSCH GEVOEL. 21

Is 't mooglijk, dat een vrouw ons \ fchoone,

Dat naaiiw' zich 't fijnst vernuft verbeeldt,
In 't heerlijkst vrouwenbeeld vertoone,

Daar 't wuft met mannenharten fpeelt ? .—
Zij — fteeds naljvrig op haar kunne,
Die fchaars den palm eene andre gunne,

Stijgt zij, door kunst, zoo hoog in glans?,..
Ja! de eeuw der kunilen is geboren;
En onder
phcebus uitverkoren'

Draagt ook de vrouw zijn' lauwerkrans.

O Kunstnaar, die het poogt te treffen

Dit hartvermeesterend gelaat! —
Hoog moet uw kunstkracht zich verheffen:

O kwam u rembrandts kunst te baat!
Maar neen, het fonklen van die oogen,
Den breeden vorm dier wenkbraauwbogen,

Dien boezem, ilechts door 't gaas begluurd.
Te fchild'ren, dat zij ons bekoren,
Gewis, die poging is verloren.

Zoo amor zelf 't penfeel niet iluurt. (j)

Wae

Β 3

-ocr page 21-

".«υΛΙΙ,ΊΗΙ,

22 VADEllLANDSCIi GEVOEL.

Wat fiere houding! — Ja, gij boeit mij,

O Beeld! aan uw bevallge leest:
Dat drijvend, lagchend oog ontgloeit mij;

Die wenkbraaiiw fpelt een' edlen geest.
Wat fchoone mond, waarop de kusjes
Gezeteld zijn in dartle kistjes! —

Ai! zie die groefjes in die wang:
Dien blanken hals — dien vollen boezem,
Beflrooid met liefdes malfchen bloefem,

Waard', dat ze 'er Goden aan ontvang'.— (8)

Zoo met penfeel en verw te tooveren ,

't Geen ons natuur zoo zeldzaam biedt;
Door kunst de harten te veroveren

Voor 't geen het oog zoo zeldzaam ziet —
Een Vrouw, zoo fchoon als eens in Eden
Een fcheppende almagt voort^ deed treden,

Gemaald te aanfchouwen, door een Vrouw,
Wie twijfelt, of zij van de Goden
Niet een der hooge dischgenoodtlen,
En PHiEBus gunstling wezen zou? —

Wie

-ocr page 22-

VADEllLANDSCil GEVOEL. i;

Wie ftijgt daar, als op ad'laars vleugcleti,

In 't licht, naar 't nooit gedachte fchoon?
Wie is hij, dien geen Hof kan teugelen? —·
^ O DE LA TOUR! het is uw zoon ! — (*)
Daar drijft een fchepping voor zijne oogen.
Nog ongezien — zij duldt zijn pogen;

Hij brengt 'er 't fchoonfte uit naar beneêni
En wat geen fterflijk oog aanfchouwde,
Wat nooit penfeel aan 't doek vertrouwde,
Staat hier, in verw, op 'c elpenbeen 1

Haal, cytheré! uw' luister onder.

Hier prijkt het godlijkfle ideaal; ^
Praal,
zeuxis! op 't paneel uw wondef,

Hier blinkt het in een' zonneftraal!
Een vonk aan 't leven zelf te ontftelen,
Die aan zijn verwen meê te deelen,.

Daar 't oog het fchoonst geftaag befpiedr..,.
Ja! voor 't bezield albast gezeten,
Moog' zich
PYGMALION vergeten,
Maar meer gelukkig was hij
liiet f

Waar-

co Zie het Vooibeiigt, bl. IX.

Β 4

-ocr page 23-

24 VADERLANDSCH GEVOi^L.

Waarheen voert mij uw alvermogen,

O Schilderkunst! — Ik zie mijn' voec
Met ilof, met puinilof, overtogen,

O grijze Tiber! aan uw' vloed,
't Paleis der
cezars ligt vertreden.
En zij verfchopt, die aangebeden,

Gevierd zijn van een fiddrende aard';
Hier, waar
jupvn moest hulde ontvangen,
■ Volgt nu, in ilatige ommegangen,

Een priesterfleep den kruisilandaard, (iq)

Waan niet de lieve aanminnigheden

Alleen te boeijen aan uw' boord;
Ze ontgord'len ook haar blanke leden

In INederlands arkadisch oord.
Ook 't Y verheugt zich in haar glanfen;
Daar heeft, in ilingerende danfen.

Haar 't oog van kruseman befpied; (ii)
Daar mögt hij flem en fnaar beluisteren .
Zoo liefelijk als Zefirs fluisteren

Door 'c raaisch gebloenite aan Amilels vliet.

Wie

-ocr page 24-

VADEllLANDSCil GEVOEL. i;

V/ie fchuldlooze eenvoud moog' misprijzen,

Mijn Vaderland! gij roemt er op.
Voorvaderlijke zeen en wijzen

Voert hier de fchoonc kunst in top.
Durve een verfranschte vrouw het wagen,
't Kind, eenmaal onder 't hart gedragen,

Te werpen in een' vreemden fchoot;
(Geen tijgerin was ooit verwoeder!)
Schouw hier, ontaarde! (*) op deze Moeder (12}
En leer uw' pHgt, van fchaamte rood.

Ja! bij zoo onbedorven zeden,

Daar hemelt huisfelijk geluk: (13)
Hoe vaak door tegenfpoed beftreden,

Het wiel — de fpinrok bant den -druk (14),
Daar voelt het hart geen nooden knagen,
Die naauwlijks twee paar fchouders dragen,

Gedrukt door noodeloos beheer;
't Land boet met ieder' dag zijn zorgen, (15)
En de eerfte lichtftraal van den morgen

Schiet, onfchuld! op uw beeldtnis neer. (16)

(*) Niet op die moeders, welke de natuur zelve belet hare pHgren
te vervullen, mnar op dezulke, wie vreemde zeilen en ecne laakbare
zinuelykheid zulks verbieden, past deze uicdrukking.

^ Β 5 'O

-ocr page 25-

i8 VADERLANDSCil GEVOEL. .

O Ilerfscmaand! fchiid uw graaitwe haren,

En maal ons 't fchaduwbeeld van 'c graf;

Beroof geboomte en bloem van blaären,

En ruk pomona's oofukrans af. —

i

Wat nood? — de kunst zal wond'ren telen:
Zij roept de lente en haar gefpelen

In feestgewaad terug op 't land. —
Zie· -- riek die bloemen; fmaak die vruchten,
Die teelt van lente en zomerluchten,

En dank ze aan eelkama en brandt. (17)

O zoet herdenken van 't genoegen,

Dat eens een bhjde jeugd mij bood,
Toen 'k air, wat mijn begeerten vroegen,

Natuur! in uw gebied genoot! —
Ja, 't vol genot van al die weelde,
Die me op uw' grond,
0 Veldzigt! ftreelde

In 't zoo bekoorlijk 's Graveland;
Roept uw penfeel mij in 't geheugen.
Biedt nog, door kunst, met volle teugen.
Van os! me uw meesterlijke hand. (18)

No^

-ocr page 26-

VADEllLANDSCil GEVOEL. i;

Nog fmaakt de melk mijdaar gedronken,

In 't land, bij 't rijzend morgenrood,
Als mij, in 't klaver neergezonken,

De melkfter.in een nap die bood. (19)
'k Zag menig koetje 'er van ontlasten;
'k Mögt menigmaal me *er aan vergasten.

Zoo, zoo ter uring uitgedrukt.
En nu, in mannelijke jaren,
Op die tooneelen nog te ftaren,
Zie daar,
van os! wat mij verrukt.

'k Heb daar de v^entling der faizoenen

In kommerlooze rust beleefd;
'k Heb daar het hoog.geboomt' zien groenen.

Wanneer de Lente 't veld doorzweefd';
'k Heb daar, met gouden korenaren
Gekroond, den Zomer om zien waren;

De Herfst fchonk van zijn' fehat me een deel;
De Winter zag me op de ijsbaan glijden,
En al de vreugd dier jaargetijden .
Vernieuwt me
, ο schelfhout ! uw penfeeh (üo)

Ver-

-ocr page 27-

VADEllLANDSCil GEVOEL. i;

Verhef ii, Oudheid! op de gunilcn,

Zoo ruim u van de Goóii bedeeld: ^
Ook Neerland dient den God der kunilen,

Wiens geest ook in zijn telgen fpeelt.
Ga voor
apelles lauw'ren plukken!
Moge u PARRHASIUS vcrrukken!

CORREGGIO en RAFAëL: —
Hier zien we, in hoofts en hugo's wezen
Den geest van
phidias herrezen,
In 't kunstgewrocht van
gabricl. (ui)

Ja! Hollands kunstroem is volkomen;

't Grijpt in den wedftrijd naar den krans;
De Merwe, 't Spaarne, en 's Amilels zoomen

Omfchijnt des Tibers reine glans.
Wie vreemden lof ten zang moog' kiezen,
Ik zal me in Hollands lof verliezen;

Wie is 't in roem en deugd gelijk ? —
Eer fmoor' mij de adem in de longen,
Eer worde 't leven mij ontwrongen,
Eer ik in Hollands lof bezwijk! —

Die

-ocr page 28-

VADEllLANDSCil GEVOEL. i;

Die lof klink' van uw' heldenzetel,

Oranje ! heel de wereld door!
Verga, wie roekloos en vermetel,

Afgunilig dezen lofzang ftoor'! —
Klein moogt gij zijn, ο erf der Vaderen!
Wee, wie u ooit met fchimp durft naderen.

Wee, wie niet om dien moedwil bloost! —
Ja! 't nakroost zal het eens doen blijken,
Dat Holland is, van al de rijken,

In Helden en in Kunstnaars 't grootst'.

O

-ocr page 29-

ta^lb

Zie de LIJST der KUNSTWEPvKEN.

(i) i8i. Van w. mol, te Haarlem.
c2) — 133. — J. jelgerhuys, rz., tc Amflcrcïmiu
cs) — 3c<5. — j. w. puneman, iii 'sHage.
(4) — 258. — Mevr. de la tour, te BrusfeL
"237. n. schotel, te Dordrecht.

Cs) — 239» - M. SCHOUMAN , tC ---

310. — j. h. koekoek, te Middelburg.

(6) — 26, — N. BAüR, te Harlingen.

(7) — 259. — Mevr. de la tour, te BrusfeL
C8) — 260. — Dezelfde, als ook N°. 263.
Cp) — 264. - alex. de la tour, te -

(10) — 148. j. a. knip, te Amfterdam.

(11) — 157. - C. KRUSEMAN , tC--

(12) — 153. — w, b. van der kooy, tc Leeuwarden,
Cl3) — i58eni7i. Van a. en j. de lelie, te Amflerdam.
(14) — 49. Van a. brondgeest, aldaar.

C15) —" 125 — 127. Van j. hulswit, aldaar.
(16) — 195. Van
l. b. owmeganck , te Antwerpen.

—. A. j. BRANDT, tc Amflerdam.
72. — E. j. EELKAMA, te Parijs.

(18) — 200en201. Van p. g. van os, te ''sGraveland.

(19) .— 199. Van denzelfden.

(20) — 229. - a. SCHELFHOUT, in "sHage.

(21) — 77, .— p. j. GABRiè'L, te Amflerdam,

KONSvHiSïOiv.^c;·!